Skip to main content

Full text of "Mededelingen Stichting Jacob Campo Weyerman 1 (1978)"

See other formats


: JiaE:!)EI_:IICrEN im m stichting JAOOB CA^-IPO WYURMAH ("Het JCW") np. 1. J 
Jaaxverala^ 1971 




1. Het JCW 

Naar aanleiding van een idee geopperd tijdens het vierde internationale achttiende-eeuwse 
congres, juli 1975, te Yale (USA), werd 14 januari 1977 overgegaan tot de oprichting van 
een Jacoh Campo Weyerman-genootschap. In de loop van 1977 werden hij notariële akte de 
statuten vastgelegd van een Stichting van die naam, die als doelstelling heeft het hevorde- 
ren van de kennis van leven en werk van Jacoh Gaxapo Weyerman (1677-1747)? e^i ^e uitgave 
van zijn toneelstukken, tijdschriften, ens. , ... ^ . ^ ^ ^ ^ i,^+ 

De mogelijkheid hestaat om via uitnodiging of voordracht lid of vriend te worden vazi het 
JCW [voor evt. contrihutie, zie bijgaand schrijven], en, buiten de in eerste alinea genoem- 
de aktiviteiten om, deel te nemen a) aan een jaarvergadering, op 14 januari van elk jaar? 
waarvoor na 1978 convocaties zullen worden verstuurd? b) aan een bezoek aan een der plaat- 
sen waar JCW zich heeft opgehouden, telken jare op 9 augustus (zijn geboortedatum). 

2. Aktiviteiten in 1977 

Haast de affaires van oprichting, vastleggen der statuten e.d., voerde het bestuur, wegens 
het driehonderd jaar eerder geboren worden van Campo, korre spondent ie met eerst de gemeente. 
later met het gemeente-archief van Breda, om tot enigerlei manifestatie te komen bij die 
geboortedatum, daar Breda toch eigenlijk als de bakermat van JCW gezien kan worden. Vooral 
door de vriendelijke bemoeienissen van de gemeente-archivaris dhr, G.J.W.Steijns, kv/am emci 
augustus een geheel door deze Bredar-expert samengestelde tentoonstelling m de Openbare 
Bibliotheek van Breda tot stand, die de volgende items omvatte s pt x- 

a) schilderkunst s een jachttafereel door Vfóyerman, uit 1753, g^oot 113 x 158 cm, , a± komst ig 

uit het Stedelijk en Bisschoppelijk Musetan te Breda, dat dit museum in 1975 had aange-^ 

kocht, 

archivalia (vrnl, de reeds bij Rehm geciteerde) 

o euvr e-exemplaren 

foto kopieën van krantenartikelen met JCW verband houdend, waarvan hieronder wegens 

de' volledige onbekendheid hiervan, en om der wille vaix de bibliografische volledigheid 

een opsonaning volgt s 



b^ 
c 

d' 



auteur 



datum 



Alph.A.J.M,Groneman I5/IO/I927 



anoniem 



anoniem 
A,Hallema 



H, 

Jacques R,W, 
Sinnin^e 

H. 



H, 
H, 



22/4/1B87 



16/6/1895 
19/12/1925 



12/4/1947 
20/4/1951 

5/4/1956 

20/7/1966 
3/9/1967 



Pierre van Beek 25/5/1970 



blad 

Dagblad van 
Noord-Brabant 



Meuwe Bredasche 
en Oosterhoutsche 
Courant 
Bredase Courant 

Dagblad van Noord, 

Brabant, Vierde 

blad 

Bredasche Courant 

De Stem 



Bredasche Courant 

Bredasche Courant 
Bredasche Courant 



Nieuwsblad van 
het zuiden 



titel 

Jacob Campo Weyerman, Een geniale 
boef en een smeerpoets 
[Knipsel in bezit v, ho Sted, 
Fïaseum Breda] 
Jakob Campo Weljerman 



Jacob Campr Weijerman 

Een Bredasche journalist uit de 

18e eeuw, Jacob Campo Vteyer:oaii 

Jacob Campo Weyerman. Een Bredase 
journalist uit de 18de eeuw 
De wonderlijke historie van Lieskf 
de Saint-]yiourel. Een Brabants 
meisje, dat als soldaat vocht 
Uit de historie. Een journalist 
uit de 18e eeuw. Bredanaar levert' 
kritiek op de toenmalige kranten 
Jacob Campo Weyerman? 18e eeuwse 
Bredase vrijbuiter 
Ben dappere Brabantse als mili- 
tair. Lys Sint Mourel in het lege' 
van Willem III 

Meisje uit Oisterwijk vocht vier 
jaar als soldaat vermomd 



Gerard Tan Herpen 9/12/1975 De Stem Kostbaxe aanwinst voor Stedelijk 

Museums Jacob Weijennan een roem- 
rucht Bredanaar 

Voor de 'bi'bliograf ische volledigheid vermelden wij nog dat er in de in Breda ui tgegeven 
Stem van 11 augustus 1977 eveneens een artikel over Weyerman verscheen n.a.v. een besoek \ 
een Jünsterdamse Veyerman-delegatie aan dat blad om Weyerman te Breda te promoten, 

15 Au^stus 1977 verscheen van de hand van ïï^M» de Blauw in Vrij liFederland, p, IJ en 14^ 
een artikel, getiteld " 'Tuimelzieke ketterkrop, onveröchilge in eere of leer», deugniet 
uit beginsel'. Jacob Campo Weyerman, een satiricüs uit de roaring twenties van de achttiende 
eeuw"o Naar aanleiding van deze publikatie kwaaien met andere Weyerman-geïnteresseerden 
kontakten tot stand, o,a. Peter Loeb, G«Postma, mevr« CoMoGeérarsj GoJ, van Setten. Her»- 
nieuwde belangstelling van de zeer in JGW als schilder geïnteresseerde kwam van de directeur 
van het Bredase Museum, dhr» PcJ.J^Kimmel. 

5' Activiteiten in 1^78 

- 9 augustus zal het bestuur met eventueel andere leden Charleroi met een bezoek vereren^ 
daar in de chronologisch/topografische volgorde dit de eerste plaats is die Weyerman 
bezocht s hij werd in het legerkamp vóót die stad geboren, 

- Als uitgave van de firma Thespa te Amsterdam, in de reeks Amsterdamse smaldelen, zal 
verschijnen een geannoteerde teksteditie van de eerste twintig nummers van Weyermans 
Vrolyke lUchtheer , De tekst is momenteel reeds voor 90% gezet. Waarschijnlijk zal de uit- 
gave een deeltje tekst en een deeltje kommentaar bevatten» 

- In mei 1978 wordt een Weyerman-tentoonstelling verwacht in het Persmuseum op de Turf- 
markt te Amsterdam» De heer H,M» de Blauw verstrekt hiertoe adviezen aan het Persffluseuaio 

" Ben zevental nummers uit een zevental JCW-tijdschriften zal herdrukt worden in een bloem- 
lezing (met annotatie) uit satirische tijdschriften^ getiteld 'Tgraf der melancolien, 
door H.M, de Blauw en AoJ.Hanou, 

" In 1978 ^f 1979 2al verschijnen de letterlijke tekst van de stulcken van het proceS"JC\v 
uit 1739 j in een speciale of gewone aflevering van het Dokumentatieblad 18' eeuw^ door 
A.JoHanou, 

4» Aktiyiteiten in I979 en later 

- Op het ogenblik bereiden de Amsterdamse uitgevers Postma en Schippers een nieuwe reeks 
tekstuitgaven en studies neerlandistiek voor. Een aparte serie daaruit zal alleen 
achttiende-eeuwse zaken bevatten^ deze serie heeft als redactie H.Stouten en A.JoHanou., 
Van belang is dat in deze serie de volgende uitgaven gepland zijns 

(kopijklaar) okt„ 1979 ed«. Ï^Broos Den Per siaansche Zydeweever 
okt^ I98O ed. H, de Blauw Hollansche ZindelyMieit 
okto I98I ed« H^Stouten heven van__Syber£ 
okt, I98I ed, A.Hanou Leevens-byzonderheden van Ar minius 

- Vermeldenswaard is dat mevr, B.Sierman in het kader van een onderzoek naar literaixiur" ' 
rond de kerniis 17OO-I73O tevens onderzoek verricht naar La Lause en diens reizende tonenl-^. 
groep, die vele malen in de geschriften van JGW figureert^ 

5" JCW-observaties 

Op de vergadering van 14 jan. 1977 heeft nog geen lezing plaatsgevonden» Wel zijn enkele 
summiere observaties geplaatst, waarvan een enkele hier tekstueel weergegeven vjordt. 

AoJ.Hanou 

VffiZEECKiAIMHIANA IN DE AUCTIECATALOGUS-DIMÏ^ENS (176I) 

In de auctiecatalogus van het boekenbezit van C.Dierkens (Eibliotheca Dier kensiana , ge- 
drukt te Den Haag bij 0. van Ihol; gebruikt het ex„ DBA sign. 1353 G 23), welk bezit 30 
novo tot 7 dec. op de Grote Zaal van 't Hof te Den Haag verkocht werd, komen verschillende 
V/eyermanniana voor. Deze catalogus is in verschillende opzichten interessaaits a) wegens 
in margine bijgeschreven verkoopprijafen b) de pld^ts van verschillende items in de cata- 
logus, inzicht gevend in bij welke groep werken of welk genre tijdgenoten de werken van 
JGW indeelden o) andere nader te noemen gegevens, 

1b De eerste groep Weyermanniana komt voor als no» 757 t/m 766. Zij omvats Levensbesc toy- 
ving der Schilders (Hage I729, 3 dln.). Historie des Pausdoms (A'dam I725, 3 dln. ^ 



' Ü-- 



n 



^k^£^^^ U^'^t'^Ti "LY^^, 2 dl2u), O ntledex- der Ge oreken (A*dam V(M, 2 din,), BgIiü eed Verold 
(A'dam I7265 2 dino)? Ee^ëia^sche^dewever (A^dam}7 Ipweg^edenen van Moses_jtoous tot 't 
verlaten des JQO'^schen__Godsdj/Jij^t ^fA^aml, Vr oli^e _ Tugtheër (I ' daiQ 1730)^ Doorzi .Ttij'e He™ 
loyt (Hage 1730) ^ J^M.4ggË^gsche Alchimls-c Wtr» 1735;, '"" .^^^^..^-...^... 

Behalve de drie laatste iteiti.Sp waarvan er twee "bovenaan reohts op een pagina af^^edrukt 
vrerden en daarom misschien niet Ijij na te noemen accolade betrokken konden worden (was vo.):p 
het derde item op voorgaatide pagina onderaan die accolade te kort?)^ zijn alle andere items 
in margine geaccoladeerd? vertikaal bijgedrukt staat? "in I4 aeer fraje egale franco band- 
den" ^ Het "14" korrespondeert met de 14 delen die alle items behalve de twee laatstgenoemde 
vertegenwoordigen. Eet is een indicatie voor de waardering die de tijdgenoot voor deze 
JCW-teksten gehad moet hebben. Een opmerking van die aard komt in deze zeer rijke catalogur 
slechts sporadisch voor« Eon zeer enkel.e keer krijgt een latijnse editie de vermelding 
''■uBi forma comp„ exemp,, nitidissima'" . bij Vondel valt de opmerking 'Veergaloos ^hc."- , terwi ^' 
deaölfde kwalificatie slechts voorkomt bij de Histor iën, yfenge lwgr ken. Bri even e,d» van 
Hooft (no's 211-215)0 Het werk van JGW behoorde dus 'tot het fraaiste bezit uit de duizondej 
banden bevattende boekenverzameling van Dierkens? Cats b«v„ (no's 1633-^637) moet het maar 
doen met de mededeling >'in 5 franoe banden" „ Het is mijns inziens, daar het JCV/-werk wel 
meer m dit type banden aangetroffen kan worden^ strijdig met de in secundaire liter^atuur 
zoveel voorkomende opvatting, dat tijdgenoten JCW aanzagen als randverschijnsel en iets 
verachtelijks^ 

Dit schijnt mij ook uit de verkoopsprj.js van deze groep werken tot uitdrukl<:ing te komen. 

De gehele groep ™ tien teksten du.- -^^ ging in één keer voor f 35^'™ ^^an de hand„ Ik heb het 

niet nagerekend-, maar het is zeker niet minder dan de nieum.;aarde bij verschijnen, indere 

teksten van de betreffende twee pagina's,, zoals De la Rue's G elette rd Zeeland mét zijn 

^^^^SS^^1K.^J^ë1^%L'^L^Ij2êL^'^j en Van Manders Sgh ilder boeok ■- een editje uit I6OA i -.. 
gaari resp^ voor f 2sl0s- en 18 st« van do hand! 

De gehele groep bevindt zich in de catal^gub-^^fdeling "Ne^jerduitsche Godtsge leerde. Histo^ 
rien, Rersbeschryvingen, Poëten er andere Mongelwerken,. in Quarto^'- Bfnnen deze JCW^-groep 
heeft de mventarrsator - of is do volgorde die der opbouw van Dlerkens ' bibUotheek-^ D-"" 
opvaotrng verandert er niet door '- kennelijk geen onderscheid gemaakb tussen JGW's historie- 
werken, tijdschriften^ een toneelstuk, en werken o-er/tegen Moses Marcus en Syberg, De tien 
aureurs voorafgaand aan JCW zijn^ Yirgilius in proKa door Vondel, Van Belle, Van der Goes- 
De la Ruë, Aysma (,gïË=,^.ÏLGolen) , C« de Bye (Gulder. Cabinet der Schilderkonst). Van fendb"^. 
Geen klem bier dus, om met onze zuide?."baren te sprekeuo ï)e tien"items volgend na de JQ'Vh 
g-roep zijn^ M§^£êli-222^fië^li':Sester._ander^^^ ^^SËBzioneel (een werk "'at men na r 
onze begrippen bij JGW-satire kan laten aansluitinj, Renver^meirfc_ de^a Morale Chretienne 
>een werk dat ƒ 10sl5 opbracht^;, Eipa's Iconol_ogia, en daa^ Doud^ms' Haeg^T'^^lïïïus™'^' 
U-O s-Gurvrers), ^^a^'^in^ Ein:opa van JG¥'^ tegenvoeter Romeyn de HoogheTTlTtïïIï^ïi'rrBur.man:^ 
|eiiex^-9.e?m,^vopr_^e_^^Comedien (ƒ 2,»-), Kuenons Ii:stenin£en ('...,] der Vrye Metselaars (4 st/> 
^e £^^^EJ^^J:B^^:^^^J:C_^Ooquj^ (il st.), De Goeur^"rVreedec^urr^ïi75lCTlïï^iret a^sxan.---' 

2^^I^JL'lS:!^hïBL^..I}£Zi:LBf^'^^^^ van de Goud"Tafel (l9 st,? het werk is -.M^"""""" 

r.iiet bekendy,> "'^ -.--^..--^«.^^^^.-.-.^...^^^^^ --u 

Een hoogst boeiende mélaugo, maar ^ra,t valt er ui/h af te leiden? De werken voorafgaand aan 
de JGV/-groep zijn van zwaar kaiiber,, Maar de volgende? Het schilderlcunstig element (tüo--) 
blijf T gehandhaafd. Voor de rest? Satirische, of ^^.tirisch-politieke tijdschriften/ee^ 
snutjo vriameuseiarij, een scheutje antichristendomj een wolkje kriminele belangstel] ing ■.• 
ailes voorzover ik die daar genoemde teksten ken. Maar nogmaalss in grote lijnen is het. 
toen noch nu, onbelangrijk '.Cork waartussen deze JGW-teksten fmctionneren. En met betreking 
tot de JüW^groep betekent het dus ook een hogere waardering van de tijdgenoot voor zi1n 1:1 ',d - 
schriften^ toneel^ pamflettoirc bi^grafleënj dan wijzelf wel eens veronderstellen. 
Opvallend is dat JGW's tijdschriften staan waar ze staan„ in de buiiirt waarvan dus ook 
Doudyns ïlae^se_^fecm:ius en Romey:i de Hooghe^s Iiso£us^,^n^tón7opa voorkwamen. Immers, ^anaf no„ 
-.-^(8 " zij^het bij de octavo-^afdeling' - worden een groot aa,ntal tijdschriften verkochte 
maar^niet een van JCW. Daar komen tijdschriften van S'!;eele voor^ ook Van Effens HoUanasche 
kVÈB^^^ e^ Misanthropej de EKamimtor van Van Ranouw; de Pat riot of HollandschF^Z^dS^tei' 
uit I ^431 en vele meer^ Natuurlijk, zij staan daar wegens het anderrformSiirma71.T"d^r" ^' 
form_aat m het geval Doudyns/Weyerman dan misschien ook iets meer dan formaat - daardoor eor 
ander genre? Beschouwde men JCV'r. tijdschriften als niet tot deze groep behorend? Werd daar- 
naast zijn oeuvre gevoeld ais behoren tot een eenheid, die ook zijn Levensbeschryving der 
i9^iriie_^s etc. omvatte? ^egen dit laatste pleit het voorkomen v,an groeTT^ders ."ïïiar^t-ob 
ook JCW nommatim als auteur genoemd wordt. Als het verschil in formaat (vgl, advertentv-j"^ 
als zo helangriak eivaren wcrd^ moet het oeuvre van JGW en Doedyns door de tijdgenoot 
■™ wellicht vormgeving gepaard gaande aan andere inhoud? ^ als anders dan dat van de spenia^^ 
torschrj.jvers ervaren zijn. 



4 

2^ De tweede groep Weyermanniana bevat slechts no. 1002 g Piet fopt Jan en Jan fopt Piet 
(1757) s in de bibliografie-Ter Horst als no^, 26, waar het blijkens de titelopgave een 
samenspraak tussen een katholiekj protestant en jansenist is» Afgezien van het feit dat 
het werkje hier in de catalogiis in de rubriek "Nederduitsche Boeken in Dot, en kleinder 
formaat" voorkom-^ blijkt de context van de n-uimners inderdaad hier een religieus dispuut 
(en bevestigt daarmee het belang van context- items in dergelijke catalogi) s het volgt 
direkt op teksten als .^sui^en_JS2E£> Nieuwen-kost^ Geusen oogen-salve in Paapse potten, 
Zg:Pg g.^g:^ J^i,et altyd kwaad, Mieuwsgierige Passagier na 't Vagevuur . De twee direkte vol- 
gers van no„ 1002 zijn Van Moelwyks Vredevorst Salomon, en, mogelijk van dezelfde, de 
SS.^tS^Si:?JÉt.^£^^^É2J!L^^^A^Ï1^2Ê^^* - ^^■fc fie genoemde voorgangers, én een Papekost en 
.Sêi'50^1 ■^e^'i .^.-iêi^^lLi,^ "^oor ƒ 5sl6 verkocht. De tekst zal dus verband houden met 
een protestants/katholieke controverse? genoemde "kosten" zijn alle uit de jaren '20 en 
'50.. - Enp merkwaardigs die hele groep, behalve Piet fopt Jan en de direkt er aan vooraf- 
gaande £3^HSl^gierige.^ssa^er heeft weer de toevoeging? "in france banden", 

^, Een derde groep, de nrs. 1345/46? in dezelfde hoofdrubriek als de voorgaande, bevat 
i..^iMiIê3^^ïï-,lSXl^,^§£„le.Jarün^ en de Levensbyzonderheden van Armini^- 

E2/iËIê^ÏÏSii£ïIemxe^o_J.c„_122_8 De omgeving bestaat uit boeken over politieke gebeurtenis- 
oen, en echte of geromaïitiseerde biografieën over bekende personen. Er aan vooraf gaan 
levens van de graaf van Bonneval, Richelieu, kardinaal de Retz, Spino?.a, Willem Bleert- 
maj.i (?)j I^natius van Loyola, Agrippaj er op volgen levens van de ridder de Vial, Bellis- 
se *, 

Men kan sich afiT'agen waarom de jfeagdenburgsche Alchimist uit groep 1 niet op deze 
plaats ondergebracht iss het is óók een soort biografie van Syberg. Zeker wegens het for- 
m.a,at§ maar gezien het boven opgemerkte bestaat er daQ wellicht ook aanleiding de twee 
verken qua, opl.ouw te vergelijken, en daaruit informatie te puren wat de tijdgenoot als 
belangijker of ander soort biografie beschouwde. 

^tS^Bj overigens, ging samen met Ignatius en Agrippa voor 11 stuivers weg? de Levens- 
'P7J'Si^^^ë§éB apart vüor 5 stuivers.. Dat is voor deze biografieën niet veel, zelfs 
weinig. Waren de tijdgenoten v^el in JCW's oeuvre geïnteresseerd, niet in hemzelf? 

4-> Rest mij te vermelden dat de werken Lyste yan_ Rariteiten van Anna Folie en Lys te_ van 
?£r^?^^9I.lgS?_SJ'§§.t^q_i^veJ^'t^aris vaji de Nalatenscha p van Bon Gio dy Stx'Sj5,tslyp io , 
waarvan in de annotatie der Tu chtheer (ed. 1978) bïTp. 11 het vermoeden uitgesproken 
werd dat zij uit de Icr-ing van JCV/ afkomstig zouden kunnen zijn, hier als één nummer 
LI477) voorkomen en voor ƒ ls4 verkocht werden. Ongeveer het gemiddelde bedrag voor een 
item in die contexts een van uitgaven van grapjes, vermakelijke historiën, erotica, 

BoSierman 

i/RSUGDEGEJUYCH? SEN BRIEP Ai'iM DE BAAS 

lo In de bi.liotheek van het gemeente-archief te Den Haag, sign, Lb 10, is een boelcwerk 
genaamd s 

"VTf-EÜGDEGEJÜTCPI // DER // HERVORKDE NEDERDUYTSCHE // GE^ÏEENTE, // OVER DE KOMST YM DEN 

// EERWAARDEN, HOOGGELEERDEN, EN // VBRDIENSTIGEN PREDIKANT, // JAN GYSBERT MOLL, // 

g£^g£gI?^„4.fi5.J^L^ yan.de Sprokk elm a and, en bevestigt op // den 17. van de Bloeimaand in 

1E-2£^'EÈIÈ-Mê..- Tl i'OOH n JAOOB GAMPO "MM-mN. // Adversis lugere licet, gaudere 

^flïï^^is.^. // IL-SHl.ZSïiü'Sa. sic_variare imimum // ïheo^is // 's GRAA^ENHAAGE, // 

Gedrukt voor den Autheur, en te beko]^IiïïV7°By"MTTHElTS GAILLARD, // En by de Boeldiande- 

laars in de voornaapiste Kederlandsche Steden. 

[Titel iets afwijkend van en vollediger dan Ter Horst no, 56] 

4 , A'^.k\. 

Voorin staat de handtekening van Weyerman. 

Tevens een aantekening "Zie Nieuw Kerkelijk Weekblad, 's Gravenha^e 1917" een verwijzing 

die m^g nagezocht moet wordeno In de CGP wordt geen Nieuw Kerkelijk Weekblad vermeld. 

Met potlood staat een aantekening dat de inwijding in I744 zou zijn geschieds ik heb 

echter nog geen aanwijzingen over dominee Moll kunnen vinden, 

2^ Volgens de catalogus van J^G„B,Nieuwenhuiss Gatalo ffus Handschriftenverzameling . Ge- 
meentelijke Archiefdienst Rotterdam 1970» staat onder nummer 545 een 20e-eeuwse kopie 
van een brief van Jacob Gampo Weyerman aan Johan de Haas vermeld. 

De geschreven kopie dateert van 1912. De heer Carl von Hohenlocher uit Berlijn bood de 
originele brief aan de gemeentearchivaris van Rotterdain aan voor frs, 10,- ; deze ging 
niet op het aanbod i.n, schreef de brief over en stuurde het origineel terug. De tekst 
luidt als volgt s 



s Gravehhague den 10 ^hex 

Mijïdieer, 

Op dit moment ontfang ik UE missive^ doch het is mijp ten uijterste leetj dat ik de eer 
niet kan helften om UË tegens den avond te ontmoeten, also ik aatistonts na Leyden en van 
daar na Amsterdam moet» het is op 't slag vaji negen tiureno ik zal de eer hebben, om UE 
per naaste te adviseren, wanneer ik zijn aal tot Rotterdam. Met een ongemeene haast, 
ik ben altoos met veel achting 

Mijnheer 

UE zeer gehoorzaame Dienaar 
(geto)Campo Weyerman 

Den Heer 

Mijnheer Johan de Haas 

tot 

Rotterdam 



T« Broos 

EEN WEGEÏITIENDE-EJUOWSE OPINIE OVER WBTERMAN 

CoRoHermans geeft in de Bijdragen tot de ge schiedenis » oudheden^ le tteren^ statistiek 
en beeldende kunste n der provincie Noord-Braband 1845 dl- I, pc 211-572 een "Opgave 
der titels van boekwerken betrekkelijk de geschiedenis der stad en baronie van Breda" ^ 
Als no, 146 vermeldt hij twee werken over JCWs resp^, Zeldzame levens-gevallen^ van J«^._ 
Wyerman [ o « J Twe ede dr-uk, In s ;_Ctovenhage_j_Jby_ Pie^t 12 ■„ T^T~W.'z^ 

en een Aanhagzel behooren de__t ot de zeldzaame leyens-^eyall^n [oTTl Boor den Schryver 
van gyne Historie, In s'GrayenhaKe by Pieter van Os» 12 , 127 .JblM ^^4gllJg,JL.Jl-QJ --ZggJl" 
^a^de_werfc. Als no» S^"^ (drukfout voor 147) vermeldt hij de in 1759 bij Scheltus 
gedrukte Sententie » Genoemde boeken verbleven in de boekerij van het Noord-Brabantsch 
Genootschapo 

Op Po 555-556 wordt bij no» I46 een soort kenschets van Weyerman gegeven, Be tc^st 
luidt % 

"Beze man is door zijne liederlijke levenswijze^ en zijne losbandige en eerroovende 
schriften zeer bekend in de geschiedenis der Wederlandsche letterkunde, Be verzamelaar 
der Levensbeschrijving van eenige voornaame meest Nederlandsche ma nnen en vrouwen_ (ll 
Blo bla« 94-10277JÖKok™ïn de Bi jvoeg sels op het Yaderlajidsch ¥oordenböek"TÏII Blo blz^ 
545-349 J en Witsen Geysbeek in zijn ]fe.^ denboek_der Nederduits che dichters (YI BI, K.Sc 
492"499) hebben zijn avontuurlijk leven breedvoerig beschreven, en daartoe zijne 
L®XËBSz^Ë!H!i:ü®H (^^*-'* -^46) tot gcondslag gelegd, die ons nopen om over dezen fielt te 
spreken o 

Weyerman werd den 9 Aiogustus 1677 "te Breda uit geringe lieden geboren. Zijne moeder 
had als tamboer in het Nederlandsche leger gediend, en was door dapperheid en moedbetcora 
tot den rang van sergeant opgeklommens in het beleg van Bonn werd zij gewond en hare 
kunne werd onder het verbinden ontdekt, weshalve zij haar afscheid kreeg, met eene jaa?'™ 
wedde van 200 gulden» Be jonge Campo betoonde veel aanleg voor de beoefening der weten- 
schappen, waarom zijne ouders hem naar de Latijnsche school zonden en na een drieja,rig 
verblijf bij den predikant Yan het Woud in Belftsland tot verdere ontv/ikkeling bestej. ■ 
den» Aldaar zijnde vond hij in het naburige Belft gelegenheid om zijnen aanleg voor de 
schilderkunst te ontwikkelen» Immerzeel getuigt van hem, dat hij geen onverdienstelijk 
bloemschilder geweest is (a)o In aijne ouderlijke woning teruggekeerd begon hij zich 
aan allerlei ligtmisserijen over te gevexif verliet zijne gestrenge ouders weldra, om 
door België, Prankrijk, Italië, Engelanr' en Nederland ja^'oii achtereen te zwerven en liet 
overal sporen van een ongebonden gedr-ag achter» Yerldder van verschillende brave meis-- 
jes, maakte hij aich daarenboven nog berucht door eene verregaande hekelzucht, waarvoor 
ieder bloot stondp die maar een' vijand h^a, daar Weyerman voor geld gereed wasp om 
ieder in zijne blaauwboekjes schande! ijk ten toon te stellen.. Eindelijk geraakte hij 
om zijne lasterschriften in hande^x der justitie van Holland, en werd den 22 Julij 1759 
tot eene levenslange gevangeniis veroordeeld* Hij overleed op de voorpoort te 's Graven-^ 
hage ;!:n of omtrent- het jaar ^-'f^l« 

Bie lust heeft om We^'-^-i-'JJian van nabij te leeren kennen, die neme zijne Zeldzame JLeyensj-- 



ISi^^^SiA.^ i^^" 146) in de hand, j hoeaeer ik de lezing daarvan voor jongeling-en zeer 
"bedenkelijk acht, die daarin dan ook weinig vermaak zullen vinden, tenzij hnn. smaak door 
het leezen van gemeene romans en platte physiologien reeds bedorven iSo In de Levens 
M.ÜSPJ^g^J^g^.6^IJ^g^^jQhajLifendr^ van Syberg, heer van Ermelinffhoven en Bonckers- 
k®l^^.iil<:\^.,-.-..^2£ï_^^£5 Campo__^i^^^^jTot Utre cht "by Jacohus van L ancko m 9__hoekverkooper > 
1753" 12''o 556 bladz o77~(êene ware geschiedenis van eenen beruchten goudmalcer)^ spreekt 
Weyerman veel van zijnen oiagang met dezen gewaanden ridder van het roozenkruisy en doet 
zich daarin als een avontuurlijk mensch kennen even als zijn held was, wiens leven hij 
mot zulke gemeene kleuren uiteenzet. Ook zijne levens van de Nederlandsche schilders (4 
deelen in 4 o met portretten en zijn eigen portret) zijn vol van allerlei fielterijen, 
v/elke hij zijne kunstbroeders ten laste legtp en dikwijls als ooggetuige en deelgenoot 
op het tooneel komt» 

In het boekregister van Arrenberg vind ik Weyermans levens byzonderheden als in I736 
in^4 ^ uitgegeven. Waarschijnlijk heeft de auteur van het werk, dat ons bezig houdt 
(N o 14e) daaruit overvloedig geput, die den eersten druk in I756 oplegde 3 en de goede 
aftrek bewoog hem, om in I763 eene nieuwe uitgave te bezorgen, waar achter hij eenige 
levensbijzonderheden voegt van Campo's moeder^ en daarbij nieuwe gaitenstukken van Weyer- 
man en eenige fielterijen van Jan Rogier opdischt. Het geheele boek is een aamenraapsel 
van gemeenigheid en eene oefenschool van zedebederf, weshalve het mij leed doet, den 
leezer zoo lang daarmede te hebben moeten bezig houden, 

HoM.de Blauw 

ILIiUSTHATIES BIJ DE WERKEN TAN WEJJERMAN 

Een groot satiricus is per definitie een vaardig realist, want lachweklcende vervorming, 
wat satire ondermeer is, is een ridicule vervorming van de werkelijkheid. Een satirisch 
schrijver als Weijerman, die tevens schilder was van een bij uitstek realistisch genre 
als het bloemstillevenp was van de relatie tussen satire en realisme, beeld, afbeelding, 
verbeelding en beeldvervorming beslist goed op de hoogte. Het is dan ook niet vreemd te 
veronderstellen dat de satirische schrijver Weijerman de nodige, deskundige aandacht 
gehad heeft voor het illustratiemateriaal bij sijn geschriften. Een onderzoek naar de 
gravures, titelplaten, portretten, vignetten e,d. bij het werk van Jacob Campo moet 
beslist eens worden ingesteld, 

Be illustraties van de tijdschriften zijn uiterst interessant, als ook de verklaringen 
die de auteur er soms bij geeft en niet in de laatste plaats zijn de soms vage aandui- 
dingen in de afbeeldingen zelf zeer belangwel:kend. Wie is de auteur A„H„ van de verkla.- 
ring van de titelplaat bij de Rotterd£!jnsche_Jferme8_? Is dat al de Amsterdamsche Hermes? 
Ja^ dat is dat curieus. En van wie is het gegchrift (in deselfde prent) waar Thalia. 
met haar knie op rust en wat schrijft zij (ik leess ISNA met omgekeerde s)? En waarom 
is de naam van Scarrcn als enige fout geschreven? Besteedde de schilder Weijerman zo 
weinig aandacht aan beeldmateriaal bij zijn teksten? Het lijkt mij moeilijk aan te 
nemen. Maar wat betekent dan de informatie die de aanschouwer in die prenten geboden 
wordt? Waarom verandert het vignet van de Rotterdamsc he Hermes (Hermes staat op het 
pirat Argus met een zwaard de schedel te klieven), dat ook nog (met minieme wijzigingei^y 
de nummers van de eerste jaargang van de Amsterdamsch'e Hermes siert, met ingang van de 
tweede jaargang van laatstgenoemd tijdschrift in een fluitspelende Hermes? Dreigde 
daar Argus (achter wie de auteur Hermanus van den Burg schuilgaat) weer te ontwaken^ 
had Hermes de moord niet aangedurfd of moet Argus met schel gefluit juist wakker ge- 
maakt worden? En waarom komt er plotseling in nuranier 25 van de tweede jaargang van de 
Afflsterdamsj3^^^ (16 maart 1723) al een afbeelding voor die pas twee jaar later 
de nummers van de Echo des Weerelds zou opsieren? Vragen genoeg en dus in dit geval 
leuke onderzoekjes genoeg. 

Op het gevaar af volledig te worden wil ik nog enkele illustraties bij JCW-werken noe- 
men. De titelplaat bij de beide delen van de Amsterd ams che Hermes^ waar Hermes (met ui-- 
torlijke trekjes van zijn alter ego Weijerman?) door Juvenaïïs" en de Bloem-gcdin tot 
hekelen en bloemschilderen wordt aangezet, vertoont een bloemschildering op een ezel 
die qv.a. compositie sterk lijkt op echte stukken van Weijerman zoals wij die kennen in 
de musea te Cambridge en Amsterdam^ Zijn de bloemschilderingen die te zien zijn boven 
de boekenkasten op de titelplaat van de Ont leeder d er Gebreeken (I726) misschien in 
werkelijkheid stukken van Jacob Campo geweest? V/as graveur Philips zo nauwkeurig om 
die bloemsi;ukken precies weer te geven? In dat geval had Weijerman wellicht ook ruim 

C.j.^Lob'^ii'iGrd b'^okoxi., Tijn, mis^coHioia -vcxl-fr mQ-h, vor^T'^otirigsapparatuui' 0'.<k rif^^ +'^ 1^-^ ..1% wo.1-. 

de Ontleeder daar schrijft. Aardig is verder nog- do -bi-feoipiütEit van het 0^_in_Jt_Zeii^ 
dat een kopie is van die van de Amsterdamsche Hermesg op het schilderij op de ezel na 



7 

(in dit geval stelt het schilderij een rondbodem (soort "botter) voor met een oog in 
het zeil en een bezem in de mast - dit laatste betekent ook heden nog dat het schip 
te koop is) o 

De meest, aardige prentj en daar wil ik iets meer over zeggen, is het portret van 
Weljerman, dat onder andere voorkomt in zijn Poor z Ich t i^e^^ Heremyt , Dit portret, gemaakt 
door Cornelis Troost en door Jakobus Houbraken gelaveerd, vertoont V/eijerman met z.ijn 
linker elleboog leunend uit een ovale lijsta Op de achtergrond is een schilderij, 
staande op een schildersezel zichtbaar. Het schilderij is wederem een bloemstul^. 
Rechtsboven komt een palet voor dat opgehangen is en geen verfklodders meer bevat^ 
dit in tegenstelling tot vroegere illustraties in JG¥-werk waar de paletten nog wel 
in gebruik waren» Wil Troost/Houbraken aangeven dat JCW met schilderen is gestopt 
(is de strijd tussen Juvenalis en de Bloem-godin die al in 1722 gevoerd werd in het 
voordeel van de eerste beslist?)? Toch kennen we nog een schilderij, geen bloemstuk 
maar een jachttafereel, van Weijerman uit 1733» Met schrijven is JCW kennelijk nog 
volop bezig, want liiiksonder zien we een inktkoker, een ganzeveder en een blad bedrukt 
papier en wel een pagina uit de Ontleeder der G-ebreeken. Het vignet van dit tijdschrift 
is duidelijk te zien. Iets minder duidelijk is het paginanummer te lezens pagina 175. 
Onder het vignet is nog een jaartal zichtbaar, het kan zijn 1729? wat absurd is want 
toen was de Ontleeder der Gebre^_ken al lang verschenen en Weijerman geen 48 jaar, zoals 
velgeld staat in de lijst waaruit de vrolijke courantier hangt. Het jaartal is 1724» 
Dat kan, vrant het eerste deel van de Ontleed er der G ebreeken verscheen van maandag 
11-10--1'723 tot maandag 2-10-1724, en het tweede deel van maandag 16-10-1724 tot maan- 
dag 8-IO-I7259 Maar er kan ook het een en ander niet, want pagina I73, dat uit I724 
moet zijn en dus in het eerste deel moet zitten, is geen beginpagina van een tijd- 
schriftaflevering, doch een middenpagian uit nummer 22 van 6 maart 1724o Op de midden- 
pagina's komen geen vignetten voor« We nemen aan dat het een speelsigheidje is van 
de schilder/graveur (hoewel? in die tijd van realisme?). Dan blijft echter nogs 
6 mo.art I724. Jacob Campo werd op 9 augustus I724 pas 47 jaar en was dus op 6 maart 
van dat jaar nog maar 46» Voor de hand ligt dus dat het hele blaadje op het portret 
maar speelsigheid van de schilder/graveur is. Of was men v/el realistisch en heeft 
Weijerman wel een juiste leeftijd laten vermelden, omdat hij nu eenmaal in 1675 in 
plaats van in I677 was geboren? 

In zijn boek over Cornelis Troost heeft J/WoMemeijer het op bladzijde 195 ook even 
over deze datering op het portret en hij zegt dat Houbrakens prent heeft gediend als 
frontispice in een ongedateerde bundel toneelstukken die V/eijerraan heeft uitgegeven. 
Dit maakt de gaak nog ingewikkelder, want Ter Horst heeft in zijn bibliografie van 
V/eijermans werken op goede gronden de bundel en dus de prent op 1725 gedateerd. Indien 
Memeijer veronderstelt dat in 1725 de prfnt voor het eerst verscheen, zitten we nog 
steeds met een als 48-jarige voorgestelde 47-Ja'rige die op 46-jarige leeftijd werd 
geportretteerd, Niemeijer dateert het schilderij dat Troost van Weijerman maakte echter 
op 1727/28, wat wel overeen zou komen met de 48-jarige leeftijd, f'Jaar dan slaat behalve 
de paginering ook de datering van de Ontleeder d er Gebreeken op het portret nergens 
op. Ontleding van deze gebreken in de informatie voert ons dan slechts tot de vraags 
als het geen realisme is, is het dan misschien satire? 

14-1-1978 

6, Opmerkenswaardigheden 

- Mevr, BsSierman kreeg in het Pitzwilliaci Museum te Cambridge een bloemstilleven van 
JCW onder het oog, signatuin: PD 95-1973 • Compositie en penseelvoering van dit schil- 
derij lijkt zeer veel op het bloemstilleven van Weyerman zoals afgebeeld in de .^ta- 
lofi^as van schilderijen (1975) van het Rijksmuseimi te Amsterdam. 

- De heer Arnoud de Blauw constateerde bij een bezoek aan het Museum te Kassei, dat 
zich daar niet één, zoals reeds bekend, doch drle^ schilderijen van Weyerman bevinden, 
tielaas bleken zij.. voor lange tijd uitgeleend aan het museum te Karlsruhe, 

- Volgens informatie van dhr» H,M, de Blauw pleegt de romantische schrijver Adriaan van 
der Hoop regelmatig JCW te citeren als motto bij zijn poëtische werkjes. "Een bra^if 
mens dus, en niet geheel een buitenzinnig renegaat", aldus de vinder, 

- Er wordt naar gestreefd op het Inst, voor Neerlandistiek te Amsterdam een verzameling 
fotokopieën van alle bekende JGW-teksten aan te leggen. Zo zal er tenminste één ^ 
plaats in het land zijn waar, na verloop van tijd, oen er zeker van kaïi .zi jn een ■■ 

_ t^..,f ■;;..l,„_y-— — „>;^-+^^^^^ Het instituut kent bovendien gunstige openingstijden, 

zoek. Eveneens het ÜBL-exemplaa.r van JCVi/'s Talmud , ajh 




h^:-UiIiI;ü;LiLiG.ii,N VAh^ DE STIGK^IlJG JAGOB CAHPO WEYEBMAN (*'Het JCW") no. 2, april 1978 

STICHTING 
jACOB CAMPO 
HoM„ de Blauw \ WEI f er MAN 

m GlilBOORTEIPLMTS VM JACOB CAMPO VffiYEÏMAW, EEN VLUCHTIG ONDERZOEKJE. ^ 

^^■-"'™— _ — — ■"""'^ 

In het kader van de jaarlijkse trip van de Stichting Jacolj Camp» Weyer man naar een plaats 
waar JGW ook geweest is, heb ik een onderzoekje gedaan naar de geboortel)laats van JCV/. 
Uitgaande van GoJ.Rehmj JË£*-L^HE^J£ê.^™lg^L®iL,^iaE.£S^^ de 

!^J^Bia£igën^eB.JSege ven3..uit het fi-eme e n te- archief van Breda (inTüeJëfelSid^ïïb^'T.^iivr ^ 
arg, 75, 1958), d.ie komt tot de vaststelling dat de geboorteplaats in de buurt van 
Charleroi moet zijn geweest ben ik de gegeven feiten gaan verzamelen en beoordelen, Pehm 
zegt dat JGW geboren werd op 9 augustus I677 in een legerkamp bij Charleroi. Deze mededeling 
IS gebaseerd op een getuigenis gedaan «p verzoek van de moeder van JCV/ en vastgelegd b'^ i 
n<;taris Willem van Bommel te Breda ©p 28 december I699. Be getuigenis werd afgelegd door 
een tante van JCW (halfzuster van zijn moeder) en door nog een tante (schoonzuster van 
zijn moeder). Zij legden deze getuigenis bij de notaris (geschiedde zoiets onder ede'^^ 
af op verzoek van JGW's moeder in verband met een pr«ces dat «p dat moment tegen JCW 
gevi^erd werd. Het waren dus verklaringen ten gunste van JCW. 

Was er op 9 augustus I677 een legerkamp van troepen van de Republiek voor Charleroi'? 
Ja, de stadhouder Willem III trok op 6 augustus I677 vanuit Aalst, waar hij zijn troepen 
had verzameld, over Geeraardsbergen en Adingen naar Charleroi. Het was de laatste van 
verscheidene pogingen om de in Franse handen zijnde vesting te veroveren. Men trok er op 
de 6e heen, doch reeds de 14e augustus trok men terug naar Brussel, Er rekening mee hou- 
dende dat de afstand Aalst-Charleroi enige dagen marcheren was, zal het Staatse leger 
omstreeks de 9e bij Charleroi zijn aangekomen. Volgens Rehm was de moeder van JO/ marke- 
tentster bij dat leger. Rehm stelt ook dat JCW gedoopt moet sijn door de veldprediker van 
het regiment Blauwe Garde waarbij de vader van JCW diende. Rehm heeft vein^olgens gezocht 
naar een doopaJ^te in de archieven van Charleroi en van gemeenten in de omgeving van die 
stad. Een rare veronderste 11 ing s kinderen geboren in het kamp van de vijand worden opge- 
nomen in de registers van Franse gemeenten. Veel waarschijnlijker is het dat de geboorte 
(xs en/of doop) is genoteerd in de archieven van de regimenten met welke de moeder van 
JCW meetrok (Overigens is het, lijkt mij, bijzonder dat een hoogzwangere vrouw meetrekt 
met een leger, een kind baart, en dan snel weer met het leger terugtrekt? maar JCW^s 
moeder heeft wel meer sterke staaltjes laten zien in haar leven). Met welk regiment trok 
de moeder van JCW mee? Rehm neemt aan dat het hetzelfde reiment was waar vader JGW op 
19 oktober 1694 als ruiter bij diende. Bewijzen ontbreken, evenals de bewijzen van een 
huwelijk tussen vader en moeder JGW, dat volgens Rehm ongeveer in de laatste maanden van 

1676 moet zijn gesloten. Enige zekerheid over het regiment van pa en/of moe is er niet. 
Rehm gaat er van uit dat pa (en dus ook moe) Weijerman in augustus I677 diende bij het 
regiment garde van de Graaf van Portland (ook door Rehm de Blauwe Garde genoemd). In I677 
bestond er nog geen graaf van Portland, want het zou nog twaalf jaar duren voordat de 
eerste graaf met deze naam zou bestaan (zijnde de vriend van stadhouder V/illem III. de bij 
Beventer geboren Hans Willem Bentinck 1649-1709), Deze Bentinck was van 5 juni I674 tot 

7 augustus 1701 kolonel van het Regiment Gardes te Paard, een regiment dat op 16 augustus 
I672 was opgericht en aanvankelijk onder aanvoering had gestaan van kolonel Karel Rijngi-aaf 
von Salm. Er was dus een regiment ruiters in I677 o.l.v. de latere Graaf van Portland. 
Het zou inderdaad de zgn. Blauwe Garde kunnen zijn, want de Gardes te Paard droegen 
donlcerblauwe roklcen, gele vesten en gele broeken, Hehm zegt er niets over en ik heb er nog 
niets over gevonden, dat dat regiment van Bentinck in augustus I677 ook bij Charleroi 
lag en dat of de moeder en/of de vader van JGW op dat moment deel uitmaakte van dat regi- 
ment of bijbehorende civiele diensten. Bovendien is niet bekend of er van dat regiment 
(of van andere regimenten die bij Charleroi lagen) archieven bewaard zijn gebleven (het 
zou nog nagezocht kunnen worden in het Rijksarchief). 
Om de zaak nog wat moeilijker te malcen, nog het volgende g bij de troepen die in augustus 

1677 Charleroi belegerden waren behalve ETederlajidse ook Spaanse troepen aanwezig. Mogelijk 
maakte moeder JCW deel uit van zo'n Spaans legeronderdeel. Tenslotte zou ze al eerder bij 
een Spaans legeronderdeel hebben gediend onder de kapitein Campo Pltmtines (hoewel Rehm ' 
hier niets _over heeft kunnen vinden). Zou het niet waarschijnlijker zijn dat moeder JGW 

in I677 bij een Spaans legeronderdeel diende onder kapitein Campo Plantines en derhalve 
bij de geboorte haar zoon ondermeer de naam Campo gaf naar de toen bevelvoerende Plantines 
(mogelijk ook de echte vader?) in plaats van naar een kapitein waaronder zij in vroeger 
jaren had gediend? 



Conclusies de geboorteplaats zou zeer goed "bij Charleroi geweest kunnen zijn^ maar eohte 
bev/iözen onfbrekenj ook "bij RehiHj die overigens in zijn artikel vader JCW laat sterven 
in 1699 en in I689 moeder JCV/ al het testament laat krijgen^ Er zijn dus nog vele zaken 
die uitgeaocht dienen te worden» 

10 maart 1978. 



AoJcHanou 

V/SYERinANS "SCHOONE DWAilLSTAR" 

J.j:'-jlg-.jl^jij^j!jjj:gghyli'ten te Leideno 

DoJJi» Ter Horst geeft in aijn bihliografie van JCW's werken als eerste item opg "Beswee- 
ring van den disperaten Antwerpsen courantiero Klucht-spel. Brugge j 1,705„" In een onder^- 
bckfift daarbij vermeldt hijs "Dit is. het eerste gedrukte werk van Weyerman, dat wij 
kennen^ Hs. noo 553 der Mij v^ Ned» Lett^ te Leiden bevat echter s J.C.Weyermanj Be schoone 
B'.föalster of de vereenigde eilieven, - Be vruchtbaare Juffer, - Ben Heer is betoovert en 
de Juffer is behext„ Blijspelen» Op het titelblad van het eerste stuk leest mens "Opgestelt 
in het jaar I704-" Een latere hand schreef op het titelblad van het derde stuks "In *b Hage 
bij Sngelbert Boucquet I767/' Ybii een drulc uit dit jaar is mij niets bekend, Weyerman 
zelf vermeldt onder zijn werken achter zijn autobiografie s "Brie blijspellen gedrulct te 
Breda„ 2 dln«" Een Breda' sche uitgave kwam mij niet in handen, Samen van stukken en jaar 
^^an verschijnen zijn overigens niet opgegeven," 

Beze informatie van Ter Horst geeft geen indruk van de inhoud van dit handschrift. Men 
Z.OU kunnen vermoeden dat het gaat om stukken kopij in de trant van kopij als van de Tal-- 
mudj in de processtukken 1759„ Het handschrift bevat echter liefst I5I foliaj Het bevat 
bovendien meer dan Ter Eorst opgeeft. Hieronder een exalcte opgave, 

Eol„ 1 "39 s Be schoone dwaalstar» Blijspel ^ 

fol. 40^" 64^s De vruchtbaare Juffer^ Blijspel. 

fol,, 65^" 70^s Ben wandelende Jood (Eerste Vertoog - Kommer l) [proza] 

io^-<' 70^" 77^s Treureijndent blijspel^ [proza] 

^ol^ 77^™ 79^_s Karakter eens Leeliaans^ [proza] 

foln 79^^" 89 g Karakter van een Gaskon onder de Schets der Verwaandheijd, 

fol„ 90^s klad (opzet) van een toneelstuk^ 

fel. 91 -131 g Ben Heer is betoovert« Blijspel, 

Het gehele hs, is een JCW-autogra^af « Met uitzondering van fol„ 90 recto is het een net-- 
SG>i2aft met hier en daar een doorhaling, Be afmetingen zijn 325 bij 200 mm (opgave K. 
Bosboen)» Be foltering is een latere; JCW zelf heeft elk onderdeel aelf van een eigen 
foliering voorzien^ 

Naar de herkomst van dit handschrift wordt nog gezocht, - Van deze stulcken etc» zal in 
^-^ 5ËÉ®il|iiiH®S '^^^ uitvoerige in]-iouds opgave gegeven worden, wegens het mogelijk gerela,- 
;:eerd zijn \ran die inhoua aan later, gedruictj werk waarvan edities worden voorbereid? en, 
ulteraardj omderwille van onze uitbroiing van kennis» 2;eker is het het vroegste van JCv/ 
bekende , 

£.g„..^£.-^?.^Qgg, „^ "^j^l s t ar ,, 

Een editie van dit blijspel is mij niet bekend. Het ms„ lijkt moeilijk te kunnen hebben 
functioneren als definitieve kopij j gezien de foutieve nummering der tonelen (3, onder). 
Het "Ho 9" op de titelpagina is nogal intrigerend s had JCV/ al acht eerdere spelen of 
stukken geëntajaeerd';' 

Fo,. 1 geeft een titelpaginas 



de 
schoone dwaalstar 
of de 
vereenigde gelieven 
blijspelj 
door 
Jakob Campo Weijerman 
opgestelt jn het jaax I704, 



Be versozijde geeft een lijst personages; 



10, 

Fo, 1 geeft een lijst van ■• 

Personaadjen. 

■ ,. Le.euwevuuTj een kolonels. ■ . .. ' '-- 

Ligtvo.etj zijn vi-'iento- • • 

Braambos, ■ een geweeaerx Ifejoorj en mnijtzuchtig- heerschap. 

Kantoorelj een Koopmano 

Jongbloed, een onnooKele opgeschooten Jongeno ■ ■ 

Bandelier j een Icnegt van den Kolonel* 

Steurkrah,' een knegt van Ligtvoet, 

Rooizemond, een jonge schatrijke Juffer* 

Liefdevlaoip haar, Mcht,, . - ■. 

Los-ops een rijke weduwe ^ 

Bloemaoetj haar Kamenier» 

Bet je 3 ■■* een. Verkoopster van Chinasappelen, 

Zijdewinkeliers Kleermaaksterj Linnennaaisterj etcetera» 

FOo 2 begint j na een english title^ met het eerste "bedrijf ^ eerste toneel. "Het Tonneel 
vertoont de slaapkamer van Jonker Ligtvoet, die zich doet kleeden bij zijn knegtJ'o .De jonlcer 
scheldt Steurlo?ab uit die hem de laatste nacht toen hij dronken was niet naar zijn logement 
hielp? deze zat n»!» zelf. met enkele jonge heren te drinlcen, Steurkrab 'beklaagt zich over 
het lot dér knechts s 

"Gijlieden draagt goude en zilveren galons^ en wij arme 

dui^yels scharrelen jn sai jette passementen^ 
Gij speelt de pharaon of de piket| wij zitten te seldermenten 

onder een gravejasje. 
Gij zwelgt bourgonjej ofte champagnewijn ^ 

v;ij slurpen een kapje Schiedammer wijwater» 
Gij maakt knoopgaaten met de punt? 

wij knippen er een dozijn met de knijf of de stoka" 
T^jfeede toneel. 



Kolonel Leeuwevuur met aijn knecht Bandelier bezoekt Ligtvoet, 21 jn "militaire prestaties 
in de slag bij Blenheim worden bejubeld. Volgens Bandelier waren vooral de nederlandse 
jagers beter dan de fransen^ al bevindt hij zichzelf liever in de achterhoede,, Leeuwevuur 
hoopt nu echter op successen bij frisse schonen, die hij zoekt in schouwburgj salettenp 
Maaliebaanj Mijrtenhaag of Beukenlaanc Bandelier heeft liever een poezele waardin die hom 
met spijs j, drank en huisvesting gerieft, en daarna een schiltkelijke kamenier die om zijnent- 
wil mevrouws beste jurk wil verkopen^ maar het allereerst heeft hij nu een ^linnennaaister 
nodig want een half dozijn schone hemden is urgenta ■ .-..■• 

Ligtvoet informeert nu Leeuwevuur over Roozemondj een parel van het kooprijk' Amsterdamj 
die twee miljoen waard is o Leeuwevuur zal dit beleg ondernemeno Spreekt met zijn knecht 
af, in Het Schild van Vrankrijk tegen vier uur,- ' . 

Berde toneel. 

Bandelier schept tegenover Steurkrab op over zijn prestaties bij de slag bij Blenhelmj, 
hoev/el hij wegens een plotselinge koliek niet teveel kon doen in deze zijn eerste veldtocht. 
Steurkrab prefereert dienst bij een regiment salet jonlcerss hij en zijn heer smullen van, 
djiDiesdiertjes op Dam of Kalverstraat bij een jood gekocht, Zij ga.an ontbijten bij... vader ■■ 
Jeremias, 
Vierde to neej^ » 

Allerlei leveranciers maken hun opAfachting bij Roozemond en haar nicht Liefdevlam, 
Vijfde^ toneel^, - ■■ ' 

Roozemond bekritiseert allerlei waren^ vooral van een galanterieverkoopster .(v/ier dochter 
zwanger is van een kadet) die van alles verkoopts thee, chinese beeldjes, handschoenenj 
Japanse worstelaars, ■kampvegters^-(moedernaakt paar 'aan paar gekoppeld) e,d,s 
"'k heb ambermesjes, om het haair 
Te schei jden, Joosjes, en Ghineesche goude snaaren 
Tot braceletten, ik heb kerkcieraaden voor 
Het Theealtaarj gevormt uijt paerls en jvoor". 
Volgens Liefdevlam is heel de stad jaloers op Roozemond, Van Roozemond mógen. zes zfj heeft 
twee miljoen, en , ■ ; 

"Ik. heb Jtalien doorkruijst^ 
In Vrankrijk lang genoeg gehuijst, ' ■ 

des zal het zijn een haanj een roodkam scherp van spooren, . ■ 

die beijde en mijn persoon en hoofdsom kaa:i bekooren," 



'Iweede bedrijf <> 
Eerste toneel. 



Leemrevuur beklaagt zich tegenover Ligtvoet dat er op de Dam geen appetijteliGke 'glip- 
pend' Juffertje te bekennen is. Ligtvoet stelt voor liever te gaan eten bij de Gaskon de 
Lansak "op kikvorscKbotit en duijvels brood"? hij kan bovendien beter op juffers van staat 
azen, aoals mevr, ïPramboise op- de sociëteit, en ï^elle Luijelak, Zij komen te spreken 
over Kantoorels 

"die quant is een borger snoeshaan, wiens vader 

hem een braaf kapitaal nalietp met' steenen, 
zuchtenj en woeker behaalt, een soort van een pla- 

tonieschen haan,, het zinnebeelt, van een op twee beenen 
gaande m-ensch| een kaerel, meerderdeels over- 

gegeeven aan het vermaak, 
Ofwel jn de wieg gelegt en opgefokt, tot een winkelsnaak, 
Een nar die zich opwerpt tot een blaauwe .Jan, 

en met aapen en papegaaien 
De Juffers gerieft, onderwijl hij de Yirtuoso's met 

Surinaamsche slangen en vlindertjes komt te, paa-ien". 
Tweede toneel, " . ...-....■ 

Kantoórel voegt zich bij de vorigeng hij zou graag de slag bij Blenheim gezien, hebben„ 
Leeuwevuur beschouwt dit. als "Varmoesstraatskoeraagie". Evenzeer beschoui^ hij het als 
een typische liefdesbenadering van V/armoesstraatwinkeliers, om Hoozemond, zoals Kantoórel 
wilg te benaderen met geschenken van kakatoes, .papegaaien, parkieten, apen, kraaien ent^e 
waarvan K, net een fregat (met kapitein Grol) heeft binnengekregen. Kantoórel bestrijdt 
dit? liij heeft bovendien in die straat een huis van de eerste rang, een "tuijn trots een 
macolcelaar jn de diemermeer", en een span puike harddravers. Er nadert een andere fi-guur^ 
waarvan Ligtvoet zegts 

"dat is den Majoor Braambosch, een kaerel noch Torij 
Koch Wig? een ondier dat zich vergemelijkt over het 

goed gevolg van onze wapens? wiens grootste vrienden 
Zijn valschemunters, sluijkers, apinosisten en bedienden 
van den duijvelshoek? die dag voor dag den dui jvel 

een pond kaarssen ontsteekt" 

Lerd.. e toneel ^ 

Leze Braambosch blijkt het macchiavellisme voor te staan, in alles. Hij is wegens omkoping 
ooit uit een voornaam ambt gebonsd. Hij ontmoet zijn kprnuiten dagelijks, in de herberg De 
Vosch, waar zij '-s na.chts in het Liesbosch geschoten swijnen etens 't zijn zeven afgedankte 
officieren, vijf onbeëdi^gde beamptschrijvers, een misnoegd deurwaarder, een span struikro- 
vers en elf jakobieten. Hij wil Roozemond schaken,, 

Na Hijn vertrek stelt Leeuwevuur Ligtvoet over langs de Herengracht te wandelen om lïooze- 
mond te zien» Knecht Steurkrab overhandigt Ligtvoet- een brief van de grootmoeder, van 
Sieur Jongbloed, die met een wagen van Utrecht naar het Herenlogement gekomen is; zij wil 
een baan voor haar zeventienjarige kleinzoon," Steurkrab krijgt opdracht hem op te halcn„ 

Vierde toneel. 

Mevrouw Los-op beklaagt zich tegenover juffrouw Bloemzoet dat Roozemond alle heren weg-, 
' steelt, , -■ . 

Vijfde toneelo 

Gesprek tussen ongeveer alle voorgaanden (behalve de kechts). Bijvoorbeeld over het to- 
neel, dat in ïlcankrijk veel beter is. Hier zitten de spelers na afloop te gravejassen in 
de Herenstraat "met een kort pijpje jn den bek", I^joor Braambosch prijst de Berebijto 

Derde_bedrijf , 

lilerste toneel. 

Monoloog van Liefdevlam, die zioh bezint op haar toekomst. Zij bezit ƒ 25,000, maar 
daarfliée kan' je tegenwoordig zelfs geen a la mode winkelier krijgen, Ligtvoet heeft haar 
f 4^000 per jaar" aangeboden om haar te kaïneren -maar dan word je met de nek aangekeken, 
en je wordt ouder. Kolonel Leeuwevuur? Maar die wordt bij vrede slechts half betaald* 
Majoor Braambosch loopt het risiko van, gevangenschap en ophanging. Zou Kantoórel niet het 
beste zijn? 

■iVeede toneel. 



Liefdevlam zegt tegen Ligtvoet zijn aanbod niet te willen. Volgens Ligtvoet is dat onzins 
Borothe Trapgans krijgt ƒ I.5OO per jaar, Susanna Zilverschoon ƒ 5OO. Hij , verwenst .haar 
als zij bij haar standpunt blijft, .■.■;■ 

Berde toneel. ;-.'■.. 

Verschillende RoozemoM-aanbidders smeken Liefdevlam hun voorspraal: te zijn, Braambosch 
wil haar in dat geval oreillètten ter waarde van 100 dulcaten geven bijvoorbeeld, Braam- 
"bnpuh 3.o.(j.'^lt iCar,-hr.^~,-^-i (ri n o voex- fl LJ.o nrihepon nic-f; a^iijps G,d, aankreeg) op te gOYem aijn 



12 



bezit. van. een half miljoen zal niet iDaten, 
Vierde toneel. 



"Het tonneel vertoont het Haarlemnier pleijn". - Steurkrab haalt daar Jongbloed af en 
licht hem in over deugden en ondeiigden van üiBsterdam(mers). 

Vijfde toneel. 

Zij beiden ontmoeten Bandelier, Jongbloed zegt na het overlijden van grootje een kapitaal 
van ƒ 50.000 te zullen erven? nu echter la?ijgt hij maar twee schellingen per week van haar. 
Wel heeft hij een paar dukaten meegekregen, alsmede een wissel van f 100, Bandelier zegt 
dat zij die moeten gaan verteren bij Blauwe Jan, de Doolhof ^ de Joodsche Kerk, de manke 
Susan, de schouwburgp Pontak en de plaats E.olaal. 

£Ü£^ [^^°] toneej^a . 

"Verheelt een binnensa^l", waar Leeuvrevuur Roozemond onderhoudt met kaartspel. Hij zegt 
een huv/elijkshater te zijn^ hetgeen Hoozemond in hoge mate intrigeert. Hij vertrekt op 
aarJcondiging van bezoekers. 

Vierde [sic] toneel. 

Braambos biedt Hoozemond een huwelijk aan maar wordt afgewezen? hij gaat zijn kansen nu 
bij mevr. Loskop beproeven. Men gaat de de cargo van Kantoorels schepen bezichtigen. 

Vi^ifde [sic] toneel, 

"Het tonneel vertoont de kamer van een wijnhuijs nabij het schouwburg". - Hier bevinden 
zich de knechten en Jongbloed. Zij spreken over een frans auteur met een spierblonde pruik, 
die is gaan opduiken met een zilveren schenkbord, en over het platteland waar Jongbloed 
vandaan komto Jongbloed is er in geïnteresseerd waar je in Amsterdam verstand kan kopen? 
Bandelier belooft hem drie h vier pond te brengen. Er is sprake van een "jonge duif" te 
bestellen, als Betje binnenkomt van haar arbeid sinaasappels in de schouwburg te verkopen? 
zij blijkt een oude bekende van de knechts, die haar verzoeken iets te zingen, waar zij 
niet voor voelt want de laatste nacht is zij nog met drie jonge makelaars "op de bouten 
geweest" en "gevoel mij noch wel zo heesch als het spook van den kommandeur jn den g-estraf- 
ten Vrygeest", Ka aandringen zingt zij toch een liedje van drie koupletten en gaat don terug 
naar het leiatste bedrijf van hopman Ülrig, 

De dxie gaan vervolgens een hoer opzoeken, die volgens het kommentaar uit groots geslacht 
iss in Monmouths tijd moest haar papa "loosen tegens lyburn". 

gesde toneel, 

Roozemond poogt met Leeuwevuur over diens huwelijkshaat te pratenj hij blijkt haar plots 
toch vurig lief te hebben. 

Vijfde bedrijf [sic]. 

Eerste toneel , 

Ligtvoet en Liefdevlam onderhandelen v/eer, Ligtvoet meldt quasi - als list voor Leeuwe- 
vuur ~ dat die al presentjes krijgt van mevr. Goude Torg dus waarom zou hij óók niet mogen 
hopen? Als Roosemond dit hoort laat zij Leeuwevuur in diverse gelegenheden zoeken. Kantoor» 
el herhaaJt zijn aanzoekt 

Derde__toneel_. 

Een kamer in het huis van mevr, Los-op. Zij- bespreekt het aanzoek van Mraambos met Bloem-- 
zoets hij is al over de vijftig! 

Het toneel verandert in het salet van Rooaemond. Leeuwevuur vertelt haar dat zij hem over- 
gehaald heeft, Rooaemond trapt er in en vraagt nu zelf zijdelings om een huwelijk. Ligt- 
voet komt, lachend om zijn gelukte list, op. 

Vierde toneel. 

Op aanraden van Roozemond zullen Kantoorel en Liefdevlam ook in een huwelijk saBiengaan. 
Vi jfde__t one el. 

Het huwelijksverbond tussen mevr, Los-op en Braambos wordt bekend gemaakt. 
Zesde_toneel, 

"Een onderschout, en eenige gerichtsdienaars komen op het tonneel, met Jongbloed, Üteur- 
krab en Bandelier? de voorige persoonaadgien verblijven". De ondersohout licht Ligtvoet 
er over in, dat bij een onderzoek in het jodenkwartier naar personen van kwaad gerucht hij 
Jongbloed betrapte vergezeld van drie snollen? Steurkrab had hij betrapt onder de roidven 
van de kruiskat Maaij Bobbekop^ hij had gezegd knecht van Ligtvoet te zijn. Ligtvoet 
woedende Jongbloed vertelt zijn wedervaren op de Zeedijk, Hij blijkt - uiteraard; ~ ziin 
wissel te missen. 



13 



T^Broos 



OPGAVE VAK HET WERK VAN JCW. VOLGENS DE CENTRALE CATALOGUS VAN DE KONINKLIJKE BIBLIO- 
THEEK TE DEN HAAG. 



Bibliotheek + evt» signatuur 
Bibliotheca Thysiana 11 



UB Leiden, Prentenkabinet 32, 
Boekhandel 21 



UB Leiden 



titel , druk 

Werken van JCWo Amsterdam, H«Bosch enZo 
1722-3^, 12 dln. ^h°. Bevat: 
.I,II« Den Amsterdamschen Hermes [anon„] 
1722, 23. - II,IVo Den Ontleeder der 
gebreeken [anon»] 172it, 26» - V-VII» De 
historie des pausdoms I725, 280 - VIII,. 
Aanmerkingen daarover, enz* 173^; De voorn, 
beweegredenen enz» voor Moses Marcus tot 
het verlaaten van den Joodschen godsdienst 
enZo ZojTc " IX, X» Den echo des werelds 
1726, 27- 2 dln„ - XIo Den vrolyke Tucht- 
heer I73O; De doorzigtige Heremyt 1730o - 
XIIo De Persiaansche 2ydewever; Demokriets 
en Herakliets Brabantsche Voyagie enz.,, 
z„ jro 

[Weyerman, J=Co] Den Amsterdamsche Hermes 
(„-») Arasterdam 1722-23 2 dln<, ^l°„ Vervolg 
op het voorgo verschenen 30 sept^ 1721 - 
21 septo 1723. 

Bezwering van den desperaten Antwerpschen 
Courantier» Blijspo Z^pl„ en Je ^ « In; 
JaCoWeyerman, Den Persiaanschen zydeweever 
enz- 



UB Leiden 



UB Leiden 



UB Leiden 



Besweering van den disparaten antwerpsen 
couranti er « Klucht-spel (d« J^ Campo V/eyer- 
man). Brugge, 1705o 8 „ 

Bezweering van den desperaten antv/erpschen 
courantiero Klugtsp„ (d<, JCW)» Amsterdam 
1712„ 8^. 

Voyage, Democritus en Heraclitus Brabant- 
sche - = Klugtspn (de JCW) o Amsterdam 1712. 



UB Leiden 



UB Leiden 



UB Amsterdam, UB Leiden 



UB Amsterdam 23^7 H 17 



Gem, Bibl. Rotterdam, UB Leiden 



Idem» ^e druk« Amsterdam 17l8„ 8 „ Frag- 
ment eener verzameling van de tooneelstuk- 
ken door den So vervaardigde 

Idem. Gent, Zoj„ Met ingevoegd portret van 
den dichter, do JoHoubrakenc 4° „ 

Demokriets en Herakliets brabandtsche 
voyage do JCW« Zo po en j„ k^ „ 

JCW. De doorzigtige heremyt (.00) 2-, plo 
[1729], 4°, met afbo 27 septc 1728 - 28 
febro 1729. No. 1-23o Hierachter: Den vro- 
lijke courantier, 7, 14 mrtc I729 noo 1,2. 

De doorzigtige heremiet^( » » o ) 2en dr„ , z.p'l 
en uitgo omstr« 1729'- 8 



l'+3 blz., afb, 



1^ 



UB Leida^ UB Amsterdam, Prentenkabinet 



Gem, Biblo Rotterdam I386 D 8 



ProVo Bible Leeuwarden 



UB Utrecht, UB Amsterdam, Gem„ Bibl, 
Rotterdam, Boekhandel 



De doorzigtige Heremyt (000) 's Gravenh» 
1730., ^ o In wekelijkse nommers verschenen 
(noc 1-23) van 2? sept» I728 tot 28 febr» _,■ 
1729» Daaraan is toegevoegd met doorloopende 
pagineering van 't voorgaande (blz, I85- 
200) het "Eerste (en tweede) papier van den 
vrolyken Kourantier", uitgeg» den 7 (eïi 1^) 
Maart 1729? ^set een nieuw vigneta 

Eenige letterlievende, zeedekundige, histo- 
rische en stichtelijke betraohtingen, opge- 
stelt in onrym en in vaarze-n» 's Gravenhaa-r . 
ge, Var Thol, [l7^2] , 4°, ^8 blz„ 

Den echo des weerelds, ernstig en vermaake- 
lijk, in onrym en rym, Amst, I7260 4 c 

Den echo des weerelds (weekblad van 29 octo 
1725 tot 13 octo 1727)» Amst» 1726, 27, 2 
dln„ 



UB Arasterdam Br.. Pijn» 188-2 



UB Amsterdam, Prentenkabinet 



Eenige letterlievende enz» betrachtingen» 
's Gravenhage [l7^2] . ^ o Met handtekening 
van den schrijvero 

Eenige scherpe aanmerkingen over De historie 
des pausdoKis, opgestelt by een Karthuyzer 
monnik, en in een brief overgeschikt aan den 
autheur; en deszelfs andwoort, enzo Amster- 
dam 173^» ^°. 



UB Leiden 
UB Leiden 

UB Leiden 
UB Leiden 



De gehoornde ofte vrouwelijk bedrogo 
Kluchtsp. t'Abdera (Amst»?) Zojo 8 „ 

Broeders, De gehoornde - , of het vrouwelyk 
bedrogo Klugspa Z^plo , z» j. ^ o In: JCW, 
Den Persiaansche Zydewever enz« 

Idem. Amst„ 1712, 8°, 

Idem» ^e druk* enz. Amsto I718. 8°o Frag- 
ment eener verzameling van de tooneelstuk- 
ken door den So verzamelde 



Tho Scho Kampen 



UB Amsterdam 



Atheneum Bibl» Deventer 



Godgeleerde, zeedekundige en historiesche 
bedenl^in^eas over dèö text 'dée apoatels-v 
Pauli, Sriistérdam, 1730. 1^2 blz,- '""~^ 

De historie des pausdoms ( » • . ) <. 3 dln« 
Amsterdam 1725, 28. 4°» Met titelpl. 

