Skip to main content

Full text of "Kortbondig Vertoog der beyder Godgeleerdheyd, zoo der aangeboorene als der geopenbaarde"

See other formats


KORTBONDIG VERTOOG 

SER BEYDER. 

GODGELEERDHEYDr 

ZOO DEK 

AANGEBOO RENE 

A L S D E H 

GEOPENBAARDE, 
Nevens een Aanhangzel van den oorfprong en van d§ 

noodzaaklyke kentekenen der gefchilkn onzes tyds. 
Dewiu! 

Ten tmtte van 'tgemeen heeft uytgegeven 

SALOMON VAN XI h 

JLcermeefter der H. Godgeleerdheyd , en Hoog-leeraar derzelver in de 

vermaarde Hooge-fchool van Nederlands LEYDEN, en 

dcswlvs QPPER-REGENT dies tyds, 

& N T. e REV S. 




TE DORDRECHT, 



By DIRK GORlS|Boekverkoopcr. Anno 171a. 



AAN DE EDELE HEEREN 

DEN BEZORGEREN 

<DETR VERMAART>E 

HOOGE-SCHOOL 

VAN 

HOLLANDS LEYDEN. 

Hr. JAKOB. VRYHEER van WASSENAAR. 
HEERE vanObdam. Hensbroek. Wochmeer. Sj>ier~ 
dyk. Zuydwyk. Kernchem. Twikkelo. Lage. enz. Eer- 
fie Lid der Ridderjihap van Holland. Ridder van den 
Olifant. Algemeen Overjie d^P^ree%tgt Nederlands 
Ruytery. Stadsvoegt der fterke vefting 'sHertogenbos. 
Buytengewoone Gezant aan de magtigfte Koningen van 
^Poolen en Truyjfen. Aan den 'Doorlugtigften Keurvorji 
van Hanover , en nteer andere Vorften des TSuytfehen 
Ryks. enz. enz. 

Hr. HUYBERT ROOZENBOOM, Regtsgeleer- 
de. Heer in 'j Grevelsregt. Voorzitter in den Hoogen 
Raad van Holland en Zee land. Voorhenen ernftigStaats- 
volmagtigde in de Hoog-Kerkelyke Vergadering van 
Zuyd-Holland. enz. enz. 

Hr. HERMAN vanden HOONERT. Regtsgeleer- 
de. Oud-Borgermeefter der St ad Dordregt. Afgezon- 
dene in de Ed. Mog. Vergadering der Volmagtigde Raa- 
den van de Ed. Groot-Mogende Heer en Staaten van Hol- 
land en Weftvriejland. T>ykgraav van den Alblajfer- 
waard. enz. enz. 

** En 



En derzelver 
A M T G E NO O T E N 

De Voortreffelyke en Wyze 

H E E R EN 

'* $[a verjchydene Eer-amten , zoo in den Haag en Am- 
fieldam f ah Oud-Borgermeejleren , bedient 
te hebben , nu wederom 

BORGERMEESTEREN der Stad LEYOEN. 

Hr, KOENRAAD RUYSCH. Regtsgeleerde* 

Eerfie Borgermeefter. 
Hr. JAKOB • V ROMAN. 
Hr. .ARNOLD WITTENS. Regtsgeleerde. 
HrVjOH^?Neb®lS4AN, Regtsgeleerde. 

En den Deftigen 

Hr. J.OHAN yanden BERG. Regtsgeleerde. Oud- 
Borgermeefier. Afgezpndene ter Ver^adering van den Ed. 
Mog. Raaavm Staaten der Vereemgde Nederlanden tot 
het Bewimd der Oorlogzaaken. T)er Voortreffelyke 
Hooge-fchool-be&orgeren Geheym-fthryver. 

ET ZYN NU TWEE JARENV 
Edele Voortreffelyke en Hoogwyze Hee- 
ren , dat ik tot den Stoel der Hooge- 
fchool van Neerlands Leyden verheven,, 
di Bedininge , welke ik door U-lider 
goedwilhghyd bekoomen hebbe, zooveel 
in my is hebrgetragt met waardighyd te 
In de openbaare keffen heb ik de Zmingen 

van 




v&ryken 



<P <& R A G T. 

van Jeza'ias, den VoortrefFelykflen der Voorzeggeren des 
O. Teft. , hem Goddelyk vertoont , zonder ophouden ont- 
leed. In myne bezondere Huys-leffen heb ik , behalven 
de ontknoopingen der Hailige Schrivten en andere , di 
den Leerlingen als met de hand ten Kerkelyken Predik- 
ftoel opleyden , ook de leerftukken en grondregelen der 
Godgeleerdhyd zoo der aangeboorene als geopenbaarde , 
dagelyks open gelegt en ingefcherpt. Maar nu koome ik 
het oogpunt myner laatfle oefening , ten dienft der Leer- 
zugtigen met den Druk gemeen gemaakt , aan aller oo- 
gen onderwerpen , niet ichroomende der Geleerden on- 
derzoek. Nademaal deeze Bladeren de eerftehngen van 
onzen Hooge-fchoolfchen arbeyd behelzen , en blykbaa- 
re getuygeniflen onzer regtzinnighyd zyn , opgevende, 
waar uyt afgemeeten kan word en, welke grond-leeringen 
wy den tedere gemoederen der jeugt inboezemen : zoo; 
eyfte de zaak zeiv , dat deeze yooi:iJ,slid#fevuurjrehaar* 
Edele Voortreffelyke Heeren ,. verlchynende , zig on- 
derwerpen het oordeel der gener , wien het toeftaat des 
Lands-ichools zaaken in agt te nemen , en hoe een ige- 
lyk in deeze Batavifche Hooge-fchool zyn aanbevolen 
ampt betaamelyk waarneemt „ te befchouwen.. Als God- 
geleerde Leeraare ik de Godgeleerdhyd uyt de H. Schriv- 
ten geopenbaart , zoodaanig dat ik nergens van de Leere, 
in de voorfchrivten der regtzinnighyd bepaalt , afwyke } 
maar de Leerftukken der Hervormde Kerk tegen alle on- 
regtzinnigen getrouwelyk verdedige ; zoo als een ider 
blad getuygen zal. De aangeboore Godgeleerdhyd voege 
ik daar by, om de uytgeftrooide gerugten onder het volk 
tegen te gaan „ als of di weetenfchap onder ons agter de 
bank verfchoven lag: ja ook op datdeUytlandersuytdee- 
zen onzen arbeyd verftaan mogen , tot hoe verre dezelve 
uytgebreyd word voordgezet, en binnen wat perk by 

3 ons. 



T <D R A G T. 

ons befloten. Pog ik heb dezelve afzonderlyk van de ge- 
openbaarde Godgeleerdhyd onderwezen , om dat ik oor- 
deele datze afgezondert behoort verhandelt te worden, 
zynde ik geheel vreemd van beyder vermenging. Voor- 
waar deeze vermenging van bey den , heeft den voorzig- 
tigen , als vef werring baarende , mishaagt, bemerkende 
datze beyde op hunne yge beginflelen , di voor elk genog- 
zaam,zyn , fleunen , en alzoo elk op hunne ygene wiken 
konnen dryven ; en dat de weetenfcfaap , welke de aan- 
geboore Godgeleerdhyd leeraart , zoo verre van het ge- 
ioove, 'twelk'de H. Bladeren hunne toehoorderen in- 
fooezemen , verfchilt , datze op geenen eenen zetel kon- 
nen plaats houden. Di vermenging heeft ook den Ed. 
Grootm. Heeren -Staaten^van Holland en Weitvriefland 
aoodaanig mishaagt , datze dezelve met een byzonder be- 
fluyt afgekeurt hebben. Want aldus bepaalen zy in 't jaar 
•k(^6.A<e^i^ia<sk^^damgezi€n alle konfien en weetenfihap- 
pen , en overzulks ook de Godgeleerdhyd en Wysgeerte , 
haare bepaalde omtuyningen en per ken hebben , di hunygen 
zyn > en binnen dewelke zy elk , om verwerringe te ver- 
Myden > moeten befloten blyven , op dat niet de eene in des 
miderens akker overjpringe : daar.om loft en en bevelen wy, 
dat de fioffen en vraag-ftukken , dewelke aan de Godge- 
leerdhyd ygen en alleen door openbaaring uyt het Hailige 
Woord van God kenlyk zyn , alleen den Godgeleerden zul- 
len overgelaaten worden; als zynde geheel verfchyden van 
di vraag-ftukken , dewelke uyt het aangebooren ligt , door 
behulp der rede •', konnen en moeten onderzogt en gekent 
worden. De Schoolfle Godgeleerdhyd heeft van beyder 
vermenging hunne Leere begonnen , en is tot mataiolo- 
gian, of tot eene idele Redeneerkonft uytgefpat : uyt dit 
beginflfel is genogzaam ontfproten , dat zommigen , te 
vfiel op hunne ygene redeneringen verzot , haare Wys- 
geerte 



O 5P T> R A G T. 

geerte gemaakt hebben tot eene Uytlegfter der Schriv- 
tuur ; of ten minilen dat di gene » di op de Godgeleerd- 
hyd toeleggende en door de lievde om Wysgeerig te re- 
deneren verrukt , de bewysredenen uyt de Schrivtuur ge- 
trakken , byna verwaarlooft hebben : welkers fcherpzin- 
nighyd yndelyk totfmaad en veragting der H. Sehrivtuur 
uytgeloopen is. Waarlyk de aangeboore Godgeleerdhyd 
moet met de geopenbaarde verge! eken worden , om te 
doen blyken , dat deezes waarhyd ,- met de waarhyd der 
rede , niet ftrydig is , maar daarom moet egter de aan- 
geboore weetenfcnap niet in de geopenbaarde ingedron- 
gen worden ; op dat de Leerlingen net beginflel der rede 
met in gelyke waardighyd met net beginifel des geloovs 
koomen te houden : want het getuygenis van 't Goddelyk 
Woord , baarende het geloove in een Chriften Mens, 
kan alleen de vlottende menfielyke redenering in toom 
houden , en , tegen het gelooy aig,s^i*e^Me v gevafi- 
gen leyden onder de gehoorzaamhyd des geloovs. Ik be- 
ken wel dat de vraarhyd enkelt en eenvoudig is , noch 
jneer noch min toelaat , en datze in het ingefchaapen ligt 
van God ingegeven , ook met de geopenbaarde waarhyd' 
den zelvden God , di noch hgen noch bedrigen kan , tot 
Stigter heeft : zoo kondge daar uyt niet wettelyk befluy- 
ten , dat beyder Leere evengelyke klaarhyd heeft : orh 
dat men agten moet , dat onder de verfchillende Wys- 
geeren Gods Godfpraak , tot befliffing des gefchils , daar 
by en tuflen koomen moet, en di in zaaken van verbor- 
gentheden dingen daar bj voegt, welke de Rede niet be- 
reyken kan. Door 't geloov overdenken wy dingen waar 
op de Rede min bedagt is. Het heeft zyne nuttighyd on- 
derwezen te worden hoe verre de Rede ons opleyd , en / 
alwaar di ons begeevt , een onderwys ter hand te hebben I 
tot beteugeling der verdorve redenering ; het welke ons; \ 
\ . ■ • Werkjg... ^ 




O <P <D H A G T. 

WerkjepOogt aante wyzen : en hoe de Godverzaakers, 
de Spinoziiten en Vrygeeften onzes tyds de ingefchaapene 
kundigheden zoeken te verderven, welke men denmond 
moet Inoeren , op dat de eenvoudigen , door haare be- 
drieglyke konftgrepen , niet verflrikt worden , ten ynde 
onze Godgeleerden wel toegerait en wel gewaapent mo- 
gen ypor den dag koomen.pm Jiaare bedrigeryen te kon- 
nen .yerydelen. Wat nut ik nu met beyder Godgeleerd- 
hyd onderfchydene verhandeling toegebragt heb , geve ik 
over aan U-lider en aller oordeel ', di van vooroordeelen 
ontdaan zyn. Eftt betuyge ik even wel dat onze Godge- 
leer4hyd vreedzaam is , niet met flekelige doornen bezet* 
inaar met bewysredenen wel toegeraft , om der dwaalin- 
gen fprmgader opregtelyk te ontdekken , en aan nimand 
een gevoelen buyten zyne meening aantygende. De ge- 
ppenbaarde Goqgeleerdhyd is voorhenen door di van 
&&4fmtiiemmtMt9 i m .gepsezeik, en geagt geworden, 
in korthyd uytvoerig , in Zl^fajfogkfagtig » tnfakarte 
Jiylklaar , infehikking mew , en datze nimands werk be" 
hoevt te wyken. Indien nu hier U-lider toeflemming , E- 
dele, Voortreffelyke , Hoogwyze Heeren, bykoomt, 
zoo heb ik een fpoqrflag pm , tot grooter dingea aange- 
moedigt , met des' te; fnellef en wakkerder ; loop :, gefyk 
begonnen heb , voord te rennen , my vernoegende den 
yoornaamfte Mannen behaagt M hebben. Ondertuffen 
bidde ik God , dat hy U-liden ten nutte van Vaderland 
en Hooge-fchool lang voorfpoeaig. en gezond bewaare* 
di ben U-lider^ 

SALOMON VAN TIU 



5 P I- 



S P I G E L 

VAN 

GODS BEELD 

WAAR NAAR DE 

MENS GESCHAAPEN IS. 

Vcrtooncnde uyt d'Aangeboore en Geopenbaarde 
9 Rede , hoe verdorven dat Beeld in den 
Mens is , en hoe te herftellen zy. 



AikJ •>BB«T.'! 




r Aan den Waarhyd en Deugdlivenden Hezif , 
in floats van een Vooygeregt toegedient. 

)\ hier v in onze Moeder-taal , Deugdminnende Lexer \ twee 
ikortbondige , dog overkeurige verhandelingen , van de 
Acmgeboore en Geopenbaarde Godgeleerdhyd : en dewyl goede 
•™ _ J Wyn t gelyk men zegt , geenen Krans noodig heeft , zoo 

U./,W<V« zal hct hier genog zyn , flegs blootelyk te zeggen , dat de 
vermaarde'Heer, SALOMON VAN TIL, Hoog-leeraar der God- 

Seleerdhyd in de Hooge-fchool van Neerlands Leyden , dezelve in't Latyn 
efchreven heeft. Nademaal nu deeze myne Befpigeling over 't Godde- 
lyk Beeld , naar 't welke de Mens van God gefchaapen is , poogt te ont- 
dekken , hoe dat Beeld, door den zonden-val des cerften Mens , Adam , 
in hem en allc zyne Nakoomelingen gans verdorven is , en naar het Beeld 
des tweeden Adams, JezusChriftus, te herftellen zy, uyt dezelvde fpring- 
bronnen , de aangeboore en geopenbaarde Rede, haaren oorfprong af- 
leyd : zoo zal dezelve , myns eragtens , niet onvoegzaam tot een Voor- 
berigt alhier ^iogen voorgcftelt worden , wyl zy , met alien aandagt wel 
pverwogen , kortclyk flegs de grbhden aantoont der afwyking van di.plig- 

'"'** ' -;..•-.,■ .... tcni 



STIGEL VAN GOVS BEEDD IN "DEN MENS 

ten , dewelke het redelyfc fchep^zel aan zynen Schepper verfchitld is ; en 
hoe het zelvCdoor Gods ingefchaape en geopenbaarde Rede , van de ver- 
dervelyke lievde tot zigzelven , en van de begeerte tot de fchepzelen afge- 
trokken, en wcderomtot de Wettige -lievde van zynen Schepper, tot wel- 
kerseere en heerlykhyd de Mens gefchaapen is , gcbragt moet worden. 

In Aioz.es %cheppjfigboeh het eeffe Hapfdfluk verjf. i6. en 27. worden dV 
Ehai Ptooon^iv ii| .hit eariig.Goiddyk Wezen als tot elkander iprekendc, 
en den anderen als opwekkende , , ingevoerd. Ende God zjeyde .-■' Laat ons 
menjfen maaken , n'am tnzjen beelde , nam onzje gelykenife. Ende God 
fchiep den Mens naar z.ynen beelde , naar den beelde Gods fcbiep, hj hem, 
Dewyle nm dit Beetd, naar't welke God den Mens gefchaapen heeft, door ' 
de ongehdorzaamhyd van A^daftv , in henr-j «i alk zyne Nakoomelingen 
gans verdorven is , zoo dat het ganfle Menfdom geheel en al van Gods ge- 
ifieerifefattp. TterYlrSEttd Cnlvetftefcenwas:- ^ot welkf^vriadich^ dang€e« 
Mens weder gebragt kan worden, daii di met den H. Paulus , in den Brieve 
aan den Kolofferen , Hoofd-deet]. vers 10. kan zeggen, Ik heb mngedaan 
den nitven Mem , ii verxiewt ivWdtet ientiife naar het evenbeelddes ge- 
nen , di hem gefchaapen heeft. Waar op wy dan onze befpigeling kateiv 
volgen j aldus, 

•■frtt* : ' : f0^^Mf^mi^b^^zwd& ;een.yolin^akt Denkend Wezen,: 
werkzaam door een onyndig VewaftW'eW'WS '"; y vind men , zoo vcrre her 
yndige met het onyndige te vergelyfcen is , in ome rt& of geeft , di 00k 
eendenkend Wezen r . dog yndig- en bepaak s is, mede werkzaam door. 
¥«rftand en WiL\',.;:,V',' ..'•.,,,,-.;'.; .-.-^ ' -. 

-.;. §, av rtk Bfeekl; dan, van God^ . 'di/O^chha^n^ryk en mmai^n oflaf- 
^del^isi r ';^^ienvpkttifie. fliet £evo&den nocfi begrepea wodien ia 
God lets ai^fct^-zyn', ' dan het befeaen van zyn volftrekt en eaiyndig re- 
delyk Ver&and en Wil > volmaakteJyfc uytdrukkende alle zyne Hevtighyd , 
MiPeugden. ■ % t ..■.' -•■,-..■,,,■ 

§.2. Dat so dit ^rf/Lwn&bd 9 naar fot%#<le eerfteMens, Adanty 
is eefehaapeu gevfceeft, jiia^e^kpancn jg*fegen zyn in het wezen -van 
Ad^mge^ ®£¥$i»; tow : ixtenu;4a»uj|:'.«ftt,.weeten , dat als dan 00k de 
J>uyyeJe4 Gods,3eeId nog zowdenheittten * derhalven lean dat Beeld ner- 
gens attders in den Mens gezogt en gevoflden f orden , dan in het wel en 
wettig oefcnen zynet Verraogero, verftand en Wil , beftuurt naar het: 
teg«e/en e@?e voor-rdbrivt 4er^meenkn»d^e ! kpnd-^aarheden : ; de zuy- 
1to£ Rede >* iwaar 4<?or % bekwaam^was nieti^efin'zynejj; God en ^aaker 
»tf *e fc€nn«j,i»; vto %tfi$x iaerte Mev tel &eb|en, , '.- de $$f zlg yergnndc 
K?«rrchappj Wettelyk te gebruykea,, maar ook^e ordehing tan God iri^- 

geitett 



HOEVERftORVENENTE HERSTELLEm \ 

geftelt regt te konnen onderhouden. ■ Maar dewyl dit woord , Rede, twp \ 
felzinnig is, zullen we voor af kortelyk zeggen , wat wy daar door ver- 1 
ftaan. Wy merken met den Vermaarden Heer van Til , de Rede aan of j 
Voorwerpelyk of Onderwcrpelyk : de voorwevpelyke Rede is , de bevatting [ 
van algemeetie Kundigheden , Denkbeeldgn , eewige Waarheden en Grond- \^ 
regelen , welker begrip alien Menflen ingeplant en aan derzelver geeft ygen \. 
is, en daarom het Ligt der Rede genaamt word, en ook Onf&ilbam is, de- \ 
wyl di bevatting van waarheden beftaat uyt kundigheden , di zoo kJaarbly- \ 
kelyk zyn , dat nhrtand , wi ilegs de woorden hoort en verftaat., daar; aan ' 

! twyfelen en zyne toeftemming wygeren kan. De mderwerpeljke Rede is 
de menilelyke geeft zelv , begaavt met het vermogen van te redeneren en 
,zig over zaaken , di te oordeelen ftaan , te beraaden , en is mitfdien de 
-iDwaaling onderworpen ., wanneer hy de paaleu van een wettig en jregtzia- 
<nig oordeel te buyten gsat en overfchreed. 

§. 4. Derhalven heeft Adam dat Beeld in zig niet naader konnen uyt- 
. beelden noch uytdrukken , dan door het regte gebrayk van zyne gezonde 
*ede , in het oefenen van alle geregtighyd , vermits in den ftaat der regt- 
hyd , zoo als by vers uyt zyn Maakers handen gekoomen was , met geene 
pngeregelde driv ten noch hert§togten befaefat zynde , ook geenige Ijegeerfie 
liem noopen noch flftadry vea koode ,, dan -ftiMiBse^iaaMBn sen; laaten tot 
daakbaarhyd ea verheeriyking van -Gotl zynen Schepper en Weldoender 
aan te lessen : overzullcs was hy , zoo lange daar by bleev en in volharde, 
volkoomen regtveerdig en heylig-: dog zoo haaft hy van de rede , of van 
Jiet begrip dier grondregelen van gehoorzaambyd en verpligting aan zynen 
.Schepper , afgeweken was , en door de begeerte bekroopen wierd , om 
van de verbode vrugt , hem door zyne Vrouwe aangeboden , te eten , en 
nlzoo , uyt lievde tot zigzelven , zyne ygene zinlykhyd op te volgen , zoo 
•is aanftonds dat heerlyke beeld de Rede , zyn klaarligtend en wys verftand., 
hem tot beleyd en beftuur zyns doens gegeven , in hem verdonkert en ven- 
duyftert : wordende hy met hertstogtea , van fchaamte over zyne naakt- 
hyd , en van fchrik en vreeze voor zynen Schepper , .wegens zyne ongo- 
hoorzaamhyd en overtreding , bevangen ca voortaan aan zyne begcertens, 
Jbertstogten , luften en zinlykheden , overgegeven. 

§. 5. Schoon nu dk Goddelyk Beeld in Adam , met de oogen zyns ver* 
ilands van di klaarligtende Rede-zon af , en op zigzelven en de aanlokken- 
de begeerlykhyd aan te wenden , zeer bezwalkt ? benevelt , ja gans verdoc- 
ven wierd , zoo beftraalde God , in het voorftellen der Genade-bdovfce, 
hem egter weder met een genogzaam iftwendig ligt , om dat heylzaame 
bgloovde yrpjiwen-vsaad doqr denjselomte , niet aJJeen tot zalighyd vo<# y 




*f 






STIGEL VAKGOTfS BEEUD INVENMENS. 

zigzelven , te konnen omhelzen , gelyk hy defwegen ook zyne Vrouwe 
noemde H E V A , eene Moeder aller levenden , ziende op dat toekoo- 
mende levendigmaakende Vrouwen-zaad ; maar ook om zyne Na-zaaden 
van di Genade-belovte berigt te konnen geven. 

§. 6. Welk Beeld in Adams Nakoomelingen , di alle niet alleen naar 
zyn Beeld , 't welk toen verdorven was , gebooren , maar ook zelv in de 
baarmoeder met 'sMoeders drivten en hertstogten bezet , en aan den dag 
kopmende , alleen door de zinnen beftuurt, en voorder doorMoeders, 
Minnens en Leermeefters daar aan vaft geklampt en in opgekweekt zyn ge- 
worden , van tyd tot tyd meer en meer verdonkert en verdorven is koo- 
men te worden , door di voorbaarige en drivtige genygthyd , diwe alle nix 
in ons bevinden, om aanftonds, zonder alvoorens met het verftand en 
deszelvs begrepen kundigheden te raadplegen , naar het aanbrengen der 
zinnen en hertstogten te oordcelen j zoo datter nawfyks eenigen fcnyn vaa 
Redes bcleyd in den Mens meer te vinden en overgebleven is , om zyne 
doeningen daar naar te fchikken en aan te leggen. 

§. 7. Want zoo men eens met aandagt op 's Menflen doen in *t gemeen 
wil agt geven , men zal bevinden , datze alle alleen door zinnen , luften, 
uJriv,ten: en gewqontens te werk gaan , veel erger dan de onredeh/ke Diren, 
;dt»^tdfei w» l i^^ van hiinne zinmygen gedre- 

ven worden , om het gene nut en noodlg is tot Hunnen welftand en on*- 
derhoud aan te nemen, en het kwaade en fchadelyke te laateh en af te wee- 
ren : waar toe ook hen de zintuygen , di zy in veelen deele werkzaamer dan de 
menflen bezitten , van den Alwyzen Maaker van 't Heeial gegeven zyn: 
; daar in tegendeel de menflen hunne luften en togten opvolgemde , niet al- 
leen \gelyk de Diren , het noodige tot hun ©nderhoud gebruyken , maar 
khanaeryk met zoo grooten uytfporighyd misbruyken , dat veele haare ge- 
zondhyd en welftand ,'■' di tot eere en dankbaarhyd van hunnen Schepper 
behoorde te dinen , niet alleen benadeelen , maar ook veeltyds hun leven 
verkorten , en voor den tyd dien zy , indien zy maatig wilden ook zow- 
den konnen leven , tengrave Halen.. - ■ 

§,8. De menflelyke ipraak is> het genogzaam alleen , di de menflen van 
het domme Vee fchynt te onderfchyden ; dog zoo men met volkoomene 
nawkeurighyd op hetpraaten enjpreken der meefte menflen, onderling 
met malkander, wil letten, men zaLbevinden dat de woorden , door veele 
in groote mennigte uytgefproken , enkelyk en alleen door de voorwerpen 
,vanvic gezigt en \ gehoor • » door.gewbo»te en naar het aankoomen of weg 
:gaan van andere menflen ^ zonderde minftebedagtzaamhydopRede, uyt- 
'^©kt , «oord^bragt » iualzoo door eene uyt gewponte verjbregene heb- 



HOE VERfDORVEK EN TE HERSTELLEN? 

belykhyd , de herifen-fluysjens voor den invloed van 't zenuw-zap in da 
fpiren der tongen , lippen , en andere werktuygen in den mond , tot he* 
voordbrengen dcr fpraak noodig , geopent en aldus de woorden zonder de 
minfte voorbedagthyd voordkoomen en uyfgefproken worden : even als di 
men cenige Papegaaijen of andere Diren , tot de menflelyke fpraak bef- 
kwaam gemaakt en gewent, met elkander hoorde praaten , daar nogtans db 
Rede aan den mens tot het beftuur van alle zyn doen en laaten door det^ 
Alwyzen Schepper gegeven is , gelyk aan de Diren ten dien ynde hunnel 
zintuygen vergunt zyn. 

§. <). Want men zal in zigzelven , zoo men flegs de minfte agt daar op 
geevt , ligtelyk gewaar worden , wanneer wy in eenig Boek overluyd le- 
zen , datwe veeltyds eene halve , ja gcheele bladzyde zullen gclczen , en 
alle de woorden dewelke het gezigt voorkoomen , uytgefprooken hebben, 
terwylen wy ondertuflen , door de vlotbaare vlughyd onzer gedagten en de 
ruflen/prekende inbeelding , met ernft op wat anders koomen te denken, 
zonder datwe de minfte weetenfehap daar van , of eenige voorbedagthyd 
daar op gehad hebben : Zoo heb ik ook een Man , van wiens herflen-flot 
eene flag-veer ontfprongen was , geheele uren hooren praaten , en als hem 
onderwylen imand ontmoete, dien aanfpreken met, gaeden dag, hoe vow- 
je all en diergelyke gewoone fpreekwyzen , gaande vervolgens wederomj 
met zyne gewoone woorden-rabbeling voord. Het zelvde 't gene wy zooi 
even te vooren van 't gezigt en het lezen gezegt hebben , zal men ook, \ 
zoo wy eens met aandagt daar op agt flaan , in 't gehoor , welkers geluyd 
zoo wel als het gezigt , de herflen fluysjens voor het zenuw-zap open zet, 
gewaar worden en bevinden in de ontmoetingen van andere menfTen en in 
de gemeene zaamenfpraaken met dezelve : dat men als dan zoodaanige 
woorden uytfpreekt , als men in diergelyke ontmoetingen gewoon is te ge- 
bruyken , en wederom zulke ten andwoord geevt , als men op 't hooren 
van de eerfte aanfpraak woorden gewent is tot andwoord toe te paflen , en 
dus al voorder op^t gehoor den zelvden trant en fpreekwyzen in dizaamen- 
kouting blyvt behouden : koomt dan onderwylen daar by eene infehitende 
begeerte , di lokt dan zoodaanige woorden uyt , als bekwaam zyn om dt 
begeerte uyt te drukken j en di men voorhenen in diergelyke invallen of 
zelv gebruykt , of van andere gehoort had , welke al wederom met de' ge- 
woone fpreekwyzen , op dat gehoorde paflende, beandwoord worden : net 
welk noch op 't klaarfte uytblinkt , als men aandagtig let op de onderlingc 
ontmoetingen en het zaamenfpreken van klapagtige menfien , onder het 
gemeene volkje, 
§. 10. Wil men nu van de zintuygen afftappen, earfet deJuften, driv- 



Wil men nu van de zintuygen afftappen, 

i ■'■■ 




ten. 



SPIGEL VAN GOVS BEEVD IN 'DEN' MENS. 

r ten , hertstogten , en gcwoontens der menflen overgaan , en alzoo op het 
doen en laaten der meefte mennigte agt geven? Dan zal men wederom er- 
varert , dat nergens minder dan op het beicyd en beftuur van Rede agt ge- 
stagen word. Befchow tens der menflen handel in eten en drinken ; daar 
•2iec men alleen den fmaak , den luft , en de ■gewoontens opvolgen , even 
*ls of de menflen maar leevden alleen om te cten en te drinken , en haareft 
tmyk en keel , tot haaren God te fteiJen : diarze nogtans maar alleen moe- 
*@n e*en en drinken om te leven, en te herrtcllen het gene door deonzigt- 
baare uytwaafleming vervlicgt , en op andcre wyzen geftaadig van 't lich- 
fiaarn afgaat , op datze leven mogten tot zoo knge dat de Heere van leven 
•Cn dood , hen daar uyt roept. 

§, ii. Laatenwe onze oogen gaan over het opfiren van der menflen 
ikhhaamen en wooningen , vind men doorgaans daar in wel andere be<- 
Sveegredenen ^ dan ehkele zin>lykheden , modens , en gewoontens ? Tn 
xfien dwinglandsfen Afgod , de M O.D E , moetmen opvolgen , zelv te- 
■■gen alie Rede aan , fthoon veele kwaalen , ongefteltheden , en ziekten op 
ma hals geladen worden , door het wanfchikkelyk ontblooten der lichhaa*- 
iftett , en hoog opbouwen der vertrekken in de Huyzen , en van hooge 
flsap^kritsbejfl ofleger-plaatzen in dezelve: daarwe alhier in ons Nederlands 
^^mMe^^M ^mkmm^ °>- <JeR faars warmte , tegen ruynj Qegen 
ihaaflckn kowde hebben. ' ' "-\-*&t_ ,":-..• 

• §. 12. Veftmen hetooge zyns verftands op het doen der menflen om- 
trent zynen even naaften ? Daar ziet men niet dan nyd , haat , la/rer, be- 
spotting, en overheerffing , in^de plaats van lievde-oefeningen : ja zelv 
kt fbhyn van vrindfehap , di noch onder der menflen kinderen te vinden 
is , heeft geenen anderen grand van Ikfde-oefening ©mtreot ryncn even 
mens , dan alleen v®or zoo wel daar in ygen voordeel , gemak', dienft, 
iti wedervergelding, of gevonden, of beoogt word ; of dat eenigen tlrivt, 
tfnhertstogt, door vedvuldigen en gemeenzaamen omgang aaogezet, daar 
>onder vermengt is , dog gemeemyk van geenen langeren daor , dan 
4i gemeenzaame handel en wandel zelv : daar nogtans di lievdeyoefening 
dbn mens zoo dierbaar en hoogfyk aanbevolen word in de Hailige Blade- 
iten > als zynde het ynde en de vervuihng der Goddelyke Rede-wet , en 
het voornaame , zoo niet genogzaara eentge kenteken van onze lievde tot 
<3od ? wantdragen wy onzen evenmens, onzen mededienftknegt, di met 
ons inevengelyke waardighyd tot God ftaat , en dienwe , dat mcer is, 
tfodh met de oogen onzes lichhaarris befchouwen ., geene behoorlyke iievde 
toe, hoe zullen wy dan konnen met waarhyd zeggen , God, ofygentlyk; 
Giads Rsdfrafrct-, iievtte, hebben , welken wy niet zimi , xkn alleen onet 
4e*oogen vari pnzen geeft , dat is ,, in onze gedagten? §. 13. 



HOE VERVORVEN ENTE HERSTELLEN? 

§.13. Yndelyk befchow eens 't gemeene doen van het grootfte gros der 
menflen , fchoon onder dezelve noch veele met eenen fchoonfehynenden 
glimp van Godvrugtighyd wel redeneren van God en Goddelyke zaaken, 
Och of het niet waare om daar door by de werreld in agting en aanzien te 
geraaken ! zal men egter uyt hunne werken niet moeten befluyten , datze 
nu onder de vryhyd van 't Genade-verbond des Euangeliums , even alg it* 
de eerfte beginflelen der werreldplanting , onder de vrye genade-belovte, 
tot den zonacnvloed toe, Ieven, en te werk gaan , als oPr geefi God was 
di hunne werken befchowde, en dienwe te vreezen en te eerbiden hadden: 
zoo dat men uyterlyk niet anders kan oordeelen dan dat de menffen in den 
waan fchynen te zyn , van alles hymelyk te mogen doen en verrigten , wat 
zelv tot nadeel van hunnen evenmens ftrekt , alsze het {legs voar de oogen 
der werreld konnen verborgen howden , zonder zig ooit in hun doen te 
herinneren , GOD ZIET HET. Ja zelv veele der gener di, Voor- 
gangeren zynde , ons den Raad Gods verkondigen , gcven met hunne 
werken te kennen , datze geen genogzaam overtuygend geloove hebben , 
datter een God is , dienwe in alle ons doen moeten verheerlyken , fehooa 
zy met den monde het tegendeel belyden : dewyl een zoodaanig geloove " 
niet zow konnen naiaaten werkzaara te zyn urhet'betragten'der'Deiigdv 
cninliet oefenen van fisvdedaaiknwvan^ f!; ''" fn - 

§. 14* Dus ziet men Maarder dan de heldere middag-zon , hoe ditGock- 
delyk Beeld, de REDE, in den Mens werdonkert , vcrduyftert , en 
verdorven zynde , begraven en bedolven legt onder den zwaaren en onay*- 
koomelyken puynhoop'van bezi'nningen , zinlykheden , • luften , . vermaa- 
ken , drivten , hertstogten , en gewoontens , waar door de mens genog- 
zaam alleen beheerft, en in alien zyn doen en laaten gedreven , geflingert', 
en gefchokt word , ichoon hy noch den naam van redelyk draagt wegej^s 
de Rede , waar mede hy van God begunftigt is , ert waar door hy 00k al- 
leen van de domme Diren onderfchyden is en moet worden. ! 

§. 15. Wilde hier imand tegen inbrengen , dat onder de Hydenen ,- 4c 
Chaldeers , Egiptenaaren , Griken en Romynen veele fchrandere Wys- 
geeren gew«eft zyn, di als door eene verligte Rede, niet alleen eerteGod- 
hyd erkent , maar 00k veele byna Goddelyke Zedenleflen voordgehragt 
Hebben. Dien konnen wy dat ligtelyk toeftaan , en het zelve 00k aanne- 
men tot een bewys , dat dit Goddelyk Beeld , de Rede , wel in den mens 
zeer benevelt en verdonkert , maar niet ten eenemaal uyt denzelven we^- 
genomen is : dewyl hy dan ontmenft zow wezen , daar men egter in <te 
silerwoeftfte en barbaarfte Volkeren ervaart , datze eenige Godhyd erkea- 
rten en dien naar hunne wyze 00k eerbiden , zoo dat het gene van God 

keia-r 



S-TIGEL VJNGOT>SBEEL<D IN "DEN MENS. 

kenlyk , ook in haar openbaar is , want God heeft het hen geopenbaart- 
Veel min heeft men zig dan te verwonderen over de voorens genoemde 
Volkeren : als dewelke eenen Borgerlyker wandel houdende , meeragtop 
het gebrayk der Rede gegeven hebben : zoo in 't befchouwen van zigzel- 
ven , wyl men boven den ingang van Apollo's Tempel met guide letteren 
gefchreven vond, KEN U ZELVEN: als ook in het aanmerken van 
andere fchepzelen , uyt welke de onzienlyke dingen Gods , zelv van de 
Schepping der Werreld aan , konnen verftaan en doorzien worden , zoo 
wel Gods eewige Kragt als Goddelykhyd , op dat ook de Hydenen niet te 
verontfchuldigen zowden wezen , fchoon God haar in hunne wegen laat 
vvandelen. Hoe veel minder konnen dan di Chriftenen onfchuldig ge- 
hovvden worden , di niet alleen dat zelvde fchemerligt der Rede met de 
Hydenen gemeen hebben ; maar nog daar boven tot m Gods Heyligdom 
konnen toetreden , om van de helderdoorfchynende lampe zynes Woords 
Voorgeligt te worden, het welke di Hydenen niet heeft mogen gebeuren. 

§. 16. Zienwe nu dit Godlyk Beeld de Rede , in alle menflen dus be- 

nevelt en bezwalkt , dewylze ook alle' naar Adams bedorven beeld zyn 

tVpordgebragt , zoo dat de dierlyke Mens de dingen , di des G«eftes Gods 

^ynnt?tbegrypen kan , % jadatze hem dwaashyd zyn, pm datze geeftelyk 

nvaeten ondcrichyd^pj \& ook de meefte menflen zelv niet 

tens we,eten , datze geeiteTyKe begrypeh in zig hebben en vornien konnen, 

om datze niet genog bezefFen , dat hunne ziel een geeftlyk denkend wezen 

is , 't welk ten vollen van het lichhaam is onderfchyden en daar van veel 

.sneer verfchillende , dan het heldere dag-Hgt van de naare nagtduyfternifle 

. verfchik. Zoo konnen we ook ligtelyk bevroeden , dat het van de hoogfte 

,»oodzaaklykhyd is , zullenwe als redelyke fchepzelen , weder tot het regte 

gebruyk onzer rede geraken , en alzoo tot redeneren en tot het vormen 

van geeftelyke begrippen koomen , di alleen door 't verftand , afgefchy- 

den van alle bezinningen welke van 't lichhaam voordkoomende , konnen 

gevormt worden , datwe als dan wederom herbooren , herfchaapen , en 

als een niew fchepzel moeten worden ,. naar het cvenbeeld des tweeden A- 

. dams , Jezus Chriftus onzes Zaligmaakers. 

§. 17. Hicr toe zal het dan , onder de medewerking van Gods Geeft, 
ten allerhoogften noodig wezen , datwe ons zelven op 't nawkeurigfte be- 
fchouwen , en wel voornaamelyk dat edelfte gedeeke van den mens , dat 
onftervlyk geeftlyk Wezen , de ZIEL , dewelke denkende geeftelyke 
begrippen vormt van God, van zigzelven, van andere geeftelyke Wezens, 
en van eewige waarheden ; De Ziel is het di rcdeneert , toeftemt , beve- 
ftigt , ontkent , en in haare gedagten waarheden bevat , di maar alleen in 

zig- 



HOE VERVORVEN ENTE HERSTELLEN? 

zigzelven waarheden zyn , zoo alsze in 't verftand begrepen , en door gee- 
nige lichhaamen konnen uytgebeeld worden; getyk (a) B. V. Deeze 
uytbeelding van den kring : Dat alle lynen , door het midjlip getrokken tot 
aan den omtrek, net even lang x.jn : 't welk raaar alleen zyne waarhyd heeft 
in 't begrip van het verftand , en kan geenzins door-eenig lichhaam ver- 
toont noch uytgebeeld vvordcn : want nimand zal eenigen kringftreep zoo 
beftipt rond en evengelyk trekken, . zelv niet met het allernetfte werktuyg, 
datmen daar in met een zeer nawkeurig vergrootglas geene hollen en bul- 
ten befchouwen en ontdekken zal. Welk voorbeeld de geeftelyke denking 
van dc ziel zonneklaar aanwyft , als ook deszelvs onderfchyding van het 
lichhaam: overmits di zaak door geenig lichhaam, als eenc volftrekte waar- 
hyd aan den geeft of ziel kan toegedient , noch .door eenig lichhaam , als 
eene zoodaanige waarhyd, vertoont of uytgebeeld worden : 't welk ook 
alle Godlochenaars op *t kragtigfte van haare dwaashyd moet overtuygen. 

§. 1 8. Behalven deeze geeftelyke begrippen bevind de ziel noch zom- 
wylen in zig veele bezinningen , of zoodaanige begrippen , di aan dezelve 
door dc zintuygen van het lichhaam worden toegedient en aangebragt : on- 
der dewelke veele zyn , di haar tegen haaren wil overkoomen : een klaar 
bewys dat de ziel noch zigzelven , noch dat lichhaam , van \ welke haar 
di moeilyke zinbegrippen aankoomen en toegedient ^ecrden , hoch voord- 
gcbragt noch zelv gemaakt heeft : want dan zow zy en zig des bewuft moe- 
ten zyn en ook di zinbegrippen , welke haar tegcn haaren wil en dank aan- 
koomen , afgeweert en ook alle het gene zy nog aan zig bevind te gebre- 
ken zig gegeven hebben. Zoo moeten dan by gevolg en de ziel , di en- 
kelt en zonder deelen is , en ook het lichhaam , 't welk deelen nevens dee- 
len heeft, van een ander voordgebragt en op dusken onuytfprekelyken wy- 
ze met en by elkander te zaamgevoegt zyn. Welke andere dan ook nood- 
zaaklyk aanwezig en zyns doens mewuftig moet geweeft zyn , en dat ook 
hebben willen en konnen docn : want di iets doet moet noodwendig aan- 
wezig zyn , en ook weeten hoe hy dat doet , en den wil en magt hebben 
om dat te doen : Welke andere daarom buyten kyv de Almagtige , Alwe- 
tende , en Onutfprekelyke O. M. God is. Dewyle God nu deeze twee, 
als dag en nagt verfchillende Wezens , de enkelvawdige en ondeelbaare 
ziel, en het deelbaar en deelen hebbend lichhaam dus onuytfprekelyk te 
zaamcn gevoegt heeft , dat noch de ziel op dat lichhaam , noch dat lich- 
haam wederom op de ziel ygentlyk en uyt zjgzjelven werken konnen , zoo 
doet zig hier voor den redekundigen mens eene gemeenkundige waarhyd 
en grondregel op , te 'weeten ; Waar ik diets vermag , daar moet ik niets 

*"** wil- 

(») By Voorbeeld. 



SPIGEL VJN GODS JBEELV IN <DEN MENS. 

willen. Dewyl dan de mens tot zyn koomen en aanwezig zyn IN, en 
2yn vertrekken 1 UYT de werreld niets vermag , zoo leeraart de Rede hier 
uyt klaar di pligten , dewelke het redely!? fchepzel aan zynen Schepper ver- 
pligt en verfchuldigt is , naameljk: Wanneer de Heere over leven en 
dood ons van hier roept, aanftonds gereed te zyn, en zonder deminftc 
tegendruyffing of tegenmorriag gewillig op zyn roepen tot hem te koo- 
men , en in alles wat c|ai mens voorkoomt . zig gewillig aan Gods wil te 
onderwerpen. T-en anderen : Dit leven om de zoetighyd van het leven 
ftiet te willen behouden , noch om eenige oorzaak van verdrkt of tegen-> 
2in , dat te willen verlaatcn of daar uyt ftappen , maar dien poft , waar op - 
vvy ter wagt geftelt zyn , ten uyterftcn hewaaren , tot dat di Opperheer 
ons roept en afloft. Ten derden : moet ik dien poft bewaaren en zoo lang 
willen leven , als God dat wil, zoo moet ik ook aan dit myn lichhaam, . 
't welk onophoudelyk afeaat en vermindert , wederom met eten en drinken 
het verljzende willen herftelten en deeze wooning myner zile in rak en dak 
bbttden; dog maar alleen zoo veel en dat gene eten en drinken , akgertog 
is, om gezond en ter eeren van mynen Maaker te leven. Schoon nu myne 
Vfil even zoo wynig vermogen uyt zigzelven heeft , om de beweging tot 
ctfin ea driqken noodig voord te brengen , dan tot veroorzaaking van allc 
a§4fe b^i^ic^jyM^^haani ; zoo moet iK cgter. di willing willen^ 
ora dat Goct wirdatdl bewegtrig alleen op mynen wil volgem , en zonder 
bet voorgaan van mynen wil hiei voordkoomen zow. 

§, 19. Dog hicr 2al de mens zig van eene zeer veroirderde vooropge- 
yatte meening dinen te ontdoen ; want in dit vooroordeel , dat by waant, 
Z&ug verrm.genmitz.ynen wil opde beweging van zjn. lichhaam te hebben t . 
2it hy zoo vaft: be4remmelt en hedrayt , wyl hy van xyoe kjndshyd af cr- 
X&s&,x d4t,4ft m^fte bewegingenin zjn lichhaam gemeenlyfk op ?ynen wil 
yolgen, dat hy 2eer bezwaarlyk daar van kan ontheft worden,, en 2igo£ 
iynen geeft "\ dat gewaancie- vermogen laaten ontrukken : even als anoere 
oofcwaancn, dance devryhyd hekben ommethnnnen wil.naar hun welge-, 
va/len , het goede of fat kwapde te kannen aamemen of veriuerpsn, ; .welke, 
beyde vooropgevatte. raeenmgen ongetwyfelt uyt de2fflvde {pringbjonnen , 
■ "fcgeniievde en HooghertlgbjA y haaren borfpreog afteyden , en koomen 
GODS ALMAGT en ONAFHANGI^YtH YD te naa, . 
want uyt hem , door hem j ,en tot hem xynalle dingen > in wien wy fe- 
ven, ons bewegen, en 2yn: en loopen ook tegtdraads aan tegen den pligt 
van eene dipe vernedering en volftrekte ye^Qchening voor God. Letmert 
ook met aandagt op de enkelhyd en ondeeligrvyd van -.Het denkend Weren,,, 
ej»,^p de uytgebreydhyd des lichhaapis,, di flegs deelen nerens dteeleh 2cgt, , 

dewcusc 



mOEVERDORVEKENTE HEKSTEL'LEffl 

dewelke alleen door aanftooting van plants en gebuurfchap verandcren , en 
alzoo in beweging geraaken, ; tot wcl'ke gebuurfchaps vcrwifleling eenc on- 
yndige Almagt vereyft word : zoo ziet men immers klaar dat tuflen deeze 
twee, zoo zeer verfchillende wezens, geene ygentlyke werhng ep malkander 
vallen kan , dan alleen door Gods Wille , di dczelve op dufdaanige onnaa T 
fpeurlyke wyze te zanmengevoegt heeft , vvaar door hy gans onuytfprekelyk 
en op 't hoogfte aanbiddelyk is. Hier in fteekt ook wel een gevolg , dat 
,het Iichhaam , 't welk alleen lydelyk is.., riiet gezegt kan worden te zondi- 
gen ; en dat in de beweging , als beweging , ook gecnig kwaad, om dat- 
ze van God is : maar egter vdlgt geenzins uyt dit gevoelen , dat God op 
cenigerlye wyze eene oorzaak van de zonde kan gezegt , noch dat hier door 
voor de booshyd van het Menfdorn eene deure om te zondigen zow geo- 
pent warden ; maar vcel kragtiger het tegendeel. Want wi klaar en duy- 
defyk bevat , dat het Iichhaam alleen flegs lydelyk , en geenzins uyt zigzel- 
ven werkclyk is , noch eenige bewufthyd van de ftraffe , hoe gevoelig di 
ook zy , hebben kan , en dat ook de beweging door deszelvs voordbren- 

fer alleen eene wyziging in het Iichhaam ftelt., en gevolglyk ook alleen ly- 
elyk is : di kan niet naktafen tc bezeflfen , dat de ziel alleen bewufthyd; 
heeft van haar werkzaam vermogen; en wanneer haaren werkenden wil van, 
di klaare kundigheden des verftands.aFwykt, dat dan das hasronwettigwerk" 
ftrafwaafdig is , zoo wel als zy. '{a") B. V. r Eene Vrouwe aanziet om di 
'te begeeren , als dat zy metter daad haar ygen Iichhaam en deszelvs bewe- 
ging niisbruykt. En nademaal de zonde nietwes ftelligs is , en men alzoo 
geene oorzaak voor dezelve buyten den mens behoevt te zoeken ; maar 
datze is eene ontbering van 't vermogen tot het goede , dewelke den naam 
van 't kwaade verkrygt , zoo valt het niet zwaar te verftaan , dat God gee^ 
ne oorzaak van de zonde is , wyl hy niet verfchuld was di kragt te geven , 
maar gunt di naar zyn genadig welbehagen aan wien hy wil. Dog wi dit 
uytvoeriger beweert en bewezen gelievt te zien , di flaa naa de §§. o.'ix. 
en 2 1 . van het ernftig onderzock over den Briev van den Hr. Jakob. Lcy- 
dekker op der Heeren Aalfts en Steenwinkels Zedige Aanmerkingen op 
Balth. Bekkers gronden van de Werkingen der Geeften , aan haar Eerw. 
gefchreven. 

§. 20. Nademaal wy nu dit alles door het , uyt de befchouwing onzes 
zelvs en onzes Stigters, opgehelderde fchemerligt der Rede, naakt en klaar 
■genog koomen te zien , en dat God ook aan 't vernuftig fchepzel de Re- . 
de , tot het beftuur van deszelvs doen en laaten , gegeven heeft , en geen- . 
zins de iinnen , drivten , hertstogien , en gewoontens , zoo zal het geen. , 
■■'[,. %**■ i kleya 

''■ " (a) By Voorbeeti 



-7 



S c PIGELFJNGO e DS BEEUD INT>EN MENS. 

kleyn behulpmiddel , tot het goed en wettig gebruyk der Rede , voor oris 
menffen wezen , datwe ons gewennen , alles watwe ook doen , om Redes 
wil te doen en te laaten , tot het minfte en geringfte van ons dagelyks doen 
toe , zelvs daar in de Rede zig klaar , ligt , en gereed opdoet. 

§. 21. Dog hoe kragtig en noodzaaklyk zig deeze verbintenis en pligt 
voordoet en vertoont , waar mede wy aan onzen Stigter en Maaker ons 
Verpligt en verbonden vinden , om ons geheele leven tot zyner eere en 
heerlykhyd te befteden en aan te ftellen : en hoe kragtig en vaft wy ook 
voornemen dezelve op te volgen en naar te koomen , zoo vinden wy niet 
te rnin ons dagelyks , ja genogzaam ten alien ftonden dcs in gebreken en 
wederhoorig. Wildenwe dan , volgens onzen pligt , tragten te geraa- 
ken tot eene klaarder en naader opheldering en herftel van dat Goddelyk 
Redebeeld , zoo worden wy genoodzaakt vlytig naa te ipooren en met alle 
zorgvuldighyd om te zien , of di God , dewclke onze ziel en lichhaam op 
iulk eene verwonderenswaardigc en onuytfprekelyke wyzetczaamengevoegt 
heeft , ook niet naar zyne gcnadige en goedertirene mensliventhyd , elders 
in zyn befchreven Woord en geopenbaarden Wil , den gebrekkigen en 
zondigen Mens een naader en Klaarder middel , tot herftelling en weder- 
6prigting van dat veryallen Beeld Gods in den Mens , aanwyft en voor- 

fcfesy^** ; T >*t-*^ff WHarsfe »u . . . , . - . n ' i - 

§. 2i. Waar toe zig aan aan een iverig en vlytig naafpoorder aanftonds, 

genogzaam met twee woorden , de ganfle inhoud des Euangeliums ont- 
dekt en openbaart : BEKEERT U GELOOVT «k Enangeli, dat 
is x word weder wys ; neemt een opzet in uwen geeft om volftamiig en 
aHeenlyk te doen en te laaten het gene de Goddelyke Rede-wet ger of ver- 
bied ; begint te redenkavelen ; de geeftelyke vermogens uwer ziel , ver- 
ftanden wil , alleen eh op zigzelven , algezondert en afgefchyden van alle 
bezinriingen en zinbegrippen , di ons van 't lichhaam oi het vlees aankoo- 
men , re gebruyken , en zoo doende geeftelyke begrippen te maaken , en 
ahoo door de medewerking van Gods Geeft , ook geeftelyke dingen te 
onderfchyden : het welke de eenige toegang is tot de waare wyshyd , di at 
fcen in de Lcere van Jezus te vinden is. Geloovt den Emngeli , dat is» 
ftemt in den geeft van ganfler herte toe , aan di gekende waarnyd des Eu- 
angeliums : DAT JEZUS IS DE CHRISTUS , DE ZOO- 
NE GODS, DI IN HET VLEES GEKOOMEN IS OM 
ZONDAAREN ZALIG TE MAAKEN; om alzoo hem met 
alle zyne toegebragte weldaacfen met vertrouwen aan te nemen , in hoope 
teomhelzen'en u ygen te maaken ; a!s zynde de vervulling der Belovten 
en der Wet , en di blyde boodfchap di alkr aajinerninge waardig was. 
r * ~ Welk 



HOE VERVORVEN ENTE HERSTELLEN? 

Welle geloove een werk en daad van den Geeft zynde , ons ook de Rede, 1 ' 
di God ons openbaart , leeraart , dat hy daar aan de zalighyd , als 'swerks 
ynde van dat geloov , vaft gehegt , ygen gemaakt , en belooft heeft , en 
uyt genadige barmhertighyd , omjezus verdienftens wille, fchenkt en toe- 
rekent , zoo dat het geloove , zoo wel als de zalighyd , cene lautere gena- 
degivte Gods is. Dog nademaal dit geloove , gelykwe gezegt hebben ,. 
eene enkele daad van den Geeft is , zoo word het zelve hevig beftreden en 
aangevogten door het verdorven vlees , en de verlokzelen der werreld : en 
voornaamelyk om datwe meenen geen klaar gezigt genog te hebben van de 
eewighyd en onftervlykhyd ; en om datwe dit geloove alleen oefenen op 
Gods klaar en duydelyk bevel en onfeylbaar getuygenis in zyn Woord , als 
2ynde een vafte grond der dingen , di men met en ziet : weshalven ons de 
Rede , geleyd door Gods Geeft , hier al wederom leeraart , datwe God 
met alien ernft en aandagt geftaadig bidden en fmeeken moeten, om deeze 
zwakhyd in dit ons geloove met zyhen genade-geeft te onderfteunen , te 
hulp te koomen , en ons meer en meer in 't zelve te verfterken , en te 
doen bezeffen , dat het zelve in ons is een zekcr gevrogt en gevolg van 
onze waare verkizing , en datwe wederom in Gods gemeenfehap en Hevde 
ingelyvt zyn. . r . 

§.13. Wi dit met voile oyerjuVging i^^Sft^^kjkezeft eft betfagt, 
zonder eenige vleeflyke beginning daar onder te vermengen , in dien mag 
men met waarhyd zeggen , Gods Beeld hcrftelt te zyn , voor zoo veel den 
ftcrvelingen alleen gegeven , en in dit leven vergunt is , De Folmaakthyd 
naa te jaagen : dewyl dezclve alhier , zoo langwe dit lichhaam in deeze 
werreld omdragen , niet te bekoomen is , en wy flegs ten deelen kennen , - 
en nog maar als door eenen fpigel in eene duyfterc rede inzienj maar wan- 
neer het volmaaktc zal gekoomen zyn, als dan zullen wy aangezigt tot aan- 
gezigt , dat is , volkoomentlyk klaar zien en kennen , gelyk wy gckent 
worden , dat is, volmaaktelyk , gelyk God ons volmaakt kent en liev 
heeft. 

§. 24. Dewyle nu nimand , hoe fchoon en fierlyk hy hier van ook re-,, 
deneert en fpreekt , zig deezer pligtbetragting kan verzekert houden , zoo 
hy de deugdwerken , di vrugten en gevrogten der bekeering en des ge- 
loovs zyn , in zig niet werkzaam vind j derhalven moet di gene di zig ten 
vollen daar van wilde verzekert vinden , voor al tragten in zig te onder- 
ioeken , of hy ook dat deugdwerk oefent , het welk en van onzen Heere 
Jezus Chriftus en van zyne Leerlingen zoo hooglyk aanbevolen , aange- 
prezen , en als in twee woorden begrepen is. Ujt alle zjxe kragten , xyt 
«h vermogem xjner xjle GOD LIEV TE HEBBEN en ZY- 

~.;- *** 3 men 

' ■ , • ,/ - 






STXGELVJNGO^SBEEL^ WDENMENS. 

-,N£ N >N A A S T E N A L S Z I G Z E L V E N. Hier aan hangt de 
ganfie W& en de Pr-efeeten , en hier in legt de deugd , di 't geloove tot 
zynen grondfiag ; Gods Wet , zoo ingefchaapen als geoperibaart , tot zy- 
ne rigtmoer ; en Gods Eere tot zyn oogmcrk hceft , geheel en al opgeflo- 

■. ten : zoo dat m dit van gocder herte betragt , ; zig zyns zaligmaakende ge- 

loovs kan verzekejt howden. 

; §.15. -Maar nademaal de meiiiTen in-'t gemeen dear lievde niets anders 
. verftaan , dah dien .zoeten -en aartgenaamen drivt en kitteling des lichhaams, 
di r't geffioed zagtelyk ftrc-elt eii tukt , zoo zal 't niet ondienftig wezen 
noch kwaalyk ter fnee koomen , alhier te onderzoeken en- eene proev te 
.rtemen , trfwe «yt bet voorfehrivt van de gezonde Rede konnen uytvorf- 
fen , wat-deeze lievde , waar op hier gedoelt word , zy , en waar inze be- 
ftaat? Alfe lierde isof daad-lievde of dfin-lievde : De gene iseen voor- 
nem^Maftaelee van den- geeft of ziel orn iets te doen : Seex/ 1 is in eenen 
drivt- , door beziftfting ofnertsCogten des lichhaams verodrzaakt , gelegen. 
Be lievde dan , diwe God moeten- toedragen , kan geeneins volftrekt ge- 
■legen zyn in eenen drivt of hertstogt , waar mede als wy ons aangedaan 
Voelea tot igt5 y om dat te begeefen of te geniten, wy dan reggen dat zel- 
•ve te beminnen en liev te hebben ; want nademaal di drivt geheel en al- 
v4»^^e^if#%^iMia^yfeiifE , .zoo zowdep digene', wellcers 
lkhhaamen'doar pyn , ziekte"of anaerif bngemakkep , kwaaTyk^geftelt iy*ri y 
of di zelv met den dood worftelden.,, ,niet konncn gezegt worden God of 
zyrie Rede-wet Jiev te hebben-: 't welk egter geenzins in Gods uytverko- 
renen , veel iiiin in de zilen der afgeftorvene Heyligen vaHen kan. Zy 
zal danenkeiyk ih-den .geeft of ziel moeten gelegen zvn j nu om dat de 
waaWffefigd is : terse lievtetot de Rede ,'■ dat is , een vaft opzet om eenig-' 
lyk te ioeft;eln teiaateh wat de Rede, 't tf d* ingefchaape of geopenbaarde, 
ge- of Ver-bied ; derhalvew kan dat opzet maar alleen by den geeft voor- 
genomen worden , en alzoo oefe maar eene enkele daad of uytwerking van 
de ziel zyn. Dog aangezien a}k opzet van den. geeft , om ietwes te doen , 
lievde is , en dat deeze ika£ wederom of giinftX- of baat-lievde zyn kan, 
zo&kormen overzulks deeie lievdens egter geen van beyden tot de deugd 
'behooreW: ntet ; ^p■'|^j^ , /^^'V''Wult ,: .wy'■kop_ne«:■ met onze daaden aan 
Godj afe fttets beHoevertde i geene de rainfte gunft bewyzen of eenig 
voordeei oebrengen : .ja bet is niet verre van eene groote goddelooshyd , 
als wy menskens dwaaflyk waanen zowden,, door onze daaden aaA God ee- 
nigeguiift of weldaad te kohnen toebrengen , -dewylwe God dan als bene- 
dea,o. ns ftellen i dopr ffieii de gene\, di eenigewddaad ontvangt , ten 
«jinftenin datgcral , tnin^e* is als di tje : weHaad doet eh- laanbrengt ; 4iet- 
"---' ■>■'■■''- s. " " " - ,welke 



HOE FER1D0RFEN: ENTE HERSTELLER?: 

welke verre van ons moct wezen , dus van God te denken. De-baat-liev* 
de is nog 't allerverfte van de deugd afgefchyden , dewyl di ee'nc lievde tot 
zigzelven is , om voor zig rykdom. : , eere , aarizien , welluft en diergely- 
ke te verkffygen : zoo dat deeze enkelyk op di dingen ziet , zonder iets- 
verder te beoogen , en alzoo'de begeerlykhyd zelv , en overzulks niet dan 
onwettelykhyd is. Daar moet dan nog eentge andere daad-lievde of opzet 
in den geeft zyn , di de deugd uytmaaken zal : welke derhalven niets an« 
ders dan eerie dienft-lievde wezen kari , dat is , eene lievde van dienftwiln 
lighyd , gehoorzaamhyd , en van onderwerping aan Gods Wille , dicr* 
hy door de Rede , zoo d' ingefchaape als befcnrevene , aan ons bekent 
maakt , want gy-liden zyt myne vrinoen, zegt de mond der waarhydj zoo 
gy myncn wille doet : en deex.e is de deugd z,elv j als wanneerwe in den 
geeft voornemen , om neerftig en met aandagt naar dat voorfchrivt te.luy^ 
fteren » en dat zelvc gehoort , opgemcrkt , en verftaan hebbende ■, iverig 
en met vlyt te volvoeren en te gehoorzaannen; en wel beftiptelyk dat voor-' 
fchrivt naar te koomen en op te volgen , zonder eenig ygen belong of op-, 
zigt op zigzelven , maar met eene volftage verlochening zyns zelvs. , en 
met eene volftrekte verzaaking der werrerd met alle deszelvs iazigten en; ■ 
begcerlykheden.; Dus doende kannenwe oaze bekecring en zaligbyd uyt* 
W^kea ia' Yreeae fiabeving. j. dewyl <ie MndMyV*^*****' vodr <*oxt Y nieb : 
<latt eiAt ovenaaatige lievde* is j di wy ain God koomen toe te dragenj 
met ons voor teftellen dat God , dienwe uyt eene reyne lievde , om zy- 
nen vviJJe te doen , vreezen te mishaagen, niec kan nalaaten zyne regtveer- 
dighyd te ocfenen , mst oils buyten zyne gemeenfebap: uyt tefluyten, en 
van de geniting zyner vrindfehap te verfteken, indien wy zyne bevekndus- ■ 
tttet naarkoomen , gehdorzaamen , en dus volftrektaatt zyneii wilk onder* • 

werpen. ' .■■'.'"■.'"'=" 

§. z6. Qm dan hier ten katften nog tedoenzim ; dat'alld Onze \wer-* 
ken., di niet door de rede ofizes .verftands-, vnaardoor de zinlykbeden, 
drivten , en gewoontens beftuurt warden , oadeugend en zondig zyn, ert 
uyt het verdorven Vlees , ertuyt.de veribkizekai-derjWeijreld voordkoo*. 
men : maar di. in den- geeft , afgeuoadert van ajle bezinnirigen ■. en ygen* 
zinlykbeden , voorgenomen en uytgevocirr wotfden '<> , ■ in tegcndeclaHfeeir • 
deugd- werken en gevrogten der liavde zyn , beeft men flegs; di eene piaais 
Yoor alle anderen met aandagt te overwegen , dewtlkc de.H.:Pat&liti dem 
Galateren , in. hetV. Hmfd-deel in de i$>* ert eenige-volgende ' lederr , voor* 
dcaagty. zeggende •': De %verhen mder.vkeflZf. zyn ■ opsnbaair , dgwelkezynv 
vt)jerfpl\. koererj. , ormejmigkyck > ontugtigiyd , afgodery t fenjngewingttt,' • 
Vfondfchaffen. t twijbem,. af.gmUighedm- ^ttuarne, >,. gek/su t tweednigt f.Jtet* ~ 
1 1- . terjetfj > 



STIGEL FJNGOTfS BEEUD INVENMENS. 

teryen , nyd , moerd , dronkenfchappen , brafferyen en diergelyke, van W- 
ke ik u zjegge , gelyk ik n te vooren gezjegt hebbe , dat di z.ulke dingen doen t 
het Koningryhe Gods niet zjiHen be'erven. JMaar de vrugt des geefls is liev- 
de , blydfchap , vrede , langmoedighyd , goedertirenthyd , goedhyd , geloo- 
ve , z.ngtmoedighyd , maatighyd. Tegen de zulke is de Wet niet. Maar 
SiChrffbts. z.yn ,- hebben het vlees gekruyfi , met de bewegingen en de begeer~ 
Ijkkeden. Indien ivy doar den geeft leven , zoo laat ons ook door den geeft 
wandelen. Waar uyt zonneklaar te. befchouwen is , dat alle di misbedry- 
veri , dewelke de H. Paulus daar voordraagt en opgeevt , enkel en alleen 
uyt het opvolgen en ygen zinlykheden voordkoomen ; daar in tegendeel de 
volgende deugdwerken 5 di hy vervolgens aanhaalt en optelt, alle en alleen 
in den: geeft voorgenomen , en door den zelven werkftellig gemaakt wor- 
den, en alzoo ook alle gevrogten der lievde , of wel de lievde zelv zyn, 
en uyt dat verniewde en opgehelderde Beeld der Godhyd voordkoomen : 
en alzoo konnen wy ook zien , dat de zoodaanigen door den gecft wande- 
len , en in den geeft leven. 

§, 27. Indien nu imand uyt het voorige geredeneerde , over der mens- 
fcn praaten , eten , drinken , en het optooijen haars zelvs en haarer woo-; 
ningen;^ .waacin^y-zagen de yerdorventhyd van dat Goddelyk Beeld in 
i£n'ty^)>&^&iBftty6i> ikrier beftont te vragen , of men dan niet mag 
praaten en met malkander fpreken ? en of men niet mag eten en drinken 
wat imand luft en fmaakt ? of ook niet zigzelven en zyne woonplaatzen 
teet kleederen en huys-firaad opfiren ? Di hebbe met de voorwcrpelyke re- 
de ten antwoord : ja in trottwen ; dog met beding van naar den raad der 
Rede en .met overleg zyns Verftands: want zullenwe naar rede in den geeft 
kyen ,- zopvraoetenwe.in alle bns doenen iaaten , geftaadig met de oogen 
onzes verftands fteroogen op deeze grond-rcgelen engemeene kundighe- 
den , GODS EERE : DE LIEVDE TOT GODS REDE- 
WET , en DE LIEVDE TOT ONZEN EVENMENS: 
om dicn te doen, «n niet te doen , 't gene men wilde dat aan ons gedaan, 
*n J»iet gedaan wierd : deeze behoorden op alle onze daaden , den regel, 
maat,( enpeyl te zetten , en de eenige; beweeg-oorzaak van alle ons doen 
en Iaaten tc wezen : dan zou men bevinden , dat in alle byeenkoomften 
en zaamenfpraaken , noch de woorden door de voorwerpen uytgelokt, 
noch de menflen , als zelvgaande konft-werkcn aan te fpreken gebragt , 
noch zoo veele onnutte klap en idele woorden zowden uytgerald worden: 
Siaar een igelyk , van wat beroep hy ook waare , zow by zynen leeft bly- 
VP»V en niet tragten dan met voorbedagtzaamhyd en met overleg van re-* 
denen te fpreken , iigzclYefi en zynea eyenmens i» 't ycrftswd op tekwe- 

kcn, 



HOE VERTiORVENENTE HERSTELLEN? 

ken , in zeden te ftigten , en tot het oefenen van deugd aan te zetten. 
Het welke de EERE GODS eyjl en oek bevoordert. 

§.28. Wilde men 00k in 't nemen van vpedzel tot 'slichhaams onder- 
houd , het oog geveft houdende op de voorgemelde Kundigheden , daar 
nog deezen bezonderen grondregel by voegen : NlET TE ETEN 
NOCH TE DRINKEN , DAN ALLEEN OM TE LE- 
V E N : en wel om gezond te leven : zoo zal men aanftonds gewaar wor- 
den , dat noch dartele luft , noch kize fmaak de aandringende oorzaak om . 
te eten of te drinken zyn mogen , maar alleen de noodzaaklykhyd , di de 
Rede ons leeraart , -om het lkhhaam , 't welk in eenen welgeftelden ftaat 
van gezondhyd geftadig afgaat en vermindert , te moeten in dien goeden 
Hand howden , en het gene vermindert en afgegaan is weder herftellen 
met het nemen van niew voedzel ; waar toe de prikkeling , dewelkemen 
van het ontdoenend maag-zap in de maag gewaar word , di dus 00k voor 
EEN ZESDE ZINTUYG kan gehouden en geboekt worden , ons 
t'elkens opwekt en aanmaant : Om dan aeze prikkeling van het ontdoenend 
maag-zap op de vlizen «n plooijen van den maag-zak , dewelke wy gewoon 
zyn HONGER te noemen , op te volgen en te voldoen , konnenwe ' >j 
ligtelyk ontdekken , datwe alleen maar eten en drinken moeten om te leven 
en wel , zoo lange als God wil, te leven in gezondhydj en datwe daar toe 
aUeen eene verklzing van fpyze en drank , di de geiondhydf meeft bevor- 
deren , te doen hebben , eh datwe 00k uyt di rede in den gecft moeten 
vodrnemen om zoodaanige verkozen fpys en drank altyd met luft en fmaak 
te nuttigen : want wat baaten ons alle fchatten en rykdommen der werreld , 
indienwe de gezondhyd koomen te miflen ? Hoewelm'r veele ziet, di niet 
een ftapjen, zoo langze gezond zyn, van hunnen luft- fmaak- en vermaak- 
weg willen aftreden , om gezond te blyven. Hier toe konnen dan 00k 
voor eerft de zoberhyd en maatighyd in eten en drinken zeer veel toebren- ,, 
gen , en ten anderen , datwe nauwc agt op ons zelven flaan , wat ons wel 
of kwaalyk bekoomt , op datwe alzoo onzes ygen zelvs Dokter mogten we- 
zen; gelyk de beroemde Genees-heer N. Verftraaten, vermaarde Lyv-artz 
van verfchyde Prinflen van Orangien , in zyn leven gewoon was uyt dat in-, 
zigt te zeggen, dat een igelyk di tot den ouderdom van dertig jaren begon 
te genaaken , zyns zelvs Dokter behoorde te konnen wezen : dog hier om- 
trent moetenwe ons egter naw wagten , om dit befluyt , over het wel of 
kwaalyk bekoomen der fpys of drank , niet te voorbaarig uyt eene of twee, 1 
maar uyt vcrfchydene ondervindingen op te maaken, dewyle eenendezelv- 
de fpys of drank , naar de geftelthyd der maag en zappen , d' eene tyd wel 
en a andere tyd kwaalyk bekoomen kan : en dan voorder met alien, ivej; 

* * * * ' ' trag- 



STIGEL VAN GOVS BEEVD MVENMEW. 

tragten * door cen neerftig onderzoek over onze onkunde in deezen , di 
egter niet onverwinlyk is , meefter te worden en di te overwinncn ', a!s 
rriede over di ketelige fmaak en eetluft, dewelke door zoo veelerhande ver- 
zonne koftjens en gezogtc toebereydzelen gewoonlyk opgewekt en gaande 
gemaakt word. Maar wanneer nu onder di verkozc fpys en drank verichy- 
dcne zoorten voorkoomen ,. waar van de eene meer dan d' andcre met on- 
Zen Iuft of fmaak overeenkoomt , dan mag men di veylig verkizen , daar 
onze iuft toe; ftrekt en na lielt , of di beft met onzen fmaak overeenftemt^ 
dewyte dan niet de Iuft of fmaak j maar het dinen ter gezondhvd, het welk 
fn deeze even eens is , ten beweeg-oorzaak verftrekt tot het gebruykcn en 
nuttigen van zoodaanigen fpys of drank. Het welk ook in d'eene zoo wel 
als in d* andcre evenkragtig tot bevordering van GODS EERE dinen 
kan. 

"■ §; 29. , Zoo bok in *t opfiren zyris Kchhaams en zyner wooningen , moe- 
tsrftaiet afleeri dezerVde Kundighederi als vOoren , maar ook deezen bezon- 
deren zettcgel , DE B^WAARING DER GEZONDHYD, 
in agt genomen en voor oogen gehowden worden ; nademaal de kleederen 
en wooningen aDeen dinen om onze liehaamen , des daags voor de kowde 
der hig|t eii winden ^ en voor derzelver gtrarhyd des nagts te dekken en te 
Bfevey%cir';"''4ife(r *%R, w ]jj ^' er cen tandftrcek Bew6oricn , waarwe in eea< 
Jaaf drirnaaf rrieer Kowde din KPanrite gewaar worden : Waair ayt daft weder- 
6m middagklaar voorkoomt , dat hier in noch ygenzintykhyd , noch drivt', 
noch hertstogt y noch mode eenige , maar alleen de Rede , alle plaats be- 
hoortr. ingeruymt te worden : dewyl de Rede ons aanftonds hier leeraart, 
dat een igelykj; aflfe 1 hoqvaardy in zig te klecden en van wooning te verzor- 
gihTVe^aakefldt^aHeenflegsterettenhceft^, wat befbep , wat rang, eri 
tvatp ftarrdgfeats Try -nowd en bekfeed' in den Borgcrftaatt der Regering , waar 
orider Try" zoo wefab de geheele werreld ». wegens dcii boozen en verdorven 
ftaat van't Menfdbm ,. onderworpen is , . em zig in deezen daar aan te ge- 
dragen en naar te fchikken; en in zoo verre de gewbonte plaats te gurinen, 
dat hy zig niet 1 belachchcTyk en'ten fpot .fteSe ,'■ noch hobgrnocd in zyne 
aedrighyd"hebbe. ' • ' ' • ' . 

§; 'id: Alhoewel' 1 hu- een ftatigkTeed'tpt dekkihg van 'tlichhaam , en tot 
deszerVs beveyliging eene propere wobriiftg , vodrzien met zoo veete huys- 
rlraaden, als tot het; noodig dagelyks gebruyk genog is, alleen iegs van de 
Rede gee'yft word, gejyk ook de zoberhyd err maatighydyan foyscn drank 
tot 'sMchnaams onderhoutt': zooleeraartegterdezervdeRede datcH genen^, 
dewelke tatt t|delpe ( gdederen van deri gocderi; Ood rVkeJyif verzbrgt zyn , 
c^.'ruyme£?tafel ,; eeit'fierryker kieed', een pragtiger hays 'j .meer bedien- 
•'■- :|: ' ' idea,. 



HOE VERT>ORVEN EN TE HERSTELLEN? 

den , ja wagcnen en paarden , niet alleen mogen , maar verpligt zyn te 
moeten gebrayken , bewoonen , en houden , in dit Ryke der idelhyd , het 
welke wy nu beleven j dog elk egter naaf zynen rang en vcrkregen zegen : 
op dat de zoodaanigen met de dingen , di daar toe noodig zyn te koopen 
en voor zig te verzorgen , aan haaren evenraens , di van zyne nering en 
handwerk beftaan en lcven moet , op di wyze van haaren tydelykcn zegcn 
70uden mogen mededeelen , zondcr denzelven nogtans ten uyterftcn te bc- 
knibbelen, en gelykmen fpreekt , ais dood tc dingen : waar door dan, als 
het op eene wettelyke wyze betragt word , zoo wel GODS EERE be- 
voordert en aan den dag gebragt worden kan , als met aan den behoevtigen 
handreykinge te doen. Dog hier in moet een igelyk wel toezicn en zeer 
namve agt geven op den toeleg zynes gemoeds , met wat oogmerk en tot 
welk een ynde hy deeze dingen doet ; overmits de deugd alleen van den 
toeleg des gemoeds af hangt , zoo dat het verrigten van allc deeze voorge- 
melde dingen, en Deugd enOndeugd zyn kan: Deugd; zoo het gefchied . 
en gedaan word om Gods wil en welhehaagen : Ondeugd; indien men het 
<loet om ygen vermaak , om de bekoorlykhcden des Vleefles , en om wer- 
reldze inzigten en bcgeerlykheden. Waarom een igelyk hier zigzelven en 
fcyn gemoed zeer naw dient te onderzoeken en agt te geven , om zig niet 
te vleijen en te bedrigen , dewyl men met uyteriykkedeti wel den mehflen, 
ttlaar geenzins God , di het innigfte der gedagten kent , bedrigen , en 
een tuyt aanzetten kan. 

§. j r. Even alzoo kan men , met den benoodigden iets mede te deelen, 
fchoon dat een goed en een deugdwerk is , zig cgtcr misgrypen en bezon- 
digen , indien men dat enkelyk uyt drivt en uy t hertstogt van mededogent- 
hyd doet ; want dan doetmen ook wel DAT God wil, maar geenzins 
O M D AT het God wil : nademaal alleen de Rede raad-oorzaak van dit 
doen wezen moeft , di ons leeraart , dat God wil en belaft , en de lievde 
tot onzen naaften vereyft , dat wy onzen evenmens en onzen medcdienft- 
knegt van den gemeenen Opper-heer ; als hy in nood en verlegenthyd is, 
met licvdedaaden moeten behulpig zyn, en hem, zoo veelinons vermogen 
is en onze vcrkrege zegen , zonder nadeel van ons ygen gezin en pligtbe- 
tragting , lyden kan , in ftaat ftellen om zig zyns pligts , dien hy even als 
wy zelv aan onzer aller Schepper en Weldoender verfchuldigt is , te konnen 
kwyten ; fchoon nu dat di daad al met eenig mededogen vcrzclt ging, zoo 
4oenwe egter dezelve dan niet UYT, maar wel MET medelyden , en 
alleen om dat het God behaaglyk en zynen naame eerlyk is. 

§.32. Engelyk wy aan onzen benoodigden evenmens in 't lichhaame- 
iyke onderftaad verfchukl zyn , even alzoo is het ook onzes pligts denzel- 

**** a :"""\^ vcn, 

5 . r / v 



^ 



STIGEL VJNGCmSBEEVD MT>EN MEMS. 

ven , zoo veel in ons is , in het geeftelyke mede op te bouwen , op datwe 
dus met waarhyd mogten zeggen, onzen naaften liev te hebben als onszel- 
ven. Dog nademaal de YgenzelvsUevde , onwettelyk betragt , de wortel 
van alle kwaad in 't ganfie menflelyk geftagt is, zoo zal het niet ondienftig 
zyn kortelyk te overwegen , hoemen de lievde onzes zelvs te verftaan heb- 
be ; want nimand heeft ooit zyn ygen vlees gehaat. Zigzelven dan te be- 
minuCn, is niet alleen op eene wettige en geoorlovde wyze het noodigon- 
. derhoud zyns lichhaams en deszelvs welftand te verzorgen, om tot zoo lan- 
ge te mogen leven dat God ons daar uyt roept ; maar ook voornaamelyk 
het welzyn zyner zile te betragten , om dezelve uyt de duyftere onkunde op 
te beuren tot het helderfchynende rede-ligt van waarhyd en deugd , op dat- 
we alzoo door den geeft in 't Hgt wandelende , ook door het geloove in 
Chriftus , als een niew fchepzel mogen gevondeh worden : het welke des 
werks-ynde der betragting van waarhyd , deugd , bekeering en geloove is .' 
van welk werk de zahghyd, di in Chriftus is, niet kan afgefchyden worden, 
om datze God , welkers belovten getrouw zyn , en niet feylen konnen , 
daar aan toegezegt , beloovt, en vaftgeklonken heeft. Indicn wy nu duf*< 
daanig ons zelven beminnen , datwe daarom de deugd betragten r en het 
geloaye f dat \jezMs, is de. Chriftus , oefenen , om daar door de zalighyd 
voor ons te'Ycrjbvgeij 9i en op dufdaanigen wyze ons zelven beoogen ,_en 
alzoo ons zelven ueuen tot het ynde uiaarvaor t voor wien wy de zalighyd 
door dat middel zoeken te bekoomcn ; zoo loopt dat regelregt aan tegen de 
verlochening pnzcs zclvs , dewelke onze Hcyland de Heere Jezus Chriftus 
nogtans ons zoo ernftig aanbeveelt en gebied ; en ook tegen de volftrekte 
gehoorzaamhyd , diwe aan God verfchuld zyn , om alleen zynen wiJJe te 
. doen: het welk immers het voornaamfte ynde^n eenigfte oormerk van alle 
ons doen zyn moet. Maar Indienwe zoodaanig op ons zelven hetooge 
flaan , datwe ons ftellen- tot em ingefchikt en tuflen ynde , en datwe de 
deugd en het geloove alleen betragten om God daar door te gehoorzaamen, 
en om dat God aan de gehoorzaamhyd en aan zulken betragting de zalighyd 
zoodaanig vaftgemaakt heeft , datze- daar van niet kan afgefchyden wordea j 
dan zienwe ligtelyk dat Gods bevel alleen het laatfte- en uyt-ynde van dat 
ons doen , en van onze gehoorzaamhyd is; en datwe evenwel door dat ons 
doen onze zalighyd bevoorderen , als zynde aan di betragting en aan di ge- 
hoorzaamhyd met een volftrekt noodzaaklyk verband onaffchydelyk vaftge-r 
hegt : zoodaanig dat God , wegens zyne onveranderlyke Heylighyd , niet 
kan nalaaten aan eenen zoodaanigen Deugd-oefenaar en Geloov-betragter 
de zalighyd uyt zyne lautere genade in Chriftus te fchenken. Pus zienwe 
da^oak* datwe ons zelren op eene Wettige wyze, aUeryurigft beminnen^' 
( waa- 



HOE VEKDORVEN ENTE HERSTELLEN? 

wanneerwe ons zelven alkrmeeft verlochenen , en allerminft in 't oog heb- 
ben, en alzoo GODS EERE op 't hoogfte bevoorderen : want nooit 
word de alleen goeddoende en zaligende God meer verheerlykt , dan wan- 
neerwe in r t werk der zahghyd aan hem het meefte en aan 't fchepzel het 
minfte toefchryven. 

§.35. Ipdienmen dan de voorige gemeenkundige grondregelen zig ge- 
ftaadig voor oogen ftelde en daar boven in zyne gedagten overwoog datwe, 
ten waare wy ons zelven wilden bedrigen en dat de waarhyd in ons niet zy, 
geenzins konnen zeggenGods eere te betragten en bevoorderen , nochhem, 
of liver zyne ingefchaape of geopenbaarde Rede-wet te beminnen , nocft 
onzen Naaftcn hev te hebben , zoo wy niet alzins in alle ons doen en Iaa- 
ten met de uyterfte wakkerhyd en vlyt over de betragting van Deugd en 
Waarhyd waaken : en hoe konnen wy zoo de waarhyd in ons zal zyn , zeg- 
gen de Deugd te oefenen? waar voor nogtans een igelyk by de werreld wel 
zal willen te boek ftaan en gehowden worden , indienmen aan zyne hollen- 
de drivten den loflen teugel viert, om zynen evenmens, wanneer het dien 
wel gaat , met fellen haat en bitzen nyd , gelyk woedende Tygers , als te 
verfcheuren ; en wylze met di zelvpyniging dikmaals hun doel niet befchi- 
ten , als dan met by tenden lafter ten bloede toe vervolgen ; of wanner h}^ 
van waarhyd en deugd fpreekt , . met fmaadelyken jfcMnjft «n farre'nae be- 
fpotting verguyzen ; en wyleen igelyk graag den bovenzang zingen wil, 
en nimand nevens zig dulden kan , di hem te naa koomen overfchreewen 
en verfnoerai , en di hem verby fchynen te zullen ftreven met lift en ge- 
xveld te rug trekken en overheerrten : zoo datwe hier uyt klaar genog kon- 
nen bemerken, dufdaanige betragting geene Deugd maar de Ondeugd zefv 
te zyn , en tegen alle lievde-pligten , diwe aan onzen naaften verfchukl 
zyn, regtdraads aan te loopen. 

§. 34. Hebbende dan in 't voorige ter neder geftelde klaar gezfen , hoe 
dat Goddelyke Beeld, waar naar de Mens gefchaapen is, in denzelven zeer 
verdorven en verdonkert zynde , genogzaam verzonken en als verfmoort 
legt in den dipen put van bezinningen, ygen zinlykheden, drivten, herts- 
togten , luften , vermaaken , gewoontens , en wat dies meer ons van het 
licnhaam of het vlees aankoomt : • en hoe het zelve weder verbctert , opge- 
hcldert , uyt dien put opgedolven , en als weder kvendig gemaakt word 
door Bekeering en Geloove , en door het oefenen van derzelver werkvrug- 
ten , om in zyne gedagten , afgezondert van alle het lichhaamelyke en be- 
zinninge , te redekavelen en geeftelyke begrippen te vormen van zyn ygen 
geeftelyk Wezen, van God den Scheppei? van al wat buyten hem aanwezig 
is , van andere denkende wezens , en van eewige waarheden ; en om'door 
.; **** 3 . Code 



S9IGEL VJNGimS BEEVD IN 'DEN MENS. 

KjO&s genade in den geeft voor te nemen alle zyn doen en laatcn ecniglyk 
te rigten naar di ingefchaape en gcopenbaarde Goddelyke Rede-wet. Op 
cJatwe dan hier in raeer en raeer mogten koomen te voorderen , zal hct ten 
ho*ogften noodig, ja van de uyterfte noodzaaklykhyd vvezen, datwe niet al- 
leen ons op geeneriye wyze naar voorbeelden van ancleren fchikken en ge- 
cfragen, maar ook voor al, dewyle een ider zig te veel over zyn ygen doen 
Vleyd , rneenende ,dat het befte te zyn, datwe ons tot ons zelvcn kceren en 
Van onzes zelvs verbetering beginiien , en in eene aandngtige befchouwing 
t>iiies zelvs met den groorften ernft en ingefpannen iver doorzoeken , of 
otize daaden met di Goddelyke Rede-wet overcenftemraen , en ofwe ons 
zelvcn ten vbflen verlochenende , eeniglyk en aHeen tragten Gods wil en 
Welbehaagen op te volgen , en zoo doende zyne Vrinden tc worden , op 
4atwe aizoo in den geeft wandelendc , in Chriftus , als een niew fchepzel, 
ihogteH gevonden worden , uyt wien , door wien , en tot wien alle din- 

f' en zyn' hem zy de heerlykhyd in eewighyd. AMEN. HET ZY 
:oo. 

0it is zoo , redekandige Lezer , bet gene ik , door verfchydene aan- 
tfagtige beipigelingen en opmerkende ondervindingen , in 't korte goed- 
geqagt hebbe , aaneaande de verdorventhyd en herftel van 't Goddelyk 
Beelf fn den "mcWy 4e £8ggfet^ : Wi Reck wil plaats gunnen , zal deeze 
tyaarheden niet konnen nalaaten te erkennert , en daar uyt ligtelyk konnetl 
oiltdekken , dat'r gecn herftel te hoopen noch te wagten zy , zoo lange 
de mens niet van zyns zelvs verbeteringe een begin maake , Gods mede- 
werking en bevordering daar in afimeeke , en zigzelven naw onderzoeke, 
ofhy ook Chriftus geboden bewaart, en hem tragt gelykvormig te worden. 
£>6 God ntr van alle Rede en Waarhyd wil uwe herten daar toe bekwaam 
maaken » en de goede voorneraens met zyne zegeningen begenadigen: 
Op datwe aldus zyn ynde en oogmerk mogen beandwoorden , dat is , tot 
zyne eere en heerlykhyd leven , en namaals de eewige heerlykhyd erlangen 
fflogen. 

Bit bid en wenfi van herten. , Waarhyd 
en Deugdlivende Lezjer t 



Uwe Ootmsedige Dinaar in Chriftus. 

A, D. REUS. 



IN DIT BOEK ZYN BEGREPENF 

TWEE 
KORTBONDIGE VERHANDELINGEN 

De ecne 

DER AANGEBOORE 

GODGELEERDHYD, 

De andcre 

DER GEOPENBAARDE 

G O D G E L E E R D H Y D. 

DE KORTBOND4GE VERBANDELING 



DER A'ANfi&MaMB 



\/ r 



G ODGEtttRfi H YD;' 

Beftaat uyt zommige Voorbereydzelen en uyt 
D R I B O EKEN, 

Welkers 
Eerste handelt VAN GOD TE KENNEN. 
Tweede, VAN GOD TE DINEN. 

Derde , VAN DE VOORBEREYDING TOT HET 
EUANGELI, 

HET EERSTE BOEK 

Heeft twee Deelen : 

Het Eerste handelt VAN DE KENNISSE GODS IN 

Z1G ZELVEN 
Het Tweede, VAN DE KENNISSE GODS UYT ZY- 

NE WERKEN.. 

DE 



KORTE INHOVT) <DER HOOF<DT>EELEN. 

' DE VOORBEREYDZELEN 
DER AANGEBOORE 

GODGELEERDHYD. 

Warden bevat in V. Hoofd-deelen. 



H 



6 o F o d. I. Handelt van de adngeboore Godgeleerdhyd in 't gemeen. 

Blad i 

II. Van den aangebooren Godsdienfi. z 

HI, Van de Waarheden , uyt de eerfte weetenjchap overgeno- 
n%eri. \ ' 7 

IV, V<f*. het Beginjfel des aangebooren Godsdienjfs. 1 3 

V. Van de Verdeeling deezjes Werks. 2 1 

HET EERSTE DEEL DES EERSTEN BOEKS. 

Wor4 , d&yibSfe^n ; |ft % . Hoofddeelen. 8. Sneden. 
En i3.0nderfneden. 



H 



Oopdd, I. Handelt van Gods Toeygeningen. 23 

Sne. I. Van 't Wezjen Gods. 23 

II 5 Vdn de toeygeningen van Gods IVezxn. 26 

Ondersne. A. Van des Opperwezjends Onafhang- 

lykbyd. 26 

B. Van deszelvs Onyndighyd. 28 

G. Van deszehs Onveranderlykbyd.-$ 1 

D. Van desaelvs Enkelbyd ofEenvow- 

dighyd. 34 

Sne. III.. Van de toeygeningen zyns Aanwezjen. 42 

Ondersne. A- Van Gods noodzaaklyk aanwez.en 

en Eertshyd. 42 

B. Van Gods Eewighyd. 44 

C Alomtegenwoordighyd.^ 

D. - - - - Onbegryplykhyd. 52 

Sne. fV. Van de Toeygeningen van Gods Leven. 53 

Ondersne. A. Van Gods Verftandig leven. 5 3 

J5. Van 



KORTE INH0V7) T>ER HOOFWEELER 

B. Van den Onlichhaamelyken God en 

dejfelvs gevolgen. 5 7 

C. Van Gods Verfiand. 64 

d. wu. 74 

E. - - — Magi en Kragt. 84 

Hoofdd. II. Van Gods Deugden. $6 

Sne. I. Van Gods Waarhyd. 98 

II. Goedhyd. 10 1 

III. Hailighyd. 104 

IV. Regtveerdighyd. 108 

Hoopdd. IIL Van Gods Eenhyd. 114 

HET ANDER DEEL DES EERSTEN BOEKS. 

Word voltooit in 3. Hoofddeelen. 

Ho o j d D. I. Handelt van Gods Sefluyt. 1 16 

II. - - - van de Schepping. \^6 

III. - — van GodsVoorzjnighyd, 147 

HET TWEEDE BOEK. 
Behelft f. Hoofddeelen. i. Sneden. En 3. Onderfneden. 1 



H 



00 FDD. I. Handelt van den Mens , betrekkelyk aangemerkt tot God. 

\6o 

II. van de ingefchaape Wet. \6a 

Sne. I. Van de eerfte algemeene Wetten , als beginjfelen van 

het aangebooren Regt. \6a 

II. Van de bezondere Wetten. 170 

Ondersne. A. van onzje pligten tot God, uyt di 

beginfielen afgeleyd. 1 70 

B. van de pligten diive aan ons zfilven 

moeten bewyzjsn. ijt 

C. van de pligten , diwe omtrent onz.e 

levens-medegeneoten waartene- 
men hebben. 187 



***** 



EER- 



KOFTE WHOWDVER HDOEWDEELEN* 
EERSTE UYTWEYDING. 

Van de Regtveerdighyd en deszelvs gehoden, \ p > . 

TWEEDE UYTWEYDING. 

Van de Lievde > ditnen aan den Naafien verfchuld is, en 

van deszelvs bevelen. 199 

Hod FDD. III. Van de hoop eenes beterep levens , en deez.elpstegendeel.io& 

IV. Van de koomfl der zonde in dewerreld, en haare heerfchap- 

fy oyer den Mens. 319 

* y.'VaHder'^ndvnaafleepengevolg. Zi7 

' HET DERDE BOEK. 

Begrypt 3 . Hoofddeelen. x. Sneeden. En 3 . Onderfneden. 

?oqsj$£. I, ^(»;^**»^r ' Afonfen wactffchynljke her/letting en we-* 

f ' ' •* ' '' Wanting tot Cod. 231 

II. Van de mo<£gl&dmffieefaWtutfeverzj>mmgmrtGod.zy(i 

III. Van de Hiflorifche Naafpooring , onderz.oekende de QVerle* 

veringvan'twaaremiddelderzalighyd. z^X 

Sn e.. I. Onderzoekende of de Hydenjfe Godgeleerdbyd eene 

vafie hoop tot verktyging der zalighyd aan de 

handgeevt. 241 

II. Ohderzoeit hoe verve de Gvdsdienjt van Aioz.es 

voldoet. 249 

© Kb E R. s n E. A. Van den hedendaagzen Jfoodzen 

Godsdienjf. 254 

B.> Van den Godsdienfl der Muham~ 

metanenofTurken. z^6 

<L Vander Chrifienen Godsdienfl. 2 58 



DE 






KORTE MHQVD <DER HOOFDVEELEN: 

DE K0RTBONDK3E VERHANDELING 
DER GEOPENBAARDE 

G. ODGELEERDHY U 

Word verdeeld in HI. Algemeene Deelen. 

Welker 

I. Behelft , HET BEGINSSEL DER GEOPENBAARDE 

GODGELEERDHYD. 

II. HET HOOGSTE GOED DEN ZONDAAR VOOR- 

CFSTFI T 
HI. DE MIDDELEN , WELKE HEM BRENGEN 
TOT GEMEENSCHAP VAN DAT GOED. 

HET EERSTE DEEL. 

$er geopenbaarde Godgeleerd^yd behelft eehige Vbofbe- 
reydaelen , en word voitfokken in $•, Hoofddeekn. 

oofdd. I. Handelt van de Godgeleerdhyd en deszjelvs BeginjfeL Bl. I 

II. van den Godsdienfi. 7 - 

III. van bet Lichaam der Heylige Scbrivtuur. 3, 

IV. - - ■ - - van de Waardigheden der H. Schrivtt 1 3 : 

V. •■ — — van 't Gehruykder H. Sehrivtmr. %o 

HET TWEEDE DEEL. 

Word voltrokken in 6. Hoofddeden, 

oofdd. I. Handelt van Gods Naamen. 3 1 

II. van Gods Toeygeningen ofUytJlekentheden, 37" 

III. van den Dri-eenigen God , . naar de yerborgent~ 

hjd der Bri-eenhjd. <\ 

IV. van Gods Befluyten. 70 

V. van de Schepping., 82 

VI. van de Goddelyke Voorzjnifhyd, oz 

***** 3,. *• HET 



KORTE INHOWD <BER HOOFWEELEK 



H 



HET DERDE DEEL. 

Word in 16. Hoofddeelen voltooit. 

ootdd. I. Handelt van Gods Verbonden in 't algemeen. itn 

II. van 't Verbond der fVerien. \o6 

III. van' 't verbreken des Werkverbonds door de xjtn- 

de. 124 

IV. van 't Verbond der Genade. 143 

V. - - - - van de Bedovte der Zalighyd door den Borge te 

verwerven. i6z 

VI. — - - van den Middelaar. 169 

VII. — — van de Verwerving der Zalighyd. 193 

VIII. - — - van de Toepaffmg der Zalighyd. 204 

IX. van de Roeping en Wedergeboorte, 205 

X. van de Regtveerdiging. 21a 

XI, van de HayUgmaaking. 222 

.■»/* •-■^■^k^^^^if!T e ? g ' 1 r r - "I 

Alii. - -- ■ - - van-detmvencUge verxjegehng. tto 

XIV. van de "Uyiwendige Verzjegeling , of van de 

Bondteienen des N.Tefiaments. 230 

XV. van de Heerljkmaaking. 242 

XVI. - - - - van de Kerk. 248 

BYGEVbEGT AANHANGZEL. 

Van den Oorfprong der aangroeijende Dwaalingen 
in de Kerk. 

Ten Eerften , van de Dwaalingen desTaufdoms. z66 

Ten Tweeden , van der Pelagianen en Arminianen Dwaalingen. 274 

Ten Derden , van der Wederdooperen Dwaalingen. 279 

T.e n Vierden , van de Dwaalingen der Stcinianen. 282 



KORT- 



KORTBONDIGE VERHANDELING 
VAN DE 

A ANGEBORE 

GODGELEERDHYD. 

TEN GEBRUYK DER 

HUYS-YERGADERINGEN 

TOEGESTELT. 

IDewelke 

Nu eerfl; met den Druk gemeen heeft doen makeri» 

SALOMON van TIL. 



****** 




VOORREDEN 

A A N DEN 

J-« Sit £-4 J-* Xv » 

I E aangeboore Godgeleerdhyd , welke ik U E E. gunftige Lez.ers t 
| alhier opgeve , ontfpringt enkel en alleen uyt de bronne der Rede, 
.' en beheiji niets , dan 't gene eene ingefpanne aandagt , uyt de be-* 
Xfpigeling der algemeene kundigheden , heeft van God en deszehs 
Wet, geleeraart: en naar dat voorfchrivt der Rede, fpoortze ' naaaHeHoofd- 
godsdienflen , op datge door ttyfmoogt verkizen den Chriflelyke Godsdienjl, 
dewelke alfchoon di verborgentheden erkent , welke depaalen der aangeboore 
weetenfchap te buyten gaan , egter meer dan eenige andere met het ingefchaa- 
pen ligt overeenflemt<. Dat eene zedige behandeling derzelver'taeti^heel over 
"thaefd ge*$e» meet warden* ml nimmdd^Wer^mndeWwWen tegengaan; 
W'ttegeh fan Soeinianenfiaandehoud , datter di is ; ofwi uyt Taulus geleert 
Ibeeft dat , to gnooMm ton Theoil , het kennelyke Gods ,. van God door 
het ingefchanpen ligt geopenbaart , en dat de Wet Gods ook van denzelvden 
Stigter in de herten der Hydenen is ingefchaapen geweefl. Ook zal dat van 
geenen ondienft konnen zyn ; aangezien de waarheden eener algemeene kun~ 
dighyd den uyterften aandagt vereyfen , bonder dewelke ook nimand eene Eu~ 
angelifche waarhyd aan atler confcienti , of medegeweeten zal aan 'i ligt 
brengen : tot denwelkeri evenwel deeze onze waakzaame arbjd alle redely ke 
ptenjfennoodigt. Wy beroepen ons hier nergens in eenige flukken op menjfelyk 
gezag ; 't welk hier van geenige waarde is ; ja , geene Leere heeft aan de 
Godgeleerdhyd meet fchade toegebragt , dan de ■overgeleverde Wysgeerte , de~ 
Welke op menjfelyk gezag (teunende , aanhangert gemaakt heeft , dewy I gene 
Plato y deeze Jfriftoteles , en andere wederom anderen tot hunne Eeydfman- 
nen verkozen hebben. Haare redenen te hooren heeft zyne nmtighjd , indierr 
xje bondige voordbrengen , maar geene bloote naamen. Bemint Sokrates, be- 
mint Plato , maar bemint de Waarhyd allermeeff. Ik vertoone u hier een kort 
begrip , 't welk tot deeze betragtingen mnleyding verfchaft , om het zelve 
met den beproevden arbeyd van anderen te vergelyken en uyt de zelve te verry~ 
ken ; ten zy gy liver wildet tot de opfchrivten deezes kort begrips , als tot 

#'■*■*#•*•*•• a Hobf~ 



VOORREDEN AAN DEN LEZER. 

Hoof den , brengen , het gene gy by andere nawkeuriger uytgewerkt , en ttyf 
voeriger uytgebreyd vind : op dat het gene de Geefikttndige van God ; de 
Schryvers van het aangebooren Regt van de Wetten der natuur of ' geheelal* 
erdeninge, en de Voorfianders van den Chrifielyken Godsdienft tegen de ange- 
loovigen voordgebragt hehben , elk by 't zyne , vf onder zyn opfchrivt ge- 
plaatfl werde. . De Schryvers welke wy hier aanpryz,en, zyn de Bedenkingeit 
va:t Kartcs , en di deceive met hunne aantekeningen verrykt hehben. Wlt- 
tichs Verklaaringe van God , en Redeneringen van Gods Voorzjnighyd. 
Veldhuyzen , Wittich , Jens de Vader , en Horchius hehben Spinoza on't- 
zjenuwt. Laaten onder de Zedenkonflenaars over de pligten van 't Mens- 
dom , uyt de aangehoore Verbintenijfen afte ley den , gelezjen worden , her 
gene Morus en Geulings , gene in zyn Handboekje , en deezg in zyne Ze- 
denkonfl geleeraart hehben. Van' 't aangebooren Regt moeten gelezjen worden 
het gene H. de Groot gefchreven heeft in zyn Boek van 't Regt van Oorlog 
en Vrede , te gelyk met de befnoerjingen en byvoegzjelen van ZigTeriftf Boeklcr. 
^Cumberland van de aangehoore Wetten heeft z.ig tegen Hobbes aangekant. 
Voeg hier by de geleerde onderwyzSngen over 't aangebooren en der Voikeren 
Regt van myn Amptgenoot de Vermaarde Vitriarius , en 't gene Veldhuyzen 
van de Beginjfelen van 't Regtmaatige en Eerlyke , als mede van des menfSes 
aangehoore Schaamte en Waardighyd gefchreven heeft. Tot ophtldering der 
Euangelifche Voorhereyding laat gelezjen worden de Verdedigers der Waarhyi 
'van den Chrijlelyken Godsdienft Mornay , de Groot , vander Meulen , en 
voor al de oude Over-winners van 't Hydendom ; Arnobius en Minutius Fe- 
lix, met de Aantekeningen van Verfchydenen , dewelke Job. Maixcin'tjaar 
l6)t. en 1652. gedrukt heeft. Uyt de Drukkery van Schelten zyn onfangs 
eok uytgekoomen met de Aantekeningen yanVerfchydene , deVerandwoording 
van Juftin Martyr en Tatiaan met Hermia r aan welkers koop men geen geld 
behoort te fpaaren , overmits Geleerde Mannen in di Aantekeningen Schattea 
tener doordringende Geleerdhyd uytgeftort hebhen. Datzje zig Bachmans, 
z,aliger gedagtenis , Nagehoorte, dewelke het Opfchrivt draagt , Aangehoo- 
re Godgeleerdhyd , verzj>rgden : als mede de Redeneringen der zjeer Ver~ 
maarde Mannen de Voider en Roel raade ik den Leerlingen : geenzjns twy- 
felende of , wi deezjen weg injlaan , zjtllen hun voorgeftelde en beoogde doel- 
wit befchiten. Bat de Lez.er deezje myne pogingen ten goeden wil duyden t 
is myn ernftig verzjoek en begeeren. 

SALOMON van TIL. 



Pag. * 
Kortbondig Opftel 

AANGEBORE 

GODGELEERDHYD 

YOORBEREYDZELEN. 

H O O F D D E E L L 

Vm de Adngthm Godgeleerdbjyd. 

iiS^A G^GELfiftlDHYD 

is van een Griekze afkoomfl: , en by 
alle en een igelyk erkent , uyt eene 
aloude Leere der Hydenen herge- 
!,t»ragt te zyn'. Indienwe des woords 
"oorfpronglykhyd befchouwen , de- 
zelve geevt te kennen ; Koyov repi tS 
0£b, eenredenofredeneringvanGod: overzulks handelt 
dezelve van een Godhyd , <ii niet alleen erkent , maar ook 
gedient moet worden. 

§ i. Een ider -bevind in zig een ingefchaapen en very 
kregen denkbeeld of begrip van een onyndig Wezend, 
of weet ten minften dat by alle menffeneen gemeen ge- 
voeleh van een God plaats heeft , of in veeler geeften ot 
zilen inkleevt ; want alfehoon een Godlochenaar dat oveiv 
tieerffende gevoelen zoekt te verwerpen , zoo word hy 
%. - A egter 




1 FAN <DE AANGEBORE 

egter gedwongen te belyden , dat 'r een zoodaanige Lee- 
re is , dewelke naa het aanwezen en den Sard van dat on- 
yndig Wezend met regt omziet en dat naavorft ; nade- 
maal de denkbeelden der zaaken het ygen voorwerp van 
de redenering zyn , en het ook 't werk van den geeft is, 
over de ygenfchappen van de denkbeelden te redenkave- 
len : en dat ook dit denkbeeld den geeft allermeeft bezig 
houden kan. Voeg hier by , dat de mens , in di bezig- 
hyd zynde , verkeert omtrent een zaak , di van 't eerfte 
en grootfte gewigt , en van welkers waarhyd des menflen 
hoogfte welwezen geheel en al af hanglyk is r Want zoo- 
der een God is , zoo ftaat deszelvs verlochenaar zyne ze- 
kere gramfchap af te wagten , en hy kan zig niets goeds 
van denzelven beloven , di fehandelyk. verzuymt heeft 
hem voor zig ten vrind te maaken en te bevredigen. Ge- 
lyk in tegendeel , het aanwezen en de regte kennis des- 
zelvs voor di de gunft van dien God zoekt , eene aange- 
naame hoop verfchaft , en de menflelyke behoudenis vaffc 
en zeker maakt. Weshalven het ten hoogflen betaamelyk 
is,., dat we naa deszelvs Waarhyd met den uyterilen aan~ 
dagt omzien. 

% 3. Deeze.itLeere merken wy aan als ingefchaapen, 
voor zoo veel onze geeft dezelve alleen maar met den te- 
kenftek der rede afmaalt en aanraakt : of naar het paslood 
der rede alleen afmeet , het gene hy dien aangaande van 
elders koomt te hooren ; met te onderzoeken of het gene 
elders uyt de overlevering geweeten word , ook met de 
rede overeenftemt ? Of ten minften dat de rede het zelve 
niet tegenfpreekt. 

S4. De aangebore GODGELEERDHYD word 
dan uytgebeeld , datze is , eene Leere van Goddeljike din- 
gm, dewelke eene weetenfchap baart , di, watmenvan 
God vail ftellen , en in Hem erkennen moet , zonneklaar 

uyt 



Hoofd. II. GO e DGELEERT>Hr t D. 3 

uyt de rede uythaalt , en aan dezelve als aan eenen keur- 
fteen beproevt : op dat in di ftoffe niet alleen het zekere 
van het onzekere , maar 00k het waare van het valffe , als 
tnede het bekende uyt de natuur of het aangebooren ligt 
van het gene 't zelve te boven gaat , nawkeurig gefchivt 
^n onderl'chyden mogt worden. . 

§ 5-. Zy is inzonderhyd bezig omtrent de gefchilkn des 
Regts : alhoewelze 00k de gefchillen des daads aanroert ; 
dog di naar de beginflelen des regts beflift moeten wor- 
den ,• want men mag ten onderzoek brengen , het welke 
van de daaden verhaalt word , met naa te fpeuren, of het 
opgegevene mogelyk zy , of niet : en zoo 't eerfte ; of 
het Gode betaamelyk genog zy , en met des zelvs deug- 
den , welvoegzaam en overeenilemmende : even gelyk 
een Lichhaamkundige , het gene , de Hifiori der natuur 
of 't verhaal van 't lichhaamelyke gefchaapene opgeevt , 
ten onderzoek brengt , en de verfchynfifelen aldaar voor- 
koomende , uyt zyne beginflelen onderneemt op te loflen. 



HOOFDDEEL II. 
Vm dm Mngebtm Godsdienft. 

S 1. r\E GODSDIENST , di het voorwerp der 
JL^y aangebore Godgeleerdhyd js , of di een God- 
geleerde voor heeft op te geven , en naar redes rigtfnoer 
te befchaaven , is een zekeren iver der menflen , waar 
door een igelyk naar zyn ygen gevoelen , zyne vermogens 
bezig houd in het befchouwen en dinen van zekere God- 
hyd , naar dat hy meent zig belt te paflen , om di God- 
hyd in alle voorvallen tot zig gunftig en genegen te maa- 

A x kea. 



4 VAN "DEN AAKGEBOREM 

ken. Wy geven hier op eene algemeene uytbeelding van 
de zaak, tot nog toe. aan geenig bezonder gevoelen van 
menflenvaftgemaakt, opdatwe, den waaren Godsdienft 
van ; den valflen als nog niet onderfchydende , dat. gene 
maar alleen aantekenen, het welke allememTen in'tge* 
meen verrigten. 

$ -a. Dit woOrd Religi of Godsdienfl , leyd Laktantius 
tn zyn Boek van de waare. JFyshyd 4: z 8. niet kwaalyk af 
van 't Latyns woord tieligare vail maaken. Op deze voor- 
waarde , zegt by ,. worden wy geboren ,. datwe aan den 
ons Jchepj>e.nden Gvd fchuldige gehoorzaamhyd- bewyzen : 
Hept alleen '■ kennende , hem naarvolgen , endaar door zelv 
aan Godverbonden en vajt gemaakt zyn mogten , waar\van 
daan V woord Religi of Godspligt zynen naamontleentheeft. 
En wat verder : Het. naamwoord Religi of Godspligt, 
•van, den. band der Godvrugtighyd zoo ge zegt ■ , om dat God 
4e& memi-aan %ig verbonden en vaft gemaakt. heeft > enz. 
Lukretjus hier op ziende , heefi gezegt y dat by de knoo» 
pen der Religi or Godspligt los maakte. 

Nademaal onder de eerfte kundigheden is , de af han- 
gelykhyd aller fchepzelen van het opperfteen hoogfteWe- 
zend , zoo is 't het werk van^een mens , di van deeze zy- 
ne af hangelykhyd zyns bewuil is , om aanftonds zyne ver- 
bintenis enpligt, tot zyneronderwerping , te erkennen , 
waar door by geerne onder God ilaan wil , en zoo hy el- 
ders in eenige plaats.dien band verbroken heeft , zoekt 
by ernflig wederQn|i_ yerbonden en door eenen niweii 
band weder vereenigt te\wor4en , op dat hy niet uyt zy r 
ne grootmagtige gunft uytvallen mogt. 

5 3. De Hoofdzoorte van den Godspligt betrekken wy 
tot den iver , voor zoo veel de Godspligt eene neerflig- 
byd betekent ,, om door genogzame bekwaame middelen 
tot het hoogil gewenfte ynde te geraaken : want di zorge 

eo 



Hoofd. II. G O <D S T> I E NS T. f 

en vlyt van, den geeft vereyft eene neerftige te werkftel- 
ling van alle vermogens , zoo van lichhaam , als geeft, 
om uyt te voeren alles , wat wy agten de bekwaamfte 
middelen te zyn , om het hoogfte goed te verkrygen. 

§ 4. Het voorwerp , omtrent het welke zy , zig bezig 
houd , is eene Godhyd, of allerieye bovenhemelfte magt 
en hoogaan zyn ,. van dewelkeiniand , in het. algemeen 
beftuur deezer werreld , zig eenig vaft en zeker goed be-* 
loovt , het zy door middel van gewoone , of buy ten ge* 
woone oorzaaken v terwyl hy di alle van het goeddunken 
eener Godhyd , di hy aanbid v agt af te hangen. Om 
dit voorwerp te befnoeijen en te bedhTelen , zal zig onze 
aangebore Godgeleerdhyd bezig houden , dewyl het ge^ 
nog blykt datze alle , di opperite magt niet in een eenig 
waar onderwerp , maar in veele gezogt hebben. En nar 
demaal een- grootcverfchydenhyd van gezindheden alle 
de verfchillendhyd in den Godsdienft * dewelke.wy in.-de 
werreld, gewaar, warderr, gebaart heeft , zal het vanr de 
grootlle aangelegenthyd zyn , om het waare onderwerp 
van di aanbiddelyke mogenthyd wat onderfchydelyker 
naa te fpeuren. i 

§5. De daaden- van den Godspligt , of van een Godsr 
dienftige zyn. L 1)e Kennis van deropperfte mogent4 
hyd , verzelt met deszelvs erkentenis , di eene wettige 
agting van di mogenthyd is met voile genegenthyd. II. 
De hoogfte LievdeXotcS. opperfte Godhyd , begeerende 
den regeerder van 't heelal voor zig weldaadig en goed* 
gunftig te hebben. III. Koomt hier by eene dienfi of Eer- 
bewyzing ,.. di door hunne uyterlyke. daaden een gejuygr 
nis van den inwendigen eerbied geevt., 

Hier moet men aanmerken , dat deeze eerfte daad zig 
tot de tweede heeft , en deeze totde derde,, even tils 
eene baarende.Moeder tot haare vrugt : want de kemas 

A3 Tan 



% VJN <DEN AANGEBOR. GO<DST>. 

van de waardighyd des voorwerps , dat is , van God , 
baart deszelvs lievde , 7.00 mennigmaal ak zy op deszelvs 
voortreffelyke uytitekenthyd aandagtig let , dewyl anders 
het fpreekwoord zegt , onbekent , onbem'mt, Voords 
brengt de lievde Gods in het binnenile van den geeft 
voord eene eerbied , di men op allerlye wyzen zoekt te 
betuygen : ja hoe de kennis van de waarhyd eens zaaks 
meer uytgebreyd en overtuygende is , hoe de lievde, 
daar uyt ontfpruytende , te heviger , en de dienilbewy- 
zing te znyverder is : en wanneer de iver , di uyt den 
eerSied v^ordkoomt en ontvonkt , en deeze iver zyn be- 
ieyd uyt de rede ontvangt , dan wykt de Godspligt van 
het bygeloov af , voor hebbende niets omtrent de dienil- 
bewyzing Gods te doen , dan alleen naar het voorfchrivt 
van de rede. 

§ 6. Het ynde en oogwit van den Godspligt is , di 
Godhyd , «tewelke eene oppermagt bezit , en in vermo- 
gen grootmagtig is , zig tot e^n vrind te maaken , om 
dezelve , niet alleen in dit leven , maar na het zelve in 
het toekoomende , voor zig genegen en goedgunflig te 
hebben. Om dit ynde wel en wettig af te baakenen , en 
van verfchyde dwaalingen en misllagen te zuyveren en te 
bevryden , is voor de aangebore Godgeleerdhyd geen 
kleyne moeite. 

§ 7. De waare Godsdienfl is by my dan , een wettige 
en betaamelyke iver om het hoogfte Goed te zoeken , 
ftellende de zalighyd in de gemeting en vrindfchap van 
den eenigen waaren God , om dezelve in de eerbewy- 
zing , di men aan God verfchuld is , te verwerven , met 
zig naaw te wagten van nergens iets aan zyne eer en heer- 
lykliyd te onttrekken. Derhalven is 't het werk van den 
waaren Godspligt , niet af te wyken van de waare eerbe- 
ttfyzing , noeh van deszelvs waare ynde , of van deszelvs 

wet- 



Hoofd. III. VAN T>E EERSTE WAARH. f 

wettige en behoorlyke middelen : tot hoe verre de inge- 
fchaape Godgeleerdhydin alle deeze dingen ons met hun 
onderwys onderrigten kan , zal in 't werk zelv gezien 
moeten worden. 



H O O F D DE E L. III. 

Va» de oVergenome Wurheden uyt de eerjie 
Weetenfchaf). 

Si. *TTE VERGEEVS, beken ik geerne , zalmeir 
J[ in dit ftryd- en woritelperk van den Godspligt 
intreden , en onze geeft zig in het maaken van wetten en 
geboden bekommeren, zoo ni'et voor af vail geflelt word: 
DAAR IS EE"N G O £> ; wesmnxr**T~T&r bewys- 
redenen , di de eerfte weetenfchap ons van Gods aan- 
wezen opgegeven heeft , ons zelven wederom van niews 
aan moeten te.binnen brengen. 

I. Uyt di leere is my vooraf niet alleen bekent gewor- 
den het aanwezen van mynen geeft , maar ook deszelvs 
onvolmaakthyd : door de innigile mewufthyd myns zelvs 
will ik , dat my zeer veel ontbrak , het welk ik vrugte- 
loos van my zelv afwagtede vervult te konnen worden ; 
waar uyt ik dan gedwongen wierd te belyden , dat ik 
niet van my zelv , noch myns zelvs oorzaak ben. Ik be- 
merkte myn aanwezen maar onlangs , flegs mogelyk , en 
vlotbaar te zyn , ja ook onzeker x of het wel een oogen- 
blik duuren zal : zoo dat ik overzulks overtuygt ben, dat 
de oorzaak van my buyten my r en magtiger is dan ik, 
op welkers goeddunken ik niet lang geleden hier gekoo- 
men ben , onweetende , tot hoe lang dezelve deeze my- 

a* 



g VAN <DE OV\ERGEMQME 

ne tegenwoordighyd zaj willen uyttrekken. Ik ben der- 
fcalven, van de geboorte af ondei* deszelvs magt geftelt, 
en dat wel volflagen, met aldat gene '-t welk ik in mynen 
geeft Lezit : maar in den welken ik eene zoodaanige op- 
perfte mogenthyd erken , met zulken magt voorzien , di 
is-by my GOD , of een oppermagtigfte Wezend. 

it. Di eerfte kennis van waarhyd wies aan , en is tot 
grooter zekerhyd opgerezen, wanneer ik bemerkte , dat 
in het denkbeeld van dat opperfte Wezend , noodzaakelyk 
deszelvs aanwezen opgejtoten lag : want waare <het niet 
aanweezig, het zow ook niet aanwezig konnen zyn: niet 
om de innerlyke tegenzeggelykhyd , dewyl deszelvs toe- 
ygemngen, malkander onderling influyten : ook niet uyt 
gebrek van zaakelykhyd , dewylin 't onderwerp des ge- 
Ichils de hoogfte volmaakthyd gefleld word : maar alleen 
pm dat de GodverZaaker net zoo wil , en dat wel op 
eejfie,, wy&e $,^j^zelpn ( tejxenfpr'<?ekt;. Want daar is r t 
een let , of een niet ? inldien Vlaatfte , dan zyt gy zelv 
ook niet j want zoo gy my gelyk zyt , dan zult gy on- 
Mddelyk van uws zeivs aanwezen mewuftig zyn : dog 
zoo men het eerfte aanneemt , dan zalder een Wezend 
£yn alleen van een aanwezen , dat mogelyk is , en het 
welk niet uyt zyne yge natuur of wezentlykhyd aanwe- 
zig is : en 't zal geen Wezend zyn , 't welk door zyn y- 
gen vermogen aanwezig is ? Hoe ! zal het dan eenwe- 
zend zyn , 't welk zeer veel van een nietwezend deelag- 
tig is ,, en 't welk voor zig niet genoegzaam is om aan- 
wezig te zyn , en alzoo zal 't een Wezend zyn , \ weik 
riiet volftrekt volmaakt , en dat waarlyk en volitrekt een 
Wezend is ? Het zal een Wezend zyn , het welk noch 
fan , noch door zig aanwezig is , noch eenigen grond 
|#lDi zyns zelvs aanwezen in zigheeft , en dat ook zonder 
e^nige oorzaak: is , waar in nogtans de eenige grondflag 
yaji een mogelyk aanwezen gelegen is, S Mi. 



Hoofd. III. EERSTE WAJRHEVEN. 9 

Iff. Het beveftigde my nog raeer in di waarhyd , als 
ik uyt mynen gebrekkigen flaat bemerkte , dat V een hoo- 
ger boven my is :■ nu alwaar vergelyking plaats heeft , in 
dat flag van zaaken moet imand zyn di in den (a) Verhef- 
trapde opperile zy : (by den welken nimand vergeleken 
kan women , als zynde alle vergelyking eene afwyking 
van den iteltrap, dewyl goed alleen en ten vollen goedis) 
welke opperile immers niet nalaaten kan , van en door 
aig te zyn , nademaal hy geene oorzaak van aanwezen 
boven of buyten zig heeft , waar van hy iets Ontvangen 
zoude : waarom men aan dat opperile aanwezen , dewyl 
het geenzins een mogelyk aanwezen is , noodwendig 
moet toefchryven een noodzaaklyk aanwezen. 

IV. Tot ophoopping van nog grooter overtuy ging koomt 
tiler by , dat Gods denkbeeld in ons , als van een volilrekt 
volmaakt Wezend, onmogelyk niet kan afgeleyd worden 
dan van den fligter van ons , dewyl wy het geenzins ver- 
digt hebben. In deezen fligter moet ook nOodzaaklyk 
(p) een voorbeeidige' bor'&aak %yn ; in den welken zoo veel 
zaakefykhyd en volmaakthyd . iy ;, als in het voorverhaal- 
de denkbeeld van God , het welk ons ingedrukt is. 

§ 2. Di in de eerfle weetenfchap voordgegaan zyn, 
hebben in hunnen voordgang nog zeer veele bewysrede- 
nen gevonden , dewelke onzen geeit in het gevoelen van 
Gods aanwezen, als denSchepper enRegeerder der wer- 
reld , beveiligen. 

■■ I. Uyt de befchouwing der lichhaamelyke werreld, 
kleevt den geeit aan een denkbeeld van dingen , .di op 
ontallyke wyzen onderling van den anderen onderfchyden 
2yn , en door veelerlye verfchydene bewegingen veran- 
4ert worden ; in welk konit-tuyg en werkituk de geeft 

B *ig 

,. (a) Sapetlativus. (t) Caula exemplaris > di alle oorzaaken en vootbceldcn to 
pven gaat. 



to VAN <DE OFERGENOME 

zig ten uyterften verwondert over de onuytputtelyke 
wyshyd en voorzigtighyd van den Konftwerker : als mede 
oyer zyne onyndige magt en eewige goedhyd. Zegtge dit 
denkbeeld alleen maar in den geeft te zyn , zonder dat 
eenige van di dingen buyten den geeft aanwezig zyn : gy 
zult egter moeten toeftaan , dat gy geenzins den uytvin- 
der van di fchikking en vanalle di verfchydenthyd zyt, 
dewyl gy zelv het minfte verband en zaamenhang van di 
dingen niet verftaat ; noch het minfte dingetje in dezel- 
ve geenzins veranderen kont. Hier van is de geeft 
gans kundig door zyne innigite mewufthyd. Voorwaar 
het gene niet is , kan ook de oorzaak van di verfehyning 
en vertooning niet zyn : nademaal dan de geeft van di 
zaakelykhyd » te weeten het vertoonende Zyn , uytgeflo- 
ten is , zoo moet deszelfs oorzaak buyten my zyn ; h'et^y 
dat de dingen zelv my zoodaanig aandoen , het zy dat God, 
de alwyze Stigter en uytvmder van dat konft-ftuk r ' m$ 
di aandoening indrttkt. 

II. Ja wy zyn ook door di zelvde leerwyze geleeraart , 
dat wy een lichhaam » met den geeft te zaamengevoegt 
hebben , door welkets, tuffenkoomft wy met di werrel4 
eene zonderlinge gemeenfchap hebben : zoodaanig dat dit 
ons lichhaam den geeft op veelerlye wyzen > willens of 
onwillens , aandoet : en in tegendeel , dat de geeft over 
dat lichhaam een veelerlye gebied voert. Ondertuffen is'r 
niet een mens op de werreld , di de wyze van vereeni- 
ging tulTen den geeft "en'het lichhaam weet te verklaaren $ 
dewyl hy verftaat , dat de dehking ,, met de uytbreyding 
geene de minfte gemeenfchap heeft , noch met deszelfs 
beweeging , en zoo ook in tegendeel. Deeze dingen. 
noodzaaken ons hier te erkennen de tuflenkoomft ya% 
God , of eene alwyze en almagtige oorzaak van ons , iij 
Welkers magt wy alle oogenblikken zyn. 

01. Hist- 



Hoofd. III. EERSTE WAARHEVEN. n 

III. Hier koomt ook by de innige mewufthyd , waar 
door de geeft van alle zyne. daaden en aandoeningen op 't 
innigfte mewuitig is : en di den rigtfnoer van goed en 
kwaad zoodaanig naavolgt , datze den geeft , als hy wel- 
doet , geruft Itelt , maar als hy di wet overtreed , ik 
weet niet met welke knagingen pynigt. En dewyl ik dee- 
ze geenzins afweeren noch uytdryven kan , zoo blykt het 
zonneklaar , dat di mewufthyd geheel van hem , di aan 
den geeft zyn wezen en aanwezen gege ven , en dezelve zoo 
naaw aan den geeft vaft gehegt heeft , datze van denzel- 
ven onmogelyk kan afgeichyden worden , af hangt : zoo 
dat het ook blykt , dat myn Schepper dezelve , om de 
plaats en de beurt van God waar te nemen , in mynen 

feeft ingedrukt en ingeplant heeft : dewelke Opentlykden 
tigter van ons , niet alleen als den opperften en opper- 
magtigften , maar ook als eenen hailigen Wetgever , en 
legtveerdigen Rigter op de werueld vettmmt en innig 
vertegenwoordigt ; welkers magt nimand ontduyken noch 
2ig onttrekken ka«. 

^ 3. Ook neemt deze onze aangeboore Godgeleerdhyd 
uyt de eerfte weetenfchap nog een ander leerftuk over , 
te weeten, dat de geeft alleen voor eenigen tydmet dit lich- 
haam zaamengevoegt is : dewelke , op het aankoomen 
van de dood , zynen ouden handel met het lichhaam ver- 
laaten moet; zonder evenwel, als dit lichhaamelyk werk- 
tuyg al ontfloopt is , ook in eeniger wyze in zig ontdaan 
te worden , aangezien deszelvs natuur:of wezen geenzins 
deellyk is ; waar uyt volgt dat , het lichhaam afgelegt 
hebbende , de inwendige vermogens van den geeft geen- 
zins beledigt , noch van eenige volmaaktheden , di tot 
het denkend Wezen behooren , beroovt worden. Deeze 
Leere dan , invoerende dat het wezen van den geeft on- 
verdervelyk, en overzulk? ook onftervelyk is , blykt ook 
L- -. B z klaar 



t% VAN <DE OVERG. EERSTE WAARH. 

klaar uyt de eerfte weetenfchap : en ftelt het overblyvea 
van de ziel naa den dood vaft. 

% 4. Hier uyt ryft 00k een gevolg , dat de geeft , na zy- 
lie ftandsverwuTeling uyt het ontfloopte lichhaam , moet 
overgaan ,~ of tot een beter , of tot een erger ftaat : het 
welke den geefl, op het aanmaanen der innigfte mewuft- 
hyd, zomwylen zeer bekommert maakt : terwyl zelvs di 
zelvde mewufthyd den Stigter van den geeft vertoont en 
verbeeld, als eenenregtveerdigenRigter, didengoedea 
goed , en den kwaaden kwaad vergelden zal : want di 
geleert heeft dat God , de Schepper en onderhouder van 
den geeft , denzelven zoodaanig in zyne magt heeft , dat 
hy naar zyne regtveerdighyd r denzelven tekenen en be- 
wyzen van blydlchap toevoegen, of in de uyterfte droey- 
hyd neerploffen kan , di kan niet nalaaten te begeeren, 
dat hy , voor den dag zyner ftandsverwuTeling , God 
voor zig aangenaam of verzoent hebben mogt : waar uyt 
de Godsdienft ontfpruyt , of de iver om God te behaa<- 
gen , op dat hy zig namaals van zyne gunft alle goed etit 
geluk beloven, en denzelven, na de ontHoopingdeslich- 
haams ,, als goedgunflig geniten mogt. 

§ 5- Deeze waarheden , van Gods aanwczen , en van 
des geefts , di van hem af hangt , onftervelykhyd , zyn 
de grondflag en het grondfteunflel van alle Godsdienft, 
waar op het ganfle gebow, dat wy voor hebben op te rig- 
ten , gebowt moet worden : gevende aan deeze geheele 
verhandeling een regel en rigtfnoer » volgens welke deeze 
Leere gefchikt moet worden. Een Wysgeer befchowt 
.God zoo als hy in zig is ; een Godsdienftige , zoo als hy 
zig heeft tot ons , voor zoo veel in deszelvs gunft en ge- 
aiting alle menflelyk geluk gelegen is : als dewelke des 
mennen geeft in zyne magt hebbende > deszelvs gebreken 
vervuUen » zyne vermogens vermeerderen 7 en deazel- 

" yen 



Hoofd. IV. VAN <DES INGESCH. GOT)ST>. 13 

ven met niwe wyzen van bevattingen begunftigen : ja 
•Haar de verbetering en vermeerdering van deszelvs vat- 
baarhyd r zig heerlyker aan den geefl vertoonende, dien 
van alle kanten met verzadiging van alle begeerte tot het 
goede vervullen en begenadigen kan. Het welke geftelt 
•zynde , moet men zig beraaden over den weg , of de 
/wyze om tot dien gelukkigen flaat te geraaken: als mede 
welk beleyd van levens-befhmr men houden moet ,, op 
dat wy yndelyk deezen God ons beloven konnen goed- 
gunftig en toegenegen te zyn ; voorwaar hy moet geeert 
worden op zulken wyze , datwe geenzins aan zyne eere, 
waar van hy ten uyterften jaloers is , iets onttrekken , of 
-geenig vooroordeel, tegenzyn hoogaanzienftrydig,, be- 
houden^ 



HO OF DDE EL, IVT 

p& V ttginjjel des ingefcbda^m GodsdHtttfi*. 

$*. TJET BEGINS SEL, waar uytdeingefchaa- 

XJpen Godsdienft, tot een vaft en zeker betoog 

van God , en deszelvs' eerbewyzingen getrokken moet 

worden , is het ligt der rede ,. in des menflen geefl door 

femeene en, ingedrukte kundigheden zoo klaar en zigt- 
aar doorfchynende, dat nimand , di zynen aandagt daar 
toe wend en van alle vooroordeelen bevryd is ,. des on- 
•onkundig wezen kan. 

% 2. Maar nademaal het woord rede in zig twyfelagtig 

is , zal men vooraf deszelvs dubbelzinnighyd dinen weg, 

te nemen: te weten, men moet vaftftellen,. dat de voor- 

werplyke aanmerking der rede wat aflders is, en wat an*' 

' B 3 /f ders 



^4 VAN r BEGINS SEL <D E S 

-def-s deszelvs onderwerfelyke aanmerking. 'Deeze bete- 
-kent den menrTelyken geell zelv , zoo als di.met het ver~ 
niogen om te redenereft begaavt is , en zig oyer izaakeni, 
di te oordeelen'zyn , uytlaat ; en mitfdien de dwaaling 
-onderhevig is , 200 mennigmaal hy de paalenvan een wet- 
tig en cfegtzinnig oordeel overtreed. Maar de voorwer- 
-peiyke l ¥ede , waar van te deezer plaats gehandelt word, 
"geevt te kennen di omvatting ; en dat-begrip van kundig- 
heden , denkbeelden, en grondregelen, di aller menffen 
gemoederen in 't gemeen ingefcherpt en ingedrukt zyn. 
En word genaamt het ligt der rede ; om dat di omvatting 
van waarheden beftaat uyt kundigheden , di algemeen en 
*loq klaarblyklyk zyn , dat nimand y di alleen de woor- 
den verftaat , aan derzelver waarhyd twyfelen kan. 

§ 3. T>e Voorwerpelyke Rede , is di onfeylbaare en on- 
beHrieglyke keurfteen van het oordeel , naar welkers 
voorfchrivt/ln de aangeboore Godgeleerdhyd ■■ over God- 
delyke zaaken alleenlyk het oordeel moet gekeurt en uyt- 
gelprokefi Worden. , 

I. Onfeilbaar en onbedrieglyk , zeg ik , bm dat niets be- 
vat dan algemeene kundigheden , van God voordgekoo- 
men , dewelke , goed zynde en geenzins bedrigen kon- 
nende , di beginfFelen van waarhyd aan 't menfdom me- 
degedeek heeft : gelyk wy reeds te vooren in de^eerfte 
Weetenfchap 00k geleeraart zyn. 

II. Deeze keurfteen des oordeels is 00k onvemnderlyk\ 
om dat het nooit gefchiden kan , dat waarhyd met waar- 
hyd ilrydig zyn , of worden kan : het welke van zoo va- 
fle zekerhyd is , dat zelv de openbaaring met dit ligt der 
rede niet ibryden , om datze de rede niet overhoop wer- 
pen kan. 

III. Waarom deszelvs waarheden , eewige , genaamt 
, f zyn, wegens Gods onveranderlykhyd en volfkndighyd , 

; - - di 



Hoofd. IV. INGESCHJJTEN GO'DST). r? 

di derzelver Stigter is , inwelkers natuur ofweZen de 
meefte gegrond zyn , en welkers eewige wil dezelve aan 
alle menffen heeft willen indrukken , en inplanten , op 
datze met de dingen , di tot in eewighyd vaitgeitelt waa- 
ren , zowden overeenkoomen. 

$ 4. <De Rede onderwerpelyk aangemerkt , als zynde de 
geeit zelv , is over dat redes ligt , als de keurfteen j van 

t oordeel de Rigter ; en deszelvs daaden zyn. r. Door 
net befchouwen der gemeene kundigheden , alle andere 
zaaken in onze denkbeelden zoodaanig in te zien , en te 
bevatten , dat wy klaar verftaan * wat in derzelver zaa- 
ken denkbeelden belloten legt. 2. Dezelve zoodanig 
met de denkbeelden der nabuurige dingen te vergelyken, 
dat de geefl onderfchydelyk begrypen mag , waar in zy 
©vereenkomen j en- waar in zy onderfohyden zyn. 3, 
Met verband tuflen de (a) voorgaandes en tulTen de be- 
fluyten met zoodanigen aandagt naavoj$©B en endeTaoe-. 
ken , dat we geen beiluyt maaken , dan alleen wanneer 
onze (b) gewhTe ons onderrigt, dat Wy genoegzaam be- 
kwaam zyn;©m -cert wettig (c) werk Van invoering eft 
befluyt , zonder eenig vooroordeel > te verrigten ^n op 
te maaken. ; 4. . En yndelyk , de zaaken door gemeene 
kundigheden en naarde eerfte grondregelen uythaalende,, 
door de oorzaaken en 't gewigt der redenen te oordeelen 3> 
wat waar ofvals is > en watgoed of kwaad Zy. 

$ 5^. Want alie gfond va&zekerhyd word 4aar opgeve- 
JHgt , dat ddgeeft geenig oordeel veHe.danvan zaaken^., 
di klaar en onderlchyden begrepen zyn > en niets aanne- 
me 't gene tegen 't ligt der rede aanloopt : want bet is met 
ens menffen zoodaanig gefcgen *, dat mmand van ons m\- 
het klaar en onderfchydelyk begrepen^ti, wanneer dak 
doordeinnige mewuilhyd aan ^^ deja;ggeit feiyktq, ^yne toe-* 
-'■'-', C ' #ew 

(a) PremiiTen. (b) Confcienti. ( c) Iflationis officii^ 



16 FJNT BEGINSSBL <DES . 

ftemming wygeren kan : en dat wel wegens di fterke en 
onwederftaanlyke genygthyd tot toeftemming , di inwen- 
dig in den geeft in is , zoo mennigmaal hy met alle klaar- 
hyd begr-ypt lets- tot de natuur of het wezen van een zaak 
te behooren. 

•- § 6. Zommige brengen hier tegen in , dat de menlTely- 
ke rede verdorven , en overzulks onbekwaam is om een 
wettigen behoorlyk oordeel te vellen : maar hier moet 
men zien in wat zin dat (a) voorgaande of aan te nemen , 
of te ontkeiinen zy ? Het blykt immers genog , dat het 
vermogen vanredenkavelen in 't menflelyk geflagt niet ge- 
heel en al uytgebluft is : want alidan zow het menflelyke 
wezen zelv vernitigt zyn ; daar de mens nogtans een rede- 
lyk wezend is. Ook is het ligt der eerfte waarhsdengeen- 
2ins verloren , ^dan alleen in dolle en zinnelooze. Wan- 
tteer- men zegt, dat den geeft eeneiverdorventhyd aan-. 
kfee% , r zw nemen wy alleen aan , dat dezelve in de 
traaghyd en afkeer van de ziel , om de waarhyd teonder- 
zoeken , gelegen is ; terwyl de geeft , ten deelen wegens 
de onmaatige en in het lichhaam diep ingewortelde driv- 
ten , tot andere dingen afgewend word , en ten deelen- 
door de onbedagtzaamhyd des gemoeds ,.en.zyne al te- 
grooten haaft en voorbaarighyd om te oordeelen, zigvan 
r-oekelooze en voorbaarige toeftemming niet. onthoud. 
Men moet derhalven di verdorventhyd niet tot zoo verre 
nytftrekken -,- afebfdi geeft niets dat klaar en onderfchy- 
den is bevatten, rioeh eeni^ gped oordeel ©pniaaken,: 
noch eenige wettige gevolgen zaamenhegten kon : maar; 
het moet tot voorzigtighyd ftrekken , dat hy niet met ee- 
nen blinden drivt de hertstogten des gemoeds of de voor- 
eordfcelen van den geeft opvolge; maar de zaaken aan een; 
^oomgtjg dondgrzoefc ojiderwerpe , de duyfterheden -af-» 
«V--- : . weere, 

{a) AnteCedens, 



Hoofd. IV. JNGESCHJATEN GOZ>S<D. if 

weere , eh zyn oordeel opfchorte , , tot dat hydobr eeri 
waar kenteken dernwaarhyd , te weten , een kiaar en 
onderfchyden b'egrJp der zaak , getrokken en overgehaalt 
worde tot toe- of af-itemming. 

§ 7> Van deeze zekerhyd kan een ider mens door zyne 
ygme.mewufthyd 'overtuygt zyn ; dewelke te weeg brerigt, 
dat -een igeJyk innig in zig van zyne doeningen , zoo voor- 
ledene als tegenwoordige , mewuflig zy : wat hy denkt , 
en hoe hy in zyne wyze van doen te werk gaat , weete. 
Ten anderen kent zy in zig de gemeene kundigheden, de 
wetten van een regtfchaapen oordeel , en den geheelen 
regel en rigtfnoer van onderzoek zoodanig , dat wat zy 
ziet , zy haarer in zig mewuftig is diat te zyn, als of het in 
e_en klaar enhelder ligt ftond , alwaar alles door zyn ygeti 
zelvs ligt even, klaar affcheen , en uytblonk. Hier van 
daan is 't 00k, dat de m'&wufthyd zelv , over de doeningen 
van den geeft , di naar een Wettige of pnwettige^ede 1 ^- 
rigt'fcyn, y£en yndvcmnts wyft <,' met den zelven ; daar hy 
kwaalykged'aan heeft te veroordeelen , en daar hy wel 
geda-an heeft vry te tfpreeken : bekleedende alzoo de plaats 
van God , met den geeft , na het Weldoen te vervrooly- 
ken, en na het kwaalyk doen te krtaagenenpynigen. Het 
is 00k dit geweeten of deeze mewujfhyd, di onzedaadenin 
't onderzoek van waarhyd en deugd befchouwende , den 
^eeft overtuygt , of hy zynen pligt wel betragt heeft ? of 
niet wel? waar van daan de mens zyns wel of kwaalyk be- 
wuftis. ■■'■*> 

§ S. Zommige werpen 00k tegen , dat het oordeel van 
't geweeten of demewulthyd, zomwylen bedriegt, wan- 
neer zy zelv bedrogen word ; vaitflellende , dat zy be- 
drog onderworpenis.v r Het verwondert my-, dat zy, di 
van de twyrTel-fchoorwillen fchyneh een afgryzen te heb- 
hen , zig zoo tegen dit oordeel der mewufthyd aankan- 

C ten, 



i* VAN T BEG INS EL T> E S 

ten , zonder eens agt te geven , datze zoo doende de 
deur der twyfel-fchool wyd openzetten. Voorwaar de 
mewuilhyd oft medegeweeten is van God aan alle eneen 
igelyk mens gegeven , en ingedrukt , op dat zy Gods 
plaats bekleede ; waar van daan de laatfle ontknooping 
van 't beroep op het medegeweeten is dezelvs vryfpraak : 
als dewelke nooit iets vaftilelt uyt gifling , maar uyt eene 
zekere weetenfchap ; waar van daan zy een medegewee- 
ten en mewufthyd genaamt word. Ook moet men van 
dezelveniet oordeelen uyt zommiger roekeloos oordeel, 
dewelke buyten nood , al ligende , zomwylen zig op het 
medegeweeten beroepen : als dewelke , namaals hunne 
dwaaling gewaar wordende , de befchuldigjng van 't me- 
degeweeten gevoelen , met hun voor te houaen , datze 
den pligt van een wettig onderzoek niet betragt r maar 
roekeloos hunne giffingen , in de. plaats van het voor- 
Fchrivt der mewuilhyd , aangenomen hebben. Indien 
deszelvs oordeel niet naar waarhyd vaft en zeker waare *■ 
wanneer zy hunne doeningen naar dien regel en rigtfnoer 
afmeet , dan zow de dwaaling gelegen zyn , of in de on- 
jkunde van hunne daad , als ofze niet will , wat zy dede 9 
nocb met welk oogmerk en of> welke wyze zy doende was ? 
het welke vals is : of in de onkunde van den regel en rigt- 
fnoer , als ofze de eerfte kundigheden van waar en goed 
niet wift of kende , zoo dat de. Wet der mewufthyd zelv 
zow konnen dwaalende zyn, het welk ook ftrydig is , en 
tegen deszelvs Stigter aanloopt. Nudan, uyt waare en 
zekere (a) Voorgaandes , kan niet dan een vaft en ze- 
ker befluyt getrokken worden. B. V- dewyl het uyt de 
Wet des medegeweetens bekent is, dat de waare God be- 
mint moet worden , en dat ik in my bevinde de kennuTe 
en lievde van den waaren God ; dan kan deszelvs getuy- 

genis 

(a } Prciiiflen* 



Hoofd. IV. INGESCHJJTEN GO<DST>. 19 

genis niet dwaalen , te weten , dat in my een wettige 
jjfevde Gods gevonden word. 

§ 9. 'tWelk eenige alhier tot het ftrydige gevoelen ver- 
rukt , is : dat het kan gebeuren , dat imand eenen Afgod 
bemint en eert , waanende den waaren God te beminnen 
en te eeren ; en dat in zulken geval de mens evenwel ge- 
ruil is , als hebbende zynen pfigt wel betragt ; dewyl de 
Wet voorfichryvt , dat God bemint en gedient moet wor- 
den. Dog dat befluyt is niet wettig en niet enkelyk van 
het medegeweeten ; om dat hy door dat befluyt niet 
weet , clat hy uyt een wettig onderzoek der mewufthyd 
kenniffe* heeft , dat dat denkbeeld , 't welk hy van God 
heeft , met het onderwerp , waar aan hy dat toepaft , o- 
vereenkoomt : waar uyt hy overtuygt word , dat hy t'ee- 
niger tyd in een zaak van zoo grooten gewigt , den pligfc- 
van een wettig en behoorlyk Regter niet betragt heeft. 
Perhalven dwaalt het oordeel , dat van de mewuuhyd is , 
niet ; r waar door hy vaft fteit , indien God , den welken 
jk bemin en diene , de w*are God is , dan is deeze myne 
Jievde en eerbewyzkig goed en regt : riiaar dewyl onder- 
Jtlelt word , dat dit eene onderftelling van eene ligtveer- 
dige fifing is , zoo fpreekt de gewifle hem in dat werk 
niet volflrekt vry , maar zal hem te met van eene zeer 
groote agtelooshyd befchuldigen , dat de geerf, voor het 
ondergaan van-eengeregtig onderzoek dier onderflelling, 
tot de toeygening zyner lievde en eerbewyzing toegetre- 
den is ; welkers doen het geweeft was zyn oordeel zoo 
Jang op te fchorten , tot dat hy de zaak klaar en onder- 
fchyden begrepen had : zyns wel bewuft zynde , dat in 
een zaak van zoo zonderlingen gewigt niet uyt giffing, 
maar uyt eene zekere weetenfchap tot een yndvonnis had 
moeten treden. Voorwaar daar kan iets wezen , dat de 
gewifle raakt , en iets uyt giffing daarby genomen , en te. 
^ . ' ' C i zaamen- 



•*o V-A® 'T &MaiN&£l 2) & V ■■- • • *; 

%&mmgmo<^W€>Y&(mf. daardoor denniens to# dwaaling 
koomt in 't vellen van zyn ool'ded f tii*ar' d£wyf ekfrzoo* 
daanig befluyt ligtvaardig is *».'- zoo is dat- niet Wivhet me- 
degeweeten , maar hier is di voorbaafige verhaafting van 
't verdorven oordeel te beftnuMigen ,:^ dat tegen de W^et 
-des geweetens , van in zyfl oorctee^tG&'voorfoaarig niet ti 
'«ya , zondigt > zoo langdig ond^itelling nog onzeker is"; 
waarom de mens ook, ^06 haaft%van di nalaatighyd 
overtuygt word , het verwyt zyns geweetens: niet ont- 
gaan kan ; nocn 00k derzelver beiehuldiging , dat hy , al- 
voorens zyn ynd-oordeel te vellen ; , 'hfet onderZoek van 
den geeft niet eerft voor de vuurfchaar des geweetens ge* 
bragt< , en deszelvs getuygehis niet eerft verzogt had. 

§ 10. Ik weet genog, dat buyten dat geval nimand ooit 
van het dwaalen zyner mewufthyd gedroomt heeft , noch 
ooit als nog dat daar van denken zal : en dtwjl de zaaJc 
zelv buyten'-kyv is-, zoo zal 't geMiil {legs een'woorden- 
ilrydzyn; of het befluyt uyt&e (a) Voorgaandes , " wel- 
kers eene des geweetens , en andere der gifting is, of op 
gifting fleunende , een befluyt zy van het dwaalend me- 
degeweeten ? of niet liever van een voorbaarig oordeel] 
en het niet brengen van aile de Voorgaandes tm T de^viiur- 
fchaar van *t medegeweeten ? Blyvtimahd hier tiogharfc 
nekkig, ik zal zeggen dat het geweeten niet dwaalen kail 
in een befluyt , het welk uyt twee voorgaande fpreuken , 
di voor het ligt des geweetens gebragt en wel overwogett 
zyn , getrokken Word : Zoo-danig -dat de daad r van den* 
befluytenden geeft in ;$e ; vuurfchaar des geweetens , be- 
voriden word de wetten der mewufthyd "onderhouden en 
waargenomen te hebben , en dat de daad van betragting 
met de wet des geweetens overeenkoomende zy. ' 

§n, Ik beken wel dat 00k dwaalingen gevoed wordett 
omtrent di dingen, dewelke in gefchil koomen , ofze ge* 

(a) Preaiifleiu ' OOr- 



borIdW J z^ft : ; *f } fife^°Bi WI^o?te^l^er&ft de 
autoPhonMi'&V&A<$*&* dehOererf ,'- taiidet&dirt- 
gen iteMn'gepdrt^vt te ,^n-,v ^is doot dien waanf hetge- 
weet&ivaW iyfttyteti 'efti&ia £68 bei&tfgeleni jriM'S^zf 




w v . Vit . , _ _ ~ „ . T -igm: '* J Bet i^e%&%#ferk m 

geweetens , een< jjj^oWiovle^daMhiet te 'befehtiMfgefr! 
maat dathet oordeei over 'tgeoorlovde eft origeodrBy^e 
in .di gevallen door de -Hydd^^giefM&a-^Met'^jtt^te^i 
tige oorzaiken * 'MaW-v^lVer trpt taftite -^dfc&Yefi&ftyK 
&8igeji oktf^foteriifiy M'" de ■ meWuftllf d ^nbalar "itiia* 
feehV - wMneeff de Waate r&SdhStt van FeftWM%kfaydi:o£ 
deszelvs vmirfchaar gebragt zulten wpreleft': het'welke de 
ervaarenthyd zelv genogzaam leeraart : ; en alzoo tvordeti' 
ook de gevalle^ftes^ '$)'< ^#edten^; gel^ffien di ! nofei|t , 
feepaalt , en 'fterzelvet wettige yM-6brdee!eri en -beffuW 
t^haan^-geweetengeopenbaart^^^^ 3 «'« = fw ^ -?> b^ 

|V f;,f,; .'; ■ .. . .v;_ : .>:)'•( ~\cur-- ■ ". • i > ' ■ .' ,. , .-.,",.., . , . 

.j j.Vy/hyd doeiide i$;omtfent God ,: a^ te -Mermen *■ te 
eerenyen van den zondaar \&ederdin tot verzoenings te 
zoeken , zoo zai Ab ganfle verhandeiirig deezer Leere dri* 
ledig zyn * zoo datze in 4iet Eerfte Deel/ handelt van de 1 
kennifle Gods , zoo : in zig , al& in zyne werken.. Met 
Xweedeyan de eerbewyzing', ^i tmti «an-.<Scrdwerfcfeuid 
is ,>naar de ihgefctiaapd Wetf -en ^^r^esi^lvsMegon^^ 
ftelde zonle. En < het Dercfe van (Sod te> zoek&j y ook 

(a J Gafiw confcieatiac G j- -'-'>'. '" ' !)& 



5* fan <d& verkeehxg 

na d$ begaane ; 2ondp : waar in ons voorkopmt een ver«J 
bedding van de voorbereyding des Euangeliums. 

$ t . De kennuTe van God , merkt Hem aan , voor eerft 
200 gls Hy *> #^i is * en handelt van Gods Wezen in't 
Mgemeen >3 ]^ van zyne toeygeningen , zoo van scynWe- 
peni dewe&ezyn , de Onafhangelvkhyd , Qnyndighyd, 
Dnveranderlykhyd , en Eenvowdignyd ; als ook van zyn 
Aanweezen , gelyk zyne Eewighyd , Alomtegenwoor- 
dighyd ; als med§.ya$ pmLeven , het welke geeftelyk 
Z^nde , hande)t ym&W. Verftand , WU , en Migt , be- 
fluytende m$ b«t Leefftuk .van Gods eenhyd. In de 
tweede plaats pverweegtze zyne werkingen , als de in- 
wendige , di Gods beiluyt is, en de uytwendige, de- 
welke zyn de Schepj>inge en Gods Vdorzinighyd. 

§ 3. De eerbewyzing van God word zoodaanig verhan- 
cLelt « datze onze verbintenis afleyd uy t de W^etten , zoo 
\v"el ae eerfte als tweede, diuyt het ligt der llede ken- 
baar worden : als mede datze hoop fchept uyt den loon di 
aan de betragting van de deugd verknogt is : welke twee 
het aangelpporen Verbond uytmaaken, : Hier van daan 
gaatze over tot de verbreking van dat Verbond door de^ 
zonde ; en handelt van de zonde di in.de werreld heerfi, 
en van deszelvs gevolgen , di den menflefyken ilaat aan 
de uytterfle elenden onderwerpen. 
• l§ 4. De Euangelifche voorbere'yding handelt , om God 
na de zonde weder tot verzoening te zoeken, enleeraart. 
1. Eene waarfchynlyke herftelling van zommige menflen. 
*'. Hier van daan gaatze voorder tot de noodige midde- 
len di vereyft women ony tot een regte verzoening met 
God te geraaken. 3- Voegtze daar aan een Hiftoris on- 
• derzoek van den waaren Godsdienft , door wegruyming 
van den valflen: met te toonen, dat deChriftelykeGods- 
dienft ; alleen in zig behelft alle het geen vereyft -word tot 
een regte wederverzoening met God. HET 



»* 

HET EERSTE BOEK 

Der Ingcfchaapc 

GODGELEERDHYD. 

Van het 

KENNELYKE 

G O D S. 

EERSTE DEEL 
Van de Kennifle Gods in zig. 

HO OF DDE EL I. 

Van God en des&bt Tgenjcbapptn, 

S N E E I. 

V*n Gods wz$n ofmtum. 

Lfchoon der woorden oorfprongs-Icennis 

zomwylen tot de verklaaring van het wezeit 

; der dingen iets toebrengt , 200 zullen wy 

! egter naa den oorfprong van 't woord God 

alhier geen naaw onderzoek doen ; om datwe het^ene 

4« 




<3 V-XTS GOVS WEZEN 

de Letterkonftenaars tendeezen yr^de, voo.rdbrengen , ag* 
ten vaUrWjaigi^terhjfl JL <© teiliglt J&zyn, k &a& jdat het 
de ganffe zaak , di te kennen is , zoude uytduyden. Ge- 
lyk dezaak dan vaandedee^elen-^ond-kennis is, zoo 
zal het woord pokmifTchien voor een eerft- en wortel- 
wooii§ |e s ibiden :z* r n'J'fiqt wfelk zotujei? eenige afieyding 
aan^eMnenls! M de^Tielv ftldaalrdef , ' dari "datze 
van de Letterkonilige gL$ngen/ eenig ligt zow konnen 
ontvangen. 

§ x. Het wezenGods , pfder Godhyd , is/eene om- 
vatting van di ygenfchappen^ d'ewelke in God's denkbeeld 
noodzaakelyk oggefoten leggen : jwaat al wat zoodaaf% 
jtfjtods denkbe%ldi is , dat het \oi$er verbrekin^yj^ 
Seszelvs vormelyS oegrip , daar van niet kan uytgeflo- 
ten worden , 4at moet noodwendig gehpudqn worden , 
als deszelvs Wezen^op te maaketi en te itellenU 

§ 3. De;kimdighyd der Godhyd word gegrondyefl in de 
opperhy^j ■zoodat ifimand kfen-nalaateh-teiBegpypen een 
Opperfte \ Magtigfte , wanneer hy een woord van dien 
aard , in zyne!taal darkoimende betekenqn, , hoord. En 
geen volk is zoo woefl , dat niet , ten minllen onder de 
wezends , di^eer of miii..taaji^ly^:^,:en,yqlmaakt zyn , 
en in magt uytfteken , tot eenig wezend opldimt, 'twdk 
het alleruytftekendfte^, door dg vpprtreffeiykhyd zyns we- 
zens alle te boven gaande , : eriin"goe<idaadighyd het befte 
is : en overzulks in de waardigfte plaats geftelt moet wor- 
den : aan welkezaak ly 06k den naam van de opperfte 
waardighyd geevt. 

■"(&rt--*t9& ^itoQppeffte.'Magtigil© Weiz^EH^^at^y^ ; 
jGoeJ * j^rd^-verfclyde ygenfehappen of- to^ehiiigen 
opgegeven? welker zommige tot ,deszPlvs:#>if«f"be||rok- 
h®X moeten worden , hoedaanige zyn. de ofiajhan^elyk- 
iyd^ tk onyndighyd, oQyeraftderlyJKhyd,..«rtfinkelvow:'» j 
&i* dighyd. 



Hoofd. I. OF NATW R. Snee I. *y 

dighyd. Andere tot deszelvs aanwezen , gelyk de eewig- 
hyd , en alomtegenwoordighyd. Andere yndelyk tot des- 
zelvs Leven , dewelke zyn Verftand en Wil , als ook de 
deugden van waarhyd , goedhyd , hailighyd , regtveer- 
dighyd , en te gelyk van Almagt. Dewelke ofze in een 
alleen , of in veele plaats hebben ? zal de uyterfle overwe- 
ging en naavorlEng waardlg zyn. 

§ f. Deeze onderfchyding moet men geenzins zoodaa- 
nig opvatten , als of Gods leven van zyn wezen , of ook 
dit van zyn aanwezen afgefchyden waaren of konden wor- 
sen : of dat een eenige van di ygenfchappen van.de God- 
hyd metterdaad konden worden afgetrokken : maar om 
dat onze wyze van aanmerken , deeze zaak niet anders be- 
reykenkan: waaromwy., Godswezenafzonderende, dat 
alleen befchouwen en in onze aanmerking als dan zyn aan- 
wezen niet aanmerken , of op zyn leven geene agt geven; 
wanneer wy dan deeze dingen aUeen.in.OBie aanmerking 
van den anderen afzonderea, en elk in 't bezonder over- 
wegcn, dan merken wy de andere niet aan engevengeene 
agt daav op , fchoon wy 't een zonder 't ander niet beden- 
ienkonnen. 



D SNEE 



** FAN "DE TOSTQENINGEN <DES 

S NEE II. 

Vm dtToeygenhgen des Goddelykgn Wcz$n$, 

ONDERSNEE A. 

§ i. .1 N. de eerite plaats is aangemerkt , dat aan net Opv 
J perwezen toekoomt de mafhangelykhyd ; dewelka* 
niets anders is , dan dat het geentge oorzaak van buyten 
noodig heeft , of om aanwezig te zyn , of om te blyven j 
maar dat het voor zig alleen algenogzaam is ,. enniets van? 
elders ontvangt of noodig heeft. 

.$. x- Mm van daan word deeze onafhangelykhyd vande 
Wysgeeren, fchoon met een kromtaal , vanzigzelvhyi 
genaamt , welk kromwoord wy wegens de fchaarshyd van 
woorden geerne aannemen ; om niet alleen ontkenniglyk 
uyt te drukken , dat God geene oorzaak , buyten zig, 
toelaat , waar van hem iets van buyten zow aankoomen: 
maar om ook te kennen te geven , dat de Godhyd op d'al- 
lerflelliglykfle wyze van zig zelv , in het aanwezig zyn en 
blyven , de oorzaak is : als dewelke alleen uyt kragt zyns 
ygen wezens aanwezig is , zynde voor zig en voor zyn aan- 
wezen algenogzaam r ende de eenige. en vafte grondflag 
deszelvs. 

S 3. Dat deeze van zig zelvhyds toeygening in het denk- 
beeld van een Opperfte wezena ihgelloten legt , is uyt het 
wezen van opperhyd „ zelv buyten kyv : want een wezend, 
waar in meer wezendhyds is , dan in alle andere , di min- 
der en benedea het zelve zyn ,, dewyl het ook om di zelv- 

d* 



Hoofa. I. GO t D e DE£TKEN WEZENS. Sneell. ijr 

de uytftekendhyd boven alle is , kan voorwaar van di min- 
dere enonderite niets ontvangen , 't welk net niet heeft: 
noch ook begrepen worden in eehs anders magt te zyn, 
door dien boven di alle is : want het voert een ttrydighyd 
in, de opperfte, en ook onderfchikt, dat is, aan een hoo- 
ger magt onderworpen te zyn. 

§ 4. Alle wezend , dat aanwezig is , is of afhangelyk, 
of daar is eenig wezend , 't Welk met afhangelyk is : Itelt 
l»en het laatfte , dat zal dan het opperfte zyn : want , het 
gene van zig , voor zig algenogzaam , en uyt kragt van 
zyn ygen wezen aanwezig is , dat overtreft immers verre, 
door deeze zyne algenogzaamhyd , al dat gene, het welk 
geheellyk en in zyn aanwezig zyn, eninzynWoorden, en 
in zyn werken , zoodaanig van een ander afhangt , dat 
het eene oorzaak van zyn beftaan buyten zig noodig heeft, 
dewyl het niets voor zig tot zyn beftaan heeft konnen toe- 
brengen , noch alle zyne be^eertens heeft konnen vtrvul- 
l£n : even gelyk onzeziel zig zefv alzoo in de eerfte wee- 
tenfchap gevonden heeft. Steltmen het eerfte , dan vraa- 
gen wy , of di ganffe hoop der afhangende dingen , te 
zaamen by een genomen , zyn aanwezen heeft van eenig 
wezend , 't welk buyten 1 t getal der afhangende dingen 
is? of niet? Zegtge net eerfte : dan zal dat wezend , het 
welk buyten 't getal van alle afhangende dingen is , het 
opperfte , de eerfte en onmiddelyke oorzaak zyn , di al- 
le andere dingen onder zyne magt heeft , dat is , God. 
Zegtge het laatfte , dan. ontkentge afhangelyk te zyn , 
net geenge te vooren afhangelyk erkent had : zoo datge 
dus doende de tegenzeggelykhyd niet ontgaan kont. 
Waarlyk de afhangelykhyd der dmgen , kan zOnder een 
opperfte onaf hangend , als de eerfte. oorzaak , geenzins 
begrepen worden. 

D 2 ON- 



a8 FJNVE TOBrGEmMGEN'DES 

•O N D ERSN E E B. 
Vim des Offer jk Wzfnds onyndighyd. 

.Jl inv E tweede toeygening van 't Opperfle magtigile 
JLy wezend , dat is , van God ,. word genaamt on- 
yndighyd r dewelke is , eene volilrekte bezitting van alle 
volilrekte volmaaktheden i zoodaanig dat daar in geenige 
ontbeering van eene volmaakte zaakelykhyd , ofceenige 
bepaaHng begrepen kan worden. Wanneer wy zeggenv 
*volfirekte 'volmaaktheden , dan onderfchyden wy di vol- 
maaktheden in haar geflagt » dewelke zekere onderwer- 
pen tot zoo verre volmaakt maaken , datze derzelver 
denkbeeld ten vollen uytdmkken , ; dog zoo even weJ dat 
alle volilrekte volmaakthyd daar van ontkent kan worden. 

§z. Deeze onyndiglryd van God merken wy aan in het 
denkbeeld der Godhyd ingefloten te zyn , wegens des- 
•zelvs Ofiperhyd : want dewyl ik een denkbeeld heb van 
een volitrekt volmaakt. wezend , of van een bezitter van 
die volilrekte volmaakthyd > di uytftekender en voortref- 
felyker is ,. dan ik en alle denkende dingen dl buyten en 
boven my zyn : dan moet di Opperile veel volmaakter 
een zoodaanig, denkbeeld van. eene onyndige volmaakt- 
hyd in zig hebben. Dewyl nu dat denkbeeld eenvoor- 
beeldige oorzaak hebben moet , dewelke buyten my aan- 
wezig is , gelykwe dat in 't bewyzen van Gods aanwezen 
getoont hebben ; zoo moet ook dat Opperwezend nood- 
zaaklyk een voorbeeld van dat denkbeeld in zig bevinden. 

§3. Hier koomt by deszelvs, reeds bewezene vanzig- 
sselvbyd: waar door dit Opperwezend uyt kragt van zyn 
¥gea wezen aanwezig is x loader van eenige uytw'endige 

~ "*■ ' * QGU> 



Hoofd. I. GODVELTKEN WEZEKS, Snee II. t$. 

oorzaak af hangelyk te zyn ; op dat het gene hef in den 
hoogften trap bezit , het dat door zyne ygene algenog- 
zaambyd bezitte : waar uyt volgt dat het alle volilrekte 
volmaakthyd bezit , en dat op eene volftrekte wyze: 
want wi voor zig algenogzaam is om de allergrootfle vol- 
maakthederc te bezitten , waar door hy alle andere we- 
zends verre overtreft : waarom zow di aan zig zelv niet 
alle volmaaktheden , di hem bekent zyn , zonder maat of 
ynde gegeven hebben ? en dat naar maate der lievde , [di 
hy zig zelv toedraagt : want wi uyt kragt enalgenogzaam- 
hyd zyns ygen wezens aanwezig is , di is ook algenog- 
zaam om alles , wat in 't begrip van eene volilrekte vof- 
inaakthyd begrepen word , voor zig te hebben : want 
buytem hem is nimand , di hem in eenigerhande wyze be- 
paalen of beperken kan ,. of door welkers kragt zyn wev 
zen zow bepaalt en geyndigt worden, 

§ 4. Merk voorder aan , dat een we^en » 'twelkmets 
vermogens in zyn denkbeeld influyt , tot zoo verre dat 
niets aan 't zelve kan gegeven worden , 't welk zyne vol- 
maakthyd overtreffen zow , dat zufken wezen , zeg ik,. 
van eene onyndige volmaakthyd is : nu zoodaanrg is het 
Opperwezend ; als in het welke een en 't zelvde is.,' te 
zyn , en de Opperfie te zyn 1 of te zyn en volftrekt te 
zyn : geenig aeel te hebben aan het niet zyn ;. gelyk dat 
in de fchepzelen , of de dingen di af hangelyk zyn gezien 
en bemerkt word. Ja , Zarvonarola merkt te regt aan v 
dat door zig aanwezig zyn , alle volmaakt zyn begrypt ;-. 
dewyl dit nu op het Opperwezend , wegens zyne vanzig- 
zelvhyd , pall,, zoo kan aan 't zelve niets van het vol- 
maakt zyn ontbreken. 

§ 5-. In de naaft voorgaande eew heeftKoenraad Vorfti- 
us t dog zeer ongelukkig , deeze Leere beftreden , ter- 
wyl di Godgeleerde Man een gans ongeleerde Wysgeer 

D 3 toonr 



& FAN VETO ZTGE KWG EH <DES 

toont te zyn * gjebrwkende daar toevoornaamelyk deeze 
bewysredenen. i; Pat geenig fchepzel onyndig is , dat 
overzdks God ook niet onyndig is. %. Dat van zyne 
magt > de uytftrekking tot onmogelyke dingen , ontkent 
word, ji ©at dit lets zyn , gelyk God is : en metter 
daad onyndig zyn , een tegenzeggelykhyd medebrengen. 
Ten 4* Voegen de School-geleerden hier by, dat uyt het 
Ieerftuk van Gods onyndighyd koomt te volgen , dat allp 
andere wezends onderling van eene evengelyke volmaakt- 
hyd zowden zyn , om dat indien Gods volmaakthyd een 
maat van de overige- zy , dat di alle dan van dezelve on- 
yndig afftaan zullen , dewyl in een onyndig afftaan , geen 
meer of min plaats hebben kan. 

§6. Maar •. i. Voor eerft Mykt dat dit eerfte geenzins 
volgt, om dat de onyndighyd der volmaakthyd eenygen- 
fchap is , di alleen God toekoomt : en geenzins de fchep- 
zelen. a. Gok hindert niet , dat van Gods magt ontkent 
word de uytftrekking tot onmogelyke dingen , als of di daar- 
om niet onyndig zyn kon : om dat hier door van God 
geene volmaakthyd , maar eene onvolmaakthyd , ontkent 
word : want het ftaat niet aan de magt , onmogelyke din- 

fai te doen , om dat di onder de magt niet vallen. 3. 
och het is tegenzeggelyk , dat God dit iet is , en te ge- 
lyk metterdaad onyndig is , gelyk Vorflius verzierde , om 
dat even daarom , dat zyne volmaaktheden onyndig , of 
om beter te zeggen, volftrekt zyn, hy 00k van de fchep- 
zelen onderfchyaen , en fnitfdien lets anders is , te wee- 
ten , een wezend dat boven alle andere uytfleekt. 4. Ook 
dwaalen zy , di waanen. dat het leerftuk van Gods onyn- 
dighyd invoert , een evengelykhyd van volmaakthyd in alle 
evndere dingen , onderling met den anderen verge leken, om 
datze van Gods onyndighyd alle even gelyk door een on- 
yndige afftand zowden afftaan. ■ Want men moet hier 

wee- 



Hoofd. I. GO&DELTKEM WEZENS. Steel 31 

weeten , dat de maat van de gefchaapene volmaakthyd 
met genomen word naar den afftand van de Goddelyke 
volmaakthyd ; maar naar demeerdere ofmindere trap- 
pen van volmaakthyd , dewelke aan een igelyk ding van 
God. medegedeelt zym 



ONDERSNEE C. 

Van de Oifperanderlylfyd van y t Qfter-onyndig n/olmaak$ 

Wt^nd* 

$ i. A Llernaafl; volgt de Onveranderlykbyd van deri 
X"\ Opperften , Magtigften God , dewelke niets 
anders is dan een volmaakte volftandighyd , van voknaakt* 
heden , dewelke een allerwaardigft WezWmaaken ; tiyt- 
fluytende van de Go&ftyd alle vevan Jcring : zoo dat hem 
defwegen niets aankoomm , noch afgaan kan , noch ieti 
van hem met iets anders verwifTelt worden. Alzoo is en 
biyft hy dezelvde , di hy geweeft is : en zal altyd zyn , di 
by is. ■''■'.-'.' 

§ z.. Deeze veranderlykhyd of verandering word uyt 
het begrip der Godhyd uytgefloten , door de reeds van 
God vaitgeftelde onafhangelykhyd , en vanzigzelvhyd: 
om dat het gene hem aankoomen of afgaan ,, of 00k bf 
VerwriFeling agtervolgen zow , dat zow of een uy twe'ridi^ 
ge oorzaak j di van God onderfchyden was , ffioeten er- 
kennen ; of God zelv, zig eene niwe. of wyder uytge- 
ftr ekte volmaakthyd toevoegende , of de oude en voori- 
ge ontnemende. Het eerile loopt tegen de onafhange- 
lykhyd en de opperhyd van het Opperwezend aan :- waar 
aoor God geenzins onder eens anders magt ftaat^ nocK 

van 



3* [VAN <DE TOETCEmNGEN <DES 

van elders ietsontvangt , noch vanimand beledigt wor* 
den kan. Want een Opper-wezend , 't welk meer zaa- 
kelykheden bezit dan alle andere te zaamen , kan geen- 
2,1ns , van di minder volmaakt zyn , iets ontvangen : en 
\ welk de mindere onder zyne magt heeft , als verre on- 
der en beneden zig , kan tegen zynen wil door dezelve 
geenzins van eenige volmaakthyd beroovt worden. Noch 
di mindere konnen hem iets geven , 't welk hy zelv niet 
veel uytftekender in zig heeft en bezit. Dewyl hy dan 
van alle uytwendige oorzaak vry en onbelemmert zynde, 
wegens zyne onafhangelykhyd niet kan onderworpelyk 
gemaakt worden : zoo blyvt 'r niets over ; dan dat hy , 
als de oorzaak zyns zelvs , tot zig zelven betrokken wor- 
de : en dewyl geen gevrogt voortreffelyker zyn kan dan 
zyne oorzaak , zoo kan hy zig niet voortreffelyker maa- 
ken, jdan hy te vooren geweeftis, of 't zy met zig, door 
<3e verkryging van eenige niwe volmaakthyd , lets toe te 
voegen 3 of het zy met zig , door den aanwas en wyder 
uytbreyding van eenige volmaakthyd, verdervoortreffelyk 
te maaken. Veel min kan hy , di uyt kragt zyns ygen 
wezens aanwezig is , begrepen worden in zig gebrekkig 
te zyn, of eenige volmaakthyd van zig af teleggen: want 
alzoo zow hy van een God een niet-God , en uyt een ry- 
ken bezitter der volmaaktheden , een arme en gebrekki- 
ge , en yndelyk van de Opperfte , een mindere worden ; 
het welk voorwaar zyne inwendige algenogzaamhyd , 
waar door hy een beginflel in zig heeft , om even zoo wel 
te volherden om teolyven duren^ als aanwezig te zyn, 
geenzins toelaat 

§ 3. Noch ved minder is di verandering der Godhyd 
mogelyk door Gods onyndighyd ■: want hy zow door di 
verandering of tot een beter , of tot een erger , often 
aninften tot een eyengelykeaitaat moetenoYergaan; maar 

voor 



Hoom. I. GO e D e DELYKEN WEZENS. Snee H. 33 

voor een di onyndig volmaaktis , word geen niwe ofgroo- 
ter volmaakthyd overgelaten , di hem zow konnen aan- 
koomen: noch van hem , di zig zelv als onyndig volmaakt 
bemint , kan behoudens de onyndighyd , niets zaakelyks 
ontnomen worden. 0ok kan tie verwifTeling in een even- 
gelyken ftaat hier geen de minfle fleek houden ; om dat 
di niet kan begrepen worden zonder de aflegging der ou- 
de , en de aanneming eener niwe volmaakthyd. Het 
welk de hoogfte ongerymthyd zelv zyn zow : overmits 
by als dan , voor di verandering , noch niet onyndig vol- 
maakt geweeft zow hebben , als nihTende di niwe zaake- 
fykhyd, dewelke hy onderftelt wordaantenemen; noch 
hy zow onyndig volmaakt worden , of blyven , wegens 
het afleggen zyner oude volmaakthyd : waarom hy , en 
voor en m di verwiffeling , zow moeten gezegt worden 
van allerlye volmaakthyd ontbloot te zyn , het welk tegen 
het begrip van eene onyndige volmaakthyd , di allerlye 
of volftrekt is , aanloopt. 

% 4. Voorwaar , nademaal alle veranderlykhyd , als In- 
{luytende een Iydende magt , di tegen de onaf hangelyk- 
Jiyd flrydig is , eene onvolmaakthyd te kennen geevt: 
100 behoort di van het onaf hangend en hoogfle volmaakt 
"Wezend op het verfle afgeweert te worden. 

§5-. Zommige werpen hier tegen, dat het beginlTel der 
Schepping een begin van Gods uytwendige daadenen wer- 
fcen influyt : en dat di gene veranderlyk zyn moet , di 
aoodaanig metter daad verandert is , dat hy van een niet 
werkende, tot een werkende overgegaan is. Maar, de- 
wyl de Scheming , ten opzigt van God , niets anders zegt, 
dan een niwe betrekking , di de Schepper tot het fchep- 
zel verkrygt ; en dat di betrekking geen zaakelykhyd is ; 
zoo kan di geenzins een zaakelyke verandering in God 
soordbrengen. De Schepping heeft wel te weeg gebragt, 

E dat 



L 



34 VAN TfEfOETQmmMGER^BS 
dat hetichepzel ©verging, van hetjaiet zyn % xm hef aan* 
wezigzyn; maar geenzins dat God overling van nietwer- 
kende tot werkende : als dewelke eewig zynde* ook een- 
zuyvere en enkele doening is * zoo dat ook: di daad Gods 
eewig Is , waar door de Werreld haar begin ontvangen. 
heeft , en cloor welkers kragt de bezonderheden der wer-> 
reld in den tyd gekoomen zyn : want Gods eewige WU is 
van di kragtdaadighyd , dat door deszelvs kragt de din- 
gen in di rye en ordening voordkoomen -, dewelke Gods' 
eewig befluyt bepaalt en yoorverordineert heeft. . *t Geen 
Vorfiius hier tegen iabrengt , van de toevallen in God , 
di in hem eenige verandseri&g zowden brengen ; zal a'am 
itonds onder de toeygening van Gods, enkelhyd bondig 
wederlegt worden : aangezien bet zeer vals is j dat in een; 
wezend van eene noodzaaklyke aanwezighyd , eenigtoe* 
vai , 't welk tegen het noodzaaklyke tegenzeggelyk te* 
gengefielt word , zow kqnnen plaats hebben.: 



ONBERSNEE D. 

of ectft>oudigbycl. 

§ i. "CT'Ndejiyk kobmt ons voorinGods denkbeeM de 
X enkelhyd van zyn Wezen, 'dewelke is een een- 
zelvighyd van alle Gods volmauktheden met zyn JVezen , 
en onder malkanderen : in welkers befchow , van het aller- 
volmaaktflWezendiiytgefloten.wordtallezaamenflel: zoo 
di geene , dewelke gefchied uyt de zaamenvoeging van 
verfchydene zelvftandigheden ; als ook nog eene and ere , 
dewelke uyt een zelvftandighyd , en uyt toevallige wy- 
zen gemaakt word. %.%.. 



Hoofd. L G07>T>ELTKEN WEZEKS. Sneell. 3S 

§ z. Den zaamenftel , dewelke uyt de zaamenvoegmg 
van verfchyde zelvftandigheden ontitaat , weeren wy op 
't aUerveme vanGod af: hoedaanig een het fchriklyk ge- 
voelen van Spmofa invoert , en alle vormelyke rede der 
Godbyd overnoop werpt : waar door hy God uytbeelden- 
4e > door eene zelvftandighyd , di uyt onyndige toeygenin- 
gen beftaat , van dewelke elk en een ider het eewige en on- 
yndige IVezen uytdrukt , de zaak aldus uytlegt , en vafl: 
&dt ■> dat di onyndige toeygeningen onder malkander 
niets gemeen hebhen , noch alle volftrekte volmaakther- 
den zyn , maar alleen volmaaktheden van haar geflagt: 
door bet welke by God tot een zaamenbooping ftelt , uyt 
verfchy.de zelvikndigfreden , en deelen di niin of meer 
volmaakt zyn , en atzoo alle enkelhyd Gods omver werpt: 
want nademaal eene zelvftandighyd niet bevat word , dan 
door deszelvs wezentlyke toeygening , en hy ook zelv 
zegt » dat hy door toeygening , }>et zeivde'^jweikhy: door 
^ehftandighyd YQV&A'S&Y^ak aUeen dat toeygening gezegt 
word in ofzigt van^t <vi>r/}<9nd) 't welk aa,n eene zeivftan- 
dighyd een zekere zoadanige natuur of wezentlykhyd toe- 
fchryvt , zoo koonat daar uyt te volgen , fchoon tegen 
zynen wil en dank , datter zoo veele, zelvftandigheden , 
als'r verfchyde toeygeningen zyn ,* dewelke onder mal- 
kander niets gemeen hebben. Eriaangezien di onyndige 
toeygeningen* waar uyt hy God zegt te beftaan , by hem 
voor verfchyde , onderHng niets gemeen hebbende , ge- 
Jiouden worden : zoo volgt noodzakelyk, dat hy uyt on- 
yndige zelvftandigheden eene by een geftanfte zaamen- 
nooping ftellen moet , dewelke hy God noemt : en alzoo> 
de enkelhyd Gods moet verwerpen. Ik weet wel dat hy 
in zyne aantekeningen op Voorftel. 10. d. i. dit gevolg 
ontkent , en daar tegen aanvoert , dat het van des zeh- 
fiandighydsJVezeu is , > dat eMigetyke^an deszelvs toe*-' 
4- Ez ►•■■•: ...: \ ygenin- 



-36 VJK. e DETOETGENIKG:EN e DES- 
ygeningen , door zig zelv begrepen worde : nademaalaffe 
deszlevs toeygemngen, di zy. heeft, trgelyk en te zaamen 
altyd daar ingeweefihebben , noch dat de eene van d an- 
dere heeft konnenvoordgebragt worden , maar dat eene ige- 
tyke de zaakelykhydofhet zynder zelvftandighyduytdrukt. 
Maar wat is woorden te grabbelen, werpen , zoo het dit 
niet is? toeygening is het zelvde :,. dat zelvflandighyd is$ 
en de toeygeningen fchryven. aan de zelvflandighyd een 
zeker wezen toe : dewelke , indien.ze zaakelyk onder- 
fchyden zyn , dat de een zonder de andere kan begrepen 
worden , zoo.hebben.ze niets gemeen ondermalkander, 
noch dat de eene vanide andere heeft konnen voordge* 
bragt worden , zoo zynze voorwaar van een verfchyden 
aard en natuur of wezen : het welk geheel en al mede- 
brengt ,. dat zy van eene verfchyde (a) wezentlykhyd 
zyn : En nademaal een igelyke van di toeygeningen he£ 
zyn van de zelvflandighyd uytdrukfc ., ey live ! hoe kon- 
nen dan verfchydene ,. en di door geenig verband te zaa* 
menhangen, begrepen worden , datze.geene verfchyden, 
dat is , meer andere zelvflandigheden uytdrtikken ? ten 
Waare gy u zelv wildet tegenfpreeken en zeggen , dat het 
zelvde te gelyk in wezen verfchyden , en te gelyk in we- 
aen nietverfchydemis i of dat het zelvde geenzins hetzelv- 
deis.. Gok is dealtydduurendhyd der medebeftaanlykhydi 
in een zelvde onderwerp- ,. niet voor u: dewyl diniers 
anders zegt v dan een, zaamenvoeging van verfchyden zelv- 
ftandigheden . om een. zelvdenzaamenftel op te maaken* 
het welk geenzins uytfluyt een;meerderhyd. van>zelvfhm* 
digheden y. maar eene verdeeling metter daad* in het zaa- 
mengeflelde onderwerp: en indien zy te. zaamen loopen 
zonder natuur lyk of wezentlyk.wband , zoo is het zon- 
neklaar ,,. datimmers in,het onderwerp. gekaten word een- 
deelbaarhyd,, di uyt.de natuur- of 't wezen mogelyk is, of 
" (^leAh"^ dii 



Hoofd, I. GOWELTKEN WEZERS. Snee II. 37 

£ door de natuur of 't wezen niet verboden of verhindert 
word , maar door 't geval. 

B. Laat oris 00k eens letten ©p de uytbeelding der zelv- 
ftandighyd , di Spinoza opgeeVt , wanneer hy zegt , dat 
xelvjiandighyd dat gene is, V we Ik in zig is, en door zig 
begrefen word. Indien de onyndige toeygeningen , waar 
van hy ons zegt , geene bekent te zyn , dan denking en 
uytbreyding ; indien di , zeg ik , elk in 't bezonder het 
zyn der zelvflandighyd uytdrukken , als dewelke door zig 
begrepen worden en onderling geenig wezentlyk verband 
hebben , en overzulks in zig zyn. Zoo moeten zy nood- 
wendig elk een verfchyde zelvftandighyd uytmaaken , de- 
wyl op elk in 't bezonder de uytbeelding der zelvftandig- 
hyd paft. 

S 3. Dat de zaamenftel uyt verfchyde toeygeningen , di 
uyt de natuur of uyt hun wezen verfchyden.zyn , in God 
niet toegelaaten mag worden-bewyzenwyip^ r = k., - 
- I. Gm dat dr-onyndige toeygeningen onderling (a) an- 
derflagtig , malkander ongelykende ,» en van natuur of 
aard en wezen verfchyden zowden zyn : en overzulks 
zowden^zy, omde Godhyd uyt te maaken ,• zoodaanig 
onderling van malkander , zoncler een innig verband , af- 
hangen , dat door het bykoomen of byvoegen van de ee- 
ne by de andere , e&van de derde tot de eerfte en twee- 
de , en zoo voorder tot in 't onyndige, men als dan eerffc 
eene volftrekte Godhyd zow konnen begrypen. Dog dat 
waare een God maaken van af hangelyke dingen. 
. II. Dibezondere toeygeningen zullen elk of yndig y of 
©nyndig zyn I indien dit , gelyk onze Schryver dat ver- 
kiefl ,. uyt overweging , dat yndige dingen by yndige ge- 
daan, wel een onbepaalt getal uytbrengen , roaar nooit 
eene onyndige natuur of wezen maaken ; dan vraagen wy 
wederom , ofze elk onyndig zyn in hun geflagt , of yol^ 

-\ . ^Hererogcae*, IS 3 ftrekt 



3S VAN <DE TOETGENINGEN T>ES 

flrekt inhunne natuur off wezen ? Hier legt de knoop. Ja 
opentlyk verkieft hy het eerile , dat zy elk onyndig , of 
volmaaktheden , in bun geflagt zyn. Ook kon by niet 
anders , om dat dewylze onderling niets gemeen hebben 
de zaakelykhyd van de eene moet van de andere ontkent 
worden. B. V. De denking van de uytbreyding , en de 
uytbreyding van -denking. Elk zullen zy dan volmaakt- 
heden bezitten , di de andere niet hebben : weshalven de 
bezondere volmaaktheden van elk , in geenerlye wyze 
voor volftrekte volmaaktheden gehouden konnen worden, 
derhalven konnen ze elk geenzms een onyndig wezen der 
Godhyd nytmaafei, *De myndigbydi niet de vohlrekte , 
H^aff iwhon geflagt , is geene onyi&lighiyd * maar een be- 
paaling en beperking, door uytiluyting der onyndlgei voK 
maaktheden , di aan elke toeygening ygen zyn : zoo dat 
hy waarlyk tot dit ongerymde vervalt , dat God beitaat 
uyt yndige toeygeningen , di door een onyndig getal op- 

fehoopt en vergadert zyn , op dat de eene des anders ge- 
rek vervulle. Maar dewyle zy door geenige .kragt hun- 
ner natuur of wezen te zaamen hangen , zoo zal de God 
van Spinoza een vergadering by toeval zyn , door geene 
noodzaakelykhyd der natuur of des wezens verzaamelt of 
te zaamen loopende. 

Ill, Di onyndige toeygeningen , dewelke door geenig 
verband der (a) wezentlykhyd te zaamen hangen, zyn 
ten aanzien van elke bezondere met malkander vergele- 
ken of van eene gelyke , of ongelyke volmaakthyd ? In- 
dien Van eene gelyke ? ■ Dan zal de ^Uytbreyding van zoo 
groote en voprtreffelyke volmaakthyd zyn , als de c Den~ 
king , fchoon de geene enkel lydelyk , en deeze werke- 
lykzy. Indien van eene ongelyke volmaakthyd , zoo dat 
de eene volmaakter zy , daa de andere, zoo zal de groote 
fie volmaakthyd eerft hunne vervulling ontvangen van de 

- '"'Ma) EiTentia. - by- 



Hoofd. I GCmDELTKEM WEZERS. Snee II. 59 

bykoomende mindere volmaaktheden : en di zelv , zal 
door zig geene volftrekte volmaakthyd zyn. Overzulks 
is het Vals , dat elke bezondere toeygening in 't bezonder 
een onyndig wezen uytdrukt , het welk hy nogtans zelv 
tot het ftellen der Godhyd vereyft. 

IV. Indien veele toeygeningen Gods , onderling van 
den anderen verfchyden en met malkander niets gemeen 
hebbende , elk het eewig? Wezen uytdrukken , dan zullen 
zy 00k elk eewig zyn : maar dewyl zy elk in 't bezonder 
niet beftaan uyt kragt hunner ygen natuur of wezen , en 
hunner volmaakthyd , noeh datze onder malkander eenig 
wezentlyk verband hebben ; zoo konnen zy elk bezonder 
in geenerlye wyze als eewig aangemerkt worden , dat is, 
als noodzaakelyk door ygen kragt te beftaan. Voorwaar 
in de upbreyimg , als zynde eene lydelyke toeygening , 
is geen de mihfte ygen kragt , zoo 00k zelv niet om uyt 
zig te beftaan : veel min befluytze in banner begrip ",; een 
noodzaaklyk aanwezen , waar door ze uyt kragt hunner 
yge volmaakthyd eewig- zyn low. 

V. Indien ons 00k geenige wezentlyke toeygeningen 
bekent zyn , dan alleen de denking en uytbreyding : en 
dat de; overage onyndigheden onbekent zyn : zoo rhoeten 
diandere onyndigheden een verdigtzel van onzen Schry- 
ver zyn , dewylmen di in Gods denkbeeld niet aanmerkt , 
om datze onbekent zyn ; noch daar uyt uytgehaaljt , om 
datze tot het volftrekt volmaakt , en alzdo onyndig zyn 
niet vereyft worden : tot welk denkbeeld alleen genog is , 
eene volftrekte volmaakthyd van eene onyndige denking, 
waar door God zig zelv , als volftrekt volmaakt , dat is* 
onyndig , kent en bemint. 

§ 4. Wat belangt de zaamenftel uyt eene zelvftandig- 
hyden zyne wyzen, di is 00k de ongerymdhyd zelv ; om 
.dat i. *De natuur oft we sett der Godhyd, wegens des- 

. , zelvs 



4 o VAN <DE TOETGENIKGEN <DES 

zelvs onveranderlykhy d , geenige wyzen toelaat, ten min- 
flen di zig hebben als toevallen , dewelke begrepen wor- 
den , als van eene igelyke en hoedanige zelvftandighyd 
affchydelyk en van buyten ingebragt , en overzulks ate 
aankoomende en toevallig. z. Ook kan geenige zaamen- 
flel , uyt een onderwerp en een toeval , hier plaats heb- 
t>en , wegens Gods onyndighyd ; want het geen in zig ©n- 
yndig volmaakt is , dat behelft in zig afle mogelyke vol- 
■maaktheden , ofvormelyk of uytftekentlyk , zoo dat het 
liiet volmaakter worden kan : maar het Wezend , onyn- 
«lig in zig zow volmaakter worden , indien het in tig zaa- 
feelyke toevallen ontving ; om dat di ook zelv zekere zaa- 
kelyke volmaaktheden zyn. 3. OvermitshetonyndigvoJ- 
maakt Wezend van zig uytfluyt en afweert alle gebrek en 
onvolmaakthyd , ja het ikiyt ook uyt-alle lydelyk of ont- 
Vangelyk vermogen : dewyl een zoodaanig vermogen een 
ontbeering of gebrek onderftelt , zoo dat mitfdien een 
©nyndig Wezend, ook om di oorzaak, geen verdere vol- 
maakthyd , en alzoo ook geenige toevallen ontvangen 
$;an. 

§ 5. De zwaarigheden di Vorftius , ftellende God aan 
toevallen onderworpen te zijn , hier opwerpt , zijn Iang 
verdweenen. 1. Als hy gewag maakte , dat aan God, als 
aan een onderiverp , veele ygenfthappen toegefihreven war- 
den: nam hy geenzinsin agt, dat dit alleen gefchide naar 
onze wyze van bevatting : dewyl Vy , wegens de yndig- 
hyd onzes verftands , den onyndigen God niet gepaftelyk 
bevatten konnen : ja wy konnen denzelven niet naar zyne 
inwendige enkelhyd ten vollen bereyken : waarom di y- 
genfchappen van ons niet aangemerkt worden , als zaake- 
Jyk van Gods Wezen onderfchyden , maar als uytftekent- 
lyk in het Wezen der Godhyd m zynde , en van onzen 
; jgeeft door afzondering zoodaanig over wogen , datwe de- 

zelve 



Hoofd. I. GO s D i DELTKEN WEZEUS. Snee IL 41 

zelve evenwel erkennen met het Wezen Gods vereenzel- 
vigt te zyn. 

% 6. Ook is de tegenwerp van geen meer kragt , waar 
door hy eertyds gezegt heeft , dat de werken , di in God 
btyven , verfihydene zyn , zoo datze nawlyks Gods We~ 
zen zelv , genaamt konnen worden , als zyn kennen , wil- 
len , zi% zelv beminnen , enz. Want nademaal di wer- 
ken in (jod eewig en wezentlyk zyn , zoo heeftmen geen- 
zins te twyfelen , of zy zelv zyn ook Gods werkzaam 
wezen zelv. Zoo dat God eene zuyvere en lautere doe- 
ning begrepen moet worden , in den welken de daaden 
niet gefchat moeten worden , als tweede doeningen , di 
uyt zyne vermogens uytgelokt worden , even als in den 
mens gefchied : waarom zy in geenerly wyze , alszaaken, 
van God onderfchyden aangezien moeten worden. 

§ 7. Het is ook zoo kowd als ys , wanneer hy daar uyt, 
dat God van deeze gedient , en aangebeden : y en-Van andere 
met Jmaadhyd aangedaan word, befluyten wil , dat dit on- 
derfchydene zaaken in 6W &yn : overmits di dingen in 
God niet zyn , als in een onderwerp , of in denzelven, 
als lydende ; aangezien hy daar van geenige zaakelyke 
verandering ontvangt ; maar di menffelyke doeningeri, 
van de fchepzelen voordkoomende , verkeeren omtrent 
God alleen maar als omtrent een voorwerp , welkers ge- 
lukzaalige opperhyd zy niet magtig zyn noch te verftoo- 
ren , noch te vermeerderen , noch te verminderen. 



SNEE 



4* VAN <DE TOETGENINGEN 

S NE E lit 

fm de Toeygmingm des t4atitoe%en*. 

ONDERSNEE A. 
Van Gods noodtfi^y( t4nritwz§n , en zyne Eerfthyl. 

$ i. T"\ At in Gods Wezen ingefloten legt zyn nood- 
JL/ zaaklyk aanwezen , heeft ons de eerfte weeten* 
fchap geleeraart , alsze uyt zyn wezen ook Gods aanwe- 
zen befloot :. gelyk dat ook in het overgenomene te zien 
is onder de VoorbereydzeL Jrloofd. 3. § i f Let. x. 

§ x. Nu dat is een noodzaaklyk aanwezen, 'twelkniet 
kan nalaaten in 't wezen in te zyn > wegens de kragt zyns 
natuurs of wezens , en om zyne kragtdaadlge algenog- 
zaamhyd , tot zig zelv : en om zyne alzins volitrekte vol- 
maaktnyd , di alle uyterlyke oorzaak , di haar lets toe- 
brengenzow, verwerpt. 

% 3..-Dat deeze volmaakthyd zoodaamg op God paft* 
<3at zyne wezentlykhyd noodzaaklyk dit aanwezen in- 
lluyt is ligt te bewyzen.. 1. Uyt denatuuroVt wezen der 
Opperfiyd : want denwelken wy bevatten als den Opper* 
lien Magtigften , en hoven alle andere liyt te fteken , di. 
kan voorwaar van de dlngen > di beneden hem zyn , niets 
©ntvangen : nademaal 't gevrogt niet voortreffelyker zyn 
kan dan zyne oorzaak * en overzulks heeft hy noch buyten 
zig eene oorzaak zyns aanwezens „ noch kan di hebben. z.. 
Uyt de natuur of 'tlwezender onafhangelykhyd envanzig- 
zelvhyd ; want het geen niet van een ander ,. waar van het 
afbanigen zow , maar vanzifzelven is ;, dat heeft geene 
gofzaafc zyns aanwezens , dan in zig zeJy , of in zyne yge 

al£e~ 



Hoofd.I. <DES AAKWEZEKS. Snee III. 4} 

algenogzaamhyd uyt kragt zyns ygen natuurs of wezens. 
Het gene nu op eene zoodaanige wyze voor zyn aanWe- 
zen, aanwezig is, dat is noodzaaklyk aanwezig ; omdat 
het niet vooraf aanwezig geweeft is , of om dat het van 
het niet zyn tot het aanzyn niet heeft konnen overgaan. 
3. Alle aanwezen is of mogelyk , of noodzaaklyk : het ge- 
ne fluyt in eene onvolmaakthyd : en dit is eeril eene vol- 
itrekte volmaakthyd , en word gegrondvefl in eene vol- 
ffrekte volmaakthyd zyns natuurs of wezens ; derhalven 
kan het noodzaaklyk aanwezen in geenerlye wyze ontkent 
worden van een wezend , dat viyt.de natuur of uyt zyn y- 
gen wezen onyndig volmaakt is , hoedaanig God is. 

§4. HieruytvolgtaMernaaftG^j^r/?^)'^, waar door 
hy begrepen word als een wezend , dat noodzaaklyk voor" 
alle andere dingen, di alleen begrepen worden als van ee- 
ne mogelyke aamwezighyd , aanwezig is. Volgens de- 
welke hy onderftelt word., aanwezig geweeijte zyn, 
wanneerder buyten hem nogniets was V of dat 'r voor het 
begin alter dingen riiets V dan hy zelv , geweeft is. 

§5-. Ja dk voorregt fchryven wy aan God met verze- 
kerthyd toe. 1. Om deszelvs Opperhyd ; want wi boven 
alle dingen is , di is 00k eerder en voor alle dingen ; want 
indien daar een ander voor hem geweefl waare , waar 
van hy het begin van zyn aanwezen ontvangen zow heb- 
ben , di zow dan als deszelvs oorzaak, voortreffelyker dan 
hy , geweefl: zyn , en overzulks 00k boven hem , het 
welk tegen de onderftelling aanloopt : want hier is 't ge* 
fchil over het voortreffelykfte en opperfle Wezen. a. Wi 
met volflrekt de eerfte , maar latter is dan een ander , di 
heeft het beginzel zyns aanwezens , waar door van het 
niet zyn 9 tot het aanzyn overgegaan is 4. -ontvangen ; mi 
cem zoodaanige is noodzaaklyk van eeneliytwendige oor- 
3$ak af hangende. 3. Een noodzaaklyk aanwezen fhiy$~ 
'C . Fx het 



44 VAN <DE TOETGENINGEN 
het mogelyk aanwezen uyt » en veel meer het begin van 
aanwezig te zyn : weshalven is het onyndig wezend , het 
welkuyt kragt van eenevolitrektevolmaakthydnoodzaak- 
iyk aanwezig is , ook noodwendig het eerfte. 



ONDERSNEE R 
V«n Gods Eewighyd. 

S u T""\ E EEWIGHYD is, volgens hettaggeimrt 
JL/ Boetius , een werkelyke , anbepaaldelyke , e ft 
eventegelyke bezitting des wezeus* Een zoodaanig aan- 
wezen , met de dyunng der vergankelyke dingen » en dl 
de wiflelbeurten des tyds pnderhevig zyn , vergeleken* 
zegt wel een medeaanwezighyd , maar di onmetelyk is j 
nademaal beyderlye aanwezen , zoa het eewige als tyde- 
lyke , geheel en al ten hoogflen in natuur of wezen ver- 
fchillen : want de duuring van 't mogelyk aanwezen is 
vergangelyk , toenemende en afnemende , -en moet alle 
oogenblikken als herhaalt worden : dog de voJftandighyd 
van 't noodzaaklyk aanwezen is zonder de minfte veran- 
dering, 

S i. De volftrekte eewighyd word een onbepaaldelyk 
aanwezen gezegt , om dat dezelve , noch ten aanzien der 
eerderhyd eenig begin ,, noch ten aanzien der laaterhyd 
eenig ynde erkent, zoo datze nochbegonnen heeft, noch 
ophouden zal aanwezig te zyn. Een eventegelyke bezit- 
ting des wezens word daarby gevoegt , om alle agtervol- 
ging uyt te iluyten. 

$3. Aan God eene volfb*ekte eewighyd toefchryvende, , 
geven wy hem in de eerfte plaats een aanweien zonder be* 



Hoofd. I. <DES AJNtTEZENS. Snee IH. 45 - 

gin van beftaan , dat is , zonder overgang van het nietzyn 
tot het aanzyn ; om dat op hem paft , i. Het noodzaak- 
lyk aanwezen, dat tegen net mogelyk tegengeftelt is , en 
geenige plaats heeft in de dingen , di worden : maar een 
begin van aanwezen te ontvangen , is worden , het welk 
alleen maar plaats heeft in de dingen , di van een mogelyk 
aanwezen zyn. 2. 1)e Eerjthyd in 't aanwezen , fluyt alle 
begin van aanwezen uyt , om dat dezelve nimand eer of 
voor zig heeft van waar hy af koomftig zow konnen zyn. 3 . 
¥>e Onafhangelykhyd laat geenzins toe , dat God van een 
ander af koomftig zy ; en brengt mede de vanzigzelvhyd , 
dewelke geenig begin erkent ; nademaal voor 't begin 
zyn zelvs geenige oorzaak zyn kan. 4.tX)ok laat deszelvs 
Onveranderlykhyd geen de minfte overgang toe van het 
nietzyn tot net aanzyn. 

§ 4. Ten anderen legt in deszelvs eewighyd ingefloten 
de onbepaaldelyke volflandighyd , dewelke te weeg brengt, 
dat in hem geen ynde des aanwezens vallen kan. Ook 
moet deeze zyne volharding zonder ynde erkent worden , 
en zy vloeit 1. Uyt Gods Ofperhyd, waar door alle rnin- 
dere dingen zoodanig in zyne magt zyn , dat hy van gee- 
nig ding beledigt , verbroken , of vernitigt worden kan. 
a. Uyt zyne •vanzigzelvhyd, waar door hyalgenogzaam 
is voor zig om aanwezig te zyn : want di word nooit van 
de kragt zyner ygene algenogzaamhyd ontbloot. 3. Uyt 
de noodzaakelyke aanwezighyd ', dewelke niet noodzaak- 
lyk zyn zow , indien 't gebeuren kon , dat hy niet aan- 
wezig waare , of dat hy een ynde van zyn aanwezen on- 
dervond. 4. Uyt de Onveranderlykhyd van zyne allervol- 
maakfte wezentlykhyd , dewelke geenzins dulden kan , 
dat hy van de hoogfte zaakelykhyd tot een niet ©verging; 
door vernitiging, of van het allervolmaaktft zyn, tot een 
cnvolraaakt zyn. f. Voeg hier by dat dit zelvde ook 

¥ 3 yolgt 



4 6 V4N <DE TOETGENINGER 

volgt uyt zyne Enkelhyd , dewelke wegens hunne innige 
volmaakthyd , en wegens de eenzelvighyd van Gods toe- 
ygeningen onder malkander , geenzins toelaaten kan, dat 
di op eenigerlye wyzen ontdaan zow konnen worden. 6. 
Ja zoo hy ophield aanwezig te zyn , zow dat moeten ge- 
fchiden , of om dat hy uyt eenig verdriet niet langer zow 
willen volharden , het welke ftrydig is met de lievde zyns 
zelvs, en met de berufting in zyne volmaakte en volftrek- 
te zalighyd : of om dat hy de geduurzaamhyd zyns we- 
gens niet langer zow konnen befchermen; het welk tegen 
<je volftrekte onyndighyd zyner volmaakthyd aanloopt. 

§ f. Volgt ten laatften de eventegelyke bezitting des le- 
yens* waar door hy alle. agtervolging ontbeert. i. Over- 
Baits wi geen begin noch ynde heeft , noodzaaklyk geheel 
te gelyk is, zonder agtervolgende duuring, di meer en 
min influyt: om dat in agtervolgelyke dingen de dag van 
heden, eea dag aan de duuring, met betrekking tot del* 
dag van gifteren , zow toevoegen : en alzoo zow by de 
onyndige duuring, metopzlgt op den verledentyd, door 
eene agtervolgende (a) verknogthyd eengetalbykoomen, 
't welk wederom tot in 't onyndige zow uytgroeijen : en 
aldus zow het onyndige grooter worden, dan het onyndi- 
ge. %~ Hier koomt by , dat de agtervalging influyt eene 
veranderingm zig, om dat di verwiffelingtekennengeevt 
een overgang van nietzyn tot aanzyn , of van het eene 
deel des aanwezens , tot het ander deel ; want in het te- 
genwoordige zow het dat deel , 't welk onderftelt word 
verloopen te zyn , niet hebben , noch ook dat deel , het 
wejk.nog met aangekoomenis , dewyl het als toekoomende 
fcegrepen word. Want wy hebben hier voor reeds gezien , 
clat Gods Wezen , 't welk zyn aanwezen influyt , onveran- 
4$rtyk. is. 3 . Ook neemt de agtervolgirig weg het noodzaak- 
lykaajm&zen, om datze eene gebeurlykhyd inOnyt : de- 

' /a) Continuatio fiKcdfiva, Wyl 



Hoofd. I. VES AANWEZENS. Snee HL '\y 

wyl zy in zig begrypt het geweett zyn , en het zutlen zyn* 
als mede het nietzyn : want het gene geweeft heeft , is , 
alszoodaanig, nietmeer; en 't gene 2yn zal , is nog niet r 
en 't gene nu is , zal teritond niet zyn. 4. Alle agtervol- 
gend aanwezen voert in een zaak r di gefiadigbewerktmoet 
worden : indjen nu God zoodaanig was , dan waare hy 
00k tydelyk , dagelyks aankoomende , en in zyn aanwe- 
zen toenemende : en alzoo zow hy een wezend zyn , het 
welk in Qa) vermogen tot het toekoomende , dagelyks 
bewerkt zow moeten worden : het welk met Gods onaf- 
hangelykhyd ten uyterften ftrydig is : om dat , zoo veel 
vermogens als in een igelyk wezend is, ook even zoo veel 
af hangelykhyds in 't zelve is. 

§ 6. Ook is 't van zulken gewigt niet , om ons het te^ 
gengeftelde gevoelen te doen aanneemen , het welk van 
zommige tegengeworpen word. 1. Dat de eewighyd y in- 
dienze in een eenig oogenblik befiond , 60k' m een eenig oo-* 
genblik zow konnen yndigen : welk gevolg met regt onge- 
rymd gezegt word. Maar di zoo fpreken , verftaangeen- 
zins een oogenblik dat verby loopt , en het minfte of 
kleynfle deeltje van de duuring maakt ; maar dat altyd 
blyvt zonder deelen en verdeeling. %. Ook volgt geen- 
zins dat de dingen , di indertyd zyn , en worden , te ge- 
lyk zowden moeten zyn , en niet zyn , indienze met Gods 
eventegelyke eewighyd mede beftonden ; om dat di mede be- 
ftaan , te gelyk beftaan moeten. Want men moet aanrner- 
ken ; dat de eewighyd , di met de dmgen mede beflaat? 
de natuur of den aard der dingen niet verandert; noch dat 
de dingen di met God mede beftaan , in Gods aanwezeii 
eenige agtervolging brengen : want gelyk een iders aan-: 
\rezen, van beyder uyterfte te zaamen vergeleken, in zig 
is , te weetenGods eventegelyke , en der gefchaapen© 
dingen in zig agtervolgende aanwezen. > alzoo word dat 

(a) Potenti*. OOk 



4 S VAN <DE TOETGENINGEN 

ook gelaaten in de vergelyking , di maar een lautere en 
enkele betrekking is. Wanneer het fchepzel gezegt word 
met God mede te beftaan ; dan word het gezegt in zynen 
tyd nooit , ja niet een unr te beftaan zonder Gods tegen- 
woordighyd: niet dat het even zoo als God beftaat , of op 
eene gelyke wyze : maar dat het niet een uur zyns aanwe- 
zens den onveranderlyken God niet heeft , tot zynen on- 
derhouder in zyne duuring en als tot zynen hervoord bren- 
ger. Hier te willen zeggen dat alzoo alle dingen in de ee- 
wighyd gezegt moeten worden tegenwoordig te zyn , en al- 
zoo ook den afjland.des tyd* van de dinsen weggpwmenje 
worden , zoo dat aUuer net eerfte jaar der werreld , ook 
dit zelvige tegenwoordige jaar zy : dat word zonder den 
minften grond voordgebragt : want de dingen zyn niet in 
de eewighyd , maar inder tyd ; en de eeuwighyd is geen 
maat van de deelen des tyds ; maar de verbygaande bewe- 
ging der werreld is de maat der dingen, di inder tyd aan- 
wezig zyn : en di , naar deezen regel en rigtfnoer afge- 
meten , in eenen derden trap des tyds overeenkoomen , 
di koomen ook onderling met malkander overeen ; ofdi 
in een zelvde deel des tyds mede beflaan , di beftaan te 
gelyk en te zaamen. 

Ik beken wel , dat Gods eewighyd , di alle agtervolging 
ontbeert > niet alleen gelyk op mag met alle tyd en duuring* 
maar wy doen daar by , datze di onyndig te boven gaat 
en overtreft , en geenzins daar mede te vergelyken is. 
Wanneer dan een ding in der tyd gezegt word met de ee- 
wighyd mede te beftaan , zoo word niet beoogt , dat alle 
dingen te gelyk en teffens met den eewigen God mede 
beftaan , maar de eene nade andere ; dewyl zy zelv niet 
anders beftaan : noch de zin van dit zeggen is ook , dat 
eenige deelen der duuring , met zommige deelen der ee- 
wighyd mede beftaan ; oyermits de eewighyd geene dee- 
len 



Hoofd. I. <DES AAKWEZENS. Snee III. 49 

len heeft , waar naar di andere deelen zowden afgemeten 
worden ; maar dat de dingen , di onderling malkander 
agtervolgen in der tyd , zoo agtervolgende met de ganfle 
en geheele ondeelbaare eewighyd mede beftaan : zoo dat 
4e dingen, di de agtervolging geniten ; niet attyd met 
God mede beftaan ; want toen zy noch niet aanwezig 
waaren , haddenze God niet tot nunnen onderhouder : 
zoo ook van den anderen kant zyn zy nooit , noch zullen 
zyn , noch hebben ooit geweeft zonaer den tegenwoordi- 
gen God. 



ONDERSNEE C. 
Van Cods tAlamteger/toosYcLighyd. 

.. .. . ... u\ j.ij -iniOii ij'.j 

S i» T TEt welke zommige Gods .Otmetelykhyd no'e* 
X"j. men , dat geven wy hier den naam van zyne 
Alomtegenwoordighyd^VR. di word van God gezegt, voor 
zoo veel hy met alle en een igelyk ichhaam van dit Heel- 
al mede aanwezig is , alfchoon di in plaats: zeer verre van 
•den anderen verichilden en afftonden. Gods aanwesaen is 
van geen plaats af hangelyk , en door geen plaats te be-, 
paalen ; dog zoo evenwel , dat hy by alle dingen , di 
buyten hem zyn , innig tegenwoordig is. Nu deeze te* 
genwoordlghyd van God zelv , is zyne alonitegenwoor- 
dighyd ; en di word uytgebeeld , als zyne werkelyke aan- 
wezighyd , waar door hy , geene plaats behoevende , in 
geenige plaats ingefoten , noch uyt eenigt plaats uytgejlo- 
ten is* J 

■- % x. Di toeygening Gods gebied ons aan te nemen r.- 
Zyne Eer/thyd; waar door hy aanwezig js voor de ; plaats>" 
t...:> " G * "zoo 



■zoo ' %fcMyft Mnwezeti i: vM geeplge^ plaats af hangelyk is * 
d^W^gewaSif is^&ordat'r een -plaats was'. >'. Zyne.O»- 
-afhdngUy'kfayd | ; '/ffi&ok vereyft > dat wy vaft ftellen ,, dat 
G6ds werkelyk aahwezen geenig ding behoevt , veelmin 
eenig uytgebreyd ding buy ten zig. 3. Zyne Enkeihyd; 
^ewelke , vergelekeh met de volilxekte volmaakthydzyns. 
•wezess ,, ons geleeraart keeft •,. dat de uytbreyding geen- 
&'ms in hem valt ; als dewelke alleen een plaats vereyll, 
ja de plaats zelv is : derhalven is by , voortreffelyker en 
uytilekender dan. alle uytbreyding zynde, in geenige plaats: 
bejloten. 

§ 3. Maar wanneer men zegt, dat hy uyt geenige plaats 
uytgejloten is , word dat in dien zin gezegt , dat nergens 
eenig lichhaam zy , 't welk niet van zyne tegertwoordige 
magt af hangt :. overmits hy in alle en igelyke plaats zoa 
veele lichhaamen ftelt , als di plaats vatten kan , en on- 
derhoud di in alle plaats.. Derhalven is hy uyt geenige- 
plaats uytgejloten , om dat hy in geenige plaats niet werk- 
zaamis. 

§ 4. Wanneer wy zyne tegenwoordige magt zeggen, dan 
fluyten wy Gods W ezen niet uyt ; het welke waarlyk niet 
begrepen moetWcH-denvaa eenig Echhaam ver af te zyn* 
en©p hetveraf gelegene te werken , als middelyk ; maar 
als onmiddelyk by een igelyk ding tegenwoordig. Gods 
magt , Ja zyne werkzaamhyd ; , is zyn Wezen zelv , naar 
•t welke hy alles in alle werkende is ; het welk zeer ver- 
re van Vorftins gevoelen verfchilt , • dewdlkfc God* , ten 
aanxie**- van zyn Wezen , in den Hemel befluytende ,, 
itelt , dat fay van daar zyne magt tot de benedenite wer- 
reld alleen middelyk overbrengt.. 

§ 5. De ingebeelde ruymtes r di van zommige verdigt 
wordert , voorgevende dat dit verdigtzel zeer veel toe- 
brengt , tot een gemaklyker verftand der onmetelykhyd p. 

zyr* 



Hoofd. I. <DES AANWEZENS. Snee III. n 

zyn idelheden ; want zy bemerken niet datze vergeevze 
moeiten doen , dewyl zy , dezelve yndig bevattende, 
niets toebrengen , om Gods onyndighyd te begrypen : of 
zoo zy di geheel onyndig bevatten , dan bevattenze een 
onyndig behalven en nevens God , ;den welken zy ,' we- 
gens zyne onyndighyd , zeggen niet te konnen begrypen. 
Gelyk zy ook de yndpaaten der werreld niet met hrai ver- 
&and bereyken konnen. Ja nademaal buyten de werreld 
niets is , gelyk ook voor de werreld geenige ruymte ge- 
weeft is, zoo is hun zeggen niet dan een enkel yerdigtzel, 
nademaal in niet niets is ; en God ook , om aanwezig te 
~zyn , geenige ruymte noodig heeft, 

§ 6. Het gene Vorfiius uyt de rede tegen werpt , is al 
te lomp. i. Dat he t voor God onbetaamelyk is , dat hy in 
V hoi van een Mier , in hymeiykheden en vuyle plaatzen 
xyn zow. Niet eens overwegende , dat God geenig vuyl 
of fmet daar van behaalt j noch dat zyn Wezea;imet de 
dingen vermengt word : nbch dat hy daar in is gelyk het 
geplaatfte in eenige plaats- a. Ook is hy niet gelukkiger 
In zyn zeggen , dat het ongerymdls, dat de onyndigeGod 
in het alter kleynfte ftofken geheel zow in zyn. Want in- 
dienhy door geheel in 't kleynfte ftofken in zyn, verftaat, 
zyne tegenwoordighyd met uytfluyting buyten alle andere 
dingen , dan tall hy elendig mis : want men moet de te- 
genwoordighyd van den •onyndigen God niet verrnengen 
met de dingen, by dewelke hy tegen woordig is: rtoeh 
ook Gods ondeelbaare tegenwoordighyd , dewelke geene 
>dcelen heeft , met deszelvs medebcftaanlykhyd en met de 
tegenwoordighyd der lichhaamen : want alfchoon deszelvs 
onyndig Wezen geheel , dat is , niet door deelen in het 
kleynfte ding is : zoo word evenwel zyne medebeftaan- 
lyknyd en tegenwoordighyd door dat kleynfte dinggeen- 
zins oepaait en omfchreven. 

G 2 ON- 



ji FANVETaETGENimEN 

ON OER SN E E 'IX 

Van Gods Ottbegtypelytibyd, 

$j> T T Yt'dit alles volgt G<?^r Onhegrypelykhyd ', de* 
yj welke is eene betrekking , ten aanzien van zyn 
onyndig Wezen, en van zyn eewig en alomtegenwooraig 
aanwezen , tot het begrip van ans yndig verftaad , het 
welk , niet konnende 't onyndige omvatten , gezegt 
word , wanneer het zig tot God wend , veel eer Hem te 
bevatten , dog geenzins in 't geheel te omvatten. 

§ ^. Deeze waarhyd blykt klaar aan onze innigfte me-' 
wufthyd , waar door de geeft zyns klaar bewuft is , dat 
hy alleen een onevenmatig begrip van God maakt : terwyl 
hy , 't gene in God niet te gelyk en ten vollen naafpeurerc 
kan , dat door afzonderingen in zig of in zynen geeft en 
door onvolkoome vergelykingen , als van verre poogt te 
bereykerr : want alfchoon wy klaar weeten- , dat alle toe- 
ygeningen , di we in God bevatten r . met zyn wezen en 
onder malkander vereenzelvigt wbrdett v wy egter dezel- 
ve , dewylWe di in haare volftrekte enkelhytfniet klaar 
verftaan konnen- , in den geeft aftonderen ; welke afzon- 
dering een merk van j de, natuur of den aard van onzen- 
geeft , met zulke enge yndpaalen 7 6nitnynt', : is ; gelyk wy 
dat in 6ns door de innigfte mewufthyd ondervinden. Diis 
ook vergelykingen maakende , door betrekking van God' 
tot de fchepzelen,^. en van zyn medeaanwezen tot het aan- 
wezen der fchepzelen in der tyd en plaats , bemerken wy 
klaar, datwe vergelyken en onderling tot den anderenbe- 
trekken zoodaanige dingen , di inderdaad onmeetbaar 
zyn j nademaal Gods aanwesen , noch door tyd > noch. 

door 



Hoofd.I. VAN GOVS D.EVEK Snee IV. ft 
door plaats aftemeeten is ; enevenweldefchepzelen, zon- 
der den aanwezenden God , in haaren tyd en plaats niet 
aanwezig zyn. 

§ 3. Waarom wy ons in de kennilTeGods , aan dien bil- 
lykenen regtmaatigen regel houden moeten , datwet bet 
tb hdti , "DAT HET IS , geenzins ontkennen moeten , 
als V uyt de klaare rede , ofuyt de Goddelyke Openbaaring 
btykt : alis't, datwe het te didii , HOE HET IS, 
niet ten voUen bevatten : indagtig zynde , dat wy yndige 
niet magtig zyn het onyndige teomvatten, en op 't innig- 
ite te doorgronden* 



SNEE IV. 

Van de Toeygen'mgen van Gods Levah 

ONDERSNE.'E A. 
Ym Gods rverftandig Leven, 

§ 1. TT E T L E V E N van God: , welkers toeygenin^ 
I J gen ons nu voorder te onderzoeken flaan , is de 
werkelykhyd zelv. van 't Goddelyk Wezen \ dewyl het be- 
grepen wo?d , als werkende. Ook kan het Opperwe- 
zend , dat alle andere overtreft , van ons op geene andere 
wyze begrepen worden , dan onder het denkbeeld van 
eene zelvftandighyd , dileevt, en de voortreffelykfte daa- 
den oefent. 

Si. De zaak is klaar : Omdat di zelvde werkelykhyd 

met alleen voortreffelyk , maar ook eene volftrekte vot- 

vmkthyd is , van dewelke zoo eenig ding of zelfftandig*- 

V~ G y hyd, 



f4 VAN <DE TOErGEHimEN; 

hyd , welke di oo^l zow mogen zyn- , : Qntbjoot en verfle- 
ken is , zoo is het zelve daardo^r zelv van een laager or- 
dering te agten , en gedraagt zig als enkel lydelyk , en is 
alzoo onder de magt van andere dingen geftelt j het wel- 
ke zeer verre vande weerdighydeen&OppermagtigfteWe* 
Zends, ennoch veel verder van denatuur of den aard van 
zmattervolmaaktft Wezend afwykt. 

$ 3. Hier koomt by , dat een onafhangelyk W-ezend 
noodzaaklyk begrepen word , in betrekking tot alle an- 
dere , &\s dewrjfo oorzaak t di uyt kragt zyner natuur of 
wezen aanwezig is , en waar van alle andere dingen als 
van hunne oorzaak afhangen. En alswe God onder di 
betrekking brengen , onderftellen wy geenzins te vergeevs, 
dat alle andere dingen buy ten God , van hem als van hun- 
ne oorzaak afhangen: want indiender eenig ding zyn kon, 
van welkers aanzyn hy de oorzaak niet waare , dan zow 
dat 00k zelv onafhangelyk zyn : het welk men niet kan 
aannemen , of dat zow daar door 00k zelv God zyn. Nu 
oorzaak en werking zyn (a) mede betrekkelykheden: 
want bet gene niets doet , word 00k gezegt niets te ver- 
oorzaaken. Ten minflen heeft de eerfle weetenfchap, 
langs den weg van (b) oorzaakelykhyd , gelykmenzegt, 
uyt den oorfprong van den geeft en uyt deszeivs onder- 
houding , het aanwezen van God reeds te vOoren bewe- 
zen , en wel als oorzaak vanden geeft , aan wien dezelve 
zyne voordbrenging en de yolhar4mg van zyn aanwezen 
verfchuld is. Waarom 00k , 't eerfte dat van God ge- 
kent , en waar door zyn aanwezen voor al kenlyk word , 
is , dat hy de oorzaak is van onzen geeft , di op deezen 
hunnen Stigter en Maaker denkt ; en wel op hem als op 
de oorzaak van alles , dat buy ten hem aanwezig is, Wel- 
kers natuur of aard is , te werken , of 't gene op 't zelvde 
uytkoomt te leven. 

{1) Co«e!a:a. [b) Gaufalkatis. $ 4" 



Hoofd. I. VAN &0*DS LEVEN. Snee IV. £? 

; $4. Voegtiierby'de aanmerking wanGodvanzigzelv- 
hyd r waar door hy aityd uyt zig is' , dat hy is , en door 
zyne ygene kragt beftaat ; zoo dat zyne kragt alleen ora 
geene hulp van buyten benoodigt is , en al wat zy heeft 
en bezit, datze dat alles aan zig zelv alleen verfchuldigt is. 
Zoo dat 00k Gods werkzaam Wezen gans en gaar begre- 
pen moet worden in zig zelven , en tot zig zelven , de- 
wyl net door zyne yge kragt beftaat en aanwezig is. 

S 5". Waar na wy bevonden hebben Gods Eerfihyd daar 
uyt voord te vloeijen , dat alle mogelyk aanwezen laater 
is dan het noodzaaklyk- aanwezen , zonder 't welke het 
mogelyk aanwezen niet uyt den ftaat der mogelykhyd tot 
den ftaat der daadelykhyd heeft konnen overgaan : de eer- 
fte word di gene noodzaaklyk begrepen te zyn, di demo- 
gelyke dingen van het nietzyn tot het aanzyn overgebragt,. 
en alzoo alles , wat is , veroorzaakt heeft. Want dewyl 
veroorzaken is werken met een uytwerMayeir gevrogt ; 
zoovolgtj, dat werken als eerfte oorzaak van alle aan we- 
zende dingen , noodzaaklyk in Gods denkbeeld moet in- 
gehoten ieggen, 

§ 6. Deeze werkzaamhyd van God is zyn verftandig le~ 
vm\ 'twelk anders oatitzyh geeft elyk /even genaamt word, 
voor zoo veel het de daaden van een geeft in zig behelft :. 
in welken zin God zelv 00k een geeft gezegt word , voor 
zoo veel dat woord een denkende zelvftandighyd bete- 
kent , met verftand en wil begaavt , welkers leven is wer- 
ken , en welkers werken denken is. - 

§ 7. Op dat dit klaar blyke , zoo heeft men te overwe- 
gen , dat wy geen denkbeeld van eene zelvftandighyd heb- 
ben , ten zy deeze is of een denking, en alzoo verftandig, 
of tot den geeft behoorende : of eene uytbreyding > eno- 
verzulks hchhaamelyk en tot het lichhaam behoorende: 
«tt nademaal 't eerfte veel waardiger en voortreffelyker is* 

dan 



tf VANDE TOETGENINGEN 

dan'tlaatfte , zoo.konnen wy ons geenig begrip maaken 
van eene aUerVoortrefTelykfte zelvftandighyd , of dat net 
zelvde is , van een Opperfte , magtigfte Wezend, 'twelk 
in waardighyd alle andere te boven gaat , danonder de 
yertegenwoordiging van een wezend , of zelvftandighyd 
di denkende is. Want bet is buyten alle kyv, dat deden* 
king in zig is eene enkek en volfirekte volmaaktbyd, en di 
*vormelyk zoodanig is , indienwe di als onbepaalt befchou- 
wen : overzulks dat de natuur oft wezen en eenzaak, 
waar van de denking ontkent word , een dqm ding is , en 
van mindere wsaardye ; hbedaanig iets door zigzonneklaar 
is, datvanhetOpperite, Magtigfte Wezend op 't verfte 
moet afgeweert worden. Waar van daan het kragtigfte 
gevolg ontftaat , dat het hoogjie Wezend Yerftandig , of 
eene denkende zelvftandighyd is. 

S 8. Wy hebben ook vernomen uyt het kort en onze- 
Ker aanwezen van onzengeeft , en uyt deszelvs veelvuldi- 
ge onvolmaaktheden , dat di God tot zyne oorzaak ge- 
had heeft , uyt welkers vermogen hy voorgekoomen is: 
en dewyl eene oorzaak alle zaakelykheden en volmaakt- 
heden , di in deszelvs gevrogten gevonden worden, in 
?ig behelft of vor melyk , of uytftelseatlyk ; zoo, is het der- 
halven noodzaaklyk , dat God ook alle geeftelyke , dat 
is., verftandige voltnaaktheden in zig hebbe , of vorme- 
lyk , of uytftekentlyk: de rede van dit gevolg is, om dat 
het gevrogt met voortreffelyker dan {zyne oorzaak zyn 
kan. Nademaal dan de denking , als het allervoortreffe- 
lykfte ding , en de allerwaardigfte zaakelykhyd , de na- 
tuur of denaarden V wezen van den geefi uytmaakt ; zoo 
moet di ook in God, als oorzaak van den geeft, zoodaar 
nig zyn ; dog evenwel met dit onderfchyd , dat , dewyl 
di volmaakthyd in mynen geeft zeer yndig en naw bepaalt 
ks men dezelve in (rod erkennen moet op onyndige wy-r 

zen, 



Hoofd. I. VAK GOVS LEVEN. Snee IV. $7 

zen uytftekend , en met geenige yndpaalen omzet te zyn: 
als werkende gans onaf hangelyk , naar zynygen welbe- 
haagen , en zonder dat imand hemhinderen of beletten 
jkan. 

§ 9. Ontneemtmen aan God de denking , zoo beroovt- 
men hem 00k te geJyk van alle mewuflhyd , waar door 
by van zyne volmaakthyd en opperhyd zyns bewuft is: 
want di niet denkt , weet niet van , noch kent zig zelven 
niet ,: en wi zig zelv niet kent , di-kan door geenig voor- 
Vendzel in zig zalig en gelukkig zyn. Alle welke dingen 
van het volflxekt volmaakt Wezend te ontkennen , is de 
allergrootfte onvolmaaktheden daar aan geven en aanty- 
gen. 



ONDERS N E E B, fc 
Van den onlicbb<titmelyken Cod » tn deszghs gwolgen. 

$1* f\F nu Gods leven alleen door eene werkzaame 
\_J denking voltooit word , en hy niets dan een en- 
l&ele geeft is ? danofdeuytbreyding 00k tot Gods wezen 
behoort , of in God by de toeygemng der denking by- 
fcbomt ? ftaat ons voorder te onderzoeken. Om'-dat de 
natuur oft wezen ^an den mens uyt geeft en lichhaam te 
zaamen geftelt word ; zoo zyn de Hydenen daar uyt 00k 
in 't vermoeden gevallen , dat deeze zaak zig 00k in de 
Godhyd op dezelvde wyze toedroeg , en wilden dat hy 
behalven eene verftandige zelvflandighyd , 00k eene hch- 
haamelyke , als tot zyne natuur of wezen behooread[e,» 
bezat. Welke zaak met lang geleden fcherpzinnig ye'jfe 
fcandelt is van Benediktus Spinoza, di de oude dwaaling* 
. H dat 



$8 VAN -<D£ TQETGEmmEN 

dat deeze werreld s&elvGod is , wederom ophaalende; 
gewilt heeft , dat d-e -denking en de onyndige uytbreyding 
een eenige z-elvitadighyd uytmaaken , dewelke hy God 
noemde : of dat de denking en uytbreyding toeygeningen 
van eeneen dezelvde zelvftandighyd zyn; enoverxiSks 
dat de uytbreyding even zoo wel eene volmaakthyd , tot 
bet <lenkbeeld der Godhyd behoorende is , als de den- 
king. 

§ 2. Tegen deezen roisflagtekenen wy aan->, dat da den* 
kingaUeen , te weeten;* de onyndige oropperft volmaafc- 
te , het derifcbeeldv vanf^ Go.dfayd' ve&dden.en voltooijeri 
Mh. Uyt 4e ifiiddagklaare leere der eerUe weetenfchap< 
zyn wy onderwezen ,, dat de geeftelyke denkende zelv- 
ftandighyd geenzins eenen. lichhaamelyken klomp noodig, 
heeft, noch omaanwezigte zyn, noch. orn haare wezent- 
lyke werkihgen, uyt te voeren;:. dewyl en de denking en 
de uytbreyding onderlihg niets" gemeen hebben .$„ jamal-- 
kander wederzyds uyt nun vormelyk begrip uytfluyten., 
Grypt dit plaats in den menfTelyken geefl ,., dewelke be- 
houdens zyn wezen , aanwezen , en veritandige werking,, 
van dien lichnaatitejykeh klomp ontflaagen kan wordenf 
Hoe veel te meer zal God , ak ee^verftafidig wezend,, 
fooFzig al^enogzaam zyn, om te koimen werken en aan- 
wezig zyn ,, zonder lichhaamelyken omflag , of toeyge* 
nihg der uytbreyding ? Het welk dan her; verJtandig Op~ 
perwezend : met noodig' heeft omaanwezig te.zyn ,'_ of te- 
werken ,' dat word vrugtelods en- als' iets bveftolfigs het 
Z-elve* aahge vreveri ; ; ' ja Toekeloos en buyten rede., v oeg 
hier by » , dat alleen de verftandige natuur of wezen , als 
eene aUervolnraaktjff£-dtriking aangemerkt , het denkbeeld- 
van ; het volftrekt, volmaakt; w ezend ten vollen vokooijen: 
en- voldoen kan-i: am dat het door; zyns zervs mewuflhyd 
^"kent volmaakt * onyndig > . geeaes dings behoevende , 



HoofJ. I VAN GOVS LEVEN. Snee IV. 5-9 

en overzulks in zig zelven gelukzalig : en alle andere dm- 
gen buyten hem , als van zig af hangende , en aan zyn 
goeddunken en wil onderworpen , zoo dat hy niets wil, 
of 't gefchied uyt kragt van zynen wil. 

§ 3. Nademaal, behalven de denking, onsgeenigetoe- 
ygening bekent is , dan de uytbreyding , di de nattiur of 't 
wezen van 't Jichhaam ftelt, en met de natuur of 't wezen 
cler denking niets gemeen heeft ; zoo ifler geen noodzaa- 
..keiykhyd , waarom eene lichhaamelykhyd , of eene uyt- 
breyding der zelvilandighyd met de volflrekt denkende 
volmaakthyd der denking zow zaamenhangen of inkleven : 
want daar is geen natuurJyk of wezentlyk verband tuflen 
*di dingen., dewelke onderling niets met malkander ge- 
jneen hebben. 

§ 4. Dewyl de natuur ©ft wezen der Godhyd zeer en- 
Jkeldis , zoo verwerpt het de zaamenvoeging der lichhaa- 
•melykhyd of der uytbreyding met de allervolmaakfte den- 
king,; om dat di zaamenvoeging zow invoeren den aller- 
,grofften zaamenftel uyt twee zelvilandigheden , di reeds- 
•onder het opfchrivt van Gods enkelhyd ., om verfchyde 
redenen van de Godhyd uy tgefloten is. Voor waar uyt de 
tiytbeelding zelv van de zelvftandighyd en deszelvs toey- 
geningen , di Spinoza opgeevt , zullen de denkende en 
uytgebreyde zelvilandighyd nooit een en dezelvde zelv- 
ftandighyd konnen zyn , maar zullen in eewighyd onder- 
fchydene zaaken bly ven , di hy in zynen God byeenvoegt, 
^dat is ., te zaamenilelt : want de zelvftandighyd beeld hy 
uyt Aat gene te zyn , V we Ik in zig h , en door zig begre- 
genword En toeygening , is by hem , V geen V verftand 
van de zelvftandighyd begrypt , als deszelvs wezen uyt- 
maakende. Hierom fchryvt hy in zynen 17, Briev , door 
Xoeygening verfta ik het zelvde , V welk ik door zelvftan- ' 
t&ghyd verfta., als aUeen dat toeygening gezegt wordteg 

H i tpztgt 



60 VAN <DE TGETGENINGEN 

opzigt van't verfiand, 't welk een zekere zooddanige na- 
tuur of wezen aan de zelvftandighyd toepaft. Waar uyt 
middagklaar volgt, overmits denking en uytbreydingtoe- 
ygeningen 2yn , zoo zeer van malkander onderfchyden, 
datze onder malkander niets gemeen hebben ; dat dan ook 
het denkend enuytgebreyd ding, twee verfchydene en 
onderfehydene zelvffandigheden zyn en blyven. Om rond 
te gaan, ikheb wel'gevonden inzynekorteuytlegVoorft. 
lo. eerfle deel , dat hy ontkent , dat uyt twee toeygenin- 
gen , L. JV. di zaakelyk onderfchyden zyn , befloten kan 
warden , dat dezelve twee wezendt , of onaerfihydene 
wezmtlykheden maaken. Maar , ik bid u , met wat regt 
ontkent hy dat ? Indien toeygening dat gene is , 't welk 
het wezen, van een zaak flelt ; moeten dan met de toeyge- 
ningen , di zaakelyk onderfchyden , en mkfdien verfcny- 
djene zyn , ook niet verfchydene zaaken- en verfchydene 
wezens uytmaaken ? of zelvftandigheden van een-verfchy- 
de natuur of wezen te kennen geven ? inzonderhyd , in- 
dien wy door toeygening het zelvde verftaan , 't gene wy 
door zelvftandighyd verftaan-? op dat hy evenwel niet 
fchynen zow dit gevolg zonder rede ontkeatte hebben, 
voegt hy daar by , dat dit gevolg daaroffi niet doorgaat , 
om dat dit de natuur oft wezen van zelvftandighydmede* 
brengt , dat eene igelyke van deszelvs toeygentngen door 
zig begrefien word ■> nademaal aUe haare toeygeningen , di 
z>e heeft , tegelyk altyd ddariw-geweeft hebben ■> en de eene 
van de andere niet heeft konnen voordgebragt wvrden , maar 
dat eene igelyke het zyn van de zelvftandighyd uytdrukt. 
Maar indien eene igelyke toeygening het zyn van de zelv- 
ftandighyd uytdrukt , en door zig begrepen word ? dan 
zal waarlyk een ider, toeygening , ook eene zelvftandig- 
hyd uytmaaken ; waar van de uytbeelding was y datze in 
xigis, en door zig begrepea word: derMven.zullenver- 

jfchy* 



Hoofd. I. VAN GODS LEV EN. Snee IV. 6t 

ichydene , dewylze eene verfchyde zaakelykhyd , di door 
zig begrepen moet worden , mvoeren , ook geheel eene 
verfchyde zelvftandighyd maaken. Voorwaar verfchyde 
wezentlyke toeygeningen , di geen natuurlyk of Wezent- 
lyk verband onder malkander hebben , di konnen nooitte 
zaameneene en dezeJvde zelvftandighyd uytmaaken, veel 
min eene zoodaanige, di uyt de natuur of hun wezen on- 
deelbaar , of door hun wezen allermeeft een en 't zelvde 
is ; overmits zy door de natuur of hun wezen verfchydene 
zyn : zoo dat hy een opentlyke tegenzeggelykhyd begaat , 
wanneer hy zegt , dat het zelvde het zelvde is door de na- 
tuur of 't wezen , en te gelyk niet het zelvde , maar ver- 
fchyden. Ook doet het niets voor zyne zaak , datze te 
gelyk daar in altyd geweeji zyn : want dat zegt maar alleen 
eene altydduurende medebeftaanlykhyd- en zaamenvoe- 
ging , maar geenzin& eene eenzelvighyd , of een verband 
door de natuur of 't wezen. onbreekbaaj*y s 2t»o dat.over- 
2ulks om deeze oorzaak di zelvftandighyd vanzaamenflel 
niet ontheft word .-. met meer als de zelvftandighyd van 
een mens bevryd word, van den zaamenftel uyt lichhaam 
en geeft y om dat zy altydduurende geweeft zow hebben , 
indien de mens niet gezondigt had; Zoo lang. dan de me- 
debeftaanlykhyd en zaamenvoeging van- twee toeygenin- 
gen, onderling tot malkander betrokkenzynde, nog ver- 
fchydene natuur en ofwezens overlaaten , di niets gemeen 
hebben, zoodaanig dat het begrip' van d' eene , 't begrip 
van d'andere niet influyt , noch dat di toeygeningen een 
■natuurlyk of wezentlyk verband met malkander hebben , 
zullen zy nooit tot malkander konnen ingaan r . en totde 
eenhyd van zelvftandighyd onderling vereenzelvigt wor- 
den : ja zy leggen maar by malkander , en kleven niet in 
een , even alsaanraakende, maar geenzins als verknogte. 
- § f> Voor al moetmen hier aanmerken > dat de. uytbzey* 

H 3 ding 



/ 



®i VAN 7>E TOETGENINGEN 

ding van de nttfuur of den aard van eea volmaakjt wezend 
uytgefloten is .-, wegens de veelvuldige oavolmaaktheden , 
di in deszelys begrip ingefloten leggen. Want alle uyt- 
gebreyde zelvfbndighyd is enkel lydelyk , deelbaar j ver- 
anderlyk , aan de toevallen der beweging onderworpen* 
en verdervelyk : hoedaanige onvolmaaktheden in God 
zyn 'zowden » indien hy 00k eene uytgebreyde zelvftan- 
dighyd waare. Nimaridkan 00k met: eenigen grand zeg- 
gen , dat di dingen in God niet zyn , maar alleen in de be-* 
xondere dingen : aangezien atte wyzen , naar zyne onder- 
ftelling , in de toeygeningen "van Gad inzyn ; en het zyn 
der wyzen Isinliunne onderw^rpen inzyn : nu zoo Gods 
toeygeningen 00k Gods zelvftandighyd zetv zyn? het ge- 
ne dan in dezelve in is ,, dat is 00k in God ; welke onvol- 
maaktheden dan in de uytgebreyde zelvilandighyd zyn, 
even als de wyzen in hunne toeygeningen , dat is,- m hun- 
ne uytgebreyde zelvftandighyd ,;■ di zyn 00k in God , in- 
dien hy eene uytgebreyde zelvilandighyd is ; en wel des 
te meer , naar 't gevoelen van Spinoza , om dat hy geene 
uytgebreyde zelvilandighyd buyten God toelaat. Hier 
koomt nog by, dat de onyndige uytbreyding een verdigtzeJ 
is ; want het welk lengte , hreedte en diepte >ftelt -,. zelv 
©ok In 't begrip van 't lichhaamelyk heelal , dat onyndige 
door 't verftand kan men niet nalaaten te begrypen, inzig 
deelen buyten deelen te hebben , welkers getal noch on- 
yndig-, noch welkers maat onyndig zyn kan. Dewyl dan 
de uytbreyding eyndig is , zoo hehoortze geenzins tot het 
ilellen van 't onyndige. 

% 6. De tegenwerp , dat alle zaakelykhyd zegt eene vol- 
maakthyd , en datze in 't begrip van God , als oorzaak, 
ingefloten word , en overzulks datze 00k voor af in God 
aanwezig moet zyn : is van geen groot gewigt , als men 
daar $egs by vpegt ., datze vormelyk of uytitekentlyk in 

God 



Hoofd.I. VAN CODS LEVEN. Snee IV. % 

God is. Maar wy ontkennen , de uytbreyding eene vol- 
ftrekte vohnaak^hydte zyn , Waar van men niet veele din-; 
gen ontkennen kan; en mitfdien ontkennen wy dat di 
vormelyk in God is : het is genog dat dezelve gezegt word 
uytftekentlyk in God te zyn en voor af geweefl te hefe- 
ben : alsdewelke ilegs alleen zegt , dafcmen di algenog-r 
zaamhyd aan God toefchryven. meet , waar dosft: ihyJt 
lichhaam, als eenzaak , diuyt de natuur ofuytygener 
aard verre beneden hem is , voordbrengen kan. 

§ 7. Uyt het bewezene tot hier aan toe van Gods ver- 
ftandige onlichhaamlyke natuur ofwezendV volgen 00k 
Gods ontkennige ygenfchappen. 1. Dat hy Onzienlyk is > 
niet op eene wyze gelyk de allerkleynfle lichhaamtjes , de- 
welke wegens hunne zeer fijne kleynhyd en dunhyd , de 
fcherpte de& gezigts % . welkers w,erktuygen; zy niet aan- 
tzeffen ,- ohtvliden :. Maar wegens zyne ganffeen geheele 
entbering van uytbreyding ,, -dewvl r hy ; iii -z%,^eettige dee--; 
len - of deeltjes bevat:,, .41 met gelta^ens en opp'ervlaktens 
voorzien zyn , het zy da'tmcn di hegrypt.als lijgtftraalens 
mdcr- te vallen of n|et* - ,% - Veel; meer moet By 00k <ge~ 
zegt worden Qntafilaar te zyn^. om dat niets ,,. dan eerr 
lichhaam , getaft en aangeraakt wooden* of ta$:en, en aan- 
raken kan ; want het is alleen den lichhaamen ygen "> zig 
wederzydsin hunne oppervlaktens te raaken ,.,"dize alleen 
in de uytbreyding hebben. 3;, Om dezelvde rede is hy 
i^de- Qnafbeeldely£ + dewy! onder geenige zigtbaare ge- 
daffnte aande oogen kanvporgeworpeawiorden: enmits- 
dien laat hy geenzins toe eenig. beeld van hem te maaken> 
inzonderhyd om dat hy wegens zyne geeftelyke natuur. of 
wezen zoodaanigis , dat hy alle geftalte v trekken , en 
kleuren ,,. waar uyt een beeld en fchildery beitaat s , geheel 
en:al ontbeert ; v wantdi dinge-n k®nne» geenzins •,-. danal- 
ken in eene uytgebreyde zaa'k >< ep zekere'wyxe gewy-» 



64 VAN "DE TQETGENINGEN 

zigt, plaats hebben. Bat deeze ygenfchap en eere van 
God , door de Hydenen en by alle , di de Godhyd onder 
eenig beeld , 't zy gefchildert of uytgehouwen , vertoo- 
nen , verdorven en gefchonden word , zullenwe in hen te 
zyner plaatze aantekenen. 4. Ten laatften is hy 00k 0«* 
beweeglyk, om dat de beweging een toevalis * alleenlyk 
van lichhaamelyke dingen. 



ONDERSHEE £, 

Vm Gods Verftand. 

Si. A Anwien't, uyt het tot nu toe betoogde, Maar 
^"\blykt . dat God eene enkele geeftelyfce zelvftan- 
dighyd is , welkers leven zuyver werkzaam , en welkers 
werken denken is : di kan op geenerlye wyze met regt in 
twyfel trekken, om hem een verftand en wil toe tefchry- 
ven -, en wel in de eerfte plaats een verftand , dat naaf de 
onyndighyd van 't Opperfte , magtigfte Wezend , zeer 
wyd uytftrekkende , en volftrekt volmaakt is. 

$2,. Gods Verftand is by ons dat gene , waardoorhy 
2ig zelven net gepaft kent en alles Wat van zyn welbehaa- 
gen afhangt : want nademaal zyne denking volmaakt is; 
en verftaan of kennen , denken met mewufthyd , is : zoo> 
is 't noodzaaklyk dat Gods kennifle zy , eene verftaaning 
met mewufthyd , en zyns zelvs en der dingen , van hem 
voordgebragt. Dat is , dat hy zyns wel bewuft is , alles 
wat hy verftaat , met zyn verftand te bevatten als op 't al- 
lerlevendigfte aan zig tegenwoordig. 

§3. Dat dit Verftand , of deeze weetenfchap , indien 
imand in deeze benaaming meer behaagen fchepte , aaa 

God 



Hoofd.I. VAR GODS LEVEN. SneelV. 6 S 

t2od toekoomt , of op God paft , bewy zen wy aldus. i . 
Om dat bet kennen met mewufthydmet kangelochentwor- 
den van een volftrekt volmaakt wezend ; nademaal een 
zoodaanige kennis zelv , door zig eene volmaakthyd is ; 
en dat deszelvs lochening eene grooter onvolmaakthyd in- 
fluyt : di immers van God moet afgeweerd worden ; ten 
•zy men het denkbeeld van een allervolmaaktft wezend 
-wilde verbreken. u. Wi om zyne Eerfthyd voor alles 
aanwezig is-, en overzulks als de oorzaak van alles moet 
fcegrepen worden , dien moetmen toeftaan , dat hy ver- 
-ftaat wat hy gemaakt heeft , en heeft willen maaken , en 
ook eene mewufthyd van zyn doen heeft : ten waare men 
hem tot eenen botten en dommen werker maaken wilde. 
3. Wi uyt de veroorzaaking van onzen geeft bekentisge- 
worden , ate aanwezig , en de oorzaak van alle verftandi- 
<ge dingen ; di moet , ten waare men het gevrogt wilde 
-zeggen voortrefFelyker te zyn dan zyne oorsaak y ©ok ge- 
zegt worden te verftaan en de dingen te kennen meer dan 
«e$dg verftafldig fchepzel , dat hy roordgebragt heeft. 4. 
Wanneer wy 6et denkbeeld der werreld overwegen , zoo 
•als *t zig aan onzen geeft opdoet , vinden wy God , den 
laUerwyne » werkmeefter van dat konfl>ltuk te zyn, di aan 
•de denkbeelden van alle bezondere dingen eene zoodaani- 

fe evenredenhyd , betrekking en onderlinge ©vereen- 
oomft, tot en met malkander gegeven heeft , -dat wy 
^zonneklaar daar in zien konnen , dat alles tot zyn ygen 
ynde en gebruyk met voorbedagten raad wyilyk gefchikt 
as geweett. 

S 4. 2,eer vevrcis Spnoza, de ftigter van eene verbor- 
%t en opgefmeukte Godverzaaking , hier van afgeweken, 
>dewelke, ontkent dat God , di onyndig is en dien hy de 
ziatmrende natuur , of 't wezigende wezen noemt , een 
n/erftand heeft , en l?eveftigt dat verjlaan, alieeatot^ 

v.. 1 &«*" 



*« VAN <D E TQErGMmNG B H 

genatuurde natmrr, of ? t ,gewefcig4e wezen ; behoort ; ziet 
x&fDeelL VoQrfir.xf, th 31* weshalven hy een onderfchyct 
maakt tuffen de volftrekte denking en tuflen hetverftand % 
'twelk hy zegtmaar-eeae zekere wyze van denkentezyn: 
net eerfle fchryvt by aan God toe , net laatfle alleen>ajan 
de denkende dingen elk in't bezonder. Hier fchuylt e& 
ne VeEborgenthyd de? ongeregtighyd onder , naamelyk j 
hy veritaat door Gods denking niet anders dan de bezon- 
dere denkwyzen van alls meaffen te gelyk en te zaamen 
genomes > c I)eel V, Voorjti^o. Hier van daan maakt hy 
den. me]MMyksm<^9&'.^^^fG sbeJ ^^aisifci^oii^nidig .yerv 
ftandjjrdfrwtike ^^^flAfO^yndigii^gqm >~enQiiyn4i« 
ge denkbeelden vormende , en te gelyk met alle andere 
dingen in 't heelal tot een eenig zaamenhoopzel maakt, 
en dat God noemt^ t« Als of de voljtrekte denking\<m 
begrepen worden zander : verftand , 't welk -hy evenwel 
niet heeft konnen loehenen een voortrefFelyker voimaakt- 
hyd in zig te zyn. %. - 1 Is vals en ten nyterllen ongerymd, 
dat onze fa zander e denkbeelden en begrypen deelen maa- 
ken,, en zyn van de onyndige denking:. om dat zoodoen- 
de in Gods onyndige denking* vermengde, tegenz'eggely- 
<ke , godzaali^s en^gos&)Da£{g©dagten aowdengeyondeit. 
woiden , en dat in een dnyndig getal , even als deelen , 
dewelke te zaamen genomen eene volflrekte en onyndige 
denking uytmaaben;, rlndieor .-&#. M al ais^wyzen begreep,. 
di evenwel in de wezentlyke toeygening , dewelker<zy 
wyzigen > inzyn , zao Jkan hyegter.geehzinsontvltden, 
dat deeze toeygening vandiwyzen zyne benaaming ont- 
vange ; en -dat zy in dizelvde zelvftandighydzelvinzyn^ 
di door haare toeygening geftelt word, $. Dus .verdigt 
hy eetaen God , di niet eens als de natnnrende , natuur,o£ 
het wez^ende wezen , zig. zelv verftaat , noch 00k de 
'4ingtn di van hem La zig zelv inblyvende voordgebragt 



Hoofd. I. VAK GOVS LEVEN. Snee IV. 67 

vyn : en eene eerfte oof zaak , di niet weet Watze doet: 
welke dingen, ik gans niet weet hoeze met de uytbeelding 
van God, di; een onyndig volmaafet wezend gezegt word, 
konnen beftaan ; noch ik kan ook het minfte begrip maa- 
ken , hoe te gelyk een denking , di noch zig zelven noch 
andere dingen verftaat , evenwel volftrekt zy, 4. Ook is 
de onderftelling , diwe. elders ontyouwen zullen , ; niet 
waar , datter buy ten God geene an&ere zelvftftandighyd » 
't zy denkende , 't zy uytgebreyde , is : di de werreld.tot 
een God maakt en met God vereenzelvigt : welk gevoe- 
len wy hier na met alien vlyt en neerftighyd zullen tragr- 
ten te ontzenuwen. :i 

§ 5. Ook kan hy de ongerym4heden door dionder- 
fchydingen in naturam naturantem en naturam nature 
tarn , 't wezigende wezen , en '.t gewezigde wezen geen- 
zins ontduyken. Dewyl hy ftelt dat en de natuurende qvl 
degemtmtrde natuur. of Ywezigendejenȣ)g#wezjtg<^we* 
zen , eene en dezelvde;zeivftan&jghyd hebben : zoo dat 
in de eerfte betrekkihg'dezelvde zelvilandighyd doorhun- 
ne toeygeningen. begrepen word , voor datmen dezelve 
als gewyzigt aanmerkt ; en in de laatfte , als op veelerlye 
wyzen aangedaan r terwyl niet te min de eene en dezelv- 
de zelvftandighyd in zig blyvt ■, dewelke di Wyzigingen in 
zig aanneemt. Dus diflhy, met net inbrengen van dat 
onderfchyd , flegs woorden op , en anders niet. 

$ 6. Het voorwerp van deeze weetertfchap is tweeder- 
ly ; koomende aan d'eene zyde Godzelv aan zig, en aan 
d'andere zyde alle dingen ^ buy ten God , hem teyopren. 
1. 1)at God zig zelven door de innigfte mewufthyd zyns 
zelvs kent , en ook zyne bnyndige volmaakthyd , door 
eene onyndige wyduytgertrekthyd van kennis , dit is eerft 
envporal aanzyr^eonyndige natwr of wezentlykhyd he-* 
mmeiyk. Want zpohy zig&eiv niet kende'i %qw hy in 
v ,' I % ' ' het 



68 VAN VE TOETGENWGEN 

het werken geenige opzigt opzigzelven hebben : noch. 
zyn denkbeeld inonzen geeil hebben konnen inplanten^ 
Nu het gene in 't gevrogt is , behoort immers of vorme~ 
tyk of uytftekentlyk in de Oorzaak te zyn : en nademaal 
God allermeeft by zig zel ven , en in zig volmaakt is. , zoox 
volgt daar uyt , dat de Allerhoogfte zig zelven grondiger 
doorkent , dan eenig verftandig fehepfel. En nademaal 
hfenkelt is op de allereenvowdigfte en enkeLfte wyze: en 
nademaal hy ook eene onyndige denking is , met eene 
onyndige weetenfchap , zoo is hy geenzins bepaaltgelyk 
als wy. i. Zoo is hefciO&k ftoodaaiaklyk dot God kent al- 
les wat buyten hem is , als het werk van zyne magt ;.- dm. 
dat hy door dezelvde mewufthyd zyns zelvs weet wat hy 
doet , en doen wit ; als de oorzaak van alles., Want hetc 
kan niet zyn dat opGods wil iets zy ofworde , en dat Goch 
dat niet verftaan of weeten zow: dewyl het ongervmd 
zyn zow , dat Godgeenemewufthyd>vanzynen wil heb^ 
ben ; of dat zyne wil zig verder dan zyn »verftand uyt- 
ftrekken zow. Met eenwoord; indien hy zig zelv niet. 
kende , zow hy niets kennen of weeten , om dat hy we- 
gens zyne onafhangelykhyd niets kent, dan uyt zig ea 
door zig: * En^zo© hyuiet aiwat hy vooidgebragt heeft, 
en wat door hem voordgebragfc mpe/t worden ■, kende % 
dan zow- hy zyn ygen wezen in alle zyne wexkzaamhyd 
niet kennen. 

§ 7. Hier van daan word Gods weetenfchap onderfchy- 
den in eene noodzaakelyke , , waar door hy niet kan nalaa-* 
ten zig , als noodzaaklyk aanwezig , te kennen , en ook 
zyne algenbgzaamhyd tot alles , wat geen tegenzeggelyk« 
hyd influyt; en in eene vrywiUigt "weetenfchap , waar door 
hy alle zyne werken kent <,- divan hemvoordgebragt zyn 
of-moeten worden : welke voordbrenging , van zynen 
joven wil afhangende-, 00k vsywiHig gezegt ward ,. en 

heeft 



Hoofd. I' VAN GOVS LEVEN. Snee IV. fy 

heeft tot hunnen grondflag Gods vry befluyt , over der. 
dingen wezens en toekoomfte vryelyk befloten. Der Je- 
zuiten middelkennis , di en van 't noodzaaklyke en van 't 
vrywiUige van elks Wat deelagtig zyn zow , kan in't min^ 
fte geen fteek houden : dewyl zy zeggen de toekoomftig- 
hyd der dingen onder voorwaarde.befloten tezyn; indiert 
eenig ding geftelt word in omftandigheden-di metbepaalt, 
maar aan 't goeddunken der menflen;,, of aandegebeur- 
lykhyd der dingen gelaaten zyn. Dog deeze kennis is 
veeleer eene gimng , dan een zekere voorweetenfchap : 
en-word begrepen als van de dingen zelv af.te hangem 
En maakt Gods kennis tot een (a ) ginsenwederloopende 
reden en wyzevan redenering : welke onvoimaakthedert 
in God niet vallen. Ja di de toekoomftighyd vooraf ftel*. 
• ieri voor Gods befluyt , voeren een Stoisk noodlot in, te 
weeten , . een verband van zaaken dat van God niet af~ 
hangt. %y \werpen:: tegen ,,. dat een van *y€f 3e"feg^fH 
zeggeJykheden waar , en Tt ander ;vals is , ook zelv voor- 
afgaande tot , of in opzigt van * bet befluyt , heeft dat. 
derhaJven ook. in alle en een igelyk ding plaats ; dat het 
©f toekoomftig of met toekoomftig zy ? Maar aangezien. 
voor Gods befluyt zelv geenig ding, noGh.eenigen bepaal- 
den aard van eenig begrepen kan wtorden ; zoo\heeft ook» 
deminfte plaats niet > net begrip van een onderwerp , aan 
3 t welk, by wyze van een -(b) gezegde , de toekoom-; 
ftighyd of niet toekoomflighyd -toegepaft kan. worden. 

5 1 Hierom is het ook datwe aaivGod eene Ahueten- 
tyd toefchryven : want daar is niets <of daar kan niets be- 
dagt worden , dat voor hem verborgen zy : om dat„alfe 
wezend.of alle ding is of zelv God , of een fchepzel van- 
God, afhangende . , in zyn worden , zyn , en werken* 
kent hy dan zig zelven *, en al zyn ygen werk : zoo itfe$ 
1. 1 I 3 " ''" ; ._.»jeQ» 

\ i-^/ui;; (a) Dianottica. [h) Pnedicawm, 



7 d FAN <DE TOETGENINGEN 

niets overig dat zyne kerinis kan ontrokken worden , of 
het Waare daar door zeivA r an God onaf hangelyk , en al- 
200 zelvGod. Voeg hier by , dat de kermis van eeneenig 
ding weggenomen zynde , ook de kennis van alle dingen 
weggenomen word : nademaal in- dit heelal niet aUeen van 
alles eene-evengelyke rede is ; maar ook om het verband 
aHer r <Jingen onder malkamdem zoo dat het eene niet ge- 
kent zynde .-; het andere ook niet gekent word , het welk 
met dat onbekende in verband ftaat. Om dan met een 
Woord te yndigert r nademaal het grooter volmaakthyd is 
alles te kennenv-dan flegs het minfte dingetje niette kea- 
fien f-^oo 2oWhet de ongerymdhyd zelv zyn , aan God , 
4i^bnyndigwolffiaakt is. , de latlerminfte onkunde toe te 
fchryven. ' . , , 

S 9- Men heeft hier ook met te vreezen , dat het aldua 
zow gebeuren , dat Gods verftand , door de verfchyden- 
hyd eh'veelvuldighyd der dingen , zowde mogen over* 
rprnpelt Worden , of dat hy vede dingen te gelyk beod- 
gende, met minder aandagt op elk zow konnen letten; 
*t welk in de menflen eene onkunde en verwerring ver- 
©orzaakt. Want deeze dingen hebben in God geen de 
minfte piaa&S; i- wiens verftand > enkelt en onyndig zynde , 
onyndige dingen te gelyk , of alle en een igelyk ding zon- 
der moeite begrypt, en dat in den eenige en zeer enkelde 
daad : want indienze op di wyze niet begrepen wierden , 
zowdeftze niet aanwezig zyn : overmits zy aanwezig: zyn 
door en volgens Gods- wit, di voorWaar zig niet breeder 
wyttekt dan zyn verftand ;i en dewyl. God alles te gelyk 
•&&, zelv om der dingen verband , 't welk zy van Gods 
wilontvangen hebben , zoo is het noodzaakelyk , dat de 
mewafthyd vanzynen wil dekennifle der dingen metdi 
Selyde ^Vtgeftrekthyd onder lig hehelft. 
-%io. rlier toe betrekken wy ook de voorkemife van 

alle 



Hoofd. I. VJN GOVS LEVER. Snee IV. 7:1 

alie toekoomende dingen ; het zy datmen di begrype als 
noodzaaklyk , het zy als gebeurlyk , of als vrywillig toe- 
koomende : om dat hy alle di dingen kent in zyn befluyt , 
waar aan zy hunne toekoomftighyd verfchuldigt zyn , na- 
dfmaal dezelve door den Goddelyken wil bepaalt word; 
waar van 00k alle derzelver verband en gevotgen afhan- 
gem Voorwaar de dingen , buyten God^efchowtV en 
aangemerkt , zyn in zig onverfchillig om aanwezig te zyn 
of niet , of fluyten in hunner bevatt;ing alleen in eene nip- 
gelyke aanwezighyd , en hebben 00k geene oorzaak hun- 
ner toekoomftighyd in zig , noch fluyten di in hunne 
denkbeelden in : noch konnen zig uyt den ftaat van het 
nietzyn voordbrengen ; dewyl niet niets doen kan. Waar- 
om zy , de toekoomenthyd hebbende , van buyten God 
te,zu|len zyn» di alleen hebben van Gods befluyteriden 
wil , onafhangelyk van alle andere uyterlyke oorzaak. 
De tegenftrevers brengen hier wel tegen in » dat <li zeke- 
re voorweetenfchap der toekoomende dingen , aan de ge- 
beurlyke en vrywillige toekoomende dingen eene nood- 
zaakelykhj^ aanqrengea.^m te moeten zyn, J Maar, wy 
ontkennen het gevolg van dat zeggen :. om dat de voor- 
weetenfchap geen oorzaak fe van 4e i toejcoomftighyd > 
maar het befluyt van Gods wil ; derhalven isze 00k geen 
oorzaak van het nerodzaakelykzyn:. noch zy befchouwt 
of vertegenwoordigt de toekoomende dingen op eenigp 
andere wyze, dan zoo alsze koomen zullen^* dewyl zy 
jnethet voorwerpovereenkoomij zoo "als het is ,. of zyn 
zal : dewelke dan gebeurlyk of vrywillig toekoomende 
waaren , di befchowt de voorweetenfchap als op zoodani- 
ge wyze te zullen kopmem De ganife, rede van deeze 
zaak; is geheel daar in ^egron^l , : - dat niet 'de Goddelyke 
voorweetenfchap dedjngen tot hun toekoomende zyn be- 
paalt , maar Gods befluyt ', 'twelk van, de voorweetgii- 
r . " Tcttap 



■yz 'F^N^DE fOBTG BRING EM 

fchap word onderftelt ; en door de mewufthyd van zyn 
beiluyt , weet hy dat de dingen in het beiluyt tot di toe- 
koomenthyd bepaalt zyn. Veeg hier by het zeggen van 
Boethis : mat wilt gy dat di dingen nood&aaklyk gefchiden 
*moeten , dew e Ike van't -Goddelyk verftand bejchowt twr- 
den , dewylde menffen niet eens naodzaaklyk daen zyn > de 
dingen di zy zien? 

$11. Deeze volmaakte weetenjchap in God heeft ver- 
fchydene ygenfchappen. 1. Datze is eene zuyvere doe- 
ning zonder eenige ondermengpag van vermogen , als ofze 
door a^tervcdg^e^oen^genove'rgmg -van de kennis van. 
p t eene tot de kennifle van andere dingen : of van het niet 
iennen van dit of geen ding, tot het kennen deszelvs: 
om dat dit riiet zonder verandering en agtervolging tjatt 
gedagten zow konnen gefchiden: di vfy byde , als een on- 
volmaakthyd , van God afweeren. Waarom hy met een 
eenige oprfag en doening alle di dingen , en den geheelen 
"fchaakel van zaaken , door hem in eene nette volgreeks 

feflelt , te gelyk'niet alleen wil , maar 00k befchowt: 
et geen voor hem , wegens de onyndighyd van zyn ver- 
ftand , ligt om doen is. Hier kanmen byvoegen , dat 
iaodsenkelhyd geenzins toelaat , dat in Gods wezen toe- 
vallige wyzen vallen zowden : het welk gefchiden zow, 
indienin God niwe gedagten , en andere als de eerfte 
fcoomen konden. a. Ten anderert kent hy alles door ee- 
ne enkele opflag , met ice verftandelyk , en geenzins door 
tene redekonftige opzaameling , dianoetice bywyzevan 
redenkaveling: overmits di kennifle geenzins behoevtvan 
agteren de redenkaveling te beginnen , om tot de gron* 
&igfte kennis der dingen door te dringen , dewelke van 
vooren de denkbeelden der dingen zelv gemaakt heeft. 
"Voorwaar de fanniffe , di gezegt word van vooren bekoo- 
Snen te zyn y is veel -wlmaakter * dan di van agteren verr 

kregen 



Hoofd. I. VAN GODS LEV EN. Snee IV. 7 3 

kregen word ; en de redekavelende kennis fluyt in on- 
kunde , dubbing , en verlegenthyd ; ja zy vereyil eenen 
Jaftigen arbeyd van onderzoeken : aan alle net welke het 
volttrekt volmaakt Wezend in 't allerminfle niet onder- 
worpen is. Ja zoo hy met over en weer te redekavelen 
lia nawkeurigen aangewenden vlyt en arbeyd eerft eene 
nette kennifle van zaaken verkreeg ; dan zow hy daar 
door j niet zonder verandering tot in beter , door eenen 
niwen aanwas van kennis , tot ; grooter opfteygeren : het 
welk alles regelregt aanloopt tegen Gods onveranderlyk- 
hyd. 3. Deze kenniffe van God is 00k onmiddelyk ; niet 
alleen om dat God zyns zelvs en zyner doeningen zigop't 
innigfte bewuft is ; maar voornaamelyk om dat hy geeni- 
gen dienft van eenig lichhaamelyk beeld gebruykt , noch 
eenig voorgaande bengt noodig heeft ; het welk zyne ken- 
nis daar van afhangelyk maaken zow. Hier magmen by- 
voegen,, dat Gods wil zelv de denkbeelden , de waarhe- 
6eh , 't verband , de toekoomfligheden , de noodzaak- 
lykheden en gebeurlykheden van allc dingen bepaalt , en 
op alle het zcIvq in zyn befmyt het oog heeft. 4. Gods 
kennis is 00k netpofende op de begrepene dingen , zoo 
dat in alle de dingen hem niets ontfchiten kon ; om datter 
00k niets is , 't welk niet van Gods wil afhangt , en het 
welk de dingen niet van zynen wil ontvangen hebben : en 
om dat hy 00k niets wil, 'twelk niet alzins aanhemgron- 
dig bekent is. 5. Ten laatften is di 00k volftandig , even 
als God zelv ; zoo dat hem nooit eenige vergetelhyd be- 
kruypt : want alzoo zow de kenniffe der dingen in onkun- 
de verwiffelen , en hy zelv tot een erger llaat verande- 
ren ; het welke tegen zyne onveranderlykhyd , noodzaak- 
lyke aanwezighyd , en eewighyd aanloopt. 

K ON- 



74 VAN T>E TOETGENINGER 

O N E R S N E E D* 

Van Cods W'd. 

§ r. VT A Gods Verfland , volgt zyne Wil : dewelke 
xN is de vrywillige werkzaamhyd zelv van Gods 
Wezen , waar door hy tot zig zelven gaat , als tot een 
volflrekt goed ,* en omtrent de dingen buyten hem , ook 
derzelver wezens en toekoomftigheden naar zyn welge- 
vallen vaft ftelt. Ygentlyk ftaat net aan den T¥il> te oor- 
deelen, goed- of af-tekeuren ,. als ook aan te nemen of te 
verwerpen : dewelke in den mens een wyze vandenken> 
is , om eenig ding als goed te begeeren , of als kwaad af" 
teweeren: of als waar te erkennen , en als vals te veroor- 
deelen, Maar in God:, wien wy alle wyzen ontzegt heb- 
ben , is het eene levendige daad van God , dizoowelals 
't verltand , onder de toeygening van eene volflrekte den- 
king begrepen , en in hem ,.. naar maate van de onyndig- 
hyd des Goddelyken wezens , op de aller eenvoudigfte 
wyze mis: niet by wy^e van een yermogen,: maar by Wy- 
ze van een loutere doening. 

§ z. Gelyk Gods wezen en aan wezen 4 metterdaaH van 
zyne levendige werkzaamhyd met verfchillen ; maar al- 
leen door de afzonderinge van onzen geeft onderfchyden* 
Worden : alzoo worden zyn verfiaan en ivillen , onder 
zyn leven , of de allervolmaakite denking begrepen , al^ 
geenzins zaakelyk onder malkander onderfchyden , maar 
di in God vereenzelvigt zyn : zoo dat derzelver onder- 
fchyd hier ook niets anders is, als de afzondering in onzen 
geeft : • en dat verftaan , is een zaak met mewuilhyd.te be- 
g^pen : welk begrip , tgt der dingen waarhyd en goed- 



Hoofd. I. VAN GOVS LEVEN. Snee IV. 75 

hyd , of valshyd en kwaadhyd betrokken ; in di medebe- 
tekening is , Gods oordeelende en beruilende wil zelv. 
De verfchydenthyd is derhalven in de voorwerpen , zoo 
als di , naar 't gene in dezelve waar of goed in is , aan di 
daar op denkt voorkoomen : . welke zaak (legs alleen eene 
betrekking zegt , ten aanzien van Gods vrywillige flrek- 
king of nyging : overzulks neemt di de eenzelvighyd van 
Gods veritand en wil geenzins weg ; nademaal het by ons 
vaft itaat , dat di werking van afzondering in onzen geeft, 
.aan Gods enkelvowdighyd geen de minite hinder en ver~ 
andering toebrengen kan. 

§ 3. Dat wy deezen wil of willing in 't magtigfte en 
waardigfle W ezend , dat is , in God erkennen moeten , 
blykt. 1. Omdat vrywilligt ewer ken, van alle volmaakt- 
lieden, waar van wy een denkbeeld hebben , de voortref* 
felykfte volmaakthyd , en gans volflrekt is , be vat met en 
onder de allervolmaakfle vry willighyd , waar door hyvry- 
willig en naar zyn welbehaagen te Werk gaat : want net is 
onder alle andere volmaaktheden de allergrootfte ; door 
eene lekere oppcrfte tx,vTe%2Gi& , ygenzelvs vrymagt , een 
vrye Heer te zyn over zyne doeningen , en van geenige 
uyterlyke oorzaak of domme nooddwang der natuur of 
geheelalordening gedwongen te worden om iets te doen. 
En mitfdien is di vrye wil , of ygenzelvs vrywillighyd in 
het denkbeeld van 't hoogfte volmaakt Wezend boven alle 
andere begrepen. t. 't Verband , dat tuffen de weeten- 
fchap en den wil tuffenkoomt , vereyft 00k , dat het ge- 
ne imand met mewufthyd van weetenfchap weet en kent , 
hy dat 00k erkenne naar de waardighyd en goedhyd des 
zaaks , di hy daar in gewaar word ; tot dewelke het op- 
merkend verftandig wezend , 00k nygd en gedreven 
word, als tot een goede zaak, 't welk het werk en 't doen 
yan den wil is. Dit heeft des te meer en uytftekender, 
* " K z plaats 



7 6 VJN VE TOErGENINGEtf 

plaats in God , welkers veriland , hoe het volmaakter is* 
hoe het ook des te onderfchydentlyker de waarhyd en 
goedhyd in der dingen voorwerpen aan Gods volitrekte 
denking vertegenwoordigt : dewelke hy goedkeurende , 
ook wil datze goed zyn. 3. Zonder deezen wil kzvi.de 
eerfte oorzaak zelv niet begrepen worden , welkers wer- 
ken, denkenis., enmetuytwerking werken, ismetkragt- 
daadighyd willen ; want de dingen di hunnen oorfprong 
aan God , di geenzins uyt de noodzaaklykhyd van zyne 
natuur of wezentlykhyd werkt , verfchuld zyrr , di koo- 
men ongetwyfelt van zyn welbehaagen voord : overmits 
de dingen niet voordkoroen, om dat God di kent en veiv 
ftaat • maar om dat di wil 

§ 4. W aarom Spinoza hier verre van den wee afdwaalt J 
met aan den onyndigenGod eene allervolmaakfte denking 
zonder verftand- en wil toe te fchryven , en gelykwe te 
vooren gezien hebben, met van den wil, zoo wel als van 
het verftand vaft te ftellen , dat di maar alleen in den geeffc 
van een ider in 'tbezonder plaats heeft : maarnademaaf 
di grove en fchandelyke dwaaling , op dezelvde gronden 
fteunt , dewelke wy in 't Hoofd-deel van Gods verftand 
ontzenuwt hebben, zoo behoevenwe di hier niet te her* 
haalen , en di kool weder te verwarmen. 

§5. Gelyk wy nu in 't begrip van 't Goddelyk verftand 
yoornaamentlyk op deszetvs voorwerp agt gegeven heb- 
ben : zoo ftaat ons nu hier het zelvde waar te neemen in 
't begrip van den Goddelyken wil , welkers voorwerp is 
alle het gewilde : het kan egter verdeelt worden in een 
voonaamfte en m'mvoornaamfle ■: \ gene is God zelv of de 
Goddelyke wezentlykhyd ; dog dit , alles wat begrepen 
word buy ten God te zyn , geweeft te hebben , of te zul- 
len zyn. Dat word het voornaamfte gezegt , om dat het 
!aan- hem vertegenwoordigt word in zyne mewufthyd ■> afc 

het 



Hoofd. I. VAN GOT>S LEVEN. SneelV. 7 7 

net voornaamfte en grootfte goed ; , 't welk van alle andere 
dingen onafhangelyk is. Dit het minvoornaamfte genoemt, 
om dat alle deszelvs goedhyd van Gods goedhyd afhangt, 
en zeer eng bepaalt is. 

