: JiaE:!)EI_:IICrEN im m stichting JAOOB CA^-IPO WYURMAH ("Het JCW") np. 1. J
Jaaxverala^ 1971
1. Het JCW
Naar aanleiding van een idee geopperd tijdens het vierde internationale achttiende-eeuwse
congres, juli 1975, te Yale (USA), werd 14 januari 1977 overgegaan tot de oprichting van
een Jacoh Campo Weyerman-genootschap. In de loop van 1977 werden hij notariële akte de
statuten vastgelegd van een Stichting van die naam, die als doelstelling heeft het hevorde-
ren van de kennis van leven en werk van Jacoh Gaxapo Weyerman (1677-1747)? e^i ^e uitgave
van zijn toneelstukken, tijdschriften, ens. , ... ^ . ^ ^ ^ ^ i,^+
De mogelijkheid hestaat om via uitnodiging of voordracht lid of vriend te worden vazi het
JCW [voor evt. contrihutie, zie bijgaand schrijven], en, buiten de in eerste alinea genoem-
de aktiviteiten om, deel te nemen a) aan een jaarvergadering, op 14 januari van elk jaar?
waarvoor na 1978 convocaties zullen worden verstuurd? b) aan een bezoek aan een der plaat-
sen waar JCW zich heeft opgehouden, telken jare op 9 augustus (zijn geboortedatum).
2. Aktiviteiten in 1977
Haast de affaires van oprichting, vastleggen der statuten e.d., voerde het bestuur, wegens
het driehonderd jaar eerder geboren worden van Campo, korre spondent ie met eerst de gemeente.
later met het gemeente-archief van Breda, om tot enigerlei manifestatie te komen bij die
geboortedatum, daar Breda toch eigenlijk als de bakermat van JCW gezien kan worden. Vooral
door de vriendelijke bemoeienissen van de gemeente-archivaris dhr, G.J.W.Steijns, kv/am emci
augustus een geheel door deze Bredar-expert samengestelde tentoonstelling m de Openbare
Bibliotheek van Breda tot stand, die de volgende items omvatte s pt x-
a) schilderkunst s een jachttafereel door Vfóyerman, uit 1753, g^oot 113 x 158 cm, , a± komst ig
uit het Stedelijk en Bisschoppelijk Musetan te Breda, dat dit museum in 1975 had aange-^
kocht,
archivalia (vrnl, de reeds bij Rehm geciteerde)
o euvr e-exemplaren
foto kopieën van krantenartikelen met JCW verband houdend, waarvan hieronder wegens
de' volledige onbekendheid hiervan, en om der wille vaix de bibliografische volledigheid
een opsonaning volgt s
b^
c
d'
auteur
datum
Alph.A.J.M,Groneman I5/IO/I927
anoniem
anoniem
A,Hallema
H,
Jacques R,W,
Sinnin^e
H.
H,
H,
22/4/1B87
16/6/1895
19/12/1925
12/4/1947
20/4/1951
5/4/1956
20/7/1966
3/9/1967
Pierre van Beek 25/5/1970
blad
Dagblad van
Noord-Brabant
Meuwe Bredasche
en Oosterhoutsche
Courant
Bredase Courant
Dagblad van Noord,
Brabant, Vierde
blad
Bredasche Courant
De Stem
Bredasche Courant
Bredasche Courant
Bredasche Courant
Nieuwsblad van
het zuiden
titel
Jacob Campo Weyerman, Een geniale
boef en een smeerpoets
[Knipsel in bezit v, ho Sted,
Fïaseum Breda]
Jakob Campo Weljerman
Jacob Campr Weijerman
Een Bredasche journalist uit de
18e eeuw, Jacob Campo Vteyer:oaii
Jacob Campo Weyerman. Een Bredase
journalist uit de 18de eeuw
De wonderlijke historie van Lieskf
de Saint-]yiourel. Een Brabants
meisje, dat als soldaat vocht
Uit de historie. Een journalist
uit de 18e eeuw. Bredanaar levert'
kritiek op de toenmalige kranten
Jacob Campo Weyerman? 18e eeuwse
Bredase vrijbuiter
Ben dappere Brabantse als mili-
tair. Lys Sint Mourel in het lege'
van Willem III
Meisje uit Oisterwijk vocht vier
jaar als soldaat vermomd
Gerard Tan Herpen 9/12/1975 De Stem Kostbaxe aanwinst voor Stedelijk
Museums Jacob Weijennan een roem-
rucht Bredanaar
Voor de 'bi'bliograf ische volledigheid vermelden wij nog dat er in de in Breda ui tgegeven
Stem van 11 augustus 1977 eveneens een artikel over Weyerman verscheen n.a.v. een besoek \
een Jünsterdamse Veyerman-delegatie aan dat blad om Weyerman te Breda te promoten,
15 Au^stus 1977 verscheen van de hand van ïï^M» de Blauw in Vrij liFederland, p, IJ en 14^
een artikel, getiteld " 'Tuimelzieke ketterkrop, onveröchilge in eere of leer», deugniet
uit beginsel'. Jacob Campo Weyerman, een satiricüs uit de roaring twenties van de achttiende
eeuw"o Naar aanleiding van deze publikatie kwaaien met andere Weyerman-geïnteresseerden
kontakten tot stand, o,a. Peter Loeb, G«Postma, mevr« CoMoGeérarsj GoJ, van Setten. Her»-
nieuwde belangstelling van de zeer in JGW als schilder geïnteresseerde kwam van de directeur
van het Bredase Museum, dhr» PcJ.J^Kimmel.
5' Activiteiten in 1^78
- 9 augustus zal het bestuur met eventueel andere leden Charleroi met een bezoek vereren^
daar in de chronologisch/topografische volgorde dit de eerste plaats is die Weyerman
bezocht s hij werd in het legerkamp vóót die stad geboren,
- Als uitgave van de firma Thespa te Amsterdam, in de reeks Amsterdamse smaldelen, zal
verschijnen een geannoteerde teksteditie van de eerste twintig nummers van Weyermans
Vrolyke lUchtheer , De tekst is momenteel reeds voor 90% gezet. Waarschijnlijk zal de uit-
gave een deeltje tekst en een deeltje kommentaar bevatten»
- In mei 1978 wordt een Weyerman-tentoonstelling verwacht in het Persmuseum op de Turf-
markt te Amsterdam» De heer H,M» de Blauw verstrekt hiertoe adviezen aan het Persffluseuaio
" Ben zevental nummers uit een zevental JCW-tijdschriften zal herdrukt worden in een bloem-
lezing (met annotatie) uit satirische tijdschriften^ getiteld 'Tgraf der melancolien,
door H.M, de Blauw en AoJ.Hanou,
" In 1978 ^f 1979 2al verschijnen de letterlijke tekst van de stulcken van het proceS"JC\v
uit 1739 j in een speciale of gewone aflevering van het Dokumentatieblad 18' eeuw^ door
A.JoHanou,
4» Aktiyiteiten in I979 en later
- Op het ogenblik bereiden de Amsterdamse uitgevers Postma en Schippers een nieuwe reeks
tekstuitgaven en studies neerlandistiek voor. Een aparte serie daaruit zal alleen
achttiende-eeuwse zaken bevatten^ deze serie heeft als redactie H.Stouten en A.JoHanou.,
Van belang is dat in deze serie de volgende uitgaven gepland zijns
(kopijklaar) okt„ 1979 ed«. Ï^Broos Den Per siaansche Zydeweever
okt^ I98O ed. H, de Blauw Hollansche ZindelyMieit
okto I98I ed« H^Stouten heven van__Syber£
okt, I98I ed, A.Hanou Leevens-byzonderheden van Ar minius
- Vermeldenswaard is dat mevr, B.Sierman in het kader van een onderzoek naar literaixiur" '
rond de kerniis 17OO-I73O tevens onderzoek verricht naar La Lause en diens reizende tonenl-^.
groep, die vele malen in de geschriften van JGW figureert^
5" JCW-observaties
Op de vergadering van 14 jan. 1977 heeft nog geen lezing plaatsgevonden» Wel zijn enkele
summiere observaties geplaatst, waarvan een enkele hier tekstueel weergegeven vjordt.
AoJ.Hanou
VffiZEECKiAIMHIANA IN DE AUCTIECATALOGUS-DIMÏ^ENS (176I)
In de auctiecatalogus van het boekenbezit van C.Dierkens (Eibliotheca Dier kensiana , ge-
drukt te Den Haag bij 0. van Ihol; gebruikt het ex„ DBA sign. 1353 G 23), welk bezit 30
novo tot 7 dec. op de Grote Zaal van 't Hof te Den Haag verkocht werd, komen verschillende
V/eyermanniana voor. Deze catalogus is in verschillende opzichten interessaaits a) wegens
in margine bijgeschreven verkoopprijafen b) de pld^ts van verschillende items in de cata-
logus, inzicht gevend in bij welke groep werken of welk genre tijdgenoten de werken van
JGW indeelden o) andere nader te noemen gegevens,
1b De eerste groep Weyermanniana komt voor als no» 757 t/m 766. Zij omvats Levensbesc toy-
ving der Schilders (Hage I729, 3 dln.). Historie des Pausdoms (A'dam I725, 3 dln. ^
' Ü--
n
^k^£^^^ U^'^t'^Ti "LY^^, 2 dl2u), O ntledex- der Ge oreken (A*dam V(M, 2 din,), BgIiü eed Verold
(A'dam I7265 2 dino)? Ee^ëia^sche^dewever (A^dam}7 Ipweg^edenen van Moses_jtoous tot 't
verlaten des JQO'^schen__Godsdj/Jij^t ^fA^aml, Vr oli^e _ Tugtheër (I ' daiQ 1730)^ Doorzi .Ttij'e He™
loyt (Hage 1730) ^ J^M.4ggË^gsche Alchimls-c Wtr» 1735;, '"" .^^^^..^-...^...
Behalve de drie laatste iteiti.Sp waarvan er twee "bovenaan reohts op een pagina af^^edrukt
vrerden en daarom misschien niet Ijij na te noemen accolade betrokken konden worden (was vo.):p
het derde item op voorgaatide pagina onderaan die accolade te kort?)^ zijn alle andere items
in margine geaccoladeerd? vertikaal bijgedrukt staat? "in I4 aeer fraje egale franco band-
den" ^ Het "14" korrespondeert met de 14 delen die alle items behalve de twee laatstgenoemde
vertegenwoordigen. Eet is een indicatie voor de waardering die de tijdgenoot voor deze
JCW-teksten gehad moet hebben. Een opmerking van die aard komt in deze zeer rijke catalogur
slechts sporadisch voor« Eon zeer enkel.e keer krijgt een latijnse editie de vermelding
''■uBi forma comp„ exemp,, nitidissima'" . bij Vondel valt de opmerking 'Veergaloos ^hc."- , terwi ^'
deaölfde kwalificatie slechts voorkomt bij de Histor iën, yfenge lwgr ken. Bri even e,d» van
Hooft (no's 211-215)0 Het werk van JGW behoorde dus 'tot het fraaiste bezit uit de duizondej
banden bevattende boekenverzameling van Dierkens? Cats b«v„ (no's 1633-^637) moet het maar
doen met de mededeling >'in 5 franoe banden" „ Het is mijns inziens, daar het JCV/-werk wel
meer m dit type banden aangetroffen kan worden^ strijdig met de in secundaire liter^atuur
zoveel voorkomende opvatting, dat tijdgenoten JCW aanzagen als randverschijnsel en iets
verachtelijks^
Dit schijnt mij ook uit de verkoopsprj.js van deze groep werken tot uitdrukl<:ing te komen.
De gehele groep ™ tien teksten du.- -^^ ging in één keer voor f 35^'™ ^^an de hand„ Ik heb het
niet nagerekend-, maar het is zeker niet minder dan de nieum.;aarde bij verschijnen, indere
teksten van de betreffende twee pagina's,, zoals De la Rue's G elette rd Zeeland mét zijn
^^^^SS^^1K.^J^ë1^%L'^L^Ij2êL^'^j en Van Manders Sgh ilder boeok ■- een editje uit I6OA i -..
gaari resp^ voor f 2sl0s- en 18 st« van do hand!
De gehele groep bevindt zich in de catal^gub-^^fdeling "Ne^jerduitsche Godtsge leerde. Histo^
rien, Rersbeschryvingen, Poëten er andere Mongelwerken,. in Quarto^'- Bfnnen deze JCW^-groep
heeft de mventarrsator - of is do volgorde die der opbouw van Dlerkens ' bibUotheek-^ D-""
opvaotrng verandert er niet door '- kennelijk geen onderscheid gemaakb tussen JGW's historie-
werken, tijdschriften^ een toneelstuk, en werken o-er/tegen Moses Marcus en Syberg, De tien
aureurs voorafgaand aan JCW zijn^ Yirgilius in proKa door Vondel, Van Belle, Van der Goes-
De la Ruë, Aysma (,gïË=,^.ÏLGolen) , C« de Bye (Gulder. Cabinet der Schilderkonst). Van fendb"^.
Geen klem bier dus, om met onze zuide?."baren te sprekeuo ï)e tien"items volgend na de JQ'Vh
g-roep zijn^ M§^£êli-222^fië^li':Sester._ander^^^ ^^SËBzioneel (een werk "'at men na r
onze begrippen bij JGW-satire kan laten aansluitinj, Renver^meirfc_ de^a Morale Chretienne
>een werk dat ƒ 10sl5 opbracht^;, Eipa's Iconol_ogia, en daa^ Doud^ms' Haeg^T'^^lïïïus™'^'
U-O s-Gurvrers), ^^a^'^in^ Ein:opa van JG¥'^ tegenvoeter Romeyn de HoogheTTlTtïïIï^ïi'rrBur.man:^
|eiiex^-9.e?m,^vopr_^e_^^Comedien (ƒ 2,»-), Kuenons Ii:stenin£en ('...,] der Vrye Metselaars (4 st/>
^e £^^^EJ^^J:B^^:^^^J:C_^Ooquj^ (il st.), De Goeur^"rVreedec^urr^ïi75lCTlïï^iret a^sxan.---'
2^^I^JL'lS:!^hïBL^..I}£Zi:LBf^'^^^^ van de Goud"Tafel (l9 st,? het werk is -.M^""""""
r.iiet bekendy,> "'^ -.--^..--^«.^^^^.-.-.^...^^^^^ --u
Een hoogst boeiende mélaugo, maar ^ra,t valt er ui/h af te leiden? De werken voorafgaand aan
de JGV/-groep zijn van zwaar kaiiber,, Maar de volgende? Het schilderlcunstig element (tüo--)
blijf T gehandhaafd. Voor de rest? Satirische, of ^^.tirisch-politieke tijdschriften/ee^
snutjo vriameuseiarij, een scheutje antichristendomj een wolkje kriminele belangstel] ing ■.•
ailes voorzover ik die daar genoemde teksten ken. Maar nogmaalss in grote lijnen is het.
toen noch nu, onbelangrijk '.Cork waartussen deze JGW-teksten fmctionneren. En met betreking
tot de JüW^groep betekent het dus ook een hogere waardering van de tijdgenoot voor zi1n 1:1 ',d -
schriften^ toneel^ pamflettoirc bi^grafleënj dan wijzelf wel eens veronderstellen.
Opvallend is dat JGW's tijdschriften staan waar ze staan„ in de buiiirt waarvan dus ook
Doudyns ïlae^se_^fecm:ius en Romey:i de Hooghe^s Iiso£us^,^n^tón7opa voorkwamen. Immers, ^anaf no„
-.-^(8 " zij^het bij de octavo-^afdeling' - worden een groot aa,ntal tijdschriften verkochte
maar^niet een van JCW. Daar komen tijdschriften van S'!;eele voor^ ook Van Effens HoUanasche
kVÈB^^^ e^ Misanthropej de EKamimtor van Van Ranouw; de Pat riot of HollandschF^Z^dS^tei'
uit I ^431 en vele meer^ Natuurlijk, zij staan daar wegens het anderrformSiirma71.T"d^r" ^'
form_aat m het geval Doudyns/Weyerman dan misschien ook iets meer dan formaat - daardoor eor
ander genre? Beschouwde men JCV'r. tijdschriften als niet tot deze groep behorend? Werd daar-
naast zijn oeuvre gevoeld ais behoren tot een eenheid, die ook zijn Levensbeschryving der
i9^iriie_^s etc. omvatte? ^egen dit laatste pleit het voorkomen v,an groeTT^ders ."ïïiar^t-ob
ook JCW nommatim als auteur genoemd wordt. Als het verschil in formaat (vgl, advertentv-j"^
als zo helangriak eivaren wcrd^ moet het oeuvre van JGW en Doedyns door de tijdgenoot
■™ wellicht vormgeving gepaard gaande aan andere inhoud? ^ als anders dan dat van de spenia^^
torschrj.jvers ervaren zijn.
4
2^ De tweede groep Weyermanniana bevat slechts no. 1002 g Piet fopt Jan en Jan fopt Piet
(1757) s in de bibliografie-Ter Horst als no^, 26, waar het blijkens de titelopgave een
samenspraak tussen een katholiekj protestant en jansenist is» Afgezien van het feit dat
het werkje hier in de catalogiis in de rubriek "Nederduitsche Boeken in Dot, en kleinder
formaat" voorkom-^ blijkt de context van de n-uimners inderdaad hier een religieus dispuut
(en bevestigt daarmee het belang van context- items in dergelijke catalogi) s het volgt
direkt op teksten als .^sui^en_JS2E£> Nieuwen-kost^ Geusen oogen-salve in Paapse potten,
Zg:Pg g.^g:^ J^i,et altyd kwaad, Mieuwsgierige Passagier na 't Vagevuur . De twee direkte vol-
gers van no„ 1002 zijn Van Moelwyks Vredevorst Salomon, en, mogelijk van dezelfde, de
SS.^tS^Si:?JÉt.^£^^^É2J!L^^^A^Ï1^2Ê^^* - ^^■fc fie genoemde voorgangers, én een Papekost en
.Sêi'50^1 ■^e^'i .^.-iêi^^lLi,^ "^oor ƒ 5sl6 verkocht. De tekst zal dus verband houden met
een protestants/katholieke controverse? genoemde "kosten" zijn alle uit de jaren '20 en
'50.. - Enp merkwaardigs die hele groep, behalve Piet fopt Jan en de direkt er aan vooraf-
gaande £3^HSl^gierige.^ssa^er heeft weer de toevoeging? "in france banden",
^, Een derde groep, de nrs. 1345/46? in dezelfde hoofdrubriek als de voorgaande, bevat
i..^iMiIê3^^ïï-,lSXl^,^§£„le.Jarün^ en de Levensbyzonderheden van Armini^-
E2/iËIê^ÏÏSii£ïIemxe^o_J.c„_122_8 De omgeving bestaat uit boeken over politieke gebeurtenis-
oen, en echte of geromaïitiseerde biografieën over bekende personen. Er aan vooraf gaan
levens van de graaf van Bonneval, Richelieu, kardinaal de Retz, Spino?.a, Willem Bleert-
maj.i (?)j I^natius van Loyola, Agrippaj er op volgen levens van de ridder de Vial, Bellis-
se *,
Men kan sich afiT'agen waarom de jfeagdenburgsche Alchimist uit groep 1 niet op deze
plaats ondergebracht iss het is óók een soort biografie van Syberg. Zeker wegens het for-
m.a,at§ maar gezien het boven opgemerkte bestaat er daQ wellicht ook aanleiding de twee
verken qua, opl.ouw te vergelijken, en daaruit informatie te puren wat de tijdgenoot als
belangijker of ander soort biografie beschouwde.
^tS^Bj overigens, ging samen met Ignatius en Agrippa voor 11 stuivers weg? de Levens-
'P7J'Si^^^ë§éB apart vüor 5 stuivers.. Dat is voor deze biografieën niet veel, zelfs
weinig. Waren de tijdgenoten v^el in JCW's oeuvre geïnteresseerd, niet in hemzelf?
4-> Rest mij te vermelden dat de werken Lyste yan_ Rariteiten van Anna Folie en Lys te_ van
?£r^?^^9I.lgS?_SJ'§§.t^q_i^veJ^'t^aris vaji de Nalatenscha p van Bon Gio dy Stx'Sj5,tslyp io ,
waarvan in de annotatie der Tu chtheer (ed. 1978) bïTp. 11 het vermoeden uitgesproken
werd dat zij uit de Icr-ing van JCV/ afkomstig zouden kunnen zijn, hier als één nummer
LI477) voorkomen en voor ƒ ls4 verkocht werden. Ongeveer het gemiddelde bedrag voor een
item in die contexts een van uitgaven van grapjes, vermakelijke historiën, erotica,
BoSierman
i/RSUGDEGEJUYCH? SEN BRIEP Ai'iM DE BAAS
lo In de bi.liotheek van het gemeente-archief te Den Haag, sign, Lb 10, is een boelcwerk
genaamd s
"VTf-EÜGDEGEJÜTCPI // DER // HERVORKDE NEDERDUYTSCHE // GE^ÏEENTE, // OVER DE KOMST YM DEN
// EERWAARDEN, HOOGGELEERDEN, EN // VBRDIENSTIGEN PREDIKANT, // JAN GYSBERT MOLL, //
g£^g£gI?^„4.fi5.J^L^ yan.de Sprokk elm a and, en bevestigt op // den 17. van de Bloeimaand in
1E-2£^'EÈIÈ-Mê..- Tl i'OOH n JAOOB GAMPO "MM-mN. // Adversis lugere licet, gaudere
^flïï^^is.^. // IL-SHl.ZSïiü'Sa. sic_variare imimum // ïheo^is // 's GRAA^ENHAAGE, //
Gedrukt voor den Autheur, en te beko]^IiïïV7°By"MTTHElTS GAILLARD, // En by de Boeldiande-
laars in de voornaapiste Kederlandsche Steden.
[Titel iets afwijkend van en vollediger dan Ter Horst no, 56]
4 , A'^.k\.
Voorin staat de handtekening van Weyerman.
Tevens een aantekening "Zie Nieuw Kerkelijk Weekblad, 's Gravenha^e 1917" een verwijzing
die m^g nagezocht moet wordeno In de CGP wordt geen Nieuw Kerkelijk Weekblad vermeld.
Met potlood staat een aantekening dat de inwijding in I744 zou zijn geschieds ik heb
echter nog geen aanwijzingen over dominee Moll kunnen vinden,
2^ Volgens de catalogus van J^G„B,Nieuwenhuiss Gatalo ffus Handschriftenverzameling . Ge-
meentelijke Archiefdienst Rotterdam 1970» staat onder nummer 545 een 20e-eeuwse kopie
van een brief van Jacob Gampo Weyerman aan Johan de Haas vermeld.
De geschreven kopie dateert van 1912. De heer Carl von Hohenlocher uit Berlijn bood de
originele brief aan de gemeentearchivaris van Rotterdain aan voor frs, 10,- ; deze ging
niet op het aanbod i.n, schreef de brief over en stuurde het origineel terug. De tekst
luidt als volgt s
s Gravehhague den 10 ^hex
Mijïdieer,
Op dit moment ontfang ik UE missive^ doch het is mijp ten uijterste leetj dat ik de eer
niet kan helften om UË tegens den avond te ontmoeten, also ik aatistonts na Leyden en van
daar na Amsterdam moet» het is op 't slag vaji negen tiureno ik zal de eer hebben, om UE
per naaste te adviseren, wanneer ik zijn aal tot Rotterdam. Met een ongemeene haast,
ik ben altoos met veel achting
Mijnheer
UE zeer gehoorzaame Dienaar
(geto)Campo Weyerman
Den Heer
Mijnheer Johan de Haas
tot
Rotterdam
T« Broos
EEN WEGEÏITIENDE-EJUOWSE OPINIE OVER WBTERMAN
CoRoHermans geeft in de Bijdragen tot de ge schiedenis » oudheden^ le tteren^ statistiek
en beeldende kunste n der provincie Noord-Braband 1845 dl- I, pc 211-572 een "Opgave
der titels van boekwerken betrekkelijk de geschiedenis der stad en baronie van Breda" ^
Als no, 146 vermeldt hij twee werken over JCWs resp^, Zeldzame levens-gevallen^ van J«^._
Wyerman [ o « J Twe ede dr-uk, In s ;_Ctovenhage_j_Jby_ Pie^t 12 ■„ T^T~W.'z^
en een Aanhagzel behooren de__t ot de zeldzaame leyens-^eyall^n [oTTl Boor den Schryver
van gyne Historie, In s'GrayenhaKe by Pieter van Os» 12 , 127 .JblM ^^4gllJg,JL.Jl-QJ --ZggJl"
^a^de_werfc. Als no» S^"^ (drukfout voor 147) vermeldt hij de in 1759 bij Scheltus
gedrukte Sententie » Genoemde boeken verbleven in de boekerij van het Noord-Brabantsch
Genootschapo
Op Po 555-556 wordt bij no» I46 een soort kenschets van Weyerman gegeven, Be tc^st
luidt %
"Beze man is door zijne liederlijke levenswijze^ en zijne losbandige en eerroovende
schriften zeer bekend in de geschiedenis der Wederlandsche letterkunde, Be verzamelaar
der Levensbeschrijving van eenige voornaame meest Nederlandsche ma nnen en vrouwen_ (ll
Blo bla« 94-10277JÖKok™ïn de Bi jvoeg sels op het Yaderlajidsch ¥oordenböek"TÏII Blo blz^
545-349 J en Witsen Geysbeek in zijn ]fe.^ denboek_der Nederduits che dichters (YI BI, K.Sc
492"499) hebben zijn avontuurlijk leven breedvoerig beschreven, en daartoe zijne
L®XËBSz^Ë!H!i:ü®H (^^*-'* -^46) tot gcondslag gelegd, die ons nopen om over dezen fielt te
spreken o
Weyerman werd den 9 Aiogustus 1677 "te Breda uit geringe lieden geboren. Zijne moeder
had als tamboer in het Nederlandsche leger gediend, en was door dapperheid en moedbetcora
tot den rang van sergeant opgeklommens in het beleg van Bonn werd zij gewond en hare
kunne werd onder het verbinden ontdekt, weshalve zij haar afscheid kreeg, met eene jaa?'™
wedde van 200 gulden» Be jonge Campo betoonde veel aanleg voor de beoefening der weten-
schappen, waarom zijne ouders hem naar de Latijnsche school zonden en na een drieja,rig
verblijf bij den predikant Yan het Woud in Belftsland tot verdere ontv/ikkeling bestej. ■
den» Aldaar zijnde vond hij in het naburige Belft gelegenheid om zijnen aanleg voor de
schilderkunst te ontwikkelen» Immerzeel getuigt van hem, dat hij geen onverdienstelijk
bloemschilder geweest is (a)o In aijne ouderlijke woning teruggekeerd begon hij zich
aan allerlei ligtmisserijen over te gevexif verliet zijne gestrenge ouders weldra, om
door België, Prankrijk, Italië, Engelanr' en Nederland ja^'oii achtereen te zwerven en liet
overal sporen van een ongebonden gedr-ag achter» Yerldder van verschillende brave meis--
jes, maakte hij aich daarenboven nog berucht door eene verregaande hekelzucht, waarvoor
ieder bloot stondp die maar een' vijand h^a, daar Weyerman voor geld gereed wasp om
ieder in zijne blaauwboekjes schande! ijk ten toon te stellen.. Eindelijk geraakte hij
om zijne lasterschriften in hande^x der justitie van Holland, en werd den 22 Julij 1759
tot eene levenslange gevangeniis veroordeeld* Hij overleed op de voorpoort te 's Graven-^
hage ;!:n of omtrent- het jaar ^-'f^l«
Bie lust heeft om We^'-^-i-'JJian van nabij te leeren kennen, die neme zijne Zeldzame JLeyensj--
ISi^^^SiA.^ i^^" 146) in de hand, j hoeaeer ik de lezing daarvan voor jongeling-en zeer
"bedenkelijk acht, die daarin dan ook weinig vermaak zullen vinden, tenzij hnn. smaak door
het leezen van gemeene romans en platte physiologien reeds bedorven iSo In de Levens
M.ÜSPJ^g^J^g^.6^IJ^g^^jQhajLifendr^ van Syberg, heer van Ermelinffhoven en Bonckers-
k®l^^.iil<:\^.,-.-..^2£ï_^^£5 Campo__^i^^^^jTot Utre cht "by Jacohus van L ancko m 9__hoekverkooper >
1753" 12''o 556 bladz o77~(êene ware geschiedenis van eenen beruchten goudmalcer)^ spreekt
Weyerman veel van zijnen oiagang met dezen gewaanden ridder van het roozenkruisy en doet
zich daarin als een avontuurlijk mensch kennen even als zijn held was, wiens leven hij
mot zulke gemeene kleuren uiteenzet. Ook zijne levens van de Nederlandsche schilders (4
deelen in 4 o met portretten en zijn eigen portret) zijn vol van allerlei fielterijen,
v/elke hij zijne kunstbroeders ten laste legtp en dikwijls als ooggetuige en deelgenoot
op het tooneel komt»
In het boekregister van Arrenberg vind ik Weyermans levens byzonderheden als in I736
in^4 ^ uitgegeven. Waarschijnlijk heeft de auteur van het werk, dat ons bezig houdt
(N o 14e) daaruit overvloedig geput, die den eersten druk in I756 oplegde 3 en de goede
aftrek bewoog hem, om in I763 eene nieuwe uitgave te bezorgen, waar achter hij eenige
levensbijzonderheden voegt van Campo's moeder^ en daarbij nieuwe gaitenstukken van Weyer-
man en eenige fielterijen van Jan Rogier opdischt. Het geheele boek is een aamenraapsel
van gemeenigheid en eene oefenschool van zedebederf, weshalve het mij leed doet, den
leezer zoo lang daarmede te hebben moeten bezig houden,
HoM.de Blauw
ILIiUSTHATIES BIJ DE WERKEN TAN WEJJERMAN
Een groot satiricus is per definitie een vaardig realist, want lachweklcende vervorming,
wat satire ondermeer is, is een ridicule vervorming van de werkelijkheid. Een satirisch
schrijver als Weijerman, die tevens schilder was van een bij uitstek realistisch genre
als het bloemstillevenp was van de relatie tussen satire en realisme, beeld, afbeelding,
verbeelding en beeldvervorming beslist goed op de hoogte. Het is dan ook niet vreemd te
veronderstellen dat de satirische schrijver Weijerman de nodige, deskundige aandacht
gehad heeft voor het illustratiemateriaal bij sijn geschriften. Een onderzoek naar de
gravures, titelplaten, portretten, vignetten e,d. bij het werk van Jacob Campo moet
beslist eens worden ingesteld,
Be illustraties van de tijdschriften zijn uiterst interessant, als ook de verklaringen
die de auteur er soms bij geeft en niet in de laatste plaats zijn de soms vage aandui-
dingen in de afbeeldingen zelf zeer belangwel:kend. Wie is de auteur A„H„ van de verkla.-
ring van de titelplaat bij de Rotterd£!jnsche_Jferme8_? Is dat al de Amsterdamsche Hermes?
Ja^ dat is dat curieus. En van wie is het gegchrift (in deselfde prent) waar Thalia.
met haar knie op rust en wat schrijft zij (ik leess ISNA met omgekeerde s)? En waarom
is de naam van Scarrcn als enige fout geschreven? Besteedde de schilder Weijerman zo
weinig aandacht aan beeldmateriaal bij zijn teksten? Het lijkt mij moeilijk aan te
nemen. Maar wat betekent dan de informatie die de aanschouwer in die prenten geboden
wordt? Waarom verandert het vignet van de Rotterdamsc he Hermes (Hermes staat op het
pirat Argus met een zwaard de schedel te klieven), dat ook nog (met minieme wijzigingei^y
de nummers van de eerste jaargang van de Amsterdamsch'e Hermes siert, met ingang van de
tweede jaargang van laatstgenoemd tijdschrift in een fluitspelende Hermes? Dreigde
daar Argus (achter wie de auteur Hermanus van den Burg schuilgaat) weer te ontwaken^
had Hermes de moord niet aangedurfd of moet Argus met schel gefluit juist wakker ge-
maakt worden? En waarom komt er plotseling in nuranier 25 van de tweede jaargang van de
Afflsterdamsj3^^^ (16 maart 1723) al een afbeelding voor die pas twee jaar later
de nummers van de Echo des Weerelds zou opsieren? Vragen genoeg en dus in dit geval
leuke onderzoekjes genoeg.
Op het gevaar af volledig te worden wil ik nog enkele illustraties bij JCW-werken noe-
men. De titelplaat bij de beide delen van de Amsterd ams che Hermes^ waar Hermes (met ui--
torlijke trekjes van zijn alter ego Weijerman?) door Juvenaïïs" en de Bloem-gcdin tot
hekelen en bloemschilderen wordt aangezet, vertoont een bloemschildering op een ezel
die qv.a. compositie sterk lijkt op echte stukken van Weijerman zoals wij die kennen in
de musea te Cambridge en Amsterdam^ Zijn de bloemschilderingen die te zien zijn boven
de boekenkasten op de titelplaat van de Ont leeder d er Gebreeken (I726) misschien in
werkelijkheid stukken van Jacob Campo geweest? V/as graveur Philips zo nauwkeurig om
die bloemsi;ukken precies weer te geven? In dat geval had Weijerman wellicht ook ruim
C.j.^Lob'^ii'iGrd b'^okoxi., Tijn, mis^coHioia -vcxl-fr mQ-h, vor^T'^otirigsapparatuui' 0'.<k rif^^ +'^ 1^-^ ..1% wo.1-.
de Ontleeder daar schrijft. Aardig is verder nog- do -bi-feoipiütEit van het 0^_in_Jt_Zeii^
dat een kopie is van die van de Amsterdamsche Hermesg op het schilderij op de ezel na
7
(in dit geval stelt het schilderij een rondbodem (soort "botter) voor met een oog in
het zeil en een bezem in de mast - dit laatste betekent ook heden nog dat het schip
te koop is) o
De meest, aardige prentj en daar wil ik iets meer over zeggen, is het portret van
Weljerman, dat onder andere voorkomt in zijn Poor z Ich t i^e^^ Heremyt , Dit portret, gemaakt
door Cornelis Troost en door Jakobus Houbraken gelaveerd, vertoont V/eijerman met z.ijn
linker elleboog leunend uit een ovale lijsta Op de achtergrond is een schilderij,
staande op een schildersezel zichtbaar. Het schilderij is wederem een bloemstul^.
Rechtsboven komt een palet voor dat opgehangen is en geen verfklodders meer bevat^
dit in tegenstelling tot vroegere illustraties in JG¥-werk waar de paletten nog wel
in gebruik waren» Wil Troost/Houbraken aangeven dat JCW met schilderen is gestopt
(is de strijd tussen Juvenalis en de Bloem-godin die al in 1722 gevoerd werd in het
voordeel van de eerste beslist?)? Toch kennen we nog een schilderij, geen bloemstuk
maar een jachttafereel, van Weijerman uit 1733» Met schrijven is JCW kennelijk nog
volop bezig, want liiiksonder zien we een inktkoker, een ganzeveder en een blad bedrukt
papier en wel een pagina uit de Ontleeder der G-ebreeken. Het vignet van dit tijdschrift
is duidelijk te zien. Iets minder duidelijk is het paginanummer te lezens pagina 175.
Onder het vignet is nog een jaartal zichtbaar, het kan zijn 1729? wat absurd is want
toen was de Ontleeder der Gebre^_ken al lang verschenen en Weijerman geen 48 jaar, zoals
velgeld staat in de lijst waaruit de vrolijke courantier hangt. Het jaartal is 1724»
Dat kan, vrant het eerste deel van de Ontleed er der G ebreeken verscheen van maandag
11-10--1'723 tot maandag 2-10-1724, en het tweede deel van maandag 16-10-1724 tot maan-
dag 8-IO-I7259 Maar er kan ook het een en ander niet, want pagina I73, dat uit I724
moet zijn en dus in het eerste deel moet zitten, is geen beginpagina van een tijd-
schriftaflevering, doch een middenpagian uit nummer 22 van 6 maart 1724o Op de midden-
pagina's komen geen vignetten voor« We nemen aan dat het een speelsigheidje is van
de schilder/graveur (hoewel? in die tijd van realisme?). Dan blijft echter nogs
6 mo.art I724. Jacob Campo werd op 9 augustus I724 pas 47 jaar en was dus op 6 maart
van dat jaar nog maar 46» Voor de hand ligt dus dat het hele blaadje op het portret
maar speelsigheid van de schilder/graveur is. Of was men v/el realistisch en heeft
Weijerman wel een juiste leeftijd laten vermelden, omdat hij nu eenmaal in 1675 in
plaats van in I677 was geboren?
In zijn boek over Cornelis Troost heeft J/WoMemeijer het op bladzijde 195 ook even
over deze datering op het portret en hij zegt dat Houbrakens prent heeft gediend als
frontispice in een ongedateerde bundel toneelstukken die V/eijerraan heeft uitgegeven.
Dit maakt de gaak nog ingewikkelder, want Ter Horst heeft in zijn bibliografie van
V/eijermans werken op goede gronden de bundel en dus de prent op 1725 gedateerd. Indien
Memeijer veronderstelt dat in 1725 de prfnt voor het eerst verscheen, zitten we nog
steeds met een als 48-jarige voorgestelde 47-Ja'rige die op 46-jarige leeftijd werd
geportretteerd, Niemeijer dateert het schilderij dat Troost van Weijerman maakte echter
op 1727/28, wat wel overeen zou komen met de 48-jarige leeftijd, f'Jaar dan slaat behalve
de paginering ook de datering van de Ontleeder d er Gebreeken op het portret nergens
op. Ontleding van deze gebreken in de informatie voert ons dan slechts tot de vraags
als het geen realisme is, is het dan misschien satire?
14-1-1978
6, Opmerkenswaardigheden
- Mevr, BsSierman kreeg in het Pitzwilliaci Museum te Cambridge een bloemstilleven van
JCW onder het oog, signatuin: PD 95-1973 • Compositie en penseelvoering van dit schil-
derij lijkt zeer veel op het bloemstilleven van Weyerman zoals afgebeeld in de .^ta-
lofi^as van schilderijen (1975) van het Rijksmuseimi te Amsterdam.
- De heer Arnoud de Blauw constateerde bij een bezoek aan het Museum te Kassei, dat
zich daar niet één, zoals reeds bekend, doch drle^ schilderijen van Weyerman bevinden,
tielaas bleken zij.. voor lange tijd uitgeleend aan het museum te Karlsruhe,
- Volgens informatie van dhr» H,M, de Blauw pleegt de romantische schrijver Adriaan van
der Hoop regelmatig JCW te citeren als motto bij zijn poëtische werkjes. "Een bra^if
mens dus, en niet geheel een buitenzinnig renegaat", aldus de vinder,
- Er wordt naar gestreefd op het Inst, voor Neerlandistiek te Amsterdam een verzameling
fotokopieën van alle bekende JGW-teksten aan te leggen. Zo zal er tenminste één ^
plaats in het land zijn waar, na verloop van tijd, oen er zeker van kaïi .zi jn een ■■
_ t^..,f ■;;..l,„_y-— — „>;^-+^^^^^ Het instituut kent bovendien gunstige openingstijden,
zoek. Eveneens het ÜBL-exemplaa.r van JCVi/'s Talmud , ajh
h^:-UiIiI;ü;LiLiG.ii,N VAh^ DE STIGK^IlJG JAGOB CAHPO WEYEBMAN (*'Het JCW") no. 2, april 1978
STICHTING
jACOB CAMPO
HoM„ de Blauw \ WEI f er MAN
m GlilBOORTEIPLMTS VM JACOB CAMPO VffiYEÏMAW, EEN VLUCHTIG ONDERZOEKJE. ^
^^■-"'™— _ — — ■"""'^
In het kader van de jaarlijkse trip van de Stichting Jacolj Camp» Weyer man naar een plaats
waar JGW ook geweest is, heb ik een onderzoekje gedaan naar de geboortel)laats van JCV/.
Uitgaande van GoJ.Rehmj JË£*-L^HE^J£ê.^™lg^L®iL,^iaE.£S^^ de
!^J^Bia£igën^eB.JSege ven3..uit het fi-eme e n te- archief van Breda (inTüeJëfelSid^ïïb^'T.^iivr ^
arg, 75, 1958), d.ie komt tot de vaststelling dat de geboorteplaats in de buurt van
Charleroi moet zijn geweest ben ik de gegeven feiten gaan verzamelen en beoordelen, Pehm
zegt dat JGW geboren werd op 9 augustus I677 in een legerkamp bij Charleroi. Deze mededeling
IS gebaseerd op een getuigenis gedaan «p verzoek van de moeder van JCV/ en vastgelegd b'^ i
n<;taris Willem van Bommel te Breda ©p 28 december I699. Be getuigenis werd afgelegd door
een tante van JCW (halfzuster van zijn moeder) en door nog een tante (schoonzuster van
zijn moeder). Zij legden deze getuigenis bij de notaris (geschiedde zoiets onder ede'^^
af op verzoek van JGW's moeder in verband met een pr«ces dat «p dat moment tegen JCW
gevi^erd werd. Het waren dus verklaringen ten gunste van JCW.
Was er op 9 augustus I677 een legerkamp van troepen van de Republiek voor Charleroi'?
Ja, de stadhouder Willem III trok op 6 augustus I677 vanuit Aalst, waar hij zijn troepen
had verzameld, over Geeraardsbergen en Adingen naar Charleroi. Het was de laatste van
verscheidene pogingen om de in Franse handen zijnde vesting te veroveren. Men trok er op
de 6e heen, doch reeds de 14e augustus trok men terug naar Brussel, Er rekening mee hou-
dende dat de afstand Aalst-Charleroi enige dagen marcheren was, zal het Staatse leger
omstreeks de 9e bij Charleroi zijn aangekomen. Volgens Rehm was de moeder van JO/ marke-
tentster bij dat leger. Rehm stelt ook dat JCW gedoopt moet sijn door de veldprediker van
het regiment Blauwe Garde waarbij de vader van JCW diende. Rehm heeft vein^olgens gezocht
naar een doopaJ^te in de archieven van Charleroi en van gemeenten in de omgeving van die
stad. Een rare veronderste 11 ing s kinderen geboren in het kamp van de vijand worden opge-
nomen in de registers van Franse gemeenten. Veel waarschijnlijker is het dat de geboorte
(xs en/of doop) is genoteerd in de archieven van de regimenten met welke de moeder van
JCW meetrok (Overigens is het, lijkt mij, bijzonder dat een hoogzwangere vrouw meetrekt
met een leger, een kind baart, en dan snel weer met het leger terugtrekt? maar JCW^s
moeder heeft wel meer sterke staaltjes laten zien in haar leven). Met welk regiment trok
de moeder van JCW mee? Rehm neemt aan dat het hetzelfde reiment was waar vader JGW op
19 oktober 1694 als ruiter bij diende. Bewijzen ontbreken, evenals de bewijzen van een
huwelijk tussen vader en moeder JGW, dat volgens Rehm ongeveer in de laatste maanden van
1676 moet zijn gesloten. Enige zekerheid over het regiment van pa en/of moe is er niet.
Rehm gaat er van uit dat pa (en dus ook moe) Weijerman in augustus I677 diende bij het
regiment garde van de Graaf van Portland (ook door Rehm de Blauwe Garde genoemd). In I677
bestond er nog geen graaf van Portland, want het zou nog twaalf jaar duren voordat de
eerste graaf met deze naam zou bestaan (zijnde de vriend van stadhouder V/illem III. de bij
Beventer geboren Hans Willem Bentinck 1649-1709), Deze Bentinck was van 5 juni I674 tot
7 augustus 1701 kolonel van het Regiment Gardes te Paard, een regiment dat op 16 augustus
I672 was opgericht en aanvankelijk onder aanvoering had gestaan van kolonel Karel Rijngi-aaf
von Salm. Er was dus een regiment ruiters in I677 o.l.v. de latere Graaf van Portland.
Het zou inderdaad de zgn. Blauwe Garde kunnen zijn, want de Gardes te Paard droegen
donlcerblauwe roklcen, gele vesten en gele broeken, Hehm zegt er niets over en ik heb er nog
niets over gevonden, dat dat regiment van Bentinck in augustus I677 ook bij Charleroi
lag en dat of de moeder en/of de vader van JGW op dat moment deel uitmaakte van dat regi-
ment of bijbehorende civiele diensten. Bovendien is niet bekend of er van dat regiment
(of van andere regimenten die bij Charleroi lagen) archieven bewaard zijn gebleven (het
zou nog nagezocht kunnen worden in het Rijksarchief).
Om de zaak nog wat moeilijker te malcen, nog het volgende g bij de troepen die in augustus
1677 Charleroi belegerden waren behalve ETederlajidse ook Spaanse troepen aanwezig. Mogelijk
maakte moeder JCW deel uit van zo'n Spaans legeronderdeel. Tenslotte zou ze al eerder bij
een Spaans legeronderdeel hebben gediend onder de kapitein Campo Pltmtines (hoewel Rehm '
hier niets _over heeft kunnen vinden). Zou het niet waarschijnlijker zijn dat moeder JGW
in I677 bij een Spaans legeronderdeel diende onder kapitein Campo Plantines en derhalve
bij de geboorte haar zoon ondermeer de naam Campo gaf naar de toen bevelvoerende Plantines
(mogelijk ook de echte vader?) in plaats van naar een kapitein waaronder zij in vroeger
jaren had gediend?
Conclusies de geboorteplaats zou zeer goed "bij Charleroi geweest kunnen zijn^ maar eohte
bev/iözen onfbrekenj ook "bij RehiHj die overigens in zijn artikel vader JCW laat sterven
in 1699 en in I689 moeder JCV/ al het testament laat krijgen^ Er zijn dus nog vele zaken
die uitgeaocht dienen te worden»
10 maart 1978.
AoJcHanou
V/SYERinANS "SCHOONE DWAilLSTAR"
J.j:'-jlg-.jl^jij^j!jjj:gghyli'ten te Leideno
DoJJi» Ter Horst geeft in aijn bihliografie van JCW's werken als eerste item opg "Beswee-
ring van den disperaten Antwerpsen courantiero Klucht-spel. Brugge j 1,705„" In een onder^-
bckfift daarbij vermeldt hijs "Dit is. het eerste gedrukte werk van Weyerman, dat wij
kennen^ Hs. noo 553 der Mij v^ Ned» Lett^ te Leiden bevat echter s J.C.Weyermanj Be schoone
B'.föalster of de vereenigde eilieven, - Be vruchtbaare Juffer, - Ben Heer is betoovert en
de Juffer is behext„ Blijspelen» Op het titelblad van het eerste stuk leest mens "Opgestelt
in het jaar I704-" Een latere hand schreef op het titelblad van het derde stuks "In *b Hage
bij Sngelbert Boucquet I767/' Ybii een drulc uit dit jaar is mij niets bekend, Weyerman
zelf vermeldt onder zijn werken achter zijn autobiografie s "Brie blijspellen gedrulct te
Breda„ 2 dln«" Een Breda' sche uitgave kwam mij niet in handen, Samen van stukken en jaar
^^an verschijnen zijn overigens niet opgegeven,"
Beze informatie van Ter Horst geeft geen indruk van de inhoud van dit handschrift. Men
Z.OU kunnen vermoeden dat het gaat om stukken kopij in de trant van kopij als van de Tal--
mudj in de processtukken 1759„ Het handschrift bevat echter liefst I5I foliaj Het bevat
bovendien meer dan Ter Eorst opgeeft. Hieronder een exalcte opgave,
Eol„ 1 "39 s Be schoone dwaalstar» Blijspel ^
fol. 40^" 64^s De vruchtbaare Juffer^ Blijspel.
fol,, 65^" 70^s Ben wandelende Jood (Eerste Vertoog - Kommer l) [proza]
io^-<' 70^" 77^s Treureijndent blijspel^ [proza]
^ol^ 77^™ 79^_s Karakter eens Leeliaans^ [proza]
foln 79^^" 89 g Karakter van een Gaskon onder de Schets der Verwaandheijd,
fol„ 90^s klad (opzet) van een toneelstuk^
fel. 91 -131 g Ben Heer is betoovert« Blijspel,
Het gehele hs, is een JCW-autogra^af « Met uitzondering van fol„ 90 recto is het een net--
SG>i2aft met hier en daar een doorhaling, Be afmetingen zijn 325 bij 200 mm (opgave K.
Bosboen)» Be foltering is een latere; JCW zelf heeft elk onderdeel aelf van een eigen
foliering voorzien^
Naar de herkomst van dit handschrift wordt nog gezocht, - Van deze stulcken etc» zal in
^-^ 5ËÉ®il|iiiH®S '^^^ uitvoerige in]-iouds opgave gegeven worden, wegens het mogelijk gerela,-
;:eerd zijn \ran die inhoua aan later, gedruictj werk waarvan edities worden voorbereid? en,
ulteraardj omderwille van onze uitbroiing van kennis» 2;eker is het het vroegste van JCv/
bekende ,
£.g„..^£.-^?.^Qgg, „^ "^j^l s t ar ,,
Een editie van dit blijspel is mij niet bekend. Het ms„ lijkt moeilijk te kunnen hebben
functioneren als definitieve kopij j gezien de foutieve nummering der tonelen (3, onder).
Het "Ho 9" op de titelpagina is nogal intrigerend s had JCV/ al acht eerdere spelen of
stukken geëntajaeerd';'
Fo,. 1 geeft een titelpaginas
de
schoone dwaalstar
of de
vereenigde gelieven
blijspelj
door
Jakob Campo Weijerman
opgestelt jn het jaax I704,
Be versozijde geeft een lijst personages;
10,
Fo, 1 geeft een lijst van ■•
Personaadjen.
■ ,. Le.euwevuuTj een kolonels. ■ . .. ' '--
Ligtvo.etj zijn vi-'iento- • •
Braambos, ■ een geweeaerx Ifejoorj en mnijtzuchtig- heerschap.
Kantoorelj een Koopmano
Jongbloed, een onnooKele opgeschooten Jongeno ■ ■
Bandelier j een Icnegt van den Kolonel*
Steurkrah,' een knegt van Ligtvoet,
Rooizemond, een jonge schatrijke Juffer*
Liefdevlaoip haar, Mcht,, . - ■.
Los-ops een rijke weduwe ^
Bloemaoetj haar Kamenier»
Bet je 3 ■■* een. Verkoopster van Chinasappelen,
Zijdewinkeliers Kleermaaksterj Linnennaaisterj etcetera»
FOo 2 begint j na een english title^ met het eerste "bedrijf ^ eerste toneel. "Het Tonneel
vertoont de slaapkamer van Jonker Ligtvoet, die zich doet kleeden bij zijn knegtJ'o .De jonlcer
scheldt Steurlo?ab uit die hem de laatste nacht toen hij dronken was niet naar zijn logement
hielp? deze zat n»!» zelf. met enkele jonge heren te drinlcen, Steurkrab 'beklaagt zich over
het lot dér knechts s
"Gijlieden draagt goude en zilveren galons^ en wij arme
dui^yels scharrelen jn sai jette passementen^
Gij speelt de pharaon of de piket| wij zitten te seldermenten
onder een gravejasje.
Gij zwelgt bourgonjej ofte champagnewijn ^
v;ij slurpen een kapje Schiedammer wijwater»
Gij maakt knoopgaaten met de punt?
wij knippen er een dozijn met de knijf of de stoka"
T^jfeede toneel.
Kolonel Leeuwevuur met aijn knecht Bandelier bezoekt Ligtvoet, 21 jn "militaire prestaties
in de slag bij Blenheim worden bejubeld. Volgens Bandelier waren vooral de nederlandse
jagers beter dan de fransen^ al bevindt hij zichzelf liever in de achterhoede,, Leeuwevuur
hoopt nu echter op successen bij frisse schonen, die hij zoekt in schouwburgj salettenp
Maaliebaanj Mijrtenhaag of Beukenlaanc Bandelier heeft liever een poezele waardin die hom
met spijs j, drank en huisvesting gerieft, en daarna een schiltkelijke kamenier die om zijnent-
wil mevrouws beste jurk wil verkopen^ maar het allereerst heeft hij nu een ^linnennaaister
nodig want een half dozijn schone hemden is urgenta ■ .-..■•
Ligtvoet informeert nu Leeuwevuur over Roozemondj een parel van het kooprijk' Amsterdamj
die twee miljoen waard is o Leeuwevuur zal dit beleg ondernemeno Spreekt met zijn knecht
af, in Het Schild van Vrankrijk tegen vier uur,- ' .
Berde toneel.
Bandelier schept tegenover Steurkrab op over zijn prestaties bij de slag bij Blenhelmj,
hoev/el hij wegens een plotselinge koliek niet teveel kon doen in deze zijn eerste veldtocht.
Steurkrab prefereert dienst bij een regiment salet jonlcerss hij en zijn heer smullen van,
djiDiesdiertjes op Dam of Kalverstraat bij een jood gekocht, Zij ga.an ontbijten bij... vader ■■
Jeremias,
Vierde to neej^ »
Allerlei leveranciers maken hun opAfachting bij Roozemond en haar nicht Liefdevlam,
Vijfde^ toneel^, - ■■ '
Roozemond bekritiseert allerlei waren^ vooral van een galanterieverkoopster .(v/ier dochter
zwanger is van een kadet) die van alles verkoopts thee, chinese beeldjes, handschoenenj
Japanse worstelaars, ■kampvegters^-(moedernaakt paar 'aan paar gekoppeld) e,d,s
"'k heb ambermesjes, om het haair
Te schei jden, Joosjes, en Ghineesche goude snaaren
Tot braceletten, ik heb kerkcieraaden voor
Het Theealtaarj gevormt uijt paerls en jvoor".
Volgens Liefdevlam is heel de stad jaloers op Roozemond, Van Roozemond mógen. zes zfj heeft
twee miljoen, en , ■ ;
"Ik. heb Jtalien doorkruijst^
In Vrankrijk lang genoeg gehuijst, ' ■
des zal het zijn een haanj een roodkam scherp van spooren, . ■
die beijde en mijn persoon en hoofdsom kaa:i bekooren,"
'Iweede bedrijf <>
Eerste toneel.