De historie des pausdoms» 3 dln. met ver- 
volg, 1 Bd, Te Arasterdam 1725-28. 8°, 



UB Leiden 



UB Leiden 



De Hollandsche Zindelykheyd. Blijsp. Zl.pl, 
en j« k o In: De Pers. Zijdew, enz. 

De IJollandsche Sinnelykheid [sic] Blysp» 
d. *** Arast. 1713. 8°„ 



UB Amsterdam 



Den kluyzenaar in een vrolyk humeur. Utrecht 
z„ j. k (, Ontbr. no. ^c 



15 



UB Leiden, TIB Utrechtj UB Groning-enj 
Berchmanianxim Nijmegen, PGKB 's Boschs 
Prentenkabinet, OEM 37 



ProVo Bibl» Middelb-urg 46 E 11 

Provo Bibl, Middelburg, Kunstnijverheid 

Provo Bibl., Leeuwarden 
Ottema Kingma St, Leeuwarden 



UB iünsterdaoi, UB Leiden, PGHB 's Bosch 
1296 G 43 



UBA Port. ton. 124-21, EJ^IM Leiden 



TXB /irnsterdam 

UB Leiden^ Prov, Bibl, T/üddelbtirg 

Pr ent enkab ine t 

UB iimsterdam 2547 H I6 

UB Leiden, UB Amsterdam, UB Nijmegen, 

3oekl:iandel, Prov« Bibl. Leeuwarden, UB 

Utrecht, UB Groningen, Prentenkabinet 

UB Utrecht, PGRB 's Bosch, ProVo Bibl, 
Leeuwarden 

UBA 632 D 22, 691 B 115, UB Leiden, 
Prentenlcabinet 

UB Leiden 

Prentenkabinet 
UBA 2383 F 14^) 
UB JlüBsterdara 



XÏB Amsterdam, UB Utrecht, UB Leiden, Prov, 
Biblo mddelburg, Gem» Bibl. Rotterdam, 
Prav, Bibl, Leeuwarden 

Prov« Biblo Leeuwarden, UB Amsterdam, 
UB Leiden 



Be levens-beschryvingen der Nederlandsche 
konst-schilders en konstschilderessen, 
's Gravenhage I729? Bordregt 1769. 4 dln« 

Idems Ie deel, 's Gravenhage, Ved. E, 
Boucquet, H. Scheurleer, EoBoucquet en Jo de 
Jongh, 1729. 21 cm, 412 blza. 

Idem, 3 dln. ' s-Gravenhage , Boucguet enz, 
1729* 

Idem, deel I en II, 's-Grav, I729» 4°„ 

Idem, 3 dln, 's Gravenhage, Boucquet enz., 
1759. 21 cm, 

Be leevensby^onderheden, van Johan Hendr.lkc 
Baron van Syberg^ heer van (oo,)« 2 dln„ 
(1 bdO Utrecht 1735. 6^, - Het 2e dl„ 
o.dsta Be leevensbyzonderhedon, van den 
vermaerden bedrieger, Johan Hendrik ens^ 

Den Maagdenburgsche alchimist, of den 
gewaanden baron van Syberg ontmaskert» 
Blyspel [in 5 bedrijven]. Te Utrecht, by 
Jurrlaan van Paddenburg en Anselmus Munten- 
daai 1733. 4°. 

Maande lyksche 't Zamenspraken (..,)o Mster- 
dam 1726. 8°, Het titelbl, v,d„ Ie afl. 
ontbreekt ^ 

Ontleeder der gebreeken 1724-26, 2 dln^ A^ o 

Ontleeder der gebreeken I724 en 2^, kl« 4^. 

Oog in 't aeil dl, I-50 [I768] 

Oog in 't aeil, I78O 



Pera, Zydewever, 71, pi., z,j, 

Perz, 2ydewever [c, 1730?] 

Rotterdamsche Hermes [bijgevoegde diverse 
paiHfletten betr, dit tijdschrift] 

Be snelaiende Lynceus 

Be üteen der wijzen^ 

Treurvertoog ter loflyker geheugen van 
Henrik Velse 

Voornaamste gevallen van den wonderlyken 
Bon Quichot 

Vrolyke Tuchtheer 



I6 



XIB Amsterdam 

Kon« Bibliotheek Den Haag- 858 H 63 



s 9 



9 ï 



9 9 



9 9 



9 9 



9 s 



9 9 



ï 9 



S 9 



9 9 



9 9 



9 9 



.9 9 



9 9 



9 9 



9 9 



9 9 



S f 



.9 9 



9 9 



.2) 



524 c 26 

450 D 1 
26 L 6j7 
847 E 7 
30 G 45 
846 E 28 
50 G 45 
3164 BB 
450 D 2 
234 K 27 

28 E 38 
450 J) 4 
191 C 7 
3145 E 4 

233 L 12 
30 G 45^^ 
3145 E 1-3 
943 G 68-^) 
1355 B 36 
448 J 126 

234 J 2 
450 I'f? 
191 C 8 
45c 

29 ■^G-f 



7 
.1) 



760 D 2 
pflt. 17073 



SeldaaaiAG levonB^^'Qvallon» 

Meuws tyding uit de andere wereld. 

Demoöritus en Heraölitus? Bezweering despe- 
raten Antwerpsche co-urantier [I705]? Ge- 
hoornde broeders I712, 3 dln, in 1 bd» 

De Adelaar, 

Amsterdamschen Hermes, 

99 99 

Besweering desperaten Antwerpsen courantier. 



? 9 



9 9 



9 , j; s ed,1712, 

Deraocritus en Heraclittts 
Doorzichtige hormiet. 1728-29, 

99 99 1730 

2e exemplaar. 

Idem. Z»pl. 1730? 

Echo des werelds 

Eenige letterlievende betrachtingen. 

Benige scherpe aanmerkingen over de Histo- 
rie des Pausdoms, 

De geest van Jacob Campo Veyerman, 

De gehoornde broeders. 

De Historie des Pausdoms, 

Leevensbyzonderheden Syberg,. 

Levensbeschryvingen Hedrl. Konst schilders, 

Maagdenbnrgsche alchimist. 

Maande lyks che ' t z amenspr aaken , 

Ontleeder der gebreken. 

Oog in 't zeil. 1780, 

Persiaansche 2ydewever, 

Natuurkundige, historische etc^ t'zaamen- 
Gpraali:en<, 



9 9 



pBXo op gr* papier a 



Piet fopt Jan en Jan fopt Piet [toege- 
schreven aan JCW], 



9 9 



1350 D 18 



Rotterdamsohe Hermes. 



Koninklijke Bibliotheek Den Haag 

Pamflet I7463 



17 



ï 9 



f i 



9 9 



3 9 



9 3 



9 f 



9 9 



! 9 



9 9 



9 9 



9 9 



9 9 



Pamflet 17070 



.2) 



144 A 1 
450 D 5 
234 K 27' 
Pamflet I7193 

29 c 27 

3064 p 27-28 

450 D 6 
448 H 54 

30 G 57 
526 C 28 

M 148 J ^6 



Treurvertoog .,, Henrik Velse 

Verdeediging Yaxi Jacob Campo Weyerman 
tegens Alexander Le Roux„ 

Voornaamste gevallen ... Don Quichot. 
Vrolyke Tuchtheer. 

99 o 

Zegenaang I741 .,, Hove van Holland. 

2eldzaame leevensge vallen, 

Leevens van den Paus Alexander VI [vertaling 
van Alex, Gordons Lives of pope ..»]• 

Moses ffercus' voornaamste "beweegredenen, 

Hollandsche Sinnelykheid, 



9 9 

Den Talmud* 

Naakte V/aarheyt, 



9 9 



A» J,Hanou 

WKICÖW VM JCW IN DE STADSBIBLIOTHEEK 

si^atu^ 

c 14517^ 

G 89766 

G 89766 
.5 



ANIVPJEPEN 
titel 



G 14517 

c 14517"^ 

G 25878 
G 25876 
G 183775 
G 185897 

K 183745 
H 8452 

C 25880 

c 25877 
c 67669 

G 25881 

G 185774 
G 25879 



Beswering courantier 1705» 

Beaweering courantier z,j, 

Gezajigen van .Anal^reon^ met sleutel. 

Gehoornde broeders I7II, 

Democritus en Heraclitus, Gent I7OI. 

Echo des Weerelds I-II, ümsterdam 1726-7, 

Amsterdamschon Hermes , Amsterdam 1722-3. 

Doorsigtige Heremyt 2e dr. Z.p, z.J, 

,„^ 'ï 999 '3~Grav. j R, van ICessel 
1730. 200 bl22j met afbb. 

Historie des pauüdoms, Amsterdaïïi 1725-8» 

Levensb. Ned. konst schilders I-IH, 's-Grav„ 
17291 IVj Dordt 1769. 

Snelaiende Lynceus I, fl-]2| II, 1. j-unster- 
dam, G, de Groot, 1748-9o 2 dln in êên 
band* 

Ontleeder I, Amsterdam I724, 

Ontleeder I, ilmsterdam I724. 

Oog in 't zeil, Leyden I78O, 

Oog in 't Keil, Leyden 1780, 

Den vrolyke tuchtheer, /imsterdam, 2, dr, 
I.J. van der Woude?] I730, 4°. pltn. 



18 

C 14517 Hollandsche zinnelykheidj imsterdam, tweede dro 

1717» 
G 25882 Persiaansche Zydewever^ 

C 58291 Cervantes' Quiohotj I746. 

C 67994 Maandelyksche 't aajnenspraaken no« 8^ iünsterda 

1726 (over Rubens, A» van Bijkj lüieller)^ 

G 18^898 Moses Marcus» 

E 106857 Sententie tegen JGW, ' s-Gravenhage , Scheltiis, 

1759o 

C 30219 Levens gevallen van JCV/, » s-Gravenhage 1763<, 

NB. Geen van deze exemplaren - het lijstje 'is een haastwerk van enkele jaren geleden - is 
gezien^ Het noemen van de L^nceu^ zal wel op een vergissing "berusteno De catalogus van de 
stadsbibliotheek schrijft trouwens ook de Amsterdamsche Argus I-III (sign. G 25875) aan 
Weyerman toeo 

Ton Broos 

IS. VAN MC^ÏIEÏJ OYm FIGUREN 'M PLAATSEN IN JGW'S TIJDSCIIRIETIIN, 



Ii"^ Ondernemende geschiedenis. 22 opstellen geschreven bij het^ afscheid "van mr»__IL_v;an Riel als 

Martinus Nijhofi7l977TkOTfit p„ 109-^.123 een artikel van loH, van Eeghen voorj getiteld 
"Gijsbert ïijssens' toneelstuM<;en en het bedrog in de achttiende-eeuwse boekiiandel"„ 
Zij behandelt van Tijssens verschillende spelen over de boekhandel, de intekeningscondities 
e„d„? een daarin voorkomende boekhandelaar Schrokhart Slingerbeen identificeert zij met 
Jacobus Lindenberg (1675-?), die enige tijd schelmens treken uithaalde in Nijmegen, In noot 14 
brengt aij een uitspraak van ¥eye.rman, "Nijmeegse molduyvel", "molschipper" hiermee in verliG-Jd 
zonder de precieze JCW-plaats te vermelden, In I696 kwam hij in Amsterdam terugi an 1711. 
kocht hij een huis op de NoZ.Voorb-urgwal over de brouwerij de Hooiberg bij ds Mclslu-is^ au 
later *'een bezitting bij Breukelen^ waar hij naast de bestaande huizen Lisboa en Angola van 
de familie Pechlin een huis Kleyn Angola liet bouwen" (p, 114)„ 

Op p^ 115 zegt de schrijfsters "De buitenplaats had enige verm-aardheid gekregen doe j de 
sch.rifturen van Del Gampo Wyerman, In ïïreukelen gevestigdj werd hij voor stof voor zijn 
schi^jblad 'Den ontleeder der gebreeken' door een vriend - Tijssens? - geweaen op Linden-^ 
berg" c Op 27 augustus I725 kondigde hij een beschrijving van de Reus Kakus op ÏQeyn Angola 
aan en de ggmmers van 3 en 10 september werden daaraaji gewijd^ overigens herdoopt tot Huys ^.e 
Paddesteyn <, Over de boekhandel wordt niet gesprokenj v/el over andere zonden? 'die purit«yrj- 
sche tronie' en 'die tong die onbez-v^eeken, zig van de stempelstraf wist vrij en vrank te 
preeken'.. Huis en tuin worden uitvoerig beschreven^ Gevraagd naar de architekt, zegt Kp.kvzs 
'Dat ben ik, door het uytrooken van een pijp tabak^ die mijn meester Romeyn pas ten halve 
uitgezoogen ha^^(dronkenschapshalve) heb ik zijn konst ten deele^ doch zijn deugden^ heei en 
alg veroovert' „ De Ontleeder werd voortgezet als 'Den Echo des Weerelds' en daar wex-d cp 2'] 
januari I726 weer een nummer aan Kakus gewijd j op 18 maart, I9 augustus en 12 decembe:c goivolgd 
door kortere mededelingen» Heer dan een juiar te vroeg laat Weyerman de doodsklok van Break-leP 
over de heer van Paddesteyn luidenj maar in december ontmoet hij JCakus op de Dam bij een valse 
aangifte over de afname van koffie en thee 3 die de schoonzuster op Paddesteyn uitvent. 
Bij deze publikaties sluit Tijssens' toneelst\ik aan„" 
Tekst der noten hierbij s 

"21^ Tevoren was daar steeds Grille op Rotsenburg aan de Stichtse Vaart het mikpunt geweest. 
22^ Misschien was Lindenberg al eerder als reus Kalcus (CacuSp de vuurspuwende reus in het 

Aventijnse help die wegens roof door Hercules werd bedwongen) over de hekel gegaan,. Pad- 
desteyn knoopte misschien aan bij Puyterveen van het 'Belsikte Swaant je ^ van Abrahan 
Alewijno Voor Angola en Lisboa aie P,> van Eeghen^ Pechlin-Gijssons, ins Nederig Leeu.w 
1962, blz« 325-326. 

23. In de toneel stukicen wordt Romeyn de Hooghe ook vaak in ongunstige zin genoemde Dr iasnst-- 
aspiraties van Lindenberg blijken uit het portret van ^ip (Van Eeghen^ DABp III., blz. 
219). Als nog zotter bouwwerk noemt Weyerman Angola van Pedro Pechlin, Onbekend was her^i 
blijkbaars dat Pieter van der Aa^ de Leidse boekverkoper - door al zijn collega's gehfl.^- ■ 
mot de zuster van Pechlin van Angola was getrouwd» Op 24»9.1725 volgt nog een passng:e 
over 'Jacques de Guyt'," 




\ 

^m!UBI3EIiIl^jGEH YAll DÉ STICHTING JACOB Gl^mO \IETE.WiKn (Het J^) no, 3 , mei 1928 
Herengracht 530-536 j Msterdam« 

A, JaHanou 

EEN mie^;e WEYERMAN. 

Van de vlaarase polygraaf Lode Baekelmans vindt men in de twintigste-ee-awsè"T7§3f5^an-literatuur 
nog wel eens genoemd zijn opstel "Een fameus Libellist over de Sinaoren"j dat opgenomen werd 
in zijn boek Oubollige poëten [sic], waarvan volgens zijn bibliograaf P,Arents in 1920 en 
1926 drukken verschenen^ In dat opstel behandelt hij Veyermans verhouding tot Antwerpen en 
citeert hij uitgebreid diens .toneolstul^ Ben Antweripschen Courantier. 

Nog nooit heb ik echter vervrezen gezien naar een andere Weyerman-eseapade van Baekelmans, 
die indertijd toch echter in een niet onbekend tijdschrift verscheen, ïlet betreft hier een 
toneelstuk van Baekelmansj dat onder de titel "I)e Blauw Schuyte, Fantastische Levensinwijding 
in 3 bedrijven" in twee afleveringen Juli en augustus I924 in te>ot;^Nederland verscheen» V/e-^ 
gens de onbekendheid en curiositeit van dit opstel is een korte weergave ervan wellicht niet 
ondienstig» 

De lijst personen blijkt duidelijk gebaseerd op de Antvrerpsche Courantier., maar niet allééns 

Jacob Gampo Weyermanj een Jong kunstschilder op avontuur. 

Baxon van Syberg, een alchimist op leeftijd. 

Jan Bierlaars, de Waard uit "Be Blauw Schuyte". 

KariannOj zijn dochter^ 

Spierings, Antwerpsch kunstschildere 

Moeselj de Beule 

Be Courantiera 

Houvastj de Stalknecht, 

liz-aay-y de Hannekenuit. 

Krijn Platvoet ) , „ , , , 

Daan vaa Hoboken ) "^^^^ Antwerpsche hapschaarso 

Be Speelman,, 

Twee havelooze Spaansche soldeniers. 

Volgens Baekelmans» regie-aanwijzing speelt het stulc te Antwerpen in de zomer van 1701„ Enigs- 
zins op rederijkerswijze (hangt hiermee de titel van het stuk, en welke titel tevens de naam 
van de kroeg - zie onder - is soms samen?) opent het stuk met een proloog, met de intonatie 
der marende luydeng 

"Vrouwen j soldaten, studenten, ouwe heeren s 

Voor IJlie rijzen we uit 't vergeten graf; 

Onz ' oude knoken valt het straf 

Tot d'oude zielj de arme, weer te keerend 

Wij kennen d' ijdelheid en 's levens waan 

Maar een auteur heeft vieze kuren 

Hij roept onz' schimmen op van d'hellebaan 

Tot spel van waarheids en verbeeldingsurenoa ," 
Be proloog stelt verder dat de mensen nog steeds even dwaas zijn als vroeger, en stelt het 
Weyerman overkomene als voorbeeld daarvans 
"Jacob Gampo Weyerman 

V/as het bewijs daarvan,,. 

Een avonturier, een courantier, 

Een spotter, een krotter, 

Wiens spectatoriale geschriften 

Waren vol venijn en wrange giften 

Voor idioten, zijn tijdgenooten. 

Hij eindigde boven de Gevangenpoort 

In 't Haagje, en zijn laatste woord 

Was een grap van de galgensoort i 

L*"» J 

Zie Campo maar., , • Be wereld sloeg aan stukkeni 

Be oorlog zong zijn lied, het mensohdom moest zioh bukken 

Toen Weyerma,n in Be Blauw Schuyte kwam, . • 

Hij was toen twintig Jaar, eerzuchtig en verwaten 

Hij werd belachen, uitgeschud door schelmse maten, 

Hij keek toen, loose Marianne in de oogen^ 

Hij vluchtte heen met haar,., en was opnieuw bedrogenj" 



20 



Dg^o eóriceptle van Gampo aj.^i vsxwateria u:'tgt>;>c;-aidï in de 15.Gfa.^ hodrcqen ib op sijn i^int-: 
onoonventioneel te noemen. Afgezien van een sekere lichtsinnigheid of onvoorzichtigheid die 
in 1758 het Hof vari Holland tot inêïijpen dwong^ ig Weyerman in al zijn geschriften eerder 
een uiterst zelfverzekerde persoonlijkheid, die uitstekend weet hoe het in de wereld aan toe 
gaat, en die van allerlei dubieuze situaties op sublieme wijze partij weet te trekken, dan een 
naïeveling of hoorndrager^ 

M_isschièn baseerde Baekelmans deze omvorming van JCW's karakter uiteindelijk toch op een passa- 
ge m l^L.Kerstemans, bekende bioga^afie. In de 1763-druk stelt deze i.v.m, JCW's verblijf in 
/ontwerpen (p. 7-8) s "Dog in weerwil van de afkeer dewelke hy voor die Landaard fde Brabantse! 
be-coonae, scheen hy egter niet ongevoelig voor de bekoorlyklieeden van een zoekere Herbergiers 
Dogter aldaar te zyn, die hy onder belofte van een Trouwerbin te nis tot gunsten van die natuur 
nad weeten te beweegen? het welke de Zwaarwigtigheid van haar Lighaam naar verloop van eenige 
maan.den merkelyk deed vermeerderen. Hy bemerkte die onvooraigtige stap toen het te laat x^asj 
dog wel haast vond hy middel om ze te herstellen; tot dien einde begon hy, met haar de kragt» 
daadigste verzeekeringen van een steedsduurende standvastigheid te geevens Waar toe is een 
mjBje van zeeventien Jaaren, dat door de liefde bestierd word, niet al bekwaam? want om kort 
te gaan, hy bewoog haar met zyn fluweele tong om met hem de vlugt uit Antwerpen te nemen, 'Zj 
begaaven zig voor eerst na. Ptyssel [„,]" waar Campo zich van haar ontdoet om naar Parijs te 
gaan n 

Misschien ook heeft Baekelmans zich laten inspireren door het verhaal in Weyermaas eigen 
f^■£^2È^Ê^en^:^^^o^^^^ea^ [A-dam, Barent 3)ass, I738) over de Spaanse Juffer met wie hij 
te /^twerpen xn 1704 uit een kasteleinie de wijk moest nemen (p. 85), t^.^n hun onhuwelijkse 
relaties ontdekt werden. 

Cp zichzelf iB deze bronnenproblematiek trouwens niet zo interessant. Immers ook de in &n 
^^'^iff^^Vtveiende Syberg is een geheel ander type dan de uiterst gewiekste en geslepen 
charlatan die naar ™ren komt m JCW's werken over deze pseudo-alchmist, waar hij ware 
Gagliostro- of St.Germain-dimensies bereikt (en waar. alleen al JW's op voet van vertrouwheid 
met c.eze xiguur verkeren, hoe lakoniek-weigerend om werkelijke hulp aan Syberg te verlenen ook, 

oud en anechfi J'^T'' °"'? 'f'"' "'*^"" ™""^' "^""^ ^"^^")' ^^^ «aekelmans is het een «at " ' 
door eona^tlf ^^^P^^^^ '^"t^^' ,^at op zoek naar een amorfe vorB. va^ wijsheid gemakkelijk 
uoor een aantal schrandere volksfiguren bedot kan worden. 

w''lI'?n''''T f^^rf '^^^ ^^ '^^^^'^kters gevormd werden naar Baekelmans' beste kunnen. Inmiddels ■ 
üoe verloopt zi^n stulc nu eigenlijk? 

,V.[et eerste bedr-ijf begint met een regie-aanwijzing. "Het tooneel verbeeldt de Paardenmarkt mot 
op den voorgrond de O.L.Vrouw der Stilte, werk van A.Quellin, op arduinen pompzuil. "n 
achtergrond de afspanning £^Bl^Johu^ [bestond deze soms in Baekelmans tijd d;ar werke^ 
itSi o.Pr^tn^f ^^"^ oosthoek van de Vatermolenbrugge naer 't Essenhuys". De wagenpoort 
otaat open. Voor de ramen een houten bank, een half dou^ijn tabouretjes en een paar leege vaten.' 
Bij d..e pomp komt_de herbergskneoht Houvast in gesprek met de Goua'antier, die voor zijn blsd 
'^ist naar leuke nieuwtjes over eventuele nieuwe gasten. Houvast meldt de komst van 

mfilu^rnx'Sr ^?^,^^^^' ®^^ konstschildor van Breda, Jacob Campo Weyerman.,. 
COilFL'lHTIER, Bahs een konstschilderj 

^!^^' '^'f'^^rt 1^ ^^^^^''^^■^^ Baron van Syberg, Heer van Snnelingshoven en Bonckersbek ...Een 
iraaie vrek Ik droeg zi^n zware koffers en hij prees mijn kloeke schouders". 

hl^^olt^'Z 1 ^^ït ^^'' hoekensnuffelaar en de courantier vermoedt een geheime diplomatieke missie 5 
'^;;i^PPdr.^S^\ ? een mus terwijl de jonge schilder voor drie eet. Als Weyei^an het eerst 
aanureedt gaat dat als volgt (kursivering is van Baekelmans )s 
™jm (eg^^^^^ ^.^ ^^ ^^ portaal, ki.jkt naar Cou-- 

^;!^£^.;"^J^" Meester Courantier, dat is de befaamde konstsohilder uit Breda' 
GObPa\i^TIER„ Ik groet U, jonge Meesterl 

™tS^\/'^^^"^f^-^°'^''''^^^ï' ^^ ^'''' ^^"^ ^^"^ invloed. „.Op zijn gezag koopt men schilderijen,.. 
vffi.YKHj^m. Vereerd m uw gezelschap te mogen plaats nemen... 

COUIU-NTIEH. Mag ik U een glas offreeren? [,..] Op studiereis? 
^flrf'^^t^ZJK^''^^ '^^^"^ ""^^ ^"^ ^^ wereld... Schilder portretten en bloemstukken... 

W-BillSinvülN. 'k Heb geen vrienden i 
GOmii\NTIER« Ik bedoel uw meester; 
WEYERjviANo Is doodi 

OOïJHAi^JTIMi. Ik bedoel uw. reisgezel? Baron van Syberg, ,. 

V/EYlilsmN. (fluisterend). Hij is, meen ik, een stoker van het drinkbaar goud." 

Hierover ontspint zich met enkele andere Antwerpenaars een diskussie, Marianne, dochter van de 
waard, komt helpen, 2ij zegt te kiezen voor de liefde, niet voor het goud? 
i'jiiRIjUMKEo ( loos tot^Wey ermanh En wat kiest Honsieirc? 



21 
WbTEKï'mïï, Ik "ben zöo jong^ Joffrouw Ma^iannei 
MRIAME. (henffel,t naajc eén^ c.omplimgnj^) , Zeg het maar. , , 
WEYEFü^Jim, ( èen beet.ië~önaëker ). "lk"w^.,. ik wou wel allebeii 
f5AEI/iME, ( teleurgesteld ). GulzlgaardJ 

Dit type dialoog is kemerkend. 

I-Iet geze].sohap wordt vergroot door de komst van Sy"ber^. Hij wordt uitgevraagd; hij tlijkt te 
zoeken naar de wijsheid (waarmee het alchimistische goud geassocieerd wordt), en reist de 
wereld af om in vertand daarmee een mogelijkheid te vinden ingelijfd te worden hii de Roae- 
kruiserg, "^ 

Ondertussen bezoekt ander Antwerps volk de herberg, sprekend over lokale gebeurtenissen en een 
slag bij St^Jago, en lokale wijsjes zingend. Ondertussen poogt Marlanne de aandacht van Wever- 
man te trekken, tot haar vader het bedtijd vindt [sic] - waarna ze het gesprek verder bijwoont 
via een open raajn op de eerste verdieping, - Het gezelschap spreekt af een streek met Syberg 
uxt te haleng zij zullen hem de volgende avond om middernacht kwqsi inwijden in het geheim der 
xiozei'Q?uisers o 

Als het gezelschap gsat • slapen, blijft Weyerman nog wat nadromen over het goud. Hii wordt 
beslopen door twee spaanse soldeniers, die hun ongenoten soldij door roof willen aanvullen, 
ie waaJczajne Marianne waarschuwt hem echter^ haar nadere avances worden echter nog niet met 
succes beloond. De herbergsknechts voorzien dit van kommentaar. 

Het tweede bedrijf begint in de schenkkamer, wfiax een kelderdeur openstaat. Het gezelschap 
■üref t alle voorbereidingen om daar Syberg zg. in te wijden, alsmede V/eyerman, die in het p-eheira 
van goudmaken wxl delen. Zij worden geblinddoekt in de kelder geleid en met allerlei rozekrui-^ 
serspraa,t [h la vrijmetselaars) beziggehouden. Men geeft hen wijn^ die water is, en Syberg 
krijgt een zware steen te dragen die zg. goud is. Weyerman wordt naar zij'n wensen gevraagd s 
hij wil een groot kijnst schilder en een man van aanzien worden. Als rozekruiser moet hij een e-d 
van kuisheid zweren, waar hij wat aarzelend over is. Marianne, die erbij tegenwoordig is. ziet 
hem liever naar Yenus overhellen - maar hij beslist vóót de eed en het goud, tot hij opnieuw 
aarzelt. De medeplichtigen gaan hierover beraadslagen. In die tijd merkt Weyerman "grienend" 

nf-r - Lf^T^^? T"^ ^ï^^"" ^^' ^"^ verschijnt Marianne om hem te bevrijden - welke scène eindigt s 
1.3:;.:-uliivJA.1. (streelt op zijn beurt haar handen d Hoe zou ik u kunnen vergeten] 
ri/ilïIAKlME. (pla^nd). Het goud' ~™~' 

V/ETEH]\lANo Nu weet ik hoe rijk een arme duivel isi 
MAPlIAME. Een vrouwen jager meer in de wereld i 
VffiYEHI^1A.K. ( trekt haar in zijn arm). Mariannei 
MjlRIAM-ffi, (gek). GamyoT'" "~* 

V/EYERMAN. ¥ij zijn maar eenmaal jongi ( wil haar zoenen, maar wijkt bloo teru p). 

MARIi\2«, (neemt ^^ j nji oofd^tu^chen de"hi^diTi:^ pers t halFïI^gir^TTÏïr^ond ). Dwaze iongeni 
Ben ik uw eerste liefje?,." "^ — ^"^ — " ™- 

Het derde bedrijf speelt weer voor de herberg, bij de ochtendschemer. Vroege leden van het ge- 
zelscnap zijn wat benauwd voor de gevolgen van de klucht en de opsluiting. Syberg blijkt alles 
inderdaad opgevat te hebben als inwijdingsmysteriën. Weyerman en Marianne komen op en j-raten 
over hun vrijen in de kelder. Marianne stelt voor de wijde wereld in te trekken, samen, hoewel 
210 he. Weyerman laat uitspreken. Weyerman is wat onthutst van het idee dat te moeten doen 
zonder reisgeld, maar zij stelt voor haar moeders versterf mee te nemen. 

Na nog wat onbelangrijke perikelen vertreklcen zij inderdaad, onder het elkaar toefluisteren van 
lief deswoordjes. 

Volgen nog wat passages waarin de achterblijvenden hun vertrek bemerken en de waard ziln 
verlies bejammert. 

Zoals oi3gemerktÊ meer een curiositeit. Een V/eyerman in een vooroorlogs eerstecommuniepal^je, 
m een stuk voor patronaat s gebouwen. De Historie des Pausdoms - had die niet beter achterwe.-e 
kunnen blijven? ~ — — 

B.Sierman 
MOLLSHOOP 

Teen Weijerman de laatste jaren van zijn leven in de Gevangenpoort in Den Haag zijn vonnis 
uitzat, bracht hij zijn dagen niet alleen door met het fluiten naar zijn getemde muizen die 
af en aan draafden, of het schrijven van smeekschriften om te mogen worden verbannen, maar 
leverde hij ook nog enige "stichtelijk" werk. Een voorbeeld daarvan is het in de Medelingen 
nr, 1 p. 4 vermelde Vreugdegejuigh op Dominee Moll. ^ - 

Wie was deze dominee Moll? Over hem en over het Vreugdegejuigh verscheen een kort artikel van 



22 



E,J„W. Posthumus Meyess Kerkelijk ' s.>^GrAv,ei;iha^. in vroeger eeuw, afl. IV (l), Yan dit artikel 
hierbij een kort verslag. 

Jan Gijsbert Moll werd op 18 februari I705 in Berkewoud geboren, als zoon van een predikaat, 

Zel± was hij m 1737 tot het heilig dienstwerk te Eemnes-buiten ingeleid en had na Weesp ook 
de Zwolsche gemeente gearbeid". Ban volgt zijn benoeming in Den Haag. "Met blijdschap werd hil 
in het midden der gemeente ontvangen, en als opvolger van Ls Velse [2] begroet, teiwiil een 
der lidmaten [JOWj veler gevoelens vertolkte in een welkomstwoord (...) in achttiende 
eeuwsche breedsprakigheid gaat deze schrijver voort zijne wenschen voor den nieuwen predikaat 
te ontboezemen, en gemeente en leeraar op het beteekenisvolle van hun wederzijdsche roeping 

Tiide^f zii5°lS^^?!^.-f ^"^ '^1 ^^f^^i^^en die hij den beroepen leeraar toevoegt (..Ji 
xijaens aijn loopbaan m Den Haag wordt dominee Mnll -in 17/1a 1^-k, v.^! -p • e v*«.-y « 

Vijftiental ie^enlllTtTleteZlï Schin L'ln tttiZ^t" "'^T^'^' ^T!"*^ ^-'^ "°^- ^^'^" 
liohaamswakte hem noopte zlin emeritaat Ïb Z^ toewijding verheugen, tot eene toenemende 
verleend werd " 7i in ,1 PPh+= ^t T ^^S^n, hetwelk hem op 2 novemher I763 eervol 
zaakt door-L hy'^oor 34' •aSr^norst^d^nt™'^'^^ ''^ geciteerde Kerkeraadanotulen veroor- 
schot in de heenen was ;;ekwe?^r'™et®,. ^ v f"' °^ '"''''' '^''*^'' ordinaire wyze door een 

.ene.en was dooranefoteTh'^ h:: lll^'l'^t^ ,T:n\Z:ilTf''''' "^^^ ^^ ^^ ™^^ 
Dominee Moll overleed op 18 juni I767. gevoeiae. 



;:;;2£2i-\rsr-s»'rs.r.i..?Ls^^^^ 



te 



B.Sierman 
JAKCLUB 18e EEUV« 



i^ o:t: ™^f :??t^^:enrSe™.-'^°°' "^^ ^"°*- ^™*- '^'''' - ^OD onder de hoeken 

Jacob CaSo lleljel^{ tllj'.^' ^ ™" '' ^"""^' '^^° '^°"'* ™°^^ "^°° 'i"i='^°t door 

Op 8 januari I785 blijkt notaris Gyshert Myne (Hot prot /i<=,A9^^}mR r, Rfi^ 1, * ^ 

"Zeldzame LeevensKevallen van rfi^^o u ' " ^ ^**- ^''"^S 4034, P. 374) levert een 
op en (p. 288)^"rSorSgS°e°H^Sm;f :ri7S inT""''''' ' * ' ''^''" ''"'''' ''''' ^'«•" 
lT2lTn^J'^^l S^^tf '' '°'^'" ''"'^"" ^^^"*°^'^' ^ud-sohepen der Hove, wiens inventaris 
"Vfeyerman, De Heremiet 

de Ontleeder der Gebreeken, ïVee deelen, Amsterdam, 1724 

den Amsterdamsche Hermes, TVee doelen, Amsterdam, 1722, hoorne band 

17" IT, ï° ^'' ''"""'^^ ^'^ ^""^^^^' Amsterdam 1726 hoorAe b^d 
—--" foetragtmgen en andere Dichtstulcken etcs in een Pakje", 



B.Sierman 
DOODSKLOK. 



Y^lee'nsl:!: fZ'Sv:;?- -df Iaoo°f P^'^^'^r^ overUjden voor in het pro deo-hegraafregister, 
1,^ T 'iT'.^^J^^^^ overlijdt Jacob Campo Weijerman te Den Haag op 9 maart 11 Al mid i^/ i-n-n 
Deze leeftiodsopgave klopt dus weer eens niet met het aa^enomen geboord jllr'l6n. 



A^JaHanoTi 

DE BOEKEH ÏEGEN DE NAifflLOZE ZOEDE 



Ter Horst rangschikt onder no XLI in zijn Dilioêrafie enkele titels van JC¥-^eschriften 
dre nret nader gedetermineerd konden worden" en onder letter P noZt ht^ h\ i 

"Twee vertoogen over de Zonden, etc. ^"^ ^""^ ^^^ vervolgens^ 

verheffende werken geproducIerfhefSf ^^Oof ^i 'rLlf "^'''"' ^''"'^^^ ^" ^°^^"^ 

remarkalDel, geliik als bliikt ,2iT+ J t m 7 "^^^""/-^-^^ ^^^J^® uijtgegeevene schriften niet 

mXtLZ",t\:ilJT."fJl' ^'"^"'' P ^'' '" ^^^" hoofdsttücje over de homofilie 

no 2 van JGW-werk volgens CC/m te^t«nt ' "ff ?' °?^^™ ^^" '^•^^°°" ^° «^^ Mededelinger 

bedenkingen, over len lext dff ano.tel^ l ? Godgeleerde, zeedekxmdlge en hi.tSSÜÏÏhr™ 

eerste gfot^ hlLf^Ln^Llgi^Sgoll erPa^l^'lL'r-'r"-';''''' •^^"""*"' ^'°^* ™^* ^^ 
de sodomie uit ™igingsgoil, en Paulus laat zich m Homeinen 1 en elders te'gen 

1» De "bedenlcingen 1« 

bSa^d^^f"''.^^'''' ï!'!" "■'' signatuur 102 G 27. Het werk moet na 1935 in deze biWlotheek 

S^93 ™iTsï:at™!n1:ite"-'\° f '™^*^ °"*"'°^^ ^^'^ "^* ^'^" van de.e'SbUotheek 

sf dlI^Tr? -f dSL;:rSs-L-^s%i^:trt-r---- -^ -^ 

^^BlW^i^^^^^ / B-^—f/ ^^S'd-?:;t des / 

jy, 1 / L x-Lt.Lu.unbj / 1 .iinblikHIJAMj / Gedrukt voor den AUTÏlEim. 17^0 

2 .™^' "" '' "°""*^^^™1<^^ * ' ^-^ . Het bevat [^5+^2 hllz." 

dafmel' de' ^lultled^i^rn^t'^v^^» o^'f ""^J! '^<^^^^"' "^^^^ ^^^^ '-* -°™-k, 
Tolgens JCW Is bedfS^'^rnoT^telLr dStSfrde'd •^hï^'d^"™"' ''' 

?;k^rLto-\;rst*o\s-- r -^^^ 

^?td-sir£ ??^' ^~= ^-rr s^-^ ^Sv-^^rti-s-^ 

rbe-i nr oS^t^^ifm:- :s::hï-Sdrhiï i^^aS/d-— Sn^^E-l 

m^idïïig^:^ ?"n:^ï^sotmL^s::t;-oSi.ir^" "^' "' ""^" "°--'-*^ 

De arabische paginering vangt aan met een english tltle. JCW begint ts argumenteren dat 



men zich in het algemeen aan liekend vermaak en beproefde wellust houdt? maar geeft men zich 
hier eenmaal aan over, dan blijft men er bij* - P, 7/8 geeft hij een bewerking van een stuk 
Seneca over kuisheid en vroomheid, P. 10 e^v, s er is geen zaak van meerder troost voor de 
mensen dan het huwelijk^ vandaar dat God dat instelde en leerde "tot wat voor ejtnde hy Kulks 
deetp in woorden die wel nadrukkelyk den bequamen en vrolyken ommegang tusschen den man en de 
vrouw behelsden", V/el is het beter, als men niet meer van elkaar houdt, te scheiden dan 
"hoerenwinkels te loepen doorkruyssen, op zyn buurmans bed te stappen [•„,], of in de verfoeie- 
lyke en aan de natuur verschrikkelyke zonde te vallen, van schandjongens met zich herom te 
veevoeren, onder de geblankette benaaming van lyfknegts, of byeenkomsten daar den duyvel presi- 
deert te beleggen" (p, I5-I6). - Volgens de natuurkundigen is oorsaaks weerzin tegen vrouwen 
of gebrek aan vrouwen, - De gebeurtenissen van Lot, Sodoma en Goraorra (p, 23-29), - De geografie 
van die plaatsen in het latijn door een berucht graaf, door JCW hier vertaald (p. 29~34)<, - 
Voorbeelden in de oudheids Alcides, Socrates, Plato e.d, (p, 34-57)» - Sindsdiens AngelLis Poli- 
clanus (38), Muret (39-40), vele romeinen en fransen^ de jezuïten zijn er mee besmet, vooral 
hun opleidingsscholen in Dimoges en Bordeaux (42-47)5 de periode onder Hendrik III in Frank- 
rijk (50)5 gevallen die Sandvoort meemaakte (54-58), 

Schrijvers over dit onderwerp worden voorwerp van aanslagen, zegt een -^n?iend tegen JCVJ, die 
antwoordt (58)s "Ik gaf hem tot andwoort, dat een bekende Paap reeds had gevraagt aan een 
Leysch porceleya- en bedverkooper. Of dien man noch leefde, die de Historie des Pausdoms had 
opgestelt?" 

De gebeurtenissen met een onderbisschop in een beruchte stad in Brabant in I706 (65-73)? JCHz/'s 
bron is hier een augustijner monnik. 

De fysionomie van een door wroeging verteerde sodomiet? hij is een overwonden uurwerk (74)? 
'■hun spyt is gelyk als ink in water gestort, die de gansche fonteya verzwart en onbruykbaar 
maed^it" (74)? "het licghaam zelfs is verleelykt, want die wroeging verdikt het bloed, en veraart 
de huyd in een vaale lyfkoleur. Het oog eens Sodomiets is duyster, zyn tronie staat gestrekt, 
het opslag is verbaast, en het geheel ondier schynt in een steen of stokbeelt hervormt" (75) = 
Verder over alles wat de sodomiet aan spanning verteert, Religieuze gronden van verwerping^, 
"Vort den Sodomiet niet snooder en dwaazer, als hy ter liefde van een leelyken jongen, die zo 
blank is als den ongelketel eens kaerszemaakers, of van een begonstigden lyfknegt, die geoD 
andere verdiensten heeft als dat hy op de wyze van een echo het voorgezegde herhaalt, zich 
zelven uyt zyn gelukzaligheyt hort? (p, 88-89). 

P, 90-98 een verhaal over een mastenbooms Sodomiet [_ Breda, wegens het nabijgelegen Masten- 
bos?], een heer de R^ï , van grote middelen, die naar een kleine front ierplaat s verhuisde om 
tenminste daar de eerste te kunnen zijn„ Hij had daar een buitenliuis met 4 tot 6 jongelingen 
gehuurd terwijl zijn vrouw thuis bleef. Een zeker man die een Heremyts leven voerde op Oosten- 
rijkse bodem [= JCW?] bezocht hem eens om hem te lomnen vermanen. De heer liet zich echter niet 
beleren en verdedigde zich met Kor. 6sl3, 

Besluits de overheid kan niet streng genoeg tegen het verschijnsel optreden, Sodomieten horen 
in de hel in het gezelschap van Judas Iskariot, Herodes, Simon Magus, Nero, Heliogabalusp Pasi™ 
phaê, Tiberius (t/m IIO), 
3. Bijzonderheden. 

De op p, 54 voorkomende Sa.ndvoort wordt een "berucht Leeraar in de Godgeleertheyt" genoemd 
en in de tskst "een man onder wiens opzigt, zegt den schryver van dit "Vertoog, ik de eerste 
gronden van de Godgeleerdheyt, V/ysbegeerte , en Taalkunde heb bestudeert in myn eerste jeugd" „ 
Een bijbehorende noot zegts "N, Sandvoort, geboortig van Breda, die eerst Predikant op het V/oud, 
een kleyn dorp in Delflant, en naderhajit tot Middelburg dat zelve ampt heeft bekleedt" „ Deze 
röaa.kte te Saumur gevallen van sodomie bij monnikken mee. 
Pagina 111 geefts 
"PCEr-r'-I'T. 

Op den .sesde van de toekomende maand van Augustus, deezes jaars 1750, zal het 2 deel van deeze 
Godgeloerde, Zeedekundige en Historiesche Bedenl^ingen ["Pauli" is dus deel 1 van de boeken tegen 
de naamloze zonde], te bekomen zyn by deszelfs Schryver Jakob Campo V/eyej^rngjio en by de overige 
Boekverkoopers in de voornaamste Nederlandsche Steden? en dan zal hy van die stoffe afzien, om 
zyn Leezers twee bedenlcingen te geeYen, het eerste over den Prediker, kapittel 2 vaers llo Ziet 
ii^JLJf S:S_ad_jrde]^^ey^^ daer en was geen voordeel ond.er_de_zonne s 

benevens geen onaangenaame omschryving over den Text van den lïfvangelist Lukas, kapittel 14» 
vaers 20, Ende een ander ze yg Ik he bbe een wyf _ft^rouwtj ,_^^^ kan ik nie^^Jkogien" . 
De twee laatste Bedenkingen worden genoemd onder Ter Horst XXIII| echter betreft het daar een 
uitgave ilmsterdam 1734, 

De laatste bladzij, 112 heeft trouwens nogs 
"WiUÜlSCHOUV/ING, 

Op primo August! , deezes Jaars I73O. kan 'er noch ingetekent worden in de 4 Traktaaten van 
JAKOB CiiMPO i//EYEH^IAH, volgens de voorwaardens in de Berichten, die alom te bekomen zyn^ vermeit? 
en die, doch tot een kleyn getal by hem zyn te bekom-en," 



25 

4e De Bedenkingen 2, 

^^^^ gg£gjg. ii^ ^e Kamper convoluut komt voors 

GOLGELEEIÏÖE, / ZEEDMOJÏÏDIGE / EN / HISTORIESGHE BEDENiaNGENj, / Over den Text der / 
SPREUKEN SALOMONS« / Ben godlooze heersohende over een arm / volk, is een "brullende leeuw 
®£Lkö^=^ / die gins en \^e^"ïpöpt"rËërrï^nsch / gedrukt om het bloed eener^ïerê^"~7°iar^ 
toLJ£u y_l_vlieden, m en / onder s teünTtoi niet, / Kap. "28, Vaers 15 j 1?,"7 ^OOR / JAKOB C.V'-ÏPO 
WËYEÏ?mN, /jl fleuro^ns]"7"T^STÊRMMr7''Gëdrukt voor den AUTHEÜEj lïjO, 

Het ootavo-werkje heeft een wat merkwaardige collatieformules m\ A-D , tó) ^ E~G o Bat wil 
zeggem na [VIIl] "blzs. volgt p. l-64j ve3?volgens opnieuw (arabisch) opnieuw 67-64 maar^ 
evenals bij de katernsignatuur j een asterisk evenens yóót de arbische paginering^ vervolgens 
p. 65-111 (versoziode=[ll2])« Evenveel pagina's dus als in Bedenkingen^, afgezien van het 
voorwerk. Wegens gebrek aan tijd heb ik niet lamnen onderzoeken of het merkwaardige B-katern 
m.et het voorwerk tot één vorm hoort* Of is het misschien een cancel? 
5" Ihho _u_d> 

3K 2 begint in dit geval met een "Aan de Icristelyke jeugd", Salomons hoer verlokte n^l, de 
dwaze jongeling? de verleiders van onze jeiigd gebruiken eveneens de listen van een loontrek- 
kend kamerheer? voorbeeld van zo'n verleidend gesprek (3^2 - ^3^). Vlucht hiervan, Bat;',afse 
jeugdJ Als in het voorgaande geval onderschrijft ook hier JCW volledig de opdracht, 
Be arabische paginering vangt aan met een english title, Sodoma werd ondanks zijn lage 
ligging niet verwoest door water, maar door vuur. Waarom? Omdat de lust des vleeschs als een 
vuur is. Wacht u voor het glansrijk maar hels vuur van Sodoms brullende leeuwen en beren 
(l-7)v - Be middelen die sodomieten toepassen ter verleiding (9-IO). - Be gruvrel van Sodom 
vernietigt a,lle resterende goede eigenschappen? men kan b«v„ niet d^t zijn én tegelijk oen 
goed rechtero Het komt vooral veel voor bij de z,g. christelijken die schijnheilige fari- 
zeeën zijn» 

Po 29 e,v, s de schrijver zelf maakte op zijn ©erste reis naar Londen in een gezelschap Tories 
kennis met enl<:ele ierse en franse monnilcken. Zij verscholen zich overdag. Een van hen, pater 
Paolo, was met een knecht gehuisvest bij een oude weduwe? maar 's nachts sliep die knecht 
bij hemo Op zekere tijd k\ram JCW in het wijnhuis van de vijf klokken op de Strand (4), v;aar 
hij algemene verv/arring bemerkten een van genoemde jonge ierse priesters had kennelijk de 
dochter van zijn hospita verleid, Hotabene werd deze ier hierover door juist pater Paolo 
aangevallen (p, 50), waaruit JCW indertijd, hem toen nog niet zo kennend, tot'Paolo's vroom- 
heid besloot (een noot op p. 5I zegt dat die zaak inderdaad is voorgevallen). Speech van 
Paolo tegen de vrouwen? wordt met enthousiasme tegengesproken door de jonge ier met behulp 
van bijbel en klassieken (34-40), 

Vele binnen- en buitenlandse priesters zijn 'homofiel'. Be schandjongens van Harsinga [?], en 
Puna in Peru, worden nagevolgd "by onze Bataafsche Groeten, by onze aanzienlyke Koopluyden,, 
naarstige Winkeliers, en andere mindere stervelingen" (42), 

Een goed christen is juist matig en bedaard, heeft een gelijlanatig humeur en bewaart zijn 
gemoedskalmte , Baarom bemint een oprechte ziel de deugd, hetgeen bij sodomieten niet het 
geval is? toch kannen ook zij Gods genade verkrijgen. Historische voorbeelden van verzoening 
met God, véér de dood. 

Historische voorbeelden van deze monsters zijns Rothester, "die te gelyk een van Engelcnds 
grootste Bichters, zo wel als een der grootste booswichten is geweest" (76)5 hij schreef zelf e 
een blijspel Sodom over die gruwel? een gedeelte van dat treureyndent blyspel is te vinden 
in "Gedichten op onderscheyde voorv/erpen, by den zeer eerwaardige Graaf van Rochester, 
gedrukt tot Antwerpen" (77)o JCW vertaalt [l] een der minst schandelijke passag^es (78) s 

Nor shall our Love-fits, Cloris be forgot, 

V/hen each the v/el-lookd^ Linkboy strove't enjoy [l, = fakl^eldrager] 

And the best kissj was the deciding lot, 

Vftiether the boy usd you, or i the boy. 

Ook zal geen oor 't verhaal van Venus luym verdrieten. 
Toen ieder om het graagst den toortsknaap vrou genieten, 

Bie met zyn piklicht ons, op 't donkerst van den nacht, 

Naar onze woonplaats bragt? 
En toen de beste kus het groot verschil moest deelen, 
Of dat dien jongen uw, of ik dien knaap, moest streelen. 

Na dit staaltje van JC¥-puns vervolgt hij met Hendrik III van Valois (79)? teksten van Jan 
Baptist Rousseau hierover (82). Het vertoog Sodoms zonde_ en straffe over pausen (82), Alexan- 
der Gordons (5) Lives of Pope Alexander _VI. _and_his so.n__G_aesar Jorgla, (85-84)| anderen over 
deze figuren (84,86), 



26 

Volgt nog een algemene tirade tegen hot euvel, die p» 96 eindigto Op p, 87 een nieuw hoofds 
Hechtsgeleerde_ Bedenkingen. / NMEDEN, / Behelsende eenige Rechtsgeleerde / iiANMERKINGEN / 
O^er^dTitraf der 7 SO'dOMIETEN. / 

Hetgeen de zwaarddood iDij de Romeinen hiervoor bespreek-fcj en nadien de verbranding. Overspel 
en "bloedschande aijn eigenlijk minder "belangrijke zonden tegen de natuur^ daarom werden Lot 
en zijn dochters pok niet met vuur bestraft. Een openbare doodstraf d,m.v, vuur is het aange- 
wezen middel (lOj), 

En op Po 106 volgt^ "Bewyl 'er nog eenige bladzyden overschieten" een beschrijving van 

LOa?H'S ÏIÜYSTOOW, 
verandert in een Zoutpilaar 
dat volgens JCW een bewerking is van het latijnse gedicht van de graaf Emanuel Schats (IO6-- 
109)5, en dat m,i, wat merkwaardig aansluit in een boekje tegen sodomie s 

"Een vrouw,, en spraakeloos? een vrouw, en stil te awygen?" (p» 10?) 
6. Bijzonderheden* 

P, 110 heeft als soort advertenties 

"Op den 4, van de maand September deezes jaars 1730, zal 'er by den Schryver van dit vertoog^ 
een traktaat te bekomen zyn, getytelt. Godgeleerde, Zeedekundige, en Letterlievende Bedenkingen 
over den Text van den Prediker, kapittel 2, vs. 11» giet het was al y delheyt [etc] [..o«] 

Benevens een diergelyke Bedenking, aynde geen onaangenaame omschryving over den Text des 
Evangelists Lukas. kapittel I4 vaers 20,- Ende^ een. a,nder zey [.,,] 

Die beyde verklaaringen 'z.yn op^estelt by JAKOB OM'iPO V/EYERÏ-ïiVN, by wien noch eenige weynige 
Exemjplaaren te bekomen zyn. van zyn Godgeleerde, Zedekiindige , en Historiesche Bedenl<:ingen over 
den Text des Apostels Pauli aan de Romeynen, kapittel I, vaers 27. Als van 's gelyken eenige 
Exomplaaren van den Yrolyken Tuchtheerp gedrtikt in dit jaar I75O, Benevens de voornaamste 
beweegreaen en Omstandigheden van Moses, Marcus, tot het verlaaten des Joodschen Godsdiensts, 
&Co by den voornoemden Autheuj?," 

7«' Bes lult a 

Afgezien van de winst van allerlei kleinigheden (Sandvoort gewaardeerd als zijn leermeester? 
een Londense episode | een opmerking over de Tuchtheer waarvan nog maar één advertentie bekend 
was, etCo) lijkt mij het bibliografisch probleem van wat nu die boeken over de naamloze zonde 
wel zijn hiermee opgelosta Beze twee horen bijeen (de zetspiegel van de titelpagina's is trou- 
wens identiek? ook de gebruikte fleurons zijn dezelfde)* 

'dragelijk lijkt mij nog wel of de telkens voorkomende andere twee traktaten ook nog in zekere 
mate met de twee hier beschrevene in inhoudelijk verband zijn. Zeker schijnen zij te behoren 
tot een reeks traktaten-iyjO* Op zich ook aJ een wat merlcv/aardige kv/estieg vanwaar deze 
traktaat zucht? Voor de eerste twee is dat misschien wel duidelijks JCV/ kon alleen maar geld 
slaan uit de 1730-hetze, en betoont zich hier een professional die daar gebruikt van ma^-skt, 
ïfear de andere? 

(1) ^'-^^" Het Boek 28 (1944-46) p, 24O 

(2) R,B, Evenhuis. Ook dat was imisterdam IV, Baarn 1974j P« 51 

(3) Zie beV, uit 1730 en 1751 Alle de Cgpyen van Inda^ingeng en het Vsrvol^? de jurii~af leverirg 
I van het tijdschrift Holl^and Liit 1976, gewijd aan "Strafrecht en criminaliteit in de 13e 

eeuw" 

(4) "Bat wynhuis in de Strand, een voorstad van Londen, was op die tyd de vergaaderplaabs van 
veele Torys" 

(5) JCW vertaalde dat blijkens Ter Horst no XVII (editie Rotterdam I731), V/as deze kv/estie 
soms de aanleiding daartoe? 



MED^SELIHGEH VM DE STIGHTIHG JACOB CAKPO WETER^IM ("Het JCW") no 4 . juni 1978 
Herengracht 550"536j i^msterdam 




Erik de Blauw 

ONTLEEDER ,o» ONTLEELINCt .o» ONTLEED 

Op maandag 11 oktolDer 1725 "begon Jaco"b Campo Weijerman onder pseudoniem met de publicatie 
van sijn weekblad Den Ontleeder der Gebreeken, aynde Een aangenaam Vertoo g over de 
Opperheeraohen de Eeilen dezer Eeuwg benevens eenige ongemeene Yoorvallena aardige 
Opmerkingen^ K offihuis-Rdenvo eringen, en Lief dens Verhand^ Er verschenen 52 
nummers tot en met maandag 2 oktober 1724» Even daarna kwam bij Hendrik Bosch in Mster- 
dam een titelpagina, titelplaat + uitlegging en een pagina met short-title uit om te 
voegen voor deae 52 nummers» Blijkens de titelpagina van deel I van de Ontl eeder ver- 
scheen dit alles in 1724» De pagina met short-title bevat de volgende teksts Den 
Ontleeder der Gebreekenp Benevens de vier (reg;en-Ontleeders Door den Ontleeder der 
Gebreekene Deze vier tijdschriftafleveringen verschenen om de veertien dagen van dins- 
dag 11 januari 1724 tot en met dinsdag 22 februari I724» In 1726 kwam bij Hendrik Bosch 
nog een tweede deel van de Ontleeder uit, bestaande uit 52 nuiomers verschen van maandag 
16 oktober 1724 tot en met maandag 8 oktober 1725, 

Uit de pagina met short-title voor het eerste deel blijkt dat de schrijver van de 
Ontleeder en de schrijver van de Tegen-Ontleeders een en dezelfde is, namelijk Weijerman. 
Hij heeft echter tijdens zijn proces dat leidde tot zijn gevangenschap tot driemaal toe 
beweerd dat hij niets te maken had met Den On tleeder der Gebreeken ontleed, V/eijerman 
noemde het een rampzalig voddeboekj, geschreven in het Engels door George Catlijn, M,Doj 
vroonachtig in de Korsjessteeg te Amsterdam (zie hierover W»PaSautijn Kluit, Ja£oh__Ganr^ 
Vfeijerman sJL S^ov^nalS sto Ins Bijdragen voor Yaderlandsche geschiedenis en oudheid" 
kunde, Nieuv/e Reeks 7e deel ( 18 72 ) p ,~Tb 5e. v '» )T Sajit i jn Kluit merkte wel enig verschil 
tussen titels van Tg^n- Ontloeder en Ontleeder Ontleed, doch hij schreef dit toe aan het 
feit dat V/eijerman uit zijn geheugen de titels had genoemd, Saxitijn Kluit, evenals andere 
schrijvers over Weijerman (o,a, HaW. van der Meij in De Nederlandsche Spectator 1895? 
I896) namen aan dat met beide titels steeds de vier tijdschriftafleveringen uit 1724 
v/erd bedoeldo Oorzaal<: hiervan v/as ook de mededeling van Weijerman op pagina 120 in het 
eerste deel van zijn Ontleeder der Gebreeken (dus al in 1724) over "De Ontleeding van 
den Ontleeder der Gebreeken", terwijl hij zestien pagina's verder spreekt over "den 
Tegen-Ontleeder", Op ^ond van de ontkenning van Weijerman en de gevens uit de artikelen 
van Sautijn Kluit en Yan der Meij heb ik in een artikel over Weijermans bekende opponent 
Hermanus van den Bxirg (in Do gJ-Jpent a t ieb 1 ad van de Werkgroep 18e eeuw) de vier tegenont- 
leders toegeschreven aan Yan den Burg* Ik meen nu dat noch Van den Burg, noch Catlijn 
de schrijver is geweest van de Te gen-Ont leeder s . 

Ik ben tot een gewijzigde mening gekomen na ontdekking, aankoop en bestudering van een 
tekst die ik onlangs in het buitenland aantrof. Het boekje, in fraai leer gebonden, 
met op de rug de volgende tekst s V/eyerman Ontleder der Gebre [sic] Ontleed, telt na een 
titelpagina en een Voorreden van 17 bladzijden (ongenxsmmerd) 270 pagina's, Aan het eind 
(1 pagina ongenummerd) staat nog een Bericht, Ik neem hieronder de tekst van de titel- 
pagina volledig overs 

DE ONTLEEDER DER GEBEEEKEN ONTLEEDs OF AAM^RICINGEN OP DE iAAÏMERKELYKË AAKMERK:INGM, 
Gemaakt door de Heer JAKOB CAMPO V/EYERjyKd)ï; Op een Boek genaamt, Gemeenzaame 
t ' Zamenspraaken tusschen een Geneesheer en zyn Lyders in de Koorts, Scheurbuik, Steenp 
Graveel, Vallende-Ziekte, en andere Zenuwachtige Gebreken, Vrysters-Ziekte, en Q;aalen 
toevallig aan Kraamvrouweni als desgelyks in Venus-Qualen, enz, enz. En tot een Bewys 
van de Deugden van de Medicynen daarin gere commandeert, heeft de Schryver van de gemelde 
Zamenspraalcen, en van dit werk, order gegeeven aan Barent Das, zoo veel van de Middelen 
voor de Koorts j Gratis 9 of Om^niejb, weg te geeven, als genoeg is om Honderdt Persoenen 
te geneezen, welke die ziekte hebbeni op Conditie, dat de zulke die dezelve aanneemen, 
zich verbinden zodanige duidelyke en gemakkelyke Onderrichtingen waarteneemen, die in 
een Bladt Papier voorgestelt zyn| te bekomen by B»D a,s voornoemt. De prys is 2 Stuivers, 
Mtsgaders een Uittreksel uit de Bisschop Burne t ' s Verhaal van de Tegnwoordige Staat der 
Engelsche Geestelykheit, Opgedraagen aan de Koninginne Anna , 't Gantsche Werk is 



28 

doormengt met Godgeleerde,, ïïatu-urlcundige j gedekundige, Ernstige en Boertige Redeneeringen. 

DOOR ' — M,I)» TJnusciuisque. ut legit ita J.ntelllgit [fleixcon] Gedrukt door Pieter 

Muntendaiüj te ütrechti worden verkoxt "by B^Das, Boelo^erkooper te Ajnsterdam, en by de 
Boekyerkoopers in de voornaamste Steden der Nederlanden» Gedrukt AoB, 1738» 

Het "boek, geschreven door een medicus p bestaat uit vijf samenspraken gehouden tussen 
een Heer en een Doctor (voer bezoeken van de heer aan de dokter en een bezoek van de 
dokter a,an de heer). Het is blijkens de titel geschreven naar aanleiding van Weijermans 
Natuurlomdige historiesche^ ernstige<, sche rtsende s en vxolyke aanmerkingen over de 
G^raeenza^!ïïe_tj_aamen£prM 
WeyeMna£2_Tot_^to£terdam__^^ 
de P2isteegj^_en__b;^^^e_verd^B^^boeto^^^ 
ITSsTTq^^» o.a, aanwesig in de KB, een op groot papier), 

Even samenvattende een geneesheer schreef een boek met samenspral^en, hierop favant 
V/eijermans boek Natuurkundige Aan merkingen -uit in 1738 ©^ daarop verscheen een boek 
in samenspraken geschreven door een geneesheer getiteld De Ontlee der der Gebreeken 
Ontleed , Dit laatste boek heeft Weijerman tijdens zijn proces voortdurend ontkend 
geschreven te hebben, en van dit boek heeft hij gezegd dat het van de medicus Catlijn 
wasj en het is ook dit boek dat allerlei schrijvers over Weijerman tot nu toe niet 
bekend was. 

Zoals al uit de titel van Dg_-0^1ggJ:gg _ Ji£gLff ^'"'^^Q^^,6i^ Ontleed blijkt is het geschreven 
door een geneesheer en gaat het voor een deel over PJngelse zaken en voor een deel over 
zaken betrekking hebbend op Weijermans aanmerkingen. Het blijkt dat j hoewel de titel- 
pagina anders doet vermoeden,, slechts de voorrede en pagina 32 tot en met pagina 56 
gericht zijn tegen en gaan over Weijerman, Blijkbaar had de naam Weijerman in 1738 
flinke publiciteitswaarde, In de samenspraken is het voortdurend de heer die informatie 
verstrekt over V/eijerman en is het de dokter die V/eijerman niet kent, en die na het 
een en ander over hem gehoord te hebben van de heer, aanneemt dat Weijerman een onbe- 
langrijk man isj die bovendien al dood is. De heer is echter vol lof over Weijerman 
die hij een tovenaar met de pen noemt en die hij vergelijkt met Richard Steele, 

Ik heb nog niet kunnen achterhalen of de heer en dokter fictieve personen zijn in 
deze tekst, of dat ze werkelijk bestonden. De tekst geeft weinig aanleiding om aan 
fictie te denken. Het vermoeden dat de dokter dezelfde is als Catlijn lijkt me dan ook 
niet ongegrond» Daaruit zou dan wel volgen dat het boek niet door Catlijn geschreven 
is, want de eerste regel van de eerste samenspraak geeft aan dat een 'ik' (ook de 
schrijver van de voorrede) de samenspralcen van de heer en de dokter opgeschreven rieeft. 
De vraag is dan weer wie de 'ik' dan wel is» Misschien toch Catlijn? Maar over deze 
figuur is tot op heden geen enkele informatie gevonden, noch zijn er van hem teksten 
(dis ook niet de samenspraken waar Weijerman op reageert) gevonden. Zou de schrijver 
misschien toch Weijerma^n zijn? Hij v/as er best toe in staat. 

Aangezien nog niet alle teksten die verband houden met het ontledingsprobleem rond 
Weijerman zijn achterhaald en ook nog niet alle wel achterhaalde teksten die hiermee 
samenhangen door mij geraadpleegd konden worden, ga ik voorlopig niet verder op de 
door mij gevonden tekst in. Ik zal echter in een later artikel de ontledingsproblematiek 

uitgebreid aan de orde stellen, 

12-4^1978 



Jan Vleugels 

JCW IN HET BUITENLAND I 

Tijdens een verblijf in Stockholm een bezoek gebracht aan de Kungliga Biblioteket 
(Koninlclijke Bibliotheek). Niets van JCW gevonden. Nadere informatie leverde het volgen- 
de ops 
Zo er in Zweden iets van JCW is, dab biedt de biliotheek van Uppsala de meeste kans* 



JCW OVER ZICHZELF ALS "KONSI^SCHXLDER" 

Ir, -1729 verschijnen "bij de Weel* EcBoucquety HoScheLirleer, I'^Boucquet en J„ de Jongh 

to ? G-Gravenhage drie delen van Le_3^x?ilërfe®.§£^i£^i^êSEJ:S^^ 

t,-n konstsciiildersscönc. Getuige het "voorbericht wil Vfeyerman met dit werk een heter 
'-pZodHrr. op de'markt hrengen dan Arnoid Houbrakens "de groote Schouburgh der ïfederlandse 
Konji-^'Schilders en KonstBchilderes;jen'' (^sl)^ 

Me:.'kv;aardigerv7ijs volgt rjas in I769 het vierde en laatste deel, nu hij Ah,, Blnssé en 
Zcc-o, te Dordrecht. In dit laatste deel' duikt ook JC¥ alB kunstschilder opj waarmee we 
diis in feite een st'nlv-ic a.u-':obiografiG in handen hebben, 

Wa,arom dat grote tijdsverachil in de uitgave van deel 1 t/m 3 en deel 4? Le uitgever 
van het laatste deel vpr-^icO.ai- in een kort voorvroords "veel moeite en kosten heeft het 
■ons gebaart om het tot dus verre te brongen. ¥y 7.agen ons door wettige aankoop, ter 
pnblicque Boelo^erkoping van den Overleden MoJSaillard [,o»] in 't bezit van We_3:ermans 
r-iger L^.'"icig geschreve Copye gestelt'- ^3^2),, 

Mattheus Gaillard^ eerzaam boekverkoper en dr-ukker te ' s-G-ravenhage en uitgever van 
mo-erdere kunsthistorische b ^ "'-■'o::ken (o^ac het door JGV/ ge\^^raakte werk van ïïoubraken) 
o^^er:^..eed in I7660 Hoe iaram dese Gaillard aan de JCVMiandschriften? Zeker is^ dat hij 
-^ iT/i4 contacten mot Canj/O heeft gehad,> In die tijd immers gaf hij diens Vr^eu^dej^iuych 
'■:.:i\. {zie %^edelin^ei^jl'^(; ^"^^^ ^:' P" ^)^ y±B't hij op basis van die contacten de 
papieren van ¥3yerman"^orf los te krijgen? Of v;as de kopij gedurende een aantal jaren 
^.■.j beai.t van de firma Boucg.'jet en heeft Gaillard ze van de eerste uitgevers overgenomen? 
v;;.vïn:.ieer heeft dan die traasactj.e plaatsgehad? 

Il' hot laatste gevel blijft de vraagt waarom zijn Boucquet ca» dan niet eerder 

.^■e:■.■:^--^gaan tot het completeren van het werk? Kwamen er soms te veel aanstootgevende 
opc.rkingen in voor? Kogeiijk^ gezien c-.--^ cpiLorking vooraf in deel 4s "Wy zagen ons 
['„, ,] wol in 't boeit -/an K^jermans^ eigenliandig geschreve Gopye gesteltj maar daar door 
ce^ in eene ncod^iokölyke omBt^digheidj, om verschelde geschreve bladen te verwerpen, 
welke of aanstootelyk waaren^ of zaken bevatten die j?eeds door hem elders waren ge- 
boekt- i^£ - ^:b), 

■v;i-t:.noer Gaillard echte3? de papieren rechtstreeks van Vfëyerman Icreegp doet zich een 
cnidsr, probleem vcox^ Vaarom kregen de uitgevers van do eerste drie delen de kopij nie''^? 
\j.^- r^-.^ een confliot? Of heeft J0¥ zo j-S.ng gewerkt aan de stuldcen die aan het venrolg 
->£ -> do le-venshosch:...iJ'viT?§en ün d'^el 1 vcorafgaanj, n^lo Aanmer'kin^^n__a^r_^het_j3^ 
e:-: hrb jjaiJVoe,^Lyko va,-\ de scrnj-derkcns': (p-. I-56) en Korte^l^^^enssohejts^r^konstsc^^ 
dersr'".-"-£le\chndov>3adem:lc^^^^ (p.-.> 37-92)?^Mogelijk, maar minder v/aarschijn- 
Tijkr Aanne^ïeiilker^n^k het vervolg op de levensbeschrijvingen a'J.s 

deï-e twee strlLkcn uit d'-i nalatenschap van Gaillard aanlcecht en eenvoudigweg al dit 

".-><:] illderkonstig^ Trerk "'egeli.jkertijd heeft uitgegeven, hoewel het oorspronlcelijk 
vjoillicht nj.et als een dergelijk geheel bedoeld was,, 

vji-.jgasrde van de Biogeli.ikhcia ds.t Gaillard de handschriften van JC¥ zelf ontvingj onl>-^ 
m/.etj-i. we nog een raaL-;el<, Gaillard moot ze dan ± 20 jaar (jC¥ stierf 1747^ Gaillard 
J.766) in bezit h.ebben gehad^ zonder er iets niee te doen» Als mogelijke oorzaak kan ik 
vèoxjcpig niet.! anderrJ 3ignaler^n:i d^n het aanstoorgevendep dat j.k ook bij Boucq.uet e.a^ 
;i,oemdc en dat bij een eerzaam ui-bge^'-er als Gaillard heel goed een moeilijk pujit geifeost 
kan -jijno 

Dan nr. het item JC'¥ in deel A, Ook dat is niet geheel probleemloos* Hoe sterk is b=v„ 
bet a.l eerder genoemde ir:';xijpen van de uitgever in de oorsproiücelijke tekst geweest? 
Hr -'-.waardig is ook dar. het stul; in twee delen uiteenvalt-, 

Op p^ 409-46S vindt men een besohrijv.nngg getiteld? Jakob Campo ¥e_yeMg'Ilg afgezien van 
'j^;n korte ilnleidin^ gc-steia in de derle persoon en in de trant van de beschrijvingen van 
dï andere kunstschilders in het v/erk, Sen levensbeschrijving is het nauwelijks te noeraen,, 
n.:.i..han!- er i,? geen sprake vaai. een volledigj chronologisch, rechtlijnig iets<» Het stuk 
besrat weliswaar biografische gegevens, mn,ar deze worden veelvuldig afgewisseld met sma- 
kelijke anecdotesc Aan heb slot volgt een opsomming van werken» 

Op n,., 469'-A75 treft ■m-n ...ans EenJ_ge_^lee:.^ens_^bvsqnde_rheden van Jakob _Campo_ We :^em^i^ 
f-.jnstsob.'iir'.ei &C,. ^ gestold in do" eerste 'persoon en in wat men een typische JC¥~-stijl -z^ov 
ÏJionen' noemenrc "..ifgaa^^^ op deze t/reede titel en na het anecdotische eerste stuk sou m.en 
:-7anaen ver\>rachten einde.lijk een chronologisch overzicht te krijgen^ "Niets is minder 
waar., Ka enkele zeer srioaiere gegevens rxit JGV/'S schildorsleven volgt een Londense epi- 

■ -de en met de afloop daar-^;an eindigt tevens het vierde deel o 



Vajiwaar deze indeling in twee sttücken? Gezien het aneodotische karakter van "beide zon het 
tweede tdtstekend in het eerste gepast hehben. Is het hijeenplaatsen van de stiikken op 
rekening te schrijven van Bluss^^ die ze los in de haltenschap van Gaillard aantrof? 
Hee^ Veyerman heeft ook de tweede tekst bedoeld als behorend bij het geheel? hij sluit 
het stiik immers af mets "dewyl ik my niet wil inlaaten in een langduurige oprekening 
van alle die byzonderheeden te meer daar ik sóheep kom voor Autheur van de Leevensbe- 
schryvingen der Nederlandsöhe Konstschilders èn Konstschil deressen 5 en niet Historie- 
schxyver van myne byzondere leevensgevallen zal ik :het kort en goed maaken en dit Deel 
besluiten" (p« 475)8 Heeft de uitgever dan geknoeid met het eerste stuk? Vreemd is in 
ieder geval dat aan het eind daarvan een beschrijving van "zyn Leevensbyzonderhedert. van 
zyn Jongelingschap tot aan zyn Grysheid" (pc 468) wordt aangekondigd, waarna men in het 
tv/eede stuk kan lesens "noch minder zal ik den Leezer verdrietig vallen in hem te onder» 
houden me'tl. eenige Kinderachtige passagien van myn eerste jeugd, volgens de loflyke ge- 
woonte der Pransche Memorie Sciiryversu die doorgs^ans beginnen met de wieg, gelyk als den 
Trap des OuderdomSj en met, het Kloosterleeven eindigen" (pc 4é9~470)« Of is dit alles 
toch een Gampo-grap? 