$ 6. Nimand trekke dan in 't twyfel , dat Gods wil tot 
zig zelven geftrekt is en nygt. i; Om 'dat -God onder al- 
le wezends en dingen het opperfte magtigfte is , di zigzelv , 
als zoodaanig , net gepaft en grondig kent : waar uyt 
zonneklaar blykt , dat di kennis met mewufthyd hem in 
zyne gedagten eene zeer aangenaame zaak vertoont , zoo 
dat hy daar in voor zig 't grootfte- behaagen fchept , en 
geruft is : dewyl hy , ziende alle- zaakelykhyd volitrekt te 
bezitten , 00k ziet hem niets te ontbreken , dat hy zow 
tonnen begeeren : alzoo bemint by zig zelven , en is zig 
bewuft van zyne gerufthyd , di de vormelyke rede zelv 
van zyne gelukzalighyd uytdrukt. %. Om dat hy , zig 
befchouwende als den onafhangelyken Godiefitten alge*- 
wogzaamen tot alles , zig 00k kent als werkende buyten 
zig ; dog_ zoo evenwel dat hy de dingen buyten zig geen- 
zins noodig neeft : en 00k di dingen buyten zig , als on- 
mogelyk aanwezig te zyn , dan alleen door zyne magt en 
kragt* zoo dat hy geene andere rede en inzigt omtewer- 
ken hebben kan , dan de openbaarmaaking van zyne yge- 
ne heerlykhyd : derhalven kanhy , di de grootfte rede is, 
in het werken niet nalaaten op zig zelven te zien en agt te 
•flaan , en de dingen voord te brengen omzyns zelvs wil, 
het welk 't werk van den wil is. 

§7. DeGodiften brengen hiertegen in, indiendeGod- 
delyke wil de rede waare , waarom God wilde datter 
fehepzelen zyn zowden , dat hy als dan zig tot de fchep- 
zelen behoorde te hebben in opzigt van derzelver ynde: 
zoo dat dan de fchepzelen middelen zowden zyn om-tot 
4at ynde te geraaken. Maar dat beyde roepenze onge- 

E l rymd 



78 VAN T)E TOETGENINGEM 

rymd te zyn. Want zoo men de fchepzelen als middelen 
befchowt , dan maaktmen God van de fchepzelen af han^. 
gelyk. Ziet men hem aan als het ynde , dan word God 
„geftell , -of als het ynde waar voor , of als het ynde wi of 
welk , maar hy kan niet als het ynde waar voor aangezien 
worden,, «om dat de fchepzelen niet voor God bekoomen 
worden , als van dewelke hem geenig nut toekoomen 
kan. Noch ook niet als het ynde , wi , of welk , dewyl 
hy niet voor alle fchepzelen verkregen word ; aangezien 
2eer veele van Gods geniting verfteken worden. Ik ant- 
woorde. i. De fchepzelen zyn geene middeten , op dat 
God .door haar zig zelven geniet : maar op dat hy zig aan 
haar mededeele : want waarender geenige fchepzelen , zoo 
wafler ook niets , waar aan hy zyne goedhyd kon deelag- 
tig maaken : in welk geval zy aan God geenige af hange- 
lykhyd .taebrengen , maar zy zelv ontvangen alles afhan- 
gelykvanGod. 2.. Wat het ynde waar voor belangt , is 
iiet geenzins ongerymt , God in dat opzigt te befchou- 
wen : niet dat hy van de fchepzelen eenige meerdere vol- 
maakthyd inwendig bekoome : maar dat hy , zig in de 
fchepzelen eenigzins doende gelyken , van dezelve eer en 
roem verkryge : of meer en meer onder dezelve als hun 
hoogfte goed bekent en verklaart worde: het welk als een 
uytwendig aankoomend goed is. Derhalven wil hy in 
deezen zin met regt , datter werkelyke fchepzelen zyn 
om zyns zelvs wil , als hun ynde : nademaal hy zelv met- 
ier :daad derzelver laatfle ynde is , of voor hun hoogfte 
goed te erkennen , en boven al te zoeken , en te verheer- 
lyken is. 

. § 8. He t minvoornaamfie voorwerp van Gods ( wil is , 
al wat geweefl heeft , is , en zyn zal , behalven God : 
alle welke dingen geenzins buyten het goedvinden van 
.Gods wil geftelt zyn : om datzeinhun zyn , worden, en 
, " ' wer- 



HoofJ. I. VAN GODS LEVER. Snee IV. ?<> 

werken van God afhangen ; en di overfchoone fchikking 
van 't heelal , te gelyk met di verwonderlyke natuurs ge- 
heelal-ordenings volitandighyd in zoo groote beurtwiife- 
lingen van deelen , zyn baarblyklyke getuygen van eene 
allerwyfte oorzaak , di met voorbedagten raad te werk 
gaat. Voorwaar di Regeerder der werreld rooet ook d'e 
Oppervoogd van 't heelal zyn op wiens wenk en gebied 
alles tfaat en valt. Nu deeze wil ftrekt zig uyt over alles 
wat tot het aanwezen gefchikt is : want indien lets waare 
of koomen konde , tegen Gods wil , dat zow niet van 
God zyn , zonder den welken nogtans van al. wat is , of 
zyn zal , geenzins iets aanwezig zyn kam 

§ 9. Volgens deeze verfchydenhyd der voor-werpen is 
Gods wil ook of noodzaaklyk of vrywillig. Noodzaaklyk 
is di , om dat God zig zelven befchouwende , zig in zyne 
algenogzaamhyd en volflrekte volmaakthyd behaagtj . ook 
word dezelve noodzaaklyk gezegt , om dat fry zyn voor- 
werp zoo innig voor zig tegenwoordig heeft in zyne na~ 
tuur of wezentlykhy^ ,- dat God, zonder deeze gedagte, 
niet wel begrepen kan worden. Vrywillig is de wil des 
befluyts r waar in hy van de mogelyke dingen een befluyt 
vaft ftelt : en word di ook vrywillig genaamt , om dat cli 
verkeert omtrent dingen , di enkelyk van Gods welbe- 
haagen afhangen. 

§ 10. Anderzins word Gods wil onderfchyden , in ee- 
ne wil des tekens en des welbehaagens. c Deeze is , en 
word begrepen , als Gods welbehaagen zelv , een beftel 
maakende over der dingen toekoomitighyd , en zig zelv 
toeflemmende , en al wat eenigzins naar hem gelykt,. 
goedkeurende. Dog , di des tekens word, door eenig te- 
ken te kennen gegeven , en onder de menflen geopen- 
baart r. waar van de wil des gebods een deel is : want di 
worden tot vyf in 't getal opgetelt 3 en wierden oulings.. 
iMJi veersje begrepen. Trae*- 



§o VAN T>E TO.ETGENINGEN 

Traedkit ■> prohibit , fermittit \, fraecipit ., implet, 

Dat is: 
Voorzegt ■> verbied , verdraagt , gebied ', vervult. 

% ii. Hier Word onderzogt , of de wil des gebods en 
des befluyt s , niet dikmaals onderling tegen den anderen 
ftrydig zyn : om dat wy veeltyds zien niet te gefchiden , 
het gene hy met den wil des gebods wil : en alzoo biykt 
by de uytkoomft , dat God in zyn befluyt niet gewiltheeft 
dat net gefchiden zow. Dog dit is ligt overeen te bren- 
gen , wanneerwe overwegen., dat de wil des bevels niets 
anders zegt , dan dat God ide verpligting van 't redelyk 
fchepzel wil : maar dat hy door den wil des befluyts wil 
toelaaten , dat deeze of gene mens in 't bezonder zynen 
pligt niet volbrengt : of dat hy te met wil , indien het ge- 
bod flellig is , dat de verbintenis flegs voor eenen tyd 
duure , tot dat hy di zelv ontbind. 

§ ix. Di Gods wil onderfchyden in eenen kragtdaadi- 
gen en niet kragtdaadigen : in eenen volftrekten en voor- 
waardigen : in eenen voorgaanden en volgenden , enz. 
Op datze de vryhyd van der menflen wil en goeddunken, 
van alle noodzaaklykhyd der uytkoomft bevrydenzowden, 
doen vrugteloos werk, en vryvenGod veele onvolmaakt- 
heden aan : waarom wy geenen wil des befluyts erken- 
nen , dan di kragtdaadig , volflrekt , en voorgaande zy , 
gelykwe in't Hbofddeel van Gods befluyt zien zullen, 
datter geenen anderen mag toegelaaten worden. 

§ 13. Op dat we dan dezen wil Gods verftaan mogten,' 

. sis betaamelyk aan 't Goddelyk Wezen , en den gefchaa- 

pen wil verre overtreflfende , zoo moet di begrepen wor- 

den. 



Hoofd.I VAN GO<DS LEVER. SneelV. Bt 

den. i. Als eene enkele da ad , dat is , eene zuyvere doe- 
ning , di geenzins van de magt tot het doen overgaat, 
noch by wyze van vermogen in God plaats heeft : op dat- 
we God niet maaken tot een zaamenitel , uyt een onder- 
werp en toevallen , en uyt veele doeningen di onderling 
malkanderen agtervolgen. 

x. Is zyne onyndige natuur of wezentiykhyd ook de 
grond/lag , waarom Gods wil zeer wyduytitrekkende is , 
en zig door eene en dezelvde doening ffcrekt tot alle het 
gewilde .: te weeten tot zig zelven en tot het gamTe heel- 
al , ook tot alle verband der dingen : en dat zonder de 
minfle arbeyd , moeite ofongemak. Dit vereyfl ook de 
af hangelyknyd , in zyn en duuren , van ontallyke dingen , 
zelv ook der allerkleynfte , di te gelyk aanwezig zyn : ja 
ook het verband van alles wat geweeft heeft , is , en Zyn 
zal , enderzelver zaamenfchaakeling onder malkanderen, 
di alle van Gods wil afhangen, " .._, ■.> > m ;. -n 

3. Ook is Gods wil zeer vry; voor zoo veel di van 
geenige oorzaakbuytenGod bepaak word , en dat omde 
onafhangelyiifcJ van 't Goddelyk Wezen, Hier ftryd 
geenzins tegen , dat wy eenigen wil als notdzaaklyk , een 
wymg te vooren , van den vry en onderfchyden hebben : 
dewyl wy daar alleen het oog hadden op Gods noodzaak- 
lyk aanwezen , en dat het zelve te weeg brengt , dat wy 
Gods wil , voor zoo veel hy zig zelven befchowt , niet 
van het begripderGodhyd konnen afweeren, Anderzins 
is di zelvde wil van God , waar mede hy zig zelv bemint , 
ten hoogften vry , met eene vryhyd des welbehagens en 
£ene ygenzelvs vrywillige toeftemming. Ondertuflen 
word onderzogt naa Gods wil , zoo als di tot de fchepze- 
len ilrekt , denwelken wy ook gezegt hebben zeer vry. te 
zyn: om dat hy in dezelve alleen kent en weet , maar een 
|nogelyk aanwezen te konnen begrepeii worden : of Qo& 
V • L «£ 



8z VAK T>E TOETGEniNGEN: 

zeg ik , de fchepzelen: gewllt heeft en -wil doen aanzyn 
met eene •vryhyd van onberfihiUighyd? Wy,. zoo imand 
door Gods onverfchillighyd veritaat , dat Gods wil in 't 
befluyten niet bepaalt is geweeft van de voorwerpen , di 
in 't befluyt anoeiten voorkomen , erkennen en befylen % 
dat alles , wat in 't befluyt voorkomt als in zig mogelyk : 
tot de toek:o6menthyd<te zyn> begrepen moet worden als 
daar toe onverfchillig ; en geenige noodzaaklykhyd , om 
te moeten worden , in hun begrip influyt , noch Goc! 
dringt om ietwes te moeten befluyten. Ifcdien ook imand 
door de onver4cMHighy4 van' Gdds vryhyd- ver%at Gods 
algenogzaamfeyd ,- waar door hy geemg 1 ding buyten ;' : zi£ 
behoevende , niet noodig hebbe de vervulling van eenig 
gebrek buyten zig -te zoeken > en zig deiwegen over de 
voordbrenging van fchepzelen te beraaden. Zoo beken- 
nen w-y ook dat God j in di betrekking , werkt met eene 
vryhyd van onverfchillighyd. Dewelke men' egter tot 
zoo verre nietuyttrrekken moet .,.-■ als of , geftelt zynde de 
wil om zyne eer en heerlykhyd te openbaaren » Gods vry-- 
hyd niet bepaalt is geworden door zyne betaamelykhyd ,- 
dbgeenziks toelaat, om lets anders te wiUen , dan 'tjgene 
aan zyne deugder*efoigep©beta%^e%te isJ ■ -Maar of God y 
vooraf aangemerkt voor Zyft befluyt zoodaanig on verfchii- 
lig geweeft is tot de fehepping zelv , en tot de openbaa*- 
ring zyner .heerlykhyd , dat; hy betaamelyk heeft kocnen 
met fcneprjen^ - of niet witter* kftie eere openbaar maaken* 
k een vraag gefehil , 't welk. ©nd^y ide^^le'erde over en 
weder zynde voorgeffelt % zyn verder ondefzbek waardig; 
is. Hier irj zienwe den vermaarden Wittich , zaliger ge- 
<dagtenifle , en den vermaarden Roel verfchillem 

4. JDat des eewigen Gods wil r of willing ook eewig is 
dringen wy aan , om dat God een zuyvere en enkete doe- 
^ig£ ijht ai geenzins van Jiet metwiUen ovejgaat tot net 
■''-■ r will 



Hoofd. I. VAN GOVS LEV EN. Snee IV. 83 

willen : het welk zelv 00k zig uytftrekt tot den wil des 
befluyts : want was di niet eewig , dan kon in Qod ver r 
andering vallen , 't welk ongerymd is : of ten minften een 
agtervolging van gedagten , en 00k doeningen di voor- 
gaan. en volgen , en gedagten di over en. weder malkan- 
deren agtervolgen : welke onvolmaaktheden • wy. pnder 
den titel van Gods eewighyd , pvertuygende getoont- he!}- 
ben , van God te moeten afgeweert worden. Indien 
imand aanhoud ; dat dit gevoelen alie onverfchillighyd 
in 't willen , van God wegneemt ; nademaal den flaat 
vm: onverfchillighyd noodzaaklyk moet begrepen wor- 
den , voor de vaitilellin^ en bepaaling der dingen » di 
in 't befluyt gedaan is. Di hebbe ten anwoord. A. Dat 
di onverfchillighyd nog in gefchil en niet beflegt is. B. Dat 
00k dit gevolg niet doorgaat , nademaal tot de zaak ge- 
nog is eene eerderhyd van ordening , en geenzins beftipt 
vereyft word eene eerderhyd de.s. ty<k* ,ja;;rons'.is,genog 
eene onvejjfchtllighYd: van vf^wiUighyd 3 voor zoo veel di 
uytfluyt de bepaaling van de voorwerpen , of van de 
jioodzMiklykhyd der natuur of des wezens , of van den 
eys van behoevtighyd , door dien de bepaaling moet be- 
grepen worden gefchied te zynvan't welbehaagendesee- 
wigen Gods , di zyne heerlykhyd wilde openbaaren , en 
dat op eene zeer wyze en voorzigtige wyze : zonder welk 
befluyt wy God begrypen niet een oogenblik, dat is , niet 
aanwezig te zyn. 

5-. Ten laatften moet Gods wil 00k orivtranderlyk ge« 
zegt worden , dewyl God zelv in zig onveranderlyk is , 
en geenzins van gedagten verandert. Het welk alleen di 
gene doen welkers deuterai phrontides , tweede gedagten 
fofhdoterai wyzer. zyn dan de eerfte ; hoedaanig iets in, 't 
volmaakfte wezend geenzins vailen kan, omdathet een 
langroei van volmaakthyd zegt , di in Go4 geea, ^Mk 
<uk " L x " "heeir; 



8 4 VAN <DE TOETGENIMGEM 

heeft. Di nergens aan dwaaling onderworpen is , en zoo* 
daanjg in eeh eenige daad en opflag alles befchowt , dat 
hy grondig en beft weet , wat tot zyne eer en heerlykhyd 
dient. Hierom wil hy , 't geen het allerbelte is , noch is 
aan berow van eenigen voorigen raadflag en wilonderhee- 
vig; als of in een voorgaande befluyt, by wyze van't regt 
van wederkeering , kon te weeten koomen , datter iets 
onbetaamelyks beiloten was , 't welk hy nu herroepen en 
verbeteren moeft: of dathem indertyd iets buy ten zyne 
giffing voorkoomen kon , 'twelk hy in eewighyd nie£ 
voorzien had : ofdat hem een onvoomen ongeluk ont- 
moeteifcmogty 'ew^fclf^nieT itiogelyk wasweg te ne- 
men : gelyk zomtyds den menffen gebeurt. Maar dit 
word wederfprooken van Gods onyndige wyshyd , en zy- 
ne onaf hangelyke wil en goedvinden , waar door hy den 
dingen, in 't infchikken der oorzaaken , een juyit ver- 
band , gewigt , en maat geftelt heeft : want geene on- 
voorzine beletzelen konnen hem ontmdeten , omde uyt- 
voering van zyn eerile voornemen te verhinderen , of God 
tot de verandering van zynen raad te dwingen : aange- 
zien deeze zelvde magt der dingen , om eenig beletzel te 
konnen aanbrengen, van God zelv verordineert zowzyn», 
en nooit grooter zynkan , dan Gods magt zelv. 



QKDERiNEE E. 
Vm h w<tg€ en fydgt Gods., 

% i. VT A de ftoffe van Gods wil overwogen te heBbett>. 

1/N begeven wy ons tot de Verhandeling van des* 

gdvsjnagti dideaaafteplaatsvereyil: want gelyk Gods 



ver« 



Hoofd. I. VAN GOVS LEV EN. Snee IV. $? 

verfland de denkbeeld'en der dingen maakt en begrypt, 
en Gods wil des befluyts dezelve bepaalt en vafl itelt m 
hun s toekoomende aanzyn, di hy wil dat mogelyk zynzul- 
len : alzoo maakt de magt van God zyne overgaande doe- 
aingen werkftellig , om dat mogelyk aanwezen in een 
daadelyk te doen overgaan. De Wysgeeren noemen deze 
werkefyke magt , dewyl de lydelyke hier de minfte plaats 
niet heeft ; het werkbeginzel , voor zoo veel de werkeri 
en daaden daar van voordkoomen ; of de kragt en magt 
om te werken daar in verborgen gelegen is : weshalven de 
magt zig heeft tot de uytwerking , even als het beginzel 
tot de werking zelv , voor zoo veel dat een algenogzaam- 
hyd om iets te doen te kennen geevt. Derhalven is dat 
werkbeginzel in God , Gods algenogzaamhyd zelv , in 
betrekking tot het mogelyk aanwezen der dingen , om 
dezelve , voor zoo veelze aangemerkt worden , als nog 
niet voordgebragt te zyn, , tot het daadelyk aanzyn te 
doen overgaan. 

§ z . Dewyl deeze magt i* Gad zoodaanig begrepen moet 
worden, dat deszelvs begrip aan de enkelhyd der God- 
hyd geenig hinder toebrenge , en God blyve een zuyvere 
enkele doening , zoo wordze uytgebeeld te zyn Godsiver- 
kelyk wezen zelv y voor zoo veel dat algenogzaam is, om 
aUe en een igelyk ding met hemmedeaanwezig tedoen zyn. 
Overzulks moetze met begrepen worden , als eenig mid- 
del tuflen-God en 't gevrogt , en alzoo uyt God uytvloei- 
jende: om dat di uytvloeijing wederom eene andere magt: 
noodig hebben zow, door welkers kragt di uytvloeijing 
zow voordkoomen , en dus wederom eene andere , tot 
in 't onyndige. Gok moet di niet begrepen worden als 
eenige hebbelykhyd van de daad zelv onderfehyden , di 
van imand anders tot de daad moeft gebragt worden » de* 
\wylze dus eene verandering en agtervolginginGod t^ta*- 
^j— L j, neni 



U VAN <DE TOETGENINGEN 

nen geven zow- Maar alseene enkelvowdige daad , di 
aan de zyde Gods met zyn werkelyk wezen een en 't zelv-v 
de is. . ; ■-,■■:.■ 

§ 3. Merk voorder aan , dat <z#i? magt , 't zy di in de 
gefchaapene dingen , 't zy di in God befchowt word* 
waarly k iets/opzigtelyk en betr ekkelyk beduyd : oyermits 
di eene betrekking invoert tot het gevrogt , 't welk nog 
niet voordgebragt is > en om voordgebragt te worden ee- 
nige oorzaak van nooden heeft. Di betrekking in de oor- 
zaak, waar van een gevrogt verwagt word , onderfteltin 
■de oorzaak ietsy©lftrekl>, waarinzy gegrondveft worde* 
Alzoozyn de uytgebreyde dingen, zonder beweging aan* 
gemerkt , kragteloos , als dewelke niets konnende nyt- 
werken , 00k niets vermogen , en geenige kragt hebbeh. 
Maar in de beweging wordenze gezegt lets te vermogen , 
voor zoo yeel zy hunne beweging tot and ere licjihaamen 
Jtonnen overbrengen. Heel anders : gaat het t$otdeden- 
kende dingen , welkers verftand , zonder eenen nevens^ 
gaanden ingewikkelden wil , zig byna even eens heeft , 
ats de lichhaamen zonder beweging : dog de wil > di tot 
het voorwerp gebragt word met gebied , om iets te doen 
.Wooden x , kan, toj: zoo yerre^m^t; ^beweging in de licti- 
haamen vergeleken worden : voor zoo veel op 't gebied 
van den wij geweKmlyk-eenige uytwerking volgt, >Ma»$ 
de yndige wil in de fchepzelen begeert veele dingen , di 
buyten zyne magt geilelt zyn , te vergeefs en vrugteloos, 
Het is geheel wat anders in den onyndigen wil , ; -.welkers 
gebied nooit zonder gevrogt of vrugteloos: is. Hiervan 
daan word Gods magt 00k van zommige niet kwaalyk uytr 
gebeeld , een kragt daadighyd van Gods wil , een gevrogt 
gebiedende ; aangemerkt zynde voor de voordbrenging van 
eenige zaaL 

■ f§: 4. En dewyl dit een magt is vm den onyndigen God^ 
i: i ' zoo 



Hoofd. I. VAN GOT>S LEVEN. SneelV. %f, 

100 moet di ook zelv onyndig zyn : waar van daan deeze 
zyne magt ook den-naam verkrygtvm Almagtigbyd, voor 
zoo veel zyne gebidende wil noolt vrugteloos zyn , of 
door de moeilykhyd van eenig voorwerp bepaalt worden 
kan , dat niet de zaak , di gewild word om aanwezig te 
syn , dat zyn bevel beandwoorden zow. Want hy doet 
wat hy wil., en mitfdlen kan hy dat ook doem Janet 
voorwerp van zyne magt word gezegt te zyn atte het mo- 
gelyke ; zelv 't gene niet koomen Zal » voor zoo veel dat 
als mogelyk begrepen word ; en dewyl niets van al dat 
gene kan begrepen worden , waar. toe Gods algeriogzaam- 
hyd zigniet uytftrekt i zoo word voorwaar God met regt 
Alfnagtig, genaamt, 

§ •$;. wetie Almagt men aan God toeftaan moet ,. ten 
deelen. om zyn onyndig Wezen>* en ten deelen om zyne 
onbepaalde algenogzaamhyd ; di ook beWezen is door 't 
werk aelv jvart de ischepgin&iiKen afs g^bewezetk word 
door 't werk¥an de dagelykze voorzinighyd ; clewyl alle 
xie dmgen van dit ganfle heelal -, df in hun begripniet dan 
een mogelyk aanwez,eaj iuHuyi^n s . w-aarlyk r metterdaad 
in hun worden., zyn ,. en wefken , van God ,afhangeri:. 
t waar-voii daaniBe Volkeren i-indienzer flegs met aandagt 
op letten , uy t Gods werken ligtelyk zyne ee'uwige mdgp 
iaddea konnen belluyten. 

§ 6. Deeze Almagt van God word geenzins verminkt 
itoor de onmagehke dmgen ,. dimen zegt dat God niet'kan 
doen r dewyl de mogelyke dingen ajleen onder de magt 
fiaan ; gelvk als alle di dingen zyn, dewelke geene tegen- 
zeggelykhyd iniluyten : want de dingen , di eene tegeri- 
^eggelykhyd influyten, konnen aan geenige magt , en 
gevolglyk ook-aan Gods mi^PMet voorgeworpen worden. 
NnrM'isieenzoodaanig^.^egenzeggelykhyd », .warmeeria 
^nzelMe uy tfpraak & dinjeij te za^ftengevoegt wor&u 



n FAN <DE TOETGENINGEN 

<3aar mede het zoo gelegen is , dat des.eenes wezen des 
anderens wezen wegneemt ; zoodaamg dat het eene uy- 
terfte van het andere omver geworpen word. Nu een 
'zoodaanige tegenftrydighyd is , of van de zyde Gods , of 
van de zyde des zaaks. Di van de zyde Gods gezegt wor- 
den ftrydig te zyn , di itryden met Gods uatnnr of we- 
azen , verklaart zynde door alle andere toeygeningen , di 
van Gods wil onderfchyden zyn: gelyk wanneermen zegt, 
dat God zig zelven niet verlochenen , en niet ligen , of 
niets tegen zyne betaamelykhyd doen kan. Dewyl dit 
niet van Qocls onmagt >* mm$ van zyaea voUen overvloed 
Yah vdlmaakthyd moet afgeleyd wotfden , zoo brengt het 
aan Gods Almagt geen de minfte verhindering toe. Maar 
de dingen , -di van des zaaks zyde ftrydig zyn , onder- 
itellen dat de geftelde wezens derdiagenirietfconnen te 
gelyk aaivzyn , en niet aanzyn , of niet toelaaten een ( a ) 
gezegde , 't wdk de vormelyke rede des wezens weg- 
neemt , en te gelyk blyvt , dat het was. Men moet hier 
evenwel een vermaan doen ; datwe niet ligtelyk di dingen 
verklaaren moeten onmogelyk te zyn , di ons als zeer 
moellyk voorkoomen ; overmits veele wyzen der dingen 
van ons begrip afgeweert zyn! zoo dat wyy ten waare zig 
eene openbaare llrydlghyd in de grenswoorden opdede, 
jnogen twyfelen en ons oordeel fchorffen , indienwe nog 
niet weeten datter zoodaanig iets is : maar indienwe zoo- 
claariig iets zien , \ welk voor ons door zyne oorzaaken 
onverklaarbaar is , mogenwe ons verwon&eren : waar 
door men Gods magt wonderlyk moet agten. 

% 7. Dog waar in de wortel der mogelykhyd gelegea is? 

Word angftvallig onder de Wysgeeren betwifl: : en dat by 

gelegenthyd van de onderfchyding van Gods volftrekte en 

verordineerde magt: De volftrekbe geevt te kennen Gods 

,'^iltele algenogzaambyd , VOQ* Wo yeel door deszelvs 

(a) PiKdicatum. kragt 



Hoofd. I. VAN GO<DS LEV EN. Snee IV. 89 

kragt al dat gene gefchiden kan , 't welk in het denkbeeld 
van 't Goddelykverftand geenige tegenzeggelykhyd in- 
jfluyt. Tie verordineerde magt foetekent Gods algenog- 
zaamhyd , om alle di zekere hoofd-zoorten van mogelyke 
dingen uyt te werken , dewelke hy door zyn vry befluyt 
vaftgeftelt heeft toekoomende te zullenzyn , zoo dat God 
hier gezegt word al dat gene te konnen doen , 't welk hy 
wiJ te zullen gefchiden. Maar daar word getwyfelt , of 
niet di wil van God , di de toekoomende dingen bepaalt , 
met de magt te verordmeren , di magt 00k zoodaanig be- 
fnoeyt heeft, dat hy gezegt moet worden niet meer al- 
magtig te zyn: als dewelke niet doen kan , 't geen hy be- 
floten heeft niet te zullen doen. Waarom men aanmer- 
ken moet eene waarhyd te zyn , dat de dingen , di God 
niet gewilt heeft dat gefchiden zowden, 00k niet konnen 
gefchiden.; om -dat God zelv niet heeft willen de oorzaak 
zyn van nun aanwezen of voordbrenging , ichoonhydat 
konzsyn; noch.Qok. gewilt heeft, datter buy ten hem eene 
oorzaak daar toe zyn zow. Dus word dan een zaak , uyt 
ygenrntmirofiz/ezienmogelyk , indien men di betrekt tot 
Gods volftrekte magt , en wegens de wygering van een 
oorzaak aan dezelve gezegt , niet te konnen gefchiden : 
dewelke evenwel , zoo God de oorzaak daar van had wil- 
len zyn , gefchied zow hebben. Waarom God , buyteii 
het befluyt van der dingen toekoomenthyd , begrepen 
word meer dingen te konnen doen ; dan hy door zyn be- 
fluyt bepaalt heeft te zullen gefchiden : op dat zyne kragt- 
daadighyd ruymer begrepen werde , dan zyne daadelyke 
uytwerking , dewyl begrepen word dat veek mogelyke 
dingen noait gefchiden zuttin : of niet toekoomftig zullen 
zyn , di nogtans in hun hegrip geen tegenzeggelykhyd in-- 
fluyten : dewelke , dewylze evenwel in hun denkbeeld^ 
*^s mogelyk aanwezen i^iluy ten , gezegt worden mogel^te 
'H*k 'M te 



<p VAN 7)E TOETGENINGEN" 

te zyn. Waarora , dewylze ten aanzien van Gods vol- 
ftrektemagt mogelyk gezegt worden , het aan veele toe- 
gefchenen heeft , den wortel der mogelykhyd te moeten 
erkennen » in de niet (trydighyd om aanwezig te zyn : 
waarin zy egter , zooze dit begrypen voor of eerder dan 
Gods veriland en wil , geheel mistaken ; want het moge- 
lyke is voor zyn aanwezen een redes wezend , en voor 't 
begrip van Gods verftand, een niet ; want het heeft geert 
ander zyn » of geene andere zaakelykhyd * dan van een 
denkbeeld in Gods .verftand : welk vertoonend zyn het 
niet heeft van zig * maar van Gods verftand , 't welk dat 
denkbeeld maakt ; het welke tot de oorzaak betrokken ,, 
door een nytwendige afnaaming alleen gezegt word mo- 
gelyk te zyn van de magt der oorzaak > door Welkers uyt- 
werking alleen het zelve van het nietzyn tot het aanzyrt 
kan overgebragt worden. Op dat derhalven alle zwarig- 
hyd mogt verdwynen , zalraen moeten zeggen , dat God 
tweederlye ordening der dingen gewilt heeft , de eene , 
di tot de wezens der dingen behoort » en tot derzelver 
ygenfchappen , werkingen , en gevrogten » dewelke by 
ons is de ordening van Gods wil, om de denkbeelden der 
dingen door het verftand te-maaken en te bepaalen. De: 
andere , dewelke behoort tot de toekosmenthyd der din-- 
gen , of tot derzelver aanwezen , dat by derzelver wezeht 
gevoegt moet worden?; op dat het wezen van't denkbeeld 
t'eeniger tyd tot het daadelyk aanzyn overga ; welke or- 
dening van Gods wil afhangt , di de toekoomftighyd der 
dingen bepaalt en beperkt. Waar uyt by ons een onder- 
fchyding ontftaat, in een befluyt van God ten aanzyn der 
bezonder zoorten , en in een befluyt ten aanzien van der 
dingen oefening en werking. De eerfle is een bezondere 
crdenfrig , of tot zekere hoof dzoorten van dingen behoo- 
«&l4^ w^Sde andere is algemeen, of van hetganfle/ieel- 
■'.""' ' '" & 



Hoofd. I. VAN. GOVS LEVER. Snee IV. 9* 

al. Hier uyt ontllaat nu 00k eene niwe onderfchyding 
der mogelyke dingen , waar van eenige niet ftryden te- 
gen de bezondere ordening ; en andere niet tegen de ak 
gemeene ; tuflen dewelke eene vergelyking gemaakt zyn- 
de , kanmen zeggen veele dingen mogelyk te zyn , voor 
zoo veelze niet tegen eenige bezondere ordening aanloo- 
pen , di nogtans onmogelyk zyn , indienmenze tot de 
heelalordening betrekt* Nu dit laatfle flag van mogelyke 
dingen , kan van di dingen geenzins onderfchyden wor^ 
den , dewelke van eewighyd toekoomende waren : want 
di geworden zyn , nu worden , en namaals worden zul- 
len , zyn van eewighyd als zoodaanig van God vaft ge*> 
ftelt. 

$ 8. Maar laat ons de zaak wat diper inzien : de zaak 
welkers mogetykbyd wy ttaavorjfen ; Voor zoo veel di het 
onderwerp van 't gefchil ilelt , heeft zyn kenlyk zyn door 
het maaken van deszelvs denkbeeld in Gocls' verftand, 
't welk naar «yri we&ehaagen het wezen daar van afge* 
fchetit heeft : volgens het welke de zaak uytgebeeld , en 
in zyn ygen wezen. Qfnatuur fcegrepen word. Aan de zy*. 
de van de zaak is deszelvs mogelyk zyn , een betrekking 
vm 4m zaaks wezen of natuur , agt het denkbeeld ken- 
lyk » tot het mogelyk aanwezen , 't welk in des Konfte- 
naars wyshyd en voorzigtighyd gevonden word , di 't zeU 
ve zoodaanig maakt , dat in dat denkbeeld geen de min> 
fteftrydighyd te vinden is. Aan de zyde der oorzaak is 't 
eene algenogzaamhyd , di in de kragtdaadighyd van des* 
zelvs wil , om de begrepe zaak voord te brengen » ge* 
plaatfl: moet worden* Wi kan ontkennen > dat Gods wil 
alhier , van de zyde Gods > niet van zyne magt verfchilt? 
j£n dat God door zymn gebidenden wil werkt , en de din» 
gen buyten zig vpordbrengt , blykt uyt zyn geefielyk we- 
zen of nattwr ; derhalven •» dat hy met eea kragtdaadig 

M i bevel 



9 % VAR <DE TOETGENINGEN 

bevel dus kanwillen ,' isdemagt of kragtdaadighyd van 
Gods wil ; di hier alleen te befchouwen-ftaat : want y- 
gentlyk worden de dingen niet, om dat God di verftaat 
en begrypt ; maar om dat hy di wil en gebied; aanwezig 
te zyn. 

■ § 9. Op deeze ontleding der Goddelyke magt , volgt 
de overweging van Gods kragtdaadig vermogen , 't welk 
een regt is om over de dingen zoo toekoomende als voor- 
ledene , alles naar zyn beliven te fchikken en vafl te flel-> 
len. Want hy is op geenderhande wyze gehouden , . van 
zynen fchikkenden en bepaalenden wil aan imand reken- 
fehap te geven, Dit Regt koomt hem niet aan uyt eenige 
handeling , aangezien nimand dat aan hem afgeflaan of 
vergunt heeft : noch . het is voor hem uyt de Schepping, 
of eenige andere flag van weldaad verkregen : maar het 
word geheel en al gegrondveiligt op Gods uytftekenthyd en 
epferhydzelv , waar door hy alle andere dingen onder zig^ 
en wezentlyk of natuurlyk aan hem onderdaanig heeft: 
zoo dat dieshalven zyne wil de eenige regel en rigtfnoer 
van alle regt en geregtighyd is. Het afhangelyk aanwe- 
Zen der fchepzelen is wel de mits en de voorwaarde y zon-< 
der dewelke di kragtdaadighyd , zonder eene iiytvoereft* 
de r doening , : niet kan geoefent worden : en alle weldaa- 
den, hoedaanige di ,00k zyn , vereyflen wel als zoodaa- 
nig eene evenredige. dankbaarhyd ■■ , en maaken hem , di 
de weldaaden ontfangen heeft, tot een fehuldenaar van 
dankzegginge , op datze het regt van dankzegginge we- 
derom te vergelden grondveften zowden ; maarbrengen 
evenweLgeen gezag aan om di vergelding van dankbaar* 
hyd te eyflen, 't-welk alleen aan den regeerder , en di in 
de hoogte gezeten is, toekoomt en ygen is. Heteerfte 
dan dat deeze gezagvoerendckragtdaadighydgrondveffigt 
It^de-onyndige voortreffelykhyd zyner aUermagtigfle , al- 
ter- 



Hoofd. I." VAN GOVS LEVEN. SneelV. 93 

lerwysfte , en allerhailigfle wezentlykhyd oinatuur , : waar 
tfan niet kan nalaaten af te hangen, al wat buyten dezelve 
is , of zyn kan. Door de Schepping heeft hy wel onder- 
daanen voordgebragt , en in di ordening der dingen ge- 
fteJt , datze aanzyn zowden. Maar zyn kragtdaadig ver- 
jkoge»-word als voor en eerder dan de Scheppinge Degree 
pen , voJgens het welke hy in het befluyt naar zyn beliven 
fchikt en vail ftelt : bepaalende van eewighyd zoo wcl de 
natuur of wezens der dingen , als derzelver toekoomftigi 
hiyd. Doe hier by , dat het onafhangelyk Wezen wetten 
geven kan , dog niet ontvangen ; op dat door zyn opper- 
hyd en eerfthyd alles onder zig hebbe ; en overzulks 00k 
inzynemagt. 

% 10. Uyt di't kragtdaadig vermogen vloeid -voord Gods 
Heerfchappy over alles Wat buyten hem aanwezig is , en 
dat wel eene zeer volflrekte , geheel onafhangelyke en 
-onmededeelbaare. Gelyk dan Godsjkragtdatdig vermo- 
gen, het weiki by over de dingen , di hem onderdaanig 
zyn naar zyn welbehaagen oefent, wcttig is ; al zoo wet- 
tig is 06k jsyne beer [chappy , wanneer hy riaar maate zy- 
ner kragtdaadig vermogen op de dingen , hem onder- 
worpen , werkt , en dezelve oefent ; zoo dat hy geenige 
rede van werken heeft dan zynen wil alleen • di 00k zelv 
hem tot een regel en rigtfnoer van zyn regt en regtveer- 
dighyd verflrekt. 

; § 1 1 . Volgens dit zyn kragtdaadig vermogen oefent hy 
zyne heerfchappy ,"■ in het voorfchryven van zoodaanige 
wetten , als hy wil , niet alleen wezentlyke of natuur- 
lyke , maar 00k llellige , zoo 't hem- zoo goeddunkt : 
en met door deezen zynen volftrekten wil de uytdeeling 
der goederen zelv , di hy niet verfchuld was , naar zyn 
beliven te vermeerderen of te verminderem Maaken- 
MJte deezen tot Komng , genen tot knegt of een veragte 

Mi ,) |[laay: 



94 VAN <DE TOETGENINGEN 

flaav : is hy ook alleen de Meefter van leven en dood| 
§ i%. Ik zegge dee&e heerfi happy van God verfirekt te 
zyn: als zynde aan geeriige wetten of voorwaarden, hem 
van elders voorgefchreven , gehouden en gebonden : o- 
vermits di de Opperfte is , van zyne onderdaanen geenige 
wetten ontvangt : zoo dat zyne wil alleen ons genog zyn 
moet ora te gehoorzaamen, 

% i}.. Ja aan den onafhangtnden God koomt ook toe eene 
mafhangende Heerfchappy : als zynde door geenige uyter- 
Jyke middelen bekoomen , maar hem znkeljtatuurlyk of 
wezentlyk ygen ; hy is met vaaeenige hooger magjt aan- 
geftelt ; noch van zyne onderdaanen verkoozen , noch 
uyt eenige voorigen , als zynen ervgenaam geiproten: 
maar is uyt zig zelv de HEERE : di dit gebied noch 
jtloor (a) bezitverjaaring , noch door (b) tydverjawing 
verkregen , noch van eenlgen tegenftander door geweld 
of footer kragt in oorlog afgedwongzn, noch door eenj- 

fen prys voor zig verworven , of door arbyd en neejriHg~ 
yd verdient heeft : maar als zeer vry handelende , zelv 
voor zig heeit opgerigt , brengende de dingen door yge- 
ne kragt voord in hunne wezentlyke of natuurlyke onder- 
werping onder zyne beerfehapjjy, 

§ 14. Ik voeg hier by , dat dee ze heerfchappy van God 
tntnededeeibaar is , en dat God dezelve met di volttrektp 
magt aan geen ander kan overdoen ; om dat * wegens zy- 
me heeriyke opperhyd , difay alleen &ezit , hy ook alleen 
dezelve uyt het wezentlyk mnatwrlyk regt geniet s het 
welk aiet overgelaaten kan worden-zonder zyns zelvs ont- 

jblooting van alle gezag -, waar door hy uyt den rang va.n 
:©pperhyd zow overgaasn in den rang van onderhoorighyd : 
in welk geval hy , als hy iet zow willen in dit geheekl, 

••ttooit eenige plaatsihefeben zow : fret welk inderdaad een 

1 . ■-"•'(*) Uiucapione. (b ) F«jtefisr'^>rio. 



Hoofd. L VAN GO<DS LEVEN. Shee IV. 9 $ 

orergang zyn zow tot een niet-God. Of zoo imand den- 
ken mogt oat het opperfte Wezend tot di heerfchappy 
medemakkers zow konnen aannemen : di zal in 't Hoofd- 
deel van de eenhyd geleeraard worden > dat aan God 
ganflyk nimand kan worden toegevoegt , di hem in een 
onbepaald gezag en vermogen evengelyk zyn zow. 

§ 15-. De vraagen di hier uyt opryzen ; of God de magt 
heeft ,, om de natuurlyke of wezentlyke Wet te verande- 
ren ? om alle fchepzel , doar hem gefchaapen , weder te 
•vernitigen ? ofomeenen onfchuldigen kwelling aan te doen 
en teftrafen ? Zullen wy kortejyk beandwoorden , en 
zeggen, dat de Goddelyke magt begrepen moet worden* 
volilrekt te zyn in deezen zln , dat hy noch Wetten van 
elders ontvangt % noch. gehouden is rekenfchap van zyn, 
aoen te geven : niet te min dewy! God zig zelven met 
verlochenen kan , blykt het zonneklaar dat hy zelv zigtot 
een Wet is , zoo dat hy niet. kanrwillen % *t welk tegen 
zynef^^^ylfhydi of n«t%w ,-. tegen zyne deugden , en. 
tegen zyne eef ftrydig is . : *. Z?<? Wet :% . di eene afjcjiet- 
zing vande ftailighyd beheld, waar van hy zelv het voor- 
beeld is, kan niet veraudert worden v om deszelvs hai- 
lighyd , di op de hailighyd der Godhyd gegrondvefligt is : 
zoo dat hy ,, behoudens zyne betaamelykhyd , in het re- 
delyk fchepzel niet kan afkeuren, hem te bemihnen, 
noch goedkeuren , hem te haaten. z. Hetvernitigenvan 
alle fehefzel ,, &elv ook vw '# redeljkf: % fphoon hy da$ 
zow konnen doen met daar- aan zyne on^rhouding te ont- 
trekken: zoag^biden egter Gods wysiiyd en volilandig- 
hyd» 4at dat geenzins te~ verwagfen |s ? jadeordening, 
m het onveranderlyk befluyt eenmaal vajtgeftek ,, 1yd dat, 
geenzins. ?.. Eenen onfemld'tgm .WfW MweS^ug aan tet 
doen y en te'ftvajfen , h buytep <sA|e kyv inGjodi magt ,, i% 
4Len by alleen door v@ek £W^i§iten fii<moeitep,I^rn } 4$ 




-?6 . FAN GOVS < DE r DGDEN. 

zynen pligt wil beproeven : maar denzelven onder detj 
noam van ftraffen van zig te verftooten .en. inde eewige 
duyfternifle neder te ploffen , verbiden hem de innige 
goedhyd , hailighyd , en regtveerdighyd van zynen wil; 
,om welke.zyne deugden van het redelyk fchepzel te doen 
verheffen en pryzen , en wel als tot zyne eer en heerlyk- 
«yd ftrekkende , is de eenige rede en oogmerk van des- 
zelvs fchepping. 



: V AN DE 

D E U G D E 

D E S 

GODDELYKEN WILS. 

HO OF DDE EL H. 

Vm Gods Deugden. 

;£-i. ^"^glTJ ftaan ons voorder , als eenige voortrefFe- 

1 1^1 - tyk- e aandoeningen van den Goddelyken WIL, 

P^^* van. ons Deugden genaamt-, te overwegen* 

^^^ waar van de Opferheer van aUe diwgen,, di 

de magtigfte is, ook met regt den naam smaller befte ver- 

krygt. c De Deugd van den mens is een lievde tot de rede* 

om met vlyt en iver te doen , wat de rede vereyfl : wel~ 

kers voorfchrivt den mens toteene Wet is : en welkers 

werk 



Hoofd. II. VAN GOVS <D : EH)G1bEN.- 97 

werk in de betragting der zeden , een eerlyk goed ge- 
naamt word. Maar de T)eugd van God , is deszclvs aller- 
Iovwaardigfte wil , ftrekkende tot bewaaring van de of- 
dening , by hem zelv ingeftelt , als de allerredelykfte. 

% x. Daar is dan een groot verfchil tuffen Gods deugd, 
en de>wenjfelyke. Want de deugden van 't redelyk fchep- 
zel zyn van buy ten aankoomende hoedaanigheden , dewelke 
•gelykze afwezig zyn konnen , alzoo-ook trappen vanmeer- 
derhyd en minderhyd toelaaten. Maar de deugd in God, 
is zyne volmaakte wU-zetv , itandvaffig alles , wat hem 
betaamelyk is, willende, en van de zyde Gods , zyn we- 
zenzelv opmaakende enftellende. De mens ontvangt het 
•voorfchrivt der rede , als Gods Wet : dog God is aan 
geene Wetten onderworpen ; maar de opperite rede zelv: 
als dewelke zelv noodzaaklykinzigzelvenbehaagenfchep- 
pende , -00k niet nalaaten kan zig te behaagen in al dat 
gene , 't welke voor zig , als de qpperfte rede , betaame- 
lyk is : en in tegendeel te vliden en een afkeer te hebben 
van alles wat hem tegen en onbetaamdyk is. 

§3. 2)/' deugden worden Jbegr-epen als aandoeningen of 
nygingen, den werkendenGod, en deszelvs werken aan- 
klevende ; 't welk moet aangemerkt worden te gefchiden 
naar de wyze en maate van ons verftand. Dog zoodaanig 
nogtans dat alle onvolmaaktheden der menflelyke nygin- 
gen en drivten van God afgeweert worden : di in dea 
mens ontftaan uyt de zaamenvoeging van geeft en lich- 
haam, en uyt -de hevige bewegingen der-dierlyke geeflen, 
of fyne zenuwfappen , di 't lichhaam vergezelfchappen : 
zoo dat di in God zyn verfchydene flrekkingen van eene 
vijeedzame willing , tot verfchydene voorwerpen , di op 
verfchydene wyzen geflelt zyn , waar van daan alle di ver- 
fchydene gevrogten voordvloeijen : om welkers verfchy- 
dene betrekkingen de enkelvawdige willing Gods yerfchy*,; 
4$£P benaamingen verkrygt. N § 4. 



9 % VAN GOVS l < DEVQ < DEM 

§ 4, Deeze deugden Gods betrekken wy tot vier in 't 
getal , te weeten , tot zyne Waarhyd > Goedhyd, Hai- 
lighyd , en Regtoeerdighyd : dewelke ons elk in 't bezon- 
der kortelyk te verhandelen ftaan. 



SNEB I, 
V<m Geds WAwhyd. 

$1. INdeeerftepkatsdoetaanonsop GODS WAAR- 
|HYD ; dewelke een bezondere volmaakthyd is, 
van den Goddelyken Wil , waar door hy aan de redely ke 
fchepzelen een denkbeeld. van zaaken mededeelt , V we Ik 
met de waarhyd der zaaken eenjfemmig is. 't Gene, reeds 
te vooren bewezen is , moetenwe hier weder opvatten , 
dat het Opperwezend zig zelven innig kent , zoo als hy 
inderdaad is : en daar boven oak alle dingen buy ten zig, 
welkers denkbeelden hy zelv gemaakt- heeft ; het welk de 
onyndige wyduytgeftrekthyd is-" van 't Goddelyk verfland. 
Ik breng my hier 00k wederom.in de gedagten , dat al 
wat God, di niet kan bedrogen warden , noch van de 
waarhyd; afwyken ., van zig , en van andere dingen be- 
kent maakt , voordvloeit ttyt zyne&wil , dewelke der 
waarhyd beminnende, aan zyne redelyke fchepzelen niets 
mededeelt, dan't gene hy weet, en zekerlyk weet waar 
te zyn. 

§ %. Voorwaar Godkan in geenderhande maniren hoch 
de Stigter van den lengen of der dwaaling zyn , noch 
worden , zoo dat hy in 't gemeen alle verftandige wezens, 
di hy zelv gefchaapen heeft , bedrigen zow. 1. Om dat 
hy.</(? lievde. tot de aan zig bekende waarhyd , 't zy nood- 

zaafc- 



Hoofd.II. VAN GOVS *D : EVG<DEK Snee I. ? 9 

zaaklyk , 't zy afhangelyk , geenzins afleggen kan , we- 
gens de goedkeuring , waar door hy het denkbeeld zyns 
zelvs als volmaakt , en de andere , di van hem naar zyn 
beliven gemaakt zyn , niet heeft konnen nalaaten met ge- 
•noegen en welgevallen te befchouwen. De waarhyd van 
de dingen is , datze dat gene zyn, 't geneze zyn : de 
waarhyd van V denkbeeld is , di met de zaaken overeen- 
koomt: Godi f waarhyd 'is, dat hyaandeverflandigefchep- 
zelen een waar denkbeeld der zaaken indrukt : di , de 
waarhyd goedkeurende, en in dezelve zig behaagende , 
ook niet naalaten kan , dezelve te beminnen. 2. Om dat 
hy zig zelv niet verlochenen kan .-dat is ,* geen ander 
denkbeeld zyns zelvs geven, dan dat waaragtigis; en 
welkers vertegenwoordiging aan den geeft valflelyk eene 
Godhyd voordragen zow ; het welk was eenen Afgod in 
zyn ygen plaats voor te ftellen om te aanbidden : en een 
©nvolmaakt -we-nend <, -als volmaakt aan te bidden. Noch 
4iy kan geen vreemd gevoelen zyner werken tege'n zyne 
meening infeherpen : waar door de ichepzelen van de be- 
trekking, dcwelke zy hebben om Gods eere te verkondi- 
gen , berooft zowden worden. Want dan zow hy iets 
-willen tegen zynen voornaamften wil , waar door hy zig 
een ynde voorllelt , 't Welk geen ander wezen kan , dan 
zyne eer en heerlykhyd te openbaarert: welkers verlochc- 
-ning derhalven een verbreking van 't ynde van alle zyne 
werken zyn zow : 't gene ten uyterften ongerymd waare. 
3. "Wi imand bedriegt, di doet dat of uyt ygen onkunde, 
of uyt kwaadwiliighyd : nu geen Van byde kan van den 
opperften volmaakten God gezegt worden : want onkunde 
zow een onvolmaakthyd van Gods verftand zyn, en word 
door 't begrip van Alweetenhyd , 't Welk aan God toege- 
wezen is , uytgeiloten. Kwaadwiliighyd 'zow een onvol- 
•maakthyd van Gods wil zyn : en heeft gee-fi plaats d&Qk 
ssaagtelooze en bedeefde. N 2 § 3. 



ioo VAN GOT>S e DEVGT)EK 

§3. God word begrepen de waarhyd mede te deelett, 
door eerie ingefchaape. ,, of door eene geopenbaarde. be- 
kentmaaking : de laatite erkent een ygenaardige of na- 
tuurlyke .Godgeleerde wel als mogelyk, en door 't gerug- 
te verftaat hy di als vermaart en verbreyd , en onderzoekt- 
ze eenigermaate : maar neemtze niet aan , als met het a- 
vergaan tot den geopenbaarde.n Godsdienil, T>e inge- 
fchaape of natimrlyke- bekentmaaking gevenwy den naam 
van rede , voor zoo veelwy dezelve. bevinden van God 
den Schepper , ons ingegeven , en als een aanwyzer in 
den memTelyken geeft van-.'t waare en vaiffe.j en van goed 
en kwaad te zyn: want- wy weeten door onze innigite me- 
wuflhyd , dat v/y zoodaanig van God gefchaapen zyn* 
dat onze geeft , het gene hy klaai' en onderfchydentlyk 
begrypt waar. of goed 'te zyn , dat niet kan.nalaaten toe te 
itemmen en aan te nemen : en derzelver tegengeftelde te 
lochenen- en te verwerpen : En nademaal deeze natuur of 
aard van onzengeelt , buy ten ons vermogen, zoodaanig 
geftcltis, zoo is 't buytenallentwyfel, datdezelve, met 
di Wetten , God 00k tot hunnen Schepper heeft. De3> 
halven heeft God zig door di rede onder di Wetten ,. di 
van- hem zoo bepaalt zyn: ,, aan<> het Mensdonvbekent go- 
maaktv; Want indiendi denkbeelden , dewelke zig met 
de grootfte klaarhyd onderfchydentlyk aan de befpigeling 
van den geeft opdoen , vals kondenzyn-, en den geeii 
met eene onvermydelyke nyging tot de dwaaling, of zon- 
de leyden-: voorwaar dan zow hy ons bedrigen , diden 
mens zoodanig gefchaapen heeft , dat hy niet anders zow 
konnen. Het is derhalven waar en waaragtig , het gene 
God door geftelde merkteken , te weten t , het klaare en 
onderfchydentlyke begrip de-r zaaken,. te kennen geevt 
waar te zyn : en dewyl di denkbeelden en gemeene kun- 
4^heden de ingegevenq vertooningen van God zelv zyn, 

zao 



Hoofd.II. VARGQfDS <DEVGT)EN. Snee H. xci 

zoo moet God ook geagt worden door di denkbeelden de 
waarhyd te openbaaren , en aanhet redely k fchepzel me- 
de te deelem 

. § 4. - God kan wel veele dingen voor 't menfTelyk ver- 
lauft verborgen houden , en waarlyk verbergt hy veele 
dingen , dewyl hy aan ons verftand yndens en paalen ge- 
flelt heeft. Maar van de verborgene dingen moeten wy 
niet oordeelen , en alzoa ons oordeeL fchorflende , dc 
dwaaling en zonde vermyden. 

$ 5. Deeze waarhyd van- God fluyt ook in het begrip 
van Gods getrowhyd , waar door het niet gefchiden kan?, 
dat God, onderltelt zynde dat hy iets te zullen gefchiden 
gezegt , of eenig gped in het toekoomende beloovt heeft, 
dat niet geven of doen zow :.„ want wi niet alleen van het 
. toekoomende voorweetenfcbap r: maar ook zelv alle het 
toekoomende door een vrywillig en onveranderlyk beftuyt 
vaflgeftelt heeft „ en dien zelvcLettronyjeranderlyken wi! 
met onyndige kragtdaadighyd altyd bezit ; di kan,. als 
hy zynen.wil verklaart , niet liegen : nodi , als hy uyt 
zyn eewig beftuyt dien openbaart , wegens de onverander- 
Jykhyd van zynen raad , geenzins afwyken van de uytvoe- 
ring van zyn befluy t. . 



SNEE IE 

Van Cods goedbyd. of goederi'wnbydl 

§: r . T~\ E GOEDHYD w* God, onderGods deug- 
JL/den aangemerkt ,' is niet di goedhyd , waar 
door hy , naar een geeflkundigen zin , in zig goed ge-f 
2«gt, word , of, dat het zelvde is , . waar. door hy als een 

N.ji yoU 



-lox VAN G6mS < DE*VG C DEN 

volftrekt bezitter van onyndige zaakelyke volmaaktheden 
-geeert en geroemt -word ; maar di in hem aangemerkt 
word in betrekking tot ons , als een goedertirene ftrek<- 
k'mg van denGoddUjken wilnaa&uyten, genygt en veer- 
dig om het geede in de fehepzelen uyt tewerken: waard<s<K: 
hy i alhbewel geenige ichepzelen om zelv gelukzalig te 
zyn noodig heeft-, egter dezelve met zommige grooter 
volmaaktheden in der tyd bekroonen , en met weldaaden 
ophoopen wil. 

§ i. Een igelyk bevind in zig , dat alle zaakelykheden 
tot uytmaafcing van z>fne mtuur tof f w«z^fttiykhyd. metter 
daad -te^&aaniiehloopende , under den naam van een goM 
ihbeten aangemerkt worden; hoe didanmeerder<envoor- 
treffelyker zyn , hoe het wdrk Gods ook des te volmaak- 
ter moet geagt worden : inzonderhyd , indienwede fchep- 
zelen betrekken tot hun gebruyk , 't welk zy hebben in 
^de betrekking tot het heelai, -wanneer zy het konfl-ftuk 
der werreld of meer of min beandwoorden. Nademaal 
•-dit denkbeeld in aller gemoederen van Godingeplant is; 
zoo moetmen erkennen , dat alle goedhyd in de dingen, 
uyt de Goddelyke goedhyd , dat is , uyt zyne goederti- 
renthyd. en rnildaadighyd , als uyt eene -overvloedige 
fpringbron van alle goed , voordgevloeid. 

§3, Voorder hebben wy ook een denkbeeld van zom- 

mige volmaaktheden , dewelke , indien wyze genoten , 

alle verlangen, in den geeft ingedrukt , zowden konnen 

verzadigen : en dewelke , van ons afwezig zynde , de 

vurige begeerte tot derzelver geniting verwekken. Dee- 

ze volmaaktheden , in de magt van den algenogzaamen 

God gelegen , en aan ons , zoo 't Gods beliven is , me- 

-dedeelbaar zynde , zal nimand niet vrywiilig van Gods 

'Vrymagtigenen vrywilligen wil , di altyd kragtdaadig is, 

fafieyAeja. Ja een igelyk itelt eenige hoop daax op , niet 

alleen 



Hoofd.II. FJN;GO e D$ < DE e VG<&EN. Sneell. loy 

alleen zoo hy aandagtig opmerkt , onzen aard oinatuur 
zoodaanig geftelt te zyn , dat di grooter dingen bevatten 
kan ; maar inzonderhyd zoo hy agt. geevt op Gods be- 
ituur en regering , di veele by trappen met een toegivt 
vaa ; v€rlmaakth.eden,verheft, en boven den ftaat zynereer- 
fte.opfcoomft opbeurt. 

. A^ Di zonderlinge vatbaarhyd y tot een grooter trap 
van volmaaktheden aan den geeft vergunt , blykt by erva-, 
renthyd : overmits wy de menMen , van eenzelvde rang, 
dagelyks gjtPOter ligt m hun verftand , meer fchranderhyd; 
van oordeei, ligter hebbelykhyd om iets te doen, en veel 
meer andere dingen zien verkrygen : een baarblykelyk 
bewysinderdaad , dat God zelv den mens tot grooter: 
dingen :gefchaapen heeft , 't welk ook geen duyfter ken- 
t^ken van Gods goedhyd is. 

B. En nademaal aHe vordering , tot wat grooters op- 
flygerende , ook van God afhangt,.,onsaH«^)©g0nWifcalk 
he^oojidbrengende;, g^fe:der€erjlelweetenfcbap ons dat 
g^leesaart heeft : en dat ook de middelen , zoo God niet 
goedgimffig is , met geenige. gelnkj^gesa- voeur dgang ;dee« 
zen onzen aanwas beandwoorden : ' zoo hangt immers al 
westwerwetttg begeeien. ko»men.gebeel van Gods goedhyd 
af: dewelke,, onaf hangelyk Zynde , aan nimand iets ven- 
der verfchuld is , noch eenige rede heeft, om di gunff te 
bewyzen , danalleen de bekentmaakmg van zyne roem- 
waarde goedhyd : en 't gene een regt en egt begnp van 
Gods goedhyd geevt , is de overweging dat. God , daar 
hy nimand iets lchuldig is , zig door veele toegebragte 
weldaaden roemwaardig maakt, en onder de meniTen da- 
gelyks door di deugd meer en meer koomt uyt te blin- 
ken. 

S 4. Deeze goedhyd of goedwiUighyd Gods verkrygt 
wgens de verfchydenhyd van- hetrekking zomwylen. .nig- 

-we 



ro 4 ' VAN GO e DS < DE c DGT>EK 

we afnaamingen: alzoo word di by voorbeeld genaamt 

A. jLangmoediehyd , wanneer di opzigt heeft op de 
menffen , dewelke door alle en een igelyke afval zondaa- 
j?en ge worden zynde , niet alleen behouden worden en 
bewaart onder den uytflel van -de flraf, dizeverdienthad- 
den 5 maar ook met de toebrenging van veele weldaaden 
©pgehoopt , het welk" 't werk is van de Goddelyke Ver- 
draagzaamhyd. 

B. Genade , voor zoo veel de Goddelyke goedwillig- 
feyd den mens , des onwaardig, ja di het kwaade by God 
verdient had , met weldaaden begunftigt ■, 4i tot zyne 
herftelling dinen: het welke, dewyl 't voor God niet on- 
mogelyk geagt moet worden , wegens zyne volkoome en 
©nnaaf'peurlyke algenegzaamhyd ; zoo zal te zyner plaats 
te onderzoeken llaan , of Godbehoudens zyne betaame- 
lykhyd ende eere van zyne geregtighyd, di goedertirent- 
hyd oefenen kan. 

C. Barmhertighyd , di op de genacfe volgt, en betrok- 
ken zynde tot den elendigen mens , eene niwe afnaaming 
maakt ; en te kennen geevt , di zelvde goedwillighyd be- 
zig te zyn in xien elendigen mens uyt dien ftaat der elende 
liyt te trekken , en van de zwaarigheden, waar onder hy 
zugt , geheel te verloflen. 



5 N E E III. 
Van Cods Udlighyd, 

Si. I N de derde plaats had ik voorgeftelt GODS HAI- 

1 LIGHYD , dewelke begrepen word als een ilrek- 

feing,-en nyging van den Goddelyken wil tot dat gene, 

't welk 



Hoofd. II. VAM GOVS <DEVG<DEN. Snee III. io? 

't welk in het geflagt der zeden , goed of kwaad gezegt 
word , met het gene goed , en dit kwaad te keuren. 

§ z. Dat zommige werkingen goed , en pryswaardig, 
en andere kwaad, en in zig ffrafwaardig zyn, is ons door 
de innigfte mewuflhyd genog bekent. Het is infgelyks 
door zig kenlyk , dat het eerfte uyt de deugd , dewelkc 
eene lievde tot de rede is , met eene nyging en vafl voor- 
nemen om te doen , wat de rede gebied ; maar dat het 
laatfte uyt de verdorventhyd , van de rede ontbloot zyn- 
de , voordvloeyt. De Hailighyd betekent mede eene 
nawkeurige en zuy vere nyging en opzet om wel te doen : 
zoo dat di wil hailig gezegt moet worden , dewelke niets 
wil , dan 't gene de rede voorfchryvt , en alleenlyk uyt 
dat inzigt , om dat de rede leeraart het zelve met Gods 
ynde enpogmerk overeenkoomende , en der Goddelyke 
natuur of wezentlykhyd betaamelyk te zyn. Deeze Hai- 
lighyd , in God overwegende , in wienze veel zuyverder 
en voorbeeldelyk is , beelden wy uyt , datze is de zuyver- 
hydvan Gods goedkeurenden wil, waar door hy zigzelven, 
als onyndig volwaakt en in zig algenogzaam , zoodaanig 
bemint , dat hy in zig zelv berufl , en niets vafl flellen 
kan tot openbaaring zyner -eer en heerlykhyd , dan alleen om 
zyns zelvs wil , op dat deeze Gods voorbeeldige hailighyd 
het redely k fchepzel tot een Wet zy , om te onderhouden. 
Derhalven moet di hailighyd aangemerkt worden in God 
zelv , als een Gods welbehaagen in zig zelven met de uy- 
terfle en hoogfte onveranderlyke berufting in zyne yge 
volmaaktheden , di hy hooglyk goedkeurt. Ten anderen, 
in betrekking tot het redelyk fchepzel , isze eene geheele 
onveranderlyke {trekking en nyging van Gods wil , waar 
door hy dat gene , 't welk aan zyne natuur of wezentlyk- 
hyd betaamt , en met zyn ynde overeenkoomt , en in ee-. 
iuger maate hem uytdrukt , als goed toeflemt : ma^r^n 
:-* : . O tegen- 



ia6 VAN. Ga<£$ T>E r OG e DMN. 

tegendeel dat gene ,. 'fc welk van dat inzigt afwykt , ten 
hoogften afkeurt. 

§ 3. Wy flellen ook vafl , dat deze Hail'tghyd aan God 
ygenaardig of natuurtyk is , fleunende op de navolgende 
redenen. 1. Want (5od is zig zelv een rede , en de oor?. 
fprong van alle rede.; di het gene, in zig waar is niet na- 
laaten kan te beveftigen en,.toe te itemmen : derhalven 
ook niet dat gevoelen in een gefchaapen verftand , 'twelk 
met zyn verlhnd in 't begrip van waarhyd , en deszelvs 
erkenning met toeftemming van goedhyd , overeenkoo- 
mendeis, verwerpen e^ als ©nbillyk affcemenv ±. Een 
igelyk meet ook bekennen dat de rede , de grootfte vol- 
maakthyd. van alle is , , of eene nette verbeelding van de 
waarhyd ; behelzende eene overeenkoonvft van het denk- 
beeld mefcd@^efbedd& 'Zaak , ook zelv naar deszelvs iri- 
nige goedhyd <•; Want dewyl God zelv dat gene , 't welK: 
waar is , ook in de redeiyke fchepzelen niet kan *afketi- 
r-en , noch de waarhyd , di zy begrepen hebben •.,, tegen- 
fpreken ; alzoo kan God ook niet nalaaten de rede , di in 
alle deugdzig zelv gelyk is , goed te kern-en ; en het ge- 
brek van rede en deszelvs verloehening , di in alle ondeugd 
is , af te keur-en : en dat wel om deszelvs waarhyd. 3 „ 
Nademaal de rede ,. dewelke van de deugd bemind word, 
hunnen grondflag in God heeft , en niets voorfchryvt, 
dan het gene de openbaarmaaking van Gods heerlykhyd , 
als heiynde van alle doenirjg , beandwoord, en ook niets 
toelaat om te doen , in de middelen ora datynde teberey- 
ken , dan 't gene regelregt daar toe flrekt , en met Gods 
natuur of wezen overeenkoomt: kan di geenzins van God, 
wegens de lievde tot zyne eer en heerlykhyd , welke hy 
eeniglyk beoogt of alleen beoogen ,kan , veragt en ge- 
2£raakt,worden. 

>■■$&* Van dee?e hailighyd Gods vloeid af, dat defFet 

va» 



Hoofd.II. VAN GOT>S T>E e VG i DEN. Snee III. 107 

van God gegeven , en een voorbeeld van de verbintenis 
en pligten van 't redelyk fchepzel af beeldende , niet kan 
niet hailig zyn : of, dat het zelvde is , datze Gods hai- 
lighyd voorltelt , ora uyt alle onze kragten naar te volgen ; 
en zoo veel mogelyk is op dat voorbeeld in alle ons doen 
te Itaroogen. Gelyk 00k Gods wetgevende magt , be- 
grepen word onder Gods opperfte magt en heeiichappy : 
waar door hy zynen wil den mens voorltelt als een regel 
en rigtfnoer , di hy altyd Godsdienftelyk opvolgen moet, 
en nooit ongeftraft fchenden kan. Alzoo is 00k de rede 
en de billykhyd der Wet , waar doorze als loffelyk aanbe- 
volen word , of van Gods wil , di den mens tot zekere 
bepaalde pligten verbind ., dat gene , 't welk Gods beeld 
uytdrukt : of hoe de mens het oordeel van zyn verftand 
omtrent het waare en 't goede , met Gods verftand gelyk- 
vormig behoort te maaken , op dat zyn wezen of natuur 
meer en meer volmaakt werde , en naar God gelyke. 

5 5-. Voorder valt ookde vraag, of'r vooraf voor Gods 
beftuyt eenig zedelyk goed , of eenige rede van 't zelve 
zy ? waar op ik and woorde van ja : om datter God is, 
een wezend dat noodzaaklyk aanwezig , en dat volftrekt 
volmaakt zynde , zig zelven niet kan aanmerken dan al- 
leen als goed , en in zyne algenogzaamhyd , als uytbeel- 
delyk , en di niet nalaaten kan zyne ygene eere enheer- 
lykhyd te beminnen , dewelke hy door de mewuflhyd 
zvns zelvs kent , als minnens waardig. Daar is dan in 
Gods verftand een begrip zyns zelvs , als van een wezent- 
lyk of natuur lyk goed , en 00k van de lievde zyner ; eere 
en heerlykhyd , als van een zedelyk goed : dewelke hy 
in zyn befluyt befchout heeft , als in den mens eenigzins 
uytbeeldelyk , en 00k te zullen zyn eett ftraal van zyne; 
hailighyd , en een eerlte voorbeeld van zyn' beeld •, Wa«* 
aeer hy zoodaaiiigen befluyt wilde nemen ^ 'Omde'n jfterii 
taeifcheppen. O a . S 6> 



168 VAN GOVS TtEVGTfEN. 

§ 6. Het is ook 't werk deezer hailighyd Gods , datze 
Tig niet vervoege by de redelyke fchepzelen tot een ge- 
lukzalige geniting , ten zy di hem in hailighyd en regthyd 
naar hunne vatbaarhyd gelyk worden: datis, dat zyhem, 
als hun voorbeeld , in eenigermaate door gelykenifle uyt- 
drukken : want hy kan in 't gene tegen hem flrydig is , 
hoedaanig de zondaar is , zig niet behaagen : of ook goed- 
keuren > 't welk met hem gans niet overeenkoomt , gelyk 
de wil van een zondaar is , di uyt haat van de Goddelyke 
eere , zig van zyne lievde afkeert , en over zyne vol- 
maaktheden niet bekommert zynde dezeive veragt. : ja 
van de maat-zet der regthyd , in zyne Wet bepaalt r af- 
wykt. Want indien hem deeze dingen niet mishaagden, 
zow hy zyne zuyverhyd met deeze vlak als bekladden, 
als of zyne Goddelyke eere en heerlykhyd by hem eene 
zaak van wynig aangelegenthyd waare. 



SHE E IV. 

Van Gods Regtveerdighyd. 

S i. \7 Ndelyk gaanwe voord tot Gods regtveerdighyd, 
jf dewelke is de wil van God , betrokken tot het 
verband tuflen de deugd en. deszelvs loon ; als ook tulTen 
de zonde en deszelvs itraf : zoo datze zegt , een volftan- 
dighyd van Gods wil , den weldoenderen goed , en den. 
kwaaddoenderen kwaad vergeldende. 

$i. God word in zyn oppergebied en in zyne onafhan- 
gelyke heerfchappy begrepen als Regter , aan wien het 
llaat van den ftaat des redelyken fchepzels , 't welk hy als 
J^etgever aan zyne Wet onderworpen heeft, ten laatilen 

te 



Hoofd.II. VAN GOT>S DEVDGEN. SneelV. 109 _ 

te oordeelen : als het welke , na beproevde gehoorzaam- 
hyd of ongehoorzaamhyd , of goedkeuring , of af keuring 
zyner daaden te wagten heeft , met de daar op volgende 
tekenen van de goed- of kwaad-keuringGods, als des op- 
perften Regters. 

§3. Deeze regtveerdighyd Gods is of verge Idende y waar 
door hy volgens 't verband , 't welk van hem tufTen de 
deugd en deszelvs belooning geftelt is , voorgenoroen en 
met geflaavden wil befloten heeft den weldoenderen met 
de kroon des deugds te begivtigen. Of zy is bedeelende , 
waar door hy vaft geftelt heeft den kwaadaoenderen , of 
door tugtiging te verbeteren, often laatften de ftraffe zy- 
ner vraake aan te doen , en in 't verderv neder te ftorten. 

§4. Van de vreekende regtveerdighyd Gods , of liver 
deftraffende word gevraagt , of di vrywillig ? of aan God 
ygen en natuurlyk , of noodzaaklyk is .? zoodaanig dat 
God , behoudens zyne .betaamelykny4^»^®*b<^aaBe'aMs* 
daad ^z,ow konnen ongeftrafrverby laaten gaan ? Eer wy 
dit gefchll befliflen moetmen aanmerken , dat wy de zaa- 
ken overwegen volgens de nu vaftgeftelde ordeningGods: 
en wel in di onderftelling , waar mede wy onderftellen , 
dat God een redelyk fchepzel heeft willen fcheppen , dat 
is , een geeft met rede en mewufthyd begaavt , aan het 
welke God geene andere denkbeelden van zig en zyne 
volmaaktheden, dan di met zyn onveranderlyk Wezen of 
natuur overeenkomen , heeft konnen infcherpen , gelyk 
wy dat boven uyt zyne waarhyd overtuygende bewezen 
hebben : en 00k uyt zyne onveranderlyke hailighyd ge- 
toont , dat God geene , dan hailige Wetten , di aan zyn 
ynde en oogmerk en aan zyn wezen of natuur voeglyk 
zyn , in de herten heeft konnen infchryven. Derhalven 
is alleen overig te onderzoeken , of hy de overtreders van 
zyne atlerhailigfte Wet , behoudens zyne betaamelykhyd, 
pjigeftraft kan laaten blyven ? O3 $& 



no VAN GQ<DS WEVGVEK 

§ 5". Wy ontkennen dat de zonde ftraffeloos begaan , of 
betaamelyk van God oagefhraft gelaaten kan worsen, i . 
Om dat Gods Waarrryd' geenzins toelaat , dait hy een Wet" 
zow geven , .zonder ; Itraf op de overtreding te ftellen: om 
dat een Wet:, ;di den overtreder geene boete ofitraf o{k 
legt , denvoOrgefchrevenpligt vertoont , als eeneonver-* 
fehillige zaak: hier van daan heeft God , zyne "Wet in 
den geefl inplantende .., erf met de rede openbaar maaken-- 
de , dat gedaan met de inenting van een mewuflhyd en 
geweeten , di den zondaar over zyne begaane mifdaad be- 
fchuldigt, en de ftraf aan den^vertiiedep^ divan den re- 
gel en 't rigtfrifeef derrede afgeweken is , bedrygt ; want 
Bonder- dat zow God ons geen waaragtig denkbeeld der 
zaaken iagegeven hebben : 'tin'", wi een flraf flelt ophet 
zondigen ,:,• di moet ook wegens zyne waaragtighyd dezek 
ve aan de overtreders oefenen : want anderzins zow di 
Regter niet doen en n'aarkoomen, 'tgene hy zelv als Wet- 
gever door onze mewuflhyd klaargenog voorzegt had te 
zullen doen. 

a. Heeft men ook aan te merken, dat de loonendeftraf 
niet konnen ophouden te hebben een vormelyke rede van 
pyxing en taking :■ en dewyl dan den zondaar te beloo- 
nen , net zelvde is , als hem te pryzen , en als had hy 
zyne zaaken wel verrigt met lov te bekroonen ; zoo volgt 
dat God , wegens zyne hailighyd '-, dat niet doen kan, 
als dewelke hem verbied dekwaade daaden op eeniger* 
hande wyze goed tekeuren: want dus doende, een zoo- 
daanige te pryzen en met loon te bekroonen , zow zyn de 
zonde tebeminnen; enzynzelven, enzyneeereenheer- 
lykhyd , di de zondaar verzuymt heeft , ook zelv te ver- 
waarloozen : ja zyner verloehening toe te flemmen , het 
%elk voorwaar in den haifigen God , *den waaragtigen 
"^ feet , en di zig boven al bemint > geenzins talleh kan. 

3. Ook 



Hoofd.II. VAN GOTtS C DEVG C DEN. SneelV. in 

3. Obk moetmen wel overwegen , dat hvt 'verbkndtuf- 
fen den loon en de deugd, als mede tujfen deftrafm de zon- 
de , zoodaanig in de ordenihg , di God , overeenkoo- 
mende met zyn wezen of natunr , ingeftelt heeft , is in- 
gewortelt ,. dat de deugd zelv ten deelen eene oefening is 
van de geniting Gods ; als ingewortelt zynde in de lievde 
Gods , welke lievde tot God , het vermaak zelvs is , het 
welk de geeft in God * als zyn hoogfte.goed , fchept : 
waar nyt volgt.,. dat eenigelyk , di God bemint ,.. voor 
zoo veel , als dan reeds God geniet. Maar in tegendeel 
dewyl de zo&de in zig behelft eenen daadelyken afkeer 
des geefts van God, met eene veragting ^an 't hoogfte 
goed :.. en dat de ftraf 00k gelegen is in de berooving van 
God te geniten , of in des menflen vervreemding van Gods 
gemeenichap •, zoo kan 't niet anders zyn ,, of dezondaar 
is 00k in den ftaat der* vervr emdingi van. God. ; Weshal- 
ven legt dat noodzaaklyk verband. in di.^obrden of ynd-* 
merkerizelv opgefldten., s ' " ■ •- : 

4. Voeg hier by , dat.de me^ujlhyd en 't geweetcn* 
Gods plants bekleedeade * niet aHeen in Gods naam als 
getuyge , nmar obk als Regter is :,-. als de welke »yt over- 
tnygifig van 't kwaad doen het gemoedrvandien botiiwigt. 
knaagt , op eene igelyke gedagte aart God met fehrik voor 
di Godhyd bevangt , en op eene wonderlyke wyze prangt 
en pynigt : en dewyl de fcrmldigen alle geheugenis van 
God zwaar en onverdraaglyk valt , zoo moet dezelve nbod-- 
zaaklyk wenflen , dat hy net denkbeeld Gods uytblufTen, 
en uyt zyn gemoed- uytkrabben fnogt. . Maar nademaal 
God zig door het geweeten in ons openbaart , als door zy- 
nen Stedehouder : _zoo volgt , dat God onmogelyk anders 
kan begrepen worden , dan als een -regtveerdige R.egtef :•',., 
di den zondaar vande geniting zyner uytfhryt. vU ^ ; 

$> Ten laatften laat ons 00k overwegen , gelyk da*ii$?t 

het 



m VAN GOZ>$ e DEVG ( DEK 

het gedenkverhaal der werreld kenbaar is, dat God te ee-; 

nigertyd zyn oordeel ook uytgevoert , en den zondaar naar 

't regt , dat het toekoomt , geitraft heeft , na dat hy zy- 

nen vrymagtigen wil misbruykt had ; gelyk dat ook blykt 

door net zenden van den zondenvloed , van welkers gg* 

rugt by overlevering de Hydenen zelv niet onkundig ge- 

weefi hebben. Volgt hier uyt niet , dat wi zommige 

zondaaren metter daad verworpen , en aan zyne ltraffen 

onderworpen heeft ; dat ook di zelvde God gezegt moet 

worden, dat met rede, enzoo als't hem betaamde, ge- 

daan te nebbea£^WataindfeRiGD& deeze fijafte, en an- 

dere , di* op dezelvde wyze fchuldig waren , niet: dan 

zow hy voorwaar niet naar rede , maar naar zyn goed- 

dunken te werk gaan : want de rede , di in de ftraf van 

deeze hunne kragt had , zow in de vrylaating 4er andere- 

verbroken worden : het welk van God te denken , onge- 

rymd wezen zow. 

§ 6. Ik belyde geerne de ganfle zaak nog niet afgedaan 

te hebben: want het blyvt nog in twyfel: of niet God, 

vooraf voor eenige verzoening , aan den fchuldigen mens 

zow konnen geven de genade van bekeering , en alzoo aan 

dien boetveerdigen , den welken hy van den hardnekki- 

gen zondaar onderfchyden heeft , daar na zyne zonden 

verge ven , daar door zelv , dat hy , berow hebbende o- 

ver zyn begaane kwaad, zig zoekt te beteren. Maar zoo- 

we deeze zaak ircden evenaar van even wigtighyd over we- 

gen. i. Dan zow door di boetveerdighyd dit alleen ver- 

rigt worden , dat de Regter eenen fehuldenaar heeft di de 

fchuld bekent, dewyl hy door zyn knagend geweetenniets 

anders vafl flellen of beiluyten kan , dan dat hy ftrafwaar- 

dig is ; 't welk in de vuurfchaar der geregtighyd den 

fehuldenaar niet vryfpreekt , maar veel eer de ftraf influyt 

^•'medebrengt. 

^. in- 



Hoofd.II. VHR GODS <DEVGT)EN. SneelV. 113 

-2. Indien God den zondaar met de gave van eene zoo- 
daanige boetveerdighycL,, gelyk de onderftelling wil , be- 
gunitigde , dan zow hy zig aan zynen vyand mededeelen, 
voor dat hy verzoent was-; en dat zelv waare , gemeen-^ 
fchap hebben met de zonde , of de mifdaad niet kwaalyk 
nemen : 't welk regt tegen Gods hailighyd aanloopt. 

3. Ja dus zow ten aanzien van God een en't zelvde we- 
zen, een zondaar met God verzoent en niet verzoent, 
dat is , een zondaar en een niet zondaar : want daar word 
enderfteltdat de verge vingder zonde , di de verzoening 
zelv is van den zondaar met God , volgen zow op de boet- 
veerdighyd , en dat des niet tegenftaande de boetveer- 
dighyd evenwel eene gave van tie Goddelyke genade biy- 
ven zow : en alzoo zow God eenige genade bewyzen , in 
dien ftand van zaaken , Waar in hy begrepen. Word nog 
verftoort en niet verzoent te zyn, net welk inderdaadeen 
tegenzeggelykhyd influyt, «n alle kundighyd van denhaat 
der zonde in God verbreekt en uytwift ; als welkers ge- 
tuygenis gelegen is in den afkeer van den zondaar. 

$7. Di hier tegen inbrengen,, dat Gods werkeft naa 
buyten aan God onverfchillig vry ftaan ; en Hat 00k de 
ftraffen daar onder gerekent worden. Di dinen te wee- 
ten , dat deezen regel niet misbruykt moet worden. God 
wierd niet gedwongen den mens te fcheppen : noch dien 
gefchaapen hebbende , He zonHetoe te laaten. Maar net 
befluyt en de uytkoomft van beyde deeze Hingen , onder- 
ftelt zynde, zoo kon God niets doen tegen zyne betaame-- 
lykhyd ; gelyk , te.gebiden hem te haaten : of geene be- 
tuyging te doen , door het ftraffen der zonde , dat den 
haat zyner hem mishaagde. 

J 8. Zy dringen 00k aan , dat God He ftraf uytftellen, 
en ftraffen kan zoo veel , en wanneer hy wil ; clerhalven 
kan hy 00k de ftraf geheel en al uytftellen ., en geheel 'm& 

P ftraffen", 



ii 4 VAN GOVS EENHTTl. 

ftraffen. Maar dit gevolg is te zwak en kragteloos , en f t 
word ontkent. Want net gefchU is niet over dewyze, 
de trappen , en den tyd van de ftraf : in alle het welke 
naar billykhyd en wyflyk te handelen vermag Gods goe- 
dertirenthyd en volltrekte heerfchappy zeer veel. On- 
dertuflenisuytftellen, geen kwytfchelden , nochietskan 
daarom door dezelvde betaamelykhyd kwytgefcholden 
worden , waar door het uytgeitelt word. Maar terwyl 
God op de billykhyd , gelyk een Regter onder de mens- 
fen , agt geevt , vergeld hy liver zyne langzaamhyd in \ 
ftraffen , met derzelver zwaayhyd. . 



HO OF DDE E L III. 

§ i. T""\ Us verre het heerlyk Wezen , of de'natimr der 
\_J Godhyd , in zyn denkbeeld befpigelt hebben- 
de , flaat onsnu. voordef te pnderzoeken , of 'dat denk- 
beeld ook pp veetel of maar. ofi'den een eenigen God aUeen 
paft? gelyk , di yoox :G#ds eenhyd tegen het veel God en- 
dom der Hydenenpleyten * flellen > dat het opperfte en 
onaf hangend rWezenct riimand boven zig , en alzoo ook 
mmand zyns gelyk heeft , waar mede het gelyk geftelt 
kan worden : om dat onze Opperfte Magtigfte -alle yol- 
maaktheden aUte'n op eene onyndige wyze bezit, Wy 
hebben hier het oog niet flegs gevelt op de geeftkundige 
eenhyd , waar.mede hy een wezen , aan zig alleen ygen , 
bezit, in welken zin alle wezend een gezegt word , de- 
wyl &i eenbyd ook.. andere zyns gelyke en met zigaanwe- 
zende dingen toelaaten kan >. niaar wy zieiiop de eenhyd 

iri't 



Hoofd. III. -VAN GOVS EENHTT). n f 

in 't getal , waar door hy zelv de een eenige , en onder alle 
dingen , di aanwezig zyn , alleen God is , en behalven en 
buyten hem geen andere. 

§i. Eerwe dit vafl bewyzen , moetenwe Benediktus 
Spinoza met eene zwarte koole tekenen : dewelke Gods 
tenhyd getragt hebbende daar van af te leyden ; datter 
vasax K -een eenige zelvfiandighyd is ; 't welk hy onder- 
nomen had te oewyzen : waar door hy God metterdaad 
tot een eenig zaamenhoopzel verdigt , en gezegt heeft, 
dat de ganfle geheelal ordening aller dingen , te zaamen 
God is : want hy flelde verkeerdelyk vafl , dat alle ande- 
re bezondere wezends, di wy elk op zig zelven als bezon- 
dere aanmerken , alleen flegs wyzigingen van een zelvde 
zelvfiandighyd zyn. Welk gevoelen hy , uyt deze zyne 
uytbeelding van de zelvfiandighyd , datze is een wezend 
door zig befiaande , gepoogt hebbende aan te dringen , 
fpeelt hy fcnendig met de woordjens door xig .- «ls bfze te 
kefinea gaven eene onafhangelyke zelvfiandighyd , di 
niets buyten zig zelven noodig heeft om aanwezig te zyn: 
daarze nogtans , volgens 't gevoelen der Wysgeeren , 
niets anders betekenen , dan eene ondeelbaare en bezon- 
dere beftaanlykhyd , van eene andere diefgelyke onder- 
fchyden en afgefchyden , in tegenftelling tegen de toeval- 
len , welkers aanzyn is , in een ander als in een onder- 
werp inzyn. Hier van daan is't dat zyne tweeledige fluyt- 
reden bedrieglyk is ; waar door hy, omte bewyzen datter 
maar een eenige zelvfiandighyd is , gezegt heeft , al wat 
is , is of eene zelvfiandighyd ' , of eene wyze der zelv ft an^ 
dighyd : het welk vals is , indien hy door zelvfiandighyd 
verflaat dat gene , het welk , onafhangelyk van eene oor- 
zaak , aanwezig is , en mitfdien uyt deszelvs begrip uyt- 
fluyt de dingen , di van God voordgebragt , en van hem 
«verfchyden zyn : aangezien 'r*, behalven dewyzen en, de 

■P'i onaf- 



%i6 VAN GOVS EEN&PD. 

onafhangelyke zelvftandighyd , ook noch zyn afhangely* 
ke zelvftandigheden-van God verfchyden : het welk aan 
een igelyk door de mewuflhyd meer dan kenlyk is. Wi 
bemerkt niet ? dat zyne, geeft van zyns- vrinds geeft onder- 
fchyden is , om dat hy weet dat zyne gedagten van zyns 
vrinds gedagten onderfchyden ;. en temet tegenftrydig 
zyn ; heeft ook niet een igelyk iii 't .bezonder alleen van 
zyne yge gedagten mewufthyd? Wi.begrypt raetklaar? 
dat de uytgebreyde zelvftandigheden , door het tuflen-' 
koomen der beweging , onderling van malkanderen ver- 
deelt , en overzulks yerfchyden zyn : dat, een hond geen 
paard , en dat een vierkant geen- rond is. Ja wy heobere 
foewezen dat de denkende zelvftandigheden onderfchyden 
zyn van de uytgebreyde , om datze niets onder den ande* 
ten gemeen- hebben : gelyk ook dat God zoodaanig on- 
lichhaamelyk is , dat alle lichhaamelyke zelvftandighyd f 
door de toeygening van uytgebreydhyd begrepen , gezegt 
moet worden van. God verfchyden te zyn-: uyt alle het 
welke klaarder dan,- de heldere . middag-zon , > uytblinkt y. 
datter onderfchydene zelvllandigheden- , en ontallyke on- 
deelbaarheden zyn , van-malkanderen afgefchyden en ver-* 
fchyden, dipnderling niet vereenzelvigt , endaarom ook 
geenzins. totde qenhyd. van. zelvftandighyd gebragt kon- 
nen worden;- x 

S3. Hetzeggen, .datafe bezmdere wezends-%yn -.wyzi* 
gingen van de onyndige zelvftandighyd , fluyt in eenen 
gewyzigden God., dienmen.aan geduurtge wiffelbeurten; 
•van wyzigingen * zelv in de.kleynfte ftofkens , en de da-: 
gelykze verdeelingen > ondenverpt: dewyl ontallyke dee- 
len van 'theelal te gelyk en te zaamen genomen den God 
van Spnp&a uytmaaken ; en dat di alzoo een eenig zaa- 
menhoopzel zy , in zyne ingewanden tot alle gedaantens 
vemnderlyk , enteahoogften onbeftendig ; ;in wien dege* 

dagteti: 



Hoofd. III. VAN GO<DS EENHT'D. tiy 

ddgten by flukken verdeelt , en in zyne deelen en flukken 
verfchyden-, onvolmaakt , tegenjirydig , zondig , en la- 
fterlyk zyn : dewelke nogtans , naar, zyn.zeggen , wyzen 
zyn , di in di eene zelvflandighyd , . als in een onderwerp 
inhangen. Ja ook in tegendeel , dewyl alles watmen ziet 
deelen van God zyn , zoo worden niet alleen derzelver on- 
valmaakrheden , zelv de zondige , vanGod gezegt , maar 
ook de yndige dingen , als wyzen van God , verkrygen 
dennaamvan (a) gezegdens van God , als in hun onder-r 
werp ; en dan moetmen zeggen , dat deeze ft een , dat 
hout , .. als mede alien verrotten appl '>.. aandoeningen van 
God , . ja God zekv , . zyn ,,. voor zoo veel di het wezen 
van den/ileen , het hout , en den verrotten appel flelt: 
want het gene door eene natuurlyke of wezentlyke^ood- 
zaaklykhyd te.zaamenhangt, is ook door, di natuurlyke of 
wezentlyke zaamenhangeen ■}. zoo dat wieeniteen, hout, 
of eenen verrotten appel aanbid , Godnaanbidden za£ 
'tWelk door zyne yge-overgroote ongerymdhyd omver 
valt. ' ' .-■■■■. 

§4. Maar it teer my tot het veel Godendom der Hyde- 
nen , 't welk een mifdragt van de rede is , di met aandag r 
tig genog op het denkbeeld van God let ; en daar in te 
dutten blyvt , dat zy niet kondenbegrypen , op wat wy r 
ze de dingen , di zoo wyd en hreed . uytgeftrekt en ontal- 
lyk zyn, van een eenigen geeil.geregeert en beftuurt kon-r 
4en wordenc waarom zy aan verfchy dene dingen ook ver- 
fchydene Goden gegeven hebben. Waar in>zy hunne 
groote onweetenhyd aan dien dag breHgen ; want indien- 
ze met een aandagtig gemoet het denkbeeld van God als 
van eenonyndig'wezend , overwogen hadden , zowden^ 
ze wel verftaan hebben , dat ditganffe heelalligtelyk van 
Gods onyndig verftand als eeneenig denkbeeld bevat word, , 
hst welke w.elgepaftelyk door een eenige daad te befcbpu-, - 

(ajL.Pracdicata... P .? ' ~~ ' WCn^ 



nS VJN GOT>S EENHTT). 

wen , het doen van een God is : zoo dat de onbepaalde 
grootte der werreld , en der dingen di voor ons ontelbaar 
zyn , de vatbaarhyd van een onyndig verftand geenzins te 
boven gaan. ^Laatenwe hier by eens befchouwen dere- 
denkaveling van Laktantius LiL I. in ft. T)ivin. cap, 3. op. 
de volgende wyze redenerende. „ Wi meent dat deeze 
j, overgroote groothyd van een alleen niet kan geregeert 
3 , worden , di bedriegt zig : want hy veritaat niet hoe 
a , groot de kragt en magt van 't Goddelyk Hoogaanzien 
3 , is , indien hy waant, dat een eenige God , di de wer- 
„ reld lieeft konnen maaken , dezelve , gemaakt hebben- 
3 , de , niet zow konnen regeren. En indien hy in zynen 
5 , geeil begrypt , Jioe groot de onmeetelykhyd van dit 
„ Goddelyk werkftukis , daar te vooren niets was , het 
Si egter door Gods kragt en raad uyt niet is te zaamen ge-. 
„ flelt ; welk werk niet dan van een alleen heeft konnen 
3 , begonnen en voltooit worden ; di zal nu wel verftaan, 
„ dafchet veel maklyker van een alleen geregeert kan wor- 
„ den , 't welk van een alleen gemaakt is. Imand mogt 
„ veel ligt zeggen , dat dufdaanigen onmetelyken werk 
„ des werrelds , niet heeft konnen gemaakt worden dan 
„ vanveele; laat hyzevry noch zoo veel , ennochzoo 
,i groot maaken , al wat hy in de grootte magt , en kragt 
„ van veele geftelt heeft , breng ik tot een , enzeghet 
„ in een alleen te zyn : zoo datter in dien eenen zoo veel 
„ van alle di dingen zy,, als men noch denken noch zeg- 
.„ gen kan. 

$\$. Dat dit verdigtzel van di menfTen , di niets te regt 
overwegen , roekeloos geweefl is , blykt zelv genog hier 
uyt , datze buyten oorzaak de Godhyd zoo vermennigvul- 
idigt hebben. 1. Overmits een eenige God ' aUeen , en voor 
'jzig en voor V heelal , dat buyten hem geflelt is , tot het 
*^j^r;«r volhardeji algenogz&amis. Voor z'tg , zeg ik, 
',-•■'--''> . wegens 



H6ofd.ni. VAN GOT) S EENHTT). n<> 

wegens zyne onaf hangelyke vanzigzelvhyd. Ook -voor V 
heelali wegens zyne onyndighyd in allerlye volmaakthyd , 
en bezonderlyk in veritand , wil , en kragt. Waarom 
zyder vrugteloos meer of veele byvoegen , dewelke noch 
hy zelv , noch.'t beftuur van 't heelal noodig heeft. 

i. Hier kanmen by doen , dat di meerderhjd van Go- 
den ten minften door geenig bewys dat doorgaat , geftaavt 
is , noch bewezen worden kan. Nu het blykt van zelv , 
dat het roekeloos beveftigt , 't geen zonder rede vait ge- 
flelt word. 

3. Ja di de meerderhyd . van Goden vaft ftellen konnen 
door geenigen fchyn van rede een zeker getal van Goden 
bepaalen : zynde zy geheel onzeker of derzelver getal be* 
paalt, of onbepaalt zy : zoo datze dus doende ook onwe- 
tend zyn, aanwien of aanwelke zy den fchuldigen eer- 
bied opdraagen moeten. 

§ 6. Wider. Goden meerderhyd toelaaten, di'ftellenze 
alle onder malkanderen evengelyk , dat is, datze van de- 
zelvde onyndige weerdighyd en volmaakthyd zyn ; of 
datze de een bovcn deandere nytftekende , en aaneenen 
opperften alleen onderdaanig zyn. Dog dat dit geen van 
beyde plaats hebben kan » ftaat ons te bewyzen. 

§ 7. De evengelykhyd en nawkeurige overeenkoomft 
van meer opperfte Goden onder malkanderen , word om 
zeer wigtige redenen verworpen. 1. Overmits een di 
volftrekt volmaakt , en vOor zig algenogzaam is , buyten 
zig nimand noodig hebbende , maar aileenlyk , in de ge- 
niting zyns zelvs alleen , gelukzalig zyn kan ; want gedre- 
ven te worden tot een ander goed buyten zig zelven , als 
het opperfte , kan geenzins gefchiden , dan met eene be- 
geerte tot het gene buyten: zig is : en alzoo kan hy zelv 
alleen zyne onyndige begeerte niet net gepaft beantwoor-^ 
•den : overzulks zow hy , in zig zelv alleen niet beruften- 

de a 



<4io VAN "GOVS EZNH7<D. 

de , ook niet in zig zelv geluk&alig zyn. x. En ten zy *r 
maar een zy , kan de opperite bailigbyd onder veele niet 
iongefchonden blyven : want di veele , te zaamen aanwe- 
•zig zynde , zullen onderling •, naar ,de waardighyd van 
hunne evengelyke en in alles overeenkoomende wezent- 
4ykhyd oinatuur , malkanderen of beminnen , of niet be- 
minnen : beminnen zy onderling malkanderen niet , dan 
aynze duvaade geeflen : want niet te beminnen net vol- 
rftrekt volmaakte, ef opperfte goed , is verwaarloozen en 
veragten 't gene volitrekt goed is : het is ook buyten alien 
tfwyfel dat de veragting van een opperfte .goed wezend , 
ibehelil eene dwaaling in 't oordeel , <en eene onreyne 
•kwaadaardighyd in den wil. Indien zy een igelyk onder- 
ling malkanderen als zig zelven/beminnen , overmits zy e- 
■vengelyk zyn, zoo konnen zy opzigzelven alleen niet 
zien , als het laatfte ynde der fchepzelen en tot dat ynde 
alles fehikken , 't welk aan een alleen toekoomt te doen : 
of zy zowden de andere , welkersmagt, wegensde even- 
gelyke opperhoofdighyd , ook evengelyk is van hun ynde 
«n 't gebmyk der middelen daar toe amende, niet zonder 
fcea-te verongelyken , verlleken en uytfluyten. Maar 200 
zy malkanders wederzydze eer en heeslykhyd zoeken, als 
itet ynde : dan zal dat ynde niet onverdeelt , en enkeld, 
en mitfdien niet zuyver , en alzoo ook niet eens waarlyk 
iiailig zyn. 3. Ook kan de lautere onafhangelykhyd der 
"Codhyd geene meerderhyd van Goden dulden. Stel twee 
of meer Goden tot voordbrengers en regeerders van dit 
•heelal ; dan zullen di of de geheele of de verdeelde oor- 
*zaaken van deeze werreld zyn : niet de geheele ; om dat 
veele geheele oorzaaken van een en dezelvde zaak niet te 
zaamen gefchikt konnen zyn : ook niet de verdeelde , om 
■datze in het werken onderling van malkanderen af hangen 
-ZQwden ; dewylze een werk onder malkanderen verdee* 
«. ■■ ; lende 



Hoofd. III. VAN GOVS EENHTT). m 

lende de een van den anderen hulp ontvangen zow. 4- 
Nademaal de Goddelyke Wezentlykhyd of natuur geefte- 
lyk is , zoo is, deszelvs werking geene and ere , dan di door 
de kragtdaadighyd van eenen ouyndigen wil gefchied : de- 
wyl het tegenltrydig zyn zow , dat de werreld van imands 
wil afhing , di niet wiJde datze worden zow. Ply nu , di 
dit geheelal gemaakt heeft , heeft dat konnen doen zon- 
der met andere raad te plegen , of niet ? Indien het eerile 
gefchiden kan , en gefchied is , dan hangt de werreld van 
een eenigen wil alleen af. Indien het tweedevereyflword; 
te weeten , dat de andereGoden 00k noodzaaklyk hunne 
toeftemming daar toe geven moeten , voor dat een alleen 
'tgene hy wil , verkrygen kan , zoo moet di wil des 
Scheppers niet volftrekt en onaf hangelyk , en van zig al- 
leen niet kragtdaadig zyn , als van eens anders wil afhan- 
gende : het welk van Gods wil zeer verre afzyn moet. $. 
Aangezien des onyndigen Gods verfiaadook onyndig, en 
overzAilks alweetend is. Dan zow een God. , van di alle , 
het denkbeeld van -de werreld , 't welk hy gemaakt heeft, 
en zyn befluyt ontrcnt het beftuur 4er bezondere dingen 
in de werreld , voor de anclere konnen verborgen hou- 
den of niet. Indien het eerile gefchied , dan zullen de 
andere niet alweetend zyn : maar zoo in tegendeel , een 
igelyk van hen des anderen gedagtenzoodaanigdoorpeylt, 
dat de yge gedagten en de bezondere voornemens van een 
igelyk m't bezonder, voor nimand der andere verborgen 
zyn konnen , en dat nimand zyne yge gedagten voor zig 
alleen onafhangelyk bezit , dat is , nimand , fchoon hy al 
van de andere verfchyden is , zal egter van zig en uyt zig 
zelven alles weeten. 6. Ook zi ik niet , hoe de opperfte 
>en onafhangende vryhyd der heerfchappy , met der Goden 
meerderhyd beflaan kan , alwaar het willen van den eenea 
onderftelt word , niet te zyn het willen van den and,ergo* , 
■'..., Q en 



i** ffJN GOVS ' EENHTD. 

en te gelyk dat de wil van den eenen willen moet , ona£. 
hangelyk van den wil des anderens. Begryp eens net 
denkbeeld der werreld ... in Gods verftand gevormt te zyn *. 
voor de Schepping ; van waar is dat ? hebbenze. alle te ge- 
lyk en elk in 't bezonder het; denkbeeld der werreld by. 
zig gemaakt ? en zynze alle in't bepaelen deszelvs zoo een . 
ftemmig geweeft , datze in het minfte ftofken niet ver- 
fchilden ? Daar dat nogtans alles afhangt enkelyk van den 
wil des maakers. Hebbenze alle te gelyk uyt zig zelven . 
befloten di werreld te fcheppen ? en alle de toekoomende 
dingen gewilt.in dezelvdev vQlgreeks van zaaken , en in 
dezelvde omftandigheden van plaats en tyd ? Maar zoo 
een alleen dat denkbeeld , als de eerile uytvinder, ge- 
maakt heeft ? heeft dan zyne onafhangelyke wil tot het 
befluyt van de.toekoomftighyd de ftemmen van andere 
moeten innemen ? daar hy nogtans een zeer vrye en onaf- 
hangelyke Heer van alles is? Voorwaar het gebied van 
veele , met even gelyke magt , brengt te weeg , dat ni- 
mand eene onbepaalde ygen vrye magt heeft , di onaf- 
hangelyk van een ander is. 7. Voeg hier by , dat des 
Scheppers onyndige magt zy eene altnagt , di nimand we- 
deritaan kan> Qndeiitef ; eens dat-eeii eeriige de Maaker 
des denkbeelds van 't heelal is , en wil dat de dingen , in < 
dat denkbeeld begrepen, alzoo in der tyd 00k gefchiden: 
en zeg my dan \ of de andere Goden zowden konnen te 
weeg br en gen , dat des eerftcs raad te niet loepe * en zy- 
/ ne magt beteugelt werdei of niet ? Indien de een zig te- 
gen des anderens wil aankanten » en zyne magt wederitaan 
kon: dan zow nimand: van hun alien almagtig, en nimands 
magt onaf hangelyk , veel min volflrekt zyn. Indien 00k 
de andere, genoodzaakt zyndeseerilen werkmeefters denk- 
beeld op te volgen > 't zelve goed te keuren , en de uyt- 
yoking van zyn befluyt niet fchorffen > of beletten kon- 

ncnt: 



Hoofd. III. VAN GOT>® EENHTV. 1*3 

nen : zoo volgt datmen zal moeten eenen aannemen , als 
den eerlten, opperften , den almagtigen , en de eerfte 
oorzaak der werreld , zoo wel in 't denkbeeld , als in 't 
werk zelv te zyn. 

. § 8. Zoo wi zeggen mogt , dat de veelhyd van Goden 
■vereyft , datze alle net zelvde verftaan , het zelvde wil- 
len , en te gelyk en teffens het zelvde denken , wegens 
hunne evengelyke bezitting van onyndige volmaaktheden , 
zoo dat al wat in den eenen., 00k in den anderen zy. Di 
moet egter weeten , dat het zelvde zoodaanig te verftaan, 
te willen , en te bedenken van veele te gelyk , dat het e- 
venwel niet zy eeneenige gedagte in getal , geheel niet 
beflaan kan. Want di overeenftemming zow moeten zyn 
of uyt een verdrag , of by geval , of uyt noodzaaklykhyd 
des wezens of der natuur. Niet uyt verdrag •, om dat dit 
verdrag geene plaats heeft tuffen evengelyke , di onder- 
ling geenzins varjumalkanderen afhangen , -noch malkan- 
deren , voof af voor dat verdrag, wederzyds van nooden 
hebben , noeh eenigen handel met malkanderen dryven, 
dewyl nimand di reeds alles heeft , van een ander iets ont- 
vangen , . of aan den algenogzaamen , di niets behoefh, 
iets toebrengen of toevoegen kan. Niet by geval , om 
dat alzoo geenige medewerking redelyk , en in de voord- 
brenging van 't heelal geenig nut en voordeel van di veet- 
hyd te wagten zyn zal : want alle ding zow zoodaanig, 
als het is , 00k op den wenk en wil van een alleen voord- 
gekoomen zyn : zoo dat de willingen der andere te ver- 
geevsen vrugteloos daarbykoomen zowden. Noch 00k 
uyt noodzaaklykhyd des wezens , overmits de wil der God»- 
hyd , in betrekking tot de werken naa buy ten , zeer vry 
•is , en dat di zig zelven onafhangelyk van een ander , tot 
het werken bepaalt. 

. % 9. Ook behoeyt nimand te denken, datmen wide 
i. .... Q a " veel- 



i*4 VAN GOVS EENHTT). 

veelhydder volmaakthedenodk veele Goden maaken moet 
van dewelke een ider een: andere volmaakthyd bezitten 
20 w op eene onyndige wyze : zoo dat een ander zy de 
God der geregtighyd , een ander der goedhyd, een ander 
der magt , enz. Dewyl dit begrip de uyterfte ongerymd- 
hyd medebrengt: want de Godd elyke volmaak theden heb- 
ben alle zoo nauwen verband onder malkanderen , datze 
geenzins van een te fcheuren zyn, Ja in den titel van 
Gods enkelhyd hebben wy reeds te vooren bewezen, dat 
alle Goddelyke volmaaktheden metter daad in God een 
en 't zelvde zyn:; envalieen door onze afzonderingen zoo 
onderfchyden aangemerkt worden. 

$ 10. Ik beken wel dat de wyfle onder de Hydenenj 
de meerderhyd derGodenaarmemende , Godenvangroo- 
ter en van middelbaare flag geftelt hebben, dog zoo even* 
wel datze onder de grootere eenen opperften erkenden, di 
in den raad der Goden Voorzitter , en de Vader aller 
menflen en Goden was. Beeze begrypen den opperflen 
God- , als by zyne aangenome medegoden verligting in 
zynen moeilyken en laltigen arbyd , en in de zwaarwig- 
tigfte zaaken raad zoekende. Maar ook di vergrypen zig 
groffelyk tegen het denkbeeld van het Opperfte , Magtig- 
ite Wezend. i. Want dewyl dat onafhangelykis , kan 
het in geenerlye manire van elders raad > tot grooter wys- 
hyd en voorzigtighyd , of hulp , tot onderfland van zyne 
magt ontvangen : als het welke boven alle di andere zyn- 
de , dezelve ook in wyshyd verre te boven gaat , en in 
magt overtreft. x. W egens zyne onyndighyd , kan ook 
nimand aan het zelve eenige wyshyd byzetten ,. of veriig- 
ting in zyn werk toebrengen : om dat zyn onyndig ver- 
ftand alles noetice , verftandelyk in. een eenige daad door- 
2iende , en van de toekoomende dingen in zyn beihiyt 
grondige voorweetenfchap hebbende , weet wat befloten 

heeft 



Hoofd.III. VAN GOVS EENHTD. i^ 

heeft te zullen gefchiden : zoo dat aan het zelve niets twy- 
felagtig of duyiter voorkoomt , om door raadpleging met 
andere te overwegen : en zyne magt , dewyl di almagtig 
is , en alleen door de kragtdaadighyd en 't gebied van zy- 
nen wil werkende , word door geenen arbyd afgemat , 
dat di eenige hulp of verligting zow behoeven te zoeken. 
3. Noch di eewige, alle agtervolging ontberende , beraad 
zig niet in dertyd ; en overzulks gebruykt hy in't bewind 
der werreld geene raadfluyden : dewyl dat zonder agter- 
volgende gedagten , dewelke door 't begrip der eewig- 
hyd van God afgeweert worden , niet zow konnen ge- 
fchiden. 

S 11. Wy ontkennen wel niet dat di God , denwelken 
zy den opperften noemen , zulken ordening in de werreld 
geftelt , de eene dingen om de andere verordineert , en 
aan de verftandige fchepzelen , naar eene voorgefchreve 
Wet, zekere pligtenopgelegt heeft, waa^ door «<wpw£<? 
magt , di in 't beftuur en 't bewlnt der benedenfte dingen 
"te oefenen ftaat , bepaalt en beperkt word. Maar di mag- 
ten worden van hem niet aangeflelt , om aan hem tot raad 
en daad te dinen, Maar op dat hy zyne ygen vrye magt 
des te heerlyker openbaaren zow : want niets word hen 
door dc Wet toegeftaan , dan den wil van den Vorft op 
te vol gen en de opgelegde verbinteniflen te volbrengen : 
en geenzins om door hunne bediningen voor God eenige 
ruft in zyn werk te verzorgen , of verligting van zynen 
arbyd toe te brengen; di in alien de kragten gefladig ver- 
niewt , en alle uytflag van zaaken zelv beftuurt. Dat nu 
volgens di"Goddelyke geftelde ordening de dingen mal- . 
kanderen beandwoorden , gelyk dat de bewegende lich- 
haamen andere uyt hunne ruft verdryven , en dat eenei- 
gelyke geell binnen de paalen van zynen werk-kring zom- 
oiige dingen wil uytwerken met eenig gevolg, en met 

Q 2 ee'nl* 



<H6 VAN GOVS ' MSLVTT. 

, eenige magt verkizing daar in heeft , dat is niet ten opzigt 
< van God , dat di eenige makkers in 't bewind van zaaken 
; aanneemt: maar dat hy de fchepzelen tothunne yndens 

fchikt , en verzorgt dat zy alles ,, van hem afhangelyk 

werken en verrigten. 



DESEERSTENIOEKS 

V AN D <E . 

KENNTSSE GODS 

I N z y N E 

E R K E R 

TWEEDE DEEL. 

H OOFDDEEL I. 
Van Gods 3ejluyt. 

[Ebbende dan God in de eerfte weetenfchap 

r bevonden de oorzaak van onzen geejf te zyn* 

l.hebben wy hem daar na , uyt di zelvde ver- 

oorzaaking ook leeren kennen , als den le- 

venden en werkzaamen God , en dat meer is , als wer- 

' kende naa buy ten zig , aan wien , al wat buy ten hem aan- 

wezig is , zynen oorfprong verfchuldigt is. Het gene nu 

"• ; zoo- 





Hoofd.I. VAN. G.OT>& BESLVTT. Deel H. nr 

zoodaanig van God ' , als de eerfte oorzaak , voordgekoo- 
men is , moet van ons befpigelt worden , als werken van 
God , di gevrogten zyn van di Goddelyke veroorzaaking , 
en van Gods werkingen. 

§ x. Deeze werkingen van God , naa buyten , onder- 
fchyden wy in eene inwendige en in andere uytwendige 
werkingen. T)e inwendige werking draagt den naam van 
Gods Bejluyt , en moet begrepen worden als een werking 
in God inblyvende , en ten aanzien van deflelvs beiluytin- 
gen, wezentlyk oinatuurlyk aanonze kenniffeverborgen, 
en van vooren voor'deszelvs uytvoering onbekent. Dog. 
de uytwendige werkingen zyn, in betrekking van der din- 
gen aanwezen , de Sehepping , maar in betrekking van 
derzelver vaftgeflelde duuring , en bepaalde werkingen, 
Gods Vwrzinighyd : welke laatfte , ten opzigt van Gods 
befluyt, zyn als de uytvoeringen van 't Goddelyk voorne- 
men : door welker turTenkoomen aHes , wat in Gods be^ 
iltiyt voor ons verborgen was , aan den dag koomt , en 
overgaat uyt den ftaat der toekoomenthyd in den ftaat van 
een daadelyk aanzra. 

§3. Zullende dan in dit Hoofddeel van Gods bejluyt 
handelen , verftaan wy daar door Gods vryen , eewigen 
en onveranderlyken wil zelv , waar door hy naar zyn be- 
liven de wezens of natuuren en 'tverband der dingen, 
buyten God aangemerkt , fchikt, en derzelver toekoom- 
ftighyd vafl ftelt , op dat hy zyne eer en heerlykhyd buy- 
ten zig openbaar maake. Zoo dat Gods befluyt mede be- - 
tekent de {trekking en nyging van zynen wil tot de dingen 
naa buyten , datze zoodaanig worden , als hy wil datze 
zyn.: En nademaal behalven God , welkers wezen alleen 
een aanwezen influyt , niet is > , waar van het wezen niet 
kan begrepen worden zonder hun aanwezen : zoo volgt; 
dfttmen het aanwezen van alle dezelve begrypen moet aj^ 
•;•-■■ leen 



■1*8 VAN GOVS BESLfDTT. 

ken als mogelyk te zyn ; en dewyl ook alle en een igelyk 
ding, 200 wel ten aanzien van zyn Wezen , als ten opzigt 
van zyn aanwezen geheel en al van Gods wil afhangt; zoo 
word Gods befluytende wil , volgens der dingen twee- 
derlye bepaalinge , aan d' eene zyde van derzelver We- 
zen , en aan d'andere zyde van hunne toekoomenthyd , > 
niet kwaalyk van zommige verdeelt in een befluyt van be- 
zondere dingen , en in een befluyt van uytvoering. 

§ 4. Gods befluyt van de bezondere dingey , 't wplk over 
de wezens of natuuren der af hangelyke dingen gaat , is 
by ons Gods wil zelv , di de denkbeeiden der bezondere 
dingen bepaalt , waar doorze elk hunnen bezonderen en 
bepaaldea aard of natuur verkregen hefeben. Ten deezcn 
opzigt word in Gods befluyt hooglyk geagt 4en gee'ert, 
Gods raad , voor zoo veel God door eene zondeflinge 
wyshyd en voorzigtighyd het denkbeeld van 't heelal zoo- 
daanig te vooren gemaakt heeft , dat in 't bepaalea van 
een igelyk dings aard of natuur , en in 't beperken van der 
dingen betrekkingen tot malkanderen , een uytnemehd 
fchoon en overeenftemmend verband uytblinkt. 

§ 5. Deeze afhangelykhyd der dingen van God , ten 
opzigt van haare wezens of natuuren , di vertoont wor- 
den in derzelver denkbeeiden , bewyzen wy. 1. Vyt der- 
zelver inwendige afhangelykhyd : want zy hebben dat be- 
paalde wezen in zig , en van zig zelv , of van een ander: 
met van zig , ora dat dit een voorregt is van God alleen; 
derhalven van een ander, di voor en eerder dan defchep- 
xelen aanwezig zynde , door zyne eerderhyd , ook alleen, 
van te vooren weet , wat hy cloen wil : di is dan de Stig- 
ter van deeze denkbeeiden , dewelke alle zaakelykheden, 
in een igelyk denkbeeld bevat , aanflelt , omfchryvt , ert 
in zyne paalen beperkt. 2. Indien imand de denkbeeiden 
•4er dingen begrypt , als niet afhangende van Gods vryea 

wil, 



Hoofd.I. VAN QOmS JBESLVTT. Deein. ir 9 

veil, di voeren een Stoik noqdlot in, waar door God ge~ 
itelt word als in zyn werken vanderdingen wezens af- 
hangende ; en daar van tot zyn doen ©f werken Wetten 
ontvangt. 3. En nademaal zy , voor Gods wil om d» 
4enkbeelden/der dingen te maaken, en buy ten Gods ver- 
iknd een niet waaren, en voor hun aanzyn geenige denk- 
beeldiging hadden : zoo zynze metterdaad aan Gods vryen 
wil verfchuld , datze van God gemaakt , en wel zoodaa- 
nig gemaakt zyn : welke wil van God , vry zynde , 00k 
van geenig ding buyten zig zelven bepaalt word ; zoo 
zynze voorwaar 00k alie zaakelykhyd , di in een igelyk 
jdenkbeeld4s,, aan Gods beftuyt , om de wezens der din- 
gen te ftellen, waar doorze tot zekere bezondere zoorten. 
en tot zekere rangen enfchokken betrokken zyn , ver- 
fchuldigt. , 

3 6. Met bejluyt*van de uytvaering der dingen , is Gods 
hefluytende w'Uzglv^ waar door hy aan densKagelyke, 'dog 
tot de to€k<K>i^nitefd^df niet toekoomenthyd 111 zig on- 
verfchilHge<»dingen, zeker aanwezig worden of niet wor- 
den , maar zyne magt en vry welbehaagen ; , byzet en be- 
ftelt. Want dewyl Gods Wezen alleen een noodzaaklyk 
aanwezen influyt ; zoe worden de denkbeelden van alle 
andere dingen , di alleen een mogelyk aanwezen behel- 
zen , door ditbefluyt van God , begrepen uyt den ftaa-t 
van mogejvMiyd over te gaan in den ftaat van worden , 
wanneer God bepaalt en vail flelt , dat de dingen di ge- 
maakt zullen worden , in hun worden , zyn , en werken 
van zynen kragtdaadigen wil t'eeniger tyd afhangen zow- 
den. 

§ 7. Ook geven wy aan dit Befluyt .van God plaats. «.' 
Want dewyl de dingen, di van het nietzyn tot het aanzyn 
■ftonden overgebragt te worden , voor Gods voordbren- 
$ing en buyten Gods denkbeeld, een niet waaren, of leu 

R min<- 



a 3 o VAN GOmS BESLVTT. 

isinfieii' geeft eteadekk laanwezen noch eenige oorzaak r 
waarv&mze/voordgeoragt konden warden , dan God al- 
leen hadden : zoo volgt datdezelve niet konden vcord- 
gebragt worden tegen Gods wil en dank , wiens doen of 
werken met kragtdaadighyd , is willen : waarom hy te 
vooren dat alles heeft willen doen, 'tgenewe namaalsziea 
gefcfaiden. %. Ook heeft God in 't voordbrengen der 
-dingen zig niet op ftaande voet beraaden , maar diesaan- 
gaande door eenig voorafgaande befluyt beraamt en vaft 
geftelt , wat hy wilde dat indertyd gefchiden zow : en 
.dewy! fey , wegens zyne eiikelbyd , onveranderlykhyd> 
en eewighyd, met overgaat van niet willende in willed 
jde r ! zoo moet di befluytende wil van God ook eewig zyn, 
voor der dingen aanwezen voorgaande , en nogtans der- 
zelver toekoomftighyd vaft ftellende.. 3. Ey live ! zeg 
my dog, wat de oorzaak zy , waarom niet zoo veele 
riingen gjefchiden ,; ;al« ? n mogelyk zyn.£* ett*i waarom de 
dingen m toekootnuende z.yn* ae^eetie de andere "voor- 
■gaan , en andere voigen ? en waarom niet reeds voorby 
•gegaan is , 't gene naderhand gelchiden zal ? is daar van 
wel eenige andere oorzaak dan dat Jheerfcbendegebied van 
dien eerften wilover de toeioootneiade dingen •? ^4. Gods 
^oorweetenfehap zelv verlieft^haaren vaflen grondfteun, 
indiende dingen niet hebben eene vafte en bepaalde toe- 
koomenthyd door Gods vaflen en onveranderlyken wil ,, 
•den welken wy het befluyt van uytvoering noemen. 
i, .$ 8. Word voor der onderzogf, of dk befluyt van God,. 
ook God zelv zy ? het welke zommige tdefchynt verre 
van de waarhyd af te zyn ; en andere wederom als eene 
baarblykelyke waarhyd met opene armen omhelzen : ten 
minften is di bejluytende wil van God y Gads werk&aam 
Wezenzeiv r getyk als God zelv eene zuyvere doening; 
is^;en t allchoon'r veele dingen beiloten zyn, gelyk ook 

de 



Hoofd.I. VAN GOVS BESlVrr. Deein. 131 

de volgreeks der beilptfe dingen yeelYuldig enzeer verre. 
van malkander afgeichyden is , zoo isevenwel di daad ' 
van het Goddelyk verftand , en van Qods willing , waar 
door God alle dingen vaft: geftelt enbefloten heeft , zeer 
enkelen eenvawdig. Nimand trekt in twyfel, ofdevoor- 
werpen- van't Goddelyk befluyt zyn zaaken van £Jod on- 
derichyiden , en di buyten Grod rnoeten voordgebragt 
worden : maar de onyndige wyduytgeftrekthyd van den 
Goddelyken wil heeft di alle ligtelyk in een eenige daad 
te gelyk vail geftelt , zoo dat deszelvs eene willing geene 
oorzaak zy van zyne anderre willing:, alfchoon de eene, ge- 
wilde zaak,eene: oorza^ki isvan^de andere gewilde : zaak» 
Overzulks dewyl Gods wil bevat word onder eene ver- 
fchydene ftrekking en nyging naar de verfchydenhyd der 
verwerpelyke. zaaken* en der geyrogten, di in de dingen,, 
voordgebragt moeften worden : zoo Word egter daarom 
xiiet van zyneeflk 1 elW i afgegaa% ipaajga^Jb^^Ueg^e^- 
ne verfchydene feeftr^king toe^efch'reven, , dewelkfe 6nV 
dertuifen den aard en 't wezen of de natuur van 't onder- 
werp geenzins verandert. 

§ 9. Aangezien wy Gods hejluytuytgebrey^ hebben tot 
aUe tpekoomende dingen , zoo zyn wy ondertuflen ge- 
houden hier een vermaan te doen , dat het moet onder- 
fehyden worden, in een uytwerkenden toelaatend bejluyt : 
waar van het gene betekent den wil van God om de goe- 
de en lichhaamkundige dingen in der tyd kragtdaadjg 
voord te brengen : dog dit geevt tekennen , Gods wil- 
om het fchendig kwaad in de redelyke fchepzelen te ge- 
dogen , of niet te beletten. Want zoo als God de werreld 
in der tyd beftuurt , even alzoo heeft hy dat in eewighyd 
voorgenomen. En nadernaal de toelaa,ting der zognae in 
Gods, beftuur op di wyfce beCchowt mpet warden , dat 
£rod ge^nzim gehouden werde voor den $tigter 4e^ zonp 



tit VAN GOVS RESLVrr. 

de , diinzyneWet verbpdenzyn*, zoohebbenwe hier 
geen ander vermaan tc doen , dan dat God als dan ook 
handelt naarhet eewig voorneemen in zyn befluyt. 

§ 10. 6ok leeraart de rede dat niets als toekoomende be- 
grepen kan worden buytenGods befluytoverdetoekoom- 
ftignyd der dingen* , wat ook zommige daar> tegen aan< 
druyiTen , dewelke de gebeuriyke dkigen , en de vrye 
werkingen van de verllandige fcnepzels aan Gods befluyt 
onttrekken, endezelve, buyten deaanmerking van Gods 
befluyt, als toekoomende agten ; om dat naar hun gevoe- 
len de vaft gellelde- bajaaling in tjgt befluyt den dingen 
eene noodzaaldyfifc ^ekoomenthyd opdrihgt , het welk 
den aard of natuur van alle gebeurlykhyd en de vryhyd 
van den wil omver fmyt: Hierom verdigten zy zig een 
voorwaardig befluyt , waar door God vaft?fteUen zow 
zommige dihgen te zulfen gefchiden , indien de zaak in' 
zekere omftandigheden 1 geitelt word » dewelke zy egter 
geweldig aandringerr , ondereene onzeker e toekooment- 
hyd gelaaten te zyn. Wy zeggen in tegendeel. i. In~ 
diepmen met alle toekoomende dingen van Gods befluy- 
tenden wilafleyd" , dat wy agten als dan niets daar van te 
konnenafgeleyd worden : want-wy begrypen een zoodaa- 
nig verband 1 t'uflen alle dihgen- , dat zoo men {legs het 
mihfte dingetje aan deeze Goddelyke wilting ontneemd ,- 
men als dan alle di dihgen 4 , dewelke van dat ontnomene 
af hanger* , en met het zelve in verband r ftaan , noodzaak- 
lyk te gelyk daar aan ontnemen moet. Want veeltyds 
hangen van het kleynfle dingetje de grootfle dingen af. 
Ennademaal in den zaamenhang der dingen byna over ai 
gebeurlVke dingen tuiTenkoomen , en dat ook in alle mens- 
i'elyke dOenihgen de wil der menffen vry is , dan zullen 
alle dingen onzeker-,. en door Gods befluyt niets zekerlyk 
bggaalt en vaft geftelt zyn. En alzoo zal ook alle Gods- 
jfoorweteafchap onzeker zyn. z. De 



HoofdJ. VAN GOVS BESLVTT. Ded.II. 135 
a. De toekoomenthyd', di niet befloten , dat is , di 
van God niet bepaalt is , di zal 00k van. God onafhange~ 
lyk zyn, overzulks zowden^de dingen,, di namaals gebeu*. 
ren- xulten , hunne toekoomftighyd- hebben , of van zig 
zelven , of van eenige andere oorzaak buy ten God , zoo 
dat de aiweetende zelv di niet te vooren weeten zow. 
Want indien- hy di verflaat en te vooren weet in hunne 
oorzaaken als mogelyk , zooheefthy, omtrent de aan- 
neming of niet aanneming van di toekoomenthyd , niet 
konnen nalaaten iets te willen. Ook kan hy niet begre- 
pen worden zyne ygen kragt niet te verHaan , waar doo* 
hy metterdaad di toekoomenthyd zow konnen beletten en. 
afweeren: derhalven zow hy ook niet konnen nalaaten di, 
te willen verhinderen of toelaatenv 

3. Voeghter by dat eenetoekoomenthydy dl'van eene 
tweede oorzaak af hangende gemaakt is , en geflelt zijnde 
dat di voorkoomende , naar de Wettea 4er;ge&haapei*«; 
hyd of «^««rwerkt, ook di tweede oorzaak , in alle be~ 
weging en werihg af hangende heeft van God ,, di de- 
zelve befloten heeft te zuUen beftuuren: zoo dat God, di. 
aan de Wetten der gefchaapenhyd of natuur , dihyzelv 
zeer vrywillig geftelt heeft , geenzins gehondenis , zom- 
Wylen volgens zyn belluyt wonderen,doet r , met te. weeg> 
te brengendat de tweede oorzaaken hunne gewoone wer- 
kingen niet doen. Derhalven kan geenige toekooment- 
hyd '.; , als afhangende van eenige. oorzaak ,, begrepen wor- 
den van de eerile oorzaak niet af te hangen. 

$ 11. Ook word door di zekere en bepaalde toekooment- 
hyd, van alles wat gefchied , dewelke Gods belluyt aan, 
zommige mogelyke dingen bygezet heeft , de gebeurlyk- 
hyd van zommige dingen , noch de vryhyd van den wit 
van menflen of l^ngelen geenzins weg genomen : Maar. 
xsel eer beveftigt Dewyl God gewUt heeft ,, dat epaj 

K 3 gC 



134 VAN GOVS BESLVrr, 

gelyk ding gefdiMen 'mw'volgens de (ruevemkaomft van 
den aard oinMrnrAo,^ tender werps. Hy heeft derhalven , 
befloten dat gebeUrlyke dingen gebeurlyk , en de vrywil- 
ligevrywillig gefchiden zowden. De gebeurlyke dingen , 
di geenige innerlyke noodzaaklykhyd , en wanneerze ggj. ; 
beuren eenen verborgen zaamenhang met de tweede oor-^i 
zaakin hebben .■■, hebbeix egter dien zaamenhang , di voor 
ons verborgen is , van God , aan wien niet alleen niets 
ontfchiet , maar di de ontmoeting der zaaken , van ons 
niet voorgezien ,■ zelv tot eene zoodaanige uytwerkjng be-.:, 
paak ' heeft. En>dewyl de toekooiaende gebeudykhedea, 
by ©M-2d^defflig'i£ya , 200 zynze egter niet ©nzekerrb^ 
(Sod ,' di volgens zyn befluyt alle beweging tot de ont- 
moeting der dingen beftunrt. Ook neemt Gods befluyt.; 
de menflelykevryhyct :geen!»ins: weg ■■ ? aangeziendi niet 
beftaat , ten aanzien van God , in eene onverfchillige ge^ 
beurlykhyd ;;: maar in een: rederyk welbehaagen , waar 
tnede hy gewilt heeft , dat het redelyk fchepzel werken 
20W , wanneer hy het zelve bepaalt heeft om lets te zul- 
len werken , behoudens de Innige vrywillighyd van den 
geeft. 

§ xz. Wat oekzommige hier mogen fchreewen , dat 
dat befluyt van God , 't welk alle toeKoomenthyd der din- 
gen bepaalt , eenen noodfchikkelyken nooddwang in- 
voert ; en dat zoo doende Gods befluyt een Stouk nood- 
' lot word; zoo blyvt nogtans dat befluyt geheel flrydig te- 
gen het Sto'iik noodlot : want de Stoiken worden gezegt 
gefMt te hebben een volgreeks van oorzaaken , di eenen 
onverbrekelyken fchaakel der dingen influyt, en divan 
God zelv onmogelyk kan verbroken worden. Edog ons 
gevdelen geevt aan God de magt weder, di het nooddot 
a#h God ©ntneemt. 'Demedfchikketpke nooddwaagMlotit, 
tester Crod y uyt den eeuwigen aard oi-nstuut der din* 
s-~P'l " gen. 



Hoofd.I. FAN €0<DS BESLVTT. Deelll. i^ 

gen. Daar de noodzaaklykhyd van 't befluyt van buyten 
aankomt , en alleen de zekerhyd der toekoomenthyd van 
den vryen dog onveranderlyken wil van 't opperwezend 
afleyd, door (Men het befluyt van de opperftewyshydnoch 
verbetert , noch verandert worden kan. %)e noodfthikke- 
iylke moddwavg ftelt een domme zaamenhang >en aaneeh- 
lehaakeling van zaaken. Daar Gods befluyt vrywilHgzaa- 
menvoegt di dingen , dewelke door zig geenigen zaamen- 
hang hebben : en God hebbende de Wetten der geheelal- 
ordening of natuur naar zyn welgevallen geilelt : heeft 
zig zelven aan di Wetten geenzins volftrekt verbonden, 
©f hy heeft ook vail: geilelt te met gevrogteri voordtebren- 
gen , di di Wetten te buyten gaan. Maarzy, dieenige 
toekoomenthyd uyt zig zelven , buyten den wil van den 
befluytenden God , aan de dingen toefchryven ,, moeten 
toezien;: datze het beilel en beiluur der werreld niet of 
aan. net noodlat der Stoiken ■#.. of aan !t gexaJlid^^Ep^uri-. 
lien onderwerpen. 

§ 13. Laatftelykwordonderzogt, watmen zeggen moet 
van Gods befluyt omtrent de mogeiyke dingen , diniet ge~ 
beuren zullen ? en door de valflgeflelde ordening van de 
toekoomenthyd uytgefloten zyn ? Zommige meenen dat- 
ze door eenen ontkennigen wil niet toekoomend^ zullen. 
worden , om dat van dezelve niets vafl geilelt is , zoo dat 
het als nog in Gods magt zow zyn , indien God wilde,, 
ooknu nog di mogeiyke dingen tpt denitaat.van.wo.rden; 
.over te brengen : of liver , zeggenze, ijatze'gelaaten zyn 
in den flaat van onverfchlllighyd am te worden. Maar di 
magt van Gad , om zyn befluyt uyt te rekken , dat de an- 
dere mogeiyke dingen in den rtaat van onverfchillighyd; 
gelaaten zowden worden ,, aangemerkt zynde ». als on^ei;-- 
ichyden van het werkbefluyt*, ^tih eewj^hydgeflaavtis,, 
ichyaen wy niet te konnenaannemeii ; om dai: Eet JinGcafi 



1 16 VJM G 0<DS SCHEF 'PING. 

een zaamenftelling uytdoen en vermogen., eneeneag- 
tervolging van gedagten invoeren zow, Maar nademaal 
de mogelyke dingen, buyten Gods denkbeeld in zyn ver~ 
ftand gemaakt , sen niet zyn : zoo zalde zin vandeeze 
vraag alleen maar zyn konnen , of di dingen , di eendenk- 
beeldig zyn in Gods verftand hebben met een mogelyk 
-aanwezen , en geenzins tot net toekoomend worden be- 
-paalt zyn door Gods befluyt , of di, zeg.ik uyt de bezon- 
dere ordening van dit heelal niet uytgefloten zyn door zy- 
nen ftelligen wil ? het welk ik meen niet te konnen ont- 
kent wordeni Want dewylze uytgefloten zyn., zoodaa- 
nig datze mde v^lgeftelde ordening geenplaats hebben, 
-en dat wel door Gods vryen wil , di nun geenplaats ver- 
•gunt , zoo is Gods ftellige wil daar tuflen.gekoomen , de- 
<welke de andere mogelyke dingen , diin hun denkbeel- 
dig zyn met een mogelyk aanwezen befchowLzyn , plaats 
wygertom in het toekoomendete worden. 



H O O F ,D D E £ L 11 

Van Gods Schepping. 

NU ftaat ons voorder Gods werken naa buyten tebe- 
fpigelen: want om dat door Gods befluyt de dingen 
.alleen in Gods verftand het denkbeeld van hun wezen, 
en het toekoomend worden verkregen hebben , en niets 
.derzelver aan den dag gekoomen was ; zoo moeften di 
toekoomende dingen, volgens dat voornemen van't God- 
delyk verlland , te eehiger tyd tot'werkftellighyd geroe- 
|)en worden : waar van daan di werken , dewelke deuyt- 
^P^ring van dat voornemen vorderden , den naam ver- 

krygen 



Hoofd. II. VANGOT)$ SCHETTING. Deel II. 137 

kry^en van Gods werken naa buyten : waar van het eeffle 
de "Scheppingv*. 

§ x. <Deeze Scheming dan betekent eene overgaande 
werking van God, waar door di opperfteKonitwerker alle 
dingen buyten hem , zoo wel de denkende als uytgebrey- 
de , zoodaanig naar 't beiluyt van zynen wil voordgebragt 
heeft , dat di tot de toekoomenthyd gefchikt waaren , o- 
vergingen van het nietzyn , tot het aanzyn : weshalven de 
eerite oorzaak hier verltaan word den dingen , di te voo- 
ren begrepen waaren , hun eerite beginM van aanwezen 
gegeven te hebben. 

§ 3.. Deeze voordbrenging der bezondere dingen in dit 
heelal, geven wy den naam van Gods overgaande werking^ 
fegen de valiTe wyshyd-kavelingen van Benediktus Spino- 
za , di dezelve wel met woorden erkent , dog metter- 
daad wegneemt en lochent , dewyl hy daar van maakt ee- 
ne in G,od inblyvende werking: en erkent iaiej^daii eene 
wyligmg van eene en dezeMge eewige zelvftandighyd, 
waar door <ie bezondere dingen onderling van malkande- 
ren , dog alieen wyziglyk , verfchillen. Hier van daan 
dit heelal tot zynen God maakende , waar aan hy toeyge- 
ningen van eene onyndige denking en van eene onyndige 
aytbreyding met veele andere onbekende dingen toeygent: 
begrypt hy alle bezondere dingen , dat di in Godf , als 
deelen in hun geheel , moeten aangemerkt worden. 
Maar , aangezien wy de. oriderftelling van di dwaaling , 
datter niet meer dan een eenige zelvftandighyd zyn kan^ di 
hy God noemt , reeds te vooren genogzaam omver gewor- 
pen hebben : met klaarder dan de heldere middagzon aan 
te toonen , dat de uytgebreyde zelvftandighyd geenzins 
tot Gods Wezen of natuur behoort ; en dat degeeften, 
di met verfchydene gedagten bedeelt op veelerlye wyze 
^epaalt zyn , van het wezend eener onyndige denj£ing,9pc 

S Waller- 



rj& VJN GOT>$ SCHETTING. 

't allerverfte afftaan : zoo dat wy hier mi vylig vaft ftelleir> 
onder de uytgebreyde en denkende dingen , ontallyke- 
dingen te vinden , di dit onmeetelyk heelal > gelyk dee- 
ten het geheel , uytmaaken , en op geenigerlye wyze tot 
Gods Wezen behooren ; en ook beiluyten mogen , dat 
Gods werkingen , om datze ftrekken tot dingen, di als 
buyten God geftelt zyn , daarom ook niet in God inbly- 
itende , maar buyten nem ove/gaande zyn. 

§ 4. Zoo dat nil alleen overblyvt om naa te vorfTen , of 
di bezondere dingen zoodaanig hun beginflel van aan we- 
zen uyt deseerfte oorzaaksvoordbrengirtgverkreggenheb- 
ben , datze uyt het nietzyn overgebragt zyn tot hun eerfte 
aanwezen ? net welk wy aldus bewyzen. 1. Om dat de 
dingen , welkers wezen geen noodzaaklyk aanwezen in- 
fiuyt , maar alleen em mogefak aanwezen zegt , alsze aan- 
WdZig zyn i noodzaaklyk hebben moeten overgaan uyt den 
ftaat der mogefykhyd tot het daadelyk aanwezen ; en hun 
fcegiriflel van aanwezig te zyn verkregen hebben Van de ; 
eerfte oorzaak , welkers wezen een noodzaaklyk aanwe- 
zen influyt. 2. Enm&emzaldejyndige dingen r of di van 
eene bepaalde volmaakthyd zyn , voorzig, om aanwezig te 
zyn of te blyven > geenzins algeaogzaam zyn , maar met- 
serdaad v£n eene hoogere oorzaak afhangen : waarom zy 
©ok noodzaaklyk kater dan hunne oorzaak , waar vanze- 
afhangen , en mltfdkrt ook voordgebragte dingen zyn 
moeten; dewelke dan ook waarlyk hun beginflel van aan- 
wezig te zyn noodwendig t' eeniger tyd moeten verkre- 
gen en ontvangen hebben.- 3. c Devlotbaareaardofnatuur 
van alle dingen behalven van God , vordert dat zelvde- 
beginflel van aanwezen : want in de lichhaamen worden 
verwifl&ling van beweging ., en in de geeften verandering 
tun gedagten gevonden , dewelke in hun begrip eene ag- 
t^#^uig in- , en $e eewighyd uytfluyten , welkers wet 



Hbofd.II. VJN GOVS SCHETTING. DeelE 13? 

zen ofnatuur vereyft te gelyk en teffens en zonder eenige 
yerwifleling of verandering te zyn. 

§ 5". Maar om deyndige dingen elk in 't bezonder te be- 
fchouwen , zoo laat ons in de eerfte plaats de verilandige 
overwegen : Daar is nimand onder ons , di in de rolle der 
denkende dingen ingefchreven ftaan , di niet met de in* 
nigfte mewufthyd zyner gedagten weet , dat wj niet al-c 
leen als denkende aanwezig zyn , maar 00k eerft onlangs 
voor den dag gekoomen, en overzulks te eeniger tyd niet 
aanwezig geweeft zyn. En dat wy 00k ons zelvs niet 
voordgebragt hebben , noch liyt eenige voorbeftaande 
ftoffe gemaakt zyn , om dat ons wezen of natuur geefte- 
lyk of verftandig is , en van alle uytbreyding of ftoffelyk- 
hyd ontbloot Derhalven is de voordbreaging der gee- 
ften eene waaragtige Schepping , di gezegt word onmid-s 
deJyk tegefchiden , of geheellyk een voordbrenging van 
het nietzyn tot het aanzyn te wezen. /Deeze veroorzaa?* 
king van den geeft is reeds in de eerfte weetenfchap zoo 
klaar voorgekoomen ; datwe daar uyt de eerfte bewysre- 
de, waar door Gods aanwezcn bewezen is, ontleent heb- 
ben. 

§ 6. Indienwe dan tot de uytgebreyde zelvftandigheden 
willen voordgaan. 1. Zoo is voor eerft niet kenlyker , 
dan dat derzelver onnafpeurlyke veranderingen van de be- 
<weging afhangen , dewelke aan de ftoffelyke dingen , di 
inzig^ omdatze deelen buyten deelen hebben, ookdeel-* 
baar zyn , alle di veelvuldige wyzingen byzet. En nade-? 
maal de beweging onbeftendig, en iet agtervolgende is, 
zoo moet zy 00k een beginfel of eerfte begin gehad heb- 
ben ; en overzulks van de eewighyd uytgefloten worden. 

x. Ten anderen ftaat 00k aan te merken , dat de lich-. 
haamelyke zelvftandighyd , voor en eerder dan de bewe* 
%ing , als deszelvs wyze aangemerkt , niets zegt dan eej#r 

Si "uyt- 



I46 VAK GOVS SCHEPPIKG, 

uytbreyding in lengte , breedte , en dike , of niet dari 
eenen dommen klomp ,- waar uyt dan volgt , dat de be± 
weging van de zelvfiandighyd zelv niet heeft konnenvoord- 
gehragt worden ; zoo dat de voordbrenging der beweginv 
in de lichhaamelyke zelvitandighyd eeit oorzaak vereyft, 
di van de lichhaamelyke zelvfiandighyd onderfchyden Is; 
als dewelke zig enkel lydelyk bond, Ja di inbrenging der 
beweging , zoo we de zaak lichhaamkundig, geiyk dat be- 
hoord , willen aanraerken , gaat deyndige magt zeer ver* 
rete boven y want de ruflende deelen van dit uytgebreyde 
heelal onderlmg van maikandeisen af te doeft gam, Jbe- 
hoort tot eene onyndige kragt: zoo datwederhalven <?*?«<?# 
eerftetp beweger erkennen moeten , welkers magt zoo on- 
yndig , als by zelv onyndig is , zyn moet. Ook behoevt 
tig hier nknand te beroepen , dat onze yndige geeft op- 
den wenk van zynen wil dit ons lichhaamelyk werktuyg 
beweegt , dewyl veeleer di beweging op zynen wil volgt, 
uyt kragt van de Goddelyke ordening , dan dat de geeft 
zelv de uytwerkende oorzaak vandi beweging gezegfkair 
worden ; dewyl hy zelv geheel onkundig is op wat wyze 
di beweging gefchied : nu , wi niet weet hoe of op wat 
wyze iets gpfcMed, di kan nietrgezegt worden de wer- 
ker varedat doente zyn: inzonderhyd dewyl dt geeff: van 
zyne doeningen , wat en hoe hy iets doet , zyns wel 6e~ 
wuft is. : en nogtans geheel onkundig van-de voordbren- 
ging der wyze , op dewelke di beweging gefchied ; en 
zyns wel mewuflig is , dat di van eene andere oorzaak, 
waar van ook de ganfle heelalordening afhangt. 

3. Wi dan dCbeweging zoodaanig in zyne magt gehad 
beeft , dat alle deszeh/s bepaaling en ftreekgeving afhangt 
van zyn gebied , waar door alles wat in de werreld is op 
zyne beffipte plaatzen , en met eene wonderbaare evenre- 
cughyd in den beginne voordgebragt is : di eene is buyten 

alien 



Hoofd. II. 'VAN. GOVS SCHETTING. Deelll. 141 

4llen twyfel odk.de Stigter van de beweging : nu T dit is 
de ahvyze Konftwerker en Scbepper der W err eld , di ook 
elders betoogt is , alles wat by doet , enkel door 't gebied 
van zynen wil te doen. 

; S-7. Ook moet de lichhaamelyke zelvftandighyd ■, di ee- 
-ire onbekwaame ftoffe , en enkel lydelyk is , niet geagt 
worden e'ewig te zyn, en in eewighyd zonder begin van 
aanwezen met God mede te beftaan : even als of di van 
God , als de eerfte oorzaak , nooit voordgebragt waare 
geweeft. Wat ook veele Wysgeeren der Hydenen , de- 
welke voor het begin der Schepping een vooraf beftaan- 
den Bayert , of eenen ruwen en ongefchikten klomp ge- 
-ftelt hebben , hier het tegendeel wHlen : met de Schep- 
ping der eerfte ftaffe tegen te fpreken , als aanloopende 
tegen den grondregel der eerfte kundighyd , di zegt dat 
uyt niet niets word. Zoo kan niet te min genogzaam zon- 
neklaar betoont worden , dat zy onder_,{chyn van rede eg- 
ter van de rede afgeweken zyn. Het is wel waar dat A- 
riftoteles over dien grondregel gewyfelt heeft * niet ge- 
nogzaam bezeflende tot hoe verrc dezelve toe tepaflenzy. 
Wy bekennen wel , dat niet niets doen , en overzulks niets 
voordbrengen kan ; waar uyt wy zelv aandringen , dat 
de voordbrenging der eerfte ftoffe noodzaaklyk eene oor- 
zaak hebben moet , waarom wy den almagtigen God ftel- 
len den Schepr>er van di ftoffe te zyn. Indien de zin van 
di grondregel is , dat niet ook geene ftoffelyke oorzaak, 
waar uyt de eerfte ftoffe voordkoomen zow , zyn kan; 
om dat niet niets geevt, zoo nemen wy dat ook graag 
aan : edog dat het door de Goddelyke almagt niet zow 
konnen gefchiden , dat de ftoffe , di te vooren niet aan- 
wezig geweeft was , een begin van aanwezen verkrygen 
kan , is tot nog toe niet aangetoont ; en indien di grond* 
^egel eenige waarhyd behelft % zoo zegt hy alleenjyk $m 
■ i . S 2 beteu* 



i 4 * VAK GODS SCHETTING. 

beteugeling van de yndige magt der tweede oorzaaken? 

.;. § 8. Maar dat ookdeeerUe ftofFe niet even eewig met 

Godgeweeft zy r dat is , datze niet zonder eenig begin van 

aanwezen begrepen kan worden , geevt ons de rede klaar 

genog te kennen. i. Om dat het gene geen begin van 

aanwezen gehad heeft , diens" zyn is een noodzaaklyk aan- 

- wezen , - :en deszelvs natuur of wezen beftaat uyt kragt van 

zyn yge ahenogzaamhyd -, dog zoodaanig iets kan;in de 

eerfte rloffe voor de inbrenging der beweging , in 't aller- 

minfte niet begrepen worden , als dewelke van alle wer- 

-kelykhyd beroovt zynde> geenig vermogen * danalleen 

een lydelyk * heeft. 

-• 2., En dewyl al wat eewig , ook vofflandig , onverder- 
velyk , en onveranderlyk is , zoo behoort de eewighyd in 
5 t allerminfte niet tot de ftoffe , di deelbaar , beweeglyk, 
yeranderlyk , en verdervelyk is. 

■\ 3. Al wat van een noodzaaklyk aanwezen , of van en 
•door zig zelv is , en geenige oorzaak zyner voordbren- 
ging erkent ; dat zelve is zoodaanig onafhangelyk , dat 
Eet met geenig regt aan eens anders rnagt onderworpen 
kan worden : en alzoo zow God de eewige floffe , aan 
zyne magt onderwerpende , -veeleer overvallen en inge- 
tiomen hebben ; en dat wel door het regt van (a) weder- 
keering , als beftaande dezelve onafhangelyk van eenige 
oorzaak , en voor zig algenogzaam zynde , wanneer hy 
daar aan , als eene ongenogzaame zaak dezelve uyt hunne 
ruft verftorende , de beweging gegeven heeft. 

4. Ja voor zig algenogzaam te zyn om zyn ygen aanwe- 
zen te verzorgen, en niet algenogzaam te zyn om te kon- 
nen zig zelven wyzigen , of bewegen , brengt ook eene 
openbaare tegezeggelykhyd mede : overzulks pafi de ee- 
wighyd i di zonder eenig begin van aanwezen , enzon- 
<|ejF oorzaak is , ook geenzins op de eerfte itoffe. 

*- ' ' (a) Poftliminio. § 9« 



I 



Hoofd.II. VAN. GOVS SCHETTING. DeellL 14 f 

§ 9. Het gene Epkuur van des werrelds oorfprong op- 
gegeven heeft , ftellende eene eewige beweging der on- 
deelige deeltjeens , en dat de werreld uyt den gevalligen 
zaamenvloed deezer ondeelige voerdgekoomen is , is onge- 
rytnder dan de ongerymdhyd zelv , en fluyt God van alle 
zorg en regering der werreld uyt. 1. Want aan deeze on- 
deelige eene eewige beweging opdigtende , maakt by een 
agtervolgend ding eewig , welkers aanwezen te gelyk eii 
teifens zynde , alle agtervolging uytfluyt. 

x. Dat ook de werreld niet by geval voordgekoomen is, 
geevt de keurlyke zaamenftemming van derzelver deelen 
overtuygend te kennen ; want het gene by toeval is , dat 
wowi en gefchied by geval en zonder rede , en het ver- 
krygt di fierlyke en konftige gedaante niet , dan door ee- 
nen alwyzen en magtigen konftenaar : waarommen ook 
aan de werreld , welkers konftgebow verre het belle is en 
aller verwondering te boven gaat * em mmr teallestot zyn 
ygen ynde ftreevt > eene oorzaak toefchryven moet , di 
een zeer wyze Konftwerker zy ; want wilde imand zeg- 
gen dat deeze dingen zoo by geval onderling malkanderen 
beandwoorden * di zegt het zelvde als of de letteren van 
dit gefcMvt , zoodaanig zaamengevloeit zyn om dit leer- 
fluk , 't welk wy opgeven , te verklaaren. 

3. Ook konnen deeze ondeelige, als evengelyke vli- 
gende fnazeldeeltjens r nooit begrepen worden, door ee- 
nen teevalligen toevloed te hebben konnen te zaamen loo- 
pen tot eene zoo ontallyke verfchydenhyd van zaaken, 
om di zelv eenmaal te flellen ; veel min tot zulken beften- 
digen zaamenvorming en zaamenhang van zaaken , di nu 
zyn. 

4. Ey live dog ! wi zal uyt eenen toevalligen zaamen? 
vloed der ondeelige afteyden de beginzelzaaden van alte 
ftanten en gewaffen , van levendige diren , en inz#ndej>- 



t 4 4 VAX GOVS SCREWING. 

hyd van menflen , di op deezen aardkloot voorkoomen ? 
hoe heeft het konnen gefchiden , geftelt zynde deezen 
waterigen aardkloot uyt ondeelige voordgekoomentezyn, 
dat daar uyt het werktuygig lichhaam van den mens , zoo 
tuygkonftig opgemaakt , ontftaan zow , dat zoo alles met 
een lyv , geilalte , en gedaante voorzien zynde , naar den. 
eys van 't gebruyk der leden gaan zow? en waarom groei- 
jen niet nu nog diefgelyke lichhaamen uyt de aarde op? 

5. En dewyl de gee ft van het lichhaam onderfchyden is y 
door wat geval worden di byeengevoegt ? of op wat wy- 
ze werken date zaameai aenkenude lichhaamelyke on- 
deelige ookf of ftelien di in een werktuygig lichhaam een 
denkend ding ofte eenen geeft, daar zy zelv van alle den- 
king beroovt zyn ? 

6. Ik laat nu ftaan dat het alles op valfle onderftellingea 
fteunt , van het onbepaaldelyk uytgebreyde idel ; van on- 
deelige , of lichhaamtjens , diin zig ondeelbaar , ch eg- 
ter hoekkig en takkig zyn ; en van ondeelige , di als eene 
eerfte oorzaak , het begrip van de beweging in hun ygen 
begrip influyten : alle het welkede lichhaamkundige Wys- 
geeren verwerpen en tegenfpreken. 

§ 10. Maar miflehien zullender evenwel gevonden wor- 
den , di aan de werreld een eeuwighyd toefchryven , di 
•van Godafhangt , dog zoo evenwel datze als een gevrogt 
van eewighyd met hunne oorzaak medebeftaan zoude 
hebben : het welk di gene zal toefchynen noodzaaklyk te 
zyn , dewelke overwegende , dat het eewig bejluyt inlluyt 
eene eewige kragtdaadighyd van Gods wil, meenen dat het 
00k medebrengt eene eewige werkftellighyd : even als of 
de gewilde dingen , om dat Gods wil nooit zonder kragt- 
daadighyd is , 00k in eewighyd met Gods wil mede aan- 
wezig geweeft waaren. Dewyl in tegendeel , God in ee- 
^fighyd met een eenige en enkele daad vaft geftelt , en al- 
,' . zoo 



Hoofd.n. VAN GOT>S SCHETTING. Deelll. 147 

200 gewilt heeft , dat de dingen , di tot de toekoomftig* 
hyd gefchikt zyn , niet eewig en alle te gelyk en teffens 
zyn zowden ; maar indertyd , en agtervolgens : zoo dat 
Gods wil daar in zyne kragtdaadighyd oefent , dat de din- 
gen niet voordkoomen dan volgens derzelver volgreeks , 
ordenmg , en tyden : weshalven zy , indienze in eewig- 
hyd voor den dag gekoomen waaren , niet zowden ge- 
koomen zyn naar de vaffftelling van den Goddelyken wil: 
derhalven is dit de kragtdaadighyd van den Goddelyken 
wil , dat de dingen , di door net befluyt toekoomende 
zyn , in dien tyd en op di plaats aan den dag koomen , in 
dewelke de een eenige en vrywillige Schepper , aller din- 
gen en derzelver zaamenfehaakeling , zelv gewilt heeft 
datze koomen zowden. 

§n. Daar zynder evenwel , dewelke aannemende J 
dat God het fchepzel in eewighyd heeft konnen voordbren- 

f?» , 00k vaft ftellen , daar in opgeiloten te leggen , dat 
et Jbhep&el in eewighyd heeft konnen aanwezig zyn. Om 
deezen knoop los te maaken moetmen zeggen , dat Gods 
eewige magt wel te weeg brengt , dat al wat in zyn denk- 
beeld geene tegenzeggelykhyd in heeft , in het zelve in- 
iktyt een mogelyk aanwezen , en dat het overzulks in God 
eene algenogzaame oorzaak in eewighyd heeft , om inder 
tyd voord te koomen , dan en wanneer het hem goed- 
dunkt , dat het voor den dag koome. Want het behelfl 
eene tegenzeggelykhyd , dat dat gene , 't welk een begin 
van aanwezen van Gods magt verkrygen moet , zonder 
begin van aanwezen voordgebiagt zow worden : en dat 
dat gene , 't welk van het nietzyn , tot het aanzyn over- 
gegaan is , 00k niet , voor dat het aanwezig was , een 
HJ£twezend geweeil zow zyn. Inzonderhyd wanneer de 
naimr of 't wezen van di zaak vereyft , datze een agter- 
yolgend aanwezen verkryge , het welke eene te gelyk ©a 

T teffens 



M VAN GOVS SCBETTTNG. 

teffens zynde eewighyd nietvattenkan en daar toe onbe- 
kwaam is : en welkexs dmiring mitfdien by ftohden in zig 
getelt kan worderi , en voor getelt gehouden Word van 't 
onyndig verftand des eewigen Scheppers. 

§ ix. Deeze voordbrenging der Ichepzelen vereyfi: zoo>» 
groot eene kragt ,, datze geenige oorzaaken erkent ,, dan 
den een eenigen God alleen : en di fcheppende kragt kan; 
00k aan geenig fchepzel medegedeelt worden. 

1. Om datze dien toekoomt , welkers magt met ver- 
fcheelt van zynen wil , welke. kragtdaadighyd geenzins 
op eenen geichaapenwil paflfeni kan : want het zyn der 
dingen door en om diens wil , dewelke over de nie't we- 
xends gebied en gezag voert ; is een werk van zoo groo- 
ten hoogte en diepte, dat zoo geenig redelyk fchepzel de 
wyze , hoe dat gefchied-, begrypen kan , en alleen (legs 
begrypt di nooit te zullen of konnen begrypen : nu , het 
gene nimand weet hoe het gefchied , en ook wegens zy- 
nen yndigerren bepaalden aard of natutir niet weeten kan, 
dat heeft hy noch gedaan , noch zal 't ooit konnen doen. 

x. Ook is hier , . alwaar een overgang gefchied van het 
nietzyn tot het aanzyn ,, of van eene onhebbelyke ftofle 
tot alle gefchikt lichhaam , de allerminfte eveneedenhyd 
niet tuflen de grenspaalen waar van daan , en waar na toe- ?r 
derhalven gaatdat de yndige magt ook verre te boven. '' 

3 . Ook neernt God geene medeftanders tot zyn werk , 
Waar van hy eenige hulp noodig hebben zow , of di hem 
eenige verligting zowden konnen toebrengen in zynen ar~ 
beyd : aangezien hy zelv alleen door den wenk van zynen 
wil ailes voordbrengt , waar van hy in een eenige daad 
van zyn verftand het denkbeeld begrepen , en zelv ge- 
inaakt heeft : zoo dat hy zonder arbyd , zonder vertoe- 
veift , en zonder eenige vermoeythyd of verlies van M&g- 
tmMs$ doet , wat 'r gedaan word. 

4, Wei- 



Hoofd. III. VJN GOVS VOQRZINIGH. Deelll. 147 

4. Welke tot de voordbrenging van zig zelven niet al- 
genogzaam zyn , hoe zullen di algenogzaam zyn tot de 
voordbrenging van alle andere dingen ? geenig het minfle 
gebied of gezag hebben ; wat gebied en magt zullen zy 
dan hebben over den aanvang , of het begin des aanwe- 
zens van di dingen , dewelke zy niet eens als werktuygi- 
ge oorzaaken konnen magtig worden : overmits in dezel- 
ve geenige bekwaamhyd is in ordening tothetonderwerp, 
k welk tot nog toe of niets is , of tot de voordbrenging 
van eenig ding geenig de minfte bequaamhyd. heef t. 



HOOFD DEE L III. 

Van Gods Voorzyngbyd. 

:$*.- T T"01gt yndelyk in oldening het tweede overgaan- 
V de werk van God , het welke wy Gods Voorzi- 
nighyd noemen : welken naam Cicero int 2. Boek van den 
aard of natuur der Goden gebrmkt heeft , alwaar hy op 
deeze wyze fpreekt : Ik zeg derhalven , dat door de 
VOORZINIGHTT) der Goden de werreld met alle 
deelen der werreld en in den beginne gemaakt is , en door 
alle tyden geregeert word. 

§ 2. Gods Voorzinighyd is by ons di overgaande daad 
van God; waar door de voordgebragte dingen in hunaan- 
zyn onderhouden , en in hunne werkingen beiluurt wor- 
den , volgens Gods befluyt ; op dat hy zyn oogmerk be- 
reyke. Zy heeft dan opzigt zoo wel op het duuren eft 
yo.lherden , als op het werken der dingen di door de 
Schepping gemaakt zyn , en na hunnen verkregen oor- 
%rong 00k van God afhangen. 

T 2, S3, 



t 4 8 VAN GOVS VOORZIKIGHT c D. 

% 3. 1>e onderhouding word begrepen als eene gefladige 
hervoordbrenging van al het gefchaapene , waar aan een 
igelyk ding , na de eerften ftond van deszelvs aanwezen, 
zyne duuring en volherding tot aan dat ynde en perk, 
't welk van God beftemt als verfchuldigt houd. Dit lid 
der aangeboore Godgeleerdhyd bewyzen wy. 1, Uyt al- 
ler dingen afhangelykhyd van de eerfte oorzaak : want 
daar is geenige rede , waarom al het gene in zyn worden 
van God afhangt , 00k niet in zyn geduurig aanzyn , of 
volherden , van God zow af hangen : als het welke in hun 
begrip geenig noodzaaklyk aanwezen , maar alleen een 
mogeiyk aanzyn influyten : want om datze mi zyn , volgt 
geenzins datze 00k raorgen zyn zullen : en dewylze zon- 
der eenig verband van tydelyxen zaamenhangvoorbygaan, 
zoo zynze aan den geftadig hervoordbrengenden God r en 
aan zynen kragtdaadigen wil verfchuldigt , datze nog bo- 
ven het tegenwoordige aanblyven. x. Voorwaar het 
•fchepzel kan zig zeiven geenzins onderhouden : want wi is 
aanwezig , indien hy di magt in zig gewaar wierd , di ge- 
dogen zow , dat aan zyne duuring een yndegeftelt wierd: 
en di niet zig zeiven nog grooter volmaaktheden geven 
Zow , indien- hy dat in zyne magt had : want nu zyn het 
Jpronkfhik der fchepzelen , ik wil zeggen de redelyke 
menflen , zig op 't inmgfte bewuft , datze aan idele be- 
geertens zwanger gaan : en de mindere en uytgebreyde 
fchepzelen hebben zig alleen enkel lydelyk. Het is der- 
halven zonneklaar , dat de dingen , di in hun eerlle aan- 
lyn af hangen van de eerrte oorzaak , 00k in hun tweede 
aanzyn of duuring van dezelve moeten af hangen. 3. In- 
dien GodaUes, wat hy gefchaapen heeft , oak weder door 
zyne volitrekte magt vernitigen kan : zoo volgt, dat God 
de dingen di blyven , 00k door zynen ilelligen wil , wil 
onderhouden , zoo datze alleen door de kragt van dien 
« wil 



Hoofd.ffl. VAN GOT>S VOORZINIGH. Deelll. 149 

wil aanwezig blyven. Overmits 00k Gods flellige wil 
nook anders , dan kragtdaadig , kan begrepen worden , 
op dat di de rede en oorzaak van alle toekoomenthyd zy ; 
zoo is 00k de onderhouding van alles enkelyk af hangende 
van de kragtdaadighyd van dien Goddelyken wil, dewel- 
ke flrekt tot der dingen aanblyven , om derzelver aanzyn 
te doen duuren. Hier kanmen 00k byvoegen , dat de 
*vernitiging of verbreking van V fchepzel , met gefchied 
door een flellige werking , maar door de berooving of 
onttrekking van di flellige werking ; overmits alle flellige 
werking tot een flellig ynde of grenspaal flrekt ; zoo dat 
di niet vormelyk tot het nietzyn kan bepaalt worden. Na- 
demaal dan de berooving volgt op iet flelligs dat voor af 
gaat , zoo moet Gods Ilellige onderhouding , di de din- 
gen doet duuren , 00k voor di vernitiging der dingen ge- 
itelt en aangenomen worden. 

§ 4. Ook is de tegenwerp van wynig klefii, divan Gods 
alfltdgt ontleent word , waar doorze zeggen dat het by 
God mogelyk geweefl zow zyn , een fchepzet voord te 
brengen , V we Ik onafhangelyk was-, en van zulken befien- 
dighyd ', dat het uyt y gen aard of natuur zow konnen v.ol- 
-berden. Want het kon deeze innerlyke beftendighyd der 
ygenaardige volherding , niet dan van God verkregen 
hebben , dat is , het zow uyt kragt van Gods wil di magt 
bezitten , om dat het fchepzel niets heeft , het welk het 
zelve niet door 't bevel van Gods wil bekoomen heeft. 
Het gene dan imand van God heeft ontvangen , dat heeft 
hy geenzins onafhangelyk van Gods wil : zoo dat het een 
tegenzegherykhyd is , onafhangelyk eene beftendighyd te 
bezitten , dimen uyt kragt van Gods wil ontvangen heeft, 
d.ewyl di ganffe magt in den Goddelyken wil hunnen eer- 
ilen grondflag vind. Ook kan het niet gefchiden dat i^ 
mand een magt , di hy van God ontvangen heeft , hoe 

T 3. groof 



ISO VAN GOVS VOORZINIGHTT). 

groot di ook zy , tegen wil en dank van den almagtigea 
God behowden zow : want zoo doende zow God aan zy- 
ne almagt paalen-geilelt hebben, en overzulks zowhyniet 
eieer almagtig gebleven zyn : het welk de ongerymdhyd 
zelv is : het gene God kan aanbrengen , dat kan hy daa 
ook wegnemen : waar uyt volgt , dat nimant eenige van 
God aangebragte weldaad ooit onafhangelyk bezitten kan, 
Wegens de tegenzeggelykhyd di in de woorden of grens- 
paalenlegt 

§ 5-. De tweede werkelykhyd van Gods Voorzinighyd 
is, dewelke ziguy^ekttotdewerkiBgendergefchaapene 
dingen; endraagt dtnmzm van Bejfuuring, ofB^egering; 
dewelke is di overgaande daad van God , waar door Gods 
kragtdaadige wil alle werkingen der fchepzelen zoodaanig 
regeert , dat hy xelv di. tot het werken aanzet , en Jet dat 
ynde '., J welk hy zelv in It oog bee ft ., befiuurt. 

% 6. Datmen dit Bejhtttr en Bewind van G^erkennen 
moet , vereyft i. Gods volflaagene onafhangelykhyd van 
de fchepzelen ; want de Sehepper zow van zyn fchepzel 
afhangen , indien hy niets tot zyne eer enheerlykhydver- 
rrigten koa , en de magt niet had om zig tot eenig werk, 
daar toe ftrekkende, toe te ruften, dan na dat het; fchep- 
zel zig reeds onafhangelyk tot het werken bepaalt had: 
want net is behoorlyk datde werkingen der fchepzelen de 
eerfle ^oorzaak , di onafhangelyk werkt , niet voorkoo- 
men , sioch Gods Werkingen beftunren , maar datze God 
met alleonderwerping en af hangelykhydopvolgen , om zoo 
-ds tweede oorzaaken te zyn, di aan de eerile oorzaak on- 
derfchikt worden. %. Ook zow God, Indien de werkin- 
gen der fchepzelen m het toekoomende onafhangelyk zyn 
aowden,, geenzins alweetende zyn door eerie voorwee- 
<enfchap der toekoomende dingen : nademaal veele van 
^toekoomende werkingen , teweeten, d&gebeuriyke 
/.r^-v .en 



Hbofd. III. WAR GOVS VOORZINIGH. Deelll. 15-1 

eh vrywillige , geenige zekerhyd der toekoomenthyd in 
zig hebben , enue zekere voorweetenfchap himner onze- 
kere toekoomenthyd alzoo uytiluyten zowden , indien zy 
van de Goddelyke afhangelykhyd uytgefloten wierden, 
3.; Ja , indien God door de werkingen der fchepzelen tot 
zyn werk bepaalt wierd , zoo dikmaals als hy iets tot zyn 
oogmerk in de werreld wilde uytvoeren , dan zow hy 
waarlyk.een tweede oorzaak. worden ,, 't welk de onge- 
rymdhyd zelv wezen zow. 

§ 7. De werken, di aan het Goddelyk bewindonder- 
worpen zyn , zyn naar de tweederlye flag van zelvftandig* 
heden >, 00k tweederly ; di der uytgebreyde zelvftandig-. 
heden y de lichhaamelyke bewegingen ; di der verftandige 
zelvftandigheden , de denkingen. 1. 1)e bewegingen , ge- 
lykze van de uytgebreyde zelvftandigheden onderfchyden 
zyn , alzoo wordeoze 00k alleen van buyten.iu dezerye 
gebragt , nademaal de uytgebreyde- dihgen uyt hunnen y« 
gen aardbof natmr daar toe en onverfchillig , enonbe* 
kwaam zyn : . dewyl derhalven God de eerfte beweger is , 
alzoo is hy de onderhouder en beftuurder van alie bewe- 
gingen voor al',. dewylmen , onder zoo'groote verfchy- 
denhyd van beweginge, di uytnemende overeenftemrning 
en volftandighyd der werreld zoodaanig ziet onderhouden 
worden , dat zelv het geval niet alles onderiihg ten on~ 
derilen boven overhoop werpt en verwerL z. Dat opk 
de'Denkmgen der verftandige fchepzelen van God bepaalt 
worden en. aan het opper-gebied van God onderworpea 
zyn , behoevtmen geenzins te twyfelen : want di dezelve 
gefchaapen heeft , en nog onderhoud , kan hun zoo zeer 
niefvergeten , dat hy derzelver werkingen niet bezorgen 
zow.. Noch dezelve ook boven andere met zoo groote 
volmaaktheden voorzien, datze Heeren in de werreld zym* 
4e ? onder geene hoogere heerfchappy en magt zotydcU 



*yz VAK GOVS VOORZINIGHT'D. 

flaan. Het Verftand hangt af van de denkbeelden , di 
God zelv vooritelt ; en de wil word zoodaanig ider oo- 
genblik van God hervoordgebragt , dat deszelvs werkin- 
gen daar door zelv ten alien ftonden onder God ilaan. 

§ 8. d AUerkleynjie dingen zyn zoo wel als £ allergroou 
fie aan het Goddelyk gebied onderworpen : om dat de 
kleynfle niet meer onafhangelykhyd hebben , dan de 
grootfte ; of zy zowden aanltonds de grootfte te boven 
gaan door hunne innige algenogzaamhyd om aanwezig te 
zyn en te blyven. Ook kan hy , di dezelve niet onwaar- 
dig geagt heeft te fcheppen , ook niet geagtworden he- 
neden zyne waardighyd te handelen , met di te verzor- 
gen , als zyn ygen werk. Ik laat nu ilaan , dat di Aller- 
wyfte ook in de kleynfte dingen , ten aanzien van hunne 
liy twendige gedaante , allermeeft de grootfte blyken zyner 
wyshyd vertoont , alsmen der tuygkundige dingen gebow 
door de ontleedkonft en de vergrootglazen beipigelt : zoo 
dat de allerkleynfte diertjens alle de werktuygen van de 
voeding , verplaatzing , en van de zinnen zoo wel in zig 
behelzen , als de allergrootfte. 

§ 9. Ook verdinen zy geen gehoor, dewelke met Epi- 
kuur zeggen , dat di zorge aan God , ■ het gelukzalige en 
onfterfelyke Wezend te veel werk zowde baaren , en niet 
zow konnen nalaaten zyn geluk te verftoren. Niet over- 
wegende dat di zorge den onyndigen God , di zonder 
moeite alle en een igelyk ding verftaat , en zonder arbyd 
wat hy wil , gebied , geen werk of laft is. Geen wonder 
dat Epikuur zulks gevoelt, di aan God een gedaante, de 
menflelyke niet ongelyk , toefchryvt ; en naar een mehs- 
felyk vermogen afmeet : of di God zoodaanig in den He- 
mel beklemt, dat hy by deeze benedenfle dingen niet dart 
door bedienden tegenwoordig is. Maar di geleert heeft 
datde Opperlle , Magtigfte ,. een alomtegenwoordige » 
r "-.' ", alwee* 



Hoofd.ffl. VAK GOVS VOORZINIGH. Deein. i Si 

alweetende , en almagtige oorzaak aller dingen is , ziet 
ligtelyk , dat dezelve werkt zonder vermoeijing van krag- 
ten , of zonder gemoeds-ontroering , en overzulks ook 
zonder vermindering zyner gelukzalighyd. 
. § 10. Hier geld ook niet de tegenwerping , dat de mens 
vrugteloos werkt, indien hetGoddelyk oefhiur de dingen 
zoodaanig bepaalt, dat net gene God befloten heeft nood- 
naaklyk gefchiden moet. Want dat volgt geenzins ; de- 
wyl God, di het ynde wil , ook de middelen tot het ynde 
gewilt heeft: en dien hy tot eenig ynde bepaalt heeft, 
dien heeft hy ook tot de middelen gefehikt , dewelke hy 
hem door zyne Voorzinighyd ter hand ftelt. En fchoon 
hy zelv aan geene middelen gebonden is , wanneer hy de 
geheelal-ordening ofde natuur overtreden wil , zoo heeft 
hy egter den fchepzelen een verband der geheelal-orde- 
ning of der natuur voorgeftelt , als van hem ingeilelt , en 
\n di geheelal-ordening te beveftigen. Zoo dat wi geene 
fpys nuttigt , van gebrek ftervt : en di eene wonde niet 
verzorgt en geneeft , itort te gelyk met zyn bloed ook 
Zyne ziel uyt. 

§11. Zommige heeft toegefchenen , dat deeze Leere 
'van Gods algemeene Voorzinighyd alle gebeurlykhydder din- 
gen wfgneemt , ten waare men de gebeurlykhyd aan de 
Goddelyke bepaaling onttrok , en alzoo van deeze onder- 
worpenhyd uytzonderde. Maar dewyl dat gene gebeur- 
lyk genaamt word , 't welk ten onzen opzigt als by geval 
gefchied , nademaal wy 't verband der oorzaaken over al 
niet naavorffen konnen ; daarom moeten zy even wel niet 
gezegt worden , gebeurlyk te gefchiden ten aanzien van 
God , di alles gefehikt en vaftgeftelt heeft. Ja een ge- 
^urlyk/Werk , door dien het onvolmaakter dan andere 
is-i» ve^eyft.ook boven andere het wys befhmr van God: 
en in den zaa^nenhang van de oorzaaken der gebeurlyk© 
-■■■_ v dingen 



15*4 VAK GOVS VOORZINIGHT'D. 
dingen betoont God allermeeft zyne wyze Regering, 
wanneer hy veelmaaleene welgepafte en onvoorziene hulp 
den menflen toebrengt , en het leven aan di in doodsge- 
vaar is aan deezen verlengt , en genen door eene onver- 
wagte dbod en ftraffe wegrukt : en alzoo met voorzigtig- 
hyd veele toekoomende dingen voor der menflen fchran- 
derhyd en doorzigtighyd verborgen houd-. 

$ ix. Maar ten minften willen zy , datmen de vrywitti* 
ge werkingen niet aan God , bepaaldelyk alles befturende , 
onderwerpen moet , di roepen en fchreewen dat demens- 
filyke vryhyd door eene zoodaanige bepaaling van God, 
en de daar op volgende noodzaakelykhyd van der dingen 
toekoomfte , gans en guar weggenomen word. Dog wy 
geven den zoodaanigen ten andwoord , dit de onnafpeur- 
lyke volmaakthyd Gods te zyn , dat hy der- fchepzelen 
vryhyd , dewelke hy zelv gefchaapen heeft enonderhoud, 
zonder de mihile kwetzing derzelver evenwel befhmrt. 
En dewyl Gods verborge bepaaling geenzins dwingende, 
maar in alien deelen met de rede overeenkoomende is , 
moetmen liver zeggen , dat hoe hy imands wil meer be- 
paalt om iets te willen , hoe vryer hy dat wil. Ook word 
tot di vryhyd 1 n'te-P beftiptelyk vereyft eeneonverfthillighyd 
•van den ge eft em eene verki-zing te doen ; maar het is ge^ 
nog dat hy iets verkieitmeteenredelykgenoegenengoed- 
vinden : zoo* dat hoe de geeft meer redenen en° oorzaaken 
van verkizing heeft , di hem tot di keuze-aanzetten , hoe 
Hy gezegt moet worden des te vryer en van zelvs te wil- 
len ; dewyl het willen zelv , is met bepaaling van het tiy- 
terfte befluyt , der laatfle willing, het welk Tj betragting 
noemen, zigtot eenig voorwerpuytftrekken, en zigdaar 
van niet willen laaten afwenden : en wy zyn zoodaanig 
gefchaapen , dat nimand een goed , als goecr, verwerpt> 
e»nimand_een-kwaad, als kwaad, , begeert: welfee Wee- 
tea God in.zyn beftuur naaukeurig onderhoud. § 13. 



Hoofd.ffl. VJN GOVS VOORZINIGH. DeelH. w 

% 13. Indien evenwel imand denken mogt deeze zaak 
van meer duyfterhyd te zyn , dan datze ligt begrepen kan 
worden : dat moet nimand zulken wonder agten ; om dat 
de werking van het onyndig Wezend begrepen moet wor- 
den op eene onyndige wyze te gefchiden , dewelke het 
yndig begrip volgens het to hon of het HOE niet bevat- 
ten kan , niet meer dan het overbrengen der dingen van 
het nietzyn tot het aanzyn. Waarom de regel der Wys- 
geeren ten uyterften billyk en regtmaatig is , ftellende ; 
dat men de uyterjie , weiker.s waarhyd elk in V bezonder 
klaar en kewlyk is , geenzins ontkennen mag ten aanzien 
'van hun es< , T>ATZE ZTN-, alfchoon wyhun &<m, 
HOE ZE ZTN , .met verklaaren konnen : want wy 
behooren indagtig te wezen , dat wy met ons yndig ver- 
ftand verkeeren omtrent den onyndigen , dien wy beken- 
nen moeten veele dingen voor ons verborgen , en voor zig 
alleen , tot een voorregt zyner alweetenhyd , behonden 
tehebben. 

§ 14. Andere agten het voor Gods deugden onbetaame- 
lyk , dat de zonde in de iverreld zy , indien God de wer- 
rdld zoodaanig befhrarde -: dewyl dat di door zynen wil 
geenzins zyn zow , indien hy de menffelyke zaaken met 
een gunflig oog befchowde : nademaal het ongerymd zow 
zyn te zeggen ,, dat God de zonde gewilt heeft ; 00k zeg- 
gen zy ongerymd te zyn , dat imand meenen zow de wer- 
reld door Gods Voorzinighyd beftuurt te worden. Maar 
wy zeggen , dat dit gevolg geenzins doorgaat'l? om dat- 
men aan God de magt moet laaten om het redelyk fchep- 
zel in zynen pligt te beproeven , en het zelve in het mis- 
bruyk zyner vryhyd niet te beletten : het, is genog dat di 
wil , om de zonden te laaten gefchiden ,f niet zy een ver- 
lofgeving aan den mens om te zondigenj,. noch een vry- 
iydgeving om ongeftraft tedoen het gltie hy tegenzyne 
?;-L V: Wet 



1*6 VAN GOVS VOORZINIGHT'D. 

Wet begaat. Zoo dat Gods toelaatend beftuur hailig 
blyvt , en flegs by toeval hem de gelegenthyd verfchaft 
om zyne geregtighyd en hailighyd te betoonen ,. en dat 
door een ftrafvonnis aan den overtredenden mens te oe- 
fenen : inzonderhyd aangezien hy uyt het zedelyk kwaad 
het goede weet te trekken , en 't zelve tot een goed ynde 
te beftuurem 

Daarom is hy evenwel geen Stigter van de zonde ; om 
dat hy alleen maar gezegt kan worden de zonde toe te laa- 
ten ; en niet te werken • zoo dat de mifdaad zy voor dl 
dezelve begaat en Gods Wet fchend ,, waar door hy be- 
tuygt heeft ,, dat de zonde hem mishaagd , of by hem 
ftrengelyk afgekeurt word. Ja men moet geenige uyt- 
werkende oorzaak van het kwaad zoeken » maar veel li- 
ver eene ontberende : welke werkende oorzaak geenzins 
God is ,, van wien niets dan dat goed is afdalen kan r maar 
het fchepzel zelv , 't welk van zyne goedhvd verfteken is \. 
en wel door zynrygen fchuld y enmisbruyk zynervryhyd , 
wanneer ontberender wyze van zyn werk iets af is , het 
welk naar Gods Wet daar by zyn moeft \, met dat na te 
laaten het gene zyn doen onfchuldig maaken zow. 

Ook deugt de redenkaveling niet % dat het eene Jirydige r 
inzonderhyd indien dat onyndigh y het andereftrydige gekeel' 
-verbreekt ; en overzulks , dewyl God onyndig goed en* 
volmaakt is, kan het niet gefchiden, dat eenig quaad on- 
der zyne toelaating in de werreld zy. Want het eene ftry- 
dige word van het andere flrydige niet vormelyk uytge- 
floten , dan uyt het onderwerp r in het welke reeds een* 
derzelver is : en alzoo fluyt God r door zyne onyndige 
goedhyd en volmaakthyd , van zig alle kwaad uyt : maar 
daarom is hy niet gehouden alles , wat tegen hem ftrydig 
is , uyt de werreld uyt te fluyten : inzonderhyd dewyl di 
tojekating tot hun ynde en oogmerk heeft een grooter toe* 



Hoofd.UI. VAN GOVS VOORZINIGH. Deelll. 157 

juyching en verheerlyking van Gods deugden 1 als dewel- 
ke , onyndlg In magt zynde > voor niets dat tegen hem 
ftrydig is te vreezen heeft » maar veel eer gelegenthyd 
daar door bekoomt om te toonen in het ftraffen zyne regt- 
veerdighyd , in het afweeren van erger gevolgen zyne 
wyshyd, en in goed uyt het kwaade tetrekken zyne trou- 
we , aan di hem lievhebben en beminnen , dewelke hy 
door de booze beproevt , tegen hen befchermt , en dik- 
maals het gene zy tegen dezelve ten kwaaden fmeedden , 
ten goeden verkeert. Ja nademaal flrydige dingen nevens 
den anderen geftelt zynde des te meer uytblinken : is het 
zoo vreemt niet , dat di de betooning zyner goedhyd be- 
mint , di dingen niet wil uytfluyten , maar laten gefchi- 
den , dog egter beteugelen datze niet buyten de kerv be- 
Iedigen , en ter regter tyd over dezelve zegenpraalen. 

§ 1$. Ten laatften word 00k tegengeworpen r dat in* 
dien God de werreld befhiurde, het met zow konnen ge~ 
fchiden, dot den Im&en het goede , en den vroomen het 
kwaade overkoomen zow , geTyk mi een igelyk bemerkt 
meermaalen in de werreld te gebeuren. Maar men moet 
aanmerken , dat deeze tegenwerp alleen fleunt op de on- 
kunde van den verfchyden ftaat , daar in God den mens ge* 
Jtelt heeft : te weten , van beproeving , in dit leven ; ae- 
wyl wy in de loopbaane loopende den worftelaaren gefyk 
zyn , di om den prys loopen en ftryden. En van verged 
ding , in de andere eew. En nademaal den vryen Heer 
van alle dingen het regt toekoomt voor de vergelding te 
beproeven , wien hy met den prys bekroonen w$ : zoo 
moetmen de vergelding van de Goddelyke geregtighyd op- 
vatten , als tot in eene andere eew uytgeftelt , waar in di 
regtveerdigeRigter aller dingen de langzaamhydderftraf- 
fe met deszelvs zwaarhyd vergelden zal. Ook moetmen 
over Gods wegen uyt eene enkeledaadjgeenhgt veer^ig 

}L 3 be-* 



*£.8 FAN GOnS FOORZINIGHTT>. 

befluyt maaken, dewyl veelmaals de booze hemelhoogver- 
heven warden* om met des te zwaarder valneder te j>lof- 
fen : en de goede door enge paden tot de heerlykhyd op- 
geleyd worden. Wat hier ook van zy , men moet ten 
minften aanmerken , dat het kwaade den vroomen nook 
waarJyk een kwaadis , maar een floffe tot worfteling ver- 
fchaft om tot eenen gelukkigen uytflag van di bezoeking 
te geraaken , en voor di den goeden ftryd ffcryden ten 
goeden verkeert. Dog dat het goede den boozen voorge- 
itelt wegens hunnen boozen aard , di het zelve misbruyk- 
te, dient tot ontdekking hunner boosaardighyd , omder- 
zelver nakend oordeel te regtveerdigen , op dat de deugd 
den loon , en 't fchennis de ilraiFe te wagten hebbe ; de- 
welke beyde wel meefl; tot het ynde der loopbaane uytge- 
llelt blyven , wanneer hetyndegaed, aUesgoedis. Hier 
van daan faeeft Krezus het antwoord van den Wysgeer 
weggedragen , dat nimand voor zynen doodgelu'kkig konge- 
naamt worden. Voeg hier by , dat een goed medegewee- 
ten den goeden , en een kwaad den kwaaden , gene vry- 
Ijprekende , deeze bytende en knagende , de plaats van 
eene eerfte vergelding in dit leven bekleed. Hier van 
daan zingt Juvenaal in zynXHI. Schimpdigt aWus : 

EvaJiJJe put as cur t amen hos tu quos diri confiia fatfi 

Mens habet attonitos , £S> Jurdo verbere caedit 

Qccultum quatiente anitno tortore flageUum ? 

'Poena autem vehemens , ac multo faevior ill is, 

Ghas ant Caevitius gravis invenit , aut Rhadamantttsl 

J$o'c~fediequeJuumgeJiareinj>effioreteJlem. 

Dat is; 



Meent gy dat hy de flraf ontgaat , di in 't gewifle 
Van mifdaad overtuygt is , in ontikkemfle ; 



Dien 



Hoofd. III. FJN GO<D$ VQORZINIGH. Deel II. t s ? 

Dien een verborgen roe veel doove flagen geevt, 
En di geweetens praam tot Beul en Regter heeft ? 
Dat is een zwaarder ftraf dan alle helfle pynen 
Van Rhadamant bedagt , en Pluto met de zynen, 
Als ymend nagt en dag inwendig word geknaagt 
Door eengetuygen , dien hy in zyn boezem draagt. 

§ 16. Ten laatflen wilde ik wel aangemerkt hebben, 
dat de ganjfe Godsdienji van de waarhyd van dit Leerftuk 
afbangt- j want het is een en 't zelvde , God te lochenen, 
als hem {til en ledig te verdigten , even als of hy , zigide* 
menflelyke zaaken niet bekommerende , alles aan 't geval 
en 't geluk overliet : want zoo doende zal de mens geeni- 
ge Wette onderhouden ; noch de d'eugd eenigen loon te 
wagten , noch de ondeugd eenige ftraffe te vreezen heb- 
ben : zoo dat alles geoorlovt is , als rriaar de bbrgerlyk© 
Regter buyten kennis van de zaak gehouden lean women. 
Janademaal de afftangefykbydvzna.U&veTRaTidigekhepier 
zelen , te gelyk met derzelver zaamenvoeging met de 
Hchhaamen , de eenige grondjlag is van alle onze verbinte- 
mjprn ■> zoo nemen zy alle verband van rrmatfehappy weg,, 
•di Gods Voorzinighyd ontkennen ,. en ele eenige Deftou* 
denis of van zig zelvs , of van alle maatfehappy 4tellen in 
den regelmaat der zeden en- maniren ; zonder in eehiger 
wyze hetregt en de heerfchappy van God over zyne fchep- 
xeleaioagt te nemen. • . >: ' 



HE| 



1 £o 

HET TWEEDE BOEK 

DER INGESCHAAPE 

GODGELEERDHYD 

VAN 

GOD TE DIENEN- 

HOOFDDEEL I. 
Van dzn %Mtns letrekfelijl{M God aangemerkt. 

EN AANGEBOREN GODSDIENST 

i wat naauwer zullende inzien , zoo laat ons 
(dan denzelven alvoorens in zyne eerile be- 
'ginflelen overwegen : alwaar wy de weder- 
zydze betrekking tuffen God en den Mens ate; den grand- 
flag van alle <fierdibewyzing aan God , naavoriTen moeten. 
Weshalven wy uyt de Anthroopologia, Mensbefchouwing 
herhaalen , dot de Mens is een geefl met ten werktuygig 
lichhaam vereenigt , en overzulks uyt geeft en Iicfoliaam 
te zaamengeftelt : zoo evenwel dat de geefl over alle zyne 
doeningen , als mede over de meefte lichhaamelyke , het 
gebied heeft , om over dezelve naar zyn welgevallen te 
fchikken : want werkende is hy vry , en van deeze zyne 
vryhyd en van zyne doeningen zig innig mewuftig , zoo 
flat hy het regte ge- of mis-bruyk van deeze zyne vryhyd, 
door debe- of on-fchuldiging van di zelvde mewufthyd, 
bpentlyk in zig gewaar word. § *. 




Boekll. VAN 'DEN MENS &c. ' Hoofd. L i6t 

§ z. Dog de Leere van de kennhTe Gods heeft ons tot 
hier aan toe geleeraart , dat een igelyk mens in zyn wor- 
den , zyn , en werken in diervoegen van de opperite God- 
hyd af nangt , dat hy daar aan zynen oorfprong en zyne 
duuring , te gelyk met alle de vermogens -van geefl en 
lichhaam , di hy met mewufthyd bezit, gans en gaar ver- 
fchuldigt is , als aan den Schepper en Regeerder van 't 
heeJal. Waar uyt van zelv vloeit, dat de Mens, zoodaa- 
nig toegerufl als hy is , geenzins jzynygen Meefter is , maar 
het werk pojeema van Gad den Schepper en Regeerder van 
't heelal is , aan wien het voile en volftrekte ,. vrye , en. 
willekeurig gehled over hem toekoomt. Waarom , in- 
dien di opperite Rigter aller dingen , uyt zyne oppermagt, 
aan den Mens max deJVet van werking eenigen pfigt voor- 
fchryven wil : de Mens gehouden is zig met verbintenis * 
van eene vaardige gehoorzaamhyd , aan hem te onder- 
werpen : als hebbende te doen niet alleenmet een-Opper-: 
wezend* waar tegen niets ter werreld vermag: maar met 
den voordbrenger of Vader van zyne ziel, en met den 
vryen en milden gever van alle zyne vermogens en vol- 
maaktheden , in en door welkers goedertiferie en kragt- 
daadige magt hy gebooren is. . Voorwaar hy is onze Hee~ 
re, di ons dus in zyn vermogen heeft: en onze Wetgever , 
wien over alle onze vermogens zoo veel regts toekoomt: 
ja ook ons Hoogfie Goed, van welkers welbehaagen ons 
uyterfle geluk afhangt , als by den welken eene volftrek- 
te algenogzaamhyd is om onze volmaaktheden , zoo gun- 
fliglyk medegedeelt , met byvoeging van niwe , indien 
het zyn behaagen is , te vermeerderen : en in tegendeel 
dezelve , met zommige te onttrekken , te verminderen: 
dat is , om deezen onzen ftaat te.zyner tyd beter , en al- 
zoo gelukzalig ; of erger a ,eii mitfdien ongelukkig ejqi 
rampzalig te maaken. .v- 

X S3: 



r$i VJM 'DEM, MENS BETREKKELTK 

§3. Ook kan dLmagtigilevoordbrenger alter dingen 
de opperfaeerfchappy en oppermagt , di hem. wezentlyk 
of van natmrm toekoomt , niet ten vollenafleggen, noch 
in andere fcfaepzelen overbrengen , dat hy geenig gebied 
over dege&fraape 1 dingen voor zig behouden zow ;, want 
indren dit gefcbiden kon ,, dan zow Gad , de Schepper 
der Werreld , zig van zyne oppermagt en heerfchappy 
ontMooten , zyne onafhangelykhyd , en zyne willekeur , 
met di aan den willekeur van dlen in zyne plaats geflelden 
Heer te onderwerpen , verlochenen : de dingen tot zyne 
eere ,en heerlykliydigemajakt v en ^^ inzonderhyd -het Mens- 
dom* verwaaadOozen , afo hy omtrent bet neelal niets wil- 
de,, daarnogtams ale dingen in htin volharden en werken 
van , , den Goddelyken , dat is-,,- van den almagtigen wille 
Gods- alteen af baaigenu ; Mademaal; dan het redely k fehep- 
zetmet kannalaaten aan God y zynen onderhouder en be- 
ftratrfder ,. onderdaariig te zyn . uyt aangefooren aard o/V^ 
iiafuw r die® hy van God den Schepper ontvangen heeft,, 
200 kan het zelve ook niet nalaaten , als een vrye werkeiy 
hoedaanig^by van God gefchaapen is , aan hem onder war- 
pen te'^yn •?.-.' cfewylzyn medegeweeten , 't welk hy bezit 
en 't welk hy ook aan God zyne& Schepper verfcbald is, 
bent votor een. ievendige getuyge veritrekt , of hy in zyne 
doeningen di ingefcbaape vryhyd te regt gebruykt heeft ?; 
of niet ?. Waarom het medegeweeten van den mens , Gods- 
plaat&bekteedende r niet alleen tot een getuygenis, maar 
ook tot een oordeel is, 't welk zyn?vveldoen goedkeuren- 
&& , en zyn kwalyk dben verooirdeelende , een kenlyk te~ 
ken is , dat Godt feet Menfdom onder eene zedelyke af- 
fcanging heeft willen houden, of dat het zelvdeis, onder 
eehe pligtverbintenis y di door zekere Wet aan 'tmede- 
g^^gten voorgefchreven is , en naar welkers Wets-irdgeF 
gejoordeelt moet worden^ 
.' ?, $$. 



Boekll. TOT GOV AANGEMERKT. Hoofd.I. ns* 

: § 4. Hier by- koomt riog de geduvirige ondervinding 
van Gods regering: want .-de Mens geooren wordende , 
koomt zonder zynen raad daar toe te ;geven : tejvoorichyn , 
en ftervt in 't gemeen , 't welk fchandelyk is * tegen wil 
en dank , zoo dat hy bevind alleen op Gods wenk , op 
dit tonneel der werreld gebragt en weder daar uyt wegt 
.genomen te wordeh.. Nu di naar Gods wil en welkehaa? 
gen koomt en gaat , kan met aangemerkt worden zynfc :.y? 
genzelvs Meefter te zyn , dat hy niet het ygendom en eea 
dienftknegt van dien Opperheer zyn zow ; onder welken 
titel hy verbonden en geho.udenis den allerwaar4igften en 
magtigften gebider der werreld te dinen. .- , • r/ 

§.$* Ook kanmen hier byvoegen , ;dat de algenogzaam* 
>hyd van deezen iallerwyilen Schepper , waar door hy om 
gelukzalig tezynniets buyten zig noodig . heeft , geenig 
ander werk-ynde in dit zyn uytvoerig werk , de fchepping 
van dit heelal, heeft noch ^^2^^i^m^i^nka4rmm^ 
king zynez **** *« vJfo*rfykbytti$.\ ^zm^y9^M^i^:K<y^- 
werker hr dit zyn konrag werkfhak zyne'voortreffelyke 
deugden en verwonderlyke magt te befchouwen voorge- 
flelt heeft. Willenwe hier mede vergelyken , <lat'r gee- 
nig fchepzel , dan alleen de Mens , voorkoomt , 't wellc 
met het vermogen van befpigelirig feegaavt is i i zoo moe- 
tenwe noodzaaklyk zeggen •,. dat God door geenige ande- 
re fchepzelen zyns werks ynde heeft willen bereyken, dan 
door den Mens , denwelken alleen hy tot eenen bekwaa- 
men aanfchouwer van zyne eere en heerlykhyd gemaakt 
heeft , met de liehhaamelyke dingem te konheix b£fpjge| 
len. Want deeze is het ^ en, Wei alleen , di door tufTen- 
koomen van een werkttiygig lichhaam deeze lichhaamely- 
ke werreld met de nyterlyke zinnertbereykt , en?met de$ 
.geett, het vertoonde begrypende , in dezelve jdeialler- 
^efjfejwyshyd des Konpenaa^S', ,2le ' pmneetelyfce*; flwgt 



.«*« VAK <DE AANGEBORE WET, 

di aan de naafpeuring van de geopenbaarde Godfcunde q- 
vergelaaten. Derhalven zal hier , daarwe de aangebore 
Godkundebefenryven, ©nze aanmerking alleen gaanover 
de aangeborg Wet -, dewelke akoo genaamt word , oni 
dat het menffelyke wezen oinatuur zonder deszelvs ken- 
teken niet gemaakt is. Anderzins zow dezelve met regt 
den naam mogen voeren van de Wet der rede , en des me~ 
degewe>etetis , om dat de geeft , met een medegeweeten 
geichaapen , alle rede van goed en kwaad enkelyk in de 
algemeene kundigheden gegrondveit ziet, en uyt dezelve 
alle menffelyke verbintenis tot zyn medegeweeten over- ; 
draagt , en ©penbaar .aan dm dag brengt. , 

■ $ 4. Dat "it" nti een zoodaanige aangebore Wet , den ge- 
moedef en der menflen by het ligt des medegeweetens in-* 
^edrukt , te vlnden is , om tot een kenteken van goed eis 
kwaad te dinen, 1. Is uyt de gemeene kundigheden open- 
haar enbekent : want daar uyt Weeten alle menflen , wat 
in eens anderens -daaden te pryzen of te kaken zy? en wel 
zoodaanig , datze alle Mer in met hun oordeel overeen- 
ftemmen- Want indien het kenteken en de rede van goed 
en kwaad aan alle niet gemeen en eveneens was , dan kori 
€en lafteraafzig de uytkoomft , dien hy beoogt , niet be-s 
loven , deWyl hy voor heeft den befchuldigden dobrde 
bygebragte mifdaaden te onteeren, en hem alle agting on- 
der de menlFen te benemen : waar in egter de jervarent- 
hyd teeraai* dat der lafteraaren oogwit 00k door de uyt-: 
koomft beantwoord word , ten zy de befchuldigde de 
aangetygde mifdaad -in tyds van zig kon afweeren. Hier 
op ziet oqk alle toeleg der bedilallen , en de arbyd der 
Sehlmp-fchryvetfen : di den flkurffen Kato fpelende., alle 
gebreken met de plak en r@ede aanvallen : welkers uitflag 
ttyt di zelvde onderfteiling vloelt , dat een igeiyk uyt de 
gemeene kundigheden het ppyswaardige van net laakwaar, 
; J " dige 



B.n. VAN <DE AHNGEB 7VET. Hoofd.II. i6 r 

efige onderfchydeh kan. 2. Hier koomt nog by , het me- 
degeweeten z>elv , de plaats van God bekleedende ; de- 
wyl di denregel des oordeels over onze yge daaden in zig 
opentlyk ziet , te weeten ; de Wet , di het weldoen goed- 
keort , en deszelvs overtreders veroordeelt : waar van 
<&aan zy ook zelv den onfchuldigen van zyne befehiildi- 
gingen vry fpreekt , maar difchuldig flaan befchnldigt,. 
knaagt* byt ,, en met ellendige plageninnerlyk kwelt. 
: $■$. Di Wet des geweetens , onderftellende den mens 
gen vrye werker te zyn ,. en den geeft over zyn werktuy- 
■gig lichhaam, als zyn ygen werktuyg het vrye gebied te- 
voeren , kan gemaklyk uytgevorfl worden , indien wy 
■deszelvs naafpeuring begonnen en aanvangen van de be- 
gihfTelen der menlfelyke verbintenis , dewelke by my de 
•vooraaamfte en. eerfte (a) eerfl-wettea zyn. 

i. De eerfte Wet zy dan , datmem zyn kvenheft'uurm 
moet naar de rede , ew&enzimnaar.d* hevtgtogtm : \#anfc 
fifewyl volgens de Infteling des Scheppers aan den gee& de 
eerfte waardighyd boven het lichhaam- toekoomt en het 
ampt van Regeerder , zoo is de geefi gehouden dit zym 
gebied ongefchondsen te bewaaren , en alzoo alle zyne doe- 
mngen , zoo de uytgelokte » als gebodene , uyt het <vww~ 
fihrivt van derede af te leyden-: en geenzins iets uyt den- 
drivt der hertstagten aan te vangen : aangezien hiet leven; 
naar de rede y is te doen net gene de rede by 't li'gt des ge- 
.weetensvoorfchryvt; em naar de hertstogten , te doenhet 
gene de blindie aan drivt der hertstogten aanraad,, zoo dat 
vee&yds hetgeweeten dkar na deszelvs akgiatt , onwette- 
lykhyd verwyt en aantoont. Nimand kan twyfelen 1 r dat 
©ns de rede vanGod niet ingegeven zy tot het beftuur van 
onskven: het welk oak onder de grondregels der gemee- 
ne kmndigheden is ; en overzulk dat gene , 't welk de re r 
$e by 't ligtdes.medegeweetens aanwyft> eerftwaarj b$r- 

' : - ; (a) Leges primo piimae. tyk 



itf* fJNVE AA&GEMORE WET. 

iyk en goed is , op het gezag van God. In tegendeel i? 
het lev en naar de hertstogten , veeltyds tegende rede aan- 
loopende , en mitfdien onredelyk , doende ons doen, 
waar over wy ons , op het wakker warden des geweetens, 
fiamaals fchaamen. Waarom het der rede is , de herts- 
togten naar den ngtfnoer van de rede te fchikken , te 
voegen , en door 't gebied van den geeft en 't geweeten 
binnen hunne paalen te belluyten. Het blykt derhalven , 
datmen doen moet , niet het gene de hertstogt , maar 't 
gene de rede gelaft , en den hertstogt gebruyken moet, 
wanneer di alleen aamaad , het gene niet tegende rede 
aanloopt en flrydig is. 

- i. De tweede Wet zy , dat de Mens met zyne vermo- 
gens toegeruft , alles doen mag V weik in zyn vermogen is, 
ah maar God , di door zynen gebidenden wil alles be- 
perkt , dat niet verboden heeft. Voorwaar de vermogens, 
di de mens zoo in geeft als hchhaam bezit , heeft hy van 
God , en dat wel tot gebruyk en met eene uytflekende 
nuttighyd : waarom men dezelve naar de meenmg en den 
wil van God tot het gebruyk fchikken , en zooze binnen 
hunne geftelde paalen blyven , tot de daad overbrengen 
mag : zoo dat het geoorlovt is te doen , 't gene God niet 
verboden heeft : mits de bepaaling van di magt binnen de 
Wet zelv beperkt zy , di huns zelvs wettig gebruyk open 
fielt. 

3. De derde Wet zy, dat hy , di zig het werk van 
Gods handen en Gods dienftknegt erkent te zyn , 00k Gods 
ynde of dat van Gods werken in 't oog he b ben moet : zoo dat 
di daaden te pryzen zyn , di uyt net inzigt van de eere 
en heerlykhyd Gods voordkoomen , en tot dezelve als tot 
het ynde van God en zyner werken gerigt worden • waar- 
om niets goeds is , 't welk niet op dat ynde doelt , of tot 
■yoordzetting van 't zelve niet bekwaam is. Let wel , dat 

door 



B.E VJm <DE AJNGEB. WET. Hoofd.II. t$$ 

door deeze Wet alle waarhyd , di in Gods denkbeeld 
doorfchynd , bewaard word : zoo dat het een werk van 
de deugd is , di waarhyd di men uyt het zelve erkent , 
door geenige gedagten , woorden , of werken te loche- 
nen , het welk niet nalaaten kan regt en goed te zyn : 
inaar dat is ondeugd , zelv de roinfte waarhyd van Gods 
denkbeeJd te verdonkeren , en onder eenen kwaaden toe- 
leg, of verkeerde werken God iets te onttrekken ; het 
welk voorwaar het grootfle kwaad en altyd te mifpryzen 
«n te laaken is : overmi'ts de lochening van di waarheden 
de verbreking van Gods denkbeeld influyt, voor zoo veei 
ons aangaat , en ook regelregt tegen Gods heerlykhyd en 
deszelvs lov en prys aanloopt. Ook behooren wy hier 
voorder aan te merfeen , dat aan onze vermogens , door 
deeze Wet een perk geftelt word „ 't welkze niet mogen 
te buyten gaan ; te weeten , rdatmen de vermogens niet 
gebruyken mag , wanneer -derzelygr ^oeningen de God- 
delyke eere en heerlykhyd. benadeelen zowden : want als 
dan is Gods verbidende wil klaar en.blykbaar , wanneer 
de Wet des geweetens openbaart , dat eenige daad tegen 
Gois£ere en heerlykhyd , di hy eeniglyk en boven al be- 
mint , aanloopen , itryden , en overzulks dezelve veron- 
gdyken zow. 



SNEE 



m VAK DE ME^ONVERE 



S.-N'E E II. 

Van de TStzpndere Wetten. 

O N D E RSN E E A. 

Vm onxs fhgun m G°d * **yt & begmffelw afgeleyd. 

$-1. T^It'2po : ;jgejElefe r iiyn^Jft- ? ta%em»e^*. ; felyvt ove~ 
U rig ©m uyt dl beglnfielen van de rede , en des- 
2elvs egt voorfchrivt , ook de andere bezondere Wettere 
af te leyden , di de pligten der tnenflFefi , zoo alsze dl aan 
God, zig zelven , en feunnen evehmens , ofmedgezel) 
feunnes levens verfehuJd zyn $ bepaalen en voorfchry ven. 

§ x.. De pligten j diwe aan God verfehuld zyn , vol- 
gens 't voorlchrift van de Rede en de Wet des geweetens, 
zyn een zugt en trek tot G@ds$alighyd ', 't welk niet anders 
is , als een onderhouding van de Rede In nun voorfchry- 
ven vari de pligten aan God , en een betooning dat wy,, 
het gene het Goddelyke heagaanzlen en oppernyd betaa* 
melyk is , doen moeten. 

§ 3. Deezes eerfle Wet is ; dat God uyt alle onsvernto- 
gen en met alle kragten ten hoogften moetverheerlykt wor- 
sen : want nademaal uyt di algemeene Wet het ynde van 
God en van zyne werken ook ons ynde moet zyn , en in 
di waarde gehouden worden ,,. waar in het by God is : en 
dat de mens ten dien ynde bekwaame kragten en vermo- 

tens van God ontvangen heeft , zoo leeraart de Rede, 
at wy dezelve ten hoogften en boven al daar toe aanleg- 
gen moeten ; inzonderhyd;di mens , deweike erkent dat 
fcy Gods dienftknegt , en aan den dienft van God verbon- 

den 



Boek II. W ETT E K Hoofd. IH. 171 

den is : di 00k aan God , als zynde onyndig volmaakt en 
gelukzalig , geenige nuttighyd Konnende toebrengen , 200 
blyvt voor hem niets overig, waar in hyGod zynen dienfl: 
Jbewyzen kan , dan alleen dat hy Gods yerheerlyking er- 
kenne , en deszelvs openbaarmaakinj| bevordere , het 
welk in 't geheel de uytbeelding van Gods verheerlyking 
is: waar in opgefloten legt. 1. Dat de mens, tot een 
aanfchouwer van dit heelal geftelt zynde , alle zyne neer* 
ftighyd in het befchouwen en opmerken aanwende , om 
in Gods konftwerk des opperkonftenaars wyshyd , magt , 
goedwillighyd , , en alle andere deugden en volmaakthe- 
den van God klaar en grondig te doorkennen , en met 
waarhyd alle waardighyd van Gods opperhyd , di Gods 
heerlykhyd uytmaakt , te belyden. t. Dat hy di waar* 
heden naar hunne waardighyd regtmatigtyk koome te 
fchatten , door dezelve in God met verwondering te ag- 
ten en te eeren; en inzonde«hyd>di met blydfcthap inzy- 
nen HEERE den befhiurder der werreld , te .befchou- 
wen , op dat hy bondig vaft belief in de eenige gunfl: van 
deezen Heer alleen , alle zyn gehik gelegen te zyn. 3, 
Dat hy di Godhyd naar hunne uytftekenthyd , op alle wy» 
z.en eere en dine: dat is y dat hy alle zyne doeningen* 
zoo de uytgelokte als gewilde , en alle zyrte zinnen en ge-4 
negentheden met di begeerte foezig houde , en naar dien 
raad beftuure. Dat hy zyne oogen vefle op eene hailiger 
werreld-befchouwing : zyne ooren open itellen voor de 
woordeu en fpreekwyzen , di Gods heerlykhyd betuy* 
gen : en met alle andere zinmen een verdere ondervindirig 
van Gods deugden zoeke te bekoomen. En nademaal 
00k de tang het grootfte werktuyg is tot Gods verheerly- 
king , en de bekwaamhyd heeft om onze met alien aan* 
dagt.ingefpanne gedagten aan de medgezellenonzeslevens 
•mede te deelen * zoo zal net geen van het minfk gedeetee 

Y a ' ' ' van 



xjz ^^N <DE BEZONT>ERE 

van de verheertyking Gods zyn , Tiet gevoelen van onzen 
geeft , en de agting van onze ziel , diwe van Gods deug- 
den , di zoo heerlyfc en roemwaardig zyn , opgevat heb- 
ben , door de uytwendige fpraak te verkondigen , het zy 
alleen tot uytboezeming van onzen geeft, indienwe ineen- 
zaamhyd zyn , het zy om God te loven en te pryzen , in- 
dienwe onder onze medemenflen verkeeren , dewelke 
wy daar in , zooze des onkundig zyn , onderwyzen , of 
zooze met ons des wys zyn , tot herhaaling der befchou- 
wing van; di Godvrugtige zaak noodigen. 

$ 4. De tweede Wet is : dat de, mens , - als een dienfl- 
knegt di tot den dienft zyner^heerlykbyd geftelt is , aan 
deexen Heer y inalle andere dingen als aan zynen Wetge-- 
ver alle gedienftighyd , en volkoomen gehoorzaamhyd fchul- 
dig is. Aarigezien zyne Wet het voorfchrivt van deRede 
zelv is , zoo word voor al in di allergreotfte gehoorzaam- 
hyd vereyft erne vrywiUhghyd en wakkere veerdighyd : in- 
zonderhyd dewyl di Wet , Van eenen zagtmoedigen Koo- 
ning gegeven zynde , niets hegeert dan dat regtmaatig en 
&illyk , en met eene opregte begeerte des gemoeds over- 
eenkoomende is : want het wezen ofde natuur der deug- 
den , di zy voorfchry vt , is opbouwende en de volmaakt- 
hyd des gemoeds verder uytzettende ; gelyk in tegendeei 
de aard tier zondaaren af brekende , den mens innig ten 
fchande maakende , verdervende , en 00k di dingen naa 
zig flepende is , waar van de aangebore enhailige begeer- 
te ten hoogften affchuwelyk is » zoo haaftze flegs de ge- 
ringfte ontdekking van de fchade: , di zy aanbrengen ge- 
daanheefL 

§ 5\ De derde Wet zy ;. God met fchuldlge vreeze en 
*uerlaMgen liev te hebben , om dat di opperite Regeerder 
der werreld niet alleen de Wetgever , maar 00k een regt- 
veerdige Regt.er is ,. di de gehoorzaame loon., en de on* 
:•■■'<' gehoor- 



Boek II. WET T E N. Hoofd. If. tff 

gehoorzaame ftraffe toebrengt , waar door hy betuygt dat 
de gene hem be- , en deeze mis-haagen , door dien hy 
der gener gehoorzaamhyd goed , en deezer ongehoor- 
zaamhyd kwaad keurt. Laat het medegeweeten hier we- 
derom ten getuyge geroepen worden , het welke zegt dat 
wy gehouden zyn rekenfchap van ons doen te geven , en 
Gods plaats beideedende den weldoender vrolyk maakt; 
maar in tegendeel di zynen pligt verzuymt en te buytert 
gaat met veele kwaaden verfchrikt t en alle vrede van den 
geeft , di zelv door zyne ygene oneere , di hy niet te bo- 
ven koomen kan, zig tot een laft is , verftoort. Weshak 
ven in de vreeze desHeeren-> overwegende dat het kwaad 
der ftraffe met het leven m zonden eenf noodzaaklyk ver-* 
band heeft , den mens een noodwendigen breydel is , di 
hem van de overtreding der Wet intoomt. Maar het reg- 
ie verlangen na het geede , bemerkende dat tuffen het be- 
teerde goed en den welvolbragten pligt een vafte sKtaraen* 
angis, dient den mens tot een fpobr en prikkel om met 
alle vlyt en neerftighyd zyn leven naar Gods wil te fchik- 
ken : gevende hier het goede geweeten aan den vroomen 
mens de hoof van het toekoomende goed. 

% 6. De vierde Wet zy : dat de mens am den goeden m 
g»eddoenden God zyne lievde en toewejjing verfehuld is; 
ZDe Lievde is eene omhelzing met opene armen van eenig 
eegenwoordig goed , met een verlangen en vurige begeer- 
te , om dat zelve altyd naby zig tegenwoordig met zig 
vereenigt , en aan zig medegedeelt te hebben. Wanneer 
deeze zig tot God wend , zietze dien aan , als hun hoog- 
fte , eemgfte en algenogzaam goed ;, wanneerze dit aan- 
merkt met zig vereenigt te zyn , en dat de geeft zig des 
bewuft is , zoo kan hy niet nalaaten zig in dien ftaat te 
verheugen , met zyn lot vernoegt en te vreden te zyn, 
£ n onder de geniting van dat goed te bezorgen , dat di %&. 

Y 3 lukki*- 



174 VMM T>E BEZON<DERE 
lukkige vereeriiging hem ftandvaftig by blyve. Waar uyt 
oritfpnngt de begeerte om aan dit goed eeniglyk en met 
alle zyn doen te mogen behaagen , het welk tot dlvoUlan- 
dige vereeniging noodzaaklyk vereyft: word. Maar om 
dat di goedertirene Stigter van deezen onzen flaat in dit 
leven , befchowt word , als di in het toekoomende kan , 
zotD'hy wil j dien met overvloediger weldaaden verry£en, 
geJukkiger maaken , en nadit leven geheel en al zaligen; 
200 koomt hier uyt de tvewying gebooren te worden, 
waar door de mens , di God Bemint, zig geheel aan God 
©Spoffert , enmetalle^Qoti»oei%hyd; aan-God overgeevt. 

§ .7.. LaatMer ten katften de vyfde ff?et nogby koomen: 
di aari den mens onder God , denRegeerder der werreld , 
in tegenfpoed geduM en in voor/poed dankbaarhyd voor- 
fihryvt , uyt eene zonderlinge nedrighyd des geeftes te 
oefenem Deeze -deugden ontitaan uyt de overweging der 
onyndige- uytftekenthyd van den zaligen en vrymagtigeii 
God , <H aan nimand iets verfchuld zynde , eenvrymag- 
tige uytdeeler zyner goederen is , en aan nimand reken- 
fchap behoevt te doen. Voorwaar deeze heeft het regt 
om zyne dienftknegten in zwaarwigtige werken en tegen* 
&oeden te beproeven, of om, de fterkte rMnnesgemoeds, 
di hy in hen gelegt heeft , opentlyk aan den dag te bren- 
gen ; het welke door Gods onyndige wyshyd den vroo- 
men ten goeden gedyende ; zoo leeraart de Rede , dat 
oftze levde tot God daarom niet verminderen , maar met 
des te rrieer voHlandighyd hem aankleven ; en tegen di 
bedeeling van God niet morren, maar dien ftryd met eeti 
evenmatig en bezadigt gemoed ondememen moet. Dog 
in voorfpoed isde dankzegging een zonderlinge belydenis 
van Gods goedgunuaghyd , waar door wy den Opper-re* 
gent der werreld de getuygenifle geven . dat wy alle =6ns 
g^lok aan zyne Voorzirighyd , di alles zoo mildaadig e« 
< . onver- 



S>oekII. JVETTEN. Hdofd.II. ^ 

onverdient mededeelt , verfchuld zyn. Hier uyt onftaat 
ook in twyfelagtige zaaken het vertrauwen , 't welkons 
overreed » dat zoo lang de mens zyn ynde net beantwoord, 
hy God zoodaanig behaagt , dat hy hem als zyn ygen goed 
by de uytkoomft voor zig wil behouden. : . 






ONDERSNEE R 
Van de pligten dme a<m ons $eben mourn bewyxfn. 

$t. "p\EwyI de geeft innig in -zig heeft eenedenklng 
JLy met mewufthyd , zoo kan hy ook met nakater* 
zig zelven tot een voorwerp te hebben : en dewyl by oofe 
in zig heeft het vermogen om zig en zyn lichhaam van all^ 
noodwendigheden te voorzien , zoo behoort ook dfe ZOja 
ge zyns zelvs tot hem , voor zoo veel hy zyns bewuft ii 
van veele gebreken di vervult moeten worden : zoo? dat 
liy zyn aaftzyn en beter worden , noch kan noch mag na- 
featen : om dat den mens een trek tot : di beyde , a& tse& 
aangebore drivt van God ingegeven is , op dat hy hetge*n# 
hy verflaat voor zig goed te zyn ,, niet zow konnen na$aa~ 
ten te begeeren , en indien hy middelen „ daar toe be^ 
kwaam , ziet in zyne magt geitelt te zyn ,. di te gebrtiya 
ken : zoo dat hy hier nauwe zorg moet dragen >< omnief 
onder den fchyn van goedhyd bedrogen te worded ,. eft 
behoorlyke middelen by de hand te nemen )■ waarom metoi 
zommige Wetten betrekken moet tot de bezorging zyns 
zelvs ; en andere , di tot de matighyd behooren , tot net 
wettig gebruyk van behoorlyke middelenv 

$ %. Tot de bezorging zyns zelvs , di een wettigeygen* 
lievde beheld, ziet de eene Wet op den geeft , en de;#***» 

dere' 



i 7 tf . FAN *DE BEZOJST'DERE 

dere op het lichhaam , dewyl hy beyder zya en wehyn 
beoogt en zoekt. Wat den aardofde natuur van dengeefi 
belangt , voor zoo veel di onftervelyk is , kan di tot zyn 
aahzyn en duuren , niets van elders ontvangen of zi-g ver- 
zorgen , behalven van God alleen. Maar wat zyn bete* 
zyn aangaat, kan hy door zyne neerflighyd zig verzorgen 
een aanwas van kennis , van wakkerhyd , zelvswillighyd, 
en gerufthyd, met het zoeken naa middelen, dibekwaam 
zyn om de keanifle zyns verf lands te doen aangroeijen tot 
wyshyd : het vermogen van zyn oordeel te doen voord- 
gaan tot voorzigtighyd : de verkizing van den wil te doen 
opryzen tot zelvswillighyd in zynen pligt : en de oefening 
zyns geweetens tot vermeerdering van vrede en gerutfhydl 
ties gemoeds : in alle het welke de uytbreyding zyner vol- 
maaktheden gelegen is , klitnmende di allenxkens by trap- 
pen op tot eenen gelukzaligen ftaat, Daar hy in tegen- 
deel door zyne ygen fchuld zow konnen in gebreken bly- 
ven , en in alle het tegendeel nederflorten. Dog deeze 
dingen vereyfTen dat de geeft zig zelv niet bedrige noch 
laat nufleyden : hy heeft wel eene ingedrukte nyging tot 
zyn welzyn; maar hier word hy veeltyds onder denfchoo- 
$en fchyn van goed mifleyd , ten zy hy verllaa dat zyn 
waaragtig goed buyten God geenzins te zoeken zy : om 
wejk bedrog te verhoeden hy naa Wyshyd zoeken moet, 
dewelke is eene innige en vafte kennhTe van'twaare, nut- 
tjge, ennoodige: naa voorzigtighyd, dewelke eene vaar- 
dige voorzining is van eenig gevaar , zelv ook $at verbor- 
gen legt , tot vermyding van dat kwaad : dog de zelvs- 
wiUighydbe&aiiX. in een wakker en vaardig gebied des wils 
om zynen pligt te volbrengen : alle het welke door dik- 
wils doen in eene heblykhyd verwiiTelt , en door het ge- 
fladig onderzoeken der dingen verkregen word. Het goe- 
dg&eweeten zelv word niet zonder neerflighyd en eene 

gedu- 



Boek E W ETT E N. Hoofd. II. i# 

gedurige raadpleging deszelvs tot di gewenfte klaarhyd 
opgevyzelt. Niets verbied deezen gelukkigen ftaat voor 
den geeft te verzorgen , op datwe di vermogens van den 
geeft werkftellig maaken mogten , derhalven is dat geoor- 
lovt. De ingefchaape drivt zet ons , op "Gods gezag, 
daar toe aan , zoo is dat dan betaamelyk : en het belang 
van Gods eer verbind ons daar toe, overzulks is dat nood- 
zaaklyk : zoo dat , indien wy ons van di neerftighyd en 
vlyt , om ons op di wyze volmaakter te maaken , door 
eenige aangebore agtelooshyd , of door de bcgeerlykhe- 
den van ? t vlees laaten aftrekken ofmilleyden , wy dan 
zelv fchuldig ftaan , van zulken grooten geluk voor ons 
verzuymt , en van Gods eere en heerlykhyd verwaarlooft 
te hebben : dewelke des te meer gevordert worden , hoe 
de geeft met di opgeftelde zaaken beter voorzien is , de- 
wy! de mens door dien aanwa> tot een veel bekwaamer 
dienftknegt van God gemaakt word. 

§3- Inopzigt van bet -iichhaam , 't welk de woonftede 
en 't werktuyg van den geeft is , ftaat hy verpligt het zel- 
ve van aUes te verzorgen , dat tot het lev en en de gezond- 
hyd noodz,aaklyk is. Het is overbekent , dat deeze lich- 
haamelyke klomp , door inwendige bewegingen geroert , 
geftadig vermindert , en deszelvs fynftc deelen vervliegen 
en verftrooit worden , zullende in 't kort te niet geraa- 
ken , ten zy het vervlogene, door van buyten aangebragt 
en ingenomen voedzel , niet weder herftelt , en het zelve 
voor den hevigen aanval van de onguurheden der lugt 
door kleeding en dekzel beichermt wie'rd. Het blykt 
ook dat God ons op dittonneel derwefreld gevoert heeft, 
van alle noodzaaklykheden ten vollehen over vloedig voor- 
zien , ja dat op zeer veele en genogzaam ontelbaare wyv 
2en alle leden en werktuygen van 't Iichhaam net beand-' 
J£Pord '• zoo dat de kleuren en geftaltens de oogen ji'W' 
? - Z gol- 



t 7 8 VAN T>E BEZONVERE 

golvingen van de lugt, op onyndige wyzen gewyzigt , de 
ooren - y de uytvloeyzelen van bloemenenwelrikendekruy- 
den de neufgaten ; de zappen en vogten uyt verfchydene- 
dingen getrokken het gehemelte des monds ; en veele an- 
dere dingen elk naar zynen aard en flag het gevoel treffen 
en aandoen : . daar zyn onyndige dingen , di door den 
mond ingenomen , het licnhaam met voeden onderhou- 
den ,, of de zappen, daarze ontbreken , of kwaalyk ge~ 
flelt zyn ,, met geneeskundige verbetering , herftellen; 
de kleeding koeftert deszelvs omtrek ; en niets Ifler byna, 
't welk de menffen met tot tan gebruyfe maaken : en de- 
wyl dit met verboden is , zoo mag het gefchiden. Deeze 
zorg is den geeft ,, di 't gebied voert om de vermogens in 
't werk te ftellen , aanbevolen , tot zoo verre als de dier- 
lyke bewegingen onder zynen wil en wenken ftaan. Ik 
beken datter dierlyke bewegingen zyn di onder 't gebied 
van den geeft niet ftaan : alzoo word, hy , willens of on- 
willens door de kitteling der fhazelzenuwtjens aangezet* 
om op de aandoening van dit lichhaam te denken, inhon- 
ger , dorft r ongurighyd der lugt ; en in andere kwaalen 
en ongemakken , waar voor de gemeene ervarenthyd ge- 
keraart heeft , alleen hulp gevonden te worden infpys,, 
drank, kleeding , en andere geneeskundige middelen,. 
en dat hy zonder 't gebruik dier dingen di moeylyke be- 
zinning niet van zig afweeren kan : endewylhy,. tenaan- 
zien van di onaangenaame bevattingen „ zig enkel lydendc 
bevind r en dat ook di drivt van God ingefchaapen zy> 
hem dwingende , om daar in het lichhaam te verzorgen 
door de dingen di voorhanden zyn : zoo is dat voorwaar 
eene aanwyzing van den Goddelyken wil , om di zorge 
op zig te nemen en niet te verzuymen. Doe hier by, dat 
de mens op flit fchowtonneel , 't welk van zoo veele mid- 
<Men pvervloedig voorzien is,, niet alleen geftelt word als 

eei* 



Boek II. W ETT E N. Hoofd. II. i 79 

cen bloote aanfchouwer , maar ook als een vrugtgebruyker 
der Goddelyke dingen , di eenigerwyze in der menflen 
magt en onder nun vermogen llaan , dewelke zy met de 
handen aangrypen, en tot dezelve met de voeten naderen 
konnen ; de aarde met boomen beplanten , met vrugten 
bezaaijen , als mede het groot en kleyn vee van voeder 
en weyde verzorgen : alle welke dingen tot vervulling van 
't gebrek des lichhaams ten hoogilen nut en noodig zyn , 
en zonder welkers gebruyk de mens niet dan eene haafli- 
ge dood te wagten had. Dewelke zekeiiyk te kennen ge- 
ven , dat God aan het Menfdom , over dat alles , eenige 
heerfihappy vergunt heeft. Derhalven is 't hem niet alleen 
geoorlovt dat te gebruyken , dewyl niets het zelve ver- 
bied , maar het is hem opentlyk toegeftaan , om tot naar- 
kooming zyns pligts , voor zig dat zyn lichhaam , met 
het welke hy door zoo groote genegenthyd en door God- 
delyke inltelling zoo naw vereenigt is , te verzorgen en 
genog te doen. Weshalven de mcmTelyke geefl , naar 't 
gebied dat hy over zyne gewilde doenmgen , en naar de 
heerfchappy di hy over de andere fchepzelen heeft , de be- 
houdenis zyns zelvs , zoo veel in zyne magt is , door het 
gebruyken van di middelen , bevoordert. Hier koomt 
nog by eene nadere verbintenis, dat de geefl zoo naw aan 
dit zyn lichhaam vaftgehegt is , dat hy zonder deszelvs 
goede geilelthyd zyn werk niet onverhindert verrigten 
kan : overzulks moet hy zorg dragen , dat dit werktuyg 
tot volvoering zyner pligten , door zyne ygene fchuld, 
voor zig niet ten onbruyk en onnut werde : ook kan hy 
zig niet wettiglyk daar van ontflaan , maar moet volflan- 
dig op deeze llandplaats blyven de wagt houden , tot dat 
God hem daer van afroept en aflofL Waarom hy verzor- 
gen moet , om ten ynden toe zynen poll en wagt uyt te 
ilaan , en alzoo ook tot den dienfl aan God verfchuldigt, 
". Z z dat 



**o VAN t>E BE ZONK ERE 

dat hy en voor zig , en voor God een bekwaam en nuttig 
werktuyg blyve. 

§ 4. W y koomen nu tot de Wetten der matighyd. Ma- 
tighyd is dan , een deugd van den hailiglyk gebidenden, 
wil , waar door de geeit zig van 't misbruyk der aardze 
dingen , en zyner vermogens , gewillig en geerne ont- 
Iioud , en zyne daaden naar de Wetten van de matighyd 
rigt. Deezes deugd werk is , de aardze dingen zoodaanig 
ten gebruyk te brengen , en de gewilde doeningen van 
den geeft zoodaanig te befluren , dat di hunne paalen met 
overtreden , om niet in eeniger wyze tot ongeoorloovde 
of verbodene dingen en daaden uyt te fpatten. 

& 5-. De eerite Wet der matighyd zy derhalven , de 
aardze dingen- , di tot onderhouding van V lichhaam en he? 
dierlyk lev en noodig en nut tig zyn , niet, buy ten de ma at te\ 
gebruyken. Hier op ziet net veersje; 

T>er dingen is een maat , en zeker ynd beperkt , 
JVaar buy ten niets kan goedofregt zyn uytgewerkt. 

De reget van deeze maat is , dat de geefl tot onderhoud' 
zyns lichhaams van de uytwendige dingen maar zoo veel 
neme , al's vereyfl word ,* om een bekwaamer werktuyg 
te zyn voor zig , tot de uytvoering van zynen pligt : want 
al" wat in tegendeel di't werktuyg meer af breekt dan op- 
bowt , en voor den geeft , in 't kwyten van zynen pligt, 
ten onbruyk maakt , zoo dat hy voor een tyd van 't zelve 
veel eer verhindering , dan hulp ontvangt ; datgaatxoor- 
waar de maat te buy ten. Een dienft'knegt Gods moet di 
ftandplaats en poft , di hem door Gods vryen wil beftemt 
is , wel befchermen , en behoorlyk waarnemen ; met 
neerftig op net vergunde gebruyk van di dingen , di tot 
onderhoud van-'t leven dinen , te letten , en voorzigtig 

zorg 



Boek II. WETTER. Hoofd. II. \U 

zorg te dragen dat 'r niets ontbreke , tot zoo verre di in' 
zyne wettige maat geftelt zyn. Want dit is verre het be- 
fle , van di dingen hulp te begeeren , en geene verhinde- 
ring in 't volvoeren van zyne plrgten en verbinteniflen. 
Het mishruyk van di zelvde dingen word begaan , zoa 
mennigmaal zy in het lichhaam bewegingen verwekken, 
di den geeft belemmeren , en onbekwaam maaken om de 
liften en lagen der verzoekingen te ontdekken en daar te- 
gen te waaken : hoedaanigen pligtverzuim naa zig fleepen 
de gulzighyd, dronkenfihap , en andere we Ifoften, diGods 
ygendom voor God ten onbmyk maaken , als onmagtig zyn- 
de den pligt , om God , als onzen weldoender , te ver- 
heerlyken , behoorlyk waar te nemen. 

Hier koomt by een tweede regelmaat der maatighyd> 
dewelke den mens , als een vrugtbruyker van di uytwen- 
dige dingen , voor zoo veel de magt belangt om di tekon-* 
nenaannemen, beteugelt, gebidende, dat de mens alleen 
Gbd , als het hoogjte goed geniten , en alle andere dingen 
maar Jlegs gebruyken mag , ■ zoo afs di ten gebrnyk gegunf 
zyn. V/ant nademaal wy de hoogile dingen geniten ; de- 
welke ten uyterften en om huns zelvs wil te beminnen era 
te zoeken zyn ; maar alleen di dingen gebruyken dewel- 
ke , als tot middelen gegeven zynde , niet om huns zelvs" 
wil en eerit en voor al, maar om 't genot vanandere din- 
gen , en dat we! betere , te begeeren zyn ; zoo moetmen 
yaftitellen , dat het gene , het welk tot verkryging van* 
iets hooger van ons gezogt moet worden , ons geenzins 
tot de zalighyd brengen kan. Alzoo gebruyken wy maar 
alleen de middelen , di tot verkryging van iets anders ge- 
fchikt zyn , maar wy geniten , met net uytynde van alle 
ons verlangen , het hoogfle goed' , waar toe alle andere- 
dingen, wel aangelegt zynde , onsopbeuren. Hybegaat 
derhalven een-misilag, wi deeze ordening omjkeerf -t en 

Z 3 xig, 



ifc, VAN <DE BEZON<DERE 

zig zoodaanig aan de welluflen der aardze dingen over* 
geevt , dat hy God , di alleen om zig en als het hoogfte 
goed begeert moeft worden , koomt te vergeten. Want 
op dufdaanigen wyze in de uyterlyke dingen te beruftert 
met verwaarlozing en uytdoving van de lievde Gods , is 
de benedenfte dingen in de plaats van de betere en van het 
hoogfte goed te ftellen ; en het gene om zig zelvs wil ge- 
zogt moeft worden , in de rye der benedenfle dingen te 
plaatzen : welke levenswyze een verlochening van alle re- 
de is , en een uytfpoorig en alle maat te buytengaande , 
tragtende beminnen en zoeken van di dingen , welke de 
xede leeraarde als- middelen te moeten gebruyken , dezel-" 
ve niet te gebruyken , maar te geniten. Ja het is een 
fchandelyke misilag , en den geeft eene onherftelbaare 
fchaade aanbrengende ; want di onzinnige gemoeds-ver- 
jrizing maakt zig fchuldig aan de veragtingGods , den mil- 
den gever van alle aardze goederen , met di ondermaanze 
dingen hooger te agten dan derzelver rykefpringbron : en 
aan de uyterfte ondankbaarhyd , met di middelen , de wel- 
ke tot de eere en heerlykhyd Gods gefchikt waaren , te- 
gen hun ingefchaapen ynde aan te verdraaijen , en dezel- 
y,e tegen de eere van der^ gever , di hem uyt veele hoof- 
den toekoomt, te doen aanloopen : welke begeertens niet 
konnen nalaaten dien dwaalenden gelukzoeker te eeniger 
tyd in den poel der uyterfte rampen en elenden neder te 
ploffen : wanneer het medegeweten , de vlugtige vergan- 
kelykhyd der verkorene dingen gezien , en alle hoop ver- 
loren hebbende , den geeft verwyten zal , dat hy zig zel- 
ven fchandelyk bedrogen heeft. Derhalven ftaat in tyds 
zorge te dragen , om di dingen maar alleen te willen ge- 
bruyken, en geenzins geniten : dat is, om zoodaanig te 
leven , datwe Gode leven ; en om door derzelver regt ge- 
foyk,,. ons tot betere en bekwaamer dienftknegten van 
hem aan te ftellen. §6. 



Boek IL W ETT E K Hoofd. II. igj 

' § 6. De tweede Wet der matighyd is • de drivten in 
"toom te bouden , op datze de rede dinen , met verloopenof 
moor in nemen mogen, Het is akgon onredelyk , de nerts- 
togten en drivten, zoo veele als r onder 't gebied van den 
geeft ftaan , wanneerze den geeft aanzetten om lets te be- 
geeren dat tegen het voorfchrivt van 't geweten aanloopt , 
niet aanftonds te beteugelen , en aan de rede te onderwer-. 
pen : want het voorfchrivt van de rede en 't medegewe- 
ten te verwaarlozen , en den drivt der hertstogten op te 
volgen , is een leven der domme diren , en verandert de 
menflen , als door eene herfchepping in beeflen. Waar- 
om di zoo leven en handelen, tegen alle menflelyke waar- 
dighyd fchandelyk zondigen , en zig op eene onbetaame- 
lyke wyze wegwerpen en verderven. Voeg hier by, dat 
zy zig voor Ged tot onnutte dienflknegten maaken , di 
dus tegen de rede aangaande , zig tegen Gods wil aankan- 
ten , dewyl zy het ynde en oogmerk. van* Gods werken? 
feeftryden, Hier koomt ook by , dat zy zig door di on- 
wettelyke hertstogten en di onbetaamelyke drivten niet 
alleen laaten vervoeren , maar zelv in de allerwigtigfle 
zaak bedrigen : overmits dezelve het kwaad , met den 
glimp van goed verniffende , den wil te voorbaarig tot 
toeflemming trekken , van het gene datmen eerildaags , 
de gryns afgeligt zynde , verfoeyt : hier van daan is het 
©ok dat de boofwigten , den dekmantel van 't bedrog af- 
geligt zynde , gedwongen worden hunne dwaashyd met; 
een te laatkooniend berow te beklagen , wanneer het ge- 
weten , 't welk onderwylen den onbezonnengeeflknaagt 
en pynigt , daar by koomt. 

Ik beken wel dat de hertstogten en drivten den memTen 
natuurtyk of aangeboren zyn : men vereyfl; ook geenzins 
een leven zonder hertstogten, het welke derStoiken zin- 
l&eloosheid is. Maar ondertmTen leeraart ont de algemee* 

ne 



tU VAM Z>E BEZONT>ERE 

lie Wet, datmen niet hdarde hertstogtenlevenmoet : maar 
hun laaten daarze zyn , op datze onder 't gebied van den 
geefl: prikkelen , om de deugd aan te dryven , mogten 
worden , met den heylzaamen raad des gemoeds op te 
volgen, en de beveelen van deredewerkftelligtemaaken. 
Overzulks is het de pligt van den geefl; , zorg te dragen , 
dat de hertstogten en drivten des lichhaams het oordeel van 
de rede niet voorkoomen , het welk door 't gebied van den 
wil zoo lang behoort gefchorft te worden , tot dat het in 
de vuurfchaar des geweetens klaar blyke , wat de rede 
leeraart regt en billyk te zyn. Qndertuflen is het der voor- 
zigtighyd alle geweld en aanval der nygingen zoodaanig in 
toom te houden , datmenze verbreke , indien zy aloga 
onredelyke dingen aanraaden : en nademaal zy van de on- 
gefteltheden des lichhaams af hangen , is men gehouden 
alle middelen en hulp aan te wenden, om hen het voedzel 
te onttrekken en t' onder te brengen : want na datmen be- 
merkt heeft ., dat de zeden des gemoeds , de geftelthyd 
van 't lichhaam naarvolgen , zoo heeftmen ook geleert ee- 
ne ordentelyke levenswyze in eten en drinken te moeten 
aanftellen , om de matiging van di geflelthyd te bevorde- 
ren , en di-ongeregelde prikkelingen te verbreken. Hier 
toe behoort ook den arbeyd der gener , di over de herts- 
togten gefchreven hebben , di nagezien konnen worden. 

§ 7. De derde Wet der matighyd is by my , dewelke 
gebied , de teelvermogens zoodaanig in beyde de kunnen in 
den teugel te houden, dat het vermdak de paalen van de re- 
de niet te buyten gaa. Wy zyn aan den Stigter van de ge- 
heelalordening verfchuld , dat aan beyde di kunnen hunnc 
werktuygen gegunt zyn , dewelke tot de voordbrenging 
van nuns gelyken bekwaamzyn, endeGntleedkonflenaars- 
ftaan verbaall , alsze in derzelver naafporing zoo grooten 
jkonft en voorzinighyd dier ingefchaapenhyd bemerken , dat; 

zoo 



Boek n. W ETT E N. Hoofd. II. ? 8 f 

200 verfchydene in beyde de kunnen egter hunne yndea 
beandwoorden, Dewyl dan dat vermogen van Godgege- 
ven is , zoo is V 00k niet ongeoorlovt het zelve werkftellig 
U maken ; mits dat het binnen de paalen , dewelke in de 
vuurfchaar des gewetens van de rede voorgefchreven wor~ 
den, blyve. De ervarenthyd leeraart , dat de vermen- 
ging yan den Man met zyne egte Vrow eenzonderlingver- 
maak by zig heeft , het welk eene aangenaame togt is: 
weshalven net 00k vry flaat naazaad te tragten met ver- 
maak ; maar geenzins uyt vermaak , 't welk de gemeene 
onverfchillige byliggingen aandryvt ; het gene een doen 
der Beeflen , en niet van Menflen is : ja zelv niet van alle 
Beeften opgevolgt word. 

Maar dewyl het tragten naa etn zaad tot de onderhotn 
ding van zyns gelyke gefchikt is , waar aan wy 00k zelv 
onzen oorfprong verfchuld zyn : en dat het God , den re- 
geerder der werreld , op eene verbaaz£nde ? ea,verwon-- 
derlyke wyze tot medewerker heeft , als dewelke de vor- 
ming van dit werktuygig lichhaam zeer nawkeurig be- 
ftuurt , en daar aan eene redelyke ziel tot deszelvs rege- 
ring by zet , zoo moetmen bekennen , dat deeze teelver- 
menging geen jok of fpel , maar van het eerfte en uyter- 
fte gewigt , en van alle aangebore menfTelyke doeningen 
de weerdigfte is. De rede vereyft derhalven , dat wy in 
dat werk 00k of God agt geven , en hem om de medewer- 
king met alien ernft iverig bidden : nademaal de zaadzoe- 
ker zig als Gods werktuyg moet aanmerken , het welk 
hy , di onder de menflen beiloten heeft de Opper-regent 
te zyn , tot vermennigvuldiging van zyn ygendom voor- 
genomen heeft te gebruyken. Wi in dat werk dit ver- 
zuymt aan te merken , gaat niet alleen zynen pligt te buy- 
ten , maar met een beeftige drivt uyt welluilighyd te werfc 
gaande verdervt hy den geeft , en dien van alle firaad vm 
»;,. A a kuys- 



»&tf VAN. ' T>E BEZONT>'ERE ' 

kuyshyd berovende , maakt hy hem by God leelyk eft jflin- 
kende ,- niet zoekende het gene met Gods wil en 's werks 
ynde overeenkoomt.. 

T)e kuyshyd , di aan deeze wieg hunne geboorte. ver- 
fchuld ,: en van den naar rede levenden geeft een zoijdey- 
ling firaad is r geevt derhalven niets anders te kennen daft 
een lievde tot de zuyverhyd , dewelke het gemoed r , in 't 
oogmerk en de middelen, om de teelvermogens te gebruyken yi 
of te fchorffen > voorgenomen heeft befiipt te onderhouden. 
Deeze lievde tot de zuyverhydontkentuytdrukkelykdooi; 
het teelvermogen lets anders- t& zoeken dan een nazaad , 
di in onze plaats koomende , Gode Waardig ■'if: err 'over- 
zuls is het diens pligts , di hier toe geroepen word , daar 
op toe te leggen door een wettig huwelyk. Di het hier 
anders aanleggen , zoeken zig tot ilaven van den welraft 
te maaken y en behaalen zig een fchandvlek waar Over zy 
zig in hun geweeten fchaamen ; waar van daan zy nie£ 
zonder rede gevoelen en gewaar worden ■, dat God de 1 
fchaamte tot eene medgezellinne van de gefchonde kuys- 
hyd geftelt heeft , en bekennen inzonderhyd dat de wek 
luftige eenen fchrik voor 't gezigt van Gods hailighyd heb- 
foen. Hierom heeft hy van alle vennenging y df niet zoekt 
aan God een nazaad toe te wijen y als zynde ftrydig met 
het oogmerk van dat vergunde vermogen , een afgryzen : 
en zoekt niet dan een Vrow tot medgezellinne , di tot die 
ynde bekwaam is ; als mede een VrOw geen medgezel, 
dan een eerlyk Man. Hy vlied en fchuwt zig' tot een: 
flaav van den welluft te maaken ,. waar door men zig tot 
den dienft , dimen aan God fchuldig is , onbekwaam 
maakt. Hier koomt by , dat hy , in het zoeken naaeen 
zaad r 't welk om Gods wil ondernomen- moet worden, 
erkennen moet , zig den piigt opgelegt te zyn, omhetzel- 
%€,Qodvrugtig oj> te woe den , en te verzorgen, op dat ook 

zyn 



BoekH. - WETTEK Hoofd. EL it? 

zyn na-zaad tot Gods eere zy : het welk door de Oliver- 
fchillige bylegging in 't hondert , met konpende gefcmV 
den, worddi, als van de kuyshyd vervremd zynde , ver- 
foeit. Dus onthoud hy zig niet alleen van de vermenging 
met Beeften > of met zyns gelyke ; maar ook van alle hoe- 
rery , en vermenging di den na-zaad twyfelagtig maakt. 
DJi Volkeren voorwaar zyn zeer verre van het oogwit af- 
geweken , dewelke de hoerery , voor eene geoorloovde 
zaak hielden : en dat onder den dekmantel , als of een i- 
gelyk gebied had enMeeiter was over zyn ygen lichhaam, 
€ti net vergunt was met het zelve gewin te zoeken. Geen- 
sdns opmerkende , dat ons lichhaam Godes is , en aan de 
rede onderworpn ., op datwe het zelve als een werktuyg 
van God gebruyken zouden tot eene eerlyke voordzetting 
van 't menflelyk geflagt >, en om de voordteeling van 't 
werktuyg van den geeit haaliglyk te befhraren , 't welk 
nook tegen het ynde van ons aanwezen moet aangelegt; 



O HDERSN EE C. 

Vku de fligten dme omtrent on^ Uvem medegenooten "tout 

te nemen htbben. 

$ i. VI U zyn nog overig de pligten diwe aan onzen e* 
JLN| venmens verfchuld zyn : en wat verbinteniflen 
DE HEERE, aan een igelyk mens als zynen dienjiknegt, 
in di betrekking opgelegt heeft. Men moet dan weeten 
dat de eene mens uyt het aangebore regt tot des anderens 
hulp verbonden , en dat een ider tot de bevordering van 
de gemeene verbintenis onder, God- gehouden is. ... :;D$ 
«■*-■. A a z ^rond- 



t$8 VAN <DE BEZONTtERE 

grondflag van deeze pligt is tweederly : aan de eene zyde 
is in alle ondefc malkanderen eene aangehote evengelykhyd* 
di aan de gemeene noodigheden onderhevig is, Aan d'an- 
dere kant eene evengelyke onderwerfing en onderfchikking 
van alle onder den algemeenen Heer , gegrondveft op ai- 
ler algemeene af hanging van God. 

S x. Uyt de aangebore evengelykhyd van alle menffen 
onder malkanderen volgt deezen regel ; dat uwe even- 
mens zoo veel regt heeft over u , alygy uyt de rede afleyd 
ever hem te hebben : overzulks de hulp di gy in tyd van 
nood van hem eyft , of onder wat naam gy oofc wildet dat 
u gedaan wierd : dat zelve *aoet gy in gelyke nood oofc 
hemaanbiden, en als hy *t begeert , aanhemdoen. Hier 
van daan di regels , 't gene gy met wilt dat u gefchide 9 
doet dat ook niet aan een ander : en in tegendeel , net gene 
gy wildet dat u gefchide , dost dat ook aan een ander. Voor- 
waar daar is niet waaragtiger dan dat wy menffen geboren 
worden , als benoodigt om eens anderens hulp en hand-* 
reyking , en di in het allerminfte dingetje niet bekwaam 
zyhde ons zelven te helpen , van degeboorte af verlbren 
gaan zowden , indien de vaardige handler Vroed-vrow 
ons niet te hulp kwam , en van veele noodwendigheden 
yerzorgde. Het is ook zoodaanig met ons gelegen , dat. 
nimand alleen op zig zelven zow konnen leven ; want de 
noodigheden tot het leven zyn zoo mennigvuldig , dat de 
menffen gedwongen zyn geweeft de zorge daar toe en het 
werk onder malkanderen te verwiffelen , onderlinge hulp 
te bewyzen , en het werk onder den anderen te verdee- 
len : hier van daan heeft deeze verkoren den Land- en 
Akker-bow , gene het Vee te weyden en te hoeden , an- 
dere op de Keuke te paffen , andere de Bow-konfl te oe- 
fenen . , deeze maakt Schoenen , engenenaaitKleedereni 
las een. alleen is niet magtig en bekwaam tot alle Konften* 

Voor~ 



Boek II. W ETt E N. Hoofd. II. 189 

Voorder zyn de menflen tot eene Maatfchappy , door eeri 
Borgerlyk-verbond vaft te ftellen , uyt deezenoodzaaklyk- 
hyd gedwongen geworden : welke verbonden zyn weder- 
zydze hulpbewyzingen : en nademaal tot hier aan toe de 
onderlinge hulp fchynt ter bede te gefchiden , zoo is het, 
door het tuflenkoomende verbond , met verpligting en 
verbintenis aangenomen , koomen te gebeuren , dat zom- 
mige ftaatkundige den mens in den ftaat van vryhyd , voor 
af voor dat Borgerlyk verbond , of voor eenige over- 
koomft van Maatfchappy , aangemerkt hebben zoodaanig 
zyn ygen Meefter te zyn , dat hy in geenige pligten tot 
zynen evenmens gehouden is , dan alleen uyt zynen vryea 
ygen wil. Waarom zy de voornoemde regelen uyt de o- 
verkoomft en het vcK>rgemeldeverbonieerftaIlehunkragt 
agten te bekoomen, Hier van daan ftellen zy vaft , dat 
den mens in den ftaat der vryhyd , niets opgelegt is., daa 
alleen de zorge en behoudenis zyns zelvs , al was 't 00k 
met nadeel van zynen naaften. 

§ 3. Hierom moeten wy 00k onze oogen werpen op 
den grondflag der tweede verbintenis , om daaruyt onze 
pligten tot onzen evenmens 00k in den ftaat der vryhyd , 
voor af voor het Borger-verbond af te leyden : het welke 
my gebied , den mens , di my evengefyk en tot een /evens- 
medgezel van God gegeven is , te moeten erkennen ah my- 
fien mededienftknegt onder dien gemeenen Heer : als dewel- 
ke met my in dezelvde afhangelykhyd van God levende» 
00k met my in een en dezelvden ftaat geftelt is : zoo dat 'r 
niets valuer is , dan dat een eenig mens in den ftaat van 
vryhyd aangemerkt kan worden , di ten eenemaal zyn y~ 
gen Meefter zyn zow: nademaal ten opzigt van God, den 
Stigter van onzen oorfprong , nimand niet geboren word 
dan als een lyvygen van dien Opper-heer. Aan wien hy 
Biet alleen verfchuld is den pligt van eerbied , maarooK^ 

Aa b zorg 



10©.- VAN T>E BEZONVERE 

z*brg te dragen , dat alles wat in zyne magt is , tat zyne ' 
eere en heerlykhyd gedye. Nademaal 60k myne naaften , 
nevens my een mededienftknegt en het ygendom van dien 
zelvden Heer is , zoo ben ik , wegens dien algemeenen 
Heer , aan hem verfihuld , indien hy elders in ora mynei> 
hulp benoodigt is , al wat tat zj/n aanzyn enwelzyn dih 
nen kan. Zoo dat my , en nevens my alle myne levens 
medgezellen uyt Gods naam opgelegt is , alles wat Godesr 
is, in di ordering , van hem geftelt , tehehouden, em; 
geenzins naar ons welgevallen daar in te verfloren of di te 
verhinderen. Hier.van4a^^s^t?4^itedsw#fl^ , \iyt 
den ftaat' #f vryhycl in den flaat der borgerlyke Maatfchap-: 
py , den mens geenzins het vermogen laat om zig van al- 
ien pligt te ontflaan , en alleflye Wetten naar 't goeddun- 
ken der toeftemmers aan te nemen , aangezien net ons iir 
'$ aUerminfle niet vry ftaat door eenige inzetting Gods 
lieerfchappy te benadeelen. Het welke men wel naw aan^> 
rherken moet tegen de vuyle beginflelen van zommige: 
Staatkundige , zeggende de menflen in den flaat der vry- 
hyd zoodaanig hun ygenMeefler te zyn , als ofze niet eens 
onder God flonden , of de Goddelyke Wetten hem ee- 
nigzins verbonden ; daar zy nogtans door eene eewige 
qnveranderlyke Wet verboden worden de eere en heer- 
lykhyd van God in eenig ding te verlochenen , en het ge- 
jne aan Gods onafhangelyke heerfchappy ftaat , aan net 
menflelyk goeddunken te onderwerpen. Ja in dezedely-. 
ke huyshouding van God is een Wet ; dat een igelyk van- 
ons , naar maate zyner kragten , zorg dragen moet , dat 
onze mededienftknegt aan den gemeenen Heer een goede ett 
nuttige dienftknegt zy , dewelke in de gemeene MaaN 
fchappy , en in de medewerking van 't werk des Heeren 
in geenen deelen verhindert of belet mag , maar met toe- 
" "sragte hulp aangezet en geholpen moet worden. 

'■'..' '$45 



Boek E W ETT B K. Hoofd. II. ip% 

* § 4. Laat 6ns nu di gene , dewelke ons in dit gezellig 
leven van God voorgeftelt worden ,, wat onderfcheydent- 
lyker befchouwen , als eenigzins in ordering en fcmkking, 
verfchillende. Dewyl eenige in betrekking tot malkan- 
deren aante zien zyn in eene (a) onderfchikkingy en an* 
dere Wederom in eene enkele (b) medefehikking.: ■ '>■['■; 
■ §S- -Datmen erkennen moet , datter onder de menffew 
zekere onderfchikking door den Goddelyken wil en goedvin- 
den ingevoert is , kan hy geenzins in twyfel trekken , di 
weet , dat wy kinderen geboren worden , en door Gods 
Voorzinighyd aan net beftuur onzer Ouderen onderwor^ 
fienzyn.. Wy koomen waarlykin dewerreldnaakt, krag- 
teloos, alles gebrek hebbende , ongenogzaam om ons zeP 
ven in de minfle noodzaaklykhyd te helpen , en in kon- 
ften en weetenfchappen onoedreven en onkundig : zoo 
ic&ty, indien God dien gopyw r driftigen trek ; , dien meii 
gewaar word , in de gemoederen^der- Outers 1 niet inge^ 
&f&kt ; fea<i , 'Waatj door zy ih't verzorgen en opvoeden der 
Kinderen onuytfprekelyke moeilykheden gewillig als voor 
zuyker opeten , wy atle en een igelyk zowden met het be- 
gin der ademhaaling ons leven uytblazeriv en in 't kort 
het ganffe menfdom , zoo ? t van de Ouders verwaariooft 
wierd , uytgebluft zien. Zoo dierbaar dan als wy Ons le- 
ven fchatten, zulken hoogagting moeten wy hebben voor 
di ordening Gods , door welkers wyshyd en weldaadig- 
nyd onze geboorte en opkweekingmetdi Wettenomtuynt 
is. Hier uyt vloeit eene verbintenis om deeze ordening 
van God te oekennen ,. en onze Ouderen , als Gods Werk- 
tuygen in dat alles ,. de handen te kuflen en in waarde te 
houden : di onder Gods zegen dien moeilyken pli'gt en* 
verbintenis, om voor God een na-zaad te zoeken en op te 
voeden , op zig nemen en voldoen. Hier van daan moet 
di Wet , om zyne Ouderen te eeren , als ten hoogftea rejg£ 

k>, ->(. a ) Subordinate ( b) Coordinatio. gH$ 



i5»2. FAR <DE BEZON<BERE 

en billyk gehouden worden : nademaal hen te eeren , niets 
anders is , dan hen, in dit deel van Gods aanbiddelyk be- 
ftuur , voor de gewenfte werktuygen Gods godvrugtig- 
lyk te erkennen : onder dezelve , naar de ordening van 
.God geftelt , te willen ftaan: hunne weldaaden metfchul- 
" dige dankbaarhyd aan te nemen : en hunne bevelen in wee-? 
tenfchap en Godvrugtighyd , als tot ons voordeel en eere 
ihrekkende , wanneerze met de geweetens Wet overeen- 
Aemmen , geerne naar te koomen , en als het de zaak 
vereyfl met groote bereydwillighyd aan hen hunne weldaa- 
den weder vergelden , MT.nrsMjyyeiu. 

§ 6. liieruUytvolgt ook , datmen op dezelvde wyze in 
eere houden moet di de plaats der Ouderen bekleeden. Het 
blykt by de ervaarenthyd dat door de fchikking van de 
Goddelyke Voorzinighyd zomwylen de Kinderen in hun-« 
ne minderjarighyd van Ouders beroovt , en onder Voogde.it 
geflelt worden , di met Vaderlyke magt voorzien , ook 
de Vaderlyke zorg aannemen en volbrengen : Dat deeze 
gevallen zonder Gods vrymagtigen wil niet voorkoomen , 
is buyten kyv. Hier koomt ook by , dat de Ouders zom- 
wylen niet magtig zyn om alle de pligten, tothun huyfge- 
7,in behoorende, waar te nemen: hierom roepenze ande- 
re , di bedrevener zyn, te hulp , endoen hunne plaats 
bekleeden : gelyk di in konften en weetenfchappen ervaren, 
en Leeraars der Godvrutighyd zyn , leggende op dezelve 
een gedeelte van hunne vaderlyke zorg en magt. Deeze 
moeten derhalven , als de plaatsvullers der Ouderen , met 
alle eer van onderdaanighyd ontvangen worden ; als de- 
welke de voornaamfte firaaden der welleventhyd ons toe- 
brengen. Uyt dit zelvde beginzel heeft ook de magt der 
Overhyd hunnen oorfprong, welkers ganffe gezag uyt de* 
ze Vaderlyke magt ontfpruyt : want nademaal een lgelyk 
fjjiyfgezin, onder het fchut en fcherm der Ouderen , te- 

gen 



Boek II. W Err E K Hoofd. II. 195 

gen de veelvuldige van buyten aankoomende ongelyken 
met veylig zyn kon ■, hebben zy zig door een borgerlyk 
verbond onder den anderen vereenigt , en 200 veel van 
hunne Vaderlyke magt aan de voorzigtigfte en magtigfte 
overgedragen , alsze oordeelden tot de behoudenis van 
het gemeenebeil noodig te zyn : het welke onder Gods 
Voorzinighyd met rede gefchied zynde , 00k voor eenin- 
ftelling van God gehouden rnoet worden : weshalven alle 
di deelen van de Vaderlyke magt in een igelyke Overhyd 
met fchuldige eerbied en agting erkent moeten worden. 

$ 7. Buyten deeze betrekking hebben de menflen nog 
een onderling opzigt tot malkanderen, als onder zig even- 
gelyk onder God mede gefchikt zynde , tot medgezellen 
van de gemeene vremdelingfcbap , di door den vrymagti- 
gen wilk van God * den Schepper en beftuurder ons van 
ter zyden toegevoegt zyn , om nevens ons in een gebuur- 
fchap met veelvuldige onderhandelingeastewoonen ib te 
leven: blykende derhalven zonrieklaar uyt de rede , dat 
een igelyk , van ons alien , aan dezelve twee hoofd-plig- 
ten verfchuld is te bewyzen , te weeten , Geregtighyd en 
Lievde. 



EERSTE UYTWEYDING. 

Van de Geregtighyd , en deszefos bevelen. 

$1. /GEREGTIGHYD, diindeeerfteplaatsvoor- 
VJT koomt , is eene zehswillighyd van den menffe- 
iyken wil , om aan een igelyk regt te doen : welke deugd , 
*©f hailig voornemen des gemoeds gegrondveft is , ten dee- 
len in de evengelykhyd , en ten deelen in de evenmaatig-s 

Bb hyd. 



IH VAN 1)E BEZONVERE 
hyd. Tie evengelykhyd blinkt daar in uyt ,. dat nademaal 
alle menffenin zeker opzigt onderling in een en den zelv- 
den ftaat en waardighyd zyn , hebbende een ider eenen 
geeft met een lichhaam te zaamengevoegt y en een igelyk 
den zelvden God tot Stigter en Qpper-heer ,, zoo hebben. 
zy ook alle dezelvde betrekking tot God ,, en zyn onder 
dezelvde Wet verbonden , om aan dien God hunnen ge- 
trouwen dienft te bewyzen. Een igelyk heeft ook tot de- 
gaven van den Geeft en de goederen des lichbaams dezelv- 
de betrekking, overmits derzelver aard of natuur door 
dezelvde middelen om zynen pligc te betiragten o&deTwe- 
7.en , en do©# Ameh&e wetdaMett voltooit word : waac-^ 
om df begivtigde van God ook £elyk regt hebben. Nu ,; 
de Evenmaatighyd is , het gene God , de vrymagtige uyt- 
deeler zyner gaven > door bet regt van zyne givte gewilt: 
heeft eenes anderent tt wezen - dat nimand dat zegge het 
jbynbte &yn y ofPr&gte het zelve tegeto w'tl en dank van den : 
be&itter r hem te <jH®vremdew .-Want dat waare , God te 
willen zyn gebfed ontnemert » eft hem het bewind zyner 
Voorzinighyd te betwilien » en met God ftryd te voeren: 
dewyl derhalven een gelyke over een gelyke geene heer- 
ichappy heeft , en zy beyde onder den gemeenen Heer 
llaan , en door de geboorte of natuur aan de gsmeene 
oppermagt onderworpen zyn :. zoo>moeten zy alle en een 
igelyk zigaan net goeddunken van dien Opper-heer , di 
aan nimand lets verfchuld is , dat is , ; van God , gedra- 
gen. 

§ z. Hier uyt volgt , datmen van de Wet der geregtig- 
hyd met afgaan kan x en dat alie menflfelyk regt , ' 't welk 
cte geregtighyd ongefchonden bewaart , op het regt van 
deGoddelyke vrye oppermagt gegrondveft word-> waar door 
fey aan een igelyk zyne gaven uytdeelt , zoo als hy wil: 
ioo. dat van nimand met regt kan afgenomen worden , het 

gene: 



Boek II. W E T T E N. Hoofd. II. 19? 

gene God hem vergunt heeft. Derhalven is de pligt van 
een regtveerdig Man aan zynen mededienilknegt , het 
ygendom van den Opper-heer , geenig ongelyk aan te 
doen , dat is , aan nimand iets te ontvremden of te ont- 
trecken 9 't welk hy door 't regt , dat God hem vergunt 
heeft , bezit : want het word tegen alle regt en billykhyd 
geagt , indien imand tegen wil en dank van den bezitter , 
di onder een geregtige titel lets uytGods gunfl bezit, dat 
wilde ondernemen. 

§3. Ik zeg tegen wil en dank van den bezitter , om dat 
in 't gemeen nimand met zynen wil eenig ongelyk ge- 
fchied ; ten waare miflchien 00k dat di willende tot toe- 
ftemming gedrongen wierd. 1: Omtrent dingen , waac 
in hy zyn yge meefter niet is : gelyk het leven en de. kuys- 
hyd , want deeze beyde is de mens gehouden ongefchon^ 
den voor God te bewaaren z. Of indien hy door lift en 
valshyd bedrogen word , wanneer imand m eese «nder* 
feandeling *an zynen naaften iets beloovt , het welk de 
verwagting van zynen makker by de uytkoomft niet vol- 
doen kan , waar over hy regtveerdige klagten heeft van 
eene looze -en liilige bedrigery : en het welke gy niet wil- 
de dat u gefchide , moogi gy 00k aan een ander niet 
doen. 

§ 4. Voor eerfl: verbied de Regtveerdighyd op het leven 
van nwen mede-dienftknegt toe te leggen met Kwetzen of 
doodflaan : want God alleen heeft het regt over leven en 
dood. Wi het oordeel over des naaltens leven tot zig 
trekt, en wil dat hy naar zyn welgevallen of leven of fler- 
ven zal , di doet niet alleen inbreuk op net gebied , het 
welk hy over zyns gelyken niet heeft , maar matigt zig 
00k fchandelyk aan het voorregt , 't welk de Goddelyke 
Ofjpermagt alleen toekoomt. Want nimand vermag zig 
£00 veel regts over Gods ygendom , en zynen mede^dieniif 

Bb x knegt, 



t 9 6 VAN <DE BEZON<BERE 

knegt , onder wat naam het ook zy , aan te matigen , di 
wegens de gemeene onderfchikking en af hangelykhyd , 
zoo wel als zyn mede-makker naarGodsgoeddtinkenitaat 
of vale. Het ftaat alleen aan God den mens op zyne wagt 
te flelten » en wederom daar van af te roepen ; en over- 
zulksis 't nimand geoorlovt tegen dit deel zyner regering 
te morren. Wanneer wy dan gewaar women , dat de 
haat , nyd en gramfihap den mens temet verrukken tot 
het fchennis van doodflag : moeten wy zorg dragen , dat 
de haat voor de lievde , de nyd voor de goedgunftighyd , 
en de gramfihap voor de zagtzinnighyd wyken ; en dat de 
menilen zig in di gevallen den tyd gunnen ora zig over 
hunne verbinteniflen te beraaden. 

% 5. In de tweede plaats verbied de Regtveerdighyd 'eens* 
anders kuyshyd te fihenden , het zy door algemeene byleg- 
ging of fchoffeering : want door de gefchonde eerbaarhyd 
gefchied aan zyne mede-dienftknegt of maagt het hoogfte 
ongelyk ; dewyl hun de eerbaarhyd benomen word , di 
God hun met het teelvermogen gefehonken had om Gode 
een zaad te zoeken. De eerbaarhyd word kuyshyd %o* 
naamt , om dat de geeft nook daar van afwykt dan met 
fchaamte , di de-mewufthyd van di daad aanbrengt. W't 
geweld pleegt , fchend het lichhaam zyner mede-dienit- 
maagd , het welk God toekoomt : en verwaarlooft een 
rta-zaad , waar aan hy eene eerlyke geboorte , en eene 
Godvrugtige opvoeding verfchuld was. Witot eene Hoe- 
re ingaat , di wikkelt dezelve in verdere welluflen , waar 
door zy meer en meer van God afwykende , haar lich- 
haam. een onbekwaam werktuyg maakt voor den geeit, 
om aan God zynen fchuldigen dienft te Sewyzen. Hier 
door kwetfl by ook hunne gewiiTe , dien hy uyt toeflem- 
ming van di fchendaad verrukt : of ten minften met ge- 
jaoogt heeft , gelyk het hem betaamde , haar van dat 

fchan- 



Bock ft. W ETT E N. Hoofd. II. 197 

fchandelyk leven af te wenden. Ja een igelyk mens be- 
' zondigt zig door byligging tegen zynen medgezel ofmedge- 
zellinne , di niet door eene beftendige bywooning zoektr 
naa eene behoorlyke hulp tot de opvoeding , dimen aan* 
de te verwagtene vmgt bewyzen rsoet : en di de gemee- 
ne kinderen en derzelver zorgvuldige enGodvrugtige op- 
voeding vereyifen. Hy bezondigt zig tegen de vrugt , di- 
aan God tot zyn ygendom moeft toegewyd worden , dir 
zig aan de Moeder onttrekt y en de onaffcheurlyke ge- 
meenfchap wygert. 

% 6. De derde flag van ongelyk , tegen deregtveerdig- 
hyd flrydende , is dewelke de wettige bezitting zyns me- 
demakkers tegen zynen wil en dank naa zig neemt , zonder 
den minfien waaren titel 'van regt: De Schepper der wer- 
reld en van 't memTelyk geflagt , di den mens , met ver- 
fchydene noodigheden tot het leven verzorgt hebbende , 
in de werreld ingevoert heeft , di heeft hem , met het 
vermogen om de dinger ten gebruyk te maaken , 00k de 
vryhyd vergunt om di dingen te aanvaarden r dewelke 
nog onaangevaard , door de hand van zyne Voorzinighyd 
hem voorgeftelt worden : hier van daan gaan de dingen op 
di wyze beheert , als een- givte van God, di het zyne weg 
fchenkt , in de magt van den eerften beheerder over: 
Hierom word het regt vanygendbm op de gunftige gave 
van God gegrondveft : overzulks dat dat het myne is , 't 
welk my door denGoddelyken zegen aankoomt: en word 
dat vorder wettig het myne , 't welk met den wil des wet- 
tigen bezitters, met verzaaking van alle voorgaande regt, 
tot my overgaat : dewyl God 00k deeze magt , tot noo*. 
dige onderhouding van den handel ohder de menffen', 
den wettigen beheerderen gegunt heeft. Derhalven is het 
eerfte regt van ygendom en bezondere bezitting uyt de 
v.erdeelmg der goederen gefproten ,. wanneer de menflear 

Bb 3 onba- 



i 9 8 VAN <DE BEZONTfERE 

-onbekende Landen zoekende , di onder malkanderen 
hehben begonnen te verdeelen , en elk him lot te bebou- 
wen. Dog het andere regt van ygendom heeft zynen oor- 
fpronguyt de noodzaaklykhyd , wanneer zy het gene hen 
-overig was moeflen verwilfelen voor 't gene hen ontbrak,, 
en dat op 't aanraden van de rede , op dat de menflen op 
di wyze 't gene wederzyds ontbrak onder malkanderen 
yervullen mogten. De Kinderem , een deel van de Ou- 
ders zynde , nemen , van dezelve door de dood beroovt 
zynde , uyt het aangeboren Regt van agtervolging hunne 
plaats in , en nog in leven zynde , verkrygenze van hen 
givten en gaven. Evenwel moet men weeten dat deeze 
Opper-heer aller dingen den ygendom niet zoodaanig aan 
de menflen vergunt , of hy benoud het regt van weder af- 
eyffing aan zig: volgens welk beginflel hy de goederen 
yermeerdert en vermindert , maakende <deeze ryk , en 
gene arm , en beftuurt des menflen geluknaar zyn welge* 
vallen ; waar uyt de flaat der menflen , van de eerfle ver* 
deehng af , zeer ongelyk gevallen is. Zy berooven dan 
de medgezellen hunner vremdehngfchap , en de mede* 
4ienftknegten van den gemeenen Heer , van hun Regt, 
di in 't hymelyk , 't welk den naam van T>ivery draagt, 
of door openbaar geweld , 't welk men Roovery noemt, 
tegen wil en dank van den bezitter naa zig trekken , het 
gene de Goddelyke goedertirenthyd gewilt heeft eenes 
anderens te zyn. 

§ 7. Laatftelyk kan onzen reysgezel en medemakker 
ongelyk aangedaan worden door ontrekking van zynen goe- 
den naam: want de goede naam is onder di goederen te re- 
kenen , dewelke een igelyk vroom en edelmoedig Man 
•ssoo hoog fchat als zyn leven. Zy is de waare band der 
maatfchappy en zaamenleving ; want wi denzelven niet 
tjezit , maar een kwaaden naam heeft , met dien wil ni- 

mand 



Boek II. WE1TE K. Hoofd. II. x W 

mand te doen hebben; en hy word uyt alle gezelfchap van 
eerlyke luyden uytgefloten , di geenzins voor eerlyk en 
goed gehouden word : zoo dat nimand zyn werk en hulp 
zal wiHen ten gebruyk maaken en aannemen , of hem ee- 
nige weldaadighyd bewyzen ,, waar van daan hy veeltyds. 
ten verd'erv nedergedrukt en van nimand geagt word. 
Waarom dan een dienftknegt Gods , door net beroovera 
ran zynen goeden naam , Gode onnut gemaakt word ,» 
dewyl zyne gunft onder deyroomen noeh begeert , nod* 
aangenomen word. Menmoet derhalven, om Gods wiJ,, 
waarlyk den goeden naam van een eerlyk Man nawkeurig- 
Iyk zoeken te bewaaren , en zyne gaven hooglyk aanpry- 
zen T op dat hy zyne Imede-aienftknegten door dezelve 
ten nut zyn ,. en de eere van God meer verbreyden kan~ 
Hier van daan gefchied den mens het grootfte ongelyk ,. 
tvanneer hem door lafterxugt of uyt dertelhyd r valflelyk 
verdigte kmenen y enmildadert te&kften^gelegt enaaa* 
gttyat woraen .* of dat een kleynerrmisllag ,, di anderzins 
feedeKt konblyven , ten uyterften vergroot , en alzoo zy- 
ne verdleniten bezwalkt worden , zoo dat hy eens anders> 
liaat verkrygt , en van zyne medgezellea verlaatea word.. 



TWEEDE DYTWEYDING. 

Pan de Lievde , dimen aan z.ynen V^aajim *verfcbuld if 9 , 
en T4» desTgfos gebodtn, 

% r. TJ Y de GEREGTIGHYD behoort de Lievie 

J3 tot &y nen Naajien by te koomen : want de Gereg- 

'f^jbyrfvereyft nawlyks lets meer, dan datmen nimand be- 

Ijsdige , : noch imand bednge , te vreden zynde datjneifc 

in 



2*oo VAK <DE BEZONDERE 

in de menflelyke maatfchappy handele met trow en onno- 
zele opregthyd. Maar men moet weeten dat de aangebo- 
re verbintems zig wyder uytftrekt , en den mens alle plig- 
ten van beleevthyd voorfchryvt , di uyt de zonderlinge 
iievde tot zynen even mens moeten afgeleyd worden. 

§ z. 'Deeze Lievde tot den Naaften , is eene bereyd^ 
willige veerdighyd van den wil tot zyne even menflen, 
waar door imand derzelver aanzyn en welzyn met vreug- 
de erkent , en indien iets daar aan ontbreekt , van herten 
wenfl dat het zelv.e aan hen vervult en taegeferagt mag wor- 
den , op dat zy als Gods werktuygen Gode tet heerlyk- 
hyd , en zig in 't volvoeren der pligten tot nuttiige hulp 
verftrekken mogten. Waaromhy, gewaar wordende ee- 
nige hulp in zyn vermogen te zyn , di ook gereed is naar 
zyn vermogen in 't werk te llellen. 