Leemrevuur beklaagt zich tegenover Ligtvoet dat er op de Dam geen appetijteliGke 'glip-
pend' Juffertje te bekennen is. Ligtvoet stelt voor liever te gaan eten bij de Gaskon de
Lansak "op kikvorscKbotit en duijvels brood"? hij kan bovendien beter op juffers van staat
azen, aoals mevr, ïPramboise op- de sociëteit, en ï^elle Luijelak, Zij komen te spreken
over Kantoorels
"die quant is een borger snoeshaan, wiens vader
hem een braaf kapitaal nalietp met' steenen,
zuchtenj en woeker behaalt, een soort van een pla-
tonieschen haan,, het zinnebeelt, van een op twee beenen
gaande m-ensch| een kaerel, meerderdeels over-
gegeeven aan het vermaak,
Ofwel jn de wieg gelegt en opgefokt, tot een winkelsnaak,
Een nar die zich opwerpt tot een blaauwe .Jan,
en met aapen en papegaaien
De Juffers gerieft, onderwijl hij de Yirtuoso's met
Surinaamsche slangen en vlindertjes komt te, paa-ien".
Tweede toneel, " . ...-....■
Kantoórel voegt zich bij de vorigeng hij zou graag de slag bij Blenheim gezien, hebben„
Leeuwevuur beschouwt dit. als "Varmoesstraatskoeraagie". Evenzeer beschoui^ hij het als
een typische liefdesbenadering van V/armoesstraatwinkeliers, om Hoozemond, zoals Kantoórel
wilg te benaderen met geschenken van kakatoes, .papegaaien, parkieten, apen, kraaien ent^e
waarvan K, net een fregat (met kapitein Grol) heeft binnengekregen. Kantoórel bestrijdt
dit? liij heeft bovendien in die straat een huis van de eerste rang, een "tuijn trots een
macolcelaar jn de diemermeer", en een span puike harddravers. Er nadert een andere fi-guur^
waarvan Ligtvoet zegts
"dat is den Majoor Braambosch, een kaerel noch Torij
Koch Wig? een ondier dat zich vergemelijkt over het
goed gevolg van onze wapens? wiens grootste vrienden
Zijn valschemunters, sluijkers, apinosisten en bedienden
van den duijvelshoek? die dag voor dag den dui jvel
een pond kaarssen ontsteekt"
Lerd.. e toneel ^
Leze Braambosch blijkt het macchiavellisme voor te staan, in alles. Hij is wegens omkoping
ooit uit een voornaam ambt gebonsd. Hij ontmoet zijn kprnuiten dagelijks, in de herberg De
Vosch, waar zij '-s na.chts in het Liesbosch geschoten swijnen etens 't zijn zeven afgedankte
officieren, vijf onbeëdi^gde beamptschrijvers, een misnoegd deurwaarder, een span struikro-
vers en elf jakobieten. Hij wil Roozemond schaken,,
Na Hijn vertrek stelt Leeuwevuur Ligtvoet over langs de Herengracht te wandelen om lïooze-
mond te zien» Knecht Steurkrab overhandigt Ligtvoet- een brief van de grootmoeder, van
Sieur Jongbloed, die met een wagen van Utrecht naar het Herenlogement gekomen is; zij wil
een baan voor haar zeventienjarige kleinzoon," Steurkrab krijgt opdracht hem op te halcn„
Vierde toneel.
Mevrouw Los-op beklaagt zich tegenover juffrouw Bloemzoet dat Roozemond alle heren weg-,
' steelt, , -■ .
Vijfde toneelo
Gesprek tussen ongeveer alle voorgaanden (behalve de kechts). Bijvoorbeeld over het to-
neel, dat in ïlcankrijk veel beter is. Hier zitten de spelers na afloop te gravejassen in
de Herenstraat "met een kort pijpje jn den bek", I^joor Braambosch prijst de Berebijto
Derde_bedrijf ,
lilerste toneel.
Monoloog van Liefdevlam, die zioh bezint op haar toekomst. Zij bezit ƒ 25,000, maar
daarfliée kan' je tegenwoordig zelfs geen a la mode winkelier krijgen, Ligtvoet heeft haar
f 4^000 per jaar" aangeboden om haar te kaïneren -maar dan word je met de nek aangekeken,
en je wordt ouder. Kolonel Leeuwevuur? Maar die wordt bij vrede slechts half betaald*
Majoor Braambosch loopt het risiko van, gevangenschap en ophanging. Zou Kantoórel niet het
beste zijn?
■iVeede toneel.
Liefdevlam zegt tegen Ligtvoet zijn aanbod niet te willen. Volgens Ligtvoet is dat onzins
Borothe Trapgans krijgt ƒ I.5OO per jaar, Susanna Zilverschoon ƒ 5OO. Hij , verwenst .haar
als zij bij haar standpunt blijft, .■.■;■
Berde toneel. ;-.'■..
Verschillende RoozemoM-aanbidders smeken Liefdevlam hun voorspraal: te zijn, Braambosch
wil haar in dat geval oreillètten ter waarde van 100 dulcaten geven bijvoorbeeld, Braam-
"bnpuh 3.o.(j.'^lt iCar,-hr.^~,-^-i (ri n o voex- fl LJ.o nrihepon nic-f; a^iijps G,d, aankreeg) op te gOYem aijn
12
bezit. van. een half miljoen zal niet iDaten,
Vierde toneel.
"Het tonneel vertoont het Haarlemnier pleijn". - Steurkrab haalt daar Jongbloed af en
licht hem in over deugden en ondeiigden van üiBsterdam(mers).
Vijfde toneel.
Zij beiden ontmoeten Bandelier, Jongbloed zegt na het overlijden van grootje een kapitaal
van ƒ 50.000 te zullen erven? nu echter la?ijgt hij maar twee schellingen per week van haar.
Wel heeft hij een paar dukaten meegekregen, alsmede een wissel van f 100, Bandelier zegt
dat zij die moeten gaan verteren bij Blauwe Jan, de Doolhof ^ de Joodsche Kerk, de manke
Susan, de schouwburgp Pontak en de plaats E.olaal.
£Ü£^ [^^°] toneej^a .
"Verheelt een binnensa^l", waar Leeuvrevuur Roozemond onderhoudt met kaartspel. Hij zegt
een huv/elijkshater te zijn^ hetgeen Hoozemond in hoge mate intrigeert. Hij vertrekt op
aarJcondiging van bezoekers.
Vierde [sic] toneel.
Braambos biedt Hoozemond een huwelijk aan maar wordt afgewezen? hij gaat zijn kansen nu
bij mevr. Loskop beproeven. Men gaat de de cargo van Kantoorels schepen bezichtigen.
Vi^ifde [sic] toneel,
"Het tonneel vertoont de kamer van een wijnhuijs nabij het schouwburg". - Hier bevinden
zich de knechten en Jongbloed. Zij spreken over een frans auteur met een spierblonde pruik,
die is gaan opduiken met een zilveren schenkbord, en over het platteland waar Jongbloed
vandaan komto Jongbloed is er in geïnteresseerd waar je in Amsterdam verstand kan kopen?
Bandelier belooft hem drie h vier pond te brengen. Er is sprake van een "jonge duif" te
bestellen, als Betje binnenkomt van haar arbeid sinaasappels in de schouwburg te verkopen?
zij blijkt een oude bekende van de knechts, die haar verzoeken iets te zingen, waar zij
niet voor voelt want de laatste nacht is zij nog met drie jonge makelaars "op de bouten
geweest" en "gevoel mij noch wel zo heesch als het spook van den kommandeur jn den g-estraf-
ten Vrygeest", Ka aandringen zingt zij toch een liedje van drie koupletten en gaat don terug
naar het leiatste bedrijf van hopman Ülrig,
De dxie gaan vervolgens een hoer opzoeken, die volgens het kommentaar uit groots geslacht
iss in Monmouths tijd moest haar papa "loosen tegens lyburn".
gesde toneel,
Roozemond poogt met Leeuwevuur over diens huwelijkshaat te pratenj hij blijkt haar plots
toch vurig lief te hebben.
Vijfde bedrijf [sic].
Eerste toneel ,
Ligtvoet en Liefdevlam onderhandelen v/eer, Ligtvoet meldt quasi - als list voor Leeuwe-
vuur ~ dat die al presentjes krijgt van mevr. Goude Torg dus waarom zou hij óók niet mogen
hopen? Als Roosemond dit hoort laat zij Leeuwevuur in diverse gelegenheden zoeken. Kantoor»
el herhaaJt zijn aanzoekt
Derde__toneel_.
Een kamer in het huis van mevr, Los-op. Zij- bespreekt het aanzoek van Mraambos met Bloem--
zoets hij is al over de vijftig!
Het toneel verandert in het salet van Rooaemond. Leeuwevuur vertelt haar dat zij hem over-
gehaald heeft, Rooaemond trapt er in en vraagt nu zelf zijdelings om een huwelijk. Ligt-
voet komt, lachend om zijn gelukte list, op.
Vierde toneel.
Op aanraden van Roozemond zullen Kantoorel en Liefdevlam ook in een huwelijk saBiengaan.
Vi jfde__t one el.
Het huwelijksverbond tussen mevr, Los-op en Braambos wordt bekend gemaakt.
Zesde_toneel,
"Een onderschout, en eenige gerichtsdienaars komen op het tonneel, met Jongbloed, Üteur-
krab en Bandelier? de voorige persoonaadgien verblijven". De ondersohout licht Ligtvoet
er over in, dat bij een onderzoek in het jodenkwartier naar personen van kwaad gerucht hij
Jongbloed betrapte vergezeld van drie snollen? Steurkrab had hij betrapt onder de roidven
van de kruiskat Maaij Bobbekop^ hij had gezegd knecht van Ligtvoet te zijn. Ligtvoet
woedende Jongbloed vertelt zijn wedervaren op de Zeedijk, Hij blijkt - uiteraard; ~ ziin
wissel te missen.
13
T^Broos
OPGAVE VAK HET WERK VAN JCW. VOLGENS DE CENTRALE CATALOGUS VAN DE KONINKLIJKE BIBLIO-
THEEK TE DEN HAAG.
Bibliotheek + evt» signatuur
Bibliotheca Thysiana 11
UB Leiden, Prentenkabinet 32,
Boekhandel 21
UB Leiden
titel , druk
Werken van JCWo Amsterdam, H«Bosch enZo
1722-3^, 12 dln. ^h°. Bevat:
.I,II« Den Amsterdamschen Hermes [anon„]
1722, 23. - II,IVo Den Ontleeder der
gebreeken [anon»] 172it, 26» - V-VII» De
historie des pausdoms I725, 280 - VIII,.
Aanmerkingen daarover, enz* 173^; De voorn,
beweegredenen enz» voor Moses Marcus tot
het verlaaten van den Joodschen godsdienst
enZo ZojTc " IX, X» Den echo des werelds
1726, 27- 2 dln„ - XIo Den vrolyke Tucht-
heer I73O; De doorzigtige Heremyt 1730o -
XIIo De Persiaansche 2ydewever; Demokriets
en Herakliets Brabantsche Voyagie enz.,,
z„ jro
[Weyerman, J=Co] Den Amsterdamsche Hermes
(„-») Arasterdam 1722-23 2 dln<, ^l°„ Vervolg
op het voorgo verschenen 30 sept^ 1721 -
21 septo 1723.
Bezwering van den desperaten Antwerpschen
Courantier» Blijspo Z^pl„ en Je ^ « In;
JaCoWeyerman, Den Persiaanschen zydeweever
enz-
UB Leiden
UB Leiden
UB Leiden
Besweering van den disparaten antwerpsen
couranti er « Klucht-spel (d« J^ Campo V/eyer-
man). Brugge, 1705o 8 „
Bezweering van den desperaten antv/erpschen
courantiero Klugtsp„ (d<, JCW)» Amsterdam
1712„ 8^.
Voyage, Democritus en Heraclitus Brabant-
sche - = Klugtspn (de JCW) o Amsterdam 1712.
UB Leiden
UB Leiden
UB Amsterdam, UB Leiden
UB Amsterdam 23^7 H 17
Gem, Bibl. Rotterdam, UB Leiden
Idem» ^e druk« Amsterdam 17l8„ 8 „ Frag-
ment eener verzameling van de tooneelstuk-
ken door den So vervaardigde
Idem. Gent, Zoj„ Met ingevoegd portret van
den dichter, do JoHoubrakenc 4° „
Demokriets en Herakliets brabandtsche
voyage do JCW« Zo po en j„ k^ „
JCW. De doorzigtige heremyt (.00) 2-, plo
[1729], 4°, met afbo 27 septc 1728 - 28
febro 1729. No. 1-23o Hierachter: Den vro-
lijke courantier, 7, 14 mrtc I729 noo 1,2.
De doorzigtige heremiet^( » » o ) 2en dr„ , z.p'l
en uitgo omstr« 1729'- 8
l'+3 blz., afb,
1^
UB Leida^ UB Amsterdam, Prentenkabinet
Gem, Biblo Rotterdam I386 D 8
ProVo Bible Leeuwarden
UB Utrecht, UB Amsterdam, Gem„ Bibl,
Rotterdam, Boekhandel
De doorzigtige Heremyt (000) 's Gravenh»
1730., ^ o In wekelijkse nommers verschenen
(noc 1-23) van 2? sept» I728 tot 28 febr» _,■
1729» Daaraan is toegevoegd met doorloopende
pagineering van 't voorgaande (blz, I85-
200) het "Eerste (en tweede) papier van den
vrolyken Kourantier", uitgeg» den 7 (eïi 1^)
Maart 1729? ^set een nieuw vigneta
Eenige letterlievende, zeedekundige, histo-
rische en stichtelijke betraohtingen, opge-
stelt in onrym en in vaarze-n» 's Gravenhaa-r .
ge, Var Thol, [l7^2] , 4°, ^8 blz„
Den echo des weerelds, ernstig en vermaake-
lijk, in onrym en rym, Amst, I7260 4 c
Den echo des weerelds (weekblad van 29 octo
1725 tot 13 octo 1727)» Amst» 1726, 27, 2
dln„
UB Arasterdam Br.. Pijn» 188-2
UB Amsterdam, Prentenkabinet
Eenige letterlievende enz» betrachtingen»
's Gravenhage [l7^2] . ^ o Met handtekening
van den schrijvero
Eenige scherpe aanmerkingen over De historie
des pausdoKis, opgestelt by een Karthuyzer
monnik, en in een brief overgeschikt aan den
autheur; en deszelfs andwoort, enzo Amster-
dam 173^» ^°.
UB Leiden
UB Leiden
UB Leiden
UB Leiden
De gehoornde ofte vrouwelijk bedrogo
Kluchtsp. t'Abdera (Amst»?) Zojo 8 „
Broeders, De gehoornde - , of het vrouwelyk
bedrogo Klugspa Z^plo , z» j. ^ o In: JCW,
Den Persiaansche Zydewever enz«
Idem. Amst„ 1712, 8°,
Idem» ^e druk* enz. Amsto I718. 8°o Frag-
ment eener verzameling van de tooneelstuk-
ken door den So verzamelde
Tho Scho Kampen
UB Amsterdam
Atheneum Bibl» Deventer
Godgeleerde, zeedekundige en historiesche
bedenl^in^eas over dèö text 'dée apoatels-v
Pauli, Sriistérdam, 1730. 1^2 blz,- '""~^
De historie des pausdoms ( » • . ) <. 3 dln«
Amsterdam 1725, 28. 4°» Met titelpl.
De historie des pausdoms» 3 dln. met ver-
volg, 1 Bd, Te Arasterdam 1725-28. 8°,
UB Leiden
UB Leiden
De Hollandsche Zindelykheyd. Blijsp. Zl.pl,
en j« k o In: De Pers. Zijdew, enz.
De IJollandsche Sinnelykheid [sic] Blysp»
d. *** Arast. 1713. 8°„
UB Amsterdam
Den kluyzenaar in een vrolyk humeur. Utrecht
z„ j. k (, Ontbr. no. ^c
15
UB Leiden, TIB Utrechtj UB Groning-enj
Berchmanianxim Nijmegen, PGKB 's Boschs
Prentenkabinet, OEM 37
ProVo Bibl» Middelb-urg 46 E 11
Provo Bibl, Middelburg, Kunstnijverheid
Provo Bibl., Leeuwarden
Ottema Kingma St, Leeuwarden
UB iünsterdaoi, UB Leiden, PGHB 's Bosch
1296 G 43
UBA Port. ton. 124-21, EJ^IM Leiden
TXB /irnsterdam
UB Leiden^ Prov, Bibl, T/üddelbtirg
Pr ent enkab ine t
UB iimsterdam 2547 H I6
UB Leiden, UB Amsterdam, UB Nijmegen,
3oekl:iandel, Prov« Bibl. Leeuwarden, UB
Utrecht, UB Groningen, Prentenkabinet
UB Utrecht, PGRB 's Bosch, ProVo Bibl,
Leeuwarden
UBA 632 D 22, 691 B 115, UB Leiden,
Prentenlcabinet
UB Leiden
Prentenkabinet
UBA 2383 F 14^)
UB JlüBsterdara
XÏB Amsterdam, UB Utrecht, UB Leiden, Prov,
Biblo mddelburg, Gem» Bibl. Rotterdam,
Prav, Bibl, Leeuwarden
Prov« Biblo Leeuwarden, UB Amsterdam,
UB Leiden
Be levens-beschryvingen der Nederlandsche
konst-schilders en konstschilderessen,
's Gravenhage I729? Bordregt 1769. 4 dln«
Idems Ie deel, 's Gravenhage, Ved. E,
Boucquet, H. Scheurleer, EoBoucquet en Jo de
Jongh, 1729. 21 cm, 412 blza.
Idem, 3 dln. ' s-Gravenhage , Boucguet enz,
1729*
Idem, deel I en II, 's-Grav, I729» 4°„
Idem, 3 dln, 's Gravenhage, Boucquet enz.,
1759. 21 cm,
Be leevensby^onderheden, van Johan Hendr.lkc
Baron van Syberg^ heer van (oo,)« 2 dln„
(1 bdO Utrecht 1735. 6^, - Het 2e dl„
o.dsta Be leevensbyzonderhedon, van den
vermaerden bedrieger, Johan Hendrik ens^
Den Maagdenburgsche alchimist, of den
gewaanden baron van Syberg ontmaskert»
Blyspel [in 5 bedrijven]. Te Utrecht, by
Jurrlaan van Paddenburg en Anselmus Munten-
daai 1733. 4°.
Maande lyksche 't Zamenspraken (..,)o Mster-
dam 1726. 8°, Het titelbl, v,d„ Ie afl.
ontbreekt ^
Ontleeder der gebreeken 1724-26, 2 dln^ A^ o
Ontleeder der gebreeken I724 en 2^, kl« 4^.
Oog in 't aeil dl, I-50 [I768]
Oog in 't aeil, I78O
Pera, Zydewever, 71, pi., z,j,
Perz, 2ydewever [c, 1730?]
Rotterdamsche Hermes [bijgevoegde diverse
paiHfletten betr, dit tijdschrift]
Be snelaiende Lynceus
Be üteen der wijzen^
Treurvertoog ter loflyker geheugen van
Henrik Velse
Voornaamste gevallen van den wonderlyken
Bon Quichot
Vrolyke Tuchtheer
I6
XIB Amsterdam
Kon« Bibliotheek Den Haag- 858 H 63
s 9
9 ï
9 9
9 9
9 9
9 s
9 9
ï 9
S 9
9 9
9 9
9 9
.9 9
9 9
9 9
9 9
9 9
S f
.9 9
9 9
.2)
524 c 26
450 D 1
26 L 6j7
847 E 7
30 G 45
846 E 28
50 G 45
3164 BB
450 D 2
234 K 27
28 E 38
450 J) 4
191 C 7
3145 E 4
233 L 12
30 G 45^^
3145 E 1-3
943 G 68-^)
1355 B 36
448 J 126
234 J 2
450 I'f?
191 C 8
45c
29 ■^G-f
7
.1)
760 D 2
pflt. 17073
SeldaaaiAG levonB^^'Qvallon»
Meuws tyding uit de andere wereld.
Demoöritus en Heraölitus? Bezweering despe-
raten Antwerpsche co-urantier [I705]? Ge-
hoornde broeders I712, 3 dln, in 1 bd»
De Adelaar,
Amsterdamschen Hermes,
99 99
Besweering desperaten Antwerpsen courantier.
? 9
9 9
9 , j; s ed,1712,
Deraocritus en Heraclittts
Doorzichtige hormiet. 1728-29,
99 99 1730
2e exemplaar.
Idem. Z»pl. 1730?
Echo des werelds
Eenige letterlievende betrachtingen.
Benige scherpe aanmerkingen over de Histo-
rie des Pausdoms,
De geest van Jacob Campo Veyerman,
De gehoornde broeders.
De Historie des Pausdoms,
Leevensbyzonderheden Syberg,.
Levensbeschryvingen Hedrl. Konst schilders,
Maagdenbnrgsche alchimist.
Maande lyks che ' t z amenspr aaken ,
Ontleeder der gebreken.
Oog in 't zeil. 1780,
Persiaansche 2ydewever,
Natuurkundige, historische etc^ t'zaamen-
Gpraali:en<,
9 9
pBXo op gr* papier a
Piet fopt Jan en Jan fopt Piet [toege-
schreven aan JCW],
9 9
1350 D 18
Rotterdamsohe Hermes.
Koninklijke Bibliotheek Den Haag
Pamflet I7463
17
ï 9
f i
9 9
3 9
9 3
9 f
9 9
! 9
9 9
9 9
9 9
9 9
Pamflet 17070
.2)
144 A 1
450 D 5
234 K 27'
Pamflet I7193
29 c 27
3064 p 27-28
450 D 6
448 H 54
30 G 57
526 C 28
M 148 J ^6
Treurvertoog .,, Henrik Velse
Verdeediging Yaxi Jacob Campo Weyerman
tegens Alexander Le Roux„
Voornaamste gevallen ... Don Quichot.
Vrolyke Tuchtheer.
99 o
Zegenaang I741 .,, Hove van Holland.
2eldzaame leevensge vallen,
Leevens van den Paus Alexander VI [vertaling
van Alex, Gordons Lives of pope ..»]•
Moses ffercus' voornaamste "beweegredenen,
Hollandsche Sinnelykheid,
9 9
Den Talmud*
Naakte V/aarheyt,
9 9
A» J,Hanou
WKICÖW VM JCW IN DE STADSBIBLIOTHEEK
si^atu^
c 14517^
G 89766
G 89766
.5
ANIVPJEPEN
titel
G 14517
c 14517"^
G 25878
G 25876
G 183775
G 185897
K 183745
H 8452
C 25880
c 25877
c 67669
G 25881
G 185774
G 25879
Beswering courantier 1705»
Beaweering courantier z,j,
Gezajigen van .Anal^reon^ met sleutel.
Gehoornde broeders I7II,
Democritus en Heraclitus, Gent I7OI.
Echo des Weerelds I-II, ümsterdam 1726-7,
Amsterdamschon Hermes , Amsterdam 1722-3.
Doorsigtige Heremyt 2e dr. Z.p, z.J,
,„^ 'ï 999 '3~Grav. j R, van ICessel
1730. 200 bl22j met afbb.
Historie des pauüdoms, Amsterdaïïi 1725-8»
Levensb. Ned. konst schilders I-IH, 's-Grav„
17291 IVj Dordt 1769.
Snelaiende Lynceus I, fl-]2| II, 1. j-unster-
dam, G, de Groot, 1748-9o 2 dln in êên
band*
Ontleeder I, Amsterdam I724,
Ontleeder I, ilmsterdam I724.
Oog in 't zeil, Leyden I78O,
Oog in 't Keil, Leyden 1780,
Den vrolyke tuchtheer, /imsterdam, 2, dr,
I.J. van der Woude?] I730, 4°. pltn.
18
C 14517 Hollandsche zinnelykheidj imsterdam, tweede dro
1717»
G 25882 Persiaansche Zydewever^
C 58291 Cervantes' Quiohotj I746.
C 67994 Maandelyksche 't aajnenspraaken no« 8^ iünsterda
1726 (over Rubens, A» van Bijkj lüieller)^
G 18^898 Moses Marcus»
E 106857 Sententie tegen JGW, ' s-Gravenhage , Scheltiis,
1759o
C 30219 Levens gevallen van JCV/, » s-Gravenhage 1763<,
NB. Geen van deze exemplaren - het lijstje 'is een haastwerk van enkele jaren geleden - is
gezien^ Het noemen van de L^nceu^ zal wel op een vergissing "berusteno De catalogus van de
stadsbibliotheek schrijft trouwens ook de Amsterdamsche Argus I-III (sign. G 25875) aan
Weyerman toeo
Ton Broos
IS. VAN MC^ÏIEÏJ OYm FIGUREN 'M PLAATSEN IN JGW'S TIJDSCIIRIETIIN,
Ii"^ Ondernemende geschiedenis. 22 opstellen geschreven bij het^ afscheid "van mr»__IL_v;an Riel als
Martinus Nijhofi7l977TkOTfit p„ 109-^.123 een artikel van loH, van Eeghen voorj getiteld
"Gijsbert ïijssens' toneelstuM<;en en het bedrog in de achttiende-eeuwse boekiiandel"„
Zij behandelt van Tijssens verschillende spelen over de boekhandel, de intekeningscondities
e„d„? een daarin voorkomende boekhandelaar Schrokhart Slingerbeen identificeert zij met
Jacobus Lindenberg (1675-?), die enige tijd schelmens treken uithaalde in Nijmegen, In noot 14
brengt aij een uitspraak van ¥eye.rman, "Nijmeegse molduyvel", "molschipper" hiermee in verliG-Jd
zonder de precieze JCW-plaats te vermelden, In I696 kwam hij in Amsterdam terugi an 1711.
kocht hij een huis op de NoZ.Voorb-urgwal over de brouwerij de Hooiberg bij ds Mclslu-is^ au
later *'een bezitting bij Breukelen^ waar hij naast de bestaande huizen Lisboa en Angola van
de familie Pechlin een huis Kleyn Angola liet bouwen" (p, 114)„
Op p^ 115 zegt de schrijfsters "De buitenplaats had enige verm-aardheid gekregen doe j de
sch.rifturen van Del Gampo Wyerman, In ïïreukelen gevestigdj werd hij voor stof voor zijn
schi^jblad 'Den ontleeder der gebreeken' door een vriend - Tijssens? - geweaen op Linden-^
berg" c Op 27 augustus I725 kondigde hij een beschrijving van de Reus Kakus op ÏQeyn Angola
aan en de ggmmers van 3 en 10 september werden daaraaji gewijd^ overigens herdoopt tot Huys ^.e
Paddesteyn <, Over de boekhandel wordt niet gesprokenj v/el over andere zonden? 'die purit«yrj-
sche tronie' en 'die tong die onbez-v^eeken, zig van de stempelstraf wist vrij en vrank te
preeken'.. Huis en tuin worden uitvoerig beschreven^ Gevraagd naar de architekt, zegt Kp.kvzs
'Dat ben ik, door het uytrooken van een pijp tabak^ die mijn meester Romeyn pas ten halve
uitgezoogen ha^^(dronkenschapshalve) heb ik zijn konst ten deele^ doch zijn deugden^ heei en
alg veroovert' „ De Ontleeder werd voortgezet als 'Den Echo des Weerelds' en daar wex-d cp 2']
januari I726 weer een nummer aan Kakus gewijd j op 18 maart, I9 augustus en 12 decembe:c goivolgd
door kortere mededelingen» Heer dan een juiar te vroeg laat Weyerman de doodsklok van Break-leP
over de heer van Paddesteyn luidenj maar in december ontmoet hij JCakus op de Dam bij een valse
aangifte over de afname van koffie en thee 3 die de schoonzuster op Paddesteyn uitvent.
Bij deze publikaties sluit Tijssens' toneelst\ik aan„"
Tekst der noten hierbij s
"21^ Tevoren was daar steeds Grille op Rotsenburg aan de Stichtse Vaart het mikpunt geweest.
22^ Misschien was Lindenberg al eerder als reus Kalcus (CacuSp de vuurspuwende reus in het
Aventijnse help die wegens roof door Hercules werd bedwongen) over de hekel gegaan,. Pad-
desteyn knoopte misschien aan bij Puyterveen van het 'Belsikte Swaant je ^ van Abrahan
Alewijno Voor Angola en Lisboa aie P,> van Eeghen^ Pechlin-Gijssons, ins Nederig Leeu.w
1962, blz« 325-326.
23. In de toneel stukicen wordt Romeyn de Hooghe ook vaak in ongunstige zin genoemde Dr iasnst--
aspiraties van Lindenberg blijken uit het portret van ^ip (Van Eeghen^ DABp III., blz.
219). Als nog zotter bouwwerk noemt Weyerman Angola van Pedro Pechlin, Onbekend was her^i
blijkbaars dat Pieter van der Aa^ de Leidse boekverkoper - door al zijn collega's gehfl.^- ■
mot de zuster van Pechlin van Angola was getrouwd» Op 24»9.1725 volgt nog een passng:e
over 'Jacques de Guyt',"
\
^m!UBI3EIiIl^jGEH YAll DÉ STICHTING JACOB Gl^mO \IETE.WiKn (Het J^) no, 3 , mei 1928
Herengracht 530-536 j Msterdam«
A, JaHanou
EEN mie^;e WEYERMAN.
Van de vlaarase polygraaf Lode Baekelmans vindt men in de twintigste-ee-awsè"T7§3f5^an-literatuur
nog wel eens genoemd zijn opstel "Een fameus Libellist over de Sinaoren"j dat opgenomen werd
in zijn boek Oubollige poëten [sic], waarvan volgens zijn bibliograaf P,Arents in 1920 en
1926 drukken verschenen^ In dat opstel behandelt hij Veyermans verhouding tot Antwerpen en
citeert hij uitgebreid diens .toneolstul^ Ben Antweripschen Courantier.
Nog nooit heb ik echter vervrezen gezien naar een andere Weyerman-eseapade van Baekelmans,
die indertijd toch echter in een niet onbekend tijdschrift verscheen, ïlet betreft hier een
toneelstuk van Baekelmansj dat onder de titel "I)e Blauw Schuyte, Fantastische Levensinwijding
in 3 bedrijven" in twee afleveringen Juli en augustus I924 in te>ot;^Nederland verscheen» V/e-^
gens de onbekendheid en curiositeit van dit opstel is een korte weergave ervan wellicht niet
ondienstig»
De lijst personen blijkt duidelijk gebaseerd op de Antvrerpsche Courantier., maar niet allééns
Jacob Gampo Weyermanj een Jong kunstschilder op avontuur.
Baxon van Syberg, een alchimist op leeftijd.
Jan Bierlaars, de Waard uit "Be Blauw Schuyte".
KariannOj zijn dochter^
Spierings, Antwerpsch kunstschildere
Moeselj de Beule
Be Courantiera
Houvastj de Stalknecht,
liz-aay-y de Hannekenuit.
Krijn Platvoet ) , „ , , ,
Daan vaa Hoboken ) "^^^^ Antwerpsche hapschaarso
Be Speelman,,
Twee havelooze Spaansche soldeniers.
Volgens Baekelmans» regie-aanwijzing speelt het stulc te Antwerpen in de zomer van 1701„ Enigs-
zins op rederijkerswijze (hangt hiermee de titel van het stuk, en welke titel tevens de naam
van de kroeg - zie onder - is soms samen?) opent het stuk met een proloog, met de intonatie
der marende luydeng
"Vrouwen j soldaten, studenten, ouwe heeren s
Voor IJlie rijzen we uit 't vergeten graf;
Onz ' oude knoken valt het straf
Tot d'oude zielj de arme, weer te keerend
Wij kennen d' ijdelheid en 's levens waan
Maar een auteur heeft vieze kuren
Hij roept onz' schimmen op van d'hellebaan
Tot spel van waarheids en verbeeldingsurenoa ,"
Be proloog stelt verder dat de mensen nog steeds even dwaas zijn als vroeger, en stelt het
Weyerman overkomene als voorbeeld daarvans
"Jacob Gampo Weyerman
V/as het bewijs daarvan,,.
Een avonturier, een courantier,
Een spotter, een krotter,
Wiens spectatoriale geschriften
Waren vol venijn en wrange giften
Voor idioten, zijn tijdgenooten.
Hij eindigde boven de Gevangenpoort
In 't Haagje, en zijn laatste woord
Was een grap van de galgensoort i
L*"» J
Zie Campo maar., , • Be wereld sloeg aan stukkeni
Be oorlog zong zijn lied, het mensohdom moest zioh bukken
Toen Weyerma,n in Be Blauw Schuyte kwam, . •
Hij was toen twintig Jaar, eerzuchtig en verwaten
Hij werd belachen, uitgeschud door schelmse maten,
Hij keek toen, loose Marianne in de oogen^
Hij vluchtte heen met haar,., en was opnieuw bedrogenj"
20
Dg^o eóriceptle van Gampo aj.^i vsxwateria u:'tgt>;>c;-aidï in de 15.Gfa.^ hodrcqen ib op sijn i^int-:
onoonventioneel te noemen. Afgezien van een sekere lichtsinnigheid of onvoorzichtigheid die
in 1758 het Hof vari Holland tot inêïijpen dwong^ ig Weyerman in al zijn geschriften eerder
een uiterst zelfverzekerde persoonlijkheid, die uitstekend weet hoe het in de wereld aan toe
gaat, en die van allerlei dubieuze situaties op sublieme wijze partij weet te trekken, dan een
naïeveling of hoorndrager^
M_isschièn baseerde Baekelmans deze omvorming van JCW's karakter uiteindelijk toch op een passa-
ge m l^L.Kerstemans, bekende bioga^afie. In de 1763-druk stelt deze i.v.m, JCW's verblijf in
/ontwerpen (p. 7-8) s "Dog in weerwil van de afkeer dewelke hy voor die Landaard fde Brabantse!
be-coonae, scheen hy egter niet ongevoelig voor de bekoorlyklieeden van een zoekere Herbergiers
Dogter aldaar te zyn, die hy onder belofte van een Trouwerbin te nis tot gunsten van die natuur
nad weeten te beweegen? het welke de Zwaarwigtigheid van haar Lighaam naar verloop van eenige
maan.den merkelyk deed vermeerderen. Hy bemerkte die onvooraigtige stap toen het te laat x^asj
dog wel haast vond hy middel om ze te herstellen; tot dien einde begon hy, met haar de kragt»
daadigste verzeekeringen van een steedsduurende standvastigheid te geevens Waar toe is een
mjBje van zeeventien Jaaren, dat door de liefde bestierd word, niet al bekwaam? want om kort
te gaan, hy bewoog haar met zyn fluweele tong om met hem de vlugt uit Antwerpen te nemen, 'Zj
begaaven zig voor eerst na. Ptyssel [„,]" waar Campo zich van haar ontdoet om naar Parijs te
gaan n
Misschien ook heeft Baekelmans zich laten inspireren door het verhaal in Weyermaas eigen
f^■£^2È^Ê^en^:^^^o^^^^ea^ [A-dam, Barent 3)ass, I738) over de Spaanse Juffer met wie hij
te /^twerpen xn 1704 uit een kasteleinie de wijk moest nemen (p. 85), t^.^n hun onhuwelijkse
relaties ontdekt werden.
Cp zichzelf iB deze bronnenproblematiek trouwens niet zo interessant. Immers ook de in &n
^^'^iff^^Vtveiende Syberg is een geheel ander type dan de uiterst gewiekste en geslepen
charlatan die naar ™ren komt m JCW's werken over deze pseudo-alchmist, waar hij ware
Gagliostro- of St.Germain-dimensies bereikt (en waar. alleen al JW's op voet van vertrouwheid
met c.eze xiguur verkeren, hoe lakoniek-weigerend om werkelijke hulp aan Syberg te verlenen ook,
oud en anechfi J'^T'' °"'? 'f'"' "'*^"" ™""^' "^""^ ^"^^")' ^^^ «aekelmans is het een «at " '
door eona^tlf ^^^P^^^^ '^"t^^' ,^at op zoek naar een amorfe vorB. va^ wijsheid gemakkelijk
uoor een aantal schrandere volksfiguren bedot kan worden.
w''lI'?n''''T f^^rf '^^^ ^^ '^^^^'^kters gevormd werden naar Baekelmans' beste kunnen. Inmiddels ■
üoe verloopt zi^n stulc nu eigenlijk?
,V.[et eerste bedr-ijf begint met een regie-aanwijzing. "Het tooneel verbeeldt de Paardenmarkt mot
op den voorgrond de O.L.Vrouw der Stilte, werk van A.Quellin, op arduinen pompzuil. "n
achtergrond de afspanning £^Bl^Johu^ [bestond deze soms in Baekelmans tijd d;ar werke^
itSi o.Pr^tn^f ^^"^ oosthoek van de Vatermolenbrugge naer 't Essenhuys". De wagenpoort
otaat open. Voor de ramen een houten bank, een half dou^ijn tabouretjes en een paar leege vaten.'
Bij d..e pomp komt_de herbergskneoht Houvast in gesprek met de Goua'antier, die voor zijn blsd
'^ist naar leuke nieuwtjes over eventuele nieuwe gasten. Houvast meldt de komst van
mfilu^rnx'Sr ^?^,^^^^' ®^^ konstschildor van Breda, Jacob Campo Weyerman.,.
COilFL'lHTIER, Bahs een konstschilderj
^!^^' '^'f'^^rt 1^ ^^^^^''^^■^^ Baron van Syberg, Heer van Snnelingshoven en Bonckersbek ...Een
iraaie vrek Ik droeg zi^n zware koffers en hij prees mijn kloeke schouders".
hl^^olt^'Z 1 ^^ït ^^'' hoekensnuffelaar en de courantier vermoedt een geheime diplomatieke missie 5
'^;;i^PPdr.^S^\ ? een mus terwijl de jonge schilder voor drie eet. Als Weyei^an het eerst
aanureedt gaat dat als volgt (kursivering is van Baekelmans )s
™jm (eg^^^^^ ^.^ ^^ ^^ portaal, ki.jkt naar Cou--
^;!^£^.;"^J^" Meester Courantier, dat is de befaamde konstsohilder uit Breda'
GObPa\i^TIER„ Ik groet U, jonge Meesterl
™tS^\/'^^^"^f^-^°'^''''^^^ï' ^^ ^'''' ^^"^ ^^"^ invloed. „.Op zijn gezag koopt men schilderijen,..
vffi.YKHj^m. Vereerd m uw gezelschap te mogen plaats nemen...
COUIU-NTIEH. Mag ik U een glas offreeren? [,..] Op studiereis?
^flrf'^^t^ZJK^''^^ '^^^"^ ""^^ ^"^ ^^ wereld... Schilder portretten en bloemstukken...
W-BillSinvülN. 'k Heb geen vrienden i
GOmii\NTIER« Ik bedoel uw meester;
WEYERjviANo Is doodi
OOïJHAi^JTIMi. Ik bedoel uw. reisgezel? Baron van Syberg, ,.
V/EYlilsmN. (fluisterend). Hij is, meen ik, een stoker van het drinkbaar goud."
Hierover ontspint zich met enkele andere Antwerpenaars een diskussie, Marianne, dochter van de
waard, komt helpen, 2ij zegt te kiezen voor de liefde, niet voor het goud?
i'jiiRIjUMKEo ( loos tot^Wey ermanh En wat kiest Honsieirc?
21
WbTEKï'mïï, Ik "ben zöo jong^ Joffrouw Ma^iannei
MRIAME. (henffel,t naajc eén^ c.omplimgnj^) , Zeg het maar. , ,
WEYEFü^Jim, ( èen beet.ië~önaëker ). "lk"w^.,. ik wou wel allebeii
f5AEI/iME, ( teleurgesteld ). GulzlgaardJ
Dit type dialoog is kemerkend.
I-Iet geze].sohap wordt vergroot door de komst van Sy"ber^. Hij wordt uitgevraagd; hij tlijkt te
zoeken naar de wijsheid (waarmee het alchimistische goud geassocieerd wordt), en reist de
wereld af om in vertand daarmee een mogelijkheid te vinden ingelijfd te worden hii de Roae-
kruiserg, "^
Ondertussen bezoekt ander Antwerps volk de herberg, sprekend over lokale gebeurtenissen en een
slag bij St^Jago, en lokale wijsjes zingend. Ondertussen poogt Marlanne de aandacht van Wever-
man te trekken, tot haar vader het bedtijd vindt [sic] - waarna ze het gesprek verder bijwoont
via een open raajn op de eerste verdieping, - Het gezelschap spreekt af een streek met Syberg
uxt te haleng zij zullen hem de volgende avond om middernacht kwqsi inwijden in het geheim der
xiozei'Q?uisers o
Als het gezelschap gsat • slapen, blijft Weyerman nog wat nadromen over het goud. Hii wordt
beslopen door twee spaanse soldeniers, die hun ongenoten soldij door roof willen aanvullen,
ie waaJczajne Marianne waarschuwt hem echter^ haar nadere avances worden echter nog niet met
succes beloond. De herbergsknechts voorzien dit van kommentaar.
Het tweede bedrijf begint in de schenkkamer, wfiax een kelderdeur openstaat. Het gezelschap
■üref t alle voorbereidingen om daar Syberg zg. in te wijden, alsmede V/eyerman, die in het p-eheira
van goudmaken wxl delen. Zij worden geblinddoekt in de kelder geleid en met allerlei rozekrui-^
serspraa,t [h la vrijmetselaars) beziggehouden. Men geeft hen wijn^ die water is, en Syberg
krijgt een zware steen te dragen die zg. goud is. Weyerman wordt naar zij'n wensen gevraagd s
hij wil een groot kijnst schilder en een man van aanzien worden. Als rozekruiser moet hij een e-d
van kuisheid zweren, waar hij wat aarzelend over is. Marianne, die erbij tegenwoordig is. ziet
hem liever naar Yenus overhellen - maar hij beslist vóót de eed en het goud, tot hij opnieuw
aarzelt. De medeplichtigen gaan hierover beraadslagen. In die tijd merkt Weyerman "grienend"
nf-r - Lf^T^^? T"^ ^ï^^"" ^^' ^"^ verschijnt Marianne om hem te bevrijden - welke scène eindigt s
1.3:;.:-uliivJA.1. (streelt op zijn beurt haar handen d Hoe zou ik u kunnen vergeten]
ri/ilïIAKlME. (pla^nd). Het goud' ~™~'
V/ETEH]\lANo Nu weet ik hoe rijk een arme duivel isi
MAPlIAME. Een vrouwen jager meer in de wereld i
VffiYEHI^1A.K. ( trekt haar in zijn arm). Mariannei
MjlRIAM-ffi, (gek). GamyoT'" "~*
V/EYERMAN. ¥ij zijn maar eenmaal jongi ( wil haar zoenen, maar wijkt bloo teru p).
MARIi\2«, (neemt ^^ j nji oofd^tu^chen de"hi^diTi:^ pers t halFïI^gir^TTÏïr^ond ). Dwaze iongeni
Ben ik uw eerste liefje?,." "^ — ^"^ — " ™-
Het derde bedrijf speelt weer voor de herberg, bij de ochtendschemer. Vroege leden van het ge-
zelscnap zijn wat benauwd voor de gevolgen van de klucht en de opsluiting. Syberg blijkt alles
inderdaad opgevat te hebben als inwijdingsmysteriën. Weyerman en Marianne komen op en j-raten
over hun vrijen in de kelder. Marianne stelt voor de wijde wereld in te trekken, samen, hoewel
210 he. Weyerman laat uitspreken. Weyerman is wat onthutst van het idee dat te moeten doen
zonder reisgeld, maar zij stelt voor haar moeders versterf mee te nemen.
Na nog wat onbelangrijke perikelen vertreklcen zij inderdaad, onder het elkaar toefluisteren van
lief deswoordjes.
Volgen nog wat passages waarin de achterblijvenden hun vertrek bemerken en de waard ziln
verlies bejammert.
Zoals oi3gemerktÊ meer een curiositeit. Een V/eyerman in een vooroorlogs eerstecommuniepal^je,
m een stuk voor patronaat s gebouwen. De Historie des Pausdoms - had die niet beter achterwe.-e
kunnen blijven? ~ — —
B.Sierman
MOLLSHOOP
Teen Weijerman de laatste jaren van zijn leven in de Gevangenpoort in Den Haag zijn vonnis
uitzat, bracht hij zijn dagen niet alleen door met het fluiten naar zijn getemde muizen die
af en aan draafden, of het schrijven van smeekschriften om te mogen worden verbannen, maar
leverde hij ook nog enige "stichtelijk" werk. Een voorbeeld daarvan is het in de Medelingen
nr, 1 p. 4 vermelde Vreugdegejuigh op Dominee Moll. ^ -
Wie was deze dominee Moll? Over hem en over het Vreugdegejuigh verscheen een kort artikel van
22
E,J„W. Posthumus Meyess Kerkelijk ' s.>^GrAv,ei;iha^. in vroeger eeuw, afl. IV (l), Yan dit artikel
hierbij een kort verslag.
Jan Gijsbert Moll werd op 18 februari I705 in Berkewoud geboren, als zoon van een predikaat,
Zel± was hij m 1737 tot het heilig dienstwerk te Eemnes-buiten ingeleid en had na Weesp ook
de Zwolsche gemeente gearbeid". Ban volgt zijn benoeming in Den Haag. "Met blijdschap werd hil
in het midden der gemeente ontvangen, en als opvolger van Ls Velse [2] begroet, teiwiil een
der lidmaten [JOWj veler gevoelens vertolkte in een welkomstwoord (...) in achttiende
eeuwsche breedsprakigheid gaat deze schrijver voort zijne wenschen voor den nieuwen predikaat
te ontboezemen, en gemeente en leeraar op het beteekenisvolle van hun wederzijdsche roeping
Tiide^f zii5°lS^^?!^.-f ^"^ '^1 ^^f^^i^^en die hij den beroepen leeraar toevoegt (..Ji
xijaens aijn loopbaan m Den Haag wordt dominee Mnll -in 17/1a 1^-k, v.^! -p • e v*«.-y «
Vijftiental ie^enlllTtTleteZlï Schin L'ln tttiZ^t" "'^T^'^' ^T!"*^ ^-'^ "°^- ^^'^"
liohaamswakte hem noopte zlin emeritaat Ïb Z^ toewijding verheugen, tot eene toenemende
verleend werd " 7i in ,1 PPh+= ^t T ^^S^n, hetwelk hem op 2 novemher I763 eervol
zaakt door-L hy'^oor 34' •aSr^norst^d^nt™'^'^^ ''^ geciteerde Kerkeraadanotulen veroor-
schot in de heenen was ;;ekwe?^r'™et®,. ^ v f"' °^ '"''''' '^''*^'' ordinaire wyze door een
.ene.en was dooranefoteTh'^ h:: lll^'l'^t^ ,T:n\Z:ilTf''''' "^^^ ^^ ^^ ™^^
Dominee Moll overleed op 18 juni I767. gevoeiae.
;:;;2£2i-\rsr-s»'rs.r.i..?Ls^^^^
te
B.Sierman
JAKCLUB 18e EEUV«
i^ o:t: ™^f :??t^^:enrSe™.-'^°°' "^^ ^"°*- ^™*- '^'''' - ^OD onder de hoeken
Jacob CaSo lleljel^{ tllj'.^' ^ ™" '' ^"""^' '^^° '^°"'* ™°^^ "^°° 'i"i='^°t door
Op 8 januari I785 blijkt notaris Gyshert Myne (Hot prot /i<=,A9^^}mR r, Rfi^ 1, * ^
"Zeldzame LeevensKevallen van rfi^^o u ' " ^ ^**- ^''"^S 4034, P. 374) levert een
op en (p. 288)^"rSorSgS°e°H^Sm;f :ri7S inT""''''' ' * ' ''^''" ''"'''' ''''' ^'«•"
lT2lTn^J'^^l S^^tf '' '°'^'" ''"'^"" ^^^"*°^'^' ^ud-sohepen der Hove, wiens inventaris
"Vfeyerman, De Heremiet
de Ontleeder der Gebreeken, ïVee deelen, Amsterdam, 1724
den Amsterdamsche Hermes, TVee doelen, Amsterdam, 1722, hoorne band
17" IT, ï° ^'' ''"""'^^ ^'^ ^""^^^^' Amsterdam 1726 hoorAe b^d
—--" foetragtmgen en andere Dichtstulcken etcs in een Pakje",
B.Sierman
DOODSKLOK.
Y^lee'nsl:!: fZ'Sv:;?- -df Iaoo°f P^'^^'^r^ overUjden voor in het pro deo-hegraafregister,
1,^ T 'iT'.^^J^^^^ overlijdt Jacob Campo Weijerman te Den Haag op 9 maart 11 Al mid i^/ i-n-n
Deze leeftiodsopgave klopt dus weer eens niet met het aa^enomen geboord jllr'l6n.
A^JaHanoTi
DE BOEKEH ÏEGEN DE NAifflLOZE ZOEDE
Ter Horst rangschikt onder no XLI in zijn Dilioêrafie enkele titels van JC¥-^eschriften
dre nret nader gedetermineerd konden worden" en onder letter P noZt ht^ h\ i
"Twee vertoogen over de Zonden, etc. ^"^ ^""^ ^^^ vervolgens^
verheffende werken geproducIerfhefSf ^^Oof ^i 'rLlf "^'''"' ^''"'^^^ ^" ^°^^"^
remarkalDel, geliik als bliikt ,2iT+ J t m 7 "^^^""/-^-^^ ^^^J^® uijtgegeevene schriften niet
mXtLZ",t\:ilJT."fJl' ^'"^"'' P ^'' '" ^^^" hoofdsttücje over de homofilie
no 2 van JGW-werk volgens CC/m te^t«nt ' "ff ?' °?^^™ ^^" '^•^^°°" ^° «^^ Mededelinger
bedenkingen, over len lext dff ano.tel^ l ? Godgeleerde, zeedekxmdlge en hi.tSSÜÏÏhr™
eerste gfot^ hlLf^Ln^Llgi^Sgoll erPa^l^'lL'r-'r"-';''''' •^^"""*"' ^'°^* ™^* ^^
de sodomie uit ™igingsgoil, en Paulus laat zich m Homeinen 1 en elders te'gen
1» De "bedenlcingen 1«
bSa^d^^f"''.^^'''' ï!'!" "■'' signatuur 102 G 27. Het werk moet na 1935 in deze biWlotheek
S^93 ™iTsï:at™!n1:ite"-'\° f '™^*^ °"*"'°^^ ^^'^ "^* ^'^" van de.e'SbUotheek
sf dlI^Tr? -f dSL;:rSs-L-^s%i^:trt-r---- -^ -^
^^BlW^i^^^^^ / B-^—f/ ^^S'd-?:;t des /
jy, 1 / L x-Lt.Lu.unbj / 1 .iinblikHIJAMj / Gedrukt voor den AUTÏlEim. 17^0
2 .™^' "" '' "°""*^^^™1<^^ * ' ^-^ . Het bevat [^5+^2 hllz."
dafmel' de' ^lultled^i^rn^t'^v^^» o^'f ""^J! '^<^^^^"' "^^^^ ^^^^ '-* -°™-k,
Tolgens JCW Is bedfS^'^rnoT^telLr dStSfrde'd •^hï^'d^"™"' '''
?;k^rLto-\;rst*o\s-- r -^^^
^?td-sir£ ??^' ^~= ^-rr s^-^ ^Sv-^^rti-s-^
rbe-i nr oS^t^^ifm:- :s::hï-Sdrhiï i^^aS/d-— Sn^^E-l
m^idïïig^:^ ?"n:^ï^sotmL^s::t;-oSi.ir^" "^' "' ""^" "°--'-*^
De arabische paginering vangt aan met een english tltle. JCW begint ts argumenteren dat
men zich in het algemeen aan liekend vermaak en beproefde wellust houdt? maar geeft men zich
hier eenmaal aan over, dan blijft men er bij* - P, 7/8 geeft hij een bewerking van een stuk
Seneca over kuisheid en vroomheid, P. 10 e^v, s er is geen zaak van meerder troost voor de
mensen dan het huwelijk^ vandaar dat God dat instelde en leerde "tot wat voor ejtnde hy Kulks
deetp in woorden die wel nadrukkelyk den bequamen en vrolyken ommegang tusschen den man en de
vrouw behelsden", V/el is het beter, als men niet meer van elkaar houdt, te scheiden dan
"hoerenwinkels te loepen doorkruyssen, op zyn buurmans bed te stappen [•„,], of in de verfoeie-
lyke en aan de natuur verschrikkelyke zonde te vallen, van schandjongens met zich herom te
veevoeren, onder de geblankette benaaming van lyfknegts, of byeenkomsten daar den duyvel presi-
deert te beleggen" (p, I5-I6). - Volgens de natuurkundigen is oorsaaks weerzin tegen vrouwen
of gebrek aan vrouwen, - De gebeurtenissen van Lot, Sodoma en Goraorra (p, 23-29), - De geografie
van die plaatsen in het latijn door een berucht graaf, door JCW hier vertaald (p. 29~34)<, -
Voorbeelden in de oudheids Alcides, Socrates, Plato e.d, (p, 34-57)» - Sindsdiens AngelLis Poli-
clanus (38), Muret (39-40), vele romeinen en fransen^ de jezuïten zijn er mee besmet, vooral
hun opleidingsscholen in Dimoges en Bordeaux (42-47)5 de periode onder Hendrik III in Frank-
rijk (50)5 gevallen die Sandvoort meemaakte (54-58),
Schrijvers over dit onderwerp worden voorwerp van aanslagen, zegt een -^n?iend tegen JCVJ, die
antwoordt (58)s "Ik gaf hem tot andwoort, dat een bekende Paap reeds had gevraagt aan een
Leysch porceleya- en bedverkooper. Of dien man noch leefde, die de Historie des Pausdoms had
opgestelt?"
De gebeurtenissen met een onderbisschop in een beruchte stad in Brabant in I706 (65-73)? JCHz/'s
bron is hier een augustijner monnik.
De fysionomie van een door wroeging verteerde sodomiet? hij is een overwonden uurwerk (74)?