Kortom, open vragen genoeg rond deze tekst, In deze en volgende afleveringen van het 
^M^J-^^SêEI^ISË; ^^-^ ^® tekst van dit autobiografische stuk [niet heer aanwezig ter 1IBA„ 
ïtedo j^'orden opgenomen (naar ex^ KB, sigrio 1555 B 36) s waarbij mogelijk als het speur- 
werk daartoe aanleiding geeft, ook opheldering van hierboven gesignaleerde duistere zaleen 
zal worden gegeven^ 

De tekst s 

409] JiUCOB CAMPO WEYERT/[AN, 

Geen onderwerp is zo uitheemschy waar in een i^transch Schryver niet een pligtpleeging 
weet op te dringen aan zyn Yorsts Ook is geen stoffe zo maager^ waar in geen Gedenkschrift- 
Scliryver van zyn hyzondere Leevensbedryven, niet iets komt tusschen in te lassen t'zyner 
eerey roem en lof» 

Wy verheffen en schatten eens anders uitmuntendheden, eerder uit een achting voor ons 
"bysonder gevoelen, dan wegens derzelver waarde? en als wy voorwenden eens anders deugden 
te pryzenj geschied zulks uit een slag van ter zyde op dat anderen ons zouden verheffeue 

Dev?yl den Leezer nu genoegzaamlyk merkt, dat zulks my is bekent? denk ik geheel nyn ver- 
mogen in te spannen, om door het veimyden van Charibdis niet te vervallen in Scyllai ook 
vereischt een bestaan van die natuur een ervaaren Stuurmanschap, "Maar wie toch vergt, 
P, wie parst, wie spoort u aan tot de beschr3rving van uw Konst- en Leevensbyzonderheden"^ 
V/ie vraagt de Nieuwsgierigheits dat zal ilc u ontvouwen, antwoort de Openhartigheit^ 

Een jaar drie ofte vier geleeden, heeft een bedurven Koopman in Schilderyen, zich opge- 
worpen tot een Waagweeger van de meerdere ofte mindere verdiensten der Penseelheldeni en 
een dommekrachts ondemeeming van die na-buur, stuit my tegens de borst* Wie weet of een 
diergelyk Kladschilder met de pen, myn Konst- en Leevensbedryven niet zou bestryken met 
doosjes zwartp in plaats van ultramaryn, na myn overlyden, bewust dat de overleedenen 
410] niet byten. Dat nu geen dode Leeuw zich kon ver^'/eeren tegens een leevenden Dogj zou 
ons Plinius konnen zeggen, des noods zynde, een Romein die geen minder Dieren-schilder is 
geweest met de pen, als den laatstgemelde Haagenaar was met het penssel* Tot voorkoning 
van die ramp, vat ik de pen op, en ik zal myn Konst- en Leevensbyzonderheden beschryven 
na waarheit, gematigt door zedigheit^ en zonder meer tyd verlies die Venezoen-pastey 
ontginnen» 

J^ob__Cam;gio_We2;mman is gebooren te Breda, op de negende van de Oogstmaand, in het jaa,r 
duizent zes hondert zeven-en-zeventig„ ïïy wiert tot de letteroeffeningen bestemt hj zyn 
Ouders? en na de Fransche taal te hebben geleert, bestelt op de Latynsche Schooien te 
Breda, hoe\föl reeds getreeden in zya vyftiende jaar^ Die Schooien doorliep hy in drie 
jaaren, zynde doorgaans de letteroeffeningen van de laagste tot de hoogste School voor 
een tyd van zes jaaren beperkt? doch deswegens is hy ruim zo veel dankbaarheit verschuldigt 
aan de goede na-tuur, als aan zyn "byzondere vlyt, oordeel of geest. 

Ik zeg, aan de goede natuur, alzo de verscheelende bequaamheden der menschen, welke wy 
noemen Wysheit, ofte Voorzigtigheit, tot het bestier van Staats- of Landzaalcen, ofte van 
een Ampteloos leeven, lynrecht groeijen uit da.t klein vernuft, het welk wy met ons "brengen 
op de Waerelt? en derzelver gebrek in menschen, ontstaat uit eenig mangel in onze ont- 
vangkenis ofte geboorte^ Alhoewel nu dien magel kan werden verbetert eenigermaate, by 
toevallen van Opvoeding, Letteroeffening, Ommegang of Beezlgheit? echter vermag het niet 
to gaan boven het bereik van zyn natuurlijk vermogen, zo min als het leeven kan gaan over 



31 

411] het 'bestemt tydbestek, langs de sterkte of de zwaldieit van de voortqueekende kracht, 

Noch geen achtien jaaren oud ayndej, wiert hy aanbevoolen aan de leertucht van den Heer 
Sandvoort, Predikant op het Woud, een klein Dorp gelegen in Delftland, Aldaar onderwees 
hem die geleerde Man in de Hebreeuwsche en in de Grieksche taal, welke laatste inzonder- 
heit hy zodanig "behartigde, dat hy den Griekschen Dichter Pindarus kon vertaalenj voor de 
vuist» Daarenboven wiert hy onderwezen in de Wyshegeerte, in de "beginselen van de Godge- 
leerdheit, in de Wis- en Starrekunde, als desgelyks in de Grieksche en Eomeinsdhe geschig- 
ten. 

Niettegenstaande hy zich naarstiglyk hevlytigde in aHe die gemelde letteroeffeningenj 
echter dreef de Tekenkonst boven, het voorensgezegt graan van vernuft, dat hy als uit de 
geboorte met zich had ter waerelt gebragt. Tot voortzetting van die lust, wandelde hy 
tvjeemaal 's weeks na Delft, en bediende zich aldaar van het onderwys eens Schilders genaamt 
a?homas van der Wilt, een tamelyk goed Historie- en Konterfytzelsohilder? doch noch beter 
Tekenaar als Schilder, 

Alzo den mensch eerder zyn belangen verzaakt, als ayn smaak, voel ik trek den Leezer een 
zeldzame bejegening te verhaalen tot vervrolyking van dit onderwerp» Den voorensgemelde 
Leevens- en Konstbeschryver der Schilders veroordeelt in zyn Schets, ofte Voorwaarden van 
Inschryving, welke Boekdeelen zullen werden gedrukt in partibus infideli^um^ alle onderne- 
mingen van die natuiir» Hy wil de Leevensbedryven der vrolyke Konst schilders schoeijen op 
den styl der Ifertelaars-schriften, gegrondvest op kruissen en raderss en in navolging van 
412] Reynaart den Vosch , scheld hy de druiven voor zuure vruchten, dewyl zyn looinheit hem 
verhindert die versnapering te kennen bereiken. 

Omtrent een half jaar voor Jacob Gampo Weyerman. zich vertrok uit dat Dorp, om zyn Letter 
oeffeningen te gaan voltooi jen op de Hoogeschoolen tot Utrecht, stont hy te praaten met den 
Predikant voor de Poort van zyn huis. Een Watermolenaar en zyn Vrouw, welke hadden gehoort 
dat den Dominé een goed vrient was van den Heer Putman, Dykgraaf van Delfland, Icwamen hem 
verzoeken^ van een goed woord te willen doen by dien Dykgraaf, om te mogen werden verplaatst 
op een andere Watermolen, Den Predikant vroeg wat hem bewoog te willen schiften van Molen? 
waa,r op den Molenaar antwoorde, om dat het zo vreeslyk tot zynent spookte, dat zy hot niet 
langer konden harden, Hy voegde 'er by, dat als wanneer hy des avonds eens buiten de deur 
trat om na den wind te kyken, het spook hem by wylen een gons gaf, dat hy overhoop tuimel- 
de, gevolglyk noch liever wilde gaan bedelen, als aldaar langer te maaien. De Vrouw ont- 
bloote daar op haar armen, en een gedeelte van haaren boezem, welke ligchaams deelen blont 
en blciauw genepen waaren?- en 's mans gezegde wiert bekrachtigt langs dat bewys, 

Den Leezer gelieve te weeten, dat die V/atermolen leelyk was berucht, dewyl de voorige 
Molenaarin, een Oud Wyf haar zelven had verdronken^ gevolglyk dat zy zo wel spookte in 
Delfland, als den Quelduivel van Mascon den beest plagt te spoelen in Vranlï:ryk, Wejeri^n 
viel hartiglyk aan te lacghen over dat spook relaas, waar over den Predikant zich ergerde, 
zynde hy een Anti-bekkeriaan, en het scheelde luttel of zou hem met den schendnaam van 
415] Vrygeest hebben vereert. Tot voorkoming van dat onweer, vroeg Cam^o ^^^ Molenaar, of 
hy zich noch onthield op dien Watermolen? zyn bescheid was neen? waar op hy wiert verzegt, 
van hem den sleutel te willen geven van dat spokent Waterkasteel, alzo hy aldaar eenige 
nachten den Sjjerwer zou gaan bewa-ken? welk verzoek wiert ingewilligt, waar na den Molenaar 
en zyn Vrouw vertroklcen, Den Heer Sandvoort ziende dat het hem ernst was, zei, dat hy zyn 
mede Student zou mee nemen, op dat derzelver wedervaaren grooter geloof mogt hebben by de 
Doeren, zynde het getuigschrift van twee persoenen meer aanneemelyk in rechten. 

Zo gezegt, zo verricht, zy verreisden met hun beiden na dien betoverden Watermolen, zo 
luchthartiglyk als twee dooiende Ridders, gespitst tot het ontginnen van een gevaarlyke 
avontuur. Tusschen vallen en opstaan kwaaien zy aldaar te belanden, tegens het daalen van 
den nacht, en namen fluks bezit van die plaats. Uit eenige aldaar overgebleeven turf wiert 
een ^/uur aangelegt, en een paar kaarsen ontstoken langs de tusschenkomst van tondeldoos en 
een bosje zwavelstokken. Een paar hoopen van die zelve brandbaare stoffe verstrekten hen 
tot stoelen? waar na zy malkanderen een praatje verleenden tegens den schrik der eenzaamheit, 

l^isschen twaalf en een uur hoorden zy een slurvent gedruis, waar op Weyerman fluJis het oog 
sloeg naar de openstaande deur van het vertrek, en een gedaante zag naderen met langzaaine 
schreeden. Die figuur scheen hem toe als een persoon omhangen m,et een beddelaken, en indien 
hy min voorbaarig waare geweest, zou hy gewislyk dat verheelt Spook hebben bezichtigt meer 
van haby. Doch hy g^eep fluks den Degen in de rechter en een brandende kaars in de linker- 
hand, om een proef te neemen of dat Spook ook was gehart tegens de punt van een spitse 
414] kling. Den Boldergeest ziende dat den Student op hem los schoot, vertrok zich achielyk 
achterwaards, om zich te bergen langs den haazesprong der bloodaards, gezegt een tydige 
vlugt. Maar die vlugt waare het Spook mislukt, indien Weyerman niet eerst had gestruikeld, 
en vervolgens gevallen, ook wiert syn kaars uitgedooft in dien val. Nochtans hy verrees 
schielyk, greep de tweede brandende kaars, vervolgde op nieuws het Spook, doch ley zyn 



32 

h"i "^GB 0^ een yl r_3S"'>-, 

Ben Spookbaniier stoof dan te rug na de kexiken, en bevont dat zyn Medemaldcer was overnoop 
gebuitelt van 2,ynen turfsetel (juist op die wyze tuimelt een stervende Leeuwerik van ayn 
verheeven zoodje) en als noch ley te spartelen in die demoedige gestaltOj gelyk als oen 
op 't gypen leggende Kikvorsch* Weyerman rechte dien tot stervens toe onthutzelden Bloet- 
"faeuling opj vertrooste hem na syn vermogen, en sprak hem een hart in 't lyf| maar te ver- 
geefs. "Laat ons toch na het woud keeren^ myn vrient'% krochte en steende ayn Medemakker 



9 S 



me 



t een zwakke stem, of wy syn beiden lyveloosj want het is geen rein spel in deeze 



9 3 



3 S 



9 ! 
9 9 



j s Moeien, Nooit zullen de Scheltóze Boeren my verwytenj dat ik het Molenzeil streek voor 
,, een gewè,ant Spook; " antw-" orde hém 0^22. °'^ ^^^ fieren toon, gèvöl^lyk zal ik alhier post 
5 5 houden tot "de komst des hloozênden dageraats"» Den ander had niet veel zin dat besluit? 
doch overheert moet lyden, Laagsch daar aan vertrok dat gespan Avanturiers na het Woud, om 
aan den verlangenden Ecedikant verslag te doen van dien togt, 

JgJ SPA-Ggj^ p. .yeyexmaji deet een beknopt verhaal van zyn wedervaaren aan de Heer Sandvoortp 
4l3y ondërwyi dat ayn Spitsgenootp dien hy alvoorens had gesleept na het huis van zyn Oom 
by wien hy was gehuisvest, lei te worstelen met een wakkere koorts*. Den Predikant scheen 
eenigzins ontstelt op het hoeren van dat relaas, en was raogelyk bedacht om een Az'gument 
te vormen uit dat geval tegens Balthazar Lekker^ toen zyn Leerling hem uit dien droom redde 
met deeze woorden. 

Dit geval vervat niets boven natuurlyksj om deeze vermoedelyke gissingen» Ik ge].oof aat 
dees of geene Boer toelegt om aldaar Molenaar te worden, en uit dien hoofde den rol 
speelt van een Boldergeest. Den verloopen Bedienaar van die Molen^ en zyn ¥yf ^rerden 
geslaagen en genepen buitens deurSj en in het duister, zonder den Persoon te zien die 
zulks verricht, ook schynt het een paar bloode menschen. Nu is myn gevoelen, dat dien 
eigen Snoeshaan, die al dat spel maakt, zich op den voorleeden nacht heeft verstout om 
ons te vemestelen, en zich ten dien einde met een beddelaken vermomt, misschien dat hy 
dacht het geen werk te zullen zyn, om een paar Dorpsstudenten te doen verkassen, met de 
knyf in de vuist» Maar zich ziende bedroegen in zyn meeningj heeft hy zich bedient van 
V, myn val, en is langs het zoldervenster ontsnapt. Ook schynt my zulks te meer waarschyn- 
,5 lyk, dewyl ik verhaaste stappen heb gehoort, en namaals het venster open gevonden"^ 
Den Predikant viel over in het gevoelen van zyn Leerling, dien hy vroeg, of hy noch wel een 
tweeden nagt wilde overbrengen in dien Molen. Waar op den ander antwoorde van ja, en den 
Dominé zei, hem te zullen, verzeilen in stee van zyn, kxanken Medemaat^ Ook gingen zy der^ 
waards, op den helderen dag^ doorzogten den Molen naauwkeuriglyk? slooten daar op het 
416] zoldervenster en de deur^ bleven opzitten tot den dageraat? en vertrokken zonder iets 
te hcVbben gehoort of gezien, dat na eenig Spook geleek, 

Vyf of zes dagen dacr na, vernachte Weyerman in die Molen voor de derdemaal, vergezelschapt 
met den Zoon van den Predikant van Schipluy, ^en met Meester Fols den Chirurgyn van dat D^rp, 
zonder het minste Spook te vernoemen. Korts daar op v/iert een oolyke Beksnyder begiftigt 
met dien Molen, het welk het vermoeden vermeerderde j dat die baaijevanger al dat spel had 
bestooken, 

Dew-yl ons papiere tafereel min is opgespannen voor een relaas van Letteroeffeningen, als wel, 
tot Konstverhaalen, zal ik onzen Konstschilder niet verzeilen op de Hoogeschoolen tot 
Utrecht, niettegenstaande hy zich aldaar heeft bevestigt in den Godsdienst, in de Genees- 
kitnde, in de Taaien, en in meer andere loflyke Studiën behoorende tot de goede letteren» 
Den Leezer genoege zich te weeten, dat hy de Schilderkonst van Bloemen, Pruiten, Dieren« 
Vogels, en kruipende Diertjes, genoegzaam leerde zonder onderwys? want alhoewel hy eenigen 
tyd schilderde onder het opzigt van Siinon Hardimé, vermag hy te zeggen, dat het leeven zyn 
ivonst meer heeft bevoordeelt, als wel deszelfs lessen. 

Op het jaar duizent zeven hondert en negen stak Jgk o^^C ampo Weyerman over na Londen, alwaar 
hy zich eenige tyd heeft onthouden. In die Hoofdstad van Engeland schilderde hy veele ^p^oote 
stukken, in den beginne, en in het vervolg kleine Kabinetstukken, welke Konsttafereelen 
noch werden gevonden in de Paleizen van Lords, en in de Huizen van voornaame Koopluiden,> 
Onder meer konststuMcen, ver9ierde hy twee tamelyk groote Spiegels met Bloemen, l"^iiten en 
417] Vlindertjes, voor Anna Stuart, Koninginne van Groot Brittan je, ter waarde van. twee 
duizend vier Honderd Guldens. Dat paar Konstspiegels wierd ten Hove gehaalt op een staatelyk:- 
v/yze, verzelt by den Konstenaar, die zich verbeelde een Afgezant te ayn by die gelegentheid^ 
om^ aan Haaxe Majesteit van Groot Brittanje de geschenken aan te bieden van zyn Moogendheid. 
Die Spiegels aanbood hy in Persoon aan de Koningin, welke genadiglyk wierden aanvaart, 
hooglyk gepreezen by die B:inses, en den Konstenaar genoot zyn betaaling in tyd en wylen. 
Hier ter stee zal den Schryver van deeze Bladen, de Konst schilders een voorschrift neêr^ 
stellen, op wat wyze zy zich zullen hebben te gedragen omtrent wanbetaalende Groeten, tot 
het erlangen van de verschuldigde kontanten wegens geleverde Konstschilderyeno 

Jakob Cajnpo Weyerman had op een tyd twee kabinetstiiklcen geschildert voor den Hartog van 
^ 3E Si , een Lord al emmers zo berucht vjegens een prompte Wanbetaaling, als vermaart door 
zyn groote geest, dapperheid, zachtmoedigheid, en andere Adelyke hoedanigheden, Hy stelde 



33 

die stukken in handen van een Kruyer, om deaélve te draaien ió-t aan het Paleis van dien 
Hartogs en verbelde die in Persoon, Gevalliglyk ontmoete hy den Heer Peters "by den weg^ 
een Konstschilder en %jn boezem vrient, die hem vroeg, werwaards die tafereelen wierden 
gevoert. Zo dra was den naam des Kartogs niet genoemtj of den Goedeman sloeg de handen in 
malkaar en schreeuwde in zyn Antwerps axtent "bai God, C amp o 9 jeerste liever in het woter^ 
j,, dan zeide noch woorze blaiven, want dyen Hartog betoolt Vrienden noch vaianden"* C^ijjo 
zei hem stemmiglyk, dat den kloot eens zynde uitgeschooten den schieter zich behoort te 
4I8J getroosten aan een linksche of rechtsche kans« 

Bat paar stukken wiert overgegeeven aan een gespan lakeyen^ en gebragt in de slaapkamer 
des Hartogs, onderwyl den ongeduurige Konstschilder na den uytslag stont te wachten. met 
een pynlyk hart, ten laatste kwam *er een volgdienaar> die hem zachtjes inluysterde, dat 
Milord Duke ten hoogste scheen voldaan over de Schilderyen en hem eerstdaagsch de behoor- 
lyke betaaling zou. bezorgen. Dat was gezegt dat de betaaling zou geschieden in het onbekent 
Zuydlantj doch dat die luchtstreekt alvoorens moest werden ontdekte Op dat bescheid stak 
den Konstenaar de Hand in de beurs en schonk dien lakey een Engelsche halve kroon zynde 
een Daalder van onze Munt, met verzoek, dat hy den Kamer dienaar wilde Boodschappen hoe den 
Schilder ernstiglyk verzogt om den Hartog te moogen opwachten voor een oogenblik» Den 
ÏCaamerdienaar die gemeenzaamlyk was bekent met Campo 9 voldoet aan dat verzoek, wa.ar na hem 
wierd gelast van in *s Hertogs slaapvertrek te komen,. 

5j Milord Buke, sprak den BloemsGhilder;, na den Hertog beleefdelyk te hebben Goemorgen 
j,, gewenschtj het is my leed dat uw Genade zo veel haast heeft gemaakt met dat paar Kabi- 
j5 netstuklcen het geen my heeft verhindert van 'er noch een zeker iets by te voegen dat 'er 
jj aan ontbreekt". Kaar dat spel wiert gestuits Den ÏÏoofsche struis stoof niet af op die 
qualsterbyenj en zeer zelden werden oude Vogels verschalkt langs boekwyte doppen, Den Hertog 
antwoordej te zyn vergenoegt met die Konststukken en gevolglyk zouden die verblyven in 
statu__guo, Den Konstschilder hield voet by stekj al hoewel hy had gemist in dien eersten 
4T9Jscheutj alzo hem v/as bekentj dat Batavia niet is te bezeilen met een enkelt ty, maar 
de vaart meermaal moet werden hervat j voor men den hoek van de Kaap kan te bovenl<:omeno Hy 
spande derhalven een ander web op het getouw zyns geests, en vroeg aan Milord Dukoj of het 
hem \'ry stont een vry woord te moogen spreeken. Dit verzoek zynde begenadigt met een fiat 
begon hy al voorens te meesmuylen en vervolgens te spreeken, 

3P Milord Duke, sprak hy, het leeven eens Konstschilders is onderhevig aan noch meerder 
jj beurt verwisselingen, als alle Nasos gestalts verwisselingenj heden is hy zo vry en bly 
j',_ als oeh'klinnende leeuwerk;- en morgen zo bedroeft en oversnoeft als een Ger-maansche 
,5' Baron, die uit de Kolveniers Doelen werd overgevoert na de Stadhuys gyzelingg ook ben ili 
,, noch meer beducht voor dat laatste lot, als ooit sint dunstans duivel schrikte ^ :)oy: den 
,, wyv/aters bak. Althans is myn woonplaats gebloqueert by een heir van schuldeyschersp een 
3, vee zo onverbiddelyk als het noodlot, by aldien nu dien muytenden troep niet wert ver- 
,5, zoent door de tusschenkomst van eenige Guinees, zal ik werden geleid van Duinkerken ten 
,, Haaring uyt het Strand na (" ) Ludgate ofte na de Fleet",. den Hartog meesmuilde een poos, 
en zey vervolgens, dat hy een vertoog moest Koopen over de zuynigheit, en die redenvoering 
bestudeeren by dag en by nacht, "mxb niets heeft om te bespaaren Milord, beleyd de atiynig- 
p, heit vruchteloosj weerspralc den vrolyke Konstschilder, ten welken eynde myn winst ii? 
j, vieren wert verdeelt, Sen gedeelte is bestemt voor rayne tafel en kleedy, het tweede 
420] ,5 geschikt tot een onthaal der britsche juffers^ en het overige gedeelte wert ver-" 
,5 smolten in het schouwburg, {" ) Merrimans teerlingen, en de Kcansche speelkaai't met een 
p, woord, ik volg de levenswyze van een volmaakt Britsch Edelman" o 

Den Hartog viel hartiglyk te lagchen over dat partaadgie traktaat, en zei vervolgens in 
die vrolyke luim tegens zyn Kamerdienaar, "George zegt tegens den Sekretaris dat hy Mr« 
3, Go mpo betaale zonder eenig uitstel, alzo deszelfs Britsche levenswyze geen borg kan 
3 9 veelen". 

Langs die quinkslag bekwam den Schilder zyn betaaling? doch of juist de Schuldeisschers 
uit die kontanten wierden betaalt, kennen wy den Leeaer niet toezeggen, 

Niettegenstaande die Britsche levenswyze, omarmde onze Konstschilder korts daa^rna de her- 
vorming van zeden, en hy waai'e waarschynlyk gelukkig geweest, indien hy daar in had blyven 
volharden, Hy was die hervorming verschuldigt aan zyn vyanden, welke quanten op alle hoeken 
en markten onophoudelyk bazuinden, dat hy dat handje nooit zou uithouden? te meer, devjjl 
hy een douzyn uuren zat te drinken in een Wynhuis, tegens een uur dat hy zyn konst behar- 
tigde in het schildervertrek, In den beginne stoorde hy zich grootelyks over die aarmierkingen 
ao strydende tegens zyn geneigdheden? en hy bediende zich by ^■/ylen van dogen en stok om dat 

( ') Twee civile Gevangenissen in Londen, 

(' ) Merriman, den bevoorrechte Teerlingmaaker in Londen, 



34 

gebas te sussen?, doch te Tergeers. Eindelyk "begon hy te redenkavelen, en hy ondervontj dat 
een tnan van verstant de schimp eens vyants kan verbeteren tot zyn byaonder nut? als hy 
voorbeelto 

421 ] Dan hedreeven Geneesheer pikt somtyds een voortreffelyk tegengift uit de schadelykste 
Plentgev/assen, tot heeling veeier quaalen. De doornstruikenj alhoewel steekelig en onhandel- 
baaa?j echter in een heining gestookenj wert daar door het tamgedierte verhindert van uit 
te spatten ingevaaren.. Op die' wyae^ of vel een vyant in het geheel onaangenaam is aan de 
menrjchelykiieitj eöhter vermag hy te werden hervormt in een heilzaamen Mithridaat by een 
oplettent Man^ en als dan verstrekt hy tot een wacht op onse bedryven, ora niet teverdwaa- 
len br.iten het bestek der bescheidenheito 

=sMenschen leeven is benodigt, ofte om getrouwe vrienden, ofte om gestrenge. vyanden? en 
veelvyds overkomt ons meer heil langs onae vermoede vyanden, als by onss waare vrienden* . 
Want daar een vrient veeltyds gemeene awakheden over 't hoofd ziet, en uit achtingj ooglui- 
king., bloedverwantschap^ ofte eigenbaat^ ons op den tuil houd met zyde woorden, gedraagt 
ziel:., een vyant gantsch verschilliglyk. Een vyant grypt na ieder dwaaling, en werpt zich op 
xot een bespieder van alle onze bedryven, waar langs wy als by een dwingelant weiden om- 
heint met het paalwerk van deugd en voorzichtigheit, en indien wy komen te spatten buiten 
dcr.ielver omtrek, jaagt zyn geesselroe ons ylings in den cirkel der beschöidenheit^ Een 
vjran-l.: verstrekt aan den zot een blaasbalk van gramschap, maar is aan den wysgeer een Schöol- 
moG3tor der deugien<, 

Wy hennen werden bedroegen by onze vrienden, en wy konnen ons zelven bedriegen. Maar geon 
■v:f3z.c kan trouwloos zyn ofte ons om den tuin leiden. Die Quant is ons al te bekent om hem 
te vertrouwen, V/y beschouwen dien vyandelyke IJlis op een zekere tusschenwydte, buiten het 
i^^kj bereik van. ons den ring des bedrogs te konnen boeren door de neus, en in die gestalte 
j...-rom te voeren^ als oen danssende Beers zo dat indien een vrient al eens meer behaagt, een 
■vvan,t zal ons meerder bevoordeelen» 

De'-^e en diergelyke zeedekundige betrachtingen, wierden eerst bevat by de beschouwende 
ksmasj en vervolgens in 't werk gestelt by onzen Konstenaar^ Hy vermyde alle gezelschappen 
zorgvriilüiglyk, Hy schilderde naarstiglyk, Hy hervormde zya keuken en kleerkamer zniniglyk, 
Itj'n l:j overv/on een goubeurs binnen 't Jaar, 

B.-;:isklaps bekroop hem de reislust om geheel Engelant te gaan bezichtigen, ten welken einde 
hy oen te gelyk schoon en sterk paard kogt, bequaaia om zyn persoon te draagen, benevens een 
valies, ■roorzien met een betaamelyk kleed, lynwaat, en andere toebehoortens. Die speelreis 
duurde een geheel jaar, een van de aangenaamste jaaren zyns leevens, te meer dewyl hem niets 
Ijnkg bejeegende, en zyn taalkunde^ geletterdheit, en welleevendlieit, hem den ingang gaaven 
by alJ.G geleerde en konstlievende maiineno Ik vermag den Leezer geen uitgestrekte beschryving 
,jo -.-Ifs geen schets ter neer te stellen, betreffende veele zeldzaaiiiheden by hem gezien 
^edaurende die kax-avane, uit hoofde van ons beknopt bestek. Ik zal dan maar zeggen ter loops 
dat sjn goudbeurs ebde met der tyd? dat hy vervolgens zyn paard in de zak stak? en toen zyn 
re.Lo vervorderde j somtyds op wagens, en by wylen op zyn eigen hoeven. 

Op oen zeekere ochtendstond besloot hy te, verreizen na het Bath, een klein Steedje, niet 
ni.i oüiaamt als Aken v/egens deszelfs heelzaame wateren^ Den wandelende Konstschilder ver- 
4-...\i volgde zyn reis in de grootste gerustheit des waerelts, zo dewyl hy den weg derwaards 
had opgestelt met de potlootspen, als om dat een geldeloos Reiziger zich niet bekoiijmert met 
eoni.ge gevaaren. llj heeft meermaals verhaalt, dat, zynde een liefhebber van gelykenissen, 
hy alle de bouwallige voorvrerpen, zo vaji huizen als van dorre boomen, vergeleek by zyn 
u:..tgeteerde goudbeurs, gevictualieert met het oneven, dat echter het drietal niet kon 
"^;;.-!,tmaakeno 

Na vyf ofte zes Engelsche mylen te hebben afgelegt, zag hy een groote Diergaarde leggen aan 
de reonterhand, en alzo de poort openstont, trat hy 'er in, begeleid door zyn goed gestarnt, 
Hy ^£tpansseerde ontrent een uur in dat park, toen hy een klein Kasteel zag leggen aan de 
rech-cerhand, alwaar hy aanschelde om den weg nader te vragen, dog de hofpoort was en bleef 
ge ï5 .1.0 o tc-n o Hy vervolgde dan zyn weg lynrecht, en zag een heerlyk Kasteel opdagen korts daar 
aa:o.,_ en op die noordstar richte hy zyn koers. Langs een grooten boog kwam hy op het plein 
van het Kasteel, en zag een verhoeven puy, waarop eenige Heeren stonden waar onder een uit- 
mxmcQ boven alle de anderen, zo door zyn ryzige ligchaaxns gestalte, als door de Ridderorde 
des Xoussebands? en vlak voor die Puy stont een Koets bespannen met zes Izabelkoleurde 
Paa.'irdenc 

Don Konstschilder groete die Heeren in 't voorbygaan met een grootsche zwier, en wiert her- 
groe'... alzo hy noch rykelyk was genoptj, niet tegenstaande het verval van zyn beurs, Idy nam 
zy.i. weg langs een tweden boog van dat plein, en belande aan een klein Dorp, alwaar hy in een 
ilorborg trat om zich te vervarsschen« Maar pas zynde gezeeten, trat 'er een Lakei in zyn 
ve.jtrek, die hem vroeg uit den naam van den Hartog van B ^ ^ ^, wie hy was, en werwaards hy 
424j syn reis had geschikt? Het antwoort was^ dat wanneer hy de eere mogt hebben van zyn 



35 

Co, c-fe o-:j t: v;r'.ch-';Gi3^: die cT±belc!e vrr,cQ' als ^.an zou wcrdr;n opgclont, 
Eea moïïieht daar op keerde den Lakei te rug, en verzegt den Konstenaar, van te willen komen 
"by den Hartog op het Plein» Reeds was die Lord Duke in de Koets gestapt, weshalve den Schil- 
der het Portael naderde , en die gedaane vraag oploste met dit kort "bescheid, ''Milord Dui^ie, 
5 5 ik ben een.Konstschilder hj "beroep, en wel een der voornaamste in Groot Brittanjes doch 
;g werwaards ik gaa, is my als noch onbekent? ik taal na de Fortuin, en den Hemel gaave dat 
3j ik dezelve mogt ontmoeten aan uw Hof". 

Dit bescheid beviel den Hartog zo wel, dat hy ayn Opperhofmeester deet komen aan de Koets, 
en hem beval dien Heer een kamer aan te wyaon, en plaats te geven aan de tafel van de. Edel- 
lieden, benevens een knegt tot zyn dienst j 

Aan dat Hof hield hy zich een geruime tyd op, en indien zyn wispeltuircige inborst hem niet 
had de weelde wars gemaakt, waare hy waarschynlyk aldaar voor altoos gebleeven» 

Uit die schielyke gestaltverwisseling van een te voet wandelent Konstenaar, in een te pa,ard 
rydent Hovelingp blykt oogschynelyk en handtastelyk het vermogen van de Portuin^ Ik zeg 
derhalve, dat de Lukgodes vele rampen en feilen verhelpt in den Mensch, onherstelbaar by het 
oordeel en de reden. 

De Mensch behoorde zich te gedraagen met zyn Portuin, gelyk als met zyn gezondheit? die te 
genieten wanneer se goed is? geduldiglyk te verdargen wanneer ze quaad is? en zich nooit te 
bedienen veui wanhopende middelen, dan by wanhopende gelegendheden» 

425] Jakob Gampo VJeyerman zei dan het Hof van den Hartog vaar wel, en vertrok na het Bath, 
alwaar hy alles verloor in eene nacht, wat hy overgewonnen en bespaart had geduurende tien 
ofte twaalf maanden. Daar op verliet hy die heilzame wateren, om te zien of hy de kranlite 
van zyn Beurs kon herstellen te Bristol, en het geene hem was gevrybuit by de Speelk£i,art, te 
herwinnen door het konstpenseel. Ook ontmoete hy in die beroemde Zeestad geen klein getal 
konstlievenden, welke zyn Persoon en konst ontfingen met opene'. armen. Onder veele andere 
tafereelen schilderde hy aldaar voor een Kommissaris van de Koninginne Anna vier konststulc-^ 
ken, welke t'zedert zyn verzonden na Londen. Noch een groot stuk gestoffeert met allerhande 
v/ilt, levensgroote , voor een schatryk Land-Edelrnan, op wiens Lusthuis, of liever Paleis 
wegens deszelfs heerlyk gesticht, hy zich somtyds weeken en maanden ging verlustigen met de 
jagt, visschery, en kontrydanssen, 
Onderwyl dat hy zich onthield in Bristol, speelde een voornaam Koopman die Treurrol met zyn 
leven, waar ons de nieuws tyd ingen zo veele voorbeelden jaax'lyks van geven. Ik zal den Leezer 
dat jammerstuk mede deelen, tot een be\^/ys hoe schielyk een Engelsman overhelt tot het bedryf 
van een ohfierstelbaare euveldaad, als wanneer hem de zwarte gal komt te overylen, 

Tegens het aangaan van de Bristolsche Kermis, draaide hy een zyner Flesvrienden op 't steven, 
een v/elgegoed en welgelooft Koopman, die zyn aanspraak poogde te ontglippen, Den Man was 
verbleekt en vervallen, t'zedert den tyd van drie dagen, waarin hy hem niet had gezien, ook 
bemerkte den Schilder uit zyn woorden, dat een doodelyke droefgeestigheit hem geheelyk had 
426] bezeeten» Hy vroeg hem na de oorzaak van die schielyke verandering^ waar op den Koopman 
hem zei, dat hy tegens de Kermis eenige Rekeningen van belang moest betaalen, aan zyn Schuld- 
eisschers, maar de diepte van die Sommen niet kon opzeilen in zyn kas. Hy deet 'er toe,, dat 
hy vry meer, dan die Rekeningen bedroegen, had in te vorderen^ maar dat zyn Schuldenaars hem 
betaalden in slaldcen munt, Den Konstschilder raade hem van het geene hem ontbrak op te zoeken 
in de beurzen zyner vrienden, zynde zyn krediet zo goed als de Londensche Bank, Den Koopman 
weder andwoorde, dat hy zulks vruchteloos had beproeft, dewyl zuchten noch betuigingen, vei-- 
Biogende waaren de porfiersteene gemoederen te kneden der Bristolsche Handelaars, onderwyl dat 
de sterkste sloten h-unner yzere geldlcisten openstoven langs de lonken van een beschilderde 
Toneelpagadeto "Ja wel myn lieve Plesgenoot, spralc den vrolyke Konstenaar, dan moet gy u 
5, werpen 'busschen de armen van den tyd, en gedenken, dat alle waereldsche zaaken, zo schiolyk 
pp vloeien als zy ebben. Veeleer zal ik my smakken tusschen de yskoude bouten des doods, 
.j^ weecsprak den wanhopende Brit, als het naaste middel tot vernietiging van myn smart, en 
5, het beginael van myn rust", 

Den Konstschilder al ommers 20 bedreven in Zeedekunde, als Euklides in de Wiskiinde, verzogt 
dien Koopman ernstiglyk, van een enkelt gespan drielingsflessen m^et hem te willen ontkurken 
in de Valk, by welke gelegendlieit liy hem een kort Sermoen zou geeven over den tyd des doods. 
Dat verzoek zynde ingewilligt, spansseerden zy na dat Wynhuiss vorderden het vertrek van de 
Roos? dronken de eerste fles leeg staansvoets^ proefden de tweede, beide om de aandacht te 
427] scherpen des aanhoorders, en de stem te verklaaren des spreekers? waar na G^;go zyn 
aanspraak ontgon op dezen trant, 

,p Niets is meer vervalscht, niets meer bedrieglyk, als de verachting des doods. Ik zeg, die 
^, verachting voorgewend by de Heidenen uit de natuixclyke reden en standvastigheit, zonder de 
hoop op een beter leeven. Groot is het verschil tusschen te Sterven met snorkery en met 
opzetp en tusschen de verachting des Doods, Het eerste is veelvoudig, maar het tweede 
nooit wezendlyk noch oprecht? en echter hebben de Wysgeeren H:emel en Aarde bewogen op dat 
onderwerp, om den Mensch te overreden dat 'er geen quaad is vervat in de Dood? en min 



3 ï 



ï 9 
! 9 



3é 

,, aannierkelykerMaimenj, zo wel als Helden, hebben ons veele uitmuntende Voorbeelden versorgc 
, 5 tot bekrachtiging van dat gevoelen. 

,, Mettemin trek ik in twyfel of ooit eenig nadenlcent Mensch zulks stemde? Ja wat mear isj 
,5 de moeite welke zy namen om anderen en hen aelven te overtuigen^ betoont duidelyk, dat 
j5 'er niets zo ongemaklyk was als een onderneming van die Ha tuur o Den Mensch vermag reden 
3, te hebben tegens de begeerte om langer te leven, maar heeft nooit eene dringreden tot 
,j de verachting des Doods. Zelfs die geenen, welke geweldige handen hebben gelegt op hen- 
j, zelvenj beschouwden nooit dat bedryf als een onaanmerkelyke zaak, maar eisden daar 
5j tegens, en verschooven het meermaals voor zy bestendig waren in dat besluit. 

p , De ongelykheid van moed, zo aanmerkelyk in een byster groot getal van Menscheng is 
SS alleenlyk gegrond op den verscheiden indruk des Doods, die kragtiger werkt op hun ver- 
,, beelding, by zommige geleegentheden, als wel op andere tyden» Daar zy het veeltyds vrezen^ 
428] ,, na 'er nader kennis mede te hebben gemaakt. Indien den Mensch ontzegt zich zelven 
te willen overtuigen, dat.de Dood niet is het grootste aller quaden, behoort hy dat Spook 
niet te zien in het aangezigt, noch alle deszelfs verschrikkelyke omstandigheden te over-- 
wegen. De i-^yste en de stoutste Mannen, bedienen zich van de glimpigste en eerlykste voor- 
,, wendzels, om het hoofd af te wenden van die Vorst der verschrikkingen. Een iegelyk, die 
,, innerlyk is bekend met de Doodj bevind het te zyn een vervaarlyk Voorwerp, De standva.s- 
, , tigheid der Wysgeeren, was niet anders als de noodzakelykheid van het Sterven; zy dachten 
,j wanneer 'er geen hulpmiddel op was om dien dans te ontspringen, zulks moest geschieden 
,5 bevalliglyk. Als ook, dewyl zy buiten staat waren eeuwiglyk te konnen leven, wilden zy 
, 9 niets nalaten tot het vereeuwigen hunner namen» 

,p Maar laat ons de zaak eens beschouwen langs den gladsten ka^t, laten wy ons vergenoegen 
j i, met niet alles te zeggen wat wy denken, en meer verhoopen van een gelukkige vaststeiling,- 
,, als alle de zwakke redeneeringen, welke ons verschalken, dat wy de Dood konnen naderen 
,, zonder de geringste aandoening des Gemoeds, De glorie van, treffelyk te Sterven, de hoop 
5, van te werden bejanimert na wy zyn verscheiden, de begeerten van een goeden naam na te 
,, laten, de verzekering van te zullen zyn vrygestelt uit de elenden van het tegenwoordig 
j, Leven, en van niet langer af te hangen van een wispeltuurige en eigenzinnige Fortuin? 
429] 5, zyn hulpmiddelen die niet geheel te verwerpen zyn. Doch zy baten niets meer om ons 
,, een hart onder den riem te steken, als een slegte Heg in een gevecht den moed der So]'-i=i+'^^ 
5, versterkt in het optrelcken tegens den Vyand, die Vuur geeft | het schynt een goede schuil- 
,, pla.ats op een tusschenwydte, maar een schraale beschutting van naby beschouwt. Te 
,j vergeefs vleit zich den Mensch, dat de Dood het zelve zal zyn van naby, als hy zich 
,5 verheelt van verre; en dat zyn redeneeringen, innerlyk de zwakheid zelve, zo hard van 
5, aardt zullen zyn om proef te houden, en niet te buigen voor het gestrengste aller beproe- 
5, vingen. Daar en boven betoont het, dat wy na^ar luttel zyn bekend met de eigen Liefde. 
5 p als wy ons verbeelden, dat die ons zal van eenig nut zyn omtrent het staaren op dat ding 
,, als een kleinigheid, het welk onvermydelyk deszelfs ondergang moet veroorzaken; en de 
, , reden, waar van wy zo veele onderstanden verwachten, is dan te zwak om ons te overreeden 
, , omtrent de waarheid van geene wy wenschen* 

,, Ja, myn dierbaare VriendJ zelfs de reden verraad ons gemeenlyk by deze gelegentheid, en 
,, in stee van ons aan te moedigen tot een verachting des Doods, geeft zy ons een meer 
,, levendige vertooning van deszelfs verschrikkingen en yslykheido Alles wat zy kan doen ten 
3, onzen behoeve, is alleenlyk onze hoofden te wenden na een andere kant, en onze gedachten 
, , en oogen te hechten op andere voorwerpen, Kato en Drutus verkozen Adelyke voorwerpen. 
Doch alhoewel de voorwerpen Adelyk ofte OnMelyk zyn, echter strekt dat alles tot geen 
verschooning aan de Zelf-moord, de vervloekste en verfoeilykste aller Zonden, als dewelke 
430] ,, in een ogenblik het Deeld Gods verbreekt, en de onschatbaare Ziel godlooslyk over-- 
,, geeft tusschen de klauwen des Duivels", 

De vertwyfelde Koopman verzuchte hartiglyk over dat welmeenend vertoog, en betuigde aan den 
Konstschilder van niets te zullen ondernemen tegen zyn Leven, Op die verzekering omarmde 
Campo hem tederlyk^ ontgon een vrolyk diskoers; en bleef met hem zitten praaten tot twaalf 
uuren in den nacht. Maar, helaasi als den Duivel van wanhoop eens heeft post gevat in een 
vergalde Ziel tot vertwyfeling, valt het al immers zo moeilyk hem te verbannen, als de vast- 
gev/ortelde Broederschap van Lojola's Sociëteit. Des Ochtends vroeg wierd dien Koopman 
gevonden in een Veld buiten Bristol, waar hy zig zelven had door den kop geschooten met een 
Pistool, en wierd noch op dien eigen avond, begraven. 

Om ons nu niet te verwyderen van onzen ongestadigen Konstschilder, gelieve den Lezer te 
weten, dat hy Bristol verliet, en vertrok naar Oxford, een der vermaardste Hoogeschoolen ^'■^.r^ 
Groot-Brittan je. Aldaar Studeerde hy vlytiglyk in de Geneeskunde, voornemens om vervolgens 
die Praktyk op te zetten, Eskulaap ter eere, en Bint Lukas tot spyt. Vooral benaarstigde hy 
de Ontleed" en Kxuidkunde, te meer, dewyl zeker Hoogleeraar in de Medecyne, van zyn kennis, 
zich maar alleenlyk bediende van Kruiden, Olie van Dlyven, en gebra^ade Appelen, en echter 
zyn Koets hield op die groene Praktyk, Hy bekreunde zich ook luttel aan de voorschriften der 



9 ? 
i 9 



37 

Güneeslieeren, alzo de ervaxendheid hem raeeönaals had aarigetoont, dat het gros der Doktooren 
h*an Recrges schryven zonder de minste voor-iï of nagedachten. Daar in gelyk aan een beroemd 
Apotheekery die, als 'er deze ofte geene Lyders eenige Geneesmiddelen verzogten voor hiinne 
431] KranktenSj een hoed vol Voorschriften, hy verstandige Geneesmeesters opgestelt, omhut- 
seldej en dan een Briefje beval te treldcen, met deze welmeenende wensch, "den Hemel geeve 
,,, U gGlukr'» 

Maar deze studie bleef weer in het geb3:oken steken; en hy verrysde naar York, een Stad 
voorzien van acht- en*- twintig zo Kerken als Kapellen, en de Hoofdstad van het Haxtogdom van 
dien ÏFaam. Echter troonde hem dat getal der Bedeplaatsen min derwaards, als wel het nieuw 
Gebouw Van den Graaf van Carlile, een van de schoonste Paleizen van Engeland, Hy bood zyn 
Penseel aan by dien Graaf, en wierd aanstonds aanvaart, te meer, alzo hy Milord een Kabinet- 
stuk liet zien, het laatste dat hy had geschildert tot Oxfort, Voor dien Milord schilderde 
hy Yjf groote Bloem- en Fruitstukken, waar van het grootste noch staat voor een Schoorsteen 
in. de Eetzaal van dat Paleis* Daar en boven Penseelde hy eenige Kabinetstuklcen, als ook 
ï.ommige Gediertens, zo Vogels als viervoetige Dieren, alle welke Tafereelen rykelyk wierden 
betaalt* 

Kier vorens is gezegt ter loops, dat Jakob C amp^ JVfeyeman was een Liefhebber van de Jagt, 
sn nu zullen wy *er een klein geval toe doen, hem toen ter tyd bejegent, van inhoud als 
volgt o 

ïJüby het vorens gemelt Paleis, Howard Castle genaamt, stont een groote Berg, beplant met 
Bcn.'^ebomen, 20 hoog als Ceders, en bevolkt met duizende Eekhoorntjes van allerhande kolexir. 
Op -^en tyd dat hy wederkeerde van de Jagt, passeerde hy over dien Berg, en zag by het 
sohynsel van de Maan een Dier zitten loeren tusschen de takken van een Beukeboom, Eluks 
ïïlo:.'£: hy de Snaphaan aan de kop, en gaf vuur, waar op dat Dier van boven neer tuimelde, 
.T.,^^j Y^^^^rminkt aan den achterste poot. Maar hy had zyn prooi wel getroffen, doch niet verwon- 
ron-, Dat Beest schoot den Jaager toe op zyn beurt, scheurde hem een lok uit de parulk, en 
ve:?scheide lappen uit zyn kleed, hoe zeer hy zich ook verdedigde met de kolf van zyn vuur- 
rc' ,;.::, Ook stont dat twee gevegt vry hachgelyk, toen hy dat Dier zulk een hartigen knip gaf 
ö-f'::. het bleef leggen, waar op hy het eenige steeken gaf met zyn hartvanger, Den Graaf van 
G^-rl.ile stont by geval voor de hofpoort van zyn Kasteel, en vroeg den Schilder na zyn 
vu,-^i-%sta Hy toonde dat Dier aan Milord, die het zo dra niet had gezien van naby, of hy 
schreeuwde j "Daannel Meester Cam^, gy hebt veel gewaagt, want zulk een Beest is in staat om 
o:, den stoutsten Man van Engelant den hals te broeken^ het is een Wilde Boschkat"i 

t\'3edert heeft onze Schilder de weerga gezien van dien Britschen ïyger, in den Tour van 
Lculöng zo fel in zyn soort als een Leeuw, en meer dan eens 20 groot als een Kater, van het 
,'^LOotste zoort, 

!■':;:'-. Gampo verliet Jorkshire, en zakte weer af na Londen; kreeg aldaar de poppen in 't 
hoofd? en besloot een togt te doen naar Konstantinopelen. Hy scheepte zich in ten dien einde 
in een Vaartuig, genaamt de Jakoba Galey, wiens koers was gericht op Livorno, Nevens vier 
E.ngelsche Hoeren, betaalde hy tien Guinées voor zyn Passaadgie, waar voor hy had zyn Trans- 
port., de Tafel van den Kapitein, en twee drielings flessen Gravesche Wyn, daagsch, benevens 
Pa:ichp Tabakj en zo voorts. 

Die Reis was vermakelyk in alle deelen, zo wegens het goed gezelschap van die Heeren, welke 
:::ich in 't byzonder rykelyk hadden gevictualiseert met Bourgonje Wyn, Kanarisek en Versnape- 
433] ringen, als ten opzigte van gewenschte Winden, Zy belanden te Livorno, zo vrolyk als 
krekels, en namen hun optrek by een Fransche Kastelein, voor onzen Konstschilder ter quaader 
ivM:er Een Bende van Eransche Chevaliers d' Industrie , een Karavane die herom zwerf de op den 
dagül/kschen tuissel van vervalschte teerlingen en overspeelige speelkaarten, klampten de 
cöjozonnen C^po aan boort<, I^ die Pransch sprak: als een Papegaai, was met dat gezelschap 
vermaakt, Onderscheide flessen Italiaansche \Jjn. wierden opgesnapt voor het avondmaal, waa-rna 
hy ]T!.et die Eransche Kavaliers, en zyn Engelsche ïïeisbroeders, ging aan tafel zitten, met 
een halve snor. Na het avondmaal betrokken de Engelsche Heeren hun nachtrust, maar hy die 
een vogel was zonder vaak bleef overzitten met 2yn Eransch Gezelschap, waarlyk onder een 
xvïj-ipf.poedig gestamt, 

Tvree Eranschen begonnen te Piketten, een Spel waar op onze Schilder al emmers zo zeer was 
verzot-, als een Bengaalsche Aap graagt na een Spinnekop, Zy speelden quansuys om een halve 
V'~n3tiaansche Dukaat, honderd uit, en dat was geen zaak, Hy bemerkte dat zy geen overvliegers 
^raaron in dat Spel, dewyl hy de kaart bekeek aan weerkanten. Een van die Quanten, een Scher- 
mi-a-.cel^ zo hol geoogt en zo ingevallen van kaken, als den geest van een vermoorden Koning in 
e^n Venetiaansch Treurspel, vroeg den Konstenaar, of hy lust had een half dozyn spellen te 
Piketten? en die vraag wiert getopt. Het begin was om een halve Dulcaat het Spel, vervelens 
CM een heele Dukaat^ toen om een Pistool, twee, drie, vier en meer; in 't kort binnen het 
verloop van drie uuren was zyn goudbeurs een'lyk, 

'_ continuatur] 




38 

jACOB 

MEDEDELINGEN VAN DE STICHTING JACOB CAMPO WIIYEEMAN ("Het JCW" 
Herengracht 330-336, Amsterdam 



Nol Sanders ^ 

EEN NAÏVS WEYEEMAN [ll]o 

Onlangs kreeg ik een' werkje in handen van de hand van Lode Baekelmans, geti- 
teld "de Blauw Schuyte" uitgegeven -in Antw.erpen bij "De Sikkel" en in Sant- 
poort bij "CoAoMees en niet gedateel'do Daar ik 'benieuwd was naar de combinatie 
Baekelmans en De Blauwe Schuyt sloeg ik het öpén èn zag tot mijn verbazing ■ ' 
dat het een toneelstuk betrof over Jacob Campo Weyérman» Na de mededeling 
van AoJaHanou. in Het JeCoWo no» 3, mei '1978, po 19-21 heb ik de tekst in de ; ' 
afleveringen van Groot Nederland vergeleken met die' van het boekje» Het blijkt 
dat men voor de tijdschriftafleveringen en het boekje hetzelfde -zetsel heeft ■■ 
gebruikt» Voor zover nodig is nieuwe paginering toegevoegd. Nieuw, is' het ■ 
omslag, de franse titel en de titelpagina „ Titelpagina en omslag zijn aan 
elkaar gelijk* , . 76«06pOS, ' . 



Adèle Nieuweboer 

JCW BIJ DE VERENIGING MET DE. LANGE NAAM o 

De Vereenigingter bevordering van de "belangen des Boekhandels te Amsterdam, 
Nieuwe Prinsengracht" 55-63, heeft in haar bibliotheek de volgende wer-ke-n van 
Jacob Campo Weyerman: 

Den A msterdamschen Hermes , Synde een historisch, poëetisch, en Satyrisch 
verhaal van de zotheden der voorby zynde, der tegenwoordige, en der toekomende 
Eeuw; benevens eenige liefdehs gevallen, staatkundige Coffihuis opmerkingen, 
en Courant-perioden, [» o o], Tè 'Amsterdam, Gedrukt voor den Auteur, en.'zyn te 
bekomen by Hendrik Bosch, Boekverkooper over 't Meisjes Weeshuis, 1722-1723o 
a dlno 4 „ Dl« I VIII+^l6 Pp.; dl„ 2 VIII+4l6 po [titelprent ontbreekt] 

Den Echo des Weerelds , door Jakob. Campo Weyerman; . Ernstig en Vermaakelyk, In 
Onrym en in Rymv [voöj Te Am-sterdam, Gedrukt 'voor den Auteur, en . zyn te beko- 
men by Hendrik Bosch, Boekverkooper over 't Meysjes Weeshuys, I726.-I727» 2 dln. 
^ o- Dl„ 1 VIII+^16 p.; dlo 2 VIII+416 p. 

Het oog in ' t zeil , in vijftig geestige vertoogen, door Jacob Campo :Weyerman<,. 
Geschreeven, geduurende zijne detentie op, de voorpo'orte van. den Hove van . 
Hollands Naar deszelfs eigen -Handschrift gedrukt [vignet] Te Leyden., bij C^. 
van Hoogeveen, jun. en C^Heyligerto MDCCLXXX« VI + 400 p., ' .'■ 



39 

[Vervolg van de autobiografie in IConstsohilders IV, zie no. 4] 

De. FTanschen welke.. rooken dat 'er géén koren meer schuylde in Egipte, 'blpesen- iden- 
aftogty ■ en'litè'n den geldeloozeh [454] Caiapo 'zitten in een maiyken' achterover hellenden 
letmingstoela 

In die peinzende gestalte bleef hy zitten tot de komst van de saffraankoleurde Auroorp 
en in die zelve gestalte wiert hem hy T^jae eerlyke Engelsche Reisgenoten den goeden 
Morgen toegewenscht. Maar 

Wie om geen Nacht te Bedde ging^ 
Hoeft 's Morgens om geen Dag te ryzen. 

Zong eertyds Hiaybert Kornelisz. Poot, den Dichter van Ahtswoudj. en aldus was 't met ■ 
onzen- Schilder gestelt#' Ily was en bleef gesetenj zonder .die vriendelyke Morgehgroet te 
beantwoorden met zyne gewoone;. beleefdheid. Eindelyk vroeg een van die Jfeeren.,' "tïr", CaiopOj 
9j zyt gy ICrank?.B'eenj Mjra Heeri was zyn antwoord^ maar. ik heb van den Nacht geleerd hoe 
,j een Man te moede is, d.ie een Veneetsche Dukaat moet ontleenen aan. een Vriend, voor hy 
,, den Waard durft aanspreken omzyn Ontbyti.Daar op verhaalde hy zyn.^linlïis wedervarenj 
welk- relaas by de Engelschen wierd verzelt met deze zegenwénscha" "Dam the i'rehchrascalsj 
,, Pox the French Dogei" De medelydende Britten deeden Ven 'BokaaïVol, lekkere gau_de 
Barbadey genoegzaam het einde van dQ- laatste, -medegebragte ICelderfles, binnen, "ötaan,- waar 
uit hy zulk. een lot, trok, dat- een.-.Doove maklyk die Schel had .hooren klinkenjt- na" een^ ■ 
tweede trek, ^ . --":..■■ 

Die ïïeeren, welke rykelyk waren voorzien van Kontanten en Kredietbrieven, booden den 
Konstenaar hun Tafel en Vrygeley aan, indien hy htm wilde verzeilen na Hemen, Napels, 
Venetien, en meer andere Italiaansche Steden, Hy bedankte him vriendelyk, en zei [435] 
te zyn gezint van weder te keeren na Londen, met het eerste Schip derwaards bestemto -Ook 
voegde hy 'er by, van noch in staat te zyn om de te rug Reis. te konnèn bekostigen uit- 
zyn overgebleven Ilorlogie en Degen Zyn edelmoedige Reisbroeders geen kans zienden hem te 
overreden, drongen hem twintig Guinées op met kracht en gewelt, niet deze byvoegingj dat 
hy die Voddery kon betalen, of niet betalen, na zyn..welgevallen, = aan den Bankier Mr» Ring, 
woonachtig in de Lombaardstraat te Londen, . ■ 

Dat het Geld Moed maakt, bleek in onzen Schilder, die fluks een besluit nam om die 
Pransche.-.web.des bedrogs te ontspannen - met : den Degen in.de Vuist, Ten. dien einde deet.hy 
den Scheïmsen.'.Kastelein boven komen, aan viien hy vroeg, of die Franschë "Kanaille's by der 
hand v/aren?.,.Die Guit ■an:bwoorde stemmiglyk, dat zy, al vroegtyds waren Verreist na Civita 
Vecchia, en niet v/ist of zy ooit zouden wederkomen. Uit dat bescheid merkten de Eng-elsche 
Ileeren en _ onze Konstschilder, dat den Kastelein heulde. met die Beurze snyders, weshalve sy 
hem de rekening 'deden opmaken, en zich vertrokken in- een Italiaansch Logement, 

ife een verblyf van drie weeken in die vermaarde Koopstad, scheepte üampo op nieuws in 
een Vaartuig op Londen, en belande aldaar zonder eenig ongeluk. te ontmoeten op zyn te 
rugreis, I-Iy wiert langs zyn konst' .bekent by den Ridder Godgfried' Knëller , waaflyk'een' 
groot Konterf ytselschilderg maar -zo grondgxerig te zelver tyd, dat hy duchte van de twee 
eindens van zyn Servet niet te zullen kennen vaststrikken op het einde van 't Jaar, Een 
groot getaJ Konterfytzels geschildert by ]üieller, Robinson, Kloosterman, en andere [4^6] 
Konstschilders, stoffeerde hy met., Bloemen, i^uiten,- Oranjebomen, Vogels, ■ Dieren, ïïeul- 

pl anten" en diergelyke Gieraden, . welke zo werden gezien geschraapt -in Zwarte "Konst, 

Insgelyks Schilderde hy verschelde Kamerstukken voor Milord Dover, een Heer toen ter tyd 
bejaart, en weleer een Galant van de overschone Hartogin van Klee:fland,. een -der. Hoof d*^ 
Sultaninnen van Karel den Twede, Koning van Grootbrittanje, 

In het hartje van zyn bezigheden kreeg hy op nieuws de Reislust in den Bol, Hy zei, dat 
de altoos vlietende Beeken heilzamer krachten hebben, als de stilstaande Poelen en 
Meeren, Nu scheen hy gezint een togt te ondernemen te land, zeggende, dat een Zeereiziger 
gelyk is aan den Prediker van Ninivé, die wel een groten weg spoede ter Zee, doch niets 
van belang hoorde noch zag, zynde besloten in den bulk van een Visch» 

Ingevolge van dat besluit, stak hy over van Londen op Ostende? voer met de Trekschuit op 
Brugg-e in Vlaanderen? zette zich in de Barge op Gent? en van daar op den Postwagen na 
Biu.3sel, Zonder zich op te houden in die gemelde plaatsen, zo hevig was zyn zucht na 
ParySe Maar in stee van den Postwagen te neemen op Parys, vertrok hy met de Barge van 
Br-ussel op Antwerpen, en van daar met den Postwagen op Breda, van waar hy belande tot 
j'imsterdam aan het Y, geldig, vrolyk, frisch en bly. Alhoewel nu de ondervinding den 
Konstschilder had geleert, dat het niet minder gevaarlyk is te logeeren in een Eransche 
Herberg, als het is te woonen te Konstantinopolen in het hevigste van de pest nam hy 
echter zyn optrek in een Gaskons logement, ïfear alhoewel hy aldaar verschelde ïf^ansche 



^0 

Bpoke zag "bolderen met de gekoleturde Speelkaarten j en- gemerkte Doodsteendersj narj hy 
echter geen deel in deraelver [437] Torlies noola^wirisU, Gelukkig waare die vóóraigtigheit 
hem altoos ■bygebleven, 

In stee van het Konstpenseel op te vatten in die V/aereldstadj gezegent met Konstlievenden 
en met Kontanten, kogt hy een Paard op een stel en sprong. Ku lei' Duitschland "by hem aan 
de beurt, en hy besloot ayn reis te nemen na IKnseldorp,.' en van daar op Keulen, vervolgens 
lynregt te trekken op Rt?PJikfoort door het Westerwalt,.ïïet scheint dat den Reisgrage Carnpo 
WeyeiTQan geen Driekoningen Paspoort had genomen te Keulen, welke ïïeilige Reisbriefjes zo 
onfeilbaar zyn tegens allerhande Reisgevaren, gelyk als de cedeltjes vaii Sinte Apollonia 
onfeilbaar zyn tegens alle verouderde Kies» of Tandpynen. 

Den Lêezer gelieve alhier zyn aandacht te verleenen aan de navolgende Treucreisj nochtans 
m.e;t een vrolyke omschryvinge opgeheldert, om daar langs de leeslust op den tuil te houden. 

Op een Idasteluine Ochtendstönd, dat is, het Regende en de Zon scheen, genaamt Kermis in 
de Hel, vertrok hy uit Dasseldorp na Keulen^ Hu v/as 'er een Verdrag gemaakt tusschen 
Vrankryk en den Keiirvorst van de Palts, dat 'er geene' ICrygstroepén van weerskanten den 
Ryn zouden passeerens maar onze wufte Konstschilder scheen op zulks niet eens bedacht, ja 
-zelfs had hy zich niet gewapent met een Pas, "in Oorlogstyden de hoogste voorzorg eens 
-Reizigers, Onderwege trof hy een Boer aan, en vroeg dien Kinkel ha den naaste weg op 
Keulen, Die Guit antwoorde, dat hy zich moest 'doeh- overzetten aan den anderen kant van den 
lïyn, en dien raad wiert opgevolgt, verzelt door- een Mnks^ geluk, 

■ Reeds zag Jakob Campo^ Weyerman de-. Toorenspitsen van' dié Heilige. Stad opreizen, en hy 
smaakte zo hem [458] "dach't^y"vervroeging den ' 'Honinger Bleikert, toen zyn-Vreugdewyn 
onveraiens verzuurde in Edik van verdriet, Hy verviel in het afryden'van 'een holle weg, 
in handen van een Pransche Party, welke Snoeshaaneh hem ylings de tromp van een overgehaalt 
Snaphaan op de borst stelden, en hem zo schielyk van zyn ros tilden, ■ dat' geen Dorpswaards 
zo ras een Tinnenpot kon hebben onthaakt van 2yn Kannebort. Den Bevelhebber beval aanstonds 
den bodem te polsen van zyn Binnebeurs, waar uit het groen netje vol Goudvinken zynde 
geligt, en hem ter hand gestelt, keek hy wars af vaji die klucht. Geen a?roep ï^ansche Kamer- 
diens.ars, alhoewel voor de handigste bekent in dat beroep, zouden binnen zulk een kort 
bestek geen Heer de Broek uittrekken, als den Konstschilder geheelyk wiert- ontkleed, die 
zich bevont als in een ogenblik welgedost, en naakt. Den Partizan, die tót dus ■verre had 
door de vinger gezienp speelde toen voor Samaritaah, en beval dat men hemaou geven een 
Kamisool, een Broek, Koussen en Schoenen, benevens een Muts? van een Rok of Lynwaat wiert 
niet eens gerept. Het ongeluk wilde, dat de Eigenaars van zyn Meubilen kleine Krengen 
waren, zo dat het Kamisool hem pas reilcte tot den broekband, ■ en de Broek halverwege de 
deyen kv/aiü? met de- Koussen was het niet veel beter gestelt? maar de Schoenen v/aren tamelyk, 
en, de Mats- sloot hem om het Hooft als- een, Tulbant op een. Gans. ' ' 

Korts daar- na vielen 'er noch twee Arme Voerluiden in die knip, tot zyn geluk. Ik zeg 
tot zyn geluk, want den Partlsan beval aan den langste, om zyn Kamisool en Broek te ver- 
2?uilen met den Konstenaar, en toen was:: hy iets beter gesnaart, Tegens het vallen van den 
nacht brak dat Heir op, waars-chyhlyli; , om het Wint er quar tier [439] te gaan betrekken; waar 
op den, Gevangen besloot hét te ^ laten 'aflopen op een Duivelsdootje, gelyk -als men zegt, 
Hy was geplaatst tusschen een paar Kaerels, dewelken hy verzogt van halte ■ te houden voor 
een poos, tot verligtenis van de natuur'. Die Quanten bewilligden dat verzoék| waar op 
G^T£0 quansuis neerhukte, onderwyl dat zy eenige schreeden voortgingen, en die koten wier- 
den gezogt, Pluks sprong- den gevangen op, en zynde zo snel als een Achilles ter been, 
stoof hy voort als -een rukwind, en ging veldwaards stryken. De-Pranschen sloegen ylings 
het Snaphaan aan deh-kop, en gaven vuur? doch ieder scheut is geen Sndvogel, en mis was 
nooit' raak, ,■■-'■ 

Den ontsnapte Kónstenaar liet onderwyl het gras niet wassen onder zyn hielen, die sprong 
over sloten en heggen, en snorde voort als een Parthische Schigt. Ten laatste wiert hy zo 
moede en mat, dat hy' het niet langer kon op de been houden, des hy neder viel, en ongevoe- 
liglyk in slaap geraakte, welke rust hem niet' al te wel bekwam, Tegens den dageraat ont- 
waaLcte hy, doch zo verstyft wegens de koude, dat hy zich niet kon bewegen in den begimie, 
zynde zyn bloed meerderdeels gestolt in de'adérs^ Allengs begon hy te laruipon op handen 
en voeten, tot bevordering van den omloop des "bloeds, In 't kort hy geraakte weer aan den 
gang, en zag Keulen vlak voor zich leggen, derwaards hy stapte met Reuzen schreden. 

De Stads. Poorten van Keulen waaren noch gesloten, weshalve hy verzogt aan den Schildwagt 
van een buiten Kortegaarde, om zich een luttel te verwarmen in dat Wachthuis, zynde het 
in 't laatste van de Sprokkelmaand? welk request hem- wiert ontzegt, Den Luitenant van de 
V/acht kwam voor den dag, en vroeg den [440]' halfverkleumden Konstschilder na zyn verlang? 
Den ander antwoorde, dat hy was een Patzoenlyk fen, en hem zyn ongelukkig geval zou vertel- 
len voor het vuiir* Den Officier liet hem inkomen, aan wien hy met korte woorden verslag 
deet van zyn avontuur, Dees gaf hem daar op een glas met Keulsche Wagholder en een Pyp 
Tabalc, waarna hy hem vroeg, wat hy dagt te doen in Keulen? Het bescheid was te schryven 



^0 

Spoke zag bolderen met de gekoleixcde Speelkaarten, en gemerkte Doodsbeendersg nan! Irj 
echter geen deel in derzelver [43?] Verlies aoGh^winsU Gelukkig waare die vóórzigtigheit 
hem altoos bygebleven. 

In stee van het Konstpenseel op te vatten in die Waereldstadp gezegent met Konstlievenden 
en met Kontanten, kogt hy een Paard op een stel en. sprong. .Nu lei Duitschland by hem aan 
de be-urtj en hy besloot zyn reis te nemen na Du"=seldórpj en van daar op Keulen, vervolgens 
lynregt te trekken op .Rcpjikf oort door het Wésterwalt, Het scheint dat den ,B.e is grage Caiapo 
¥gJQ^2g^. geen Driekoningen Paspoort had genomen te Keulen, welke Heilige Reisbrief jes zo ^ 
onfeilbaar zyn tegens allerhande Reisgevaren, gelyk als de cedeltjes vaii Sinte Apollonia 
onfeilbaar zyn tegens alle verouderde Kies- of Tandpynen» 

Den Leezer gelieve alhier zyn aandacht te verleenen aan de navolgende Treurreis; nochtans 
met een vrolyke omschryvinge opgeheldert, om daar langs de. leeslust op den -buil te houden. 