$ 3. Het beginffel van deeze lievde is ,' dat de redelyke 
mens bewuft zy , dat hy niet voor zig aUeen geboren is .• 
waarom hy ook niet voor zig aUeen leven wil, dewyl hy 
deGoddelyke ingeftelde ordering hier eerbiediglyk erkent 
en is , hem , wegens de alzins daar in uytblinkende wys- 
hyd Gods , di ten uyterftera behaaglyk. Hier toe dient 
ook , dat de band , di het menfdom tot de maatfchappy 
en zaamenleving verbind , uyt den ftaat der huyshouding 
vloeye en ontfpruyte : want alzoo worden Man en Vrow 
door 't Huwelyk tot malkanders hulp te zaamen gevoegt ; 
en alzoo nemen de Ouders de Kinderen, daar zy naa trag- 
ten , aan , met de verbintenis van opvoeding : hier toe 
ftrekken ook de bloedverwandfchappen en de verzwage- 
ringen. Ik zwyge nu het Jpraakvermogen , het welk ge- 
Ijeel te kennen geevt , dat de mens tot de onderhandeHng 
met andere , en tot wederzydze raadgeving gefchikt is. 
Voeg hier toe , dat de verjchydenhyd der noodruftigheden 
*$ we£g brengt , dat een eenig mens alleen tot alles niet 

genog- 



Boek IL WETTER. Hoofd. H. aoi 

genogzaam en bekwaam is , waar door de memTen zyn 
gedrongen geworden onderling een verbond te maakert 
over de wederzydze hulpbewyzingen , het welke wy dert 
naam van Borgerftaat geven , dewyl God zyne gaven zoo- 
daanig uytdeelt , dat wy alle niet alles konnen : deeze 
iteekt uyt in fterkte des liclihaams , di in uytnementhyd 
des verftands : de eene fchynt tot werken , de andere tot 
konften geboren te zyn : deeze vermag rneer in kragt , en 
gene in wyshyd en voorzigtighyd , om voor zig en andere 
ten nut te zyn. Indien de menflen derhalven niet gereed 
ilonden den anderen wederzyds hulp te bewyzen , het 
ganffe menflelyk geilagt liep. in*t kort te niet : Voortreffe- 
lyk zegt Seneka : Onze ntaatfcbapfiy is een gewelv vait 
jteenen zeer gelyk , het ivelk infiorte-n zow , indienze mal- 
kanderen niet onderfieunden : daar door z,elv word het op- 
gtbouden, 

.$ 4. Maar wy zyn voor al aan de pligt^n van beleevt- 
hyd gehonden , om den witte van God , aan wien wy ons 
ten vollen verbonden vinden : want nademaal alle menflen 
in evengelykhyd het ygendom zyn van God-, als van den ge- 
meenen Heer ; voorzien met bekwaamheden om de eere 
en heerlykhyd van hem voord te zetten , alzoo zyn 00k 
de mede-dieniiknegten gehouden het gemeene werk , 00k 
onder malkanderen , te bevorderen , want nimand ver- 
heerlykt God ten vollen , dan di hem 00k aan zyne mede- 
makkers aanprylt , en niet ophoud de kennifle van zyne 
eere en heerlykhyd onder zyne medgezellen te vermen- 
nigvuldigen en voord te zetten. Nimand heeft regte ag- 
ting voor God , di aan zynen mede-dienftknegt , in het 
werk van den gemeenen Heer arbeydende , wanneer hy 
alleen daar in te kort fchiet , zyne hulpe wygert : of di 
Gods ygendom , wanneer het eenigzins in zyn vermogen 
is, met tragt te behouden , en niet poogt hooger opt# 

Cc Ben- 



•■sex y>AM 2) E ElEZO M<DE RE. 

b'eui'en , of dat hy <lagelyks zynen Heer meer en meer ten 
auttezy. 

§ f-. Nadettiaal de goedwiUighyd de voornaamfte aandoe- 

ttirig van deeZe lievde is , zoo voed hy , di eene wettige 

lievde oefent r, voor at een gunftig oondeel over het waare 

goed , opdat het zelve te regt goedgunftrg zy : en hy 

"m-a&fct een ttawkeurig Ondefichyd tuffen een goed te geni- 

• ten en te gebfuyken ;. en het welk hy uyt de gezonde rede 

in eene zuyvere gewiffe erkent heeft tot het hoogftegoed,, 

te weeeen , tot de geniting vm Gods vrindichap',. te be- 

feoopen , #aai? d^or r 5eyn«C»d^ii8&ftfaieSt5.vaii;^ad, zoo 

wel ats -h^ z#l^gelj-kfeali| Is v ''$■■ welk hem van herten vep* 

fee&gf > en-vvenfl zynen fliede-dlenftkne^t daar over alle 

fieyleft zegen : ma&r zoo tpa tfeede-reyziger daac toe nog.. 

iliefe khjm geketfttS&T t^zyrs • *■ , d»ii;:vffenft -hy hem dat 

hooglyk toe , en bid dat hy daar toe koomen mogt'. Dog, 

4*et: geiierhy @n$et tiknmtlg gotd, h«tvzy tot fitaad van' 

deft ge'eft, of tot gdmafe -disss lfchhaams , agt tezyn, vbo^ 

zoo vee'l het tot bevardering: van dat hoog$e goed dfent, 

op dat hy Gods vrindfchap meerder deelagtig werde , en 

mejgr erfmeer tot God's eere zy: dat ailes zoekt hy met 

tollegoedgtiftfligby^r;- Weaffende dat een igelyk vande 

medgeZellen zynef vi-emdelingfchap overvloedig; tot zalig- 

hyd daai* van verzien ffioj^ zyw. 

My maakt ook een onderfefryd ttifen eertyk , mtfig, 
tohrgemtichtyk goed : zo® da* hy zig nook OV€r het mtttig, 
engemmh-lykgded zynermedgezel-,- bekommert , ten tf 
het- fe geiyfe 00k eWtyk " zy •>-, #&ar in de zuyuere kuysftyd 
der lievde belaat ; Avanc de redfe gebied , van hasten te 
\venffen , dat een igetyfc mens vWMij, en tvat hem aan~ 
koomt , dat het hem tot een voedzel zyner vroomhyd ge- 
dye : eri dat hy , ad #at hem- aan de geneuehtyke oef ettifcg- 
?%*&$> vtooftihyd gfebfe^eMi naa* zyiieii \#ens;tefc0i0me* 
'■"•■• het 



Boek II. WET T E N. Hoofd. n. *oj 

het welk eene waare philantraopia , mens livendhyd is. 
Alzoo is hy blyde met den blycfen ,, di hunnen pljgt be- 
tragtende den prys der ~ neeritighyd wegdragen : en is 
droevig met den droevigen. Hierom is hy verre van den 
nydi en epkhairekakia , verheuging, in eens anders onge- 
•luk. Ontmoet hy op den weg eenen dengniet of vyandig 
■mens, hy wenft heneengezond verftandin een gezond 
Iichhaam ; datze tmn beteren en tot betere zinnen koo- 
men mogen , om onder de goede en vroome gerekent te 
konnen worden , met zig aan Gods Wetten tot een. goed 
en regt ynde te onderwerpen. : : ) t : 

.- $ 6. Aan deeze ievde van goedwillighyd kleevt. alleiv 
•naaft: aan de weldaadighyd ' : ; dewelke erne nygmgvau.de 
iievde is , om aan debehoevtige , of di met dearmoede 
-worilelen. Met goede , dat waaniyk z&ada,amg is , naar 
zyn vermogen te doen ; en aUe pligten van heushyd e& be~ 
ieevdhydi&n zynen naaflen , dlen %-vporiiieeiig zyn kan?, 
te bestfyaen $ het zy dat^foet gevai de hulp vm. mond of 
hand vereyft. 'We&jalven de Wetten Yan weldaadighyd 
syn » dat de weldoender d&or tujfenjpraak by God voor de 
aoodaanige bid , en by de groote en magtige -voor hefekerm- 
heer :verit*efct . , v op dat zy door faunne iniidaadigbyd of 
•vermogend gunft bewys zyn gei)ifek .verynilen mogten. 
Dewyl fay ondertttflen de Meynmoedige Vwnfra^ >•■ ©p- 
bmrt , en raadgeevt , om faun doen voorzigtig te beteg*- 
gen. Indien hy, di faun werk niet magtigiiyn , kante 
hulp.fcaonaen!, ; hy neemt«en ged«e&eH©pzig., en de w&xk- 
ijiygen ^/^i'tteftiontteeken , leent of ichen&t hy ,hm& 
Jhzond«rhyd •bTerigt , hy de« elendigerivsriigting. toe, J idem 
armen moodruft , den ziken hulpmiddelen , deh yremder 
iingen herberge , den naakten kJeedinge , en andere ,. di 
fc^ta &waalyk geftelt vinden y ■ het tegengeftelde ' goed <$&■ 
^«nfe,,' J en;.v©rf<lhaffehd€, isod^efre xyaemiddjeletq.i'iiSfr- 
a-?r:-(:, Cc x der 



io 4 VAN <DE BEZONDERE 

der nadeel van zyn ygen huysgezin , en zyne yge verbin- 
tenis , dat toelaaten. 

S 7. Hier heeft 00k plaats de lievde van vrindfchap, 
dewelkeook eene zonderlinge vrugt van di lievde is, zoe- 
kende eene nauwer vereeniging met zynettytgekoze makkerr 
tot ■■onderlinge ' pligtbewys, , dewelke hy bekoomen hebbende 
getrouwetykonderhoud\ en verbroken zynde ■■, ligtelykdoor 
zyn buygzaam gomoed herftelt. Dewyl de overeenftenv* 
ming der gemoederen en begeertens hier van de wortelis, 
700 is ze eerlyk , en heeft geen plaats dan onder vroo- 
men , en fteunt op eerlyke voorwaardens. Alfehoon wj 
tier van daan &e phUantroopian > menslivendhyd in. voor- 
koomende gelegentheden aan alle menffen zonder onder^ 
fchyd verfchuld zyn , zoo zyn we evenwel niet gehouden 
onze vrindfchap te bewyzen dan alleen aan vrooroe en eer- 
lyke luyden> di tot di eenftemmighyd veerdig-en genegen 
%yn\ w aarom wy eene voorzigtige verkizing doen moe- 
ten , waar doorwe di gene voor onze vrinden< howden en 
goedkeuren , diwe in onze vrindfchap inlaatem Maar 
aangegaan zynde r moeten wy dezelve door den band van 
Vrede en Eendragtbewan'eu , en zorg dragen dat geene 
twiftenen verfchillende gevoelens onze gemoederen daar 
vara af trekken : want ie Vrede is eene welgefchikte we*. 
derzydze gerufthyd der gemoederen in wederzydze om» 
helzingen> waar door de eene den anderen met eene zon- 
derlinge ftilhyd van geeft , zyn werk onverhindert laat 
©efeneii,. en het, minfte beletzel; in. zynen loop met aan- 
brengt. 1)e Eeridragt is eene eenftemmighyd en. eene 
welbereyde zaamenftemirong van> gevoelens over hetynde 
en de middelen. Zoo. dat het zelve te. willed en met te 
willen. eerfl eene vafte vrindfchap baart. En niet toelaat 
dat. dezelve door tuffenkoomende ontmoetingen ligteiyk, 
--le^aken- word >. hier ;Yan daan eensdeels de . begeefte ova 
' ^ > zynen. 



Boek II. W ETt E N. Hoofd. II. zof 

zynen vrind te behaagen , met te vermyden het gene hem 
met regt mishaagen kon ; en anderdeels de zagtzinnig- 
hyd , zynde eene zonderlinge vreedzaamhyd , evengelyk- 
hyd , en ingetogenthyd des gemoeds , den geeft op den 
breydel houdende , dat hy niet ligt getergt ofverftoort 
werde. Aan dewelke als aangehegt is 'ETiemeiix, de gelyk- 
maatighyd , di aan de daaden in zig eenen goeden uytleg 
geevr , en de aanbrengers , di het ongelyk door een ver- 
grootglas willen doen zien , niet aanitonds geloov geevt. 
%)e Langmoedkbyd is het , di de regtvaardige gramfchap* 
van de verhaaite vraak afwend. T)e Verdraagzaamhyd is 
dat deugdwerk , 't welk zelv niet in eenen wigtigen aan- 
ftoot en beledigingen verbittert noch getergt \tford. Wei- 
ke deugdwerken wy ook tegen andere menfleti , di ons 
hevige gefchillen verwekken en fmaadheden aandoen , be- 
hooren te gebruyken , om hen voor ons , en voor God 
te winnen. Dog zoo andere dien ban4 van vrindfehap 
koomen te verbreken , zoo gebied de lievde , in beledi- 
gingen verbiddelyk , en in voldoeninge te ontvangen gemak- 
keiyk te zyn :. ons te vreden houdende dat onze vrinden 
tot betere zinnen geraakt zyn.. 

§ 8. Voorder is het depligt van vrinden ,. malkanderen 
onderling met raad en daad getrouwelyk by teilaan,, gee- 
ne geheymen te openbaaren , ernflig voor alle gevaar. te 
waarfchouwen , en de Men enlagee van boosaardige te 
pntdekken : of zoo men di fHlzwygende afweeren kan, 
dat voor af te ondernemen. Malkanderen inlovwaarde 
qefeningen aan te fpooren * en zomwylen behoudens. de 
maatighyd en eerbaarhyd , zig met goede vrinden luftig 
te maaken , zoo onvde verdritelykheden van dit leven te 
verzagten , als om na deVerluihgihg een igelyk te wak» 
kerder wederom tot zynen pligt te doen keeren. Deneerr 
$ighyd en geleerdhyd van afwezige vrinden aan ander^ 
i.-- Cc'j ■ ■ • • aan' 



iM VAN <DE HOOT EENES 

aantepryzen, «nderzelver goeden naam door getuyge^ 
■nis der waarhyd tegen alien lailer te verdedigen. 



HOC F D DEE L HI, 

* Vm cb Hoop ems betmn Levms , en tyan deszelfs 

ugended. 

$1. "p\ AT WAT BETERS vpordenMens, bo> r 
J^Jveh ftet gene hy in dit leveri bezit , yan den on- 
vergramden God te wagten ftaat , raaden veele dingeij 
aan • indien wy flegs de onftervelykhyd >va&Qnzen geeji t 
als een grond-leerftuk , ongefchonden bewaaren , geiyk 
ons datlndeeerfte Weetenfchap geleeraart is. Outings 
hebben weynige dat ontkent, en dat wel van de geringite 
flag van Wysgeeren , di met Epikuur en Tliuius in zyne 
fm: Natural. B. VIL Hoofd. s$. het idelhyd , verdigt- 
zefen , kinderlyke dwaasheden , en ai fchimpende zot- 
terny nogmden , indien imand geloovde , dat de ziel na 
dendood overbleev i en nog eenigebezinning deelagtig ipas. 
In tegendeel hebben de oudfle Chaldeers , Egiptenaa'rs, 
Hebreers > Griken , enLatynen , byna alle als tiyt eeneft 
mond geteeraard , dat de zikn , van God gefchaapen , 
enjiervelyk zyn: het welk Auguftyn Stuych. in zyn y.Boek 
vandeoudeWysgeerteyb^yeki^heefL Zeer waaragtig 
gzevlHieroWs , ' de Titagorijl ' te kennen , datze godloo- 
&h geweeit zyn \ di ariders ilelden, en gdvbelden , wan- 
iieer hy iegt : 'Degodlooze, wilniet dat zyne ziel onjter- 




i?^sf''j"Vdegt x ny'd& by , betowdeHrhy liver zig~zelveti 

v.y ■*. - ■> ter 



Boektt BETEREN LEFENS , enz. Hcbfd.III. is? 

fer dood. Hoe waar dit zeggen is , blykt ook daar uyt ; 
om dat di den ondergang der zrlen met het lichhaam be- 
geerden ,, met aMeen alle hoop en vrees na den dood nyt- 
bluflen , en alle Godsdienft en Geloov omver werpen , 
maa* ook alwatonder de menflen vroom , deiigdzaam, 
fegtveerdig. en eerlyk as , ten gronde toe uytrooijen ,, ne- 
ffiende met den loon de rede weg , waarom de ziel her 
onaangenaame voor 't lichhaam zow willen naalopen , en 
't vlees kwaalyk handelen en tegenftreven. Voorwaar T 
wi behalven net tegenwoordige niets verwagt , di zal* 
geheel tot het involgen zyner vleeflyke begeerteris ovef- 
gegeven ^yfide , niet konnen naiaaten i» diefgelyke ver- 
niaaken zyii hoogfte goed voor zig te Zoefcen , en dat afc 
leen ter harten nemeii , offi zoo lang als 't mogelyk is , ift 
de geniting van di welklten te mogenblyven, en vanni* 
ffiand daar in geftooit te Worden. 
-^ it. Wy hebbefc ^ermygensde bew&zen,. dat de ffaruui? 
eVtwez&n der ziel r om dat het geeftelyk is , eff met d# 
uytgebreyde dingen niets gemeen heeft , geheel en al 6fr- 
ffatipbdar is , dat is , ondeelbaaf , zoo dat het in geene 
deeleti , di het ook niet heeft , ontdaan , floeh in ve£- 
fchydeft defcltjens gefchyd>en kan worden. Noeh ook des- 
Zeivs verftandig leven , gelyk hi het dierfyk leven dooif 
de ontbinding van 1 't lichhaa!in gefchied , kan gezegf Wot- : 
den weg te vloeijen of te verdwynen , om dat net a'ls He* 
mel en Aarde van-de MsMiairnielyke beweg^enveffch^ty 
en 't geheele wezeft ofde ndtuur Van den' geeft , atleen i?& 
de werkelykhyd van dehken gelegen is , zoo dat dee-z# 
Weggenomen zijhde dfe ge^ele Zelvftandighyd^ van detf 
geeft weggenomen word. Waat iiyt blykt dat 'r vow d®r 
te'genftrevers geene deuf vata-iaytvlugt open is , dan dagger 
^teen tot deszevTS Werm&ging de uytvfogt rieanen ; y to 
W&4teivmii$eft byGod dm Scheppe* imt<Mm&$&f£ 
1 „ ■ ■ is:. 



ao8 VJN <DE HOOT EEMES 

is : men moet wel bekennen , dat niets van God voord- 
gebragt is , 't welk tegen zynen wil en dank zow konnen 
in wezen blyven: maar ook niets , 't welk hy willende dat 
bet blyve , zig het Ieven van^den geeft: vernitigen en dat 
tot niet doen worden kan , ftaat ook by hun vaft , di God 
voor den Schepper der zilen erkennen : dog di dat niet 
erkennen , di konnen ook geen begrip van de vernitiging 
maaken , als van dewelke de natuur of geheel-al-ordening 
jriets weet , en de rede ook overtuygend aanwyft , buy- 
ten het begrip van de Goddelyke Almagt onmogelyk te 
zyn. AHeen blyvt de vraag dan maar over , of de verni- 
tiging , di alleen ten opzigt van Gods volftrekte Almagt 
mogelyk is ; ook ten opzigt van de Goddelyke betaame- 
Jykhyd kan toegelaaten worden? Want wyzienklaar, dat 
di vernitiging van den geeft voor Gods deugden geenzms 
betaamelyk , en ten dien opzigt ook onmogelyk, of liver 
in geenerlye wyze te verwagten 'is. Gelyk ook geen zoo- 
daanig voorbeeld van vernitiging ooit in dit geheelal be- 
merkt is : Gods grondelooze Wyshyd, dewelke niets ver- 
geevs doet ., verbied , zeg ik , dat een zoo heerlyk fchep- 
zel, als de menflelyke geeft is, van God gefchaapen zyn, 
zow , om dat wederom tot zynen ouden llaat , om zoo 
te fpreken , van niet zyn te brengen : want het is het doen 
van een belachlyken beuzelaar , en di onnuttelyk zynen 
tyd verfpilt , iets te maaken om weder te verbreken , en 
met zoodaanigen uytflag te werken , dat men niets ver- 
rigt heeft : voorwaar de geeft is te voortreffelyk een werk- 
fiuk van God , dan dat hy dien uytnemenden fpigel van 
alle deugden wederom zoodaanig verbrak , als of hem het 
ganfle oogrnerk van zyn werk ontfchoten was , en hy het 
voerdgebragte , als eene onnutte en onbedagte daad, 
met verdriet in zynen vorigen arbeyd weder in 't geheei 
*ow konnen willen verwerpen. Ziet eens op de heerlyk- 

hyd 



Boekll. BETEREN LEVENS , enz. Hoofd. III. ao 9 

hyd en uytflekendhyd van 't werk : en gy zult in den men f- 
Jelyken geeft gewaar worden een verftand*, 't welk in 't be- 
vatten van de voortreffelyklte voorwerpen noch verzwakt 
noch beledigt word , gelyk wel de lichhaamelyke zinnen, 
maar veel eer van dezelve volmaakter gemaakt , en boven 
zig zelven opgebeurt word : di ook , ten aanzien van de 
ivyze van konnen , de algemeene van de bezondere din- 
gen afzondert , en dezelve onfloffelyk en in 't algemeen 
befpigelt , op het voorledene en het toekoomende agt 
geevt , en deeze met gene vergelykt en 't gene ten ge- 
bruyk dient verzaaraelt en aanneemt. Gy zult voorder ook 
in den zelven geeft vinden eenen wil met verftand gefiaart, 
dewelke gelyk het verftand tot alle waarhyd , ook alzoo, 
tot alle goed gedreven word , verraaak fchept in de 
fchoonhyd van Gods werken , en in de wonderbaare 
Jtonft , di in ider uytblinkt , en met eene vryhyd begaavt 
is, waar door dezelve zyne doeningen in 't bezonder aan* 
ftek: voorder is -de ■wil -tot Koningin over dit lichhaam 
aangeflelt , aan wien over de meefte lichhaamelyke doe- 
ningen , en over alle de drivten en genegentheden het ge- 
bied aanbevolen is. Wi erkent niet de voortreffelykhyd 
van dat fchepz^l boven alle andere ? Wi merkt niet dat 
het allernaaft zynen Stigter vertoont ? Zow di Schepper 
7,00 wynig voorzigtighyd gehadhebben, omdeuytkoomft 
van dit zyn werk niet te voorzien ? Zow hy zoo vergeevs 
hebben willen werken ? Als of hy zig vermaakt had in te; 
beuzelen ; met wederom te verbreken en tot een nietzyn 
te brengen , het gene hy uyt het nietzyn voordgebragt 
had. Gods uyterfie keftendighyd , en de onveranderlyk-- 
hyd van zynen elders goedgekeurden raad , vergelekert 
zynde met zyne wyshyd , di in zyne befluyten onberou*; 
welyk is , verbied hem ook alzoo zyne wegen aan te leg* 
gen. Want indien God de .vermtiging der zilen \i\!&%% 
>;..-.. Dd dan 



*io VAN <DE HOOT EENES 

dan moeft di wil zyn ofvanzyn beiluyt ,, of van een be-r 
row ? t welk zynen voorgaanden genomen raad; verander- 
de : nu het eerfte kan niet zyn , om dat hy daar door het 
ynde van zyn werk , overeenkoomende met zyne eere en 
heerlykhyd , bepaalt heeft , als het allerwaardigfte werk 
tot het allergrbotfte ynde : Ook niet het laatfte , om dat 
de ordening in zynen raad vaft geftelt onveranderlyk be- 
itendig is , en om dat in God geenig berow plaats heeft. 

S3. Om nu van dien onveranderlyk vaftgeftelden wille 
van God voorder onderrigt te bekoomen , moetmen dat 
medegeweeten overwegen , 't welk God de Sehepper van 
den geeli » in aller menflen gemoederen ingedrukt heeft , 
het welk in een ider mens de plaats van God bekleed , en 
niets te vergeevs van God. getuygt. Want deeze gewiffe, 
den mens &i kwaalyk doet befchuldigende , en di zynen 
pligt betragt vryfprekende , verfchrikt de gene op elke 
gedagte van de dood door de vreeze der flxaffen ; en ver-' 
vrolykt de gemoederen van deeze : en alzoo onderwyft zy 
ons xiyt Gods naam , dat de ziel met het ontfloopen van 
't lichhaam geenzins ftervt , maar van dat werktuyg afge- 
fchyden word , om weder tot God te keeren , om aan 
hem , als den opperften Regter , rekenfchap van haar 
doen te geven , op dat hy hier na van haaren toekoomen- 
den ftaat naar verdienfte oordeele. 

§ 4. De onftervelykhyd van de ziel vaftgeftelt zynde , 
volgt , dat de dood "Van den mens niets anders is , dan eene 
verhuyz'mg van den geeji uyt dit verdervlyk lichhaam: 
welke levens wiffelbeurt noodwendig influyt de verande^ 
ring van zynen flaat , of in beter , of in erger , naar dat 
fey de gunft van de ©pperfte Godhyd of behousden , of zy- 
»e regtveerdige gramfchap op zig geladen heeft. 

§ y. {< Dat God na den dood beter e dingen wilgeveu asn 
aejf»r Vrinden , di den pligt van tronwe dienftknegten 

waar* 



Boekll. BETEREN LEVENS , enz. Hoofd. III. if* 

waargenomen hebben , en hen tot eenen verhevener ftaat, 
dan zy in dit leven genoten hebben , opbeuren , magtnen 
befluyten. I. *Vyi de vovrtreffelykhydvan dengeeft\ waar 
door hy den ftaat van dit leven verre overtreft : want alle 
de goederen aan deezen vremdeling op dit aardryk gege- 
ven , hebben byna alle hun opzigt alleen gehad op de on- 
■derlleuning van dit liehhaam , of op de vreedzaame in- 
wooning van den geeft in het zelve ; hebbende byna uyt 
net aardze alleen di dingen bereykt , dewelke hy met de 
Beeften gemeen gehad heeft : maar dewyl onze gefchaape 
geeft hooger dingen bevatten kan , en dat ook deeze on- 
dermaanige dingen niets tot de verdere opciring van den 
geeft toebrengen : zoo volgt > dat de eew di op deeze 
vremdelingfchap beftemt is te volgen , aan den geeft be-* 
tere goederen , di op zyrte verhevener vatbaarhyd paffen, 
toebrengen zal, wanneerhy, van de moeilyke zorge dee- 
2,es lichhaams. vedoft , gewaar worden zal tot eenen nl- 
wen ftaat , di t'eenemaal verftandig is , ; geroepen te zyn. 
Derhalven kan een vrind Gods op 't getuygenis zyner ge<- 
wifle , wanneer hy uyt deezen beneden ftaat vertrekt, zig 
beloven tot God tegaan, en hem te zullen bevinden, zy- 
ne wezentlykhyd of natuur volmaakter te maaken , de- 
welke als dan na de aflegging van de zorge des hchhaams 
zyn ygen beurt zal waarnemen. 

i. Het zelvde word uyt de begeerte zelv van de ziel, 
dewelke onyndig zynde , naa een onyndig goed haakt, 
noch nader bewezert. Het is nimand verborgen , dat de 
begeerte van de ziel , in dit leven geenig goed , 't welk 
den dorft der zile heeft konnen lelTen , buyten God ge- 
vonden heeft : als dewelke noch tyd , noch plaats , noch 
leven , noch vermaak , noch eer , noch gezag , noch yn- 
dsdyk eenig ander goed , hoe groot ook , hebben konneri 
yol<ben,. om daar in te hebben konnen beruften. Noch 
v'..j Dd z ook 



aij. VAN T>E HOOT EENES 

ook God zelv tot noch toe zoodaanig heeft: konnen gem- 
ten , datze verzadigt zynde niet verlangen zow naa eene 
veel naauwer en vryer geniting t zonder de minfte verhin- 
dering. Hy heeft ons eene zeer enge en bepaalde kennis 
gegeven , een wil di zig veel verder uytitrekt , en gelyk- 
we gezegt hebben , eene onyndige begeerte heeft , di 
niet dan door de geniting van 't onyndige te verzaden is ; 
het welk niet voltooit worden kan dan met de tiyterfte 
uytbreyding van 't veritand : waarom zy dien liaat van 
volmaakthyd met de verhuyzing uyt dit nevelagtig lich- 
haam hoopt , den welken zy hemerkt hier in dit leven aaa 
nimand verguat te worden. Na dan » dewyl di wyduyt- 
geftrekte begeerte van den wil des geefts , hem dient tot 
een prikkel zyner neerftighyd om God te dmen : en dat 
di zelv door de hand Gods in de meniTelyke zlel ingefchre* 
yen is : zoo moetmen niet geloovea , dat God zoodaani- 
,ge begeerte niet zow willen voldoen .,, en dat in zynen 
trouwen dienftknegt : want dan zow dezelve aan den mens, 
zelv di God diende. , alleen tot pyniging , en eene eewi- 
ge.kwelling verflrekken : om dat di dorll nooit zow ver- 
zadigt worden , en de hoop idel zyn , en den mens bedri- 
gende, om van God eewig gekwelt te worden : het welk 
zeer verre van dien goed en God , di den ontfchuldigen zoo- 
daanig geenzins ilraft , geagt moet worden vervreemt te zyn, 
§6. Maax om di laatlte bewysrede ,. van di in den geeft 
ingedrukte begeerte » om God als het eenige hoogfte 
goed , met verzadiging te geniten , ontleent » flerker aan 
te dringen. y rrierken wy aan , dat di begeerte niet te ver- 
geevs. zyn kan. 1. Om dat di goed 'is ,, en van God zelv 
niet afgekeurt kan worden : want zy fteunt op een regt 
pordeel van God, , waar- door de geeft , di naa de geni- 
ting van God verlangt » vail flelt, dat de geniting van hefc 
.waaie goed nergensj dan in God alleen;, te vindenis; 

als 



Boekll. BETEREN SEVENS , enz. Hoofd. III. ai 3 

sis zynde het eenige beginz,el van alle gehoopte volmaakt?- 
heden : het welk waar , en voor God zeer heerlyk zynde, 
een teken is van een geeft , di met den Goddelyken wil 
en meening gdykvormig is. Ook kan het wegens de hai- 
lighyd van God , dewelke dien di naar hem gelykt en ook 
zyne ygene eere bemint , geenzins gefchiden , dat eene zoo 
hailige begeerte ^ en di aan Gc5d zoo heerlyk is , de God*- 
delyke goedkeuring niet zow weg dragen r di door des- 
zelvs verzadiging geftaavt moeft worden. x. Hier koomt 
jnog by , dat di begeerte ook betaamelyk is aan God's onuyt- 
futtelyke goedhyd. Want nademaal Gods goedhyd aan 
den geeft de vermogens van verftand en wil bygezet heeft-: 
en dat tuflfen deeze beyde zoodaanigen eenlternmig-ver* 
band is , dat de wil het goede , 't welk het verftand als 
goed begrepen heeft , nook af keurt i aile menftelyke ge~ 
lukzalighyd is byna daar in gelegen , dat de vatbaarhyd 
van't verlla-nd tot eene veerdiger en klaarder kennifle vaa 
waarhyd en goedhyd meer en meer uytgebreyd worde-: 
op dat de wil , zonder vestoeven en buy ten gevaar van 
dwaaling r zig tot de omhelzing van 't begrepen goed be* 
geve, Het is ook aan de Goddelyke goedbyd betaamelyk 
di vermeerdering van gaven , aan di daar na< ftaan * te ge-r 
ven , gelyk dat ook de ondervinding leeraatt , dat de 
menilen inditleven allenxkens en by trappen ook totde 
vermeerdering van kennis opgeleyd worden. Nademaal 
dan de geeft , van het lichhaam, affchydende in het den- 
ken volhard * en onder Gods Voorzinighyd geleert heeft 
de denkbeelden dei- dingen , veeltyds met vermeerdering 
van ligt en kennis te befpigelen ; zoo kan het niet anders 
wezen ,. of God moet di kkare denkbeelden in zyne vrin* 
den , waar mede zy tot hem overgaan , onderhouden, 
en daarze nog eenigzins met duyftermfle bezwalkt waa*- 
$en * befchynen , met vermeerdering van. een niew jjgfs 1 
:'. > Bd 3 * zo©» 



M4 'VAK %>£ B06<P EEN&S 

■200 veel als gettog is om het gelukkig vefmaakvanden wi! 
fin de vereeniging met God te voeden : want dit is het ee- 
inige , Waar door de mens in eenen zaligenomgangenwan- 
-del met God volmaakter worden kan : te weeten, dat 
God zyn ygen dehkbeeld in 't verftand van den geeft' in 
?v^)11e ligt en hiyfter ftelle, wanrteer hy den geeft, uyt het 
•lienhaain verhuyzende , in eene nadere gebuurfchap , om 
zoo te fpreken , totzigbrehgt 

§ 7. Hier tegen is de tegenwef p van wynig vermogen , 
ftellende dat de ziel in het denken zeer veel van het lich- 
haam afhangt , en oyerzulks in den ftaat der fehyding, 
van het regfee #g£fctuyg berobvt is : want dat het ocik door 
<le erVarehis blykt , dat de zeden van den geeft de geftelt- 
fcyd van 't lichhaam opvolgeh. Maar di dat leeraaren 
-moetmen aanmerkeh * de znyvere verftaaning van deft 
geeft met de inbeelding te vermengen : want alichoon het 
waaf is, dat de geeft , zoo Ianghy met het-lichhaam ver- 
eent is , op zekere bewegingen der dierlyke geeften of 
zenuw-zappen , andere en andere beeldenirlen van de 
omftaande lichhaamen ontvangt en bevat : zoo kan egtef 
ook geenzins gelochent worden , dat dezelve voor het 
meerder geddeite zoo verwert zyn j, datze de fedenkave* 
ling van den geeft meer hinderlyk dan behulpzaam zyn, 
ten zy dezelve door het titffenkoomen vatieen aandagtig 
oordeel verbetert worden : want door de bedrieglykhe- 
<len van di inbeelding word de ziel ten meeften deelen tot 
diwaalingen verlbkt. Waarom men veel eer te befliiyteii 
Jiad , dat de geeft tot -de "zuyvete ver&aanin£ des te be- 
kwaamer zyn zow j hoe hy meer van de begryppen dier 
■keeldeniflen bevryd was : want wanneer hy di denkbeel- 
den, deWelke God hem om alleen en op zig zelven te be* 
-fehOuwen vborfteMeh zal > enkelyk en zny veflyk befpigelti 
ZtitikivzM zyne begrippen klaarder- eftligtfer^d6r-k<Joineni 
c i' om 



BoekIL BETEREN LEVENS , enz. Hoofd.IH. xip 

am datze zuyverlyk z,yn : en dp geeft zelv zal , minder 
verhindert zynde van de togten di uyt het lichhaam ont r . 
ftaan , veel vaardiger zyn om zig van zynen pligt te kwy- 
ten : want de bewegingeri der dierlyke geeften , verhin- 
deren de ziel veeltyds in ditlevendoor- hiinne tuffenfpraak,. 
en breken de goede gedagten af r konnende nlets tef wet** 
reld toebrengen , om de befchotiwing van geeftelyke din* 
gen te wyzigen of te zuy veren. 

§ 8. Indien evenwei imand twyfelen mogt , of daar uyt 
zelv wel volgt , dat denftaat van de afgefchyde ziel , fen 
opzigt van alle ftervende , beter zyn zow dan den tegen*- 
woordigen » om dat di bevryding van de hinderniflen des 
lichhaams , zoo wel den kwaaden , als den goeden , ge- 
meen is? di weete , dat de gelukzalighyd van de afge- 
fchyde ziel niet zoo zeer van deklaarhyd der denkbeelden 
afhangt, als wel van derzelveraangenaarne vreugde r voor 
zoo veel .zy een¥e«toopog,.doen van eemg vaft en ge- 
neuchlyk goed , dat met de ziel vere-enigt \ en om van 
haar genoten te worden tegenwoordig is. Dewyl het nu 
ook aan de magt van den Schepper ltaat , de gedagten 
van den geeft te wyzigen , en dezelye ook aan onaange- 
naame en vreeflyke denkbeeiden vaft te hegten ■>, en zoo- 
daanig daar aan te verknogten r dat zig de geeft daar van' 
niet ontdoen kan : zoo volgt , hoe klaarder een vreefly- 
ke vertooning den geeft voorkoomt , hoe hy y door het 
bykoomen van een kwaad medegeweeten » ook te vree- 
der pyniging van di vertooning ontvangt en gewaar word* 
Inzbnderhyd wanneer de geeft van het lichhaam afgefchy- 
den en op zyn zelven beftaande , niets voor hand en heeife 
om zig van een onaangenaam voorwerp te ontflaan en van 
dat gezigt af te wenden. Maar in tegendeel de geeft met 
yafte en geneuchlyke denkbeeiden , en met eene goede 
getuygenis des medegeweejtens , verhuyzende , verkrygj£ 

4aar 



%t6 VAN <DE UO09 EENES 

daar uyt de grootfte vreugde des gemoeds , en de eewige 
geniting van verzadiging in zyn hoogile verlangen , di hem 
nodit zal benomen worden. Deezen laatilen toeftand zyn 
wy gewoon den flaat der eewige zalighyd , en den eer- 
{ten , der eewige verdoeraenis te noemen : dewyl zy in> 
den laatilen tot God naderen als tot een vrind , di hun 
gemoed met vafte vreugde doortintelt : en in den eerflen 
koomen zy tot eenen vergramden God, di zyne verfmaa-, 
ders aan de knagingen vaneenbytendgeweeten overgeevt, 
en met de uyterfle fchrik , zoo dikmaals alsze op hem dcn- 
ken , doet bevangen wordeni , ■ 

§ 9. lyeeze betere of ergere fiandvan den geeft hangt af 
van net betragten, of verzuymen van zynen pligt ; en dat 
wel om het verband , 't welk God geftelt heeft tujfen de 
devgd , en deszelvs loon , namelyk eene gelukzalige be- 
zittmg, na den dood , van het eewige leven: als 00k 
tujfen de ftraf, en de overtreding van de Goddelyke Wet , 
op datde kwaade daaden hunne regtveerdige vergelding, 
door de Wet vaft geflelt , bekoomen zowden. Hier Van 
daan heeft de aangebore Wet hunne fiaving , zoo dat uyt 
aanmerking van dat verband de hoop om dien loon te er- 
langen aan de onderhauders van de Wet gegeven , en de 
vreeze der ftraf aan derzelver verbrekers bedreygt is: 
waarom in deezen een aangeboren verbond erkent moet 
worden , gelyk uyt de rede en het medegeweeten klaar 
blykt ; het welk een zalig leven na den dood , onder be- 
ding van beweze gehoorzaamhyd van de Wet , beloovt: 
maar eenen eewigen vloek aan di deszelvs Regten fchen- 
den , drygt. Waarom alle menflen , uyt aangeboren aard 
onder dit verbond geflelt zynde , 00k naar zyne Wet ge- 
oordeelt koomen te worden van hem , di de opperile 
Regter der werreld zynde , een igelyk om rekenfchap van 
zyn.doen te geyen ,. onderwor.pen heeft , en ten dien yn? 
tie na den clood voor zynen Regteriloel roept. § 10. 



BoekB. METEREN LEVENS , enz. Hoofd.IIL %i? 

$ io, Nu het eerfte verband tujfen de deugd of bet vol- 
brengen der Wet *n tuffenden overgang van de ziel , uyt 
het Iichhaam ixerhuyzende , in denfiaat der gelukzalighyd^ 
word beveiligt. i. Uyt de volftandighyd van Gods vrind* 
Jchap ; want wi op Gods roepen , uyt dit Iichhaam ver- 
trekt , en als een wind van God, tot hem overgaande 
met regte en geneuchlyke denkbeelden ; di kan niet na-- 
laaten tot deeze verandering van ftaat te geraaken , di hy 
met ondervinding van Gods volherdende goedgunftighyd 
ondergaan moet ; dewelke wegens de onverbroke vrind- 
fchap geenzins gedogen kan, dat zynen getrouwendienft- 
knegt van hem verftooten zow worden. 

a. Vloeyt uyt Gods haiJighyd , dat hy zig ontrent het 
onderhoudett of verwaarloozen van zyne Wet , niet on- 
verfchillig gedragen kan , als of hy zig niet liet gelegen 
leggen of'r gehandelt was volgens zyne betaamelykhyd., 
of in tegendeeL Waar uyt volgt , dat hy behondens zyn© 
hailighyd , geene Wet , zonder di te flaven en te bekrag- 
tagen, heeft konnem uytgeven : noch dezelvde uytkoomit 
laaten aan di dezelve gehoorzaamt of overtreed , als of 
het onderhouden of fchenden zyner Wetten even veel , of 
een en dezelvde zaak was. 

3. Vyt het getuygenis des medegeweetens , waar door 
wy vermaant worden -, dat een getrouwe dienftknegt 
Gods, wanneer hy ftervt , niets van God tevreezenheeft: 
en dat na den dood de eewe van vergelding zeker is, om 
dat der boozen ftand in dit leven ten meeilen deelen byna 
gelukkiger is -dan den flaat der vroomen : zoo d at derhak 
ven de nawkeurige vergelding der werken , di niet zon- 
der veel moeite in dit leven verrigt zyn , tot in eene an- 
clere eewe , di der rufle is , uytgeflelt moet blyven , de- 
welke dan 00k noodwendig na deeze eew , waar in alles 
*|s verwart en verwaaiiooit fchynt te leggen, volgenmoet. 

Ee § 11. 



ii8 VAN T>E HQOfP EEMES, &c. 

§ ii. Maar het <uenbmd ,. 't welk te weeg brengt ? dat 
d$ Jfra0deM ifeafdpevder op d&Mlenvolgt ., fcbwn ntft \ee-i 
nen tmgzaamen tred y blykt 00k. i. 1)yp dtszmks bet 
taamelykhyd': want de redie leeraart , dat eengodlooz*, 
wanneer de goederen deezer werreld hem begeven ,, ©f 
*iat hy met aflegging zyns llchhaams van dezelve afgerukt 
word , met regt van dat opperfie goed , 't welk hy zoo 
godlooflyk veragt , en zoo lehandelyk en dertel verfmaad 
heeft , verfteken bly ve. 

x. 'Uyt Gods vreekende geregtighyd volgt ook voorder , 
dat de Regter dec werreld de fchending zyner Wet ten 
niet ongeftraft laaten. kan :. al zoo wynig als dezelve pry* 
•zen of goedkeuren als wel gedaanzynde: en dewylwydat 
-in het Hoofd-deel van Gods deugden , bewezeahebben, 
geevt ons dat nu eenen vaiten. grond , om dat verband als 
zeker en onverbrekelyk te erkennen. 

5. Uyt- het getuygenis van de befehuldlgenM •gewijffby de- 
welke verklaarende den fchender van. Gods Wet lcrjuldig. 
aan gekwetfte Hoogaanzienlykhyd Gods , en. den geeft 
uyt dit lichhaam verhuyzende flandvaftig aanklevende, 
te weeg brengt , dat hy ook , op het aanfchouwen van 
Gods heerlyke Hoogaanzienlykhyd '.,. niet nalaatenkan een 
grooter fchaamte over zyne fchelmfe begaane mifdaad> en 
^en eewigknaagenden worm zyner gewiile te gevoelen, 
di hem de verwaarloozing van het opperfte goed verwyt. 
Weshalven de weg des zondaars hem tot zyn eewig ver- 
derv heenen leyd ,, indien hy onverzoent met God uyt dit 
leven vertrekt , als zullende beproeven de kragt van d$ 
Goddelyke gramfchap met de uyterile verfchrikkinge. 



HOOFB* 



Soekll. VAN T>E ZORT>E &c. Hoofd.III. tip 



HO OF D DEE L IV. 

Van de Zonde m de Werreld ingekgomen , en o"ver de 
mnfcben Heerjcbende, 

$ i. f~^ Elyk de mens tot naakoomen van zynen pligt 
VJdoor de Wet aanGod verbonden en vaftgeklon- 
ken is ; zoo word hy in tegendeel gezegt te zondigen > 
wanneer hy door eene nawkeurige onderhouding van de 
aangebore Wet zynen pligt niet voldoet : zoo dat over- 
zulks de zonde eene ontbering is van het gene naar den eys 
Van-de Wet tegenwoordig en daar by zyn moeil : of eene 
nfdtbaaiing van den regel <en rigtjhoer des levems , door de 
Jfet voorgefchreven. ' ' 

! '~§<x<. Wy ftellen den ^r/otf<denattit*r der n&mde m etm 
Ontibering > dewelke een afwezen is van 't gene , het wel- 
keaanzyntaoeft , eer dat de mens den lof en goedkenring 
van God verkrygen kon. Deeze uytbeelding fluyt dan 
den aard der zonde uyt , al wat ftellig zaakelyk is ; want 
ai wat als ftellig zaakelyk begrepen word , dat is van God* 
en moet by gevolg voor een goed gehouden word en. En 
ten zy men op deeze wyze de zaakelykhyd van de zonde 
uytfluyt , zoo is alle uytleg van den oorfprong der zonde 
twyfelagtig. T>e Manicheers , eertyds hier op niet gelet 
hebbende, zyntot deeze dwaaling vervallen , datze twee 
eewige begin •ffelen aller dingen verdigt hebben , den eenen 
dls den fiigter van het goede -, en den anderen , van het 
•Awaade. Hier van daan zyn ook di wonderlyke giffingen 
V«n and ere Wysgeeren , welkers gevoelen de Gnoftiken 
J^ngsmifleyd heeft, ftellende , dat atte kwaad ' Ihcbhaa* 
'*n&frfk h t~y -en uyt ons lichhaam zynen oorj^ro-ng kekoomiH 
i Ee x waar 



%xo TJN ftE ZONVE IN <DE 

waar mede de geeil r als hy daar van word aangedaan,, 
befmet word.. Om derhalven deeze grave dwaalingen te 
vermyden , oordeelen wy di gene de zaak beter begre- 
pen te hebben , dewelke de zonde befchry ven , ak.eeh; 
nalaating of verzuymfng van het noodige en fchuldige „ 
*t welk de pligtbetragting vereyfl , di zig in onze betrag- 
tingen by wyze van eene ontberinge heeft. Evenwel 
moetmen dezelve niet by wyze van eene enkek ontkenning 
begrypen ; want deeze is maar alleen eene omtuyning van 
de volmaakfihyd van een igelyk gefchaapen ding,, di geen- 
zins verwerpelyk is : want net gene van een zaak ontkent 
word , dat behoort geenzins tot bet denkbeeld van di zaak, 
't welk door Gods vrymagtig befluyt ,, bepaalt is : welkers 
tegendeel in de ontberingen plaats heeft )> di een afwezen 
van dat gene te kennen geven ,. het welke , om het ger 
flelde wezen uyt te maaken , daar by zyn moeft. Dus is 
het eene ontkenning fax. de mens geene hoornen heeft ,. di 
den Often en Bokkea gegeven zyn , en gans niet tot het 
wezen van den mens behooren. ;: maar het is eeneontbe- 
ring , indien hy geene oogen heeft ,. di tot de volmaakthyd 
van het menflelyke wezen vereyfl worden. Ook heeft zig 
deeze zaak niet andens in de zeden , het is eene ontkenning 
dat de mens niet alles van God begrypt : maar dat flrekt 
hem tot geen ondeugd ; om dat tot deszelvs wezen alleen. 
een yndig verftand behoort. Maar eene volflage onkun- 
de van God- is eene onthering , om dat hy het denkbeeld 
van God in zig.hebbende ,. dat verzuymt te befpigelen en 
naa tefpoorenL 

S3. Dog de mens in- zyn denkbeeld befchowt Y is om 
£00. te fpreken wel zandiglyk , dat is de zonde onderhe- 
vig.:. maar geenzins metterdaad zondig ■■;. want dat eerfte 
behoort tot zyn wezen, duthykan dwaalen in zy'h oor- 
ileel,. en zondigen : dog het laatfte geenzins , het welk 

naa. 



Boek II. W E R R E LTf, enz. Hoofd. IV. m* 

uaa ondeugenthyd fmaakt. Hierom ftrekt het den mens 
tot geen ondeugd , dat hy zondigen kan , als hy maar niet 
zondigt : het is genpg dat hy , de dwaaling van zyn oor- 
deel » door deszelvs fchorffing » en mitfdien ook de zon- 
de konnende vermyden , di ook verrnyd , om pryswaar- 
dig te zyn ;, en te befchuldigen ,.' indien hy de behoorlyke 
voorzigtighyd niet aanwend. 

§ 4. Dit te konnen zondigen , word daar in gegrondveft, 
dat hy eenen wil van God ontvangen heeft , di zk veel 
wyder dan het verftant uytfirekt \ dewelke , indien hy het 
oehoorlyk begrip van den geeft voorkoomt in zyn oordeel 
te vellen, zoo verkieft hy ligtelyk den fehyn voor dezaak, 
en word alzoo bedrogen , en bedriegt zig zelvenv De 
eerfle weetenfchap zelv heeft ons geleeraart » dat de wil 
zeer wyd uytgeftrekt zynde , een oordeel vellen kan va» 
dingen di hy nog niet klaar en onderfehyden bevat heeft; 
als ook dat de mens een verlangen na% eeri onyndig goedi 
heeft ; maar dat ondertmTen zyn verfiand , in ee» enge 
perk befloten , zeer bepaald is : want door de mewufthyd 
olykt klaar , dat hy zeer veele dingen geenzins verftaat 
noch weet , en dat God de alweetenhyd voor zig aileei* 
behowden heeft. De geefi: derhalven, , nog van eenige* 
zaak onkundig zynde , en dikwils van dezelve iets ver- 
moedende ,. dwaalt ook veekyds in zyn oordeel , gelyk 
dat de ondervinding dagelyks leeraart.. Maar nademaal de 
•wil vry is , zoo dat hy zyn oordeel opf^horten , en dat 
tot in eenen anderen tyd uytftellen , or de zaak onbepaalc 
laaten kan , naar zyn ygen welgevallen ; zoo kan hy de 
dwaaling,, en 't gene daar uyt voordkoomt » ook de zon* 
de vermyden , met niets van di dingen ,, dewelke buytea 
den werk-kring d'es verflands gefielt zyn , te bepaalen* 
en met geen oordeel te vellen dan over 't gene klaar en on* 
derichyden begrepen is. Hier van daan kan het dooc V 

Ee 3 mis*- 



ffiisbtfuyk van denvryen Wil gebeuren , dat imand over de 
zedelyke goedhyd , of dedaar tegen over ftaande 'kwaad-- 
hyd van een zaak zyn oordeel verhaaft , eer hy de zaak 
Wei gevat , of volgens den regel van 't medegeweeten, 
gelyk het'behoorde , grondig doorkeken heeft : in weflt* 
geval hy een misftag begaande , befluyten moet uyt voor- 
oordeel te werk te gaan , met niet te doen 't geen de rede 
belafl. *Vyt dit miskrityk van den vfyen wil , vloeijen 
fchandelyke zonden , di aan de nalaatighyd van een wet- 
tig oordeel, en aan de voorbaarighyd van den geeft: om 
zyne begeertens Vddrd^ •zfeS^t* tc^gefohreven jnoeten 
WOrden': i ib6fy ; 0imet de eerfte nalaaterihyd vanzyneri 
fcfauldigen pligt bega-an word. 

S '5-. Men moet bier ook voorder aanmerken , dat God 
volgens -zyhe J betaamelyk;hyd den mens niet heeft konneri 
fchepjbefl zedetykcVerdoiven , of in eenen flaat , waar in 
% de zcwdejt ! niet : vermyden kon : om dat hy zoo eioende 
de Stigt-er van net kwaad: , of dat net zelvde is van de zon* 
de wordenzoW , het welke van God , het opperfte mag- 
tigfie Wezend , ongerymd te denken is , en aan wien 
©ok : zya W6r% , ^tWelk: zyn denkbeeld beandWoord , geen- 
ziDS-mishaagjen fcan. 'Moen foy zow ook onder bedryging 
van fteaf , den mens geenen pligt konnen afvoorderen , 
denwelken hy ©nraogelyk in flaat was om te konnen vol- 
brengem Derhalven zal het tot uytvorfling van den oor- 
iprong der zonde genog zyn , datwe den mens in den flaat 
van beproeving aanmetfken zoodaanig geftek en gefchaa- 
pengeweeft te zyn, dat by de dwaalingen en zonden zow 
fcebben konnen vermyden , indien de geefl den pligt van 
fchuldigen aandagt en van een regtfchaapen oordeel geoe- 
feat bad : : maar in tegendeel dat hy dwa'alt en Gods Wet 
ewertteed , indien fry zyne vryhyd misbruykende ,- voor 
fieaa^t- ^ndercoek der • dingen , en vow een 'klaar «n <5n- 

der- 



Boek II. W E R R E. L. 2X> enz, Hoofd. IV. 2,2,3 

derfehyden begrip., tot toeftemming overhelt en zonder 
rede verkieft: daarrzyne begeeste hem toe dryvt. 

§ 6. Onderwylen kan nimand in twyfel trekken , dat 
tb zwde in: de wermU- mgejiaomen. is ,, di in. agt neemt dat 
<de zwaare mifdaaden met den dood , de mindem met geld- 
bjoeiiettftof lyvftraflen woi-den geftraft y en wi^ZQ^hey- 
melyk begaan worden , datze ongefeaft dborgaani uk 
zwyge van klynigheden , waar van het fpreekwoord voord- 
gekooinen is , de Schout agp. het kleyntje niet ; het welk 
egter in. de Goddelyke Vuurfchaar wel. in agt genomen 
word , door dien de allerminlle overtreding eenfchen- 
ding van de Goddelyke Wet is. "Wil imand de fmette en 
het infhiypen der zonde y waar doorze.de ganffe wecreld 
bekropen heeft , en de heerfchappy over alle menflen 
voert . ,, wat nawkeuriger in zien , di ika zyne oogemop 
zoo veele woefte en, wilde Volkeren ,. di tegea het Mens* 
dj^m^lle' vj:eedhy4 plegen » en ongemamert: zyndiey naeer 
met Beeren enLuyperds,, dan met menflen te vergelyken 
zyn. Verfchyde leven by den roov em buyfct/ anstere-japx 
verwyvt en in welluften wegvloeijende. Di onder de 
Volkeren de beftgeroa-niierd'e geagt wierden , waaren 
de Romeynen ; maar.hQe.grov onder. hem,, dog met meer 
glimp en gevynfthyd , gezondigt is geweeft , leeraaren, 
de Schimp-fehry.veren, enrandere openbaare beri&ie&s <fcac 
zeden. Hoor Nazo over de. booshyd van 't nie^flerlyk' get 
ijagt in 't gemeen Jdagen. 

. . . NonhoJpesahhoJpitetnfMSr 

Non Jocer agemm r, fratmm quoque gnatid mraefi. 

Immmet exifio vir cofyugis- ,. itttbmuritii 

Films mtt 'diem patriot inqtt.it nt in 'anws. 
, Lurida terrifckj miJcen£arMmta,n^^ 

ffli&ajafetpetesj, & vjrgo. ic^&de madentM ' , . .- ■ 
^ V.lfima coekjium terras Aftraea reliquit. JDaf 



4X4 FAN <DE ZON<DE IN <DE 

Dat is: 

De Waard is voor zyn Gafl , de Schoon-vaar voor zy* 
Zoon, 

Niet vylig ; zelden koomt ook Breeders vree ten toon, 
De Man zoekt 's Vrows verderv , de Vrouwen weer der 

Mannen , 
De Zoon 20 w voor den tyd zyn Vader wel verbannen : 

De Stiev-moer mengt vergiv. De Godvrugt is verjaagt, 

De laatlle Hemeling , bereyd zig ook.de Maagt 
Aftrea, met het Regt , van d'Aarde te vertrekken, 
Di zig met bleed bemorfl: door fchennis iaat bevlekken. 

Laat ons onze oogen wenden op de gene , di hoewel 
zeldzaame ., egter de befle fehynen ; nimand van deeze 
zalder gevonden worden , di zyns niet , van deeze of ge- 
ne misval of dwaaling begaan te hebben , bewuft zal zyn. 
Hier van daan dit zeggen: 

Nimand di zonder misjlag leevt , 
De befie is ■, di de minfte heeft. 

En wi in't kleynfte zig vergrypt , is van alle veroordeelt; 
want de gehoorzaamhyd , di hy in zommige dingen oe-< 
fent , koomt zoo zeer niet voord uyt enkel gehoorzaam- 
hyd, als we\ uy t froaireejei een voornemen, of eene ver- 
ilizing van dienften , di hem wel aanftaan ; niet om datze 
God, maar hem , dize doet , behaagen ; want anderzins 
zow de egte rede van gehoorzaamhyd den menffelyken 
geeft ook in kleynigheden aan zynen pligt verbonden heb- 
ben , dewyl zy zig daar in ook van Gods wil bewuft vind. 
$7. Dat deeze algemeene verdorventhyd in zeden, di't 
1. > ' . *'. menfle- 



Boek II. W E R R E L <D , enz. Hoofd. IV. x^ 

menflelyk geftagt beheerlfe; nier eeniglyk zynen oorfprong 
heeft uyt kwaade voorbeelden , en de algemeene jeuke- 
righyd om Itaidere >naar te volgen , blykt daar uyt , dat 
een lgelyk in zig van zyne kindshyd af, ja in de eerftge- 
bore Kmderen , zeer ongeregelde hertstogten gewaar 
word , die -de wetten , van de rede voorkoomen , en 
veeltyds te buyten gaan. Dit word ook beveftigt van der 
Geneesheeren zeggen , door langwylige ondervkidingin 
'tgemeen aangenomen , dat de zeden des gemoeds de ge-* 
flelthyd van V lichhaam volgen. Hier uyt maaken wy een 
befluyt , "dat wy zondaaren geboren worden: en dat de 
voorbaarige genygthyd tot het kwaad , te gelyk met di 
jeukerighyd om andere naar te volgen , 't welk een afwy- 
ken van de Wet zynde , eene erv-ziekte , en ons met di 
ongelykmaatige .geftelthyd des lichhaams aangebore is. 
Het welk ook van de voorzigtigfte wyzen der Hydenen 
aangemerkt ds : . Dus klaagt 'Plato in zyn Boek van 't Ge- 
meenebeft. IDatde menfchen van natuuren of van aange- 
boren aard boos zyn ■, en bezwaarlykkonnengebragt wot*- 
den tot bet oefenen van regtveerdighyd. By Auguflyn in 
zyn IV. Boek tegen Jul Pel. -is een orok van Cicero te vin- 
den , waar in di klaagde : *Dat de menfien van een Stiev- 
moeder de mtmirofdege&oorte aan 't ligtgebragt worden, 
met eennaakt , bros , en zwak lichhaam : enmet een ge- 
moed voor moeilykheden angft'tg .-, tot vrees lafhartig , tot 
den arbeyd zwak , tot wvlluften genygt , en waar in het 
Goddelykvuur,, verftandnaamelyk en zeden , verdoovt is. 
;JLaaten wy de gedenkwaardige taal van Hierokles hie* by 
voegen : Tie mens, zegt hy , volgt met zyne beweging het 
kwaade , verlaat het goede, en in hem is eene ftrydiglyyd di 
in-te veeUrivten uythot , -en dezelve buy ten en tegen den, 
wil zyner natuur of y gen aard verwekt , en di met Godtwiji 
mjiryd voerd, en te weeg brengt dat hy uyt den Hemel op 

Kf ens, 



1x6 VAK T>B, yZQNS) E IN , enz. 

o»s , -di.ef.de Aarde women , nederfi&rte ■: is hem is eene 
vryg wil » dtnwvlken hy -zoodamig misbrnyki , dat hy met 
aMe. knagt d^Godddyke W$tte.n tegen fiaat ; z&9 dat dz vry- 
hyA vizis aud&s < is, , , dan em, mil. wee! eer wn bet . heimde , 
dm ketgoedete aaMV.aarde.H.. 

§ §. Overmits dan God , fcboonde Stigter en Schep- 
per van een igelyk mens , .ester de Stigter van de zonae 
met is ; zoo voigt , datby den mens in den beginne regt 
en pnxondig voordgebEagt beelt x en met zulke vermo-- 
gens gewanpent ,. datfe^ zyne.S;)pligt be.h6odykh.eefr kon~ 
nen betr^gtca , • indie© by zyne vxyliyd te regt'^gete^ykt ,: 
had. Dewy] nu veele eewen geduuende eem fcbandelyke 
en zondige tyd vooKdgekoomea is ,., van debaarmoeder 
af aan verdonsen. y, txm jnoeat ©etfidza^yk da>t ^eJseiiiit «.|sa, :, 
door &emg t^enkoomend geval ; ; en niet door de fdbpld >.. 
vaa den fScbeippey ,. rnaar wm bet tneofleiy k geflagfc .%&» :,-.., 
waar door dit beklaaglyk . verdesrv > . dat aver demkoo- 
melingeo gekoamea zynde- » zoo aigemeen , en totatte 
eneen igelyk overgebragt .& Qverailksis bet zeer hew>ys- 
kk, datter onder on?^ eetite Vooivouderen geweeft zyn, , 
dewetke ^andie Wet afs^ykende ., . en dooi*aetiaisbi!utyk 
vandenvryen wil ^ va»<^d^allende » deczc fmet op zig 
geladen hebben , on*, di aan de nakoomehngen door bet 
voord-ieelen van Kinderen over te zetten : zoo dat. God, 
de oorfprong enfpriaigbronne, van afe.goedy met alleen 
van dtt kwaad vry gefpr ooken ;. maar alle bet kwaade , dat, 
in ons alle is , geheel en al van de onbedagtzaamhyd der , 
eerfte Voorvaderen afgeleyd moet worden. . 



HOOFDi 



Boek II. VAK VER ZON&&K, enz. Hoofd. V. : &% 

HO OF DDE EL V. 

Van der Ztmden nafleep en geyolg. 

$ i. JTYE ZONDE word in dit leven gevolgt van de 
\^J fcbuld , en fmet , als ©ok van het beginffel der 
flraf , met vrees van verdere , naar maate der begaane 
mifdaaden , aan te doen na dit leven. 

Ji. ^Be Schuld , word genaamt eette verbintenis tot de 
Jlrafy dewelke, uyt deWettiffe bedryging, entrytGods 
vrekende geregtighyd te vreezen. ftaande , noodzaakryk 
op de begaane mifdaad volgt; Hetftaat aande Weteen 
verband te verklaaren tuffen de zonde en de ftraf , en 
mitfdien de daaden bloot te leggen di de Goddelyke itraf- 
oefen.ingverdinen« r en deftl^gteri^^hetnemenvanvraak 
roepen : we&ers vonnis regtveerdig zyndej en Gods haafc 
tegen de zonde in de Wet yerklaarende ; te kertnen geeft 
dat de oveitreder van de Wet , tot zwaarder flraf gehou- 
den is. 

§ 3- En nademaal de rnewufthyd, vande mifdaad ook 
aanftonds wakker maakt het tmdegeweeten -van <sk:fchuM y 
terwyl zy op het verband , -dat tuifen de zonde en lkafisr 
leggende , Wat aandagtiger let > zoo voigt ook op de zon-: 
de een, ontroert medegeweeten -,,. 't welk het gemoet met 
fmerte , vrees , en een te kat berow* Msnaet zoo veele 
geefTelen pynigende , den geeft jfckttjddtg verkl&art. Dit , 
leven. is zeer elendig > verdryyt altie'gerwrftbyd tjyt het ge- 
moed r fluyt d.e waare gelukzafigfryd metterdaad uyt* 
brengt en ftelt in derzelverpkatsi, voor dengeeflondraag- 
l^|e angften, ontroernifleft , en verbyfteringen. Hkr 
van kan mmand onkundig zyn„ Waaroia Plautus iingt ; . . 

Ff z Niets 



«**? VAN <DERZON<DEN NASLEEP 

N'teU is elendiger , dan een bewufi gemoed 
c DermenJJen. ... 

En Petronis uytroept , Goden ! oGodinnen! hoeekniig 
is. het leven^onderJVet? he t gene zy verdient hebben, 
'verwagtenze altyd. 

§•4. Het tweede gevolg van de zonde is dejmet , di de 
2onde op de hilen volgt ; - en niets anders is dan een ver- 
dprvenhyd van de vermogens di in des menfTen geeft zyn; 
Deeze word en wy gewaar , zoo mennigmaal alswe rede 
in de rede zoeken* want wi Tjemerkt geene dnyfterheden 
in 't verftand , geene voorbaarighyd ' en roekelooshyd in 
hetoordeel, twyfelagtigheden in den wit, eninaltehet 
doen der menffen > geene overheerfling der hertstogten » . 
alle dewelke den mens ontroeren , en met veel vermoeit- 
hyd van kragten , in het opvolgen der weliuften zwoe- 1 
gende , verzwakken. Zoo datmen den geeft , dien her 
het gebied over de werkingen van 't liehhaam aanbevolen 
was, nuziet, in-eene oneerlyke dienftbaarhyd onder het 1 
liehhaam verflaavt , zyn leven niet uyt rede, maaruyr 
liertstogten aanftellen. . 

§5. De geeft dan das geaard zynde , dat hy door het 
veelvuldig doen een heblykhyd voor zig verkrygt ; en ag- 
tende te moeten volgen 't gene de hertstogten hem voor- 
fehryven-, valt op di dingen aan , dewelke tot dat ynde! 
gerigt zyn , met regt en onregt : De gewoonte van zon- 
digen wikkelt den mens meer enmeer inde zonden in, 
overzu-lks dat hy van dag totdagtothetkwaadeveerdiger, 
dog tot het goede traager word , brekende uyt tot alle. 
fchelmftukken , en voor dat hy daar op let , en na dat hy 
het fchelmftuk zelv ziet. Want het gaat met hem , zoo ; 
als- Medea van zigzelvbekent, zeggende: 

Het 



Boekll. EN GEFQLG... Hoofd. V. 2^ 

Het goede koomtvoor tnyngezigt zeer klaar, 
Ikfrys het \ dog het kwaadevolg ik naar. 

Dit kwaad'heeft de Digter ook heel aardig afgebeeld,, 
zingende:, 

<De mens elendig is , door V diep geworteli Awaad, 
jDat in hem zit , en blyvt , met een befjnetlyk zaad. 

Weshalven de menffelyke geeft , zooffohandig befmet en 
verdorven zynde , en met.de.Goddelykehailighydgans 
niet overeenkoomende , kan niet nalaaten aan God to. 
mishaagen , en ook alle goede gedagten van God van zig. ' 
af.te wenden: welken ftaat de elenden van 't Menfdom 
verder vergroot , en verzwaart. 

. §6. Het derde gevolg van de zonde is deftraf, endes- 
zelvs daadelyke uy tvoering ; dewelke van God r , den regt- 
veerdigen Regter » , , wei aanftonds ten deelen , dog na dit 
levenin 't-geheel verrigt word* Zy word befchreven, dat- 
ze is een droevig kwaad , V welk aan de overtreders zyner 
Wet y - omder zonden -wiUv,-en naar derzelver verdienfte , . 
van God '■',. den regtveerdigen Regter overeenkoomende met 
debedrygingen der Wet toegebragt word , ofmoet worden , = 
tot vajtfteuing van de eere van Gods vrekende ' geregtighyd. .'. 
"Waar. van daan de elende van 't meniTelyk geflagt onder^ 
de zonde nog meer vergroot word. . 

S 7. Het is buy ten eenigtwyfel, of de Goddelyke Vraak 
ftraftiveekyds den overtrederen zyner Wet in ditleven:; 
laat ons denHydenzen Hefiodus.hier over eenshooren: 

Zoo wi zigfchendig draagt , dienftraft Jugyn ten left*. 
tyyp zynen hoogen throon , met honger , zwaardofpeftj. 

Ff 3j Wat: 



43* VJN<DER ZONDEK NASLEEP enz. 

Wat ook iri deeze of de toekoomende eew gefchied,, eg- 
; ter bly vt de waarhyd van 't zeggen van Horatius. 

:Een voorbegaane kwaad, 
tDe'ftr.affe nooit ver'laat, 
Alfihoonmet traage fibre den ■> 
c Defirafkoomt aangetreden. 

Ook heeft 'Plato oulings de waarhyd gezegt , oMokvfoc t% 
. *Wi*;.4 ripaftx 9 ten vttgjkr der wgeregtighyd h de fir a fi- 
fe. Indien eveftwel met altyd dit in 't openbaar gezien 
wortf i zoo- ifioetmen egter weeten , dat Jang borgen/ 
geeri kwytfchelden is : Te regt heeft derhalven Horatitis 
. de Venufiner Digter aangettieFfet , 

Gods gramfchap neemt wet vraak , dog met een traagp 

wet, 
■<£te. deeze traagkjd word met zimarderfirafgefakf. 



DER- 



*$p 



DERDE BOEK 

DER 1HGESGHAAPE 



VAN DE 

fOQRBElEYDING 

TOT MET 





NG 





j ( \.f 




H O O F D D EE t L 

tot Qodi 

1 1 iiyt de voorgaan&e naafpooririg* TJ*aEargeiio3 
'men heeft de menffelyke zaaken in eenen •> 
^heklaaglyken ftaat te zynv, tten waare een 
^eneesmiddel voor cieeie ziekte , en eeri ' 
voeglyke herfielling uyt dien elendigen ftaat by der hand 
was : di zal met regt oofe verlangen te hooren y w&t de #6- 
4e in deezezaak aan de hand geevtf , en hoe yerrecz}* den ; 
gfceft , di over zyne toekoomende xaalighyd bekomifielt 
JSj opleyd , en Hi , Gverwegende dat God.veritoort^a 

van; 




3,34 PJN'ZOMMIGER WJJRSCHTNL. 
hy onder dezelve niet eealge had , di hy wel wilde hor- 
ftelt te zyn , op datze nuttlge dienflknegten voor hem wor- 
den mogten. 

a. Ook fchynt het met zyne wyshyd niet over een te 
koomen , het menflelyk geflagt te vergeevs gefchaapen te 
■hebben , en als nog te onderhouden ; gelyk het evenwel 
zyn zow , indien geenige , door de eerfte Schepping met 
vermogens om God te konnen geniten , voorzien zynde r 
ooit tot het genot van dat goed kwamen te ■geraaken. 

3 . Gods goedbyd ~ze.lv , di den mens met mindere weU 
daaden begivtigt* raad den tnees.oQk.-aanite^looven^. 
dat hy hem de betere goederen niet zal onthouden , als 
dat maar behoudens zyne betaamelykheden gefehiden kan. 
Te meer om dat di gemeene , often minften uyt hetyn- 
de des werks , gemeene weldaadea onsopentlyk neffctt 
en noodigen , tot de wederkeering by God. 

S 4. Van dien goedertirenen wiWan God » konnenze 

nooit iet met meer zekerhyd befluyten , dan van agteren. 

Een neerftige befpigelaar der werreld bemerkt, dat de 

r de menffen in hun levens fceleyd zter veel onder m&lkan- 

.deren verfehiifen : datter ook onder de zofld-aaren gevon- 

-den worden , dtb&row ^osver hiift voojrgaaude ie^eakeb- 

bende , zig zelv veiiochenen , en grooten ivertot een be- 

ter leven aanwenden : di naa eene vernie^de vereenigitag 

■ met God vuriglyk yfeiiangen, zig aean zyiie^er.i&S&r ver- 

ibetering-hmmer zeden ofofimgi ^-eh met d£n godloozen* 

di Gods naam met voeten fcreden „^6e.nen.)hevigen -fti^fd 

aanvangen , gereet . zynde >'om ;voor deeere Gods hun fe~ 

vea te laaten : en di voorderaltebegeerlykheden vema- 

feende, opregt , vnaaat^, en-GsTd^aligrlevenin deezewei- 

-areld : zoo moetmen wkariyk dfenbm., datrGod van*h£ti 

- •siebte vergeevs gjezagt wor^te^ M (hiHihe ^CBadettegetr- 

tenr tefeur IteMen ; en uytbliiffen >wil, : ja,J»on> moet er- 

. " ken- 



Boek III. BERSTELLim. Hoofd. I. -itf 

kennen , dat di verandering van den geefl niet zonder 
God gefchied. Waar uyt wy dan een wettig befluyt maa- 
ken , dat God , tot zoo verre als hy tot de verbetering 
van di geraoederen medewerkt , ook de herftelling van 
zommige befloten heeft , en dat hy de zoodaanige , fchoon 
zy wynig in getal zyn , voor zig egter heeft willen haili- 
gen. 

§ $. Men mag zig hier ook op de openbaare gedenk- 
fchriften beroepen, welkers gedagtenis ook by de Hyde- 
nen overig is : en op het gerugt van den algemeenen Zond- 
vloed , 't welk tot alter menflen oor.en gekoomen is , als 
eenwerk, 't welk onder Gods oordeden , dihv over feet 
Menfdom gehoiuden heeft , het raerkwaardigite is' : en 
getuygt dat de Vader van datniwe geflagt , 't zy di den 
naam van Noaeh of Deukalion voert , door Gods bezon- 
dere voorzorge te gelyk met zyn Huysgezin van God be- 
hpttdeji i$ i nw vm4e rede alieen uyt Gods befluyt ge~ 
haalt kan worden , waar in hy befloten teeJLzig in zom- 
mige , ten aanzien van zyne genade , te verheeriyfeeth 
Want waarom heeft hy anderzins hem niet met alle de o- 
venge tot een toe in dat oordeel verdelgt , als onnut tot 
/iet goede ,.. en di met alien ivea? *ya ynde en oogmerk be- 
ftreden , en het ynde zyner werken verdrayden ? Wi 
derhalven een niew geflagt heeft willen verwekken , d&> 
heeft ook buy ten alien twyfel zommige in het zdve » di 
de iverigfte voor de eere van zynen naam waaren , wiUea 
hailigen. 



Ogz HOOFD- 



% 3 6 VAK <DE NQQ'DIGHE'DEN TOT 

HOOFD DEE L H. 
Vm.de noodigheden tot de upAOye Verzgen'mg met Cod, 

$ i» A Angezien de begeerte omGod met den zondaar 
Ji\ te verzoenen, in alle Godsdienften de eerfte en 
voornaamfte zorg is , op het aanzetten des medegewee^ 
tens , di de plaats van God bekleed ; zoo moetmen zig 
ook voornaamelyk beraaden over de vereyfte voorwaar- 
deas om eene wettige verzoening te bekoomen : onder 
dewelke de eerfte en voornaamfte Wet zyn moet , dat wy 
agten geenige wyze- om God te verzoenen wel en wet-tig 
te zyn , di niet te weeg brengt, dat den eys van de God- 
delyke geregtighyd voldaan werde : dewelke wy , in 't 
eerfte Deel van dit Werk in't Hoofd-deel van Gods deug- 
den > gezien hebben , van God geenzins te konneri ver- 
waarlooft of verlochent worden. Dat dit leerftuk uyt de 
gemeene kundighyd van alle Volkeren voordvloeit , geevt 
de gemeene toeftemming aller Volkeren genogzaam te 
kennen ; dewyldeg> g ecn v ol k gevonden word , dat niet, 
tot verwerving ^an Gods gunft , Zoen-offerhanden ver- 
eyft , di tot verzoening der Godhyd aangeftelt worden. 

$ 2. Ondertuflen is het geenzins duyfter , indienwe de 
2aak in redes evenaar overwegen , dat de Offerhanden der 
domme Diren geenzins verzoenende zyn konnen- , om 
datze geen waare voldoening aan de Goddelyke geregtig- 
hyd geven. 

A.. Want nademaal de zonde in de zeden eene oatbe- 
ring , eene verraading van de Goddelyke Wet ,. en eene 
vertreding van den mens is „ di het medegeweeten_van 
Gods eere bezoedelt : wat doen dan dog dedomrae Diren 

tear 



Boeklll. <DE WAARE enz. Hoofd.H. Z37 

ter zaak? daar moef ftraffe geleden worden , dewelke een 
dom Dier niet verftaat. Het begrip van 't kwaade Valt 
alleen in den geeft : waar van de domme Diren ontbloot 
zynde , zoo kan derzelver dood den naam van ftraffe niet 
voeren. En zoodaanige Offerhanden herftellen geenzins * 
het geene door de overtredinge der Wet gefchonden was, 
niet meer dan of men eenen Boom uytrooide : nademaal 
het gene geoffert word ,de geregtighyd , di ilraf vordert , 
uyt di ftraf niet kan bekennen , veel mia met eene beza- 
digde gemoeds onderwerping aannemen , en den Regter 
verheerlyken ; zonder welke zedelyke aandoening geen 
dood of verbreking van eenig dom ding God niet behaa^ 
gen kan. 

B. Ook vordert Gods geregtighyd eene evenredenhyd 
tuflen de ftraf , en de mifdaad , en dat dat gene , 't welk 
tot voldoening aangebragt word , gelykmagtig en gelyk- 
waardig zy met de zaak , in welkers plaats het geftelt 
word! Dewyl de mens gezondigt heeft , is 't betaamelyk 
dat hy de ftrafdrage ; en geenig Dier , 't welk verre be- 
neden hem is : en in zyne plaats kan niets geftelt worden, 
het Welk niet uyt dezelvde werk-beginflelen en vermogens 
beftaat , waar uyt de zonde veerdgevloeit was. Waarom 
indien door in de plaatsftelling van eene andere zaak, 
ftraffe te dragen zy , op dat der geregtighyd Gods tot we- 
derverzoening genog gedaan wierde , zoo behoort het ge- 
ne m de plaats geftelt word , van geenen minderen prys 
en waardighyd te zyn dan hy is , di door di in de plaats- 
ftelling zow koomen verloft te worden> 

§ 3. Zal nu de rede van in de plaatsftehing welen wet-^ 
tig zyn , en nergens tegen het regt en de billykhyd aan* 
ftooten , zoo moet dezelve ojader deeze voorwaarden ge-r 
tehiden. 

i,;Dat de in eens anders plaats geftelt wordendevaivde- 
* Gg 3 zelvder 



* 3 8 VAN T>E NOp e DIGHE e DEK T0$ 

zelvde rang en ordering , en ten minften niet minder zy r 
ook dat ay onbeCmef , en buyten het getal der zondaaren 
zy: want wi zely fchuldig is, di moet zelvs op ygen naam 
voldoen ; neck hy kan in eens anders plaats de ftraffe dra- 
gen » di zelv tot de ftraf getrokken moet worden.. Ook 
kan de gene , di God niet behaagt , God niet verzoenen ; 
ipademaal dan de zondaar Gode onaangenaam is en mis- 
haagt , hoe kan di dan Gode eene aangenaame OfTerhan- 
de wezen ? 

>. Ook moet de in de pkats geftelt wordende ofdes 
Schnldenaacsapiaatsvuller eene vrywilligeBorgszyn, di in 
Gods Vi$ji£fe|iaar op eens anders naam aangenoriien kan 
worden : want anderzins kan nimand tegen zynen wil en 
dank, eens anders ftraf met regt opgelegt worden. Het 
ifTer zoo verre van daan dat di gene , dewelke buyten zy- 
ne yge toeflemming ter ftraffe getrokken word , derGodU 
delyke geregtighyd zow konnen genogdoen , dat dezelve 
in tegendeel daar door veel eer beledigt , en in hem eene 
niwe fchendaad van doodflag tegen deWettender gereg- 
tighyd begaan word : en nademaal een mifdaad met een 
nuf&aad niet kan geboet , maar veel eer verzwaart wor- 
den : zoo zow hest~ ee» o nregtv eerdig werk em van de vol- 
doening verre'vervremd zyn , imand tegen zynen wil en 
dank , ter plaatsvulling om eens anders ltrafFe te dragen, 
over te geven : het welke des te onregtveerdiger zyn^zow, 
boe di plaatsvuller zely regtveerdiger was. Deeze zaak 
zow zig'geljeel, anders en in tegendeel hebben , indien di 
plaatsvuller als eene vrywillige Borge daar tuflen kwam , 
egkuyt lievde tot de eere Gods de zaak van den mens vry- 
wilhg op zig nam ; want met wil , ja met eene hailige 
tjegeerte en verlangen daar na , gefchied nimand ongelyk. 
3. Maar als dan behoort daar by te koomen , dat deeze 
Betrg^ ^n vge vrye Meefier zy , voor dat hy ug in eens 

anders. 



Boeklfl. T>E WAARE enz. Hoofd.H. : i& 

Anders plaats ftellen kon : want wi eens anderens is en on- 
■der eens anders magt ftaat , di heeft net regt niet om zig 
zelven voor andere over te geven. En dewyl geenig bloot 
mens zoodaanig zyns zelvs Meefter is , zow het zeer moei- 
lyk vallen eenen zulken te vinden , di hier in de vereyfle 
voorwaarde voldoen kon. 

4. Ja zoo wi een groot getal menflen op di Wyze zow 
tragten te behowden , daar toe word vereyil , dat dizy 
van de allerhoogfte waardtghyd ; iozonderhyd , om dat 
hy de te verloffene-, daar door zelv tot zyn ygendom maa- 
ken zow. Voorwaar daar word eene evem-gdenhyd ver- 
«yft tuflen zulken grooten mennigte van naenflen , di be- 
howden moeften worden , en tuflen de waardighyd en 
uytilekenthyd van den Perzoon , di in de plaats van de 
ineiinigte geftek moeft worden. 

$ 4. Dewyl deeze dkgen uyt het mgefehaapen'iigt zeer 
Itmfyk zyn ,, zoo jkoomeaa ons w^ayrfi^^j^eft^e'GoSdie- 
Jyke Dpenbaaringen , onder attederedelykfe fcnepzeleft, 
geenige te vooren ; dewelke ^alle di voorwaardens voldoen 
ftonaaen.: Waat m di rang a^ft s-oiB4«*(lier4ezelvegeenige 
bekent » behalven Engelen en Menflen. *. f^e^NferifiSfr,. 
om datze nevens ons uyt gemeerrerOrjders geboren zyn , 
konnen van dit alles niets verrigten ; om datze 00k te ge- 
lyk fchuldig , en uyt ygen naam Schuldenaars , en geen- 
zins 00k hun ygenMeefler zyn, overzulks konnenze niets 
over zig zelven fchikken : veel minder hebbenze di ver- 
eyfle waardighyd in zig , om eene genogzaame waardy 
aan dien prys by te zetten : want de eene mens is den an- 
deren gelyk , en een kan maar met een Vergeleken wor- 
den. 

6 ,*;. -Pok hebben de Engelen hier geen plaats noch deel 
ifi' , als dewelke 00k hun ygen Meefter niet zyn , noch 
00k van genogzaame waardy : behalven dat tuflen di ert 

ons 



*4° VAN t)E NOO'DIGHE'DEM &c. 

ons geen zulken verband legt , waar uy^t zulke groote y» 
genwilljge lievde zow konnen getrokken worden. Waar- 
om wy befluyten dat dit rniddel van zalighyd , waar door 
God , behowdens zyne betaamelykheden , den zondaar 
weder in genade zow konnen aannemen , en het welk ee- 
lie voile genogdoeninge aan de Goddelyke geregtighyd 
yereyfl ; door het ingefchaapen ligt gans niet te doorgron- 
den is. 

§ $. Evenwel kan hier uyt geenzins opgemaakt worden, 
dat di genogdoeninge , dewelke wy vereyffen door eene 
hoogwaardige Borge te moeten gefcmden , zelv voor God 
onmogelyk;* en di zaak geheel hoopeloos zyn zow : om 
dat ook door dat zelvde iagefchaape ligt zeer kenlyk is, 
dat God , wegens zyne onyndige volmaakthyd , algenog- 
zaam is ; dewelke meer kan dan wy begrypen , en meer 
in zig bezit , dan wy met ons yndig vernuft beryken kon- 
.jien : weshalven wy als een grondregel wel in agt nemen 
rjnoeten : dat het yndige het onyndige geenzins omvatten 
kan : en overzulks dat God , zoo hy wil , meer dingen 
van zig openbaar maaken kan , dan di ons tot hier aan toe 
door de rede bekent zyn. 



fclOOFI^ 



Boekm. VANVE HISTOR. &c. Hoofd.III. 141 



HOOFDDEEL III 

V*n de Hiftorifcbe V^aafpooring , onderzpekende de overleW- 
ttogen <van bet "toaart middel der zAttghyd, 

t 

S N E E I. 

Nafpoorende , of de Godgelterdbyd der llydenen eene <v*jle 
hoop, yan de becoming der zfligbyd 9 am de hand gctrpt, 

% 1. "VTA dat wy dan overbewyflyk gezien hebben, 
JlN dat God met zommige zondaaren wederom in 
vrindfchap koomen wil , dog niet zonder het behoortyke 
*i&coy&& tot eenewetti gaverzoening, en voor-al niet zon- 
der vafle verzekering zyner vrekende geregtighyd , aan 
dewelke door eenen wettelyken tuflenkoomendenMidde- 
laar en Borge raoefl genog gedaan worden ; noch 00k 
zonder eene opregte reyniging van den geeft , waar door 
di te zaiigen was , Gode gelykvormig word. Zoo ftaat 
ons nu naa te fpooren of ergens in de werreld zoodaanigen 
Godsdienft gevonden word , dewelke dien eys , uyt de 
rede ontleent , net beandwoord ? Wy hebben wel gezien 
dat dat middel , en zoodaanigen Middelaar tuflen ons en 
God , uyt het ligt van de rede alleen niet kan uytgeziert 
worden. Maar mhTchien zal , het gene voor de rede on- 
doorgrondelyk is , elders blyken , door Goddelyke open- 
baaring aan de menflen medegedeelt te zyn. Dewyl dan 
deezen knoop in een enkel Hiftoris onderzoek ontbonden 
word : zal het geoorlovt zyn een proev te nemen , en ten 
dten yn<$e hetganfle werrelds rond te doorloopen , om te 

Hh zien 



%4t VAN <SE HISTORISCHE 

Tien of men gelooven mag , dat elders een Volk voor- 
koomt , aan het welke di openbaaring , di met de begins- 
felen van de rede overeenkoomt , en daar naa wy zoeken , 
waarlyk uyt den Hemel medegedeelt is ? 

$ z. Dewyl nu , na de ganffe werreld doorgeloopen te 
hebben , genogzaam alle ontdekte Godsdienfl , tot twee 
Hoofd-godsdienften kan gebragt worden , te weeten da 
Hydenffe en Mozaife ; zoo zullen wy eerfl de HydenfTe 
Godsdienften dinen te overwegen , ofdide krite'eria, dat 
is , de zekere kentekenen van den waaren Godsdienfl in 
zig hebben ?. of niet ? Inzonderhyd nademaal veele der- 
zelver op openbaaringen en Godfpraaken fnoeven. Maar 
indien wy de ganfle zaak naar billykhyd en in de weeg- 
fchaal der gezonde rede overwegen , zoo zttllen ons veele 
dingen, in den Godsdienfl der Hydenen voorkoomende, 
aan te tekenen ftaan , dewelke geenzins het getuygenis 
des geweetens beandwoorden - r overmits , het zy wy op 
derzelver beginffelen , daarze op ileunen , het oog veften ; 
het zy we de Leere , dize van God en het hoogile goed 
opgeven , ontleden ; of 't zy wy de wegen tot wederver- 
eeniging met God , daarze met zoo groote pogingen en 
yerwaanthyd op ftaan , ter nauwer onderzoek brengen , 
ten minften over al uytblinken zal , dat hunne geheele 
Godgeleerdhyd niet dan Mataiologia, idele beuzelklap is. 

§ 3. Het beginffel , 't welk zy gebmyken , is , datze 
roemen en fnorken , dat hunne Voorouderen onder mal- 
kanderen Godfpraaken gehad hebben , dewelke de vraa- 
gen beantwoordende , te kennen gaven, dat de wyzevan 
dienft , dewelke zy onderhielden , den Goden behaagde. 
Maar hoe onzeker en zwak dat beginfTel van Godsdienil 
geweeft zy , blykt daar uyt , dat alle di Godfpraaken , ten 
deelen door hunne yge idele verwaanthyd vervallen zyn ,.. 
en ten deele"n datze , op dingen van wynig belang ant- 

woord 



Boek ni. NJJSTOORING , enz. Hoofd. III. i# 

woord gevende , van de hemelfTe en geeflelyke geheel en 
al gezwegen hebben. De antwoorden zelv , dize gezegt 
worden gegeven te hebben r worden ook van twyfelag- 
tighyd , en datze tweezins te verflaan zyn , befchuldigt , 
zoo dat zelv de voorzigtigfte onder hen In derzelver uyt- 
fpraken niet geruft geweefl zyn. Zommige zyn ook voord- 
gekoomen uyt zoodaanige gemaakte en toegeruile plaat-r 
zen , di geenzins buy ten vermoeden waaren ; te weeten* 
dat de antwoorden , di de Godfpraken toegefchreven wier- 
den , door de konften en liften van kwaad- en vuyl-aardi- 
ge menffen voordgebragt zyn geweefl. Het welk de Heer 
Antoni van Dalen in zyne verhandeling van de Godfpra- 
ken uytvoerig getoont heeft. Schoonmen mifTchien niet 
ontkennen kan dat de Duyvelen , di leugenagtige geeflen, 
en verleyders van 't Menfdom , in zommige plaatzen ant* 
woorden gegeven , en toekoomende dingen voorzegt heb- 
ben. TA-ftv&jas^Mfbtys na van de Godfpraken-: ,. Niet 
datze het toekoomenHe uyt zlg zeTveh Fe voofen wiffen , 
maar of uyt de tweede oorzaaken door waarfchynlyke gif- 
fingen zoodaanige gevolgen befloten : of de zaak , elders 
van God door zyne Voorzeggeren , zoo voorzegt geweefl 
te zyn , geweeten hebben : want alzoo rooft di Aap van 
God, nietzonder (a) hailig dievflal , van God het God- 
delyke en aapt dat naar. Dewyl derhalven alles , wat de- 
Hydenen van de Godfpraken gezegt hebben , van eert 
zwak en wankelbaar geloov is , zoo hebbenwe geene rede 
om ons geloov aan zulke idele en bedrieglyke beginfTelen 
te verbinden. 

$ 4. Dat nu der Hydenen Godsdienfl vals en bedrieg- 

lyk is', en geweefl heeft , toont overtuygende derzelver 

Leere , di van God en de Goddelyke dingen ten hoog- 

ften afdwaalt ; ' vernitigende op veele wyzen het denkbeeld 

van God , dat alle en een igelyk ingefchaapen is. 1; I# 

(a) Plagium. Hh Z de 



a 4 4 VAN T>E HISTORISCHE 

de plaats 'van eenen waaren God , het veel Godendom in- 
voerende. Ik beken wel dat de voorzigtigtte onder hen 
eenen opperflen God , di boven de andere uytftak , er- 
kent hebben : maar di zelvde hebben evenwel ook andere 
ontallyke Goden geeert , als houdende het Koningryk 
Gods onder hen verdeelt. Zoo datze ten minften daar in 
gezondigt hebben , datze het gene in Gods denkbeeld aan 
de waare Godhyd ygen was , hebben toegelaaten tot vee- 
ie Goden over te gaan , en aan mindere Goden toege- 
fchreven , het gene zonder de bezitting van een onyndig 
Wezen niet beftaan kon : want dezelve aanbiddende on- 
derftellen zy di alweetende , almagtige , en vrymagtige 
Heeren der werreld te zyn , di de zaaken van de werreld, 
hen aanbevolen , naar hunnen vryen wil en welbehaagen , 
onaf hangelyk befhmrden. En nademaal zy hen verdigt 
hebben de verdeelde zorge der dingen op zig genomen te 
hebben , zoo hebbenze niet konnen vermyden van vaft te 
ftellen , dat niet te met twifl onder hen opgerezen is. 

Apol voor Trojenftond , Merkuur di was hen tegen » 
Met T * alias de Godin , dog Venus weer genegen. 

*.. Hier koomt by , datze byna alle daar in eens waa- 
ren , om dien opperften God , als ledig en zig de zorge 
deezer werreld ontrekkende , te ftellen ; di het bewind 
der werreld of aan de voorzorge van verfchyde bevolen, 
of aan een noodlot of aan *t geval overgelaaten , of liver 
alles verwaarloozende voor booze geley-geeften , di 't 
menffelyk geflagt geftadig eenig kwaad en fchadeaanbrag- 
ten , bloot geftelt hebben. De eerfte bragten zig in 't 
caw , met angftvallig te onderzoeken , over welke bezon- 
dere zaaken een ider van di andere Goden geftelt mogt 
^In , vaa welke zaak zy nooit de voile zekerhyd konden 

be- 



Boek IE NAASTOORING , enz. Hoofd. III. i 4 ? 

bekoomen. Het middelile gevoelen was dat der Sto'iken , 
het noodlot dryvende en leeraarende ; en der Epkutijien , 
alles aan den haak van de gevallige ontmoeting der ondee- 
lige deeltjens hangende : welkers zedelyk beginflel is , al- 
leen de raft oft vermaak des gemoeds te zoeken. Zy 
zeggen dat de geeft voor zig alleen de oorzaak van alle 
kwaaden is , als dewelke niets begerende , dan 't gene in 
zyne magt is , zig zelven bevryden kan : voorder zyn ge- 
moed tegen alle kwaaden , ziektens en pynen wapenende, 
moet hy zorg dragen, van ongevoelig te zyn. Deeze ee- 
nen ledigen God verdigtende , konnen in 't Hoofd-deel 
van Gods Voorzinighyd zien , hoe zy zig tegen het ganfle 
denkbeeld van God aankanten. Het laatite flag van mens- 
fen kanmen onder de wilde en woelle Volkeren vs\Azien, 
Afriken , en Ameriken vinden. Deezer Volkeren befpi- 
gel-leer is , dat God goed zynde , door geenige dienfl- 
Baarhyd tot baa goedertirener gemaakt kan worden, 
Maar dewyl zy het Menfdom verdigten van <JeBooze gee- 
ileti gekwelt te worden, zoo loopthunnen geheelendienft 
uyt , om het kwaad af te wenden , en zorg te dragen van 
hen te bevredigen , op datze niet verder voordgaan in het 
Menfdom , met befpringen en alle kwaad toe te brengen 
te ontruften , en met vervaarlyke verfchrikkingen moei- 
lyk te vallen : waar door zy tot eenen dienft vervallen zyn, 
di fchandelyk , aan Gods eere en heerlykhyd tenhoogften 
vyandig, en met de reeds geleeraardfe aangebore Wet, 
opentlyk ftrydende is. 

3. Yndelyk tekenen wy 00k aan, dat zyGods eenvow- 
digfle geeftelykhyd en hailighyd omver werpen. T>e gee-, 
ftelykhyd van God hebben zy niet zuy ver bewaart , dewyl 
zy hunne Goden niet alleen lichhaamelyk gemaakt , maar 
00k onder gefchilderde , gefnedene , en gegotene Beel- 
den vertoont , en aan doode en levende lichhaamen vaft 

Hh 3 ge- 



M6 VAN <DE HISTORISCHE 

gemaakt hebben ; dewelke zyin Beeldeh , Planten , en 
Diren eere aan te doen voorflellen. Door welken flag van 
dienft zy in zeer veeler gemoederen een begrip van God 
ingefcherpt hebben , even als of de Goden geeften waa- 
ren , di in lichhaamen woonden. Ik zwyge nu , datze 
gewaant hebben de tegenwoordighyd der Godheden door 
zekere bezweringen by haar te konnen doen koomen , en 
dezelve zoodaanig aan hunne Beelden vail te hegten , dat 
zy bezwaarlyk daar uyt verhuyzen en hun weder verlaaten 
konden. Hier van daan hebben de Romynen de konft 
van hen te roepen geoefenfe, en hengrootebelovten doen- 
de geheden, datze tot hun over wildeh koomen , en zoe- 
telyk gedroomt , datze hunne befcherminge van de vyan- 
den tot hun wilden overbrengen. Gods Haitighydheb- 
benze met groote fchandvlekken onteert , verdigtende 
der Goden geboortens , en wel van beyde de Kunnen,. 
en hen aantygende , Huwelyken , Maagdefchending , 
bloedfchande ,. en de daar uyt ontftaande na-iver , twiit, 
en gekyv , alleen geene vegteryen. Dit beflaat ganfle Boe- 
ken der Digteren , op het voorgaan van Hefiodus en Or- 
feus. Dog deeze dingen zyn in der Hydenen , en inzon- 
derhyd der Griken en Romynen Godsdienften niet wynig 
doorgeftreken van Mannen , di onder de Ouden , voor- 
ftanders van den Chriftelyken Godsdienft gevveeil zyn, 
als Juflin , Laktans , Tertulliaan , Arnoob , Minucius 
Felix , en andere , di met de aantekeningen van verfchy- 
dene uytgegeven zyn : onder dewelke voor al Felix met 
de geleerde aantekeningen van Oizeel , gelezen kan wor- 

den. 

S 5. Van geen minder gewigt is di grove dwaaling van 
de Hydenfle Godgeleerdhyd ontrent eene betaamelyke 
wyze van wederverzoening en herftelling , om den zon- 
daar weder tot God op te leyden. 1. Want zoekende de 

God- 



Boek III. NAJS900RING , enz. Hoofd. III. z 4 -* 

Goddelyke gunft en genade , zoeken zy di niet zuyver- 
Jyk : door dien alle ingeftelde dienfl der Goden , den wel- 
ken zy aandringen , alleen opzigt had op het gefchil van 
uyterlyke dingen, di tot dit leven, enbyna alleen tot het 
gebruyk van dit lichhaamtje behooren ; terwyl zy over de 
hemelfTe en geeftel yke dingen wynig bekornmertzyn : zoo> 
dat wanneer hetStaatendom onder zwaare kwaaden , zug- 
te , en in ongelukken gedompelt lag ,. zy dagten de Go- 
den verfloort , nun min gunftig , en alle oogenblikken ver- 
anderlyk te zyn •, derhalven tot afwendmg van dat kwaad 
bevredigt ; of tot beter geluk verzoent moeften worden, 
Wat de menffefyke geefl belangt, dien begrepen de Wys- 
geeren ten meellendeel als floffelyk ,, het zy uyt water, 
of uyt zuyver vuur opgeflanfl , dewelke dan met de ont- 
floping van 't lichhaam weder verdween. Wynige zynder 
geweefl , di wat beters daar van dagten, en de onfterve- 
fykhyd Jpr>*U^^i4ean<A«rLL . ffflnjfj; : d/ ?p7P ^y" veele Pitha- 
gorinen geweefl , laatende geenige hoop voor den geefl 
na den dood over , behalven eene voeglyke zielverhuy- 
zing ; waar door zy voor hun kwaalyk gedaan tot ftraf , 
in Beeften ; en voor hun weldoen , in Helden , di geboo- 
ren ftonden te worden , verhuyfden. Alleen hielden de 
Platoniflen flaande , dat de zilen na den dood o verge voert 
wierden , of na de Hel , de plaatze der pynigingen , of 
na de Elizeefche Velden , daarze niet dan na eene zuyve- 
ring in een Vagevuur henen gingen. 

a. Ook haddenze geenregt gevoelen van de Zoen-offe- 
ren , en uytwendige Waffingen : als of di tot de verzoe- 
ning , en deeze tot de zuy vering der zilen alle het noodi- 
ge vervulden : wy hebben dat in 't voorgaande Hoofd-deel 
genog berifpt ; en de voorzigtigfle onder hen zyn in di 
middelen niet gerufl geweefl: , belachchende zomwylen 
derzelver idelhyd , en ongenogzaamhyd. . ,, 

A. Het 



i 4 8 VAN <DE HIST0R1SCHE 

A. Het Offeren van Beeften berifpte Kato , zeggende: 

'Dewylgy zelv defchuldhebt toege&ragt, 
Waarom een Beefi in uwe plaats gejlagt } 

En nademaal zommige Volkeren zig tot het Offeren van 
Menflen begeven hebben , alsovertuygt zynde , dat de 
mifdaaden met een dierbaarder prys geboet moeften wor- 
den > zoo is Virgiel dus tegen hen uytgevaaren: 

Mosfuit infopulis , quos eondidit advena 'Dido, 
"Pofiere caede T)eos veniam , ® fragrantibus arts 
(Infandum di&u) parvos importer e natos. 

Dat is ; 

Een Volk van Dido hier geplant , 't welk was genegen 
De Goden tot haar gunft met Offer te bewegen , 
Te rooken op 't Altaar , 6 fchrik- en gruwel-daad! 
Hun jonggeboren Krooft, tot boeting voor hun kwaad. 

B. De Zoen-offers zyn ook vandenDigter belacht, als 
Dnmagtjg tot dien dienft , zingende: 

Ah y nimium faciles , qui trifiia crimina caedis, 
Tolli fluminia pojfe futatis aqua. 

Dat is : 

Aeh ! ligtgeloovige , di voorneemt zonder fchroom 
Uw fchuld te bo'eten , met klaar water uyt den ftroom.' 

3. Oojs heeft de redenering der Platontften geen klem , 
v zeg- 



Boek III. NAASTOORING , enz. Hoofd. III. 149 

zeggende dat de zondaar alleen door de reyniging van de 
ziel herftelt word , enGode zoo naby koomt , dat hy hem 
weder behaagt , en met denzelven in vrindfchap treed. 
Want daar toe word vereyil , dat God den mens op di 
reyniging geheel herfchept : om dat des menffen inborll 
door di aangeboore fmette van verdorventhyd zoodaanig 
is verkeert , en met vooroordeelen en kwaade drivten be- 
zet, dat hem dit moeilyke werk nooit behaagenkan , zoo 
met de maaker van den geeft denzelven geheel verandert. 
Ja het medegeweeten , zig kwaalyk bewult zynde , heeft 
geen genogzaam vail vertrouwen om met bekentenis en 
belydenis der zonden voor God , weder tot hem , als een 
barmhertig God, te keeren : overmks zy zoo doende, 
voor de onvraakbaare vuurfchaar van den regtveerdigen 
Regter , niet gewaar word verder gevoordert te zyn , dan 
datze zig geilelt heeft tot een Schuldenaar , dizynefchuld 
bekent , en naar de Wet geftraft moet worden. 



SNEE II. 

Naafpoorende , boe rverre de ^Mo^iffe Coddienji hier fa 

woldoet. 

$-*• \ li Aar daar is nog eene andere Godsdienft, in de 
1VI Schrivten van Mozes opgegeven, dewelke een 
gedaante heeft van eene herftelde , en van de Hydenfle 
verdervlykheden bevryde en verbeterde Godsdienft : den- 
welken een igelyk uyt de MozaifTe Schrivten , di onder 
den naam van de vyf Boeken van Mozes voorkoomen, 
leeren kan. Dit Boek hebben de Joden , Muhamedaa- 
Tien, en Qhriftenen , aisGoddelyk, en Wetten van het 

li hoog- 



a?o- VAN T>E HISTORISCHE 

hoogfte gezag voorfchryvende , aangenomen: dogopver- 
fehydene wyzen het zelve uytleggende ; en alzeo door di 
verfchydenhyd van gevoelens onderling van malkanderen 
veel verfchillende. 

§ z. In dat Mozaiffe werk , koomt aan eenen aandagti- 
gen opmerker genogzaam aanftonds te vooren , dat bet 
voornaamfte oogtnerk van den Schryver geweefl is , om 
dien Godsdienft , dewelke ftand genomen had , in tyds 
van dat verfoeilyke Leerftuk van het veel Godendom te 
bevryden , en van den dienft van alle eerbewyzing aan 
BeeLden te zuyveren : noodigende zyn Volk tot de ken- 
niffe van den eenen waaren God , di in den Geelt aange- 
beden moeft worden. Hierom draagt by voor al zorge, 
dat zy het denkbeeld van God alleen in den JEHOV A 
erkennen , en in ordening van een Staatendom , door 
Wetten omtuynt , deGods-regering van dien waaren God 
Ceniglyk in hoogagting nemen mogten. In het kort be- 
grip van di Wet , di opgegeven word uyt den hemel door 
de flemme Gods zelv tot het Volk uytgefproken geweefl: 
te zyn , word in de twee eerfte verbidende Wetten , aan- 
ftonds verzorgt , om geen van beyde di mifdaden te be- 
gaan. Waar van daan by dejoden , Muhammedaanen, 
en de egte en regtzinnige Ghriftenen zmlken grooten af- 
keer van alle Afgoden- enBeelden-dienfl: gevonden word: 
om dat zy di Wetten bevinden met de rede over een te 
koomen. 

§ 3. De Schryver van dat vyftal Boeken , maaktzi^ 
zonderling pryswaardig , dat hy op eene uytftekende wy~ 
z,e befchryvt den oorfprong aller dingen, endelpringbroii 
en koomil der zonde in de werreld , en veele en groots 
pogingen van afval , in verfchyde tyden van di eerite waar- 
jhyd afwykende , dewelke het oude geloov in veejen ver* 
doryen > en God meer dan eenmaal tot de nopdzaakelyk- 

hyd 



Boek III. NAJSTOORING , enz. Hoofd. III. "a ji 

hyd van hervorming.gedwongen hebben. Dewelke , in 
dat aloude Boek , door een Schryver di niet verre af was 
van deszelvs begin , in veele en zonneklaare merkwaardi- 
ge omftandigheden van zaaken waargenomen , zoodaanig 
verhaalt worden , dat deszelvs opgeven noch tegen de re- 
de , noch tegen de ervarenthyd aanloopt ; maar veel eer 
in de overbly vzelen der voetfpeuren op de aarde , en on- 
der de Volkeren , beveftigt word , en zig aanftonds , in 
de belle verftanden indringende , aannemelyk maakt. 

§ 4. Het is een merkteken van de zuy verhyd zyner Lee- 
re , dat hy zyne Leerlingen , di hy tot den geeflelyken 
dienft van den eenigen waaren God zoekt op te leyden , 
in de Leere van de Onftervelykhyd der Zielen bevefligt , 
en aan Gods Vrienden de hoop van eentoekoomend leven 
geevt : het welke hy voornaamelyk leeraart , beloovt en 
verzekert te zyn door aardze panden , als blyken van de 

Qoddelykego^iffigte^^Qfe^^ 6 het LandKanaan 
wytblonk, 't welk de overnemellTeErvenis als in eenSehil- 

dery uytfchilderde , en verzegelde. 

§ f. De Wetten , di hy voorgefchreven heeft , en na 

het gedenkverhaal van den oorfprong der dingen en van 

de verkiezing van 't Joodze Volk , den voornaamflen In- 

houd van Mozes Boeken uytmaaken , zyn genogzaam 

tweederly : de eene dragen den naam gemeenlyk v an Ze- 

delyke , dimen alle bevind zeer zuyver en onberifpelyk te 

zyn , en eenen nawkeurigen regel van hailighyd voor te 

dragen : als dewelke niet alleen met de voorfchrivten van 

aller medegeweeten , uyt de aangebooreWet in zyne reg- 

te plaats uytgehaalt , nawkeurig overeenflemmen : maar 

00k de gebreken van het menffelyk geflagt ten grond toe 

ontwortelen , dewyl zy de begeerlykhyd zelv uytrukken , 

zoo dat de gebreken in het groene ten eenemaal uytge- 

losit worden. Doe hier by , dat Mozes alle menflelykei 

Ii x plig- 



±S% V4N <DE HISTORISCBE 

pligten onder twee algemeene Hoofd-ftukken betrekt; 
gebiedende , God hoven al te heminnen uyt ganfier herte , 
uyt geheel uwe %,iek , en met Me kragten ; en zynen naa- 
fien te beminnen gelyk ons zelven : als net welke tot de irir 
wendige hailighyd der zeden niets grooter zyn, of bedagt 
worden kan. 

Nu de andere JVetten worden kerzaame genaamt , di 
n'aar het goeddunken des Wetgevers om huyflyke rede* 
nen daar by gevoegt zyn , dewyl de gedaante van hetStaa* 
tendom >. 't welk God zelv gezegt word ingeftelt te heb- 
ben r . eeniglyk eene Theocratmm ,. Gods Regering ver- 
toonde. Deeze badden nun opzigt voornaamelyk op den 
Borgerftaat, di naar den aard desVolks gefchiktwas, als 
mede op de plegtelykheden van dert openbaaren uytwen- 
digen dienft: enalzoo maaktenze eene voorzigtige leer- 
■ en levens-wyze des Voiles. , waar door het zelve in zynen 
pligt gehouden wierd. Dewelke op de plegtelykhyd van 
den uytwendigen dienft opzigt hadden , di vertoonden 
God in den Tabernakel , als een Koning in zyn Paleys, 
of een Veld-heer in zyne Tente , daar toe men niet dan 
met gefchenken naaderen mogt. Ik beken dat di zelvde 
Plcgt-wet ookZoen-offeren voorgefchreven heeft, als tot 
vergevinge der zonden , en uyterlyke Waffinge'n , als of 
di tot de vereyfte reyniging noodig waaren : dewelke wy 
beyde in de Godgeleerhyd der Hydenen , als met de re- 
de niet wel overeenkoomende , met eene zwarte koole 
getekent hebben, Maar onder de Uytleggers van Mozes 
wordener gevonden , dewelke ontkennen , dat di gebo- 
den ten dien ynde gegeven zyn , om door derzelver on- 
derhouding te leven : want zonder geloov en bekeering- 
hebben zy nooit God bevredigt : maar datze alleenlyk ver~ 
beeldingen inhielden , di tekenen van eene betere verzoe- 
ning waaren. Hier van daan roemt Mozes zelv , God: 

dea 



Boek III. NAASTOORING , enz. Hoofd.III. if 3 ; 

denSfigter van beyde de weldaaden ,- van regtveerdiging 
uyt het geloove , en van hailigmaaking te zyn : en heeft 
een voorbeeld van deeze beyde in Abraham voorgeftelt. 

§ 6. Daar is ook nog een ander ftuk in de Leere van 
Mozes , aangaande den toekoomenden Verlojfer , waar 
van hy hoop geevt , als van een zaak van 't grootfte ge- 
wigt , den welken hy elders befchryvt , als de fpringbron 
van zalighyd en alle zegeninge , di den verleyder de Slang 
het hoofd vermorffelen zow , dog niet zonder de verffe- 
nen vermorflelt te worden. Hier op paflen de merkteke- 
nen van den Borge , te vooren Hoofd-deel II. verhaalt. 
Want di zow een mens zyn uyt de menflen , om dat hy 
het zaad van eene Vrouwe zyn zow , ja uyt de nederdaa' - 
lende lyn van Abraham , door Ifaak , Jakob , en Juda , 
zullende op het ynde van 't Staatendom , door Mozes aft 
.gefchetft , opflaan , en een groot Koningryk aanvaarden, 
jopk met ondejjverr|.ng van Volkeren, en vvien in alle ge- 
ilagten" , natien^en tongen ' "t ol^flerFprzegent worden* 
Hier hegt hy daar en boven nog eene andere groote ver- 
borgenthyd aan , van zeker en Afgezant van God, dr ook 
zelv met den zender God was. Deezen Afgezant beleed 
ook de Aartsvader Jakob , di : hem verzekerde van alle 
kwaad bevryd , en de bronne en uytdeeler vaaalle zege- 
ningen te zyn , dewelke hy voor zyne Kinderen afbad. 
By Mozes wordhy , in 't Verbonds-boek zelv , voorge- 
flelt als de Afgezant Gods , in wiens midden de naam vani 
God was ,, aan welkers goeddunken de genade van verge- 
ying , en de ftrenghyd der ftraffen tegen de overtrederS 
flaan zow : en di als de Leydsman en de magtigfte be- 
fchermer des Volks in de (a) waartekenen van de God* 
delyke tegenwoordighyd moeft aangezien worden. Waar- 
om ook deeze zelv voorgedragen word , als de toekoo- 
jnende mens en di groote Verlofler des Yolks , dimeter 

la) In Symbolic I i 3 ty& 



% S 4 VAN T>E HISTORISCHE 

tyd zyn Volk in net vlees bezoeken , midden onder hen 
woonen , en de Aarde met zyne voeten betreden zow , 
wanneer hy zig tot dat gewenfte en verborgen werk van 
Verloffing zow toerufton ; zoo datmen daar dien Midde- 
laarziet, dewelke dien zwaarwigtigen eys , naardenwel- 
. ken de Zaligmaaker behalven een mens , ook God wezen 
moeft, ten voll en beantwoord: gelyk Mozes hem ook als 
de Rotzfteen onzer zahghyd eert en pryft, en in zyn laat- 
fle Lied uytvoorig befchryvt. 

§ y. Ook heeft di Mozes , na zyne aflyvighyd , zeer 
veele voortreffelyke verdedigers en uytleggers van zynen 
befchreven Godsdienft bekoomen •.,•■ di ook door verfchy- 
dene Schrivten uytgebknken- hebben , en in hun geflagte 
voor Profeeten of Voorzeggers , en voor Mannen van God- 
delyke ingeving gehouden zyn geweeft , niet een haair 
breedte van zyne Leerftukken afwykende : welker groot- 
ile gezag, by alle , di Mozes aannemen , nochblykt; al- 
leen de Samaritanen uytgenomen. 



OMDERSN.EE a. 

Van den hedend<ugzen Godsdienft der Jeden. 

$ i. Vt U ftaat ons naa te vorffen , of de joden heden 
XN ten dagen getrouwe Uytleggers van di Leere 
van Mozes zyn , en eenen Godsdienft , met den aange- 
booren Godsdienft overeenkoomende , belyden ; en ook 
aan te merken , dat zy van voor veele eewen herwaards 
tot di engte en plaatze gebragt zyn; alwaarzedenMozais- 
fen dienft zynde mi ontbloot van Altaaren , Priefteren, 
81agt-oj0feren » en Offeree door de Wet van Mozes voor- 

ge- 



Boek HI NJJSTOORING , enz. Hoofd. III. %ff 

gefchreven , met konnen onderhouden : overzulks datze 
den weg der zalighyd gedwongen zynde geweeft te veran- 
deren , zoo doende ook geagt moeten worden van de on- 
derhouding van den Mozaitien Godsdienfl afgeweken te 
zyn. 

§ x. Ook is geenzins te twyfelen , dat zy niet in veelen 
van de zuyverhyd van Mozes Leere afgeweken zyn. A; 
Want de Over lev eringen by het gefchreven Woord byvoe- 
gende , hebbenze ontallyke verdigtzelen en genogzaam 
vuyle Fabelen , onder naam en dekmantel van Overleve- 
ringen der Ouden , in het geloov en de onderhouding van 
den Godsdienil ingeflanft , en boven Gods inftellingen, 
in de Wet begrepen , gefchat. 

B. In verfchyde zoorten van navolgeren zig verdeelen- 
de , hebben de Sadduce'ers alle hoop van de toekoomende 
eew, als ook de vreeze weggenomen : Dog de Farize'ers 
h^abe&de; Wet 4e»«gei^gugbLyd^Vjejcd<^*^^ »- aaet ailen 
geeftelyken zin door hunne duyftere woorden en verklaa- 
ringen te verdraayjen , en tot den regel van ygen gereg- 
tignyd te flepen : dewyl zy de ganile toekoomfte van 
Chriftus , den Vaderen beloovt , wegnemende , di gehee- 
le weldaad der belovten binnen het geval van het Staaten- 
dom beperken. Derhalven is uyt hunne Godgeleerdhyd 
de grootfte en wigtigfte grondflag van den Mozaiflen 
Godsdienfl: uytgevallen , de regtveerdiging van den zon- 
daarvoorGod, uyt enkele genade , als mede,</i? regte bely- 
denis vande natuurlyke of aangeboore elendighyd : dewy I 
zy volftandig zig beroemen natuurtyk of uyt aangebooreq 
sard met genogzaame bekwaame kragten om God te ge- 
hoorzaamen voorzien te zyn : en de geheele verzoening 
der zonden ten deelen aan de Offerhanden naar de Wet, : 
m ten deelen aan ygen verdieniten en ftrafdragingen , o£ 
lichhaamelyke foaerten toefchryveft : Diet anders , .dan de- 

Hyde- 



\S6 VAN <DE HISTOmSCHE 

Hydenen, daar van gevoelende. En.dewyl zy voord aan 
700 veele eewen lang van het wettig gebruyk der OfFer- 
handen veriteken 7,yn geweeft , heeft hen dc onzinnighyd 
zoo verre vervoert , datze ftervende uytroepen , myne 
dood zy eene verzoeninge van alle myne overtre din-gen :■ e- 
yen als of de ilraffe der zonden de verzoeninge van de 
zonden zyn kon. 

C Het Koningryk van Chriftus , in der tyd verkondigt, 
jnaar met hunne vooroordeelen geenzins overeenkoomen- 
de , hebben zy veragt : en alzoo wynig tyds daar na uyt 
hunne woonplaatzen verdreven , enelendig omzwerven- 
de 3 dragenze opentlyk om , de merktekenen van de ver~ 
gramde Godhyd. 

§ 3. Hier Koomt by , dat di afval verzelt is geworderi 
met het uyterfte verderv^der zeden , als een kenlyk teken 
<Jat Gods Geeft van hun weggenomen is : want zy wordea 
op den ondergang van hunne geilagten , van Jozefus be- 
fchreven , niet als menflen , maar als fchrik-diren van 
menflen ; zulks dat het ganfle Volk , byna tot alle fchelm- 
{tukken en fchendaaden overgegeven en verdorven , zy- 
nen uyterften ondergang verhaaft heeft. 



ONDERSNEE'B. 
Van den Sodsdienfl der ^MuhmmeJatoien. 

% 1. T"VE GODSDIENST der Muhammedaanen is 

JiJ na dien van Mozes en der Chriftenen opgekoo- 

men , hebbende tot hunnen Stigter Muhammed , een A- 

rabier van afkoomft , di ontrent in de zevende eew zyn 

boofd opgefteken heeft: en voor een Voorzegger heeft 

. ~ ' ' willen 



Boeklll. NAJSTQQRim , enz. Hoofd. III. x S 7 

willm aangezien zyn, Hy wierd te raade , de verbor- 
gentheden uvt de Godgeleerdhyd weggenomen hebben- 
de , eenen Godsdienfl te ftigten , di ten aanzien van de 
geloovs-flukken , de ingefchaape Godgeleerdhyd niet te 
buy ten ging : waarom hy byna op de wyzc van Socyn de 
genadeinvoert , dewelke door kwytfcheldinge de onvol- 
maakte werken der menilen voor volmaakte aanneemt,, 
en de Godsdienftige naar welbehaagen regtveerdigt. Het 
beginfTel van den Godsdienft heeft hy verandert , ftellen- 
de in de plaats van de Wet en 't Euangeli , den Alkoran : 
het welke hy hier uyt noodzaaklyk geagt heeft:, om dat 
beyde de Teftamenten , naar zyn voorgeverv,, zoodaanig 
bedorven waaren , dat na Mozes en Chriflus , tot verbe- 
tering der misflagen hy zelv , als een derde gezant Gods> 
heeft moeten gezonden worden , ora het gene te doen en 
te gelooven ftaat van niews af aan , met een niew beleyd , 
4esbefckeywea.tr <»a>w^lifc«^:k> f£&L4P$foh<i?«/fc van Alkoran 
gegeven is , zynde daar na geworden het beginflel en de 
gronflag van den niwen Godsdienft. 

§ x. Maar dat de Alkoran een werk is 't welk wynig ge- 
loov verdient , hebben zy , di dit Boek nawkeurig on- 
derzogt hebben , uyt veele tekenen befloten. i. dm dat 
het van een mens voordgebragt is , ^di onreyn zynde , ook 
veele Wyven had , en met andere gebrelsen befmet was, 
ftaandedoor eene niwe konft naa de heerfchappy. z. Het 
is een rommelzoo der hiftorien van Jbet Q. en N. T. , di, 
alzms verminkt en met veele verdigtzelen vermeerdert , 
daar in voorgeftelt worden : zoo dat het zig zelv door yge 
kentekenen verraad. 3. En fchoon het niet van uytile- 
kenthyd in ftyl ontbloot is , zoo is het egter geheel kalk 
zonder zant, behelzende niet dan raadzelen , d'i den Ara> 
biren~zelv adidluta onoploflelyk zyn. 4, De zaaken zelv 
jdi daar verhandelt ftaan , zyn gefchikt naar 't verdorveft 

Kk vlees. 



»j8 VAN <DE HISTORISCHE 

vices. 5. Ja na den dood van Muhammed is dat werk uyt 
verfletene, verflenfte, enbynadoorknaagdebrievjensop- 
gezamelt : zoo datmen met regt aan deszelvs egt- en op- 
regt-hyd twyfelen mag. 

§ 3 . Inzonderhyd is de MuhamedifTe Godsdienft te be- 
fchuldigen , datze de voldoeding , di eene endeixis een 
betoog van de Goddelyke geregtighyd vereyft , tegen de 
Wet en 't Euangeli verworpen , en veele beuzeldingen in 
deszelvs plaats ingeflanft heeft. Doe hier by , datze het 
Paradys in een verblyvplaats van alle vermaak verandert 
heeft , even als of het de wooning of herberg van Back* 
chus en. Venus was. 

% 4, Voor al heeft hy deezen zynen Godsdienft op eene 
valfle befchuldiging gebowt , dat de Boeken van beyde 
de Teftamenten verdorven waaren, op dat niet imand dit 
jammerlyk mengelmoes en zaamenraapzel aan dien keur- 
iteen ftryken en beproeven mogt : want geloovende dat 
Mozes en Chriftus waare en getrouwe gezanten Gods ge- 
weeft zyn , kon hy niet ontgaan , dat niet imand zynen 
Alkoran in de weegfchaal van derzelver Leere overwoog: 
indien hy niet tot deeze fchuylplaats , te weeten , dat 
derzelver Schrivten niet egt waaren , zynen toevlugt nam. 
Welke onderftelling overhoop geworpen zynde , valt al 
wat daar op gebowt is , van zelv om ver. Maar dewyl dit 
gefchil tot de geopenbaarde Godgeleerdhyd , en tot het 
onderzoek van deszelvs beginfTel behoort , ftellen wy de 
befliffing van deeze zaak tot daar aan toe uyt. 

ONDERSNEE C. 
Van den Chrifielylqn Godsdienft* 

§ r. T""VAar zyn dan nog overig de Chriftenen , dewel- 
J , J fke Jezus , den zoon van Maria , belyden de 

Chn- 



Boek III. NJJSTOORING ■', em. Hoofd. III. 159 
Chriilus te zyn ; waar van daan zy 00k den naam van 
Chriflenen voeren : geloovende dat Chriflus met zyne Ge- 
zanten , de waare uytleggeren van Mozes Godsdienfl ge- 
weefl zyn : en dat deeze Chriflus de alleen eenige Zalig- 
inaaker van 't menflelyk Geflagt is , in den welken alle de 
merken en voorwaardens van den waaren Borg enVerlof- 
fer ten vollen gevonden worden , di Hoofd. II. als noodig 
tot de begeerde voldoening en reyniging vereyfl wierden. 
Voorder houden zy de aangeboore Wet , als een regel en 
rigtfnoer tot verbetering deslevens, zuyverenongefchon- 
deir, dringen di aan en zetten de hoope van het toekoo- 
mende leven , na den dood te verwerven , met kragt 
voord , en belooven dat , aan di waarlyk in Chriflus ge- 
looven, en tot het leyden van een hailig leven bekeert zyn; 
geloovende 00k de Vergevinge der zonden , de opftandin- 
ge des vlees , en een eewig leven : zonder dat de aange- 
boore Godgpleerdthyd lets, daar van herroept , of tegen- 
fpreekt y maar dat alles herhaalt enoverneemtuyt de God- 
geleerdhyd van Mozes , door de Voorzeggeren verklaart. 
§ z. Dit {Ink van der Voorzeggeren Godgeleerdhyd , 
\ welk Mozes en de Voorzeggeren aangaande Chriflus , 
den toekoomenden VerlolTer , verhaalen, zeggendeeer- 
fie Chriflen-leeraars zoodaanig in Jezus , den zoon van 
Maria , vervult te zyn , datze verzekeren dat daar in niets 
meer begeert kan worden : ten welken ynden zy de hiflov 
ri , dize de Euangelifche noemen , of liver het Euange- 
lium , van vier uytgezonderde Mannen nawkeurig be- 
fchreven, aan de geheele werreld mededeelen: en verge- 
lyken alle en een igelyk fluk met Mozes en de Profeeten , 
om te toonen dat alles met di gegeve hoope overeenflemt. 
Inzonderhyd verhaalen zy de hiftori van zyn Lyden , en 
zyne Verhooging uytvoerig , op dat wy verflaan mogten 
dat ny , als onze Borg , onze zonden gedragen, en alzoo 

Kk a de 



-**» VJN 7>E HmOJZlSCm NAS900R, tm. ' 

dc zalighyd voor ons verworven heefi: , wanneer by dat fcyden onderging; 
en op dat nimand twyfekn zow , dat hy tot de uytvoering en. detoepailing 
van de verworve izalighyd verhoogt is. 

§3. Hoe nu de Uytleggers van de Grond-leer-wetten , en voornaame- 
lyk van de Wetten der plegtelykheden gehandelt hebben , blykt uyt de 
Schrivten en Handelingen der Apoftelen ; wanncer zy verzekeren , dat de 
Gfferhanden en Wamngen , alleen maar voor den tyd van verwagtinge in* 
geftelt ., en tot belydenis van de noodzaaklyke voldoening vereyft zyn ge- 
weeft : datze eene gedaante van een handfchrivt gehad hebben , waar in 
, de fchuld niet uytgewift, maar veel eer erkent is geworden ; het. welke der 
tugt dies tyds was , di als een Tugtmeefter de zyne tot Chriftus opleydej 
denwelken zy verzegelden dat met eene waare Verzoening enWafling koo- 
men zowde j op dat Ghriftas hct yn$c van de Wet zow zyn , eri Ket waa- 
re Echhaam waar van zy de Schaduvven vertoonden. Hier uyt volgt , dat 
<b affchaffing der Grond-leer-wetten niet tegen , maar naar den zin en *t 
oogmerk van Mozes , ingevoert hebben. 

§ 4. Maar nademaal over deeze dingen zyn o^rdeel te willen vellen , a£- 
hangt van 't onderzoek en de nafpoqring der Goddelykhyd van Mozes 
Boeken , en derzelver Uytleggingen : als mede van de hiftori des Euange- 
fiums met deszelvs aanhangzelen : zoo ifTer niets overig , dan datwe de 
kentekenen van de Goddelykhyd der Boeken des Ouden , tegen de Hyde- 
pen ; het Goddelyk gezag der Boeken des Niwen Teftaments , tegen de 
*%oden ; en beyder ongefchonden bewaaring tegen de Muhammedaanen met 
kragt vaft ftellen en aantoonen : maar aangezien dit tot de vaftftelling van 
het beginflel der geopenbaarde Godgeleerdhyd behoort , zoo zcndcn wy 
bnze Lezers derwaards , te vreden zynde dezelve tot dien grenspaal der aan- 
geboore Godgeleerdhyd geleyd te hebben , alwaar zy door de Euangelifche 
voorbereyding zien konnen op den drempel van de geopenbaarde Godge • 
•icerdhyd geftelt te zyn : waarom wy hier maaken een 

Y N D £. 



Korc- 



BLADWYZER 



D E R 



2 A A K E N 

In de AANGEBOORE 

GODGELEERDHYD. 



A. 

A\AM^W*Gadg!*erdhyd t wat 
at zy , uyt des woords oor- 
fpronglykhyd. Pag. i- 
• — - - Hoe uytgeheeld word. 2. 
m - - - - Of'r di oak is. 2. 
— - - - JVaat • ontrent di bezigis. 

Aangehoonn Verbond met God. 22. 

2 1 (J, 
Aanweztn der zJel. 7. 
Aanwezen Gods , en zjels onfterve- 

lykhyd , zyn de grand van. die 

Godsdienfl. 12. 
Afhanglykhyd der menjfen van God in 

hunworden,aanz.yn en werken. 161 
Afval der*Jooden van denMozaiffen 

Godsdienfl. 255. 256. 
Agtervolging is geenzins in God. 47. 
Algemeene Kundigheden. 166. 
Algemeene zondenvloed. 112. 135. 



Alkoram kort denkbeeld. 257. 

A Her fchepzelen afhanglykhyd van 

God. 128. 
Alle tfaamenftel most van God wot* 

den afgeweert. 3 $~ 
Almagtighyd van God. 87. 
Alomtegenweordighyd van God. ill, 

25.49. 
Alweetenhyd van God. 69. 
Arifi steles wederfproken. 141. 



B. 



BAnd der menjfeljke Maatfchap- 
py , vanwaar. 200. 
Barmhertighyd van God. 104. 
Begeerte naa betere goederea kan met 

te vergeevs wezen. 212. 
Beginjfel der aangeboore Godgeleerd- 

hyd. 13. 
Beheering der goederen. 197. 
Befluytenden wiUe Gods is eewig. 13. 

130. 
LI 3e- 



BLADWYZER 

Befluyt Gods. 24,-126, , * T ,. 

bepaalt. 127., 

verdeelt in een bejluyt der be- 

z,ondere z,oorten , en tot de uytvoe- 
ringder dingen. 90. 128. 129. 

- — in werkend entoelaatend.i^i 

- - - of'tookGodzjelvis. 130. 
BeflmrGods over die werkingen. 150 

- - hoe omtrent de z,onde. i^K. 
Bejluur der hertstogten. 1 68. 183. 
Betere goedtren na den dood , van 

God te verwagten. :n. 
j?#fr of erger float vandengeeft na 

dendoadwaar vanafhangt. 216 
Beweging brengt de veranderingen in 

de uytbreyding. 139. 

_ heeft een eerfle begin flel. 139. 

-___»> /dater *w# d' uytbreyding. 

Bezondere Wetten. 169. 
Borgerflaats oorfprong van waar.zoi. 
Borger-verbond. 19 3 . 

C. 
D. 

DEnkbeeld des Atkoram. 257. 
Denkbeeld van God is alle mens- 

fen ingefchaapen , uyt ditingefchaa- 

penevloeit het verkregene. 9. 
Denizing en uytbreyding zyn onder- 

fchyden. 59. 116. 
Derde algemeeneWet zy , attestedoen 

tot Godsynde en eere. 168. 
Deugden van God. 96. 

- - - - zyn onfchydelyk. 25. 

r - - der menfien. 96.97. 



der ZAAKEN. 

Dievffal. 195. 197M98. • 
JP/W. $3. 155. 

D«» ojjerhanden zyn niet verz.oe-» 



nende. 236. 



Doeningen der aangeboore Godsdienfl 
zyn kennijfe , lievde, en dienfi. 5. 
Dood der menjfen , u/at. 210. ""'*> 



EEnhyd van God. 22. 114. 
Eerbaarhyd. 196. 
£«•<? <w» Ouders en andere verfchul- 

digt. 192. 
Eerfle aangeboore Wetten. 164. 
JSfr/fe algemeene Wet it , »««»• mfe te 

/«w». 167. 
Eerfle Beweger en bewiging. 140. 
Eerfle eerflwetten. 167. 
Eerfle hoofdftojfe is'niet eewig. 142. 
Eerfler hoofdfloffe Schepping. 1 4 1 ,, 
Eertjihyd van God. 43. 49. jr. 
Eewige zjilighyd en verdoemenis , w<tf , 

216. 
Eewighyd uytgebeeld. 139. 
Eewighyd van God. 22. 44. 47. 48. 
Eewighyd pafl niet op d' eerlie floffe. 

142. 
Eewige waarheden , w«f. 14. 
EnkeThyd det Opperwezjends. 22.24. 

34. 50. 
Epikuur gevoelen van God. 245. 

wederlegt van den oorfprong 

der werreld. 143. 

van 'swerrelds beffuur. 152. 

- - - van 't eewig leven. 106'. 
Evengeljkhjd der menjfen. 194. 



F. G. 



BLADWYZER 

F. 
G. 



GEboden der regtveerdighyd. 193. 
Geeftelyker dingen beginjfel.1^9. 
Geefts beter of erger ftaat na den dood 
, waar van afhangt. zi6. 
Genade van God. 104. 
Geregtighyd en deszjelvs bevelen. 193 . 
Getrowhyd van God. 1 o 1 . 
Gevolg der zonde. 227. 
Gnoftiken gevoelen. 219. 
God is geen Stigter der zonde. iff. 

156. 22<f. 

- kan niet nalaaten de ztnde te 

firajfen. no. 
Godiften gevoelen 77. 
Gods aanwezighyd. 7. 8. 9. 42. 

- ^^ImaiP* 2-f> &7<.> • ■-•>- %*■• •*; i . ■ '.-.. 
_ v deffelvs onderfchydin- 

«en. 88. 

- - Alomtegenwoordighyd. 22.25. 

49. 

- - jilweetenhyd* 69. 

- Barmhertighyd. 104. 

- Bejbiytenden wille is eettwig en 

God zelv. 13 a. 
Befittyt. 22. 1 26'. 

- - - — deszelvs uytbeelding. 127. 
_ - — wyduytgefirekthyd. 

134. 

» is tverkende entoelaaten- 

de. 1.3 1. 

00k. God zelv. 130. 

•» verdeelt in een befluyt 

der bezonderzoorten. 128. 
_ _ — _ en <v an uytvoering. 129. 
r- Beftum of regering. 150. 



der ZAAKEN. 

GW» denkbeeld is ingefehaapen. 9. 

- :- Deugden zyn onfchydelyk. 2f» 
-'-' Eenhyd. 22. 1.14. 

- - Eaftkyd. 43. 44. 45. 49. 55. 

- Eewighyd. 22. 2 5 .'44. 45. 
— • Enkelhyd. 22. 24. 34. 45. 50. 

- Genade. 104. 

- - Getrowhyd. io-i. 

Goedhyd. 25. 101. 234. 

- Hailighyd. 25. 104. 

_ is wezentlyk in God. ioy. 

Heerfchappy. 93. 

_ _ _ _ « onafhdnglyk. 94. 
_____ onmededeelbaar.yfy. 

- Kennife is met mewufthyd. 65* 

- - - _ noodzaaklyk en vry-< 

willig. 68. 

- Kragt. 84. 

Langmoedighyd. 104. 

- -, Levan- -.._*.-_<$.>. 5 3 • 
Magt. 84. 

- noodzaaklyk aanwezen. 8. 42^ 

- - onafbeeldbaarhyd. 6]. 

- - onafhanglykhyd. 24. 45. Jo. 

- - onbegryplykhyd. 52. 

- - onbeweegbaarhyd. 64. 

- - onlichhaamelykhyd. 57. 

- ontaftbaarhyd. 6%. 

- onveranderlykhyd. 24. 3 r. 45. 
onverfchillighyd in vryhyd. 2 8, 

- onyndighyd. 22. 24. 28, 

- - onzigtbaarhyd. 63 . 

- - overaltegenwoordighyd. 2J.49. 

- regtveerdighyd. 25. 108. 
_____ deez.es verfchydo 

onderfchydingen. 109. 

- - toelaaving der zonde. 150. 

- - toeygeningen zyns aanwezensl 

22. 2.5. 
1.1 2 GWi 



BLADWYZER 

Gods teeygeningen zyns Isvem. 2a. 

•■■ .... H- 

____--- wezjens. aa. 

- *vanxjigz.elvhi<l. .28. 55. 

- verdraagxMmhyd. 104. 233. 
.».- verheerlyking uytgebeeld. 171. 
.- - verftand. 2.5. 64. 

- - - - desmelvs vwrwerp twee- 

derly 6j. 62. 
_ _ _ _ - ygmfchappen. 72. 

- - voorweetenfckap. 70. 71, 

- voorzinighyd. 24. 1 47.. 

- - waarhyd. 1.5-. <}&. 

- weribeginffel. 8<). 

- ".Wet; wat. 165. - - 
*.■ - , — w ingefchaapen cf geepe&- 

baart. 165. 
-•• JVezen , wat. 24. 

- - - y/r^T irc x/g a?« neodzaab- 

iyi.aanwez.eH. 129. 
~ - w*^ , w^. 25. 74. 8q. 

- - - « eewig. 82. 

_ _ _ _ onveranderlyk. 83. 

- - - deszjelvs verfchyde onder- 

fchydingen. 79. 
;. _ _ _ - vaornaamfie vaor~ 

werp. 76. 
m - minvoornaamtte* 

78. 
i, . - - - - ygettfihappeit. St. 

wyshy.d. 234. ■ • . - ■• 

Godsdienft der Muhdmedanen. 256. 

Gedsdienjl hangt van de leeredervoor- 

xJnigbyAaf. 159. 

„ _ - _ kan zonder eenige hoop van 

herflelling niet beflaan. 232 
Godgeherdhyd der Hydenen of di eem 

■ vafte hoop van de bekooming der 

■ zMlighyd aan de hand geevt.. 241. 



der ZAAKER 

Godfprahn der Hydenen. 242. 243^ 
Goed tegeniten ente gebruyken. 202. 

H. 

HAilighydvan God. 25. 19^,. , 
— - - is in God wezmtlyh 
105. 106. 
Hailigheden der Jooden verfchydene. 

255. 

Heerfcbappy van Cod. 93. 

- - - istnafhmglyk; ertonme- 

dedeelbaar. 94. 

Hertstogten bejiuur. itf8. 183. s 

.## eerfte dot van God gekent word. 

Hoope eenes beteren levens. i66. 
Hoti. 53. 155. 

Hydenfe Godsdienft.t.'vahhyd. 243. 
Hydenen veel Gedendvm. 1 17. 240. 
Hydenjfe Gvdsdienft of di eene vaflt 

hoope der zjtlighyd opgeevt, 241, 
Hydenjfe Godjpraken. 242. 243. 



IEzjiiten mtddelkennh; 6r). 
Ingebeelde ruymtes. 50. 
Ingefchaape Godsdienft. 3. 
'- - - uyt'svpoofdsoorjprong/yk* 
hyd. 4. 

- - - deszjslvs verklaaring by 

deelen. J . 

- - - hoe uytgebeeld word. 3 . 

- - - cf'r di is. 4. 

- - - waar omtrent di bezig is. 

5- 

- - - deszehs ynde. 6. - - 

Ingefchaape Wet Gods. 165* 

Joodze 



BLAPWYZER 

Joodz.e hedendaagze Godsdienfi. 254. 

afval van Jtfazjes Godsdienfi. 

255.255. 
Joodpn in verfpfydene Sekten ofnavol- 

geren verdfeih 155,. 
Tgenfqhappen. w Gods weetenfchap 

SWfc «£»$■ &f#W^ [doming. 72. 
> - - — of verfiandig , of on- 
midddyk. 73. 

„ f netpajfende y/ envol- 

fiandig. 73. 

K. 

KEnnijfe eeri daad des aangehooren 
Godfdienfl: 5. 
.-. » - *• board de lievde God*. 5,. $■ 
Kennjfle Gqds is met eene volftrekte 
tnew.ufibyd, 65 . 

willig. 68. 
Kentekemn van, d* hoop tot genade, 

»■»■- - ^z GWr verdraagzaam- 
tydzi, w?wyd\e%h.goedhyd.i 33.2.34. 
Koonfl der x.onden in de iverreld. 
225. 227. 2,25). 
JK/<Jg* ■?«» £?«/. 84. 
Kundighejdg^afgefnfene, irftf.. 
Kujstydi i%6. 



LAngmsfdighjdvanGod. 104. 
Laftering. 1:9.9, 
Jjetrmeefers , ais Ouders tt eeren. 1 J) 2 . 
LevenvanGsd. 5.3. 
Ifvejubefiuur naar rede is de eerfle al- 
gemeeoeJVhi i<fy* 



der ZAAKEN. 

Lichhaams en zjels vereeniging. 10. 

» «. _ onderfchyding. 207=. 

ijgf «fer r«fe « '£ beginffel der inge~ 

fchaape Godsdienfi. 13. 
Lievde eeM daad des aangeboore Gods~ 

dienfl. 5, 
- - - senpligt der menjfen tegen zy~ 

nen naaflen. i<?<?. 
Lievde uytgebeeld. 173. 



MAatighyd en deszjelvs Weften„- 
180. i8k 182. 183. 184. 
/M«|t van God. 8 1 . 84. 

— der Koningen enz.. is van God. 

125. 

Jitfagts der Qverheden aorfpro.ng.19z. 
Jidahomeuwi. Is de Stigter der Aia-r 

hometaanjfe Godsdienfi,. z%$> 
Mwieheirs dtuaaling.. 2.13. 
Mdedegeweeten wat. 1 7. 
«..„.•.» - - - bekleed Gods plaats in 
den. Mens. 11. 1.2. 17. 18. 
hi. 15.8. Kfe. 167. 173. 

210. 2}(J» 

Medegeweeten.of dwaalenkan. \%. 
Medejchikking der menjfw. 193. 
Mens wat, en in ketrekking tot GocL 

i<fa. 
•»■■•• is mek verdorven gefchaapen. 

222 

- - - zjondigjyhy met z>?ndig. 2 20 
~ «« word-in zj>nde gebooren. 225. 
»- •» z.ondigt door een verhaaft oor~ 

deel. 222. 
Msnplykepligten tot God. 170. 189. 
- - - - - - alle begrepen' 

onder den naamvanGodvrug- 
Mil) tig" 



\ 



BLADWYZE'R 

tighyd. 172. 
JHenJfelyke pligten tot zjgtelven. 175 
' - _ _ _ begrepen onder den 
naamvan matighyd. 180. 
--'--' tot zyne medgezel- 
len. 187. 

- - - begrepen onder regt- 
veerdighyd en lievde. 193. 
Jldenjfelyke deugd. 96, 97. 

evengelykhyd. 194. 
'- - Maatfchappy. 1 89. 
verdorventhyd. 224. 

- - vryhyd. 131. 134. 190. 

- - vrindfchap. 200. 

vroomhyd. 16^. 
iveldaadighyd. 203. 
JMenffen hangen van God of in hun 
worden, aanzyn, enwerken. 161. 
*- - zyn voor z,ig alleen niet ge~ 

booren. 207. 
» - verftand en wil hoe van God 
befiuurt. 152. 

- - iiermogen niets tot hunne 

koomft in , en vertrek uyt de 

werreld. 163. 
'- - zjyn alleen bekwaam om Gods 

ynde te befchouwen. 163,1 64. 
Jldiddelkennis der Jez-uiten. 69. 
Mogelyk aanwezjsn. 8, 89. 
Mogelykhyd der dingen. 138. 

- - - vanGodsverz,oening"met 

den mens. 131,132,133. 

JMogelykhyds wortel. 88. 

Moz.es Godsdienfl hoe verre di tot de 

verzjoening met God voldoet. 249. 

1- - Zoen-offeren zyn alleen tekenen 

eener betere verz.oening. 252. 



der-'ZAAKEN. 

■ N. ■■ 

NAam van Chriflenen. 259." 1 
Naajleep der z.onde. 227. 
Noodigheden ter verzj>ening. 236. ■ 
- - - - tot het leven der menfan. 

188. 
Noodlot der Stoiken. 134. 
Noodsuiaklyk aanwezjn van Gad. 8. 

42. 
Noodfchikkelyken nooddwang. 134. 

O. 

ONafbeeldbaarhyd van God. <f 3* 
Onafhangljkhyd des Opperwe- 

. «Wj. '22, 24, 50, 54. •'•'- •'■ 

Onbegrypelykhyd van God. 52. ■*« 
Onbeweegbaarhyd van God. 64. 
Onderhouding van 't gefchaapene. 1 48. 
Onderfckikking der menffen. 191. 
Onderjchyd tttfien zjel en lichhaam. 

- ' - - ' -_ ontkenning en tim- 
bering. 220. 
Onderwerfelyke rede , kan dwaalen. 

H- 

Onlichhaamelykhyd van Gad. 57. 

Onflervlykhyd der z.ile. 11, 206'. 
------ en Gods aan-* 

ivez.en zyndengrondderGods-* 

dienft. 12. 

Ontafibaarhyd van God. (J3 . 

Onveranderlykhyd des Opperwezjnds. 

22, 24, 31. 

Ortverfchillighyd van Gods vryhyd. 

82,83. 
.Onxjgtbaarhyd van God. 63 . 

Oor- 



BLADWYZER der ZAAKEN. 

Oorfprong dtr magt der Overheden. Rede , Gods wil opvolgende irukz 



129, 192. 
Opperwezjends enkelhyd. 34. 

- - onafhanglykhyd.zi,i6. 

_ - onveranderlykhyd. 31. 

- - - Onyndighyd. 22. 28. 

Ouderen te eeren engehoorzaamen. 191. 

Qveraltegenwoordighjd van God. 49. 

Overgenome waarheden uy^d'eerfte 

weetenfchap. 7. 
Overleveringen der Jooden. 255. 

P. 

PLaatsvuIlers der Ouderen , gelyke 
eere te bewyzjen. 192. 
Plaatsvu'Jer der verzjoening moet e~ 
tten-waardig en onbefmet zyn. 237. 
*• - - eene vrywillige Borge 

zyn. 238. 
%. .«, - 'zjmygtttetmsfter en der 
hoogfie waardighyd wezenJ 
239 
• «»•>• kan noch mens fioch En- 
gel zjyn. 239, 240. 
Tligten der menjjen tot God. 170. 189. 



Gods beeld in ons uyt. 107. 

- - is d' ingefehaape bekentmaaking 

van de Goddelyke wil, 1 00. 

- - is ons van God ingefchaapen tot 

beftuur onzjes levens. 109. 

- - welke de regte moet geZAgt war- 

den. 1 J. 

- onderwerpelyk aangemerkt km 

dwaalen. -15. 
-* - voorwerpelyk is. onfeylbaar. 14. 
Redes ligt is 't beginffel der inge[chaa~ 
pe Godsdienjl. 13. 

- - onder fchy ding. 13, 14. 

- - verderv hot verre tetrekken.l6. 
— • werkeriien zjekerliyd. 15, xj.~* 

Regtveerdighyd en deszelvs geboden. 

- - 1. met toe te leggen op eem 

anders leven. 19 5, 

.». - 2. noch op deszelvs kuyshyd* 

* - 3. noch goederen. 197,^98. 

- - 4. noch op zjynen goedejt 
naam. 198. 



alle bevat onder den naam van Regtveerdighyd van God. 108. 



Cedvrttgtighyd 
tot zigzelven. 17$ 



172, 



174. 



onderfchyden in vre* 

kende en bedeelende. 109. 
Rooverye. 198. 

begrepen onder maatighyd. 180. Rufte is 't eerjle in 't lichhaam. 13^ 

tot zyne medegezjellen. 1 87. 

alle onder den naam van regt- S. 

veerdighyd en lievde bejloten, 



R 



Q; R. 

Aad van God. 128. 
^•» r is de greotjte velmaakthyd. 

106, 



193 .! C Chepper der eerftejtojfe. 141.' 

iJ Schepping der iverreld. 22, 136".' 
of di in God verande- 



ringbrengt. 32. 
- - der denkende 

Mm z. . 



wezenr, 
School* 



BLADWYZER 

Schoolgeleerde wederlegt. 30. 
Schuld.derz.ande. 227. 
Smet der zjonde. 224. 
Spinozji wederlegt. 35, 57, <5"5, 71?, 

115,137. 
Stoat 4er eewige xjdighyd en verdoe- 

menis. 116. 
Stigter der beweging. I41. 
Striken gevoelen. 246. 
Strafe der z.onde. 2 29. 
Straposbyd cjer zjonde is mmogelyh 



no. 



T. 



TCkioomftighyd der dingen bangt 
alieen van Gods beflttytenden 
wiHeaf. 132. 
Toeygeningen van Geds aanwexjen. 

22,42. 
„__...,. Leven. 2-2., 2 5, 

42. 
«,___--. Wezgn. -12: 
Tweede algemeene Wet , alles te mo- 
gen doen wat God niet verbied. 1 68. 

■ y, . . 

VAnzSgzjelvhyd Gods. 16, 45 , 5 5 . 
r<?(?/ Godendem der Hydentn 

wederlegt. 117,240,244. 
Veranderlykhyd in God is onmogeljik. 

I 1 - 
Perband der menftyfo Maatfcmppy 

vloeit uit de huyshouding. zoo. 

Verderv der Rede hoe verretetrekken. 

16. 

Verdwventhjd der menjfen algemeen. 

224. 



der ZAAKEN. 

Ferdraagzjiamhyd van God. 1 04, 2 3 3* .' 
Vweenigmg van zjel en lichhaam. 10. 
Ferheerlyhng van God uytgebeeld. 

171. 
Verfland van God. #4. 
- — deszjelvs voorwerp tweedtr- 
ly.*7,6%. 

_ _ .. . _ ygenfchappen. 72, 

Verfiand der menfim hoe van God be* 
ftuurt. 152. 

in der menfSen geeft. 2 op. 

Verzjaening met God is noodzjiaklyh 

232. 

- - - vereyft'eenenevenwhafM- 

gen en onbefmetten plaatsvul- 
ier. 237. : 

- - - di tiene vrywiftige Sorge 

is. 238. 

- - - zyns zehs meefler , en 

van de akerhoogft* waardig- 
hyd. 239. 
Vingerwys der Chrijielyke Godsdienfi. 

Uytbeelding der waaren Godsdienfi. 6. 
Vytbreyding en denhng zyn xjesr on" 

derfchyden. 58, 116. 
Voagdeh ids Omers te eeren. 192. 
f r oarbaarig oerdeel doet de mens z,on- 

digen. JZS. 
yo&btvldsn brengen den mens tot z,on-> 

de. 225. 
Voorwaardens tot verzoening. 237. 
Vmrwtetmhyd van God. 70, 7 1 , 1 3 o. 
ViOrwerpelyke rede is onfeilbaar. 14. 
Voorzjgtighyd , wat. 1 76. 
Veorzjnighyd van God. 22, 147. 
Kerfiius wederfproken. 29, 34, 40, 

Vrindfchap der menjfen, 204. 

Vroom- 



Vroomhyd der menJSen. 1 6^ . 
Vryhyd der menjfen. 131, 134, 1 90. 



BLADWYZER der ZAAKEN. 

Wille des gebods en des befluyts. 80. 

- - van des menften geefl of zjeL. 

200. 

— hoe van God befiuurt wort. 1 5 2, 
Wyshyd van God. 234. 

— der menjfen. 1 j6. 
Wyzje van zjels en lichhaams vereeni- 

ging is onverklaarbaar. 10. 
Wortel der mogelykhyd. 88. 



w. 



WAare Godsdienft uytbeelding 
in 't gemeen. 6. 
Waarhyd Gods. 25, 98. 
Wat het eerfte van God gekent word. 

54- 
Weldaadighyd der menjfen. 203 . 

JVerkbeginJfel. 85. 

Werreld onderhowding. 148. 

Schepping. 22, 136. 

JVerkbeginJfel Gods. 85. 

Wet Gods y w at. 165. 

- - is ingefchaapen of geopenbaart. 

1*5. 
Wettige ygenlievde. 17J. 

•» - - zjet op zjels verbetering. 

176. 

„ - _ _ _ p lichaams verzjor- 

ginge. 177. 

Wezjen van God , wat. 24. 

_ — Jluyt in z.ig een noodzjaaklyk 

aanwezjen van God. 8, 129. 

Wi in 't minfie zondigt , is in alle 

veroordeelt. 224. 
Wille van God. 74, 80. 

— is eewig. 82. 

• - onverfchillig. 82. 

— ten hooghten vry. 1 25. 

- - deszjelvs voomaamfie voorwerp. 

minvoornaamfte voor~ 

werp. 78. 
1 _ verfchyde' onderfchy- 

dingen. 79. 
ygenfchappen. 81, 



ZEhswillighyd in den mens. 176. 
Ziel beweegt ygentlyk ons lich- 
haam niet. 140. 
Ziels aanwezjen is niet van my , en 
bewyji Gods aanwezjen. 7. 

- onjierfiykhyd. n y io6. 
— en Gods aanwezjen zjyn 

de grondvefien van den Gods- 
dienjt. 12. 
Zoberhyd. 180, 181. 
Zoenofferen van jMozjes zjyn alleen te- 
kenen eener betere verzoening. 2 J 2. 
Zonde , wat. 219. 

is bewyflyk uyt den Eerjiva- 

der voordgekoomen te zyn. zz6, 
Zondes koomli in de werreld. 223,229. 

- - fchuld. 227. 

- - fmet. 228. 

- - flraf. 229. 

- - flrajlooshyd is onmogelyk. 1 19. 
Zondenvloed algemeen. nz. 
Zuyvere kuyshyd van de lievde. 262. 
Zuyvere verflaaning moet van de in' 

beelding onderfchyden worden.ziq. 

Zuyvere verftaaningen der afgefiorve 

zjlen , zjyn den Vroomen geneuch- 

lyk, denBooz.envreeflyk. 215,217. 

Mm 3 KORT- 



KORTBONDIGE VERHANDELING 

D E R 

GEOPENB A ARDE 

GODGELEERDHYD. 

'Dewelke 

Van de Feylen des eerften Druks gezuyvert te 
herdrukken toegeftaan heeft 

SALOMON van TIL. 




VOORREDEN 

A A N DEN 

L E Z E R. 



58SS Jit ik deeze Binder en , dewelke een kort begrip van 
de geopenbaarde of Schrivtuurlyke Godgeleerdhyd 
behelzen , voorhenen tot de duyfternijfe gedoemt, 
nu aan een Boekdrukker , een eerlyk Man , onder 
defers te leggen , en by de Aangeboore Godgeleerdhyd by te 
voegen , toegefiaan hebbe , behoortge u , Gunflige Lezer , 
niet te verwonderen. T>e zeer goede en eerwaardige Man, 
de Hr. Emanuel Ejen , had dezelve wel in het voorltae 
Jaar in V ligt gebragt , hebbende door veel aanhouden my 
een verlov om at te mogen uytgeven, afgeperft: op di voor- 
ivaarde nogtans , dat de gebreken , in de Handfchrivten 
ingejlopen , met alien vlyt zowden weggenomen worden. 
*Deeze myne zeer goede Vr'tnd heeft wel alle neerfiighyd 
aangewend , om dat naawkeurig op te volgen : en gy zyt 
het aan zynen arbyd verfchuld , dat de Textwoorden , op 
de aangehaalde getuygplaatzen in dit Werkje ingelaft zyn , 
en zomwylen kortbondig verklaart. T)og deeze poging is 
zoo kwalyk uytgevallen > dat wanneer ik , twee my toege- 
zondene afdrukzels ontvangen had en overzag , bevonden 
keb, gelyk my ook door een Vrind gefihr even was, dat vee- 
le zaaken verkeerdelyk geftelt , andere overge/lagen , zom~ 
mige bewyzen buyten hun oogmerk bygebragt , en di ter 
Zaak dienden kwaalyk ingeplaatji waaren. Het we Ike tk 
nu home te verftaan daar uyt voordgekoomen te zyn , dot 

N n myne 



VOORREDEN AAN DEN LEZ.ER. 

myne Vrind een z>eer gebrekkig en jammer lyk misfcbreven 
affchrivt gebruykt had , zoo dat hy zelv genoodzaakt is 
geweeft di vuylnisftalte zuyveren. Hy voegt daar by dat 
ook , door vedvuldige moeilykheden , di zelv den geeft ver- 
dooven konden , onder het uytgeven is afgetrokken geweeft. 
Ik heb dan ondernomen diens c I)ruks misjlagen te verbete-* 
ren , het kwalyk geplaatfte te herftellen , en het uyt ge las- 
'tene te vervullen. Maar nademaal van dien Bernfen T)ruk 
gmne afdrukzels op de Frankfoortze Jaarmarkt gezonden 
wierden , en dat overzulks de Leerlingen dezelve alhier 
niet bekoomen konden , fchuwende ondertuffen demoeite om 
dat van niews uyt te fchyven^ hebhenze )my vnriglykge- 
beden , dewy I ' de 'Dw&ke* - zynen ' dienft aanbood , dat ik dif 
tnyn kort begrip aan denzelven 'wilde overgeven , om te 
herdrukken en by> de aangeboore Godgeleerdhyd te voegen^; 

2lzy zoo doende onze geheele handleyding tot het aanke? 
van een zaamenftel der Godgeleerdhyd koomente bezit- 
ten. En nademaal het onbillyk wezen zow > dat regtmaa* 
tig verzoek langer tegen te Jinan , zoo bekoonitge nu , waar 
paa zy zoo zeer verlangden. 

TJit eene wilde ik ondertuffen , Gunftige Lezer ,.' u wel 

vermaant hebben , dat ik , der korthyd betragtende r wan* 

neer ik tot de elen£tica ofwederleggingm gekoomen ben , de 

plaatzen der bewysredenen all een maar als met den vinger 

aanwyze , met nataating van alle aanftootelyke en fcberpe 

verweeringen ; en van. der Tegenftreveren tegenwerpen 

Jlegs enkelyk gewag maake , zonder eenige wederlegredenen- 

daar by te voegen ; ten deelen om den leerzugtigen And- 

woorder eene ivy der • deune tot het onder zee k der zaak zelv 

open te laaten : en ten deelen om den zelven te noodzaaken 

andere goede Boek-fchryveren te lezen en tevergelyken: als 

di geenzins voor hebbe den nuttigen arbyd van andere zeer 

Geleerde Mannen onzen Leerlingen uyt de handen te vr'm- 

geni 



VGORREDEN AAN DEiM LEZER. 

vr'mgen : maar dezelve veel liver aan te raaden dien daar 
neven te voegen. < Derhalven bevekn wy hier onder de eer- 
fie te lezen en by te voegen , de (a) Algemeene ftellingen 
van Waleus : het Lichhaam der Godgeieerdhyd van Hey- 
daan : Burmans Schets : en voor at het Kort begrip der 
Verbonden en Godgeieerdhyd van Kokfejus. Wanneer nu 
de.Hooge-fchooI~loop naa hetynde belt,, op dat de Leerzug* 
t'tgen in de gefchil-fiukken eene vafter kennijfebekoomenmog^ 
ten y gelajfen wy haar de Gejchil-Schryvers hier by te voe~ 
gen , en wel datze in de gefchillen met het Paufdom lezeti 
de ( b ) %)ytvaart der Trent ifche Vergadering van Hydeg- 
ger : tegen de Socinianen , Hoornbeeks wederlegt Soc'i-t 
niaanfdom : tegen de Arminianen en Menniften , het gene 
voorkoomt in de Werkenvan Kloppenburg : tegen de Lu- 
teranen , de Verklaaring ( c ) der Augsburg ze Belydenis 
van Alting : over het gene met de Ongeloovigen betwiji 
word moetmen naazoeken ^yHoornheek in zyne Schriyteri 
van de bekeering der Jo den en Hydenen :' Hier kanmen by-* 
voegen de Gefchil-fchrivten , dewelke voorkoomen in de 
Werken van den Vermaarden Kokfejus , dien doorklonkew 
Godgeleerden , den Tapijlen , Socinianen , en Joden tegen-* 
geflelt. 1)eeze konnen in den loop der Hooge-Jehool ■ , wan- 
neer de m'eefie het koopen van Boeken , en veele kofien te 
maaken , zoeken te vermyden , egter aan myn oogmerk ge~ 
nog doen. 

T>e geleerde werreld had deezen mynen arbyd wel konnen 
ontberen , en ik voorzi ligtelyk dat deeze myne pampiren > 
na dat ik den weg van alle vlees zal ingegaan zyn , onder 
het fcheurpampier zullen gerekent worden, overmits deeze 
enze eewe met diefgelyke Jlag van Schrivten veel eer be- 
&waart }> dan verligt word. Niet te min wanneer ik myne 
Standplaatze in deeze eer ft e B at av ifche en Nefrlandze' 

Nni Hooge*- 

(a) Locos •communes, (b) Tumultfs Condlii Trukaaoi t(c) Exegeiis. 



VOORREDEN AAN DEN LEZER. 

Hooge-fchool befchouwe , zje ik op myne Leerlingen te moeten agt geven, 
haar voordeel beKorgen , en deceive ten minjien z.00 perre begunftigen , dat- 
z.e aonder tytverlies zjg van dit myn oogpunt z.owden konnen bedtnen , waar 
naar onzje vezjondere Huys-lejfen gerigt warden. Ook zmI deez.e tegenwoor- 
dige uytgave nog dit nut konnen vtrfchajfen , dat de Bevoorderaars der leer* 
Z-ugtige jettgt en ook hunne Ouders onzje regtzjnnighyd , in bet voordplanten 
van de Leere der Kerk , zjullen konnen zjen , en ook weeten can wien z,y 
hunne Leerlingen , ten opbow der Kerke toegewyd , aanbevelen , en welke 
grondregelen , den tedere gemoederen derjeugt, onder ons ingeboezemt war- 
den. Den deepen wilde ik oak wel doen gelooven , dat wy bez.onderlyk 
door op ttyt *.yn , om den Broedertwiji veel liver ter neer te leggen , en on- 
der de as van vergetelhyd te fmooren , dan dien te doen herleven en op te 
wakkeren , op dat de Leere in (a) pkgtregelen van eenighyd , gelyk di ge- 
naamt warden , aangenomen , ongefchonden bewaart mogt bljven. 

Ik heb eenen Bladwyzer der H. Schrivtuurplaatzen hier doen byvoegen, 
tp dat de Leerlingen zjg door in oefenen , en di School -fpreuken , in hunne 
Bybels aangetekent , zjg gemeenzjiam maaken z,owden j en dezjelvt in den 
grond-text des O. en N. Jeftaments herlezjen en uytpluyxjen , als ook het ligt 
datzje door over van elders bekoomen , neerflig in hunne kladboekjens aanteke- 
nen mogten. Ja ook , op dat di gene , di nog op het aanleeren der grond- 
taalen toeleggen, en in de eerfle begin -ffelen hunner Leer-osfeningen bezjg z,yn t 
di getuygplaatzm (b) Taal- en (c) Letter-hmdig ontknoopen z.owden, 
em namaals te diper indrttk in hun geheugen te behowden : want z.00 doende 
lonnenzj! met eenen klap twee vligen te gelyk (loan. Dit vermaant hebbende 
howde ik op f en my vo order tot aller dienjl bereydwillig. 

SALOMON VAN TIL. 



Kort- 

(*) Formulae wionij. (h) PLilologfee . (c) Grammatice. 



Pag. »' 

Kortbondig Opftel 
GEOPENBAARDE 

GODGELEERDHYD 

VOORBEREYDZELEN. 

ZuUenie een Godgelsetdhyi oppellen , fynnempe befoxtattti* 
iy^alks t Tt>at daar toe btboort , begrypen onder de Titets 
rvan EE$( 'BEGIN ZEL s *pm*t t4<t47^GE^ 
•B01)E5^E OP&ERSTE GQED , en van de 
JM IT) DEL EN , & em tot de gemeenfehtf van da 
COED opkyden. 

VAN HET BEGINZEL 

HOOFDDEEL I. 
V an de Godgeleerdhyd > m deszffoj BfgwqL 

E GODGELEERDHYD moet aangemerkt warden. 

T. Ten aanzien van des WOORDS-OORSPRONG- 

LYKHYD,j naar het welke zy zegt , logon ton Theott y een 

..„ woord van God. Het woord zelv is agrapbon, onbefchreven ; 

, . ; dan allecn dat deszelvs beginzel genaamt word , - Legia tou 

Xheou , de ivoorden Gods. Rom. 3:2. Het is overgenomen en ont- 

A : * \ leent 




% VAN <DE GEOTENBJJR'DE Hoofd. I 

leent van de Hydenen , dewelkc het fpreken van de Goden , Godge- 
kerdhyd noemden : en dewyl dit ftuk niet op eenerlye wyze geleeraart 
wierd , noemdemfe <R reidenerifigen de* Wysgeeren ", Fhufikeen , de 
Wysgeerige GodgeieerdhyH : de gelykenifien en' de verziringen der Dig- 
teren , Muthikeen , Ferdigtz.elbmdige : en de Wetgcvingen en inftel- 
lingen der Prieftercn , Politikeen , Staatkundige. Decze overneming 
heeft plaats gegrepen ii\de qveede Eew : want dat, Johannes Theologos 
genaamt word 3 is uyt cene andere oorzaak gefcbied , om dat hy Logon, 
hetWoord, beveftigt heeft , Tbeon , GWtezyn, Job. i: i. en O- 
penb. iq: 13. zegt hy ; en zyne , te weten , Chriftus naam word ge-- 
naamt ,■ ho logos touTheou :•, het Woird Gods. 
II. Ten aanzien der ZAAK ZEL V,, hefghryYt de yerrnaajrde Kocceus 
de Godgeleerdhyd by uytnemendhyd , , 4atze is » jW 0aak>vo# God-,. 
uyt God ; voor God ; en tot God. Van God , om datze God tot voor- 
werp heeft ,, en als hetHoogfte Goed , ,en den Ley-dsman op den weg, 
<j*n tot zyne gcmeenfchap te geraaken , ©pgeevt : Vyt God, dat is, uyt 
Gods Qpenbaaring •.Voor God, ak behelzendc redeneringen in Gods 
vreeze en tegenwoordighyd voqrgcftelt : en tot God, dat is,, tot voord- 
zetting van Gois eer en heerlykhy<L 

4.. Het onderfchyd ;v^n deeze ^-ecrc word vatt alle; andere- g^grondveft 
: in het voorvyerp : want de Godgeleerdhyd hc^ft alfcen God- tot haar 
■-' voorwerp , voor 260 'reel' hy als eefr msdedeelbaar goed beyat word,, 
en overzulks boven al begeerlyk. . . 

B^ Word verfchydentlyk verdeelt , en wel 

a. In opzigt der O N DE R WE R P E J^. >f . welke di Leere aanne- 
lneripejj ri^r ^Vjr^d^nh^Q hi^netjb^aan^edgn. , ©fmeer 
oFmin daar* varfbevatten , volgens de fchikking van 't GoddeJyk 
Befluyt : waar van daan zy den naam verkrvgt van (a } O P P E R- 
V O O R BE E LLDJ G E 6od^laerdknd,- vbdr zoo veel God be- 
floten heeft , ictwes van zig te openbaaren ; Welke is de JVyshyd 
Gods , iHwrbor^nthyd-, ■dioed^t'ttw^wtikkGijd tt vhdren ver~ 
ordineert heeft tot ohzjer heerlyWoyd, eer de tfereld was. 1 Kor. 2:7. 
En de (b) AFBEELDlGE, te weeten , alles wat naar dien 
OpperHeeBenaar van 2ig< in- syne openlaaring uytgebeeld word.- 
Dog de maate derkerinifle , welke Chriftus bekoomt uyt de be- 
kentmaaking der inwoonendc Godhyd , verkrvgt den naam van:. 
Godgeleerdbyd der (c) VEREENING. Welke de verheer- - 
l^kte.inde Hemelen ontvangen, dien van (d) ZIN-fNG. of: 

(i») Archetyps, (bJEiSypa. (c)Unionis. (d) Vilionis, 



, "'5t& 



Hoofd.1. CO e DGELEER < DHT c D, em. 9 

AANSCHOUWING, om dative aldaar in aanfchouwen wan- 
dden tjiUtrt. i Kor: 5; 7. Maar dewelke dc feyzigcrs op deeze 
aarde rerkrygen , dten der (e) REYZIGERS , of WAN- 
BELAARS ofliver dcs (f) GELOOVS, om datwe hier 
door't Geloov wandelen. iKor.yy. want allc kermifTe wclke dee- 
ze katfte bekoomen , moetenze door 't gemygenis der Schrivt be - 
haalcn. 
b. In opzigt der WYZE van voorftellen , zynze gewoon dezelve 
te deelen in eene (g) STELLlGE en (h) SCHQOL- 
GELEERDE. 
-c. In opzigt van desielvs DE/ELEN , in een (i) BESPIGE- 
LENDE, en (k) BETRAGTENBE: Welkers eerfte 
ziet op dc DENNIS- des GELOOVS , waar door dim God 
koomt , moet gelooven dot hy is , en rrtrfthapodotees , esn belooner is 
der gener di hem toeken. Hebr. 11: 6. Het ander op de GE- 
HOORZAAMHYD der LlEVDE. i Job. y. 23. Dit 
is zyn gebod y dot ivy gehoven in den naam ajns Zoons , Jezus 
Chriflus , en malkanderen lievhebben. Voeg hierby 2 Tim. 1: 13. 
•--' Moiid het voorbeeld der gezjoride woorden , di gy van my gehoort 
>'~: hSt , ingeloirtttriimrd&i-'&Hn f^ifimJexMtu. ' 

d. In opzigt der BE Gl N Z E L E N , uyt dewelke eehige kennifle 

deeper Godgeleerdhyd afgeleyd word : en dan isze 
AA. Natmrljk, dat is, in ons ingefchaapen , dewelke alleen uyt de 
rede arleyd,, to gioofhn , kni to prepon touTheou , bet kefinelyke en 
hetaame\yke Gods. Hier in mbettnen aanmerken deszelvs 
« ..-■■*< <l) AA-NWEZE"N, tegenSocin, dihetzelve ontkent, en 
alleen uyt de overlevering wil afleyden. Dog 
a. Word bewezen 

A. Uyt de woorden der Heylige Schrivt. Rom. 1: 19. To 
gnccflon touTheou phoneron ejtin en auto if, het kennelykevatt 
God, is in hen openbaar : want God heeft het hen geopen- 
baart. En Rom. 2: 14, 15. De Hydenen betomen hetwerk 
der Wet gefchreven te zyn in hunne hetten. 
b. Uyt de overeenftemming aller Volkeren. 
h. Word verdedigt tegen de tegenwerpingen , ontleent , 
aa. Uyt de plaatzen , Pf. 14: 1. De dwaas z,egt in zjynherte; 
en Elohim , daar is geen God. Hebr. 1 1; 6. Want di tot 
• A 2 '" God 

(e) Viatomm, (f) Fidei. (5) Politiw. ( h ) Scholafticj. ( i ) Theorftka. ( k > Ptaaics, 
(1) "xiftentia. 



VAN T>E GEO?ENBJART>E Hoofd. 1. 

God koomt , tnoet gelooven dat hy is. 
bb. Uyt het bybrengen van zommige Volkeren , dewelke 
fchenen van alien Godsdienft ontbloot te zyn. 
ir. OVEREENKOOMST MET DE GEOPEN- 
BAARDE WAARHYD, welke wy beweeren tegen de 
Lutheraanen r ftellende de openbaaringen tegen de rede aan tc 
loopen. (a) H. D. W. Op datze de kragt der bewysredenen , 
tegen hunne medezelvftandiging , en andcre hunner Leerftuk* 
ken aangedrongen , ontwyken mogten, 

a. Het regtzinnig gevoelen word bewezen , 

a. Uyt den eewigen en onveranderlyken aard der waarhyd,' 
dewelke niet toelaat, dat de waarhyd tegen de waarhyd ftry- 
den zow , als zynde gegrondveftigt op GOD zelv. 

h. Uyt de lofipraaken der geopenbaarde waarheden, waarinze 

fenaamt worden , dan eens logikon adolon gala , zyt zeer 
egeerig naa de redely ke otrvervalfle melk. i Petr. i: z» 
Dan wederorn logikee latreia , de redelyke Godsdienft. Rom. 
n: i. 

b. Word vcrdedigt tegen de tegenwerpingen , uyt Kol. a: 8. 
Ziet toe dat niemand uals eenen roov vervoere door deFilez.ofi t 
en de idele verleydinge , naar de overleveringe der ntenjfert. 
Voeg hier by, i Kor. 2: 8. De nUttturlyke of de dierlyke >»<?»* 
begrypt niet de dingen , di des Geefles Gods zyn. 

in. ONGENOGZAAMHYD ter zalighyd , welke wy 
tegen de Pekgianen en Vrygeeften beweeren. ( b ) H. D. W. 
Dat de gemeene goedhyd GODS aan alle en een igelvk de ge-» 
nade evengelyk uytdeelt, 
a. Het regtzinnig gevoelen beweert 

a . Uyt de noodzaaklykhyd des geloovs;. Hebr. 11: 6. Want 
ponder geloo-u is 't onmogelyk God te behaagen. Het vvelk 
egter niet alter is. 1 Tbejf. 3: z. maar alleen der Uyrverko~ 
renen Gods. Tit. t: 1. 

b. Uyt de noodzaaklyke kennifle van Chriftus , di tot de za- 
lighyd vereyft word. "Joh.. 14: 6. alwaar Chriftus de weg 
genaamt word. En Hand. 4: 12. word gezegt v Ende de 
zalighyd is in geeneu anderen : welken weg de aangebore 
Godgeleerdhyd niet leeraart. 

e. Uyt de noodzaaklyke kennifle van de waare geregtighydr 

dewelke 

f«} SopfiHwMling, (b) Hoof&dwMiingj 



Hoofd. I. -i. GO e DGELEER ( DHT c D,tm, f 

dewelke niet zynde der menjfen ygene , moor Gods geregtig- 
hjd. Rom. 10: 3. te weeten , de toegerekende , zoo kan 
dezelve zonder de. openbaaring, van Gods genadenraad niet 
gekent worden. 
b. Van alle tegenwerpen bevryd : genomen, 

a. Uyt de plaatzen , Rom. 1: 19, 20. Rom. 2: iq. Hand. 

10: 34. 3 J. alwaar Petrus zegt: Ik verneem, in der waar~ 

hyd , dot God geen aannemer des per noons is ; maar in alle 

Yolken is , di hem vreefl , en geregtighjd werkt r hem aan- 

genaam. 

b. Uyt de vootbeelden der gener ,. di voor het gehoor des 
Euangeliums gezegt worden , God behaagt te hebben; 
gelyk Kornelius , Hand, io; 2. 3. 4. 

BB. Bovennatuurlyk , dat is , buyten ons , en moet gehaalt worden 
uyt de Openbaaring of het Woord Gods ; van welke openbaaring 
wy aanmerken derzelver 
I. WYZEN, zoo dat de openbaaring zy , ©f 

a, ON GE WO ON , als der Profeeten , en der thecpneuftoon 
door Gods Geeft gedrevenc Mannen : dewelke Gods zin en 

meening te weetenJkwatnen » x.09 dpotverHgtingde&ycrftands,, 
verzelt met eene verftandelyke vertooningderdingen , 2 Tim. 
3.' 16. als 00k door vertooningen den uyterlyke zinnen voor- 
geftck: waar toebehooren, de GEZIGTEN, Exod. 
■}-. 2. alwaar de Engel Jchova aan Mozes in den brandenden 
iraambos verfcheen. VERSCHYNING DER EN- 
GEL E N , , gelyk de Engel Gabriel aan Daniel verfcheenen 
is. Dan.i-.n.ii. GODDELYKE AANSPRAA- 
KEN, gelyk di zelvde Engel gezegt word tegen Daniel ge~ 
fproken te hebben : en God tot Mozes van mond tot mond. 
Num. 12.* 8. Doethierby, de vertooningen aan de VER- 
B EEL DING ingedrukt , gelyk gewoon is te gebeuren in 
DROOMEN , (a),B. V. van Jozef. Gen, 37; 5-15. 
Ook is het een zonderfihge wyze , welke gefchied in een 
ZIN VANG , en ZINVERRUKKING , als van 
Paulus. Hand. 22: 17. 

b. GEWOON,. gefchidende door het woord van de Voor- 
zeggeren verkondigt ", en by wyze van een getuygenis tot za~ 
lighyd Yoordgebragt, Rom. 10: 14. Hoe z.ulkn zj [in hem% 

... A 3 geloo.- 

U) By voorBseB. ' \ 



vjn <nn cmpEmjM'DE , & c . Hoofd. i 

gehoven j ' imtwelken Z.J 'niet g'&hoort hebben ! Hoe z.Hllenz.e 
fmortn } thither "di hen fredikeni 
II. NOO&ZAAKLYKHYD, dtts word dit Woord der O- 
penbaaring als noodzaaklyk begrepen 

a. Om dat de rerborgenlhedcn des geloovs uyt de nattatr , of 
hct ingefchaapen li'gt niet kenlyk zyn : en overzulks is de. 
wyze van des zondaars verzoening met God voor de rede on- 
mafpeurlyk. 

b. Om dat hct aflecn van Gods welbehaagen af hangt , dat hj ■ 
met den zondaar weder in vrind/chap wil treden ; van welken 
wille Gods nimand , dan door een getuygenis , dat van den 
Hemelafdaalt, kan zeker zyn. 

'. Het Voorwerp der Godgefeerdhyd. 

a. VAN "A FN A A MING is: God, dicnmcn befyden en cereri 
moet , of de Godsdierift zelv : alwaar onderzogt word 
a. Of de Godgekerdhyd der Hervormdc enkel befpigeknde is? 
gelyk de Arminianen lafterjyk zeggen. H. Dw. Om dat wy 
God , in de leere der genade , begrypen , als kntgtdaadig wer- 
kende ; waar uyt zy befluyten , dat wy {legs ledig behoeyen te 
blyvea. Welks befluyts ongerymdhyd blykt 

1. Om dat wy onze werkingen van de kragtdaadige genade Gods 
afleyden , en di door dezelve geenzins wegnemen. Fil. i. 
Alwaar d'Apoftel , na dat by vers 12. gezegt had; werhuws 
zelvs zjtlighyd met vreez.en enbeven , aanftonds in vers 13. 
deeze kragtdaadige genade Gods daar op laat volgen , zeggen- 
de : Want bet is God , di in u-l'iden werkt , en het willen en 
't volbrengen. . ■ " ' 

2. Om dat wy de weldaaden der genade begrypen , als verplig-« 
tende en ons verbindende , volgens de Heilige Schrift. Tit. 
2: 11. 12'. Want de zaligmakende genade Gods , isverfchenen 
alien menjfen : en onderwyfi ons , dat wy de godlooshyd en 
iverreldzji begeerlykheden verzMkende , matiglyk , regtvaar- 
diglyk , en gpdzaliglyk leven zoifrden in deezje tegenwoordige 
nverreld. 

h. Of de Godgeleerdhyd «#<? bejfiigelende, c£ betragtende Leere is? 
welke vraage uyt de voorgaande ontftaan is : wy ftellen vaft , dat- 
ze betragtende is. 

'%. Om dat God het voorwerp der Godgelfierdhyd is , niet zoo 
a!s hy in zyne volftrekthyd , maar als in£betrekking aange- 

merkt 



. .-;;'.. mcrkt word., voqe zoo ydetbyfeattfioiwi^godis'', €ii volgbns 

dat rcrbondr gcdient en geeert,mafc«iw6rden. . •• 'v 

1. Om dat God voorgeftclt word, als het hoogfte goed , 't welk 
tot de aalige gemeerochap gezogt moet worden : Daarbown 
wyfi: cte Godgeteerdhyd regelen en raiddeien aan'; om tot dat 
hoogfe goed teg^raalten; wcB^voorwaarde: tot' ecnplseasig- 
tende Leere.genog is. i, . > r. > ' '■ :■':■ vj 

b. VAN HE£T"CJU% is de geheele mens , di op den weg, Om 
tot Gods gemecnfchap te geraaken , beftuurt en geieyd moet wor- 
den. % Tbef; J; z 3 . De Cod des vrades hoilige u geheel en at , iti 
lichhaam , ziel , en gee ft :, tot de toekoomfte van Cbrijlus. 
£>; HET QNDERWERP, 't welk deeze Leere aanneemr , ,: is- 
. wederom de mens , aangemerkt als-moetende geleyden ondeieweaen: 
■•■.worden. ■■■■'•' .-;■.''■'■':...'*• .'■ '•"-;■■■'' . .■ '■' : "-" ■ ■■'-'"■■':;d 
a. TEN EERSTEN benoorende tot de uytverkorene afleen. 
Het is ugegeven de iterborgentbeden des Koningryh der Hemelen te' 
weeten , mmrdien-ishetnietgegeven. Afatt. 13: i%. ■■• 
h> > TZE$i ATW E E BE N : oofe tot aiie en eeff igefyk , di nytwen- 
- : dig .gSEoepea vkordeh.Heiiri^:^^, ,.;■;•,.;- . :<.■:.::':. A . 

.'■■.. li: ^6-..PVaat uyt hem, door hem , en 'tot hem iyn alle l d'mgen. Hem 
tey) ihJmri^yd:^Mt der.wwighjdi ■■ -xtifiem- .SHEET': TWIEDE , 
der menflen zalighyd. yah. 20: 31. Afaar deeze sun gefehtJSVsn, vp' 
, ;■; ydst^f gaioamij. dbtiffc^i&deJ^iftuj',* de-Zoom GodjV- etiopdat 
-* : >'<J$ gtlMVew&ehvi'Jevfnhelfbei im zynennmmei. ■' ■'.^'■■.■» »>' ; :< < titj^c f 
>.-;,. '.'v'-.i'v .;.• u\ ;v«'^ 1Y1 r,ii" '". <i'X .'"> ".•' t; .m :i ."'„ -L .;u^ ;, : ; i 1; :-i«-l 

'- , i •■,',:...:• ...;.; .,: :, ' ....... ...■■ ■ ■.''•- .•„, , » i ;„.;; .-,;' 

JiOOFD0|EL lii 



:. ■$: 



.. .1 



.■"■;",aci :.-': 



!i I*-" r ' f • '■' f V '^TrT "> 



'^^^'l&iJIi^^nU \- ox) -i-v7« 






VAN DEN GODSDIENST onderzoekenwe, 
A. DEN N A AM 4 dewelke ^ ieer wel van religare , vethiqdip,, 
» afgefeyf word ,• onderftellende deh band onjzcr verbintenifTe verbroken . 
-'% iya, en ; weder herftelt te 'mQeten;wofden ';;•.' wo dat wy n>onze ygr- 
ferdk^nkdRtopmetGod, wedet aaV-ictfi i'verbobcfch ^wxtM wor- 



* FJN VEN GO e DS e DIENJT. Uoof&M 

•den. De.Grikeu noemett het Threeskeia^ Jok. i : s6. 27. dat wy Gods- 
dienft zeggen triEyndC'het van de Traders alzoo genaamt , dewelke eer- 
' tyds den Grikea ran den dienft der Godea onderwezen hebben : vvaar 
van daaa zy Qrfeus , den Tracier , genogzaam als den eerften Leer- 
jneefter van Godsdienft eeren. Ook wordze eufebia , Godzalighyd ge- 
oaamt, voor zoo ; veelze God als Sebafma, een Godhyd of Koning eert, 
en dat op eene wettige wyze volgens zynen wil, dat is, naar zyneWet: 
i/iWant net is epignoofis aleetheias teen kat' eufebeia , een kennijfe der waar- 

hyd , di naar de Godzjrfighyd.it, Tit. 1; 1. 
% DE ZAAK ZELV , di door de uytbeeiding klaar aan den dag 
koomt: Dusbetekent de Godsdienft in 't algemeen j een ncerftighyd 
:ora tot degtmft der, OpperileMogenthyd te geraaken , waar van de 
t jnenflen ligalles goedfebeloysn.:; dog de waare Godsdienft is eeniverige 
begeerte naa den weg der zaligbyd. Hand. id; 17. Deezje menffen z.yn 
,dienftknegten Gods, des Allerhoogsten, di ons den weg der zjalighydver- 
I kondigen ? in Chriftire voorgeftek. Job. 14: 6. Jezjts zjeyde tot hem; 
ik ben de weg , ende de waarhyd , en het leven. Nimand koomt tot den 
.■Jfeder, , tdap'door my : en van God geopenbaart.. .Pptl. 2$; 8, 12, De 
HEEER isgoedenregt, daarom onderwyft hyde zjondaars indenweg- 
•,,{dienzle]M fazkiezjen hebben: dewelke bekwaam is' 6m deri zondaar tege- 
leyden tot Gods zalige gemeinfcbap , Sfreuk. 8: 32. Nudan kinder en , 
1 . hoor'et ' na my , zegt de opperfte Wyshyd : want welgdukzjdig zynze , 
,d\ myne$t>egen bewaaren. Maar de valjfe Godsdienft is een iverige be- 
;gecrie, oaVife kvea, iPfdegunft der opperfte Godhyd te vcrwerven, 
volgens, methodeian t.ees flames. y door. jargiiftighyd om'iiftelyk tot dwaa- 
linge te brengen. Efez.. 4: 14. end: n. Doet aan de geheele wapenru~ 
ftiage Gods •..,. of dot gy kcnt ftaaaiegen d&iiftige-emleydinge des Duyveh, 
ton Diabolon. Waar doorze, 't zy met eene afwending van den waaren 
en levendcn God. \Hebrj 3:1^' bet zy doorkromme weeen , PC. 11 <: 
5. tot de waare zalighya nooit Koomen. 
C. DE DEELEN desavaaren Godsdienft jzynde eene iverige begeer- 
te niet alleen ora tc kenrkji^maaY-OoS omt^aoen al wat tot de verkry- 
ging van Gods gemeenfchap dient : Of zoo men den Godsdienft voor- 
werpelyk aanmerkt , dan zyn deszelvs deelen dri : als de uytlegging de?' 
•uerborgentheden ; de voorftelling der belovten ; en de voordraging der ge~ 
' boden Gods : op dat alhier de mifflag de|, Socinianen openbaar werae, 
'welke de kennllfe der verborgentheden uytfluyten , tegen.de klaare ge- 
"'tty^eriiije aanj //yah'^fc.j.:;!?*, .En ditis bet^e^wige.ieffn^ dat^ettkefi- 
"~ l '^n \ A in^-ezjis Chriftks', dten gy ' ge\ohien %eb't : 'en tegen den regten 
' aard des geloovs , dewelke Chriftus tot zyn yoorwerp heeft. D". 



Hoofd.III. VAK HET LICHHAAM, &c. 9 

D. DE ME^KTEKENENj welkc in den waaren Godsdienft zyn > 

I. Een weg te keraaren , di God* betaamelyk is , en geene van zyne 
volmaaktheden lochent. 

II. Te keraaren een dienft , di van God geopenbaart en geenzins afge- 
fchaft is. Dog andere ftellen deeze dri tekenen van den waaren Gods- 

- dienft , te weeten di te weeg brengen , dat 

1. De mens zig ten allerdiepften vernederc. Matth. 16: 14. Zoo 
imand agter my ivil koomen , di verlochene z,ig zjelven. 

2. De genade Gods ten uyterften geroemt werde. Efef. \: 6. Tot 
prys der heerlykhyd zyner genade , door welke hy ons begenadigt heeft 
in den gelievden. 

3. De Godzalighyd op 't kragtigfte aangedrongen werde. Tit. 1: 1. 
De kenniffe der waarhyd is bekwaam om de Godzalighyd in te boc- 
zemen. Voeg hier by, Hebr. 12: 14. Jang den vrede naa met al- 
ien , ende de hailigmaakinge , enz.. Welke merken met onzc eer- 
fte overeenkoomen , dewylze alleenlyk de theoprepeian , Gode beta- 
melykhyd van de Leere des Godsdienfts aantoonen. En naar deeze 
Iaatfte merktekenen is den Hydelbergzen Onderwyzer befchreven , 
op dat di voor een verdedigfenrivt zow konnen doorgaan , uytge- 
•geven yoor de waadiyd van den hervormden Godsdienft. 



HOOFDDEEL HI. 
Van bet lichhaam der Etihge Scbrht. 

DE openbaaringen , welke de geopenbaarde Godgeleerdhyd uytmaa- 
ken , worden gevonden befchreven te zyn in de Scbrivtuur , welke 
wy de Hailige Schrivt noemen : en dewelke dat lichhaam der egte en re- 
gelmaatige Boeken des Ouden «n Niwen Teftaments is , het gene door 
Mannen , van eene Goddelyke ingeving , in zyne ygene taal en merk-!et- 
teren uyt eene onderftellige noodzaaklyknyd befchreven zynde , eene zeke- 
re , volkome en klaare overlevcring van Goddelyke dingen , by wyze van 
ten getuygfehrivt, vertoont, en ten gebruyk derGodzalige bewaart word, 
om daar uyt den waaren Godsdienft te leeren , en het gene van den Gods- 
dienft geleeraart word , aan deezen regel en dit rigtfnoer te beproeven : 
welke ftoffe, in de aanmerkinge van J f lichhaam der Schriftuur'v\&itHoo£<i~ 

B ded 



to VAN :T IICHHAAM <Z*ER Hoofd.m. 

decl III. van dcszelvs Waardigheden , Hoofd-deel IV. en ran deszelvs Ge- 
bruyk , Hoofd-deel V. afgenandelt word. 

A. HET LICHHAAM der Hailige Schrivt beftaat uyt zyne declen , 
dewelke zyn , 

A, Waare en egte , en als zoodaanig aangenomen worden , te weeten , 
de Bocken des Oude en Niwe Teftaments. De Eerfte worden ver- 
deelt in de Wet , de Profeeten of Voorzeggeren , en de over he Haili- 
ge Schrivten : op welke verdeeling Chriftus het oog fchynt gehad tc 
hebben , zeggende : dat het alles moeft vervult worden , wat van my 
gefihreven is in de Wet Adoz.es , de Profeeten , en Pfalmen. Luk. za: 
44. De Laatfte , des Niwen Teftaments , worden gemeenlyk vcr- 
deelt in Hiflorijfe of Gefchigtverhaalende , in ( a ) Grondregelige , en 
in een Profeetis of Voorz.egvoek. 

B. Onegte , di te onregt in dit lichhaam ingelyvt , daar van afgeweert 
moeten worden , zyn de Apokryfc , of Verborgcne Boeken , dewel- 
ke de Pausgezinde, om zommige dwaaiingen te beveftigenj verkcer- 
dclyk tragten te behouden. 

a. Welkers tegendeel wy bewyzen. 

a. Om datze niet van theogneuftoi , door Gods Geeft gedrevene 
Mannen hefchreven , maar eerft aan den dag gebragt ,zyn , na 
de tyden der Profeeten en in de Griekze taal , dewelke inVOo- 
ften geen ftand gegrepen heeft , dan na de tyden der Voorzeg- 
geren , en van Alexander de Groote. 

b. Om datze noeh van de Joodze , noch van de Apoftolifle Kerk, 
voor egte Boeken erkent zyn. 

s . Om datze niet alleen van Goddelyke merktekenen ontbloot zyn, 
maar in tegendeel openbaare blyken en fpeuren van derzelvjer 
Schryvercn zwakheden en dwaaiingen behelzen. 

b. Beweeren : met het gezag der Kerkelyke Raadvergadering van 
Trentcn te verwerpen, ftellende de Kerkelyke Raadvergadering van 
Laodiceen , tegen di van Karthago ; en een ondcrfchyd maakende 
tuifen de (b) HOOFDREGELMA ATIG E en (c) 
ONREGELMAATIGE Boeken: want zomtyds wierden 
in de Kerk wcl nuttige Boeken gelezen , fchoonze niet axiopifloi, 
geloovwaardig in alien deelen waaren. 

B. REGELMAATIGE Boeken wierden di gene genaamt , welke 
de waare merken van Goddelykhyd in zig hadden : overmits zy voor 
dm regel sn de maat van geloov en z.eden gehouden wierden. ,, Vergelyk 

hier 

(1 ) Dogmatico. (bj, Protocanonici, (c) Deuteracanonicii 



Hoofd.ni. ff. SCHRIVTVVR. it 

hicr mede Gal 6: 16. Zoo veele als'r naar dez,en regel zj*llen wandelen y 

over deceive, \xjxl zyn] vrede en barmhertighyd : en zy worden gehoudcn 

als een getuygcnis van den Goddelyken raad en wille. Waar van daanze 

by Jef. 8: 20. genaamt warden , thora vetegnouda , de Wet en 't getuy- 

genis. 

C. DE BESCHRYVING zelvwordopgeheidert, alsmenaanmerkt, 

A. DE WERKTUYGEN of DE SCHRYVEREN, de- 

weiicc geagt worden te zyn Mannen theopneufloi , door Gods Geejl gc- 

dreven. 2 Petr. 1: 21. De hailige menjfen Gods , van den Hailigen 

Geeft gedreven zynde , hebbenzje gefprooken. 2 Tim. 3: 16. Alls 

Schrivt is van God ingegeven. 

B. DE WYZE VAN BESCHRYVEN in een zekere taale, 
en merkletteren. 

a. De taale des Gaden Teftaments is de Hebreewjfe geweeft , en aan 
het Joodze Volk gemeenzaam , uytgenomen eenige weynige in de 
Chaldeeffe taal , gedurende de Babilonifle gevangeniffe gefchreven. 
Dog di van het Niwe Teftament is Grieks geweeft , 't welk toen 
door het ganffe Ooften in zwang ging : ten zy alleen dat het Euan- 
lium van Mattheus in 't begin veelligt in de Hebreewire taal ge- 
fchreven is geweeft -. zynde net evcnwel genogdoende , dat'rby't 
leven der Apoftelen een affchrivt daar van in 't Grieks geweeft is. 

b. De Merkletteren des Ouden Teftaments , ofze vierkantige lette- 
ren geweeft zyn ? of Samaritaanfle van oorfprong ? als mede ofze 
de klink-letter-punten ondcr zig getekent gehad hebben ? word 
voor- en tegen-gefproken. Wy houden ons egter aan de zyde der 
gencr , di het voorfpreken en vaftftellen met klink-letter-punten 
gefchreven geweeft te zyn. 

1 . Om de Goddelyke voorzorge , dewelke de minfte veranderiflg 
niet toelaat. Matth. 5; 18. Tot dat de Hemel en de Aarde voor- 
by gaan , zjd daar niet een jota , noch tittel van de Wet voorby 
gaan. 

2. Om de onzckerhyd der lezing , di uyt de verandering der lcttc- 
ren , of uyt de by voeging der klink-letters , onrfhan kan. 

3. Ook is dit het gemeenfte gevoelen by de oudejoden, diopent- 
lyk van punten en toonmerken gewag maaken. Voeg hier by 
het getuygenis van Klemens den Alexandriner , Stromal. Lib. III. 
pag. 442. lift. 11. 

C. DE NOODZAAKLYKHYDvante fchryven , moetmen , 
om der Pausgezinden wille , di dezeive tot krenking van 't geloov 

B 2 ■ * ■ ■ ' aan 



n. VAN T LICHHAAM <DER &c. Hoofd. III. 

aan de H. Schrivt ontkennen , egter vaftftellen , wel niet volftrekt, 
maar by onderflelling , voor zoo veel de verandcrde ftaat des Volks 
de bewaaring dcr overleveringen moeilyker gemaakt heeft , door dc 
inkorting van der menflen leevtyd , door het afnemen eh verminde- 
rcn der veclvuldige verfchyningen , en door toenemcn en vcrmeerde- 
ren van 't getal der menflen kinderen. 
a. Wy bewyzen dit ons gevoelen 

a. Met de ygene woorden van Judas 3 . Gejievde ik heb neodtaake 
gehad aan « te fchryven , u te vermaanen , dat gy ftryd voor het 
qeloove , dat eenmaal den hailigen evergelevert is. " 

b. Uyt het bevel om te fchryven. Exod. 17: 14. Doe zeyde de 
HEERE tot Moz.es , fchryv dit ter gedagtenijfe in een Boek. 
Exod. 34: 27. Schryv u deeze woorden: want na luyd deezjsr 
woorden heb ik een verbond met u en met Ifrael gemaakt. Jer. 
30:2. Zoo fpreektjah de HEERE, de GOD Ifrajels, zjeg-. 
gende : Schryvt u alle de woorden , di ik tot u gefproken heb , m 
een Boeh 

c. Uyt het ingcven en aandringen van denH. Geeft. 2 Tim. 3: 16. 
Pafa graphee theopneuftos , Alle de Schrivt is van God ingeveven. 

d. Uyt de bygebragte redenen , di den raad Gods openbaaren , te 
' weeten , dat door dit middel de opkoomende Kettcryen moeften 

tegengegaan worden. Dcut. 3 1: x6'-2o. 
b. Beweeren het tegen de fpitsvindigheden der tegenfprekeren , zeg- 
gende , 
a. Dat de Kerk ouder geweeft is , dan de Schrivtuur en overzulks 

zonder de zelve heeft konnen beftaan. 
h. Datze by voorvallende gelegentheden be/chreven is , en derhal- 

ven niet noodzaaklyk uyt Gods Raad voordgevloeid is. 
c . Dat de zalighyd niet van het uytwendig Boek af hangt , nade- 
maal de letter dood. 1 Kor. 3 : 6. Di ons 00k bekwaam gemaakt 
heeft [tot] dinaars des Niwen Teftaments , niet der letter , maar 
des Geejls: Want de letter dead , maar de Geeft maakt levendig. 
De zjdvinge blyvt in u , en leeraart u van alle dingen , enz.. 1 
Job. y 27. 
D. DE BEWAARING deezer Boeken moet be/chouwt worden 
naar de behporlyke middelen van di bewaaring , dewelke zyn 
a. De overlevering deezer Boeken ondcr de zorge van de Kerk. Pf. 
147: 19. Hy maakt Jakob zyne woorden bekent : Tfrajel zyne in- 
^zettingen en regten. En Rom. 3: 2. Hen xyn dt woorden Godstoe- 
betrowt. Te weeten , de Joden. b. De 



Hoofd.IV. VAR 'T)E \ WAART)IGHET>ER &c. i r 

b. De vermennigvuldiging dcr Affchrivten ; di onder de toezigt dcr 
Priefteren gefcnreven wierden. Jer.$6: 10. en door de (a) Wy- 
ken en ( b ) Vergaderingen vcrdeelt. 

c. De wederverzaameling na de verftrooijing des Volks , en voornaa- 
melyk na de Babilofiifle gevangenis , di door de zorge en vlyt der 
Mannen van de ( c ) Groote Vergadering gefchied is : waar van 
dc Joden veel weeten tc verhaalen. 



HOOFDDEEL IV. 

Van de W~aardi^heden der Bdlige Schrivt. 

NAdemaal de Sehrivtuur een getuygenis is , om te betuygen al wat tot 
de Godsdienft behoort , zoo dientze noodzaaklyk alle de voorwaar- 
dens van een geloovwaardig getuygenis in zig te bchelzen, te weeten ZE- 
KERH YD , om vylig aan dezelve te gelooven ; ALGENOGZAAM- 
HYD, dm ten voVlen van aUes onderrigt te warden ; en KLAARHYD, 
op datwe den zin en meening van dat getuygenis klaar bevatten konnen. 
A. DE ZEKERHYD van een getuygenis hangt af van \ gezag en 't 
aanzicn van di de getuygenis geevt ovcrznlks merkenwe aan , 
A. DE GODDELYKHYD der Sehrivtuur , naar dewelke ay 
hunnen oorfprong aan God verfchuldigt is , wclken wy 
a. Betoogen 

a. Uyt dc ftoffe , welke zy bebelft , waar in wy aanmerkem D E 
HAILIGHYD , HOOGDRAVENDHYD , en 
Theoprepeum , GODEBET AAMELYKHYD van der- 
zelver Lcere , dewelke geenen anderen Stigter derzelver toclaa- 
ten , dan God. 

b. Uyt het gefehigtverhaal der overkvering , 't welk Gods open- 
baaringen met veele wonderdaaden beveftigt en beftempelt. 

c. Uyt de Profeten , met de uytkoomft vergelekcn , dewelke niet 
dan van God afgehaalt konden worden. 

d. Uyt de (d) onaffchydelyke voorwaardens , di bier te gclyk 
voorkoomen , waar onder wy betrekken derzelver OUDHYD r 
WONDERDAADIGE BEWAARING , EYGENE 

B j STYLS 

(a) Curias, (by Synag6g«. ( c ) Synagoga Magna. { d ) Conditioner fine quibus nen. 



i 4 VAN <DE tFAARTUGHEVEN Hoofd. IV. 

STYLS SPREEKWYZEN , als mede VERSCHYDENE 
UYTWERKZELS , di door middcl van de Schrivtuur in dc 
werreld gebragt zyn ; dewelke alk gezaamentlyk de voorgaandc 
bewysredenen Itaaven en bekragtigcn. 
b. Bewceren tcgen dc ongeloovige. 

a. Welke ta enantiophanee , fchynftrydigheden , te vergeevs voor 
waare ftrydigheden aandringch. 

b. Alogian , de onredelykbyd van zommige openbaaringen te roe- 
keloos en onvoorzigtig voorwcnden. . ■■-.-' 

B. H E T G E Z A G der Schrivtuur , het vvelk is een magt der haili- 
- ge Bladeren , di uyt derzelver Goddelykhyd ontftaan , den mens ver- 
pligt om zig ten aanzien van geloov en zeden , aan de getuygeniflen 
daar uyt, gehaalt? , te onderwerpen. Van welk gezag aan te me.rken 
ftaat. 
I. DE AFHANGELYKHYD. Te weeten 

a. De waare , af hangende van de opmerkinge der merktekenen 
van de Goddelykhyd der H. Schrivtuur , door wclkcrs toedoen 
deszelvs Goddelyke af koomfts alleen kenlyk is : welkers begrip 
wy egter verfchuld zyn aan dert Geeft di 't verftand verligt en te 
weeg brengt , dat wy op di merktekenen agt geven. 

b. Devaljfe, der Pausgezinden , dewelke het gezag der Schrivtuur 
zeggcn , van het getuigenis der Kerke af te nangen , dat is , dat 
de Goddelykhyd der Schrivten ons niet kenlyk word , dan door 
het gezag van de Kerk. H. Dw. Op datze de H. Schrivtuur 
aan 't gezag van den Roomflen Stoel onderwerpen mogten , als 
of dezelve laater kenbaar wierd. 

4. Welken mifflag wy wederleggen. 

aa. Uyt de waardye van des Kerks getuygenis , het welke wy 
ontkennen onfeylbaar te zyn , of geloovwaardig , axiopifton, 
maar wy erkennen het zelve behulpzaam te zyn y en zyn on- 
derzoek te verdinen. 

bb. Om dat het gezag der Kerk afhangt van het getuygenis 
der Schrivten , en overzulks laater is dan het gezag der H. 
Schrivten. Efef a." 20. Gebowt op het fondament der A- 
poflelen en Profeeten , ivaar van Jezjis Chriflus de ujterfle 
hoekfteen is. 

cc. Om dat het getuygenis van de Kerk een ongoddelyk Boek 
niet tot een Goddelyk Boek maaken kan , en mitfdien ge- 
houden is een Boek goed te keuren, aan 't welke zy de ge- 



Hoofd.IV. <DER H. SCHRIVT. if 

tuygenis geevt , dat het van God zynen oorfprong heeft, 
het zy door de merktekenen van dat Boek , het zy door de 
Hiftorifle goedkeuring van dat Boek , dewelke deszelvs 
Stigter toeftemt. 
dd. Cm dat de Goddelyke af koomft van de Schrivtuur zon- 
der de Kerk ligtelyk kan bekent worden , en overzulks hangt 
di van de Kcrk alleen niet af : het eerfte blykt uyt de Schriv- 
ten der tegen ftreveren zelv , di deszelvs waardighyd en ge- 
zag tegen de ongeloovigen en Godverzaakers uyt de merk- 
tekencn bewyzen. 
b. Beweeren. 

aa. Tegen de getuygenhTen der H. Schrivt , di hier toe aan- 
getrokkcn worden. i Tim. 3: 15. Alwaar de Kerk een Pi- 
laar en vaftighyd der ivaarhyd genaamt word. En Atatth.. 
i(?: 18. Gy zyt Petrus , en op deepen Petra zmI ik myne ge-n 
meente bouwen , enz.. 
bb. Tegen de value redenkaveling, dat de H. Schrivtuur hu» 

ygen gezag niet bewyzen kan. 
ec. Tegen 't getuygenis van Auguftyn : Ik geloovde bet 2j«- 
angeli niet , ten waare het gezag der Algemeene of Cathe- 
lyke Kerk my daar toe bewoog. 
1L DE WYDUYTGESTREKTHYD, di zig door alles, 
uytftrekt , en dat de Schrivtuur ons tot het geloov verpligt. 
a. Ten aanzjen van hun minfle z.eggen ; want wy ontkennen , dat 
de Schryvcrs of Klerken van den H. Geeft , in hun minfte zeg- 
gen gedwaalt hebben , of hebben konnen dwaalen ; tegen de 
Socinianen , di de H. Schrivt aan de rede onderwerpen , en o- 
rerzulks dezelve , zoo veelze konnen , van hun ftreng gezag 
zoeken te ontzetten , en ontzenuwen. 

a. Wy bewyzen het tegendeel. 

aa. Uyt den gehailigden wil der Schryveren , di niet hebben 
willen bedrigen , en di de dwalinge hebben konnen ver- 
myden , wanneer zy de leyding van den H.. Geeft opvolg- 
den. 

bb. Uyt de belovte van Chriftus } di den Geeft , tot een 
leydsman in alle waarhyd beloovt. 

b. Verdedigen het zelw 

aa. Tegen het aandringen van zommige plaatzen , alwaar ee- 
nige mifflagen mneemonika der geheugenis fchynen te zyn. 

Lttk, 



i6 FAN <DE WJARTUGHEVER Hoofd. IV. 

huh y 3d. ven Kainan, Matth. 27: 9. van den Profect 
Jeremias , daar nogtans di plaats in Zacharias gevondcn 
word. 
bb. Tegen 't getuygenis. 1 Kor. 7: 25. 16. Alwaar Paulus 
zegt , epitageen Kuriou , geen bevel des Heeren te hebben j 
maar \_zyn~] gnoomeen , gevoelen te zeggen, daar by voegeti- 
de , nomiz.o , ik houde dan dit goed te zyn. 
cc-. Tcgen het bybrengen dat eea igelyk zynen ygen fchryv- 
ftyl heeft, en overzulks niet de vvoorden van denHGeeft, 
maar der Schryveren zelv verhaalt. 
dd. Ten aanzien van alle zaaken , dog zoo evenwel , dat het 
eenander (a) YGENGELOOVWAARDIGHYD van 
den RRGEL en Rigtfnoer , en een ander van HET 
GESCHIGTVERHAAL, voor zoo veel de eene 
H. Schrivt leeraart , en regelen voorfchryvt , en de andere 
getrouwelyk verhaalt en vertelt. 
B. DE ALGENOGZAAMHYD van dit getuygenis beftaat in 
eene volmaakthyd ten deelen WEZENTLYK, ten deelen VOL- 
KOMENTLYK. 

A. DE WEZENLTLYKE VOLMAAKTHYD, is eene 
algenogzaame bevatting der Leerftukken , di tot het verkrijgen der 
zalighyd noodig zijn , begrepen of mitolexei in de ygene vvoorden , of 
in de klaare gevolgen der H. Schrivten , op dat het geloov nergens 
wankele : het welke het Paufdom tegen is , dat om niet op de Schriv- 
tuur alleen te ftaan , daar boven nog de Overleveringen vereyft. 
2, 't Welk wy bewijzen , en wei 

a. Uyt zonneklaare plaatzen, 1 Kor. 4; 6. Op dat gy aan ens z.owd 
leeren niet te gevoelen boven het gene gefchreven is , enz. 2 Tim. 
2: 14-15. Maar blyvt gy in 't gene gj geleert hebt, en [daar van] 
u verzjekeringe gedaan is , weetende van wien gy het geleert hebt : 
en dat gy van kinds af de hailige Schrivten geweeten hebt , di %t 
wys konnen maaken tot zxtlighyd , door het geloove , 't welk in 
Chrifius Jez.us is. Alle de Schrivt is van God ingegeven , en is 
nuttig tot leeringe , tot wederlegginge , tot verbeteringe , enz.. 

b. JJyt getuyg-plaatzen , di ons alleen tot de Schrivten wyzen, 
Luk. 16: 29. Abraham zeyde tot hem , zy hebben Moz.es en de 
Profeeten , datze di hooren, Joh. 5: 29. Ereunate tas graphas , 
onderzoekt de Schrivten. Gal. \ ; 8. <?. Dat wy , of een Engtl 

■ ■'*:-, ' uyt 

(a) Autemia. 



Hoofd.IV. <DER H. SCHRIVT. 17 

uyt den Hemel , u een Euangeli verkondigde , buyten het gene gy 
ontvangen hebt , di zy vervloekt. 
c. Uyt de Titels en Opfchrivten der H. Schrivt, di genaamt word 
eenTefiament of 'Verbond. Gal. 3; 15. en een Regel Gal. 6: 16. 
als 00k alzins een Verbond. 
d. Om dat de overlevcringen veroordeelt worden als een werktuyg 
van verleyding. Kot. 2:8. Zi toe, dat u- nimand ah eenen roov 
vervoere door de Filezftfi , en idele verleydinge naar de overleve- 
ringe der menjfen , enz.. Matth. 15: 6". 8. 9. Gy hebt Godsge- 
bod kragteloos gemaakt door mve inzjettingen ; leeraarende leerin- 
ren , di geboden van menjfen zyn. 
b. Beweeren tegens de tegenwerpingen , ontieent, 

a. Uyt de plaatzen , 2 Thecal. 2: 15. Houd de inzettingen , di u 

feleeraart zyn , bet zy door ons ivoord , het zy door onz.en Zend-* 
riev. Joh. 16: 12. Nogveele dingenheb ikute z,eggen, maar 
gy kond di nu niet dragen. 

b. Tegen hunne bygebragte gebreklykheden , voorgevende , dat 
de Leere van den Kinder-doop , van^de Dri-eenhyd , van den 
Teranderden Sabbath , enz. nergens in de H. Schrivtuur te vin- 
den is. 

c. Uy t plegtigheden , door 's menffen gezag ingevoert ; als 'tFeeft 
Purim. EJw. 9: 19. 21. en van Kermifen. 1 Makab. 4: 59. 

S. DE VOLKOMENTLYKE Volmaakthyd is eene algenog- 
zaamc volkome en ongefchonde geheelhyd van de deelen der regel- 
tnaatige Boeken , door de Goddelyke Voorzinighyd bewaart 5 waar 
door in de H. Schrivtuur niets verloren , verandert , of gefchonden 
is ; waarom 00k de Wezentlyke Volmaakthyd ongefchonden blyven 
2al : het welke is tegen de Muhammedanen , di hier uyt de gelcgent- 
hyd zoeken om hunnen Alkoran in te ftoppen ,• tegen de Socinianen y 
op datzc de rede , als een geloovs beginffel , invoeren mogten ; als 
mede tegen de Papiften , di zig aan de Schrivtuur alleen niet houden. 
a. 't Welk wy bewyzen 

a. .Autolexei , met de ygene woorden , als Pfal. 19:8. De Wet 
van 'Jehovah, den HE ERE isvolmaakt. Matth. 5: 18. Tot 
dat de hemel en aarde veorby gaan , zjtl niet een jota noch tittel 
van de Wet vootby gaan. 1 Petr. 2: 2. Als niewgeboren Kin- 
derkens zyt zjeer begeerig naa de redelyke onvervalfie melk , enz.. 
h. Uyt Gods voorzorge en Voorzinighyd. Matth. 5: 18. en uyt 
. de getrowhyd der Kerke , aan wien de bewaaring der Schrivten 

C toe- 



*£ VAN<DE WAdimiQEEfDEN HoofcLJV:. 

tQcv ertrowt is ,gv\vceft. Pfel. 147; 19. 10. Hy maakt Jakob zy- 
ne woorden bekent ; Ifrajel zyne inzjttingen en regten. Alz.00 
heeft by geenenVelke gedaan t en zyne regten kennen zy met. Ha- 
lalu-fah. Rtm. 3 .•: %. Want dit is wel beteerfe y dot hoar , den 
Joden , de woorden Gods zyn toevertrowt. 

e. Uyt htm noodzaaklyk ynde , en uyt het navolgen van den raad 
Gods. jkx. 8: 20. Tot de Wet en het getuygeniffe r zoo zy niet 
fpreken naar deezjen wowde. Luk. 16: 29. Zy hebhen Mozes 
en de Profeeten , datze di hooren. 

d. Uyt de onmogelykhyd van de zaafc , wegens de rerfchydenhyd 
der aFfchrivten ; orn dat dit kwaad zow raoeten toegebragt 7yn 
geworden , of door den lift der kwaadwilligc meoflea , of door 
eenig ongeluk : Met eprfie is belet door de ftaadvjJHghyd der 
geloovigen ; het lamfte door Gods Voorzinighyd ; want bcyde- 

faar had dit koaneri openbaar gemaakt worden uyt de vergely- 
ing der afTehrivten, Ten anaeren zow dit moeten gefchied; 
wezcn of voor de tyden des EuangeUums , of na de Jyden der 
Apoftelen : dat het eerfte ajet gefchied is ,.. blykt , om dat Chri- 
ftus nergens de Joden t-er deezer oorzaak oyer 't verzuym hun- 
nes pligts befchuldigt ; noch 00k het tweede , om dat geenzins 
onder de gene , di van onderfchyde gevoelens waaren , eene o- 
vereenftemming tot z-uHc een fehenddaad vallen kon , noch ver- 
moed worden. 
b, Beweeren en verdigen 

a. Tegen de bygebragte getuygenifien , in dewelke fcheen gewag 
gemaakt te worden van Boeken di nog ontbreken. Num. 21:14. 
tn't Boek deroorlogen des HE E REN. Jot.. 10: ip Sepher 
hefchar , in 't Boek des Qf regten. 1 Kon. 14: 19. In't Boek 
der Chronyken der Koningen Jfrsels. 1 Chron, 29: 19. In de ge- 
fchideniften Samuels , Nathans , m Gads, z Chron, 9: 29. De 
gefchidenijlen Salomons , zyn di niet gefchreven in de woorden Na- 
thans , des Profeets, en in de Profeeti van Ahia den Siloniter , en 
in de gezigten van Jedi , den Ziender. 1 Kor. J: 9. Ik heb h 
gefchreven in den Briev. Kol. 4." 16. Als deeze Zendhrievvan- 
u zjil gelezen zyn , maak datze oak in de gemeinte van Laodicea 
gelezen word ; en dat 00k gy dien uyt Laodieea leefl. 
k. Tegen de getuygeniflen , di voorgegeven worden verdorven te 
zyn , Jez,. 9: 6. Jer. zy. 6. Seen fchemo afcher jikkou , Je- 
fcvah tiidhkenoUj. Dit zaI zyn naam zjrti , door mede men hem 



Hoafi3.IV. «BER H SCHRIVT. if 

zjdnoemen, BE HEERE ONZE GEREGTIGHYD. 
SangL 2z: 17. Karoa , doorgraven. 
C. DE KLAARHYD van 't getaygenis is eene genogzaame door- 
zigtighyd , waat in de M. Schrivt , feet gene elders raadzeis-wyze voor- 
geftek is , op andere ptezen kta» en eerivoadig' genog en met duyde- 
lyke en verftaanbiare woorden uytdrakf , 20© da een mens door Gods 
wederbaarenden Geeft tot aandagt opgewekt , klaar genog daar toft be- 
aeffenka.fi' , net gene hem tot het geloov en de zeden noodig is'te wee- 
ten. Deeze klaarhyd word aangemerkt, 

A. VOORWERPELYK, dat GOD aan zyne zyde zynen raad 
klaar genog voorftelt en verklaart , en door den ileutel der kennifle, 
in de Hailige Sehrivten opgegeren, zyne raadzelen genog openfluyt : 
t welk tegen de Pausgezinden aanloopt , di het gezag van 't uytleg- 
gen der Schrivtuns - voor bunne Kerk behoudende , de Leken of on- 
geletterde van bet fczen der H. Schrivt , uyt een voorwendzel van 
duyfterhyd., affchrikken. 
st } t WeHs wy bewyzen 

a. Uyt kkare en duydelyke getaygplaatzen. Pfal. 19: 9. Drfove- 
Undes HEEREN zynregt, verbiydende het herte : het gebod 
_-. ' — =<tar -H &&&-&H '■» xttymr #. >$ertigtende de oogen. Ffal. no; 
105. word het genaamt erne Lampe vwrr mptemvoe$,, en een ligt 
voor mynm pad. En 2 Few. 1: 10. Een ligt fchynen-de in eene 
duyfiere plaatze. Doet bier by , 2 Kor. q: 2 . j . Wy hehben ver- 
. worpen de ' bedekzeten der fehande , met -wattaelende in argliftig- 
hyd, mchketWbord Gods vervalfiende , maar door openbaaringe 
der waarhyd ons zjelv aangenaam maakende by a/fe confeientien of 
gewiffen aermenffen , in detegB&wQordighyd Gods. Dog Mien 
oak ons Euaagelittm bedeht is , z.00 is het bedekt in de gene di ver- 
Urengaaa. 
b. Uyt de aanmerking van God , di zyne goedertirentrfydtoezegt, 
en de openbaarmaakingen zyner verborgentheden aan de BonX ~ 
gendtenljeloovt, en geevt. Pfal. 25: 14. Soud Jehovah lirean 
ouberitholehodignam , de verbtrgenthyS ' des HR.EREN is 
•voor di hem vreezjsn ; en zyn Verbond om hem \di\ bekent te maa- 
ken. Matth, 11:25. Zegt Jezus , Ik dank u fader, Heere 
des Hemels en der Aarde , dot gy deez.e dingeh den wyz,en en 
verfiandigen verkorgen he&P , eh hebt deceive den Kinderkem ge>- 
openbmrt. Mattb, 7: 7-1 1. v Tim. 2: 4, Welke <, te weeten 
God.,, tt/U dat aJle mftffin- zalig worden' , err tot kenrnfte'der 
wMrhyd ktomen. C a c . Uyt 



%q VAN HET GE BRV TK Hoofd. V, 

c. Uyt het ynde , \ wclk is , ook den Kinderkcns wys te maakeiv 
totzalighyd. Pfal. 19:8. De getuygeniffen des HEEREN is 
geiyis , denjlegten wyshyd gevende. Spreuk. i: 4, Om den fleg- 
ten kloekzjnnighyd te geven, denjongeling weetenfihap en bedagt- 
zaamhyd. z Tim. 3: 15. Dat gy van kinds of de H. Sehrivten 
geiveeten hebt , di u wys konnen maaken tot zjilighyd. 
b. Verdedigen 

a. Tegen 't getuygenis , 2 Petr. 3; 16. In welke dingen z.ommige 
zjwaar zyn om te verftaan ; waarom Petrus het antvvoord laat vol- 
gen , zeggende : di de ongeleerde en onvafte \menfchen\ ftreblouft y 
verdraajen , enz.. 

b. Tegen de voorbeelden , di eene verklaaring en eenig ligt ver- 
eyfTcn omze te verftaan. Hand. 8: 30. 31. Alwaar de Gefnede- 
ne van Tilippus zyne onderregting verzogt over 't gene hy las. Pf. 
119: 18. Ontdek myne oogen , dat ikaanfchouwe de wonder en 
van uwe Wet. 

B. ONDERWERPELYK, in ordening tot de menflen , di dat 
getuygenis verftaan moeten : waar in men aan te merken heeft, dat'r 
verfchydene trappen van verftaaning zyn. 

a. Het eene is een Letterhmdig en Hiftoris verftand , ook in de on- 
wedergeboorne , het welke hoewel orahaalende , egter niet over- 
redenende en heylzaam is : waar van daan.de zoodanige Matth. ly. 
20. 21. vergeleken by defteenagtige aarde, waar in het z.aad, gee~ 
nen wortel heeft > enz.. Vcrgelyk hier mede 1 Kor. 2: 14. Pfu- 
chikos anthroopos , de dierlyke , mens begrypt niet de dingen di des 
Geeftes Gods zyn , enz.. 

b. Het andere geeftelyk en zjiligmaakend > het wclke der wedergebo- 
rener is , 1 Kor. 2; i<f. Ho de pneumatikos anakrinei panta , dog 
de geeftelyke onderfcbeyd wel alle dingen. Want hy verhrygt verlig- 
tede oogen des verftands , Efez.. 1: ifr. 

HOOFDDEE-L V. 

Vm bet Gtbruyk. der Uailige Scbrivt. 

NAdemaal een getuygenis dient om het geloov op te wekken en te be- 
veftigen, zoo kan de Schrivtuur ook geen ander gebniyk hebben, 
dan dat wy gekoven dat Jezjts is de ChriJlHS f de Zoone Gads , en op dat 

wj 



Hbofd.V. <DER H. SCHRIVT. ax 

wy gcloovende , het leven hebhen in zynen naam. I oh. 20: 31. Maar om 
de Schrivt tot het gebruyk van 't geloov te brengen , word eene neerftig- 
hyd in den mens vereyft , op dat een Chriften door behulp van Lezing en 
Vertaaling deszelvs getuygenifle bevatten , en met behulp van f^erklaaring 
den zin daar van verftaan mogt, 

A. DE LEZING is derhalven een betragting van hem , didatgetuy- 
genis navorft : alwaar te letten ftaat, 

A. Op den pligt aer lezing, dewelke algemeen, en aan alle en een ige- 
lyk Chriften opgelegt is ; tcgen di van \ Paufdom , willende , dat 
de Leken allcen in 't getuygenis van de Kerk beruften moeten , op 
dat hunne kettery, en dwaaung van 't Volk, niet ontdekt kwaame te 
worden. 

a. Wy bewyzen het regtzinnig gevoelen 

a. Uyt de geboden, di alien en een igelyk verbinden. Deut. 6: 6.j r 
Deeze woorden , di ik a heden gebide , zullen in uw berte zyn : 
en gy zultze uwen Kinderen infcherpen , en daar van fpreken : alt 
gy in uw huys zjt , enz. Ioh. 5: yS. en Kol. y. 16V Chrifius 
woord woone rykelyk in a in alle wyshyd , enz.. 

b. Uyt de voorbecklen van het pryzen der Leken en ongeletterden. 
1 Tint. 3 : 1 $ . en Hand. 17:11. worden de Bcroers geprezen , 
als edeler dan de Thefleloniers , om datze het woord ontvingen 
met alle toegenegenthyd ; onderzoekende dagelyks de Schrivten , of 
deeze dingen 00k alzoo waaren. 

c. Uyt het gemeenc nut, het welk is , den HEERE zynen God. 
te leefen vreezen , om te bewaaren alle de woorden deezer Wet, 
en deeze inzettingen , om di te doen. Deut. 17: iq. en Rom.. 
15: 4. A I wat te vooren gefehreyen is , dat is tot onzer leer in ire 
te vooren gefchreven : op dat wy door lydzaamhyd en vertroofiinge 
der Schrivten hoope hebhen zowden. 

b. Beweeren het tegen de tegenwerpingen , genomen, 

a. Uyt bet gevaar van de gemeene lezing. 2 Fetr. y. r <J. Alwaar 
zommige dingen dusnoetta , zwaar em te verfiaan gezegt wor- 
den. 

b. Uyt de duyfterhyd , moeilykhyd , en de biykbaare tegenzegge- 
lykhyd van veele plaatzen , waar uyt zig het gemeene Volk niet 
weet te redden. 

B. Op de rvyduytgeflrekthyd dss voorwerps , naar welke de Boeken des 
Ouden Teftaments zoo wel gelezen moeten worden , als des Niwen 
Verbonds ; 'x. welk wy genoodzaakt zyn ftaande te houdcn tegeh de 

C 3 Soci- 



*i VAN HET GEBRVTK Hoom. V. 

Sodnianen en Wederdoopers , voorgevende . den Godsdienft des 
OudenTeftaments een andere geweeft .te zyn, en vaft ftellende over- 
znlks , de lezing van derzelver Boeken onder het Nieawe Teftament 
van wynig belong of nuttighyd te zyn. 
a. Wy bewyzen het regtzinnig gevoelen' 
a. Qm dat de kzing , van Chriftus en de Apoftelen aangeprezen, 
opzigt had op Jtet Oude Teftament. Iah. 5: 39. Onder zoek de 
Schrivten , di zyn 't di van my getuygen. Hand. 17: 29. 0»- 
derzoeheade dagelyks de Sehrhiten, of deezje dingen ahj>o waaren. 
h. Uyt de baarblyklyke nuttighyd , in het Nieuwe Teftament aan- 
gewezen. Ron*. 15: 4-. Al wot te vooren gefchremen is , dat is 
tot onzer leeringe te vooren gefchreven , op dewelke deynden der 
eewe gekoomen zyn. 1 Kor. 10: n. Als 00k Fak. «j: 10*11. 
IMyne Broeders neemt tot een voorbeeid des lydens en der lanfmoe- 
dighyd , de Profeeten ,. di m din naam des Heeren gefhroken heb- 
ben. Gy hebt de verdraagzattmhyd Ioks~ T en hetynde tks Heeren 
g&zjen* 
£. Om dat de Boeken des Ouden Teftaments de grondflag zyn van 
het betoog des Niwen Verbonds , zoo dat Paulus , Hand. 18: 
a 8. De Joden in 't openbaar met grooten ernjl averxuygde , bewy- 
zende door de Sehrivten , dewelke immers geene andere dan di 
van het Oude Verbond wezen konden , dat hzjts was de Chrf- 
flus. 
h. Bewecren het zelve tegen de tegenwerpingen , ontleent, 

a. Uyt Matth. 11: 13. Want die de Prefeeten en de Wet hsbben tot 
Johannes toe geprofeteert. Rom. 10: 4. Het ynde der Wet is 
Chriftus. Hew. 8: 13. Als hy zegt een nieu> 'Verbond , zooheeft 
hy 't eerfle ottd gemaakt : dat nu wd gemaaht is , is naby de ver- 
dwyning, 

b. Uyt de rede> voorwendende dat de pkgtlykheden afgefchaft, 
en de Voorzeggingen vervult zyn. 

e. Uyt de grooter klaarhyd des Niwen Teftament boven het gene 
in het Oude Teftament voorkoomt 
3B. DE VERTAALTNG, dewelke is eene overzetting der H. Schriv- 
ttmr uyt hunne ooriprongelyke in onze Moeder Taal. Hier van too- 
nenwe , 

A. DE NOODZAAKLYKHYD. 
L a. Uyt de algemeene pligt en verbintenis , ons om te lezen en te ge- 
looven opgefegt ; welken wy niet voldqen konnen , iadienwe de 
ooriprongelyke taal niet verftaan. b. Uy t 



Hoofd. V. T>ER H. SCHRIVT. xf. 

b. Uyt den Raad Gods , in dc Profeetien ontdekt , van den naam 
G O D S in alle (praaken aan te roepen. Zefanj. 3:9. Gewijfelyk 
dan zjd ik tot de Volken een reyne fpraake wendert, of datzje alle den 
mam des HEEREN aanroepen , of dot ay hem dinen met eenen 
eenfarigen fchouder. 

c. Uyt de gave der taalen aan de Kerk gefchonken. 1 Kor. 12: 28. 
word God gezegt gefielt te hebben genet gloofieon mennigerlye taalen. 

B. HET GEZAG der overzettingen , het welk egter minder is , 
dan 't gezag der grond-taal , verbindende ons wel ten opzigt van de 
zaaken , maar egter geenzins ten aanzien van alle de woorden , di 
naar de grond-taal beproevt en onderzogt moeten worden Weshal- 
ven de Pausgezinde , in de TrenthTe Kerk-vergadering de gemeene 
Overzetting voor egt verklaarende miftaften ; en 00k andere di de 
Overzetting van de LXX Regelmaatig maaken. 

a. Om dat hier een menflelyke reeerftighyd tuflen koomt , di feilbaar 
is , nademaal zy , di dat werk op zig genomen hebben , niet theo~ 
pneufioi , door Gods Geeft gedreven geweeft zyn. 

b. Om dat de Pausgezinden zelv , blyklyke ffhalmem , mifllagen in 
beyde di Overzettingen , aangetekent hebben , di naar de grond- 
taal moeten "verbetert worden ; zoo dat 00k de Pausgezinden , zelv 
na 't befluyt van de Trentze Kerk-vergadering , op een verbete- 
ring van het uytgeven der gemeene Overzetting bedagt geweeft 
zyn , en hebben zelv in eene herhaalde verbeteringe de hunne al- 
zins niet konnen voldoen en genoegen geven. 

C. DE VERKLAARING, is eene Uytlegging van den waaren 
zin , door een redenkonftig oordeel uytgehaalt ,. en naar het verftand- 
gefchikt , waar in aangemerkt moet worden 

A. DE ZIN DER WOORDEN, dewelke het regte ver- 
ftanden't gevoelen van den H. Geeft is, diindeH.Schrivtfpreekt: 
waar te onderzoeken ftaat. 

a. Of di zin verfchyden is > zoo dat de eene letterlyk zy , en ge- 
haalt uyt de woorden eenvaudig opgevat : en de andere vervor- 
gen , den welken men verdeelt in (a) Byfpreukigen , eenen; 
( b ) Leenfpreukigen , en eene ( c ) Zinnebeeldfpreukigen zin. 
Wy beantwoorden deeze vraag met onderfchyding 
a. Dat de LETTERLYKE ZIN ziet op de woorden,, 
di de Hiftori of een verhaal befchryven j en dat maar een ee- 
nig is , ten waare een fulleepfts , gelykopvatting fchuylde. 

b. Dog 

fa) AUegoricut. ( b ) Tropologicus. ( c ) Anagogicus. 



* 4 VAN HET GEBRniTK Hoofd. V. 

b. Dog dat de VERBORGE ZIN gehaalt word uyt de be- 
tekeniflfe der dingen, di een gebruyk van gelykeniflen en zin- 
nebeelden hebben , en dat deeze uyt het ynde en oogmerk 
der Goddelyke huyshoudjng onderkent word. En dat de By- 
fpreukige , Leenfpreukige , en Zinnebeeldfpreukige zin niets 
anders influyt , dan een waarhyd van de betrekking der zin- 
nebeelden -of gelykeniflen, dewyle di bygebragt worden ofom 
hetgeloov, of om de Godvrugtighyd derzeden , ofyndelyk 
om de hoope van het toekoomende leven af te ichaduwen. 
b. Dan of men uyt den verborgen zin ook bewyz.en trekken kan? 
het welk de Socinianen te vergeevs ontkennen , nademaal 

a. Naar wettige uytlegregelen het zelvde befluyt uyt de zinne- 
beelden en gelykeniflen opgemaakt, als uyt den letterlyken 
zin getrokken worden kan. 

b. Om dat de Apoftelen uyt de zinnebeeldige Godgeleerdhyd en 
uyt gelykeniflen bewyzen ontleent hebben. Gal. 4: 24. Hti- 
na eflin alleegoroumena , het ivelke dingen zyn , di andere be- 
dujdinge hebben , want deeze Agar de dienftmaagt en Sara de 
vrye , z,yn de twee Verbondw, enz. En 1 Petr. y. 21. word 
baptifma , de Doop genaamt antitupon , het tegenbeeld van de 
Zondvloed. 

B. HET REGT VAN UYTLEGGING 

a. Dit koomt EERST EN VOOR AL God alleen toe; 
di in de H. Schrivten van het Niwe Verbond veelmaal door zy- 
nen Zoon en den H. Geeft de verborgentheden des Ouden Te- 
staments verkjaart , en andere getuygeniflen uytlegt , op welkers 
gezag en goeddunken men buyten alien twyfel ftaan en ftcunen 
mag. 

b. D A A R N A of ten tweeden koomt het toe den Voorgange- 
ren van de Kerk , welkers pligt is den ongeoefenden in 't open- 
baar voor te gaan , want daarom heeft Chriftus namelijk gegeven 
siommige tot Apoflelen , zjommige tot Profeeten , aommige tot 
Emngeliften , en zjommige tot Herders en Leeraars. Tot de vol- 
maakinge der Hailugen , tot het werk der bedininge, en tot opbou- 
winge van Cbrifius lichhaam. Efef. 4: 1 1, 1 1, Als ook den ge- 
ineenen Man , wanneer di zig bepaak , wat hy vaft ftellen zal. 
Job. 5: 39. 

" C. DE REGTER DER GESCHILLEN, welkerswerk 
is t . in geyal yan eenig gefchil de rcdenen te hooren , en uyt des- 

zelys 



Hoofd.V. T>ER H. SCHR1VT. %$ 

zelvs gewigt een befluit te nemen , om een vonnis tc vclkn , wel- 
ke uytleg den waaren zin ea meening "van den H. Geeft getroffen 
heeft. 

a. Het waare 'vonnis ftek vaft , dit oordeel toe te koomen aan dc 
confcienti of het gewuTe van een igelyk geloovige ; het welke 
a. Bewezen word. 

i. Uyt het klaar en duydelyk getuygenis van I Kor. 2: if, 
De geeflelyke mens onderfchyd a lies , -enz. 

2. Uyt het onderzoek van een igelyk geloovige aanbevolen. 
I Kor. 10: 15. zegt Paulus ; Als tot verjlandige fpreek ik: 
oordeelt gy het gene ik z.egge. 1 Thejial. <[: 21. Beproev 
alle dingen , behow het goede. i ,c Joh. qt 1. Gelievde , ge~ 
loov niet cenen igelyken geefi , maar dokimaz,ete , beproev de 
geeden , of z.e uyt God zyn. . 

3. Uyt het geprezen voorbeeld der Beroers , di de bygebrag- 
, te getuygenmen onderzogten. Hand. 17: 11. Onderzoe- 

kende dagelyks de Scbrivten , of ' deeze dingen alzoo waaren, 

4. Uyt de nawkeurigfte ontknooping van *t geloov , welkers 
betoogen ten laatften uytloopen op de openbaarmaaking der 
waarhyd aan de confcienti, of net medegeweeten. Zoo 
zegt Paulus , 2 Kor. 4: 2. Maar door openbaarmaakinge 
der waarhyd ons zelven aangenaam maakende by alle confcien* 
tien der menjfen , in de tegenwoord'tghyd Gods. 

I. Beweert word tegen de tegenwerpingen der Pausgezinde, 
voorwendende 
1 . Dat het oordeel van een igelyk mens feylbaar is , en mits- 

dien mag men op derzelver gevoelen geenen vaften ftaat 

maaken. 
2* Dat een ider mens niet begaavt is met da noodige en ver- 

eyfte bekwaamheden om wel te oordeelen. 

b. Het vals gevoelen is 

aa. Der Fapiften , di een onfeylbaar en autokratorikon , vrymag- 
tig oordeel toefchryven , of aan den Roomffen Paus , of aan 
de Kerk-vergaderingen , of wel aan Kerk-vergaderingen di 
van den Pau$ bekragtigt zyn , en alzoo aan beyder toeftem- 
mjng ; want hier in zyn zy zelv onder malkander niet eens- 

fezing. . H. Dw. Dog de rede van dit te ftellen is , om een 
lindeling geloov in te" vocren, ea zig aan net oordeel van al- 
le andere te onttrekken 

D a. De. 



i6 VAN HET GE'BRVTK Hoofd.V. 

a. De wederlegging deezes word hier uyt genomen , 

a. Datze dus eene menffelyke heerfchappy over de confcien- 
tiert of een geweetcns-dwang invoeren ; rcgt aan tegen 
I Petr. 5: 2. 3. Wejdet de kudde Gods , hebbende opzigt 
daar over , niet uyt bedwang , maar gewillig. Nog als 
heerfchappy voerende over [des Heereri] ervdeel , maar als 
voorbeelden van de kudde geworden zynde. En tegen de 
Chriftclyke vryhyd , di de Kerk van alle onderwerping 
der zoo genaamde Goden vry ftelt. Kol. 2: 16. 18. 19. 
Dat u dan nimand oordeele in fpyze , meedeis humas kata~ 
brabeuetoo , dat nimand u overheerjfe , als brabeutee , ten 
Schoolmeefter , u onder de roede en plak hsude. 

b. Om dat der tegeoftrcveren gevoekn op di. vaiffe onder- 
ftelline fteunt -, vati des Paas of der Kerk-vergaderingea 
6nfeyl6aarhy& , en dat tegen de baarblykelyke ondervin- 
ding aan Want het blykt uyt zeer veele voorvallcn , 
dat deeze beyde^de waarhyd mis geloopen hebben. 

c. Om dat het geloov dus zow vaftgehegt worden aan een 
memlelyk gezag , en geenzins aan een Goddelyk. 

b. Ook zyn hunne tegenwerpen van een zeer kleyn belang. 

a. Uyt de plaats 2 Petr. 1: 20. Dit eerft tveetende , hoti, 
pafa propheeteia graphees , idias epilujeoos ou ginetai , dat 
geen profeeti der Schrivt is van ygener uyt legging. 

b. Van het oordeel dat aan. den Priefteren gegevcn is. Zoo 
zegt Chriftus , Aiatth. 23: 22. De Schrivt geleerde en 
Farizje'en zyn op JMoz.es Jfoel gezeten ; daarom al wat z,y 
u zjeggen , dat gj houden z.owd , houd dat , en doet het. 

c. Ook bewyzen zy de onfeylbaarhyd van den Paus niet 
wettelyk uyt de plaatzen , JMatth. t6: i& Gy z.yt Pe~ 
trus , en op deepen petr a zM ik myne gemeente bouwen , 
enz.. Joh. 16: 12. Wanneer di zjil gekoomen zyn, de 
geeft der -waarhyd , hy z.al u in atte de waarhyd ley den , 
enz.. 

bb. Der Socinianen, dewelkc de Rede tot een Regt-er der gefchil- 
lcn ftellen , orm alzoo de Verborgenthyd des Geloovs uyt de 
Godgeleerdhyd uyt te bonflen , niets geloovende , dan 't ge- 
ne de rede bereyken kan. Wy erkennen een gebruyk van de 
rede, indien men door de rede den geefis of de ziel zelv ver- 
ftaat j want daar aan ftaat het, kenniffe van zaafcen te nemen, 

Yer-» 



Hoofd.V. <DER H. SCHRIVT. v 

verfchydenc dingen met malkanderen tc vergelyken , de waar- 
heden te verklaaren , en gevolgen zaamen te knoopen. Zoo 
men ook door de rede verftaan wil de ingcfchaape kundighc- 
den , of de rede voorwefpelyk aangemerkt , bcken f k datmen 
daar mcde raadplcgen en di vergelyken moet. Zoo dat de 
ftaat des gefchils hier wezen zal , of de menflelyke geeft , zoo 
als di is in ecn igelyk mens zonder aanfchow van eenige ver- 
ligting , en een befluyt maakende naar zyne te vooren aange- 
nomen gevoelens , wettelyk verwerpt , het gene klaarblyklyk 
geopenbaart is , wanneer hy bevind dat hct geopenbaarde oog- 
ichynlyk tcgen zyne redenering aanloopt , of de rede overtreft. 
a. Wy bewyzen het tegendeel. 

a. Om dat onder de Godgeleerde waarheden Verborgent- 
heden voorkoomen , waar van daan Chrifius Dmaars ge- 
naamt worden , Vytdeelers van Gods verborgemheden. 
i Kor. 4: 1. 

b. Om dat de menflelyke geeft , verdorven zynde , niet 
wel van zyne voor opgevatte gevoelens bevryd kan wor- 
den , dan door den hailigmaakenden Geeft. Want de 
geeflelyka mens onderfeheid alles. 1 Kor, 2: 1^. Maar te 
phroneema tees far kos, het bedenken des vlees is vyandfchap 
tegenGod'. want het onderwerpt xj.g Gods Wet niet, want 
het kan ook niet. 

c. Om dat de rede gevangen geleyd moet worden. 2 Kor. 
10: 5. en de ©penbaaring de aangeboore kennis te bo- 
ven gaande , moet de menflelyke redeneringen verbete- 
ren, volgens dat van Jez.. 55: 6-9. De godlooxjs verlaa- 

■ te zynen weg , en de ongeregtige man zyne gedagten t 
•want mjne gedagten zyn niet u-li4er gedagten , enz.. 
b. Verdedige het tegen de redeneringen , ontleent. 

a. Uyt de tytels der Chriftelyke Godsdienft, di d$ redely ke 
gezegt word. Ee logikee latreia , uwen redelyken Gods- 
dienft. Rom. 11: 1. en 1 Pew. z: a. Een redely ke onver-* 
valfie melk. 

b. Uyt de waarhyd der Wysgeerte , di van 't gevaar van 
dwaalen bevryd is , op dat de waarhyd tegen de waarhyd 
niet ftryden kon. 

c. Uyt het oordeel dat ook den fchynhailigen gelaft wierd, 
Jez. 5: 3. zegt God, Gy Inweonders van Jerusalem, 

Da en 



*8 FJN HET GEBRVTK Hoofd. V. 

en gy Mannen •van Juda , oordeelt d«g tujfen my en tujfen 
mynen wyngaard. 
D. HET GEBRUYK DER REDE kan hier evenwel van 
dienft zyn , om befluyten in de Godgelcerdhyd te maaken , het 
welk wy-tegen dc Pausgezinden en Wederdooperen vaft ftellen, 
van welke de gene de algcnogzaamhyd aan de H. Schrivtuur pogert 
te onttrekken ; om het Geloov aan 't oordeel van de Kerk , ons 
in de hand te ftoppen. En deeze wygeren den Kinder-doop aan te 
nemen , en tragten uytvlugten op te zoeken tegcn de bewysrede- 
ncn, di door befluyten voordgebragt worden. Wy houden de ge~ 
volgen, di wettiglyk uyt de H. Schrivt afgeleyd worden, waar van 
onze confcienti oi mcwufthyd oordeelt , voor geopenbaarde waar- 
heden. Het welke 
a. Wy bewyzen. 

a. Met het voorbceld van Chriftus en de Apoftelen , di ons tot 
het gelooven aan gevolgen verpligten. Matth. 22: 32. maakt 
Chriftus , om dat God is de God Abrahams , Izaaks , en 
Jakobs, een befluyt op van deOpftandinge der Dooden, om 
dat namelyk , God niet is een God der dooden , maar der le- 
venden. Voee hier by, 1 Kor. 15: 12. Indien door geen op- 
Jlandinge der dooden is , zoo is Chriflus 00k niet opgeftaan. 
b.'Uyt de bewys-ledekens , in de H. Schrivtuur gebruykt , de- 
welke getuygeniflen zyn van ingevoerde befluyten. Tot eert 
voorbeeld zy , dat befluyt van Paulus. Rom. y. 28. Wy be- 
fluyten dan dat de mens door bet geloove geregtvaardigt word, 
ponder de werken der Wet. Zoo 00k Hand. 4: i<?. beroepcn 
Petrus en Johannes zig op het oordeel des Kerkenraads , zeg- 
gende hr'mate , oordeelt gy , of 'bet regt is voor God , u-liden 
meer te hooren dan God. 
c. Daar uyt , dat de leugen niet uyt de waarhyd is. 1 Job. z: 21. 
b. Verdedigen tegcn de tegenwerpingcn. 

a. Dat wy de gevolgen uyt ons ygen hoofd fmeden , en dat 
geenzins onfeylbaar. 

b. Dat het geloov gecne redenering is. 

c. Om dat het befluyt het zwakfte gedeelte volgen moet , en o- 
verzulks indien een van beyde der befluyten van de rede zy, 
moet dat voor eene redelyke waarhyd en geenziiis voor een'S 
geopenbaarde gehouden worden. 

EER- 



EERSTE DEEL 

DER 

GODGELEERDHYE 

VAN HET AANGEBODEN 

OPPERSTE GOED. 

HET EERSTE DEEL. 

Van de Schilling deezes < Deels, 

SNEE I. 



.E GODGELEERDHYD, te wceten , de geopenbaar-* 
de of de Schrivtuurlyke laat den mens tot hunnc Leer riiet toe, 
zoo enkelyk , maar den mens door hct ligt der rede onderwe- 
zen. 

A. Dat'r een God is , van wien alle dingen zyn. 

B. Dat de geeft of ziel zoodaanig van het lichhaam onderfchyden Is , dat 
dezelve door de verbreking van *t lichhaam niet noodzaaklyk vergaat, 
al's zynde zonder kwetzing zyns zelvs van het lichhaam affchydelyk , kon- 
nende ovcrzulks namaals alle geluk of ongeluk deelagtig worden. 

C. Dat deWet van REGT en BILLYKHYD aan den mens na~ 
tnurlyk of uyt een ingefchaape kragt bekent is, welkers overtreding hem 
fchuldig , en onderhouding onfchuldig en vry maakt. 

D. Dat de mens uyt zyne conkienti of medegeweeten van de begaane 
fchuld , behooL'd bckommert te zyn over zyne wederverzoening mat 
God. 

D 3 SNEE 




■jo VAN <DE S CHIRKING, enz. D.I. 

: ;.;; ;s n e\e ii. 

DE Schrivtuurlyke Godgeleerdhyd dan , in ordening tot den mens , di 
over zyne verzoening met God bekommert is , neemt op zig van 
God|efcemyee» , en- te.~verzekeren , dat di zig aan deezen mens , als 
Z% _N OP PE £ S ' JE G O E D aanbiea. Op dat zy dit nii overeen- 
koomende met de Leere der aangebore Godgeleerdhyd verrigten m'ogt, 
berhaaltze .eenige dingen uyt de'zelve , en neemt over alle het welke be- 
trekkclyk tot den mens aangemcrkt , dient tot aanpryzing van dit Hoogfte 
Goed. Waar uyt Wy een befluyt opmaaken , dat Gods volmaaktheden in 
de »af««riy^e:tf/v. ; aaneeiBorej\Godgfleeriihyd volfirekt aangernerkt worden, 
vooj ^oojveetj|y%otJte"w/«»r of ^ezeatlykhyd der Godhyd, als om di*uyt 
te makerT7 onaflcnydelyk behobfen. Maar in de Schrivtuurlyke Godge- 
leerdhyd betrekkelyk , yoor zppveel_zy dinen om den mens tot volmaakt- 
hyd te brengen , bet zy dat God or»y voorgeftett werde als begeerlyk , het 
zy als zyne betaamelykhyd oefenende , en zig niet dan aan di hem in eeni- 
ger wyze gelyk zyn'y mededeelende , en di den mens niet alleen tot een 
goed j maar obk tot een voorbeeld en Beeldenaar verftrekt. 



S N E E III. 

HEt Schrivtuur-getuygenis , waar "door God zig , A% het hoogfte goed 
aan den zondaar voorftelt , en betuygt van den zondaar te willen ge- 

zogt en gevonden worden , kbnnenwe ligtelykhaafpeuren en opdoen. 

A. .Uyt de Godfpraaken der H. Bladeren. Scheppingb. i$: i. zegt God 
tot Abram. Freeft niet Abram. Anoski mageen laach fecharga habech 
meoodh. Ik hen u een [child , uw loon z,eer groot. Gen. 17: 1. zegt 
God , Ani El Schadhai , Ik ben God de Almagtige , Algenogxjtme, 
dat is , ik ben u. alles , wat tot het leven ert de zalighyd noodig is. 

J5. Uyt de belydeniffe van toon theodidaktoon, door Godgeleerde Mannen. 
Zoo zegt Azaph Pfal. 73: 25. 16. Wien heb ik[neffens u\in den Hemel: 
en met u , dat is , neffens u , lull my 00k niets op der Aarde. Mezwykt 
myn vlees en mynherte , tfour lebabbi veheelki Eelohiim legnolam , zj>o 

. is God de rotsfieen myns her ten , en myn deel in eewighyd. Alzoo belyd 
de Kerk Klmgl. 3: 24. Chelki Jehovah , de HRERE is myn deel 

- XfiQt myne zjele : gnalkeen ochiil lb. , daarom z.al ik op hem hoopen. 

SNEE 



0.1, VAN GOVS NAAMEN. Hoofd.I. i5 » 
S N E E IV. 

DE Leere nu van aanpryzing , dewelke dat goed , als begeerlyk aan- 
pryft , koomt alzins voor in de H. Schrivmur y di aldtis handelt, 
datze DIT HOOGSTE GOED 

A. Afbaakent met zyne ygene naamen. 

B. Hoog verhcft , door het aanwyzen der volmaaktheden , di deszelvs 
voortreffelykhyd te kennen gcven. 

C. Open legt, met toewyzing van deszelvs algenogzaamhyd , in de open* 
baaring van de Verborgenthyd der Dri-eenhyd te kennen gegeven. 

D. Beveifcigt door deszelvs werken ,' zoo inwendige > als uytwendige , di 
voor het Verbond zelv voorgaan. , 



HOOF D D E E L I. 

DE Schrivtuurlyke Godgeleerdhyd wyft het HOOG$TE GOED, 
dat is., GOD, aan , en betekent het door verfchy dene naamen. 

A. De Naam is een Woord , tot het gebruyk der, fpraakuytgevonden, 
door welkers behulp wy in den geeft van een toehoorder een denkbeeld 
van eenige zaak verwekken : deWylnaendanvan Godte fpreken heeft, 
vereyfte net gebruyk van de menffelyke fpraak eenwoord , of woorden, 
door welkers toedoen onze evefimens tot het denken op God moeft aan- 

• ■■ genoopt , of de geeft zelv, in het uytftorten, van gebed'en verfterkt 
warden. ,, .• .. v .. ,,.,; ,y ;< . ] 

B. De Naam ©ods betekent derhalyea [in da Q&chnyt x Gad zelvs , dog 
zoo evenwel , dat di met eenen betekent? - r -dac hy of door de belydenifle 
des geloovs » of door eene openbaare verkondigjng naoet geviert wor- 
den : het eerfte , zoo mennigmaal als wy hem in onze gebeden of dank- 

. • zeggingen gewqon zynQod te noemen : jaetUittfte i, stQo dikmaals als 
-a. wy-heni^ ak detoAuteur ofStig^tv^i^^A^S W^9 r den,0,Cdaaden; door 
-:> «ifee wiljen do*n- wep of eeifefl, • ; u • ...... ; , ,,.,.'., 

>£. Verfchyde Naamen worden aan God toegepaft , wegens het yerfchyde 



1% Hoofd.I. VJN GOVS NAAMEK D.I. 

oogmerk en gebruyk ran de menfTelyke fpraak ten deelen , om cen waar 
denkbeeld van God in ons of andere te verwekken : ten deelen op dat wy 
onderwezen zouden worden , aan wien vvy dit denkbeeld , om niet van 
het waare onderwerp af te wyken , mocten toepaflen. DeNaamen Gods, 
zegt Byfterfdd, zyn een hart begrip der ganffe Godgeleerdhyd, en de jleu- 
' iel der ganffe H. Schrivt. 
ji. DE NAAMEN, di In ons denkbeeld van hethoogfte Goed, 
en opperfte WeUend verwekken , zyn 

a. (a) BETEEKENENDE de Godhyd zelv ; hoedaanigc zyn 
a. Eloach , God, in ""t enkelvaud. Job 4: 17. 12:4. 35: 17. 
Hab. 3: 3. en Elohiim , Goden, in 't meervaud. Gen. 1: 1. 
alwaar te onderzoeken ftaat , naa 

1 . Des naams oorjpfonglykhyd 7 het welke zommlgc te vergeevs 
van het Arabis Aleb , eeren , afleyden ; nademaal dat woord 
veel eer af koomftig is van een naam-woord , 't welk GOD 
betekent , en alzoo te kennen geevt , imand voor God houden 
jin eeren. Bewyflyker is 't , net zelve af te leyden van het 
Hebreevvs wortelwoord Alah , bezsveeren of.vervloeken ; in 
betrekking van Gods gezag en magt , om den mens , het zy 
regt , het zy zondig , te bezweeren en te verpligten tot dc 
onderhouding des Verbonds , van Gods wcgen aangeboden , 
zelv 00k onder bedreyging van den Vloek ; hier van daan 
word tot het ftaven eens Verbonds } gemeertlyk alah, bezwee- 
ring daar by gevoegt : Dent. 29: 14. Maake ik myn Verb end. 
ve-eth ha-alah hafooth het welk overgebragt kan worden , met 
deexs bezjweering , of gelyk onze overzetting heeft , -deepen 
Vloek. En 1. 19. wordenze genaamt dibhrei ha-alab , de 
woorden van bezweering , of wederom , deez.es Vloeks. 
z. Het gebruyk van 't -woord : om eerft en voor al GOD te 
- betekenen , en wel een VERBOND-GOD, hier van 

daan di Belofte van den Bond-God , Ik zal u ve-elobiim tot 
een Godzyri. Gen. if: 7. By ( b ) Overdraft genaamde Go~ 
den, dewyl God in de ffieokratia, Gods ftaat des Oudea 
Teftaments hem zoo noemt , om door hen dat Staatendom te 
doen regeren. Exod. 2 1 : 6. Zoo zal hem zyn Heere tot de 
Goden brengen. '■ Pfd. 8: 6. Pfal. 82: 1. 6 id oordeelt in 't 
r ; ; midden Elohiim der Goden. En 1. 6. Ik heb wel gezegti JS- 

. hhiim attern , gy zyt Goden. Job. io; 34. 35; betekent het 

kapa- 
(a) Sigaifcatv*. (b} Metaphow. - 



D. I. PJNGOTtS NAAMEN. Hoefd. I. 33 

^ katachreejtikoos , verkeerdelyk ook tW/?<? Goden ; voor zoo vecl 
het denkbeeld der Godhyd van zommige verkeerdelyk daar aan 
toegefchreven word. 
3. De rede van het meervandgetal : dewelke zommige willen , de 
verborgenthyd van de meerhyd der perzooncn te betekenen : dog 
andere ontkennen dit : zoo dat dk ftuk onder de onbefliile vraag- 
gefchillen der Hervormde gehouden moet worden. 
b. Tneds , GOD: dat dk woord niet het ampt , maar de Godhyd 
betekent , houden wy tegen de Soeinianen ftaande : H. Dvv. Di 
ons dit bewys voor des -ZoonsGodhyd poogen te-ontvringen. En 
wy bewyzen het regtzinnig gevoelen 

■1, Om dat deszelvs afgetrokkene Theatees , Godhyd , geen ampt 
of bedining , maar bet Goddelyke Wezen zelv betekent. Rem. 
I. 20. Hee'te aidios ontou dunamis , kai theotees , byde zyne ee 
wige kragt en Godhyd. Kol. z: 9. In hem ivoont de pan to t>let'~ 
rooma tees theoteetos , alle de volhyd der Godhyd , lichhaamelyk. 
z. Om dat Paulus dit woord op phujin ton Theou , het wez.cn Gods 
paft. Gal. 4. 8. Als gy God niet kende , diende ,gy de gene , di 
van natuure oiwezjentlyk geen Goden waaren. 
b, LOYSPRAAKIGE, di de VGortreffelykhyd der Godhyd door 
eenige lovbemyging van volmaakthyd of waardighyd betekenen , waar 
in de Godhyd geviert en geeert word 

a. Van de Magt , wanneer hy El God genoemt'word , Ffal. 22: 2. 
El Elohiim. De God der Goden. Pfal.-jo: 1. EnElEeliim, God 
der Goden , Dan. 11: 36'. ook betekent het Gods fterkte : waar 
van geen van de minfte , di God betoont heeft , niet alleen het 
fcheppen der werreld is , maar ook de veriofling , waar door hy 
magtig geweeft is , den gevallen mens van de zonden en deszelvs 
gevolggen tcbevryden , en In geen ding blinkt meer uyt to krhos 
tees ijchuos ton theou , de werkmge der flerkte zyner magt , dan in 
het werk'der verloffinge. Efef. 1: 19. Vergelyk Ezjii. 27; 5. 

b. Fan de Algenogzjiamhyd , wanneer hy El Schaddai , God de At- 
magtige , genaamt word. Gen. 17: 1. Exod. 6: z. Pfal. 91 ; 1. 
waar van men hetook afleyd, het betekent Gods Algenogzaamhyd, 
voor al om aannde zijne het werk van barmhertighyd s en aan zync 
vyanden dat van geregtighyd te oefenen. 

c. Van de Betaamelykhyd , wanneer hy voorkoomt ondcr den naam 
van jaah , 't welk niet zaamengetrokken is , uyt Jehovah , maar 
afgeleyd van het woord jaah , het koomt u toe 3 het betacunt u, Jer. 

E 10: 7. 



5-4 Hoofd.I. VAR GOVS '" NAAMEK D..L 

io: 7. Zoo datjaah betekent , Gods betaamelykhyd , waar door 
hy en is , en zig betoont , 200 betaamelyk , en zoo heerlyk , als 
het zoodaanig eene Volmaakte Wezentlykhyd toekoomt: wclke be- 
taamelykhyd wy in Chriftus zien in den hoogften trap voltooit te 
zyn , volgens den Apoftel , Hebr. 2: 10. Want het betaamde hem, 
«m , en door welken alle dingen zyn , dat hy veele kinderen tot de 
Heerlykhyd , den overfien Leydsman hnnner zalighyd door lyden te 
hailigen. Hoofd. 7: 16. Zoodanig een Hoogenpriefier betaamde ons t 
enz. Alwaar hy aan de betaamelykhyd toefchryvt , dat Chriftus 
door lyden gehaifigt , en een zoodaanig Hoogenpriefter en Leyds- 
man der zalighyd wezen moet : want deeze betaamelykhyd Gods 
was zoodaanig , dat hy aan geenen anderen gcgeven heeft , nog 
deeze zijne zoo heerlyke betaamelykhyd in geenen anderen heeft 
konnen toonen , dan in den Zoon , di hooger is dan de Hemelen 
zelv. Hier van daan word by jaah zullende tot zalighyd zyn , ge- 
zegt , Exod. IJ.-2. 17:16*. en inzemderhjd is dat Hallelu-jah 
des Niwen Teftaments daar van daan. 
d. Van de Heerf chappy , wanneer hy voorkoomt 

1 . Onder den naam Adonai, Heere ; het welk eenen zoodaanigen 
Heer te kennen geevt , di om. dat hy , de fteun en grondSag 
aller dingen zynde, de heerfchappy over alle dingen heeft; want 
het koomt van Edhen , de grondfieun van een hays of geflagt, 
enz. want God is de grondfteun , waar op het ganfle gevaarte 
des eerfte en tweede fchepzels fteunt ; hierom word 00k deeze 
naam met nadruk op den Zoon , en op den Vader niet , dan in 
den Zoon , toegepaft. Aan den Zoon word hy gcgeven Pfak 
no: 1. De Heere heeft gezegt Vadhoni , tot mynen Heere , enz. 
Jez. 6: t. Zag ik Eth Adonai , den Heere zittende op eenen 
hoogen en verheven troon , enz. 't welk Ioh. 12: 41. op Chri- 
ftus word toegepaft. Dit zeyde Jezaias, doe hy zyne heerlykhyd 
zag, en van hemfprak. Want door hem zyn niet alleen alle din- 
gen gefchapen , Hebr. l: z. maar als de grondfteun draagt hy alle 
dingen door het woord zyner hragt , Lid. 3 . zoo dat alle dingen 
te zaamen door hem beftaan , Kol. 1: 17. Hy is de Petra , de 
grondfteun van de Kerk ,. Matth. 16: 18. Op welken , als op 
eenen vaften grondflag, de Vader zyne Kerk gefoowt heeft, de- 
welke het voornaamfte werkftuk van alles is. Vergelyk leX. 6y. 
9. welke naam 00k in het meervaud van God gebruykt word 
Mai. 1:6. 00k merken de Taalgeleerden aan dat met een kametz. 
gefchreyen zynde , altyd op God toegepaft word. 2. Ku- 



D.I. VJN GOVS NAJMEN. Hoofd.I. 3? 

2. Kurios , Heere , in'tgrieks, voor zoo veel het betekent faros, 
magt en gezag , of de hoodfltut van eea zaak , en bet beand- 
woord het hebireews Adhonai. Openb. 19: 16. Kurios , kurioon, 
Heere der Heeren. 
e. Van het overhe&rfimde gehied , wanneer hygenaamtword tfebhaooth, 
God der Heyrfcharen > by (a) Uytlaating van 't woord Adhoni, 
of Elohei. Amos 4: 13. jehova Eloheen tfebhaooth fchemo , HEE- 
RE , God der heyrfchaaren is mynen naam. \ Welk koomt van het 
woord tzabha , mennigte , dog di , als een heyrleger , in ryen en 
gelederen gefchikt is. Want de Zoone Gods heeft onder zig de 
Engelen , zullende namaals de Volkeren , ja het ganfle Heel-al on- 
der zig y en alle heyrlegers van zynen mond af hangende hebben ; 
hier van daan is dit zyne naam. Jem. 8: 13. 14. 15. Den HEE- 
RE der heyrfchaaren , dien mult gyliden hailigen , ende hy my uwe 
vreeme , en uwe verfchrikkingen , enm. Dog geenzins met uyt- 
fluyting van den Vader. Zi Tern. 28: 22. 

• /. Van de Verhevenhyd , wanneer hy geeert word onder den naam 

Gneljon , Allerhoogfte. Ffal.%y. 19. Op datme weeten dat gy al- 
leen met uwen naam myt de HEERE , de Allerh«ogs7e over de 

• ■ gatofe aarde. Homea 1 1: *]. '• Zy' : foefeti het wet tot den Allerhoog- 
Jlen. Waar mede overeenftemt der Griken hupfiflos , de hoogffe. 
Luk. 1: 32. Deeme mal groot myn , en de Zoone des Ailerhoogffen 
genaamt warden. Hand, 7: 48. De AMerhoogUe woont niet in tem- 
pelen met handen gemaakt. Deeze naam betekent de hooghyd en 
verhevenhyd Gods , di nergens zoo zeer in uytblinkt , dan in het 
werk der genade door den Zoon en den H. Geeft : hier van daan 
gneljonin hooge , verhevem , in het meervawd. Dan. 7: 18. 22. 

c. ZINNEBEELDIGE , dewyl 'r verfchydene dingen zyn , di 
op de aanpryzing der Goddelyke goedhyd , en de aankondiging zyner 
geregtighyd hun opzigt hebben ; gelyk wanheer hy de Zon , een 
Schild ', een Boog, enm. of 00k wanneer een Leew } zinncbeeldig ge- 
naamt word. " 
B. DE YGEN NAAM, die ons leeraart het waare denkbeeld der 
Godhyd aan een waar onderwerp toe paflen ; want op datwe niet met dc 
Afgodendinaars van het waare onderwerp afwyken zowden , daarom heeft' 
God zig met eenige weldaaden , aan Abraham en zyne Nakomelingfchap 
fcewezen , gemerktekent , dewelke met den naam Jehovah , HEE- 
RE, in 't afgetrokkene gevoegt worden. Deezen naam ftcllen wy 
derhalven, 

( a ) Eiiipfis. E 2 aa. Tgen 



3* Hoofd.L VAN GOVS NJAMEN. D.I 

aa. Ygen te zyn alleen aan God , tegen dc Sociniancn , dewelke ons dit 
bewys voor des Zoo«s Godhyd poogen te ontnemen. Het welke wy 
evenwel tragten 

a. Vaft te ftellen 

i. Otn dat di naam alle de ygenfchappen van een ygen naanvheeft, 
dewyl di nook in een zaamgefteldc reden voorkoomt , ofhecft 
altyd voor zig 't voorzetzel. he. 

2. Om dat di aan God alleen toegewezen word. P{al.%y..i<). Dat 
gy alleen , met uwen naam Jehovah , HEERE, zyt de Aller- 
hoogs'te. fez.. 42: 8. Ik ben Jehovah , de HEERE , dat is 
myn naam. Hoz..m<^.6. wordgezegt: Iehovah Sichro, HEE-, 
RE is zyne gedenk-naam. Dat is , . met hetnoemen van deezcn 
mynen naam , zal myn Volk zig harinneren , . wi en welke en 
wat God voor hen was,, nametyk , diEngel zynsaangezigts, di 
u-liden in hem beloovt is , want myne naam Iehovah , HEE-* 
RE , is in zyn binnenfle. Exod. 23: 20-23. 

b. Te verdedigen tegen de tegenwerpen, Welke de tegenftrevers aa»-» 
dringen. 

1. Om<dat de-naam Iehovah , HEERE, ook van een Engel ge- 
zegt word. Gen. 18: 1. 13. 14. Wanneer dri Mannen , Je- 
hovah HEERE; genaamt, aan Abraham verfchenen^yn, van 
dewelke twee derzelver daarna Engelen genaamt zyn. Gen. 19: 
I ; En di twee Engelen kwamen te Sodom , enz.. 

2,; Als 00k van de Bondkift. Num. 10: 35 3 6. Het gefchiede m 
in het optrekken der Arke , dat Moz.es zjeyde : Stoat op Iehovah , 

HEEEE; 

3, Enook aan den Altaar. Exod. 17: 15. En Mazes bowde eenett 
Altaar ■, en noemden zynen naam , Jehovah Nijfi , de HEERE 
is myne banire, Ook word deezen naam aan Jeruzalem gegeven. 
Ez,ech. 48: 35. De maam w(sn di Stad zfll van diet? dag of zyn ^ 
Iehovah, de HEERE is ALDAAR. 

bb. Bekwaam om de waare Godhyd mede te betekenen , als werdende 
afgelyd van hava , zyn , worden , op dat een volftrekt zyn betekenen 
zow , dat niets van een niet zyn deelagtig is en word Exod 3 : 14. door 
bejeh afcher heheh , IK ZAL .ZYN DI IK ZYN ZAL, 
verklaart : hy betekent derhalven, dat God is, enweldatis, 'twelfc 
hy is : inzonderhyd betekent hy ook , dat God dat zyn zal , 't gene 
hy aan den zoridigen mens beloovt heeft , namelik een volmaakt. en 
heeriykmakend gocd ; het welke hy niet worden kan , dan in Ghri- - ( 

fins,. 



si; 



0.1;. VAN GCfflSTOErGEN. , en*. HoofdMI. 37 

fhis, dewelke is Jehovah tfidhkenou , DE HEERE ONZE GE- 
RE G T I G H Y D. Ier.iy.6. Hier van daan , wanneer de Vader 
JEHOVAH genaamt word , is hy dat in Cbriftus. 
cc. Uytgefproken' moet warden war de letter , 'twelk 

a. Bewezen word 

1 . Om dat ontwyfelbaar , ouds tyds uytgefproken is geweeft in -de 
Priefterlyke zegening. 

2. Om dat Adhonai , Heere , veeltyds deszelvs nadruk niet krag- 
tig genog uytdrukt. Pfri.%y. 19. Exod.6:i.- Iez.. qz: 8. 

5. Om dat , ten aanzien van het eerfte deel , Vwelk de meefte 
zwarighyd fcheen te baaren , heeft mocten uytgefproken worden 
in de zaamgezette naamwoorden, Jchofchouangh, Jechonathan, 
en Jehahannen. 

b. Verd«digt word tegen de tegenwerpen > ontkent van de LXX. 
Overzetters, dewelke overal Kurios , Heere, in deszelvs plaats ge- 
bruyken , het welke het Niwc Teftament 00k opvolgt. Afatt. 
43.44. 



MOOFDDEEL IL 

Van Gods Toeygenlngm , ofVyt/kfynthedeiti 

VOlgt nu op wat wyze de Schriftuur de uytflekentheden van ONS • 
O P P E R S T E G O E D aanpryit door deszelvs toeygeningen , de- 
welke als ygenfehappen zyn , di Gods ntuuur of wezentlykhyd naar ons be- 
grip affchaduvven en opvolgen , en door dewelke alle Gods volmaakthyd 
volkoomener verklaart word. 

Welke toeygeningen febynen te zyn oi-van Cods wezjentlykhyd , of van 
Gods aanwezjen , orvan het leven Gods. 

A. DE" WEZENTLYKHYD Gods word in de H. Schrift ge- 
naamt vethouft hi/ a , of ' zjiakelykhyd. Zoo zegt de Opperfte Wyshyd 
Spreuk. 8.* 14. Gneetfa vethouji hija, road en het Wezjeto , zynmyne, dat 
is, my, ofbymyis, behalven raad , 00k iets duurzaam , beftendig, 
volmaakt , waar , en dat een waaragtig wezen hecft. Welk wczen ge- 
ftelt word tcgen een , een niet tegen dingen di nitig en idel zyn. Thea- 
tees, Godhyd. Rem. 1: 20. ja 00k phxjts , natuur of wezen , en mor~ 

E 3 , fhee- 



3^8 Hoofd.H. VAN GOT>S TOETGEN. D.t 

pheeTheott, de gedaante-oi geftaltcnhTe Gods. Gal. 4:8. Doe als cry God 
met hndet , diendet gy die van natuure , vfivezjentlyk geen Goden zyn. 
Filipp. 2: 6. Di in de gefaltenife Gods zynde. Alvvaar phufis betekent 
de natuur , 't Wezcn , en de zelvftandighyd Gods , het eenige en waa- 
re voorwerp van alle Godsdienftighyd , zoo dat di phufei , van nature, 
of wezentlyk gecn God is , maar een genaamde God , di in Gods Ko- 
ningryk zelv den naam van God niet waardig is. Morphee is een zeer 
bekwaam woord om de natuur , of den aard zelv van eenig ding uyt te 
drakken ; morphee theou , de geflaltenijfe Gods word in den zelvden zin 
•gezegt , als morphee doulou , de geftaltenis eens dienjlknegts , in ecne uyt- 
■neemende tegenftelling. Welke Wezentlykhyd, alfchoonze en het aan- 
wezen en het kven inflnyt , van oris egter zomwyfai van di beyde afge- 
zondert word , zonder een van di twee in onze aanmerking aan te ne- 
mem : deszelvs ygenfehappen zyn. 

^. DE ALGENOGZAAMHYD, of Antarkeia , waar door 
God voor zig zerv genogzaam is in alle di dtngen , dewclke wy be- 

Jrypen konnen tot zyn zyn , en tot zyn gehikzalig zyn , ietwes toe te 
rengen , zoodaanig dat hy niets van buyten zig noodig heeft. Gen. 
17: 1. Eel Schaddai , God de Almagtige. Hand. 17: 24. 25. De 
God , di de werreld gemaakt heeft , en alles dat daar in is , heeft niets 
behoevende , en'z. Job 22: 2. 2. Zal 00k een man G ode prof ytelyk 
zyn ? Is 't voor den Almagtigen nuttighyd , dat gy regtvaardig zyt: 
ofte gewin , dat gy uwe wegen volmaakt ? De aangeborc Godkunde 
noemt deeze de- ( a ) Vanzigzjelvhyd wanneerzeGodbevat, allegrond 
van wezentlykhyd en aanwezen in zig te hebben. 
B. ONYNDIGHYD, of het volftrekte zyn zelv , waar door hy 
alle volmaaktheden volftrekt , dat is , zonder eenige bepaaling ten 
vollen bezit ; 't welk Paulus Kol. 2: 0. Fleer ooma theoteetos , de vol- 
hyd der Godhyd noemt. En word op God opik toegepaft , lob 11:7. 
Zult gy de onderzoekinge Gods vinden ? zjult gy tot de volmaakthyd toe 
den Almagtigen vinden ? Maar nademaal dc H. Schrivf voornaamclyk 
in betrekking fpreekt, noemtze de opperhyd , di in het woord gnelj on 
ingefloten word , zomtyds de opperfie boegte> en eene ondoorzjoekelykt 
grootte. Pfal. 97: 9. Gy Iehovah, HEERE, zyt de Alderhoogfte 0- 
ver de geheele aarde : gy z.yt zeer hoog verheven boven alle Engelen. 
Pfal. 145: 2. Zyne groothyd is ondoorgrondelyk. Waar uytze zyner 
onbegrypelykhyd aandringt. lob 11:7-0. Zult gy tot de volmaakt- 
hyd toe den Almagtigen vinden ? [zy is als] de hoogten der hemelen, 
ivat kont gy doen ? diper dan de helle , wat ksnt gy weeten ? lunger 
(a) Afeitst. »#* 



D.I. OF VTTSTEKEffl'HE'DEN. Hoofd.II. ^ 

dan de aarde is hare maate , en breeder dan de Zee. lex,. 5 J: 8. 9. 
Myne gedagten zyn niet u-Ueder gedagten , en Hive wegen zyn niet my~ 
ne wegen, fpreekt de ME ERE : want igelyk] de hemelen hoogerzyn 
dan de aarde ; alz.00 zyn myne wegen h'ooger , dan uwe wegen , en 
myne gedagten , dan u-lieder gedagten. En Onvergelyklykhyd , Iez,. 
40: 18. 25. By wien dan z,ult gy God vergelyken ? of wot gelykeniffen 
zjult gy hem toepaffen ? By wien dan zjult gy-lieden my vergelyken t 
dien t&ge/yk zy ? zjegt de Hailige. 