'■hun spyt is gelyk als ink in water gestort, die de gansche fonteya verzwart en onbruykbaar
maed^it" (74)? "het licghaam zelfs is verleelykt, want die wroeging verdikt het bloed, en veraart
de huyd in een vaale lyfkoleur. Het oog eens Sodomiets is duyster, zyn tronie staat gestrekt,
het opslag is verbaast, en het geheel ondier schynt in een steen of stokbeelt hervormt" (75) =
Verder over alles wat de sodomiet aan spanning verteert, Religieuze gronden van verwerping^,
"Vort den Sodomiet niet snooder en dwaazer, als hy ter liefde van een leelyken jongen, die zo
blank is als den ongelketel eens kaerszemaakers, of van een begonstigden lyfknegt, die geoD
andere verdiensten heeft als dat hy op de wyze van een echo het voorgezegde herhaalt, zich
zelven uyt zyn gelukzaligheyt hort? (p, 88-89).
P, 90-98 een verhaal over een mastenbooms Sodomiet [_ Breda, wegens het nabijgelegen Masten-
bos?], een heer de R^ï , van grote middelen, die naar een kleine front ierplaat s verhuisde om
tenminste daar de eerste te kunnen zijn„ Hij had daar een buitenliuis met 4 tot 6 jongelingen
gehuurd terwijl zijn vrouw thuis bleef. Een zeker man die een Heremyts leven voerde op Oosten-
rijkse bodem [= JCW?] bezocht hem eens om hem te lomnen vermanen. De heer liet zich echter niet
beleren en verdedigde zich met Kor. 6sl3,
Besluits de overheid kan niet streng genoeg tegen het verschijnsel optreden, Sodomieten horen
in de hel in het gezelschap van Judas Iskariot, Herodes, Simon Magus, Nero, Heliogabalusp Pasi™
phaê, Tiberius (t/m IIO),
3. Bijzonderheden.
De op p, 54 voorkomende Sa.ndvoort wordt een "berucht Leeraar in de Godgeleertheyt" genoemd
en in de tskst "een man onder wiens opzigt, zegt den schryver van dit "Vertoog, ik de eerste
gronden van de Godgeleerdheyt, V/ysbegeerte , en Taalkunde heb bestudeert in myn eerste jeugd" „
Een bijbehorende noot zegts "N, Sandvoort, geboortig van Breda, die eerst Predikant op het V/oud,
een kleyn dorp in Delflant, en naderhajit tot Middelburg dat zelve ampt heeft bekleedt" „ Deze
röaa.kte te Saumur gevallen van sodomie bij monnikken mee.
Pagina 111 geefts
"PCEr-r'-I'T.
Op den .sesde van de toekomende maand van Augustus, deezes jaars 1750, zal het 2 deel van deeze
Godgeloerde, Zeedekundige en Historiesche Bedenl^ingen ["Pauli" is dus deel 1 van de boeken tegen
de naamloze zonde], te bekomen zyn by deszelfs Schryver Jakob Campo V/eyej^rngjio en by de overige
Boekverkoopers in de voornaamste Nederlandsche Steden? en dan zal hy van die stoffe afzien, om
zyn Leezers twee bedenlcingen te geeYen, het eerste over den Prediker, kapittel 2 vaers llo Ziet
ii^JLJf S:S_ad_jrde]^^ey^^ daer en was geen voordeel ond.er_de_zonne s
benevens geen onaangenaame omschryving over den Text van den lïfvangelist Lukas, kapittel 14»
vaers 20, Ende een ander ze yg Ik he bbe een wyf _ft^rouwtj ,_^^^ kan ik nie^^Jkogien" .
De twee laatste Bedenkingen worden genoemd onder Ter Horst XXIII| echter betreft het daar een
uitgave ilmsterdam 1734,
De laatste bladzij, 112 heeft trouwens nogs
"WiUÜlSCHOUV/ING,
Op primo August! , deezes Jaars I73O. kan 'er noch ingetekent worden in de 4 Traktaaten van
JAKOB CiiMPO i//EYEH^IAH, volgens de voorwaardens in de Berichten, die alom te bekomen zyn^ vermeit?
en die, doch tot een kleyn getal by hem zyn te bekom-en,"
25
4e De Bedenkingen 2,
^^^^ gg£gjg. ii^ ^e Kamper convoluut komt voors
GOLGELEEIÏÖE, / ZEEDMOJÏÏDIGE / EN / HISTORIESGHE BEDENiaNGENj, / Over den Text der /
SPREUKEN SALOMONS« / Ben godlooze heersohende over een arm / volk, is een "brullende leeuw
®£Lkö^=^ / die gins en \^e^"ïpöpt"rËërrï^nsch / gedrukt om het bloed eener^ïerê^"~7°iar^
toLJ£u y_l_vlieden, m en / onder s teünTtoi niet, / Kap. "28, Vaers 15 j 1?,"7 ^OOR / JAKOB C.V'-ÏPO
WËYEÏ?mN, /jl fleuro^ns]"7"T^STÊRMMr7''Gëdrukt voor den AUTHEÜEj lïjO,
Het ootavo-werkje heeft een wat merkwaardige collatieformules m\ A-D , tó) ^ E~G o Bat wil
zeggem na [VIIl] "blzs. volgt p. l-64j ve3?volgens opnieuw (arabisch) opnieuw 67-64 maar^
evenals bij de katernsignatuur j een asterisk evenens yóót de arbische paginering^ vervolgens
p. 65-111 (versoziode=[ll2])« Evenveel pagina's dus als in Bedenkingen^, afgezien van het
voorwerk. Wegens gebrek aan tijd heb ik niet lamnen onderzoeken of het merkwaardige B-katern
m.et het voorwerk tot één vorm hoort* Of is het misschien een cancel?
5" Ihho _u_d>
3K 2 begint in dit geval met een "Aan de Icristelyke jeugd", Salomons hoer verlokte n^l, de
dwaze jongeling? de verleiders van onze jeiigd gebruiken eveneens de listen van een loontrek-
kend kamerheer? voorbeeld van zo'n verleidend gesprek (3^2 - ^3^). Vlucht hiervan, Bat;',afse
jeugdJ Als in het voorgaande geval onderschrijft ook hier JCW volledig de opdracht,
Be arabische paginering vangt aan met een english title, Sodoma werd ondanks zijn lage
ligging niet verwoest door water, maar door vuur. Waarom? Omdat de lust des vleeschs als een
vuur is. Wacht u voor het glansrijk maar hels vuur van Sodoms brullende leeuwen en beren
(l-7)v - Be middelen die sodomieten toepassen ter verleiding (9-IO). - Be gruvrel van Sodom
vernietigt a,lle resterende goede eigenschappen? men kan b«v„ niet d^t zijn én tegelijk oen
goed rechtero Het komt vooral veel voor bij de z,g. christelijken die schijnheilige fari-
zeeën zijn»
Po 29 e,v, s de schrijver zelf maakte op zijn ©erste reis naar Londen in een gezelschap Tories
kennis met enl<:ele ierse en franse monnilcken. Zij verscholen zich overdag. Een van hen, pater
Paolo, was met een knecht gehuisvest bij een oude weduwe? maar 's nachts sliep die knecht
bij hemo Op zekere tijd k\ram JCW in het wijnhuis van de vijf klokken op de Strand (4), v;aar
hij algemene verv/arring bemerkten een van genoemde jonge ierse priesters had kennelijk de
dochter van zijn hospita verleid, Hotabene werd deze ier hierover door juist pater Paolo
aangevallen (p, 50), waaruit JCW indertijd, hem toen nog niet zo kennend, tot'Paolo's vroom-
heid besloot (een noot op p. 5I zegt dat die zaak inderdaad is voorgevallen). Speech van
Paolo tegen de vrouwen? wordt met enthousiasme tegengesproken door de jonge ier met behulp
van bijbel en klassieken (34-40),
Vele binnen- en buitenlandse priesters zijn 'homofiel'. Be schandjongens van Harsinga [?], en
Puna in Peru, worden nagevolgd "by onze Bataafsche Groeten, by onze aanzienlyke Koopluyden,,
naarstige Winkeliers, en andere mindere stervelingen" (42),
Een goed christen is juist matig en bedaard, heeft een gelijlanatig humeur en bewaart zijn
gemoedskalmte , Baarom bemint een oprechte ziel de deugd, hetgeen bij sodomieten niet het
geval is? toch kannen ook zij Gods genade verkrijgen. Historische voorbeelden van verzoening
met God, véér de dood.
Historische voorbeelden van deze monsters zijns Rothester, "die te gelyk een van Engelcnds
grootste Bichters, zo wel als een der grootste booswichten is geweest" (76)5 hij schreef zelf e
een blijspel Sodom over die gruwel? een gedeelte van dat treureyndent blyspel is te vinden
in "Gedichten op onderscheyde voorv/erpen, by den zeer eerwaardige Graaf van Rochester,
gedrukt tot Antwerpen" (77)o JCW vertaalt [l] een der minst schandelijke passag^es (78) s
Nor shall our Love-fits, Cloris be forgot,
V/hen each the v/el-lookd^ Linkboy strove't enjoy [l, = fakl^eldrager]
And the best kissj was the deciding lot,
Vftiether the boy usd you, or i the boy.
Ook zal geen oor 't verhaal van Venus luym verdrieten.
Toen ieder om het graagst den toortsknaap vrou genieten,
Bie met zyn piklicht ons, op 't donkerst van den nacht,
Naar onze woonplaats bragt?
En toen de beste kus het groot verschil moest deelen,
Of dat dien jongen uw, of ik dien knaap, moest streelen.
Na dit staaltje van JC¥-puns vervolgt hij met Hendrik III van Valois (79)? teksten van Jan
Baptist Rousseau hierover (82). Het vertoog Sodoms zonde_ en straffe over pausen (82), Alexan-
der Gordons (5) Lives of Pope Alexander _VI. _and_his so.n__G_aesar Jorgla, (85-84)| anderen over
deze figuren (84,86),
26
Volgt nog een algemene tirade tegen hot euvel, die p» 96 eindigto Op p, 87 een nieuw hoofds
Hechtsgeleerde_ Bedenkingen. / NMEDEN, / Behelsende eenige Rechtsgeleerde / iiANMERKINGEN /
O^er^dTitraf der 7 SO'dOMIETEN. /
Hetgeen de zwaarddood iDij de Romeinen hiervoor bespreek-fcj en nadien de verbranding. Overspel
en "bloedschande aijn eigenlijk minder "belangrijke zonden tegen de natuur^ daarom werden Lot
en zijn dochters pok niet met vuur bestraft. Een openbare doodstraf d,m.v, vuur is het aange-
wezen middel (lOj),
En op Po 106 volgt^ "Bewyl 'er nog eenige bladzyden overschieten" een beschrijving van
LOa?H'S ÏIÜYSTOOW,
verandert in een Zoutpilaar
dat volgens JCW een bewerking is van het latijnse gedicht van de graaf Emanuel Schats (IO6--
109)5, en dat m,i, wat merkwaardig aansluit in een boekje tegen sodomie s
"Een vrouw,, en spraakeloos? een vrouw, en stil te awygen?" (p» 10?)
6. Bijzonderheden*
P, 110 heeft als soort advertenties
"Op den 4, van de maand September deezes jaars 1730, zal 'er by den Schryver van dit vertoog^
een traktaat te bekomen zyn, getytelt. Godgeleerde, Zeedekundige, en Letterlievende Bedenkingen
over den Text van den Prediker, kapittel 2, vs. 11» giet het was al y delheyt [etc] [..o«]
Benevens een diergelyke Bedenking, aynde geen onaangenaame omschryving over den Text des
Evangelists Lukas. kapittel I4 vaers 20,- Ende^ een. a,nder zey [.,,]
Die beyde verklaaringen 'z.yn op^estelt by JAKOB OM'iPO V/EYERÏ-ïiVN, by wien noch eenige weynige
Exemjplaaren te bekomen zyn. van zyn Godgeleerde, Zedekiindige , en Historiesche Bedenl<:ingen over
den Text des Apostels Pauli aan de Romeynen, kapittel I, vaers 27. Als van 's gelyken eenige
Exomplaaren van den Yrolyken Tuchtheerp gedrtikt in dit jaar I75O, Benevens de voornaamste
beweegreaen en Omstandigheden van Moses, Marcus, tot het verlaaten des Joodschen Godsdiensts,
&Co by den voornoemden Autheuj?,"
7«' Bes lult a
Afgezien van de winst van allerlei kleinigheden (Sandvoort gewaardeerd als zijn leermeester?
een Londense episode | een opmerking over de Tuchtheer waarvan nog maar één advertentie bekend
was, etCo) lijkt mij het bibliografisch probleem van wat nu die boeken over de naamloze zonde
wel zijn hiermee opgelosta Beze twee horen bijeen (de zetspiegel van de titelpagina's is trou-
wens identiek? ook de gebruikte fleurons zijn dezelfde)*
'dragelijk lijkt mij nog wel of de telkens voorkomende andere twee traktaten ook nog in zekere
mate met de twee hier beschrevene in inhoudelijk verband zijn. Zeker schijnen zij te behoren
tot een reeks traktaten-iyjO* Op zich ook aJ een wat merlcv/aardige kv/estieg vanwaar deze
traktaat zucht? Voor de eerste twee is dat misschien wel duidelijks JCV/ kon alleen maar geld
slaan uit de 1730-hetze, en betoont zich hier een professional die daar gebruikt van ma^-skt,
ïfear de andere?
(1) ^'-^^" Het Boek 28 (1944-46) p, 24O
(2) R,B, Evenhuis. Ook dat was imisterdam IV, Baarn 1974j P« 51
(3) Zie beV, uit 1730 en 1751 Alle de Cgpyen van Inda^ingeng en het Vsrvol^? de jurii~af leverirg
I van het tijdschrift Holl^and Liit 1976, gewijd aan "Strafrecht en criminaliteit in de 13e
eeuw"
(4) "Bat wynhuis in de Strand, een voorstad van Londen, was op die tyd de vergaaderplaabs van
veele Torys"
(5) JCW vertaalde dat blijkens Ter Horst no XVII (editie Rotterdam I731), V/as deze kv/estie
soms de aanleiding daartoe?
MED^SELIHGEH VM DE STIGHTIHG JACOB CAKPO WETER^IM ("Het JCW") no 4 . juni 1978
Herengracht 550"536j i^msterdam
Erik de Blauw
ONTLEEDER ,o» ONTLEELINCt .o» ONTLEED
Op maandag 11 oktolDer 1725 "begon Jaco"b Campo Weijerman onder pseudoniem met de publicatie
van sijn weekblad Den Ontleeder der Gebreeken, aynde Een aangenaam Vertoo g over de
Opperheeraohen de Eeilen dezer Eeuwg benevens eenige ongemeene Yoorvallena aardige
Opmerkingen^ K offihuis-Rdenvo eringen, en Lief dens Verhand^ Er verschenen 52
nummers tot en met maandag 2 oktober 1724» Even daarna kwam bij Hendrik Bosch in Mster-
dam een titelpagina, titelplaat + uitlegging en een pagina met short-title uit om te
voegen voor deae 52 nummers» Blijkens de titelpagina van deel I van de Ontl eeder ver-
scheen dit alles in 1724» De pagina met short-title bevat de volgende teksts Den
Ontleeder der Gebreekenp Benevens de vier (reg;en-Ontleeders Door den Ontleeder der
Gebreekene Deze vier tijdschriftafleveringen verschenen om de veertien dagen van dins-
dag 11 januari 1724 tot en met dinsdag 22 februari I724» In 1726 kwam bij Hendrik Bosch
nog een tweede deel van de Ontleeder uit, bestaande uit 52 nuiomers verschen van maandag
16 oktober 1724 tot en met maandag 8 oktober 1725,
Uit de pagina met short-title voor het eerste deel blijkt dat de schrijver van de
Ontleeder en de schrijver van de Tegen-Ontleeders een en dezelfde is, namelijk Weijerman.
Hij heeft echter tijdens zijn proces dat leidde tot zijn gevangenschap tot driemaal toe
beweerd dat hij niets te maken had met Den On tleeder der Gebreeken ontleed, V/eijerman
noemde het een rampzalig voddeboekj, geschreven in het Engels door George Catlijn, M,Doj
vroonachtig in de Korsjessteeg te Amsterdam (zie hierover W»PaSautijn Kluit, Ja£oh__Ganr^
Vfeijerman sJL S^ov^nalS sto Ins Bijdragen voor Yaderlandsche geschiedenis en oudheid"
kunde, Nieuv/e Reeks 7e deel ( 18 72 ) p ,~Tb 5e. v '» )T Sajit i jn Kluit merkte wel enig verschil
tussen titels van Tg^n- Ontloeder en Ontleeder Ontleed, doch hij schreef dit toe aan het
feit dat V/eijerman uit zijn geheugen de titels had genoemd, Saxitijn Kluit, evenals andere
schrijvers over Weijerman (o,a, HaW. van der Meij in De Nederlandsche Spectator 1895?
I896) namen aan dat met beide titels steeds de vier tijdschriftafleveringen uit 1724
v/erd bedoeldo Oorzaal<: hiervan v/as ook de mededeling van Weijerman op pagina 120 in het
eerste deel van zijn Ontleeder der Gebreeken (dus al in 1724) over "De Ontleeding van
den Ontleeder der Gebreeken", terwijl hij zestien pagina's verder spreekt over "den
Tegen-Ontleeder", Op ^ond van de ontkenning van Weijerman en de gevens uit de artikelen
van Sautijn Kluit en Yan der Meij heb ik in een artikel over Weijermans bekende opponent
Hermanus van den Bxirg (in Do gJ-Jpent a t ieb 1 ad van de Werkgroep 18e eeuw) de vier tegenont-
leders toegeschreven aan Yan den Burg* Ik meen nu dat noch Van den Burg, noch Catlijn
de schrijver is geweest van de Te gen-Ont leeder s .
Ik ben tot een gewijzigde mening gekomen na ontdekking, aankoop en bestudering van een
tekst die ik onlangs in het buitenland aantrof. Het boekje, in fraai leer gebonden,
met op de rug de volgende tekst s V/eyerman Ontleder der Gebre [sic] Ontleed, telt na een
titelpagina en een Voorreden van 17 bladzijden (ongenxsmmerd) 270 pagina's, Aan het eind
(1 pagina ongenummerd) staat nog een Bericht, Ik neem hieronder de tekst van de titel-
pagina volledig overs
DE ONTLEEDER DER GEBEEEKEN ONTLEEDs OF AAM^RICINGEN OP DE iAAÏMERKELYKË AAKMERK:INGM,
Gemaakt door de Heer JAKOB CAMPO V/EYERjyKd)ï; Op een Boek genaamt, Gemeenzaame
t ' Zamenspraaken tusschen een Geneesheer en zyn Lyders in de Koorts, Scheurbuik, Steenp
Graveel, Vallende-Ziekte, en andere Zenuwachtige Gebreken, Vrysters-Ziekte, en Q;aalen
toevallig aan Kraamvrouweni als desgelyks in Venus-Qualen, enz, enz. En tot een Bewys
van de Deugden van de Medicynen daarin gere commandeert, heeft de Schryver van de gemelde
Zamenspraalcen, en van dit werk, order gegeeven aan Barent Das, zoo veel van de Middelen
voor de Koorts j Gratis 9 of Om^niejb, weg te geeven, als genoeg is om Honderdt Persoenen
te geneezen, welke die ziekte hebbeni op Conditie, dat de zulke die dezelve aanneemen,
zich verbinden zodanige duidelyke en gemakkelyke Onderrichtingen waarteneemen, die in
een Bladt Papier voorgestelt zyn| te bekomen by B»D a,s voornoemt. De prys is 2 Stuivers,
Mtsgaders een Uittreksel uit de Bisschop Burne t ' s Verhaal van de Tegnwoordige Staat der
Engelsche Geestelykheit, Opgedraagen aan de Koninginne Anna , 't Gantsche Werk is
28
doormengt met Godgeleerde,, ïïatu-urlcundige j gedekundige, Ernstige en Boertige Redeneeringen.
DOOR ' — M,I)» TJnusciuisque. ut legit ita J.ntelllgit [fleixcon] Gedrukt door Pieter
Muntendaiüj te ütrechti worden verkoxt "by B^Das, Boelo^erkooper te Ajnsterdam, en by de
Boekyerkoopers in de voornaamste Steden der Nederlanden» Gedrukt AoB, 1738»
Het "boek, geschreven door een medicus p bestaat uit vijf samenspraken gehouden tussen
een Heer en een Doctor (voer bezoeken van de heer aan de dokter en een bezoek van de
dokter a,an de heer). Het is blijkens de titel geschreven naar aanleiding van Weijermans
Natuurlomdige historiesche^ ernstige<, sche rtsende s en vxolyke aanmerkingen over de
G^raeenza^!ïïe_tj_aamen£prM
WeyeMna£2_Tot_^to£terdam__^^
de P2isteegj^_en__b;^^^e_verd^B^^boeto^^^
ITSsTTq^^» o.a, aanwesig in de KB, een op groot papier),
Even samenvattende een geneesheer schreef een boek met samenspral^en, hierop favant
V/eijermans boek Natuurkundige Aan merkingen -uit in 1738 ©^ daarop verscheen een boek
in samenspraken geschreven door een geneesheer getiteld De Ontlee der der Gebreeken
Ontleed , Dit laatste boek heeft Weijerman tijdens zijn proces voortdurend ontkend
geschreven te hebben, en van dit boek heeft hij gezegd dat het van de medicus Catlijn
wasj en het is ook dit boek dat allerlei schrijvers over Weijerman tot nu toe niet
bekend was.
Zoals al uit de titel van Dg_-0^1ggJ:gg _ Ji£gLff ^'"'^^Q^^,6i^ Ontleed blijkt is het geschreven
door een geneesheer en gaat het voor een deel over PJngelse zaken en voor een deel over
zaken betrekking hebbend op Weijermans aanmerkingen. Het blijkt dat j hoewel de titel-
pagina anders doet vermoeden,, slechts de voorrede en pagina 32 tot en met pagina 56
gericht zijn tegen en gaan over Weijerman, Blijkbaar had de naam Weijerman in 1738
flinke publiciteitswaarde, In de samenspraken is het voortdurend de heer die informatie
verstrekt over V/eijerman en is het de dokter die V/eijerman niet kent, en die na het
een en ander over hem gehoord te hebben van de heer, aanneemt dat Weijerman een onbe-
langrijk man isj die bovendien al dood is. De heer is echter vol lof over Weijerman
die hij een tovenaar met de pen noemt en die hij vergelijkt met Richard Steele,
Ik heb nog niet kunnen achterhalen of de heer en dokter fictieve personen zijn in
deze tekst, of dat ze werkelijk bestonden. De tekst geeft weinig aanleiding om aan
fictie te denken. Het vermoeden dat de dokter dezelfde is als Catlijn lijkt me dan ook
niet ongegrond» Daaruit zou dan wel volgen dat het boek niet door Catlijn geschreven
is, want de eerste regel van de eerste samenspraak geeft aan dat een 'ik' (ook de
schrijver van de voorrede) de samenspralcen van de heer en de dokter opgeschreven rieeft.
De vraag is dan weer wie de 'ik' dan wel is» Misschien toch Catlijn? Maar over deze
figuur is tot op heden geen enkele informatie gevonden, noch zijn er van hem teksten
(dis ook niet de samenspraken waar Weijerman op reageert) gevonden. Zou de schrijver
misschien toch Weijerma^n zijn? Hij v/as er best toe in staat.
Aangezien nog niet alle teksten die verband houden met het ontledingsprobleem rond
Weijerman zijn achterhaald en ook nog niet alle wel achterhaalde teksten die hiermee
samenhangen door mij geraadpleegd konden worden, ga ik voorlopig niet verder op de
door mij gevonden tekst in. Ik zal echter in een later artikel de ontledingsproblematiek
uitgebreid aan de orde stellen,
12-4^1978
Jan Vleugels
JCW IN HET BUITENLAND I
Tijdens een verblijf in Stockholm een bezoek gebracht aan de Kungliga Biblioteket
(Koninlclijke Bibliotheek). Niets van JCW gevonden. Nadere informatie leverde het volgen-
de ops
Zo er in Zweden iets van JCW is, dab biedt de biliotheek van Uppsala de meeste kans*
JCW OVER ZICHZELF ALS "KONSI^SCHXLDER"
Ir, -1729 verschijnen "bij de Weel* EcBoucquety HoScheLirleer, I'^Boucquet en J„ de Jongh
to ? G-Gravenhage drie delen van Le_3^x?ilërfe®.§£^i£^i^êSEJ:S^^
t,-n konstsciiildersscönc. Getuige het "voorbericht wil Vfeyerman met dit werk een heter
'-pZodHrr. op de'markt hrengen dan Arnoid Houbrakens "de groote Schouburgh der ïfederlandse
Konji-^'Schilders en KonstBchilderes;jen'' (^sl)^
Me:.'kv;aardigerv7ijs volgt rjas in I769 het vierde en laatste deel, nu hij Ah,, Blnssé en
Zcc-o, te Dordrecht. In dit laatste deel' duikt ook JC¥ alB kunstschilder opj waarmee we
diis in feite een st'nlv-ic a.u-':obiografiG in handen hebben,
Wa,arom dat grote tijdsverachil in de uitgave van deel 1 t/m 3 en deel 4? Le uitgever
van het laatste deel vpr-^icO.ai- in een kort voorvroords "veel moeite en kosten heeft het
■ons gebaart om het tot dus verre te brongen. ¥y 7.agen ons door wettige aankoop, ter
pnblicque Boelo^erkoping van den Overleden MoJSaillard [,o»] in 't bezit van We_3:ermans
r-iger L^.'"icig geschreve Copye gestelt'- ^3^2),,
Mattheus Gaillard^ eerzaam boekverkoper en dr-ukker te ' s-G-ravenhage en uitgever van
mo-erdere kunsthistorische b ^ "'-■'o::ken (o^ac het door JGV/ ge\^^raakte werk van ïïoubraken)
o^^er:^..eed in I7660 Hoe iaram dese Gaillard aan de JCVMiandschriften? Zeker is^ dat hij
-^ iT/i4 contacten mot Canj/O heeft gehad,> In die tijd immers gaf hij diens Vr^eu^dej^iuych
'■:.:i\. {zie %^edelin^ei^jl'^(; ^"^^^ ^:' P" ^)^ y±B't hij op basis van die contacten de
papieren van ¥3yerman"^orf los te krijgen? Of v;as de kopij gedurende een aantal jaren
^.■.j beai.t van de firma Boucg.'jet en heeft Gaillard ze van de eerste uitgevers overgenomen?
v;;.vïn:.ieer heeft dan die traasactj.e plaatsgehad?
Il' hot laatste gevel blijft de vraagt waarom zijn Boucquet ca» dan niet eerder
.^■e:■.■:^--^gaan tot het completeren van het werk? Kwamen er soms te veel aanstootgevende
opc.rkingen in voor? Kogeiijk^ gezien c-.--^ cpiLorking vooraf in deel 4s "Wy zagen ons
['„, ,] wol in 't boeit -/an K^jermans^ eigenliandig geschreve Gopye gesteltj maar daar door
ce^ in eene ncod^iokölyke omBt^digheidj, om verschelde geschreve bladen te verwerpen,
welke of aanstootelyk waaren^ of zaken bevatten die j?eeds door hem elders waren ge-
boekt- i^£ - ^:b),
■v;i-t:.noer Gaillard echte3? de papieren rechtstreeks van Vfëyerman Icreegp doet zich een
cnidsr, probleem vcox^ Vaarom kregen de uitgevers van do eerste drie delen de kopij nie''^?
\j.^- r^-.^ een confliot? Of heeft J0¥ zo j-S.ng gewerkt aan de stuldcen die aan het venrolg
->£ -> do le-venshosch:...iJ'viT?§en ün d'^el 1 vcorafgaanj, n^lo Aanmer'kin^^n__a^r_^het_j3^
e:-: hrb jjaiJVoe,^Lyko va,-\ de scrnj-derkcns': (p-. I-56) en Korte^l^^^enssohejts^r^konstsc^^
dersr'".-"-£le\chndov>3adem:lc^^^^ (p.-.> 37-92)?^Mogelijk, maar minder v/aarschijn-
Tijkr Aanne^ïeiilker^n^k het vervolg op de levensbeschrijvingen a'J.s
deï-e twee strlLkcn uit d'-i nalatenschap van Gaillard aanlcecht en eenvoudigweg al dit
".-><:] illderkonstig^ Trerk "'egeli.jkertijd heeft uitgegeven, hoewel het oorspronlcelijk
vjoillicht nj.et als een dergelijk geheel bedoeld was,,
vji-.jgasrde van de Biogeli.ikhcia ds.t Gaillard de handschriften van JC¥ zelf ontvingj onl>-^
m/.etj-i. we nog een raaL-;el<, Gaillard moot ze dan ± 20 jaar (jC¥ stierf 1747^ Gaillard
J.766) in bezit h.ebben gehad^ zonder er iets niee te doen» Als mogelijke oorzaak kan ik
vèoxjcpig niet.! anderrJ 3ignaler^n:i d^n het aanstoorgevendep dat j.k ook bij Boucq.uet e.a^
;i,oemdc en dat bij een eerzaam ui-bge^'-er als Gaillard heel goed een moeilijk pujit geifeost
kan -jijno
Dan nr. het item JC'¥ in deel A, Ook dat is niet geheel probleemloos* Hoe sterk is b=v„
bet a.l eerder genoemde ir:';xijpen van de uitgever in de oorsproiücelijke tekst geweest?
Hr -'-.waardig is ook dar. het stul; in twee delen uiteenvalt-,
Op p^ 409-46S vindt men een besohrijv.nngg getiteld? Jakob Campo ¥e_yeMg'Ilg afgezien van
'j^;n korte ilnleidin^ gc-steia in de derle persoon en in de trant van de beschrijvingen van
dï andere kunstschilders in het v/erk, Sen levensbeschrijving is het nauwelijks te noeraen,,
n.:.i..han!- er i,? geen sprake vaai. een volledigj chronologisch, rechtlijnig iets<» Het stuk
besrat weliswaar biografische gegevens, mn,ar deze worden veelvuldig afgewisseld met sma-
kelijke anecdotesc Aan heb slot volgt een opsomming van werken»
Op n,., 469'-A75 treft ■m-n ...ans EenJ_ge_^lee:.^ens_^bvsqnde_rheden van Jakob _Campo_ We :^em^i^
f-.jnstsob.'iir'.ei &C,. ^ gestold in do" eerste 'persoon en in wat men een typische JC¥~-stijl -z^ov
ÏJionen' noemenrc "..ifgaa^^^ op deze t/reede titel en na het anecdotische eerste stuk sou m.en
:-7anaen ver\>rachten einde.lijk een chronologisch overzicht te krijgen^ "Niets is minder
waar., Ka enkele zeer srioaiere gegevens rxit JGV/'S schildorsleven volgt een Londense epi-
■ -de en met de afloop daar-^;an eindigt tevens het vierde deel o
Vajiwaar deze indeling in twee sttücken? Gezien het aneodotische karakter van "beide zon het
tweede tdtstekend in het eerste gepast hehben. Is het hijeenplaatsen van de stiikken op
rekening te schrijven van Bluss^^ die ze los in de haltenschap van Gaillard aantrof?
Hee^ Veyerman heeft ook de tweede tekst bedoeld als behorend bij het geheel? hij sluit
het stiik immers af mets "dewyl ik my niet wil inlaaten in een langduurige oprekening
van alle die byzonderheeden te meer daar ik sóheep kom voor Autheur van de Leevensbe-
schryvingen der Nederlandsöhe Konstschilders èn Konstschil deressen 5 en niet Historie-
schxyver van myne byzondere leevensgevallen zal ik :het kort en goed maaken en dit Deel
besluiten" (p« 475)8 Heeft de uitgever dan geknoeid met het eerste stuk? Vreemd is in
ieder geval dat aan het eind daarvan een beschrijving van "zyn Leevensbyzonderhedert. van
zyn Jongelingschap tot aan zyn Grysheid" (pc 468) wordt aangekondigd, waarna men in het
tv/eede stuk kan lesens "noch minder zal ik den Leezer verdrietig vallen in hem te onder»
houden me'tl. eenige Kinderachtige passagien van myn eerste jeugd, volgens de loflyke ge-
woonte der Pransche Memorie Sciiryversu die doorgs^ans beginnen met de wieg, gelyk als den
Trap des OuderdomSj en met, het Kloosterleeven eindigen" (pc 4é9~470)« Of is dit alles
toch een Gampo-grap?
Kortom, open vragen genoeg rond deze tekst, In deze en volgende afleveringen van het
^M^J-^^SêEI^ISË; ^^-^ ^® tekst van dit autobiografische stuk [niet heer aanwezig ter 1IBA„
ïtedo j^'orden opgenomen (naar ex^ KB, sigrio 1555 B 36) s waarbij mogelijk als het speur-
werk daartoe aanleiding geeft, ook opheldering van hierboven gesignaleerde duistere zaleen
zal worden gegeven^
De tekst s
409] JiUCOB CAMPO WEYERT/[AN,
Geen onderwerp is zo uitheemschy waar in een i^transch Schryver niet een pligtpleeging
weet op te dringen aan zyn Yorsts Ook is geen stoffe zo maager^ waar in geen Gedenkschrift-
Scliryver van zyn hyzondere Leevensbedryven, niet iets komt tusschen in te lassen t'zyner
eerey roem en lof»
Wy verheffen en schatten eens anders uitmuntendheden, eerder uit een achting voor ons
"bysonder gevoelen, dan wegens derzelver waarde? en als wy voorwenden eens anders deugden
te pryzenj geschied zulks uit een slag van ter zyde op dat anderen ons zouden verheffeue
Dev?yl den Leezer nu genoegzaamlyk merkt, dat zulks my is bekent? denk ik geheel nyn ver-
mogen in te spannen, om door het veimyden van Charibdis niet te vervallen in Scyllai ook
vereischt een bestaan van die natuur een ervaaren Stuurmanschap, "Maar wie toch vergt,
P, wie parst, wie spoort u aan tot de beschr3rving van uw Konst- en Leevensbyzonderheden"^
V/ie vraagt de Nieuwsgierigheits dat zal ilc u ontvouwen, antwoort de Openhartigheit^
Een jaar drie ofte vier geleeden, heeft een bedurven Koopman in Schilderyen, zich opge-
worpen tot een Waagweeger van de meerdere ofte mindere verdiensten der Penseelheldeni en
een dommekrachts ondemeeming van die na-buur, stuit my tegens de borst* Wie weet of een
diergelyk Kladschilder met de pen, myn Konst- en Leevensbedryven niet zou bestryken met
doosjes zwartp in plaats van ultramaryn, na myn overlyden, bewust dat de overleedenen
410] niet byten. Dat nu geen dode Leeuw zich kon ver^'/eeren tegens een leevenden Dogj zou
ons Plinius konnen zeggen, des noods zynde, een Romein die geen minder Dieren-schilder is
geweest met de pen, als den laatstgemelde Haagenaar was met het penssel* Tot voorkoning
van die ramp, vat ik de pen op, en ik zal myn Konst- en Leevensbyzonderheden beschryven
na waarheit, gematigt door zedigheit^ en zonder meer tyd verlies die Venezoen-pastey
ontginnen»
J^ob__Cam;gio_We2;mman is gebooren te Breda, op de negende van de Oogstmaand, in het jaa,r
duizent zes hondert zeven-en-zeventig„ ïïy wiert tot de letteroeffeningen bestemt hj zyn
Ouders? en na de Fransche taal te hebben geleert, bestelt op de Latynsche Schooien te
Breda, hoe\föl reeds getreeden in zya vyftiende jaar^ Die Schooien doorliep hy in drie
jaaren, zynde doorgaans de letteroeffeningen van de laagste tot de hoogste School voor
een tyd van zes jaaren beperkt? doch deswegens is hy ruim zo veel dankbaarheit verschuldigt
aan de goede na-tuur, als aan zyn "byzondere vlyt, oordeel of geest.
Ik zeg, aan de goede natuur, alzo de verscheelende bequaamheden der menschen, welke wy
noemen Wysheit, ofte Voorzigtigheit, tot het bestier van Staats- of Landzaalcen, ofte van
een Ampteloos leeven, lynrecht groeijen uit da.t klein vernuft, het welk wy met ons "brengen
op de Waerelt? en derzelver gebrek in menschen, ontstaat uit eenig mangel in onze ont-
vangkenis ofte geboorte^ Alhoewel nu dien magel kan werden verbetert eenigermaate, by
toevallen van Opvoeding, Letteroeffening, Ommegang of Beezlgheit? echter vermag het niet
to gaan boven het bereik van zyn natuurlijk vermogen, zo min als het leeven kan gaan over
31
411] het 'bestemt tydbestek, langs de sterkte of de zwaldieit van de voortqueekende kracht,
Noch geen achtien jaaren oud ayndej, wiert hy aanbevoolen aan de leertucht van den Heer
Sandvoort, Predikant op het Woud, een klein Dorp gelegen in Delftland, Aldaar onderwees
hem die geleerde Man in de Hebreeuwsche en in de Grieksche taal, welke laatste inzonder-
heit hy zodanig "behartigde, dat hy den Griekschen Dichter Pindarus kon vertaalenj voor de
vuist» Daarenboven wiert hy onderwezen in de Wyshegeerte, in de "beginselen van de Godge-
leerdheit, in de Wis- en Starrekunde, als desgelyks in de Grieksche en Eomeinsdhe geschig-
ten.
Niettegenstaande hy zich naarstiglyk hevlytigde in aHe die gemelde letteroeffeningenj
echter dreef de Tekenkonst boven, het voorensgezegt graan van vernuft, dat hy als uit de
geboorte met zich had ter waerelt gebragt. Tot voortzetting van die lust, wandelde hy
tvjeemaal 's weeks na Delft, en bediende zich aldaar van het onderwys eens Schilders genaamt
a?homas van der Wilt, een tamelyk goed Historie- en Konterfytzelsohilder? doch noch beter
Tekenaar als Schilder,
Alzo den mensch eerder zyn belangen verzaakt, als ayn smaak, voel ik trek den Leezer een
zeldzame bejegening te verhaalen tot vervrolyking van dit onderwerp» Den voorensgemelde
Leevens- en Konstbeschryver der Schilders veroordeelt in zyn Schets, ofte Voorwaarden van
Inschryving, welke Boekdeelen zullen werden gedrukt in partibus infideli^um^ alle onderne-
mingen van die natuiir» Hy wil de Leevensbedryven der vrolyke Konst schilders schoeijen op
den styl der Ifertelaars-schriften, gegrondvest op kruissen en raderss en in navolging van
412] Reynaart den Vosch , scheld hy de druiven voor zuure vruchten, dewyl zyn looinheit hem
verhindert die versnapering te kennen bereiken.
Omtrent een half jaar voor Jacob Gampo Weyerman. zich vertrok uit dat Dorp, om zyn Letter
oeffeningen te gaan voltooi jen op de Hoogeschoolen tot Utrecht, stont hy te praaten met den
Predikant voor de Poort van zyn huis. Een Watermolenaar en zyn Vrouw, welke hadden gehoort
dat den Dominé een goed vrient was van den Heer Putman, Dykgraaf van Delfland, Icwamen hem
verzoeken^ van een goed woord te willen doen by dien Dykgraaf, om te mogen werden verplaatst
op een andere Watermolen, Den Predikant vroeg wat hem bewoog te willen schiften van Molen?
waa,r op den Molenaar antwoorde, om dat het zo vreeslyk tot zynent spookte, dat zy hot niet
langer konden harden, Hy voegde 'er by, dat als wanneer hy des avonds eens buiten de deur
trat om na den wind te kyken, het spook hem by wylen een gons gaf, dat hy overhoop tuimel-
de, gevolglyk noch liever wilde gaan bedelen, als aldaar langer te maaien. De Vrouw ont-
bloote daar op haar armen, en een gedeelte van haaren boezem, welke ligchaams deelen blont
en blciauw genepen waaren?- en 's mans gezegde wiert bekrachtigt langs dat bewys,
Den Leezer gelieve te weeten, dat die V/atermolen leelyk was berucht, dewyl de voorige
Molenaarin, een Oud Wyf haar zelven had verdronken^ gevolglyk dat zy zo wel spookte in
Delfland, als den Quelduivel van Mascon den beest plagt te spoelen in Vranlï:ryk, Wejeri^n
viel hartiglyk aan te lacghen over dat spook relaas, waar over den Predikant zich ergerde,
zynde hy een Anti-bekkeriaan, en het scheelde luttel of zou hem met den schendnaam van
415] Vrygeest hebben vereert. Tot voorkoming van dat onweer, vroeg Cam^o ^^^ Molenaar, of
hy zich noch onthield op dien Watermolen? zyn bescheid was neen? waar op hy wiert verzegt,
van hem den sleutel te willen geven van dat spokent Waterkasteel, alzo hy aldaar eenige
nachten den Sjjerwer zou gaan bewa-ken? welk verzoek wiert ingewilligt, waar na den Molenaar
en zyn Vrouw vertroklcen, Den Heer Sandvoort ziende dat het hem ernst was, zei, dat hy zyn
mede Student zou mee nemen, op dat derzelver wedervaaren grooter geloof mogt hebben by de
Doeren, zynde het getuigschrift van twee persoenen meer aanneemelyk in rechten.
Zo gezegt, zo verricht, zy verreisden met hun beiden na dien betoverden Watermolen, zo
luchthartiglyk als twee dooiende Ridders, gespitst tot het ontginnen van een gevaarlyke
avontuur. Tusschen vallen en opstaan kwaaien zy aldaar te belanden, tegens het daalen van
den nacht, en namen fluks bezit van die plaats. Uit eenige aldaar overgebleeven turf wiert
een ^/uur aangelegt, en een paar kaarsen ontstoken langs de tusschenkomst van tondeldoos en
een bosje zwavelstokken. Een paar hoopen van die zelve brandbaare stoffe verstrekten hen
tot stoelen? waar na zy malkanderen een praatje verleenden tegens den schrik der eenzaamheit,
l^isschen twaalf en een uur hoorden zy een slurvent gedruis, waar op Weyerman fluJis het oog
sloeg naar de openstaande deur van het vertrek, en een gedaante zag naderen met langzaaine
schreeden. Die figuur scheen hem toe als een persoon omhangen m,et een beddelaken, en indien
hy min voorbaarig waare geweest, zou hy gewislyk dat verheelt Spook hebben bezichtigt meer
van haby. Doch hy g^eep fluks den Degen in de rechter en een brandende kaars in de linker-
hand, om een proef te neemen of dat Spook ook was gehart tegens de punt van een spitse
414] kling. Den Boldergeest ziende dat den Student op hem los schoot, vertrok zich achielyk
achterwaards, om zich te bergen langs den haazesprong der bloodaards, gezegt een tydige
vlugt. Maar die vlugt waare het Spook mislukt, indien Weyerman niet eerst had gestruikeld,
en vervolgens gevallen, ook wiert syn kaars uitgedooft in dien val. Nochtans hy verrees
schielyk, greep de tweede brandende kaars, vervolgde op nieuws het Spook, doch ley zyn
32
h"i "^GB 0^ een yl r_3S"'>-,
Ben Spookbaniier stoof dan te rug na de kexiken, en bevont dat zyn Medemaldcer was overnoop
gebuitelt van 2,ynen turfsetel (juist op die wyze tuimelt een stervende Leeuwerik van ayn
verheeven zoodje) en als noch ley te spartelen in die demoedige gestaltOj gelyk als oen
op 't gypen leggende Kikvorsch* Weyerman rechte dien tot stervens toe onthutzelden Bloet-
"faeuling opj vertrooste hem na syn vermogen, en sprak hem een hart in 't lyf| maar te ver-
geefs. "Laat ons toch na het woud keeren^ myn vrient'% krochte en steende ayn Medemakker
9 S
me
t een zwakke stem, of wy syn beiden lyveloosj want het is geen rein spel in deeze
9 3
3 S
9 !
9 9
j s Moeien, Nooit zullen de Scheltóze Boeren my verwytenj dat ik het Molenzeil streek voor
,, een gewè,ant Spook; " antw-" orde hém 0^22. °'^ ^^^ fieren toon, gèvöl^lyk zal ik alhier post
5 5 houden tot "de komst des hloozênden dageraats"» Den ander had niet veel zin dat besluit?
doch overheert moet lyden, Laagsch daar aan vertrok dat gespan Avanturiers na het Woud, om
aan den verlangenden Ecedikant verslag te doen van dien togt,
JgJ SPA-Ggj^ p. .yeyexmaji deet een beknopt verhaal van zyn wedervaaren aan de Heer Sandvoortp
4l3y ondërwyi dat ayn Spitsgenootp dien hy alvoorens had gesleept na het huis van zyn Oom
by wien hy was gehuisvest, lei te worstelen met een wakkere koorts*. Den Predikant scheen
eenigzins ontstelt op het hoeren van dat relaas, en was raogelyk bedacht om een Az'gument
te vormen uit dat geval tegens Balthazar Lekker^ toen zyn Leerling hem uit dien droom redde
met deeze woorden.
Dit geval vervat niets boven natuurlyksj om deeze vermoedelyke gissingen» Ik ge].oof aat
dees of geene Boer toelegt om aldaar Molenaar te worden, en uit dien hoofde den rol
speelt van een Boldergeest. Den verloopen Bedienaar van die Molen^ en zyn ¥yf ^rerden
geslaagen en genepen buitens deurSj en in het duister, zonder den Persoon te zien die
zulks verricht, ook schynt het een paar bloode menschen. Nu is myn gevoelen, dat dien
eigen Snoeshaan, die al dat spel maakt, zich op den voorleeden nacht heeft verstout om
ons te vemestelen, en zich ten dien einde met een beddelaken vermomt, misschien dat hy
dacht het geen werk te zullen zyn, om een paar Dorpsstudenten te doen verkassen, met de
knyf in de vuist» Maar zich ziende bedroegen in zyn meeningj heeft hy zich bedient van
V, myn val, en is langs het zoldervenster ontsnapt. Ook schynt my zulks te meer waarschyn-
,5 lyk, dewyl ik verhaaste stappen heb gehoort, en namaals het venster open gevonden"^
Den Predikant viel over in het gevoelen van zyn Leerling, dien hy vroeg, of hy noch wel een
tweeden nagt wilde overbrengen in dien Molen. Waar op den ander antwoorde van ja, en den
Dominé zei, hem te zullen, verzeilen in stee van zyn, kxanken Medemaat^ Ook gingen zy der^
waards, op den helderen dag^ doorzogten den Molen naauwkeuriglyk? slooten daar op het
416] zoldervenster en de deur^ bleven opzitten tot den dageraat? en vertrokken zonder iets
te hcVbben gehoort of gezien, dat na eenig Spook geleek,
Vyf of zes dagen dacr na, vernachte Weyerman in die Molen voor de derdemaal, vergezelschapt
met den Zoon van den Predikant van Schipluy, ^en met Meester Fols den Chirurgyn van dat D^rp,
zonder het minste Spook te vernoemen. Korts daar op v/iert een oolyke Beksnyder begiftigt
met dien Molen, het welk het vermoeden vermeerderde j dat die baaijevanger al dat spel had
bestooken,
Dew-yl ons papiere tafereel min is opgespannen voor een relaas van Letteroeffeningen, als wel,
tot Konstverhaalen, zal ik onzen Konstschilder niet verzeilen op de Hoogeschoolen tot
Utrecht, niettegenstaande hy zich aldaar heeft bevestigt in den Godsdienst, in de Genees-
kitnde, in de Taaien, en in meer andere loflyke Studiën behoorende tot de goede letteren»
Den Leezer genoege zich te weeten, dat hy de Schilderkonst van Bloemen, Pruiten, Dieren«
Vogels, en kruipende Diertjes, genoegzaam leerde zonder onderwys? want alhoewel hy eenigen
tyd schilderde onder het opzigt van Siinon Hardimé, vermag hy te zeggen, dat het leeven zyn
ivonst meer heeft bevoordeelt, als wel deszelfs lessen.
Op het jaar duizent zeven hondert en negen stak Jgk o^^C ampo Weyerman over na Londen, alwaar
hy zich eenige tyd heeft onthouden. In die Hoofdstad van Engeland schilderde hy veele ^p^oote
stukken, in den beginne, en in het vervolg kleine Kabinetstukken, welke Konsttafereelen
noch werden gevonden in de Paleizen van Lords, en in de Huizen van voornaame Koopluiden,>
Onder meer konststuMcen, ver9ierde hy twee tamelyk groote Spiegels met Bloemen, l"^iiten en
417] Vlindertjes, voor Anna Stuart, Koninginne van Groot Brittan je, ter waarde van. twee
duizend vier Honderd Guldens. Dat paar Konstspiegels wierd ten Hove gehaalt op een staatelyk:-
v/yze, verzelt by den Konstenaar, die zich verbeelde een Afgezant te ayn by die gelegentheid^
om^ aan Haaxe Majesteit van Groot Brittanje de geschenken aan te bieden van zyn Moogendheid.
Die Spiegels aanbood hy in Persoon aan de Koningin, welke genadiglyk wierden aanvaart,
hooglyk gepreezen by die B:inses, en den Konstenaar genoot zyn betaaling in tyd en wylen.
Hier ter stee zal den Schryver van deeze Bladen, de Konst schilders een voorschrift neêr^
stellen, op wat wyze zy zich zullen hebben te gedragen omtrent wanbetaalende Groeten, tot
het erlangen van de verschuldigde kontanten wegens geleverde Konstschilderyeno
Jakob Cajnpo Weyerman had op een tyd twee kabinetstiiklcen geschildert voor den Hartog van
^ 3E Si , een Lord al emmers zo berucht vjegens een prompte Wanbetaaling, als vermaart door
zyn groote geest, dapperheid, zachtmoedigheid, en andere Adelyke hoedanigheden, Hy stelde
33
die stukken in handen van een Kruyer, om deaélve te draaien ió-t aan het Paleis van dien
Hartogs en verbelde die in Persoon, Gevalliglyk ontmoete hy den Heer Peters "by den weg^
een Konstschilder en %jn boezem vrient, die hem vroeg, werwaards die tafereelen wierden
gevoert. Zo dra was den naam des Kartogs niet genoemtj of den Goedeman sloeg de handen in
malkaar en schreeuwde in zyn Antwerps axtent "bai God, C amp o 9 jeerste liever in het woter^
j,, dan zeide noch woorze blaiven, want dyen Hartog betoolt Vrienden noch vaianden"* C^ijjo
zei hem stemmiglyk, dat den kloot eens zynde uitgeschooten den schieter zich behoort te
4I8J getroosten aan een linksche of rechtsche kans«
Bat paar stukken wiert overgegeeven aan een gespan lakeyen^ en gebragt in de slaapkamer
des Hartogs, onderwyl den ongeduurige Konstschilder na den uytslag stont te wachten. met
een pynlyk hart, ten laatste kwam *er een volgdienaar> die hem zachtjes inluysterde, dat
Milord Duke ten hoogste scheen voldaan over de Schilderyen en hem eerstdaagsch de behoor-
lyke betaaling zou. bezorgen. Dat was gezegt dat de betaaling zou geschieden in het onbekent
Zuydlantj doch dat die luchtstreekt alvoorens moest werden ontdekte Op dat bescheid stak
den Konstenaar de Hand in de beurs en schonk dien lakey een Engelsche halve kroon zynde
een Daalder van onze Munt, met verzoek, dat hy den Kamer dienaar wilde Boodschappen hoe den
Schilder ernstiglyk verzogt om den Hartog te moogen opwachten voor een oogenblik» Den
ÏCaamerdienaar die gemeenzaamlyk was bekent met Campo 9 voldoet aan dat verzoek, wa.ar na hem
wierd gelast van in *s Hertogs slaapvertrek te komen,.
5j Milord Buke, sprak den BloemsGhilder;, na den Hertog beleefdelyk te hebben Goemorgen
j,, gewenschtj het is my leed dat uw Genade zo veel haast heeft gemaakt met dat paar Kabi-
j5 netstuklcen het geen my heeft verhindert van 'er noch een zeker iets by te voegen dat 'er
jj aan ontbreekt". Kaar dat spel wiert gestuits Den ÏÏoofsche struis stoof niet af op die
qualsterbyenj en zeer zelden werden oude Vogels verschalkt langs boekwyte doppen, Den Hertog
antwoordej te zyn vergenoegt met die Konststukken en gevolglyk zouden die verblyven in
statu__guo, Den Konstschilder hield voet by stekj al hoewel hy had gemist in dien eersten
4T9Jscheutj alzo hem v/as bekentj dat Batavia niet is te bezeilen met een enkelt ty, maar
de vaart meermaal moet werden hervat j voor men den hoek van de Kaap kan te bovenl<:omeno Hy
spande derhalven een ander web op het getouw zyns geests, en vroeg aan Milord Dukoj of het
hem \'ry stont een vry woord te moogen spreeken. Dit verzoek zynde begenadigt met een fiat
begon hy al voorens te meesmuylen en vervolgens te spreeken,
3P Milord Duke, sprak hy, het leeven eens Konstschilders is onderhevig aan noch meerder
jj beurt verwisselingen, als alle Nasos gestalts verwisselingenj heden is hy zo vry en bly
j',_ als oeh'klinnende leeuwerk;- en morgen zo bedroeft en oversnoeft als een Ger-maansche
,5' Baron, die uit de Kolveniers Doelen werd overgevoert na de Stadhuys gyzelingg ook ben ili
,, noch meer beducht voor dat laatste lot, als ooit sint dunstans duivel schrikte ^ :)oy: den
,, wyv/aters bak. Althans is myn woonplaats gebloqueert by een heir van schuldeyschersp een
3, vee zo onverbiddelyk als het noodlot, by aldien nu dien muytenden troep niet wert ver-
,5, zoent door de tusschenkomst van eenige Guinees, zal ik werden geleid van Duinkerken ten
,, Haaring uyt het Strand na (" ) Ludgate ofte na de Fleet",. den Hartog meesmuilde een poos,
en zey vervolgens, dat hy een vertoog moest Koopen over de zuynigheit, en die redenvoering
bestudeeren by dag en by nacht, "mxb niets heeft om te bespaaren Milord, beleyd de atiynig-
p, heit vruchteloosj weerspralc den vrolyke Konstschilder, ten welken eynde myn winst ii?
j, vieren wert verdeelt, Sen gedeelte is bestemt voor rayne tafel en kleedy, het tweede
420] ,5 geschikt tot een onthaal der britsche juffers^ en het overige gedeelte wert ver-"
,5 smolten in het schouwburg, {" ) Merrimans teerlingen, en de Kcansche speelkaai't met een
p, woord, ik volg de levenswyze van een volmaakt Britsch Edelman" o
Den Hartog viel hartiglyk te lagchen over dat partaadgie traktaat, en zei vervolgens in
die vrolyke luim tegens zyn Kamerdienaar, "George zegt tegens den Sekretaris dat hy Mr«
3, Go mpo betaale zonder eenig uitstel, alzo deszelfs Britsche levenswyze geen borg kan
3 9 veelen".