Op een I%steluine Ochtendstond, ^dat is, het Regende en: de Zón scheen, genaaint Kermis in 
de ïïel, vertrok hy uit Dusseldorp na Keulen» Nu v/as 'er -een. Verdrag gemaakt tusschen 
"Vrankryk en den Keurvorst -van de PsJts, dat 'er geene ICrygs troepen van ..weerskanten den 
Ryn zouden' passeerens .maar onze wufte Kunstschilder scheen' op.' zulks niet eens bedacht, ja 
zelfs had-hy zich niét ■ gewapent mét .een Pas, in Oorlógstyden dê hoogste voorzorg eens 
Reizigersr Onderwege trof hy een Boer aan, en vroeg dien Kinkel na den naaste weg op 
Keulen. Die Guit antwoorde, dat hy zich moest doen overzetten aan den anderen kant van den 
Ryn, en dien M'aad wiert opgevolgt, verzelt door een links geluk. .... 
■ Reeds zag Jakob Campo Woyerman devToorenspitsen van die .Heilige Stad opreizen, en hy 
smaakte zo hem [436J dacht by vervroeging den Honinger Bleikert, toen zyn Yreugdewyn 
onverzions verzuurde in Edik van verdriet, ïly veiviel in het afryd^n van een holle weg, 
in handen van een Fransche .farty, welke Snoeshaanen hem ylings de tromp van een overgehaalt 
Snaphaan -.op de borst stelden, en hem zo schielyk van- zyn ros tilden,, dat geen Dorpswaards 
zo ras een Tinnenpot kon hebben onthaakt van zyn Kani:iebort. Den Bevelhebber beval aanstonds 
den bodem, te polsen van zyn Binnebeurs, waar uit het groen netje vol Goudvinken zynde 
geligt, en hem ter hand gestelt, keek hy wars af van die klucht. Geen Troep J^ansche Kamer- 
diêna.ars, alhoewel voor de handigste bekent in dat beroep, zouden binnen zulk een.: kort 
bestek geen Heer (Je Broek uittrekÉcen, als den Konstschilder geheelyk wiert ontkleed, die 
zich bevont als in een ogenblik welgedost, en naakt. Den Partizan, die tot dus. verre had 
door de vinger gezien^ speelde toen voor Samaritaan, en beval dat men hem zou geven een 
Kamisool, een Broek, Koussen en Schoenen, benevens een Muts? van een Rok of Lynwaat wiert 
niet eens gerept. Het ongeluk wilde, dat de Eigenaars van zyn Meubilen kleine- Krengen 
waren, zo dat het Kaaïisool hem pas reikte tot den broekband, en de Broek halverwege de 
deyen kwam^ met de .Koussen was het niet veel beter gestelt^ maar de Schoenen waren tamelyk, 
en de T'ïuts sloot hem om het Hooft als een;Tulbant op een Gans. ' . 

Korts daar na vielen 'er noch twee Arme Yoerluiden in dié knip,- tot zyn geluk. Ik zeg 
tot zyn geluk, want den Partizan beval aan den langste, om zyn Kamisool en Broek te ver- 
ruilen met den Konstenaar, en toen was hy iets beter gesnaart. Tegens het vallen van den 
nacht brak dat Heir op, waarschynljk om het Winterquartier [439] te gaan betrekkeni waar 
op den Gevangen besloot het te laten aflopen op een Duivelsdootje, gelyk als inen zegt. 
J;ly was geplaatst tusschen een paai* ICaerels, dewelken hy verzegt van' halte te houden voor 
een poos, tot verligtenis van de natuur. Die Quanten bewilligden dat verzoek^ waar op 
Ca^rgo quansuis neerhukte, onderwyl dat zy e enige schreeden voortgingen, en die koten wier- 
den gesogt. Fluks sprong' den gevangen op, en zynde zo snel als een Achilles ter been^ 
stoof hy voort als een rukwind, en ging veldwaards stryken. De Franschen sloegen yl.ings 
het Snaphaan aan den kop, en gaven vuur; doch ieder scheut is geen Endvogel, en mis was 
nooit raalc, 

. Den ontsnapte Konstenaar liet onderwyl het gras niet wassen onder zyn hielen, die sprong 
over sloten en heggen, en snorde voort als een Parthische Schigt, Ten laatste wiert hy zo 
moede en mat^ dat hy het niet langer kon op de been houden, des hy neder viel, en ongevoe- 
liglyk in slaap geraalcte,. welke rust hem niet al te wel bekwam, Tegens den dageraat ont- 
waakte hy, doch zo verstyft wegens de koude, dat hy zich niet kon bewegen in den beginne, 
zynde zyn bloed meerderdeels gestolt in de aders. Allengs begon hy te kruipen op handen 
en voeten, tot bevordering van den omloop des bloeds, In 't kort hy geraakte weer aan den 
gang, en zag Keulen vlak voor zich leggen, derwaards hy stapte met Reuzen schreden. 

De Stads Poorten van Keulen waaren noch gesloten, weshalve hy verzogt aan den Schildwagt 
van een buiten Kortegaarde, om zich een luttel te verwarmen in dat Wachthuis, zynde het 
in 't laatste van de Sprokkelmaandj welk request hem. wiert ontzegt, Den Luitenant van de 
Wacht Icwam. voor den dag, en vroeg den "[440] halfverkleumden. Konstschilder na zyn verlang? 
Den ander antwoorde, dat hy was een Fatzoenlyk Man,' en hem zyn ongelukicig geval zou vertel- 
len voor het vuur, Den Officier liet hem inkomen, aan wien' hy met korte v/oorden verslag 
deet van zyn avontuur, Dees gaf hem daar op een glas Tnet Keulsche Wagholder en een Pyp 
Tabal^, waarna hy hem vroeg, wat hy dagt te doen in Keulen? Het bescheid was te schryven 



42 

Wagcholder, en toen trat den Schilder eens na "buiten» 

Ey had maar eenige ogenblikken staan te kyken.voor de deur van die. ICastelenye, ,toen hy 
een Ry tuig aag naderen, waar op een Heer zat,: gèvolgt by een 'bwéède Kavalier te Paardj die 
een Snaphaan om den hals had hi^ngen aan een leere riem. Dat paar Reizigers nara haar intrek 
in een nabuurig HoeMiuis, een tamelyke Herberg voor het Westerwalt. Hy volgde^ en naderde 
de Berlyn-j en vroeg aan dien Heer dié by -zjn knegt wiert afgetalt, want iiy was gequetst, 
of de ïïeeren ook reisden na Frankfoört? Het bescheid was, "scheer. dich amgalge, dou 
j, Bettelho\md"i Daar op vervoegde hy zig met dezelve vraag. aan den tweeden Kavalierj en 
wiert omtrent met het eigen bescheid afgezet, Den Schilder trat toen in dat huis, eischte 
een stuiver aan brood, benevens een glas bier, en betaalde voorshands, [444] Toen herhaalde 
hy dat eigen vraagpunt aan den V/aard, en bekwam tot antwoort, .veelligt .^ja, -.-eelligt neen^ 
en met die voldoende oplossing keerde ïij te rug na het Hussaars Logement, 

Maar hy bevont op zyn wederkomst dat de bakens deerlyk waaren verstoken byzyn afwezend- 
heit uit het gasteerent vertrek. De fleeren Hussaaren hadden te diep gekeken in het Oud 
B2?uin en in de Wagcholder vocht, zynde de vorige eenstemmigheit met het vrouwe ntimmert 
yeraardt in raazemy, Zy vermaanden de V/yven zo gevoeliglyk, dat de mutsen stoven tegens 
de v;anden, de maanen langs de schouders slingerden, en de kaken uitdeiden als welryzende 
Mennonnisten Poffertjes, De Kinders huilden, gilden en baarden als jonge Weerwolven? de 
Hussaaren vloekten en banden als zo veele vertwyfelde zielen? en den Huiswaard, het V/yf en 
Meid, brulden en loeiden, dat 'er geene Herftdonders by waaren te vergelyken, ^ ■ 

Ik stel het aan de overweging des bescheiden Lezers, hoe onzen Konstschildér moest te. moe 
zyn, gedoemt tot de bywoning van dat Satanas Uitschot der Hel, en dat Uitvaagsel van Sint 
Patriks Vagevuur, ■. -: 

By tyds in de Morgenstond verrees Jakob Oampo Weyerman in stilte, onderwyl dat de verlamde 
Hussaaren noch leiden te snorken als zo veel. everzwynen, en vertrok zich na de Herberg het 
Hoekhuis, Hy besloot te verreizen met die Heeren, en dacht by mannen van opvoeding hoflyker 
onthaalt te zullen werden, als wanneer zy hem hadden hooren spreeken, dan by die Boeren- 
stroopers; maar het tegendeel viel hem te beurt, Den Hoekhuis-Kastelyn, een-, van de valschte 
Schelmen des aardbodems, had die Officieren vergiiftigt langs het gehoor, Hy zwoer op zyn 
deel des Hemels, (dat is hyzwoer by niets [445] dat hem aanging) hoe een beruchte Bosch- 
klopper vermomt in een linnen keel, hem had gevraagt, of die Heeren Officieren ook trokken 
ne. Itcankfoort aan de Main, Gevolglyk, dat zy moesten staat maken,' van te zullen werden 
aangeranst in het Bosch-, en dat hy dien langen Vlegel keurde voor den Spion van dien Troep, 
■de voorbarige Duitschers rukten daar op, de Pistoolen uit hunne holsterkappen, welke wierden 
afgehaalt, en op nieuws geladen met versoh Buskruit, Het Vuurroer. wiert bezwangert met 
dubbelt loot, en de Sabels op èen wetsteen gescherpt.' De Heeren Officieren namen een drie- 
dubbelde dosos Wagcholder' in, op het goed gevolg van den aanstaanden stryd tegens de 
ingebeelde Struikrovers, Den knegt die de Berlyn mende, sloeg een kelk. van den eersten 
rang door, genoegzaam met droge lippen. En den.Konstenaar, die altoos een naauwkeurig 
waarnemer is geweest van stichtelyke voorbeelden, versmolt een paar Batsen in dat eigen 
drinkbaar' vocht? en toen was 's slaa voord als ''t behoort, 

Nu dacht den achter de Berlyn ga,ande Schilder den hoek te hebben bezeilt, toen den Officier 
die te Paard zat hem beval met een straffe stem,^ van voor dat Rytuig te: gaan ter lengte 
van een dozyn schreden, met toezegging, van hem door den kop te zullen schieten,, indien 
'hy maar eenigzins zylings week, Overheert moet gehoorzamen of noch zo onwilliglyk, Hy . 
stapte dan voor dat Rytuig, doch na een halve myl dien moeielyken weg te hebben bewandelt, 
welke half bevrozen en ha? f was ontdooit, hield hy halte, Den Kavalier met het Snaphaan om 
den nek, vroeg hem met de spraakbuis eens rollenden Dondërkloots, na de reden van zyn 
stilsta-an, "Dreigt niet, maar schiet my door den kop| weersprak den onverschrokken Konst- 
,, schilder? alzo ik niet langer [44^] een wegwil> noch kan begaan, die zelfs onbruikbaar 
, 3 is voor een gespan Paarden, Gints is een- Voetweg, vervolgde hy, laat ik die betreden? 
,, En is H, dat ik my poog t'zoek te maken, blaast 'er dan op los, ik ben een Kogel 
,, getroost"] Den Officier bewilligde in dat billyk verzoek, waar op den Schilder op die 
Voetweg stapte, en toen waren alle vronden geheelt. 

Omtrent twee Duitsche Mylen had Campo gegaan over dat Voetpad, toen hy icwam by een kleine 
Bron, op wiens bodem hy een Waterhagedis zag leggen, waar op hy een poos ^stont te kyken, 
Den öésnaphaande Officier reed hem op zy, en vroeg, waar hy na stont te zien? "'Myn Heer, 
5, sprak hy voorbedachtelyk, ik kyk na een Diertje, wiens Haaia ik u beter kan zeggen in 
5, het Grieksch, Latyn, Fransch, Engelscb, Heerduitsch, Spaansch en Italiaansch, als' in 
5, het Hoogduitschi Wat hondert duizent Salïi. ,,,,,J Verstaaje alle die Taaien,' vroeg den 
,5 Officier? Hy antwoorde van ja"i en zei verders, dat de Heeren Officieren hem qualyk 
hadden behandelt, zynde hy een fatzoenlyk Man, die by een Fransche party was. berooft en 
naakt uitgeschud geworden tusschen Dusseldorp en Keulen, Den Keizerlyke Vaandrig reed daar 
op na Berlyn, en zei tegens den gequetsten Luitenant, dat den Schelmschen Hoekhuiswaard 
hen had misleid, zynde den gewaande Spion der Struikroovers een Geleerd en Taalkundig 



^3 

Persoon, Den, Luitenant aanbood zyn Rytuig aan den vermoeiden Kunstenaar, die- zulkq beleef- 
delyk aapnam, welke Officier hem de verdichte Leugens den Waards verhaalde onder het 
Kyden» ■ ' . ■ '.. ■ ^_ _■....'"" 

'■■Teg-ens den Middag hielden zy ha]. te om te spyzen^ en de Paarden te voederen, ook nodigden 
zy hem heuschlyk op het Noenmaal, niet tegenstaande hy zulks Jieer[447]maals ontzei met 

.betuigingen. In 't kort,,, ay onthaalden onzen Kunstenaar vriendelyk en" edelmoediglyk 
geduurende de gantsche r.eis? zynde zy beiden Kavaliers by geboorte en Heeren van 
middelen» 

Daagsch daar aan bleven zy vernachten op een plaats de Glasblazeryen genaamt,, 'en drohfeen 
aldaar als MaaskarperSj inzonderheit den Vaandrig en den vrolyken Schilder, welke laatste 
nu al zyn leed scheen te hebben vergeeten» Den Heer V/aard kwam voor derde in het spel, 
een van de luchthartigste en snapachtigste Knapen van zyn tyd. Onder meer andere vertel- 

-lingen verhaalde hy een zeldzaam geval, gebeurt ten zynen Huize, het welk ik waardig 
schat den Lezer mede te doelen, . ,, ■■■':-, 

3 ï- -Ontrent twee Jaren geleden, zei hy, kwamen 'er drie Poolen aan myn Huis, welke herom 

■:, , zwierven met een danssende Beer. Ik nam die quanten wel in myn gemeene Kamer, maar ik 
js- protesteerde tegens den ruigen dansmeester, want niet tegenstaande dat zy hem verhieven 
, , a,ls den beschaaf sten en welleevendsten Beer van zyn Eeuw, echter' ik verbleef by myn 
,, voorig besluit» Om nu de Poolsche Edelluiden niet geheelyk voor het hoofd te stooten, 
,, aanbood ik myn Stal tot desaelf s Logement, welke aanbieding ten laatste wierd aan- 
5 5 vaart. ¥y bragten den Beer na zyn nachtrust, en gaven hem hét stroobed van een gemest 
j, Kalf ,, dat. in Stal ley,. en des anderendaagsch stont ge:|eelt te .werden. Het Kalf in 
,, tegendeel kreeg de Kachgelkamer tot zyn Slaapstee, welke verplaatzing de .waarheid 
,, bekrachtigde van het bekend spreekwoord, uit liefde zoende den Boer het KalfJ 

5 5 Ben oudste Pool, die dien Beer lief de gelyk eén Vader zyn Kind, verrees by tyds om 
j5 het Bier te verzorgen van Ochtend-kost, Maar hoe verbaast stont [448] die gryze Voogd 

■ ,, te- kyken, ziende zyn viervoetig weeskind, by een dood Lichaam verzelt. Ben Man stak 

,, een Wapenkreet op als een Stormklok,^ ¥y vlogen na 't Stal op dat geschreeuw,, en zagen 
.,., met de grootste verbaasthoid des Weereldsdat den Beer een Manslag had begaan, . en zich 
■, 5 ontnuchterde op dien roof. Ben Boode wierd het Bier ontweldigt, en voor een naaste 
■., , Buurman, gekeurt» Bie guant was door den Stal gebroken om het gemest Kalf te., stoelen, 

3 3 doch ontmoete een feilen Beer, in stee van een .weerloos Bier, Indien Bruin den Beer. 

5 5 waare begaaft geweest met de gift der spraak, gelyk als oudtyds de Bieren in. de kronyk 

■ ,, van Reintje den Vos, had hy ons zekerlyk verhaalt, hoe hy dien Kalver-roover- omarmde, 
5, troutelde en doudeinde, voor hy de moord stak tusschen de parsplanken van zyn klemmende 
5, bouten. By gebrek van, een bericht van die natuur, beslooten wy eenpariglyk, ■ dat den 

5, Bief op die ruige omarming zich zal- hebben verheelt, en niet zonder reden, dat den 
5 5 Duivel hem liefkoosde tusschen zyn klaauv/en, gewoon zyn belyders te betaalen met dat 
5 5 .'zoort . van noodmunt". 

Op diergelyke. Vertellingen onthaalde die Westerwalds-Herbergier zyn Gasten tot diep in 
den lïaoht, zonder nochtans het inschenken en ■ uitdrinken van Heilbronscheroemers te, 
vergeeten, achtörvolgens eere en pligt. 

Ik. denk my te spoeden tot het einde, zegt den Schryver van deze Bladen,, gedachtig aan 
het bekend Spreekwoord, de middelmaat houd staat,. Weet dan Lezer, dat de Officieren en 
onze Zonstschilder Frankfort waren genadert tot op een halve Dagreis, toen een onguur 
Weerp met Hagel en Sneeuw vermengt, hen noodzaakte te treliken-in een Herberg van den 
■eersten rang. [449] Den Hochheimer Wyn wierd zo lekker gekeurt in dat.Waardshuis, dat 
^■^VP besloot alle zyn geleedene zorgen en ongemakken op eenmaal af te .spoelen .in dat 
verq-aikkent vocht, Hy liet dan zyn Reisbroeders hun Nachtrust betrekken,, en bleef over- 
zitten met den Kastelein, een knaap die nooit geen weerzin had betuigt tegens zyn. eigen 
V/yn by Menschen gedenken. Ben uitslag van die klucht draaide hier op uit, dat- den Kohst- 
schilder noch eerder het einde zag van zyn .Beurs, ,als van' zyn lust, zynde zyn kapitaal 
venedert tot op vier overgeblevene Batsen. ' .',■.■ 

's Konstschilders bescheidenheit slaagde op de matigheid van veele Menschen,- Geen klein 
getal van matige Luiden. zou gaarn meer willen eeten, indien het niet wierd afgeschrikt 
door de linksche gevolgen van een t'Iaag overladen met spys en drank, Hy zou zekerlyk dat 
viergesp^m Batsen ook hebben opgesnapt in dien smakelyken Wyn, indien een klein o"^erblyf- 
zel van zuinigheid hem niet had gewaarschouwt, van voor het minst een gering appeltje 
over te houden tegens den nadorst, ' - ' , ■ 

Op den Middag trokken zy in Frankfort, ?yndé by ongeluk een Bededag, en -alle de Huizen 
geslooten. De Officieren vervorderden hun Keis over de Sa:x:enhauzerbrug, den. Luitenant 'na 
Weenen, en den Vaandrig na Praag in Bohe^aen. Na die Heeren hartiglyk,te hebben bedankt 
voor alle genootene beleefdheden, ging hy een ¥ynhuis opzoeken, doch met minder spoed 
als dorst. Hy schelde en klopte, aan onderscheide Herbergen en Wynhuizen, Be deuren wierden 



wel ontslooterij maar zn dra had hy pm geen, glas wyn gevraagtp of bons ging de deur tcp 
toe, gedankt ay.ayn linnen keel en overigen, opschikj overeenkomstig , in alle, deelen 
met de livery van den Windmolen» Geen Mensch als hy- alleen vezmag een.i'bes.chryving; op, te 
stellen van.. ziyn innige ge"b'eden onder dat, draven op ende neer, staande zjm gedult nergens 
voor zyn'.hoofilrA^^^'^ berucht» Eindelyk en ten laatste .begluurde hem -de Fortuin met een 
medelydent oog, Zy /geleide hem aart en in een groote Herberg naby d© Main, en aldaar 
verorberde hy- ayn- vier .Batsen in een byster groote kan rynschewyni na, welke verrichting 
hy een Pyp Tabak ging ,zitten rooken in de grootste gerustheid des Verelds» . 

Den Heer Waard trad in het kachgel^-yertrek^ waarschynlyk na zyn. aandacht te hebben ver- 
richt' in de kerkj en bestreek den Konstenaar met ayti nieuv^sgierige blikken» Voorts sprak 
hy zachtjes met den knegtj die zyn. schouders ophaalde^ waar uit Campo Weyerman beslootj 
dat hy stilz'wygens daar langs antwoorde van hem niet te kennen. Te mets naderde den Kaste- 
lein., en ging ten laatste nevels hem zitten, zonder een enkeld woord te spreken by wyze 
van een stomme beevaart. Maar onverhoeds riep hy op een bot, "die kleedy is, nooit voor u 
jj gemaakt" i Voorts vroeg hy, wie hy was? 

Er op dat vraagpunt wierd het Treurverhaal ontgonnen,^ 
Ook tot het einde, na de waarheid af gesponnen» 

Den Kastelein scheen heel vergenoegt., ao wegens dat verhaal in zich zelf, als over de 
omschrjrving waar. mee die luchthartige Historie-schryver het verzelde, dat hy hem zyn Huis 
en Tafel aanbood, met deze byvoeging, (ter eere van 's Konstschilders bakermat,) "dat hy 
', , noch nóolt by een ""Nederlander het minste Bankrot had geleeden". Op dat kompliment deet 
den Schild.er een tweede kan rynsche wyn binnen staan, benevens een [45l] paar roemerSj en 
ging met dien braven Prankforter Hospes vertrouwelyk zitten pooien, 

Hy sliep dien Nacht zo gerust, als of zyn. Hoofdpeuluw waare geyult geweest met stofgoud, 
in stee van veders, welke rust hy gedeeltelyk zyn goed gewisee, als mee den heerlyken wyn, 
had te danken. Des anderendaagsch schreef hy een V/issel ^te mogen erlangen, te betalen op 
zicht, alzo zyn tegenwoordige omstandigheden geen uitstel konden veelen, In die verv/achting 
teerde hy op kosten van ongelyk, en liet fioolen zorgen. Ook gewiert hem die hoognodige Som 
op zyn tyd, waar' uit hy zich kleede en reede als een Kayalier du bel air; den eerlyken 
Kastelein voldeet, doek en verf bekostigde, en toen zich vlytiglyk zette tot Schilderen, 
. Hy flodderde eenige Bloem- ï^uit en Vogel-stukken, van zyn losse trant, voor zeker Konst- 
verkoper genaamt Roos, die met een Konstkraam zat op de ITranlcfortsche-Mis, en alle die 
Schilderyen verkogt na genoegen. Noch had hy een Kabinetstukje gemaakt 5' waar in hy een 
takje van geele Nieskruid-bloemen tusschen invoegde, de eerstelingen van de Lentemaandj en 
dat stukje aanbood aan den toenmaals regeerende Graaf van Hanau, welke Eyksgraaf zich ' ' 
bevond op de Mis, Die Heer wees op dat takje met Nieskruid-bloemen, en vroeg aan den , ' 
Schilder hoe die waren genaamd, Jakob. Camp o, toenmaals maar matiglyk bedreven in de Hoog- 
duits che-taal, wist dien naam, niet te bedenlcen, waar op den Graaf. hem toeschoot vraagsge- 
wy^ej of hy geen andere Taal sprak? ."Ja Dw Doorlucht, was zyn bescheid, noch zes of zeyeni 
Dat antwoord beviel den Graaf zo wel, dat hy het stulcje kogt, en hem een weergaa aanbe- 
steedO'? maar dat is in de loop gebleven,, . ■ 

Tot 's Lezers verlustiging zal ik hem een yoorstel me[45g]dede?lon, aan onzen Konstschil- 
der gedaan by een Hoogduits.ch Geneesheer onder den bloo"^en ;Hemel, by de onedele gemeente 
getytelt, Quakzalvers ofte Markt-doktooren. 

'Den Heer Busch was den Prins van alle de Quakzalvers op de ]5i'ankfortsche Mis. Hy had het 
grootste CSieater, den schoonsten opschik, de bestgeklede dienaars, benevens een rykelyke 
koets, bespannen met zes paarden. Mevrouw zyn; Gemalin zat te pryken onder haar vrouweïyke 
bedienden, gelyk als de zilvere Maan bralt onder de gestarntens, en zy hield haar fatsoen 
als een begonstigde Sultanin in het Serail van den .Grooten Heer? met een woord, de schulp 
verstrekte tot eere van den Visch, , ■ 

Een schoone jonge Juffrouw genaamt ïïenriette, en getitelt Nicht, van den Heer Operateiir, 
was den Amber die het schielyk vuurvattent liefdestroo des Schilders na zich haalde door 
haar bekoorlykheden, Hy wachte haar op, als- sy uit de Koets trat om het tonneel te beklim- 
men, en in het nederdalen geleide hy haar in dat praal tuig om t'huiswaards te keeren^ 
Ingevolge van tyd bezogt hy die schoone in haar logement, betuigde haar alle achting en 
liefde, en wiert ten laatste ontfangen en aangehoort met wederzydsche betuigingen, ■ 

Op zekere namiddag schelde hy aan hë't logement, van dien ontzachlyken Operateur,, die hem 
de deur opende in persoon, vriendelyk verwelkomde en beleef delyk node,' om met zyn Genade 
een roemer rynsche wyn te, willen neemen in een wel gemeubeleert vertrek, Den verliefde 
Konstschilder liet zich die welkomst gevallen,- en bedankte deswegens den Heer Busch in 
heusche termen» Na dat de klos der overhandsche, komplimenten was afgerolt, aanbood den 
rollende Geneesheer den Schilder een [453].- leuningstoel, luide toen een zilyere tafelschel, 
en beval een paar flessen puiks puik rynsche wyn binnen te brengeno 



Den Heer Busch verwelkomden den' opgetoogen .Jak.o"b' Caapo op nieuws met een paar: bruiid,GclAori;.e 
roemers 5 stelde vervolgens deszelfs gezondheid ing waar .na zy een pyp tabak opstaakerij en 
vriendelyk aanvingen te zamen te praaten* 

Dat paar flessen dunrde ontrent zo lang tusschen den Traktant en den Genoodenj gelyk als 
een geDraaden Spiering aou duuren, tusschen een gespan snoepzieke Katers^ weshalve den 
.Heer Busch dezelve klok trok tot het aanvoeren van nieuwe Hulptroepen» Hy vroeg aan den 
Knegt die twee versche Zinlcnooten binnen brogt, of alles klaar was gelaarst en gespoort? 
Den Knaap antwoorde ja| en hy beval dat het ylings zou verschynen. 

Een ronde tafel verscheen op het moment^ gevictualieert met keurlyke spyzen en versnape- 
r.ingehj' bezorgt by drie Lakeyen, Het midden van den disch bralde met den aanzienlyken kop 
van een wild Zwyn, aan weerskanten versterkt door een koude venesoen pastey, en een warm 
ragout. Dat drietal hoofdschotels was omringeit met onderscheide kleine schotels, belegt 
met- Ossentongen, KavejaaXj Eouloneesche Sausyzen, Olyvenj Makarons, Kraak-amandelen,, 
Spritsen, &c« &c, ^ 

Onze Konstsohilder schiep genoegen in die vertooning, want alhoewel hy geen belyder was 
van EpicuuTj echter aag hy liever dat zyn tafelbort wiert verzorgt van een koud Patrys, 
als met een suikere Boekweite Koek, Met min aangenaam was een tweede intree j bestaande 
in Mevrouw Busch, verzelt by haar Nicht dé schoone Henriette, beiden triomf antelyk opge- 
tooitp-.: op [454], de wyze van de Latjmsche Koningin en haar Dochter Lavinia in EotganSo Die 
Dames :wierden eerbiediglyk ingehaalt, en oeremonieelyk geplaatst 'aan dien disch; waar na 
den gefluweelde Geneesheer een kort gebed sprak, en vervolgens aanving het" gezelschap 
smaalralyk te eeten en te drinken» 

De grootste ^aagte zynde gesust, onder het peazelen van het nagerecht kwam 'er een gelid 
A'-an sessen in de eetzaal aanstuiven, bestaande uit ses Lakeyen des Operateurs, gedost in 
blaauwe kleeders met scharlaken opslaagen, rykelyk belegt met zilverè galonnen, gezament- 
lyk wakkere Muziekanten. Die quanten vervrolykte het gehoor op een verrukkent Concert, 
alle welke wellusten den Konstsohilder zo uittermaate kittelden, dat hy moeite had om 
zyne driften te kennen bekorten. 

Op het klokslag van tien uuren vertrokken de Dames, welk voorbeelt den Schilder dacht na 
te volgen, toen hy_wiert gestuyt by den Traktant. "Alvoorens, lïeer van CampOg heb u iets 
.j5 voordeeligs voor te draagen, (sprak den Operateur) en dan zullen wy scheiden als- lieve 
3, vrienden"*, Op zyn wenk wierden 'er, een paar pints bokaalen uitgedronken, waar na den 
Laliey uit het vertrek trat, en den Heer Busch den Konstenaar aansprak met deeze woorden, 

,, Heer van GampOa beschouwt my niet als een Quakzalver, een Rookverkooper of een Lodder- 
3 3 hans 3 alhoewel ik een Heel- en Geneeskundig tooneel heb opgerecht in de ïtankfoortsche 
,, MiSo Ikj myn Hans Worst, den Onderkortesaan, myn zes gelieveryde Lakeyen, vier kaerels 
5, in Borger. kleedy, benevens een party Dienstmeiden, syn onvermoogende zo veele Balsems, 
,, Elixirs, Wegwaassemende Zouten, Zalven [455J ,®^. ?^^isters te vervaardigen, als 'er by 
sj.my vrerden verzonden, na-alle Hoven des. waerelds, 

5s ïïeenj.myn Heer, ter liefde van het Gemeen, tot behoudenis, tot herstelling van de ■ 
,■, gezondheid myner tydgenooten, en om ïïerkules gewyze de schrikgedrochten aller quaalen 
,, uit te roeijen, prykt den verheven kruyn van myn tooneel in de ï^ankfoortsche Mis,, 
, , Ik zeg de gezondheid) die zegening der ryken) die rykdommen der armen) wie toch kan u 
,, te dier koopen, vooral by den Heer Busch. 

,, Ik ben geen Signeer Serpini, geen Don Balt;hasar de Gamba, noch geen Monsieur Ment- 
,, meillan, een drietal, gelouterde giftmengers, waar van den minste een paar douzyn Inboor- 
,, lingen en ontrent zo -veele' Vreemdelingen, weekelyks slacht, zonder eens zuinig te 
,5 kykeUo Guyten die hun beroep ontgonnen met een paar pond Yeneesbhe Terpentyn, een hand 
,, vol Salsaparilla Spaanders, een peperhuisje met Spiesglas, een Kisteerbuis en een 
,, Ivoore Spuit 8 

5 , Maar ik ben een gebooren Edelman, een Heer van vermogen, een Man van letteren, en een 
,, Letteroefenaar van ervaarenheid. Alle onze Marktdoc toeren hebben myne Elixir gepoogt na 
-.,, te aapen, en ten dien einde afschuuwelyké onkosten gedaan in Ovens, Distilleerketels, 
,5 Smeltkroezen, Retorten, en glaaze Kolven, schielyke en flaauwe vuuren, doch om zunst„ 
,, Te vergeefs poogt dat^ ongelettert ongediert dien weergaloozen Elixir na te speuren, 
,, alzO deszelfs t 'zamenstelling bestaat uit zeven hondert vyf en zestig Kruiden, benevens 
,, menschenvet tot de t 'zamenkleeving, waar van ons den Wel Edele mahhafte en onvertzaagde 
,5 Heer Hans, Rechter met den zwaarde, voorziet, mediantibus illis' . [45^] 

,, Heer van Campo, zo een man ben ik, en zo een man zult gy zyn, indien den aangebooden 
, , hoorn des overvloeds niet by u wert van de hand geweezen, Gy bezit alle de gemoeds en 
,5. lighaams hoedaanigheden welke ons beroep komt. te vereischen. Noch te deezer stond 
5 , aanvaarde ik u tot myn Neef, substituit Operateur, en Erfgenaam van alle myne Kasteelen, 
5, Bosschen, Wey- en Zaai-landen, met een woord, van alle myne roerende en onroerende 
,5, goederen, Gy lieft Mejuffrouw Henriette, uwe liefde wert beantwoort met wederliefde^ 
,5 de rest zy den Phaarheer bevoolen, [ continuatur] 



46 



Barbara Sierman 

X'mmm ym jcv ie- het ga den haag. 



Signatum? 


Ad 27 


Ts 29 
Ad 27 


Xo 22 


Sij 21 


Sij 20 


OP 7^-^ 


Qt 7^-4 
Rn 12 



Lijst van werken van Jacob Campo Weijerman aanwezig in het Gemeentearchief Den Haag, 
Verkorte titel 

Besweering van den desperaten Antwerpsen courantier* Kluchtspel. 
Br-ugge 1705? 17 cm, 80 blz, 
Idenip met sleutel, a<,j.j !Sap, 20 ouij 96 blz. 

Democritus en Heraclitus. Brabantsche voyage, lO-uchtspel, Gentj Zoj* 
17 cmj 104 blz. 

De Doorzigtige heremyt, Den Haag, Van Kessel, I73O, 200 blz. 21 cm, 
ill. 

Historie des Pausdoms, 5e en la,atste deel. Amsterdam 1728, 32 + 
165 + 185 blz. 20 cm. 

Den lO-uyzenaar in een vrolyk humeur, No, 1-29, Utrecht z,j, (1755)? 
20 cm. 240 blz. 

[A*Gordon] De Leevens van den Paus Alexander den VI, en zyn zoon 
Caesar Borgia in 't Engelsoh beschreven door - , I en II, vertaald 
door Jacob Campo Weijerman. Rotterdam, 1751» 17 cm, 404 + 495 P» iH. 
Levensbeschryving Konstschilders I t/m IV, 

Persiaansche Zydewever, Demolcciets en Herakliets, Brabantsche Voya- 
gie, de Hollantsche Zinlykheit, Antwerpsen Courantier, Gehoornde 
Broeders, benevens enige uit het Grieks vertaalde gezangen van Ana- 
kreon voorzien met een sleutel van het gehele werk, z,p,, z,j,, 21 gei„ 
Lb 10 Vreugdegejuigh op dominee Moll. 

De exemplaren zijn door mij niet gezien; opmerkingen over formaat, aantal pagina's e,d, 
zijn van de fiches uit de bibliotheekcatalogus overgenomen. 



André I-Ianou 

EEN PUIK KïUITSTÜK EN AUDERE AAN DE PRULLE^'JAr■3D ONTTROICKEN GEGEVENS, 

ï^anse__school, In zijn autobiografie vermeldt JCV/ slechts dat hij op 15-jarige leeftijd 
op de latijnse school te Breda geplaatst werd (z, Mededelingen p. 50). G,J,Rehm vermeldt 
dit feit in zijn artikel "Jacob Campo Weyerman en zijn familie" (ins Nederlandsche Leeuw 
75 (1958) p, 555-565), dat over JCW's eerste levensperioden handelt (p. 553)j maar heeft 
geen verder onderzoek hiernaar gedaan. 

Misschien echter zijn verdere gegevens te vinden in enig archief via een mededeling die 
JCV/ zelf in zijn Amster dams chen Hermes doet, n,l. in het het nummer van 6 oktober 1722 
van deel lï. In een hoofdstukje "Het School-vei-maak" bespreekt hij n,l, een Monsieur 
Cour^^, Deze is ''een schoolmeester in het derde gelit"^ zijn vader was de conscientiO" 
dwang van Rome en de armoede van Picardie ontsnapt en te Abdera [=Breda] beland. De zoon 
Antony werd stadsschoolmeester. Het eten ds.t hij zijn kostkinderen - deze passage lijkt 
kennis uit ervarir^ te behelzen - verstrekte was allerafgrijse^jkst, 

In ditzelfde hoofdstukje is sprake van Mademoiselle Margo Mar ', een franse school- 
maitres, die jonge juffers van het eerste fatsoen herbergde, en die een fortuin won door 
besparingen op het eten. 

Op p. 259 van ditzelfde deel is JCV/ zelfg nog duidelijker over genoemde franse meesters 
"Die Vives is de eerste Spanjaart niet geweest, die, op de beurs van zyn Gebuur, teerende, 
op 't insÜMcen van de eerste beeten, vriendelyk, bestont te lagchen. Dat wonderwerk 
hoeft Hermes meer dan éénmaal, in zyn eigen persoon geêxperimenteertg toen hy op het 
S;[.^itsbergen van Monsieur Cour t ins fransche kostschool, zo abondant in parei-sop, als 
schaars in kalfsvleesch, moest overwinteren,'* 



Pausd om 1729, In de Amsterdamsche Courant van 15 februari I729 komt de volgende adver- 
tentie voorg "De Intekenaers in het derde en laetste Deel van de Historie des Pausdoms, 
geschreven door Jakop Campo Weyerman, veerden verzegt van hunne Intekeningen, benevens 



47 

het geld Franco over te sendên aen den Authe-ur -voornt», of aeii die Boelcverkopers by 
dewelke sy hebben ingetekeni? zullende met de -uytgave van dit Deel een begin verden 
gemaekt op Donderdag den I7 deezes* N,Bi Dat dit derde Deel is verrykt met een drie- 
voudig Register der drie Deelen," 

Adres 1729. In de Amsterdamsche Courant van I7 februari I729 komt dezelfde advertentie 
voorj, maar met een toevoeging waaruit blijkt dat Weyerman in 1729 nog een ander huis 
bewoonde v6c5r de Lombaertsteegs 

"Den Schryver woont op de Heguliersgcagt, tusschen de Keyzersgragt en de "Vyzelstraetj 
aen de stille zyde," 



Konstsohilders 1729« In de Leydse Courant van 1 juni I729 komt een advertentie voor 
waarin de Kgngt sc hilders voor ƒ I4 te koop worden aangeboden (drie delen)? exemplaren 
op groot papier kostten ƒ 20. 



Ontleedkunde, De la Fontaine, Fartilkena Jtoiphitryon« In het tijdschrift de Doekzael van 
juni 1729 bevindt zich p, 728 de volgende uitgebreide advertenties 
"Amsteldam.. Hier is een Berecht en Voorwaarde uitgekomen, volgens welke Jaoob Campo 
Kë2lS™^ ^y inschryvinge zal uitgeven de Ontleedkunde der Hartstogten; bestaande in een 
aedekundige beschryving van de hedendaagsche deugden en feilen der Hoveng Steden, 
Dorden» Nog de Yertellingjes van Monsieur de la Fontaine, vertaalt en in Nederduitsche 
Vaerzen gebragt. Als van 's gelyken de Gezangen van Anakreon en van Sa^o, vertaelt 
en in Hederduitsche Vaerzen berymt. Verzelt door de Kronyk der Paruiken , behelzende 
een historisch verhaal van derzelver opkomst, 0T^.theitj en gebruik. Benevens het Blyspel 
van Amj^dt^onp of de twe Sosias^ te gelyk met enige ongemene Levensbyzonderheden des 
Schryvers, In vier delen in Octavo, 

Het Werk zal belopen omtrent I30 bladen en gelevert worden voor 5-10"0» Waar van by 
Intekening zal betaalt worden 2 gl, 10 st, en by de aflevering ƒ 3-0-", 

Een soortgelijke advertentie bevindt zich in de .Amsterdamsche Courant van 50 juni 
1729o Is dit geheel eigenlijk wel ooit verschenen? 



^j^onstschilders I729, In de j ui i-aflevering van de Mercure historique et P^itlgi^e. 
l,1729j deel Ijbevindt zich een advertentie voor JCW's Levens der Konstsohilders, 
als verkrijgbaar bij Henri Scheurleer in Den Haag, Evenzo in de augustus-aflevering. 



^Ü^tuk, Gerard Hoet gaf in 1752 uits Catalo^s of Naamltst-lr/an schilderyen met 
d erzelver pryzen I ('s Gravenhage, Fieter~Gerard van Baaien, M,DCC.LII.)| volgens p. 
343 j wa^.r een catalogus wordt gegeven van schilderijen verkocht in Amsterdajïi op 25 
november 1729? werd toen als no^ 2? verkocht "Een Fruytstuk van Campo Weyerman, 
puyk en goet", voor 45 gulden. Zonder belemmerd te -zijn door kennis op dit gebied moet 
ik zeggen dat die prijs vergeleken met de prijzen die andere bekender namen opbrengen 
zeer hoog aandoet. 



Hemebo;;£GW, De biograaf van Hennebo had het niet zo op JCW begrepen, In de Verzamelde 
Dicht-werken van Robert Hennebo (s'Hage, F. v, Os e,a., z,j,) komt in de doorreden ■ " 
na' êen beoordeling van'^irennébo als' beter dan Focquenbroch, de volgende aanval voor " ' ' 

l^rV^ ' ' ' 

"Dit ons oordeel verschilt veel van dat van J, Campo Weijerman, welke in de zogenaÊunde 
Levensbeschrijving van onzen Dichter bladz, 30 dit oordeel van hem geeft. "Het is zeker 
"dat hy veele natuurlyke hoe danighe eden bezat 5 doch zijne aartigheeden met de tong waren 
"wel zo bevallig, als die met de pen. Echter is het ook eene onbetwistlijke waarheid^ 
"dat ROBERTS meeste aartigheeden vrij laag waren van trant, en nimmer konden springen 
"buiten den omtrek van het algemeene Borgerlijk, Sulks blijkt in het Gezang, getijtelt 
"den Lof van den Genever| in de Rouwklacht over het Paard, de Goudvink en de Kanarivogel 



48 

"ran Jaoolj Yeerihuizeng In den Lof van den Boonakker en zo voorts» Het is Waar, dat die 
"nOBERT eenmaal een Heldenzang berijmde j op het neemen van Hai Ben Toli.aakg een Algier- 
"sche Zee-roover, bij den Kapitein Kornelis Schrijver, welk Gezang hij een groot getal 
"Dioht kundige wierdt goed geketirt. Maar de meeste goedkeurders dienen te weetenj dat 
"die RüBERT HENIÏEBO dien Heldenzang schreef onder het opzigt envoorschrift van Jacob 
'\Gampo Weijei^ in deszelfs studeerkamer te Amsterdam"» 

De kwaadaartige en stekelige pen van deeaen Schrijver is te over bekend, dan dat zij 
wederlegd behoeft, en op het doorleezen van dit werkje zal zijn zeggen genoegzaam 
tegengesprooken worden, merkende wij in het voorbijgaan aan, dat de stijl, geest, 
sm.aalc en aartigheeden van lïEiJÏÏEBO, die van Weijeriaanp zo hij iets van deeze gehad heeft, 
oneindig te boven gingen, en dat de eerste dus niet nodig hadt een Helden-zang te 
schrijven onder opzicht en voorschrift van den laatsten, die alles behalven Poëet was. 
Van wat waardij dit Dichtwerk is, weeten niet, uit gebrek van het nooit gezien te 
hebben» 

Deeze "Verzameling is wel klein, doch geestig en buiten tegenspraak te kiezen voor een 
groote en onaartige. 

Dit hadden wij van het werk den Lezer vooraf te berichten, en hebben van deszelfs 
Maaker nog eene korte Levens-schets voor handen, waaruit 's Mans geest en de vermogens 
van zijn vernuft te bespeuren zijn, Miemand geeve acht op de b oven-aangehaalde 
Levensbeschrijving van onzen Dichter, door den lasterenden Weijerman samengeflanstj 
waarin wel waarheden gevonden, maar in het haatelijkst licht gesteld wordenj volgens 
de gewoone wijze van doen bij Wijerman»" 

Ook iets verder (p, ï$) wordt Weijerman een valse voorstelling van zaken - Hennebo 
zou zich op het slagveld uit angst schielijk bij de doden en gekwetsten begeven hebben, 
uit veiligheidsoverwegingen - verweten? "Wij laaten dit verhaal aan zijne plaats, 
geloovende noch Weijerman ^ die hem voor eenen groeten Bloodaart uitmaakt, no«h willende 
hier zynen Heldenmoed verdeedigen," 

In het anonieme werkje De Schim van Robert Hennebo, aan den oordeelkundiger! yerzaamelaax 
van ayne dichtwerken (Te Siïaakenburg, by Fenix SondergaaTjTT^Tj) worden pV 29 de ' 
amsterdamse kroegen genoemd die Hennebo bezocht. Bij één daarvan, de "Bahie" heeft de 
auteur of uitgever een voetnoot geplaatsts 

"Hier waren de Heeren HEMEBO, YïJEI^JHlJIZEN, CAMPO \ffiIEEMAN, J«ABMINIUS, van HOOVEl^T, en 
anderen, zeer gemeen, en byna daaglyksch te saamen," 

Op p» 35 komt ook Campo voor in de groep die de schim van Hennebo vol blijdschap be- 
fp?oet in het hiernamaals s ■; 

" [os o] Als ik wierdt bly ontvangen 

Van ROEMER VISSER, en van schoone TESSELSGHA, 
In 't Zielen-tempedal van dit Arkadia» 
Hier zag ik PDEÏIAARÏ, my al huppelende ontmoeten, 
En CAi^lPO WlfYEEÏIAE my onderdanig groeten, 
Ja de Agrippynsche Zwa^, ook met myn komst te vreên. 
Sloeg zelfs zyn wiekjes bly en vrolyk tegenëen, 
In 't kort al 't zangrig veem van Rymers en van Zingers, 
Ontving my juichende, bloots hoof ds 5 met open vingers j 
Zelfs HÜIBERT VISSER heet my welkom in dit Ryk," 
Kennelijk iets zeldzaams, een onderdanige Gampo, 



Maamloze zonde (vgl. Mededel inleen p. 23-26), In de Amsterdainsche Courant van I7/8/I750 
komt de volgende advertentie voors "Op heeden word uytgegeeven een Vertoog, getijtelt 
Godgeleerde, Zedekundige en Historise Bedenkingen over Proverb, 2Qt vers 15 en 17, niet 
een Nareeden behelsende eenige Regtsgeleerde Aenmerkingen, over de straf der Sodoraieten, 
zynde het vervolg op den Text van Rom, Is vers 27. Dit Boek is te bekomen by den 
Autheux Jacob Gampo Weyermans, en by Gerard Bouman over het Meysjes Weeshuys, en by de 
Boekverkopers in de Nederlandse steden," 



Praatvaar. De auteur van het tijdschrift De Hollandsche Praatvaar spreekt in zijn 
nummer van 7 februari I742 over de "berugte en geleerde Gampo Weyerman, in zyn tyd 
reeds voor een ligt van onze Sociëteit aangezien" (p. 5I), In bedekte termen spreekt 
hij verder over een persoon die in een der nummers van de Klu;yzenaar in een vrolyk 
humeur door Gampo is aangevallen. 



49 



J tel DEL INGEN YM DE STIGHTIHG JAGOB CAMPO 1//EYERI4AW ("Het JCW") no 6 
Herengracht 530~536j Amsterdam 




SLOT VAN DE AÜTOBIOGFJlFIE-^JCW IN DE LEVENS DER KONSTSCHILDERS 
(^ie Mededelingen po JO-JT? 59-45) 

[p« 457] 

Tot hier toe hetben wy dien JacoD Campo Weyerman geschetst als Konstschilder, laaten 
wy hem nu eens ter loops beschouwen als een Schryvera 

Geduurende zyn verblyi" te Breda, schreef den Antwerpsche Meuwsschryver zulke onver- 
geef lyke Kourantenj dat hy de pen opnanij om dien onbesuisden Harmenj was 't doenlykp 
te kittelen in een onbeschaafden styl. Ten dien einde schreef hj een Blyspelj getyteltj 
de bezweering van den desperaaten Antwerpschen Kourantier* Noch pende hy een tweede 
Spelp gedoopt, de Gehoornde Broeders^ of het Yrouwelyk bedrog. En om het drietal op 
te maakenj Demokriets en HeraklietSj Brabandsche VoyagiOj in vyf Bedryven. Dat drietal 
Blyspellen wiert gedrukt te Breda, zonder den naam des Autheurs? een bewys van zjn 
onverschilligheid ontrent schriften van dien aart, 

Den lïeer Lainmert Pain & Vin, een Zoon van den Overste Moses, die tot Alphen wiert ont- 
hoofdj verzegt onzen Konstschilder te willen overkomen in 's Hartogenbosch, om Flora's 
lievelingen te konterfyten na het leeven* Die Heer was toen ter tyd de eerste Matadoor 
der Bloemistenj inzonderheid in Luiksche Aurikulaas en in Tulpen^ zynde die Bloemen 
toen tertyd gesteegen op een buitenspoorige prys» Ja hy heeft die Lan-imert Pain & Vin 
meermaals hooren zeggen^ dat hy jaar voor jaar met die Koopmanschap gewon vyf ofte zes 
duizent guldens^ [458] 

Achtoxvolgens het voorschrift eens ouden Latynschen Dichters j zal den Schryver van 
deeze ÏConstkamer, het vermaakelyk paaren met het nut, ïïy zal de Liefhebbers van 
Bloemen een denkbeeld geeYen uit een voorbeelt, hoe gevaarelyk het is Bloemen te 
koopenp welke zy niet zien bloeijen» 

Jaoob G'ajnpo Weyerman schilderde de Bloemen van Lammert Pain & Vin onder de plak» 
Dat raadsel zal den Leezer werden vertaalt in verstaanbaare woorden, Hy schilderde 
die Bloemen in het Tuinhuis^ verzelt by dien Heer,, die hem voorschreef de wyze, hoe 
ende op welke wyze de gebreken en mistallen van die groeibaarheden moesten v/erden 
verbetertp als by voorbeelt« Het wit der Tulpen hier en gins eenigzins besmeurt^ wiert 
verbetert by het Konstpenseel j en vertoonde een wit als sneeuw. De vlammen wierden 
verdunt? en de gevloeide arseersels gestreept zonder het blad te vlakken, Den kelk 
van die bloemj by wylen begruistj blankette den Schilder zo helder als een Britsche 
wyn roemeXj en vooral verdikte hy de steelenp achtervolgens Pain ( Vins voorschrift. 

De Aurikulaas 5 som_tyds gekronkelt gelyk als de lobben en kicaagen onzer Voorouders ^ 
beval de Bloemist te verbeelden glad en vlak. De gestarde oogen van de Bloemen wierden 
zo rond getrokken als een cirkels Het bleek blaauw, trekkende op de grisdelin kole-uCs 
herschepte het Konstpenseel in hoog blaauw? en op zodaanige wyze vergoede de konst 
het gebrek van de natuur o Daarenboven wierden de Aurikulaas getrost als Konstantinopels? 
inzonderheid ordonneerde Pain & Vin de koleuren te verhoogen en de steelen te verdik- 
kenj zonder den Bloemschilder eens te beduiden wat hy voorhad met alle die gestalt- 
ver\fisselingene 

[459] ïïa dat Camgo de alderbeste Aurikulaas en Tulpen, op die wyze had gekonterfytj 
of liever vermomt, begaf zich den lieer Lammert op reis, en voerageerde langs alle 
onze Nederlandsche Steden met die geblankette poppen. De Bloemisten bleeven staan, 
te staaren op die uitheemsche en onbekende wonderen, en onder meer anderen besteede 
een Heer, woonachtig tot Dordrecht, alleen acht hondert guldens, 

Den Loezer zy gewaarschouwt, dat de Liefhebbers niet die geschilderde, maar de 
groeibaare Bloemen kogten, welke hy hen beloofde te zTillen leeveren, overeenkomende 
met de geschilderde modellen. 

Te 'sHartogenbos heeft Jakob Campo Weyerman onderscheide Bloem- en ï^uitstukken 
geschildert welke Tafereelen het ons niet past omstandiglyk aan te haaien, gedachtig 
aan Katos twee regelig voorschrift. 

Het past geen I-Ian zyn Konst te looven, nog te laaken, 
Zulks doen die zotten die uit ydle roemzugt spraaken. 

Eigen lof munt op een pyl met veele veders bestooken, welke pluimen by de wind gevat, 
den schutter het doelwit doen missen zulk soort van ganzen hoort men wel blaazen, maar 



50 

men ziet ze nooit doorbyten. Het heugt ons van een drietal Schilders te hebben g-ekent 
te Breda, welke Penseelisten bromden en snoefden, in alle Herbergen en Wynhuizen als 
ao veele Quakzalve rende Kermis Doctooren, doch nooit zyn ons derzelver Konststukken 
ontmoet buiten den omtrek van hunne byzondere Schilderkamers, Den zogenaamde Yriesche 
SSP^^^i. stak ook geen kleintje de windbazuyn van zyn eigen roem in Amsterdam. Maar hy 
verzamelde meer kykers als Koopers, En hoe onstuimig de Braband[460]sche Schilders het 
Konstspit wenden en draayen voor een halvestujvers takkeboschj is ons buiten tel 
voorgekomen op de beroemde Antwerpsche Vrydagsmarkt, te welker pla.ats die veelkleurige 
vaandeJ.s en Kakelbonte Standaai-den meestentyds de waarde der geborgde doeken niet 
konnen ophaalen» 

Indien nu een welmenent en oordeelkundig Man, zodaanigen ver^'/aande en by ingebeelde 
verdienste betoverde Schilder kont uit den drooni te helpen, wert hy gelyk als de Atheen- 
sche Geneesheoren met ondank beloont^ die Jlannen hadden zokeron Gek, die zich verbeelde 
den eigenaar te zyn van alle de Schepen, welke aankwaamen in die Haven, te recht ge- 
holpen^ Den Duivel moet de Doktooreii schenden, schreeuwde den herstelde Har, die my 
''uit een ingebeelden rykdom hebben ontbolstert, om my onder te plompen in weezendlyke 
"behoef tens. 

Yeel eer dan van ons intelaaten in eenige konst by^onderheden, betreffende Jakob 
Campo , Weyeman, zullen wy den Leezer vervrolyken met de avantuuren van een tweede togt 
na Groot-BrittanGe hem bejegent verzeld door een paar Brabansche reisgenooten. 

Onze Konstschilder was vereist uit 'sHartogenbosch na Brussel alwaar hy den meermaals 
gemelde Pete^ ontmoete, welke Konstenaar toenmaals als een Konstkoper aldaar kwam, om 
een zeker stulc van Luca Jorda,ni., gebendnaamt Papresto, opteaoeken, Peters^ vrog, of hy 
ook wist wie den eigenaar was van dat Konsttafreel? Jal^ob Campo antwoorde ja, en gelyde 
hem ten Huize van deszelfs bezitter alwaar het wierd bezichtigt, echt gekeurt en gekogt 
in eenen adem- 




haari 

van den Heer Sa^onis ingeslikt langs gewelt en list 

Deszelfs Weduwe had dat paar bekleumde Slangen onder haar huisdak aanvaart, en uit 
mededoogen, en om den Boedel in order te stelleuj by dien Heer nagelaaten in een byster 
ver>/n,rden staat* Doch zo dra waaren die Broeders niet verwarmt, of zy begonnen den 
eigen rol te speelen van het gekoesterd Serpent in de fabel, Zy schuifelden, bisten en 
blaasden zo geweldiglyk, dat de Weduwe en haar eenige Dochter het huis moesten begeeven, 
naakt en bloot. De Schuldeyschers van den Heer Simqnis bestormden daar op die gewelda- 
digde indringers in eens anders Have en Erf met Processen? waar tegens zy zioh verde- 
digden door het schutgevaart van de Practyk, pen en int* Tot hoe verre dien Advokaaten 
Oorlog wiert voortgezet gelieve den Leezer te weeten uit een staaltje, dat zy op eene 
en dezelve tyd hondert en acht Processen hadden volgens hunnen eigen bekentenis. 

Om nu een wakkere som Kontanten te m-aaken op eene reis, het eenigste hulpmiddel waar 
langs zy de Advokaten en Prokureurs mogten sussen, besloot den Jongste Broeder Karel 
^rtvrient genaamt, over te steeken na Londen^ Peters en Vteyerman verzegt hy van. hem 
te willen verzeilen, en hy beloofde him goude bergen, welke uitlci^amen op eerscheuten 
met loskruit» 

Ig.^"_fa:yMQJ^.'bs Koopmanschap bestond in een Kabinet Konstschilderyen, twee groote kisten 
vol Prenten en Tekeningen; een verzameling van Zesduizend Zeshondert Grieksche en 
Romeinsche Gedenkpenningen? benevens een getal van aloude Gesteentens, en alzulke 
Konstr4é2]kleinnooden, Peters en Wyerman verzelden dien vrient van korten duur tot in 
Londen» Dewyl nu de twee eerstgenoemden waaren bekent met den bedekten handel van de 
Konstuiinhuis beampten, kroegen zy alle die Goederen vxy voor twaalf Guinees, daar zy 
vjaaren belast, met een som van ruim tweeduizend Ponden Sterling achtervolgens de daar 
toe staande inkomende Rechten, Voorts wiert Kortvrients Konstkoopmanschap verkogt boven 
alle gedachten, de Penningen hem getrouwelyk ter hand gestelt, zo dat hy zwom in Guinees 
en in Engelsche Kroonen,, 

Tot dus verre gingen de zaaken nawensch, doch toen Peters en V/eyerman spraaken om 
betaaling te erlangen wegens hunne genomen moeite, was 'er een luipaart te kjken ^rt™ 
TO^ent had merkelyke sommen overgemaaict aan zyn Broeder te Brussel, en veel geld 
verguist aan kostelyke Kleeders Goude en Zilvere Zakorlogies, Degens, Paruiken, en 
diergelyken, gevolglyk was zyn Goudbeurs geëbt en zyn zilveremunt gesmolten. I-ly beraade 
zich derhalve met zyn gewisse na ouder gewoonte, het welk hem instak voor te wenden, 
dat 'er eenige Goederen waaren te zoek geraalc, voor dewelke hy geen betaaling had 
genooten. Peters, voor het gevolg, van een vooraf bedacht schelmstulc beducht, vertrok 
zich na zyn eigen Logement, om die bui te ontduiken, V/eyerman in tegendeel verbleef 
waar hy was, en wierd by dion BruDcelschen Simon gearresteert, en in een civiel beslag 



51 

op het nachtslot gezet. 

Dat de vaardigheid van den geest den mensch dikmaals red uit moeielyke omstandigheden 
zal uit dit enkeld voorbeeld werden aangetoond. 

Baagsch daar aan kwam Kortyrient veraelt by Peters, welk paar nu een soort vsxl bestand 
had opgerechtp [4^3] den Konstschilder te bezoeken in zyn ciciel arrest, Hy ontfing de 
Heeren beleefdelykj en sy traaden in onderhandel ing j om waare het doenlyk, een einde te 
maalïien in der minne van het onderling verschil. Maar den Brusselaar luisterde na geen 
reden^ die poogde den gearresteerden Schilder te voldoen met oen doode Mees, en aanbood 
hem te ontslaan, mids dat hy afstond van zyn eischs Doch dat buskruit brande af in de 
pan. Het kongxes duixcde tot de tafel wierd aangericht j en Cam;po verzogt Peter tot zyn 
^^^'^" I ^Jg!k™:g lj4. verreesj ziende dat hy niet viert genood^ en dacht te vertrekken toen 
den Cipier hem de hand op de schouders lei, en hem in beslag nam uit Campos naam die 
kabouter had zich beraaden met een Advokaatj en een Arrest doen opstellen tegens Kort- 
vrient die daar op wiert by den kop gevat op zyn beurt, 

"Hoe patriot help mai toch jeens uit den dut, sprak dèn onthusselde Kortv rient tegens 
"Gampo, woorom ik niet mag gaan gelaik as ik ben gekomen"? Den Konstschilder beet hem 
toe, dat hy reeds te lang zyn tolk was geweest en hy zulks kon vraagen aan zyn Patroon, 
den God der Yliegenc Peters hielp hem uit dien droom, met te 'zeggen, dat Ca^o hem had 
verzorgt van het eigen civiel Logement om zich nader te beraamen met zyn geweeten. Op 
dat bescheid viel hy achterover op een stoel, vervloekte zyn komst in die kasteleny, 
beschuldigde Peters van hoog waabedryf , en ving aan te kroeghen en te steenen als een 
Spook da,t den toets ondergaat van de wywaters quispel. P eters en Campo Middagmaalde 
smaai^elyk, Dronken hartiglyk, en tot bevordering van de kooking der Maag, beslooten zy 
het noenmaal met het aanzienlyk nagerecht van een bak vol Punch, Kortyrient geen kans 
ziende dien dans te ontspringen, hervatte de vredehandel inga beloofde Peters [464] en 
We^^erman te zullen genoegen? betaalde de onkosten van het wederzyds beslag? en daar op 
vertrokken zy uit die onaangenaame Kasteleny, uiterlyk, verzoende vrienden. 

Onze Konstschilder vertrok korts daar aan na Brussel, en Kortyrient verbleef in Londen, 
bevreest voor de gevolgen van C^n;go^ weerwraak. Maar den laatste had meer reden om op 
zyn hoede te zyn, dan de eerste, gelyk als in het vervolg kwam te blyken, Den Spanjaard 
zegt, dat een jegelyk zich behoort te waaren voor Wintersche Zonneschyn, en voor het 
achterste van een nukkigen Ezel, en voor een verzoenden Vrient. Kortyrient had zich 
verzoent in schyn, alhoewel hy den aanlegger was geweest van het verschild doch hy 
verbleef een vyant in der daad, gelyk als den Leezer zal hoeren. 

jMgo]2_^gagvpp. Weyerman stak weer over na Londen, en nam zyn optrek ten Huyze van den 
Hoogleeraar Johan Woodward, Geneesheer en Lid van de Koninglyke ^'!aatschappy. Op het 
verzoek van dien Heer had hy onderscheide zeldzaame en keurlyke boeken gekogt, inzonder- 
Ijeit alle de Schriften van Wilhelm Postel, Bernardus Ochinus, Bruno Kolano, en dierge- , 
lyken, benevens veele schoone Tekeningen en Prenten. Den Hoogleeraar, ten alderhoogste 
deswegens voldaan, aanbood hem zyn huis en tafel, als insgelyks het gebruik van zyn 
voortreffelyke Boekzaal geen van de minste in Groot Brittanje, Die vreede lievende man 
hield, zo ernstiglyk aan by onzen Konstenaar, van zich te willen vergelyken met jfort- 
vxieirfc, dat hy daar toe bewilligde, en ten dien einde wiert 'er een t'zamenkomst belegt 
ten huize des Geneesheers voorens gemelt, zynde hy verkoozen van weerskanten tot bemid- 
delao-r van het onderling verschil, 

[465] Den Brusselaar verscheen ten huize des Hoogleeraars tegens het bestemt uur, 
echter verzelt by een Advokaat, of wel strydig tegens het verdrag. De byeenkomst wiert 
geopent, in de Latynsche taal, wyl Kortyrient geen Engelsch sprak, maar wel eenig Paapen 
of Keul<:en Latyn, nochtans voldoende om zich te doen verstaan. Korts daar aan wiert 'er 
geschelt, en een Konstabel, benevens vier Gerechtsdienaars, en een Linkerman van Kort- 
Z^4:®£i3 genaamt Bodas, ki'/am instuiven in de Eetzaal als een ramp voorbodende storm, 
'Flvlzs vloog den Konstschilder overend, nam den Degen in de hand, posteerde zich in een 
hoek van de Zaal, en zwoer, dat hy den eersten die hem a,anransde, de plaat van zyn Degen 
zou leggen tegens de Borst, De Huisbediendens des Hoogleeraars kwamen toeschieten op dat 
duivels geraas, bestaande in een Koetsier, Lyfknegt en twee Dienstmeiden. 

Jalcob Campo Weyerman., gewoon zyn geest altoos zo blanl<: te houden in alle schielyke 
gevaaren als zyn kling, wenkte den Lyfknegt, en zei hem zachtjes de deur te openen van 
het Huis, Onderwyl was den Hoogleere.ar in gesprek met den Konstabel, en las de voliuagt 
om den Schilder in Hechtenis te nemen? doch die was op geheel iets anders bedacht. En 
stoof eensklaps na de deur van de Eetzaal, greep een daar by staande Gerechtsdienaar 
by de kladden, wierp hem met de tanden tegens den plan3,cen vloer, gewan de deur des huis, 
en sprong van het Balkon op de straat, en wip was den Heihaas, Den Hoogleeraar Johan 
Woodward, ziende dat zyn vrient die hinderlaag was ontsnapt, belachte den Konstabel 



52 

schlmpiglyk* Onder meer anderen beet hy hem toe, "dat den Koning van Engelant hem nooit 
"zon aanstellen tot Gouverneiir van den ïoiir, dewyl hy [466] een enkelt tian niet kon 
"hewaarenj by vier Dienaars van de Justitie, benevens een gespan onbevoorrechte Hap- 
" schaars, meenende Kortvrient en Eodas, verzelt", Den Konstabel sloop weg benevens ayn 
Janitzaaren, druipstaartende, opgevolgt by Kortvrient en Bodas, rykelyk uitgejouwt by 
's Hoogleeraars Huisbediendeno 

Het zou een onderneming ayn van den Wysgeer Xanthusj die aannam de gantsche 2ee uit te 
drinken, om maar de merkwaardigste avontuuren van onsen Konstsohilder te willen aanliaalen 
in ons bepaalt bestek^ Alzo min kennen wy den Leeaer een naamrol opstellen van zyn 
Schriften, dewyl hy zelf daar mn geen lyst heeft gehouden? echter zullen wy dezelve 
na ons best onthoud alhier aanhaalen, zonder de beweegreden waar door hy de pen opvatte 
te vergeten. 

Op een tyd was Jakob^^Gam^o^We^rman gezeten in het Koffihuis van Schoonenberg, tot 
Rotterdam, en las de kourant welstaanshalve, toen hem den Koffihuisknegt een papier 
aanbood, getytelt den Amsterdamsche Argus. Hy doorliep dat schrift met nieuwsgierige 
blikken, doch bevont het een raats beslag *t zamen geflanst uit Duivelshoeks aardighee- 
den, en kruyers zinspreuken noch wel zo walchlyk als mostaart en room, Zeeker Argus 
gezinde vroeg den Konstschilder, of hy het beter zou maaken en hy antwoorde van ja, 
voor 't minst meer behaaglyk aan de smaak van de beschaafde weerelt» 's Maandags daar 
aan volgende zei hem een vrient, dat den schryver van dat papier eenige beleedigende 
aanmerkingen had gemaakt op zyn Persoon, gevolglyk hy nu gerechtiglyk was bevoegt om 
de pen op te vatten, "Dat zal geschieden, spralc den ligtgeraakte Konstenaar, alhoewel 
"ik ducht dat die lompert zich naamaals zal beroemen, dat ik myn pen heb getrokken [467] 
"tegens een schim. 

Vervolgens schreef hy een weekelyks papier, getytelt den Rotterdamsche Hermes, by T,-^ze 
van een zinspeeling op Argus, die by Merimur (ook Hermes genaamt) den kop wiert afge- 
knipt, in gestaltverwisselingen« 

Voor zoo verre myn geheugen reikt, zal ik alhier den naamlyst ter neerstellen van 
Jacob Campo Weyermans gedrukte Boeken. 

gezegt in Q,uarto . 

De Rotterdamsche Hermeso Een Deel« 

De Amsterdamsche Hermes, Ttree Doelen» 

Den Ontleeder der Gebreeken, l^'/ee Deelen» 

De Echo des Weerelds, Twee Deel en» 

Den Yrolyken TachthGcr, Een Deel, 

Den Vrolyken Kluizenaar» Een Deel o 

Den Verreziende Heremyt» 

De ïjaakte Waarheit^ 

De Historie des Pausdoms. Dri e Deelen» 

Aanhangsel tot de Historie des Pausdoms .. Een Deel, 

Moses Markus» Een Deel» 



Den Adelaar, Een Deel, 



Blyspellen, benevens den sleutel, en eenige vertaalde Gezangen uit Anakreon, Een De_el , 
De Leevens byzonderheden der Nederlandsche Konst schilders en Konstschilderessen, Drie" 
doelen^ 

Letterlievende, Zeedekundige, Historische stichtelyke Betrachtingen. Een_Deel, 

Den Laplandsche Toyertromrael, Een heel. 

Verdeediging voor ^^^, Een DeeT7"~]'4ë8T° 

Merkuur Actionist, benevens verschelde Bruylofts gezangen, 

Teegen-Ontleeder, &c. 

Boeken gedrukt in Achten, gesegt in Octavo. 

't Zamenspraak der Dooden» 'fwee Deelen, 

Aanmerkingen over de t' zamenspraaken tusschen een Geneesheer en zyn Lyders, 

Vertoog over de Koffi, &c. 

Het Leeven van Alexander den zesde, en Caesar Borgia IVee Deelen, 

Verdeediging tegen Alexander Ie Roxax, 

Het Leeven van den Kolonel Charters, 

Een vertoog over drie beruchte Vrysteden, 



55 

Se Leeyens byzonderheden van Laureys ArminiuSp Robert Hennebo, Jakob Yeenhtiyzenj &g. 

Twee vertoogen over de Zonden, &Ca 

Drie "blyspellenj gedrukt te Breda, Twee Dealen, 

Het Leevens bedryf van den gewaande Goudmalcerj den Baron van Syberg. 

De Voorlooper van den üntwerpschen Kourantier» 

Don }?rancisco Bitterheilig en Dona Maria Mandol. 

Cmn lïïultis alils cfuae nunc prescribere long gjin^est^ 

Hier zouden wy ons afscheid neemen van Jakob Campo Weyermanj berucht by zjn Konstpen- 
seel en by zyn Pen, Indien ayn Leevensbyaonderheden van 2yn Jongelingschap tot aan zyn 
Gr^'-sheid^ ons niet in de hand kwamen waar wy die hier doen volgen, 

[469i de bovenKijde van de pagina heeft een afbeelding van een rivier in een arkadisch 
iandschapj "I)<.K, inv. E,Vinkeles sculp. I769"] 

SENIGE 
LEEVENS BYZONDEHtlEDE!^ 

Ym 

JMOB CAMPO WEYSSM/iMj 
KONSTSCHILDER &c. 

Ik zal geen begin maalcen met de destruktie van troyen, om eenige byaonderheden myns 
Leevens af te leiden van dat onzeker tydmerk, aegt den Schryver van deeze Boekdeelen, en 
noch minder zal ik den Leezer verdrietig vallen in hem te onderhouden met eenige Kinder- 
achtige passagien van myn eerste Jeugd, volgens de loflyke [470] gewoonte der Eransche 
Memorie Schryvers, die doorgaans beginnen met de wieg, gelyk als den ïrap des Ouderdoms, 
en met het lUoosterleeven eindigen, dat is het hek met een bus sluiten, om quansuis door 
de eenzaame leevenswyaen eeniger jaaren alle de gruwelen, zo in den Oorlog, twee Gevegten, 
als in het bevleklcen van het Kuische Huwelyksbed gepleegt, schoon uit te veegen, en met 
den Hemel te liquideeren. Keen Leezer, ik zal de eer hebben van uw eenige aangenaame 
byzonderheden, my als Konstschilder, en niet als Student in de Godgeleerdheit, en in, 
de Geneeskunde, ontmoet voor te disschen, ik zal zonder uw gedult te vermoeien door een 
langdraadige inleiding kavalierement beginnen. 

De beginsels der Tekenkonst heb ik geleert by den Bredaschen Kunstschilder naderhand 
onderwees my Eerdinand van Kessel Schilder van den Koning van Polen, in de behandeling 
der olieverwen ten laatsten geraakte ik tot Antwerpen by den Bloemschilder Simon 
Hardlme, die voor zich zelfs een goed Schilder was, doch die het alderminste talent niet 
^^^•3. om een leerling te onderwyzen, zo dat ik voor het grootste gedeelte myn konst ben 
verschuldigt aan myn eigen naa.rstigheit en aan vlytig Schilderen na het leeven. Zo dra als 
ik oordeelde te konnen flodderen op myn eige wieken trok ik van den Briel over naar 
iilngeland en belande te Londen, daar ik aanstonds kennis kreeg aan eenige Nederlandsche 
en Brabandsche Konstschilders, welke kennis my zo noodig was, als een raazende Paap 
dienstig is op een Meyerysdorp, doch met 'er tyd ontsloeg ik my van dat doorluchtig 
gezelschap, dat zo na vermaagschapt is aan de Roomsche bend, als de Baronie van Breda 
grenst aan den Brabandschen bodem. Een eenig Brabander ver[47l]koos ik tot myn vriend, 
genaamt Pe eters, een verdienstig Konstschilder, die beide de beschouwelyke kennis en 
de practyk bezat in de Schilderkonst en die my onderwees in de houding, waar in ik zoo 
geverseert was, als een Kurassous planter geoeffent is in de beschavende geleerdheid, 
]vjyn eerste voorval was met den Ridder Godef ried Knellert wiens Schilderyen of konterfyt- 
zels ik een tyd lang had gestoffeert, met bloemen en fruiten, vogels, en kruiden, van 
wien ik maar de helft voor myn Konst vorderde, aohtervolgens dat ik wiert betaalt by 
andere Schilders, en die des niet tegenstaande, myn beleef dheit met een Lubeksche Zwyne- 
trekkers ondankbaarheit behandelde. Dat geval luid aldus. 