€. ENKEL V AtfDlGHYD , dewelke , wysgecrig aangemerkt, 
is de eenzelvighyd van alie, de toeygeningen in God , en de nawfte en 
wezentlykfte eenhyd van alle volmaaktheden in God , waar door afle 
Gods volmaaktheden , 't zy te gelyk , 't zy in 't bezonder aange- 
merkt , metter daad een en dezelvde wezentlykbyd zyn , zoo datze 
noch gefcheyden , noch ontkoppelt , nodi verandert konnen worden. 
Nademaal God eene zuyvere doening is , zod kan hy niet mlaafcen op 
alle vvyzen enkeld te zyn , het welke God zelv toont , als hy zegt : 
IK ZAL ZYN DI IK ZYN ZAL. Exod. 3: 14. IK BEN 
D I I K B EN , alles war in my is , ben ik zelv , in my is geen dit 
en dat , enz. Hier van daan word hy genaamt het Leven ,. 't Ligt y 
de Wmrhyd , de Lievde ; zoo wel als fevende , waaragtig , enz. wel- 
ke enkelhyd de H. Schrivt onderftek , en begrypt onder de geeftelyk- 
hyd , di verftaan moet worden met uytfluyting van alle lichhaamelyk- 
hyd. I oh. 4: 24. God is een Geefi. Om uyt te fluyten alles, wat we- 
gens de uytbreyding , deelbaar en anderflagtig is : waar van daan de 
H. Schrivt God ook toefchryvt , dat hy onzienlyk is , hem noemen- 
de den onzSenlyken Koning. r Tim. 1: 1 7. en Exod. 3'}: its. 25 ,- 
Gy x,owd myn aangezjgte , zegt God , niet ijen , maargv zjult myne 
agterfte deelen zien : dat is , van geen fchepzel word ik in de onbe- 
grypelyke volmaakthyd zyns Wezens gezien : fchoon deeze woorden 
ook eenen anderen zin uytleveren. Dent. 4: if. 16. 

2>. ONVERANDERLYKHYD, dewelke is, een ftandvaftig- 
hyd van der volmaaktheden eenzelvighyd , aan dewelke niets aankoo- 
men , of van dewelke niets afgaan kan. Pfal'. 102; 28. Gy zjyt de- 
zjelvde. Exod. 3: 14. Ik hen diikben. Dat is , Ik 'Jehovah , de 
HEERE ', worde niet verandert. Mai. 3: 6. De LXX. hebben 
hier allaidu/fhai , 't Welk is , eert ander , of verandert worden. Jak. 
"i: 17. Alle goede gave , en alle volmaahe givte is van beven , van 
den Voder der ligtenafkbpmende , by welken geen veranderinge is , of 
fchadmve van omkeeringe. Niets kan ooit by. hem bykoomen , we- 
» gens 



40 Hoofd. II. VAN GOVS TOETGEK DI. 

gens zyne allerleywyzige en volftrckte aleenogzaamhyd , te vooren 
-.reeds bewezen. En niets kan van hem afgaan , om zyne onverderv- 
lykhyd , in de H. Schrivt beveftigt. Rom. i: 2.3. Ende hebben da 
heerlykhyd des onverdervlyken Gods-verandert , enz. En 1 Tim. my. 
word hy de onverdervelyke God en Koning , gezegt. 
Uyt welke vier toeygeningen der vvezentlykhyd volgt , dat dat goed we- 
gens zyne Algenogzaamhyd , een uytfickend. Wegens zyne volftrekte na- 
tmr of wezentlykhyd , het hoogfte. Wegens zyne enkelvaudighyd , een 
(outer of zuyver , en wegens zyne onveranderlykhyd , -een voljlamlig 
GOED is. 

IS. HET A AN WE ZEN geevt aan oris, begrip twee toeygeningen, 
di betrekkelyk zyn , op. 

A- DE EEWIGHYD, de welke de volftrekte noodzaaklykhyd zelv 
is van het aanwezen Gods , betrokken tot de dingen , di een begin , 
agtervolging , en ynde hebben, Rom. 1: 20. Want zyne onzienlyke 
.dingen worden van de Scheppinge der werreld aan , uyt de fihepzelen 
verfiaan.en doorzien , beyde zyn eewige kragt , en Goddelykbyd , enz. 
Alzoo word hy Rom. 16: 16. De eewige God genaamt. 1 Tim. 1:1 7. 
De Koning der eewen. Gen.21: 3.3. De eewige God. 1 Sam. 1.5: 29. 
word hy genaamt de eewighyd Ifrajels. JPJal. 90: 2. Eer de Bergen 
.geboren waaren , en gy de aarde en de werreld voordgebragt haddet; 
ja van erivighyd tot eewighyd zyt gy God. Voeg hier by , Pfal. 102: 
25-28. JJwe jaren zyn van gejlagte tot gejlagte. Gyhebt voormaals 
de aarde gegrondet , en de hemelen zyn hetwerk uwer handen. Di 
2jiUen vergaan , maar gy judt flaande blyven , enz. 
a. Betrokken tot het -begin en ynde der mogelyke dingen, op dat nu 
beyde decze grenswoorden van hem zowden ontkent worden , zoo 
word hy genaamt , de eerfie en de laatfie. Iez. 41: 4. Wi heefi 
[dit] gevr.ogt en gedaan , roepende de gejlagten van den beginne ? ik 
Jehovah de HE ERE , di de eerfie ben , en met de laatfie ben ik. 
dezelve. Vergelyk hier mede Iez. 44.' 6. Zoo zegt de HE ERE* 
der heyrfchaaren .; ik ben de eerfie , en ik ben de laatjle', en behalven 
tny , is 'rggen God. En Openb. 1: 8. 1 1. Ik ben de Alfa en d'O- 
mega , het begin en het ynde ; .de eerfie en .de laatfie. En Hoofd. 
22: 13. * 

h. Betrokken tot Gods mede aanwezen , 't welk onmeetelyk is , dog 
xvenwel met de during der gefchapene dingen vergeleken, om on- 
ze wyze van bevatting , word hy gezegt, di if t diwas 3 m di 
koommZfil. Openb. 1: 8. 

e . la 



D.I, OF VrTSTEKENTHEDEN. Hoofd. II. 41 

c. In betrekking tot de agtervolging der fchepzelen , word dc gelyk- 
lykhyd zyns aanwezens ingedrukt , wanneer duyz.end jaren , gezegt 
worden , by hem te zjyn , als een dag van gifieren, als hy voorby ge- 
$aan is. Pfal. 90: 4. 
Hier tegcns ftryd niet , dat hy gnattiikjomin , de ottde van dagen gezegt 
word, Dan. 7: 9. en dat de H. Schrivt hem zomvvylen de voorledene, en 
toekoomende tyd fchyrit toe te fcliryven : hademaal deze dingen , -in be- 
trekking gezegt , alleen zyn medeaanwezen met de fchepzelen te kennen 
seven , om met de wificlbeurten der tyden evengclyk te zyn. 
B. DE ALOMTEGENWOORDIGHYD, dewelke dc wcr- 
kelykhyd zyns aanweezens zelv is, betrokken tot de lichhaamelyke fchep- 
zelen , di in hun zyn en volherden van hem afhangen : want wy moc- 
ten ons wcl nauw wagten , datwe Gods tegenwoordighyd nict begry- 
pen , als door eenige ruyrntes verlpreyd , nademaal hy geen plaats noo- 
<lig heeft , di voor de plaats gewecft is , en de plaats gefchaapen heeft : 
en om dat de verfpreyding een uytbreyding betekent , zoo dat zy over- 
zulks maar alleen de tegenwoordighyd van zyne kragtdaadigc magt tc - 
kennen geevt. 

a. Welke alomtegenwoordighyd wy tegen Vorfiius bewyzen , uyt de 
plaatzen , 1 Kon. 8: 27. Ziet , de Hemelen -, j* de Hemel der He- 
melen omvatten u niet. En P/a/. 129: 7-10. befchryvt David Gods 
alomtegenwoordighyd op eene uytnemende wyze , en uytvoeriglyk, 
2eggende : Waar z,owde ik henen gaun voor uwen geefl { en waar 
zjowde ik henen vliden voor uw aangezigte ? z,oo ik opvoer ten hemel , 
gy zyt daar : ofbeddede ik my in de he lie , zjet gy zyt [door.] Nam 
ik de vleugelen des dageraads : wo»nde ik aan het uyterfle der Zee. Ook 
daar z,owde uwe hand my geleyden , enz. Jer. 22: 23. 24. Ben ik 
#en God van nfiby , en niet een God van verre ! vervulle ik niet de he- 
mel en de aarde ! fpreekt de HE ERE. Hand. 17: 24. 
k. Eti beweeren tegen zijne tegenwerpingen , ontleent uyt de plaatzen, 
Matth, 5: 9. Alwaar wy bidden : Onze Vade-r , di in de hemelen z,yt. 
1 Kon. 19: 11. 12. word gezegt : Dat de HE ERE niet in den 
flerken wind was , nech in de aardbevinge , noch in het vnur , maar 
fcheen te zijn in het zuyjfen van een zjigte flilte. Deut. 23: 12-14. 
Want de HE ERE uwe God wandelt in 't midden van uw Leger. 
Daar hy in tegendeel Num. 14; 42. dreygt : Trekket niet op ; want 
- de HEERE Xjol in't midden van u niet zyn. Overzulks fchynt 
God dan eens in een plaats te zyn , en dan niet , enz. 
Uyt wlke twee toeygeningen des aanwezens ons hoogfie goed ons aanbe- 

P volcn 



4* Hoofd.II. VAN G(ms TOETGEN. V.l 

volen word , als altyd duurende wegens deszclvs eewighvd. En wegens 
zyne alomtegenwoordighyd als zig wyd en breed uytftrekkende en verfprey- 
dende. 

C. HET LEVEN Gods: welkers aanmerking boven het begrip der 
wezentlykhyd en des aanwezens , noch daar toedoct een begrip van wer- 
kelykhyd , want leven is nicts andcrs , dan uyt een in zig hebbe nde be- 
ginzel werkzaam zyn : en ip zoo verre merken wy God aan , als eene 
zuyvere doening , welkers leven het leven van een geeft is : welke zuy- 
vere doening , om datze redelyk is , geen andere doening zyn kan, dan 
eene denkende werklykhyd, dat is, verftaning en willing : zoo dat God 
eene volmaakte , eewige , en onyndige denking , of verftaaning en 
willing is. Ofte , zyne werkzaamhyd is , denken , dat is , verfiaan en 
willen. Welk leven de H. Schrivt zeer vlytig op God toepaft. Dear. 
32:40. Ik leve in eewighyd. Jer. 10; 10. Maar de HEERE God 
is de waarhyd , hy is de levendige God , en een eewig Koning. Adatth. 
16: 16. word Chriftus genaamt de Zoene des levendigen Gods. Des- 
zelvs ygenfehappen zyn. 

<A. VE R S T A N D , waar door hy zig zelv , en alle andere dingo* , 
di buyten hem zyn , met een eenjge daad en werking kent. 
a. Het verftand fchry ven wy aan God toe , in overeenkoomft met de 
H. Schriftuur , 1 Sam. z: 3. Want de Heere is een God der wee- 
tenfehappen. Pfal. iqj: 5. Onz,e Heere is groot , en vanveelkragts: 
xjyns verfiands is geen getal. 1 J oh. y. 20. God kent alle dingen. 
W. De wyze van kennen moetmen bevatten , in God te zyn, 

a. By wyze van, een daad , en geenzins van een vermogen : om 
dat de overgang van 't vermogen tot de daad , in God een ag- 
tervolging en verandering zow toebrengen. 

b. (a) Verftandig , en geenzins by wyze (b) van redeneering; 
om dat de redeneer-kennis eene onkunde , twyfeling , verward- 
hyd , moeilykhyd , en yndelyk eene vermoeijing influyt , alle 
het welke men van God afweeren moet. 

c. Op eene evenmaatige en algemeene wyz.e , 00k van de dingen , di 
buyten God zyn ; om dat di alle van hem, en van zynen wil a£- 
hangen. 

d. Ook volflandig , zoo dat hy geenes dings vergeet ; het welke 
zelv een agtervolging en verandering zow medebrengen.. 

c . Naar onze wyze van begrip word de weetenfehap in Gad , ver- 
deelt , in 

aa. EE* 

(a) Noeticet CbJ DUnoetice. 



D. I. OF VTTSTEKENTHETfEK Hoofd. II. 45 

aa. EENE NOODZAAKLYKE, di genaamt word van 
eene enkele verfianing j wMf door by zig zelv kent , en zyne 
magt , zonder eenige agt tc flaan op zyn befluyt. 
bb. EENE VRYE, di men noemt van zjning ; waar door 
God der dingen aard en tockoomftighyd , uyt zyn befluyt af~ 
vloeyende , kent. Volgens deze kent God, 
I. In 't algemeen , alle dingen. Job. y. 10. Hehr, 4: 13. 
Daar is geen fchepz.el enzigtbaar voor hem : maarr alle dingen 
zyn gumna , naakt , zander eenig dekzel of beklecdzel , kai 
tetracheelifmena , geopent , voor de oogen met welken wy te 
doenhebben: een (a) Overdragt , ontleent van het Stag- 
ten dcr Diren door de Leviten , dewelke de geopende Di- 
ren langs de rugftreng door fiicden , op dat van buyten en 
van binraen- blyken mogt , of het Dier reyn was , ofniet, 
het gene te vooren verborgerr was. 
2- In 't be zonder. 

a. De utMerkleynfie' dingen. Matth. 6: 28. Als de lelien des 
velds. Hoofdjl. 10: 29. Ook de Muskens , en derzelver 
vallen op de aarde. 

b. De mogelyke dingeif , di met ftondeK re gefcBeden : Als 
de Mp der Engelen, Om Chrfftus uyt de handen van di 
hem gevangen namen , te verloiTen. Matth. z6r 53. 
Of meent gy dat ik mynen Vader nu niet kan bidden , en 
hy zjtt my meer dan iwaalf legioenen Engelen byzetten. 

c. De gebeurlyke dingen , en de vrywillio-e. Pfal. 139: 2. 
Gy weet myn zJtten , en myn opflaan : gy verjtaat van 
verre myne gedagten. Hand. 15: 18. Gode zyn alle zyne 
werken van eewighyd bekent : het welke den Socinianen 
tegen is. H. Dw. Stellende deeze voorweeteafchap den 
vryen wil te benadeelen. 

a. } t Welk wy verdedi'ge 

a. Uyt de plaatzen , di deeze voorweetenfchap ftaven, 
en tot een merkteken der Godhyd ftellen. Pf. 139; 
2. Jez. 41: 22. 23. daagtze God uyt, datzever- 
kondigen de dingen di gebeuren zjtllen , op dat wy 
weeten , dat gy Goden zyt. 

b. Uytde Voorzeggingen, di de gebeurlyke , en van 
des menlfen vryen wil afhangende dingen voorzey- 
den. Gen. 15: 13. Alwaar God aan Abraham voor- 

{a) Metaphora. F 2 Zegt 



44 Hoofd.II. VAN GODS TOETGEN. D. I. 

zegt de dienftbaarhyd zyner nakoomclingen in een 
vreemd Land. Matth. 26: 24. Job. 6: 70.71. 
heeft hy het vcrraad van Judas voorzegt. Voeg 
hier by Hoofdji. 13: 18. en 19: ^tf. alwaar voor- 
zegt was , dat geen been aan Chriftus zow verbro- 
ken vvorden , enz. Alle welke dingen afhangen 
van de willekeur van Farad , Judas , en der Krygs- 
knegten. 
i. Van de tegenwerpen bevryden , waar in zy aandrin- 
gen. 

a. Dat'r van de gebeurlyke en vrywillige dingen geen 
bepaalde waarhyd is. 

b. Dat de noodzaaklykhyd ftrydig is met de gebeur- 
lykhyd , en de vrywillighyd. 

c. Uyt de plaats Gen. 22: 1. Het gefchide nadeezs 
dingen , dat God Abraham verzogt j en uyt meer 
andere , waar in God gezegt wora , de menffen te 
verzoeken : nu te verzoeken , fluyt in , te vooren 

* onkundig geweeft te zyn. 
cc. EEN MIDDELKENNIS, tuflen deeze twee ; de- 
welke wy als een eureema , vond der Jezuiten , by de Armi- 
nianen al te gretig aangenomen , verwerpen , welke middel- 
kennis zy noemen EEN (a) VOORWAARD1GE 
WEETENSCHAP, waar door , zekere omftandiglie- 
den , niet zeker voorgeweeten , geftelt zynde , God de ge- 
volgen der (b) voorgaandes te vooren weeten zow; name- 
Iyk , wat gebeuren zow , indien een zoodaanige mogeiyke 
zaak kwam te gefchiden , of van de menflelyke vrye wil ver- 
rigt wierd , dewelke vereyft word voor af te gaan , om een 
voorgeweeten gevrogt voord te brengen. H. Dvv. De oor~ 
zaak deezer dwaaling is geweeft, omdevooEweetenfcbapGods 
met de menflelyke vrye wil, en der dingen gdbeurfykhyd over 
een te brengen. 
a. Welke- Leer wy wederleggen , 

«. Uyt de Schrivtuur-plaatzen, di aan de tweede oorzaaken 
de magt benemen van de wegenGods te verkeeren. Jer. 
10:23. Ik weet , o Jehovah, ME ERE, dat by den 
mens zynen weg niet is : ten is niet by eenen JMan , di 
wandelt , das hy zynen gang rigte.. k. Uyt 

|:5Sci?ntia coijdjtionawi (bj Fraeiniflen, 



D.I. OF VITTSTEKENTHE'DEN. Hoofd.II. 4? 

b. Uyt de plaatzen, di alle beftuuring aan de eerfte oorzaak 
toefchryven. jfez,. 46: 10. Di van den begiyne aan ver~ 
kondige hetynde, en van ouds- aj > di dingen , dinognie* 
gefchied zyn : di z.egge , myn road zal beflaan , en ijk z.al 
al myn welbehagen doen. Spreuk. 19: e>. Het herte des 
menjfen overdenkt zynen wegi maar de HE ERE fluurt 
zynen gang. 

c. Uyt de ongenogzaamhyd van de beoogdc onderaome o- 
vcreenbrenging : want langs dezen weg brengenze Gods- 
Voorweetenfchap met des menflen vryc willekeur met o- 
ver «n , maar zy benemen aan God zyne voorkennis } 
en brengen dezelve tot eene kennifle , di op giflingen 
fteunende , veele onvolmaaktheden in God ftelt. 

b. Het regtzinnig gevoelen ontheffen wy van hunne tegen- 
wcrpingen, 

a. Uyt de getuygeniflen , gehaalt uyt 1 Sam. 2y.11. 13. 
alwaar God aan David , vragende of de Burgers van Ke- 
hila hem zjiwden overleveren ? ten andtvoord geevt ; zy 
zjowden u overgeven. Atatth. 11; 22. 25. Ik zegge u y 
het zjil Tyrus en Sidon verdtaaglyker ' zyn in den dag des 
eordeels , dan u-liden. En gy Kapernaum , di tot den 
hemel toe zyt verhoogt , gy zjult tot de he/le toe nederge- 
•worpen worden. Want z.00 in Zodom di Itrairten-waaren 
gefchied , di in u gefchied zyn , zy zowden tot op den 
huydigen dag gebleven zyn. Ez.ech. 3 : 6. Zoo ik u tot 
een Voik , van een onbekende taal ,. gezsnden had , z,ow- 
den z,y u niet gehoort hebben? 

b. Uyt de rede , waar mede zy ontkennen ,, dat de nood- 
zaaklykhyd met de vrywillighyd kan over een gebragt 
worden: en aandringea, dat van twee tegefpiekers , des 
eenes zeggen waar , en des anders vals zyn moet , in een- 
voorgaande opzigt tot Gods befluyt. 

B. En WIL, di eene volftrekte werkiykhyd van Gods leven is , waar 
door by zig zelv bemint met ecne volftrekte lievde , en de dingen di 
buyten kern zyn naar zyn louter welbehaagen , met di zoodaanig te 
beftuuren ak met zyne betaamelykheden overeenkoomt. 
a. Ook erkent de H.Schrivt eenen wil in God, noemende dieniJww.. 
12: 2. Degoede , i»elbehaagende en volmaahe iville Gods. Efif. <: 
10. Beproevendt ', wat denHeere welbehaaglyk zy. Openb. 4: 11.. 

F 2 > Do op 



46 Hoofd. n. VAN GO<frS TOETGEM. D. I 

Door uwen wills zyn alls dingen , en zynze gefchaapen. Dcvvelke 
ook geenzins van Gods greftdykc natuur of wczentlykhyd , te voo- 
ren bewezen , kan afgefchyden worden. 
a. Dc wyze van wilkn moet , om de volftrekte Goddelyke volmaakt- 
hyd niet te beledigen , begrepen wordcn , 

a. Niet by wyze van een vermogen, maar van eene zuyvere doening, 
op dat Gods onverandcrlykhyd ongefchonden fechouden blyve. 

b. Als algcmeen , zig uytftrekkende tot alle bekende dingen , ten 
zywe de uyterfte kleynigheden wiUen van God onafhangelyk 
maaken. 

c. De onderfchyding van Gods wil , is alleen eene ondcrfchyding der 
voorwerpen , tot dewelke dezelve zig uy tftrekt ; dewelkc , wegens 
hunne bezondere betrekkin£f , di zy tot Gods wil hebben , alleen 
maar verfchydene wyzen van bevatten in ons verwekken. Hier van 
daan word de wille Gods betrekkelyk, 

a. Tot God zeh , gezegt GELUKZ ALlGHYD , dewelke 
is eene berufting van de Goddelyke wil in de omfhangelyke be- 
zitting zyner volftrekte heerlykhyd , waar van hy zyns bewuft is. 
i Tim. i: n. Naar het EuangeBum der heerlykhyd des zaligen 
Gods. En Hoofd. 6: i <(. Dewelke te zyner tyd vertoonen zal de 
zdige en alleen magtige Heere , de Korring der Koningen , en 
Heere der Heeren. 

b. Tot de dingen buyten God , voor zoo veel di , van zyn bewind 
af hangende begrepen worden. Deeze betrekking tot de dingen, 
di door het Goddelyk beftuur bepaalt moeten worden , verkrygt 
den naam van VRYMAGTIGHYD, dewelke niets an- 
ders is , dan Gods volftrekt en onaf hangend Regt , waar door 
hy alle dingen , di buyten hem zyn , fchikt en beftuurt , zoo 
als hy , met zyne betaamelykhyd en zyn hailig Wezen overecn- 
koomende , wil , zonder in 't minfte bepaalt te worden door de 
dingen , di aangemerkt worden buyten hem te zyn. Dan: 4: 17. 
Op dat de levendige bekennen , dat de Jlllerhoog$~ie heerfchappye 
heeft over de Koninkryken der menljen , en geevtze aan wien hy 
wil , ja zet daar over den laagSien en der de menfen.- Matth. 
2015. Of 'is't my niet geoorlovt, zegt de Heere des Wyngaards , 
met het myne te doen , wat ik wil ? Rom. 9: 18. Zoo ontfermt 
hy zig dan diem hy wil , en iter hard , dkn hy wil. Het welke 
d'Apoftel met deeze gelykenifle bevvyft , vers 21. Of heeft de 
Pottebakker geen magt over het leeni . ? enz. Maar omtrent de 

fchik- 



D.I. OF e VrTSTEKENTHE e DEK Hoofd.Il 4% 

fchiftking oPt beftuur der dingen zelv word dcczc wil onder- 

fchyden 

I. In betrckking tot deszelvs bekentmaaking 

A. In een verborgen , en geopenbaarden wil , Deut. 20: 29. 
De verborgene dingen zyn voor den HE ERE onz,en God: 
maar de geopenbaarde , vodr ons en onze Kinderen , tot in 
eewighyd, te weeten geopenbaart, em te doen a/le de xvoor- 
den deeper Wet. Dcwclke nict is de Wet der Werken, 
noch den Joden alleen verbind , maar 00k den Heyden , 
gclyk uyt Lid, 14: \\. blykt : niet met u-liden alleen maak 
ik dit verbond , en deepen vloS\ : zegt God tegen de Ifra- 
jeliten ; maar met den genen , di heden bier by ons^voot bet 
aangezjgt des HEEREN onx.es Gods float , het welke de 
Joden zyn :. en met den genen , di heden by ons niet is , het 
welke de Heydenen zyn, di tot den God des Verbonds be- 
keert ftonden te worden. Ziet Efez. 2: 12-17. Datgyin 
dien tyd waart ponder Chriflus , vervreetnd van het Borger- 
[chap Ifrajels , en Vreemdelingen van de Verbonden der Be-* 
lofte , geen hoope hebbende , en ponder God in de werreld. 
JWaar nu in Chrijfiis ^fefews , gy divert jds verre •waart xyt 
naby geworden door 't bloed van Chriflus. Dewelke koomen- 
de , heeft by door het Euangelium vrede verkondigt u , di 
verKe waart , en dien y di naby waaren. 

a. DE VERBORGENE , di 00k de wil des welbe- 
haagens genaamt word , is bezig omtrent de dingen ,. di 
niet dan door de uytkoomft gekent worden. 

b. DE GEOPENBAARDE , di 00k den naam 
draagt van de Wil des Tekens , en verkeert omtrent zaa- 
ken of verbinteniflen , di door.eenig uyterlyk teken , of 
van ftem , of fchrivt , of door een gewodne bekentmaa- 
king voor af bekent zyn. 

It. Met deeze openbaaririg koomt over een deWaarhyd , of 
zooge liver wilt de Waaragtighyd , dewelke een overeen- 
koomft is des tekens met de Goddelyke wil zelv , di dat 
denkbeeld in ons verwekt , en dewelke met den ygen aard 
der zaaken, of metdetoekoomftighyd overcenftemt. Waar 
van daanzej 

a, Betfokken tot de overeenftemming des tekens met debe- 
tekende zaak enkelyk den naam van Waar hyd verkrygt, 

om 



4 8 Hoofd.II. r AN GODS TOETGEN. D.H 

om dat God niet ligen kan. Rom. 3 : 4. Ginefloo de ha 
Theos aleethees. Dog God z.j waaragtig , en Me menffen 
leugenagtig. En Tit. t; 2. Ho apfeudees Theos , God, 
di niet ligen kan. 
b. Betrokken tot de beloften , wordze getrowhyd genaamt. 
1 2 Kor, 1: 2. Dog God is getrow. 

II. In betrekking tot Gods befluyt , voor zoo vecl hy begrepert 
word , als Adonai , Heere , en Tfebaeoth , Heere der Heyr- 
fchaaren , aan wien de heerfchappy over de fchepzelen toe- 
koomt. Word di onderfihyden , 
A. In Ordineerende , of Befchikkende , en Befluurende. 
a. DE BESCHIKKENDE, ziet op het befluyt ten 
^aanzien der bezonderzoorten , voor zoo veel di eene 
ordening , door de bepaaling van 't verband en den zaa- 
menhang der mogelyke dingen , beraamt , en behclft 
onder zig. 

a. Den wil van verbinding en verpligting , wordende 
genaamt de wil des Gebx>ds } en is een onderzoorte van 
den wil des tekens , gevende door eenig teken , dat 
is , door de Goddelyke Stem , of eenigc ingefchaape 
kundigheden , aan het redelyk fchepzel zynen pligt en 
verbintenis te kennen , om den wclken te doen hy 
wil dat het verbonden zy. Rom. 12: 2. Op dat gy 
moogt beproeven , welke de geede , ivelbehaagende , en 
volmaakte wille Gods zy. Efez. J: 10. Beproevende 
wat den Heere welbehaaglyk xy. 

b. Den wil euarefteias des welbehaagens , dewclkc degoed- 
keurende wil genaamt word , waar door God wil, dat'r 
tuffen de deugd en de vereeniging met hem een ver- 
band zj , als mede tuffen de zonde en de vervreem- 
ding van hem. 

b. DE BESTUURENDE, di des befluyts is , io 
opzigt van deszelvs uytvoering , waar door de befchik- 
kende wil bezig is omtrent de toekoomenthyd der dingen. 
A A. DE DEUGDEN tot deeze bey de willen be- 
trokken , zyn de volgende. 

cut. De betrokkene tot den wil van verbinding is DE, 
HAILIGHYD , dewelkc de zuyverhyd zelv is 
yon, de Goddelyke wil , waar door hy zig zoodaanig 

als 



D.l; OF VTTSTEKENTHE'DEN. Hoofd.II. 4? 

als een voorbeeld van de deugd voorftclt , dat hy, 

behoudens zyne betaamelykheden , niet kan nalaa- 

ten aan het redelyk fchepzel den pligt , di zyn beeld 

uytdrukt, voor te fchryven. xPetr. i: 15. Maar 

gelyk hy , di M geroepen heeft , hailig is , [zoo] word 

00k gy zelv hailig in al \uweri\ wandel. Hob. 1 : 1 3 . 

Gy zyt te reyn van 00 gen , dan dat gy het kwaade 

.zowd aanfchoitwen , en de kwellinge kont gy niet 

xjen : waarom zowdgy aanfchouwen , di trowloos- 

lyk handelen ? 

bb. De deugd betrokken tot euarefeian , het rvelbehaa- 

gen is, Gods GEREGTIGHYD, devvelke 

is de befchikkende wille , di omtrent het beraamen 

en bedeelen van loon en ftraffe bezig is , hebbende 

opzigt op der fchepzelen deugdcn en ondeugden, 

om de gene mildaadig te vergelden , en deeze te 

te ftraffen. Dat riu deeze wil aan God numurlyk of 

ygen is , of zooge wilt , ujt Gods betaamelykhyd af- 

vloeit , dewelke hy noch verwaarloozen noch ver- 

lochencn kan, 

a. Bewyzenwe tegen de Socinianen , di denzelvch 
•willekeurig ftellen. H. Dw. Op datze de nood- 
zaaklykhyd van Chriftus voldoening ontzenuwen 
zowden. 

1. Uyt Gods Naamen. Exod. 34: 7. word hy 
niet alleen een weldaadig en genadig God ge- 
naamt ; maar 00k di den fchuldigen geenzins 
-onfchuldig houd , bezoekende de ongeregtighyd 
der Vaderen aan de Kinderen en Kinds-kinderen 
tot in 't derde en vierde lid. Di 00k een regt~ 
lieerdige 'Regter gezegt word. ~Neb. 9.' 33. Gy 
zyt regtveerdiv in alles wat ons overkoomen is. 
'Jer. 11: zo. O ! HEERE der Heyrfchaa- 
ren , gy regtveerdige Regter , di de niren en het 
herte proefl. Pfal. 11: 7. De HEERE is 
regtveerdig , by heeft geregtigheden liev , enz. 
En de Rigter der geregtighyd. Pfal. 9: 5. Gy 
hebt gezeten op den throon , ! Rigter der ge- 
regtighyd. 

G 2. Om 



$o Hoofd.H. VAN GOVS 'TOETGEN, D.L 

2. Om dat de ftrafte der zonde van zyne hailig- 
hyd afgeleyd word. jfoz,. 24: 19. Hy is een 
hailig God ; hy is een iverig God , hy zjil uwe 
overtredingen , nsch uwe zonden niet verdraa- 
gen , te weeten ongeftraft. Uyt zyne reynig- 
hyd , Hab. 1: 13. Gy zyt te reyn van oogen. 
Uyt zyn regt. Rom. 1: 32. Daar ay het di- 
kajooma 't regt Gods weeten , dat di zulke din- 
gen , dat is , zonden , doen , des doods waar- 
dig zyn. 2 Thejf. 1; 6. Alzoo het regt is by 
God , verdrukkinge te vergelden den genen , at 
u verdrukken. Als 00k uyt den haat tegen de 
zonden. Dent. 25: 16. Want al wi xjtlks doet 
is den HE ERE uwen Gad een grouwel : ja t 
1 al wi onregt doet. 

3. Uyt den aard der zonde , dewelke zoodaanig 
tegen Gods betaamelykheden ftrydig is , dat 
hy een daad , di zondig is , wegens de waar- 
hyd door geen getuygenis pryzcn kan , maar 
door eenig getuygenis mispryzen moet , op dat 
hy zig zek niet verlochene. 2 Kor. 6: 14. 
Want Wat mededeel heeft de geregtighyd met de 
ongereirtighyd ( . en wat gemeenfchap heeft het 
ligt met de duyfternijfe ? enz. 1 J oh. 1 ; 6. 7. 
Indien wy zeggen, dat wy gemeenfchap met hem 
hebben , en in de duyjlernife , dat is , in den 
weg der zonden , wandelen , zoo ligen wy, 
en doen de waarhyd niet , enz. Vergelyk hier 
mede , 2 Tim. 2: 13. Indien wy ontrow zyn, 
hy blyvt getroW : hy kan zig zeiven niet verlo- 
chenen. Hier van daan zcgtGod Pfal. 50: 21. 
tegen den zondaar , di de zonde agt , als ofze 
tegen Gods bataamelykheden niet ftrydig waa- 
ren. Deeze dingen doet gy , en ik z.wyge : gy 
meent , dat ik t'eenemaal ben gelyk gy :. ik zal 
uflraffen , en zal 't ordemelyk voor uwe oogen 
fiellen. Dat is, ik hchu tydgegeventotboet- 
veerdighyd en bekeering , en ik heb uwe zon- 
de ontvynft ; maar gy zyt verre van boete te 

doen f 



D.L OF VTTSTEKENTHEDEK Hoofd.E ?t 

doen , en u te bekeeren , zoo dat gy u wys- 
gemaakt hebt , dat ik geheelyk ben , als gy: 
derhalven zal ik u ftrafFen tot roemmynerheer- 
lykhyd , enz. 
b. Vcrdcdigen wy tegen de tegenwerpen. 

i. Dat de mens van zyn rcgt kanaf Happen, veel 
meer ook God. 

2. Dat allc Gods werkingcn naa buyten vrywillig 
zyn , en hy overzulks deszelvs tegengeftelde 
zow konnen doen, 

3 . Dat God niet ftraft zoo veel , en wannecr hy 
kan , en hy overzulks ook fchynt , te konnen 
niet ftrafFen. 

Deze geregtighyd Gods word ook vcrdselt in 

a. EENE ALGEMEENE, dewelke Gods 
regthyd is in alle zyn doen en zeggen , zyne 
eere en heerlykhyd beandwoordende , en daar 
mede overeenkoomende Deut. 32: 4. Hy is de 
rotzfteen, ivkns werk volkoomen is : want alle 
zyne "woven zyn gerigte : God is de waarhyd, 
en is zander onregt , regtvaardig en regt is hy. 

b. EN BEZONDERE, dewelke werken- 
de is uyt zyne begrepe en gegeve Wet , bc- 
ftaande in eene evenmaatige bedeeling van loon 
en ftraf ,• en deeze word in ordening van dc 
ftraf verdeelt in eene noodzaaklyke , en vrywil- 
lige ; welke laatfte hun opzigt heeft alleen op 
de huyshouding in het beftuur der werreld in 
der tyd. 

cc. En betrokken tot den befturenden wille Gods heeft 
deeze deugd den naam van GOEDHYD, de- 
welke 

a. In'tgemeen tot de fchepzelen betrokken enke- 
lykgoedhyd genaamt word en goedertirenthyd. Pf. 
145: 8. 0. Genadig en barmhertig is de HEERE y 
langmoedig en groot van goedertirenthyd. Tie 
HEERE is aan alien goed : en zyne barmher- 
tigheden zyn ever alle zyne werken. 
k hi 't bezonder , ten opzigt der redelyke fchepze- 
G 2 len, 



'& Hoofd. H. VAN GOVS TORTGEK D 1 

len , voor zoo veel zy zig uytftrekt, 
i . Tot de zondaaren , di in de zonden hangen 
blyven, devvelkc genaamt word LYDZAAM- 
HYD , of LANGMOEDIGHYD , voor 
■ zoo veel hy de verdiende ftrarfe voor een tyd 
uytftelt , en hen met de weldaaden zyner voor- 
zinighyd ophoopt. Num. 14: 18. Tndien de 
HE ERE een welgevallen in ens heeft, dat is, 
indien hy zyne lydzaamhyd en langmocdighyd 
verder tegen ons gebruyken wil , zoo zal hy 
\ ons in dat Land brengen. 1 Petr. y. 20. Ge~ 
\ predikt heeft. Di eertyds ongehoorzaam ivtut- 
f ren , wanneer de langmoedighyd Gods eenmaal 
wagtede in de dagen van No'e , enz. Dezelve 
; wordook VERDRAAGZAAMHYD 
genaamt , voor zoo veel de zondaar , door zy- 
ne grove zonde God tot ftraffe noodieende, 
egter niet aanftonds geftraft word : gelyk Pau- 
' lus Rom. 2: 4. zegt : Of veragt gy den rykdom 
zyner goedertirenthyd , en verdraagzaamhydy 
en langmoedighyd ^ niet weetende dat de goeder- 
tirenthyd Gods u tot bekeeringe leyd. 
2. Tot de Uytverkorene zondaars , di in den 
ftaat der genade ftonden overgebragt te wor- 
den : waar van daan in God te pryzen is , 

a. Zyne L I E V D E , dewelke zyne goedwil- 
lighyd , di zig. door eene bezondere gene- 
genthyd tot de uytverkorenen uytftrekt, be- 
tekent. 1 Joh. 2: <. word gezegt ; Maar 
2.00 ivi zynWoord bewaart, in dien is waar- 
lyk he« agapee ton Theo , de lievde Gods vol- 
maakt geworden. Tin. Rom. J:8. Maar God 
bev'ejligt zyne lievde tegen ons , dat Chriflus 
voor ons gejforven is , doe wy nog zondaars 
waaren. 

b. Zyne GENADE, dewelke zyne onuyt-> 
fprekelyke goedwillighyd is , di de zaligmaa- 
kende gaven buyten eenige yerdienfte van 't 
fchepzel aanbrengt en fenenkt : zoo roept 

Go*J 



0.L OF VTTSTEKENTHET)EM Hoofd.II. jy. 

God Exod. 34; 6. blootelyk zondcr eenige 
onzer verdienften : HE ERE , HEERE 
God barmhertig en genadig ; enz,. Hier van 
daan word de Verkizing Rom. 11:6. gezegt 
uyt genade gefchied te zyn, en wel in tegen- 
ftelling van het werk. Welke genade ten 
klaarften uytblinkt Efez.. 2: 8. Want uyt ge- 
nade zyt gy zalig geworden door 't geloove 1 
en dat niet uyt u ; het is Gods gave. 
c. Zync BARMHERTIGHYD , de- 
welke is Gods goedwillighyd , zig uytftrek- 
kende tot het elendig fchepzel , om het zel- 
ve te verloflen en te herftellen , Exod, 3 4: 
6. noemtGod zig zelvcn barmhertig. Aficb. 
7: 19. Hy zjal zjg onz^er ifeder ontfermen\ 
hy zjd onz.e ongpregtifheden dempen. 
BB. DE (a) AANDOENINGEN, of (b) AAN- 
DOENINGS-GELYKE , worden genaamt de be- 
trekkingen van de Goddelijke wil tot dc gevrogten, 
met eene raedebetekenifle van de gefteltheden der mid- 
delen , tot de gevrogten t/zaamenlopende j dewelke,, 
alfchoonze in de menfien eene ontroering en ontftel- 
tenifle te kennen geven, nogtans in God cen zuyvere 
willing betekenen , di alleenlyk in de middelen , of 
in de werktuygen zyner werken eene ontroering ftelt, 
waar uyt de mens den wille Gods tot de genade be- 
fluyten kan ; hoedaanige zyn hoot, toorn , faloershyd y 
enz,. Waar van de Heer Evans Barman kan nagezicn 
wcrden. 
CC. DE WILS KRAGTDAADIGHYD, di 
gemeenlyk GODS MAGT genaamt word , is 
niets anders, dan de onbepaalde algenogzaamhyd Gods 
zelv , waar door hy doet al vvat hy wil , zonder eenige 
moeite of vermoeithyd , door zyn enkel bevel. Pfal. 
115: 3. Onze God is dog in den Hemel , hy doet al 
wat hembehaagt. Jez.. 40: z6. 2,8. West %y 't niet? 
en hebt gy 't niet gehoort , dat de eewige God , de 
HEERE , de Schepper van de ynden der aarde , noch 
G 3 moei } 

(a) Affedlis, lb) Qjufi Affcaus, 



* 4 Hoofd.II. VAN GOVS TOEWEK D.T. 

moei , noch mat word ? z -Krow. 20: <J. .£# hy zeyde; 

■O , i/£ ERE God onzsr Vaderen , zyt gy niet di 
God in den Hemel ? ja gy zyt de heerfcher over alle 
Koningryken der Hydenen ; en in uwe hand is kragt en 

Jlerkte , z.00 dat nimand zig tegen uftellen kan. 

a. De wyzs om di MAGT te verftaan , op datwe 
aanGod niets ongerymds toefchry ven mogten , vcr- 
cyft 

a. Datwe di begrypen by wyze van eene zjtyvere 
Doening , op datwe niet meenen dat hy van niet 
werkende , tot een werkende overgaat. 

b, Op datwe hem niet begrypen te werken door ee- 
ne uytvloeijing, maar dat de zaaken met zynenwil 
overeenkoomen allecn door zyn bevel. Pfal. 2 2 : 
6, 9. Door het ivoord des HEEREN zyn de 
Hemelen gemaakt , en door den Geejl zyns monds 
al haar heyr. Want hy fpreekt en het is'r ; hy ge- 
bied en'tfiaat'r , enz,. Openb. 4:11. Want gy 
hebt alle dingen gefchaapen , en door uwen wille 
zyn zy , en zynzs gefchaapen. 

b. Werd gewoonlyk verdeelt , in 

a. EENEN VOLSTREKTEN wil, waar 
door God alles kan en vermag , wat tegen zyne 
natuur of wezentlykhyd niet ftrydig is. 2 Kor. 6: 
18. Want ik zaI u tot een Vader zyn , en gy zjtlt 
my tot Zoonen en Dogteren zyn , zegt de Heere y 
de uilmagtigt. Openb. 4: 8. Hailig , hailig, 
hailig is de Heere , de Almagtige, Afatth. 19; 
26. By God zyn alle dingen mogelyk. 

b. En EENEN VERORDINEERDEN 
of BES CHIKTEN , voor zoo veel hy alles 
verrigt , wat hy befloten heeft te zullen gefchi- 
den , zoo dat hy in geenig ding derzelver kan be- 
let of verhindert werden. Jez.. 14: 27. Want 
de HEERE der heyrfchaaren heefi het in zynen 
rood befloten , wi z.al't dan brekeni en zyne hand, 
is uytgeftrekt , wi zalze dan keeren ? 1 Zam. 14: 
6. Want by den HEERE is geene verhindering, 
em te verlojfen door veelen , ef door uynigen. 

Efez.. 



D.I. OF VTTSTEKENTHE C DEK Hoofd. II. ?$ 

Efez.. i : 1 1 . Naar het voornemen des genen , di 
alle dingen werkt , naar den road zyns willens. 
En deeze is of GEWOONLYK , wanneer 
hy de dingen der werreld uytwerkt naar de inge- 
fchaapene Wetten } of ONGEWOONLYK, 
in het doen van wonderdaaden , dewelke buyten 
de gewoone ingefchaapene Wetten gefchiden. - 
Van dk Leven Gods word ons HET HOOGSTE GOED aan- 

geprezen , voor zoo veel dat be vat word , als aan ons mededeelbaar, 

en ftrekkende tot zyner mededeeling. 

a. Door zyn onyndig Verftand kent hy ons , en alle het onze , en 
niets daar van is voor hem verborgen ; zoo datwe geene vreeze heb- 
ben konnen , dat hy door onbedagtzaamhyd onzer vergete. 

b. Door zynen hailigen en regtvaardigen Wil , fchoon hy onzes niet 
noodig heeft , noodigt hy ons egter om hem op eene betaaraelyke 
wyze te zoeken , te kennen gevende , onze gemeenfchap met net 
hoogfte goed in de hailigbyd gelegen te zyn. 

€. Door zyne Goedhyd werkt hy zoodaanige dingen in zyne bemin- 
den , dewelke tot eene betaamelyke gemeenfchap met hem vereyft 
worden., als xyade hy xelvde btOHaoei? d«s levens > endemilde 
uytdeeler van alle genade gaarai. 

d. Door zyne Magt Kan hy alle belovten volbrengen , en de zynen it* 
de gemeenfchap zyner zoodaanig behouden en b;hoeden , dat van 
elders niets te vreezen zy , 't Welk den genen , di met hem veree- 
nigt is , van de bezitting van dat hoogfte goed zow konnen ont- 
zetten , of daar van afTcheyden. 



HOOFDDEEL lit 

VAN DEN DfU-EENlGEN GOD, 

Naar de Verborgembyd der 7)ri~eenbyd. 

NA datwe het dcnkbecld der Godhyd in zig befchowt hebben , font 
ons nu voorder te overwegen , op wicn di Godhyd paft , en in wel- 
ken di aangebeden moct worden. 

A. Da 



56 H.lii. VAN DEN *DR1-EENIG. GOT). D.I. 

A. Dc H. Schriyt draagt zorge , datvve deeze Godhyd nict vermcnnigvul- 
digen , waarom zy in alien crnft leeraart , dat GOD maar EEN of 
EEN EENIGis, behalven den welken geen ander God is. W'cl- 
ke EENHYD cene bezondere hooghyd is van het Goddelyke We- 
zen , waar door het zyns gelyk niet heeft : en wclke de H. Schrivt te- 
gen der Hydcnen polutheeian Veelgqdendom dikmaals infcherpt. Jez.. 
44: 8. Gyliden zyt my tie getuygen ; is'r 00k een God behalven my ? Rom. 

• 3: 30. Nademaal hy een eenig God is. Pfal. 83: 19. Op datze weetcn 
dat gy alleen met uwen naam zyt de HEERE , de A/lerhoogfle over de 
ganfe aarde. 

B. Niet te min gebied ons de H. Schrivt , in di eenhyd eene meerderhyd 
en wel in 't bezonder eene Drihyd te gelooven. De MEERHYD, 
Gen. 1: 26. 27. Laat ons men (Sen maaken , naar onzen beelde , enz.. al- 
waar God noch t£gqn de Engelen fpreekt , noch op de wyze der Groo- 
ten, maar tegen de Goddelyke Perzoonen, als zynde de SCHEPPERS. 
Jez. 54: 5. Uwe maaker is uw man, HE ERE der Heyrfchaaren is 
zynen naam ; en de hailige Ifrajeh is uwe verlojfer , enz.. Gen. y. 22. 
Ziet , de rnenjfe is geworden als onzer een. Hoz. 12: 4. 5. En in zyne 
kragt droeg hy z.ig Vorflelyk met God. Ja hy droeg zig Vorflelyk tegen 
den Engel , enz,. Deeze Meerhyd bewyzen 00k overtuygende de plaat- 
zen , in dewelke de Heere van den Heere , Jehova van Jehova en aan 
Jehova fpreekt , en God van God onderfchyden , of tegengeftelt word. 
Gen. 19: 24. Doe dede de HEERE zwevel enyuur over Zodom ex 
Comorra regenen van den HEERE , uyt den hemel. Pfal.q.p 8. Daar~ 
em heeft u , o God, uwe God gezalvt met vreugden-oli boven uwe mede- 

fenooten. Pfal. no: 1. De HEERE heeft tot mynen Heere gefpro- 
en , enz.. Dan. 9: 17. O onze God , doet uw aangezigt ligten over 
•. uw verwoefl hailigdom : om des HE EREN tville. Men moet 00k 
hailiglyk agt gevcn op de plaatzen , in dewelke de Schrivtuur , van God 
handelende , gewag maakt van hailige. Hoz.. 12: 1. Joz. 24: 19. Van 
Wagters. En van Allerhoegsle. Dap. 7: 2 j. Van Maaker s , mvan 
den Man der Kerke , Jez. 54: 5. En van naby zyn. Dent. 4: 7. De 
DRIHYD. Pfal. 33: 6. Door het Woord des HEEREN zyn de 
bemelen cymaakt , en door den Geefl zyns monds al haar heyr , Jez. 6^ : 
9-14 word gcwaagt van den ENGEL ZYNS AANGEZIGTS en 
van Jehova de HEERE , en van den Geefl des HEEREN. Jez. 
48; 16. Nu de HEERE , HEERE , en zyn Geefl heeft my ge- 
. zonden , zegt de Zoone Gods. En Hagg. z: j.6. word gewag ge- 
piaakt van Jehova de HEERE , van't WOORD en den GEEST 
T des 



t).I KAAR T>E VERBORG. em. Hoofd.IH. 57 

ties HEEREN. In het Niwe Teftament , Matth. 3: \6. 17. Heeft 
de VADER gcfproken , is de ZOON gedoopt , en de H. GEEST 
in de gedaante van een Duyv verfchenen , het welke klaar de Drihyd 
bewyft : doe hier by de Inftelling van den Doop. Matth. 28: 19. Als 
00k Job. 14: 16. Ik zal den FADER bidden , en by zal u eenen ande- 
renT ROOSTER geven , zegt de ZOON. Htofdft. 15: 26. Wanneer 
de TROOSTER zal gekoomen zyn , dien ik , zegt de ZOON, « zen- 
den zal van den FADER. 2 Kor, 6: 15. en uytdrukkelyk. 1 Job. 5 : 
, 7. Want dri zynder di getuygen in den Hemel , de Fader , betWoordy 

en de Hailige Geefi : en deeze dri , zyn EEN. 
C. Het welk de H. Schrivt egter zoodaanig aandringt , dat 'r niets tcgen- 
zeggelyks in is t om dat deeze dri niet gczegt worden van cen zelvde 
onderwerp , naar ""t (a) zelvde, tot (b) het zelvde , en op (c) de- 
zelvde wyze : want 

A. DE EENHYD, word van God beveftigt naar de -wezentlyk- 
hyd , zoo dat deeze Dri een eenig opperfie Wezend zyn , gelykwe ter- 
flond gezien hebben uyt 1 Job. 5 : 7. Dri zynder di getuygen in den 
Hemel , de FADER , het WOORD , en de HAILIGE GEEST, 
en deeze dri zyn EEN. 

B. DRI worden 'r gezegt te zyn naar de perzoonlykhyd , of bejlaanlyk* 
hyd , door dewelke men in de Goddelyke Perzoonen verftaat , eene 
bezondere , onaffchydelyke , en eene evengelyke bezitting van 't 
Goddelyk Wezen , door zekere merktekenige ygenfchappen onder- 
ichydcn , de welke maaken , dat de bezitters zyn , alios , alios , kai 
alios , een ander , een ander , en een ander , dog geenzins , alio , al- 
io , alio , iets andcrs , iets anders , iets anders. 

a. De Perzoonen , of Beflaanlykheden zeggen wy dienvolgende te 
zyn , bezondere bezitters van een zelvde wezen , voor zoo veel 
een ider een ander en een ander is , Job. 14. 16. Ik zal den FA- 
Aer bidden , en by zal u eenen anderen TROOSTE R geven , enz. 
waar mede wy verwerpen , 
a. Het Zabelliaanfdom , dat in 't wezen Gods , maar een cenigen 

perzoon , verfchydelyk benaamt , vaft ftek : daar nogtans de H. 

Schrivt 

1. Perzoonlyk van een ider fpreekt met woorden van het meer- 
vaud , di meer perzoonen te kennen geven j gelyk wy deeze 
meerhyd in de Godhyd bevvezen hebben. 

2. Om datze dri onderfchydene getuygen betekent, 1 Job. 5: 7. 

H di 

(a) Secundum idem, (b) Ad idem, (c) Eodem modo. 



j8 H.IIL VAN DEN WKI-EEmG. GOT). D.I, 

di de een tegen , en van den anderen fpreekx , Pf. a; 7. De- 
HE ERE heft tot my gezegt ; Gy zyt myn Zoon , heden heb 
ik u gegenereert , gcteelt. J oh. 15: z 6. Wanneer de T ROO- 
STER zal gekoomen zyn , dien IK u zsnden zal van den 
VADER, enz. Boofdfl. 5: 32. Daar is een ANDER, 
die van MT getuygt , enz. 
3 . Om dat deeze onderling door onmededeelbaare merktekenjge 
ygenfehappen onderfchyden worden , gelykwe te zyner plaatze 
zien zullen, 
h. Wanneerwe het Dri Godendom , zegeen , een onaffchydelyke 
bezitting van het Goddelyk Wezen , dewelke geenzins toelaat, 
datze alb, kai alio , iet anders , en iet anders gezegt worden ; 
welk gedeelte onzer af beelding \vy door de zekere eenhyd Gods 
bewezen hebben. 
b. Het Getal hebbenwe bepaalt , alswe reggen , dat 'r Dri Goddcjy- 
ke perzoonen , te weeten , De VADER , ZOON , en HAI- 
LIGE GEEST , moeten erkent worden. 

A. VADER, is de eerfte Perzoonin de Godhyd , door de 
merktekenen of van GENEREERDER of TEELER 
des Zoons , en van ZENDER des H. Geefts onderfchyden. 

1. DE PERZOONLYKHYD des Vaders is klaarblyklyk 
als aan den welken Verftand , Wil , en andere werkingen , 
in ''t bezonder toegefchreven worden. Matt. 11: 25-27. Je- 
ans heeft gezegt ; exomologoumai foi , ik dank u Voder , - ja 
Voder, want alzoo is geweefl het welbehaagen voor u , enz. 
J oh. 5: 17. Jezus andwoordde haar , myn Voder werkt tot nti 
toe , en ik werke. 

2. Des Vaders GODHYD is buy ten kyv ; inzonderhyd de- 
wyl hy , kat oikonomian , volgens de huyshouding , veeltyds 
uyt eene zonderlinge rede .God gezegt word ; zi Joh. 3: itf- 
Alzoo liev heeft God de werreld gehad , dat hy zynen eenig~ 
qeboren Zoon gegeven heeft , enz. 

3. 'Des Vaders MER.KTEKENIGE ONDERSCHY- 
DING, erkent deeze ygenfehappen , als 
a. DE EERSTHYD in de perzoneele ordening van 
werken , dewyl de Vader van zig zelv ; de Zoon van den 
Vader ; en de H. Geeft van deeze beyden , naar de huys- 
houding der genade gezegt worden te werken. 
L EENE WERKELYKE GENERERING of 

TEE- 



D.t KAAR <D£ VERBORG. em. Hoofd.III. # 

TEE LING. Pfal. 2: 7. Heden heb ik u gegenereert t 
geteelt. 
c. EE-NE WERKELYKE UYTBLAZING of 
Z E N D I N G des Geefts met den Zoon. Joh. 15: 26". 
Jiiaar wanneer de Trooji'er zal gekoomen zyn , dien ik u 
z,enden zal van den Voder [namely k] de Geeji der waarhyd y 
di van den Vader ekporeitetai , uytgaat , enz. 
B. ZOON, di de tvveede perzoon in de Godhyd is, met den 
Vader en den H. Geeft een zelvde Godlyk Wezen onaffchy- 
delyk en evengelyk bezittende , egter door zyne ygene merkteke- 
nige ygenfchappen onderfchyden. 

1. DE PERZOONLYKHYD paft 00k op denzelven, 
als welken een aanwezen toegefchreven word voor zyne ge- 
boorte uyt de Maagt, Joh. 8: 58I Voorwaar, voorwaar zeg- 
ge ik u ■, eer Abraham was , ben ik. Als 00k het bezonder 
leven van Verftand , en'Wil. Joh. 5: 2 6. Geljk de Fader 
het leven heeft in zig zelv , alxjoo heeft hy 00k den Zoon gege- 
vert , hef leven te hebben in zig zelven. Jtdatth. 11: 27. Ni~ 
mand kent den Zoon , dan de Vader , en nimant kent den Va- 
der ■ , dm d& Z'ooW, eft ditorket de Zmm wit openbaaren. 

2. DE GODHYD deszelvs word betwift tufien ons en de. 
Joden, en Socinianen , di in deezen deele Joods zyn : tufien 
de Jodert , zeg ik , di van het geloov der Vadcren afftappen , 
dewelke geloovden den Engel den Verlofler den waaren God 
te zyn , den Vorft der Engelen , en der Vaderen en des gans- 
/en Volks Befcherm-God, Maar deeze , na datze de voldoe- 
ning verlochent hadden , erkenden geene zoo groote waar- 
dignyd in den Zoon , maar verdigtten hem alleen een vergo- 
det mens te zyn , minder dan den Vader , dog grooter en 
meerder , dan alle andere Tchepzelen. Maar wy 

a. Stellenzyne WAARE GODHYD vaft. 
a. Uyt de Goddelyke Naamen , dewyl hy enkelyk en onder- 
werpelyk Theos , God genaamt word : Joh. 1: 1. In 
den beginne was het Woord , en het Woord was by God, 
enhetWoordwas God. Hand. 20: 28. Om de gemeynte 
Gods te wey den , dewelk hy verkregen heeft door zyn ygert 
bloed. 1 Tim), y. 16. God ephaneroothee is geopenbaart in 
't vlees ; ja 00k kat exocheen by ujtnementhyd met zon- 
derlinge (a) voegwoOrden, word hy Jez.$: 5. Eel gib- 
(0 Epithet* H 2 b«or t 



$o H. HI. VAN "DEN <DRI-EENIG. GOT) D. I 

hoor , ferke God. Rom. 9: $. word Chriftus gezegt 
God boven alle te pryzen in der eewighyd. Tit. 1: 1 3. 
word hy gezegt, onze groote God, en Zaligmaaker Chri- 
ftus Jezus. En 1 Job. 5: 20. Deeze , te weeten Chri- 
ftus , is de waaragtige God , en bet eeuwige leven. Voeg 
hier bv , dat de naam Jehova aan hem gegeven is , Jer. 
23; 6. DE HEERE ONZE GRREGTIGHTD , de- 
welke is Chriftus , di ons tot geregtighjd geworden is y 
I Kor. 1: 30. Jez- 25: 9. Ziet , deeze is onze God y 
wy hebben hem verwagt , en hy maakt ens zalig : Deeze 
is de HEERE , wy hebben hem verwagt , wy zullen 
ons verheugen en verblyden in zyne zalighyd. Ook lezen- 
we , dat de Godhyd hem in 't afgetrokkene toegefchre- 
ven is , Kol. 2:9. Want in hem woont de volhyd der 
Godhyd lichhaamelyk > te weeten , in Chriftus. Filip. 
2: 6. fchryvt Paulas aan Chriftus toe , morpheen Theou, 
di in de geflaltenifie Gods zynde , geenen roof geagt heeft, 
ifon Theoo , Gode evengelyk te zyn. Tegen de Joden 
ftellen wy de getuygeniflen van den ongefchaapen Engel, 
Gen. 48: 16. DiEngel, di my verloft heeft , enz. Exod. 
3:2. De Engel des HEEREN verfcheen hem, enz. 
23: 20. Ziet , ik zende eenen Engel voor uw aangezigte y 
enz. Joz. j: 14. Maar ik ben de Vorfi van 't heyr des 
HEEREN , enz,. En Jez. 6y. 9. De Engel zyns 
aangezigts , enz. 
b. Uyt de toeygeningen , zoo der wezentlykhyd : gelyk de 
onafhangelykhyd. Openb. 1; 8. Ik ben de Alfa enO- 
mega , 't begin en hetynde , zegt de Heere , di is , en 
di was , en di koomen zal , de Almagtige. Jez. 9: J. 
Men noemt zynen naam Wonderljk , Raad , Sterke God t 
Voder der Eewighyd , Kredevorfl. En de onyndige Vol- 
maakthyd. Kol. 2: 9. Als ook des Aanwezens , noedaa- 
nige zyn de eewighyd, als Mich. 5: 1. Gy Bethlehem 
^ Efrata , uyt u zal my voordkoomen , di een Heerjfer zal 
zyn in IJrajel : en wiens uytgangen zyn van ouds , van de 
dagen der eewighyd. Te weeten , de MeiTIas. Spreuk. 8: 
11. De HEERE bezat my [in 't] begin fiet zyns wegs , 
voor zyne werken , van doe aan. Joh. 1: i. In denbe- 
ginne was 'tWoord) en'tWoord was byGod > en'tWoord 

was 



D. I NJJR *DE VERBORG. enz. Hoofd. Ill <fe 

was God. Iez. 9: 5. Fiz^er der eewighyd. De A!om- 
tegenwoordighyd. Ioh. 3: 13. word van Chriftus ge- 
zegt , di van den Hemei nedergekoomen is ; toen , wan- 
neer hy op der aarde was , di in den hetnel is ; Matth. 
\6: 20. Waar twee efdri in mynen naam vergadert z.yn y 
zegt Chriftus , daar ben ik in 't midden van hoar. Doe 
hier 00k by , de toeygeningen des levens , als de Alwee- 
tenhyd , Ioh. 1: 24. 25. Om dot hyze alle kende. Want 
hy zjelv wift , wat in den menjfe waf. En Hoofdj}. 21.- 
17. zeyde Petrus , Heere , gy weet alle ding : als zyndc 
een onderzoeker der niren. Openb. 2: 23. En alle de 
gemeenten zjullen weeten , dat ik ben , di niren en herten 
enderzoeke. Als 00k deAlmagtighyd. Openb. 1: 8. Ha 
pantokratoor , de Almagtige. Hebr. 1:3. Dewelke alle 
dingen draagt door 't woord zyner kragt. 
c. Uyt de werken. Ioh. 5: 17. Andwoorde Iezjis , myn 
Voder werkt tot nu toe , en ik werke. Dewyl hem 00k 
de Scheppinge toegefchreven word. Toh.i:^. Alle din- 
gen zjyn door het zelve , logon 't Woord , gemaakt , en 
aonder het zelve is geen ding gemaakt , dat gemaakt is. 
Hebr. 1; 10. En gy Heere , Chriftus , hebt in den be- 
ginne de aarde gegrondet , en de hemelen xjyn werken uwer 
handen. Uyt Pf. 102: 26. en Kol. 1: 16. Alle dingen 
zyn door hem y te weeten Chriftus , en tot hem gefchaa- 
pen. Ook de gewoone Voorzinighyd. Alle dingen be- 
Jfaan t' zaamen door hem. Kol. 1: 17. Hy draagt alle 
dingen door 't woord zyner kragt. Hebr. 1:3. Als me- 
de het doen van wonderdaaden , waar in onder andcren 
uytfteekt , het opwekken der dooden. Ioh. J; 21. Want 
gelyk decoder de dooden opwekt en levendig maakt , al- 
Z.00 maakt ook de Zoone levendig di hy wiL Waar van 
hy een blyk gegeven heeft in 't opwekken van Lazarus, 
roepende : Lazarus koomt uyt. Ioh. 11: 43 . het welke 
zoo gezegt , zoo gedaan wierd. En inzonderhyd de we- 
der opwesking zyns zelvs. Ioh. 2: 19. Iezjus andwoorde 
hoar : breekt deezjen tempel , en in dri dagen zal ik den- 
zelven opregten , te weeten , den ternpel zyns lichhaams : 
en Ioh. 10: 18. zegt Chriftus met klaare woorden : Ik 
hebbe magt het zjelve , myn leven ,afte leggen , en heb- 
he magt het zjelve wederom te nemen. H j d. Up 



fe Hill FAN VENVRI-EENIG. GO<D Tkt 

d. Uyt de Goddelyke eerbewyzjng. Ioh. <(: 22. voegt 't 
Chrifttw by , het ynde van alle magt en eere , di hy van 
den Vader heeft , welk ynde is , op dat zy alle dm Zoe- 
ne eeren , gelyk zy den Vader eeren. Di den Zoon niet 
eert , eert den Vader niet , di hem gezjmden heeft. Waar 
toe ook*behoort de Aanbidding. Hebr. 1:6. En dat 
alle Engelen Gods hem aanbidden, Filip. z: 10. Op dat 
in Iezjas naam zig z,owde buygen alle knien , enz,. Als 
mede het Geloov. Gylieden geloovt in God , geloovt 00k 
in my. Ioh. 14: 1. De Hoop. Op hem sullen de Hyde~ 
nen hoopen. Rom. 15: 12. En net Vertrouwen. Wel- 
gelukzaligzynaUediophembetrouwen, Pf. 2: 12. Al- 
le het welKe men , .onder bedtyging van den vloek , aan 
geenigmens bewyzen mag, maar alleen aan God ver- 
fchuldigt is , volgens Ier. 17: J. Vervloekt is de man, 
di op eenig mensbetroivt , enz,. Waarom hy 00k in de 
Bondtekenen geeert word. JVtatih. 28: 19. Wordenwj 
vok nrdirtnaam des Zoom gedoopt , en 1 Kor. 11: z^. 
< 2 J. alwaar wy gelaft worden , dat-alles te doentot zyne 
gedagteniffe. 
b. Verdedigen tegens de tegenwerpingen der Socinianen, 
aandringende , 

a. Zyne afhangelykhyd van den Vader , uyt Ioh. 5: 22.2,7. 
alwaar de Vader gezegt word alle magi aan den Zoon ge- 
geven te hebben , enz,. 

b. Zyweminderhyd , dan de Vader , uyt Ioh. 14: 28. waar 
Chriftns zegt , myn Voder is meerder dan ik. 

c. Zyne onderhoorighyd onder den Vader , wegens zyne 
zending. Ioh. 12:44. Iezjts riep , en zeyde , di in my 
geloovt , geloovt in my niet , maar in den genen , di my 
gezonden heeft. Waarom hy een ondergefchikt voor- 
werp des geloovs is. 1 Petr. 1: 21. Di gy door hem ge* 
loovt in ~God , ivelke hem opgewekt heeft uyt den dooden y 
en hem heerlykhyd,gegeven heeft , . op dat uw geloove en 
hoope op God zyn zjnvde r .-Om zyne bekrompe en be- 
fnoeide magt. Matt. 20: 2 2. . Het zjtten tot myner reg~ 
ter, en tot myner f inker hand, ftaat aan my niet te geven : 
maar ['t ■ zjtl gegeven warden} aan dim het bereyd is van 
wynen Voder. 

d. Zyne 



EU, KAAR <DE VERBORG. em. Hoofd. m. % 

d. Zyne uytfluyting van de Godhyd , Ioh. 17: 3. Bit is 

het eewige. lea/en , datze u kennen , den.eenigen waarag- 

tigen God, en Iezjts Chriftus ,. dien gy gezonden hebt. 

I Kor. 8:4-6. Wy weeten , dat'r geen ander God is 3 

dan een. Want alhoewelder 00k zyn di Goden genaamt 

warden , 't zy in den hemel, 't zy of der aarde ; nogtans 

hebben wy maar eenen God den Voder , uyt welken alle 

dingen zyn en wy tot hem ; en maar eenen Heere Iezus 

Chriflus , door welken alle dingen zyn , en wy door hem, 

Efez. 4: 6. Een God en Vader van alle , enz. 1 Tim. 

2:5. Want daar is een God , daar is 00k een Afiddelaar f 

Godes en der menjfen , de mens Iezus Chriftus. 

3. DE PERZOONEELE ONDERSCHYDINGJ 

Deeze word , in tegenonderfehyding van den Vader en den 

H. Geeft , als met. den vinger aangewezen , 200 mennigmaal 

hy de ZOONE GODS genaamt word. Rom. 1: 3.4. 

Di kragtiglyk bewezen is te zyn de ZooneGods, naar denGeeft 

der hailigmaaking. Ja 00k DE EENIGGEBORENE. 

Ioh. 1: 18. Nimand heeft ooit God gezien : de eenig geborert 

Zoom , dim Aenfvhoos des Voders is; diibeeft [hem ons] ver-~ 

klaart. En Hoofdft. 3; iff. Want alzoo Itev heeft God de 

wemeldgehad, dathy zynen eenig geboren Zoone gegeven heefi 9 

enz. De rede deezer afhaaminge word betwift tuflen ons en 

de Zocinianen , di r de Godhyd aan den Zoon onttrekkende, 

overzulks andere vremde oorzaaken dier afhaaminge zoeken. 

a. HetRegtzinnig gevoelen vind de rede van di afnaaming in 

de generatie ofi. teelirjg , in welke de kragtdaadige wille des 

Vaders te weeg brengt , dat de tweede Perzoon dezelvdc 

eewige en onaf hangelyke wezentlykhyd met hem van eewig- 

hyd bezit , en hy overzulks is ifos too Patri , den Voder e- 

vengelyk : de eewige generatie of teeling , noemen wy uyt 

kragt van de getuygetaifisrt , J>fal. z: ,7. Gy zyt myn Zoon t 

OXiihaijoon jelithicha bedew ,- hebiku gegenereert , geteelt: 

welke teeling gelyk een Godgeleerde niet onaardig zegt , is 

een uytgang apaugAfmatos , des affchynzels , van de klaar- 

hyd , en charaktee'ros des perzoneele merktekens , van hupo- 

ftdfei de perzoonlykhyd. Hebr. 1: 3. Spreuk. 8: 2 2-2 f. 

zegt de Dpperfte Wyshyd , fehova, de flEERE kanani, 

hezflt my [ in V] begin fte\ zyps wegs f voor- zyne werken van 

. , do# 



Zt H. m. VAN DEN <DRI-EENIG. GOT) D. I 

doe aan. Nifackthi Ik ben van eewighyd of ' gezjilvt gewcefi, 
vandenaanvang, van de oudheden der aarde aan. jils de 
afgronden niet waaren , cholalthi was ik gebooren. Alich. 
<: i . Wtens uytgangen zyn van ouds , van de dagen der ee~ 
wiahyd , de Chaldeer , jephouk mefchicha , uyt u zA my 
veordkomen , de MeiTias , of di een Heerfter z.al zyn in If- 
rajel. Dat dit oulings van de Meffias verftaan is , by de 
■Chriftenen , getuygt de Alkoran zelv. Dat het ook de Jo- 
den eertyds zoo opgevat hebben , bckent R. D. K. ja Rail 
zegt uytdrukkelyk , dat de Uytleggers dit van den Meflias 
verftaan , daar by voegende , dat het egter beter is , het 
zelve van David .op te vatten , om de bewysredenen ham- 
minnin der ketteren de Chriftenen te beter te ontzenuwen. 
■ h. Wy verwerpen het gevoelen der -Socinianen , willende, 
dat Je&w de Zoone Gods genaamt word , om de lievde des 
Vaders tot hem , om zyne wonderdaadige ontvanging , om 
zyne hailighyd , en zjending in de werreld, als mede om zy- 
ne wederopflanding , en verhooging ter r egter hand Gods' t 
alle weljte dingen wel en overbodig toonen en voordragen , 
dat hy Gods Zoone is , maar egter niet maaken , dat hy 
het is : het zyn wel merktekenen , waar door hy ons be- 
kent word , maar egter zynze dat niet , door welkers krags 
de Vader , Vader ; en de Zoon , des Vaders Zoon is j 
want eerder dan dat alles is hy , en al te vooren Zoon ge- 
weeft ; hier van daan is 't , dat de H. Schrivt-di redenen 
niet opgeevt , fchoon zy tegenwerpen en daar toe vringen 
de plaatzen , Luk. r: 55. De H. Geefl zjil over u koomen y 
zegt de Engel tot Maria , en de kragt des Allerhoogs~le z.al 
u overfchaduwen. J)io kai to genomenon hagion , kleetheefetai 
huios Theou , Daarom ook dat hailige , dat uyt u geboren z.al 
worden, zal Gods Zoone genaamt w or den. I oh. 10; 3 5. 36. 
Zegt gyliden [tot my] dien de Vader gehailigt en in de wer- 
reld gezonden heeft , gy laflert [God] om dat ik.gez.egt heb„ 
ik ben Gods Zoone. Hand. 13:22. 33. 
Want het Onderfchyd zelv word geftelt 

a. In de tweede wyze en ordening van beftaan. 

b. In de tweede wyze en ordening van werken. 

c. In de generati of teeling van den Vader, naar dewelke de 
Eerfte Perzoon gezegt word dejge Fader van hem. Joh. 5; 

10. 



D.I. KAAR <DE VERBORG. enz. Hoofd. HI. «* 

1 8. Maar ook om dat hy zjeyde , dat God zyn ygen Voder 
was, z.ig zjelven Gode evengelyk maakende. En hy zclv, 
de ygen Zoon des Vaders Rom. 8; 32. Di ook vmen ygen 
Zoone niet gefpoart heeft , enz.. 
d. In de uytblazing of zending van denH. Geeft te gclyk met 
den Vader , waar van daan ny zoo wel de Geeft des Zoons, 
als des Vaders genaamt word. Gal. 4: 6. .En overmits gy 
kinderen zyt , zoo heeft God den Geeft zyns Zoons uytgezon- 
den in uive herten , di roept , Abba , Vader. 
C. DE HAILlGEGEEST,de derde Perzoon in de God- 
hyd , en door zyne ygene merktekenen van den Vader en dsn 
Zoon onderfchyden , bezit egter met di beyde dczelvde God- 
hyd : waar van te onderzoeken ftaat, 

A A. D E PERZOONLYKHYD, welke de Socinianen 
in verfchil trekken , willende , dat de Geeft Gods in de H. 
Schrivt betekent , v dan eens Gods kragt , dan het Euangeli, 
en dan weder een goed gemoed , maar nook een Perzoon. 
a. Dcszelvs Perzoonlykhyd beweeren wy 

a. Om dat aan denzelven verftand en een vryen Wil toege- 
fchreven word. 1 Kor. %: 10. Want de Geefl onderzoekt 
alle dingen , ook de diepten Gods. Hoofdft. 12: 11. Dog 
deez.e dingen alle werkt de eene en dezelvde Geefl , dee- 
lende idia ekaflto , een igelyk in 't bex,onder , gelykerwjs 

, hy wil. 

b. Om dat hy in de derde plaats en ordering met den Va- 
der en den Zoon , als een derde getuyge geftelt word. 1 
J oh. 5:7. Dri zynder di getuygen in den hemel , de Va- 
der , het Woord , en de Hailige Geef}. In de verzegeling 
des Doops word hy de derde genoemt , *t welk aan de 
Goddelyke magt , fchoon door een projoopopeia , ofRol- 
vertooning voorgeftelt , min paft. 

c . Uyt de verfchyningen , deszelvs hupoftajin Perzoonfchap 
met onderfchydene tekenen verbeeldende : als Mattb. 3 : 
1 6. Onder het teken van een Duyv. Ezech. 9: 1-4. 

d. Om dat hy in tegenonderfchyding van den Zoon , niet 
alleen als de Geeft des Zoons, maar als alios parakleetos, 
eenen anderen troofter, Ioh. 14: id. en bverzulks als een 
perzoon aangemerkt word , di met een perzoon te ver- 
gelyke*n was. Gal. 4; 6. Heeft God den geeft y/ns Zom s 

I ttyu 



dS H. III. FJN&E.M'BRI-.EENIG. G(m. Tk\. 

uytgez.oiiien.im w« herten , di roept , Abba, J r ader. 
Zach. jj: 12. word hy maggid mifchne een mdere Wyz,er 
genaamt , tot een onderfchyd van den eerften , di de 
Zoone Gods is. 
e. Om dat hy van de Goddelyke magt onderfchyden word , 
als het Reginflfel van di magt : want Efez.. y. 16. wenft 
Paulus , dat de Efezers mogten dunamei , met kragt ver- 
flerkt worden , door den geeft van Chriftus. 
/. Om dat in deszelvs befchryving na het naamvvoord van 't 
geenerlye geflagt , daar op. vervolgens een lcdeken van 't 
Manlyk geflagt gebruykt word Ioh. 1$: 5 6. To pneiima 
i tees aketheias , ho park tou patros eJtporeuetai , de geefl der 

waarheid , di van den V~ader uytgaat. Het welk ecu 
baarblykelyk rnerk van een per-zoon is. 
b. Verdedige« wy tegea de Sociaianen , bybrengende 

a. Dat hy de kragt dies AUerhoogiie genaamt word Luk. 1 : 
'" 3 5 . Hand. 1 : 8. Gj ault omvangen de kragt des Haili- 

gen Gtefts , di over u koomen z.al. 

b. Dat bet menflfelyk verftand , ofdesmenflen geeft naar 
zyn befte deelr zoodaanig genoemt word , blykt uyt dc 
leere de? worfteMng tuflem vices en geeft. Gal. 5:17. 
Want het vl'ees begeert tegen den geefl , en de geefl tegen 
het vl'ees. 

BB. DE GODHYD zelv is onlangs van een Arriaans mens- 
op eene andtre wyzc in veHehil getrokken, dewelke verzierde, 
dat de H. Geeft in de H. Sehrivt de hoogfte rye der Engelcn, 
of de edelfte bezondcrzoorte der gefchaapene geeften beteken- 
de : maar geenzins ecn zeker pcrzoon in de Godhyd , mis- 
braykende diaar toe de plaatzen Openb. 1 : 4. En van de z.even 
geeften , di voor zjjnen throon z.vn. 1 a or. 14: 32. En de 
qeeflen der Profeten zyrp den Profeten onderworten. Het tc- 
"dendeel bewyzen wy daar uyt , 

A. Dat di geeft 3 dewelke ons hailigt , gezegt word een en 
eenig te zyn. 1 Kor. 12; 4. 11. 13. T)aar is verfchyden- 
hyd van gaven , dog het is dezeh/e geefl. Deez.e dlngen alle 
werkt de- een en zelvde geefl. Wy atie- z/yn door eenen geefl 
tot een lichhmm gedoopt , m-zgn- afte tot eenen geeft gedrenkt. 

B. Dat hy aan de Godhyd zoodaa«ig befchremi word inwen- 
- - . dig in te zyn , even gelyk de geeft en het geweeten aan den 

mens. 



£>.l NJJR <E>E VERBORG. en?,, Hoofd.M. ty 

mens, i Kor. t: n. 12. Wi van de menjfen iveet het gene 
dvs rrienfien is , ■dan de geeft des men pen , di in hem is. Wy 
'hebbtri niet ■omvlmgtn den geeft der w err eld , maar den geeft , 
d'i -wft God is. 

C. Ja ak Schepper word hy van de Ertgelcn , zyne fchepzelen 
bnde'rfchydeh. ffdl:'iy.'6. "Boor ■ het Woord des HEE~ 
REN zJyn de Hemelen gemaakt , en 'dmr den Geeft z.yns 
tnonds dl haar heyr. 

D. Des H. Gee'fts Godhyd bewyzCri 

a. De Naamen. Zoo draagt hy den naam Jchova. lex.. 6: 
8. 9. alwaar net woord Jchova Hand. 28: z$. genaamt 

* Word de ftern van den H. Geeft, Num. 14: 27. Klaagc 

•* 'tehova , dathet voik murmitreerde ; dog hy, tegen wien 

z'y wederfipahnig waaren , word jfez,. Gy. 10. De Haili- 

ge Geeft genaamt. Di van Kur'i'os , Heere. 1 Kor. 2 : 

] 16. 17. Van God. Hand. 5: 4. Vcrgelekcn met Lid. 3. 

b. G oddeljke Toej geningen , gelyk de Ecwighyd. Gen. 1:2. 
word hy g&egt apde vt/ateren geftveet/t te hebben. Alom- 
tegenwqordighyd. -P/7 139:7. #^^ z,ow ik henen gaan. 
•Vbdr tlifotn 'geeft t % Kor. -p. T6. AMeetenhyd. Joh. 14; 
26. en 1 Kor. 2:10. word hy gezegt alles te doorx,oe- 
ken, 06k dediepten Gods. Als mede Almagtighyd lex,. 
40:13. Wi heeft den Geeft des HEEREN beftuurt y ' 
en heeft hem , als z.ynen raadsman onderwez.en ? 1 Kor. 
12: 4-1 1. 

c. Goddelyke werken , a ! ls de Sch'ep'ping , lob 3 3 : 4. De 
Geeft Gods heeft my gemaakt ; eh de adem des Almagti- 
gen heeft my ieVendig gemaakt. En wel de magtigfte wer- 
ken van de genade, Efex.. 1: 19. '20. vergeleken met 
Rain. 8. n. dlwaar tiytdrukkelyk gezcgt word , dot de 
H. Geeft 'Chriftu's ftp aen do'odeh dpgewekt heeft. 

d. Ook magmeh hem de eer- en aiehfi-bewyzing niet on* 
trckken , dewyl de Zera'fineh hem di eer opgedragen 
hebben. fez.. 6. 23. Doe hie'r by , datwe z,ynen Tempel 
gezegt wo'rde'n. 1 Kor. 3.16'. eh in zynen naam gedoopt 
wordeh. Mtttth. 28. 19. Openb. 1.4. 5. 

CC. De onderfchydrfig vdh den Vadef en den Zoon word uyt- 
drukkelyk voorgedrageh , 
•A. Door plegtdyke 'fpteekwy^en , dewyl 

I 2 a. On* 



*8 H. Ill- VAN <DEN <DRI-EENIG. GOT> P. X 

a. Onderfchydelyk opgetelt wordcn in de bcdining des 
Dobps. Matth.2%. Onderwyfi alle Volkeren t deceive 
doopende in den naam des Vad.tr s , desZoons, en des Hat*- 
ligen Geefis. Hoofd.fi. y. 16. 17. Jezus gedoopt zynde, 
zag hy , Johannes , den Geefi Gods nederdalen gelyk een 

■* Duyve , en zjet , eene fiemme uyt den kernel , z,eggende , 

Deeze is myn Zoon , myn Gelievde , enz. 

b. Uytdrukkelyk worden'r dH genocmt , iloh.^.y. Dri 
zynder di getuygen in den hemel , de Vader , het Woord, 
en de H. Geefi. 

c. Klaarlyk blykt hy 00k een ander dan de Zoon te zyn , r 
Ioh. 5.7. alwaar Jezus zelv zegt ; Ik zal dan Voder hid- 
den , en hy zal u eenen anderen Troofier^geven , welken 
de werreld niet kent : maar gy kent hem , want hy blyvt 
by u-liden , en hy zjil in u zyn. 

B. Door merktekenige ygenfehappen , dewelke gezegt wor- 
den , 

a. De derde wyze en ordening van beftaan. 

b. De derde wyze en ordening van vverken. 

Cr De lydende zending of uytblazing van den Ya'der en dea 
- Zoon , dewyl hy de Geeft des Vaders en des Zoons ge- 
naamt word. Matth, 10: 20. Alwaar de Zoon zegt, 
h?t is de Geefi uwes Vaders die in ujpreekt. Rom. 8. 9. 
Zoo anders de Geefi Gods in u woont. Maar zoo imand 
de Geefi van Chrijlus niet heeft , di koomt hem niet toe. 
Gal. 4. 6. God heeft den Geefi zyns Zoons uytgezonden 
in uwe her ten , di roept , Abba , Vader. En wy zeg- 
gen , den H. Geeft niet alleen van den Vader , maar 
00k van den Zoon uyt te gaan , tegen de Leerc der Grick- 
ze Kerk , dewelke leeraart , dat de Geeft van den Va- 
der door den Zoon , maar niet van den Zoon , uytgaat, 
daar nogtans de H. Schrivt zegt , dat hy van den Vader 
en van den Zoon gezonden word. Ioh. 14. z6. De Troo- 
jter , de H. Geefi , welken de Vader zenden zal in my- 
■nen naam , zal u alles leeraaren , enz. Ioh. 1^.26. Do- 
selve word 00k gezegt alles van Chriltus tc ontvangen, 
Ioh. 16. 14. Want hy zal 't uyt het myne nemen , en zal 
het h verkondigen. En de H. Schrivt zegt, dat Chriftus 
met den M. Geefi doom. Matt. 3.11. Of dit garuTe ge- 

fchii 



P. I. KAAR <DE VERBORG. enz. Hoofd. IH. 6 9 

fchil raocft Iogomachia een woordcnftryd zyn , en dat d« 
Griken niet anders zowden willen , dan. dat den Zoone 
toekoomt de tweede wyze en ordening van werken , hct 
welk de zuyvere waarhyd is, 
Dc Noodzaaklykhyd vande Leere derDri-eenhyd ftellcn wy vaft. 
tegen de Arminianen, dewelke ontkennen , dezelveeenezoo- 
daanigen grond-artikel des geloors te zyn , dat zonder des- 
zelvs gcloov nimand zow konnen zalig worden. Schyncnde 
de rede om dit te ftellen hunne Hoofd-dwaaling te zyn , om 
.te konnen vcrdedigen , dat de Hydenen , van de kenniffe des 
Euangeliums beroovt , en van dit Leerftuk onkundig zynde, 
evenwel hebben konnen zalig worden ; waarom wy dan,. 
a. Deszelvs Noodzaaklykhyd bewyzen , 

1 , Uyt de Inftelling des Doops , di van den dinger naa het 
Chriftendom dit geloov afcyft , en het tegengeftelde on- 
geloov met veroordeeling daar aanhcgt.- 

2. Uyt het verband tuffen deeze kennis en het eewige Ie-> 
leven. loh. 17. 3. Dit it het eewige leven , datze u ken- 
nen , den eenigen waaragtigen God , en Iezns Chriflus, 
dim gj gezonden heht. Vergeleken met de onderftelling, 
dat nimand den Vader kent zonder den Zoon , Toh. 14. 
9-1 1. Di my gezien heefi , di heeft den Vader gezien, 
Geloovt gy niet , dat ik in den Vader , en de Fader in my 
is. Geloovt my , dat ik in den Vader [hen] en de Vader 
in my is. Of nimand den Zoon zonder den H. Geeft. 
1 Kor. 12.3. Nimand kan zeggen , Iezus den Heere [te 
zyn] dan door den H. Geefl. 

o 3 . Uyt het ynde des Euangeliums , het welke is , het ee- 

wige leven door den naam Jezus. loh. 10. 31. Deeze 
zyn gefchreven op dat gy geloovet dat Iezus is de Chriflus t 
de Zoone Gods , en op dat gy , geloovende , het eewige 
leven hebbet in zynen naam. 1 Ion. 5. 20. Word van den 
Zoone gezegt , Deeze. is de waaragtige God , en het ee~ 
wige leven. 
4.. Uyt den zaamenhang van deezen Artykel met de voor- 
naamftc Hoofdftukken van denChriftelykenGodsdienft; 
want zonder de kenniffe van deezen grondflag kan, noch 
de Leerc van den Middejaar , noch van zyne Yoldoenin- 
ge , ftand houden. 

I 7 h. D e 



yo Moofd.IV. VJHTGOZ® BESIfDTTEM. &! 

b, De Tegercp^ftydm teengen wel in 

i. Dat de meefte vrbome en Godzafrge menflen deeze Ver- 
biargenthyd hiet verftaan , di tkarom cgtet niet te vcr- 
docmen zyn. 
2. Dat de betragtende gebruyken Wel onrfbah toyt dc aan- 
merkmge van de wezetftlykhyd der Godhyti , maar niet 
van de Perzoorialit'yten. 
t>. Uyt 'dit L'eerftnk word het Hoogfte Goed ons aanbevolen , als behou- 
dens deszelvs be'taam'elykherlen mededeelbaar zelv met den zondaar. 
Want ind'ien 'de Vader geeheri Zoon bad , dien by als onze Borge kon 
aannem"en , en niet te £elyk met den Zoon teften H. Geeft had , door 
welken by deri zondaar k6h biiligen , verzegefen , en verheerlyken , 
zow de ganfle bedeeHn^ der zalighyd , na het inkobhTfe 1 !! iSter eerfte zon- 
de m'oetfcn bevat Worden , afs metter daad geheel omhogelyk te zyn; 
' da'ar nti &i tegendeel deeze V'eAorgenthyd den rykdom van de Goddely- 
kegenade, in den Zoon gedpenbaart, prylft eh aahbeveelt, en de heer- 
lyknyd van de Goddfelyfce regtvaardighyd 'en barrnhertighyd , in deeze 
buyshouding z;elv, op de aflri-heerlykfte vvyze vaft ftelt, zoo datdeGod- 
hyd, aMn^llehdedeh bemihlyk, bynaniet dan indcn Zoon gezien word, 
en 'de bo'op der hiededeefbaarhyd Van r t Opperfte Goed in deeze Verbor- 
g'etithyd zee'r'vaft en diep gegrondvelr is. 



HOOF D OEEL IV. 

Vm 4e %efluytm (pails, 

NA. dat \Vy dan dit Hoogfte Goed , als thededeelbairr wegens zyne voi- 
le eh vofkoitfene ^Mgenogzaarnhyd befch'cWt hebfcen , zoo ftaat ons 
hu in te zieh , op Wat Vy* voofder by hem een raad *en voornemen ge- 
vvee'ft is , "oni zyne hetfrfylhyd in -de Veekuldrge oefehmg van goedhyd te 
openbaaten , en in tegendeel zyne regtvaardigbyd tegen en in alle , di dat 
aangebodeh goed vcragten , te betoonen. Het weBfe wy nu zien zullen 
\h de titels van Gods iBeJlujten. 

A. Ih't ttlgehieen , noemen uy GODS BESLUYT, een ccwig en 
driVerShd'efly^. voorn'emen Gods , om zyne eere en heerlykhyd te open- 
baaren in de mogelyke dingen, van deweSce by naar fcyne onyndige wys- 



D.I. VAN QOmS r RESlWrrEN. Moof4.1V. 7?i 

hyd 5 en vrymagtifi eudohan welbehaagen, alks vaftgcftek en bepaalt heeft, 
zoo , wat tot het Ttellen van derzelver aard en wezentlykhyd dinen , als 
ook , wat hy wilck , d,at tot derzelver toekoomftighyd gefchiden , of 
niet gefchiden zow. 

JL. In bet bffluyt begifypen. w y Gods WiBe , voor zoa veel d\ ftrekt 
tot alle voorwerpen benalvea God, zelv , dog met betr^kkiwg tot de 
eere Gods : welke Wille gefera , em befluyt genaamt word E\an. 4: 
17. 24. cnckpok, bepaaling, befluyt. Pfl 2: 7. Prethoefis, een voor~ 
nemen. Rom. 8: 28. 9: 11. Boulee , een road, Efiz*. 1: i.j. In . w el- 
ken wiJ wy onderfchydentlyk bevatten,. 

a. Een doenirig van willen % dewelke God, ?elv is j ajs zynde eene al- 
ter enkelfte doening. 
h. Eenflrekking tot de voorwerpen , in aanmerking van zyne-magt tot 
dp rnogetyke dingen ; dewelke in^ar alken aan di doening eeue be- 
trekking daar boven byzet, 
c. De voorwerpen , dewelke alleenlyk aangeiwrkt worden als moge- 
lyke, door bet befluyt togkopmende x als dewelke uyt hunnen ygen 
aard niet dan eene mogelykhyd om te beftaan inzigb.ehelzen: wor- 
dende wy gedwongen onze begr-ypen alhier in diervoegen te fchik- 
ke» ^ orp. datwe aiaUereakelftedofeai.Bg itthiiaajeenkelhyd en y- 
. gentlyke eenvaudighyd niet vertoonen konnen ; want aan de zyde 
des zaaksi zegt bet- nieis an4ers > da» d@t , in aanmerking van Gods 
magt , de dingen alleen Mogelyke , maar- in aajBHie^ing van Gods 
wil , Toekoomertde zyn , zoo dat Gods magt de wortel der Mogc- 
— lykhyd , gelyk zyne wil di der Toekoomftighyd; is. . 
JB. Wy yerdeelen Goas befluyten % m 

a. Eeru befluyt , in zym be^onderzo^yten y bet welke bezig is omtrent 
de» aard" en wezeadykbyd der fchepzekn, , aa«gen>erkt in Gods 
( a ) uytbrenging , voor zoo veel hy alle zaaklykhedtea , uytfteken- 
der wyze in zigbefchosyt, op verfchydene wze-n : feeeff konnen be- 
paalen , zaamenvoegen , en ©nder den andteren ve-rbinden , zoo : 
aat het bier nu begrepen weerd ik dien wjlle Gods , : dewelke de 
dingen, in den ftaal der mogelykhyd; onverfehjillig, ora onder dee- 
ze of gene rang of bezonderzooMe van dingen te zyn , plaatft ert 
ftek in eenjgen bezonderen rang of bezonderzooriwv -..,. 

b. Ten aanzjen van desz,elvs oefening of uytvoering : EXns noemen w}r 
dien wilk Gods , dewelke aari aDe mogelylfe en, on* tg ggbedren of 

. v ; ^iet te gebeusen onverfchillige dingea , byzet eeBe-bepaalde ge- 
toritykhyd , zoo in hvui aauwezea , als in hwa ^^duurea, en werken. 

C a ) Ex B rimibUitas. WelkjE,' 



7* Hoofd.IV. VAK GOVS BESLVTTEN. D.l 

Welke onderfchyding het befluyt Gods nict vcrmennigvuWigt maar het 
zelve , naar de verfchydenhyd der beflotene dingcn alleen verfchyde- 
lyk tot de onderfchydene voorwerpen betrekt ; met het zelvde regt 
word dit viytvoerende Befluyt gefmaldeelt, 
" ' a. In een Toelaatend Befluyt , voor 200 veel God in de eewighyd be- 
floten hceft dc zonde toe te laaten. 
h. En een Werkjlellig Befluyt , waar door God in de eewighyd foor- 
genomen lieeft , al wat zaaklyk is , in der tyd wcrkftellig te fnaa- 
ken en uyt te werken. 
C. De ygenfehappen van het befluyt zyn 

a. DE EEWIGHYD, dewelke wy tegen de Socinianen bewy- 
zen , di befluytcn in der tyd verdigten. H. Dw. Op datze der 
menflen ygenwillige werkingen en derzelver uytkosmften , dize 
Geluk noemen , .van God onafhangelyk zowden maaken. 
«. Egter ftellen wy de Leere der Regtzinnige vaft , 

i. Uyt klaare en uytdraklyke plaatzen der H. Schriftuur. Hand. 
!•{: 18. Cede zyn alle zyne werken van eewighyd bekent. 1 
Kor. z: 7. Wy fpreken de wyshyd Gods ; welke God te voo- 
ren verordineert heeft , enz,. zTim. 1: 9. Die ons heeft ge- 
roepen , naar zyn j gen voornemen en genade , di ons gegeven is 
in Chriflus Jez,us voor de tyden der eewen. Efez,. 1 : 4. Gelyk 
by ons uytverkoren heeft in hem , voor de grondleggrnge der 
•werreld , enz.. 

1 . Uyt de cnkelvaudighyd Gods , welke gcenzins toelaat , dat 
God uyt niet willende overgaa.tot willende ; maar di gene is, 
di met eenige daad en opfiag alles verrigt en voltooit. 

3. Uyt Gods Alweetenhyd , of alweetende Voorweetcnfchap, 
door veelvuldige Profetien , di de regte uytleggers van Gods 
raad zyn , gegrondveftigt. 
b. Verdedigen dezelve tegen de tegenwerpingen der Tegenparty- 

ders , aandringende , dat 

i . Het Stoi'fle noodlot dus doende ingevoert word. 

2. De H.Schrivt aan God eene ondervinding toefchryvt, gelyk 
in 't gene gezegt word Gen. n: 5. Doe kwam de HE ERE 
neder , om te bezjen de St ad en den Toorn , di de kinder en der 
menfien bowden. 

b. DE ONVERANDERLYKHYD, dewelke 
a. Beweezen word uyt Jez,. 14: 17. De HE ERE der Htyrfchaa-* 
ten heeft het in zynen raad hejloten , wi z.al 't dap breken ? en 

zyne 



D.L FJN GOT>S BESLVrTEN. Hoofd. IV. 73 

zyne hand is uytgefirekt , wi zalze dan keerenl Jez,. 4.6: 10. Di 
zegge , myn road zjd beftaan , en ik zal al myn welbehagen doen. 
Pfal.yy. 11. De raad des HEEREN**beftaat in eewighyd. 
Voeg hier by , Spreuk. 19: 21. In 't herte desmans zyn veele 
gedagten : maar de road des HEEREN zal beftaan. En in- 
zonderhyd , Hebr. 6: 17. Waar in God, willende den ervgenaa- 
men der belovteniffe overvloedelyker beivyzen DE ONVERAN~ 
DERLYKHTD ZYNS RAADS is met- eenen eed daar tufen 
gekoomen. 
h. Verweert word tcgen de gctuygplaatzen , di van Gods berow 
handelcn. Gen. 6: 6. Doe berowde het den HEERE dot hy 
den mens gemaakt hadde. En elders mcer. 

c. DE WYSHYD, Rem. 11: 33. 34. O bathos ploutou kai fo~ 
fhias kai gnoofeoes Theou. Hoos anexereuneetha ta krimata autou t 
kai anexkhniafoi hai hodoi autau,, tis gar egnoo noun kttriou ee tis 
fumbolos autoH egeneto. O ! diepte des rykdoms , beyde der wyshyd 
en der kenmjfe Gods! hoe ondoorzoekelyk zyn zyne oordeelen, en on~ 
nafpeurlyk zyne ivegen ! want wi heeft den zin des Heeren gekent ? 
ofwi is zyn raadfmangeweej}? Dewelke beftaat in het fchikken en 
onderfchikken der -middelen met ban ynde, ftt onder malkanderen, 
om op het netfte met het laatfte ynde overeen te koomen. 

d. DE VRYHYD, dewelke alle bepaaling dps raads , uyt aan- 
mcrking der voorwerpen buy ten God , uytfluyt , en de rede om 
te befluyten en te werken alleenlyk in de lievde van de eere Gods 
plaatft, volgens dewelke hy alleen befluyten werkt, em zyns zelvt 
wil. Spreuk. 16: 4. Welke vryhyd de H. Schrivt 00k aandringt 
in de gelykenifle van een Pottebakker tot zyn leem. Rom. 9: 21. 
Jer. 18: 6. Ziet gelyk leem in de hand des Pottebakker s , alzjoo zyt 
gilieden in myne hand , o huys Ifrajels. En Matth. 11: 26. zegt 
Chriftus: Ja fader, want alzso is geweefl het welbehaagen voor u. 

€. DE WYDUYTGESTREKTHYD, nademaal dit Be- 

fluyt zig uytftrekt over alle dingen. Efez. 1: 12. Naar'tvoor- 

neemen des genen , di ALEE D ING EN werkt naar den raad 

zyns willens. Klaagl. 3-37. 38. Wi zegt wat, het welke gefchied, 

[zoo het] de Heere niet beveelt. Gaat niet uyt den mond des Aller- 

hoogilen , het kwaade , en het goede ? 

% HET BESLUYT DER (VOORVERORDINERING 

of VERKIZING noemen wy dat in 't bezonder ; het welke is, een 

. feezondere Raad Gods oyer de redclyke fchepzelen , om in hen dc heer- 

. K h/k- 



?4 Hoofd.IV. VAN G&BS BESUOTfEM. D.1 

lykhyd zyner jgenade eh regtvaairdighyd-i^vereenkoomende met zyne 
betaameryihedjen , tc dpenbaafen ; verordinerende afiea, wat hen agter- 
volglyk oVerkobmeft zow , zy doen zowden , of toegelaateft zow wor- 
den dodf hen te gefchiden , het welke eene behoorlyken zaamenhang 
met dit yffde heeft. 

\A. Een zoodaanig Befluyt wyft de H, Schrivt aan met verfehyden fpreek- 
- wyzen , want het word genaamt prdorifmos , een voorbepaaling , van 
prooritein , it vooren bepaalen, Hand. 4. 28. Om te doen al wat uwe 
hand en uwen road te vooren bepaah had , dat gefchiden zjnvde. Rom. 
8. zo. 30. Di hy te vooren gekem heeft , di heeft hy 00k te vooren ver- 
<$rdineert ; di hy te vooren verordineert heeft , di heeft hy ookgeroepen, 
enz,. 1 Kor. 2. 7. Efez,: 1. 5., 11. word oriftnos genaamt, om dat 
God en alle dmgen bepaalt , en zig in 't bezonder voorgcflelt heeft j 
dog yrooriftnhs , om dat di verordinering gefchied is voor de dingen 
2eiv, in alle eewighyd. ~EnHand t iy. 18. Progneofis, Foorkennif- 
fe , weflc woord zig breeder uytftrekt , gelyk blykt uyt Hand. 2. 13. 
Deezjen , door den bepaalden road en voorkennifle Gods overgegeven 
tynde , hebt gy qenomen , enz,. Rom. 8. 29. 1 Petr. X. 20. De- 
Welke wel voorgekent it geweeft voor de grondlegginge der werreld. 
<■ Fmhefis ;', Voornemen ftrekt zig uyt door aUe de deelen desbefluyts, 
om dat God omtrent deffdvs Hytvoering bezig wezeh moeft , a!s zul- 
lende uytwerken , het gene hy voorgenomen heeft. Efez.. 1.9-n. 
Chts bekerit gemaakt hebbende de verborgenthyd zyns wiHem , 'Moor zyn 
welbebaagen , het nveik hy voorgenomen had in zjg uelven: Tn hem y 
te weeten Chriftus , in welken -ivy 00k een ervdeel geworden z.yn, wy 
di te vooren verordineert waaren naar het. fOORNEMEN del 
genen , di atle dingen tt/erkt naar den road xynstvilkns. ■ En 3. 11. 
Naar het eewige voornetnen , dat hy gemaakt heeft in Chrifius Jezsts 
MZjen Heere. Ettdokia , Welbebaagen. Matth. 11. z6. ya Voder , 
•want alzjoo is geweefl het WE LBEHAAGEN voor tt. Boulee, 
Raad. Efez.. 1. 11. Hand. 4. 28. Om dat het met zoo gtboten 
omztgtighyd eri voorzigtighyd ttytgevrogt is , dat het aan aUe kanten 
eene Goddelyke , datfs, een onyftdige wyshyd aan den d^ brengt. 
! Oorifmenee botttee , een voorbepaalden raad. Hand. 2. 23. een raad, 
waar in God cheir , zyne hand heeft. Hand. 4. 28. Om te doen , al 
wot ugye HAND en RAAD te vooren bepaald had. De hand ', 
dat is, dekragt waar mede hy uytwerkt, het gene befloten beef t, 
Ook maakt de Apoftef gewag van Bouleen thelee'matos , een rood ztym 
willenty want de Goddelyke Majefty t heeft dicn raad met dan uyt fey- 
■ : -" nen vryen wil genomen en befloten. B. Het 



P.I. VAN GOVS BESWTTEN. Hoofd.IV, * f 

JB. Het word ook verdeelt in een befluyt van Verfozirig en Verwerping. 
Want da* de Verwerping ook een deel uytmaakt van de Vporordine- 

rk*g, 

a, Bewyzen wy tegpn de Pwsgejeiaagn , Lateraaen , en anderen, 
waaj&ende , dat wy door djt gewoete God tot een Stigtgf van de 
; zo#de jnaaifcen : weJk regtzianjg gewelen wy mm M mn bewyzen 

0. Uyt den aasd y.m het Toejaatend beflwyt , dewelke is , de toe- 
laatjng van het fcwaad z?h te fchikkeia tot zyneygene eere en 
heejlykhyd. Rom. 9: 17, #W <& Sehrivt z.egt tot Farao ; Tot 
Mt f&foe fab ik » verwekt , ep dat ik in u myne kragt bewyzjen 
%jowds , en pp dft wymn nmm verkondigt werde ep de ganjfe 
aarde. 

b. Uyt de fladrgkkgjyke pfeats , Hand, 4: z&. alwa«r gezegt word, 
dat Herodes en Pontius Pilatus , met de Hydensn tn den volke If- 
■rapUggdmn kfkhtti *e wefeeen <0&trm hfct Rr»Y$igen vanChri- 
ft»s , gfef wflt d$ kffld ''m road 6«ds te vomnpepaalt had t dat 

gefikfden *?owiS' 
C. Uyt gelykluydende fpreekwyzen.. Jjide vgrs$. worden gezegt^ 

&9WWtge' nfflffm Wgsfiap&Me zpt » di emyis tet dit z.elvde «or~ 
..... , d&lis WmP'tpgtfekfilm fdyttv tervreeteriij gtdloozjen , enz.. 

l y Thef. 5.' 9. Gpd heeft 9ns ttiet geftelt tot toorne ., moor tot ver- 

hygiHg dw ZOHg&pd dm Jegjis Ckrifas onzjn Heere. 1 Petr. 

.at 8. Pi h<w am k& woord fi*»ten , wgehwr&Mmen , werden 

gezegt , eh bo fail eteftheefm , daw toe gezjet te zyn. 
<f, Om ,d»t de Vpgrwettsnfcbap , of progmafis , 200 wel van de 

Verwerping, akyande Verkizing gezegt W/©rd. Hand. 2: 23. 

warden deverwprpelJ8gen/W£*pa/«, door de vo&tkenniffe Gods % 

fezegt Chrjftips gekruyft te fiebben. Rom. 8: 29. Word vaa 
e wftye rkorene geaegt , heti hius froignoo , .di-hy te voorengee 
%.ent h&eft , mz.. 

b. Beveeren wy tegen dc Mteringen der Tegenftfeveren : vaft ftel- 
Jende, 4&r uyt geenzins $e yolgen , dat God de Stigter van de 
2ond e is- 

* HJEt BESLUY T VAN VERKIZING , word bevat, 1 
of 

1 . Van de Engekn j het weUte een deel yan de Goddelyke vooror- 
dinering is , wqar dAorGod , tot yefheerlyking ayner goedhyd, 

.■ . . foorne'enjt E^jgdeB te fchepijea , en de meefte derzelver zoo- 

. 'daanig >t? bgvf feiggn in 't gome ., datze yan 't gevaar om te zon- 

K z digen 



f6 Hoofd. IV. VAN GO<DS BESLVTTEN; t>. f : 

digen bevryd zyn. Hier van daan wordenze , i Tim. <$: n. 

fenaamt uytverkorene Engelen , in tegenonderfchyding van di 
Lngelen , dewelke hun beginjfel niet bewaart , moor hutme yge 
wowftede verlaatenhebben. Jude vers 6. 
2. Of van Menjfen ; het welke een deel is van de GoddelykeVoor- 
ordinering , waar door God tot bekentmaaking van de heerlyk- 
hyd zyner barmhertighyd , van eewighyd vrymagtig vaftgeftelt 
heeft , het menflelyk geftagt naar zynen bcclde te icheppen , den 
val te gedoogen , en zommige uyt de gevallene , door eene tuf- 
fenkoomende voldoening , met naamen te hailigen , en gevolg- 
lyk te verheerlyken , en anderen uyt zyn vrymagtig welbehaagen 
voorby te gaan. 
aa. De daad der Verkizing heeft , naar onzp wyze ran bevatting 9 
zyn opzigt . . 

I. Op het Tnde , het welke geen ander is , dan de bekentmaa- 
king 'van de heerlykhyd zyner genade en barmhertighyd. Efez.* 
i: 6. Di ons te vooren verordineert heeft ; tot fry s der heerlyk- 
hyd zyner genade.. 
z. x Op de Middelen , dewelke , volgens de volmaakte enkel- 
vaudighyd Gods aangemerkt, als een eenige daad gclyklyk op- 
gevat moeten worden : zoo dat te fcheppen , den val te ge- 
doogen , en den mens te herftellen , als te gelyk begrepen 
I , moeten worden , als een eenig middel tot dat ynde dinende. 
I Maar* wanneer wy , ten aanzien der beflotene dingen, het 
| verband of 't gevolg van de uytkoomfteh der toeftoomende 
) dingen befehouwen , en dat ook Gods deugden meer in dec- 
| ze , dan in gene van di uytkbomften uytblinken, zoo is de 
I Verkizing , eng genomen , di eewige wille Gods y waar door 
\ by zommige uyt het getal der zondaaren of ' gevallen enwilaf- 
' fchyden en behouden door de tufenhoomfie van Chrifius voldoe- 
ninge , als een noodzaaklyk voorvereyjte ter zaiigbyd. Ja voor 
aoo veel de wii om genade te oefenen , in eene zoodaanige 
uytzondering van menflcn de weldaaden der genade onderling 
te zaamenhegt , en in 't bezonder tot eene bezondere genade- 
givte betrekt , zoo kan het voorwerp van de Verkizing , of 
enger of ruymer aangemerkt , op ver/cfoydene wyzen gezegt 
worden te zyn , zonder eenige onregtzinnighyd : zoo dat het 
ganffe gefenit, - over 't voorwerp der Verkizing of Voorvcr- 
ordinering, alleea over den naam is: naar dat dewil der Ver- 
kizing, 



D. I VAN GOVS BESLVTTEN. Hoofd. IV. n 

kizing , of ruyfner of enger genomen word. Alzoo heeft dp 
wil om den nsenff te hailigen tot zyn voorwerp den elendigen » 
zondigen , en onrynen mens : en de wil om te verheerlyken 
heeft den gehailigden mens tot zyn voorwerp ; om dat'r een 
onmiddelyke zaamenhang en v'erband vanGod geftelt is tuflen 
dc hailigmaaking en heerlykmaaking , zoo dat God van ee- 
wighyd gewilt heeft geenen anderen te verheerlyken, dandien 
hy gehailigt heeft. 
», Waar uyt van zelv vervalt het gefchil van deLuteranen op- 

Seheven , uyt het voorgezine geloov : dewyl zy het oog 
ebben op den wil van des memTen heerlykmaaking ; en dc 
, Hervonnde, op den wir om aan den mens genade te bewy- 

zen ; zoo dat decze bydegaar Regtzinnig zyn. 
b. Hier uyt koomt ook aan den dag de ftaat des gefehils met 
de Arminianen , di de verkizing uyt een voorgezien geloov 
ook aandringen , dog zoo niet als de Luterfle, Want zy 
vereyflen het geloov voorafgaande tot den wille om te be- 
genadigen , op datze di hidden als ( a ) eene voorgaande 
oorzaak der verkizing tot de genade j welk gefchil geheel en 
al hier van afhangt , of het geloov een werk zy van den 
vryen wil, di voor de genade gaat? dan of het een gevrogt 
zy van de genade , di op Gods goedwiUtehyd volgtf' 
a. Wy bewyzen , dat de verkizing tot de genade , of dat 
di eewige wille Gods, di voor heeft de genade in der tyd 
te fchenken , niet gefchiden kan uyt een voorgezien ge- 
loov , of uyt de voorgezine goede werken , tegen de 
Arminianen , di het eerfte , en tegen de Papiften , di 
het tweede ftellen , H. Dw. op datze den vryen wil elk 
naar hunnen zin beweeren mogten. 
I. Uyt de klaare plaatzen. Rom.$:i& word van de Ver- 
kizing gezegt , zoo [is't] dan niet des genen di wil % 
• - - ; noth des genen di loopt , maar des ontfermenden Gods. 
En hier van daan genaamt eeh verkizing der genade , 
Rom. n: •$. Niet naar • onzje werken , maar' naar zyn 
ygon ■voornemen en genade , di ens gegeveh is in Chri- 
Jius Jezus voor de tyden der eewen. i Tim. i: <j. 
1= z. Daar uyt, dat de Verkizing is tot het geloov , tot 

---'•- hailighyd, en tot volherding. Efez, i; 3-5. warden 

K 3, wy 

»:'. ^- " (*J ftqeaufaproeegoumenes, 



7 8 Hoofd.IV. VAN. GODS BESLVTTEN. P.£ 

wy gezegt , Hytverkore/i te x.yn , tp dat wy z.owden 
haiiigenom>eri(pelyk^.ynvo6rbemtndeiievd^; enz.. 
Jin H$nd.j.$: 48. Daar geloovden z.00 veele als'r ver- 
/ordmeert waaren not bet eewige leve.it. JaChriftus zegt 
opentlyk , Job. i 5; 16. Ik beb uuytverkoren , dat gy 
vjowd vrugt dragm , en dat «we 'vrngt b/yve. 
3. Qro jdatGod ia 4er tyd niet anderswerkt, dan hy 
van eewrghyd heeft willpn werken. Ook zulkn wy te 
zyner plaatee toomefl, 4at het geloov een gave Gods is 
op de jgenade volgende , -en geenzins een werk van 
den vryea wil voor jde gonade voorgaande ; noch dat- 
aien ceaige verdienfte uyt {a) weivoegenthyd , di 
Cods gena?je yoorkoonjen zow , giag aannemen. 
b, Vierdediecn 4it tjegen 4e ^Eegenw^ipi^gep. 

i> JPyJide pjaatre« tijkr. $K$. %wd$r, geloov is 't on- 
moogelykGctdtehbaagea. *$&,%'%. Heeft God niet 
Hytverkorim de •armm deezgr ivemeld , plottjious enpi- 
fiei , k» fleermm&w tees .bufel-tiias , bees epeeggeilato 
tois agqpoojw auto* , £w»l ryk i[te jgtn] w 't geloove , en 
erfgenjMm 4es Keningryks* hef wefke hy beloovt denge- 
nen Ai hem Ue&hekken* 

2. IJyt eene vo<?rkejnoiflEe de vgorverordinering voor- 
gaande. Rom. <8: 29. Di hy te yooren gekent heeft , 
di heeft hy ook tevaoren vererdineert. 

3 . iUyt Gads wilk , waar door by wil zaligen alle di ge« 
looven , Job. 3 : 16. Op dat een igelyk di in hem ge- 
loovt , met per.derve ., moor het eewige leven hebbe. 
j Tim. z; 4. Welke wii dat file wenjfen zalig werden t 
en tot kenmjfe der waorhyd koomen, 

4. Uyt de ontkende prsofopoleepfta , ferzjoonsaanneminge 
van God. Hand. 10: 34. Ik verneme in der waarhydy 
hoti <wk eft* prafoopaleoptees ho Theos , dat God geen 
aannemer des psrz.oons is. 

bb. De Ygenfchappen van de Vei;kiz.ing .zyn. 

I. De Jtexjmderhyd ' waar door wy tegen de Socinianen en Ar- 

minianen ^ene Aigemeene Verkizing ontkennen , of di zoo 

jOrtbepmk zyn zow , dat niet rnet naatnen #en zeker geul van 

, . . vytyierkore»en yplgens ijiezelye beaten beperkt zow we- 

aen. 

(a) Ex congra*,' 3. Uat- 



D.l VAN CO<r>$ BE&UVTTEN. Hoofd.IV. 7>¥ 

i. Dafter eene zoodanige rerkizing over een zeker en bepaalt 
getal is , bewyzen wy 

a. Uyt cfe zonfleklaare plaaKzer* , dewelke zommige buyten 
ffuyten. Job. 13: 1$, Tk zegge niet van u aSe : ikweet 
weike ik uytverkoren heb. Matth. 20: z$. feele zyn ge~ 
tdepert, moor wynige uytverkoren. Voeg bier by di ge- 
regts-fpraoke , Matt h. 2 J' 34. Koomtgy gezegende , enz. 
En Vefgelyk dit met Junk. 1 o» 20. Ferblyd tt veel meer , 
dot tmv naamen ofgefehreven zyn in de hemelen. 
k Uyt bet zeggen der Apoftelen , Mom. 9: 13. Ge/j^ £<?- 
fchreven is : Jahfo hefik li'evgehad , en Ezau heb ik ge- 
hemx. Vergeieken met vers 18?. Zoo ontfermt hy hem dan 
digits hf wit, en verhard Sen hy wil. Hier van daan is 
00k <fc onderfehyding tuflen de vaten des toonrs en der 
barmhertighyd. Verfll 2" 1-23-. En 2 Tim. 2; 19. word 
gezegt , Met vafte fondament Gvdsftaat, hebbende deezen 
ZegeJ : de Heere kent de gene , di zyne- zyn, 
b. Verdedigen wy tegen eene Onbepaaldc: algemeenhyd , wel- 
ke men poogt te bewyzen uyt 1! Tim. 2.- 4. afwaar God ge- 
zegt word «e w8fca , dot a&e-merffeft zolrg mrden , en tot 
kenniffe der waorhyd koomen. 
I. De Eewighyd van de Verk.iz.ing. Efez. r." 4. God heeft ons 
uytverkoren in Chriflus voor de groitdlegging derwerreld. En 
% Tim. 1: 9, Naar zyne genade , di ons gegeven is in Chriflur 
Jezjts vwr de tyden der eetven. 
3. De Onveranderbykhyd. Hebr. 6'. r 17. God willende bewyzen 
de omerariderlykhyd zyttes roads , umeteenen eed daar tujfen 
gekoomen. Matth. 24: 24. Dot zy 00k , indien het mogelyk 
waare , de uytverkorenen zowden verleyden. 
4% He Ztkerhyd in de voorwerfen. £ Tim. 2: 19. Het vafte 
fondament -Gttb float , enz. Rem. TV. 29. Want de- genade 
gitfte en de roetoingeGe&t zyn ametameieeta , onberouwelyk. 
Dan. nr i. Te dm ' tyd zM ttnrvolk verlojf worden , at di 

fevonden word gefehreven te zyn in het boek. Welke zeker- 
yd wy beweeren tegen de tegenwerpen uytExod. 32; 32. al- 
waar Mozes van God eyft , Delgt my nu uyt uw boek , het 
^ welkgy gefehreven hebt. JPfdt. 6y: 29. Laatze uytgedelgt wor>- 

denuyt het boek des levens: het gene Openb. 22: 19. metdee- 
-I .r- ze woorden uytgedrukt word. God zal zyn deel afdoen uyt 
het boek des levens* ' b. Hec 



8© Hoofd.IV. FJN GODS BESLVTTEK D.l 

k HET BESLUYT VAN ,VERWERPING word be- 
grepen. 

a. Of van Engelen, en is een deel van de Voorordinering , waar 
door God, tot betooninge zyner regtvaardighyd, voorgenomen 
heeft , Engelen te kheppen , den val van zommige derzelver tc 
gedogen , en de gevaflene , in de eewige banden der duyfter- 
nifle te beknellen , tot een ftrafte van datze hunne eerfte woon- 
ftede verlaaten hebben. Jud. vers 6. z Petr. z: 4. Indien God 
de Engelen , di gezondigt hebben , niet gefpaart , moor di in de 
helle geworpen hebbende , overgegeven heeft, den ietenen der dtty- 
jlernijfe, om tot het oordeel bewamrt te warden, lob. 8: 44. Want 
di , uwe Vader de Duyvel , was een menffen-moorder van den 
heginne , en is in de waarhyd met flaande gebleven , enz.. 

b. Of van Menffen , dewelke dat deel van de Goddclyke Vooror- 
dinering is, waar in God vrymagtig voorneemt alle menflennaar 
zyn beeld tc fcheppen , derzelver val toe te laaten , zommige in 
de zonde te laaten leggen , ja zomwylen in hunnen verkeerden 
zin over te geven, en yndelyk, naar de oefening van zyne groo- 
te langmoedighyd , met een regtvaardig oordeel , tot betoonin-* 
ge zyner hailighyd en geregtighyd , te ftraflfen. 

I. Datter eene zoodaanige F'erwerping is, houden wy ftaande 
tegen de Socinianen, di de voorkennifleGods van de gebeur- 
lyke dingen lochenen. 

a. Uyt de ontkennende fpreekwyzen. lex.. 41: $. Gy zyt 
myn knegt , u heb ik uytverkoren , en heb u niet .verworpen. 
I TheJZ. $: 9, God heeft ons niet gejlelt tot toorn , maar tot 
verkryging der z/dighyd door onzjsn Heere Iezjum Chrifium. 
Openb. 13:8. A He di op de aarde ivoonen , zullen het z,el- 
ve , te weeten het Beeft , aanbidden , welker naamen niet 
zyn gefchroven in het boek des levens, des. Lams, dat geflagt 
is van de grondlegginge des werrelds. 

b. Uyt de ftellige fpreekwyzen. /W.4. worden gezegt, zom- 
mige, eertyds tot dit xjslve oordeet opgefchreven te zyn, enz,. 
Rom. 9: I}. 18, Z2. 

II. De (a) Eerfioorzjiak ftellen wytezyn, Gods enkel wel- 
behaagen , en geenzins de voorgezine ongeloovighyd , on- 
boetvaardighyd , of afval : agt gevende op den wille , om, 
zommige uyt de weldaaden der genade uyt te fluyten. 

«* Be* 

l*) Caufa proeegaumcnee. 



D.'l VAN GOT>S BESLVTTEN. Hoofd. IV. Bt 

a. Bewyzcnde dit gevoelen 

a. Uyt het ynde van allewerken Gods. Spreuk. 16: 4. De 
HEERE beeft alles geivrogt • pognal\ om zyner beand- 
woordinge wil : ja 00k den godloozen tot den dag da 
kwaads , dat is , hy werkt en beftuurt alles zoodaanig, 
dat het Gods voornemen bcandwoord , en alles Gods 
beandvvoording is ; even gelyk het werk van een uytfte-^ 
kende Konftenaar met het denkbeeld , dat hy daar vari' 
wyflyk in zyn vcrnuft bevat had , op 't netfte overeen- 
ftemt en dat op een hair beandvvoord ; alzoo koomt 00k 
alles , ja zelv de godlooze te voorfchyn , en beftuurt te 
worden, dat het werk de paging en lemagnanehou den raad 
Gods beandwoord. Voeg hier by het voorbeeld van Fa- 
rao. Rom. 9: 17. 

b. Uyt het welbehagen Gods, dat in deezenbeveftigtword. 
Matth. 11:25.26". Ik dank « Voder , Heere des kernels 
en der aarde, dat gy deezje dingen voor den wyzjs-n enver- 
Jlandigen verbergen hebt , en hebt deceive den Kinderkens 
geopenbaart. la Vader , want alzoo is geiveefi het welbe- 
haagen voor u. Joh. 12: 37-40. Daarom konden zy met 
gelooven, dewyle Jezaias ivederom gezegt heeft , hy heeft 
haare oogen verblind , en haare herten verhard , enz. 

e. Uyt de ontkenning dat de oorzaak in den mens is. Rom. 
9: 11. 18. 

b, Verdedigen het zelve tegen de tegenwerpen: 

1. Uyt de plaats , 2 Petr. y. 9. De Heere is langmoedig 
over ons , niet willende dat eenige verloren gaan , maar 
datze alle tot bekeeringe koomen. 

2. Uyt de gevolgen tot het ongerymde , devvyl zy voorge- 
ven , dat ons gevoelen 

a. God, en onregtvaardig , en tot een Tiran maakt 

b. Het Stoi's noodlot invoert. 

in. Is het ynde , de betooning van de eere Gods. Rom. 9: 17. 

De Schrivt zegt tot Farao , Tot dit zelve heb ik u verwekt, 

op dat ik in u myne kragt bewyzen zowde , en op dat myneri 

naam verkondigt werde op de ganffe aardc. 

iv. De Tgenfchappen , welke wy in : 't algem.eene.befl uyt , en in 

dat bezondere van de Verkizing aangetekent hebben > zyn al- 

. " itins dczelvde^ , ,,-,;■ 

i_ L BE* 



8^ Hoofd.V. VAN <DE SCHETTING. DA. 
BET R AGTIN G. 

Gelykwe HET HOOGSTE GOED te voorcn als Mededeet- 
baar gezien hebben , even alzoo hebben wy , door de eere van \ Befluyt, 
het zelve nu ook gezien , als goedertirend , en firekkende tot de daadelyke 
mededeeling zyns zelvs , naar alien den rykdom der genade j dog zoo nog- 
tans, dat het op eene betaamelyke ordening en vvyze gefchide, zoo dat het 
zyne grootc goedhyd niet mededeelt , dan aan de uytverkorcne zondaaren, 
dewelke God wil hailigen , en tot zyne eere en heerlykhyd bekwaam maa- 
ken , maar geenzins aan de vervvorpelingen , dat is , aan de zondaaren di 
in de zonde gelaaten zyn ; en dat ten teken van zyne onberifpelyke vry- 
jnagtighyd. 

HOOF DDE EL V. 

Van de Scheming. 

GElvk de Willc Gods kragtdaadig is , even alzoo is ook zyn Befluyt * 
nademaal God dies werh naar den raad zjyns witlens. Efez.. i: n. 
Ovcrzulks vereyft de ordening , datwe befchouwen op wat wyze God , in 
gevolge van zyn befluyt, in der tyd gehandelt, of liver, gevrogten in der 
tyd voordgebrast heeft. Naar de rerfehydene betrekkingen tot de gevrog- 
ten , verkrygt de kragtdaadighyd van den Goddelyken wil ook verfchydene 
afnaamingen , na datmen de fchepzelen , of in hnn worden , of in hurt 
zrn , o£in hun werhn aanmerkt. De eerfte bezonderzoorte van di kragt- 
daadighyd word genaamt, Schepping ,. de tweede Onderhouding , en de 
derde Beftuuring. Dog de twee laatfte bezonderzoorten koomen ook voor 
onder den gemeenen naam van Voorzjnighyd. 

DE SCHEPPINGisdi kragtdaadighyd des Goddelyken wils , waar 
door God den dingen , in zyn befluyt tot de toekoomftighyd bepaalt , al- 
leen door 't gebied zyns wils hun begin en oorfprong gegeven heeft , tot 
betooninge van de heerlykhyd zyner wyshyd , magt , en alzins overboodi- 
gc goedhyd. ' ' " 

A. By de Hekeers betekent het woord biro, , niwe dingen maaken , de- 
welke 



D.I. VAN T>E S CHEATING. Hoofd. V. $| 

welke nooit te vooren aanwezig geweeft zyn. Num. 1 6: 30. Fez. 45 : 
7. Ier. 31: 22. Bay a Jehoira de HEERE ', heeft wot hiews gefchaa- 
pen op de aarde ; de Vrouwe zal deri Man omvtmgen. En dus fluyt het 
in 

a. Een oorfpronglyk werk , het welk den dingcn , buyten God , hun 
cerfte begin en oorfprong byzet : waarom het tegen onderfchyden 
word-met de woorden jazar engndfd , dewelke opciren en voltooijen 
betekenen : vergelyk Fez. 43: 7. Kooi hannihra bifchni vsliehbhod 
berdthiv jezax thiv aphgnafithiv, Een ider , di naar mynen naam ge- 
noemt is , en dien ik gefchaapen heb tot myner eere , dien ik geformeert 
of opgeciert heb , en dien ik gemaakt , of voltooit heb. G?n.z: 3. 

b. Een zeer magtig werk , dat door Gods wenk en wil enkelyk en-alleen 
gevrogt is , en overzulks voordgebragt is door de eewige kragt Gods. 
Openb. 4: 11. Gy bebt alle dingen gefchaapen , en Aoor uwemville zyn 
zy , en zyn ze gefchaapen. Rom. 1: 19. io. Zyne onzienlyke dingen 
warden van de Scheppinge der werreld aan , uyt de fchepzelen verjlaan t 
en doorzien , beyde zyne eeuwige kragt en Goddelykhyd , enz. 

B. De zaak zelv : alwaar in aanmerking koomt ' 

^."DE DAAD van voordbrengen : dewelke dan bevat word of als 
a. Gnndddelyk te weeg brengtode-; dat : de<ilittgen , -'ltfhet befluyt 
voorbegrcpen , overgaan van het niet zyn' , ' tot het zyn ; zoo na- 
melyfcdatze geen voprbeftaande ftoffe van eewighyd gehad hebben : 
het geenwe tegen de Socinianen en andere pfeudo-philofoophom , 
verkeerde Wysgeeren ,- 

a. Bewyzeh ; ' . 

1. Uyt de Strapping der Onbereyde ftoffe.' Gen. i:x.i. In 
den beginne fchiep 'God den ' kernel ! --, endede aarde , de aarde nu 
was tohou vabhohou , woefl en ledig , of oncierlyk en onge- 
grond ; het welke^Zalomon \xjt&xekiiofr6ofchanaphrothtebhel t 
den aanvang van deftofkens der 'werreld. Spreuk. 8: z6. 

2. Uyt de getnygeniflen van Paiilus , dit nyfelriiklyk genog eyf- 
fende; Rom. a: 17. Gqdroept de dingen , diriiet%yn als ofze 
wakren:^ fie&P-ti¥>fi s iWVM gtlodik v 'verfimn wy dat de 
werreld door 'i woord Gods istoej^eyd' , : alzoo dat de dingen 
dimen ziet , niet geworden zyn uyt dingen di gezien warden. 

b. Bevryden wy van de tegenwerpen , , waar in ze aandringen , 
* ■■:'<■■' 1. Daf uyt niet niets w©$d. •'-'*"• " •* 

;.'. ::.: 2.- Dat de verwerdett ktomp voorbeftaan heeft. Gen. 1: 2. 

j.'Datter van- eewige heu"v£lengewag£em&ktword; Gen.z^:i6. 
L 2 b. 2l4id- 



§4 Hoofd.V. VAMVESCBETTING. D.l 

b. Aliddelyk i bezig zynde omtrent cene onbekwaaine iloffe , en di 
bereydende Q\n eenige bezonderzoorten te doen zyn , hoedaanig'de 
voordbrengbg is van den mens uyt ftof , en de voordbrenging al- 
ler dingen na de gefchaapene onbereyde ftoffe. 
B. DE MAAKER en de OORZAAK van dit voortreffelyk 
werk, is GOD ALLEEN: tegen de Arrianen , dryvende de 
( j -,;;, ;VOorbeftaanlykhyd des Zoons , als net eerfte fchepzel , en tot het 
werk der eerfte Schepping aangenomen. H. Dw. Op dat zyne waa- 
re Godhyd daar uyt niet befloten werde : Als mede tegen de Pausge- 
zinden , di, in de Leere der Overzelfftandiging hunne Priefters tot 
Scbcppers van anzen Schepper ftellen i tegen dewelke wy dit bewee- 
rcn. , '•..... 

a. Bewyzendeliet zetve alleen aan God toe te koomen. 

I. Oca dat hy di eene voor zig alleen beboudL Tex.. 40: z&. 28. 
Ziet wi deeze 'dingen ge/chaapen heeft ; dizje alle by naame roept. 
En 44: 14. Tk ben de HE ERE di alles doet , di den hemel 
uytbreyd , ik alleen , en di de aarde uytfpant door my zjelv. En 
volgens lob §: 8. Di alleen de hemelen uytbreyd. 
'-.a., Qra dst, hy zig daar door- onderfebyd van de Goden der Hyde- 
, nen. PCal, ^6i,^,. Alle de Goden der volkeren z.yn Elilim Af- 
. goden , of een niet : maar de HRERE heeft de hemelen ge- 
maakt. Ier. 10: it. Aldus zjult gylieden tot hen zjeggen : de 
Goden di den hemel en aarde niet gemaakt hebben , Kjdlen vergaan 
van der aarde , enz... 

3 . Om dat hy de fchepzelen van dit werk uytfluyt als onmagtig. 
v -\ - , Tob^-. ^y. Weet g\- de ordirtantien deshemels t enz.. JMatth.6: 

27. '■ Wi dag van u x kan met bez.orgt te zyn , eene elle tot zyne 
lengte toedoen ? 

4. Om dat een werk, alleen door een wenk. en gebod te verrigten, 
geen werktuygige oorzaak toelaat : en zoodaanig is 't werk der 

;.. . ,,. Schepping, /<?«.. 41.'- 4. Wi heeft dit gevrogt en gedaan , roepen- 

, :,, , , de de gejlagten van den begirme ? Ik de H E ERE di de eerfte 

. ben '■, en met de laatfte 'ben ik dezjslvde.. Openb. 4; 11. Gy hebt 

alle dingen gefihaapen , door uwen JVILLE zy& zy , en zyrue 

gefchaapen. 

b. Verdedigende het zelve 00k tegen de tegenwerpingen 

a. Dat de Zoon als de werktiiygige oprzaak begrepen word. loh. \i 

3.10. Alle dingen. zyn door 'hem gemaakt: , en zjonder hem is 

\ r . . - geeft ding gemaakt x dat gemaakt is 1 en de werreld is door hem 

gemaaktf b. Uyt 



D.I. VANVE SCHEMING. Hoofd.V. % 

b. Uyt aanmerking van Gods kragt , di fchepzelen heeft konnen 
voordbrengen di een groot vermoogen hebben om te werken, 
derhalven ook ora te konnen fcheppen. 

c. Ook daar uyt , dat hy den fchepzelen vergunt heeft wonderwer- 
kcn te doen : Nu dan di een oorzaak van wonderdaaden zyn kan, 
fchynt dat ook te konnen zyn van de Schepping. 

C H E T GEVROGT of het voordgebragte , 't welk he* G E- 
HEEL-AL is, welkers voornaamfte Deelen voorkoomen onder 
de naamen van Hemel en Aarde , te gelyk met derzelver heyren en 
inwoonderen. Gen. i. i. In den beginne fchiep Godden hemel en de 
aarde. Vergcleken met Gen. z. I. Alz.00 zjyn volbragt de hemel en 
de aarde , en al hoar heyr. 1 - Hand. 4. 24. Heere , gy zjyt de God, di 
gemaakt hebt den hemel , ends de aarde , ende de Zee ,. en alle dingen 
di in dezjelve zyn: Ziet ook Hand. 14. 15. 17. Dat gy u z.owd be- 
keeren tot den levendigen God , di gemaakt heeft den hemel , enz.. 
goeddoende van den hemel , ons regen en vrugtbaare tyden gevende. En 
17. 24. De God di de werreld gemaakt heeft , en alles dat daar in is. 
Evenwel ftaat hier ook aan te merken , dat Mozes , hoadende een 
bowkundig beleed , onder beyde deeze betekeniflen voornaamelyk het 
oog heeft op tweederlye wooningen , te weeten 
aa. De Woonflede der Engelen , voorkoomende onder den naam van 
Hemel. 1 Kon. 8. 27. De hemelen, ja de hemel der hemelen z.ow- 
de u , te weeten God , niet begrypen. Van den derden hemel. z 
Kor. 12: 2, j, 4. welkers heyr Engelen genaamt word. Luk. 2. 13. 
Van fionden aan was tnet den Engel een mennigte des hemelfen heyr- 
legers. Vergeleken met Matth. 26. 53. Of ' meent gy dat ik mymn 
Voder nu niet kan bidden , en hy xjal my meer dan twaalf legioenen 
Engelen byzMten. Overzulks moct onder de fchepzelen getelt wor- 
den. 

a. Den Hemel der zalige Zilen. Hebr. 11. 10. Want hy , Abra- 
ham , verwagtte de Stad di fondamenten heeft , welkers Konfie~ 
naar en Bowmeefier God is. 

b. De Engelen , door dewelke wy fchepzelen verftaan , di enkei 
gecftelyk zyn, ofgeeften di niet gewoonlyk met een lichhaam 

fepaart gaande , metverftand, wil, eninagt verzien zyn: wel- 
er Engelen 

1. Aanwezen, het Euangeli hier met de Farizeen, hier van een 

regt gevoelen hebbende, tegen dcZadduceen vatftftelt. Matt. 

21. 30. Mfiar zy , Gods kinderen 3 zyn ah Engelen Geds in- 

L 3 den 



U Hoofd.V. VJNTtESCHETTING. D.I. 

den kernel. Luk. 20, 36. Zy zyn den Engelen gelyk. Hand. 
, 22.8. Zeggen de Zadduceen dat'r geenOpflandinge is , noch 

Engel , noch geefl : maar de Farizeen belyden het beyde. 
2. Hunncn Geeftelyken of verftandigen aard beveftigt de H. 
Schrivt met de woorden rouach en pneuma geefl. 1 Kon. 22. 
29. Doe gingeen geefl uyt. Pfal. 104.4. Hy maakt malachai 
rouchoth , zyne Engelen geeflen. Om welken aard te bemerk- 
tekenen moetmen aanmerken , dat aan hen toegefchreven word. 

a. Een Verftand. 1 Petr. 1. ia. worden de Engelen gczegt 
parakupfai begeerig te zyn om in dl dingen in te zien. Waar 
in met cenen aangewezen word de yndighyd van him ver- 
ftand. 

b. Een Wil ter gehoorzaamhyd aan God. Pf. 103. 20. Loovt 
den HE ERE zyne Engelen , gy hragtige Helden , di zyn 
woord doet , gehoorzaamende de flemme zynes woords. 

c. Een Magt. Pfal. 102. 20. 2 Thejf. 1. 7. wordenze ge- 
naamt de Engelen dunameoos autou , zyner kragt. 

3 . De ontkenning van lichhaamelykhyd en verdervelykhyd Luk. 
20. 3 .(J. Zy konnen niet meer flerven : want zy zyn den Enge- 
len gelyk. Hoofdfl. 24. 39. Want een geefl heeft geen vlees en 
been , enz. 

4. Datze Schepzelen zyn } of voor den beginne niet aanwcezig 
geweeft hebben , blykt uyt Pfal. 104.4. Hy maakt ^yne En- 
gelen geeflen. En 148. 2-5. Loovt hem alle zyne Engelen. 

, Kol. 1. 1 6. 17. Schoon van derzelver Schepping. 

a. De Tyd niet bepaaldelyk aangetekent is ; dat di niet te mm 

tot het beginlTel der Scheppinge betrokken moet worden , 

mag men billyk befluyten uyt Gen. 1. 1. vergeleken met 

Job 38. 6: 7. . Doe de Aforgenflerren zaamen vroolyk zon- 

gen , en alle de kinderen Gods juychten. Namelyk , deeze 

hailige Gecften waaren in vreugde en blydfchap opgetoo- 

gen, wanncer de aarde, op den derden Scheppingdag, ge- 

grondveft wierd , zullende tot een fchow-tonneel en van de 

wyshyd , en der geregtighyd , en der barmhertighyd Gods 

verftrekken : ja 00k tot een woonftede der genef , di klee- 

ronomein fioteerian , de zalighyd be-erven moejlen. Hebr. 1: 

14. enz. 

b. Het getal der Engelen is. veelvuldig. Openb. <f. n. Haar 

getal wasfienduyzendmaal tienduyzjenden t en duyz§ndmaal 

duy- 



DI. XJN*DE SCHETTING. Hoofd.V. 87 

dujzjenden. Dan. 7. 10. Duyz,endmaal duyzjenden dienden 
hem , en tienduyzendmaal tienduyzjenden flonden voor hem. 

c. Derzelver eerfte geboorteftaat is goed geweeft , zoo dat, 
di kwaad zyn , dat zyn geworden door afwyking van hun 
eerfte beginzel. Jude vers 6. Zommige Engelen di hun 
beginRel niet bewaart , maar hunne woonflede verlaaten heb~ 
ben , enz.. Joh. 8. 44. Werd de Duyvel gezegt , in de 
"Waarhyd niet flaande gebleven te zyn. Egter zynder een 
genogzaame mennigte in 't goedc beveftigt , devvelke Kin- 
deren Gods genaamt warden. Job 1 . 6. Als de kinderen 
Gods kwaamen om z.ig voor den HEEEE teflellen. 

d. Het ynde is , om dienft tc doen 00k in di dingen , de- 
vvelke omtrenr Gods ygendom verrigt moeften worden. Pf~ 
103. a i. Loovt den HRERE die zyne heyrjchaaren , gy 
z,yne dinaars . di zyn welbehaagen doet. En 148. 2. Loovt 
hem , den H E E R. E , alle zyne Engelen : loovt hem die 
zyne heyrfchaaren. Te weeten , om dat de HE ERE aan 
de Kerke verfchcen vol van genade en waarhyd. Jez,. 6. 3. 
De eeneriep tegen den anderen : Hdlig , hailig , hailig, is 
de HEERE der heyrfchaaren : de ganJSe aarde is zyner 
heerlykhyd vol. En gevolglyk 00k ten dienft der geloovi- 
gen ; als Matth. 18: 10. werdcnze genaamt de Engelen der 
kleyne , di dtyd in de heme'len des Vaders aangez.igte z.ien. 
Hebr. 1: 14. Zynz.e niet die gedienfiige geejlen , ditotdienji 
nytgez,onden-werden om der gener wille , di de zalighyd be- 
erven zjillen ? als zynde derz,elver mededienjlknegten. Openb. 
19: 10. 

hb. De Woonflede der menfien , onder den naam van Aarde , en al 
wat in dezelve is ; alle het welke van Mozcs bowkundig aangemerkt 
word , in betrekking tot het m^nflelyk gebruyk , op dat de mens, ; 
als een bewoonder der aarde , gemaklyk daar in zow konnen woo- 
nen tot prys en eere van God , zynen Schepper , als dewelke aller 
menffen kinderen niet te vergeevs gefchaapen heeft. Pf 89: 48. Hy 
heeft z.e niet gefchaapen , datz.e ledig zyn zow , maar heeftze gefor- 
meert , em datmen daar in woonen z.ow. Te weeten di gene , de- 
welke hy door den waaren Zaligmaakerbefloten heeft te zaligen. 
Jez. 4: 18. In dewelke het hoofdwerkfttik is de MENS. 
A. Wien een Iichhaam van God toebereyd is uyt het ftof der aar- 
de, Gen. z: 7. ten welkers opzigt het zdyejez.er genaamt word,, 

em 



M Hoofd.V. VAN T>E SCHETTING. D.I. 

en God vergeleken by eenPottebakker, hebbende deszelvs werk- 
luygen en ledematen bekwaam gemaakt om 't gebied des wils op 
te volgen , en geduurende het dieriyk leven beweegbaar te zyn. 
B. By het zelve is eene zile of geeft gevoegt , di in't binnenfte 
des lichhaams gcfchaapen is. Zach. 12: 1. De HEERE fpreekt, 
di den kernel uytbreydet , de aarde grondvefiet , en des menjjen geeft 
in zyn binnenfte formeert. Hier van daan word hy genaamt, God 
der geeflen van alle vlees. Num. 16: 22. Deezc menffelyke geeft 

I . Is in opzigt van zynen eorfprong gcfchaapen , nict om uyt een 
tronk voordgezet te vvorden , maar om door een geduurige 
Schepping by dat lkhhaam , tot het welke hy gefchiktis, ver- 
voegt te worden : het welke wy ftaande houden tegen de Lu- 
terancn , en andere , dewelke ontkennen , dat de oorfpron- 
gelyke ervzonde bekwaamelyk verklaart kan vvorden , zoo niet 
de ziel uyt den tronk voordgezet word. 

a. Welkers tegendeel vvy bewyzen uyt de bygebragte plaatzen, 
di de Schepping der ziel van een igclyk mens vaft ftellen. 

b. Beweeren tegen de tegenwerpen , ontleent, 

a. Uyt Gen. 2: 2. alwaar gezegt word , dat God gentft heeft 
van al zynjperk dat hy gemaakt hadde. 

b. Uyt Gen. q.6: z6. alwaar alle z,Uen gezegt worden uyt de 
hettpe der Eerftpaderen gefpr oaten te zyn. 

c. Dat de mens geen mens voordbrengt , zoo hy 00k de 
ziel niet voordteelt. 

I I . /» opzigt en betrekking tot derzelver duwrzjiamhyd , volgens 
dewelke wy vaft ftellen , dat de mens eenen onffervelyken geeft 
ontvangen heeft , dat is , di na den dood , om des lichhaams 
ontflooping , niet vergaat , of vernitigt word : tegen de So- 
cinianen , di deeze altydduurendhyd alleen van de genade af- 
leyden , om vaft te houden , dat de zilen der godloozen met 
den dood vernitigt worden. 

a. Het rcgtzinnig gevoelen- ftellen wy vaft uyt de plaatzen. 
Fred, 12: 7. Dat het ft of wederom tot aarde keere , ah het 
geweeft is : en de geefl weder tot God keere , di hem gegeven 
heeft. Voeg hier by, Jldatth. 10: 28. Vreeft u niet voor 
de genen di het lichhaam dooden, en de zile niet konnen doo- 
den , enz.. 

b. Verdedigen het tegen de tegenwerpingen , genornen uyt 
de getuygplaatzeij, 

1, Waar 



D.L FJN <DE S CHE? TING. Hoofd.V. % 

■I. Waar in de dooden gezegt vvorden God nict tc loven. 

Pfal. 30: 10. Zal h het ftof ' Igven ? En 88: 12. Zal u- 

we goederiirendhyd in't grafverteltworden ? En 1 1 5: 17. 

De doode zullen den HEERE niet pry zen. Jet.. 38: 

18. Het graf 'zal u niet loven ; ds dood zal u niet pry zen: 

di in den kuyl nederdalen , zullen op uwe ivaarhyd nief 

hoopen. 

a. In dewclkc zy gezegt worden niet te zyn. Pfal. 39: 1^.. 

Wend n van my af, dat ik my verkwikke , eer dat ik he- 

nen ga , en niet [meer] zy. Aiatth. 2: 18. Rachel be- 

weende haare kinderen , en wilde niet vertroojl wezen om 

datzje niet zyn. 

3. Waar inze. vergeleken worden by de Beeften, Pred. 3: 

18. 19. '/k zeyde in myn herte van de gelegenthyd der 

menffen kinderen , dat God hen zal verklaaren , en dat zy 

zullen zien , en dat zy [als\ de Beejlen zyn aan haar zel- 

ven. Want ivat den kinderen der menffen wedervaart , 

•dot wedervaart oo\ deri Beejlen , en eenerly wedervaart 

hen [beyde]: gelyk di Jlervt , al zoo Jlervt deeze , en zy 

alle hebben eenerly < adem 3 ende uytnementhyd der menjfen 

boven de Beeflen is geene. 

C. DE WYZE van voordbrengen beftaat hier In , dat het een agter- 

volgend wcrk geweeft is ; want alhoewel God alles te gelyk fi-erlyk had 

konnen voordbrengen , zoo leeraart Mozes egter , dat 't hem anders 

goed gedagt hceft , en dat hy de aarde tohauvabhohou , woejl en ledig 

gefchaapen heeft. Gen. 1: 2. dat is , nog niet verciert en gefondeert , en 

duyfternifle was op den afgrond , maar dat hy voorder dat ganfle werk 

binncn zes dagen verrigt heeft. 

Des eerfien dags werk is geweeft het Ligt , en te gelyk de beweging des 
aardkloots om hun ygen fpil , om nagt en dag te maaken. Het Eerftge- 
fchaapen ligt begrypen wy , in het maken der Ligtbolletjes , met di inge- 
fchaape beweging alken , en poging om van hun middelpunt af te wyken. 
Gen. 1: 3-5. 

Des'Tweede dags werk is geweeft , de affcheyding der bovenfte Water en, 
met di in Wblken te verzaamelen, en den (a) Dampkeerkring der Aarde 
uyt te maaken. Gen. 1 : 6-8. Zy wyken van der woorden eenvaudighyd 
te verrc af , di de Schepping der Zeen aan deezen dag toeygenen.. 

Des Derden dags werk is geweeft, de vergadering der benedenfle Wateren 
ftnnen de hslligheden. Gen. 1; 9. 10. dewelke in de H. Schriyt genaamt 

(a) Athmofplwera. M Word 



word de grondvepirtg der iaande ^ep de wuteren , of liver heneffen de Zeen. 
Job 38:- 4-8. Pfal. 24: i. z. De aarde isdes HEEREN; hy heeftze 
gegrond , gnal jmnmim op , of neffens de Zeen , en heeftze gevefligt op de 
ret/iren. Doet hier by Pfal. 104: 5-9. AIs mede de voordbrenging van 
jtardgewajfen en Boomen , door welkers tunenkoomft de metis van "oedzel 
Verzorgtis, Gen. 1: ii-i-j. 

Des Vierden dags werk is geweeft, het maakenafer Hemeljfe Ligten Gen. 
1: 14-19. Het welke wy onderftelfeii gefehied te zyn , door het byeen- 
koomen van een grootcr mennigte der eerfte hernelftoffe, met het invallen 
Van het infwelgen der zwakkere draykringen , waar van daan de middelpun- 
tige vakken te meer vaftgezet zyn, en met een grooter mennj^tcderfynfte 
ftofFe opgevult, om dat ligt, 't welk wy nog dagelyks zien , uyt te fchiten, 

Des Vyvden dags werk was , het Scheppen van fiffen en Vogelen , wel- 
der gene de Wateren en'deezei.de Lugt doorMven en bewoonen zowden, 
terwyl nti de Zon, dat helder'Dag-ligt , dit ruyme Werreld-vak met zyne 
warmte beftraalde en koefterde. Gen. 1. 2,0-23. 

Des Zefden dags werk is 'geweeft de Schepping van xlle Diren , en yn- 
delyk obk vain den "MENS, dat laatfte Pronkftuk tot voltooijing van alls 
'"t werk Gods. Gen. ! i. ; 24-3*. 'Welke zes daagze Schepping niet onaardig 
in deese LatymTe "Veerren iiytgebeeM word % dewelke wy getragt hebben, 
zoo goed alswe konden naar te neflrien. 

Prima dies coelum , terrain , lucemque creovk. 
Altera diftendit fpatium , difirifnen aquamm. 
Tertia fecernens undas ■ ,■ -dat gmminaterris. ■ 
Quarta creai Solem . Lutiam , ■ co'etefiiaque Jlftra. 
Quinta dedit Pifces ,'eadem genus omne voUmuim: 
Sexta tulit pecudes , Hominem cfuotftte , quern Deus ipfe 
Condidit , hinc vperis reqmes , lux Septima /#/_/<£. 

Dat is: 

Op d' 'eerflen Dag fchiep God den Hemel , 't Ligt en d' Aarde." 
■ De Tweede \ dcellyk ruym voor Wolk en Water baarde. 
De derde bragt de Zee , en 't Gras op 't Drooge voord, 
De Vierde Zon en Maan , en Ster aan 's Hctnels oovtt. 
De Vjvde deed den Vis en al 't Gevogek leven. •• 

De Z<?/^?heeft.aan.d'Aard' Gedierte en MENS gegeven v 
De Zevende fchavt Ruft , en aan 't Gefchep een perk. 
Dies Zeaent God dien dag , en Hailigt al zyn werk. . 

^ D. HET 



D.I, VAN T>E ' SCHETTING. Hoofd. V. 9 t( 

D. HET GEVOLG daar van was de ruft. Gen. z. i. beteekenende 
eene onthouding van eenige voordcre voordbrenging der dingcn , zoo 
dat'r namaals hitch nbje bez6ndetfipoisfe|i van dingen, vQordkomen , nog 
voordgekoomen zyn. 

E. HET YNDE van de Schepping.is-, de betooning niet alleen van 
zyne eewige magt, eer en heerlykbyd, maar ook van alle TheoteetosGod- 
hyd. Rom. 1. 20. Want zjyne onz,ienlyke dingen worden van de Scheppin- 
ge der werreld aan ,. uyr de fchepz.elen verfiaan > beyde zyne E EWIrG'E 
KRAGT en GO DD ELYKHYD. Vergeieken met Hoofdjl, i \. 
36. Want uyt.hem , en door, hem , en^ttt hem zyn alle dingen. jfjem z.y 
de heerlykbyd in der eewighyd. Amen. En Qpenb. 4. 11. Gj Heere zyt 
waardig te ontvangen de heerlykbyd , en de eer& , en de kragi : -want gp 
hebt alle dingen gefehaapen , en door uwm wille zyn, zjy, , en- zynae ge- 
fchaapen. 

B E TR AG TIN G E. 

HET HOOGSTE GOEF> word uy t aanmerking van de Schep- 
ping , ons niet alleen aangeprezen , als mededeelbaar , maar als. zig met 't 
daaa mededeelende ; en zig voordcr zullende mededeejen. Want, bet bied 
zig aan, :.''"' ■'',""' ' 

A. Als de /pringbronne van alle zaakelykhyd , met bet boogfte regt in alte 
fchepzelen uitgedrukt, als konnende van bet zyne alles befchikken, zoo 
als by wil : en hebbende zyne onuytputtelyke magt , door de Schepping 
geftaavt , doet alleen door een wenk en enkel bevel alles wat hy wil en 
hem gelievt ; want hy roept de dingen , di niet zyn , als ofz,e waaren. 
Rom. 4: 17. Overzulks kan hy daar van en aan , indien 't hem zoo 
goeddunkt , alles nemen en wederom geven. 

B. Als geneygt en vaardig tot cen grooter volmaaking van den mens , heb- 
bende niet alleen de aarde , met een vol gebruyk van alle dingen , tot 
eene woonftede van des menflen vremdelingfchap gemaakt ; maar ook 
den hemel tot zyne eewige verblyvplaats , verzelt met eene onuytfpreke- 
lyke heerlykbyd , toeberyd , waartoe hy zyne beproevde livelingen den 
toegang gunnen kan : zoo dat het midscuen zoo Maar als de helderemid- 
dag-zon uytblinkt , des menflen hoogfte goed niet alleen gelegen te zyn 
in de giniting van zyns Scheppers gunft en goedwillighyd , maar dat ook 
di met de uyterfte vlyt gezogt moet worden ; en wy onze zilen met wel- 
doen in handen van onzen getrouwen Schepper bevelen moeten. 1 Petr. 
4.: 19. Zoo dan ook , di lydennaar den iville Gods , dat zy hunne xjlen y 
[hem] ah den getrouwen Sebepper bevelen niet wetdoen. 

M a HOOFD- 



9 i Hoofd.VI. VAN GOVS VOORZINIGH. D.I. 

H O O FDDEEL VI. 

Van Gods Voorzmighyd. 

DE tweede vande uytwendige werkingcn Gods is de VOORZI- 
NIGH Y D , dewelke is cene geduurige Seheppinge Gods , alleen 
in betrekking en in ecnig opzigt van de Schepping verfchillende , voor 
zoo veelze is de grenspaal waar aan tot • , zynde door de kragtdaadighyd van 
den Goddelykcn wille , der fchepzelen , van het nietzyn tot het aanzyn o- 
rergebragt ; blyvende duuring , en volhardende werking tot dien beftem- 
den grenspaal ; op dat zy , even gelyk in hun worden , alzoo ook in hun 
zyn en werkcn , van God afhingen ; zoo dat. de GODDELYKE 
VOORZINIGH YD de tweede- uytvoering van den Goddelyken Raad 
is^ , waar door God , volgens zyne eewige voorweetenfchap en bepaaling, 
de gefchaapene dingen , zoo ten aanzjen der bez.onderzjoorten , als ten aan~ 
zjen van een igelyk ondeelig , onderhoud , en hunnc werkingen zoodaanig 
beftuurt , datze alle hun ynde bereyken moeten. 

A. Het woordVoorzinighyd is van eenige bewindhebbing ontleent , zoo 

in 't borgerlyke als in 't huyfTelyke , en bctekent eene bezondere zorge 

over de beftuurde dingen. Ten aanzien van 't borgerlyke , zegt Ter- 

tullus tegen den Stadhouder Felix , Hand. 24: 3 .. Dat wy grooten vrede 

door u bekoomen , en dat [veele] lojfelykt dienften deezjen volke gefchiden t 

door uwe voorzjgtighyd Afagtigffe Felix , nemen wy ganfielyk en over at 

met alle dankbaarhjd aan._ Ten opzigt van 't huyflelyke. 1 Tim. y: 8. 

Want zjoo imand de zyne , en voornaameljk [zyne] huyfgenooten niet ver- 

z.orgt , di heeft het geloove verlochent , enz,. en word tot God overge- 

. bragt Gen. 22: 14. Abraham noemde den naam van di float zje , alwaar 

hy Izaak offeren wilde , DE HE ERE ZAL 'T rOORZIEN: 

daarom heden ten dage gezjegt word , op den berg , Jehovajdach t des 

' HEEREN zjil 't voorzjen warden. 

B. De Waarhyd der zaak ,, of het aanwezcn der Voorzinighyd is in de 

Schrivtuurlyke Lrere klaar en kennely£. Gen. 22: 8. Abraham van zy- 

nen Zoon gevraagt zynde , waar is 't Lam tot het brand-offer ? heeft ge- 

mdwoord : GOD ZAL T FOORZIEN. Het welk vers 1 3 . 

bleek , in den Ram ,. di agter hem in de firuyken verwert was , weiken 

hy offerde,. Hand, ij: 2 J. 28- AlzjvGod x.elv alien het leven } den a- 

d«m 3 



D.I. VAN GOVS VOORZINIGH. Hoofd. VL n 

dem , en alle dingen geevt. In hem lev en wy , bewegen ens, en zynwy.' 

Hebr. i: \. Di Me dingen draagt door 't woord zyner kragt. 

C. De Daaden en werkingen der Voorzinighyd , zyn. 

A. DE QNDERHOUDING , of de ©nderfteuning der ge~ 

fchaapene dingen ,. dewelke een werk van de Voorzinighyd is , waar 

door de Beftuurder van 't Heelal den dingen ,. aan dewelke hy een 

begin huns aanwezens gcgeven heeft , ook eene duuring om te bly- 

ven , of eene volharding, vergunt T zoo lang het hem behaagt : de 

H. Schrivtuur bcveftigt deeze onderhouding. Pf. 104: 29. 30. Al~ 

les wagt op «. Verbergt gy uw aangezigt , zy worden verfchrikt .' 

neemtgy hoar en adem weg , zy jlerven y en keeren weder tot haren flof. 

Zend gy uwen geefl uyt , xj>o wordenze gefchaapen , en gy verniewt 

het geiaat des aardryks. Zoo ook Nehem. 9: 6. Gy zyt de HEERE 

atleen , gy maakt den hemel , en den hemel der hemelen , en al hoar 

heyr , de aarde en al wot daar op is , de Zeen en al wat daar in is, 

gy maakt di alle levendig. Kol. 1: 17. Alle dingen bejlaan t'zaamew 

door hem. Hebr. 1: z. 5,. Door welken hy ook de werreld gemaah 

heeft. Di alle dingen draagt door 't woord zyner kragt. Openb. 4: 1 1 . 

Gy hebt alle dingen gefchaapen , en door uwen wille zyn zy , en zynze- 

gefchaapen: En deeze is daende,, 

a. Omtrent de onderhouding aider bezonderzoorten , waar door hy te 
weeg brengt , dat geen zoort van fchepzelen veribren gaat , zoo 
dat na zoo veeler dingen wiflelvallige veranderingen niets derzelver 
ontbreekt. Jez. 40: 16. Heft mve oogen op om hooge , en ziet wi 
deeze dingen gefchaapen heeft , di in getale haar heyr voordbrengt: 
dize alle by naamen roept van wegen de groothyd [zyner] kragten , e» 
[om dat] hy fterk van vermoogen is , daar word'r niet een gemifl. 

b. In het onderfleunen der onaeeligen , waar door hy een igelyk ding 
zoo doet duuren ,. dat het den tyd van hem beftcmt uythard , en 
niet ftcrvt of vergaat, ten zy op zynen wenk. Hier uyt ontftaat 
het gcfchil van des menflen leevtyd , of di vaft enpal ftaat , dan 
of di veranderlyk is ? tegen de Arminianen, Luterflen , halve Pe- 
iagianen , en anderen > te vergeevs uyt deezen vaftbepaakien leev- 
tyd voor een noodlot bedugt zyrtde. 

a. Het regtzinnig gevoelen word Bewezen. 

1. Uyt het gezegde in de H. Schrivt. yob 14: <j. Dewyle zyne 

dagen bejlemt zyn , het getal zyner maanden by u is 1 en gr 

zyne bepaalingen gemaakt hebt , di hy niet overgaan zal. Pfal. 

139: 16. Uwe oogen hebben mynen ongeformeerden klomp ge- 

M I ZMn~ 



94 Hoofd.VI. VAN GOVS VOORZINIGH. D.I. 

zjen , en alle deexje dingen w advert in uw boek gefchreven , de 
T) AGEN alszje geformeert zowden warden , doe nog geen 
van dien was. Pf. 3-9: 6. Ziet, gj hebt myne dagen een hand- 
breed gefielt, enz. Zelv tot zoo verre , dat alle de hdren- des 
hoofds getelt zyn. Matth. 10: 30. Voeg hier by Job. y. 30. 
Aiaar nimand Jloeg de hand aan hem, want zyne UURE was 
nog niet gekoomen. 
2. Uyt den zaamenhang allcr dingen , in Gods befluyt bepaalt, 
di veranderlyk wezen zovv , ten zy de yndpaal van 's menflen 
leven , di tot verrigting veeler dingen in deeze werreld ge- 
fchikt waaren , palftondi Hand. 17:26'. En heeft uyt eenen 
bloede het ganffe gejlagte der menflen gemaakt , m op den gehee- 
lett aardbodefn te woonen , befchyden hebbende de tyden te^ voo- 
ren geordineert , en de bepaalinge van haare wooninge. 
b. Verdedigt tegem de tegenwerpen , di aandringen. 

1. De getuygeniffen , di her lang leven aan de gehoorzaamhyd , 
en het verkorte aan de ongehoorzaamhyd aanhegten. Exod. 
26:12. Eert mven Voder en uwe Afoeder , op dat nwe dagen 
verlengt worden , enz. 

2. Uyt de verlenging var^ 't leven van Hiskia. jfe. 38: 1. al- 
: waar Jezaias uyt Gods bevel zegt : Gy , Hiskia, zultjhrven, 

en niet meer leven : voegende uyt dien zelvden laft , vers 5. 
Ziet ik zjil vyftien jaren tot uwe dagen toedoen. Pfal. $5: 24. 
De mannen des bloeds en bedrogs zullen haare dagen niet ter 
helvte brengen. 

3. Uyt de orinuttighyd van \ gebruyk der hulpmiddelen , ofde 
Gcneeskonft , di dit gevoelen fchynt in te fluyten. 

B. DE MEDEWERKING, dewelke zommigc gemeenlyk on- 
•derfchyden van de Onderhowding , dog andere daar onder begrypen, 
zegt alleenlyk- een betrekking tot de daaden en werkingen der fchep- 
zelen , voor zoo veel di ! van God af hangende zyn : en gelyk de On- 
derhouding een geftadige wedervoordbrenging aller dingen is , even 
alzoo zegt de Medewerking , zoo men dit woord duldcn wil , alleen- 
lyk een voordbrenging aller fchepzelen met hunne werkingen, of een 
kragtdadighyd van den Goddelyken wil , te wceg brengende, dat alle 
dingen te gelyk met hunne vermogens en werkingen zyn. 
a. Kath arfw , Ontkenniglyk wecren wy een medewerking , di 
a. ( a ) Gelyklyk is , waar door God van de Schoolgeleerde geftelt 
word zynen invloed te hebben op de werkingen veel eer , dan 

( 1 ) SimulurieuS' OP 



D.I. VAK GO*DS VOORZIKIGH. Hoofd.VI. ?f 

op de wer-kers j welk ,gevoelen de doeningen der werkers metter 
daad onaf hangelyk maakt, 
b, Onverfchillig is , dewelke geftelt zynde , zow de werker om te 
werken niet bepaalt , maar onverfchillig en in vryhyd gelaaten 
worden om te werken en niet te werken : welk gevoelen den 
wille Gods een onmagt toedigt. 
b. Koto, thejitt , Stelligljk , begrypen wy Gods werking de eerfte in. 
ordening , en als de wortel der menflelyke afhanging in het wer- 
ken , en dat met de H. Schrivt. • Hand. 17; 27. 28. Hy is niet 
verve van een igelykvan on 5. Want in hem leven wy , bewegen ons, 
en zyn wy. Efez.. 1: n. Filipp. 1: 1 3. Het is God di in u werkt 
beyde , het W Men , en het werken , naar [z.yn] welbehaagen. %fez.. 
16: 12. HE ERE gy hebt ons alle onz.e zaaken uytgerigt. 
C. D E B E S T U U R I fsf G , di der Goddelyke Voorzinighyds werk 
is, waar door God alle daa Jen , zoo lichhaamelyke , als geeftelyke, 
of liver de bewegingen en denkingen , met alle hunne gevrogten, 
zoodaanig tot zyn oogmerk beftuurt , dat niets van alien zyn voorne- 
men niet beandwoord: gelyk uyt het voorbeeld vanFarao blykt, waar 
van God zegt , Exod. 14: 18. De Egiptenaars zjillen weetm dat ik 
de HEERE ben , nvWmeer ikverkeeriykt z.al worden ;aan Farao, 
aan zyne wagenen en aan zyne ruyteren. Zie 00k Jez,. 14: 24. De 
HE ERE der heyrfchaaren heeft gezjwooren , zjeggende : Indien niet 
gelyk ik gedagt hekbe , het alz.no gefchide , en gelyk ik beraadflaagt heb- 
be , het alz.00 beffaan zal. Exod. r<[: 18. De HEERE zal in ee- 
wighyd en geduuriglyk regeeren. Pfal. 33:9. 10. 11. Hyfpreekt t en 
't is'r , hy gebieden't flaat'r y enz,. Pfal. 103: 1.9. De HEERE 
heeft zynen throon in de hemelen bevefiigt, . en zyn Koningryk heerfl over 
alles. Welk beftuur begrepen word , of 

a. In't gemeen, waar door hy alles op eene eyengelyke -wyze beftuurt: 
en hier toe behooren. 

a. De Wetten aan de gefchaapenhyd : gelyk Job 3$: 12. heeft Je- 
hova de HEERE tegen Jpbgezegt •■> Hebtgy van uwe dagen 
den morgenfiond geboden ? hebt gy deft dageraad zyne plaatz.e ge- 
ivez,en'i als of ny zeyde : Ik de HEERE alleen en nimand 
anders , heb deeze Wetten aan de gefchaapenhyd ;gegeven. 
h. De ingefchaapene nygingen en innige gefteltheden der dingen : 
by voorbeeld zy de Mier , welkers nyging is tot eene geduurigte 
werkzaamhyd* Spreuk. 6: 6. Gaat tot de Miren •■ ,. gy lujaam; 
zjet haare wegen , dat is , hunne ingefchaapene wyzen van wer- 
ken,. 



$5 Hoofd.VI. FAN GOVS VOORZINIGH. D.I,, 

ken, en word wys : vergelyk ook Spreuk. 30: 24. 25. De Mi~ 
ren zyn van de kleynjle der aarde , </o£ deceive z,yn wys , met 
wyshyd wel voorzjen. De Miren zyn een onfterk volk : evemvel 
bereyden zy in den zjomer hunne fpjz.e , enz.. 
c, De bekwaamheden en gcfteltheden om Gods bevel te beand- 
woorden : gelyk Pfal. 103: 21. daar gezegt word, Loovt den 
HEERE alle zyne heyrfchaaren , gy zyne dinaars , di zyn wel~ 
behaagen doet. 
b. In't bezjonder, wclke de zedelyke voorzinighyd genaamt word, en 
in 't Koningryk van God en Chriftus klaar uytblinkt ; zoo dat het 
hier de plaats niet is van deszelvs aanmerking. 
D. DE BREEDUYTGESTREKTHYD derzelver Voorzi- 
nighyd , waar mede zy zig tot alle en cen igelyk ding uytftrekt , ja 
tot de allerkleynfte , als ook tot alle tweede oorzaaken , 't zy dat di 
uyt de noodzaaklykhyd van hunne aangebore gefteithyd , het zy uyt 
gebeurlykhyd , of het zy datze vrywillig wcrkzaam zyn. 
a. Dat alle en een igelyk ding , ja de allerminfte der Goddelyke rege- 
ring onderworpen zyn , 

a. Bewyzen wy tegen zommige , di over de kleynftc dingen in 
twyftel zyn , en dat met uytdrukkelyke plaatzen Matth. 6: 26. 
28. word gezegt ; Aanziet de vogelen des hemels , dat zy niet 
Zjaaijen , noch maaijen j en uw hemellje Fader voed [negtans] de- 
ceive ; aanz,iet de lelien des velds , hoe zy wajfen : zy arbeyden , 
noch Jpinnen niet. Afatth. 10: 29. 30. Worden niet twee muf- 
kens verkoft om eenen penning ? en met een van dezelve zjtt op de 
aarde vallen z.onder uwen fader. En ook uwe hairen des hoofds 
zyn alle getelt. Pfai. 145: 15. 16. Aller oogen wagten op u,gy 
geevt hen haare fpyzje te zyner tyd. Gy doet uwe hand open , en 
verzjadigt al wot daar leeft , [naar uw] welbehaagen. 
h. Verdedigen wy tegen de tegenwerpen , uyt de plaats } 1 Kor> 
9: 9. Zorgt ook God voor de Offen ? 
b. Over de tweede oorzaaken , di op geenerlye werken , gaat ook di 
zelvde Voorzinighyd , volgens een igelyks aard. 
a. Omtrent de noodzaaklyke oorzjiaken , di uyt ygcner aard werken , 
verkeert zy zoodaanig , datze nooit hunne werkingen vcrrigten , 
ten zy door de kragtdaadighyd van 't Goddelyk beftuur uytge- 
lokt. jfo£. 28:31. Kont gy de lievlykheden van' t Zevengeflern- 
te binden , of de Jlrengen Or ions los maaken ? Pfal. 74: 16. 17. 
. De dag is uwe, ook is de nagt uwe : gy bebt het Ligt en de Zonne 

bereyd. 



D. I. VAN GOVS VOORZINIGH. Hoofd. VI. 97. 

hereyd. Gy hebt alle de paalen der aarde gefielt : Zomer en Win- 
ter hebt gy geformeert. . Ook word Jchova de HEERE gezegt, 
den Zee het zand tot eenen paal gefielt te hebben , met eene eewige 
inzettinge , datze daar over niet zal gaan. 'Jer. 5: 22. en 14: 
i2. Zynder onder de idelheden der Hydenen , di doen regenen? 
of kan de hemel droppelen geven ? zyt gy di niet O ! HEERE, 
onze God? 
b. Over de Gevalliglyke dingen ; waar in we aan te merken hebben, 

I. Gevallige worden de dingen gezegt tenaanzienvanons, wan- 
neer zommige dingen buyten onze verwagting uytvallen , wel- 
kers oorzaaken wy niet hebben konnen voorzien : en deeze 
worden onderdeelt in driderlye flag. 

1. Geluk ; wanneer het ynde , van 'smenfchen wil beoogt* 
door eenige onvoorzine inkoomende middelen , veridelt of 
afgebroken word 

2. Geval , 't welk in zoodaanige uytkoomften aangemerkt 
word, waaf in geenige hulpe , goedvinding, ofmogelyke 
voorzining van menfien voorvalt of bykoomt. 

3 . Lot , wanneer wy over eenige uytkoomft , van God af- 
hangende , en buyten onze magt en. bercyk ftaande , de 

1 beflifling van 't gefchil of de twyfeling aan 't Lot hangen. 

I I . Dat de gevallige dingen ook van God beftuurt worden , 

a. Stellen wy vaft tegen de Socinianen , roepende , dat de be- 
paaling van deGoddelykeVoorzinighyd met der dingen ge- 
beurlykhyd geenzins over een te brengen is. 

a, Dat de dingen van 't geluk of ongeluk onder God ftaan, 
blykt uyt Gen. 22:8.13. ty* ^ en ^ am ™ ^eftruyken ver- 
werret , en in Izaaks plaatze geoffert. 

b. Ook de dingen di by geval gebeuren , gelyk het vallen 
van een mufken op de aarde. Matth. 10: 29. 50. en wan- 
neer de een den anderen onvoorziens doode , dat is , buy- 
ten zynen toeleg en zyn toedoen , zoo word God gezegt 
hem zyne hand te hebben doen ontmoeten , overzulks ge- 
fchied alles door Gods zekeren raad en Voorzinighyd, 
Exod. 21: 13. vergeleken met Dent. 19: 4. 5. Di zynen 
naafien zal ^eflaagen hebben door onweetenhyd , dien hy 
dog van gifier en eergifler niet haatte. Ah dewelke met 
zynen naafien in het bos zjil zyn gegaan om hout te hou- 
wen, en zyne hand met de byle werd aangedreven om hout 

• N of 



ft Hoof<LVL trjNGO&S VOORZINIGH. DJ. 

afte hnmven , «* feer yzjer fchiet af vctn denfieet , en treft 
zynen naafien , dat hy fl-ervt. 
h. Bewceren wy tegen de tegenwerpen. 

a. Dat het noodzaaklyke en gebeurlyke niet te gelyk beftaaa 

konnen , maar een tegenzeggelykhyd influyten. 
h. Dat dus doende het Stoifle noodlot ingevoert word. 
c. Over de vrye werkingen van den gefchaapen wil gaat opk deeze 
Voorzinighyd ; en wel, 

I . In 't algemeen ; zyn dezelve aan de Goddelyke Voorzinighyd 
onderworpen ; om het welke wel te verftaan 
a. Moetmen onderfchydelyk aanmerken de werkingen 6i uyt- 
gelokt , of di geboden zyn. Ten aanzjen der uytgelokte 
doeningen , is Gods onderhouding eene geduurige weder- 
roordbrenging van den geeft met alle zyne vcr/chydene den- 
kingen. ; Ten opz^igt der gelafie doeningen , isze een kragt- 
daadig bevel, dat zekere bewegingen van't lichhaam, zoo- 
daanig met zekere gedagten van den geeft te zaamen ge- 
voegt zyn , dat een zoodaanige gedagte van den geeft daar 
zynde , 00k eerie zoodaanige beweging van T t lichhaam op 
het gebicd van den wil des geefts koomt te volgen. 
a. Welke Voorzinighyd wy bewyzen. 

1. Uyt de getuygeniflcn Spreuk. 16: 1. De mens heeft 
fihikkingen des herten : maar de andwoorde der tonge 
is van den HE ERE. Dat is , ahehoon de mens on- 
tallyke gedagten fmeed in zynen geeft, zoo kan hyeg- 
ter zynen mond niet openen noch zyne tonge verroe- 
ren zonder de fchikkinge en 't beftel Gods. Spreuk. 
21: 1. Des Konings herte is in de hand des HEEREN 
[ah] waterbeeken : hy nygt het tot al dat hy wil. Pfal. 
139: 2 5. Gy weet myn zjtten en myn opflaan. Jlls'r 
geen woord op myne tonge ie , ziet , HEERE, gy 
weet het alles , enz., 
%. Uyt voorbeelden , gelyk 2 Kron. 36: 22. 23. word 
gezegt , De HE ERE verwekte den geefi van Kores 
Koning van Terzjen , dat hy eene flemme liet doorgaan. 
De HEERE , de God des kernels heeft my alle Ko- 
ningryken gegeven : en hy heeft my bevolen hem een huys 
te bouwen te Jerusalem. Vergelyk Ezxa 6: 1. 22. 
Doe hier by 1 Sam. 10: 16. En vaii 't heyr gingen met 
Sari , welker herte God geroert hadde. n. 



Dl VJK GOVS VOORZINIGH. Hoofd.VL 99 

11. In 't bezjnder verkeertze omtrent des wils werkingen 

a. Dtgoed zyn , kragtdaadig. Jahi.xj. Alle goede gave 
en alle volmaahe givte is Van boven , van den Fader der lig- 
ten afkoomertde. Filipp. i. 13. Het is God di in u iverkt 
het willen en het wtrken. i Kor. 3.5. Niet dat wy uyt om 
aelv bekwaam zyn om iei te denken , als uyt ons zjelven : 
tnitar onz.e bekwaamhyd is uyt Ovd. 

b. Di kwaad zyn , rhet toelating : alwaar wy twee uyterfte te 
vermyden hebben. AaH d' eene Kyde , op datwe God niet 
tot den Stigter der zonde maaken , als wiens werk volkoo- 
tne'fiis} ti>ltnt atle ay tie ivegen zjyn gerigte ; God is waarhyd, 
ende is geen onregt , regtVdardig en regt is hy. Deut. 32. 4. 

» Als oak Job 34. io-12. Verre zy God van godlooshyd , en 

de Almagtige van onregt. Want [nadr] het werk des menjfen 

vergdd hy heni : en naar eert idersweg doet hy het hem vin- 

dm. Ook wadrtyk God handelt niet godloojlyk , en de Al- 

mairtige Vefkeert het regt niet. Aen d' ander zyde , op dat 

we God niet aafi den veranderlyken wil der menflen onder- 

werpen , eft het fchepzel van God onafhangelyk maaken 

molten. Ten welkeri yrkkh^y taft ftdlen, dat deVoor- 

zinighyd Gods omtrent de zonde vefkeert , 

i. Met di toe te laaten; want anderzins zowdenze nietkon- 

nen zondigen , als blykt uyt het voorbeeld van Abime- 

lech s denwelken God gezegt word belet te hebben van te- 

gen hem te zjondigen , en hem daarom niet toegelaaten te 

hebben, deVrow van Abraham aanteroerert. Gen. 20. 

6. En Pfal. 81. 13. zegt God , Ik hebbe Ifrajel overge- 

geven in 't goeddunken haates herteri , datzje wandelden in 

haare raadjlagen. Hand. 14. id. wbrd God gezegt , alle 

de Hydenen te hebben laaten wandelen in ha&re ivegen. 

Niet datmen God als een ledigen aanfchouwer te agten 

heeft , als dewelke de lichhaamkundige vermogens , en 

de werkingen des levens ktagtdaadig onderhoud , en de 

gelegentheden tot zondigen met regt doet voorkoomen, 

dewelke den zondaar nogtans uyt ygen fchuld misbruykt. 

2. Met di te beteugelen en den zondaar in te binden , d^at: 

-'• hy de pogingen zyner raadflagen niet verdef , dan God 

■ ' ■ '. di befloten heeft toe te laaten , uytftrckke : blykende by 

het voorbeeld van den Satan , wien toegelaaten wierd op 

N.2 alfe- 



i«o HoofcLVI. VAN GOT>S VOORZINIGH. D.I. 

alle Jobs goederen , behoudens nogtans Job zelv , aan te 
vaUen. Job i. 12. en namaals ook Job zelv , dog be- 
houdens zyn leven. Job z . 6. welke bepaaling de Satan 
niet heeft konnen ondcrftaan te overtreden. Ook uyt bet 
voorbeeld van menflTen : gelyk Jez.. 37. 29. alwaar God 
zegt tegen Zenacharib ; Om uw woeden tegen my , zjd 
ik mynen haak in uwe neuzjs leggen , en myn gebit in uwe 
lippen, en ik z.al u doen wederkeeren door dienweg, door 
den welken gy gekoomen z,yt. 
3 . Met het zoo tc beftuuren , dat hy het kwaad in goed 
verkeert , en het zelve tot zyne eerc en heeflykhyd doet 

fedyen en uytkoomen : het welke aan Jozef niet onbe- 
ent was , wyzende dat zyne troulooze Broederen aan , 
zeggende : Gy hebt my herwaards niet gez.onden , maar 
God zjslv , di my tot trader geflelt heeft by Farao Gen. 4 J. 
8. het zelve byna herhaalende Gen. 50. 20. zegt hy te- 
gen haar, Gy hebt kwaad tegen my gedagt : dog God heeft 
dat ten goeden gedagt , enz.. Gelykcrwys God niet al~ 
leen , den genen di hem liev hebben , alle dingen doet me~ 
dewerken ten goeden. Rom. 8. 28. Maar ook ten opzigt 
van den godloozen , dien hy gemaakt heeft tot den dag des 
kwaads. Spreuk. 16. 4. Op dat ik in u myne kragt be- 
•wyzjen z.owde , en op dat-mynen naam verkondigt werde 
op de ganjfe aarde , gelykcrwys de Schrivt zjegt tot Farao, 
Rom. 9. 17. 

BETRAGTENDE AANMERKING. 

DezeVoorzinighyd vcrtoond ons GOD, HET OPPERSTE GOED, 

als den Bewindhebber van alles , onder welkers bewind wy in alien deelen 
ftaan , zoo vvel in ons aanwezen , als in ons werken. Waar uyt een igelyk 
Iigtelyk opmaaken kan, dat het voor't menfdom van de hoogfte nuttighyd 
en aangelegenthyd is , dit Operfte Goed , van welkers magt wy en in ons 
zyn en in ons werken afhangen , tot ons gunftig en genegen te hebben; 
als van het welke in het toekoomende ook af hangt, niet alleen ons betero£ 
flimmer zyn ; maar ook ons geneuchlyker en gemaklyker of moeilyker wer- 
ken ; als zynde voor zyne gunftgenoten een fchild en loon zeer groot ; ea 
iff tegendeel voor zyne vyanden een regtvaardige Regter en ftrenge Vre&» 
ker; overzulks moet hy tot vrindfehap aangezogt, en in eerbied gehouden 
vvorden door geduld in tegen- , met dankzeggiiig in yoor-fpoed , en met. 
ycrtrouvven hi onzekerhyd. DER 



jot 



DER 

GEOPENB AARD'E 

GODGELEERDHYD. 

HET TWEEDE DEEL, 

t 

Van de Schilling deezes Deels, 

': Ven gelyk wy in het eerfte Deel God aangemerkt hebben in be- 

: trekking tot de menffen, en we! als het HOOGSTE GOED, 

alzoo koomt nu in onze aanmerking de Mens , in betrekking 

tot God , en tot de wegen ora tot de gemeenfehap van dat 

HOOGSTE GGED te geraaken. Overzulks kan deeze bevat wor- 

den, 

A. In ordening van zynen vierderlyen ftaat, 

A. Van Regthyd , in den welken hy met God door eene voile en onge-« 

fchonde vrindfehap verecnigt is , di hem door 't Verbond der Wer« 

ken de hoop tot een eewig leven eeevt.. 
S. Van Elende, waar in hy , 'door de inkoomende zonde de vyandfehap 

behaalt hebbende , van het Hoogfte Goed verfteken en afgefchyden 

is , onder vreeze van een eewig verlooren gaan. 
■C. VanGenade, indewelkehy, met dat Hoogfte Gocd weder verzoent 

en door 't Verbond der Gcnade daar mede hereenigt , vrede heeft 

met dat Hoogfte Goed , en de hoop ^van zalighyd. 
D. Van ffeerljkhyd , waar in hy beveftigt zynde , tot de geniting van 

dat Hoogfte Goed toegelaaten word. 

B. Of in ordening tot den wegdes levens, in di tweeVerbondengeopen* 
baart : mitfdien is di , of 

jl. 't Verbond der Werken : waar in te overwegen ftaat deszelvs,, 

a. Ofreating met den mens in zyne regthyd. 

b, Verm-eking: waar door de mens elendig geworden, en alle kwaad }, 

Nj dqi: 




K5i Hoofd.L VAN GOT>S VERBONEEN D.IL 

den fchenders van 't Werk-verbond bedrygt , onderhevig is. 
B. 't Verbond der Genade, waar van men aan te merken heeft , deszelvs 

a. Behentmaaking. 

b. JJytvoering door den Middelaar Chriftus , en de verkryging der 
zafighyd door hem uyt te werken. 

c En de uytvoering ten opzigt van ons , door de daadelyke toebrea- 
girig der genade , in de weldaaden 

a. DezesXevens. 
i. Dc Roeping en Wedergeboorte. 
2. De Regtvaardiging. 
j. De Hailigmaaking* 
4. De Bewaaringi 
j . De Verzegeling. 

b. Na ditle veil iri deli ftaat der heeflykhyd s welkerxweldaadis de 
yerheerlyking , , v 

1. Naar den geeft alleen. 

2. Naar 't licMam , door de Opftandinge des VleefTes. 
I . Naar beyde , in 't ander leven te voltrekken. 



HOQFDDEEL I. 

Van Gods Vtrhonden in *t gemeetu 

f t XJUkftONT) GODS is een overkoOmft tuffen God en dea 
V Mens, waar in God met het bedingen van zekere voorwaafde , en 
het beloven van eenen beftemden loon , den mens eenen weg tot *yhe ge- 
meenfehap aanwyft; en de mens met toeftemmifrgdi voorwaarde aanheemt, 
op dat hy , dezelve volbragt hebbehde , het regt van wederbedirig, of van 
dien loon af te eyfTen , verkryge. Laat oris van dit Verbond ondefzoeken, 
.A. DEN NAAM. 

A. Belangmde des Woords oorfprongelykhytt , fchynt beriih by de He- 
breers af koomftig te zyn van bkra. , verkizen , om dat in alle over- 
koomfte is eene vvederzydze verkizing tot vrindfenap en van voorwaar- 
dens Orider Bondgenoten. By de Griken word hec funtheek.ee $ -een 
zjimenftel, of 'Verbond. genaamt, om dat beyde de partyen tot deft op- 
ftcl zaaraerikodme'iv De H, Schrivt heeft egter meef behaageh in 't 

woord 



t>. II. IN T GEMEEK Hoofd, I. f<s 3 

woord diatheekee , Tenement , of Verbond , nademaal het voorfchrivt 
der voorwaarde, en de beftemming van den loon alieenlyk v'andevol- 
koomene fchikking Gods af bangen , en in 't genade Verbond heeft 
het ook meer de gedaante ran een teftament. Gal.^.ij. Breeders, ik 
fpreke naarden menfe , homoos anthrUpou kekuroomeneen diatheekeen 
cttdeis athetei , *et eptdiatafetai , zjelv eens men fieri verbond dat bevejfigt 
is , doet nimand te niet , of dm daar toe. Hebr. 9. 16. Hopou dia- 
theekee , waar een teflament is , thinaton ankgkee phereflhai ton diathe- 
me'noit , daar is het modmaake dat de dood des teflamentmaakers koome ; 
waar van daan Gods Verbond ten deezen opzigte is monopleuron , een- 
ledig of ' eenzydig, fchoon het ook diplewon , tweeledig of 'tiveezy dig 
gezegt word , wegens de vereyfte toeftemming van den mens , op 
dat hy de vrugten des Verbonds deelagtig werde. 
B. Ten aanzien der homonumia , dubbelzinnighyd , betekent Berith, 
door (a) Vervanging van een deel voor *t geheel, een van beyde de 
deeien des Verbonds , 200 dat het nu eens een Wet- te kennen geeft, 
Exod. 34. 2& en dan eens beloftenijfen en onherroepelyke giften. Exod. 
24. 10. 
B. DE NATUUR ofAARD, dewelke naar de onderhandelende 
partyen vereyft , dat --^- '•'""■■ ' "'■ ■ '" 

A. AAN DE ZYDE GODS begrepen worden twee daaden, 
volgens dewelke Gods Verbond eeneGoddelyke verklaaring is van de 
wyze om de lievde Gods te ontvangen , en zyne vereeniging en ge- 
meenfchap te verwerven. 

a. De Wyze van handelen is het beding zelv , 't welk een pligt aan 
den mens voorfchryvt , als den weg ten leven ; welke verklaaring 
des bedings genaamt word tord , of een aanwyzing des wegs , en 
theia nomothejia , Goddelyke Wetgeving. Vergelyk Pf. 25. 8. De 
HEERE is goed en regt , gnabkeen jore chattaim badaarech , daar- 
em onderwyjl hy den z.ondaaren in den weg : welke wegwyzing vers 
10. en 14. genaamt word berith , een verbond: , teflament. Doet 
hier by Hebr. 8. 8, 9, 10. Ziet de dagen koomen fpreekt de Heere, 
en ik xjil over het buys Jfrajels en 'over het hnysjuda een niew verbond 
epregten , niet naa het verbond dat ik met haare Vaieren gemaakt heb , 
ten dage als ik haar by de hand nam , om uyt Egiptenland te laiden> 
want dit is het verbond , dat ik met den huyz.e ffi-ajels maaken xjil 
na di dagen , z.egt de Heere , 7k zjil myne Wetten in hun verfiand 
geven , en in hunne herten infehryven ; en ik z.al hen tot een God, 
*» zy zjttten my tot een volk zyn. 

{») SinecJochem b. De 



104 Hoofd.L VJNGO'DS VERBONDEN D.ff. 

b. De aanbiding van vrindfehap is de Goddelyke belovte zelv , waar in 
hy zyne vrindfehap en gemeenfehap tot voordere volmaaking van 
den mens , als het waare voorwerp der hoope , voorftelt. Deeze 
vrindfehap word in de H. Schrivtuur genaamt , food etihim , de 
verborgenthyd des HEEREN , I J f. 25. 14. en een gemeenzjmme 
emgang Gods , gelyk tuffen vrinden van eene nauwe verbintenis ; 
want food word gezegt of van twee , als Job 29. 4. Doe Gods ver- 
borgenthjd over myne tente was. Of van veele di te zaamen eenen 
gemeenzaamen omgang hebben , als Pfal. 111. 1. In den road en 
vergaderingen der opregten. Naar welk Verbond God gezegt word 
hunnen God , namelyk hunnen Bond-God. Zoo zegt God tegen 
Abraham , Gen. ij. 7. Ik zxtl myn verbond opregten tuffen my en 
tuff en u , en tuffen uwen zaade na u in hunne geflagten , tot een ee- 
■wig verbond, om U TE ZYN TOT EENEN GOD, EN 
XJJVEN ZAADE na u, Ja hy word gezegt met hem een te 
zyn wegens den nauwen band van vrindfehap. Joh. 17. 21. Op 
dat zy alle een zyn , zegt Chriftus , gelykerwys gy Fader in my, en 
ik in u , dat 00k zy in ons een zyn. En dewyl deszelvs vrugt toe- 
koomende zy met hoope van een grooter aangroei , zoo werd de 
verklaaring daar van eene belovte genaamt. 
e. Het verband tiiflen byde di verklaaringen is , dat de loon niet ver- 
kregen kan worden > dan door eene volflaage toeftemming , zoo 
dat de hoope eerft uyt de volbragte voorwaarde opryft. Vergelyk 
J-ez.. 45. 22. Wendet u naa my toe , wordet behouden alle ay ynden 
der aarde : want ik ben God , en nimand meer. 
B. AAN DE ZYDE VAN DEN MENS, word tot fbnd- 
houding en ftaaving van dat Verbond vercyft, 

a. Eene Toeftemming , zynde een aannemen van het beding. Pf. 27. 
8. Tot u , ( voor u , of in uwe plaatze , 6 God ; gelyk Exod. 4. 
16. Hy zaI voor it tot den volke fpreken , en hy zjil u tot eenen mon- 
de zyn ) z.egt myn herte : z,oeh myn aangezigte , het welke het be- 
ding en de voorwaarde is. Ik z.oek uw aangez,igte , HE ERE. 
't Gene de toeftemming is , di in de H. Schrivt homologia , bely~ 
dents met dezelvde woorden genaamt word. 2 Kor. o. 1 3 . DewyJe 
zy door de beproevinge deeper bedininge God verheerlyken , epi tee 
hupotagee tees homologias humoon eis to euaggilion ton Chriflou , over 
de onderwerpinge uwer belydenife onder het Emngelium van Chri- 
ftus , enz,. Hier van daan word Chriftus genaamt de Apoftel en 
Hoogenpfiefter tees homologias heemoon, onzjr belydenife Hebr. 3. 1. 

om 



D.II. IN T GEMEEN. Hoofd.I. ioj 

om dat wy in Chriftus , ons van den Vader tot eenen Hoogen- 
priefter gcgeven en gezonden , ons vertrouwen ftellende , den Va- 
der di belydenifle doen ; door welke belydenifle wy even eens fpre- 
ken als de Vader in zyn beding , namelyk , dat wy God , een be- 
ding maakende , dat toeftemmen , inwilligen , en ten vollen on- 
derfchryven. , 
b. Een wederbeding , zynde een daad , op de volbragte voorwaarde 
volgendc , di uyt het medegeweeten van gedaane pligt , den loon 
van God , uytkragte van het Verbond ; af- en weder-eyft , welke 
daad in de H. Bladeren voorkoomt onder den naam tochechd, Jez.. 
i; 1 8. Koomt dan , nivvdehecha , loot ons zjiamen regten , dat is, 
laat ons wederzyds onze elegchous , bewyzen bybrengen : Neemt 
gylieden elegchon , het bewysffuk aan , van de zonde , de geregtig- 
nyd en het oordeel , en ftemt my toe geloovt in my , di betuyge , 
dat'r buyten mynen Zoon geene geregtighyd is , en ontvangt net 
gcbod van geloov en boetvaardighyd : zoo geev ik u dan 't vermo- 
gen , ja ik eyfle van^u , om tot my te naaderen , en in een goed 
geweeten my uw betoog met>«en wedereys voor te ftellen , enz. in 
weJk geding het Bondgenootfchap zelv beftaat. Doet hier by , Job 
23: 4. 7. Ik zjnvde het regt voor zyn aangezjgte ordentelyk voor- 
fiellen. Daar z.owde de epregte met hem pleyten : welkers wederbe- 
dings werk is , eperootan , een vrage eens gcedgeweetens. 1 Petr. 3 ; 
2 1 . u>aar door wy hebben eperoateema eis theon , een vrage eenergoe~ 
de gewijfe tot God : op dat di tot God naaderen , aphoboos, onver- 
fchrokken van hem alle het heylzaame eyflen, ja in God door Chri- 
ftus roemen konnen. Ten laatften is in di daad een hebbelykhyd 
van den geeft , parreejia een vrymoedighyd. 1 Joh. 3: 21. 22. /»- 
dien ons herte ons niet veroordeelt ; z,6o hebben wy parreejian , vry- 
moedighyd tot God , enz.. 
C. DE GESTAADING van 't Verbond behelft zekcre geftand- 
doende plegtigheden , di of de eene of d' andere partye om geloov daar 
aan te geven , verbinden. Welke geftaading gewoonlyk geichied , 
ui. Door een Eedzwering , waar van "daan de Bondgenoten genaamt 
worden funoomhai , tzjiamgez,worene , gclyk de Amoritcn aizoo fu- 
noomotai van Abraham geweeft zyn , als zynde onderling te zaamen in 
een verbond. Gen. 14. 13. 
S. Door Onderpanden van vrindfehap , di gemeenlyk Sakramenten of 
Bondtekenen genaamt worden , en wegens hun gebruyk eperoote'ema- 
ta. Vraagen eener goede gewijfe tot God. 1 Petr. 3. 21. 

O C Door 



- C. Door ddorgangen 'door de deel6h van he't-geflagte BeCft. Jer. 34. 
18-aO. •Ik^l^e J tnMne'n-oVergeveH , di niyhvenwhdhebben overge- 
tredeh , tliliie'fbevejiigt hebbeh de-woorikn'des verbtfrtds , dot zy voor 
tnyn atfngezigt gemaakt hodden : [met] het Kalv 't welk nty in twee 
hddden'gehduwen ., en waartn tuffen zyne fiukken doorgegaan , de Vor- 
ften van jfuda , en al het volk des lands , di doorde flukken des Kalvs 
tyn doorgegaan : fkzalz.e , zeg ik , dvergeven'indehaHdhaarer vy** 
anden , enz.. Welke plegtigheden het bloed en 't leven doen ver- 
beuren , vdn'de gene , di zig daar in misgrypen. 



H-OOFODEEL It. 
Vto 9 i Verbond der Werfyn. 

D;E Verboftden Gods met de menflen wbrden verdeelt in een Verbond". 
der Werken, eh een Verhond dSr' Gen'ade , "volgens de tweederlye Wet, 
der werken en des geloofs. Rom. y 27. Waar is dan de ro'em? hyisuytge- 
jloten. Door wat' Wet ? Der werken ? 'Neen , Maar door de Wet des ge- 
'loovs. Ook is *r geen tmTerimiddel , om dat *r maar tweederlye geregtig- 
hyd is , te weeten , de ygette, en des geloovs, of de toegerekenae, waar 
van Rom. 9: 30-32. WatXullen wy dan zeggen? Ddt de Hydmeh , di'de 
REGTVEERDIGHTD niet Xogten , de rrgt'Veerdighyd verkregen 
hebben , dog de re'gfveerdighya di up den geloove is? Ataar Ifrdiel di de 
Wet der regtveer'dighyd z.ogt , is tot de 'Wet der Yegtveerdighj'd met gekoo- 
men. Waarom ? ~Qm datz,e [di zo'gten] niet uyt den geloove , maar als uyt 
de werken der Wet , enz,. Vergeleken met Hoofdfl. 10: 5. alwaar Moz.es 
'befchryt/t de regtveerdighyd , di uft de Wet is. De menjfe di deez.e dingen 
doet , z.al door dezslve. leven. 2ob dat de yge geregfighyd , uyt de Wet; 
de toegerekende , uyt den geloOVe is. Filipp. y. 9. Op dat ik in Chrijlus 
gevonden worde , niet hebberide myne regtveerdighyd , di uyt de Wet' is, 
maar di door het geloove in Chriflus is : de regtveerdighjd. di uyt God is door 
het geloove. 

-A. HET VERBOND DER WERKEN , noemen wy , -een 
Verdrag tufien God en den mens in zyne regthyd , waar in van de zyde 
Gods, de Belovte des Levens , onder de tekenen van 'i Paradys en den 
Boom des Leverfs vefpand , de hope geeyt Van de genitfaig eens zaligen 

levens 



Dili &E.R fFERKgM: Hoofdifl. 107 

levens in de HemelQn.x dogr ondej; voorwaar-de. van eene^volmaakte en 
volftandjge gehporzaanikydtaan <& Witt-Gods , tptyjjge gqregtighyd, te 
bewyz.cn , zqpdaj dft Jopn : ^tjrdkn we$k§r : u^« v«rdjknfte. tockoomt en 
verichuldigt is. Ipog_ aqrirdj Zgckva&dfifi Mm** eenreToeftemming 
di 4?; voprgejtdde vpofwaardp, dpor : aanneming- vajv d$ Wet in alien 
xjselpsn, te volbrengen; , qn pnde*?b<tdryging va^ den vlpei: den overtre- 
deisn dqs Vejrbond<> tQff te ; breng^n , pp zjgngemfc 
^, Dat DE KAAM! VAN VSRftQ.NI>- paft pp. den pligt van 
den regten.Mens , ontleenen wy uyt- Ho%. 6; 7% 2$y hebben het ver- 
bond aveytrMm., 4 s . -44QW" EniUyjfc de ve-rgelykjng der fpreekwyzen 
mpt yob 3,1: 3.3. %<?o_ t&, gelyk; jfyfaffl > nyne- ayertredingen bedekt 
hqbbe, ,, ■ ■■ . . 

# D,E DEEPEN, ©£S. VERBQNn&wwden ten aanzien van 
dehandelende party eft aar^merktc, 
AA. VAN PE ?YM QQP^S , di y©orgfift?lt heeft, 

Ar4>,. %en? Vlfet, , dgvtyeJke W,y-,. mpt PaulHs,^o»«. 3: 27. noemen 
eene W'^t der- werken; : \«aar< Man. \yy pwerwegen > deszelvs 
aa. £y/ f , den welke.n wy viftdsn 

^. In 4s ^felen- dfis bjeKte-n; ingei<:iir/9?entt)t.zyn , Rem. i: 14. 

I,£., ^f jffydmft, fafanfmmulmbkm*:vanmtm-en , of 

ygcner aard , afi? dingen doende , di dfrJifet z.yn , deeze de 

Wet met hehimide , zyp hw Ziehen egnej.JVet ; betoonende 

■h& : 'i^k l 4¥r<W&g$<fawm,iri,lwmQhwten , hunne gewi/fe 

mtdtgetuygfi^e, , er\ < dt ge,dagtm wder- malkanderen \hun~\ be- 

fphtfldigende , ofoek ontfch^ldigende:. Zoo dat de pligt van 

dqn r^gtsiiimgps; hefyjiattturfok , uytjhet ingefchaapen ligt 

bpkent was,, h$ w$ik pok de Qyerblyvzelen van dat aange- 

boren ligt , in den gevallen mens nog overig , bewyzen. 

11. Vyt de Goddelyke openbsarangen , di den regten mens 

zynen. pligt, vopfdragen,, en diert met- zynen ftaat overeen- 

_. ■ ' ' ^p^eads a/ej»$bfl> Want; de betrfikkingen tot God , tot 

zynmwafi^,, m^Ziig- zdven-, zjyn,andere in den regten 

mens,,, dan i(i ,<fe zpndaaj^jjv Wan$ in den ftaat der regt- 

hyd; kwam God- niet vopfc als verftoort en moetende verzoent 

worden, noch de-naafts onder- de gedaante van cen vyand 

en elendige :i nofcb d^rflens.aan.zig zelven als worftelendc 

" ., ,, meji d^bege^i^kbedenrivanieynvleesi.v zoo dat overzulks de 

;.'■:.•■ pligtiGi% , v nyt do?ze. bjgtfekkingen Pntftaande , van den reg- 

, t^a, mens njft afg^ftf: wierden. Niet te min leggen de 

O 2 zaad- 



io8 Hoofd. II. VAN T VERB 6 NT) D. H. 

zaad-woftelen van alle deeze pligten , waar aan men in zulke 
voorkoomende gevajlen verbonden is , in de Wet der na~ 
tuttre , di in der menfTen herte ingefchreven is , opgeflo- 
ten ; namelyk in de lievde diwe aan God en onzen even 
mens verfchuldigt zyn , en in de maatiging zyns zelvs. 
Derhalven zynder pligten en vcrbinteniflen di met den ftaat 
der regthyd overeenkoomen , en hunnen grond hebben 
I. In de Wet der Heerfchappy, dewyl God Gen. i: 28-30. 
Tegen onxje Eerft-ouders gez.egt heeft , onderwerpt u de 
aarde , en hebbet heerfchappy over de Piffen der Zee , en 
over het Gevogelte des Hemels, en over al het gedierte dat 
op de aarde kruypt ; en aUe Kmdzjaijende kruyd , en alle 
ioomvrugt : z.y u totfpyz.e. Dog alfchoon di heerfchap- 
py eene wcldaad en een voorregt , aan den eerften mens 
vergunt , gcweeft is ; zoo behelfde evenwel dezelve, als 
zynde niet volftrekt en onaf hangelyk , 00k een pligt , of 
verbintenis van een wettig gebruyk dier heerfchappy, 
waar door hy gehouden was, om t'eeniger tyd reken- 
fchap van zyn bedryv te doen. Zoo dat wy overzulks 
hier vinden eene Wet , di waarlyk de wortel-wet is , en 
afeyft 

a. Den pligt van Godvreezjenthyd tot God , di te erken- 
nen is als de Opper-heer en Leengever , aan wien de 
mens rekenfchap van zyn bedryv verfchuldigt is , en 
verandwoording doen moet , of hy naar zyn welbe- 
haagen di vergunde heerfchappy wel en tot hun wettig 
ynde gebruykt , dat is , ter eeren Gods aangelegt 
heeft. 

b. Den pligt van maatighyd , dewelke is de aardze dingen 
te willen gebruyken , maar niet bezitten , of geniten , 
noch zig verder toeygenen , dan om daar door te be- 
kwaamer een dienftknegt Gods te worden. Welken 
pligt ingefloten word in het woord heerfchen ; wel- 
ters tegengeftelde is dinen : en vermaant den mens, 
dat hy boven en geenzins onder di dmgen ftaan , en 
dezelve agten moet als beneden., en niet boven zig 
geftelt te zyn , en als di hem geene grootere volmaakt- 
hyd konden toebrengen ; zoo dat hy zig overzulks 
bezondigen , en tot een flaay derzelyer maaken zow, 

indien 



E>. E <bER WERKEK. Hoofd.II. 109 

indien hy hoopte of dagt daar uyt voknaakter te wor- 
den. 
e . Den pligt van regtveerdighyd , welkers werk is zynen 
even mens van di gemeene heerfchappy niet af te vve- 
ren , maar tot zynen makker en medgezel toe te laa- 
ten , en overzulks het reeds beheerde , niet wiMen 
naa zig flepen , maar zig vernoegt houden met het 
onbehcerde , om dat tot zyn gebruyk te nemen. 
2. In de Wet des Huwelyks , di gevonden word Gen. 2: 
22. 24. Doe zjeyde Adam : Deezje is ditmaal been van 
myne beenen , en vlees van mynen vleeSe : men zalz,e 
Manninne heeten ; om datzje up den Man genomen is. 
Daarom zjil de Man zynen Voder en zyne Moeder ver- 
laaten , en zynen Wyve aankleven , en deezje twee zjtllen 
tot een vlees zyn. V ergelyk hier by 't bevel Gods, Gen. 
1: 28. Weefl vrugtbaar en vermennigvuldigt , en vervul~ 
let de aarde. Uyt welken pligt ligtelyk alle andere huys- 
felykc pligten af te leyden , en de trappen van lievde en 
eerbewyzinge te haalen zyn : te weeten , wat de Kinderen 
aan' hunne Ouders , en in.tegertdeel ; of wat de Egtge- 
noten onderling aan den anderen verfchuld zyn. Zoo 
dat deszelvs grondflag is , een zaad Gods te zoeken , of 
in nakoomelingen aan te waffen en te vermennigvuldi- 
gen , di met regthyd geboren en verciert zyn. 
5. In de Stellige of verbidende Wet , van niet te eten van 
de vrugt des booms der kennifle van goed en kwaad. 
Gen. 2: 16. 17. Ende de HEERE God gebood den 
menjfe , z.eggende : Van alien boom dezjes Hofs zjdt gy 
vryelyk eten : Maar van den boom der kenniffe des goeds 
ende des kwaads , daar van zjtltgy niet eten ; want ten 
dage ah gy daar van eet , zjtlt gy fiervende flerven , dat 
is , zckerlyk den dood flerven,. Van welk gebod men aan 
te merken heeft , dat het geweeft is , 

a. Een Stellig en veranderlyk gebod , 't welk overzulks 
kon vernitigt worden , zoo wanneer dat God t' eeniger 
tyd mogt koomen te behaagen , zonder de minfte ver- 
lochening zyner Goddelyke betaamelykhedcn. 

b. Een Proev-gebod van de gehoorzaamhyd , dimen aan 
de Goddelyke Wet verfchuld was : om het welke wel 

O 3 te 



ilQ Hoofd.JI. VA-H 'T VERBQNV D. IL 

t^ vqrftwn.,, njftetn>ei?- begrypen ; dat de Opper-hcer 
van't heelal van de aan den mens, vergunde heerfchap- 
py, al^by (aj wederkeering uytvervjreemding, dee- 
pen boom uytgezondert, heett , zoo dat dezelve moeft 
geagt worden reeds als aangevaart , en als van de in 't 
gemeen zynde dingen afgefchyden, ; tot een klaar be- 
w.ys,, dat God dpor het aan den mens toegeftaane heer- 
fchappy r regt zigi van de Opperheerfchappy niet ontfla- 
gen , noch van de magt en 't gezag ov,er de fchepze- 
len geheel onttrokken , maar den mens alleen als een 
Leenman ondpr zig geftelt had, Hier is dan eene 
wettige proef geweeft, 

* JFan Godvreez.embyd of Ongodvre«z.endhyd : van 't 
eerfl^^ wa^ineei- de mens, meer agt gevende op 
Qo4;,, cbn.w.z/ig zelven,, in Gods willekeur, met 
zig van dienboom te onthouden , volherdhad: van 
't laatfte , wanneer hy , buyten Gods gezag en be- 
vel , teg^ni zyne Wet aan, , van deeze vrugt eten 
, . ' . ; wilds ; ii> \«elke daad e,ene volflage verlochening 

van Gods opperheerfchappy gelegen was. 

b. Jfan matigmg y of hy zig van di beheerde zaak ont- 
hpuden kon , zig te vreden hondende met alle het 
ovedge te gebpuykcn , zonder.eenig ding te willen 
gepieten of bezitten. Want het is Onmatighyd , 

...."• de hegeerte te voeden , om voor zig , uyt het ge- 

bruyken dpr khepzelen , eenige meerdere volmaakt- 
hyd,te verzorgen. 

c. Van Regtveendighyd , wanneer de mens zig als van 
eene reeds beheerde zaak, onthieltf , en vaftftclde 
geenig het minfte regt 4aar toe te hebben ; en in 
tegende.fl is hef angeregtighyd , wanneer imand hier 
op geene de minfte- agt flaande , het beheerde egter 
naa zig raperi wijde. 

bb. Nette werkjiellighyd van 'tgeeyfte , of eene beftipte gehoor- 
zaamhyd : bedingende, 
I. Eenevolmaahhyd in alle deelen , beftaande in eene volfla- 

gene gehoorzaamhyd aan alle en een igefyk gebod der Wet ; 

Want wi degebeek Wet zMk m den %) en in een zj.1 firuyke- 

k&,dUslchuldi?geworde&Mn4{kg-J a k-Z'-'io- 

, .,. . . i. Eene 

( a ) Ex poftlimimo. 



•D.fl. £)£& WERKEK Hoofd.II. rh 

2. EeyieVdlntadkthydintrappen, gelegeh in eenegehoorzaam- 
hyd '«yt Salle kragten eh vermbgeris. Zoo zcgt Chriftus 
'M&fth. li: %% Gy -ZUlt tievhebben den Heere uwenGody 
•fhetg&heel Uw hsfte, -met geheel ' uwe zjle, en met geheel uw 
verfland. 
j. Eeht •volflundighyd , of ftahdvaftighyd.gedurende dengans- 
fen tyir der bcprbevin,g. Ez.ech. i 8: 24. 'Maar als de regt- 
veerdige zjg dfkeert van zyne geregfighyd , en onregt doet y 
z.owde di letieH ? alle zyne geregtigheden, di hy gedaan heeft r 
zjtileh nietgedagtworden; in zyneovertredinge, waar door" 
hy oveHfeden heeft , en in zyne zJonde , di hy gez.ondigtheeft y 
in di z.dl hy flerven. Welke voorWaardens van de gehoor- 
zaamhyd der Wet 00k hunnen grond hebben in de twee 
Wettilfe vonniffen Levit. 18: 5. JVelkemenjfe dezjelve zjal 
tioen, dixal door dezJlve leven. £n Dent. 27: 26. Ver- 
liltiekt • xy , di de woorden deezjsrWet niet zal bevefligen , 
doende deceive. Vergelyk hier mede Gal. 2:10-12. alwaar 
deeze woor"den herhaalt worden. Vervloekt is een igelyk di 
niet blyvt in alle het gene gefebreve'n is in 3 t boek der Wet y . 
- vm tiat re doen.. De Htenfli fU-deez.e ,dingen aoet , zjd door' 
ekiuilve leven. 
SB. Eene Belovfe , dewelke, het tweede lid van 't Verbond der 
Werken zynde, den regten mens 00k voorgeftelt is geweeft on- 
der den naam van Leven ; dit bewyft de Boom des Levens in Ket 
Patadys. 'Gen. 2: 9. Vergeieken met Openb. 2:, 7." Di overwint 
ik zal hem gevente eten van den boom des -levens, di in 't midden 
van he^ Paradys Gods is. Voeg hier by , Gen. 3: 22. Nudan y 
dat'hy -zyne hand niet uytfleke , en neme van dm boom des levens , 
en ete.y en leve in eewighyd. • 

a. Dat dit 'leven, waar toe het Verbond der Werken den regten 
'mens hoope geevt , zyn opzigt heeft op het leven j 't welk 
wy in de Hemeleh • -te'igeniten hebben,, met eanen overgang 
uyt den ftaat der beproevirig tot den 'ftaat- der beveftiging, be- 
-wyzen wy tegen Socirtus. 

r, Uyt de onderpanden des" levens , dewelke geweeft zyn hee 
P&radys en de Boom des Levens in het miefden van het Pa- 
- rddys : van Welke onderpanden de evcngelykhyd ons opleyd 

tot in den Hemel, en het herrteMe leven, gelyKiKor, 12:2. 
Bairns tot in den derden hemel 'vpgetrokken , gezegtword in= 

vers; 



«* Hoofd.II. VJN'T VERBONT* D.H. 

vers 4. Opgetrokken geweeft te zyn in 't Parody s. En L»i. 
23: 43. Chriftus den Moordenaar het eewige leven in den 
Hemel belovende, zegt tot hem : Heden zjtlt gj met my in 
't Parody s zyn. Voeg hier by Openb. 2:7. 
2. Uyt de belovte van de Wet , di het eewige leven aanbied. 
Levit. 18: J. Welke menjfe deceive zal doeti , di zal door 
dezelve leven. Ezech. 20: 11. Dewelke zooze een menfte 
doet , zal door dezjelve leven. Gat. y it. De menffe di 
deezje dingen doet , zal door dezelve leven. Rom. 7: 10. 
woidze genaamt een gebod ten leven. Vcrgeleken met Matt. 
15): 16. 17. Dog wilt gy in bet leven ingaan , onderhoud de 
geboden ; andwoorde Chriftus aan den Jongeling , di hem 
vraagde ; wot zal ik goeds doen , op dot ik het eewige leven 
hebbe? 

3. Uyt de verklaaring , di Mozes geevt , Gen. y 22. Doe 
zeyde de HEERE God: Ziet , de menjje is geworden als 
onzjer een , kennende het goed en het kwaad : Nu dan , op 
dot hy zyne hand niet uytfteke , en neme van den boom des 
levens , en ete , en leve legnoUm in eewighyd. 

4. Uyt de wederftelling van Chriftus , dewelke , in Betrek- 
king tot de fchade door Adam aangebragt , voorgefteltword 
als de oorzjaak des levens , het welke zynde het leven in dc 
Hemelen te geniten , zoo is 't noodzaaklyk , dat 00k dit 
zelve leven voor den Val beloovt is geweeft. 

5. Uyt tegenftelling van de gedreygde dood , dewtlke influy- 
tende de verdoemenifle ter hellen , zoo moet deszelvs te- 
gengeftelde het leven in alien deelen zyn , het welke alle 
gevaar van fterven uytfluytende , de hoogfte , of hemelfle 
zalighyd aanbrengt. 
b. Aan dit leven is aangehegt de Onjferflykhyd , dewelke is di 
weldaad van behoudenis , ont/pruytende uyt den ftaat van 
vrindfchap, waar door de regte mens vry geftelt wierd van al- 
le gevaar van fterven : welke onfterflykhyd is , 

1. In betrekking tot de ziel , den mens natuwlyk , dat is, y- 
gen en aangeboren , als dewelke onuytrooijelyk zynde , noch 
gefloopt noch gedood kan worden. Jldatth. 10: 28. Preeft 
u niet voor de genen di het lichhaam dooden , en de zjel niet 
konnen dooden , enz. 

2. In betrekking tot het ganjfe enderfielde , bragtze wel mede 
. ~ dat 



P. II. *BER WERE EN. Hoofd.II. 113 

dat de mens kon niet fterven , fchoon hy wegens zyne vcr- 
anderlykhyd ook kon fterven j als zullendc niet gcflorvcn 
hebben , indien hy volftandig gebleven waare en overzulks 
ook zullende natuurlyk of uyt ygener aard altyd gcleevd heb- 
ben , om dat'r geenigen vloek of idelhyd den dingen over- 
gekoomen zow hebben : in vergelyking van Job y. 6. Want 
ityt het fiof koomt het verdriet niet voort .' noch de moeite 
fpruyt niet uyt de aarde , enz,. De zin is , dat het regt- 
veerdig en regt is , dat het verdriet den dwaazcn dood,. 
want de elende fpruyt niet uyt de aarde ; want het fehepz,el 
is majoteeti der idelhyd onderworpen , ouch ekoufa , niet ge~ 
m willig. Rom. 8: 20. God en zyne werken zyn gocd, maar 
dat de mens van de fchepzelen khade en ongcmak ontvangt, 
koomt van de ftraffe en van der menfchen vloek ; met een 
vvoord , Elifas tekent aan , dat alle arbeyd met fmerte is , 
en dat wy , in Adam verdoemt , tot ziekten en den dood 
geboren worden. Het vvelke vvy ook tegen de Socimianert 
en Pelagiancn , di den dood ftellen ecn'geyolg van de na~ 
tuur of geboorte te zyn , beweeren. 

a. Bewyz«nde het regtzinnig gevoelen, 

a. Uyt de bedreyging zelv , Gen. i: 17. Ten dage als 
gy daar van eet , zjtltge den dood fterven , vergeleken 
met deszelvs uytvoering , Gen. 3: 19. Tot dat qj tot 
de aarde wederkeert , dewy I gy daar nyt genomen zyt: 
want flof zyt gy , en gy zjtlt tot fief wederkeeren: 

b. Uyt de onderftelling van de H. Schrivtuur , dewelke 
vaftftelt , de dood een ftraffe der zonden , en om der 
zonden wille ingekoomcn te zyn. Rom. y. 12, 14. 
Gelyk door eenen mens de z,onde in de werreld ingekoo- 
men is , en door de zjonde de dood : en alz.00 de dood 
tot aRen menfien doorgegaan is , eph hoo phites htemar~ 
ton , in welken alle gez.ondigt hebben , enz,. Hicr van 
daan word Rom. 6: 23. De dood genaamt eene bez.ol- 
dinge der z.onde. Voeg hier by , 1 Kor. iy. 22, 26. 
Want gelykz,e alle in Adam fierven , alz.00 z.ullenz.e ook 
alle in Chrifius levendig gemaakt worden. De laatjie 
vyand di te nite gedaan word is de dood. 

b. Verdedigende het zelve tegen de tegenwerpingen. 

I. Uyt Gen. 3: iq. Want gy zyt fiof ', ettgjt.lt tot fiof 
wederkeeren, P 11. 



ti4 Hoofd.n. VARY VERBONT) D.Ii 

II. Uyt i Kor. ty. 50. Dit ■ z.egge ik , Breeders, dit 
vlees en bloed het Koningryke Gods met beerven konnen , 
noch de verderflykhyd be'ervt de onverderfykhyd niet, 
Overzulks word de dood vooraf vcrcyft , eer dat dc 
mens kan verheerlykt en volmaakt worden. 
in. Uyt de aamgebore geftelthyd des lichhaams , het 
welke ontfloopbaar , en mitfdien flerflyk is. 
CC. Ee'n Verband tuflen de gehoorzaamhyd en den loon des le- 
vens , in de belovte van 't Verbond der Werkcn voorgeflelt, 
hegtende deze twee zoodaanig te zaamen , dat 

a. De gehoorzaamhyd der Wet zig zoodaanig tot het leven 
heeft , als de verdinende oorzaak van het regt ten leven, 
en overzulks als eene ygene geregtighyd. Filipp. 3: 9. Als 
eene geregtighyd uyt de Wet. Rom. 10: f. en overzulks als 
eene geregtighyd uyt de werken. Rom. 9: 30. 31. 

b. En de loon des levens zig tot di gehoorzaamhyd heeft , als 
een loon , niet uyt genade , maar uyt fchuld. Rom. 4: 4; 
Nu den genen di werkt word de loon niet toegerekent naar 
genade , maar naar fchuld. Welke vergelding egter geen- 
zins onderftelt eene verdienfte (a) uyt eene evenwaardig- 
hyd , nodi (b) uyt welvoegenthyd , maar (c) uyt eene 0- 
verkoomfle , nademaal 'r tivflen di twee uyterften geene de 
minfte gelykwigtige evenredenhyd is. 

1 . Niet uyt evenwaardighyj. , om dat wy van naturen , dat 
re , van aangeboren aard fchuldenaars zyn tot alle pligt, 
daar toe wy door eene voorgaande wekiaad verbonden 
zvn : zoo dat Chriftus Luk. 17; 9. 10. hebbende de ge- 
lykenis van den Dienftknegt laaten voorgaan , een be- 
fluyt opmaakt : Alz.00 00k gy , alsge zjult gedaan hekben 
al het gene u bevolen is , zjegt , wy zyn onnutte dienfi- 
knegten , want wy hebben maar gedaan , het gene wy 
fchuldig waaren te doen. Ook is'rgeene de minfte even- 
redenhyd tuffen het allergrootfte werk van gehoorzaam- 
hyd , en tuflen den loon : gelyk d'Apoftel Rom. 8: 18. 
zegt ; Ik houde het daar voor dat het lyden dez.es tegen- 
woordigen tyds miet is t£ waarderen tegen de heerlykhyd , 
di aan ons z,al geopenbaart worden. 

2. Noch uyt welvoegenthyd , om dat God geen profoopo^ 

le'eptees 
(a } Ex condigno, {b} Congtuo. ' (c) Vi&o. 



D.E <DER WERKEK Hoofd.II. jrr^ 

le'eptees uytnemer der perzoonen is , di om de uyterlyke 
gaven den eenen boven den anderen ftclt. Gal. 2: 6. 7. 
yob 24: 19. Di , te weeten God , het aangezSgte der 
Vorfien met aanneemt , en den ryken voor den armen niet 
ke»t. ; want zy myn alle zyner handen werk. 
3 . Maar uyt overkoomffe , om dat de loon aan den werker 
gcgeven word uyt Gods vrymagtig welbchaagen , zoo 
dat dceze fchuld alleenlyk daar uyt ontftaat , dat God zig 
tot ecn fchuldenaar geftelt heefi , volgens zyne gegeven 
trouvvc en bclovte in het verbond. 
BB. AAN DE ZYDE VAN DEN MENS, die met God 
in 't verbond treed , alvvaar de mens aangernerkt moet worden, 
A A. Voav of voor het Verbond 

A. Ten aanzien zyner kragten of bekwaamhyd , om alle beding 
der Wet te volbrengen ; welke kragten geftaafd worden door 
de Schepping van den Mens met het beeld Gods , en naar 
zyne gelykeniffe. Gen. 1: 16. 27. alvvaarwe nauwc agt te flaan 
hebben op, de ipreekwyze : het beeld Godt naa zyne gelykenijfe y 
dat is , het beeld , 't welk door eenige tuflenkoomende gely- 
kenifle , God vertoont, H« woord gelykenis ftrekt zig wy- 
der uyt , dan 't woord beeld , aangezien der eene gelykenifle 
weezen kan , waar egter geen beeld is , alzoo is 

Simia quam Jimilis , turpi 'fflma bejlia , nobis. 

Een Aap , dat vuyle dier, 
Gelykt ons gam in fwier. 

Ook zyn de ondeelige of enkelde dingen in eenzelvde bezon- 
derzoort zig onderling gelyk , als een aay een aay , een mens 
een mens gelyk is : egter z'ynae des anderens beeld niet , om 
dat de een des anders proototupon , voorbeeld niet is : de y- 
genfehap van een beeld is zoodaanig toegeftelt te zyn , dat het 
iets anders vertoont, en in het eerfte opflag des oogs het denk- 
beeld van dat andere in onzen geeft verwekt , tot het welke 
zommige trekken , di eenige ge-lykenirTe vertoonen , genog 
zyn. 

1. Dit beeld Gods beftaat derhalven in de bekwaamhyd of 

hebbelykhyd van den regten mens , om wettelyk de heer- 

P 2 fchappy, 



ii 6 Hoofd. II. VJN T VERBONTI D. IL 

ichappy, di God aan den mens gegeven hecft, te oefenen, 
en om. alle ordening des Scheppers te onderhouden , het 
vvelke wy ligtelyk uyt Mozes zelv haalen konnen , indicn 
vvy de naakoomende vau als ecn gevolg uytleggen. 
w. Dat deeze bekwaamhyd beftaat in de gaven van den 
Geeft , of in de kennifle van God , en van 't gebruyk 
der dingen ter eere Gods , als ook in de hailighyd of de 
genygthyd der lievde , om de ordeninge Gods tc onder- 
houden , en het voorfchrivt der waarhyd op te volgen , 
houden wy ftaande tegen de Socinianen , di nicts , dan 
de rede en den geeft , yereyflcn. H. Dw. Op datzc de 
menffelyke verdorventhyd lochenen , en in den eerften 
mens , niets anders erkennen zowden , dan 't gene wy 
nu nog in een igelyk mens bevinden. 
a. Wy bewyzen het regtzinnig gevoelen , 

(7. Uyt de betrekking zelv van dat beeld tot de heer- 
fchappy ; op dat da mens dan deeze heerfchappy 
naar de rede oefenen en behouden mogt, zoo wicr- 
den deeze gaven in den geeft vereyft , waar door hy 
God voor den gever van di heerfchappy erkennen , 
maar de gefchapene dingen , als onder zig en zig 
tot zyn gebruyk onderworpen , onderkennen zow, 
dat di tot de eer en heerlykhyd der opperfte Godhyd 
betrokken moeften worden. Ten andcrcn kon hy 
deeze heerfchappy niet wettig oefenen , of hy moeft 
God willen geniten of bezitten , en di dingen al- 
leenlyk gebruyken , en de ganfle ordening , van 
God ingeftelt ook willen onderhouden. 
b. Uyt de Schrivtuurplaatzen , di den mens, vers uyt 
2yns Scheppers handen gekoomen , ecne goedhyd 
en regthyd toefchryven. Gen. i: 31. God z.ag, al 
wat hy gemaakt hadde , en zjet , het was z.eer goed. 
Tred. 7: 29. Dit heb ik gevonden , dat God den mem 
fafchar , regt gefchapen heeft. Dat is, zonderzon- 
. de en kwaade nyginge , en genogzaam verligt , om 
de reeds verkrege gemeenfehap en vereeniging met 
God , te behouden , en nog-grootcr door geloof 
en iver'zugt , met Gods hulpe , te verwerven. 
f . Naar de uytlegginge van Paulus , di dit beeld a£, 

(iiaalt, 



P.IL T>ER WERKEN. Hoofd. IL 117 

maalt , in wyshyd en hailighyd, der ivaarhyd gclegen . 
te zyn. Kol. 3: 10. En anngedaan hebt den niwen 
mens , di verniewt word tot kennijfe , naar het even- 
beeld des genen , di hem gefchapen heeft. Efez,. 4: 
.24. De niwe mens, di naar God gefchapen is, en 
dikaiofunee , kai hofioteeti tees aleetheias in waare regt- 
veerdighyd en hailighyd, 

d. Uyt een drangbcfluyt , 't wclk aantoont , dat de 
gelykenis geenzins in het.lichhaam gevondcn word. 
Hand. 17; 29. Wy dan Gods gef.agte zynde, moetcn 
niet meenen , dat de Godhyd goud of zjlver , of f een 
gelyk zy , kai charkgmati technees kai enthumeefeooi 
anthroopou , weih- doer nisxfen kor-ft en bedenkinge 
gefneden zyn. Nod., c <w -...-.kiKk i:i de nrtnur of 
den aard van het den:;c;-,;i wzen , dat rok in de 
Duyvekn en godloo/e menfien tc vinden is , want 
de mens., fchoon di in waarde is , als hy geen ver- 
fland heeft , word gelyk de beef en ,_ di vergaan Pf, 
49.' 21. En 73: 22. Doe was ik onvernuftig y ert 
wift niets : ik was een groot beef by u. 
b. Bcvveercn wy tcgen de Socinianen , dewelke dat bceld 

alleen in de heerfchappy ilellen , en di vcortreftelyk- 

hyd lochenen , pogende 

a. Het cerfte te bewyzen , uyt Gen. r ; 2 <$. alwaarGod 
zeyde : Laat ons msnfen maaken , naar onz.en beelde y 
naar onzje gelykenijfe , vejirdou bidgath haijam , en 
dat zy heerfchappy hebben over de Viffen der Zee t 
enz.. 

b. Het tweede daar uyt , dat de H. Schrivt het beeld 
Gods nog aan alle menfTen toefchryvt. Gen. 9: 6. 
Wi des menfehen bloed vergiet , zyn bleed zjd door 
den mens vergoten worden : want God heeft den mens 
naar zyn beeld gemadkt. En Jak. 2 : 9. Door de 
tonge t vervloeken wy de menffen , di naar de gelyke- 
nijfe Gods gemaakt zyn. < 

bb. Deeze bekwaamhyd verderven zy gans en gaar 

di een ftaat der zuyvere natuur of geboorte ver* 

digten , gelyk de Pelagiancn , wnJende dat de 

eerfte mens .noch wys , noch dw^as^ noch goed, 

f 3 noch 



itS Hoofd.II. VAN T VERBONV D.1L 

nochkwaad, maar alleen vatbaar en bekwaam ge- 
weeft is, om een van alien te worden ; het welke 
sy wederom ftellen , op datze den gefchaapcn 
• mens tot de onnoozelhyd wederbrengen , en ons, 

alswe eerft geboren worden , gclyk maakcn 
zowdcn , aangezien zy de natuurlyke of aangebo- 
re verdorventhyd ook ontkennen. 

a. Welk gevoelen wy verwerpen , 

a. Wegens de ongerymdhyd van dien ftaat; 
nademaal de Geeft niet bevat kan worden 
dan als denkende , en tuiren God en de 
fchepzelen geftelt zynde , zig wendende, of 
tot God , of tot de fchepzelen ; welke eer- 
fte daad , met den geeft gelyktydig zynde, 
niet kan nakaiben tot goed , of kwaad te zyn. 

b. Wegens de aanmerking zelv , 

1 . Van Adam , di aanftonds na de geboorte 
van Eva blyken van zyne wyshyd en hai- 
lighyd gegeven heeft, wanncerhydeHu- 
welyks Wetten zelv wift uyt te vorfTen. 
Ten anderen in het geven der naamen aan 
de fchepzelen, wanneer hy aan alle Diren 
elk eenen naam , met hunnen aard over- 
een koomende , gegeven heeft. 

2. Van Eva, dewelke in de verzoeking zelv 
blyken getoont heeft van dekennifTe Gods, 

, en van de Wet en haaren ftand onder de 

Wet. Gen. y zy 

b. En verdedigen tegen de tegenwerpen. 

a. Uyt de plaats , Gen. i: 25. en Hoofdfl. y 
11. ahvaar onze Eerft-ouders gezegt werden 
rtaakt geweeft te zyn , en z.ig des niet ge- 
fchaamt , noch kundig geweefl te hebben. 

b. En daar uyt , dat zy htm door den Dnyvcl 
hebben laaten bedrigen. 

cc. Ook ontzennwen dc Pan/gezinden deeze be- 
kwaamhyd, alsze ftellen dat de eerfte geregtighyd 
aan den eerfteo mens niet natuurlyk of ygen, maar 
hovennatuurlyk of onygen geweeft is , dat is, dat 

; >OfI dc 



IX H.- *DER IT&RKEN. Hoofd.II. iff 

de bewegingen der begeerlykhyd aan den regten 
mens natuurljk of ingefchaapen , maar dat hem 
boven dat natuurljke of ingefchaapene , noch 
yoortreffelyker gaven. toegevoegt zyn geweeft tot 
een dvvangteugel zyner begeef lykheden , opdathy 
niet ligt in zonde vefvallen mogt. H. Dw. Is 
te ftellen , dat de beteugelde begeerlykhyd onder 
dc zonde niet gerekent word. De Hervormde 
noemen in tegendeel de natuurlyke of aangebore 
geregtighyd , of di hebbclykhyd om een igelyk 
het zyne te geven', niet datze uyt de wezentlyk- 
hyd of deszelvs vermogens afvloeid , maar dat de 
mens , een Gode waardig werkftuk , geenzins 
van di regthyd in verftand en wil ontbloot is. 
a. Ons gevoelen bewyzen wy 

a. Uyt de heerlykhyd van den Schepper , de- 
welke , de Stigter van het goede zynde , in- 
dien hy den mens niet met di kennifle ea 
Iievde tot God gefchaapen had , geen werk,, 
zyhe eere Waardig, gemaakt zow hebben, 
als zynde niet tot zyne eer en heerlykhyd. 
k Van de Iievde , di den mens natuurljk of 
ygen is , als dewelke geenzins zonder Iievde 
wezen kan : indien nu deeze Iievde niet tot 
God als zyn Hoogfte Goed , geftrckt had,- 
zow het ook goed geweeft zyn , alle andere 
dingen , behalven God , liev te hebben ; 
want al wat den mens natuurljk of ingefchaa- 
pen is , moet goed zyn , om dat het van 
God is. 
e. Uyt de natuurlyke of aangebore onderWer- 
pelykliyd , dewelke geenzins toelaat , dat 
het redelyk fchepzel niet alzins aan zynen 
Schepper onderworpen zow zyn. 
d. Daar uyt , dat de kwaade begeerlykhyd in 
alle menflen mifdaadig en zonde is , gelyk- 
we te zyner plaatze toonen zullen. 
lb. Beweeren wy tegen de aanhouding , dewelke 
aaadringt , dat al fchoon Gods beeld wegge- 

nomers. 



ixo Hoofd.H. VJN T VERBONT) D.IL 

nomen is , de menflelyke namur of wezentlyk- 

hyd egter blyvt , en dat overzulks dit bceld 

niets doet tot het ftcllen van de menflelyke na~ 

tuw of wczentlykhyd. 

II. Deeze bekwaamhyd van kragten was, door behulp van 

di vermogens en gaventot gehoorzaamhyd , genog om het 

regt ten leven uyt overkoomfte te verdinen : want het waa- 

re een fchendaad , dat God den mens vcrpligten zow , om 

zyne vrindfehap tc zoeken , ondcr eene voorwaarde di ge- 

heel en al onmogelyk waarc. 

1. Het was egter met noodzaaklyk , dat de mens kragten 
bezat j di metter daad bekwaam waaren. Het was ge- 
nog dat hy in een zoodaanigen ftaat geftek wierd , in 
den welken hy ,, des noods , vcrmccrdcring van kragten 
en bekwaamheden van God sf h ; -; ;un en venvcrven kern. 
Ook kon hy van zommige dingen, di des daads waaren, 
onkundig zyn ; zynde het egter genog , dat hy in een 
twyfelig geval zyn oordeel fchorflen , en een doordrin- 
gender kennifle van God afbidden kon. 

2. Ook was het niet noodzaaklyk , dat de byftand derGod^ 
delyke genade metter daad werkzaam was tot zyne bevc- 
ftiging ; als welke ftaat met den ftaat der beprocving 
geenzins voeglyk was : want de mens moeft in dien ftaat 
der beprocving veranderlyk zyn , en veele vonden kon- 
nen zoeken , gelyk hy gedaan heeft. Pred. j: 29. God 
heeft den mens regt gemaakt , matvr xy hebben veele von- 
den gez,ogt. 

B. Ten aanzien van de voorafgaande verbintenis moet men vaft 

ftellen , dat de regte mens , door de Wet des Vcrbonds tot 

een onverfchulde verbintenis geroepen , reeds voor af , we- 

gens zyne natuurljke of aangebore afhangclykhyd van God, 

onder God heeft moeten ftaan, gelyk een Knegt onder zynen 

Heer. 

BB. Gevolgelyk naaderde de mens tot den voorftel van 't Verbond 

en de Verbonds-Wet , in zynen ftaat van regthyd en met ge- 

nogzaame kragten voorzien , met dien toe te ftemmen , of met 

de voorwaarde van 't Verbond op zig eh aan te nemen. 

a. De daad van toeftemming , te vooren gepleegt , konnenwc 

kjaar genog afmeeten uyt het zeggen van de Vrow. Gen. 3.- 

2. Maar 



Di.?.. &ER WERKEN. Hoofd. H. i%i 

3 . Maar van de vrugt des booms , di in 't midden van den hof 

float , heeft God gezegt : Gy zjtlt van di niet eeten , noch di 

uanroeren , op dat gy niet ftervet. 

b. De hoedaanighyd der toeftemming is geweeft, dat Adam was 

als hct Hoofd en Bewindsman van het ganfle Menfdom : in 

welken deelen hy met Chriftus gelyk ftond. Rom. 5: 14. A- 

dam is een voorbeeld des genen di koomen zowde. 1 Kor. 15: 

22. Want gefykze alle in Adam fierven , alz.00 zjullenzje 00k in 

Chrijius alle levendig gemaakt worden. Waar van daan te ken- 

nen gegeven word , dat in Adam , als het hoofd , 00k aan 

Eva het zclvde gebod is gegeven geweeft. Gen. 2: 16. De 

HE ERE God gebood den menjje , enz.. te weeten , Adam 

en Eva , dewelke een vlees zyn. vers 24. En Hoofdfi. 3:3. 

Want de Man is' 't hoofd der Vrouwe. 1 Kor. 11: 3. 1 Tim. 

2: 14. dewelke , indicn hy ftaande gebleven waare , zyne 

regthyd en het beeld Gods , te gelyk met zyne nakomelingen 

zow voordgezet hebben , en dat uyt kragte van de eerfte ze- 

geningen , waji en vermennigvuldigt. Gen. 1: 28. 

C. DE OPREGTING DES VERBONDS , 't welk aange- 

gaan mOeft worden is tweederlye. - 

A. Door de Tekenen van dit Verbond , di den mens , in zynen pligt 

volherdende , allcs goeds verzekeren : hier op zien 

a. Het Paradys , deszelvs 

a. Plaats , was in 't Land Eden , of de zuyder Landftreek van Me-' 
zopotamien , met bdomen bezet , en door de Rivier uyt Eden 
foefproeit , di na eene verdeeling hun water met de vier grootc 
Riviren gemeen maakte. Gen. 2: 8-15. 

b. Gebruyk , is geweeft , den derden Hemel te verbeelden : gelyk 
2 Kor. 12: 2, 4. alwaar de optrekking van Paulus in den derden 
Hemel , genaamt word , eene optrekking in het Paradys. Luc. 
23:43- Heden xjdt gy met my in 't Paradys zyn. Vergeleken 
met Openb. z: 7. Waar uyt Socyn zelv gedwongen word te be- 
Jrennen , dat daar door den zetel der Zalige afgefchaduwt , en 
overzulks 00k betekent word. Het verzegelde derhalven de hoo- 
pe des levens , in het hemelfle Paradys te leven , zoo lang als de 
mens in den ftaat der regthyd volftandig bleev , maar geenzins 
een volftrekt regt , 't welk hy nog niet bezat. 

b. De Boom des Levens. ' A 

a. Welke Boom befchreVen word Gen. 2:0. datdezeJve, gelyk 



I2i Hoofd. II, VAN T VERBO NV D. II. 

alle andere Boomen , begeerlyk was voor het gezigte , engoed ten 

fp)x.e : en in 't midden des Hovs. Het Jsbewyflyk , dat dezelve 

gcen cnkcldc Boom alleen geweeft is , dewyl hy elders vertoont 

word aan byde de zyden van de Rivier. Openb. 21: 2. In 't 

midden van haare flraate , en op de eene en de under e zyde der ri- 

vire was de boom des levens , enz.. Ezech. 47: 12. 

b. Deszelvs gebruyk is niet lichhaamkundig geweeft om des lieh- 

haams aanwezen te verlengen , om dat ny dat doen moeft , of 

als een voedzel , het welke hy dan met alle andere gemeen had j 

of als een genecsmiddel , tot het welke in den eerftftaat geenc 

noodzaake was j maar om te verzegelen en te betekenen , 

I. Den Zoone Gods. Openb, 2: 7. Di overwint xjil ik te eten 

geven van den boom des levens , di in het midden van 't Para- 

dys Gods is, , welke boom den levendigmaakenden God betc- 

kent , of waarlyk de levendtgmaakende fpruyte Gods , dat is, 

Gods Zoone : de Wyshyd word Spreuk. 3: 18. gezegt : Zy 

is een boom des levens , dengenen, dizje aangrypen : en elk een 

dizs vajfhoud , word gelukzjrtig. ' Want in den Zoone Gods 

was en is het leven. Joh. 1.-4. In het zjelve y in het Woord, 

dat is , in den Zoone Gods , was het leven. ' Hy verzegelde 

wel den Zoone Gods niet , als den Middekar : want zoodaa- 

nig word by alleen in ""t Verbond der genade aangemerkt, 

maar als door den welkcn de Vader zig wilde aan de menffen 

openbaaren en verheerlyken. 

z. Het Eeuwige leven , in den Zoon , als den Belooner van dat 

Verbond voorgeftelt. Gen. 3: 22. Ziet de menffe is gewor- 

den als onzjsr een , welke een my toefchynt de Zoone Gods 

te zyn , Nu dan , dat hy zyne hand niet uytfteke , en neme 00k 

van den boom des levens , en ete , en leve in eewighyd. Spreuk. 

13: 12. Afaar de begeerte di koomt ,. is een boom des levens. 

B. Door Bedryging, wanneer God by bet Proev-gebod bygevoegt hceft 

de bedryging des doods , tegen den overtrederen vaftgeftelt. Gen. 2: 

id, 17. Ten doge als gy door van est , zjult gy ftervende fterven , dat 

is , zekerlyk den doodfterven. Van welke bedryging te onderzoekea 

ftaat , ■ . 

a. De Wyduytgeftrehhyd , zoo dat de gedrygde dood influyt, 
a. Den dood des lichhaams, met alle de daar aan toegevoegde ram- 
pen , di 't memTclyk leven fehade aanbrengen. Als Gfr. y. 
lS"iS> alwaar de mennigyddige baarens fmerts aan Eva., en het 

naveet 



D.II. *DER WERKEN. Hoofd.II. t%r 

zjweet zyns aanfchyns aan Adam , en aan byde de dood , of de 
wederkeering, iotfiof word opgelegt. 

b. Den dood 3er ztk , of de vervremding en aflchyding van God, 
waar door zy vervreemf zyn van't leven Gods. Efez.. 4: 18. wel- 
kc ftaat genaamt word , de dood in zjonden en mifdaden. Efez.,' 
2. 1. 

c. En byder verzwaaring en volmaaking. 

1 . Ten opzigt van de ziel , di na den dood in de plaatze der py- 
nigingen overgebragt moeft worden, gelyk blykt uyt Luk. 16. 
23, 24. alwaar de Rykeman gezegt word in de belle , en de 
vyne en fmerte in di vlamme te lyden. 

2. Ten opzigt van het lichhaam , dat weder opgewekt en met 
den geeft vereenigt moeft worden tot de eewige ftraften. Dan. 
12.2. Veelt van di in't fiofder aarde jlaapen , zjtHen ontwaa- 
ken , tot verfmaadheden , en eewige afgryzjnge. 

b. Be Billy khyd , di uyt Gods vreekende Geregtignyd gehaalt moet 
worden. Pfal. 50. 21. Deezje dingen doet gy , en ik zwyge , gy 
meent, dat ik t'eeriemaal ben gelyk gy : Ik zfll u ftraffen , enzjil't 
srdentelyk voor ttwe oogen flellen. Waar van daan alle vloek in de 
H. Bladeren bevat word als een doemvonnis der Wet, di deeze di~ 
kdiooma , regtfpraake eyft. 
D. DE S T A A Tdes menflen onder het eerfte Verbond is zeer geluk- 
kig geweeft , om dat hy 

A. Ryk geweed is van gaven Gods : als denwelken alle onderftand tot 
hetjeven , aan geenige idelhyd onderworpen , overvloedig tot zyn 
gebruyk vergunt was. 

B. Tot een Heere geftelt is geweeft over alle gefchaapene dingen , zoo 
dat ailes hem onderworpen was. Gen. 1. 28-30. 

C. Een vrind van God was-, denwelken hy niet alleen tot een goeder- 
tiernen Heer , en milden Gever van alle zegeningen , maar 00k tot 
eenen gemeenzaarnen Leydsman zyns levens had , met wien hy veel- 
maalen gemeenzaam gefproken had , zoo voor de Schepping van de 
Vrouwe , wanneer hem , ten teken zyner verkregene heerfchdppy , 
vergunt was aan de Diren hunne naamen te geven ; als na dat de 
Vrouwe gefchaapen was , en van God tot hem gebragt wicrd : En 
veelligt heeft God deezen zevenden dag dus met den mens in omgang 
doorgebragt , dewyl Gen. 2. 3. gezegt word , dat hy dien dag gebai- 
ligt heeft, dat is, in hailige werken doorgebragt : het wclke bekwaa- 
melyk van de zaamenfpraak met de Eerft-o.uderen" gehouden* , kan 
vejrftaan worden. Q_ 2 D. E- 



iz 4 H.m.: VJN T>ES ' WERKVERBOmyS D.D. 

D.. Evenwel was hy nog niet geheel en al regtveerdig , dat is, het regt 
ten leven hebbendc ; veel min was hy gelukzalig, maar alleen op dea 
weg om dc regtveerdighyd en gelukzalighyd te verkrygen. 



HOOF DDE E L lit 

Van des Werkperbonds tirbrel&ng door de Zonde, 

GEzien hebbende de opregting van het Werkverbond , volgt nu des* 
zelvs verbreking door de zjonae , gefchied door middel Tan de beproe- 
ving : alwaar wy de zonde eerft: in 't algemeen , en daarna in 't bezonder 
zullen aanmerken. 

A» In 't algemeen , is de zonde anomia , eene onwettelykhyd , of eene af- 
wyking vaia dien regel des levens , di den mens tot alle gehoorzaamhyd 
yerbind , door welkers tiuTenkoomft de zondaar niet alleen op zig had 
de fchuld en fmette , maar ook de ftrafFe , dewelke hy ten zy de genadc 
daar tuflenkoome , zekerlyk te wagten heefi. 

A. Met verfckydene naamen word dc zonde in dc H. Schrivten geboekt, 
en genaamt 

a. Gattai , in 't Hebrews , in 't Grieks hamartia , afwjklng , we- 
gens de miffing van het regte doelwit , di eene vergeeting of* ver- 
'agting van het ynde influyt , en tot zyn uytkoomft heeft net eewi- 

ge verderv. 

b. Pefchang. Apoflafia. Afval. Voor zoo veel de mens eene betrek-* 
king tot God heeft , als tot zynen Heer en Wetgever , den wel- 
ken hy verlochent , en welkers Wet hy verwerpt. 

c. Gnkvon. Adikia. Qngeregtighyd. Wanneer hy tot God betrokken 
word , als tot zyn voorbeeld , van het welke afwykende , hy ver- 
dorven word , en zyne regthyd verlieft. 

d. Beged. Trowlooshyd. Uyt eene betrekking tot het Verbond , dat 
hy, by toeftemming aangenomen , en trowlooflykverbroken heeft. 

e. Meri , Moved. Wederfpannighyd. Voor zoo veel di influyt eene 
vyandfchap tegen God , welkers ordening en deugden hy beftryd. 

f. Magnal. Vergryping. Voor zoo veel dit alles met /chynhailighyd 
verzclt gaat , zoo dat hy geenzins wil fchynen te zyn.(«ren zondaar, 
gelykhyis. * ' § 

B. De 
f 



D. II. VERBREKING , enz. Hoofd. III. iz r 

B. De natuur of oar d der zonde. Waar in wy ons wel naw en ernftig te 
wagten hebben , datwe niet meenen dc zonde eene zaaklykhyd of iets 
ftelligs te zyn , of ook enkelyk ontkennig en een niet : maar datzc 
eenc ontbeering is , of een afweezighyd van het gene tegenwoordig 
zyn moeft. Waar van daan dezelve uytftekentlyk anomia , onwette^ 
lykhyd , genaamt word, i Joh. 3.4. 

C. Het onderfchyd word daar in geftelt , dat zommige zonde gezegt 
worden, 

a . Van Doming , wanneerder eene ontbering aankleevt aan de daad , 
di anders gefchied , danze gefchiden moeft. Jak. 4. 17. Wi dan 
weet goed te doen . , en 'niet doet , bamartia autoo eft in , dien is het 
zonde. Ten w'elkers opzigt de zonde gefchied of met het herte. 
Als Matth. f . 28. Zoo wi een Vrouive aanziet , omze te begeeren y 
di heeft alreeds overjiel in zyn herte met hoar gedaen. Voeg hier by 
Matt. 15.19. ~Uyt het herte koomen voord booze bedenkingen, dood- 
Jlagen , overfpeten , hoereryen , diveryen , valjfe getuygeniRen , la- 
fferingen. Of met den mond , als Matth. 12. 36". Maar ik zegge 
u , dat van elk idel woord , het welk de menfien ZMllen gefproken 
hebben, zy van het zelve zullen rekenfehap geven in den dag des oor- 
deels. Ook ifler nog eene andere zonde des werks , hoedaanige 
werken befchreven worden. Gal. 5. io-2r. en elders. 

b. Van Nalaatighyd , wanneerder een ontbeering aan 't vermogen 
aankleevt , zoo dat het niet werkzaam is , daar het werkzaarn zyn 
moeft. Hier van daan is het dat Matth. 25. 42. de godloozen 
ook zullen verdoemt worden om de nalaating van het goede. Want 
ik ben hongerig geweeft , en gy hebt my niet te eten gegeven : ik ben 
dorftig geweeft , en gy hebt my niet te drinken gegeven , enz. 

B. In 't bezonder is de zonde of de £erfle , of de geerfde. 

A. DE EERSTE ZONDE, of de Oorfprongelyke is het werk 
van ongehoorzaamhyd onzer eerfte Ouderen , di door des Zatans li- 
ftighyd verzogt , tegen het gene hen bevolen was gcdaan hebben , 
met van den boom der kennifle des Goeds en des Kwaads te eten$ 
waar door zelv zy het eerfte Verbond verbroken hebben. Hier moe-. 
ten wy dan aanmerken , 

a. De Gelegenthyd of de Verzoeking , waar van de Duyvel , onder 't 
bedekzel van eene Slange verborgen , de oorzaak was. 
a. Dat dit des Duyvels konft en lift geweeft is , blykt. 

I . *Om dat niets , dan de booze Geeft , door de Slange valshe- 
den heeft feonnen fpreken , waarom hy een leugenaar van den 
beginne genaamt weird, J«h. 8. 44, Q_ 3 1. Om 



icx* H. III. VANTtES WERKVERBONVS D.II. 

2. Om dat Paulus het bedrog der Slange aan den Duyvel toc- 
fchryvt 2 .Kef. n. 13. vergeleken met vers 14. Zulke valfe 
jipoftelen zjyn bedrieglyke arbeyders, hen veranderende in Apo- 
ftelen van Chriflus. En geen wonder : want de Zatan zjelv 
verandert z,ig in eenen Engel des ligts , te weeten , dat kan in 
de bedrigeryen des Zatans altyd gemerkt worden. Hy is tot 
onze eerfte Moeder gekoomen als een Gezant van God , en 
als een Engel , di nog in de waarhyd ftond , di Gods aange- 
zigte aanfchowde , di van God tot zynen dienft gehailigt was , 
en di nog in de hemelfe gelukzalighyd verkcerde. 

3 . Om dat de Zatan daar van daan met den naam van Slange be- 
tekent word , Openb. 12. 9. En de groote Draak is geworpen , 
de ottde Slange , ■ welke genaamt word Duyvel en Zatanas , di 
verleyd , enz. Voeg hier by , Hoofdfi. 20. 2. En hy greet) 
den Draak , de eiide Siting*, welke is de Duyvel en Zatanas. 

b. Zyne lift en bedrog is te bemerken , 

1 . In zynen raadflag van de Slange aan te nemen , als zynde een 
Dier den regten Mens niet onaangenaam , en wegens zyne 
looshyd zeer behaaglyk. Gen. j . 1 . De Slange nu was lifliger 
dan al het gedierte des velds , enz.. Ook zegt Ghriftus ; Zyt 
voorzigtig als de Slangen. Matth. 10. i6\ Inzonderhyd de- 
wyl, niet zoiider wonderdaad, eene ipraak uyt dezelve voord- 
koomen kon. 

2. In de verandering zyns zelvs in een Engel des ligts , als wil- 
lende fchynen in Gods naame te handelen , en hem tot een 
getuyge van zyn zeggen " roepende. Gen. 3. 5. Want God 
iveet , ten dage als gy daar van eet , enz,. even als of hy Gods 
meeninge voor Eva open leyde omtrent een ligt middel , en 
dat als tot des menffen grootfte goed toebcreyd was. 

2 . In de bewimpeling der z,aak : want willende den mens over- 
reedden , dat het proevgebod , als zynde ftellig en uyt ygener 
aard veranderlyk, na Gods wederroeping niet langcr verBond, 
heeft hy ook met eenen willen geloovt hebben , dat het ge- 
vaar van te fterven in zoo verre verdwenen , en dat het vcr- 
mogen van te eten hen wedcr vergunt was , ;a aanbevolen 
wierd , even als of God nu wilde , dat met deszelvs eten ver- 
zelt zow gaan eene niwe verligting des verftands , of een ver- 
meerdering deszelvs , op dat zy Gode raeer gelyk zow den 
worden. 

b. Den 



D.IL VERBREKING , enz. Hoofd. HI.- -i*Jr 

b. Den Vol zjelv , of apoftafian den afval , in betrckking } 

a. Tot de Overtreders , alwaar 

i. De Vrouwe eerft in de overtredinge gcweeft is. Gen. 3. (5*. 
Zy nam van zyne vrugt , ende at : en zygav 00k haaren man 
met haar. 1 Tim. 2. 24. De vrouwe ve-deyd zynde is in over- 
tredinge 'geweefl. 

2. Adam. Gen. 3. 6. En hy at. Rom. f. 12. Gelyk door eene?z 
mens de zjonde in de werreld ingekoomen is. 

b. Tot den voordgang der zonde : want deeze eerfte zonde raoet 
bevat worden als eeafumplokee , zaamenfchaakel van verichydenc 
zondige daaden , gelyk datter eene laawhyd in het bidden voor- 
gegaan , en geene opfchorting des oordeels gevolgt is , maar ee- 
ne verhaafting van den geeft , om in eene onzekere zaak ietwes 
vaft te ftellen j het welke vooraf gegaan zynde kwam aanftonds 
de begeerlykhyd te voorfchyn , di de zonde ontvangen en gebaart 
heeft.* 

c. Ten opzigt van derzelver zwaarwigtighyd; want fchoon zyfche- 
nen in een zaak van wynig belang te mifdoen , zoo word de 
fchuld cgter daar door niet verligt , maar veeleer verzwaart , in- 
dienwe overwegen ; dat de menflen in de grootfteovervloed van 
alles le^ende , dc heerf chappy van God , als zonder welkers raad 
zy niets vermogten aan te raaken, afgefchud, en van 't gebrayk 
der fchepzelen al te grooten verwagting gehad hebben , daar zy 
alles van God alleen ^fwagten moeften. Doe hier by , dat dc 
menflen dit gedaan hebben , daar zy met de grootfte teaven be- 
giftigt , en eerft vers uyt hun Maakers handen gekoomen waa- 
ren. 

d. Tot Gods Voorzjnighyd , di voor de zonde aan den mens geeni- 
ge kragten ontrokken had. Want anders zow de mens al geftraft 
zyn geweefl: voor dat hy gezondigt had : maar onder het zondi- 
gen , wanneer de Eerft-ouders zig van God afvvenden , heeft 
ny , als een regtveerdige Higter j hen aan htinne ygene raadfla- 
gen. overgegeven , en (ten Val ! zoodaahig toegehaten , dat God 
van hen afwykende, de duyfternhTe met regt in de plaats van het 
ligt gevolgt is. 

C. De Gevolgen der zonde , di in den eerften mens geweefl zyn , 
a. Het verlies z,yner regthyd , zoo datter aanftonds in het verfland 
blykbaar geweeft is eene anoeejt'a, dhzjnnighyd ; niet lettende op 
God of op zyne ygenfehappen : hier van daan Gen: 3. 8. ge- 

hoort 



b*$ H.III, VAN <DE$ WERKVEmON c BS D.n. 

hoort hebbende de ftemme Gods door den Hov henen klinken-* 
de , of een geluyd , als een gedruys van den aankoomenden 
God , di in den Hov , als in zyne woonplaats wandelde , vrees- 
den Adam en Eva zeer , daar zy hadden behooren verheugt te 
zyn , dat hy het Paradys uytgekozen had , om voor den Men? 
daar in , als by en met hem , te woonen in zyn ygen huys , in 
«yne voorhovcn , en onder zyne ' oogen , alwaar ny food Eloach , 
Gods verborgentheden over zynetente had. Job 29. 4. Dat is, 
een gemeenzaamen omgang met God hebben zow. In den wil 
is aanftonds de begeerte opgerezen, om zyne zonde teverbergen 
en te verfchoonen. Gen. 3. 20. En ik vreefde , zeyde Adam, 
want ik ben naakt , daarom verbergde ik my. Ja verfT 12. 13. 
werpt Adam de fehuld op Eva, en by omweg op God, dog E- 
ra legt di op de Slange. In hunne drifien zyn geweeft ongeregel- 
de bewegingen van begeerlykhyd , dewelke zy \ devvylze di niet 
konden verdooven , poogden te verbergen eft bedekken , en 
hegtten vjgeboom bladeren te zjxamen en maakten zJg fchorten. 
Gen. 3. 7. 
b. De mewufihjid van de hegaane jchuld , vvelkers getuyge de vlugt 
was, zoo dat hy voor het aangezigte des HEEREN, dien 
hy als eenen Regter vreefde , niet ftaan bleev. Gen. 3.8. En 
zig voor zyn aangezigte verbergde in 't midden van het geboomte 
des hovs. 
' c. De Voorloopende hwaaden , en de vloek , di op dc aarde en de 
menflelyke werken gelegt wierd. Gen. 3. 16-15). 
d. De verlorene Hoop van hailigmaaking of heerlykmaaking uyt het 
Verbond der Werken , bekent gemaakt door de uytwerping 
ProotopUfioon der Eerft-ouderen uyt het Paradys , en door het 
bezetten van den weg tot wederkeering met eenen wagterdeChe- 
rubin , di een vlammend lemmer zwaaide , en den toegang tot 
den boom des levens belette. Gen. 3. 23, 24. Door wclk doer* 
God den mens heeft willcn leeraaren , de verandering van dat 
Verbond , en 00k vermaanen , dat de weg van het Werk-ver« 
bond , door de zonde overtreden , nu gefloten was , zoo dat 
wi door denzelven tot God zow willen naaderen , in het zweerd 
zyner vraake vallen zow , en zoo wi uyt dat Verbond eene ygen 
, geregtighyd voor zig zow poogen op te regtCn, eh alzoo zighet 

regt aan te matigen , om van den boom des levens te eten , dat 
hy door dit Zinnebeeld vermaant moeft zyn , .het eewigeleven 
v niet 



D.II. VERBREKING , enz. Hoofd.III. n 9 

niet te zullen vinden ; en te doen te hebben met een God , di 
als een verteerend vuur is. 
B. DE GEERVDE ZONDE fluyt in zig alien ftaat van elen- 
de , uyt de eerfte zonde tot alle nakoomelingen van 't ganfle Mens- 
dom overgegaan : waar in wy aanmerken , 

i. De z,onde in zig , di in betrekking tot de nakoomelingen verdeelt 
word in Oor/prongelyke en Daadelyke. 

AA. DE OORSPRONGELYKE ZONDE is eene 
verdorventhyd , den nakoomelingen uyt de tocgerekende fchuld 
van hunnen oorfprong af aan inklevende , waar door het ganfle 
nakoomelingfchap , zoo wegens het ontbeeren der ooriprongc- 
lyke geregtighyd , als wegens de voorbaarige genygthyd tot net 
"kwaade , aan de Wet Gods ongehoorzaam is. Dit moet dan 
begrepen worden , 

I. Naar de toeqerekende fchuld , voor zoo veel alle de nakoome- 
lingen geagt worden , in Adam , als in hun Hoofd , uyt 
kragte van 't Verbond begrepen te zyn , zoo datze met regt, 
van Gods beeld verfteken zynde , kinderen des toorns gebo- 
ren en gerekent worden : welke toerekening [wy bewyzen te- 
gen <le Arminianen en de overige Pelagianen , de voorftan- 
ders van de zuyvere natuur of geboorte. H. Dw. Op datze 
het vermogen van den vryen Wil befchermen konden. 
a. Wy bewyzen 't met de redenkaveling. 

a. Uyt de uytdrukkelyke plaats. Mom. 5: 12. Daaromge-' 
lyk door eenen mens de z,onde in de werreld ingekoomen is, 
en door de z.onde de dood : en alz.00 de dood tot alle mens~ 
fen overgegaan is , eph hoo pantes heemarton , in welken 
alle gez.ona.igt hebben, 

b. Uyt de inwikkeling der ftraffen : want geene ftraffe is 
Adam aangekondigt , waar aan 00k alle nakoomelingen 
niet onderhevig zyn , gelyk de vervloeking van 't aard- 
ryk , het eten van brood in 't zweet zyns aanfehyns , de 
wederkeering tot ftof , te weeten de dood , de uytwer- 
ping uyt het Paradys , enz. Gen. 2: 17, 18, 19, 23, 24. 
Rom. 5: 14. Efez. 2; 3. Van natuuren of van de geboor- 
te kinderen des toorns. Want geene ftraffe kan zonder 
voorgaande fchuld regtveerdig gezegt worden. 

c. Uyt de vergelyking van de regt veerdiging door toereke- 
ning , met het doemvonnis , uyt de zonde Adams , af- 

R geleyd. 



I3<> H.III. VAN T>ES WERKVERBONT>S D.IL 

geleyd. Rom. <^: 14, 16, 18. Namely k, gelyk door eene 
mifdaad over alle menffen tot verdoemenis : alzoo 00k door 
eene verdienjie , of oorzaak , van regtveerdighyd over alle 
menffen tot regtveerdigmaaking des levens, heeft zig deeze 
zaak toegedragen. 
b. Beweeren wy tegen de tegenwerpen , genomcn. 

a. Uyt de plaatzen , Ezech. 18: 20. Decile di zondigt, 
di zal flerven : de Zoom zal niet dragen de ongerenighjd 
des Vaders , noch enz. Gal. 6; j . Een igelyk zal zyn 
ygen pak dragm. 

b. Uyt de rede , dat den nakoomelingen niet kan toegere- 
kent worden eene zonde , di zelv aan Adam niet toege- 
rekent is geweeft : dat God den rcgtvecrdigen niet ftraft 
met den onregtveerdigen : noch dat dc daad van een al- 
leen niet kan gezegt worden de daad van alle andere. 

2. Naar de fmette , di den nakoomelingen aankleevt , of naar de 
voordgezette verdorventhyd ; ftcllen wy vaft , 
A. Dat de Verdorventhyd de nakoomelingen aankleevt , 

aa. Van den oorfprong of , door de geboorte : hct welke wy 00k 
tegen de Pelagianen aandringen , di de verdorventhyd , van 
de begeerte tot navolging van voorbeelden , afleyden. H.Dw. 
Om weder de zuyvere natuur of geboorte te konnen yerde- 
digen. 
a. Wy bewyzen 't regtzinnig gevoelen. 

1. Uyt klaare Schrivtuurplaatzen. Pfal. 51: 7. Ziet ik ben 
in ongeregtighyd geboren : en in zonde heeft myne Jldoeder 
jechemhhni my ontvangen. Gen. 8: 21. Jezer haliebh 
haadam rang minnegnuraab , het gedigtzel van ' s men Gen 
herte is boos van zyner jeugt aan. Job 14: 4. Job. y. 6. 
Met gene uyt vlees geboren is , dat is vlees , enz. 

2. Uyt de algemeene verdorventhyd , hier na te bewyzen, 
en door de ondervinding gcftaavt. 

h. Beweeren wy tegen de tegenwerpen, 

1. Uyt de Schrivtuurplaatzen , di der Kinderen onnoozel- 

hyd vaft ftellen. Pfal. 106: 58. Zy hebben onfchuldig 

bloedvergoten , het bloed hunner zoonen en dogteren , enz. 

Jon. 4: 1 1 . Zegt God tot Jonas : Zowde ik di groote 

Jfad Ninive niet verfchoonent daar veel meer dan honderd 

en twintig dujzend menffen in zyn , di gem onderfchyd 

weeten 



D.n. VERBREKIN.G, enz. Hoofd.m. 131 

weeten tujfen hunne regter en hunne linker hand. En des 

blindens onzondighyd. Joh. 9: 3 . Noch deeze , te we- 

ten de blinde , noch zyne Onder s hebben gezondigt. 
2. Uyt de rede , bm dat de verdorventhyd voordgezet zow 

moeten worden •, of door de ziel , of door het lichhaam; 

niet door de ziel , dewelke van God gefchaapen word ; 

00k niet door 't lichhaam , het welke ftoftelyk zynde , di 

verdorventhyd niet onderhevig is. 
bb. In 't algemeen , nimand uy tgezondert , dan allcen Chriftus , 
'Job t 4: 4. Wi zal eenen rjnen geven uyt eenen onrynen ? 16 
echkd , niet een. Joh. y 6. Rom. 3:9. 10. Joden en Gri- 
ken zyn alle onder de zonde. Geljk gefchreven is , daar is ni- 
mand regtveerdig , 00k niet een. Zoo dat de Pausgezinden te 
vergeevs Maria uytzondcren , di 00k zelv op God hunnen 
Zaligmaaker gehoopt heeft. Luk. 1: 47. Myne geefl verheugt 
hem in God , mynen Zaligmaaker. Ja zy heeft de Offerhande 
van reyniging geoffert. Hoofdjl. 2; 22, 24. het welke , zon- 
der zonden te belyden , een fchendaad was : Ook is zy veel- 
maals van Chriftus beftraft. Dog Chriftus word hier van uyt- 
gezondeft, om dat by niet naar de Wet der natuur , of op de 
gewoone wyze ontvangen en geboren , en tot het Hoofd van 
een ander Verbond aangeftclt is. 
cc. En zig zeer wjd uytftrekt in alle deelen , en tot alle vermo- 
gens ; het welke blykt 

a. Om dat de verdorventhyd zoodaanig in de H. Bladeren uyt- 
gebreyd word. Jer. 17: 9. Argliflig is het herte , meer 
dan eenig ding , ja doodlyk is het : wi zal het kennen ? Rom. 
3 .* 13-18. Haare keele is een geopent grav : met hunne tenge 
plegen zy bedrog : flangen fenyn is onder hunne lippen , enz,. 
Tit. 1:15. Alle dingen zyn wel ryn den rynen : maar den 
bevlekten en ongeloovigen is geen ding ryn , maar bjde hun 
verfland en medegeweten z.ynltevlekt. 

b. Om dat alle deelen en vermogens , volgens de onderftel- 
ling der H. Schrivten , de wederg«boorte nodig hebben. 
Efez. 4: 23, 24. Gy zjyt onderwezen^den ouden mens af te 
I'ggen , en verniewt te worden in- den geefl uwesgemoeds, 

. en den niwen mens aan te doen , di naar Gvd gefchaapen is in 

waare regtveerdighjd en hailighyd. Kol. y. 10. En aange~ 

daan hebt den niwen [mens] di verniewt word tot kennife, 

R z naar 



I3i H. III. VANVESWERKVERBONVS D. II. 

naar bet evenbeeld des genen di hem gefchaapen heeft. i Thejf. 
<: 2. 3 , De God des vredes hailige u geheel en al: en uwe ge- 
heel opregt geeji , en ziel , en lichhaam , enz.. 
B. Dat de Veraorventhyd beftaat , 
a. In het ontbeeren van de oorfpronglyke geregtighyd , ofindeon- 
bekwaamhyd ora eenig waar en geeftelyk goedte verrigten : om 
het welke wel te verftaan , zoo noemen wy dat gene een waar en, 
geeftelyk goed , niet het welke ftofrelyk alleen met de Wet 
overeenkoomt , maar ook vormelyk , zoo dat he: gefchide 
met een wettig oogmerk , en op eene regte wyze. Het wel- 
ke wy tegen de Remorutranten en Pelagianen , de Voorveg- 
teren van de kragten des vryen Wil ; vaft ftellen. 
a. Bewyzende het zelve 

I. Uyt de plaatzen , di dit opentlyk beveftigen. Rom.fr.j. 
To phroneema teesfarkos , het bedenken des vlees is vyand- 
fchap tegen God , waar van Paulus de redenen daar by- 
voegt. i. Want het onderwerpt zig de Wet Gods niet: 
het verfhat de dingen niet , di des Geeftes Gods zyn, 
want zy zyn hem een dwaashyd , en het keert zig niet tot 
God, om in zyne geboden te wandelen. z. Want het 
kan ook niet. Het kanze niet kennen , noch wy zyn uyt 
ons zelven niet bekwaam om iets goeds te bedenken. 
Het vlees is verflaavt , en al wat de Wet Gods zegt , is 
den zondaar , en zyne begeerlykheden tegenftrydig ; hy 
kan derhalven niet nalaaten wederfpannig te zyn. Het 
eerfte is een werkelyk , en het laatfte een hebbelyk en 
natuurlyk of aangeboren kwaad. Hier van daan is 't ook 
dat Cnriftus zegt : z,onder my kontgj niets doen. Job. 
15:5. 
2, Uyt de noodzaaklykhyd der wedergeboorte , di de H. 
Schrivt vereyft, en te zyner plaatze uaat bewezen tewor- 
den : vergelyk 1 Kor. 2: 14. De dierlyke mens begrypt 
niet de dingen di des Geeftes Gods zyn , enz.. En 2 Kor. 
3: 5. Niet dat wy van ons* z.elven bekwaam zyn, iets 
goeds namelyk , te denken , als uyt ons z.elven , maar on-' 
z.e bekwaamhyd is uyt God. 
b. Verdedigen het tegen de tegenwerpen , ontleent , uyt de 
plaatzen Deut. 30: 15. 31; 29. Gen. 4: 7. ' Luk.6: 32, 
33. Rom. 2: 14, 15. 1 Kor. 7; 37. in alle welke plaat- 
zen 



D.H. VERBREKING , em. Hoofd.ffl. in 

zen den menflen de keure gegeven word , om het goede te 

doen , of niet j en de godlooze en Hydenen gezegt wor- 

den het goede gedaan , en de Wet onderhouden te hebben, 

b. In de voorbaarige genygthyd tot het kwaade , dewelke geftelt 

word in de kwaade begeerlykhyd ; en jchoon onze Tegenftre- 

vers dezelve ook toelaaten , zoo ontkennen zy egter, of datze 

zonde is , of datze den mens zoodaanig verdervt , datze hem 

noodzaaklyktot een zondaar maakt. 

aa. Dat de Begeerlykhyd den mens aangeboren , en zonde is, 
a. Bewyzen wy 

a. Uyt een nadrukkelyke plaats , waar de oprfprongelykc 
verdorventhyd onder den titel van Begeerlykhyd , met 
den naam van zjende betekent word Rom. 7: 8, 9, 1 1, 
13, 17,20. 

b. Daar uyt , dat de uytbeelding van de zonde op dezel- 
ve paft , dewelke is eene mifmaakthyd en afwyking 
van de Wet. Rom. 7: 23. Ik zj eene andere Wet in 
tnyne leden , dewelke ftryd voert tegen de Wet myns ge- 
moeds , en my gevangen neemt onder de Wet der %.onde t 
di in myne leden is. 

e. Om dat geene kwaade vrugt voordkoomt , dan van 
eenen kwaaden boom ,• dewyl dan de begeerlykhyd de 
oorzaak is van de zonde , zoo kan dezelve niet , dan 
kwaad , en tegen de hailighyd ftrydig, begrepen wor- 
den. 
b. Verdedigen wy tegen de tegenwerpingen. 

a. Uyt de plaats , Jak. 1 : 15. Daar na de begeerlykhyd 
ontvangen hebbende baart z.onde. 

b. Daar uyt, datze den mens natuurlyk of aangeboren is. 
bb. De Begeerlykhyd brengt te weeg , dat de mens , ten zy 

hy wedergeboren zy , niets doen kan , dan zondigen : het 
welk de H. Schrivt noemt eenejlavernj der aonde : en dat 
a. Bewyzen wy, 
a. Uyt de klaare plaatzen , Gen. 6: 5. En de HE ERE 
z.ag , dat al het gedigtzjel der gedagten van'smenjfen 
herte , fallen doge alleenlyk boos was. Hoofdjf. 8: 21. 
Het gedigt&el van 'smenjfen herte is boos van zyner jeugt 
aan. En gelyk een kwaade boom geen goede vrugten 
- voordbrengen kan. Matth. 7. 18. Alzoo konnen ook 
Rj 4 



i34 H.III. VAN. <DES WERKVERBONVS D.II. 

de menjfen , di geleert zyn kwaad te doen , geen goed 
doen. Jer. 13. 23. . 

b. Uyt de flaverny der zonde in de H. Bladerenbeveftigt. 
Joh. 8. 34. Een igelyk di de zonde doet , is een dienft- 
knegt der zonde. z Petr. z. xy. Daar zy zelv dienfi- 

■ knegten zyn der verdorventhyd. Want van wien imand 
overwonnen is , dien is hy 00k tot een dienjiknegt ge- 
maakt. 

c. Uyt de dood der zonde. Efez. z. 1, f. Ook u , heeft 
hy levendig gemaakt , daar gy dood waart in mifdaaden 
en zonden. Ook doe wy dood waaren in mifdaaden. 

b. Verdedigen wy tegen de tegenwerpen. 

a. Dat God alzoo te vergeevs de pligten gebied. 

b. Dat hy dan den mens tot het onmogelyke verbind, 
het welke onregtveerdig is. 

c. Dat eenige in de H. Schrivten , zike , gewonde , en 
Jlapende genaamt worden , het welke wel een zwakhyd 
van kragten zegt , maar geen onvermogen. 