Langs die quinkslag bekwam den Schilder zyn betaaling? doch of juist de Schuldeisschers
uit die kontanten wierden betaalt, kennen wy den Leeaer niet toezeggen,
Niettegenstaande die Britsche levenswyze, omarmde onze Konstschilder korts daa^rna de her-
vorming van zeden, en hy waai'e waarschynlyk gelukkig geweest, indien hy daar in had blyven
volharden, Hy was die hervorming verschuldigt aan zyn vyanden, welke quanten op alle hoeken
en markten onophoudelyk bazuinden, dat hy dat handje nooit zou uithouden? te meer, devjjl
hy een douzyn uuren zat te drinken in een Wynhuis, tegens een uur dat hy zyn konst behar-
tigde in het schildervertrek, In den beginne stoorde hy zich grootelyks over die aarmierkingen
ao strydende tegens zyn geneigdheden? en hy bediende zich by ^■/ylen van dogen en stok om dat
( ') Twee civile Gevangenissen in Londen,
(' ) Merriman, den bevoorrechte Teerlingmaaker in Londen,
34
gebas te sussen?, doch te Tergeers. Eindelyk "begon hy te redenkavelen, en hy ondervontj dat
een tnan van verstant de schimp eens vyants kan verbeteren tot zyn byaonder nut? als hy
voorbeelto
421 ] Dan hedreeven Geneesheer pikt somtyds een voortreffelyk tegengift uit de schadelykste
Plentgev/assen, tot heeling veeier quaalen. De doornstruikenj alhoewel steekelig en onhandel-
baaa?j echter in een heining gestookenj wert daar door het tamgedierte verhindert van uit
te spatten ingevaaren.. Op die' wyae^ of vel een vyant in het geheel onaangenaam is aan de
menrjchelykiieitj eöhter vermag hy te werden hervormt in een heilzaamen Mithridaat by een
oplettent Man^ en als dan verstrekt hy tot een wacht op onse bedryven, ora niet teverdwaa-
len br.iten het bestek der bescheidenheito
=sMenschen leeven is benodigt, ofte om getrouwe vrienden, ofte om gestrenge. vyanden? en
veelvyds overkomt ons meer heil langs onae vermoede vyanden, als by onss waare vrienden* .
Want daar een vrient veeltyds gemeene awakheden over 't hoofd ziet, en uit achtingj ooglui-
king., bloedverwantschap^ ofte eigenbaat^ ons op den tuil houd met zyde woorden, gedraagt
ziel:., een vyant gantsch verschilliglyk. Een vyant grypt na ieder dwaaling, en werpt zich op
xot een bespieder van alle onze bedryven, waar langs wy als by een dwingelant weiden om-
heint met het paalwerk van deugd en voorzichtigheit, en indien wy komen te spatten buiten
dcr.ielver omtrek, jaagt zyn geesselroe ons ylings in den cirkel der beschöidenheit^ Een
vjran-l.: verstrekt aan den zot een blaasbalk van gramschap, maar is aan den wysgeer een Schöol-
moG3tor der deugien<,
Wy hennen werden bedroegen by onze vrienden, en wy konnen ons zelven bedriegen. Maar geon
■v:f3z.c kan trouwloos zyn ofte ons om den tuin leiden. Die Quant is ons al te bekent om hem
te vertrouwen, V/y beschouwen dien vyandelyke IJlis op een zekere tusschenwydte, buiten het
i^^kj bereik van. ons den ring des bedrogs te konnen boeren door de neus, en in die gestalte
j...-rom te voeren^ als oen danssende Beers zo dat indien een vrient al eens meer behaagt, een
■vvan,t zal ons meerder bevoordeelen»
De'-^e en diergelyke zeedekundige betrachtingen, wierden eerst bevat by de beschouwende
ksmasj en vervolgens in 't werk gestelt by onzen Konstenaar^ Hy vermyde alle gezelschappen
zorgvriilüiglyk, Hy schilderde naarstiglyk, Hy hervormde zya keuken en kleerkamer zniniglyk,
Itj'n l:j overv/on een goubeurs binnen 't Jaar,
B.-;:isklaps bekroop hem de reislust om geheel Engelant te gaan bezichtigen, ten welken einde
hy oen te gelyk schoon en sterk paard kogt, bequaaia om zyn persoon te draagen, benevens een
valies, ■roorzien met een betaamelyk kleed, lynwaat, en andere toebehoortens. Die speelreis
duurde een geheel jaar, een van de aangenaamste jaaren zyns leevens, te meer dewyl hem niets
Ijnkg bejeegende, en zyn taalkunde^ geletterdheit, en welleevendlieit, hem den ingang gaaven
by alJ.G geleerde en konstlievende maiineno Ik vermag den Leezer geen uitgestrekte beschryving
,jo -.-Ifs geen schets ter neer te stellen, betreffende veele zeldzaaiiiheden by hem gezien
^edaurende die kax-avane, uit hoofde van ons beknopt bestek. Ik zal dan maar zeggen ter loops
dat sjn goudbeurs ebde met der tyd? dat hy vervolgens zyn paard in de zak stak? en toen zyn
re.Lo vervorderde j somtyds op wagens, en by wylen op zyn eigen hoeven.
Op oen zeekere ochtendstond besloot hy te, verreizen na het Bath, een klein Steedje, niet
ni.i oüiaamt als Aken v/egens deszelfs heelzaame wateren^ Den wandelende Konstschilder ver-
4-...\i volgde zyn reis in de grootste gerustheit des waerelts, zo dewyl hy den weg derwaards
had opgestelt met de potlootspen, als om dat een geldeloos Reiziger zich niet bekoiijmert met
eoni.ge gevaaren. llj heeft meermaals verhaalt, dat, zynde een liefhebber van gelykenissen,
hy alle de bouwallige voorvrerpen, zo vaji huizen als van dorre boomen, vergeleek by zyn
u:..tgeteerde goudbeurs, gevictualieert met het oneven, dat echter het drietal niet kon
"^;;.-!,tmaakeno
Na vyf ofte zes Engelsche mylen te hebben afgelegt, zag hy een groote Diergaarde leggen aan
de reonterhand, en alzo de poort openstont, trat hy 'er in, begeleid door zyn goed gestarnt,
Hy ^£tpansseerde ontrent een uur in dat park, toen hy een klein Kasteel zag leggen aan de
rech-cerhand, alwaar hy aanschelde om den weg nader te vragen, dog de hofpoort was en bleef
ge ï5 .1.0 o tc-n o Hy vervolgde dan zyn weg lynrecht, en zag een heerlyk Kasteel opdagen korts daar
aa:o.,_ en op die noordstar richte hy zyn koers. Langs een grooten boog kwam hy op het plein
van het Kasteel, en zag een verhoeven puy, waarop eenige Heeren stonden waar onder een uit-
mxmcQ boven alle de anderen, zo door zyn ryzige ligchaaxns gestalte, als door de Ridderorde
des Xoussebands? en vlak voor die Puy stont een Koets bespannen met zes Izabelkoleurde
Paa.'irdenc
Don Konstschilder groete die Heeren in 't voorbygaan met een grootsche zwier, en wiert her-
groe'... alzo hy noch rykelyk was genoptj, niet tegenstaande het verval van zyn beurs, Idy nam
zy.i. weg langs een tweden boog van dat plein, en belande aan een klein Dorp, alwaar hy in een
ilorborg trat om zich te vervarsschen« Maar pas zynde gezeeten, trat 'er een Lakei in zyn
ve.jtrek, die hem vroeg uit den naam van den Hartog van B ^ ^ ^, wie hy was, en werwaards hy
424j syn reis had geschikt? Het antwoort was^ dat wanneer hy de eere mogt hebben van zyn
35
Co, c-fe o-:j t: v;r'.ch-';Gi3^: die cT±belc!e vrr,cQ' als ^.an zou wcrdr;n opgclont,
Eea moïïieht daar op keerde den Lakei te rug, en verzegt den Konstenaar, van te willen komen
"by den Hartog op het Plein» Reeds was die Lord Duke in de Koets gestapt, weshalve den Schil-
der het Portael naderde , en die gedaane vraag oploste met dit kort "bescheid, ''Milord Dui^ie,
5 5 ik ben een.Konstschilder hj "beroep, en wel een der voornaamste in Groot Brittanjes doch
;g werwaards ik gaa, is my als noch onbekent? ik taal na de Fortuin, en den Hemel gaave dat
3j ik dezelve mogt ontmoeten aan uw Hof".
Dit bescheid beviel den Hartog zo wel, dat hy ayn Opperhofmeester deet komen aan de Koets,
en hem beval dien Heer een kamer aan te wyaon, en plaats te geven aan de tafel van de. Edel-
lieden, benevens een knegt tot zyn dienst j
Aan dat Hof hield hy zich een geruime tyd op, en indien zyn wispeltuircige inborst hem niet
had de weelde wars gemaakt, waare hy waarschynlyk aldaar voor altoos gebleeven»
Uit die schielyke gestaltverwisseling van een te voet wandelent Konstenaar, in een te pa,ard
rydent Hovelingp blykt oogschynelyk en handtastelyk het vermogen van de Portuin^ Ik zeg
derhalve, dat de Lukgodes vele rampen en feilen verhelpt in den Mensch, onherstelbaar by het
oordeel en de reden.
De Mensch behoorde zich te gedraagen met zyn Portuin, gelyk als met zyn gezondheit? die te
genieten wanneer se goed is? geduldiglyk te verdargen wanneer ze quaad is? en zich nooit te
bedienen veui wanhopende middelen, dan by wanhopende gelegendheden»
425] Jakob Gampo VJeyerman zei dan het Hof van den Hartog vaar wel, en vertrok na het Bath,
alwaar hy alles verloor in eene nacht, wat hy overgewonnen en bespaart had geduurende tien
ofte twaalf maanden. Daar op verliet hy die heilzame wateren, om te zien of hy de kranlite
van zyn Beurs kon herstellen te Bristol, en het geene hem was gevrybuit by de Speelk£i,art, te
herwinnen door het konstpenseel. Ook ontmoete hy in die beroemde Zeestad geen klein getal
konstlievenden, welke zyn Persoon en konst ontfingen met opene'. armen. Onder veele andere
tafereelen schilderde hy aldaar voor een Kommissaris van de Koninginne Anna vier konststulc-^
ken, welke t'zedert zyn verzonden na Londen. Noch een groot stuk gestoffeert met allerhande
v/ilt, levensgroote , voor een schatryk Land-Edelrnan, op wiens Lusthuis, of liever Paleis
wegens deszelfs heerlyk gesticht, hy zich somtyds weeken en maanden ging verlustigen met de
jagt, visschery, en kontrydanssen,
Onderwyl dat hy zich onthield in Bristol, speelde een voornaam Koopman die Treurrol met zyn
leven, waar ons de nieuws tyd ingen zo veele voorbeelden jaax'lyks van geven. Ik zal den Leezer
dat jammerstuk mede deelen, tot een be\^/ys hoe schielyk een Engelsman overhelt tot het bedryf
van een ohfierstelbaare euveldaad, als wanneer hem de zwarte gal komt te overylen,
Tegens het aangaan van de Bristolsche Kermis, draaide hy een zyner Flesvrienden op 't steven,
een v/elgegoed en welgelooft Koopman, die zyn aanspraak poogde te ontglippen, Den Man was
verbleekt en vervallen, t'zedert den tyd van drie dagen, waarin hy hem niet had gezien, ook
bemerkte den Schilder uit zyn woorden, dat een doodelyke droefgeestigheit hem geheelyk had
426] bezeeten» Hy vroeg hem na de oorzaak van die schielyke verandering^ waar op den Koopman
hem zei, dat hy tegens de Kermis eenige Rekeningen van belang moest betaalen, aan zyn Schuld-
eisschers, maar de diepte van die Sommen niet kon opzeilen in zyn kas. Hy deet 'er toe,, dat
hy vry meer, dan die Rekeningen bedroegen, had in te vorderen^ maar dat zyn Schuldenaars hem
betaalden in slaldcen munt, Den Konstschilder raade hem van het geene hem ontbrak op te zoeken
in de beurzen zyner vrienden, zynde zyn krediet zo goed als de Londensche Bank, Den Koopman
weder andwoorde, dat hy zulks vruchteloos had beproeft, dewyl zuchten noch betuigingen, vei--
Biogende waaren de porfiersteene gemoederen te kneden der Bristolsche Handelaars, onderwyl dat
de sterkste sloten h-unner yzere geldlcisten openstoven langs de lonken van een beschilderde
Toneelpagadeto "Ja wel myn lieve Plesgenoot, spralc den vrolyke Konstenaar, dan moet gy u
5, werpen 'busschen de armen van den tyd, en gedenken, dat alle waereldsche zaaken, zo schiolyk
pp vloeien als zy ebben. Veeleer zal ik my smakken tusschen de yskoude bouten des doods,
.j^ weecsprak den wanhopende Brit, als het naaste middel tot vernietiging van myn smart, en
5, het beginael van myn rust",
Den Konstschilder al ommers 20 bedreven in Zeedekunde, als Euklides in de Wiskiinde, verzogt
dien Koopman ernstiglyk, van een enkelt gespan drielingsflessen m^et hem te willen ontkurken
in de Valk, by welke gelegendlieit liy hem een kort Sermoen zou geeven over den tyd des doods.
Dat verzoek zynde ingewilligt, spansseerden zy na dat Wynhuiss vorderden het vertrek van de
Roos? dronken de eerste fles leeg staansvoets^ proefden de tweede, beide om de aandacht te
427] scherpen des aanhoorders, en de stem te verklaaren des spreekers? waar na G^;go zyn
aanspraak ontgon op dezen trant,
,p Niets is meer vervalscht, niets meer bedrieglyk, als de verachting des doods. Ik zeg, die
^, verachting voorgewend by de Heidenen uit de natuixclyke reden en standvastigheit, zonder de
hoop op een beter leeven. Groot is het verschil tusschen te Sterven met snorkery en met
opzetp en tusschen de verachting des Doods, Het eerste is veelvoudig, maar het tweede
nooit wezendlyk noch oprecht? en echter hebben de Wysgeeren H:emel en Aarde bewogen op dat
onderwerp, om den Mensch te overreden dat 'er geen quaad is vervat in de Dood? en min
3 ï
ï 9
! 9
3é
,, aannierkelykerMaimenj, zo wel als Helden, hebben ons veele uitmuntende Voorbeelden versorgc
, 5 tot bekrachtiging van dat gevoelen.
,, Mettemin trek ik in twyfel of ooit eenig nadenlcent Mensch zulks stemde? Ja wat mear isj
,5 de moeite welke zy namen om anderen en hen aelven te overtuigen^ betoont duidelyk, dat
j5 'er niets zo ongemaklyk was als een onderneming van die Ha tuur o Den Mensch vermag reden
3, te hebben tegens de begeerte om langer te leven, maar heeft nooit eene dringreden tot
,j de verachting des Doods. Zelfs die geenen, welke geweldige handen hebben gelegt op hen-
j, zelvenj beschouwden nooit dat bedryf als een onaanmerkelyke zaak, maar eisden daar
5j tegens, en verschooven het meermaals voor zy bestendig waren in dat besluit.
p , De ongelykheid van moed, zo aanmerkelyk in een byster groot getal van Menscheng is
SS alleenlyk gegrond op den verscheiden indruk des Doods, die kragtiger werkt op hun ver-
,, beelding, by zommige geleegentheden, als wel op andere tyden» Daar zy het veeltyds vrezen^
428] ,, na 'er nader kennis mede te hebben gemaakt. Indien den Mensch ontzegt zich zelven
te willen overtuigen, dat.de Dood niet is het grootste aller quaden, behoort hy dat Spook
niet te zien in het aangezigt, noch alle deszelfs verschrikkelyke omstandigheden te over--
wegen. De i-^yste en de stoutste Mannen, bedienen zich van de glimpigste en eerlykste voor-
,, wendzels, om het hoofd af te wenden van die Vorst der verschrikkingen. Een iegelyk, die
,, innerlyk is bekend met de Doodj bevind het te zyn een vervaarlyk Voorwerp, De standva.s-
, , tigheid der Wysgeeren, was niet anders als de noodzakelykheid van het Sterven; zy dachten
,j wanneer 'er geen hulpmiddel op was om dien dans te ontspringen, zulks moest geschieden
,5 bevalliglyk. Als ook, dewyl zy buiten staat waren eeuwiglyk te konnen leven, wilden zy
, 9 niets nalaten tot het vereeuwigen hunner namen»
,p Maar laat ons de zaak eens beschouwen langs den gladsten ka^t, laten wy ons vergenoegen
j i, met niet alles te zeggen wat wy denken, en meer verhoopen van een gelukkige vaststeiling,-
,, als alle de zwakke redeneeringen, welke ons verschalken, dat wy de Dood konnen naderen
,, zonder de geringste aandoening des Gemoeds, De glorie van, treffelyk te Sterven, de hoop
5, van te werden bejanimert na wy zyn verscheiden, de begeerten van een goeden naam na te
,, laten, de verzekering van te zullen zyn vrygestelt uit de elenden van het tegenwoordig
j, Leven, en van niet langer af te hangen van een wispeltuurige en eigenzinnige Fortuin?
429] 5, zyn hulpmiddelen die niet geheel te verwerpen zyn. Doch zy baten niets meer om ons
,, een hart onder den riem te steken, als een slegte Heg in een gevecht den moed der So]'-i=i+'^^
5, versterkt in het optrelcken tegens den Vyand, die Vuur geeft | het schynt een goede schuil-
,, pla.ats op een tusschenwydte, maar een schraale beschutting van naby beschouwt. Te
,j vergeefs vleit zich den Mensch, dat de Dood het zelve zal zyn van naby, als hy zich
,5 verheelt van verre; en dat zyn redeneeringen, innerlyk de zwakheid zelve, zo hard van
5, aardt zullen zyn om proef te houden, en niet te buigen voor het gestrengste aller beproe-
5, vingen. Daar en boven betoont het, dat wy na^ar luttel zyn bekend met de eigen Liefde.
5 p als wy ons verbeelden, dat die ons zal van eenig nut zyn omtrent het staaren op dat ding
,, als een kleinigheid, het welk onvermydelyk deszelfs ondergang moet veroorzaken; en de
, , reden, waar van wy zo veele onderstanden verwachten, is dan te zwak om ons te overreeden
, , omtrent de waarheid van geene wy wenschen*
,, Ja, myn dierbaare VriendJ zelfs de reden verraad ons gemeenlyk by deze gelegentheid, en
,, in stee van ons aan te moedigen tot een verachting des Doods, geeft zy ons een meer
,, levendige vertooning van deszelfs verschrikkingen en yslykheido Alles wat zy kan doen ten
3, onzen behoeve, is alleenlyk onze hoofden te wenden na een andere kant, en onze gedachten
, , en oogen te hechten op andere voorwerpen, Kato en Drutus verkozen Adelyke voorwerpen.
Doch alhoewel de voorwerpen Adelyk ofte OnMelyk zyn, echter strekt dat alles tot geen
verschooning aan de Zelf-moord, de vervloekste en verfoeilykste aller Zonden, als dewelke
430] ,, in een ogenblik het Deeld Gods verbreekt, en de onschatbaare Ziel godlooslyk over--
,, geeft tusschen de klauwen des Duivels",
De vertwyfelde Koopman verzuchte hartiglyk over dat welmeenend vertoog, en betuigde aan den
Konstschilder van niets te zullen ondernemen tegen zyn Leven, Op die verzekering omarmde
Campo hem tederlyk^ ontgon een vrolyk diskoers; en bleef met hem zitten praaten tot twaalf
uuren in den nacht. Maar, helaasi als den Duivel van wanhoop eens heeft post gevat in een
vergalde Ziel tot vertwyfeling, valt het al immers zo moeilyk hem te verbannen, als de vast-
gev/ortelde Broederschap van Lojola's Sociëteit. Des Ochtends vroeg wierd dien Koopman
gevonden in een Veld buiten Bristol, waar hy zig zelven had door den kop geschooten met een
Pistool, en wierd noch op dien eigen avond, begraven.
Om ons nu niet te verwyderen van onzen ongestadigen Konstschilder, gelieve den Lezer te
weten, dat hy Bristol verliet, en vertrok naar Oxford, een der vermaardste Hoogeschoolen ^'■^.r^
Groot-Brittan je. Aldaar Studeerde hy vlytiglyk in de Geneeskunde, voornemens om vervolgens
die Praktyk op te zetten, Eskulaap ter eere, en Bint Lukas tot spyt. Vooral benaarstigde hy
de Ontleed" en Kxuidkunde, te meer, dewyl zeker Hoogleeraar in de Medecyne, van zyn kennis,
zich maar alleenlyk bediende van Kruiden, Olie van Dlyven, en gebra^ade Appelen, en echter
zyn Koets hield op die groene Praktyk, Hy bekreunde zich ook luttel aan de voorschriften der
9 ?
i 9
37
Güneeslieeren, alzo de ervaxendheid hem raeeönaals had aarigetoont, dat het gros der Doktooren
h*an Recrges schryven zonder de minste voor-iï of nagedachten. Daar in gelyk aan een beroemd
Apotheekery die, als 'er deze ofte geene Lyders eenige Geneesmiddelen verzogten voor hiinne
431] KranktenSj een hoed vol Voorschriften, hy verstandige Geneesmeesters opgestelt, omhut-
seldej en dan een Briefje beval te treldcen, met deze welmeenende wensch, "den Hemel geeve
,,, U gGlukr'»
Maar deze studie bleef weer in het geb3:oken steken; en hy verrysde naar York, een Stad
voorzien van acht- en*- twintig zo Kerken als Kapellen, en de Hoofdstad van het Haxtogdom van
dien ÏFaam. Echter troonde hem dat getal der Bedeplaatsen min derwaards, als wel het nieuw
Gebouw Van den Graaf van Carlile, een van de schoonste Paleizen van Engeland, Hy bood zyn
Penseel aan by dien Graaf, en wierd aanstonds aanvaart, te meer, alzo hy Milord een Kabinet-
stuk liet zien, het laatste dat hy had geschildert tot Oxfort, Voor dien Milord schilderde
hy Yjf groote Bloem- en Fruitstukken, waar van het grootste noch staat voor een Schoorsteen
in. de Eetzaal van dat Paleis* Daar en boven Penseelde hy eenige Kabinetstuklcen, als ook
ï.ommige Gediertens, zo Vogels als viervoetige Dieren, alle welke Tafereelen rykelyk wierden
betaalt*
Kier vorens is gezegt ter loops, dat Jakob C amp^ JVfeyeman was een Liefhebber van de Jagt,
sn nu zullen wy *er een klein geval toe doen, hem toen ter tyd bejegent, van inhoud als
volgt o
ïJüby het vorens gemelt Paleis, Howard Castle genaamt, stont een groote Berg, beplant met
Bcn.'^ebomen, 20 hoog als Ceders, en bevolkt met duizende Eekhoorntjes van allerhande kolexir.
Op -^en tyd dat hy wederkeerde van de Jagt, passeerde hy over dien Berg, en zag by het
sohynsel van de Maan een Dier zitten loeren tusschen de takken van een Beukeboom, Eluks
ïïlo:.'£: hy de Snaphaan aan de kop, en gaf vuur, waar op dat Dier van boven neer tuimelde,
.T.,^^j Y^^^^rminkt aan den achterste poot. Maar hy had zyn prooi wel getroffen, doch niet verwon-
ron-, Dat Beest schoot den Jaager toe op zyn beurt, scheurde hem een lok uit de parulk, en
ve:?scheide lappen uit zyn kleed, hoe zeer hy zich ook verdedigde met de kolf van zyn vuur-
rc' ,;.::, Ook stont dat twee gevegt vry hachgelyk, toen hy dat Dier zulk een hartigen knip gaf
ö-f'::. het bleef leggen, waar op hy het eenige steeken gaf met zyn hartvanger, Den Graaf van
G^-rl.ile stont by geval voor de hofpoort van zyn Kasteel, en vroeg den Schilder na zyn
vu,-^i-%sta Hy toonde dat Dier aan Milord, die het zo dra niet had gezien van naby, of hy
schreeuwde j "Daannel Meester Cam^, gy hebt veel gewaagt, want zulk een Beest is in staat om
o:, den stoutsten Man van Engelant den hals te broeken^ het is een Wilde Boschkat"i
t\'3edert heeft onze Schilder de weerga gezien van dien Britschen ïyger, in den Tour van
Lculöng zo fel in zyn soort als een Leeuw, en meer dan eens 20 groot als een Kater, van het
,'^LOotste zoort,
!■':;:'-. Gampo verliet Jorkshire, en zakte weer af na Londen; kreeg aldaar de poppen in 't
hoofd? en besloot een togt te doen naar Konstantinopelen. Hy scheepte zich in ten dien einde
in een Vaartuig, genaamt de Jakoba Galey, wiens koers was gericht op Livorno, Nevens vier
E.ngelsche Hoeren, betaalde hy tien Guinées voor zyn Passaadgie, waar voor hy had zyn Trans-
port., de Tafel van den Kapitein, en twee drielings flessen Gravesche Wyn, daagsch, benevens
Pa:ichp Tabakj en zo voorts.
Die Reis was vermakelyk in alle deelen, zo wegens het goed gezelschap van die Heeren, welke
:::ich in 't byzonder rykelyk hadden gevictualiseert met Bourgonje Wyn, Kanarisek en Versnape-
433] ringen, als ten opzigte van gewenschte Winden, Zy belanden te Livorno, zo vrolyk als
krekels, en namen hun optrek by een Fransche Kastelein, voor onzen Konstschilder ter quaader
ivM:er Een Bende van Eransche Chevaliers d' Industrie , een Karavane die herom zwerf de op den
dagül/kschen tuissel van vervalschte teerlingen en overspeelige speelkaarten, klampten de
cöjozonnen C^po aan boort<, I^ die Pransch sprak: als een Papegaai, was met dat gezelschap
vermaakt, Onderscheide flessen Italiaansche \Jjn. wierden opgesnapt voor het avondmaal, waa-rna
hy ]T!.et die Eransche Kavaliers, en zyn Engelsche ïïeisbroeders, ging aan tafel zitten, met
een halve snor. Na het avondmaal betrokken de Engelsche Heeren hun nachtrust, maar hy die
een vogel was zonder vaak bleef overzitten met 2yn Eransch Gezelschap, waarlyk onder een
xvïj-ipf.poedig gestamt,
Tvree Eranschen begonnen te Piketten, een Spel waar op onze Schilder al emmers zo zeer was
verzot-, als een Bengaalsche Aap graagt na een Spinnekop, Zy speelden quansuys om een halve
V'~n3tiaansche Dukaat, honderd uit, en dat was geen zaak, Hy bemerkte dat zy geen overvliegers
^raaron in dat Spel, dewyl hy de kaart bekeek aan weerkanten. Een van die Quanten, een Scher-
mi-a-.cel^ zo hol geoogt en zo ingevallen van kaken, als den geest van een vermoorden Koning in
e^n Venetiaansch Treurspel, vroeg den Konstenaar, of hy lust had een half dozyn spellen te
Piketten? en die vraag wiert getopt. Het begin was om een halve Dulcaat het Spel, vervelens
CM een heele Dukaat^ toen om een Pistool, twee, drie, vier en meer; in 't kort binnen het
verloop van drie uuren was zyn goudbeurs een'lyk,
'_ continuatur]
38
jACOB
MEDEDELINGEN VAN DE STICHTING JACOB CAMPO WIIYEEMAN ("Het JCW"
Herengracht 330-336, Amsterdam
Nol Sanders ^
EEN NAÏVS WEYEEMAN [ll]o
Onlangs kreeg ik een' werkje in handen van de hand van Lode Baekelmans, geti-
teld "de Blauw Schuyte" uitgegeven -in Antw.erpen bij "De Sikkel" en in Sant-
poort bij "CoAoMees en niet gedateel'do Daar ik 'benieuwd was naar de combinatie
Baekelmans en De Blauwe Schuyt sloeg ik het öpén èn zag tot mijn verbazing ■ '
dat het een toneelstuk betrof over Jacob Campo Weyérman» Na de mededeling
van AoJaHanou. in Het JeCoWo no» 3, mei '1978, po 19-21 heb ik de tekst in de ; '
afleveringen van Groot Nederland vergeleken met die' van het boekje» Het blijkt
dat men voor de tijdschriftafleveringen en het boekje hetzelfde -zetsel heeft ■■
gebruikt» Voor zover nodig is nieuwe paginering toegevoegd. Nieuw, is' het ■
omslag, de franse titel en de titelpagina „ Titelpagina en omslag zijn aan
elkaar gelijk* , . 76«06pOS, ' .
Adèle Nieuweboer
JCW BIJ DE VERENIGING MET DE. LANGE NAAM o
De Vereenigingter bevordering van de "belangen des Boekhandels te Amsterdam,
Nieuwe Prinsengracht" 55-63, heeft in haar bibliotheek de volgende wer-ke-n van
Jacob Campo Weyerman:
Den A msterdamschen Hermes , Synde een historisch, poëetisch, en Satyrisch
verhaal van de zotheden der voorby zynde, der tegenwoordige, en der toekomende
Eeuw; benevens eenige liefdehs gevallen, staatkundige Coffihuis opmerkingen,
en Courant-perioden, [» o o], Tè 'Amsterdam, Gedrukt voor den Auteur, en.'zyn te
bekomen by Hendrik Bosch, Boekverkooper over 't Meisjes Weeshuis, 1722-1723o
a dlno 4 „ Dl« I VIII+^l6 Pp.; dl„ 2 VIII+4l6 po [titelprent ontbreekt]
Den Echo des Weerelds , door Jakob. Campo Weyerman; . Ernstig en Vermaakelyk, In
Onrym en in Rymv [voöj Te Am-sterdam, Gedrukt 'voor den Auteur, en . zyn te beko-
men by Hendrik Bosch, Boekverkooper over 't Meysjes Weeshuys, I726.-I727» 2 dln.
^ o- Dl„ 1 VIII+^16 p.; dlo 2 VIII+416 p.
Het oog in ' t zeil , in vijftig geestige vertoogen, door Jacob Campo :Weyerman<,.
Geschreeven, geduurende zijne detentie op, de voorpo'orte van. den Hove van .
Hollands Naar deszelfs eigen -Handschrift gedrukt [vignet] Te Leyden., bij C^.
van Hoogeveen, jun. en C^Heyligerto MDCCLXXX« VI + 400 p., ' .'■
39
[Vervolg van de autobiografie in IConstsohilders IV, zie no. 4]
De. FTanschen welke.. rooken dat 'er géén koren meer schuylde in Egipte, 'blpesen- iden-
aftogty ■ en'litè'n den geldeloozeh [454] Caiapo 'zitten in een maiyken' achterover hellenden
letmingstoela
In die peinzende gestalte bleef hy zitten tot de komst van de saffraankoleurde Auroorp
en in die zelve gestalte wiert hem hy T^jae eerlyke Engelsche Reisgenoten den goeden
Morgen toegewenscht. Maar
Wie om geen Nacht te Bedde ging^
Hoeft 's Morgens om geen Dag te ryzen.
Zong eertyds Hiaybert Kornelisz. Poot, den Dichter van Ahtswoudj. en aldus was 't met ■
onzen- Schilder gestelt#' Ily was en bleef gesetenj zonder .die vriendelyke Morgehgroet te
beantwoorden met zyne gewoone;. beleefdheid. Eindelyk vroeg een van die Jfeeren.,' "tïr", CaiopOj
9j zyt gy ICrank?.B'eenj Mjra Heeri was zyn antwoord^ maar. ik heb van den Nacht geleerd hoe
,j een Man te moede is, d.ie een Veneetsche Dukaat moet ontleenen aan. een Vriend, voor hy
,, den Waard durft aanspreken omzyn Ontbyti.Daar op verhaalde hy zyn.^linlïis wedervarenj
welk- relaas by de Engelschen wierd verzelt met deze zegenwénscha" "Dam the i'rehchrascalsj
,, Pox the French Dogei" De medelydende Britten deeden Ven 'BokaaïVol, lekkere gau_de
Barbadey genoegzaam het einde van dQ- laatste, -medegebragte ICelderfles, binnen, "ötaan,- waar
uit hy zulk. een lot, trok, dat- een.-.Doove maklyk die Schel had .hooren klinkenjt- na" een^ ■
tweede trek, ^ . --":..■■
Die ïïeeren, welke rykelyk waren voorzien van Kontanten en Kredietbrieven, booden den
Konstenaar hun Tafel en Vrygeley aan, indien hy htm wilde verzeilen na Hemen, Napels,
Venetien, en meer andere Italiaansche Steden, Hy bedankte him vriendelyk, en zei [435]
te zyn gezint van weder te keeren na Londen, met het eerste Schip derwaards bestemto -Ook
voegde hy 'er by, van noch in staat te zyn om de te rug Reis. te konnèn bekostigen uit-
zyn overgebleven Ilorlogie en Degen Zyn edelmoedige Reisbroeders geen kans zienden hem te
overreden, drongen hem twintig Guinées op met kracht en gewelt, niet deze byvoegingj dat
hy die Voddery kon betalen, of niet betalen, na zyn..welgevallen, = aan den Bankier Mr» Ring,
woonachtig in de Lombaardstraat te Londen, . ■
Dat het Geld Moed maakt, bleek in onzen Schilder, die fluks een besluit nam om die
Pransche.-.web.des bedrogs te ontspannen - met : den Degen in.de Vuist, Ten. dien einde deet.hy
den Scheïmsen.'.Kastelein boven komen, aan viien hy vroeg, of die Franschë "Kanaille's by der
hand v/aren?.,.Die Guit ■an:bwoorde stemmiglyk, dat zy, al vroegtyds waren Verreist na Civita
Vecchia, en niet v/ist of zy ooit zouden wederkomen. Uit dat bescheid merkten de Eng-elsche
Ileeren en _ onze Konstschilder, dat den Kastelein heulde. met die Beurze snyders, weshalve sy
hem de rekening 'deden opmaken, en zich vertrokken in- een Italiaansch Logement,
ife een verblyf van drie weeken in die vermaarde Koopstad, scheepte üampo op nieuws in
een Vaartuig op Londen, en belande aldaar zonder eenig ongeluk. te ontmoeten op zyn te
rugreis, I-Iy wiert langs zyn konst' .bekent by den Ridder Godgfried' Knëller , waaflyk'een'
groot Konterf ytselschilderg maar -zo grondgxerig te zelver tyd, dat hy duchte van de twee
eindens van zyn Servet niet te zullen kennen vaststrikken op het einde van 't Jaar, Een
groot getaJ Konterfytzels geschildert by ]üieller, Robinson, Kloosterman, en andere [4^6]
Konstschilders, stoffeerde hy met., Bloemen, i^uiten,- Oranjebomen, Vogels, ■ Dieren, ïïeul-
pl anten" en diergelyke Gieraden, . welke zo werden gezien geschraapt -in Zwarte "Konst,
Insgelyks Schilderde hy verschelde Kamerstukken voor Milord Dover, een Heer toen ter tyd
bejaart, en weleer een Galant van de overschone Hartogin van Klee:fland,. een -der. Hoof d*^
Sultaninnen van Karel den Twede, Koning van Grootbrittanje,
In het hartje van zyn bezigheden kreeg hy op nieuws de Reislust in den Bol, Hy zei, dat
de altoos vlietende Beeken heilzamer krachten hebben, als de stilstaande Poelen en
Meeren, Nu scheen hy gezint een togt te ondernemen te land, zeggende, dat een Zeereiziger
gelyk is aan den Prediker van Ninivé, die wel een groten weg spoede ter Zee, doch niets
van belang hoorde noch zag, zynde besloten in den bulk van een Visch»
Ingevolge van dat besluit, stak hy over van Londen op Ostende? voer met de Trekschuit op
Brugg-e in Vlaanderen? zette zich in de Barge op Gent? en van daar op den Postwagen na
Biu.3sel, Zonder zich op te houden in die gemelde plaatsen, zo hevig was zyn zucht na
ParySe Maar in stee van den Postwagen te neemen op Parys, vertrok hy met de Barge van
Br-ussel op Antwerpen, en van daar met den Postwagen op Breda, van waar hy belande tot
j'imsterdam aan het Y, geldig, vrolyk, frisch en bly. Alhoewel nu de ondervinding den
Konstschilder had geleert, dat het niet minder gevaarlyk is te logeeren in een Eransche
Herberg, als het is te woonen te Konstantinopolen in het hevigste van de pest nam hy
echter zyn optrek in een Gaskons logement, ïfear alhoewel hy aldaar verschelde ïf^ansche
^0
Bpoke zag "bolderen met de gekoleturde Speelkaarten j en- gemerkte Doodsteendersj narj hy
echter geen deel in deraelver [437] Torlies noola^wirisU, Gelukkig waare die vóóraigtigheit
hem altoos ■bygebleven,
In stee van het Konstpenseel op te vatten in die V/aereldstadj gezegent met Konstlievenden
en met Kontanten, kogt hy een Paard op een stel en sprong. Ku lei' Duitschland "by hem aan
de beurt, en hy besloot ayn reis te nemen na IKnseldorp,.' en van daar op Keulen, vervolgens
lynregt te trekken op Rt?PJikfoort door het Westerwalt,.ïïet scheint dat den Reisgrage Carnpo
WeyeiTQan geen Driekoningen Paspoort had genomen te Keulen, welke ïïeilige Reisbriefjes zo
onfeilbaar zyn tegens allerhande Reisgevaren, gelyk als de cedeltjes vaii Sinte Apollonia
onfeilbaar zyn tegens alle verouderde Kies» of Tandpynen.
Den Lêezer gelieve alhier zyn aandacht te verleenen aan de navolgende Treucreisj nochtans
m.e;t een vrolyke omschryvinge opgeheldert, om daar langs de leeslust op den tuil te houden.
Op een Idasteluine Ochtendstönd, dat is, het Regende en de Zon scheen, genaamt Kermis in
de Hel, vertrok hy uit Dasseldorp na Keulen^ Hu v/as 'er een Verdrag gemaakt tusschen
Vrankryk en den Keiirvorst van de Palts, dat 'er geene' ICrygstroepén van weerskanten den
Ryn zouden passeerens maar onze wufte Konstschilder scheen op zulks niet eens bedacht, ja
-zelfs had hy zich niet gewapent met een Pas, "in Oorlogstyden de hoogste voorzorg eens
-Reizigers, Onderwege trof hy een Boer aan, en vroeg dien Kinkel ha den naaste weg op
Keulen, Die Guit antwoorde, dat hy zich moest 'doeh- overzetten aan den anderen kant van den
lïyn, en dien raad wiert opgevolgt, verzelt door- een Mnks^ geluk,
■ Reeds zag Jakob Campo^ Weyerman de-. Toorenspitsen van' dié Heilige. Stad opreizen, en hy
smaakte zo hem [458] "dach't^y"vervroeging den ' 'Honinger Bleikert, toen zyn-Vreugdewyn
onveraiens verzuurde in Edik van verdriet, Hy verviel in het afryden'van 'een holle weg,
in handen van een Pransche Party, welke Snoeshaaneh hem ylings de tromp van een overgehaalt
Snaphaan op de borst stelden, en hem zo schielyk van zyn ros tilden, ■ dat' geen Dorpswaards
zo ras een Tinnenpot kon hebben onthaakt van 2yn Kannebort. Den Bevelhebber beval aanstonds
den bodem te polsen van zyn Binnebeurs, waar uit het groen netje vol Goudvinken zynde
geligt, en hem ter hand gestelt, keek hy wars af vaji die klucht. Geen a?roep ï^ansche Kamer-
diens.ars, alhoewel voor de handigste bekent in dat beroep, zouden binnen zulk een kort
bestek geen Heer de Broek uittrekken, als den Konstschilder geheelyk wiert- ontkleed, die
zich bevont als in een ogenblik welgedost, en naakt. Den Partizan, die tót dus ■verre had
door de vinger gezienp speelde toen voor Samaritaah, en beval dat men hemaou geven een
Kamisool, een Broek, Koussen en Schoenen, benevens een Muts? van een Rok of Lynwaat wiert
niet eens gerept. Het ongeluk wilde, dat de Eigenaars van zyn Meubilen kleine Krengen
waren, zo dat het Kamisool hem pas reilcte tot den broekband, ■ en de Broek halverwege de
deyen kv/aiü? met de- Koussen was het niet veel beter gestelt? maar de Schoenen v/aren tamelyk,
en, de Mats- sloot hem om het Hooft als- een, Tulbant op een. Gans. ' '
Korts daar- na vielen 'er noch twee Arme Voerluiden in die knip, tot zyn geluk. Ik zeg
tot zyn geluk, want den Partlsan beval aan den langste, om zyn Kamisool en Broek te ver-
2?uilen met den Konstenaar, en toen was:: hy iets beter gesnaart, Tegens het vallen van den
nacht brak dat Heir op, waars-chyhlyli; , om het Wint er quar tier [439] te gaan betrekken; waar
op den, Gevangen besloot hét te ^ laten 'aflopen op een Duivelsdootje, gelyk -als men zegt,
Hy was geplaatst tusschen een paar Kaerels, dewelken hy verzogt van halte ■ te houden voor
een poos, tot verligtenis van de natuur'. Die Quanten bewilligden dat verzoék| waar op
G^T£0 quansuis neerhukte, onderwyl dat zy eenige schreeden voortgingen, en die koten wier-
den gezogt, Pluks sprong- den gevangen op, en zynde zo snel als een Achilles ter been,
stoof hy voort als -een rukwind, en ging veldwaards stryken. De-Pranschen sloegen ylings
het Snaphaan aan deh-kop, en gaven vuur? doch ieder scheut is geen Sndvogel, en mis was
nooit' raak, ,■■-'■
Den ontsnapte Kónstenaar liet onderwyl het gras niet wassen onder zyn hielen, die sprong
over sloten en heggen, en snorde voort als een Parthische Schigt. Ten laatste wiert hy zo
moede en mat, dat hy' het niet langer kon op de been houden, des hy neder viel, en ongevoe-
liglyk in slaap geraakte, welke rust hem niet' al te wel bekwam, Tegens den dageraat ont-
waaLcte hy, doch zo verstyft wegens de koude, dat hy zich niet kon bewegen in den begimie,
zynde zyn bloed meerderdeels gestolt in de'adérs^ Allengs begon hy te laruipon op handen
en voeten, tot bevordering van den omloop des "bloeds, In 't kort hy geraakte weer aan den
gang, en zag Keulen vlak voor zich leggen, derwaards hy stapte met Reuzen schreden.
De Stads. Poorten van Keulen waaren noch gesloten, weshalve hy verzogt aan den Schildwagt
van een buiten Kortegaarde, om zich een luttel te verwarmen in dat Wachthuis, zynde het
in 't laatste van de Sprokkelmaand? welk request hem- wiert ontzegt, Den Luitenant van de
V/acht kwam voor den dag, en vroeg den [440]' halfverkleumden Konstschilder na zyn verlang?
Den ander antwoorde, dat hy was een Patzoenlyk fen, en hem zyn ongelukkig geval zou vertel-
len voor het vuiir* Den Officier liet hem inkomen, aan wien hy met korte woorden verslag
deet van zyn avontuur, Dees gaf hem daar op een glas met Keulsche Wagholder en een Pyp
Tabalc, waarna hy hem vroeg, wat hy dagt te doen in Keulen? Het bescheid was te schryven
^0
Spoke zag bolderen met de gekoleixcde Speelkaarten, en gemerkte Doodsbeendersg nan! Irj
echter geen deel in derzelver [43?] Verlies aoGh^winsU Gelukkig waare die vóórzigtigheit
hem altoos bygebleven.
In stee van het Konstpenseel op te vatten in die Waereldstadp gezegent met Konstlievenden
en met Kontanten, kogt hy een Paard op een stel en. sprong. .Nu lei Duitschland by hem aan
de be-urtj en hy besloot zyn reis te nemen na Du"=seldórpj en van daar op Keulen, vervolgens
lynregt te trekken op .Rcpjikf oort door het Wésterwalt, Het scheint dat den ,B.e is grage Caiapo
¥gJQ^2g^. geen Driekoningen Paspoort had genomen te Keulen, welke Heilige Reisbrief jes zo ^
onfeilbaar zyn tegens allerhande Reisgevaren, gelyk als de cedeltjes vaii Sinte Apollonia
onfeilbaar zyn tegens alle verouderde Kies- of Tandpynen»
Den Leezer gelieve alhier zyn aandacht te verleenen aan de navolgende Treurreis; nochtans
met een vrolyke omschryvinge opgeheldert, om daar langs de. leeslust op den -buil te houden.
Op een I%steluine Ochtendstond, ^dat is, het Regende en: de Zón scheen, genaaint Kermis in
de ïïel, vertrok hy uit Dusseldorp na Keulen» Nu v/as 'er -een. Verdrag gemaakt tusschen
"Vrankryk en den Keurvorst -van de PsJts, dat 'er geene ICrygs troepen van ..weerskanten den
Ryn zouden' passeerens .maar onze wufte Kunstschilder scheen' op.' zulks niet eens bedacht, ja
zelfs had-hy zich niét ■ gewapent mét .een Pas, in Oorlógstyden dê hoogste voorzorg eens
Reizigersr Onderwege trof hy een Boer aan, en vroeg dien Kinkel na den naaste weg op
Keulen. Die Guit antwoorde, dat hy zich moest doen overzetten aan den anderen kant van den
Ryn, en dien M'aad wiert opgevolgt, verzelt door een links geluk. ....
■ Reeds zag Jakob Campo Woyerman devToorenspitsen van die .Heilige Stad opreizen, en hy
smaakte zo hem [436J dacht by vervroeging den Honinger Bleikert, toen zyn Yreugdewyn
onverzions verzuurde in Edik van verdriet, ïly veiviel in het afryd^n van een holle weg,
in handen van een Fransche .farty, welke Snoeshaanen hem ylings de tromp van een overgehaalt
Snaphaan -.op de borst stelden, en hem zo schielyk van- zyn ros tilden,, dat geen Dorpswaards
zo ras een Tinnenpot kon hebben onthaakt van zyn Kani:iebort. Den Bevelhebber beval aanstonds
den bodem, te polsen van zyn Binnebeurs, waar uit het groen netje vol Goudvinken zynde
geligt, en hem ter hand gestelt, keek hy wars af van die klucht. Geen Troep J^ansche Kamer-
diêna.ars, alhoewel voor de handigste bekent in dat beroep, zouden binnen zulk een.: kort
bestek geen Heer (Je Broek uittrekÉcen, als den Konstschilder geheelyk wiert ontkleed, die
zich bevont als in een ogenblik welgedost, en naakt. Den Partizan, die tot dus. verre had
door de vinger gezien^ speelde toen voor Samaritaan, en beval dat men hem zou geven een
Kamisool, een Broek, Koussen en Schoenen, benevens een Muts? van een Rok of Lynwaat wiert
niet eens gerept. Het ongeluk wilde, dat de Eigenaars van zyn Meubilen kleine- Krengen
waren, zo dat het Kaaïisool hem pas reikte tot den broekband, en de Broek halverwege de
deyen kwam^ met de .Koussen was het niet veel beter gestelt^ maar de Schoenen waren tamelyk,
en de T'ïuts sloot hem om het Hooft als een;Tulbant op een Gans. ' .
Korts daar na vielen 'er noch twee Arme Yoerluiden in dié knip,- tot zyn geluk. Ik zeg
tot zyn geluk, want den Partizan beval aan den langste, om zyn Kamisool en Broek te ver-
ruilen met den Konstenaar, en toen was hy iets beter gesnaart. Tegens het vallen van den
nacht brak dat Heir op, waarschynljk om het Winterquartier [439] te gaan betrekkeni waar
op den Gevangen besloot het te laten aflopen op een Duivelsdootje, gelyk als inen zegt.
J;ly was geplaatst tusschen een paai* ICaerels, dewelken hy verzegt van' halte te houden voor
een poos, tot verligtenis van de natuur. Die Quanten bewilligden dat verzoek^ waar op
Ca^rgo quansuis neerhukte, onderwyl dat zy e enige schreeden voortgingen, en die koten wier-
den gesogt. Fluks sprong' den gevangen op, en zynde zo snel als een Achilles ter been^
stoof hy voort als een rukwind, en ging veldwaards stryken. De Franschen sloegen yl.ings
het Snaphaan aan den kop, en gaven vuur; doch ieder scheut is geen Endvogel, en mis was
nooit raalc,
. Den ontsnapte Konstenaar liet onderwyl het gras niet wassen onder zyn hielen, die sprong
over sloten en heggen, en snorde voort als een Parthische Schigt, Ten laatste wiert hy zo
moede en mat^ dat hy het niet langer kon op de been houden, des hy neder viel, en ongevoe-
liglyk in slaap geraalcte,. welke rust hem niet al te wel bekwam, Tegens den dageraat ont-
waakte hy, doch zo verstyft wegens de koude, dat hy zich niet kon bewegen in den beginne,
zynde zyn bloed meerderdeels gestolt in de aders. Allengs begon hy te kruipen op handen
en voeten, tot bevordering van den omloop des bloeds, In 't kort hy geraakte weer aan den
gang, en zag Keulen vlak voor zich leggen, derwaards hy stapte met Reuzen schreden.
De Stads Poorten van Keulen waaren noch gesloten, weshalve hy verzogt aan den Schildwagt
van een buiten Kortegaarde, om zich een luttel te verwarmen in dat Wachthuis, zynde het
in 't laatste van de Sprokkelmaandj welk request hem. wiert ontzegt, Den Luitenant van de
Wacht Icwam. voor den dag, en vroeg den "[440] halfverkleumden. Konstschilder na zyn verlang?
Den ander antwoorde, dat hy was een Fatzoenlyk Man,' en hem zyn ongelukicig geval zou vertel-
len voor het vuur, Den Officier liet hem inkomen, aan wien' hy met korte v/oorden verslag
deet van zyn avontuur, Dees gaf hem daar op een glas Tnet Keulsche Wagholder en een Pyp
Tabal^, waarna hy hem vroeg, wat hy dagt te doen in Keulen? Het bescheid was te schryven
42
Wagcholder, en toen trat den Schilder eens na "buiten»
Ey had maar eenige ogenblikken staan te kyken.voor de deur van die. ICastelenye, ,toen hy
een Ry tuig aag naderen, waar op een Heer zat,: gèvolgt by een 'bwéède Kavalier te Paardj die
een Snaphaan om den hals had hi^ngen aan een leere riem. Dat paar Reizigers nara haar intrek
in een nabuurig HoeMiuis, een tamelyke Herberg voor het Westerwalt. Hy volgde^ en naderde
de Berlyn-j en vroeg aan dien Heer dié by -zjn knegt wiert afgetalt, want iiy was gequetst,
of de ïïeeren ook reisden na Frankfoört? Het bescheid was, "scheer. dich amgalge, dou
j, Bettelho\md"i Daar op vervoegde hy zig met dezelve vraag. aan den tweeden Kavalierj en
wiert omtrent met het eigen bescheid afgezet, Den Schilder trat toen in dat huis, eischte
een stuiver aan brood, benevens een glas bier, en betaalde voorshands, [444] Toen herhaalde
hy dat eigen vraagpunt aan den V/aard, en bekwam tot antwoort, .veelligt .^ja, -.-eelligt neen^
en met die voldoende oplossing keerde ïij te rug na het Hussaars Logement,
Maar hy bevont op zyn wederkomst dat de bakens deerlyk waaren verstoken byzyn afwezend-
heit uit het gasteerent vertrek. De fleeren Hussaaren hadden te diep gekeken in het Oud
B2?uin en in de Wagcholder vocht, zynde de vorige eenstemmigheit met het vrouwe ntimmert
yeraardt in raazemy, Zy vermaanden de V/yven zo gevoeliglyk, dat de mutsen stoven tegens
de v;anden, de maanen langs de schouders slingerden, en de kaken uitdeiden als welryzende
Mennonnisten Poffertjes, De Kinders huilden, gilden en baarden als jonge Weerwolven? de
Hussaaren vloekten en banden als zo veele vertwyfelde zielen? en den Huiswaard, het V/yf en
Meid, brulden en loeiden, dat 'er geene Herftdonders by waaren te vergelyken, ^ ■
Ik stel het aan de overweging des bescheiden Lezers, hoe onzen Konstschildér moest te. moe
zyn, gedoemt tot de bywoning van dat Satanas Uitschot der Hel, en dat Uitvaagsel van Sint
Patriks Vagevuur, ■. -:
By tyds in de Morgenstond verrees Jakob Oampo Weyerman in stilte, onderwyl dat de verlamde
Hussaaren noch leiden te snorken als zo veel. everzwynen, en vertrok zich na de Herberg het
Hoekhuis, Hy besloot te verreizen met die Heeren, en dacht by mannen van opvoeding hoflyker
onthaalt te zullen werden, als wanneer zy hem hadden hooren spreeken, dan by die Boeren-
stroopers; maar het tegendeel viel hem te beurt, Den Hoekhuis-Kastelyn, een-, van de valschte
Schelmen des aardbodems, had die Officieren vergiiftigt langs het gehoor, Hy zwoer op zyn
deel des Hemels, (dat is hyzwoer by niets [445] dat hem aanging) hoe een beruchte Bosch-
klopper vermomt in een linnen keel, hem had gevraagt, of die Heeren Officieren ook trokken
ne. Itcankfoort aan de Main, Gevolglyk, dat zy moesten staat maken,' van te zullen werden
aangeranst in het Bosch-, en dat hy dien langen Vlegel keurde voor den Spion van dien Troep,
■de voorbarige Duitschers rukten daar op, de Pistoolen uit hunne holsterkappen, welke wierden
afgehaalt, en op nieuws geladen met versoh Buskruit, Het Vuurroer. wiert bezwangert met
dubbelt loot, en de Sabels op èen wetsteen gescherpt.' De Heeren Officieren namen een drie-
dubbelde dosos Wagcholder' in, op het goed gevolg van den aanstaanden stryd tegens de
ingebeelde Struikrovers, Den knegt die de Berlyn mende, sloeg een kelk. van den eersten
rang door, genoegzaam met droge lippen. En den.Konstenaar, die altoos een naauwkeurig
waarnemer is geweest van stichtelyke voorbeelden, versmolt een paar Batsen in dat eigen
drinkbaar' vocht? en toen was 's slaa voord als ''t behoort,
Nu dacht den achter de Berlyn ga,ande Schilder den hoek te hebben bezeilt, toen den Officier
die te Paard zat hem beval met een straffe stem,^ van voor dat Rytuig te: gaan ter lengte
van een dozyn schreden, met toezegging, van hem door den kop te zullen schieten,, indien
'hy maar eenigzins zylings week, Overheert moet gehoorzamen of noch zo onwilliglyk, Hy .
stapte dan voor dat Rytuig, doch na een halve myl dien moeielyken weg te hebben bewandelt,
welke half bevrozen en ha? f was ontdooit, hield hy halte, Den Kavalier met het Snaphaan om
den nek, vroeg hem met de spraakbuis eens rollenden Dondërkloots, na de reden van zyn
stilsta-an, "Dreigt niet, maar schiet my door den kop| weersprak den onverschrokken Konst-
,, schilder? alzo ik niet langer [44^] een wegwil> noch kan begaan, die zelfs onbruikbaar
, 3 is voor een gespan Paarden, Gints is een- Voetweg, vervolgde hy, laat ik die betreden?