Een zeker Milord, die al overlang is nedergedaalt ter schimmen, sloot een verdrag met 
my om voor hem een Kamer te Schilderen bestaande in vier groote sttikken negentien voeten 
in de hoogte, en tusschen de zeven en acht voeten in de breete, benevens een Schoorsteen 
stuk, en een langwerpig stukje boven de deur voor welke stukken, ik een somme van 
Hondert-en-twintig Ponde Sterlings had bedongen. Ik kogt daar op geplemuurde schilder- 
doeken, liet die opspannen, en begon naarstiglyk te ordonneeren, te doodverwen, en te 
Schilderen toen die Milord lust kreeg om zich nog eens voor syn dood te doen Konterfyten 
by den Ridder Godefr i ed p wan-t hy x-iaa ^-«^ , o-n i.ra.« -^o h-^^^-^xri- mp-t een .ion^e Lady, twee een 



54 

naderent Sterflot voorbodende Komeeten, Zo dra was Milord niet gezeten om geportret- 
teert te worden^ of den Lnbekker zogt een praatje en na dat hy zyn inlydings Predikatie 
over het weer en over het Koixrantnieuws had uitgeputp vroeg hy aan zyn Lordschap? of 
hy noch niet had ^eresolveert ora die Zaal, waar over Milord hem eenige tyd geleeden, 
j 472 I had gceraadpleeg te d^^ "beschiTdereng die Pair des ïïyks repliceerde , dat hy 
reeds met my een verding had gemaakt, en dat ik werkelyk hezig was met die stuMcen te 
"bemaalen met bloemen, fruiten, vogelsj dieren, kruiden, goude en zilvere Yaaten^ en 
alaulke vrolyke voorwerpeno Zo dra als Godefried Knaller dat hoorde lei hy zyn palet 
en penceelen op een nahystaande stoel, en begon te balken, als een boere koster die 
Gen vreerade koe ziet graazen op het Kerldiof, en schreeuwde| Ila Milord^ dat is een 
9BYB9^ i.9h^l& akkoort g indien ik de vryheit mag gebruiken van zyn Lordscha p zulks te 
zeggen tegenwoordig ,^.^„ ^^Q ^^fi^ ^_^P_i^^^ P-s- ^^^^^ ?y"; ^po-^ schoone bl oemen, noch frui- 
teng noch groene loiniideny waar door zich Campo aal moeten be dienen_jv -aii geschilderde 
modellen van kapidoglios vruchtstafereellen, en dat zal zo wel niet oiytyallen, dan of 
uw Lordschap he m die toneelen l iet.^^egjxme n m et de Lente, en ein d igen met den Herfst^ 
want niets overtreft het leeven. Het is waar, dat hy voor zo ver niet mistaste, maar 
dien dommekracht was, niet onkundig van myne leevenswyze, hy wist van my dat ik als 
een gebooren Engelsman leefde, dat 'er gevolglyk altoos te kort la^^am, nooit overschoot, 
en dat ik zo min bestendig was tegens het uitstellen als een versch ontgonne Indiaan- 
sche juffer, zynde uitstel myn dood, en voortgajig myn leeven, zo draa als Milord die 
doodelyke waars chouwing had gehoort, zont hy fluks zyn kamerdienaar die zyn rechter- 
hand en zyn linkerman was, na myn logement^ met eene interdiktie van niet voort te 
gaan met die stukl^en voor dat de aanstaande Lente het aardryk icwam vercieren met het 
Jaarlyks tapyt van veel koleurige bloemen. Geen Maartsche Donderslag klonk my ooit door 
de herssens met een verschrikkelyker geloiit dan die onaangename postyding, [473] ik 
kreeg alzo veel koleuren als een bloemtafreel, en ik wist niet of ik droomde, dan of 
ik waakte, ook wiert ik niet wakker, dan om de rol te spoelen van den raazende Roelant» 
Ik sprong op als een ontstooken vuxirpyl, schopte eenige van die begonne Konststiikken 
in stuLcLcenp ontleede de overigen met myn degen, brak de raamen, en dat ik die oefening 
der beeldstormers verzelde met eenige stopwoorden, die een ander ongeblankette verwen- 
schii:igen zou doopen, aal den Leezer gemakkelyk kennen gelooven. Ondertusschen zat den 
kamerdienaar te kyken, als een verweeaen Brit die, overtuigt van de gemeene wegen 
gerooft te hebbenp zyn doodvonnis ontfangt voor de rechtbank van de Oldbailys doch 
ziende dat ik een weynig begon te bedaren, sprak hy my vciendelyk toe, en verzegt my 
of ik hem wilde trakteeren op een fles ïUairet? waar op ik fl-uks een fles met een paar 
gespoelde kelken liet boven komen, en in die bezitting zynde gingen wy te zamen zitten 
drinken. Onder die oeffening bedaarde ik allengs en begon eyndelyk eens hartiglyk te 
lacghen, over myn begaane Schilderys lacht ing, dat hy zo dra niet bespe-urde, en daar uit 
eene aanstaande kalmte, op de ontstelde zee van myn ziel voorziende, vroeg hy my^ Of hy 
dat 'Treurspel aan Milord zou rapporteeren in alle deszelfs omstan digheden^ dan of hy 
het met een floers van stilzi^g endhej/b^ wdj^e^j ro^^ waar op ik repliceerde? dat 

heiLAerste my zo onyerschillije: was als het laatste, en dat ik my eer voor een slaaf 
zou verkoopens en ove rstee ken_ na de Engelsche V/est indien , dan een tros. je Aurikulaa,s 
voor Mlord, ik laat sta,an een gants che_^aai , te Schilderen^^ e n da t ik hem ,anders^ niet 
had te zoggen. Waarschynlyk aal dien Hoveling van de Kleederkamer te bescheiden zyn 
geweest, als om den ouden Heer [474] met die ona^ingenaame boodschap te ontstellen, 
altoos ik heb 'er zedert niet na getaalt, en Milord die korts daar na hemelde had geen 
gelegendheit om my daar over zyn misnoegen te doen blyken. 

Zo dra waf.: dien Ongeluksboode niet vertrokken, of ik kleede my, en liet my in een 
huurkaros voeren na het huis van den Ridder Kneller die op dien tyd woonde onder de 
Gallery van Konventgarden, Mlord was reeds vertrokken toen ik in zyn Schilderkamer 
trat, doch het gedoodverwt Konterfeitsel dat noch op den Schilder ezel stont, bragt op 
nieuws een gis'ting in myn pas bedaard bloed, derhalven bedanlï:te ik den Lubekchen 
Konterfyter, voor den dienst die hy m^ ao onlangs had gedaan, in verontwaardigende 
termen, ik beloofde hem, van hem zulks te errinneren, zo dra als ik het geluk aantrof 
van hem op de straat, in het Koffihuis, of in een lA^ynherberg te ontmoeten. Den Glaevalier 
Godefried poogde my in het begin te stillen, en hy beloofde my lafhartiglyk van my, 
eerstdaags eenige andere Bloemstukken voor een Milords Weduwe te laaten Schilderen| doch 
ten laatsten ziende dat ik al even bitter voortging in hem te dreigen en te schelden, 
rees hy ten laatsten op uit zyn Schilderstoel, en hy vroeg my met een nagebootste fier- 
heid 5 of ik wel wist dat hy domestieken had, die niet zoude toestaan dat ik hun Heer 
zou mishandelen in zyn ei^en huis, en d at hy m aar een venster behoefd e te ope nen om 
^Jkg-jg — ^-lyo.'gP.s s s^ "be doen opkomen 9 maar ik beantwoorde, die vraag in zulke beduidende 
termen, dat hy de vlugt nam in een nabuurig vertrek het welk hy na zich toetrok, waar 



55 

door ik de trappen afging, en dien oïidankbaaren m"bëkker Konterfyter voor het 
geen hy was liet berusten. 

Veele ongemeene avontuuren heb ik gehad in Enge[475]> zo ten opzigt van myn 
beroep als Bloemschilder, als uit hoofde van andere voorvallen doch dewyl ik 
my niet wil Inlaaten in een langdutirige oprekening van alle die byzonderheden 
te meer daar ik öoheep kom voor Autheur van de Leevensbesohryvingen der Neder- 
landsche Konst schilders en Konstschilderessen, en niet Historieschryver van 
myne byzondere leevensgevallen aal ik het kort en goed maaken en dit Deel 
besluiten. 

Einde van het Vierde Seelo 



Jan Vleugels 

JCW lïï ÏIET BUITEÏÏLAND lis 

OMTVRE van/over JGW IN BE UHIVERSI2!EITSBILI0GÏIEEK GEMT. 

Signaturen en titelbeschrijving worden gegeven volgens de IIB Gent. Waar een * 
v<5?r de signatuur wordt gegeven, is die van mij afkomstigs naar deze exemplaren 
zal wegens hun zeldzaamheid, onbekendheid, veronderstelde aantekeningen van JOT, 
etc,, in de naaste toekomst een onderzoekje worden ingesteld. 



Signatuur 

GUS 150, ÏIL 18N 225 



Let Ma-776 

A 1451 
H 1084 (4) 
H 1084 (5) 
H 1084 (2) 



A 1449 
m A 247 



BL 179 

H 1084 (6) 
Ph 155 



A 1491 
A 1452 
A 1453 
A 1217 
Hi 1007 



Titel 

Den Persiaanschen Zijdewever, Demokriets en Herakliets 
Brabandsche -vayagie. De Hollandsche zinlyklieyt, den 
Antwerpsche courantier, en de gehoornde broeders, benevens 
enige uyt het Grieks vertaalde gezangen van Anakreon, 
voorzien met de sleutel van het geheele werk. S.l., s.n. , 
s.d, 8°. Onregelmatige paginering. 

Idem [maar met tussenvoeging tussen "broeders" en "bene- 
vens" s Den Maagdenburgsche Alchimist], Breukelen, s.n. 
1700. 5 (iln. in 1 band. ^ 

Amsterdaaische Argus. Amst. 1719» 4 • 3 vol, 
[Niet van JCV/, JV] 

De bezwering van den desperaten Antwerpschen courantier. 
Blijspel. [Amsterdam], s.n., 17» •» in 8 ,, 96 p. 
De gehoornde broeders, of het vrouwelijk bedrog. Klugt- 
spel, [AïEisterdam[, s.n,, 17». j in-8 , 90 p. 
Demokriets en ïïerakllets pelgrimasie, [Amsterdam], s.n., 
17.., in-8°, [6], 108 p. 

Demokriets en Herakliets Brabantsche voyage. Klugtspel. 
[Amsterdam], s.n., 17*»? in-8 , [6], 108^p. 
Den Echo des werelds. Amsterdam, 1726, 4-2 vol, 
Den Echo des weerelds, Amsterdam, Hendrik Bosch, 1726- 
1727, 4°. 2 vol. Met schriftelijke aantekeningen van de 
schrijver. 

De voornaamste gevallen van' den wonderlijken Don Q^iohot 
door den beroemden Picart den romein, en andere voornaame 
Meesters, in XXXC Kunstplaten, na de Uitmuntende Schil- 
deryen van Coypel, in 't koper gebragt, Beschreeven, 
Hage, Pieter de Hondt, 1746. 4 . 

Eenige gezangen van Anakreon vertaalt uyt het Grieks. 
[Amsterdam], s.n,, 17. •» in-8 . 9O-IO4 p. 
De doorzichtige Heremiet, bespiedende door zijn verre- 
rykende verrekyker, in het geheimste van zyn kluis, de 
verborgenste gebreken der menschen. Z.p. , z.j, 4 • 
De doorzigtige heremyt, ' sGravenhage , 1730. 
Den Amsterdams chen Hermes. Amst. 1722, 2 vol. 
Den Eotterdamschen Hermes. Rotterdam, z.j, 
V. Historie van J.C.Weyerraan. Z.j. 

V. Levensbeschrijving van voorname Nederlandsche mannen 
en vrouwen 1774-1783- 



5é 



A 1448 
A 4378 ■ 



GÜS 168 s 8 D 7-10 
Hl 1425, A 682 

H 464 

A 669, A 4591 

A 1489 
A 1491 



A 1450 
A 1490 
ÏI 1084 

ï BL 6499.- 

H 1084 (1) 

120 B 56 
S H 1084 (3) 

H 1084 (1) 



Titel 

De levens-lieschrj^ingen der Nederlo konst-sohilders. 

's Gravenhagep 1729. 4 vol» 

De levensbeschxyvingen der ]^ed« konst-schilders en 

konstschilderessen .«• Met de konterfeytsels der Toor- 

naamete ena. door J,ïïo-u'bral<:en9 Vol, I-4» l~3s 's-Gra- 

veiihage E.Boucquet, etc, 4s Dordrecht A.Eluss^, 

De levens-beschryvihgerx der Ued, konst-schilders etc, 

met een -uifbreiiing over de schilder-konst der oeden, 

's Gravenbage, Bouqnet & de Jongh 1729» 4 "bdn. Pil, 

De zeldaaame leevens-oy^onderheden van Laurens ArminiuSj 

Jacob Campo Weyermanj Robert Hennebo, Jacoli Veenhuyzen 

en veele andere beruchte Personaadgien, Amsterdam^ 

Barent Dass, 1738, 

V, Levensgevallen (zeldzaame) van J.CWeyerman, 's 

Gravenhage j 1756 c. 

Zeldzaaine levensgevallen van Jacob Campo Weyerman, 2e 

druk, 's Gravenliage 1763« 

De snelziende Lynceus. Amsterdam 1748* 

De voornaamste beweegredenen en omstandigheden die aan- 

leyding hebben gegeeven aan Moses Marc-as tot het ver- 

laaten van den Joodscben en tot het aanneemen van den 

Kristelyke Godsdienst •<.• overgezet door Jacob Campo 

Weyerman in de Nederduytsche taal, Amsterdam 2«j* 

Den Ontleeder der gebreeken, /ünsterdam 1724» 

ïïet oog in 't zeil, Leydenj 1780, 

Opdracht des tegenwoordigen dichtei's aan toekomende 

dichters, [Amsterdam]^ s.n, 5 17» • in-8 [l4] P» 

V. Philosoof (De slapende) in 't harnas ge jaagt door 

den Goliath J„C„W„ S,d, 

V, Sententie van den hove van Holland tegens Jacob 

Campo Weyerman, 's Gravenhage 1939» 

Den vrolyke Tuchtheer, Amsterdam 1750, 

De Hollandsche Zindelijkheijt, Blyspel. [Amsterdam] 

s^n, 17, , in 8 5 100 p, (Bijgevoegds Den ïleremyt, een 



P. 



93-96, 



sprookje, p» 84-95» Het Klokje„ een sprookjoj 

Het ondoenlyk bevel, p, 96-IOO), 

Den Persiaansche zydeweever, Blyendent treurspel uit 

het Persiaans vertaalt, [Amsterdam], s^n.p 17,-j 140 p. 



AoAo Sanders 

EEIM imlYR WEYERMAN [lll] 

Ins Prosper Arents, Werk van Lode Baekelmans, Bibliografie, verschenen in de 
Zg^§JiM gIL_g^L_AQ ^^^^^i^f?Q?^ [van de] Koninkl ijke "Vlaamse Academie voor taal" en 
ïët^ëSö^d^ 9" '19547' P. I4Q3I-7299 staat onder nornmer 

65 Lode Baekelmans // De Blauw Schuyte // [Houtsn, door Henri__ v_^ 

StraitënJ 77 ■'"^'® Sikkel" ~ Antwerpen // CoA.Mees - Santpoor¥77 

■[l924r'24 X 165 [3], 42 blz. 

Drukkerijs De Meuwe Tijd, AmsterdaiB. 

Met titelpagina en bandontwerp door Henri van Straten, OmsloS 

zwart op lichtbruin, Ben avontuur uit het leven van de jonge 

kunstschilder Jacob Gampo Weyerman» Overdr, uits GN5 Juli 

1924 s Aug. 1924. 

Br; 1924, 19sfl, 1,50 - Bri 1921-1925? 40. - BB§ Maart 1925, 

nr, 544, fr, 9* 

Br, ~ Brinkman, BB = Belgische Bibliographie^ 
en onder nommer 

1105 De Blauw Schuyte 5 fantastische levenswijding in 3 bedrijven, - 
GN| Juli 1924? 1-51 I Aug. 1924, 149-159. 



GN = Groot Nederland, 



57 

KB. Ad 63 ziet cat. 533 [atmi 1978] van Antiq-aariaat Brinkman, nommer 173 met 
afbeelding t,p»j voor ƒ JÖ,-^, 

Correcties in [ll] staat onderaan 76,06.06| dit moet zijn 78,06,06, 

78,06,14 

Riekje de Haan 

OPYATTINGEN VAN JCW OVER J0Uffl^7lLISTIEK IN DE PERIODE 1720-1730. 

Het is niet gemakkelijk om in JCV/»s periodieken opmerkingen over de joiirnalistiek 
te vinden, In de eerste plaats omdat aijn stijl nogal gekompliceerd is. Bovendien 
komt maar zelden de journalistiek als onderwerp aan de orde. Vaak wordt heel 
terloops een opmerking geplaatst over de journalistiek of over een journalist. 
Slechts een enkele keer wordt deze kwestie duidelijk aan de orde gesteld. Juist 
die passages haalt Sohneider (l) in zijn werk aan. Hij suggereert hiermee dat 
Weyerman veel meer van dergelijke uitspraken doet. Hierdoor hooggespannen ver- 
wachtingen worden snel teleurgesteld. 

De opmerkingen die Weyerman maakt over de journalistiek zijn voornamelijk indirekt. 
Hij neemt meestal een auteur als slecht voorheeld en overlaadt hem met beschim- 
pingen. Door de verwijten aan het adres van deze 'kollega's' van Weyerman te 
'vertalen» in opvattingen over de taak van een journalist heb ik toch wat mate- 
riaal bijeenvergaard. Soms verwijst V/eyerman heel expliciet naar een bepaald 
nvimmer van een krant waar hij kritiek op heeft. Ik heb geen poging gedaan deze 
Icranten te achterhalen. Het gaat me hier niet om de juistheid van Weyermans op- 
merkingen, maar om de aard van zijn opvattingen over journalistiek. Dat hij een 
weinig hoge dunlc heeft van de periodiekenschrijvers van zijn tijd, moge blijken 
uit het volgende recept s 

"Neemt vier ditorergulde kalfsleere banden vol Courantenj wast die met Ezels-aeep, 
en met water uit de Vergetelbeek, en na dat ze van 't Hoofd tot de voeten toe 
gezalft zynj met olie geparst uit dulle Nachtschade, werpt ze dan in een Desti- 
leerketelj waar van de helm 't zoek is, want de vlugtste deelen moeten uitwaes- 
zemen; en een schyver moet (gelyk als een a?ovenaar) wonderen verrichten met een 
dood licghaam. Drie daagen en drie nachten zal deez ' compositie met groote golven 
opzieden, als wanneer het klaarste uitgestort, en het drabbigste moet bewaart 
worden. Wanneer nu een Nieuws schryver geresolveert is om de Lamp der Staatkundige 
met verschen olie te voorzien, moet hy smorgens vroeg zeven kopjes slappe Coffi 
vermengen en opsnuiven die geest zal dan zig uitbreiden rontom het brein (mits 
dat 'er eenig brein is) en aanstonts vint Kig een schryver overstulpt met sprook- 
jes van Monsters, Meisjes, Wortels, verslenste bloempjes, en geestropieerde over- 
zettingen, al in reijen en in gelederen gestelt, om op een Vergaderplaats van een 
vel papier te verschynen" (2). 

Na het lezen van Weyermans periodieken uit de jaren '20 van de 18e eeuw had ik 
een map vol citaten die betrekking hebben op de journalistiek. Omdat citaten op 
zich vrij onhandelbaar zijn, heb ik aanvankelijk elk citaat gekarakteriseerd» 
Hieruit bleek, dat soi-omige karakteristieken nogal vaak, andere slechts sporadisch 
terugkwamen. 

Ik ben van de vooronderstelling uitgegaan, dat het aantal keren dat een bepaalde 
opmerking terugkeert iets zegt over het belang dat V/eyerman aan die opmerking 
hecht. Hierbij moet echter wel opgemerkt worden, dat met name hetgeen Weyerman 
o"^^^ è^^l^ O) 2egt, vaak terugkomt, en veel weg heeft van gewoon 'pesten'» 
Hieronder volgen opvattingen van JCW over journalistiek? de volgorde wordt bex)aald 
door de Icwantiteit van het aantal opmerkingen ontmoet. Dij elke kategorie geef ik 
é^n of meer citaten ter illustratie. Het is ondoenlijk alle gevonden passages over 
te nemen (voor een opgave daarvan, zie de bijlage), 

A. Een "Courant'' moet een gevarieerde inhoud hebben. Dit eist van de schrijver 

een flinke dosis fantasie. Met name Argus wordt meermalen (in de Ro t te rdams che en 

in de Ams te rdams che Herme s ) verweten dat zijn periodiek vervelend en zonder inhoud 

iss 

"Doch Argus, die, zonder consecj^uentiea maar weinig favori te passietjes bezit, en 

als een oud Kastiliaan zyn g;raviteit bewaart, neemt geen e^^n^el aan die variatie | 



58 

maar vertoont zyne vekelyksche papiere Komeet altoos in den zelve draalkrir^.. en 
vereert in het "bits of laf aan den gepynigden Lezer, als de provizie van zyn 
wintergraan opgesmuld iSp li"beralyk kaf en lege doppen" (Rotterdams che Jfe^nes^ 
24 septo 1720 j p. 13-14)0 
Hem wordt de volgende raad gegevens 

"Vergader veel liever van tyt tot tyt aangename £££^;u£tien van de natuur; neem tot 
uw voorwerp een jonge spruit masculini generiSg die door zestien h achttien lente- 
stralen gekoestertj tot een Xê^tatief mensch is opgewassen? plulc die met alle 
hare naturelyke ^^esSSiÊS? ^^'^ ^^^ geaffecteerde spreekwyzeng valsche Pransche 
airs, nieumodische vloeken, noitgepasseerde liefdegevallen (ten ware eene nacht- 
rescontre met mama's keukemeit of eene overwaarde Koppelaarster) gedroomde 
batailles_ en leugenachtige fcravoures" (ibidoj Pc 14) o 

Direkt hiermee in verlDand staat de eis dat men als schrijver origineel moet zijn*, 
Eigen vinding is erg "belangrijk, klakkeloos overnemen wordt sterk afgekeurd* Dit 
betekent dat het uit den boze is te teren op hetgeen andere periodieken als nieuws 
brengen, zoals (alweer) Argu s, gewoon is te doens 
"[Argus] plundert de dagelykssche Postmaale van de Goxirant" 
en even verders 

"Wel aan dan Argu£, laat ons de Werelt niet langer misleiden door droombrief jes, 
of door hermaskerde _Go;^;ant"periodeno Laat ons met iets ongemeens, en ongemeen 
behandelt, op Bato's Schoutoneelp opdonderen»" (Am_sj ^erdaffl_gohe Jleim ea I, 19 siei 
1722, p„ 26^^^2ZZJ7^ 

Ook aan de klassieken moet men niet te veel vasthouden? 

"Ik wil gaam bekennen, (zegt den Ontleeder der Gebreeken) dat we wel Liefhebbers 
der Ouden, doch geenzins derzelver Copiisten moogen zyng wy moogen wel een Gebed 
of een Vertoog opstellen, gelyk als zy hebben gedaan, maar wy moeten, hun Gebeden 
of Vertoogen niet uytschryven^ door het eerste zouden wy ons met de ïïeydenen, en 
door het laatsten egaal stellen met de Overzetters*" (Ontleeder II, inleiding)» 

B« Een 'Courantier' moet ter zake kutidig zijn» Hij moet kennis bezitten over alles 
waar hij over schrijft « Het duidelijkst wordt dit geformuleerd in de Ajiist erdajnsche 
Hemes_ II van 4 mei I723, p« 251-.252s 

"De Hederduitsche Courant vereisoht zo wel een uitgestrekte kennis aller taaien, 
als der nederduitsche taal» De Courant vereischt een Man, die het Nieuws, eenvoudig, 
getrouw, en beknopt, behandelt* Een Coi^antier moet weeten te spreeken over den 
Oorlog, zo ter Zee, als te land, en hy moet niet onbedreven zyn in de Landbeschry- 
ving, in de gesohied-boeken, en in de geslagtreekening der adelyke FamiliëUa Hy moet 
ervaaren zyn in de staatkunde, in het Intrest der Vorsten, en in 't geheim der 
Hoven, en in de Zeeden en gewoontes aller Natiën^ In 't kort, daar worden zo veel 
bj'-zonderheeden, en zo veel weetenschappen Gerequireert in een Gourantier, dat 
Hermes zig verwondert, hoe dat verschelde ongelekte schribbelaars zulks durven 
onderneemeno " 

C, Het latere gedrag van Weyerman zelf in aanmerking genomen is het opvallend dat 
hij zoveel waarde hecht aan de waarheid e 

Vooral "Broeder Felix" (4) moet het nu ontgeldens 

"Londen, De Ridder j^ a^cis_ Mas sain is alhier overleeden, in den ouderdom van 82 

jaaren» O dat is groot jammeri zegt X^rmes_, want zo hy zyn levens pikdraat had 

uitgerekt tot zes-en-tachtig jaaren, dan zou broer Fe lig hem hebben doen kraamen 

van een Dochter, gelyk als hy een oude Vrouw van Aresso, heeft doen bevallen van 

een Zoon» Waarlyk, de groote Fel_d^ is 20 wel een Vroed-dokter, als een vroed 

Gourantier^ en dewyl de Vyzenj thans zo schaars zyn als versche kievits-eijeren, 

is Anubis van gevoelenp dat men dien door, en weder door misgeleerden Auteur, de 

Pen eens nieuwsschryvers moest ontneemen, om zyn geletterde vuist te beslaan, met 

de schryfpen van Pinto, OlausJ^nus, Simen^^deJMes^, en zulk soort van prullen, 

die hun deuren en vensters dicht toesluiten voor de Waarheid, doch die hun Ziel, 

zo wyt als een leege hooischuur, dag en nachtj, open zetten voor Almanakssprookjes, 

en voor tastelyke Onwaa rhede n o " (A'damsche Hermes II, 30 maart 1725 ? p<. 214- 

215). 

Een Courantier moet bovendien 

"zonder zyn Courant te overlaaden, zyn Leezers een beknopte indruk van zyn nieuws, 

ongevoeliglyïTXrrrj meëdeelen" (A'damsche Hermes ll, 4 mei I723, p„ 256), 

Dit laatste lijkt erg op een pleidooi voor objektiviteit^ 

D, Weyerman besteedt ook aanda.cht aan de stijle In het voorwoord van deel I van de 



59 

Msterdam sche Hermes kondig-t hij aan een Iosgg stijl te gaan hanteren en geljxuik. 
te maken van onregelmatige verzen, In de A^damsche Hermes van 22 sept» 1722, p„ 415, 
bekent hij 5 zich te hebben toegelegd op een "beeldsprakelyke styl" om zich daarmee 
van anderen te onderscheidene Hij houdt blijkbaar niet van een strak keurslijf. 
De stijl moet "eenvoudig" zijn. Het gebruik van vreemde woorden keurt hij af ^ 
evenals het gebruik van lange inleidingen en overdreven uit\\reidingen. Dat geeft 
slechts de onmacht van de schrijver aan, 

"[c] want een Schryverj die zig van een langwylige Inleiding bedient, is egaal 
met een krachteloos Galant die de preliminaire punten van . » , . Vous m'entendez 
Men, afhaspeltp met een jonge Eamerduif , zyn Inbeelding moet eerst wat Speelens 
hebbenj eer dat het Kattespel ernst wort," (Ontleeder I, 1? april I724 p, 217)^ 

E, Het is de taak van een Gourantier te stichten en te verlichten. Met name de 

kennisoverdracht is belangrijk, 

"[o,,] ook past het een Courantier, om door het Wywater van een nette kondschapj 

den Duivel van Onkunde, uit het ligchaam der onbeleeze Leezers te verbannen," 

(Amsterdamsche Hermes I, 22 sept. 1722, p. 415-414), 

Eu een aankondiging van Den Vrolyke Kourantier in De doorzigtige heremyt no 22, 

21 februari 1729, p. I76S """ 

"N,D« Onze Eourant zal de duystere plaatzen van sommige Nieuwsschryvers ophelderenj 

omj zo doenlyk is den Leezer in eene adem te stichten, en te verlichten." 

'F» Een zeer modern aandoende opvatting van Weyerman is de volgende? kwaliteit 
moet boven kwantiteit gesteld worden. 

"Een Boom wort niet geacht om de Meenigte van Bladers die hy voortbrengt, maar 
hy wort geschat na den Qualiteyt van zyn Vruchten, Een Schryver die zonder Oordeel 
den eenen Riem Papier op den anderen stapelt, is niet in verdienste verheven 
boven andere Zywormen, die minder Bladers doorknaagen, geenszins? want het is de 
Qualiteyt, en niet de Quantiteyt van Stof die den Autheur opbeurt uyt het Stof," 
( Ontleeder II, 8 jan, 1725s p, 97). 



Na deze giobale indelingen blijven er nog een paar opmerkingen over de journalis- 
tiek over die niet direkt onder te brengen zijn. Het komt er echter op neer dat 
een schrijver zijn verstand moet gebruiken (en niet "Eym zonder Reeden" en "Onrym 
zonder Geest", A'damsche Hermes I p, 265) en dat men, als er een "ernstig Nieuws- 
papier" wordt nagestreefd, zich moet richten tot verstandige lieden (A'damsche 
Hermes I p. 391-592), _™.~»_ 

Bovendien levert Weyerman kritiek in de A'damsche Hermes II p. 252 op het feit dat 
over het algemeen de schifting van goed en slecht nieuws onvoldoende plaats vindt. 
Tenslotte veroordeelt Vfeyerman in De echo __d^eg_Wee,reld s lp. 5 de schrijvers die 
slechts publiceren uit eigenbaat s 

"V/ant alhoewel de meeste Schryvers voorgeeven wanneer zy een Traktaat op het Weef- 
getouw der Drtikpars zetten, dat het ter Liefde geschiet van hun Tydgenooten, en dat 
zy enkelt doelen om die te stichten, te onderwyzen, of te vermaaken, het is onwaar, 
en hun voorgeeven is valsch, zy pompem om het Hoofd boven het Water der nootzaa- 
kelykheyt te houden, hel„Geld is de Leus, en ËyK gil^,giLiA,he t Waohtwoort aller 
Schryyers." 

Het is opvallend dat Weyermans opmerkingen over de journalistiek, al dan niet ter- 
loops geuit, schaarser worden naar mate de tijd verstrijkt (5). 

Aanvankelijk gaf Weyerman in zijn periodieken regelmatig nieuwsberichten. Na Den 
Ontleeder der Gebreeken (1724-1726) zijn deze vrijwel geheel verwenen, Weyerman 
hield zich nog voornamelijk bezig met het vertellen van sprookjes en het schrijven 
van toneelstukjes. 

Verder valt op dat niet in iedere door mij aangebrachte kategorie alle periodieken 
evenredig vertegenwoordigd zijn (zie bijlage). Alleen in de A^damscheJIermes, komt 
elke kategorie aan bod. Daarin formuleert Weyerman ook zijn meer algemene kritiek 
op de journalistieke praktijk van zijn tijd, zonder dit steeds aan bepaalde perso- 
nen op te hangen, In de R'damsche Hermes en de A'damsc he Hermes dl, I gebeurt dat 
nog wel veelvuldig. Argus en Broeder Felix worden door Weyexïtian gebruikt om zich 
tegen af te zetten. Zij krijgen voortdurend hetzelfde verwijt te horens zij zijn 
fantasieloos^ 

Door deze eerste twee periodiek-jaargangen krijgt kategorie A, het belang van de 
fantasie, m,i, teveel gewicht. Er wordt telkens gerefereerd aan een paa,r Gourantiers 
die het in de ogen van Weyerman niet goed doen, maar aan een algemene opmerking 



60 

over het "belang van fantasie in een periodiek komt hij niet toe^ Belangrijker 
lijkt mij kategorie Bs een journalist moet ter zake kundig zijna Een aanwijzing 
daarvoor zie ik in het citaat dat ik daarbij gafa Uit de formnlering spreekt een 
grote ernste Hij vindt het werkelijk schandalig dat de praktijk zo anders uitpakt 
dan hij noodzakelijk vindt^ Bit oitaat wint aan overtuigingskracht omdat het een 
algemene 'beschouwing hetreft over de journalistiek en niet zo maar een aantijging' 
is tegen de een of andere courantier» 

Ook aan kategorie C hecht ik veel waarde, In een periode van vijf jaar (I72I-I725) 
maakt Veyerman herhaaldelijk opmerkingen over de noodzaak om slechts waarheden te 
schrijven» Hoewel de ppmerkingen van Weyerman in een aantal gevallen persoonsgericht 
zijn (voornamelijk Broeder ï^elix), geeft Weyerman ook dikwijls algemene kritieken 
(6)« 

Kategorie 3 en E lijken me veel minder belangrijke Be opmerkingen die Weyerman 
over stijl maaktj zijn heel verschillend» ïïet is niet mogelijk een duidelijke stijl- 
opvatting hieruit te destilleren^. In elk geval lijkt hij erg tegen het opleggen 
van een bepaald keurslijf te zijn. Hij wil zich vrij voelen om te schrijven zoals 
hij zelf wilo Bovendien keurt hij het zeer af om moeilijke xroorden te gebruiken^ 
Bit is slechts een poging om de eigen onmacht te verbergen^. 

Weyerman komt een paar keer terug met de opmerking dat een schrijver moet stichten 
en verlichten. Hij kent een courajitier blijkbaar een opvoedende taak toe» 
Kategorie F is te klein om daar iets zinnigs over te kunnen zeggen. 

Het lijkt me gerechtvaardigd de nadruk te leggen op de kategorleën B en C% Weyerman 
vindt dat een journalist zijn artikelen moet schrijven met een grondige kenn.is» Hij 
moet *all-round' zijn (7)„ Bovendien moet een jotjrnalist eerbied hebben voor de 
waarheide Dus geen feiten verdraaien om leuke artikeltjes te kunnen schrijven,, Bze 
opvatting van Weyerman over de journalistiek past volgens mij ook heel goed bij or_. 
eigen tijd„ Evenals misschien de volgende verzuchtings 

"Maar laat ons nimmer na 't onmoogelyk verlangen j 
Zegt Hermes, want het is te laat, 

Bat men om 't Noenmaal roept^ als 't na den avond gaat^ 
Het moest een baas zyn, diop die Hekken zou verhangen" 

( A'damsch e Hermes II p. 256-257) 
Ho ten 

(].) M^Schneider, Be Nederlandse krant« Van "Nieuwstydinghe" tot dagbladconcentratie. 
Berde herz« dr^ Amsterdam 1968^, 

(2) Amsterdamsche Hermes? deel 2, no 4, 20 okt* 1722; in oorspronlcelijke tekst 
geheel gekursiveerd,, 

(3) Arguss iünsterdamsche Argus. Weekblad (25.5ol718 tot 19.8.1722), 5 dln. Auteur 
is Hermanus van der Burgto Begin I724 veranderd in de Bataafsche Proteus, 

(4) Broeder Pelixs Felix de ICLopperj koffieschenker en uitgever van de Ordinaris 
Courant der Stadt Leyden, 

(5) Be door mij gelezen periodieken van Weyerman in chronologische volgordes Rotter- 
damsche Hermes 1720-1721, Amsterdamsche Hermes 1721-1723 <> Ben Ontleeder der 
Gebreeken 1723-1725, Ben Echo des Weerelds 1725-1727j Be doorzigt&ge heremyt 
1728-1729, Ben vrolyke Kourantier I729. 

(6) Zie boV, de A'damsche Hermes, deel 2, no 32. 4 mei I723, po 256» 

(7) Ihid„ p, 251-252, 

BIJLAGE 

Hieronder volgt een opsomming van de plaatsen waarin opmerkingen van Weyerman over 

de journalistiek door mij zijn aangetroffen, in de bladen genoemd in noot 5o 

A« R*damsche Hermes p« 13-14 no 4, 24 sept. 1720 

p, 47-48 no 12, 22 okt, 1720 

p. 240 no 37, 27 mrt. 1721 

p, 274-275 no 42, 7 mei I72I 

p, 324 no 483 19 juni I72I 

A'dajnsche He3nnes 1 po 6 no 1, 30 septo I72I 

Po 96 no 12, 16 dec, I72I 

p, 214 no 27, 31 mrt, 1722 

Po 265-266 no 34, 19 mei 1722 

p. 313-314 no 40, 50 juni 1722 



61 







P« 


351 


no 


44, 


28 juli 1722 






P» 


415-6 


no 


52^ 


22 sept, 1722 


Ontleeder der Gebreeken 


I 


P» 


185 


no 


24, 


20 mrt, 1724 






P« 


378 


nó 


48, 


4 sept. 1724 




II 


P* 


6 


inleiding 


Vrolyke Kourantier 




P. 


187 


no 


1. 


7 mrt. 1729 


B.Rotterdamsche Hexraes 




P« 


316 


no 


47, 


12 j-uni 1721 


iünsterdamse Hermes I 




P. 


% 


no 


12, 


16 dec, 1721 






P- 


265 


no 


54, 


19 mei 1722 






P. 


4O8 


no 


51, 


15 sept, 1722 


II 




P. 


216 


no 


27, 


30 mrt. 1723 






P. 


251-2 


no 


32, 


4 mei 1723 






P* 


289 


no 


36, 


1 d-uni 1723 






P. 


311-2 


no 


39, 


22 jimi 1725 


Echo des Weerelds I 




P- 


177 


no 


23, 


8 nov, 1725 


CRotterdamsche Hermes 




P* 


412 


no, 


. 59 


5 4 septa 1721 


Msterdamse ïïermefi II 




P. 


214-5 


no 


27, 


50 mrt. 1723 






P- 


256 


no 


32, 


4 mei 1723 


Ontleeder der Gebreeken 


I 


P- 


16 


no 


2, ; 


18 okt, 1723 






P. 


60 


no 


8, ; 


29 noT. 1723 






P« 


345 


no 


44, 


7 aug, 1724 






P. 


377-6 


no 


48, 


4 sept. 1724 


Echo des Weerelds I 




P« 


25-24 


no 


3, i 


3 nov, 1725 


LiAmsterdaiïise Hermes I 








voorwoord 






p. 


415 


no 


52, 


22 sept. 1722 


II 




P« 


256 


no 


32, 


4 mei I723 






P» 


273-4 


no 


35, 


25 mei 1723 


Ontleeder der Gebreeken 


I 


P. 


217 


no 


28, 


17 april 1724 






P« 


284 


no 


36, 


12 jtmi 1724 


E «Amsterdams e Hermes I 




P» 


96 


no 


12, 


16 deco 1721 






P« 


413-4 


no 


52, 


22 septo 1722 


II 




P- 


252 


no 


32, 


4 mei I723 


Ontleeder der Gebreeken 


II 


P» 


400 


no 


50, 


24 septo 1725 


Dooraigtige Heremyt 




P- 


176 


no 


22, 


21 febr. I729 


;F«i\insterdamse Hermes I 




P* 


415 


no 


52, 


22 sept, 1722 


Ontleeder der Gebreeken 


II 


P- 


97 


no 


13, 


8 jan, 1725 



Red-, 
RIJKSMJSEUM 



Het stilleven met bloemen van JCW dat vroeger in de catalogus van het Hijksmuse'um 
onder no 2675 ge3?aibrioeerd stond, heeft in de nieuwere catalogus (Pieter J.J, van Thiel 
e*a.., All the paintin^s of the Ri.iksmuseum in Amsterdam, A completely illustrated 
catalogue, Amsterdam I976) een ander nummer, A 1302, gekregen. Het gaat vergezeld 
van de volgende annotaties 

"Jacob Campo Weyerman, Breda I677-I747 Ehe Hague [afbeelding] A 1302 Still life 
with flowers* Stilleven met bloeme n. Panel 52 x 4I, Signed Weyermans.. PROV Presented 
by Jonkheer Victor de Stuers, Ihe Hague, 1886 LIT Warner 1928, nr 113a. Exhib cat 
Boeket in Willet, Amsterdam 1970, nr 42, ill, Mitchell 1975, P» 259, fig 381" (p, 6O3) 

[Warner = R.Wamer, Dutch and Plemish fruit and f lov/ er painters. . London 1928. 
mtchell = P, Mitchell, Europëan flower painters , London 1973^ f 




' ^ , 62 

M^KDELIHGEN .VAH M SrOXCHTIÜTG. JACQB .CMPÖ WIËRmH ("Het JCW") no 7 . aeptember 1978, 
Herengracht 330-336, Amsterdam ^ -^ 

JACOB CAMi^O 
Hed. V^^'UERMAN 

PERIODICAL POST BOY REVIV'D 

In verband met de vormgeving van het grootste deel van JCW's oeuvre, is het wellicht 
nuttig JCW-adepten te wijzen op de volgende aankondiging verschenen in de Tj jnes 
Literary S upplement van 14 juli I978, p* 798 s 
"Periodicals Before 1800, 

Sir, - Ihe Per iodioal P ost Bo y Reviv'd , a newsletter for all those interested in 
periodicals puhlished "before 1800, will begin publication in 1979. "I therefore 
ernestly desire all Persons, without Bistinctiona to take it in for the present 
Gratis," Please send your name and address, items of news, brief notes, queries, 
announcements of worlc in progress, and bibliographical notices of works published 
or papers given, with brief annotation, to either of us, 

ROBERT B, milTE, Jr. 

Bepartment of Bnglish, Horth Carolina State ïïniversity, Raleigh, North Carolina 
27650. 

ROBSRT H. GOSSELIM. 

Bepartment of English, University of Waterloo, Waterloo, Ontario, Canada N2I^3G1," 

Camiel Hamans 

EX. KONSTSCHILBERS 

In de Bayerische Staatsbibliothek Münohen, Ludwigstrasse I6, is blijkens de hand- 
geschreven katalogus, Librorum Impressorum Bibliothecae Regiae Monacensis dl, 56 
p. 9s daarin aanwezig (onderstreepte cijfers zijn later met een blauwe pen toege- 
voegd) ! 

"Weyerman Jac, Gampo Be Levens-Beschryvingen der Nederlandsche Konst- .childers 
Foll, III 1,2,3.4. (Belg.) 1729/62 1.2.3. 1729. 4. 1769 Formaat 4 Sign, Biogr. 
0,170". Met potlood is op dit fiche hierachter toegevoegds Hbks, 

Barbara Sierman 

BE CHIMIST BER ZOTHEBEH 

In de catalogus van pamfletten aanwezig in de Rijksuniversiteitsbibliotheek te 
Groningen van G, van Alphen (1944) vond ik onder nummer I315 de volgende titels 
Be Chimist der Zot heden, Geschreeven (niet uitgeschreeven) in den smaak van Jacob 
Gampo Weyerman, 

Het tijdschrift bestaat uit vijf nummers, die allen ongedateerd zijn, maar verspreid 
gebonden zitten in een convoluut, met werken voornamelijk uit I770. Achter het vijfde 
nummer van de aiimist zit een Ontleder van den Chimist der Zptheden » onder de 2in*- 
spreuk, Vive la libert^ de la plume. Birect bij lezing valt het op, dat de anonieme 
auteur duidelijk pogingen heeft gedaan - ruim twintig jaar na diens dood - de 
schrijftrant en beeldspraak van Weyerman te Imiteren, Qua opbouw vertoont het tijd- 
schrift overeenkomsten met bijvoorbeeld de Yrolyke Tuchtheer g het beginnen met 
een klassiek citaat, het invoegen van brieven en sprookjes, advertlssementen met 
de aankondiging van de inhoud van het volgende nummer. 

Omdat dit soort vondsten alleen via het toeval tot stand komen, leek het tijdschrift 
mij belangrijk genoeg voor een plaats in de Mededelingen , Bater wil ik nog terug 
komen op punten als de overeenkomsten met Weyerman, de anonieme auteur en het mogelijl^ 
verband dat er bestaat tussen dit werk en de andere werken uit de convoluut, 

[[!]] m 

CHIMIST 
BER 
ZOTBEBEN 
N° I. 



63 

GESCHEEEVEET 
(MIET UiaX^ESGKRÏÏEVEN) 
IN DEN SMAM: YM 
JACOB CA]\IPO WEYEH^H. 

De Weduwe J, van E^iaond. adverteerd dat regulier alle Maandagen "by haar sal worden 
uitgegeven de CHIMISÏ DER ZOTHEDEW; En z-ullen de Exemplaren Woensdags "by den Boekver- 
koper R. BEBINGH te Groningen te bekomen zyn, 

[[2]] 

DE 
CHIMIST 

DER 
ZOTI-IEDSN 
No. I, 

Q^idquid a/^ant- ^gmnes^, vp tuia_^ ; timora iraa vol uptas, 
Gaudiaq disou^suso fiostr i est farag o .l iVelll. ■ ■ 

JUVEHAiiSi 

Ik "ben geen Pythagoras^ hoewel hem sommige den uitvinder van het vurig Ambacht der 
Ghimie maken? nog minder denk ik gebilletteert te moeten worden op de Corps de Guarde 
der Argonauten, hoewel andere die Kabauters, substututen en leerjongens van Vulcaan 
menen te zyne 

ï-ïaar of dit alzo waar, zweer ik, ( fox d' bonnete h omme) dat myn voornemen niet is om 
voor den grimraigen Donderaar blixems en compagnie te helpen smeeden om de Walburgs 
Campioenen van boven neder te rameyen? al heel nieti ook is myn Alembic minder groot 
als de hitte van een ankersmit, en minder spatieus als de conscientle van een regts- 
geleerde, en derhalven by slot van rekening niet bekwaam om in de fabryk van Brontes 
gebezigt te worden. 

De Chimist zal dan zig zelven kennen, en op vogels van lager vlugt asen, en die niet 
"^^^ Q^^e3?en als een Mineur, neen zegt de Chimist, maar van boven als een havic de 
harddravers der Schuimgodin, zoeken. (3) 

ï^aar d pro pos van 't onderzoeken? vraagt er. iemand ruim zo yverig voor vryheid van 
consoientie in 't harnas geklonken als Pater la Chaise a voor de zuiveringe van 
Vrankryk, weet gy wel eens wat onderzoeken en een onderzoeker is, dat gy uw dus ver- 
meetel in dit net van Mulciber verwart? Naar ik merk zyt gy in 't minste geen Stoicus, 
wyl gy de korst van die potpastey reeds begint te ontginnen alvorens de naam verklaart 
te hebben. Om nu die blixemstraal door 't luiden van een klok af te keeren, zal de 
Chimist zyn gantsch Stookhuis tot zyn kolen toe doorsnuffelen, en dan zien of hy hier 
of daar enig tin kan oplopen om de windbussen der keelen, die door lasteren reeds 
heesoh zyn, toe te zoldeeren^ 

Een onderzoeker , zegt de Chimist, wort by de Franschen (vn Espion) genoemt, by de 
Latynen (Exploratpr,), 'by de Grieken ([spekou latoos]) en daar mee is 't uiti Maar 
zagt by de Spanjaarden, Heer Onderzoeker, by de Spanjaarden hebben uw consoientie 
dwingende confraters een vry hoger prys uit de lottery van agting getrokken, want Don 
IPranciscus Torrignon speelde in de voorleeden Eeuw de rol van Lodewyk den Veertienden 
in foiTOa te Saragossa, en bleef nietttegenstaande die geweldenary bevryt van het 
hondige vonnis (dat den armen Hertog Everhard om een diergelyke mascarade wiert opge- 
legt van Keyzer Coenraad den eersten) te ondergaan. En die gestrenge Onderzoeker 
heerschte zo volstrekt op lyf en ziel der Spaansche Dames, als de tegenswoordige Onder- 
zoeker op de leeste van een Walburgsche schoonheidt eertyds heerschte, en nu missohyn,, 
maar zagt, dek toe de pot, daar is paling in, en maak dat het kind taat ziet. En wat 
raakt den Chimist de Bedevaarden des onderzoekers, dewyl hy zelfs bekent dat Hem aan 
zyn verdorventheidt weinig gelegen leit, (4) 

Evenswei waarschouwd de Chimist de Druklcers en Boekverkopers, dat zy zig wagten om in 
handen van het heylig officie te vallen, want de Chimist verzekert hen op de eer van 
een stofscheyder dat zy, hoe toleratnt zyn tolerante Eminencie de onderzoeker ook mag 
•zjn^ zy al winig tolerabiler zouden getrakteert worden als de ryke Joden te Sevilienj 
als de ketters op het feest van Auto da Fé te Lissabon^ en als de vroome Hermes van 
zyn boerschen Antgonist» 

Het zoude tegens de discretie van een wel disoernerent stofscheyder zyn, zegt de Chi- 
mist, indien ik myne, van alle partyzugt discrete lezers, het aardige, sprookje, daar 
ik op dit Chapitre 9 oor en ooggetuige van was, niet [ch"umikoos] gediscerneert mede 
deelde. Onlangs bevond ik my in een gezelschap ruim zo eenstemmig van compositie als 
het collegiimi pietisticum van gevoelens, of als de Husticus Orthodoxua van styl. Een 
zeeker snoeshaan die van den hooftschedel af tot de voetzole toe een kinderbe-ul was 



64 

(gelyk de Chimist "by gerugt gehoort heeft) of schoon opgefokt tot een "bandrekel der 
geregtigheid, had al veel meer tot staving van 'z-jn geleerde naam in te brengen, als 
een dolend Esculaap tydt en woorden t' zoekt maakt om de heurssen van zyn patiënten 
te leegen, en door middel van de daar uit overgehaalde slavedo, (dat is in Valburgs 
Latyn goud) zyn maag, die ruim so ledig is als zyn hoofdt te renforceeren^ teegens 
den honger die met vloeyende Sorites opponeert. Seae gladiateur van Astrea's Scherm- 
sohool, begon reeds verscheiden mouvementen en apels tegens den armen Hermes te 
maken, en scheen hem gans cartier te willen assommerens mal ffl?^ la toleranc e. Ik 
vattede de party op van Hermes, min liefdens als waarheids halven, en antwoorde dien 
Dionysius van Syraousen dat hy de facto toonde in het uitbeytelen van Latynsche 
vaarsen minder ervaren te zyn als de Bisschop in de Toleran(5)tie, en dat wyl de 
Chimist aig alle moeite des werelds gaf om 2,-^ gesnap, al immer zo aangenaam als een 
ratelaars serenade, zonder oj of weej te zeggen, aan te horen, hy zig ten minsten 
ten opzigt van ïïermes, -vrj tolerabiler dan de tolerantie zelve, meer behoorde te 
tolerabiliseeren. Maar het is een slegt voerman die het spoor byster wortj en een goed 
Student verandert zelden van Systema, dog de Onderzoeker zal deze kleyne uitstap den 
Chimist ligtelyk vergeven, wyl hy die pelgrimasie onderneemt zonder alvoorens een 
Marsch-route van den Onderzoeker afgewagt te hebben, die hy in 't einde van zyn laat- 
ste vertoog aan de gaande en komende Man belooft heeft mede te deeleng maar den 
Chimist had daar geen patientie toe, en dit is de reden, lezers i waarom hy zo dik- 
wyls van discours verandert als de Onderzoeker van Boekverkopers, die hy zo roekeloos 
ezponeert om met een Schanskorf van Onderzoekers beladen te blyven, als de Zeden- 
meester zig zelfs aan het verraad van zyn Schryftrant, blood steld, Oi tempora, OJ 
mores, Oj frigidi ConsoresJ 

Voor het overige aal de Chimist, die zyn Lezers onder geen pakhuis van vertoogen 
denkt te begraven, nog zelfs niet onder het nieuw opgerechte Vry-Corps begeert 
gestoken te worden, die branders van tweedracht vlot en zeyl vry laten dryven, op 
hoop van geen formeel onderzoek der conscientie van voor of tegen party te ondergaan, 
genoodzaakt te worden, want een weekelyks Chimist is zelden genoeg gefortificeert 
tegens ^ een perpetuel onderzoek, al immer zo scherp als het placcaat der Inquisitie 
van Philippus den tweeden daar de grimmige Spanjaarden voor een koppel eeuwen de 
Conscientien der I^ederlanders zogten door op te ligten, als nu de Inquisiteurs en 
Catoos de beurssen der Walburgers, en het Credyt der Boekverkopers 5 welk kunsje zy 
fixer schynen te hebben als Juffrouw Gaarn-mooy (6) het bewaren van haar renomm^e 
en de agtinge van haar Minnaars, Koekoeki ^ 

Yoor 't overige, zeggen Auteurs, die zo schrander zyn als de Medgezel van sint 
Antonie, ontbreekt my de tyd om meer te pennen? maar de Chimist zegt dat des drukkers 
tyd te kort is om de zyne uit te reldcen? en om niet op zyn Onderzoekers te werk te 
gaan, dat is op zyn woort staan als een hoveling op een belofte, of als Juffrouw 
Gs.am mooy op haar eer, zal hy deze Ariadnes draad aangelegt door de verontwaardi- 
ginge, en afgesponnen door de verbeeldingskragt, laten aflopen, de klos mag dan vol 
zyn of niets want de Chimist heeft nauwlyks uit al de onzuiverheden die hy thans met 
een Etnaas vuur gestookt heeft negen Guldens en een half aan klink klaar goud kennen 
uitbranden, welke somma nogtans door een lid van de Boere Studeerkamer in de waag- 
schaal is gestelt om het gros der proseliten baloorig te maken met een vertoog zoo 
aangenaam aan de ooren van een beschaafden, en slegts half geleerden Lezer als ge- 
vaarlyk voor de lepelbladen des Auteui:s. Hier mede ds^gt de Chimist het vuur van zyn 
Alembic in te raken, dewyl hy de onzuiverheden die het gout zo zeer bedekten als de 
schimmel en het roet de boeken van een jarig Student vernissen^ reets verbrant agte 
te zyn. Wanneer op 't aller onvoorzienst op de deur van zyn stookhuis wiert geklopt, 
en dat kloppen viel hem zo lood zwaar op de maag als een gepaste redenvoeringe op de 
conscientie der muitellngen, Be Chimist opende de deur, vrezende om met onaangename 
gasten gescheept te mogen worden, die als springhanen in den oogst dikwyls zyn kamer 
komen innemen by usurpatie en zyn tyd t'zoek maken by arrogantie? maar neen hier van 
bleef de Chimist voor ditmaal schoot vry, en het kloppend vooa:werp was de meyd van 
een zyner "Vrienden, die, na een Walburgs compliment uitgegilt te hebben hem de vol- 
gende portative overgaf* (7) 

EEN 
BRIEF 
HEER CHB'HSTs 

Dewyl ik onderhands onderigt ben dat gy uw reisvaardig maakt om met een vertoog uit 
den schoot der golven te komen opborrelen, over dewelke allerhande zoorten van winden 
thans den baas spelen als Linguisten, heb ik ray, eers, pligts, en vriendschaps halven 
genoodzaakt gevonden, om uw te adverteren, insusiireren, en met dezen te nuncieeren 
dat alle naamloze Schryvers van wat rang, order, of qualiteit hun ongedoopte ook 



65 

mogen ayn, op de lyst van 'slfeivels v/indasen zyn geënrolleertg de naam en hoedanigheid 
Tan den monster Coramissaris die deze hachlyke expeditie op zig genomen heeft, zal ik 
nw tegen primo Himy 1819 nader mandeeren» 

Vaar wel, en stook lustig. 
Uw Vriend, 
Diederic SMS-SOÏÏGI. 
De Chimist stont zo verstelt op 't horen van deze tyding, als de Snyder Pof graag op 
de onverwachte èchappade van een zyner debitetirs, en was zyn vuur niet reets bedolven 
geweest onder een zandzee van Veenpoeder, als thans de waarheid en de liefde begraven 
liggen onder een misthoop van vergetelheid en eigenbaat, hy zou ogenblikkelyk als een 
Gyclop aan 't werk gevallen zyn, om die onderaardsche missive te stoken met meer vuur 
en yver dan ooit een verminkt Duëllist van Cypres strydperk gestookt is geworden door 
raad en daad van Doctor Schouwburg, >'Iaar de gezegde redenen verbeiden my de hand aan 
den smeltkroes te slaani 

Vaar Wel, (s) 
ADVERTISSE^IENT 
Verwagt aanstaande week een formeele stokinge over die vurige brief, den welken de 
Chimist zodanig zal bakeren in den schoot van zyn fornuis, dat *er rook, asch, en 
vonken zullen af stuiven, [9] 

DE 
CHIMIST 
DER ZOTIIEBEH. 
No, 2, 

Suiïma eludere occasie est mihi nunc Senes, 

TERENO?. 

Dat de schoonlieid minder in het beschoude onderwerp dan in een zekere betrekkinge tot 
den beschouwer gelegen is, is een waarheid thans zo bekend onder de Vysgeren, als de 
doorzigt en onzydigheid van den Zedenmeester onder de Lezers die hun mond met een 
praeservatif tegens alle 't zamensweeringe hebben uitgespoeltg en hier uit trekt de 
Chimist der Zotheden dit gevolg. Dat »er anders niets vereyscht word om voor geleerd, 
deugdzaam, en verstandig gehouden te worden, dan zyn manier van uitdrukken en denkens 
aart te rigten naar het voorschrift der genen die van het gemeen voor lieden van de 
boi^^gout gehouden worden. Gelukkig zyn de Dames, zegt de Chimist, die zig door middel 
van blanketzel, naar alle tronie-moden weten te conformeren, gelyk als een Fransman 
naar alle verdiepings van humeuren by den geenen, daar hy een middagsmaal Salya 
pecunia heeft geconguesteert, 

In deze geda^ten zat de Chimist, zo verward als een Defendens die in een sluitreden 
^^ lË^i2, hangen blyft, of als een mug in 't Kanefas van Araclmes kroost, toen zyn 
gedagten onvoorziens vielen op den brief, of liever op de constitutie bul van zyn 
Vriend Sans-Souci, De Eacus die dit bloedig vonnis tegen alle naamlose Schryvers heeft 
uitgebasuint, schynt min ervaren te zyn in de gronden der digtkun(5 [ipv, 10§ telling 
blijft verkeerd t/m 35])de als de grote Maro, zegt de Chimist, Die Poëet liet zig niet 
om den tuin leyden, als Annibal na den slag van Canes? Weeni hy hield streek als een 
Vriesche schaatsryder. Het schone veld dat zig voor zyn oog opdeed in het ryzende 
Carthago^ de droefheyd van Dido toen Eneas uit haare lammer bouten door het onverbid- 
delyk noodlot bon°-gr^^ mal-gre gerukt wierd| de schoonheyd der Elysesche velden; de 
alceligheyd van den swarten Styx^ de wreede straffen der ongelulckige borgers van dat 
Schlaraffen land? de Vriendschap van Latinus? de schoonheyd van Laviniag de dapperheyd 
van Turnus waren niet in staat om hem zyn dolenden ridder uit het oog te doen verliezen; 
en om die reden sta,an d'Odyssea van Homerus ver boven d' Illiada geboekt by den Chi- 
miste Maar de Verwerper der Schryvers ma.akt een afwending als Scipio Africanus, toen 
Annibal te Capua zig ophield met brassen en slampampen, als wagthebbende Walburgers, 
in zy' gekleed het ampt dat eertyds de Tienmannen* te Romen, echter met die uitzonde- 
ringe van daar toe door Raad nog volk verkoren te zyn. Toen Philippus van Macedonien 
de hoofden zyner vyanden zo gemaldielyk had weten af te knippen in een bloedige slag, 
als Taquinius de maankoppen in zyn hof buiten de Ooster Poort | sprong en tierde hy 
als Juffer Gaaren-mooy op een bruiloft a_l_'nebreue_ g maar een grys Philosoof (dat zyn 
de luyden die 't land verhuuren) betoogde als een vierde Cato, want, om als een derde 
te zeggen zou het ^ËOj^nt^dJhonneur van den Zedenmeester te na gesproken zyn^ hy betoogde 
hen dan, als een quotusgtmque Cato, dat het hen, die als een Aganemnon gestreden had, 
niet paste lugt-: sprongen te maken als' een .Fransche Baladin. De gestrenge Rechter 

Decemviri Reipublicae judicabant sine provocatione, non ut alii judices qui in 
lerendis sententiis tantum dioebant sibi ita videri. 



66 

der (lO) ongedoopte pennebeulenj ge'bruikt een vry langer springstok als de Eoning 
Philipp-as? want de laatste wierd van een Koning slegts Dansmeester, maar de eerste 
Vord van een Moses een Simi^ en vloekt regts en lings in 't hondert om, zonder te 
weten waar of wien de bom tï-effen zal* Tasschen een Philozoof nu^ en een Stofschey- 
der, zegt de Chimist det Zotheden^ is minder onderscheyd als tusschen het gedrag der 
twee zo even gestookte Kabouters. Laat de Chimist dan de plaats van den Griekschen 
redenaar, of Philosoof, wat weet ik het, vervullen, en den buitensp: origen regter 
weder tot zyn vorige verdraagzaamheid en toegevendheyd te rugte brengen^ 

Ridendo dioere verum^ quis vetat? 

Siergelyke luchtsprongen zyn de middelen waar door zommigen het flerecyn van veï-- 
stand en wil, die twee vleugelmannen van 's menschen Ziele, verraden, want de eerste 
stiksiende zynde, gaat de tweede mank. Indien zig een legioen papier bedervers minder 
met het Regt der Natuur bemoeiden, ■ en zig slegts met het gebruik der voornaamste 
konstwoorden vergenoegt hielden, als de onwetende Esculapen, mogelyk zouden zy voor 
kenners dier wetenschap de tol-brug passeren^ Oi hoe waar is het spreekwoord^ si 
taguisses^ Philoso-phus mansisses. Men verhaald dat by het bouwen van de Font-noeuf 
te Parys, een zeker baviaan der Architectuur, die op 't afgeval der konst aasde, als 
de moderne Poëten den Gradus ad Pamassum affourageren, zyn ongewyde poten mede in 
't neteldoek der konst begon te steken, terwyl de werklieden bezig waren om het horo- ■ 
logie van hunne magen op te windenj en hy scheen het begonnen werk met meerder zorg 
en vlyt te meten en te hermeten, als ooit een halfgebakken Poëet de Syllaben van een 
Hexameter, dat hy niet op een ander buit heeft gemaakt. De werklieden dagten hem een 
kenner der bouwlcunde te zyn, en verzog-(ll)ten hem derhalven om de portie met hen 
voorllef te nemen a la familliere^ en wyl dit de magneet was, die dit instrument 
derwaards getrokken had, vloog hy schielyker toe op die gewenste aanbieding als Juffer 
Loopgraag op het gefluit van een Student. De maaltyd geëindigt zynde, wierd hy gelyk 
anderen naar zyn gevoelen omtrent de aanlegging van dit gebouw gevraagts die arme 
hals die zo beteuterd was als een Opponens die 't aan tegenwerpingen ontbreekt, ant- 
woorde met een gehuurde graviteits Waarlyk myn vrienden, gy hebt wel gedaan van de 
zuilbogen over dwars, en niet over lang onder de brug gemetzelt te hebben. Had zig 

nu^de arme hals van onder 't Kanon der konst geretireert, waarschynelyk zou hy 
nooit in de hinderlagen van dit examen gevallen hebben, daar hy met langer neus af 
kwam als een Salet jonker die geweigert word een ?enus t' huis te geleiden? of als de 
strenge verwerper der naamloze Schryvers door 't openbaar worden van zyn blinde party- 

ZUgto 

Dit prevelde de Chimist by zig zelven als een Klooster kat haar pater noster, wan- 
neer, zyn stookhuis zo vol zynde van damp als de Conscientie van een lasteraar vol 
scheldwoorden is, hy resolveerde om een luchtje te gaan scheppen d la Ii^angoise » 
Nauwlyks had hy zig vier tree en een half aan de Walburgsche lucht geëxponeert, of 
een schandvlek des menschelyken geslagts (dat is te zeggen een Contrazendeling) 
schoot hem loefwaarts op zy en wist hem te bepraten om met hem te gaan. Wist gy nu 
lezerse' waar dar Satans instrument den Chimist wel bragt. O Doodi in een Walburgs 
Coffyhuis. Daar was nu de kool gaar, en 't scheelde weinig dat de Chimist niet voor 
zyn leven te vrezen had. Evenswei scheen die Cajafas vergaderinge den Chimist met 
alle tekenen van heuschheid te komen ontfangens Maar zegt de Dichter 

OQ^ieri fugite hinc^ latet anguls in herbaj (l2) 

Het Discours galloppeerde, naar de gewoonte der Coffyhuis politieken, eerst naar 
Polen en van daar daalde het Noord-westwaards af naar Engeland. De een wist hier een 
beteren raad als de ander om het smeulend hennip in de herssenen der Britten uit te 
dovens galgen en raden waren daar ruim zo frequent als of en defens ive brevetten in 
de Walburgsche boekwinkels, of als de Boekverkopers by den Onderzoeker, Eindelyk 
daalden die Kruisbroeders, na dat zy volgens hun heug en meug in Engeland geravot 
hadden 2uid-westwaards af naar Nederland, en leiten zig overzetten naar Walburg. 
Hier viel beter vlas om het Wargaren van twistrede te spinnen, en een proces verbaal 
wierd op 't weefgetouv/ gezet. Alle de tot hier toe uitgegevene stukken, blyken en 
documenten wierden opgeschommelt, en hoe zeer zy ook gemaintineert, gehandhaaft en 
besmult waren, mogten zy die revue niet ontsnappen. De Onderzoeker kwam eerst op de 
koord, en op dat gezigt verbleekte de Chimist als Juffer Snoepgraag die onverdachts 
op 't mat gevallen word in een geheym congres. Die Onderzoeker, zeyde een Wiskunste- 
naar, die aan het draayen der zon part nog deel had, schynd al vry wat dieper in den 
draaykolk der verschillen geglopen [sic] te hebben, als een jong Student in den 
regenbak van Bacchus, toen hy zyn eerste proefstuk verrichte op de dekens van zyn 
Hospes. Hy spreekt woorden van klem, en syllaben van klanks kort om zyn vermaningen 
vallen zo lynrecht neer op de superficie der ziele, als een nachtzwerver met het 
ingewand van een kamerpot uit een bovenvenster gegalonneert word. Dat raak je, gorgelde 



67 

een ander uitj onder het opzetten van een paar blikken als Academie-Zegels 5 hy heel^t 
den kern der 2edefcunde met huid en hair Ingeslokts en hier door weet hy zulke Socra- 
tische aanmerkingen uit te spouwens maar zagtj ik zal myn Snapmachine ten opzigt van 
Socrates wel zorgvuldig op 't naoh-slot (13) houden^ want ik "ben geen Aloides om zyn 
verdoemzuchtigen Antagonist te kennen ringeloren? want die pliikhaairt zig niet of 't 
moet party egaal Kyn^ gelyk hy voor korten aan alle kampvechters heeft gewaarschouwt 
hy publicatie, Eindelyk wierd het kinderheurt, en de Chimist wierd al mede om zyn 
gevoelen over den Onderzoeker op de pynbank gebragt. De Chimist recognosceerde alle 
de blildcen van dat SevUhedrin^ om te zien of 'er op het uiten van zyn gevoelen geen 
dauw van rottingoly te duchten was 5 maar tegens die vrees versterkt zynde door de 
aandacht der belang hebbende partyenj, antwoorde hy, zo kort als de punt van een 
lancetj dat zig dat Heerschap^ zo wel als de verwerper der na^amloze Schryvers tot het 
openen der loopgraven van de approcherende twisten wapende j zonder daar toe door een 
wettig en beëdigt Corporaal gecomraandeert te zyn^ Op dit zeggen ontstont 'er zo een 
eenstemmige vermenginge van stemmen, als het concert van een party Viswyven^ en was ^ ■ 
die heete damp niet schielyk door een piasregen van roden baay geleschtj het zoude 
te vrezen zyn geweest dat de opstyginge der onenigheyd haar de longpypen zou toege- 
wurgt hebben. Maar het onweer bedaarde schielyker als de vechtenslus-b van een bloodf- 
aaxtj wanneer hy ziet dat het spel ernst word^ en men duuwde den Chimist met een 
Spaansche graviteit toes dat zy diergelyke b agsesses met geen antwoord zouden te rug 
kaatzen (de ^Chimist zweert by 'zjn b laas-balg) dat"ay het niet konden. De Onderzoeker 
wierd geëxcipieert door den Antagonist der Vyand van tvristen dog hier Icv/amen de 
stemmen van het geheel Consilium over een dat de penner van die Harangue minder 
dwaas zou gehandelt hebben, indien hy zig had opgehouden met knollen te braden in 
den hoek van zyn vuur Canton, of met het opschilderen van Rembrants hoofden, in 
plaats van zyn ongewyde poten in het Kloosterdoeksche hultzel der Wetten te slaan. 
Hier op volgde Aretophilus, (14) en daar door ontstont 'er een vry harder been te 
kluiven^ want die onedele vergaderinge die in het uitspreken van het vonnis tegen 
den vorigen zo enig scheen als Tortelduiven, harmonieerde op dit Chapitre als de 
Magnates op een Poolschen landdag. 