BB. DE DAADELYKE ZONDE is anomia , ecne 011- 
wettighyd , di de Godvrugtighyd, welke Gods Wet in alle daa- 
den afeyft , beledigt , en fpruyt onaffchydelyk als een kwaade 
vrugt uyt de oorfprongelyke zonde. Wy zeggen wel dat de 
Godvrugtighyd beledigt word , dog zoo niet , als of 'r geene 
zonde tegen onzen naaften begaan wierd , maar dat di eerft tegen 
God begaan word ; en om dat alle pligtbreuk ygentlyk tegen 
God zondigt. Pfal. yi. 6. Tegen u , u alleen heb ikgezondigt, 
zegt David tegen zynenGod, daar hy nogtans ook, tegen Bath- 
feba en tegen Urias gezondigt had. Deeze zonde word in ver- 
fehydene deelen gefplitft. 
1 . Uyt aanmerking van de oorzaak ; in een zonde 

a. Uyt zwakhyd , het welke plaats heeft in de wedergeboor- 
ne , di fchoonze de zonde poogen te wederftaan , ten laat- 
ften egter bezwyken : door welke zwakhyd wy niet verftaan 
een onvermoogen der natuur of wezcntlykhyd , 't geene 
door de verdorventhyd van de natuur of des wezens in alle 
opentlyk uytblinkt , maar een zwakhyd van genogzaame 
kragten wegens de onvolkoomene hailigmaaking , waardoor 
zy minder in ftaat zyn om zig tot tegenftand aan te gorden. 
1 Kon. 13. 9-1 1, 17-20. Rom. 7. 8, 19. Het geede , dat 

ik 



D. II. FERBREKING , enz. Hoofd. III. 135- 

ik wil , doe ik niet , maar het kwaade , dat ik niet wilt 
dot doe ik. Vocg hier by , vers 23. 
b. Uyt booshjd , vvanneer imand met opzet zondigt , en met 
eenen vollen drivt tot de fchendaaden loopt : welke zonde 
wederom bevat word , 

a. Of als een enlcel kwaad , en uyt boosaardighyd ontftaan , 
dewylhet begaan word tegen het medegeweeten der ver- 
bintenis. Pf. 94: 3, 4. O , HE ERE , hoe lange zmI- 
len de godloozje van vreugde opfpringen ? Uytgiten f hard 
Jpreken ? alte werkers der ongeregtighyd 2jg beroemen? 
Efez.. 4. 19. worden de Hydenen gezegt, ongevoelig ge~ 
worden zynde , zig z.elv overgegeven te hebben tot ontug~ 
tighjd , om alle onrynighyd giriglyk te bedryven. De zoo- 
daanige worden gezegt , kekonteeriasmenoi te«n idian fu~ 
neideefin , 1 Tim. 4. 2 . Hebbende hun ygen medegewee~ 
ten , [als] met een brand-yzer toegefchroeit. Het welk 
gefchied , wanneer de mens zig zoodaanig verhard heeft, 
dat hy het ligt van zyne confcicntie niet gebruykt , maar 
op alle wyze zyn medegeweeten als met een brand-yzer 
toefchroeit , gelyk imand , di den kanker , of eenig an- 
der invreetend kwaad uyt zyn Iichhaam uytbrand. 

b. Of als een moedwiiiig kwaad , 't welk een z.onde tegen 
den H. Gee •/? genaamt word , of een.laflering tegen den 
H. Geeft; niet dat hier allcenlyk de Majefteyt of het hoo- 
ge aanzien ran dcn'H. Geeft gekvvetft word , dewyl dit 
tegen de ganfle Godhyd word begaan ; maar om dat het 
werk der huyshouding van den H. Geeft , het welke is 
de verligting des Euangeliums , met de grootfte moed- 
wil veragt word. Matth. 12: 9 r, 32. Mark. y. 28, 29. 
Luk. 12: 10. Een igelyk di eenig woord. fpreken z.al tegen 
den Zoone des menfchen , het zjil hem vergeven worden : 
maar wi tegen den Hailigen Geeft z.al gelaftert hebben , 
dien zmI het niet vergeven worden. Waar van daan de 
Godgeleerde tot deeze zonde vereyflen , een verloche- 
ning van de gekcnde en toegeftemde waarhyd , daar ee- 
nige verligting van den H. Geeft , di 'x. Euangelium o- 
penbaar maakt , bykoomt , zoodaanig dat di verloche- 
ning niet voordkoomt uyt zwakhyd , of de vreeze van 
gevaar, want dat hecft 00k inPemis plaats gehad; maar 

uyt 



13* H.III. VAN <DE$ WERKVERBONDS D.II. 

uyt eenen hardnekkigen haat der waarhyd , di het Euan- 
gelium , met laftering en vervolging van de waarhyd, 
wederftaat : Want het is onmpgelyk , de gene di eens ver- 
Ugt geweefl zyn , en de hemelze gave gefmaakt hebben, 
en des H, Geejies deelagtig geworden zyn. En gefmaakt 
hebben het goede fVbord Gods , en de kragten der toekoo- 
mende eewen. Hebr. 6: 4, <; . Hierom worden de gene 
aldaar gezegt , dat di niet konnen verniewt worden tot 
bekeering. En Hebr. 10: 26. Want zoo wy willens zon- 
digen , na dat wy de kennijfe der waarhyd ontvangen heb- 
ben , zoo blyvt daar geen Jlagt-offer meer over voor de 
zonden. 
z. Uyt aanmerking der byvoegzelen , dat dezelve gezegt word be- 
gaan te zyn. 

a. Of onweetende. Wy zeggen niet uyt onweetenhyd , want 
dan zow dezelve konnen behooren tot de zonde uyt zwak- 
hyd j maar wy zeggen , onweetende, zoodaanig dat di on- 
weetenhyd zy , of des daads , wanneer imand niet weet, 
dat de daad , di hy verrigt , zondig is , fchoon hy ten op- 
zigt van het regt , weet dezelve ongeoorlovt te zyn ; als 
blykt uyt het voorbeeld van Lot , di gezegt word , niet ge- 
•waar geworden te zyn , noch het nederleggen , noch het op- 
flaan zyner dogteren. Gen. 19: 34, 3<f. Of des Regts, wan- 
neer hy de daad , di hy doet , niet weet zondig te zyn en 
tegen de Wet te ftryden , gelyk 1 Tim. 1 : 13. Paulus zelv 
zegt. Di ik te vooren een [Gods] lafferaar was , en een ver- 
volger , en verdrukker : maar my is barmhertighyd gefchied , 
dewy I ik het onweetende gedaan heb , en apiftia , in ongeloo- 
vighyd. Vergelyk 00k Hand. 16: 9. 10. 

b. Of weetende. Wanneer imand iets begaat , 't welk hy 
voor af wift ongeoorlovt te zyn. Luk. 12: 47. De dienjf- 
knegt , di den wille zyns Heeren geweeten heeft , en [zig] 
niet bereyd , noch naar zynen wille gedaan heeft , di zal met 
veele [flagen ] geflagen worden. Alhoewel nu deeze laatfte 
flag van zonde zwaarder is dan deeerfte , zoo kan egter de 
eerfte van de fchuld niet vry ge/proken , of als een daad, 
di enkelyk onwillig is , begrepen worden ; om dat aldaar 
eene onkunde is van een kwaad overleg; zoo dat de wil om 
het verftand tot noeefm den aandagt te wenden , in zynen 
pligt gebreekt. 3. Dog 



D. II. VERBREK1NG , enz. Hoofd. III. i 37 

3. Dog wy verwerpen di verdeeling der daadelyke zondcn , daar 
de Paufgezinde op ftaan , wannecr zy dezclve vcrdcclen in 
vergeevlyke en onvergeevlyke , of in verfchoonlyke en doode- 
lyke , willende , dat'r eene zonde wezen zow , di uyt hunne 
yge natuur of aard , den dood niet verdinen zow. H. D\v. 
Om hun Vaagevuur op te houden , en de werken van boet- 
veerdighyd , ctewelke zy willen voldoenendc te zyn. 
a. Wy bewyzen heE regtzinnig gevoelen 

a. Om dat gezegt word , de dood eene bezoldinge der zonde 
te zyn. Rom. 6: 23. 'Job 24: 19. De droogte mitfgaders 
de hitte nemen het fneewater weg: [alz,oo] het graf [de ge- 
ne di] gezondigt hebben. 

b. Om dat alle zonde eene verbreking is van de Wet , di 
den overtreder fchuldis* maakt aan den vloek des Wets. 
Want zoo veele als'r uyt de werken der Wet zyn, zyn on- 
der den vloek. Gal. 3: 10. Doct hier by , 'Jak. z: 10. 
Wi de geheele Wet zal houden , en in een zal ftruikelen , 
di is fchuldig geworden aan alien. 

c. Om dat in het katfte Oordeel de verdoemenis 00k zal 
gefchiden over de minfte f zonden. Matth. 5; 19. Zoo 
wi dan een van deezje minfte geboden zal ontbonden hebben 
zal de minfte genaamt -worden in het Koningryke der He- 
melen. En Hoofdft. 12: 36. Van elk idel woord , het 
welk de menffen zullen gefprooken hebben, zy van het zel~ 
ve zullen rekenfehap geven in den dag des oordeels. 

h- Verdedigen het zclve tegen de tegenwerpen. 

a. Dat de H. Schriftuur een onderichyd maakt tuflen een 
een zonde tot de dood , en niet tot de dood. 1 "J oh. $: 16. 

b. Datze zonden ilelt , di met de zalighyd beftaan konnen. 
1 Kor. 3: 15. Zoo imands werk zal verbrand worden, 
di zaI fehade lyden : maar hy zelv zal behouden worden , 
dog alzoo als door vuur. 

4. Datze 00k zonden ftelt , di door een minder gerigte 
ftrafbaar zyn. Matth. 5.22. Zoo wi t' onregt op zynen 
breeder toornig is , di zal ftrafbaar zyn door het gerigte. 
JLn wi tot zynen broeder zegt , Raka , di zal ftrafbaar 
zyn door den grooten Raad. Maar wi z.egt , gy dwaas y 
di zal ftrafbaar zyn door het helfte vuur. 

d. Datze eenige zeer kleyne zonaen ftelt , di den zondaar 

S zely 



138 H. III. VANDES WERKVERBOWDS D.H, 

zelv voldoen lean , gelyk Luk. 6. 41. de ecne zonde een 
fpinter , en de andere een balk genaamt word. Vergelyk 
00k Matth. 23. 24. Gy blinde leydslieden , di gy den 
mugge uytzyget , en den kernel doorzwelgt. Doct hicr 
by , Luk. 12. <fo. Ik zegge u, gy zjult van daar geenzjns 
uytgaan , tot dat gy 00k het laatfle penningsken zjult betaalt 
hebben. 
II. In betrekking tot de gevolgen , of de vrugten der zonde , de- 
welke driderly zyn : 

A. DE SCHULD, dewelke anders by de Regtsgeleerden r 
en anders by de Godsgeleerden opgevat word. In fchuld te 
zyn, word by de Regtsgeleerde gezegt, digene, di onderde 
befchuldiging Is , voor af voor zyne vryfpreking , 't zy met 
regt , of met onregt ? des bekreunen zy zig niet. Maar by 
de Godgeleerden is het eene verbintenis tot de ftrarTe , uyt de 
zonde ontftaan ; waar door inland gezegt word afchim fchut- 
dig. Levit. f. 2-5. In het Niwe Teftament , huph hamar- 
tian einai , onder de zonde te zyn. Rom. 3 . o. En hupodikon 
gineftai too Theoo, voor God verdoemelyk worsen. Rom 3. io. 
Nu zy word verdeek in eene 

a. Vermogende fchuld , voor zoo veel zy zegt eene verdienfte 
van ftraffe , en voor zoo veel de zonde uyt ygen aard de 
ftraffe vereyft. Nu deeze fchuld is onaffchydelyk van de 
zonde. Rom. 1. 22. D oar zy het regt Gods weeten, dat die 
zjulke dingen doen , des doods waardig zyn. 

b. Werkelyke fchuld , zynde eene werkelyke verordinering tot 
de ftraffe , en deeze is van de zonde affchydelyk door Gods 
barmhertighyd , op dat de vergevinge der zonde plants ver- 
kryge. Te onregt maaken de Pausgezinden een onderfchyd 
tuflen eene ( a ) fchuldighyd der fchuld en der ftraffe aan- 
dringende , dat de fchuldighyd der fchuld kan weggenomen 
worden, zonder de onthefhng van de fchuldighyd der ftraf- 
fe. H. Dw. Op datze de Leere van r t Vagevuur , en Ac 
voldoenende boetveerdigheden, met de Leere van Chriftus; 
voldoeninge zowden overeenbrengen. Dog deeze ondcr- 
fchyding moet verworpen worden. 

1. Om dat een onfchuldige niet regt veerdiglyk kan geftraft 
worden ; di nu vry is van de /chuldighyd der fchuld , di 
is onfchuldig. a. Oi». 

let} Reams culpae & paenae. 



D. n. VERBREKING , enz. Hoofd. III. i$$ 

a. Om dat de Wet den overtreder de ftraffe dreygt om zy- 
ne fchuld , nu de oorzaak weggenomen zynde houd ook 
het gevrogt op ; ook doet het niets tot hunne zaak , dat 
de regtveerdigen nog zomwylen met kaftydingen en tug- 
tingen bezogt worden : want di worden geenzins vooc 
ftraffen gerekent. 

B. DE SMETTEj deeze is eene geeftelyke bezoedeling, 1 
di den zondaar miftnaakt , voor God verfoeilyk ftelt , en den 
mens , zig des bevvuft wordende , fchaamte aanbrengt. 

«. Deeze verdorventhyd is de uytfpoorighyd van de natuur of 
de aangebore nyging zelv , di de vermoogens van den geeft 
bedervt , en meer en meer onmagtig maakt om zig van 
hunnen pligt te kwyten : welke onmagt wy reeds te voo- 
ren gezien hebben , en voorkoomt onder de yormelyke ge- 
daante van befmetting en bezoedeling Matth. 15. 11. datze 
den mens befmet en ontrynigt. En 2 Kor. 7. 1 . wordze ge- 
naamt eene befmettinge des vlees en des geefts. Doet hier by, 
Openb. 22. 11. Tit. 1. 15. 

t. Is een grouwel Gods , dewelke van di mifmaakthyd zoo* 
daanig afwykt en vervreemt is , dat hy geenzins met dezel- 
ve kan vereenigt of zaamengevoegt worden, en word gete- 
kent , Hob. 1. 15. Spreuk. 3. 32. De afwyker is den 
HEERE een grouwel. Want wat mededeel heeft de ge~ 
regtighyd met de ongeregtigbyd ? en wat qemeenfchap beeft 
het ligt met de duyjlerniffe { En wat zjiamenflemming beeft 
Chriflus met Belial ? enz. 2 Kor. 6. 14. 15. 

c. De mewufthyd van fchaamte en vreezewordgetekent. Rom. 
6. 2 1 . Wat vrugt dan had gy doe van die dingen, daar over 
gy u nu fchaamt ? 

C. DE STRAFFE is het derdc gevrogt van de zonde , dat 
op de daadelyke fchuld volgt , zynde een moeilyk kwaad , 't 
welk den mens , om de verdienfte der zonde , van God uyt 
geregtighyd aangedaan word. 

A. Tot den aard der ftraffe word vereyft , dat dit moeilyk 
kwaad aangemerkt werde niet enkelvk als eene berooving 
van 't goede, maar ook dat het voordfpruyt uyt de verdien- 
fte der zonde : en dat het volgens den-eys der Wet , di dc 
ftraffe naar de verdienfte der zonde afvoordert , aangedaan 
en toegebragt worde. Want aldus koomen wy de ftraffe 
S 2 van 



r 4 o H. III. VAN. T>ES WERKVERBOIVDS D, II, 

van de kaftydingen te onderfchyden , dewelke , fchoonze 
den mens van het geneuglyk goed berooven , egter uyt ee- 
ne geheele andere rede ontftaan ; want zy ftrekken ten goe- 
de van den genen , di zoodaanig gcftelt is , dat hy door 
dusken geneesmlddel beter en herftelt werde : zoo dat over- 
zulks alhier niet zoo zeer Gods geregtighyd in agt genomen 
word , als wel zyne huyshoudelyke voorzinighyd , waar 
door hy , behoudens der dingen ordening , langs dien weg 
alenken en by trappen de uytverkorencn herftellen en vol- 
maaken wil , dewelke met de geftelde natuur , aard , of 
wezentlykhyd beft overeenkoomt ; want dat kan hy behou- 
dens zyne geregtighyd doen. 
B. De ftraffe word gemeenlyk onder/chyden in eene (a) fcha- 
delyke , en eene moeilyke (b) ftraffe , om de onderfchydene 
betrekking te behouden : zoo dat de fchadelyke ftraffe gc- 
zegt word , eene berooving van goederen, en de moeilyke 
ftraffe , ecn aanbrengen van kwaaden , di den Sinnen moei- 
lykhyd baaren. Egter moetmen zig hier naw wagten , dat 
deeze verdeeling nie? gefchide , zoo als de Arminianen en 
Papiften willen , ftellende eene fchadelyke ftraffe , zonder 
eene moeilyke ; even als of de geeft , zig zyner .beroovin- 
gen bewuft zynde , di mewufthyd zonder moeilykhyd kon 
verdragen. Ook ftelt de H. Sehrivt de ftraffe , in het by- 
tcn van eene knagende confeienti , of gewifte , en verzwaart 
alzob de moeilykhyd der zinnen in dcezen opzigt. 
C. De wyze der ftraffen verfchilt ook naar de groottc van de 
verdienfte der zonde, waar door zommige zvvaarder geftraft 
worden, dan andere Luk. 12.47,48. De dienflknegt wel- 
ke geweeten heeft den wille zyns Heeren , en [zjg] niet be- 
reyd , noch naar zjynen wille gedaan heeft , di zjzl met vcele 
[Jlagen] gejlagen warden. Adaar di denzelven niet getveeten 
heeft , en gedaan heeft [dingen] di Jlagen waar dig xyn , di 
zjil met wynige gejlagen worden , enz. Matth. 11. zz. 
Het z.al Tirus en Zidon verdraaglyker zyn in den dag des 
oordeels , dan u-liden , di op de gedaane kragten u niet be- 
keert. Voeg hier by , Matth. n. 24. En Hoofdjl. 5. 22. 
Rom. 2. 5, 6. Na uwe hardighyd en onbekeerlykhyd verga* 
dert gy u z.elven toorne , van het regxveerdig oordeel Gods. 



Welks 



tO Poena Damni ( b J Fgensi Senfet 



D. II. FERBREKWG , enz. Hoofd. III. i 4 r 

Welke een igelyk vergelden- z.al naar zyne werkea. 
D. Ook moeten 'r veele kwaaden aangedaan worden. 
I . Zommige in dit leven , waar toe behooren , 

«. Alle ongelukken , het Mcnfdom toegezonden , di in 
het derde Hoofdeel van 't Boek der Scheppingc , en 
ciders opgetelt worden. 
b. De bcrooving van het eerlyk goed , volgens dewelke 
God gezegt word de zonde metzondc te ftraftcn ; het 
welke wy tegen de Socinianen en Arminianen vaft 
ftcllen , di te vergeevs bekommert zyn , dat God daar 
door tot een Auteur en Stigter van de zonde geftelt 
word, 
a. Dit gevoelen, bewyzen wy. '-, 

1. Uyt de fpreekwyze, van de godlooze over te gc-> 
ven aan hunne ygene raadflagen , en begecrlyk- 
heden. Pfal. 81. 13. Dies heb ik het, te weeten 
Ifrajels Volk , overgegeven .in't goeddunken haares 

. \ , herte , dat z.e wandelden in hunne raadflagen. 
Rom. 1.24. Daarom heeftzje God ook overgege- 
ven in de bege&rlykheden huntter herten tot onrynig- 
hyd , enz. ' 

2. Uyt de fpreekwyze van vefharding , en toezen- 
ding van de kragt der dwaaling. Job. 12. 40. 
Hy heeft haare 00 gen ver blind , en haar herte ver- 
hard : op dat zy met de 00 gen niet zjen , en met 
het herte niet verftaan , en zybekeert worden, enz,. 
2,Thefl. 2. 11, 12. Daarom z.al haar God zen- 
den , energeian plinees een kragt der dwalmge y 
dat zy den leugen zowden gelooven , enz.. 

3 . Uyt de vaftgeftelde beftuurende Voorzinighyd ; 
zoo dat de menffen wegens hunne voorige mif- 

'daaden weder $ot niwe vervallen ; als blykt. uyt 
het voorbeeld' van David , wien God aldus gc- 
drygt heeft : Ziet ik zal kwaad over u verwek- 
ken uyt uwen huyzfi , en z,al wwe Wyven nemen 
voor uwe oogen , en zalze uwen naajien geven z 
di zal by uwe Wyven leggen voor de oogen deezjer 
zonnen. 2 Sam. 12. ij>. En Hoofdjl. 17. 14, 
De HEERE had het geboden , «m dm goeden 
S % road 



i4t H. in. VAN <DES WERKVERBOK'BS D. II. 

road Achit'ofels te vernitigen , op dat de HEE- 
RE het kwaad over Abzalon bragte. Pf. 105. 2f.. 
Hj keerde haar herte om , datze zjn volk haate- 
den , enz.. 
b. Verdedigen het tegen de tegenwcrpen. 

1 . Dat God is de Stigter van de ftraffe , niet van 
dezonde. 

2. Dat de ftraffe is een onwiHig lyden , en de zon- 
de een gewillig doen. 

II. Andere in het toekoomende leven , welkcrs ftraffe de 
. helfle en eewige ftraflfe is. 

a. Van dcHel en denAfgrond word hicrgewaggemaakt, 
als van een plaats der uyterfte pynigingen, di tegen de 

■ woonplaatze Gods tegen over geftelt word. Luk. 16: 
■ "23'. word genaamt hadee de plaatze der pynen. En 8: 
3 1. De A f grand , daar de Demonia , de booze geefien 
V)n. Mark. 9: 44-48. De Hetle , een vttur dat niet 
uytgeblitji word, Matth. 25: 41. Goat in't eewige 
'"' vuar , 't welk den Dttyvel'en zyne Engelen bereyd is. 
Openh. arr 8. Een poel di brand van vuttr en zwavel. 

b. De Eewighyd , di van de Socinianen in gefchil ge- 
trokken word , ftellende , dat di tot den dood over- 
gegeven zyn , vergaan ; en dryvende , dat de ganfle 
ftraf-oeffening niets anders is , dan een overgaan tot 
den ftaat van een niet zyn. 

a. Wy bewyzen het regtzinnig gevoelen. 

1 . Uyt de pfeatzen , di deeze eewige ftraffe klaar 
vaft ftellen. Dan. 12: 2, word di gezcgt erne ee~ 
v/ige fmaadhyd en afgryzjen. Matth. 25: 46. Dt 
eewige pynen. 

l. Daar uyt , dat den worm , dat is , het medege- 
weeten gezegt word , niet te flerven. Mark. 9: 
43,44. Vergekken met Matt. 13: 42. En zul- 
len dezelve in den vurigen oven werpen : daar zal 
iveeninge Z.yn , en knerffinge der tanden. Hoofdfl. 
22: 13. fVerpt hem in de buytenfie duyflerniffe: 
daar zal weenin^e zyn , en knerffinge der tanden. 

3 . Uyt de Onderftelling van de onftervelykhyd der 
' . '.• ..'.-■ zile. 

b. Ver- 



D.IL VERBREKING~jiJm& -Mbcif&ift 141 

\ ; ' te.«ysrd)sdieeh net tegen de tegen werpen. 
, '...'".'. 'iff '•;|it':DiB'c«r'A8o4'- J en ondcrgang gezegt worden dien 
' Ns j i. . &B6t Wa^i- to het verloren gaan in de Helle, 
* ; M^th. f: "I'J. 10:28. Vreeft u niet voor di ge- 
ne y di het lichhaam doe.den , en de zSle niet kon- 
nen dooden : maar vreeft veel meer hem , dibyde t 
z.iel en lichhaam kan apolefai verderveninde Helle, 
2. Dat de dood en de he lie geworpen wierden in den 

poel des vtturs~.Openb, 20: 14. 
j. Dat 'r geene de minfte evenredighyd is tufTen 
het tydelyk en korte genot der begeerlykheden , 
en tuflen de eewige ftraffe , en ovcrzulks dat daar 
in geene regtveerdighyd is. 
4. Dat 'de Onftervelykhyd o£athanafia een weldaad 
van de genade is. 



HO O F DDE EL IV. 

Van 9 t Verfond der Genade. 

NA dat het Verbond der Werkerr verbroken is , was deszelvs belovte 
en toezegging den Mens wel ten onbruyk" geworden , tot zoo verre 
dat'r uyt de Wet geenige hoop van hailigraaaking meer overig was : niet 
te min was deszelvs verhandekng niet ondienftig , maar noodzaaklyk tot 
vefmaaning, op dat nimand pooge door dat zetvde Verbond weder tot Go J 
te keeren , maar van elders de herftelfrng van zyne hoop verwagten moeft,. 
200 dat hier , voor af geeyft word eene verlochening van ygen geregtig- 
hyd , na dat de weg tot het Paradys en den Boom des Levens toegefloten 
was. Hier van daan heeftmenr moeten bedagt zyn op eenen anderen weg 
ter zalighyd, di wel voor de rede onbekent, maar egter uyt den raadGods 
geopenbaart is 1 deweflre ,. hunnen oorfprong aan de Goddelyke genade 
verfchult zynde , 00k de fpringbronne van het Verbond der Genade ont- 
fluyt, HET GENADE VERBOND nu is een verdrag Gods 
fnet den zondigen , dbg uytverkoren , Mens , in het welke God de ge- 
regtighyd en het leven , door den Borge Chriftus- verworven , of nog te 
verwerven > in de gemeenfehap zyns Zoons aanbied ,. onder beding van 



144 Hoofa. W. V-4M HET GENADE D. II. 

gelo»v en bekeerihg. Aa^ h,ct welkeafc zondaar , door ecne opregte bekee- 
ring , en ecn opregt geloov in den Zoon , toeftcmt&rnde , verkrygt hy 
het regt van alle zajigmaakende gaven , en de zalighyd zelv , door veelc 
eperooteemafi , vragen eener goede gewijfe vcrzegelt , weder te bedingen. 
A. A AN DE ZYDE GODS moetmen hicr overwegen, 

A A. DE BELOFTE, di de geregtighyd en de zalighyd toezegt 

a. De toegezegelde Geregtighyd Word begrepen als ecn regt ten leven, 
en een gifte di den mens van elders moet toegebragt vvorden ; ge- 
lykerwys di Rom. <,: 16. genaamt word , chJirifma e'k polloon para- 
ptoomdtoon e'is dikiioma, de genadegifte uyt veele mifdaaden tot rert- 
vesrdiginge. En vers 17. wordze genaamt , perijjeia tees charitos , 

' kai tees dooreas tees dikaiofiimees , den overvloed der genade , en der 
gave der regtveerdighyd. yerfT 18, 10. Eh dikawofin zooees , regt- 
• ; . ; veerdiginge desjefens,-: .~fflcfac., geregtighyd cgter hceft moeten zyn 
dikaiooma toil nirriou ,' hetyeegt der Wet .^ Rom. 8: 4. verichillende 
alleenlyk daar in van de geregtighyd des Werkverbonds , dat de 
gene moeft voqrdkoomen uyt de yge gchoorzaamhyd van een ige- 
lyk mens , dog deeze uyt de gehoorzaamhyd di de Borge in onze 
plaats vplbragt of volbreagen moeft. . • 

b. De Zalighyd kmmt'r by" , d'i 00k het leven genaamt word , op dat 
blyke, datze uyt yge natuuno? aard.het zelvdc goed is, 'twelk in't 
Verbond der Werken aangeboden wierd. Dan. 12:2. Zullen ont- 
waaken ten eewigen leven. Een igelyk di leevt , en in my geloovty 
z.al niep, flervenin <der eewighyd. Joh. 11: z6. fchoonze egter nog 
anderc betrekkingen heeft , als dat dezelve 00k 

. a, ■ Zooteeria , Zaligmakende Kerlojfing genaamt word, in betrek- 1 
king tot den grenspaal van waar , voor zoo veel zy was ecn aan- 
brenging van het hoogfte goed, en een wegneming van alle 
kwaaden , waar aan de Mens in zyne regthyd niet onderhevig 
was ; en overzulks heeftze een gedaante van verlofling uyt het 
geyaar van verloren te.'gaan,- met. den gevaarloopenden te ftellen 
in een ftaat der uyterfte zekerhyd en gelukzalighyd. 1 Petr. 1: 
10- 1 2. Zalig is de Man di verz,oekinge ver&raagt : want als hy 
zaI beproevt geweefl zyn , z.00 zjdhy dekroone deslevens ontvangen , 
ivelke de Heere belooft heeft den q^enen , di hem lievhebben. Pfal. 
50: 22. Wi zynen weg wel aanjfelt , dien zxd ik Gods hey I doen 
z.ien. {j*oh. 11: 25, 26. JezM zeyde : Ik ben de opftandinge en 
het leven: di mmy:gelooytz.al leven ^ al ' waare hy 00k geftorveti: 
■ En, een, igelyk , di leevt , - en itp my geloovt , zjzl meijlerfen in ee- 
wighyd. b. Den^ 



D..H. VERBONV. ■ -Hoofd.lv. 145 

b. Den naam draagt van.Erffenijfe , voor zoo veel de Schrivtuur 
aarimerkt , dat ait leven vloeit uit de gave der genade , of uy t 
het Teftament Gods , zondcr cenige de minfte verdicnfte van 
den mens. Hebr. 9: 15, 16. Daaromishy, Chriftus, de Mid~ 
delaar des Niwen Teftaments , enz. 

c-. De gave des Koningryks , voor zoo veel de eere des hcerlykeli 
levens volgen zow op de afgemaakte vyanden , en op de over- 
vvinninge dec vyandfchap di van het Zaad der Slange moeft weg- 
gedraagen worden. link, 22: 29. Diatithemai humin kathoos die- 
theto mot ho pateer mou bafileian. Ik verordineere u het Koning- 
ryk , gelykerwys mjn Vader my dat verordineert heeft. Dit moet 
gebragt worden tot de verklaaring van diathe'ekee , teftament , in 
vers 10. vermcld ,• overzulks dient dit hier vertaak te worden: 
Ik maake u by teftament , gelykerwys myn Vader my by tejiament 
gemaakt heeft , het Koningryk. 

c. Dewelke voorgeftelt word , als een opening des tejlarnents , of des; 
ecwigen Wils , om aan zekere Erfgenaamen , door den Borge den 
Zoon , de geregtighyd en de hemelze eiffenifle te geven. Weik 
Teftament als het Eewige begrepen word Hebr. 13: 20. De God 
des vredes , di uyt den dooden wedergebragt heeft den grooten Her- 
der der Schaapen , door het'bloed des EEWIG EN Teftaments , 
enz,. De genaamde Erfgenaamen worden aldaar gezegt opgefchre- 
ven te zyn. Luk. 10: 20. zegt Chriftus tot zyne Leerlingen, Ver- 
blyd u veel meer , dat uwe naamen gefchreven zyn in de Hemelen. 
En als eene erffenifle voor de grondlegginge der werreld bereyd. 
Matth. 25: 34. Koomt gy gezegende myns Vaders , beerft het Ko- 
ningryk dat u bereyd is van de grondlegginge der werreld. Waar 
uyt dan koomt te blyken , dat pit Teftament de grondflag van het 
Ofenade-verbond is, welkers natuur of aard gefchikt is naar de Lee- 
re der yoorverordineering. Dog de betrekking is enkelyk tot de 
Bclovte , dewelke het ander deel van \ Verbond der Genade uyt- 
maakt. 

d, Ook heeftze tot hunnen grondflag het Verdrag des Vaders en des 
Zoons , het welk eene overkoomft is tuflen den Vader en den 
Zoon , waar in de Vader aan den Zoon een Volk , tot zyn ygen- 
dom te vcrkrygen , en met de geregtighyd en het leven te befchen- 
ken , voorftelt , onder beding van voldoening aan de Goddelyke 
geregtighyd te weeg te brengen , en de vervulling van alle dikaioo- 
ma ten mmoii , het regt der Wet. Dog de Zoon , Borg voor dat 

T beding 



i4<5 Hoofd.lV. FAN HET CENJT>E D.H. 

beding gebleven zynde , verkrygt het regt om dat ygendom voor 
zig te verzekeren en vaft te ftellen. Tot den aard en 't wezen van 
dit verdrag behoort ook , dat het deraad des vredes genaamt word. 
Zach.6:iy. En de raad des vredes K.al tujfen di bey de wezjen , te 
weeten , tuflen 'Jehova den HE ERE en den Man fpruyte : fluy- 
tende overzulks in een wedcrzydze wil , van Vader en Zoon , om 
den vrede te fluyten , of om de zondaaren met God te verzoenen 
en te behouden ; welke gemeene wil der Godhyd , hebbende eene 
andere betrekking tot den Vadcr , en eene andere tot den Zoon , 
mitfdien de gedaante van een verdrag vertoont , waar in 
J. DE VA DER voorkoomt , als di in deeze huyshouding den 
perzoon van befchermer van de regten der Godhyd aanneemt : 
en wel 

I. Inbeitekking tot de eere der Godhyd , dewelke hy door de oe- 
fening van genade wil geopenbaart hebben in een zeker ygen- 
dom , 't welk de Zoon verlofTen zow. Overzulks heeft de 
Vader gewilt , dat de Zoon een ygendom , volgens de be- 
kragtigde en onveranderlyke belovte , hebben zow. In orde- 
ning tot den Zoon word het een Teftament genaamt. Luk.iz: 
29. Ik verordineere h by teflament , gelykerwys deVader my by 
teftament ver or dineert heeft , een Koningryk. Gal: y. xj^ Dit 
z,egge ik : Het verbond dat te vooren van God beveftigt is op 
Chrijlus , word- enz.. In het welke hy zynen Zoon tot Erf- 
genaam geftelt heeft. . Hebr. 1:1. Welken hy geftelt heeft tot 
een e-rfgenaam van alles , enz.. Of een ygendom tot een erve- 
venifte toegezegt heeft. PJai. 2.-8. Eyji van my , en ik zd 
de Hydenen geven tot nw ervdeel , en de ynden der aarde tot 
uwe bezjttingen: Belovende , dat hy maad zjen zow , dat is , 
een ygendom , een Volk , en Kinderen , niet uyt eene vlees- 
ryke geboorte , maar uyt eene Goddelyke wedergeboorte 
voordgefproten. Jez..- $%■: ro. Ik zal ugeven tot een verbond 
des Volks , tot een ligt der Hydenen. Jet.. 42: 6. En a$: 8. 
Tot een Verbond des Volks , dat is , op dat hy voor zyn volk 
de ervenifle , hem by teftament befproken , -verkrygen zow, 
en op dat zy hem , di hun zyn verkre^en goed voorftelde, 
met dankzeggingen , als hunnen Heere , beandwoorden , en 
alzoo Gods volk worden zowdem Tot een ligt der 'Hydenen , 
dat is , hy zal in de vverreld gezonden worden , op dat de Hy- 
denen in hem den waaren God ( kennen , zig tot den waaren 

God 



D..IL VERBONT>. Hoofd. IV. 147 

God bekeeren , en alzoo behouden worden zowden. 

a. In betrekking tot zyne betaamelykhyd , devvyl hy wil , dat dit 
ygendom verloft zow worden. Hier van daan heeft de wil 
des Vaders een gedaante van een beding , waar door hy eyft r . 
dat de Zoon een dienflknegt zow worden, Jez. 42. i. of dat 
hy in 't wcrk der verzoeninge zynen wil door voldoeninge en 
verdienfte volbrcngen zow , als zynde eenes beteren verbonds 
Middelaar , bet welkin betere belovtenifen bevefiigt is. Hebr. 
8* 6. 

3 , In betrekking tot bet verband tuflcn di twee uyterfte , te, wee- 
ten de fchuld van voldoening , en de verkryging van ccn y- 
gendom , dat hy voor zig hailig en levendig maaken moeft, 
alwaar des Middelaars verwerving der zalighyd zig heeft tot de 
verkryging eh de zaliging des volks zelv , als eene verdienfte 
tiyt ( a ) evenwaardighyd ; op dat de evenredighyd tuflen de 
verdienfte en den loon gelykwigtig , en op dat de verloffing 
regtveerdig zy , als zynde te weeg gebragt , door Chrijius dier- 
baar bloed. 1 Petr. 1: 19. Timee , dier en treys. 1 Kor. 6: 20. 
Lufroo , een randzoen. Mstth. 20: 28. Antihttroo , een los- 
geld. 1 Tim. 2: 6. Welk veifbantl 00k blykt , uyt Filipp. 2. 
9. Dio kai ho Theos auton huperupfafe , kai echarifato autoa 
■•noma to hyper p An onoma , Daarom heeft hem God uyttermaa- 
ten verhoogt , en heeft hem eenen naam gegeven , welke boven 
alien naam is. 
B. DE Z-OON in deeze huyshouding aanneemt den Perzoon. 

van Teftamentmaaker en Borge. Waar in men zyne toeftem- 

ming aan te merken heeft j en wel 

1. Betrekkelyk tot de Belovte, alwaar de eewige wille des Zoons, 
di de zalighyd der Uytverkorene begeert , en hen tot zyn y- 
gendona aannemen wil , dezelvde is als de wille des Vaders, 
di hen tot een ygendom geevt , waar door hy mitfdien niet 
"alleen vertoont den Perzoon van een Ervgenaam , maar 00k 
van Teftamentmaaker , da ons tot zyne mede-ervgenaam 
maakt. Luk. 22; 29. Rom. 8: 17. Indien wy kinderen zyn, 
zoo zyn wy 00k ervgenaamen : ervgenaamen wtn God , en 
Chrijius mede-ervgenaamen. En alzoo heeft deeze wille des 
Zoons een gedaante van een teftament der genade , \ welk in 
zynen dood vaft te maaken was. Hebr. 9: 15-17. Daarom is 
hy de Middelaar des NiweaTefiammts, om dat namelyk Chri- 

U) Condigno. T 2 KUS 



i 4 S Hoofd.IV. VAN. HET GENAVE D,II. 

ftus bloed zoodaanig reynigt , ziet vers 14. en hy is zelv de 
Middelaar , Borge , Beveftiger , en Uytvoerder des N. Te- 
ftaments , (ziet Hebr. 7: 21.) Of dat de dood [daar tujfen] 
gekoomen zynde , tot verz,oeninge der overtredingen , te wee- 
ten , de overtrcdingen onder het Oude Teftament , di nog 
door geen voldoende Offerhande weggenomen , maar alleen 
omVChriftus Borgtogt door pdrejin , oogluiking over 't hoofd 
gezien waaren , de gene di geroepen zjyn , te weeten , naar het 
Teftament Gods door het woord der bclovtenine , en door 
den H. Geeft kragtdaadig de belovten der eewiger ervenijfe ont- 
vangen warden. 
2. Betrekkelyk tot het beding , of tot de wyze ora dat ygendom 
te verkrygen , en ora de ervenuTe aan dat ygendom mede te 
deelen : Door de tbeftemming neemt hy den Perzoon van een 
Borge aan. Pfal. 119: 122. Gnarooth gnabhdechi letovbh t 
weefl borge voor wwen knegt ten geede : dat is , ftel u tot myft 
Befcherm-heer , en als Borge , beveftig^ myne zaak , gelyk 
de Go'e'l , de Leper , en de naafte gewoon is. Jez.. 38: 14. 
Gnorbeni , weejl gy myn borge. Het welke alleen doen kan 
addir oumoofchtl , de Opperfle , de Heerfcher uyt het midden , 
te weeten , des Volks, waar van God zegt : Ik zjd hem doen 
naaderen , en hy z/il tot my genaaken, te weeten, als Priefter, 
di alleen het regt en de magt heeft , om de zonde te verzoe- 
nen , en het goede voor den zondaar te ontvangen. Want 
%vi is hy di met xjyn herte borge worde, om tot my te genadken ? 
Wi is zoo flout , di aanmerkende, dat ik een verterend vuur 
ben , en hy zelv een zondaar is , tot my zow derven naade- 
— ren , om in zyne geregtighyd iets van my te eyflen en te ver- 

werven, of voor zig zelv, of voor andere ? of dat hy my icts 
aanbide , dat my aangenaam zy ? Jer. 30: 21. Het is der- 
halven Jews , de Zoone Gods , di van een z.00 veel beter 
verbond is borge geworden. Welke borgtogt is , de wille om 
zig voor God , tot een knegt te ftellen. Pfal. 40: 7, &. Gy 
hebt geenen lufi gehad aan flagt-offer eh fpys- offer , gy hebt my 
de oore doorboort , te weeten , om uwc ftemme te nooren en 
te gehoorzaamen , dat is , my hebt gy.u tot c£n knegt ge- 
ftelt , of gelyk de Apoftel , in navolging der LXX. zegt , gy 
•f- hebt my het lichhaam toebereyd. Hebr. 10: y. enz. flagt-offer 
m offerhande hebt gy met gewilt i te weeten, ijseenwaare 

oor- 



D/Ii ' VERBONV. Hoofd.IV. T 4 f 

oorzaak van geregtighyd en een waaragtig middel van verzoe- 
ninge , waar door de zondaar tot God naaderen en vrede met 
God maaken kon. Doe zeyde ik , miet ik koome , Ik hebbe 
lufl , e myn God , om uw welbehaagen te doen , enm. te wee- 
ten , door gchoorzaamen en lyden. Overzulks is deeze borg- 
wording van Chriftus , eene wille , om op zig te nemen het 
bevel des Vaders , om de Uytverkorene te verlofTcn en met 
God te verzoenen. Hier van daan worden Jem. 43: 10, 11. 
de geloovige gezegt , Gods getuygen te zyn , di zyn woord 
hebben dat vait blyvt om te weeten , dat voor hem geen God 
geformeert is , nock na hem myn zal ; waar uyt te befluyten is, 
dat hy zeh de HE ERE is , di zyne belovten vervult , en 
dat V behalven hem geen Hey land is. Het welke Chriftus khar 
bewyft , Joh. 6: 38-40. Ik ben uyt den hemel nedergedaalt y 
met op dat ik mynen wille mow doen , maar den wille des genen 
di my gemonden heeft. En dit is de wille des traders , di my 
gemonden heeft , dat al wat hy my gegeven heeft , ik door uyt 
niet verlime , en dat een igelyk di den Zoom aanfchowt , en in 
hem geloovt , het eewige leven hebbe. 
3. Betrekkelyk tot het wederbeding , of tot het regt des Midde- 
laarichaps , op de toeftemmihg volgende , dewy! hy tot Mid- 
dclaar geftelt zynde de magt heeft om te eyffen , dat di gene 
in de vrede met God toegelaaten mogen worden , dewelke hy 
volgens het befluyt der verkizing begeert dat hem gegeven 
zowden worden. Pfal. 2: S. Eyft van my , en ik mal de Hy~ 
denen geven tot uw erfdeel , enm. Het zy dat hy zynen eys 
opftelle uyt het regt zyner borgtogt , voor de volftrektc vol- 
docning : gelyk^e/' 33: 24. zegt : Engel me'lim , Uyikgger, 
Verlofier. Pedkgnehou , verloft hem dat hy in 't verderv niet 
nederdale. , Padi betekent een bevryding van fchuld van ver- 
bintenis en van eens anders magt , en dat ygenslyk door het 
tuflenkoomen van een prys : , hier van daan laat hy daar op vol- 
gen , maxAthi copher , ikheb het losgeld gevonden , dat is, 
ik heb de eewige verloffing of verzoeninge gevonden. Hebr. o. 
ir, 12. Maar Chrfflus eene eewige verloJJJnge te weeg gebragt 
hebbende. Voeg hier by Jem. 63. 9. In alle kmnne benawthyd 
heeft nimand , hun benawt , of aanftonds heeft de Engel van 
Gods aangemigte , dat is , di by God is , Gods aangezigte 
ziet, en, in wienGod gezien word, als hy tot de menflen 
T 3 word 



iSo Hdoofd.IV. VAN HET GERAT>E D.IL 

word gezonden , hun behmden ; door zyne lievde , en door 
zyne genade heefr hyzjs vertoft : of dat hy voor hen , - als Bor- 
ge , tuflen beyde gekooraends , en begeert heeft , datze hem 
Try era los gelaaten zowden worden , en heeftze als op zyne 
ichouderen ofgenomen , en gedragen , door het woord zyner 
kragt , alle de dagen van. ouds. Of het zy dat Chriftus zynen 
eys doet uyt het regt van voldoeninge, na de daadelyke betaa- 
linge , waar door hy kilafmos , eene vemcenirige voor de zon- 
de geworden is ,. en onze vooripraak by den Vadcr. ijoh.z: 
i, i. Wy hebben eenen vo.etfp.raak by- den Fader , Jez.us Chri- 
ftus den regtveerdigen- En hy- is eene- verz.oeninge voor onzj 
aonden. 
SB. HET GODDELYK REELING, in 't Genade Verboad 
voorkoomende onder he« bevel var; bikeeiring en geloov. Hand, z: 
3.8. Bek&erttt.' : Hoafttfki&r jr- Gehmvt in dm Heere Jez.us Chri- 
ftus., mgf zMlt zalig worden. Mark. 1: if. Bekeert »,, en geloevt 
den Euangeli. 

a. BEKEERING is een niew vooraiemen van de ziel, uyt eene 
voorzigtige overwegiog van dc wegen ; Gods , am van levenswyzc 
te veranderen, waar door imand, van zyn vorarig zondigyleven be- 
row en afkecr hebbehde, by zig vails ftek van de zonde af te ftaan, 
en uyt lievde tot den genadigen en barmhertigen God, de Godza- 
lighyd te betragten , op dat hy zy tot zyne eere eii heerlykhyd. 
a. De H. Schrivt gebruykt verfizhydene woorden tot verklaaring 
deezer bekeering : behoorende hier toe de Hebreewze fchoubh 
hinnaehe'tn , en de Gri'ekze metanoia- , weder wyswerding , en 
metameleia , boetveerdighyd , bytmde bskantmering. 
h. De zaak ztelv vereyft, 

I. Eene overweging van daaden , dewelke ten opzigt van den 
grens-paal waar van , en waar naa iqe , tweederly zyn. 
I . De Eerfte is een veornemen om de zonde na te laaten aan 
dewelke aankleevt , de droevhyd di naa God is , en di eene 
hekeering werkt tot zjaligloyd. z Kar„ 7: 10. Want de droev- 
kfd n-aa God werkt eene onberauwelyke bekeering tot z,alighyd. 
Pfal. 51: 19. Een verbvohm en verjlagen geeft. Als 00k 
fchaamte en eene belydenis der z.onden. Job 42; 6. Daarom 
verfoei tit my , en ik beh berow in fiof en a$e, Pf. iz: 3 - 5 . 
Ik heb gezegt : Ik z,al helydeniffe daen van myne z.onde voor 

den HEERE : en gy vergaavt de mgexegtighy& myner x.on- 

de. 



B.n. PERSON'®. Hoo£LIV. *$t 

de. I Joh. i: 9. Indien ivy ohzje z.onden belyden , hy is 
getrow en regtveerdig dot hy ons de z,onde vergeve , enz.. 
a. De Tweede is een opzet om zyn leven te verbeteren , waar 
door wy in tene niwighyd des levens wandelen. Rom. 6: 4. 
Vergelyk 00k Jez. 1: T6"-r8. 
II. De overweeging van 't voorwerp : want de bekeerin^ heeft 
plaats in allerlye zonde , uytgenomen in de zonde tegen den 
H. Geeft. Luk. 12: 10. anderzins heeft dezclve 00k plaats in 
de allerzwaarfte zonden , en in alien tyd onzes levens ; wat 
00k de Socinianen en Remonftranten hier tegen aan druyflen , 
benemende de hoope ten leven aan. de laatere boetveerdighyd , 
tegen het baarblyklyk voorbeeld van den Moordenaar aan. 
Luk. 23: 43. 
b. HET GELOOV is een verbonds toeftemming , waar door 
de geeft, den inhoud van J t verbond kennende, zyne toeftemmingf 
met vreugde daar aan geevt , en zig met honger en dorft naa de 
geregtighyd aan Chriftus tot zalighyd beveelt , en tot hem , als totr 
een hailig plegt-anker zynen toevlugt necmr. Let wel op 
a, De woorden , di de H. Schrivt hier gebruykt : de Hebreewze 
fcyn , keimin y zig^aan imands waarhyd^en-magt overgeven om 
daar van gedragen te worden , op imand fteunen , zig aan imand 
aanbevelen , en zig door imand onderfchraagen. Op dat het 
met alleen betekene - zyne gctuygeniffe aan te nemen , maar 00k 
1 daw op-te vertfbiiWen. B'atach , alle vertrouwen op imand tc 
■ftellen , zoo dat de zile eene voile gerufthyd geniet , di alle twy- 
Ming en vreeze uytfluyt. Chi fa , tot eenige fchuylplaats om 
der zalighyds Wille zynen toevlugt te nemen. Het Griekze 
WOOrd pifiis , geloov , als peiflis van pe'ithomai , overreedden. 
Welkers homonumia, dubbeizjnnhghyd wy ■ vlytig vermyden moe- 
4fcn ■'.' nademaaThet zomtyds betekent-eeWjiipor is geloov ; te met 
een geloov van woftdfrduadeni j8-Qok : ebi tyd geloov , het welk 
nawkeurig onderfchyden moet worden van het zaligmaakcnde ge- 
loov : Welk onderfehyd Chriftus Ons by uytnementhyd leeraart 
door de gelykenifle van den Zaaijer: welkers z/tad een deel op den 
weg viel ' , en van de Vogelen dpgepikt wierd ;- een ander deel op 
Jfeenagtige plaatz.en ; een ander deel "inde-diflelen en doornen ; en 
yndelyk een deel in de goede aarde , enz, Ziet 'JMatth. 12. -4-^, 
'20, 2 3. 
h. De natuur of aard vah het zaligmaakende- of" bond- geloov, 

L Vor* 



in Hoofd. IV. VAN HET GENA'D E , D. II. 

I. Vercyft voor af eene kennifle van het gezag der getuygen. z 
Tim. 1: 12. Ik weetwien ik geloovt heb , en ik ben verzjekert 
dat hy magtig is myn pand , by hem weg gelegt , te bewaaren 
tot dien dag. Vercyft ook te vooren eene kennifle varj den 
inhoud van dat getuygenis , dewclke niets anders is ; dan Je- 
x,us Chriflus , en dien gekruyft. i Kor. z: 2. het welke wy vaft 
ftellen tegen de Papiften , di een blind geloov invoeren. H. 
Dw. Op dat de mcnflen alleen van 't gezag der Kerke afhan- 
gen zowden. 

•a. Wy bewyzen de noodzaaklykhyd deezer kennifle 

1. Uyt den oorfprong van 't geloov , dewelke uyt het ge-- 
hoor moet geboren worden. Rom. 10: 17. Zoo is dan 
't geloov uyt het gehoor : en het gehoor door het woord 
Gods, 

2. Uyt de afnaaming des geloovs , wanneer het zelve een 
kennifle , of liver een erkenning genaamt word. Jez,. 
53:11. Door zyne kennijfe xjil myn knegt deregtveerdige y 
veele regvueerdig maaken. Tot zoo verre dat , dit is het 
eewige leven , datzje u kennen , den eenigen waaragtigen 
God , en Jexjus Chriflus , dien gj gezjonden hebt. Job. 

17- 3- 

3. Uythet noodige, dat met het geloov verzelt moet gaan, 
te wee.ten ,/ de belydenis of de bekentenifle des geloovs. 
Rom. 10/9. Indien gi met uwen mond zjtlt belyden den- 
Heere Iezjus , en met uw herte gelooven , dat God hem 
uyt den dooden opgewekt heeft, z.00 z.ultgy z,alig worden. 
En vers 10. Want met den herten geloovt men ter regt- 
veerdighyd , en met den monde belyd men ter zjilighyd. 
Doet hier by , 1 Petr. 3:15. Hailigt God in uw herte : 
en zyt altyd bereyd tot verandwoordinge aan een igelyk y di 
u rekenfchap afeyft , enz,. 

b. Wy verdedigen dezelve tegen de tegenwerpen uyt deplatt- 
zen. Jez.. 7.' 9: Im lootaaminou , ki loothe'emenou , indien 
gyliden niet geloovt , aekerljk gy zjdt niet bevefiigt worden. 
De gemeene Overzetting heeft , ten zy gyliden geloovt , 
zttlt gy niet verftaan. 

II. Vercyft ' 

a. Eene Toefiemming , zoo in \ algemeen , waar door imand 
alles wat in l»et Woord geopenbaart is , toeftemt. Teh. 3:33. 

Di 



D.Il VERBONV. Hoofd.IV. , Vi 

Di zyn getxygenijfe aangenomen heeft , di hegft verzegelt dat 

« God waaragtig is. Gelyk Paulus tegen Agrippa zcgc ; Ge- 

loovt gy o Koning Agrippa de Profeeten ? Ik weet dat gyz.e 

geloovt. Hand. z6: 27. Als wel voornaamclyk in lict be- 

zonder , waar door men toeftemt het middel der zalighyd 

in Chrift'us voorgeftelt , met vreugde uyt de herftelde hoo- 

pe van zalighyd opgcvat. Welke toeftemming voorkoomt 

onder den naam van homologias , belydenifie , en hupotagees 

tees' homologias , de onderwerpinge uwer belydeniffe. z Kor. 

9: 13. Hebr. y. 1. Homologias , onzer belydeniffe. Zoo is 

het een werk van 't geloov , te zeggen , genoito moi kau 

logon fou , my gefchide naar uw Woord. Hier toe dient 

' 00k de kennifle in de plaats van erkenning , di het Euan- 

gelium aanneemt , niet; allcen als eenc vvaaragtige bood- 

ichap , maar 00k als eene blyde en gcheuchlyke boodfchap. 

b. Een Vertrouwen , welkers daaden zyn e of (a) Regelregt, 

of (h) Wedsrkeerig. De Eerfte beftaat ygentlyk in een 

toevlugt tot Gods genade met honger en dorft naa de ge- 

rcgtighyd ; 't welk by uytncmenthyd uytgedrukt word door 

de nadruklykhyd van 't woord chafa , net welke , gelykwe 

gczegt hebben , betekent, zyncn toevlugt nerrieri, om der 

zalignyds wille , tot den burgt des heyls, De Andere nu 

word geboren uyt het medegeweeten des geloovs : en is een 

vertrouwen pleeropborias , met voile verzekering , en par- 

rheejias , in alle vrymoedighyd. Hebr. 6: 1 1 . Wy begeeren 

dat een igelyk van u deceive neerHighyd bewyz.e , pros teen 

pleerophorian tees elpidos , tot de voile verzekerthyd der hoo- 

pe t tot den ynde toe. Hebr. 10:22. Laat ens toegaan met 

een waaragtig hert en pleerophoria pifledos , in voile verxje- 

kerthyd des geloovs : eene Overdragtfpreuk , ontleent mif- 

fchien van de Schepen , di met voile zeylen voor den wind 

zcer fncllyk voordgedreven worden ; het is derhalven een 

geweldige drivt der zile tot Chriftus , di alle twyfeling, 

murmnreering , en'menflelyke redeneering uytfluytende, 

zig geheel aan God overgecvt, en in hem ten uyterften gc- 

ruft is. Van parrheejia , de vrymoedighyd zegt Paulus, 

Hebr. 10: 35- Werpt dan niet weg parrheejiam bumoon , uw 

vrymoedig vertrouwen , dewelke een groote vergeldinge des 

V • . loons 

(a)Dirt&us. (b) Retells. 



1*4 Hoofd. IV. VAN HET GENADE D. ft 

loons heeft : welke parrheefia* , vrymoedighyd de voltooijing 
des geloovs is , en exoufa te'kna Theou geriejlhai , di magt 
om kinderen Gods te worden. Toh. i: 12. in welke pleero- 
phoria , of voile verzekering , wy niets vreezendc , kata 
tharfout , ftelliglyk zeggen konnen , dat God onze God en 
onze Vader is , waar van als de hupotupoofs , de beeldenaar 
te z'ien is in Deut. 26: 17, 18. 1 Joh. y, 24. Loot ont 
. dan met vrymoedighyd toegaan tot den throon der genade. 
Hebr. 4: i 6. Des Eerftes werk is de toeftemming ; des 
Tweedes , het wederbeding : zoo dat overzulks tot net ma- 
ken van vrindfchap en een verbond met God , als dan nog 
met dat vertrouwenpleerophorias, der voller verzekering ver- 
eyft word, maar dat een vertrouwen der toevlugt genog is ,, 
• als het welk ajleen <!e toeftemming maakt. 
C. B^Y&gft VERBINTENIS is in een zeker opzigt na- 
tuurljk ,. of aangeboren , en vloeit nit de natuvtflyke of aangebore 
Wet , aangezien de zondaar van natuure of van de geboorte af een 
fchuldenaar is , om van den verdercn voordgang in het zondigen af 
te ftaan , en de deugd, in de Wet voorgefchreven , op te volgen; 
even gelyk hy van natuure of van de geboorte af , 00k een fchulde-. 
naar is , om alles , wat God van zig en van zyne wegen getuygt , 
voor waar aan te nemen , en daar in te beruften. Niet te min ver- 
krygt deeze mtuurlyke of aangebore verbintenis in het beding van 
't Genade- verbond een mew voorwerp en aandrang, waar door een 
zoodaanige tot bekeering en geloov genoopt word. 
CC. HET VERB AND tuflendeeze twee, het Beding en de Be- 
lovte, of de betrekking , " di de bedonge pligten- hebben tot de be- 
lovte des loons, is zoodaanig, dat hy met regt een ervgenaam des le- 
vens , moet worden geagt , di c^oor bekeering en geloov wederge- 
koomen is tot Chriftus ; zoo dat 'r een onverbrekeryke band is tuflen 
het geloov en het leven , als 00k tufien de bekeering en het Koning- 
ryk : Waar van daan de onderflellige voorftellen , di den bekeerden 
en geloovigen het leven en de zalighyd beloven , in dc H. Schrivt 
zoo mennigvukljg.: gelyk Ez.eeh. 18'.- 21, 22, 23. Wanneer de god- 
looz.e zjgbekeert van alle zyne z,onden, di hy • gedaan heeft , enallemy-r 
ne inzjsttingen onderhoud , en doet regt , en geregtighyd : dat is , naar 
de Wet van bekeering en geloov wandelt , en in hem. geloovt , dien 
God tot geregtighyd gegeven heeft , en der geregtighyd , di in hem 
gegeven is , dient , als zyncte een dienftknegt der geregtighyd ge^ 

worden. 



D'E VERBONV. Hoofd.IV. 155 

. worden. Rom. 6: 16, 18. Hy z.al gewijjelyk leven., en hy zal met 
Jierven. Voeg hier by. 'Job. y. i$ } 18.; Zoo Ijev heeft God de wer- 
reld gehad , dat hy zynen eeniggeboren Zoon gegeven heeft , op dqt een 
igelyk di in hem'geloovt , niet verderve, maar het eewige leven hebbe t 
enz.. •<* „ 

a. Evenwel zyn deeze voorwaarden geene . voorwaarden , . di voor af 
tot de eerfte genade , of tot di der wedergeboorte vereyft zyn ; na- 
demaal zy b'eyde een gevrogt zyn van de wedergeboorte , ofte een 
gave van den wcderbaarenden Geeft , want God geevt de bek.eerj.nge 
tot erkentenife der waarhyd. z Tim. z: 25. God heeft 00k den Hy- 
denen de bekeeringe gegeven ten leven-. Hand. 11: 18. Ook werkt 
de H. Geeft het geloov , waar van daan hy de Geejl desgeloovs ge-** 
naamt word , 2 Kor* 4.M3.. Efex.. z: 8. TJyt, genade ' zyt gy zjilig 
gew or den door 't geloov : en \ dat" niet uyt a , het is Gods gave. Maar 
het zyn voorwaarden tot alle volgende genade behoorende y te wee- 
ten van regtveerdiging en van hailigmaaking ,\ ja zelv van heerlyk- 
maaking : want het regt der wederbaaring tot de genade is geenzins 
het orize , maar Chriftus regt , die dat voor zig verworven heeft, 
om zig een volk levendig te maakan en te wederbaaren. 

b. Too dat het ook geen verdinende, voorwaarden zyn , even als o£de 
bekeeringf en 't geloov verdinende waaren de volgende genade en 
heerlykmaaking : maar het zyn kentekenen van den Goddelykcn 
raad aangaande de genade T di reeds begonnen , daar na voltooit 
ftont te v/orden ,• zoo dat de voorwaardige bondsporftel overzulks 
maar alleen zegt een verband van di uyterfte om in te fcherpen een 
vrymoedig vertrouwen van een wederbeding , zoo dat nimand zig 
het leven met regt beloven kan , ten zy dat deeze voorwaarden daar 
zyn. Waar uyt met eenen blykt dat nimand gelooven kan dat Chri- 
ftus voor hem geftorven is , zoo hy niet de mewufthyd heeft van 
eene voorgaande bekeering en geloov. 

B. AAN DEZYDE VAN t)EN MENS, het ander deel der 
onderhandelaars uytmaakende , word de Mens gezegt een verbond met 
God te maaken. Pfal. 50: 5. Verzaamelt my myne gunfigenoten , di 
myn verbond maaken met offerhande. De Mens word aan begrepen tot 
het Genade-verbond geroepen te wosden als een zondaar , om den vre- 
de met God aan te nemen , dewelke volgens het befluyt der verkizing 

. , van Chriftus den Middelaar geeyft word, dat hy door de gave van be- 
keering en geloov tot het verbond gebrags werde. 
A. Voor of , voor dat verbond of dien ftaat van de herftelderrede en 

V 2 ' ' vrind- 



A: 

t 5 6 Hoofd. : IV; VAK HET GENJVE D.II, 

vrindfchap met God , word de mens , di daar toe geroepen ftond te 
worden , begrepen , "" als een mens di eenen verftandigen geeft heeft, 
en in dien geeft eene mewufthyd van hct gene goed en regt is , en 
di miri of mecr van de deelcn des verbonds onderwezen is : als kon- 
nende het woord des verbonds hooren , ten deelen verftaan , en in 
vcelenovertuygt zyn , alhoewel hy door de natuurlyke ofaangebore 
verdorventhyd onbekwaam is om de bedonge pligten te volbrengen , 
gelyk in het voorgaande Hoofd-deel te zien is. 
j?. In de daad z,elv der onderhandeling word hy nogtans bevat van den 
Geeft , di hem wederbaart en bekwaam maakt , bevangen tc zyn , 
dewyl hem op den eys des Middelaars vergunt word de genade van 
verligting tot behoorlyken aandagt , tot cene klaare bevatting van de 
aangebode zaak ,' en tot eene genygthyd en vaardighyd om het bevel 
van bekeering ep geloov naa te, fcoOmen en te gehoorzaamen , op dat 
hy het regt ten le'ven in Chriftus verwerven mogt : op welke weder- 
gcboorte niet nalaaten kan te volgen eene vrywillige bekeering en ge- 
loov , als een daad van een mens , di verloft en aan Chriftus gege- 
ven is. 

a. Bekeering en geloov zyn overzulks daaden , di het aangeboden ver- 
bond toeftemmen , en zeer wynig van malkanderen vcrfchillen; 
vvaar van daan zomwylen alleen van 't geloov , en zomwylen alleen 
van de bekeering , hier in 't gebod des bedingers , en daar in de* 
gehoorzaamhyd des toeftemmers , gewag gemaakt word j zy vcr- 
fchillen derhalven alleen maar in betrekking , want gelyk in de be- 
keering is cene afwending en naatoewending , naamelyk eene ef~ 
wendig van de lievde der zonde , en eene naatoewhiding naa de licv- 
de Gods en des deugds; alzoo is ook in het geloov een afvliden en 
naatoevliden ; een afvliden van den flaat der zonde , di vol gevaar 
is , en een naatoevliden naa Chriftus als tot den burgt der zalighyd , 
in welkers gemeenfehap hy , di naa hem zynen toevlugt neemt, 
van alle gevaar bevryd is, en aldaar vind al wat heylzaam en noodig 
is om zyne gebreken te vervullen : waar uyt zonneklaar blykt , dat 
het geloov \ beginzel van de bekeering is : want di zig bekeert, 
heeft berow en een afkeer van dat hy zig tot een dienftknegt van 
de zonde, di alle kwaad vergeld, geftelt heeft ; doet 'r bo ven dien 
by allcenlyk een opzigt op de zonde , als iet dat oneerlyk en fchan- 
delyk is , het welke 't geloov aanziet als fchadelyk. Wanneer dc*- 
halvcn de bekeering alleen vereyft word , verftaatmen eene zoodaa- 
tiige \ di uyt het geloov geboren word : maar waaneer het geloov 

alleen 



D.IL VERBONV. Hoofd.IV. i S T 

allcen vereyft word , verftaatmen een zoodaanig , het welk van de 
vreede dwinglandy der zonde een affchrik hcbbende , deszelvs ryk 
neerftig en nawkeurig overweegt en befchowt , en zyne fchande- 
lykhyd eenmaal bemerkt hebbende , het zelvc haat en viied ; ma'ar 
werpende zig met opene armen in de omhelzing van Chriftus , is 
het verzelt van Gods genadige lievde in Chriftus , en agt di g.ena- 
de met dankbaarhyd te moeten erkennen. 
b.* Het Wederbeding van den Mem , is het werk eencs toeftemmers,' 
en zegt de oefening van den eys om de vermecrdering en aanbren- 

ftng Her genade : want het regt om dat te eyflen volgt op de eerfte 
aad des geloovs : en het vertrouwen om dat te eyflen volgt op de 
mewufthyd van een opregt geloov. Welke dingen zig hier geheel 
anders hebben als in het Verbond der Werken , alwaar geenig regt 
van wederbeding was , dan na de beproevde volftandighyd der ge- 
hoorzaamhyd , waar in de eerfte Mens bezweken zynde , heeft hy 
nooit ecnig regt van wederbeding gehad. Dit regt van wederbe- 
ding word als met de vinger aangewczen , zoo mennigmaal de mens 
gezegt word regtvecrdig uyt den geloove. Hob. z. 4. De regt- 
vcerdige zjil door geloove in hem leven. Regtveerdig word hier ge- 
zegt , nict die iets doet dat goed en regt is , maar di in dc vuur- 
fchaar Gods vry verklaart is , en het regt heeft van Gods Zoone 
om de erveniflc , door de Wet beloovt , te verwagten en te eyf- 
fen : door 't geloove in hem , te weeten in Chriftus ; want het ge- 
loov is in Chriftus , of in dicn beloovden getuygen, di nict licgt, 
met toe te ftemmen en zig aan hem , tot verkryging der geregtig- 
hyd en zalighyd , te bevelen : leven , te weeten hier met hailighyd 
en eene geeftelyke vreugde , " in dewelke een voorfmaak is van dc 
hemelze zalighyd ; want het is een leven in Gods genade. Pfal. 3 a. 
6. en na dit leven zal hy leven by God in de Hemelen , alwaar de 
fpringbronne des levens is. Pfal. -^6. 10. Wy zullen meer hier van 
zien in de regtveerdiging en de verzegeling. 
C TEN OPZIGT VAN BEYDE , en God en den Mens, 
moetmen agt geven op de geftaading en beveftiging van \ Verbond der 
Genade , dewelke gefchied, 

A. Door den Middelaar y waar van daan Chriftus de Engel des Verbonds 
genaamt word. Adal. 3.1. Ziet , ik Kende mynen Engel di voor myn 
aangez.igte den weg bereyden zmI : te weeten, den Engel des Verbonds t 
van wien , in wien , en door wien het verbond voor de zynen is, in 
Wien hy alk bevolen heeft te gelooven , om met God in het verbond 



srf Hoofd.IV. VAN HET GEKAT>E D.H. 

te zyn. De Borge. Hebr. 7.22. Van een zoo veel beter verbond is 
■JezMS borge geworden ; dewelke voor de Uytverkorene bcloovt heeft, 
alles te doen , wat de Vader in het Verbond of Teftamcnt begeert 
gedaan te hebben , op dat de Uytverkorene de ervenifle der zalighyd 
beerven zowden. "En deAliddelaar des verbonds. Hebr. 8 .'6. Nttheeft 
hy z.00 veel betere bedininge gekregeti , als by eenes beteren verbonds 
Jididdelaar is , 't welk in beter e belovteniffen bevefligt is, Di God 
met de zondaaren verzoent , koomende tuflen bey den , tufTen God 
en de MenfTen , met gehoorzaamhyd en verdienfte , om den vrede 
aan te brengen. Want in het verdrag des vredes heeft hy van het 
zyne beloovt , en alzoo is hy 00k de Teflamentmaaker. Wanneer hy 
zyne belovten volbrengt , gehoorzaamt , ftervt , en voor de zondaa- 
ren tuflen beyden koomt, dan geftadet en beveftigt hy het teftament, 
of het verbond , en is de Middelaar. Ook is hy de Uytvoerder door 
verdienfte en door de genade des H. Gceftes , dewelke uyt zyne ge- 
hoorzaamhyd gefchonken word. Doe hier by , zoo 't u gelievt Hebr. 
■a. 1 <j. Daarom is hy de Middelaar des Niwen Teftaments , enz.. En 
12. 24. En tot den Middelaar des Niwen Testaments Jeztis , enz* 
Hier van daan word Chriftus , om dat hy dceze dingen doet , ge- 
naamt Apoftolos kai Archiereus tees homologias heemoon , de Apofiel 
en HoogeprieHer onzjer belydenife. Hebr. 2. 1. De Apoflel , voor 
zoo veel ny als een Gezant Gods de toeftemminge van de Uytverko- 
rene in Gods naame ontvangt ; de Hoogepriejier , voor zoo veel hy 
di tot den Vader overbrengt: ja hy brengt ook onze gebedentotGod, 
en het goede aan de menflen. In welke bemiddeling hy zomwylen, 
zyne belovte doet met eedzweering , dat is , hy ftelt alle zyne deugden 
en inzonderhyd zyne hailighyd te werk , als of hy zeyde : dat hy niet 
hailig enz. was , ten zy hy zyne belovte volbragt ; op dat ons geloov 
met gerufthyd te fterker zy , om den toevlugt te nemen sm de voorge- 
flelde hoope vafl te houden. Hebr. 6. 17, 18. 
B. Door de Sakramenten , of Bond-zegelen. 

a. Sakrament heeft by de Latynen dezelvde betekenis , als mufteerien, 
verborgenthyd , by de Griken : en het zyn woorden van den Gods- 
dienft , vol van eerbied en Majeftyt of hoogaanaienlykhyd* want 
alzoo noemden de Hydenen de Hailigdommch , tot welkcrs be- 
fchouwing zy nimand , dan di ingewyd was , toeliten. De Schriv^ 
tuur des Niwen Verbonds heeft dit woord tot een hailig gebruyk 
overgebragt, bctekenende zomtyds de ganfle Chriftelyke Lccre, Mat t. 
13, 11, Mark.q. 11. Luk.8. 10. V is't gegeven deverborgentheden 

des 



D. II. VERBONT>. Hoofd. IV. ' ifr 

des Koningryke Gods te verftann. Maar eng genomen noemtze al- 
zoo zommige Leerftukken , di buyten hei bereyk van des gemee- 
nen volks en der aangebore kennifle waaren. i Kor. 15. 51. Ik 
zjegge u eene verborgenthyd , wy zjtHen wel niet alle ontflaapen , maar 
wy zjullen alle verandert warden. 1 Tim. 3. 16. Kai homologou- 
menoos mega e'Jfi to tees eufebeias mufte'erion , buyten alien twyfel de 
verborgenthyd der Godzjlighyd is groot : God is geopenbaart in 't 
* vlees , ehz. Nademaal evenwel deeze dingen den ganflen grond- 
flag leggen van den Chriftelyken Godsdienft , en datze alzins door 
den zelvcn vermengt zyn , zoo word dit kenteken mufte'erion , ver- 
borgenthyd y met rcgt ( a ) vervangfpreukig tot de ganfTc Leere o- 
vergebragt. En nademaal de Hydenen nimand tot de befchouwing 
der verborgentheden toegelaaten wierd, dan di ingeweyd was, zoo 
betekent het met eenen , dat 00k hier nimand , dan een die weder- 
geboreneis, toegeftaan word , te befchouwen , tatoupneumatostot% 
Theou , de dingen di des Geeftes Gods zyn. r Kor. 1. 7-14. Want 
nimand ' , ten zjf hy wedergeboren werde , kan het Koningryke Gvds 
zjen. J oh. 3. 3. De Kerkelyke Leeraars hebben dit naamwoord 
tot een hailig teken gebruykt y en miflchien wel Paulus , noemcn 1 - 
de , Chriflus dinaars uytdeelers vanj&qts verborgentheden. 1 Kor. 4. 
1 . Om een vermaan te doen , dat di Leerftukken der verborgent- 
hyd niet , dan onder de bedekzelen van uytwendige tekencn , al- 
leen aan de ingeweyde, dat is, de wedergeborene voorgefteltwier- 
den om in den geloove tc befchouwen , zoo dat deeze alleen door 
di eperooteematay vragen eener goede gewifie toegelaaten worden tot 
eenen gemeenzaamen ofngang met God. 
%. Belangende de zaak zelv , is een Sakrament een hailig teken en 
. zegel van't Genade-verbortd van God ingeftek , om daar door on- 
der het gebruyk van eene zigtbaare en uytwendige zaak de onzigt- 
baaregenade, door Chriftus te verwerven of reeds verworven, aan 
de gelOOvige te betekenen en te verzekeren ; want een geloovig; 
mens agt zig tot aDe ondetwefping en getrowhyd,, aan God te be- 
wyzen , verbonden. 
a. Sakrdmenten of Bondtekenen zyrr 

I-. Tekenen des verbonds , di een bondgenootfcftap van beyde der 
partyen te kennen geven. Gen. 17: n. Gy zjult het vlees u- 
iver votrhuyd bejhyden ; en dat z,al tot een teken zyn des ver~ 
bonds tujfenmy , en tufien u. Alzoo word het Paas-feeft 00k 

(•.*) Synecdochicei 



i«o Hoofd.IV. VAM HET GENJT>E D.II. 

gezegt , tot een teken te zyn. Exod. iz: 13. 13:5. 1K0r.11: 
24, 25. 1 Petr. 3: 21. 
2. Zegelen , zyn 00k als onderpanden van de vrindfchap , waar 
mede God zyne gcnade vcrpand. Rom. 4. 1 1 . Ende by , A- 
braham , heeft bet teken der befnydenijfe ontvangen [tot] een z,e- 
' gel der regtveerdighyd des geloovs , di [bem] in de voorhujd 
jvas [ toegerekent : ] op dat by zowde zyn een Voder van alle di 
gelooven in de Voorhayd zynde , tenynde 00k ben de regtveer- 
dighyd toegerekent worde. Hier van daan wordenze 00k het 
Verbond en Teftament zelv genaamt. Gen. 17. 10. Dit is 
myn berithi, verbond, myn Teftament , tujfen my en tujfen u , 
en tuffen uwen zjtade na u , dat gyliden houden zult : dat at 
wat manlyk is , u befneden werde. 
b. Di ingeftelt moeten wordea alleen door een Goddclyk gezag, 
het welk weggenomen of verandert zynde , 00k zy weggenomen 
of verandert worden : wat 00k de Pausgezinden hier tegen aan- 
druyflen , en am de Kerk de magt geven om Sakramenten of 
Bondtekenen in te ftellen. H. D\v. Op datze aan de Kerk alle 
gezag opdragen mogten. Wy bewyzen net tegendeel. 
i. Daar uyt, dat God alle dienft van menflelyke inftellinge ver- 
werpt. AfattWffi q. Te vergeevs eerm zy my , Ueraarende 
leeringen , [di] geboden van menffen [zyn.] 
2.. Dat de H. Schrivt zig beroept op de Goddelyke inftelling, 
door wat magt doet gy deezjs dingen? en wi heeft u di magt ge~ 
geven ? Matth. 21.23. 
3. Om dat alle Verbond Gods , voor zoo veel het voorgefchre-' 
ven is , monopleuron , een ledig is : En dat de Kerk het ander 
lid uytmaakt, 't welk de Wetten Gods toeftemt en aanneemt. 
c Hier worden uytwendige en zigtbaarige dingen vereyft , di be- 
trekkingen hebben op geeftelyke dingen, daar aan gelykende, 
en daar medc overeenkoomende zyn : gelyk di wolke, waar on* 
der onze Vaderen waaren , en alle door de Zee doorgegaan zyrt. 
En alle in Mozes gedoopt zyn in de wolke en in de Zee. En alle 
dezelve geeftelyke fpyze gegeten hebben. E?\ 0% denzelven geefte- 
lyken drank gedronken hebben. Want zy dronken uyt de geeftelyke 
fteenrotze di volgde : ende de fteenrotze was Chriftus. 1 Kor. 10: 
1-4. Alwaar de Wolke en de Zee , en daar na di fpyze , te 
weeten , het Manna , en dien drank eene uytnemende betrek'- 
kjng en gelykeniffe hebben tot en met hunne geeftelyke dingen. 

d. Een 



D.tt VERBOND, Hoofd.IV. :. *6i 

d. Een betekenende en verzegelende genade , dewelkc hier hun 
opzigt heeft op alle genade des Verbonds en op het Teftament 
Gods , en overzulks ook niet alleen op de genade van inenting, 
maar ook van bekragtiging : waar van daan de Sakramenten of 
Bondtekenen zyn of van inenting , of van bekragtiging , gelykwe 
te zyner plaatze in cen igelyke huyshouding zien zullen. 

e. Alle de Sakramenten or Bondtekenen geven met eenen te gelyk 
te kenncn , dat Chriftus de oorzaak van alle genade is , het zy 
datmen begrypt di genade bedeek te worden uyt kragte van zyne 
borgtogt voor de volhyd des tyds , of het zy uyt kragte van zyne 
daadelyke betaaling en voldoening. i Kor. 10; 1-4. 

/. Het ynde is. 

1. Aan de zjydeGods, te betekenen en te verzekeren , voor zoo 
veel di Sakramenten ons worden tot eperooteemata , eene vrage 
eener goedar gewife. 1 Petr. 3:21. en ook dat God zelv ge- 
zegt word , door de inftelling der Bondtekenen het verbond 
te beveftigen. Gen, 1.7:7. Ik rigte tnyn verbond op , te wee- 
ten door de Befnydenifle , tujfen my en tujfen u , en tufen it- 
wen zMade na u in hunne gefagten , tot een eewig verbond : em 
u te zyn tot eenen God. , en uwen zaade na u. 

2. Alan de zyde der Geloovige , aan wien alleen het gebruyk der 
Sakramenten iets aanbrengt met uytfluyting der ongeloovigen, 
wantdeeze, onweerdiglyk dit broot etende , of deezen drink- 
beker des Heerin drinkende , zullen fchuldig zyn aan het 
lichhaam en het bloed des Heeren , en eten en drinken hun zel- 
ven een oordeel , enz. 1 Kor. 11: 27-20. Het ynde is dan 
de verbintenis des verbonds te ondergaan , of te verniwen met 
den naame Gods te verkondigen. t Kor. 11; 26. Verkondigt 
den dood des Heeren , tot dat hy koomt. 



X HOOFD- 



***, Hoofd..V. VAN <DE BELOVTE 0.£ 

HO O F DDE E L V. 

V<m dt T}eUvte der Zaltghyd (hot den Tlorge t* 
rverffreryen, 

DEezen raad Gods, waar in hy raft ftelt een Verbond met de Uytver- 
korene uyt de zondaaren op te rigten, is voor af geopenbaart geweeft 
door het woord der belofie , ondertufien dat de vcrwerving der zalighyd 
uytgeftelt wierd tot de volhyd des tyds , en de koomfte van den Middelaar 
in het vl'ees. Waar uyt zy voorkoomt als eene leere der hoope en der ver- 
wagting , di in 't woord der belovte gegrond was : welke hoope der Va- 
deren met de belovten wy hier naavorflen moeteu. 
A. Het eerfte lid der Goddelyke hoope , is geweeft de genade van Chri- 

ftus als Borge , di koomen zowde , om de voile zalighyd te verwerven. 
• A. De belovten van deze zaak is veelzins en in veele leden vporgeftelt, 
en wel eerft in het Paradys terftond na den vak Gen. 3: 15. En ik 
zal vyandfchap zetten tufien u , en tufen deeze Vrouw* , en tujfen u- 
wen zaade , en tujfen haaren- zaade : en dat zelve zal u den kop ver- 
morzelen , en gy zult het de verffen *vermorzelen. Daar na zynze dik- 
maafe met de winftc van meerder klaarhyd aan Abraham hcrhaalt. Gen. 
12: 2, 3. Ik zal u tot een groot volk maaken , en u zegenen, en uwen 
naame groot maaken ; en weeft een zegen. Enik zal zegenen di u ze*- 
genen, en vervloehen di u vlitekt: en in u sullen alle geflagten des aard~ 
ryks gezegent 'warden. Vergeleken met Gal. 3 : 8, 9. In u zullen alle 
Volkere-n gezegent warden , enz. Gen. n: 18. In uwen zaade t 
Chriftus, zullen gezegent warden , alle volken der aarde. Aan Izaak. 
Gen. 26: 3, 4. Ik zal den eed bevefiigen di ik aan Abraham , uwen 
Vader gezworen hebbe , enz. En veelmaalen by de Profeten , di on- 
derfchydentlyk het geflagte , de famine , en de plaatze , en de teke- 
nen der ty den in dewelke Chriftus in het vlees koomen zowde, be- 
paak hebben ; gelyk wy in het volgende Hoofd-deei^zien zullen. 
B. Dat de Voorvaderen dit geloovt , verftaan , en overzulks de zaak 
zelv gehoopt hebben, blykt uyt derzelver belydenifle, als van Adam, 
di den naame zynslVyvs noemde Gavva, Hew: om dat ty eene Afoe~ 
der aller levende is. Gen. y. 20. Van Heva , dewelke Kain barende 
gezegt heeft..: Kanlthi ifch ith Jehova , ik hebbe den Man HEERE 



frlf. "DEM £JLlCHr<D, enz. Hoofd.V. it$ 

gekregen. Van Noach, dewelke fteunende op de belovte, voorzegt: 
God breyde Jafeth tfyt , ofhy overreedet hem , en by woone in Sems 
tente. Gen. 9: 27. En bezofideflyk aan Jakob, di.Gen. 48: 15, 16. 
de verloffing zyncr ran alle kwaadGod en denEnget toefchryvt, vvel- 
ken Engel hy in gelyke waardighyd hoiid als den Vader , en denwelr 
ken hy Gen. 49: 10-12. noemt den Schiio , van wien hy uytftekende 
dingeh vetkondigt en voorzegt , enz. 
B. Het tweede lid des geloovs is , dat uyt kragte deezer belovte door te 
rughaaling van Chriftus verdienften zy de genade 00k ontvangen hebben 
van dit leven , en de heeriykmaaking na ait leven , in welk geloov zy 
00k zalig geworden zyn. Alwaar wy aan te merken hebben 
A. Tegen de Soeinianen en andere , di de Vaderen , di voor Chriftus 
gevveeft zyn , de hoope van het hemelze leven ontzeggen , op datze 
zowden ftaande houden , dat Jeziis eerftmaal de kennifle van net he- 
melze leven geopenbaart en gegeven heeft, en daar van daan 00k met 
regt kat' exoeheen , by uytnementhyd de Zaligmaaker genaamt word. 
a. Maar wy bewyzen, dat -de Vaderen 00k de Belovten van het Leven 
gehad , en daar uyt de hoope van de ecftrijge zalighyd voor zig ge- 
fchept hebben. En dit blykt 

a. Uyt de Bond-belovten , di de hoope des levens gaveri, en klaar 
genog verklaarden : want God hecft gezegt , dot hy ben een God 
st/as, en zyn zow. Gen. 17:7. dat is, dat hy den Uytverkore- 
nen alles was , en zyn zow , tot eene volkomene zalighyd van 
zicl en lichhaam. Vergelyk Pfal. 33: 12. Welgelukzalig is het 
<volk tviem God de HE ERE is. Ezech. 20; 12. Op ttatze 
zouden weeten dat ik de HE ERE ben, di hen hailige. Matt. 
22: 22. Ik ben de God Abrahams , de God Izaaks , en de God 
Jakobs : God. nu is geen God der dooden , maar der levenden. 
Hebr. 11: \6. Daarom fchaamt hem God hunner niet, omhun- 
nen God genaamt te worden. Waar van daan het gezegt word , 
een verbond des lev ens en des vredes. Mai. 2: 4, J. Myn ver- 
bond met hem was het leven en de vrede. *Jez. 54: 10. Het ver- 
bond mynes vredes , enz.. en God word genaamt eehGod der zalig- 
hyd , en God onze zalighyd. Pfal. 68: 20, 21. Doet hier by de 
belovte van de vergevinge der zonde. Pfal. 130: 7, 8. Ifrajel 
hoope op den HEERE , want by den HE ERE, x is goederti- 
renthyd , en by heniis veel verlojpnge. En hy zal Tffajel verlof- 
fen van alle zyne ongeregtigheden. Zoo 60k de' belovten van het 
*cwige leven. i?,/#A 73.- 24; Gy^zHtlt my lijde?t door kwen road: 
'<-. ' X 2 en 



164 HoofcUV. VAW T>E BE LQVTE D.l 

en daar na mult gy my in heerlykhyd opnenien. Pfai, 16: ri. Gy 
z.ult my het pad des [evens bekent maaken. Pfai. 17: if. Ik xjtl 
ww aangezigte in geregtighyd aanfchottwen; ik z.alverz.adigtwor~ 
den met ww beeld, als ik zal opwaaken. Pfid. 48. 1 f . Deezje 
God , is onzje God.eewiglyken altoos. Spreuk. 15. 24. Btweg 
des levens is den verflandigen new. booven. Als mede cle belovten 
van wederopwekking ten leven. Dan. 12. 1. Veelevandi in't 
fiof ontflaapen zjdlen ontwaaken , deezje ten eewigen leven , en 
enz. 

b. Uyt de belydeniflTen der Ouden di dceze hoope betuygden , als 
van Jakob , Gen, 49. 18. Op uwe zjilighyd ivagt ik o HEERE. 
En van Job 19. z j. Ani judan&i geali chai , ikweet myn wr- 
lolfer leevt. 

c. Uyt dc getaygenhTen der Apoftelen , di deeze hoope der Vadc- 
ren ^oet onSpVaft ftelten^' Hand. z6. 6, 7. Nu word ik geoor- 
deelt over de hovpe der belovte , di van Gad tot de Vaderen ge~ 
fchied is. Tot dewslke onz.e twaalv gejlagten , geduriglyk, nagt 
en dag[God]jis^fnde , verhoopen tekoomen. Hebr. n. 13-16. 
werd Van de v aderen gezegt , deeze alle in't geloove gefiorven te 

, ■ • ,., zyn , enz..,, '".'.., 

b. Wy bewyzen dat zy oofcdi hoope geveftigt hebben op Chriftus, 
di koomen zowde. 

a, Uyt de gehoopte tockoomftc van den Gael, oFLofler en Zalig- 
niaaker. Gen. 48. 16. Di Engel di my verlojl heeft van alle 

„., kiuaad . e»z. Job 19. zj. Ik tueet myn verlojfer leyvt , enz.. 

' Joby.1,1,1^ ; < 

b. Uyt heft gemeen geloov , en deszelvs vragt , dewelke is dc toe- 
gcrekende geregtighyd. Rom. 4. 3. Wat zjegtde Schrivt : En 
Abraham gelqovde God , en bet is hem- tot regtveerdighyd gerekent. 
Hebr. 11. 7. Ptfiei chreematifleis , door den geloove door Gedde- 
lyke aanjhraake vermaant is Nee een ervgenaam der regtveerdighyd, 
teweeten, van den Meffias ,. geworden , di naar den geloove is. 
Rom. 10.. 5-9. 

e. Uyt de getuygplaatzen dr verzekeren , dat Chriftus 00k voor 

hunne zonden voldaan heeft. Rom. 3. 15, \6rJVelken , name- 

lyk Chriftus Jczus , God- voorgeflelt heeft tot eerie verzjaeninge door 

het geloove in zynen bloede, tot eene betooninge z.yner regtveerdig- 

,,, hyd , dia. teen pJirejin , door de vergevinge , of over 't hoofdzi- 

.'. ningCj dgr zjanderi) di te vooren gefebied yrn. » onder dever- 

%raag-* 



D.E <DER Z ALIGHTED, tm. Hoofd.V. t6f 

draagzjmmhyd Gods , tot eene betooninge van zyne regtveerdighyd 
in deezen tegenwoordigen tyd : op dat hy regtveerdig zj , en regt- 
* veerdigende di uyt den geloove Jezjus is. Doet hier by Hebr. 9.* 
15. 25. 26. 13: 8. 
d. Uyt net ynde van dc Wet , dat Chriftus is. Rom. 10: 4. wclker 
Wets werk is , Tugtmeefter te zyn tot op Chriftus. Gal. 3; 24. 
En Chriftus af te fchaduwen, want alle dingen zyn gewccltfcha* 
duwen der toekoomende dingen , . maar het lichhaam is Chriftus. 
Kol. 2: 17. Hebr. 10: 1. Want de Wet hebbende een fchaduwe 
der toekoomende goederen , niet het beeld der zaaken zelv. 
c. Wy beweeren dit gevoelen tegen de tegenwerpen der Socinianen : 
dewelke aandringen , 

a* Dat de Lecre der Zalighyd voor Chriftus koomfte o'nbekent is 
gcweeft , om dat Johannes de D.poper eerft kenmjfe van de za- 
lighyd zynen volke , te weetcn des Hecren , gegeven heeft , en 
aphe'fes hamartioon autoon , in vergevinge haarer zjonden. En 
Hebr. 2: 3. Hoe zullen wy ontvliden , indien wy op zoo grooten 
zalighyd geen agt geven ? welke begonnen is verkondigt te warden 
door den Heere , aan ons beveftigt is geworden van di hem gehoort 
hebben. Even als of deeze zalighyd Chriftus eerft had beginnen 
te verkondigen , enz. Zy dringen 00k aan dat het Euangelium 
vcrborgen , en van de tyden der eewen verzwegen is geweefl. 
Rom. 16: 2 j. En dat door den ingang van denHoogenpriefter 
eenmaal in 't Jaar in 't Haiiige der Hailigen , de H. Geefl be- 
duyde, dat den weg des hailigdoms nog niet open boar gemaakt was t 
zoo lange de eerfte Tabernakel nogftand hadde. Hebr. 9: 8. 
b. Dat het onderfchyd des Oude en Niwe Teftaments daar in be- 
ftoiid , dat de Vaderen de belovten in het Oude Teftament niet 
ontvangen hebben. Hebr. 11: 39,40. Deeze alle hebben door 
't geloove getuygenife gehad, en hebben de belovten niet verhregen. 
Alzoo God, wat beter over ons voorzien had , op dat zy ponder 
ons niet zowden volmaakt worden. En dat de belovten des Ni- 
vven Teftaments betere Belovten zyn , als het welke in betere be- 
lovtenijfen bevefligt is. Hebr. 8:' 6. Ja dat de Wet allecnlyk fcha- 
duwen der toekoomende goederen gehaa heeft , en het beeld der za- 
ken zelv niet. Hebr. 10: 1. . 

/. . Dat het geloove doe nog niet gewecft is. Gal. 3: 23. Eer het 
geloove kwam waaren wy onder de Wet in bewaaringe geftelt , en 
zyn befioten geweeft tot of het geloove dat geopenbaart zow worden. 
X 3 d. Dat 



Hoofd.V. VAK <BE BELOrTE T>.% 

d. Dat de Sadduceen hct eewige leven ontkent hebben ; en dat o- 
verzulks di zaak dtiyfterlyk voorgeftelt is geweeft. 
j5. Tegen dePaitggezindcn, di een Voorburgder Vaderen'ftclden, en 
ontkenden dat de geloovigen voor de volbragte voldocningevanChri- 
ftus , niet hebben konnen alken door het rcgt dcr borgtogt in het 
eewige leven ingaan. 
a. Wy bewyzen het tegendeel , 

a. Uyt zonneklaare plaatzen. Hebr. 2: 10. Want het betaamde 
hem , om welfan affe dingen zyn , en door ivelkcn alle dingen 
zyn , dat hy veele Underen tet de heerlykhyd leydende , den over- 
fien leydfman hunner zjilighyd door lyden zmvde hailigen. Alwaar 
door Kinderen verftaan worden dc Geloovigen des Ouden Tefta- 
ments , dewelke de Vader uyt de borgtogt van dien overften 
leydfman , nader^KW^C volbrengen, nu reeds in het Oude Te- 
ftament in dc Memeiett ingevoerf had ; zoo betaamde het nu 
<}od , hem metter daad door lyden , waar'mede hy zyne borg- 
togt zow volbrengen en beveftigen , te hailigen _; want anderzins 
zow de genade van invoering Gode onbetaamelyk geweeft zyn. 
Van deeze invoering geevt de Schrivtuur elders getuygenifle. 
*Joh. 14: 2. In 't buys myns Vaders zyn monai pollai veele woo~ 
tiingen , dat is in vergelyking. van vers 23. Polloi moneen po- 
jountes ekei , en sullen wooningen by hem maaken. Doet hier by 
Efez.. 1: io. Hebr. 12; 23. 

b. Uyt deparefei, de over 't hoofd zining , in'tOudeTeftament, 
di medebrengt een niet ftraffen. 

c. Uyt de voorbeelden der gener di in de Hemelen opgenomen 
zyn , als van Enoch. Gen. 5: 24. Eliat. 2 Kon. 2: 11. Abra- 
ham. Matth. 8:11. En van Lazarus. Luh 1 6: 2,3 . Waar van 
daan gewag gemaakt word van Jeruzjilem dat boven is. Gal. 4: 
26. 

h. Verdedigen wy tegen de tegenwerpingen genomen 

a. Uyt de getuygeniflen. 1 Petr. 3; 19. In detinue/ken hy 00k be- 
nen gegaan zynde den geeSten di in 'de gevangenijfen zyn gepredikt 
heeft. Zach 9; 11. word genaanit dekuyl daar geen water in is. 
Hebr. 11: 39. , - 

b. Daar uyt, dat Chrifl : us, de voorlooper voor ons ingegaan is , enz.. 
Hebr. 6: 20. voor wien nimand is opgevaren in de hemehn. Job. 
3:13. Noch dat de weg des hatfigdoms openbaar gemaakt was. 
Hebr. 9: 8. 

- " c. Om 



DM 'DER ZALIGHT'D r enz. Hoofd. V. W 

c. Om dat van de wederkoomfte uyt den hemel nicts gezegt word. 
Derhaken , di wederkoomen hebben in 't voorbisrg geweeft, 
gelyk blykt uyt het voorbeeld van Samuel , door dc Waarzegfter 
geroepen. I Sam. z2: it. 
G. Het derde lid is , dat uyt de belovte cene {paarzaamer huyshouding der 
genade voordgevloeit is , waar uyt dc opgewckte hoope cen grooter dorft 
had naa de tyden teleioofeoos , der volmaakthyd : dog zoo evenwel dat de 
bedining.der genade , ten opzigt der hailigmaaking en regtveerdiging, 
genogzaam was tot de*zalighyd. Hicr heeftmcn ook aan te mcrken ee- 
ne verfchydenthyd en onderfchyd der huyshouding onder de enkele be* 
bvte , en onder de belovte met een dekzel der Wet overdekt. 
ji. Voor dc Wet 

a. Is het woord der hoope minder uytgebeeld geweeft met omftan- 
digheden di op Chriftus zagen , en overzulks was het duyfterder, 
fchoon evenwel verftaanbaar genog , voor de Uytverkorenen , onv 
daar door geroepen te konnen worden tot het geloove , door de by- 
kooming namelyk van de onderwyzing der Vaderen , en de verlig-, 
ting van den H. Geeft. 

b. De Rcgtveerdjging , door dien de verwerving der zalighyd nog 
niet aangebragt was , is ten opzigt van de fchuldige alleenlyk^w-tf/tf 
eene over ''t hoofd zining , en geen aphefis , een vcrgeving ge- 
weeft. Rom. y 15. een verbygaan, geen kwytfchelden : -want, waar 
kphefis , eene vergevinge is , daar" is geen offerhande meer voor de 
xsnde. Hebr. 10: 18. Dewyle nu in het Oude Verbond nog Of- 
ferhanden voor de zonde gewecft zyn , zoo volgt 5 dat daar geen 
Aphefis , vergevinge geweeft is , derhalven , dewyl zy nogtans ook' 
behouden en zalig zyn , is daar geweeft parefis toon hamarteemhoon t 
eene over \ hoofd zining der zonden. Ten opzigt van de gercg- 
tighyd , is het regt uyt de enkele borgtogt geboren , en geenzins 
voordvloeijende uyt de verdienfte derBorge als verrigt en reeds aa»- 
gebragt ,. ove-rmits di eewige geregtighyd, uytgcftelt is geweeft tot 
de volhyd des tyds. Han. e>: 24. 

&• Is de vryhyd grooter geweeft , dan onder de Wet ; om dat deE- 
zclver OfFerdienften , nog niet door de Wet geeyft wordende, vry- 
willigc plcgtigheden geweeft zyn , of hulpmiddelen van de oefe- 
ning des geloovs , zonder jok of verwytvan de fchuld ,. vrywillig 
aangenomen. 
jff. Onder de Wet is wel de belovte niet" vernitigt. Gal. y. 17. De 

Wet , diathe'ekee , het verbond , dat te vooren door God beveftigt h 



« Hoofd.V. VAWBE BELOVTE D.H 

op Chriflus , word door de Wet ? di na vierhonderd en dertig jaren ge- 
koomen is , met kragteloos gemaakt , om de belovtenijfe te met te doert. 
Niet te min ifle met eenig dekzel beckkt. z Kor. 3: 13-16 namelyk 
de invoering der Wet is om der overtredingen wille gefchied. Gal. 3 : 
19. Waar toe is dan de Wet ? zy is om der overtredingen wille daar by 
geflelt. Daar van daan heeft de uytwerking van^t Verbond derWer- 
ken , voor het aangcbragte lutron , losgeld, eenige huyshouding van 
vlock geoefent , of zooge liver wilt van -verdoemenis. z Kor. 3: 6, 9. 
Gal. 3: io. Welke vloek niet begrepen moet worden als een vonnis 
van God , den Rigter , maar van de Wet , di hun regt eyft , dat 
eenmaal door Chriltus voldaan moeft worden : dit word gemcenlyk 
genaamt de betrekldng van den Mozaiflen Wetdienft , di de bedee- 
ling der genade wel vermindert , maar niet vveg necmt : beftaande 

a. In eene gedagteniflfe van de uytftaande fchuld , dcwclkc niet toe- 
liet , dat het medegeweeten van de zonde afgelegt wierd. Hebr. 
10:1-3. Want de Wet hebbende eene fehaduwe der toekoomende goe- 
deren , niet het beeld zjelve der zM.ak.en, kan met deceive ojferhande, 
di zy alle jaaren geduriglyk offeren , nimmermeer hailigen , de gene 
di daar toe gaan. Anderzins zjowden z.y opgehouden hebben opgeof- 
fert te worden , om dot de gene di den dienfl pleegden , geen mede- 
geweeten meer zjowden hebben der z.onden , eenmaal gereynigt ge- 
weefl zynde : maar [nu gefchied] alle jaren in deceive weder gedag- 
tenijfe der z.onde. Het welke de Wet geoefent heeft , met de Of- 
ferhanden in te voeren di door de Wet geeyft wierden , de waflin- 
gen van 't lichhaam , de onderfchyding van 't reyne , van 't on- 
reyne , en de afzondering van 't volk van den Akaar : in alle wel- 
ke plegtelykheden was , een handfehrivt dat eenigzjns tegen hen was. 
Kol. 2: 14. 

b. In een invocring van een ftrenger dienftbaarhyd , weike dienft- 
baarhyd aangetekent word , Rom. 8: 15. Gal. 4: 1-14. Hebr. 2: 
15. en word vergroot , als een jok abajfakton , dat ondraaglyk was. 
Hand. 15: 10. Want het beftond in de onderwerping des volks 
onder de genaamde Godcn, Hebr. 2: <f. en onder di ftrenge Tugt- 
meeftcr. Kol. z:i6. Als mede in moeilyke en laftige werken , di door 
dc Wet der plegtelykheden vermennigvuldigt waaren, Nademaal 
de H. Geeft in de gave van gehoorzaamhyd hen 00k tot deeze on- 
derwerping drong , dize onder de Wet ondergaan moeften , zoo 
verkreeg hy met regt den naam van de geeji der dienjlbaarhyd by 
Paulus in de aangehaajkle plaatzen, 

c. In 



D.II. <DER Z ALIGHT?) , em. Hoofd. V. ^9 

e. In de indrukking van de vreeze des doods , Hebr. z. 15. Di 
met de vreezje des doods door al haar leven der dienftbaarhyd on- 
derworpen waaren. Welke dienftbaarhyd de gcloovige des O. 
Verbonds door de ingeving van den H. Geeft ondergingen, 
di daarom gezegt word de geeft der dienftbaarhyd ; en om dat aan 
deere dienftbaarhyd de vreeze des doods vaftgehegt was , word 
liy genaamt de geeft der dienftbaarhyd tot vreez.e. Rom. 8. 15. 
Niet om dat zy enkelyk de dood te vreezen hatlden , maar ecn 
dood di den fchyn van ftraffe had , en ftrengelyk in de Wet der 
Ceremonien of plegtelykheden gedrygt was , net zy dat het een 
vroege , ontydige dood was , of een fchilyke in het land door 
rampenhen overkoomende, of datze buyten hun landinballing- 
fchap gedreven wierden. De rede van het te vreezen kwaad lag 
in de betrekking tot het land Kanaan , dat tot een pand van het 
hemelze vadcrland was: van welk pand als 'r de mens door God, 
dat zelve in eenig oordeel wegnemende , van beroofd word, zoo 
kan deeze dood niet naiaaten eene vreeflyke gedaante te vertoo- 
nen. En deeze vreeze was een fpoor van dienftbaarhyd , di ee- 
ne gedurige angftvallighyd den gemoederen indrukte , datze in 
de minfte, en in di werkzaame geboden der ceremonien of pleg- 
telykheden aan verzuym of nalaatighyd mogten fchuldig worden. 
Hier van daan was de bedeeling der genade van vertroofting, of 
verzekering onder di huyshouding fpaarzaamer en meer belem- 
mert. 

A. In de invoering van zekere vyandfchap , dewyl de Wet daar bo- 
ven inkoomende de, middelmuur des affchydzcls opgeregt heeft, 
met de Hydenen uyt te fluyten. Efez. 2. 14, 15. 



HOOFDDEEL VI. 

Van den *MiddtUa,r t 

NA de belovte volgt de volkoome uytvoering van 't Verbond der Ge- 
nade , aan de eene zyde ten opzigt van den Middelaar , en aan dc 
ander zyde ten opzigt van de Bondgenooten. 
DE MIDDELAAR koomt ons in den beginne voor , pm aan te 

Y mei> 



170 Hoofd.VL VAR r <DEN MIWELJJR. D.IL 

merken naar zyne aankoomfi , naar zyn per moon , en naar de verwerviwr 

der zallghyd zelv, . - 

A. Dat DE MJDDELAAR, te vooren befchreven , al voor eenige 

eewen gekoomcn is , en wel zelv in Jezus , den Zoon van Maria , be- 

weert het Chriftelyk geloov tegen het Joodze ongeloov : en wel dat hy 

gckoomen is , 

A. Bewyzen wy in \ algemeen , 

a. Uyt den voorbepaalden tyd , nu reeds verftreken , te weeten van 
het bevel van Jeruzalem weder te herbouwen, zynder eerft gcweeft 
zeven weeken, daar na twee-en- zeftig weeken, welke geyndigt zyn- 
de zow de Mejfias uytgerooit warden , enz,. Dan. 9. 24-27. Hab. 
2. 3 , 4. Het gezigte zjil nog eenen befiemden tyd zyn , dan zal hy 't 
op 'tynde voordbrengen , en niet ligen : zoo hy vertoevt t verbeyd 
hem , hy zal gewifelyk koomen , hy zal niet agter blyven. 

b. Uyt de hoedanigheclen des tyds , di nu 00k verloopen zyn , en te 
vooren klaar en op zynen regten tyd gezien konden worden : in de- 
welke wy aanmerken dat eenige behooren tot 

a. Den Joodzen Borgerftaat, te weeten , als de Schepter zow weg- 
genomen zyn. Gen. 49. 10. De Schepter zal van *Juda niet wy- 
ken , noch de Wetgever van tuffen zyne v'oeten , tot dat de Zilo 
koomt , en de Vohkeren zutlen hem gehoorZaam zyn. 

b. Den ftaat der werreld onder de vierde Alleenheerfching. Dan. 
2: 44. Dog in de dagen van di Koningen, onder het vierde Ryk, 
te weeten , het Roomze , zal de God des Hemels-een Koningrjk 
verwekken , dot in eewighyd niet zjil verfloort warden , enz. net 

t welke het Koningryk is van dezen Middelaar Jezus. 

e. Den ftaat der Wettifle hayshouding , dewelke vereyit de tegen- 
woordighyd van den tweeden Tempel , en den dienft der Levi- 
ten , geryk de opbouwing van Jerusalem , ten aanzien van httrn 
ne flraaten en graften , de opbouwing van de St ad en het hailig- 
dom , htt'Jlagt-offerenfyys^offer •;,.. enz. Dan. $. 24-27. Hagg. 
2. 8-1 1. Mat. 5. 1. 

d. Uyt de bepaling van hetgeflagte en de plaats. Mich. j. 'r. Gy 
Bethlehem Ephtata , zyt gy kleyn , om te weezen onder de duy~ 
zenden van Juda i Uyt u zal my voordkoomen , de Rigter , di 
een Heerfcher z\al zyn in Ifrajel , enz. 

B. In. het bezonder , dat Jezns is de Chriftus ' 
a. Stellen wy vaft , 

: a. > Uv t alle het gene vereyft wierd tot zyne (Geboorte ^ <& dewelke- 

gebo* 



D.E VAN "DEN MHmELAJR. Hoofd. VI. i 7I 

gcboren is in de volhyd des tyds. Gal. 4. 4. Wanneer de volhyd 
des tyds gekoomen is , heeft God zynen Zoone uytgezonden , enz. 
op zyne piaats , van den Profeet aangewezen , dewelke was Beth- 
lehem. Lnk.i.6. De Zoone van David uyt eene Moeder di 
Maagt was. Jez.. 7. 14. Ziet een Maagt zjii zjwanger warden 
en zal eenen Zoone baaren , enz. 
. b. Uyt zync woorden en werken ; als dewelke gelceraart , gedaan , 
en geleden heeft alle di dingen , dewelke van de Profeten vaor- 
zcgt waaren. Want hy heeft het Euangelium geleeraart. Luh 
4. 2 1 . Hy begon tot hoar te zjeggen , Heden is deeze Schrivt in u. 
•vervult. Jez,. 61. 1. met by voeginge van Wonderdaaden en te- 
kenen , di hy gedaan heeft volgens de Voorzegginge van 'Joel 
2. 26. Di wonder lyk by <h gehamhh heeft. Vergelcken met J oh. 
7. 3 i. Veek uyt de fchaaren ' gel&ovden in hem, en- zeyden, Wan- 
neer de Chriflus zaI gekoomen zyn , zjil hy 00k meer-tekenen doen y 
dan di , welke deeze doet ? Yndelyk heeft hy den dood des 
Krayfles geleden in overeenkoomft van Pfal. 22. Pfal. 6y. 

2«*- S3- n ■ 

c. Uyt de gevolgcn , di op Chriflus koomfte gevolgt zyn , ak de- 
welke nietallcea uyt den dooden opgeftaarf , en in de Hemelen 
opgevaaren is , maaf 00k getuygen van beyde door eene plegte- 
lyke uytftorting van den H. Geeft gemaakt heeft autopiftous zig 
overtuigende getoovigen. Hand, 2: 1-17, 52, jj. door welkers 
predjkiug hy de Hydenen van de Afgodery , tot God gebragt 
heeft, met verwerping der Joden , di den Euangeli niet gehoor- 
zaam waaren. 
b. Beweeren deeze waarhyd; tegen de tegenwerpeh , ontleent 

a. Uyt de belovten onder voorwaarden , welke voorwaarden egter 
niet uytgedrukt worden , voorgevende , dat de zonden der Jo- 
den dit goed van hen afgewend hebberc. 

k. Uyt het ontbrek-eri der voorwaarden , : dt met Chriftus Koning- 
ryk nvocllen- aangebragt wor-den , dtde werrelcrtot nog toe niet 
gezicn heeft ,-■■ ate zyn de : toetifop3er P^lfereri- tot den berg van 't 
huys des HE E REN ; de verhtfftng deszehs boven alle heuve- 
len. Een groote vrede onder de Volkeren , met het nederleggen 
der wapenen. Jez. 2. 1-^. DeWolv zal met het Lam verkee~ 
ren., en de Luypaid zal by den Geyten-bvk nederieggen , enz.* 
■ \. ' .. Jez. 11. 6-9. '• ' ■= " ''.'.'' ' 

c. Dat deeze Leere eerie afleyding is- van de eenhyd der Godhyd en 

Y a eene 



ST* Hoofd.VI. VJN <DEN MFBVELAJR. D.II. 

eene vermennigvuldigirig van Goden ingevoert heeft , en alzoo 
eene niwe Afgodery is. 
d. Dat Elias nog niet gekoomen is , di 'voor afgezonden moeft 
worden. Mai. 4. 5. Ziet ik zsnde uliden den Profeet Elia t eer 
dat di groote en vreeflyke dag des HEEREN koomen zal. 
B. DE PERZOON des Middelaars moet onderfchydentlyker aange- 
. merkt worden , waar in te overwegen ftaat, 
ji. De vereyfte bekwaamhyd tot het Middekar-ampt. 

a. Dat de Middelaar heeft moeten zyn Theantroopos , Godmcns, 
blykt uyt de voorzeggingen, *Jez. 7. 14. Gnimmanomel, Godmet 
ens. Hoofdfi. 9. 5. Een Kind is ons geboren , een Zoone is ons ge- 
geven , en de heerfchappy is op zyne fchouder : en men n«emt zynen 
naame Wonderlyk , Raad y Sterke God, Voder der Eewighyd, Vre- 
devorfl. Mich. j". 1. Zach. 13. 7. De Man di Gods medgezjslle 
is. En in 't bezonder, 

a. Moeft hy Mens zyn , en wel 

I. Waaragtig Mens. Gen. 3.15. Een zaad der Vrowwe. Pf. 
8.5. Een mens en de Zoone des menffe. Jez,. 9. 6. overmits 
hy worden moeft 

1. Gael, Loffer , of de Verlofler , en overzulks een Broe- 
4 . der. Deut 18: 15, 18. 'Jobxy.zj. Want ik weet myn 

Verloffer leevt , enz.. Gen. 48: 16. 

2. Onder de Wet , op dat hy vervulle dikaiooma toil no- 
mou , de geregtighyd der Wet. Pfal. 40: 9. Uwe Wet 
is in 't binnenfle van my. 

3. Onder de ftrafe des doods , di hy in onze plaats heeft 
moeten lyden , jfefc. 53: 5-7, 12. 

fl. Hailig , chajid. Pfal. 16: 10. 

1. Om dat een zondaar voor zig zelv niet Voldoen kan^ 
v/antz,oogy HEERE de ongeregtighyd gade flaat : Het- 

■-. . i re wi zal beftaan ? Pfal. 130: 3. 

2. Veelmin voor andcrc. Pfal. 49: 8. Nimand van hen 
Zjal zynen Broeder immermeer konnen verlojjen : hy zal 
Gode zyn randzjaen , ksphro , niet konnen betaalen. 

I. Hy moeft 00k God zyn , volgens den eys der Profetien. Gen. 

18: 15, 16. Pfal. 45: 7, 8. word hy God genaamt. Jez.. 

\ 45:21,28. Ben ik het met, de HEERE! en dear is geert 

Cod meer behalven my , een regtveerdig God , een Heyland % 

' tiinwd it 'r dan ik, Wendet unarm tie t en word behonden 

me 



D.n. VAX T>EN MmVELAAR. Hoofd.Vl. i;# 

alle gy ynden der aarde , enz.. Jez,. 45: 21-25. Want anders 
zow de waardighyd des perzoons niet beftaan ; want een zoo- 
daanige wierd'r vereyft. 
I 1 . Om de zalighyd te verwervcn ; want zyne gehoorzaamhyd 
en voldoeninge zow voor veele niet konnen beftaan , en hy 
zow niet magtig genog geweeft zyn den toorn Gods te dra- 
* gen , indien by hem niet zoo wel fterkte , als geregtighyd. 
waare geweeft. Jex.. 23: 24. In den Heere zyn geregtig- 
hyd en fterkte , enz.. 
2. Om de zalighyd toe te paflen : want de menflen konnen 
niet wflrdcn een ygendom van een niet-God , of een bloot 
fchepzel het hoofd der vcrlofte om zyn lichaam levendig te 
maaken : want een zoodaanige moeft hebben den Gecft 
Gods als zynen ygenen , om dien te konnen zenden. Ja 
hy kon als Teftamentmaaker van de ervenifle Gods niets 
weg maaken , zoo hy niet zelv God waare. 
b. Dat nu Jezus zoodaanig geweeft is , en by gevolg de bekwaamhyd 
tot het Middelaar-ampt gehad heeft , leeraart dc H. Schrivtuur, 
wanneer zy aan Jezus Chriftus toefchryvt, 
aa. Beyde de naturen ofwezens. 

1. DeaGoddelyke , bemerktekent in den perzoon des Zoons: 
welkers Godhyd wy te zyner plaatze bewezen hebben. 

2. De Menfelyke j want dat hy een waaragtig Mens geweeft is, 
en geen ingebeelde fchim , of alleen in den uyterlyken fchyn, 
gelyk oulings de Gnoftikcn , en in deeze onze eew eenige on- 
bezonne Menniftcn gedroomt hebben, 

; a. Bewyzen wy, 

1. Uyt de plaatzen, in dewelke hy emMensgetmmt\Not&. 
Ioh. 8; 40. 1 Kor. 15: 21. 1 Tim. 2: 5. En de Zoo* 
ne des menfien , de Zoone Davids. Afatth. 9: 6, 27. 

2. Uyt de deelen di 't wezen van een Mens uytmaaken,' 
"v want de H. Schrivt erkent in hem, 

a, Eenc zile by een lichhaam gevoegt t van het lichhaant 
Hebr. 10. 5. Gy hebt my het lichhaam toebereyd. Matt. 
26. 28. Dat is myn bloed , des N. Teftaments , enz. 
I Petr. 2. 24. Di zjelve onus z.onden in zyn lichhaam 
gedragen heeft j van de zile, lex.. 52. 10, 11. Als 
zyne zile hoar tot een fchuld-offer zjil geftelt hebben t 
Ofll hy zAad zien ; om zyner zjlen arbejd zjil hy 't zi«n 3 
Y 3 enx. A 



if4 Hoofd. VI. VAN T>EN Mm<DELJAR. D. II. 

enz. Matth. 20. 28. Zyne zile te geven tot een rand- 
zjoen voor veelen. En 2 6. 38. Myne zile is geheel be- 
droevt tot'r dood toe. 

b. Allerleye menlfelyke togten , 200 zinlyke di hct lich- 
haam raaken , als hongeren , Matth. 4. 2. Dorflen t 
4. 7. En 19. 28. lezus zeyde , my dor f. Als 00k 
geefleljke , di tot de ziel behoorcn , als toorn , mede- 
lyden. Mark. 3. 5. Als hyze met toorne rondom aan- 
gezien hadde , enz. Droevhyd. Matth. z6. 38. 

c. Uyt zyne dood , waar in de zile aan God , en 't lich- 
haam aan 't gravt overgegeven is. Luk. z 2 . 46, 5 3 . 
Trader in uwe handen beveel ik mynen geefl. Het lich- 
haam afgenomen hebbende , leyde by het in een grav t 
enz. 

h. Beweeren wy tegea de tegenwerpen , genomen uyt Pfat. 
22.7. Ik ben een worm , engeenman: een fmaad der mens~ 
Jen en veragt van den volke. Rom. 8. 3 . Het gene de Wet 
onmogelyk was , dewyle zy door het vlees kragteloos was t 
heeft God , zynen Zaone zendende in gelykhyd des zondigen 
vlees , en dat voor , de zonde , de zonde veroordeelt in het 
vlees. Filipp. 2. 6. 8. Di in de geftaltqp*fi e Gods zynde, 
veenen roov geagt heeft Code evenqelyk te zyn , en in gedaan~ 
te gevonden als een mens, heeft hy zig zelven vernedert, ge- 
hoorzaam geworden tot den dood , ja den dood des kruyjfes. 
hb. Bcyder naturen of wezens eenhyd in perzoon. Ioh. 1 . 1 4. Ho 
logos farx egeneto , het woord is vlees geworden , enz. F/llipp. 
2. 6. 7. 1 Tim. 3. 16. omtrent welke eenhyd wy aanmcrken. 
A A. Wat di zy , of hoe en op vvat wyze het eene wezen zig 
tot het andcrc heeft. 
I, Het Regtzinnig gevoelen leeraart deeze overeenniging. 

a. Den Vaxkr tot oorzaak te hebben. Hebr. 10. 5. en 00k 
den Zoane zelv. Filipp. 2. 7. en nademaal de^t'zaamen- 
yoeging der wezens een werk naa buyten is , " zoo word 
dat met regt geagt aan de dri Goddelyke perzoonen ge- 
meen te zyn, I » 

b. De Wyze zeggen wy eene verborgenthyd te zyn. 1 Tim. 
3. \6. Buyten alien twyfel de verborgenthyd .der Godza- 
lighyd is <rroot : God is geopenbaart in den vleejfe , enz. 
Ten vollen. Kol. 2:9. Naw vereenigt. Matth. 1: 23. 

zoo 



D.II. FAN <DEN MTTWELAAR. Hoofd.VI. i?f 

zoo dat maar een eenige perzoon geftelt word. En vol- 
flandig , zoo datze niet ontbonden word. 
II. Het Onregtzinnig gevoelen , eertyds ter baan gcbragt, is 
te zien in de tegengeftelde dwaalingen , aan d' ecne zyde 
aan Neftor toegedigt, en aan d'andere zyde, aan Euti- 
chus : hoewel dat van Neftor zoo klaar niet is , gelyk in 
* een uytftekend fehrivt , dog zonder naam , getoont heeft 
de Verm. Derodon. Hier wagte zig de Kerk 
i. Datze niet uyt de twee wezens , twee perzoonen ftelle, 
het welke de dwaaling van Neftor gezegt word , waar te- 
gen zy geftelt heeft , de woordjes adiairet eos , onder- 
ichydelyk , en achoriftoos , onaffchydelyk" De Ortder- 
fchyding ontkennen wy uyt kragt der getuygenifTen , i 
Tim. i: <$. Daar is een God , daar is ook een Middelaaf 
Gods en der menfien 3 de menjfe Chrijhts Jez.us. Gal. 3 : 
16. DeOnaffchydelyke eenhyd ftellen wy, dat zelv door 
de dood niet afgefchyden is gewecft , in dewelke hy ge- 
bleven is , de Heere der heerlykhyd , zelv gekruycigt, 
1 Kor. 2; 8. 
2. Datze de twee Wezens niet tot een vermenge en ver- 
keere , het welke de dwaaling der Eutichianen geweeft 
is , waar tegen de woordjes , atre'ptoos , onveranderlyk, 
en azjtggtttoos , onvermengt , geftelt zyn. Deze dwaa- 
ling hebben byna weder ingevoert, 
a. Zommige Wedcrdoopers , ftellende , de verandering 
der Godhyd in de Menshyd door verwifleling van het 
ecne Wezen in het andere gefchied te zyn , tegen de- 
welke wy dat der OuAenatreptoos onveranderlyk, ftaan- 
de houden. 
a. Bevvyzende het Regtzinnig gevoelen, 

1. Uyt de onveranderlykhya. der Godhyd ,""te zyner 
plaats bewezen, 

2. Uyt de plaatzen , di beyde di Wezens onder- 
fehyden, Rom. 1: 3, 4. alwaar gezegt word , Di 
geworden is uyt den zaade Davids naar den vleep- 
fe : di kragtelyk beweaen is te zyn , de Zoonet 
Gods , naar den Geejt der hailigmaaking. Doet 
hier by , Rom. 9: 5. Welker zyn de Voders , uyt 

"'<* welke Chriftus is , voer zj>o veel net vlees aangaat , 

de* 



f7<S Hoofd.VI. VJN DEN MFDVELJAR. D.II. 

dewelke is God boven alle tepryzjen in der eewig-* 
hyd. uimen. 
3 . Uyt de ygenfchappen van beyde de Wezens , di 
onderfchyden zyn , en zaamen te gelyk beftaan, 
waar vanwe hier na zien zullen. 
b. Beweeren wy tegen de tegenwerpen uyt Job. i: 14. 
h. Tegen de Luteranen , di de mededeeling der ygen- 
fchappen ftaande houden , ftellen wy dat der Ouden , 
azjtggutoos, onvermengt, en zullen derzelver dwaaling 
in 't volgende lid wederleggen. 
MB. Nu ftaat ons voorder te onderzoeken de gevrogten der een- 
hyd ; de Godgeleerde tellen'r twee op. 
I. De mededeeling charifmktoon der lievdegaven , beftaande, 

a. In de mededeeling der waardighyd , di van de Godhyd 
aan de menffelyke wezentlykhyd toegebragt word , waar 
door de Zoone des menflen geworden is de Zoone Gods, 
niet een aangenome, maar de waare en ygenZoon, vol- 
gens Rom. 8: 32. Di 00k zjnen ygen Zoone niet gefpaart 
heeft , maar heeft hem voor ons alien overgegeven. Hebr. 
7: z6. Zoodaanig een Hoogepriefler betaamde ons, hailig, 
ennozel , onbefmet , afgefchyden van de aondaaren , en 
hooger dan de hemelen. 

b. In de mededeeling der gavcn en heblykheden. 'Joh. 3 : 
34. Dien God gex.onden heeft , di jpreekt de woorden 
Gods; want G od geevt hem den geefl niet met maten. Kol. 
2: 3. In den welken alle fchatten der wj/shyd en der ken- 
nifie verborgen zjyn. Hebr. 7: 26. 

c. In de mededeeling der magt , di tot de uytvoering van 
't werk des Middelaarfchaps vereyft word. Matt. 28: 18. 
JWj is gegeven alle magt in hemel en op aarde. Joh. y. 27. 
De Voder heeft hem magt gegeven 00k gerigte te houden , 
em dat hy des menjfen Zoone is. Matth. <?: 6.jMaar op 
dat gy moogt weeten dat de Zoone des menjfen magt heeft 
op de aarde de zonden te vergeven , enz.. 

d. In de mededeeling van eere en heerlykhyd , zoo dat de 
ganfle Perzoon aanbiddelyk zy, Hebr. 1: 6. Dat alleEn- 
gelen Gods hem aanbidden. Voeg hier by Filipp. 2: 10. 

11. Heeft hem eenen naam gegeven , welken boven alle 
naam is. Op dat in den naam Jsx.us alle knien der gener 

di 



P,E FJN'DEN MI<DT>ELAAR. Hoofd.VL iff. 

^ di in den hemel is zSg buy gen , en di op de aarden , en di 

onder de aarde zyn. En alle tonge zowde belyden , dat 
Uzms Chrilius de Heere zy , tot heerlykhyd Gods des Va- 
ders. 
II. De mededeeling van ygen fpreekwyzen , alwaar 

aa. Het Regtzinnig geyoelen eene mededeeling erkent, di 

a. Zaakelyk is , fchoon ook de Luteranen lafterlyk zeg- 

fen , dat wy dezelve ontkennen. Deeze zeggen wy 
aar in te beftaan , dat aan den perzoon van net eene 
Wczen benaamt , ook de ygenfehappen van dat We- 
zen toegefchreven worden , Matth. 20: 28. Gelyk de 
Zoone des menjfen niet is geho omen om gedient te war- 
den , maar om te dinen , en zyne zjle te geven tot een 
rantzjoen voor iieelen. 

b. Wbordelyk is , wanneer van den perzoon , naar het 
eene Wezen genoemt , ook de ygenfehappen van het 
andere Wezen verkondigt worden. Job. 3: 13. De 
Zoone des menfehen , di in den hemel is. tfand. 20:28. 

bb. Het dwaalende gevoelen der Luteranen , is ontftaan uyt 

de verdediging van de Leere der (a) medezelvftandi- 

ging j ftellende , dat de ygenfehappen des Goddelyken 

Wczens medegedeelt worden aan het Menflelyke Wezen. 

a. Welk gevoelen wy verwerpen , 

■I. Om veele ongerymtheden ; want het is middag- 

klaar dat de ygenfehappen onmededeclbaar zyn \ de- 

wyl zy als dan geene ygenfehappen blyven ; ten an- 

deren zynze opmaakende het Goddelyke Wezen, 

en mitfdien konnenze zonder de mededeeling der 

Godhyd niet medegedeelt worden ; voeg hier by 

dat de Goddelyke ygenfehappen in eene innigfte 

eenzelvighyd onderhng onder malkander zyn , zoo 

dat- de eene zonder de andere niet medegedeelt kan 

worden. 

2. Indien de Perzoneele vereenniging der Wezentlyk- 

heden, eene zoodaaaige mededeeling vereyfte, zoo 

moeft di wederkeerig zyn , en oyerzulks moeft de 

menffelyke Wezentlykhyd haare ygenfehappen ook 

mededeelen aan de Goddelyke. 

. z 3-;d«j 

( a ) Confabftamiatio. 



'rfi Hoofd. VL -PAR &£tf MTmELAAR. IX Ik 

j. De H. Bladeren zek ontkennen dat de toeygenin- 
genr, waar over 't gefchil is , op de menflelyke We- 
. zehtlykbyd toepaflelyk zyn. 

I . Ditde Alwetenhyd niet medegedeelt is aan Chri- 
ftus ziel ,. blykt , om dat hy opwies- , en gejierkt 
wierd in den geeft , en vervult met wyshyd , Luk. 
2:40. en vers 52. word hy gezegt, toe te nemen 
in wyshyd , en grootte , enx.. Mark. 11: 13. 
Hoofdfl. 13. word hy gezegt , niet geweeten te: 
hebben den dag en ure des laaijlen oordeels. 

II. Nog 00k de Alomtegenwtyordighyd. Matt. z6i 
1 1. My en hebt gy niet altyd met u: Joh, 11:15. 
Ikbenblyde -, dat ik daar , te weeten , by Laza- 
rus , niet gvweeft ben ; dog loot ons tot hemgaan. 

'■'"'.' ' . 'Dbef'hier-by jfeh:i6: 28.- Ik ben van den trader 

uytgegttan , en in de werreld gekoomen : wederom 
ik verlaate de werreld en ga henen tot den Voder. 
Luk 24. '5 '-i. word hy gezegt van hoar opgenomen 
te warden in den hemel. En Hand. 3: 21. te 
blyvert in den hemel tot de tyden der wederovreg- 
thtge alter dingen , enz,. 
b. Verdedigen tfy tegen de tegenwerpen , 

1. Uyt de plaatzcn , Kol. 2: 9. In hem, Chriftus, 1 , 
woont atte de vatbyd der Godhyd lichhaamelyk. Lich- 
haamlyk , derhalven zyn in Chriftus lichhaam God- 
defyke toeygeningen. Matth. 28: 20. Ziet , ik 
ben met tfliden alle de dagen tot de volyndinge der 
werreld. 

2. Uyt de rede, om dat Chriftus zit aan deregterhand. 
Gods , di over al is. 

CC. In wat tyd dezelve zigtbaar geworden is? 
I. In de Ohtvangmg , waar in wy vaft ftellen, 

a. Dat Chriftus het vlees niet uyt den Hemel afgebragV 
heeft , nog uyt een eewig zaad , tegen zommige We- 
derdoopers , niet genogzaam daar op lcttende, dat Gods 
onveranderlykhyd dit niet lyden kan ,, en dat zyne gee- 
ftelykhyd niet deelbaar k. Tot welkcn mifflag zy ver- 
vallen zyn uyt parermeeneia , eerien kwaaden uytleg der 
C < glaatzen, Matth. 1; 20. Het gene in hoar , geweeten,, 

1 Maria, 



P. fl. VAR-*r>EN MF&DELAAn. Hoofd. VI. 175 

Maria , ontvangen is , is uyt den H. Geejt. Job. 3:13* 
JSTimand is ■vpgevaren in den hemei , dan di uyt den kernel 
nedergekoomen is; de Zoone des menjfen di in den kernel 
is. En <S: 32, 33, 52. Moz.es heeft u niet gegeven het 
brood uyt den kernel : maar myn Voder geevt u dat waare 
brood uyt den kernel. Want net brood Gods is ky , di uyt 
den kernel nederdaald. Hoe kau ens deezjs zyn vlees te e~ 
ten geven ? 
b. Maar uyt eene Moeder Maagd. 

a. Om dat de Zoone des men fen. Matt. iS: 13. 00k de 
Zoone van Maria. Matth. 1; 18. en van David t 
Rom. 1:2. genaamt word. 
h. Om dat hy de vrugt des buyks gezegt word Luk. 1: 42. 1 
en der lendenen. Hand. 2: 30. als 00k het zAad der 
Vrouwe. Gen. 3: 13. 
c. Om dat hy met de kinderen der menfTen vergeleken^ 
en den Broederen gelyk geagt word. Hebr. 2: 14. 17. 
Ook flaan wy op de rede geen agt, di uyt de Leere van 
Ariftoteles ontleent word , ontkennende dat de Vrou- 
wen zaad hebben : noch op de vreeze , dat daar uyt 
een zondaar geboren zow worden , dewelke van gee- 
nige waarde is. 
II. In de Geboorte , dewelke wy gelooven gefchied te zyn 
A Zonder kwetzing van den Maagdelyken ftaat. Iez,. 7: 14." 
!Ziet , een Maagd z,al zjw anger worden , en zal eenen 
Zoone baaren , enz.. Ier. 31:22. De HE ERE heeft 
iv at niews op de aarde gefchaapen ; Nekebha tefobkebh 
gabher , de Vrouwe zfll den Man omvangen. 
b. Egter is het daarom niet noodzaaklyk dat hy met eene 
gellotene baarmoeder geboren is geweeft : het tegendeel 
fchynt aangewezeri te worden. Luk. 2: 23. Alwatman- 
Jykis, dat-demoeder opent , enz.. 
JB. Hetgezag, tot de uytvoermg van datMiddelaarampt vereyft, moeft 
afdaalen van den wille des Vaders , di den Zoone toeftaat dat ampt aan 
te vaarden , en hem daar toe verpligt. Hier van daan word hy ge- 
zegt, 

ma. De Middelaar , 1 Tim. 2: 5, 6. Daar is ook eenMiddelaar Gods 
en der menjfen. Di hem zel-9 gegeven heeft tot een randzoen vobr 
Men , zynde het getuygenis ter zyner tyd. Hebr. 9: 15. Daarom 

Z 2 ii 



§8o Hoofd. VI. VAN<nm MmmELAAR. D. II, 

is hy de Middelaar des Niwen Teftaments t enz. Hebr. 12: 24. 
Tot den Middelaar des Niwen Teftaments Iezus, enz. welkers werk 
is , niet by de menflen , maar by God verzoeningc te weeg te 
brengen ; want devvyl de Middelaar tuflen de verfchillende partyen 
vrede maakt , zoo is de verzoeninge het gevrogt van *t Middelaar- 
fchap. 

a. Dit werk der verzoeninge houden wy tegen Socin ftaande , te 
zyn onze verzoeninge , by God te vcrwerve/i. 
1 . Ora dat God begrepen word , als verftoort en vergramt te- 
gen de zonde en de zondaaren , di overzulks moeft verzoent 
worden. Rom. 5: 10. Indien wy vymden zynde , met God 
verzoent zyn door den dood zyns Zoons , enx.. z Kor. 5: 19, 
2 1 . God was in Chriftus de werreld met zig zelven verzoenen- 
de. Efez. z: 17. Koomende heeft hy , te wecten , Chriftus, 
door het Euangelium vrede verkondigt , enz. Kol. 1: 20,21. 
• Dat hy door hem vrede gemaakt hebbende door het bloed zyns . 
kruyffes , door hem alle dingen verzoenen zow tot zig zelven , 
enz. 
2; Om dat hy Middelaar is uyt borgtogt om antilutron 'i rand-* 
zoen of losgeld voor de zondaaren te betaalen. Matth. 20: 28. 
Gelyk de Zoom des menffen gekoomen is, om zyne zile te geven 
lutron ant i polloon , tot een randzoen voor veelen. 1 Tim. 2: 
5, 6. Daar is een God , daar is 00k een Middelaar , de mens 
Chriftus Iezus. Di zig zelven gegeven heeft tot een randzoen 
voor alle , enz. Hebr. 7: 22. Van een zao veel beter verbontt 
is Iezus borge gewarden. 

b. Dit werk voerd hy uyt naar beyde zyne naturen of wezens. Hier-« 
om moet hy voor Middelaar erkent worden. 

1 . Volgens zyne Goddelyke Wezentlykhyd , tegen StankarusY 

2. Volgens zyn Menflelyk Wezen , tegen Ofiander. 

c. Hy is de eenige Middelaar en alleen ; tegen de Pausgezinden ^ 
di meer Middelaar^ ftellen. H.. Dwv Om de aanroepinge der 
hailigen ftaande te houden. 

a. Wy bewyzen het tegendeeL 

1. Uyt de uytdrakkelyke plaatzen. tTim.z:^. Een God ', 
en een Middelaar Gods en der menfien , de menjfe Chriftus 
Jezus. Eland. 4: 12. De zalighyd is in geenen aaderett- 
C Joh. 14; 6. Jezus zeyde tot hem , Ik ben de weg , en de 

•tvaarhyd , en 't leven* Nimand koemt tot den Voder dm 
door my. ' " 11, Uyt 



D.E VAN <DEN MI<DT>ELAAR. Hoofd.VI: rti 

II. Uyt het vereyfte rcgt der verzoeninge, 't wclk aan Chri- 

ftus alleen toekoomt , waar door* Chriftus is de verzoeninge 

votr onze zjonde. i Joh. i: zt Hebr. 9: 25. 

b. Bewecren wy tegen de tegcmverpcn ontleent uyt Deut. 5: 5. 

vergeleken met Gal. 3: 19. alwaar Mozes deMiddelaar gezcgt 

word , en uyt Job 42: 8. alwaar Job voorgeftelt word als cen 

Middelaar , di voor zyne vrinden bidden zow. 

bb. De Chriftus of de Gezalvde tot dri Ampten. 

I. Het PROFETIS dat den Meffias tockwam , volgens dePro- 

fetien , Deut. 18; 18. Eenen Prefeet z.al ik hen verwekken uyt 

het midden htmner Broederen , als u : en ik z.al myne woorden in 

zjynen mond geven , en hy zal tet hen fpreken alles wat ik hem ge- 

biden zal. fez. 42: 1. Ziet myn knegt , dien ik onderfteune , myn 

uytverkoren : Ik heb mynen Geeft op hem gegeven, hy zal het regt 

den hailigen voordbrengen. En 55: 4. Ziet ik heb hem tot een 

getuyge der Volken gegeven , eenen Vorfl , en gebider der Volkert. 

Entfi: 1. De Geejt des Heeren HEEREN is op my , enz. 

Joel 2: 23. word hy genaamt , hammore lizdiki , dien Leeraar 

ter geregtighyd. Welk Profetis-ampt Chriftus 00k geoefent 

heett : waar van , 

AA. De Leere uytgeblonken heeft. 
A A. Ten aanzien van de wyze van Leeraren , dewcike hy 
met het hoogfte gezag geoefent heeft. Ioh. 3.' 31, 32. Di 
van boven koomt , is boven alle : Di uyt de aarde , is uyt de 
aarde , en fpreekt uyt de aarde.. Di uyt den kernel koomt, it 
boven alle. En 't geene hy gezien en gehoort heeft , dat ge~ 
tuygt hy. Dus leeraarde Chriftus , als magt hebbende. Matt. 
7: 29. en wel met de grootfte kragtdaadighyd, zoo dat der 
leerlingen herte brandende was in hen , als hy tot henfprak op 
den weg , en als hy hen de Schrivten opende. Luk. 24: 2 2 t 
Ioh. 6: 45, 1 

BB. Ten aanzien van den xnhoud zyner Leere , en tttf 
aa. Des Geloovs y wanneet hy aangekondigt heeft , dat de 
gehoopte zalighyd van hem vcrkregen wierd , of was. 
Hebr. 2:3. Hoe zjtllen wy ontvliden , indien wy op zja» 
grooten zjilighyd geen agt geven'i dewelke begonnen zyn- 
de verkondigt te worden van den Heere. 
bb. Der Zeden en des Wets , alwaar, 
a, Wy erkeunen dat Chriftus de Zedcn-wet gezuyvert 
? 3 h e *& 



&% Hoofd. VI. FAN T>EN MI'D'DELJJIl JD. H. 

heeit van 't vcrderv der Farizcen j dog de Wet zelv ver- 
betert en vermeerdert te hebben ontkennen wy tegen de 
Socinianen , dewelke , H. Dvv. Op datzc Chriftus den 
titel van Zaligmaaker zonder voldoening zowden toeyge- 
nen , het regt van dien titel zoeken in eene niwe Wet- 
geving , waar door hy de eerfte den weg der zalighyd 
nawkeuriger zow aangetoont hebben. 
a. Bewyzende , dit Leerftuk der Socinianen ftrydig te 

I. Tegen de hailighyd en volmaaktbyd der Wet, aan- 
gewezen , Pfal. 19: 8. Be Wet des HEEREN 
is volmaakt , enz.. en wcl zoo , dat J r niets by , nog 
afgedaan mag warden. Deut. 12: 32. Welke vol- 
maakthyd zy ontkennen. 

-z. Tegen Gods hailighyd , welkers fchets vertoont 
was i£ de Wet. Rom. 2: 18, 20. 

3. Tegen Gods opregthyd ,• want zy worden gedron- 
gen di nawkeuriger Wetgeving zamen te voegen 
met eene zekere ( a ) kwytfchelding , zoo dat God 
dus voor geregtighyd aanneemt , 't welk in alien 
deelen niet'in den haak, en eene fchandelykefchyn- 
hailighyd is. 

4. Tegen het getuygenis van Chriftus zelv. Matth. 
5: 17, 18. Meent gy dat ik gekoomen ben om de 
Wet of de Profeten te ontbinden : Ik ben niet gekoo- 
men em di te ontbinden , maar te vervullen. Want 
veorwaar zjeg ik u, tot dat de hemel endeaardevoor~ 
by gaan , zalder niet eenjota nog tittel van de Wet 
voorby gaan , tot dat het utiles z.al z.yn gefchied , enz* 

h. Verdedigen het tegen de tegenwerpen , 

1 . Uyt de plaatzen di eenige verbetering , zoo zy waa- 
nen , fchynen te kennen te geven. Matth. 5: 27, 
28. Gy hebt gehoort dat van de Ouden gezegt is , gy 
z,ult geen Over/pel doen. Maar ik z.eg u , z.00 wi 
eene Vrouwe aanziet , om dezelve te begeeren , di 
heeft reeds Overfpel in zyn herte met haar gedaan. 
%. Uyt een niew gebod bygebragt. loh. 13: 34. Eea 
mew gebod geev ik u , dat gy malkanderen liev hebt, 
.'"'.'.'. enz.. 

* ■ ■ (a) AcceptiUtiO. 



D.U. FAN <DEN MHXDELAA&. Hoofd. VI. i 

enz. En uyt uytdrukkdyke beveelen , Matth. \6« 
24. beveelt Chriftus, Zoo imand agter my wil koo- 
, men , di vertochene "zig zelven , enz,. 

b. Wy belyden 00k , dat Chriftus de Wet der plegte- 
telykheden zoodaanig vervult heeft, datze in hem hun 
ynde bereykt heeft : als di in zig zelv de betekende 
zaak vertoont , en overzulks aan \ oogmerk van di 
Wetgeving voldaan heeft , zoo datze met hem heeft 
moeten afgefehaft worden : het welk wy 
a. Bewyzen tegen de Joden ? di de eewighyd van de 
Wet der plegtelykheden voorftaan. 

1 . Om dat de geboden der plcgtelyke Wet behoof" 
derr tot de Wet des welbehagens , of tot geboden 
di met goed zyn. Ezech. 20. 2 f. vergeleken met 
vers 1 1 . dcwelke met teleioofei , de volmaakthyd 
des N. Teftaments niet beftaan konnen ;. want 
di laat maar alleen toe Wetten , di God in de her- 
ten infchryft. I'er. ji. 33. 

2. Om dat de geboden van de Wet der OfFerhan-" 
den en Reynigingen door zig Gode niet aangc- 
naam zyn. lez. 1. 1 1-14. Waar toe zal my zyn. 
de veelhyd uwer ffagt-offeren ? Zegt de HEERE t 
ik ben zat der brand-offeren der Rammen en des 

fmeers, ivi heeft zjulks van uwe hand geeyff? enz. 
Want ik hebbe luff tot weldaadighyd en niet tot of-* 
fer : en tot de kenniRe Gods meer dan tot brand" 
offeren. Hoz. <?. 6. 
j. Om dat de Wet en mechokek de Wetgever maar 
tot de koomftc van Chriftus plaats gehad hebben. 
Gen. 49. 1 a. en Chriftus heeft moeten vervullen 
het geene de Wet niet doen kon. Pf. 40. 7, 8, 9. 
Gy hebt geerien luff gehadaan (lagt- offer en fpys~ 
offer- , gj hebt my de ooren doorboort : brand-offer 
tjoch zond- offer • hebt gy niet ■ geeyfl. Doe zeyd ik y 
ziet ik koome r in de rolle des boeks is van my ge~ 
fc'hreven, Tk hebbe luff , myn God , om uw 
welbehaagen te doen- : en uwe Wet is in 't midden, 
myns ingewands. Waarom de Offerhanden met 
zyne koomfte hebben moeten ophouden. Dan. 9* 

M.- *7v 



,i«4 Hoofd.VI. FJN<DEN MWVELAAR. D.H 

24. 27. En in de helvt der weeke xjil by hetjlagt~ 
offer en fpys-offer doen ophouden , te weeten na de 
uytrooijing van den Meffias , en de vrjwiliige of- 
fergivte , Cr muntts. Hab. 2- 4. Ziet zyne zjle 
verheft haar , zy is niet regt in hem : dat is , di 
. met geene regte lievde verlangcn , en geloov zy- 
• ..<£ - nc zile beftuurt regelregt tot dien Uytroeper, en 
-■'-.■ di Getnyge, maar zig op de hoogte verheft, orh 

•<,"%'. zig daar door tot zekerhyd te verfterken, te wee- 

ten den Tempel op den Berg gebowt als een fterk- 
te aangrypt , en de Oflerhande volgt , en over- 
zulks di plegtelykheden aankleven wil , diens zile 
is niet regt , mitfdien zalze daar door niet leven t 
maar door het geloove. 
b. Verdedigen tegende tegenwerpen derjoden, ont- 
kennende 

1. Het Verbond Abrahams of de befnydenifle gc- 
geven te zyn legnoUm , tot in eewighyd. , Gen. 
17. 7. _ 

2. Dat God niet veranderlyk'geweeft is , en over- 
zulks zyne Wet obk niet verandert. 

ec. J9ir frofetien : want Chriftus heeft de gevallen van de 
Kerk in veele plaatzen klaar uytgelegt , dewelke 00k door 
de uytkoomft bewaarhyd zyn. Ziet Matth. 24. en 25. 
€C. Ten aanzien van den oorfprong , ftellen wy vaft dat 
Chriftus alle deeze dingen geleeraart heeft , en 00k konde 
leeraaren wegens de mededeeling der lievdegaven ; o'm dat 
hy is de eewige Zoone Gods , met den Vader mewuftig en 
deelgenoot zynde van den Raad des Vredes : zoo dat de 
Socinianen te vergeevs verdigten , dat hy voor het aanvaar- 
den van het Profetis-ampt , in den Hemel opgenomen is 
geweeft , om van God tc hooren , en onderwezen te wor- 
den in di dingen , di hy daar na aan de werreld aankondi- 
gen zow. 
a. Dit verdigtzel verwerpen wy daarom, 

a. Om dat Chriftus niet meer dan eenmaal ten hemel is op~ 
gevaaren. Hebr. 9; 12. ISliet door het bloed der Bok- 
ken en Kalveren , maar door zyn y gen bloed , eenmaal 
ingegaan in het hailigdom , erne eewige verlojfinge te 
iveeg gebragt hebbende. b. On> 



0. n. FAN 'DEN MTDVELAAR. Hoofd. VI. i*f 

b. Om dat de Priefter niet dan met bloed heeft moeten 
ingaan. Hebr. 9. 7. In den tweeden Tabernakel ging 
allien de Hoogenpriefler eenmaal dis jaars , niet z.onder 
bloed , enc. Derhalveu 00k Chriftus niet voor dc 
uytftortinge zyns bloeds. 

c. X)m dat Chriftus nergens gewag maakt van di opne- 
ming, 00k had hy dezelve niet noodig, dewyl hy zely 
was God geopenbaard in 't vlees. 1 Tim. 3. \6. 

b. Beandwoorden wy ligtelyk 

a. De getuygplaatzen , dewelke zeggen , dat Chriftus 

uyt den Hemel nedergedaalt is. Ioh. 3.13. Nimand 

irotgevaren in den hemel , dan di uyt den hemel neder~ 

gekeomen is , de Zoone des menfien, di in den hemel is. 

Dat hy voor zyne doorlugtig* Hcmelvaart eerft in den 

Hemel geweeft is. Ioh. 6. 6%. [Wat z.oudet] dan \zyn\ 

zoo gy den Zoone des menjfen zaagt epvaren , door hy 

te vooren was ? en dat hy het zyne van den Vader ge- 

leert heeft. Ioh. 8. 38. Ik Jpreke , dat ik by mynen 

Vader gezjen heb , enz.. zegt Chriftus. 

Jf. De giflingen van de verrukking van Mozes en Pau- 

Jus : vvaar uyt zy befluyten , dat dit Chriftus niet min 

heeft moeten overkoomen. 

h jj BB. De Wonderdaaden , waar door hy de Goddelykhyd zyner 

Leere beveftigt heeft : dewelke 00k zeer groote geweeft zyn, 

x - als Ioh. 9. 32. Van alle eewen is 't niet gehoort , dat imand de 

eogen eenes blindgeboorenen heeft geopent ; gelyk als Chriftus 

gedaan heeft ; hier van daan word Chriftus lof uytgedrukt. 

Luk. 24. 19. Dat hy een Yrofeet was kragtig in woorden en 

•werken , voor God en alle het Volk. En zeer mennigvuldige, 

gelyk overvloedig uyt de Euangelien blykt , en 't welk nog 

grooteris;, .dat.hyze uytygene kragt verrigte. Matt. 9. 35. 

Genezjende alle zjekten en alle kwaalen onder het volk. Ja 

Hoofd. 10. i. word hy gezegt , aan zyne Leerlingen de magt 

gegeven te hebben , om de onryne geefien uyt te werpen , en om 

alle zjekten , en alle kwaalen te genezjen. Ziet Ioh. 14. 12. 

CC. Een Voorbeeld van een hailig leven , \ welk hy gctoont 

heeft. 1 Petr. 2. 21. Ons nalaatende een voorbeeld, op dat 

gy zyne voetflappen z.owd naavolgen. Om alz.00 te wandelen, 

gelyk hy gewandelt heeft. iloh.z.6. 

Aa II. HET 



it6 Hoofd. VI. FAX mMMMmWELJJIL D. HI 

II. HEX- PiRlESTERAMPT , het-welk op Chriftus 
-pafltett tnib'eft , volgens de voorzeggingen , Pf. no. 4. De 

\ff]5 ERE heeft gezwooren , en 't zal hem niet beronwen , 

gj zyt Priefter in eewighyd , naar de ordeninge Afelchize- 

deks. Zach 6. 12. En hy zal Priefter zyn op zynen throon. 

Aan de eene zyde met te-offeren, en aand'andere zyde, 

met tuffen byde te gaan , het welke bydegaar voorzegt is , 

• ; ■lea. 53. 10. 17. Als zyne zile haar tot een fchuld-offer xjat 

gejielt hebben; omdathy zyne zjle uytgeftort heeft indendood. 

en hy veeler zonden gedraagen , en voor de overtreders gebe- 

den heeft. Dat Je2us dit ampt bedietlt heeft in byde zyne 

deelen , verklaarende Schriften des Niwen Teftaments. 

ji. De Priefterlyke Ojferhande word verhaalt , Hebr. 9. 14, 

Hoe veel te meer zal het bloed van Chriftus , di door den 

eewigehG&ftzig zelii&i Gode onftraffelyk opgeoffert heeft y 

uwe confcienti of medegeweten reynigende van doode wer- 

ken , enz. Waar in 

1 . Chriftus zelv de Priefter is. 

ii. Ook het Slagt-offer zelv , naar zyneMenflelykeWe^ 
zentlykhyd, door deOfferhande van Jezus Chriftus lich- 
■ haam t, eenmaal gefchied. Hebr. 10. 10. Di zelv on- 
ze zonde in zyn lichhaam gedragen heeft op het hout. 
1 Petr. 2. 24. Verzoenende onze zonde dodCeen ee- 
nige Of&rhande. Hebr. q-. 16. Nh is hy eenmaal in de 
voleyndmge der eewen geopenbaarty om de zonde te niet 
te doendoor zyns zelvs Offer hande. 
1 1 1 . De plaats daar deeze OfFerhande gefchiden moeft 
is de aarde , ja het Kruys : het Welke men tegen de 
Sociniaanen aanmerken moet , dewelke ftellen , dat 
Chriftus niet op de aarde , maar eerft daar na in den 
Hemel Priefter geworden is , om de Leere zyner vol- 
doening te ontzenuwen. 
a. Welk gevoelen wy wederleggen , 
a. Om dat alle Hoogepriefter en deszejvs Of&rhan-< 
de aan de aarde verbonden word, Hebr. 5. 1. 
tVant alle Hoogepriefter uyt de menjfen genomeny 
iuprd geftelt voor de menjfen , om de zaaken di by 
God te doen zyn , op dat hy offer e gaven enjlagt* 
efferen voor de zonde ; waar onder Qok Chriftus 
gerekent moet worden^ b, Om 



,ir, Om dat Chriftus QfjEQrbfcnde gezegt word op de 
aarde gefchied te zyn,, wanneer hy zigzjelvenvoor 

. ons heeft overgegeven- tot eene offerhande en een 
Jlagt-offer Gode x tot eerien j^elrikenden reuk. E~ 
fez.. J. I. Want met eene offeyhande heeft hy in 
eewighyd, volmaakl ■ dt 'gene M^geheyligt warden. 
Hebr. 10. 14. . . , 

c. Om dat de Ofterhande onderftelt word volftrekt 
voltooyt te zyn Voor zyne Hemelvaart , als zynde 
hy eerft ,; na dat hy de reynigmaakinge onz,er z.on~ 
den door hemzjehen te weeg gebragt heeft , gez.e- 
ten aan de regterhand der Mafeffeyt in de hoogsle 
Hemelen. Hebp. i.'j.; Hoofdft. 9. 12. Zynde 

, eenmaal ingegaan in het Heylifdom , eene eewige 

Verio fflnge te %v~?eg\geiragt hebbende. Voeg hier 

by Hebr. 10. 12. Maar deezje een Jlagt-offer voor 

de zjonde geojfert hebbende , is in eewighyd gezjetert 

. aan de regterhand : Gqds. • 

d. Om dat de OfFerha^de yani^hriftus geftelt word 
_;• •: ', als ifij: % ene reys, volbragt te, zyn ., en overzulks van 

" • de vocdpraak'v 4n de-Hfetfrjeleute^verrigten, 011- 
dcrfchyden te moeten worden , als iets dat voor- 
gegaanvisK. Jrlebr. 9. 25-28. JSfog 00k op dat hy 
z.ig ,z.el^£n fckwaal z,ow pfferen , maar nu is hy 
, : ... eenmaal : M de volyndinge der eewen geopenbaart. 

jUz.00 q$k Chriftus ^eenmaal geojfert , om veeler 
. ■ - zjtndqn u*egte nefneft y : en%.< Hebr. 10. 12. Chri- 

fius , em: fagt-offer voor de'zjonde ge offer t hebben- 
de^ is in eewighyd gezjeten aan -de regterhand Gods. 
b. De tegenpartyen bretagen in de gepaygplaatzen , dat 
■'.„ Wjfjeefflen |5oQgenpri6fter hiebbeA moeten , di door 
de'^^elenyd«prg\egmHSis,;Hekr.^. 14. Want in-t 
dien hy oprOm^eH wgare , . sipc <_z.owde hy z.elv geeit 
■ Priefier zyn. Hebr. -8.4. Ziet Hebr. 7. 26. Want 
scoodaanigen Hoogenpriefter betaamde ons , hailig t 
onnoozjsl , onbefmet , afgefchyden van de zjondaaren i 
en hotoger dan de hemelen geworden. 
B. De Voorfpraak is de tweede daad van zyn Prieiter-ampt,' 
waar door hy. , gedurjg dc, waar.de en verdienfte zyner 
A a 2 Offer. 



188 Hbe&V*. yjNmmMm e £>ELAJ& D.H 

Offerhande voordragende , den loon van zyn werk weder- 
cyft , te weeten , de uytverkorenc tot zynygendom, en 
alle de gaven di hen noodig zyn. Rom. 8. 34. Di 00k ter 
rSgter hand Gods is : di 00k voor ons bid. Hebr. 9. 24. 
Chriftus is ingegaan in den hemel zelv , om nu te verfchy- 
rien voor het aangez,igte Gods voor ons. Het welk in alien 
deelen voor ons is , als zynde eerft hilafmos , eene ver~ 
xjoeninge voor ons geworden , nu met regt onzje Voor~ 
fpraak is. 1 Joh. 2. 1, 2. 
III. HET KONINGLYK AMPT, het welke Chri- 
ftus toekoomt , volgens dc voorzegging , PC. 2. 6. Ik dog 
heb mynen Koning gezjilvt over Zion , den Berg myner hai- 
lighyd. De' heerfchappy is op zyne fchouderen , enz.. "Jez.. 9. 
<,6. Daar na sullen zig de Kinder en Ifrajels bekeeren en._ 
jjtekendeti HEERE harenGod, en David haren Koning: 
en zy zjullen vreetende koomen tot den HE ERE , en tot 
zyne goedhyd , in 't laatfte der dagen. Ook word dit aaa 
Jezus toegefchreven in 't Euangeli : alwaar met eenen aani 
gemetkt word. •' 

i. De hoedahighyd van dat Ryk ^ dat het geeftelyk en niet 
Werrelds is. joh. 18. 3d. Myn Koningryk is niet van. 
deezje werreld : want het Koningryk Gods is niet fpyzje en 
drank , maar regvaardighyd , vrede , en blydfchap door 
den Hailigen Geefl. Rom.\^.ij. 
Z. Deszelvs wyduytgeftrekthyd , waar door hem is gegeven 
allfi magt in hemel en op aarden. Matth. 28. 18. Want 
de Vader heeft alle dingen zyne voeten onderwor^en , en 
heeft hem der gemeente gegeven tot een hoofd bavtn alls 
dingen. Efez. 1. 22. 
q. Van welk Koninglyk-ampt de deelen zyn, 

I. Het Befluur met alle vrye bedeeling van genade. Pf. 
45:7. llwen thr&on , o God is eewiglyk en altoos ; de 
Schepter ttwes Koningryks is een Schepter van regtmatig- 
hyd. Waar in aan te merken is , het regt en de be- 
zitting van dat Koningryk , en de befturing deszelvs, 
of het oordeel , Pfal. no: 2. De HE ERE zaI den 
Schepter uwer fterhe zjenden uyt Zion : zeggende , 
heerft in 't midden uwer vyanden , dat is , vergadert 
• . uwe Korke wider de vyanden , het zy zy tegenftreven 

of 



D. ft VAN. "DEN MIWELAAR. Hoofd.VL i% 

of niet , enz. Vers 3 . Uw Volk , di u als hunnen 

Koning onderworpen zyn , aal z.eer gewillig zyn , in 

hailige firagien , dat is , verfiert en aangedaan met de 

lievdegaven van den Hailigen Geeft , en de Vrugten 

uwer genade , enz. 

II. De Befcherming. Rom. 8:31. Zoo God voor ons is t 

wi x.al tegen ons z.yn ? Vers 3 3 . Wi zjil befchuldigin- 

gen inbrengeri tegen de uytverkorenen Gods ? Vers 34, 

Wi is 't di verdoemt ? Vers 3 5 . Wi zal ons affchyden 

van-de lievde van Chrifus ? Vers 37. In deepen alien. 

zyn wy meer als overw'mnaars , door hem di ons liev 

gehad heeft. Want wy in de kragt Gods bewaart wor- 

den , door het geloove , tot de zalighyd di bereyt is om 

geopenbaart te ivorden in den laatfien tyd. 1 Petr. 1: j. . 

A. De Getrowhyd van den Borge , in de uytvoering 

van di Ampten aangewent , word gezien in zyne 

levens wyzcin zynen tweederlyen ftaat, van Verne- 

dering , namelykj en van Verhooging. Filipp. 2: 

7-1 1. 

a. De Stoat der Vernedering erkent door trappen. 
a. Dat Jezus Chriftus geleden heeft. 1 Pet. 2: 2 1, 1 
Dewyl 00k Chrifius voor ons geleden heeft. 
Hand. 26: 23. Dat de Chriftusiyden moejt. 
Van welk lyden het onderwerp DAT, Chri- 
ftus geheelePerzoon, en 't onderwerp WAAR 
I N is zyne MenrTelyke Wezentfykhyd zoo in 
ziel als lichhaam. 1 Petr. 4: 1. Dewyle dan 
Clrriftus voor ons geleden heeft , enz.. Afatth* 
26: 38. Doe zeyde hy tot hoar, myne zile is 
geheel bedroevt ter dood toe. Luk. 22: 44, 
Welkers zwaarwigtighyd daar inuytbiinkt, dat 
hy van den Duy vel verzogt is geweeft. Luk. 
12; 53. Ditis tiwe we en de magt der duy- 
fiernijfe. En in eeniger wyze van den Vader 
verlaaten is. Matth. 27; 46'. Myn God, myn 
God , waarom hebt gy my verlaaten ? 
b. Is gejjorven , dat is , het dierlyk leven uytge- 
bluft zynde is de ziel weder tot God gekeert, 
zoo dat daar in eenc waare fchyding van ziel en 
Aa 3 '" lid*. 



#6 Hoofd.VI. VAN <DER MFBTiELAAR. D.II, 

lichhaam plaats gehad heeft , gelyk tiat hct ver- 
haal van Chriftus lyden leeraart , en Heb. i : p. 
e. Is begraven. Adatth. 27: 59, 60. En Jozef 
het lichhaam nemende , wand het zelve in een 
zjuyver fyn lynwaad. En lejde dat in zyn mew 
graf , het welke hj in eene fieenrotze uytgehou- 
- <wen had. 

d. Is Nedergedaalt ter hellen. Hand. 1: 27. Gj 
ZJtlt myne zjle in de helle niet vcrlaaten , enz. 
Over den zin van welk lid vccl getwift word 
onder de Geleerden. De Paufgezinden vvillcn , 
dat hy nedergedaalt is in het Voorburg der Va- 
deren na zyn dood , zonder agt te geven dat 
dit Voorburg dgraphos , onbefchreven is , ge- 
'■■''' Afs. Wy in 't voorgaande Hoofddeel aangetoont 
eh wederlegt hebben ; en zonder daar op te 
letten , dat Chriftus aanftonds na zyn dood in 
het Paradys ingegaan is naar zyne zile. Luk. 
23:43. De Luterranen willen , dat Chriftus 
Ziel tot beiieden in de helle nedergedaalt is, 
op dat hy zyne overwinninge toonenzow, zon- 
der agt te geven , dat dit lid niet tot zyne ver- 
hooging behoort , maar tot zyne vernedering. 
Uyt de Hervormden verklaaren zommige dit 
lid van den ftaat van Chriftus hel-angftig 
Lyden , en andere van zyne begravinge ; vvaar 
over den Chriftclyken Onderwyzer naagezien 
kan worden. 
b. De Staat van Verhooging , di op den dcrden dag 
na Chriftus dood zynen aanvang neemt , laat de 
volgende trappen toe. 

a. De Wederopftanding. Matth. 28; 6. Hy is 
hier niet ; want hy is opgeftaan gelyk hy gezegt 
heeft. 1 Kor. 15: 3,4. Ik heb uliden ten eer- 
jlen overgegeven , 'tgene ik ontvangen hebbe ; en 
dat Chriftus is begraven , en dat hy is opgeftaatt 
ten der den dage , enz. Het welke is de weder- 
vereeniging der ziel met het lichhaam. Job. 
K>: 18. Ik hehbe magt het leven af te leggen , 

en 



D. II. VAN DEM MIT>T)ELJJR. Hoofd. VI. r^l 

en ik hebbe magt het zjelve wederom te nemen i 
ook te gelyk met meerder heerlykhyd. Filipp. 
y. 21. Di oris vernedert lichhaam veranderen 
zjil , op dat het icelve gelykvormig werde zyn 
beerlyk lichhaam. 
I. De uytvverkende oorzaak deszelvs is 

1. De geheele Godhyd. Hand. i:j2. Dee* 
zjen jfezjts heeft God opgewekt, waar van 
ivy alle getuygen zyn. En de Vader. Efez,. 
i: 20. :Zyne magt , di hy gevrogt heeft in 
Chriftus , ah hy hem uyt den dooden heeft 
opgewekt , enz.. Door den Geeft. Rom. 
8; ii. De Gee/} des genen di JezMs uyt 
den dooden opgewekt heeft , enz.. 

2. Chriftus zelv heeft door de kragt zyner 
Godhyd dat aan zig zelven bewezen : want 
dat Chriftus door zyne yge kragt opge- 
ftaan is.. 

a. Bewyzen wy tegen de Socinianen , di 
: ons dit bewys voor Chriftus Godhyd 

poogen te ontvringen. 

a. Om dat Chriftus dat van zig zelv 
voorzegt en beloovt heeft , Joh. 2: 
19. Breeh deezjen tempel , en in drt 
dagen zjil ik denzjelven oprigten. 

h. Om dat hy deeze wyduytgeftrekte 
magt zig zelv toegepaft heeft. Joh._ 
10: 17, 18. Daarom heeft my de Va- 
der liev , overmits ik myn leven af- 
legge , op dat ik het zelve wederom 
neme. Nimand neemt het zelve van 
my , maar ik leg het van my z.elv aft 
ik heb magt om het zjelve of te leggen t 
en ik heb magt om het zjelve wederom 
te nemen : Dit gebod heb ik van my* 
nen Vader ontvangen. 

f. Omdat hy zelv gezegt word hem^ 
di de magt des doods heeft , door 
deeze zegenpraaling oyerwonnen te 

""aebj 



fj* Hoofd; VI. VAK VEN MIWELJJR. D. H 

hebben. Hebr. 1:14. Op dat hy door 
den dood te niet doen mow den genen t 
di 't geweld des doods hadde , dat is t 
denDuyvel. 1 Kor.iy.tf-jj.Dood, 
waar is uwe prikkel j Helle , waar 
is uwe overwinninge ? De prikkel ntt 
des doods is de aonde : en de kragt 
der zjonde is de Wet. Maar Code zy 
dank , di ons de overwinninge geevt t 
door onzjen Heere 'Jezjts Chriftus. 
b. Verdedigen wy tegen de tegenwerpen 
ontleent, 

a. Uyt de rede , dat nimand zig zelf 
kan opwekken. ^ 

b. Om dat Hand. 2: 24. gezegt word, 
dat God hem opgewekt heeft , enz. 

II. De Omftandighyd des tyds is , dat bet zel- 
ve gelchied is , op den derden dag. Hand. 
10: 40. Deexjen heeft God opgewekt ten der.- . 
den dage. 1 Kor. 15:4. En dat hy is opge- 
wekt ten derden dage , naar de Schriften. 
& De Hemelvaart. Hand. 1: 11. Deeze Jezus', 
di van u opgenomen is in den hemel , zal dz.00 
koomen gelykerwys gy hem hebt zien henen va~ 
ren. Efez. 4: 10. Di nedergedaalt is , is de- 
ceive 00k di opgevaren is verre boven alle de he-* 
melen. In weficen Staat aan te merken is , 
I. De Plaatzelyke overvoering van het weder- 
levendig gemaakte lichhaam tot in dc zit- 
plaatze der zaligen, tegen deLuteranen, de-t 
welke di plaats-verwifleling verwerpen. H. 
Dvv. Om de atopia , onplaatzelykhyd des 
verbeerlykten lichhaams te beweeren, en al- 
zoo de domtegenwoordighyd van Chriftus 
lichhjain met de Leere der medezelvftandi- 
ging te zamen te voegen. 
a. Wy bewyzen deeze plaatzelyke overvoe-> 
ring. 

a, Ora dat Chriftus gezegt word de aarde 

ver- 



©,H. FAR %>EN MfflDELAJX. Hoofd.VI. i?p 

laaten.te hebben. Joh. 16: 28. We~ 
derom perlaate ik de werreld , en gaa 
henen tpt ^nynen Vader. A4atth.z6: n. 
Want de armen hebt gy altyd met «, 
maar my hebt gy met alt yd. 
b. Om dat hy gezegt word in den hemel 
ingegaan te zyn , in cene tegengeftelde 
©nderfchyding van zyne tegenwoordig- 
hyd op aarden. Efez. 4: 10. Di ne- 
dergedaalt is , is dezjelve 00k di opgeva~ 
ren is-verre boven alle dehemelen. Hebr. 
lo: 12. Maar deezs een Jlagt-offer ge~ 
effert hebbende voor de z.onde , is in 
eewighyd gezjeten aan de regterhand 
Gods. 
t. Oim dat Chriftus onder deLeerftukken 
der valfle Proieten optelt , het leeraa- 
, reri ,. dat hy nog op de aarde was. 

Matth. 24: 24, 26", 27. Daar zjullen 
. vol fie Profeten opfiaan , z.00 zjy dan tot 
u zjullen Zigggen , xjet hy is in de woe* 
fijne , goat met uyt : zjet in de binnen- 
kameren , geloovt het niet. 
h. Verdedigen wy tegen de tegenwerpingen 
dewelke zy voor de alomtegenwoordignyd 
des lichhaams bybrengen , te vooren aan- 
gehaalt. 
II. De Verheerlyking van het waaragtige en y- 
gen lichhaara van Chriftus , tegen de So- 
einianen , ftellende , dat Chriftus onder zy- 
- .. ne Hemelvaart , een ander lichhaam verkre- 

•gen heeft , aynde het eerfte vernitigt. H. 
Dw. Op datze beweeren mogten , dat dee- 
ze zeivde lichhaamen in den dag der Gpftan- 
•djnge niet opgewekt , maar andeie in der- 
zelver plaats geftek zowden warden. Daar 
-nogtans de H. Schriften zonneklaar het le- 
gended leeraaren. 

i: Dat Chriftus vices niet verderven zow. 
Bb Zf. 



194 Hoofd. VI. VJN $)EN MW^MLJJR. D.It 

- '-' ! ' Pf. %6i 10. Gy zjult niet toelaaten datuw» 
bailige de verdervinge zi. 
XX. Dat het zelvde Hchhaam van Chriftus 
gezien zal worden in den dag des oordeels. 
Openb. i: j. Ziet by koomt met dewol- 
ken , en alle ooge zal hem zien , ook de 
gene di hem doorfieken hebben. 
III. Dat het zelvde lichhaam , 't welk op- 
geftaan is , ook is opgevaren. Hand, i: 
7. Deeze Jezus , di van u opgenomen is 
in den heme I , zal alzoo koomen gelyker- 
wys gy hem hebt zien henen varen. Ver- 
geleken met Luk. 24: 2<?i Ziet myne han~ 
den enmynevoeten: want ik ben het zelv. 
Taft my aan, en ziet, want een geefl heeft 
geen vlees enbeenen, gelyk gy ziet dat ik 
heb. 
V C. Zyne zitting aan des Voders regter hand. Efez. 

t: 20. En heeft hem gezet tot zyner regter hand 
in den heme/. Hebr. 1: 3. Is gezeten aan de 
regter hand der Adajejlyt in de hoogfte hemelen. 
Dewelke niet betekent , de alomtegenwoor- 
dighyd des vlees met heerlykhyd aangedaan,, 
gelyk de Luteranen willen , di reeds genog 
wederlegt zyn , alswe van de mededeeling der 
'■''■■ : ■ ■•" . ygcn fpeekwyzen handelden : maar betekent 
1. De Opperfte eere en heerlykhyd. Efez. w 
20, 21. En heeft hem gezet tot zyne regter 
hand in den hemel. Verre boven alle Over- 
lay 'd , enmagt, en kragt , en heerfchappye , 
- en alien naam di genaamt word , niet alleen 
in deeze werreld, maar ook in de toekoomen- 
de. Hebr. 2: 7, 8. Aiet heerlykhyd en eere 
hebt gy hem gehroont , en gy hebt hem geflelt 
ever di werken uiver handen. Atle dingen • 
hebt gy zyne voeten onderworpen. Want daar 
in dathy hem* alle dingen heeft onderworpen , 
heeft hf niets uytgelaaten , dat hem niet on- 
tterworpefrzy. Dat is , hy heeft de hoogfte 

heern 



D.H. VAN TIEN ' MITmEL J JR. Hooft.Vl. s 9 f 

, heerlykhyd en cere , dat hy hem in de he- 
melen bpgenomen beefe, omKoning te zyn 
en het Hoofd der Kerke , waar op de ge- 
loovigen zien moeten , daarom heefi hy hem 
magt gegeven in den hemel en op aarde , en 
heeft de Kerke aan hem , als het Hoofd, 
onderworpen , en alleandere dingen ten 
goeden der Kerke gefchonkein , enz. 

II. En het Koningryk. Mom. 14: 9. Want 
daar toe is Chrifius 00k geflorven , en opge- 
flaan , en weder levendig geworden , op dat 
hy bejde en over dwden en over levende* 
■heer/fen aowde. Waar op 00k ziet de oefe- 
ning van zyn Koninglyk ampt. 



H OO FDD EE L VH. 

Van de V&rppermng der Zaligbyd, 

CHriftus in deeze tweederlye Staaten zyne Ampten oefenende , is dl 
gene , door welken God de voorbereyding der zalighyd uytgevoert 
heeft , dewelke hy in den Staat zyner Verhooging voomamelyk werkftellig 
maa&t. De Eerfte uytvoering gefchied buyten ons ; de Tweede in en met 
• oris. Het is hier derhalven de plaats 6m de Verwerving der Zalighyd te 
befchry ven , di wy noemen , eene bevryding van alle kwaad der zonde , 
en eene verkryging van het regt tot een hailig en heerlyk leven , der ge~ 
regtighyd en infteilinge Gods betaamelyk , door Chriftus voldoening en 
verdienfte verworven tot zalighyd der gener , di de Vader hem gegeven 
had. Hier {bat ons dan teletten 
A. Op de deelen van deez€ verW^Vlng?; #elke fcyn - ; 

A. DE VOLDOENING of verrigting van di dingen , dewelke 
van de Wet , di de ftraffe vaft ftek , voor de zonde vereyft wierden; 
waar van in te zien ftaat , deszclvs 

a. Aard of wezentlykhyd 5 welkers , ■ 

.. a. (a) Hoofdzoorte nietis <b)- de.kwytfchelding, als zynde ftry- 



{ a) Genus. (b)Acceptilatio. 



Bb z ■- ;J dig 



f$* : HoqFd. VII. FJNVR FERPFE&Vim D. ft 

dig tegen Gods geregttghyd; noch ook de vernitiging der Wet, 
het gene de H. Schrift niet toehat. Matth. 5: 18. Rom. 3: 
25, 26,31- Maar eene waaragtige betaaling van de fchuld, voor 
zoo veel imandsgezegt kan worden,. een fehuldenaar der ftraflfen. 
k Oorzaak der voldoening 

» i. De afeyfiende is , GoddeVader, als bewaarder van 't regt 
t der Godhyd ,. en handhaver der Wet. Job; 3: 16. 2 Kor. f: 

18. -Alle deezjz dingen zyn uyt God , di ons met zjg zelven 
verzaent heeft door Jezjts ChriJJus-, en <ms de bedininge der ver- 
zoeninge gegeven heeft. Zyne Barmhertighyd met zyne Ge- 
regtighyd zoodaanig vermengende , dat aan geen van beyden 
iets te kort gcfcriide. Vergelyk Rom. 1: 32. Dewelke daar 
zy het regt Gods iveeten, (namelyk, dat de gene di z.ulke din- 
gen doen j niet, alleen, des doods- waardig zyn ) maar ook mede 
een welgevallen hebben in de gene dize doen: Met Hoofdfl. 8: 
-. 32. Di ook zynen ygen Zoon nietgejpaart heeft , maar heeft 

hem voor ons alien overgegeven , hoe zal by ons ook met hem- 
met alle dingen. fchenken !■ 
z.. De betaaleride en genogdoende is de Zoone Gods zelv , aan-- 
gemerkt als Borge en Middelaar. Job. 1 £: 1 3 . Nimand heeft 
meerdbr lievde als deezje , dat imand zyn lev en zet voor zyne 
Vrinden: Gal. 2: 20. En ik leve , dog niet meer ik , maar' 
Chriflus leevt in my : en 't gene ik-nuin 't vlees leve , dat leev 
ik door 't geloeve des Zoons Gods , di my liev gehad, heeft > ert : - 
zjg zelven voor my overgegeven heeft. . 
c Hctynde is- 

1. De betooninge van Godsregtvaardighyd. Rim. j: aj. Wei- 
ken God voorgefielt heeft tot een verzoeninge door het geloove in 
"" zynen bloede , tot eene betooninge van> zyne regtvaardighyd y 

door de vergevinge der zonde , di te vooren gefthied< zyn , o»- 
der de verdraagzjmmhydG.ods. Te gelyk met de betooninge 
van zyne barmhertighyd. Efez,. \: 7; In^welken wy.Jiebbea 
de verlojfinge door zyn bloed , namelyk,- de vergevinge der 
zjonde en mifdaaden , naar den rykdom zyner genade. 
1. Der Uytverkorenen bevryding van den toorn enallegcvol- 
gen der zonden. . Tit. 2: 14. Di zjg zelven voor ons gegeven 
heeft , op dat hy ons z.ow verlojfen van alle ongeregtighyd , enz. 
b« ; Verrigting of oefening ; want wy fteilen vail dat eene zoodaanige 
tfoldoenihg geweeft is. 



Dill <DER Z ALIGHT®, Hdofd.VE *jjr 

aa. Neodzjoaklyk , op dat de zondaar wederkoomen mogt in Gods 
gemeertfchap en 1 vrindfchap. 

&. Deeze Noodzaaklykhyd bewyzen wy tegen de Socinianen. 
i. Uyt Gods vrekende Geregtighyd ,, elders vaftgeftelt eft 

verdedigt. 
Jr. Uyt den eys van de Wet der Werken , welken wy ge* 

toont hebben , niet te k'onnen afgefchaft worden. 
iii. Uyt de waaragtighyd Gods , di de uytvoering der 
ftraffem 

a. Bedreygt. Gen. 2: 17. Ten dage ah gy daar van'eet 
z,ult gy den dood flerven. Deut. 27: 26. Vervloekt z,y 
di de wobrden dezjer Wet niet zjil bevefiigen , doende de- 
zelve; 

b. Voor af beeld in alle de Offerhanden. Hebr. 9. 9. Wel- 
he was een afbeeldinge voor dien tegenwoordigen tjd , in 
welken gaven en jlagt-offeren geoffert wierden , enz.. 

c. Voorzegt. Jez* 53:3,4, 

tin. Van agteren , nademaal Ghriftus gezegs word, tot 
betooninge der Goddelyke geregtighyd , aan den dood o- 
vgrgegeven; te zyn , en naar de betaamelykheden Gods. 
Rom. y. 25, z6. Hebr. 2: io; Want het betaamde hem om 
welken alle dingen z,yn , en deor welken alle- dingenz.yn y dat 
hy veele kinderen tot de heerlykhyd leydende , den overmen 
leydfman hunner zalighyd doer hjden hailigen zjow. 
b. Verdedigen wy tegen de tegenwerpen der Socinianen ,■ de- 
weflce bemerkende , dat van- dit leerftuk alle de overige , di 
men verborgentheden des geloovs noemt , afhangen ,.. liver 
gewilt hebben dit leerftuk te ontzenuwcn , dan datze verbor- 
gentheden , di de Aangebore Godgeleerdhyd. te boven gaan, 
zowden toelaaten : dog. 
■ j^jA, Deeze Leere ftellen wy klaarblyklyk vaft oyt de titels, on* 
der dewelke Chriftus voorgedragen word. 
ji. Van Borge , welken titel te kennen geeft , eene in de 
plaatsftelling van Chriftus,. in de plaats van di verloft 
moeften warden. Deeze in plaatsftelling word klaarder 
opgeheldert 

0. Uyt de woordjes of voorzetzels htffir en anti } - voor m 
in de floats. Matth. 20: 28. Rom. 5; 7, 8. 2 Kor. 
5: 15, 21, I Tim. *; 6, 

£b 3 f,. Uv£ 



)£9* HoofcLVIL VAN <D£ FERWERVim D.H. 

b. Uyt de fpreekwyzen , dc zonden te draagen , op zig 
te nemen , al dat op hem aanliep. jk*,. 53"- 2-7j n. 
i Petr. 2: 24. 
c Uyt de afnamingen , in welke Chriftus zclv gezegt 
word geworden te zyn , hamartia , z.onde. 2 Kor. \t 
19, 21. Kathdra , een vloek. Gal. 3: 10, 13. 
5. F«# Verloffer , welkers werk is , door eenen waaren en 
genogzaamen prys van betaaling , aan den Regter gedaan , 
voor de genen di verloft moeften worden te verdinen de 
losmaaking uyt het ryk der zonde , en overzulks 00k de be- 
vryding van alle kwaad der zonde. Hier toe behooren de 
woorden , lutron , antilutron , losgeld , antilutrofis , vry- 
maaking , enz.. Pfal. 69: 5. Matth. 20: 28. Hand. 20: 
28. Rom, 3: 24. 1 Kor. 6: 20. Gy zyt voor pry s dier 
gehrft. Gal. y. 13. Chriftus heeft em verlofl van den vloek 
der Wet, een vloek voor ons geworden zynde , enz.. Hoofdft, 
4: 4, 5. Efez.. 1:7. Kol. 1: 14. In den welken wy de 
verlejjing hebben door zyn bloed , namelyk , de vergeving 
der z.onden. 1 Tim. z: <[, 6. Daar is een God, 00k een 
Aliddelttar, de mens ChriftusJezMs: Di z,ig z,elven gegeven 
heeft tot een ranizjoen voor veelen , enz.. iPetr.i: 18,19. 
Wetende dat gy niet door vergankelyke dingen , verloft xyt> 
maar door Chriftus dkrbaar bloed , enz,. 
C. Van Priefler of Heogenpr teller , welkers werk is, door een 
eenige Oflferhande , de genen di verloft moeften worden te 
reynigen en te verzoenen , zoo dat zy , behoudens Gods 
betaamelykheden , w«der met God konnen vereenigt , en 
't zyner gemeenfchap toegelaaten worden. Hier van daan 
worden aan de Offerhanden van Chriftus toegefchreven, 
aa. Hilafmos , verz.oeninge. Efez., $: 2. Hebr. 9: 12, 13, 
14, 22, 23, 28. Hoofdft. 10: 14. 1 Job. 2: 2. Chri- 
ftus is hilafmos peri toon hamartioon heemoon, een verzoe- 
ninge voor onz,e zjsnden. 
hb. Eene ryniging van alle fchuld. Hebr. 1: 3. Nadat hy 
de rynigmaakinge -onzsr z.onden door zjg zelven te weeg 
gebragt heeft , is gez.eten aan de regterhand , enz.. 1 jf oh. 
1 : 7. En het bleed van Chriftus ^JezMs , zyns Zoons , ry- 
nigt ons van alle Zonden. 
JD. Van Midddaar, wdkers werk is , tie beledigde party met 
: de 



0.E T>ER ZALIGRPD. Hoofd. VII. t$f 

de. beledigende te verzoenen, om met deezewederinvrind- 
fchap te koomen ; in het welke?ngefioten. word, de gram- 
fchap GouF'met bloed te verzoenen. Ron*. 5: 10. Indien- 
wy vyanden zynde met God verz.oent xyn door den dood zyns 
noons. 2 Kor. 5: 19, 21. God was in Chrifius de werreld 
met zjg zjelven verzjoenende , enz.. Efez.. 2: 17. Kol. 1: 
19, 22. 
B. Welk gevoelen wy verdedigen tegen de tegenwerpen , waaf. 
mede zy aandrio^i 

I. Dat het Leerittkv der Voldoening alle genade uytfluyt , di 
nogtans van den Apoftel zoo hoognoodig gehouden word. 
Kol. 2: 12. Alle uwe mifdaaden uvergevende. Doe hier 
by Hoofdfi. y. 1 2, Gelykerwys als Chrifius u vergeven heeft t 
doed 00k alz.00. 

II. Dat de rede van Ghriftus lyden geweeft is, om tot een 
voorbeeld te dinen , door nogtans de voldoening onnavolglyk 
is. 1 Petr. z: 21. Dewy I 00k Chrifius voor ons geleden heeft> 
ons een exempcl of voorbesld nalaatende , op dat gy zyne 
voetflappen zowdet naavolgen. 

hi, 'tis onregt , dat een onfehuldige voor de khuldigen 
geftraft word. 
aa. Ten vollen voldoende , voor alle zonden , zoo di voor 

als na den Doop begaan zyn , tegen zommige Pausge- 

zinden , \ welk middagklaar hlykt, 

1. Uyt de algemeene vaftftellingen , di geen de minfte 
uytvlugt overlaatcn. Rom. 8: 1 . Zoo is 'r dan nu geen 
verdoemeniffe voor de genen di in Chrifius Jezus zjyn. 
1 J oh. 1:7. En het bloed Jez.us Chrifius , zynsZoons t 
rynigt ons van alle zjmden. 

2. Uyt de toepaffing, di op de zonden, na de eerfte 
genad* begaan , gedaan word, l Joh. 2: 2. ,Hy is 
eet&verzoemngevcor-onxezondertrennietalleenvDor 
de onze , moor voor Ac zonden der qeheeler werreld. 

3. Uyt de aandoening tekioofeoos dervolmaaking, di aan 
Ghriftus OfFerhande toegefchreven word, tiebr. 10? 
14. Met eene oferhande heeft hy in eewighyd vdmaakt 
de genen di gehailigt worden. Dat is , uyt kragte van 
zyne gedaane Offerhande heeft hy aan de uytverkore- 
mn toegebragt eene volkoomene vergeving- derzon-. 

den,, 



Sao HQ.ofd.VH. VAM <DE VERWERVIKG D.fJ, 

den, eo^het volflaagenfte regt ten leven. Doehier 

fa, Volftreh en doadelyk , maar^geenzins ©nderftellie ,. of 
van menflelyke voorwaarden afhangende , tegen de Re- 
monftranten. Want dit eyft de H. Schrift ," dat Chri- 
itus voldoeninge eene zekere uytwerkinge hebbe. Rom. 
3: 24. Welken God voorgeftelt heeft tot eene verzoe- 
mnge door het geloov in zjnen bloede , tot eene betooninge 
•van zyne regtvaardighyd ,^j&g$r de vergevinge der zonden 
" ,di te voofefrgefchied zj"^der de verdrrngzaamhyd Gods. 
Hoofdji. 5: 10. Warn indien wy vyanden zynde met God 
-verzoent zyn door den dood zyns Zoom, enz. Hoofdfl. 
,8: 34. Wi is't di verdoemt ? Chriftus is 'f di geftorven is y 
enz. Kol. 1; 14, 20. In den -welken ivy de verloftlnge 
hebben door zyn bloed , namelyk, de vergevinge der zon- 
den, door hem vrede gemaakthebbende door het bloed zyns 
.kruyfies , door hem alle dingen verzjoenen zowde tot zip 
Z&lven. l Jfih. 2: 2.. 

1. Om dat eene voorwaardige voldoeninge ongerymd is, 
vergclyk Jez. 53: 5 . Want hy is om onze overtredin- 
gen verwondet , om onze ongeregtigheden is hy verbry- 
zelt : dejfraffe, di ons den vrede acmbrengt , was. op 
hem , en door zyne firimen is ons gene zinge geworden. 
Met 2 Kor. 5: 15. *Als di dit oordeelen , dat indien 
ten voor alien gejiorven is , zy dan alle geftorven zyn. 
En hy is voor alien geftorven , op dat de gene di leven, 
niet meer zig zelven zowden /even , moor dien , di 
voor hem geftorven en opgeu/ekt it, 

2. Om dat eene voorwaardige voldoening de befluytea 
_en het Teftament onzeker maakt , ^n net verdrag des 
Vaders en des Zoons weg neemt. 

JS. DE VERDIENSTE van Chriflus, of de daad , voor de te 
verlofTene , van eene volkome en voile gehoorzaamhyd der Wet , als 
dikaiooma , em regt dat het leven eyft , waar door hy voor de zynen 
het regt ten leven en de genade verworven heeft. 
j. Om den Aard en wezendykhyd van deeze verdienfte te verftaan, 
moetmen letten 

,_*.' Op de Hoofdzoorte , dewelke is di daad van voile gehoorzaam- 
hyd aan de Wet , of de yolbrenging yan alle dikaiooma toil no- 

mou t 



P.n. <DER ZALlGHTTf. Hoofd.VII. zo* 

mou , regt der Wet. .Row. 8: 4. Op dat het regt der Wet vervult 
Z.Q3J/ warden in oni , enz. Want de Wet wyft het leven niet 
tae, dan aan de genen drdeeze dingen gedaan zullcn hebben, 
enz. het vvelke de verdraagzaamhyd Gods verklaart ook pkats te 
hebben , wanneer de Borge , als op lafthebbers naam , dat voor 
andere verrigt. 

b. Op de Oorzaken, 

I. De Eyjfende.^^^clkc is de Vader, di den Zoon aan de Wet 
onderwer/^-. 'tiat?'^ ^"*f.~ rS"!j7 j'».. "~ljbon uytgezon- 

jlen , geworden uyt eene Vrouwe , geworden onder de Wet, op 
dat hy de gene di onder de Wet waaren verlojfen now , enz,. 
- .,_ 2. De Volaoenende of Betaalende , dewelke is de Zoon , aan de. 
Wet onderworpen en gehoorzamende tot den dood , ja den 
dood des kruyjfes. Filip. z: 8. Di volkomen hailig is , als zyn- 
de akakos onnoozgl , amiantos onbefmet , afgefchyden van de 
zondaaren. Hebr. 7. 16. En met eene gehoorzaamhyd di niet 
alleen verdinende is voor zig , maar ook voor ons , am dot 
wy met God verzoent zyn door hem , enz.. Rom. 5. -10, 18. 

c. Op het Tnde^ 't welk is om voor ons het regt van genade en ten 
leven t» verwerven. Gal. 4. 5. 

ii. De Waarhyd zyner verdienfte , dewelke van gelyken de Socinia- 
nen en anderen in gefchil trekken : Dezc gebied ons te gelooven , 
niet alleen Chriftus lydende gehoorzaamhyd , maar ook zyne daa- 
delyke , di in onzen naam van Chriftus verrigt , en overzulks ver- 
dinende is. 
3. Dit bewyzen wy 
l. Uyt den eys van de Wet. Levlt. 18. 5. Welk mevfe dezel- 
ve zsl doen , di zal door dezelve leven. Door Chriftus in 
ons vervult. Ram. 8. 4. Want het gene de Wet onmogelyk was, 
- , -,- heeft God zynen Zoon zjendende , voor de zjonde , op dat di- 
kaiooma ton nomou , het regt der Wet vervult zow worden 
IN ONS. 
e. Uyt het ampt van Chriftus, te vooren door de Profeten uyt-' 
gebeeld , het welke heeft moeten eene eewige geregtighyd aan- 
vrengen. Dan. <y. 24. fez. 45. 11. Ier. 23. 6. en worden 
Jehova de HEERE ONZE GEREGTlGHrD. 
3 . Uyt de getuygeniflen des Niwen Teftaments , di onze ge^ 
regtighyd uyt Chriftus afleyden , en in zyne gehoorzaamhyd 
grondveften. Rom, 5. 18-21. 1 Kor. 1. 30. In £hrifius /<?- 

Cc ZMSn 



io% Hoofd.VIL VAU <£>£ ^SM^EMFim DJJ' 

zjiSy 4? ons geworden iswjshjd van Gode> en regtvaardighyd , 
en hailigmaakingeenverlojpngei Dde hier by FUip. 5. 8^j 9. 
h, Verdedigen wy tegen de tegenwerpen , toy t de getaygplaatzen. 
Filip. 2. 8, 9. Hebr. 12. 2. Ziende op den overften leydfman en 
voleynder des geleovs lezjts , dewelke voor de vreugde di hem 
voorgeflelt was , het kruys heeft verdragen , en de'fckande. veragt y 
enz,. .... 
B. Op dj»^dfygtf&k&}d*}£&k&$n^'ii '3ff^*^*f \aft ftellen, dat dee- 
ze verwetVing .■*._ . -^V/u flret ec^-^xsfet ^H^ •>**> <!8>een: igelyk mens 
hoofd voor hoOfd , maar aUeenh/k voor de uytrei&orenen , d> in het ee- 
wig Teftament aan Chrifttts tot een ygendom "toegefehikt zyn , tfegen 
de naavolgers van Pelagius , tegen de Remo'nftranten , en Jezuixer _, en 
00k tegen eenige der Regtzinnigen , dewelke dit anders uytleggen. 
" a. Wy- hewyzen het regtzinnig geroelen , 

a. Uyt de beperking en vaftmaakingeli di in$i H. Bladeren voor- 
koomen , in dewelke deeze weldaad alleenlj*: -aan de G E R O E- 
PENEN toegewezen word. Hebr. 9. 1 f. Op dat de gene di ge- 
roepen zyn de veloftenis der eewiger erve o0fangen xjowden. Aan 
de GEHAILIGDEN. Hebr. 10. " J W£- Met eene ojferhande 
heeft hy in eewighyd volmaakt degen'e di mtailigt worden. Aan de 
KERK. Hand. 20. 28. Hebt dan agt iHf^si zjelv , en op de geheele 
kudde t over dewelke u de H. Geeft tot Obkienders gefteh heeft , om 
de Gemeente Gods te weyden , welke hy verkregen heeft door zyny- 
gen bloed.' Efez. <f. z6. Op dot hyze, de gemeente, hailigen mow. 
Aan de SCHAAPEN. Ioh. 20. 14, 16, 18. Ik ben de goede 
Herder , en ik kenne de myne : en worde vah'de myne gekent. Ik 
heb nog andere Schaapen , 'di van : deeze fid niet Xyrt : deeXe moet ik 
00k toebrengen : en zy zjullen myne ftemnte hooren , enz.. 

b. Om dat de Vader in den Raad des Vredcs aan Chriftus niet alien 
om te verloflen, gegeven heeft, maa*r alleen z6mmige met uyt- 
fluyting van anderen , te weeteri , met de werreld , niaar z.ommige 
uyt de werreld. Ioh. 17. 11, 14, 24. enz. 

f. Om dat Chriftus hierom 06k niet voor alle en een igelyk'een voor- 
ipraak is. Ioh. 17. 9. Ik btdde niet voor de werreld , maar voor dt 
gene di gy my gegeven hebt , want zy zyn uwe. Ja Ff. 69. 28, 29. 
Bid hy tegen zyne vyanden , doed, mtfdaxtd tot haare mifdaad : en 

■ iaatzje niet koomen tot uwe 1 geregtighyd. Laatzje uytgedelgt worden 
uyf het boek des lev ens , en met de regtvaardigen niet dangefchrevett 
warden^ 

<L Om 



D;ff. © E R Z ALIGHTED. Hoofd. VII. 40* 

</. Om dat de Verwerving en TofiiJrengii'fi; "^Tiftlighyd van even- 
wyde uytgeftrekthyd zyn moeten, wegensden afflrd en 't wezen der 
borgtogt. 2 if«r. 5.15. -AU di dit oordeelen , dat indien een voor 
alien gejhrven is , zy dan aUe geftorven ■ zyn. En hy is voor alien. 
gejtorvm y enz.. Matth. 26. 29. Want dit is myn bloed des Niwen 
Teftaments] , het Ivelk vow veelen iiergoten ward , tot vergevinge 
der zlonden. En nademaal het van agteren zonneklaar te zien is , 
dat de zalighyd .nifit aari alien en .sen igdljrk toegepaft word ■> zoo 

heeftmen 00k v»a voo^ ' '3* *"7 ■*" *— k*~r 

«•• Om d?t-<^ verworve zalighyd 00k niet aan alien en een igelyk uyt- 

Wpictig voorgedragen word ; derhalven is de algemeene genade Ook? 

niet voor alien en een' igelyk verdient ; de eerfte veorftel blykt uyt 

. , **l'fd. 147. 19. 26, Hymmkttyakob zyne woerden bekent : Ifrajet 

zyne regtm en inzjettingen. AIzaq heeft fai geenen volke gedaan : eft 

. yyne regten kennen zy niet.. Hallelu^jat, hand. 16. 6,7. 1 Timot* 

z.6.. 

b. De tegenwerpen der. partyen brengen wy tot deeze fchokken j tot 

a. De getuygplaatzen , waar in Chriftus gezegt word voor alien ge-< 
ftorven te zyn, Rom. 11: 32. God heeftze alien onder de gehoor~ 
x/tamkyd bejloten , op dat hyxje a/le zjnv barmhertig zyn. 2 Kor. J. 
1 J. 1 Timet. 2. 6. Chriftus beeft zig zjelven gegevm /mtilutrott 
huper pkntoen t tot een randzpen voor alien. Hebr. i. 9. Word hy 
gezegt de dood huper pantos , voor alien gefmaakt te hehben. 

b. Uyt de plaatzjm , waar in hy gezegt word voor de werreld geftofS 
vea te zyn, 2 Kot. J. 19. God was in Chriftus de werreld met zig 
ferzoenende , enz.. Ja al z.00 liev heeft God de werreld gehad, dat 
by zynen eeniggeboren Zoon gegeven heeft , enz,. Joh. %.i<S. tjoh* 
2.2. Chriftus is eene verz.oeniuge voor onzje zjonden , en niet aHeei% 

. , voor de onz\e , moor ook voor de zonderi der geheeler werreld. 

c. Uyt de getuygenijfen , waar in hy gezegt wordgeftorven te zyn voor 
. di ^etmttftgNft .aaaR^att'^^teii^^jS^ ^4» ffv Dat wor e?«e« 

breeder , welken uwe fpyzjs verdervt , Chriftus gefeegt word geftor- 
ven te zyn. 1 K or. 8V1I. Za{ de fooeder t dixjwak is, door uwe. 
kennife verleren goon , om welken Chriftus geftorven is. 2 Petr. 2. 
1. Word de Heere gezegt, de t/alfe Prefeten , di hem verlochenen , 
gekoft te hebben , enz.. 

d. Up de gemeene goedhyd Gods , waar door hy wil , dot aSe menjfe» 
zMig warden. 1 Tim. 2.4. 

e. Uythgt bevel om k gelooven , Waar door alle <n een igelyk verbon* 

Cc 2 den 



io 4 Hoofd.VI. VAWDErOETAmm t>.\l 

den is te-g^^,^r^ar\JX*iftus yoor hen,geftorven is ; derhalven 
moet dat waar zyn , hct welke hun gelaft word tc gelqoyen. 



H O-O F D D EEL VHI. 

TOt hier aan toe hebbenwe gezien de uytvoering des VerBShJs aan de 
zyde van <kn Borge , dewelke gegeven zynde, tot Lutrooteesjj^t em 
Verlojfer , de zalighyd • ten vollen verworven heeft ; nu is'r nog over om 
te zien deszelvs uytvoerj>y & in de menflen , di verloft zyn » en door net- 
regt van VerlofRug> benouHen moeteh wc*den. Wanids TOEPAS- 
SING DER ZALIGHYD is een werk van de Godddyke genade, 
't welk de verworve zalighyd uytvoerd door foet aanbrengen van zekere 
Weldaaden der genade > di tot derzelver voile en geheele herftelling vereyft 
wierden. De ganfle kragt der. Godgeleerdhyd legt in de aanmerking van 
deeze toepafling verborgen, om dat alhier eerft aan devraagevoldaanword, 
op wat wyze den zondaar , behoudens Gods betaamelykheden , herftelt 
word ? De zonde is als een ziekte , in welke wy dri fumptomata , toevallen 
gevonden hebben , de Schuld , de Smette , en de Straffe : nu de toepaf- 
Jing der zalighyd is ecn zeer voorzigtig beleed van genezing , het welke, 
alle toevallen weggenomen zynde , de gezondhyd ten vollen weder herftelt. 
Op dat den zondaar derhalven van de zonde bevryd werde , moetmen on- 
derfchydelyk wecten , tegen welke kwaalen de weldaaden van de genade te- 
gengeftelt worden. 

Derhalven kanmen de nette verdeeling en fchikking der weldaaden ovtr- 

wegen 

^4. Met de betrekkingcn der weldaaden tot &e fumptomata of toevallen 
te befchouvven: '»"'■"■ 

a. Van de Schuld worden wy in Gods vierfchaar bevryd door de regt- 
veerdiging des geloovs ; en in de vierfchaar onzer confcienti of 
gewifle door de verzekering of verzegeling van denHaiJigenGeeft. 

b. Van de Smette wordenwe vry gemaakt door de Wedergeboorte , 
met ons uyt de heerfchappy der zonde te onrrukken. Door de Hai- 
ligmaaking , met de overblyvzelen der verdorventhyd by trappen 
te genezen. Door de bewaaring worden wy verloft van de gevaa- 

rert 



D, TL VER 2ALlG'$t& ' A Hoofd. Vin. %^ 

ren der bezoekiagen , di door behulp ctef ^'j,lcriykheden van 't 

\ " vleesjden-Geefttegettftaan en heifc^drm I dewelke te weeg brengt, 

■ -datwe of verzogt niet zondig&i, of eevallen zynde weder opftaan. 

s. Van de Straffe wordenwe bevryd door de aanvangelyke Heerlyk- 

maaEing , wanueer onze zilen , van hct lichhaam afgefchyden , 

overgevocrt worden tot in den zetel der Zaligea. En daar na door 

deszelvs volmaakte verheerlyking , wanneer het lichhaam met heer- 

lyktiyd weder opgewekt word , -en met.de ziel weder hereenigt, 

in eewighyd het zalig lfcven deelagtig zyn zal. 

B. Met te zien op de verkryging der Weldaaden in der tyd , op datwe 
de voetftappen en fpeuren van Gods wegen opvolgen mogten ; en 
dan worden de weldaaden betrokken , 

a. Tot den ftaat der aanvangelyke genade , di 't werk Gods begintj 
daar in we te letten hebben. 

a. Op de Wedergeboorte uyt dc kragtdaadige roeping. 

b. Op de Rcgtvaardiging uyt het geloov. 

b. Tot den ftaat der voordgaande genade , waar in we aanmerken ,' 

a. De Hailigmaaking , di op de Wedergeboorte volgende , dat 
\, . ■ -niewgeboren leven voltooit. 

b. DeBewaaring, dewelke: een befchuttiag en bolwerk der Hailig- 
maakjnge tegeri de verzoekingen is. . 

e, De Verzegelihg en Verzekering , di een vr Ugt van de regtyeer- 
diging is , en de zekerhyd der zalighyd baart , en een regtveer- 
diging in de vierfchaar onzer confeienti of gewiffe is. 

C. Tot den ftaat der volmaakte genade , welke volmaakthyd plaats heeft 
in 'de verheerlyking zelv i en overzulks is dat een weldaad niet van 
deeie tegenwoordige , rnaar van de toekopmende eewe. 



Hp OF P p EE L IX. 

Vm de *%/"#! efiWedgrgebcom. 

DE weldaad der genade , dewelke den overgang des zondaars , di uyt-» 
verkoren en verloft is , voordzet uyt den ftaat der zonde , in den 
ftaat der genade , en verkrygt meer dan eerie benaaming. 
A. R OS, P 1 3M G Word di genaamt , voor zoo veel de z.ondaa| , voor aff 

Cc ? yooj 



*o*r Hocfa.IX. - t4W%>E ' kOETM® D;It 

: voor deeze geBo-^„^.„^egrepeii word op een dwaaltfeg voord te gaan tot 

t zyn verderv , dHiier nu ,<?£)orkaftriiiit;, wederom geroef)en 5 j en weder op 

den regten weg tot Gods geaieenfetiap gebragt te liioeisen worden ,-Czoo 

- dat hy door bekeering van de duyfteraifle afwend tot het ligt ,• e| van 

, de zonde tot God en de hetragting der deugd. Zoo da^ oTerzuiks de 

R O E P I N G ds^eerfte weldaad yan de toepafling der zalighyd is , waar 

«fobr de uytvefkore en door Chriftus verlofte Mens door net Woord 

f <5ods.en de kragtdaadighyd van den Geeft oyertuygt word, om uyt den 

fiaat der zonde over te gaan tot in den ftaac der ge-nade ; of^zyne n dwaal- 

vweg- verlaatende j. om weder tot God te.keeren. :• ' " 

. ji. DeHomonjmia x dubfalzjnttigbyd van dit woord moetmen hier weg- 

ruymen. Want daar is nog eene andere rpeping tot den dienft , g«- 

Ijkerwys aliijiaron geroepen is geweeft. Hebr. 5; 4. en eene andere 

tot de genade en zalighyd j dewelke.w^deron»©nda;ichyden word, in 

eene li>Jjw*«a%<?v *& aHeen gefehied door de P^ediking ,vaa Gods 

Woord , waar door wel veele geroepen^ maar wynige ttytvefikoten zyn. 

, Matth., 20: i6\ en 22: 14. En eene Inwendige , wannecr by de 

Prediking koorat de kragtdaadige werking van den H. Gf eft met de 

gave van weder wyswording en bekeering , dewelke is eene roepinge 

-. riant het ttoornemen Bods. ifo»*. 8. 28. • it' 1 

B. De zaak zelv. Waar in aan te merken ftaat • 

- '■ ai De Gtewspaalen wmrvtm en waar t&$ y vande zonde tot God, ert 
van het ligt tot de duyfternis. 1 Prth a; 9. Des genendi u up de 
duyftefniffe geroepen beeft tot zyn wmderbaer ligt. 
b. De tweederlje Werkingen. ; 

a\ «EW Uytftfetodige , tfeorVWoord, welkers; kragtdaadighyd al- 
leenlyk 2edeiyk-i& r en een kragt &o4s m^iiai^yd^eeii^tgefyk di 
geloovt. Rom. 1: 16". en 10: 14. Hoe zjillen zjy gelooven , van 
"-■- - welken zr niet gefaort hebbm I e* Itoe zjullen zjy hoeren , zjonder^ 
de predtkinge? 
b. De InWendigei ddor4enGeeft, di de gemoeds geftaltenis ver- 
andert, want "het is met des genen di wit, noch des genen di loopt t 
maar des ontfArmettden Gods. \Rorn. o;- n ^. 1 <f. 
'& De Gevrogten of tiytwerkingen > dewelke zyn, 
a. De Wederwyswording of Bekeering. Klaagl.y.zi. HEERE 

bekeert om tot u , z.00 zjttten wy bekeert tqn. 
h. Het Geloov. Joh. 6: 44, 45. Nimand kan tot my homen , tc 
weettti om de geregtighyd en het leven te zoeken , het we& ge- 
te€>f«n--is ^ ten x.y de Voder , di my gmndep. heeft , hem trekke , 

cnz,. 



'"j ;■ 



0.JI; ER--JPE®&&GMQb&£.^iafa.tK. to? 

•■'-•■ enz,,':Filif. p l%. Ik jage dagr na ., ty^-mr 00k grypen mogt » 
watirwe iwan Chriftus J[^Hs fyegrepen ben. Ram. 10: 14, 17. 
&60 is dan *t gelovve w/t het gehoor , en 't gehoor ujt het Woord 
Gods. ■ t , 
d. De Tbeygeningen , mar dewelkedeeze roepinge is , 
-' '>'■' aa: In 'i bezjanaer van de Uytverkorenen. Waardoorder zjao veele 
' - geloovden , alff verordineert wmren tot 'het eewige leven. Hand, 

-' 13.48. Kom.%. 3,9, Di hy te vooren verordineert heeft , deezje 

heeft hy 00k geroepen , enz.. Openb. 17. 14. En di met hem zyn, 
de geroepenen , en uytverkorenen , en geloovigen. 
frb. Kragtdaadig en Overwinnende welke kragtdaadighyd wy be*- 
•weereh tegen de Pelagianen en halve Pelagianen , dewelke niet 
dan eene oveXreeding en erkennen di alleen zedelyk is , ofeeni- 
ge algemeene genadc , aan dewefke de menfielyke wil ligtelyk 
wederftaan kart ; agtende , dat de kragtdaadige werking van den 
Geeft met de menfielyke vrywillighyd niet beftaan kan. Maar 
•wy •" : '' ! ,' , '. c ;; ', , - 

"•',';. ' ' ■ l su- ! BeWyzen , ;dat db kragtdaadighyd van ^egeiiade altydoYer-« 
■"»' ,; •' vtfinnendcfis. '"■•" * '" \"f"' n '*'".' v '.~. "'" 

v i,' TJyVde' grbo'thycl van de magt , di dit werk altyd te boven 
koomt , en te boven koomen kan. Welke de uytnemende 
groothyd zyner kragt zy , aan oris etigelooven, naar de iver- 
kinge 4fr fterkte zyney kragt,. JEfez. 1. ; ij>, ' Dat hy di een 
goed werk in u begonnen ' heeft y dat voieynden zfil , enz, 
FHtp. 1. 6. en 2. 13. fVantheiis<Joel y ;ditrrHwerkt t by- 
\de-nei willen en het "werten , maar zyn welbehagen. Het 
welk blykt uyt het voorbeeld van Lidia , wdkers herte God 

feopem heeft t dat zy art nam op het gene van Pauius ge/pro- 
en wierd. % Dat is , '. net yermogen. heeft gegeyen om door 
" ;; : rraare aandag£ig|lyd ; riet woord der zajighyd^tp verftaan en tc 

wonrien di ^iot^J^eeR^^zyn/geeten-leven^ 

11. Uyt de verfchyde beriaamingen , di de kragten der menf- 

fen van "het ,b^ginzel;deez«^erks\ujtflijyten.. Want het 

WOTdCTnaamt;':. "'' , : ^ _; ^"'' ','■. ;,. • . " 

«. t Eqne Verah%rin^^^ i 9 . fk zd 

' hen eeh^rly fierte~ gfben' r 'en eenen n^wen geefl in 't binnen- 

■fie van h ':' en tk t4l het Jleenen herte uyt haaren vleejje 



&% Hoofd.IX;. ^AX0EM>E?tm D.It 

"**3£?j^eWJ<?» , .enzdheneenvlee-fteHherjegeyep. 36: 2<f» 

p.. Eene niwe* Schepping. a Xof. 5. 17. Indkn imaftd in 
Chrijlus is , <& « een niew fchepzel : het oigie is voor by 
gegaan , , ziet , het is al niew geworden, -Want wy zyn 
zynmaakzel, gefihaapen in Chrijtus Jez.vs tot goede wer- 
kert. Efez.. 2. 10. Hier van daan is 't dat David , zeer 
wel geleert hebbende zyne ygene onmagt , en Gods o- 
venvinnende kragt , God bid. Pfal. 51. 12. Scheptmy 
een reyn herte , o God : en verniewt in 't binnenfte van 
my eenen vajten geeji. 
■ -. Eene geeftelyke Opvvekking. .Efez.. a: 1, 5, 6. Dos wy 

dood ivaaren in Tnifdaaden , heeft ons levendig gemaakt 
met Ckriftus: uyt.genade zyt gy zjiiig geworden. En heeft 
ons me'de opgewekt , en heeft ons mede gezet in den Hemel 
in Chriflus Jeztts. 
d. Wedergebooite , gelykwe terftond zien zullen. 
,ili. Uyt ; noodzaaklykhyd wan't Refluyt. Rom. 9. 11. Op 
dat het voornemen Gods y dat naarde.verkizSnge is> vaft bit- 
ve , niet uyt de werken . . maar uyt den roependen. En uyt 
de noodzaaklykhyd van het eevvig verdrag , waar door [aaii 
-Chriftus een zaad toegefchikt is, zoo dat hy niet heeft kon- 
nen nalaaten deij arbyds-loon te ontvangen , naar de Bond- 
belofte des Vaders. Pfal. 2.8. Eyfl van my en ik z.al de 
Hydenen geven tot, mv erfdeel , en deynden der aarde tot u- 
. webezjmnge. Doe hier by lea. 49: 4-6". Want over allei 
ivat heerlyk is zjal eene befchuttinge wezjsn. £1153:10-12. 
Om den arbyd gyner zile z/il hf 't zien. Daarom z.d tit- 
hem een deel geven van veelen. 
'.in 1, Om dat nimand den wiUe Gods wederftaat. Rom. oj 
iq Wi heeft zynen wiUe wederfiaan? 
b. Verdedigen wy tegen de tegenwerpingerj , ontleent , 

I. Van de vobrbeelden der gener , di gezegt worden de ge» 
nade Gods wederftaan te hebben , als de Farizje'en en Wet- 
geleerden , di gezegt worden , den rood Gods tegen hoar 
zjslven verivorpen te hebben. ^Atatth.iy.^7- Hoe mennig- 
maal heb ik uwe iinderen willen by een vergaderen , en gy 
hebt niet ge&ilt. Hand. 7: jr. Worden. 't gezegt den H. 
GeeJ wederftaaiije hebkn, Ja God kjaagt , 4at hy aan zy- 

nen 



f>.E EN WEDERGEBOORTE. Hoofd. IX. zo** 

< nen W^neaart alles gedaao JtiCefc-y wati'r aan te doen wasj 
HBftis-dat alles-te vergeevs. is geweeft : het welke influyt ee- 
nen baarblykelyken wederftand tegen de genade. Ziet Jez. 
5: 3,4. Waarom heb ik verwagt dat hy goede drmven z,ow- 
de voordbrengen , en hy heeft jlinkende druyvenvoordgebragt? 
Etech. 12: 2. Afenffen kind gy woont in 't midden van een 
ivederfpannig huys , dewelhe oogen enz.. 
1 1. Uyt de zedelyke aanraadingen , detor bevelen van geloov 
en bekeering, di eene onwederftaanlyke kragt uytfluyten, 
en de zaak aan 's menflen vryen Wil overlaaten. 
cc. AmetameleBos , onberouwelyk is deeze roepinge. Rom. n: 29. 
Want de genadegivten en de roepinge Gods zyn onberouwelyk. 
B. WEDERGEBOORTE word genaarat voor zoo veel gezien word 
op des menflen inwendige verdorventhyd , di hem onbekwaam maakt 
om zyne daaden wettelyk en betaamelyk voord tc brengen , zoodaanig 
dat zyne vermogens vernieuwt moeten worden. De WEDERGE- 
BOORTE geevt derhalven te kennen de kragtdaadighyd zelv van de 
xoepende genade , di den ouden mens , onder de heerfchappy der zon- 
de leggende , doodet , en eenen niwen mens als wedcrhervoordbren- 
gende, met denzelven van de heerfchappy der zonde vry„te maaken , en. 
in hem een beginflel van een niew leven te herftellen. Van deeze We- 
dergeboorte word gewag gemaakt, Tit. 3:5. Heeft hy ons zAliggemaah, 
niet uyt de werken der regtveerdighyd di wy gedaan hodden , maar naar 
zyne barmhertighyd , door het bad der wedergeboorte , en de verniwinge 
des Hailigen Geefts. 1 Petr. 1:3. Geloovt zjy de God en de Voder onzjit 
Heeren Jez,us Chriftus , di naar zyne groote barmhertighyd ons heeft ive~ 
dergebooren tot een levende hoope, door Jezj(s Chrijfus opflandinge uyt den 
dooden , enz,. Merk hier aan , 

ui. Sunoonumian , de meernaOmighyd. Want dezelvde genade, dewel- 

ke den mens hervormt voor zoo veelze zyne vermogens herftek, word 

nu gezegt Wedergeboorte : dog voor zoo veel de mens bevat word 

L dood in de zonden , dat is , in alle zyne daaden van den geeft des le- 

1 Vens beroovt , Wederopwekking : maar voor zoo veel dezelve bete- 

kent een overgang van een niet zyn tot een zyn , wordze eene niwe 

Schepping gezegt. 

B. Het ontvangendOnderwerp is niet alleen het (a) benedenfte gedeel* 

te van de ztel , gelyk de Pausgezinde beuzelende fpreken , als of het 

maar de begrippen der begeerlykheden verbeterde , maar den gehee- 

Dd . lei? 

( a } Inferior pars. 



*io Hoofd.IX. VJp<DE VERWERVIKG D.It. 

len mens ," i.JCor, ^\6t^Zm word nogtans.de inwendige mens ver- 
niewt w dage tot dage , mz.. Rom. j: u. He^l^em vermaak in 
deWet Gods naar den inwendigen mens, i Petr. 3: 4. Deverborge^ 
mens des herten , enz.. Zoo dat zoo wel het verftand als de wil ge- 
raakt worden. Zy raakt 00k tot de kleyne Kinderen , di 00k begr*- 
pen worden als deezer genade vatbaar ; het welk blykt uyt het voor- 
beeld van Johannes den Dooper , di met den H. Geeft is vervult ge- 
worden 00k van zy'ns Moeders lyve aan. En het Kindeken wies op , en 
ivierd gejierkt in den geeft. Luk. 1: 15. 80. En uyt het voorbeeld van 
Jeremias, den welken God '-, eer dat hy uyt de baarmoeder veordkwam , 
gehailigt heeft. Jer. 1: y. 

C. De Oorzaken , waar van 

a. De Uytwerkende , God is en de H. Geeft. Joh. 1: 13. Welke niet 
uyt den bloede , noch uyt den wille des vlees , noch uyt den wille des 
mans y maar uyt God geboren zyn. Hoofdft. 3: 5. Zo» imand niet 
geboren word uyt water en geefl , lay kan in 't Koningryke Gods niet 
ingaan. Ezech. 36: 25-27. Zegt God, ik zxd u een niew herte 
geven , en ik zal eenen niwen geefl geven in 't binnenffe van u : en 
ik zal maaken dat gy in myne inzettmgen zjtlt wandelen. 

b. De Verdinende is Chriftus gehoorzaamhyd zelv. r jl 'oh. y.6. Want 
deeze is het di gekoomen is door water en bloed , Jezus de Chriftus. 
Dat is , is gekoomen in eene volmaakte hailighyd , met eene waare 
gehoorzaamhyd en eenen volmaakten prys , op dat wy van de fchuld 
bevryd , wedergeboren , en van zonden gereynigt zowden worden. 
Vergelyk Hoofdft. 1 : 7. Het bloed van Chriftus Jezus , de Zoone 
Gods , reynigt ons van alle zonden. Vergelyk J oh. 2: <f. 

f. De Werktuygige , is 't Wbord Gods , 't welk bcgrcpen word als 
het zaad der Wedergeboorte. Jak. 1: 18. Naar zynen wille heefi 
hy ons gebaart door het woord der waarhyd. En 1 Petr. 1: 23. Di 
gy wedergeboren zyt niet uyt vergankelyk , ' maar uyt onvergankelyk 
z,aad , door het levende en eewig blyvende Woord Gods. 

D. T)e Gevrogten zyn de dooding van den ouden , en de leyendigmaa- 
king-van den niwen Mens. Efez. 4: 22-24.- Dat gj zowdet afleggen 
aangaande de voorige wandelinge , den ouden mens , di bedorven word 
door de begeerlykheden der verleydinge : En dat gy zowd verniewd 
worden in den geeft uws gemoeds , En den niwen mens zowd aandoen , 
di naar God gefchaapen is in waare regtveerdighyd en hailighyd. Kol. 
y< "lb: En aangedaan hebt den niwen mens , di verniewt word tot ken- 

-■-* nJJfe , naar het evmbeeld des genen y di hem gefchaapen heefi. Dat is, 

d« 



>.H. <DER 2XL$GHT9>, HoofdVII.; itfr 

de herftelling vanMlejawrfiens naar Gods beeld ,''«iet wedcrgeving der 
Termoogens van wyshyd'en hailighyd dcs wils , di tot hct beeld Gods 
vereyft worden. *' 

E. De Aandoeningen der Wedergeboorte zyn 

aa. Datze geenige voorbereydzelen van den mens toelaat : want di 
• word bevat , voor afvoor de wedergeboorte, als onmagtig om ee- 
nig goed te doen. Job. y. 6, j. Het gene up het vlees gebooren is t 
is vlees : dat is , di uyt een vleeflyk mens'geboren is , is ook zelv 
vleeflyk , en onmagtig tot eenig geeftelyk goed. En het gene uyt 
den geefl geboren is , is geefl. Dat is , den welken God , di een 
Geeft is , fchept en herfchept , is geeftelyk : zoo dat , gelykerwys 
4e mens tot de eerfte Schepping niets vermag , hy ook alzoo tot 
de tweede Schepping of de ; Wedergeboorte niets doen kan , maar 
dat God roept de dingen di niet zyn , als ofze waaren. Rom. 4: 1 7. 
la phroneema tees far kos , het bedenken des vlees is vyandfchap tegen 
God : want het onderwerpt zig de Wet Gods niet : want het kan ook 
niet. Rom. 8: 7. 1 Kor. 2: 14. De natuurlyke of dierlyke mem 
iegrypt niet de dingen di des Geejies Gods zyn } enz. Het welk men 
tegen de Schoolgeleerden en Jezuiten , de vobrftanders van eenc 
voprafgaande bereyding , moet ftaande houden. Maar onderfchy- 
dentlyker 
a. Bewyzen wy dit, 

1. Daar uyt, dat de geheele afzondefing der menflen uyt de 
Voorverordinering , en den raad der genade afgeleyd word, 
want Hand, 2: 47. De Heere dede dagelyks ,tot de gemeente di 
zalig wierden. Hoofdjl. 13:48. Daar geloovden zoo veele 
als'r geordineert waaren tot het eewige leven. Voeg hier by 
Rom. 8: 30. Di hy te vwren verordineert heeft t deeze heeft hy 
ook geroepen , enz,. 

2. Dat'r geenig waare goed van een onwedergeboren mens ver-« 
rigt worden kan , gelyk reeds bewezen is. 

3. Gmdat de genade van befteiering Weltyds menflen bevangen 
heeft , di in uyterlyken fchyn de ondeugenfte waaren , gelyk 
den Moordenaar aan 't Kruys , en Zaulus in zyne vervolgin- 
gen. Vergelyk hier ook mede , Matt. 11: 25, %6. alwaar 
Chriftus zynen Vader eerende zegt : Ik dank u Voder, Heers 
des hemels en der aarde ,• dat gy deeze dingen voor den wjizen 
en verfandigen verborgen hebt. Dat is , voor di genen , de-» 
wdkedoornunne g'eleerdhyd en de fchranderhyd vantfuhrer- 

Dd 2 nuft^ 



% tt, Hoofd.X. VJM- e DEi^MGTVEERD. D & 

' huft, qn v zigzelven vertrouwetnjg^ jen een>vleeflyk overleg 
fmeedende , God tr,agten een tuytop te zetten , >n alles aaa 
hunne ygcne kragten toefchry ven ; en bebtxje neepiois den Kin- 
derkens geopenbaart. Datis., den onbedrevenen en ongeleer- 
den , hoedaanig de Apoftelen geweeft zyn. ( Ja Chriftus is 

fekoomen om de zondaaren tot bekecring te roepen , daarora 
eeft hy met Tollenaaren en zondaaren verkeert. Matth. 9: 
10-14. ) ^ net wc ^e hy zynen Vader verheerlykt , om dat 
hy zeer betaamelyk gehandelt heeft, want hier door word God 
klaarlyk gekent als de Zaligmaaker , en 00k deszelvs ksagtdaa- 
dige genade. 
b. Verdedfgen wy tegen de tegenwerpen uyt de phatzenjuMattk 
2 j: 28. alwaar dien , di een talent bad, 't welk hy niet had aan- 
gelegt , het zjslve moeft afgenomen, en gegeven warden aan di 
tien talenten-had. En dan Mark. 12: 24. alwaar Chriftus tegen; 
den Schriftgeleerden Jongeling , di de Wet onderhield > and- 
woorde : Gy zyt niet verre van bet Koningryke Gods. Ook bren- 
gen zy by het voorbeeld van Kornelius , welkers gebeden en aal- 
moejfen tot gedagtenijfe opgekoomen zyn voar God. Hand. 10: 

■ hb. Datze in het eerfte opflag zig enkel Iydelyk vertoont , 't welk het 
woord wedergeboorte van zelv te kennen geevt. Vergelyk hier me- 
de , 2 Kor. 4: 6. Want God , di gezsgt heeft , dat bet ligt uyt de 
duyjlernifie z.owde fchynen , is de gene di in onzjs herten gefchenen 
heeft, tot verligtinge dJer'Heitniffe der heerlykhyd Gods in't aangez.igt 
van JezMS Chriftus. 
ec. Datze teffens en te gelyk gefchied ; want zy is eeneniwe Schep- 
ping , en de eerfte ontvanging van 't ligt der genade. 



HOOFODEEL X. 

V m de Regrveerdiging, 

GElyk de Mens met de gave des, geloovs in de wedergeBoorte eene 
ftaatsverwifleling ondergaat , alzoo verkrygt hy ook eene niwe betrek- 
Jsing , in welke betrekking tot Gods lievde hy begrepen. ward als ycrzbent 



P.H. VAN T>$ &mrVr%££ e D. Hoofd.X: %if 

en een vrindGads, e£ jd^'^^eT met het grootfte regt , Weg'ens'zyne ge- 
meenfchar/ met Chriftus. j3e weldaad, dideeze niwe betrekking aanbrengt 
word genaamt R E G*T YEERDI/3ING, dewelke de twcede weldaad 
van de toepafling der zalighyd is , di begrepen moet worden , als de uyt- 
fpraak van het vonnis in Gods vuurfchaar, waar door de verlofte geloovige 
vry verklaart word van de fchuld wegens de te weeg gebragte voldoening 
van Chriftus , en het regt ten kven en ter geregtighyd toegewezen word 
om Chriftus verdienftens wille , dewyl hy geagfr word door den geloove 
cene nauwe gemeenfehap met Chriftus te'hebben. 

A. Het woerd Regtveerdiging ftellen wy tegen de Pausgezinden vaft een 
regtelyke betekenis te hebben , en overzulks geen opzigt te hebben op 
de inklevende geregtighyd* Want di dat ftellen , vcrwerren de regt- 
veerdiging met de hailigmaaking , regelregt tegcn Paulus aan , i Kor. 
i: jo. Alwaar Chriftus ohderfchydelyk gezegt word } ons geworden te 
z.yn wj'shyA van Gode , en regtveerdighyd , en hailigmaakinge* Hoofdft. 
6: ii. Gj zyt gehailigt , gy z.jt geregtveerdigt. De regtelyke betekenis 
is zonneklaar in de plaatzen , Dent, zf: i. Wanneer liden zjtllen toetre- 
den tot het gerigte , dat zyzje rigten , moo zjiRen zy den regtveerdigea 
regtveerdig fpreken , enz.. Spreuk. 17; 15. Wi den godloozjen mazdik , 
regtveerdigt , en den regtveerdigen madfehiang verdoemt, zyn den HEE- 
RE een grouwel , ja di beyde. Rem. 8: 33, 34. God is 't di regtveer- 
digt. Hier tegen zyn geenzins de plaatzen , Jez: 53: it. Door zyne 
kennijfe zal mm knegt , de regtveerdige , veele regtveerdigen : alwaarzc 
geene regtelyke betekenis toelaaten , maar eene zaakelyke verandering,. 
waar toe de kennifle den mens bereyd em veerdig maakt : en meenen dat: 
verkeerdelyk verftaan tc worden. Dan. xn 3. De Leeraars xullen blin- 
. ken , en di 'r veelen regtveerdigen gelyk defterren ,. mz- 
B. Om de zjaak zslv regt te verftaan , moetenwe in agt nemen^ 
ji. De Oorzaaken , en wel 

a. De Uytwerkende , dewelke God is , aangemerkt als een regtveer* 
dig Regter ,, welkers werk is , het vonnis tevellen. Rom. 8:33. 
WW zjal befchuldingen inbrengen tegen de itytverkarenen Gods ? God 
is't di regtveerdigt ,. dikaioonS a Kor.. 5; i!<>. 

b. De Voordzettende , op dat 'r een vonnis van vryfpreking uytkoo- 
me ; deeze is de Voorfpraak of Middelaar Chriftus , di xyn ygen- 
dom met regt eyft , want hy is oPgewekt om onzje regtveerdiginge.. 
Rom. 4: z 5. Wi is 't di verdoemt f Chriftus is 't di gefterven is , di 
eek voor ons bid. Rem. 8: 34, 3.5. 1 Job. 1: 1. &j is onzje Foer* 
jfraak f enz* 

E>d } J. Dt 



%%4 Hoofd/X. rJ&Slfc BJBG&EE-KD. D.H. 

B. DeWerii/igen^frdewelke twee zyn, \ fl .,^, • •• ' 

aa. D<? Vryfpreking , dewelke gcnaamt word , vergeving cfcr zonden 
waar door de HEERE de cmgeregtighyd niet toerekent. Pf. 32: 2. 
Luk. 1: 77. Alwaar aan te merkcn itaat: 

a. Dat deeze weldaad gelegen is in de wegneming van de fchuld, 
en verdoemenis , om dat'r geen v erdoemenijfe is, voor den genen 
di in Chrifius J-ez.us zyn. Rom. 8: 1. 34. 

b. De Oorzaaken ; en di wel 

1. (a) De Voorgaande , dewelke is de enkele genade Gods 
zonder de werken der Wet. Rom. y. 24. Worden om niet 
geregtveerdigt , uyt zyne genade , door de verlojfinge , di in 
Chrifius Jezus is. En 4: 6. Gelyk 00k David den mens zalig 
fpreekt , denwelken God de regtveerdighyd toerekent zjonder wer- 
ken. 

„2. (b) De VoJgencle; dewelke 4e voJdoening van Chriftus zelv 
is , di op de rekening der~geloovigen overgebragt word. 
JMatth. %6: 28. Want dat is myn bloed des N. Tefiaments ', het 
welk voor veelen vergoten word , tot vergevinge der zonden. 
Efez. I? 7. In weiken wy hebben de verlojfinge door zyn bloed, 
de vergevinge der zonden , enz. Beyde deeze Oorzaaken , 
zoo de voorgaande, ak volgende, ftelt Paulus ondcrfchydent- 
lyk Rom.*y. 24., En warden om niet geregtveerdigt , uyt zyne 
genade , door de verlojfinge di in Chrifius Jezus is. 
e. Het gevolg of gevrogt van de vergevinge der zonden, is di op- 

zigtelyke ftaat van vrede, vrindfchap, en verzoeninge met God, 

Rom. 5: i. Wy dart geregtveerdigt zynde uyt den geloove y hebben 

vrede by God door onzen Heere jezus Chrifius. Waar uyt ont- 

ft#tt 

1. De Overbrenging uyt den ftaat van vyand/chap, tot den ftaat 
van vrindichap. Rom. 5: 8-10. Want indien wy vyanden zyn- 
de met God verzoent zyn , door den dood zyns Zoons , enz. 
Kol. 1: 20. Dat hy vrede gemaakt hebbende door het bloed van 
Jezus Kruys , hy door hem alle dingen verzoent heeft tot zjg 
zjelven. 

t. De Vrede zelv met God. Filip. 4: 7. De vrede Gods di alle 
verfiand te boven gaat , enz. Job. 14: 27. Vrede laat ik u , 
my nen vrede geev ik u, zegt Chriftus. De Vrede met de con- 
fcienti of ygen geweetcn , waar door wy roemenm d*e hoope 

■*■ •> i ■• '- v i de* 

(»J PtoSgamenam. (b) PrgkakAMka. 



«fer heerlykhyd Gods. Rom. 5. 2. Vrede met dc fchepzelen. 

jf«^ 5. 23, 24. Afctf de fteaaen des velds z,al u verbond zyn : 

en het gedierte des velds zjil'met u bevredigt zyn : En gy zjtlt 

bevinden dat uwe tente in vrede is. 
bb. DeToewyzjng, dewelke de toerekening der geregtighyd zelv is, 
dewyl de Regter befluyt , dat de befchuldigde geloovigen toekoomt 
het regt van Chriftus verworven , tot alle verdere genade en het 
leven. 
A. De Weldaad is derhalven de fchejiking van het regt ten leven, 

Rom. 5. 17-15). • 
2?. De Oorzaaken zyn. 

I. De Voorgaande , proeegoumenee. De eenige genade Gods. 
Rom. 3. 24. 

II. De V'olgende , prokatarktikee , Chriftus Geregtighyd , niet 
onze ygene. Derhalven zeggen wy, 

X. Kath' arfin , ontkenniglyk , dat de yge geregtighyd , te 
gelyk met de verdienften der goede werken uytgefloten 
word; het welke wy 

a. Bewyzen tegen de Pausgezinden , di het regt ten leven 

van de verdienften der goede werken af hangen 

a. Door uytdrukkelyke plaatzen , di de yge geregtighyd 

veroordeelen. Rom. 9: 20, 32. Wat zjtten wy dan : _ 

zeggen , dot de Hydenen , di de regtveerdighyd niet 

zogten, de regtveerdighyd verkregen hebben , dog de 

regtveerdighyd di uyt den geloove is. Maar Ifrajel is 

tot de Wet der regttieerdighyd niet gekoemen. Waarom ? 

om dat ze niet uyt den geloove , maar als uyt de werken 

der Wet, di zogten. Filip. 3;. 9. Niet hebbende my- 

ne regtveerdighyd di uyt de Wet is , niaar di uyt den ge- 

Ubvem Chriftus is , da rvgtireerdighyd di uyt God is 

' 4m m^mSet'fWf fe^yW&t 06k uyt di getuyg- 

plaatzW] ^cft-toerkeh van.de regtveerdiging uytfluy- 

ten : Uyt de werken der Wei z&l geen vlees geregtveer* 

digt worde'n voor God. Ram. j. 20. 't Welk Paulus 

nadrukkelyk bewezen hebbende r voegt hy vers 28. 

daar, by , "Wy beflkyteh ; dan i l''dkt de mens door het ge~ 

1 : '• '■■*'■ lodvegetegWierWgH T^or^f^hoMer de werken der Wet. 

' - •'■ • Doet hi'e'r \Sf\' Gkl.i. .*'i&? 'tyeetende dat de mens niet 

geregtvwdigttimd'ityi de werken der Wet y maar door 

bet 



xi$ . HoofH. *L J^L'DE MEGTVEEKD. D. H. 

' i * het geloove in 'Jez.us Chriftus , zjto hebben wy ook in 
Chriftus ^exjis geloovt , op dat wy zowden geregtveer- 
digt worden uyt het groove in Chriftus , en niet Uyt de 
werken der Wet : daarom dat uyt de iverken der Wet 
geen vlees z/il geregtveerdigt worden. Ja ook de wer- 
ken der Wedergeboorene worden zelv uytgefloten. 
' Tit. 3.5. Hy heeft ons xjilig gemaakt, niet uyt de wer- 
ken der regtveerdighyd , di wy gedaan hadden , maar 
naar zyne barmhertighyd , door het bad der wederge- 
boorte , en de verniwinge des Hailigen Geeftes. 

b. Uyt het onderfchyd van de Wet der Werken en des 
geloovs. Rom. 10. 3. Want de Joden de regtveerdigr 
hyd Gods niet kennende , en hunne ygene geregtighytk 
zjoekende r op te rigten , z.00 zyn zy der regtveerdighyd 
Gods niet onderworpen. Voeg hier by, Rom. 4. 11,16. 

c. Uyt den ftaat der gener , di geregtveerdigt moeften 
worden , dewelke zyn de zondaaren. Rom. 3.9, 10. 
Joden en Griken , die z,ynzje onder de zonde , Gelyk 
gefchreven is : door is nimand regtveerdig , ook niet 
een. Vers 19. De geheele werreld is voor God ver- 
doemelyk. 

d. Uyt net ynde der regtveerdiging , het welke is de 
uytfluyting van alle roem. Rom. 3. 27. 28. Waar is 
dan de roem ? Hy is uytgefloten. Door wat Wet ? Der 
Werken ? Neen , maar door de Wet des geloovs , ens.. 
1 Kor. 1. 25), 30. Op dat geen vlees zjowde roemen 
voor hem , enz. Doet hier by, Efez. 2.9, 10. Juliet 
uyt de werken , op dat nimand raeme , enz.. 

b. Beweeren wy tegen de tegenwerpen 

a. Uyt de plaats Iak. 2.21, 24. Dat de mens uyt de wer* 
ken geregtveerdigt word, en niet alleenlyk uyt het geloo* 
ve. 'x. Welk jakobus bewyft met het voorbeeld van 
Abraham. 

b. Uyt den Loon , di aan de goede werken toegewezert 
word. Gen, 15. I. Vreeft niet Abraham , ik ben u eett 
[child ,• en loon , zjstr groot. 2 Kron. 15. 7. Weeji 
gy fterk , en laat uwe handen niet verflappen : want® 
daarisloon, naar uw werk. /?*.. 40. 13. Ziet zyn. 
loon is by hem t en zyn arbydsloon is voor xynaangezigt. 

Matth. 



D.n. -VAK <DE REGm&£$%>. Hoofd.X. nj* 

Matth. j. ri. I Kor. 3.14. Zoo imandSPfaerk blyvt t 
dat hy daar op gebowt heeft , by zaI loon ontvangen. 
Openb. 22. 12. Ziet, ik koome haaflelyk , en mynert 
loon is met my , om een iegelyk te vergelden gelyk zyn 
iverk z.al zyn. Ja de Pausgezinden lappen'r hct woord 
verdlenfle nog by , b'ybrengende , Zyrach. id. if. 
jMaak plaatze voor ■ allerlye aalmoejfen, want een iegelyk 
mat vinden naar zyne werken. Hcbr. 13. 16 Want 
aan zoodaanige offerhanden heeft God een welbehaagen. 
Let wcl op het Griekze woord euarejiehai , een welbe- 
haagen hebben, 

c. Daar uyt , dat de gehoorzaamhyd der goede werken 
genaamt word onze geregtighyd. Dent. 6. 25. En 
bet zal ons geregtighyd zyn , ah wy zjdlen waarnemen 
te doen alle deezje geboden , voor het aangezigte onzxs 
HEEREN onz.es Gods, enz. En Dent. 24.13. 
en om dat aan de gehoorzaamhyd van goede werken 
vergeldinge uyt regtveerdighyd toegezegt word. 2 
Th'ejf. 1.4-7. Op dat ge weerdig geagt werde des Ko- 
ningrjks Gods. Alzoo het regt is by God antapodounai , 
verdrukkitige 4e vergelden , den genen di u verdrukken. 
En u di verdrukt word , verkwikkinge met ons , enz. 
Ziet 00k 1 Kor. 9. 27. 2 Tim. 1. 12. 2 Tim. 4. 
7, 8. Hebr. 6. 10. Ink. 1. 12. Openb. 2. 10. Al- 
zoo dat God gezegt word een regtveerdigcRegter, en 
een niet-aannemer der Perzooncn in het oordeel van 
vergeldinge. Rom. 2. 11. Want daar is geen aanne- 
minge des perzoons by Gvd. Gal. 2. 6. God neemt den 
perzoon des menjfen niet aan. Hand. 10. 34. Ik verne- 
me in der waarhyd , dat God geen aannemer des per" 
: xjoons is. 

<L Uyt de vergelding , di gezegt word te zullen gefchi- 
den naar de ev.eqredighyd der werken , waar naar God 
eenen igelyk vergelden zal naar zyn iverk. Pf. 61. 15. 
JUatt. 16. 27. De Zoone des menjfen zal koomen , en 
als dan z/tl hy een igelyk vergelden naar zyn doen. Rom. 
,, 2. 6, j. Welke een igelyk vergelden zal naar zyne iver~ 

ken. 1 Kor. $.£. Een igelyk zal zynen loon ontvan- 
gen hoar zynen arbeyd. Gal, 6. 7, 8. Want h,qo wat 
Ee '■■■. •/.- 4s 



*i8- Hoofd.X. f^Lm&.&miyEE&D.: D.IT. 

„.,„. *""' '"dfmeftjfe xmyd ,. dat sjd. hy. oak maayen , enz. Openb, 
22. I 2. Qokword de vergelding gezcgt te zullen ge- 
fehiden naar de waardighyd der werken. Luk. 10. 35. 
Di waardig zjillen geagt zyn di eewe te verwerven, 
tfiz.. 2 Tejf. 1. 5, Op dot gv waardig geagt werde des 
Koningrrks Gods. Openb. 3 . 4. Di hunne kleedtren 
niet bevlekt hebben > en zy zjillen met my wandelen in 
witte kleederen ■:■■ overmits zyhet waardig zyn r 

e, Uyt den zaamenhang tuflen het leven en de werken , 

zoo dat de werken zyn de voorwaarde van het cerfte. 

Adatt. 19, 17; Wilt.gy in het leven ingaan , onderhoud 

de geboden. En in 't vervolg ; zi 00k , 1 Tim. 4. 8. 

Ja de werken zyn de oorzaake des levens , het welke 

de (a) oorzaakwoordjes; ,. want , em dat , daarom y 

genog , te kennen ■ geven : zi Matth. if. 34, 35. En 

de goede werken worden 00k gezegt de zalighyd zelv 

uyt te werken. 2 Kor. 4; 17. Gal. 6. 8. Openb. 7. 

14, 15. Het welke de Pausgezinden afleyden als van 

eene niwe Wet der Werken, Iak. 1 . 25. Di injciet in 

de volmaakteWek, di der vryhydis , di door by blyvt , 

deez,e geen.vergetelfk hoarder geworden zynde , maar 

een daader des werks t deezje zM gelukzjilig zyn in die 

zyn doen. 

2:. Kata thefm , flelliglyk houden wy vaft , dat Chriftus ge- 

hoorzaamhyd zelv de verdinende oorzaak is van het regt ten 

leven^ fcfet welke wy 

a. Bewyzen tegen de Pausgczindcn en anderen , dewelke 

fteHen , dat Chriftus uyt ygener naam verfchuld is ge- 

weeft gehooEzaamhyd aan deWet te. bewyzen, en dat hy 

alken voor zig zelv verdient heefi. . 

a. Uyt de uytdrukkelyke plaatzen , /rc.45; 24,25. Men 
xjal: van my z.eggen , gewjffelyk.rin.den Heere zynge- 
tegtigheden enflerkte: In den. HEERE zjsl geregt- 
veerdigt worden , en zjg beroemen , het ganjfe zaaJL 
Ifrajels^ lez.* 54. 1 73 Bit is de erve der knegten des 
HEEREN ', enhunnegeregtighjd is uyt my , JpreektP 
de HEERE. Hter van daan word hygenaamt, It* 
hova t de HEERE onze geregighi/d. Jer. 23. <*. 

Eix 

' . {») OmT«l^ pqwiculae. 



D. U VJM&iF^&£P£EX®. Hoofd.X. *tj 

ifirfl Try word gezegt , ons van'tjrcrS geworden te zyn» 
regtveerdighyd. i Kor. 1.-30. z Kor. 5. 21. Op dat 
wj zjawden worden regtveerdighyd Gods in hem. En 
Filipp. 3.8,9. De regtveerdighyd di^yt God is door het 
geloove. 

b. Uyt het voorbeeld van Abraham. Rom. 4. 3 . En A- 
brum geloovde God , en 't is hem gerekent tot regtveer- 
dighyd. Vergclcken met Gen. 15. 6: En hy geloovde 
in den HE ERE : en hy rekende het hem tot gereg- 
tighyd. 

c. Uyt Chriftus verdienfte , in den titel ran de verwer-; 
ving deraalighyd vaft geftelt. 

s b. Verweeren wy tegen de tegenwerpen. 

a. Gm dat Chriftus voor zig verdient-faeeft , want door* 

om, dat Chriftus zig vernedert heeft. , heeft hem God 

uytermaaten verhoogt , en heeft hem eenen naam gegeven 

woven alle nactm. 'Filipp. 2. 9. Want het gene imand 

uyt ygen naam verfchuld is, dat kan hy in eens anders 

plaats niet verdinen. ^ < 

■'■■••. h. Om dat het even ongerymt is, wegens eens anders 

regtveerdighyd regtveerdig gezegt te worden , als da* 

een Moorman wegens eens anders withyd kan wit ge- 

naamt worden. 

III. De Werictuygige oorzaak is het =geloov , aangemerkt niet 

als ons werk , maar als het werktuig onzer vereeniging en za- 

menvoeging met Chriftus. Waar van daan de Regtveerdi- 

ging gezegt word uyt -den geloove. JZom. 3. 21,28. Wy be- 

jluyten dan dat de menjfe door het geloove geregtveerdigt word , 

zonder dewerken derWet. Gal. z.\<S. Wetende dan dat de 

menffe niet geregtveerdigt word Hit de werken der Wet t maar 

door het geloove in leans Chriftus , enz. Waar van daan dan 

uyt-hci geloove word.aigeleyd het oeegt ten Jeveft , voor zoo 

veel ions ^leov k'de#ereei*igliH^tttet ChriftUs. Efez. 3. 17. 

Op dat Chriftus 4oor het geloove in uweherten ivoone. Ioh. 1 J 

12. Zoo veele hem aangenomen hebben , di heeft hy magt gege- 

venkinderen Gods te wo¥&eti\ teweeten , dim zjnen xaame 

gelvwen. Jfioofdft. 6. : i-$. , Di' l m^mffelooivi"%tlmmmermeer, 

dorfien. ^Zoo dat overzulks -de ganfie groftdflag >der regtveer* 

• dighyd, in bet regtveerdigen van de <»oddefyke yierfchaari 

Ee z go* 



*%o Hoofd.X. FJKm^Mf^^BRTi. D.E 

-- g^wrtfaeiFword, in des geloovigensV&r/eniging met Chri- 
itus. Volgens welke waarhyd alles , wat aan GJiriftus is , met 
regt geagt word het onze te zyn ; en ook onze regtveerdiging 
in CnriftuSu geftelt word , want di geen zonde gekent heefi , 
heeft hy z.onde voor ons gemaakt , op dot wy z.owden worden 
, v . ' , regtveerdighyd Gods in hem. z Kor. 5. 21. Rom. 8. 1, 2, 3. 
Filipp. 3. 8. 9. Mitfdien moetmen hier aantckenen de dwaa- 
Jingen aer Arminianen en Socinianen , willende, dat het ge- 
loov , als eene onvolmaakte gehoorzaamhyd , gchouden moet 
worden voor eene volmaaktc , en voor de oorzaak zelv van 
het regt. 

a. Welk gevoelen wy verwerpen , 
*. Otn dat het geloov tegen de werken r geftelt word j zo» 

alswe te vooren gezien hebben. 
b. Om dat tot voorwerp van de regtveerdiging geftelt word 
een godloozje , dat is , een mens van alle regt verfteken. 
Rom. 4. 5 . De gene di niet werkt , maar geloovt in hem , 
didengodloozjenregtveerdigt) word zyn geloove gerekent 
tot regtveerdighyd.. 
e. Om dat wy gezegt worden , uyt het gsloove , en door het 
geloove, geregtveerdigt te worden , en niet om het geloo- 
ve : overzulks kan het geloove niets anders zyn , dan 
eene werktuygige oorzaak. Rom. 3. 30. Nademaal hy een 
eenig God is , di de befnydeniffe regtveerdigev zmI uyt het 
geloove , en de voorhuyd doer het geloove. 
h. He^ is e^ne koude tegenwerp , uyt Rom. 4. 3, 5. Alwaar 
het geloov gezegt word , foegerekent te worden tot regtveer- 
dighyd. 
C. Het Gevolg of Gevrogt van de toegerekende regtveerdighyd is 
de genade van AANNEMINGE, waar van Joh. 1. iz„ 
Zto veele hem aangenomen hebben , dat is, aan wien hy gefchon- 
ken is , dien heeft hy magt gegeven kinderen Gods te worden, dat 
is , dien heeft hy het regt gegeven , om zig als kinderen Gods 
te gedragen , teweeten, di in xynen noame gelooven. Zict Rom. 
8. 5. Efez.. 1. 15. 
r.-- .... I. De Weldaad vm atmneming heeft hun opzigt op de genade 
, t , der regtveerdiging. 1 Joh, 3, 1. Ziet hoe grooten lievde ont 
de Vader gegeven heeft y namelyk , dat wy kinderen Gods ge- 
, tiaamt wwdwwordw. enbetdseni;aJlee^Yk.mtteenen, dat 
, . .. ~ ' " " bes 



B.H, VAK <DE REGTTEEKD. Hoofd.X. %%t 

het gefchonken regt ten leven uyt het Teftament vlocit , het 
welke ons tot Ervgenaamen ftelt , en eenc zeer uytvoerigc en 
vrye" huyshouding der genade opent. 

2 . De fchenkende en toebrengende QarzaaL jskv «!eeze weerdighyd 
is de VADER. Efez.. i. 5. Di ons te vooren geordtneert 
beeft tot aanneminge tot kinderen , door 'Jezjus Chrijius in hem- 
zAven , mar het welbehaagenzynswillens. 1 I oh. 3. 1, Ook 
is het C H R I S T U S , di als Gods Zoone , ons aanneemt 
tot zyne gemeenfchap , en met den Vader , d&Maaker van 
dat Teftament. Ioh. 1 . 12. Zoo veele hem aangenomen keb- 
ben , dien heeft hy tnagt gegeven kinderen Gods te worden , tc 
weeten , di in zynen naame gelooven. Hebr. 2. 10-13. ^)e 
verzegelende oorzaak is de H. GEE ST. Rom. 8. 15. 16. 
Wy hebben ontvangen den geeft der aanneminge tot kinderen, 
door welken wy roepen , Abba , fader, dezjelve geeft getuygt 
met onzjsn geeft , dat wy kinderen Gods zyn. 

3. De Gevrogten zyn , zommige voorregten, 

a. Aan een igelyke huyshouding gemeen , hoedaanige zyn. 

a. Het Regt van ervgenaamfchap. Rom. 8. 17. Indien wy 
kinderen zyn , zoo zyn Wy ook erfgenamen : erfgenaamen 
Gods , en me de-erf genaamen van Chrijius. Gal. 4. 1 . 

h. De Weerdighyd di uyt de gelykvormighyd met God 
voordrloeit , volgens deweike wy teederlyk bemint wor- 
den. 

b. De bezonderheden van de huyshouding des N. Teftaments, 
hoedaanige zyn. 

a. De Cliriftelyke Vryhyd : want 1 Kor. 3. 17. Waarde 
Geeft des Heeren is , daar is vryhyd. Gat. 4. 26. Ieru- 
zjalem dat boven is , dat is vry. 

b. Een zonderKng vertrouwen by God : waar door wy in 
Chrijius hebben ae vry moedighyd , en den toe gang met ver- 
trouwendtor het geloove aan hem. Efez., 3. 12. Hebr. 
4. 1 6. Laat ons dan met wrymoedighyd toegaan tot den 
throon der genade , op dat wy barmhertighyd mogen ver- 
hrygen , en genade vinden ) omgeholpen te warden ter be- 
kwaamer tyd. 

K*t HOOFDj 



%%% Hoofd.XI. VJN mE HMLlGMAdK UJk 

HOOFDDEEL XL 

t 

Vm de Haifymiutjitg. 

DE twee eerfte Weldaaden der genade haddenliun opzigt op den ftajS 
der genade in zyn eerfte begin. Di nu volgen hebben hun opzigt 
op deszelvs voordgang 1 : alwaar men naa te vorffen heeft de genade van 
Hailigmaaking ,, Bewaarmg , ■en Verzjsgeiing. DE HAILIGMAA- 
KING is de derdegenade-wcldaad van de toebrengingderzalighyd, waar 
door het begin ,van het gceftelyk leven , in de wedergeboorte ontvangen, 
door "behulp van 'x Woord en den H., Geeft , zoodaanig opgewekt en 
wordgezet we*d in de-*ejke»der Godzaljghyd, . dat het vlees dagelyks 
meer en meer gebreydelt, en veel edeler daaden van het niwe leven uytge- 
Tokt worden. 

A. DE NAAM meet van de bomommict 3 dttbbelz.innighyd y gezuyvert 
» worden. Want daar is £enezekere.uytwendige .hailigmaaking, z Petr. 
•a. zo. Indien xy na dat&e door de iennijfe des Heer.en en Zaligmaakert 

lezjus Chriftus , de befmettinge& .der werreld ontvloden xyn , enindtzel- 
ve wederom ingewikkSt mynde , van dezelve wederom overwonnen wor- 
den , zfla is hoar hetjaatfte erger geworden dan het eerfte. Maar deeze 
onze hailigmaaking is inwendig. Efez.. 5. 27. Chriftus heeft zig de 
, Kerk voorgefieli , datx.yx.owae, hailig xyn en onberifpelyk. Deeze 
Naam word zomwylen ruymer genomen , zoo datze de wedergeboorte 
zely inflttyJ: ; s en zomwylen in eene enger :betekenis , datze op 3e eerfte 
afwafling oi wedergeboorte volgt , als 1 Kor. 6. 11. Gy zyt afgewajfen, 
gy zyt gehailigt t enz. En in deeze eerfte betekenis wordze Shier ge- 
nomen. 

B. DE OOR Z A AKENsder hailigmaaking zyn, 

ji. He Uytwerkende , de Vader en Zoon door den H. Geeft , Vader; 
Hailigtzje in ttwe waarhyd. Ink 117, 17. 1 'Theft. 5. 23. De God 
des vredes xelve hailige u geheel en al. De Zoon , 1 Kor. 1. 30. Di 
ons geworden is van God hailigmaakinge. V.oeg hier by 2 Kor. j. 17. 
Di in Chriftus is , di is een niew fchepzet. Eftex. $• 2 ^- ty dat hyzjs 
hailigen zowde , enz.. De H. Geeft. Tit. 3 J. Hy heeft oris xalig 
■gemaakt , naar zyne barmhertighyd door het baa der wedergeboorte , en 
de verhiwmge des Hailigen Geefte's> 



0.E rAJSTVEHAZLIGMJAK Hoofd. ±t &%> 

£. De fVerktuygige , is het Woord Gods , behelzende niet aJlcen cen 
regel van hailighyd*, maar ook de aanfporingen of verbindende rede- 
nen , di het vbornemen van een reyner kven meer opwekken. Ioh. 
xj; 17. Vader hailigt haar in uwe waarhyd: want uw woord is de 
waarhyd. 

C. De Fborbeeldige , is in 't algemeen het beeld Gods , in de Wet a£- 
gefchetftT, het welk door de zonde verloren zynde , wederom herftelt 
word. . Kol. %. lOi Dbet aan den niwen mens di verniewt word tot 
kenniffe , naar het evenbeeld des genen , di hem gefchaapen heeft. Efez.. 
4, 23, 24. En den nhven mens aandoen, di naar God gefchaapen is. 
En in 't bezonder God zelv; Lev. 1$. .2. Gyz.ulthailigz.yn: want 
ik de HEERE uwe God ben hailig. Ziet Matth. 5. 48. Weefi dan 
gyliden volmaakt , gelyk uw Voder di in de hemeien is -, volmaakt is. 
Al« ook Ghflftiis » di geen z.onde gedaan heeft , nochgeen bedrog in 
zynenmond gevonden is. z Petr. 2. 22. Voeg hier by , 1 loh: 2. <SV 
Di zfigt datTiy in hemblyvt , di moet ook z,elv aik.00 wandelen , gelyk- 
hy gewandelt heeft. En de voorbeelden der Hailigen. Weefi myne 
navolgers , zegt Paulus , geljk ik Chriftns mrdget ben- iCor. 11. 1. 
C: t>E GEVROGTEN der haiiigrrraakfflg. 

A. Eene uytvoeriger verandering •, door Het afleggen by trappen van 
de /mette der zonden , waar door wy ons zelven reynigen van alle be- 
fmettingen des vlees en des geefis , volyndigende de hailigmaakinge in de 
vreezje Gods. 2 Kor. 7. 1. 

B. De Oe£en'mg van goede werken j waar van de voorwaarden zyn, , 

a. Ten epzigt van het begin zel '', datze hunnen ooriprong hebben uyt 
het geloov. J&m. 14. zy. ^4 1 wot uyt den geloove met is , dat is 
z,onde. Gal. 2. zcr. Het gene ik nu in't'vleesleve, dat leev ik door 
het geloove des Zoons Gods. 1 "Tim. 1. f. Het ynde des gebods is 
lievde , , uyt een ongevynfl geloove; Hebr. 11. 6. Zander geloov is 
't enmogelyk God te behaagen; 

b, Ten opxigtvan het ynde , ' datze gefchiden? ter eere Gods. Matth. 
J . 1 6. Laat uw iigtalim fchynen voor de ntenffen , dot zy uwe goe- 
de uuerken mogeti zjen~ t ' en wu/en Vadifr , dt in de Hemeien is , ver- 
heerljken. 1 Kor. 10: 31. Alwar.gy doet > Moet het ter eerenGods. 

a Ten opz,igt van de regelmaat: - 

a. Kath arfin , ontkenmgfyk, datze nietzyn ethelothreesheias , een 

ygenwittigen Godsdienfl. Mdtth'. 1 J. <?. Te vergeevs eeren zy 

m)yleeranrend*leertngen,digebtrdenvanmeHfmzyn. Kol. 2. 

23 . Dewelke wet hebben eenfchjnrede van wyshjd inygenwilligen. ■ 

Godsdienjf, f>, Katl 



■i*4 Hoofd.XI. VAN T>E HAILIGMAAK. D.E 

b. Kau thefm , fielliglyk , maar volgens de Wet Gods : Hoort 
naar de inz£ttingen,en regte, di ik u leeraare te doen, op dat gyle- 
vet , enz.. Deut. 4. >?T t^h\ 
D. DE BYVOEGZELEN der hailigmaaking , dewelkezyn, 
ji. De Noodi.aakljkbjd , niet allecn van 't gebod. 1 Thejf. 4. 3 . Want 
dit is de wille Gods , te weeten , uwe hailigmaakinge. Maar 00k de 
noodzaaklykhyd der raiddelen. Hebr. 12. 14. Jaagt na de hailigmaa~ 
kinge , z^mder welke nimand den Heere z.ien z.al. Hier van daan is 
het , dat de goede werken , hoewelze niet de oorzaak van het Koning- 
ryk , egter dc weg tot het Koningryk zyn ; en by gcvolg , fchoon 
\vy niet aannemen datze verdinende zyn , zoo agtcn wy niet te mia 
ons zelven vcrpligt om di te doen. 

B. De Nttttighyd aeszelvs , dewyl de vlytige betragting der hailigmaa- 
iing dient ..,...,, - 

a. Tot vaftmaaking der verkizing , gelyk 2 Petr. 1. 10. alwaar wy 
door hailigmaaking en betragting der deugd gelaft worden , ons te 
beneerjligen onzs roeping en verk.iz.ing vafi te maaken. 

b. Tot opbouwing van den naaften : gelykerwys alzoo de Mannen 
gezegt worden , door den wandel der Vrouwen , z,onder 't wodrd, 
gewonnen te worden. 1 Petr. 3. 1. 

c. Tot voordzetting van Gods eere ,• Hier in is myn Vader verheer- 
lykt , dat gy veele vrugten draagt. Job. 15.8. 

C. De Onvolmaakthyd : want al fchoon de hailigmaakinge van dag tot 
dag toeneemt en aangroeit , zoo isze niet te min , wegens de over- 
bly vzelen van 't vlees en de begeerlykheden , di tegen den geeft ftryd 
voeren , nooit zoo volmaakt en volkomen , dat 'r niet zelv in de al~ 
lerhailigfte nog gebreken overblyven. Het welke wy tegen de Paus- 
gezinden , di overtallige verdienften der gbede werken fmeden a als 
mede tegen anderen beweeren, 

a. Bewyzende het regtzinnig gevoelen, 

a. Uyt zonneklaare plaatzen. Spreuk. 20. 9. Wi kan zjeggen , ik 
heb myn herte gezjuyvert : ik ben rejn van z,onde. Pr.edik. 7. 20. 
Voorwaar daar is geen mens regtveerdtg op aarde , digoed doet, 
enniet zjondigt. jak.j$. 2, Wy firuykelen alle , inveelen. ijoh. 
1. 8. Indien wy zsggen , dat wy geen z.onden hebken , wy hdri-, 
gen ens , en de waarhyd is in ons niet. 

b. Uyt de belydenis van de allerhailigfte Mannen , di<le onvol- 
maakthyd van hun vlees beklagen : gefyk Paulus Rom. 7. 18-23. 

. na dat hy in veele woorden oyer zyne oaYoLpakthyd geklaagt 

" " ";"' had, 



Urn." VAR<DE BEWAARING. Hoofd.XII. ixf 

had , en over adtmamian , de onmagt , en over de Wet zyner 

leden, di ftryd voert tegen de Wet zyns gemoeds, yndelyk vers 

— 24. uytroept , Ik elendig men-s ! wi zal my verloRen up het lich- 

haam deez.es doods f Voeg hier by Filipp. 3:12. alwaar Paulus be- 

lydeniflfe doet, zeggende j met dot ik het alreede gekregen heb , 

of alreede volmaakt ben : maar ik jage daar naa , of ik het eok 

grypen magt , enz. 

b. Verdedigen het zelve tegen de bygebragte plaatzen ; als Luk. 1 : 6. 

alwaar Zacharias en Elizabet beyde gezegt worden , regtveerdig voor 

God te zyn , ivandelende in alle de geboden en regten des Heeren on- 

berifpelyk. 1 Kon. 15: 5. Alwaar David infgelyks geprezen word , 

om dat hy alle de dagen zyns levens gedaan had dat regt was in de 

oogen des HEEREN , enz.. Zi 00k 1 Job. 2: 9. Een ifelyk di 

uyt God gebooren is, di doet de z,onde niet : want zyn zaad blyvt in 

hem : hy kan niet z,ondigen , want hy is uyt God gebooren. 



HOOFDD EE L XII. 
Van de Hewaaring. 

DE BEWAARING is de vierde genade-weldaad van de toepaf- 
fing der zalighyd , waar door een gehailigt mens , in verzoekingen 
geftelt zyndc, voor het gevaar van eene geheele en voile apoftafia , afval 
bewaart en daar van bevryd word , en de gave van volharding ontvangt, 
door den H. Gceft tot eenen manmoedigen tegenftand gefterkt , en uyt 
den val weder tot eene niwe bekeering opgebeurt word. 

A. Het woord Bewaaring hecft niet alleen plaats in de Leere der Voorzi- 
nighydi *anneer de riatuiirlyks of gefch#apene dingen in hunnen ftand 
bewaart en onderhouden worden > maar obk in de Leere der genade, 
wanneer het werk der genade door den Goddelyken byftand in den mens 
onophoudelyk voordgezet en ongefchonden bewaart word. Job. 17: 1 j. 

- 1 Pelr.^ 1:5. Door de kragt Gods worden wy bewaart door het geleove tot 
de zjdighyd , di bereyd is geopenbaart te worden in den laatjlen tyd. 

B. De Oorzaak is de ganffe H. Drieenhyd ,. GOD DE VADER, 
1 'di het ygendom van Chriftus beWaart , volgens Chriftus gebed , Job. 

17: 15, Ik-bid u , dat gy haar bewaart van den baozjm, Voeg hier by, 



%x6 Hoofd.XIL VJRmRBEWAAKim. D.IL 

Filifip. r: 6. GOD DE ZOON , dewelke zyn ygepdom eyflende 
en bezorgende , zegt: Dit is de iv'tlle des Voders , di my gezonden heeft , 
dot al wot by my. gf geven heeft , ik daar uyt niet verlizje , en dat een ige- 
lyk di den Zoone aanfchowt en in hem geloovt , het eewige leven heme : 
en ik hem opwekke ten uyterflen doge. *Joh. 6: 39, 40. GOD DE H. 
GEE ST bezonderlyk , otn het werk der hailigmaaking voor altyd in 
de herten te doen duren. Joh. 14: 16. Ikzjtl den Voder bidden en by 
zjtl u eenen anderen Traofler geven , op dat hy by u blyve in eewighyd. 
G. Het Gevrogt ,. en wel 

A. In 't Algemeen aangemerkt , is de volftandige volharding zelv der 
Hailigen in't geheel en tot den ynden toe ; dewelke wy beweeren te- 
gen de Voorftanderen der vrye Wil , meenende H. Dw. Dat de 
vryhyd van den Wil met zulk eene kragtdaadige werking van onder- 
houcling' en bewaarin g g eenzins beftaaa kan. 
a. Wy ftellen de regtzinnige Leere vaft, 

a. Uyt de Wettifle Beloften , di toezegging van deeze genade doen. 
Pfal. 1 12: 6, 7. De regtveerdige zjil in eewighyd niet wankelen. 
Zyn herte is vafl betrouwende den HEERE. Jez.. 54: 10. 
Bergen zjtllen wykm, heuvelen ftellen wankelen, moor myne goe~ 
dertirenhyd zjil van u niet wyken , en het verbond mynes vredes' 
niet wankelen , Z£gt de- HEERE mve Ontfermer. Jer. 32: 
39, 40. Ik z.al hen eenderly herte en eenderly weg geven , om my 
te vreez.en alle de dagen , en ik zal een eewig verbond met hen 
maaken , enz,. Jok. 10; 17-29; Myne Schaapen , zegt Chri- 
ftus , geve ik het eewige leven , en zy zuMen niet verlaoren gaan 
in eewighyd -, en nimand zjtlzje uyt myne hand rukken , totyn Fa- 
der , dix,e my gegeven heeft ,. is meerder dan alien , en nimand 
kanzji rukken uyt de hand myns Voders. Doe hier by Joh. 4: 14. 

b. Uyt de Vaftighyd der Verkizing , Waar door het onmagelyk is de 
uytverkorenen te verleyden. Matth. 24: 24. Zi 00k de aanftonds 
aangehaalde plaats , Jeh. 6: 39,40. Want dit is de wille myns 
Voders, enz,. Dat is : Dit is het Teftament des Vaders dat vail 
is , en deszelvs willekeur en goedvinding y over al wat uyt dat 
Teftament volgt , enz. 

<r. Uyt de kragtdaadighyd van Chriftus genade ; als di deeze vol- 
harding 

I. Verdient heeft. Rom, p 9, 10. Indien wy vyanden zynd* 
met God verz,oent zyn,, veel meer zjdlen wy verzjtent zynde 
beholden wordsn door Chriftus leven. Hebn $>; 14, x 5 . ~~ 

z. Door 



RE VAN T>E BEWAARING. Hoofd. XII. %%? 

2. Door zyne tufienkoomfte als Middelaar , bid by, en bid niet 
te vergeevs. Luk. 22: 31, 32. Ik hebbe voor u gebeden , enz,- 

—- Job- 17: 10, 11. Hailige Vader , bewaartzje in urven naams 

di gy my gegeven hebt , enz.. Rom. 8: 33, 34. Wi z.al be~ 
fchuldinge inbrengentegen de uytverkorenen Gods? Chriftus is't t 
di voor ons bid. 

3 . Door de kragtige befcherminge van zyn Koningryk zelv toe- 
paft. Zi J oh. 10: 27, 28. 

d. Uyt genade door den H. Geeft verzegelt. Rom. 8: 16, 17. De- 
ceive geefl getuygt met onz.en geefl , dat ivy kinder en Gods zyn y 
&2Z..- Efez.. 1: 13. In welken gy 00k, na dat gy geleovt mbt t 
zjft verzegelt geworden met den H. Geefl der belofte. , Hoofdfl. 
4: 3 o. Bedroevt den Hailigen Geefl Gods met , door lyelken gj 
verzegelt zyt tot den dag der verloffiuge. ..'...'. 
b. Verdedigen wy tegen de tegenwerpen uyt de plaatzen , dewelke 

fchynen 

a. Een uytfehrapping uyt het Boek desLevens te kennen te geven^ 
als van Mozes Exod. 32:32. Deht my nu uyt toy boek enz.. En 
der^Godloozen , Pfal. 69: 29. Laatze uytgedelgt warden uyt het 
boek des levens , enz,. Voeg bier by Openb. 22: 19. 

h. Eenen mogelyken afval te onderftellen. Waardoor//i?ir.<f:4-6'. ! 
0i eenmdal gefmaakt bebben het goede Woord Gods , en verligt 
zyn , en di hemelze gave gefmaakt bebben , en des H. Geefles 
deelagtig geworden zyn > en de kragten der toekoomende eewe % 
gezegt werden 00k te vallen. Ezech. 18; z6. Word 00k ge- 
zegt , Aax.deregtveerdigezjgafkeertvanz.ynegeregtighydj en 
onregt doet. Tot een voorbeeld zy 00k Paulus , Rom. 9: 3 . Ik 
zowde zelv ivel wenffen een anathema of verbanning te zyn van 
Chnflus , enz.. Voeg hier by , Hoofdfl. 14: 15. Verdervt diett 
niet met uwe fpyze , voor welken Chriflus geflorven, is. 

c. Voorbe&toi "aari te haalen Aef gea^r : \„ 61 f# datze gefeovt beb« 

ben , zyn verloren gej^ian,y ate 4e voorbeelden van Zalomon, 

Judas ," Filetiis , Hymerieus , enz. 60k ichynen te bewyzen. 

B. In 't Bezonder , naar de verfchydene wyzen van werken, zoo dat de 

bewaaring te weeg brengr. 

a. De Volharding door verfterking. Filipp.v.6. Vemouwende, dot 

"hy , di een goed iverk in u begonnen heeft , dat volyndigen zal f 'enz. 
. z Tbejf. 3. 3. De Heere is getrow , di u Zfil verflerken en bewaaren 

■Van Hen voozjen. 

Ff z b. Eene 



%t% Hoofd.XIH. VAN. <DE imPENTUGE D.lt 

b. Eene verniewde bekeering , door wederopregting uyt den Val. 
Pfal. -3,7: 24. Als de regtveerdige volt , x.00 word hy met weggt- 
worpen : want de HE ERE onderjteunt zyne hand. 



HOOFDDEEL XIII. 

Van de hmendige Verzggeling. 

DE VERZEGELING, is de vyfde genade-weldaad Ian de toc- 
paffing der Zalighyd , waar door met behulp van zekerc panden der 
genade , 200 inwendlge als uytwendige ,_^de .confcientie of het medegewce- 
ten der fchuM wcggenorherF, en de zekerhyd der zalighyd met blydfchup 
rnedegedeelt word. 

A. De Noam , ftaat , 2 Kor. 1: 22. Di ons 00k heeft verz.egelt , en het 
onderpand des Geejles in onz.e herten gegeven. Efez.. 1: 13. In welken 
try 00k , na datge geloovt hebt , zyt verz.egelt geworden met den Hailigen 
Geejt der belofte. Hoofdfi. 4: .30. Bedroevt den H. Geeft met door wel~ 
ken gy vertjegelt uyt tot den dag der verloffinge. Egter moetmen weeten , 
dat deeze genade , wegens hunne verfchydene betrekkingen , 00k mec 
veele anderc benamingen in de Hailige Bladeren voorkoomt , zomwy- 
len wordze genaamt , De regtveerdiging des regtveerdigen uyt de werken , 

" voor zoo veel de bevrediging der confcientie of gewifle gefchicd als door 
•een daad des gerigts , in dewclke de confcientie of 't gewecten de plaats 
van God bekked : terwyl de H. Geeft , als Pardkleetos y de Troofter, 
het vonnis der genade overbrengt tot de confcientie of de gewifle, en 
deeze als in den naame Gods ons vry fpreekt j hier van daan word di ge- 
zegt, een medegetuygenijfe des Geefts met ontjen geeft : en wegens de uyt- 
werking der bevrediging wordze genaamt Kertrooffing. 

B. De Oorzaken zyn , en wel 

' A. De Uytwerkende, de H. Geeft. Efez., 4: 30. Gy zyt verzegelt door 

den Hailigen Geeft. 