,, En is H, dat ik my poog t'zoek te maken, blaast 'er dan op los, ik ben een Kogel
,, getroost"] Den Officier bewilligde in dat billyk verzoek, waar op den Schilder op die
Voetweg stapte, en toen waren alle vronden geheelt.
Omtrent twee Duitsche Mylen had Campo gegaan over dat Voetpad, toen hy icwam by een kleine
Bron, op wiens bodem hy een Waterhagedis zag leggen, waar op hy een poos ^stont te kyken,
Den öésnaphaande Officier reed hem op zy, en vroeg, waar hy na stont te zien? "'Myn Heer,
5, sprak hy voorbedachtelyk, ik kyk na een Diertje, wiens Haaia ik u beter kan zeggen in
5, het Grieksch, Latyn, Fransch, Engelscb, Heerduitsch, Spaansch en Italiaansch, als' in
5, het Hoogduitschi Wat hondert duizent Salïi. ,,,,,J Verstaaje alle die Taaien,' vroeg den
,5 Officier? Hy antwoorde van ja"i en zei verders, dat de Heeren Officieren hem qualyk
hadden behandelt, zynde hy een fatzoenlyk Man, die by een Fransche party was. berooft en
naakt uitgeschud geworden tusschen Dusseldorp en Keulen, Den Keizerlyke Vaandrig reed daar
op na Berlyn, en zei tegens den gequetsten Luitenant, dat den Schelmschen Hoekhuiswaard
hen had misleid, zynde den gewaande Spion der Struikroovers een Geleerd en Taalkundig
^3
Persoon, Den, Luitenant aanbood zyn Rytuig aan den vermoeiden Kunstenaar, die- zulkq beleef-
delyk aapnam, welke Officier hem de verdichte Leugens den Waards verhaalde onder het
Kyden» ■ ' . ■ '.. ■ ^_ _■....'""
'■■Teg-ens den Middag hielden zy ha]. te om te spyzen^ en de Paarden te voederen, ook nodigden
zy hem heuschlyk op het Noenmaal, niet tegenstaande hy zulks Jieer[447]maals ontzei met
.betuigingen. In 't kort,,, ay onthaalden onzen Kunstenaar vriendelyk en" edelmoediglyk
geduurende de gantsche r.eis? zynde zy beiden Kavaliers by geboorte en Heeren van
middelen»
Daagsch daar aan bleven zy vernachten op een plaats de Glasblazeryen genaamt,, 'en drohfeen
aldaar als MaaskarperSj inzonderheit den Vaandrig en den vrolyken Schilder, welke laatste
nu al zyn leed scheen te hebben vergeeten» Den Heer V/aard kwam voor derde in het spel,
een van de luchthartigste en snapachtigste Knapen van zyn tyd. Onder meer andere vertel-
-lingen verhaalde hy een zeldzaam geval, gebeurt ten zynen Huize, het welk ik waardig
schat den Lezer mede te doelen, . ,, ■■■':-,
3 ï- -Ontrent twee Jaren geleden, zei hy, kwamen 'er drie Poolen aan myn Huis, welke herom
■:, , zwierven met een danssende Beer. Ik nam die quanten wel in myn gemeene Kamer, maar ik
js- protesteerde tegens den ruigen dansmeester, want niet tegenstaande dat zy hem verhieven
, , a,ls den beschaaf sten en welleevendsten Beer van zyn Eeuw, echter' ik verbleef by myn
,, voorig besluit» Om nu de Poolsche Edelluiden niet geheelyk voor het hoofd te stooten,
,, aanbood ik myn Stal tot desaelf s Logement, welke aanbieding ten laatste wierd aan-
5 5 vaart. ¥y bragten den Beer na zyn nachtrust, en gaven hem hét stroobed van een gemest
j, Kalf ,, dat. in Stal ley,. en des anderendaagsch stont ge:|eelt te .werden. Het Kalf in
,, tegendeel kreeg de Kachgelkamer tot zyn Slaapstee, welke verplaatzing de .waarheid
,, bekrachtigde van het bekend spreekwoord, uit liefde zoende den Boer het KalfJ
5 5 Ben oudste Pool, die dien Beer lief de gelyk eén Vader zyn Kind, verrees by tyds om
j5 het Bier te verzorgen van Ochtend-kost, Maar hoe verbaast stont [448] die gryze Voogd
■ ,, te- kyken, ziende zyn viervoetig weeskind, by een dood Lichaam verzelt. Ben Man stak
,, een Wapenkreet op als een Stormklok,^ ¥y vlogen na 't Stal op dat geschreeuw,, en zagen
.,., met de grootste verbaasthoid des Weereldsdat den Beer een Manslag had begaan, . en zich
■, 5 ontnuchterde op dien roof. Ben Boode wierd het Bier ontweldigt, en voor een naaste
■., , Buurman, gekeurt» Bie guant was door den Stal gebroken om het gemest Kalf te., stoelen,
3 3 doch ontmoete een feilen Beer, in stee van een .weerloos Bier, Indien Bruin den Beer.
5 5 waare begaaft geweest met de gift der spraak, gelyk als oudtyds de Bieren in. de kronyk
■ ,, van Reintje den Vos, had hy ons zekerlyk verhaalt, hoe hy dien Kalver-roover- omarmde,
5, troutelde en doudeinde, voor hy de moord stak tusschen de parsplanken van zyn klemmende
5, bouten. By gebrek van, een bericht van die natuur, beslooten wy eenpariglyk, ■ dat den
5, Bief op die ruige omarming zich zal- hebben verheelt, en niet zonder reden, dat den
5 5 Duivel hem liefkoosde tusschen zyn klaauv/en, gewoon zyn belyders te betaalen met dat
5 5 .'zoort . van noodmunt".
Op diergelyke. Vertellingen onthaalde die Westerwalds-Herbergier zyn Gasten tot diep in
den lïaoht, zonder nochtans het inschenken en ■ uitdrinken van Heilbronscheroemers te,
vergeeten, achtörvolgens eere en pligt.
Ik. denk my te spoeden tot het einde, zegt den Schryver van deze Bladen,, gedachtig aan
het bekend Spreekwoord, de middelmaat houd staat,. Weet dan Lezer, dat de Officieren en
onze Zonstschilder Frankfort waren genadert tot op een halve Dagreis, toen een onguur
Weerp met Hagel en Sneeuw vermengt, hen noodzaakte te treliken-in een Herberg van den
■eersten rang. [449] Den Hochheimer Wyn wierd zo lekker gekeurt in dat.Waardshuis, dat
^■^VP besloot alle zyn geleedene zorgen en ongemakken op eenmaal af te .spoelen .in dat
verq-aikkent vocht, Hy liet dan zyn Reisbroeders hun Nachtrust betrekken,, en bleef over-
zitten met den Kastelein, een knaap die nooit geen weerzin had betuigt tegens zyn. eigen
V/yn by Menschen gedenken. Ben uitslag van die klucht draaide hier op uit, dat- den Kohst-
schilder noch eerder het einde zag van zyn .Beurs, ,als van' zyn lust, zynde zyn kapitaal
venedert tot op vier overgeblevene Batsen. ' .',■.■
's Konstschilders bescheidenheit slaagde op de matigheid van veele Menschen,- Geen klein
getal van matige Luiden. zou gaarn meer willen eeten, indien het niet wierd afgeschrikt
door de linksche gevolgen van een t'Iaag overladen met spys en drank, Hy zou zekerlyk dat
viergesp^m Batsen ook hebben opgesnapt in dien smakelyken Wyn, indien een klein o"^erblyf-
zel van zuinigheid hem niet had gewaarschouwt, van voor het minst een gering appeltje
over te houden tegens den nadorst, ' - ' , ■
Op den Middag trokken zy in Frankfort, ?yndé by ongeluk een Bededag, en -alle de Huizen
geslooten. De Officieren vervorderden hun Keis over de Sa:x:enhauzerbrug, den. Luitenant 'na
Weenen, en den Vaandrig na Praag in Bohe^aen. Na die Heeren hartiglyk,te hebben bedankt
voor alle genootene beleefdheden, ging hy een ¥ynhuis opzoeken, doch met minder spoed
als dorst. Hy schelde en klopte, aan onderscheide Herbergen en Wynhuizen, Be deuren wierden
wel ontslooterij maar zn dra had hy pm geen, glas wyn gevraagtp of bons ging de deur tcp
toe, gedankt ay.ayn linnen keel en overigen, opschikj overeenkomstig , in alle, deelen
met de livery van den Windmolen» Geen Mensch als hy- alleen vezmag een.i'bes.chryving; op, te
stellen van.. ziyn innige ge"b'eden onder dat, draven op ende neer, staande zjm gedult nergens
voor zyn'.hoofilrA^^^'^ berucht» Eindelyk en ten laatste .begluurde hem -de Fortuin met een
medelydent oog, Zy /geleide hem aart en in een groote Herberg naby d© Main, en aldaar
verorberde hy- ayn- vier .Batsen in een byster groote kan rynschewyni na, welke verrichting
hy een Pyp Tabak ging ,zitten rooken in de grootste gerustheid des Verelds» .
Den Heer Waard trad in het kachgel^-yertrek^ waarschynlyk na zyn. aandacht te hebben ver-
richt' in de kerkj en bestreek den Konstenaar met ayti nieuv^sgierige blikken» Voorts sprak
hy zachtjes met den knegtj die zyn. schouders ophaalde^ waar uit Campo Weyerman beslootj
dat hy stilz'wygens daar langs antwoorde van hem niet te kennen. Te mets naderde den Kaste-
lein., en ging ten laatste nevels hem zitten, zonder een enkeld woord te spreken by wyze
van een stomme beevaart. Maar onverhoeds riep hy op een bot, "die kleedy is, nooit voor u
jj gemaakt" i Voorts vroeg hy, wie hy was?
Er op dat vraagpunt wierd het Treurverhaal ontgonnen,^
Ook tot het einde, na de waarheid af gesponnen»
Den Kastelein scheen heel vergenoegt., ao wegens dat verhaal in zich zelf, als over de
omschrjrving waar. mee die luchthartige Historie-schryver het verzelde, dat hy hem zyn Huis
en Tafel aanbood, met deze byvoeging, (ter eere van 's Konstschilders bakermat,) "dat hy
', , noch nóolt by een ""Nederlander het minste Bankrot had geleeden". Op dat kompliment deet
den Schild.er een tweede kan rynsche wyn binnen staan, benevens een [45l] paar roemerSj en
ging met dien braven Prankforter Hospes vertrouwelyk zitten pooien,
Hy sliep dien Nacht zo gerust, als of zyn. Hoofdpeuluw waare geyult geweest met stofgoud,
in stee van veders, welke rust hy gedeeltelyk zyn goed gewisee, als mee den heerlyken wyn,
had te danken. Des anderendaagsch schreef hy een V/issel ^te mogen erlangen, te betalen op
zicht, alzo zyn tegenwoordige omstandigheden geen uitstel konden veelen, In die verv/achting
teerde hy op kosten van ongelyk, en liet fioolen zorgen. Ook gewiert hem die hoognodige Som
op zyn tyd, waar' uit hy zich kleede en reede als een Kayalier du bel air; den eerlyken
Kastelein voldeet, doek en verf bekostigde, en toen zich vlytiglyk zette tot Schilderen,
. Hy flodderde eenige Bloem- ï^uit en Vogel-stukken, van zyn losse trant, voor zeker Konst-
verkoper genaamt Roos, die met een Konstkraam zat op de ITranlcfortsche-Mis, en alle die
Schilderyen verkogt na genoegen. Noch had hy een Kabinetstukje gemaakt 5' waar in hy een
takje van geele Nieskruid-bloemen tusschen invoegde, de eerstelingen van de Lentemaandj en
dat stukje aanbood aan den toenmaals regeerende Graaf van Hanau, welke Eyksgraaf zich ' '
bevond op de Mis, Die Heer wees op dat takje met Nieskruid-bloemen, en vroeg aan den , '
Schilder hoe die waren genaamd, Jakob. Camp o, toenmaals maar matiglyk bedreven in de Hoog-
duits che-taal, wist dien naam, niet te bedenlcen, waar op den Graaf. hem toeschoot vraagsge-
wy^ej of hy geen andere Taal sprak? ."Ja Dw Doorlucht, was zyn bescheid, noch zes of zeyeni
Dat antwoord beviel den Graaf zo wel, dat hy het stulcje kogt, en hem een weergaa aanbe-
steedO'? maar dat is in de loop gebleven,, . ■
Tot 's Lezers verlustiging zal ik hem een yoorstel me[45g]dede?lon, aan onzen Konstschil-
der gedaan by een Hoogduits.ch Geneesheer onder den bloo"^en ;Hemel, by de onedele gemeente
getytelt, Quakzalvers ofte Markt-doktooren.
'Den Heer Busch was den Prins van alle de Quakzalvers op de ]5i'ankfortsche Mis. Hy had het
grootste CSieater, den schoonsten opschik, de bestgeklede dienaars, benevens een rykelyke
koets, bespannen met zes paarden. Mevrouw zyn; Gemalin zat te pryken onder haar vrouweïyke
bedienden, gelyk als de zilvere Maan bralt onder de gestarntens, en zy hield haar fatsoen
als een begonstigde Sultanin in het Serail van den .Grooten Heer? met een woord, de schulp
verstrekte tot eere van den Visch, , ■
Een schoone jonge Juffrouw genaamt ïïenriette, en getitelt Nicht, van den Heer Operateiir,
was den Amber die het schielyk vuurvattent liefdestroo des Schilders na zich haalde door
haar bekoorlykheden, Hy wachte haar op, als- sy uit de Koets trat om het tonneel te beklim-
men, en in het nederdalen geleide hy haar in dat praal tuig om t'huiswaards te keeren^
Ingevolge van tyd bezogt hy die schoone in haar logement, betuigde haar alle achting en
liefde, en wiert ten laatste ontfangen en aangehoort met wederzydsche betuigingen, ■
Op zekere namiddag schelde hy aan hë't logement, van dien ontzachlyken Operateur,, die hem
de deur opende in persoon, vriendelyk verwelkomde en beleef delyk node,' om met zyn Genade
een roemer rynsche wyn te, willen neemen in een wel gemeubeleert vertrek, Den verliefde
Konstschilder liet zich die welkomst gevallen,- en bedankte deswegens den Heer Busch in
heusche termen» Na dat de klos der overhandsche, komplimenten was afgerolt, aanbood den
rollende Geneesheer den Schilder een [453].- leuningstoel, luide toen een zilyere tafelschel,
en beval een paar flessen puiks puik rynsche wyn binnen te brengeno
Den Heer Busch verwelkomden den' opgetoogen .Jak.o"b' Caapo op nieuws met een paar: bruiid,GclAori;.e
roemers 5 stelde vervolgens deszelfs gezondheid ing waar .na zy een pyp tabak opstaakerij en
vriendelyk aanvingen te zamen te praaten*
Dat paar flessen dunrde ontrent zo lang tusschen den Traktant en den Genoodenj gelyk als
een geDraaden Spiering aou duuren, tusschen een gespan snoepzieke Katers^ weshalve den
.Heer Busch dezelve klok trok tot het aanvoeren van nieuwe Hulptroepen» Hy vroeg aan den
Knegt die twee versche Zinlcnooten binnen brogt, of alles klaar was gelaarst en gespoort?
Den Knaap antwoorde ja| en hy beval dat het ylings zou verschynen.
Een ronde tafel verscheen op het moment^ gevictualieert met keurlyke spyzen en versnape-
r.ingehj' bezorgt by drie Lakeyen, Het midden van den disch bralde met den aanzienlyken kop
van een wild Zwyn, aan weerskanten versterkt door een koude venesoen pastey, en een warm
ragout. Dat drietal hoofdschotels was omringeit met onderscheide kleine schotels, belegt
met- Ossentongen, KavejaaXj Eouloneesche Sausyzen, Olyvenj Makarons, Kraak-amandelen,,
Spritsen, &c« &c, ^
Onze Konstsohilder schiep genoegen in die vertooning, want alhoewel hy geen belyder was
van EpicuuTj echter aag hy liever dat zyn tafelbort wiert verzorgt van een koud Patrys,
als met een suikere Boekweite Koek, Met min aangenaam was een tweede intree j bestaande
in Mevrouw Busch, verzelt by haar Nicht dé schoone Henriette, beiden triomf antelyk opge-
tooitp-.: op [454], de wyze van de Latjmsche Koningin en haar Dochter Lavinia in EotganSo Die
Dames :wierden eerbiediglyk ingehaalt, en oeremonieelyk geplaatst 'aan dien disch; waar na
den gefluweelde Geneesheer een kort gebed sprak, en vervolgens aanving het" gezelschap
smaalralyk te eeten en te drinken»
De grootste ^aagte zynde gesust, onder het peazelen van het nagerecht kwam 'er een gelid
A'-an sessen in de eetzaal aanstuiven, bestaande uit ses Lakeyen des Operateurs, gedost in
blaauwe kleeders met scharlaken opslaagen, rykelyk belegt met zilverè galonnen, gezament-
lyk wakkere Muziekanten. Die quanten vervrolykte het gehoor op een verrukkent Concert,
alle welke wellusten den Konstsohilder zo uittermaate kittelden, dat hy moeite had om
zyne driften te kennen bekorten.
Op het klokslag van tien uuren vertrokken de Dames, welk voorbeelt den Schilder dacht na
te volgen, toen hy_wiert gestuyt by den Traktant. "Alvoorens, lïeer van CampOg heb u iets
.j5 voordeeligs voor te draagen, (sprak den Operateur) en dan zullen wy scheiden als- lieve
3, vrienden"*, Op zyn wenk wierden 'er, een paar pints bokaalen uitgedronken, waar na den
Laliey uit het vertrek trat, en den Heer Busch den Konstenaar aansprak met deeze woorden,
,, Heer van GampOa beschouwt my niet als een Quakzalver, een Rookverkooper of een Lodder-
3 3 hans 3 alhoewel ik een Heel- en Geneeskundig tooneel heb opgerecht in de ïtankfoortsche
,, MiSo Ikj myn Hans Worst, den Onderkortesaan, myn zes gelieveryde Lakeyen, vier kaerels
5, in Borger. kleedy, benevens een party Dienstmeiden, syn onvermoogende zo veele Balsems,
,, Elixirs, Wegwaassemende Zouten, Zalven [455J ,®^. ?^^isters te vervaardigen, als 'er by
sj.my vrerden verzonden, na-alle Hoven des. waerelds,
5s ïïeenj.myn Heer, ter liefde van het Gemeen, tot behoudenis, tot herstelling van de ■
,■, gezondheid myner tydgenooten, en om ïïerkules gewyze de schrikgedrochten aller quaalen
,, uit te roeijen, prykt den verheven kruyn van myn tooneel in de ï^ankfoortsche Mis,,
, , Ik zeg de gezondheid) die zegening der ryken) die rykdommen der armen) wie toch kan u
,, te dier koopen, vooral by den Heer Busch.
,, Ik ben geen Signeer Serpini, geen Don Balt;hasar de Gamba, noch geen Monsieur Ment-
,, meillan, een drietal, gelouterde giftmengers, waar van den minste een paar douzyn Inboor-
,, lingen en ontrent zo -veele' Vreemdelingen, weekelyks slacht, zonder eens zuinig te
,5 kykeUo Guyten die hun beroep ontgonnen met een paar pond Yeneesbhe Terpentyn, een hand
,, vol Salsaparilla Spaanders, een peperhuisje met Spiesglas, een Kisteerbuis en een
,, Ivoore Spuit 8
5 , Maar ik ben een gebooren Edelman, een Heer van vermogen, een Man van letteren, en een
,, Letteroefenaar van ervaarenheid. Alle onze Marktdoc toeren hebben myne Elixir gepoogt na
-.,, te aapen, en ten dien einde afschuuwelyké onkosten gedaan in Ovens, Distilleerketels,
,5 Smeltkroezen, Retorten, en glaaze Kolven, schielyke en flaauwe vuuren, doch om zunst„
,, Te vergeefs poogt dat^ ongelettert ongediert dien weergaloozen Elixir na te speuren,
,, alzO deszelfs t 'zamenstelling bestaat uit zeven hondert vyf en zestig Kruiden, benevens
,, menschenvet tot de t 'zamenkleeving, waar van ons den Wel Edele mahhafte en onvertzaagde
,5 Heer Hans, Rechter met den zwaarde, voorziet, mediantibus illis' . [45^]
,, Heer van Campo, zo een man ben ik, en zo een man zult gy zyn, indien den aangebooden
, , hoorn des overvloeds niet by u wert van de hand geweezen, Gy bezit alle de gemoeds en
,5. lighaams hoedaanigheden welke ons beroep komt. te vereischen. Noch te deezer stond
5 , aanvaarde ik u tot myn Neef, substituit Operateur, en Erfgenaam van alle myne Kasteelen,
5, Bosschen, Wey- en Zaai-landen, met een woord, van alle myne roerende en onroerende
,5, goederen, Gy lieft Mejuffrouw Henriette, uwe liefde wert beantwoort met wederliefde^
,5 de rest zy den Phaarheer bevoolen, [ continuatur]
46
Barbara Sierman
X'mmm ym jcv ie- het ga den haag.
Signatum?
Ad 27
Ts 29
Ad 27
Xo 22
Sij 21
Sij 20
OP 7^-^
Qt 7^-4
Rn 12
Lijst van werken van Jacob Campo Weijerman aanwezig in het Gemeentearchief Den Haag,
Verkorte titel
Besweering van den desperaten Antwerpsen courantier* Kluchtspel.
Br-ugge 1705? 17 cm, 80 blz,
Idenip met sleutel, a<,j.j !Sap, 20 ouij 96 blz.
Democritus en Heraclitus. Brabantsche voyage, lO-uchtspel, Gentj Zoj*
17 cmj 104 blz.
De Doorzigtige heremyt, Den Haag, Van Kessel, I73O, 200 blz. 21 cm,
ill.
Historie des Pausdoms, 5e en la,atste deel. Amsterdam 1728, 32 +
165 + 185 blz. 20 cm.
Den lO-uyzenaar in een vrolyk humeur, No, 1-29, Utrecht z,j, (1755)?
20 cm. 240 blz.
[A*Gordon] De Leevens van den Paus Alexander den VI, en zyn zoon
Caesar Borgia in 't Engelsoh beschreven door - , I en II, vertaald
door Jacob Campo Weijerman. Rotterdam, 1751» 17 cm, 404 + 495 P» iH.
Levensbeschryving Konstschilders I t/m IV,
Persiaansche Zydewever, Demolcciets en Herakliets, Brabantsche Voya-
gie, de Hollantsche Zinlykheit, Antwerpsen Courantier, Gehoornde
Broeders, benevens enige uit het Grieks vertaalde gezangen van Ana-
kreon voorzien met een sleutel van het gehele werk, z,p,, z,j,, 21 gei„
Lb 10 Vreugdegejuigh op dominee Moll.
De exemplaren zijn door mij niet gezien; opmerkingen over formaat, aantal pagina's e,d,
zijn van de fiches uit de bibliotheekcatalogus overgenomen.
André I-Ianou
EEN PUIK KïUITSTÜK EN AUDERE AAN DE PRULLE^'JAr■3D ONTTROICKEN GEGEVENS,
ï^anse__school, In zijn autobiografie vermeldt JCV/ slechts dat hij op 15-jarige leeftijd
op de latijnse school te Breda geplaatst werd (z, Mededelingen p. 50). G,J,Rehm vermeldt
dit feit in zijn artikel "Jacob Campo Weyerman en zijn familie" (ins Nederlandsche Leeuw
75 (1958) p, 555-565), dat over JCW's eerste levensperioden handelt (p. 553)j maar heeft
geen verder onderzoek hiernaar gedaan.
Misschien echter zijn verdere gegevens te vinden in enig archief via een mededeling die
JCV/ zelf in zijn Amster dams chen Hermes doet, n,l. in het het nummer van 6 oktober 1722
van deel lï. In een hoofdstukje "Het School-vei-maak" bespreekt hij n,l, een Monsieur
Cour^^, Deze is ''een schoolmeester in het derde gelit"^ zijn vader was de conscientiO"
dwang van Rome en de armoede van Picardie ontsnapt en te Abdera [=Breda] beland. De zoon
Antony werd stadsschoolmeester. Het eten ds.t hij zijn kostkinderen - deze passage lijkt
kennis uit ervarir^ te behelzen - verstrekte was allerafgrijse^jkst,
In ditzelfde hoofdstukje is sprake van Mademoiselle Margo Mar ', een franse school-
maitres, die jonge juffers van het eerste fatsoen herbergde, en die een fortuin won door
besparingen op het eten.
Op p. 259 van ditzelfde deel is JCV/ zelfg nog duidelijker over genoemde franse meesters
"Die Vives is de eerste Spanjaart niet geweest, die, op de beurs van zyn Gebuur, teerende,
op 't insÜMcen van de eerste beeten, vriendelyk, bestont te lagchen. Dat wonderwerk
hoeft Hermes meer dan éénmaal, in zyn eigen persoon geêxperimenteertg toen hy op het
S;[.^itsbergen van Monsieur Cour t ins fransche kostschool, zo abondant in parei-sop, als
schaars in kalfsvleesch, moest overwinteren,'*
Pausd om 1729, In de Amsterdamsche Courant van 15 februari I729 komt de volgende adver-
tentie voorg "De Intekenaers in het derde en laetste Deel van de Historie des Pausdoms,
geschreven door Jakop Campo Weyerman, veerden verzegt van hunne Intekeningen, benevens
47
het geld Franco over te sendên aen den Authe-ur -voornt», of aeii die Boelcverkopers by
dewelke sy hebben ingetekeni? zullende met de -uytgave van dit Deel een begin verden
gemaekt op Donderdag den I7 deezes* N,Bi Dat dit derde Deel is verrykt met een drie-
voudig Register der drie Deelen,"
Adres 1729. In de Amsterdamsche Courant van I7 februari I729 komt dezelfde advertentie
voorj, maar met een toevoeging waaruit blijkt dat Weyerman in 1729 nog een ander huis
bewoonde v6c5r de Lombaertsteegs
"Den Schryver woont op de Heguliersgcagt, tusschen de Keyzersgragt en de "Vyzelstraetj
aen de stille zyde,"
Konstsohilders 1729« In de Leydse Courant van 1 juni I729 komt een advertentie voor
waarin de Kgngt sc hilders voor ƒ I4 te koop worden aangeboden (drie delen)? exemplaren
op groot papier kostten ƒ 20.
Ontleedkunde, De la Fontaine, Fartilkena Jtoiphitryon« In het tijdschrift de Doekzael van
juni 1729 bevindt zich p, 728 de volgende uitgebreide advertenties
"Amsteldam.. Hier is een Berecht en Voorwaarde uitgekomen, volgens welke Jaoob Campo
Kë2lS™^ ^y inschryvinge zal uitgeven de Ontleedkunde der Hartstogten; bestaande in een
aedekundige beschryving van de hedendaagsche deugden en feilen der Hoveng Steden,
Dorden» Nog de Yertellingjes van Monsieur de la Fontaine, vertaalt en in Nederduitsche
Vaerzen gebragt. Als van 's gelyken de Gezangen van Anakreon en van Sa^o, vertaelt
en in Hederduitsche Vaerzen berymt. Verzelt door de Kronyk der Paruiken , behelzende
een historisch verhaal van derzelver opkomst, 0T^.theitj en gebruik. Benevens het Blyspel
van Amj^dt^onp of de twe Sosias^ te gelyk met enige ongemene Levensbyzonderheden des
Schryvers, In vier delen in Octavo,
Het Werk zal belopen omtrent I30 bladen en gelevert worden voor 5-10"0» Waar van by
Intekening zal betaalt worden 2 gl, 10 st, en by de aflevering ƒ 3-0-",
Een soortgelijke advertentie bevindt zich in de .Amsterdamsche Courant van 50 juni
1729o Is dit geheel eigenlijk wel ooit verschenen?
^j^onstschilders I729, In de j ui i-aflevering van de Mercure historique et P^itlgi^e.
l,1729j deel Ijbevindt zich een advertentie voor JCW's Levens der Konstsohilders,
als verkrijgbaar bij Henri Scheurleer in Den Haag, Evenzo in de augustus-aflevering.
^Ü^tuk, Gerard Hoet gaf in 1752 uits Catalo^s of Naamltst-lr/an schilderyen met
d erzelver pryzen I ('s Gravenhage, Fieter~Gerard van Baaien, M,DCC.LII.)| volgens p.
343 j wa^.r een catalogus wordt gegeven van schilderijen verkocht in Amsterdajïi op 25
november 1729? werd toen als no^ 2? verkocht "Een Fruytstuk van Campo Weyerman,
puyk en goet", voor 45 gulden. Zonder belemmerd te -zijn door kennis op dit gebied moet
ik zeggen dat die prijs vergeleken met de prijzen die andere bekender namen opbrengen
zeer hoog aandoet.
Hemebo;;£GW, De biograaf van Hennebo had het niet zo op JCW begrepen, In de Verzamelde
Dicht-werken van Robert Hennebo (s'Hage, F. v, Os e,a., z,j,) komt in de doorreden ■ "
na' êen beoordeling van'^irennébo als' beter dan Focquenbroch, de volgende aanval voor " ' '
l^rV^ ' ' '
"Dit ons oordeel verschilt veel van dat van J, Campo Weijerman, welke in de zogenaÊunde
Levensbeschrijving van onzen Dichter bladz, 30 dit oordeel van hem geeft. "Het is zeker
"dat hy veele natuurlyke hoe danighe eden bezat 5 doch zijne aartigheeden met de tong waren
"wel zo bevallig, als die met de pen. Echter is het ook eene onbetwistlijke waarheid^
"dat ROBERTS meeste aartigheeden vrij laag waren van trant, en nimmer konden springen
"buiten den omtrek van het algemeene Borgerlijk, Sulks blijkt in het Gezang, getijtelt
"den Lof van den Genever| in de Rouwklacht over het Paard, de Goudvink en de Kanarivogel
48
"ran Jaoolj Yeerihuizeng In den Lof van den Boonakker en zo voorts» Het is Waar, dat die
"nOBERT eenmaal een Heldenzang berijmde j op het neemen van Hai Ben Toli.aakg een Algier-
"sche Zee-roover, bij den Kapitein Kornelis Schrijver, welk Gezang hij een groot getal
"Dioht kundige wierdt goed geketirt. Maar de meeste goedkeurders dienen te weetenj dat
"die RüBERT HENIÏEBO dien Heldenzang schreef onder het opzigt envoorschrift van Jacob
'\Gampo Weijei^ in deszelfs studeerkamer te Amsterdam"»
De kwaadaartige en stekelige pen van deeaen Schrijver is te over bekend, dan dat zij
wederlegd behoeft, en op het doorleezen van dit werkje zal zijn zeggen genoegzaam
tegengesprooken worden, merkende wij in het voorbijgaan aan, dat de stijl, geest,
sm.aalc en aartigheeden van lïEiJÏÏEBO, die van Weijeriaanp zo hij iets van deeze gehad heeft,
oneindig te boven gingen, en dat de eerste dus niet nodig hadt een Helden-zang te
schrijven onder opzicht en voorschrift van den laatsten, die alles behalven Poëet was.
Van wat waardij dit Dichtwerk is, weeten niet, uit gebrek van het nooit gezien te
hebben»
Deeze "Verzameling is wel klein, doch geestig en buiten tegenspraak te kiezen voor een
groote en onaartige.
Dit hadden wij van het werk den Lezer vooraf te berichten, en hebben van deszelfs
Maaker nog eene korte Levens-schets voor handen, waaruit 's Mans geest en de vermogens
van zijn vernuft te bespeuren zijn, Miemand geeve acht op de b oven-aangehaalde
Levensbeschrijving van onzen Dichter, door den lasterenden Weijerman samengeflanstj
waarin wel waarheden gevonden, maar in het haatelijkst licht gesteld wordenj volgens
de gewoone wijze van doen bij Wijerman»"
Ook iets verder (p, ï$) wordt Weijerman een valse voorstelling van zaken - Hennebo
zou zich op het slagveld uit angst schielijk bij de doden en gekwetsten begeven hebben,
uit veiligheidsoverwegingen - verweten? "Wij laaten dit verhaal aan zijne plaats,
geloovende noch Weijerman ^ die hem voor eenen groeten Bloodaart uitmaakt, no«h willende
hier zynen Heldenmoed verdeedigen,"
In het anonieme werkje De Schim van Robert Hennebo, aan den oordeelkundiger! yerzaamelaax
van ayne dichtwerken (Te Siïaakenburg, by Fenix SondergaaTjTT^Tj) worden pV 29 de '
amsterdamse kroegen genoemd die Hennebo bezocht. Bij één daarvan, de "Bahie" heeft de
auteur of uitgever een voetnoot geplaatsts
"Hier waren de Heeren HEMEBO, YïJEI^JHlJIZEN, CAMPO \ffiIEEMAN, J«ABMINIUS, van HOOVEl^T, en
anderen, zeer gemeen, en byna daaglyksch te saamen,"
Op p» 35 komt ook Campo voor in de groep die de schim van Hennebo vol blijdschap be-
fp?oet in het hiernamaals s ■;
" [os o] Als ik wierdt bly ontvangen
Van ROEMER VISSER, en van schoone TESSELSGHA,
In 't Zielen-tempedal van dit Arkadia»
Hier zag ik PDEÏIAARÏ, my al huppelende ontmoeten,
En CAi^lPO WlfYEEÏIAE my onderdanig groeten,
Ja de Agrippynsche Zwa^, ook met myn komst te vreên.
Sloeg zelfs zyn wiekjes bly en vrolyk tegenëen,
In 't kort al 't zangrig veem van Rymers en van Zingers,
Ontving my juichende, bloots hoof ds 5 met open vingers j
Zelfs HÜIBERT VISSER heet my welkom in dit Ryk,"
Kennelijk iets zeldzaams, een onderdanige Gampo,
Maamloze zonde (vgl. Mededel inleen p. 23-26), In de Amsterdainsche Courant van I7/8/I750
komt de volgende advertentie voors "Op heeden word uytgegeeven een Vertoog, getijtelt
Godgeleerde, Zedekundige en Historise Bedenkingen over Proverb, 2Qt vers 15 en 17, niet
een Nareeden behelsende eenige Regtsgeleerde Aenmerkingen, over de straf der Sodoraieten,
zynde het vervolg op den Text van Rom, Is vers 27. Dit Boek is te bekomen by den
Autheux Jacob Gampo Weyermans, en by Gerard Bouman over het Meysjes Weeshuys, en by de
Boekverkopers in de Nederlandse steden,"
Praatvaar. De auteur van het tijdschrift De Hollandsche Praatvaar spreekt in zijn
nummer van 7 februari I742 over de "berugte en geleerde Gampo Weyerman, in zyn tyd
reeds voor een ligt van onze Sociëteit aangezien" (p. 5I), In bedekte termen spreekt
hij verder over een persoon die in een der nummers van de Klu;yzenaar in een vrolyk
humeur door Gampo is aangevallen.
49
J tel DEL INGEN YM DE STIGHTIHG JAGOB CAMPO 1//EYERI4AW ("Het JCW") no 6
Herengracht 530~536j Amsterdam
SLOT VAN DE AÜTOBIOGFJlFIE-^JCW IN DE LEVENS DER KONSTSCHILDERS
(^ie Mededelingen po JO-JT? 59-45)
[p« 457]
Tot hier toe hetben wy dien JacoD Campo Weyerman geschetst als Konstschilder, laaten
wy hem nu eens ter loops beschouwen als een Schryvera
Geduurende zyn verblyi" te Breda, schreef den Antwerpsche Meuwsschryver zulke onver-
geef lyke Kourantenj dat hy de pen opnanij om dien onbesuisden Harmenj was 't doenlykp
te kittelen in een onbeschaafden styl. Ten dien einde schreef hj een Blyspelj getyteltj
de bezweering van den desperaaten Antwerpschen Kourantier* Noch pende hy een tweede
Spelp gedoopt, de Gehoornde Broeders^ of het Yrouwelyk bedrog. En om het drietal op
te maakenj Demokriets en HeraklietSj Brabandsche VoyagiOj in vyf Bedryven. Dat drietal
Blyspellen wiert gedrukt te Breda, zonder den naam des Autheurs? een bewys van zjn
onverschilligheid ontrent schriften van dien aart,
Den lïeer Lainmert Pain & Vin, een Zoon van den Overste Moses, die tot Alphen wiert ont-
hoofdj verzegt onzen Konstschilder te willen overkomen in 's Hartogenbosch, om Flora's
lievelingen te konterfyten na het leeven* Die Heer was toen ter tyd de eerste Matadoor
der Bloemistenj inzonderheid in Luiksche Aurikulaas en in Tulpen^ zynde die Bloemen
toen tertyd gesteegen op een buitenspoorige prys» Ja hy heeft die Lan-imert Pain & Vin
meermaals hooren zeggen^ dat hy jaar voor jaar met die Koopmanschap gewon vyf ofte zes
duizent guldens^ [458]
Achtoxvolgens het voorschrift eens ouden Latynschen Dichters j zal den Schryver van
deeze ÏConstkamer, het vermaakelyk paaren met het nut, ïïy zal de Liefhebbers van
Bloemen een denkbeeld geeYen uit een voorbeelt, hoe gevaarelyk het is Bloemen te
koopenp welke zy niet zien bloeijen»
Jaoob G'ajnpo Weyerman schilderde de Bloemen van Lammert Pain & Vin onder de plak»
Dat raadsel zal den Leezer werden vertaalt in verstaanbaare woorden, Hy schilderde
die Bloemen in het Tuinhuis^ verzelt by dien Heer,, die hem voorschreef de wyze, hoe
ende op welke wyze de gebreken en mistallen van die groeibaarheden moesten v/erden
verbetertp als by voorbeelt« Het wit der Tulpen hier en gins eenigzins besmeurt^ wiert
verbetert by het Konstpenseel j en vertoonde een wit als sneeuw. De vlammen wierden
verdunt? en de gevloeide arseersels gestreept zonder het blad te vlakken, Den kelk
van die bloemj by wylen begruistj blankette den Schilder zo helder als een Britsche
wyn roemeXj en vooral verdikte hy de steelenp achtervolgens Pain ( Vins voorschrift.
De Aurikulaas 5 som_tyds gekronkelt gelyk als de lobben en kicaagen onzer Voorouders ^
beval de Bloemist te verbeelden glad en vlak. De gestarde oogen van de Bloemen wierden
zo rond getrokken als een cirkels Het bleek blaauw, trekkende op de grisdelin kole-uCs
herschepte het Konstpenseel in hoog blaauw? en op zodaanige wyze vergoede de konst
het gebrek van de natuur o Daarenboven wierden de Aurikulaas getrost als Konstantinopels?
inzonderheid ordonneerde Pain & Vin de koleuren te verhoogen en de steelen te verdik-
kenj zonder den Bloemschilder eens te beduiden wat hy voorhad met alle die gestalt-
ver\fisselingene
[459] ïïa dat Camgo de alderbeste Aurikulaas en Tulpen, op die wyze had gekonterfytj
of liever vermomt, begaf zich den lieer Lammert op reis, en voerageerde langs alle
onze Nederlandsche Steden met die geblankette poppen. De Bloemisten bleeven staan,
te staaren op die uitheemsche en onbekende wonderen, en onder meer anderen besteede
een Heer, woonachtig tot Dordrecht, alleen acht hondert guldens,
Den Loezer zy gewaarschouwt, dat de Liefhebbers niet die geschilderde, maar de
groeibaare Bloemen kogten, welke hy hen beloofde te zTillen leeveren, overeenkomende
met de geschilderde modellen.
Te 'sHartogenbos heeft Jakob Campo Weyerman onderscheide Bloem- en ï^uitstukken
geschildert welke Tafereelen het ons niet past omstandiglyk aan te haaien, gedachtig
aan Katos twee regelig voorschrift.
Het past geen I-Ian zyn Konst te looven, nog te laaken,
Zulks doen die zotten die uit ydle roemzugt spraaken.
Eigen lof munt op een pyl met veele veders bestooken, welke pluimen by de wind gevat,
den schutter het doelwit doen missen zulk soort van ganzen hoort men wel blaazen, maar
50
men ziet ze nooit doorbyten. Het heugt ons van een drietal Schilders te hebben g-ekent
te Breda, welke Penseelisten bromden en snoefden, in alle Herbergen en Wynhuizen als
ao veele Quakzalve rende Kermis Doctooren, doch nooit zyn ons derzelver Konststukken
ontmoet buiten den omtrek van hunne byzondere Schilderkamers, Den zogenaamde Yriesche
SSP^^^i. stak ook geen kleintje de windbazuyn van zyn eigen roem in Amsterdam. Maar hy
verzamelde meer kykers als Koopers, En hoe onstuimig de Braband[460]sche Schilders het
Konstspit wenden en draayen voor een halvestujvers takkeboschj is ons buiten tel
voorgekomen op de beroemde Antwerpsche Vrydagsmarkt, te welker pla.ats die veelkleurige
vaandeJ.s en Kakelbonte Standaai-den meestentyds de waarde der geborgde doeken niet
konnen ophaalen»
Indien nu een welmenent en oordeelkundig Man, zodaanigen ver^'/aande en by ingebeelde
verdienste betoverde Schilder kont uit den drooni te helpen, wert hy gelyk als de Atheen-
sche Geneesheoren met ondank beloont^ die Jlannen hadden zokeron Gek, die zich verbeelde
den eigenaar te zyn van alle de Schepen, welke aankwaamen in die Haven, te recht ge-
holpen^ Den Duivel moet de Doktooreii schenden, schreeuwde den herstelde Har, die my
''uit een ingebeelden rykdom hebben ontbolstert, om my onder te plompen in weezendlyke
"behoef tens.
Yeel eer dan van ons intelaaten in eenige konst by^onderheden, betreffende Jakob
Campo , Weyeman, zullen wy den Leezer vervrolyken met de avantuuren van een tweede togt
na Groot-BrittanGe hem bejegent verzeld door een paar Brabansche reisgenooten.
Onze Konstschilder was vereist uit 'sHartogenbosch na Brussel alwaar hy den meermaals
gemelde Pete^ ontmoete, welke Konstenaar toenmaals als een Konstkoper aldaar kwam, om
een zeker stulc van Luca Jorda,ni., gebendnaamt Papresto, opteaoeken, Peters^ vrog, of hy
ook wist wie den eigenaar was van dat Konsttafreel? Jal^ob Campo antwoorde ja, en gelyde
hem ten Huize van deszelfs bezitter alwaar het wierd bezichtigt, echt gekeurt en gekogt
in eenen adem-
haari
van den Heer Sa^onis ingeslikt langs gewelt en list
Deszelfs Weduwe had dat paar bekleumde Slangen onder haar huisdak aanvaart, en uit
mededoogen, en om den Boedel in order te stelleuj by dien Heer nagelaaten in een byster
ver>/n,rden staat* Doch zo dra waaren die Broeders niet verwarmt, of zy begonnen den
eigen rol te speelen van het gekoesterd Serpent in de fabel, Zy schuifelden, bisten en
blaasden zo geweldiglyk, dat de Weduwe en haar eenige Dochter het huis moesten begeeven,
naakt en bloot. De Schuldeyschers van den Heer Simqnis bestormden daar op die gewelda-
digde indringers in eens anders Have en Erf met Processen? waar tegens zy zioh verde-
digden door het schutgevaart van de Practyk, pen en int* Tot hoe verre dien Advokaaten
Oorlog wiert voortgezet gelieve den Leezer te weeten uit een staaltje, dat zy op eene
en dezelve tyd hondert en acht Processen hadden volgens hunnen eigen bekentenis.
Om nu een wakkere som Kontanten te m-aaken op eene reis, het eenigste hulpmiddel waar
langs zy de Advokaten en Prokureurs mogten sussen, besloot den Jongste Broeder Karel
^rtvrient genaamt, over te steeken na Londen^ Peters en Vteyerman verzegt hy van. hem
te willen verzeilen, en hy beloofde him goude bergen, welke uitlci^amen op eerscheuten
met loskruit»
Ig.^"_fa:yMQJ^.'bs Koopmanschap bestond in een Kabinet Konstschilderyen, twee groote kisten
vol Prenten en Tekeningen; een verzameling van Zesduizend Zeshondert Grieksche en
Romeinsche Gedenkpenningen? benevens een getal van aloude Gesteentens, en alzulke
Konstr4é2]kleinnooden, Peters en Wyerman verzelden dien vrient van korten duur tot in
Londen» Dewyl nu de twee eerstgenoemden waaren bekent met den bedekten handel van de
Konstuiinhuis beampten, kroegen zy alle die Goederen vxy voor twaalf Guinees, daar zy
vjaaren belast, met een som van ruim tweeduizend Ponden Sterling achtervolgens de daar
toe staande inkomende Rechten, Voorts wiert Kortvrients Konstkoopmanschap verkogt boven
alle gedachten, de Penningen hem getrouwelyk ter hand gestelt, zo dat hy zwom in Guinees
en in Engelsche Kroonen,,
Tot dus verre gingen de zaaken nawensch, doch toen Peters en V/eyerman spraaken om
betaaling te erlangen wegens hunne genomen moeite, was 'er een luipaart te kjken ^rt™
TO^ent had merkelyke sommen overgemaaict aan zyn Broeder te Brussel, en veel geld
verguist aan kostelyke Kleeders Goude en Zilvere Zakorlogies, Degens, Paruiken, en
diergelyken, gevolglyk was zyn Goudbeurs geëbt en zyn zilveremunt gesmolten. I-ly beraade
zich derhalve met zyn gewisse na ouder gewoonte, het welk hem instak voor te wenden,
dat 'er eenige Goederen waaren te zoek geraalc, voor dewelke hy geen betaaling had
genooten. Peters, voor het gevolg, van een vooraf bedacht schelmstulc beducht, vertrok
zich na zyn eigen Logement, om die bui te ontduiken, V/eyerman in tegendeel verbleef
waar hy was, en wierd by dion BruDcelschen Simon gearresteert, en in een civiel beslag
51
op het nachtslot gezet.
Dat de vaardigheid van den geest den mensch dikmaals red uit moeielyke omstandigheden
zal uit dit enkeld voorbeeld werden aangetoond.
Baagsch daar aan kwam Kortyrient veraelt by Peters, welk paar nu een soort vsxl bestand
had opgerechtp [4^3] den Konstschilder te bezoeken in zyn ciciel arrest, Hy ontfing de
Heeren beleefdelykj en sy traaden in onderhandel ing j om waare het doenlyk, een einde te
maalïien in der minne van het onderling verschil. Maar den Brusselaar luisterde na geen
reden^ die poogde den gearresteerden Schilder te voldoen met oen doode Mees, en aanbood
hem te ontslaan, mids dat hy afstond van zyn eischs Doch dat buskruit brande af in de
pan. Het kongxes duixcde tot de tafel wierd aangericht j en Cam;po verzogt Peter tot zyn
^^^'^" I ^Jg!k™:g lj4. verreesj ziende dat hy niet viert genood^ en dacht te vertrekken toen
den Cipier hem de hand op de schouders lei, en hem in beslag nam uit Campos naam die
kabouter had zich beraaden met een Advokaatj en een Arrest doen opstellen tegens Kort-
vrient die daar op wiert by den kop gevat op zyn beurt,
"Hoe patriot help mai toch jeens uit den dut, sprak dèn onthusselde Kortv rient tegens
"Gampo, woorom ik niet mag gaan gelaik as ik ben gekomen"? Den Konstschilder beet hem
toe, dat hy reeds te lang zyn tolk was geweest en hy zulks kon vraagen aan zyn Patroon,
den God der Yliegenc Peters hielp hem uit dien droom, met te 'zeggen, dat Ca^o hem had
verzorgt van het eigen civiel Logement om zich nader te beraamen met zyn geweeten. Op
dat bescheid viel hy achterover op een stoel, vervloekte zyn komst in die kasteleny,
beschuldigde Peters van hoog waabedryf , en ving aan te kroeghen en te steenen als een
Spook da,t den toets ondergaat van de wywaters quispel. P eters en Campo Middagmaalde
smaai^elyk, Dronken hartiglyk, en tot bevordering van de kooking der Maag, beslooten zy
het noenmaal met het aanzienlyk nagerecht van een bak vol Punch, Kortyrient geen kans
ziende dien dans te ontspringen, hervatte de vredehandel inga beloofde Peters [464] en
We^^erman te zullen genoegen? betaalde de onkosten van het wederzyds beslag? en daar op
vertrokken zy uit die onaangenaame Kasteleny, uiterlyk, verzoende vrienden.
Onze Konstschilder vertrok korts daar aan na Brussel, en Kortyrient verbleef in Londen,
bevreest voor de gevolgen van C^n;go^ weerwraak. Maar den laatste had meer reden om op
zyn hoede te zyn, dan de eerste, gelyk als in het vervolg kwam te blyken, Den Spanjaard
zegt, dat een jegelyk zich behoort te waaren voor Wintersche Zonneschyn, en voor het
achterste van een nukkigen Ezel, en voor een verzoenden Vrient. Kortyrient had zich
verzoent in schyn, alhoewel hy den aanlegger was geweest van het verschild doch hy
verbleef een vyant in der daad, gelyk als den Leezer zal hoeren.
jMgo]2_^gagvpp. Weyerman stak weer over na Londen, en nam zyn optrek ten Huyze van den
Hoogleeraar Johan Woodward, Geneesheer en Lid van de Koninglyke ^'!aatschappy. Op het
verzoek van dien Heer had hy onderscheide zeldzaame en keurlyke boeken gekogt, inzonder-
Ijeit alle de Schriften van Wilhelm Postel, Bernardus Ochinus, Bruno Kolano, en dierge- ,
lyken, benevens veele schoone Tekeningen en Prenten. Den Hoogleeraar, ten alderhoogste
deswegens voldaan, aanbood hem zyn huis en tafel, als insgelyks het gebruik van zyn
voortreffelyke Boekzaal geen van de minste in Groot Brittanje, Die vreede lievende man
hield, zo ernstiglyk aan by onzen Konstenaar, van zich te willen vergelyken met jfort-
vxieirfc, dat hy daar toe bewilligde, en ten dien einde wiert 'er een t'zamenkomst belegt
ten huize des Geneesheers voorens gemelt, zynde hy verkoozen van weerskanten tot bemid-
delao-r van het onderling verschil,
[465] Den Brusselaar verscheen ten huize des Hoogleeraars tegens het bestemt uur,
echter verzelt by een Advokaat, of wel strydig tegens het verdrag. De byeenkomst wiert
geopent, in de Latynsche taal, wyl Kortyrient geen Engelsch sprak, maar wel eenig Paapen
of Keul<:en Latyn, nochtans voldoende om zich te doen verstaan. Korts daar aan wiert 'er
geschelt, en een Konstabel, benevens vier Gerechtsdienaars, en een Linkerman van Kort-
Z^4:®£i3 genaamt Bodas, ki'/am instuiven in de Eetzaal als een ramp voorbodende storm,
'Flvlzs vloog den Konstschilder overend, nam den Degen in de hand, posteerde zich in een
hoek van de Zaal, en zwoer, dat hy den eersten die hem a,anransde, de plaat van zyn Degen
zou leggen tegens de Borst, De Huisbediendens des Hoogleeraars kwamen toeschieten op dat
duivels geraas, bestaande in een Koetsier, Lyfknegt en twee Dienstmeiden.
Jalcob Campo Weyerman., gewoon zyn geest altoos zo blanl<: te houden in alle schielyke
gevaaren als zyn kling, wenkte den Lyfknegt, en zei hem zachtjes de deur te openen van
het Huis, Onderwyl was den Hoogleere.ar in gesprek met den Konstabel, en las de voliuagt
om den Schilder in Hechtenis te nemen? doch die was op geheel iets anders bedacht. En
stoof eensklaps na de deur van de Eetzaal, greep een daar by staande Gerechtsdienaar
by de kladden, wierp hem met de tanden tegens den plan3,cen vloer, gewan de deur des huis,
en sprong van het Balkon op de straat, en wip was den Heihaas, Den Hoogleeraar Johan
Woodward, ziende dat zyn vrient die hinderlaag was ontsnapt, belachte den Konstabel
52
schlmpiglyk* Onder meer anderen beet hy hem toe, "dat den Koning van Engelant hem nooit
"zon aanstellen tot Gouverneiir van den ïoiir, dewyl hy [466] een enkelt tian niet kon
"hewaarenj by vier Dienaars van de Justitie, benevens een gespan onbevoorrechte Hap-
" schaars, meenende Kortvrient en Eodas, verzelt", Den Konstabel sloop weg benevens ayn
Janitzaaren, druipstaartende, opgevolgt by Kortvrient en Bodas, rykelyk uitgejouwt by
's Hoogleeraars Huisbediendeno
Het zou een onderneming ayn van den Wysgeer Xanthusj die aannam de gantsche 2ee uit te
drinken, om maar de merkwaardigste avontuuren van onsen Konstsohilder te willen aanliaalen
in ons bepaalt bestek^ Alzo min kennen wy den Leeaer een naamrol opstellen van zyn
Schriften, dewyl hy zelf daar mn geen lyst heeft gehouden? echter zullen wy dezelve
na ons best onthoud alhier aanhaalen, zonder de beweegreden waar door hy de pen opvatte
te vergeten.