Die Aristarchus, begon een Wysgeer der Wynkelken uit te gillen, is zo vry van party- 
zucht als de Zedenmeester? en die beyde roervinken keeren de punten hunner pennen 
tegens hun eygen ingewanden als Caesar en Pompejus eertyds hunne heers chzuchtige 
V/apenenv, Hy had die draad tamelyk wel beginnen te spinnen, vervolgde een Wysneus in 
een donker blaauwe schorsse gepakt, maar doordien hy al te onzydig wil schynen ver- 
raad hy de balans van zyn opinie, door een al te ruimen doorslag aan zyn Confraters 
te.laaten overschieten in het communiceren zyner gedagten. De Chimist vertoonde dezen 
grilzieken oudvader, zo klaar als het vergroot-glas daar een ledig-loper de Dames 
door belaagt onder de predicatiej wanneer hem ayn ogen ongehoorzaam zyn, dat hy groter 
ongelyk had om iiretophilus van eenzydigheyd te beschuldigen, dewyl hy de waarheyd 
spralc, als ooit enig Mutilateto? der Natuurwetten in het vertinnen zyner gevoelens, 
Sn dat argument zoude waarschynelyk zyn gewenschten uitslag gehad hebben, zonder de 
tusschen spraak van een derden, die, of schoon minder in het af haspelen van twistreden 
ervaren, als Lammert de Gochelaar in zyn experimenten, zig nogthans niet kon onthou- 
den om met het a,ir van een Duitsch Baron uit te schreeuwen (ora niet te zeggen uit te 
vloeken, ) dat Aretophilus en zyn aanhang partyzugtig waren, en in den ban behoorden 
gedaan te worden, en 20 'er nog iemand in het gezelschap was die stout genoeg gevonden 
wierd om het tegendeel te beweren, hy die onverhoord naar 't ryk der schimmen zou 
depechéren« Daar het geweld koomt is het RECHT uit, redeneerde de Chimist, en derhal- 
ven zal ik veyligheyds halven myn spraak- instrument a doublé tour gesloten houden, 
wyl ik als nog tot die tocht niet reysvaardig ben» 

Hier op wierd het verdienstig digt-stuk, gedoopt, de Liefde of de vervullinge der 
Natuurwet, al mede by de lurven gegrepen, door een ander Conspirateur. Die DamOj 
zeyde een zuigeling der nyd, stelt haar tonen op vry hoge noten, en oordeeld redelyk 



68 

despotelyka Ja zeyde cle Chimist, maar (15) ^^ ondertusschen waarschouw u in ante- - .._ 
cessum, dat gy de uwe, ten haren opzichte op de sleutel van Bj^l_ gelieft te zetten 
uit vreze dat uw snaren springen. Wat de Dichtkunst aanbelangt, repliceerde hy, 
rochelende als een derapige schimmel j zal ik voor eerst dit aanmerken; dat de zegs- 
wyae en uitdrukkinge voor zo een verhevene stof min hoogdravende zyn? en dat de 
verbeeldings kragt, als een dichter eygen, hier min in doorstraalt. Het schynd dat 
gy wel eens om het hoekje van Apolloos Cabinet gegluurt hebt, antwoorde de Chimist 
aan dat lelyk gespens van Parnassus, maar echter hebt gy de kat hier in niet uit 
den boom gekeken» Daar is een groot onderscheyd in het t'zamen weeven van een 1 
Onderwyzend dichtstuk, in het welk min de verhevenheyd dan wel de klaarheyd plaats 
heeftj en in welke de kracht der verbeeldinge minder dan het natuxirlyk schoon in 
acht genomen v/ord, in welke schryftrand alleenlyk [aplen diegesin] een enkele 
yoorstellinge van zaken vereyscht wordj naar het zeggen van Plato, en tusschen het 
2 Historischj als meer in de verbeelding en verciering des Dichters dan aan zig 
zelven zyn schoonheyd verschuldigt zyndOa In het eerste zyn ons voor gegaan, van de 
ouden Hesiodus en XiïHiÜ^ ^^ -^^"^ beschryven der Landbouw| Aratus in het crayon- 
neren der 3 luchtversohynzelsi 4 Lucretius over de Natuur van het geschapene.51 
Empedoclesg Parmenidesg XS^^I Nicanderg Serenus ; Oppianus g ^cer? 5 Dionysius en 
anderen van de latere, ten deele Polignaog Heynsius in de 6 Veragtinge der Dood met 
veele anderen, In de tweede schryftrant kennen wy het voorbeeld volgen van Hes iodus 
in zyn 7 Goden Historie; de Herscheppingen van Ovidius g den Eneas van Virgiliusg 
de Odyssea van Homerus 9 en anderen, T-laar wat behoeft een schryfstof die de schooi>- -. 
heid in haar zelfs heeftj die in de verbeelding eens Dichters te zoeken? Dit ant- 
woord verbaasde dien lelyken gryns slimmer als Juffer Garen-mooy die op een Israëli- 
tische hoch-tyd t' huis word gelaten, Ka zyn (I6) Anti ca tonisch voorhoofd in meer 
plooyen getrokken te hebben als een Spaansche Idalgos zyn kraag, begon hy my onder 
het hemelteken der verwonderinge op een verbazeiGide toon toe te voegens Dit hadde 
ik van elk als behalven van den Chimist verwacht, want ik had my nooit kennen in- 
beelden dat gyl de partie van deze Dame zo Ridderlyk zoud op u genomen hebben, 
dewyl gy anderzins niet zeer tot haar overhelt. Wie heeft u dat gezegt, voetbank des 
Satans, slingerde ik hem naar zyn gerimpelde tronie, Mjrn toeleg is alleenlyk om de 
heerschende gebreken inyner tydgenoten op een leerzame wyze uit te jouwen, en in de 
naakte vertoninge dier wangedrochten de deu^t dies te luisteryker in het daglicht 
te stellen, HeenJ Ballast des aardbodems, nooit heeft de vale nyd de glinsterende 
stralen van de zonne der Waarheyd voor myn oogen kennen verbergen, Myn schriften 
zyn doorzaait met vrolyke berispingen, maar geensins met hatelyke lasteringen, en 
valsche leugenen. De blinde partysucht heeft myn denkens aart zo ver niet verkankert 
dat ik de luisteryke verdiensten van een Dame die als een juweel haarer kunne zo 
gloryr-yk blaalct aan het Firmament der geleerde wereld als de Zuster van Apollo onder 
het ontelbare heyr der sterren, met den kwaadaardigen nevel der Isteringen, voort- 
vloeyende uit bedorvenene hartstochten, zo onwaardig zou bezwalken, Gy berispt het 
oordelen in een verstand daar toe geboren, niet denkende dat Carthesius hier des 
menschen bestaan aanbond, en maakt u by gevolg schuldig aan kwetsing van zyn Car- 
thesiaansche flajesteit^ en vreest gy derhalven niet om over dit schelmstuk gedag- 
vaart te worden voor den verschrikkelyken Wolffiaanschen Rechterstoel? 

Dit gezegt hebbende, liep ik van dat adderen gebroedzel de deur uit, dol van spyt, 
dog inmiddels blyde van heels huids uit die Inquisitie-zaal geëchappeert te zyn. 
En t' huis komende greep ik een ganze veer by zyn schacht^ stipte die in een loden 
zwarte-zee, knaxts e op myn tanden, en begon dit volgend Epigramma vierkant uit .myn 
bakhuis te vegen. (17) 

If^lj^^. si meritis quisquam titul j^syg_s^fc]j^escit 
lactitat a^j^ gerae__ cjuam sua Leyda Deae, 

_TQllga'^lnios cassam non est stupuisse flguram, 
Et"gli^£i- cum titulis surda tabella capito 

Ast tua nunc yiya gaudet Gronin^^a Mineryae^ 
Quae de c ore obsou rat qualia cungue_ s uo. 

Plaudite Pierides^ plaudit mea Nusai; Hineryae_3 
Et cin^a nt meritum florida s erta caput, 

ADYERTISSEi^IENT, 

Verwacht aanstaande week eenige Letterbeulen, die ik, zo mals als de tetten van 
Gorinna gestookt, den Lezer tot een ontbyt zal opdissen. Vaar Wel, 

1 Ua^ngTj ^^Didas c al i cum 2 Carmen EpicTAm 5 [Painomena] 4 D e Reum__natura 5 in 
[Peruggeoos"! 'ë' De co'rïtemtu mortis TT'H^eQê'onla'l 



69 

DE [18] 

CHIMIST 
DER 20TÏ-1EDEN. 
No. 3 

Indocti prlmtün, quaiaquam l^lene . ppi nia^ gjjpso^ 
Chrysippi inyeniasg na perfectlssimas horam est 
S i qu i 3 iü:l s t o t e 1 em s imi 1 em ve 1 Pit t^co n__egdt^. 
Et .jube t archetypQs pluteiim servare Cleajithos 

JÜVEE'W.LIS, 

Waar derücen myn Lezers wel dat de Chimist de voorledene week een gehele avond zyn 
tyd mede versnipperde? Hy versneed pennen. De Chimist verzekert dat het pennen waren 
scherper dan de pimten van een Egel, of als de tong van Jan Medulle , Die schand- 
vlek van zyn mode MedTillisten had al vry meer lasteringen uitgedondert tegens het 
verstand van den Chimist j als hy perioden had getarnd uit Elsnerus over de Romey- 
nenj om een predikatie j die zo verschillende is van styl, als een lappedeken van 
couleurenj aan een te naayen. Dit ongelyk kende de Chimist onmogelyk verduuren, hoe 
heet zyn maag ook door het continuele stoken mag zyns en om die hal te rug te kaat- 
sen consuleerde hy 'z-:fn huurlieden Iloratius , Juvenaljs en Pergius^ daar de Chimist 
al^zo familiaar met is als Jan r^edulle met den een of den anderen Preelanaker, Die 
drie snaken dan verzegt de Chimist om een pypje hy hem te komen roken, en dewyl hy 
dagt, dat dat driegespan het klaverhlad der Inq.uisitie uitmaakte, (om niet te 
zeggen van de Qnderzoekinge des geloofs) begon hy die drie snaken te adviseren, wat 
hem in dezen te doen, (19) stond* Horatius vattede het woord op, als zynde de oudste 
en ried den Chimist om dat masker der onkunde zo suhtil te kammen als een Parysche 
pruikesmit een cabriolet Juffertje gewoon is te doen. Hier in^ zeyde hy, ben ik u 
voorgegaan? en myns bedunkens staat het vry om myn spoor te volgen als. Jan Medulle 
om een anders gezegden van buiten te leeren, V/aarom schaamt gy u om uw werken by 
een Venusische lantaren op te stellen, dewyl anderen hun memorie tot barsten toe op- 
proppen, met dingen aan de bewaringe van hun geheugen toe te vertrouwen, waar over 
het verstand alleen proviand-meester moest zyn. Gy syt al te scrupuleus myti goede 
Leerling! lachte hy uit, maar gedenkt de les van uw goeden vriend Campo die ontleed- 
kundig betoogd, dat_ee,n blood Auteur een Mar is, en ik voeg er by, groter als een 
School Praeceptor, Neen, dog niet, interpelleerde hem Juvenalis, waarom zoude men 
met die gryns der ongerechtigheyd zo genadig handelen? en heeft de Chimist meer 
redenen om die botmuil te cajoleren om het verslinden van zyn eer^ als ik eertyds 
had om Domitianus te villen over het opvreten van een Roche? zo zachtmoedig leefde 
ik er niet meede, en een Scheldwoord was goedkoper by my als een [apoheiboraenos] by 
J-Iomerusg als het lispen van een [eroota] by Anacreon? of als het janken van een'i^- 
qu£ in de treurdichten van Ovidius. Ik hebbe my zeer beledigt geacht dat ^ die 
Dame, die gj om dezelve galanterie als ik Messalina, in uw vorige stokinge by haar 
Schouer-manteltje greept, zo wel als ik die Keyzerin, niet by haar naam genoegzaam 
genoemd hebts hagc ego^ non putem Venusina digna^Jjicerna? gelyk myn rotgezel Iloratius 
zo even wel heeft aangemerkt, hoewel die goede heer wat al te bedekt met zyn kraam 
is. Ik zie dog wel dat ik al mede voor 't front moet komen, zeide Persius, zo modest 
als ^ de Hebreeuwsche Pasquin, derhalven zal ik myn ge"(20)voelens, dog onder verbe- 
teringe, uiten. De zaal?: in zig zelven beschouwd is laag, en met betrekkinge tot den 
Chimist strafwaardig. Evenswei raad ik, die altyd voor de zagtzinnigheyd ben geweest 
om dien Eerdief , zo hy in zyn lasteren blyft volharden, hier over rechtveerdig te 
straffen, dog zo, dat hy alleen de schande zyner misdaad drage, dat is, dat dit 
vertoog van den Cliimist van niemand, dan van hem alleen verstaan kan worden. Dit 
vonnis, 't welk men van niemand dan van den nedrigen Persius te verwagten had, be- 
haagde den Chimist echter niets en dat om reden, wyl hy zyne lasteringe niet alleen 
by z5m haard, maar in tegenswoordigheyd van anderen had uitgebraakt, en dus ook naar 
wetten van den Chimist, dat is opentlyk, behoorde gestraft te worden. Ook vond hy 
niet veel smaak in het stemmen van Horatius. Die buffel, redeneerde hy, heeft een al 
te dikken huid, dan dat er een steek, met zo een fyne Schryfpriem als die van Ilora - 
tius was, zou kennen doordringen, een roskam van Juvenalis past beter op den huid 
van dezen muilezels laat ik zyn spoor dan betreden, gelyk hy dat van Lucilius ge- 
daan heeft, en dat masker der nyd loon naar werk geven. 

Indien nu Jan^Med ul geen genie heeft om zes achter een volgende weken in_^orffla met 
kolen, waar van Juvenalis de leveringe op zig genomen heeft, tot smeltens toe ge?- 
stookt te worden, zo raad hem de Chimist, om zig met de thans ontfangene sweepslagen 
zo stil te houden als een stomme visch| als zullende dan te laat over het verstaald 



70 

of onkunde van den Chimist kennen oordelen. 
Postmodo si permis in te ïïdhi liber Jam"bus 

Tincta Lygambaeo^ sani^^öjie , te la^daMtg 

OVID. 

De Chimist waarschouwd mede enige andere Langorenj om de "bewuste uitdrukkinge om- 
trent de persoon van die (2l) Dame, waar van ik in myn vorig Vertoog gesproken heb- 
be^ wat aeldener in hun gezelschap te doen horen, op poene van een en het zelve lot 
^-^^ JgJLJieJ:^ -! te ondergaan, zonder enige genade» 

Dat was (om Valburgs te spreeken) een zet s en zo deze pesten der geleerdheid de 
zoo even gedreygde hagelbui op hun vacht krygen, zullen zy het al weynig draaglyker 
hebben als de Joden en Ezels, of zo gy liever wilt Ezels en Joden, by de Turken. 
Die getulbande bloedzuigers supponeren twee zaken. Voor eerst? dat 'er tusschen 
een Jode en oen Ezel een volkomene overeenkomst is.? want volgens hun Alcoran mogen 
geen tegenstrydigheden in Godsdienst of derzelver plechtigheden op te lopen zyn. 
Ten tweedene ^ dat hun Profeet een groot vermaak schept in de bedriegeryen der Joden 
en in de domheid der Ezels» Wat dunlct de Lezers nu, zoude de Chimist geen fraai 
Turksch Theologant zyn? hy zal om dezelve redenen, by het uitkomen van dit Vertoog, 
ook niet heelshuids onder de Klauwen, of liever onder de stompen, van den Hebreeuw- 
schen Pasquin weg échapperen? want nu Pasguin voeten heeft gekregen om aan de kamer- 
deur van een Joden slaapvertrek te komen kloppen, en die Israëlyt van zyn lit_^d'/inge 
af te rameyen, twyffele ik ook niet of hy zal den Chimist ook op de hielen volgen? 
want hy is nieuw om eens te gaan lanterfanten? en dat is niet zonder redenen? want 
Pasquin heeft reeds zedert verscheyden eeuwen niet geweten wa± voet of voets gelyk 
tezeggen was, tot dat een Vrome lïebreeuer zig over die verminkte invalyd erbarmde, 
en hem een paar loopstokken met een Joodsche edelmoedigheid (de Hemel bewaar den 
Chimist voor de genereusiteit van een Jood) vereerde, dog hem in vergeldinge van 
dien belaste om aan zyn kamer te komen Canonneren, belovende hem inmiddels te zullen 
vragens Wie klopt aan myn^e ux? en die expeditie naar behoren verrigt zynde, (22) 
zoude hy vryheid hebben om by zyh contubernaal Morforio een spekstruif in pice pace 
naar zyn Maag te depécheren. Hier mede nu achte zig die Letterbeul genoeg betaald 
voor het aandraayen van een paar loopstDkl<;en aan Pasquin, en ging ogenblikkelyk in 
een stuk van een armstoel zitten? rochelde driemaal? greep een stuk wit papier by 
de lurven? stipte een pen in een Israëlitisch inktspot, en begon te periodiseren 
(de Chimist verwet zyn kraag, dat hy nooit Heyneccius? Ernestus? of Vossius gehoort 
of gezien heeft) maar dat doet tot de zaak niet. Hy fatzoeneerde dan, zeg ik, 
Eantasyen te^en den Dromer ^ en kweet zig zo dapper van deze onderneminge , dat zig 
de lezers door dit eene Vertoog zo voldaan zeyden te zyn, dat zy hem, uit erkente» 
nisse, graag de moeite wilden vergeven om een twede te Schryven of te spelden. 

De pennen, die ik zo even zeyde een gehele avond lang versneden te hebben zouden 
eer stomper worden als het verstand van Jan Medul, dan dat ik alle diergelyke bollen 
zou konnen stoken, en de Chimist gelooft, dat men daar van een vry talryker armee 
zou konnen oprigten als onlangs een zeker tweebaks Poëet aangeworven heeft om tegens 
een Zeevloot te vechten. Die bataille zou ruim zo egaal zyn geweest van kans. als 
zyn arm^e van gevoelens? dog wat zwarigheyd, zo de zogenaamde Blauwe vlag de neer- 
laag al eens kreeg? zoude het dan de Matrozen zo vry niet staan om zig aan ribben 
en roers van hun schepen te klampen, wanneer die te grond gaan, als het den Zeden- 
m eester vrystaat zig aan de toga van Cicero en aan de [chlamisj van Chrysippus 
vast te houden, wanneer hem het gras onder zyn poten wort afgemaait door de byldra- 
ger^ van hun eigen armee? Gonpordi a_ res__p arvae crescimt is de zinspreulc van ons 
gezegend Vaderland? Ma,ar ik waarschouw de Legers, als een Courier der schikgodin, 
om zorg te dragen, dat de brommende onenigheyd niet in een blaffende twist verandere 
in hun^ legers? (25) want anders is van het gelidc hunner wapenen niet meer te hchpen 
als de Romeynsche vryheyd ten tyde van den Btirgerlyken Oorlog? en dan zouden ^r^- 
sippus en Cicero zo weynig by hen te pas komen, als zy na by ons, 
jjijr^j^j-ss j^t in nos Chrysippi do^ata, nee quae 

Crantoris antiqui nomine nomen_jiabent^ 

DE CHIMIST» 

Bvenswel ontaart de Zedenmeester niet, op het Chapitre van de Oudvaders by hunne 
baarden of liever by hunne tabbaards te treklcen, dewyl Cicero er geen gewoon was te 
dragen. Echter geschiet die trekkende historie met groot onderscheyd, (misschyn 
om dat deze van vroeger datum zyn, want den ouderdom moet men achting bewyzen.) 
Gelukkig Z5m. de Scribenten die veel kerven op hun hoornen hebben, zegt de Chimist, 
en het zoude alzo min kwaad kunnen zo oud van datnom te zyn als de gryze Titan, om 
credit in de galanterie-kraam der opinien te hebben? als het aandoen van een Spaansch 
leren aangezigt om voor vroom te passeren, of als het opzetten van een lange pruik. 



ronde hoedj en breed gezoomde bef, om g-eykt te worden met den stempel der geleerd-- 
heydj of het hoofd schoon min van binnen als van buiten gemeubileert zy? 

01 JViyn goede Gampo mogt gy nu uw hoofd eens opsteken, wat zoud gy niet al gekapte 
narren onder 't schort van uw blikken gewaar wordeni ik twyffele gantsch niet of 
de Persiaansche Zydeweveri Piepende Willem? en Grille , souden al lang hun ^a^ement 
verdiend hebben, en gy zoud schielyker overgaan van Rotzenburg naar Walburg, als de 
Zedenmeester van Boekverkopers changeert. De pottebakkery van Grille sou schielyker 
achter H gordyn van uw oplettentheyd geschoten zyn^ om plaats te maken voor het 
Collegium Pietisticumo als een Baron é. la mod^e het beleg van een Dame opbreekt, 
wanneer de knegt een uitval op de battery van zjn vacht tracht te ondemeemen, daar 
(24) hy met zo veel eer afkwam als onlangs een roestig Theologant van zyn explicatie 
die hy over de persoon van Melchizedech trachte te geven. 

-Die Yzere Godgeleerde die onlangs onder den naam van V/aarmond aan den Walburgschen 
horizont de kimmen met yzer roest begon te doen zwarten^in plaats van blozen) klom 
evenswei op tot den middag des ligtSp en niemand twyffelt of hy zoude de brandende 
onenigheden als een pisvuurtje hebben uitgebluscht, indien hy een schat vsji geleerd- 
heyd had willen toneng maar O smerti voor de geleerde wereldj dit zegt hy aan alle 
geleerden in 't begin van zyn Harangue zo plat af als de neus van een Indiaan, 

Hoe noemt men op dees' twist een ongenode gast? Quast, 

V/at was dan beter werk voor hem als mee te njrpen? Slypen„ 

V/at was hem zaliger dan 't villen van de reen? Een Steen. 

Is hy dan onbekwaam te torsschen dezen last? Vast» 

Wat regt de gek dan uit wanneer men 't wel beziet? Niet, 

Wat past hem dan voor loon, voor 't spillen veler dagen? slagen. 

Een ander Deserteur pent een Apologie van zes en dertig regels, (zo men de gedeel- 
tens voor 't geheel neemt, als de Joden hunne dagen) en in die harangue was zo min 
beslot of 't zamenhang als er eertyds in de gewrigten van zyn herssens, toen hy sig 
by den 2ielverkoper van een Trekschuit engageert om op die kraak te gaan dobberen 
a la bonne fortune_. Dit zoete jongetje neemt de naam van M aecenas aan, (misschyn 
om dat deze een Ridder was, en enige overeenlcomst met zyn naam had, respectu spni) 
Maar niet te min zweert hy dat hj alle antagonisten van (25) zyn meester zo schaak- 
mat zal zetten met een enkele pennestreek, als eertyds een Grande van Spanjen Phi- 
lippuo den tweeden deed, toen hy hem afscheepte met een uitwendige base^J^s^^nos, 
en een inwendige maledictie. 

Deze pennebeul zou zig alzo roemruchtig van de verdediging ayns meesters gequeten 
hebben als eertyds Claudius Salmasius van zyn De iens_ig _^regia. Hy schetirt Horatius 
met de haairen in zyn vertoog, en wil Hermes doen geloven, dat hy Amoor in 't bort 
speelde toen hy zyn aanmerkingen aan het paier betroude, en dat hy zyn blote poten 
op ingeraalcte kolen zettede? *oi hoe geluklcig zou Hermes zyn geweest, zo hy op dat 
ogenblik een T/Eusulman mogt zyn, hoewel hem drie paginaas die Maecenas tot zyn 
Schryven gebruikt, of liever misbruikt had, minder op die togt zouden gediend hebben 
als een paar Luiksche Zolen. Novi Oratoresg stulti ado ]^_s_centuli , zegt Cicero| en 
waarom zoude hem de Chimist dat niet mogen naaapen? wyl thans niemand geleerd is dan 
die zyn schriften met diergelyke gezegdens der ouden galonneert, als ïfeecenas de 
zyne met die van Horatius, welke ruim een zesde van het product zyner penne konnen 
uitmalten, 

^ De bygelovigheid der Turken is zo groot, dat zy zig vast inbeelden, om in den 
doortogt van dit tot het toekomend leven een brug van gleoyend yzer te moeten pas- 
seren? dog dat alle stukken papier die zy hun leven lang hebben opgeraapt, zig dan 
van zelfs onder hunne voeten komen hegten. 

ADVTÜÏTISSEMENT. 

De Weduwe g^iond adverteerd dat regulier alle Maandagen by haar zal worden uitgege- 
ven de CHB1IST DER ZOTHEDEN; En zullen de Exemplaren Woensdags by den Boekverkoper 
EaBEBINGH te Groningen te bekomen zya, 

Verwagt aanstaande wwek een Stookzel uit de brouwery van Cypris. 

DE [26] 

CHIMIST 

DER ZOTIieDEN. 

No o 4. 

Talibus admissis alea grandis inest^ 

OVID, 

De Chimist, onlangs met oplettendheyd de Londensche Courant examinerende, las er 

de volgende periode uit, p -, 

[ contiiiuatur J 



I'^EDBDELINGM YM .DE STICHTING JACOB GB'BPO mYWimim ("Het JCVJ") no^^B, oktoljer 197S 
[vervolg van de Cihlmlst der zo thgdgn ] 

ïT • den 29 ï'i aart o Onlangs is hier het navolgende geval gebeiirt. Een zeker 
koopman s' avonds met zyn heddeplaaak om een huliTpraatje gegaan zynde wiert schielyk 
van de kwaalj de Huisaugt genaamtj ovexvallenj en hoe zeer het respective gezel- 
schap hunne verzoeken ook verenigden om Menno Simons geheymschryver daar op te 
houden, mogt het echter niet meer helpen als de vermaningen by een ligtmis^ of als 
de gebeden by een Italiaans ïly scharrelde dan lynregt naar zyn logement, dog daar 
fris en gezond aangeland zynde, deed zig er een vertoning voor zyn oogen op, die 
ruim 20 coraicq was als de rol van Monsieu r Jourdain in den B-urger-Edelmans want 
zyn V/inkeldochterj Naayster en Meyd zaten met een Trits van jonge Heren geduplicecrt 
te Philospheren ^;_Jjras^__c roi s s;^ ^ s ^ En die Consistoriale vergaderinge, t'zamengeroepen 
om het gerezen verschil der kimne te beslegten, was van dit gevolgs dat de Meyd 
ombarmhartiglyk een interdictio i^riis et ac|.uae (dat is een hard patent) van if ' " 
moest ondergaan^ de Naayster (d^at~ m^^o~wat^e en gaan) wiert het zelve lot ge- 
dreigt? en de Wirikeldogter wiert familiae caus a a (dat kan geen Icwaad) met een broe- 
derlyke censure, dog daar op volgende benedictie, gepardonneert. 

Dat de Venetianen trouwen voor zig zelven en haar gantsche familie is een bekende 
zaak^ maar ik heb nooit gehoort, dat de Engelschen Winkeldochters huurden voor zig 
zelfs en voor hun Galanten, en evensvrel, de (27) ondervindinge , die de beste leer- 
meester is, toond ons ditklaar,, 

- — -~"R ar a^ est^ ad_eo_ conc^^ formae^ 

Atque pudicitiae, 

^^^"^ .iSIêïïSÜËv fiog !ï^££iÜH2. relanceert dit by anticipatie door een 

Zo dat schoon of lelyk beyde geen troef verzaken, en hoe zeer deze staatdanie der 
Aphrodite ook door de pokken geramponeert mag zyn heeft zy nooit de liefde en de 
jonge Heeren toegebeten, als Ovidiis Homen deed« 

Este salutati tempus in om ne mihi« 
Wat het vonnis dezer vloerduiven aanbelangt vind ik dat deze Brit hier in minder 
gestreng is geweest als Keyser Augustus s want deze bande Ovidius alleen om da/b hy 
iets gezien hadg en deze t^-ree snoepsters wierden verschoont, schoon zy behalven 
het zien mogelyk ook wel iets geproeft hadden» De gieren en sperwers die ojj deze 
onnozele duiven aasden toen haar Meester niet t'huis was, gelyk de Gabel jauwen op 
een ontschelpt Zeemosseltje^ schynen in den smaak der Stoïsche Wysgeren geweest te 
zyn, welke de ouderdom en de lelyldieyd de hoger hand gaven boven de schoonheyd? 
(mogelyk om tot een praeservatyf te dienen) dog gelyk de schoonheyd geen wezen maar 
alleen een relatie is, kan de Ghimist hier over niet wel beslissen, want elk vind 
mooy 't geen hy bemind» 

L'On volt les aman s__vante r tou,iours leur choiXg 

Jamais le tir IJassionjy y oit rien de blamable^ 

Il^_£omptenj_l^_de fauts potir des perfections, 
Et _sgay ent y ^o^i^er_ d^^av_o rabj-_e^^^ 
l!gL ..Z^J-A ,..gst aux; J asmins en blancheur comparable, 
La No ir e h f aire-JËg]J^_lffl6 Br une adorable; 
La MÊiigre h. de la taillej,^ 



et do la liberté^ 
LaGras^se^ est dans son port pleine de ma.-jestég 
La mal propre sur soi de_j}eu^ d g_ tr£Ü.jbg__cha^ 
Est mise^ ^P,^^ \^ ^Q^ ^.^ beauté ne^ligéoc {23) 
La Geante parelt une Deësse aux: yeuxg 

|j§-^]^.4^^„3Jjjv..g|^ X^^^.--^ F-^ JS^^v^A -^ \^.^^ §^^^ cieuK g 
JL*Q3^Ë2J:gjyjigljgQ . Q' 1.6 coeur digne d'une Couronneg 
La EomTbe a de 1' esprit g la sotte_es_t__^i;oute_boimej^ 
La trop grfmde parleuse est d'agreable hume-urg 
Et la Muette garde une honn^te pudeur, 

Aime jusqu'auK: d^fauts des personnes qu'il aime, 

MOLIÈRE, 

Waar is dan het spreekwoord ITont i ^^ '^yQ-2r3-^SJ:ê:ÈS^ ®^ ^®^ ^^^ 3-^ "^^ weinig uit het 
uiterlyk over het inwendige bestaan der menschen oordeelen als over een ongekraakte 
okernooti en zo het zeggen van een zeker Jood bejaad mag worden zien wy ons (willen 
\ry niet bedroegen zyn) genoodzaakt, Hovicii in het Klooster der Sceptici te v/orden,. 
Deze Israëlyt in 't hoofd vaii Medusa de revue doende (de Ghimist weet niet viaarom) 




wierd van een Rechtsgeleerde j die aldaar onder 't lommer der publicatien, op een vyj: 
tabak zet te mediteren^ ale ccn Oaüoonjor SijX^^^on^so^x^ó^h^^oi^ -ein:;c:..-:-o,::;::>L-;ii, 

of hy geen "bevel had gekregen van den groten Turk om Joden te gaan werven tot d' aan- 
staande slagting? de Jood antvTOorde^ ja Heer Advocaat, en ik heb my reeds tamelyk 
wel van die ordonnantie gelweten, ten opzigt van de Joden, als van wien 11500. lyst t.1 
vol hebbe? maar te gelyk heb ik ordres om ezels op te kopen, en ik bevinde dat my 
by slot van rekening nog een ontbreekt, zo nu uw ïhemisohe Exellentie de goedheid 
gelieft te hebben, van het blinde rot te stoppen, 2al ik myn getal compleet hebiJür.» 
Of nu die Jode al mede dagt* M9lrt_a _nulla_.fi_des of niet, laat de Chimist over aan 
't oordeel van den bescheiden Lezer* 

Dog evenswei denkt de Chimist niet, dat er altoos geen betrouwen op het uiterlyke 
te zetten iss geen regel gaat zo vast of zy lyd exceptie, en ieder een die Juffer 
Immergraag met conversatielcundige oogen gelieft te bezien, zal iramediaat gewaar wor- 
den, waar 't haar hapert? (29) en ieder passagier die het uithang-bord van Mevrouw 
Pasniet maar slegts in Jerspeotief beschoudt, zal dadelyk ruiken wat er voor gebraa.- 
aan 't spit is„ Heil ïleii dat loopt te ver naar 't water Chimist, en het is voortaar 
's avonds geen maanligt meer^ Maar waarom zal de Chimist veinsen? gantsch V/alburg 
presenteert hem een certificatie van zyn m.eining te geven. Juffer snoep-graag die 
zo een fyne neus heeft, dat zy de Hoeren op de reuk by de nagt kent, als de braJ.-:ken 
het wild, bepikt en beplaastert haar aangezigt als een kladschilder zyn pannelen, c- 
het spreekwoord te bewaarhedenj dat men op het uiterlyke niet vertrouwen moet^ HcIlïie' 
Weerwolf p die zo gereed tot plukhaairen schynt te zyn als een Londensche JJuurkoet- 
sier, is al mee geen omgekogte getuige, om deze waarheid te staven, dog dat zyn er 
twee, en een enkel voorbeeld ondermyndt het gehele Hypothesis. Hierom stelt cle 
Chimist in bedenkinge van zyn Lezers, wat gemakkelyker is^ te veinzen 't geen men 
niet is? of te ontveinsen 't geen men is? 

Voor beide onderstellingen koomt een leger van Kamerkatten? Diamantslypers :; Repara- 
teurs van schuiframen? Kloosternomien en Schryvers in 't harnas» Jonker Lii'laf^ 
zweert by, by? by alles wat hy kent (dan zal hy immers niet te veel eeden doen) aai 
hy de vorigen nacht gebiletteert geweest is in 't hooftquartier van Cypris CampeiHor-- 
en dat hy daar zo gescheurd is afgeraakt als de broek van een Poëet, die tegen den 
wil en dank der Zanggodinnen tegens den Helicon opklautert als een noordsche beer^ 
tegens een Denneboom? en doet dus zyn best schanden te veinzen daar hy zo min part 
nog deel aan heeft als een Latynsche Schooljonge aan syn Oratie, Juffer snoepgraag 
neemt een mandje onder den arm^ en gaat dan op haar ambacht reizen als een Koog- 
duitsche linnenv/ever, dog een ander nandje disputeert aan dat mandje het recht van 
de mantjeschap, als Mercuur het la].ceischap van Sosia, in den Araphitruon van Pla^i- 
tuss en die pelgrimasie verrigt zynde weet zy zo min kwaad? als Jonker Dol en vol 
Grieksch. (50) 

Een Schryver, met de tinctuur van yserroest vernist, ontveinst een schat van . 
geleerdheid, en lapt een vertoog aan een uit zo veel stukken als een Gremoonsohe 
viools en deze begaat een dubbele veinzing» Voor eerst wil hy den adelyken tytel a^■] 
geleerdheid veren, schoon een verroeste beitel? sotskap? verwaandheid en onkunde, Vi 
vier quartieren van zyn wapen uitmakeno En, ten tweeden, veinst hy zyn geleerdheid 
te ontveinzen, en zyn eigen schrift vat de party tegens hem op, en argumenteert, d:, 
hy meer moeite doed om verstandig te schynen, als een schilder om aan de kost te 
komen o 

Juffer my ook wat durft geen Heer in 't gezigt zien, dat hy het ziet, dog wel be- 
gluren met arendsogen als hy er niet om denkt» Juffer waarom, niet schacimt zig oia 
van een Heer 't huis geleidt te worden? hoeveel zy geen zwarigheid maakt om by hem 
in een Herberg, die tot een rend^ ^vous verstrekt, te vernagten. Het laffe dichtstiLk: 
misdoopt, WAARS CHOTJWIKGE van PïïAEBUS V^GEN &c, vjort van sommige sotskappen op reke- 
ning van den Chimist gezet, en of schoon hy nooit proces met den Bataafschen Ilelic): 
te ont-'-^JÊa-ren heeft gehad, mag- dat excuis niet helpen by die dom oren? en hy moet e.; 
nol ens_volens de fabriceur van zyn, alhoewel het voor den verstandigen Lezer niet 
zwaar te ontdelcken valt, wat onderscheid er "busschen de manier van denken^ uitdruk- 
kingen? en sales van den Chimist en tusschen die van dezen Letterbeul te vinden zyn 
Ook is den Chimist geenzins onbekend wat voor een Cartouche van Pindus er de 't 
zamensmelter van is, en mogelyk zou hy het nog erger gemaalct hebben, indien hy go..: 
schadelyke Corollaria uit zyn Hypothesis gevreest had„ 

_(^id^jg_ih r_j-j^ or^.in.er 

^i c is_^_jj}^nj^_ hae o 9Uoque^ 3,c ta jneOj,_ 

jJ^lA'lj^L.-g^ig^JË^^-JJLJy.j^^}-'--^ vivo Camoenis 
Ut mihi cura. fuit fundere oarmen i nersj 

DE CHIMST. (31) 



74 

"Die Yofml van ninervap (i'a^t hy .in ffemoenlrfk gewoon by riagt ta vlior-cn) fl'i:,. f-L '.oi 
aigomoeïi ü'ebrekj dat is ae Vrouwen ai'teÊ3chriM;:en van allo; geleerdheyd en :;oj,iii,;;.:en 
daar toe, wat hy hier nu voor gront van heeft weet de Chimist ao min als hy de 
dichtkunde, Veele pennen van geleerde en ongeleerde Sohrj'vers van alle Stiidien en 
eeuwen zyn op dit onderwerp verspilt j en het streng is reeds ao seer in de war ge-- 
bragt als de tegenswoordige twist, i^o dat niemand eenig regt van vermoeden kan heb- 
henj van aig uit die doolhof der geleerdheyd jial vo^honore te redden. Echter zal de 
Chimist al ineede een kans op die vesting- wagens te meer wyl hy denktj dat de behan- 
delinge van een diergelyke stoffe, naar de styl A'"an den Chimist, den Lazeren niet 
geheel onaangenaojïij nog het gemeen geheel onntittig Kyn gal» ïïy zal dan tegens aan- 
staande week het advys van verscheyden SchryverSj op de vraags Of_een^ vrouw jninder 
"bekwaamheyd bezit om i n de_ lejtter oefeningen te sle^gen dan een man^ en w aarom? op de 
ley van sj'n overweginge zetten^ en dan zien, wat zyn oordeel *er voor een product 
uit t'zamentreklcen zal,, 

llEiSX om de afgeknipte draad van het veynaen en ontveynzen wederom aan te leggen^ 
bekent de Chimist ^ dat hy doenlyker acht te voynzen het geen men niet en iSj dan te 
ontveynzen het geen daar men van Natuur toe gefatzoeneert is^ en die Tliesis zal hy 
met het volgende sprookje bewaarheden» 

Km SPROOKJE, 

De "Baron van Zwetzensteyn was ruim zo hoogaioedig als Bon Rodrigo de Bragcei nonde ,? de 
laatste galonneerde zyn vacht met goudpapier? en de eerste palcte zig in zwart flu-- 
weel (raogelyk om een altoosduurende rouw te dargenj over het ontydig afsterven van 
zyn Vaders Credyt ^^^elke haastige dood een verhuizinge by de noorder zon veroorzaalc- 
te) de Chimist zegt, dat deze Kalander-worm die van onder een part wolzakken was 
komen opdagen gelyk een Schallebyter uit het ey vaai een Vlindertjej rrdjn zo fa-(3^) 
miliair was met de waarheid als de Koster met de Palmezelj die hy maar eens in 't 
jaar gebruikt^ of als zyn Yader Biet een prompte betalinge. En schoon hy den adelyj':en 
inborst van Zyne respective voorouders meesterlyk wel wist na te booizen slaagde hy 
echter min gelukkig in een zyner ondernemingen als Sinon in het verraden van Troo- 
jens want schoon hy het kunsje van liegen, zo fix had als een Eransch-aan een tres^ 
Mgl]gj-A, AgJgi'Li j g-^^ ? of ^Is sen hongerige Griek [chaire], speelde hem echter onlangs 
zyn tong zulke ongelukkige parten dat hy in een vergadering van tienen genoodzaakt 
was te bekennen, dat hy een groote Leugenaar was, O bloed wat ongeluJs:i Jonker i Jon- 
ker! zie eens hoe laat het is. 

hese ¥ol-worm trachte te ontveynzen het geen hy was, waar door hy zo vast in de 
klem raakte als een V/olf by de winter? had hy getoond wie hy v/as, als Aretcphilus 
deed, elk zoude zig voor hem gewagt hebben, en hy zelve zoude by gevolg nooit bloot- 
gesteld zyn geweest, aan de hinderlagen van zioa ejgen ondeugTieno Een gegalonneerden 
Ezel heeft evenswei de stoutheyd te veynaen, dat hy weet hét geene daar hy zo onfom- 
dig in is als een yaer Godgeleerde in de Natuur"wetten5 want hy beroemt zig van c!.ooi 
het vergrootglas van het toekomende waargenomen te hebben dat de Chimist in 't vuirc 
zoude lopen, en zyn poten verzengen» Dog de Chimist antwoord dien papegaay der 
Wetenschappen, dat hy een salamander is, en het element des vuurs beter kan dragen 
als hy zyn hovaardy, en zyn gegalonneerde vacht en dat, of schoon de Chimist al eear- 
den diefstal van Prometheus mogt komen te betredenj zyn aangoKigt dog nooit meer dooi 
de vlammen geschroeit kan worden e.ls het zyne door de kinderpokken met gedreven werk 
is uitgearbeido En hier op laat de Chimist het horologie van zyne bespiegelingen 
aflopenn 

Dog het mag' gaan hoe het wil, elk een is genoodzaakt zyn oordeel over een openbaar 
vertoog te uiten, wil hy voor geen botmuil passeren^ en dit is de oor(3J3)zaak dat ei- 
zo veel weetnieten de penne op papier zetten, om al wa/b het vat op geeft _a_l_'ha g_ard 
op te tappen, en dan zyn zy trotzer als den Zedenmeester wanneer hy een half dozyn 
Schryvers op ^ Brandv/acht heeft uitgezet. 

Een penneleklcer gedost in een gev/aad dat vry op jeuilLei^rte trekt, zal op een drai 
na den drukker hollen, om een inquisitie te doen, wie of de Schryver van de Chimist 
mog zyn, om^ vjas het mogelyk, hem uit te roeyen als wilde-kervelc en v/aarom/? om geei/. 
andere redenen dan dat de kolen van de Chimist druipende ogen aan die Boheerasche 
slyper hebben veroorzaakt^ wa,nt hy pretendeert zo dispotyq te oordelen als een Chi- 
nees Mandarin, en niemand mag de vyl op hem zetten. 

Een ander leest dat hy zietg en verdoemd dat hy niet verstaat? en had hy zyn wil 
gehad, reeds lang was de Chimist afgescheept naar Acheron, want mogelyk is het de 
Chimist met doezen gegaan, gelyk \[ondel met G^.;sbre^sz5 op wiens Graf hy songa 

Hier leit Jan^ Gysbregtsz Zoon^ tree zagt ,ie z oud hem zeer doen 

Mo^gt hy met re^^t begaa n, v an Vondel z oud t niet meer d^oena_^ 

Flaar hier aan legt den Chimist zo min gelegen, als a.an de schriften van don Zeden- 



75 

iTieesterp en hy denkt als den F.ocniöchen lielser Cderint^^ diimj^^^^^ ''kic-^^-'C:]:\ ; c. 
brief die ik over een diergelyk onderworp onla^ngü van een myner vrienden ontlingj, 
zynde een Regtsgeleerde die ze van een Boer de voorledene week ontfangen had^ dog 
doen was de Chimist so vol als de tyd kort waSj om ze er in te voegen^ 

■ Een Brandy?aj^^t.^ is._ in tyd van Qoxd.o£ ee_n _g^^^^ 
MgMJJML.-g#Jjy.§2„^g^3rJiJJ ^'^'5 uitzet, 

ADVERTI£;SEME]^ïT 

Verwacht aanstaande week, een onderzoek over de zo even aangenome vraag™' O f „ee n 
? ro2jWe__minder Jbekwaagü ieden bezit om in de letteroef enii^en wel te slaf^n d^^^^ 
Man 9 en waarom? 



[35] m 

GHII4IST 
DER ZOTIIEDSN 

Ijgjg'O. -^fisidiae remove ;, doctlssimal caussaS; 



Yaar Wel, 



OVIDIUS. 



De Ruste, aan dewelke het meeste getal der stervelingen^ als aan een Godes des 
Vredes een autaar in hunne herten gestigt hebben^ en die zy dagelyks door hun .;odraê, 
als bewieroken^ is niet te min een poel van sulpher, uit ^i?elke de kwade begeerten^ 
als zo veel besmettelyke dampen in het uitspansel van onze zielsvermogens opklim- 
men, en zig dezelve onder\'rerpen als geboeide galey-slaven te Toulon. De ruste is viel 
een goede dienaares die de afgematte levensgeesten der menschen, als met een ver- 
koelenden adem eens zagt gedreven Zuiden winds verkwikt en levendig maakt? maox zy 
is een snode meesteres wanneer men zig met ziel en lichaam als tot haren dien^J t ver- 
pandj en hare rampzalige bevelen^ die zo schandelyk zyn in hunne beginzelen? als 
ongeluldcig in hxmne uitkomstenj blindelyks inwilligto 

Hil pr odest qu od non laedere possit idem 

Zegt OvidiuBj die 'er de beste ondervinding van hadp hoe wel in een andere zin? 
toen hy zig te laat beklaagde, dat het aangename difcwyls nadelig wasa 

De Ruste op een onrechtmatige \^ryze gebruikt zynde, is de oorzaak van alle ongel-ulc-' 
ken. De vergiftige planten^ de venynige gediertens? de wormen? de verrottingeg de 
pest en hongersnood ontstaan alleenlyk door een ledigheyd en stilstand der Elemen™ 
ten« Daar is ^een groter ongeluk, zegt de Abt de Bellegarde;,^ als geen bezigheid te 
kon( ^4)nen v inden p om op een be tamGl;^e_jjyze^^^^den^ t^^d^ , De^ 1 edl£iieid^ 

is de slaap des levens^ de gene die dit zon der ^efTgJliP KQJi^P^Q^ a ls dooi ' 

g.gJQL,„^l3ê i P-J^Q3^JJ:QQ^"ki_ 3^6 Auteur van de BrM.iojtheek_ de^ ^ pag« 9T"denkt 

^j fa_^'.g^JjJgg l Li^.^^4_^-telykeji^ ^ die door de^ ledigheid nj^t _ b_e_sin?_ed_en^ word_g. 
Geloof g de Hoop, de Liefde, de Vrees., de VJaakzaamheidg en de Verslag entheyd des 
geestes, hebben niets gemeens me 't _§-eze^ QP,^!-.gJ j£dL^...g^.J^X.,^gZPJ:£l jQQg^^.. j>.§J^^£Q-,J''Pi-^'^.-^2fi. 
J4g.-A^-- gi.§l^_^ !ig^LJl9-Q '^-^"^Q^^^ geeft c Alle de deugden versterken den geest, en moedigen 
denzelven aan, in plaats van dat de ledigheyd denzelven verzwakt en krachteloos 
maalcta De deugt is zeker en krachtigj de Ledigheyd toegevend en lafhartigp de eerste 
versterkt de ziele en verheft ze^ de twede verneedert en verzwalct ze. Vele der oudei 
kenden geen ander ondeugt en schande dan. de luyheid, en hierom denkt de Chimist dat 
het niet zeer onwaarschynelyk is dat H omerus zynen Held Achil l e_s zo dikwyls [podas 
ochus] (snel van voeten) noemt„ 

De ondeugt sleept by velen dit gevolg onder anderen naar zig, dat de zulke, welkerc' 
zielsvermogens door den kanker der luyheyd verpest zyn, alle pogingen van anderen^ 
die 'er zig tegen kanten, niet beoopdelenp maar slegts lasterlyk veroordelen^ en geei 
wonder, diergelyke zaken stryden tegens hun denkings aart, gelyk de 0];iimJ.st voor 
eenigen tyd zelfs heeft ondervonden van zoo een Satans oorkussen, die mot banden der 
loomheid aan de onkunde gekluystert zynde, de naam en achting van den Chimist zo 
zwart trachtte te maken als zyn eygen ziel, 

Scilicet haud nostri s__Gontin get gTat ia__dia;y.s^ 
A rbit e r j^cuj^t u^^^ji^^^Aiyj^en^ ,§j^j; 

"^'' " ■ " " " ^T)g CHIMIST 

Deze onwaardige hertstogt is, zoo ik my niet bedrieg, de enigste reden waarorn eo 
veel Lang-ooren de geleerdheid in een Vrotiwe lakens de mannen, zeggen zy, zyn (55) 
edeler schepzelen dan zy? en zullen sy zig dan genoodzaakt zien berispingen en 
kettermakeryen van een behulp des Menschdoms te verduwen? (niet denkende dat de 
Vrouwen, zo wel als zy, met eeii redelyke ziele, die dezelve kragt van werkingen 
heeft, begaafd zyn) en bygevolg ook dezelve vrugten van haare pogingen te v/agten 
hebben, of zouden hebben, indien een zeker lands g'ebruik, of liever land-pest haar 



het gebruik van de daar toe vereyschte middelen niet als verboden had. 

Dog dewyl doae Massa het fornuifs van den Ghiinist voor deze week sial be^i^: '^opd'^"-? 
zvill^n vr/ met v/at niindor br.c,f.:t l\i.0T Oi/itront voort^^^-'eanj en de z::j'h in orZ -■; er/ : .. 

Wat de Ziel en desselfs vermogens aanbelangt daar word van geen Adams kind over 
getwist of ze by de Vrouwen in deaelve kragt zyn als by de Mannens want bet gevoe- 
len van een zeker podagrens \tyageeTf dat de Vrouwen een ander aoort van zielen 
hadden als de I^ïannen, is al van overlan^ slinjmer uitgejouwt als het schrift van e^n 
Sardammer houtmot* Het onderscheyd zoude dan alleen maar in liohaaiis gestel j en de 
werkingen der ziele op het zelve ^ moeten gelegen zyn, en de beletzelen die daar 
door ontstaan, als mede de redenen derselver, worden van verscheyden Schry\'"ers op 
verscheidenerley vjyze bepaalds dog elk stooft de kool naar zim vuur, en een ieder 
meent zo wel in deze als andere stoffen den L^is_^aloso^ioriHn gevonden te hebbenj 
doordien niemand iets met zyn oordeel overeenkomstiger x-reet dan zyn eygen vinding» 
Maar laat ons slegts de voornaamste dier zwarigheden wat meer van naby waarnemen. 

De Heer de_^ J-a Chambre in zyn Art s de _c_9I^g:QJ-."!^g_- L'i} g™lg. pa^« 29 haalt het gebrek 
van geleordheyd in de Vrouv/en onder veele andere gebreken opj uit de koude en 
vochtigheyd van haar gesteltenis, "Deze schone -yvex^ en gezondheyd des verstandsj 
s, zegt hyj komen alleen voort uit een koudOj en vochtige gesteltenis? en (36) dit 
3 j maakt de Vrouwen zwsdCg^ b^^schrqomt ;_ ligtg^ P ^^^jjj-j-j;^ ^^ praat zuchtigs en hier 
55 door belet het haar oordeel en gegronde kennisse te verkrygen zo als ze tot 
, j een volkomene geleerdheyd vereysoht worden. De vochtige humeurenj waar mede zy 
jj als vervult zynj en die haar een schone verve voor 't uiterlyke geven, komen 
5, niet over een met de levendigheyd des verstands, zy maken het in 't tegendeel 
j9 stomp, en blusschen der zelver lichten als uit &c, En zo men er naulceurig agt 
3, op slaatp zal men terstond bemerken, dat het geestige der Vrouwen gelyk is aan 
3 5 het weerligt, 't welk voor een oogenblik de oogen verblind, maar niets strmd" 
,, vastigs heeft s in den ommegang schynen zy dikwyls iets schoons en geestigs voort 
,j te brengen, en zo men van ligte zaleen spreken, weten zy die niet kwalyk te bero- 
,, denerenj maar buiten dezelve is haar verstand niet altyd even vatbaar? met een 
,, woord^ daar is niets brozer en niets bepaalder te vinden dan het verstand van ee: 
, 3 Vrouwe . 

Dat is een Seiizen argument, ten opzigt van de gevolgen? maar een Spaansche belofte, 
ten opzigt van de verondersteldens. Het gene hy van de gesteltenisse der Vrouwen 
opgeeft heeft nooit iemand voor nog na hem bewezen algemeen, en eygen aan die J^xinne 
te zyns de onderhevigheid van iets is geen altoos noodzakelyke aanweziglieyd? en zo 
het in vele derzelve mogt plaats hebben, zo is nogtans het vermogen der ziele en 
des verstands magtiger dan de neyging des licha^ams, wanneer men de vermogens laat 
werken, en zig aan geen hertstogten overgeeft» Soe ra t es van een groot PhysionomicuF., 
ver\~reten zynde, dat 'er geen ondeugd was daar hy niet toe overhelde? antwoorde iiem^ 
dat zyn gezegdens eiikel waarheyd behelsden, en dat hy zyne neygingen tot alle on- 
deugden gevoelde oversla^an, indien hy haar den toom wilde vieren; dog dat hy de 
boosheyd zyner hartstogten door de reden had weten te bedwingen» Ten bewyze dat de 
ns^tuurlyke geneygdheyd min sterker is als de reden, wanneer men ze op de ziele 
(37) la-.at heerschen, en dat niets te moeyelyk is voor die genen die slegts willen^ 
Ml volentibus__axduum Ja wy hebben zelfs voorbeelden dat het willen niet aJ leen in 
staat is geweest om de natuurlyke, en als ini5.^eschapen neyginge te verbeteren, m-car 
zelfs ook wezentlyke gebreken des lichaams, Demosthenes die het wonder van zyn tyd 
was, door een welsprekendlieyd die nooit haars gelyk vond, zou zonder het vast 
besluit van te willen nimmermeer tot dezen trap van geleerdheyd en agting gekomen 
zytie VJant de natuxir was hem zo zeer ongunstig, dat hy de eerste beginselen der 
letteren nauwlyks kende uitspreken? dog deze moeyelyklieyd overwon hy enkel en 
alleen door te wille ns wajrit om zyn uitspraak te verbeteren vond hy het middel uit 
om stenen in de mond te nemen, en zyn stem in een onderaards vertrek te bxiygen en 
te leydeng waar door hy eyndelyk zo verre kwam, dat hem niemand in uitspraak gelyk 
was» Dit nu konde het enkel vast gestelde besluit van te Wil len op een aaiigeboren 
gebrek des lichaams verkrygen? wat zal dan dit zelve Wi llen niet op een enkele 
zwakheyd en neyging vermogen konnen? 

Een ander schryver werpt een twede tegenwerpinge ops "Waar van daan, zegt hy, 
, 5 zoude een Vrouwe die denkingsaart haJen? zyn zy in staat om diergelyke gevoelens 
,, te bevatten? Hauwelyks zyn ay vatbaar genoeg voor enige lessen die men haar 
,, geeft, welke de meeste tyd maar alleen in den opschik bestaan» De eerste in- 
P, structie, die zy van haar jeugd af aan genieten, is een zo genaamde liouding, de 
,, schouders achter uit te treld^en, de voeten buitenwaarts te zetten, en wat dier- 
s p gelyke zotternyen meer zyn« Van haar kindsheyd af aan hooren zy zeggen dat zy 
,, beminnelyk zyn, dat zy schoone ogen, een blozende verf &Ca hebben» Zoude men hiej 



77 

j 5 leven diexgelyke zottex-nyen te horon? üi echym men haar niet vroeütyuig- "/an c.q'Z:^ 
jjhare "bekoorlykheden te verzekerenj op dat zy in *t ver(5ö)volg dies te ligter 
3 5 mogen geloven dat zy wezentlyk bemind worden? V/aar vind men Moeders die da tedere 
jgkinüBheid harer Dogteren met het sa,p der de^ugd doortrekken^ in plaats van met e:-:- 
jjtract der ydelheden? Dog deae muur acht de Chimist even zo gemakkelyk om met den 
storm-ram der reden om ver gerameyd te konnen worden, als de argumenten van een 
Sardammer hout-mot. Sta ruim dan jongensl ik sal schieten» De eerste tegenwerpinge 
weggenomen aynde? tuiatelt de twede van aelfs naar "beneden^ als een dronken "boer uit 
de hanebalk* De opvoeding word wel een twede Natuur genoemt en gelooft ^ dog evenswei 
verandert zy de ingescha,pene niet, want gxpe^l_las ]\Taturam furcag tarnen usgue recurrat; 
en hier toe strekt ons het geval van den Saron van Zwetzensteyn in de viei?de Chimist; 
tot een onv/edersprekelyk be^/yss want ao oen gebrek der nastuur door het wid^ji en 
werken kan verbeterd worden, gelyk ik even getoond e^^ bewezen heb, hoe veel te meer 
een enkele gewoonte, gelyk een diergelyke opvoeding is« 

Kier uit dan maakt de Chimist het f acj/fc op? lia.t_ de_y3^uT^ej ia_^^_i^^ 
alles^_ bekijaeimheden genoeg bezitten^ om de koude van haar gesteltenis g zo^ wel als 

^ÊB-^^3ê:B —2^^-§4 -}}^^ 3^.2ÏÈ ^^?-P-P-f'lli..Aj}^^.f:P' "^J, slegts wilden g en om dit verder te 
be^^zen zal ik my bedienen van de getuigenissen van verscheyden Schry^ers? zo wel 
als van eenige voorbeelden die het in haar zelven getoond hebben» 

'Thomas^ ,^y^,^.'^, ^^^ ^° ^^'^ gunstig denkbeeld van het oordeel der Vrouwen in zaken van 
Taalkunde, dat hy in een brief aan Mylord Graaf van Oxfort, over een ontwerp om de 
Engelsche taal te vermeerderen en te zuiveren, zig aldus uitdrukts "Zo men my hier 
5, omtrent de keus over liet, zoude ik my hier in meer naar *t oordeel der Daiiies be~ 
,,palenp ten minsten voor zo ver het oor 'er deel in heeft, als naar de bevattinge 
j ,van Hovelingen zonder kennis, van Dichters zonder verstand, en van School-(59)v*osse:- 
,5 zonder geleerdheyd» En om te ionen dat b y_£een ^ wind_ vericoQj)t_ ads _Jj^^ 
de Zedeme est^x^ XP linj_uw_^^ , zegt hy, enige personen va-n 

jjbeyde lonnen verzegt, om enige brieven over verscheyden stoffen te Schry\'"en5 en 
jjtoen ik ze alle gelezen had., bevond ik in der daad, dat al wat de mannen geschre- 
5 ,ven hadden vol harde Consonanten was, en sterk naar Hoo l_mi ch^ j ^X _ J^-§MJl^.lg. rook^ 
maar dat in 't tegendeel de schriften der Juffers zeer naby de minne brieven van een 
lyiorentynsche Do na^^^vire_ Icvvamen, door het overvloedig getal van vocalen en vloeyen- 
den die zy 'er in gebraait hadden, 

Vau^elas de Varro der ]?ranschen (Tom II, au mot paralelle) betoogt met meer woorden 
als Theo^ilu s Qbscurus "Dat men in twyffelingen de taalkunde en uitspraak r^dcende, 
,,de Vrouwen en ongestudeerde lieden liever behoorde te consuleren, als die gene die 
,,in 't Latyn en Grieksch ervaren waren^ Sn deze aarmierking wierd zo goed gekeitrd 
door de gantsche Fransche Academie, als de Waarschouwinge van Fho ebus_we ^en^ Jcc^,^ van 
alle vrome Walburgers, behalven Schilders, gelaakt word» 

De Auteur van de ^^^anthrope slaat geen kleinder front als Swift of Vaugel^j^d '^TJe 
,, Vrouwen, zegt hy, hebben denkbeelden die veel levendiger en uitgestrekter zyn dan 
,,die der Mannen» In 't gemeen hebben zy de gaaf van iets veel cierlyker en aangcna-" 
, ,mer te verhalen dan deze. Eaa,r v/yae van voorstellen is nooit droog of gedwongen, 
,,het verband van haar verhaal kan byna niet bemerkt worden, en de ultweydingen die 
,,zy maken, brengen den toehoorder te rug op het onderwerp van een aangen^une stofie^ 
,,iret schjmd dat in alle hare inbeeldingen de uitdrukl^ingen tot ieder onderwerp ge™ 
,,past, b^ma elk hun plaats hebben, als van waar zy ze van daan nemen zo haast zy in 
,,de redenen een belwame plaats konnen vervullen. Inzonderheid munten de Vroiiwen uit 
,,in den Epistolischen styl« Ilaare aangename, en (40) byaa onbemerkelyke overgangen? 
, ,de gebonden wanorder van hare gedagten, en hare gelukkige spreekwyzen ora die te 
,, uiten, openbaren zig alle in hare brieven, Zy bezitten een zekere bela^aamheyd om 
5, geringe zaken zonder laagheid, en verhevenen zonder opgeblazendheyd te verha,len« 
,,Zie de ^s^iiro;£e van Maandag dem 1 Augustus 1712, 

Hu zou zig de GhiDiist verpligt vinden, wyl hy aan zyn eerste belofte reeds genoeg 
denkt voldaan te hebben, om •zjn gezegdens te staven met voorbeelden van geleerde 
Vrouwen, Dog wat zal hy op dit onderwerp wel debeteren? Vrouwen die hare ntanen door 
den lof van geleerdheyd, als met een Diamant in de geheugenis der nakomelingen ge- 
graveert hebben, hebben zig zelven al te wel vereeuwigt, dan dat dit werk van den 
Chimist behoeft ondernomen te worden, ¥ant wat zal hy zeggen van Sa£i;^o, van Corneli-g 
moeder der Gracchi, van Athen ais welke haare verdiensten op den Throon van Gonstanti- 
nopolen plaatsten, van Per^lla, van de Vrouw van Plinrug^ , en van zo veele die in 
later tyden zig door hare geleerdlieyd vereeuwigd hebbens als V io t ori a _ Go 1 o_rmm_ Mar - 
£uise_de_Pes^usaire, !^j££J^^,,^^^^^^^^^^_^j^22.Bk^^ Seraphi na_J]_oni a_riri, ïtaliaansche* 
M§£^HS£Üê,J;l£Si§. ®^ Slisabeth Tanfeld^ Engelsche, Gathar^avan Portugal Hertogin 



d'Aciers Anna Maria SohuunnanSg Johanna Winkelmans en een oneyndig getal andere» 
Wat kan dan de vervloekte nyd voor redenen "bybrengenj waarom het een Vrouw zo wel 

niet vry zoude staan oïïi zig aan de letter oeffeningen over te geven £.l3 een l-iai,.',' 

Sesine itaque bona pessima oljtrectare lin^uaj 

ADVERTISGEMtlT 
Verwagt aanstaande week een Vertoog op het onderwerp van iets, waai;: over zig de 

Chimist tussohen dit en zeven dagen 2,al "bedenken» 
KBo De laatste Chimist is deerlyk mi^ïhandelt en gemutileertj lees derhalven Pag„ 3(^' 

voor .^e^estica^arminaj or-gdelia carrainaj dan aal de Auteur^ en het schrift beyde 

op hun poten staan» 



Ton Broos 

IN EN UIT DE BIBLIOTI-IEEK: VAN D.JoIL TER HORST 

De Koninklijke Bihliotheek hezit diverse werken van Weyerman, Tenminste een daarvan 
draagt de vermelding 'ïïit de "bihli-otheek van wijlen dr^ D^JJ-L ter Horst' en wel de 
'ï^laandelyksche 't 2amenspraal<:enj tussohen de Dooden en de Leevendenj hestaande in 
Vertoogen tussohen alderhande Mogendheden^ Keyzers; Koningen, Vorsten^ Ministers^ 
Getabberdeuj Gedogendenj Konstenaarsj Wysgeeren &Ce en in vrolyke 't zaiiiensijraal<:en 
tussohen henruchte Vrouwen en befaamde Dieren, ' In isijn bibliografie vermeldt Ter 
Horst dit werk onder nr» X met als aantekenings "Klein in-8 « Met frontispioe.^ liet 
geheel telt ^60 blzo" Ik voeg daar aan toeg met titelpiaat met ondertitel 2a.men-° 
spraak tussohen Jakob den tweeden e n_dgn_Pret ejjdentg titelpagina en 8 pagina's Aeui 
d^n^^leezerj signatuur KB 234 J 2(, Ter Horst vermeldt dan de diverse titels van de 
acht samenspraken, waarbij we in gezelschap raken van Oea^ Baron van Sipperda., 
Hendrik de Achtste, Barthold Schv/artSy Laircens Koster j .Ronsardp Rubens en C-odefroi 
Kneller^ Over deze laatste straks meer« 

"Onder de werken van Weyerman is dit een der aardigste, doch tevens een der aller- 
zeldzaarastGo Mij is slechts één exe bekends in mijn verzameling/' meldt Ter Hox'st 
niet zonder trots <, Bibliotheken hebben dit soort persoonlijke genoegens niet of 
bezitten zaak een nog zeldzamer exemplaar^, Door Ter Horst zelf is dit unieke exem- 
plaar nog aardiger gewordens met een vlijtige kroontipspen heeft hij zijn aanteke- 
ningen op het binnenblad aangebracht» Hier volgt het:; 

"Onder de werken van Vfeyerman is dit een der zeldzaamste, Vg_ Doorninck kende het 
boek niet en geeft dan ook een onjuiste aantekening er over in zijn Vermomde en 
naamlooze schrijverSj dlo II,. kol„ 493r' i-^O" 5197^ W^^^^Sauiljn^jamt zag zelf nim'ner 
een ex^ dezer Samenspraken en vermeldt alleen enkele titels» Zie zijn uitvoerige 
verhandelings ^'Jacob Campo ¥eyerman als journalist" ins Nijhoffs Bijdragen» N.Ro 
dlo VII (1872), Over dit werk van Weyermang blZö 206-207 van genoemde verhandeling. 
S oKalff nam in zijn boeks "Oudhollandsche karakters" ook een schets op over V/eyer- 
mans "Een libelschrijver uit de r/IIIe eeuw"j (blz„ 129'"158)<, Hierin zegt hij op 
'blZo 157s "!-lls,ichien dagteekenen uit deze periode [den tijd door Wc op de Gevangen- 
poort in 's Gravenhage doorgebracht] zijne Stichtelijke Betragtingen^ zijn Zamen- 
spraak der Dooden en dergelijke "bibelstof" « :,->/'« Uit deze opmerking blijkt vol- 
doendedat ook Kalf f deze Samenspralcen niet kende o 

Ook is dit werkje niet vermeld in de uitvoerige lijst van W, ' s geschriften^ opge- 
maakt [door Go van Rijn] in "De Librye"^ 1809o p„ 57™59? en 1890, p, 9-10./'' 

De volgende pagina bevat een ingeplakt velletje met aantekeningen over vergelij- 
kende literatuLirs "i^s_J|üllerj Essai d'une bibliographie Neerlando-Russej Amst,, 
1859 80 B 36 Po 11, no.. 37s Maande lijksche Berichten uit de andere Waerelt ,^.r etc, 
Amsto 1721--1755c 69 vol» (metj^^) p. 91, no. 763s — 1756-1771- <ilo 70--100 
[compleet in KB 459 K l] cfe DaVa Fassm^mj Gespraohe in dem Reiche derer Todten, 
1718-1739» (Hayn-Gotend. "Gespr,'"nr[No, 1~16 I<B 857 D 92] Lucianus Dial» mort. ,.=■ 

Tot zover de aantekeningen Yan Ter Horst in zijn eigen exemplaar., Is dit allema-;-,.!. 
in zijn bibliogi^afie in Het Boek terecht gekomen? Wie onder nr, X (po 232-233) 
kijkt vindt niet alles terugs Van Doorninckp Sautijn Kluit en Kalff worden achter- 
eenvolgend genoemd en de laatste a.linea gaat alduss "Soortgelijke verre navolgingen 
der "Dialogi mortuorum" van Luci.qnus waren in de 18e eeuw zeer geliefde Zoo versche- 
nen bijve te /uiisterdam tusschen de jaren 1721 en 1771 niet minder dan 100 dln., 
"Maandelijkschd Berichten uit de andere Waerelt" <> Vgl» Er. Muller, Ess^dhone 
biblio^ragMe^J^eerlar^ j^inst», 18593 P^ Hj no, 37 en p„ 9I9' nol""?^* ?^le 
hieronder bij XIIo" 



79 

Onder TH \foxd.-b JJo relaende Ohinoeö gcnoöï..d dat niet vcm V;eyei-^.:ian is vol^t-ae 'I-r 
Horst maar een Nederlandse vertaling van een oorspronkelijk Duits werk van.de hand 
van Lavid Passmann, "die ook schreef "Gespr^che in dem Reiche derer Toten" j 
I7I8-I739/' Sautijn Kluit had dit ten onrechte aan Vfeyerman toegeschrevans ;ietcj- 
seerd op een advertentie in de Echo des Werelds van 25 noveml^er I726, 

Alles hij elkaar opgeteld blijkt Ter Horst niet opgenomen te hehhens de zero- 
informatio die Van Rijn in De Librije geeft, de 'Stichtelijke Betragtingen' die 
volgens Kalf f van Weyerinan zijn (welk werk wordt hier bedoeld?), de signaturen 
van de K,Bi van de diverse werken| sommige titels kort hij sterk in of hij vermeldt 
alleen de auteurs* Wie gehoopt had in het keukentje van Ter Horst nog een extra 
toetje te vinden komt dus enigszins bedrogen uit. 

Maar, we hebhen nog een verrassing in petto, In het K.Do-exemplaar is na p, 502 
anderhalve pagina getypt commentaar toegevoegd; 

"Aanteekeningen bij 2 

Jacob Gampo "WEYERMAMp Maandelyksche 't Zaïaenspraaken enz».. 

Nr, X in "De Geschriften van J^CoV//' door D.JJ-I, ter Horst, Het Boek 

Deel XT/III blza. 227/240. (1944) 

Het boekje wordt vermeld Ins Prosper ARENTS, Geschriften van en over 

Hubens. Antwerpen. De Silckel, 1940. als volgts 

"WEYlSmMN, JAICOB (sic) OM^O^ 

't Zamehspraafc tusschèn Pieter Paulus Rubens, Ai:tthony van Dyk,, en Gode- 

froi Kheller, drie beruchte schilders, 13O blz* Ins I^Jaandelijksche 't 

zamenspraaken, tusschèn dedooden en de levenden, , .,8e 't Samenspraak, 

Msterdam, H,BoosGh (sic),wl726, 65I--76O," 

Yermoedelijk bezit dus de eene of andere openbare boekerij in België, 

waarschijnlijk de Stadsbibliotheek van Antwerpen, waarvan de Heer /irents 

ïïoofdbibliothecaris is, ook een expl, van dit zeldzame werkje van 

J o C , V\' a 

Een vergelijking van hetgeen in deze achtste samenspraak door Rubens en 
van Dyck verhaald wordt over hun eigen levensloop, met J,C«WGyeriaan's ^^Dc 
Levens-beschryvingen der Nederlandsche konst-schilders en konst-schilde- 
ressen, I729," Bibl, ter Horst Nr. XIV leert dat W. ongeveer alles in de 
samenspraak heeft verwerkt, wat hem o.a. uit Felibien en verder uit mon- 
delinge berichten over heide schilders bekend was. Sommige verlialen wordei 
in de "Levens-beschryvingen" iets uitvoeriger behandeld. 
Tot het Klinkdicht toe "'t ïïof is een Vrystad" (Maandelijksche 't Zamen- 
spraaken, blz, 645) vinden we terug in "De levens-beschryvingen" en wol 
op blz. 255« 

In het laatste werk wordt ook vermeld dat de vertaling van de veraen uit 
Vergilius' Aeneas "Ille etiam.,," M,Z. blz. 649, L, 259 D.I, "'t sedert 
aldus vertaalt (werden) door Joost van Vondel". 

V/aar in fl.Z, blz, 693 het grafschrift "Ipsa suos Iris,.," vermeld wordt 
zonder den naajn van den als "een Dichter" aangeduiden Isaac Bullaert te 
noemen, v/ordt deze laatste wel als auteur van het grafschrift aangewezen 
in L, I, blK. 295, Tevens verklaart ¥, dat hij zelf de vertaling heeft 
geleverd "dat wy aldtis hebben vertaalt". 