B. De Werhuygige , de Bondtekenen , of het woord der vertroofting 

t : door de Bondtekenen beveftigt y gelyk uyt Abraham blykt. Ram. 4: 

1,1. Di het teken der befny dents heeft ontvangen toteen aegel der regt- 

•veerdtghyd des geloovs , di hem in de voorhuyd was toegerekent : op 

' dot hj K.owde zyneen Voder van ah digekoveni in deworbuyd zyn- 

d*> 



D.tt VERZEGELING. Hoofd. Xffl. zz$ 

de , tenynde ook hen de regtveerdighyd toegerekent werde. 
C. Het Gevrogt, is de zekerhyd der zalighyd; dewelke wy tcgcn de Paus- 
gezinden vaft ftellen , dewelke ontkenncn dat imand in dit leven door 
de zekerhyd des gcloovs , van de toekoomende zalighyd kan overtuygt 
zyn. 
^4. Wy ftellen deze zekerhyd der zalighyd vaft, 

a. Uyt de genade , di de Hailige Geeft verzegelt en betuygt , als in 
den titel. Rom. 8." i6 x ij, De Geeft der aanneminge tot kinderen 

fetuygt met onzen geeft , dat wy kinderen Gods zyn. Indien wy 
inderen zyn , zoo zyn wy ook ervgenaamen Gods , en mede-ervge- 
naamen van Chriftus , enz. Hier van daan word de H. Geeft ook • 
genaamt , een ( a ) Onderpand. 

b. Uyt den ygen aard des geloqvs. I Joh. 5: 10. Di in den Zoone 
Gods geloovt , heeft bet getuygenis in zig zelv , om dat hy geloovt 
beeft bet getuygenis , dat God getuygt heeft -vm n^teeK Zvon. z Tim. 
1:12. Ik weet , zegt Paulus , wien ik geloovt beb , enikbenver- 
zekert dat hy magtig is myn pand , by hem weg gelegt , te bewaaren 
tot dien dag. Welk geloov veel toebrengt tot dc parrheefta , dc 
vrymoedignyd , en pleerophoria , de voile vercekerthyd. Hehr. 6: 
11. Tot de voile verzekerthyd der boope. Hoofdft. 10: 12. Waar 
door wy tot God gaan met een waaragtig bene , in pleerophoria , de 
-voile verzekerthyd des geloov s. En Efez. 3: 12. In welken wy 
hebben parrheeftan de vrymoedighyd , en den toegang met vertrouwen, 
door bet geloove aan hem Chriftus. 

c. Uyt den ygen aard der hoope. Rom. 5:2. Door welken , Jezus,? 
wy ook de toeley ding hebben door bet geloove tot deeze genade , in 
welke wy Jlaan , en roemen in de hoove der heerlykhyd Gods. Voeg 
hier by , 1 Peir. 1: 3. 

. d. Uyt de onveranderlykhyd des Verbonds , met God door den ge- 
loove aangegaan : gelyk di guide keten der zalighyd , Rom. 8: 28^ 
29. zonneklaar overtuygt ; zoo dat Paulus verff. 38; 39. ftoutelyk 
. dervt vaft ftellen : Ik ben verzekert , dat noch dood , noch leven , 

noch-ons zal konnen fcbeyden.ivbtf 4e:Hevde Gods , wilke is in Chri- 
ftus Jezus onzen Heere. * * ■ 
e. Uyt de Voorbeelden : als van Abraham , di*kan de beloftenife Gods 
niet getwjfelt heeft door engeloove : maar is gejlerkt geweeft in 't ge- 
loove , gevende God de eere : En ten vallen verzekert zynde , dat 
bet gene beloovt was , hy ook magtig was te doen. Rom. 4: 2Q, ii. 

( a ) Arthata, 



*3d Hoofd.XIV. VAN "BE VTWENVIGE D.IT; 

Voeg tier by het voorbeeld van Paulus. 2 Tim. 4: 7, 8. Ik worde 

nu tot een drank-ofer geoffert , en de tyd myner ontbindinge is aan- 

fiaande. Ik heb den goeden Jiryd geftreden , ik heb den loop geyndigt, 

ik heb hetgeloove behouden. Voords is my tveggelegt de kroone der 

regtveerdighyd , enz. 

. B. Wy verdedigen dit ligtelyk tegen de tegenwerpen uyt de plaatzen," 

Pred. 9; r. Ook lievde , 00k haat weet de mens niet , uyt alle het gene 

dat voor x,yn aangezjgte is. 1 Kor. 9: 27. Ik bedwinge myn lichhaam, 

en brenge het tot dienflbaarhyd , op dat ik niet eenigzins , daar ik ande- 

re gepredikt heb , zelv verworpelyk werde. Filipp. 2: 12. Werkt uws 

xJlvs zalighyd met vreeze en Seven. -Uyt welke plaatzen der H. Schrift 

zy de onzekerhyd der zalighyd -poogen te befluyten. 



HOOFDDEEL XIV. 

Van M VytXtxtidigf V&rz^Uvg > of wan de Tckenm en 
Zegekn des J\, Tiftments. 

VAn de Bondtekenen hobbenwe geharadeit op den titel van 't Verbond 
der genade, hier nu koomen onstevoorentweeSakramenten of Bond- 
tekenen ; want meer ^ wat ook de Pausgezinden van zeven Bondtekenen 
beuzden , erkent'r de M, Schrift niet. r Kor. 12: 13. Wy alle zyn door 
eenen geefl tot een lichhaatn gedotft , en Wj zyn alle tot eenen geefi gedrenh. 
Waar in maar alleen van twee Bondtekenen des N. Teftaments gewag ge- 
maakt word , te weeten , den Doop , en 't H. Nagtmaal. De Spring- 
bronne deczer dwaling is , dat het woord Sakrament zomwylen in eene 
ruymer betekenifle voorkoomt voor alle verborgerttheden , en verborgene 
plegtelykheden ; daar hier alleen 't verfchii valt over de Tekenen des Ver- 
bonds en de Zegelen des Niwen Teftaments. 

A. D E DOOP is een Bondteken der wedergeboorte , van Cod en 

Chriftus ingeftelt ,*door de waffing met ftoffelyk water ,* eene geeftely- 

ke afwaffing van de zonden door Chriftus bloed en Geeft betekenende, 

. en vwzegeiende , en akoo met eeneft de leuze van het Chriftendom 

. uytmaak^nde. 

j&l De Vytwendige bedining vef-eyft 

a. Eene 



D. U. FEKZEGELING. Hoofd. XHLJ s 3 * 

a. Bate Hoofdfioffe , een waaragtig water , en zuy vcr zonder menge- 
ling van eenige anderflagtige dingen , dewelke de Pausgezinden 
om den praal daar onder inengen , alzoo van de EuangelifTe een- 
vaudighyd afwykende. Alzoo is Chriftus in de Jordaan gedoopt 
geweeft , alwaar geenige mengeling was. Matth. 3: 6, 16. J oh. 
1: 33. getuygt Johannes, de Dooper , dat hy gezonden was om met 
water te doopen. Dus heeft Filippus 00k met enkel water aldaar 
gedoopt den gefnedenen Moorman. Hand. 8: 3 6. enz. 

b. De Indompeling : ah Hand. 8: 38. Di Kamerling nederdaalde in 
het water. In welkers plaats de befprenging ingevoert is , om dat 
00k met het woord van befprenging de betekende zaak uytgebeeld 
word. 1 Petr. 11 2. Het is 00k onverfchillig welk van beyde ge- 
bruykt word. 

e. Dinaars : dewelke alleen de Leeraars zyn. Matth. 28: ^9. De 
Doop van Vrouwen is agraphos , onbefchreven , en alogos , buy- 
ten rede. 
d. De Onderwerpen dize ontvangen , zyn niet alleen de geloovigc 
_ Volwaflenen , maar 00k de Kinderen der Chriftenen. 

a. Wy beweeren 00k den Kinder-doop tegert de Wederdoopers 
met deeze bewysredenen. 

a. Om dat tot de Kinderen der geloovigen de Belovte behoort. 
Gen. 17: 7. Ik zal uw God z,yn en uives zjiads Gods na u. 
vers 11. Hand. 2: 3 p. V ' koomt de belofte toe , en awe kinde- 
ren , enz. Als 00k de genade des Geefts in de Kinderen af- 
gefchaduwt , te Weeten , want der zjulker is het Koninhyke- 
Gods. Mark. 10: 14. Vergeleken met Hand. 10:47. Kan 
00k imand het water weeren > , dat deezje niet gedoopt zj>uden 
warden , welke den Hailigen Geefi ontvangen hebben y gelyk 
als 00k wy { Qm datze 00k het regt der hemelfle zalighyd heb- 
ben , als 00k van de aangeboore ellende bevryd zyn j dea 
Geeft van Chriftue hebben en door dettzelven wedergeboorei* 
zyn. ZiXjom 8i 8,. 9; {$*»£. 3: J, f. • 

b, Om dat het gebod om te Doopen van zoo wyden iiytgeftrekt- 
hyd is , dat net door geenig kenteken ,'de Kinderen uytfluyt,, 
maar veel eer influyt. Matth. 28: 19. 

e. Om dat de Doop in de plaats van de Be/hydenis gekoomen 
is : Kol. z: 1 1, T2. In welhen gy 00k befneden z/yt met eene 
befnydenis , di z.onder handen gefchied , in de ttyttrekkinge det 
liehhaams der xjmden des ifiett , door de befnydenijfe van Chri-t 

Jlmi 



%fi. Hao.aXI¥. VJMVE e Vir^EN i DIGE D. ir. 

ftus : zynde met hem "begraven in den Doop , in welken gy ook 
met hem opgewekt zjt , door het geloove der werkinge Gods, 
di hem uyt den dvoden opgewekt heeft. Alwaar de Apo'ftel de 
affchaffing der Befnydenis daar uyt bewyft , dat de geloovigen 
<tes N, Teftaments de zaak , oulings door de Bcfnydenifle be- 
tekent , voor zig , door den daar op volgenden Doop , ver- 
N zegelt hebben zowden. 
d. Om dat de kleyne Kinderen ook tot de Kerk en Chriftus Ko- 
ningryk behooren : hier van daan worden zy i Kor. 7: 14. 
hailig gezegt te zyn ; dat nu deeze hailighyd zaligmaakende is, 
blykt uyt het vonnis 't welk Chriftus zelv over de Kinderkcns 
uyripreekt , Matth. 19: 14. zeggendcj derzulker is het Ko- 
ningryke der hemelen. 
b. Vcrdedigen.wy tegen de tegenwerpen : Want zy dringen aan 
a. Dat de Doopelingen alvoorens moeten onderweezen worden : 
JUatth. 28: 19. Gaat dan heenen , matheeteufate , onderwyfi a/le 
Volkeren , deceive Doopende in den Naame des Vaders , en des 
Zoons y ende des Hailigen Geeftes. Zy houden ook aan , dat zy 
eerft gelooven moeten en boetveerdighyd plegen j het welke de 
Apoftelen vceltydsvereyflen. 

b. Datze de betekende zaak niet verftaan , en dat de Doop over- 
zulks in de Kinderen van geenig nuttig gebruyk is. 

c . Om dat de Kinderen geen bekwaame onderwerpen zyn om de 
Wedergeboorte te ontvangen. 

S. De Inwendige werking beftaat 
I. In de Vertegeling. En alzoo 

a. Betekent het Water Chriftus Bloed en Geeft. 1 Kor. 6: n. Gy 
z,yt afgewafien , gy zyt gehailigt , gy zjyt geregtveerdigt , enz. 
Ezech. 36; 25. Dan zfll ik reyn water op u fprengen , en gy zult 
reyn worden : van alle uwe onrej/nigheden , enz.. Welk Water 
is het bloed van Chrifius JezMs> des Zoons Gods, 't welk ons van . 
alle zonden rejnigt. r Joh. 1: 7. Doet hier by Pf. 51:9. 

b. De Indompeling betekent de inlyving en vereeniging met Chri- 
ftus , en de daar uyt voordvloeijende genade van wedergeboorte, 
en regtveerdiging : alzoo was Johannes doopende , en predikende «■ 
den doop der bekeering tot vergevinge der zonden. Atark. 1: 4* 
Hand. 1: 38. zegt Petrus , Bekeert u , en een igeljk van u wer- 

- . ■ ; de gedoopt in den naame van Chriftus Jezus , tot vtrgevinge der 
. zonden : m gy zult de gave van den Hailigen Geeft ontvangen. 

Voeg 



:>n»>!>- 



DAI VERZEGELIKGl Hoofd.XIV. iji 

Voeg hier by , Hand. 22. \6. Stoat op , laatu doopen, envwe 
z.or?den afwajfen , enz. Tit. 3. J. Heeft ons z.alig gemaakt, 
door het bad der wedergeboorte. Efez. 5. 26". Hoar gereynigt heb* 
bende door het bad des waters door 't woord. 
H # In de Ujtwerking : ten deezen opzigt 

a. Brcngtzc tc weeg niet dan de aanneming in hct Verbond ; waar 
door wy tot een liehhaam , te weeten , der Kerk , gedoopt zyn, 
1 Kor. 12. 13. 

b. Eenc kragtdaadighyd uyt het gewerkte werk te ftellen , is een 
vcrdigtzel def Pausgezinden en Luteraanen. 

a. Welke kragtdaadighyd wy verwerpen. 

1 . Om dat de kragtdaadigc genade niet altyd op den Doop 
volgt , als blykt . uyt het voorbecld van Zimon , di hoewel 
gedoopt , egter in zyne godlooshyd volhardde , hebbende 
geen deel noch lot in het woord; want zyn herte niet regtwas 
voor God. Hand. 8. 13. 21. 

2. Om dat de genade voor afvereyft en onderftelt word, maar 
geenzins uyt de natuur of ygene wezentlykhyd op den Doop 
volgt. Alzoo wygerde Filippus den Kamerling te Doopen, 
ten zy hy alvoorens uyt ganger herte geloovde : aan wien hy 
andwoordde ; ik geloove dat Jezjts Chriftus de Zoone Gods 
is. Hand.%. 37. 38. Doe hier by Hand. 10.47. Rom. 

3. Om dat de inwendige en uytwendige oorzaakens derafwafc 
finge onderfchyden zyn. Matth. 3. 11. Ik doop u wel t 
zegt Johannes de Dooper , met water tot bekeering : maar 
di na my koomt , te weeten , Chriftus , zjil u met den hai- 
ligen Geefl , en met vuur doopen. En wy ontkennen dat de 
uytwendige afwalling zalig maakt. 1 Petr. 3. 21. Waar 
van het tegenbeeld , de doop , ons nu behoud ; niet di eene af- 
legginge is der vuylighyd des lichbaams , . ma/ae di eene vrage 

•■ is eener goedticmfsdemie ofgewiffeXotGed, ,doorJez.us Chri- 
ftus opftandinge. 

4. Indien de Doop , eene oorzaak van de genade der weder- 
geboorte en regtveerdiging was , zoo mocft di of de uyt- 
werkende , of de verdinende , of de werktuygige oorzaak 
zyn , want anderzins word di van alle veroorzaaking uytge- 
floten. Niet de Uytwerkende , want di is God alleen : Wi 
.fan de zjonden vergeven , dan God alleen? Luh 5.21. Niet 

Gg d? 



134 KoofLXlV.VANmETirTWEN'BIGE D.II. 

%■ . • de Verdipende, nadeinaal di Chriftus allecn is ,welken God 
voorgefleh heeft tot een verzoeninge door het geloove in zynen 
bloede Rom. ^. zj. Noch ook de Werhuygige , als dewel- 
ke het geloove alleen'is. 
b. Verdedigen wy tegen de tegenwerpen uyt de plaatzen, Hand. 
12. 16. alwaar Paulus gelaft word , op te ftaan, en hem te laa- 
ten doopen.. % en zynezonden afwajfm T aanroepende den naame 
des Heeren. En Efez.. f. 26. word van de Kerk gezegt, dat- 
ze gereymgt "word met het bad des waters door 't woord. Voeg 
hier by, Tit. 3. 5,. Zalig gemaakt te worden , door het bad 
der wedergeboorte. Joh. 3. f. Voorwaar , voorwaar zjegge 
tku , zoo imand niet gebooren word, uyt water en geefl, hy km 
in't Koningryke Gads niet ingttan. Alwaar zy het water ver- 
ftaan van den uytwendigen Doop , en de wedergeboorte door 
dezen Doop voordgebragt te worden bewceren , en alzoo de 
eewige zalighyd daar van afhangen. 
C. De Aandoeningen van den Doop zyn. 
I. De Noodz.aaklyk.hjd. 

1. Kath arfin , ontkenniglyk , niet van eene. volftrekte noodzaak- 
lykhyd des Mrokkls , waar door dd niet gedoopt zynde fterven, 
van alle zalighyd uytgefloten zowden moeten worden ; gelyk de 
Pausgezinden droomen- 

a. Het tegendeel bewyzen wy daar uyt, 

aa. Dat zelv de Befnydenis van zoo grooten noodzaaklykhyd 

niet was. Want door den ganilen weg der Woeftyne is ni- 

mand d*Manlyk,was,:befnederi. Zi Jvz. 5. 5, 6, 7. 
bb. Dat de Moordenaar aan het Kruys zander Doop zalig ge- 

worden is. Luk. ij. 43. 
ec. Orn dat de Doop de genade niet aanbrengt , maar di on- 

derftek en verzegelt , gelyk boven bewezen is. 
dd. Om dat de OBgeloovighyd alken de zalighyd uytfluyt. 

Jidarh. 16. i&, Di geloowzal hebben , engedooptzalzyn,. 

zal zalig worden. Maar. di niet geloovt , zal verdoemt 

warden. 

b. Ook helpen de bewysredenen niet, 

a. Uyt de plaatzen , Gen. 17. 14. Alwaar wat manly k is , de 
1/oorhuyd hebbende , whens voorhuyds v lees niet xjil be fneden 
worden, deceive zjle zal uyt hunne fdkemi uytgerooit wor- 
den : hy heeft Gods verbond verfrroken^ Om dat nu de be- 

fhvde* 



D.E VERZEGELIMG. HqqM.XIV. '■■ %& 

fnydcnis door den Doop is v'erva'ngen V 200 fchynt deeze 
dezelve I'ede te moeten hebben als de 'Beihydeftis. Joh. 3. j, 
VoorWaar , voorwaar , z.eg ik u , toe imand met wederge- 
booren is uyt water en Geefi , hy kirn In hei Koningryke Gods. 
met ingaan. Waaf uyt zy den Drop de's Waters van de- 
zelvde noodzaaklykbyd agteii , afs van den Gceft , enz. 
b. Om dat wy van to'aturdn , dat is , van gjeboOr'te , kinder en 
des idorns zyn, Efet.z.y. 
2. Katk thefitt ,- fiiUigtyk ; erkennen tvy evenwel de noodzaaklyk- 
byd dcs gebods , tegen dc SOciniaaneh , di den Doop voor eene 
plegtelykhyd > en voor een jok en iaft houden. 
a. Wybewyzen datj 

i. Uyt net bevd Vain God , eh* yah Gbfiftus : van God , di 
Johannes ge%.onden heeftim fedoofen.-Job. r, 33 . Zi Matthi 
ti.z^.VAhCbrifiH}. Maith. 28. 1 19. Ook hebben de 
Apoftelen den Doop naar dit regt vereyft. Hand. 2. 38. 
Petrus teyde : bekeert u , en een igefyk van u werde gedoopt t 
enz.. Dbehier by , Hand. 22. 16. 
- - ■■;■ '; ti;Ohi d^ deszei^'^ebrtiyfcytytfdUifefid is, als zynde het 
' "zegel van onie" gefh&njfcnap met Chriftus. ^6^: 3.27. .Ze* 
veele als gv in Chrifttts'gedobpt ■ zyf- , fiefat $ Cbrifinm aange- 
daan. 1 Kor. 1 2. 13.. Wy alle zyn door eenen Geefi tot een 
lichkaAm geddopt , ent. Ook is dezelve eperootvema tees a- 
gat bees funeideefeoos eis The on , een vrage of beding tener gee- 
de CmfciUmie '^fni^dege^eeten tofKrdd; 1 Petr. y.*z 1. 
1 11. Om dat dezelve van ramandy dr'den Qeeft hceft , ge- 
■ - weert nioet wbrdeft. Hdfid.8. fS. fVatverhinde-n my , zegt 
de gfefneden Kamerling , gedoipt te worden ? Doe hier by, 
Hoofdfl. 10. 47. Kan ook imand hei "welter weeren, datdee- 
.,..;.,. j^ e n iet gedoopt toivden warden , dewelke den H. Geefi ont- 
' '••• tikgW&toim} $*&*% c/ i3(it»uiv>t e tnr.ty » 
b. Verdedigen' het t^gdS ^8'ic^n^r^eri ; , : --dte^"el&^ zy koometf 
" 'aari lie dringett, ' ' : '"■':" '' : -° - { '''p~"-y r •■' 
<?. Dat de Apoftelen en de 70. Leerlingeri niet gedoopt gc* 

weeft zyn. 
b. Dat Paulus bbk zegt , niet gezjonden geweefi te zyn > om tt 
doopen. 1 Kor. x.ij. , . ' 

IK De Eenhyd , volgens de ^elke den tJoopiiiet rnoet hcraaak wor-» 

den. > ' ' s - Ji " .'■ • -v 

•-• Gg a a. H<$ 



* 3 * noo^.^\v..EdN^^xRvrrw'Em)iGE d.il 

a. Het welkewy gemaklyk bewyzen konnen, 
i. Om dat'r eenDoop is. Efez.. 4. 5. 

a. Om dat de Doop in de plaats der Befhydenis gekoomen is, 
di maar eenmaal gefchiedde. 

3. Om dat di een teken is van de Inwijing in Chriftus Kcrk, 
dewelke 00k maar eens gefchied. 1 Kor. 12. 13. Waar door 
wy alle door eenen Geefl tot een lichhaam gedoopt zyn. 

b. Verdedigen tegen de tegenwerpen , uyt de plaatzen , Hand. 2. 
41. Di dan zynwoord geerne aannamen , wierden gedoopt , emu 
Alwaar zy vermoeden , dat 'r onder de gedoopte 00k geweeft 
zyn , di van Johannes de Dooper gedoopt waaren. En Hand. 
19. 4. 5. Alwaar Paulus ingevoert word te zeggen ; Johannes 
doopte wel den Doop der bekeeringe , zeggende tot het volk , dat 
zy gelooven z.owden in h$m , di na hem kwam , akoufantes, fan-' 
tes de , di hen* hoorden , in d§ plaats van hoi ,de akoufantes , de 
gene di hem hoorden , te weeten , Johannes , wierden gedoopt iti 
den naame des Heeren Jez.us. Namelyk van Johannes zelv. 

III. De Gelykvormighyd ; vqlgens dewelke wy vaft ftellen , dat de 
Doop van Johannes van dezelvde ordening en weerdjghyd geweeft 
is , als 4 e Doop van Chriftus en de Apoftelen. Het welke wy te- 
gen de Papiftcn en Socinianen 

a. Bewyzen. 

1. Om dat Chriftus met denzelven gedoopt is geweeft. Matth. 

I- M- 
i. Om dat alle de wezentlyke deelen, dezelvde zyn. De Inftel- 

, : ler 7 God. Ioh.i. y r GW , zegt Johannes , di my gezjon- 

denheefty om te doopen met water , -fm» x ■ De plegtelyke ma- 

niere , in den naam van Chrifius. Hand. 19. 4, < j . Zi het e- 

ven te voorcn gezegde. De Belovte van vergeving der zon- 

den , en het vereyfte , namelyk het geloov. Luk. 3. 3. Hy y 

te weeten , Johannes , predikte den doop der bekeering tot ver- 

- gevinge der XLonde. Zi 00k yerfl.7,. 8. .,■ 

b. Beandwoorden ligtelyk de tegenwerpen , waar mede zy een on- 
derfchyd aandringen. 

a. Van Kragtdaadighyd : dewyl Johannes zeyde , Ik doop wel 
„ r „ met water , maar Chriftus zjzl a doopen met den hailigen Geefl 

en met vuur. Matth. 3. 11. 
v . ..., .,- b. De Plegtelyke manire ; om dat men niet leeft , dat Johannes 

gedoopt heeft in den naam der Dri-eenhyd, 
/ . s. De 



D. E VERZEGELING. Hoofd. XIV.^ %$?z 

c. De Onderwerpen ; om dat de Doop van Johannes allcen tot 
de Joden , en niet tot de Hydenen behoorde , en zyne af- 
koomft fchynt ontleent te hebben van den Doop der Joden- 
genootcn. 
B. HET HAILIGE NAGTMAAL, is bet tweede Bondteken 
des N. Teftaments , bet wclke der Voed'mg genaamt word , van Chri- 
ftus ingeftelt , waay door onder de gedaante van Brood en Wyn , ten 
gcbruyk van ipys en drank overgebragt moetende worden , het Tefta- 
ment der genade verzegek , en de gemeenfehap van Chriftus verdienfte 
beveftigt word. 

A. Deszelvs Naamen zyn veelerly en verfchyden : want het word ge- 
naamt het Av ondmaal des Heeren. r Kor. 11.20. De Tafel des Hee- 
ren. 1 Kor. 10. 21. De Brekinge des Broods. Hand. ,2. 42. Euli- 
gia , zjegeninge , EucharifHa , dankzjegginge. Matth. 26. 26, 27. 

B. De Regtzinnige Leere erkent, 

A A. Tot Stigter en Infteller , den Heere Jezus. 1 Kor. 11.23,25^ 

De Heere lezjts nam het brood , ensu 
BB. De Uyterlyke Tekenen , of de ftoffe der Bondtekenen te zyn , 
a. Gemeen Brood. Hand. 2. 42. 1 Kor. 11. 23. dog zoodaanig,. 
dat het kon gebroken , en aan de gemcene Difgenoten uytge- 
deelt worden , waar van daan het brood, , dat wy breken , de ge- 
meenfehap van Chriftus genaamt word. 1 Kor. 10. 16. 
■; b. Wyn. Matth. 26. 27, 20. Wyn met water gemengt , word 

nergens in de H. Schrivt vereyft- 
CC. De Handelingen zyn 
a. Der Dinaaren , welkers werk is, 

1. Het Brood te nemen , te zegericn , -te breken , en uyt te 
deelen. Matth. 26. 26. Luk. 22. 19. 

2. Den Wyn te nemen , te zegenen , in te fchenken , en over 
te geven. Luk. 22. 20. 

fc, Der gemeene Difgenooten , hoedaanige fcyn alle gelooyigen , di 

' een befehyden ootdppi bebbep. j, v %0, * i. i8<, 'welkers doen is , 

i . Een ze-lvde Brood -ato te nemen .„-' en te etcn. Matth. 26.16. 

JSTemet , etet , enz. 
2. Den Drinkbeker aan te nemen , en daar. uyt te drinken. AI- 
waarmen tegen de Papiften aantekenen moet , dat de Leken 
van den Drinkbeker niet moeten geweert. worden. 
a. Dat dit van de Pausgeziriden gefchied , bewyzenVy, 
a, Tegen het uytdrtakkelyk bevel Yau Chriftus, /Matth. z€i 

G 8? " "■' m 



»|8 Hoofd.XIV. VAN <DE VrTWEMVIGE D.H.. 

27. Drinkt alle daar uyt. En van Paulus. 1 Kar. 11. 26. 

b. Tcgen het voorregt der Chriftenen , di ervgenaamen 
van net Teftament zyn. Luk. 22. 19. Dot is myn lich- 
haam , '*• rf t> oor tt gegeven -word , te weetcn , aan 
dewelke ik , by wyz,e van een Teftament } het Koningryke 
iierordineere , gelykerwys my de Vader verordineert heeft. 
Vers 29, Ziet Gal. 3. 15. en di alle gezegt worden , ge- 
drettkt te zjyn. 1 Kor. 12. 13. en nan dewelke de bete- 
kende zaak , toekoomt , namelyk, Chrifins vlees te eten 3 
en zyn bloed te drinken , di hebben het eewige leven. I oh. 

b. Verdedigen wy tegerl de koude uytvkgten , alsze zeggen y 
a. Dat Chriftas en de Apoftelen bjood alleen uytgedeck 
hebben. Luk. 24. 30. Als by met hoar, te Emous, 
aanzjit, nam hy het brood , z.egendehet f en gebroken heb- 
bende , gaf het hoar. Hand. 2. 42. Zy waaren volhar* 
dende in de brekinge des broods , enz,. 
h. Dat het te vreezen ftaat dat de Leken den Wyn ftortca 
nrogten. 

c. Dat het genog h orn te leven , dat imand Brood eet." 
loh, 6. 5 1. Ik ben dot levende brood , zoo imand van dit 
brood eet , di zjal in etwighyd lei/en , enz,. 

DD. De Qmftandigheden 

a. Van Plaats : want het moet bedient worden in eene zaamen- 
koomft van geloovigen , aan eene gemeene tafel ; Als gy by een, r 
te xjoamen koemt , enz,, 1 Kor. 11. 20. 

b. Van den Tyd : het rnoet veelraaafe gefchiden , naar het voor-« 
beeld van de Apoftelen , en de eerfte Kerk , dewelke dagelyki 
eendrdgtiglyk in denTempel volhardende t en brood brekende, enz.. 
Hand. 2. 42. 46. 

EE. De Betekende Zaak. 

a. Van de Hoofdftofleri. Alzob fcytt het gebrooken Brood, en 
de Ingefchonken Wyn j zlnnebeelden van Chriftus verbroken 
lichhaara en vergoten bloed , 2 Kor. n. 24, 25. Dat is myn 
lichhaam , dat voor u verbroken word. Deezje drinkbeker is het 
Ni-we Teftament , in mynen bloede , enz,. 

b, Van de Daaden. 

I. Van kauwen en drinken , dewelke eene geeftelyke gemeen-J 

•fchap van Ghriftus bloed en lkhhaaffli door den geloove te 

-v kennengeven. 1 Kor. u. 24, 2J. 2. Van 



t).R VERZEGELIHG. Hoofd. XIV. i# 

2. Van de Oefening; welkers doen is, Chriftus daar aan te ge- 
denken. i Kor. n. 24. 25. Boet dat tot myner gedagtenifje. 
En den dood van Chriftus te verkondigen , want z.00 dikwih 
als gy dit brood z.ult eten , en deepen dr'mkbeker zjult drinken i 
z.00 verkondigt den dood des Heeren tot dat hy komt. vers 26. 
C. De Onregtzinnige Leere is voornaamelyk der Pausgezinden ; van de- 
welke wy driderlye dwaalingen aan te merken hebben. 

I. De Tegen woordighyd van Chriftus lichhaam in het Nagtmaalj 
welk gevoelen wy tegenfpreken , 

a. Om dat het tegen de H. Schriftuur aanloopt , di vaft ftelt, 
dat Chriftus lichhaam in de Hemelen is, en waarfchuwt, van 
niet te gelooven , dat het op de Aarde tegenwoordig is : ge- 
lyk dat betoogt is in den Artikel van Chriftus Hemelvaartj 
ziet blad 157, if&. En Matth. 24. 26, 27. Vergeleken met 
Luk. 17, 22. 

t* Om dat het tegen de rede ftryd , dewelke geene tegenwoor- 
dighyd van een liehham , zonder in een plaats en uytgebreyd 
te zyn , aanneemt. 

e. Om dat de verborgenthyd of het Nagtmaal geene andere te- 
genwoordighyd vereyft , dan eene geeftelyke , voor zoo veel 
net dient tot eene geeftelyke gemeenfchap. 
Dc Tegenwerpen zooder Papiften , als Luterflen , hebben wc 
boven in den Artykel van de Hemelvaart gezien. 

II. De (a) Overzelvftandigjng , dewelke 
a. Wy beftryden , 

I. Uyt de H. Schrivt , leefaarende , dat het Brood en de Wyrt 
•van de gemeeneDjfgenoteh aangenomen word. Matt. 26. 20. 
Afark. 14. 2 J. 1 Kor. 'to: 16. ffoofdft. 11. 23. 

II. Uyt de evenredenhyd en overeenkoomft des geloovs , de- 
welke wil, dat wyeelooven, datChriftits B^hhaam in den 
HemcJ, «»^»*enfcms opWAardfe isJ : ©ejyk Wy dat 00k aan- 
gaaride de BwaS-leere; yair Chrmus* tiegcriwoordighyd bewe- 
zen hebben. Vergelyk hier mede 00k 'Mebr. 8.4. Indienhy 
op de aarde was , z.00 z,owde hy zxlv geen Priefter zyn. 

Hi. Uyt den ygen aard der Bpndjekenen, welkers doen is, de 
genade te kennen te geven en te verzegelen , en op di , en 
geene andere wyze , de zaak zelv aan te brengen , of te ver- 

g d y ken - ■ „ • 

(•} Trinsftibftamiati^ 



* 4 o Hoofd. XIV. VAN T>E VTTtrENVIGE D. II. 

iv. Uyt de rede , dewelke nict toelaat , dat Toevallen zonder 
Onderwerp zyn zowden. Of dat een en het zelvde lichhaam 
op meer plaatzen te gelyk zyn kan. Of dat een lichhaam op 
de wyze van een geeft zow konncn aanwezig zyn , enz. 

v. Uyt de gemeenen zin ; want de ftoffe behoud hunncn reuk, 
fmaak , en koleur van Brood en Wyn. 
b. Wy verdedigen ons gevoelen tegen de bewysredenen , ontlecnt 

1. Uyt de plaatzen. Math. z6. 16. Alwaar Chriftus gezegt 
heeft , Dat is myn lichhaam ; waar medc zy bewecren by hem 
vaftgeftelt te zyn , dat dat gene , 't welke hy tuffen zyne vin- 
geren hield , nu zyn waaragtig en ygen lichhaam was. Joh. 6. 
50-56. dat Chriftus gezegt heeft , dat hy zelv en zyn vlees, 
de waare fpyze en 't Brood was. 

2. Uyt de rede , waar mede zy aandringen , dat wy alleen het 
Brood en de Wyn ontvangen , indien daar het lichaam en 't 
bloed niet by zyn. 

3 . Om dat God almagtig is. 

Let wel : dat genogzaam dezelvde redenen van klem zyn te- 
gen der Lutefaanen (a) Medezelvftandiging. 
III. Het Offer in de Mis : waar omtrent de Pausgezinden vaft ftellen, 
dat de Priefter , onder de gedaantens van Brood en Wyn ,• dage- 
lyks Chriftus lichhaam en bloed , opoffert , tot een waar Zoen-« 
offer ter vergeving der zonden , zoo van levenden , als dooden. 
a. Wy verwerpen dit gevoelen , om dat het aanloopt , 

I. Tegen den ygen aard der Bondtekenen; want eene Offerhan- 
\ de geevt te kennen , den dienft eenes menfles , tot God op- 

klimmende ; maar een Sakrament of Bondteken zegt Gods 

fenade, tot den mens nederdalende. Maar nademaal God in 
et Avondmaal aan zyne ervgenaamen eenige hemelfle gaave 
fchenkt , zoo blykt , dat dit niet moet geagt worden als eene 
Offerhande , maar als een Bondteken , 't welk di gaave , van 
. .' ' Chriftus voor hen nu verworven , verzegelt. 

II. Tegen den ygen aard der Offerhanden , dewelke iets zigt-»' 
baars , dat verbroken word , vereyft , het welke hier geen- 
zins is. 

in. Tegen de Huyshouding des N. Teftaments, dewelke gee- 

.;-, t ne verzoenende Offerhanden toelaat. Hebr. 9. z 8. Hoofdli. 

lb. 7-10. Inzonderhyd na dateen eenigeOfterhande allesvol- 

- ,';; . vx ' ' maakt 

(a) Cflnliibftamiatio. 



P.D. FERZEGELING. Hoofd.XIV. *4* 

maakt heeft. Hebr. 9. z6. Nu is hy eenmaal in de volyridhn* 
ge der eewen geopenbaart 3 om de z.onde te niet te doen door 
xyns zjelvs offerhande. En Hebr. 10. 14. Meteene offerhande 
heeft hy in eewighyd volmaakt , enz.. Voeg hier by job. 19. 
30. Jezjus zeyde , het is vplbragt. Gal. 3. 13. Waarom'r 
nu heeden ook geene Priefters zyn. Hebr. 7. 24. Deeze ojn 
dat hy in eewighyd blyvt , heeft een onvergangelyk Prieflerdom. 
Dat is , Chriftus geevt zyn ampt en plaats aan geenen ande- 
ren over : want dat de Leviten malkander in het Priefterfchap 
agtervolgden ,. was wegens hunne dood , di Chriftus , een; 
Pricfter in eewighyd zynde , niet ondergaat. 

IV. Om dat het is euchariflia , een Dank-offer , tot gedagtenis" 
van Chriftus Zoen- offer. Nu een Zoen-offer en Dank-offerj 
kan niet te gelyk zyn. 
b. Ook helpt het hunne zaak niet , dat 

1. In het N. Teftament Offerhariden beloovt worden, yet,. 1^.' 
21. De Egiptenaaren zjtllen den HEERE dinen metflagt- 
offer en fpys-offer. Mai. I. 11. Van den opgang der Zorlne 
iot haaren ondergang , zjal myne naame grooi zyn onder de Hy- 
denen; en aan alle plaatzjen xjalmynen naame reukwerk toege- 
,. bragt worden , en reyn Jpys-offer. Ook worden Priefteren in 

-\ het toekoomende beloovt. Jer. 33. 18. Oek x.al den Levitiffift 
Priefteren, van voor myn aangezjgte niet werden afgefneden , 
een man di brand-offer offere t en fpys-offer aanfleke , en fagu 
offer bereyde alle de dagen. 

\. ^Dat de Apoftelen gezegt worden geweeft te zyn leitourgmm 
tes , offerende, of de Mis bedinende. 

3. Dat het Offer van Mekhizedek voordgebragt heeft Brood en 
Wyn. Gen. 14. 18, 19. en dat alzoo het Offer van dc Mis 

- voorgcbeeld is geweeft. 

* '4.. Bat het Baas-lam een Bondteken geweeft is , en niet tc min 
een Offerhande gebleven is* 



Hfc HOOFD* 



i£ Hoofd. XV. FAN.pE HEERLTKM. D.II, 

HOOFDDEEL XV. 

Van de Heerlyfqnaiking. 

VO L G T mt de Iaatfte weldaad der genade , opzigt hebbende op den 
ftaat van volmaakthyd, en tegengeftelt tegen de ftraflfe door de zonde 
Verdient , naamelyk DE HEERLYKMAAKING, dide zefde 
weldaad van de toepafling der zalighyd is , den waarlyk geloovigen Mens, 
uyt dit leven vertrekkende , zoodaanig van de ftraffe bevrydende , dat hy 
voor eerft ten aanzien zyner zile onmiddelyk in denHemel, de woonplaat- 
ze der zalige Zilen , opgebeurt ; daar na door de tuflenkoomende opftan- 
ninge des lichhaams , te gefyk in ziel en lichhaam , met de eewige heer- 
lykhyd begcnadigt en bekroont word. 

A. Dit woord koomt in deezen zin voor , Rom. 8; 17, 30. Bi hy geregt-> 
veerdigt heeft , deexs heeft hy 00k verheerlykt. 

B. Wat de zaak zelv befangt ; zoo fteUen wy vaft , deeze heerlykmaaking 
te gefchiden. 

A. Ten aanzjen van den geefi oftjet y door den dood van het lichhaam 
afgefchyden.' 
I. Bclangende het aanwezen van den geeft , ftellen wy vaft , dat de- 

zelve na den dood over- en aanwezig-blyvt; en geenzins vernitigt, 

en van kennis en denking beroovt word. 

HET EERSTE word tuflen ons en de Sociniaanen in gefchil 

getrokken , -ftellende zy , dat de geeft na den dood des lichhaams, 

vernitigt word. 

a. Welk gevoelen wy wedcrleggcn , 

I, Uyt de onftervelykhyd van de ziel , di met het lichhaam niet 
kan gedood worden. Matth. 10. 28. Vreejt u niet voor de 
genen di het lichhaam dooden , en de z.ile niet konnen dooden, 
Voeg hicr by , Hoofdfl. 22; 32. God is niet een God der 
dooden , maar der levenden. 

I I . Uyt de voorbeelden van di overgebleven zyn ,• als van den 
Moordenaar , di op den dag zyns doods , met Chriftus , 00k 

»C'I >'/■ ...' geftorven zynde , m'hei Parody s geweefl is ; het welke niet 
dan ten opzigt van de zile , nog overig en in 't leven zynde, 
heeft konnen gefchiden. Luk. 2.3.43. Voeg bier by, het 

voor- 



O.tt VAN <DE HEERLTKM. HoofdXV. xg 

voorbeeld van Lazarus en den Rykeman , Luk. 16: n, 23. 1 
em. 

in. Uyt de overbrenging van den geeft tot God en Chriftus."' 
Pred. 12: 7. Dat het fiof weder tot aarde keere, als hetgeweefl' 
is : en de geeft weder tot God , di hem gegeven heeft. 1 Kor. 
5: 8. Wy hebben meer behaagen om uyt het lichhaam uyt te woo* 
nen , en by den Heere in te woonen. 
b. Ook zyn de bewysredenen , dize hier tegen aandringen , van 

zeer weynig klem. 

I. Uyt Pred. 3: 19. Alwaar de uytgangen van de kinder en der 
menjfen , gezegt worden , met de beeften gelyk , en eenerlye te 
zyn : gelyk di ftervt , zoo fiervt deeze , enz. 

X. Uyt de rede , dat de zile van het lichhaam af hangt. 

HET LAATSTE, is tuflen ons en eenige Wederdoo-« 
peren betwift , xyiilende , dat de zilen , van de lichhaamen 
ontbloot zynde , van alle kennis en verftand beroovt , en als 
flaapende zyn. 

a. Wy bevvyzen het tegendeel. 

I . Om dat de geftorvenen in den geloove gezegt worden 
tc leven. Matth. z-z: 32. Luk. 20: 38. Mozes zegt t 
dat God is de God van Abraham, Izaak , en Jakob i 
God is nu niet een God der dooden , moor der levenden, 
want alle leven zy hem. 

ii. Om datze ook gezegt worden vertrooftinge te ontvan-. 
gen , en de godloozen gepynigt te worden ; gelyk het 
voorbeeld van Lazarus en de Rykeman aanwyft , Luk. 
16: 23. 1 Petr. 3; 19. De geeften > di in de gevange- 
mjfe zyn , enz. 

in. Om datze gezegt worden tot eenen beteren ftaat over 
te gaan , te weten , met Chrifhts te zyn , bet welke zeer 
verre het fafieittJFilyqi. 1: 25. Waar van daan zy ^/zg 
genaamt worden. Qpenb. 14; 13. 

iv. Om dat haare daaden verhaalt worden , te weeten, ge* 
dagtig te zyn. Luk, 16: 25. God te loven. Openb. 7: 
% 10. 

v. Uyt den ygen aard van den geeft, dewelkeineenewerfe* 
k .... zaamhyd van denken beftaat. 

b. Zy brengen hier tegen in, 

l. Dat de geftorvenen gezegt worden niet me« te zyn J 
: Hh 2 nocb 



t 4 4 Hoofd.XV. VAN <DE HEERLTKM. E>.D. 

noch te denken. Pfal. 39: 14. Wend, u van my af, dat 
ik my verbwikke , eer dot ik henen ga , en niet meet zy. 
Pjal. 6: 6. In den dood is uwer geene gedagtenijfe. 
ii. Zy worden gezegt , in het fief de-r aarde te fiaapen. 
Dan. 12: 2. 

III. Te rufien van haaren arbyd. Openb. 14; 13. 

IV. Dat de zile zonder lichhaam niet meer werken kan^ 
dan het lichhaam zonder zile ; 

II. Belangende den ftaat der zile j zoo brengt de Heerlykmaaking tc 
weeg , dat dc geloovigen na den dood , van allerlye flag van elen- 
den bcvryd , en aanftonds de zalighyd deelagtig zyn. Het welke 
wy aandringen tegen der Pausgezinden Vagevuur , dewelke ftellen 
een derde plaats tuflen den hetnel en de helle , waar in de zilen der 
Hailigen als in cene gevangeniffe Jjewaart en opgefloten , en door 
een ftoffelyk-vuur gezuy"zert zowden worden , tot dat zy der God- 
delyke gereg tighya voldaan hebben. 
a. Wy bewyzen het tegendeel , om dat de Hailige 

a. Gezegt worden te rufien. Openb. .14: 13. In te gaatt in den 
vrede , ente rufien op haare flaapfiedin. Jez. J7: 2. 

b. Onmiddelyk over te gaan in het leven. J oh. 5: 24. In den 
fchoot van Abraham. Luk. 16: 22. Hoofdfi. 23: 43. Heden 
zjdt gy met my in't Paradys zyn. z Kor. 5: 8. Rom. 8: 10. 
Indien Chrifius in u-lieden is , zoo is wel het lichhaam dood om 
der x.onden wille : maar degeefi is leven , enz. Filipp. v. 23. 

e. Om datze geregtveerdigt uyt dit leven uytgaan , dewyPr gee- 
ne verdoemenisvoor • hunts. Rom. 8: i, 33, 34. Maar zy zjn 
in eewighjd volmaakt. Hebr. 10: 14. 

d. Om dat noch Gods geregtighyd , noch Gods barmhertighyd 
zulks lyden kan. De Barmhertighyd niet, om dat di niet 
wil , dat God meer aan de zonde gedenke. Ezech. 18: 22. 
A lie zjyne. evertredingen , di hy gedaan heeft , zjtllen hem niet 
gedagt worden. Hebr. 10; 17. En hunner zonden , en hun~ 
ner ongeregtigheden zal ik geenzjns meer gedenken. Noch 00k 
zyne geregtighyd , aan dewelke Chriftus voldaan heeft. 

e. Om dat het fteunt op valfle onderftellingen van het onder* 
fchyd tuflen vergeevfyke en doodelyke zonden ; tuflen dc 
fchuldighyd der fchuld , en fchuldighyd der ftraffe j en tuflen 
Chriftus volkoome en onvolkoome YoJdoening. 

\ 1 Dc Tegenwerpeu worden ontlsent, 



D.H. VAN T>E HEERLTKM. Hoofd. XV. 14? 

I. Uyt de plaatzen , Matfh. y. 25, 26, Alwaar Chriftus van de 
gevangeniffe fpreekt , waar uyt nimand uytkoomen zow , tot 
dot hy den laatfien penning zal betaalt hebben ; deeze nu is by 
hun net Vagevuur, om dat uyt deHcl nooit cenigc verloflin- 
ge weezen zal. Doe bier by Matth. 12: 32. Zoo wi gefpr»~ 
ken zal hebben eenig woerd tegen den Zone det menjfen , het 
zal hem vergeven worden : maar zoo wi tegen den Hailigen 
Gee ft zal gejproken hebben , het zal hem niet vergeven worden , 
enz. 1 Kor. 3: 12, ij. Hy zeh , zal behouden worden y 
dog alzoo als door vuur ; welk vuur zy waanen het Vagevuur 
te zyn. Filipp. 2: 10. In Jezus naam zullen 00k de knien der 

fener gebogen worden , di onder de aarde zyn , dat is , di in 
et Vagevuur gezuyvert worden, 

I I . Uyt de verfchyning der gener , di uy t de dooden opgewekt 
zyn, dewelke, om datze uyt den Hemel nict hebben konnen 
wederkeeren, noodzaaklyk uyt eene derde plaats hebben moe-< 
ten kooraen. 

B. TEN OPZIGT VAN HET LICHHAAM, vanwelkers 
opftand ons de hoope gegeven. Waar in wy aanmerken , dcszelys 
A A. Waarhyd. 
a. Uyt de getuyg-plaatzen 

I. Zoo des O. Teftaments. Dent. 52: 39. Ik deede , entnaalt 
levendig , dat is , IK, di het regt van levcn en dood heb, 
brenge met regt te weeg , dat de menffen naar myn goedvin- 
den Tterven , en zal 00k te weeg brengen , dat de dooden 
t'eeniger tyd weder levehdig worden Job 19; 26, 27. En als 

.-.%}»» mytte huyd dit doorknaagt zullen hebben , zal ik uyt myn 
•vlees God aanjchouwen , enz. Dan. 12: 2. Veele van di in't 
Jlofder aarde Jlaapen , zullen ontwaaken , enz. Hoz. 13: 14. 
Ik zalze van 't geweld der heKe verlojfen : Ik tfilze vry maa- 
ken van den dood , enz. 

II. Als des Niwen Teftaments , Joh. 5: 21, 28 j 29. De uure 
koomt , in welke alle di in' de graven zyn , zyntflemme hooren 
zullen , te weeten van den Zbone des mertfleri ; en zullen up" 
gaan , di het goede gedaan hebben , tot de opflandinge des le- 
vens : en di het kwaade gedaan hebben , tot de opfiandinge der 
verdoememjfe. Tot een voorbeeld zy Lazarus. Ieh. IK34-44J 
1 Kor. 15. door /t ganfle Hoofd-deel. 

h Uytderedenea 

H4 j j{; xwf 



% A G Hoofd.XV. VAN 1>E HEERLTKM. DAI 

i. Der eerfte Belovte. Gen. 3: 15. Zal de flange den kop vet- 
morjjelen : het welke 00k uytgelegt word door <k te niet doe- 
ning des doods. Hebr. 2: 14. Op dat hy den dood te niet doen 
zowde , Chriftus , den genen di het geweld des doods hadde y 
dat is, den Duyvel. Voeg hier by , 1 Kor. 15: 26. De 
laatfie vyani di te niet gedaan word , is de dood. 
. II. Der Bond- belovte ; Matth. 22: 32. Ik ben de God Abra- 
hams, de God Izjiaks, en de God Iakobs : God is niet een God. 
der dooden , maar der levenden. 
in. Van Chriftus kragtdaadige Verlofting. Rom. 8: 25. waar 
door wy, di de eerftelingen desGeefts hebben, by ons z.elv zjtg- 
ten naa de aanneminge tot kinderen , verwagtende de verlojftn- 
ge onx.es lichhaams, 
• ' I V;- Van Gods vergeldende Regtveerdighyd , waar door het regit 
ii by G^d-rm^drmtkmge tevergeldenden genen * dittverdruk* 
• , ken , in de openbaaringe des Heeren Jezjus van den Hemel met 

de Engelen zyner kragt, 2 TheJS. 1: 6, 7. 
BB. Onderwerp. 
ga. , Het welke alle menflen zyn , de ongeloovigen tot het oordeel 
der verdoemenis , en de geloovigen tot het oordeel des levens. 
Het welke wy tegen zommigen der Sociniaanen verdedigen , di 
d' algemeene Opftandinge ontkennen. 

a, Bewyzende het zelve uyt zonneklaare plaatzen. Matth. 2$: 32? 
Vow hem zjillen alle de Volkeren vergadert warden , enz,, Ziet 
boven Joh. J: 28, Hand. 24: 1 j. Verwagtende dat 'r eem 
opftandinge der doftden _wez,en zal , zj>o van regtveerdigen als 
enregtveerdigen. 2 Kor. $: 10. Wy alle moeteti geopmbaart 
worden poor Chriftus regterftoel , enz.. 

b. Verdedigende het tegen de tegenwerpen. 

a. Uytdeplaats, Jez,. 26: 14. Dood zynde , zjillen zy niet 
weder leven , en overleden zynde , zjillen z,y niet weder op* 
ftaan. 

b. Uyt de vaftmaaking aan veelen. Dan. 12; 2. Veele van di 
in 'tftofder aarde flaapen , zjillen ontwaaken, 

e. Daar uyt , dat de weder- opftanding gezegt word een roor- 

regt der Regtveerdigen. Luk. 14: 14. 

jf.-. ^ bb. Waar in , in dit zelvde lichhaam , en geen andcr : tegen de 

Sociniaanen , fteUende , dat dit lichhaam in een ander , zal ver- 

andert worden , zoo dat dit zelvde lichhaam in alle, de£len na- 

^ » ^ maals niet weder opftaan zal. . a. Wy 



D,II. FAN <DE HEERLTKM. Hoofd. XV, ifr. 

a. "Wy bewyzen hct legended uyt middagklaare plaatzen. Job 
19: 26, 27. Als zy namyne huyd , dit lichhaam doorknaagt 
zullen hebben ; zal ik uyt myn vlees God aanfchouwen. Den- 
welken ik voor my aanfchouwen zal } en myne oogen zien 
zjillen , en met een ander, 1 Kor. 15:42, $3, 54, Rom, 8: 
11. 1 Kor. 5: 10. lilifp. 3; 21. 

b. De Tegenwerpen zyn gcnomen uyt de plaatzen. Luk. 20; 36, 
alwaar zy gezegt worden ifdngeloi, den Engelen gelyk te zullen 
zyn. 1 Kor. 6: 13. word God gezegt , defpyze en den buyk u 
niet te doen. Hoofdfi. 15: 50. Vlees en bleed konnen het Ko~ 
nenkryke Gods niet beerven. Derhalven fchynt de verandering 
van dit Echhaam in een ander noodzaaklyk te zyn, 

CC. Weldaad. Want by de wederopftanding van der geloovigen 
lichhaam. , word door di weldaad de verheerlyking daar toe gedaan. 
1 Kor. 15: 40-44. Het lichhaam word gezaayt in verdervelykhyd y 
het word opgewekt in onverdervelykhyd. Het word gezaayt in onee- 
re , het word opgewekt in heerlykhyd. En aan den ganflen perzoon 
word het eewige leven toegedaan ,• beftaande 
a. In eene volkoomene wyshyd ;, en als dan word di genaamt dc 
fining Gods, Pfal. 16: 11, En 17: 1 J. Ik zjd uw aangezjgt in 
geregtighyd aanfchouwen, ik zM verzadigt warden met uw beeld y 
als Ik zal opwaaken. Matth. 5:8. Zy zullen God zien. 1 Kor. 
13: 12. Als dan zullen wy zien aangezjgt tot aangezjgt. 1 Joh. 
3." a. Wy zullen hem zien , gelyk hy is. 
£. In volkoomene Hailighyd , waar door wy naar des Heeren beeld 
in gedaante verandert warden van heerlykhyd tot heerlykhyd , als 
van des Heeren Geefi. 2 Kor. 3:18. En zullen God zuy verlyk 
beminnen , want de lievde vergaat nimmermeer. 1 Kor. \ 3 : 8. 
e. In volmaakte vreugde in de genkihge Gods. Pf. 16: 11. Ver- 
zadinge der vreugden is by u aangezigte j lievlykheden zyn in uwe 
regterhand ' eewiglyk. Voeg bier by Matth. 25.: 21, 23. , 
I>D. Omftandigbederr. ■/,., „, c ,„ ' ; :! 

a. Van Plaats , dewefte Het Paradys is ,. of de Heme! der gelukza- 
ligen. 2 Kor. 12: 2-4. 2 Kor. 5: 1. Een huys acheiropofeetort 
niet met handen gemaakt , eewig in de hemelen. 1 Thejf. 4; 17. 

b. Des Tyds ; want de eewighyd word aan de zalighyd toegefchre* 
ven. 2 Kor. 47 17, 18. Een eewig gewigte der heerlykhyd, enz^ 
2 Kor. 5,; 1. Matth. 25.; 46V Hebr. 5,; p. 

flOOFEW 




HoofdLXVI. VAN T>E KERIC D.U* 

HOOFDDEEL XVI. 
Vm de Ker^ 

DE Ervgenaamcn van de WELDADEN dergenade, onderling 
tot malkanderen betrokken, worden'tot eene gemeenfchap vergadert, 
*•* dcwelke D E K E R K genaamt word. Waar van aan te merken ftaat, 

A. De Afnaaming, 

A. Naar zyn Etumon , Woordoorfprongelykhyd ; want dit word gezegt 
van ekkalem , uytroepen , } t welk naar 't gebruyk der LXX. Overzet- 
teren overeenkoomt met het Hebreewfle kahdl vergadering : Ekklet- 
Jta beteekent uyt 'kragt van het voorzetzel ek , eene aflcheyding , civ 
uyt kragt van net werkwoord kaleoo, beduyd het eene verzameling en 
vergadering. Zoo dat het is eene Maatfchappy van mcnflen , di uyt 
eenige plaats of ftaat uytgerocpen of afgezondert , en tot eene ge- 

. .raeente. vergadert zyn. Derhalven word het van een borgerlyk ge- 
■ bruyk oyergebragt tot een hailig gebruyk , zoo dat eene vergaderinge 

van volk , di tot Chriftus Koningryk opzigt hebben , als een volk 
Ekkleefia of Kerk genaamt word. 

2?. Naar de fuhonumia of meernaamighyd , word de Kerk ook genaamt 
Paneeguris, algemeene vergadering. Hebr. 12:23. Zunagoogee, ver- 
gadering. Jak. 2; 2. Epifunagoogee , onderlinge byeehkobmft. Hebr. 
10: 25.. En nog naar andere betrekkingen , Chriftus volk en Chriftus 
kudde. . ,.jj 

C Naar de hemonumia of dubbelzjttnighyd ; geevt bet zomwylen in ee« 
ne mymer bctekenis te kennenalle de Onderdaanen van Chriftus Ko- 
ningryk , met influyting der Dinaaren. 2 Thef. 1: 1. Zomwylen 
met uytfluyting der Dinaaren. Hand. 1 ^: 4. Hoofdfi. 20: 28. 

B. De Zaak zjslv. Zoo dat Ekklefia of de Kerk , eene vergadering van 
MeruTen is , di van God uyt het overige der werreld uytgeroepen , en 
tot een lichhaam yan Maatfchappy te zamengevoegt zyn , tot de gemee- 
ne hoop der hemelfTe heerlykhyd, en tot betooninge van zyne roemrykc 

k barmhertighyd. Dienvolgende is, 

■ .jA. Dewerkende OorzAak of de Verzamelaar God. Hebr. 3: a. Een i* 

' eUr buys word van imand gebowt : moor di dit aBes gebowt heeft , is 

God : hier van daaa, word de. Kerk genaamt het Imp des levenden Godfr 

1 7m- 3: 1 J- S. Di 



""SB?" 



D.n. VEN <DE KERK. Hoofd.XVI. £49 

E. De Deelen , di 't geheel uytmaaken zyn de menflen , geroepene haili- 
gen en geloovigen. Rom. i. 7. i Kor. 1. 2. zoo veele als'r deelge- 
noten zyn dcs lichhaams en des Hoofds ; het zy Kinderen der Geloo- 
rigen ; het zy Katechizanten en Leerlingen di reeds geloorai ; het 
zy di met regt in den Ban gedaan zyn , en na eene regtveerdige uyt- 
werping wedcr boctc doen ; het zy 00k di uyt eene bezondere zwak- 
hyd zig van de bezondere Kerk affchyden : Dat deezc alle tot de Kerk 
behooren , mag men geenzins ontkennen , dewy! zy eenen en den- 
zelvden Geeft dcelagtig zyn. ,. 

C. De Form en gedaanre van de Kerk beftaat in het deelgenootfchap van 
den Geeft, di het gcloov inboezemt, of op allerlye vvyze hailig maakt 
tot dc gcmeenfchap der Hailigen ; zoo' dat aHchoon'r veele leden zyn, 
het egter maar een lichhaam is , 1 Kor. 12. 13, 14, 20, 25, 27. 
C. De Verdeeling der Kerk is veelerly . 

I. Werdende verdeelt , 

a. In eene ftrydende Kerk op de Aarde , beftaande uyt Menflen di in 
dit worftelperk nog vvorftelen. Zict 1 Tim. 6: 1 2 . Stryd den goeden 
Jfryd des geloofs. 2 Tim. 4: 7, 8. Ik heb den goeden Jfryd gefireden , 
ik heb den loop geyndigt , ik heb het geloov behouden , enz.. Rom. 8: 
37. Efez.. 6: 12. 

b. In eene zjsgenpraalende in de Hemelen; beftaande uyt MemTen , di 
de worfteling voleyndigt hebbende , met eene zalige en eewige o- 
vcrwinning in de Hemelen zegenpraalen. Hebr. 12:22,23. O- 
penb. 7: 5), 14. 

II. Word de Kerk 00k verdeelt 

a. In ee-ae Onzjgtbaare , dewelkc zegt , eene mennigte der Uytver- 

korenen enGeloovigen, di eene geeftelyke gemeenfehap met Chri- 

ftus en onder malkander hebben : deeze word onzigtbaar gezegt, 

om dat deszelvs inwendige en wezentlyke vorm , tc weeten , het 

vvaare geloove en hailighyd , van de menflen niet kan gczien wor- 

den ; naar welken ftaat zy ygentlyk dc Kerk genaamt word. Waar 

in de volgende toeygeningen aan te merken ftaan. 

I. De Onzigtbaarhyd ielv ; Pfal. 45: 14. Des Konings Dogter y 

te weeten , deKerk, is geheel -verheerlykt inwendig'. Rom. 2: 

29. Di is een J ode , di het in 't verborgen is , en de befny dents 

^ des her ten , in den geefl , met in letter , is de befny den is. Openb. 

2:17. 

, 11. Dc eenvawdigfte Reynighyd. Hoogl. 4: 7. Geheel zjyt gv 

* fchoon , mjne Frindime , en geen gebrek is oafi-us* En Hoofdft. 

' ■ Ii €>; 8. 



%SO Hoofd. XVI. FAN <DE KERK. D IF. 

6: 8. Efex.. 5: 27. word zy genaamt , eene gemeente di geen 
vlek of 'r impel heeft , of iet diergelyke , maar hailig en onberifpelyk. 
in. Deszelvs geduurzaamhyd , zoo dat zelv de poorten der belle de 
Kerk niet zjullen overweldigen. Matth. 16: 18. Aangezicn Chri- 
ftus met dez,ehe is alle de dagen tot de volyndinge der werreld. 
Matth. 28: 20. Voeg hier by , Joh. 14- 1 6. 
iy. Deszelvs Onbedrieglykhyd in haaren geheelen weg ;, di in de 
kragt Gods bewaart word door -het geloove tot de zalighyd , enz... 
1 Petr. 1:5. Doe hier by , Matth. 16: 18. En 1 Job. 2: $. 
b. In een Zigtfoare , dewelke is eene gemeente , di onder de bedi- 
ninge van net Woord , van de Bond-tekenen , en van de Kerke- 
lyke Tugt , in eene uytwendige Maatfchappy te zaamen groeyt: 
welke Maatfchappy by Ovemaaming van het omvattende voor het 
omvatte , de Kerk genaamt\word ,• overmits de waare Lcdemaaten 
van Chriftus , nergens dan onder eene zoodaanige bedlninge ge- 
vonden worden ; zoo zynwe naar den aard der lievde gehouden van 
di alle het goede te hoopen. Maar nademaal in eene dufdaanige 
gemeente, net getal derSchynhailigen, di voor eenen tyd daar on- 
der verfchoolen zyo , zomwylen grooter zyn kan dan het getal der 
waare Geloovigen , zoo moetmen verftaan, 
aa. Dat di Schynhailigen geen waare Leden der Kerk zyn. 
a, Het welke wy beweeren tegen het Paufdom. 

1. Uyt klaare plaatzen. Gal. 2: 4. Om der ingekrope valffe 
Broederen wille , di van bezyden ingekoomen waaren om te be- 
fpiden onz,e vryhyd, di -wy in Chrijlus JezMS hebben, op dat z.y 
' ons z,owden tot dienflbaarhyd brengen. Voeg hier by 1 Joh. 
2:10. Zy zyn uyt ens uytgegaan , maar zy waaren uyt ons 
miet : want indien zy uyt ons geweefi waaren , z.00 z.owaen zy 
met ons gebleven zyn : maar dit is gefchied op datzje z.owden 
epenkaar worden , dat z.e niet alle uyt ons zjyn. 
11. Uyt de vormelyke rede van de Kerk , volgens dewelke ni- 
rrund voor een lid gehouden kan worden , di Chriftus niet 
tot zyn Hoofd heeft. Efez,. 5. 2,3. Noch zy behooren tot 
Chriftus Schaap-ftal , di Chriftus Sehaapen niet zyn. Joh. 
10. 2-1 6. 
bb. Dat de uytwendige Kerk op Aarden kan verdonkert worden," 
zoo dat geene aanzienlyke gemeente uytblinke. Het welke wy 
a. .Tegen de Pausgezinden bewyzen, 
j. , Uyt het voorheeld van de Kerk des O.Teftaments, alwaar 

Elias. 



D. t. PAN <D E KERK. Hoofd. XVt i,yr 

Elias aan God klaagde , dat de Ifrajeliten zjyn verba fid ver- 
laaten , en zyne Altaaren afgebrooken , en de Profeeten met 
den zjweerde gedood hebben : en ik alleen ben overgebleven , 
en zy zoeken myne zile, i Kon. 19, 14. Rom. 1 1. 3. over- 
zulks is 'x geene gedaante der Kerk of eenige aanzienlyke 
gemeente te zien geweeft. 
1 1 . Uyt de Godsfpraaken des N. Teftaments , eenen zoo- 
daanigcri ftaat voorzeggende , gelyk Openb. ii. 6. Ende 
Vrouwe , dat is de Kerke , vluqtte in de woeftyne , over- 
zulks iile uytterlyk op de aarde verdonkert geweeft , en dat 
wel twaalf bonder d en zefiig dagen. Voeg hier by vers 14. 
Hoofdfl. 13. 7. alwaar aan het Beefl , dat is , den' Tegen- 
chrift , magt gegeven ivierd , om kryg den hailigen aan te 
doen , en om di te overwinnen , enz.. En vers 14. word het 
gezegt , te ■verle'yden de genen , di op de aarde woonen , enz,. 
Voeg hier by de gelykeniffe van het Onkruyd. 
b. Verdedigen het tegen de tegenwerpen , 

I. Uyt de plaatzen Matt. 5. 14. Gy zyt het ligt der werreld: 
eenStad boven op eenen Berg liggende kan met verborgen zyn.- 
Ziet Matth.\%. 17. i Tim. 3. 15. Alvyaar de Kerk ge- 
zegt word een buys Gods , een pilaar en vaflighyd der waar-? 
hyd. 

II. Daartiyt, dat wy ons by de Kerk moeten vervoegen ; nit 
isze niet zigtbaar, zoo bjykt het dat wy niet weeten konnen 
waar wy ons zowden willen of konnen byvoegen. 

p. De Merheketien van de Kerk,* waar door de bezondere en zigtbaare 
Kerk van de valfle onderfchyden word , zyn, 
A. Waaragtige , naamelyk , 

a. De Belydenis der Waarhyd j waar door wy gebowt z.yn op het f on- 
dament der Apoftelen en Profeeten , waar van Iezjus Chriftus de uyt- 
terfte h'oekfteen is. Efet,. 2. 20. Ioh. 10. 27. Afyne Schaapen hoo- 
renmynefiemme, in zyvolgenmy. Want de Waarhyd is het zaad 
der Wedergeboofte , en dient om het waare geloov in te boeze- 
men. Zoo dat di gene eerft de waare Moeder zy , in dewelke uyt 
dit zaad , de waare Wedergehoorte voordkoomt. 
i>. Eene Wettelyke bedining der 3ohd-teteneh , di de waare Leer 
aankleevt , en de : waarhyd "be veltigi; *& geloovt zaI hebben , en 
fedoopt z,al zyn, zmI z,alig Warden. Mark. 16. 16. Voeg hier ' 
t*y Efez,. 5. 26. 

Ii a B. Dt 



% S i Hoofd.XVI. VAN 7>E KERK. D. II. 

£. De Valjfe der Pausgezinden , di het gctal der mcrktckenen buyten 
nood vermennigvuldigen , en andere daar onder optellen ; houdcnde 
voor merktekenen : Den Naam van Algemeene Kerk , de Oudhyd, 
de Duurzjmmhyd , Wyduytgejlrekthyd , Agtervolging , Overeenjlem~ 
ming , de Wonder -daaden , het Geluk, de Hailighyd , enz.. 

a. Welke Merktekenen wy tegen het Pausdom vcrwcrpen , 

I. Om dat eenige derzelver aan de Kerk niet ygcn zyn, als de otid- 
hyd , wydupgeflrehhyd , het geluk , enz* 

II. Om dat zommigc met altyd op de Kerk paflen , als de wyd- 
uytgejlrekthyd , agtervolging , het geluk , en het doen van worn 
derwerken. 

in. Om datze op de RoomflTe Kerk niet paflen, dewelke de mee- 
fte verniewt , en alzoo de overeenftemming met de oude Kerk 
verbroken hebbende , door inwendige gefchillen ontzenuwt 
word , de wonderdaaden verdigt , der waare hailighyd onkundig 
is , enz. 

b. De Tcgenwerpen konnenwe getnakkelyk optoflen , di ze uyt de 
Profetien ontleenen , indienwe flegs de tekencn en loop der tyden 
wel onderfchyden. Want het is een gefladig {links bedrog in naarj 
om dat gene', r t welk op eene bezondere zaak gezegt is , tot alge- 
meene te betrekken. 

E. HetBeftuur of Bewind derKerke: alwaar wy in agt behooren te nemen 3 
aa. DE PERZOONEN tot deszelvs beftuur behoorende : alwaar 
A A. HET HOOFD van dat bewind , zoo het uytwendige als 
inwendige , is C H R I S T U S. 

aa. Alleen , met uytfluyting van alien Mens. Het gene wy tegeij 
de Papiften bewceren , dewelke ftellen , dat tot des Kcrks Da- 
wind , een ander Hoofd deszelvs noodig vcreyft word. 
a. Wy bewyzen het tegendeel. 

I. Uyt den bezonderen ftaat van de Kerk des N. Teftaments, 

dewelke de werrcldze Alleenhcerffingen gcenzins moet ge- 

lyk zyn. \Matth 20. 25-27. Gy weet dat de Overjle der 

Volkeren heerfchappy -voeren over hoar , en deGrooten gebruy~ 

ken magt over haar. Doch alz.00 zjil 't onder u niet zyn : 

moor z.00 wi onder u zal willen groot w or den , di zy uwe 

dinaar. En zoo wi onder u z/il willen de eerjle zyn , di zj 

'"'"' '"'-''' uwfdienftknegt. 1x Ltik. 22. 24. : 

\ . . u > ^ Om dat ck Kerk , wegens de Vryhyd des Niwen Tefta- 

" ' jh&ns', alle memTelyke heeifciiappy verwergtj eaaiets dan 

eerie 



P.H. VAN *DE KERK. Hoofd. XVL a,**. 

eene bedining onder Chriftus erkent : wy prediken niet oris 
zjelven , zcgt Paulus , moor Chriftus Iezjus den Heere ; dcch 
ons zjelven , uwe dinaaren om Iezjus iville. z Kor. 4. 5 . 

in. Om dat in den lSlaam-lyft derKerkelyke bediningen van 
zoodaanigen Hoofd geen het minfle gewag gemaakt word, 
I Kor. 12. 29. Efez,. 4. 11.. 

iv. Om dat hct afuftaton ,. ,onder de dingen di niet beftaan kon- 
ken , is , aan een menfldyk gczag onderworpen te worden t 
en hct waare Hoofd tc bchouden. Zict Kol. z. 18, 20. 
b. De Tegenftreveren brengen in , 

I . Dat dc Joodze Kerk eenen Opperften Hoogcnpriefter , als 
een zigtbaar Hoofd , gehad heeft. 

II. Dat dc Kerk vergeleken word , by een Koningryk, 
Schaaps-ftal , en een Huys , datze midsdien een Hoofd 
vereyft. 

in. Dat zonder een zigtbaar Hoofd geenc ordening gehou- 
den kan worden. 
bb. Datrnen 00k geenzins gelooven moet , dat Petrus van Chriftus 
tot zynen Stedehouder op de Aarde , en tot een Opper-hoofd 
der Kerke , geftclt is geweeft , tegen dezelvde Pausgezinden. 

a. Want wy bewyzen het tegendeel. 

I. Uyt de aytrpraak van Chriftus , als'r een gefchil wegens 
de Opperhoofdighyd , en wi de mecfte zyh zow , ontftaan 
was. Luk. 2z. 24-27. 

I I . Uyt de veroordeeling der Korlnteren ; als d' eene zeydc , 
Ik ben Paulus , d'andere , ik ben A folios , en ik ben Cefas,, 
en ik ben Chriftus , enz, 1 Kor. 1. 12. 

in. Uyt de evcngelyke Magt onder alien de Apoftelen , zoo 
dat Paulus voor nimand wyken wilde , 2 Kor. 11. f. Warn 
ik agte dat ik nergens in minder ben geweeft , dan de uytne- 
menfte der Apoftelen. Maar alleen dat zjy hem de regterhand 
der (remsenfehap gaven. Iak. %. 9. 

iv. Dat Petrus gezonden -wierd tot de Gemecntens , % Handi 
8. 14. en rekenfehap van zyn doen heeft moeteia geven, 
Hand. 1 1 . 2 . < - • 

b. De tegenwerpen ontleenen zy 

1. Uyt de plaatzen , Matth. 16. 18, 19S Gyzjyt Petrus , en 

op deezjen Petra zjil ik myne gemeynte bouwen , enz., Kan 

gclyksn » Ik zfil h geven dejletttektt van 't Koningryk der 

Jti 3 fiett&i 



4^4 Ho&fd.XVI. VAU ' %>E RERK. D. £ 

Hsmelen. Voeg hier by , Job. 1 i . 15. 
11. Uyt de order Van optclling , dat hy ten mecften dcclcn 
in de eerftc plaats getelt word. Celyk Mstth. 10. 2. AI- 
waar hy uytdrukkelyk de Eerfle. word genoemt. 
tv. Vcel min koomt het den Paus toe , Stedehouder van Chriftus 
te zyn , tegen de Papiftcn , di aan den Pans de Opperhoofdig- 
hyd toefchryven , uyt het regt der agtcrvolging op Petrus. Wy 
zeggen het tegendeeJ. 
a. Bewyzende 

I. Dat de Paus Petrns Navolger in 't Bifdom van Romen 
niet kan gezegt warden , 0111 dat Petrus nooit Biflchop van 
Romen geweeft is : Ook kon het Biffchoppelyk ampt met 
het ApofteHchap geenzins beftaan , nademaal tie Apoftelen 
aan geenige bezonderc Kerk verbonden waaren , maar ge- 
Jyk aan Paulus. het Euangelium der voorhuyd , alzoo was aan 
Petfpts dat der befkydenis toebetrowt. Gal. 2. 7, 8, 9. Dat 
is , den Joden , aan dewelke hy en diafiorA, , in de ver- 
ftrooijing zyne Briven gefchreven heeft. 1 Petr. r. 1. Ook 

iyd hdt de tydfekening niet , dat hy ooit zyaen zetel te Ro- 
me'ii gchad heeft , Om dat in de Briven Van Paulus , di hy 
uyt Romen gefchreven heeft, nergens van Petnrs eenig ge- 
wag geitiaakt word. 

II. Om dat Petrus Navolger niet moeft geweeft zyn een Ro- 
ftiynfle Biflchop , maar Johannes , di na 't overlyden van 
Petrus nog in Weezen was : want anderziiis zow de Apoftel 
onder den Roomfleii Biflchop hebben moeten ftaan , 'twelk 
de ongerymdhyd zelv geweeft zow zyn. 

Hi. Indien men een regt van agtcrvolging in de Opperhoof- 
dighyd zow mocten erkennen , zow dat veel eer aan Antio- 
<hien , dan aan Romen toekoomen ; nademaal het bekent 
Is , dat Petrus c wanneer hy de Aziatifle Kerken verzorg^ 
de , eencn langeii tyd te Antiochien zyn verblyv gehouden 
heeft. 
Jb. De tegenwerpingen zyn yskout. 

I. Uyt 1 Petr. 5. 13. U groet de niedettytverkorene gemeente 
diinBabilonis: wSar uyt zy, om datze door Babilon , Ro- 
men verftaan , een befluyt maaken , datjiy te Romen ge- 
,..:.! weeft is. 

If. Uyt de ovei|everingert van zdmiftfge Oudvaderen , zeg- 

gende, 



D.tt VJNVERERK, Ho.ofd.XVl %ff 

gende , dat hy te Romen gezeten is geweeft , en ©ok ge- 
dood. 
dd, Uyt wclk zelvde wy vaft ftellen , dat de Paus van Romen de 
Andchrift is? 

a. Ikwyzende dat, 

i>. Uyt het merkteken van hoogmoedige verwaanthyd , wafr 

door hy zig de Opperhoofdighyd toepaft. 2 Thejf. 2. 4. 

Di hem tegenfielt , efverhefi boven al dat God genaamt, of- 

\ te febafma , als God geeert word , alzoo dat hy in den Tem- 

pel Gods zal zitten , zig voorgevende dat hy God is. Dan. 

' 12. 36. 37. Hier tee behooren 00k de hoornen des Lams. 
Openb. 1 j. 11. En de agtervolging op den throon van 't 
RoomfTe Ryk. Openb, 12. 12. Hoofdft. 17. 11, 

11. Uyt dc merktekenen van de Afvallige Leere ; dewclke 
zyn ,afval en hoogmded. 2 Thejf. 2. 3, 4. Om dat de onge- 
regtighyd vermennigvuldigt zjil warden , zoo zal de lievde 
van veele verkouwen. JWatth. ^4. 12. De afval van 't ge- 
loov , de gevynflhyd der leugenfpreekers , verkidinge van 't 
huwelyk , en de onthoudinge van fpyzen , di God gefchaapen 
heeft , het welke genaamt word eene Leere der Duyvelen. x 
Tim. 4. 1-3. 

in. Uyt de wyze van voordzetting , waar; (Joor hy toegeno- 
men heeft , en in 't openbaar gekoomen is : vergeleken 
met de tyd en plaats. 2 Thejf. 2. 4-10. Openb. 17. 3, 4. 

b. De Tegenpartyen brengen hier tegen in , dat de Voorzeg- 
gingen van den Antichrift , geenzins op den Paus paflen. 

I. Om dat de Tegenchrift een eenig perzoon is , gelyk hy 
zThefi. 2. 3. genaamt word, de men'jfe der zonde , de zoo- 
vie des verdervs. £n Openb. 13. Met Beeji : dog dat het 
Pausfchap is eene agtervolging van perzoonsn; 

II. Datdfeheecafingvantkn A«ti<fcft.aUe«o voordri jaren 
en eeruhalv geftek Aitosd - y 0pe?tk. tx. 14. (kar de Paus van 
over veele eewen her het bewind van de Ketk gehad heeft. 

in. Dat de Tegemchrift niet koornen koa geduurende de 
ftandhouding- van het Roomfle Gebied. Dog dat dc Paus 
heerft onder het Roomfle. Ryk -,.. en ftaande het zelve. 

iv. Dat 00k de plaats met orereenkoomt : want dat de Te* 
■genchrift te Jeruzakm in den Tempel zjrtten moefL OpenK 
11. 8. zThefz.z*- 

m de- 



t$$ Hoofd.XVL VAWDE KERK, D.II. 

■ BB. DE DINAAREN, di onder Chriitus , als het Hogfd, 
ftaan , volgen nu. De B E D I N I N G is Kerkelyk , waar door 
een Man , met bezondere gaven voorzien , en door een bezondere 
roeping tot het aanleggcn derzclver verpligt , met regt de verbor- 
gentheden des Geeftes bedeck, i Kor. 4. 1. Alzoo houde ons een 
igelyk mens als Chriftus dinaars , en uytdeelers van Gods verborgent- 
heden. 1 Kor. 4. 1. Overflaande het gene van de buytengewoone 
Dinaaren , de Profeeten en Apoftelen , bygebragt word , zullen 
wy onze aanmerkingen laaten gaan over de gewoone Dinaaren ; di 
zyn , 

I. DE HARDERS, Efez. 4. u, 11. welkers ampt is , zorg 
te dragen , dat de gemeente der Kerk met het zuyvere Woord 
Gods gevoed , en onder tugt gehouden werdc. Waar in te o- 
verwegen ftaat derzelver, 

A. Roeping , dewelke wy niets anders agten te zyn , dan eene 
Goddelyke fchikking , waar door aan een Man , met bezon- 
dere gaven voorzien , en door de lievde tot de Kerk aange- 
prikkek , de deure open geftek word om de harderlyke zorge 
te aanvaarden , op dat hy oegeert , en tot het beftuur van ee- 
ne bezondere kudde toegelaaten werde. De noodige vcreys- 
fin^en deezer roepinge zyn, 

I. Het onderzoek van des aanftaanden Herders hoedaanighe- 
<len , of hy onberifpelyk bevonden word, i Tim. 3. 10. 
Dat d.eeze eerft beproevt werden , en datzje daar na dinen y 
zooze onbeftraffelyk zyn. Het ongehuuwt leven , 't welk 
de Pausgezmden zoo hard aandringen , word met regt van 
deezen eys uytgefloten , om dat hen de H. Schrivt zelv uyt- 
flityt. 1 Tim. 3. z. Een Opz'ender dan , meet eener vrou- 
wen man zyn. 1 Kor. 9. ?. Hebben wy niet magt om een 
wyf, eene zufter zynde , met ons , om te leyden gelyk de an- 
dere Apoftelen , enz. Tit. 1 . 6. Indien imand , een Op- 
ziender onberifpelyk is , eener vrouwen man , enz. 

II. De Toeftemming des Volks , dat een Harder begeert, 
of ten minften , di him voorgeftek is , goed keurt. Tit. 1. 
5. Hand. 14. i}. Als zy in elke gemeente met opftekinge 
der handen , Ouderlingen verkooren hudden , enz. Yznhet 

*-■' Regt der Zending , willen wy niet twiften ,* want daar is 

* -■-' weynig aan gelegen , van wi een aangenaam en bekwaam 

perzoon voorgeftek word , als 't flegts geen profoopoleepfta, 

• • -■* aan''- 



D.H. VAN <DE KERK. Hoofd.XVI. i$7 

v_ aanneminge des perzjoons by is. jfak. 2.1. Broeders , bebt 

met het geloove onzjss Heeren 'Jezjts Chrifius , des Heeren 
der heerlykhjd , met aanneminge des perx.oons. Als maar de 
Gemeente de bekwaarahyd des voorgeftelden Herders cr- 
kent. 

B. Aanftelling , het wclke eene plegtelykhyd ran inwyjing en 
als van een verbondfchap tuffchen de Kerk en den Leeraar is. 
Deeze gefchied door cheirothejia , de hand-oplegging , door 
welkers toedoen de Gemeente den beftemden perzoon erkent, 
en met gebeden de gaven des H. Geeftes over hem af bid. 
Deezer cheirothejia , of hand-oplegging , is het werk. 

a. Der gener di over de Kerk geftelt zyn , ofte des Ouder- 
lingfihaps. i Tim. 4: 14. 2 Tim. 1: §. 

b. Ontvangt den geroepenen met de verbintenis tot het ampt 
eenes goeden Herders. 

Vrag. Of de Roeping , onder de Hervormden , wettelyk zy van 
degenen, di volgens de onderftelling geene wettelyke chee- 
rothefian , hand-oplegging ontvangen hebben? 
Andw. a. Cheirothejia , de hand-oplegging gefchied in den naame 
des Volks, en ziet alleen«op de Verbondmaaking, over- 
zulks kan een igelyk daar toe aangeftek worden , 200 
mennigmaal een ongewoon geval voorkoomt , dewyl 
God zyne lievdegaven aan geene perzoonen vaft maakt. 
b. Cheirothejia , de hand-oplegging , in de gemeenfehap der 
Pauflelyke Kerk aangenomen , onderfteflen wy niet on- 
wettelyk geweeft te zyn , alfchoon di hand-opleggers him 
ampt niet wettelyk betragt hebben , als di flegs gefchied 
is met di verbintenis van de Euangelifle waarhyd te lee- 
raaren. 

C. Onderhouding z is een toezegging van loon , dewelke ten 
dien ynde gegeven word , op dat de Dinaaren zig tot het werk 
der Kerk zowden konnen verledigen , en eerlyk leven. Hier 
is een verfchil opgerezen met de Wederdoopereii , dewelke 
eenen loon van de Kerk te ontvangen , voor onwettig how- 
den. 

a. Het tegendeel bewyzen wy 

1. Uyt de Wet en Inftelling van Chriftus, en der Apofte- 

len. Matth. 10: 10. De arbyder is zyn voedzel waard. 

1 Kor. 7: 9. Wi weydet eene kudde , en eet niet van de 

Kk melk 



Hoofd.XVI. VAN <BE V KERK. D.1L 

melk der hdde ? vers 1 3 . Weet gy met , dat di de hai-li- 
ge dingen bedinen , van het hailige eten ? 1 Tim. <: 17 
18. Eenen dorjfenden ofe zuitgy met mujlbanden , enz,. 

11. Uyt hct voorbecld der Apoftelen , di loon genoten 
hebben. 2 Kor. 11: 8. Ik heb andere gemeenten beroovt, 
bezoldinge nemende , om u te bedinen. Filipp. 4: itf, 
Want 00k in Tefialonika hebt gy my een en ande-rmaal ge~ 
zonden tot nooddruft: 

in. Om dat het van Paulus als cene fchuld gerckcnt word 
voor alle di leeraaren. Gal. 6: 6. Di onderwez^en word 
in het woord , deele mede di hem onderwy/f. 
b. Beweeren wy ligtelyk tegen allc tegenwerpen , genomcn, 

1. Van Chriftus bevel. Matth. 10. 8. Gy hebt het om niet 
ontvangen , geevt het om met, 

2. Van Paulus voorbeekl. 2 Kor. ir: i2> 13. 

II. DE OUDERLINGEN di in Gods Woord nietarbey- 
den : van dewelke men ftellen moet , dat het wet geen onder- 
fchyden ampt is van dat des Herders , maar dat het eene bezon- 
dere oefening is van, eene bezondere lievdegave , te wecten van 
voorzigtighyd \a i t bewind der Kerke ; voor zoo veel God ge- 
vvilt heeft, dat een igelyk naar de verlchydenhyd der lievdegaven 
zyn ampt betragten zow. Hier hebbenwe een gefchil met de 
Arminiaanen en Papiften,. dewelke ontkennen , dntmen Ouder- 
derlingen , di Regeeren en niet leeraaren , uyt Goddelyke in- 
ftellihg in de Kerk toe te laaten heeft. 

a. Wy bewyzen , derzelver inftelling Goddelyk te zyn. 

1. Om dat de Regeerende Ouderlingeri van de leeraarende 
klaarlyk onderfchyden worden. 1 Tim. 5; 1 7. Dat de Oh- 
derlingen di wel regeeren , dobbele eere waardig z.yn geagt^ 
voornaameljk di arbyden in't woord en de leere. 1 Kor. 1:; 
28. Rom. 12: 8. 

2. Om dat uyt dezelve en uyt de leeraarende de Kerkenraa- 
den , en Kerkelyke Vergaderingen aangeftelt worden , ge- 
lyk te Jeruzalem gefchied is , alwaar de Apoftelen , als Jee* 
raarende , en de Ouderlingen den Kerkenraad uytmaakten.. 
Hand. 1 5; 2, 6, 22. 

b. Beweeren wy tegen de tegenwerpen , aandringende 
1 . Dat zy Leeken zyn. 

*. Dat allc Dinaaren der Geraeente moeten zyn didaftpi, be* 

'fovMm- 



D.If. VAK T>E KERR. Hoofd. XVI. if 9 

kwaam om te leeraaren , en bekwaam om voor de Kerke te 

waaken. Hand. 2d'.*' 28. 
III. DIAKENEN en DIAKENESSEN , vvien tocver- 
trouwt was de zorge voor de Armen en nooddruvtigheden der 
Kerke 

a. Van de Diakenen ; ziet Hand. 6: 2-4. alwaar de Apofielen 
z.even Mannen di goede getuy gentle bddden , vol des Hailigen 
Geefles en der wyshyd aangefleit hebben tot; den dienft der Ta- 
fel, de zorge der Armen, en andere nbodige zaaken der Ker- 
ke. Voeg hier by Rom. 12: 7, 8. 1 Tim. 3: 8. 

b. Van de Diakeneflen ; zi 1 Tim. 5: 9, 10. als Febe , di eene 
Diakenejfe der Gemeente te Conchre'en geweeft is. Rom. 16: 1, 

>. Behalven deeze kennen wy in de uyterlyke Kerke geehe Di- 

naaren , en overzulks verwerpeii wy de Hailige Oppermagt 

deir Pa'uzeri ,' de BhTchoppen , en Eerts-biflchoppen , enz. 

: • " Hier uyt ontftaat een'gefchil met' de Patisgezinden ' en andc- 

ren ; of de Biflchoppen van een Goddelyk regt zyn ? en of 

in de regeering der Kerk de Dinaaren vain een ongelyke magt 

• zyn , zoo dat zomriiige gemeene perzoorien gezag over andere 

■•■.• . ■■■■..- • 20 wd en hebben? 

■ .a. Het ontkennende gevoelcn keureri wy goed: 
- . ■ ».'Uyt de eenzelvighyd van het Opzienders , Herders , era 
Oudet4ings ; ampt , zoo dat een Ouderling 00k een Bif- 
fchop of Opziender genaamt word ^ gelyk Petrus zig 
noemt een Mede-ouderling gelyk de andere , di hy gelaji 
Gods kudde te weydeti. 1 Petr. 5: 1, 2. Voeg hier by 
Hand. 26: 28. 1 Tim. 5: 17. Tit. 1: 5, 7. 

b. Om dat de Huyshoiiding desN. Teftaments in de Kerke 
geenige heerfchappy toelaat , maar wel de kudde te wej" 
den, en opzigt over dezjlve te hebben. tJPetr. J; 2. Doe 
hter by Lttk: 2 1 : 2 5 ,, atf; r Kof. %: 5. 

c. Om da^ iri'eehc'-e'ri'dezeivde "'Gemeente tfieer Opzienders 
waaren , het wcJke nief den aard Vah het hedendaagze Bif- 
dom of Opzienders ampt geenzin's ovefeenkoomt. Als 
blykt uyt Filipp. it 1. Alwaar 1 den Opzienderen en Diake- 

% rien der zelvde Kerk ', te Pilippis , genade en vrede ge-* 

wenft wofd. Doe hier by, Hand. 20: 17, 18. 
'•-'■'% b. Vefdedigellhet tegeii de tegenwerpen. 

<.''-' a. DajE ; de Apofrelen, hdaget magt g'ehad hebben dan alleen 

Kk s de 



a fo Hoofd.XVI. ^VANTfE KERK. DDL 

de Lcerlingen ; en dat overzulks alle Dinaaren niet van 
een zelvde magt geweeft zyn. 
b- Om dat dc magt van Ouderlingen aan te ftellen in Kreta 
aan Titus alleen bevolen is geweeft. Op dat gy van Stad 
tot Stad Ouderlingen z.oivd aanftellen , gelyk ik u bevolen 
heb. Tit. i: f. Als ook aan Timotheus , i Tim. 5: 22. 
p. Om dat in de Aziatifle Kerkcn , fchoon elke Kerk meer 
Herderen had , egter maar een met den naam van Engel 
betekent word. Openb. 1: 20. 2; 1, 12, 18. enz. 
d. Om dat 'r in de Kerk van de eerfte oudhyd zooclaanige 
geweeft zyn , en mitfdien zeer waarfchynlyk uyt de in- 
ftelling der Apoftelen. 
bh. D E BEDRYVEN, di in. het bewind der Kerke waargenometji 
moeften worden , hadden opzigt 
A. Op debedeeling des Euangeliumt : welkers doen was 
a. Gods Woora te leeraaren : Waar op dan te vraagcn valt , of 
het aan alien even naa ftond ,, in de Kerke Gods Woord te ver- 
kondigen , dan of dat alleen den Herderen toekwam ? Het eer- 
fte dryven zommige Vrygeeften , en wy , het laatfte. 
a. Bewyzende het zelve alleen den Herderen toe te koomen, uyt 
zonneklaare plaatzen , di uytdrukkelyk in de Opzienders en 
Herders vereyflen de gave van Leeraaren : EenOpzjender moet 
dan zyn , didaktikon , bekwaam om te leeraaren. 1 Tim. y.z. 
Di vafl houd aan het getrouwe woord dat naar de leere is , op 
dat hy magtig zy , en te vermaanen in de gezonde leere , en den 
tegenfprekeren te wederleggen. Tit. 1: 9. Doe hier by, 1 Tim. 
5:.; 7. Want ten dien ynde , heeft Chriftus gegeven zom~ 
migen tot. Apofelen , anderentot Herders en Leeraars : Tot de 
volmaakinge der hailigen , tot bet werk der bedininge , enz. 
Efez. 4: 11, 12. 
b. Beweeren het tegen alle tegenwerpen , genomen, 

a. Uyt de betragting der Apoftelen , waar in de Appftel ge-« 
bied , dat zoo wi eene leere heeft , z.00 wi eene taale heeft , 
zoo wi eene openbaaring , en eene ujtlegginge heeft : laat alle 
dingen gefchiden tot fiigtinge. 1 Kor. 14: 2tf. Waar uyt zy 
een befluyt trekken , dat het alien even fchoon en even naa 
is , in 't openbaar Gods Woord te leeraaren. 

b. Uyt het gebruyk der Synagogen of opene Vergaderingen 
alwaar di op de laagfte plaatzen en onder aan, zaten, demagt 

en 



W^mm^ 



D.tt rjN'DEKERK. Hoofd.XVI. itt 

en vryhyd hadden , om opentlyk het goede Woord tc ver- 
kondigen. "fcfand. 13.: 14, 15, 16. Dat dit 00k blykt uyt 
het voorbeeld van Chriftus , leeraarende in de Synagoge of 
Vergaderinge dcr Joden. Luk. 4: 1 5 *.. 
c. Uyt de verpligting om de gaven te verkrygen , aan een i- 
gelyk aanbevolen. Kol. 3: 16. Chriftus woord woone ryke- 
lyk in u in alle wyshyd; leeraarende en vermaanende malkan- 
deren. Efez. 5: 18. welke verkrege gaven zy 00k gelaft 
worden mede te deelen. 1 Petr. 4: 10, 11. Een igelyk gelyk 
hy gaven verkregen heeft , alz.00 bedine hy dezjelven aan den 
anderen , ah goed» uytdeelers der mennigerlye genade Gods, 
Indien imand Jpreekt , di. fpreeke ah de tvoorden Gods. 1 
Theff. 5: 11. Vermaant malhanderen , enftigtde een den art-' 
deren : gelyk gy 00k doet. 
b. De Bondtekenen te bedinem Alwaaf wederom de vraage valt,' 
of dat aan alien even naa, dan alleen den Herderen ygen is ? wy 

I. Sluyten voor al de Vrouwen daar van uyt, dewelke gelaft 
worden, in de gemeenten te z.wygen, enz. 1 Kor. 14: 34. Ik 
laate de Vrowwe niet toe , datzje leeraare. 1 Tim. z: it. 

II. Geven dat alleen aan den Leeraaren en Dinaaren des God- 
delyken Woords : om dat alleen den Doop zamengevoegt 
word, met den dienft om Leerlingen te maaken. Afatth.tS: 
15. Onderwyft alle deVolkeren , deaehen doopendeindennaam 
des Vaders , des Zoons , en des H. Geeftes : leeraarende hoar 
onderhouden . alles wot tk u geboden heb. Ook worden zy ge* 
zegt, Uytdeelers van Gods Verborgentheden. 1 Kor. 4: 1. 

in. Verdedigende het zelve tegen de tegenwerpen , 

a. Uyt den Doop van Filippus. Hand.%:-fi. di maar alleen 
Diaken was. 

b. Van 't gebruyk des Paaslams , alwaar de Vaders des Huys- 
gezins de Uytdeelers van dat Bondteken waaren. 

c . Uyt de Belnydenifle van Zippora. 
B. Om Ordening. 

I. In te fieUen. Alwaar men aan te merken heeft 

1. Dat zommige bcveelen , di op de ordening zien, uytdruk* 
kelyk in de H. Schriftuur bepaalt worden. Tit. 2:1-10. 15. 
Jin Hoofdft. y. 9, r 1. 

2. Dat zommige in den algemeenen regel , om de ordening te 
onderhouden , ingefloten worden. x Kor. 14; 40. JLaat alle 

Kk 3, dingenj 



sfe Hoofd.XVL VAXtVE KERR. D.H. 

dingen eerlyk en met orden gefchiden. Hebr. \y. 17. In wclke 
dingen in 't bezonder te bepaalen , de Kerke hunnen raad by- 
zet, de twyfelingen wegneemt door hetbybrengenvanSchrif- 
tuurplaatzen , en de onverfchillige ten gebruyk bepaalt ; dog 
zoo evenwel , datze door geenig gcbod noodzaaklyk worden , 
of andere Kerken behouden de vryhyd om wat anders te vol- 
gen : want men mag geenige bepaaling maaken tegen de Chri- 
ftelyke vryhyd. 1 Kor. 6: 12. Ik z.al my onder geenes magt 
laaten brengen , zegt Paulus : hierom doet hy een vermaan , 
Hoofdfl. 7: 23. Gy zyt duttr gekoft , en word geen dienjlkneg- 
ten der menffen. Ook mag men geene geboden van menflen 
met eene Goddelyke verbintenis aannemen ,• gelyk Paulus dat 
wel ftrengelyk verbied. Kol. 2: 18-23. Dat nimand u over- 
heerjfe , als brabetttee di den frys des firy-ds uytdeeld , of onder- 
worpelyk ftefle',' naar zymn wille in nedngloyd en dienft der 
■Engelen, aanvaardende of indringende in' t geene hy niet gezjen 
heeft, te vergeevs opgeblaz,end»6r bet verftand zynes vlees : en 
bet hoofd niet behoudende ; wat word gy , gelyk of gy in de 
werreld leevdet , met inzettingen belafl ? Raakt niet , noch 
fmaakt niet , noch roert niet aan : welke dingen aRe verderven 
door het gebruyk ; naar de geboden en leeringen der menffen , enz. 
't Welke dus bepaalt zynde , 
jlA. Word gevraagt , of de Kerk het vermogen heeft , om 

betekenende (a) plegtigheden in te ftellen ? De Regtzin- 

nige ontkennen het , dog de Papiften beveftigen dat , als 

ook de Biffchoppelyken in Engeland. 

a. Het ontkennend gevoelen verdedigen wy, 

a. Uyt de bevryding der Chriftelyke Kerk van de fcha- 
duwen en \ vermogen der menflen , waar door Chri- 
ftus , de Overheden en de Magten uytgetogen hebbende, 
heeft by di in 't openbaar ten toon geflelt , en heeft door 
het zjelv* over baar getriomfeert. Dat u dan nimand 
oordeele in Jpyze of drank , ofte in 't ftttk des Feefldaags y 
ofte der niwe Aiaane , of der Zabbaten : Dewelke zyn 
eene fchadmve der toekoomende dingen ; mtar het lich- 
baam is Chriflus. Kol. 2: ij, itf, 17. 

b. Om dat als dan in 3 t vermennigvuldige* der plegtig- 
heden , noch ynae , noch maate wezen zow : en dus 

_„ . ' zow 

(a) Ritiis iignific»tivi. 



D.IL VAN T>E KERK. Hoofd. XVI %6? 

zovv het Chriften Volk weder met eencn laft en jok be- 
zwaart vvorden. 
c. Om dat in de Kerk nimand gehoort mag vvorden dan 
Gqd , en de Geeft van Chriuus , wiens de'eloofis , o- 
penbaarmaaking vcreyft word. Hebr. 8: j>< 
b. Vcrdcdigen het tcgcn de tcgcnwerpen. 

a. Datzc den dienft eerwaardig maaken. 

b. Datze maar alleen op de ordeninge zien, dewelkever- 
keert ontrent de hulpmiddelcn der (a) hailighyd. 

BB. Word noch gevraagt , of de Kerk Wetten kan maaken, 
di de confcienti of gewifie verbinden ? Het welke de Paus- 
' gezinden ftcllen. 

a. Wy ontkennen dat, 

a. Om dat in de Kerk maar een eenig'en Wetgever er- 
kent moet vvorden , door wien de bevryding van de 
Mozaifle Wetgevers ingevoert is. Jez.. 22.* ii : Je~ 
hovade HEERE is ont,e Rigter , de HEERE is 
onzje Wetgwuer , de HEERE is onz,e Koning. 

b. Om dat in Chriftus Koningryk geene gekoden van_ mens* 
fen plaats hebben. Matth. 15:0. Noch 00k leeringen 
•van men^en , dewelke wel een fchyn rede der wyshyd 
hebben, en ethelothreeskeia , in ygenwiliigen Godsdienfl, 
in nedrighyd , en in het lichhaam niet te fpaaren , enz.,- 
Kol. 2: 20-25. 

c. Om -dat alle heerfchappy den Dinaaren ontnomen word. 
Matth. 20: 2 5, 26. Gy iveet datde Overfte der Volke- 
ren heerfchappye voeren over haar , en de Grooten ge- 
bruyken magt over haar. Dog alz.00 zjil 't onder u niet 
z,yn. 1 Petr. 5: 2, 2 . Weydet de kudde Gods , niet met 

• dwang , maar gewillig , enz,. 1 Kor. 7: 22. Word 
geene dienftknegten der menjfen. 2 Kor. 5- VI 4- Want 
Ghrifius lievde dwingt ons. 
II. Di te onderhouden , door de Kerkelyke tugt. Waar in wy aan 
te merken hebben. 

1. DeWaarhyd; alwaar gevraagt word ; of de Kerk magt heeft,, 
om de Ergerende met de Kerkelyke ftrarFen te tekenen , en te 
weeren ? 
a. Wy bewyzen deeze magt aan de Kerke gegeycn te zyn. 

a, -Vyi' 

(« ) Devo.ionis, 



%6+ Hoofd.XVL VAKVEKERK. D.IL 

a. Uyt den ygen aard van eene Gemeente , di van allc 
fmette bevryd , en reyn bevvaart moct worden , om dat 
bet hailige den honden niet moet gegeven -worden. Matth. 

b. Uyt Chriftus inftcllinge , Matth. 18: 17. Indien uw 
Broeder , di zondigt , u voor getuvgen wygert te hoo-< 
ren , z.00 zjegt het der Gemeente : en indien by de Gemeen~ 
,te wygert te booren , z.00 z.y by u ah de Hyden en de Tol~ 
lenaar ; alle welke dingen immcrs di magt der Kcrk er- 
kennen. 

c. Uyt de Apoftolifle betragting. Rom. 16: 17. Wyh of 
van di genen , di tweedragt en ergermffen aanregten. ,1 
Kor. 5; ii. Vermengt u niet , indien imand een Broeder , 
.en overzulks een lid der Gcrneentc genaamt wordende, 
een hoereerder is , of een girigaard , of een afgodendinaar , 
«f een lafleraar , of een dronkaard , of een r« over : dat gy 
met zoodanigen eenen 00k niet zjtlt eten. Gal. <}: 12. 1 
Thef. y. 14, 15. Tit. 3: ,10. 2 Job. vers \o. 

b. Verdedigen wy tegen de tegenwerpen. 

a. Dat Chriftus Judas niet uytgeworpen heefr. 

b. Dat de ftaat der Chriftenen zonder eene bezondere opcn-» 
baaring van den H. Geeft , waar van de Kerk nu ont- 
bloot is , niet kan gekent worden, 

2. De Bedienden waar in aan te merken ftaat , dat di magt wel 
aan de Kerk gegeven is. Matth. 18: 17, 18. Alwat gy op 
der aarden binden of ontbinden zjult , zal in den Hemel gebon- 
den y of ontbonden zjyn. Dog zoo nogtans , dat de Onder- 
lingen voor moeten gaan , di hier de voornaamfte zorge moe- 
ten draagen : maar dat dit regt geenzins den Overheden toc- 
koomt , gelyk Eraftus gewilt heefi. 
a. Ditbewyzen wy, 

a. Om dat di magt nergens den Overheden gegeven is: 
want derzelver is allcen , de Kerk te voeden. 

b. Om dat'r een groot ondcrfchyd is tuflen de Borgerlyke 
jen Kerkelyke Magt : der eerfter is , de overtreeders te 
ftraffen ; der laatfter , befchaamt te maaken , en te behou- 
den. 2 Kor. 1 ot 4. De wapenen onz.es krygs z,yn niet vlees- 
Iyk, maar kragtig door God , totnederwerpingderfierkten. 

c. Om dtt.ChrijtnsKoningrjrk niet vandeexjeiverreldis. Job. 

18: 3«J. 



D.II. VAN /HE KERK. Hoofd. XVI. *6s? 

is. 36. het welke het nogtans zow moeten zyn , indien 
de Kerkelyke magt aan den Overheden gegeven waare. 
b. Verdedigen het tegen de tegenwerpen. 

a. Dat alle zjle den Overheden onderworpen zy. Rom. 1 3 . i. 1 

b. Dat dus eenc heerfchappy in eene heerfchappy ingevoert 
word. 

3. Het Voorwerp; 't welk is , of 

'<*. Perz.oontyk : Hier is de Kerkelyke tugt bezig omtrent eenen 
z.ondigenden Broeder. Matth. 1$. 14. Wat hebbe ik 00k di 
buyten zyn te oordeelen ? zegt Paulus , oordeelt gjliden met 
■di binnen zyn 1 1 Kor. 5. 12. 
k. Zaakelyk : want zy verkeert zoo wel omtrent cen geval van 
Lcven , als van Leere. Van het I^even , als was dat van 
dien boosvvigt , welke Paulus gehft uyt hun weg te doen, 
Di buyten zyn oordeelt God : En doet gy deepen booswigt uyt 
tiiiden weg. 1 Kor. 5. 13. Van de Leere , waar over Pau- 
lus geboden hceft, Eenen ketterffen mens verwerpt na deeer- 
fie en tweede ver moaning , enz.. Tit. 3. 10, 11. Rom. 16. 
17. 1 Tim. 1. 20. 2 J oh. vers 10. 

4. De Bedryven : dewelke zyn. 

a. De Broederlyke befiraffinge. 2 Kor. 2. 6, 7. Den z.ooditani- 
gen is deezje befirajjinge van veelen genog : in tegendeei ver~ 
geevt liver, envertroofiet hem, op dat de z,oodaanige door al 

, te overvloedige droevhyd niet eenigzjns worde vcrjlonden. 
Tit. 3. 10. Matth. 18. if. 

b. De uytbanning der gener di geen gehoor geven : het welke is 
derzelver weering van de Bondtekenen en Zegelen. 1 Kor. 
5. 13. Doet dien booswigt ujt uliden weg. 2 Thef. 3. 15. 
Houd hem niet als eenen vyand , maar vermaant hem als ee- 
nen Broeder : en dat wel om geen gemeenfehap te hebben 
met derzelver zonde. Rom. 16. 17. 1 Kor. J. 11. Tit, 
3. 10. 2 Jeh. vers 10. 

c. De yver om den uytgeworpen weder in te brengen : beftaan-* 
de in de Roeping tot boetveerdighyd , en gevolglyk de we- 
dcraanneming tot de gemeenfehap des Bondtekens , waaf _- 
door wy wel met den zoodaanigen geenen omgang houden^ 
op dat. hy befchaamt werde , en houden hem niet als eenen vyand± 
maar vermaanen hem als eenen breeder. zThefs. 3. 14,15. enz. 

Y N D E. ' , 

LI AAN* 



%$6 Hoofd.I. VAK T>E <DIVAJLINGEN 

AANHANGZEL 

Ten dienfte 3es 

WEETGIRIGEN 

L £ Z £ R S 

Vertoonende 

Troota Tfeuda , de Hoofd D^aalingen, 

Ofte den eerften Oorfprong der 

DWAALINGEN, 

Di allenken in de Kerke ingeflopen zyn. 
En wel vooreerlt, 

Van de D'Vpaalingen des Paufdoms. 

J Et wclke wy met regt in het Panfdom te berifpen vinden , km. 

E bekwaamelyk tot dri algemeene Hoofdcn van Dwaalingen ge~ 
; bragt worden. Van welker zommigen hun opzigt hebben op 
•hetgeloove, en eene KETTERYE invoeren. Eenigen op 
den Godsdienfl , en fleepen naa zig AFGODERTen BYGELOOV. 
Anderen yndelyk behooren tot het. Kerketyk. Bewind , en brengen mede 
door opgeblaazenhyd j, eene Hailige opperhoofdighyd , en eene ondraag- 
lyke dwinglandy over de confcientien of gewiifcn der Chriftenen , het 
ANTICHRISTENDOM zely. 
; HOOFD- 




"DES TAVSDOMS. Hoofd.L ity 
HOOFDDEEL I. 

§• r. 

NAdemaal het den ygen aard der K E T T E R E N is ., het geloov te 
bederven , en den mens van de geregtighyd des gcloovs af te leyden, 
Jieeft men wel agtte geven , dat het voornaamfte hoofd der dwaalingen, 
omtrent het geloov, opzigt hceft op de Leere van DE VERDlEN- 
STEN DER GOEDE WERKEN , door welkers toedoen dc 
Pausgezinden tot den yver van ygen geregtighyd op te regten , vervaUen. 

§.2. 
Deeze Dwaaling heeft de volgende onkunde der oude tugt , di in de 
ccrfte Kerk in zwang ging , uytgebroeit : want nademaal de Leeraars der 
eerfte Kerk , gcdurende het woeden der vervolgingen , en de lafteringen 
der ongeloovigen tegens den onnoozelen handel der Chriftenen , als door 
eene nooddwang tot het oefenen van eenen ftrengeren tugt gedrongen 
wierden ; zoo hebben zy ftrenge b inniffementen ingevoert : inzonderhyd 
wanneer zy ftraffe oefenden tegen di flag van gebreken , di ten oneere van 
den Chriftelyken Godsdienft alzins door de lafteraars verfpreyd wierden, 
4ewelke zy derhalven befloten in geenen dcekn te verfchoonen , op dat de 
vyanden der waarhyd door dat doen overtuygt mogten worden , dat dc 
Chriftenen van di fchendaaden zeer verrc vervreemt waaren. 

§• 3. 
Overzulks deeden zy de overtrcedcrs , naar den aard hunner mifdaaden 
en de wigtighyd der ergernifle , in den Ban , niet alleen tot. den tyd hun- 
ner bekceringe toe , maar bepaalden den tyd hunner uytwerpinge zomtyds 
tot een zeker getal van jarcn , en zomwylen voor den ganflen tyd hunnes 
levens ; met hun niet dan in de uure des doods , na gegevene tekenen van 
bekeering , daar van te ontflaan. 

§• 4- 
Maar dcwyl het zomtyds gebeurde , dat de gebannenen , zig kwaalyk 

hewuft , en egter door Gods genade boete doende , di tekenen en zcgelcn 

der geregtighyd , niet dan met de grootfte droevhyd hunnes gemoeds, 

langer konden derven, bezonderlyk wanneer zyin de hoogfte aanvegtingen 

■des Duyvels , hun tot wanhoop aanporrendc , kwamen te vervallen ; zoo 

ayn de Voorgangcren der Kerk zomwylen gedvvongcn geworden van di 

ftrenghyd af te (tain , het befluyt des Bans tc verandercn , en de gebon»- 

tienen van di ftrenge banden los te maaken. 

LI z : §. J. 



%68 Hoofii.I. VAN "DE T>WAALINGER 

Maar op dat nimand te roekcloos en te ligtvccrdig hier in mogt te werk 
gaan , zoo literrze de gebannenen voor den tyd niet toe, dan na eene wel- 
Seproevde boetveerdighyd , en gegeve voldoening , waar op dan volgde ee- 
ne Vryfpreeking , of ( a ) A F L A A T. 

§. 6. 

Naar dan der Kerk-voogden voorzigtighyd was , is den boetveerdigen 
zomwylen afgevordert, datze door zekere werken gctuygeniffe geven moe- 
ften van de waarc droevhyd hunnes gemoeds , en van de verandering hun- 
nes gevoelens ; dus eyften zy , B. V. van de Thurificati , di den Afgoden 
geofjert haddm , openbaare gebeden op de graven der Martelaaren , door 
dewelke zy van God af bidden moeften eene grootere volftandighyd in het 
verdragen der vervolgingen , en datze opendyk hunne gedaane Offerhan- 
den herripen , ja datze betuygen moeften hun gemoed beter bereyd te zyn 
om het Martelaarfchap te ondergaan , naar het voorbeeld van dien Bloed- 
getuygen , di op de aangeweeze plaats begraven lag : hier moet men aan- 
merken , dat deeze onnoozele gewoonte de hedendaagze PELGRIMA- 
G I E N voordgebragt heeft , dewelke naa de hailige plaatzen , am te bid- 
den , aangeftelt women.. 

5-7- ... 

Deeze en diefgel'yke Werken van boetveerdighyd verrigt hebbende , is 
beraadflaagt , of aan de gegeve ergernis genogzaam voldaan was ? en aan 
de Gemeente afgevraagt , ofze alle naar billykhyd den uytgeworpen weder 
aannamen , en voor hem fpraken ? het welke den Kerk-voogden gcbleken 
zyndc , is het tweede bedryv geyndigt , en zyn di werken gehouden iioor 
voldoenende , ten aanzien van de Kerk , en Kerkelyke tugt. 

§.8. 

En mitfdien is de (b) VERGE VI NG daar op gevolgt , dewelke 
niets anders was , dan eene ontflaging van di ingeftelde ftrenghyd ; door 
welkers toedoen den uytgebanne , nu boete doende , eerder weder toege- 
laaten wierd tot de gemeene trooft der geloovigen dan wel te vooren beflo- 
ten was. 

Deeze ganfle tugt-oefening is nog overgebleven tot na de tyden van 
Konftantyn , den Grooten ; om dat alle deeze dingen tot eene gewoonte 
overgegaan vvaaren. Maar deeze Vergeving door de dertelhyd der eewe 
namaals zoo roekeloos , zoo ligtveerdigen onbedagt toegeftaan , en deeze 
fiJgt in alle yoorvallenvan misbedryven en zojiden toegcpaft wordende , is 

men 

Jaj. Indnlgentie. ) b ); Abfolutie^ 



' <DES TJVS^DOMS. HoofdVL *6 9 

men fen laatftcn gedwongen gcworden Wetten daar tcgen te maakcn , dat 
geene Vergeving te vergunnen zow zyn , dan alleen met toeftemming van 
den BhTchop of Opziendcr. 

§. 10. 

Dit allcs wierd in de cewen der onweetenhyd van dag tot dag erger. 
Men verzon mennigte van boetvecrdige werken ; en derzelver voldoenin- 
ge wierd niet mcer aangezien , als behoorende tot de vierfchaar van de Kerk 
en tot de Kcrkelyke tugt , voor zoo veel daar uyt geoordeelt plagt te wof- 
den, dat de crgernis wcggenomen, en den geergerde voldoening gcfchied 
was; maar zy wierd nu voor eene waare verzoeninge der zondcn genouden, 
waar door zy willen der Goddelyke geregtighyd in de Goddelyke vierfchaar 
voldaan te zyn : het welke vaftgeftek zyndc , DE VERDIENSTEN 
DER*GOEDE WERKEN ingevocrt zyn, en gevolglyk , dat de 
mem geregtveerdigt word door de inklevende geregtighyd. En als oulings 
zomniige in den Ban gedaane door de voorfpraak der gevangenen , di veel 
voor het geloove geledcn hadden, weder in den fchoot derKerke aangeno- 
men zyn geworden , hier door is het gebeurt , dat di veel aan de Kerk 
verdient hadden , zomwylen toegelaaten zyn geworden , onvdi Vergeving 
voor hunne vrindcn te verwerven; Ja datze zelv , na eenig gedaane boet- 
vverk , zomwylen in derzelver plaats toegelaaten zyn : het welkc alfchoon 
rm'iTchien in de Kcrkelyke tugt heeft konnen geledcn worden , egter na de 
verdorve betekcnis der voldoening , de Dwaaling ingevoert heeft D E R 
OVERTOLLIGE WERKEN, dewelke op eens anders rekening 
ovcrgebragt zyndc , ftellen dePapiften met de grootite ongerymdhyd, dat- 
ze de kwytfchelding van zonden verwerven konnen." 

§> ii. 

De voldoening tot de Goddelyke vierfchaar overgebragt zyndc , is ook 
het merkteken van VERGEVING verdorven , en heeft eene niwe en 
ohgehoorde betekenis bckoomen , dat het naamelyk betekenen zowde , ee- 
ne vergeving van des zondaars fchuld in de vierfchaar Gods door eene kwyt- 
fchelding der zonden. Daar uyt is nog eene andere Dwaaling gevolgt , te 
weeten , dat nimand di vergeving verwervt , dan door de uytfpraak der 
Vergeving uyt den mond des Priefters , en overzulks vereyfte di D E 
O Q R B I E G T , als volftrekt tot de zalighyd' noodig; 

§. 12. 

Hier over veele twiftredenen opgerezen zynde , hebbenze deeze Leere 
niet konnen befchermen , noch met Chriftus voldoeninge over een bren- 
gen , ten zy met het werk der zalighyd , tufTen Chriftus en den Mens te 
yerdeelen en te ftellen, dat Chriftus weleen genogzaarn, Intron randzoen 

LI 3, yoox 



i 7 o Hoofd.IL VAN <DE WAALINGEN 

voor alle zotiden bctaak heeft , raaar dit God hct zelve niet verder heeft 
tyillen tocpaffen , dan voor de z.onden , di voor den Doop begaan , en doo- 
delyk waaren ; ftellende derhalven , dac de vergeevlyke aonden , zoo zy di 
noemcn , en di na den Doop begaan z.yn , door ygen voldoening verzoent 
moeiten wofden. 

§• *?• 

Om dit Wat op tc pfonken , hebk-nze nog een ander Leerftuk van de 
KRAGTDAADIGHYD DER BONDTEKENEN daar by 
geflanft , te weeten , dat derzelver Bruyker door dezelve, als door het ge- 
werkte vverk , geregtveerdigt wierd , en de toepaffing van Chriftus ver- 
dienften verworv. Dit dan van het eene Bondteken , den Doop , ^eftelt 
hebbende , hebbsn zy dat van de overige ook moeten vaft ftellen , wegens 
den gemeenen aard en gebruyk der Bondtekenen. 

§• i<f 

Op deeze Dwaaling hebben zy nog gepaft, een zeeker Platonis Leerftuk 
van HET VAAGEVUUR, het welk de Vaderen geenzins gekent, 
en geheel met ftilzwygen overgeftapt hebben tot voor de tyden van Au<ni- 
ftyn , di de eerfte daar over gewyfelt , en in 't voorby gaan , als wat an- 
ders doende , alleehlyk ter loops gewag daar van gemaakt heeft. 

§ »V 

De overige Geloovs-Verfchillen tnfTen ons en de Pausgezinden , hebben 
meeft hun opzigt op de Pelagiaanen , dewelke egter , na dat de Preek- 
heeren en Janzeniften zig tegen der Jeztiiten mataiologia veel\YOordige re- 
denen geftelt en aangekant hebben , otizes oordeels niet am de geheele 
Pauflelyke Kerk toe te fchryven zyn : waar van wy 't yerlnal en den oor- 
fprong tot de Hiftori der verfchillen tuffen ons, en de Arrainiaanen , uyt*» 
ftellen. 



H O O F D D E E L II. 
§. i. 

LAat ons nu toetreden tot het tweede Hoofd der Dwaalingen , opzigt 
Hebbende op DEN GODSDfENST DOOR DE PAUS- 
GEZINDEN VERDOS.VEN. Tot dit verderv heeft aphormeen , 
^elegenthyd verfchaft , zommiger ontydige begeerte , in de tyden van 
TvGttftantyn en daar na , om de Hydencn met de Kcrk te vereenigen ; het 
%c]k ifi deArtianen de gaafle Dwaaling ordtreat Ckiftus Perzoon gebaart 
' ' heeft, 



<DES <PJVSWOMS. Hoofd.II. a?r 

neeit , en ia de Regtzinnigen een mengelinge van veelc BYGELOO- 
V I G HE DEN, di yndelyk' ontaard zyn tot eene vuyle AFG ODE- 
RYE. 

§• 2- 

De geftadige ervaarenis heeft doen zien , dat de mens zeer bezwaarlyk 
van zyne gewoontens en verouderde plegtelykheden af te trckken is : wan- 
neer dan de Hydenen ten tyden van Konftantyn uyt de Stedcn uytgezet,. 
en derzelver Tempelen en geeftclyke Inkomften aan de Kerk gefchonken 
vvierdcn , is het koomen te gebeuren , dat zeer vecle menflen den Chrifte- 
lyken Godsdienft beleden met een gans onchriftelyk gemoed ; dewelke der 
Hydenen gewoontens en plegtelykheden als nog toegcdaan zynde , de hai- 
lige dagen met ledig gaan geviert hebben , bemipnende te hooren de be- 
dryven der Goden , enz. het welke van zommigen gemerkt zynde , heb- 
ben zy raadzaam gcoordeelt , aan der menflen zinlykhyd wat toe te geven, 
om hun van de Bachchus fpelen en oefeningen af te trekken : hierom heb- 
benze op de dagen , di aan der Hydenen Goden toegewyd waaren , de 
Tempelen geopent , de Gemcente te zaamen geroepen , en in de plaats 
van der Goden en Godinnen bedryven , de ftandvaflighyd van zommige 
Martelaaren verhaalt ; aan welkers gedagtenis zy yndelyk Dagen , Tempe- 
len , en diergelyke toegewyd hebben ; en dezelve alzoo gelyk gemiakt met 
de Helden der Hydenen, di door apotheoofin, Vergoding ingewyd waaren. 

§• :?• 

Om dat de Hydcnfle zinlykheden ook groot behagen fchepten in cierly- 
ke Tempelen , Altaaren, Beelden, en in der Priefteren nettigheden , en 
zinlyk gewaad , hebben zy goed gedagt ook hier in het Volk wat ten wille 
te moeten zyn ; noemende den Tafel der gefchenken , met dewelke het 
Nagtmaal (a) gevierd wier.d , eenen Altaar, gebruykende ook witte klee- 
deren met lange ( b ) Tabberden ; om dat dien tooy der Hydenfe Prie- 
fteren veel overeenkoomft had met den optooy der Wettifle Priefteren en 
Leviten, 

Ook zyn hier en daar in 't hyrrielyk gefchilderde Beelden toegelaaten , 
hoewel in 't eerft zeer bezwaarlvk ; dit zow egter niet veel tegenfpraak on- 
derworpen zyn geweeft , ten zy de Godvrugtige yndelyk bemerkt hadden , 
dat dezelve van het gemeene Volk te veel eerbidighyd bevveezen wierden: 
het welke in de agtfte eevv in kragt uytgebarften is , tot dat ten laatften d<2 
Beeldendinaars , door wapenen , en de gunft der Vorften , de overhand 
krygende , hunne Tegenpartyderen onderdrukt |ebben, 

- S- j* 

(a) Enchaiiftiam celebrate, (a) Stoke. 



■*?i Hoofd.III. VAN <DE DWAALINGEN 

§■ 5- 
Yndelyk hebbenze ook in naavolging der Hydenen, uyt de hailigen be- 
gonnen Goden en Godinnen te maaken , denwelken zy wilden van God 
over zotnraige bezondere dingen de zorge aanbevolen te zyn; hiervandaan 
2jn de bezondere Patroonen en Voorftanderen over ziekten , koopman- 
tehappen , en geweften voordgekoomen. Van welke dingen cene bezon- 
dere vergelyking te maaken en de overeenkooinft aan te wyzen , alhoewel 
dat wcl tcr fnee zow koomen, zoo is egter hierons werk niet , en van an- 
dere overvloedig verrigt. 



H O O F D D E E L fil. 

§. i. 

WA T dit Hoofdftuk helangt , befchowt het zelve den oorfprong 
en opkoomft des ANTICHRISTS, waar in verfchyde trap- 
pen zyn. De eerfte trap deezer ingeitelde Hallige opperhoofdighyd , is 

feweeft de Raads-vergadering van Nicenen , di de gelegenthyd verfchaft 
eeft tot de uytbreyding van de magt der Biffchoppen of Opzienders , naar 
derzelver waardighyd en Stads gebied. Waar uyt de gekhiilen ontftaan 
zyn , tuflen het oud en niew Romen. 

§.2. 
De tweede gelegenthyd van zoo groot een hoogmoed en trotshyd, alswe 
in den Roomllen Pans zien , heeft verfchaft het gebied van Konftantyn de 
Groot , di den Biffchoppen niet alleen verrykt heeft met de goederen der 
Hydenfle Geeftelykhyd , van waar di opgeblafenthyd ,• maar heeft den 
Roomflen Stoel zoo zcer begunftigt , dat hy het geheele Wcften aan den- 
zelven onderworpen heeft, welkcr Stoels gezag, fchoon de Oofterffe Kerk 
wygerde onder den Paus te ftaan, egter in't Weften zoo zeer toegenomcn 
heeft. * 

En als namaals he£ den Keyferen te laat berowde zoo veel magts den Paus 
gegeven te hebben , hebben zy met twiften en kyven zoo weel vcrloren , 
Sat zelv de Paus tot een vervaarlyken Alleenheerfcher opgeftegen is , voor 
:sig inpalmende door giften en gaven , en zomwylen door tvapenen , zoo 
ygene als geleende , het regt over bezondere Provincien o£ Wingeweften , 
en de Inkoomften van veele Geweften , als ook het uytgeven van Leenen , 
eoz, hier uyt di hailige Oorlogen , daarze den Keyferen hebben ihgewik- 

kelt. 



<DES TAVSDOMS. Hoofd. 1L 173 

felt. Hierom is ook den gedurigen toeleg geweeft van het Roomfle Hov> 
een evenwigt tufTen alle Koningen en Statendommen van het Weften te 
houden ; waar toe niet wynig geholpen hebben , der Gotten , Vandalen, 
Saracenen of Turken , Longebardcn , en andere woefte Volkeren inval- 
len j gedurende devvelke de Keyfcren gedwongen geweeft zyn den Pauzeu 
den breydel }ps te geven. De Geeftelykhyd van net ganfle Weften hiel- 
dehze niet alleen in bedwang , maar vcrbondenze nog om ichattingen van 
den Geeftelyken ftaat op te bcengen, hun ten dien ynde onthefFende van den 
Borgerlyken laft ; door hen hieldenze 't gemeene Volk in de gehoorzaatn- 
hyd van de Kerk, en yndelyk hieldenze deKoningcn zelvs onder den brey- 
del , zoo datze uyt vrecze der ftraffe niets tegen de Kerk darden onderne- 
men j en dus heeft di vermogende dwinglandy onder de hand in kragten 
toegenomen. 

Maar wanneer in de clvde en volgende eewen zcer veele de Leerftnkken 
van de Roomfle Kerk begonden tegen te fpreken , heeft men aangevangen 
te twifteii over het beginjjel des geloovs. De Roomfle Stoel gav voor , van 
nimand gcoordeclt te worden , alle andere te oordeelen , en dat deszelvs 
oordcel van alle en een igelyk met eerbied m'oeft aangenomen worden, ora 
dat een.geeft , di niet dwaalen kan , olrtvangen heeft , door wclkers Be- 
middeling hy zelv de Uytlegger der H. Schrivtuur , en alleen de zegsman 
«n bronne van 't geloov en de overleveringen is. 

§• 5- 
Om dit gczag van zynen ftoel te ftaaven , heeft de Paus zeer veele be- 
wysredenen voordgebragt , di namaals in zoo veele verfchil-ftukken over- 
gegaan zyn : hy ftelt zig zjelven alleen tot Regter der verfchillen , en dat 
nimand behalven hy , He bekwaamhyd heeft : om dat de H. Schrivt , di 
alleen aan alle gemeen en even na is , zyns oordeels niet klaar was , noch 
een voldoende rigtfnoer des geloovs ; by dewelke noch bykoomen moeten 
de Overleveringen , di hy ook wil geloovt hebben alleen in den boezem van 
den Paus opgefloten te zyn : en alfchoon beyde deeze middelen , zoo wel 
het gefchreven , als ongefchreven Woord , in een igelyks handen omgin- 
gen , zoo ontkende hy evenwel dat de mens aan zyn ygen oordeel geloov 
geven mogt, maar dat daar toe eenig oordeel vereyft wierd, het welke on- 
fey lbaar was , en dat een .zoodaanig oordeel alleen van den Roomzen Stoel 
uytgefprooken word. 

& 6V ' 

r liier uyt zyn aan den daggekoorrien al}e?<dj banniflemjenten^vJpfk- 
plixemen tegen de genen digemeent hebben dat men aangaande n&geloov 

Mm , niets 



*74 VAK VER :e PELAGIANEN 

niets vaft ftellen most , dan net gene aileen uyt de haflige Bladeren kon 
bewezcn worden ; di daarom ook alierlye flag van vervolgingen beproevt 
hebben , dewylze dezelve aangemerkt hebben , als de fchadefykftc onder- 
myners van dien Stoel , di het regt ran Het PaufTelyke Hbogaanzien vemi- 
tigden ; eh overzulks datzc in het Pauflelyk gebied niet mogten gedoogt, 
maar door allerlye flag van vervolgingen mOeften uytgerooit worden ; het 
welke eene verbaazende dwinglandy over de confcientien of gewiflen der 
menflen is, en eene doodelyke omkeering van Chriftus Komngryfc , dati 
geeftelyk is. 



Van den Oorfprong en ?ddmenkd»g der TeUgtunJSe DT&adm* 

pn t 'VQor vyo <veel di door de Armimamn ft>eder 

ur boon gebragt ^»» 

f. i. 

DE PEL AGTA'NEN' hebben dien naam verkregen van eenen Pe- 
lagius, een Monnik van belydenis, en van geboorte een Schotsman; 
di in de vyfde Eew zyne Ketteryen in 't Weften heeft beginnen te zaaijen!; 
di ook naderhand door zeer veete Raads-vcrgadcringen ■, OudvadereR , en ; 
anderen ,. veroordeelt zyn; tot datze ten laatften wederom ter baan gebragt 
zyn geworden door de A' R "MI N 1 ANEN , dus genaamt van Jakob Ar- 
min , Hoog-feeraar te Leyden , Navo!ger van Fraos Junius , en voorzaa<$ 
vhn Vorftitre , <ii wet tot Leyden feeroepen , maaf wegens zyne Keweryeii 
rtiet toegeiaaten was , en geftorven in 'i Jaar 1669. Anderzins wordenze 
ookR-EMQNSTRANTEN of VERTOONERS genaamt, 
ja zy geven in het opkhrift van haaren Onderwyzer , zig zelv den naam 
van VERTOONEND-E- (a) HERV&RMERS, wdken naam 
zy vcrkregen hebben van een Smeck -fehrifc , den Staaten van Holland en 
Weftvriefl'ancH na den doo# van Armirt«, overgelevert ,.,• *t welk zy Xe- 
monjirantio , of Vertooning noemdera Tegen dewelke-, op het aanhou- 
den van Jakob de Eerfte , Koning van Groot-Britcannien, een aigemeene 
&node ofKerken-vergadering binnen Dordregt in dejaren i<?i8,en iwip 
gehouden is. ■'■'•* " * 

' ■'>■•■■-: •&; ,. ■■'■.■'■'■ ran 

{ .* ) RcmonftrjcdoRefoiniati. 



VWAALINGEK ■■*& 

van eene zuyvere Wysgeerte te verzorgen , geven genog te kcnnen dc 
Pwaalingen., uyt eene valfle Wysgeerte in de Godkunde ingefloopen. 
Waarom, niet buyteftrede, de Apoftel dcr Hydenen den Ghriftenen ver- 
ihaant heeft, K«l. a: 8. Ziet toe dot nimand « dsetnennw vervoere dear 
<de Filefofi , en idele verteydingen der menjfen. Want dat uyt deeze bron- 
•ader de zeer rerdcrvelykeDwaaKngen dcr Pelagianen opgeborrdt zyn , zul- 
ien wy door deeze korte redenering opentlyk aantoonen. 

••§•3- 
Gods OnafhtmgeljkhyA , en afler fcnepzefen Afhangelykhydvan God, in 

luin zyn en werken, blykt uyt dezuyvere Wysgeerte klaarder, dandehelde- 

re Zon op den middag : wi deeze betwift , dien moet noodzaaklyk Gods 

denkbeeld , alien geeften ingedrukt , ©p eene fchandelyke wyze verdorven 

worden. Ook is net door des menflen innigfte mewufthyd kenlyk , dat 

de menflclyke wil des niet tegenftaande zcer vry en onbedwongen wil , al 

Vat hy wil : wi den mens van deeze vryhyd beroovt , di vemmgtmet een 

ook den aard en wezentlykhyd van den geeft , en maakt atte deszelvs wer- 

kingen tot een zelvgaande werktuyg. Egter kan men niet wel ontkennen , 

dat net zeer bezwaarlyk valt , des menflen vryhyd over een te brengen met 

der menflen in alien deelen afhangelykhyd van Gods Voorzinighyd , de- 

•we&e eenigzins eene noodzaakiykhyd fchynt in te voeren. Het welke de 

JPelagtmten OTerwegende , eh in onze ecw de Arminianen , en zoekende 

4c mertflelyke vryhyd vry en ongefchonden te houden , hebbenxe ontkent, 

^ezelve zoodaanig van Gods invloed en medewcrking af te hangen , dat 

daar uyt eenige noodzaakiykhyd van xiytkoomft in des menflen wil zow 

konocn aangedrongen women ; waanende , geene zekere toekoomftighyd 

te konnen beftaan met de vrye bepaaling van den wil , : denwelken zy ftel* 

len onzeker te zyn , wegens zyne onverfchillighyd : dat dit prooton pfeudos, 

deeze Hoofd Dwaaling , door een noodzaaklyk gevolg , de vyf leden der 

Arminianen heeit moeten uytbroeijen , nemen wy hier aan te bewyzen., 

I, Rang der D'toultngn. 

Aan deze onderftelling maaktdn zy vaU '., voor eerft de Lcere van 
GODS KRAGTDAADIGE GENADE , dewelke de Regt- 
%innigen erkennen in het eerffce oogenblik der Wedergeboorte \ want de- 
Vyl het niet kon ontkent worden , dat de mens in de Wedergeboorte dooP 
geiosv en bekeering tot een niew fchepzel word, noch ook dat di wilswer-j 
kingen zeer try zyn , di ook zooder di vrykyd ztlv gecn lovw^arde- deug- 

Mm 2 den 



trf VANTfER TELAGIANEN 

den zyn zowden ; hebben zy geftelt , wegens de middagklaare plaatzen der 
H. Schrivtuur, dat men wel ecne werkende genade moeft toelaaten ; maar 
di gcenzins zoo kragtdaadig werkende was , datze ontwyfelbaar de Wcder- 
geboorte van den toe zalighyd te roepenen Mens zow medebrengen ; want 
meenende , dat de onverfchillighyd , dize verkeerdelyk tot de vormelykc 
rede der vryhyd heel zorgvuldiglyk. ftellen , met de zekere uytkoomft dec. 
Wedergeboorte ftr.ydig is ; daarom dringenze aan , dat de genade niet al~ 
tyt en zekerlyk werkt , dat gene, waar toeze gefchikt was : om dat de wil> 
aaar hun gevoelen , zig noodwendig onverfchillig houden moet , ora de 
genade te wederftaan , of niet te wederftaan. 

II. Rang der Dvpaalingen, 

De Leere van DE VOLHARDING DER HAILIGEN 
had dezelvde rede : dewelke , niets anders zynde , dan eene gedurighyd 
van bekeering en geloov , en eene geftadige betragting deszelvs , ook 
zelvs met vryhyd heeft moetcn verrigt worden : om dat tot ecne igelyke 
daad des wils "een niwe vryhyd vereyft word. Hier kwanrnoch by , dat de 
vroomen zomwylen kwamen te vallen , dat is , tot dwaalingen of zondige 
daaden te gerraken, di als met eene niwe bekeering moeftcn verbetert wor- 
den : en nademaa! dan in dien zondigen ftaat te volharden , of niet te vol- 
harden , ook afhong van eene niwe wils beraading , en- van een niew be- 
fluyt; en> dat tot deezes befluyts opwekking ook zekere genadewerking 
vereyft word ,, laaten de getuygplaatzen- der H. Schrivt niet toe te ontken- 
nen : zoo hebbenze. wederonv moeten zeggen , dat di werking der genade 
van zoo grooten kragtdaadighyd niet is , dat eene onfeylbaarc uytkoomft 
van volharding daar aan verknogt zy : want deszelvs hoogfte kragtdaadig- 
hvd. hebbenze hier , om dezelvde redenen , niet^konnen toelaaten , om 
dewelke zy de voorgaande ftrydighyd tuflen de noodzaaklykhyd en vryhyd. 
geftelt hadden, 

III, Rang der T>"®4almgmt 

. Welkc tweede Dwaaling aangenomen zynde , naamelyk ,» dat de waare* 
en opregte geloovigen. door afval konden worden waare ongeloovigen en 
eewigkonden verloren gaah , dit derde Leerftuk ook noodzaaklyk heefr 
moeten- volgen.;. DAT CHRIST US OOK GESTORVEJ* 

"... 



' "DWAALINGEN. ±7? 

IS, VOOR* DI VERLOOREN GAAN : Want indien hy 
geftorven is voor alle waare geloovigen , ja voor alien , dihadden konnen 
gelooven, en dat het getal , van di gelooven ofniet gelooven zowderfc, 
onzeker is , en dat ook uyt dat getal zeer veelen zowden verloren gaan , 
200 volgt ontwyfelbaar , dat Chriftus oqk voor di verloren zullen gaan, 
geftorven is , en dat deszelv^ voldoening niets anders te weeg gebragt zow 
hebben , dan dat alle en een igelyk Mens met God' weder kon in genade 
vereenigen , zoo hy wilHe ; en nademaal dit willen, volgens hun gevoelen 
enkel en alleen afhangt van de bepaaling des onverfchilligen wils ; zoo 
moeft DE ALGEMEENE GENADE vaft geftelt worden , of 
dat Chriftus voor alle en een igelyk Mens geftorven is : en men moeft ont~ 
kennen , dat in den Raad des Vredes aan Chriftus een zeker getal van 
Menflen volftrekt gegeven is , voor devvelke hy lutren t het randzoen be* 
loovde te zullen betaalen. 

IV. en V. Rang der Dftaalingetr. 

Zoo als de dingen zyn in de uytvoering , alzoo zynze ook in den tbe- 
leg ; en overzulks heeft God niets anders gedaan , dan hy befloten had tie 
doen : aangezien dan allt gevrogt der genade zow af hangen van eene on- 
zekcre voorwaarde , als mede dat het geloov en de bekeering , wcrkingen 
van den geeft zowden zyn , di alleen van 's menflen vryhyd met onverfchil- 
lighyd afhangen ; zoo moeft men EEN VOORWAARDlG BE- 
SLUYT invoeren, het welk niets anders is, dan eenig algemeene voor- 
nemen om te zaligen , di gelooven , en te verwerpen , di niet gelooven 
wilden : waar van daan ook gefprooten is der Jezuiten JMiddel-kennis, 

Dezelvde rede was ook voor de Verwerping , di ook aan den liaak ran 
een voorgezicn ongeloov of afval der Menflen gehangen moeft worden^ 
op dat het algemeen voorwaardig befluyt niet in duygen viel. 

§-4- 

Maar dewyl de vormelyke rede der vryhydlniet gelegen is in onverfchil- 

lighyd , maar in deszelvs klaare aanblik der waarhyd : en dat de Mens des 
te vryer wil , hoe zynen wil door klaare en kragtige redenen te meer ge- 
perft en aangezet word ,• en dat God door zyne onyndige magt op den wil' 
werkt , behoudens dezelvde vryhyd , met des Menflen verftand te vcrlig- 
ten ; de twee uyterften behoorden niet ontkent te worden , om dat beyder 
aaamenhang en overeenbrenging bezwaarlyk valt, dewyl hetMenflelyk ver- 
nuft zoodaanig bepaalt is , dat het niet doorziet alle Gods wege», in de^- 

Mja 3, welka- 



■*78 VAN <DER TELAGIJNEN WAALING. 

welke di Onyndige op onyndige wyze handelt : want dc gezonde Wysgeer- 
*e leeraart , dat mea rig van de twiftredenen ever 't onyndige moet af- 
feouden. 

Men lean ook geenzins ontkennen, dat dc Engelcn en zaligc Geeften ia 
dien volmaakten ftaat zeer vry werken , en nogtans niet onverfchillig zyn 
40m te zondigen , of niet te zondigen : om dat zy in de waarhyd beveftigt 
ayn , dat is , een verftand ontvangen hebben , 't welk wyder uytgeftrekt 
syade , genogzaara is , om klaar en onderfchyden te bevatten alle de plig- 
ten , di tot de zalighyd behooren. En door dien dc hailigmaaking een 
groote ffap is tot de heetlykmaaking ; waarom konnen wy dan met de H. 
Schrivtuur niet zeggen, dat in de getnoederen der Gerecpenen door Gods 
•kragtdaadige genade een grooter Hgt ontftoken word , en dat zy verkry- 
gen geopende oogen des verftands , om te doorzien dcr gebreken fchan- 
delykhyd , der deugden eere en betaamelykhyd , der Goddelyken vrind- 
fchaps geneuchlykhyd en vcrzaadigthyd , en des Goddelyken toorns vrees- 
lykhyd. 

§. tf. 

Men kah al mede niet ontkennen , dat de Menfielyke wil en vryhyd ran 
dien aard zyn , dat aan alle en een igelyk het goede toelacht , onder dat 
vormelyk klaar en onderfchyden begrip ; volgens den zedekundigen regel: 
JSfimand verwerpt een goed , ols goed ; en begeert ten kwaad , als kwaad. 
Wi ziet niet , dat God den wil , overeenkoomende met zynen aard en 
wezentlykhyd , kan bepaakn , behoudens dc vryhyd , met aan den geeft 
een uytgeftrekter verftand te geven , door welkers middel hy der goed te 
kturen dingen goedhyd , dat is , eerlykhyd , geneuchlykhyd , en nut- 
tighyd doorkeken heeft. Het welke wel aangemerkt zynde , koomt de 
pnderftelling van dit alles in te ftorten. En deezen grondflag onder- 
mynt zynde > zakt bet ganffe gebow door ygen gevaarten en zwaarhyd ter 
neder. 

Y N D E. 



Van 



VAN <DER HER<DOQ<PEREN <DWAAL> %- 

Van der Herdoojtiren Dwiudingen Oorfirong, 
j. i. 

DE HERDOOPERS hebben hunnen opgang bekoomen in he* 
Jaar i ja i . Overzulks omtrent het Begin der Hervorming : zy dra- 
gen deezen naam zoo om datze Herdoopt worden -*, als omdatze ook ande- 
ren Herdoopen , volwaflenen naamelyk ,. of wel di genen , dfcwelke buy- 
ten hunne Gemeente in 't begin haarer jaren gedoopt zyn geweeft. Van 
den Hoofd-ftigter deezer Zekte , Thomas Munzems , wordenze genaamt 
Munzjerianen : en van Menno ,, di het Pausdom verlaaten hebbende in 't 
Jaar ifjtf, weder gedoopt is, Menniften. Van Belydenis wegens de 
Geeftvervoeringen en Zinverrukkirigen ,. dize veele met Goddejyke inbla- 
zingen voorgaaven , wierden zommigen genaamt (a); Geefidryveren en 
( b ) zj.nnelovz.en ; van anderen kregenze wederom andere naamen , Apo~ 
jtoliften , Separatiften , Kathariften , Silentiarien of Zwygers , Encbtten t 
fAdiaforifien of ' Onverfchilligen , jOibertinen pf 'Vrygeefim r r enzj. 

Na dat de Paapze Eerk van AfVal overtuygt , en het opentlyk kenhaar 
geworden was , datze geene Voorfpraak voor hunne Dwaaiingen vond, 
ten zy met veranderingv van 't geloovs-beginflel , en met byvoeging der 
Overleveringen by de H. Schrivt , en Kerkelyke Befluyten , zoo kon eett 
ider ligfelyk zien, dat men alleen op het zeggen der H. Schrivtuur te ftaan 
had : niet te min waarenze alte niet van eenzelvde gevoelen omtrent dejjr 
waaren uytleg en't gebruyk der H. Schrivtuur, en overzulks waarenze ook 
alle niet eens van gevoelen , welke Leerftukken te verwerpen*, en welke te 
behouden waaren : want nademaal de Kerk hervormt moeft worden , zoo 
diende men wel bcraadeu te zyn over de Leerftukken des Gel<jovs door de 
Schrivtuur opgegeven, om di wel te onderfchyden van de vcrdigtzelen dec 
merdTen. 

De Herdoopers waanden , niets te mo«ten aannemeav dan *t g«ne met 
even zoo veele letteren in de Schriyt uytgedmkt ftond , vetwerpend* all* 
"^volgtn en derveli/er gebrujh. 

(a) EmhufijftwiK (a) F«utifceii» 



£8? VAK'DER HERDOOTEREN 

I Rang der DTlpaalmgen. 
§. i. 

Hicr van daan zynze voor ecrft zeer bekpmmert gewecft omtrent de 
Leere der Dri-eenhyd ; niet toelaatende di fprcekwyzcn van de Kerk , dize 
bulings den Arrianen tegengeworpcn had ; en uyt de Godkunde uytmon- 
fterende de kundigheden , van (a) Wezsntljkhyd , (b) Psrz.oonen , en 
diergelyken. 

%. 2. 

Hierom vocden zy ook de Dwaalingen omtrent de vereenmgmg der twee 
Wez.ens in Chriftus ; ontkennendc de bewoordingen vereeniaing , en aan- 
neming Schrivtuurlyk te zyn : ja ftellen ook , dat het Woord vlees gewor- 
<3en is, even gelyk Water Wyn-; aandringende eene vcrandering van't 
Woord in vlees. 

*• 1- 
' Welke Dwaaling aangenomen zynde , hebbenze geftelt , dat God ver~ 
tmderljk is , dat is, zigtbaar, lydelyk , en ftervelyk ,• dewyl zy aannemefl^ 
dat.Chriftus niet gebleven is , dat hy was , te weeten , God ; en gewor- 
tlen is , dat hy niet was. 

§■ 4- 
Hier uyt fpruyt ook de Dwaaling van zommigen aangaande den Oor- 
fprong van Chriftus vlees ; het welke zy waanen , uyt het Woord Gods, 
als uyt een zaad, en geenzins uyt de zelvftandighyd der Maagd Maria voord- 
gelproten te zyn. 

II. %mg der jyypdalingen. 
_ § - *• 

De andere voornaame Dwaaling , uyt de eerfte onderftelling van geenc 
gevolgen toe te baten voordvloeijende , was van den Kinder-doop : want 
sy ontkenden , ergens met uytgedrukte woorden een Gebod gegeven te 
2yn geweeft , om Kinderen te Doopen : en ziende dit Leerftuk door ge- 
volgen vaft gemaakt te worden , hebben zy het zelye als eenen menflelyken 
vond verworpen. 

'§.2. 

Dewyl zy evenwel door bewysredenen , ontleent van de Oorfprongelyke 
".' '-- Konde 3 

(a) Effetuia. (b) Ferfon* 



VPTAALINGEM %%i 

xjonde , geperft werden , hebben zommigen van hen , dat ook niet wil- 
kn toelaaten , en alle gewoonten van zondigen afgeleyd van den luft tot 
navolging en van kwaade voorbeelden. s ,' ' , 

§• ?• 
Als andere hun drongen met een bewys , ontleent iiyt het wezen der 
Bondtekenen , te wecten , datze Zegelen van 't Genade Verbond zyn , 
zoo hebben zommigen uyt haar ontkent , dat de Bondtekenen Zegelen en 
tekenen der genade nyn , maar alleen tekenen zyn van onzje belydenis , de-« 
welke de Kinderen , wegens gebrek van geloov , niet noodig hebben. 



III. Rang der Dvpadingen. 



§. i. 

De derde Hoofd Dwaaling is , een kwaad verftand van Chriftus Predi- 
king op den Berg , di him toegefchenen heeft den Eed te verbieden , in- 
dien de woorden opgevat worden naar de letter , en in haare grootfte een- 
vawdighyd. 

§.2. 

Denzelvden hebben zy ook gemeent in di zelvdePreek verboden te heb- 
ben alle gelyke vergelding van aangedaane kwaad ; het welke zy nyttrekken 
tot het gebruyk van 't zweerd , zj>o wel in't vderen van oorlog , als in *t 
ftrafFen der kwaaddoenderen. 

§• 3- 
Als men hun de bewysredenen , uyt het O. Teftament genomen , aan- 
drong , ftelden zy vaft , dat het Oude Teftament zjet op de Joden , en dat 
Chriftus een ander Verbond , met niwe belovten en Wetten geftaavt , inge- 
voert heeft. 

S-4- 
Tot de niwe Wetten betrokken zy derhalven di geboden , van geenen 

Eed toe te laaten , en van geene gelyke wedervergelding te doen. 

■ ' ■ $■ 5- 
Aangaande de belovten zyn zy van meening aangemerkt te hebben , dat 

dezelve in het Oude Teftament , naar de letter opgevat , zig niet verder 

uytftrekken , dan tot de belovten van dit leven , en maar alleen beloovt te 

zyn eenen gelukkigen Borgerftaat in 't Land Ifrajels. 



Nn IV. Rang 



iU VAN <DER SOaiNIJNEK 

IV. Rang der jytoaalmgen. 
§• i. 

De vierde Hoofd Dwaaling is , datze zig flip houdende aan de letter van 
Paulus , i Kor. $. kwalyk verftaan hcbben de Leere van den Ban , waa- 
nende , dat dezelve alien band van Maatfchappy , zoo den aangeboren, als 
Borgerlyken , en alle geeftelyke gemeenfchap verbreekt en weg neemt, 

§. 2. 

En overzulks , dat in geene Gemeentens bekwaame Dinaaren tot de Pre- 
diking des Woords , en bedining der Bondtekenen gevonden werden, dan 
in de hunne. 

§• 3- 
Waar uyt voordgevloeit is het Leerftuk van de Herdooping ; want de 
Bedining des Doops door onbekwaame Dinaaren hcbben zy voor nitig ge- 
houden ; en datze niet hooger te agten was , dap dat imand van eenen an- 
deren buyten rede in het water gedompelt wierd, of van eenHydenflePrie* 
fter met Wy-water befprengt was. 



Van dm Oorfprong der Soc'mUmzg Dt^aalingem 

§. i. 

DE SOCINIANEN hebben hunnen naam ontleent van Leli So* 
cin van Sena , di dc lafteringen van Server , waarom hy te Geneven 
yerbrand is , omhelft , en meer andere Leerftukken tcgen de Regtzinnige 
Leere uytgebraakt heeft. Deeze Leli Socin is in 't Jaar 1 562. , te Zurig 
geftorven , en heeft zyne Schrivten met zyne Ervenis nagelaten aan zynen 
Neev Fauft Socin , een Jongcling van 23. Jaren, van welken deeze Oom 
veeltyds gcroemt had , dat hy na hem , alles aan de werreld gelukkiger ver- 
klaaren , en voltrekken z.ow. Met welken fchat Fauft Socin naa Italien 
trekt , alwaar hy twaalf Jaren vertoeft heeft ; van daar is hy naa Bazel ver- 
trokken > waar hy dri Jaren zyn verblyv gehouden hebbende , daar na naa 
Polen trok ; alwaar hy eeniglyk zyn werk maakte , om de Godkunde van 
Zynen Oom , jpfeli Socin ten vollen in te zuygen , en op te maaken. Van 
waar hy ookBoekmbegon te Schryven ontrent het Jaar 1570. waar van hy 

ver-> 



mWAAhlKSEN., at 3 

yer/chyden op verfehyde plaatzen , in Italien , Puytfland , Zevenbergen, 
en Pokn uytgegeyen hceft. Is Overleden in 't Jaar 1^04 ; en zyns Quh. 
derdoms tfj. 

§• 2. 
Dewyl de Philautia , of Tgenlievde , het voornaamfte gebrek van 's mens- 
•fen verdorven aard is , zoo heeft dat,Schrik-dier 00k veele Dwaalingen in 
•de Godkunde uytgebroeid ; zynde deszelvs voornaamfte vlyt en iver , om 
alle Gods wegen op den leeft der menflelyke begeerlykheden te fchoenen* 
Hier van daan zyn zommiger pogingen , om eenen Algemeenen Godsdienjl 
te fineden , dewelke den menflen , alfchoon zondaaren , den weg , om 
tot Gods gemeenfchap te geraaken , voorfchryve , uyt de natuur of 't aan- 
geboren ligt bekent , en voor een igelyk mens evengelyk open. In welk 
begrip zy zig ingebceld hebben , de lievde Gods tegen alle en een igelyk 
veel meer aangeprezen te worden. 

Maar dewyl di algemeene Godsdienft niet kan toegelaaten worden , ten 
waare men alle Verborgenthedcn des Geloovs , van naturen of aangeboo- 
ren aard geenzins bekent , en alleen van de Openbaaring afhangende weg- 
ruymde , zoo hebben en zyn , de SocinLanen geheel en al daar op uyt ge~ 
weeft , om dezelve uyt de Godkunde uyt te boenen , en uyt te lnonfte-. 
ren, 

I. Rang der 'Dynaalingen, 
§. 1. 

Het welke , behoudens 't gezag der H. Schrivten , niet konnende ge- 
fchiden , ten zy met derzelver Godfpraaken te verduyfteren , en ik weet 
niet door wat uytleg te ontzenuwen ; hier toe hebben deeze Tegenftreve- 
* en twee valfle beginflelen aangenomen ; het eerfte is : dot de menjfelj/ke 
rede alleenrde w/tlegMe^U van de H: Schrivtuur , enodat geen zin in de H. 
Schrivt toe te laaten zy , daQ dien dg rede goedkeurt ;, waar van daan dit 
fchriklyk zeggen van Smals : yllfchoon de H. Schrivt twee , dri , ja meer- 
maalen gezjegt had, dat Chriftus God is, dat hy het egter niet geleoven z.ow: 
om dat net de rede tegen fpreekt , en datmen al wat voor de rede ondoor- 
gjpidelyk is , voor ongerymd en tegenzeggelyk agten moet. 
", .' .. . _ _ S, 2. ■ 

Het tweede beginflel is: Dat aan de H. Schrivt voldaan word, alfchoon ~, 
men derzelver woorden in den ligtfteri z.in of vat. Even als of de Mannen, 

Nn a theo- 



i8 4 VAX VER 50CINIJNEN 

theopnefiftoi , door Gods Geefl gedreven , geftadig eene Overmaatige Leen- 
jpreuk , en hoogdravende woorden gebruykt hadden , di meer in den uy- 
terlyken fchors vertoonden , dan datze voor hebben zowden om naar het 
regte oogmerk te onderwyzen en te leeraaren. 

§• 3- 
Uyt deeze onderftelling moeft het Leerftuk van de Dri-eenhyd, verwor- 
pen worden , om dat het voor de rede ondoorgrondelyk is , in het een ee- 
nige Wezen Gods dri Perzoonen te erkennen. 

§. 4. 
En bygevolg moeft Chriftus niet geloovt worden , den waaren God te 
Kfn , en ontkent worden de Perzjoonlyke vereeniging; 00k is di ganfle Lce- 
rc van den Perzoon dcs Middelaars daar uyt geduurig verdorven geweeft. 

II. Rang der T^fpaaikgm, 
§. 1. 

Naderaaal 00k de Leere van Chriflus voldoening voor den eenigen en a!-* 
le'enen gfondflag erkent , de aanmerking van de waardighyd des Perzoons, 
di voor zoo veele duyzendmaal duyzende menffen Borg beloovt te blyven; 
en dat het uyt de natuur of het amgebooren ligt bekent is , dat een mens 
niet genogzaam is om veele te vcrloflen , ten zy hem van elders eene on- 
yndige waardighyd en kragt bygezet werde : zoo moeft 00k dat lid uytge- 
wift en doorgeftreken worden : Tot verdediging van' welke Dwaaling 00k 
Gods vrekende Geregtighyd ontkent moeft worden , op dat God de zonde 
zow konnen vergeven , buyten deszelvs verzoening of voldoening. 

§.2. 

De Leere nu van de verkryging der zalighyd omver gefmeten zyndc, 
200 moeft 00k het geloov omtrent de toepaffing der zalighyd overhoop ge- 
worpen , en de mens geregtveerdigt worden , niet door de toegcrekende 
geregtighyd van denBorge, noch 00k door eene volmaakte inklevende ge- 
regtighyd , di in den zOndaar geenzins vallen kan , maar uyt het enkel wel- 
behaagen , of uyt eenige onaffchjdelyke (a) voonvaarde , dewelke Gods 

fenade naar goeddunken bepaalcn kan , gelyk zy ftellen : Maar dewyl de 
I. Schrivt zegt : Dat de mens uyt het geloov geregtveerdigt word , zoo. 
beelden zy dit geloov uyt, dat het beftaat, wel in eene on volmaakte, maar 
nogtans opregte , en naar maate der kragten aangewende gehoorzaamhyd 
aah Chriftus beveelen , dewelke aelvs zy verkeerdelyk aannemen , genadig- 

7 l J k 

Ja) Conditio fine yw now 



Ijk gerekent te worden veer geregtighyd , dat is , voor het regt ten fcven. 

§• 3- 
Hier uyt volgde ook dat het ganfle gebrujk der Bondtekenen moeft over- 
hoop gewdrpen worden ; als in dewelke geene vertooningen zyn van dc 
verworven zalighyd : en by gevolg ook geenigen trofcft van de zyde Gods : 
xnaar datze alleen zyn tekeneti en merken van uytwendige belydenis y met de- 
welke wy het Chriftendom aanvaarden. 

* 

III. Rang der r Dy»aalmgeti, 
§. i. 

Zig dan geheel enal-aan deverdorve REDE overgevende , hebben 
ty ook alle de Dwaalingen der Pelagianen omhelft , ja zoodaanig vernift, 
datze de onfeylbaare voorwetenfchap der toekoomende daaien , zoo vrye 
als gebeurlyke , in God zelv ontkent hebben , ftellende , dat deeze zeker- 
hyd , di uyt di voorkennuTe voordvloeit , met der tweede oorzaaken vry- 
hyd , en der dingen gebeurlykhyd geenzins beftaan kan. 

^ §• *• 

Zy maaken ook gans geene zwaarighyd , om Gods bejluyten by wyze van 
ten toeval te begrypen , of van een daad des Goddetyken wils , di van het 
GoddelykeWezen zelvs onderfchyden is, en dat di zelve daad noch eewig, 
noch onveranderlyk is y maar di van de wiflelvallige dingen , di in der tyd 
voorvallen , af hangt. 

Op datze de noodzaaklykhyd der genade ook te ligter uytfluyten mogten, 
lochenen zy de oorfprongelyke zonde, en verdedigen dekragten van 'smens- 
fen vryen Wil , om eenig geeftelyk , en waaragtig zaligmaakend goed te 
verrigten , met veel hevighyd , en vereyflen niets meer, dan de prediking 
der pligten , der belovten , en der drygementen. 

§• 4- 
Hunne gedagten nu gaan laatende over den omloop des bloeds , en dc 

geftadige benoodigthyd om niew voedzel , dat di niet bevat konnen wor- 
den zonder verlies van kragten , hebben zy den dood geftelt te zyn een 
neodzjiaklyk gevolg van de patuur ; of de ingefchaape geftelt bjd der Kchhaa- 
then , te zyn. 

Kn j IV. Rang 



%M FAN <DER SQCINIJNEN 

IV. Rang der D^aalingen. 
* §. t. 

Dc vierde Rang derDwaalingen heeft zyn opzigt op zommige lecrjngen 
der Goddelyke werkingen , waar van de rede to didti , de wjz.e HOE 
di gefchiden niet doorgronden kan. Alzoo lochenen zy dat de eerfte ftof- 
fe gefchaapen is , willcnde dezelve met den Schepper even gelyk , en even 
eewig aanwezig geweeft te zyn. 

:§. 2. 

Even alzoo ontkennen zy ook de Opflandinge van het zjelvde vlees , en 
dpr zjlen levend aanwezen in den ftaat der affchyding van 't lichhaam , ora 
geene andere reden , dan ora dat de wyze dicr dingen , H O E di gefchi- 
den , bezwaarlyk en moeilyk te veirftaan en te bevatten is. 

§. V 

En om dat 'r volgens hunne valfle Wysgeerte geene evenredenhyd is tuf- 
fen de tydelyke zonde , en de eewige ftraffe , zoo ontkennen zommige de 
•wederopftandinge der godloozjen : Dog andere houden met ftoute kaaken 
ftaande , dat zy ten jongften dage , na hunne wederopftanding , verbrand 
v co vernitigt ftaan te worden. 

V. Rang der 'D'ppA&lmgen* 

§. i- 

De vyvde Rang der Dwaalingen ontftaat uyt parermeeneia , een kwaade 
uytlegging der plaatzen , di voor het regtzinnig gevoelen pleyten : want 
dewyl verklaart moeft worden , in wat zin Chriftus gezegt wierd de Zalig- 
maaker : zoo hebben zy hem gemaakt tot eenen niwen Wetqever , en den 
eerflen Belover van het leven in den Hemel ; op datze hem, boven Mozes, 
noch eenig voorregt liters 

§. 2. 

Hierom moeft het ganfle geftel van de Huyshouding der genade voor 
Chriftus koomfte , verandert worden ; en ontkent , dat de P'aderen van 
het toekoomftige leven iets geweeten hebben , of iets behalven de aardze zege- 
ningen met vertrouwen gezogt hebben ; het welke niet konnende aange- 
nomen worden , ten zy met eenen geftelt wierd , dat de eerfte Mens , in 
4en ftaat van regthyd , niets te verwagten had , dan de welluften van het 

Para- ■ 



VWAALINGEN. a*? 

Sandys -: daarom moeft ook den geheelen ftaat van den eerften Mens ver- 
hanflelt worden , te weeten , dat in hem begeertens , di te met onderling 
tegen malkanderen ftrydig waaren , tot bet goede , en tot zjyn ygen welwe* 
zjen , geweeft zyn : Hier van daan hebben zy gelochent , dat het Beeld 
Gods in zoo grooten regthyd van verftand, en veerdighyd van wilbeftond, 
maar'alleenlyk, om evenwel nog wat te zeggen , in de heerfchappj , di hem 
over de Diren , en de overige vrugten des Velds gegcvcn was. 

■ M- 

Op dat evenwel zulk cene groote verbreking van 't Chriften geloov alle 

niet tegen de borft zyn mogt, zoo vindenze goed den gryns van Godvrug- 
tighyd aan te doen , den welken als zy zagen uytblinken in de Herdoopers y 
di zig van 't Eed-zweeren onthoudende , en 't gebmyk van 't zweerd , zelv 
in de Hooge Overighyd , verwerpende , eene uytnemende maatighyd en 
onthouding fchynen te betragten , zoo hebben zy de betragting van di 
menflen ook aangenomen , en geagt alien Godsdienft in de oefening van 
Godvrugtighyd tc beftaan ; volmondig uytfehreewende , dat de niewsgiri- 

fe twiftredenen , en de voorgewende geloovs Verborgentheden van den 
uyzendften mens niet verftaan worden ; maar dat de eenvawdige in hunne 
Godvrugtighyd alleen God behaagen : en op datze hier van daan ook iet 
ontleenen mogten , dat tot opbow en aanpryzing van hun gevolg dinen 
kon , gevenze voor gemaatigde en verdraagzaame menflen te zyn , di uyt 
lievdezugt alle vroome en Godvrugtige in alle Sekten of Aanhangen voor 
Broederen erkennen : want , dat de grond-wctten van den Godsdienft, 
in alle Godsdienften ongekreukt blyven , als de Menflen maar met aandaet 
daar op letten ; ja dat men niets behoorde aan te nemen , dan waar in alle 
Chriftenen toeftemmen en over een koomen : wa»t zy agten , zonder 
verlies zyner zalighyd , geoorlovt te zyn , alles aan een zyde te mogen zet- 
ten , waar over ooit of ook verfchil geweeft en geredentvvift is« Dit zyn 
bekoorlyke en geblankette woorden , waar door de eenvawdigen di des Sa- 
tans dieptens onkundig zyn , wat zant in d' oogen geworpen , en verfchaUst 
worden. 

Tegen dit alles ftellen wy tegen , dat men het Goddelyk geloov niet 
beperken moet binnen de enge paalen van 't Menflelyk vernuft ; dewyl de 
Rede zelv Leeraart , dat God onyndig , en wy yndig zyn, en dat hy veele 
dingen van zig openbaaren kan , waar van des Menflen doorzigtighyd de 
wyzen ,. HOE di zyn konnen , niet doorgronden kan ; en dat wy geloo- 
ven moeten , dat hy , wien de lievdc zyner eere en heerlykhyd , en den 
yver zyner onyndigc Oppermagt geenzins toelaaten iets anders van zig te 

open^ 



i«8 VAK 'PER SOCINIANEN DWAALIHG. 

openbaaren , dan dat de waarhyd is , en Godc ten hoogiten betaamelyk ; 
dathv, zeg ik, nooit iets aan 't Menflelyk geflagt , om te geloovcn voor- 
geftelt heert , waar aan men , als maar de (preekwyzen klaar zyn en geene 
waare tegenzeggelykhyd influyten , niet aanftonds zyne toeftemming ge- 
ven moet , 'alichoon. men derzelver wyzen niet doorgronden kan ; nade- 
maal der uyterften hoti , DAT HET IS, klaar betoogt oi geopenbaart 
zynde , niet ontkent mag worden , om dat derzelver to dioti , HOE 
HET IS, van ons zwak en yndig verftand , noch bevat, noch verklaart 
kan worden. 



Y N D E. 



BL ADW YZER 

D E R 

H. SCHRIVTUURPLAATZEN. 

Waar door het Regtzhmig gevoelen beveftigt word. 
UYT HET OUDE TESTAMENT. 



Hpofd. 



Vers 



II. 



SCHEPPING- 


-BOEK of 


GENESIS. 


i. 


32.85.85 


*»*• 


«} 


i. 


57.8l.89 


■ **• 


89 


5-8. 


89 


9, io. 


89 


1 1-13. 


90 


14-19. 


96 


20-23. 


90 


24-3.1. 


96 


25, 27. 


55. iij 


28. 


109. nt 


28, 30. 


108. 123 


3 1 - 


n5 


1. 


»f 


2. 


9* 


3- 


83.123 


7. 


87 


8-15. 


121 


S>- 


tn. tit 


i5. 


m 


i5, 17. 


109. 122 


17- 


113. 197 


■ - ,; ' 23> J 4- 


109 


24. 


121 



Bind Heofd. 

- m. 



I IV. 
V. 
VI. 
VIII. 
IX. 
XII. 
XIV. 
XV. 



Oo 



Vers 


Blai 


I. ,: : 


t 4 i 


I. .. 


i25 


2, 3. 


118 


3- 


120. 121 


J- 


125 


<• 


127 


7- 


128 


8. 


127. 128 


12,1$. 


128, 


*3- 


179 


*4- 


$s 


IJ. l52. 


172. 245 


I5-I9. 


122. I28 


17-24. 


12$ 


19. 


il\ 


20. 


128. i5i 


£1. $6. in. 


III. 122 


13, 14.. 


128 


1. 


16 1 


24. 


166 


5- 


'*3 5 


21. 


130.133 


=7- 


15$ 


2, 3. 


1 5^ 


I?- 


10? 


I. 


30 


6, 


ix§ 




XV. 



BLADWYZER DER 



Hfofd. 


Vers 


Blad 


Hoofd. 


Fers 


Blad 


XV. 


l l- 


- 43 


XXI. 


*3- 


97 


XVII. 


i. 


30. 33. 38 


XXIII. 


20. 


60 




6. 


3 a 




20-23. 


i* 




7.-31.104, 


KJ1.184.231 


XXXIL 


32. 


79 




7-i I- 


231 


XXXIII. 


20, 21. 


-39 


.. 


.:jlo...- 


160 


XXXIV. 


.6. 


53- 53- 




1 1 . 


159 




7- 


49 


XVIII.. \. 


i 15, 16.. 


..171 


.'■ 


.. .10. 


103 


XIX. 


24. 


S* 




*7- 


12 




33-35- 


13d 




28. 


ro9 


XX. 


6. 


95» 


PRIESTERBOEK of LEVITI- 


XXI. 


33- 


40 




KUS. 




XXII. 


8, 13. 


92.97 


V. 


*- J. . 


138 




14. ..; 


92 


XVIII, 


5. MI. 


in. 201 




l8. 


162 


XIX. 


2. 


225 


XXVI. 


3>4- 


I<5"2 


HET BOEK der TELLINGEtf 


XXIX. 


26. 


83 




of NUMERI. 




XXXVII. 


?-ij. ■ 


5 


XII. 


8. 


f 


KhV-i ■■ - 


8. 


100 


XIV. 


18. 


f Z 


XLVIII. 


1 5,. r6. 


163 




27. 


6 7 




16. 


60. 164 


XVI. 


22. 


88 


XLIX. 


10. 


170. 183 




JO. 


8? 




10- 1 2. 


i<>3 


DEUTERONOMIUM 


of AN- 




18. 


164 


DER WETBOEK. 


L: 


20. 


100 


IV. 


i, 2. 


221 


UYTTOGTBOEK ofEXODUS. 




7- 


5* 


HI. 


2. 


. 60 




15, 16. 


39 




14. 


39 


VI. 

1 _, 


6 )7 . 


21 


IV. 


16.. 


104 


!XII. 


32. 


182 


VI: 


2. 


33- 37 


XVII.. 


19. 


21 


XII. 


r 3- 


160 


XVIII. 


15, i8„ 


172 


XIII. 


9- 


i<5b 




.18. 


181 


XIV. 


18. 


95 'XIX.. 


4. 5- 


97 


XV. 


2. 


34 


XXV. 


1. 


213 




18. 


95 




16. 


5° 


XVII. 


14. 


12 


XXVI. 


17, 18.. 


154 




16. 


34 


XXVII. 


16.. 


in. 197 


XXI. 


6. 


y- 


XXIX. 


14. 


3 2 



XXIX. 



H. SCHRIVTUURPLAATZEN. 



Mofd. 


Vers 


Blad 


Hoofd. 


Vers 




Mad 


XXIX. 


i4> J 9> 


■ 3 1 


HET BOEK 


JOBS. 




*9- 


47 


I. 


6. 




87 




H'M- 


47 




12. 




100 


XXXI. 


26-29. 


12- 


II. 


6. 




IOO 


XXXII. 


4- 


51. 99 


IV. 


17- 




. ■ 3* 




39- 


W 


V. 


& 




JI 3 




40. 


4 z 




23, 24. 




.:"5 




JOSUA. 




IX. 


8. 




84 


V. 


h 6, 7. 


234 


XI. 


7- 




*i? 




H- 


60 




7-9> 




38 


XXIV. 


19- . 


<o, <6 


XII. 


4- 




P 


EERSTE BOE£ SAMUELS. 


XIV. 


5- 


93- 


130. 131 


II. 


3- 


4* 


XIX. 


J 5- • 


KJ4. 


154. 171 


X. 


26. 


98 




26, 27. 




H5< H? 


XIV. 


6. 


54 


XXII. 


2,3. 




3« 


XV. 


29. 


40 XXIII. 


4>7- 




105 


XXIII. 


12, I?. 


4< XXIV. 


19. 




*37 


TWEEDE BOEK SAMUELS. 


XXIX. 


4- 




104. 1^8 


xii. 


ii, 17, 19. 


141 


XXXI. 


33- 




106 


EERSTE 


BOEK DER 

GEN. 


KONIN- 


XXXIII. 


4- 

23, 24.. 




6 7 

164 


VIII. 


27. 


41. 85 




24. 




T49 


XIII. 


9, rr, 17-20 


• iJ4 


xxxtv. 


10-12. 




99 


XIX. 


14. 


251 




19. 




i-ij 


XXII. 


21. 


8<J 


XXXV. 


10. 




3^ 


TWEEDE BOEK der 


KONIN- 


XXXVlll. 


4-8- 




90 




GEN. 






6,7. 




8* 


It. 


11. 


\66 




XI. 




95 


TWEEDE BOEK der 


CHRO- 




3 1 - 




96 


NYKEN of der TYDBOEKEN. 




33- 




84 


XX. 


6. 


54 


JfLII. 


(J. 




i'<o 


XXXVI. 


21,21,. 


98 


HET BOEK der 


PSALMEN 




EZRA. 




of DER 


SNAARLIDEREN. 


VI. 


1, 22. 


98 


II. 


6. 




188 




NEHEMPA. 




V. 


7- 


5S. < 


'9- 62. 71 


IX 


6. 


93 




8. 


145. 


149. 208 




33- 


49 




12. 




62 



O01 . VIIL 



Vffl. 

IX. 

XI. 
XVI. 

xvn. 

XIX. 



XXII. 



XXIV. 

XXV. 



XXVII. 
XXX. 

xxxii. 

XXXIIL 



XXXVI. 

XXXVII. 

XXXIX. 

XL. 

XLV. 



XLVIII. 
X1IX. 



BLADWYZER 

Hoefd. 

xux. 

L. 



Vers 

*• 
6. 

5- 
7- 
10. 

11. 

V: 

9- 
10. 

2. 

*.7- 
5- 9 . 

1, 2. 

8, 10, 14. 

8, 12. 

14. 

8. 

5. 

2. 

3-5- 
5. 

6,9. 
9-1 1. 
II. 

12. 
10. 

24. 

5. 

7,8. 

7> 8, 9. 

9- 

7- 

7,8. 

8. 

14. 

*5- 
8. 



Jrtfi 



172 

2 47 



€72 

3 1 
49 

49 

194 

2 47 



17 



*9 



16^. 247 

. 20. Ig2 

*9 

171 

3? 
19 

171 

90 

10 l 

104 
104 

M7 
214 

150 

55. (J7 

54 

95 

73 

i5$ 

157 

228 

94 
148 

172 
J88 
172 

5* 

249 

i<?4 
172 



IX 

Lxvm. 

LXIX. 
LXXIII. 



LXXIV. 

LXXXI. 

LXXXII. 

LXXXIII. 

LXXXIX. 

XC. 

XCI. 

XCIV. 

XCVI. 
XCVII. 

en. 



an. 



civ. 



DEK 

Vers 

x\. 

I. 

5- 
2 1. 

2 3- 
5. 

7. 
9- 

12. 
19. 

20, 21. 

y- 
28, 29. 

29. 

22. 
24. 

25,25. 

15, 17. 

»3- 
i-5. 

*9- 
48. 
2. 

4- 
1. 

4- 
3>4- 

9- 

25-28. 

25. 

28. 

19. 

20. 

21. 

4- 
5-9- 



35' 



Wad 

117 

33 

.155 

50. 12 j 

144 

J 34 
130 

208 

I JO 

l5 3 

171 
198 
2,02 

79 
J17 

»«3 

3° 

9<* 

99. 141 

* z 
35. 37. 55. 

87 

40 

41 

85 
iff 

8. 



3 

40 

5i 

39 

95 
85.85 

87.95 

85 

90 

CIV. 



H. SCHRIVTUURPLAATZEN. 

Mad 

93 
142 

34- ) 6 
188. 189 

■i8tf. 

104 
226 

53 
148 



172 
116 
163 

43-43 
58 
6 7 

4 1 

93 
II<? 

38 

5 1 
9* 
42 

12 

18. 203 

87 
8* 

)NS. 
20 
122 
139 

95 

37 
tfo 

*3 
83 

8 



Hoofd. 


Vers 


CIV. 


29, 30. 


cv. 


~5- 


ex. 


1. 




2,3. 




4- 


CXI. 


1. 


CXII. 


6, 7 . 


CXV. 


3- 


CXIX. 


105. 




122. 


CXXV. 


5- 


CXXX. 


3- 




3>4- 




7 ,8. 


CXXXIX. 


2. 




*-*■ 




7- 




7-10. 




16. 


CXLffl. 


2. 


CXLV. 


3- 




8, 9 . 




15, 16. 


CXLVII. 


5- 




19. 




19, 20. 


CXLVIII. 


2. 




2,5. 


SPREUKEN St 


I. 


4-„ 


in. 


18. 




32. 


VI. 


<J. 


yin. 


14. 

22. 




22,25. 




2«?. 



32. 



Hoofd. 


Vers 


Mad 


XIII. 


12. 


122 


XV. 


24. 


164 


XVI. 


I. 


98 


. 


4- 73 


. 81. 100 




9. 


. 45 




33- 


98 


XVII. 


*5- 


213 


XIX. 


21. 


73 


XX. 


9- 


224 


XXI. 


I. 


98 


XXX. 


24. M- „ 

PREDIKER. 


9<S 


VII. 


20. 


. "4 




29. 


116. 120 


XII. 


7- 
HOOGELIED. 


88. 243 


IV. 


7- 


249 


VI. 


8. 
JEZAIAS. 


250 


I. 


11-14. 


188 




itf-18. 


151 




18. 


105 


VI 


1. 


34 




2, 3. 


6 7 




3- 


87 




8,9. 


6 7 


VII. 


14. 171. 


172. 179 


VIII. 


*3> *5- 


35 




20. 


11. 18 


IX. 


5. 60 


61. 172 




h 6. 


188 




6. 


18. 172 




9- 


59 


XIV. 


24. 


9$ 




27- 


54.72 


XXV. 


9- 


60 


XXVI. 


12. 


9$ 


XXVII. 


)■ 


33 


Pp 




XXVIII, 





BLADWYZER 


DER 




Hoofd. 


Vers 


Blad 1 Hoofd. 


Vers 


Blad 


XXVIII. 


22. 


3 5 Lm - 


10, 11. 


I 73 


XXXIII. 


22. 


2<?3 




10-12. 


208 


XXXVII. 


29. 


1 (Jo 




10, 17. 


i8<J 


XXXVIIL 


14. 


• 148 




11. 


152. 213 


XL. 


4- 


84 LIV. 


5- 


55. 5<J 




J 3- 


6 7 




10. 


163. 22<? 




18,25. 


19 




17. 


2l8 




26. 


93 


LV- 


4- 


l8l 




2<J-28. 


53.84 




6- 9 . 


27 


XLI. 


4- 


40 




8,9. 


39 




9- 


80 


LVII. 


•> 


244 




22, 23.' 


43 


LXI. 


1. 


171. 181 


XLII. 


I. 


147. 181 


LXIII. 


9- 


34. 6-0. 149 




<S. 


146 




9 14. 


56 




8. 


36. 37 




10. 


67 


XLIII. 


7- 


83 




1EREMIAS 






10, 11.' 


1 49 I. 


*5- 


210 


XLIV. 


6. 


40 V. 


22. 


97 




8, 


5* 


X. 


7- 


33 




24. 


84 




10. 


42 


XLV. 


7- 


83 




11. 


84 




18. 


87 




2 3- 


44 




21. 


201 


XI. 


20.' 


49 




21, 25. 


172. 173 


XHI. 


23. 


!34 




22. 


104 


XIV. 


22. 


97 




23. 24. 


17^ 


xvir. 


5- 


61 




24, 25. 


218 




9- 


131 


XLVI. 


10. • 


45- 73 


XVIII. 


6. 


73 


XLVI1I. 


16. 


5* 


XXIII. 


6, 18.37. 


60.201.218 


XLIX. 


4- (5. 


208 




23,24. 


41 


% 


8. 


146 


XXX. 


2. 


12 


LIII. 




17 




21. 


148 




2-7, 11, 


198 


XXXI. 


22. 


83. 179 




3>4- 


197 




33- 


1S3. 208 




5- 


200 


XXXII. 


29, 40. 


226 




5-7, 12. 


172 


XXXIV. 


18-20. 


I Of? 




10. 


145 


XXXVL 


10. 


■XTY A & /^ 



KLAAG-, 



H. SCHRIVTUURPLAAT2EN. 



Hoofd. 


Vers 


Mad 


Hoofd. 


Vers 


Blad 


KLAAGLIDEREN van ]E- 


in. 


5- 


188 




REMIA. 




VI,. 


6. 


183 


III. 


24. 


3° 




7- 


107 




37, 38. ' 


73 


XI. 


7- 


35 


V. 


21. 


20<J 


XII. 


•* m 


5* 




EZECHIEL. 






4> 5- 


5* 


III. 


6. 


45 




5,<f. 


3 CT 


IX. 


1-4. 


*5 


XIII. 


14. 


245 


XI. 


19. 


207 




JOEL. 




XVIII. 


21, 22, 23. 


M4 


II. 


2 3- 


181 




22. 


244 




16. 


171 




24. 


in 




AMOS. 




XX. 


11. 


112. 183 


IV. 


*3- 


35 




12. 


i<f 3 




MICHA. 






2 J. 


183 


v. 


1. 60. (J4. 


170. 172 


XXXVI. 


25.. 


232 


VII. 


19. 


53 




25, 27. 


208. 210 




HABAKUK," 




XLVII. 


12. 


122 


I. 


*3- 49 


• 5°- 1 39 




DANIEL. 




II.. 


3- 


184 


n. - 


44- 


170 




3>4- 


170 


IV. 


17.. 


4 5 




4- 


i57 




17, 24. 


. 7i 


III. 


3- 


"3 l 


VII. . 


9- 


41 




ZEPHANJA. 






10. 


87 


III. 


9- 


22 




18, 22. 


35 




HAG A J AS. 






25. 


56 


II. 


4.5- 


5* 


IX. 


. 17- 


55 




8-11. 


170 




21, 28. 


5 




ZACHARIAS. 






24. 


if? 7. 201 


VL 


x 3- 


146, r8«5" 




24-27. 


170. 188 


IX. 


12. 


6<S 


XI. 


36. 


33 


XII. 


1. 


88 




3<*> 37- 


2 55 


XIII. 


7- 


172 


XII. 


1. 


7J> 




MALEACHI. 






2. 122.142 


. 144. 164. 


I. 


6. 


?4 






245 


II. 


4.5- 


153 




3- 


213 


III. 


1. 


157. 170 




HOSEA. 






6. 


3? 


n. 


7- 


35 









Pp 2 



UYT 



BLADWYZER DER 
UYT HET NIWE TESTAMENT. 



Hdofd. 


Vers 




.S/W 


Hoofd. 


Vers 




Hlai 




MATTHEUS. 






X. 


28. 


88. 


112. 242 


I. 


18. 




179 




29. 




43 




20. 




178 




29, 30. 




5>6-97 




2 3- 




174 




30. 




94 


in. 


5, 16. 




231 


XI. 


22. 




140 




ii. 


58 


2 33 




22, 23. 




4? 




**• 




23d 




24. 




140 




1 5. 




*<> 




25. 




19 




16, i 7 . 


S7.6S 




25, 25. 




81. 211 


IV. 


2. 




174 




2 J 27. 




*8 


v. 


8. 


17 


247 




25. 




73-74 




i5. 




223 




27. 




59 




17, 19. 




182 


XII. 


31-32. 




J 35 




1 8. ii 


17 


196 




3 5. 




125. 137 




19. 




M7 


XIII. 






2 5 t 




22. 




140 




4, % 20, 


2 3- 


Mi 




28. 




125 




II. 




7.158 




48. 




223 




20-2I. 




20 


VI. 


26, 28. 




9 6 




42. 




142 




'*7- 




84 


XV. 


5, 8, 9. 




17 




28. 




43 




9- 


i5o. 


223.253 


VII. 


5. 




254 




11. 




M9 




7~i 1. ' 




*5> 




19. 




125 




18. 




r 33 


XVI. 


*3- 




179 




29. 




181 




1 5. 




42 


VIII. 


11. 




1 55 




18. 15 


34- 


25:0. 250 


IX. 


5. 




175 




24. 




9.183 




d-27. 




*73 


XVIII. 


10. 




87 




10-14. 




212 




14. 




25 ? 




35- 




185 




*5- 




25J 


X. 


1. 




185 




17- 




25 4 




8. 




258 




17, iS. 




254 




10. 




M7 




20. 




5i 




J 5- 




i:5,XIX. 


14. 




232 




20. 




58 




i5, 17. 




IJEi 



XIX. 





H. SCHRJVTUURP.LAATZEN. 




Hoofd. 


f ers £lad Hoofd. 


Vers- 


Blad 


XIX. 


16. m ! XXVI. 


53- 


43.85 


XX. 


1 ? . 4*1 XXVII. 


4<r. 


189 




\6. 20(5' 


. 59> <So. 


190 




26. 79 XXVIII. 


5.' 


190 




25, 26. 2*53 


, 


18. 


17*. 188 




25-27. M 1 - 




19. 57- ^ 


2. 57. 58. 




28. 147- 174- l 77- 




231. 


231. 232 




180. 197 




15?. 


23 J. 25l 




28. 198 




20. 


2JO 


XXI. 


23. 160 




MARKUS. 






**• 2 3Si L 


4- 


- *3* 


XXIJ. 


'3- I 4 l| r „ 


M- 


I50 




14. 2o5.ni. 


5- 


174 




30. 8-5 I 


28, 29. 


135 




32. 28. 1^3. 242. 243. iiv. 


11. 


IfS 




245 


IX. 


43- 44- 


142 




37. IJI 




44-48. 


I42 


XXIV. 


cn L 184 


X. 


14. 


2 3 X 


XXV. 


xr. 


M- 


178 


XXIV. 


12. 255 


XIII. 


3 2 - 


I78 




24. 79- - 2<J 


XIV. 


a f- 


239 




24, 16, 27. 193. 239 


XVI. 


1 6. 


234.251 




3 <5-. 85 




L.UKAS. 




XXV. 


21,23, 2 47 


I. 


15, 80. 


2IO 




32. 245 




3 2 - 


3? 




34- 79- 145 




42. 


179 




41. 142 




47- 


*3* 




42. 125 




77- 


155. 214 


"" 


46. 142. 247 


II. 


6. 


170 


XXVI. 


11. 178. 193 




J 3- 


85 




24. 44 




32,24. 


^ 




26. ■ *}7-i17 


. 


23. 


179 




26, 27. 237 




40, 50. 


178 




27. 237 III. 


3. 7, 8. 


235 




27-29. 237 IV. 


if- 


25r 




28. 173.174. 214: 


21. 170. 


171. 2J3 




29. 203. 239 VIII. 


10. 


158 




38., 174- 189 


Q.q 


3 1 ---- . 


142 

X. 





BLADWYZER 


DER 


'Htofd. 


Vert 




Blad 


Hoofd. 


Vers Blad 


X. 


20. 




79- £ 45 


I. 


4. 112 


XII. 


10. 




135. 151 




12. 153. 219.220. 221 




47- 




136 




13. 210 




47, 48. 




140 




14. 174 


XVI. 


22. 




244 




18. 63 






142. 


166. 243 




33. 231.135.236 




22,23. 




243 


II. 


19. 61. 191 




23, 24, 




123 




24,25. 61 




25. 


- 


-43 


III. 


3- 159 




29. 




16. 18 




3»5- 23 1 


XVII. 


9, 10. 




114 




5. 210. 210 




22. 




239 




6. 130. 131 


XX. 


3 (J. 




86.86 




6,7. 2 11 




38. 




2 43 




13. 61. 177. 179. 185 


XXII. 


19. 




237. 238 




16. 58. 62. 196 




19, 29. 




238 




16, 18. 155 




20. 




*45- 2 37 




17. 8 




20, 29. 




145 




20. 43 




24. 




252 




31,32. 181 




24, 27. 




M3 




33. 152 




25, 26. 




2 59 




34- 175 




29. 


145. 


146. 147 


IV. 


7. 174 




3*> r- 




227 




14. 226 




44. 




189 




24. . 39 




53- 




189 


V. 


17. 58. 61 


XXIII. 


24. 




112 




18. 64 




43- 


121. 


151. 190. 




21. 61 






234. 


241. 244 




21, 28, 29. 245 




4<H3- 




!74 




23. 61 


XXIV, 


19. 




185 




24. 244 




3 2 - 




181 




26. 59 




39- 




86. 194 




27. 176 




44. 




10 




28. 246 




5 [ - 




178 




36. 21. 58 




JOHANNES. 






39. 16. 22. 24 


I. 


1. 




2. 59. 60 


VI. 


r-> 33> r- i 79 




3- 




61 




35. 219 




3> IO - 




84 




39, 40, 526. 226 
VI. 



H. SCHRIVTUURPLAATZEN. 



Hoofd. 


Vers 


Blad 


Hoofd. 


Vers Bkd 


VI. 


38-40. 


149 


XIV. 


26. 67. 5& 




44> 45- 


206 




27. 214 




45- 


181 


XV. 


5. 131 




53- 54- 


238 




8. 224 




*3 


207 




13. i 9 5 




70-71. 


44 




j5. 78 


VII. 


30. 


94 




25. 57.58.-59.d6.58 




31. 


170 


XVI. 


14. 58 


VIII. 


34- 


*34 




28. 178. 193 




40. 


*73 


XVII. 


3. 53. 59.152. 




44. 


80. 87. 125 




5. 225 




58. 


59 




9. 202 


IX. 


3:. 


185 




10, 11. 227 


X. 


3-16'. 


250 




11, 14. cnz, 202 




14, i5, 


18. 202 




15. 225. 225 




18. 


61 




17. 222. 223 




17, 18. 


191 




21. . 104 




18. 


190 


XVIII. 


35. 188. 255 




*7- 


251 


XIX. 


28. 174 




27, 18. 


227 




30. 241 




27-29. 


225 




35. 44 




34> 3?- 


3 1 


XX. 


31. 7. 2-1. 59 


XI. 


M- 


178 


XXI. 


17. ' 5l 




25, 26". 


144 


HANDELINGEN der APOS- 




2 (J. 


144 




TELEN. 




34-44. 


M5 


I. 


7- 194 




4? 


61 




11. 192 


XII. 


37-40. 


81 


II. 


I " I 7 ) 3 1 '33- x 7i 




40. 


I4I 




23. 74 74 7? 




4 t. 


34 




27. 190 


XIII. 


18. 


44- 79 




30. I/9 


XIV. 


1. 


62 




32. i 9 i 




2,23. 


155 




38. 150. 232. 235 




5. 


4. 8. 180 




38. 231 




5? ir. 


5 9 




42. 2 37- 2 37 




12. 


185 




42, 45. 238 




i5. 57. 57.^5. 2.26.250 




47. 211 




i5, 17. 


58 


III. 


21. 178 
2 IV, 





BLADWYZER 


DER 






Hoofd. 


Vers 




Blad 


Hoofd* 


Vers 




Blad 


IV. 


12. ,' 




4. 180 


XIX. 


4,5. 




z\6 




19. 




28 


XX. 


1 7,. 1 8. 




M9 




24. 




. ,85 




28. 59. 


177- 


198.202. 




28. 


74- 74 


74- 7? 






248. 


259. 2J 9 


V. 


3>4- 




<*7 


xxii. 


I6 - . 




2 33- 2 35 


VI. 


2-4. 




-59 




17, 




5 


VII. 


48. 




3) 


XXIII. 


8. 




U 


VIII. 


14. 




" 353 


XXIV. 


3- 




9* 




13, 21. 




2 33 




*5- 




z^6 




3*- 




235 


XXVI. 


<f, 7 . 




154 




37, 3*. 




2 33 




9, 10. 




n 6 




38. 




231 




2 3- 




189 


X. 


40. 




192 




27. 




*n 




47- 


231. 2 


33- -35 


XXVIII. 


2 5- 




^7 


XL 


3- 
18. 




2 53 
J 55 


BRIEV 


van PAULUS 
ROMYNEN. 


AAN DEN 


XIII. 


T 4, *5> 


itf. 


2<5l 


I, 


3- 




179 




48. 


78. 2 


11. 207 




3>4- 




6 l- J 75 




*5, 17- 




.85 




7- 




249 


XIV. 


16. 




99 




id 




20<J 




2 3- 




2$6 




19. 




3 


XV. 


2, <>, 22 


. 


258 




19, 20. 




83 




4- 




248 




20, 


33- 


37. 40. 91 




IO. 




1 68 




23. 




40 




l8. , 


43 


■ 7*- 74 




24. 




141 


XVI. 


6, 7. 




203 




32. 


5° 


138. 195 




14. 




207 


II. 


4- 




5 2 




17. 




8 




5>*. 




140 




3 r - 




150 




14, 15. 




3. 107 


XVII. 


11. 




21. 25 




18, 20. 




182 




24. 


fc 


4 t. 85 




29. 




249 




24,25, 




38 III. 


2. bl. 




I. 12. 18 




25, 28. 




92 




4- 




48 




26. 




94 




9- 




I38 




27, 28, 




95 


■ 


9. IO- 




131. 216 




2 9 . 




1 17 




13-18. 




131 




39- 




2 2 




19. 




138. 216 


XVIII. 


a8. 




22 




29, 28. 




21J 
III. 



H. SCHRIVTUURPLAATZEN. 



Haofd. 



*V. 



y. 



vv 



Vers 


Blad 


Hoofd. 


Vers 


£/*<* 


a i, 28. 


219 


VI. 


23. 


137 


24. 


198.. 200. 214. 


VH. 


8,9,11, 


[3,17,20. 133 




214. 21 j 




8, 19. * 


3- J 34 


24, 25. 


2ltf 




18-24. 


224. 22| 


2f. 


167. iptf. 224 




10. 


112 


25, 2<?. 


KJ4. 197 




22. 


210 


25, 2<J, 


31. i$xf 




23. 


1 33- I 33 


27. 


io(f. 107 


VIII. 


4. 


199 


27, 2*. 


2I<? 




r> i. 3- 


220 


28. 


28 




1-34. 


214. 244 


30. 


56. 220 




4- 


144. 201. 201 


3. 


164. 219 




f- 


229 


4- 


114 


' 


7- 


I32. 2lt 


5- 


2I<J. 220 




8,9. 


23I 


J 


214 




9- 


69 


11. 


\6o. 228. 233 




10. 


244 


11. 1$. 


3I<S 




11. 


67. 191. 247 


17. 


83.9I. 211 




*5- 


i63. 169 


20, 21. 


229 




15, ttf. 


221 


25. 


213 




1(5, 17. 


227. 229 


1. 


114 




17. 


I47. 22 t 


2. 


1IJ. 229 




17, 3°- 


242 


7,8. 


197 




18. 


II4 


8. 


5 2 




20. 


* J ? 


8-10. 


ZI4 




23. 


24<? 


9, 10. 


zz6 




28. 


71. 100. 20<S 


10. 


180. 199. 200 




29. 


74- 75 


10, 18. 


201 




29, 30. 


74 


12. 


127. 129 




*9> 3°> 


3»> 39- "9 


12, 14. 


"3 




39- 


207. 211 


14. 


121. 129 




3 r - 


189 


14-18. 


130 




32. 


65. 176. 196 


16-19, 


144 




33- 


189. 213 


17-19. 


215 




33.34- 


213. 227 


18-21. 


20I 




34- 


188. 189. 200 


4- 


IJI 




34> 3J- 


213 


i<$, 18. 


155 




3* 


189. 249 


21. 


*19 


! Rr 


?■ 


60. 17% 
IX. 



HmfL 
IX. 



X. 



XI. 



XII. 

XIV. 

XV. 
XVI. 



BLADWYZER 

Vers Bind rtoofd, 

71. 108 EERSTE 



IQ<5. 



11. 
11, i<?. 
11, 18. 

13. 1*. 

13, 18, 22. 
US. 

17- n< s 
18, 21. 
i 9 . 

21. 

11-23! 

30-32. 

3- 
4- 
5- 

5-9- 
5>, 10. 
14. 

14. L 7- 
*7- 
3- 
5. 
5. 
29. 

3 3> 34- 
3 <5. 

1. 

2. 

7, 8, 
8. 
9- 

^7, 
23. 

4- 

it. 

1. 

17- 
z6„ 



1. 81 



114. 
5- 

io<J. 



5- 



164. 



io5 
81 

79 

80 

77 

100 

4« 
208 

73 

79 
215 

2l5 

i<?5 

"4 
1 54 

M a 

20<S 
207 
152 

77 

53 
209 

73 
7.91 

4. 27 

45- 4? 
2 59 > 

258 

*95 
188 

223 

21. 22 
52 

M9 
265. ,265 

40 



79- 



L 



II.. 



UL 



tv.. 



VI 



VII. 



IX.. 



XL 



30. 

201, 



12. 



DER 

Vers 

AAH BEN 

REN. 

2. 

12. 

*9> 

30. 

2; ' 

7- 

7-I4> 

8. 
10. 

IT, 

r 4- 

if- 

5- 

16. 

1 5, 17. 

I. 27; 

& 

11. 

12. 

13. 

11. 

12. 

20. 

I4. 

23. 

M, 

5- 

7> i> 
14. 
11. 

**• 
1 5. 

21. 

?'• 

1. 

h 



Stad 
KORlNTEr 



22. 



H9 


*S3 


216" 


213. 219.22a 


151 


2.72.74. 


*59 


4- l 7$ 


6^.67 


*7 


20. 132. m 


20. 25. 27 


259 


67. 67 


6 7 


159.255.161 


i(S 


264. 2(fj 


i<S$ 


255. 2<Jj 



213. 



2 6. 



222. 232 
2<Jl 
I47. 198* 

23a 

25a. 263 
16" 

255 

2 57 
l5o. 161 

22 

25 

237. 239. 

H? 

223; 

123 

J2X 



H. SCHRIVTUURPLAAT2EN. 



ffnfd. 


Vers 




Bind, 


■HtM. 


Vers 


•'•"JMrtf. 


XI, 


20. 


237. 


238 II. 


6,7- 


stff 




*j. 


. *l? 


239 


III. 


V : 


99. 13 j 


■ - 


23,25, 




*37 




6,9* 


158 


■^ 


24,25. 


<J2, 


i<Jo 




13-itf, 


l<$ 




24,25. 


238.238 


.239 




*7- 


221 




2<y. 


l<Jl. 23,8 


239 




18. 


247 




27-29. 




161 


IV. 


1. 


•2 5 5 




*8. 




237 




2. 


25 


xs. 


?• 


«- 


6 9 




*. 3* 


«* 




4-n. 




67 




5- 


a Sl 




4> **> l 


3- 


66 




6. 


212 




ir. 




6? 




*3- 


M5 




*}• 


230. 233, 


235. 




16. 


2IO 






235. 


238 




17, 18.. 


H7 




13,14,20,25,27. 


249 


V. 


1. 


147. 2-47 




28. 


23 


258 




i-8. 


244 




29. 




M3 




7- 


3- 3 


XIH. 


8. 




H7 




8. 


243.. 244 


/ 


12.. 




247 




14. 


2S3 


XIV. 


1 6. 




260 




10. 


245. 247 


- • 


34- 




2<Ji 




M- 


200. 203 




40. 




2<?I 




15, 21,. 


'97 


XV. 






M5 




17. 


208. 222 




3. 4- 




190 




18. 


19^. 




4- 




192 




19. 


21 3 




13. • 




28 




19, 21.. 


r8o. 198. 192 




21. 




273 




21. 


219. zzo 




22. 




121 


VL 


13- ■ 


?7 




22, 2.6. 




"3 




14. 


50 




2<S. 




246 




1.4, tj; 


139 




40-44. 




247 




1.8. 


54 




4*. 53. 


H- 


247 


V1L. 


1, 


T39. 223 




s-i- 




i?9 




IO. 


150 




55-57- 




192 


IX. 


13. 


104.153: 


WEEDEN aan 


DEN KORIN- 


x; ■ 


4' 


2(?4 




TEREN* 






5- 


27 


L 


1.8. 




48 


XI, 


5- 


253 




». 


4 


228 


Rr 


8. 

2> 


aj8. i#T 
XK 



BLADWYZ.ER DER 



ffytfti. 


Vers 


*/W 


Htofd. 


Vers 


JR/*f 


m. 


*h 


iztf 


VI. 


16. 


10. if 


{ : 


11, ij. 


r f 8 


Aaw 


den EFEZEREN. 




xj, 14. 


126 


I. 


3-5- 


77 


XII. 


z. 


in 




4- 


72. 79 




*»4 


III. 121. 247 




?• 


421 




2, 3, 4< 
den GAL^ 


8$ 




$• 1 1. 


74 


Aan 


VTEREN. 




6. 


9-7* 


L 


8,9. 


iS 




7> 


196: 198. 214 


& 


4- 


2 JO 




9-1 1 • 


74 




■6,7. 


itj 


• 


10. 


I6<f 




7>8,9- 


254 




li. -55.71. 74.82.5,5 




?• 


*53 




12. 


7\ 




16. 


215. 219 




*3- 


227. 2*8 




20. 


196". 223 




15. 


220 


fit 


8,9. 


161 




18. 


20 




10. 


137. i<J8 




19. 


33. 207 




10, 12. 


hi 




19, 20. 


6 7 




10, 13. 


198 




*0. 


191. 194 




12. 


112 




20, 21. 


194 




*3- 


198. 241 




£2. 


188 




*5- 


17. 103.238 


II. 


I. 


123 




16. 


175 




*>5- 


*34 




17. 


167 




I, J, <?. 


tog 




19. 


1 58 




3- 


129 




24. 


itfj 




2. 


53- 155 




*7- 


*35 




9,10. 


Zi6 


tv. 


1. 


221 




10. 


208 




1-14. 


16% 




12-17. 


47 




4- 


171 




14, IJ. 


169 




4>S* 


I98.2OI 




17. 


t8o. 199 




f. 


201 




18, 


66 




<J. 


€ 5. 6-?.<jS 




«o. 


14.251 




8, 


33- 3* 


III. 


11. 


74 


, 


24. 


2 4 




12* 


221. 229 


,, 


2<f. 


l6"<f.. «2l 




1 6-. 


66 


Vi 


12. 


*^4 




* 7- 


ti 9 




19, *I. 


«tf 


IV. 


4- 


tftf 


yi- -V 


*•. 


2J8 




*• 


2j<? 

IV, 





H. SC 


HRIVTUi 


I/oofd, 


Vers 


Blad 


IV. 


10. 


,192. 193 




ii. 


2 53 




II, 12. 


24. 256. 2<fo 




14. 


8 




18. 


123 




19. 


*35 




22-24. 


210 




23,24. 


131. 223 




24. 


117 




30. 


227. 228. 228 


V. 


1 


187. 198 




10. 


45. 48 




18. 


2<?I 




23. 


25O 




25. 


202. 233 




16. . 


222. 25I 




2 7- 


222. 250 


VI. 


11. 


8 




12. 


M9 


Aan 


den FILIPPENZEREN. 


L 


1. 


259 




5. 


2O7. 225. 227 




23. 


243. 244 


II. 


5. 


38. (Jo 




5, 7. 


I74 




7- 


174 




7-H. 


189 




8. 


201 




9- 


I47.219 




10. 


6i 




10, 11. 


176 




12, 13. 


6 




13. 


95. 99. 207 


ffl. 


8,9. 


202. 219. 220 




9- 


io5. 114. 215 




12. 


2,07. 225 




21. 


190. 191. 247 


IV. 


7- 


2.14 



Hoofd. 


Vers 


Blad 


IV. 


i5. 


258 


Aan den 


KOLLOSSENZEREN. 


r. 


14. 


198 




14, 20. 


20a 




16. 


61 




16, 17. 


85 




17- 


34. 61. 93 




19, 22. 


199 




20. 


214 




20, 21. 


180 


11. 


3- 


176 




8. . 


4. 17. 275 




9- 33- 


88. 5o. 5o. 174 




8,9. 


201 




9> H- 


200 




11, 12. 


231 




J 3- 


199 




14. 


158 




15-17. 


252 




16. 


1 58 




i5, 19. 


25 




17- 


!5J 




18, 20. 


253 




18-23. 


252 




20-23. 


253 




2 3- 


223 


in. 


10. 117 


. I3I. 2IO. 223 




*3- 


I99 




1 5. 


21. 25l 


EERSTE 


AAN DEN 


THESSALO- 


NISENZEREN., 


IV. 


4- 


224 




17. 


247 


V. 


9- 


75.80 




11. 


25l 




21. 


*ft 




23. 


7. 132. 22a 


. $ f 




TWEE- 



BLADWYZER 

Hoofi. Vers Blad 

TWEEDE aan den THESSA- 

LONISINZEREN. 
h 



II. 



III. 



t 



11 



nil 



W: 



I. 




248 


a. 




50 


6 l7 . 




245 


7- 




U 


2. 




M) 


3- 




255 


3>4- 




»55 


4< 




251 


4-10. 




*JT 


IX, izl 




141 


%•• 




4 


t> 




227 


14, 15. 




264. 2<5'5 


15.' 




2<^v 


aan TIMOTHEUS. 


5.. 




2-3 


it. 




45, 


12. 




I ? tf 


17. 


39 ; 4°- 4° 


JO. 




16 y 


4* 




*9 


5- 


175. 


175, l8 ° 


f,6. 


179. 


180. 198 


6. 


j 47. 


I97. ZOy 


is. 




z6-u 


14., 




ICI 


-4- 




117 


2".. 




2:5<?. 260 


s. 




2 59 


JO.. 




2 55 


15. 




15: 248 


16. 59 


.15^. 


174.174. 
18 5 - 


^3- 




*$<$■ 


2. 




*-3S- 


»4t 




*5-7 



v. 



VI. 



D E R 

Vers 
9, 
9, 10. 

2t. 
17. 

17, 18. 
X2. 



Blad 
92 

M9 

7* 

258-259. 260, 

25a. 

249 

TWEEDE aan TIMOTHEUS. 



I. 



Ill 



III. 



IV. 



Ii 



Hi 



III; 



6. 

?• 

12. 

1 j. 

J * 
19. 

25, 

14 i6t 

.15 

1 5. 

7,8. 

Aan TITUS. 

1. 



257- 

72. 77- 79 
152. 229, 

3 

50 

79 79 

*55 
itf 

20. 21 

5> ii. 12 

239. 249 



4 8. 9 

48- 

2j£. 2(?0- 
2 5ST 
25^ 
2 <>0 

IJ.I. I29. 
25l 



?• 

5> 7- 
5. 

9- 

15, 

i>io. 15.. 

n, 12. 

i v 

14. 

5> 2 09 j 2 -id; 

9-1 1. 

10. 264. z6y Z6^\ 

10, 11. 265, 

Aan de HEBREERS. 

■2. 34. 146 

V3? 93 

I. 



6 

Go 

196 

261 



H. SCHRiyTUURPLAATZEN. 



Hoofl 


Vers 




Blad 


Hoofd. 


Vers 




J?/^ 


I 


3- 


34. 5i, 


(f1.5j.93. 


IX. 


7- 




185 






18.7 


194. 198 




9- 




I97. 252- 




5. 




61. 176 




11. 




149 




IO. 




61 




12. 




184. 187 




v x 4- 




85. 87 




12- 


t 4 . 


198 


11. 


3- 




155. 1 8t 




14. 




148. i85 




5- 




168 




*4» 


*5- 


2 25 




7,8. 




194 




■1$. 




158. 179. 202 




9- 




190 




M» 


1 5. 


H5 




IO. 


34- 


I&5. 197 




r 5- 


'7- 


147 




IO-I 


3- 


221 




M» 


2 5> 


2-5. 1 5j 




14. 




192. 245 




1 5, 




103 




14, i 


7- 


179 




12, 


*3> 


14. 198 




if. 




i58. 159 




22, 


~3> 


28. 198 


III. 


1. 


104. 


153- 158 




24. 




188 




4- 




-248 




M- 




181 




11. 




8 




M> 


28. 


187 


IV. 


13. 




43 




25. 




i85. 241 




14. 




187 




28, 




240 




i5. 




154. 221 


X. 


I. 




1 5 ? 


V. 


1. 




i85 




!-3 




158 




4- 




205 




5- 




184. 173. 174 




9- 




247 




7-10. 


240 


VI. 


4> 5f- 




i 3 5 




11. 




1 85 




4 -5. 




7 




12. 




187. 187. 195 




11. 




1^3. 229 




14. 




187. 198. 199. 




17- 




73-79 








202. 241. 244 




17) 1 


8. 


155 




17* 




244 


VII. 


22. 




148 




18. 




\6y 




22. 




158. 180 




22. 




153. 229 




14. 




241 




25. 




248 




25. 


34**7<* 


175. 187. 
201 




25. 

35- 




ij5 
I* 


VIII. 


4- 




187. 239 


XI. 


3- 




8 3 




5. 




147. 158 


- 


5. 




3.4.223 




3,9, 


10. 


203 




7- 




154 




9- 




253 




10. 




85 


IX. , 


7- 




185 


sc 


T 3" 


1 5. 


1 * s 4 

■x! 



Haofd. 

XI.- 

XII. 



BLADWYZER DER 



XIII. 



Vets 

i5. 

14. 

22, 

!?• 

24. 

8. 

*7- 
20. 



23. 



Blad 
i5j 

p. 224 

249 

i55. 248 

158. 180 

252 

*45 



De BRIEV van JAKOB 



II. 



III. 
IV. 

V. 



17. 
18. 

25, 27. 

1. 

2 - 

9- 

10. 
2. ■ 
17. 
10, 11. 



39-99 

210 
8 

2 57 
248 

2 53 
no. 137 

224 

125 

22 



EERTSE BRIEV van PETRUS. 

254 
231 



I. 



19.. 



H. 



ju< 



1. 

2. 

5- 

IO-I2 r 
12. 

18, 

19- 

20. 

2. 
8. 

9- 

21. 

22. 
24. 
I, 



209. 
189. 225. 



4. 17 



III. 



IV. 



V. 



Vers 

4- 

*5- 

19. 

20. 
21. 

1. 

10, 

19. 

1-2 

2. 

2 



?■ 



BldA 
210 

152 

243 

34.105.105.15r. 

2 33-M5 

189 

ir. 25l 

9i 

2 59 

259 

a5. 253 



173. i85, 



229 

, 250J 

H4 
85! 

49 1 II 

198' 

147 

74 

2IO 

*7 

7) 
205 III. 
ii 

223 
198 
224 



TWEEDE BRIEV van PE 
TRUS. 
I. 10. 

*9- 

20. 

4- 
19. 

20. 
JOHANNES EERSTE BRIEV. 



II, 



224 

*9 

25 

•80 

x 34 

222, 



*5 



5 

7- 
8. 

9- 
1. 

1,2 

2. 

5- 
5. 

19- 

21. 
I. 

2. 

4* 

5- 

20. 



7- 50 

I98. I99. 2IO. 2J-2 

224 

I8S 



[8. 198 



150. 
199. 



18 



200 

.223 

2JO 
221 

*47 
125 

250 

? Z 
Hlv 



H. % SCHKTVTUURPLAATZEN. 



Uoefd, 


Vers Bind 


Hoofd. 


Vers 


. £/4l 


w. 


*I> 22. 165 


V. 


11. 


86 




*3- 3 


VII. 


9> 10. 


24? 




*4« 154 


XI. 


8. 


255 


IV. 


*• " . 25 


Xlf. 


6. 


251 


v. 


6. .*io 




9> *4' 


249 




7- 57- 57- 57^5- 68 




9- 


116 




10". 229 




14. 


255 




20. 60. 69 


XIII. 




*55 


TWEEDE 


BRIEV JOHANNES. 




8. 


80 




10. 264, 265. 265 




11. 


255 


De BRIEV van JUDAS. 




12. 


255 




'• l Z 


XIV. 


*3- 


243. 244 




*. 7^. 80 


XVII. 


3>4. 


255 




6. 76. 80. 87 




11. 


2.55 


JOHANNES OPENBAAR1NG. 




14- 


207 


I. 


4> 5« 6 7 


XIX. 


10. 


87 




7. 194 




n- 


2 




8. 60. 6t 




16. 


35 




8-1 1- 40 


XX. 


2. 


126 


II. 


7. HI. 112. 121. 112 


XXL 


8. 


142 




17. 249 


xxu. 


2. 


122 




23. 61 




11. 


»39 


IV. 


8. 54 




13. . ' 


49 




11. 45. 54. 83. 84 .9 x -93 




19. 


79 



AANGEHAALDE SCHRIVTUURPLAATZEN 

In dit 

KORTBONDIG OPSTEL 

Waar uyt de Tegenftreveren hunne tegenwerpcn ontleenen* 



UYT HET OUDE TESTA.MENT. 



Hoofd, Vers 

SCHEPPINGBOEK. 

I, 2. 
26. 

II, 2. 
25- 



BUd 


Hoofd. 


Fot 




III. 


it. 


8? 




19. 


117 


IV. 


7> 


88 


VI. 


6. 


«8 


IX, 


6. 



Sf 3 



£kd 
118 
113 

32 

73 

117 

XL 



XI. 

XIV. 

XV. 

XVII. 

•XVI u. 

XIX. 

XXH. 

xlvi. 
xnx. 



Hwjd. 



BLAPWYZER DER 

Vm BUd 

$. ' 7% 

1 8, 19* 24 1 

J. 2«6 

7. 184 

■*4« -2J4 

I, 13, 14. 3 6 



1. j 6 

*■• 44 

26. 8ii 

i-6. 8 j 

UYT TOGTBOEK. 
XVII. i*. 3 6 

XX. 12. 94 

XXXII. ,2. 79. «7 

HfeT BOEK der TELLIN.GKN. 
X» JS> 36. 36 

XIV. 42. ax 

XXI H. 18 

JWEUTERONOMIUM. of ander 

WETBOEK. 
V. 5- j8i 

VI 2?. 2i 7 

XXIII. 12-14. 4i 

xxiy. i}. Z i 7 

XxX. 15. 1^2 

XX XI. 29. iiz 

JOSUA. 
X. 1?. 18 

MET EERSTfc BOEK SAMUELS. 

XXVU1. u. ,67 

HEX EERSTE BOEK dsr KO- 

NINGEN. 

XIV. 19. 8 

XV. 5- 225 
XIX. 11, it. 41 

HET EERSTE BOEK der 

CHRONYKEN of TYD- 

BOEK EN. 

XXIX. 29. .18 

HEX TWE.EDE der TYDBOL- 

XEN. 

IX- 29. 48 

XV. 7. 2l 5 

HET BOEK ESTHER. 

IX» 19-21. 17 



Vm BIaA 

HET BQEX JOBS. 

XLll. 8. \% x 

H£T BOSK DER SNAARLL 

DEREN. 

VI. 6. 244 

XIV I. , 

XXII. 7. I7 J 

xxx. io! 89 

XXXIX. 14. 89. 244 

LV. 24. ^ 

LXU. ij. 217 
LXIX. 29. 79. 247 

EXXXVIU.12. 89 

<-XV. I 7 . y g 

CXIX. ,8. 20 

PREDIKER. 

HI- 18, 19. 89 

|V '9- i4i 

iA - 1. 230 

JESAIAS. 

if- i-J. 17 

v - 3- 27 

3>4« 2o ? 

VII. 9. , 52 

IX. 6. 18 

XI. 6-9. v 171 
XIX. zu a+t 
XXVI. i 4 . 246 
XXXVIIL 1, ?. 94. 

18. 89 

XL. 10. 216 

JEREM1AS. 

XXIII. 6. ,8 

xxxin. 18. 241 

EZECHIEL. 

XII. 2. tog 
XVIII. 20. tjq 

26. 22,7 

XLVin. „. ,5 

DANIEL. 
XII. 2 244. 246 

JONA. 

IV. it. . i JO 

ZACHA- 



'JIoo/l 
JX, 

I. 

IV. 



h, schrivtuurplaatzen: 



Vers 

Zacharjas. 
ma'leachi. 

5- 



BMlHwfd. 



166 

141 

172 



Sid 



Vers 

SYRACH. 

XVI. 15. », 7 

EERSTE BOEK der MAC«A- 

BEERS. 
IV. 19. 17- 



SCHRIVTUURPLAATZEN. 
UYT'HET NIWE TESTAMENT. 



tkofd. 


Vm- 


fiW 


Hoofd. 


Vrs 


K*f 




MATTHEUS* 




XX VIII. 


19. 


2}2 


IL 


18. 


89 




20. 


l?3 


III. 


11. 


2; 6 




MARKUS* 




V. 


2. 


4« 


XII. 


34- 


212 




it. 


217 




fcUKAS. 






14. 


25 » 


I; 


6. 


2^5 




22. 


*37 




3f- 


64. 66 




25, 25., 


2+? 




77- 


165 




27 <-ru.. 


182 I Hi 


36. 


r6 


Vlt; 


'3' 


, 43 VI. 


32, jj. 


13* 


X, 


2. 


254 1 w 


41. 


i ? 3 




8. 


25 3 VIL 


*& 


208 




28* 


i-H XII. 


59* 


M8 


xr. 


13, 


22 XIV. 


14. 


24* 


XII. 


32. 


245 XX. 


35. 


i»3 


XVI. 


i3. 


16 


h*. 


247 




|8) 19*- 


2 ,.j xxiv. 


to. 


238 




24. 


»*.J . 


JOHANMESV 






27. 


217 l * 


3> «o. 


B* 


XVIII. 


>7- 


I * li ... 


14, 


176- 


XIX 


1 7, cnz. 


218 lit 


5- 


*-?4 2jf 


XX. 


2f 


62! . 


J*. 


166. 1^ 


XXIL 


43 > +f 


37 'I 


16. 


78. ZO} 


XXIII. 


2, $.. 


26 , y._ 


2i. ?7i 


62 




24' 


Mi 


VJU 


50-5 6v 


240 


XXV. 


17- 
28. 


2,j3 
22 




62. 


2#8 

1% 




34' 35- 


2a», 


viri. 


3S. 


1% 


XXVI. 


26. 


240 i IX. 


J. 


, 3 1 ' 


XXVII. 


9' 


j6 2 






k 



JJoofd. 


Vers 


x. 


3>> J 6. 


XII. 


44. • 


XIII. 


34. 


XIV. 


28. 


XVI. 


12. 




J 3» 


XVII. 


3- 


XXI. 


2T. 


HANDELINGEN der 




LEN. 



BLADW Y 

6+ 
62 

182 
62 

17 

26 

6? 

2*4 

APOSTE- 



ZER DER 

Hoofd. Vers . ski 

EERSTE aan den KORINTE- 

REN. 

»7» 



I. 
II. 



VH. 
VIII. 

X. 



XIII. 

XIX. 

XX 

XXII. 

PAULUS 

I. 

II. 



IV. 
VIII. 

IX. 

X. 

XI. 

XII- 
XIII. 

XIV. 
XVI. 



8. 

24. 

41. 

42. 

jo, 3 1. 
38. 
+> 3 r - 

2, 3, 4- 
34> 35- 
34- 
14, 15, 16 

3*> 33- 
4) 5. 
28. 
16. 
BRIEV 
MYNEN. 
19. 20. 
5.6,7. 
11. 
14. 

i4> 15- 
3> 5. 
3- 
29. 

3* 

4- 

32. 

1. 

1. 

I* 

25- 



66 

236 

. 238 

208 

20 

261 

212 

5 

78. 217 
26l 



226 

259 

294 

AAN DEN RO- 



5 

217 

217 

5 
132 

220 

> 74 

78 
227 

22 
203 

27 

265 

203. 227 



L 

II. 
III. 



12, IJ. 
14. 



J65 



V. 

VI. 

VII. 

VIII. 

IX. 

XIII. 

XIV. 

XV. 



III. 

II1I. 

v. 

X. 
XI. 

II. 
III. 

V. 
VI. 



II. 

IV. 

V. 

II 



235 

1J2 
2i7 
245 
2J7 

li l 
18 

247 

16 

132 

63 

262 

96 

217 
230 
152 

260 

66 

247 



15. 

9. 

*?• 

25) 26. 

37- 

4-6. 

if. 

9- 

17. • ' 

27. 

2. 

26. 

32. 

TWEEDE aan den KORINTE 

REN. 

6. 12 

17- 2t8 

i?- 203 

J 9- 20 j 

5. 152 
12, 13. 258 

Aan den GALATEREN. 

6. 217 
19. 181 
2?. 165 
17- 66 
5- 130 
7> 8* 217 
8. 218 

Aan den EFEZEREN. 

3. 225 

6. 6$ 

26. 234 

Aan den FILIPPENSSEN. 

6, 8. 174 

8, 9. 202 

II. 



\ 



Hoop. 

11. 



H., SCHRIVTUURPLAATZEN. 

Vers BUd 



10. 14-$ 

12. izo 
Aan den KOLOSSSNSSEN. 

II. 8. 4 

9. 178 

13. 199 

in. 13. 199 

IV. 16. 18 

TWEEDE aan den THESSALO- 

NISENSSEN. 



I. 
II. 



4-7, 

5' 
2, 3. 

4- 
15 



217 

2l8 
*55 

17 



Hoofd. 
XI. 



xu, 

XIII. 



Vtrs 
6. 

39> 4°- 
39- 
2. 
*6. 



3.78 
165 
166 
202 
217 



EERSTE aan TIMOTHEUS. 

II. 4. 78* 79» *°3 
5- 63 
6. 203 

III. 15. 2$ I 

IV. 8. 218 

V. 22. *6o 
TWEEDE aan TIMOTHEUS. 



I. 

IV. 

I. 

III. 

H- 

IV. 
VI. 



vir. 
yiij. 



IX. 

x. 



12. 217 

7> 8« 217 

Aan TITUS. 
$. 160 

5. 234 

Aan de HEBRERRS. 
5- 



9- 
14. 

5.6. 

10. 

20. 

26. 

4. 

6. 

8. 
1. 
1. 



165 

203 

187 
227 
217 
166 
187 
187 
165 
22 
165. 166 
165 
152 



DE BR1EV van JAKOB. 

I. 12. 217 

15. 13* 

25. 218 

II. 5. 78 
21, 24. 21$ 

III. 9. 117 
EERSTE BRIEV vaU PETRUS. 

I. 21. 6t 

II. 21* 199 

III. 19. 166 

IV. 12. £94 
TWEEDE BRIEV van PETRUS. 

I. 20. t& 

II. i» 203 

III. 9. 81 

EERSTE BRIEV van JOHAN- 

NES. 
II. 2. 20J 

HI. 9. 225 

V. 27. 12 
16. 137 

JOHANNES OPENBAR1NG. 
I. 

II. 

III. 

VII. 

XI. 

XII. 

XIII. 

XIV. 

XX. 

XXII. 



4- 


66 


20. 


260 


I> I2> l8. 


260 


IO, 


217 


4- 


218 


14. 15. 


218 


8. 


Z55 


i4. 


255 




2J5 


ij. 


*44 


14. 


»4I 


12. 


218 


39- 


'79- M7- 



Tt 



BLAD- 



BLADWYZER 



D E R 



Z A A K E N 

In be GEOPENBAARDE 

GODGELEERDHYD. 



A. 

AAndoeningen van Gods Wille. 
-■■-■-■ der wed«rgeboorte. 

211. 

Aangeboore Godgeleerdhyd en deszelvs 
aanwez.en. 3 . 

- - - is ongenogxjiam ter z.a- 

tighyd. ' 4. 

- - - koomt overeen met de ge- 
penbaarde Godgeleerdhyd. 4. 

2ZO. 

- deez.es gevrogts , en oor- 

z.aak. 221. 

- - - uytbeelding. 226. 

Jtanfiellen van Hardors en Leeraars. 

M7- 
Aanwezjen der Engelen. 8j. 

- - - menffelyke zjlen. 242. 

Adams val en desxjelvs gevolg. 127. 

Afbeeldige Godgeleerdhyd. 2. 

Afezjs en Parents onderfchyding.107. 



jiannemina tot kinderen, 



Afgodery. 271, 

Afhanglykhyd der fchepz.elen in hm 

aanayn , worden , enwerken.yz. 

275. 
Afhanglykhyd van des H. Sehrivts 

gez-ag. 14. 

Aflaat ofvryfpraak. 268. 

Algemeene genade. -77> 

- - Gods-dienfi. 2 8?. 
Algemeen Verbbnds ivovrds oor- 

fpronglykhyd. 102. 

Algenogzaamhyd Gods: 28. 

- - - - der H. Schrivtunr. 

l 3- 
Alomtegenwoordighyd Gods. 41. 

Ampten van Chriflits. 181. 

Antichrifiendom. zo6. 272,., 

Avondmaal des Heeren. z 3 j» 



B. 



B 



Armhertighyd Gods'. y j," 

Bedeeling der genade waarom 

[poor* 



BLADWYZER 

fpaarz.amer in het O. T. 167. 169. 
Beding , ivat. 103. 105. 

- - des genaden verbonds. 147. 

150. 
Bedryging van 't Werkverbond. 112. 
Bedryven in de Kerk waar te-nemen. 

260. 
Bedrog des Duyvels. iz6. 

Beeld Gods. 115. 

Beelden invoering. 271. 

Begeerlykhjd de wortel van alle kwaad. 

128. 133. 
Bekeermg en geloov. 1 5 <?. 

Bekeering of weder wys wording. 

150. zo6. 
Bekwaamheden des Afiddelaars; 172. 
Beloovde koomft des Middelaars. 3 . 
Belovten der zaligbyd verfchyden. 16 z. 

- bedekt onder ft dekz.el der 
Wet. 167. 

- - bekent onder het O. T. 1 6] . 

- toegepaft. 204. 
•_ - vervult. 195. 

Belovten des algemeen verbonds. i 04. 

- - - genade verbonds. 1 44. 

- - - werk verbonds. 11 1 . ' 
Bepaaling des gevrogts van Chriftus 

voldoening. T-97- 

Befchryving der aanneminge tot kin- 

Aeren. 220. 

"Refluyt Gods wat. 70. 

•i - is eene doening di God xjdv 
is. 71. 

- - der bez,onderz.oorten of van 
uytvoering. 7 t . 

- - toelaatende ofwerkend-e.jz. 

- - van verkizing , is of van 
Engelen. 75. 

« I. - _ of van menjfen. 76. 



der ZAAKEN. 

: - - - - deez.es ygenfchappen 
en zyn bez.ondefhyd. 78. 

- - eeuwighyd, onveranderlyk- 
hyd, en zjekerhyd van voorwer- 

. pen. 79. 

- - van verwerping , van En- 
gelen ofmenffen. £0. 

Bejluyts algemeene uytbeelding. 70. 

- - eewighyd. 72. 

- - onveranderlykbyd. 79. 

- - vryhyd , wyshyd en uytge- 
flrekthyd. 73. 

- - ynde , is d? betooning van 
Gods eere, 76. 8r. 

Befpigelende Godgeteerdhyd. 3 . 6. 
Befprenging. 231. 

Befluur Gods. 82. 

Befluur .ofbewind der Kerke. 252. 
Beflurende iville Gods. 48. 

Betekenis van den naam Jehova. 36'. 
Betragtende Gedgeleerdhyd, 3 . 6. 
Betrekking van den menstotGod.101. 
Bevejiiging des genade verbonds. 1^7. 
Bevryding van der aonde fchuld en 

fmet. 204. 

- - - - ftraf. 20J. 
Bew oaring of behouding. 20 J. 

Bewaaring voor afval. 22 J. 

Bew oaring der H. Schrivt uur, 1 2. 
Biffchop moet de vergeving toefiem- 

men. ^9- 

Bygelo ovighyd. 271. 

Byjpraakij>e z.in der H. Schrivt.. 2 3 . 
Byv oegz.els der Heyligmaahng. 224. 
Bondtekenenynde. \6\. 

Boom des levens. 1 2 1 . 122. 

Borgtogt des Zaons. 148. 

Breedbyd der H. Schrivt tot de minfe 

Jpreuke tegen-de Soanianeu, ij. 
Tt 2 * - tot 



BLADWYZER 

- - - tot ati.es toe. 16. 

J&uytengewoone ofovernatuurfyke God- 

geleerdhyd. 5. 



CHriflus ampten. 
- - begrav'mg. 

- - -. borgwo, 

- - - ^dood. 
-mm geboorte. 



181. 
190. 
197. 
189. 
171. 



- getrowhyd in 't Midde- 
laarampt. 1 89. 

"_ _ _ gezagin't Xfilve. 179. 

- - - Gvdhyd. 59. 

- - - Hemelvaart. 193. 
_ _ _ 't hoofd der Kerhe. 252. 
_ _ _ Koninglykampt. 188. 

- - - Lyden. 189. 

- - - Menshyd. 173. 
_ _ _ JSfederdaling ter Hellen. 

190. 

- - - Ontvangenis. 178. 

- - - Opftanding. 190. 
_ - _ Priefierampt. i8<f. 
_ _ _ Profetisampt. 181 

- - - Jftw* w# verhooging. 

190. 
_ vernederin^. 

189. 

» - - fterven voor di verloren 

gaan. *77- 

- - - tweewezjensvereeniging. 

174. 

'• » - derzjelver mededee- 

lingderlievdegaven. 176.1%^. 

p. ygen fpreek- 

■ wyzjen. 177 

t * *■ 5 wjzjsenoor- 



der ZAAKEN. 

«d. 174^ 

- - - voldoening. 19*. 

deezjes ynde en oor- 

zjiaken. 195. 

- volhyd.199, 

- - isnoodz.aaklyk.197, 

voljirekt en daade- 

lyk. zoo. 

•W7# <fe Socinimen 

gelochent. 2 84. 

Chriflusverdienfie. 200. 

tf/fee« f os)' <fe ujtver- 

korenen, 202. 

deszjelvs ynde , oorzaak 

enivaarhyd. 201. 

- sittw fc?r r^r ^W. 194, 

EK 

D./W «/«• Schepping. 82." 

Daadelyke z.onden. 124. 134.' 
Deelen der Godsdienfi. 

- des genade ver bonds. 1 5 <f .' 

w<?r& verbonds. 107. 

- «fer //. Scbrivt. 10. 
Diakenen. 2 59. 
Dinaaren der Kerk. 2 $<SL 
Dw». 288. 
Doeningen der regtveerdiging. 2 14J 
J)ooa! mw Adam met ygen , waare 

hy in regthyd gebleven. 1 12J 

Doop , ivat. 2 2 0.' 

Poor wf «fe regelmaatige boeken be-* 

fchreven zyn. 11J 

Dri-eenhyd. $<f.' 

- ■zwz «fe Socinianen ontkentji%^. 

- deszjelvs Leere is noodaaaklyk. 

6 9 . 
Dubbelzjtimghyd der reepingK 106. 



BLADWYZER der ZAAKEN. 



Duyvels bedrog. 126. 

- verzoeking, li< >- 

Dwaaling van Neflor en Eutichus. 

*71- 



EEnhyd des Goddefyken wezjens. y 7 
Eerfoorxjaak der verwerp'mg. 80 

Eewighyd des bejluyts. 72 

- - Gods. 40 
Egte deelen der H. Sehrivt. 10 
Eyjfingen des werkverbonds. 107 
Engelen aanwez.en. 85 

- getal menigvuldig. %6, 

- ynde. 87 

- fchepping. 26. 

- float. 87 

- toeygeningen en wezen, 85, 
Enkelhyd van God. 39 
Erv zjonde^ 1 29 
Eucharifiia , een dankoffer. 241 
Eutichus dwaaling.. 175 



GEbruyk van rede in de Schriv- 
tuur. 27. 

- - is dienflbaar. 28. 

- - van 't Paradys. 121. 

- - - den boom des levens.izz. 
Oeefts , Godhyd. 6^.67. 

- - - onlangs in twyfel getrok- 

ken. 66. 

- - merhekening onderfclnding.6%. 

. - - Perzoonlykhyd. 6<y. 

Gdoov , wat. 151. 152. 

- eyfi kerinifie , tcefemming.i ^2. 
► en vertrouwen. 153. 



Geloov en bekeering. 152. 153. 1^6. 

Geloovs werktuygig gebruyk. 219. 

Geluk word van God bejluurt. 97. 

Genade Gods. 52, 

Genades Jpaarzaamer bedeeling in'tO. 

Tefl. 167. 16$. 

Genadeverbonds belovten. 144. 

beding. 147. 150. 

daad- van onderhandeling. 

156. 

deelen. 1^$. 

- gefaading of beveftiging. 

157- 

groddflag. 145. 

-r ynde der bondtekenen. 161. 
Middelaar. 157. 169, 
openbaaring of opregting. 

tekenen en zjegeleir.x^ 9.160 

verband tujfen voldoening 

en verwerving. 1 4<J,_ 1 47. 

uytbeelding. 142. 

Geopenbaarde Godgeleerdhyd is ge- 

woon of ongewoon. <, 

of noodz/uiklyk. 6. 

Geregtighyd Gods , algemeen of be- 

z,onaer. o. 

Geregtighyd is tweederlye. 106. 

Geftaading eenes verbonds. 10?. 

Gevallige dingen warden van Gad be- 

fiuurt. 97. 

Gevolgen der Schepping. pi. 

zonde. 127. 

Gevregt der aanneminge tot kinderen. 

Heyligmaaking, 222, 

Roeping. 206". 

Schepping. 8j. 

Twee wezjens vereemging 

in Chriftus. 1 76, 

T t 3 ~ Ver« 



22 9 - 

14. 



BLADWYZER 

Verz,egeling. 
Gezag der Oversetting. 
H. Schr'tvt. 
Gnojliken geyoelen. 

God als 't hooqjle goed. 31. 

• — betaamelykhyd , en Godly khyd 

der H. Schrrvt. 1 3 

Godhyd des Vaders. 58 

Zoom. 59- 

H. Geejles. 65. 67. 

Godgeleerdhyd der vereenning. 2 . 

wandelaar of Reyz.i- 

gers of des geloovs. 3. 

- . xjning of aanfchou- 

iving. . ' 3. 

Godgekerdhjds aamvezjen. 3 . 

ynde. 7. 

onderfchyding van an- 

dere weetenfchappen. 2. 

oorfprongswoord. 1. 

- - overeenkoomfi met de 

geopenbaarde waarbyd. 4. 

verfchydene verdeelin- 

gen. 2. 3. 

uytbeelding. 2. 

Godsdlenfi deelen. 8. 

merken. 9 

- - tffltfw. 7. 

- - uytbeelding. 8. 
GW* Algenogzjiamhyd. 3^- 

- Alomtegenwoordighyd. 41. 

- Barmhertighyd, 53 

- 2fe*W. 115 

- - deszjelvs onveranderlykhyd. 

- Eenhyd. 56', 57. 

- Eertshyd. 58. 

- Eewighyd. 40. 
<£<w& enkelhyd. 3 9. 

- genade. - 52. 



der ZAAKEN. 

~ geregtighyd , algemeene of be- 
zondere. 51. 

- hailighyd. 49. 

- leven. 42. 

- lydzaamhyd. 52, 

- /ztftfw. 31. 3 (J. 

- onafhanglykhyd. 27J. 
. - onderhouding des gefcheps. 93. 

- onyndighyd. 3 8. 

- onvergelyMykhyd. 39. 

- verdraagzjiamhyd. 52. 

- verftand. , 42. 

- - - word naar ons begrip 

verdeelt in eene weetenfchap t 
di novdzjiaklyk , e» wy w.43. 

- - - jww middelkennis. 44. 

- verbond in't algemeen. 102. 

- - deszelvs handelaars,God en 
de'^nem. • 102, 

_ _ _ _ geflaading ofbevefli- 
ging. IO f. 

- voorxinighyd. 92. 

- wezjentlykhyd. 37. 

- w///<?. a?. 
Goedhyd van God. <( 1 . 
Goede werken ofze verdinende zyn. 

151. 152. 

H. 

HAilige dagen. 271, 

Hailige opperhoofdighyd. 272. 
Hailighyd Gods. 49. 

Hailighyd en hoogdraventhyd der H. 
Schrivt. 1 3 . 

Hailigmaakings byvoegze/en. 224. 
gevrogten. 223. 

oorzjtaken , en uyt- 
beelding. 222. 



BLADWYZER der ZAAKER 



Handclaars in 't algemeen verbond. 

103. 
Handoplegging. 257. 

Harders en Lseraarr. 2 $6. 

Heerlykmaaking. 242. 

HerdoOferenopkoomfi. 279. 

Hervormde Godgeleerdhyd , of di en- 
kel befpigelertde is. ~ ' 6. 
Hoe velerly is Gods befluyt. 7 1 . 

naam. 3 1 . 3 6. 

- - - de aonde. 125. 
Hoogffe goed is mededeelbaar. 70. 

doer de Scbepping me- 

degedeelt. 91. 

- - hot den mens aangebo- 

den. 30. 70. 82. 100. 

hod.- 288. 

Huuboudelyke betrekking in 't vrede- 

verdra<r dcs Vaiers. ' 1 46, 

- - des Zoom. . - 147. 



L 



IEhova , Gods y gen naam. 3 ^ . 

- - desz.elvs betekenis. 3 6. 

- uytfpraah 37. 

JezMS is de Chriftus. 170. 

Jezuiten middelkennis. 44. 

Indompeling. 131. 132. 

Jnwendige verzegeling. 228. 

Tnde der Bondtehenen* 10 1. 

- des Bejluyts. 76.81. 

- der Engelen. 87. 

- - Godgeleerdhyd. 7. 
..,•- - Scheppmg, pi. 

- w» Chriftus voldoening. 196. 

- <fer //. Schrivt. 20. 



K. 

KEnnijfe word tot het geloov ver- 
eyfi. 152. 

/G?r£. 248. 

Kerkely ke tugt. . 263. 

Kerkenraaden. 258. 

Kinder doop. 231. 

Klaarhyd der H. Schrivt is voorwer* 
pelyL 19. 

- onderwer- 

pelyh ■ *-".,,. *o, 

Koomfi des Afiddelaars beloovt. 3 . 
Koninglyk ampt van ChriHus. 1 88. 
Kragtdaadighydder Bondtekenen.zj6. 
Roeping. 207. 

J J- 53- 2 7*. 



LAngntoedighyd Gods. jtl 

Leenfpraahge z,in der H. Schrivt. 

• . 2 3- 

Leere der Dri-eenhyd is noodz,adklyk. 

'69, 

Letterlyke zSn der. H. Sehrivts woor- 
den. 23. 

Leven van God. 42,. 

Lezjng der H. Schrivt is algemeen t 
beweert tegen het Pdufdom. " 21. 

Lachhaams opfiancHng. ~ 2 4J- 

Lievdegavens mededeeling van Chri~ 

X76. 

189. 

97* 

M. Mag$ 



Jim twee wezjens. 

Lievde Gods. 
j Lyden van Chrifius. 

Lydz/iamhyd Gods. 
i Lot word van God befluurt- 
\Lovfpraakige naamen Gods. 



BLADWYZER der. ZAAKEN. 



M. 

MAgt van God. 5 3 

Mededeeling der lievdegaven 
vavCkriftus twee wezens. 176. 
van ygen fpreek.wyz.en. 

177- 

Medegeweeten bekleed Gods plaats op 

aarde, 228. 

Meerderhyd der perzoonen indeGod- 

hyd. j6. 

Mennoniten of Mennijlen van waar 

Menniffen. 279. 

Mens is van God verzjrrgt met een 

lichhaam. 87. 

met eeni z.ile. 88. 

Mens Schepping. 87. 88. 

Menfelyke geeft is onflervelyk. 243 . 

zjeer vrywi/lig.27^. 

leevtyd door de Voorzjnig- 

hyd kepaalt. 93. 

» ftaat onder 't werkverbond. 

108. 123. 

- verdorventhyd. 131. 132. 

Merken van den Godsdienf. 9. 

Merk-letteren des O. T. 1 1. 

Merktekenen dtr Kerk. 2 5 1 . 

Merktekenig onderfchyd des Voders. 

58; 

- - Zoons. £9. 53. 

. - - H. Geefes.6^.6%. 

Middelaar des genade verbonds. 170. 

Middelaar s bekwaamheden. 172. 

koomfl beloovt. 3 . 

Middelkennis der *Jezjniten wederlegt. 

44- 
Mis-offer. . , 240. 

Magelykhydswertel. 71. 



N. 

NAamGods, wat. _ 31." 
- van magt , algenogzaam- 
hyd , hetaamelykhyd. 3 3, 
heerfcbappy. 34, 

't overheerfend ge- 
bied en verhevenhyd. 3 5. 
i Naams oorfpronglykhyd. 32. 

; Naam der Godsdienft. 7. 

- van verbond pafl op den pligt 
van den regten mens. 107. 
Nagtmaal des Heeren. 237. 

Ndwkeurighyddeswerkverbends-i 10. 
Neflors dwaaling. 175. 

Noodz.aaklykh)dderGodgeleerdhyd.-$. 
- - - H.Schrivts over- 
zjetting. 22. 

befchryving. n . 
van de leere der Dri-een- 
hyd 65. 

- - openbaaring. 6. 



O. 



Offer des Mis-priefiers. 240." 

Onderhowding alter dingen. 82. 

I < 91- 

Onderhowding der Leeraars. 257. 
Onderfchyding der Gedgeleerdhyd van 
I alle under e weetenfchappm. 2. 

Onderfchyd van Afezjs en Parezis. 

167. 

Onderwerpelyke aanmerking der H. 

Schrivt aan de zyde dan den mens. 

»o. 

Onderwerp der Codgeleerdhyd. - 7. 

- - - wedergeboorte.109.210. 

Onegte 



BLADWYZER 

Ottegte deelen der H. Schrivt. 10. 

Ongenogz.aamhyd ter z.alighyd~ der 
aangeboore Godgeleerdhyd. 4. 

Ongewoone openbaaring der Godge- 
leerdhyd. - * 5- 

Onyndighyd Gods. 38. 

Onftervelykhyd der zile. 242. 

Ontvangenis van Chriftus. 178. 

Onveranderlykhyd des Befluyts.71.j9. 

. - van God. 39. 

- «• onzSgtbaare Kerk. 

'4P- 
Oorbiegt. 169. 

Qorfpronglyke zonde. 125.129. 

Oorjprongwoord der Godgeleerdhyd. 1 . 

Qorzjiak der aanneminge tot hnderen. 

- 221. 

- . m ■ . *. bewaaring. 225. 

- hailigmaaking. ivS. 
regtveerdiging. 213. 
.. . - - Schepping. 84. 

vereeniging van Chriflus 
twee wezjens. 174. 
T » - wedergehoorte, 210. 

- ■■■■- verzegeling. yzS. 

Openbaaring des genadeverbsnds. 144. 
Opfianding des lichhaams. 24 J. 

Opperfie geed den mens aangehoden. 
30. 72. 82. 100. 
Opfervoorbeeldige Godgeleerdhyd,- 2. 
Ordinerende wille Gods. 48. 

Ouderlingen. 258. 

Overeenkoomfi der aangeboore Godge- 
leerdhyd met de geopenbaarde waar- 
• hyd. 4. 

ODirtollige-iverken. 269. 

Qverz.elvftandiging. 23 c). 

Overzjetting der H. Schrivt. z'i. 
■ ' „ - desz.elvs gezjtg. 23. 



de^ ZAAKEN; 

- noodz.aaklyh.hyd. 



22, 



P. 



PAradys. . 121." 

Par efts en Afezjs onderfchyd.167, 
Pans van Roomen is de Tegenchrifl. 

, • Z ^' 

Pelagianen en Arminianen dwaaliri- 

gen. 274. 

Pelgrimagien. 268. 

Perzoonen der Godhyd zyn V~ader t 

Zoon , en If. Geeff; 58. 

Perzjoonen meeyderhjd. 5 7. 

Perx.oonlykhjd des Vaders. 58. 

Zoons. J9. 53. 

,-. - H. Geefis. <Jj. 

PUgt des Huwelyh. 109. 

- van maatighyd en Godvreez.end~ 

hyd. 1 08. 

'- - geregtighyd. iop. ijo. 



R. 



R^ des Vredes. \qS. 

Redes gebruyk in Schrivtwtrs uyt- 
leg is alleen dienflbaar. 2 6. 2 7 . 2 8 . 
Regelmaatige Boeken. 10. 

- <&?er wi , i» w<# ta«/ , en met 
wat Letter en befchreven. 11. 
Regter der gejchillen ,. tegen 't Pauf- 
dom. 24. 273. 

Regt van uytleg der H; Schrivt. 24. 
Regtveerdighyd is tweederlj. 1 06. 
Regtveerdigings daaden. 214. 

- - ;.' oorzjiak. -213. 

- : -> v -^Mytbeelding. 212. 
~ • - - ;s ujtwcrkmg. - 214. 
V v Roe^ 



BLADWYZER 

Roepings dubbelzjnmghyd. • zo6. 

i - gevrogten. io6, 

toeygeningen. 207. 

uftbeeldit/g. 205. 

werkingen. 20 5, 

Roeping der Kerk-leeraars, 256. 



S> 



SAkramentSn van waar. 1 58. 1 $9. 
a 3,0. 
Scbendinr des werkverbonds. 1 24. 
., «i 

Schepping der werreldi 82. 

deszjslvs daad. , 83. 

• - g ev °lg- 9 1, 

gevrogt. 8^. 95. 
ftigterofoorzjmk%$. 

- - wyz.e. 89. 

ynde< 91. 

- afer Engelen. 86. 

- . - Menfien. 87- 
Scbepxjelen banqen van God of in bun 

aanzyn , worden ', eiiwerken.91. 

Schikking deez.es Werkseerfte deel.19, 

- "fweede deel.ioi* 

Schoelgeleerde Godgeleerdhyd, 3 . 

Schrivtmr aangemerkt onderwerpelyk. 

19. 

• _ _ voorwerpelyk. 20. 

Schrivts bewaaring. . 12. 

deelen. 10. 

- gebruyk. 20. 

- gezjig deez.es waare afhang- 

lykbyd tegen des Paufdoms 

valjfe. 14. 

» - breedhyd tot de minjie 

fpreuke tegen de Soeiniamn. 1 5 . 

» w- ■ - tot ■ alles toe. 16, 



der ZAAKEN. 

- genogzMmbyd. i<£ 
Goddelykbyd. 1 3 . 
klaarhyd, z.00 onderwerpelyks 

20. 

<?/j voorwerpelyk. 

IJ>. 

- noodzaaklyke befcbrfving. 1 1 . 
oversetting. 22. 

deez.es gezjig. 23, 

- naodz.mklykhyd. 

- 22. 

regt van uytlegging. 24. 

verfchrden zJn. 2 2., 

volmaaktbyd. 16. 

~ - - £00 wezjtntlyke tegen 't 

Paufdont; i& 

- - - <j/j volkoomentlyke , te- 

gen 't x.elvde , de Muhitme- 
datten en Socinianen. -17. 

uytbeelding.9. enHoofdtlll. 

wyz,e van befcbryving. - ii,' 

- xjekerhyd, -13. 
Schuld der z.onde. 118. 
Smet der z.onde. . 13 9. 

- - - opkoomfi van waar.zBiy 
Sucinkmtn ftellen de Rede tot Regter. 

z6. 283. 

&<M* zwz Chrijlus verhooging. 190. 

vernedering. 189. 

- der menften in't eerfle verbond. 

123^ 
.'. - - ZMyvere natuur of geboorte* 

"7- 

Staaving des algemeenen verbonds. 1 J . 

genadeverbonds. 157. 

werkverbonds. XXt, 

Stellige Godgeleerdhyd. ,. 3. 

\ Srfaf der zonde. 13.' 

\Strydende Kerk 1.4^ 



BLADWYZER der ZAAKEN. 



T. 

TEkenen des genadeverbtnds. 1 59. 
- - werkverbonds. . lai. 
Toeygeningen Gods. 37. 

der Engekn. 8<S. 

Roeping. 207. 

van Gods Wezen, Aan- 
ivezen of Lev en. 3 7. 

des Wezjsnt zyn , Alge- 
nogzaamhyd , Qnynd/gbyd, 
Enkelhyd, en Onveranderlyk- 
hyd. 37. 38. 39. 

- </« jianwezens zyn Ee- 
wighyd, en Alomtegenwoor- 
dighyd. 40. 41. 

» des Levens , Verfiand en 
WiL 42. 45. 

"Yoepaffing der zalighyd. 204. 

Toefiemming , war. 1 5 z . 3 J 3 . 

V. 

VAderen des O. T. hebben de za- 
lighyd gekent , geloovt , en 
gehotpt. 161. 163. 

Voders Godhyd. 58. 

" huyshowdelyke betrekking im't 
verdrag des vredes. 146. 
*■ merhekenig imderfchyd, 58. 
- Perzeonlykhyd. 58. 

yagevuur. 2.70. 

Vols gevoelen over desSchrivts uytleg. 

■r. . M- 

JTerband tufett voldoening en verwer- 

ving. 147. 

-. bpkeering en geloov.j.fi. 

tferhond Gods in 't algemeen en des- 



Zjelvs woordoorfpronglykhyd. 102. 

deez.es handeiaars God en 

mens. , 103. 

deelen. io<f. 

geflaading door eedzwering, 

onderpandm , of tufen- 

doorgangen. 105. xotf, 

Verborgen z.in der H. Schrivt-woor- 

den. 24. 

Verdeeling der Godgeleerdhyd. 2.3. 

Verdienfle van Chrijius. 200. 

alleen voor d'uytverkorenen. 

202. 

- deszelvs waarhyd, 201. 
Verdienfle der goedewerken.i.07.109. 
Vereeniging van Chrijius twee We- 

zjens. 174. 

Verdraagzaamhyd Gods. 52. 

Verdrag tuffen Vader en Zoon. 145. 
Vergeving der zonde. 268. 

Verilizing. 73. 

- is of van Engelen. 75. 

of van Afenjfen. 76. 

deezes ygenfehappen , zyn> 

bezonderhyd. 78. 

» » eewighydy onverander~ 

lykhyd. 79; " 

Verklaring der H. Schrivmur. 23. 

Ver fading der H. Schrivt. 22. 

Verfthyden zin der H. Schrivt. 20. 

Verflaaning der H. Schrivt y is letter- 

lyk of geeflelyk. 20. 

Verfland Gods. 42. 

word mar tns begrip ver- 

dtelt in eene weefenfchap , 

di noodzaaklyk en vry isi 

43. 

Vervu&mge der kelivten wan zalig- 

J9?- 

V v 2 Ver~ 



BLADWYZER 

Verwerbing is of van Engetenofvan 

Menfen. ■• 80. 

Verzoekingdes Duyvels. " 189. 

Verzoening , is een gevrogt van 't 

Middelaarampt. 180. 

Voldoening van Chriftus. 195, 

Volhyd deszelvs. ,199. 

Volflandighyd der Hailigen. ij6. 

Voorburg wederlegt. 166. 

Voorverordinering. 7 3 . 

Voorivaardig befluyt. 277. 

Voorwerpelyke klaarhyd der H. 

Schrivt. 19. 

Voorwerp der Godgeleerdhyd. ; 2. 

is van afnaaming. 6. 

van beftuur. 7. 

Voorzinighyd Gods. 92. 

Voorzinighyds daad is d' onderhow- 

ding. 94. 

medewerking. 94. 

befttmr. 95. 

-. ■ breed aytgeftrehhyd. 96. 

gaat over 't geval , geluk , 

lot. " 97. 

'smenjfen vryen wil. 

- - 9 8. 

yormelyke rede der t vrywillighyd.zjy. 

Vorflius -wederfproken. 41. 

Vryhyd van Gods befluyt. 7 } . 

Vryfpraak of afiaat. ■ 268. 

Uytbeelding des Bejluyts 70. 

der bewadring. 225. 

- «fej eewigen levens. 247. 

- - <sfcr Godgeleerdhyd. 2. 

des Godsdienfts. 8. 

Uytbeelding der Hailigmanking. 222. 

Regtveerdiging, 212. 

Roeping. lotf. 

jp *■ Schrivtuur. 9. <?# 



der ZAAfcEN. 

Verzegeling. 229. 
van de verwerving derza- 

't genadeverbond. 143, 

werkverbond. 106. 

Uytgejlrehbyd det Bejluyts. 7*. 

der H. Schrivt. if. 

Uytlegging der H. Schrivt. 24. 272. 

Ujtfpraak van Jehova, Godh rge» 

naam. 2 7. 

Uytwerking der Regtveerdiging. 114. 

Wedergeboorte. 209. 

210, 



w 



Aardigheden derH. Schrivt-. 

Waarhyd van.Chriftus verdienfie.iot, 

Waarvonnis over de Schrivt. tk, 

Wederbeding ofweereys. 10 <. 

in' t genadeverbond. 149. 

157. 

Wedergeboorte. 209. 

■ - deszelvs aandoeningen.zo^.ixi. 

- oorz.aak.en , e« gevrogien. 

210. 
- « e»&/ lydelyfy. 2 1 r. 

Werkelyke teeling des traders. "58. 
- ujtbldzmg of zending des H. 
Geeft. "59. 

Werkingen der Keeping. ' x 'io6. 
Werktuygige oorzaak der regtveerdi- 
ging is het gel oove. 2 1 9; 
Werkverbonds bedryging mjluytende aj~ 
le dood. ira."2i2" 
' - belovten. , v, m.' 



deeli 



'en 



eyjfingen en naam. 

107: 

r naw- 



BlXDWYZER der ZAAKEK 



• - nawkeurighyd. -110. 

-■-, : opregtingJ • -121. 

- • pligt van Godvreezendhyd 

en maatiging. 108. 

'■<-> Van regtveerdighyd. 109. 

fchending. 124. 128. 

■ '* ftaaving. ' 121. 

tekenen. • ■ ;i ' Til. 

uytbeeldintr. 106., 

Zegelen. ill. 

Wet der plegtigheden doer Chrifius 

vervult. 183. 

Wezjm Gods is een eenig. 3 7. 

- der Engelen. %6. 
Wezjentlyke volmaahhjd der H. 

Scbrivtuur tegen 't Paufdom Ver- 
de digt. • 16. 
mile Gods. 45. 

- deezjes aandoeningen, ■-.%}• 

- Befluytende 71. 

- Beftuurifnde. 48. 

- Geopenbaarde. 47. 
-* is eene xjtyvere doening. 45. 
r betrokken tot God, zjyne z/ilig- 

hyd , en tot de fchepzjslen, 

vrymagtighyd. ?_ a<5. 

«■■ tot de betekende zjiak en het'- 

teken , Waarhyd. 47; 

tot de belovten , getrcrivhjd. 

48. 

tot het befluyt , ordlnerende 

en bejluytende. 48. 

*■ des Gebods en der goedkeuring. 

48. 

\ % ".-. deez.es deugden zyn , Gods 

Hailighyd. 49. 

- tot de goedkeurende , Geregtig- 

hyd. 49. 

f is 00k voljirekt, verordineert , of 1 



'. befchikt. •. 54< 

•;.'*- deez.e is geweon of ongeuta3^ 
,:;.; " .■..-.•■-■.•.•...A -55- 

- hrAgtdaadig, • • •" 4^. 53- 

- verborgen. '-■'•<• V • 47- 
Wyshyd des Bejluyts. "73* 

«fcr Schepping, • ■•81. 

#%<? ^er Openbaaring is getvtdn^bf 

angeWoon, ■'-'-> » J. 

Schepping. 89. 

Befchryving van de H. 

Schrivt. 11. 

- zwz kennen in God is eene daad 

engeen vermogen. 42. 

•* ### witkn is in God eene zuy- 

vere doening , en geen ver~ 

mogen. 46. 

- van' vereenigirtg van Chrifius 
' ~ twee fyezjhs. :• 174. 
Woordenz,m, der H. Schrivt is letter- 

iyk e^srerbmgisni^yfpraakig , Leen- 

jfpradkig yOf-Zinqebeeldfpraakig.zy. 

Wortelwoord der mogelykhyd. 71. 



Z-itbelliaanfdom. ^jl 

Zegelen des Genadenverbonds. 

160. 

Werkverbonds. 1 2 2. 

Zekerhyd der H. Schrivt. 1 2 . 

*&■;■ Bejluyts in de voorwer- 

pen. 79. 

Ziel is onfiervelyi, 88.24:5. 

- niet uyt voordplanting. 88. 

Zigtbmre Kerk. 250. 

Zin der H. Schrivt is Byfpraakig, 

Leenfpraakig , Letterlyk. 23. 

Verborgen , Zinnebeela- 

V v 3 ^^ 



BLADWYZER der ZAAKER 

- Smet. 130. i3j>; 
<- Straf. 1.39. 140. 14U 142. 

- Verfchydenebenaaming<m.n^. 
Zoom Goddelykhyd, 59, 

- Hujrshowdelyko ketrekking in 't 

verdrag des Vredes. ... 147. 

-. Perz.oon1ykhyd. $9. 63. 

r Zitten ur regterhand Cods.. 



. ; (praakig. 


24. 


Monde - f wat. _ 


124. 


» /■&* veelerly. 


125. 


» Daadeljke, 


114. 134. 


g Ervelyke. 


129. 


i* Oorfpronglyhe. 


iay. 129, 


i - Aard, 


125. 


forties geQohen, 
* Sdmld. 


127. 
129. 138. 



T N D £. 




Oewyl 



Dewyl ik nice voeglyk de Proev-bladen zclv heb 

konnen overzlen , zal de Goedwillige Lezer de ingeflopene Druk- 
feylen , di eenigzins den zin verduyftercn aldus gelieven tc rcrbeteren; 

Bladzyde $. regel 7. Hoogaanq/n. lees. Hoogaanzien. bl, 8. r, 1, uyttrekj^en. 
1. uyrrekken. r. 17, is 't een. i. is een. r. 29. fw </<tf. I. noch. bl, 17/ r. 13. 
dat te yn. 1, dat tc zien. bl. 22. r. ?}. g«n. J. geea of gene : en dus alzins 
wanneer het betrekkfng : eng«» > als het eerie ontkenning betekent. bl.27. 
r. 1 j. woorden. I. worden. bl, 4}. r. Z. 2. Het gene nu op tent ypodaanige wy\t voor 
%yn aanme^en amwexjg is. 1. Het gene nu op eene zoodaanige wyze aanwezig 
is , dat is noodzaafclyk aanwezig om dat het nict voor zyn aanwezen , voor 
af aanwezig geweeft is , cnz. bl. 45. r. i'j, fyn %elvs. \, zyns zelvs, bl. $g. r, 
j. dot wet. 1. dat we. r. 8- te dioti. I. t6 di6ti. bL 55. r. 1. van God 1. van Gods, 
bl. 56. r* 1-9. t>oorg«4?o»«w. I. voordgekoomen. bl. 63. r. n. wtqmd. 1. wezen, 
bl. 69. r. 15. ftow^. 1. Stoi's of Stoi'k. r. 23. van eemg begrepm. 1. van eenig 
ding begrepen. bl. 73. r. 8. door. 1. en door. bl. 74. r. 18. mis. 1. in is. bl,79i 
r. 2. muurs. 1. »<#««« of. bl. 90 r. 29. <M»^y». 1 aanzien, i, aanzien. bl. 9n 
r. 2*. agt. I. uyt. bl. 94. r. t. vtrfireh} t I. volftrekt. bl. too. r. ^.doorgefieldn 
K>r°t geftelde. bl 102. r. 23, voordgevbeid. 



1, door"t geftelde. bl 102. r. 23, voordgevlmd. I. voordvloejdorvoordgevloeid 
is. bl, 112, r. 3. het I, hem; bl. 118, r. x^.grootte. 1. groote. bl. 128. r. t$. 
tti van 1. of van. bl. iit» r. 15. vtrwerpely\e, 1. voorwerpelyke, bl. 140. r» jj. 
*«««■. 1. di gene. bl. 143. r. 26. teevalligen, 1. toevaliigen, bl, 146. r. 14. rf<tf 
s(po. 1, dat zelv. bl. 147. r. j, van alk andert dmgen f Voeg hier in : en wyl zy 
zclv 00k over de wezens dier dingen. bl. 148. r. 5, als. I, Is. bl. 159. r. io» 
ligider. 1. zig der. bl. 16$. r. 5 een anyndigm. 1. eene onyndige. bl. 168. r. at. 
■»»«* gof<//. 1. m'ets goed, bl. r8r. r. 2. moat. 1. magt. bl. 182.- r. -ir. het woord, 
tragtende , moet in den volgcnde regel geplaatft worden , aldus : tragtenda 
dezelve niet te gebruyken, bl. 183, r. 2. verloopen. 1, voorloopen. r. 33. onh 
1. ons. bl. i8§. r. 9. naa^aad. I, naa zaad. bl. 195. r. 5, ontreclyn. I.ontrekken* 
bl.too. r. 20. en is,bem , 1, en is hem > bl. 208. r. ook. *»»s, 1. ookdatniets. 
bl. 209. r. 6. rf/. 1. dit. r. 7. k$men. J. kennen. bl. 219. r. 16. ^». 1. van. bl. 
22j. r, jt. DiBa. 1. Vidta. bl. 236. de twee katfte regelen, winding van den 
mens is , di het medegeweettn van Gods teri befyedelt . 1. vertieding van Gods eere 
is , di het medegeweeten van den mens bezoedelt. bl. 247. r. 26. kwaafykge- 
daan. 1. kwaalyk doen. bl. 25a. r. 17. wien in. \. in wien. bl. 254. r. 9. upvo*. 
rig. 1. uytvoerig. bl, 258. r. 6. voUotdmg, I voldoening, bl, z6o, i. 14, dat <&» 
1. dit zyde. 



Druk-feikn in de 
GEOPENBAARDE GODGELEERDHYO. 

Blad 1. Regel 20. het otiderfcbyd van dce^e Leere word van alle attdere. Lees, het 
onderfcnyd dceier Leere van *!le andcre word bl. 21. r. t. Uvenbebben. I. le- 
ven te hcbben. b!. ^5. r 9. van een. I. aan een. bl. 16. r. 25. Mjw. 22: 23. 
L 23: 2. J. bl. 32. r: 7, A' /« ons denkheeld. 1. in ons een denkbeeid. r. 10. Joft 
35: 17. 1. 35: 10. bL'34. r. 7. to <fr heukkbyd. I tot de heeriykhyd inleyckinae. 
bl. 36. r. 30. Z\ecb. 48. 1. 40 bl, 39. r. 29 #w. 1. myrss. bl 45: r. 5. fyr. 
19: 9. 1, tg: 9^ ' bl. 56. r. 38. H<?g. 2: 5. 6. I. 4 $. bl. 50. r. 39, ^. 9: $. 
1. 9: 9. bl. 61. r. f. JW^f. 16: 20. 1. 18: 20. bl. 66. r, 37 laat volgen Efe%. 
2: t9. eo 4: 4. bl. 68. r. 2. Matt. 28. 1. 28: 19. r. 12. t Jo/?. 5: 7. 1. y £, 
14: id. I7. bl. 72. r, 26, w« «wge, 1. met een eenige. bl, 82. r.3. deem. 1. 
de Leere, bl. 8j. r. 39. Gen. 29: z6. 1. 49- *6- bl 84. r. 14. di erne. 1. di gene,* 
r. 31. 7qS4t- '• 40 bl 86. r. 6 J iC°». 22:29. 1. 22:ii. r. io. kac volgen 
Mitff. 24: 36. bl. 87. r. 37. Je^. 4: 18. bl. 94. r. 22 wj 5. 1. vers 5; daarby 
bl. 9S. r. 32. geenerlye. 1 geene eenerlye wyze. bl. 98. r. 3. voor letter b las 
in c. ,Ook word het Lot van God beftuurt Sfreuk. 16: 33. bl. 114. r. 15. 
Root. 9: 30. 31. 1, 30. }2 bl. n8. r 28. Gen. 3: 23. J. 3:2.3. bl.ilfi. r, 21. 
Matt, id: 16. I. 10: 15. _bl. 130. r. 29. 7o6 »4- 4- '• *4 : 5- bl 141 it; 39, 
Haofdfi. 17: 14- !• &* «7» 19- bl. 144. r.7. toegeqgelde. L toiigezegde. bl. 152, 
t. 36. hegt aan 2 /(o^ *o ; 5- 1 Kp* - - ij: 2. Heir, n: 1, bl. 159. r. 12. »*&. 
»m«Z «f«.'l. nademaal by de. bl. 160. r, 29- tfgtbaarige. I. zigtbaare. bl. 163. r. 1. 
na gekregen Iss in. Gen. 4: 1, r. 3. aan. I. van. bl. 165. r. 16. na ^onden , las 
in. Luk, : i'77< bl. 171. r. 17. P/". 22. P/. 69. J. Pf. ZZ,vers 69. r. 23. doet 
het woord gehovigen uyt. bl. 172. r. 37. Je%.tf: 12. 28. I. 45: 21. 25. bl. 173, 
r: 8.7^. 23- *4- 1. 45^ *$• H> W. 174. r. 6. 4: 7- 1- 7°&. 4- 7- bl. 187. r, 5, 
E/c^. S-" *» '• 5 : *• bl. 188. r. 17. voeg aan H<^. 3: 5. bl. 197. r. 14. iw'uf 
J«W 1. Vobfafbeeld. b!. 20*. r. 25. jofc. 20. 1. Job. 10. bl. 206. r. 23. w»» 
farl/gr *o* de duyfiernis. 1. van de duyfternis tot het ltgt. bl, 208, r. 36. na heb- 
ben las in Luk.7- 30. bl. 210. r. 1. 1 Kpr. I. 2 J<>\ bl. 216. r. 21. Iss aan. 
Ziet vers 24. 25. ^p»». 4: 5. P/. 130. 34. P/. 143. 2- tyVew/;. 20: 9. bl. 2*3. 
r. 1$. 2 P^r. 1. 1 P«r. bl. 224 *• J- D«f. 4: 12. 1. 4: I. 2. r. 5. iTejJ.^j. 
t. Tejf. 4: 4. bl. 22J. r. 28. Job. 17; 15. 1, 17: 5. bl. 238. r. 34. 2 Kor. '], 
1 Kjir. bl. 245. r. i9.gfg«e». 1. gegeven is. bl. 2^1. r. 16. by de gelykenis 
van *t onkruyd > vQtg-Matt. 13. bl. 153. r. jt. 7^2:9. 1. Gal. 2:9. bl. 257. 
r. 39, 1 % 7 : 9. !• 9 : 7> bl. 259. r. 31, X«^. 21. 1. 22. bl. 273. r. 7. ww, 
1. aan. 

Spigel van Gods Beeld , enz. 

§. 27. reg. 19. <w» fr. J. aan 't, en van §. 27. opwaards reg, 7. o^wlgen en. 
1, opvoJgen der hertstogten en. 



JOHAN &ODFRIED BACHMAN 

Voor kmft Defer m Prefefler te H, G§i§ §kmlny& In d§ 

NATUURKUNDIGE 

GODGELEERDHEYD. 

Met een VOORREDEN van den zeer Yermaarde& Hear 

SALOMON VAN TIL 

Uyt het Latijn vertaald door 

Casp. Joann. Goris. 

Zeer nuttig om gevoegt te worden bj dt> 

NATUURlCUNDfGE GODGELEERTHEYD 

VandenHeer Salomon Van Tii, 




Te DORDRECHT, 



/ DIRK en CASP. TOANN. GORIS. a. ». cc. x\ 




SALOMON VAN TIL 

Wcnfcht den goedgunftigen 

JL E JL E R 

Heyl en Voorfpoed. 



feSn JSjRjf 



Ndien die wetenfehap boven andere 
te agten is , welke door voortreffe- 
lijkheyd van zaken en nuttigheyd van 
ftoffe boven andere de kroon fpant: 
zoo quijten zig diegenen ook met regt 
boven anderen , en doen een nuttig 
werk , dewelke zulke wetenfehap > 
door klaarder leerflukken opgeheldert , aan het men- 
fchelijke geilagt mededeelen. Dat aan de Godgeleerd- 
heyd de eerile plaats toekoomt , zal niemand twijfFe- 
len , indien hy llegts met aandagt overweegt , dat 'er 
uiets waardiger dan haar voortrefFelijkheyd , en niets 
defeiger dan haar nuttigheyd bygebragt kan worden:. 
want dien zy ter befpiegeling en te dienen voorfteld , 
is de AUerbefte , in wiens genieting alleen men hethoog- 

* 3 fte 



Aan den L E Z E R, 

fte goed kan vinden , en de AUergrootfie , in wiens 
grootheyd eene oneyndige uytmuntentheyd is. Hier- 
om word de Godgeleerdneyd met regt het toppunt der 
menfchelijke wysheyd genaamt. Welke alhoewel men 
het allerzekerit uyt de Goddelijke Openbaring halen 
kan : zoo is egter daarom to yvwgov t£ 6e» dat kennelyks 
Gods , 't welk in de menfchen Q&vepov openbaar is , niet 
te verwaarloozen : want wie dit niet te regt gadeflaat, 
veragt het boek iijns gewetens , en geevt op deflelfs 
voorfchrift geen behoorlijke agt. Inzonderheyd doen 
diegenen eenen nuttigen arbeyd , die de wetenfchap- 
pen, dewelke verfcheyde beginffelen hebben , niet on- 
der een mengen , en die dingen , dewelke , van de be- 
ginffelen der reden afgeleyd , de Natuurkundige God- 
geleerdheyd uytmaken , eenvoudig en zuyver befchou- 
wen , en elk ding op fijn poft t'zamenbrengen : ten 
eynde die lekkernyen 't verhemelte met eenen aange- 
namer fmaak ilreelen , en men , na het opmaken van 't 
geitel , met vermaak befchouwe , hoe ver cms de rede 
brengt. Het veritand word in de Natuurkundige God- 
geleerdheyd tot de Oeffenfchole des gewetens Keen ge- 
trokken , en gebragt tot de zeer aangename gemein- 
fchap met dezen Leermeeiter : welks toeitemming , tot 
het ingefchapen lrgt doorbrekende , 'k weet niet met 
wat vreugde 't hert aandoed en vermaakt. 

Naaulijks had ik een Kort Begrip dezer Natuurkun- 
dige Godgeleerdneyd aan mijne Leerlingen ter hand 
geitelt , of de Boekverkooper r een eerlijk Man-, bood 
my eenige blaadjens van dit Werkje aan , ora in te 
zien , op de manier van een Handboekje (aanmerkin- 
gen of korre verklaringen der Natuurkundige Godge- 
leerdheyd behelzende) opgeftelt, ten eynde het des te 
bequamer tot daaglijkfch gebruyk der Studenten zoude 

dienen. 



Aan den LEZER. 

dienen. Ik bevond dat deflelvs maker in fijn leven een 
zeer geleerd Man was , en die zoo hem het noodlot een 
langer leven vergunt hadde , vry wat beroemder zoude 
geweeitzijn, deHeerJOHAN GODFRIED BACH- 
MAN Do&or der Heylige Godgeleerdheyd , en in de- 
zelve Faculteyt ProfefTor in de Hoogefchole te Duys- 
tmr g in Kleefsland , van 't jaar M. D. C. xcvi. af , over- 
leden in 't jaar M. D. CC. en alzoo de geleerde werreld 
door eene ontijdige dood ontrakt. Met gretigheyd 
-ram ik deze Bladen aan , en hield niet op van lezen 
>0or dat ik de andere ook magtig wierd , en heb met 
"grooten iever alles doorzien : voornamelijk omdat de 
geleerde Schrijver my nu al voor eenige Jaren fijne ge- 
dagten aangaande dit Werk zelvs hadde te kennen ge- 
geyen , en verzogt , dat ik hem de vriendfchap zoude 
^doeri van eens te zeggen , op wat Leerwijze ik dit fluk 
-mijne Studenten pleeg voor te houden. Des heb ik de- 
*lq korte Stellingen met een zonderling genoegen door- 
"lezen , en niet alleen de leerwijze van dien zeer ge- 
wenfchten Heer goedgekeurd , maar ook fijne kragt 
en bondigheyd van zeggen , zoo dat ik , 't geen ik 'er 
van had laten fchrijven , byna weg wierp : dat gefchiet 
"zou zijn , indien hy met de verhandeling en nalpeuring 
dier zaken zoo ver gekomen was , als ik wel wenfchte 
dat zy gebragt wierden : Het fmerte my derhalven, 
dat die fchrandere Man , voor dat hy fijn voornemen 
heeft konnen volvoeren , weg gerukt is. Nadien ik nu 
na eene aandagtige doorbladering gewaar worde , dat 
de verflandige Schrijver Stellingen gegeven heeft , waar 
van zommige de zaken wijdluftiger uythalen , andere 
dezelve daarentegen verkorten , en zommige liever ag- 
ter weeg laten , zoo willen wy dit Werkje onze Stu- 
denten , die op deze wetenfchap toe leggen , als zeer 

dien- 



Aan den L E Z E R. 

dienftig ea met ons Kort Begrip tot eene verdere op- 
heldering van zaken te vergelijken , aangeprezen heb- 
ben. 