Op een tyd was Jakob^^Gam^o^We^rman gezeten in het Koffihuis van Schoonenberg, tot
Rotterdam, en las de kourant welstaanshalve, toen hem den Koffihuisknegt een papier
aanbood, getytelt den Amsterdamsche Argus. Hy doorliep dat schrift met nieuwsgierige
blikken, doch bevont het een raats beslag *t zamen geflanst uit Duivelshoeks aardighee-
den, en kruyers zinspreuken noch wel zo walchlyk als mostaart en room, Zeeker Argus
gezinde vroeg den Konstschilder, of hy het beter zou maaken en hy antwoorde van ja,
voor 't minst meer behaaglyk aan de smaak van de beschaafde weerelt» 's Maandags daar
aan volgende zei hem een vrient, dat den schryver van dat papier eenige beleedigende
aanmerkingen had gemaakt op zyn Persoon, gevolglyk hy nu gerechtiglyk was bevoegt om
de pen op te vatten, "Dat zal geschieden, spralc den ligtgeraakte Konstenaar, alhoewel
"ik ducht dat die lompert zich naamaals zal beroemen, dat ik myn pen heb getrokken [467]
"tegens een schim.
Vervolgens schreef hy een weekelyks papier, getytelt den Rotterdamsche Hermes, by T,-^ze
van een zinspeeling op Argus, die by Merimur (ook Hermes genaamt) den kop wiert afge-
knipt, in gestaltverwisselingen«
Voor zoo verre myn geheugen reikt, zal ik alhier den naamlyst ter neerstellen van
Jacob Campo Weyermans gedrukte Boeken.
gezegt in Q,uarto .
De Rotterdamsche Hermeso Een Deel«
De Amsterdamsche Hermes, Ttree Doelen»
Den Ontleeder der Gebreeken, l^'/ee Deelen»
De Echo des Weerelds, Twee Deel en»
Den Yrolyken TachthGcr, Een Deel,
Den Vrolyken Kluizenaar» Een Deel o
Den Verreziende Heremyt»
De ïjaakte Waarheit^
De Historie des Pausdoms. Dri e Deelen»
Aanhangsel tot de Historie des Pausdoms .. Een Deel,
Moses Markus» Een Deel»
Den Adelaar, Een Deel,
Blyspellen, benevens den sleutel, en eenige vertaalde Gezangen uit Anakreon, Een De_el ,
De Leevens byzonderheden der Nederlandsche Konst schilders en Konstschilderessen, Drie"
doelen^
Letterlievende, Zeedekundige, Historische stichtelyke Betrachtingen. Een_Deel,
Den Laplandsche Toyertromrael, Een heel.
Verdeediging voor ^^^, Een DeeT7"~]'4ë8T°
Merkuur Actionist, benevens verschelde Bruylofts gezangen,
Teegen-Ontleeder, &c.
Boeken gedrukt in Achten, gesegt in Octavo.
't Zamenspraak der Dooden» 'fwee Deelen,
Aanmerkingen over de t' zamenspraaken tusschen een Geneesheer en zyn Lyders,
Vertoog over de Koffi, &c.
Het Leeven van Alexander den zesde, en Caesar Borgia IVee Deelen,
Verdeediging tegen Alexander Ie Roxax,
Het Leeven van den Kolonel Charters,
Een vertoog over drie beruchte Vrysteden,
55
Se Leeyens byzonderheden van Laureys ArminiuSp Robert Hennebo, Jakob Yeenhtiyzenj &g.
Twee vertoogen over de Zonden, &Ca
Drie "blyspellenj gedrukt te Breda, Twee Dealen,
Het Leevens bedryf van den gewaande Goudmalcerj den Baron van Syberg.
De Voorlooper van den üntwerpschen Kourantier»
Don }?rancisco Bitterheilig en Dona Maria Mandol.
Cmn lïïultis alils cfuae nunc prescribere long gjin^est^
Hier zouden wy ons afscheid neemen van Jakob Campo Weyermanj berucht by zjn Konstpen-
seel en by zyn Pen, Indien ayn Leevensbyaonderheden van 2yn Jongelingschap tot aan zyn
Gr^'-sheid^ ons niet in de hand kwamen waar wy die hier doen volgen,
[469i de bovenKijde van de pagina heeft een afbeelding van een rivier in een arkadisch
iandschapj "I)<.K, inv. E,Vinkeles sculp. I769"]
SENIGE
LEEVENS BYZONDEHtlEDE!^
Ym
JMOB CAMPO WEYSSM/iMj
KONSTSCHILDER &c.
Ik zal geen begin maalcen met de destruktie van troyen, om eenige byaonderheden myns
Leevens af te leiden van dat onzeker tydmerk, aegt den Schryver van deeze Boekdeelen, en
noch minder zal ik den Leezer verdrietig vallen in hem te onderhouden met eenige Kinder-
achtige passagien van myn eerste Jeugd, volgens de loflyke [470] gewoonte der Eransche
Memorie Schryvers, die doorgaans beginnen met de wieg, gelyk als den ïrap des Ouderdoms,
en met het lUoosterleeven eindigen, dat is het hek met een bus sluiten, om quansuis door
de eenzaame leevenswyaen eeniger jaaren alle de gruwelen, zo in den Oorlog, twee Gevegten,
als in het bevleklcen van het Kuische Huwelyksbed gepleegt, schoon uit te veegen, en met
den Hemel te liquideeren. Keen Leezer, ik zal de eer hebben van uw eenige aangenaame
byzonderheden, my als Konstschilder, en niet als Student in de Godgeleerdheit, en in,
de Geneeskunde, ontmoet voor te disschen, ik zal zonder uw gedult te vermoeien door een
langdraadige inleiding kavalierement beginnen.
De beginsels der Tekenkonst heb ik geleert by den Bredaschen Kunstschilder naderhand
onderwees my Eerdinand van Kessel Schilder van den Koning van Polen, in de behandeling
der olieverwen ten laatsten geraakte ik tot Antwerpen by den Bloemschilder Simon
Hardlme, die voor zich zelfs een goed Schilder was, doch die het alderminste talent niet
^^^•3. om een leerling te onderwyzen, zo dat ik voor het grootste gedeelte myn konst ben
verschuldigt aan myn eigen naa.rstigheit en aan vlytig Schilderen na het leeven. Zo dra als
ik oordeelde te konnen flodderen op myn eige wieken trok ik van den Briel over naar
iilngeland en belande te Londen, daar ik aanstonds kennis kreeg aan eenige Nederlandsche
en Brabandsche Konstschilders, welke kennis my zo noodig was, als een raazende Paap
dienstig is op een Meyerysdorp, doch met 'er tyd ontsloeg ik my van dat doorluchtig
gezelschap, dat zo na vermaagschapt is aan de Roomsche bend, als de Baronie van Breda
grenst aan den Brabandschen bodem. Een eenig Brabander ver[47l]koos ik tot myn vriend,
genaamt Pe eters, een verdienstig Konstschilder, die beide de beschouwelyke kennis en
de practyk bezat in de Schilderkonst en die my onderwees in de houding, waar in ik zoo
geverseert was, als een Kurassous planter geoeffent is in de beschavende geleerdheid,
]vjyn eerste voorval was met den Ridder Godef ried Knellert wiens Schilderyen of konterfyt-
zels ik een tyd lang had gestoffeert, met bloemen en fruiten, vogels, en kruiden, van
wien ik maar de helft voor myn Konst vorderde, aohtervolgens dat ik wiert betaalt by
andere Schilders, en die des niet tegenstaande, myn beleef dheit met een Lubeksche Zwyne-
trekkers ondankbaarheit behandelde. Dat geval luid aldus.
Een zeker Milord, die al overlang is nedergedaalt ter schimmen, sloot een verdrag met
my om voor hem een Kamer te Schilderen bestaande in vier groote sttikken negentien voeten
in de hoogte, en tusschen de zeven en acht voeten in de breete, benevens een Schoorsteen
stuk, en een langwerpig stukje boven de deur voor welke stukken, ik een somme van
Hondert-en-twintig Ponde Sterlings had bedongen. Ik kogt daar op geplemuurde schilder-
doeken, liet die opspannen, en begon naarstiglyk te ordonneeren, te doodverwen, en te
Schilderen toen die Milord lust kreeg om zich nog eens voor syn dood te doen Konterfyten
by den Ridder Godefr i ed p wan-t hy x-iaa ^-«^ , o-n i.ra.« -^o h-^^^-^xri- mp-t een .ion^e Lady, twee een
54
naderent Sterflot voorbodende Komeeten, Zo dra was Milord niet gezeten om geportret-
teert te worden^ of den Lnbekker zogt een praatje en na dat hy zyn inlydings Predikatie
over het weer en over het Koixrantnieuws had uitgeputp vroeg hy aan zyn Lordschap? of
hy noch niet had ^eresolveert ora die Zaal, waar over Milord hem eenige tyd geleeden,
j 472 I had gceraadpleeg te d^^ "beschiTdereng die Pair des ïïyks repliceerde , dat hy
reeds met my een verding had gemaakt, en dat ik werkelyk hezig was met die stuMcen te
"bemaalen met bloemen, fruiten, vogelsj dieren, kruiden, goude en zilvere Yaaten^ en
alaulke vrolyke voorwerpeno Zo dra als Godefried Knaller dat hoorde lei hy zyn palet
en penceelen op een nahystaande stoel, en begon te balken, als een boere koster die
Gen vreerade koe ziet graazen op het Kerldiof, en schreeuwde| Ila Milord^ dat is een
9BYB9^ i.9h^l& akkoort g indien ik de vryheit mag gebruiken van zyn Lordscha p zulks te
zeggen tegenwoordig ,^.^„ ^^Q ^^fi^ ^_^P_i^^^ P-s- ^^^^^ ?y"; ^po-^ schoone bl oemen, noch frui-
teng noch groene loiniideny waar door zich Campo aal moeten be dienen_jv -aii geschilderde
modellen van kapidoglios vruchtstafereellen, en dat zal zo wel niet oiytyallen, dan of
uw Lordschap he m die toneelen l iet.^^egjxme n m et de Lente, en ein d igen met den Herfst^
want niets overtreft het leeven. Het is waar, dat hy voor zo ver niet mistaste, maar
dien dommekracht was, niet onkundig van myne leevenswyze, hy wist van my dat ik als
een gebooren Engelsman leefde, dat 'er gevolglyk altoos te kort la^^am, nooit overschoot,
en dat ik zo min bestendig was tegens het uitstellen als een versch ontgonne Indiaan-
sche juffer, zynde uitstel myn dood, en voortgajig myn leeven, zo draa als Milord die
doodelyke waars chouwing had gehoort, zont hy fluks zyn kamerdienaar die zyn rechter-
hand en zyn linkerman was, na myn logement^ met eene interdiktie van niet voort te
gaan met die stukl^en voor dat de aanstaande Lente het aardryk icwam vercieren met het
Jaarlyks tapyt van veel koleurige bloemen. Geen Maartsche Donderslag klonk my ooit door
de herssens met een verschrikkelyker geloiit dan die onaangename postyding, [473] ik
kreeg alzo veel koleuren als een bloemtafreel, en ik wist niet of ik droomde, dan of
ik waakte, ook wiert ik niet wakker, dan om de rol te spoelen van den raazende Roelant»
Ik sprong op als een ontstooken vuxirpyl, schopte eenige van die begonne Konststiikken
in stuLcLcenp ontleede de overigen met myn degen, brak de raamen, en dat ik die oefening
der beeldstormers verzelde met eenige stopwoorden, die een ander ongeblankette verwen-
schii:igen zou doopen, aal den Leezer gemakkelyk kennen gelooven. Ondertusschen zat den
kamerdienaar te kyken, als een verweeaen Brit die, overtuigt van de gemeene wegen
gerooft te hebbenp zyn doodvonnis ontfangt voor de rechtbank van de Oldbailys doch
ziende dat ik een weynig begon te bedaren, sprak hy my vciendelyk toe, en verzegt my
of ik hem wilde trakteeren op een fles ïUairet? waar op ik fl-uks een fles met een paar
gespoelde kelken liet boven komen, en in die bezitting zynde gingen wy te zamen zitten
drinken. Onder die oeffening bedaarde ik allengs en begon eyndelyk eens hartiglyk te
lacghen, over myn begaane Schilderys lacht ing, dat hy zo dra niet bespe-urde, en daar uit
eene aanstaande kalmte, op de ontstelde zee van myn ziel voorziende, vroeg hy my^ Of hy
dat 'Treurspel aan Milord zou rapporteeren in alle deszelfs omstan digheden^ dan of hy
het met een floers van stilzi^g endhej/b^ wdj^e^j ro^^ waar op ik repliceerde? dat
heiLAerste my zo onyerschillije: was als het laatste, en dat ik my eer voor een slaaf
zou verkoopens en ove rstee ken_ na de Engelsche V/est indien , dan een tros. je Aurikulaa,s
voor Mlord, ik laat sta,an een gants che_^aai , te Schilderen^^ e n da t ik hem ,anders^ niet
had te zoggen. Waarschynlyk aal dien Hoveling van de Kleederkamer te bescheiden zyn
geweest, als om den ouden Heer [474] met die ona^ingenaame boodschap te ontstellen,
altoos ik heb 'er zedert niet na getaalt, en Milord die korts daar na hemelde had geen
gelegendheit om my daar over zyn misnoegen te doen blyken.
Zo dra waf.: dien Ongeluksboode niet vertrokken, of ik kleede my, en liet my in een
huurkaros voeren na het huis van den Ridder Kneller die op dien tyd woonde onder de
Gallery van Konventgarden, Mlord was reeds vertrokken toen ik in zyn Schilderkamer
trat, doch het gedoodverwt Konterfeitsel dat noch op den Schilder ezel stont, bragt op
nieuws een gis'ting in myn pas bedaard bloed, derhalven bedanlï:te ik den Lubekchen
Konterfyter, voor den dienst die hy m^ ao onlangs had gedaan, in verontwaardigende
termen, ik beloofde hem, van hem zulks te errinneren, zo dra als ik het geluk aantrof
van hem op de straat, in het Koffihuis, of in een lA^ynherberg te ontmoeten. Den Glaevalier
Godefried poogde my in het begin te stillen, en hy beloofde my lafhartiglyk van my,
eerstdaags eenige andere Bloemstukken voor een Milords Weduwe te laaten Schilderen| doch
ten laatsten ziende dat ik al even bitter voortging in hem te dreigen en te schelden,
rees hy ten laatsten op uit zyn Schilderstoel, en hy vroeg my met een nagebootste fier-
heid 5 of ik wel wist dat hy domestieken had, die niet zoude toestaan dat ik hun Heer
zou mishandelen in zyn ei^en huis, en d at hy m aar een venster behoefd e te ope nen om
^Jkg-jg — ^-lyo.'gP.s s s^ "be doen opkomen 9 maar ik beantwoorde, die vraag in zulke beduidende
termen, dat hy de vlugt nam in een nabuurig vertrek het welk hy na zich toetrok, waar
55
door ik de trappen afging, en dien oïidankbaaren m"bëkker Konterfyter voor het
geen hy was liet berusten.
Veele ongemeene avontuuren heb ik gehad in Enge[475]> zo ten opzigt van myn
beroep als Bloemschilder, als uit hoofde van andere voorvallen doch dewyl ik
my niet wil Inlaaten in een langdutirige oprekening van alle die byzonderheden
te meer daar ik öoheep kom voor Autheur van de Leevensbesohryvingen der Neder-
landsche Konst schilders en Konstschilderessen, en niet Historieschryver van
myne byzondere leevensgevallen aal ik het kort en goed maaken en dit Deel
besluiten.
Einde van het Vierde Seelo
Jan Vleugels
JCW lïï ÏIET BUITEÏÏLAND lis
OMTVRE van/over JGW IN BE UHIVERSI2!EITSBILI0GÏIEEK GEMT.
Signaturen en titelbeschrijving worden gegeven volgens de IIB Gent. Waar een *
v<5?r de signatuur wordt gegeven, is die van mij afkomstigs naar deze exemplaren
zal wegens hun zeldzaamheid, onbekendheid, veronderstelde aantekeningen van JOT,
etc,, in de naaste toekomst een onderzoekje worden ingesteld.
Signatuur
GUS 150, ÏIL 18N 225
Let Ma-776
A 1451
H 1084 (4)
H 1084 (5)
H 1084 (2)
A 1449
m A 247
BL 179
H 1084 (6)
Ph 155
A 1491
A 1452
A 1453
A 1217
Hi 1007
Titel
Den Persiaanschen Zijdewever, Demokriets en Herakliets
Brabandsche -vayagie. De Hollandsche zinlyklieyt, den
Antwerpsche courantier, en de gehoornde broeders, benevens
enige uyt het Grieks vertaalde gezangen van Anakreon,
voorzien met de sleutel van het geheele werk. S.l., s.n. ,
s.d, 8°. Onregelmatige paginering.
Idem [maar met tussenvoeging tussen "broeders" en "bene-
vens" s Den Maagdenburgsche Alchimist], Breukelen, s.n.
1700. 5 (iln. in 1 band. ^
Amsterdaaische Argus. Amst. 1719» 4 • 3 vol,
[Niet van JCV/, JV]
De bezwering van den desperaten Antwerpschen courantier.
Blijspel. [Amsterdam], s.n., 17» •» in 8 ,, 96 p.
De gehoornde broeders, of het vrouwelijk bedrog. Klugt-
spel, [AïEisterdam[, s.n,, 17». j in-8 , 90 p.
Demokriets en ïïerakllets pelgrimasie, [Amsterdam], s.n.,
17.., in-8°, [6], 108 p.
Demokriets en Herakliets Brabantsche voyage. Klugtspel.
[Amsterdam], s.n., 17*»? in-8 , [6], 108^p.
Den Echo des werelds. Amsterdam, 1726, 4-2 vol,
Den Echo des weerelds, Amsterdam, Hendrik Bosch, 1726-
1727, 4°. 2 vol. Met schriftelijke aantekeningen van de
schrijver.
De voornaamste gevallen van' den wonderlijken Don Q^iohot
door den beroemden Picart den romein, en andere voornaame
Meesters, in XXXC Kunstplaten, na de Uitmuntende Schil-
deryen van Coypel, in 't koper gebragt, Beschreeven,
Hage, Pieter de Hondt, 1746. 4 .
Eenige gezangen van Anakreon vertaalt uyt het Grieks.
[Amsterdam], s.n,, 17. •» in-8 . 9O-IO4 p.
De doorzichtige Heremiet, bespiedende door zijn verre-
rykende verrekyker, in het geheimste van zyn kluis, de
verborgenste gebreken der menschen. Z.p. , z.j, 4 •
De doorzigtige heremyt, ' sGravenhage , 1730.
Den Amsterdams chen Hermes. Amst. 1722, 2 vol.
Den Eotterdamschen Hermes. Rotterdam, z.j,
V. Historie van J.C.Weyerraan. Z.j.
V. Levensbeschrijving van voorname Nederlandsche mannen
en vrouwen 1774-1783-
5é
A 1448
A 4378 ■
GÜS 168 s 8 D 7-10
Hl 1425, A 682
H 464
A 669, A 4591
A 1489
A 1491
A 1450
A 1490
ÏI 1084
ï BL 6499.-
H 1084 (1)
120 B 56
S H 1084 (3)
H 1084 (1)
Titel
De levens-lieschrj^ingen der Nederlo konst-sohilders.
's Gravenhagep 1729. 4 vol»
De levensbeschxyvingen der ]^ed« konst-schilders en
konstschilderessen .«• Met de konterfeytsels der Toor-
naamete ena. door J,ïïo-u'bral<:en9 Vol, I-4» l~3s 's-Gra-
veiihage E.Boucquet, etc, 4s Dordrecht A.Eluss^,
De levens-beschryvihgerx der Ued, konst-schilders etc,
met een -uifbreiiing over de schilder-konst der oeden,
's Gravenbage, Bouqnet & de Jongh 1729» 4 "bdn. Pil,
De zeldaaame leevens-oy^onderheden van Laurens ArminiuSj
Jacob Campo Weyermanj Robert Hennebo, Jacoli Veenhuyzen
en veele andere beruchte Personaadgien, Amsterdam^
Barent Dass, 1738,
V, Levensgevallen (zeldzaame) van J.CWeyerman, 's
Gravenhage j 1756 c.
Zeldzaaine levensgevallen van Jacob Campo Weyerman, 2e
druk, 's Gravenliage 1763«
De snelziende Lynceus. Amsterdam 1748*
De voornaamste beweegredenen en omstandigheden die aan-
leyding hebben gegeeven aan Moses Marc-as tot het ver-
laaten van den Joodscben en tot het aanneemen van den
Kristelyke Godsdienst •<.• overgezet door Jacob Campo
Weyerman in de Nederduytsche taal, Amsterdam 2«j*
Den Ontleeder der gebreeken, /ünsterdam 1724»
ïïet oog in 't zeil, Leydenj 1780,
Opdracht des tegenwoordigen dichtei's aan toekomende
dichters, [Amsterdam]^ s.n, 5 17» • in-8 [l4] P»
V. Philosoof (De slapende) in 't harnas ge jaagt door
den Goliath J„C„W„ S,d,
V, Sententie van den hove van Holland tegens Jacob
Campo Weyerman, 's Gravenhage 1939»
Den vrolyke Tuchtheer, Amsterdam 1750,
De Hollandsche Zindelijkheijt, Blyspel. [Amsterdam]
s^n, 17, , in 8 5 100 p, (Bijgevoegds Den ïleremyt, een
P.
93-96,
sprookje, p» 84-95» Het Klokje„ een sprookjoj
Het ondoenlyk bevel, p, 96-IOO),
Den Persiaansche zydeweever, Blyendent treurspel uit
het Persiaans vertaalt, [Amsterdam], s^n.p 17,-j 140 p.
AoAo Sanders
EEIM imlYR WEYERMAN [lll]
Ins Prosper Arents, Werk van Lode Baekelmans, Bibliografie, verschenen in de
Zg^§JiM gIL_g^L_AQ ^^^^^i^f?Q?^ [van de] Koninkl ijke "Vlaamse Academie voor taal" en
ïët^ëSö^d^ 9" '19547' P. I4Q3I-7299 staat onder nornmer
65 Lode Baekelmans // De Blauw Schuyte // [Houtsn, door Henri__ v_^
StraitënJ 77 ■'"^'® Sikkel" ~ Antwerpen // CoA.Mees - Santpoor¥77
■[l924r'24 X 165 [3], 42 blz.
Drukkerijs De Meuwe Tijd, AmsterdaiB.
Met titelpagina en bandontwerp door Henri van Straten, OmsloS
zwart op lichtbruin, Ben avontuur uit het leven van de jonge
kunstschilder Jacob Gampo Weyerman» Overdr, uits GN5 Juli
1924 s Aug. 1924.
Br; 1924, 19sfl, 1,50 - Bri 1921-1925? 40. - BB§ Maart 1925,
nr, 544, fr, 9*
Br, ~ Brinkman, BB = Belgische Bibliographie^
en onder nommer
1105 De Blauw Schuyte 5 fantastische levenswijding in 3 bedrijven, -
GN| Juli 1924? 1-51 I Aug. 1924, 149-159.
GN = Groot Nederland,
57
KB. Ad 63 ziet cat. 533 [atmi 1978] van Antiq-aariaat Brinkman, nommer 173 met
afbeelding t,p»j voor ƒ JÖ,-^,
Correcties in [ll] staat onderaan 76,06.06| dit moet zijn 78,06,06,
78,06,14
Riekje de Haan
OPYATTINGEN VAN JCW OVER J0Uffl^7lLISTIEK IN DE PERIODE 1720-1730.
Het is niet gemakkelijk om in JCV/»s periodieken opmerkingen over de joiirnalistiek
te vinden, In de eerste plaats omdat aijn stijl nogal gekompliceerd is. Bovendien
komt maar zelden de journalistiek als onderwerp aan de orde. Vaak wordt heel
terloops een opmerking geplaatst over de journalistiek of over een journalist.
Slechts een enkele keer wordt deze kwestie duidelijk aan de orde gesteld. Juist
die passages haalt Sohneider (l) in zijn werk aan. Hij suggereert hiermee dat
Weyerman veel meer van dergelijke uitspraken doet. Hierdoor hooggespannen ver-
wachtingen worden snel teleurgesteld.
De opmerkingen die Weyerman maakt over de journalistiek zijn voornamelijk indirekt.
Hij neemt meestal een auteur als slecht voorheeld en overlaadt hem met beschim-
pingen. Door de verwijten aan het adres van deze 'kollega's' van Weyerman te
'vertalen» in opvattingen over de taak van een journalist heb ik toch wat mate-
riaal bijeenvergaard. Soms verwijst V/eyerman heel expliciet naar een bepaald
nvimmer van een krant waar hij kritiek op heeft. Ik heb geen poging gedaan deze
Icranten te achterhalen. Het gaat me hier niet om de juistheid van Weyermans op-
merkingen, maar om de aard van zijn opvattingen over journalistiek. Dat hij een
weinig hoge dunlc heeft van de periodiekenschrijvers van zijn tijd, moge blijken
uit het volgende recept s
"Neemt vier ditorergulde kalfsleere banden vol Courantenj wast die met Ezels-aeep,
en met water uit de Vergetelbeek, en na dat ze van 't Hoofd tot de voeten toe
gezalft zynj met olie geparst uit dulle Nachtschade, werpt ze dan in een Desti-
leerketelj waar van de helm 't zoek is, want de vlugtste deelen moeten uitwaes-
zemen; en een schyver moet (gelyk als een a?ovenaar) wonderen verrichten met een
dood licghaam. Drie daagen en drie nachten zal deez ' compositie met groote golven
opzieden, als wanneer het klaarste uitgestort, en het drabbigste moet bewaart
worden. Wanneer nu een Nieuws schryver geresolveert is om de Lamp der Staatkundige
met verschen olie te voorzien, moet hy smorgens vroeg zeven kopjes slappe Coffi
vermengen en opsnuiven die geest zal dan zig uitbreiden rontom het brein (mits
dat 'er eenig brein is) en aanstonts vint Kig een schryver overstulpt met sprook-
jes van Monsters, Meisjes, Wortels, verslenste bloempjes, en geestropieerde over-
zettingen, al in reijen en in gelederen gestelt, om op een Vergaderplaats van een
vel papier te verschynen" (2).
Na het lezen van Weyermans periodieken uit de jaren '20 van de 18e eeuw had ik
een map vol citaten die betrekking hebben op de journalistiek. Omdat citaten op
zich vrij onhandelbaar zijn, heb ik aanvankelijk elk citaat gekarakteriseerd»
Hieruit bleek, dat soi-omige karakteristieken nogal vaak, andere slechts sporadisch
terugkwamen.
Ik ben van de vooronderstelling uitgegaan, dat het aantal keren dat een bepaalde
opmerking terugkeert iets zegt over het belang dat V/eyerman aan die opmerking
hecht. Hierbij moet echter wel opgemerkt worden, dat met name hetgeen Weyerman
o"^^^ è^^l^ O) 2egt, vaak terugkomt, en veel weg heeft van gewoon 'pesten'»
Hieronder volgen opvattingen van JCW over journalistiek? de volgorde wordt bex)aald
door de Icwantiteit van het aantal opmerkingen ontmoet. Dij elke kategorie geef ik
é^n of meer citaten ter illustratie. Het is ondoenlijk alle gevonden passages over
te nemen (voor een opgave daarvan, zie de bijlage),
A. Een "Courant'' moet een gevarieerde inhoud hebben. Dit eist van de schrijver
een flinke dosis fantasie. Met name Argus wordt meermalen (in de Ro t te rdams che en
in de Ams te rdams che Herme s ) verweten dat zijn periodiek vervelend en zonder inhoud
iss
"Doch Argus, die, zonder consecj^uentiea maar weinig favori te passietjes bezit, en
als een oud Kastiliaan zyn g;raviteit bewaart, neemt geen e^^n^el aan die variatie |
58
maar vertoont zyne vekelyksche papiere Komeet altoos in den zelve draalkrir^.. en
vereert in het "bits of laf aan den gepynigden Lezer, als de provizie van zyn
wintergraan opgesmuld iSp li"beralyk kaf en lege doppen" (Rotterdams che Jfe^nes^
24 septo 1720 j p. 13-14)0
Hem wordt de volgende raad gegevens
"Vergader veel liever van tyt tot tyt aangename £££^;u£tien van de natuur; neem tot
uw voorwerp een jonge spruit masculini generiSg die door zestien h achttien lente-
stralen gekoestertj tot een Xê^tatief mensch is opgewassen? plulc die met alle
hare naturelyke ^^esSSiÊS? ^^'^ ^^^ geaffecteerde spreekwyzeng valsche Pransche
airs, nieumodische vloeken, noitgepasseerde liefdegevallen (ten ware eene nacht-
rescontre met mama's keukemeit of eene overwaarde Koppelaarster) gedroomde
batailles_ en leugenachtige fcravoures" (ibidoj Pc 14) o
Direkt hiermee in verlDand staat de eis dat men als schrijver origineel moet zijn*,
Eigen vinding is erg "belangrijk, klakkeloos overnemen wordt sterk afgekeurd* Dit
betekent dat het uit den boze is te teren op hetgeen andere periodieken als nieuws
brengen, zoals (alweer) Argu s, gewoon is te doens
"[Argus] plundert de dagelykssche Postmaale van de Goxirant"
en even verders
"Wel aan dan Argu£, laat ons de Werelt niet langer misleiden door droombrief jes,
of door hermaskerde _Go;^;ant"periodeno Laat ons met iets ongemeens, en ongemeen
behandelt, op Bato's Schoutoneelp opdonderen»" (Am_sj ^erdaffl_gohe Jleim ea I, 19 siei
1722, p„ 26^^^2ZZJ7^
Ook aan de klassieken moet men niet te veel vasthouden?
"Ik wil gaam bekennen, (zegt den Ontleeder der Gebreeken) dat we wel Liefhebbers
der Ouden, doch geenzins derzelver Copiisten moogen zyng wy moogen wel een Gebed
of een Vertoog opstellen, gelyk als zy hebben gedaan, maar wy moeten, hun Gebeden
of Vertoogen niet uytschryven^ door het eerste zouden wy ons met de ïïeydenen, en
door het laatsten egaal stellen met de Overzetters*" (Ontleeder II, inleiding)»
B« Een 'Courantier' moet ter zake kutidig zijn» Hij moet kennis bezitten over alles
waar hij over schrijft « Het duidelijkst wordt dit geformuleerd in de Ajiist erdajnsche
Hemes_ II van 4 mei I723, p« 251-.252s
"De Hederduitsche Courant vereisoht zo wel een uitgestrekte kennis aller taaien,
als der nederduitsche taal» De Courant vereischt een Man, die het Nieuws, eenvoudig,
getrouw, en beknopt, behandelt* Een Coi^antier moet weeten te spreeken over den
Oorlog, zo ter Zee, als te land, en hy moet niet onbedreven zyn in de Landbeschry-
ving, in de gesohied-boeken, en in de geslagtreekening der adelyke FamiliëUa Hy moet
ervaaren zyn in de staatkunde, in het Intrest der Vorsten, en in 't geheim der
Hoven, en in de Zeeden en gewoontes aller Natiën^ In 't kort, daar worden zo veel
bj'-zonderheeden, en zo veel weetenschappen Gerequireert in een Gourantier, dat
Hermes zig verwondert, hoe dat verschelde ongelekte schribbelaars zulks durven
onderneemeno "
C, Het latere gedrag van Weyerman zelf in aanmerking genomen is het opvallend dat
hij zoveel waarde hecht aan de waarheid e
Vooral "Broeder Felix" (4) moet het nu ontgeldens
"Londen, De Ridder j^ a^cis_ Mas sain is alhier overleeden, in den ouderdom van 82
jaaren» O dat is groot jammeri zegt X^rmes_, want zo hy zyn levens pikdraat had
uitgerekt tot zes-en-tachtig jaaren, dan zou broer Fe lig hem hebben doen kraamen
van een Dochter, gelyk als hy een oude Vrouw van Aresso, heeft doen bevallen van
een Zoon» Waarlyk, de groote Fel_d^ is 20 wel een Vroed-dokter, als een vroed
Gourantier^ en dewyl de Vyzenj thans zo schaars zyn als versche kievits-eijeren,
is Anubis van gevoelenp dat men dien door, en weder door misgeleerden Auteur, de
Pen eens nieuwsschryvers moest ontneemen, om zyn geletterde vuist te beslaan, met
de schryfpen van Pinto, OlausJ^nus, Simen^^deJMes^, en zulk soort van prullen,
die hun deuren en vensters dicht toesluiten voor de Waarheid, doch die hun Ziel,
zo wyt als een leege hooischuur, dag en nachtj, open zetten voor Almanakssprookjes,
en voor tastelyke Onwaa rhede n o " (A'damsche Hermes II, 30 maart 1725 ? p<. 214-
215).
Een Courantier moet bovendien
"zonder zyn Courant te overlaaden, zyn Leezers een beknopte indruk van zyn nieuws,
ongevoeliglyïTXrrrj meëdeelen" (A'damsche Hermes ll, 4 mei I723, p„ 256),
Dit laatste lijkt erg op een pleidooi voor objektiviteit^
D, Weyerman besteedt ook aanda.cht aan de stijle In het voorwoord van deel I van de
59
Msterdam sche Hermes kondig-t hij aan een Iosgg stijl te gaan hanteren en geljxuik.
te maken van onregelmatige verzen, In de A^damsche Hermes van 22 sept» 1722, p„ 415,
bekent hij 5 zich te hebben toegelegd op een "beeldsprakelyke styl" om zich daarmee
van anderen te onderscheidene Hij houdt blijkbaar niet van een strak keurslijf.
De stijl moet "eenvoudig" zijn. Het gebruik van vreemde woorden keurt hij af ^
evenals het gebruik van lange inleidingen en overdreven uit\\reidingen. Dat geeft
slechts de onmacht van de schrijver aan,
"[c] want een Schryverj die zig van een langwylige Inleiding bedient, is egaal
met een krachteloos Galant die de preliminaire punten van . » , . Vous m'entendez
Men, afhaspeltp met een jonge Eamerduif , zyn Inbeelding moet eerst wat Speelens
hebbenj eer dat het Kattespel ernst wort," (Ontleeder I, 1? april I724 p, 217)^
E, Het is de taak van een Gourantier te stichten en te verlichten. Met name de
kennisoverdracht is belangrijk,
"[o,,] ook past het een Courantier, om door het Wywater van een nette kondschapj
den Duivel van Onkunde, uit het ligchaam der onbeleeze Leezers te verbannen,"
(Amsterdamsche Hermes I, 22 sept. 1722, p. 415-414),
Eu een aankondiging van Den Vrolyke Kourantier in De doorzigtige heremyt no 22,
21 februari 1729, p. I76S """
"N,D« Onze Eourant zal de duystere plaatzen van sommige Nieuwsschryvers ophelderenj
omj zo doenlyk is den Leezer in eene adem te stichten, en te verlichten."
'F» Een zeer modern aandoende opvatting van Weyerman is de volgende? kwaliteit
moet boven kwantiteit gesteld worden.
"Een Boom wort niet geacht om de Meenigte van Bladers die hy voortbrengt, maar
hy wort geschat na den Qualiteyt van zyn Vruchten, Een Schryver die zonder Oordeel
den eenen Riem Papier op den anderen stapelt, is niet in verdienste verheven
boven andere Zywormen, die minder Bladers doorknaagen, geenszins? want het is de
Qualiteyt, en niet de Quantiteyt van Stof die den Autheur opbeurt uyt het Stof,"
( Ontleeder II, 8 jan, 1725s p, 97).
Na deze giobale indelingen blijven er nog een paar opmerkingen over de journalis-
tiek over die niet direkt onder te brengen zijn. Het komt er echter op neer dat
een schrijver zijn verstand moet gebruiken (en niet "Eym zonder Reeden" en "Onrym
zonder Geest", A'damsche Hermes I p, 265) en dat men, als er een "ernstig Nieuws-
papier" wordt nagestreefd, zich moet richten tot verstandige lieden (A'damsche
Hermes I p. 391-592), _™.~»_
Bovendien levert Weyerman kritiek in de A'damsche Hermes II p. 252 op het feit dat
over het algemeen de schifting van goed en slecht nieuws onvoldoende plaats vindt.
Tenslotte veroordeelt Vfeyerman in De echo __d^eg_Wee,reld s lp. 5 de schrijvers die
slechts publiceren uit eigenbaat s
"V/ant alhoewel de meeste Schryvers voorgeeven wanneer zy een Traktaat op het Weef-
getouw der Drtikpars zetten, dat het ter Liefde geschiet van hun Tydgenooten, en dat
zy enkelt doelen om die te stichten, te onderwyzen, of te vermaaken, het is onwaar,
en hun voorgeeven is valsch, zy pompem om het Hoofd boven het Water der nootzaa-
kelykheyt te houden, hel„Geld is de Leus, en ËyK gil^,giLiA,he t Waohtwoort aller
Schryyers."
Het is opvallend dat Weyermans opmerkingen over de journalistiek, al dan niet ter-
loops geuit, schaarser worden naar mate de tijd verstrijkt (5).
Aanvankelijk gaf Weyerman in zijn periodieken regelmatig nieuwsberichten. Na Den
Ontleeder der Gebreeken (1724-1726) zijn deze vrijwel geheel verwenen, Weyerman
hield zich nog voornamelijk bezig met het vertellen van sprookjes en het schrijven
van toneelstukjes.
Verder valt op dat niet in iedere door mij aangebrachte kategorie alle periodieken
evenredig vertegenwoordigd zijn (zie bijlage). Alleen in de A^damscheJIermes, komt
elke kategorie aan bod. Daarin formuleert Weyerman ook zijn meer algemene kritiek
op de journalistieke praktijk van zijn tijd, zonder dit steeds aan bepaalde perso-
nen op te hangen, In de R'damsche Hermes en de A'damsc he Hermes dl, I gebeurt dat
nog wel veelvuldig. Argus en Broeder Felix worden door Weyexïtian gebruikt om zich
tegen af te zetten. Zij krijgen voortdurend hetzelfde verwijt te horens zij zijn
fantasieloos^
Door deze eerste twee periodiek-jaargangen krijgt kategorie A, het belang van de
fantasie, m,i, teveel gewicht. Er wordt telkens gerefereerd aan een paa,r Gourantiers
die het in de ogen van Weyerman niet goed doen, maar aan een algemene opmerking
60
over het "belang van fantasie in een periodiek komt hij niet toe^ Belangrijker
lijkt mij kategorie Bs een journalist moet ter zake kundig zijna Een aanwijzing
daarvoor zie ik in het citaat dat ik daarbij gafa Uit de formnlering spreekt een
grote ernste Hij vindt het werkelijk schandalig dat de praktijk zo anders uitpakt
dan hij noodzakelijk vindt^ Bit oitaat wint aan overtuigingskracht omdat het een
algemene 'beschouwing hetreft over de journalistiek en niet zo maar een aantijging'
is tegen de een of andere courantier»
Ook aan kategorie C hecht ik veel waarde, In een periode van vijf jaar (I72I-I725)
maakt Veyerman herhaaldelijk opmerkingen over de noodzaak om slechts waarheden te
schrijven» Hoewel de ppmerkingen van Weyerman in een aantal gevallen persoonsgericht
zijn (voornamelijk Broeder ï^elix), geeft Weyerman ook dikwijls algemene kritieken
(6)«
Kategorie 3 en E lijken me veel minder belangrijke Be opmerkingen die Weyerman
over stijl maaktj zijn heel verschillend» ïïet is niet mogelijk een duidelijke stijl-
opvatting hieruit te destilleren^. In elk geval lijkt hij erg tegen het opleggen
van een bepaald keurslijf te zijn. Hij wil zich vrij voelen om te schrijven zoals
hij zelf wilo Bovendien keurt hij het zeer af om moeilijke xroorden te gebruiken^
Bit is slechts een poging om de eigen onmacht te verbergen^.
Weyerman komt een paar keer terug met de opmerking dat een schrijver moet stichten
en verlichten. Hij kent een courajitier blijkbaar een opvoedende taak toe»
Kategorie F is te klein om daar iets zinnigs over te kunnen zeggen.
Het lijkt me gerechtvaardigd de nadruk te leggen op de kategorleën B en C% Weyerman
vindt dat een journalist zijn artikelen moet schrijven met een grondige kenn.is» Hij
moet *all-round' zijn (7)„ Bovendien moet een jotjrnalist eerbied hebben voor de
waarheide Dus geen feiten verdraaien om leuke artikeltjes te kunnen schrijven,, Bze
opvatting van Weyerman over de journalistiek past volgens mij ook heel goed bij or_.
eigen tijd„ Evenals misschien de volgende verzuchtings
"Maar laat ons nimmer na 't onmoogelyk verlangen j
Zegt Hermes, want het is te laat,
Bat men om 't Noenmaal roept^ als 't na den avond gaat^
Het moest een baas zyn, diop die Hekken zou verhangen"
( A'damsch e Hermes II p. 256-257)
Ho ten
(].) M^Schneider, Be Nederlandse krant« Van "Nieuwstydinghe" tot dagbladconcentratie.
Berde herz« dr^ Amsterdam 1968^,
(2) Amsterdamsche Hermes? deel 2, no 4, 20 okt* 1722; in oorspronlcelijke tekst
geheel gekursiveerd,,
(3) Arguss iünsterdamsche Argus. Weekblad (25.5ol718 tot 19.8.1722), 5 dln. Auteur
is Hermanus van der Burgto Begin I724 veranderd in de Bataafsche Proteus,
(4) Broeder Pelixs Felix de ICLopperj koffieschenker en uitgever van de Ordinaris
Courant der Stadt Leyden,
(5) Be door mij gelezen periodieken van Weyerman in chronologische volgordes Rotter-
damsche Hermes 1720-1721, Amsterdamsche Hermes 1721-1723 <> Ben Ontleeder der
Gebreeken 1723-1725, Ben Echo des Weerelds 1725-1727j Be doorzigt&ge heremyt
1728-1729, Ben vrolyke Kourantier I729.
(6) Zie boV, de A'damsche Hermes, deel 2, no 32. 4 mei I723, po 256»
(7) Ihid„ p, 251-252,
BIJLAGE
Hieronder volgt een opsomming van de plaatsen waarin opmerkingen van Weyerman over
de journalistiek door mij zijn aangetroffen, in de bladen genoemd in noot 5o
A« R*damsche Hermes p« 13-14 no 4, 24 sept. 1720
p, 47-48 no 12, 22 okt, 1720
p. 240 no 37, 27 mrt. 1721
p, 274-275 no 42, 7 mei I72I
p, 324 no 483 19 juni I72I
A'dajnsche He3nnes 1 po 6 no 1, 30 septo I72I
Po 96 no 12, 16 dec, I72I
p, 214 no 27, 31 mrt, 1722
Po 265-266 no 34, 19 mei 1722
p. 313-314 no 40, 50 juni 1722
61
P«
351
no
44,
28 juli 1722
P»
415-6
no
52^
22 sept, 1722
Ontleeder der Gebreeken
I
P»
185
no
24,
20 mrt, 1724
P«
378
nó
48,
4 sept. 1724
II
P*
6
inleiding
Vrolyke Kourantier
P.
187
no
1.
7 mrt. 1729
B.Rotterdamsche Hexraes
P«
316
no
47,
12 j-uni 1721
iünsterdamse Hermes I
P.
%
no
12,
16 dec, 1721
P-
265
no
54,
19 mei 1722
P.
4O8
no
51,
15 sept, 1722
II
P.
216
no
27,
30 mrt. 1723
P.
251-2
no
32,
4 mei 1723
P*
289
no
36,
1 d-uni 1723
P.
311-2
no
39,
22 jimi 1725
Echo des Weerelds I
P-
177
no
23,
8 nov, 1725
CRotterdamsche Hermes
P*
412
no,
. 59
5 4 septa 1721
Msterdamse ïïermefi II
P.
214-5
no
27,
50 mrt. 1723
P-
256
no
32,
4 mei 1723
Ontleeder der Gebreeken
I
P-
16
no
2, ;
18 okt, 1723
P.
60
no
8, ;
29 noT. 1723
P«
345
no
44,
7 aug, 1724
P.
377-6
no
48,
4 sept. 1724
Echo des Weerelds I
P«
25-24
no
3, i
3 nov, 1725
LiAmsterdaiïise Hermes I
voorwoord
p.
415
no
52,
22 sept. 1722
II
P«
256
no
32,
4 mei I723
P»
273-4
no
35,
25 mei 1723
Ontleeder der Gebreeken
I
P.
217
no
28,
17 april 1724
P«
284
no
36,
12 jtmi 1724
E «Amsterdams e Hermes I
P»
96
no
12,
16 deco 1721
P«
413-4
no
52,
22 septo 1722
II
P-
252
no
32,
4 mei I723
Ontleeder der Gebreeken
II
P»
400
no
50,
24 septo 1725
Dooraigtige Heremyt
P-
176
no
22,
21 febr. I729
;F«i\insterdamse Hermes I
P*
415
no
52,
22 sept, 1722
Ontleeder der Gebreeken
II
P-
97
no
13,
8 jan, 1725
Red-,
RIJKSMJSEUM
Het stilleven met bloemen van JCW dat vroeger in de catalogus van het Hijksmuse'um
onder no 2675 ge3?aibrioeerd stond, heeft in de nieuwere catalogus (Pieter J.J, van Thiel
e*a.., All the paintin^s of the Ri.iksmuseum in Amsterdam, A completely illustrated
catalogue, Amsterdam I976) een ander nummer, A 1302, gekregen. Het gaat vergezeld
van de volgende annotaties
"Jacob Campo Weyerman, Breda I677-I747 Ehe Hague [afbeelding] A 1302 Still life
with flowers* Stilleven met bloeme n. Panel 52 x 4I, Signed Weyermans.. PROV Presented
by Jonkheer Victor de Stuers, Ihe Hague, 1886 LIT Warner 1928, nr 113a. Exhib cat
Boeket in Willet, Amsterdam 1970, nr 42, ill, Mitchell 1975, P» 259, fig 381" (p, 6O3)
[Warner = R.Wamer, Dutch and Plemish fruit and f lov/ er painters. . London 1928.
mtchell = P, Mitchell, Europëan flower painters , London 1973^ f
' ^ , 62
M^KDELIHGEN .VAH M SrOXCHTIÜTG. JACQB .CMPÖ WIËRmH ("Het JCW") no 7 . aeptember 1978,
Herengracht 330-336, Amsterdam ^ -^
JACOB CAMi^O
Hed. V^^'UERMAN
PERIODICAL POST BOY REVIV'D
In verband met de vormgeving van het grootste deel van JCW's oeuvre, is het wellicht
nuttig JCW-adepten te wijzen op de volgende aankondiging verschenen in de Tj jnes
Literary S upplement van 14 juli I978, p* 798 s
"Periodicals Before 1800,
Sir, - Ihe Per iodioal P ost Bo y Reviv'd , a newsletter for all those interested in
periodicals puhlished "before 1800, will begin publication in 1979. "I therefore
ernestly desire all Persons, without Bistinctiona to take it in for the present
Gratis," Please send your name and address, items of news, brief notes, queries,
announcements of worlc in progress, and bibliographical notices of works published
or papers given, with brief annotation, to either of us,
ROBERT B, milTE, Jr.
Bepartment of Bnglish, Horth Carolina State ïïniversity, Raleigh, North Carolina
27650.
ROBSRT H. GOSSELIM.
Bepartment of English, University of Waterloo, Waterloo, Ontario, Canada N2I^3G1,"
Camiel Hamans
EX. KONSTSCHILBERS
In de Bayerische Staatsbibliothek Münohen, Ludwigstrasse I6, is blijkens de hand-
geschreven katalogus, Librorum Impressorum Bibliothecae Regiae Monacensis dl, 56
p. 9s daarin aanwezig (onderstreepte cijfers zijn later met een blauwe pen toege-
voegd) !
"Weyerman Jac, Gampo Be Levens-Beschryvingen der Nederlandsche Konst- .childers
Foll, III 1,2,3.4. (Belg.) 1729/62 1.2.3. 1729. 4. 1769 Formaat 4 Sign, Biogr.
0,170". Met potlood is op dit fiche hierachter toegevoegds Hbks,
Barbara Sierman
BE CHIMIST BER ZOTHEBEH
In de catalogus van pamfletten aanwezig in de Rijksuniversiteitsbibliotheek te
Groningen van G, van Alphen (1944) vond ik onder nummer I315 de volgende titels
Be Chimist der Zot heden, Geschreeven (niet uitgeschreeven) in den smaak van Jacob
Gampo Weyerman,
Het tijdschrift bestaat uit vijf nummers, die allen ongedateerd zijn, maar verspreid
gebonden zitten in een convoluut, met werken voornamelijk uit I770. Achter het vijfde
nummer van de aiimist zit een Ontleder van den Chimist der Zptheden » onder de 2in*-
spreuk, Vive la libert^ de la plume. Birect bij lezing valt het op, dat de anonieme
auteur duidelijk pogingen heeft gedaan - ruim twintig jaar na diens dood - de
schrijftrant en beeldspraak van Weyerman te Imiteren, Qua opbouw vertoont het tijd-
schrift overeenkomsten met bijvoorbeeld de Yrolyke Tuchtheer g het beginnen met
een klassiek citaat, het invoegen van brieven en sprookjes, advertlssementen met
de aankondiging van de inhoud van het volgende nummer.
Omdat dit soort vondsten alleen via het toeval tot stand komen, leek het tijdschrift
mij belangrijk genoeg voor een plaats in de Mededelingen , Bater wil ik nog terug
komen op punten als de overeenkomsten met Weyerman, de anonieme auteur en het mogelijl^
verband dat er bestaat tussen dit werk en de andere werken uit de convoluut,
[[!]] m
CHIMIST
BER
ZOTBEBEN
N° I.
63
GESCHEEEVEET
(MIET UiaX^ESGKRÏÏEVEN)
IN DEN SMAM: YM
JACOB CA]\IPO WEYEH^H.
De Weduwe J, van E^iaond. adverteerd dat regulier alle Maandagen "by haar sal worden
uitgegeven de CHIMISÏ DER ZOTHEDEW; En z-ullen de Exemplaren Woensdags "by den Boekver-
koper R. BEBINGH te Groningen te bekomen zyn,
[[2]]
DE
CHIMIST
DER
ZOTI-IEDSN
No. I,
Q^idquid a/^ant- ^gmnes^, vp tuia_^ ; timora iraa vol uptas,
Gaudiaq disou^suso fiostr i est farag o .l iVelll. ■ ■
JUVEHAiiSi
Ik "ben geen Pythagoras^ hoewel hem sommige den uitvinder van het vurig Ambacht der
Ghimie maken? nog minder denk ik gebilletteert te moeten worden op de Corps de Guarde
der Argonauten, hoewel andere die Kabauters, substututen en leerjongens van Vulcaan
menen te zyne
ï-ïaar of dit alzo waar, zweer ik, ( fox d' bonnete h omme) dat myn voornemen niet is om
voor den grimraigen Donderaar blixems en compagnie te helpen smeeden om de Walburgs
Campioenen van boven neder te rameyen? al heel nieti ook is myn Alembic minder groot
als de hitte van een ankersmit, en minder spatieus als de conscientle van een regts-
geleerde, en derhalven by slot van rekening niet bekwaam om in de fabryk van Brontes
gebezigt te worden.