De anecdote M«Z, blz, 71O "Op myn eerste terugkomst uyt lïiigelant ontbood 
my den op die tyd regeerende Bisschop van Antwerpen, wiens Voornaam ook 
Anthony was ,,, enz," wordt in L, D,I blz, 505 verbeterd en aangewld 
door te vermelden dat het gaat om den bisschop van Gent, Antonius ït^ie^fc. 
Uit het voorbericht "Aan den Leezer" van de M.Z. blijkt dat V/„ dit werk ' 
heeft aangevangen met het doel de Nederlandsche vertaling van Fassmann*s 
"GesprSche in dem Reiche derer Toten" te bestrijden, "Zou ik dan niet ge- 
dwongen zyn om te zeggeng Dat de voorgaande l±^^^^:n3^^^iRj^ËÉ2^-BA^ 
Dooden, in de Hoogduytsche Taal en op een hoog uytheemsch Kasteel opge-- 
steltj, (-i-) tot een Schimp der Nederlanders vertaalt zyn geworden in onze 
Nederduytsche Spraak? enz, enz, (+) Als of onze Natie genecessitoert wab 
om Hoogduytsche boeken te vertaaien." Passmann, die aan het Hof te Berliji.^ 
was gehecht als een soort gangmaker van gesprelcken (Sie Allg. Deutsche 
Biographie) gaf van 1718 t/m I74O zijn "Gespraeche" uit. De N,B„ [Hiermee 
wordt nationale Bibliotheek = Koninklijke Bibliotheek. bedoeld. T,Bo] 
heeft de 4 eerste jaargangen, Sig, 857 D 92, 

De Ned, "tfeand. Berichten" loopen van Juli I72I tot Juni I77I. 100 Deel- 
tjes, van een half ja.ar ieder, zijn in de ÏÏ,B, aani^^ezig, Sig. 459 K I, 



80 

üitverkoc'ite aflevering'en vrerden later herdmkt of mot nieuw tit-T-LolavJ. 
voorzien. Zoo bestaat de eerste "bundel der NoB, uit Juni by J, Hatelband 
17_503 Augoj Septaj Oct», Sec, Ey Nicolaas ten lïoornj 1721_ en ïïovo 3 by 
d 'Erven JoRatelband en Compagnie, 1758, 

In 1746 werd een Bladwijzer over de tót dan toe verschenen MoB, geleverd ^ 
maar met Juni I77I breekt de reeks van de N„Bo geheel onvervracht af, Zijr. 
er elders latere jaargangen voorhanden? 

Uit een algemene "Voorrede" van 1750 is op te maken dat Fassmannj die 
echter niet bij name wórdt genoemd 240 gespreklcen had geschreven, we.t op 
den grondslag van 12 in het jaar^ twintig jaar zou betekenen. Hij heeft 
echter zijn reeks 22 jaar volgehouden^ Die overblijvende 24 gesprelcken 
aijn waarschijnlijk vervolgstulckenj want ook in de Nederl, M„Be komen 
gespreklcen voor die over twee en aelfs drie maanden loepen. 
Er werd tevens bij verklaard dat de "Nederduitscho Schryver" in 1750 
reeds "bj'na I4 jaren heeft geschreven". Hij zou dus rond 1736 begonnen 
zijn*, Bedoelt men hiermede gijn zelfstandig werk, en zijn de MoB„ van 
1721 t/m 1756 enlcel vertaalwerk? 

In 1747 komen voor het eerst kunstenaars aan de beurt en wel Januari/Feb, 
Rubens en Jan Steen, P-ïaart, Adriaan van der Werf en Gerard de Lairesse, 
met vervolg over Apx-il^ Mei en Juni komen Apelles en Rembrandt aan de 
beurt. Uit een tamelijk vlugtig onderzoek is mij niet gebleken, dat deze 
''kunstenaars-reeks" is voortgezet. 

Wat nu het gesprek tusschen Rubens en Jan Steen betreft, zijn alle mede- 
deelingen van Rubens, zoowel over zijn eigen leven als over Antoon van 
Byck overgenomen uit J,C„Weyermans "Levens-beschryvingen der ITed, konet- 
schilders. c* enz." Dikwijls zijn het gewoon de bewoordingen van W, zoodat 
men vel van plagiaat mag spreken* Bit geldt ook voor de andere lamste- 
naars. 

Wel heeft de schrijver zijn bron onvermeld gelaten. Bij het Grafschrift 
door Isaac Bullaart (sic) wordt verklaard dat het "door een Liefhebber 
Van de Poezy en schilderkonst in 't Nederduitsch is vertaaltj en in 
Vaerzen gebracht? De blozende Iris, . .enz»" 

De hoogervermelde bibliographie over Rubens van Pr, Arents kent ook dit 
gespï-ek (blz. I59) waar het aantal blsz, met 376 i.p.v. 248 aangegeven 
is« 

V/ie v/as (vaaren) de schrijver(s) der Maandelijksche berichten? Bevat de 
reeks ook plagiaat van de overige 't Zamenspraken van Weyerraan? 
Het zou in ieder geval gewensoht zijn een klapper op de 100 deeltjes der 
reeks in de ÏÏ,Be uit te werken, vooral daar de latere jaargangen herhaal- 
delijk Nederlandsche persoonlijkheden behandelen. 

Of er echter in deze "rudis indigestaque molis" onder het vele kaf wel 
voldoende korreltjes graan te vinden zijn? r4en dunkt van wel. 

Voorburg, den 15en April 1945» 
J»B." 

Allereerst, de auteur blijkt volgens een potloodaantekening Jan Borms te heten. 
Ik neem aan dat het hier een kunsthistoricus betreft die over houtsneden rond 15OG 
heeft geschreven, alsmede over Breughel en in 1924 aktief was bij een amnestie- 
aktie van het dr. Jacob-comité, Dit is n,l. de enige J. Borms die in IvB en CC voor- 
komt en zijn interesse gaat duidelijk uit naar de kunstenaars in dit werk? ik neeitx 
overigens niet aan dat hij voor amnestie pleitte voor dr, Jacob Campo Weyermano 
Wie ds. Jacob is, is mij onbekend. 

De antwoorden op de vragen van Borms die hij aan het einde stelt lijken mij voer 
voor kunsthistorici. Daarentegen kan ik met blijdschap aajikondigen dat de Medeci.e- 
lingen van ons genootschap een antwoord op de vraag kunnen geven n.1. of er oxx, 
van de Maandelijksche Zamenspraken in België voorkomen (zie derde alinea). Ei' is 
geen ex. bekend in Gent (zie Jan Vleugels, Mededelingen 6, p. 55-56) maar wel in 
Antwerpen (zie A.JJïanouy Mededelingen 2, p. 18) onder signatuur C 67994« Volgens 
de daar gegeven short-title is alleen de laatste, achtste samenspraak over Riibensj 
Van Dijk en Kneller aanwezig, 

Be volgende keer hoop ikiiide biografie van Kneller uit zijn eigen postmortale mond 
opgetekend door Weyerman in deze Zamenspraak aan de lezers mee te delen. 



81 
Peter de Jonge 
YM GOOL OVER JC¥ 

De volgende tekst over JGV/ komt voor in dl. I, p. 434-44O (si^, IIBA 1026 C l) 
van DE /ïïEEWE SCHOUBMG / DER / MIDERLMTSCHE / KUNSTSCHILDERS / EN / 
SCHILDERESSEN 5 / Waer in de Levens- en _Kimst"bedryven der tans le vende en / reets 
oyerleedene^ S CHILD^S^a~d i e van 'HÖÏS-^/wiM^M, no oh e ^"ïg" "£^e r S chr^e r 9 2 yn "J""""" 
aengetekenda verhaelt worden, / DOOR / JOIiAN VAN GOOLj / ïOJNSTSCHIlSeÉ, /"eERSTE 
SlT / I viSöëtT7 "ÏN^S GRAYENII/iGE , / GEDEUKT VOOR DEN AUTHEÜR, / 1750, - Een 
afbeelding van persoon of werk van JCW wordt verder niet gegeven. 

"[454] JACOD I^iMPO WEYERPiAN, geboren in 't jaer I679, lïy iSj van jongs af, een 
af schuwe lyk voorbeelt van ondeugden geweest j schoon hem geen vernuft noch "bequaem- 
heit ontbrak, om met eere door de Werelt te raeken. Of de Eruit- en Bloemschilder 
JAN WEYERJ^mN, van wien HOUBRAKEN spreekt in ayn laetste Deel op pa£. 52, van zyn 
maegschap is geweest, weet ik niet| maer het schynt my toe, dat het ook een kluch- 
tige loiaep is geweest, die op kosten van zynen evenmensch, het zy rechts of slinks, 
waidier den gebraden haen wist te speelen? daer deze CAMPO zich meesterlyk op 
verstont, gelyk aen de heele Werelt bekent is^ doch eer ik toetreede om dit met 
eenige staelen te tonen, zal ik eerst melden, wat my ten opzichte van zyne Kunst 
bekent is| het geen dit weinige behelst s Dat hy de Kunstgronden gelegt heeft hj 
den braven Meester FERDINANT VAN lOCSSEL, en in zynen tyt geen oneven Bloem- en 
Eruitsttd^Jes geschil[455]dert heefts Waer van ik 'er een gezien heb, dat meester- 
lyk en kunstig behandelt was, en genoeg te kennen gaf, dat hy, door het voortzetten 
van zyne Kunst, op eene loffelyke wyze had kunnen leven, indien hy gewilt had? 
maer liever zynen ongeregelden en schenzieken aert den vryen teugel vierende, 
heeft hy zyne goede gaven misbruikt, ten nadeele van zyne evenmensch en tot zyn 
eigen verderf. Want al vroeg begaf hy zich tot weelde en ontucht, zTnen koste- 
lyken tyt doorbrengende in kroegen en bordeelen? in welke hy doorgaans voor 
Spitsboef speelde, om de vreemde Doffers, die op til quamen, de beurs te helpen 
luizen? het geen zo ver ging, dat hy geen wegen of middelen onbeproeft liet om 
deze schandelyke levenswyze gaende te houden, In 't jaer I7I8 stak hy over naer 
Engelaiït, met iemant dien hy wysmaekte dienst te kunnen doen, met hem daer eenige 
fraeiheden te helpen verkopen? doch hy bedroog hem deerlyk met hem te beroven van 
al zyn geit en goet en maekte het te Londen in 't kort zo gortig, dat het maer een 
hairbreet scheelde, of de voorzegging zyner Moeder, die altyt vreesde dat hy noch 
aen galg of rad zou kom[436]en5 was aen hem vervult gewordens want hy had naeulyks 
tyt om de verdiende straf, met de vlucht naer Hollant, te ontsnappen» Dit gevaer 
ontworstelt zynde, bagaf hy zich tot het schryven van allerlei Spot-, Hekel- en 
Lasterschriften, die, onder verschillende benamingen, al te wereldkundig zyn om 
'er meer van te melden, en in welken hy Luiden van eer en goet geruchte, op eene 
eer- en faemrovende wyze, ten toon stelde. Met deze verachtelyke middelen van 
bestaen noch niet te vreden zynde, deet hem de geltzucht op 't laetst uitspatten 
tot het schryven van Brantbrieven? daer hy zyn eigen pen, of die van anderen, op 
een schalke en bedekte wyze toe gebruikte, en in welke hy, quanswys als een goet 
vrient, die om reden zynen naem bedekt hielt, zekere ïïeeren waerschoude, dat 
KAMPO WEYERI-'iAN geroet stont om hen met zyn scherpe pen op een vinnige wyze door 
te stryken, en derhalven hen rade, dat zy op deze of geene manier, doch ongemerkt, 
hem zouden tra^^ten van besluit te doen veranderen door een aenzienlyk geschenk, 
indien zy hun goet geruchte niet in de waegschael wilden stellen» Dus sloeg hy 
voort van quaet tot erger, en verspreide ein[437]delyk een vuil Lasterschrift? 
in 't zelve vergeleek hy de Obstindische Maetschappye by de Rooms che Inquisitie, 
zynde de twee eerste Vaersen aldus luidende s 1, 

Wat baet het Bataviers, da^ WILLEM lleêr- 

lants stranden 

Ontsloeg uit Romens dwang^en Spanjens heer- 

scha]3|)y 

Nu dat een /lLBA's Raedg misdoo pt een Maet- 

^happy; 

De vrygevogten Tuin^ van meet af aen, doet 

branden, 

LEICESTERS eeuw herleeft, d'aloud e_vx;^_eit 

trilt. 

En 't recht word over 't paerd van eer en eed 



82 

2. 

He Maetschappy van d'Oost schynt THEf4IS ro|_ 
ontdoken, 

^3_-!jk_MjJ^ i-Q'?-go ^^Q"^ Hof en oor en oo^en 
sluit 

Op 't fflzlde nachtmiizi ek_van lïEEMES dieve 
fluit a 

W^ ARGUS j schelms verschalkt^ den gordel 
werd doorst okeng 
[ 438 ] d' Aloude Deu^t vervalt ^eheelelyk in lye, 
l^!^-'Q3^deu^t kletst de zweep by d' Ooster 
]>fa.e tscha.p:giye . 

Zodra dit schimpdicht ter kennisse van den Rechter '(piam, wierden alle middelen 
aengewnt om WEYEïÏÏ^lcïN, (op wien. aenstonts het vermoeden viel, dat hy 'er den 
opsteller van wasj v/egens de overeenkomst vati styl en spreekwyaen met zyne andere 
schriftenj) in hechtenis te krygen. Dit quam hem niet zo dra ter oorenj of hy 
maekte zich 't zoek, nemende de vlucht naer Kuilenburg g doch door hongersnoet, 
dat scherp zwaert, geperst, was hy zomtyts gedwongen zyne vryplaets te veriaeten, 
en op onvryen bodem zyn aes te zoekens waer door deze losse Vogel, daer al te 
scherp op gepast wiert om langer in de vrye lucht te blyven, eindelyk in de knip 
raekte, en gevangen op de Voorpoorte van Hollant gebracht wierd? daer hy eenigen 
tyt in groote vreeze zat, wel wetende, dat 'er vry wat tot •zyn lasten was, zo 
alle zyne euveldaden aen den dag quamen, en zyn beschuldigent geweten hem licht 
deet begrypen, dat het misschien zyn keel, of ten minsten zyn rug, zou gelden. 
Echter quam hy [439] 'er genadiger af s want hy wiert, by Vonnis van den Ed* Hove 
^^^ I^ü^^s °P ^®^ 22 van hooimaent des jaers 1739 verwezen tot een eeuwige 
gevangenis 5 om, zyn leven lang en ten zynen koste, op de Voorpoorte van Hollant 
in hechtenis te blyven. Dus, van alle hoope versteken zytide om ooit de vrye 
lucht weer te genieten, heeft hy in ayne gevangenis voor zyn onderhout noch 't 
een en *t ander gedaen, zo wel met de pen als met het penseel, ïen opsigte van 
het penseel is my berigt, dat hy, op de Poort, Kapelletjes op Spiegels zeer 
aerdig geschildert heeft, en met de pen weet ik, dat hy noch een menigte Schilder 
levens geboekstaeft heeft, doch even verwart en leugenachtig als de anderen, en 
om die reden, na alle gedachten, mooit het licht waerdig geacht zullen worden. 
Kortom hy was van dat zoort van booswigten, die niet alleen met het doen hunner 
wanbedryven zich vergenoegen, maer zelfs roem op dezelve dragen, en die slechts 
voor meesterlyke slagen van 't vernuft houden, gelyk hy voorgaf, Hy heeft op 
de Poort zyn veragtelyk leven gëëindigt in het laer 1747 in lentemaent. Oneindig 
meer valt 'er tot zynen laste te [440] zeggen, doch i^y hebben^ons bekort, om 
tot een beter voorbeelt over te gaen. Be volgende Kunstenaer zal, door zyn 
uitgebreit Kunstbedryf, ons meer stof uitleveren^ dien ik in 't ooge heb is 
PHILIP VAN DYX, 



83 

I^IEPEDELIHGEN VAN DE STiaiITING JACOB GAjyiPO WETYERMAN ("Het JCV/") no 9 , nov. 1978 
Herengracht 530-5563 Amsterdam 

STICHT/ivg\ 

-^^COB CAMPO ) 

Ellen du Maine \ ^ ^- '-' ï^ i^ ;VJ A N / 

STIJL E¥ WITSEN GEYSBEEK: 01/ER JCW ^--^ .^' 

In deel 2 van zijn Levensbeschri.lvin^^ van eni^e voomaanie meest Hederlandsche 
mannen e n vrouwen. 10 dln, iunsterdamj "by Petrus Conradij Harlingen, by P.v.d, 
Plaats en Junior 1774-83 [lIBA 2518 E 5-14] besteedt Simon Stijl aandacht aan 
"Het leven van Jacob Carnpo Weyerman"' [p. 94-102? 1775]. 

Van het eerste en tv/eede deel bestaat nog een tweede druk [lIBA 285 C 9-lOs 
1777/1780], De inhoud van de tekst is [wat betreft JCW] ongewijzigd overgenomen, . 
de spelling is aangepast» 

Stijl vermeldt een aantal bijzonderheden omtrent JCW^s levenswandel en een 
aanteJ van diens werken. Daarnaast laat Stijls mening over de mens Veyerman zich 
uit zijn formuleringen afleiden. Hoewel hij niet zo te spreken is over het 
karakter van Weyerman (p. 101 ) heeft hij toch een zekere waardering voor V/eyer- 
mans schrijftalent. Waar Stijl vooral over valt is JGW's gebrek aan godsdienst- 
zin. 

Tekst^ Stijl -. (volgens eerstenoemde druk)s 

"[94] JACOB CAJyiPO ViEYÏiDifflM^tj niet min vermaard, door zyne losbandigheid en ondeug- 
den, dan zynen vluggen geest en menigvuldig uitgegeevene Schriften, werdt gebooren 
te Breda, op den 9den van Oogstmaand 's jaars I677, Zyn Vader, Jakob Weyerman, 
hadt in zyne jeugd als Lakei gediend§ zyne Moeder, Lys Sint Mourel genaamd, als 
Dienstmaagd woonende in een Herberg, was, door zeker toeval, van daar ontvlugt, 
nam vervolgens, in Mans gewaad verkleed, dienst als Tamboer te Velde, woonde 
verscheiden belegeringen by, klom op tot de waardigheid van Sergeant 5 doch haare 
kunne, ter gelegenheid eener wonde, in het beleg van Bon bekomen, ontdekt zynde, 
was zy genoodzaakt den Krygsdienst te verlaaten? wordende ter belooninge haarer 
dapperheid en moed, van Willem den III, met een jaargeld van tweehonderd guldens 
voor haar leven, begiftigd. Toen onze V/eyerman gebooren werdt, hielden zyne ouders 
een Herberg op Breda. Deeze schikten hem tot de letteroeffeningen, en bestelden 
hem, toen [95] hy 15 jaaren oud vias, ter schoole, welke hy in drie jaaren tyds 
doorliep. Hier na werdt hy aanbevoolen aan het onderv/ys van den Heer Sandvoort, 
Predikant op 't Wouwd, een dorp in Delfsland. Hier oeffende hy zich in alle takken 
der beschaafde Weetenschappeni doch de zucht tot de Schilder- en Teken-kunst, 
welke hy met zich als ter waereldt hadt gebragt, dreef steeds by hem boven; de 
Schilder, Thomas van der V/ilt, in 't nabuurig Delft woonagtig, verschafte hem 
gelegenheid om dezelve aan te kweeken. 

Ten huize zyner Ouderen wedergekeerd, werdt hy wel haast vermaard door zyne 
kunst I doch hoe zeer deeze reden hadden om voldaan te zyn over zyne vorderingen, 
't was niet zo gesteld omtrent zyn zedelyk gedrag» Zyne ongebondene leevenswyze 
deedt hem vervallen in de ongunst z*jmer Ouderen, waarop hy, heimelyk, hen verliet, 
en zich naar iVntwerpen begaf. Hier verleidde hy een Herbergiers Dochter, en 
vlugtte met haar naar Ryssel; doch verliet haar hier wederom, zynen weg noemende 
naar Parys, Schoon hy, in deeze stad, merkelyke vorderingen maakte in de Weoten- 
schappen, zyrxe zeden, egter, wierden meer en meer bedorven? en een m^innehandel met 
de Dochter van een aanzienlyk Heer, 'by welken hy zich als Kamerdienaar hadt ver- 
huurd, deedt hem deeze stad eerlang verlaaten, en naar Lion vertrekken? onder weg 
ontmoette hy, in zekere herberg, den berugten Cartouche, die zo wel over hem 
voldaan was, dat hy hem een Beurs met Louïzen, en een vrygeleide door zyne Bende 
schonk. Te Lion kwam hy in kennis met zekeren Abt, met welken hy naar Rome trok, 
en vondt 'er den beroemden Schilder en Sidder van Dyk, met wien hy, als hem in 
aart niet ongelyk, eene gemeenzaame verkeering hieldt. Onder andere Weetenschappen 
oef[96]fende hy zich hier in de Italiaansche taal, welke hy in korten tyd meester 
werdt. Doch hy onthieldt zich niet lang te Rome| kennis gekreegen hebbende aaji 
zekere Vrouw van aanzien, begeerde hy haar ten huwelyk? welke hier in niet willen*- 
de bev/illigen, deedt hem zulks besluiten haar te schaaken. Maar dit misliokte, en 
wyl het rugtbaar wierdt, riedden hem zyne vrienden het gebied van den Paus te 
verlaaten. Hy gehoorzaamt, en keert door Zwitzerland en Duitschalnd te rug, naar 
zyne geboorteplaats, alwaar hy, by zyne aankom^st, zyne ouders overleeden vondt, 



84 

die hem tot erfenis slegts de geringe somma Tan zeshonderd guldens hadden nage- 
laaten. 

Door de ongebonden leevenswyze van Veyerman was dit geld ras verteerd, en hy 
daarenboven diep in schulden geraalcts waarom hy te raade werdt naar elders te ver- 
trekken^ hebbende eerst een Kleermaaker nevens een Pruikmaaker, voor een nieuw 
Kleed en Pruik, onder belofte van iets voor hun te schilderen, opgeligt, Hy koos 
zyne wooning in 's Gravenhaage, alwaar hy de eerste proeven van ayne geleerdheid 
gaf? hy ontworp hier in korten tyd het Leven der Schilders, en schreef, nevens 
eenige andere stulpjes, de Brabandsche Yryage, Dit bragt hem zo veel voordeels aan, 
dat hy een bestaan hadt^ en daarenboven zyne schuldeischers te Breda afbetaalden 
gelyk hy dan ook, somi'^ylen, derwaarts trok, 't Gebeurde, terwyl hy zich ^Jederom, 
vermaakshalven, eenigen tyd aldaar ophieldt, dat hy geschil kreeg met zekeren 
Officier, Om dit te beslissen raakten zy in gevegt, in 't welk Weyerman eene wonde 
kreeg, om welke te verbinden hy aich liet brengen ten huize van zekeren Wondlieeler 
Jan Arenfts. geheeten; deezen verzegt hy zo lang by hem te mogen blyven, tot de 
wonde genee[97]2en v/as. * Geschiedde^ By Meester Arentsz woonde eene jonge Dochter, 
eene Nicht van den Heelmeester, By deeze deedt onze Held weldra aanzoek, niet zo 
zeer om haare schoonheid, als om het Gapitaaltje, welk zy bezat, magtig te worden. 
De Oom krygt spoedig de lucht van deezen handel, en gebiedt Campo zyn huis te 
ruimen? doch de oude Man, door zyne bewerking, listig naar de ïïoofdwagt gelokt, 
onder voorwendzei dat een soldaat zwaar gekwetst was, bedient de Minnaar zich van 
dit tydstip, raadt zyne beminde Gerritje aan met hem te vlugten, pakt in alleryl 
haar Geld, Juweelen en Kleederen, en begeeft zich met haar naar Engeland, Sedert 
werdt Weyerman, by vonnis der Wethouderschap van Breda, om zyn misdryf , uit de 
stad en Baronye gebannen. 

De twee Gelieven waren ondertussohen te Londen aangekomen, huurden 'er een huis, 
en leefden, zo lang het Geld van Gerritje duurde, vrolyk en onbezorgd. Maar de 
wyse, op v/elke zy hunne zaaken aanleiden, deedt het van korten duur zyn, Zyne 
Byzit (want het wettig trouwen hadt men ras vergeeten) was nu arm, en de staat, 
in welken zy zich bevondt, dreigde nog grooter druks hierom wenschte hy niets 
liever dan van haar ontslagen te worden, waartoe hy wel haast middel vondt? hy 
veinsde zich zelven te willen vergeeven, en boodt, na dat hy zelf eerst een ge- 
waanden vergiftigen drank hadt gedronken, zulks insgelyks de bedrukte Gerritje 
aan, waar op deeze, Juist zo als hy gewenscht hadt, terstond de vlugt nam. Wat 'er 
i-jyders van haar geworden zy, is ons niet gebleeken, Weyerman nam vervolgens zynen 
intrek in een voornaarae Herbergj van welke hy den Waard voor eene aanzienlyke 
somme opligtte, In [98] Engeland won hy, na dit voorval, eene aanzienlyke somme 
gelds, met schilderen van verscheidene stukken, voor de aanzienlykste liyksgrooten, 
zelfs ook voor Koninginne Anna, Geduurende zyn verblyf in dit Kyk, onthieldt hy 
zich eenigen tyd aan de Hooge School te Oxford, om 'er zich in de Geneeslomde te 
oeffenen? doch zyn onbestendige aartt deedt hem deezer oeffeninge wel haast moede 
worden? en na de voornaamste merk\'/aardigheden des Koninkryks bezigtigd, en hier en 
daar vrugten van zyn Penceel agter gelaaten te hebben, vertrok hy wederom naar 
Holland, Een jaar woonde hy te Delft, en geneerde zich met schryven, waarmede hy 
voor zich zelven, en eene Dienstmaagd, nevens een Zoon, welken hy by haar, in on- 
echt, hadt verwekt, den kost won, ïïa deezen begaf hy zich, zyn Byzit en bastaard 
heimelyk verlaatende, naar /ansterdam, en aanvaardde 'er den post van Leermeester 
van een jong Heer van aanzienlyke geboorte 5 doch, een onoverwinnelyken afkeer heb- 
bende van eene verbondene leevenswyze, verliet hy, binnen kort, deezen post, en 
begaf zich wederom tot schryven, waar uit de .Amsterdamsche Hermes zyne geboorte 
kreeg. De vinnige steeken, v/elke hy, in dit en eenige andere zjner schriften, aan 
sommige byzondere persoenen gaf, bragten hem wel eens in ongelegenheid» Dit ge^ -^ 
beurde onder anderen op zekeren avond, op welken, juist op het oogenblik als hy 
zich ter ruste wilde begeeven, een onbekend persoon van ongemeene sterkte en ; . "* 
grootte in zyne kamer drong, welke hem waldcer roste, en op de vraag, op wiens 
bevel hy zulks verrigtte, tot antwoord gaf, dat het was, ten verzoeke van zekeren 
Heer, v/elken hy, in zyne schriften, hadt beleedigd. Verder berigtte de onbekende, 
dat hy voor deeze moeite zes Ducatonnen genoot, Campo hem hierop vraagende, of hy 
voor [99] eens zo veel den heimelyken vyand, welke hem hadt in 't werk gesteld, 
een dubbel getal vuistslagen zou willen toetellen, bewilligde hy zulks 2 ook hieldt 
de Bravo getrouwlyk zyn woord, 

Terwyl onze V/eyerman dus te Amsterdam leefde, gaf een zeker voorval aa.nleiding 
tot zvn -tx-o-uw verbond. Op zekeren tyd uit ' sGraavenhaage naar .Amsterdam reizende, 
onXmoette hy in de Schuit een Burger-Dochter; deeze wist hy, door vleiende rede- 
nen, zo verre te bzcpn^enj, dat zy op hem verliefd x-zierdt? doch men twyfelde aan de 



85 

aan de bewilliging haarer Ouderen, deeae moest dan door list gewonnen worden. 
De Ouders woonden in een Dorp in Noordholland. Campo, met de Juffer te Amster- 
dain aangekomen zynde, verbergt haar eenige dagen in syne wooning, terwyl de oude 
lieden^ over het agter "blyven hunner Bochter ongerust^ haar voor verlooren reken- 
den, Ka eenig tydverloop geeft Campo, onder eene verbloemde handtekening, kennis 
van haar verblyf aan de Ouderen, en ontbiedt ze naar Amsterdam, Met deeze raakte 
hy in gesprek, en wist het stuk zo te beleggen, dat hy de verleegene Ouders in het 
denkbeeld bragt, dat het trouwen voor haare Dochter onvermydelyk was? waar op de 
bewilliging in het huwelyk spoedig volgde. Met deeze Echtgenoote leefde hy vier 
of vyf jaaren, na welke zy hem door den dood ontviel, nalaatende twee Zoenen, 
welker eene den Staat, eenigen tyd, als Sergeant gediend heeft. 

Omtrent deezen tyd onthieldt Kich te Amsterdam de waereldvermaarde Gzaar Peter 
de Groote, Deeze hadt veel gehoord van V/eyermans schranderheid, en hem. bekroop de 
lust om daar van eene proef te noemen, ïly geeft hem dan als een onbekende een 
bezoek, en was 2.0 [lOO] wel vold^ian over syne Welspreekendheid en vluggen geest, 
dat hy straks het besluit opvatte om hem met zich naar Rusland te voeren, fly 
ontbiedt hem daarom 's anderendaags aan zyne wooning, en doet hem den voorslag om 
derwaarts te vertrekkenj; onder belofte, van hem met de waardigheid van Geheimen 
Raad en Historieschryver te zullen bekleedens doch Campo vondt geen genoegen in 
deezen voorslag, en bragt eenige redenen by, welke den Vorst van zyn aanzoek doe- 
den afzien. 

Kort hier na begaf hy zich in de orde der Yrye Metzelaarenj doch de belofte, om 
aan .twee zyner Vrienden gedaan, om aan hun het geheim dier -"roederschap te open- 
baaren, volbragt hy niet, 2yn zeggen was 2 Vraagt mj niets 5 zo gy 't wilt weeten, 
moet gy zelve Metzelaars worden, 

Ondertusschen liet V/eyerman nimmer af, aynen hekelzuchtigen geest bot te vieren, 
niemand was veilig tegen zyne vinnige en meermaalen kwaadaartige steeken. Dit 
ging ten laatsten zo verre, dat hy, zich binnen Amsterdam niet veilig agtende, de 
vlugt nam naar Vianen, doch ook hier kon hy zynen geest niet betoomens hy werdt 
de bespotter van Vyanden en Vrienden, De Regeering derhalven zich verpligt oordee- 
lende hier in te voorzien, werdt hy uit zyn huis geligt en te Vianen in verzeke™ 
ring gebragt. Doch vermids hy poogingen deedt om van hier te ontvlugten, werdt hy 
van hier overgevoerd naar 's Graavenhaage, en by den ïïove van Holland gevonnisd om 
geduurende zyn leeven op de Voorpoort in verzekering gehouden te worden, In het 
Vonnis werdt gezegd, dat zyne misdaad bestondt in lasterlyke personaliteiten, ver- 
vat in zyne weeklyksche papieren en verregaande Paskwillen, gemaakt op verschei- 
[lOl]dene aanzienlyke Collegien en Steden? als mede sommige ongetekende Brieven, 
aan eenige persoonen, door hem, geschreeven, 

Zyne uitspanning op de Gevangenpoort bestondt in eene menigte Muizen op te voeden, 
en zo tam te maaken, dat hy ze, op een enekei gefluit, deedt te voorschyn komen, 
of ze weder naar hunne hokjes zondt, Geduurende de tien of twaalf laatste jaaren 
zyns levens, welke hy hier gevangen aat, schreef hy versoheiden Verhandelingen 
over deeze en geene onderwerpen, welke ook het licht zien, Zyne voornaamste Werken 
zyns De Rotterdamsche Ilermes? de Ajnsterdamsche riermes| de Ontleeder der Gebreken; 
de Echo des Werelds? de Historiën des Pausdomst Aaanhangzel tot deeze Historiën? 
de Leevensbyzonderheden der Hederlandsche IConstschilders en Konstschilderessen? 
Letterlievende, Zedekundige, Historiesche, Stichtelyke Betragtingen? Zamenspraak 
der Dooden? Het Leven van Alexander den VI, en Caesar Borgia, en veele anderen te 
lang om hier te worden opgeteld, 

V/at nu 's Mans karakter aanbelangt, hetzelve kan uit de weir%e opgege-evene byzon- 
derheden ligtelyk worden opgemaakt. Hetzelve was nergens V7yder af, dan van agtens- 
waardig of beminnelyk te zyn. Schoon zyne ongemeene schranderheid, vlugheid, uitge- 
breide kennis van veelerhande zaaken, en zyn verpligtende omgang hem van veelen 
deeden zoeken? nogthans werden deeze hoedaanigheden grootlyks ontluisterd, door 
zyne geile drift tot de Vrouwen, zyne onbetoomde involging' van Hekelzucht, en 
vooral door zyne losse \iryze van denken over den Godsdienst, wiens voornaamste 
Grondwaarheden van hem in twy[l02]fel getrokken, zo niet ontkend werdens hy hieldt 
den Godsdienst voor een bloote uitvinding van Staatlomde? het bestaan van een 
Opperv/eezen en de Onsterflyldieid der Ziele waren ten minste by hem twyfelagtig. 
Zo zeker is het, dat de grootste geesten niet altoos de beste Burgers en nutste 
Medgezellen zyn," 

Veel negatiever is P^Ga Witsen Geysbeek in zijn Biographis ch anthologisch en 
critisch woordenbo ek der nederduit se dichters , te Amsterdam bij CLeSchleyer 1822 
"[gAAJ, dl.e op p, 492-499 aandacht aan Weyerman besteedt. 



86 

V/el neemt hij letterlijk (zij het -verkort) de gegevens (soms hele zinnen! ) van 
Stijl over maar zijn "blik is daarbij zo vertroebeld door de schandelijke prak- 
tijkenj karaktereigenschappen (p. 492) e.d, van Vleyerman dat hij het over diens 
werk niet eens meer wil hebben. Ook zijn mening over Weyerraans schilderkunst is 
niet al te gunstig (p, 496 noot l), 

V/el geeft hij op het eind toe dat JCW geen gebrek aan "bek-waamheden" en "vernuft" 
had, alleen de manier waarop Weyerman zijn talenten "misbruikte" vindt bij hem geen 
genade, integendeel! 

Tekst Witsen Geysbeekg 

"[492] WEYERMMf (JACOB CAMPO) (l). Wij zullen ons hier geenszins beaig houden 
met de menigvuldige schriften, in proza en rijm van dezen beruchten losbandigen 
de-ugnietj dien het geenszins aan vernuft, maar in alle opzigten aan elke hoedanig- 
heid ontbrak om eenige aanspraak op de achting van tijdgenooten en nakomeling- 
schap te kunnen maken. Zijne schriften dragen dan ook meestal, bij een' verwaar- 
loosden, slordigen stijl, den stempel van zijn bedorven hart, onbeschaamde zede- 
loosheid, gemeen en laag karal<;terj losheid van beginselen en ergerlijk levensge- 
drag. Wij zullen dns niets daaruit onder het oog vaxi den beschaafden lezer bren- 
gen, maar eenigzins zijn woest en avantuurlijk leven [495] doorloopen, dat nog al 
het een en ander merkwaardigs oplevert. 

V/EYERI^iAN was van eene zeer gemeene afkomst? zijn vader, JACOB V/EYER1^!AÏÏ, was een 
lakei? zijne moeder, LIJS ST, MOIiEI., had als meid in eene herberg gediend, was 
dezelve in mansgewaad ontvlugt en had dienst genomen als Tamboer? na het bijwonen 
van verscheiden veldslagen werd zij tot Sergeant bevorderd? doch in het beleg van 
Bom gewond en onder het verbinden hare kunne ontdekt zijnde, kreeg zij haar af- 
scheid met een jaargeld van tweehonderd guldens. Toen onze WEYEfflïAW den 9 Augustus 
1677 geboren werd, hielden zijne ouders eene kroeg te B reda . Op de school gaf hij 
met zijn vijftiende jaar blijken van een' vluggen geest en schrander begrip» Zucht 
tot de letteroeffeningen betoonende, werd hij aanbevolen aan het onderwijs van den 
Predikant SAi-ÏTl^OORT, op het Woud g hier gedroeg hij zich tamelijk geschikt, en lust 
in de teeken- en schil de rlcunst krijgende, vond hij in het naburig Delft, bij 
TilOmSYPM DER WILT gelegenheid om zich daarin te oefenen. "~™' 
Bij zijne ouders terug gekeerd, begon hij een losbandig leven te leiden? hunne 
bestraffingen moede, verliet hij hen heimelijk, en begaf zich naar Antwerpen. Hier 
verleidde hij de dochter van een' herbergier, en vlugtte met haar naar Rijssels 
doch verliet haar hier wederom, en ging naar Pari^js. Hier gaf hij zich geheel "en al 
over aan de uitsporigste ligtmisserijen. Een minnehandel met de doch[494]ter van 
een' aanzienlijk heer, bij wien hij zich als kamerdienaar verhuurd had, noodzaakte 
^®^ Ê^isH "^^ verlaten. Op den weg naar L^^ ontmoette hij in eene herberg den 
beruchten C/iSTOUCÏIE, die zoo over hem voldaan was, dat hij hem eene beurs met Louis 
d'or en vrijgeleide door zijne bende schonk. Te Lyon maakte hij kennis met zekeren 
Abt, met wien hij naar Rome vertrok. Hier bleef hij insgelijks niet lang. Verliefd 
geworden op eene aanzienlijke vrouw, die hij vruchteloos ten huwelijk verzocht, 
besloot hij haar te schaken? doch dit mislukte, en voor de gevolgen vreezende, 
alzoo de zaak ruchtbaar geworden was, keerde hij door Zwitserland en Dult schland 
naar zijne geboorteplaats terug, waar hij bij zijne aankomst zijne ouders gestorven 
vond, die hem tot zijne ervenis slechts zeshonderd guldens hadden nagelaten. 

Bij zinne ongebondene levenswijze had V/ÏIYMÏÏIAH dit geld spoedig verteerd en boven- 
dien zich nog diep in schulden gestoken? wqqrom hij in stilte Breda verliet, en 
zich in 's^Hage nederzettede. Hier schreef hij het Leven der Schilders en eenige 
werkjes, die hem zoo veel voordeels aanbragten, dat hij een bestaan had, en zijne 
schulden te Breda betalen kon, waarheen hij zich nu en dan begaf. Op zekeren tijd 
zich aldaar wederom bevindende, geraalcte hij in geschil, en vervolgens in tweege- 
vecht met een' officier, waarbij VaïïTERT-lAM eene wonde bekwam, om welke te verbinden 
hij zich liet brengen bij den Wondheeler JAtiE AEMTSZ, met wien [495] hij overeen- 
Icwam hem zoo la,ng te huisvesten tot hij genezen v/as. Bij dezen heelmeester woonde 
eene nicht, met welke V/EYÜEÏ'IAN, niet zoo zeer om hare schoonheid, als wel om het 
kapitaaltje, hetwelk zij bezat, magtig te worden, een' minnehandel aanving, Be oom, 
den toeleg van zijn' commensaal bemerkende, gebood hem zijn huis te ruimen, IvTmUR- 
MiiÏÏ, door wiens bewerking men den oom naar de hoofdwacht gelokt had, onder voor- 
wendsel dat een soldaat zwaar gekwetst was, en hem eenigen tijd aldaar ophield, 
nam zijn' slag waar om met zijne minnares, die spoedig hare kleederen, juweelen en 

\1) Levens van Vermaarde Maamen en Vrouwen^, II Deel, hl. 94. Bijv. op J.IfOK, Vad 
V/oordenb. III Deel, bl. 343. 



87 

geld zamenpaktej naar Rotterdaia te vlugten, en zich van daar naar Engeland te 
begeven* WEYERÏ1AN werd om dit bedrijf "bij vonnis der regering gebannen uit de 

stad en baronnie van Breda. 

De belde gelieven^ te Londen; aangekomen aijndej huurden een huis, en leefden 
vrolijk en onbeaorgd, soo lang het geld duurde, en dit was, bij de wijze waarop 
zij leefden, natuurlijk niet laag. Van trouwen kwam niet; eindelijk was alles 
verteerd, en een derde deelgenoot der ellende dreigde eerlang den druk nog druk- 
kender te maken* WEYERM/lïï wenschte dus van zijne minnares hoe eer hoe liever ont- 
slagen te worden? hij veinsde door vergift zich van het leven te willen berooven, 
en bood, nadat hij zelf eerst gedronken had, der ongelukkige het overschot van den 
gewaanden doodelijken drank aan, waarop zij, juist gelijk hij gewenscht en ver- . 
wacht had, met afgrijzen de vlugt nam, zon[486]der dat hij ooit weder iets van 
haar vernam* 

VffiYïSïM^iN nam hierop zijn' intrek in een voornaam logement, waar hij den kastelein 
voor eene aanmerkelijke som opligtte. In Engeland won hij naderhand veel geld met 
het schilderen van verscheiden stukken voor de aanzienlijkste hovelingen, en zelfs 
voor de koningin iXmiA (l)* Hij onthield zich eenigen tijd aan de hoogeschool te 
Oxford, om zich in de geneeskunde te oefenen? doch de studie verveelde hem weldra, 
®^ ^^ Engeland geene bezigheid voor zijne penseel meer vindende, keerde hij we- 
derom naar Holland. a Een jaar woonde hij te Delft, en won den kost met schrijven 
voor zich en eene huishoudster, bij welken hij een* zoon verwekt had? toen verliet 
hij beiden heimelijk, en begaf zich naar Amsterdam^ waar hij gouverneur werd van 
een' aanzienlijk' jong' heer| doch een' [497] afkeer hebbende van eene ingetogen 
en geregelde leefwijze, verliet hij eerlang dezen post, en begaf zich wederom tot 
het schrijven» De vinnige steken, die hij sommigen bijzonderen personen in zijne 
schimpschriften gaf, bragten hem wel eens in ongelegenheid^ 21oo gebeurde het zeke- 
ren avond, juist toen hij zich te bed wilde begevenj dat een ongemeen sterke en 
groote kerel in zijne kamer drong, en hem wakker afroste. Op de vraag, welke reden 
hij tot deze mishandeling had, vernam WEYERMN dat zulks was uit last van zekeren 
heer, dien hij in zijne schriften beleedigd hadj en de onbekende zes dukatonnen 
voor deze tuchtiging genoot* WEYERM/m vroeg hem hierop of hij voor eens zo veel 
den genen, die hem had te werk gesteld, wel een dubbel getal slagen zou willen 
toetellen, hetwelk de bravo aannam en getrouwelijk volbragt. 

Tot dus ver had WEYERMN ongebonden en ongehuwd geleefd, doch eindelijk geraakte 
hij ook avantuurlijk aan eene vrouw. Op zekeren tijd uit den Hage naar Amsterd.am 
reizende, ontmoette hij in de trekschuit eene jonge juffer, die hij door vleijende 
reden zoo ver wist te brengen, dat zij op hem verliefde en de zaalc met hem eens was 
toen zij te /imsterdam aankwamen? doch men twijfelde aan de toestemming der ouders^ 
die op een dorp in Noord-Holland woonden, en dus door list moest verkregen worden. 
Hij verborg de juffer eenige dagen in zijne woning, en gaf toen den wegens het 
uitblijven hunner dochter ongerusten ouders [498] kennis van haar verblijf en ont- 
bood hen naar imisterdam* Hij wist hun de zaak toen zodanig voor te stellen, dat de 
verlegen ouders, in het denkbeeld gebragt dat trouwen voor hunne dochter onvermij- 
delijk was, in het huwelijk bewilligden. Met deze vrouw leefde hij vier of vijf 
jaren, toen zij stierf en hem tvree zonen naliet. 

Omstreeks dezen tijd onthield zich Gzaar PETER I te Amsterdajit, die, van WEYERHANS 
schranderheid hebbende hoeren spreken, nieuwsgierig was hem te leeren kennen. Hij 
gaf hem dienvolgens als onbekende een bezoek, en was zoo wel voldaan over zijn' 
vluggen geest en snedige kwinkslagen, dat hij besloot hem mede naar Rusland te 
nemen. Hij ontbood hem des anderen daags bij zich, en sloeg hem voor zich in 
Rusland neder te zetten, met aanbod van den titel van Geheimraad en de waardigheid 
van Historieschrijver, waartoe ondertusschen WEYEÏÏMilN geene de minste bekwaamheid 
bezat, en beter gemeene ligtmis dan beschaafd hoveling wass wijsselijk bedankte hij 

(l) Als schilder bezat WEÏERI'f/ïH nogthans slechts middelmatige verdiensten? de 
voortbrengselen van zijne penseel hebben geringe waarde? het is bijkans onbegrij- 
pelijk dat hij in Engeland als schilder veel geld heeft kunnen winneng dit is waar- 
lijk geen voordeelig getuigenis van den smaak der Engelschen in het vale der beel- 
dende Icunsten bij het begin der achttiende eeuw, gelijk het aan den anderen kant 
geen voordeelig getuigenis van den smaak der Hollanders was in het vak der fraaije 
letteren, dat zij met zijne paskwillen, schimpschriften en al wat hij in rijm en in 
proza schreef zoo hoog gingen? tegenwoordig is zeker dit alles slechts scheurpa- 
pier? doch zijn Leven der Schil ders en Gevallen v^_Don _g3jachQt, hoe slecht en 
slordig geschreven, worden door de zoogenaamde liefhebbers en bibliomanen, gelijk 
meer rare prul schriften, nog bijlcans tegen goud opgewogen* 



André ïïanou 

ONOERK) VAN ƒ 8000 

of 

EEN MINNAHES(?) VAN JCWs ADRIANA SÏMONS-DE YISSERc 

Wie het gemeente -archief Rotterdam heKoekt, merkt tot zijn vreugde dat uitzon- 
deringsgewijs de oud-notaxiële stukken van deze plaats in ruime mate gedepouilleerd 
en op fiohe gezet zijn, d.w.z, dat hier geficheerde persoonsnamen een aantekening 
dragen welke notariële stukken op deze personen "betreklcing hehhen. 
Uiteraard was het voor een JCW~gelnteresseerde niet nalaathaar op JCW's naam te 
kijken en ziets er doken enkele verwijzingen naar het notarieel archief op* Sommige 
dooumenten hleken betrekking te hehben op een bepaald, soort schulden? ik zal daar- 
van later verslag doen. 

Maar enkele andere hielden verband met een van zijn relaties, Adriana de Visser, 
naar wie ik al eerder ioV,m« de o^nnotatie van a?uc|itheer 1-20 gezocht hadj vruch- 
teloos, omdat er tw weinig gegevens over haar herkomst eid. bekend waren (door 
het volgende is overigens de annotatie op haar betrekking hebbend al verouderd 
voordat de uitgave eindelijk definitief op de markt verschijnt)* 
Wie was deze Adriana? 
^^'^ ^® ^chth^e er-ko mmen t aar heb ik bij de passage op p* I43 

"Jan Lawp een Man die zich 'zo befaamt heeft gemaakt door den Aktiehandel, 
gelijk als de Douariere van Dulceval is vereeuwigt geworden na verdien- 
sten in het blyspel van den Persiaanschen Zydeweever" 
bij het begrip ^'Dulceval" vermeld? 

"Adriana Visser (personalia onbekend, huisvrouw van ene Simons). Volgens 
het proces tegen JC¥ van 1739 werd n,l, diens stuk Den Persiaansche 
z;^dewever (z.pi, a,u., + 1725) geschreven als sleutelstuk op hem?, 
feijn dochtor en schoonzoon (ABA, Hof v* Hollandj inv. no 5443 doss. 7 
sti 70)» zij schijnt later nog enige tijd JCW's vriendin geweest te 
zijns volgens dat stulc, een verhoor^ logeerde hij met haar vi 24 aug. 
tot 20 nov. 1729 in de Spuistraat, Pen Haag, bij de horlogemaker, en woon?-^ 
de hij twee jaar met haar op Rotsoord (een buiten beneden Utrecht) ter- 
wijl zijn eigen vrouw in Rotterdam verbleef, - Pe benaming Dulceval 
('Lievedal') is erotisch bedoeld, - Volgens Herem^ p, 79 leefde Madame 
Dulceval, een "Vischers kind", samen met een Altenasche mof i,d, buurt 
v*d. Vygendam, die zij beroofde". 
Op zich had naar nog wel enlcele andere opmerkingen over haar verwezen kunnen 
worden, Pe Lat, en Nederd^ Keurdichten , I729, dl. IV, zeggen in een gedicht tegen 
JCW, getiteld "Op de trotse Afbeelding van den Buitens po origen Klap-oer aan de 
Vegt" (p, 151-2 )g 

"Is dit de Ileremyt, die, zo vol moed als geest 
Met Juffrouw Simons kooid, dat afgereden beest?" 
Ook komt over deze dame, die dus door velen wordt gezien als (gewezen) maitresse 
van JCV/, een groot stuk voor in JCW's eigen Zeldzaame leevens-byzonderheden van 
Arminius [etc.] I758, waar onder het kopje "Het Vrouwtje van Dulceval. Een Abde- 
rietsche nachtvertelling" p, 178-I84 een verhaal over dit vrouwtje gegeven wordt 
(men kan niet ander veronderstellen? ingegeven door d^pit). Deze dame n.l,, 
"genaamt Adriana Simonides" kv^am 

^ "afzakken van het koopryk Y, na de geele Maas, Die Dame was van tafel 
' en bed gescheyden met haar Man, die, gelyk zy voorgaf, zo gemeen was van 
inborst, dat hy liever een gedienstige Pienstmeyd streelde, als een 
spytig V/yf, Alzo nu soort doorgaans taalt na soort, nam Mevrouw Simonides 
haar optrek ten huyze van Mevrouw Maria Rufa, welke Pame de Reyssuster 
van Mevrouw Simonides was geweest op een Brabandsche togt* 

Zeker Konstschilder kreeg gevalliglyk kennis aan die voorgemelde Madame 
Simonideg, welk Spook voor schatryk wiert opgebaguyt. Ik zeg. Spook, en 
tot bewys van myn gezegde, zal ik a,lhier haar konterf ytsel krayonneeren, 
alhoewel ter loops, 

Pie Dame was den onbeschaafdste klomp van een Vrouwelyke Misgestalte, die 
ooit de .inhRPlrl-ijns boaw.qngerde van Jan Steen, Haar aangezigt scheen trek 
voor trek gekopieert na het hanrIvatsGl van Bedellier, waar op een Scheeps- 
beeldsnyder een kop heeft vastgelymt. Haar armen en beenen stonden 
schrylings gelyk als den tabaksstopper eens Hannekesmaayers, en scheen 
gesneeden te zyn uyt een wilden appelboom by een Noormans flatroos. Mada- 



89 

me*s heupen stonden zo prat, gelyk als de uytsteekende heupen van een 
Kosters Koe, welke "by een groote droogte voerageert op het kerklaof. 
Daarenboven waaren haar armen zo onmanierlyk lang, dat zy gaaiide en 
staande haar koussebanden losmaakte en vaststrikte, zonder dat zy eens 
behoefde te bulcken. Voor het overige was Madame's ziel al ommers zo 
mismaalct als deszelfs schors, dat is, zy dronk, vloekte, lasterde, grom- 
dej kuste, krabde en beet zo schielyk in eenen adem, dat den doorzich- 
tigste Lynks 'er geen oog op kon houden» 

Een Mennoniets Maakelaar speelde voor Ceremoniemeester, en geleyde dien 
Konstschilder ten huyze van dat paar beoaa,rde Zondaaressen, alwaar zy 
wierden ontfangen met opnene armen» Ik zeg, zy troffen het gelul<: van 
die Yenuspaapinnen 't huys te vinden, zynde Simonides meer bestooven 
door een regenvla.ag van Gravesche wyn, en Mevrouw Ruffa meer doorweykt 
langs de Schiedammer lucht. Na dat de voorbas^rigste pligtpleegingen 
waaren afgehaspeltj kwamen 'er eenige Drielingschf lessen Moeselwyn, be- 
nevens een paar Limburgsche kaasjes, o^ de baan. De kaasjes scheenen 
voorbestemt om den dorst te tergen, en de flessen om die te koelen. Dat 
Onderhoud was niet min stichtelykj als de diskoerssen der Nedérlahdsche 
Juffers op een ICraaiïibezoek, De Mevrouwen Simonides en Ruffa onderhielden 
de bezoekers met de kortbondige Spreuken van Sint Aretyn, en de Heeren 
toefden de Dames op de drinredenen van Aloisea Sigeaè Dat is gezegi op 
Hederduytsch, de slangen en adders ruylden vergift langs weerkanten. Ik 
herhaal nochmaals van weerskanten, want die Maakelaar sprak van niets 
met meer smaak als van de Naakte Waarheyt, waar door hem de Vloerna- 
jaaden naliepen gekoppelt aa^ paaren, gelyk als de gekoppelde paarden 
trappen naar een paardëmarktii 

Om nu de kortheyt te behartigen^ zal ik maar alleenlyk zeggen, dat den 
Maakelaar zo meesterlyk den rol speelde van koppelaar, dat die voorge- 
melde Konstenaar uyt speelemeyen voer in 't gezelschap van die Madame 
Simonides j om Brabant, Vlaanderen en het Land van Luyk te gaan bezoe- 
ken, by wyze van een Beevaart» In die tusschen-fcyd bediende den Maakelaar 
't beroep van ^rief genoot, welk beroep hem zuur opbralc in tyd en wylcn. 

2eker Dichter, wiens naam is vereeuwigt door een Heldendicht, getytelt 
Judas den Verraader, benevens een Iloogduytscher, die de Geneeskunde be- 
leed zonder Kennis of Oordeel, kwamen mee in 't spel. Die tieeren waar- 
schouwden dien Konstschilder quansuys, dat den Maakelaar het vertrouwen 
had in de pan gehakt» Zy voegden 'er by, dat die maakelende Brief genoot 
alles quaads sprak van Mevrouw Simonides? zulks kon noch glippen door 
den beugel. Maar zy verhaalden 'er ook by, dat hy dien Konstschilder, 
aan v/ien hy hulde en manschap had gezwooren, schoor over dezelve paar- 
dekam^ en dat misdryf was niet te dulden, 

Den beleedigde Konstenaar, op die tyd gehuysvest in 's Gravenhague , 
schreef een brief aan den IVIaakelaar, met verzoek, van op zodaanigen 
bestemden dag eens over te komen tot Overschie, in de herberg van den 
gulden Wagen, alwaar hy een zaak had met hem te verhandelen van het 
uyterste gewigt. Op den ontf angst van dien brief, zette zich den Tfe-ake- 
laar in de trekschuyt op Delft, onbewust dat zyn verraat was uytgeleekt. 
Hy stapte uyt de Schuyt tot Overschie, en lo^am gelyk als een rukwind 
stuyven in de besprooken kamer van die gemelde herberg, alwaar hy zynen 
beleedigden Vrient ontmoete, verzelt by den berymer van Judas, Jan de 
Haas, en by den Geneesheer zonder praktyk, Hans Ferber, 

O Sint Antonio, wat een paar verschrikkelyke blikken zette die Maake- 
laar op het geaigt van dat Driemanschap^ Zyn tanden vielen aan 't klet- 
teren, gelyk als de blinkers van een Javaanschen aap, 7,-yn hooft begon te 
schudden, gelyk als den bol van een in 't bont gedofte Kermispop, Ja zyn 
kniekatrollen sloegen tegens malkanderen, gelyk als de losgebrookene 
roopaarden tegens malkanderen slingeren in een Orkaan, In 't kort hy 
liep gevaar van in stukken on brokken te vallen, gelyk als het geraamte 
van een opgehangen Dief, het welk bezielt by een Tovenaar, wort ontbon- 
den by een Bezweerder, 

,, Heb ik u ooit beledigt, (vroeg dien Konstschilder aan dien ontstel- 
,, den Maakelaar,) of immer reden gegeeven tot misnoegen? Heb ik u niet 
,, een- en andermaal gered, zo in de Kikkerssteeg als elders, op een 
,, tyd dat gy vol en dol den beest speelde, omcirkelt met scheldende 
,, Kruysmadelieven, en met beksnydende Pluggen? Spreekt, zyt gy den 



90 

j, eenigste Bevorderaar van die speelreys met Madame Simonides niet ge- 
j3 weest? Poei v. aan, gy Geletterde zonder Geleerdheyt, Yveraar zonder 
j, Deugdj en Vrient zonder Getroüwheyil Zyt verzekert, indien gy my niet 
,, aanstonds eenige voldoening geeftj dat ik u het strafvonnis zal doen 
,j ondergaan van de ïïollandsche lüiut, "bekent by de "benaaming van een 
j5 Karwats, j, 

Èa, die "beknopte aanspraak, greep die Redenkonstenaar een karwats in de 
vuyst, en hy bezwoer dien Maakelaar nochmaals» van hem te andwoorden, 
wit of zwart. Na die vraag meermaals te hebben herhaalt, ontgon den Maa- 
kelaar een soort van verandwoording, zo slap gelyk een ï^ansche Vasten- 
sop, en waar in geen enkelde zoutkorrel der waarheyt was vervat. Toen 
liep het gedult des beleedigden Konstschilders af gelyk aJs den wekl<:er 
van een huysklok. De kar-v/ats wiert opgeheven in ernst, en niet neder- 
gelaaten uyt joks, Den Maakela.ar wiert gestreelt na verdienst, en ver- 
volgens bnyten de kamer geschopt, en op de straa,t geligt met de gevlogte 
hondelantaren^ " 
Het is vrij duidelijk dat de konstenaar in het spel JCW is. Zijn relatie met 
Joan de Ilaes blijkt ook al uit de brief afgedrulit Meded« p. 5, 
Door Kersteman v/ordt van Adriana Simons niet gerepte - Onduidelijk is voor mij 
de opmerking in JCV/'s Levens der Konstschilders 9 ook geciteerd in de Meded. p, 
50, dat te Brussel de gebroeders Kortvrient de boedel van de heer Simonis met 
geweld hebben ingeslikt, en de weduwe en haar enige dochter hun huis hebben uit- 
gezet. Is hier sprake van een andere Simonis, Simons? Het zou wel Icunnen korres- 
ponderen met de hiervoor aangehaalde vlaams/brabantse reis van de konstschilder 
met Adriana, Ook had in I729 volgens onder te noemen stukken Adriana slechts één 
do chter , Cathar ina » 

Ik merk op dat Campo met Johanna E2?nst pas werkelijk trouwde op 31 maart 172? 9 
te BïTxekelen/Nyenrode , hoewel hij in I713 en I7I5 al kinderen bij haar had , 
JCW schijnt in het algemeen niet zeer huwelijkszuchtig geweest te zijn; hij lijkt 
aan deze vertraging te refereren in een gedicht (waarin krachtens de context de 
"ik" duidelijk JCW is), in de Tuchtheer van 1 mei 1750, pé 549-350 s 
"Het Huuwelyk aan de blonde A^ïARILLISg 

Ik ken geen grooter dwang aan 's menschdoms lentelust, 
En aan de meysjes graa.g gekust j 
Als 't huuw'lykg en ik zeg, in spyt van 't tegenkallen, 
Den man is tweemaal, door die graage keus, gevallen» 
Heel anders was 't gestelt in God Saturnus eeuw, 
Toen 't ongebonden lam zich vlyde by den leeuws 
Toen kende niemant Hymens toortsen, 
Met myrth, en maagdepalm geciertj 
Vergalt, belovert, gelauriert, 
Aan 't doodsgevaar verknogt gelyk als Maartsche koortsen. 
Toen was alleen de lust, het voorschrift van de min, 
Toen trof alleen de keus de zielsaucht der vriendin? 
Toen was men niet bezorgt voor 't Jawoord om te paaren, 
Of om 't getuygschrift der bekranste wicghelaaren» 
Het woud, Naturas lustprieel, 
Bevloert met donzig mo,s en laage muskusroozen, 

Befloerste en heelde 't kleynste deel, 
Des geene Nymf uyt schaarat' behoefde te verbloozens 
Toen was de schoone sex, gelyk als 't vrye velt. 
Door grenspaal, landmerk, noch myneedige één verzelt, 
't Is waar, zo 't boos gestarnt my toch eens kwam te noopen 
Tot de overtreeding van myn Vryheyds fier besluyt. 
En dat de trouwlust, die my nimmer heeft bekroopen, 
lly dwong een zielsvriendin te vormen in een bruytj 
Dan vond ik echter op uw kuysche legersponde 
Die misdaat, dien ik straf in dees en geenen doem, 
In uw, ('t past emmers dat ik 't eenigsins verbloem) 
Slegts een vergeef elyke zonde," 

Maar bulten een vaste of hernomen relatie met Johanna Ernst moet blijkens alle 
voorgaande getuigenissen er plaats geweest zijn voor een verhouding met Adriana 
Simons-de Visser, Eveneens volgens geciteerde processtukken v/as zfj de "Ifis" uit 



91 

zijn oeuvre, Aan die Ifis is de .Agisterdainse Hermes II opgedragen, en daarin 
komt aij herhaaldelijk terug. Zie "bijvoorheeld p» 55 ©en gedicht voor haar. 
Op p. 110 wordt zij JGW^s geliefde genoemd. Volgens p. 138 ontmoet hij haar aan 
de oevers van de A, en vinden zij daar elkaar hart. Meermalen voeren zij in die 
Hermes een soort liefdevolle dialoog met elkaar (p. 201, 210, 351? 399)? JCV 
lijkt zo verzacht en vol van die verhouding dat hij het zelfs tegenover aijn 
lezers moet laten blijken. Volgens p. 371 leeft Hermes' nimf, de tederste aller 
vrouwen, nabij de Vaartse Rijn, En Rotsenburg, waar volgens de ondervragers in 
zijn proces hij met Adriana Simos verbleven zou hebben, lag aan de Vaartse Rijn. 

Voor zo'n verhouding nu pleiten indirekt ook gegevens uit het rotterdamse ar- 
chief, In twee gevallen komt JCW in een testament van Adriana voor, of althans 
in een akte waarbij^een legaat aan hem wordt ingetrokken. Ik citeer de eerste 
akte in zijn geheel 2 

"Op Huijden den 10e Maert I729 compareerde voor mij Gommer van Bortel 
ÏJotaris Publijk binnen Rotterdam, Juffr, Adriana de Visscher weduwe van 
Sr. Isaac Simonszs, woonachtigh binnen deze stad, my Notaris bekent, 
te kennen gevende, dat zij comparante op deia 4e Junij 1722, voor mij 
Notaris hadde gemaekt Testament, als mede op den 7© January 1725? voor 
Mr. Matheus Sonmans mede Notaris binnen deze stad, hadde gemaekt zekere 
acte van seclusie van Geregten, Weeskameren ende andere Collegien van 
Justitie ofte policie by beyde welke actens zoo testament als acte van 
seclusie zij compar^te als nog verklaerde te persisteren, ende dezelve 
by dezen te confirmerenj dat wyders zy comp^^ante by zekere particuliere 
Acte onder haer hand, aen Monsr» Jacob Gampo Weijerman hadde gemaekt en 
gelegateert gehad de somnie van agtduijzend guldens van welke acte zij 
comparante den dattim niet heeft onthouden, dog is dezelve door haer 
voormaels gestelt geweest in handen van Sr, Benjohan Forlijj Edog ver- 
klaerde zij comparante de voorsz eide acte, ende alles wat daer in ge- 
schreven staet, niets uijtgeaondert, en overzulx ook wel particulierlijk 
het voorzpide Legaet van Agt duijzend Guldens, tzij van wat datum, ofte 
van wat Contenu dezelve moge zijn, ofte waer berustende, in alles absoluyt 
en volkomen te herroepen en vernietigen, even of die noijt door haer 
gemaekt nog overgegeven ware geweest, omme welke revocatie absoluijt te 
doen, deze expres bij haer gemaekt is, latende de voorgaende tv/ee actens 
in haer geheel» Gedaen te Totterdam praesent [getuigens notarishulpjes]. 
Adriana de Visser," 
Dit ingetrokken bedrag moet in die tijd een zeer grote geldswaarde vertegenwoor- 
digd hebben, Hela^as wordt de reden van intrekking van het legaat niet genoemd,. 
Waarom werd de oorspronkelijke partikuliere akte ooit opgesteld? V/as het een 
soort 'prix d'ami'? Of zat er enig soort pressie van Campo achter? De intrekking 
blijkt volgens latere stuklcen in haar allerlaatste levensperiode geschied te zijn - 
misschien heeft zij orde op zaken willen stellen, en behoorde Campo niet langer 
tot diegenen, die zij, sub specie aeternitatis, als vriend of bekende op prijs kon 
stellen. 

Of moeten we hierin de hand van de genoemde Benjohan Purly (1681-1738) zien? 
Later (z.o.) zal hij optreden als haar executeiir-testsünentair, Purly geldt als 
een godsdienstig man, leider van de quakergemeenschap in Holland, opsteller van 
wetten waarmee zij nadien ook in /unerika leefden, en wonend op het Haringvliet te 
Rotterdam? blijkens de volgende akte verleende hij al lang diensten aan Adriana, 
2ijn figuur past heel wel op die van de makelaar-mennoniet uit de hiervoor in den 
brede geciteerde nachtvertelling (mennonieten/doopsgezinden en quakers lopen 
in teksten in die tijd gewoon door elkaar), ITurly was zakenman. Het is beslist 
merkwaardig dat hij zeker tweemaal in JCV/'s Vrolyke Tuchtheer optreedt^ zo is p, 
90 sprake van ''Ben Jan de Haringstroomsche quaker" (op'i^'sept, 1729^» Q^ P» 128 
(17 Okt, 1729) wordt gerept van een schets "toegepast tot onderrichting van alle 
aanlcomende schynheyligen, en zeer bequaam om gebruykt te worden in alle de sluyp- 
vergaderingen der Dohmistische beevemarren [= quakers]. Opgestelt by Ben Johan 
den grilzieke Haringstroomsche Quakeri gepent in de eeuw der bescheydenheyt, en 
worden om niet verdeelt onder de grilzieke santen en santinnen," En al veel eerder 
moet er iets in de verhouding Jj'urly-JCT/ scheef gezeten hebben, omdat al in JCW's 
Echo des Vfeerelds ï van I4 januari 1726, p. 104, opgemerkt wordts 

"Daar is een groote vierkante Kamer te Huur op het Harin^lietj beyde 
bekwaam tot een Dansschool en tot een Sluypvergad er ing . Te bevragen by 
platte Jan, half Wysgeer, en half Koppelaar,- in het üythangbord van de 



92 

¥eduw:ln de Wieg, na by de Kinnetje Boter Steeg, aan de Maas", 
en in dl* II van 28 juli 1727 wordt p, 327 gesproken over de huishoudster van een 
Haringvliets quaker, die doleert over de zonden van Israël, de zielsverhuizing van 
de gsetorven huisvrouw van de quaker in Böhmes Aurora, dromend van een nieuw Jeru- 
salem. Volgens de Heremyt p, 112 was een bepaalde quaker niet gelijk aan de "Kar- 
ringvlietse Jan hy Ja en hy Neen, die een gewyde zuster had tot zyn bedmaat". Het 
is tjrperend voor JCV/'s behandeling van zijn tijdgenoten, zeker, maar het kan ook 
verklaard worden uit een bestaand hebbende relatie tussen Purly en JCW die gezien 
moet worden in het licht van al het bovenstaande - waarbij JCW met graagte gebruik 
maakt van het geloof van zijn tijdgenoten in de ook seksuele aberraties van de 
toch al ciirieus aandoende quakers (of anders zit er gev/oon een deel waarheid in). 
Is Adriana soms onder een werkelijk religieuze invloed van Purly gekomen? 
Hoe het zij, slechts drie ^agen later, op 13 maart 1729j maakt voor dezelfde no- 
taris Adriana een testa^ment^l Zij persisteert bij het de tiende maart vastgelegde. 
Verders 

"Eerstelyk verklaerde zij comgarante dat zij uijt kragte van de clausule 
reservatoir in haren voorszeide testamente geinsereert, op den 30® 
December I724, onder hare handteekeninge heeft gemaekt ende geteekend 
zekere particuliere acte van uterste wille, waer bij zij heeft geprolega- 
teert ende voor uijt gemaekt aen Adriana oudaen Dogter van Frans Oudaen 
Janszoon hare nigte, wiens moeder was haer Testatrices voor overleedene 
Zuster /mna de Visser, een Lyfrente en lyfrentebrief door haer testatri- 
ce aengekogt ten lasten der stad Amsterdam van een hondert gulden 
jaerlijx, ten lijve van dezelve Adriana Oudaen, in dato den Ie, Junij 
1723, met alle het geene daer van op haer overlijden verschenen ende 
onbetaald zal zijn, en verders nog gepraelegateert en voor uijtgemaekt 
aen Anna Oudaen, mede Dogter van denzelven Frans Oudaen en Anna de 
Visser, de somme van een duijzend guldens in geld? wijders nog hadde 
gelegateert ende gemaekt bij dezelve acte, aen de lieer Benjohan Furlij 
koopman binnen deze stad, in erkentenis van dienst en oude vriendschap 
door haer testatrice van den zelven genoten, de somme van vier duijzend 
guldens in gelde? ende laetstelijk nog bij dezelve acte gelegateert aen 
Antonia Engels hare nigte huijsvrouwe van Gornelis van der Gen wonende 
binnen Schiedam^ de somme van vierhondert guldens in gelde, met dit 
expres bevel, dat alle de voorszeide, Legaten ende praelegaten^ zouden 
moeten werden voldaenj zonder eenige kortinge, tzij uijt hoofde van 
Falcidie portie, dat is> dat een Erfgenaam een vierde deel van de 
Erffenis moet vrij hebben, nog uijt hoofde van collaterale Successie, 
honderste ofte tweehonderste penningen, of andere lasten reets opgestelt 
of nog verder te stellen, of uyt eenigen anderen hoofde niets uytgezon- 
dert; ende mede met expres bevelt aen den Executeur aldaer beschreven| 
alle dezelve legaten invoegen als voorszedd is, binnen drie maenden na 
haer overlijden te betalen? ende al verders ook bij dezelve cte hadde 
bevolen, nademael eenige legaten bij haer waren gemaekt bij haer voor- 
zeg testament, waer bij niet en was uijtgedrukt de clausule van het 
verbod van aftrek, in de voorszeide acte intbreede uijtgedrukt, dat het 
voorszeid verbod ook plaets zoude hebben ten regarde van alle legaten 
an het zelve testament uijtgedrukt, en dat alle de legaten zoo in die 
acte als testament gemelt, alle zouden hebben gelijk regt, en op eenen 
voet voldaen werden, alle welke praelegaten, legaten en verdere bevelen 
van uijterste wille, zij bij dezen is confirmerende, verklarende daer 
bij te persisteren, Ende verklaerde zij comparante nog verders te willen 
ende begeren, dat de voorszeide Hr. Benjohan Furlij, dien zij testatrice 
heeft gesteld bij den voorszeide testamente tot Executeur van dien, " ' " 
mitsgaders alle zoodanige andere personen, als bij hem geassumeert 
ofte gesurrogeert zouden mogen werden, uijt kragte van de magt hem bij 
den zelven testamente gegeven, zullen vrij zijn en bevrijd van eenigen 
Eed te doen, nogte Cautie te stellen, ter zake van de last ende bevel 
aen dezelve als Executeurs gegeven, ende allen gevolge ende aenlcleven 
vandien, ende mede zullen hebben magt om te transigeren [»o«]- Alle 't 
zelve verklaerde zij testatrice te zijn hare uetrste wille, die na haer 
overlijden, benevens haer voorszeid testament en verdere particuliere 
actens, moet werden achtervolgd op de beste wijze £ gedaen te Rotterdam 
[getiii-gen de klerken]* 
£ [Bij dit verwijsteken is naast en onder marge in iets andere hands] 



95 

verklaarde wijders zij testatricej dat wel in de acte van revocatie en 
codicille van den 10e maart 1729 hier voren aan gehaalt is geinsereert, 
dat zij de particuliere acte, waarty zy aan Jakob Kampo Weyerman heeft 
gemaakt gehad agt duyzend guldens en die hy die acte van 10 maart door 
haar is gerevoceertj hadde voormaals gestelt in handen van Sr, Benjohan 
Furlys dog dat zy nader hare geheugenisse recolerende, "bevonden heeft 
zulx by erreur te zyn gestelt, en dat die acte is gestelt in handen 
van den voorszeide Jakob Kampo Weyerman, en dat er niet meer dan eene 
zoodanige acte is, dewelke is, die geene die zy als voeren heeft 
gerevoceert en vernietigd." 
Het lijkt inderdaad veel logischer dat die akte in Campo's bezit is geweest en 
niet onder Furly berustte. 