Inzonderheyd ftond my dit wel aan , dat hy de on- 

bezonne menfchen onzer eeuW , en die door de gevoe- 

lens van Benedi&us de Spinoza al te Zeer betoovert 

zijn , vele fraaye zaken heeft voor den boeg geworpen: 

welk voortkruypend onkruyd alle welgezinden van ge- 

dagten zijn dat moet tegengegaan zijn , opdat het eens 

t'eenemaal uytgeroeyt werde. Dit vergiit heeft voor- 

namelijk een zoort van Vrygeeften befmet , welke on- 

der fchijn van rede nu ter tijd niet ophoud tegens de 

rede te woeden : ware kankers van net menfchelijke 

geflagt , en peften van een iegelijk gemeenebeft , alle 

verbintenis van Maatfchappy dartel verbrekende , aan 

wien al wat hun luft geoorloft is , als ze zig maar veylig 

konnen verfchuylen : menfchen op alien , die hun het 

momaangezigt aftrekken , fel gebeten. Maar de Hee- 

re geve betere gedagten ! en wy wenfchen van herte, 

dat Hy 't geen tot fijns naams Eere voortgebragt word , 

genadelijk zegene , ten eynde daar door de afgedwaal- 

de tot betere zinnen komen ! Gy , Goedgunmge Le- 

zer , bediend U van dit Werkje neerftelijk tot ver- 

dere kenniffe der waarheyd , en maak het u zeer ge- 

meenzaam. 



VAN 



•/ 



Pag. f 
VAN DE 

AANGEBORE 

GODGELEERDHEYD. 

EERSTE ALGEMEENE HOOFD-DEEL. 
Van het Vo&rtoerp far Menfchelijks Kenmjft. 

x. 

Lie die dingen , welke de goede Vrouw Natuur t'eem- 
ger tijd uyt haren fchoot hcrvoort gebragt heeft , of nog 
heden ten dage voortbrengt , konnen flegts tot twee 
zoorten van zaken gebragt werden : en daar kan geenc 
.andere bedagt werden , dewelke en van de denkende en 
'van de uytgebreyde zaken , verfcheyde is. 

2. Want aan eene van beyden moctal het geen ons In dc werreld 
voorkomt , toegefchreven werden , zelvs by tuflenkomen van eene feer 
naaukeurige en geflepe fcherpte van vernuft , zulks dat naar dezelve 
alleen de rnenfchelijke geeft zoodanig gefchikt is , dat hy zig niet hoo- 
ger opbeuren kan. 

3. Ja, byaldien *er een derde zoort , dat nog met bekent is , by- 
gevocgt wierd , zoo zoude 'er 00k een nieuwe geeft vereyfcht werden , 
aangezien nieuwe beginzelen nieuwe denkbeelden in het verftand , en 
een nieuw bcleyd vereyfehen , oln volgens die beginzelen te oordeelen. 

4. Want wat heeft dp jgeeft anders , dan een Yerftand , 't welk ver- 
fcheyde denkbeelden , elkandefen volgCnde , ; van die twee hooft-zoor- 
Seninwgbegrijpt? 

5. £n eenen wil , de gedagten volgens de gezegde beginzelen bepa- 
lende , met te oordeelen > te beveftigen , te ontkennen , gocd te keu- 
ren , tc vcrwerpen^ na te jagen , te vlieden , 't zy te regt, 't zy t'on- 

6". En fnea kan geenen geeft in 't wilde zonder deeze beezigheden 
ontrent zeckere voorwerpen , bezeffen , zoo hy zig hier van aftrekt, 

A heeft 




% VAN <DE AANGEBORE 

heeft hy niets , ja dit kan hy ook maar tegen dat tweederley zoort van 
denkende en uytgebreydc zaken en tegen geene andere ftellen. 

7. Waarom men voor zeeker vaftitellen moet , dat de menfchelijke 
geeft alle fijhe kennhTe , dewelke by vande natuur ontfangt , tot dcefe 
rigtfnoercn noodzakelijk brengen moet. 

8. Het denkbeeld der ujtgebrejde zaken fluyt van zig zelvs al!e werk- 
zaamheyd uyt, eh geeyt eene enkek lcevenlposheyd en rufte te kennen, 
ja ten astnzien van haar eyge zelve zoo is eene uytgebreyde zaak zelvs 
niet. 

9. En indien 'er van derzelver aanweezen en weezen iets*vaft te ftel- 
len is, zoo heeft zy dit alleenlijk van eene denkendc zaak, dewelke hair 
aanweezen alleen begrijpen kan. 

10. Des is het eene. denkende xjtak alleen , die van haar eygen zelvs 
aanweezen , en van dat van andere , indien 'er eenige zijn , rerzeekert 
wezen kan. 



HQQE B - D BE L II; 
Van htt d0wefe»iwt 4ev Geeft > to deftdfi wfytong. 

1. TJ N wel voor eerft zoo kan eetit Agnhnie *4*k #W hw ejgw xjtlvs 
d aanweezen met twijffirfen , alfchoon zy ook alic andere dingen, 
en haar eyge zelye in twijflfe,! trpk. 

1. Want waj zy' ook mag dpen ontrent tig zejve , lievind ze zig al- 
tijd te werken, ch zelvs met te onttennen haar eygen zelys aanweezen , 
dit nogtans dopr de ontkemytg ze.lye bevqftigt te werdpn. 

■3. Zy wcrkt derh^yen ajrijd , en v?ejrkt met eene meeyniftheyd : in 
wat voor gedaantens zy zig veranderd , dit bKjvt haar altijd by , werken 
met meewujtkydi zujks fat dat zeer waaragtig is , ikdettk, des ben t% 
''4. Na dat qp die wjjze de geeft , zig zejfeeo van afles bewuft , fijn 
aanweezen voor yaft en zeeker noud , zoo kan het niet anders weezen, 
of onder fijne eerfte denkingen moet hem die van fijnen oprfprpng en 
oorza§k vporkpmen^ want hy gaat te werk naar reden en jxdencn , ora 
dat hy een geeft is. 

5. Hier zpudc ^y dan , by zie ze|ven aHeeo wponende , zig de naa- 
fteoorzaak van dat gene, 'tweS hy bezit, konncn fchijncn tezijn, 
want men. fteld dat hy nog niet van andere dingen weet.- 
f. % Jm^Mt derhalven de verfcheyde fchuylhoeken van fijnen 

hoc* 



/ 
G O'D G EL B E R *D H E T*D. 3 

boezcm , en nadien hy gewaaf werd , dat feet tot fijn Weezen behoord, 
eene meewuftheyd te hebbcn van alle fijne Vermogens en werkingen , 
die in hem verrigt werden : 

7. Zoo onderzoekt hy of hy miffchien zclvs de werkmeefter fijns aan- 
weefens geweeft is , of dat hy dat aan cenen anderen dank te weete» 
heeft. Dat hy het eerjle zig niet kan doen gelooven (fchoon door hey- 
melijke zucht daar heen gedreven werdende) verneemt hy dadelijk, 
wanneer hy maar op deze fijne natuur en weezen , daar We van fpraken, 
*t welk in eene weeVkeerige meewuftheyd .dcr doeningen beftaat , wat 
jiader agt geevt. 

8. Want zoo groot eene volmaaktheyd , waar door hy tij* Urn z/jti 

fegeven had , zoude hem niet verborge zijn konnen , haaie'fl hy zelvs 
er.geringfte werkingen , die in hem gefchieden , tfif flejȣh kundig is. 
q. Maar even daarom zoude het hem ook moeten heirgen , dat hy 
altijt geweeft was : want dus doende zoude hy binnen zig zelven be- 
perkt en bepaalt werden , en dat aanweezen , 't welk hy zig naderhand 

fegeven hadde , zoude hy zig van te voorcn hebbcn konnen geven , ja 
y zoude dit ook niet hebben konnen te voorfchijn brengen , zoo hy 
niet reeds alvorens zelvs de werkende oorzaak ontrent fijne zclfftandig- 
heyd en wijze van werken geweeft was. 

10. 'tWelk gelijk het tegcnzeggelijk is, zoo zoude hy daar uyt kon- 
nen befluyten , dat hy altijt aanweezig geweeft , en by gcvolg ceuwig, 
en t'eenemaal onaf hankelijk is. 

11. Voorts zoude hy dagelijks, en ten alien oogenblikkcn fijner duu- 
ringe dezelve volmaaktheyd by zig zelven ondervinden ? want onge- 
twijffelt zoude hy door die volmaaktheyd , waar door hy ecrft begrepen 
word aanweezig te zijn , geduurig ftaande blijven. 

12. Aangezien , wanneer hy van fijne eyge volmaaktheyd ontiangen 
hadde , 't geen hy is , het denkbeeld fijns z.ehs een noodzakelijk aanwe- 
zen zoude Hifltfvifcfcv ^»" , gMte : ^^ r 'i l ^t j ^fefflrttra^rfchej*" 
icn wente-* «*©v»zidfe*#k^Bee^^^ 

Maarte^jkhp^ttBppitfry^zWgr^ 
ainverzogt latende , poogt aan zig te trclsifeert » vfnd^y* M'WtM Set in 
aH#$ark*a§^«WtbWeT*r 

maaktheyd fweemt , noch ook, want^hy'i^fifri &^'Mw$i&i 

wanneer W ta?senSt tfetf ttf i^h^ri^t^M : £eWeSjFi/. 

«f*' y^^^^tMm&v&Q&Mi, datfMhfri^*, Aer 

A 2 weynig 



4 VAN <DE AAN.GEBORE 

weynig tijds geleden , te voorfchijn gekomcn is , onbewuft op wat wij- 
ze t Dat hy ook vanandere dingen .afhangt , ten Iniilftcn dat hct in 
fijnc magt liict ftaat, anders, dan naar cen ccnig richtfnoer, een recht- 
matig oordeel op te makcn , zelvs dan , wanneer hy het allcrmeeft naar 
fijnen vryen wil tc work gaat. 

1 j. Waar uyt hy ook die voider befluyt , dat *er uyt fijae natuur of 
weezen nict noodzakelijk eene verderc volhaniag in hct aanweezen 
voortvloeyt , om dat hy zelvs fijnc wcrkingen ofdcnk-wijzcn zoo geen 
meefter is , of daar loopen > er fkeds zeer vede fpeelen , en buy ten de 
fchreef > wclke hy binnen de palen houden , en als zy die te buy ten ge-» 
gaan zijn , daar weder inbrengen naaulijks , en dikwils } hoe zeer ook 
fijne kragten infpannende , gantfehdijk niet kan. 

16. Waar by ook dit koomt , dat hy door gecne preuven of onder- 
vd'nden heeft , of ooit ondervind , .dat hy die kragt oeffend , .door wel- 
ker vermogen hy eene geftaadige duuring aan fijn aanweezen byzet. 

17. In tegendeel is hy ten vollen overtuygt , dat 'cr geene noodza- 
kelijkc verbintenis tuflchen fijn tcgenwoordig aanweezen , en fijn vol- 
gend.is , nog dat hem iets belet , zig te konnen voorflellen , dat fijn 
aanweezen van daag miflchicn een cynde neraen zal , eer het den dag 
van morgen bereykt , even gelijk hy van te voren zonder eeiiige tegen- 
zeggelijkheyd kon denken,, dat hy geweeft was $ wanneer hj nittge*- 
weejl is. . 

HOOFD. DE E L lit 
Vm Gods tefffrefen. 

j. T N zoo groote onvolmaaktheyd derhalven^ welke hy by zig zelven 
X erkent , durvt immers de geeft , zig zelven zoo bekent en ge- 

meenzaam, zig de allergrootfte volmaaktheyd, van door zig zelven aan- 

weezig te zijn , niet toefchrijven. 
z. Maar cvenwel, alfchoon hy wanhoopende zig fijns zelvs maker 

niet verklarcn kan te zijn , zoo kan hy niet ontkenncn , dat hy , al wat 

hy is , van ciders ontfangen heeft. 

3. Ja dit yolgt ftraks van zelvs , . want byaldien hy van zig zelven 
tlict is , zoo is het noodzakelijk , dat hy van eenen anacrcn is. 

4. Want hy kan niet toeftaan door een bEnd noodjot, of eenen toe- 

falligen 



GO 7>G El WE R<D H Er<D. ? 

vaffigen t'zamenloop van andere dingen voortgefproten te zijn (waar 
door hy zelvs nogtans van eenen anderen zoude geftelt worden te zijn ) 
want het gewrogt zotredcler dan fijne oorzaak zijn. 

5. Aangezien 't geen dele met weten zoude , dat zy gemaakthad^ 
gene niet alken zoude wcten , maaf dezc voortbrenging , als zig on- 
waardig- , ja onmogelijk met regt kottnen ontkeflnen , en zig daar cma- 
lijk over houden. Om dat het niet anders weezert kan , of het gene 
alleen met overleg werkt •, moet met voorbedagten raad gemaakt zfjn. 

6. Zoo dat het geval , 't geen by eenen Digter over al geld , hier- 
nfcts vermag , nog hetmodiot der Ouden , ten zy men dit miflchien 1 
wat in eenen zagteren zin opneemt , ( 't geen den Vcrftandigen wcl 
aanftaat) voor het onwrikbaar raadsbefluyt der eerfte en alvvijze oorzaak 
ontrent de toekomcndc dingen , waar van wy hier na fpreeken zullen. 

7. Vorders ftaat dat antwoord, van ons by eene andere gelegentheyd 
gepezeh i onralle diergelijke dwadUng dangMnde het-noodlot op te ruy-f 
men, en aan den kant te maken r op fijne voeten, 't geen Quintus aan" 
Carneades by Cicero (a) geevt : Wei z,oo? Kan'er iets by geval ge~ 
maakt zjjn , 't geen het gaatfche beflag eerier volkomene waarheyd i in" 
Zig behelft? Vter gcworpe dobbelfteenen -molten \ff g&vul detf Penus-weTf 
(b) uyt ! Miemd ge 00k dat 'er honderd Venus-iverpen , zoo gy vier 
hondercLfteenenzMlege-ivorpen hebben , by gevalleggen zjtllen ? Ver-wen- 
mattr Us eit by geval of een tufereel gekletfl kornienJLe trekken van ': men- 
fiben weezjm verbeelden I Meend ge'ook dat door een toevallig opkletzjett" 
de ■ fcboonfoeyd der Knidifche en Ko'ifche Fenus verbeeld km warden? 
Want gewiflelijk zelvs dit antwoord alleen voldingt het ftuk , daar we 
mcde beezig zijn. 

8. En wat zou dat, bid ik u , voor eene werking van anderc dingen 
zijn , die dit gewrogt te voorfehijri brerigen zoude ? Hier boven heb- 
ben we gezegt, dat andere uytgebreyde y anderc denkende dingen zijn , 
welkcr denkbeelden de geeft in fijnen fchoot draagt , gene ateoos hebben 
den geeft gecnziijs konnen voortbrcngeh , nict alleen om datzc geen 
wcrk-beginfel in zig hebben {'t geen van den geeft egter nooit kan aP- 
gefcheyaen werden) maar 00k om dat zy gantfeh en alinzoortverfchey- 
«en van denzelven zijn : en hebben dernalven tot dufdanig een gewrogt 
geenzins konnen te zamen fpanncn. 

£. Des kan eene denkende zjtak en geene andere de edelc oorzaak vaa 
200 een edel gewrogt zijn , en ovemuks geen geval , of noodfehikkesr 
lijke t'zamenloop : want dat fluyt beyde een beginfel rolgens de'reden 

A3 (% 

( *) !. De Kyinat. 1). { b) A!s ae alle verftheyden leggetU 



4 VAM VE AANGEBORE < 

( dat is : fplgens feeoaame ei» uytgezogte middelen tot cen zekcr cynde 
en Oogmgfk } te wetk gaande , uyt. En bier heeft dat al te pogiehend 
zeggen van Themiftocles, aangaande fijne eyge dapperheyd , phnEs, de 
Fortttyjf had in dit werk geen het minfie deel ! 

10, Ondertuflchen evenwel moet nog kan dit denhend ding zalv ook 
niet i» denzelven trap van eene mindere volmaakthcyd met den geeft 
geplgatft warden , dewijl het aan dezelve zwakheden als de geeft onder- 
worpen zipi zoude , en zoo doende zoude het zelfde gefchil wegens iljn 
aanweesen- eft oorforong, weder ontftaan : En het zoude immersniet 
hebbefl konnen gefchieden, dat van dat gene, 'twelk zig zelvs het njjtt 
niet gegeven heeft , uyt eyge kragt een ander zoort-gelijk zoude voort- 
gebragt werden , zoo niet alvorens hy , die alles gegevcn heefi , ook 
dit verteogeit daajf aan verleende. 

1 1. Wamm fijse «wra«*i > dm de geeft zorgyuldigKjk tlaar zoekt, 
volmaakw ,, ja even daarom. aJfe^oknaakft moet Weeien , wclke niet 
alleea- weef , dat zy t'allen tijd uyt eyge kragt is , en geweeft is , maar 
zig ook met zoo groote magt voorzien vind , dat zy als 't haar behaagt, 
andere *ak*» buyteo zich kan doen-ziju : Onder weUce dat zig zelven 
de geefi met fijne ztwt-gelijken etm voortreffelijker reekend , is zeer 
bevattelijk^ en omwijfelbaar , nadien hy , als ia de hoogte gezctea, 
dies ret agtften ftaa* deifuytgebreyde dingen verre onder zig aiet. 

i &. En i» deezc ardeniag nu zoude die weg van Hytnemextheyd, de* 
welk* den Sehoolgeleerdea behalven andejen gemeen is y am God op 
te feeusen? , niet aUeen verontfchuldigt , mm ook gtprezen konnea 



weri 



<W 



HO OF P- DEEL IV. 

JLVX niet aansejperkt wordea , afe of zy ntet reedk aivoraM eett 
voor af aanweezig denkbeeld van eene alkrhoogfte voltnaakdieyd'iH?<te 
meft oadesfteldl? ; wont- aao deeae Hymmttomtyd* zoude nietniilt tfpit 
2«jk*ri> «a» zy.derfidyer (fejrfcWsH^dfrwerken was 
,;.#>: Ea «ate»gfl|jj&die di^eav d^^e^x onbtmii^mp^asify 
lj?j&£genftelUng vajn die dingen , dfc zijn , voortkomen , zoo moet- 

men 



G VGE LE E R <D H E T <D. y 

men ongetwijffelt van den gceft ,-' fijns zelvs onvolmaaktbeyd erkennen- 
de , het zelfde vaft ftelkn. 

3. Want op wat wijze zal hy erkennen , dat ay onvoimaakt .is , dat 
is , dat hem trappcn van volmaakthcyd geweygert zijn , ten zy hy reeds 
alvorens eenen heymelijken regel , om van net gene tot de hoogfte vol- 
rnaaktheyd behoord, te oordeelen , in zjg ontfing : En das doende zoo 
ijteeint no bet fteMg denkbeeld aangaande de keegfte volntaaktheyd , de 
eerfte en voornaamfte plaats in , voor het oordeel van den geeft , on- 
trent zigzeiven nog beezig zijnde , *t welk 'er zoo verre van daan is, 
dat het de kragt en Hem der betooging zoude verbreeken, of eenen val- 
fchen kring infiuyten , (hoedanig verwijt dezelve zonder redea difevils 
van zommigen hceft moeten horen) dat het die veel ecr beveftigS , het 
geca 00k in andere betoogingen ontrent andere zaken een£ naaukeu- 
righeyd aan die wat meer als al den dag weten , en boven het gemeene 
volk in verftand uytblinken, pleeg by te zetten, en word by de Reden- 
konftenaars eene fluytreedenige wederkeering genaamt. Zie Clauberg 
hier over na.. 

4. Gclijk derhalven de geeft van te voren fijne on volmaakthcyd uyt 
dien hoofde afleyde , om dat hy zig het zjjn niet gegeven had , om dat 
fry van anderen afhing , om dat hy van het onlangs genomen begin fijns 
aaaweewnsby rig zelven bewuft was, en om dat hy niet in ftaatis, ora 
fijne werkingen naar fijn goetdunken te beftieren , zoo heeft hy hier nu 
de Spring-ader gevonden , waar uyt hem deeze fijne gebreken ontdekt 
wojsdgn. 

f. ^m^^eming^chafm d^nlSeeldvcm^no^fer^^^H^ktWeefenj 
"t geen van zig zelv is, 't geen altijt aanweezig geweeft is , 't geen niet 
kafl met zijn , en vm het welke alle dingen zijn , of 200 ge Sever wilt, 
eenezeekere, vafte, en onveranderlijke wijze van denlten aangaande 
het allervolmaakft Weezen, zulks dat zoo menigmaal het hemgoet- 
dunkt, of gelegentheyd gegeven werd; hy begrijpen hm> watdatzeg- 
genwil, ajip^velmaakttezjjn, waar uyt het rdadelijk aanweezea zelvs 
van dat weezen ftraks buyten alle tegenfbraak- en onfey 1 &aa| ,; VO^t , en 
dat op meer dan eene wijze. 

'„ tf. Eh wel voor eerfi van vtren , zoo fcan het niet anfes^jjn, ofde 
rabur en het weezen zelvs, dat my door het dfnkbeejd voor oogcn 
worfi g&houden , van die zaak , waar aan ik denfr , moet t£ geljjk eftj 
aanwe^jfin in zig bevatten? want dat is, gelijk reeds ge^egVis , v*n 
een weezen , dat alle volmaaktheyd bezh ^ ho alfe volma^tlieliiiie^b*- 
zhten, is ookonder andere volmaaktheden, ja ten minlteh«^rf5aahw*e- 

zen 



8 VAK <DE AA1XGEB0RE 

zen te hebbcn , want dat is de grontflag en de zuyl van alle volmaakt- 1 
hcden , welke weg genome zijnde , zal'er gcene volmaaktheyd oycrig 
zijn. Des zoude ik my zelven zeer leelijk tegenforeken , indien ik 
zeydc , Ged_ t dat is , het Weezen dat alle volmaaktheden in zig hccft, 
is met , dat is , heeft gecne volmaaktheden. Ja 'k befluyt liever yooj 
eene onwrikbare waarheyd, .God, aa*=wien ik demk , en denken moet, 
als aan een allcrvolmaakft Wcezcn , moet noodzakclijk daaiotnzclvs 
zjjn , om dat ik hem zoodanig denk te zijn. 

-7. Maar te vergeevs word van zommigen gezegt , dat deeze betoo- 
ging flegs onder die voorwaarde , en mits , inaierrer xjoodanig em wee- 
%#n if ) kan toegeftaan worden. Want dus doende zoude *cr gcene bc- 
tooging van nooden zijn ; En het en ilaat my niet vry , onocr voor- 
waarde aan eene allervolmaakfte zaakte denken , om dat ik my tot zoo 
verre bepaalt vind , dat ik alje voorwaarde uytfluytc , wanneer my eetie 
volftrekte volmaaktheyd voor oogen is. 

8. Dit bchoord 00k ivijders tot het zelve denkbeeld van eene oppcr- 
fte volmaaktheyd , dat die niet flegs alleen in het begrip , dat ik daar 
van heb , maar 00k met der daad buyten dat , aanweezig is , aangezien, 
ik immers dat gene gehouden ben volmaakter te pordcelen , 't welk 
reeds in mijn verftand aanweezig zijnde , daar en boven met der daad 
is , als dat gene , 't welk in mijn herfen-gejlel alleen wtont enjtjn vet' 
blijv heeft. 

<?. Maar hoc zal het 00k met my af loopen, dien ik hier boven onder 
zoo menigvuldigc onvolmaaktheden zugtende , niet te min ganfeh ge- 
wis ondervond te zjjn : want ik word hier in of bedrogen ('t geen on- 
mogelijk is) pf gedwongen als eene on veranderlijke waarheyd vaftteftel- 
len , dat die zaak is , en wel by uytnementheyd it , welke van raijne 
en alle andere onvolmaaktheden vry zijnde , niet dan. eene hoogfte vol- 
maaktheyd genict. 

10. Ook zoude ik^ven daar 4oor hetaanweezen van andere zaken 
onmogelijk maken , indien ik die van de hoegfte volmaaktheyd zal trag^- 
ten in tv/ijffel te trekken , en dat zoo veel te meer , als ik die andere 
dingefl onvolmaakter dan my zelven begrijpe! 

11. Ja-Jk zoude my eyndelijk inzoogrdotc verwarringen draaijen, 
dat ik my daar nook zou konnen uytredden. 

J 2, Want bier zal ten laatften de hcele zaak op uytkomea, dat,"by- 
aldien bet opperft volmaakt Wezen niet met der daad aanwezig is , daar 
ik het zoodanig bezef te zijn , het zelvs nooit kan zijn. 

13. Het geep Wf*** battgt nock kleeft : want dan zoude tot den 

laag- 



GO e DGELEER ( DHET e D. 9 

laagften trap van onvolmaaktheyd en van niet, die 'er zoude konnen be- 
dagt werden , dit gene verbannen werden , 't welk ik my riiet anders 
dan allervolmaakfl voor oogenftellen kan. Ik befluyt/ dan uyt alien de- 
fen , het ontwijffelbaar aanweezen van zoodanig een oppcrft-volmaakt 
Weezen , dat ik God noem. 

14. Maar naaulijks ftel ik dit vaft , of ik zie my door een nieuw ge- 
wigt en menigte van drangredenen gedwongen , om het zelve te belij- 
den. Want ik fpreek Van een oneyndlg volmaakt Weezen , 't geen 
overzulks met ontelbare merken door defielfs denkbeeld , daar we van 
gezegt hebben , fijn noodzakelijk aanweezen moet beveftigen. 

15. Ik ga derhalven de oorzjiak van deefe volmaaktheyd , die in my is, 
waar door ik boven dat gene , 't welk in my is , wijs zijn en opklim- 
menkan, eens navorfchen. Want het is noodzakelijk , dat daar er- 
gens een veorbeeld van is , om dat 'er in my geene wilde denking zon- 
der een zeeker voorwerp , dat aanweezig is , zijn kan , ten minften 
wanncer ik Jlelliglijk tc werk ga , gtlijk hier ter plaatze , daer van eene 
volmaaktheyd gehandelt word : want in de verdigtingen mijns geefts , 
t'zamenftellingen , ontkenningen , beroovingeh ehz. die tegens de 
yolmaaktheden geftelt Werden ; is het eene andere zaak. 

16. Des word 'er eene ooraaak van deefe volmaaktheyd , die in my 
is, vereyft, voor eerft eene uytwerhende , en 6zn eene voorbeeldige ; En 
gene fluyt deep noodzakelijk in zig , gelijk uyt het voorgaande ligtelijk 
te zien is. , 

ij. Want het is betamelijk ,: dat hy , vati wien ik dat vermogen 
heb , zetvs deeft vol^aakfyyd4>ezit, en dat hy ' dejfelvs beelteriis in my, 
alt hymyfchiep , 00k heeft konnen inprenteh. 

tS. On* my zjelven denk ik.hu vomers niet , want hoe verre ik met 
redeneeren koom , altijd word my mijne onvolmaaktheyd van mijn ge- 
wifle voor de fcliegncn geworgen. , ,...;.,' 

Io. ikglderMven ft&!«^$^e3aakjV$e 1 ,my bekerid is,, fera- 
M, Wetkeiikafeh'lk M^W^Mmn^ Mjtt^M» weygerikldie ^ 
meer deefe obrz'akelijkneyd. Maa"r r |aar fchict me te binneri j of mif- 
fchien het gene aan eene geweygeft word, door beyden niet gewrogt 
zpu hebben konnen werden. Maar dat beyde die zakeh van verfchey- 
cren,zoott ( zijn, weet ik, en dat uyt iwe'c pnvolhiaakic dingengee'ri opr 
p^-Volihaakt , nog uyt eyndige <teefen geen 'ibneyndig geheel kan t'za- 
mfellg^aW werden. Ja hadiefi r jSie dc deeleh , die ik bezeffe, een ec- 
nig gehiet u^tmaken , . en dit flegs in de t'zametlftclling van of 4eov 
mijnen geeft beftaat , zoo blijkt immers , dat dit bet allervolmaakfl niet 

B kan 



ip V4X ? ( E A AN qE BO RE 

kan gezegt worden ; .maar ook zoude hier het begrip vandufdanig een 
geheel tcgcn ftrijden , want al die yolmaaktheyd, welke Afogeheelin 
lijne t'zamengenomc deekn zou begrepen werden te bezittcn , zou 5m- 
mcrs in de deelen zelve mocten gezogt worden , en ovcrzulks zoude 
volgen , of dat decfe f ' zamenfidnjing maar alleen uyt mijnen gecft voort-> 
quam , dat ik zoo van t'zamengenome dingen tot een opperu-volroaakt 
Weezen koom ( 'twelk. die gene niet konneq aannemen , die dit be- 
vvijs van den Geefi , de dingen t'Xamenvoegende , pleegen aan te drin-. 
gen ) of , dat 'er geene hulpe in deeze bewijsreden , buyten het gene 
we hier boveri betoogt hebben , tocgeftaan of geftelt kan werden. 

20. Nog ik kan door Redenkaveling , met de eerie vokwak|^eyd,by 
de andere te voegen , gcene opperlV yolmaaktheyd uytmaken. , . 

2 r. Want op dat ik ftilzwjljge , /tgeen. ik voor af Iaten gaanheb* 
dat de gelegeritheyd, nanjeiijk^Qm zoo. van, de eene,, vptoiaaktheyd^ tpi. de, 
andere op'te; klimmen , en deeze grooter, gene kleynder te vcrkTarcn,' 
altijd in my een denkbeeld van eene grooter ondcrfteld , tot dat ik tot<& 
grootfie koom (alwaar ikhalte hQud,e) .d^aj; behoudens ^^dezelve,n|et$,b^- 
vocgen of afnemen konriende, ,; ^ .. ,. , 

22. Ik vcrkrijg immers niets niewf* door de redqneerjng , 'tgeenT^. 
mi van te voren niet al gehad heb , '. ten zyrnii^hien A\x. , dat; ik da^ 7 nu 
zeekerder begrijp : En deefe zeekerkeyd zou zelve evenwel weffeVonftQ* 
dien eerjten Regel gebragt moeten werden. 

23. Ik voeg hier by, dat ook door die werking desGeefis, waar. door 
hy verfcheyde zaken do9,r. malkanderen , rne,er o£min volmaakt , ,eyn- 
deli)k' in Jceii, ee|ig:,denk^ek|f '#&%$!$* Wt^^ej^^pogfte yol- 
maaktheyd kan te weeg gebragt werden, : Msar ilega eene yerzamejing 
van eyndige diirgen, poven welke ii$ dat gezigte e,ve,awel^an,<;enehopg> 
fte volmaaktheyd , zonder eenige opgeblazenheyd- of verzicringejakao 
en moet verheften. ,, ,' '.]';/ .'.,!. 'V . .'/,'•' 

24. Veel minder konnen my deeze dinger^. ,' wejke ijc in^mfjne. ge- 
daeten van eene Gpdheyd f bezef ', by Qy^Jtepj^im ^.l^d.gsj^elt,zijrij 
Want ["die #a Ik : ',' ; my\elvenaUept tot. bje,r toe , onll&Koekinfle ,' noghitf 
toe. ^ar zoo ik die 60k al toe fta , voelik, dat ik.rnyaahdeney-* 
genAecnftoot, . 

ij. t Want yyndie Overleveraan zjtlyt , ','t zy die ('tep i|cm^gtf» 
fcheff'fr^^e .biderjkingeii laa't invloeyeh) tpijne 0«der^ ;> , ^jje^i^^ 
Voo^deli , teerrrieefters of andere zjjn , wie datze oc&jirBag^^^'eri, 
vm^kheXJCslyfa'. doordien ik ondervind , dat/zy, zoo H'qi ais)!,* 
huhhe, eygf zwakheden hebben ,' en hundlkwils-, doer eene qnti|d%e 

doodi 



GOm G ELM E R<D H E r<D. ii 

elood van my weg gerukt , bewe'en , eh dus doende zoude ook die iiytr- 
werking te gelijk met hun verlore gegaan zijn. Hoc zeer dit met deeze 
hoogfte volmaaktheyd ftrijd , is licht te beyatten. 

i6. Maar ik verneem , dat my ook dit met hun gemecn is , dat zy 
ook het geenze , deeze zaak aangaande , weeten , en my overleveren , 
van bmne Leermeefters ontfangen hebben , deeze wederom van de 
yoorgaande , tot dat ik eyndelijk tot den eerflen menfeh opklimme, 
hoedanig een 'er noodzakelijk geweeft moet zijn , aangczien nog de 
Rede , hog de Voort-teeling een oneyndig getal merikhen zoude kon- 
nen toeftaan , waar van We nier na fpreeken zullen. 

xj. En dan zal 'er niets overig zijn , dan te weeten , wairdie menfeh 
deeze diftgefi van daan gehaalt heeft, dewelke van de hbbgfte volmaakt- 
heyd gezegt wefden j of hy die van zjg zjelve'n ifeliejnarfd&rs van daan 



a8. Van zjg ielveh heeft hy die imrhers niet konnen ontfangen, 
welke in fijne natuur of \£eezen, door het denkbeeld yertegenwoordigt, 
niet te vinden zijn. En Ret is 'er zoo verre van daan , dat dit denk- 
beeld hem die grootfte volmaaktheyd toewijft ^ dat; het hem die veel eer 
dadeHjk afwijft , want ik ftel riiets b'h'^ej-ijrriK ; als ik dien e'erften 
mem^ch &tti;iB e&ffirf f^ ,of van niets. 

i. 19.- Het zy nTeh dit f nil van vorin befchouwe , zoo dit ik my hem , 
Us mogelijk , nog toekomende ,' eri van Het niet zijn , tot het zijn zul- 
lende ovefgaan , vobi? pogeh ftel , het geen met eene hoogfte vol- 
maaktheyd ganfeh niet over eeft ftemt : 't zy van agteren , alvvaar my 
d« uytkomti zelve leerd \ daf riy al latig opgehoudenr heeft te zijn, en 
overzulks op mijnen geeft nu niet werkeh kan. 

jo. Ja wanneer die Eerfte geftelt word in getal en khakeling tot fijne 
zoortgelijken , zoo word hem hicr door zelvs de hoogfte volmaaktheyd 
meer dan om eerie reded geweygert ; waiit te kohneh tellen van fijn eer- 
fte aanweezen af door verfcheyde Geflagtrekeningen tot my toe, is^W- 

31. En dteerfte te zijn onder die genen , welker natuur of weezen 
niet medebrengt, dat zy van.zjg zelven zijn } £'tgeen reed&betoogt 
is) zegt riietfs writes y daft met $ic arBcren ia'riant' tt» elrkennW,,die te 
i^3eS«i^rvlri ; alenfsl , ; j "'■'• - "; l ! . * V ; 

de^wMlim^^^ 

be*!t.^jk#^d3t-eerffigm^ 

R , • -.- : — ■' •■ ' .fieri" 



i» VAU <DE AANGEBORE 

ncn geevt , maar zulk een , dat daar van eenen ,anderen ingeprent is, 
gelijk hier na breeder, zal gezien wcrden. 

3 j. Maar naaulijks ben ik dus verre gckomen , of 'k verheem dat ik 
geftoort , en deefc mijne overdenking van mijne vngevoelens afgebro- 
ken word : Zy raaken my andere voorwcrpcn indagtig., en verfchafica 
my, ftoftc tot nieuwe overweegingcn ! My vale dan in , of ik niet tni£- 
fcruen door behulp van decfe Dienaars die dingen , welke ik vande 
hoagfte volmaaktheyd weet , gelecrt heb? 

34. Maar ik;roep dadelijk van neen; aangezien ik dezelve niet.ariders 
dan als vermaners van die dingen buyten my bevind te zijn , van welke 
egter reeds te voren denkbegingelen in my warenj, ja dat eyndelijk al der- 
zelver vervulling in mijn oordeel te zoeken is , het geen na die beginf* 
felen in. my, als eenen rigtfnoer,, om volgens dezelve teoordeelenj 
onderftelt ; op dat ik nu niet zegge , dat die voorwerpen , waar aart zy 
roy. doen denkert .y niets dan ecne onvolqiaaktheyd te kennere geven, 
om dat zy lighamen zijn : want van andere zaken konnen zy my niet 
vermanen , alfchoon ik derzelver Maker kan bemerken van haar ver~ 
fcbtilmde 'te zijn. . :; ..■,;-.);;;, ',■-.; ' '•■■■':- -.0 

55, Det befluyt. ik voor eene.onjVritbare waarbeyd , dat'de borzblt 
van dat denkbeeld , *x geen in my wppnt., geene andere zijn kan,, dan 
het opperft-volmaakt JVeezen zelvs (dat ik GOD noem ) en *t gcea 
overzulks in zig heeft en de zaak zelve of de hooglh volmaaktheyd , waar 
van in my. zoodanig een beeltenis is , en gevolgelijk 00k zoo groote 
kragt en vermogen , waar. door hy die onveranderlijke Sehildery van 21'g. 
zelven in my met mijn aanweezen heeft konnen ftellcn. 't Geen te.be-; 
wijzenftond. /;''• ,"-,/ ; ■■ ■'".•.• 

HOOFD-DEEL V. 

Van dfj^elw Zeefyrkeyd uyt \ bet Gcytijjen. 



tot 



Aar ik meet zoodanig mijne binnenfte fchuylhoeken nog niet 
JLV-Lgeagt worden doorkeken te hebben , dat my niets, 'tficea 
bckragtiging van dat zelve vertopg dienen kan , overig, is, . ja fcaiks 
vrorden de voorgaande bewljsredenen.van ««e aliergewigtigfh geyolgt 

2. Daar word in my een medeweten gevonden, en'b.e^elY.e, hoc 
bnftylbaat jook'. ten aanzien van allc fijne deekn , is niet te min elder* 
anders yah aiaangent, 3. Dcs- 



G m G E L E E R <D H E T Z>. 13 

j. .Deszelvsrvemgtingen mi zijtt verfeheyde. • En vtt\4ioor eerft zoo 
leerd het Gewifle de eenvoudigewaarheden;,' en dcrzclver verbintenifle 
ondcr maikarfderen ,' en evenrcdenheyd B. V. wat volmaakt , wat waar- 
agtig , wat goed is, en ten opzigte der trappcn , het meerdere , en 
het mindere, Uyt de befchouwing van welke waarhedcn eene rioodza- 
kelijkc verbintenifle . voortvlocyt;, dat' die dingen pamelijk in hare eyge 
order moeten begeert , gekent , en bemint worden , enz. waar uyt. 
00k de tegengefteWe zaken'ftraks begrepen werden. ' '■..;> 

4. Tentwtede verpligt my dat zelve Gewifle door' eene heufche vety 
taming, die waarhedentot mijne werkirigenovef te brengen ; teneyn- 
de ik namelijk by my zelven met aandagt overweege , of .ik wel volgens- 
die beginflclen mijn doen aangekgt en gefchikt heb ? Qf ik.wjel eoder- 
fcheyd tufiehen bet meerdere en bet mindere goed .maak Qf gemaakt 
heb? En tot^t- met 5eenc kragtiger begejerte; dan tot «&fgedr«vcn en 
aangqzet wordcaz, ., ::■—•.■ .: '.ir-J-n c?.\ 

5. By deeze zugt en neygmg om my zelven na dat rigtfrioer te on~^ 
derzoeken , koomt eyndelijk ten derde bet Oordeel des medeWetens zelv, 
waar dopr dat rflijncdaden of goedkeutt of verwerpt.; defcelfce met het 

femel^iEig^fao^^Iyerklaard.oyerr eenjk komen , of ddar van af te wij- 
en , en 200 eenoefluyt aangaande' de.verdjenfte. mijner handelingen- 
opmaakt; Kr ,of die my beioonirige,koonea:beloyen y. dan-of *y;«jy Jkiffk 
gebieden te vreezen. ' - <-\ ^- •' , ' 

6. Debeloaning volgt op het rokomen en gehoorzamen van dezelve ;•- 
't geen het eenvoadige dcnkbeeld van goed. te kennen gecvt , als het r 
welke maakt , /dat bet denogenen.^wel gaat , die dat bezit , en beftaat 
overzulks in eene *agte en'ftilleKrufte r dcs genioeds ; dk het Gewifle 
daar aan toewijft ,, welke gepaart gaande met eene geftadige verluftiging 
ontrent het goede , te weeg brengt , dat 'et eene ftille en heymelijke 
vreugde , en eene goedkeuring van den ftaat , die my betaamt , in 
my ontftaat ; zulks dat de deugd reeds zig zelve een loon is. 

7. E^hkr.van/daanzittraeft dat die 
9«^is,'wanne^Ik,dk^ yerlooohen , en 
alles , 't geen daar tegenfttijdendfeis , doe : i Ais f wanneec mijnrgewe- 
ten, deeze, van den bovengemelden Hegel' afwijkend&^ dadeo ver- 
(Mfdeelende , verklaard t dat het my uyt men heofde qualijk gaan zaL 
■\^aa?,uyt fchaamte , droevheyd , benaautheyd - y vreeze , fchrik , enz. 
voor^TjKtugt : alle yoorbereydzelen tot de voor zeeker dver 't hooft i hM'5 
gende,lita6e^ u -./ v ; - ' ,-:-;.■:■ '..-.■.'. -• , ' ..i.'i-sA-zm' 

8. GcUjk <kez« dingen malkanderen op die wijze r diwe gc&g&cfei 

B 3 be»r 



14 VAM WE AANGEBORE 

ben , onderling voigen : TXi&kan het geweten zigva die Me mm ver- 
grijpen, en if or&^mks^znCdieli^ onfeyibaar. ^: •' : n l . : 

9. Want het zy ik mijrie gedagten veftig op die eerifte kenniflen, 
van waar , goed , volmaakt enz. Die zijn ganfch onwrikbaar en zee- 
ker , als Ook derzelver verbintenific onder elkanderen ; want het waare 
en kan niet valfch , nog het quaad , goed , nog het volmaakt , niets 
zijn enfc; ■<■'■' • . . 

10. Gelijk 00k deeze dingen met rhalkanderen niet konoen over een 
gebragt werden , ~dat bet goede te vlieden , het quade na te jagen , het 
valfche te verkiezen , het ware in den wind te flaan is , en welke dier- 
gelijke dingen meer zijn. 

• -iJ«' Ook kan ik in het Ohderaoeken mijtief Wefkingen volgens die 
Waarhedeny eft 1 in AtVisivW tiHpaffing op deeze niet bedfogen wdrden. 
Warft'n^3C§iteWMS' het rigtff^* v<p$sert- en-bewuft beti , zbokart 
my immers mijne werking ontrent dezelve niet onbekeitf fetch '■$ tfant 
nadien die inniglijk' in my tegenwoordig is , zoo kan my niet onbewiift 
zijn" , wat ikdoe , thet it/at eynde en dp wat niahier ik te werk ga I In- 
zonderh*eyd ; afei& met een«^andagMge.%%iege&jg ojp h*t onderzoeken 
der zsak? ftaaA bl^v ; en overzuiks kan ik ook vbor zeCkefWeete^ ,*& 
mijn'iattd#eitw,atidel-'m©t:dat r%tiiieet ovet 3en fcoemt > ofnler. ! - • 

* ; #iV yo0t\oo' tael ?eyndetijk het$or<teil des Gewetien^aanDeterfg^' 
deflelvs onfeylbaarheyd kan veel minder in twijffel getfofeken Wcrderi, 
ittdien herwaar is , daar we van gezegt hebben : want nyt ware en zee- 
kere voorjtellingen kan niet anders dan een zeeker Bethiyt getrokken 
v^erdefl t 'want byaldien het, gaedjs B.<V. het goede te berainri&i , eri' 
&' fere? Kevde en rieyging 1 ; e^hw goede In rmyvted , zookan ik niet 
^ffi^r^b^flttyt^n ; dan dat my <laar ayt wat goeds ftaatfe Vertfagtenj 
dp?geHjk;e wipe: |^t het ook at andere- askew toe. 

13.- De& moeten die gale eGthsmMedmetetf gezegt Wdrden te be- 
driegen , die hetz^veiaa» dwalmg beweeteik titdwhMig te iijn , daii 
dat foin h& M^dvwtim'MdYi^} • waitr isemk. dwaiing^^evf eetem 
aewdeii a^ **% begtfypha' <\ «sf iweewfif>-' r taHJneri,^'nog £<jrien aridercn 
daifF v%wwetmfgerty *6n 2ydfeg«iflifdlffi2ftakvoorde*^ygter, ctiiti 
de dnftylbarc w^egfchaal dis C^eeieiK'gebKig? werd. ' 

S4. Want andtsrMfisS zeo ! kaff iBKrfnietiileeii g&m zeeJ&t keMW 
v«»Jeerilga z&ak-toeftaani; ntaa? «^vs:^afe«l geWtlex; m<^kiW^M 
h&tf&fffii-fclmh, dh? to het ftiiiiflfe^efife:2^'aMt*feijkellSP^ d ;ae?f 
baas ft>elen. Z«k> dat Seneca zeer wel gezegt heeft : Geew'tfeir agpcfi 

omen wwden , betGewetentlooft. ' 15. 



G Q$>G E l/B M R 2> H E T T>. t T 

, i j. Maap tejr Jtettpgifig I Ik vraag derhalven, swaar die bnfeylbarc 
regel des Gewetens by my aan dat gezag koomt ? Waar koomt het van 
ctaan , dat ik met dan op <a?/w wijze het goede , ware , volmaakte, eer- 
iijke , fchandelijke , quade , valfche enz. oordeelen kan ? Immers in- 
dien ik van my zelven ben , zoo zoude ik my zelven my ten voorbeeld 
Ya» ; J^,ge^-:n^ : te.b^tt)a^fia.fta3t^ konnen voorftellen , zoo dat het 
aaamy uaat en aan mijn oordeel,, watgoed, wat eerlijk enz. moet ge- 
heeten werdenl ' 

1 6. En wat is 'er, dat my die Wettcri zoo zorgvuldiglijk doet on- 
derhouden , dat ik hier naar toe aHe mijne daden en bedrijven wend, 
en die naar derzelver pas-loot rigs ?, Waarom laat ik my zoo aan den. 
band leggen , en zie ik het niet lievet te-onrihappen , en: ontcfoe ik my, 
dieimmers yry ben » van dteboeyenniet? '■'■'' '■'•'■■ ■ •-'..;•■•■' 

, i i j. W ajt is % eyndelijk > dat my. 200 verbaaft maakf, eh my fehaam* 
te , vreeze , en eene onverrmjdbare ontftekenis op den hals jaagt , als 
ik , het gene my die "Voorfchrivten erinneren , niet nakoom. 

i§. Byaldipn my van mijne Ottders , Over-heyd , StaatkttndigeH enz.' 
die vreeze aangcjaagt word; wat is de reden (op^d^^ovcrjgediflgen^ 
welke my op gelijke wijze ontrent de oorzaak van bet denkbeeld , dat in 
my van de noogfte Volmaakthcyd is , boven Hoofd. IV. §.25. en vol- 
gendc te binncft Ijphoteni, iu mcl: focrhale ) dat Ik hiel Sever met hurt 
lagche , als ze afweezig en des onbewuft zijn , een heymelijk fchelm- 
ftuk bedrijvende , waar van geeii getu-yge nog iemand, die my dat ver- 
wijte , buy ten my, tegenwoordig. zijn- kan ? Waarom woon ik niet ftil 
en geruft by my zelven , en waarom verban ik de vooroordeelen , die 
my zoo een kruys zijn , en die droevige gedagten niet y die mijnen 
geeft door eene gedurige knagingdoejaquijnen. 

19, Maar ik kan, niet, cnlieten ftaatniet in mijne magt! Enfchooa 
ik die zelvs als met ftokkera meen hemyt geboent r te, hebben ,- zoo ko- 
men zy mv ftraks wederom fte/ker op het lijv , en vcrdubbelen hare 
doove flagen zoodanig door eene onbaraiamgfcrocdc ^ dat ikdezelve 
geenzins ootylieden, kan, y jadat?ik ten vollen oyettuygtcba*, d&iik eer 
mijn leven, dan cjie zorgen verlatert* caditt debedroevd? eer, dan de 
droevheyd zelve in *t voetzand raken kan. 

"zp. Wat daq ? Ik kan. niet loochenen , dat Skin alien deezen>t><?p 
eentn anderen of hang, die eh mijnen geeft gemaakt heeft, en die-waa^- 
heden^r^.t^i^^ geeft v^osVeene'bnvefanderlijke Wet gewiltTieeffte 
zijn , en di&door zijn geza^ my heymdi^cverpligt , om volgens de*e§4 
vc op eene redelijke en vrywilligewijfe mijn leven aan, te-fteHe*s. '■''■■■' 

j r> Maar 



j£ JVAJSL <DE ' AANGE&&RE 

21. Maar ik kan ook niet ontkeimen , dat dezelve 'eerie fiaving by 
deeze fijnc Wet gevoegt , en fijn zegel daar aah geharigM'jheeft , het 
welk ik niet zoude durven fchenden , zonder hem ten hoogften te ver- 
ongelijken , en op eene roekelooze wijze te beledigen , waar over dat 
hy voor zeeker wrake oeffenen^zal , moet ik gewaarfchouwt werden van 
dien verborgen getuygen , die altijt in mijnen bbezem tegenwoordig 
zijn moet , en die voor hem tegens my eens t'eeniger tijd antwoorden 
zal! 

22^ Waarom ik moet denken , dat die zoo menigmaal fijnen opge- 
legden kft nytvoerd en volbrengt, ak my eenige fchaamte of wees, om 
bet verwaarlozen van mijnen pligt ,- op 't lijv Valt. 

13, En nademaal alle fchaamte haren ooripforig heeft uyt eene onvol- 
maaktheyd , die my aankleevt} ; endie-eenen anderen ook behalyen my 
bekent is, «k niede* ida«>*fe/ •erBMY<vo©e ;de*b^e# e t'&obfd hangeride 
ftraffe te gelijk'klaar -te kennen geevt , dat de Regter van mijne begane 
mildaad niet onbewuft is, zoo blikt ■, hoe gevoegeiijk deeze gaflaging, 
welke wy gezien hebben , op mijne bedrijven j den naam van wdkms 

HOOP D-D EEL VI. 

Van derive 9 uyt de vereenigmg der zjele met betli 

beypezgn. 

I. T"\Us verre hebben we met korte woorden hetkabinet der ziele 
\J voor ieders oogen open gezet en ontfloten; Maar nademaal 
dezelve te, ongeduldig is , en J t haar 'laftig valt ? om zoo lang op een 
ftuk buyten gewoonte, tq iblijven itaaft , pleeg it hare overdenkingen 
tot andere zaken h'een te keeren. n- v.. ■ 

■2. I>es verwondcrd ze zig , en ftaat verbaaft , dat zy , die eene dett- 
kende zjtakhy van eenig lighaam aangedaan word , en wel zoo, datze 
daar van lijd. Zy onderzoekt derhalven op nieus , waar deeze kragt des 
ltghaams.op haar van daan koomt , en wat gemeenfchap zy me£ hetlig- 
haamheeft? .-' ■••'!-; >••• "O- '■ "■ ■- ■■■■■"•' •'^^'^ '-'V 

s:jl . Ma& naaulijks denkt ze om die eerfte beweegingeti 'fan dat lig- 
biami, of daar komen nieuwe en t'elkens andere in dejnaats , aan wel- 
keri alle ay eyndelijk geenen toegang weygeren kan , door dien zy een 
zeeker gedeeltc van hmr divert I chijnen te eyfchen. 4.iTer- 



G O <D G EL E E R <B H E T <Z>. 17 

i 4. Terwijl zy derhalvcn elke op haren behoorlijkcn rang en plaats 
poogt te ftellen, merkt ze dat 'er eenige zijn , die opfchiidding rtiakenj 
welke zy uyt kragt van haar gebiet niet ; kan beftieren , en overaulks ook 
niet vermijden , dat ze van dezelve niet gins en hcrwaards he£n gedre- 
ven werd. 

5. Des wend zy zig wederom tot dat eerfte ondcrzoek van haar eyge 
zelve. Maar daar komen haar geene werkingen voor, die niet in eene 
■afgcmeene werkzjaamheyd van denken xs. zamen lopen , en dienvolgens 
ten eenemaal verfchillende zijn van alle uytgcbreyde zaak , en derzelvcr 
werkingen . zoo die 'er anders eenige heeft , want zy kan ook aan eene 
uytgeftrekte zaak denken , . hoewel ze zelve niet uytgeftrckt en is ; waar 
uyt zy. een befluyt maakt , dat het tot hare natuur of weezeii niet be- 
hoort of uy tgeftrekt te zijn , of een lighaam aan zig gevoegtte hebben. 
. 6. Het aenkbeeld nil- van een Lighaam zeivs is niet bequaam' om haar 
iets te konnen geven , dan eenen ftant van deelen nevens malkanderen , 
en eene ruft van het verknogte , 't geen ik uy tgeftrekt zijn noem. 
Waarom hier geene wcrking en beweeging in opgellote legt : maar eiv- 
kelc traagheyd en loomheyd. En aangezicW dat lighaam , -A geen<op 
my zoo werkt , tot het zelve denkbcdd behoord , "100 word my gele- 
gentheyd verfchaf t , om te ondcrzoeken , waar deeze bewegingen , die 
-J|qo *eele tcgelijk en rericheyde zijn , in die lighaam van daari komen 



7. Inzonderheyd door wat kragt het werken kan op eene zelfftandig- 
heyd , die van een geheel ander hooft-zoort dan het zelve is. Als ook 
wclkd de^ooifprong zijn mag van zoo eene naauwe verbinteriis , ; waar 
door de.beweegingen des lighaams zoo fcbielijk by de ziel tegenwoordig 
zijn , ;dat ik ter naaawer nood bemerken kan , dat 'er cenig tijdverloop 
tuflchen. beyden koomt , en overzulks de werking van den geeft en van 
dat lighaam «*w m dezjelve moet agten te zijn? 
ij'Eii.'.En.nademaal scene vereeniging gemeehlijk ftant grijpt in zaken, 
die andere tn natuur of weezen gelijfciw|n3^(B.:V£iin hghamen , wet- 
leer wljzen fchoon die anders-en anBerskoriher) geftelt rtjir^zobiseven- 
wd derzelver vereenjging 'om jde: eenzekigheydr barer Weezens niet tc 

\teewonderen. ) v .-■.,-■•..■'» >■'■<■. 

!»iyp.jZoofchijnthetzeldzaam en vremt te zijn , dat zaken, die in haar 

.gadf&e jweeien van elkaadcren, verichiileride zijn ;.-• een geheel uytma- 

Ken, en'tfzamenftellen , vodnihmdijkr.-daar 'er bnyten dit zelve geen 

dwrgeUjMworbjeeJdiVan zoQ«ene wonderiijke t'zamenfteffing in deNa- 

tmir g^vonden wdrd J 

C io- Toor 



to- ; Voprzoo veel dan de vereeniging zelve betreft , dezelve begrijp 
ik ligtejijk, dat /*» mnxien der zelfftandigheden onmiddelijk nog ge- 
fchiet , nog ook gefchieden km, overmits nog de ziel eene uytgeltrek- 
te zelfftandigheyd , nog deezx ooit eene denkende worden kan , en 
dienvolgends zoo konnenze in geencrley wijzc onder malkanderen ge^ 
mengt ,,;engegoten , of een eenig ding worden. 

j i. Daar blijvt dan overig , dat, de zelfftandigheden wederzijds on* 
gefchonden en in haar geheel. blijvende , die vereeniging in eene ver~ 
wifleling yan werkingen yan beyden de deelen , geftelt word, waardoor 
namelijk op zeekere beweegingen , in hetlighaam gefchiedende , ook 
zeekere en vafte gedagten in de ziel oprijzen , en aan de andere zijde de 
wil der ziele door zeekere beweegingen in hetlighaam ontftaandc j bs- 
antwoord werd. < i 

12,, .Maar dan Jpringt bn^wed^He-^geiwanglieyid-vboriefchee- 
nen ,; -wait: yoor eene odrzaak namelijk te weeg heeft konnen brengen, 
dat werkingen van zakcn, zoo zeer verfcheyde ten opzigte des weezens, 
zig zoo in een fchikken , en in elkanderen voegen ? En wat de reden 
is>,i-d$ de ziejjuyftiaan ditliehaa«nzOodante verknogt is , d?t zy daar 
van meer:,<dan vjaxi andere.'ugnameh lijden moet?: ^ : r: 

ip En daar is geene uytkomft van deeze zwarigheden tc vihden,, en 
daar zalrer geene gevonden worden , ten 2V men eenehaogereOorzjtak 
vaftfteld , dcwelke beyde de zelfltandigheden gelijk zy ze gefchapeoi 
heeft , alzoo in die onderllnge betrekking tot elkanderen heeft witlen 
ftelleh. .,':, -.-.,-• ■'. /:.-> • .. ■'■■■■', —- • . '" 

14. Wate&m kmvgeen zeeker Bvndgenootfchafa vanwe£t karitett 
aangegaan , plaats hehhen ^ vtjt welks kragt de bene zeltttandiglibyd zig 
deeze magt oyer de andeteaanmatigen zoude : Aangezien dit,i.ten op- 
zigte yan hetLighaam, tegcaftrhdig is*, want dat werkt met uyt zig 
zelvs, en veel min kan 3iet op eene redelijke wijzc werken , hetgeen 
egter tot eene wedcrzijdfche overeeakomft en tothetbedingen tanw- 
tond?-voorwaardchs vereyfcht wordy; :u« 

- 15.; Ja de ziel zehre ; die naarde reden te werk gaat ,. wonjen ook 
eenige beweegingen onttrokkeri van het lighaam , welkec Hecrfchappy 
zy zig niet aanmatigen kan , 't geen zig «*#*{«? in eene quade gepltmis 
des lighaams genoegzaam openbaart j daar zy nogtans buvtehtwjjfFel 
aHe de beweegingen onder hare mag* en g$bie4 zoude gehragt, hcfcfciepj 
byaldicn zy. zulk een verdrag met het lighaam Jrad aangtgaahi t& , r. . ; 

*i& }m*tet Spinoza te willen zeggen , dat dii zfimtnftef \ijt eehe 
vereeniging der twee opperfle ejgenfehaffen (deWeUcehyverzierd) deoo- 

perftc 



G O^ Q E L E E R <D-H B T1D. 19 

pcrfteDcnkingcnUytbreyding v *&.4?%tyi$hometfit't wat z'ou dat 
anders zijn , dan praat tegrabbej of wisjewasjenj uytflaan ? Want en 
dan zoude die zwarigheyd , daar we van gezegt hebben , wegens de on- 
mogelijke vereeniging der ganfch tegenftrijdige Weezens , en derzelver 
onderlinge werking op malkanderen , nog te ontwarren ftaan ; En daar 
zoude gcene reden konnen gegeven werden , waarom dat ook nu tec 
tijd op dezelve wijze niet gefchiet ? En wie de vafte fchakeling en ordre 
der Vbort-teeling aan die Regels vaft gemaakt zou hebben , dewelke 
immers eene Alwijze , en Almagtige oorzaak te kennen geven. 

17. Op dat ik zwijge, dat 'er ook geene reden kan gegeven werden , 
Waarom dat 'cr behalven den eerften menfch , .( dien Spihozaioeftaat ) 
gee.n mecr menfchen door dienzelven t'zamenloop voof tgekotrie zijn ? 
Want byaldien de eerfte menfch , die gefteld word gewceft icziyk ■.$. fij- 
nen oorfprong aan eene blinde vereeniging van zoo eene oppevfte Den- 
ying en Uytbreyding verfchuldigt is , waarom zijn *er door dezelve 
kragt niet zoo veel inwoonders , als 'er ook geweeft zijn , oi zijn zul- 
len , in dit gehcelal geplaatft ? Vofders fpreken we nu niet van de zeer 
gW>te ongerijmtheyd der onderftelling zelve , om dat we van gedagten 
zijn derzelver wederlegging als voor eeneToegivt, agterdeeze onze be- 
tboging' te mocten laten volgen. - 

X%. Des befluyttn we t dat 'er gcen andere weg en middel is \ om uyt 
deeze moeyelijkheden te geraken , dan warifleer we met ecn vaardig en 
aandagtfe gemoet deganfcbvrymagtigfi, Alwijze, en Almagtige werking 
der Eerfte Oorzaak gewilJig efkennerfe 

1.9. Het, zelve word bekragtigt Jjyt het zeer kcurlijk en doorwrogt 
Konff-jHtk en gefiel deezes Lighaams , 't welk , als zijnde des allerver- 
ftandigften Konftenaars handen-werk , e'en riaaukeurig oog ingezien 
hebbende , zie daar over niet genoeg verwonderen kan. 

ao. Want dat beftaatniet ftegKuytveeleenverfcheydedeelen, maar 
elk van die is tot eeaen byzonderen dienft en gebruyk; gefchikt : 't zy 
iemant het zelve in fijne uyt&rUjfcege§Mte : befthout , of deszelvs inwett- 
rf^^Wfwew%jp_|^»fpi«zi^ ry . m w^-oSr- ..•: -,• i--x -. 

j i. En wel vbor ttKvv&i; 4* uyterbpie' gpfiaki aanbelangt » dezelve 
prfjft zig, niet atfeefrhier door- aan-,-, d&t«e oad&> de alkrMeynfte en aller- 
^otflie lighamerazeive van edhe middelbrce groove tuflchera bejiden 
•"tWM ;..£. maar ook om- dat zigjisjfdeiseivk gene* zonderliage ohaalgcfec-i' 
l^y^^enoe' opdoet , dewelfcer ad^s j» de redteloze' Dietfeh eene; ftiJle; 
eerbi^^^ljyerguo my zoefc fpreken) inprcnt engebied. • 

22.' Waar toe in 't algemeen behoord de regie geftalte , ertbifc rwtc-. 

C 2 zen 



xo VAN <Z>E AANGEBORE 

zcn zig naar de Starren opbeurende , cnz. op dat ik nu in 't byzonder 
niets van de geftaltc van icder dee!', dat voor de zinnen open gelegt is, 
aanroer : want elk fchijnt voor zig met rcgt eene byzondere ziel-vemik- 
king in ftjne befchouwing te vereyfchen. 

2}-. 'tGeen dan veel tneer waaragtig bcvondcn word te zijn , wan- 
neer men , dat buytcnfte dekzel ; aan den kant gedaan zijnde , de> •vtfia- 
xjende f Zjomenvoeging der inwendige deelen bcfcnont , welke , alhOeWet 
een in een gevlogt , niet te min een in een_zcer bequame orde gefchikt 
t'zamenftel van fpicrcn , bcenderen , aderen , zenuwen , bloed enz. J 
vertoonen , van welk een iegelijkdoor dagelijkfche ervaring ondervind, 
dat elk deet zig onderling ten dienfte ftaat , en in die gene, dewelke' 
onder het gebied van den geeft ftaan , en ook in de overige , die tot 
des lighaams zelfftandigheyd en wafdom alleenlijk behooren. 

24. Maar nademaat mijn geeft de Kbnftenaar van zoo een aardigge- 
ftel niet is , als het welk hy , zonder fijri cygenweten ontvangenneb- 
bende , daar over flegs voor een gcdeelce Heer is , welke heer/ehappy ; 
aan zeekere Wetten gebonden is , dewelke in den wind gcflage zijnde, 
fijn gebict kragteloos ew>te-vergeevs is! Maar ook nu geene kragien ge^ 
noeg heeft , omeenig, 'k laat ftaan zoo een konftig gemaakt ughaam/ 
voor den dag te brengen. 

2 <$: Nog dat het lighaam zelvs zig zoodanig heeft kbnnen fchikkeni 
gelijk uyt het voorgczegde klaarlijk blijkt: En ook dat de vafte fchikking 
aller deelen tot haar eynde alle blind Geval weder uytfluyt •; Zoo is het 
zonneklaar, dat hier wederom de Wijshejd van eenige Hoogere 'Oorzjuik! 
uytblinkt, die alle die dingen opdeeze wijze onder malkandcrenge- 
khikt heeft, - "' - ; :,v ' "'' 

2<S; Hier koomt by : Dat dit zelve fighaam- my ook van andere ligha- 
mcn buyten zig verwittigt , en daar mede in cene zeekere gemeenkhap 
geftelt is, door welks tuflchenkomen deGeeft zelv ook eerft op die Ugr 
hamen werken kan. 

277 Waar uyt ik des te zeekerder befluyt , dat my elders andersvan 
daan die zelve heerfchappy over dit mijn lighaam vergunt is : Nade- 
maal , indien het van het gebied van mijnen wil af hing, door ecne in- 
gefchape kragt op mijn lighaam te konnen werken , *er niet in den weg 
zoude- konnen zijn y waarom mijn geeft de andere lighamen ook niet 
door dezelve wils-bepah'ng zonder de tuflchenkomende niilpe deezes Eg- 
haams naar fijn welgevaflen zou konnen bewegen : want alle lighamen 
beftaan even eens, gelijk ook dewerking des wits <erte tftdexjelve oa~ 
ftcnt alle'zaken zijn zoude. 

28. Maar 



GOT) G E L E E R 7) H E T 2X it 

z 8. Maar ook wanneer ik de werking van die Lighamen op dit mijn 
lrghaam , en derzelver bctrekking, aan hare Wetten gebotfde; w* tra- 
der befchou, zoo word ik telkens gedwonge , dat zelvc beftuyt voor 
Gods Aanwcezcn te berhalen : 

29. Namclijk ai het gene de ziel van die lighamen te weten koomt,- 
word haar door de xjmnen aangebragt. Maar aangezien tot deeze eene 
zeekere werkttrygs-beweegingj dewelke door hct nyterl'ijk voorwerp ver- 
oorzaakt werdende; naarde herffenen toegaat, behoofd > als mede eene 
bevatting'in den geeft , en een oordeel op die beweeging voigende : 

jo. Zoo ftaac ops mr te onderzoeken , waar deeze' nette en geregelde 
betrekking der lighamen onder. malkandefen van daan koomt ? waar 
van daan die beweeging , die ntet'wild en ouzceker , : maar regelmatig, 
en in zoo groote verfcheydenheyd , ten opzigte def verfcheyde ligha- 
men y hier inzonderheyd aan Vafte Wetten gebonden is ? Zulksdatnret 
eene iegelijke werkmg der lighamen op malkanderen * of eene weda> 
zrfdfche aanraking deeze beweeging veroorzaakt, dewelke tot de gevOel- 
making vercyfcht word : , maar dat 'er daar en boven nog eene zeekere ' 
evenrederiheyd , en een6 zonderlmge fchikking'vanfeeydedeiighameiY' 
vaniwderi-W , die 'itatikt yj^at'^e^efe^ej^mgs-b^palingftandgrijpeB: 
kan? : ' - '"■ '; : ' : "-' \ ' ' • ; ■ ■• "' ■'•: 

1%i IrnmertriH de lighamen zelve kdrineh deeze ttyt^erMrigerrgeen* 
zim verwagt werdeh ■'; om dat zy -geen^ werktbegittnel in z,ig hebben ?■ 
Veel min is het te begrijpen , hoe dat B. V. nri'jne oogen met de zon^- 
of mipe ooren met " de taffchenkbritende lugt ; enzv zoodanig over pen 
gekotoen *ijn , dat doorifeeize werkfuygehV a^ : doQr l feo'odfchapp'er$ die 
lighameh', dewelke" my kef mififte riict eri Men f \ eenenvryen tOegang 
tot mijnen g^eft hebben, bnvdien van haar ; aanweezen en werkingen to 
verwittigen. 

lis ijWwattaafcttoch eyrtdeTijk alle die werkmg , die 'er toflchen de~ 
lighameri 'Vb^atff s de ri&V'Gewifleltjk zy Wend nifcr een lighaam >\ da6* 
met haar vereenjgt'ir, .en geeh infeer'?'**Nu^ht "zjf zef^-habf ligtesam in 
die order tot de andere lighameti diet getteK tietfftS is ten deefe uyt het 
reeds gezegde zonneklaar , ten deele hier uyt, dat zy en Van haar eyge» : 
fohaam , en door de#zes tuflchenkomen van alle andere' lighamen te lij- 
eknheefi: 

33. NA DAT wy op die wljze het getnygenis der zlnhen ter be- 
kragtiging van Gods Aanweez'en in 't a%emeeii klaarlijk hebben aange- 
toont , zoo volgt , dat we ons van hun , in die voorwerfen , daar j« 
van getuyge^n konncn , verder alsLeydslieden bedienen. 

C 3 J4- VU_- 



■lx, VAKJDE AANQEBQ $£ 

34. Vie mi zijtv verfcheyde en byna ontallijk. En in..allen deezen 
magmen «*fii** , [k ben 'er agter , uytroepen. Want net zy. ik (deeze 
getuygens , die we gezien hebben , vobrgaande ) onder het denkbeeld 
van Hemel en Aarde het Heel-al, zoo verre het zig uytftrekt, bondig- 
lijk begrijpe : Het zy ik de deelen zelve , en het geen daar in bevat 
word * ift't byzonder doorloqpe , overalyini ik God tegenwaordig. 

.|5.i En. wel in die, algenteene deelen jvaiirhet Heel-al koomt ons we- 
derom degeftadige werking des Hemels og deeze ondefijiaanfche din- 
gen ,• m vdn deeze op die wohderlijk te voren : als mede de vafte ftand 
van beyde de deejcn , waar door 'er nooit eene vermenging van hemel 
en aarde gelehiet , maar door den fcheytsmuur der lugt (of des uyt- 
fparizelsy 't geen zeer veele menfehe-n uyt onwetentheyd ledig of niets 
meeneh m zijn ) de l%hamej^afggzonderde .deelen blijven ; gelijk 00k 
dcr; rb^^^dityfgffttel^y^i^isi?^ ygfoetdifig geeneeyndpalen 
fteHenka«v/(^<4»OQjvA«^!««ft'er Vievfiand datdoenkan) enz^; 

-',%& Wat m. de byz.imder'e deelen 1 welke in dien tweevoudigen fchoot 
verborge leggew ,; aanbelangt , aangezien dezelve ( buyten deeze , daar 
we fiejrigtt-fliaWa; «&r«? y edeaergnJ f^ffi .; vflfle, jn getal zijn konnea > en 
o«ckU1& on£ jp^eit geheef bekent zlja , zoq konnen.die,w^rlijt,niet < |be- , 
paalt ofopgetelt worden , zoo dat %& dit ons vertoog eygentlijk niet ra~; 
kcir^pmaac leaver dc Naruurkunde .,, uyt welker leerftukken de geeft 
eerkfeerd , wat kragt B. V. de Zon , vafte- en Dwaal-ftarren , verhe* 
vcHogen enz. m de Lugt hebbeni, 

. : 57^ En op de Aarde behajven de J$cnfcbsn : , eh derzelver voprtzet- 
tirig j^te^^de Y^^g(^hr^e.teel r order,, Mjlonme Dieren : , aan welke 
attjo^efniemant r yan v?rfl^d r ^ihe red^ijkbejjd zpudurven toeichrij- 
vioif^ .«0tfis; men evenwei te regt gehouden , zjg ? over eene zeekere 
dornme navolging derzelver te verwonderen , waar door hfet gebeurt, 
dafc verrehet grootfte gcdeelte dcr menfchcn haar reden hebben ;;toege- 
fchfreyw -i -'eft haar ve^.e^rd4i}k Haf^ejjiRnfenen. hebben gemaakt , al- 
hoeweirzjp Ondeaftirffchcii; d^r-atneandere Reden ( daar we van Ipreken } 
n*&6 dereg^fcndetbew«egW)g.(Sver een koomende , inharewerkingen' 
aangedrevefi worden>- 

$& De- geheele Aarde oofc met de plants * dewelke ze uyi de- zad^n 
voortbrengt ; Als mede de Ahkers , die het Zaad in hunnen fchoot 
ontJ*angea- hebbende:,, met woeker- en winft weder nyikceren , en- dat 
c*pjmkere4)i$&tte- tifife&f vve^ce re gelijk de oppervJaJree -des rAawifqks 
raaiiiieriehevde gedaantertB overftekken , waar door netof zig met vee- 
lerhande Kleuren van Bloemen- ver^ert r aan ons opdoe» y . of door de 

kdude 



g o m g &&&-& r m h e r <d. %$ 

koude bevfozen is , ,en met SHeeii brcrdekt ,- ecndroevig en wocft ge«- 

Jaat vcrtoont. Eyndelijk de Zee , die binnen hare palen opgeflote, 

door hare ebbe eri'vloed , als mede door hare geirieenfchap met de ri- 

vieren , fbftteyriett', «n waterloopcn , die de Aarde doorloopen, en 

bevogtigeri V aaBfnerkelijk is. ' 

35». Maar irangezfenwy , als gczegt Is , niet voortteemeris zijn , bm 

al/es , 't geetv oh^htetgenel' der Nattiur vertoond , op te haleh : Zoo 

word bet- dbordiielve redpnen i .die we hier boven eenige reyzen by- 

gdbragt Hebben ,' zooklaar als de heldere middag-zon , dat ten minften 

uyt deezedingeriy die we in 't voorbygaan met den vinger aangeroert 

hebben , noodzakelijk het zelve bewijs voof her Aanweezen der Opper- 

fte , Alwijze,, Standvaftigfte eri Almagtigfte enz. 'Oorzaak volgti 

Want die lighamen hebben nog van natuure eenige beweegihg, Veel 
njin ecne geregelde beweeging , nog men kan haar geene onderlinge 
overeenkomft toefchrijven , nog daar word eenige plaats vopr het geval 
overgelaten , ter oorzake van de> vafte I'zamenftemming tot zeekere 
eyndens en oogmerken , nog men kan eyndelijk die uytwerkingen aan 
geenep||yi*digen igeefl^toecygenea , Jgejiijkisciveh akigs»w?skt it'.r 'i% 
rrioet de eere hier van aan het allefvolmaakft Weezen afleen gegeven 
worden; , t ...,„'' 

40: 15E1EZE T)i NGEN dan ^ajridei zbb is het ijief ie vtf- 
wonderen , dat dit Aanweezen vaa eene Godheyd in alfe tijderf en oor- 
den der Weftcld fey ■ dfe Heydenen 'een ontwijrrelbaar geloof gevonden 
•heeft j« bilks' dat die deeze waarheyd weygerden toe te ftemniprA, \te' regt 
voor fchandvlekken van het m«iiieh^^ :j geil^t^d^deh'iHf^ ; geweeft. 
Waar door Gods' AWweezen^eene ;B?eliwe z^erh«yd'be1rcib^ht. • , - : 

4* . ' Wattt ' byaldien deeze kenniffe Gods met in het bmrienfte van 
aller menfehefl geiiioederen ingedrukt was,, 2:00 zoaden ze daar van met 
hebben konnen,oeertuygtAV,eMeh;^ r wantzondcrdezckenm 
ortapgelijk zijrfj ietwes vari G6<& te leereh ; ,cfl het wobrd Qod' zbude 
flegts een dom en ydel^li^zijrt,^x*^.m^OTig«cn den^bee!d;behalveij 
hem in de wef^fdibticK k'oririen'gepaartf \teerden. ; ; . J oi " ; 

41-. ;•" DeS fedfidc %et c«k gecr^irii wijuaarn g^Weeft- r fe^rf r , ! ' ! brn de ge- 
ikoederen eene vreeikm tie -jagett, waar door z"y^^ixnen de'paien van 
<^bWzaamheydzoudehgehoudcrt^Ker^nr i i: ; n ,, ; 

41; Enwiekan,gelooyer|, datjyhmi r ztilke^fic'z^2obget|i^kkel^k 
Zdudasi? s sAben lateff'wfeniakeri'i- die aanftbhd* niet'wel in ^e oorep, 
khnkt'^'^ife'begeerKjkhe'den , bnbef^hroorht den meefter fwkWS^ 
zulkeii harden bteydel 'in den mond werpt , en eene vrees" vow'htftria- 

kend 



kend quaad ; voor aogen fteld ?. Zoo daar ntets, quaads, : yan xs wagten 
was? ...... _ . ; , ;i .. - ..... r , 

44. Ten minften zy.zouden nict alletegader 200 ecne blinde ondcr- 
danigheyd en flaverny toegcftemt hebben ; en andere zouden naderhant 
met geen meer moeytc ait onverdraaelijk jok van hunnen hals gefchirt 
hebben , als ze zigdaarin 't begin onder begeyefl haddsn. 

45. Zoo dat men dejhatven voor vaft befluyten n}6et, datheteen 
kepteeken en een verdigtzel van.ee^pndeugend , en uytvlugt-zoekend 
medeweeten is , te wiilen zeggen , dat de kenntfe van God flegs *»{ w* 
jeep menfchelijke vond is , aangezien zelvs die voorgewende bedriegers 
jzelve , geenen vafteren grondflag voor hunne inzettingen hebben we- 
ten te leggen , dan dat het ontzag van eene Godhcyd by alle olenfchen 
jaaijgeppnjen en tocgeftaan % 1t , ,, 
r't^'v!; j, •'■■-> jury.? ■!: ..;'< ■ ;:i mm )V." , .-;■..; :.r>:-~c. •-•!.■! y;_ v >•:. ::>.:: ,.: 

HOOF D « DE EL VIL 

$tegm tegens de Goihe,rz<t^ers Voommelij(tegen Sp'mozi. 

.1. JL Ldus hebben we ter loops de ganfche Natuur of Gehedalor- 
jC\ dening der dingen bezigtigt » en overal voetfporen van Gods 
ontwijflelbaar aanweezen gevonden , welke overzulks pjeraant zoude 
jdurven Ipchencn , dan die alvorens fjjne cedelijkheydfn aj fijngoed vetr 
ftand haod&vaarwelgezeeteij.uytge/^u^. r ; . ; , , .,, «, ,. • 

2. Des behoud 00k dat vertoqg , daar we ons tot nog toe van be- 
r diend hebben , fijne voUe kragt en klera , wanneer we wuke menfehen 
optnjoetep, en aantreffen , die we of'm hunne Schriiten , of monde- 
Jing hooren ,, dat , nog op hun evgen zelven , nog op de verdere na- 
tuur. »<*//<« agt geyea^ .ten. , ejnde r^itn dit. de^kbeeld eener opperfte 
{ (5od^ey4geen? n^e'Ujl^ey^'^eJl^n^feaf^v r \, ;,,....:,.'. ; , 

3. Maar te regt zoude zig icmant.konnen- verwonderen , hoe deezc 
maats in Aaatzijni om bewijsredenen ier beweering van het tegendeel, 
op te fchommelenen -te voorfchijn te brengen , daar ze immers $m «k 

"ganfche Geheelalordening derdingen,, gelijkerwijs we gezien hebben, 
.©fweldig tegen gefproken werden. .., , .... ; : ; : -.-, ni £ . f v 

' ^ Men nsioetderhalyep weten :' Dat dje Men/chen tl ,^l^fetf(EC yei<- 
W^jrh^bben , dat ze door de vcrdoryenheyd,- ^aar hetcfiifenfthcJijkGe- 
'flagi^niicr 1 zugtende is, van God vervremt zijo : y eenen.onverzoene- 

lijken 



G T> G E L E E R © H E T <D. %$ 

lijfeen haat tegens hem dragen,* Wantzy worden ftilzwijgcns vanhura 
riiedewcteo yerwitUgi,, datzc d<ior hj^tVerAyaarlozen dcr Wet , ftraf- 
waardig zijn , vain welfce fthffe gelijk ze eenenafkeer hebben, zoo vcr- 
grammen zy zig tegen den genen ,. die hun dezclv'c ftaat toe te bren- 
gen; Weshalven het nict te verwonderen is, dat de Heydenen met zoo 
grootc onagtzaamheyd hunne gedagten over dc Godheyd hebben laten 
gaan, dat ze het veel-Godendom ingevoert hebben ( 't geen de kenniffe, 
die alien menfehen van de hoogfte volmaaktheyt is ingefchape , nict dc 
ailerminfte af breuk doet ) maar ook , dat deeze boosaardigheyd zooda- 
nig uytbarft in zommigen , dat ze zig niet ontzien , om tegensde God- 
heyd zclve zig als tot eenen doodelijken oorlog toe te ruften ? 

5. Het gene men ontrent driederley zoort van Menfehen voorname- 
Ujk ziet gebenreq. Want daar zijn *er , wien het gcneuchelijk en wel- 
luftig.leeventje zoo zeer troeteld en bekoord , die *.*%i^u Ongeregelde 
namehjk en darkens van Epicurus kudde ( die egter zeer veele van ge- 
dagten zijn , dat in dit ftuk van een regtzinnig gevoelen geweeft is ) 
dat ze alles licver willen afzweeren, dan icts hooren , *t geen de koefte- 
ring en het voedzel sswdat zoet leven zoude fchijnen te onttrekken. En 
nademaal zy hun geweten , dikwils van de hand gewezen , en als met 
een brand-yzer toegefchroeyt , vereelt gemaakt hebben ; Zoo geven zc 
door de buytenfporig- en roekeloosheyd hunnes levens zelve te Kcnnen, 
dat zyhiet willen gelooven., dat *er een God is : en aarigezien deeze 
dingen zeer verre van eens menfehen waardigheyd afwijken , en ecr de 
domme.Dieren, dan de redelijke menfehen betamen, zoo laat ons dee^- 
ztOngodiftery met den naam van ganfeh Boerfch endom doopen. 

6. Maar daar zj)n andere Qutmteu , die wel zien , hoc weynig het 
den edelcn en voortreflelijken ftaat van den menfeh betaamt, zig zoo in 
de fchelmftukken te wentelcn , en zoo heet op vuyligheden te zijn, die 
egter zoo men ze wat naaukeuriger befchouwt , zelvs niet een hair be- 
ter als die andere Knapen zijn, dan dat ze hunne fchande zoo voor al de 
,werreld niet aan den dag brengen , dat hun iemant opentlijk van mif- 
daad zoude konnpn befchuldigen ,\ 'daar ze nogtans niet zijn dan eer-die- 
ren , zig ;boven iiagdere.mejr^enjyefhjcffehde;, en opgeblaze zijnde; 
Vgeeri onder die SiaatfainAigen eh Wtjsgeeren ,pleeg;in zwang te gaan, 
4|e hunne wijsheyd., .daar ze andere menlchen in overtreffen , niet be- 
jboorfiik tot Gods eere brengen en befteden. 

.• .^^melijk: Aangezien hurt toegang tot der Vorften geheymen ver* 

Sunt word, zoo fchikken zy hunne raatgcyingennaardezelven, enweri- 
en enkeejeh de'zafcen door de fijnHeyd en Ichranderheyd hunnest yet- 



itf VAN <DE AANGEBORE 

ftands in dier voege , dat ze ligtelijk giflen konnen , hoc het met het 
lot der Statendommeri afloopen zal. Maar nademaal de onedele en on- 
gewijdc gemeente , ver van deeze verborgentheden gewecrt wcrdende, 
over eene fchielijk opkomende , en onverwagte verandering van zaken 
verftelt ftaat , word ze van dezjslven y quanswys voorzigtige ! Meefters; 
van het ganfehe. Werk uytgelagchcn : l>ewelke terwijl zy die aan hunne 
eyge gaauheyd en bequaamheyd toefchrijven , met der tijd de Goddelij^ 
ke Voorzienigheyd uyt hunne gemoederen uytboenen, en dezelve zoet- 
jes naar hun fleepen. 

8. Maar nog gevaarlijker dan deze 'i$deGodlbocheriingderWljsgee-+ 
ren , dewelke daar en boven nog eene gewapende boosaardigheyd by 2ig: 
draagt; Want daar een iegelijk van deeze yverige doorfnuffelaars dec 
Natuur met regt eene grootere zeekcrheyd van deeze zelve ftoffe zoude 
konnen iverwagten';, zoo gaan hfr de meeftetuiaar op toeleggen , omhet- 
tegcndecl te betragteri , en doen hunne eyge rcdeneefirigen en «fe gari» 
fche fchikking der dingen kragt en gewelt aan: van God door een regfr^ 
vcerdig oordeel; aan hun eygen zelven alleen overgegeven. 

9. Zeltzaam is van alie eeuwen af dat zoort van Menfchen geweeft,, 
ter oorzaak , dat ze , zelvs ohder de allerwoeftfte Volkeren , voor zoo* 
danigen , die het menfchelijke hadden uytgefchut , geagt zijri geweeft, 
Gnder de weyntgen, die de vorige leevtijader Heydenen heeft aan den 
dag gebragt , worden voornamenjk Protagoras en Theodbfus verrhelt, 
maar die hebben daar door eene merkelijke fchande op hunnerf hals ge- 
haalt , orri dat het voor de grootfte uy&jirinigheyd van' de \verreld ge- 
houden wierd , ditgene te ohtkenneri t . *t welk by al de weitckl voor 
eene vafte en zcekere waafhtyd toegefterrk w&rd. 

10. Maar men moet zig zoo zeer niet verwonderen , indiert men iet. 
diergelijks in dien leeVtifa oritrent menfchen , die van God aaft huh 
eygen zelven ovcrgelaten waren , ziet gebeurt tc zijn , dan wanneer 
zommige , het aanweezen eener Godheyd by affeh en eenen iegelijk tot 
voile overtuyging reeds bekragtiety xoodifrig hurme fchaamfchbenen 
dtifven uyttf ekken , dat ze zig met ontzien . dleoiide onweetcnthevd 
wedef uyt den afgrond optehalenr 't Welk het quaad en vuylaarcag 
opzeVv'art Sgiiioza is geweeft. 

li. Die oof ft, met den opgewarmden hutspot der Ouden voof tfeft 

dagkomende, verzierde, dzt deeze Werreld gjelve God was: Jittaaft- 

"gezien de Werreld uyt twee verfcheyde zoorten van zaken , Dehkendc 

en Uytgeftfetee , beftaat , zoo fteldc hy de Hoqgfte VolmaaRtheyd in 

eene or^fldigedenking en uytftrekking, welke beyde een* ccnige zelf- 

ftan« 



G 0<D G E L E E R <D H E T 7). % 7 

ftandigheyd zpuden uytmaken , die fa God noemt. 

12. Vorders , dat deeze enkele Zelfuandigheyd uyt die twee opperfte 
eygenfehappen te zamengeflanft , ontallijke wijzen bezit , waar van 'er 
eenigc denkende , eenige uytgeftrekte zijn zouden :' Dat hierom zoo 
veele zaken , als *cr aanweezig zijn , wijzen en deelcn van God zijn; 
Maar dat de Menfch een gewrogt van beyde die t'zamenloopende hoog- 
fte eygenfehappen is. Ziet fijne Ethic. pag. 1 1 . in Coroll. p. 49. waar- 
om hy 00k net woord Schepping (maar die by hem inblijvende , nict 
uytvloeyende is ) niet van de hand wijft en fchuwt. Hief quam die al- 
lerbefmettelijkfte , en ganfeh verdcrffelijke dwaling, dewelke hy in fijne 
Zedekonfl heeft uytgebraakt , en daar hy in fijne Godgeleerde-Staat- 
kundige Verhandeling eene proeve van gegeven heeft , op uyt. 

13. Ik zoude in der daad van gedagten zijn,. dat 'er geen nut of 
voordeel kan verwagt werden uyt den arbeyd en de' moeyte , die men 
ncmen zou , dm deeze dwaling wat uytvoeriger te wederleggen , dewijl 
we reeds hier boven met zulke zeekere en ontwijffelbare bewijsredenen 
het denkbeeld cener opperfte Volmaaktheyd in fijne voile kragt en klem 
hebben aangetoond , dat daar Uyt blijken kon , dat de yermeteiheyd en 
ftbutheyd van dien menfeh (zoo men hem eeneri irienfdi noemen mag, 
die het men/chelijke heeft afgelegt) eer uytgejouwt en verguyft , dan 
wederlegt verdiend te worden. • 

14. Maar nademaal de zeden , gelijk van alle eeuwen, alzoo 00k van 
deeze onze , zoo zeer verdorve zijn , datmen tot diergelijke verguyzin- 
gen h'gtelijk fijne ooren verleent §. 4. zoo is het noodzakelijk , dat we 
00k dat pas aflhijden , op dat het den onbedagten niet in bekooring 
brenge en verleyde. 

15. Laten wy dan tegen het Baflen van dit Schrikdier , dat meer in 
fchijn vervaarlijk , dan fterk genoeg is , orn de flagen der waarheyd te 
konnen uytftaan ? ons zelven eens verzetten. En wel voor al ftellen 
wy , 't geeri opk by Spinoza iejvs niet in twijffel£etrokken word , dat 
God een opperft-vojmaakr Weezettis, want zoo luyd pefin. Wl.psg. 1. 
Ethic. Nwbefci^i* b^^ viqege 
alle volmaak^heaen •^K^JEefif ^ ^t%n^et iely^Tane onvolmaaktheyd 
zoo verre het immers doetdijk is j jnoet :, afge$eert eh weggenomen wor- 
den , ^pde^s zoude dadelijk fieibegrip Van eene opperfte volmaaktheyd 
*^wijnen i \Laat onsTdje ,dingen &nV op den <jdd. van Spinoz.a jfhuys 
brcngen , <i\ van afle Ifanten sullen z$& deieucens opdoen on pntdek- 

k^-^v;r ' ; : -: - r ""*~ ' "• ' . '.; """'; 

^rtty;fteKt djerhalvcn voor eerft in God eene onver,mijd.ba/e^t^ 

. .... ..,..,.».. ... .■-,' jj -■■■ - r ■ - =•> ."■ v : - inaa kt- 



xZ FAN 2)£ ' A'ANGEBORJS 

maaktheyd , die verzierd , dat hy twee eygenlchappen hecft , welker 
eene volrhaakter zy dan de andere j want net is eene khre waarheyd, 
dat dat gene , *t welk minder volmaakt is, voor zjoo verre tot het denk- 
beeld van een oppcrft-volmaakt Wezen niet kan behooren , om dat het 
het opperft niet is. Des kan de Uytbreyding , als minder, volmaakt zijn- 
de , tot de Opperfte Volmaaktheyd niet gebragt werden. 

17. Nog claar konnen in God twee volmaakthcden bczeft wordcn,. 
welker eene verfcheyde zy. van de andere, om dat zy dan geene vanbey- 
dc de Opperfte zijn zullen: want dat is eerft eene Opperfte Volmaaktheyd^ 
dewelke alles , wat tot het denkbeeld van volmaaktheyd behoord , in 
zig behelft , 't zy met der daad , 't zy in kragt.: Of, gelijk meriin de 
Scholen ple'ee te fpreckcn , vormelijkpf.HjtJleekentiijk. ... 

18. Vomers , zar'er zoodoende geen ( Em God , maar daar zullen 

^w** Goden'iun ^w^ 

kanderen verfchillende", ende eerie" vlqeyd niet in net begtip van etc an-. 
dere,,om dat, terwijl ik aan de eene denk , 'cr in het Denkbeeld niets 
van de andere oyerig fcjlijvt j ,nu dingenj welke zoodaiiig van elkande-' 
ren onderfcheyde zijn , . dat ;derzelver ^"yVcezens wederzijds ganfeb, en 
gaar verfchillende zijn, en zijn geen' eene eenigezelfltandigheyd, maar 
eene zaak en eene zaak , en- bygevolg- meer dan eene : Het gene tegen 
de onderftelling van Spinoza aanloopt , dewelke maar eene eenige .zelf- 
ftandigheyd erkent Eth. part. 1 . prop. VI. 

19. Veel min kan de onderlinge betrekking tot clkandejen van din- 
gen ( of op dat we met hem fpreeken van eygerifchappen ) die zoo ver- 
fchillende zijn , begreepen wordeh ; want zelf het alleringesfpannenft ver- 
ftand zal nooit te weeten konnen komen ., op wat wijze het zoude heb- 
ben konnen gefchieden , dat de Uytbreyding.-, die enkel lijdende is, 
zig zelve in die betrekking tot de opperfte denking geftelt heeft , waar 
door zy met dezelve een eenig geheel zoude uytmaken : Van eene on- 
cyndige denking kan wel ligtelijk bevat worden dat 00k dezelve de Uyt- 
breyding met die wijze , waar door ze tot baar > betrekl^elijk zy , te 
voorfchijn brengenUzti ; Maar dan kan aan de uytbreyding niets toe gcr 
fchreven werden , dan dat ze van die denking afhangt , het geen m- 
mers met eene Opperfte Volmaaktheyd ganfeh niet beftaan kan. 

to. Ik ga voort : Het aanweezeri allcr dingen behalyen God kan & 
en van; God onderfcheyden , en als nog mogelijk zijnde , bezerfen. 
Want al het gene tot het denkbeeld eener zaak behoord, moetdaar 
noodzakelijk van beveftigt werden. Nu kan ik de werreld als van God 
onderfcheyde en nog mogelijk begrjjpen , alfchoon ik my eycnwel het 

denk- 



g o & G e l '£ £r <n h £ r z>. z$ 

denkbeeld van God, als noodzakelijk aanweezig , onderfcheydcntlijk ; 

voor oogen ftellen kan : Des zal hv ganfch en gaar Van de werreld on- 

derfcheyde zijti. Be zwijge , dat dat gene , 't welk my ats mogelijk' 

yOorkoomt , zig nog in den ftaat ihtticK' van het niet , en niet weezjen 

bevihd , om dat het van het: niet, xJjn tot het xjjh begrcepen ^ord te* 

zuUen oyergaan ( . ^ .,..,. t ',"..,,<..,.... .-.-„. i; yyav:., 

2.1 . Maar Jch#l$efi$' W^| J daC^^' ??e|iiaw|ops gevaarte gefcliut 

eh ter neer- geploft , wahneer'we alle de dingeri^ J waar uytdc Werreld ' 

t'zamen geftclt word , cens wat nader befchouwen." I>ie ! weefen^we* 

uyt het boven gezegde andere denkende , andere UJ/taejtreJzte' ii : zljnf 

I)at de y Denkende, de menfchelijke geeften zijn , gcvoek eeri iegclijk by" 

zig zetven ,'en nadernial die by; hun z$yen, yan zoo gropte waardigheyd 

niet: bewuft zijh'i ,waar doorzy deeten yan eeh bpperft-yolmaakt Wee- 

zen zoudenkonnen geagt werden, maar veel eer ter oorzaak van de on- 

volmaaktheden , diehun aankfeven , en die we HoofcLlf. §.7." en vol-" 

gende , hebben opgetelt , gehouden zijn te erkenneri , dat'zy Van'eene." 

noogere oorzaak in alles afhangen , zoo is het befluyt ftraks by de wer- 

ken ,,dat &«, van .Cod^aiji^hejijk; ^ond^rfdjey^ejiiin.^ ^ . rrJ / 

' 22. *t Gcen veel meer wwagtig (s bnivcniuj/tgeJfrelMkMen'y 'h~z.j 

men dezelye te zarriSn , *'t z# afzonderlijk irt hare deelen aanrnerkt:" 

Want daai wbrd gejine de nwnfte werkzaamheydin derzeltar denkbeeld' 



de ■, : de tot dW^ ' ' r ,;_ ; ' '•' ■ 

a 3 . Vqorts :; .Eene T7y tDrfiydyig b^at^ uyt deel?n , t zy die als da- 
deliji. beftaande , 't zy ^m'ogelijke hcgrf^cii worden, waaruyt volet,, 
dat die verderjfelijk , veranderliji en eyndigts .* Want wat is eene beder- 
ving dog anders , dan eene ontbinding van het yerknogte in fijne dee- 
len; Het gene deNatuurkundigen dbordaeelijkf^He voorbeeldenleeren, 
en bier uyt volgt 00k ftraks deverand^iijffiejd^i^ve..' 

24.. Het denkbeeld van eene Jjytbreyding geevtook nopdzaketiik eene 
Eynaigheyd te kennen : Het geen der pijne waard is , oat men het een 
weynig naaukcuriger verklaard, omdat 00k andere, buyten dat zeer 
fneedige Wijsgeeren , voor vaft ftellende , dat de Werreld niet anders 
dan onbepaald of oneyndigfrzalxfrcepc, worden, zig aan deezen ftcenge* 
ftooten hebben. V . . .^ 

25. De bepaling nu van de Eynd-palen der Werreld , hangt van (?ett 
vaft enbeftipt onderfclieyd tuflchen eene inbielding en eeneenmettevaf^ 

P 3 m 



3.o V4M PE AANGEBQRE 

ting af: Want alfchoon gene niets zeekers omrentdeEjnd-falender Wer- 
reld befluyten kan,. en overal , waar ze hare grenspalen pbogt ter neder 
te flaan , eene ruymte vind , die altijd weder in zig loopt, dewelke een 
lighaam zijnde , tot de werreld buy ten twijrFcl moet geoordeelt werden 
te behppren : Zpo konnen niet te mih die dingen egter aan eene zuyr- 
vere Devatting geene zwarigheyd barcri. 

vS. Jiet eynde eener zaak beteekend,eene ontjkenujng ran eene ver- 
dere volmaaktheyd tot eenige iaak Behikfrende :' Nil Wijkt het immers 
ligtelijk , dat eene onikehning , eene verwving en een niet in de verbeel- 
ding niet yallen kan ; Gelijk ook de algemecne Redenkonftige zaken , 
een geflagt , onderzoOrt enz. Alhoewel ondertuflchen een zuyver ver- 
(landzig^m'het befchouwen dier4ihgen kan beezig houden , gelijk uyt 
de ^cfnatuwrkunde klaar tc zien is : Eh uyt deeze /pringadcr is die 
ganfche dwatyng def Wijsgee'reri voortgevlqeyt , dewelke zig door de- 
zetve hjoeyetykpedf n ; in het; "bepaten van b.et begin ider Wefreld geperft 
zutlen vinden . ( indien zy op de inbeelding alleen willen Yzeyl gaan) 
welke zy zig bier zonder reden ontrent de eyndens der Werreld tegen- 
werperil '■" ' t ' ./ _ , .', ' 

t zj.. Maar }aa?.pns tot 3e Zaa1i zelve kotoehi; ! De tyerretd ileftaat uyt 
cfeelenl. oih'd.at icuytgifirekt is', geJjjkerwijs we gezien heb'ben : Al- 
waar "ffee^h zijh , : ; d^ar .is; een getalby , a^waar een getaiis , daar is eeti 
eynde': Want .het is eene tegenze^elijkheyd , een onbepoolt getat te 
#il.en.fieilen , .^ant fchoon dat zO0"hoog bpklimmen kan , dat de irt- 
be^ip^.^lg Je^eiy's uyterft eynde^iet vootftellen, kan , zoo zal egter 
het-zuyver verftarid zjg het zelve zorider Eenige moeyte vbor oogenfiet- 
leq , rorndat bet ern^d. is v ' j.4^r *'^zejf ^.r^iftoteles : een.getal be- 



<rint,yahjijn eerfie ': ' ,eh in ' fieY j . . Boek ujnef. Naraurkunde zegt Jiy : 
£» ^£, «e^ftf ,«»^ fcn «#«#*»;, Wt^is , dgt t h : Dat in eeif.getal in het al~ 
ierltfagtfejjet eyndets. ' J-aa*' clft' o^ Be Werreld toegepaft worden , en 
zy zar^»^be^ef^niVv0rideftjte«yp. , 

28". Wedefomi' D^Wers^d^ari vMtM^WMPden, /Stent zy hcejfc 
deelen. buyten deelen : "Dat ?y",dan in jwee oppose pf HoofHrdeeleri, 
HemeliftAar$*\ yer^eeldAverae. J^fuis de.yraag , of die deelen jtyn- 
dig&jn of oneyipdig'? ,Geeri varibeyden kan^gezegt werden ; Het eerfie 
njet, qmdat uyt jtwee eyrtdige zaken ,nobit eene oneyndige genj^t. 
kan v?exdcii : ^ Nog het i'aatjhe , want dan, zoujden^de tJeVieOjgelijk^UiSg 
rat* hetgeheel zijii , «h' zou vbig;cn i ^r^er meer bncyndi|^i«r^J gt- 
v^flf^n.^orden : ,Nqgn?en,kan het eenjieel niet eyndig,' ^h'fef anaer 
o^&'gcn^ltelien te.iijn >; om.dat<dat gepe oneyn^is , '.b'pyten ^et 



GOT) 6 E L E E R*D H E T 2>. 31 

welk geen zoortgelijke, van dczelve volmaaktheyd zjjnde, beffaat: Maar 
hier zoude, tehSvW^ cateSfodig dcef, ook'-eetf'anderaanweezig; zijn, 
het welk eyndig gezegr wofid I ''■ Dog mbn zbodc obW'wedcrom met die- 
zelvc ongerijmthcyd gefcheeptzijn , die we van te voren ; heBben aange- 
mcrkt, dat herdeelnamelijkgelijkmatig met fijn geheel is. .Dtfrnoet 
dc Werreld eyndig begreeperi worden te zijn. 

29- Op < eerie* andete njatikr . ' De Werreld .heeft drie afmetingen, 
lengte , breette ■> -tri diepte, '.' dietpehet denkbeeld vain eene Uytbrey- 
dirig behobreri> r *k Vraagdaff WedtifOm , of die alle eyndig , dan of zfe 
oneyndig zijn •?' Zegt ge zy zijn oneyndig , zoo zult gy wederom meer 
oncyndige dingeri hebben j Ja geene van die drie afmeetingen zal on- 
eyndig zijn. > om dat B; V. de lengte der Werreld die uytbreyding ont- 
beeren zal 1 , die iii de breette en diepte uytgeftrekt word. Maar ditge- 
ne is ,- gelijk we aangemcrkt HeBbdn, oneyndig , : .'tit$i alle die dingen 
heeft, dewelke tot die volmaaktheyd vereyfcht wbitleU!' £fi ztibgezegt, 
dat ze eyndig zijn-; zult ge daar ge en oneyndig ding uyt konnen fmee- 
den. Des moet de Werreld eyndig begrepen worden te zijn. 

ao» Nereenr. Ik kan my eene regte lijn, die over de ganfdie Werr 
reld uytgettrekt is", vbbr'OOgcivftellen : Ik vraag , of die oheyridig is ? 
Zegt ge ran ja , zoo ariirWoord ik , ' dat 1 eene fchelpswijze en flangtrek- 
kige. of. gekronkelde lijirgrooteriis ■■}■' EJeszat'het orteykdig weac^onj 
grooter dan het oneyndig zijn ; .'t Geen tegenzeggelijk is. 

j 1. Ik kan daarenbWen eene' lijn bezeffen , die uyt duyzentmaal duy* 
zent lipjen Van dezeTvde lengte beftaat, Welke alle ik my wel niet ver- 
beeWcn'kan :■ Ma* J ik zeg , dat deeze lijri dat alles. irf zig begrijpr, het 
gene: tot «te«ng^' feehobrd"^ «*# insert. I dat 'er Benalven deeze lijn 
eeriige lengte te vinden is j Zboheb ikcene eyhdigelijn , vermits ik 
oritken, dat'er daar cfribovert ietsftedezelve.vereyfcht'worcl-j Want 
dat is- een begrip van een epttfe, en BygevoJg ook van de eyndens der 
Werretd: want laat-de Werreld begrepen werden, zoo'groot zy immer* 
wezen mag* en laat hiefl emtkennen , dat 'er eenige uytbreyding be- 
haJveridw'vari-deieze Werreld : gevbrideh word j Zoo jcal "de Werreld 
dusdoende eyndig zijn , " om dat 'er niets is , J tgMff, W jiaas gevQegt 
zoude konnen Werden-; waar uyt zoiweklaar is , dat iclvs d;at zelve be- 
^ijs , waar van iiejkt bovengemelde Wijsgeeren , tot fiavihg van de 
' Qntyndigheyd der werreld bedienen , veel eer derzelver eyndigheyd 
keveftigt. 

32. Anders: Dat men zig eens een flofje verbtelde , 't welk om fijnc 
kleynheyd zelvs de oogzenuwen niet beweegen kan , het geen egter 

buyten 



tmyten twijjffel een gedeelte der, 'Werreld 4s. u-O^hP^n-^Jgeimverbeel- 
4e , dat 4atzelV«.» ,^bet overig gehcelal in%i g^celjbiijve^^ ,uyt de 
Werreld weg geriomen word, ■pan vraag jk,, f ,o£de, Wcrreld , 'Vaii dit 
ftofje beroojft , eyndig pfoneyndig is ? Oneyndig kan zy immers niet 
gezegt worden , omdat haar cen ftofje kan toegevoegt wcrdcn. Des 
zouae zy Eyndig zip. Maar dan zo;|de.J)et lJaalte, Z;ijn, te vragcn, of, 
zoo 'er by ,ecn eyndig lighaam ^^n .^Jje quara;,, Jfo-eyen daar door j>n- 
ejndig ,£Jja r zoudc ? "■ 't Welle g^&^i^iit durvt zcggen , zoo word 
Jaar uytJwederom yoor cene pn\^^are,,wa^lisy(clHbrefloten, A&tdeWer- 
'yeld eyndig is : wajntlaat deWerreld.dJt ftofje wedcrom toegevoegt wer- 
den , en ^y,^ljwe.t r#ecr oneyndigjzijn dan van te vorcn , doen ze van 
dat„ftofje,.bntl>lQQt begrepen wienl te .zijn : Indien ze dan doen Eyndig 
was , is ..ze 00k nqj^podanig. '£ Geen te bewijzen ftand. 
V 3jV, MceVj andere diergfffikfij zcj^r gelee£d$,xe^c$ee<ingeri -heeft dc 
^^;^r^n^ls! inj'fiine Wet aardtge ^Za^fpraah^a;de;gyn^dm 
derWerr'eldy Maar op dat we wedpr tot Spinoza komen , zoobKjkt 
uyt de eyndigheyd der Wer,relct , die we klaarlijk betoogt hebben , dat 
het ganfche gebouw fijner dwalingenbegint in te ftorten: want dan kan 
'er hiets, van 't gene, in de Werreld is, tot deOneyndigelPolmaakthepd 
gebragt werden , .zoo het waarjs , dat dcj>anfche ; Werreld, zoo wijt 
zy zig uytftrekf, ^^<gmoe$begrep.en worden;! ,£je iyne Pefin. VI. 
f. x.Eth. '■ '' ' ■. -i • '. ". • " . 

34. Het gene daarenboven de fchikking aller zaken in de Werreld 
tot cene andere zaak Qyervlpedig bewijft , dewelkie immers hare genoeg- 
zaamheyd t'ecpemaal . uytfluyt. ,•■ ^k .Zwijg , dat het immers beuzelagng 
is eeh iegelijk ding fijne.yan andeje ajgezonderde volmaaktheden tewey- 
geren : ja het is immers gek , tejyijlen-lachenen , dac'er uyt det'za*- 
nicnftelling van .veejc epkeje saken „eeqe : nieuwe, efligrooter* volmaakt- 
Jheyd oprijft , gelyk B, V. uyt hep hft^elijk kennelijk is , alwaar immers 
de band tuflchen Man en Vrouw eene andere volmaaktheyd vertoond, 
- dan wanneer Man en Vrouw afzonderjijk aangemerkt werdeq cnz. En 
Her geld de Ilegel der. Overnafuurk^hdigen .^ zeggendei Qat de t**a<- 
mengefteiqe ?aken vplmaakter dan de. enkele ,zijn v , ..;..-... .; : 

3 5. Laat pns ftwyoorvaftfieflen en bejluyten , dat de Waarheydvan 
Gods Aanweezeti zobdanig eene zekerfeyd voor zig heeft , dat 'er in; de 

tanfche Natuur t>f Gcheelalordcning der.diogen gecne^ffrfregevjon- 
crl word ., : : . - « 

- -. ■ - • r • vW.-.v'--^' .': 

ont 'v : ::.: ■" : : '. ..: ' ■'-'.>. ^roofd. 



G 0<D G E L E E k*D H E T T>. 33 

HO O F D - DEEL VIII. 
Vm ie Eygenfcbappen n>an Gods tAarmee^n. 

I, TpY Us ver hebben we van de zeekerheyd van Gods Aanweezen ge* 
JL/ /broken: Dcrhalven is het naaften, dat we eens wat naaukeuri- 
ger, hoedanig bet zelve is , gaan ontvouwen. 

2. Want daar zijn behalven God ook anderc zaken aaniveezig , uyt~ 
gebreyde \ gelijk we hier boven meer dan eens aangemerkt hebben , en 
denhnde : ,Alhu\a ze afgezondert van het niet , en overzulks aanwee- 
zjg, Maar gelijkerwijs 'er ecn onderfcheyd tuflchen het aanweczig zijn 
der eyndige Lighamen enGeeften, alzoo moct dat des te meer tuflchen 
het aanweezen deezer alien , en tuflchen het Aanweezen Gods vaft ge- 
fteld worden. 

3. Tot de volmaaktheyd des Aanwezens behoord niet allecn het zijf^ 
maar ook het werken', want het is volmaakter te werken , dan niets te 
(loen. En hoe die werkirig meer uyt cen inwendig beginzel voort- 
koomt , hoe het aanweezen van die zaak ook meer volmaakt moet^eagt 
werden j eh cteeze weriring is het "Leven. 

4. De Lighamen hebben van zich zelven geen werkbeginzel , waar- 
om alle die beweeging , waar door ze werken , haar van ouytcn toege- 
voegt is ; want al wat bewogen word , dat word van eenen anderen be- 
wogen. Maar wanneer die beweeging de Lighamen begrepen word in- 
gefchapen te zijn , worden ze: gczegt te leven : want het iis anders gele- 
gen met eenen kloOt, die door uyterlijke kragt aangezet werdende, rold 
over de oppexvlakte des aardrijks , dan wanneer ik zcg , dat de Planten 
en domme Diercn leven : want in deezer Natuur of Weezen is eene 
geftadige verwifleliag van. beweging van den Schepper ingefchapen , daar 
zoo een kloot niet anders heeft, dan eene beweging, die hem van buy- 
tenaankoomt. < 

5. Maar cvenwel nadien ook die beweging , die men zelvs in Plan- 
ten , BergftofFen en Dieren ontwaar word , van zig zelve tot derzelver 
denkbeeld niet behoord, om dat zy niet dan Lighamen zijn ; zoo blijkt, 
dafc^.iflflfetjdighedeo alleen met, meer eygenfehap mogen gezegt wor- 
den f* /*w#hj : .welker Natuur en Aanweezen te gelijk de werktaamfyyd 
*elyc influyt, ; • * > .-■■', ... . : 

B tf. I>ee- 



34 VAN <DE* AANGEBORE 

6. Deeze zijn de Geeften j wclker Natmr zoodanig gefteh is , dat, 
het iverken van hun weg genomen werdende , zy in der daad niets zijn, 
daar egter de lighamen aanweezjg konnen wezen , alhoewel zy niet 
werkzaam zijn. 

7. Maar daar word 00k in het Leven der denkende zaken eenzeer 

froot onderfcheyd gevonden : want die gene, deweike elders anders van 
aan haar werkzaam zijn ontfangen hebben , hebben het Leven niet in 
zig , maar dat Weezen , 't welk door fijne algenoegzaamheyd haar al, 
wat ze zijn en vermogen, gefchonken heefi: zoo dat dit eerft eene zuj- 
vere Doening verdient genaamt te worden, daar de overige Geeften, 
veel inmengzelvan een bloot vermogen in zig hebben. 

8 . Des leeft God alleen op deeze wijze , want hy heefi in zig dit ge- 
ne , waar door hy niet alleen niet van eenen anderen is , maar met der 
daad zelve van zig zelven is , *t seen hy aan fijne Qpperfte Volmaakt- 
heyd , deweike tot fijne Natutar behoort , verfcbuldigt is : Weshalven 
God te regt fielliglijk van zig zelven gezegt word te zijn, *»rS<nO, van < 
zig zelven zijriae , en «»t»C«» > het leven zelvs , om dat de Opperfte 
Volmaaktheyd niet dan met eene alzins vofftrekte werkzaamhcyd kaivbe- 
grepen worden aanweezig te zijn , gelijk hier boven aangetoont is. 

9. En dit is het denkbeeld van de eeuwigheyd zelve , waar van het 
zijn en het werken nook afgefcheyden kan worden : want byaldiett God 
niet altoos geweeft is , zoo kan hy odk geenzins zijn : Des kan die niet 
netter uytgebeelt worden , dan door eene inwendige noodzakelijkheyd 
van aanweezig te zijn : Of, op dat ik met Boetius ipreek , daot eene 
onbepaalbare te gfilijk.geheele envolmaakte bexitting des Levem : in ftju 
V- Boek van de F'ertroofimg. " r 

10. Waar uyt blijkt , en dat die van God niet verfcheyden, moet 
begrepen worden , en dat van.dezelve afle:agtervOlgeride duuring van 
de oogenblikken des tijds uytgefloten word, deweike in de geichape 
dingen plaats heefi , alle welker aanwcezcn nadien dat een begin heefi, 
zoo kan des eens en des anders duuring onder malkanderen gemeten en 
gereekent worden > waar in het denkbeeld van Tijd beftaat. ' ' 

11. Maar nademaal Gods Aanweezen nog begin nog evnde heeft, 
om dathetgeheel tegelijkis , even als; fijne Vomiaaktheyd ; zoo kan 
dat 00k niet in den rang van de duuring der gefchape dingen (deweike 
van den voorleden tijd tot den tegenwoordigen , en van oeezen tot den 
toekomenden voortgaan ) gebragt worden : Ten minften dit kan niet 
vaftgeftelt worden zonder Ejndigheyd enverandering; Endatdkfrjww daar 
wel dadelijk in opgefloten word, geevt ons het getal tc kennen , daar 

hier 



G 1D G EJsE E JR<D HE T<D. H 

bier boven van g^^token is.\ Deeze nu ionic onmiddelijk volgen, 
om dat hy zoude overge'bfagt worden van feet niet zijn , tot het zijn, 
of van het een gedeelte des Aamveezens , tot bet ander ; A'attgtfzien hy 
dat niet hebben zoude , dat by gehad heeft , -nag het gene hy ftaat tc 
krijgen : Zoo dat Augufimus zeer wel zegt van de Waarhejd van den 
Chrifiel. Godsdienft. 49. Door goat niets : in de eeuwigheyd voorby , en 
door is niets toekoomend , om dat en het gene voorby gegaan is , ophoud te 
zijn , en het gene toekoomend is , nog niet heeft begonnen te zijn. 

12. En we rhoeten ons niet aan de kleynheyd en zwakneyd onzes 
Verftands, in 'tbcvatten van deeze zaken, ftoren, overmits dat alleen- 
lijk naar onze duuring en naar die der gefchape dingen , maar niet naar 
de wijze of van het aanvveezig zijn , of van het werken des Ofleyndigen 
Weezens , gefchikt is : Waarom Cicero zeer deftig in fijn Eerfle Boek 
9. van de Natuur of Aard der Goden , gezegt heeft. Daar is eene zee- 
kere eeuwigheyd van eenen onejndigen tijd afgeweefl , dewelke door gee- 
ne bepaling van tijden afgemeten ^vierd. Hoe groot even wel deceive mag 
geweejl zijn , kan niet begrepen werden : Doordien het zelvs in onze 
gedagten niet volt , dat 'er ee'nige tijd geweejl is , doen 'er geen tijd was. 

i}. En zoodoende vallen al die onregtmatige kibbelingen tegen 
Gods eeuwigheyd van zelvs oni ver : Dot namelijk de eeuwigheyd in 
een eenig oogenblik ten einde loapen kan , zoo zy in een eenig oogen- 
blik beftaat : Dat een ondeelbare ftip geene tijden , die in onfcillijke 
deelen gefcheyde konrien worden , bevatten kan : Dat op die wijze de 
verfcheydenheden des tijds weg genome worden : Dat alle zaken , die 
in der tijd zijn , te gehjk met de ondeelbare ecuwighfcyd aanweezig zijn 
enz. * - 

14. Want wy hebben gezegt : Dat de Eeuwigheyd niet van den 
Eeuwigen God dnderfeheyden is: En door een oogenblikmoet men niet 
yets vcorbyvloejend, mrtar yets dat altoosMjtt , zondef aflcheyding of 
deelen verftaan >. alfcnoon 'diat fijne bcnaming van buyten van vodrtvlie- 
defi4g : 4ii>gcni»!. ^e' rpttljefctodwetfe gfii^:aae»eesi% ssijli * otttfangt: 
En wanfieer de EcuwigbejFA dea dnsfeelbafe 'ftipgenaSfHt' Word , ge- 
fchiet dat niet in dim zm, als or"<Ue f ee«€ ; Mej»r«leife mate hadde , dan 
laRge tijdreexcn-j Maaromdatvaodezelve die deelen if zijn, die den 
ti#&jsmaken~ J ' 

^r¥ocdto V Be 7*«jp(t' r en'htt^e«e igtervblgelijk ih denzelven ge- 
fcHie^^b^ekentMiiets ariic« ,"4an tie ordfcr , door Gods eeu^fe-raat- 
befliiyt (waae vaawe dp fijhe plaats fpteken zullen) bepaalt: v^efte^ 1 - 
der wel te gdijfc' asct'God. aanweezig is , maar niet zoooanig , dat die , 

E 2 vooi 



$6 VAN 7)E AJNXZEBORE 

voor zoo veel aHe hare deelen betreft , altoos met God aanweezig ge- 
weeft is. Des kan detze of geene zaak te gelijk met de Eeuwigheyd of 
met den eeuwigen God aanweezig gezegt worden te zijn ; maar in eene 
zeekere order des tijds r welke zaak eenigermaten door de gelijkenis van 
eenmiddelpunt en omtrek verbeeld karr worden. 

16. Nu moet men altijd voor vaft ftelkn , dat dc overige zaken in 
der tijd gefchieden , en van denzelven afgemeten worden , maar dat het' 
eerfle en het laatfle tot dezelve alleenlijk behooren , en dat derzelver ver- 
gelijking met de Eeuwigheyd , deezje alleenlijk de benaming , en de uy- 
terlijke betrekking toevoegt. Vorders wenfchen wy te vcrgeevs om 
woorden , welke die diepte Gods ten vollen zouden uytdrukken en o- 
pen leggen. 

HOOF D- DEEL IX. 
Van Gods Wezgn* 

»-,- T V7 Y weten dan , dat God zjeekeriifk aamvezSg is ; Nu volgt; ■ 
W dat we eens doen zien , immers zoo veel doenlijk is , wk ■ 
en hoedanig hy is : Dit vereyfcht en de waardigheyd van het Voorwerp, 
't geen eert opperfWolmaakt Wezen is ,• En de Volmaaktheyd zelre, 
dewelke den geeft uyt deszelvs kennifle bygezct word : ja het ganfche 
werk van den geheelen Godsdienft > tot wiens ftaving en bekragtiging 
wy voortfpoeden, nangt ook van een regtzinnig gevoelen ontrent Goa, 
af! 

2. GOD is een epperfi'Volmaakt WEZEN. Tot de opperfte 
Volmaaktheyd kan de Uytbreyding niet behooren , gelijk we voor af, 
maar in 't algemeen , vermaant hebben , Hoofdd. IV. en volgende. 
Des blijvt 'er niets overig, dan dat die een Geeft is j 'tGeen zelv ook de 
bewijsredenen voor Gods Aanwezen bygebragt , onwedcrfprekelijk aan- 
toonen , en waar van de Heydenen ten voHen overtuygt waren. 

3 '.. En aangezien een Geeft eene denkende zaak is , zoo bli/kt , dat 
eene allcrvolmaakfte werkzaamheyd van denken Gods Wezjen wytmaakti 
En daar word hy overzulks ook te regt door gezegt ttytgebeelt te^/erden t 
alfehp04J,men egter daarom in God geene eyndpalen ueld , of zeggen 
moet, dat hy van ons bevat word; Nademaal de bevatting en't oordeef 
wegens eenige zaak. wel vaft en zeeker zijn kan , alfchoon juyft alle der- - 

fcelver 



G O 2> G E L £ B R <&H E T <D. 3? 

zelver wijzen niet door en door verftaan worden , *t gecn byna in al!c" 
zaken ftand grijpt , waar van wy een oordeel opmaken. 

4. Maar hier moeten we in *t vOOrbygaari het vooroordeet der gener 
te keer gaan , die wanen , dat eene werkzaamheyd van denken niet ge-' 
noeg is , orrieene zelfftandigheyd uyt tc makeft .' dat *er overzulks ee- 
aig onderwerp vereyfcht Word , waar in de denking , als eene wijze, iff - 
zy. Die weten moeftefl i dat hier niet gefproken word van eenige by- 
zondere en voorbygaande g^dachten , maar van eene iverkzjiamheyd van 
denken , waar uyt , als uyt haar begihfleldie overige byzondere wijzen 
voortvlocyen , zulks , dat dezelve ftaridvaitiglijk bfijvende , 'er flegs' 
eene verandering der voorwerpen , malkanderen onderling volgende, 
gegeven word ; Waarora ook deze of gene wijzc van dezelve kan afge- 
/eheyden worden', alhoewel zy zelve egter altijd in haar Werken volhard, 
fchoon zelvs ontrent zig alfeen. 

<jt Des brengt deze werkzaamheyd vaS denken die byzondere wijzen" 
even eens te voorfchijtf, gelijk als de andere oorzaken hare gewrogten. 
Maar deze mewuftheyd van haar zelve is ook genoeg , om alle werkin- 
gen , die 'er in den geeft befpeurt worden j te otttvouWeri : Ja' , eene 
Denking r»ag veel cer eene zjelfftandigkeyd genaamt worden , dan de : 
overige lighamelijke dingen (van welke dii vooroordeel ©rttleend is) 
Omdat door" de denking cue dingeri eerft begrepeft Worden. 

6.- Deze dihgen op God , als het Allervolrnaakft Wezen t'huys ge- 
bragt en toegepaft hebbende , zal men zonder eenige twijrFeling moeten 
bekennen , ■ dat Gods Wezen enkel en alleen in bet Denken gelegen is .* 
Want e« inWem word noodzakelijk eene werkzaamheyd opgefloten 1 , die 
tot het denkbeeld eerier Opperfte Volmaaktheyd behoord j Waarom we 
reeds tc voren aangemerkt hebben , dat hy eene zjuyvere Doening van de 
Schoolgeleerden genaamt word. En de mewuftheyd Jijns ijelvs ; en alle 
fijne volmaakdieyd , die Uyt'fijne eygenfthappen verftaan word, kan : 
daar door alleenlijk uytgelegt' worden ; En ( by aldien men het denken 
niet alleen m God field ) zoo zullen 'er tele dirtgen , en van malkande- 
ren verfchillende iri God zijn '■'$ ja geheel en al redelooze en van zig zej- 
ven onbcwufte. Zie PoiretJ Cogit. Rat. p. 66, eneldersv 

7. Eene denkende zaak nu beftaat nyt Verftand en Wil : Zoo beftaat 
dan God. uyt een allervolrnaakft Verftarid en Witf Maar die in God 
geene t'zamenftelling te kennen gevea $ maar door eenen eenvoudigeri 
Bariiaanelkandefen verknogt zijn f , 't geen uyt kragt van de opperheyd 
fijner volmaaJftheyd koomt, dewelke altijd onverdeeld moetbegrfepeft'' 
worden t alhoewel wy wegens de eyndigheyd onzes yer-ftands,^ gelijk alle ! 

E 3 Gods 



38 VANmE AARXi £MQH£ 

Gods volmaaktheyd , akoo ook deze , als den grondflag der overige, 
(legs afzonderlijk in ftaat zijn te befchouwen. 

8. Ja ook in de eyndige Geeften worden die twee vermogens niet 
zikelijk van malkanderen onderfcheyden ; Want naaulijks befchoud het 
Verfiand't denkbeeld van eenige zaak , of daar koomt van ftonden aan 
eenige gedagtens-bepaling tuffehen beyde ;,, dewejke van den Wll is* 
want al die opfchprzirig des pordecls - a 4ierhet yerftaqd pal doet ftaan, 
en maakt , dat we eene zaak , niet ter loops, maar met aandagt over- 
wegen, koomt ook yan den Wit yoort: Waarom men zoo veel te min- 
der in God eene aflcheyding Van die vermogens van elkanderen (zoo 
men xz'vernwgens noctnen -/mag) foelaten kan. , 

9. Ma^r de vraag is , wclke Van die , zoo als wy ,de zaak beyatten , 
in God de eerfre pkats bek}c,eden mag ? J^ es ftaat ons aan te merken, 
dat , wanneer God in betrekking fot zig zelyetv alleen begrepen word te 
werken, het verfteind immers moet voor af gaan, aangezien hy zig niet 
kan begrepen worden te willen beminnen , ten zy hy zig alvorens zoo- 
danig , als hy is , . dat is,, allervolmaakft > bevat tc ieijn.; Maar het is 
anders omrenfc die 4ingen gelegen , dewelke-dOQ^Gpds WiJ eerft hare 
ge"daartte ontfangen. 

10. Des beVat Gods VER STAND alle die zaken , dewelke ee- 
niger maten verftaan konnen worden ; En nadien 'er van eeuwigheyd 
af niets , dan God alleen , geweeft is , zoo was hy alleen het voorwerp 
fijner kennifie : Want ecn oneyndige Geeft kan niet anders begrepen 
worden dan met eene aHervolmaakfte-mewiuftheyd fijns telvs : I)es heeft 
hy eeivdehkbeeld van zig zelven en van 'fijne volniaaktheden gfihad. 

u. Ende dit moet ons niet vremt voorkomen , dat eene Opperfte 
volmaaktheyd zig zelve alleen kend ! Want het fpruyt uyt onze onyol- 
maaktheyd Voort , dat We in on? zeiven niet beruften kohneo , maar 
andere dingen ook ibuyteii ofcs geho3i4en^ ;ziji& tejkennen j waarom het 
ons zoo moeyeUjk .dlltUst van 4e oppirfte. Volmaaktheyd eefl ander oor- 
deei te : vellen^ W<c\ hoe ? De t^per fte Waarfieytl. , ' Heyiigheyd, 
Magty oneyndige Gerioeg&aamheyd fijtis zelys , gdukzah'ghejfd'te ver- 
ftaan , en genengte daar ia te gevoeleft *nz. . Steld dit njet eene aJge- 
noegzame bezigheyd , en het Goddelyk Verftand. ten vollen waardig, 
voor x>ogeo? .Zoo ddt God. ««•$&> ge^ries dmgs behoeftigis y en zig 
hew z*Jyeti alken Jjehogft voor KifteUenf ...■. ,.; •.. j '- 

1 f»»; .^antfbyaJdien hy: andjere : -zaJteO:« vaa hem ohderfthe.jsfeiitiriloor 
(ijm ■Nqtotttr ; moeft ontdekken , 'en. leereh kennen, zowferhy nietiop- 
piiHfff^rolmaakt«i]ji, omdat fijn Verftand van die zakeii zoade afkmgm. 

en 



GO < DGELEER < DHET t D. 39 

en bepaalt warden , en lijden , en niet volkomeh zijn : Die zaken nu 
zouden onafhangeride geftelt worden , het gene in velen opzigtcn on- 
gerijmt is.; Waarom 4ie genen aUesin'twar gobyeri', die van mee- 
ning zijn .,. datde wezens der zaken met God eeuwig zijn , waar naar 
zig God nameKjk in *t opftellen van fijn Befluyt , door een zeeker 
Stoifch noodlot , zoude hebben moeten fchikken. 

i -ji rMaar wanneer 'er nu andere dingen buytenGod ftonden te voor- 
fehijn te komen , (gelijk 'ef nu met der daad zulke aanwezig zijn ) hoe 
fan God deze zaken , voor het maken van fijn befluyt , gezegt werden 
gewetert te hebben ? Immers vald in God geen eer en later , gelijk als 
wy met dat merk van onvolmaaktheyd getekent zijn ! Wat dan ? Na- 
tnelijk God., zig alleen allervolmaakft ziende , erkend even hier door 
ook iff zig Eileen eene alzins volftrekte genoegzaamheyd , om zig op 
verfcheyde maniercn uyt te drukken , zoo nogtans , dat hy in alles op 
fijne betamelijkheyd en eer ecniglijk agt flaati Welke • aari een z'ijdegc- 
zet zijnde , indien Gods magt afzondef lijk aangemerkt Word , zoo belet 
'er niets , waarom God de wezens der zaken niet anders zoude hebben 
konnen maken ^ alfchoon wy niet in ftaat zijn om dat te bevatten , de- 
wijl ons begrip aan deze fchikking en ordre der zaken alleen verknogt 
en vaft gehegt is. Des fteld dit nog»nfet , dat'er andere zaken behal- 
ven' G.od.ftaaa te- komen r en het kanjg^&fc^M^' rriafer eene enkele 
verffanwgj^wxfowi&Achi '■ ? -"r' 

14. Weshalven raoeten dezeS voorwerp ook geene mogelijke dingen 
gezegt worden , omdat deze van de toekomende dingen niet dan in 
naam >v$xfchillfin » raaar veel eer ( niemant ftoor 2ig Mi het woord ) 
wilbare , of, zoo ge liever wild , bejluj/tb'tfc?., welke G^odtiamelijk kon 
befljiyten, lioewel hy die egter nog niet befloten had.' 

i j. Maitr wanneer 'er vnxhet Bejltiyt wegens de bpenbaarmaking fijns 
zelvs , in *t voortbrengen van andere zaken , tufichen beyde gekomen 
was , dan worden die zaken zekerlijk toekomende' , en mogelijke gezegt: 
ovgrmits 'er nog verandering van voornemen , nog onmagt in God 
plaafs hebben konnen , en op deze wijze moet hy , fijris; : raadbefluyts 
bewuft zijride , -die zaken gezegt werden te weten y jenomdat ze niet 
aanftonds met der daad aanwezig zijn ', die voor afie weteri. ' De wijze 
nu , op welke die overgang van den ftaat van bhverfchilligheyd tot het 
befluyt zelvs , zonder ecnige de mirifte vetfandering in God , geFehied 
is , weetGod zelvs alleen t Hat isons gpnoeg Yah het ?*, dat is: Vat 
dat gefchied is , verzekerd te zijn! , ' 

, 16. De drijycrs van eene Middel-Jcdnife in God , ' witardbdrGbd, 

eer 



^o .-yAM.V.® AANGEBORE 

eer dat iijn byzpnder befluyt onderftelt word , voorzien zonde hebben , 
tyaar toe zig ,, deze of gene dingen geftelt zijnde , des raenlchen onver- 
/chillige v^j|, zoude bepalen , zijn - belagehelijk ; want door eene voor- 
.waardige tockomftigheyd kan niet verftaan worden , dan eene bloote 
^nogelijkheyd , die tot het dadelijk aanwezen nooit ftaat te komen , ten 
zy by tuflchenkomen van het raadbefluyt , en zoo is dat het voorwerp 
der enkele verfianing , waar door Godio.fijne kragten befthout heeft, 
jRrat voor verband van waarheden.hy |q fa fchepzelen z,oud«,konnen vaft- 

17. Maar 00k dat verbant , Vs'tgeen 'er mflchen de zekcre bepaling 
van eenen vryen wil en deze of gene omftandigheden begrepen word, 
.moet of als ftoodz/tkelijk of als toevallig begrepen worden : Indien het 
faatfle , zpo kan daar geene \kenpijje van gevonden worden , als het wel- 
jce ganfch \ran-eeeperj?ek,e«h^«l is, >: to% war timing , als van een niet 
jvezenj. Zap ja# <%rfc > W*rpen ze die onvedchilhgheyd des wils Om 
,ver , die ze nu " t> c ft ^ oen orri ftaande te houden. 

18. Vorders : Eenige tockpmftige doening van het fchepzel'hangt, 
.00k yolgens de pnderftelling van eenige uytwendige omftandigheden, 
j>f van God af , of niet : Zoo ja , moet nudmmers fijn wil voor af 
gaan , van wien die afhangt : Zoo neen > word het gene God toe- 
koomt , aan h^tjfchepzel tpegefchreven , en te gehjk de grondflagder 
voorwetenfehap enz. weg genomen. De Voorftanders nu dezerken- 
.nifle is het zelvde wedervaren, dat Gicero eertijds , naar de aanmerking 
van Auguftinus inSja .V.Boekvan de Stad Gods Hoofd. p. overquam: 
Dat terwijl hy demenfeben *p vryevoeten heeft willenfieUen , hy km tot 
heylig-'fchenders gemaakt heeft. ' _'. '■ ■ ■ 

1 p. Wijders ftrekt zig deze kermijfe tot alle zjiken uyt + .< dewelkeGod 
heeft ivilkn befiuyten , : ; welke hy teCgeJijk en met eenen opflag klaarlijk 
doorziet ; met alle dingen pnder een eenig denkbeeld te begrijpen : 
want andcts, is het met Gods. kennifle dan met de onze gelegen , nade- 
maal wy niejt even duydelijk en welde eene zaak als de andere verftaan; 
^Waarom we vele denkbeelden onder elkandcren tezameri fchakclert, eri 
van het denkbeeld der.eene zaak,. op dat van eene andere. vallen, -v««tt- 
gaande van eene klaardcre tot eene duyfterder', 'tgeen weeen'redehee- 
xing nocmen : Maar ligtelijk is te zien , hoe weynig die met de opperfte 
Benking over een komen k an > dewelke, om dat ze de opperfte is, ee- 
#ig en onverdeeld is ; opdat ik zwijge,, dat God ,, op. die wijfce van t»- 
wetentheyd betigt word. !-;..■■.■•' ■ ,\:,' , n '., ■.,■.■.'■■'' '- 1 

' fa .Jjtiig&jStfi behoprd, daii alles, wat eenige zakeli^heycf, gdedfieyd, 

en 



G:0&> G/E 1./E ' E R mi? E TV. 41 

rn volmaaktheyd , kan begrepen worder^te. hezittcn ;. De zaken , hare 
aandocnirigen , en ^erWngen.V. ^e'ajlergtppjfte, » ;j ook de allerklcynfte 
dingen , omdat deze , dewijl zc door fijn raadbcfluyt : zijn , de Goddc- 
lijke hulpe meerfchijnen van nooden te hebben, op dat ze BUjven duu- 
rcn , dan dc ajlergrootfte , omdat zy minder zakeljjkheyd bezijtten, . 

a I, AU mede allerhandc zoort van toevallige dipgen , 'tzydie in :'dg 
llghamen be/peurt worden, , 't zy jn,de yrye , , zoo goede als quade wert 
kingen der Geefien , ja 60k in derzeiver ydele yerdjgtzelen, die men rc- 
dens^wezens rioemd , in zoo verre die namelijk werkingen en t'zamen- 
ftellingen van eyndige Gecften , en bygevolg iets Zjakelijh zijn. Want 
aangezien de zaken zplve , die buyten God aanwezjg zijn, in zig zelven 
nicts ? eri overzulks toevallig zijn , zoo dat ze zijnkonneh e^jijet zijn, 
-aangezicn.ze geehe noodzakelijkheyd van aanwezig .te zijn : y hebben : 
Zoo blijkt , dat 'ef 00k geene verbintems onder.dezelve,-jofefme. wij- 
ze , om op malkanderen te werken , kan 1 gevonden wofdeh , dan die 
van God vaft gefteld is. 

. 22. Hierom is 'er ook geene noodzakelijkheyd , waarpm de eenc 
zaak uyt de. andere zoudei yplgen ^ dan ^yt f kr^tava'odxelqjiiderft<ini.rig 
der Goddetijke fchikking , "cn^nwnderhevd dewjjl.dat met "der daad.zel- 
ve gefchjed. Want ten ^aUgi} oogenblikken ,:-,eii gedijurende fijn gan- 
fche zijn , 200 is elk en een .iegeh$ dliijg^ "'$fc is., eVegter Wet nood- 
zakelijk is , door fijns Scb'egpcrs magt * gelijk y/i ,hier beneden uytvoe- 
rjger zullen zien. ''.-..'-•-.■■'.■ 

2.3. Nu begri/pt men Iigseljjjk , waar h ( e,t vao'daan koomt, dat onder 
de Schepzefcnjiet een £ ,f ^.i^^^^4^» 5 ;g^egvword of 
noodzahlijkox vry en toevautg^^c ^nentte werken , 200 egter, dat 
'er niets , ten opzigte van zig zdys een noodzakelijk , of ten opzigte 
der Eerfte Oorzaak , een toevallig aanw«zen heefi. Namelijk gelijker- 
wijs het God behaagt heeft , een iqggljjk ding fijne wijze van werken te 
geven, en den band^def borzaken te |ie|len.\ 

24. De Lighamen werken, niet .dan ; van tweede oorzaken aangczet. 
Maar de Geefien hebben den wil tot'het heginnel hunner werkingen, 
fchoon niet onafhankelijk van de eerfte Oorzaak ; Waarom zy ten op- 
zigte der tweefe Oorzjtk/en niet tot eene eenige wijze van werken ,bc- 
Uwalt, maar vrye^n overzulks toevallige gewrogten zijn, Maar ook in 
oe-wttkingen der Lfchamen is debeweging.in alles niet eenparig, en 
, op een^^zekere en vafte wijze bjepaajds, rtn,aar kan., om den verfcheyden 
t'zamenioop antlers en anders bepaald worden ., zulks dat voor , deejay t- 
flag van een fchep^d niet kan aangetoont worden Bt V, hocdajiig ccn 

P ' " 't'zamen- 



4 % VAN <DE AAKGEBORE 

t'zamenloop van uytwazemingen *er over eenigc dagen in onze lugt zijn 
zal, en hocdanig een weeV die uytbroeyen zal. 

2 J. Des wift God ook allerley wye werkingen der menfchen van te 
voren, eer ze gefchieden; want nadien deFryheyd degrootftevolmaakt- 
heyd in eenen menfch is , zoo karihier ook geene.andere oorzaak van 
gtvbnden' Wbrden , dan die gene , dewelke de obrfprong in bronader 
van alje volmaaktheyd buyten zig is : Eft aangezieri die in alle en eerid 
iegelijke iderking' van eenen menfch gebeffent word, zoo kan hy des 
ook niet bnbewuflf zijn.. .'."".' 

xS. I)ie werkihgeh hu zijn of goede of quade : Aangaande de goede 
lijd de zaakgeen* twJjffel nog zwarigheyd , omdat zy niets dan takeUjiy 
eri eerie zuyvere voln^ktheydlp&vyutn', Ja des menfchen v rytieyd \vord 
daar' door ook eer ■geftaavt , dan onv ver' geworpen : Want die word 
dpbr h^e iV#^-df^^ 

het bondigc en ware goed is , to6 is de vryheyd ook zelve ih hare 
grootfte kragt. 

17. Aangaande de quade werkingen rm moet men weten , dat ook 
deze de Gbddcfij!^ 

te voor zoo veel; diete gelijfc fverkiMgen des Geefls zijn ','■• enby^evblg; 
zakeltike ,' ten'deele Voor zob> ved 2e ohAtk de Goddelijke Vcofziehig- 
heyd ftaan, en met andere amftandigheden , dlkwils vry mefkw&rclig,, 
vermengt zijn : Alfchoon onderwflchen GbdsBeflnyt, de Rdbshtyd, 
die het werk aankleevt, niet tot fijn voprwerp heeft, om dat dezeboos- 
, h^yd yitett ', • eri eerie miftlrafet: en gebrek der rede , van de Wet a;F\yij- 

kere eynfyalen afeebakende volmaaktheyd, y "gefijk afs hy dezelve dp die 
plaats en Op dientijd befloten heeft tegeyen. 

28. Waarom egter Gods Votmaakthederi geefie fmetre kan aange- 
wreven wbfden , omdat bet herfr vry ftond , zoo groote. volinaaktheyd 
te jjeven, ajs hy wilde, vobr zobi'veief fry die h'a'rri'elijk tot: verheeflijking 
fijns zelys beflbten /had te : ftelfen': Het Was ten minftengenbeg , dat 
God eenige Volmaaktheyd heeft wilten fchenken , behalveri het aanwe- 
zen , Te Weten die zeer edele Vryheyd'm het redelijk fche'pzel j Nu dat 
hy niet aariftbnds eene volkome volmaaktheyd gegeven heeft, wie zal; 
hem dat ycrwijten ? Want hy is aan geene Wet , dan aan de gaftaging: 
fijnerpetfe dn Betarhelijkhcyd gehbuden, .'„'' 

2jS>. ^obfts op vat wijze Gods.vafte kerinis met de bepalifl|f van Acn> 
rrYert^ alsuyteen vry begiriflel werkeftdiP, overeen- 

koom't i*,! dat ze op een uytkomch , is onder die d&gen , die wy 

niet 



G 0,/D , Q ■£ -L-M E R .&■■& E XT>. 43 

niet en w.eten^, eg;dit *$$$ ^-^l^^B^ ^M r W e ^ e<ii>f £ M S e '~ 

13. Dirt tie M »i#f :«i fcw* j f«*<?» .«;,,. WfMK «<?*. »gf gt.($ie4 >,, *•*£ '* > 
*6# £y «wr «w* ^^ .««£«? &i?£ £fi bier uyt pntftaat geene ^ jninfte 
afbreuk voor de waarheysj. ... . i,- ; ^.-if' n'v^^v- 

> 30. Afef J'erjfand >ypjrd gesMgt V5n [den ; Wu^^ods^la^eze;]^ 
daar ree"ds iapp^eflpten ^ want een^ei'yQin^akfte M £ceft'kanj(ijr(s zelys 
riiet bewuft zjjn ., 'clan met '^i^\ t ^j]f^..^^eWibef'^ wjejke'in! den 
Wil voornamelijk" vallende $. "zoo nibet>4^^ ^qpdzaVe^i)k in de aUervoU 
maakfte Denkingzijn j.Opdat ik zwijge^ d<* dithet vQarnaathfte voor- 
werp van het Goddelijk Verftahd is , dat by kan M$fe». -.'.,. 

3 1. . Alle, vyil nw beftaat., CJk/px^.icjIgepf.oji^ 
len ) in eene ^edagtens-bepaling, .vpjgjens J>pt yoprgaandq .ligt'des. Ver- 
ftan'ds , "'t zyld|e beppijng geuhie^^pinr ^ e^£.pQrdeeL : , r 'met t ^ c Z 
veffigen , te antkenhch , goc'd eiii cjuaacl fe keur.ea;:'£ ^yldoor ''het 
laatjfe, met te beminnen » te haten, te begeecep , ;te„vlieden enz. Of 
door atte die dingen te gelijk , dat is , Qpdat ik met de Schpolgeleerden 

•$i.; In"God zal derhajjre^ ^a^ <^^x^m^ej|inge?;,j jdcwelke tot 
cfe TcJiepzeien befyoren ?, uj^ dpn weg.gea^mi; zijnde) r ,gk Wifciynj ee- 
ne bepaling der ajlervolmaaktfte D|cakin& tpteigizelve.; J[k,zeg,|i?i i.*g 
il/vr ," omdat ,,,)jctg^^»y %raks, van net Cjoflde^jk Jtexftahtfieyden , 
hier opk moet toegepaft worden : Want God kan niet benoodigt zijn t 
om iets; doorfijtte fJatuur buyten *jg icelven te wiljen >,, Omdat , zoo 
het ; andcrs wfs V ^lle Goo's, Yolroaak^b|eyd|e:r, toe leggea zoude : Want 
hy zpude riog,wf^eiJnbg^^«^ f aQg^9' , nog janafhungend, of 
valkomen in zig zelveii ^ maar eytutig en lijdtnd zijny 

35, Want dat.kan/^.«o^.niet/ijn ,.t gene andere dingen, te ge- 
lijkmet zig aanwezig njftuft, gehpuden is te erkennen, waarom hy ook 
rife$ een eenigzoafe z^., doordien^':;He,t gene God zou toegefchreven 
wcrden , cv'eri daarom aan de ^n|ere 4> D gen zou. moeten toeeefch^?yen 

wiffens HaarT^^ W ^M^^a^ic^| m ^m^em njet attansende, in 
't g?heel zoude zijnge4JK0l%eTi;tc,laten - ? Maa^hy *0ude opkgenpod- 
zaakt zijn fijne raadb^uyten jiaar,4ezelye, te fchikken , en uyt dezelve 
yptt^iaak^cr wprden^. ^.Vlt^ni^us ^^^.aa^cren,. en <^«. niet in zig be^. 
vatteR.^ r^htcr door zou^^y^opjs jniet- in alien deelen gclukza)ig.ge- ; 
zcgt Hpnive^ Borden , iiiaar hy'-zpude 'aan txgeerlijkheden , zelvs.yj^tg- 
telooie , bnderwbrpe'n , met cen woord onvolmuah , zijn. : ' - 

F 2 54. -Des 



44 VA& ^>E AANGEEORE 

34. pes lean hetcattervdlmdahfi Wizen gceti ander ejfaide beoogen, 
of ie'ts' anders dtiorjffifrWeieriv/it&eii buyten zig zelvs : Maar ho? gaat 
dat in fijn werk ? Namelijk hy wil zig zjoodanig te zijn , alshf is , en 
dieshalven allergelukzaligft ; En dewijl we de werkirigen des Wils in, 
bet pordeel gczegt hebben te beftaan j '% geen.bezigis tn te beveftigen, 
goed te keuren , lief te hebbefl y >ig te vermaken , eiiz.- haat de iriata 
van zoodanige meewuftheyd'fijns zdvs : ;2bd kan God tiiet anders dor- 
deelen., dan dat hf de aHervofitftaaktfte is , en dezett fijhen ftaat ten 
hoogften goedkeuren , in zig zelven vermaak fcheppen , zig alleen ver- 
heffen door eene allerheyligfte QffmvnfZjtlvslievde.i Waar in fijaegler/ 
en tutiui&tiriis gelttkzalighefd beftaat. : 

35. Hier toe nu word hyaihgezet door eene innige, ehgaiifch vrj* 
ivillige (opdat het my; geobrlbtt zy zqO te fpreken ) beweeging, dc» 
weBce iMonve^totti$eyd. 'Sftdgfifflr- Want ^^ ^fen opzigte Van 
zig zelven niet QJrverjchiiligUfk Begrepen worden te werken , aucnoon 
hy niet anders dan op eene ganfeh ■urymagtige wijzjetot zig zelven kan 
aangezet en heen gedrevert worden. 

76, Namelijk dit tejtet $&Mt brid^chc^a de^Wlls , zig vaardig. 
Ujk , naar alvorens. dfe rak<ffl rljjielijk overwogen te hebben, bepalende, 
of , by gebrek vtn'dfeh,- ^eftB&werdefrde, a£. : 't G'eett de School- 
geleerden in? den wind "geflagen hebben. En wy wrijyeh egter daarom 
God geene fmctte van menfchelijke onvofmaaktheyd aan', die in eenen 
beteren ftaat is , wanneer ze vrydin ate ze ortverfchfflig is: Want het 
eerfie geevt eene voImaaktheydV het ladjfe eene onyolmaaktheyd te fcen~ 
rich;' omlia^t het-imniers : v6Imaakter is , ftrakis redenert bydeharid'te 
Hebben , om te werken r dalf tn t'w'ijfftFfe RShgeh , en niet te weten,, 
naar wat kant. men fijri oordeef fieeren en heen wenden raoet , weshal- 
ven we 00k indemenfehdijke zaken dien vaardiger enbequameroordee-- 
len , dcwelke aanftonds redenen by de, werken heeft p om een oordeel 
te konnen ftrijken , eh te vottwfleh , !t daWdie <*ehcn 1 Jangeren uytftel 
en btyding ter oiVderzoek voor zig| vereyfehti ; , 

37. Des niet ^egeriftaandeis bet eencWaarheyd, dat God niet afleesri 
de vryheyd van i>rywilligheyd moet toegefchreven worden, maar 60k 
did van mrverfchilligheyd. In verfcheyden opzigten nogtans , warithy 
kan niet onverfchillig zijn ten aanzien van zig zJtven , en van fijrie Voir" 
maaktheden, nog van de-waarbeden, die daar van afhangen , dewijl hy 
zig : niet verloochenen kan , of niet beminnen , of anders Van iig ge-. 
tx^geiiV'dan hy in der daad is ;"'t weikhoe weynig het met de opperfte 
volmaaktheyd beftaan kan, een iegeljjk ligtelijk zict. GndertuflcHen' 



evcn> 



G 2) a E L £ B R <D HE TV. & 

evenwel bemind hy zig. ppeenegdnfch vrje wijzjc y , en word door eene 
reer vryiviUge beweeging tot zig zelven gedreveh en aahgezet , met 
zoodanig zig namelijk op ftaahde vdet te bbrdeelen, en goed te keuren^ 
als het derikbeeld fijner BetameKjkheyd dat afvbfderd r gelijk we ftraks 
Teyden. 

38; Maar die tftverfihtttighejd in God betreft' die dingeri , die tot 
fijne Natuur van zig zelven niet behooren j welke defwegeri, fchooni 
die in oris eene brivolmaaktheyd te kenneri geevt, in God de allergroot- 
fte volmaaktheyd field , waar door by namelijk aah geene dingen , nog 
aan eenige fchikking van zaken gebotfden is ', in" zig alleen alle waar- 
heyd , gbedheyd , zakelijkheyd en volmaaktheyd viridende. 

39. Des ftorid het in fijne magt aridere dingen behalven zig te voor- 
fchijri te brerigen , of niet ; deze order en fchikking van zaken. te ftelV 
kn, of eerie aridere, of geene : Maar hy heeft fijnen vryen wil tc werk 
geftek , orii dit" : t'zam'ehftel van dingeri , 't' geeri 'er nu* is , te vooir- 
fchijn te brengen , en daar fijne heerlijkheyd in te veftobrien , 't geeri 
fijn Eefluyt zelvs is , eh dat gemaakt zijnde , nook veranderd wordek 
kan : Want byaldieh daar verandering in geriiaakt wiefd, "tovi'dfeo^yiin. 
God ielVs vooitkbmen , e/van bityteh : ffetee/jfe is niet waar, orndat 
hy pnyblmaakt zoude zijti, iridien net gene hemeens behaagt heeft, eii 
hy tot •iijiie eere gebbrdeelt heeft te ftrekken^ hem daafna rriishaagt; J , 
waarom hy 00k het verwijt van bnwetentheyd en orikunde niet ontgaart 
zou korlnen : Derhalven zou hem van bujien gelegerttheyd om fijn be- 
fluyt tc veranderen ,' mpeten gegeven worden ; Maar buytcn hem is 'er 
niets , iie $. 11. en $s. By gevolg is fijn bejlujr t'eenemaal onveran- 



40'.* Maar het Befluyt 'er nit al feggende , zbb zifri daarbrri" op"ftaan- 
de voct die beflote dingen niet aariwezig , omdat "anderziris die dingen 
eeuwig zijn zouden : Des blijvt 'er overig , dat Gods Wil zig met der 
daad zjelye te werkftek, om die op hare wijze en bepaalden tijdtevoor- 
fchijii te breneen. Daar toe nu word niets anders vefeyfehty dan we- 
derbni dlt %elre Wtffcw I d^r ^IV^fprefeen'; Watfi ^^eti^&etvol- 
maaktfteh Wil is eene hoogfte hragidadighejd , v zbbdat , J= wahneer hy 
wil , die dingen met alle hare wijzen , waar mede hy wil , 'er met der 
d&d zijn ; want anderzins zoude de wil niet allervblmaaktft gezegt kon- 
rlcn 1 werden , omdat indien hy eenige middel-obrzaak ter dadeiijker 
yoortbrenging vandben had, zoo zou men konnen denken, dat dl<S 
oorzaak volmaakter was } dewelke geene hulpe noodig heeft. 

41. Des word deze Gads MAGT gehaamt, dewelke oVcfzulE 

F 3 niet { 



A 6 vak <de aangebore 

jtiiet anders is ,. dan de onwrikbare kragtdadigheyd des, ppperftcn Wijs. 
Waar uyt" bjijkt , hoe f chrikkelijk veel die vail zoodanlge Magt yer- 
fchild , die" men in de eyridige LigHamen en Geefteri phiwaar wprd: 
Want de rnagt vaneen Lighaam is gelegen in de kragt , ora ecri ander 
lighaam te overwinnen , "en van fijne plaats afte bonzen , welke kragt 
hangt o/yan de grpotte en z»vaa<te , k efvan de fterker' beweeging van 
"dat ughaJtm , af : Maar de' gefcfiape Geefiejt bezitten geene andere. /wart, 
dan die in hunnen wit beftaat ," waar aoorzy werften , dog zoodanig i t 
dat hiin wit aan zekere Wetten en palen gebonden is j welke zoo ze niet 
in agt nemen , willen ze te vcrgeevs envermogen hiets. 

42. 'Daar is een Voerbeeld van in onzen Geeft of Ziel , die met dit 
lighaam gepaart en vereenigt is , dp *t welk de Geeft immers nietzou 
kpntien weaken,, zoe 'er niet eene zekere betrekking, Wet en, fchik- 
|ing Wflcbet) : ^enzicivea cr b^t ljghaami geft&^as : Want hy js/nict in 
fttat,.'pm ,?P9 op aridere lignanien te'werK$i 5 als hy wel op <Ht fij§ 
lighaam doet ; Ja hy vermag zelvs niet een' zier ontrent andere ligha- 
pkn, ten zy hyditjijn lighaam te werk fteld , 't gene in die betrek- 
|jne>9|,.de andere ligf^men geftelt i*^ door welker tuilc^rikomen hy 
£«.r'lj;iets pntrent andere ligmamch gezegt word te ionnen ujpwerken; 
tt'aatdah aHe Wetten , die van eenen anderen Wilj zouden afhangcn^ 
uytgeffoten werdeA » «n laat God bet willen op deze plaats en tijd.over- 
gelaten werden , en hy zal de Magtigfte zijn. 

43. Gods Magt nu fluyt alle die dingeri in zig , welke God geoor- 
deeld had zich heerlijk te zullen zijn : En aangezieij' die (voor z.00 veel 
o'^j^o^Mketfd is) in deze fchikking van dingen , daar wy in zijn, 
ten vollen begr'epen zijn , word hy defwegen Amagtig gcriaamt , door 
dien hy alle die dingen in haren rang , dien hy zig van te voren had 
vcrbeeid , in 't ligt brengt : Waar uyt die dingen 00k , welke van het 
voorwerp der Goddelijke kennijje gezegt zijn , ligt en klaarheyd ontlee- 



nen. 



44. Op^eze wiize dan lean God door hct Befluyt fiine magt eeriiger 
match gezegt warden kp/iald , en aan deie viPce fihtkkihg vgn zakeh 
verbpnofen te hebben , alhoewel hy nogtans dat fermogen aan zig ge- 
houden heeft , om buy ten en boven die fchikking te werken , wanneq 
het te gelijk tot fijne Eer zoude ftrekken ; Hct gene in de •wonderteeke- 
$en r Seipeurd is , die, met Gods zeldzame en ongemeene werking, 
pok pen zeer wijs eyniem bognierk gepaart hadden , te weten,,,eehe va- 
fter' verzeekering van eerie nieuwe operibaring Gods van zjg zelven by 
rftenftheo, die op de Natuurlijke of ingefchap^' kchni& Gods gecn* age 

gaven. 



G O <D C E L E E R <B H E T7>. fy 

gaven. En door dat begihflcl word ons een' gemakkelijke weg aange- 
wezen , om vele moeyehjkheden te ontgaan. 

4?. Namelijk het fchijnt moeyelijk om te begrijpen, datGodnunieti 
anders vcrmag , dan dat fijn Raadbefluyt medebrengt. Als wanneer 
men weten moet, dat deze bepaling des Goddelijken Wils wel ten op- 
zigte van deze order -enfchikkmg vafi en omvrikbaar is , maar daaroih 
daar niet in bepaakl is ,, omdat , de onwrikbaarheyd dezer fchikking in 
hoar geheel blijvendt > 'er niets in den weg is , waarom God 00k geene 
andere , ons onbekende , fchikkingen van andere taken zou konnen 
hebben. 

46". En by kan egter of heeft: niet konneti maken , dat hy alle diri- 
gen , dewelke tegens die Waarheden , die wy begrijpen !' , ftrljdehde 
zijn , obit heeft konnen voor waarheden Vaftftellen : omdat die Waar- 
heden ten minften in hareordening niet zouden opgehbtiden hebben 
wear te zijn- Dit is altoos buy ten twijflfel zoo gelegen met die Waar- 
heden, die God allernaaft betrefFen ; Want hy kan B. V. geen redelijk 
fchepzel voortbrengen , 't geen van hem vervrcmt is , 't welk geoorloft 
is , herniate; 'K^ny^fe' lafteren ,' en alles te doen , *t geen tcgen fijife 
hoogfte Volmaaktheyd ftrijdig is; Gelijk hy 00k niet liegen kan enz. 
't geen niet uyt eenig onvermogen , maar uyt eenen overvloed van Vol- 
maaktheyd gefcriiet. 

47. Des breogt dit 00k geene de minfte afbreuk aan de Oneyndig- 
heyd der Goddehjke Magt toe , dat hy de dingen , zoo vele als *er in' 
wezen zijh , en derzelrer gantfche beflag eyndig gemaakt. heeft , door 
dien we reeds Wefeh , dat de Oneyndige Magt zig zelVe in de geringUe 
zaak uytftrekken kan. 

48. Vorders blinkt uyt het gene wy gezegt hebben van Gods Hey- 
ligheyd , welke niet alleen in God moet gezegt Worden te zijn , voor 
zoo veel die tig in fijne werhngen opdoet ; Maar die moet van haren 
oorfprong qpgehaalt werden , namelijk van den Wil zclvs y , waar door zjg 
God in 5 fijjnfc volmaaktheyd behaagt, J , .Waar uyt yeryblgens, .yoortvioeyd , 
dat alle dingen , dewelke hy fcfayten zig wft, dat aaftWeijg ; z1jn> dit zel- 
ve getuygen: Want de Opperfte Volmaaktheyd kan geene ylekke of iets 
anderflagtig , dat is , dat met hare hatuur ftrijdig is , tOelaten. Wes- 
halven zal Gad: ffeyligheyd niets anders zijn, dan eene naaukeiirige t'za- 
men^pannmg en overeenkomfte van alfe Gods Volmaaktheden, welke 
hy vxalfvpiwerk ( fchoon verpheydentlifk) getuygt. 

49. Uyt deze zelve ftandvaftigfte t'zamenftemming der Goddelijlfe 
Volmaaktheden volgt wijders noodzakelijk Gods Eerjheyd : Niet alleen 

die, 



yA;$l ,%E 44NGEB0RE 

die , waar door hy fijn Wezen , hem alleen eygett , bezit ; volgens den 
Kegel : Atte wezjen is een , .dot met een is , is zelvs met ; Gelijk elk en 
een iegelijk wezen van een ander afgezonderd en.onderfcheydenis, wel- 
ker ^f««r,,fchpon een zijnde, niet te min eencvprfcheyde t'zamenftel- 
ling.txjelaten , en het Aanwezen vanandere Wezens met zjg dulden en 
^erdrag^n kan , zander jn fljne, eyge penhyd *eqige afireuk otfchade, te 



fimeti, 



, , ; jo.', 't Geen zpnnekjaar .Kjijkj; uyt,^, teamen , .-/fewdkc , alhoewd 
deelcn hebbende , egter eengeheel bhjven , zop,dat ik jit Itghaam kan 
zeggen onderfcheyden te zijn van een ander van dezelvde zoort ; en by 
jjeyolg is. het een geheel ;% en in ,zig yolkomen : En hif r ; kan geene ver- 
pienging of bjjzoming; van lighame)^ eenjge yerandef ing veroorzaken. 

5 1 .' Pi ejndige Geeften n« J?elangeflde , 't zj ik in dezejve twee y?r- 
£iogens, Verftandlcn WM aapmerk;,,. *t. jy» 5 ik ogjdje, ^nt^iij|ke.wmen, 
elkandieren by bcurten.vbjgende , de oogen mijnes verftands veftige, 
,zy maken niet, dan eenen fienigen Geefl uyt, ongeagt die Redens t'za- 
menftellingen. Des is eenliglhtaam enkel op zig zelvs aangemerkt , v^n 
jfn<fjere ondprfcheidea t „zuJks , dat,het,van de oyerige ,kan afgezonderd 
werden. .Een Geefl: word opk van $mztiQyi& fipderfebeyden > zoodat 
"de een de ander piet is ! Ditfteld dan een Een of Geheel , inaar niet 
dadelijk een EenigH , want gelijk 'er meer lighamen dan een , zoo wor- 
den 'er ook meer gceften gevonden. 

jz. God is dan in tegendeel in diervpege^E?« , darby te gelijk de 

[jUgnigfle i$ <f pmdat hy qndergPCn Geflagt , nog Onderzjjorf met an- 

^derc zaken als eendeel ge|lelt,is. ,Ter pctpging nu van fijne Eenheyd is 

ielvs dat een bewijs , daar we boven van gelproken bebben , van het 

Penkbeeld Gods genomen , genoeg. 

5 3 . Want wat is Opperfi-vqlmaakt te ,zijn , dan geenen anderen te 
kenncn, die indenzjlventrap dezclveYolmaiiktheYA bezit? Watheeft 
het in , my den Eerfien te zeggen , a}s *er een ander in denzelven rang 
met my geftelt word ? Wat is het dog , ecne oorzaak te ftellen , die dc 
ecrftc van alle en yolftrekt is., als alle diergelijke of andere oorzakcli/k- 
heden uyt te fluyten ? cnz. 

54. Het zelvde zal ook befloten moeten werden uyt dcze gaflaging 
en befpiegeling der opperfte yolmaaktheyd : Wanneer ik vraagj of 
, beyde de Goden , die men field , ditgene hebbcn , dat tot het Denk- 
beefd van God , dat.is , ^ot de Goddelijke Natuur behoord ? ,?oo zy 
dit beydc.hebben , zullen,zy t ife»^»jig God zi;n, omda,t,rfe jpperfte Vol- 
maahheyd onverdeelt is j Dcs verftaan en vyillen zy met dezelve daad 

een 



G mV E LE E R7) HE T<D. 49 

een en net zelvde ! Zoo riiet , zal een van beyden niet $»*■& *«* van na- 
tuur God zijn , omdat hydit gene niet en heeft , dat de andere heefc! 

5 5 . Maar ora met korte woorden te zeggen , wat 'er van de zaak is , 
indien het iemand geluft de bewijsredenen voor Gods Eenheyd diencn- 
de , te verzamelen , die zal zig met regt verwonderen , hoe de Heyde- 
nen tot die dwaasheyd hebben konnen vervallen , dat ze zig behalven 
eene mcer Godheden verzierden. 

56. Aangezien de bctogingen , dewelke voor die zaak geoppert zoa- 
deri konnen werden , zoo vele en zoo wigtige zijn , dat ze in geen zc- 
ker getal bevat zouden konnen werden , omdat alle Gods volmaakthe- 
den in 't byzonder zouden moeten doorloopen werden. Opdat 'er eg- 
ter niets aan het vertoOg ontbreeke , konnen nu die bewijsredenen ge- 
noeg zijn , dewelke uyt Gods Wezjen van zelvs volgen. Namelijk: 
dat hebben we gezien dat Denkend is , en uyt een Allervolmaaktft Ver- 
ftand en Wil bcftaande. Beyde deze Vermogens in den hoogften trap 
lijden geenzins , dat ze onder meer verdeeld werden. 

57. Want byaldien het allervolmaaktft Verftand icts , zig gelijk zijn- 
de , kende , dan zoude het niet allervolmaaktft zijn ; Want net is eene 
tegenzeggelijkheyd, zig zelven aUerVblmiiaktft weten te zijn , en niet te 
mm bayten zig eenig voorwerp, 'klaat ftaan dat zig gelijk is, van ken- 
niflfe «e hebbc«v> Vergelijk $. is. 

58. Maar hoe zal het ook met Gods Wil afloopen ? Want die zal 
niet dulden , dat hy van een ander voorwerp , met nem aanwezig , be- 
paalt werd j 't Geen gefchieden zoude , indien hy eenen anderen , van 
zig niet af hangende , gehouden was te erkennen. Ik herhaal nu die 
dingen niet , dewelke ik §. 32.33. aangaande de volftrekte onaf hangc- 
lijkneyd des Goddelijken Wils uytvoeriger gezegt heb. 

59. Dien bewijs-regel houden wy in alien dezen , dewelke de Opper- 
hejd van elke Volmaaktheyd in God verfchaft , en daar dit gene niet 
naar lijken kan , boven bet welke ik iets grooter in mijn denkbeeld be- 
vatten kan. Waar liyt telkens het zelve Befluyt volgd , dat dat gene 
Volmaakter is , *t welk in zig alleen volkomen is , en niet van nooden 
heeft , dat het door iets anders volmaakt werde : En dit is het eygen en 
waaragtig Denkbeeld Gods , des Allervolmaaktften Wezens! 

(Jo. Hierom ftaat 00k de drangreden , daar men zig gemeenlijk van 
bediend , ontleend van de vergelijking der eene volmaaktheyd met de 
andere ,' op voeten. Want 'I: geen Steinberg (anderzins geen verwer- 
pelijk Godgeleirde ) wegens een verdrag uytzonderd, dat tuflchen twee 
zou konrieh gemaakt werden , zoo , dat een iegelijk egter fijne Godde- 

G lijk- 



so VAK <DE AANGEBORE 

Hjkhcyd in haar geheel zoude konnen behouden j die bytdmkkingen of 
termen wederleggen zig zclven , aangezien hier geen Verdrag zou kon- 
nen gefchieden , dan onder gelijken , welke gelijkheyd de Oppertieyd 
uytfluyt : Als mede , omdat de een en de ander nict dan afhangende ten 
opzigte vanVerfhnd en wil zou konnen begrepen wordenj Gelijkook, 
omdat het my vry zoude ftaan des eens volmaakthcyd en des aaders van 
elkanderen af te fcheyden. 

61 . Des konnen 'er geen twee alwetende en almagtige met malkan- 
deren beftaan , daar egter beyden die vermogens in het Denkbeeld van, 
God noodzakelijk inkomen. Want de een zoude fijne gedagten voor 
den anderen of konnen verbergen , of hy zoude dat niet konnen doen : 
Zoo ja , zoo zoude die andere niet alivetend zijn : Zoo neen , zoo zal 
dcze niet almagtig zijn. Wy zullen het nu hier by Iaten. 

61. Het veel-Godendomdan-, da^by de£-teyder>en heel zcer inzwang. 
pleeg te gaan , en nog by zommigen gaat, is immers niet voortgefpro- 
ten uyt een gezond oordeel en begrip van God , maar is eene mifdragt 
dcr Rede , hem met geene aandagt genoeg befpiegelende , geweeft. 

6$. Namelijk dat heeft inzonderheyd Gjnen oorfprong uyt tweederley 
beginflelen ; Ten deele , omdat zy niet bezeffen konden , op wat wijze 
God , dicn ze wiften een Geeft te zijn ,.- ; eene uytbreyding heeft kon- 
nen tc voorfchijn bfengen , zoo hyopkzejys niet uytgebrej/d to. was; 
Ten deele , Qmdat ze daar mede verlcgen ftonden , hoe dingen , zoo 
wijd en zijd uytgebreyd en ontallijk zijnde , van eenen eenigen Geeft 
bcheerfcht.cn beftierd zouden konnen worden ; hierom hebben ze over 
verfqh<?yde dingen 00k verfchejde Godcnen Godinnen he^bewjnd ge- 
gev.cn ; gelijkerwijs uyt hunne ge<lenkfehriften kenbaar is. De grond- 
flag nn en oorzaak van dit ongevai was , dat ze verdorv ep, waren » waar 
uyt niet alleen verzuym van aandagt en opmerking , maar 00k eene 
cjualijk gezogte te vredeftelling en fulling des gewetens , voor ftraffe 
vreezende , gevolgt is : Want het heeft iiefft zulk eene Godheyd , die 
men zoo een rad voor de oogen draayen , en onder de knye krijgen kan, 
opdat men met loffen topm tot allerky grouweldaden uytfpatten mag. 

64. Dit is egtcr zoo algemecn by nun niet geweeft , of de voorbeel^ 
den van zommigen hebben het tegendeel aangetoond. Hoe het met 
Socrates afliep , is kenbaar : Maar 00k merken de Staatkundigen aan, 
dat andere voorzigtiger Mannen , gehjk als Cicero , Seneca enz. t'huys 
met al die bygeloovigheyd gelagt nebben , dewelke zy in 't openbaar, 
om de woede der uvtzinnige gemeente teontgaan,, gedwongenwierden, 
met den monde te belijden : Zie Machiavel in fijne aanmereingen ovet 
Livms Hoofd. 14'. Tient. 1. <>$• Vor- 



G O #, G ML BE RS> H E.rw. 51 

6<j. Vorders is het ligt te zien , hoe grooten iyxt>nx» zjwarigheyd 
die genen ontgaan , die eenen eenigen God erkcnnen , en aanbidden ! 
Want dat is eene zaak van de uyterfte aangelegentheyd, teweten, wien 
gy aanbid , opdat ge 9 1 ? *w*>r? den onbekenden God niet diend. Dit is 
ae rede, waarom de Heydenen zoo twijfFelagtig in hun veel-Godendom 
en bekommert geweeft zijn , dat ze , maar eenen God aanbiddende., 
den anderen beledigen en t'onvriend maken zouden , waar uyt by hun 
een filler Goden- en naderhant by die genen , die zig door gelijke on- 
wetentheyd laten mifleyden , een Aller Hejligen dienfl gefproten is ! 

HOOFD-DEEL X. 
Van Gods HetrekJQng tot de Sdjepzgkn. 

I. T^f U koomt God dan. uyt fijne Allergelukzaligfte eenzaamheyd op 
,,1^N eene vrymagtjgc >w%e, akte .voorfchijn , zullende andere din- 
gen buy ten zig in 't ligt hreflgen , in welke hy fijne glory en heerlijk- 
heyd befloten had te vertoonen. 

a. Dit is gefchied door de Sebepping , dcwelke niets anders is , dan 
eene dadeltjke voortbrenging aUer dingen op Gods bevel alleen. Waaf 
uyt het blijkt , dat hy met fijne fchaduw vegt , die zegt , dat de Schep- 
ping op deze wijze , als we gezegt hebben , flegs inblijvende is (gelijk 
Spinoza raaskald) want het is iets anders zig op eene vrye wijze te bepa- 
len , om een gewrogt te fijner tijd gewiflelijk te voorfchijn te brengen : 
lets anders eene bepaalde zaak met der daad voor den dag te brengen , 
ten eynde de kragtdadigheyd des Opperfteu Wils daar in gczien wer- 
de. 

3. Maar daar uyt volgt 00k , : dat de Schepping in geenen eyndjgen 
geeft , en die ,in fijn werkeji ; van eenen anderen; afchangend is , vallcn 
kan j w ant die , gchouden zijnde eenen anderen hoogeren Wil tc er- 
kennen , zoo volgt , dat hoe grocte voln&aaktheyd oak in denzclven 
geftelt word , die evenwel noodsakelijk tot die Opperfie moet gebragt, 
en daar aan toegefchrgvcn werden , door welkcr kragt hy werkt , en 
die.ecne vaftc , fchoon voor^pns zel\rs ; ©fibegrijpelijke , betrekking ge- 
{teld'.heeft tuflchen deszeivs wil ..,■ en- het , vborzekcr daar op zullende 
volgen , gewrogt. - 

4. Ovcrraits dan de Opperfte Wil door fijne Natuur alle andere din- 

G s gen 



$t VAN 7) E AANG EBORE 

gen uytfluyt , op of door welke hy zoude werken , maar flegs behoeic 
tc gebieden , zoo ziet men ftraks , hoe valfch ten opzigte deszelvs dat 
gemeen zeggen is , dat 'er uyt met , niets voortkoomt , fchoon dit in de 
werkingen der tweede Oorzaken waar en waaragtig is : welk onderfcheyd 
Ariftoteles over "t hoofd ziende , of niet begrijpcn konnende , zoo is*t 
niet te verwonderen , dat hy de werreld eeuwig gedroomt heeft te zijn, 
en dat des te belagchelijker , omdat hy , een Wijsgeer zijnde , niet ge- 
weten heeft , wat eeuwig te zeggen was. Zie boven Hoofd. VIII'. 
Maar God zoude ook nooit op eene ftoffe hebben konnen werken , zoo 
deze eeuwig geftelt word. Want zy zoude geene lijding onderworpen 
zijn, omdat ze otiafhankelijk zoude zijn. Het bayengemelde laat ik nil 
ftilftaan. 

5. Waarom zy hunne zaak en d waling eer arger dan betcr maken, 7 
die ftaande »houden , dat de werreW£t<x}%mneetm>igheyd> heeft konnen 
gefchapm werden , Advocaten in waarheyd en voorftanders van eene 
quade zaak. Want hy begaat eene tegenzeggelijkheyd , en fpreekt zig 
zclven glat en gaar tegen , die meehd, , dat eeuwig te zijn , en gefchai- 
pen te werden, te gelijk beftaan kah ■?■ want dit is niet alleen ten opzig- 
te van God ,. maar ook ten opzigte van de gefchape zaak tegcnftnjdig^ 
want de Schepping field noodzakelijk eeri begin, Ygeen de eeuwigheyd 
uytfluyt. En het en hinderd niet, dat de Scheppende Oorzaak van eeu- 
wigheyd aanwezig geweeft is : 't Gewrogt konegter npoit , dan in der 
tijd iri't ligt gebragt werden ; want zoo dat anders was, zoude God ee- 
nen God moeten gezegt werden te fcheppen , 't geen r'eenemaal onge- 
rijmt is. Ik zWijge , dat de agtervoigende duuring , daar de Werreld 
onder is, en met welke zy afloopt, geenzihs ook derzelver mogelijke 
eeuwigheyd zoude konnen verdfagen j want aangczicn de Werreld al 
haar zijn niet gelijkelijk bezit , maar by deelen , die getelt konnen wer<- 
den , zoo word haar aanftonds de eeuwigheyd volftrektelijk optzegt, 
zulks dat hy zig door fijne eyge uytfpraken tegenfpreekt , die eeneneeu- 
wigen Tijd field ; hoord Gicero boven Hoofd. VIII. van deze zaak rc- 
derieeren; 

6. En hier van daan heeft ook dieeernieusgierige dannuttige Vraag: 
Of de Werreld eer zoude hebben konnen gefchapen worden ? haar be- 
fcheyden deelen antwoord. Want wat hebben die quanten voor , die 
zoo vragen ? Want die merkpaal van <?#r of teer geevt eene vexgelij- 
king te kennen. Maar daar kan nu geen zoodanige merkpaal van voren 
geftelt worden , omdat God 'er toen alleen , en geene agtervolging 
was : Des moeft de merkpaal van agteren geftelt worden. En dan zal 

de 



G 0<D GE L EE R*Z> H Er<D. sz 

de vraag hier op uytkomen : Of wy^ zoo vele als we aanwezig zijn, en 
dezen ftaat van Europe beleven , en aanfchouwen , na verioop van ee- 
nige jaren , den zelvden zouden hebben konnen zien , waar over het 
belagchelijk zijn zoude met navorfchen fijn hoofd te breken. 

7. Wanneer nu de Werreld gefchapen is, blijkt zoo klaar niet : Maar 
deze Vraag hecfi 00k hare Betrekking. Des zat zy betrokken worden , 
of tot eenig Eer , 't geen voor de Werreld aanwezig geweeft is , hoe- 
danig 'er niets buyten God gevonden word , wiens aanwezen zoo mm 
als fijn wezen eenige mate aannemen en toelaten kan. Of tot eenige te 
gelijk aanwezjende gefchape zaak , hoedanig 'er wederom geene buyten 
de Werreld kan aangetoont worden. Des zal dit Vraagftuk van agteren, 
zoo het doenlijk is , moeten bcflifcht worden. Alfchoon dan de Wer- 
reld by zckere beurtwiffelingen haren omloop volbrengt , en houd , zoo 
fcheen het egter , zclvs de allernaaukeurigfte Tijdrekenaars moeyelijk , 
ja ondoenlijk , een vaft getal jaren dezer Werreld te bepalen. Ja niet 
tegenftaande ons de Heylige Bladeren te hulpe komen , en voorgaan, 
zoo kan egter de rekening zoo eflen en gelijk niet opgemaakt worden, 
of die genen, dewelke zeer vele moeyte en arbeyd in dat na te vorfchen, 
aanwenden , verfchilJcn fchrikkelijk veel van den anderen. Alle de op- 
rekeningen byna nu verfchillen ten hoogften eenc Eeuw; want de min- 
fte heeft 39x8, en de meefte 4020 jaren tot CHRfcSTUS GE- 
BOORTE. 

8. Indien men evenwel in 1 eene onzekere zaak iet vaftftellen mag, 
zoo moet men met Scaliger moxntrnxlv eenen voor af genomen of begeer- 
den tijd ftellen , hoedanigen Scaliger de Juliaanfche tijd-flreek field, 
welke een t'zamenftel van 7980 jaren is. En op deze wijze mag men , 
zonder egter fterk op dat ftuk te ftaan , zeggen , dat de Werreld ge- 
fchapen is in 't zeven honderd en drie en zeftigfte jaar der Juliaanfche 
tijd-Itreek. Het is ons genoeg, dat het denkbeeld der Werreld, gclij_k 
als zy is, noodzakelijk een begin influyt, 't geen reeds te voren be- 
toogt is ! Aan gelijke Vrage (in wat voor een Gety of <&*/ van 't jaar 
de Werreld gefchapen geweeft is?) zal hy zig 00k in het minften met 
kreunen , die weet., dat de Werreld in het begin niet heeft konnen 
aanwezig zijn , en blijven , dan met deze deelen te gelijk , omdat zy 
van den verfcheyden jfo»^ en beweging der Hemelfche Lighamen af- 
Hangt, 

9. V orders moet aan de Schepping der Werreld geen tuygkonftig 
beleyd toegepaft en gefchreven worden , waar door zy namelijk volgens 
de konftregels zeodanig zoude voortgebragt geweeft zijn , gelijk ze te- 

G 3 gen- 



y 4 VAN'DEAANGBBORE , 

gcnwoordig is , want zoodoende zou men de Goddelijke Almagtigheyd 
tc kort doeii en verongelijken , dcwelke tauter en eenig zijndc , volgcns 
het eenvoudig denkbeeld des vcfmogens om zig te konnen verheerlij- 
ken , door haar bevel dezelve heeft voortgcbragt. 

to. Dit hinderd egter niet , dat de Rede , dewelke ter hafpeuring 
en verwondering van Gods wcrken gefehikt is , zig eerfte beginflelen 
vormt en verbecld, waar uyt zy zig naderhand verdere en wiflere voort- 
gangen tot kennis vefkrijgc : Altoos op die wijze gaat hct in de Wis- 
en Overnatitor-kunde , en alierhandc zoort van Konftcn , toe ! Wie 
zal het dan wraken , indien in de geheelalordening der dingen het zelve 
beleyd gehouden werde. 

ii. Zy handelcn derhalven quaadaardig met Defcartcs , die ftjrie on- 
derftelling uyt dien hootde wraken , omdat zy met hct ontwijflfelbaar 
, yerhaal vsanMozes niet bvereenftcmt : want nooit heeft hy die dingen , 
dewelke hy van den oorfprong der Werreld redeneerd , anders dan voor 
ccne onderftelling geboekt : zie het vijf en veertigftc Lit van het derde 
Deel fijner Beginflelen der Wijsbegeerte. Des mag men zig zoo wel 
vari dat beleyt bedknen , als dat iemand een zeer fraay enuytnemend 
konftig ftuk Schildery, 't geen de Meefter door fijne bequaamheyd met 
geringe moeyte en weynig trekken gemaakt heeft t befpiegeld , en o- 
vervvcegt , hoe dat van fijn eerfte beginflel en aanvang tot die volmaakt- 
heyd agtervolgens geftegen is , ten eynde hy namelijk de evehrcdenheyd 
des ganfehen werks zoo veel te onderfcheydentlijkcr bevat ; 't Zelvde 
kan in een uurwerk plaats hebben : Maar het luft my niet ter betoging 
dezer zake rrieer te zeggen , dewijl dit reeds overlang van anderen gc- 
daan is. 

n. Alhoewel dan de order of fchikking van God in het Scheppen 
waargenomen , van de Rede niet bepaalt wordeh kan , zoo is de wer- 
reld niet te min zoodanig gefchapen , gelijk zy met het Goddelijk Be- 
fluyt moeft overeenkomen , ten eynde zy namelijk •» *•«» bet Geheelal 
•was , dat aUes in zig zoude bevatten : En hier van daan heeft" dat alles, 
't geenwe geflagt , zoort , ondeelig heeten , fijne benaming. 

i j. Het is nu ganfeb onnoodig te vragen , of 'er mcer Werrelden 
gcvonden werden? want zoo door Werreld eenig geheelal verftaan werd, 
is het immers wel te begrijpen , dat dat geen ander buyten zig in het 
aelvde zoort van fchepzelen toelaten kan , of ftraksgaat deszelvs denk- 
beeld weg. Maar die door een zeeker vooroordcel ingenomeri , door 
Werreld de Aarde verftaan wil , dien za! niemand ligtelijk tegenipre- 
ken j zoo hy zegt , dat 'er meer Werrelden zijn , en dat behoevt in 't 

minftcn 



GO e DGELEER ( DHET e D. 55 

rninften geen bewijs , want zelvs de Hemel vervat veele Werrelden in 
fijnen boezem. 

14. Maar daar is cene andere vraag , of God andere fchikkingen van 
cen verfcheyde zoort buyten deze , daar wy in zijn , zoude hebben kon- 
nen voortbrengen , of met der daad gemaakt beeft , van welke zaak wy 
boven in de bcfluyten reeds iets gczegt hebben, Alle die fchikkingen 
nu zouden elke in haar zoort *» '*»» een Geheelal zijn. Maar dat zoude 
juyft daafom alle gefchape dingen niet bevatten , dat hier de vraag maar 
is. Altoos wy ,. die een gedeelte dezer fchikking of geftelde order zijn , 
worden van de redenen , op die ordening toegepaft , benoodzaakt te 
zeggen , dat 'er geen meer Werrelden van dit zoort konnen geftelt 
worden , dan met tegenzeggelijkheyd , gelijk we ftraks aangemerkt heb- 
ben : En die drangrede , die voor deze zaak pleeg bygebragt te werden , 
ftaat niet op eenen loffen voet ; dat namelijk twee Werrelden , zoo 'er 
die zijn , van malkanderen moeten afflaan j Zoo ze dan Yan elkanderen 
afftaan, zullen ze of door iets, of door niets afltaan : zoo het laatfte 
waar is , zijn zy een j Zoo het eerfle , zou dat geichieden of door eenen 
Geeft , of door een Lighaam ; dit is zoo niet , omdat dan de andere 
Werreld tegen deze bnze aanleggen , en met eenen gemeenen band te 
zamen gehegt zijn , ja aan dezelve behooren zal : Nog dat , dewijl 'er 
door geenen tuflchen beyden komenden Geeft , die verziert zou wor* 
den , eenige t'zamenvoeging of affcheyding van lighamen gefchieden 
kan: lets anderflagugs, dat nog Lighaam- nog Geeft is, isonsnietbe- 
kent. Maar aangezien alle die Vraag-ftukken van geen gebruyk en nut 
zijn , zoo konnen we niet nalaten , dat zeggen van Plinius hier by te 
voegen : 't Is dolheyd , gewiffelijk , 't is dolheyd , buyten de Werreld te 
gaan . en alt of het gene in dezelve is , alles geheel en al kennelijk was, 
zoo 't geen buyten haar is , te gaan navorfchen. Gelijk als of des men" 
fihen verntrft in ftaat was , die dingen te befchouwen , welke de Werreld 
zehe niet levat. 

15, MaarGodt heeft de Werreld niet alleenlijk te voorfchijn gebragr, 
maar hy onderhoud dezelve ook volgens de gezette en met de Schepping 
vaftgeftelde fchikking : want de Werreld zoude aanftonts te gronde 
gaan, en tot haren ouden ftaat van niet wederkeeren , zoo niet dit zelv- 
de bevel, verder gaande, maakte, dat zy in haar zijn met alle wijze, die 
men; in haar ontwaar word , bleev volharden : waar uyt blijkt , dat de 
On$erhmdmg niet anders is, dan eene geftadige duuring uyt kragte van 
het bevel, dat van eeuwigheyd gefchied is , welk bevel hy overzi»lks 
ten alien oogenblikken van de duuring niet hcrhaald , maar heeft door 

ecne 



f6 VAK T>E AANGEBORE 

eene eenige en eeuwige daad K«a» 7tmy$ot eenen bejlemden tijd vaftgc~ 
ftelt , opoat de dingen aanwezig zouden zijn , en hoe langezy aanwezig 
zouden blijven. 

1 6. Des zoude God tot de vcrnietiging van eenig ding ( zoo *er ee- 
nige zoude konncn gegeven worden ) in 't allerminften geene ftellige 
doening van nooden hebben , omdat het fchepzel in zig zelvs niets is , 
en van zelvs valt en vergaat , wanneer Gods bevel , J t geen het zelve 
pleeg te beveelen langcr. aanwezig te zijn , ophoud , waarom ook het 
eynde des menfchelijken levens door dit zelvde bevel naoet vaflgefleld 
zijn. 

1 7. Vorders volgt Jaar ook dit uyt , dat de Onderhouding niet dan in 
een z,eker opzigt van de cerfte Schepping verfchild : want het zy men op 
dedaad zelve let , dewelke is , volftrektelijk te willen met eene zekere 
kragtdadigheyd : Of op het eynde. > daar de daad toe ftrekt , namelrjk op 
het *.$» ' Aan beyde kanten is 't 'er op dezelvde wijze mede gelegen. 
Waar uyt zonneklaar is , dat aan het fchepzel geene aangebore kragt, 
om zig zelvs of andere dingen te onderhouden , kan toegefchreven wer- 
den, of het word even daarom God gefteld: En eene zaak kan niet vol- 
maakter in hare werkingen gezegt werden , dan in haar wezen zelvs j 
want het werken volgt het zijn , dat uyt het gene wy Hoofd. II. van dc 
ziel en het lighaam aangemerkt hebben , des te klaarder worden zal. 

18. Ondertuflchen evenwel zoo moetmen dat verfcheyden opzigt, 
dat 'er tuflchen de Schepping en de Onderhouding is , niet geheefen 
al verwaarloozen , want het heeft fijn gebruyk en merkelijk gewigt, om 
Gpds heyligheyd van alle onvolmaaktheyd te bevrijden, dewelke 'er zou- 
de konnen fchijnen te volgen , uyt de Onderhouding van een bedorven 
fchepzel, hoedanig hy het egter., behoudens die zelve heyligheyd, niet 
zoude hebben konnen fcheppen. 

10. Namelijk dit hangt van den voorgaanden ftaat des /chepzels af, 
in zoo verre die begrepen word , of eerft begonnen te zijn , of nu a! 
eenigen tijd geduiirt te hebben : want in het laatfte geval hebben 'er 
omftandigheden konnen voorvallen, ontrent welke de oeffening der rry- 
hcyd ., en dezer misbruyk plaats heeft konnen hebben , 't geen in het 
eerfte oogenblik des Aanwezens nog geenen ftand grijpen kon .' 

20. God nu onderhoud alle dingen naar hun zoort en natmr of aard: 
de Lighamen , naar dat dezelve geftelt zijn : De Geefien gelijk dien hun 
ftaat ook rnedebrengt. Den Menfch zoo gelijk dien fijn t'zamenvoe* 
ging Tereyfcht. En hier uyt fpxuyt een r'zamenftel vaxieene geftadig- 
werkende Natuur voort. 

21. Uyt 



z I. Uyt alien dezen blfekt'Gods'Sft^t'^?/^^ uyt , dewelke voor 
haren grondflag Gods Wijsheyd heeft > >\fcaar 'door Hy ophet gene tot 
fijne eer en heerlijkheyd ftrekkcn zal , zoodanig let en agt geevt , dat 
hy daar tegens niets kan willen, altoos de zelvde, en in fijn voornemen 
onwrikbaar. ■-'> ■ 

■ -22. Uyt deze Stalidvaftigheyd ipruyt het dan voort', dat God niet 
toelaten kan , dat 'eriets te gronde gaat. Want dat is het werk eem 
Alwijyin '-niet, iets voort te brengen, welks eynde en oogrnerk«/Vms: 
En dat daar eene zaak ophoud te zijn , alwaar eerft de vervulling der 
Goddelijkc glory gezogt moeft vvorden. 

- 23. Bierom kan het gene fehijnd en gezegt word tot nifi te -feeeren , 
niet anders beteckenen dan eenc ftaatsverwifleling , dewelke voortfpfuyt 
uyt de ontbinding van een zamenftel , welks verfcheyde d*elen4net an- 
dere lighamen gemengt , ofdaar by gevoegt worden. 

£4. Maar 00k volgt uyt dezelve Standvafiigheyd Gods , dat 'er in de 
Werreld dezelve hoegrootheyd van beweging blijvt. Niet als oi God 
■die hoegrootheyd , als oofe die der ftoffe niet zolide konnen vermeerde- 
4fen , maar omdat de regels der bewtgijlg eidftsf Vaft'geftdW,- door Gods 
ondethouding zoodanig blJjven-j^sze in 't begin waren gemaakt. De 
itoffe ian dltoos uyt zig zdve geene nieuwe oeweging voortbrengen , 
otndatzy van zig zelve onbequaam , en van alle beweging oritbloot is: 
En zy kan 00k de beweging , die ze heeft , niet verliezen , omdat de 
regelcn der beweging eene mededeeling aanbrengen. 
-15. Maar hy zou-zig bedriegen , -die daar uyt zou willen beflityten, 
datGods StMfwaftighejd'vtttoi&tA Wi«d -,■•• waflneer hy zbu wiilcri.j v dat 
de "Werreld vergroot wierd , of in dezelve eene nieiiwe beweging in- 
brengen : want zoo een zou zeggen, dat hy niet zou konnen bewijzen j 
want dit zelve , dat buyten deze fchikking niemv genoemt zou werden, 
zou egter Volgens eenen voorbepaalden road '' ,; en uyt kragt van een voor- 
gaande befluyt' gefchieden , \ en zOu tot een behoorlijk ejnde ftre'kkea, 
en dienvolgeh$«gclijk alwiit\ dzmotfa ■alleffldndvaftigft zijn -, en met 
de overige ftoffe eene geiijke betrekking tot God geilieten. 

26\ En hier uyt volgt wijders , dat de Natuur of Geheelalordening 
nooit bezwijkt'of ecnige kragten door al te fterke aaribotfcing der ligha- 
•Iften verliezen kgti i ^Bes zijn de Wijsgeeren' het fpoor byfter geweeft , 
die den kragteloozen ouderdoBSdfef'WerreKj bc&huldigden ', als zijnde 
•tfecfctaialtj -dat de Natuur tx>tre&kn 'argeren ftaat geraakt, J t geen meia 
leeen kan' by Seneca i Plinius , Plato , Ariftoteles en artderen : "&m 
irnmers dc Werreld door dezelve Magt gercgeert en beftiert word, 

H vyaar 



^8 VAM '&.)£&. AANGE B OR E 

waar door zy in het, begin gefchapen is : Maar dezc verzwakkende , dan 
eerft zal 'er niets meer overig blijven ; Zie Seahger Exereit. 77. 4. 

27. Daar fhat ons nu in de Schepping van alle die dingen , eninde 
onwrikbare regels , die met die Schepping vaftgeftelt zijn , voorname- 
tijk eene tweederley order of fchikking aan te merken : Eene Algemte- 
tie , waardopr God , als de Stigter eft Regeerder van het Geheelal zonder 
zig eenigs dings te bekreunen , alle zaken , volgens haren vaften t*za- 
menhang in 't befluyt , tot fijne Glory en Eere beftierd : En eene By- 
z.ondere , betreffende de dingen , voor zoo veel ze van tweederley zjaort 
zijn ; waar uyt zig 00k een* tweederley byzondere order opdoet , eene, 
waar door hy de Lighamen , dearidere , waar- door by de Geeften , re- 
gecrt. 

28. Belangende de eerfie, ■ deze t diend tot bevordering van de werkin- 
gen der lighamen zoo,, dat zy bewogert ch aangedreven worden in ha- 
ren eygen rang , welke (ten aanzien Van \ hoofizakelijke) nooitver- 
broken word. Welke t'zamenfchakelihg dieshalven de beweeging voor 
haren grpndflag heeft j %Zy die van 'eene tfytwendige aahftoting ver- 
ootiankt j. of dezelvafingefchapen begtepenwoed. .-',. Waar toe benalYen 
de bergftprFen -en planten , dewelke har,e. aangrpeijingen en afhcmingen 
hebben , 00k alle Dier&i behooren j £# ih zoo verre die door aaar in- 

fefchapen zoort-voortbrengent zaat nieuwe byzondereDieren in hetligt 
rengen, 't geen teelen is: En in zoo verre zy in verfdieyde werkingen 
getuygen , dat ze levendig zijn. 

zo. . Want wy twijftejen hiet., .of alle ; Dieren,, .200 yeleals 'cr aan- 
wezig. zijn , wordea-dopr dpi jr^gelen der beweging , ^ideJighamen 
betrer&n , ajleen gereeeerd ;■' Ert hier moet alle redens-beginflel , met 
wat fiaam het 00k zoude mogen voorkomen, uytgefloten worden : want 
daar word niets door eene enh.de bevattirtg tot werkzaamheyd gebragt, 
omdat alle werking en bepaiing, die'er inden Geeftgelehiedi iVan 
den Wjl yportkponit ;L1iaar het verftand beftaat'dus verre lijdemlijk. 
Veel min kan dif ha$r t<3£gefchreven Werdett t dat fce metdezelve daad 
en verftaan en.wiHen : Want zopdoende znllen 4c voknaakter zijn dan dc 
menfchen , wier werk-beleyd eene agtervolgiftg en tuflchen-tijd van 
nooden heeft : Des zullen zy dlernaaft aan die opperfteG6ddeli;keVol- 
maaktheyd komen , deWelke , dewijl ze ajlereenfoudigft is, geeae ; tfjs- 
tneoftelling in harfc denking tpej^ten ka». :.,-•.. - .. -.,;l ■-'■.• 

, jOr ; Maar dit houdzeer vele menfchen in deze.zaak ittaqr|»«j Mom* 
tner , dat ze niet en letten op de; verfcheyde gefteldheyd der hetdeaea 
in 't een oft ander Dier , nog 00k op de regelen der beweging, de- 

. welke 



COM S E IM E K:®H E T ©. f9 

yelke ze, liev«r in 4^0 Wftd v^ilkn flaJn , dan zig daar van bedienen, 
om der Dieren werkingen; naaukeuriger te ; feecen kennen : Daar het 
immcrs buy ten alle tegenfpraak is, dat 'er een andergeftel en fchikking 
der leden in deze Dieren , en een ander in andere gevonden word : En 
men kan ook niet ontkennen , dat hier de veelheyd en overvloed der 
Dierlijke Geeften of zenuwzappen , elders derzelver gebrek de bewe- 
ging of voortzet of vertraagt. 

3 1, Weshalven is het re vergeefs uyt zommige , naar den uyterhjken 
fchijn , vernuftige werkingen te willen befluyten , dat die uyt eenig re- 
delijk bsginflel voortfpruyten , 't geen der Dieren lighamen zoodanig 
bcwonen zou , dat het te gelijk tot dezelve behoord ; want zelvs die 
eenvormige wijze, en die van op eene en dezelve manier te warken , ge- 
tuygt overvloedig , dat zy veeleer door hare domme kragt en geweld 
aangedreven worden,, dan dat zy dezelve werkingen door een redelijk 
en vry beginffel , dat haar ingefchapen zy , eerft by haar zelven opma- 
ken , 't geen egter zelvs in den allerplompften en ongeachtften menfeh 
kan befpeurt worden. 

3 2 . Maar wie zal zig over dezermeefterHjk gewrogte van zelf s bewe- 
gende rWerktuygen (zulksdatrnen- in derzelver beweging vele dingen 
ontwaar word , dewelke volgeiis de regels der Natuttr , die we dus ver- 
ie doorzien hfcbben , niet verklaard kounen warden ) meer verwonde- 
ren ? die maar alleenUjk de oogen zijns verftands op God , den Voort- 
brenger aller beweeging , en alwijzen Konftcnaar flaan wil. Ik fpreek 
nu niet eens van die zwarigheden , dewelke die genen noodzakelijk op 
hunnen hals halen , die vangedagten zijn, datrnen aan de Beeften ee»e 
rede, fchooa van mindere ^boedantgheyd als die van den merifch be- 
hoord toe te fchrijven, Zje den Heer Antoni k Grand, '',-. als ook den 
Maker van het boekje \ La Befie trtmsforme en machine : dat is , Het 
Beefl herfchapen tot een fatnfttuyg. 

3 3. Qp deze wijze; warden de J,ighamen geregeert , maar de andere 
order of fqkikk^jg;* daaj we yan geqjroken hebben, betreft de Geeften 
of 4? redelijke Sc%epxjtte&, ^Dezeifchikking wil hy dan ook ftandvaftig- 
lijk zoodanig te zija, , ial» der Geeften Natuttr medebrengt. Des onder- 
houd hy huri op die wijze > vlosyd { opdat ik met het gemeen fpreek ) 
ia hunne werkingen ;, .en katt»t awe mede aver een , zoo dat nog hun- 
ne yryheyde«nig gewoli aatigedaah. *»erd , nog Gods zeer kragtdadigc 
werkingen beftiering ejgte* ook te^r gefteld kan worden. 

■^^..yWdiJrs heeft hyideGeeften ze&eliffo Wettm voorgefchrevenxn 
ingeprent ,' -doQr'*elker middel hy van hun als een Heer , Schepper, 

Hz Wet- 



Co VAN <DE AANGEBORE 

Wetgever, Hoogfte goed'enz. heeft willen erkend werden. Van wel- 
ke betrekking in hare order tot God wy dadelijk meer zullen fprekcn. 
Hct is hier genoeg te befluytcn , dat die tweedcrley byzondere order, 
die de Lighamen en Geeflcn voorgefchreven is , in geencn deele tcgen 
die andere Algemeene ftrijdende is , maar onder dezelve moet gefteld 
worden, en dienvolgcnds moet het aan Gods vryheyd uyt kragt fijns 
vermogens overgelaten worden , he: Schepzel die volmaaktheden in het 
willen zelvs , dat hy hem gehoorzaam of niet , te geven of nict te ge-r 
ven , nadat de algemeene fchikking dat fcheen te vereyfehen. 

j J. De Eerfte Schepping nu vorders der dingen en hare Befliering, 
die we gezien hebben daar ook op te volgen, en be/fendig te zijn, word 
noodzakelijk van Gods ALOMTEGENWOORDIGHEYD 
zelve vergezelfchapt : welkc dieshalrai (gelijk eene iegeli/ke tegen* 
ivoordigheyd^r eene^jetrekking bedekend toe andere Wezjens , 't zy die 
Lighamen , 'tzy die Geeftenzijm'' ' ^ 

5 6. De Tegenwoordigheyd der Lighamen beftaat in eene wederzijd/che 
aanroering. Maar de Geeflen zijn by elkanderen tegenwoordig door eene 
onderlingc werkzaamheyd ,- gelijk 't met hanne Natuur overeenkomen- 
dc is , zulks , dat ze het zelve verjtaan , en het zelve willen , en bver-- 
zulks in een en het zjettre voorwerp tezamen bezig zijn j Hieromfluyt 
hunne tegenwoordigheyd nootwendig eene werkzaamheyd in , welkV 
zelvs de gemeene manier van fpreeken medebrengt , waar door iemand 
van een tegenwoordig , dat is , van een onvertXAagt gemoed word gezegtr 
te zijn. By de Lighamen nu zijn dezelve zoodanig tegenwoordig , ge- 
lijk we HoiMd. VI. en IX. §. 4*. hebben dqen ^ 

3 7. Wanneer dan God gezegtkword Alomiegenwoordig , zoo word 
*cr in tweederlej opzigt eene zekere betrekking tot andere dingen bttyteri 
hem te verftaan gegeven : Ten deele in 200 verre de naam van tegen- 
woordigheyd zelvs tot andere Wezens moet betrokken worden , dewel- 
ke uyt kragt fijner Magt aanwezig zijn : Ten deele voor zoo verre die 
naam in eene t'zamcnftelling koomt met het woord alom , 't welk hct 
heelal of de Werreld betcekend , en die by gevolg eerft moet begrepen 
werden gefchapen te zijn , zoo God by dezelve tegenwoordig , en over 
dezelve heerfchende moet gezegt werden te zijn. 

38. God nu is zoodanig Alomtegenwoordigy gelijk met fr/ne Natuur 
overeenkoomt , welkc we boven gezien hebben Denkeade te zijn : des 
zal hy by de dingen door fijn Verftand enWil tegenwoordig zijn. 

39. Aan het Goddelijk Ferftand zijn alle dingen tegenwoordig - t in 
zoo verre derzelver denkbeclden hem door en door bckendr zijn , en 

niets 



G <D G E L E E R © HE T 2>. 61 

niets voor fijne oogen verborgen is , maar zelvs de geheymfte zaken 
voor dezelve open leggen. En aangezien hy weet , dat alle die din gen , 
daar we van zeggen , gelijk • door fijne ganfch vrye wille-keur befloten, 
alzoo door derzelver kragtdadigheyd voortgebragt , ja ook geftadig der- 
zelvcr in hare duuring behoefiigzjjn , zoo werd een iegelijk dadelijk ont- 
w.iar, hoeinniglijk ny ook ten opzigte fynsfVils by dezelve tegenwoor- 
dig is. 

40. Alle welke dingen byaldien die niet noodzakelijk medcbrengen^ 
dat God door fijn Wezjzn Alomtegenwoordig is , zoo weet ik niet , wat 
door Wezen verftaan moct worden. Want het is buy ten twijffel , dat 
dit Wezen nooit ecnige TJytftrekking of ' uytfpreyding doer alle dingen toe- 
latcn kan , als welke deszelvs baarblijkelijke eyndigheyd en onvolmaakt-- 
heyd invoeren zoude, aangezien 'er een gedeelte van God in deze , een 
ander in eene andere plaats en zoo voorts , zijn zoude ■, of men zoude 
meer Wezefls in God moeten verzieren. 

41. Ik zwijge , hoe jammerlijk op die wijze Gods Alomtegenwoor- 
digheyd ter befpotting van dartele en met den Godsdienft lagchende 
verftanden blood gefteld word ; Die dadelijk voor de. fcheenen zullea 
werpen, Dat'ereeniighaamin een lighaam gegeven word, en eenedoor- 
dringing der afmeetingen ;. Daphetoneyndige grooter alf het oneyndige «, 
J)at God grooter dan hy zjelv is , en dat hy met dezjelve uiak evenmatir 
en • niet evettmatig enzj. it. Maar die ligtelijk ontweeken en afgekeera 
worden door het denkbeeld der Alomtcgenwoordigheyd , , dat met Gods 
Natuur geli/kvormig is , 't geen we ter hand gefteld hebben. 

41. Vorders blijkt terftond uyt deze zelve Alotntegenwoordigheyd de 
ongefchiktheyd der genen , die Gods Wezen in den Hemel plaatzcn , 
en in denzelven opfluyten , en eene werking op het afgelegene verzieren, 
welke door fijne kragt , voorzienigheyd , . en gunft zoude gefchieden. 
Socinus in fragm. Catech. prior. Cap. II. part. 1. p. 159. & contra 
Francifc. Davidis de invoc. C. Cap. 24. ut & Remonftrantes in Apol. 
c 3. 

4 j. Want Gods Wezen kan nog van fijne Kennifle, Magt, en 
Hnlpe ook aigefcheurd werden , gelijk we gezien hebben j Neg daar 
kan eenige werking op het afgelegene in wat voor zaken dat het ook zou- 
de mogen wezen , gegeven worden : want de Lighamen , die malkan- 
dereo fchijnen te bewegen , en egter niet aan te raken , veroorzaken 
eene beweging in de tuflchen beyden lcggende lighamen , van welke 
een iegelijk die aan fijne naaftieggende mededeeld. Maar ook <$e ; Gee- 
ften moeten daar geagt werden te zijn, alwaar ze werken* overmits , er 

H 1 geen- 



6% FAN DE .AAKGEBQRE 

geen ander alwaar van bun van ons bedagt' lean werden. Maar God is 
ten hoogften en ten ifmigften by alle dingen tegenwoordig , als dewel- 
ke in hem zijn , bewogen worden , en leven , dat we nu gezien heb- 
ben. 

44. Wanneer nu God in den Hemel gezegt word te zijn , van daa* 
ons te verhooren , en een gunftig oog op ons te flaan ; Zoo wil dat 
niet t» kennen geven , dat hy daar in ten aanzien fijns Wezens opge- 
floten word , maar dat hy daar zig zelven van naby van de redclijke Schep- 
zelen wil latert genieten , zoo dat dit voorregt zelvs , dat de Hemel in 
dezen deele boven de Aarde heeft , van de betooning van Gods Magt 
en Goedheyd voordkoornt , dewelke daar gefchiet , en zig daar uyt op- 
doet en ontdekt. 

4$. En hierom trekt hy de Heydenen door fijae weldadighevd naar 
©mhoogtoe, ^dewijlhyzig ; ni«4^^*:ew&e^rrlaat ^ dewelke daar- 
om als door eene x.ekere leyding en beflier der Notour , immers der voor- 
zienighcyd , z.ig in hunne geveden niet naar het Capitoal , maar naar den 
Hemel hebben gekeerd , 't geen haar Tertu/lianus in fijne Ferantwoording 
Voor den boegwerpt. 

46. Nog Gods Betamelijkheyd en Heyligheyd zullen metf eenige on* 
gevoegelijkheyd belaft werden , indien men fteld , dat hy 00k in verag- 
te , ja vuyle dingen met fijn Wezen tegenwoordig is ! Wei hoe ? Paft 
hem dit minder, dan die dingen te behandelen y dewelke door fijne magt 
aanwezig zijn ? 

47. Maar wie is- 00k zoo dom van kop , en plomp van herflenen, 
dat hy meenen ton , dat Gods neusgaten beledigt worden door- die 
deeltjens , die de onze zoodanig aandoen , dat we aaa ftank denken ? 
Wie weet niet , dat het ruyken van ftank , of het zien van leelijkheyd^ 
aandoeningen zijn , uyt eene zekere betrekking der lighamen onder el- 
kanderen voordfpruytende? 

48. Uyt die reive regtzinnige befchrijting der Alomtegenwoordig- 
heyd Gods , dewelke we voor af hebben laten gaan , blijkt 00k v oords^ 
hoe *$f**»<p» te gelijk en «#<*«»?»» dat is , hoe weynig het iemand * die 
zig voor eenen Godgeherden enfVi/sgeer uytgeevt, paft, te zeggen, 
en ftaande te willen houden , dat Gods Alomtegenwoordiglieyd aan ie- 
mand van eene Merdchelijke Natuter mcdedeelbaar , of met der daad 
rnedegedeeld is , *t geen immers van geen gezond oordeeJ bereft kan 
werden ? dewijl even daar door het Schepael in il/'nen Schepper iveran- 
andcrd zoude werden. 

49. Maat 00k die genen , die ter ftaving van Gods onmetelijklieyd 

een 



GOT) Q E L E E R<D H E TV. 4$' 

een verdigtzel van tuffchemvijttem , die zy ingebeelde noemen , meenen 
noodig te zijn , indicn ze eyndelijk eens leerden wijs worden , en hun- 
ne vooroordeelige gedagten nederleggen , zouden ligtclijk bevroeden , 
dat ze met ecnen zeer grooten ernft en drivt voor een niet pleyten. 

<(0. Want watishet doch, daar zy met zoo vele angftvalligheyd naar 
zoeken ? Is het iet of is het niet ? Ontrent dit kan immers geen tegen- 
woordigheyd gegeven werden , inzonderheyd daar hier gefproken word 
van eene alomtegenwoordigheyd. Wat dan ? Zoo het iet is , zal het of 
een lighaam of een Geeft zijn , want een derde zoort van zaken is ons 
ten minften als nog niet bekend. Vergelijk Hoofd. I. Dog wy ftaan 
toe , dat hy by bey den tegenwoordig is , omdat tot -n mi net Geheelal 
beyde dat zoort van zaken behoort : Of dit zullen ze 'er miflchien nog 
op hebben, dat het eene denkwijze derzelve is; Maar dat God ook hier 
by tegenwoordig is , ontkennen wy niet , maar op die wijze , als we 
gezegt hebben , dat hy de Redens-Wezjens van te voren weet Hoofd. IX* 
si. az. waarom hy niets beveftigt, die God daar met fijne magt tegen- 
woordig zegt te zijn , indien 'er een lighaam by was : welke *twrQ»i*m 
toevlugt ten <U e n eyndej fchijnd verzonnen te zijn , opdat ^ .iridieh 
miflchien ' iemand" vroeg , : of God op dezelvc wijze (indien hy 
daarom dan al alomtegenwoordig heeten moeft) by die verzierde tuf- 
fchenwijttens , als by in der daad aanwezige dingen , tegenwoordig is ; 
hem een zeker wolkje voor de oogen geworpen werde ; maar dat word 
met het minfte windje weg geblazen. , 

51. Maar! zullen ze zeggen, deWerrcId iseyndig! Wel'wat vloeyd 
daar uyt v^ott ? Ditaileenlijk , dat by eene zaak , dewelke fay eyndig 
gefchafen heeft door fijne Oneyndige Magt (dewelke zelvs tot het on- 
derhouden van het geringfte itofje van nooden is ) uyt kragt van dezel- 
ve een verdet aanwezen eh werking byzet , zoodanig , dat aan fijne al- 
krkragtdadigffe en iftnigfte magt zoo vele .dingen, als 'eraanwezig zijn, 
verfc&\kUgt zijn , datzeblijven duuren; Maar ,ik beelde my niet in , 
dat iemanq za1 zeggen , dat hy alle fijne magt te kofte gelegt en uytge- 
put heeft , -met feet. Scheppen dezer Werreld. 

5 2 . 't Welk zoo niet zfjnde , .<*saSgfr noodzakelijk :- r dat fijne- Oneyn- 
digheyd zoo wel als fijne OnmeteHjkheyd geent -afbreak lijden , indicn 
%\%yten zig /zelven ;by de werreld alleenlijkitegfewoordig begrepen 
word te. zijn* die zeifceee seyndpalen ,heeft : , zondef welke zy zelvsniet 
gefchapenteside wOrden. Waarom het eene ydele vreeze is , die hun 
wijs maakt , datGods Tegienwoordigbcyd ingetrokken word , zooze 
door dergelijke wijd-uytgeftrekte verdigtzelen gecn' ruymte krijgt , of, 

dat 



$4 VAN. ID E AJNG £ & <$# £ 

dat God in deze Werreld als in eene plaats ingefloten'is. • ■ 

53. Des is hy in krngt en niet in grootte onmetelifk , zegt Aliguftinus 
te regt, en alleGeeftelijk en Lighamelijk Schepzel word door fijnq kragt 
en tegenwoordigheyd omvat ; Het word omvat, zeg ik, maar het om- 
vat zelvs God niet ; .want fijne Natwtr van zig zclve magtig, 'hceft 
niets van ons van nooden. Maar dat de Schepzelen ailc oogcnblikken 
Gods dragende kragt en hand vandoen hebben , hebben wy hiqr voren 
betoogt. Derhalven moeteh ze in hem gezegt werden te zijn , en dit is 
de reden , waarom de Hebreen God oipn eene Plaatsen py» eene woo- 
ninge noemen. 

54. Maar vergun my 00k eenste vragen., of 'er voor dc Scheppinge 
der, Werreld diergelijke wijttcns noodzakelijk gewceft zijn , wetkeGctd. 
zottde beflaan yi opdat hy dan ©p die wijze alomtegenwoordig zoa begre- 
pen werden ? Die zegt van ja: , tnaakt de wijttcns eeuwfg, -en bygcvolg 
eenceeuwige ftoffe ; aangezien een wijtte geen niet is , maar van een 
lighaam niet dan in naam verfchild , want zy zijn beyden uytgeftrekt; 
Aan Vooroordeelen ftoren wy ons niet ! Des befluyt ik , dat, byaltficn 
God: van eeuwigheyd af zoodanig aanwezig geweeft'is ,- dathygeene 
wijtte of plaats van nooden heeft konneh hebben , hy fijn Wezen ver- 
ongelijkt en te kort doet , die -ftaande houd , dat hy na de Schepping 
door plaatzen en wijttens , zelvs verzierde , uytgeftrekt moet wezen, 
zoo hy alomtegenwoordig wil zijn. 

55. Want hy hceft niet het minften van fijne Volmaaktheyd verlo- 
ren, nadat hy die dingen, devvelke 'er nu zijn , gefchapen heeft, maar 
daar is maar eene uyterlijke benaming van de Schepzelen. bygekorrienl 
Zecr wel koomt hier ter fneede het zeggen van Tertullianus tegen Pra- 
neas : Voor de Schepping aller dingen was God alleen zjelvs zig en, 
Werreld en Plaats , en alles. En daar toe behoord 00k dit van Diony- 
jfius Carthufianus : Zeg dog waar was hy tloen , als 'er buyten hem, niets 
was ? -Teen was hy , daar hy mis , in zjg , dewijl hy xig z.elven ge~ 
noegzjiam is. Daar 00k Auguftinus op doeld , in fijn Boek aan Dar- 
danus Hoof d. XVIII. wanneer hy by de fpreekwijze, dat God 6veralge~ 
heel is , gevoegt heeft , in zig zjelven. 

56. Daar is nog overigj dat we uyt Gods Betrekkihg tot de Schepze- 
len , in derzelver voordbrenging , Onderhouding , en veffcheyete 1 Be- 
iHeringook fijneWaarheyd., als mede fywGaedheyd opmake-ni 5 ' 'Maar 
ik verfta hier die twee volmaaktheclen'niet , gdijk die 1ft God van Na- 
tuttr zijn , zonder eenig opzigt tot andere dingen , m ss&o verre hy na- 
.melijk zig zelven alleen Jrennende , een denkbeeld fijns zelvs , als van 

het 



G *D <<r £ L E£ R %> H E T <D. 6$ 

fiet allervoimaaktfte en Allergeldkza1igfte ( Wezen , heeft , in eenen 
Oyernatuurk^digetizin > waar door ditgene waargezegtword te zijn, 
dat met het;verftand dve'reerikobmt. Want als zoodamgen hebben we 
God bdchouwt , als we Van het Goddelijk Verftand gehandeld hebben 
Hoofd.,IX. §. 10. en volgende. En we hebben hier ook het obg niet 
^{\]ntJV*aragtighejd , want deze vooronderfteld eene Wet en derzel- 
ver liiftelling',' daar we daama van fpreken zullen. 
"' f 'fj> Maar wy fpreken hiervan die Waarhfyd 'Gods .', wdke tot ahdere 
taken bityte^h .hejn/betrokken word , dewelke hy zoo r&aukeurig oyer- 
eenkomende met 1 de denkbeelden aangaande debetooriing fijner'lieer- 
Kjkheyd in dezelve door fijn Befluyt vaftgefteld , z6odanigf*yf^w» 
het ft , en nxe't allehunne wijze onderhouoj dat die tiaoititmfch wer- 
den , dat is : Gods'Glory en Heerlijkheyd niet uvtdhikk^nde ," ;i of dezc 
niet naar waarde voor oogen ftellende. 

j 8. Waar uyt volgt , dat onze geeft , die zaken behoorlijk onder 
malkandercn vergelijkende , en/chjkkende , , niet.anders dan ten vollen 
van derzelver waarheyd verzekerd zijn kan; Des is het Gekkenwerk in 
Aigemeene dingen uyt te weyden , en zig eei\ ander richtfnoer van een 
WJfiBgH^ff loci^ed)trf(«ofeew^V'i daft dat*varr de^e en duydeBjktf 
bevatung eener zaak ! Want aangezien de zaken zelve zig aan den geeft 
niet konnert Hoot leggen ,, of in .den zelven als in eene plaats zig ont- 
hdaden*j" znllen '^jmW®tte% *ijft;f ^ KMVan Kur^ieValheycI 
overttfygenj • geKjk dvN'atmr des verftands• dat li/den kan , door der- 
zelver bmttirtg namelijk; weHce hoe die minder duyfterheyd en ver- 
wirnhf hc^P^oe ^ m $l'&#ft ^r^eUjker;«^riw^ft , , om 
eeri oordeel <Jpte rnaTce'ri e^ i teT^ki:'agtigieri': wa^'uyt ditv66rdfo|iiyt; 
*t%een w!y bet j^i^fe^:'^ en 

duydelijke bevatttng eenet zake;, yolgehs'de vati Natiiure ingefthape 
Denkbeelden het rigtfnoeir cens bondigen oordeejs zijn , of daar is gee- 
ne zekefheyd te yinderi'j want hy brengt in plaats van Antwoord het 
Gefchil zelve te berde ';■ die meend , dat de grondflag van zekerheyd 
eene oyereenkomfte des Qorde^ls is met de zakelijkheya der dingen. 

59. Aangaiinde Godt GMdhnd moctmen geiijken jgevoelen hebben^ 
Want wanneer we die agter Gods andere volmaakthederi aanhegten, 
ibb willen we die Natwrftjke en volfirehte niet ," waar door , gelijk hy 
aflervolmaaktft is , hy akpo zig zelyeii alleen zoodanig wil , goedkeurd , 
exi mzig^ruft zonder eenige gaflaging op de dingen buy ten en behal- 
venhem. Zie Hoofd. IX. §. 3 1. en volgende. ' 

Co. Maar die Goedheyd , waar door hy zig zelven aan de Schepzelen 

I heeft 



66 V4H VE. 4ANGEB0RE 

heefi willen mededeelen mefehun te vporfchijnj <c brengeo..,, ^oodanig te 
ondcrhouden , , hocdanig hy .huri gevyild heeft , en wil 4Dtfijne Eere, 
waaroni deze, 99k ,om die tedcn goed gezegt vvorden , omdat vj zooda- 
nig aanwezig zijn. Met een woord , die Goedheyd Gods brengtme- 
de , dat hy de oorfprong en oorzaafc van alle zakelijkheyd , goedheyd, 
eji derzelve* trappen indegelchape dingen.isj; .Maar ameganfihwjm- 
rmgtige oorzaak : Omdat gedwopge Gqedhejdy, Goedfefd 1 ,. die nietujfc 
zjg zjslve vooxdkoomt , -fSoedheydfekdesle,^. bepaalde Goedbejd , Goed* 
heyd , yZondtr^v/etkt de Gttedhejtd van dex^lve verjihey.de ,g.onde zjjn^ 
ganfib met overeenkomende met Gods Goedheyd « ;:; gelijk.de Heer Poirei 
Cogit. |Ut. p. 331. ftay-redeneerdi ^Qecn diegene jn agt nemen; 
moeften., die zig niet ontzien aan de S^epzden eenige Goedheyd crt 
zakelijkheyd;, van G#d «?jet. af"hangende> ^crmewirr.enfcleylig-fchen* 
diglijk toe te fchrijveri '" -.bf'nfb -; r-^-o 100 v v. ■";,« 

:.:-^ .•;::• ■!>■.' .^...t ^i;.- , *-• ■•- ;, %^ ., - . ■■=■• ?. ? . 

;..; '.; h o o v$-j>emi> • • x *» ' . . ■ ,:, . .' . 

Vim den 31enfch endtszclvt eczftsn Oorfprong t» Voort^mp 

'■ .,'j) t /,'r: ;■:■: r r i :;v ; lvx ;;.j^.'.n ', . ji.>.V".riC£ in;. '-J* ' ;!'.f:.'. - -Jft:i ; •.;•'"■!«;■' ." 

Ldus hebbf n w# gezien * dat0pd,4^'^wi«w totiGjncGlotY 
, ,.en Eere ggmfjv v^tnagtiglijk; tosgerufi; heejft, en . uytvocrd. 
M»r nadermal hy daar gcen behoorlijke lof van i wegd« ] gen i '.kojn , r zo% 
4ic . d W^#W;J> aen^^piize. ^ dp%g&ownd: Wiethe, 
was hf t jioodig ; . dat on&r andgrfc Scftep^elen, inipnpetheydzo^danjgCj 
gefteldjwierden;,. dewelke op 
peb beantwodrdendc wijze , ontcent^-&;hepzddi2igoezig hidden. 

z. Hier toe nu konden met dan Redelijke S^hepzelen bequaamzijn, 
dewelke en door hun Verfiand dit eyhde en oogmcrk , *t welk God zig 
in der dihgenfehikking en order voprgefteldTiad , beyatten , enhet 1 
zelve door hunncn Wit tat God te huys brengen zouden. Want 200 
J er geen,' geeften waren > zoude hynietde minftegbry van het ftigten 
fijner wcrken wegdragen ;. want nademaal die niet weten , datzyzijn^ 
zoo zouden ze 00k geenzins van hunnen Maker konnen getuygen % eir 
zoodoende zoude hy alles te vergcefs gemaakt hebben , ;a men zou ge- 
noodzaakt zijn te zeggen, dat hy door eene blinde drift en Tver ver- 
voerd was, om met eenen yrugteloozen arbeyd een^ilferwi/ftjtuk-werkt 
voord te hrcngen. ,> 

3, Maar 



koamniinmg,edaan]m'at4en[ -r4|^^"Ml^cni(»^n:ii^ar de befchouwing 
deczelvserj gosdheyd potwa^rriifapenjgf «£%^^<afl>vBanaakt4fc>nnen 
wooden*? >z»»was hefcbetamel$Ci; 'i^ft^cefi^soiS^^pii^sa^wp 
swerdia* j^a^j&lterit^dientoa^^ Jig- 

a*$ iwsteiEedensB G»ds, EcreieB -SoffHhe^tfet^TOb^itjmeple.' v/cb ! 4*$h 
^jjjfosDesihesift hct;de Goddeli^csWijaicvsiirbchaagt:,: duiyawigeivjijrice*- 
niging tuflchen idc Lighamen ende Geeftfenteftellen , vwaacdoor dk 
zoude konnen gefchieden. Die vereeiiigings uis; aanmerkclijk.v*» <&?» 
^fcw/c^^idcwelketiy^weedcrley Selfitand%h*^ibeftaande j een eenig 
geftel uytmaakt , 't^embeqwafltntisr^ide kragtWfijm geefts te gebrny- 
ken , om God in fijne, voitnaakth^d te befchouwcn , ; en>ig,over,de 
iwijzc fchoonheyd der gelieejalordeftinglteverwonderen jv'met deze toe- 
jrfvte van eene hartelijkcr vreugde , dat hemy, door de gemeenfchap 
fijns lighaams met de andere , net gebruyk der overigc des.ta;klaardcr 

$. Hicram. ftaat dat zeggen Yan<LHC^QH^>aft%)rv.oetea^ .Zoiv.fa 
getn^v^nfchengefrhapin ^it^^fii^:imi:m^g^JMedm\.if^ : de'ffm' 
fchefraybeyd alter dingen zjonder getuygen %Jpi *o« ,. tn-prujer ijkdommen 
zimden van. ant xthen in geenewaarde gehoitdenwer'dert. 'x Geen de 
Digtersook ,te-iasn?m geey*^ >wanneer4iy den Menfch een Heyliger 
Dier<dan;de andec* roemd tczijn i^rcn dat,ny eencn hoogeren geeft be- 
zittende '.-,.- het gebied over de andere kan voeren. Aangaande de wijze 
aeive na?dcr,;veiseeniging «|>den Meafok wat men eevoelen moet ^ of 
die Natuurlyk of Zeaelijk y ofrli'cvcr Bove»<-natuurltjk is , herhalen we 
riu niet ,-: het gene H00B. VI. gezegt is. 

6. Hier uyt blijkt ,.:; waf antwoord 'er moet gegeven werden op het 
Prime- $*&*>£ ' alfajdingen gemaakt sjjnten gevallen van den .Menfch I 
't JVeHc.dezen zin dnvbeteekening iramers niet hebbenkan > dat de 
Menfch hetceynde en eagmerk its, ji ova f*clk God vwrmmenttijk de ovea 
rige dingen j?efchapen zouAebhch ; -want dat,kan geeiiiaiderzijn , dan 
Gods eyge Glory en Eere-, om welke ook de Menfch zclvs gefchapen 
is , ten«y we willerr j dat God in fijne werkijpgen van een ander voor- 
werp , dan van zig zelven.bewogen en aangezet werd t 't geen nu mcer 
dan eetos ontzenuwc en; overhoop geworpen is. ,• - ■ ,,. 

7«.Dechalven zal op deze wijze het- Vraaggefchil te verftaan zijp \ da# 
de, Glory , dewelke God in de andere Schepzelen heeft willen latenblij- 
ken , hem van niets anders , dan van den Menfch heeft konnen toege- 

I 2 bragt 



6% VAMWE JMJMftff&tf&B* 

bragt warden., die da*otn ck orerige dingcn tot hunne gcbruyfcen ikon 
overbrengen , *t geen waar en waaragtig is !: Alwaar egter^wn te meiv 
ken ftaat, dat die gefiraykW &ict alieenlijk nog z.o* xxtr tewtfoede 
van bethighaam verftrekken, gelijk als B.V. de foijze is voor deajpuyk; 
het tigt voor de oogen enz. als wd van de Ziet ; Zuiks dat ran tmt 
eenige zaak veelerhande gebruykeri zijn;konnen , dewelke overzulks ocfc 
plaats hebben konnen in zaken , die we raieMer degeh idoorzien en bW 
grijpen , indien zy ons altoos ter erkentenken prijzing der alfcigtoptfte 
en onuytputtelijke maet dcs Scheppers opbeuren* 

8. Zoo dat net daXalven niet hoodie is terbereylring van dat cynic 
alles, dat in het GeheelaJyervatwora, niet©ns.£»j&*i»».ook te ge- 
bruyken , omdat immers •., • indien we niet verder komen konnen 4 of 
alle byzjandere eyndens niet ter. degen begrijpen, even daar door zeJvs 
nogtans Aee'^?/ra»«» ^^ftia.fijn ?f lo^ bl^t:r«>pdatweGods inagt 
erkennen , nadien 'er fijne Glory en ecre aangelegen is , dat eyndige, 
vernuften niet met den cerften opflag- alle fijne werken .doorgronden. 

9. En hier uyt fpruyt eer nederigheyd voort , dan dat we at te greet* 
gadagten vmom zehar gezegtmbeten wesden pttkebktk jr:waat3wy.ge- 
vcn ons 2elven zoddocnde met die betrekking do: overire' dingeri ; tol 
ons , aari den eenigen GodU den Schepper , vwederc Worder* tnoet 
men bekennen , dat we de hyxjmdtte eyndens dier zeer wijduytgeftrekte 
lighamen , die in de Bovenmaanfche dingen aangemerkt worden , 6f 
zelvs nog niet ontdekt zijn , ( dcwijl ze ons van naby niet betrerFen> 
niet bepalcn konnen : des moeten ze aanGod alleen , ' dieiiiets te ver- 
geevs ataakt , genjk ze voor hem bloot lecgen , alzoo overgdaan woive 
den, zoblang, als we daar geehe zeekerder! kehais van hebben, maar 
men moet ze niet loochenen ! Of hy dezelve aan ons t'eeniger tijd wit 
opcnbaren , dan of hy die dingen miffchien aan andcre Geeften ter 
naakter' befchouwing heefi willen bloot ftellcn , weten wy van geiijkoit 
niet , maar- van deze>aanwezige> dingen zelvs 06k kan de/rcde niets ze- 
kers befluyten , dan dit alleen^ dat. nun aanweeen niet onmogelijk is. ' 

io. De Werreld nnheeft niet uyt het Menfchelijk Gcflagt sdtijd (U 
zjtlve Imvoofidertgezien , of ziet die nog , maar by beurteh , dande- 
zen, dananderen, dieftervende, en dcze hunne pkatzen ycrvuHcn- 
de , 't welk almede niet zonder Wijsheyd gefchiet , want behalven an- 
dere redenen ( waar van het: hier geen pas gecvt om te /preken ■>• -zoo 
kon hetAardrijk naaulijks groot genoeg zijn , om alle die mehfchen, 
dieter geweeft zijn , nog zijn ', en ftaan te komen , te ontfangen , of" 
uyt haren naauwen fchoot zoo e^ie Ichrikkelijkc meraiigte van voorraat 

' te 



GQ&GEL E E R7) H E TD. 6f 

te gelijk.tc voorfchijn brengen , . oai die te voedcn , het zy God op eev 
ne ongewone wijze hier in -vocfrzag. 

u. Des trekken de overige menfchen , zoo vefe als-'er aanwezig ge- 
wxeft zijn , nog zijn , of aanwezig zullen zijn , hunnen oorfprong van 
eenigen Eerflen en gemeenen Vadcr van allc. Het gene de note en 
gefehikteTeel-order en fchakeling te verftaan geevtj Want de dagelijk- 
fthe Ondervinding leerd ons , dat het menfchelijk geflagt nog allengsjes 
toeneerafc en nangroeyt , eevolgelijk kart het by eene te rug-telling tot 
fijnen ftam of afkomft weder gebragt warden. Uyt eenen eenigen Vader 
fpruyten zeer vele Huysgezinnen , die het Aardrijk vervullen , maar die, 
hoe verre ook uytgezet wordende , alle tot dien eenen t'huys gebragt : 
werdenj < '■*■■■ gj.i 

12. Dat helderen aHe Gefchigt-hoekeft met gedenkwaardige Voor- 
beelden op. Van de Heylige zal lk tiu xiiet fpreken ,• riadien de gedenk- 
fchriften der Ongewijde Sthrijvers dat overvbediglijk getuygen , al»< 
mede andere Voorbeelden , die in onze dagen gebeuren. Dat Eutyche, 
een TralHfch Vrou-mertfch , na dartig malen gekraamtte hebbea , van , 
twintig Kinderen op den houtftapel of het lijkvuur gebragt is , gstuygt 
Minius in fijn II. Boek Hoofd. III. Dat Artaxerxes (bygenaamt) de 
Langhand , by fijne bywijven cxv Zonen, behalvcn nog drie uyt egten. 
bed« gehad Wft , verhaald ons Juftinus. Van onzen tijd geiuft het 
my by te brengen Jj Capel* dewelke Hiji. S. & £. p. 17. verhaaldi 
dat fijne Ovcrgrootmoeder ; overlede zijnde in het Jaar onzes Heere 
1 5,14. haars ouderdoms LXXXVIII. en haars Weduwfchaps XLII. ge- 
zienheeft, of heeft konnen zien voor hare aflijvigheyd 295. Kinderen 
uyt haar gefproten , 't gecn ook op haar Grafftede te Parijis te lezen is. 

13. Ik zal de moeyte nietontzien, omde.betooginw vandenzel- 
ven , hoe dat het niet onmogelijk is , dat eene eenigc ftam binnen niet 
heel veer* jaren zeer wijd en zijd uytgezet werd , hier te boeken. Stoat 
tens toe , zegt hy , dat iemand metfijn dartigSle jaar Kinderen begind te 
trijgen , en er vervolgens tien krijgt , en dat fijne Kinderen en naltome- 
linge% kebzjehe deen ; «m V& die .E-EW-E Mm, eer tweebenderd ja~ 
ren verfcherien zijn , tienmad- hondfrd duyzjtnd meerbet-na-afterkinds- 
tinderen , bonder d dtyzjmd bet-na-afierkindi- htnds-tinderen , tien duy~ 
xend na-afterUnds-hnderen , dujt/mdnarneven , honderd neven , tien 
Kinderen , bebben. ^ 

14; Waar uyt men afnemen mag, dat , niet tegenftaande het men-: 
fchclijk geflagt onmetelijk vermenigvuldigt is , en nog dagelijks verme- 
nigvuldigt word , de vermenigvuldiging egter zelve ons tot den eerften .< 

I 3 Menfch 



2Q> VX& 3)E U\iNaE,BO^E * 

kleynder worden, en moet eyndelijk noodzakelijk in den eerfWmenfch 
te zamen loopen ■'■:■ Want hoe veel duyzendraaal honderd duyzehfl men- 
fchen 'er ook gefteld worden geweeft te zijn , of aanwezig te zulkn zijn,- 
zoo worden 'er niet te minr too vete geteld , /andatmen weet, dac.."ter> 
by-eenen, tien, by tien; honderd, by honderd', duyzend , by^duykebS® 
duyzenden i en zoo yobrts , gevoegt zijn. Vergeltjk HoofiL VILI7J4 

I J. Maar byaldicn we aan d&heyiige oprekening gcloof Aaaq , :zo6 < 
zal het nu niet eens van nooden zijn , dat we ons noofd met de riavor-i 
fching, om dit zelve te bewijzen , brekenj want die fluyt, gelijk klaar- * 
lijk af te meten is , alle de geflagten , aoo vele als 'er tot onzen leevtijd» 
toe voorby geloopen zijn , in eene regte ncdcrdalende lijn , binnen bet 
getal van bntrent GXXX. ■•«• Want van Adam tot Noach worden 'er, 
nasi- het3geturg«nifle iraifcMbzes , men. Geflagten geteld { van Noach 
tot Abraham ook tien: Dat zijn dan tw.intig Geflagten, dewelkc coven 
tijd van zooo jarcn uytmaken. Aangaande nu het verloop der volgen- 
de jaren alfchoon zelvs, iemand hier wat tegen in brengeri wilde , zoo 
zal|hy tgter geen'reden genoeg hebben , om voorzeker te konhen be- 
wijzen , dat wy meer dan honderd eh dartig Geflagten van Adam s^ 
zijn. •■ ><.'■--,■>■- .-..} 

\6. Ja ganfeh ontwijffelbare Gefchigt-ftukken toonen ook meeren-. 
deels aan, van wat voor Opperhoofden en Volkeren deze en gene Lan- 
den ecrft in bezitting genomen zijn , en wel van zulke , die uyt het 
Ooften quamen. De zwarigheyd nu , die men wegens de jimericanen 
opperd , hoe dat die, zoo. zy van dien cerften menfeh afgcdaald zijnj 
daar hebben konncn komen , daar America door zoo een'gtoote en 
wijde Zee van het vafte Land afgefcheyden is, heeft zoo veel niet om 't 
lijf, als ze wel zoude konnen fenijnen te hebben. 

17. Want de Heer Hugo de Groot heeft aangetoond , dat ze uyt 
Noorwegen hebben konnen komen in Yfland.-, gelegen naar het Noor- 
der gedeelte van America, van daar in Greenland ; EnG. Hornius. 
( die ons in plaats van alle anderen verftrekken kan ) betoogt inHk.Qua*\ 
drip, de Origin. Amerk. in ,'t breede, dat , behalven verfcheyde Vol- 
keren , Aietyeeval uyt Europe, Africa en Afia in* America gekomea 
zijn ; de Phocmers , Scyther* , en Sinezen met voorbedagten road daar 
in gedrongen zijn : Ja dat ook de Ouden dikwils in America gcreyft - 
hebben, befluyt hy uyt Plato , Elianus , Apulejus, Seneca en ande- 
ren. Vorders alfchoon het niet meer aan het vafteLand gehegt is (het 
welk egter niet heel klaar blijkt ) zoo heeft het door verloop van Tijd 

daar 



G <D G E LEER <D H E T<D. n 

daar van konnen afge&hcurd worden > gclijk 'er meer zee-engtens of 
ftraten alfcngsjes; wilder ,g.ewordet* zijn , eh de Gefchigt- en Aard-be- 
fcbrijvers* zoo> oude als jongere , getuygen van heel veel Eylanden , 
dcwelke door de kragt vande Zee op nieus van een gereten zijn. 

1 8. Maar opdat we tot den Eerften Menfeh wederkeeren : Dat deze 
zoodanig gewiflelijk aanweziggewceft is, beveftigen daar en boven ftil- 
zwi/gehs met? eene algemeene toeftenuning byna alle HeydenfcheVdkc- 
rcn j Wantniet tegenftaande zy daar niets onderfcheydendijk van "ver- 
halcn konnen , zoo toondegter het gefchil zelvs onder hun wegens den 
voorrang des eerften oorfprongs middagklaar aan , dat zy bet alle voor 
eenc vaftc crrontwijfFelbare waarheyd gehouden hebben j ' dat het begin 
en de oorfprong des ganfchen menichetijken geflagts van cenen cenigett 
eerften Menfeh moetafgeleyd worden. Dat men ter dezer zakc leZe de 
verzierdc bewijsredenen , dcwelke de Scythen , Egyptenaars, eh Athe- 
nienfers voor de oudheyd hunnes Volks elk om ftrijd te berde bcengefi 
ty Juftimtt in fijn II. Bock* j« , 

19. Maar wie dat wk die eerftc'Menfch mag geweeft zijny%etis-bay- 
ten tegenipreken , -dat-hy niet op dezelvc wijze , als wy irienfchefi fefe. 
dendaags onzen oorfprong ontfangen, voortgebragt is ;;«Want zoo velef 
ak 'er nu voortkomeni,. iwesden* <feer deTeeting in *h& ligt .gebragt'; 
Mawnadicb'daar toe zaad , teelings-kragt , twee: byzondere 'perzoner* 
tot dat vverk te zamenloopende enz. vereyfcht worden , zoo blijkt nu 
dadelijk, dat dit alJes in den eerften Menfeh geen ftand heeft konnen 
grijpen. 

?i&. DifeMenfch derhalven •, dcwelke in rang de Eerfie gefteld word, 
moet niet deer Teeling gewonnen , maar van God gefchapenzi\n\ dewijl 
hy zig fijn eygen wezen zelvs niet heeft konnen geven : Waar uyt wy 
hierboven cen bewijs voor Gods Aanwezen getrokken hebben , dewel- 
ke noodzakeliik als de Maker en Werkmeefter van dien eerften Menfeh 
alleen overig blij vt. Aangezien de waarheyd dit Spinoza zelvs 00k afge- 
perft heeft , dat hy eenen eerften Menfeh toeftond infijne Godgeleerde 
Staatkundige Verhandeting , zoo zal een iegelijk dadelijk ziert en ontwaar 
worden , dat deze betooging van haar byzonder gebrayk en klem niet 
ontbloot is. De uytvlugten nu , daar zig dat Godvergeten menfeh van 
aaekt te bedienen ,, hebben wy in*t voorbygaan Hoora. VI. 16*. 17; af- 
gefneden. 

2i. Daar zijn 00k by de Heydenen ,oude overblijfzekn van waarheyd 
aangaande Je Schepping van eenen eerften Menfth te vinden. Wie weet 
niet, wat zeldzame gedagten dat het Heydenfch gemeene Volk gehad 

neefc 



heeft van Prometheus y dewelke eenen Menfch uyt kley eerft zou.ge- 
maakt hebben , en dezeh fijnen zoon Deucalion , die net Menfchelijk 
geflagt, na dat het door eenen algemeenen Zondvloet omgekomenwas, 
wedcr uyt de beendercn der grooteMoeder zoudc herfteld hebben? Die 
zig met Democritus ingebeeU hebben , dat de menfchen gebjk als wor- 
men vyt de Aarde voortgekrbpen , of met anderen , dat ze uyt deceive 
als campcrnoeljens voortgefproten zqh » dwaaldcn wel wat verder van 
het fpoor der waarheyd at,-- maar hadden ondertuflchen dk met de an- 
deren gemeen, datze, als door eene dikke wolk nog heen zagen , dat 
de eerfte ftoffe des menfchelijken lighaams uyt de aarde genomen geweeft 
is , alfchoon zy de vormings-wijze niet wiften. Des wat bun de zjaak 
xjelveniet onbekend , maar de naam des Kottftenaars, 

..is, ( Maar zy hebben doorgaans die iprcuke : JCend * zjelveh , ver^ 
waarlooft,, , welkc y; {choQn-Afy zeet ivekiin den. mood zijnde .,; van zecr 
weynigen egter tat . zoo een noodzakeli jk gehruyk aangewend wienie? 
want ltraks zijn immers den genen, die zig zelven als eenen menfcB be- 
ichout> redenen genoeg by der 1 hand , om de ydettieyd dier gekkighe- 
dotf te verguyzen $ . Want op wat wijzc zou de Aarde .iets. voortbrcngen 
konnen , 't geen zelv vry volmaakter en frayer dan zy zelvc, > is^ '^t> 
Aarde , zcgge ik;, ; dewelke niet in ftaat is.,' om zebrs .het allermtnfte'le* 
vendig fchepzelqc y.' zelv geen gekorve diertje , uyt zig te doen voaci- 
komcn. 

23 . Want het gene door de bank aangaande de gekorve dieren , uyt 
verrotting geboren wordende , geloofd is , dat heeft men bevonden op- 
eene andere wijze toe te gaan , en hetleven , dat in hun zigtbaar is, 
kan zoo zeer aan de bequaamheyd van diergelijke rouwe ftoffenict toe- 
gefchreven worden , als wel aan de uytbroeijing van ongevoelijke z/iad- 
jens , dewelke van andere gekorve diertjens , op het verderv azende, 
uytgeworpen zijn, welke uytbroeijing door behulp van warmte gefchiet, 
en dewelke bygevolggeene, de Aarde ingef chape, kragt, omeenignieuw 
kvendig dier hervoord te brengen , te kennen geevt , maar de Teelingi 
vermemgvuldiging , op Wetten gegrondveft , nu veronderfteld. 

24. Zoo verre is het 'er van daan , dat we iets diergelijks van den 
terflen oorfprong des Menfch droomen moeten ; wclks lighaam zelvs, 
met eene majefteyt en agtbaarheyd boven de andere Dieren begaavt , en 
in frayheyd en juyfte evenredenheyd volmaakt zijnde , en wien de Aar- 
de zelve ten dienfte ftaan moet , zig eene andere afkomft eygenfcent, 

if. Byaklien nu iemand de geboorte van eenen wijzjm Geefi , die 
dat lighaam bewoond, en regeerd, uyt de Aarde zoude wiHenophafcn, 

die 



G QT> G E L E E R<D H E r<D. 73 

die zoude al te zecr toonen , dat by met eene meer dan beefbgtige 
plompheyd van zig zelven gcvoelde j ' Want deszelvs Natyur lijkend 
naar geenen aardfchen oorfprong , nadien hy een verfcheyden vvezcn 
voerd , en niets met de Aarde gemeen heeft ; Want wat raakt het dc 
Aarde , zig zelvs bewufl te zJjn , en volgens dcze mewuftheyd te wer- 
ken ? En wat is 'er in de Aarde , of in alle lighamen , 't gecn eenig 
merktceken van yryheyd , met welke volmaaktheyd de gecft voorzien is, 
te kennen geevt ? Ja die kan zclvs het ganfche Aardrijk in fijnen fchoot 
ontfangen , en alle deszelvs wijttens , zonder zelv eenigzins uytgeftrekt 
te zijn , doorloopen , aan wien ook de Aarde , met alle andere ligha- 
men verfchuldigt is, dat ze xaV^©- ctat is: fVerreld van wegen hare cier- 
lijkheyd gezegt word. Waarom ook Cicero doorgaans den Goddclijken 
oorfprong des Geefts erkend. 

z6. Maar men most het eynde en oogmerk Gods , 't geen men van 
agteren ontwaar word , daar in , niet ftilzwijgends voorby gaan , dat 
hy eenen eenigen en eerjien fader , uyt welken de overige mocften af- 
dalen , heeft willen ftellen , daar hem immers , om J er meer , ja alle te 
t*elijk voort te brengen , niet alleen gcene kragten ontbraken , maar hy 
ook in ftaat zoude geweeft zijn , om met dezelve kragten , waar door 
■die eerfte uyt niet voortgebragt is , hun alle gelijkelijk in 't ligt te bren- 

S en ' 

27. Namelijk op deze wijze heeft God het gankhe MenfchelijkeGe- 

flagt door eenen zeer naauwen band van bloedverwantfchap willen te za- 
men voegen , ten eynde de eene Menfch den anderen befchouwende, 
in hem iets vsin zig zelven zoude ontwaar worden , omdat zy beyde en 
alle uyt eene fpringader hun bloed ontfangen hebben , en nadien een 
iegelijk gedreven word door eene natuurlijkc en aangebore liefde aller- 
naaft tot zig zelven , zoo word hy even daar door geboden deze liefde 
tot anderen over te brengen , omdat zy alle een gedeelte van zig zelven 
zijn : En uyt dczen grondflag moet ook afgeleyd worden de verbinte- 
nifle , waar door een Menfch van Natuure aan fijnen even menfch ge- 
houden is , maar daar we ftraks uytvoeriger van fpreken zullen. Daar 
zoude ook andere redenen uyt de Openbaringe bygevoegt konnen wor- 
den , maar die komen hier niet te pas. 

z 8. Door dien eenen Menfch dan is het Menfchelijk Geflagt wijd en 
zijd over de ganfche oppervlakte des Aardrijks uytgeftrekt , ten eynde 
dcze over al bewoont zoude werden. Die uytbreyding is gefchiet ,. ge- 
lijk nog heden ten dage gebeurd , door de Teeting , welke nadien ze 
twee byzondcte lighamen van eene verfcheyde kunnc vereyfcht , we%e 

K ' de 



74 VAN 'DE AANGEBORE 

de bequaamheyd ingeichapen is , om hun geflagt voort te zettcn en te 
vermeerderen , zoo is het ftraks klaar en kennelijk , dat aan den eerften 
Man eene Vrouw ter medgezellinne en hulpe door die zelve voortbren- 
gings kragt , waar door ook de Man zelv in 't ligt gekomen was ,, toe- 
gevoegt is. 

2,9. De Teeling nu die maakt , dat het gecn we van te voren gezegt 
hebben in geene zaak befpeurd te worden , dat zoo veel te minder in 
het Alleredelfte flag van Schepzclen vallen kan , Ondergang namelijk en 
Vemietiging : Des werd hier ook door eene onophoudende Teeling van 
byzondere lighamen het zoort onderhouden ; en aangezien we hier bo- 
ven dezelve en eenigermaten van de eerfte Schepping verfcheyde reden 
en wijze der Onderhouding aangetoond hebben , zoo zietmen daar door 
ccn uyteynde van dat gefchil , daar men zeer langen tijd ii;n hoofd me* 
de gebroken heeft-, wegens den dorfprong&tr'zidt in den Menfch, 

30. Te weten op deze wijze is het met dezaakgelegen. Den Menfch 
is behalven eene nejging , ook daar en boven eene bequaamheyd en kragt 
om Jtjn geflagt voort te aetten ,. ingefchapen. Deze heeft hare vafte 
Wetten , welke nagekomen werdende, zoo heeft God een gewrogt daar 
op willen laten volgen. Menfchen nu van verfcheyde kunne voegen 
niet als hunne lighamen te zamen, waarom het gewrogt ook niet anders 
zijn kan , dan een Ughaam. Maar dit maakt nog geenen Menfch , maar 
een menfchelijk Ughaam , daar eene ziel moet bygevoegt worden , zal 
het een Menfch worden. 

51. Niet te min word een Menfch eenen Menfch gezegt VOORT 
TE T E L E N , even gelijk als een iegelijk uyt het Geflagt der Die- 
ren naar fijnen aard byzondere zoortgelijKe door eene inge/chape kragt 
voortbrengt. Byaldien derhalven , 't geen in de over ige Telingen der 
Dieren aangemerkt word , tot deft Menfch overgebragt word , zoo zal 
het gewrogt zijn eene byzondere zaak , die met eenen geeft , by een 
lighaam gevoegt , verzien is. 

32. Des zal het haafte sijn , dat of een van de twee deelen des ondep- 
werps , het lighaam of de geeft de oorzaak des nieuwen geefts' is , of 
dat hy onmiddelijk uyt den herhel herkomftig is. In alle deze voort- 
brengings wijzen moet God wel als de eerfle&orzaak erkend worden, 
maar aangezien hier gehahdeld word van de werkingen , waar uytps- 
womlijk dit gewrogt volgt , der tweede Oorzaken voJgens de geuefcle 
Wetten: 

33. Zoo oritzeggen Wy dat gewrogt voor eerft aan alle Lighaam, om 
dat het van zigzelvs niet werken kan , en zoo het al elders anders van 

daan 



G Q <D G E L E E R T) H E T <D. 7 f 

daan die magt van te wcrken krijgt , 200 kan het dat niet , dan op fijne 
wijze , die van den geeft ganfch en gaar verfchillende is , of men zal 
het wezendlijk onderfcheyct tuflchen net lighaam en den geeft wegne- 
men moeten , J t geen tegens de uytbeelding eens Menfih is : Waarora 
men die laffe en belagchelijke uytdrukkingen nog dulden nog hooren 
moet , dewelke uyt grove en plompe Wijsheydkayelingen oprijzen, 
ontrent de Voortzetting der ziele , die door eene Geeft-teeling gefchie- 
den zou , of nog finder (omdat het List fijnder is) door de acmfteking 
van Ligt aan Ligt enz,. Nadien die uytdrukkingen immers niet dan op 
Lighamen konnen toegepaft worden. 

34. Maar aangezien zig de navolgers dier beyder gevoelens over de- 
2e, van hunne voorzaten ftaande gehoude , meeninge zelvs moeten 
fchamen : Spoeden wy ons ten tweeden voort tot hetOnderzoek ofde 
geeften miflchien die kragt om hun zelven te vermenigvuldigen , inge- 
Jchapen is. Daar zijn 'er derhalven , die van gedagten zijn , dat 'er op 
deze wijze niets , 't geen tegens de Natuur der ziele ftrijdig is , vaftge- 
fteldwerd ; want nademaal het eene volmaaktheyd in de lighamen moet 
gezegt worden , een ander zoortgelijk buy ten zig te konnen doen zijn, 
zoo fehijnt 'er geene rede te wezen , dewelke het zelve ontrent de Gee- 
ften verbiet vaft te ftellen , en dat zoo veel te meer , als God hun vol- 
maakter boven de lighamen heeft willen fcheppen , en laten zijn. 

3 5- Wy oordeelen derhalven , dat het niet noodig is, hier wederom 
te vermanen , dat in dat geval de vermenigvuldiging niet lighamelijk 
zijn kan , 't geen we §. 33. verworpen hebben : Maar dit alleen , dat 
die niet anders gefchieden kan , dan gelijkerwijs het met de Natuur des 
Geefts overeenkomt ; En nadien die in Denking beftaat , dewelke is 
eene mewuftheyd dier dingen , dewelke in hem gefchieden , zoo is het 
zonneklaar, dat hy niet onbewuft zijn kan van deze volmaaktheyd, daar 
hy mede begaavt zijn zou ; Inzonderheyd daar die eene uytnemende 
voortreffelijkheyd boven de andere yolrnaakheden in zig zou behelzen, 
en met dan van. den wrt konnen yoo^^^ 

niemand ooit van zig zelven durven getuygen , aangezien die gene, 
dewelke in de teling zig onderfing hunne lighamen leenen , naaulijks 
iets wegens de vportbrenging der zieie yerklaren te denken ,• Waar van 
derede uyt de oyerheerfchehde bewegingen des lighaams in dezen ftaat 
liste|iik,Kan afgemeten worden. 'k .Voeg hier by , dat de voortbren-^ 
ging van eene nieuwe zelfftandigheyd , hdedanig de ziel is , dewelke 
by net lighaam moet gevoegt worden , de kragten van een fchep^el te 
bpyen gaat. 

K 2 35, Waar- 



1$ FAN <DE AANGEBORE 

36. Waarom 00k op deze wijze dc zaak niet te regt gebragt en onf 
wart kan worden j fthoon miflchien niemand daar een harnas om abu 
vvillen aantrekken, datGod zoodanig eene fchikking zoo wel in de gee- 
ften z,ou hebben konnen ftellen , als hy in de lighamen gedaan heeft : 
Maar dewijl we jegenwoordig niet fpreken van het gene God zou heb- 
ben konnen doen , of zou konnen doen , maar van het gene met der 
daadgefcbiet , 200 ftaat het ons 00k niet vry , iets buyten ait te verzie- 
ren of te bepalen. 

37. Die zig nu inbeeld , dat men hier raad toe zoude weten , met 
uyt de Schriftuur het voorbeeld van de Geboorte des Zoom by te bren- 
gen , zal zig over het behulp der reden (daar we hier alleenlijk or» 
t' zeyl gaan ) weynig konnen beroemen , en een Godgeleerde zal daar 
benevens zeer veel ongelijkheyd in de toepafling vinden. Maar dit is 
tegenwoordig ons werk niet; 

38. Des zal *er ten derden nog overig zijn , dat een iegelijke geeft 
fijn eerfte aanwezen onmiddelijk aan God verfchuldigt is. Cicero injijtt 
1 Boek van de Wetten. Het lig%aetm is met eeneGoddelijke givt der gee- 
ft en voorzjen. En de zjel word vanGoditigefchapen. Maar dan 00k 
bntbreken 'er geene zwariglieden , die ons in den weg zi/'n. Want ofde 
zielen zijn te gelijk met den eerften- aanvang der dingen gefchapen, zoo 
dat ze nu flegts in de lighamen ingegeven worden ; OfGod fchept da- 
gelijks nieuwe zielen. 

39. Het eerfte word aan Origenes na Plato toegefchreven (waaruyt 
aan zommigen iu-n^ipiami de Zklverhuyzjng fchijnt voort gefproten te 
zijn ) maar 9m dat te wederleggen heeft men zoo zeer geen woorden 
van nooden , dan wel het gctuygenifle zelvs van eenen iegelijken geeft. 
Dat hy van fijn aanwezen en werkingen bewufl is , bragten we dadelijk 
by, waar uyt hy 00k zoo eene lange duuring niet gefteld kan worden 
vergeten te zijn. s 

40. Want alhocwelde geheugenifie in pns het behulp des Lighaams 
ichijnt te vereyfehen, en van de Inbeeldinge af te hangen , zoo word dat 
evenwel niet altijd vereyfcht , of dan , wanneer de Geeft telkens aan 
God denkt , of fijn cyge natuur, en die van andere Geeften ter onder- 
zoek fteld ; Om dat de herfienen niet bequaam zijn, om cenige in- 
Jrukkingen van voetftappen te ontfangen , dan die voortkomen uyt 
de voorwerpen der uytterlijke Zintuygen door behulp der dieriijke gee- 
ften. 

41. Aangezien wijders het denkbeeld des Geefts en fijner werkingen 
altoos.het zelve. is, zoo blijkt ligtelijk , hoe datmen uyt de eene be- 

fchoiig 



GOVGELEE R © HE T <D. 77 

fthouwing gelegentheyd krijgt , om op eene andere te vallen , en om 
eene verbintenifle van denkbeelden te vormen , waar uyt vervolgens de- 
zelve fchakeling van gedagten , elkandercn influytende en volgende, 
ontftaat , omdat 'er dczelve bevatting, en bet zelve oordeel is : En na- 
dien het vermogen van te herdenken door een geftadig gebruyk en be- 
zigbcyd verfterkt word , wie zou durven zeggen , dat de Geeft in zoo 
korten tijd de mewuftbeyd van zoo; eene beftendige werking ontrenteeii 
eenig voorwerp , God namelijk, kan kwijt raken en verliezen ? Of dat 
deszelvs innigfte gedagten konnen t'zoek raken , zoodanig , dat 'er 
byna niets van overig is ? En hy heeft immers iet gevverkt en gedaan 
geduurende dicn tijcT, dat hy met fijn Hghaam nog nict vereenigt was, 
nadien werken fijne naiuur is , en dewijl werkzaamheyd een voorwerp 
vereyfcht , 'tgeen nict dan God , of hy zelv zou zijn, zoo zou hy ook 
van net een of het ander eene gemeenzame mewuftheyd hebben. 

42. Daar werden derhalved zoo veel nieuwe Geeften gefchapen , als 
'er menfchen in het ligt gebragt worden. Maar dan is het twijftelagtig 
enmoeyelijk, hoe dat dit verftaan kan%orden , dat God fchept , en 
niet te muvde Menfch voortrteekl : Het cerfte fteld een volftrekt begia 
zonder voorafgaande order of fchikking , uyt kragte van het Goddelijke 
allerkragtdadigfte Bevel : Maar het laatfte vooronderfteld reeds men- 
fchen , eene voortbrengings-order , eene voort-telende kragt , en meer 
andere dingen , dewelke met het eerfte vergeleken moetende werden, 
tegen elkanderen fchijnen te ftrijden; Opdat ik zwijge, dat hetgewrogt 
zclvs op dcze wijze den menfch niet raakt , maar God! 

43-. Opdat dan deze dingen behoorlijk overeengebragt werden , moet 
men weten , dat God tcgenvvoordig de zielen in dier voege te voor- 
fchijn brengt, dat hy die fijne zielen-voortbrengende kragt door eene 
vafte Wet aan de gekhikte werking der mcnfchelijke lighamen vcrbon- 
den hceft ; waarom hy ook geene ziel voortbrengt , dan wannecr die 
t'zamengevoegdc bewegingen der lighamen voor afgegaan zijn? Gelijk 
hy derhalven de overige dLerenyaftebewegingsregelen heeft voorgefehre- 
ven , welke in agt genomen zijnde , 'er nieuwe byzondere dieren vol- 
gen zouden, hy met fijnen zegen die ordening agtervolgende , en door 
hunne ingeichape kragt derzelver zjoort behoudende , 'tgeen wy Na- 
tuHrlijker wijze zeggen te gefchieden. 

44, Zoo moet het ook Natuurlijker wijzje gezegt werden te gefchie- 
den , 'tgeen in 's Menfchen Voort-teling aangemerkt word, welke na- 
dien ze wat meer zegt , dan de vorming der vrugt in 's moeders lijf , 
ook de geboorte van <te ziel in derzelver t'zamenvoeging met het lig- 

K 3, haei»' 



7 $ VJN.QEAANGERORE 

hmm. bevat: want 's Msnfchen Natuur beftaat uyt een Ljghaam en eene 
Ziel , onder elkanderen gevoegt , waarom dat tot fijne Natuur ook be- 
hoord , dat, zoo 'er eene voortbrenging gefchied , die niet dan met by- 
voeging der zjele volkomen zijn kan ,' waar dat deze nu ook van her- 
fajmftig zijn mag. 

, 45, Indien van God, gelijk we nuDetoogt hebben , zooheeftdie 
imrners als de Onderhouder der Natuur of Geheelalordening , deze 
JHiikk-ing zoodanig ftandvaftiglijk wiilen begunftigen , dat 'ex geene ziel 
pntbreken zou , ook zelvs dan niet , als 'er eene onkuyfche en bloet- 
fchandige vermenging der lighamen gefchjed : Nadien hy derhalven 
niet , dan met die order eene ziel in de vrugt , tot de vereeniging be- 
•quaam , voortbrengt , zoo blijkt , dat Godzjg aan deze order verbon- 
den beeft, , L eq pp.dje wijze jteejd een Menfch nu eenen Menfch ; Want 
gelijkerwijs als; God de een? gezette ordening in dier vpege gade.flaat, 
dat h,y daar niet van afwijkt, even zoofchikt de menfch hetlighaam 
zoodanig , dat 'er eene ziel bygevoegt word , van gelijken als in eenen 
manflag het lighaam, zoodanig aangeoaan word , dat 5 er de ziel uyt ver- 



4<1 Des word de ziel natuurlijker wijze voortgebragt , nadien de 
Menfch zoo-wcl fijne eyge Natuur heeft , als de overige dieren , waar- 
om ook de dingen , die hy doet , niet minder Natuurlijk zijn , dan de 
werking der overige lighamen op elkanderen volgens de bewegings re- 
gelen: Alzoo ontkend niemand, dat die betragtingen Natuurlijker wij- 
ze gefchieden , dewelke een Menfch gedurende den band zijner vereeni- 
ging verrigt ; Want alfchoon die uyt een tweederley , en daarom, voor 
zoo veel derzelver wezens aanbelangt , t'eenemaal onderfchcyde begins- 
zel , voortkomen , zoo gefchieden ze nogtans niet , dan op eenej*- 
woonlijke wijze, alfchoon 'er geen ander dergelijke voorbeeld, dat met 
dit zou konnen vergeleken worden , van zoo eene verbazende t'zamen- 
voeging tc vinden is^ 

47. Infgclijks moet God ook dat gene , 't welk hy by tujfchenkomen 

van eene ■ vaftefchikking. doet , Natuurlijkerwijze gezegt worden te doen.' 

Weshalven ook die uytdrukking van eene onmiddelijke Schepping zoo 

niet moet opgevat worden » als of God de ziel fchept indiervoqge, 

gelijk hy wel zou konnen doen , indien hy eenen Geeft , die by geen 

Jighaam gevoegt moeft werden » door het-bevel van fi/nen Wil , zoii 

-doen 2Jjn j. gelijk hy deneerfien.hceft wiilen latcn zijn ; : ir^aar zpodapit, 

dat hy:die-wel zondereenige ftoffe , maar niet zonder .greening en vfSe 

. Wetten ; (-we]ke : rriet- de Se|iepping der eerfte ziel nog niet vaftge#e)d 

waren) 



G O *D G E L E E R T> H E T T>. 79 

waren ) hervoort doet komen. En op deze wijze werkt God hier ook 
middelfk en Natuurlijk , dat is : by tuflchenkomen vamdeze eens ge- 
zette tecl-orde ; Alfchoon by ondcrtuflchen, ge'Hjkerwij$f&i andere din- 
gen , alzoo ook hier de magt , om op eene ongewone wijze te werken , 
als het hem mogte behagcn , en 'er fijne Glory en Eere aan gejegen 
was , voor zig behouden heeft , het geen we dan buyten de Natuur zeg- 
gen te gefchieden , waar van in de Heylige Gedenkfchriften verfcheyde 
voorbeelden gelezen worden. 

48. Die Aanmerking , dewelke wy aanftonds wat uytvoeriger uytge- 
breyd hebben , brengt aan een ander Vraagftuk ligt by , dat niet min- 
der duyfter om te verftaan is , waar van we hier van pas iets meenen te 
moeten zeggen. Hoe dat namelijk de Ziel eene Verdorvenheyd aange- 
wreven word door de Natuur , in voege , dat met gene dezes. voort- 
zetting mede gefchiet , wclke gelijk de Heydenfche Wijsgeren erkend 
hebben , alzoo hebben ze derzelver wijze niet gewetcri. 

49. Hier van daan zegt Cicero in fijn derde Boek van het Gemeene- 
beft : Dat de Menfch van de Natuur niet als van eene Moeder , maar 
als van eene Stief-moer (welke dat akelig vergift gebrouwen zou heb- 
ben) in het Leven gebragt word, met een naakt , broofch, en zjwakUg- 
haam ; en met eene ziel , bekomrhert voor moei/eli/kheden, i klejnhartig 
voor vreez,en t &toak om te arbeyden , geneygt tot bupenfporighejd, waar 
in egter , als onder de affche een zjeker Goddelijk vuur van Verftand en 
Geefl begraven legt. En hy koomt nog nader in Hortenfms, zeggende: 
Dat defchuldige zielen om eenigeWanbedrijven , in het voorgaande leven 
begaan , >in dexs lighamen , gelijk als inKerkers,, terftrafe-bo&ihg been 
gedreven worden. Plato zegt : Dot de jMenfchen- van natuttrebeps zjjn t 
en tot het betragten der geregtigbeyd niefkonnen gebragt worden. Ik ga 
die genen voorby , dewelke verdigten , dat de zjelen uyt de rivier Lethe, 
dat is : Kergetenheyd drinken , of met .dat ze in de Werreld komen , 
den beker van zuyzeling , hun van zckeren Geeft gebragt , uytvegen, 
van welke als ook van diergelijkede obrfprong aandefchrikkelijke, blihd- 
heyd en oixverftand dier tijden moet toegefchreyen^ worden.' 

jo. Maar<laat AUguftinfus , : fchoon van de brahne enoorzaak der 
verdorvenheyd uyt de Heylige <^odlpraktn beter ondertigt , zelvs be- 
kennen , hoe veel fpels hem ook de knoop en mocyelijkheyd der voort- 
teling gemaakt heeft. Daar j ii nkt kemteljjker om te zeggen , zijjn 
's Mans wtsorden , en metsdujifterder ?m te~btgrijpen dan de Etf-z.onde! 
En die knoop kan in der daad riiet ganfehelijk ontward en lqs x gemaakt 
•worden , indlen tften vaftfteld, dat deiiel haren oorfprong onmiddelijk 

uyt 



Zq van <de aangebqre 

uyt Gods handen ontfangt ; want waar koomt dan die verdorvenheyd 
van daan , wclke haar met het eerfte aanwezen aanklevcnde , ten alien 
lijden booze en vcxkeerde werkingen uytleverd ? Die kan immers God 
als derzelver oorzaak niet aangewreven worden , ten zy we alles, 'tgeen 
tot dus verre van God betoogt , en eenen iegelijk kenbaar is , willen 
t'onderfte ,boven werpen ; of miflchien met Manes twee Goden , dat 
is : in der daad geene aannemen. 

51. Ter wegruyminge dezer zwarigheyd kan het onderfcheyd , daar 
het zommigcn zoo breet mcde voor hebben , tuffchen eene reyne , niet 
rpyne en pnreyne zjel 00k van geen gebruyk zijn , nadien de twee laatftc 
woorden ,te gelijk op de ziel moeten toegepaft worden , ten zy men het 
verdigtzel van eenen enke.len Natmrs-ftaat invoert , 't geen we uyt de 
Natuurlijke betrekking van den Menfch tot Cod aanftonds zullen gaan 
Qnj ver werpen., :■',[■'■. 

52. Des fchcpt God de ziel of reyn of onreyn. Zoo hy het eef Ilea 
uoet , fchijnt het een| harde zaak te zijn , dat hy die in een zondig lig~ 
Jhaam indrijvt , in vocge , dat ze aanftonds onnoozel verdrukt en ge- 
Jtweld word, ia de zonden niet ontvlieden kan ! En *t en.helpt niet, te 
zeggen, datuat uyt het misbruyk des vryen wils zoo gefchiet, gelijken- 
wijs in den eerften Menfch zou gefchiet zijn: Want 1. Zoo is daar vcr- 
fchil in 1 dat dezen altoos een welgefchikt Hghaam en dat van ongere^ 
gelde bewegingen vry was , gegcven is geweeft , 't geen overzulks van 
zig zelvs geene gelegentheyd verfchafte , nog aanleyding gav , om te 
zondigen, het geen egter in dezen ftaat doorgaans plaats grijpt. 2. Zoo 
Jean 'er geene rede gegeven worden van die verbintenifle , waar door 
om den val des ceriten Menfch aUe zielen vervolgens , nog vers uyt 
haars Makers handen komende , in gelijken rampfpoet vervallen , niet 
eene zelvs uytgefondert , welke van het regte pad niet afgetrokken 
word. 

5 3 . Maar 00k aan de andere zijde zoo fchijnt het niet genoeg te zijn, 
om God te regtvaardigen in het fcheppen van eene onreyne ziel , dat hy 
enkelijk als een Regter bygebragt word , die volgens fijne regtvaardig'- 
heyd de nakomclingen des Zondaars van de regtheyd fijns beelds zou be- 
rooven , en hun in dezen bedorven ftaat laat geboren worden : Want 
dat Regt kan zig tot de zielen de^er flakomelingen nietuyt/rrekken, ten 
zy die gefteld worden in betrekking tot de lighamen , als deelen , met 
dezelve een geheel uytmakende , en gevolgelijk in de Teelfchikking, 
al van, den jeerften zondaar at bedorven , bedraayt en irtgewikkeld. 

5^. Maar byaldicn men de zaak in dier vo^ge begrijpt (gelijk ze in 

der 



G O'ti G & LM E R <D H E T <Z>. ^ 

der daad moet begrepen worden ) dat namelijk de ziel niet buyten het 
lighaam gefchapen word, maar met eene wederzijdfchs vereeniging, en 
teffens met hct lighaam tot dc Tcel-orde behoorende , zoozal'er gce- 
ne zwarigheyd overig zijn ! Want indien die fchikking Op d&ee wijze 
door 's Menfchen fout en fchuld bedorvcn is geworden , zoo kati feet ; 
God ook niet te lafte gelegt worden , dat hy bedorve zielen in bezoe-* 
delde lighamen zet , dewijl de Geboorte uyt cenen Menfch , die reeds 
van te voren een zondaar geworden is , zulken verdorven ftaat medc- 
ferengt : Die ftaat nu konde niet veranderd worden , indien de eens 
vaftgeftelde order in haar geheel blijvcn moeft ! Op welke zoo hy gecn 
agt geevt , werkt hy op eene ongewone wijze , waarom het gefchie- 
den , en met Gods Standvaftigheyd beftaan kan , dat 'er dan een andere 
ftaat is. 

55. God doet derhalven niets anders , wanneer hy eene ziel in het 
Kghaam fchept , dan ( 't geen wy zeyden ) het Menfchelijk geflagt on- 
derhouden door de voortbrenging van byzonderc wezens , zonder welke 
het zou gebeuren , dat dat glat en gaar te gronde zou gaan ! En niet 
tegenftaande 'sMenfchen Natuttr zig de verdorvenheyd op den hals ge- 
haald heeft , zoo word zy , ook bedorve zijnde, onderhouden en voort- 

Sezet, 't geen van Gods Vryheyd en Langmoedigheyd allecnlijk af- 
ing. '•''*■' 

5<f. Maar nadien hy de verdorvenheyd in de nakomelingen zou kon- 
nen wegnemen , als hy wilde , en niet te min toelaat , dat zy verdorvc 
ter werreid komen, zoo blijkt hier uyt, dat God hier niet fleets by toe- 
latinge tc Werk gaat » maar dat dit zijn oordeel is, waar door hy volgens 
fijne regtvaardigheyd hun , gelijkerwijs ze verdicnd hadden , van fijn 
beeld beroofd , en de zonden en ftraf-fchuld onderworpe zijnde , be- 
ftemt heefi voort te brengen , 't geen de Godgeleerde de toerekemng der 
terfit aferf-zonde noemen. 