De Chimist zal dan zig zelven kennen, en op vogels van lager vlugt asen, en die niet
"^^^ Q^^e3?en als een Mineur, neen zegt de Chimist, maar van boven als een havic de
harddravers der Schuimgodin, zoeken. (3)
ï^aar d pro pos van 't onderzoeken? vraagt er. iemand ruim zo yverig voor vryheid van
consoientie in 't harnas geklonken als Pater la Chaise a voor de zuiveringe van
Vrankryk, weet gy wel eens wat onderzoeken en een onderzoeker is, dat gy uw dus ver-
meetel in dit net van Mulciber verwart? Naar ik merk zyt gy in 't minste geen Stoicus,
wyl gy de korst van die potpastey reeds begint te ontginnen alvorens de naam verklaart
te hebben. Om nu die blixemstraal door 't luiden van een klok af te keeren, zal de
Chimist zyn gantsch Stookhuis tot zyn kolen toe doorsnuffelen, en dan zien of hy hier
of daar enig tin kan oplopen om de windbussen der keelen, die door lasteren reeds
heesoh zyn, toe te zoldeeren^
Een onderzoeker , zegt de Chimist, wort by de Franschen (vn Espion) genoemt, by de
Latynen (Exploratpr,), 'by de Grieken ([spekou latoos]) en daar mee is 't uiti Maar
zagt by de Spanjaarden, Heer Onderzoeker, by de Spanjaarden hebben uw consoientie
dwingende confraters een vry hoger prys uit de lottery van agting getrokken, want Don
IPranciscus Torrignon speelde in de voorleeden Eeuw de rol van Lodewyk den Veertienden
in foiTOa te Saragossa, en bleef nietttegenstaande die geweldenary bevryt van het
hondige vonnis (dat den armen Hertog Everhard om een diergelyke mascarade wiert opge-
legt van Keyzer Coenraad den eersten) te ondergaan. En die gestrenge Onderzoeker
heerschte zo volstrekt op lyf en ziel der Spaansche Dames, als de tegenswoordige Onder-
zoeker op de leeste van een Walburgsche schoonheidt eertyds heerschte, en nu missohyn,,
maar zagt, dek toe de pot, daar is paling in, en maak dat het kind taat ziet. En wat
raakt den Chimist de Bedevaarden des onderzoekers, dewyl hy zelfs bekent dat Hem aan
zyn verdorventheidt weinig gelegen leit, (4)
Evenswei waarschouwd de Chimist de Druklcers en Boekverkopers, dat zy zig wagten om in
handen van het heylig officie te vallen, want de Chimist verzekert hen op de eer van
een stofscheyder dat zy, hoe toleratnt zyn tolerante Eminencie de onderzoeker ook mag
•zjn^ zy al winig tolerabiler zouden getrakteert worden als de ryke Joden te Sevilienj
als de ketters op het feest van Auto da Fé te Lissabon^ en als de vroome Hermes van
zyn boerschen Antgonist»
Het zoude tegens de discretie van een wel disoernerent stofscheyder zyn, zegt de Chi-
mist, indien ik myne, van alle partyzugt discrete lezers, het aardige, sprookje, daar
ik op dit Chapitre 9 oor en ooggetuige van was, niet [ch"umikoos] gediscerneert mede
deelde. Onlangs bevond ik my in een gezelschap ruim zo eenstemmig van compositie als
het collegiimi pietisticum van gevoelens, of als de Husticus Orthodoxua van styl. Een
zeeker snoeshaan die van den hooftschedel af tot de voetzole toe een kinderbe-ul was
64
(gelyk de Chimist "by gerugt gehoort heeft) of schoon opgefokt tot een "bandrekel der
geregtigheid, had al veel meer tot staving van 'z-jn geleerde naam in te brengen, als
een dolend Esculaap tydt en woorden t' zoekt maakt om de heurssen van zyn patiënten
te leegen, en door middel van de daar uit overgehaalde slavedo, (dat is in Valburgs
Latyn goud) zyn maag, die ruim so ledig is als zyn hoofdt te renforceeren^ teegens
den honger die met vloeyende Sorites opponeert. Seae gladiateur van Astrea's Scherm-
sohool, begon reeds verscheiden mouvementen en apels tegens den armen Hermes te
maken, en scheen hem gans cartier te willen assommerens mal ffl?^ la toleranc e. Ik
vattede de party op van Hermes, min liefdens als waarheids halven, en antwoorde dien
Dionysius van Syraousen dat hy de facto toonde in het uitbeytelen van Latynsche
vaarsen minder ervaren te zyn als de Bisschop in de Toleran(5)tie, en dat wyl de
Chimist aig alle moeite des werelds gaf om 2,-^ gesnap, al immer zo aangenaam als een
ratelaars serenade, zonder oj of weej te zeggen, aan te horen, hy zig ten minsten
ten opzigt van ïïermes, -vrj tolerabiler dan de tolerantie zelve, meer behoorde te
tolerabiliseeren. Maar het is een slegt voerman die het spoor byster wortj en een goed
Student verandert zelden van Systema, dog de Onderzoeker zal deze kleyne uitstap den
Chimist ligtelyk vergeven, wyl hy die pelgrimasie onderneemt zonder alvoorens een
Marsch-route van den Onderzoeker afgewagt te hebben, die hy in 't einde van zyn laat-
ste vertoog aan de gaande en komende Man belooft heeft mede te deeleng maar den
Chimist had daar geen patientie toe, en dit is de reden, lezers i waarom hy zo dik-
wyls van discours verandert als de Onderzoeker van Boekverkopers, die hy zo roekeloos
ezponeert om met een Schanskorf van Onderzoekers beladen te blyven, als de Zeden-
meester zig zelfs aan het verraad van zyn Schryftrant, blood steld, Oi tempora, OJ
mores, Oj frigidi ConsoresJ
Voor het overige aal de Chimist, die zyn Lezers onder geen pakhuis van vertoogen
denkt te begraven, nog zelfs niet onder het nieuw opgerechte Vry-Corps begeert
gestoken te worden, die branders van tweedracht vlot en zeyl vry laten dryven, op
hoop van geen formeel onderzoek der conscientie van voor of tegen party te ondergaan,
genoodzaakt te worden, want een weekelyks Chimist is zelden genoeg gefortificeert
tegens ^ een perpetuel onderzoek, al immer zo scherp als het placcaat der Inquisitie
van Philippus den tweeden daar de grimmige Spanjaarden voor een koppel eeuwen de
Conscientien der I^ederlanders zogten door op te ligten, als nu de Inquisiteurs en
Catoos de beurssen der Walburgers, en het Credyt der Boekverkopers 5 welk kunsje zy
fixer schynen te hebben als Juffrouw Gaarn-mooy (6) het bewaren van haar renomm^e
en de agtinge van haar Minnaars, Koekoeki ^
Yoor 't overige, zeggen Auteurs, die zo schrander zyn als de Medgezel van sint
Antonie, ontbreekt my de tyd om meer te pennen? maar de Chimist zegt dat des drukkers
tyd te kort is om de zyne uit te reldcen? en om niet op zyn Onderzoekers te werk te
gaan, dat is op zyn woort staan als een hoveling op een belofte, of als Juffrouw
Gs.am mooy op haar eer, zal hy deze Ariadnes draad aangelegt door de verontwaardi-
ginge, en afgesponnen door de verbeeldingskragt, laten aflopen, de klos mag dan vol
zyn of niets want de Chimist heeft nauwlyks uit al de onzuiverheden die hy thans met
een Etnaas vuur gestookt heeft negen Guldens en een half aan klink klaar goud kennen
uitbranden, welke somma nogtans door een lid van de Boere Studeerkamer in de waag-
schaal is gestelt om het gros der proseliten baloorig te maken met een vertoog zoo
aangenaam aan de ooren van een beschaafden, en slegts half geleerden Lezer als ge-
vaarlyk voor de lepelbladen des Auteui:s. Hier mede ds^gt de Chimist het vuur van zyn
Alembic in te raken, dewyl hy de onzuiverheden die het gout zo zeer bedekten als de
schimmel en het roet de boeken van een jarig Student vernissen^ reets verbrant agte
te zyn. Wanneer op 't aller onvoorzienst op de deur van zyn stookhuis wiert geklopt,
en dat kloppen viel hem zo lood zwaar op de maag als een gepaste redenvoeringe op de
conscientie der muitellngen, Be Chimist opende de deur, vrezende om met onaangename
gasten gescheept te mogen worden, die als springhanen in den oogst dikwyls zyn kamer
komen innemen by usurpatie en zyn tyd t'zoek maken by arrogantie? maar neen hier van
bleef de Chimist voor ditmaal schoot vry, en het kloppend vooa:werp was de meyd van
een zyner "Vrienden, die, na een Walburgs compliment uitgegilt te hebben hem de vol-
gende portative overgaf* (7)
EEN
BRIEF
HEER CHB'HSTs
Dewyl ik onderhands onderigt ben dat gy uw reisvaardig maakt om met een vertoog uit
den schoot der golven te komen opborrelen, over dewelke allerhande zoorten van winden
thans den baas spelen als Linguisten, heb ik ray, eers, pligts, en vriendschaps halven
genoodzaakt gevonden, om uw te adverteren, insusiireren, en met dezen te nuncieeren
dat alle naamloze Schryvers van wat rang, order, of qualiteit hun ongedoopte ook
65
mogen ayn, op de lyst van 'slfeivels v/indasen zyn geënrolleertg de naam en hoedanigheid
Tan den monster Coramissaris die deze hachlyke expeditie op zig genomen heeft, zal ik
nw tegen primo Himy 1819 nader mandeeren»
Vaar wel, en stook lustig.
Uw Vriend,
Diederic SMS-SOÏÏGI.
De Chimist stont zo verstelt op 't horen van deze tyding, als de Snyder Pof graag op
de onverwachte èchappade van een zyner debitetirs, en was zyn vuur niet reets bedolven
geweest onder een zandzee van Veenpoeder, als thans de waarheid en de liefde begraven
liggen onder een misthoop van vergetelheid en eigenbaat, hy zou ogenblikkelyk als een
Gyclop aan 't werk gevallen zyn, om die onderaardsche missive te stoken met meer vuur
en yver dan ooit een verminkt Duëllist van Cypres strydperk gestookt is geworden door
raad en daad van Doctor Schouwburg, >'Iaar de gezegde redenen verbeiden my de hand aan
den smeltkroes te slaani
Vaar Wel, (s)
ADVERTISSE^IENT
Verwagt aanstaande week een formeele stokinge over die vurige brief, den welken de
Chimist zodanig zal bakeren in den schoot van zyn fornuis, dat *er rook, asch, en
vonken zullen af stuiven, [9]
DE
CHIMIST
DER ZOTIIEBEH.
No, 2,
Suiïma eludere occasie est mihi nunc Senes,
TERENO?.
Dat de schoonlieid minder in het beschoude onderwerp dan in een zekere betrekkinge tot
den beschouwer gelegen is, is een waarheid thans zo bekend onder de Vysgeren, als de
doorzigt en onzydigheid van den Zedenmeester onder de Lezers die hun mond met een
praeservatif tegens alle 't zamensweeringe hebben uitgespoeltg en hier uit trekt de
Chimist der Zotheden dit gevolg. Dat »er anders niets vereyscht word om voor geleerd,
deugdzaam, en verstandig gehouden te worden, dan zyn manier van uitdrukken en denkens
aart te rigten naar het voorschrift der genen die van het gemeen voor lieden van de
boi^^gout gehouden worden. Gelukkig zyn de Dames, zegt de Chimist, die zig door middel
van blanketzel, naar alle tronie-moden weten te conformeren, gelyk als een Fransman
naar alle verdiepings van humeuren by den geenen, daar hy een middagsmaal Salya
pecunia heeft geconguesteert,
In deze geda^ten zat de Chimist, zo verward als een Defendens die in een sluitreden
^^ lË^i2, hangen blyft, of als een mug in 't Kanefas van Araclmes kroost, toen zyn
gedagten onvoorziens vielen op den brief, of liever op de constitutie bul van zyn
Vriend Sans-Souci, De Eacus die dit bloedig vonnis tegen alle naamlose Schryvers heeft
uitgebasuint, schynt min ervaren te zyn in de gronden der digtkun(5 [ipv, 10§ telling
blijft verkeerd t/m 35])de als de grote Maro, zegt de Chimist, Die Poëet liet zig niet
om den tuin leyden, als Annibal na den slag van Canes? Weeni hy hield streek als een
Vriesche schaatsryder. Het schone veld dat zig voor zyn oog opdeed in het ryzende
Carthago^ de droefheyd van Dido toen Eneas uit haare lammer bouten door het onverbid-
delyk noodlot bon°-gr^^ mal-gre gerukt wierd| de schoonheyd der Elysesche velden; de
alceligheyd van den swarten Styx^ de wreede straffen der ongelulckige borgers van dat
Schlaraffen land? de Vriendschap van Latinus? de schoonheyd van Laviniag de dapperheyd
van Turnus waren niet in staat om hem zyn dolenden ridder uit het oog te doen verliezen;
en om die reden sta,an d'Odyssea van Homerus ver boven d' Illiada geboekt by den Chi-
miste Maar de Verwerper der Schryvers ma.akt een afwending als Scipio Africanus, toen
Annibal te Capua zig ophield met brassen en slampampen, als wagthebbende Walburgers,
in zy' gekleed het ampt dat eertyds de Tienmannen* te Romen, echter met die uitzonde-
ringe van daar toe door Raad nog volk verkoren te zyn. Toen Philippus van Macedonien
de hoofden zyner vyanden zo gemaldielyk had weten af te knippen in een bloedige slag,
als Taquinius de maankoppen in zyn hof buiten de Ooster Poort | sprong en tierde hy
als Juffer Gaaren-mooy op een bruiloft a_l_'nebreue_ g maar een grys Philosoof (dat zyn
de luyden die 't land verhuuren) betoogde als een vierde Cato, want, om als een derde
te zeggen zou het ^ËOj^nt^dJhonneur van den Zedenmeester te na gesproken zyn^ hy betoogde
hen dan, als een quotusgtmque Cato, dat het hen, die als een Aganemnon gestreden had,
niet paste lugt-: sprongen te maken als' een .Fransche Baladin. De gestrenge Rechter
Decemviri Reipublicae judicabant sine provocatione, non ut alii judices qui in
lerendis sententiis tantum dioebant sibi ita videri.
66
der (lO) ongedoopte pennebeulenj ge'bruikt een vry langer springstok als de Eoning
Philipp-as? want de laatste wierd van een Koning slegts Dansmeester, maar de eerste
Vord van een Moses een Simi^ en vloekt regts en lings in 't hondert om, zonder te
weten waar of wien de bom tï-effen zal* Tasschen een Philozoof nu^ en een Stofschey-
der, zegt de Chimist det Zotheden^ is minder onderscheyd als tusschen het gedrag der
twee zo even gestookte Kabouters. Laat de Chimist dan de plaats van den Griekschen
redenaar, of Philosoof, wat weet ik het, vervullen, en den buitensp: origen regter
weder tot zyn vorige verdraagzaamheid en toegevendheyd te rugte brengen^
Ridendo dioere verum^ quis vetat?
Siergelyke luchtsprongen zyn de middelen waar door zommigen het flerecyn van veï--
stand en wil, die twee vleugelmannen van 's menschen Ziele, verraden, want de eerste
stiksiende zynde, gaat de tweede mank. Indien zig een legioen papier bedervers minder
met het Regt der Natuur bemoeiden, ■ en zig slegts met het gebruik der voornaamste
konstwoorden vergenoegt hielden, als de onwetende Esculapen, mogelyk zouden zy voor
kenners dier wetenschap de tol-brug passeren^ Oi hoe waar is het spreekwoord^ si
taguisses^ Philoso-phus mansisses. Men verhaald dat by het bouwen van de Font-noeuf
te Parys, een zeker baviaan der Architectuur, die op 't afgeval der konst aasde, als
de moderne Poëten den Gradus ad Pamassum affourageren, zyn ongewyde poten mede in
't neteldoek der konst begon te steken, terwyl de werklieden bezig waren om het horo- ■
logie van hunne magen op te windenj en hy scheen het begonnen werk met meerder zorg
en vlyt te meten en te hermeten, als ooit een halfgebakken Poëet de Syllaben van een
Hexameter, dat hy niet op een ander buit heeft gemaakt. De werklieden dagten hem een
kenner der bouwlcunde te zyn, en verzog-(ll)ten hem derhalven om de portie met hen
voorllef te nemen a la familliere^ en wyl dit de magneet was, die dit instrument
derwaards getrokken had, vloog hy schielyker toe op die gewenste aanbieding als Juffer
Loopgraag op het gefluit van een Student. De maaltyd geëindigt zynde, wierd hy gelyk
anderen naar zyn gevoelen omtrent de aanlegging van dit gebouw gevraagts die arme
hals die zo beteuterd was als een Opponens die 't aan tegenwerpingen ontbreekt, ant-
woorde met een gehuurde graviteits Waarlyk myn vrienden, gy hebt wel gedaan van de
zuilbogen over dwars, en niet over lang onder de brug gemetzelt te hebben. Had zig
nu^de arme hals van onder 't Kanon der konst geretireert, waarschynelyk zou hy
nooit in de hinderlagen van dit examen gevallen hebben, daar hy met langer neus af
kwam als een Salet jonker die geweigert word een ?enus t' huis te geleiden? of als de
strenge verwerper der naamloze Schryvers door 't openbaar worden van zyn blinde party-
ZUgto
Dit prevelde de Chimist by zig zelven als een Klooster kat haar pater noster, wan-
neer, zyn stookhuis zo vol zynde van damp als de Conscientie van een lasteraar vol
scheldwoorden is, hy resolveerde om een luchtje te gaan scheppen d la Ii^angoise »
Nauwlyks had hy zig vier tree en een half aan de Walburgsche lucht geëxponeert, of
een schandvlek des menschelyken geslagts (dat is te zeggen een Contrazendeling)
schoot hem loefwaarts op zy en wist hem te bepraten om met hem te gaan. Wist gy nu
lezerse' waar dar Satans instrument den Chimist wel bragt. O Doodi in een Walburgs
Coffyhuis. Daar was nu de kool gaar, en 't scheelde weinig dat de Chimist niet voor
zyn leven te vrezen had. Evenswei scheen die Cajafas vergaderinge den Chimist met
alle tekenen van heuschheid te komen ontfangens Maar zegt de Dichter
OQ^ieri fugite hinc^ latet anguls in herbaj (l2)
Het Discours galloppeerde, naar de gewoonte der Coffyhuis politieken, eerst naar
Polen en van daar daalde het Noord-westwaards af naar Engeland. De een wist hier een
beteren raad als de ander om het smeulend hennip in de herssenen der Britten uit te
dovens galgen en raden waren daar ruim zo frequent als of en defens ive brevetten in
de Walburgsche boekwinkels, of als de Boekverkopers by den Onderzoeker, Eindelyk
daalden die Kruisbroeders, na dat zy volgens hun heug en meug in Engeland geravot
hadden 2uid-westwaards af naar Nederland, en leiten zig overzetten naar Walburg.
Hier viel beter vlas om het Wargaren van twistrede te spinnen, en een proces verbaal
wierd op 't weefgetouv/ gezet. Alle de tot hier toe uitgegevene stukken, blyken en
documenten wierden opgeschommelt, en hoe zeer zy ook gemaintineert, gehandhaaft en
besmult waren, mogten zy die revue niet ontsnappen. De Onderzoeker kwam eerst op de
koord, en op dat gezigt verbleekte de Chimist als Juffer Snoepgraag die onverdachts
op 't mat gevallen word in een geheym congres. Die Onderzoeker, zeyde een Wiskunste-
naar, die aan het draayen der zon part nog deel had, schynd al vry wat dieper in den
draaykolk der verschillen geglopen [sic] te hebben, als een jong Student in den
regenbak van Bacchus, toen hy zyn eerste proefstuk verrichte op de dekens van zyn
Hospes. Hy spreekt woorden van klem, en syllaben van klanks kort om zyn vermaningen
vallen zo lynrecht neer op de superficie der ziele, als een nachtzwerver met het
ingewand van een kamerpot uit een bovenvenster gegalonneert word. Dat raak je, gorgelde
67
een ander uitj onder het opzetten van een paar blikken als Academie-Zegels 5 hy heel^t
den kern der 2edefcunde met huid en hair Ingeslokts en hier door weet hy zulke Socra-
tische aanmerkingen uit te spouwens maar zagtj ik zal myn Snapmachine ten opzigt van
Socrates wel zorgvuldig op 't naoh-slot (13) houden^ want ik "ben geen Aloides om zyn
verdoemzuchtigen Antagonist te kennen ringeloren? want die pliikhaairt zig niet of 't
moet party egaal Kyn^ gelyk hy voor korten aan alle kampvechters heeft gewaarschouwt
hy publicatie, Eindelyk wierd het kinderheurt, en de Chimist wierd al mede om zyn
gevoelen over den Onderzoeker op de pynbank gebragt. De Chimist recognosceerde alle
de blildcen van dat SevUhedrin^ om te zien of 'er op het uiten van zyn gevoelen geen
dauw van rottingoly te duchten was 5 maar tegens die vrees versterkt zynde door de
aandacht der belang hebbende partyenj, antwoorde hy, zo kort als de punt van een
lancetj dat zig dat Heerschap^ zo wel als de verwerper der na^amloze Schryvers tot het
openen der loopgraven van de approcherende twisten wapende j zonder daar toe door een
wettig en beëdigt Corporaal gecomraandeert te zyn^ Op dit zeggen ontstont 'er zo een
eenstemmige vermenginge van stemmen, als het concert van een party Viswyven^ en was ^ ■
die heete damp niet schielyk door een piasregen van roden baay geleschtj het zoude
te vrezen zyn geweest dat de opstyginge der onenigheyd haar de longpypen zou toege-
wurgt hebben. Maar het onweer bedaarde schielyker als de vechtenslus-b van een bloodf-
aaxtj wanneer hy ziet dat het spel ernst word^ en men duuwde den Chimist met een
Spaansche graviteit toes dat zy diergelyke b agsesses met geen antwoord zouden te rug
kaatzen (de ^Chimist zweert by 'zjn b laas-balg) dat"ay het niet konden. De Onderzoeker
wierd geëxcipieert door den Antagonist der Vyand van tvristen dog hier Icv/amen de
stemmen van het geheel Consilium over een dat de penner van die Harangue minder
dwaas zou gehandelt hebben, indien hy zig had opgehouden met knollen te braden in
den hoek van zyn vuur Canton, of met het opschilderen van Rembrants hoofden, in
plaats van zyn ongewyde poten in het Kloosterdoeksche hultzel der Wetten te slaan.
Hier op volgde Aretophilus, (14) en daar door ontstont 'er een vry harder been te
kluiven^ want die onedele vergaderinge die in het uitspreken van het vonnis tegen
den vorigen zo enig scheen als Tortelduiven, harmonieerde op dit Chapitre als de
Magnates op een Poolschen landdag.
Die Aristarchus, begon een Wysgeer der Wynkelken uit te gillen, is zo vry van party-
zucht als de Zedenmeester? en die beyde roervinken keeren de punten hunner pennen
tegens hun eygen ingewanden als Caesar en Pompejus eertyds hunne heers chzuchtige
V/apenenv, Hy had die draad tamelyk wel beginnen te spinnen, vervolgde een Wysneus in
een donker blaauwe schorsse gepakt, maar doordien hy al te onzydig wil schynen ver-
raad hy de balans van zyn opinie, door een al te ruimen doorslag aan zyn Confraters
te.laaten overschieten in het communiceren zyner gedagten. De Chimist vertoonde dezen
grilzieken oudvader, zo klaar als het vergroot-glas daar een ledig-loper de Dames
door belaagt onder de predicatiej wanneer hem ayn ogen ongehoorzaam zyn, dat hy groter
ongelyk had om iiretophilus van eenzydigheyd te beschuldigen, dewyl hy de waarheyd
spralc, als ooit enig Mutilateto? der Natuurwetten in het vertinnen zyner gevoelens,
Sn dat argument zoude waarschynelyk zyn gewenschten uitslag gehad hebben, zonder de
tusschen spraak van een derden, die, of schoon minder in het af haspelen van twistreden
ervaren, als Lammert de Gochelaar in zyn experimenten, zig nogthans niet kon onthou-
den om met het a,ir van een Duitsch Baron uit te schreeuwen (ora niet te zeggen uit te
vloeken, ) dat Aretophilus en zyn aanhang partyzugtig waren, en in den ban behoorden
gedaan te worden, en 20 'er nog iemand in het gezelschap was die stout genoeg gevonden
wierd om het tegendeel te beweren, hy die onverhoord naar 't ryk der schimmen zou
depechéren« Daar het geweld koomt is het RECHT uit, redeneerde de Chimist, en derhal-
ven zal ik veyligheyds halven myn spraak- instrument a doublé tour gesloten houden,
wyl ik als nog tot die tocht niet reysvaardig ben»
Hier op wierd het verdienstig digt-stuk, gedoopt, de Liefde of de vervullinge der
Natuurwet, al mede by de lurven gegrepen, door een ander Conspirateur. Die DamOj
zeyde een zuigeling der nyd, stelt haar tonen op vry hoge noten, en oordeeld redelyk
68
despotelyka Ja zeyde cle Chimist, maar (15) ^^ ondertusschen waarschouw u in ante- - .._
cessum, dat gy de uwe, ten haren opzichte op de sleutel van Bj^l_ gelieft te zetten
uit vreze dat uw snaren springen. Wat de Dichtkunst aanbelangt, repliceerde hy,
rochelende als een derapige schimmel j zal ik voor eerst dit aanmerken; dat de zegs-
wyae en uitdrukkinge voor zo een verhevene stof min hoogdravende zyn? en dat de
verbeeldings kragt, als een dichter eygen, hier min in doorstraalt. Het schynd dat
gy wel eens om het hoekje van Apolloos Cabinet gegluurt hebt, antwoorde de Chimist
aan dat lelyk gespens van Parnassus, maar echter hebt gy de kat hier in niet uit
den boom gekeken» Daar is een groot onderscheyd in het t'zamen weeven van een 1
Onderwyzend dichtstuk, in het welk min de verhevenheyd dan wel de klaarheyd plaats
heeftj en in welke de kracht der verbeeldinge minder dan het natuxirlyk schoon in
acht genomen v/ord, in welke schryftrand alleenlyk [aplen diegesin] een enkele
yoorstellinge van zaken vereyscht wordj naar het zeggen van Plato, en tusschen het
2 Historischj als meer in de verbeelding en verciering des Dichters dan aan zig
zelven zyn schoonheyd verschuldigt zyndOa In het eerste zyn ons voor gegaan, van de
ouden Hesiodus en XiïHiÜ^ ^^ -^^"^ beschryven der Landbouw| Aratus in het crayon-
neren der 3 luchtversohynzelsi 4 Lucretius over de Natuur van het geschapene.51
Empedoclesg Parmenidesg XS^^I Nicanderg Serenus ; Oppianus g ^cer? 5 Dionysius en
anderen van de latere, ten deele Polignaog Heynsius in de 6 Veragtinge der Dood met
veele anderen, In de tweede schryftrant kennen wy het voorbeeld volgen van Hes iodus
in zyn 7 Goden Historie; de Herscheppingen van Ovidius g den Eneas van Virgiliusg
de Odyssea van Homerus 9 en anderen, T-laar wat behoeft een schryfstof die de schooi>- -.
heid in haar zelfs heeftj die in de verbeelding eens Dichters te zoeken? Dit ant-
woord verbaasde dien lelyken gryns slimmer als Juffer Garen-mooy die op een Israëli-
tische hoch-tyd t' huis word gelaten, Ka zyn (I6) Anti ca tonisch voorhoofd in meer
plooyen getrokken te hebben als een Spaansche Idalgos zyn kraag, begon hy my onder
het hemelteken der verwonderinge op een verbazeiGide toon toe te voegens Dit hadde
ik van elk als behalven van den Chimist verwacht, want ik had my nooit kennen in-
beelden dat gyl de partie van deze Dame zo Ridderlyk zoud op u genomen hebben,
dewyl gy anderzins niet zeer tot haar overhelt. Wie heeft u dat gezegt, voetbank des
Satans, slingerde ik hem naar zyn gerimpelde tronie, Mjrn toeleg is alleenlyk om de
heerschende gebreken inyner tydgenoten op een leerzame wyze uit te jouwen, en in de
naakte vertoninge dier wangedrochten de deu^t dies te luisteryker in het daglicht
te stellen, HeenJ Ballast des aardbodems, nooit heeft de vale nyd de glinsterende
stralen van de zonne der Waarheyd voor myn oogen kennen verbergen, Myn schriften
zyn doorzaait met vrolyke berispingen, maar geensins met hatelyke lasteringen, en
valsche leugenen. De blinde partysucht heeft myn denkens aart zo ver niet verkankert
dat ik de luisteryke verdiensten van een Dame die als een juweel haarer kunne zo
gloryr-yk blaalct aan het Firmament der geleerde wereld als de Zuster van Apollo onder
het ontelbare heyr der sterren, met den kwaadaardigen nevel der Isteringen, voort-
vloeyende uit bedorvenene hartstochten, zo onwaardig zou bezwalken, Gy berispt het
oordelen in een verstand daar toe geboren, niet denkende dat Carthesius hier des
menschen bestaan aanbond, en maakt u by gevolg schuldig aan kwetsing van zyn Car-
thesiaansche flajesteit^ en vreest gy derhalven niet om over dit schelmstuk gedag-
vaart te worden voor den verschrikkelyken Wolffiaanschen Rechterstoel?
Dit gezegt hebbende, liep ik van dat adderen gebroedzel de deur uit, dol van spyt,
dog inmiddels blyde van heels huids uit die Inquisitie-zaal geëchappeert te zyn.
En t' huis komende greep ik een ganze veer by zyn schacht^ stipte die in een loden
zwarte-zee, knaxts e op myn tanden, en begon dit volgend Epigramma vierkant uit .myn
bakhuis te vegen. (17)
If^lj^^. si meritis quisquam titul j^syg_s^fc]j^escit
lactitat a^j^ gerae__ cjuam sua Leyda Deae,
_TQllga'^lnios cassam non est stupuisse flguram,
Et"gli^£i- cum titulis surda tabella capito
Ast tua nunc yiya gaudet Gronin^^a Mineryae^
Quae de c ore obsou rat qualia cungue_ s uo.
Plaudite Pierides^ plaudit mea Nusai; Hineryae_3
Et cin^a nt meritum florida s erta caput,
ADYERTISSEi^IENT,
Verwacht aanstaande week eenige Letterbeulen, die ik, zo mals als de tetten van
Gorinna gestookt, den Lezer tot een ontbyt zal opdissen. Vaar Wel,
1 Ua^ngTj ^^Didas c al i cum 2 Carmen EpicTAm 5 [Painomena] 4 D e Reum__natura 5 in
[Peruggeoos"! 'ë' De co'rïtemtu mortis TT'H^eQê'onla'l
69
DE [18]
CHIMIST
DER 20TÏ-1EDEN.
No. 3
Indocti prlmtün, quaiaquam l^lene . ppi nia^ gjjpso^
Chrysippi inyeniasg na perfectlssimas horam est
S i qu i 3 iü:l s t o t e 1 em s imi 1 em ve 1 Pit t^co n__egdt^.
Et .jube t archetypQs pluteiim servare Cleajithos
JÜVEE'W.LIS,
Waar derücen myn Lezers wel dat de Chimist de voorledene week een gehele avond zyn
tyd mede versnipperde? Hy versneed pennen. De Chimist verzekert dat het pennen waren
scherper dan de pimten van een Egel, of als de tong van Jan Medulle , Die schand-
vlek van zyn mode MedTillisten had al vry meer lasteringen uitgedondert tegens het
verstand van den Chimist j als hy perioden had getarnd uit Elsnerus over de Romey-
nenj om een predikatie j die zo verschillende is van styl, als een lappedeken van
couleurenj aan een te naayen. Dit ongelyk kende de Chimist onmogelyk verduuren, hoe
heet zyn maag ook door het continuele stoken mag zyns en om die hal te rug te kaat-
sen consuleerde hy 'z-:fn huurlieden Iloratius , Juvenaljs en Pergius^ daar de Chimist
al^zo familiaar met is als Jan r^edulle met den een of den anderen Preelanaker, Die
drie snaken dan verzegt de Chimist om een pypje hy hem te komen roken, en dewyl hy
dagt, dat dat driegespan het klaverhlad der Inq.uisitie uitmaakte, (om niet te
zeggen van de Qnderzoekinge des geloofs) begon hy die drie snaken te adviseren, wat
hem in dezen te doen, (19) stond* Horatius vattede het woord op, als zynde de oudste
en ried den Chimist om dat masker der onkunde zo suhtil te kammen als een Parysche
pruikesmit een cabriolet Juffertje gewoon is te doen. Hier in^ zeyde hy, ben ik u
voorgegaan? en myns bedunkens staat het vry om myn spoor te volgen als. Jan Medulle
om een anders gezegden van buiten te leeren, V/aarom schaamt gy u om uw werken by
een Venusische lantaren op te stellen, dewyl anderen hun memorie tot barsten toe op-
proppen, met dingen aan de bewaringe van hun geheugen toe te vertrouwen, waar over
het verstand alleen proviand-meester moest zyn. Gy syt al te scrupuleus myti goede
Leerling! lachte hy uit, maar gedenkt de les van uw goeden vriend Campo die ontleed-
kundig betoogd, dat_ee,n blood Auteur een Mar is, en ik voeg er by, groter als een
School Praeceptor, Neen, dog niet, interpelleerde hem Juvenalis, waarom zoude men
met die gryns der ongerechtigheyd zo genadig handelen? en heeft de Chimist meer
redenen om die botmuil te cajoleren om het verslinden van zyn eer^ als ik eertyds
had om Domitianus te villen over het opvreten van een Roche? zo zachtmoedig leefde
ik er niet meede, en een Scheldwoord was goedkoper by my als een [apoheiboraenos] by
J-Iomerusg als het lispen van een [eroota] by Anacreon? of als het janken van een'i^-
qu£ in de treurdichten van Ovidius. Ik hebbe my zeer beledigt geacht dat ^ die
Dame, die gj om dezelve galanterie als ik Messalina, in uw vorige stokinge by haar
Schouer-manteltje greept, zo wel als ik die Keyzerin, niet by haar naam genoegzaam
genoemd hebts hagc ego^ non putem Venusina digna^Jjicerna? gelyk myn rotgezel Iloratius
zo even wel heeft aangemerkt, hoewel die goede heer wat al te bedekt met zyn kraam
is. Ik zie dog wel dat ik al mede voor 't front moet komen, zeide Persius, zo modest
als ^ de Hebreeuwsche Pasquin, derhalven zal ik myn ge"(20)voelens, dog onder verbe-
teringe, uiten. De zaal?: in zig zelven beschouwd is laag, en met betrekkinge tot den
Chimist strafwaardig. Evenswei raad ik, die altyd voor de zagtzinnigheyd ben geweest
om dien Eerdief , zo hy in zyn lasteren blyft volharden, hier over rechtveerdig te
straffen, dog zo, dat hy alleen de schande zyner misdaad drage, dat is, dat dit
vertoog van den Cliimist van niemand, dan van hem alleen verstaan kan worden. Dit
vonnis, 't welk men van niemand dan van den nedrigen Persius te verwagten had, be-
haagde den Chimist echter niets en dat om reden, wyl hy zyne lasteringe niet alleen
by z5m haard, maar in tegenswoordigheyd van anderen had uitgebraakt, en dus ook naar
wetten van den Chimist, dat is opentlyk, behoorde gestraft te worden. Ook vond hy
niet veel smaak in het stemmen van Horatius. Die buffel, redeneerde hy, heeft een al
te dikken huid, dan dat er een steek, met zo een fyne Schryfpriem als die van Ilora -
tius was, zou kennen doordringen, een roskam van Juvenalis past beter op den huid
van dezen muilezels laat ik zyn spoor dan betreden, gelyk hy dat van Lucilius ge-
daan heeft, en dat masker der nyd loon naar werk geven.
Indien nu Jan^Med ul geen genie heeft om zes achter een volgende weken in_^orffla met
kolen, waar van Juvenalis de leveringe op zig genomen heeft, tot smeltens toe ge?-
stookt te worden, zo raad hem de Chimist, om zig met de thans ontfangene sweepslagen
zo stil te houden als een stomme visch| als zullende dan te laat over het verstaald
70
of onkunde van den Chimist kennen oordelen.
Postmodo si permis in te ïïdhi liber Jam"bus
Tincta Lygambaeo^ sani^^öjie , te la^daMtg
OVID.
De Chimist waarschouwd mede enige andere Langorenj om de "bewuste uitdrukkinge om-
trent de persoon van die (2l) Dame, waar van ik in myn vorig Vertoog gesproken heb-
be^ wat aeldener in hun gezelschap te doen horen, op poene van een en het zelve lot
^-^^ JgJLJieJ:^ -! te ondergaan, zonder enige genade»
Dat was (om Valburgs te spreeken) een zet s en zo deze pesten der geleerdheid de
zoo even gedreygde hagelbui op hun vacht krygen, zullen zy het al weynig draaglyker
hebben als de Joden en Ezels, of zo gy liever wilt Ezels en Joden, by de Turken.
Die getulbande bloedzuigers supponeren twee zaken. Voor eerst? dat 'er tusschen
een Jode en oen Ezel een volkomene overeenkomst is.? want volgens hun Alcoran mogen
geen tegenstrydigheden in Godsdienst of derzelver plechtigheden op te lopen zyn.
Ten tweedene ^ dat hun Profeet een groot vermaak schept in de bedriegeryen der Joden
en in de domheid der Ezels» Wat dunlct de Lezers nu, zoude de Chimist geen fraai
Turksch Theologant zyn? hy zal om dezelve redenen, by het uitkomen van dit Vertoog,
ook niet heelshuids onder de Klauwen, of liever onder de stompen, van den Hebreeuw-
schen Pasquin weg échapperen? want nu Pasguin voeten heeft gekregen om aan de kamer-
deur van een Joden slaapvertrek te komen kloppen, en die Israëlyt van zyn lit_^d'/inge
af te rameyen, twyffele ik ook niet of hy zal den Chimist ook op de hielen volgen?
want hy is nieuw om eens te gaan lanterfanten? en dat is niet zonder redenen? want
Pasquin heeft reeds zedert verscheyden eeuwen niet geweten wa± voet of voets gelyk
tezeggen was, tot dat een Vrome lïebreeuer zig over die verminkte invalyd erbarmde,
en hem een paar loopstokken met een Joodsche edelmoedigheid (de Hemel bewaar den
Chimist voor de genereusiteit van een Jood) vereerde, dog hem in vergeldinge van
dien belaste om aan zyn kamer te komen Canonneren, belovende hem inmiddels te zullen
vragens Wie klopt aan myn^e ux? en die expeditie naar behoren verrigt zynde, (22)
zoude hy vryheid hebben om by zyh contubernaal Morforio een spekstruif in pice pace
naar zyn Maag te depécheren. Hier mede nu achte zig die Letterbeul genoeg betaald
voor het aandraayen van een paar loopstDkl<;en aan Pasquin, en ging ogenblikkelyk in
een stuk van een armstoel zitten? rochelde driemaal? greep een stuk wit papier by
de lurven? stipte een pen in een Israëlitisch inktspot, en begon te periodiseren
(de Chimist verwet zyn kraag, dat hy nooit Heyneccius? Ernestus? of Vossius gehoort
of gezien heeft) maar dat doet tot de zaak niet. Hy fatzoeneerde dan, zeg ik,
Eantasyen te^en den Dromer ^ en kweet zig zo dapper van deze onderneminge , dat zig
de lezers door dit eene Vertoog zo voldaan zeyden te zyn, dat zy hem, uit erkente»
nisse, graag de moeite wilden vergeven om een twede te Schryven of te spelden.
De pennen, die ik zo even zeyde een gehele avond lang versneden te hebben zouden
eer stomper worden als het verstand van Jan Medul, dan dat ik alle diergelyke bollen
zou konnen stoken, en de Chimist gelooft, dat men daar van een vry talryker armee
zou konnen oprigten als onlangs een zeker tweebaks Poëet aangeworven heeft om tegens
een Zeevloot te vechten. Die bataille zou ruim zo egaal zyn geweest van kans. als
zyn arm^e van gevoelens? dog wat zwarigheyd, zo de zogenaamde Blauwe vlag de neer-
laag al eens kreeg? zoude het dan de Matrozen zo vry niet staan om zig aan ribben
en roers van hun schepen te klampen, wanneer die te grond gaan, als het den Zeden-
m eester vrystaat zig aan de toga van Cicero en aan de [chlamisj van Chrysippus
vast te houden, wanneer hem het gras onder zyn poten wort afgemaait door de byldra-
ger^ van hun eigen armee? Gonpordi a_ res__p arvae crescimt is de zinspreulc van ons
gezegend Vaderland? Ma,ar ik waarschouw de Legers, als een Courier der schikgodin,
om zorg te dragen, dat de brommende onenigheyd niet in een blaffende twist verandere
in hun^ legers? (25) want anders is van het gelidc hunner wapenen niet meer te hchpen
als de Romeynsche vryheyd ten tyde van den Btirgerlyken Oorlog? en dan zouden ^r^-
sippus en Cicero zo weynig by hen te pas komen, als zy na by ons,
jjijr^j^j-ss j^t in nos Chrysippi do^ata, nee quae
Crantoris antiqui nomine nomen_jiabent^
DE CHIMIST»
Bvenswel ontaart de Zedenmeester niet, op het Chapitre van de Oudvaders by hunne
baarden of liever by hunne tabbaards te treklcen, dewyl Cicero er geen gewoon was te
dragen. Echter geschiet die trekkende historie met groot onderscheyd, (misschyn
om dat deze van vroeger datum zyn, want den ouderdom moet men achting bewyzen.)
Gelukkig Z5m. de Scribenten die veel kerven op hun hoornen hebben, zegt de Chimist,
en het zoude alzo min kwaad kunnen zo oud van datnom te zyn als de gryze Titan, om
credit in de galanterie-kraam der opinien te hebben? als het aandoen van een Spaansch
leren aangezigt om voor vroom te passeren, of als het opzetten van een lange pruik.
ronde hoedj en breed gezoomde bef, om g-eykt te worden met den stempel der geleerd--
heydj of het hoofd schoon min van binnen als van buiten gemeubileert zy?
01 JViyn goede Gampo mogt gy nu uw hoofd eens opsteken, wat zoud gy niet al gekapte
narren onder 't schort van uw blikken gewaar wordeni ik twyffele gantsch niet of
de Persiaansche Zydeweveri Piepende Willem? en Grille , souden al lang hun ^a^ement
verdiend hebben, en gy zoud schielyker overgaan van Rotzenburg naar Walburg, als de
Zedenmeester van Boekverkopers changeert. De pottebakkery van Grille sou schielyker
achter H gordyn van uw oplettentheyd geschoten zyn^ om plaats te maken voor het
Collegium Pietisticumo als een Baron é. la mod^e het beleg van een Dame opbreekt,
wanneer de knegt een uitval op de battery van zjn vacht tracht te ondemeemen, daar
(24) hy met zo veel eer afkwam als onlangs een roestig Theologant van zyn explicatie
die hy over de persoon van Melchizedech trachte te geven.
-Die Yzere Godgeleerde die onlangs onder den naam van V/aarmond aan den Walburgschen
horizont de kimmen met yzer roest begon te doen zwarten^in plaats van blozen) klom
evenswei op tot den middag des ligtSp en niemand twyffelt of hy zoude de brandende
onenigheden als een pisvuurtje hebben uitgebluscht, indien hy een schat vsji geleerd-
heyd had willen toneng maar O smerti voor de geleerde wereldj dit zegt hy aan alle
geleerden in 't begin van zyn Harangue zo plat af als de neus van een Indiaan,
Hoe noemt men op dees' twist een ongenode gast? Quast,
V/at was dan beter werk voor hem als mee te njrpen? Slypen„
V/at was hem zaliger dan 't villen van de reen? Een Steen.
Is hy dan onbekwaam te torsschen dezen last? Vast»
Wat regt de gek dan uit wanneer men 't wel beziet? Niet,
Wat past hem dan voor loon, voor 't spillen veler dagen? slagen.
Een ander Deserteur pent een Apologie van zes en dertig regels, (zo men de gedeel-
tens voor 't geheel neemt, als de Joden hunne dagen) en in die harangue was zo min
beslot of 't zamenhang als er eertyds in de gewrigten van zyn herssens, toen hy sig
by den 2ielverkoper van een Trekschuit engageert om op die kraak te gaan dobberen
a la bonne fortune_. Dit zoete jongetje neemt de naam van M aecenas aan, (misschyn
om dat deze een Ridder was, en enige overeenlcomst met zyn naam had, respectu spni)
Maar niet te min zweert hy dat hj alle antagonisten van (25) zyn meester zo schaak-
mat zal zetten met een enkele pennestreek, als eertyds een Grande van Spanjen Phi-
lippuo den tweeden deed, toen hy hem afscheepte met een uitwendige base^J^s^^nos,
en een inwendige maledictie.
Deze pennebeul zou zig alzo roemruchtig van de verdediging ayns meesters gequeten
hebben als eertyds Claudius Salmasius van zyn De iens_ig _^regia. Hy schetirt Horatius
met de haairen in zyn vertoog, en wil Hermes doen geloven, dat hy Amoor in 't bort
speelde toen hy zyn aanmerkingen aan het paier betroude, en dat hy zyn blote poten
op ingeraalcte kolen zettede? *oi hoe geluklcig zou Hermes zyn geweest, zo hy op dat
ogenblik een T/Eusulman mogt zyn, hoewel hem drie paginaas die Maecenas tot zyn
Schryven gebruikt, of liever misbruikt had, minder op die togt zouden gediend hebben
als een paar Luiksche Zolen. Novi Oratoresg stulti ado ]^_s_centuli , zegt Cicero| en
waarom zoude hem de Chimist dat niet mogen naaapen? wyl thans niemand geleerd is dan
die zyn schriften met diergelyke gezegdens der ouden galonneert, als ïfeecenas de
zyne met die van Horatius, welke ruim een zesde van het product zyner penne konnen
uitmalten,
^ De bygelovigheid der Turken is zo groot, dat zy zig vast inbeelden, om in den
doortogt van dit tot het toekomend leven een brug van gleoyend yzer te moeten pas-
seren? dog dat alle stukken papier die zy hun leven lang hebben opgeraapt, zig dan
van zelfs onder hunne voeten komen hegten.
ADVTÜÏTISSEMENT.
De Weduwe g^iond adverteerd dat regulier alle Maandagen by haar zal worden uitgege-
ven de CHB1IST DER ZOTHEDEN; En zullen de Exemplaren Woensdags by den Boekverkoper
EaBEBINGH te Groningen te bekomen zya,
Verwagt aanstaande wwek een Stookzel uit de brouwery van Cypris.
DE [26]
CHIMIST
DER ZOTIieDEN.
No o 4.
Talibus admissis alea grandis inest^
OVID,
De Chimist, onlangs met oplettendheyd de Londensche Courant examinerende, las er
de volgende periode uit, p -,
[ contiiiuatur J
I'^EDBDELINGM YM .DE STICHTING JACOB GB'BPO mYWimim ("Het JCVJ") no^^B, oktoljer 197S
[vervolg van de Cihlmlst der zo thgdgn ]
ïT • den 29 ï'i aart o Onlangs is hier het navolgende geval gebeiirt. Een zeker
koopman s' avonds met zyn heddeplaaak om een huliTpraatje gegaan zynde wiert schielyk
van de kwaalj de Huisaugt genaamtj ovexvallenj en hoe zeer het respective gezel-
schap hunne verzoeken ook verenigden om Menno Simons geheymschryver daar op te
houden, mogt het echter niet meer helpen als de vermaningen by een ligtmis^ of als
de gebeden by een Italiaans ïly scharrelde dan lynregt naar zyn logement, dog daar
fris en gezond aangeland zynde, deed zig er een vertoning voor zyn oogen op, die
ruim 20 coraicq was als de rol van Monsieu r Jourdain in den B-urger-Edelmans want
zyn V/inkeldochterj Naayster en Meyd zaten met een Trits van jonge Heren geduplicecrt
te Philospheren ^;_Jjras^__c roi s s;^ ^ s ^ En die Consistoriale vergaderinge, t'zamengeroepen
om het gerezen verschil der kimne te beslegten, was van dit gevolgs dat de Meyd
ombarmhartiglyk een interdictio i^riis et ac|.uae (dat is een hard patent) van if ' "
moest ondergaan^ de Naayster (d^at~ m^^o~wat^e en gaan) wiert het zelve lot ge-
dreigt? en de Wirikeldogter wiert familiae caus a a (dat kan geen Icwaad) met een broe-
derlyke censure, dog daar op volgende benedictie, gepardonneert.
Dat de Venetianen trouwen voor zig zelven en haar gantsche familie is een bekende
zaak^ maar ik heb nooit gehoort, dat de Engelschen Winkeldochters huurden voor zig
zelfs en voor hun Galanten, en evensvrel, de (27) ondervindinge , die de beste leer-
meester is, toond ons ditklaar,,
- — -~"R ar a^ est^ ad_eo_ conc^^ formae^
Atque pudicitiae,
^^^"^ .iSIêïïSÜËv fiog !ï^££iÜH2. relanceert dit by anticipatie door een
Zo dat schoon of lelyk beyde geen troef verzaken, en hoe zeer deze staatdanie der
Aphrodite ook door de pokken geramponeert mag zyn heeft zy nooit de liefde en de
jonge Heeren toegebeten, als Ovidiis Homen deed«
Este salutati tempus in om ne mihi«
Wat het vonnis dezer vloerduiven aanbelangt vind ik dat deze Brit hier in minder
gestreng is geweest als Keyser Augustus s want deze bande Ovidius alleen om da/b hy
iets gezien hadg en deze t^-ree snoepsters wierden verschoont, schoon zy behalven
het zien mogelyk ook wel iets geproeft hadden» De gieren en sperwers die ojj deze
onnozele duiven aasden toen haar Meester niet t'huis was, gelyk de Gabel jauwen op
een ontschelpt Zeemosseltje^ schynen in den smaak der Stoïsche Wysgeren geweest te
zyn, welke de ouderdom en de lelyldieyd de hoger hand gaven boven de schoonheyd?
(mogelyk om tot een praeservatyf te dienen) dog gelyk de schoonheyd geen wezen maar
alleen een relatie is, kan de Ghimist hier over niet wel beslissen, want elk vind
mooy 't geen hy bemind»
L'On volt les aman s__vante r tou,iours leur choiXg
Jamais le tir IJassionjy y oit rien de blamable^
Il^_£omptenj_l^_de fauts potir des perfections,
Et _sgay ent y ^o^i^er_ d^^av_o rabj-_e^^^
l!gL ..Z^J-A ,..gst aux; J asmins en blancheur comparable,
La No ir e h f aire-JËg]J^_lffl6 Br une adorable;
La MÊiigre h. de la taillej,^
et do la liberté^
LaGras^se^ est dans son port pleine de ma.-jestég
La mal propre sur soi de_j}eu^ d g_ tr£Ü.jbg__cha^
Est mise^ ^P,^^ \^ ^Q^ ^.^ beauté ne^ligéoc {23)
La Geante parelt une Deësse aux: yeuxg
|j§-^]^.4^^„3Jjjv..g|^ X^^^.--^ F-^ JS^^v^A -^ \^.^^ §^^^ cieuK g
JL*Q3^Ë2J:gjyjigljgQ . Q' 1.6 coeur digne d'une Couronneg
La EomTbe a de 1' esprit g la sotte_es_t__^i;oute_boimej^
La trop grfmde parleuse est d'agreable hume-urg
Et la Muette garde une honn^te pudeur,
Aime jusqu'auK: d^fauts des personnes qu'il aime,
MOLIÈRE,
Waar is dan het spreekwoord ITont i ^^ '^yQ-2r3-^SJ:ê:ÈS^ ®^ ^®^ ^^^ 3-^ "^^ weinig uit het
uiterlyk over het inwendige bestaan der menschen oordeelen als over een ongekraakte
okernooti en zo het zeggen van een zeker Jood bejaad mag worden zien wy ons (willen
\ry niet bedroegen zyn) genoodzaakt, Hovicii in het Klooster der Sceptici te v/orden,.
Deze Israëlyt in 't hoofd vaii Medusa de revue doende (de Ghimist weet niet viaarom)
wierd van een Rechtsgeleerde j die aldaar onder 't lommer der publicatien, op een vyj:
tabak zet te mediteren^ ale ccn Oaüoonjor SijX^^^on^so^x^ó^h^^oi^ -ein:;c:..-:-o,::;::>L-;ii,
of hy geen "bevel had gekregen van den groten Turk om Joden te gaan werven tot d' aan-
staande slagting? de Jood antvTOorde^ ja Heer Advocaat, en ik heb my reeds tamelyk
wel van die ordonnantie gelweten, ten opzigt van de Joden, als van wien 11500. lyst t.1
vol hebbe? maar te gelyk heb ik ordres om ezels op te kopen, en ik bevinde dat my
by slot van rekening nog een ontbreekt, zo nu uw ïhemisohe Exellentie de goedheid
gelieft te hebben, van het blinde rot te stoppen, 2al ik myn getal compleet hebiJür.»
Of nu die Jode al mede dagt* M9lrt_a _nulla_.fi_des of niet, laat de Chimist over aan
't oordeel van den bescheiden Lezer*
Dog evenswei denkt de Chimist niet, dat er altoos geen betrouwen op het uiterlyke
te zetten iss geen regel gaat zo vast of zy lyd exceptie, en ieder een die Juffer
Immergraag met conversatielcundige oogen gelieft te bezien, zal iramediaat gewaar wor-
den, waar 't haar hapert? (29) en ieder passagier die het uithang-bord van Mevrouw
Pasniet maar slegts in Jerspeotief beschoudt, zal dadelyk ruiken wat er voor gebraa.-
aan 't spit is„ Heil ïleii dat loopt te ver naar 't water Chimist, en het is voortaar
's avonds geen maanligt meer^ Maar waarom zal de Chimist veinsen? gantsch V/alburg
presenteert hem een certificatie van zyn m.eining te geven. Juffer snoep-graag die
zo een fyne neus heeft, dat zy de Hoeren op de reuk by de nagt kent, als de braJ.-:ken
het wild, bepikt en beplaastert haar aangezigt als een kladschilder zyn pannelen, c-
het spreekwoord te bewaarhedenj dat men op het uiterlyke niet vertrouwen moet^ HcIlïie'
Weerwolf p die zo gereed tot plukhaairen schynt te zyn als een Londensche JJuurkoet-
sier, is al mee geen omgekogte getuige, om deze waarheid te staven, dog dat zyn er
twee, en een enkel voorbeeld ondermyndt het gehele Hypothesis. Hierom stelt cle
Chimist in bedenkinge van zyn Lezers, wat gemakkelyker is^ te veinzen 't geen men
niet is? of te ontveinsen 't geen men is?