Interessant is het voorkomen van Cornelis van der Gon in Adriana's familiekringo 
2ijn weekbladen de (Eotterdamsche) Saturnüs (1712?) en Schiedamse Saturnus (1714) 
komen voor in Buijnsters/C-eerars' lijst van satirische weekbladen. Het is ver- 
leidelijk te denken dat dit iets te malcen kan gehad hebben met JCW's aanvangen 
van periodieken, in dezelfde omgeving. 

Er zijn.m.b.t, tot Adriana nog meer notariële instrumenten in Rotterdam^ Opvalt 
een acte van acquit en authorisatie van 12 mei 1722, waarin zij verschijnt als 
"gesepareerde huijsvrouwe van Sr. Isaac Simonsz koopman binnen Amsterdam zynde 
zy comparante_ laatst woonagtig in de ambagte van Cralingen", Zij was dus geschei- 
den, en het huwelijk waarschijnlijk te Amsterdam. En - woonachtig te Kralingen? 
JC¥ woonde tijdens het schrijven van zijn Rotterdamsche Hermes (1720-21) naar 
2ijn zeggen op Leeuwenburg op de Oudendijk. Eaartkundig lijkt mij dat te passen 
bij de rotterdamse wijk Kralingen, maar ik heb deze kwestie niet verder uitge™ 
zocht. Woonde Kij daar bij hem? Kwam in Kralingen hun vriendschap tot stand? 

In deze akte zegt zij verder van Isaac Simonsz ƒ 2040 ontvangen te hebben, ter 
voldoening van een latste termijn "van 't accoord en transactie van provisionele 
separatie", welki akkoord passeerde voor notaris Schabailje binnen Amsterdam op 
20 april 17l5i_ 

"waar op door den Edel agtbar£ Geregte der voors g eide stad Anisterdam, 
op den 8e Mey desselver jaars, en door den Hoogen Rade in Holland op 
den 15en derzelver maand condemnatie gedecemegrt is". 
Dit al<koord heb ik in de amsterdarase archieven gevonden en wil het graag in den 
brede citeren, daar het een wat duidelijker indruk geeft van haar omstandigheden 
in 1715, en van haar financiële mogelijkheden? de ƒ 8000 aan Gampo gelegateerd 
vormde bepaald niet de grootste helft van haar bezit. Op 20 april 17I5 verschijnt 
alzo Izaak Siemons, koopman te Amsterdam, en 

"Adriana de Visscher deszelfs huisvrouw, geassisteerd met juffr^ Adria- 
na Hollaar, weduwe wijlen den Hr. Andries Visscher, haar moeder; ter 
andere zijde, te kennen gevende dat al sederd eenige jaaren tusschen 
hen comparanten groote onlusten waren ontstaan geweest, die de gemeene 
bijwooning niet alleen onverdraaglijk hadden gemaakt, maar ook tot zeer 
heevige proceduuren voor den Ede_len Achtbare Geregte van deeze stad in 
cas van separatie waren uitgeborsten, totdat zij [...] door de offici- 
euse intercessie van Heeren uit denzelven Geregte daar over waren geac- 
cordeerd [«..] in manieren naarvolgende ^ Dat naraentlijk zij | 000] 
zullen \TOrden gesepareerd bij provisie van bed, tafol, bijv/ooning en 
goederen, zodanig dat ieder voortaan tot 7.ij!-i^n particiilieren baat en 
schade zal leeven [...]. Dat de Heer ctimparant aan de Juffr. Comparante 
voor haar ingebragt huwelijs g'^-^^j en de helft inde conquesten staande 
huwelijk gemaal^t, en znly -'^ör al haar regt, 't gunt zij op den boedel 
van den eexsf-^^ ^^—j^-^'^a^Jt heeft, zal opleggen & betaalen eene somme van 

- r^ertig duizend guldens, aan haar op appoinctement van voorge- 
dagten geregte van dato den I4 September Ao I714 voor haar proceskosten 
bereids voldaan & betaald^ boven welke somme dan ook de tweede compar^^te 
als haar eigen aal blijven behouden zodanige goederen, als aan haar 
zijn opgekomen uit de nalaatenschap van haar moeij en oom de Visscher, 
en welke goederen nooit onder de magt van den Jlr. Isaak Siemens, of in 
den boedel van de respective comparanten zijn gekomen s dat wijders 
L...J zullen worden verdeeld alle den Imboel, meubilen en huiscieraaden, 
waard ieder de geregte helfte onverminderd zal na aig noemen fo.,]? 
zullende ten respecte van de kleederen van linnen cc wollen ten lijve 
van ieder [...] worden gedisponeerd zodanig [..,] als Juffr, Adriana 



94 

ïlollaaxj de Hr. Esaije Gillot en de respective procureurs zullen goed- 
vinden te behooren* Bat alle Verdere & overige goederen van den "boedel, 
roerende & onroerende, actiën, crediten en geregtigheden, niets uitge- 
zonderd in Eigendom zullen zijn en "blijven aan den Bx. Comparant 
alleen? En dat hij [»».] ook alleen zal voldoen en betaalen alle de 
schulden en lasten des "boedels, en de Juffr. Comparanten daarvan gehee- 
lijk en al indemneeren, "bevrijden, en cost & schadeloos houden, uitge- 
zonderd nogtans de prooescosten bij haar gemaakt, als dewelke ten haaren 
laste voor 't geheel zullen "blijven [•..]. Uat de scheiding en deeling 
van den huisraad en Imhoedel zal geschieden ten overstaan van de 
voorszeide Adriana Hollaar, Esaije Gillot, en de repective procureurs 
Boom & Stamhorst, aan welker aeggen zij wederzijdse compa^mten zij ten 
opsigte zoo van de meubilen als kleederen zullen gedragen? En zulz zoo 
draa op deezen accoorde & transactie zullen zijn gedecerneerd de respec- 
tive condemnatien hier nagemeld? En dat alsdan immediaatelijk daarna 
mede te gelijk door den Heer Comparant in mindering en tot cortinge van 
en op de voor'szeide een & veertig duizend guldens aan de Juffr, Compa- 
rantè in courant geld zal worden betaald en uitgekeerd Een somme van 
vijf duizend guldens, ook aan haar zal worden overgeleeverd en ter 
handen gesteld een assignatie ten laste van Juffr. Maria Anna van Outrij- 
ven, woonagtig tot bri:igge [*••] ter somme van vier duizend guldens capi- 
taal, omme daarop de voldoeninge van dezelve somme te vorderen dog bij 
aldien buiten vermoede daarop uitterlijk de betaaling binnen den tijd 
van negen maanden niet quaoi te volgen, dat hij eerste comparant alsdan 
verobligeerd blijft, de gemelte vier duizend guldens capitaal in gereeden 
gelde [.o*] te betaalen [•»*]• ^^"^ wijders hij [«c] aanstonds na het 
decerneeren van de condemnatien op deeze transactie, ten behoeve en ter 
dispositie v [haar] a,an de lïr. Esaije Gillot zal overleeveren en ter 
handen stellen het beloop van zes duizend guldens capitaal aan zijde 
stoffen uit zijn fabricq, ter keuse en taxatie van den Hr, Esaije Gillot, 
waarvan ten behoeve van haar [..i] door [.o.] Gillot obligatie ter somme 
van zes duizend guldens oapitaal zal worden gepasseerd, om 't zelve 
capitaal aan haar [é«o] te betaalen over twee jaaren met den interesse 
van dien jegens vier peröento [..•]« Dat wijders [liSimons] aanneemd en 
zog verobligeerd, aanstonds na de ondertekening deezes voor zodanig een 
geregte als des zal behooren, ten behoeve van [haar], en tot haare ge- 
rustheid en meerder verzekering te passeeren acte hijpothecair of vesting 
op zij huis, hofstede, en plantagie genaamd Soetendael zodanig als daar 
ter plaatse gebruikelijk is, ter somme van agt duizend guldens capitaal, 
om in cas van wanvoldoening van de beloofde een en veertig duizend gul- 
dens [ia,] daar aan ter voorszeide somme [..*] te kennen vinden & ver- 
haaien. En welke vesting of ac'-te hijpothecair naderhand wederom ten 
protocolle alwaar dezelve zal werden gepasseerd, zal moeten ^lrorden 
gerojeerd[,.,]. 

Dat vervolgens [hij] aan [haar] op primo meij van den Jaare 1716 zal 
voldoen te betaalen in courant geld de somme van drie duisend guldens 
capitaal, en daarenboven aan [haar] mede na het deiaerneeren der gemelde 
condemnatien ter handen stellen een assignatie van drie duizend guldens 
capitaal ten laste van [Gillot], ten behoeve van [haar][,,,] te betaalen 
mede primo meij van den Jaare I716, en van welke zes duizend guldens 
[hij] belooft interessen aan [haar] van heden dato deezes af tot de 
reëele voldoeninge van die respective sommen toe jegens vier percento 
goed te doen, en betaalen alle half jaaren. Dat wijders nog op primo 
meij van den jaare I717 door [hem] zal worden betaald drie duizend 
guldens, en invoegen voorszeide assignatie aan [haar] ter handen gesteld" 
en wel ten laste van Gillot, volgens dezelfde rente etc, als de eerste assignatie. 
Dezelfde som van ƒ JOOO zal worden betaald 1 mei I7I8, 1719s 1720, 1721? en de 
laatste ƒ 2000 op 1 mei 1722. Overlijdt Simons, dan gelden dezelfde verplichtingen 
voor zijn erfgenamen, 

"Dat het [hem] altijd vrij zal staan de hiervooren gemelde termijnen 
eerder en vroeger, ook grooter aan [haar] te betaalen [,,,] maar niet 
laater of minder te neemen." 
Na officiële condemnatie verplicht Adriana zich acht S, tien dagen later 

"metterwoon uit het huis en de bijwooninge van [hem] te gaan", En, in 
opzigte van het jongste dogtertje Anna Henrica Siemens, dat [zij] tzelve 



95 

na haar zal neemen & opvoeden tot deszelfs mondige dagen of anderen 
staat, zonder ten laste van [hem] daarvoor éenige alimentatie te moogen 
praetendeeren dewijl [hij] zulx ook hadde gepresenteerd te doen"« 
Zij zullen nu alle processen etc. stoppen, voor de vierschaar en elders waar er 
aantekening van is gehouden, de rol van de procureurs. Voor de officiële afwilcke- 
ling daarvan zullen zorg dragen de procureurs Ahraham Boom en Willem van Stam- 
horst in Amsterdam, en voor de Hoge Raad mr, Joachim Huyssen en Johan van Ruyl, 
procureurs hij die Raad, 

Merkwaardig is dat juist Adriana met procederen hegonnen schijnt te zijn* Duidt 
dat op een rein(er) geweten? Opvallend is ook de brugse connectie Maria Anna van 
Outrijven, als men de vlaams-hrahantse reis van Adriana met de konstschilder in 
gedachten houdt. Ik heb overigens nog geen moeite gedaan achter de processen over 
die scheiding in Amsterdam te komen? wellicht komt daar eventueel nog informatie 
voor het JGW uit te voorschijn. 

Het is wel al vaststelbaar wanneer Adriana zich met Simons in de echt begaf g 
volgens de amsterdamse DTB's gingen zij voor de pui in ondertrouw op 4 januari 
1687» En dat^betekent, dat zij ouder dan JC\'J geweest moet zijn, die in I677 
geboren werd « 

Bij de amsterdamse notaris Schabaalje zijn trouwens wel meer akten betreffende 
Simons en zijn vrouw Adriana te vinden. Hun buiten Soetendaal lag in Maaxssen. 
Boeiend, omdat opnieuw een Vecht-element aan de Abcoude- en Breukelenelementen 
van Campo's levensverhaal toegevoegd wordt. 

5 April 1729 is Adriana gestorven» Dit blijkt uit allerlei verklaringen erfenis- 
sen uit haar nalatenschap te hebben ontvangen, dat jaar afgelegd voor de rotter- 
damse notaris Johannes Obreen • De boedel, staat en inventaris van bezittingen 
levert weinig verrassingen op vergeleken met de indriok uit eerdere testamenten en 
verklaringen, zoals hierboven Weergegeven. Op enkele huizen van de rotterdamse 
Boompjes bezat zij hypotheekbrieven. Enigszins verrassend is dat zij ook 500 pond 
Zuidzee-annuitles bezat (die in hollands geld ƒ 5801 gekost hadden), die onder 
directie van John Purly te Londen stonden. Interessant is ook dat haar dochter 
Catharina de boedel niets schuldig wasj omdat naar de verklaring van haar man 
Jacobus Yiruly het huwelijksgied van zijn vrouw uitsluitend door haar vader Isaac 
Simons gegeven was, "overaulx de overledene moeder niet concernerende". Er worden 
ook losse papieren, brieven en quitahtien gememoreerd, "schijnbaar van geen 
belang" - hoewel juist deze paperassen onze lezers mogelijk ten zeerste geïnte- 
resseerd zouden hebben. 

De staat van haar inboedel en huisraad is precies te traceren via een gang door 
de notaris en taxateur gemaakt door of langs salet je, beneden-binnekamer, boven- 
voorkamer, zolder 80 provizikamer (plus kelder), Porcelein (zeer veel), Zilver 
&^ (weinig)j Tin, Koperwerk, Blikwerk, Yzerwerk, Kleederen (enorm veel, meer 
zelfs m.i. dan normaal is voor achtiende-eeuv/se toestanden), Linde en Ly[n]waat 
(wat doet een mens met "Eenendertig paar Vrouwe Lobben zoo groote als kleine met 
en zonder kant"?). Wat ik bepaald mistes schilderijen, toch normaal in een nala^ 
tenschap als deze, en bij een huisinrichtings als deze, 't Is een onoirbare 
veronderstelling^ maar kon ze geen schilderijen meer zien? 

De begrafenis (de impost allen bedroeg 5I gulden 7 stuivers - is werkelijk in 
grote stijl geschied; er zijn tientallen rekeningen voor overgelegd. Daaruit blijkt 
ook dat zij behalve Maria en Anna Bredenburg, die misschien als gezelschapsjuf- 
frouwen fungeerden, twee gewone dienstbodes hads Aagje Kley en Maartje Vis. Haar 
huis was niet haar eigendoms zij huurde het voor ruim ƒ 155 per half jaar van ene 
Pieter van Zijl (waardoor deze woning waarschijnlijk ook wel lokaliseerbaar ge- 
maakt kan worden). 

Nog één keer v/ordt zij met Rotsenburg, waar zij met JGW verbleef, in verband 
gebracht, daar er sprake is van een codicil, i.v.m, een legaat voor Jacob van den 
Bergh of diens vrouw Fytie van den Bos in geval van zijn overjjjden, getekend 
"buyten üytregt op Rotsenburgh den vyfentwintigsten Mey 1725" . - Omdat het voor 
haar vlaams-brabantse reis 'met een konstschilder' van nut kan zijn memor&er ik 
nog dat zij op haar ziekbed, voor haar dood, een legaat uit een particuliere akte 
teniet deed, dat oorspronkelijk toegekend was aan Genno gewezen dienstbode van 
juffr, Maria van^der Maas "tegenwoordig wonend op de Meere te Antwerpen over de 
paters minymen" • 

Hiermee zijn waarschijnlijk niet alle mogelijkheden van vondsten betreffende de 



96 

verhouding JCW-Adriana uitgepat. Ik denk "b.v, aan gegevens uit de echt scheidings- 
procedure, aan rechtsbescheiden uit het Gralingse, De uit actes yerkregen gege- 
vens kloppen met de "Abderietsche nachtvertelling" s Adriana wds gescheiden, rijk, 
ouders en misschien korrespondeert de makelaar met Purly. Be v<5<5rgeschiedenis 
van de familie 'Sulceval' kan misschien door de editeur van de Zydewever achter- 
haald worden. 

Er is é^n ding dat niet kan. Het Hof van Holland zegt dat JCW met Adriana van 24 
augus-fcus tot 20 nov. 1729 in Den Haag verbleef. In het handschrift is de 9 in dit 
jaartal beslist geen 4, waarover wel meer verwarring ontstaat (1724 zou mooi 
uitkomen). April I729 sterft Adriana evenwel. Er moet dus van de zijde van de 
rechtbank hier een vergissing begaan zijn, JCW antwoordt trouwens op de vraag 
dienaangaande s "Ja, maar dat hem den tijd is ontschoten". Het feit is dus juist, 
maar de tijd niet. 

Noten. 

1. G,J,Rehiii, Jacob Gampo Weyerman en zijn familie. Ins Nederlandsche Leeuw 
75 (1958), p, 363 

2. GA Rotterdam not. proti 1531 p. 34 

3. Ibid., p. 46 

4. GA R'damj not. prot. I524, p. 175 

5. GA Amsterdam, not. prot. 6088 

6. Blijkens een akte GA E'dam noté prot. I524 P. 207, van 1 juni 1722 had Isaac 
SlmonsK aan de laatste termijn van hun overeenkomst voldaan. Zij was toen 
"laatst woonachtig in de ambacht van Cralingen". Ibid*j p. 215, maakt sij 4 
juni 1722 een testajnent. Zij resideert dan binnen Rotterdam, maar zegt "geene 
vaste woonplaatze tegenwoordig te hebben". Erfgenaam in de legitieme portie 
wordt haar dochter Catharina Simonsz, getrouwd met Jacobus Viruly. Erfgenamen 
met egale porties worden resp* haar broer Quiryn de Visscher; de nagelaten kin- 
deren van haar zuster Anna de Visscher^ en de afstammelingen van broer Jan de 
Yisscher, Kleine legaten zijn er voor Anna Bredenburg of bij haar overlijden 
voor haar zus Maria Bredenburg beiden Pouwelsdogters^ en voor Maria's dochter 
Gornelia Meschersj voor Coenraat Amman en zijn vrouw Maria Berrius. Executeur 
is dan al Benjohan Eurly. - Ibid., p^ 228, wordt 12 juni I722 Furly gemachtigd 
haar zaken waar te nemen. -^ In GA R'dam not* prot* 2558, pi 9j bevindt zich 

ook het in de tekst genoemde testament van 7 jani 1725^ zonder veel wijsiigingens 
hier wordt zij gesepareerd genoemd, en woonachtig te Amsterdam maar momenteel 
binnen Rotterdam, - Ibid., p. I93, 21 maart 1725 verschijnt zij als gesepareerd 
"en de maritale magt onttrocken en haar eijgen goederen vrij administrerende"; 
zij heeft van haar oom Adriaan de Visscher ƒ I4OO geërfd, - Ibid,, p, I96, 
dezelfde datums zaken met Farly. - Blijkens GA R'dam not. prot, 2096 p. 86I 
ontvaïigt ziji: 10 juni 1722 ƒ 50OO uit de erfenis van Adriaen Visscher (die land 
had in het ambacht Beukelsdijk). - In het rotterdams archief zijn nog wel meer 
notariële instrumenten betreffende Adriana, hier of in de tekst niet genoemd, 
maar voor een eerste inzicht in haar status van geen belang 

7. Zie o.a. GA Amsterdam not. prot, 6090, in dato 25 juni I7I5. In dit verband 
is interessant dat bij deze notaxis - prot, 6169, 21 ok:b. 1728 - ook een tes- 
tament van Jacobus Pestalozzi en Anna Bruijnsteen te vinden is. De laatste, 
uit Breukelen, v/erd blijkens het proces~1739 door JCW gechanteerd. Wijst hun 
voorkomen hier op een gemeenschappelijke kennissenkring? De Pestalozzi's beza- 
ten volgens deze akte overigens in Amsterdam een huis op de Herengracht, tussen 
Wolvenstraat en ïïuidenstraat 

8. GA H'dam not. prot, 2019, b.v. p, 299, 433, 6OO 

9- Ibid,, p, 605 e,v.5 uiteindelijke afhandeling^ GA R'dam not. prot. 2020, p. 
215 e.v., 697 

10, GA E'dam not. prot. 2019, P- &^9 

11, Kan deze Maria van der Maas geïdentificeerd worden met de in Weyermans Leevens- 
byzonderheden p, I78 genoemde reiszuster van Adriana op de brabantse tocht, 
Maria Rufa? Bij haar "aan de gele Maas^'- (Rotterdam?) nam Adriana in 172I haar 
intrek, en hen beiden bezocht JCW, - Rufa betekent rossig, rood, goud-rood. 

I's Amsterdamse Hermes I p, 230 spreekt over een aan het haar trekken van de 
Oudheid "schoon die zomtyds ko kaal van hooft is als de Rosse Maria". Misschien 
gaan het in dit deel p, 33O en 355 eveneens over deze Tferia 



97 

Yereenvoudigi f aailjes chema 

('hb«' Volgorde 'van links naar rechts houdt niet noodzakelijk - want ononderzooht 

anciënniteit in) 

X Adriaan Andries de Visser x Adriana Hollaar 
/ de Visser / 

Susanna IJylenbroek / 




Adriana 

f 

Jacotus Viruly z Gatharina Anna Henrica 



Pierre Midy x Rehecca Andries dementia Alida La-uren.j 
(te Rouaan) 

Liok Wortel 

JCV/ -m BE BIELIOTI-rEEIC VM HET VNO? 

In de bibliotheek van het Woordenboek der Ned erlandsch e Taal, Plantsoen 45 te Lei- 
den bevinden aich de volgende werken van JCWs 

1« Den Persiaansche Zydewever, Demokriets en Herakliets, Brabandsche Voyagie Be 
Hollandsche Zinlykheyt, Ben Antwerpsche Courantier, En de Gehoornde BroederSj B^ 
nevens eenige uyt het Grieks vertaalde Gezangen van Anakreon, Voorzien met de 
Sleutel van het geheele Werk door - 

Gedrukt voor den Autheur, en zyn te bekomen by de Voornaamste Boekverkopers in do 
Hollandsche Steden, 

Het W,NoTo heeft dit boek in maart 1971 aangekocht. Op de titelpagina staat in 
potlood "Amst, 1726", 

2. Be Leevens Byzonderheden, van Johan Hendrik, Baron van Syberg, Heer van Erm'^- 
linghoven en Bonckersbek, «c» Boor - 

Tot Utrecht, By Jacobus van Lanckom, Boekverkooper 1755* 

Aangekocht door het W.N.T. in januari 1975 < 

3, Zeldzaame Levens-gevallen van J.G.Wyerman, Op de Voor-Poorte van den Hove van 
Holland in 's Gravenhage Overleedeng Behelzende, Zyne weergalooze en voortreffp^l^-' 
Geleerdheid. Zyne wonderbaarlyke Ontmoetingen en wetenswaardige Omzwervingen do^ 
veele Landen, Zyne doorsleepenei en klugtige Mnnaryen? Mitsgaders Zyn listige en 
vermakelyke Bedryven gedurende zyn Leeven gepleegd. 

Uit deszelfs eigen Schriften en andere waaschynelyke Berichten by een verzameld^ 
en om derzelver Aanmerkelykheid In 't ligt gegeeven. Tweede druk 
In * sGravenhage , By Pieter van Osj 1765» 

Aanhangzel Behoorende tot de Zeldzaame Levens-gevallen van JoC.Wyerman, Op de 
¥oor-Poorte van den Hove van Holland in 'sGravenhage Overleeden Behelzende Behal-^^ 
de voornaamste ICcygsb e dryven van zyn Moeder Lys Sint Mourel, eenige Merlcwaardigo 
bysonderheden rakende zyn eygen Levenj waar agter gevoegt Is [sic] een zakelyke 
Uittrekzel van de Sententie van den Hove van Holland, en zommige Geheime Brieven 
gedurende den tyd van z5me Gevangenis over verschelde gewigtige onde2?werpen 
geschreeven. Boor den Schryver van zyne Historie, 
In s' Gravenhage By Pieter van Os, 

Leiden, 10 september 1978 



MPMg L lNGM VAN 3DE STICHTING J ACOB CAMPO WBYERI^N 
Herengracht 350-336 j Amsterdam 

■ WIKTEEBOEK 




december 1978 



tel, nrs„ 020 - 997328 
02993 " 72858 
020 - 5253545 

giro 3848148 



ï^ tiet Winterboek'' 1978^ een ext3?a^uitgave Van het kwartaalschrift De Engelbewaarder, 
verschijnt een heruitgave van de biografie van Jacob Campo Weijerman, negen jaar 
na diens doodp in 1756, anoniem gepubliceerd. Eet boekje,' waarvan in I763 een 
tweede druk verscheen, is nu uiterst seldzaam. Het werd geschreven door een avon- 
turierlijke navolger van JCW^ zekere ITranciscus Lievens Eerstemanj en vormt een van 
de weinigej maar ook helaas zeer onbetrouwbare bronnen voor biografische bijzon- 
derheden over JC\'/« De tekst van het boekje^ dat getiteld is "Zeldzaame Levens- 
Gevallen van JoC.Wyermanp op de Voor-'Poorte van den Hove van Holland in 's Gravenhage 
Overleeden [«,,.«]" werd in een enigszins bekorte versie bezorgd door Peter Morel 
en wordt gevolgd door enkele specimina uit het journalistieke werk van JCV/j genomen 
■.uit "Den kluijzenaar in een vrolyk humeur" (1733) en "Eet oog in 't zeil" (l780)e 
Het V/interboek kan besteld worden door Fl, 15j — over te maken op Postgiro 22 98 9él 
t^n»Vo IVWieremaj Amsterdam» 



Pim van Oostrum 

(ïTerd^ Bolstraat 142, Amsterdam) 

JACOB. GAl^ïPO l-ffilJEHi^iilN EN DS HOOGE MILITAIRE VIHÏIiSCILU^E IN ' s-GEAVENÏIAGE IN I7OX 

■ G»J,Rehm in 'Jacob Campo V/eyerman en zijn familie' ( Pe Ned . Leeuw 1958^ p, 353-65) 
meldt over de cadet JCW de volgende 'nattigheidsgevoèlens' g 

"[<><.<.] in 1699 kreeg hij [= JGV/] onenigheid met een Ai meken^van Ghils , echtgenote 
van de vleeshouwer Adam Pieter Govaerts te Breda, Bit de enkele verklaringen, die 
op verzoek van .Elisaheth^Sommeruell ■,[:=rJC¥'s moeder] in de^e zaak werden afgelegd^ 
blijkt alleen dat die vrouw aan Weyerman geld heeft aangebodenj doch niet om welke 
reden zij dat gedaan heeft. Het was gebeurd in het huis "het Moriaentjen" van de 
moeder van Catharina Snep, waar Jacob Cajnpo met zijn moeder rond Pasen I699 woonde. 

Bij de drie vonnissen van de Bredase Krijgsraad resp, 22 december '1699 en 1 en 6 
januari I7OO werd hij v&roordeeld, doch het was bij het ontbreken van het archief 
van deze krijgsraad niet te achterhalen waartoe hij veroordeeld werd* Yan deze von- 
nissen ging zijn moeder als zijn voogdes in beroep bij de Hoge Krijgsraad te 
' S"Gravenhage en liet opnieuw enige verklaringen afleggen. 

Deze laatste instantie vernietigde 22 september I70I de drie vonnissen van de Bre- 
dase Krijgsraad en ontzegde de eiser Pieter Goyaerts optredende voor zijn echtgenote 
zijn eis met uitzondering- van een daarin vervatte pretentie van enige gelden en 
zilverwerk^ De kosten van dit proces en dat van in eerste instantie kwamen ten laste 
van Goyaerts a" 

Het is best interessant te weten wat de Hoge Krijgsraad in Den Haag nfet vond wat 
de Krijgsraad in Breda wél vond„ 

Een noodgedwongen reis naar ' s-Gravenhage deed het ~ nog nauwelijks so te noemen - 
speurwerk daar beginnen. Aangevraagd tot nog toe werd het volgende in de gedempte 
sfeer van het kostelijke en krilckige pand van het Algemeen Rijksarchief 8 
■Archief Hooge Militaire Vierschaar/Hooge Krijgsraad nr, 255 (Notulen 1700--171l)j 
_256 (Uitgaande Brieven I682-I706), 257 (Adviezen 1696-1712), 258 (informatie Willige 
Gondemnatie I692-I712),. 259 (interrogatoiren 1682-1706)5 261 (Diverse /ikten I69I- 
1710), 262 (Criminele Sententien' 1680-1709), en het door Rehm genoemde nr, 265 
(Register van Sententiën), 

Ho Ma Vierschaar nr, 255's 

In het mapje "I7OI" is het volgende aangetroffen? 

"Den 22 September 1701s // Gecontinueert GrijghsRaat // gehouden bij de voorgemelde 
// Heeren // Voorgedragen sijnde de saecke tusschen de // v/eduwe van *H* Wijdermans 
als moeder ende. // vooghdesse van haere minderjarige soon Jacob // Weijdermans 
gewesene Cadet onder het // Regiment van de Heere Gollonel Lauder // Impetrante 
;in oas.Relieff d'appel en geex'-cMpieerde // ter eenre op„ en jegens Adam Goyaerts 
als in // huwelijck hebbende ibineken van Ghiels // wonende tot Breda Gedaagde en 



99 . . , . .. 

Excipiente // 

Is bij de heere fisoael geadviseert tot nullita // van de vonnissen in questie ende 

condemnatie van // oosten op de eerste en tweede jnstsntie tot // laste van 

Gedaa^e// Voorts,, en examinatie van alle de Stacken en // Ende Js naer omvrage 

van Heere President // gevoteert als volght // Bij de Heeren 

Sichterman Volgens Advijs met Compensatie van oosten .// in- cas d*appel// 

Ghabonnes . .^djdem // 

Hemert . ^d jdem // ■ 

ütterwijck Volgens Advijs // , . . , 

Bachebei Volgens Siohterman // 

Zalm ., volgens Advijs // 

Cralingen Adjdem // 

Slijpenbagh Adjdem // 

Ende bij den Heere President met eenparige // stem[m]en gevoteert en ge condemneert 
tot -^.e niet // doeninge vande res peotive vonnissen met condemnatie jnde // oosten 
van eerste en tweede instantie en // nopende de gepretendeerde penningen en 
silverwerok // dat partijen sullen Compareren voor Heeren // Co mmissari ssen ten 
fine van accoort als breder bij hen // dienaengaende geextendeert //" 

H,Mp V ierschaar nr, 26l , 

Op een 'kladje' in mapje "I7OI" iets meer informaties 

''in de saak van jacob wijdermans, cadet // en zijn moeder juffrouw sommerel, 
impetrante // [=,•.] [- van mandamj van mandamenten in cas d'Apel// ende 
geexcipieerdens, ter eener op, ende jegens // Adam goijjaars, gedaagde, ende 
excipient in // voor noemd cas ter andere sijde, // te adviseere, dat de clausele 
van. r^-^X ■ jf// behoort te werden geinterrineert en de // exceptie van homoloegatie , 
gerejecteeft, en // in cas d'Apel rechtdoende, -'^.'dat)^"- den eijsch in cas // van 
injurie ter eersten instantie gedaan, // en genoomen [- ..,] te werden ontsijt en // 
noopende [-het] de ge prae tendeerde restitutie // van geit etc.s<dat'> partijen 
behoorden te // compareeren voor commissarissen, om // de selve te vereenigen, ist 
moegelijk, of // anders raport te doen, // en dat de gedaagde behoort te werden 
// geoondemneert in de eerste instantie, // en de verdere oosten [- ,..] // reeden 
van het voor noemde eerst ten reguarde // te sijn. gemerkt den impetrant dier tijd 
in strikte // gevankenisse wierd gehouden, ten andere, dat // hij als dóen was 
minder jaarig, behalven, dat // die voldoening voor geen homolegatie kan // werden 
gehouden, omdat het vonnis in sig // selve ipso jure nul is, geconsidereert, dat 
het ;.. ^Jleen is geweesen [-• ,.,] buijten eenige confessie // op een attestatie, 
die een jaar na dat eerst is // beeigt geworden, waar op geen rechter, wie hij 
is // gepermitteert is eenig regart te neemen, — - /// 

§^- veel min Imand soodahig, als in deesen te condemneeren, .en belangende // de saak 
ten principale^ dat ten processe nergens blijkt, datter animua // injuriande is 
geweest, als sijnde de selve injuri, altijd ontkent,)^;. //" 

H.M.Vierschaar nr,»,,,26^,, 

In mapje "I70I" is -het volgende aangetroffen? 

"Den 22 September I7OI, 

In.dër saecke hangende // voor den Hoogen Cryghs // Raade der Verenighde // 
Nederlanden tusschen Jacob // Wijdermans gewesen Cadet // ondert Regiment van den // 
Heer Collonel. Lauder in // Guamisoen gelegenhebbende // tot Breda minderjarige // 
Soon van Ellisabeth // Somerail en de jn dier // qualitéi jt advoueerènde de // 
, proceduren bij de voornoemde // sijne moeder en vooghdesse van de // voornoemde 
haren soon (s voorsoo//veel" des noots) alsnogh // jnterveirterende en de saecke // 
aennemende voor de voornoemde // haeren soon jm petrante in cas // relief f d' appel 
ende geexGi//pieerde ter eenre op, ende // jegens ■Adam-Goyaerts als' in // huweiijck 
hebbende // Anneken van Ghiels wonend // tot Breda Ge daagde en excipient // int 
voornoemde cas respeotive ter // andere zijde' 

Den Hoogen, Crijghs Ha^ade met // rijppe deliberatien van Raeden döorgesie[n] /// endp 
ove3?wogen hebbende allen t gene // ter materie dienende was ende heeft // mogen 
moveren Reght doende jntêrri//neert de Clausule van Relieff in des // im petrant es 
mandament geinserreert rejecteert // de exceptie van homologatie en [- ,.,J // 
acquiessement bij de Gedaagde' en excipient // geproponeert, doet te niette de 
vonnissen// van Crijghs Raade des Guamisoen van // Breda van dato den 22 December 



100 



l6y9 // '3-sn 2 Januari j l'/OO en 6 den Januari j 1700 // respeotive ende doende dat 
die gemelden // Crijghs Raade hadden behoren gedaan // te hebben ontseijt den 
Gedaagde ende excipient // sijnen eijs, ©ï^^ conclusie op, ende jegens // de 
.jmpetranteln haren voornoemde gualiteijt ter // eerster instantie gedaen en 
genomen // uijtgesondert alleen de pretentie van eenige penningen en silverwerck 
[-,te samen monterende // ter sonme van ƒ 119 t. 7 „ o] aldaar breder ten // 
proceese vermeit ordonneert partijen // dienaengaende te compareeren voor // 
Heeren Goimnissarissen van Hoogen Cri jghs // .,<^Haade;>, ten fine van accort en con- 
demneert //""dënGe daagde' en Excipient in de costenvan // dese en voorgaende 
jnstantien tot // taxatie .en moderatie van Hoogen // Crijghs_ Raade- dogh alles 
op approbatie //,.<yan sijne ■Majesteijt2/i:;van Groot BrittanJènJ' [- •«.] aldus 
gedaen // en gesentiert in sGravenhage'bi j de // Heeren. van ïïnckel President // 
Slijpenbachj-Cralingen Collonels Jan Salm // Bachebel Htterwióck: Lt, Collonels 
Hemert // Chabonnesj Sichtermans Majoors ten // overstaen van Jir, Govert Bidloo 
fiscael // van de Generaliteijt den 22 september 1701s was // geparapheert G 
Uunckel - ende voorts bij de griffier get^^cend // als onder en gesegelt ///" 

In margine van dese uitspraak komen verder de volgende drie notities voors 
"Huijden is de nevenstaende // sententie met insertie van // Executie bij sijn 
Majesteijt // in ordinari forma geapprobeert // Gedaen jn sGl-avehhage den // 
25en. September 1701« was getekend // William Rex«" 

"door Kieboom aende hoer fiscael betaald // 10 stucken van 3 ê^l^en ƒ 30-0-0 // 
■nogh 2 pistolen - ƒ 18-18»-0 // Qorma f 48-I8-O //" 
"De Griffier is betaald big discretie volgens // notitie int memorij boeckie//" 



Barbara Sierman 

( Cleyndertweg 39-2, 



Amsterdam) 

IN DE ÜMI'^/ïlRSITEITSBIBLIOTHirJiKC LEIDEN 



signatuur 
■m 1968-74 



1209 A I8-I9 

1074 G 7 

Prentkab* . 
1190 E 22-25 



werk 

lp II Amsterdamscho HerraeSp 1722, 23 
IIj IV Den Ontleeder der gebreeken, 1724, 26 
V'-VII De Historie des Pausdoms, 1725-28 
VIII A^anmerkingen ds^aroverj ens, 1734 
Beweegredenen Moses flarcus, z,j, 
IX, X Den Echo des Weerelds, 1726-27 

XI Den vrolyke Tuchtheer, 1730 

De doorzichtige Heremiet, I73O 

XII De Persiaansche Zydewever 

Democriets en Herakliets Brabandsche Voyagie 
2» j. 

ilmsterdamsche Hermes 

Den Echo des Weerelds, A'dam, I726-27 

De levens-beschryvingen der konstschilders. 4 dl, 
idem 



1105 c 15 



1209 A 15 



De doorzigtige Heremsrt, Den Haag 1730. Hierbij 
eerste papier Vrolyke Kourantier, 

Den Doorzichtige Heremiet. 2e druk, A'dam 2=j, 
De "Vrolyke Kourantier" komt hier voor als nra 
24 en 25 van de Heremiet<, 



1209 A 12 
1174 G 19 

1100 D 45 



1 



Den vrolyke tuchtheer» Amsterdam, 1730 

De leevensbyzonderheden van Johan Hendrik ^ Baron 
van Sybergo Utrecht, 1733» 2 dln, 

Den Maagdenburgsche Alchimist, Blyspel, Utrecht 



1082- B 57 

1209 A 22 . 
1191 D 21 
Bi-bl', Hotz 1911 

1207 B 20 
1077 B 7 ■ 



598 D 30 



557 ^ 56 

1260 G 1 

1207 B 17 



1209 A 9-10 
.2 



1075 H 10' 



1 



1075 H 10 

1095 E 6S. 
1496 G 21^ 
1095 H.81 



101 
1755. 

Be zeldzame leevênsby^onderheden ■L.Armi-uSj J^C» 
Veijerman,.-.Eol)èrt Hennebo, Jacöb' Yeenhuyzen en 
veele andere beruchte personaadgien, iimsterdajno 
1738. ... ' 

Het oog in 't zeil^ Leyden,, 1780, 

Ben Kluyzenaar in eën vrolyk hmetu:. ïïtrechtj zj^ 

Ben Persiaansche Zydeweveri Bemokriets en ïlera- 
klietc Brabandsche vóyagiei Be Hollandsche zin^-^ 
.lykheit.; Ben Antwerpsche Conrantieri Be Gehoornde 
Broeders „ Benevens eenige uyt het Grieks vertaal- 
de gezangen van Anakreon, ' 
idem, 

, Cervantes Saavedras Bon Quiohöt. ),.,) Beschree- 
ven op een' vryen en vrolyke. trant door Jacob . 
pampo Weijermang-en door' denzelfden met gedichten 
, . (o,,) en hetJeeven van M. de Cervantes Saavedra 
verrykt„ Den Haag, 1746^ 

Joh. C, Ludemans Spiegel der waereld, (,.„) Bene- 
vens de Nieuwstyding uyt de andere waereld^ of 
samenspraak tusschen Jacob Campo Weijerman en 
IiUdeman« Hotterdam, z.j. 
idem :, . . , ■ ■ . ' .■ 
idenij andere uitgave ca. I784 

Be Rotterdamsche Hermes ^.18"-9-i-720 tot 4-9-1721. 
Bij dit exemplaar ontbreekt de titel. Bijgevoegd 
.is het volgendes 

Ontleeding van een eerloos Zangertje, verscheid, 
■den 24e. v„v„ Louwnaand 1721„ Z.p. 
Antioyr voor Hermes Ii\iribundus„ 2 p, 
Aenmerkingen over den opgeworpen Hermes, en zynen 
. tegenstrever „ 2 p. 

Misverstajit, (Waarach. Be Geest v.d. gestoorden 

Hermes aan de Maaz) 

Briefgesprek aan A. 

Briefgesprek of samenkouting door letteren» 

Den Ontleeder der Gebreeken. 

Den ïalmad ofte overzeldzaame Joodsche Vertellin- 
gen. Ben Haag, 1756. 

Be naakte waarheid. 

Be gehoornde Broeders. 

idem, 

idem- 



102 

1095 G 6 De Besweering 

1095 H 80 De Besweerin^^ 1718 

1095 H 79 Demokriets en Herakliets BralD. Voyagie. I7I8 

1207 B 20 ideiHj a,p, 2»^» 

1095 E 9 idemj z,p» a,j, 

1496 Cr 21 Beaweering desperaten intw, Cotirantier 

1207 B 20 Hollandsche Zindelylcheid, z.j. 

1095 E 7 idem, I715 

1098 F 110 idem, 1717 

1207 B 20 Den Persiaansche Zydewever 

1095 ^ 8 Gehoornde Broeders 

1207 B 20 idem 

1496 Cr 21 idem, 1712 

1095 E 69 idem, 1712 

1098 H 81 idem, 4e druk I7I8. 

Deze werken zijn - al dan niet terecht - op naam van Weijerman in de alfabetische 
catalogus van de R.UoLeiden vermeld. Eventuele overlappingen doordat werken uit 
een convoluut ook nog eens afzonderlijk worden vermeld^ zijn door mij niet wegge- 
werkt. Geen der exemplaren is door mij ingezien. 

Nik P. de Vries 

(Brixgstraat I9, 's-Hertogenbosch) 

EEN VL/U^IING OYWl JACOB CAC-IPG ^A/EYEHmN 

In het boek van Eug, de Bockp Verkenningen in de a^ttigp de eeuw (Antwerpen^ I963) 
komt de volgende passage over 'j«C<,W„ v'oórg — 

pag, 61 w,s "De Sysse-panne [een tijdschrift van Karel Broekaertj, dat van 31 okto- 
ber 1795 tot 20 mei I798 in 8 delen te Gent verschijnt, MV] vertoont 
hier [bedoeld is de Hollandsche Spect ator van Van Effen, Ndv] meer 
overeenlcomst mee dan met de onleesbare breeds prakerige geschriften 
van Veyermanj die vooral met chantagedoeleinden schreef. Toch V7as hij 
in Vlaanderen en Brabant allicht meer gelezen dan Van Effen. Hij heeft 
er blijkbaar rondgezworven* Hij heeft rond 17I9 schilderen en beeld- 
houwen geleerd bij J.G, de Gock te Antwerpen (noots J, van der Sanden, 
Oud konsttooneel te Antwerpen, ms. van + I770 op het stadsarchief van 
Antv/erpen) en Ccrnelissen zal in een van zijn redevoeringen in 1811 
nog iets citeren uit zijn "joviales dissertations" (noots Discours 
prononoé h la Société des arts, mso in de DB te Gent). In De doorzich- 
tige heremiet van 1728 komt (in nr. 8) een beschrijving voor van 
"Het Gents koffiehuis van Madame B." met een gesprek tussen een mode- 
gek, een officier en een dichter. Twee blijspelen, Bezweering van den 
disparaten Antwerpschen cpurantier en Democritus en Heraclitus^ Bra- 
bantsGhe_ yoya^e zouden volgens het titelblad resp^ te Brugge en te 
Gent verschenen zijn, maar er komt geen verder adres op voor en de 
druk en het titelvignet van Demeciótu s zijn dezelfde als die- van een 
derde klucht, De g;ehoprnde broederfgt, die "te Abdera" heet verschenen te 
zijn. Zijn Amsterdamsche"Argü"s~Ti7T9-17g5) bevat allerlei internatio?- - 
naai nieuws en enig lokaal nieuws, gelardeerd met soms zeer schuine 
moppen en af en toe een vers." 
Ik heb een en ander niet nader gekontroleerd, maar het is wel opvallend, dat V/eyer- 
man die J.C. de Cock niet noemt in zijn 'autobiografie als schilder'. 



105 

(Bruineveld 5;, 5200 Këssel-Lo) 
DE LA ï'GNTAIIffis SOl-ïMS 

Bij een paar vermeldingen in de Hededain^^en kan ik enkele randnotities 'beKorgea, 
die zeker niet "belangrijk aijnp maar allicht enige verheldering brengen, 

P* 47 i«v,me de advertentie uit de "Boekaael" van jtini 1729? "Nog de Vertelling-- 
Jes van Monsieirc de la Foniaine o»ö"e - Bij mijn opsoekingen vond iks Vertellingen 
en^ ndauwigheden Van den heer Be^ la Fcnta.ine^ __Lld^er Akademie van Vrankryk» IJit 
het ^aj og^^jyer taal t g verschenen in I7O8 bij J«,Strander te Amsterdamö Be CataloL^_s 
der Bibliotheek vai3._a_jfe.aj:;3chappi^^ .^p"^"^," '^^ Leiden, d« Ij p» 514? 
sohrijft ze tóe aan7""[Zwëerts?J Be inleiding van de Xê^i^liïBSËS ^^ ondertekend 
KoZo (=Kornelis Zweerts?)* Boor de bestasjide literatuurgeschiedenissen en woor- 
denboeken worden deze Vertellingen foutief toegeschreven aan de Brusselaar Fo de 
la I'ontainei 

P, 80 ioV.m, JeBorms en dr* Jacob* 

Jan Borms (I888-I956) was wat men in Vlaanderen tijdens ¥bO<,I een "activist" 
noemde. Om die reden v/eek hij in I9I8 naar Ben Haag iiit en bleef er wonen tot 
bij zijn dood. Hij werkte bij een groothandelsfirma in Rotterdam ( l^cyc lope di e 
van^ de Vlaamse Bewe^ingg d» l). 

Hij moet zich hebben beziggehouden met opzoekingen in de Koninklijke Bibliotheek 
in Ben Haag met betrelcking tot de culturele geschiedenis van Zuid-Hederland, In 
de Hieuwe Rotterdamse Courant van 6 en 7^12*1956 schreef hij over een Gentse 
St*"Mcolaas-almanak van 1799 en op 27 en 28ollfll938 over J„BoCeVerloo7j naar 
aanleiding van de ontdekking van een exemplaar van diens Verhandeling^ op^ d' Onacht 
in de K^Bo 

Br» Antoon Jacob (1889-1947) behoorde ook tot het "activisme" j was uiterst links 
gericht, had contacten met P^Geylp werd na V/oOd veroordeeldj raakte, als lector 
Nederlands te Hamburg, in de ban van het nationaal-socialisme» Het "amnestie- 
comité" (pa 8O) moet dus te maken hebben gehad met een aktie^ om hem na W*OaI 
uit de gevangenis te krijgen* / 

Mag ik nog signaleren dat bij uitgeverij Be Bageraad in Antwerpen in het Rubens- 
jaar een boek verscheen over Pieter Paulus Ruben s, Be kosmische schilders waarvan 
het allergrootste gedeelte (p, 6-86 van de 15opaginaTs) de tekst bevat van Be 
ÈQÏ1:1±^^.A^^^^^ I}:^'P^^^_3j^^^.9^^^ Pieter Paulus Rubens, Anthony v an_^kj 
Gpdefroi Kne^er B r_ie__b eruchte^^ Schilders, Voor de Maand Becemberg 
£S^2^^5S22™H®ZêiSïïË^ï' naar een niet gedateerde druks "Itot Amsterdam, Gedrulct 
voor den Autheur, en zyn te bekomen by Hendrik Bosch. „," 

[Noot redoS aldus xvordt dhr, T«,Broos min of meer omgaand geantwoord op zijn vragen 
naar de identiteit van JaBorms en dr, Jacob» Be door dhr, Smeyers in zijn laatste 
alinea vermelde uitgave van de achtste samenspraak zal hij echter zeker niet 
gekend hebben, daar het toeval wil dat in dezelfde week waarin het schrijven van 
dhr. Smeyers ons bereikte, tevens, uit Engeland, ons een missive van dhr* Broos 
gewerd, met verzoek tot opname van het volgende gedeelte uit de achtste samen- 
spraalCo Baar wij hier niet kunnen bevroeden in welke mate dit samenhangt met 
een onderzoek in de toekomst naar JCW's relaties met b,v, löieller (z, ook de ^de- 
delingen Po 78-8O) nemen wij deze tekst toch hier op,] 

Ton Broos 

(Sorby flall, Endcliffe Vale Road, Shef field) 

IKj GOBPREY EÏÏELLER„ 

In een vorige bespreking van de Ifeandelyksche 't Zamenspraaken bleek dat Weyermans 
Engelse schildersmeester Sir Godfrey Kiaeller ten tonele werd gevoerd. Bit betreft 
de achtste samenspraalc tussen Pieter Paulus Rubens, Anthony van Byk en Godefroi 
Kneller, "drie beruchte schilders", in het exemplaar ter E«B, (sign. 234 J 2) pc 
651-760 en gedateerd december I726, Hier volgt het leven van de heer ICneller 
zoals Weyerman hem dat laat zeggeng 

"Hoe onvermoeit ik ook was by myn Leeven op het Kapittel van de Inleiding in myn 
Beurs, echter zal ik thans myn Leevensloop ontginnen zonder eenige Inleydinge 




Ik "ben een Lubekkej? van Qè'boor-fcej een "befaamde stad in het Hartogdom van Holsteynj 
wiens Inboorelj.ngen "bekent syn by den neiaüi van 2w;^nsntre^.ersj een Sch,ijnpna:;üi3 c^ia 
ik diloaaals hel:) moeten hooren van den "bereysden Jiïngelschen Mel<, l^i^n Yader was een 
Onderkoster van de Hoofdlcerk van Lubekj een goed eexlyk Man^ die "by myn "beste 
weeten geen Kasten nog Kabinetten liet maaken van de Eyken-Snrtouten ayner Medö"- 
bergers 9 en die voor de rest zo veel Verstant had als 'er wort vereyscht tot de 
kerkelyke D5.gniteyt van een Onderkcstero Ik had ook nog een broeder Jan Zacharias 
genaamtj een goed slag van een Kaarelj doe voor 20 veel als ik weet niet veel 
Nieuwigheden heeft voor den dag gebrogtp in de Kerk nog in de Regeering maar die 
altoos wel te vree was met ayn Stnic Gebrrmdj en met zyn Fles dubbelde Clairet,, 
Die Broeder was een ba.amelyk goed Schilder in Gebouwen, Landschappen aomtyds en in 
kleyne Konterfytsels, doch wiens Kaam zo veel Geruchts niet heeft gemaakt in de 
Schilder-'-Weereltj als die van Jan Law heeft gedaan in de Finantie Weerelt^ Wy 
hebben als Gebroeders Italienj Duytschlantj en de Nederlanden doorreyst, en ten 
laatsten zyn v/y gaan roesten in Londen^ een Stad waar in de Schilderkonst wort 
aangemoedigt en betaalt ^ en al waar de Schilders niet behoeftig hoeven te zynj 
wanneer zy maar willen ploegeno Ik zal alhier zeggen^ dat ik in Holland my heb 
bedient van het Onderwys van Rg^brandt^j;^;^'^ en Ferd inand Bolg twee walckere 
schilders^ en toen ik voldaan was van die Ifennen begaf ik my na Italienp alwaar ik 
myn tyd niet verleuterde met Wynt.je en Txyntge,, gelyk als de meeste Engelsche en 
Nederlandsche Schilders voor een Gewoonte he'bbenj maar ik studeerde dag en nacht 
na de weergalooze Konststukken van Hanni^J^Carats, en van den groote Titiaciji 
d'ÜcellOo Ik heb verschelde Historiestukken geschildert in Italien, door welkers 
Behandeling ik my een vaardige Manier aanwende, die my niet te onpas gekomen is 
in het schilderen van Konterf ytselsg in welke profitable Byweg ik het Devies der 
Geneesheeren gebruyktej ' Eas^ lêZÜE ®^ yeriaaakelykg want ik heb in mya geheele 
Leevens loop een heviger Zucht betuygt voor de Engelsche GuineeSj als voor de 
britsche LadieSo 



Zo dra als ik my in Londen had ter neergeset scheyde ik van Bed en Tafel met n^yn 
Broeder Jan Kne l Ier 9 en ik bestudeerde een Leevenswyze die al emmers zo streng 
was op het Kapittel van de Tafel en van de Kelderp als de Klooster Discipelen van 
het boet vaardig La Trappe \ Ik bepaalde myn Uytgaave op drie a vier Stuyvers 
Daagsch voor Eeten en Drinkenj dat geleek wel een Spanjaards Traktementj en ik 
was al ommers zo zuynig op myn Linnen en V/olle als een arm Melman^ die het Hof 
volgt en kaal en knapj dat is., die des Ochtends zyn gantsche Garderobbe omhangt^, 
en des Avonds zyn geheele Kleerkaorar uyttrekt» O de Ilaatigheyt, Heeren _:ederidder, ^ 
is een Deugd uyt Duyzent Deugden^ een Deugd die een ï'lan qualificeert voor de 
Schilderkonst j en voor de Jufferen gonst j gelyk als ik uw in het Vervolg zal zeg- 
geno De Maatigheyt spruyt ten deelen uyt een Liefde die een Man opvat voor zyn 
Gezondheytp en voor zyn Beurs 3 en niet v.yc een Onmacht van niet te konnen Eeten 
of Drinken? want van die laatste Bekwaamheden heb ik tegenstrydige Blyken gegeeven, 
als ik aan een Lords Tafel at en dronk op kosten van Ongelyk, zonder dat ik daar 
echter een Britsche Gewoonte van Maakte,, Om den V/impel der Wysheyt jbe berey ken.j 
(zey myn zalige Vader dikmaals) moet men niet te veel Eeten, Slaapen^ no g_P r.aa/i2en.^ 
De eerste en de tweede Zeedeles heb ik opgevolgt^ doch de laatste heb ik nooit 
konnen vermeesteren^ 

P,PoRUBENSs 

Daar van beleeven van pyk en Ik nog een Voorbeelt, Heer Ridder Knellerj en ik 
bevind na mya Dood dat het Spreekwoord niet heeft misgetast in het ae^-^geng D^.H?S1 

ê^^,.^S2i.,2£^^Ê2..,^^^^R^§^^lÈ..^ËlÈ^JB^ÊÈÈR3^-j:R^ -^ A^i^g JX . JJ^^^yg-g - J-il-S gg_ . 1'^ gJs.g 9^Bïi?. 
g jl- j-il- Q g^^L, A ^JM® -X4 l^j.6j^ .g.g__.._lg-_gh 1 1, Ik verwacht het Vervolgp Siy,..ffPJ-J!gJ-_g^. "^^^^ '^^^^ 
Leevensloopo 

GODEiliOOI laïELLERs 

Ik kwam over in Engelant by het Leeven van den Ridder Rieter_Lel"^j die Hof schilder' 
was van den Koning van Engelant j Karel^ den tweede « lAjn Rekommandatie Brief luyde 
aan den Ridder .Jonat han_B arücs g (het is ed van Ridders wat de Klok slaat in Londen., 
tot Tabakspinners inkl-uys7~een Hamburgs Koopman xvoonachtig binnen Londen wiens 
Konterf utsel ik fluks schilderde « benevens dat van zyn huysvrouWj en Kinders^ in 
welke konterfytsels die goede ïfen zo een welgevallen schepte j dat hy die liet zien 
aan den Hartog van ï^2S2Hi^s ^^^ ^'^ ^^ ^^^^ "®-^- ®®^s op de Geldkist van den Ridder 
Barügs negotieerdOo Den hartog van Monmouth resolveerde eens klaps om zig te laten 
Konterfytenj en ik had het geluk dat ik hem na Genoegen van de Dames dee gelyken^ 

^ T)Te~ 'üfflsTanfegïïeïïën Tiëe ft hy zelfs verhaalt aan de Schryver van deeze Zamenspraal--'^' 



zynde die Prins een van de schoonste Kavaliers van die EeuWj Langs dat Konterfytsel 
"beklom ilc het Toppimt van uya Geli-üc, v^ant na de Zcon volgde den Yader;, :iK 3childe.L 
^® Kar el den Tweede j die zyn Portret vereerde aaai zjn Broeder den Hartog van Jork, 
en ik schilderde dien Yorst zodanig na het Algemeen Genoegen van het ïïof^ dat 'er 
de Reputatie van sir Pieter Lely mee in 't voetaand kv/axa te huyielen^ die 't 
zedert niet veel Doek of Verf meer verorberde, aynde dat Konterfytsel een Spyker 
aan zyn Doodkist, want hy hemelde korts daar aan^ en ik stapte in syn plaats als 
*s Konings Hof schilder., 

Dewyl ik bevond dat die Yorst zo verzot was op de Dames als een tweede Salomonj 
bevlytigde ik my om zyn Sultanes zo schoon te verbeelden als het my eenigsins^doen- 
lyk was 5 en Irizonderheyt bevlytigde ik my om de ronde Tetten en schoone Handen dier 
Bekoordsters zo veel te flatteeren als 't kon lyden, alzo die Vorst by uytneomend- 
heyt was gestelt op die Dealen, Had den groote Kaarsschilder Ggd efmdus_^ Sch alken 
dat Konstje verstaanp de Engelschen zouden nog huydensdaagsch dit havolgent Vertel- 
lingje niet van hem verhaalen^ 

^^^ ^ QJlgj:^g B, l^'am over na Engelant om te Londen Konterfytsels te schildereng en 
wel inzonderheyt vleyde hy zig om my overhoop te schilderen^ een Onderneeming die 
hem alzo wel belavajrij als den Teestryd met Achi lles den Voorstaander betoran van de 
geschaakte Helena, Die Knaap schilderde op een'tyd het Konterfytsel van een Miloi-ds 
Dochter oud sestien jaaren^ die de schoonste Handen had van geheel Engelant, Ey 
konterfyte de Tronie ven dat bekoorlyk Wicht taamelyk wel ter eerste Zitting^ en 
daar op congedieerde hy ha.ar met dit onheusche Afscheid | Voor^^^eze ^^Maa.1^ Milady_^ 
^iÜi®£JGLJ^^^^^,..Speld_b;^^ 

ÈÓ^^ vroeg dat bekoorlyk Kind^ dat reeds de Waarde" ke'nde van een schoone Hand.^ en 
hy andwoordep l£en^een^ji2ady;p_Ji^^ 

Het vertrouwen van den Koning Karex voor m_yn Konsty wakkerde zo hand over hand dai; 
hy my na Parys schikte p om den Koning Lodew^k den Veertiende te konterf yten.; als ook 
geschiede^ maa-r eer ik met het Portret reverteerde in Engelant^ w^as die Koning ge- 
stikt aan een gebotert Kalkoens Ey^ (ao men zegt) det3 ik ten Deelon wederkeerde -/an 
een verlooren Reys* Zo dra als zyn Broeder den Hartog van York op den Troon gestee- 
gen was onder den naa^n /an Jaj^ob den IVeede,, vierden alle myn Wonden weer gezalft^ 
ik kontinueerde in myn Hofschïïders Pos"t'^ en ik schilderde van meet af aan Grooi-en 
en Kleynen, 

Ik weet niet of ik het had gedroom/', of wel, dat ik hot in myn groote Je igd had 
hoeren zeggen^ altoos daar schoot my te binnen^ ^^AjY®£lÊjM^ö^Ai£iL^L_^e^ 
ma^enj derhalve maakte ik een Aanslag., om^^^Kön3£d22E^-±l^^si^^ 
dat isp om my van verscheyde behulpza^mie Konstenaaren te bedienen^ en daar langs 
myn Konterfytsels te vermeenigvuldigen,. Ik nam dan aan in myn Dienst de Heeren 
£®,1ê^§. ®^ ^ê^.:§^9 gebüoren Antwerpenaaren^ en ook daarom niet een haa,ir beter.. Item 
de Heer v;^_der_^er een Dortenaar^ eerien Master I-Ied Mngj een ïüngolsclomanj en -.-.leer 
anderen» Die Schilders kopieerden myn KorterfytselSp^die'^schilderden de Kleeders 
van myn Portretten, de Rotsen^ de Landschappen^ on de overige aan de Schilderkonst 
behoorende Ciera^aden, Als ik verlegen was om Bloemen en om Vruchten bediende ik ray 
van het vaardig Penseel va.n den oude Bap^;;ist3 een heerlyk Bloemschilderj en van de 
^^^^^ IS^^S^ ®®^ schoon Bloem en 1^'riaytmaalerj zo dat ik enkelyk de Tronien en de 
Handen van myn Beelden schilderde, waar door ik veel lyd en ook veel Guinees ver- 
rooverde.. Om nu een ieder Konstenaa.r dat te geeven dat hem toekomt^ zal ik opentlyk 
bekennen p dat den Antwerpenaar .^'.^^^ eters . den Penix was van myn loontrekkende 
Schilders 9 Een Man die de Konst met een konstig Oog bezagp en met een konstige Hand 
behandelde^ die een volkomen eerlyk Man wa.s voer een Antwerpenaar, en die *t aeüerv. 
verscheyde Stuidcen heeft geschilder tp die ik my niet zou schaamen te erkennen voor 
de mynen., Van de overige Schilders za,l of kan ik zo gonstiglyk niet getuygenj het 
V7aaren goede Schilders ^ en d-at was 't ook al? en wat y ande r jto er aangaat 3 die \<jas 
tamlyk bejaart^ toen hy in myn dienst tradj als Kleederschilderp en gelyk als he-i- 
SpreelcïTOord zegt^ C>Ade_ _Snyde r s ^ _ oude Dansm eest e r s^_ . en_ ou de _ Miniia.a,r s _, ng emen jae er^ af 
in hun Beroepen^ dan zy ve rderen « 

Indien ik alhier aan myn Praatlust den ruymen Teugel vierde, zou ik een wydlusxlg 
Veld hebben om de Heeren honderde Vertelling.jes en Bysondere., en zo bly als treur- 
eyndende Geschiedenissen^ voorgevallen onder die Sardanapaalsche Regeering mede te 
deelen» l^Iaar dan zou ik de Hi.storiesche Legende die rechts;;. reeks myn Loeven betreft 

m Notabene dat die Knegt een Mof was., v/iens Handen o^p eene Hoogte stonden met een 
paar Hameleboutena 



106 

Gedrag "bedektlyk raafcen, sal aaiüiaa.lën en ópenhartiglyk vertellen. 
Meer dan eene Schimp heb ik verduuwtp hoog vermaarde Schilders j en meer dan 
eer\e:.. Dit .&ron E-jok hofh ik moGter Tei^zwelgen^ duvjyi i,;;: geen Geeat genot,g l.a, _ 
..die:SchiïTjpsche'aten te herkaatsen, of- geen Moed genoeg "bezat om die met de Kling 
té heslechten^- Ik zal 'er eenigen van., de.mihst snydenden van opleezenc 

Ik bewoond^: oen schoon Ïïuys; -onder de èallerey.yan Coventg^deny doch ik kon 
met rayn Huysheerj, die zo geseggelyk v^as als een gebooren Engelschmanj niet al 
te wel ove3?eenkcmen:. Daar was een CcheyTiiuur tusschen %jii Tuyn en niyn Plaats, en 
in het midden van die muur hong een DeuTg v/eleer een OoMriunicatie deux', maar 
die altoos gesloo-cen was geweest 't zedert dat ik aldaar had gehuurt^ Die Deur 
liet myn Huysheer by myn tyd uytneemenp en het vak toemetselenj zonder dat ik 
aaar van de Redenen kon gissen« benige V/eeken na dat Exploit ontmoeten ik hem 
in het park van Sint James, by welke Gelegendheyt ik hem vroeg| Waajgom dat hy^ 
,§J£™Il®H£^iS^£_Eot^,^i^_niew 

Waar op. hy zonder' eenige Bewimpèling'sndwöordé? On^fet^i^uw^^t^^^^^ebi^ur ha 
"fïï^"^ÏS^^É2^^^.-^Ler_J^ets_^£j20£t^chn "^ 

"Ttobecontinued) 

.;,?erim^86.^ Zaandam) . ^ . - . 

^Onder JoC„Weyermah vindt men in de -bT3 Amstêrdajn het volgende werks Het oog in 

'' '^^^:^^^;J.~2^^iJ}&M£,.£èB^^^^^!!^^B^B.^_ ^^^^ Jacob Campo Weyerman, Geschr-eeven. 
.goduurende zijne- detentie op de ïoorpöorte : van den Hove van Holland^ Naar 
■ deszelfs eigen Handschrift gedrukc« feLeydenj bij G* van Hoogeveenj jun» erj 
;..a-Heyligert, 178O0 Sigiiatuurs 2347 H 16, Achter het hierboven beschreven exem^ 
.,p]aar is.; een lijstje, .met opmerkingen in de band bijgebonden^ Dese opmerkingen 

t^in manuscript en van een anonymus) hebben betrekking op het auteurschap van he-'- 

onderhavige werk. Deze opmerkingen, .luiden g- 

Ps^-t.L.O£g_i£_li^,.^eil .■■■.■ 

in 50 nv:..:. van 8 blz^^, waarvan n%.-.25 verschenen 2 Mei I768 - 5 April I769 en de 
rest op het jaar 1780 (6lov<, 1779) 
door Jacob ^^Campo_We^;^;ermaji., 
Zoowel op den titel als in H Aan den Leezer van 6 Nov« 1779 stellen de uitge^^ciü 
het vüorj dat dit een nagelaten werk van CWeyerman is^ door hem geschreven 'np dr. 
Voorpoort, Haar H schijnt waren, .er tijdgenoetsn die twijfelden^ daarom bevestig- 
den zij 't nog eens op blzo 80 (n- v. 5 Sept. 1768)s ieder kon bij hen komen kr.j-^^ 
kdn dat het W.'s handschi'ift was, Wij zeggen daarbij dat het 52 vertoogen zijn, 
uitgegeven zijn er slechts 50^ & dit .cijfer 52 is met de pen in 50 veranderd. 
Is y.^inderdaad de schrijver? Op zichzelf lijkt het onwaarschijnlijke 
Ten 1 ■ schreef Wo op de Voorpoort over hem opgegeven stichtelijke onderwerpen. 
Hij ^ zal er geen gelegenheid gehad hebben om in 't geheim ander werk te doen (peen 
papier o^a») en geen kans om het naar buiten te kr-ijgen. maar bovenal waartoe'? 
Zijn hoop v/as op gratie j met zulk een onderneming zou hij iedere kans verijdeld 

hebben^ 
e 

Ten 2 % miste Wc? van de buitenwereld afgesloten buiten lectuur van andere week-- 
bladen^enz.p den prikkel tot een periodiek geschrifto 

Ten 3 % is het onbegrijpelijk^ waarom het niet eerder zou zijn uitgegeven (W- 
overleed Maart 1747)'^ - Deze laatste overweging geldt ook voor 't geval dat de'7.'^ 
artto wel niet op de Voorpoort geschreven, maar b.v, bij de wed» nog aanwezig 
zouden zijn als achtergelaten voorraad";^ (al lijkt de verloopen ¥.. niet de man 
om- 50 weekbladen op schrift in voorraad te hebben» De boekhandelaars hadden daa:-- 
entegen alle reden om iets uit te geven op zijn gezochten naam» 

Is het dus vaneen ander? Daarvoor pleiten nog de meening van tiodgenooten (pr 
80c aobo)^ [-en] de inhoud (zie beneden)^ Maar in sommige plaatsen [~-van het er 
bloc uitgegeven ms„] doet zich de uitgever als een ander voor» Reeds de noot op 
blz« 16 (Zagt Jakobi) lijkt niet bepaald eon noot van Campo zelfo Maar p« 257 
(n 23) spreekt "-de schrijver-- [-hij] kennelijk over Campo ais over een ander, 
zijn voorbeeld, en noemt hij hem "mijn voorzaat". Dit kan niet door G^Wo zeil f 



107 

waaxónder op p. 259 genoemd worden Ar^as^ Proteus enz,, dus wel degelijk de 
vijanden van CW» aelf^ ld, p, 260o" 

(Translitteratie volgens het 'systeem-Verkruysse' 5 . zieg P.J. Verkruyssej 
Over^dg^glomatigch editeren van handschriften e n het ge bruik daarbi.j vrn 
diacritisohe tekenso'^ Ing Spektator 5 (Ï973-747T ^-^^ 5 



I-UM. de Blauw 

(persijnstraat 6p ïïdam) 

WEIJEIRmN- EH DS GESCHIEDENIS YMl DE POLITIE 

Uit de biografische gegevens betreffende het leven van JC¥ blijkt allesbehalve 
dat Jacob Gampo een goede relatie had met de politie^ Geaien de afpersings- 
praktijken, verbanning^ gevangenschap eod„ zal er eerder sprake zijn geweest 
van "een slechte verstandhouding^ 

Het is dan ook v/el aardig dat Weijerman in een geschiedlcundig werk over de 
politie voorkomt. In een boek van N.Groeneweg, getiteld Van Nachtwacht tot 
computermachta Vijftig eeuwen politie en .justitie (Zaltb^imel 1976), wordt 
op pagina 88 gesproken over de betekenis van het woord rakker. De auteur schrijft 
dans "Weyerman in diens l'Hg jterdagLS_che_ He3 ^^ (1721 ) typeert de ralcker dan ook 
nog sarcastisch of cynisch als "een litm^Lat van de H, Justittie, dewelke 't 
gemeen (z^gewone volk) Rakiï:ers of Diefleyers noemt,," ■ 

Het lijkt erop dat de politie nog steeds, niet graag met JCW direct in verband 
gebracht wenst te worden, zelfs niet als ze hem nodig hébben voor een objec- 
tieve omschrijving. Hoewel geciteerd^- komt Veijerman niet in het register noch 
in de bibliografie voor, V/ellicht schrijft de heer Groeneweg over uit een niet 
nader aangeduide bron. En dat is dan hét zoveelste voorbeeld van verkeerd ge- 
bmik van bronnenmateriaal „ • ■ 

Ik heb gezocht naar het oit?.at in de Rotterd ajusch e He rmes maar het niet kunnen 
vinden. Kan iemand het citaat in de PJ-I of in de eventuele bron van Groeneweg 
thuisbrengen? Natuurlijk zou dit Roort speurwerk naar a,anlêiding van een studie 
over de politiehistorie niet nodig moeten zijn^ Maar ja. 



D0bBLETTE]\T5 EXEMPLAPJCN 

Onze vriend P<. JoBuijnsterSp Witsenburgselaan 355 Nijmegen, verzoekt ons in een 
schrijven van 30 okt» 1978s "Zou het mogelijk zijn om in de Medelingen van de 
Stichting JCW van tijd tot tijd een ruilbeurs van doubletten JCW ruimte te 
geven?. Ook een zoeklijst van bijzondere items of exemplaren zou, wat mij 
betreft, welkom zijn"o 

Vanzelfsprekend willen wij dit verlangen graag inwilligen^ De redactie is d.aar- 
bij echter totaal afhankelijk van inlichtingen van de vrienden en/of belang- 
stellenden« Het lijkt daarnaast belangrijk om het JCW te informeren over het 
simpele bestaan van exemplaren ook in partikulier bezit» 

Wie dus doubletten wil uitwisselen^ vragen heeft over bijzondere items of 
exemplaren^ het bestaan kent van- werken in partikulier bezit g v/ordt vriendelijk 
verzocht zijn moeilijkheid of informatie naar het adres in het hoofd van de 
Mededelin^n te sturen» 

Overigens is nog nooit in de Mededelingen geformuleerd dat indien JCW-gelnte- 
resseerden feiten of meningen"van7övörJG\\r en zijn werken ontmoeten, zij die 
met een gerust hart, ook zonder expliciete uitnodiging of verzoek, kunnen 
opsturen naar de reda;ctieo _Alle informatie is welkom, 



Prettige jaarwisseling