57. Waar by zoo ook dit gevoegt word , dat het lighaam eene booze 
en gebrekkelijke gefteldheyd ontfangt in fijne eyge vorminguytdezaads- 
ongematigtheyd , (welke we plaats zien hebben in de erf-ziektens) als 
mede dat de ongeregelde driften en hartstpgten der zwangere Moeder, 
*i»r de zeer naauwe verbintenis, die zy met narevrugt heeft, dezeingc- 
ptent worden, en dienvblgends aanftondsbeginflelen van ftrafbare harts- 
tbgten'gevormt worden , zoo word daar uyt tegen de Pelagianen , So-' 
cinianen, en Rembnftranten beweerd , op wat voor eene wijze die 
yoortzetting gefchiet , en door dc Ziel^ en door het lighaam , en door 
tie verceniging dier beyden. ' . ' 

' L $8. En 



8* VAK <DE AJNGEBORE 

58. En 't en hindert nict , dat de Teeling door de Natmr niet 
fchijnt te hebben, konnen gefchiedea zelvs in den onbevlekten ftaat zon- 
dcr beginflelca van diergelijke hartstogten ! Nadien God zonder twijfifel 
in de voortzetting des eerften onbevlekten Menfch , de eerfte bewegin-; 
gen in het lighaamtje met beter geregeldheyd zou beteugelt en inge-* 
toomt hebben , nog de Mpeders en zouden aan zulke ontroerde harts- 
togten , als tegenwoordig , onderhevig geweeft zijn ! Ja God zou 00k 
aan de Ziel eene grootere volmaaktheyd gegeven hebben , om dit alle* 
ter degen tc fchikken , waar van 'er een voorbeeld in de Geboorte van 
Chriftus is enz. 



H O O F D - D EEL XII. 

Van de 9(4tuurtyke of tAmgebme "Betrekfong , die *ef 

tujfcben din ZMenfch en Cad is , "fpaat ttyt de 

Gedsdienft rvoorfpteeyt. 

1. "JL K Aar het konde niet genoeg wezen , den Menfch tc voorfchijr* 
J.VJL gebragt te hebben, ten zyGod te gelijk zig in deszehrs voort- 
brenging een byzonder oogmerk en eynde hadde voorgefteld ! Want de 
Alwijzie kan niets "buyten rcden en te vcrgeeG doen ? Nog de gtmfeh 
Vrymagtige een ander eynde dan zig zclven in het werken beoogen ! 
Veel minder kan de Onafhanketijie en tc gelijk Allerheyligfle fijne Eere 
en Glory van zig vervremden , en aan andcren geven , ( met de Schep- 
zelen hun eyge meefter te laten zijn , en op vrye voeten tc ftellen), 
't geen gebeuren zou, zoo hy den Menfch ijiiet als gefchapen liadde, en 
den lof fijns werks , of aan een ander fchepzel toeftond , o/aan de din- 
gen zelve de vryheyd gav, omnalr haren ejfgen, wii, en wdbehagen tc 
leven , werwaarts de godlooze leerftukken van Spinoza en Hobbes he- 
nen willen ! 

2. Des betaamt hw , dat 'er in den Menfch , dewelke eene voortre& 
felijke deftigheyd en volmaaktheyd boven andere dingen bezit , een by- 
zonder merkteken van <ieae Gods Heeriijkheyd en Luyfter te vinden is, 
waar van hy zelvs nog kan mg moet onbewuft zijn : Hy Itpn niet , om- 
dat het tot fijn Wezen voornamelijk bchoort , dat hy zig zelvs bewuil 
is : Nog moet\ omdat God op die wijze eerft fijnc Ecrc toegebragt kan, 

wor- 



(?02) G 'E L £ E R<D HE T 7). S3 

wonkn , ja>t omdat daar fijne voortreffeUjkheyd in gelegen is , dathy 
zig zoodeftjgHjk van de overigc dingeitemderfcheyden erkend te zijn. 

3 . . Waarom het ook nict anders zijn kan ,, of die kennifle moet den 
Menfch zeer gemeenzaam wezen , niet elders anders van daan aan te 
leeren .',. of te verkrijgen , nog door eene dicpzinnige redenecring tc 
ofltdekken : Maar dewijl die in fijn Natmr zelve ingeprent is , zoo ftaat 
ie vai> zelvs voor eenen tegelijk open. Wy zullen den Mcnfch fijne 
Natuur flegts ter beichouwing voorftellen , welke hem eene volftrektc 
verbintenifle zal aantoonen , waar door hy aan God gehouden is , en 
die in fijn gemoed beginflelen van Godsdienft ( welke zelvs Cicero aan 
de Natuur erkend verknogt te zijn 1. i. de Divin. fin. ) inblazen zal, 
door eene heymeujke ingeving tegens de fchandvlekken onzer eeuw Hob- 
bes en Spinoza, dtwelke om dezelve uyt der menfehen gemoederen uyt 
terukken, eenen goddeloozen, dog ongelukkigen arbeyd, als in weer- 
wB y an de Natuur , hebben aangewend. 

4. Vaor alle dimm is hst eene vafte waarheyd , dat de Menfch de 
maker of oorzaak fijns aanwezehs en wezens niet is , maar eens anders 
werk, door de kragtdadigheycf van eene andere oorzaak in'tligtgebfagt, 
van welke hy het zijn y en het werken antfangen heeft ? Want hy is 
zig der yoortbrenginge fijns zelvs ganfeh niet bewuft , daar hy niet te 
Hiu* eene raewuftheyd van allc dc dingen , die in «i door hem uytge- 
rigt worden , heeft , weHcc defhalveri niet lijden zou , ; dat hy van deze 
fijne zoo groote volmaaktheyd ook geen geheugenuTe hadde : Hy zou 
zig ook , byaldien fijn ftaat van fijnen wenfeh en begeerte hadde afge- 
hangen , vry en ontlaft gemaakt hebben, van alle zoort van onvolmaakt- 
heden, welke hy in zig bevind,. en dieheravelerhande moeyte veroor- 
zaken , en byna vrugteloos quellen , en ontruften , en welke we zon- 
neklaar in het Verfland , ,de begecrtens des Wits , en in de bewegingen 
des lighaams zien. 

5. Wat het Perjtand, aanbelarigt, dat heeft zig hiet a\slijdentlijk t 
wel niet terwijl het werkt , maar omdat fijne werking bezig is , ontrent 
dingen , welke het zelvs niet vormt , maar zoodanig vind , en waar 
naar het fijne werkingen in dier-voege fcrrikken moet, dat het niet in 
fijne magt ftaat , zelvs het allerrhinfte ding te vieraadecen j of terftond 
ir^fdwijnt derzelver waaragtig begrip. • 

6.;.. En het kan de reden niet bevatten van die overeenkomftc , die 
'er is tuffcliejn de zaak zelve > en -net denkbeeld , dat het van dezelve 
heeft? Wantuog het ^elve, :nog de zaak, die buyten het ze^oe4s, 
hebben die oyereenkomfte konnen inftellen , en ftand doen grijpen; 
.• . ■ . L 2 " Zulks 



8 4 VAN <DE AJNGEBORE 

Zulks dat 'er niets , dan de Alwetende en te gelijk Almagtigc God <fc 
oorzaak zijn kan , en van het vermogen van te verftaan , en van die 
onwrikbare verbintenifle , die 'er tuflchen het Verftand , en die dingen 
buyten het zelve is. 

7. Uyt dezelve bron- en fpring-ader meet deWil 00k fijnc volmaakt- 
heyd noodzakelijk fcheppen , niet alleenlijk omdat hy zonder de leyding 
en het ligt des Verftands blind moet gezegt worden te zijn , en dietf- 
volgens de onvolmaaktheden met het Verftand gemeen heeft , dewelke 
wy ftraks in het zelve aanmerkten ! Maar 00k omdat deszclvs begeertens 
niet in hem bepaald worden , maar zig tot dingen , van hem verfehey- 
de, uytftrekken, zonder welke gelijk hy zig onvolmaakt moet oordeelen, 
alzoo volmaakt , indien hy die genieten mag : Ja hy bemerkt 00k , dat 
het hem niet vry ftaat , te werken ontrent voorwerpen , zoo als hy wtf , 
nadienhy niet oordeelen kan , (fet het goede quaad is , dat dit na te ja- 
gen , dat te vlieden is enz. waar uyt vplgt , dat fijn Nntuttr , alhoewcl 
vry , bepaald is , en dat 'er van God begeertens ingeprent zjjn , en der- 
zelver betrekking tot de dingen buyten hem. 

8. Ret zelve geevt de verwifleling der JDoeninigen en Liidingen tu£- 
fchen de ziel en het lighaam te kerinen , als 00k dezes befchouwing al- 
leen , welke beyde ( zoo wy het boven betoogde ons eens weder in den 
zin brengen ) verfcheyde bewijzen zullen rerfchaffen van de ganfche en - 
geheele af hanging van God !' *k Voeg hier by , dat de-dnuring , welke 
dc menfeh zoo min ak fijn eerfte aanwezen aan zigzelven verfehuldigt 
is , dezelve dingen op nieus beveftigt , en fterker aandringt , zoo dat 
de mens , zoo groot als hy is , van God a , nog zou konnen worden 
aangemerkt , dan met eene volftrekte 'JNimiutrlj/ke Afhmhlijkheyd van 
God. 

9. Hoe groot eene Zedelijke Afhangendheyd hier nu uyt voortvloeyt, 
agten wy naaulijks noodig te yermanen : Want byaldien net eene waar- 
heyd is , dat God op eene vafte en verftandige wijze tot cen eynde, fij- 
neEere namelijk, werkt : byaldien het infgelijks eene waarhcyd is, dat 
alle dingen xmp* het maakzjsl Gods zijn , en dat de Menfeh inzonder- 
heyd van God in 't ligt gebragt is , met dit vermogen , dat hy dat ken- 
nen kan , zoo zal dit mede een ontwijflfelbaar gevolg zijn , dat al het 
gene 'er in wezen is , aan God moet dank geweten worden / Want by 
kan God niet als onaf hankelijk aanmerken , 't en zy hy zig zelven van 
hem afhangende erkend, jen met eene geduurige betragting hier eenig- 
lijSc op toelegt, dat hy tot hem, dat is ; tot fijnen roem eaeere is, ge* 
lijkerwijs hy w/t hem is. 

10. Ge- 



G © G EL E E R<D HE T <D. U 

10. GewiflHijk hoedanig de Billijkheyd dezer verbintenifle is , toond 
ons de Natuur zelve in de mindere dingen klaaflijk aan, wanneer zy uyt 
ey^e bew^ging de kinderen aanzet , om hunne Ouders gehoorzaamheyd 
te*bcwijzen , alichoon deze niet dan Tweede Oorzaken van hun aanwe- 
zen gezegt konnen warden. Hoe veel grooter zuilen wy dan deze, .niet 
allecn billijkheyd , maar ook noodzakelijkheyd oordeelen te zijn, omGo- 
de dankbaarheyd te bewijzen , die onze eenigfte *»*»* maker en «wp>«W 
■weldoender is ! Waar uyt Gods onwederfprekelijk regt iwrniym op den 
Mcnfch , als fijner handen-werk, middagklaar is , 't wclk zig ovcrzulks. 
fijner Heerfchappye nooit ontrekken kan , maar in alles gehoorzamen ,. 
ten einde het fijnen Schepper ter eere leve. 

ii. En dit is zoo vaft en ontwijffelbaar , dat zelvs Spinous verdigt- 
zel van eene inblijvende Schepping buyten 's Schrijvers voornemen en 
oogmerk dat beveftigt : Want byaldien de Menfchen gedecltens van 
God zijn t zoo kan het niet anders wezen , of zy zijn gehoudeu zig tot 
alle volmaaktheyd te fchikken , ten eynde zy alzoo waardige declen der 
opperfte Volmaaktheyd verdienen genaamt te worden. 

12. Ja het verraaan van dien Godverzaker brengt ons ook tot een 
nader onderzock onzes zelrs , opdat zig de waarheyd alzoo redde , zelvs. 
door den mond van eenen leugenaar ! Des is het wederom vaft en on- 
twijffelbaar , dat 'er in den Menfch eene zekere getijkbeyd Gods , eea 
deeltje van de GocldeUjke lugt., 9w« y*& een GaddeUjk geflagt naar de 
getuygeniffcn van Plato , Pythagoras , Aratus en anderen te vinden is. 

1 3 . Die verwant/cbap nu des Geflagts legt in de Reden gclcgen. Ci- 
cero in fijn I. Boek der Wetten. De Menfch beeft eene gelijkheyd met 
God j 't welk nadien het xjao is , wat zjou'er dogvoor een nadere of zji- 
herder verwantfehap konnen zijn ? . Dezelve bekend in fijn III. Boek 
van het Gemeenebeft rond uyt : Dat 'er in den Menfch een zjsker God- 
delijk vuttr van verftand en oordeel is? 't Geen der pijne waardig is, dat 
men het deelsgewijze en wat onderfcheydentlijkeriwgrijpe ? 

14. God is een Geeft. Want het is onmogelijk , dat hy , die de 
jillervolmaahfte is , zig zelvs niet bewuft , of niet werkzaam zijn zou- 
de. Vorders heeft God , omdat hy een Geeft is; t Verfiand en Wil r 
vermogens (indien men zoofpreken mag) van wedcr zijden de aller- 
Yolmaaktfte. Door het Verftand houd God zig het denkbeeld fijner 
cenige opperfte Volmaaktheyd voor oogen., waar door hy van zig zel- 
ven is , en Algenoegzaam is , 6m aan'andere dingen buyten zig het 
aanwezen te gcven, in welke fijne Volmaaktheyd uytgedrukt werdc, <wi 
uyt dezen hoofde is s hy de oorzaak van alle Waarheyd , die 'er xk vinden* 
is. L 3 if. Door 



U VAN Z)E AANGE&ORE 

if.' Door den W?? kern God als wcderom in zig zelvcn , oemind 
zig den Allervolmaaktften , houd zig in de hoogfte waardc , beroft in 
zig , en zoo hy cenige andere dingen . buy ten zig befloten heeit tc n\a- 
ken , beftierd hy die tot z.ig , als bet Opperfte Eynde , zullende fijne 
Glory en Eere verbreyden. Maar voor wien > Ongetwijffeld voor zoo 
een Schepzel , 't welk eca bequaam onderwerp zoude zijn , pm dit tc : 
begrijpen, ^ 

x6. Dit IS DE MENSCH: een Schepzel beftaande uyt Ziel 
en-Lighaam , onder elkanderen vereenigt : Een iegelijk , die op zig 
zelvcn en fijne doeningen gewoon is agt te flaan , zalbevinden , dat in 
hem een Geeft is : Want fijn zijn is bnvufl te z.ijn, uyt wclke mewuft- 
heyd als het beginflel hy ook alle fijne doeningen vryelijk en met reden 
bepaald. Gelijkerwijs dan hier uyt volgt, dat hem een Geeft ingefcha- 
pen is , alzooword inzonderheyd daarnyt opgemaakt, dat Ctpeoorzaak 
of maker ook niet anders zijn kan , dan eenGeeJt, en die allervolmaaktft, 
en dat 'er overzulks een zekere gelijkheyd der Namur is tuflchen de Oar- 
Tiaak en het Gewrogt. 

' 1 7. Maar dit ook niet alleen. Het Werken. win het zijn,, Dewijl 
derhalven een Menfch Gods zelfftandigheyd of Wezen in fijnen Geeft" 
gelijk is , zoo kan hy hem ook ten aanzien der vermogens niet ongclijk 
zijn. God heeft hit Terfland gegeven ; Hy heeft den Wil gegeven ; 
In beyden moet eene gelijkheyd aytblinken. 

18. Door het Verfand is de Geeft in ftaat , om verfcheyde zaken te 
begrijpen , volgens de Denkbeelden , in welke de vertegenwoordiging 
der zaken is : Want wy beftaan niet afleen aliernaaft met een mewuft- 
heyd onzes zelvs , maar ook met de verbceldingen van andere zaken; 
Deze zijn ons ingefchapen , en wy hebben geene magt , om ons die 
dus of zoo te vertegenwoordigen , en voor oogen te ftellen , maar ge- 
lijkerwijs we die vinden , alzoo Defchouweu wy haar , vergelijken haar onder 
malkanderen , maken eene verbintentfle op , merken de overeenkom- ' 
fte , en het onderfcheyd aan ^ fchatten den prijs eener iegelijke zake, 
en hare waardy , en ftellen eene _cvenredenheyd tuflchen de eene en de^ 
andere enz. Allcs ziet op God als op fijnen oorfprong, 

19. Naar het Goddelijk verftand,, als het Voorbeeld en rigr/hoer, 
neemt alle zakelijkheyd , waarheyd , en ordening , die 'er ih de fchep-' 
zeleh te vinden is , hare wijzc ; Want in dier voege is het buyten twij- 
feTmetde zaken gelegen , gelijkerwijs als God die begrijpt. Wanneer 
dan hee-Menfehelijk V~erfland (dat bequaam is, om die werken Gods 

•4te bcvatten) deze dingen op die wijze, en in diefchikking bezert,. 

tvaat 



G 0*D G E L E E RTiM E TT>. % 

waar in God die bevaj: , en heeft doen ajn s 't geen deszelvs pligt is, 
dan is 'er ente Afbeelding van bet Goddelijke Ferjtand in bet Menfche- 
lijke. 

20. Laat ons nog meer zeggen. Onder ontalUjke andefe denkbeel- 
den, dewejkehet Menfchelijk Vernuft in fijnewboezembehelft, fteekt 
het*Denkbeeld Gods , des allervolmaaktften Wezens , 't geen we hier 
boven aangetoond hebben , voornamelijk fijn kruyn om hoog. Datdit 
van God herkomftig is , zal niemand lochenen , dieoferkend, dat 
deszelvs voorbeeld met dan in God gevonden word , o£jijns eygen zjelvt 
voltnaaktheyd met fijnen eygen voet heeft leeren meten ; .want deze kart 
den Menfch boven zig zelven niet opbeuren en verheffen I 

21. Waarom 00k de kragten des verftands gedwongen worden ftil te 
ftaan , wanneer het zig wat dieper in het nafporen der dingen , die tot 
de opperfte volmaaktheyd behooren>, inlaat : Ten voofbeeld mogen die 
dingen zijn , dewelke we niet overeenbrengen konnen , van eeuwig- 
heyd verrigt te zijn , als mede de onveranderlijkheyd des Raadsbefluyts, 
en de ongefchonde vryheyd niet te min des Menfchelijkcn Wils enz, 
Welke dingen wy daarom niet weten , omdat ons God, de vtymagtig- 
fte Uytdeeler van allerley- volmaaktheden » het vermogen van zoo verre 
door te dringen , geweygerd heeft. ' 

22. Maar Wat zullen wy zeggen , dat God voor reden gehad heeft^ 
waarom hy den Menfch deze bequaamheyd van zig te kennen , gegevert 
zoude hebben , ten zy hy zelvs wilde erkend worden ? Wat kan 'er an- 
ders voor eene oorzaak zijn , van de afgemaalde beeltenifle fijns zehrs in 
het tafereel onxes geefts » dan dat % zig zelven even hier door aan ons 
cer befpicgeling voorfteld , en eyfcht , dat de Mens fijne gaflaging tot 
hem rigtc f Gewin'elijk of dit zal het eynde zijn , of daar zal 'er in 'c 
geheel geen zijn ? Want het is niet te denken , dat God zig aan den 
Menfch, als den allervolmaaktften voorgefteld heeft y en egter voor 
zoodanigen niet wil erkend worden! 

2 3 . Hier koomt by , dat des Mcnfchen Geeft , nadfen hy in zig zel- 
ven niet volmaakt worden kan , zig telkeas tot andere voorwerpen be- 
geevt , ten eynde hy daar volhlaakter door werde : en aangezien de vol- 
tnaaktheyd des Verftands van de vrortteffelijkheyd des voorwerps , dat 
het begrijpt , afhangt , en 'er geen : voortreffelijker en edeler voorwerp 
dan God { die de eerfte waaj$feyd h % zorider Welken de overige waar- 
heden niet begrepen kortnett Worden) kan gevonden worderi » ,bS© 
blijkt , dat het ¥erftand ten dieh eynde gemaakt is, opdat het God'zod 
klaar als het immcrs mogelijk iis , beratte , en tot dlt zelve is het zoo 

doen- 



4% va:k~*d~e ajngebore 

doendc" door erne- Natuurlijke of Ingefchape Wet gehouden. 

24. Maar laat ons tot den Wil overgaan ! Deze volgt het Verftand , 
en oordeeld de zaken , beveftigt , ontkcnd , keurd goet , verwerpt, 
jaagt,na, en fchuuwt haar, nadat hy die waar of valfch, goedofquaad, 
van het Verftand geleerd heefc te zijn. Maar daar word gelijk als in de 
Waarkeden alzoo ook in de Goedheden cen onderfcheyd gevonden. Van 
de Waarhedcn hebben we gefproken ; Wat de Goedheden aanbelangt, 
die konnen niet evengelijk zijn , oradat de volmaaktheden in de Wezens 
ongelijk zijn ; hoe grooter nu in eene zaak de volmaaktheyd is \ hoc 
grooter ook de Goedheyd is ,' en hoe grooter deze is , hoe grooter dok 
de begeerte des Wils daar naar is. 

25. Want de begeerte tot het goede is onafTcheydelijk van den, Wil y 
dewelke zig zelve dan 00k openbaard , wanneer het quade onder fehijri 
van goed bedriegt ! Dat nu heeft daar uyt fijnen oorfprong , omdat de 
vvillpnde Geeft i in zig alleen niet verzadigt worden , nog de Geeft 
zelvs fijne begeertens vervullen kan j als fijner eyge onvolmaaktheyd be- 
yvuft. Hy is derhalven genoodzaakt fijne volmaaktheyd buyten zig te 
gaan zx>eken. Hier van daan brengt hy met eene angftvaJUge drift fijne 
begeertens van voorwerp tot voorwerp, dan zig by dit, dan by datvoe- 
gende , en daar aan klcvende , wat fterker aan 't een , wat minder aan 
'i ander, nadat hem een iegelijk of meer of minder gewigt tot fijne vol- 
making fchijnt te konnen toebrengen. 

. z6. Maar terwijl hy tot nog toe ontrent velerley goed bezig is , kan 
f£r geen van het zelve van alle kanten gelukzalig verklaart worden , om 
jdat een iegelijk fijn mangel en gebrek heef t , en voor 200 verre den 
Geeft ; met oneyndige begeertens bezwangert , ellendig in de pekei 
laat ; Uyt dat zoort zijn de Goederen des Lighaams , der Fortuyn , en 
de hoedanigheden des gemoeds van de Natuur gefchonken , alle welke 
dingen , nadien z.e naar het zeggen van den Wijsgeer Epi&etus niet 
ty* nfut in onzje magt zijn , nog duurzaam , en maken dat 'er nog eene 
begeerte naar andere dingen overig blijvt, geenzins in ftaat zijn om den 
Geeft in geruftheyd te ftellen.. 

- 27. Waar uyt nu voornamelijk twee Gevolgen voortvloeyen. Het 
eene , dat die oneyndige begeerte naar het goede , dewelke den Wil 
ingefchapen is , niet dan van God zijn kan ! Want door wat reden zal 
da Geeft anderzins oordeelen , dat aan zig «n de andere zaken dat gene 
cntfaekt y 't welk hem gelukzalig maken zoude konnen? ten vf dat de- 
ge gcfteld w$rde$ dat 'er een ajgenoegzaam en allergoetfe Wezen te vin? 
den is , in tyelk fijne oneindige , begeertens alle hurt evade en oogmerk 
bereyken konnen. 28. En 



G O <D G E L E E RT> H E T <D. 89 

28. En op die wijze koomt ons het -andere gevolg van zelvs in de 
hand, 't geen niet ver te zoeken , maar even hier door bewezen is : Tc 
weten , God zoude die onveranderlijke en ftandvaftige zugt en neyging 
tot het goede nooit zoo diep in den Geeft ingeprent hebben , ten zy 
hy gewild hadde , dat hy zelvs gczogt en nagejaagt werdc , en dat dc 
bjgeertens tot hem alleen gewend wierdcn ! Wei hoe ? in den Geeft 
eene betjuaamheyd in tc prenten , ora de goederen , van zig af hangen- 
de , te onderkheyden , en egter de Allergoedfte nie"t te willen geoor- 
deeld vvorden ? Eene begeerte tot alle goed in te fcheppcn , en egter 
niet te willen gezogt worden ? Den Geeft voor te houden en in te ge- 
ven , dat hy zig volmake , en het hoogfte goed geniete , en niet te 
min deze fijne hoop te leur te ftellen , en te bedriegen ? Wat zoude 
dat anders zijn , dan zig zelven verloochenen > 't Welk gelijk het in 
het allervolmaaktfte Wezen niet vallen kan , zoo brengt het te gelijk 
mede , dat de Wil ten dien eynde gemaakt is , opdat hy Ged zoude z.oe- 
ken , en zjg met hem op het allernaaufle vereenigen. 

29. Laat hier het Lighaam op volgen , van welk een iegelijk dee!, 
en inzonderheyd de Zintuygen om hun gebruyk en verfcheyde betrek- 
king , daar zy den Geeft van verwittigen , ons als by de hand ter ver- 
wonderinge Gods opleyden. Ik zal de oefchrijving en afmaling van den 
mond van Cicero, dien zeer welfprekenden Wijsgeer en Redenaar ont- 
leenen , opdat we hier uyt leereh , dat de Natuur zelve den Heydenen 

geboden hceft , het eynde der leden uyt derzelver gebruyk af te nemen. 
>es Wijsgeers woordcn , boven wclke ik 'er geen' nadrukkelijker en 
kragtiger nebbe , zijn deze in fijn II. Boek van de Natuur der Goden. 
„ De Menfchen zijn uyt de aarde , niet als Bezitters erulnwoonders, 
„ maar als Kijkers en Aanfchouwers der Bovenmaanfthe en Hemelfche 
„ dingen , welker befpiegeling tot gcen ander zoort van Dieren behoort. 
„ De zinnen nu , zijnde uytleggers en kondfchappers der zaken , zijn 
„ in het hoofd , als op een Kafteel of Burgt wonderbaarlijk tot de noo* 
„ dige gebruyken gemaakt en te zamen geplaatft : Want de oogen heb- 
„ ben , als toornwagters , de hoogfte plaats in , waar uyt zy zeer veel 
„ dingen befchouwende , hun werk zouden doen : En de Ooren , na- 
„ dien zy den klank. moeten vatteh , die van Natuwe naar om hoog 
„ vliegt , zijn met reden in de hoogc deelen der lighamen geplaatfl: : 
„ En de neusgaten gaan , ter oorzake dat aDe reuk naar de-hoogte gc- 
„ dteven word, weder te regt naar om hoog toe; En nadicn hun oordeel 
„ over fpijs en drank van geen gering gewigt is , hebben ze niet zon- 
i, der reoendeial^uurfchap des monds verkregeti. ~ 

M ^o. „ Nu 



9 o VAN <DE AANGEBO RE 

3 o. „ Nu de Smaak , dewelke al het gene wy eten , proeven moet , 
„ woont in dat gedeelte des monds , 't welk de Natuur tot eenen weg 
„ of doortogt; voor fpijs en drank opent! Maar het Gevoel iseenpariglijk 
,, over het ganfche lighaam hcncn vcrfprcyt , opdat het alle doeningen 
„ en alien overmatigen aanval van koude en hitte zoude konnen ont- 
„ waar worden : En gclijkcrwijs in het ftigten van Huyzen de Bouw- 
„ meefters die dingen van het gezigt en den reuk hunncr Hceren af- 
„ keeren , dewelke digte by hun zijnde noodzakelijk eenig afzien en 
„ ftank zouden veroorzaken , even alzoo heefi de Natuur diergelijke 
„ dingen ver van het bereyk der zinnen afgeweerd. Voeg hier by , dat 
„ de Natuur zelve eerft de Oogett , met zeer dunne vliesjens bekleet, 
„ en omtogen heeft, dewelke zy eerft doorlugtig gemaakt heeft , opdat 
„ men daar door zoude konnen zien , en fterk , opdat ze niet aan ftnk- 
„ ken brcken zouden; Maar zy heefc de oogen Ugt en gemakkelijk te 
„ bewegen gemaakt, opdat ze het geen hun zoude befchadigen, ont- 
„ wijken , en het gezigt , werwaards zy wilden , ligtelijk zouden heen 
„ wenden. 

31. „ De Neus is zoodanig geplaatft , dat hy als een muur tuflchen 
„ de oogen fchijnt in teleggen. Het Gehoor nu ftaat altijd open , want 
„ deszelvs gevoel hebben we 00k flapende van nooden , van welk de 
„ klank ontfangen zijnde , wy uyt den flaap opgewekt worden ; het 
„ heeft eenen krommen weg , opdat 'er niets zoude konnen inkomen ; 
„ Daar is 00k in voorzien , dat , byaldien 'er eenig kleyn beeftje mogt 
„ zoeken in te flippen, het in het fmeer of in de vuyligheyd derooren, 
ti als in vogel-lijm , zoude blijven hangen enz. 

3 2. Tot hier toe en verder gaat Cicero op de bygebragte plaats , by 
wiens uytfpraken miffchien niets zoude konnen bygevoegt worden, dan 
dit , dat God ( van welken Maker wy al die order en fchikking der le- 
den onder malkanderen , en derzelver betrekking tot andere zaken 
Hoofd. VI. §. 2 6. en volgende gezegt hebben te moeten afeeleyd wor- 
den ) met de vergunde bequaamheya aan den Geeft , om die leden te 
eebruyken , 00k gewild heeft , dat deze bequaamheyd ter gaflaging en 
befpiegeling van de fraayheyd der zaken zoude aangewend en gebruykt 
worden , en dat 'er door middel van de Zintuygen getuygeniflen en 
blijken fijner wijsheyd en eoedheyd gegeven worden , welke overzulks 
tot grootmaking en vcrhemng van denGoddelijken lof en prijs uyt din- 
gen , dewelke zoo een verfcheydentlijk en fraay geichikt , en zulk een 
zoet gebruyk geven , zouden ftrekken. 

33 . Op deze wijze nu moet de Men/ch wederom > hoedanig en hoe 

grogt 



G 0<D G E I E E JR<D H E ' T T>. 9 i 

groot hy ook is , niets van alle fijne vermogens uytgezondert , Godes 
zijn. 't Welk dus zijnde , zoo mag men met regt voor ecnen ganfeh 
ontiutten ballaft houden , die heele Godsgeleerde Statitkundige Ferhande- 
ling, waar mede Spinozji het Menfchelijk Geflagt tot fijne groote fchan- 
de en oneer heeft pogen te beladen , die dit aldaar door een deel zottc 
praat en verftrikkende fluytredenen ( die vele Godgcleerdcn en Wijsge- 
ren dapperlijk hebben om ver geworpen en ontzenuwt ) de Menlchen 
heeft tragten wijs te maken : 

34. Dat 'er geen verbintenis van den Menfch tot God gevonden 
word , (zoo hy zig niet uyt eyge beweging aan hem verbonden heeft, 
doet 'er Hobbes by) dat men van God mag denken, alles wat onsmaar 
in de kruyn khiet : dat de Godsdienft alleenlijk in regtvaardigheyd en 
lievde tegen onzen naaften beftaat , met elk het fijne te gey en , aangc- 
zien God deze twee dingen flegts den Menfch ter navolginge zoude 
hebben willen voorftellen , dat dit nu Gods Barmhertigheyd is , dat hy 
niemand , die onfchuldig is , moeyelijk vallen wil ; Dat niemand vol- 
gens bevel wijs zijn kan , 't geen by hem is Gods hcerlijkheyd te ken- 
nen) niet meer als leven en zijn : Dat derhalven een iegelijk moet te 
werk gaan , volgens fijne bcpaalde Natuur en Magt , dat dit het regt 
der Natuur is , 't geen overzulks anders in Verftandige dan in eenvou- 
dige Liedcn zoude zijn j Dat dezjs volgens de Wetten hunner begeer- 
lijkheyd alleen met yqlflage regt leven ; Gene volgens de Reden , en na- 
dat ze Deugtzaam zijn , een iegelijk voor zig Ziehen (legs zorgende , en 
opfijnejgen belangcn paflende : En wat diergelijke vuyligheyd meer is, 
dewelke eene brag legt , om regekegt naar de Godloochening over te 
ftappen. 

3 5 . Maar wy teekenen op die verdraaijingen het volgende in 't voor- 
bygaan aan, 1. Dat alle dingen , dewelke in den Menfch befchouwt 
vrorden , van God zijn ; Dat die voorts tot die gebruyken , dewelke 
we gezcgt hebben , gewiffelijk bepaald zijn , waar uyt eene noodzake- 
lijkheyd volgt , om ook al die dingen tot dat eynde te beftieren , waar- 
toe zy door de Natuur , God dat zoo fchikkende , ftrekken. Welke 
verbintenis nu 2eer innig is , nadien zy de, Nmtwr ingeprent , ja als de 
Natuur zelve is ,• In voege , dat hier geene andere verpligtinge noodig 
is , dan die gene , waar door een Schepzel uyt kragt der voortbrenging 
in dies fijns Scheppers -eygerubm word ; Het was ten minften genoeg, 
dat de Menfch verftaan konde , dat hern die bequaamheden tot deze ge- ' 
bruyken toegeftaan waren; waar uyt volgt, dat de Menfch van alfckan- 
ten met Wetten omringt is , en bonder dezelve nisi. heel* konnen 

M z voort- 



9 % FAN T)E AANGEBORE 

voortgebragt worden , ja -dat hy zig zelven eene Wet is. 

3 6, Maar ook volgt daar uyt , dat in het minfte ftipje dat hy van die 
Wetten afwijkt , die Opperhecrfchappy Gods verloochent word : want 
anderzins zoude hyjijns eygen zelvs worden , dat die twee wel overeen- 
komende Broeders , Hobbes en Spinoza , wildcn door den Natuurlijken 
Stmt , waar in de Menfch zoude moetcn aangemerkt worden , nog aan 
God , nog aan andere Menfchen verpligc , maar welken wy reeds uyt 
de noodzakelijke betrekking tot God betoogt hebben niet te konnen be* 
ftaan , alfchoon wy dien Natuurlijken Stoat , denwelken wy gezegt heb- 
ben, zeer graag toeftaan en aannernen ; Laat daar uyt die gene, die den 
enkelen Namur-ftaat verdedigen, eens zien, hoe veel zy op die wijze de 
Godverzakers toeftaau! 

37. Des is 2. De ganfche Godsdienft ook in de Regtvaardighejd en 
Lievde, die men aan fijnen naaften bewijzen moet, met alleen gelegen, 
onidat byaldien zelvs geen ander menfch of naaften (hoedanigen hy im- 
mers ook niet gehad kan hebben , zoo men hem den eerfien noemen 
zal ) aan den eerften Menfch gegeven was , hem niet te min fijne ge- 
heele af hangendheyd die Leerftukken ongetwijffeld zoude voorgefchre- 
ven hebben , dewelke wy hier fteHen , en dewelke van hem eene fchul- 
dige onderwerping in alles zouden afgevordert hebben , - zoo dat over- 
zulks de Godsdienft voor alle bezigheyd en verrigting ontrent eenen 
naaften moet vaftgefteld worden , welke daar uyt eem fijne maat en 
Regel ontfangt , J t geen in het volgende te zien is. 

3 8. Maar 3 . Is net ook random valfch , dat men van God naar fijn 
welgevallen mag denken , en in twijffel trekken , afhy een Geefi , dan 
ofhy een Lighaam is? Want gewiffelijk'Wie zig God in regtvaardigheycf 
en liefde ter navolginge voorfteld , gelijk de Schriftuur dat gebied , zal 
ten vollen overtuygt zijn , dat deze dingen in geen lighaam vallen kon- 
nen. Meer dingen nu , dewelke ontrent God door de Natuur begre- 
pen konnen worden, voortvloeyende uyt het Denkbeeld eenerOpperfte 
Volmaaktheyd , als ook , dat het tegenzeggelijk is , God uytgeftrekt te 
begrijpen , hebben we hier boven aan den toetfteen van eens ieders ge- 
wiflen te beproeven gegeven, welke wy defwegen niet voornemens zijn 
hier wederom op te halen. 

39. Dat hy nu 4. Voorwend, dat eens iegelijks kragten bepaald zijn, 
boven welken hy niet geboden zoude konnen worden wijs te zijn ,• dat neemt 
die verbintenis niet weg, waar door hy uyt debefchouwingefijner Natuur 
aan God gehouden is : want het zy hoe het zy , omaat en zoo lang 
hy een Menfch is , zoo blijyt aan God het regt, om yanhem het regte 

gebruyk. 



G O <D G E L E E R <D H E T<D. ^ 

gebruyk dier kragten te eyfchen, 't welk geen ander zijn kan, dan eene 
aanmerking en gaflaging van het laatfte eynde en oogmerk, 't welk God 
met deze fijne voortbrenging gehad heeft , en dat beftaat in eene vlijti- 
gc aanqneeking der bequaamheden , die hem toevertrouwt zijn , en in 
die alle zeer naaukeuriglijk ter verheerlijking van God te beftieren; Dat 
dit nu hem opgelegt en belaft wcrd , word hy even daar door ontWaar* 
dat hy zulke vcrmogens , daar toe bequaam , in zig bevind ingefchapen 
te zijn-. 't Geen ook de Eenvoudige Lieden bctreft , welker Regt der 
Natuur wie dat van de Wetten der vegeerte wil afleyden , maakt hun re- 
delooze en uytzinnige Dieren , omdat die op zulke wijze gcregeerd 
worden. 

40. Vorders is dit ook ganfeh niet pluys , dat het God nietvry ftaat 
het Schcpzel , door fijne eyge fchuld nu onmagtig geworden , tot het 
betragten fijns pligts aan te zetten, en te dwingen, ja het eene gehoor- 
zaamheyd af te perzen , tot welker verrigting het jcgenwoordig te zwak 
is , maar in fijnen vorigen ftaat overbequaam geweeit was ! Als of God 
ooit zoude konnen ophouden Schepper , of de Menfcb. een Schepzel te 
zijn ! Laat dan de fchuld der gebreken , welke hy ontrent uytzinnigen 
en eenvoudige Lieden aanmerkt , aan de Menfchen zelvs geweten wor- 
den , waar door zy tot zulken ftaat vervallen zijn , waar in plaats" konde 
zijn voordie gebreken , dewclke de eerfte en "waarHjk Natuurlijke Stoat 
niet toelaten konde ; Zoo zal het regt Gods op den Menfch daar door 
niet de minfte fchade en af breuk lijden , dewelke zoo ras als hy aanwe- 
zig is y van geenen anderen zijn kan , dan van God , omdat hy ■mUy-* 
Jijn maakzjel is-. 

41. Alhoewel ook dit ontrent menfchen van wcynig verftand, als 
ook ontrent kleyne kinderen niet te verwaarloozen is , dat , byaldien 
uyt het eerfte zoort de ftaat der regtheyd zulke voortgebragt hadde , ge- 
lijkerwijs van het laatfte zoort niet getwijffeld word ; zy beyden met ee- 
nen naaukeuriger yver en vafter uytflag (als doorgeene anderflagtige 
bewegingen verdorve ) alleenlijk vermaand zijnde , zonder moeyelijke 
leere tot die erkentenifle hunner zelven van zelvs zouden doorgedron- 
gen hebben. 

42. Maar op deze moer legt het quaad , dat beyde de Tegenpartyen, 
Gods betamelijkheyd in den wind geflagen , en de bovennatuurlijke O- 
penbaring , die 'er is , verwaarlooft hebbende , dit vooroordeel , of 
liever deze quaadaardigheyd , by hun zelveri vOeden, dathetMenfchelijk 
Geflagt in fijnen eerften aanvang zoo bedorven geweeft is , als het te- 
genwoordig is; 't welk hoe valfch het is, indien ze zelvs de Scitrift niet 

■ M 3 hoorcn 



<?4 VAN <DE AAKGEBORE 

hooren wilden , zy uyt den mond der Heydenen leeren raocften , de- 
welke wy hier bovcn, onder het geley der ervarcnheyd zig voor hct te- 
gendeel verklarende , hebben bygebragt. 

43 . Men zal derhalven eens voet by ftek moeten zetten in ties Men- 
fchen Natuurlijke betrekking tot God , indien we van de Wet der Na- 
tuur ecn regtfchapen oordeel willen vcllen , tot welke Bronaar als ook 
de Engelfche Cumberlant zelvs (opdat ik van andere zwijge) niet voort- 
ging , zoo heeft hy minder genocgen gegevcn, als hy wel naar de mate 
fijns verftands zoude hebben konnen geven. Te weten die fteld voor 
eenen grondflag van alle verbintenis een Algemeen Goed der ganfche Na- 
tuttr ( 't geen zig in den eerften opflag heel fraay fchijnt op te doen ) 
maar fteld de kragt der verbintenis van agteren , namelijk in de uytkomft 
zelve ontrent goeie en quade dingen, en overzulks is dit fijn rigtfnoer, 
naar welk de doeningen zouden moeten gerigt worden , opdat zy goed 
«n regt zijn. 

44. Maar het quaad , dat in deze onderftelling fteckt , is , dat it 
Schrijver God in die ordening influyt, wel niet gelijk als Spinoza doet, 
maar niet te min aan dezelvc gebonden in eene hoogere ordening , als 
de overige dingen zijn in de hunne ! 't geen immers in geenen deek 
betaamt , dewijl God de oorzaak dezer ordening is , en al het gene dat 
in deze ordening regt en goed geagt word , zoodanig is , omdat het 
God behaagt heeft dufdanig eene ordening te ftellen. Waar uyt ook 
de grondflag dezer verbinteniflen , dewelke my dwingen zoude , om 
dit gemeene goed in agt te nemen, onzeker is: 't welk zoo het God niet 
is , ( maar die hier in de ordening ingcfloten word ) gy elders anders 
niet vinden zult. En ik begrijp niet, in wat fchok dezer ordening men 
dit ftellen moct , dat ik de quade dingen , dewelke de ordening ontroe- 

> ren , wel moet willen. 

45. Maar ook volgt daar uyt, dat 'er eene gclijkmatige en onver- 
fchillige verbintenifle tot alle dingen' zoude gevonden worden , zoo 
groote ontrent andere dingen , als ontrent God , want dat begrip van 
een Algemeen goed is wild en onzeker , en alle dingen worden in eene 
ordening opgeflooten , tegen welke wie iets doet , die zondigt. 
Maar hoe zal men hct ook met God maken ? Of die met aan de quade 
goed te doen , en de Godvrugtige quaad op te leggen , den loop en 
fchakeling der regtvaardigheyd en overzulks deze fchikking volgens deze 
onderftelling mag geoprdeeld worden te volgen , en zignadezelve te 
gcdragen , , zal moeyelijk vallen te bepalcn ; Ja hct zoude eer betamen 
het qu*de ii»^de v quade te verbcteren, ten eynde het Algetneene geed daar 
niet door leed. 4<T. Op 



G <D G E L E E R<D H E TT>. 9T 

46. Op wat wijzc men 00k deugt en ondeugt daar uyt naar behooren 
zal moeten onderfcheyden , daar zie ik seen gat door ; want ccn iege-' 
lijk zal zoodanig te werk gaan , ais hem de toelagchende middelen zullcn 
zeggen ,' dat ze ten hutte van het Algemeen goed konnen dienft doen , 
en zoo doendc zal men fijn tegenparty Hobbcs alles overgeven ! Andere 
dingen , dewelke daar en boven ontrent deze qualijk gelegde grondflag 
vermaant zouden konnen worden , ga ik jegenwoordigwoorby. 

47. De Regtsgeleerden leggen hunne uytbeelding van de Wet der 
Natuur, welke zy hier in zeggen te beftaan , 't welk de Natuur alle 
Dieren geleert heeft , in dier voege uyt , dat zy , fchoon wat in 't al- 
gemeen , dit egter moeten geoordeeld werden te willen te kennen ge- 
ven , het geen tot het eyge denkbeeld van 't Regt der Natuur bchoort : 
Namelijk dat datgene , 't welk in de domme Dieren 00k door een dom 
ingeven volbragt word , van de Menfchen ," tot Wetten bequaam zijn-> 
de , onder het geley der Reden verrigt word. Wefemb. ad Inflit. L 1. 
tit. 1. Weshalven diegene eenen zonderlingen lof verdienen , dewel- 
ke, de Sehrcuwery latende varen, alles tot deze billijkheyd van het Regt 
der Natuur overbrengen , onder welke door fijne zeer groote verdien- 
ften de onvergelijkelijke Rcgtsgeleerde Coccejus in de Hoogefchoolc van 
Frankfort aan den Oder uytmunt. 

HOOFD-DEEL XIII. 

Van '/ &fenfcben pligten , de-teeHy uyt de Betrek&ng tot 
God tvwwUtytn, 

1. /""*VPdat wy derhalven den regten weg van het Regt der Natuur 
\J houden , zullen we onze reys moeten heen wenden naar dien eer- 
ften gemeenen weg , dien we ingingen , van de Natuurlijke Betrekking 
tujfchen God en den Menfch , dewelke ons zoo ver brengen zal > dat ons 
van zelvs die pligten , die we aan God , onzen Naafien , en aan ons 
zelven moeten bewijzen , in de hand zullen komen , welker billijkheyd 
de Natuur door eene-gemeenzame ingeving erianert. Maar eer we ter 
vertopning van derzelver Kottbondig Opftet voortipoeden , zullen ons 
deze twee zaken voor af te vermanen ftaan. 

f z. Het eerfie is dit , dat men niet folks voor eene WetAer Natuur 
houden moet , het geen de Heydcnen in \ gemeen. gedaan <>f gezegt 



9 6 VAN *DE AAKGEBORE 

hebben , gelijkerwijs ook datgene , 't welk by hun in geen gebruyk ge- 
weeft is , als niet tot derzelver nakoming behoorende , met te ver- 
waarloozen is. Want voor zoo veel het eerice betreft , het is kennelijk, 
dat 'er bchalven eenen vervallchtcn Godsdienft veelc Wetten by de 
Heydenen in zwang gegaan zijn , dewelke hunnen oorfprong flegts van 
het wclgevallen der Monarchen en Vorften getrokken hebben , gelijk 
men dat noch heden ten dage ziet gebeuren ; Deze nu en komen juyft 
niet altijd met de begiruTelen van het Regt der Natuur overeen : Waar- 
om het met reden is , dat de Regtsgekerden en Wijsgeeren een onder- 
fcheyd maken , tuflchen het Regt der Volkeren , en dat der Natuur. 
Infgelijks is 'er ook niemand , die ontkend , dat 'er onder de Heydenen 
zommigen tor de uy terfte woeftheyd vervallen waren , anderc n befchaaf- 
der en gcmanierder , hoedanige de Egyptenaai-s , Grieken , Romey- 
uen enz. geweeft zijn , alhoewel ook deze met al hunne wijsheyd en 
verftand geene yeelvuldige intini ongebondenheyd en pv&m dwaasheyd 
vcrmeyden zelvs tot de voornaamfie bazen onder ciezelve , dewelke aan 
eenige zjeekere en bepaalde gevoelens ah gebonden , en verjlaaft waren, en 
door z.ojodanige noodzjakelijkheyd gedrongen , dat zje ook die dingen , de- 
welke zje niet plagten voor goed te keuren , gedwongen wierden ftandvu- 
fiigheyds halven fiaande te houden; zegt Cicero in fijnVoorreden van het 
IL Bock iijner Tufculaanfche Vraag-flukken. 

3. Waaruyt blijkt , dat de verfcheydc aard of ncyging dezelve uyt- 
werking ook niet heeft konnen voortbrengen , deezjs namelijk met eene 
diepere navor/ching dat gene ontdekkende , 't welk genen onbekend 
was , alhoewel beydegaar van eene en dezelve Natuur tot gelijk,e pligten 
genoopt en aangeport werdende. 

4. Ten voorbeeld konnen ftrekken de tegenftrijdige gedagten en ver- 
deeltheden , dewelke zy wegens de bepaaling van het hoogfte Goed ge- 
voet hebben ontrent het regt gevoelen van God , waar uyt een Gods- 
dienft voortfproot , gegrondvert op enkele Afgodery en Bygeloo vighe vd ; 
en opdat ik 'er ook iets van de onderlinge verbintenifle der Menfchen 
ohder malkanderen en tot zig zelven byvoege ; wie en weet niet , wat 
zy voor regten , die van de Wet der Natuur afwecken , ontrent het 
verdedigen der Kuysheyd , «i»n>#«e<«v , zelfmoord , en ontrent gyze- 
laars enz. ingefteld hebben ? Welks immers indien ze eens tot hun wa- 
re Rigtfnoer gebragt wierden , alle niet redelijk en billijk , maat onregt- 
matig en godloos verdienen genoemt te worden. 

J . _Maar ten, tweeden hoe eene verfchillige %t<m bcttekkingdefchending 

der Wet mi a"an den Menfch toegebragt heeft , kan naaulijks uytge- 

• " ' drukt 



G 0<DG E L E E R <D H E T <D. 97 

drukt worden :' Want even gelijkerwijs God zonder fijns zelvs verloo- 
chening het Natuttrlijk Velbond tuflchen hem en den regten Menfch op- 
geregt , nier verwaarloozen konde ; Zoo kon de verandering der wijlfc- 
Ujk en volgens fijne Betamelijkheyd begrepene ordening hem ook geen- 
zinspaflen. v 

6. Des was hy door de Wet fijner Heyligheyd en Betamelijkheyd ge» 
houden zig met der daad zelvs zoodanig te verklaren , hoedanig hy zig 
in •'sMenkhen Geeft reeds van te voren als den allervolmaaktften haddc 
afgemaald , namelijk het Hooglte Goed , uyt welks bczitting den Geeft 
geen ongemak of quaad zoude konnen overkomen , zclvs niet ten 
opzigte des lighaams , 'k laat ftaan quellen , zelvs niet ter beproeving y 
ten zy hy agterdogt gaf,*hat hy in alles het Hoogfte Goed niet en 
is , en dat het Schepzel , hem zoekende , ten minften eeniger matcn , 
in fijne meening bedrogen , of van fijne bezittinge verfteken kan wor- 
den , zoodat««w tenlaatften het uyteynde dezer begeerte, naarhet 
Hoogfte Goed heen ftreevende , zoude zijn , 't geen immcrs regelregt 
tegen dien ftaat , waar in hy het redelijk Schepzel tot zig heeft willen 
fteilen , zoude aanloopen. Zeer wel zegt overzulks Auguftinus in fijn 
106. Brief aan Paulinus : Byaldien Gvd iemand onfchuldtg , en aangee~ 
tie zoude onderworpen , gelooft word te<verdoemm 1 zjoo geloofd men, 
dat hy niex vremd is van onregtveerdighejd. 

7. Het zelve heeft ook plaats in de ordening, wclke hy eens beftemt 
hadde onder de Menfchen heyKglijk te moeten gehouden worden , en 
dewelke de phgten behelft , die een iegelijk aan zig zelven , en d' een 
aan den andeten verfcheyde fchuldig is, naarde verfcheydenheydderom- 
ftandigheden. Namelijk voor zoo veel den Merifch zelv aangaat , die 
konde in den eerften Staat niet , als eene nette fchikking der leden , en 
eene volflage betamelijkheyd hebben ! Nopende de andere Menfchen, 
de meerder zoude aan den minderen , deze aan genen , de gelijke aan 
den gelijken enz. dat gene gedaan hebben , 't welk hun dc billijkheyd, 
op goedc reden gegrondveft , voorfchreef. Des konde God niets , te- 
gen deze Wetten zelvs in fchijn ftrijdende , gebieden , zonder verwar- 
ying der ordening en ovenuBcs zonder fchending fijner wijsbeyd ea 
ftandvaftigheyd. 

8. Maar nadat door de zonde die eerfte Staat verdorven is, zoo klee- 
ven nu de Menfchelijke Natuur ook zulke dingen aan , weHce een ken- 
teeken t geven van eene merkelijke fchade en verlies. Hier koomt het 
derhalven dan van daan , dat men het de Goddelijke Vooiziemgheyd 
niet te'wijwn heeft '■,> zoo zy kaftijt j Gelijkerwijs ook dezelve ten Wijke 

N van 



98, V4K <DE ■ AANGEBOR E x 

van liefde nict ftraks Jean bygebragt werden , indien *y het goede niet 
en weygerd: hier van daan is het wijdcrs , dat zommigef leach '.zig nu 
eene fchandelijke onvolmaaktheyd veroorzaakt hebben , dewelke van te 
voren niet minder a!s de overige »an alle tecken van onvolmaaktheyd 
vry en zuyver geweeft zouden zijn : gclijk 'er ecn Voorbeeld is in 
de teel-leden,, en in de daad van voort-teelen zelvs ", dcwelke daar zy 
onder den waren Staat der Natuur niets ichandelijks , maar eene vol- 
maakebeyd te kennen gav , zoo gebeurt het nu door eene zeekcre 
drift der lighaams bewegingen , boven de ziel de overhand hebbende , 
zoodanig , dat daar eene fchaamte uyt ontftaat , dcwelke een zonder- 
ling kenteeken geevt der onvolmaaktheyd, met deze daad gepaartgaande, 
van de overhecriching namclijk"., en al te gfoote kragtvan de bewegin- 
gen des lighiams boven de goede reden. 

S>. Maar nadien wy die oay.olmaakdieyd en <kt gebiek in die genen, 
aan dewelke we eenige Eerbiedigheyd ter oorzake van naauvvc verwant- 
ichap verfchuldigt zijn , gebouden zijn niet te beminnen , nog te be- 
fpieien , maar lie ver daar van af te keeren : .Zoo koomt hier uyt onder 
iezjtn Staat de grondflag van. de Wetten der Natuur voort, ontrent het 
vermijden van allerley zoort van bloetf ehande, ,' : van welker verbod men 
zekerlijk eene andcre reden te vergeefs-zoekt , , ten zy miflchien daar ie- 
mand de verwarring der orde by wil voegen ! altoos dat in eeneaikee- 
righeyd des bloeds geen gewigt moet geueld worden , geevt de Natuur 
zelvs te kennen , wanneer 'er, niet te min kinderen op volgen. Nog 
men moet evenwel daar niet uyt beflivyten , dat diergejijke prdening- 
verbreekemde byleggingeu voor den val geoorlbft zijn gew.cc(L; . maarroit 
veel eer , dat alle die van de ordening afwijkende bewegingen iig toen 
niet geopenbaard zouden hebben , waarom 'er 00k > om die in: te ten- 
gelen , geene Wetten noodig waren , dewelke het noodzakelijk is dat 
jegenwoordig tot eenen teugel en breydd verftrekken. 

10. Vorders.: wisenwect niet uyt de Schriftuiir (welker Gefchie- 
deniflen en Voorbeclden wy hier ftegs aantcekenen , maar hare Godde- 
lijkheyd toonen we heneden aan) watGddiin oude tijden toegelaten 
beeft ontrent het nemen van veele Wijeen , en den Scheydbrief > ja 
wat hy geboden heeft ontrent de ontrooving van eens anders Goedeceo, _ 
bet wegnenjen des pligts tuflchen Vader en Zoon , zoo > dat hy genen 
Jieeft.willen gebruyken , om dezen te dooden , Ontrent de verkragting 
£eher Sfcvinne , en derzelver verftgoting na het boeten des lufts ,, tegen 
StWelYef WSardigheyd? ■■;.■ v < - r n-'o 

• ii< M&£ mt sullen wy voor Reden geven, van deriE»Titftheydenhey<[ 

act. 



GO c DGELEER e DIIET e D. . 99 

der Wetten , dan de verandering des ftaats in den Mcnfch ? Gelijker- 
wijs God derhalven in den eerften ftaat niets doen konde, het geen van 
dc heyliglijk en wijffelijk begrepene ordening zoude fchijnen te konnen 
afwijkcn , alzoo was God , deze ordening nu door 'sMenfchcn fchuld 
in 't war geworpen zijnde , voorts aan geene verbintenis gehouden , ja 
de Wet , waar uyt dc ordening voortvloeyde , eyfchte veel eer ook wra- 
ke over den verwaavlpofden pligt r 

12. Hier door nil raakte de Menfch onder de handen van God den 
Regter , dewelke , daar hy op ftaande voet hem alles quaads volgens de 
Staaving der Wet ontrent de overtreding konde toezenden , niet te min 
naar fijrie vryheid en ftuksgewijze heeft willen te werk.-g.aan. . Uyt de- 
zen hoofde derhalven ftond het God nu vry , wat voor quaat. hy ook 
wilde, ontrent den Menfch te befluyten , zonder fijne de minfte oneer, 
of onregt tegens het fchepzel ; Aangezien dit van alle regt vervallen 
was , fijne waardigheyd Verloren , de ordening met de voet getrapt, en 
door fijn Zondigen gemaakfi hadde , dat 'er plaats konde zijn voor dit 
oordeel Gods over 'sMehfchen verdorven ftaat. 

.- 13, Wie nu buyten deze beftiering van God den Regter ontrent de 
zonden eenige overeenbrenginge zoekt in die verfcheyde handelingen, 
die wy te voren/hybtagjfcnjy flooft iig te vergecfs uyt ! Gewiflelijk daar 
is goene quijtfcheiding ontrent de Wetten , ten zy de^taat verandert, 
en de-Menfch fchuldig geworden is, en dan is *er gecne quijtfchelding , 
maar eene onveranderlijke kragt der Wet , volgens welke het Schepzel 
Van den Wetgcver geoordeeld word , wel zoo , dat hy den eenen Mens 
gebruyken. kan, om den andersn quaad toe te hrengen, .alwaar men eg- 
ter aan tc merken heeft , dat deNatuurlijke verbintenifle niet weg ge- 
nomen word , waar door de eene Menfch aan den arideren verknogt is, 
nadcmaal byaldien zulk ee'n Menfch zoo iets tegens fijnen naaften uyt zig 
zelvcn ondernam , hy eene grove zonde zoude begaan , gelijk B. V. 
een Scherpregter , eenen quaatdoender ftraffende , geene fchuld ljeeft, 
Qmdat r hy^3iy^y|A4e^^ 

14. Waatomhetloi&rQ&rv&o^^ 
zondert, te yerzinflen-:, #&i:' r t<>e dmelve&yytyiriders vervallen zijn by 
die gelegentheyd , orndat: ze.'ztg verlegen vondcn in de bcpaling dier 
zwarigheden , welki vfey dadclijk gezegt hebben r tegen de Wet der Na- 
tuuryeenigcr maten ftrijdiguytdejOperifering te konnen gemaakt wor- 
sen. . Maar geene noodzakelijkKeyd peril ons , 6m tot die gevallen.on-" 
zen ioeylugt te nemen , indieto: meij aitocjs -den verdorven ftaat^jiijBer 
trekking:tpt God. den Regter op dezfcwijze., als we gezegtjhej»beoi;i' ,tet? 

■' ■ N ;2 ■ ' ';■ ■ degeri 



ioo VAN <DE AANGEBORE 

degen befehouwt , en op dc reeds gemelde Voorbeelden toepaft , als 
wannecr. de ontvouwing van een iegelijk derzelver ganfch ligt zai vallen. 

15. Maar we moeten oris voortfooeden , onvde Plichten nu zelve als 
in cen kleyn Tafereel af temalen 1 Wy vervatten dezelve dan in drie 
Schokken , dewelke 00k op eene drievuldige Betrekking gegrondveft 
word: Van den Menfch namdijk tot God , tot z.ig xjshen , entotan~ 
dere dingen ; Welke fchikking wy nu nietzoo zeer uyt hoofde van den 
eerften voortgang onzer befpiegelingen houden moeten , dan welter 
oorzake van de vcrfcheydenheyd en waardigheyd der voorwerpen. 

16. Defligten ontrent God moeten noodzakelijk voor afgaan, omdat 
zy de zuyl enliet grondfteunzel deroverige volgende zijn , en de dienft 
zal redeloos zijn , zoo hy geen richtfnoer , dat met de Reden overcen- 
komende is, heeft ; dat namelijk der Goddelijke Volmaaktheden , wel- 
ke ons door het verftand vewegenwoord^t worsen. Die nu betreffcn 
ten dcele het verftand in 't Byzonder , ten deele den Wil , van beyden 
welke vermogens wy hier de voornaamfte pligten zullen aanroeren: 

17. Het VE RS TAN D moet hier wederom de voorrang heb- 
ben , omdat , het gene het ligt is ten opzigte van de werkingen des lig- 
haams , dat het Verftand ten aanzien van dc ziel is : dat be/piegeld der- 
halven en befchout het Denkbeeld der opperfte Volmaaktheyd j en : ria- 
demaal het fijn werk is , dat het zig zelvs volmaie door de kennifle der 
aanwezige dingen , zoo moet het omtfent God des te meer bezig zijn, 
als deze eene grootcre zakelijkheyd boven de overige dingen bezit. Het 
moet zig derhalven het Denkbeeld. Gods zoo klaar en duydelijk als het 

^immers.mogelijkis, zoeken te verkrijgen , ten- eynde het namelijk nie* 
alleenlijk ftuksgewijze en klaarlijk , voor zoo veel de trappen aangaat, 
liet volmaakte van net volmaakte wete te onderlcheyden , maar aah eene 
eenige Opperfte Volmaaktheyd alles toe te fchrijven , en op die wijze 
zorgvuldiglijk zig te wagten van iets aan de Opperfte Volmaaktheyd te 
onttrekken. 

18. Naar dit Richtfnoer derhalven- moet het verftiand voortgaan , ten 
eynde het zig eene kennifle der Opperfte Volmaaktheyd verknjge: Laat 
het door deszelvs middel derzelver ontwijffelbaar aanwezen weten aan te 
toonen •, volgens de boven opgegevene beginflelen : Voorts metalle 
Jcragten onderzoeken , wat die Opperfte Volmaaktheyd is , en wat tot 
dezelve al behoort : Dat het derhalven geen Lighaam zijn kan (*t geen 
«en'e onvolmaaktheyd influyt) maar een Allervolmaaktfte Gem ; dc- 
dewelke zig overzulks door fijne Eygenfchappen onderfcheyd niet at 
leenlijk ran eenXighaam , maar 00k van alle andere Geeftcn door fijne 
ivn£mt dat is ; dat hy het; leven uyt zig zelven heeft. j$,. 



G 0<D G E LE E %<D H E T<D. *t*r . 

19. Dat deze OpperfteVolmaaktheydy derhalven eene rneewuftheyd 
van zig , als zoodanig zijndc , in haar Denkbccld influyt , en cenea 
wil, als voornamelijk tot het Opperft Volmaakt Wezen behoorende, 
omdat hy door dezen wil zig eerft gezcgt kan worden te beminnen , en 
fcts buytcn zig te verrigten : Vordcrs dat by in zig aUeen^oorbet zel- 
ve Denkbccld" noodzakelijk gclukzalig is , en geenes dings buyten zig 
behoefdg , welke overzulks, hoedanig het 00k mag zijn, niet te gelijk 
met hem zijn kan , maar van hem flegs fijnen oorfprong trekken , ten 
zy hy zelvs af hangend en bepaalt begrepen werde. 

20. Dat derhalven alle andcre dingen buyten God van deszelvs on- 
Verfchillig wclbehagen voorikomen , en dat tot derzelver voortbren- 
ging niet dan de Wil van nooden is , 't seen men fcheppen noemt: 
Maar dat die dingen nog in ftaat zijn om onafhankelijk van God verder 
aanwezig te zijn, nog eenige de minfte zakelijkheyd uyt zig zelven zo»- 
dcr hem kan doen voortkomen, als het gene tegensGodsOpperfteVry- 
heyd in alle dingen ftrijdig zoudc zijn j en een wezen ftellen , dat 
volmaakter in fijn \yerken , dan in fijn aanwezen zoude zijn , ja dat 
t'eenemaal onaf hangende maken zoude , omdat byaldlen bet een eenig 
oogenblik uyt eyge kragt zoude konnen aanwezig zijn , of werken , 'er 
geene rede zijn zoude , waarom het niet verder en alttjd dat zelve zoude 
vermogen. Dat God derhalven , gelijk een Vrymagtig Schepper , al- 
zoo 00k een Onderhouder fijner Schepzefcn, een Beftierder en een tipper- 
Re Heer is. 

21. Vborts dat hy alles wijflelijk tot een zeker eynde werkt , 't welk 
gecn ander zijn kan , dan Hy aan zig zelven, de openbaarmaking fijner 
Eere en Heerlijkhcyd : dat overzulks die dingen deze Heeriijkheyd zoo- 
danig moeten getuygen , dat 'er niets is , waar uyt zoude konnen vol- 
gen , dat hy de AUervolmaaktfte niet is : Nademaal hy Heylig is , die 
deze fijneVolmaaktheyd ten alien tijden noodzakelijk moet beminnen en 
nook verloochenen. 

Z2. Dat hy derhalven ten dezen eynde gewild heefi , dat de, Menfch - 
te voorfchijn quam , aan wien deze dingen kenbaar zouden werden ; in 
hem eene ziel nceft willen geven , dewelke , met een vermogen van te 
konnen begrijpen begaaft , in zig een Richtihoer zoude ingeprent heb^- 
ben , om met zekerheyd te oordeelen van die dingen, dewelke tot God 
behooren , en welke daar en boven de wijflelijk van God gefchikte en 
verfcheyde ordening en werking der Menfchen (zoo 'er andcre sjrir) 
en der overige Schcpzelen onder malkanderen vereyfeht. Maar welke 
geheel afhangende moet gcfteld worden yan den wil dj^Eerfte Oor- 

N: 3 rX zaak,, 



-toz FAN ©£ AANG EBQRE 

zaak , om zig op veleriey wijzen te openbaren , waar naar zigderhalven 
het menfchelijk pegrip te fchtkken hecft , ten eynde hct door eenege- 
duurige overpeynzing zig dczc wijf heyd verkrijge , waar door hct de 
Natuur der zaken klaar en innigl : jk kenne , en onderfcheydentlijk waar- 
toe eene iegelijke zaak bchoprt ^ en zoodocnde langs deze trappen en 
voetfporen tot het Naafte Tpppunt aan de Goddelijke Wijsheyd (de- 
welke zig in deze fchikking heerlijk heeft willen vcrtponcn) gerakcn 
kan! . 

23. Ncdemaal niemand, die fijn Verftand by de werken 'heeft , ont- 
kennen kan , dat deze en zeer vele andere regten , dewelke daar uyt zou- 
den konnen bygebragt worden , ,aan bet Ferftand verleend zijn ; zoo zal 
hy 00k niet konnen loochenen, dat hicr arbeyd van nooden istnfchrmf- 
derheyd , ten eynde we totdien .(S^Cwn Zegenprijs mogen naderen; 
Want al het gene onze M&mur ingetchapoi is , koorm ons niet altijd 
van zelvs-cn'zdnder dat we het eens nayorichen , in den mond valleri, 
ja zelvs is het aan de eyndige Reden natuurlijk te onderzjaeken , en na te 
vorfihen. ..,;.: 

.24/: GewifTelijk wie der oneyndige V olrnaaktheyd waardige begrippe/i 
vbed , zal nooit van eene eyndige wanen , dat die'in haren zeer engen 
fchoot.die dingen geyjkelijk kan bevatten , dewelke de ftiptbepaalde re- 
de vereyfcht .ftukswijze te moeten begrepen worden : Des heeft de ae- 
tervolging in de gedagten plaats, en de redeneering, waar toe beyvertng 
vereyfcht word : En altijd zal het eyndig verftand wat overig blijven, 
dathet in deOpperfte Vblmaaktheyd.xoW? konnen aanleeren , dat het 
Jin altijd naar hobgere en yoortrefFelijker dingen heenftrevenwjstf ,-vor- 
dert zelvs 2oodartige.^Jat«tti-'deszelvs , als medc die geftadige begeerte 
naar eene hbogcre Volmaaktheyd , dewelke het zelye immers niet vnjg- 
teloosingegeven.kan zijn. '-,*■'. 

25. Marf men moet hier 00k zorgyuldig en omzigtiglijk te werk 
gaan, opdat we niet, het gene hier dikmaals gebcurt , van de vooroor- 
deeleri gedoekt wbrderij en die voor de regte reden- op -atten , 't geen, 
en door bydpen en door afdpen gefchiet: Inzonderheyd als we bcdenken, 
in wat voor een gevaarons de Dwaling kan brengen , als waar door het 
zoude gcfchieden , dat; aan een Beeld Godsdienftigeeerbewijzingen toe- 
gewezen worden , dewelke men aan God alleen verfchuldigt is ; Wa'aj;- 
prnoris'.ookde gevaren van andere menfchen voorzigtig maken moeten, 
dewelke 'ontrent God , 4n Gods werken zoo mennigvuidigemisflagen 
tot Gadfoochening toe , begaart : Maar die aile verpnijfc worden door 
een regtziiiH^ geypderi pntrent God , als van wplk de ga^fche Gbdsr 
, dienft fijne mate en wijze ontfangt, ' 26. Hilt 



GOT} <* EL !£,£. R.&..H.E- T 2). 103 

16. Hicrntttin eene zaak van zoo groote aangefcgentheyd .flof en on- 
(j^f-Cfl«ff» 'te]willen zijn , zoiidc zoncugen wezen tegetts God, sdewclko 
immers overwaardig is , dat men hem boven alle andere dingen , wclk 
die bok zijn mogen, befchout en lcerd kennen : En tegens z.ig zjslven, 
door dien de volmaaktheyd des verflands afhangt van de VooutrefFclijk- 
heyd des voorwerps , 't geen het begrijpt (door wclker afteekening sis. 
den cerfien oorfprong het geichicc is , dat dingen , dewelke waaragfig 
gezegt worden , dezen naam verdienen ) inzonderheyd vvanneer dat be- 
grepen word in betrekking der nuttigheyd , die my daar uyt voortkoomt, 
in zoo verre ik dat namelijk begrijpe als de"fonteyn en den oorfprong 
van alle mijne Gelukzaligheyd , zoo tegenvvoordige , als toekomende. 

2.7. Maar gelijkerwijS' de liefdc mijns zelvs deze Gelukzaligheyd on- 
twijftelbaar zoude willen ftcllen , alzoo vereyfchen de leffen der Voor- 
zigtigheyd , dat deze hoop op iets veyligs gefteld , taaar op geenen lof-< 
fen en bedriegelijken grondflag gebouwt worde , waar uyt gevaar van 
te leurftelling zoude te vreezen zijn ; 't geen zou gefchieden , indien 
de ivhfte ligtgeloovigheyd , die voor de waarheyd ten hoogften fchande- 
lijk is , zjondir eetfig onderzjoek te doen ecu iegelijk of fijn eygen of eens 
anders gevoeleil van God ondcrfchrijft en toeftemt. 

18, Aangezien de Waarheyd geern naakt zonder blanketzel wil gc- 
z$en- erv in 4<Muhekieren dag gefteld worden , dien de leugens en dwa- ; 
lingen vlicdeji : Ma'armet:welk*;zy op die wijze zeer ichandelijk zoude 
vermengt worden , en haren onwaardeerlijken prijs gelijkmatiglijk dee- 
len. Waarom ook in dien zin met regt tot de buytenfte duyfternifjen 
die gemeene fpreekwijzon .yerbannen. zouden moeten worden : Dat het 
Geloof geenerweetenfehap is , ' dat men tegen; ie'mand r dig de beginflelen 
iaochent , met redeneeren moet. enz..-.\ Want daar in bouwen zig zeer ye-> 
le menfehen vryplaatzen yoor hunne onWetenthcyd ; en men zegt het 
onderzoek der Waarheyd eenen openbaren oorlog aart ;: Weshalven het 
niet te vcrwonderenris » dat.de Voorftanders der Kerkelijke Dwingelau- 
dy die ; met zulkc greetige handen aangegrepen hebben > en nog drijven; 

29. Men moet zig derhalven aan Redenen houden , en zig daar op 
verlaten. Dqgjtuct. op allerley \ maar op zoodanige ,, dewelke wei en 
rijpelijk overwogen v eh die vblgens het ingebore rkhtfiioer der Opper~ 
fte Volmiaktheyd gerigj: en gefchikt:zijn* ,. Aan welk gadTch zekfer be* 
k$A aangezien een al te groote fchielijkbeyd en yewbarigheyd des Opr- 
deefe/^S^fl^k is , zoo kan het mat aadWs.wezen , pfde opfchorcin* 
des OordeQsi moet nuttig, janoodzakclijk'zijri, dewelke w^te-Kgc met 
den Heer Defeases eitte Twiiffeling noemen ,., oak, jajftidqrooniame- 

lijk, 



IP4 VAN <DE JJ^GEZORE 

lijk , ' in Goddelijke zaken , dewelke derhalven niet zoo leer bezig is 
ontrent de zaak zelve , dan ontrent de redcnen , door welke ik bewb- 
gen deze of gene zaken van God gevoeld hebbe , of ik dat wel of qua- 
lijk gedaan hebbe. 

30. Wcshalven bet *er zoo verre van daan is , dat die twijflfeling te 
bken is , of ontrent de zaligheyd van gcvaar te verdenken , dat zy ved 
eer dat alles wegneemt , nog 00k den op fterven leggende in dit zelve 
zeer prijswaardig onderzoek en nafporing niet verlaten kan. Waarom 
00k deze Pvorzigtige Twijfeling t'onregt eer van ftrenge Tugtmeeftcrs 
van het onnoozel woord , dan van de zaak zelve , berifpt word. 

3 1, Deze dingen, welke we dus verre vandenpHgtdesJ ;r <?r/?<««kver- 
maand hebben , voor af gegaan zijnde, wapenen den WIL tegens de 
blindheyd ; en geven denzelven als oogen in 'thoofd, ten eynde hy 
niet onbedagtelijk ter toeftemminge en bewilliging overflaarmoge, 
maar met eene onwrikbare vaftigheyd fijne Godsdienftige betragtingen 
wete te beftieren j aangezien deze van den Wil inzonderheyd gevormt 
worden. 

jz. De Wilmx bediend zig in dier voege van debevattinge des FW- 
fiarids , dat hy uyt dezes zekere waarheyd ontwijffelbare pligten bybrengt 
en afleyt. Welke dingen derhalven het Verftand dus verre voor oogen 
gehouden en aangeboden heeft , oordeeld voor alle andere dingen de 
wil regtmatiglijk', en gcevt een iegelijk fijne waarde , welk nu het eer- 
fte werk des Wils is. 

33. Maar het blijkt ligtelijk , dat deze daad des Oordeetenden Geefts 
aan den Wil alleenlijk toegefchreven kan worden , omdat hy de Bepaling 
van de tot nog toe enkele bevatting is : Gewiflelijk wie by zig zelvcn 
eens.tcr degen op beydc die Vermogens (want zoo heeft het ons goed 
gedagt de Doeningen te heeten ) agt wil flaan , die zal ligtelijk ontwaar 
worden, dat 'er na de enkele bevatting des verftands eene andere en ver- 
dere werking des Geefts volgt : En deze , nadien zy de Bepaling der 
reeds begrepe zaak is , kan ^iet dan aan den Wil toegefchreven wor- 
den. 

34. "Want dezjes poll is het , te werken y en de gedagten te bepalen, 
daar het Verftand zig lydelijk houd, met de denkbeelden der dingen en- 
kelijk te befchouwen , en daar van te getuygen (gelijkerwi/s «ls een ge- 
tuyge eenvoudiglijk het gebeurde verhalende) maar niets ontrent dezel- 
vc yaft te ftellen , of te oepalen. Maar dit in het Oordeel gefchiedehv 
de j waar door we lets beveftigen , of omkemten> zoo tiet men even 
daar doocaai^ondstZonneklaar, dit dat vmdex Wil voonkoomt? Maar 

. de 



g:ot> g-'e "l:ke r&h e r*D: §©? 

de Vryheyd ieevt* oaj§een rafter* zeker kcntecken , dat de Wil in heV 
Oordeel ; wsrkf, dewelke van alk Oordeel onarTcheydelijk is , maar die 
egter aan den Wil vorrrielijk eygen is. ; ffr ■■■-■. 

; 35. Daar uyt blijkt , hoe onkundig de Schoeigeleerdm en anderera 
met hun van de werkingcn , die in hun voorvielen , geweeft zijn; De- 
welke onwetend het Ferftaftd in een Befpiegelend en Werkend onderfehey- 
denhebben: Daar 'er tot het Verfiand niets~behoort , dan het gene zy 
JSeJbiegeiendsnoemcn • Maar het gene zy Werkend heetcn , daar de4>e- 
veftiging en ontkenning in gefchiet , geene werking des Verftands, 
maar des Wils is. 

36. Deze verwarring nu fpruyt uyt een vooroordeel , dat te gelijk 
valfchis, voort, als of namelijk_des Verftands voorwerp, van den Wil 
afgezondert, het ware en valfche is : maar dat van den Wil het goeden 
het quoad. En nademaalontrent /<?»<? dingenhet Oordeel bezig is, meeft 
dittot het yerftandgebragt wordcn , maar omdat ontrent deze Lievde, 
begeerte , en afkeer werken , meenden ze deze dingen alleenlijk>tot 
den Wil tc behooren. 

37. Welke ftellingen op verfcheyde wijzen valfch en onwaaragtig 

zijn : Want behalvcn dat 'er ('t geen reeds betoogt is ) eene Bepaung 

der enkele gedagten is in deaanneming van het ware, en deverwerping 

van het vallche , en overzulks eene bezigheyd des WilsTontrent het w- 

.re en het vatfehe? Aehrdatde waarheyd 00k hemind word : zoo en is 'er 

00k zulk een groot onderfcheyd tuffchen waarheyd engoetheydniet, dat 
ze voorwerpen van verfcheyde vermogens moeten gefteld worden ; want 
in alle Waarheyd, voor zoo veel ze waarheyd is, is eene Goedheyd, be- 
halven dat het woord Goedheyd daar en boven eenige betrekking te ken- 
ned gee vt van waarheyd, tot eene andere zaak als totdereelvervolmaakt- 
heyd behoorende. 

38. Waarby indien 'er een zonderling gewigt koomt , waar uyt dat 
yoorwerp eene verdere toepafling waardig geoordeeld word , om dat of 
te bezitten , of te fchuwen , zoo en begint hier de Wil niet eerft , maar 
word flcgts verder voortgezet en bekragtigt , nadien 'er nu reeds te 
voren de Bepaline gefchiet was , ter tijd , wanneer de Wil oordeclde, 
dat die zaak door nare goedheyd te wenfchen was : .Vorders voeg ik zoo 
Wei in het gene , dat waar is, de denkbeelden te zamen, als in het ge- 
rfegoed is ; Gelijk ik 00k zoo wel in hetvalfche de denkbeelden afzon- 
der , als in het q uade. . "V 

~~- -39-: Des is' het den Wil opgelegt, de denkbeelden gevoegelijk under 
elkanderett ;£ wmen te fchlkden en te fchikken ,- da«r»yt op eene 

O be- 



io* FAN <DM AAtfGEBORE 

behoorlijke wijze hegte gevolgen a£ te leyden , jjaft te ftcUen » wat in 
' God de opperfte vebnaaktheyd ( dewelke de rcgel en richtfnoer k) be- 
taamt , en daar aan toekoomt, en wat daar van afwijkt ; zoo dat het 
overzulks vfy ftaat den Geeft aan dezen toetzfteen te beproeven, of dec 
menfehen gevoelen ontrentGod biltijk en regtvaardig zy , dan of het 
met dwaling vermengtf gaat , ja ganfchelijk fact (poor der waarheyd bij- 
iter is. . ■ .'* 

ip. Hoc groot nu de noodzakelijkheyd van den rcgd dezer'voofzig- 
tigheyd is , hebben doorgaans alle tijden gelcerd ; Inzonderheyd de On~ 
ze, dewelke^ ontallijke verdeeldheden der gemoederen ontrentGod voor 
den dag brengen , zoo dataig byna een iegelijk op Gjn eyge houtje , of ' 
'kweet niet door wat voor cerienHuys-God weete te verdedigen: waar* 
om zeer vele menfehen met die verkeerde opvatting en gedagten (die 
.« zdvs zig nktiehaaien opeotiijk te nyten J bezwaingM* gaan: Dotal- 
let lei en imzeier it , '* geen van den Godsdimflverteld word , en dm 
een iegelijk naor fijns herten luft en vermaak meet leven , dot men dien 
Godsaienft meet navolgen ', dewelke in het Land , daar we inverkeeren t 
de overhand heift,ja dot men den wit des Heerfehert in dexjm deetepioet 
epvolgen en onderdanig zjjn , dot het 'sl^orflen wtrk is , veer te fchrifr- 
ven ep uat wijzje God te dienen it (men moet een Katholijk m een 
anuytniaker zijn > is het zeggen van Lodewijk den XIV. , 't geen by 
van Machiavel ©ntleend heeft) en diergelijke teffens godlooze en voor 
eens ieders zaligheyd fchadelijke leerftukken meer , dewelke de daT^i- 
heyd der tijden en verftanden gebaart heeft. ■■- . 

41. Maar dezedingen belct engaatmen te keermethetOordeeJori- 
trent God in de Natnnr te grondveftcn , *t geen die Ah*yH» Redelooshejid 
uytftampt, en niet toe en last, dat hetgewetcn bier onder iejnands 
dwang en gebied ftaan wil : want den genen zict de Natuur dat gediedt 
moet worden , dewelke haar zoodanig gemaakt heeft ; weshatven ande- 
re menfchen of een Vorft even xoq weynig over den Godsdienft te zeg- 
gen konnen hebben , ak zy de Natuur dus of zoo maken konnen. . Zs» 
dat deee Royale raak ( vcrgun my ecu woord van betgebraykotnterjoettw 
te ondeenen) Gode gebcel en ,a! toekoomt en eygen is j van velkiboe 
een zeer ftrenge handhaver by gewceft is , konnen de Voorbecldan «- . 
tuygen, dewelke de Heylige enOngewijde Gefehigtboekcn bier en mat 
-van daan met dezc zelve djngen , daar we van fpoeken , naaukottrigUjk , 
pvereenkomende , bybrehgen. , ii ': , " 

' flffe^ Maar de W$ gaat nog vetder vbort s want God beafrjeze Ujne 
^aaAcdiftaiktiiQiegts tot eenc ydcfc en vrugtekxMe .be%iegciing aan 

oa$ 



G\0:& G Sr/AE E Rp HE TT>. lo? 

ens geopenbaart , roam hy \tordert eenc verdere working ontrent dezel- 
ve j Nadem^ dat bet Algemeene eynde en oogmerk Gods , anderzins 
onverfchiUig »' in het voottbrengen alter dingen , is, dat hy daar door 
wil gerotmt en verbeerltjkt wordejv j 't welk byaldien het ook ontrent 
dingen , deweUce buyten on* zijn , pb*ss hcbben moet , zooawet hy 
veclincer tig zclven in het tafereej oaks geefts om dat wive cyndc ge- 
ctardeelt worden te bebben wiUet^afmalen. ' - 

> 43. ja datmccr U» de al|}^ df jngende begeerte en baking naar eene 
grootere vdmaaktheyd * <Je#elke & redelijke Natuar ingefcbapen is^ 
vin/t tiier haar voorbeeld en eynde , *t toelk ook de ganfche afhangend- 
heyd vcreyfeht > waar by koorat , dat bet met de Waarheden , ontrent 
God begrepcn, zoodanig gelegen is , dat die van ons niet waar konnen 
erkend werden te zijn, dan met hunne betrekking tot ons » wantzy 
firengen alle te gadcr eenen geUjkma%cn en overeenkomenden pKgt 
mede. Zoo dat bet ydelbeyd is » dt M^^^wm^Sttr^ting |e 
wiSen afzondewft , nadien gene zonder deze geenzins waaragtig zijn 

44 *tGeen nu de^r pijne waard zal zijn om aan te toonen in da yoor- 
naamfte zaken , vdgens bet zelve belevd , dat we in het befcbouwen 
van God in het voorgaande gehouden bebben, Oas begrip nu vcr- 
toonde ons wegen* hem i*'t gnim» een opperft Yobnaaks eo altpos 
wcrk^Mun Weaen. St im t^jmlier eencn Alkrvolmaaktften Geeft, 
»ig zelvs , als zoodanig bewuft i zig innigfijk kennende , enzigaUeen 
zoodanig beminnende met de hoogfte beroiting en v«rgenoeging. 

45, Voort* in kmMi»±mmmwi&m Q^trfchUlig , he| Boog- 
fteGoed; Alwetend , ATmagtig , d«$ S«hepp«f * den, Otadftbouder, 
den Beftiefder , <fen Heer Aw****** , J>it- mgtkaudm kptkm&kap van 
fijn tbtn m lam Hgtvm > en den Wetgever, AUe wefte dingen wat 
voor eene grootere Wife bcpaJing en vaftfteUJng die zig behalven eenc 
enkele beveftiging *erey(cben> m «»** ©pmeriueg en overweging ten 

4<J. ©E O P p £ R S TEv V OL M AAKTHEYD derbajven 
erkend werdende; , rmm aciodzakelijk eene nmoa^x'mg , «g«lng ^ ea 
eene begeerte veroorzaken. <7«?^, nadien wy zoodanig van Natuure. 
tefteld iijfi , dat we dew eeue ©rigcvoone. aaak buyteo gemeen fterker 
betwge«enaangedaan v«*den ^'tgeenvfyF*w<»»!^w»»OQem^i, na- 
djift de vervond* ring de dogtiep der wldzaambeyd i»> «ngem«kt de 
f|9«rfteVoim^^y4^QORsWzaajni», djjszy deeeu^fteij, van weU 
K gom diergelijke voorbeeld kan te vinden zijn * zoo kan het niet 

O z andcrs 



*oS VA N VE- AANGE B OR E 

anders wezen , of zy moet -den Geeft in de allergrootfte verwmdering 
wegrukken , met den zelven heel fterk gaande te maken , en tot wr- 
baaftheyd toe te ontzettert , waar door hy t'eenemaal als verlegen moet 
ftaan. 

47. En nadien dat de Volmaahheyd aller Hartstogten t fchoon met 
onvolmaaktheyd vermengt, ir, dat de Geeft naaukeuriger dan hy pleeg 
op een voorwerp gcveftigt word , en vafter aan deszelvs denkbeeld han- 
gen blijvt ( zulks dat de Stoiken geene reden gehad en hebben , omde 
Hartstogten ganfchelijk uyt eenen Wijzjen man te verbannen , want 00k 
de Heyhge Bladeren brengen dezelve by manier van evenredigheyd tot 
God over , om de ftandvaftigheyd des Goddelijkcn WUs en de zceker- 
heyd der uytwerking te beteekenen. ) 

48. Zoo pleeg het zelve 00k van de Kerwondermg voort te koomen, 
alswclke deft G&ftafcteet tot eefie^ayd^geo^^megiar^an'dat voor- 
werp , h geen hem zoo vremt en zeldzaam voorquam. Waaruyt over- 
zulks cehe Agting en Eerhiedigheyd ontftaat , beyde op God ziende met 
alle fijne oneyndige waarde , welke hy bezit , en dewelke zoo doende 
eene Begeerie verwekt , na de genieting tragtende. ■ >-»- 

49. Het LEVEN of de opperfte Werkzaamheyd, totGodnood- 
zakelijk behoorende_ , is wederom ganfchelijk voorbeeldig : want dat 
brengtmede, datwy, alle traag- en vadzigheyd uvtfchuddende , 6ns' 
met eene zuyvere werkzaamheyd ontrentGod bezig houden, nadien 'er 
aileenlijk eene levendige gemeinfehap met het leven zijn kan. Voorts is 
men het ganfche leven aan de fonteyn en fpringader zelvs deslevens ; 
verfchulditt , -en daariran moet men eyndelijk de onderhbuding ehde 
vermee&ering des levens afbidden. 

50. Maar gemerkt dat opperfte Lei/en niet dan in den Allervolmaakt* 
ften GEEST gevonden kan worden, zoo dat God overzulks nobd- 
zakelijk een Geeft en geen lighaam moet zijrt ,- zoo word ons dit te ver- 
ftaan gegeven , dat we alle lighamefijk* begrippeh Oriirent God , hocP 
danige die 00k zouden mogen wezen , verre moeten afwereh j .NocbA 
dat God of in onze Inbeelding of op een Tafereel kan afgemaMd uhr- 
den y als het welke voor fijne opperfte Volmaaktheyd,' waar .door hy eeir 
Geeft is , ten hoogften fmadeiijk zijn zoude. ; ■ : r * 

5 1. ' Maar dat dat tafereel , 't welk bequaam zoude konnen zijn , $£$- 
het beeltcnis Gods te ontfangen , niet dan yaw eene geJijke Naruitf^^t' 
God zijn kan , en dat hier ttyt de wijze iaok gehaalt en ofltletrtf 5 ^* 
den^^ wdke men zig ontrent hen behoort te gedragen f n}0 ImBWt- 



G 0.2) G E L £ E R <D II E T 2). 10$ 

lighameljjk toeftcl , nadien dat geenzirfs met eencn Geeft over een 
koomt ; maar dat hier een Geeft toe moet gebraykt , en aangewend 
wordcn , ten eynde de natuurlijke Qvereenkomft des Geefts met hem 
tot eene zeer naauwe en gevoegelijke , dat is , tot eerie Geeflelijke ge- 
meenfchap niet God gerake. ' ',-'•'•';■. 

-52. Dat voorts deze gemeinfchap verkregen werd met de vermogero, 
ftandvaftiglijk naar het Goddelijk Verftand en den Wil te fchikken* 
welke vermogens.God allcen tot hun voorwerp hebben , en fijne op- 
per/fe Vofmaaktheden (alle andere dingen buyten God tot nog toe ook 
onockend zijnde) waar uyt een gerufle float des gemoeds voortkoomt, 
en eene FergeriotgSng , de Goddelijke navolgende. ' 

. 53. Ik ga voort : Wanneer'God in BETREKKING tot het 
voortbrengen van andere taken ganfchelijk ON VERS CHILL IG 
aangemerkt word ; moetjnen hem dezen lofen »»»©#» roortreffejijkhejd 
toefchrijven : vsfjib hy ,. die ui zig aHcen volzaHg^-*n nie« anders be- 
hoeftig is ^-idobr ons en alle andere- dingen niet rijker of gelukzaliger 
worden kart^riEW hy uyt zig zelven de wijze , f ont de dingen voort te 
brengetriy^heeft : Dat de overige.zaken in zig. zelven niets zijn : Dat 
geene dezer overzulks , op. wot wijue het ook was , heeft konnen bewo- 
gen warden. v Nog dat hy zig ook aan der dingen ordening , die 'er je- 
genwdopdig is , zoo niet verbonden heeft , of hy kan die voorby gaan, 
en buyten, (nitl, tegen) dezelve werken , wanneer hy dit voor zig 
heerlijk oordeeld te zijn. Waar uyt een gevolg voortvloeyt r dat alle 
dingen, dcvvelke hy gemaakt heeft, ten noogften voor goed gekettrd 
tnoeten ivorden tot het minfte ziertje toe ; Maar dat alle wraking. y waat 
door die dingen , dewclkc hem zoo behaagt hebben , gelaakt en berifpt 
worden , den Mcnfch , die fijn fchepzel is , niet anders dan tot een 
zeer groot wanbedrijv en zonde kan verftrekken. 

54. Want, het is genoeg, dat het alles g oed is , het geen uyt fijne 
handen voortgekomen is, en, Omdat hstgoed is, , geheel bemind moet 
worden : waar van nadien hyde eenigfte oorzaak is , zoo moet, hem d» 
ganfche-.Lievde toegedragen worden. Want dit is den WU o4k i&o ey- 
gen ,. dat hetdaar t'cenemaal onaffcheydelijk van is ,, Het goed* tejbege- 
rm\ enmaar te jagen, nog hy kan fijne begeerte tot diiigeg, die tegen 
dat goed aanftrijden , hceriwenden , het gene wy Hobfil.vXII. §.25. 
en valgende betoogt hebben. . Des moet de Lievde , deWelke uyt de 
<«volmaakte Goedheden hkr.en»daar opgezamelt voorxfpmpt xm het 

ri^GSTE GOEI> als tot een nriddelpunt tezanjea^Kbragtwor- 
, 200 dat ay eenig is. ';.<■■'• •— n^.'- " 

O 3 J J- God 



no FAN <DE AAKGEBORE 

-i 

5 j. God is vOorts A L WE TEND, alte die dingen , dewelke 
hy volgens fijne goedheyd , gelijk befloten , alzoo ook gemtakt hecft, 
door en door kennende. Waar uyt volgt ; dat ook de tninftc taken 
niet gering moetcn geagt nog verftnaat worden , als dewelke zoo wel 
jdjnonder alle de dingen , die God befloten heeft , eh volgens fijn be- 
Any* weet , als de alfergroQtfte : Nog men moet hun boy ten de God- 
delijke Vobrzienigheyd daarom niet uytfluyten , omdat oas het eynde, 
waar toe zy gefehapen zijn , juyft niet altijd bekend is, want de Opper- 
Heer enBeftierder aller dingen agt bet voor zig heerlijfc , ook de alfer- 
grootfte dingen dikwijs uyt dVgedngfte voort te brengen. Men moet 
ook zoodanig fijn leven aanftellen , ak in tegenwooraigheyd van eenen 
alwetenden getuygm , voor welken zelvs de binnenfte en voor des men- 
fchen gezigt verborgene fchuylhoeken des herte niet verholcn konnen 
eijn : Daar en tegew moet men alle* vow hem open fcggen en bloot 
ftdlen met eene fchaldige onderdanigheyd en cenvovMhtyl des Sene. 

<£. Dezelve begrijpt ook in fijne opperfte Volmasflrthiyd de A L- 
M A GT I G H £ YD , die aan hem alken moet tOege&MK warden , 
dewelke deze gevolgen raedebrengt. Dat, gehjk a&r diage»aanwe- 
zen , alzoo ook derzelver wiflelbearteB aan God moetcn toegefchreven 
worden : Dat "*er in den Goddelijken Wil Utttm eene kragt is , waar by 
dat al dat gene , 't welk in de fcnepzelen vermagtn genoemt word, niet 
halen mag j En dat ook dit aHes tot fijnen maker en ooraaak moet 
gehragt worden , en dat men derhalven nook fijne cyge kragten rooken 
en daar aan Jets dankweten kan. Daar en boven zoo dient de Alinag- 
tigheyd pm den Geeft eene vrees voor de Godheyd in te prenten , ge~ 
lijfc zy aan de andefe zljde eeneganfeh vaardige en vafte hulpe aan die 
genen belooft, dewelke tot hem hunne tocvlugt nemen, tegens aBc 
onheylen , die niets tegens hem vermegen. 

57. Laat bier nu de SCHEPPING op volgen i dewelke den 
Menfeh fijnen Natnurlijken ftaat erinnert,, -dat hy uyt niet gemaakt is, 
en van het niet altijd nog deelagtig is. Weflse hem voorts gebted , die 
epperfte kragtdadigheyd Wgoedheyd Gods te verheffen en te verheer- 
lijken , en aan hem daar voor , zoo veel hy kan , dankzjtggingm te bev 
wijzen. Dewelke egter met dat inzigt niet moeten gefchieden , als of 
zy God" voofdeelig zouden zijn , en hem daar door iets wederont V4V» 
golden weiden ( .'t geen tegens Gods enafhaokelijkheyd regtdraad* aan* 
.^opt^ qmr met erkentenis en belijdenis onzcr af hangen th t yct en be*- 
h«efc$ghey4* gepaart gaande met verhemng der GodteWfc&tyttoft 
en Heernjpwyd. Hierom gebiet ze ook , afle aadere dingen , vm 

weflte 



GQ<DG £ L E E R<D H E T<D. m 

welke wy een gebruyk , hoedanig dat ook tf , bebben , m hem te rigr 
tea t 4a* 'ja^werzidks «imgoea* in do dipgen zelve te zoeken , (nog 
het veftrwiwen daar op te ftefien is s 4at in tegehdeel alles , 't geen in 
den. hemel gevonden word en op aarde , moet opgelpettri , en t zoo 
veel het immers mogclijk is , te zamen gchoopt wonlentot ftofer *aa 
Gods grooten Lof. ■.'•-' 

jf 8. Nadien van God ook die dingen , dewelke hy gefchapen heeft,' 
ONDERHOUDEN WORDEN : Zoo leerd ons dat zelve, 
dat wy alle oogenblikken van hem af hangen, van hem met ootmoedige 
gebeden dit gene te verzoeken, 'twelk we van nooden hebben, Qi\mmtu 
de xjdvsliefde , en alle gevoelen van ons zelven tot de bjxjtnderfie din- 
gen toe , te verWerpen ; Geduriglijk ook dexje Gods gaedhejd te roe» 
men^n tc prijzen , omdat zy van fijne enkele mttdadigkeyd voortipruyt, 
zulks , dat hy , aan niemand verbonden zijnde , die met zoude hebben 
konnen geven. Naarftiglijk deszelvs eynde gade te flaan , inzondee- 
heyd nademaal ons deze onderhouding buytei, onze verdienfte , ja het 
tegendeel verdienende, toegeftaan word , dewelke overzulks niet tot 
ftofic van zorgeloosheyd moet ftrekken , maar regt ea bchoorlijk aaneef 
legt warden , zoo datook het uyttynd* sleies Itvtns zelvs van hetwelbe* 
hagejn Gods te gelijk afhangende , ons niet onverwagt over kome. 
'.> ^>.>TlSry dalennu -tiiet af tot de Byzondere dingen , dewelke v«rge- 
leken werdende , Ygeea Hgt te doen js^ ,zo6 zal net blijkeh , hoe een 
onmctelijk V^ld van pligten het is, daar de Nstuurlijke Godgekertheyd _ 
doorzweeft. t 

£o< , Yorders moet zig niemand tnbeelden , dat alle die dingen , de* 
welke op deze wijze uyt* de Natunr van God en denMenfch konnen 
liytgeyorfcht wordej? , geene Verbintmift* medebrengen ('t geen men 
gesn&ins dsnken moet , dat Seneca ook eertijds by Auguuinns, wan He 
,§t#d Qpdj B. ¥1. in den zin gefchotcn is : Als hy zegt t Dit werk dcr. 
Godgekerdheyd fchik ik eenen Wijzen Man toe , ten- eynde hj dat in 
den Godsdienft fijns gemoedsniet betragte , moor in fijne uyterltjke gebaar- 
den vejnzje ! want hy fpreekt van de Pricfters van dien^tijd , welker ge- 
bruvkeliike Kerkgewoontens hy niet wil dat in den Godsdienft des ge- 
moeds ftand grijpen , nadien hy 'er byvoegt , _ dat die dingen door de 
Wetten geboden , mmrr de Gotten niet aangenaam .£§(».) ter oorzake dat 
zyfiegts Gevolgen , door behulp der Reden gevormt , fchijnen te zijrt; 
Want deze gevolgen , met een redelijk beleyd uyt hiinne Beginflelen 
«§ft%<i'h|bben dezelve zekerheyd , die de Beginflelen hebben ,,;«n 
<Jat zy eche uytbreyding der Beginflelen zijn. 

' €u En' 



.112 - VAW "BE AANGEBORE 

- 61. En nadcmaal deze zelve Beginfleien de Menfchen , • dewelke met 
redenbegaavt zijo/ ter gaflaging voorgefteld zijn, zoo detaamt het im- 
mers , dat deze gaflaging , gelijk met derzelyer Natuur overeenkobmt, 
betragt worde y 'tgeen gefcniet door eene-aandagtige overpeynzing van 

s dcn zin dezer Yoorfchritten , dewejke overzulks nadien zy eene verbin- 
tenifle met de andere waarhedeu in zig behelzen , zoo moet men dor- 
deeleh , dat God ook deze zelve verbintehis heeft beoogt , en willen 
voorftellen , want zonder dezelve zoude het gefchiederi , dat ook dc 
Beginflelen zelve niet begrepen zouden konnen worden. 

61. Des zijn de Natuurlijke waarheden , en de gevolgen , dewelke 
uyt die waarheden afgekyt worden , WET TEN, die zoo veelte 
ftericer rverbinden , omdat ze zeer inwendig en de Natuur zelve inge- 
prent zijn , nog derzclver verbindens-kragt houd niet eer op , voor dat 
de Menfch ophoud een Schepzel te zijn. Dit heeft Cicero erkend in 
-fijai Baek vmd&Wetm+ De eetfte Gemeinfehap , zegthy, des men- 
fchen met God is die van de reden , onder welkemt de rede is , onder die 
is ook degoede rede gemeen. Dewelke een Wet zjjnde , zoo mttten wy 
ntenfchen ook met de Godendoor eene WET vereenigt geoordeelt worden 
•tf zjjn. Waar uyt.nu het ftuk bepaald en befchikt mpet worden , 'hoc 
diep het Menfchelijk Gezag onder het Goddelijke moet wegzinken. 

6t,. Dat ganfch eh zoo groot Toppunt van Gezag- nu fteunt op de 
volflage afhangendheyd des Schepzels , waar door het uyt hoofde van al 
het geen 'het bezit , aan God gehouden is : "Waarom het ook onderda- 
nig fijne Geboden en Inzettingen hooren , en fijne Eere in degehpor- 

. xjaamhejd zoeken moet. In eene zeer volflage eji volftrekte gehoor- 
zaamheyd , s zeg ik , '*% geen geen oogenUS des tijds eenig mangel 
heeft , maar zig in alfes ; aan fijnen Heere behagelijk maakt , omdat dc 
Afhangendheyd zig tot alle dingen uytftrekt. Weshalven de onder- 
houding van eenige Wetten , en de verwaarloozmg vanahdere , niet 
te zamen beftaan konnen. 



.HQOFk 



GO ID G IE L E E R<D H E Z<D. *i 3 



H OOFD-DEE L XIV. 

Van de Staving der Wetten , waar uyt de R E G T- 

VEERD1GHEYD en de Onfierfftl^eyd 

der Zkle voortvloeyt, 

I. "\ K Aar deze Wetten hebben, ook hare Staving , de bedreyging, 
lVX te wcten , en de beloften : Gene de noodzakelijkheyd der ge- 
hoorzaamheyd opleggende ; Deze vriendelijk aanlokkende , en de Na- 
tuur die beyden heymelijk aandringende ! Ten deele met zigaan onwil- 
ligen en wederfpannigen op te dringen , en hun de gehoorzaamheyd af 
te perzen , ten deele met de goeden hunne pligten aan te prijzen , om 
ban. tot erne irrywillige gehoorzAamheyd aan te nopen , met byvoeginge 
ook des loons , die daar van te verwagten is ; Beyde nu deze banden 
waren noodzakelijk , indien de verbintenifle van eenige kfagt en klem 
zijri mocfte ; want te vergeefs zal hy verbinden , van wien men geen 
quaat te vreezen , nog goea te bopen zou konnen hebben! 

2. Des moet men de fchatkamer der Natuur eens wat van digter by 
inzien , ten eynde alle en een iegelijk , die weet , dat hy een Menfch 
is, die twee zcer naauwe banden zonder de minfte arbeyt ofmoeytedaar 
uyt hervoort langen kan ; want deze betooging moet wcderom zeer ge- 
meenzaam en duydelijk zijn , opdat 'er geene agterdeur nog uytvlugt 
ter ontfhapping overig gelaten werde , nog onwetentheyd , nog een 
ftaat van eene mindere bequaamheyd , nog iet anders, wat het oqk zijn 
mogt , zoude vooreewend konnen worden , maar de Natuur ter regt- 
veerdiginge Gods aueen genoegzaam zy. 

3. Namelijk dat een iegelijk menfch een Medeweten by zig draagt, 
waar over hy geen magt heeft , wierden wy in het V. Hoofd-deel alle 
genoodzaakt te belijden. Wy erkenden op dezelve plaats deszelvs ver- 
icheyde werken en verrigtingen §. 3. Onder de eeme deed zig op het 
Voorfchrift der Wetten ,. welke we aanftonds met korte wooraen ver- 
klaart hebben. Maar daar op volgde de Staving , daar we nu op aan- 
dringen , met deze Wetten overeenkomende §.4. 5. 16". en vdgfende: 
beftaande in de uytfpraak van een Vonnis over mijne daden i riaar der- 

P zelver 



H4 VAK <DE AANGEBORE 

zelrer verfcheydenheyd. En deze Staving is het , die wy nu ecns wac 
diepcr zullcn moeten gaan befchouwen. 

4. Wie zig derhalvcn ooit ofte ooit qualijk bevondcn heef t ter oorza- 
ke van het verzuymen fijns pfigts , in dier voege , dat hy door een on* 
ophoudend verwijt fijns gewetens eene heymelijke fchaamte , berouw, 
en verdriet ondervonden heeft ! Wie voorts de toekomende dingen tc 
gemoete ziende, dezelve uyt dien hoofde vol gevaarvoor zig heeft voor- 
fpeld ! Wie eyndelijk van de dood , die niemand ter werreld onteaan 
kan , en die hem voor de Goddelijke Vierfchaar ftaat te dagvaarden , 
ooit eenen gruwel en aflchrik gehad heeft ! Die is immers even hier 
door by zig; zelven gehouden te erkennen het heylig en onfchentbaar 
gezag van God den Wetgever , *t welk met eene volveerdige wrakc 
der euveldaad tegens den overtredergewapent is I Hy zal moeten beli/-» 
den , dat de onyerfchilligheyd hier geene plaats heeft. 

5. Want gewifleliik eene uyterUjkc erinnering of de berifbing van 
andere menfehen zullen geene de minfte vrees op mijnen geefi verkrij- 
gen , nog daar eenige vat op hebben j Ten zy 'er alvorens reeds eene 
bevatting in was, dewelke-hem van de fi&andeUjkheyd Gjaei? daden, en 
de daar uyt nakende elende overtuygde j Nadien ik in ftaat ben , om 
het mishagen van andere lieden , met dat te veragten en te vergeten, 
betaald te ?etten , en my met eenen onverzettejijken kop tegens mijrie 
vermaanders aan te ftellea J Opdat ik an zwijge , dat zulk een oordeei 
Van anderen tot het zelve onderzoek kan gebragt [warden. Indien 'er 
eenige gevonden worden , die in hun leven deze dingen ganfeh halfte*- 
righ|k tetes Ipchfiafin , vaa zulke menfehen zegt men waaragaglqfe met 
eenen Doorlugtigen Man* dajt, wannsee sy merken , dat het haaft met 
hun gedaan zal wezen , en dat zy op den oever van de dood zijn , men 
hun dan blooder envreesagtiger dan anderen ziet , en den eenen be- 
ginnente vreezen, denwelkense van tevorengefoothenthadaen. Vor- 
ders van de Godlochenaars hebben we hisy boven gefproken. 

6. Maar aan de andere zijde : Wi* 00k over fijne goedc en Vromc 
Daden eene zoetftreeiende aangenaatnheyd, eene heymelijke, *m*«)*iw 
mujafprekdifke , en van allerley zoort van wederweerdigheden , ja vac 
de dood zelve onverwinnelijke vreugt in fijnen boezem gevoeld heeft; 
Die word immers geboden zig veyligUjk te beioven , dat 'ereetugm- 
ttre vergelding voor fijne genoorzaamheyd bereyt is ; want wat sonde 
anderzins die innige , gemeenzsune en onuydprekeli;ke goedkeuring 
nrijns Staats zeggen willen ? 

7. Wederom : Wit fijne Begeertens ter degen opgemerkt en gsdc 

gefla-. 



Q 0<DG E L E E RW HE T<D. ii* 

geflagen heeft , zoo dat hy wete * dat die in den engen omtrek van al- 
lerley eyndige goederen niet konnen nog wiilen vervat worden , maar 
geftadig uytweyen , *en zig verder uytftrekken j Deze is gewiflclijk, het 
voetfpoor der Natuur volgende , gehouden te befluyten j Dat -er een 
Hoogfte Goed is , 't welk zig zonder eenig mangel van diegenen wil 
laten genieten , die volgcns dc voorgefchreve middelen hun beft doen, 
om het zelve te verkrijgen ! Wat zou 'er anderzins voor gejegentheyd 
en aanleyding wezen , om fijne Begeertens zoo verre uy t te ftrekken , 
of zig op te blazen en groote gedagten te hebben boven al het goed, 
dat gcgevcn kan worden ? Maar deze zoo wijduytgeftfekte begeertens 
heeft de Maker der Natuur den menfchen ingeprent, dewelke overzulks 
dezelve moet geoordeeld worden te wiilen vervullen ; Ten zy we wii- 
len , dat die om fijn fchepzel te quelien , ingeplant zijn van den aller- 
goedertierenften Schepper , 't geen te gruwelijk is om te denken ! 

8. Maar ook even daar doctor , dat God onder fijne allergrootfte vol- 
maakthedcn fijne Goedhejd toornamelijk gewild heeft dat van den 
Menich erkend zoude werden , en geboden heeft , dat dezelve gezjogt 
gjttde worden , heeft hy zig ook tot derzelyer mededeeling verbonden ; 
Want aangezien alle goed mededeelbaar is van zig zelven (gelijk het 
/preekwoofd en de zaak zelve te kennen geevt) en zoodanig gezegt 
word » Qmdat een ander daar voordeel uyt trekt , 't geen ook in een 
eyndig goed Vald j Zoo zc& men bayten alle tegenfpreken van het Hoeg- 
fie Goed dc allergrootfte dingen verwagten moeten , en die in geene pa- 
Jen ingefloten moeten worden , fchoon met de vatbaarheyd des eyndi- 
gen fchepzek akijd overeenkomende ! 

o. Des behoort 'er zulk eene mededeeling eehs t*eemger tijd te ge- 
fchieden , en wel eene overvloediger dan diegene , dewelke we nu in 
het vergunde gebruyk der lighamelijke dingen zien ; Of het zal in gee- 
nerley wijzen net Schepzel tot zOnden konnen gerckend worden, indien 
het denkt , dat God zoo een groot goed niet is , als hy zig heeft af- 
gemaald en geopenbaafd , en dat hy kan bedfogen worden > die in hem 
eene yoUe. GelukzaBgheyd zoekt ! 't Geen even zoo veel zoade te zeg- 
gen zijn , als , in het Hoogfte Goed en is al het Goed niet , omdat 
men daar in teleurgefteld word, oi » met een woof d, God is geen 
God. 

- 10. Daar uyt bfijkt » dat het geenzins te" misprijz«n is * dat men in 
he* onderhouden der Wetten , ook op" di Betotrting ftwoegt en ietpt. 
Want het heeft God behdagt defee dhigeft by malkanderen tetVdBgen. 
En alhoewel ons de fraayheyd van het Betamelijke «^« bawegen moet, 

Pa en de 



u6 VAN 1>E AANGEBORE 

en de deugt om hoar zjshe na te jagen is , zelvs met geen andere goc- 
deren verzeld : Zoo kan met te^enftaande met deze <tiyim* regtfchapen- 
heyd des Gemoeds de toekomende geruftheyd deszelvs , zig eene bdoo- 
ning voor dezen fijnen betamelijken ftaat belovende . gepaard gaan. Ja 
zelvs de genieting is onaflcheydelijk van de begeerte naar het Hoogfte 
Goed ; wie deze we^neemt , weygert God fijne grootfte glory en eere, 
als welke beftaat in het getuygenifle van eene oneyndige by hem wonen- 
de volheyd en rijkdom , waar door gelijkerwijs hy de behoeftigheyd des 
Schepzels verligten en vervullen kan , alzoo dat ook wil doen. 

ii. Nog de les, die de Heer Gealinx y buy ten dat een zeer bequaam 
Wijsgeer, aandringt, brengt hier eenig hinder by ; Mwaar gi niets 
vermoegt , wild daar niets I Want wanneer my belaft word s te willen, 
dan vermag het willen ook , 't geen we reeds betoogt hebben ; Alhoe* 
wel egter de ftaat des Schepzels het zelve fijne zeer nederige Qnderwer* 
ping te gelijk gebicd indagtig te zijn , dewelke het zelve aanftonds by 
God hooge en verheeve gedagten verbied te hebben , als aan wien het 
alle dingen , die het bezit , verfchuldigt is , en tot welken die dingen, 
hoe volftrekt zy ook zijn , (want zy konnen zoo volftrekt niet zijn , of 
de fchuld die blijvt) zig zoo niet uytftrekken , datze hem eenig voor- 
deel toebrengen konnen , of een eyge regt medebrengen , 'k laat ftaan 
dat ze met regt zouden toeftaan inzonderheyd de allergrootfte belooning 
des eeuwigen levens zoo onbefehaamt te eyfchen. Maar laat ondertaf- 
fehen het hulpmiddel de maat niet te boven gaan. 

xi. Hier uyt blijkt de gelegentheyd , waar door Antigonus Socheus 
onbedrevener Leerlingen , qualijk onderregt , uyt fijn onnoozel zeggen 
( "Dat we God niet als Sloven moeten dienen , maar bonder gaflaging op 
den loon ) tot de ontkenning van de Opjlandinge der Dooden vervallen 
zijn ! Alhoewel , het geen we in 't voorby gaan aanteekenen , zy geen 
Mein , maar qualijk verkrege fteunzel en onderftand hunner dwaling 
ook daar in gefteld hebben , dat him in de Boeken van Mofes , daar zy 
byna alleen op't zeyl gingen, geene uytdrukkelijke belofte van een eeu*- 
wig, maar flegts van een tijdeujk leven , fcheen befchreven te zijn : maar 
om deze dingen te wederleggen , is het hier de plaats niet. 

13. Des blijvt deze Staving der Natuurlijke Wetten ganfch onwrik- 
baar , en zal alzoo ten alien tijden blijven ! dewelke derhalven daar en 
boven eene zeer billijke REGTVEERDIGHEYD des Wetge- 
vers , en eene uytvoering der Regtvcerdigheyd , hiKcumn/tm eene gereg- 
tigheyd , en Ai*««>x&*n«>> een billijk oerdeel , beyde op Gods Heyligheyd 
gegrpndvcft, yereykht. 

14. De 



G 2) G E L E E R <D H E T ©. 117 

14. De REGTVEERDIGHEYD nu is in God fijn onver- 
anderlijke wil , om de werken van hct Redelijke Schepzel te oordeelen 
volgens de Wet, aan welke hy het door fijnen Natuurlijken ftaat onder- 
worpen heeft. Ik zegge dat die mX onveranderlijk is_, omdat hy Gods 
Natuwr zelve , en fijne Opperfte Volmaaktheyd betreft. Het geen zoo 
niet te verftaan is, als of het uytGods Natuur noodzakclijk voortvloeyt, 
zoodanig een Schepzel voort te brengen , en zig in die fchikking tot 
het zelve te ftellen : Want dit kan de Opperfte Vrymagtigheyd en On^ 
af hankelijkheyd des Goddelijken Wils niet verdragen, 

15. Maar in dczen zin , dat , na dat hy het Schepzel ( 't geen van 
die Natuur is , dat het betrekking tot hem , als fijnen Opperften Heerc 
en Wetgever heeft) uyt fijnen vryen wil gefchapen heeft , ook alle 
Gods volmaaktheyd medebrenet , dat hy , volgens die betrekking met 
het zelve te werk gaat , en dat belooning- of ftraf-waardig oordeeld, en 
dit Vonnis met de daad zelve werkftellig make. 

1 6. 't Welk byaldien hy niet deed , zoo zoude fijne Opperfte Heer- 
fchappy om verre vallen , en van alle Majefteyt en Ontzaglijkheyd ver- 
fteken zijn , door welke heerfchappy hy fijne Magt en Gezag over de 
Schepzeten ongefchonden in fijn geheel oewaren wil , maar dat by ver- 
ziiym van wraak-oeffening moedwilliglijk zoude vertrapt worden, en 
God daar door eene fchandelijke oneer lijden. Maar hoe zoude het ook 
met Gods Heyligheyd afloopen? Want aangezien deze eene uytdrukking 
gegcven heeft van het gene by God heerlijk is , ten zy hy dit zelve her- 

"roepen wil , zoo vervald hy tot eene fchandelijke oneer , indien hy dc 
fchending altijd ongeftraft laat doorgaan. Dat Gods Wijsheyd ook en 
fijne ftartdvajtigheyd hier ongefchonden af konnen komcn , zal niemand 
ligtelijk diets gemaakt worden , die het voorgaande naar eyfch overwo- 
gen heeft ; Gelijk ook fijne Almagtigheyd niet ongemoeyt zoude gela- 

_ ten worden , tegen welke gelijk zig niets aanftellen kan , alzoo heeft die 
ganfch overvloedige kragten , om dit te handhaven , en ter uytvoerin- 
ge te brengen , 't geen hem eens hoogwijffelijk behaagt hadde. 

1 7. Dus vervolgt God op eene zeer gevoegelijke wijze fijn Regt op 
den Menfch , dat is te zeggen , fijne Magt , om met hemte handelen, 
die fteunt op een hem voorgefchreve en bekend beleyd. Want dit- is 

• het Regt ; en dus vloeyt uyt de Wet en het Regt Gods Regtveerdigheyd 
voort. Indien de Regter zomtijds fijne uytvoering door eenen zeke* 
ren tuflchentijd van eene tuflehen beyde komende Lankmoedigheyd r 
Verdraagzaamheyd en Goedhcyd matigt , zoo wil hy egter^daar- 
om de ganfch gewifie vcrwagting en de zeer billijk uytdeeknde Regt- 

P 3 veerdig- 



u8 VAN VE AANGEBOJRE 

rcerdigheyd niet weggenomen hebben : want die dingen komen van fij- 
ne>enkele vrybejd foort. Maar ook van fijne Wijtheyd ; want de ver- 
lengde loop dezes levens is een Tonecl van wel of qualijk docn , gedu- 
rendehet welke geltjk deDeugt-oeffeningen, alzooookdezonden, aan- 
groeycn en tpenemen , welke beyde vermeerdert zijnde , by regt van 
wederkeering eene verfcheydene Regtveerdighcyds-oefFcning voor zig 
vereyfehen. Ja zelvs dat meer is daar door word gelegent- 
heyd tot Genadebewijzmg gegeven. Waar to« we nader uyt de Hey- 
lige Bladeren geleerd worden » dat alle Gods Raadsbefluyten dicnen. 
En dezc overwegmg gcevt on$ gelegenthcyd > om in plaats van die on- 
dericheyding , daar zig andere van bedienen , tuflchen dejlraffende en 
willekcurige Regtveerdigheyd een onderfcheydener te ftellen tiuTchen de 
firenge en gematigds JLegtveerdigheyd^ want gener deelen en wOrden 
niet genoeg: tegens maficandcren oirergeftcld , gelijk ook niet opgetcJd. 

18. Vorders zoo is de-ONSTERFEELYKHEYD der Men- 
fchelijke ZIELE een ontwijfclbaar gevolg dezer betoogde Goddelijke 
Regtveerdigheyd. Weiker zekerheyd het wonder is dat de Heyden- 
fehe Wijsgeeren uyt de waarfchijneli}kheyd der overblijving hebben be- 
reftigt. ( Waar vain daan de Schimmen by hun gefteld wierden ) Maar 
meer "is het te verwonderen dat het Puyk der Wijsgeeren onzes tijds niet 
hoogci opgeklommens is ! 

t$. Cicero- koomt ons naar fijnen leev-tijd ftraks twijffelagtig in de 
bepaling der OnfterrTelijkheyd voor , in fijn I. Boek der Tufculaanfche 
Vraagftukk. Hoofd. XII. Leg my dan eens uyt , zegt hy , zoo 't u met 
moeyelyk void , en indien gy kond , dat de zielen na de dood overig blij- 
ven. "Maar dezehre fchijnt op een andere plaats > t*eenemaal tewanho- 
pen, dat hy weten kan y wat *er ran die zaak zy; Welke dezer gevoelens, 
zegthy, waaragtig is , mag eenige Godheyd oor deelen. Ondertuflchen 
zoo fteld hy alle hjae htllp in het volgende van het I. Boek fijner Tufcu- 
laanfche Vraagftuk. Ataar in de kennife dtrZieti komen we niet twijf- 
felen , ten zy we mifebien m de Nattturlijke dingen ganfeh en gair on- 
hedteve zip , ofindeztelenisnieisgemengt, nietst'zamengegroeyt, niett 
verkntgt , niets am een gebep y niett dubbeld. 't Welk zoo zijnde , zoe 
kan gewiflelijk de > Zidl nog gefebift , nogverdeeld , neggefcheurd , nog 
urn een getrokken werden t en bygevolg ook niet vergaan. Want het ver- 
gaan is als eene afwijking , fchvyding , en wegneming van deelen , de- 
welke te voren in zekert fchikking te zamen gevoegt waren. ' 

*o, We&e klemreden hier op aytkoomt; Dat 'er ter eenen getfft 
Sjodaaig «eae ©ntbjnding. niet vallen kan , als 'ef in hgbaiften bc/peiat 

word; 



G 2) G E L £ E R <£> B r £ T 2). t*$ 

word i Aangezien gene die deelen niet en heefi , daar deze uyt t'zame n 
gefteld worden , omdat zy uytgebreyt zijn. ' Dat derhalven de affchey- 
ding der deelen , dewelke van te voren t'zamengevoegt waren , maakt, 
dat de ligliamen de dood ondergaan , maar dat de geeft van dergelijke 
ontbinding vry is , als welke door fijn Natuur geen deelen Hjd ; want 
niemand kan een middelft , of derde , of laatfte gedeelte van eeneri 
geeft ooit bezeffen , of zig eene vierkante , ronde, enz. denking 
verbeelden. 

it. Op deze wijze dan heeftCicero, deNatuur of hetGeheelal ovef* 
wegende , fijn Gevoelen voor de onfterfFelijkheyd der Ziele verklaart, 
't welk gelijk het naar behooren is , alzoo is net van den Heer Defcartes 
onderfcneydentlijker aangetoont ; Zoo dat men daar uyt voor eene vafte 
en onwrikbare waarheyd mag befluytcn , dat de Geeft (indien hy moet 
gezegt worden te fterven ) door een ander zoort van dood moet ternec*f 
geveld worden , dan die zig de Lighamen onderwcrpen moeten ! Maar 
aangezien de eenvoudige dingen , hoedanige de Geeften zijn , gecn. 
ander zoort van dood kan overkomen , dan dat van eene rolftrckte am-* 
Jloopingy nm-aanwexen , of vernietightg : 

22. Zoo zoude het naafte zijn , te gaan onderzoeken , of de Zie^ 
hier met ander gedwongen word tebukken ? Maar dit Vraagftuk ver- 
lieft ook daarom zeer veel van fijn kragt en klem, omdat 'er tot nog toe 
gecne verrrietiging van eenig ding gevonden is : Daar is geen Voor-» 
beeld van , het Denkbeeld fpreekt daar regen , inzonderheyd dat van dt 
Godddijke Wijsheyd , dewelke hare vervulling in geen Niet ftellen kan, 
maar van hare 1 $M»<ft«^|'^^ bygefprongen en geholpen zijnde, maakt, 
dat , fcbcran "niet zonder beroering , niet te mm de dingen , die 'et 
zijn , niet ophoudcn van te zijn. ■ 

z*. Wanneer de Lighamen de gefialie'., die ze van te voren gehad 
hadden , verliewr* , zoo vergaan ze daarom niet , maar de deelen 
van datgene , *t welk van te vorm eert gebeel was , Worden fleets 
verfprejt , en banger* naderhaad ontfeowden zijnde nu het een , dan 
wederom het ander Lighaam aan, of worden daar mede vermengt, (op 
dat ze de Kruyden , gefeorve Dieren era. ten ftoffe zijn } nemen niea-r 
we geftakens aan , voigen andere bewegingen , en vertoonen alzoo ce^- 
ne andere ftfhikking , dto zy van te rorea. haddem Het zou my won- 
der gown , indien hier ayt .ook niet miflchien iets tot ftaving der 
prnfvy>x*9* Zielsverh$iy*jtt* otetgenomen is F 

24. Geraerkt nu deze fiaat der Lighamen beftendig is , 200 zaf Ket 
voorwaar afle geldttr te boven gaan , en ten hoogften te vcrwonderert 

zijn, 



izo V\AK ME AA^GKBORE 

zijn , indien deze geenzins gewenfchte yerhietiging de Edeler zelfftan- 
dighevd , hoedanig de Ziel in vergclijking van het lighaam is , overko- 
men lean ! Maar van wien ook zalde Ziel ontfloopt worden ? Immers 
niet van eenig Lighaam ; want dat die eer wat van het vergaan ondcr- 
worpeli is , hebben we reeds gezien ; Opdat ik zwijge , dat zig geene 
Lighaams werking ( die het zelve daar en boven geheel van buyten aan- 
koomt) van zig zelvs, tot de Ziel kan uytftrekken ! 

25. Maar miilchien is deze ondergang der Ziele van haaxeyge Lig- 
haam te vreezen ! En dit is onwaaragtig : Want de Ziel heeft altijd op 
eene van het Lighaam verfcheydenc wijze geleeft , gelijk zelvs blijken 
kan uyt de leutere bpyatting der Geeftelijke dingen , de lievde tot de 
Waarheyd ea Goedheyd enz. Alwaar in der daad geene werking des 
Lighaams en is , ja die daar eer hinderlijk dan vorderlijk is ,• Nog het 
en heugt de Ziele niet, dat zy ooit van het Lighaam onderfteunt is! 
Des kan haar ook geen de minfte Onderftand gezegt worden onttrok- 
ken te worden , wanneer het Lighaam fterft ! 

z6. Zy kan ook van geenen anderen Geefi of Ziel haren ondergang 
vreezen , ten zy die gefteld werde haar eerft het aanwezen gegeven te 
hebben , welker verdere duuring dan , of ophouding aan deszelvs wel- 
behagen ftaat ! Maar dit koomt God alleen toe , als uyt het voorgaandc 
kennelijk is ! Des zal het God zijn , die de Ziel vernietigen zal ! Wel- 
ken wy buyten alien twijffcl dit ftellen te konnen doen , het welk de 
ganfche Natuur of geheelalordening der dingen niet vermag. 

27. Maar wat hem in dezen decle behaagt , en of hy ontwijffelbare 
bewijzen, die in de Natuur voorkomen, van fijnen'ganfchxekerenWil 
gegeven heeft ? Gelijk dat eene naaukeuriger navorfening verdient, al- 
200 leyt 'er ons , Menfchen , ten hoogftcn aangelegen , dat we dat 
grondig weten , als welker ftaat , die er na de dood zijn zal , hier 
uyt fijne bepaling heeft , en de Natuur dit zelve , het welk hier in gc- 
fchil is , heymelijk fchijnt te beveftigen. 

28. Want daar i« geen duyfter kenteeken van een eeuwigduurend 
aanwezen te zien in de begeerte om Kinderen voort te teelen , in de 
voortzetting des Naams , in de aannemingen der Kinderen , in het ha- 
ken na Lof by de Nakomelingen, in de Graflchriften, in het opregten 
van gedenkteekenen , de zorgvuldigheyd van het maken van den uyter- 
ften Wil enz. " Door welke gelijk ook door zeer veele anderc kenteeke- 
nen de Natuur getuygt , dat wjr ons vlijtig genoeg in het Verzorgen der 
toekomende dingen gedragen j Ik moet hier dat fraaye zeggen van Ho- 
ratius, ten bewijs van deze zaak, byvoegeu ; Ik zal niet geheel fierven , 

en 



GO <D G E L E E R<D HE TT>. fxi 

tn een groot gedeelte van my tal de Dood ontgaan , altijd zjil ikweder 
ep nieuws door den Lofder Nakomelingen groeyen. 

29. Wie derhalven met de dusverre bygebragte bewijzen niet te vre- 
de zijn kan , en oordeeld , dat al het gene daar uyt zoude konnen byge- 
bragt worden , flegts eene waarfchijnelijkheyd van eene toekomftige on- 
fterffelijkheyd is , dien zal de Rede 00k nict veriegen laten in het leg- 
gen van vaftere grondveften , waar op deze gezogte onfterffelijkheyd 

fanfch onwrikbaar fteune. Gewiflelijk daar was geene rede , waarom 
e Heer Defcartes hier alle hoop van verHere betoging opgaf , 't geen 
hy doed Refponf. Secund. ad Medit. num. 7. alwaar hy ronduyt bekend, 
dot hy diegenen niet in fiaat is den mond tefioppen , die zouden willen 
onderftellen , dat mijfchien de ziel van zoodanige Natuur van God 
gemaah is , dat derzjelver duuring te geli/k met de dttwing des lighame- 
lijken levens een eynde neemt 1 Hoedanige belijdenis immers van zoo 
eenen grooten Baas der Wijsgeren geenzins moeft voortkomen. Omdat 
'er niet eens zoo veel moeyte van nooden is , ten eynde de Natuur de 
ontwijffelbare zekerheyd , in zig afgeteekent , van de onfterffelijkheyd 
der Ziele ontdekke! 

30. Namelijk daar moeft agt gegeven worden opdleVerbondshande- 
ling, met het eerfte Aanwezen derZiclen van God geftaavt, uyt welker 
kragt overzulks niet flegts , nog zoo zeer in bedenking moet komen , 
watGod jfo», als wat hy wil, en van fijnen Wilgeopenbaartheeft. Zoo 
dat overzulks Gods Magt van fijn yermogen onderfcheyden moet wor- 
den : Het eerfte geeft eenen Natuurhmdigen Zin van het konnen , het 
Jaatfte eenen Zedelijken te kennen. Aan gene ftaat het , dat de Ziel of 
eeuwigduurend is , of ophoud te zijn! -Want ontrekt die de Ziel zelvs 
voor een oogenblik eens , en aanftonds;zal zy riiets zjjn ! Nog die ver- 
krijgt, van wat voor eenen ftaat derSchepzelen het 60k zy, eenigenleu- 
we volmaaktheyd. Waarom hy Natuurkuridiglijk de ziele vernictigen 
kan , als hy wil. 

31. Maac pg tu^ wijze m k^ t ro^ 

len; want niet tegenftaande dat toor fijne.Wilsbepalihg nict als onbe- 
perkt kan begrepen worden ; Aangezien 'cr geene fchikkihg nog Wet 
Kvonden wierd ,, als wclke geheel haren oorfprong aan Gods Wil ver- 
fchuldigt is : Zoo kan hy niet te min , nadat hy het gebruyk fijns ver- 
mogens tot eene zekere ma$e bcpaald heeft, bok daar van niet afwijken, 
200 hy maar regtveerdiglijk en getroitwelijk wH te werk gaan. .Waarom 
hy zig binnen deze palen houd door een ganfch vrymagtig gebrnyk en 
toepafling fijns yermogens , waar tegens hy daar na meet geoordeeld 

Q. worden 



J** VAN W AA;KGE B ORE 

worden gelijk niet tewfflett, akob ook nice te konnen werkert (fchoba 
hy van geene uyterlijke oerxjmk daar in verhiftderd w6rd. ) Hief fchiet 
my dat zeggen der Regtsgeleerden te binnen : Het gene tegen regt en 
reden aantovpt , dat Moet geoerdeeld warden zjelvs niet te konnen gefchie- 
den. 

3 z. Namelijk , byaldien het waaragtig is , dat God den Geeft onder 
fijne Wetten gebragt heefi. Indien het verders waar is , dat God zig 
ontrent het handhaven of het verwaarioozen derzelver niet onverfchillig 

fedragen fcan , als of 'er niets gedaan , of bedreven was , dat hem of 
etamclijk , of tegens hem ftrijdende was ! Zoo volgt infgelijks , dat 
de ftaat dergener , die quaat en die goed gedaan hebben , met deieto»de 
zijn kan. Maar de vernietiging zoude hun beyde gelijk ftellen : Zulks 
dat 'm zoodoende mi geen onderfcheyd is , tuflchen het onderhoudert, 
en het verwaarioozen der Wetee» , nadieri && bey^te.tbi ;dezetode uyt- 
kamft j dienameHjfe der vernietiging , zoude ftrekken ! 

33. Maar dit ftoot tegens de Heyligheyd , en derzelver gezellirme, 
Gods onkreukbare Regtvaardigheyd aan ; waflt de Heyligheyd Ch kan van 
die hare hoogfte Volmaaktheyd niet afftaan , dewelke QpA tet eene tt- 
ntge Wet gehjkerwijs van aamvezig te zljn , ~ateoo 60k van te wefken , 
is. Hy kan zig derhalven niet aruwrs in anders getuygtti te ityti ,- :d6- 
wiji hy tp&ibb* eerlievend is; Hy heeft zig nu aan alieGeeften als eerien 
en denzdfHen bekend gemaakt. Aan dit getuygenin% van zig is het 
betamelifk, dat hy zig ganfeh onwrikbaar en onveranderiijk htiude, na- 
clien &e hooefte' Volmaaktheyti oaveranderlijk is. "Waar riy't v6lgt , 
<kt hy ' niet der dttad ook tistef :»an- verfcheydt *effi**ydei*e m^&i-fe- 
hriudeh is tegettygett , goedkfeuriflg of qu^adkeuring , loon of ftraftVj 
vdgerisdeflavfag't wdke 'vfy*& 1-9. aarigentffkt hebben , 'd*-hy><ISii 
de Wetten gevoeg* hficfi? WMttfrtderzin* zefcide *er in God etneiefiy- 
fitigtegen.de dnod ftrijAig x$n. 

34. Moor in tegendeel : De ervaring ontkent tot nog toe de daad; 
Ja het is 'cf.zdt* zoo V«r vandaan , dat dt VoMrzienigheyA , de ftiec- 
fterefleAfn-regeerfter d*r IVkhfchelijke bedrijveri , in deze groote wifM- 
valKgheden &r werteW den gemeenes w«fg <te &i^ngfdt&yat tt voJgerr 4 
dat veel eer alle gefchiedenlffen dezer zelvde Werekldoeii zien , dat dt 
meefte dingen op eene hied andere wijze uytVatien ! Want daar is hiS» 
oudef in de werreld, -dan dat fegkeden&t 'Wi\\n , als een prod»f'Woo« 
gefteHworden voot degr'ittigikyttdetgerier j' di&d» ep*&tJ&V\$i.y aatl 
welHeirsfat; daw en boven byd« altesn, 1 als by lot 66k'^«flr ; fe6n #&& 
regti ea dac vaft :anderen oiifchendbaaf is , tctegetlifaft wofd allerley 

fehat- 



GQ<D G -EJL E E RJEUI.E. T 7). fit 

fchattm^^^ 1 ^**^;*^ 1 *^^?^- .Wafris '*r dcrhalvcri jjaders 
overig;, ,4*a£e baj(liii,)!tea \. integer l^tsoiaH&tag^prekcn na dit lerai 
ecn zeer uipte, en naauwkeiirige vergeWine zal komen van alle die din- 
gen , dewelke hier verwart en als verwaariobft gelijk gekgen hadden, 
alzoo ook gebleven waren. ? ,,■ r 

3 y, Waar uyt voorts de her /telling der Lighamen zjelvi oak zeer ge- 
makkelijk af te meten is. Want,zy hebben te gelijk met de Zielen de- 
zelve perzonen uytgemaakt , als zijnde dceien ^van deze,, en aan de ze- 
delijke werkingen meeften tijd deel hebbcndc. Dcs h bet van gelijken 
billijk , dat zy het zelve lot ook met de Zielen ondergaan. Nvgh&t en 
kan God met betameli jk genoeg zifn , dat hy van den kondergoedeu ( wel- 
kc in ecnevolmaakte gemeinfchap van hem gelegen is ). imafbekke, 
en zig flegts /ewdeele te genieten geefi. Het gene gefchieden zoude, 
indien hy aan de Geeften alleen fijne Gekikzaligheyd mededeelde. .Maar 
welke gelukzaligheyd zonder twijfiel zoodanige mededeeling overtreffen 
zoude 3 dewelke de Lighamen ook tot de Genteinfchap derzelver A<Ber- 
gehikzaligfte genieting opkyden zoude. 

46. Maar van God mag alfcs groots v^3igK^' aigewagt -wooden 1 En. 
indien God vooroeraeraig£«cfift is , zigiGlory en Heeriijkheyd uyt.iiji* 
ne Schepzelen te.verkrijgen , Zooaal dere dan JumueBS gtooiter wezeri, 
wafflBeerdeGeeft, fijnLighaam ,(dat tot hem behoort, en herrizooaittr-. 
genaam is) ook wcderomigekregen hebbetade , wiouwe ftofle-vind , om 
die Heeriijkheyd te roenten ! . - • ■ ' 

37. Het kan altoos niet gelochent worden, jdat onder de voorwer- 
pen,, die ckfbegeertens «lcs Geefts irmemen., ook dk, dat zekerlijk 
het minften niet is , tnoet gebragt (wordeu ; De vernierawing te weten 
der gemeinfchap met het Lighaam, die hy te voren gehouden had, 
welke verwagting men mitt denkeq Jsam, dat de AJlergoedjie te lear<ftel- 
len wil. Vergelijk §. 6-p. GeMjk ook dkaeker is , dat de Dankaeg- 
gingen , Gode ki der eettwigheyd te bewijzen , daar door grooter ge- 
maakt warden ! . r - 

38. Maar dat Goddelijke axe*^'*™* ftipte regt , 't welk we voor af 
hebben laten igaan , 'ontrent de werkingen ,der boozen , kan wsl kief- be-* 

,ftaan , indien dat in de pijhiging *kr Meeften Meen "^hoewei die groot 
geooeg is) bcpaaWwicsfle J Wam^geKjfcerwijs we getoont hebben, 4at 
hetG^ide Detamelijk is,, Jati 2fxx t <%cvadm~ r jdat net weldoen yetaelt,' 
ook over het lighaam zelvs ('t welk hier zoude konflen jsangemelkt 
woMdee.. als ten werhujg^ : Jccwrtaee'tde*^ van vrenide Wft& fptey- 
den ; Zoo ye^ridaBr , indien iriiia nueer , altoos Ijiet nmider ■'■?■ i^t , dat 

(^.2 ook 



ix 4 VAN <DE AANGEBORE 

ook deLighamen derBoaztn, om deel aan het gevoelen der ftrafte te heb- 
ben , uyt het ftof der aarde moeten opgewekt worden ; Aangezienhet 
door dezje gebeurde , dat zy de ydcle welUift najagende , hct Hoogfte 
Goed geern in den wind floegenl 

59. Voor 't overige moettiet ons nict vremt dunken , dat beyde de 
Wdarbeden , van deOnfterffelijkheyd u der Zielen , en van de Op/landinge 
der Lighamen met zoo weynig tocjuyching ( gelijk van ouds , alzoo ook 
nu) ontfangen , ja veei eer ondermijnt , en met eenen openbaren oor- 
iog beflreden worden. Want op die wijze is het, God beterehet! Met 
het Verdorven Menfchelijk Geflagt gelegen , dat byna overal in zwang 
gaat, het geeaeen Spatijaard in 't byzjonder van de Ketteryen zegt ; Dat 
die gefproten zijn naar de neyging en gefteldhcyd; van derzelver Stig- 
tersf 

40. Want gewiflelijk in gevaJle de Verdvrvenhtyd niet van alle kan- 
ten tot de Menfchen doorgedrongen -was , zy zoudcn nook lets bedagt 
hebben tegens beyde deze , de Nfatuur vleyende , en zig van zelvs aan- 
prijzende waarheden : Vergelijk §. 28. en 37. Want wie zoude het 
zjjv en overig blijven nietkiezen voor het ontfloopt werden offterven? 
Een innig gevoelen te voeden dcr allerlieffelijkfte genieting van het 
Hoogfte Goed, voor de berooving van alle Goederen ? Eene voortref- 
felijkheyd boven de redelooze Dieren (dewelke vergaan en nooit zullcn 
wederkeeren ) voor eenen gelijken ftaat van ondergang met hun. 

41 . De Menfchen moeten voorwaar een verhevener gemoet hebben J 
Zoobetaamt het ! Zoo is het by de goede gelegen , wien deze zelvde on- 
twijftelbare boop van de herftefiing huns Perzoons een fpoor en prikkel 
geeit , om hun leven deugdelijk aan te ftellen ! Maar die dit fpoor der 
regtf chape en eeuwigdurende werkingen bijfter zijn , is het nict te ver- 
wonderen ( 't geen ik wederom herhale) indien die , na datze hun 
hartje wel opgehaald , en goedc dagen genomen hebben , tot zulke, 
met de Natuur ftrijdige verdigtz'elen , vervallen , volgens weike zy alle 
hunne hoop op deze wijze vormen , dat de Dood een eynde van diet 
maah. , 

41. Maar hoe jammerlijk die knapen hunne fchijn-hoop moet benomen 
werden, zal hun dat befliffchent oordeel wel leeren! Ondertuflchen zijn 
2y ook niet in ftaat, om zig hier met eenige reden tegens aantekantenj 
Indien zy altoos God fijne AlwetendheyA ', en Almagtigheyd ongefchon- 
den willen toeftaan ! 

43'. Want voor fijne Alwetendhejd kan nooit eenig ding , van het 
gene hj bejlotenheeft , tot het minfte ftofje toe , yerborgen zijn ; Ge» 

lijk 



GO e DGELEER t DHET e D. i«j 

lijk ook niet de zoo groote en voor ons onbepaalbare mengelklomp van 
deelen , die uyt zoo eene nrennigvuldige beweging voortgefproten is : 
Dewelke am die reden buyten tegenfpreken zjtodanig voortgekomen is , 
omdat de Goddelijke Befiiering , haar befluyt ftiptclijk volgende , alle 
die t'zamenftemmende verfeheydenheyd cjerlijk te gelijk bevatte en in- 
voerde. 

44. Voor zoo veel nu de Almagtigheyd aangaat , dezelve zal het inv- 
mers niet moeyclijkcr vallen , de vermengde deelen te fcheyden , en een 
iegelijk onderwerp de fijne wederom te geven , als het haar in het begin 
geene de minfte moeyte veroorzaakte , dat ze die alle te gelijk uyt niet ' 
voortbragt. Het willen oileen is hier genoeg , daar het gewrogt aan- 
ftonds aan gehoorzaamt ! Nog die verwarring en vermenging der dee- 
len is ook zoo groot niet , als een gemoet , ujne vooroordeeien en dwa- 
zc wenfehen volgende , en weynig agt op de Natuur of fchikking der 
dingen flaande , zig die in den cerften opflag laat voorftaanl 

45. Want de ervaring moet niet alleen tot Getuygen bygebragt wor- 
den in de t'z/uningroeijing, maar ook in de affchejding der deelen, Wel- 
ke onze lighamen ondergaan. Deze afTeheyding no is zoo veelvuldig, 
als 'er byna ontillqkei^eetgatetfin het lighaam zijn. Ja zy is zoo groot, 
dat men veyliglijk zeggen kan , dat 'er het minfte gedeelte van die zelf- 
fiandigheyd , die den eerften oorfprong vetzeldc , nu nog in het lig- 
haam orerig is. 

46V Namelijk : wat en hoe veel word 'er niet door de ongevoelige 
uytwazeming uytgedampt ? Hoe veel verftrooit de zweet niet al ? Hoe 
veel uytwerpzel is het niet dat de buyk door ons ganfche leven quijt 
raakt ? Andere wegen fla ik over. Waar uyt het middagklaar is , dat 
alle dingen , dewelke het lighaam in zig ontfangt , het zelve niet altijd 
onatfcheydelijk aankleven : Tot wat wor eene fchrikkelijke grootte zou- 
de het anderzins niet opftijgen ! ■ , ■ 

■ 47. Des volgt het mede niet , dat de eenzjthigheyd van de zelfftan- 
digheyd des lighaams weggenomenjjsord j indien het niet met de her- 
ftelllng fijns zelvs alle de declen bezit , dewelke het den ganfehen tijd 
fijner voorgaande during agtervolgelijk de fijne ondervonden had te zijn, 
Laat hier Claubergs Metaph. Seft. XVIJL §. 206"; en volgende , als ook 
onzeboven §. 23. vergeleken worden. 

48. Dit is dan de uytjtag van de of nagekome of verwaarloofHe ver- 
pligting , den Menfch aan God verbindende. "Dixruyteynde is 'er voor 
denGodsdienft enGodvrugt beftemt; de vergelding of de ftraflej bey- 
de alkrgrootft. Want geujkerwijs ('tgeenidhemaaJ) de^illijkheyd 

Q*3> des 



..ix6 VAN :_QB\ #jf&G&$ Q>RjE: 

des aHergoediten Rcgters. jgeen rnangel van wcugde Wtejiw|ep^ofaan- 
wijzen kan: Alzoo zijn die vlcyerycn van gecn-hct minfte gewigt^ welr- 
ke Gods Barmhertigheyd door eenen oniregtmatigen toeleg pogen te be- 
wcgen ! 

49. AW of die Barmhertigheyd namelijk haar beft zoude konnen 
doen , om de Regweerdigheyd , verdcr wrake zullende nemen , t'eeni- 
ger tijd te vermurwen ! Tot die ydek^Jjtpjpe hoeftvoorfaeen het gevoe- 
len van Origenes , .'t.ge«a hy van Plato ontlieeBfobjdde, aanleyding ge- 

feven , 't welk rneer als eens naderhand verfcheyden&jk vao*#arj!chey-r 
enen ( inzonderheyd van dien ongeaoemden onder den Tijtel van de 
Ziel van £erraadus.Pullav*cims in de voorgaande.Eeiiw ) opgeflikt, ^e- 
diend heeit om de aorgeloosbeyd ontrcnt de toekomende dingen tiebe- 
yeflagen , en tot vcrmindering ,dcr vreeze vopr dc elende , die uyt de 
zonden nadkleveftJt|>R^»ft lekomcn,, welke ?ey«^elijk de Sociaia- 
nery eens kUpsgan&h en;gaaJP-a%efiieden heeft. Origenes gcvoden aa 
fteunde op eene dubbelde grondveft , die beyde valfch waren. 

50. De vene was^dat^e Zielen te geKjk gefchapen tijnde {daarwe 
bowen ran geipjokefc 3*ebben ) ten-deke gezondigt. hebben , itettdeek 
yotfbndig geblevcn zijn ; Dat^^» ; , die geaondigt hadden , in ligha- 
men gesvorpen zgn , Qpdat ze gereynigt zoudera wcrden. .De andert 
was deze , dat 'er geene fkmffen ziJH , -dan ZMyverende ; £)at dcrhalven 
de Zielen , van de Lighamen aflcneydende , wanneer ze hog niet t'ee- 
nemaal gezuyvert jtijn , gefoltert eB|jepijnigt worden tdt den Dag des 
Oordeels toe , op welken zy reyn en onbevlekt zouden verichijaen. 
My^uaktdat ik-*jer aa,, '1 voorbygaan moet vermanen, dat dat gedugre 
Vagevuur derRoomssezinden, 't geen naderhand uytgebroeyt is, toen 
nog in &ya zjiad verbotgen heeft gelegen ; Namelijk de dwaling diet 
eerSe tijden b«gt mede , dat^^fielen die reynigiftg van oooden :heb- 
ben , als 00k , dat die reyniging zig uytftrekt tot^» Jangfien dag des 
Oordeels enz. Maar dc St^gters van'dit fHfcuwerwet&he Vagevuur heb- 
ben hetgetal derparzocttten en bet verloqp des tijds onder bonne pni>- 
fijtjens weten te br«H(gen. 

51. Maar Jaten die vuyk reynigingen aan den wind lopen , en gel- 
den zoo yeel zy gelden konnen by die genen, die voor **J»pf«nw oflfyt* 
vaagzels verdiehen gehouden te worden ; Ons word eene andere **$** 
ej»v»iJ^in}gmg in tie Scbriftuur aangeprezen , maar welke de Nitaiur 
a^g.-nict ^n kend. Vorders verhoQpt men te vergeeft van GodiSairmt- 
fart$gb^^\i<cfo®Qn die oneyndig is, het geen zy niet kan voBanengcn 
data met tiadeej , fsfajft iijne Regtvterdighefd , die inigelijk* -meyndig is; 



G 0*D Q E L E E R 2> H E T T>. 127 

De eene wet met cene ondertinge omhelzing naar de andere, en zy ge- 
ven elkanderen in dc hoogfte volmaakthcyd de hand van vriendkhap , 
nog men kan hopcn , dat "de Barmhertigheyd datgene 'ooit zal willen 
veranderlijk makcn , 't welk de Regtveerdigheyd onveranderlijk vaftge- 
fteldhadde. 

52. Opdat ik zwijgc , dat 'er geen andere ftaat van die rampzaligen 
kan bedagt werden , dan die , gedurende een ieder oogenblik , door 
het onverdragelijk gevoejen eener onophpudende en aangfoeyende ftraf- v 
fe , fteeds nieuwe toorn verwekt , deweflte buyten twijffel zoo veel te 
meer zal Waken , hoe die elendige zig rerder van het Hoogfte Goed 
zullen af bevinden. 

5 2 . Voor 't overige zal een iegelijk middagklaar zien , uyt het gene 
wy dusverre betoogt heBben , dat het bewijs waar is , *t geen wys boveri 
Hoofd. XII. §.^8. tegens Spinoza bygcbragt hebben. Dat 'er narae- 
lijk daar toe geen ffaafte van noden is t ten eyride de Godsdienfl; in fijn 
kragt en grondftettnzel geveftigt werde. Want hetgene tot dusverre 
van ons bygebragt is , betreft God alleen , in zqq verre hy voor den 
Stigter van 'sMenfcheh Aanwezeh erkend, word,, waarom byaldiesn dc 
Qocfedfenft fcelvs in 'het aanlvtz'eh van eenen- eenigeti Menfch (zander 
M&JgeielJ .die/fwe.Afhangendheyd y^gfe erkende en cerde i ge- 
bleven'was, ztitiiteifte'iri^nj^eelen^ fchoort 

hy gctptn naaffen in zoude rfuyten , met welken de Geregtigheyd en 
BarmhettigfeyctoVer tn weder aoude hebben moeten betragt worden. 

54. Nadien zig derhalven de ware Godsdienft God vereyfcht, tot. den. 
Sttgter. d& Mehfcrien , van wien deze alles V wathy bezit , QntQngen 
heeft; en tot eehen Wetgever , die eene vQtftrekte gehoorzaamheyd 
tan, 'den 'Menfch '", door fijne r rtedelijke IpeV'agting , afvorderd , .zp$ 
kalftdie niet waaragrigef uytgefeeeld worden , dan door efre,z£&toaa^ 
kwrigebetreWung van alle Vermogeni r die hy bezjt^iot Gad': Wahneer 
derhalven in den Geeft eene regte engrppte keiWue Gods bet Verjland 
ver^ierd , <ln Waflrtetff ^desierfs begefrjeens flenfVii innempn ,j en met 
eene vtfffle vi?r§enbe^irjg vjefvulfcn ,,, aulks dat "«r.I^t de : ejewegingen dn 
Lighamhs oofrwijken \ met die begcertens > weVeej$amende , gevonden, 
worden, die'rjligtfeij liagjekomenj waar doQf wy van Natnure aan God 
-u&bonden 4Hh&*r'.;;'iftet e$n woord;', GM$ienfrh die 'geftad*ge i#er&m£ 
detiietfUi want tfofr hy zyg ,''^p: t af^uy^^ heeft.,, am G*d , \§jnm 
Schemer , toeheyligt x ten fjpde i^j'^^o^nmH ]oe%_ iinfneysii»p£e^is 
m&t-hefrr[ n ah het Rovgfie'Goed ', vex'eenige^e- y dam ' ^jw&J^g^^g^ 
Ittkzaligfiijd giftfeie. Zoo volgen dan Ht overige 3ihgen miiuhnerang 

en 



n8 V A K T> E A AUG ESQ R£; 

en waarde , dezen grondflag , dien we ontrent God gelegthebben aan- 
gaande den Gpdsdienft. _ v 

Het X V/ en Laatftc HOOF D- DEE L 

Van de wrpligt'mg des %Men[chen. vntrent %ig zghen , en 

des&hs opzigt tot andere 5^3 \ zoo onredelijke 

als redely. 

I. TJYaldien de Gpdsdienft tuflchen God en den Men/ch verrigt 
13 word V 1 60k sender dat hy van eeoen najiften .wjeet ; Zoo moe- 
ten dan des Menfchenpiigten ontrent zig zelvennu vbJgen. ,; 

2. Des betaamt net, cat hy zig Wetcnfchap verkrijge, fijn Verftand 
ver§iere , fijnen Wil fchikke , zig zelven Mcefter zijnde fijne harts- 
tog^en in toom houde ; met een woord , dat hy make, dat hy eene ge- 
zonde ziele hebbe , eh die ganfch veerdiglsy , om hare werkingen uyt 
te voeren : Infgelijks fijn Lighaam , met hetzelve te voorzien van noo- 
dige koft en Weeding , Waarorh hy zig tot eerlijke bedieningen onder 
andere menfchen moet bequaam maken, en die oefFenen. Maar uk^m* 
de ongematigtheyd en het misbruyk moet daar van geweert zijn , dewelke 
hct lighaam onnut en onbequaam maakt om den Geeft ten dienfte te 
ftaa.n , Daar en tegjen moet men dit opktot netheyd en vaardigheyd be- 
quaam maken, Maar bier blijkt voor ai|e djngen , dat het tegens het 
Regt der Natuur aanloopt , dit Lighaam te ontfloopen , 't zy dit op 
cene geweldige wijze gefchied , 't zy met deszelvs gefteldheyd , ander- 
rins gezont, te verderven. Vorders moetmen de geboorte, dood, en 
het leven aan God onderwerpen, 

3. De Onredelijke Schepzelen aanbelangeride , dezelve moetmen met 
dankbaarheyd gebruyken, en met afharigendheyd, in de ordening, de- 
welke God gefteld heeft; alzoo heeft de foijs omdenbuyk, deZon 
om de oogen , de Lugt en fterren verfcheyde gebruyken en zoo voorts ; 
En men moet zig daar met aan vergaperi , nog geheel aan overgeven, 
maar Gods Opper-hecrfchappy erkennen. Dit zijn dan de pligten 4/«» 
tigheyd , Nederigheyd en Ljidzjiamhej/d. 

3fc- Voor zooyeel eyndefijk de andere Men/chen betreft , men moet 
agtgeven op dezelve "b'etrekking , die zy tot God hebben , op dezelve 

Natuur 



GO c DGELEER < DHET c D. iz 9 

Natuur , hct zelve bloed , dezelve verbintenis in God tot God , met 
hem in ftaat te brengen , dat hy ook tot Gods Eere is. Daar uyt nu 
volgt dc Regcl , 't Geen gy niet wild dat u gefcloied , doet dat eenen an- 
deren met , 't wclk den Keyzer Alexander Severus zeer geviel : Hebt 
uwen • naaften lief, gelijk u eygen zjelven. Des worden de pligten van 
Weldadigheyd , Dienflwilligheyd , Afededeeling uyt de algemeene Behoef- 
tiplteyd , en die van GemeenzMimheyd aangeprezen. 

5. Maar hier volgt dan ten deele uyt het bloed , ten deele uyt Gods 
Voorzienigheyd cene andere en nicuwe betrekking. Want gemerkt de 
eene Menfch van den anderen afdaald , zoo doet zig de betrekking 
van meerderheyd en minderheyd op. 

6. De grondflag , gelijk van alle Maatfchappy . alzoo ook van alle 
betrekking , is de afdaling uyt den zelvden bloede. Want daar koomt 
aanftonds de Betrekking des Oorfprongs by , in zoo verre de ecn het 
leven van den anderen heeft. Waar uyt de pligten van de eene en de 
andere zijde volgen. 

7. De Oudcrs is het opgeleet , de Kinderen te bezorgen , £\%/k 
hunne zijnde , hun met het noodige te voorzien , te maken , datze niet 
alleen leven , maar ook datze wel leven, en dat voornamelijk in betrek- 
king tot God , en datze dezen kennen , met hem verecnigt en naar 
hem gevormjc worden , waar in we den Godsdienft gezien hebben te 
beftaan ; Maar ook in opzigt tot andere Menfchen , ten eynde zy be- 
quaamheyd mogen hebben , om anderen in 't beftieren van Land en 
Kerk ten nutte te zijn. 

8. En hier van daan gebiet de Natuur aanftonds aan de Kinderen, 
die dingen met een dankbaar herte te erkennen in de Ouders , als de 
oorzaak van alles goeds, waar mede hun God heeft willen gelukkig ma- 
ken, dat zy hun leven bewaard , datze hun voedzel befchikt , en hun, 
daar ze van zig zelven onmagtig waren , zoo verre gcbragt hebben , en 
inzonderheyd tot eenRedelijk, niet alleen tot een dierlijk leven, hebben 
opgevoet, Ja dat ook s»pyji die teedere genegentheyd , waar mede de Ou- 
ders ontrent hunne Kinderen zijn aangedaan , van deze door eene gdij- 
ke lievde bearrtwoord worde , vereyfcht de billijkheyd , als ook , dat al 
dat hoofdbreken , dat zy met my gehad hebben , immers verdient en 
my oplegt eene zugt en iver , om hun die moeyte en zorge door 
vreugae te doen vergeten. NameHjk de pligten beginnen allernaaft van 
de Ouders, en gaan tot andere nienfehen over; gelijk ook hkvdeHuys- 
gezjnnen uyt voortkomen. 

o. Uyt.de op dcze wijze wel geregelde Huysge&nnen , volgt ook cene 

R wel 



i 3 o VAN <DE AANGEBORE 

wel gefchikte Maatfchappy , welkc overzulks ook door hare Wetten in 
teugel moet gehouden worden : De Grond-wetten hebben we gezien, 
beftaande in de erkentenis en bevordering van die zelvde betrekking tot 
God! ' 

10. Maar aangezien we ook leven moeten, en het gebruyk des Aard- 
rijks nemen ; word 'ex voor eerft veronderfteld , dat ons van God de 
Heerfchappy over de aarde vcrgunt is. Welk gefteld zijnde , zoo heeft 
de betrekking tuflchen het Mijne en het Uwe , of tuflchen het gene ons 
beyden toebehoort , plaats. Deze betrekking kan aangemerkt worden 
of in opzigt der menfehen , die te gelijk aanwezig zijn , en het aardrijk 
vervullen, of in opzigt van den agtervolgelijken oorfprong.van deneer- 
ften Menfch. 

ii. Nademaal J er indatgeval vele menfehen gefteld worden , zoo 
moetmen letten , op het zelvde regt , 't geen ry alle , even fchoon, 
door Gods goetheyd , bezitten. Alwaar , het geen een iegelijk in be- 
zitting neemt , het fijne is in vergelijking tot andcre menfehen, fchoon 
afhankelijk van God den Heere , waarom geen menieh een eygen regt 
daar over heeft. 

i a. Wat de Wet der Natuur is , moeten we nu eens in goeden ernft 
gaaa opfpeuren ; Want i. Is het niet genoeg dezelve te befluyten uyt 
der Heydenen Spreuken en Wetten ( fchoon , wanneer zy hunne toe- 
itemming geven , zy , gelijk de vonhen by 't vuttr uyt de ajfche , in de 
betoging een merkclijke zekerheyd geven: ) gemerkt die onder zoo ver- 
fcheyde Volkeren ook niet even dezclvde geweeft zijn , na dat zy of ge- 
manierder o£ woefter waren, 

13. Ja zy hebben ook eenige dingen als vcrdragelijke , of de beftraf- 
finge zoo zeer niet verdienende aangemerkt , dewelke egter de Wet der 
Natuur ganfeh ftrafwaardig fteld. B. V. In het bewaren der kuysheyd, 
in uvm%ti&ct de zjslfsmoord , in de verphgtinge , daar we mede aan onze 
vyandea gehouden zijn en beledigers eaz. Maar nademaal ze in de an* 
dere zaken *er de ware redenen ook niet bygevoegt hebben , zoo kon- 
nen de dingen , die zy gedaan hebben , niet voor een Regt of eene 
Wet der Natuur gehouden worden. Gelijk B. V. het gene zy iri de 
Natuurlijke dingen aanmerkten , en evenwel uyt geene redenen afley- 
den v ten preuve zijn kan , dat zy de Wetten en dc Regelen der ligha- 
men yerftaan hebben , 't geen- in Plinius Ariftotefes en anderea klaar 
tc«Gjtjis. 

1 4. Des moet 'er 2. Op dc Betrekkinge zelve van den^Menfch tot 
Cod voornamelijk agt gegeyen worden , waar uyt middagklaar zijn zal, 



G O <D G B \L E E ' R <D H E T <D. . i 3 t 

en ctat 'er zekere pligteh zijn ('t geen zommigen ontkend hebbende, 
zeydai , dat alles op lofle fchroeven en onzeker is , en dat 'er geen re- 
gcl , ora het goede , eerlijke en quade te onderfcheydtea , gegeven 
word , 't geen by vcrzuym van de natuurlijke verpligting toekomt ) ett 
dat door derzelver middel de weg gebaant word tot de bezttting van bet 
Hoogftc Gocd. 

1^3. Moet die Wet def Natuur niet gezogt worden in de bloetver- 
wantfchap der menfchen ( waar van gefproken is ) waar uyt wel de plig- 
ten van den Menfch tot den Menfch voortvloeyen , maar aademaal de 
Menfch 00k zoo zeer aan ztg zelven verbonden word; zoo kan niemand 
ootkennen , dat deze pligten 00k daar toe behooren. , Nog bet is hier 
niet genoeg met Cumberlant te zeggcn : Dat we het Algtmeen Goed 
der ganfche Natuur als eenen grondflag moeten aanmerfcen 1 

16. Want niet tegenftaande dit met meer waarheyd gezegt word, 
dan dat men met Hobbes alles brengt tot de Onderhauding fijns zjsIvs, 
door welke alle vcrbintenule , waar door we aan God genouden zijn, 
weggenomen , en ten opzigt des naaften aan ftukken gebroken word , 
en de Menfch zelvs-zig tot eenen Regel fijner handelingen is , 't geen 
ten hoogften «9»»» godloos t$ , byzonder in dezen ftaat. 

17. Zoo is egter ondertuflchen die aanmcrking van een algemeen 
goed der ganfche Natuur mede met t'eenemaal pluys : want God. Word 
in de Natuur Opgefloteo > welker Stigter by veel eer zoude moeten ge- 
zegt worden , en tot welken zy eene betrekkinge met bet gewrogt over- 
eenkomende, zoude dragen : Ja zy fteld eene gelijkmatige verbintenifle 
tot die dingen , dewelke tot de Natuur behooren ; want byaldien hy 
zelvs in eene mindere zaak dat goed niet gezogt hadde , zoude hy reeds 
tegen de Wet der Natuur moeten geoordeeld worden gezondigt te heb- 
ben. Maar daar is 00k overig , dat men bepale , wat den Menfch ver- 
pligt , om dat goed door eene zekere Wet te handhaven ; 't welk byal- 
dien het God nkt is , zoo zal het nergens te zoeken zijn. Nog uyt 
dezen hoofde zal 'er geene rede van fehelmftukken gegeven worden. 

18. Men zal derhalven noodzalcelijk wederom tot God moeten kee- 
ren, die 00k de Stigter der Natuur en derzelver waarheden is, gemerkt 
hy zelvs dc eerfte waarheyd is , gdijkerwijs we boven gezien hebben. 
Van gelijken wanneer by in de Natuur als de Alwijze Maker in de ver- 
biqlpjne der Natuurlijke waarhedeh wor4 aangemerkt en geroemt, dan 
woraoe Wet der Natuur reeds onderfiouden. 

19. 'tGeen nu uytgeftrekt moet worden tot de Reden , hetOor- 
deelj deaWil, en tot dezes Heerfchappy enoeffeniag over het lig-* 

R 2 haam 



13% FAN <DE AANGEBORE 

haam. Alzoo vcrftaat betVerftand op eene met fijne Natuur overecit- 
komende wijze de waarheyd , gelijkerwijs God die geopenbaard Kecft: 
DeWil verheugt zig in dezelve, en bemind die , gelijk hy in God 
dat zelve aanmerkt. En wanneer het Lighaam y in fijne ordening tot de 
ziel , die gevoegelijkheyd bevorderd , word aanftonds het denkbeeld 
van de Wet der Natuur ontdekt. 

20. Namelijk die is datgene niet , gelijk de Regtsgeleerden te alge- 
meen zeggen , 't welk de Natuur alk Dieren geleerd beefi. Welke be- 
fchrijving al te zeer in 't honderd is. Maar zy leggen 't in dier voege 
uyt , datze voldoen, gelijk als Weiemb. ad Inftit. \: 1. tit. 2. Be Wet 
der Natuur derhalven , wanneer zy de redelijke Schepzefen betreft ,. is 
eene verzjimel'mg van onveranderlijke voorftellingen , zjmder redeneering 
bekend xjjnde. B. V. Van God , onzen Naaften enz. 

2i. In deze Wet der Natuur j welke wy befchreven hebben , isalle 
Codsdienft gegrondveft , welke overzulks geen Verdigtzel van Menfche- 
lijke Voorzigtigheyd kan gezegt worden , ten zy men even hier door de 
Natuur , die op deze wijze gefteld is , en wel in alle menfehen , verlo- 
chent. Daar zijn 'er wel , van welke die heyligfchendige woorden nit 
den Florentijnfchen Machiavel gehoord worden ; Maar die vinden gee- 
nen ingang , dan by zoodanige borften , die wel wenfehten , dat de 
zaak zoo ftond. 

22. Waar uyt wijdcrs volgt , dat de Godsdienft opk niet van den wil 
eens Vorfts afhangt , nog dat die naar behooren te werk gaat, wanneer 
hy flegts eenvoudig dien Godsdienft volgt , die by het volk, waar over 
hy het gebiet heeit , ingevoert is , ten eynde hy zig zoo doende naar 
den zin des volks fchikke : Daar immers die Godsdienft eerft te omhei- 
zen is , dewelke het allerbefte naar de Wet , waar door de Menfehen 
vanNatuure aanGod gehouden zijn , gefchiktis, dievereyfcht , dat het 
Verftand , de Wil , en de Bedrijven des geheelen Menlch Gode wer- 
den toegeheyligt. In alle welke dingen derhalven de Vorften niet on- 
verfchillig zijn konnen, zoo weynig als zy de Natuur dus of zoo inftaat 
zijn te ftellen. Nog de Natuurlijke Wet laat 00k toe , met een reyn 
herte by eenen Afgod te ftaan. ■-. 

2 3 . Maar daar ftaat inzonderheyd op te merken , tot wat voor plig- 
ten zig de Wet der Natuur , en de Godsdienft , welke dezelvde met die 
Wet is ,. uytftrekt , ten eynde de Menfehen door dezelve verbl&Aen 
werden. Die pligten nu moeten getrokken worden van de voorwerpen, 
met welke de MenfcR in betrekking gefteld word. 
• 24. God is het voomaamfte voorwerp , van welkcn.hy van Natuure 

een. 



G OV G E L E E R<B H E T<D. 133 

een Denkbceld voert , als van een Opperft Volmaakt Wezen ; door 
welk middel God nu in zig zelven aangemerkt , en als een Voorbeeld 
ter navolginge voorgefteld word , en verwondering baart ten opzigt fij- 
ner iM&%wVoortreffeliik.heyd. 

25. Maar het Denkbceld Gods in agt genomen werdende , in zoo 
verre dat ons betreft: Zoo rijft hier inzonderheyd vierderley Betrekking 
uyt voort , welke daar uyt voortvloeyt , omdat wy 'ot«V* het maakzjd 
Gods zijn. De Eerfle beftaat daar in , dat hy onze Schepper is , van 
wien wy ons ztfn hebben , 't welk wy bezitten. Wy hebben nog be- 
zitten ons niet van ens zelven* Nog van onze Ouders , in welker magt 
het niet ftaat krooft te gewinnen, of niet , inzonderheyd daar zy nader- 
hand geenen invloet op ons hebben. Derhalven van God , die het le- 
ven gegeven heeft, ten eynde het hem dank geweten werde , omdat hy 
het tot een zcker eynde gegeven heeft , 't welk gcen ander zijn kan, 
dan hy voor zig zelven , 't geen boven gezien is. 

26". De Tweede Betrekkmg koomt uyt de Onderhouding voort , de- 
welke wy zoo weynig aan ons zelven verfchuldigt zijn , als ons eerfie 
xjjn 1 want die dingen zijn een en het zelvde. Des voegt God als 
.dstfjivif een Weldoender ten alien oogenblikken eene during by ons Aan- 
wezen. Deze nu , nadien ze eene zonderlinge weldaad is , moet met 
een dankbaar herte erkent worden van den genen ,. dewelke die ont- 
fangt. 

27. De Derde Betrekkmg , die uyt de voorgaande voortvloeyt , is 
die van Wetgever : want die weldaden leggen ons in alles eene Wet op. 
En hier uyt volgt de Vierde> welke die van Regter is : want volgens die 
pligten , dewelke wy de onze erkennen te zijn , in betrekking tot hem, 
zal hy ons oordeelen. Des zal hy voor zeker re«t oeflfenen ; 't geen ten 
deele in dit leven , ten deele na dit leven gefchiet. Zeer wel zegt Au- 
guftinus : GOD firafi zommigen in dit leven, ten blijke, dat hy nu ook 
Regter is j Maar andere dingen heeft hybewaart, ten eynde hy- zjrnde too-t 
nen\ dat 'er een algemeen oordeel zijn zal. 

28. Maar in 'tDyzonder brengt fijne Goedheyd mede , dat we fijne 
weldaden naar behooren waardeeren , welke de dankbaarheyd is , en on- 
ze behoeftighcyd erkennen, en hem alleen najagen boven alles , wat 
goed gczegt word : Zijne Heyligheyd brengt mede , dat we alles ter fij- 
ner ecre aanleggen : Zijne Wijsheyd , dat we de middclen , het eynde, 
't gebruyk der dingen erkennen tot Gods Eere : Zijne Voorzienigheyi. t 
dat we fijn geley en beftier volgen , als zijnde dat van den Opper-be- 
fHerdcr , niet morrende, nog Ichoorvoetendc, maar fijne wegen goedr> 

R 3 keuren^ 



134 VAN <DE AANGEBORE 

keurende : Zijne Regtveerdigheyd , dat we de Wet wel onderhouden : 
Zijne Waaragtighejd , dat we hem gelooven , nooit miftrouwen : Eyn- 
delijk brengt fijnc Standvaftigheyd mcde , dat we , fijn VoorbeeW vol- 
gende , regelregt tot hem , zondcr zijdvvegcn in te flaan , voortftreven. 

29. Deze dingen komen ons ontrent God uyt den geeft voor. Maar 
het tweedc zoort van phgten gaat ons aan , ak deze en gene vermogens 
bezktende. Des bevinden we in ons eene voortreffeHjkheyd boven de 
overigc redeloze dingen : In ons is een Begecrtc , die naar volmaakt- 
lieyd tragt. Eene Bequaamhcyd , om anderen ten dienfte te zijn , ja 
00k een vermogen , om ons te vcrmennigvuldigen. Hier uyt volgt, 
dat de ziel moct bezorgt worden metde kennifle des hoogften goeas, 
met deszelvs liefde en^ najaging , ten opzigt van het Vcrltand en den 
Wil , en dat met onderfchcyd te maken tuflchen het goede , ware , en 
verzierde. .,'.:..'. % 

30. Totdiekragt, om zig te vermennigvuldigen , behoort 00k dit, 
dat , nadcmaal in dezelve eene paring van twee menfchen gefchiet , het 
voor eene ftale Wet moet gehoudcn worden , zig met geene anderen te 
■vermengen. Want alhoewel de Dieren ( maar niet alle ) met vele zon- 
dcr ondcrfcheyd gemeenfchap hebben , zondcr een iger maten te zondi- 
gen ; Zoo kan dat egter hf de Menfchen zonder mifdaad en fchending 
der betarnelijkheyd geen plaats grijpen. Want wanneer de een fijn lig- 
haam aan den anderen gegeven heeft , word hy met dien anderen tot 
een lighaam. Maar* in gcvalle hy zig daar na met eeaen anderen 00k 
vermengt , zal hy met niemand een lighaam zijn. 

31. Maar imaonderheyd zoo kan de Pereeniging der gemoederen (de- 
welke ayt eene xjty&ere lievdd voortipruyt, en de grondflag van het Hu- 
welijh-bed is) geen meer deelgenoten dulden : want hoe minder die 
lievde verfpreyt word , hoe zy Tbagtigcr en reyndcr tot het eene deel 
overgaat ; Gelijk die daarentegen verflaaut , wanneer zy tot vele over- 
gebragt word, 't Geen ook de zetregd derOvernatuurkundigen te ken- 
nen geven wil : de Mennigte v&rftrooyt , de Eenheyd verzjtmeld. Voeg 
hier by de opvoedmg der Kinderen , het zeer moeyelijk aan de koft ko- 
men , de gelijfcmatige verdeeting der kunne enz. 

32. Hierom wijders indien ik door mijnen arbeyd uyt mijn bezit en 
have mcer trekke dan een ander , moet dat het mijne gezegt worden, 
nog het kan niet billijk geoordeeld worden , dat eens anders lny- en le- 
dijgneyd mijnen arbeyd geniete. Maar 00k dit gene, 't welk ik op die 
wijze met de bezitting zelve verkrijg , nadien dat het mijne is , , kan ik 
aan anderen geven , of mijne Kinderen voigens het regt der Natuur 

nalatenj 



G T> G E L E E R <D II E T T>. 135- 

naltten ; welker eygendom dit hierom is ; of by gefchenk , omdat ik 
Heer daar van ben ems. 

3 3 . Maar gemerkt wy alle niet alles vermogen , maar dc een dcze 
dingen heeft , daar de andcr op zien moet j is het van noodert , dat die 
dingen onder elkanderen verwifleld worden, ten eynde het gebruyk daar 
van zoo doende algemeen zijn kan. Hierom moct 'er order en hand- 
having van billijkheyd zijn. Waar uyt de noodzakelijkheyd djer Overhe- 
den volgt , van welker aanftelling , ten opzigt van de tweederley ftaat 
der menfchen , tweederley rede was. 

34. (1.) Omdat de werken en bedieningen onder vele menfchen 
moeften verdeeld worden : Omdat het noodig is , dat die gene , dc- 
welke niet voor zig zelven , maar voor anderen geboren zijn , ten eyn- 
de zy malkanderen onderling ten dienfte zijn , eenige agt Jop hiin lig- 
haam onder malkanderen geven , opdat het B. V. niet geheel een voet, 
of oog enz. zy \ maar een iegelijk lid by onderfcheyde bedieningen dat 

fene betragte , 't welk van fijn pligt is. Want het is niet te denken, 
at vele ganfchelijk het zelvde doende, zig onderling ten dienfte zijn. 
Want in net gene iemand zig zelvs voordeefig zijn kan , en op fijn eyge 
beenenftaan, en heeft hy eens anders hulpe , als overbodig , nietvait 
nooden. Dei moeft 'er eene order met gemeen befluyt gefteld worden, 
waar door die algemeene noodzakelijkheyd , of dat vermogen , of die 
neyging , om anderen ten dienfte te zijn t bepaald zouden worden. 

35. De tweede rede , namelijk van gewela , is niemand onbekend. 
Men weet dat zcggen : Al wie de quade fpaart , benadeeld de goeden. 

36. Maar de Menfeh is van dezen ganfchen reget afgeweken. Hier 
uyt ontftont de verdorvenlieyd van fijn Verffand , Wir, Hartstogten, 
van fijae liefile tot zig zelven , tot God , tot fijnen Naaften , welke 
verdorvenhtyd de Heydenen gekendl hebben ; waardm hy onder God? 
handen geraakt is , die fijne Wet onder bedreyging geftaan heeft. 
Waarom ook de Wet der Natuur eeniger maten eener andere gedaante 
gekregen heeft, nademaal nu God met den zondaar te doen heeft. Zoo 
word nu's Menfchen waardigheyd verwaarlooft. B. V. een Man kan 
Vader en Moeder veragten , ja dooden (Matth. X. 35. Alwaar Chri- 
ftus zegt : Ik ben gekomen om den menfchen tweedragtig te maken tegen 
fijnen vader , ende de dogter tegen hare moeder , ende de fchoondogter te- 
gen hart fchoonmoeder. Exod. XXXII. 27. Hy (Mofe) zjeydetot hen 
(dezonenLevi) Alz,oo aegi ■ de HEERE, de God Ifraels, eenieder 
doe fijn zjweerd op fijne hettpe , goat door , ende keert weder vanp&orte 
tot poorte in 't hger , en iegelijk doode fijnen breeder , ende elk fijnen 

vriend, 



i 3 6 VAN T>E AANGEBORE &c. 

vriend, ende elk fijnen naaften. Dent. XXXIII. 9. Die (Levi) totjtj- 
nen voder ende tot fijne moeder zjeyde ; Ik zie hem niet , ende die fine 
broederen niet en kende , ende fijne zjonen niet en agtede : want zy onder- 
hielden uw woord, en bewaarden uw verbond. ) Eene Krijgsgevangene 
onteeren en weg zenden (Dcut. XXI. 12. 14. Ende zy ( cte gevangene 
yrouwe) zaI het kleet harer gevangeniffe van hoar afieggen, ende inuwe* 
huyzs zitten , ende haren voder ende hare moeder een maand long bewee- 
nen : ende'daarna z,ult gy tot hoar ingaan , ende hoar man zjjn , en zy 
zjd u ter vrouwe zijn. 14. Ende het zjil gefchieden , indien gy geen be- 
hagen in hoar en hebt, dot gy hoar zjtlt laten gaan naar hare begeerte, dog 
gy zjtlt hoargeenzjns voor geld verkoopen: gy enzjult met hoar geen gew in 
drijven , daarom dat gy hoar vernedert hebt. ) Onder eenen Gewelde- " 
naar en Tyran leven. 

37. Zoo dat het overzulks onnoocUg is., hier«ene quijtfchelding van 
God alsHeere te verzieren, aangezien hy volgens fijn regt te werk gaat, 
als Regter , en zoo doende aan die betrekking niet meer gehouden is. 
Want men moet uyt het boven gezegde opmcrken , dat 'er aan Gods 
zijde mede. sene verbintenifle is, daj: hy zig zoodanigen getuyge , als 
hy is. 

28. Gemerkt derhalven de zonde in de werreld en de Menfch aan al- 
le aeze pligten reeds van fijne geboorte af aan , fchuldig is, gelijkerwijs 
de Heydenen , Cicero , Plato , Seneca , Cebes enz. fchoon duyfter, 
erkend hebben , zoo zal 'er geen middel ter verbetering te vinden zi/n, 
dan de openbaring. 

39. Maar deze moet ons dat middel aan de hand geven , en opbeu- 
ren , den Menfch op eene wijze , die Gods Eere bctamelijk is, weder- 
om tot God brengen enz. Met een woord , zy moet uyt zulke ken- 
teekenen beftaan , dewelke middagklaar aantoonen , dat ze van God 
voortkoomt , de Rede die goedkeurende , en die dingen bybrengende, 
dewelke wy gezien hebben Gode en den Menfch volgens hunne wedcr- 
zijdfchc Betrekkinge te betamen. 



JOHAN 



137 
JOHAN GODFRIED BACHMAN 

INTREE-REDEN 

i 

Over 

JERUZALEM 

Gcftelt tot een' 

LOP OP AARDE. 

Vjtgefproken den 5 . OBober 1 696. 

Te Duysburg in Kleefs land in dc Acadcmie-Kcrk. 



Hoog-ge'eerde , jiandagtigeToehoorders, 

E dag van heden , die my voor U-lieden in deze zeer volk- 
rijke Vergadering doet verfchijnen , is my cen tweede ge- 
boortedag. Die eerfte heeft my hct eerfte gebruyk dezes 
^ levens ligts vergund , 'twelkGod, dealwijze en te gelijk 
goedertierentfte Beftierder dier beyder , door den laatften openbaart, 
tot wat eynde hy het zelve beftemt heeft. Het heeft fijne goedheyd en 
't en is geene kleyne zaak , van niets afgezondert te zijn, in 't getal der 
wezens gefteld te worden , een fchepzel te zijn , en wel een redelijk, 1 
uyt te munten inzonderheyd boven de andere fchepzelen , en uyt dier 
.zoorte te zijn , welke de Schepper tot de voornaamfte ftoffe fijner Glory 
en Heerlijkheyd heeft willen ftellen , met een woord , een Menfch 
te zijn. Maar die goedheyd verflegt , die waardigheyd vervakl , nadat 
zig de menfch beneden dicn fijnen ftaat gedraag; , fijne voortreffelijk- 

S heyd 




i 3 8 JOH. GODFRIET) BJCHMAN 

heyd in dier voege verwaarlozende en met voeten tredende , dat men 
zcggen kaa, datde menfch door eene fchandelijke Herfchepping, zelvs 
in weerwil der nat'uur } de Beeften ganfch gelijk geworden is , ja eer 
van hem getuygen kan , dat hy niet en is. Het kan hem immers niet 
pafleii , dat hy , de ordering verkeerende _, den voorrang aan het lig- 
hawm hi fijne beili-ting geevt , nog gevoeehelijk'Zijn , dat hy flegts de- 
zes bewegingen blindelings opvolgt, en dat 's menfchen geeft, van zoo 
groote bequaamheyd zijnde , aan het aardfche alleen hangen blijvt. 
Maar! zoodanig brengt, God betere 't\ die algemeene, 'door dezondc 
laftig en nadeelig geworde , geboorte-ftaat den menfch te voorfchijn, 
wiens kort daar op volgende Wilde buytenfpoorighe/d zoo God niet ver- 
beterde , en door eene naauwer tugt inteugelde , die D'un it?v het reg$ 
der Volien in de Heylige Schriften genaamt word , zoo zoude de ver- 
dorvenheyd , hare driften opvolgende , tot de aUerfchandelijkfte zaken 
vervallen , en alle hinderpalen , nu niet alleen van den Godsdienft, 
maar ook die van de eerbaarheyd zelve, aanftukkcngebrokenhebbende, 
alles zonder onderfcheyd in 't war werpen ; Te vergeevs zoude alle ver- 
bintenis wezen , de Godsdienft uytgeboent , de onderlinge pligten ter 
nedergeploft , aangezien al het gene de dolle liefde van op fijn eygen 
wclvarcn alleen uyt te zijn gebood , tot eenen regel en rigtfnoer der 
werkingen zoude verftrekt hebben : zoo zoude nu eens iegelijks quad« 
begeertc alles zonder onderfcheyd innemen , en de menfcnelijke Maat- 
fchappyen zouden aanftonds verbaftert worden en vervallen tot de aller- 
vuylfte t'zamengroejingen van vreeze , wantrouwe , agterdogt , ja van 
rovingen en plonderingen , waar op ten laatften een behoorlijk , dat is, 
een allerrampzaligft eyndeloos eynde zoude ftaan te volgen. Namelijk 
zoo veel zoude het zijn , dat men aan fijneri geboortedag , dewelke ons 
menfchen , maar zohdige menfchen te voorfchijn brengt , zoude kon- 
nen dank weten ! Zulks dat men zelvs hier uyt zien mag , wat eenen 
glipperigeh- weg zy bewandeleifi \ dewelke de behoudenis hunnes zelvs 
tot den eerften grondflag yah ajle verbintenis ftellen. Maar God , de 
menfchen zullende gehade bewijzen , en de glory fijner volmaaktheden 
zullende vcrbreyden , terwijT hy hun lankmoedigheyd vergunde , zoo 
heeft hy voor die groote verwarfing, die op hanaen was, ook eenfchot 
feffthoten , de Volkeren door de ovcrgebleven voorfchriften der rede, 
afe ddor eenen zekereri breydei, in tpom houderide f Hier uyt ont-ftori* 
S$ti 3e ihehfchelijke ftaten , het onderfcheyd van regt en djiregi, de 
Wcrtcn'xip gezag geftaaft , onderhandelingen op vertrouwcn fteunen- 
de -,- de Gverheden handhavers der geftelde order, en dappere voor/ran- 

■ > ders 



ders.des vre^ea .rejKlijk,,j?a . 4g,rqfte $ ;:rnet een woord hier uytont- 
jfto^sn.^'gff^^B.^t^^^Xw'j 0yt..weien hqofde nu de men- 
fchen daor'ecne ^ek^e.j^dwclijkheyd der natuur aangezet worden, 
om clkanderen ten. nutte zijn , en het algemeen wehvezen der Maat- 
fchappy te behartigen , zigondcrling gcenc Wolven , maar broeders, 
inaar Codcn , dat is , weldoenders zullende vcrftrekken ; Inzonderheyd 
nadat die heylige -m^n* Leere der ter zaligheyd leydende genade naau- 
wer en vafter leflen der onderlinge vereeniging gegevenheeft, dewelke, 
dat ik mijnen naaften hertelijk lief hebbc , het Beeld Gods In hem ver- 
c_iere, dewelke, dat ik fijn.voordeel en welvaren zoeke , - en hem met my 
tot dien ftaat en waardigheyd verheffe, in welke hy, zoo gevoegelijk het 
immers mogelijk is , zijn zoude konnen ter cere Gods met ujns zelvs 
zaligheyd, niet zoo zecr gcbieden als wel bidden. Zoo koomt de ge- 
boortedag wederom tor fijnen vorigen prijs en waarde , en deszelvs ge- 
dagtenis koomt ons zcer zoet en aangenaam voor ; Zoo gaat dat ver- 
drict weg , 't gecn de vooitteeling door de zonde aangewreven is , uyt 
welker opmerking ecnige der Ouden verkeerdelijk van gedagten zijn ge- 
weeft , dat bet ongeoorloft is , de geheugenis der eerfte geboorte te 
yieren. Gewi0elijk ik heb beden meer dan ecne rede , om Gode dank- 
zeggingen te doen. En ik,en weet niet , of my ook mijne geboorte- 
dag zelvs ooit zoo blijde en aangenaam te binnen kan komen , als deze 
zelve dag , die my erinnerd , dat ik geboren ben , niet voor my zel- 
yen , maar voor God , maar voor de Kerke , voor mijn Vaderland , 
voor de Hoogc-fchole door eene vlijtige en onvermoeyde ondervvijzing 
der waarheyd , die naar de Godzaligheyd is, Laat het zig anderen voor 
een groot vermaak rekenen , van het gemeene volk afgezondert te zijn , 
Digit is monftrari <y dicier y Hie eft I Metdemvinger nageivezjen te wor- 
den , en dat men xjegt , That's die Man ! Mijn vermaak zal ik ftellen in 
de goedertierene bettiering des Goddelijken raads f'mywaards : En ey- 
gent Cicero eengedeelte onzer geboorte aan ons Vaderland , een ge- 
deelte aan onze Ouders , een gedcelte aan onze Vrienden toe ; ik zal 
dezelvc met eenen Chriftelijkcn mond in alien deze aan God alleen 
ganfeh en gaar toeeygenen. 't Welk derhalven den Alkreoedertieren- 
ften en Auergfootften G#D ter Eere » U-Ueden :i /Foehoorders , en 
my ter geluk en zaligheyd gedije , ik aanvaard heden het Hoog-leeraars 
Ampt in de Heylige Godgeleertheyd , 't geen my door den genadigften 
wil des Doorlugtigften Prins niet lang geleden opgedragen is. Maar 
ten eynde Gy-lieden , Toehoorders , wetet , wat gy U-lieden van my 
kondet belciyen, zoo zal ik een vertoog doen oyer het^jene , waar in 

S 2 "" een 



i 4 o JOH. GOT>FRIEZ> BJCHMAK 

een Godgeleerde van dezen tijd al fijnen arbeyd mpet ftellen , met de 
woorden van dien Propheet , dewelke om fijne zonderlinge klaarheyd en 
eer Hiftbrifch verhaal , dat door eenen aan een gefchakelden draat dik- 
wils voorgefteld is , dan voorzegging , de vijfde Euangelift en Apoftel 
by Hieronymus genoemt word , Jefaias meen ik ; Zoo nu bevat die, 
bet gene hy elders in eenen netten t'zamenhang aangaande bet gelukvan 
dc Kerke des laatften tijds , en aangaande de middelen van dcszelvs be- 
vordering , geboekt had , in korte woorden op het Zevende vers van 
het twee en tfeftigfte Hoofddeel : O gy die des HEEREN deet ge~ 
denken , en laat geen ftilzjwijgen by u-lieden wez.en. Ende en twijgt met 
fiille voor hem , tot dat hy beveflige , ende tot dat hy Jeruzjilem fielle tot 
eenen Lofop Aarde. Ik zal derhalven Jpreken van bet aanftaande gcluk 
van de Kerke des Nieuwen Teftamems , en van de verfcheyde betrag- 
ting van God en de menfchen ontrent deszelvs bevordering. In wel- 
ker befchrijving ik verzoek , verleent my gunftige gcmoederen en 
genege ooren , Toehoorders ; maar ik en begeer niet , dat Gy-lieden 
uwen Rcdenaar uyt eenigc aardigheyd en kunft van zeggen, of uyt naar 
de konft gefcbikte geften of gebaarden oordeek , want zoo zal ny U- 
lieden ftraks ontvallen, maar vervullet en voedet met my uweGodraig- 
tige gemoederen liever met de hope der zecr gewenfchte aanftaande ver- 
andering , zoo yele als *er met ernft naar dezerve reykhalzet. 

Wanneer Gy-lieden dan hoort , dat de Propheet gewaagt van Jeru- 
salem y zoo zult Gy-lieden u ongetwijffetd die aloude wijze van 't be- 
ftieren der Kerke te binnen brengen, welke het den AlwijzenGod wel- 
eer om ganfch heylige redenen behaagt heeft te gebruyken , na dat hy 
alvorens de genade-fonteyn door verfcheyde beloftens , eerft wat duy- 
fter , maar by vervolg van tijd verftaanbaarder geworden zijnde , geo- 
pent had. Die fchreef enkel aardfche dingen veor aan een volk , dat 
zig met regt van uyterlijke te gelijk en lighamelijke geboorte Gods volk 
noemde ; Die wijze van regeering , zegge ik, was aartfch , maar gelijk 
beftemt alzoo ook bequaam gemaakt , om verhevener en gewigtiger 
zakcn af te malen , waar van in dezelve eene veelvnldige M**as aanwij- 
xing te vinden was : Die is wel in den wind geflagen , niet zonder 
voorfpelling , dat 'er eens t'eeniger tijd d&>r de verftoktheyd des ge- 
moeds eene verwerping van het vleefchelijk fchuym van dat volk zoude 
gefchieden , alhoewel God den ganfchen tijd fijner langduurige betrag- 
ting zelvs ten opzigt dezer zelver in de inteugeling des onftuymigen gen 
moeds fijn voorgefteld eynde behoud , maar van de gelovigen met ga- 
flaging der Gode ganfch betamelijke wijsheyd tot de fchuldige gebruy- 
ken 



INTREE-RE<DEN. *+* 

ken gebragt. Namelijk die Kindche jaren der Kerke , van verre de 

toekomftige zaligheyd aanfehouwende , en geene volkomene volmaking 

hebbehde, vereyfehten zulke middelen (eer/fe Beginzelen noemt haar dc 

Apoftel) om de zwakke gangen met der tijd vaft te maken ; die on- 

twijffelbare fteunzels van geloof en hope namelijk , den ganfehen dienft 

der plegtigheden door , voorkomende , in Ofterhanden van verfcheydc 

zporte , in waflchingen , reynigingen , perzonen , land , en plaatzen 

in het zelve'boven de andere heylig. Maar Jerusalem verdiende inzon- 

derheyd opmerking , en aldaar de Tempel , roemrugtig door het in- 

woonen van God zelvs , dat de Joodfche Meefters , de fpreekwijze der 

Schriftuur nabootzende , nrat? ww eene inwoninge noemen. Dat 

de Goden uyt den hetnel nedergedaak waren , om hunne woonftede by 

de menfehen te veftigen , ontzette eertijds die van Lyftren , met een 

Afeodifche verbaaftheyd het wonder aanfehouwende , dat Paulus gedaan 

had \ Ten tijde w «y»«/« der onwetentheyd raaskalde het jammerlijk be- 

drogen Heydendom ontrent plaatzen, welke de Bedrieg-geeft, zig voor 

God uytgevertde , «**>£W* met eene quade nabootzjng des waren Gods 

voorgav , dat ze van hem bewoont waren ; waarom 'er by de Ongewij- 

de Schrijvcrs zoo breet opgegeven word van Orakelen ofGodfpraken, 

gelijk als van het Delphifche , Dodoneefch , Amphiaraifch , Tropho- 

nifch , van dat van Jupiter Ammon en van andere , die zomtijds door 

de liftige bedriegery der Priefters van den Draak toegetakelt wier- 

Hkn. Maar met de waarheyd der zake zelvepraalt Jeruzalem alleen: Dat 

heeft geen Votk mogen gebeuren ! 't Is Jeruzalem dat zig alleen deze 

Sm&X* voortrtjfelijkhejd aanmatigt : Hier heeft men bevonden, dat God 

op eene behoorlijke wijze gedient wierd , dat hy hier aangefproken 

wierd , dat hy hier niet uyt eenen drieftal , maar nyt eene wolk ant- 

woord gav , dat hy hier fijne huyshouding met een bequamen oven en 

haartftede toeruftede , hier regeerde hy het volk , dat hem onderdanig 

was , fijne uytgeleze burgers zelvs. Gewiflelijk eene zeer gezegende 

Stad , aan welke dat voorregt mogt gebeuren ! Allergelukzaligfte Bur- 

gery , die het hoogfte toppunt van gehikzaligheyd bezat t Waarom het 

ook niet te verwonderen is, darderzelver zeer loffelijke faam tot deuyt- 

landfche VoJkeren heen gevlogen is, die Konrogen tdt dezelve, ert 

Koninginnen gezbnden hebben , om derzeker heerfijke loftuytingen te 

vcrmeerderen. Gy-lieden zult my van zelvs , hooggeagte Toeboor- 

ders, toeftaan, dat Jerusalem op deze wijze gefteld is geweeft-fW «»«* 

Roem des Aardrijks. Maar gy-lieden zult egter nietgelooven , dat dat 

het is , *t geen de Goddelijke Propheet , de toekomende dingen voor- 

S 3 zeg- 



.14* JOH. GOT>miE<D B4CHMAN 

zeggende , en van de voorledene niets fprekende , heeft willen te ver- 
ftaan geven. Heel wat anders, heel vvat edeler heeft de Heylige Geeft, 
door den Prophect fprekende , gewilt ; Wiens eemeenzaam beleyd ran 
betogen in het Nieuwe Teftament , gelijk wy dat noemen , indienik. 
dat het mijne maak , zoo zult gy-lieden oak op een ander , en van dat 
pude verfcheyden Jeruzalem , denken. Het zy my nu genoeg Paulus al- 
leen bygebragt te hebben, door de betoging der waarheydzigdoorgaans 
boven anderen aangenaam makende aan het geweten : In diervoege mi 
onder vele andere dingen den Sabbathdag , het volk Gods onder. de da- 
gen dps N. Teftaments overig, volgens de uytlpraak van David aan- 
gaande de .uytfluyting der Joden van de toekomende rufte , zullende 
aantoonen , indien Joftta > zegthy, hun in de rufte gebragt hadde , z,do 
en hadde hy (^avid) daarnaniet gefproken van eenen anderen dag. Om 
gelfyke redes: zy ihet dpk. my h^geoarloftt^aeggea \- byakUen die uyt- 
muntentheyd , , die 'k gezegt heb , toen , wanneer die zelvs inharen 
grooift?n luyfter en kragt was , Jeruzalem geftelt heeft .tot emen rocm 
op Awde , zoo zowdc J.efaias. geenzins voorztgt hebben , dat dezelve 
ljaderhand ftortde t£ kpmen. En gewifTelijk die gedaante van Jeruza- 
lem ; dewelke de tijden , die op den lceftijd des Propheets, gevplgt zijn, 
vertopnt hebben , iseer van haren glans beroovt, dan metnieuyve ver- 
!§ierd< De'wijd en breet yolgende , ; en -y>i»vf. KtQttrf met angedehm 
hoofde ingevoerde verdoryenheyd heeft door Gods regtyaardig oordeel 
alles quaads medegefleept : Het volk van te voren door eene zeer fchan- 
delijke Scheuring verdeelt zijnde, zoo hebben beyde de partyen regtma- 
tige ftraffen barer pvertredingen gelcden , de Wetten zijn befpot en 
ontheyligt , de aardj? is bezoedelt : Jeruzalem, eenige reyzen ingeno- 
men , is ten.propy en : ipot van veffcheyde Volkeren gevvceft. , JDat is 
vfel. wederpm uyt; fyne ; aflche gebofen , maar met eene ge,d*ante , die 
zoo zeer ten quade verandert Was , dat derzelver befchouwing de oog- 
getuygens , die bet in fijnen puden elans gezien hadden, bittere tranen 
afperfte. En opdat ik Van andere zaken nuzwijge, die vlijtiglijk aan- 
getekent worden van deRabbijften (Jeruzalems glory, onder den twee- 
den Tempel verdonkert , beweenendc , fchoon derzelver waaragtige 
oorzaak niqt navorfchende) zelvs die vriendelijke en naauwe gemeen- 
zaamheyd, die ik gezegt heb dat het zelve zoo doorlugtiggemaakt heeft, 
met: God, die in den Tempel woonde , is naderhand t'eenemaal ver- 
dwencn, en alhoewel de Joden roemen , dat hun iets dergelijks gebeurt 
is in ide jtocwillge antwoorden, welke hy naderhand zoude.gegeven heb- 
ben , die iy Sip ra de Dogter derftemme noemen ; Zoo wijzen egter de 

om- 



INT R E E - R E<D E N. 143 

omftandigheden , welke *er de overlevering by voegt , aan , dat zy veel 
eer *a»*p»<« door de fchalkhejrd des Dayveis bedrogen , dan met Gods 
aanfpraak venvaardigt zijn. 

Eyndelijk is dat berugt Jerusalem , daar 't meeft op aankoomt , «• 
iuxih^o.1 den dootkuys , opdat ik zoo fprcke , van de Romeytteh gekre- 
gen hebbende , onder fijnen noodfchikkelijken val bezweken. Nood-» 
fchikkeJijken val zeg ik , Toehoorders , welken gelijk de Godfprakcrt 
van te voren hadden aangeduyt , alzoo met haren middelften vingef, 
gelijk men zegt , te kennen gaven , dat geduurende eenen zeer langen 
tijd hopeloos zoude zijn ; waar van de vyanden , die het vyer van hemel 
en aardc tegens zig gewapent vonden , wanneer zy de Godfpraken door 
de wederopbouwing van Jeruzalem zogten te leur te ftelleri , een merk- 
waardig voorbeeld zijn geweeft. Namelijk die tijden waren op handen, 
waar in die oude Moeder eene Jonge dogter moeft baren , aan deze alle 
plaats , die zy ingehad hadde , fchoon zig zelve overlevende , zullendc 
inruymen. De fchaduwen waren in een lighaam verandert , en alle die 
voorbeeldige toeftel had nu fijne waarheyd bekbmen : Die zoude zonder 
deze eer tot bet optooyen van een Schouburg gedient hebben , dan tot 
eenen Gode betamelijken dienft. Tia®- »«p» t&w • Het eynde der Wet 
is Chriflus , zegt de Apoftel : God was verfchenen, het vleefch met zig 
vereenigende ^ naderhand zullcnde wonen in de herten der geloovigen: 
op beyde wijzen mimmw c* ift"» heeft hy onder ons gewoont. Hy blijft 
niet altijd binnen den engen omtrek der muuren , hy is niet altijd aan 
een eenig Land , Stad , of Volk verbonden ; hy beruft niet meer in de 
vaHche bedriegerye der werkingen , hy maakt , dat 'er geen angftvallig 
afwagten der beloftens overig is. Maar hy brengt fijne woonftede in 
den Hemel over , maakt dezen met de aarde een , maar hy zet de palcn 
fijns rijks over het ganfche aardrijk uyt , maarhy gebiet degeeften , nu 
van dienftbaarheyd ontflagen , en in de hoogfte vryheyd gefteld , van 
deze word hy met een reyn geweten gedient ; Dit is het doen ! dit i* 
het we'rk geWeeft van God , die zig aan den zondaar nu als eenen God 
betobndhad. Gy-lieden Verftaat ligtelyk, Toehoorders j dat ik dc gc- 
lukkige tijden des Nieuwen Teftaments , <iie wy beleven , in 't oog 
heb , de Kerke Hamelijk , die eene Moeder is , van welke wy ons met 
regt verheugefi dat wy Kihderen zijn , iiyt fijnen fchoofc en Geeft , die 
dezelve ganfch volmaaktelijk vervult , wedergebbr^hV "naar fijn aartgeiigte 
gefatzoeneert , en naar fijtf vbbrbeeM gefehikf. Dele is dat $eritzii!enf$ 
't geett de Propheet in fijne gedagten had , en welk hy 'hope 5 Mee^^vBn 
zoo een gezegent ligt , dat op den avont zoude opdagen.' 'Bit Jeruza- 
lem , 



i 44 JOH. GO c DFRlE e D BACHMAK 

km , niet dat oude , is het , 't welk de Heydenen fijne verworve ge- 
regtigheyd doet zjen , welker heerlijkheyd alle Koningen z.«uden aanfchou- 
•wen, dat met eenen nieuwen naam moefte genaamt worden , gelijkerwijs 
het twecde vers medebrengt ; namelijk de geregtigheyd voor God , die 
tot nog toe de meeftc Joden en alle Heydenen ontbroken had , ftond 
de grondflag en baniere dezer Stad te werden , tot deze banierc fton- 
den de Joden en de Heydenen nu gepaart en vereenigt als een heir te 
zamen te vloeyen , met eenen anderen en algemeenen name in 't toeko- 
mende te noemen , van het Volk Gods te weten , en van het eygendom 
Geds ; Eene kinderlijke ■™$rm«, t vrymoedigheyd , met gelijkmatig regt, 
de flaaflche vreeze buytengefloten , de tijden der onwetentheyd ook over 
't hoofd gezien , tegens God zullende gebruyken. Wat dient 'er veel 
gezegt ! Dit moeft alleen den waren naam en 't voorteeken van Jeru- 
zjaiem bezisen j ia een vaftg exjgte van Vrede y imtners eenen zeer ge- 
wenfehten naam , zig zullende verblijden , terwijl dat voorbeeldig Jeru- 
zalem vyantfehap ftelde , en die verfcheydentlijk voede ; Den tegen- 
Woordigen God van alle kanten op eene ganfeh betamelijke wjjze gelijk- 
fbrmig te zijn , itond dezes voorregt te wezen : Ik zal onder U-lieden 
wwen , in het midden van U-lieden , is eene gemeene manier van ipre- 
ken van God tot het zclve. Zeer wel zegt ergens een voornaam Uyt- 
legger , Alwaar de Throon Gods is , daar is Jerusalem j Gelijkerwijs 
dat in den hemel opgeklommen is , de aarde verlatende , zoo is het uyt 
den hemel wedcrom nedergedaalt , denzelven in 't toekomende in eene 
hegte verbintcnis zullende aankleven ; dit ganfche Jeruzalem ftond een 
tempel Gods te werden , ik zag geenen tempel in het zjelve , zegt Jo- 
hannes in fijne Openbaring ; dat zelve is en Tempel en Stad , dewelke 
a"be/D bvnn de Gelykenismaker Ezechiel gezien neeft j Te vergeevs 
word het denkbeeld , dat hy 'er van geeft , op den Tempel van Zoro- 
babel toegepaft , waar mede het geenzins overeenkoomt j maar in de 
Kerke des N. Teftaments zal een Jood , zoo hy 'er oplet, den Tempel 
van Ezechiel ontwaar worden , waarlijk een derde Tempel , dewelke 
buyten die Kerke een verdigtzel en beuzeling is. Uyt het gene ik dus 
verre gezegt heb , zal een iegelijk nu ligtelijk met my de reden ontdek- 
ken , waarom dit Jeruzalem overal eenen ganfeh vollen overvloed van 
allerley genade , openbaring , blijdfchap , naderen toegang tot God , 
en gemeinfehap met hem , vafter nope , en eindelijk van de erfenis der 
weereld volgens de belofte , die aan Abraham doorgaans gedaan is, van 
de Propheten toegefchreven word. Namelijk op deze wijze alleen zou- 
de Jeruzalem een lofen roem op Aarde zijn ! 

Maar 



I N T R E E ■> R E <D E M 145- 

May tot het allervolmaaktfte «*/*w toppunt dezer gelukzaligheyd ftond 
de Kerkc niet dan by verloop van tijd tegeraken , die ondertuflchen 
door verfcheyde nuttige oeffeningen van lijdzaamhcyd, vertrouwen , God- 
dclijke licfde , omzigtigheyd , in van wakkerheyd moefl bequaam ge~ 
maakt worden , naar het rigtfnoer des Goddelijk&i raadbefluyts. Hier 
toe behooren de gefykeniflen van een uytbottcnd zaad, van cen allengs- 
jes oprijzend gebouw, van ecn lighaam met der tijd aangroeyende, van 
zuurdeeflcm het dceg docnde uytdyen en andere , welke de Heylige 
Bladeren doorgaans in de befchrijving dezcr agtervolgendc «*«wpwf«5 
•volmdking gebruyken. Hier toe diencn ook de zinnebeeldige wateren 
ran Ezechiel , uyt kleyne beginzelen met der tijd zoo groote kragt krij- 
gende, datze eyndelijk tot eenen ondoorwaadbaren ftroom aangroeyden. 
De Apoftelcn wierden wel dadelijk , den Zaligmaker nog op aarde zijn- 
de, door eene onmatige en al te vroegtijdige begeerte, fchoon ook de- 
ze niet genoeg gegront was , tot de aannadering dier gelukzalige tijden 
henen gedreven , waarom ze tot hem , de aarde nu zullende verlaten , 
Heere , zeggen , zjdt gv in dezjen tijd aan Ifrael het Koninhrijk weder 
«pregten ? Maar zy worden van hem tot (*«(*>&**, getuygenijfe , tot ftrij- 
den , tot tegenfprekingen , tot vcrvolgingen en tot de dood zelve heen 
gewezen. De Kerke , gelooft my , en ftond geen eyland Rhodus te 
worden, 't wclk men zegt dat de glans der Zonne altijd beftraald, maar 
zy moeft de wifTelvalligheden van dag en nagt uytftaan , van welke onze 
Prophect in het vodrgaande gefproken heeft : Namelijk daar volgden 
aanftonts tijden van benaautheyd, wier gelijke noyt eenige eeuwegezien 
had. Zy wierden vcrfmadelijk gehandeld van de Heydenen , zy wier- 
den vervloekt , zy ftonden vier en zwaart uyt , de alleryflelijkfte folte- 
ringen wierden die genen aangedaan , die toen het ware Jeruz/ilem uyt- 
rnaakten , eer voor fchandvlekken en uytvaagzek der aarde gehouden , 
dan voox eenen /of of roem. En, datmeeris, die ecrtijds lievemoeder 
(Jemzalem) zelve , nu eene onregtvaardigc ftiefmoer geworden, 
heeft meer dan eens dit viertje helpen ftoken , met zelve haar omlopers 
aan de Heydenen te zenden , die het zelve door verfcheyde lafteringen 
noodig voedzel zouden verfchaffen. En die toty's i*$yi>« groote verdruk- 
king en hiSld niet dadelijk op , maar bleef eenen zeer langen tijd ver- 
drietiglijk duuren , nadien derzelver tien gehate rocrvinken ontrent drie 
Eeuwen lang woedden , fchoon 'er nu en dan eenige tijd i»»^»ims van 
•verqmkking tufTchen beyden quam. Eyndelijk raakte die verwoede dol- 
heyd aan 't bedaren , en de Chriftenen kregen het opperfte gebied der 
werreld in handen , eerft door Conftantius Chlorus , en daarna door 

T dezes 



t4<r JQIL GO<DFRIE<D BACBMAU 

dezes zoon Conftantijn den Grooten', die Maxentius , Maximums, en 
Licinius t'ondergebragt hcbbende , na zoo veel uytgeftane moeyelijkhe- 
den de Kerke eyndelfjk rufte heeft gegeven , nu hare tenten en woon- 
plaatzc door alle deelen der bekende werreld uytftrekkende. Hier waant 
nu de Kerke , dat zy hare moeyelijkheden al te boven gekomen is , en 
dat de quade voorfpellingen van Chriftus vervult zijn , hier haald zy 
haar hartje op , verzuymt het onderzoek der waarheyd , gaat naar haar 
gezag te werk , dreygt die genen , die zelvs weynig van haar verfchil- 
ten , met ban en uytfluyting , vreeft nicts quaats , maar eer het aan- 
ftaande eynde der werreld , bid voor het uytfiel van het einde , en be- 
looft zy zig *k weet niet wat voor fraaye dingen : Maar de Draak raft 
ondertuflchen het Beeft toe , onder fijnen naam , het wreede tbneel 
voor cenen tiid verandert zijnde , zullende verfchuylen ( 't geen de O- 
penbaring te kennert geevt , wanneer zy zegt , ; dat dit Beeft is geweefi, 
omdat namelijk de Draak dezelve gedaante als het Beeft gehad hadde, 
maar dat het niet en is , terwijl de Draak zig in het Beeft verandert had; 
't geen egter uyt den afgront xjmdt oprijzen ) voerd zonder onderfcheyd 
menfchen in , die 't met het Chriftelijk Geloof om hun voorded, niet 
om deszelvs waarheyd en waardigheyd , houden , hy fcheurt de Kerke 1^ 
y verende partyfchappen , voerd den hoogmoed der werreld en des vlees 
in , blaaft dezen in de Hoofden der Kerke , die de Schrift Opzienders 
en Ouderlingen nocmt , voornamelijk in eenen , die ee«-ft door de uyt- 
niuntentheyd des Kcyzerlijken ftoels , en naderhand door dezes over- 
brenging s in 't Ooften , door den uyterlijken fchijn van eenen zonder- 
Hngen , zomtijts Ook heyligen , yver , tegens openbare dwalingen en 
misbruykcn , door eene verfcheyde wAwjjeyfiwwi? onnodige bemoeijing, 
door eene algemeene onwetenthcyd en onverftand , dat in het lighaam 
der Kerke doOrgedrongen was , en dat hy op verfcheyde wijzen koefter- 
de , door het inprenten van bygeloovigheyd by Koningen en Onderda- 
nen , door het agter weeg houden en rerdraayen van Gods WoOrd , 
'tgeen fijne euveldaden zoude aan den dag gebragthebben, doordever- 
zwakking van de zenuwe der rijken door eenen onderlingen tweefpalt en 
het overbrengen der wapenen tot in de allerafgelegentfte pkatzen , na- 
derhand door de ftoute toeeygening en aanmatiging der opperfte magt, 
fchoon zig zommige daar tegen ftelden . maar te zwak bevonden , een 
Itoeede God op aarde geworien is , gelijkerwijs de Godslafterlijke rede- 
voeringen der Panlikkers van \ Roomfche Hof, MarcelJus, Politianus, 
en Silfion Begnius tot hunne Afgoden , Sixtus den Vierden , Alexan- 
der den Sefden , Julius den Tweeden , en Leo den Tienden gerigt, ' 

mede- 



I NTR E E -X ET> E M 147 

medebrcngen. Namelijk ' z.«o veil boat brsgt hem de Fabel van Chrijius 
by \ 't geen Leo de Tiende , dien ik ftraks noemde , in eene regte ly- 
nie f*>*P><f in de ongeregtigheyd volgende , wanneer hy zig eens wonder- 
lijk met fijne trawanten in dien hoogmoed behaagde , niet met eenen 
onfaalbaren , maar met eenen onheyligcn en godlozen mond verhaald 
word gezegt te hebben. Gewiflelijk die gedaante van het Chtytfelykje- 
ruzAlem , zig zelvs nu niet meer gelijkende , was ganfeh elendig , het 
aanzien gruwzaam! ««©« %*xtml\ 't waren zjware tijden: Die ftaat des- 
zelvs verdiende haaft gcenen Lof, maar veel fmaat. Getuygen zijn de 
Hiftorifchrijvers , die den nakomelingen de droevige gedenkiihriften 
dier zeer booze tijden hebben nagelaten ! Getuygen zijn zoo vele als 'er 
tegens die ganfeh booze verdorvenheyd zeer hevig zijn uytgevaren , der 
deftigheyd , die hnnne Stad betamelijk is , gedagtige en bewufte Bur- 
gers Willem van Malmesbury, BernhardusMorlinenfis, HonoriusAu- 
guftodunenfis , Arnoldus de Brixia, Bernhardus Clara vallenfis, Johan- 
nes van Sarisbury , Robertus Gallus , Fraticelli , Durandus Mimaten- 
fis, (die aardiglijk tot den Pans en de Roomfche Kerkc overbrengt, 
het gene 'er eertijds is voorgevallen tuflchen Bileam den valfchen Pro- 
pheet , en fijne Ezelinnie) Dantes Afigerius, Alyarus Pelagius , die in 
den name der Kerke een algemeen geween opheft , en zeer vele anderc 
meer , want wie zou hun alle optellen konnen ? Maar ook fcheen den 
Keyzers en Koningen , die wiften , dat zy Handhavers en Voedfter- 
heeren van Jerusalem zijn , die zeer onregtveerdige geweldenary , op 
't godloos voorwendzel des Allcrheyligften Godsdienft gegrondveft, 
ondragelijk , en de verdorvenheyd verfoeyelijk. Hierom hebben de 
Hendrikken , Frederik de Tweede , Rudolph , Albertus , Lodewijk 
van Beyeren , ook de Koningen van Vrankrijk Karel de Kale , Philips 
de Schoone, en andere, de dood in hunne tijden met een tweefnijdend 
Kwaard , met een allerkagtigft vergift , met den ingevoerden hong er 
naar waarheyd en vertroofting , eyndelijk met de Seefien des Velds , de 
Monnikken, die zelvs Barbaarfche vremdelingen byfprongen, niet zon- 
der hartzeer ziende woeden , hierom hebben die Vorften , zee ik, zoo 
menigmaal beklag gedaan by dien onregtvaardigen Heer en Scheydsman 
der Kerkelijke zaken ever het ongelijk , 't geen hun en het Volk wierd 
aangedaan : Ondmuflchen zoo kreeg Jemzjdem te gelijk door dat ge- 
ruyfeh van Wateren of Volkeren , door het donderen des Hemels , en 
door het zoet tu&benfpelcn der Wsddenfche en Albigenfche Cithetfpeel- 
ders , hope, yan eens fijnen ouden/ajyferwederomtekrijgen. Eyndelijk 
is dat zeer gewenfte Ligt opgedaagt , 't geen in 't toekomende niet zaj 

T a ver- 



148 JOH. GOVFRIEV BAQHMAK 

verdondert worden , maar dat by verlcheyde gevallen en trappen tot fi/ij 
ikplw toppunt zal oprijzen , in de Reformatie of Hervorming der Kerke, 
die in de voorgaande eeuw gefchiet is. Maar ook dit en heeft yeruyt- 
lem niet ftraks gefteld tot eerten Lof der Aarde ; Hetzelve noodlot ftond 
deszelvs Burgers toen te wagten , 't geen de eerfte ondergaan hadden j want 
de onregtvaardige hebben gcenen vrede , zegt God. De aarde liep nog, 
met naar Jerusalem, maar vol verwondering agter het Beeft : datwierd 
razend tegens de opkomende Belijders der waarheyd , en oefFende oi> 
verfcheyde wijze -mUm , fijn gewoel , den Draek namelijk nu losgemaakt 
zjjnde , en fijne kragt vvederom zien latende , zullende zig egter van 
wegen fijnen flegten ftaat ook van de vofTenhuyd , ter bedrog afgerigt, 
bedienen. Namelijk nadat de Stad der hoererye, van Jeruzjdem nu af- 
gezondert , ja tegens de onze over geftelt , zig ontmaskert, en ten uy* 
terften veragt zag , ontfonkte zy eerft door wraakzugt, ichold , vloekte 
als een onftuymig wijf , knarfte voorts op hare tanden , vloog met dc 
nagels in de oogen , havende diegenen fchrikkelijk , en trapte nun met 
voetcn , die haren vuylen wil wcygerden op te volgen , gelijkerwijs te 
zien is in de gruwzame hiftory der woedende vervolgtngen , welke difc 
van Bohemen , de Waldenfen , die ran Jerland , Hungarie en onlangs 
die van Vrankrijk met eene byna meer dan Duyvelfche quaadaardigheyd, 
geplaagt hebben. Maar wanneer zy by ondervinding leerde , dat'zy op 
die wijze 't befte van hare zaak niet naar wenfeh betragte, keerde zy zig 
nu en dan wederom tot bedriegeryen , tot ftreelen , en blanketten , de 
onvoorzigtige wederom zullende verlokken , en zoo zy zig kan doen ge- 
looven , dezelve in hare omhelzingen weder zullende verwarren. Hier 
toe behooren de ontveynzing , de ontfchuldiging , verbloeming der 
vuyle Afgodery , bygelovigheyd , geweldenary , en der werreldfchc 
rouheyd , en de aanbieding van eene allerfchandelijkfte nieuwe gemeen- 
fchap , opgcfmukt met 't vernis van verzoening. Reeds ontrcnt de 
beginzelen en naderhant ontrent den goeden voortgang des uyttogts uyt 
Babylon hebben het verdrag dier partyen , fchrikkelijk vcel van malkan- 
ileren verfchillende , zoeken door te dringen Erafinus , die , nadat hy 
de Monnikken van te voren op verfcheyde wijzen aan hun kleeren was 
geweeft , hunne vuylfte ondeugden had ontdekt , «n aan de nieuwe ge- 
boorte der waarheyd op.vcrfcheyden wijzen de hand gcleent, naderhand, 
't zy door verflaauwing van Godsdienft, 't zy door gunft van vrienden, 
't zy door -'t gunftig gezag des Keyzers , 't zy door cenige wijsheyd des 
vleefchs , die zig bezwaarlijk naar de befluyten van anderen fchikt , fijn 
fiyterfte beft geoaan heeft om de cmgerijmtheyd ran dc rcrdorvenheyd 

4« 



I. ' 



I NT R E E- R ET> E N. i+ 9 

des Antichrifts te verniflen , en geraden , van dc Kerkelijke gemein- 
fchap niet te breken. Ook Keyzer Karel de Vijfde door fijne raadbefluy- 
ten van het befaamde Interim : Kaffander naderhand, Marcus Antonius 
de Dominis , die hun beft voor de gemecne zaak gedaan hebben. Evn- 
delijk de andcrzins onvergelijkelijke Man , indien hy fijn verftand had 
konnen maat ftellen , Tn*snrzy/p»t de noefte en *»AuTgjjrO de wifpelturige 
Hugo de Groot , die de dwalingen cene nieuwe grijns heeft pogen te 
bereyden , maar waar aan niemant gereet ftond om fijn aangezigt te lee- 
nen. De aantrekkelijkheden voorts, die in onze tijden verzonnen zijn, 
^ c* lisnK&u-ti •tyivfaxijat der fchtjnheylige leugenaars gaan met zeer vele en 
zeer verderffelijke bedriegeryen bezwangert. Maar gelijkerwijs het ge- 
moed tegens deze moet verfterkt worden , zoo zal daar veel toe dk-nen, 
dat men die kend, en weetj Zy zijn ontrent in deze hoofdftukken ver- 
vat } Dat het niet dan eene onnoodige en overzjtlks berifpelijke fcheuring 
is ,» waar door zjg de Proteftanten van de Moeder-kerk hebben afgezjm- 
dert : dat de grondjlag immers ftandvaftiglijk bewaart word by de Room- 
fche Katholijken , naar de bekentenifen der Proteftanten. Dat de dwalin- 
gen , zoo 'er eenige zijn , ligt zijn f en ver na van zoo een gewigt 
niet , dat ze reden zouden konnen geven tot afzondering j Ja dat het 
zdvs geene dwalingen zijn , wanneer zy in het ware ligt geftelt worden, 
dat de ftaat des gelchils qualijk gevormt is , dat 'er vele dingen in fchijn 
vergroot zijn , en ten Cjuaatften getrokken , die zagter hadden moeten 
opgevat worden ; Datzelvs de zin van hot Concilie of de Kerkvergade- 
ring van Trentc , uyt welken men het gevoclen der Katholijken voor- 
namelijk moet oordcelen , en in welk Concilie de Proteftanten fehreeu- 
wen dat de waarheyd veroordeeld is , niet ter degen verftaan is , dat 'er 
lang genoeg getwift en gekrakkeeld is , dat men den zin van het Con- 
cilie eyndelijk met gerufter harte moet erkennen , dat men 't in de 
hoofdzaken eens is, dat egter aan de Katholijkfche Kerke buyten alien twijffel 
het meefte gezag toekoomt ; want dat men van deze afgeweken is : Dat 
de Proteftanten geene zending nog roeping en hebben , en dienvolgen- 
de geene ware bediening der Kerke , dat zy ook van het volkbmen eh 
genoegzaam beginfTel des geloofs ontbloot zijnj Dat zy zig op de SchriF- 
tuur alleen beroepen , maar datzy hunne meefte dingen uyt dezelve, 
zelvs in fchijn , niet konnen afleyden , dan door hulp der rede ,* Dat 
men een byzonder oordeel fteld boven het algemeene van deganfche 
Kerke. Dat men zig derhalven eyndelijk wederom tot de Mdeder-kerk 
behoort te keeren , in welker fchoot en omhelzingen de Voofr-oudcrs 
selvs der Proteftanten hunne zaligheyd gevonden hebben , Dat men de 

T 3 Scheie- 



• ijo JOH. GOV FRIED BJCHMJN 

Scheming met langer behoord, te koefteren , als bbven welke getne mifdaad 
meer te lakes zy ! Dit is *t hbofdzakelijke ,van den raad en van 't wcric 
der allerdoortraptfte hedendaagfche Makelaars van Babylon ! Dit zijn die 
fraaye «©?*«« -voorwendzels van eene onderlinge overeenftemminet 
Maar die zijn «*•*»«« ttyt verderf voortgefproten , en ftrekken «s «t*a««» 
tvt verderf: Zy zijn in waarheyd zeer gevaarlijk , en fteken vol bedekte 
Jagen , inzoriderheyd wanrieer 'cr by detj Vos de Draak koomt , en de 
Draak Draken en Dragcnders tend. Maar die verraderyen worden lig- 
telijk ontdekt , wanneer zy yoor den Spiegel der Waarheyd geftelt wor- 
den, en dat Wanketzel gaat *er van zelvs af : De Prophetien waarichou- 
wen ook deKerkc daar van, en verfterken haar tegens dezelve: De we- 
derkeering fijns volks in Egypten is Jehova eengruwel: Dewijze Alaag- 
den weygerden nan de.dwaz.en van.haren oly te geven : Gaat uyt , gaat 
ttyt bet £etve, opdat gy-liedettgeen deel etthebivt aeotftjnt zjmden , of dat 
gy met en ontfangt van fifne plagen , is Gods ftemme tot de Kerke, na 
Babylons eerften val voor deszelvs Iaatften ondergang ! 

En de gcloovigen van dezen tijd gaan met regt al zidderende die zeer 
iware ooraeelen Gods by hun zelven overpeynzen , ja ztillen zig die tot 
aflehrik en omzigtigheyd oordeelen voorgefteld te zijn, metdewelke de 
4erdc Engel Operibar. XIV. naar het invoeren der Reformatte , dicge- 
oen zoo ernftiglijk dreygt, die %*&■?/** het merheeken des Beefts weder- 
orh zouden ontfangen , en by mangel van lijdzaamheyd bezwijken: 
Want bier word gewiflelijk aan geene zaak van minder aangelegentheyd 
•getorrent , daar fchuylt eene adder in 't gras ! Zy leggen 't 'er op aan, 
om met Gods belofte ontrent de verloffing fijns volks denipotte drij- 
ven , om God fijne glory , die hy daar door ftaat te verkrijgen , liftig- 
lijk te onttrekken , om jeruzatem wederom gevangen , tot een teeken 
van overwinning , in Babel te voeren , het zelve naderhand , indien 't 
inaar hvtnnen werifch gaat , zoo zullende knevelen , dat het zelvs niet 
sonde durven kikken. Maar, 'x gcen men aan Gods voorzienige zorg- 
*uldigheyd ontrent de Kerke fchuldig is , cyojd zy die des Heeren 
doen gedenken, die God in de Kerke geftelt heeft, hebben door hunge- 
raep de allerfnoodfte geheymen in dier voege aan den dag gebragt en 
ontdekt, dat zig dc -tegenparty niet enverblijdovereenigen aanmerkelij- 
ken voortgang , maar dat zy zig zelven over hunnen ongelukkigen aan- 
flag, nu fenamen. Jerusalem nceft derhalven tot nog toe fijne byzon- 
«leie eiiafijezonderde zaken voor zig, zelvs in fpijt van Babel ; hetdoet 
zijn befc tot devolmaking van fijn gebouw , de dwalingen worden zeer 
dapper vetflagen , de waarheyd fchiet dagelijfcs klaardcr ftralcn uyt , nu 

door 



I NT RE E-RET> E N.. i^ 

door verfcheyde hulpmiddekn een groot ligt aangewonnen hebbende, 
en daar en ontbreken *er geene , dien derzelvcr Kefde tot eenen heyli- 
gen en Godvrugtigen yver aanzet. , Maar op gedaan werk is '$ goed rtt- 
fien 1 zuk gylieden zeggen , Toehoordcrs , de Kerke ftrijeien zwoegt 
nog op verfcheyde wijzen ! Het gebouw is nog niet voltooit ! Men legt 
beyde fijne handen nog niet te werk om het zelve voort te zettcn : D« 
tweede Cyras , Karel de Vijfde , heeft wel vryheyd gefchonken ; maar 
het ontbreekt aan geene heymelijke en openbare vyanden , die dezelve 
verhinderen ! Daar heeft ook meer dan ecne Antiochus Epiphanes over 
de Kerke gehangen , en wel geene , die hem zoo net gelijkt, als de te- 
genwoordige Tyran van Vrankrijk , Lodewijk de XIV. die ons Jeruza- 
lem eene bloedige nederlaag heeft toegebragt , en nog heden in een 
bloedbad fteld ; Hy bezoedeld doorgaans het Heyligdom , en heeft de 
belijders des waren Godsdienfts door een vervloekt beftaan tot de aller-* 
vuylfte Afgodcry zoeken te dwingen , even zoo veel tijd ontrent na de 
Reformatie verloopen zijnde , als doen die oude Antiochus Epiphanes, 
na dat de Joden van de Monarchen van Perfie Vryheyd hadden verkre- 
gen om naar hun Land weder'te keeren en hunne VoorbeeWige Stad 
weder op te bouwen, het oudejeruzalem zeer gruwelijk heeft verwoeft! 
Wat en hoe veel hoop is 'er derhalven voor de Kerke overig , zult gyJ. 
vragen , wat w»h gy ons. eyndelijk goeds brengen van Jeruzalemy gy die 
met zulken grooten opbef beloftens doet ? 

Jerusalem , zeg ik , zal een Roem en Lofder Aarde zijn ! Zoo wijt 
als het Aardrijk zig uytftrekt , zoo wijd zal ook Jeruzalem fijne Burgers 
uytftrekken. Japnct zal , waar hy ook wonen mag , naar Sems tenten 
heen getrokken worden. Het zal eene Stad worden , dat eerft het aard- 
rijk was : Ik z.al ttw z.aad van den of gang ( der zonne ) brengen , zegt 
God , en ik zjal u verzjimelen van den ondergang ; Ik zjil zeggen tot het 
JSToorden , geevt ; en tot het Zuyden , houd niet te rugge : Brengt mijne 
xjonen van verre , en mijne dogters van het eynde der aarde ; by onzen 
Tropheet Hoofdd. XLIII. Daar zijn Eylandcn , en daar zijn 'er nog 
zeer vele overig , die de Wet Cods verwagten Hoofdd. XLII. Het ge- 
rugt des Exangelititns is wel tot de ooren yan zommige uyt dezelve ge- 
komen , maar door zeer ongeloofwaardige boodfehappers , geene Apo- 
ftclen , maar Apoftaten , dat is , Afvalligen , het eygendom des Anti- 
Chrifts , de Jefuiten. Die verkondigden Chriftus , maar niet Aenge- 
irityfim- , voor argernis yreezende , maar zittende op fijnen Thr oop , 
en $ **»S» f««i« »£ mcypni(w»/f met groote pragt en uyttrttjkgetaat , 
over de werreld heerfchende. Die voorfchriften des-Antf-HElirifts ver- 

eyfehten 



i S x JOH. GO e DFRIET> BACHMAN 

eyfchten eenen fraayen opfchik by ""t volk : namelijk de verkondiging 
v«n \ kruys fchecn voor deze wcrreld-wijzen al te eenvoudig ! Zy heb- 
ben zig derhalven gefchaamt over Chriflus , maar Chriftus heeft zig 
ook gelchaamt aver de bedriegers, want hy heeft nict langer willen duk 
den , dat men hem zoo zoude-befpotten , en die Volkeren onder fijnen 
naam bedriegen, hierom hebben de uerleyders de zwaarden fchielijknaar 
hun gekcert gezien , en hct geweer zig op den nek gezet j want zy zijn 
omgekomen en gefneuvelt door het allerwreedfte zoort van ftraffe in 
China , Japan , en Habeffinia ! Op deze wijze is de luyfter van Jeru- 
salem ook wel gehaat gemaakt in die Landfireeken , dc toegang tot die 
en verder afgelege geweften voor de ware prediking des Euangeliums 
afgefnede, en zelvs de bloote naam van Chriftenen , dien Zy zeer fchan- 
delijk misbruykt hadden , heeft wel eenen fchrik gebaart en eene wal- 
ging ; Maar God zal egter fjjpe belofte vcrvullen , Hy xjtl Jerusalem 
eenen Lof der Aarde flellen , die de grondveften gelegt heeft , die de 
aarde geftigt heeft, zuHende defijne zijn ; Het Euangelium des Konink- 
rijks zal in de gebeele werreld gepredikt worden tot eene getuygenis van al- 
ls Volkeren , is de voorzegging van den Zaligmaker Matth. XIV. Aan 
dit raadbefluyt Gods alleen , van de aarde met Burgers van Jeruzalem te 
yervullen , moet de werreld M**e?^W«» de lanhnoedigheyd dankweten, 
die zy geniet , anderzins al over lang verdelgt , de Heere is lanhnoedig 
over ons , niet wiUende , dat eenige verloren gaan , maar datzs alle tot 
bekeering komen , zegt Petrus. De werreld ftaat en vald door hct be- 
fluyt der genade , dat is , haar wel- of qualijk-varen hangt van het zelve 
af; Gcene lankmoedigheyd is 'er zondcr dat , waarom 'er ook , na't 
verdrijven des noodfchikkelijken watervloeds , gecne belofte ontrent de- 
ze gedaan is , dan by voorgaan van die -w d*h'eu ir^Ss aangename reuke 
Noachs , welke gcene andere , dan die van Chriftus , was. Des heeft 
'er de Zoon nog in de werreld , die hem van den Vader gegeven zijn, 
dczc moeten verzamelt worden , en naar Jerusalem opgeleyt worden 
uyt alle hoeken der aarde , niet alleen nu door de vergunning der voor- 
regten en goederen des Nieuwen Teftaments , die allang ftand gegre- 
pen heeft , maar door de toepafling zelve ; Deze zal alle Volkeren, die 
crgens in de werreld zijn , ecn gedcelte der Kerke maken , nevens de 
glory hunner Koningen ; deze zullen van alle kanten hun goud, zilver, 
edel gefteente en eyndelijk al wat 'er nog koftelijks ovcrig is , dit alles 
zullen zy ter opene poortcn in Jeruzalem inbrengen , welke dierbare be- 
lofte, de Propheet in 't breede in dit en in 't zeftigfte Hoofddeel uyt- 
breyd $ ak mede Johannes de Apoftel byna met dezelve woorden en op 

, den 



£ NT R E E - A E*D E N. i; B 

den zelvden trant Openbar. XXI. en XXII. Maar de Joden zullen ook 
niet meer «»»»•»»<*$»« vervremt zijn , maar zy zullen te gelijk mer de 
Heydenen als Burgers van eene en dezelvde in>\ml*t Stad ingefchreven 
worden , wederztjds zeer aangename mfimXiTai medeburgers zullende zijn. 
Want *4t*m die verharding is **» pe{*s voor een gedeelte or by beurte 
over I/rae'J gekomen. De Wbrtel is heylig , de Eerftelingen zjjn heylig t 
des zullen op 't eynde ook het overige deeg en de takken heylig zijn. Met 
het ingaan T » **«j*»W7®' van de volheyd der Heydenen in Jeruzalem w»$ 
IrgwA nfyinj zal geheel Ifrael zalig worden , belooft de Apoftel Rom. 
XI. Last ons de Prophetcn des Ouden Teftaments , die den Apoftel 
voorgaan, eenshooren. Jn't laatfle der dagen y zegt Hofea Hopfdd, III. 
na eenen langen tijd zonder Koning , zonder Vorft , zonder Offer, 
en zonder den overigen toeftel des voorbeeldigen Godsdienfts , door- 
gebragt te hebben , zullen de bekeerde Ifra'eliten JEHOVAH hun- 
nenGod zoeken , en David hunnen Koning , wel niet dien ouden , die 
't verderf gezien heeft , nog ftm^t/^xSj bj wijze van zielverhuyzing 
zoodanigen , maar den regten wortel, den Heere en het krooft Davids. 
Moz$s roept in'tlaatfte fijner Schrifien de Heydenen vandenlaatft.cn 
tijd toe , dat zy het volk Gods , dat op die wijze tot jaloersheyd moeft 
verwekt worden , zouden doeit zingen : Dit volgen ook zeer klaarlijk 
Jeremia > Jezaia en andere in hunne Prophetien , en ook nu ter tijd 
geVen de Joden zeke de hope der herftellingc niet op , die zy egter tot 
nog toe niet regt bevatten. Hoe ? de Prophetien fchijnen de weder- 
inbrenging zelve der Joden in Canaan en de wederopbouwing van het 
uyterlijk Jeruzalem te voorfpellen. Gewiflelijk wanneer onze gezegen- 
dc Heyland voorzegt, dat Jeruzalem moet vertrapt worden van de Hey- 
denen *xe* *>*e«'&w» »wg?' «**» tot dat de tijden der Heydenen vervult 
zjjn , moet men gelooven , dat hy ftilzwijgens heeft willen te verftaan 
geven, dat die vertreding eens eyndigen moet. Maar die deze zaak het 
allerduydelijkft bepalen , zijn Jeremia , en die op het ingeven van den 
zelfden Geeft ons tot dezelvde hoop opwekt, Zacharia, beyde de plaat- 
zen en eyndpalen van het gebouw afmalende, £«wophetXXXI.Hoofd- 
deel fijner Prophetie , deze op 't XIV. wederzijds ? er zoodanige merk- 
teekenen byvoegende , die den Lezer of aan eene Stad , na de Babylo- 
nifche gevankenis opgebouwt , of aan het Geeftelijk Jeruzalem , in zig 
zelve aangemerkt , verbieden te denken : Want met gene kan geenzins 
eene dgzmsene Heyligheyd , aan kder deel zonder onderfcheyd gefchon- 
ken , oyereenkomen : Op deze nu kah het onderfcheyd der Stad zelve 
van de Burgers niet toegepaft worden. Dit wilik egter niet, Toe- 

V hoor- 



jj 4 JOH. GODFRIED BJCHMJK 

hoorders , dat gy-lieden zoo verftaat , als of de Joden alleen die aarde 
zouden bewonen , of dat die aarde een byzonder voorregt van Heylig- 
heyd boven de andere deelen des aardrijks zoude hebben , gelijk cer- 
tjjds ; Want het ophouden dier voorregten van een zeeker land , volk, 
en van zekere menfehen , geeft het Jeruzjilem des Nieuwen Teftaments 
fijne gedaante ; en de Joden zutlen met de Heydenen tot den Berg des 
Heeren tocvloeyen , en die zelve Prophetien nemen al het onderfeneyd 
van plaatzen en werktuygen weg , en daar word ook geen gewag ge» 
maakt van het opbouwen van eenen Tempel ; ja dat vooroordeel der Jo- 
den, ontrent eene zonderlinge Heyligheyd van hun Volk , Land, Stad, 
en Tempel is *i*vw m»<j»* het dekzel van Moz.es zelvs, *t geen tot op 
dezen huydigen dag op hunne oogen legt, en *er danmoetargeligtwor* 
den. 

Gylieden verftaat zelve wel, z'eerGoedgnnftigeToehoorder*, fchoon 
ik ftilzwijge, dat 'er tot deze blijde gedaante van zaken, daar ik van ge- 
zegt heb , geen toegang is , dan , wanneer die hinderpalen uyt den 
weg geruymt zijn , dewelke die hoop der Kerke nog twijrfelagtig ma- 
ken. De Kerk heeft met twee Toorname vyanden te aoen , den And- 
Chrift , en den Afiyrier : beyde moeten ze onderdrukt en gedempt 
worden , en zoodoende zal de argernis en het dekzjd der Volkeren weg 
geruymt worden. Jef. XXV. 7. Des moet de vyandin van Jerttxjiem % 
die onze vreugde tegen bout , de Stad eirmxof®' op %#ven Bergen , R»~ 
me , de zetel des Anti-Chrifts verwoeft en tot den gront toe verdelgt 
worden. Deze zal dan eene verfoeijing , **9*ff«* een uytvaagzel , en 
een neft van onreyne Vogelen zijn , dan wanneer Jerusalem een Lof 
des Aardrijks zal wezen. De Vyandin leeft wel , of zy kan altoos le- 
zen , de oordeelen , haar Opcnb. XVI. en volgende «r&yy&fc$m voor- 
gefchreven, maar zy lagt, geruft flapen gaande onder't quinkeleren van 
het hoeredeuntje , 'k zjt Koningin enz.. en alle vreeze uyt haar vrolijk 
hertje verjagende en uytfehuddende : JVaaragtig zijn ondertuflchen de 
woorden des Almagtigen\ die dezelve oordeelen zal. Den eerften val 
van Babylon hebben de Voorvaders gezien , en onze eeuwen zetten die 
ter dezer tijd kragtig voort , Openbar. XIV. Daar zal een andere op 
volgen , die 't gefchil uyt zal maken , en die de fterkte van het Rijk 
van het Bceft in dier voege zal ter neer ploffen , dat *er geen meerhoop 
▼an dezelve te herftcllen zal overig blijven , als van het opkomen van 
denrMetenfteen , die in de Zee geworpen was ; Openb. XVIII. Daar 
zal' vckats eene fcheiiring van het overige lighaam zelvs des Beefts m 
deelcft op volgen, Openb. XIV. 18. en 19. waar van andere wel met 

* een 



JNTRE E- JR E7>E N. i^ 

een verftokt herte hct Beeft zullen aarihangen , en deszelvs herftelling 
behartigen j maar diezullen indiepoginge zelve weggerukt worden j 
rnaar andere zullen zig van die allervuylfte gemeinfchap af keeren , en 
met ecnen vollen loop en genegencheyd by Jeruzalem voegen : Want 
de tweede dood zal ook zelve hare dooden wedergeven Openo. XX. En 
de toekomendc tt^tm^ aanneminge der Jodcn zal de werreld ?«»> ci< ukf St 
het leven uyt den dooden befchaffen , even gelijkerwijs uyt hunne >in€cx>} 
verwerping *.*vtxjtyh de verzjoening voor de werreld gefproten is. Rom. 
XL 15. 

Maar ook ons Jeruzalem zelvs en verdiend tot nog toe dien lof niet, 
die het, zelve als van alle kanten volmaakt gebiet te roemen 5 En het lig- 
haam der Kerke heeft de droevige en bleeke doodverwe nog zoodanig 
niet uytgefchut , of de verborge en moeyelijke ziekte van binnen word 
door wifle en zekere teekenen te kennen gegeven. Dat voedzame fap 
Tan het WoordGods word niet genoeg verfpreyt, of word ten minften 
niet aangenomen van de ziekc leden , de vooroordeelen verrukken den 
geeft , de liefde is kout , de haat is brandende , en de heymelijke wrok 
word gekoeftert , als mede de nijt , de verbitteringen der gemoederen , 
het yveren voor partyen , 't geen niet den Geeft van Chriftus , maar 
dien des, vleefchs te kennen geevt. Hierom Vertoont zig de Kerk zoo 
vaii een gereten I Hier komen de Scheuringen van daanl de laftertaal 
der tegenpartyen , en de argerniffen van die tot de Kerke moeten ge- 
bragt worden , onderworpen zijnde ! Hier uyt ontftont certijds de droe- 
vige afzondering der Oofterfche Kerke van de Wefterfche , die tegen- 
woordig nog niet ophoud ! Hier uyt fproten naderhant de fchandelijke 
namen van Taboriten , Kalixrinen , Lutheranen , Kalviniften , Bif- 
fchoppelijken , en die der Onaf hangende ! Hier van daan quam de hal- 
ftarrige afwijking van een iegelijk Hoofd der gezindheden ! Maar die 
verdeeltheden moeten bygelegt , de oneenigheden weggenomen worden 
dan , wanneer Jerusalem een lof der Aarde zal zjjn. De muuren van 
dat Jeruzalem moeten weder opgebouwt worden , 't geen Gode aange- 
name Offerhanden der geregtigheyd doet. Pfal. LI. 20. z 1 . a ,l ?3n 7pn 
de ftok der T Z A M E N B I N D E R S zal wederoin heel gemaakt wor- 
den , welke , na het vernietigen der drie Harder s des Jooafchen Volks t 
de Priefters , Leeraaw , en Regteren , eerft gebroken zijnde , het oef- 
fenen van Broederfchap tufchett Jttda en I frail had opgehouden Zach. 
XI. Want Ephraim en kaI Judaniet meer benijden te dien dage , wan- 
neer Chriftus de opgeregte bemere van de Hey dene n erkent en nage- 
jaagt zijnde, voor de tweede maal fijne hand z.<h I ttytflnkken , om het 

V 2 Jood- 



i 5 S JOB. GO'DFRIE'D BJCHMM 

Joodfche Volk te vergaderen , c* ry o>\&rmeZ. in hurmeverflrooijinge. Jeh 
XI. En in het eynde der dagen zullen zelvs de hinkende ook met dc ver- 
drevene en de geplaagde naderen tot den Berg des Heere > Mich. IV'. & 
Op zulke wijze nu zal de weg des volks bereyt worden , €11 zullen de 
fleenen wig geruymt worden. Jef. LXII. 12. Des zullen de hatelijke rij— 
ken van gramfchap en afgunft , dewclkc tot nog toe gebloeyt hebben , 
met eene netter keuniflc der waarheyd , met liefde , en met onderlinge 
omhelzingen vervult worden. En op deze wijze zal ons c Jeruzjalem t 
door vcrfcheyde omzwervingen geflineert, in 't eynde een Roem zjjn en- 
een lof der Aarde. Dat is in dezen decle de onftantvaftige noodlotten 
zelvs van de allerbloeyenfte Steden van dc werreld niet gelijk , maar^al' 
by een agtervolgend verloop van tijd zig al fchoonder en fchoonder op-» 
doen , en eyndelijk volmaakt in ichoonheyd zijn. 

WANNEER nu die dingen zullen gefchieden , zult gy-liedew 
van my , zecr goedgunftige Toehoorders , met eenen voor-ingenomen' 
wenfeh tragten te verftaan ; Wie z.al leven , wanneer God dit doen zal? 
Was het zeggen des Propheets , dewelke, Ifrae'ls regeering nog niet vaft. 
gcftelt zijnde , de tooveryen volgende,. fchoon door eenen yver weg- 
gevoert , geen deel zoude hebben aan de genieting der heylzame welda- 
den , welker belofte fijne xpyMwpM Godfpraken medebragten -, Num. 
XXIV. Maar een heyliger vyer , eene heyliger begeerte , geloofik, 
zal u-lieder herten ontfteken ! Des zult gy-lieden de zeer wijze leflen 
van matiging aannemen , dewelke onze in alle eeuwigheden gezegende 
Heyland ons gelcert heeft : Het enkoomt U L. met toe , zegt hy , de 
malle nieusgicrigheyd fijner difcipelen inteugelende , Het enkaomt UL. 
niet toe , zeg ik , te weten de tijden of ' getegentheden , die de Vader, als 
fijne Koninklijke eygendommen , in fijne eyge magt gehouden heeft. 
Hand. I. God heeft *«f*s Wi'w Jtjne eyge tijden , in welke hy fijne belof- 
tens gade flaat , en vervuld. 1. Tim. III. En men kan in het Boek, 
dat de verborgentheden van het Rijke Gods- vervat , niet inzien , ten 
zy dat de zegels van het Lam verbroken zijn. Openb. V. 

Des moet men God van agteren befchouwen , men moet fijne gan- 
gen nafpeuren in fijn Heyligdom , in fijne werken moet men fijne raad- 
Befluyten lezen , wanneer hy rijd ia» ma in de betamdijkheyd vanjljnen 
mam , dan toont hy zig , hoedanig hy is. Des is het roekelooshcyd, 
en eene vermetele hoogmoct , dien de opgeblaze wijsheyd des vleefchs 
en de trotsheyd voortteeld , Gods werken voor den uytflag in zekere en 
vafte tijdftreeken te willen influyten , waarom ook de tijt gemeenlijk 
zelvs dcrgelijke onbefchaamde ftoutheyd pleeg te wederleggen en te 

fchande 



1 NTH E E - REV) E N. if? 

fchande te brengen , nlet zonder befpotting en juyching der tegenftree- 
vers. Maar God hceft zig cgter niet t'eenemaal «fuepTOg$» onbetuygt wil- 
fen laten ontrent de toekomende dingen , want de Prophetien vervatten 
in zig ganfch ontwijffelbare grondveften van hoop , vertrouwen , en 
wakkerheyd : Die de Kerk in tegenfpoet gebieden moet te grijpen , in 
voor/poet waakzaam te zijn , in tijden van verdrukkingen eyndelijk toe 
te zienr , en blyhertig te Jiopen. En daar word eene zeer hegte verbin- 
tenis tuflchen Gods werken gevonden ,• Die vervangen elkanderen zon- 
der fchakeling te brekcn , dat voorgegaan is verwittigt , dat het ander 
komen zal , fchoon wy den ftipten tijd niet ter degen weten : Des zijn 
Gods doorlugtige werken in de werreld zeer ontwijffelbare tijdmerkenl 
Door het verwaarloozen van deze worden de Prophetien veragt. i . Theff. 
V. 20. Dit is de fchuld der Joden geweeft , die hun Chriftus in fij- 
nen tijd zoo ernftig verwijt , Matth. XII. die wy daaroin vermijden 
moeten. 

Maar terwijl ik bezig ben , Hooggeagte Toehoorders , met die tijd— 
merken to overpeynzen , zoo doet zig aan my zulk eene grodte reeks 
derzelver op , dat die in 't overrge van dit uur , dat eng gcnoeg is, 
niet kan ingefloten worden ; Ik zal derhalven mijne redcn , die 'k mifi- 
fchiet* opeenen anderen tijd zal vervolgen , by verkorting afbreken,' 
zoodoende zal ik U-lieder gedult en aandagt 00k niet misbfuyken. Daar 
kan derhalven geen twijffel zijn , of daar is B. V. een merkwaardig werk 
Gods te zien geweeft in het wederleggen der misbruyken en dwalingcn 
van het Paufdom , en in het bekragtigen van de waarheyd des Euange- 
liums, datdc Albigenzen en Waldenzen met zoo grooten iever begon- 
nen en voortgezet hebben ; Dat die zaak eene verkondiging des eeuwigen 
Euangeliums kan genoemt worden , .'t geen te voren onderdrukt en ver- 
donkert was , maar nueeuwiglijk zal duuren , gelijkerwijs het ««■' «««<j* 
van eeuwigheyd toebereyt was geweeft , zalniemant, geloofik, tegen- 
fpreken. En waarom zou 't zoo niet genoemt worden ? Daar 00k de 
hoofd-dwaling zelve aangeroert word , welke die zelvde getuygenis der 
waarheyd poogden te verbetercn , namelijk de aanbidding , die G OD 
alleen toekomt , de fchcpzelen 00k tocgeeygent. Qpenb: XIV. 6". 7. 
Voorts is de afwijking van de Roomfche gemeenfchap , die ? er op die 
beginflelen in de voorgaande eeuw gevolgt is , van zoo vele Volkeren, 
tot byzondere byeenkomftcn te zamenloopende , gewhTelijk eenmerk- 
waardige val van Babylon , op het 8. vers yermeld , geweeft. Dat op 
dezen val zeer zoete , dog met vervolgingen genicngdc , aahporringen 
om wedcr te keeren , van welke veriT,o- 13. ge/proken word , gevolgt 

y 3 z ^ n > 



t/8 JQIl QOVFRIEV BACHMAN 

zijn, kan uyt het gene wy hoven aangemerkt hebben, niet duyfter zijn. 
Wat kan de Kerke derhalven zekerder verwagten , dan dat de deft , en 
het druyvenfnijden 'er binncn korten zijn zal , waar van gene de overigc 
yerdeeling van Babylon , en de afzondering nog van de andere Volke- 
ren yan bet zelve zal te weeg brengen , maar bet druyvenfnijden zal de 
overige eygenaardige druyven van Babylon, (vergelijk Deuc. XXXII. 
jz. Want hun (dervyanden) wijnflokis uyt den ivijnjiok van Sodonf, 
ends uyt de velden van Gomorra ; hunne wijndruyve* z.ijn vergiftige 
wijndruyven , zy hebben bittere besnyen.) te treden geven in het verderf- 
lijk oordeel Gods, vers 15. tot het eynde. Dezelve zaken worden 
ganfeh op dezelve order verhaalt. Openb. XVIII. Maar die zelve ver- 
wagting der Kerke word 00k beveftigt door eene nader optelling van 
Gods oordeelen tegens het Beeft, die in zeven Phiolen of Drinkfchalen 
vcrvat-jijn, Op«nb. XV. en XVI. Want bet nytgietert der vijfdePhi- 
cle Hoofd. XVI. 10. heeft duyfterniffen doen komen over den thrnn des 
Beep, 't geen niet gefchiet is, dan door de Reformatie, die den glans 
van dten Stoel voor een groot gcdeelte vermindert heeft , en deszelvs 
geitag by de menfehen zoodanig beeft doen afnemen , dat het niet te 
vecwonderen is , dat de aanhangers des Beefts naderhand door hartzeer 
en pijne tot zoodanige razerny vervoert geweeft zijn , ' dat ze als dolle 
menfehen hunne eyge tongen fcaenente kaauwen, wclke uytzinnige drift 

Sewiflelijk in het Roomfche Rijk , den ganfehen tijd na het opdagen 
er waarheyd, van eenen iegelijk befpeurt word : Maar na deze verduy- 
ftering belooft de Prophetifche Geeft met de zefde Phiole de opdrooging 
der greote riviere denEufraat, de ontblooting namelijk van den arm van 
Babylon , en van deszelvs voornaamfte magt , welker byzonderc be- 
fehutting dat oude Babylon in den Eufraat ftelde , door welk middel hy 
zegt , dat dan de weg moet bereyt worden voor de Koningen uyt het 
Ooften , en dat , na het ontwijken der laatfte bewegingen van Babels 
armen , de ftemme moet gehoort worden , die dat befliflend ytyt het is 
gefchiet! zal verdubbelcn vers 17. Op gelijke belofte koomt 00k de 
inhoud der zeven Zegelen uyt ; Want bet volgende zefde Zegel ver- 
toond ons Openb. VI. u. de wrake Gods tegens de inwoonders der 
sarde ( in tegenftclling van diegenen , die in het hemelfche Jeruzalem 
als Burgers ingefchreven zijn ) dewelke , fchoon ni*0* x6 n1 een weynig 
tijds uytgefteld, de zielen dier gener geboden worden te verwagten, de- 
welke van. die inwoonders des aardrijks gedood zijn , en die 't ware Al- 
taar , of den warcn Middelaar ( 'k heb het oog op een artijkel der Al- 
bigenfen, Toeboorders , van my dikmaals aangeroert) beleden heb- 
. . . . ben. 



INTR E?W~1?EZ> E K, , % 

ben. Byaldien ik nu zeyde, gocdgunftigeToehoorders, dat gy-lkdert 
een gedeelte dczcr vervulling gezien hebt , en dat hct overige gedeelte 
haaft volgen zal , zoo en zult gy-Iieden niet meenen , dat ik iets tegens 
het oogmcrk Gods verzier ,• Gy-lieden hebt gehoort , dat men Gods 
befluyten in den uytflag zelven moet lezen: Laat ons derhalven devoor- 
gaande tijdcn lezen , en ons die wederom te binnen brengen , en van 
zelvs zal ons , 't geen hier toe diend , in de hand komen. Gewifielijk 
die Bajiaardz.onne heefi niet langer hare valfche ftralen door alles konnen 
verfpreyden , maar flegts donkeragtige, en niet dan door eenen Hayrtft 
zak , nadat 'er door Duytfland , Vrankrijk , Engeland , Sweden , De- 
nemarken , Hungarie , en Bohemen , zoo groote afzondering van de- 
zelve gefehiet is : Hierom zijn de Politique of werreldfche Regeringen 
en Gemccnebeften , die van dezelve afhingen , als zijnde derzelver 
Mane in bleed , oorlogen , en doodflagcn verandert : Vborts hebbeii 
de Starren , die in dat Antichriftifche geftel van te voren zoo tintelden, 
door die bcweging groote Verduyfteringen geleden , ja zommige zjjn 
van dat iiytfpanzel gevallen : Namelijk hoe veel de Aards-Biflehoppen, 
BhTchoppen , Prelaten , dewelke door die Rijken verftrooyt waren y etl 
het met de Bafiaardzjon hidden , van hun gezag en luyfter in dien tijd 
verloren hebben , kah nicmant onbekent zijn , ja veier onregtvaardige 
inkomften zijn ten gebruyk dcr Vorften en der Kerke , op die wijzje 
deer 't vleefch der Hoere gejpijzjgt , aangeflagen , die we hopen , dat 
binnen korten geduurig zullen vermeerdert wordcn. Maar ook heeft de 
Ken'mgen der Aarde , de AanzSenlijken en Magtigen , dien 't behaagde 
het dwaalligt dier Zonne te gebruyken, en die hunne magt aan de groo- 
te Hoere geleent hadden , zomtijds , terwijl zy nog bezig waren met 
haar dien fchandelijken dienft te doen , zoo groote vreeze , hun van 
den Hemel toegezondcn , aangegrepen , dat zy , zig nergens veylig 
oordeelende , door ecne zeer ichiehjke vlugt voor zig zelven hebben 
zoeken zorg te dragen. Merkwaardig is het voorfpel dezer wrake, 
die zekerlijk ftond te volgen , geweeft , wanneer na het verbranden van 
Huflehe en Hieronymus van Praag te Conftants tegens het gegeveri 
woord, en nadat de Hooge Overigheyd van Bohemen regtvaardige klag- 
ten over die goddelooze ftraffen hadde gedaan , wanneer , zee ik , dp 
het aanhitzen en bidden van Martinus den Vijfden ora Chriitus WCfn- 
den, 'er van den Kcyzer uytrde magten van' geheel Duytfland een/groot 
Leger op de been gebragt is , om net eleridig Volk van Bbherfleft xi '&- 
vef vallen , maar dat van zelvs nog geenen' vyand gezieri hewdfidfe ', dett 
moed zoodanrg tot tweemaal toe verloren heeft gegeveto > dat het , niet 

tegen- 



ioo JOH. GOVFME'D BJCHMJN 

tegenftaande dc ernftige aanmoedigingen der Officers , de vfecs de 
fchaamte overwinnende , eene zcer fchielijke en zeer verwarde vlugt 
nam , nict andcrs dan of hun de vyand van agteren op de hielen zat, 
welke zaak ook zoo vremt fcheen aan iEneas Sylvius , naderhand Paus 
oader den naam van Pius den Tweeden , dat hy fchreef , dat de Hujfi- 
tlfche Oorlogen meet verwondering dan geloof by de nakomelingen zou- 
den vinden. Dc fchielijke vrees, die naderhand Keyzer Karel den Vijf- 
den met fijnen Broeder Ferdinand, in hunne nagtruft geftoort, zig hoi 
over bol deed op dc vlugt bege ven, die vrecze, zegik, voor MAU- 
RITS, door de troepen van ALBERTUS van BRANDEN- 
BURG onderfteund , die .hem als een blixem op 't lijf quam , heeft 
klaarder een gedeelte van het zefile Zegel te lezen gegeven ; Want door 
deze vlugt is Karql , tot nog toe oveiwinnaar , in dier voege in 't naau 
gebragt , dat hy , ongeagt ook de rrijd van .den Paus , gedwongen is 

Seweeft eene goede vrede voor den Godsdienft .met dc Proteftanten, 
aar hy van te voren niet had aan gewild , te fluyten te Paflaw in 't Jaar 
Onzcs Heere 1552. Byna op den zelfden tijd 3 of liever een weynig 
te voren, was het, dat Rome overweldigt wierd, 'tgeengefchiededoor 
iKarel van Bourbon , en met zeer bittere quellingen van den Paus Cle- 
mens den Zevenden en der Kardinalen gepaart ging. Maar wat klim ik 
tot zulke oude tijden op , daar 'er in de Hiftory van den Roemrugtig- 
ften Befchermer der vryheyd van Engeland en te gelijk van geheel Eu- 
rope tegens de gcdreygde dwingelandy van WILLEM den GROO- 
.TEN , met regt by ons van eene Heyligc Gedagtenis , weder een 
ganfeh verfche en gewiflen aanwas van vervulling met verbaaftheyd te 
zien is ? Want wie en weet niet , met wat .eene fnelle en vrywillige 
vlugt zig , eenige Jaren geleden , Jacobus de Tweede , de bewuftheyd 
fijner fenendige aanflagen voor Babel hem voortdrijvende , naar Vrank- 
rijk gepakt heeft , die nog leeft , en met vcrlies van drie Kroonen , aan 
eenen -waardiger gegeven , die fijne uytzinnigheyd beklaagt ? 't Was 
ALBERTUiS, MARKGRAAF van BRANDENBURG, 
door wren die vlugt , daar ik alvorens van gciproken heb , van Karel 
den Vijfden met raad en daad , anderhalve eeuw ruym geleden , wierd 
yoortgezet : Infgelijks is men in 't befchikken en voortzetten van de 
enlangs gelede vlugt van Jacobm ook , maar vry wat meer , verpligt aan 
Onzen AUGUSTUS FREDERIK den III. KEUR.VORST 
van BRANDENBURG. Met vermaak loop ik de z waarwigtigfte 
zaken van het noodlot door , Tochoorders , ten eynde gy-lieden met 
my aanmerkct, hoe veel zig Babvlon van het Doorlugtig Huys van 

BRAN- 



/ NT R E E - R E T> E N. 161 

BRANDENBURG te vr eezen , en de Kerke met een gocd voor- 
teeken te beloven beeft : Maar terwijl pns deze dingen , die 'k reed s 
verhaald heb , met eenen ontwijffelbareri ttytflag voor oogcn ftaan , wat 
is 'er in den weg , waarotn we met zoodanige verdere vcrwamng ook 
in andere Koningen , niets diergelijks miflchien vreezcnde , met een 
Vaft vertrouwen hopcn , met het vertoonen zclvs van dien gr-ooten dag, 
waar in God fijne ganiche wrake op de vyanden zal uytftortcn , en daar 
na Jlegts hitmen een half uurtje de beloorde zaligheyd aan de Kerke be- 
fckikken. Voorts of Jeruzalem die erftenifle der werrcld aanftonds aan- 
yaarden zal , zander aat bet meer quelling te vreczen beeft , en kan ik 
niet zeggen : De Kerk heeft, nadat haar vredc gegeven was, zeer zwa- 
re ontruuingen en vervolgingen bier en daar van daan geleden , en wel 
in zoo een groot getal , datze onze ganfche eeuw doorloopen , maar of 
dezelve die graow ve#df ukkinge ten voflen uytmaken , welke Jefaia 
Hoof4d. LIX. 19. cn«lders. Daniel Hoofdd. XII. i. (Ende te dier tijd 
zal Michael opfiam , die groote Fiorfi , die voor de kinderen uwes volks 
float : alt het ( zulk ) een tijd der benautheyd zjjn xjd , ah 'er niet ge- 
weefl en is , Jint dat 'er <een v«lk geweeft is , tot op dien xelven tijd toe : 
ende te dier tijd $al mv volkverloflwotden , al die gevonden wordgefchre- 
yep te zjjn in het bee'k. ) Johannes in fijne Openbaringe cap. III. en 
andere de Kerke na den Uyttogt uyt Babel voorfpellen , zoude ik niet 
durven bepalen. Gewiflelijk die tegenwoordige >^ni4* Streng- 
heyd over den Palts , die denzelven wederom Din yj? eene Stad der ver~ 
floringe gemaakt heeft , Jef. XIX, 18. toond klaar aan , dat het met de 
Kerke nog niet in alles zoo is , als 't behoord , en dat 'er nog in decei- 
ve overig is , 't geen God mishaagt. Dat derhalven de Kerke uyt de 
"Propheten leere , dat datgene , ft welk 'er nog aan de vervulling ont- 
breckt , af hangt van de verbetering harer gebreken , harer verwaarloo- 
zing van de waarheyd en van den yver voor dezelve, harer zorgeloosheyd, 
onagtzaamheyd, enliefde tot de werreld, want het hou&ettvan de Bruy~r 
loft des Lams zal volgen op de bereyding der Bruyd tot dezelve , Openb. 
XIX. 7. en door deze zullen dan die gelukzalige tijden verhaafi wordenj 
En hier uyt kan men nu van zelvs befluyten, hoog-geagte Toehoor- 
ilers , wat dat de pligt van de' Kerke van dezen tijd is ; daar namelijk al- 
leen op toe te ieggen , ten eynde zy die ^ierlijkheyd en dien glans ver- 
krijge , waar door God bewogen en aangemaant word tot het volbren- 
gen fijner beloftens : Hier toe is alle en een iegelijk gehouden fijn'beft 
te doen , wien het Welvaren van Jeruzjilem ter herte gaat. Men moet 
derhalyen roepen , gelijk God door den Prophecy gebied. Boor roepert 

X ' word 



i6z JOH. GO c DFMIE c D BACHMAM 

word de ganfche zaak verrigt : Wanneer 'er een geroep , na den zeven* 
ften ommegang van den zevcnficn dag , opgeheven was , vielen de zeer 
fterke muuren van Jericho omver , dat aan Ifrael het eerft den toegang 
weygerde, om het Land in bezitting te nemen, dat hun ter erffenis ge- 
gcven was ; tot een vaft bewijs , dat, de ftemme des Euangeliums ver- 
heft zijnde , de Kerke door geroep eens zoude overwinnen , en ter ne- 
der werpen de hoogtens haar van den Duyvel voorgeworpen en tegen- 
geftcld , waar door zy de beloofde erffenis der werreld niet heeft Kon- 
nen aanvaarden. Des moet men alien iever aanwenden voor de Godde- 
lijke waarheyd , en derzelver opregte bclijdenis , handhaving, gemeen- 
making en verkondiging : Deze zal de overige Heydenen en Jodcn dc 
oogen openen , en den Anti-Chrift te niet maken : Geene menfchea 
hulp te zoeken , niet in> uyterlijke wapenen ( tot welke Chriftus ecr hy 
't wifte , gedreven word , Hoogl. Vfc'it.) fijn vertrouwen te ftellen, 
niet om zien naar de Bergen , niet te fteunen op Aflur ; maar te roe-, 
pen , maar te fchreeuwen ', fijne ftem te verheffen , de waarheyd getuy- 
genis te geven , en daar op ^xvnhimt flout te zijn. Dit zijn de midde- 
len , dit zijn de wapenen , die God wil dat de Kerke gebruykt tot ver-* 
haafting van Babels val. Gewiflelijk de Waarheyd des Euangeliums 
baand zig wonderlijke en fehielijke wegen, waar door zy doorbreekt, en 
zclvs de allerwildfte gemoederen ganfchelijk temd , en gedwee maakt! 
Voorbeeldcn dier magt hebben eerft de Joden , onder dezelve bukken- 
de , gegeven , naderhand de Heydenen , bcyde derzelver gezwore vy- 
andcn: en dezer dartelheyd , opgeblaze dooreenejeukerigheydnaarftrik- 
redenen ontrent de hoofdzaken van den Chriftelijken Godsdienft , heeft 
God doorgaans geftuyt door eene majeftueuze en hoogagtbare eenvou- 
digheyd der waarheyd. Zoo wil hy in de allergeringfte dingen zig het Al- 
leraanzienlijkfte vertoonen. Dat het my met U-licder verlof , Toe- 
hoorders , geoorloft zy , uyt vele een eenig merkwaardig ftaaltje by te 
brengen , 't gcen ons de Kerkelijke Gefchiedenis mededeeld. EenHey- 
denfch Wijsgeer was , zoo hy meende , door de §ierlijkheyd fijner re- 
denering de kragt der betoging, hem in een konftig verband voorge- 
houden , ontkomen-; des fnorkte hy vermetelijk, en belagte en lafterde 
den Chriftelijken Godsdienft onbefchroomt : Maar daar ftaat J er een uyt 
de Belijders , die minder geoeffent was , op, dewelke dien hoogmoet, 
door fijne eenvoudigheyd , ter neer heeft gezet : In den name van jfe- 
ZMS Chrifins , zegt hy , luyfterd '-, Wijsgeer I Daar is een eenig God , die 
den hemel en de aarde gemaakt heeft , en die den menfeh , dien hy uyt het 
Jlijkderaardegevormthad, eenen Geefi gegeven heeft , die aUes, dat 

gezjen 



INTREE-RE'DEN. 163 

gezien en niet gezjen word, door de kragt fijns woords gefchapen , en door 
de heyligmaking fijns Geefis gevormt heeft : Dit is het Woord , en de 
Wijsheyd , dien wy Zoon noemen , dewelke , zig over de menfchelijke 
dwalingen ontfermende , uyt eene Maagd geboren word , en ons door het 
cndergaan van de dood , van de eeuwige dood verloft heeft , en door fijne 
Opfiandinge ons het eemvige leven verworven heeft: Die wy ook verwag~ 
ten dat als Regter van alles , dot wy bedrijven , komen mat I Gelooft gy y 
Wysgeer ! dat dit z.00 is ? Maar wat zegt hier de Wijsgeer op ? Deze 
laat , na een weynig ftilzwijgens , ftraks fijne vorige opgeblazenheyd 
varen , werpt fijne wapenen weg , herroept fijn vorig zeggen , en berft 
in deze nadrukkelijke woorden uyt : Zoo lang men met woorden tegens 
my ujtgekomen is , heb ik woorden tegens woorden gefielt , en 't geen 'er 
gezjegt wierd , door konfi van zeggen em ver geworpen j maar nadat 'er 
in plaats van woorden Kragt is voortgekomen uyt den mond desjprekers, 
hebben woorden geene kragt konnentegenftaan , en een menfch en heeft zjg 
tegens God niet komKi aankanten ! 

VerwondertUL.hier over met my, Toehoorders, juygtopdietriom- 
fen des Euangeliums , maar verwagt te gelijk van deszelvs klaarder ver- 
kondiging nog doorlugtiger , waar door de Stad der verftoringe zal ver- 
ftoort worden : Hier moet men derhalven alle vlijt aan te kofte leggenj 
WY voornamentlijk , die GODGELEERDEN genoemt 
worden : Laat ons denken , dat wy die zijn D'vsio die doen gedenken ,' 
diejefaiatoeroept! Laat ons denken , dat het tot ons gezegt is: En laat 
geen ftilzwi/gen by U-lieden ivezjen , en zwijgt niet ftil voor den H E E- 
RE I "Wy weten , wie dat die anotn gewecft zijn , en wat voor eene 
waardigheyd zy bekleet hebben in het Koninklijk Hof , die met dezenv 
naam beteekent zijn , gelijk als Jofaphat 2. Sam. XX. 24; en Joah Jef. 
XXXVI, 3. vermaanders , namelijk , gedenkmeefters , opzienders der 
Kantzelery , gemeenlijk Requeftmeefters. Wy weten hoe groote flape- 
righeyd de Kerke overvallen heeft , wanneer de hoofden der Kerke be- 
vonden wierden hunnen mond toe te houden , en te zwijgen , zijnde 
toen geene D'TOT Verkondigers , maar crflix Dmji blinde Wagters en 
honden die niet blaffen konnen. ' Jef. LVI. 10. Toen was 'er een diep 
ftilzwi/gen by de Kerke , toen was'er een diep fiilz.wijgen by God, en 
daar cpidmen die onheylen van daan ! Wy kcnnen. , of wy willen altoos 
Jchijnen te kennen het gewigt en den inhoud der Prophetien. Alle 
vorderen zy ons geroep! Daarom heeft Godgewilt, dat wy het allerhey- 
ligfte pand, fijn Woprd, nagt en dag zouden handelen, opdat wyhem, 
opdat wy de Kerke voor gedenkmeefters verftrekken !•' Verre moet hierom 

X 2 van 



i^4 / FT R E E- RE<D E N, 

van am 4e va dzigbey d j verrc moet de onagtzaambeyd , van baar zelve 
onkundig, geweert zyn ; maar daar word van onseenonvermoey&proep 
vereyfcbt m dfi Kerke door eene eenvoudige en ernftige onderwijzW 
tier waatbeyd , wcgruyming der dwalingen en, misbruyken , door wak* 
kerbeyd, omzigtigbeyd , en bevordering der heyligmakingi eneenge^ 
r/>eptptGed 9 met een vaft vertrotiwen op de befotten , metgcbeden, 
rr>et jsene tiytgeftrekie begeertc , ten eynde bet gebouw van Jeruzalem 
vokooytwerde. JXe pl&ts zelye , die wy bezitten , noodigt ons uyt tot 
roepen ; Hier is de waarbeyd een bequame zetel toegewijt van den 
a&PRLUGTlGSTEN STIGTER derzelver FREDE- 
B. jr W I L L E M den Q R O O T E N ; Dezelve word befebot en 
met vooudeelen verrijkt door den MILDADIGSTEN PRINS 
FREDERLK dejt III. «jeM»d« , ^yerholen zoude bli/ven , maar 
ten eynde zy haar boofd zdude opbeuien , eh zlg^iir*enett«galqk J a - 
ten -zi$R^ JDk beyUg opgmerk der Godyrogtigfte P R I N S E N beant- 
woorden wy , wanneer wy wakker aanhouden met roepen, en ons Beat 
verges , dat is , Zpnen des donders toonen : Marc. III. 17. En-^c 
bebben geene reden van te vreezen , dat wy vrugteloos znUen roepen j 
Want; door onze ftemme zullen we ^»w de verjtemming van dien ©n- 
daigenden dienftknegt , die de Bruyloft fchande aandeed Matth. XXII. 
I », voortzetten , en wy zullen dat zqt en fnapagtig Wijf , dat tegens 
de opperfte Wijsheyd tegengefteld is Spreuk. IX. den mond ftoppen, 
maar wy zullen **i*vnrt»i» de volmaking der Kerke voortzetten , en die 
tijderl te voorichijn doen komen , waar in onze HOOGESCHOOL 
23I zijn een Lof der Kerke , , maar de KERKE door eene vWaroUow 
•tvederopregting aller dingen fcbielijk van God geftelt wprden tot eenett 
LOFderAARDE. 

EYNDE.