Voor beide onderstellingen koomt een leger van Kamerkatten? Diamantslypers :; Repara-
teurs van schuiframen? Kloosternomien en Schryvers in 't harnas» Jonker Lii'laf^
zweert by, by? by alles wat hy kent (dan zal hy immers niet te veel eeden doen) aai
hy de vorigen nacht gebiletteert geweest is in 't hooftquartier van Cypris CampeiHor--
en dat hy daar zo gescheurd is afgeraakt als de broek van een Poëet, die tegen den
wil en dank der Zanggodinnen tegens den Helicon opklautert als een noordsche beer^
tegens een Denneboom? en doet dus zyn best schanden te veinzen daar hy zo min part
nog deel aan heeft als een Latynsche Schooljonge aan syn Oratie, Juffer snoepgraag
neemt een mandje onder den arm^ en gaat dan op haar ambacht reizen als een Koog-
duitsche linnenv/ever, dog een ander nandje disputeert aan dat mandje het recht van
de mantjeschap, als Mercuur het la].ceischap van Sosia, in den Araphitruon van Pla^i-
tuss en die pelgrimasie verrigt zynde weet zy zo min kwaad? als Jonker Dol en vol
Grieksch. (50)
Een Schryver, met de tinctuur van yserroest vernist, ontveinst een schat van .
geleerdheid, en lapt een vertoog aan een uit zo veel stukken als een Gremoonsohe
viools en deze begaat een dubbele veinzing» Voor eerst wil hy den adelyken tytel a^■]
geleerdheid veren, schoon een verroeste beitel? sotskap? verwaandheid en onkunde, Vi
vier quartieren van zyn wapen uitmakeno En, ten tweeden, veinst hy zyn geleerdheid
te ontveinzen, en zyn eigen schrift vat de party tegens hem op, en argumenteert, d:,
hy meer moeite doed om verstandig te schynen, als een schilder om aan de kost te
komen o
Juffer my ook wat durft geen Heer in 't gezigt zien, dat hy het ziet, dog wel be-
gluren met arendsogen als hy er niet om denkt» Juffer waarom, niet schacimt zig oia
van een Heer 't huis geleidt te worden? hoeveel zy geen zwarigheid maakt om by hem
in een Herberg, die tot een rend^ ^vous verstrekt, te vernagten. Het laffe dichtstiLk:
misdoopt, WAARS CHOTJWIKGE van PïïAEBUS V^GEN &c, vjort van sommige sotskappen op reke-
ning van den Chimist gezet, en of schoon hy nooit proces met den Bataafschen Ilelic):
te ont-'-^JÊa-ren heeft gehad, mag- dat excuis niet helpen by die dom oren? en hy moet e.;
nol ens_volens de fabriceur van zyn, alhoewel het voor den verstandigen Lezer niet
zwaar te ontdelcken valt, wat onderscheid er "busschen de manier van denken^ uitdruk-
kingen? en sales van den Chimist en tusschen die van dezen Letterbeul te vinden zyn
Ook is den Chimist geenzins onbekend wat voor een Cartouche van Pindus er de 't
zamensmelter van is, en mogelyk zou hy het nog erger gemaalct hebben, indien hy go..:
schadelyke Corollaria uit zyn Hypothesis gevreest had„
_(^id^jg_ih r_j-j^ or^.in.er
^i c is_^_jj}^nj^_ hae o 9Uoque^ 3,c ta jneOj,_
jJ^lA'lj^L.-g^ig^JË^^-JJLJy.j^^}-'--^ vivo Camoenis
Ut mihi cura. fuit fundere oarmen i nersj
DE CHIMST. (31)
74
"Die Yofml van ninervap (i'a^t hy .in ffemoenlrfk gewoon by riagt ta vlior-cn) fl'i:,. f-L '.oi
aigomoeïi ü'ebrekj dat is ae Vrouwen ai'teÊ3chriM;:en van allo; geleerdheyd en :;oj,iii,;;.:en
daar toe, wat hy hier nu voor gront van heeft weet de Chimist ao min als hy de
dichtkunde, Veele pennen van geleerde en ongeleerde Sohrj'vers van alle Stiidien en
eeuwen zyn op dit onderwerp verspilt j en het streng is reeds ao seer in de war ge--
bragt als de tegenswoordige twist, i^o dat niemand eenig regt van vermoeden kan heb-
henj van aig uit die doolhof der geleerdheyd jial vo^honore te redden. Echter zal de
Chimist al ineede een kans op die vesting- wagens te meer wyl hy denktj dat de behan-
delinge van een diergelyke stoffe, naar de styl A'"an den Chimist, den Lazeren niet
geheel onaangenaojïij nog het gemeen geheel onntittig Kyn gal» ïïy zal dan tegens aan-
staande week het advys van verscheyden SchryverSj op de vraags Of_een^ vrouw jninder
"bekwaamheyd bezit om i n de_ lejtter oefeningen te sle^gen dan een man^ en w aarom? op de
ley van sj'n overweginge zetten^ en dan zien, wat zyn oordeel *er voor een product
uit t'zamentreklcen zal,,
llEiSX om de afgeknipte draad van het veynaen en ontveynzen wederom aan te leggen^
bekent de Chimist ^ dat hy doenlyker acht te voynzen het geen men niet en iSj dan te
ontveynzen het geen daar men van Natuur toe gefatzoeneert is^ en die Tliesis zal hy
met het volgende sprookje bewaarheden»
Km SPROOKJE,
De "Baron van Zwetzensteyn was ruim zo hoogaioedig als Bon Rodrigo de Bragcei nonde ,? de
laatste galonneerde zyn vacht met goudpapier? en de eerste palcte zig in zwart flu--
weel (raogelyk om een altoosduurende rouw te dargenj over het ontydig afsterven van
zyn Vaders Credyt ^^^elke haastige dood een verhuizinge by de noorder zon veroorzaalc-
te) de Chimist zegt, dat deze Kalander-worm die van onder een part wolzakken was
komen opdagen gelyk een Schallebyter uit het ey vaai een Vlindertjej rrdjn zo fa-(3^)
miliair was met de waarheid als de Koster met de Palmezelj die hy maar eens in 't
jaar gebruikt^ of als zyn Yader Biet een prompte betalinge. En schoon hy den adelyj':en
inborst van Zyne respective voorouders meesterlyk wel wist na te booizen slaagde hy
echter min gelukkig in een zyner ondernemingen als Sinon in het verraden van Troo-
jens want schoon hy het kunsje van liegen, zo fix had als een Eransch-aan een tres^
Mgl]gj-A, AgJgi'Li j g-^^ ? of ^Is sen hongerige Griek [chaire], speelde hem echter onlangs
zyn tong zulke ongelukkige parten dat hy in een vergadering van tienen genoodzaakt
was te bekennen, dat hy een groote Leugenaar was, O bloed wat ongeluJs:i Jonker i Jon-
ker! zie eens hoe laat het is.
hese ¥ol-worm trachte te ontveynzen het geen hy was, waar door hy zo vast in de
klem raakte als een V/olf by de winter? had hy getoond wie hy v/as, als Aretcphilus
deed, elk zoude zig voor hem gewagt hebben, en hy zelve zoude by gevolg nooit bloot-
gesteld zyn geweest, aan de hinderlagen van zioa ejgen ondeugTieno Een gegalonneerden
Ezel heeft evenswei de stoutheyd te veynaen, dat hy weet hét geene daar hy zo onfom-
dig in is als een yaer Godgeleerde in de Natuur"wetten5 want hy beroemt zig van c!.ooi
het vergrootglas van het toekomende waargenomen te hebben dat de Chimist in 't vuirc
zoude lopen, en zyn poten verzengen» Dog de Chimist antwoord dien papegaay der
Wetenschappen, dat hy een salamander is, en het element des vuurs beter kan dragen
als hy zyn hovaardy, en zyn gegalonneerde vacht en dat, of schoon de Chimist al eear-
den diefstal van Prometheus mogt komen te betredenj zyn aangoKigt dog nooit meer dooi
de vlammen geschroeit kan worden e.ls het zyne door de kinderpokken met gedreven werk
is uitgearbeido En hier op laat de Chimist het horologie van zyne bespiegelingen
aflopenn
Dog het mag' gaan hoe het wil, elk een is genoodzaakt zyn oordeel over een openbaar
vertoog te uiten, wil hy voor geen botmuil passeren^ en dit is de oor(3J3)zaak dat ei-
zo veel weetnieten de penne op papier zetten, om al wa/b het vat op geeft _a_l_'ha g_ard
op te tappen, en dan zyn zy trotzer als den Zedenmeester wanneer hy een half dozyn
Schryvers op ^ Brandv/acht heeft uitgezet.
Een penneleklcer gedost in een gev/aad dat vry op jeuilLei^rte trekt, zal op een drai
na den drukker hollen, om een inquisitie te doen, wie of de Schryver van de Chimist
mog zyn, om^ vjas het mogelyk, hem uit te roeyen als wilde-kervelc en v/aarom/? om geei/.
andere redenen dan dat de kolen van de Chimist druipende ogen aan die Boheerasche
slyper hebben veroorzaakt^ wa,nt hy pretendeert zo dispotyq te oordelen als een Chi-
nees Mandarin, en niemand mag de vyl op hem zetten.
Een ander leest dat hy zietg en verdoemd dat hy niet verstaat? en had hy zyn wil
gehad, reeds lang was de Chimist afgescheept naar Acheron, want mogelyk is het de
Chimist met doezen gegaan, gelyk \[ondel met G^.;sbre^sz5 op wiens Graf hy songa
Hier leit Jan^ Gysbregtsz Zoon^ tree zagt ,ie z oud hem zeer doen
Mo^gt hy met re^^t begaa n, v an Vondel z oud t niet meer d^oena_^
Flaar hier aan legt den Chimist zo min gelegen, als a.an de schriften van don Zeden-
75
iTieesterp en hy denkt als den F.ocniöchen lielser Cderint^^ diimj^^^^^ ''kic-^^-'C:]:\ ; c.
brief die ik over een diergelyk onderworp onla^ngü van een myner vrienden ontlingj,
zynde een Regtsgeleerde die ze van een Boer de voorledene week ontfangen had^ dog
doen was de Chimist so vol als de tyd kort waSj om ze er in te voegen^
■ Een Brandy?aj^^t.^ is._ in tyd van Qoxd.o£ ee_n _g^^^^
MgMJJML.-g#Jjy.§2„^g^3rJiJJ ^'^'5 uitzet,
ADVERTI£;SEME]^ïT
Verwacht aanstaande week, een onderzoek over de zo even aangenome vraag™' O f „ee n
? ro2jWe__minder Jbekwaagü ieden bezit om in de letteroef enii^en wel te slaf^n d^^^^
Man 9 en waarom?
[35] m
GHII4IST
DER ZOTIIEDSN
Ijgjg'O. -^fisidiae remove ;, doctlssimal caussaS;
Yaar Wel,
OVIDIUS.
De Ruste, aan dewelke het meeste getal der stervelingen^ als aan een Godes des
Vredes een autaar in hunne herten gestigt hebben^ en die zy dagelyks door hun .;odraê,
als bewieroken^ is niet te min een poel van sulpher, uit ^i?elke de kwade begeerten^
als zo veel besmettelyke dampen in het uitspansel van onze zielsvermogens opklim-
men, en zig dezelve onder\'rerpen als geboeide galey-slaven te Toulon. De ruste is viel
een goede dienaares die de afgematte levensgeesten der menschen, als met een ver-
koelenden adem eens zagt gedreven Zuiden winds verkwikt en levendig maakt? maox zy
is een snode meesteres wanneer men zig met ziel en lichaam als tot haren dien^J t ver-
pandj en hare rampzalige bevelen^ die zo schandelyk zyn in hunne beginzelen? als
ongeluldcig in hxmne uitkomstenj blindelyks inwilligto
Hil pr odest qu od non laedere possit idem
Zegt OvidiuBj die 'er de beste ondervinding van hadp hoe wel in een andere zin?
toen hy zig te laat beklaagde, dat het aangename difcwyls nadelig wasa
De Ruste op een onrechtmatige \^ryze gebruikt zynde, is de oorzaak van alle ongel-ulc-'
ken. De vergiftige planten^ de venynige gediertens? de wormen? de verrottingeg de
pest en hongersnood ontstaan alleenlyk door een ledigheyd en stilstand der Elemen™
ten« Daar is ^een groter ongeluk, zegt de Abt de Bellegarde;,^ als geen bezigheid te
kon( ^4)nen v inden p om op een be tamGl;^e_jjyze^^^^den^ t^^d^ , De^ 1 edl£iieid^
is de slaap des levens^ de gene die dit zon der ^efTgJliP KQJi^P^Q^ a ls dooi '
g.gJQL,„^l3ê i P-J^Q3^JJ:QQ^"ki_ 3^6 Auteur van de BrM.iojtheek_ de^ ^ pag« 9T"denkt
^j fa_^'.g^JjJgg l Li^.^^4_^-telykeji^ ^ die door de^ ledigheid nj^t _ b_e_sin?_ed_en^ word_g.
Geloof g de Hoop, de Liefde, de Vrees., de VJaakzaamheidg en de Verslag entheyd des
geestes, hebben niets gemeens me 't _§-eze^ QP,^!-.gJ j£dL^...g^.J^X.,^gZPJ:£l jQQg^^.. j>.§J^^£Q-,J''Pi-^'^.-^2fi.
J4g.-A^-- gi.§l^_^ !ig^LJl9-Q '^-^"^Q^^^ geeft c Alle de deugden versterken den geest, en moedigen
denzelven aan, in plaats van dat de ledigheyd denzelven verzwakt en krachteloos
maalcta De deugt is zeker en krachtigj de Ledigheyd toegevend en lafhartigp de eerste
versterkt de ziele en verheft ze^ de twede verneedert en verzwalct ze. Vele der oudei
kenden geen ander ondeugt en schande dan. de luyheid, en hierom denkt de Chimist dat
het niet zeer onwaarschynelyk is dat H omerus zynen Held Achil l e_s zo dikwyls [podas
ochus] (snel van voeten) noemt„
De ondeugt sleept by velen dit gevolg onder anderen naar zig, dat de zulke, welkerc'
zielsvermogens door den kanker der luyheyd verpest zyn, alle pogingen van anderen^
die 'er zig tegen kanten, niet beoopdelenp maar slegts lasterlyk veroordelen^ en geei
wonder, diergelyke zaken stryden tegens hun denkings aart, gelyk de 0];iimJ.st voor
eenigen tyd zelfs heeft ondervonden van zoo een Satans oorkussen, die mot banden der
loomheid aan de onkunde gekluystert zynde, de naam en achting van den Chimist zo
zwart trachtte te maken als zyn eygen ziel,
Scilicet haud nostri s__Gontin get gTat ia__dia;y.s^
A rbit e r j^cuj^t u^^^ji^^^Aiyj^en^ ,§j^j;
"^'' " ■ " " " ^T)g CHIMIST
Deze onwaardige hertstogt is, zoo ik my niet bedrieg, de enigste reden waarorn eo
veel Lang-ooren de geleerdheid in een Vrotiwe lakens de mannen, zeggen zy, zyn (55)
edeler schepzelen dan zy? en zullen sy zig dan genoodzaakt zien berispingen en
kettermakeryen van een behulp des Menschdoms te verduwen? (niet denkende dat de
Vrouwen, zo wel als zy, met eeii redelyke ziele, die dezelve kragt van werkingen
heeft, begaafd zyn) en bygevolg ook dezelve vrugten van haare pogingen te v/agten
hebben, of zouden hebben, indien een zeker lands g'ebruik, of liever land-pest haar
het gebruik van de daar toe vereyschte middelen niet als verboden had.
Dog dewyl doae Massa het fornuifs van den Ghiinist voor deze week sial be^i^: '^opd'^"-?
zvill^n vr/ met v/at niindor br.c,f.:t l\i.0T Oi/itront voort^^^-'eanj en de z::j'h in orZ -■; er/ : ..
Wat de Ziel en desselfs vermogens aanbelangt daar word van geen Adams kind over
getwist of ze by de Vrouwen in deaelve kragt zyn als by de Mannens want bet gevoe-
len van een zeker podagrens \tyageeTf dat de Vrouwen een ander aoort van zielen
hadden als de I^ïannen, is al van overlan^ slinjmer uitgejouwt als het schrift van e^n
Sardammer houtmot* Het onderscheyd zoude dan alleen maar in liohaaiis gestel j en de
werkingen der ziele op het zelve ^ moeten gelegen zyn, en de beletzelen die daar
door ontstaan, als mede de redenen derselver, worden van verscheyden Schry\'"ers op
verscheidenerley vjyze bepaalds dog elk stooft de kool naar zim vuur, en een ieder
meent zo wel in deze als andere stoffen den L^is_^aloso^ioriHn gevonden te hebbenj
doordien niemand iets met zyn oordeel overeenkomstiger x-reet dan zyn eygen vinding»
Maar laat ons slegts de voornaamste dier zwarigheden wat meer van naby waarnemen.
De Heer de_^ J-a Chambre in zyn Art s de _c_9I^g:QJ-."!^g_- L'i} g™lg. pa^« 29 haalt het gebrek
van geleordheyd in de Vrouv/en onder veele andere gebreken opj uit de koude en
vochtigheyd van haar gesteltenis, "Deze schone -yvex^ en gezondheyd des verstandsj
s, zegt hyj komen alleen voort uit een koudOj en vochtige gesteltenis? en (36) dit
3 j maakt de Vrouwen zwsdCg^ b^^schrqomt ;_ ligtg^ P ^^^jjj-j-j;^ ^^ praat zuchtigs en hier
55 door belet het haar oordeel en gegronde kennisse te verkrygen zo als ze tot
, j een volkomene geleerdheyd vereysoht worden. De vochtige humeurenj waar mede zy
jj als vervult zynj en die haar een schone verve voor 't uiterlyke geven, komen
5, niet over een met de levendigheyd des verstands, zy maken het in 't tegendeel
j9 stomp, en blusschen der zelver lichten als uit &c, En zo men er naulceurig agt
3, op slaatp zal men terstond bemerken, dat het geestige der Vrouwen gelyk is aan
3 5 het weerligt, 't welk voor een oogenblik de oogen verblind, maar niets strmd"
,, vastigs heeft s in den ommegang schynen zy dikwyls iets schoons en geestigs voort
,j te brengen, en zo men van ligte zaleen spreken, weten zy die niet kwalyk te bero-
,, denerenj maar buiten dezelve is haar verstand niet altyd even vatbaar? met een
,, woord^ daar is niets brozer en niets bepaalder te vinden dan het verstand van ee:
, 3 Vrouwe .
Dat is een Seiizen argument, ten opzigt van de gevolgen? maar een Spaansche belofte,
ten opzigt van de verondersteldens. Het gene hy van de gesteltenisse der Vrouwen
opgeeft heeft nooit iemand voor nog na hem bewezen algemeen, en eygen aan die J^xinne
te zyns de onderhevigheid van iets is geen altoos noodzakelyke aanweziglieyd? en zo
het in vele derzelve mogt plaats hebben, zo is nogtans het vermogen der ziele en
des verstands magtiger dan de neyging des licha^ams, wanneer men de vermogens laat
werken, en zig aan geen hertstogten overgeeft» Soe ra t es van een groot PhysionomicuF.,
ver\~reten zynde, dat 'er geen ondeugd was daar hy niet toe overhelde? antwoorde iiem^
dat zyn gezegdens eiikel waarheyd behelsden, en dat hy zyne neygingen tot alle on-
deugden gevoelde oversla^an, indien hy haar den toom wilde vieren; dog dat hy de
boosheyd zyner hartstogten door de reden had weten te bedwingen» Ten bewyze dat de
ns^tuurlyke geneygdheyd min sterker is als de reden, wanneer men ze op de ziele
(37) la-.at heerschen, en dat niets te moeyelyk is voor die genen die slegts willen^
Ml volentibus__axduum Ja wy hebben zelfs voorbeelden dat het willen niet aJ leen in
staat is geweest om de natuurlyke, en als ini5.^eschapen neyginge te verbeteren, m-car
zelfs ook wezentlyke gebreken des lichaams, Demosthenes die het wonder van zyn tyd
was, door een welsprekendlieyd die nooit haars gelyk vond, zou zonder het vast
besluit van te willen nimmermeer tot dezen trap van geleerdheyd en agting gekomen
zytie VJant de natuxir was hem zo zeer ongunstig, dat hy de eerste beginselen der
letteren nauwlyks kende uitspreken? dog deze moeyelyklieyd overwon hy enkel en
alleen door te wille ns wajrit om zyn uitspraak te verbeteren vond hy het middel uit
om stenen in de mond te nemen, en zyn stem in een onderaards vertrek te bxiygen en
te leydeng waar door hy eyndelyk zo verre kwam, dat hem niemand in uitspraak gelyk
was» Dit nu konde het enkel vast gestelde besluit van te Wil len op een aaiigeboren
gebrek des lichaams verkrygen? wat zal dan dit zelve Wi llen niet op een enkele
zwakheyd en neyging vermogen konnen?
Een ander schryver werpt een twede tegenwerpinge ops "Waar van daan, zegt hy,
, 5 zoude een Vrouwe die denkingsaart haJen? zyn zy in staat om diergelyke gevoelens
,, te bevatten? Hauwelyks zyn ay vatbaar genoeg voor enige lessen die men haar
,, geeft, welke de meeste tyd maar alleen in den opschik bestaan» De eerste in-
P, structie, die zy van haar jeugd af aan genieten, is een zo genaamde liouding, de
,, schouders achter uit te treld^en, de voeten buitenwaarts te zetten, en wat dier-
s p gelyke zotternyen meer zyn« Van haar kindsheyd af aan hooren zy zeggen dat zy
,, beminnelyk zyn, dat zy schoone ogen, een blozende verf &Ca hebben» Zoude men hiej
77
j 5 leven diexgelyke zottex-nyen te horon? üi echym men haar niet vroeütyuig- "/an c.q'Z:^
jjhare "bekoorlykheden te verzekerenj op dat zy in *t ver(5ö)volg dies te ligter
3 5 mogen geloven dat zy wezentlyk bemind worden? V/aar vind men Moeders die da tedere
jgkinüBheid harer Dogteren met het sa,p der de^ugd doortrekken^ in plaats van met e:-:-
jjtract der ydelheden? Dog deae muur acht de Chimist even zo gemakkelyk om met den
storm-ram der reden om ver gerameyd te konnen worden, als de argumenten van een
Sardammer hout-mot. Sta ruim dan jongensl ik sal schieten» De eerste tegenwerpinge
weggenomen aynde? tuiatelt de twede van aelfs naar "beneden^ als een dronken "boer uit
de hanebalk* De opvoeding word wel een twede Natuur genoemt en gelooft ^ dog evenswei
verandert zy de ingescha,pene niet, want gxpe^l_las ]\Taturam furcag tarnen usgue recurrat;
en hier toe strekt ons het geval van den Saron van Zwetzensteyn in de viei?de Chimist;
tot een onv/edersprekelyk be^/yss want ao oen gebrek der nastuur door het wid^ji en
werken kan verbeterd worden, gelyk ik even getoond e^^ bewezen heb, hoe veel te meer
een enkele gewoonte, gelyk een diergelyke opvoeding is«
Kier uit dan maakt de Chimist het f acj/fc op? lia.t_ de_y3^uT^ej ia_^^_i^^
alles^_ bekijaeimheden genoeg bezitten^ om de koude van haar gesteltenis g zo^ wel als
^ÊB-^^3ê:B —2^^-§4 -}}^^ 3^.2ÏÈ ^^?-P-P-f'lli..Aj}^^.f:P' "^J, slegts wilden g en om dit verder te
be^^zen zal ik my bedienen van de getuigenissen van verscheyden Schry^ers? zo wel
als van eenige voorbeelden die het in haar zelven getoond hebben»
'Thomas^ ,^y^,^.'^, ^^^ ^° ^^'^ gunstig denkbeeld van het oordeel der Vrouwen in zaken van
Taalkunde, dat hy in een brief aan Mylord Graaf van Oxfort, over een ontwerp om de
Engelsche taal te vermeerderen en te zuiveren, zig aldus uitdrukts "Zo men my hier
5, omtrent de keus over liet, zoude ik my hier in meer naar *t oordeel der Daiiies be~
,,palenp ten minsten voor zo ver het oor 'er deel in heeft, als naar de bevattinge
j ,van Hovelingen zonder kennis, van Dichters zonder verstand, en van School-(59)v*osse:-
,5 zonder geleerdheyd» En om te ionen dat b y_£een ^ wind_ vericoQj)t_ ads _Jj^^
de Zedeme est^x^ XP linj_uw_^^ , zegt hy, enige personen va-n
jjbeyde lonnen verzegt, om enige brieven over verscheyden stoffen te Schry\'"en5 en
jjtoen ik ze alle gelezen had., bevond ik in der daad, dat al wat de mannen geschre-
5 ,ven hadden vol harde Consonanten was, en sterk naar Hoo l_mi ch^ j ^X _ J^-§MJl^.lg. rook^
maar dat in 't tegendeel de schriften der Juffers zeer naby de minne brieven van een
lyiorentynsche Do na^^^vire_ Icvvamen, door het overvloedig getal van vocalen en vloeyen-
den die zy 'er in gebraait hadden,
Vau^elas de Varro der ]?ranschen (Tom II, au mot paralelle) betoogt met meer woorden
als Theo^ilu s Qbscurus "Dat men in twyffelingen de taalkunde en uitspraak r^dcende,
,,de Vrouwen en ongestudeerde lieden liever behoorde te consuleren, als die gene die
,,in 't Latyn en Grieksch ervaren waren^ Sn deze aarmierking wierd zo goed gekeitrd
door de gantsche Fransche Academie, als de Waarschouwinge van Fho ebus_we ^en^ Jcc^,^ van
alle vrome Walburgers, behalven Schilders, gelaakt word»
De Auteur van de ^^^anthrope slaat geen kleinder front als Swift of Vaugel^j^d '^TJe
,, Vrouwen, zegt hy, hebben denkbeelden die veel levendiger en uitgestrekter zyn dan
,,die der Mannen» In 't gemeen hebben zy de gaaf van iets veel cierlyker en aangcna-"
, ,mer te verhalen dan deze. Eaa,r v/yae van voorstellen is nooit droog of gedwongen,
,,het verband van haar verhaal kan byna niet bemerkt worden, en de ultweydingen die
,,zy maken, brengen den toehoorder te rug op het onderwerp van een aangen^une stofie^
,,iret schjmd dat in alle hare inbeeldingen de uitdrukl^ingen tot ieder onderwerp ge™
,,past, b^ma elk hun plaats hebben, als van waar zy ze van daan nemen zo haast zy in
,,de redenen een belwame plaats konnen vervullen. Inzonderheid munten de Vroiiwen uit
,,in den Epistolischen styl« Ilaare aangename, en (40) byaa onbemerkelyke overgangen?
, ,de gebonden wanorder van hare gedagten, en hare gelukkige spreekwyzen ora die te
,, uiten, openbaren zig alle in hare brieven, Zy bezitten een zekere bela^aamheyd om
5, geringe zaken zonder laagheid, en verhevenen zonder opgeblazendheyd te verha,len«
,,Zie de ^s^iiro;£e van Maandag dem 1 Augustus 1712,
Hu zou zig de GhiDiist verpligt vinden, wyl hy aan zyn eerste belofte reeds genoeg
denkt voldaan te hebben, om •zjn gezegdens te staven met voorbeelden van geleerde
Vrouwen, Dog wat zal hy op dit onderwerp wel debeteren? Vrouwen die hare ntanen door
den lof van geleerdheyd, als met een Diamant in de geheugenis der nakomelingen ge-
graveert hebben, hebben zig zelven al te wel vereeuwigt, dan dat dit werk van den
Chimist behoeft ondernomen te worden, ¥ant wat zal hy zeggen van Sa£i;^o, van Corneli-g
moeder der Gracchi, van Athen ais welke haare verdiensten op den Throon van Gonstanti-
nopolen plaatsten, van Per^lla, van de Vrouw van Plinrug^ , en van zo veele die in
later tyden zig door hare geleerdlieyd vereeuwigd hebbens als V io t ori a _ Go 1 o_rmm_ Mar -
£uise_de_Pes^usaire, !^j££J^^,,^^^^^^^^^^_^j^22.Bk^^ Seraphi na_J]_oni a_riri, ïtaliaansche*
M§£^HS£Üê,J;l£Si§. ®^ Slisabeth Tanfeld^ Engelsche, Gathar^avan Portugal Hertogin
d'Aciers Anna Maria SohuunnanSg Johanna Winkelmans en een oneyndig getal andere»
Wat kan dan de vervloekte nyd voor redenen "bybrengenj waarom het een Vrouw zo wel
niet vry zoude staan oïïi zig aan de letter oeffeningen over te geven £.l3 een l-iai,.','
Sesine itaque bona pessima oljtrectare lin^uaj
ADVERTISGEMtlT
Verwagt aanstaande week een Vertoog op het onderwerp van iets, waai;: over zig de
Chimist tussohen dit en zeven dagen 2,al "bedenken»
KBo De laatste Chimist is deerlyk mi^ïhandelt en gemutileertj lees derhalven Pag„ 3(^'
voor .^e^estica^arminaj or-gdelia carrainaj dan aal de Auteur^ en het schrift beyde
op hun poten staan»
Ton Broos
IN EN UIT DE BIBLIOTI-IEEK: VAN D.JoIL TER HORST
De Koninklijke Bihliotheek hezit diverse werken van Weyerman, Tenminste een daarvan
draagt de vermelding 'ïïit de "bihli-otheek van wijlen dr^ D^JJ-L ter Horst' en wel de
'ï^laandelyksche 't 2amenspraal<:enj tussohen de Dooden en de Leevendenj hestaande in
Vertoogen tussohen alderhande Mogendheden^ Keyzers; Koningen, Vorsten^ Ministers^
Getabberdeuj Gedogendenj Konstenaarsj Wysgeeren &Ce en in vrolyke 't zaiiiensijraal<:en
tussohen henruchte Vrouwen en befaamde Dieren, ' In isijn bibliografie vermeldt Ter
Horst dit werk onder nr» X met als aantekenings "Klein in-8 « Met frontispioe.^ liet
geheel telt ^60 blzo" Ik voeg daar aan toeg met titelpiaat met ondertitel 2a.men-°
spraak tussohen Jakob den tweeden e n_dgn_Pret ejjdentg titelpagina en 8 pagina's Aeui
d^n^^leezerj signatuur KB 234 J 2(, Ter Horst vermeldt dan de diverse titels van de
acht samenspraken, waarbij we in gezelschap raken van Oea^ Baron van Sipperda.,
Hendrik de Achtste, Barthold Schv/artSy Laircens Koster j .Ronsardp Rubens en C-odefroi
Kneller^ Over deze laatste straks meer«
"Onder de werken van Weyerman is dit een der aardigste, doch tevens een der aller-
zeldzaarastGo Mij is slechts één exe bekends in mijn verzameling/' meldt Ter Hox'st
niet zonder trots <, Bibliotheken hebben dit soort persoonlijke genoegens niet of
bezitten zaak een nog zeldzamer exemplaar^, Door Ter Horst zelf is dit unieke exem-
plaar nog aardiger gewordens met een vlijtige kroontipspen heeft hij zijn aanteke-
ningen op het binnenblad aangebracht» Hier volgt het:;
"Onder de werken van Vfeyerman is dit een der zeldzaamste, Vg_ Doorninck kende het
boek niet en geeft dan ook een onjuiste aantekening er over in zijn Vermomde en
naamlooze schrijverSj dlo II,. kol„ 493r' i-^O" 5197^ W^^^^Sauiljn^jamt zag zelf nim'ner
een ex^ dezer Samenspraken en vermeldt alleen enkele titels» Zie zijn uitvoerige
verhandelings ^'Jacob Campo ¥eyerman als journalist" ins Nijhoffs Bijdragen» N.Ro
dlo VII (1872), Over dit werk van Weyermang blZö 206-207 van genoemde verhandeling.
S oKalff nam in zijn boeks "Oudhollandsche karakters" ook een schets op over V/eyer-
mans "Een libelschrijver uit de r/IIIe eeuw"j (blz„ 129'"158)<, Hierin zegt hij op
'blZo 157s "!-lls,ichien dagteekenen uit deze periode [den tijd door Wc op de Gevangen-
poort in 's Gravenhage doorgebracht] zijne Stichtelijke Betragtingen^ zijn Zamen-
spraak der Dooden en dergelijke "bibelstof" « :,->/'« Uit deze opmerking blijkt vol-
doendedat ook Kalf f deze Samenspralcen niet kende o
Ook is dit werkje niet vermeld in de uitvoerige lijst van W, ' s geschriften^ opge-
maakt [door Go van Rijn] in "De Librye"^ 1809o p„ 57™59? en 1890, p, 9-10./''
De volgende pagina bevat een ingeplakt velletje met aantekeningen over vergelij-
kende literatuLirs "i^s_J|üllerj Essai d'une bibliographie Neerlando-Russej Amst,,
1859 80 B 36 Po 11, no.. 37s Maande lijksche Berichten uit de andere Waerelt ,^.r etc,
Amsto 1721--1755c 69 vol» (metj^^) p. 91, no. 763s — 1756-1771- <ilo 70--100
[compleet in KB 459 K l] cfe DaVa Fassm^mj Gespraohe in dem Reiche derer Todten,
1718-1739» (Hayn-Gotend. "Gespr,'"nr[No, 1~16 I<B 857 D 92] Lucianus Dial» mort. ,.=■
Tot zover de aantekeningen Yan Ter Horst in zijn eigen exemplaar., Is dit allema-;-,.!.
in zijn bibliogi^afie in Het Boek terecht gekomen? Wie onder nr, X (po 232-233)
kijkt vindt niet alles terugs Van Doorninckp Sautijn Kluit en Kalff worden achter-
eenvolgend genoemd en de laatste a.linea gaat alduss "Soortgelijke verre navolgingen
der "Dialogi mortuorum" van Luci.qnus waren in de 18e eeuw zeer geliefde Zoo versche-
nen bijve te /uiisterdam tusschen de jaren 1721 en 1771 niet minder dan 100 dln.,
"Maandelijkschd Berichten uit de andere Waerelt" <> Vgl» Er. Muller, Ess^dhone
biblio^ragMe^J^eerlar^ j^inst», 18593 P^ Hj no, 37 en p„ 9I9' nol""?^* ?^le
hieronder bij XIIo"
79
Onder TH \foxd.-b JJo relaende Ohinoeö gcnoöï..d dat niet vcm V;eyei-^.:ian is vol^t-ae 'I-r
Horst maar een Nederlandse vertaling van een oorspronkelijk Duits werk van.de hand
van Lavid Passmann, "die ook schreef "Gespr^che in dem Reiche derer Toten" j
I7I8-I739/' Sautijn Kluit had dit ten onrechte aan Vfeyerman toegeschrevans ;ietcj-
seerd op een advertentie in de Echo des Werelds van 25 noveml^er I726,
Alles hij elkaar opgeteld blijkt Ter Horst niet opgenomen te hehhens de zero-
informatio die Van Rijn in De Librije geeft, de 'Stichtelijke Betragtingen' die
volgens Kalf f van Weyerinan zijn (welk werk wordt hier bedoeld?), de signaturen
van de K,Bi van de diverse werken| sommige titels kort hij sterk in of hij vermeldt
alleen de auteurs* Wie gehoopt had in het keukentje van Ter Horst nog een extra
toetje te vinden komt dus enigszins bedrogen uit.
Maar, we hebhen nog een verrassing in petto, In het K.Do-exemplaar is na p, 502
anderhalve pagina getypt commentaar toegevoegd;
"Aanteekeningen bij 2
Jacob Gampo "WEYERMAMp Maandelyksche 't Zaïaenspraaken enz»..
Nr, X in "De Geschriften van J^CoV//' door D.JJ-I, ter Horst, Het Boek
Deel XT/III blza. 227/240. (1944)
Het boekje wordt vermeld Ins Prosper ARENTS, Geschriften van en over
Hubens. Antwerpen. De Silckel, 1940. als volgts
"WEYlSmMN, JAICOB (sic) OM^O^
't Zamehspraafc tusschèn Pieter Paulus Rubens, Ai:tthony van Dyk,, en Gode-
froi Kheller, drie beruchte schilders, 13O blz* Ins I^Jaandelijksche 't
zamenspraaken, tusschèn dedooden en de levenden, , .,8e 't Samenspraak,
Msterdam, H,BoosGh (sic),wl726, 65I--76O,"
Yermoedelijk bezit dus de eene of andere openbare boekerij in België,
waarschijnlijk de Stadsbibliotheek van Antwerpen, waarvan de Heer /irents
ïïoofdbibliothecaris is, ook een expl, van dit zeldzame werkje van
J o C , V\' a
Een vergelijking van hetgeen in deze achtste samenspraak door Rubens en
van Dyck verhaald wordt over hun eigen levensloop, met J,C«WGyeriaan's ^^Dc
Levens-beschryvingen der Nederlandsche konst-schilders en konst-schilde-
ressen, I729," Bibl, ter Horst Nr. XIV leert dat W. ongeveer alles in de
samenspraak heeft verwerkt, wat hem o.a. uit Felibien en verder uit mon-
delinge berichten over heide schilders bekend was. Sommige verlialen wordei
in de "Levens-beschryvingen" iets uitvoeriger behandeld.
Tot het Klinkdicht toe "'t ïïof is een Vrystad" (Maandelijksche 't Zamen-
spraaken, blz, 645) vinden we terug in "De levens-beschryvingen" en wol
op blz. 255«
In het laatste werk wordt ook vermeld dat de vertaling van de veraen uit
Vergilius' Aeneas "Ille etiam.,," M,Z. blz. 649, L, 259 D.I, "'t sedert
aldus vertaalt (werden) door Joost van Vondel".
V/aar in fl.Z, blz, 693 het grafschrift "Ipsa suos Iris,.," vermeld wordt
zonder den naajn van den als "een Dichter" aangeduiden Isaac Bullaert te
noemen, v/ordt deze laatste wel als auteur van het grafschrift aangewezen
in L, I, blK. 295, Tevens verklaart ¥, dat hij zelf de vertaling heeft
geleverd "dat wy aldtis hebben vertaalt".
De anecdote M«Z, blz, 71O "Op myn eerste terugkomst uyt lïiigelant ontbood
my den op die tyd regeerende Bisschop van Antwerpen, wiens Voornaam ook
Anthony was ,,, enz," wordt in L, D,I blz, 505 verbeterd en aangewld
door te vermelden dat het gaat om den bisschop van Gent, Antonius ït^ie^fc.
Uit het voorbericht "Aan den Leezer" van de M.Z. blijkt dat V/„ dit werk '
heeft aangevangen met het doel de Nederlandsche vertaling van Fassmann*s
"GesprSche in dem Reiche derer Toten" te bestrijden, "Zou ik dan niet ge-
dwongen zyn om te zeggeng Dat de voorgaande l±^^^^:n3^^^iRj^ËÉ2^-BA^
Dooden, in de Hoogduytsche Taal en op een hoog uytheemsch Kasteel opge--
steltj, (-i-) tot een Schimp der Nederlanders vertaalt zyn geworden in onze
Nederduytsche Spraak? enz, enz, (+) Als of onze Natie genecessitoert wab
om Hoogduytsche boeken te vertaaien." Passmann, die aan het Hof te Berliji.^
was gehecht als een soort gangmaker van gesprelcken (Sie Allg. Deutsche
Biographie) gaf van 1718 t/m I74O zijn "Gespraeche" uit. De N,B„ [Hiermee
wordt nationale Bibliotheek = Koninklijke Bibliotheek. bedoeld. T,Bo]
heeft de 4 eerste jaargangen, Sig, 857 D 92,
De Ned, "tfeand. Berichten" loopen van Juli I72I tot Juni I77I. 100 Deel-
tjes, van een half ja.ar ieder, zijn in de ÏÏ,B, aani^^ezig, Sig. 459 K I,
80
üitverkoc'ite aflevering'en vrerden later herdmkt of mot nieuw tit-T-LolavJ.
voorzien. Zoo bestaat de eerste "bundel der NoB, uit Juni by J, Hatelband
17_503 Augoj Septaj Oct», Sec, Ey Nicolaas ten lïoornj 1721_ en ïïovo 3 by
d 'Erven JoRatelband en Compagnie, 1758,
In 1746 werd een Bladwijzer over de tót dan toe verschenen MoB, geleverd ^
maar met Juni I77I breekt de reeks van de N„Bo geheel onvervracht af, Zijr.
er elders latere jaargangen voorhanden?
Uit een algemene "Voorrede" van 1750 is op te maken dat Fassmannj die
echter niet bij name wórdt genoemd 240 gespreklcen had geschreven, we.t op
den grondslag van 12 in het jaar^ twintig jaar zou betekenen. Hij heeft
echter zijn reeks 22 jaar volgehouden^ Die overblijvende 24 gesprelcken
aijn waarschijnlijk vervolgstulckenj want ook in de Nederl, M„Be komen
gespreklcen voor die over twee en aelfs drie maanden loepen.
Er werd tevens bij verklaard dat de "Nederduitscho Schryver" in 1750
reeds "bj'na I4 jaren heeft geschreven". Hij zou dus rond 1736 begonnen
zijn*, Bedoelt men hiermede gijn zelfstandig werk, en zijn de MoB„ van
1721 t/m 1756 enlcel vertaalwerk?
In 1747 komen voor het eerst kunstenaars aan de beurt en wel Januari/Feb,
Rubens en Jan Steen, P-ïaart, Adriaan van der Werf en Gerard de Lairesse,
met vervolg over Apx-il^ Mei en Juni komen Apelles en Rembrandt aan de
beurt. Uit een tamelijk vlugtig onderzoek is mij niet gebleken, dat deze
''kunstenaars-reeks" is voortgezet.
Wat nu het gesprek tusschen Rubens en Jan Steen betreft, zijn alle mede-
deelingen van Rubens, zoowel over zijn eigen leven als over Antoon van
Byck overgenomen uit J,C„Weyermans "Levens-beschryvingen der ITed, konet-
schilders. c* enz." Dikwijls zijn het gewoon de bewoordingen van W, zoodat
men vel van plagiaat mag spreken* Bit geldt ook voor de andere lamste-
naars.
Wel heeft de schrijver zijn bron onvermeld gelaten. Bij het Grafschrift
door Isaac Bullaart (sic) wordt verklaard dat het "door een Liefhebber
Van de Poezy en schilderkonst in 't Nederduitsch is vertaaltj en in
Vaerzen gebracht? De blozende Iris, . .enz»"
De hoogervermelde bibliographie over Rubens van Pr, Arents kent ook dit
gespï-ek (blz. I59) waar het aantal blsz, met 376 i.p.v. 248 aangegeven
is«
V/ie v/as (vaaren) de schrijver(s) der Maandelijksche berichten? Bevat de
reeks ook plagiaat van de overige 't Zamenspraken van Weyerraan?
Het zou in ieder geval gewensoht zijn een klapper op de 100 deeltjes der
reeks in de ÏÏ,Be uit te werken, vooral daar de latere jaargangen herhaal-
delijk Nederlandsche persoonlijkheden behandelen.
Of er echter in deze "rudis indigestaque molis" onder het vele kaf wel
voldoende korreltjes graan te vinden zijn? r4en dunkt van wel.
Voorburg, den 15en April 1945»
J»B."
Allereerst, de auteur blijkt volgens een potloodaantekening Jan Borms te heten.
Ik neem aan dat het hier een kunsthistoricus betreft die over houtsneden rond 15OG
heeft geschreven, alsmede over Breughel en in 1924 aktief was bij een amnestie-
aktie van het dr. Jacob-comité, Dit is n,l. de enige J. Borms die in IvB en CC voor-
komt en zijn interesse gaat duidelijk uit naar de kunstenaars in dit werk? ik neeitx
overigens niet aan dat hij voor amnestie pleitte voor dr, Jacob Campo Weyermano
Wie ds. Jacob is, is mij onbekend.
De antwoorden op de vragen van Borms die hij aan het einde stelt lijken mij voer
voor kunsthistorici. Daarentegen kan ik met blijdschap aajikondigen dat de Medeci.e-
lingen van ons genootschap een antwoord op de vraag kunnen geven n.1. of er oxx,
van de Maandelijksche Zamenspraken in België voorkomen (zie derde alinea). Ei' is
geen ex. bekend in Gent (zie Jan Vleugels, Mededelingen 6, p. 55-56) maar wel in
Antwerpen (zie A.JJïanouy Mededelingen 2, p. 18) onder signatuur C 67994« Volgens
de daar gegeven short-title is alleen de laatste, achtste samenspraak over Riibensj
Van Dijk en Kneller aanwezig,
Be volgende keer hoop ikiiide biografie van Kneller uit zijn eigen postmortale mond
opgetekend door Weyerman in deze Zamenspraak aan de lezers mee te delen.
81
Peter de Jonge
YM GOOL OVER JC¥
De volgende tekst over JGV/ komt voor in dl. I, p. 434-44O (si^, IIBA 1026 C l)
van DE /ïïEEWE SCHOUBMG / DER / MIDERLMTSCHE / KUNSTSCHILDERS / EN /
SCHILDERESSEN 5 / Waer in de Levens- en _Kimst"bedryven der tans le vende en / reets
oyerleedene^ S CHILD^S^a~d i e van 'HÖÏS-^/wiM^M, no oh e ^"ïg" "£^e r S chr^e r 9 2 yn "J"""""
aengetekenda verhaelt worden, / DOOR / JOIiAN VAN GOOLj / ïOJNSTSCHIlSeÉ, /"eERSTE
SlT / I viSöëtT7 "ÏN^S GRAYENII/iGE , / GEDEUKT VOOR DEN AUTHEÜR, / 1750, - Een
afbeelding van persoon of werk van JCW wordt verder niet gegeven.
"[454] JACOD I^iMPO WEYERPiAN, geboren in 't jaer I679, lïy iSj van jongs af, een
af schuwe lyk voorbeelt van ondeugden geweest j schoon hem geen vernuft noch "bequaem-
heit ontbrak, om met eere door de Werelt te raeken. Of de Eruit- en Bloemschilder
JAN WEYERJ^mN, van wien HOUBRAKEN spreekt in ayn laetste Deel op pa£. 52, van zyn
maegschap is geweest, weet ik niet| maer het schynt my toe, dat het ook een kluch-
tige loiaep is geweest, die op kosten van zynen evenmensch, het zy rechts of slinks,
waidier den gebraden haen wist te speelen? daer deze CAMPO zich meesterlyk op
verstont, gelyk aen de heele Werelt bekent is^ doch eer ik toetreede om dit met
eenige staelen te tonen, zal ik eerst melden, wat my ten opzichte van zyne Kunst
bekent is| het geen dit weinige behelst s Dat hy de Kunstgronden gelegt heeft hj
den braven Meester FERDINANT VAN lOCSSEL, en in zynen tyt geen oneven Bloem- en
Eruitsttd^Jes geschil[455]dert heefts Waer van ik 'er een gezien heb, dat meester-
lyk en kunstig behandelt was, en genoeg te kennen gaf, dat hy, door het voortzetten
van zyne Kunst, op eene loffelyke wyze had kunnen leven, indien hy gewilt had?
maer liever zynen ongeregelden en schenzieken aert den vryen teugel vierende,
heeft hy zyne goede gaven misbruikt, ten nadeele van zyne evenmensch en tot zyn
eigen verderf. Want al vroeg begaf hy zich tot weelde en ontucht, zTnen koste-
lyken tyt doorbrengende in kroegen en bordeelen? in welke hy doorgaans voor
Spitsboef speelde, om de vreemde Doffers, die op til quamen, de beurs te helpen
luizen? het geen zo ver ging, dat hy geen wegen of middelen onbeproeft liet om
deze schandelyke levenswyze gaende te houden, In 't jaer I7I8 stak hy over naer
Engelaiït, met iemant dien hy wysmaekte dienst te kunnen doen, met hem daer eenige
fraeiheden te helpen verkopen? doch hy bedroog hem deerlyk met hem te beroven van
al zyn geit en goet en maekte het te Londen in 't kort zo gortig, dat het maer een
hairbreet scheelde, of de voorzegging zyner Moeder, die altyt vreesde dat hy noch
aen galg of rad zou kom[436]en5 was aen hem vervult gewordens want hy had naeulyks
tyt om de verdiende straf, met de vlucht naer Hollant, te ontsnappen» Dit gevaer
ontworstelt zynde, bagaf hy zich tot het schryven van allerlei Spot-, Hekel- en
Lasterschriften, die, onder verschillende benamingen, al te wereldkundig zyn om
'er meer van te melden, en in welken hy Luiden van eer en goet geruchte, op eene
eer- en faemrovende wyze, ten toon stelde. Met deze verachtelyke middelen van
bestaen noch niet te vreden zynde, deet hem de geltzucht op 't laetst uitspatten
tot het schryven van Brantbrieven? daer hy zyn eigen pen, of die van anderen, op
een schalke en bedekte wyze toe gebruikte, en in welke hy, quanswys als een goet
vrient, die om reden zynen naem bedekt hielt, zekere ïïeeren waerschoude, dat
KAMPO WEYERI-'iAN geroet stont om hen met zyn scherpe pen op een vinnige wyze door
te stryken, en derhalven hen rade, dat zy op deze of geene manier, doch ongemerkt,
hem zouden tra^^ten van besluit te doen veranderen door een aenzienlyk geschenk,
indien zy hun goet geruchte niet in de waegschael wilden stellen» Dus sloeg hy
voort van quaet tot erger, en verspreide ein[437]delyk een vuil Lasterschrift?
in 't zelve vergeleek hy de Obstindische Maetschappye by de Rooms che Inquisitie,
zynde de twee eerste Vaersen aldus luidende s 1,
Wat baet het Bataviers, da^ WILLEM lleêr-
lants stranden
Ontsloeg uit Romens dwang^en Spanjens heer-
scha]3|)y
Nu dat een /lLBA's Raedg misdoo pt een Maet-
^happy;
De vrygevogten Tuin^ van meet af aen, doet
branden,
LEICESTERS eeuw herleeft, d'aloud e_vx;^_eit
trilt.
En 't recht word over 't paerd van eer en eed
82
2.
He Maetschappy van d'Oost schynt THEf4IS ro|_
ontdoken,
^3_-!jk_MjJ^ i-Q'?-go ^^Q"^ Hof en oor en oo^en
sluit
Op 't fflzlde nachtmiizi ek_van lïEEMES dieve
fluit a
W^ ARGUS j schelms verschalkt^ den gordel
werd doorst okeng
[ 438 ] d' Aloude Deu^t vervalt ^eheelelyk in lye,
l^!^-'Q3^deu^t kletst de zweep by d' Ooster
]>fa.e tscha.p:giye .
Zodra dit schimpdicht ter kennisse van den Rechter '(piam, wierden alle middelen
aengewnt om WEYEïÏÏ^lcïN, (op wien. aenstonts het vermoeden viel, dat hy 'er den
opsteller van wasj v/egens de overeenkomst vati styl en spreekwyaen met zyne andere
schriftenj) in hechtenis te krygen. Dit quam hem niet zo dra ter oorenj of hy
maekte zich 't zoek, nemende de vlucht naer Kuilenburg g doch door hongersnoet,
dat scherp zwaert, geperst, was hy zomtyts gedwongen zyne vryplaets te veriaeten,
en op onvryen bodem zyn aes te zoekens waer door deze losse Vogel, daer al te
scherp op gepast wiert om langer in de vrye lucht te blyven, eindelyk in de knip
raekte, en gevangen op de Voorpoorte van Hollant gebracht wierd? daer hy eenigen
tyt in groote vreeze zat, wel wetende, dat 'er vry wat tot •zyn lasten was, zo
alle zyne euveldaden aen den dag quamen, en zyn beschuldigent geweten hem licht
deet begrypen, dat het misschien zyn keel, of ten minsten zyn rug, zou gelden.
Echter quam hy [439] 'er genadiger af s want hy wiert, by Vonnis van den Ed* Hove
^^^ I^ü^^s °P ^®^ 22 van hooimaent des jaers 1739 verwezen tot een eeuwige
gevangenis 5 om, zyn leven lang en ten zynen koste, op de Voorpoorte van Hollant
in hechtenis te blyven. Dus, van alle hoope versteken zytide om ooit de vrye
lucht weer te genieten, heeft hy in ayne gevangenis voor zyn onderhout noch 't
een en *t ander gedaen, zo wel met de pen als met het penseel, ïen opsigte van
het penseel is my berigt, dat hy, op de Poort, Kapelletjes op Spiegels zeer
aerdig geschildert heeft, en met de pen weet ik, dat hy noch een menigte Schilder
levens geboekstaeft heeft, doch even verwart en leugenachtig als de anderen, en
om die reden, na alle gedachten, mooit het licht waerdig geacht zullen worden.
Kortom hy was van dat zoort van booswigten, die niet alleen met het doen hunner
wanbedryven zich vergenoegen, maer zelfs roem op dezelve dragen, en die slechts
voor meesterlyke slagen van 't vernuft houden, gelyk hy voorgaf, Hy heeft op
de Poort zyn veragtelyk leven gëëindigt in het laer 1747 in lentemaent. Oneindig
meer valt 'er tot zynen laste te [440] zeggen, doch i^y hebben^ons bekort, om
tot een beter voorbeelt over te gaen. Be volgende Kunstenaer zal, door zyn
uitgebreit Kunstbedryf, ons meer stof uitleveren^ dien ik in 't ooge heb is
PHILIP VAN DYX,
83
I^IEPEDELIHGEN VAN DE STiaiITING JACOB GAjyiPO WETYERMAN ("Het JCV/") no 9 , nov. 1978
Herengracht 530-5563 Amsterdam
STICHT/ivg\
-^^COB CAMPO )
Ellen du Maine \ ^ ^- '-' ï^ i^ ;VJ A N /
STIJL E¥ WITSEN GEYSBEEK: 01/ER JCW ^--^ .^'
In deel 2 van zijn Levensbeschri.lvin^^ van eni^e voomaanie meest Hederlandsche
mannen e n vrouwen. 10 dln, iunsterdamj "by Petrus Conradij Harlingen, by P.v.d,
Plaats en Junior 1774-83 [lIBA 2518 E 5-14] besteedt Simon Stijl aandacht aan
"Het leven van Jacob Carnpo Weyerman"' [p. 94-102? 1775].
Van het eerste en tv/eede deel bestaat nog een tweede druk [lIBA 285 C 9-lOs
1777/1780], De inhoud van de tekst is [wat betreft JCW] ongewijzigd overgenomen, .
de spelling is aangepast»
Stijl vermeldt een aantal bijzonderheden omtrent JCW^s levenswandel en een
aanteJ van diens werken. Daarnaast laat Stijls mening over de mens Veyerman zich
uit zijn formuleringen afleiden. Hoewel hij niet zo te spreken is over het
karakter van Weyerman (p. 101 ) heeft hij toch een zekere waardering voor V/eyer-
mans schrijftalent. Waar Stijl vooral over valt is JGW's gebrek aan godsdienst-
zin.
Tekst^ Stijl -. (volgens eerstenoemde druk)s
"[94] JACOB CAJyiPO ViEYÏiDifflM^tj niet min vermaard, door zyne losbandigheid en ondeug-
den, dan zynen vluggen geest en menigvuldig uitgegeevene Schriften, werdt gebooren
te Breda, op den 9den van Oogstmaand 's jaars I677, Zyn Vader, Jakob Weyerman,
hadt in zyne jeugd als Lakei gediend§ zyne Moeder, Lys Sint Mourel genaamd, als
Dienstmaagd woonende in een Herberg, was, door zeker toeval, van daar ontvlugt,
nam vervolgens, in Mans gewaad verkleed, dienst als Tamboer te Velde, woonde
verscheiden belegeringen by, klom op tot de waardigheid van Sergeant 5 doch haare
kunne, ter gelegenheid eener wonde, in het beleg van Bon bekomen, ontdekt zynde,
was zy genoodzaakt den Krygsdienst te verlaaten? wordende ter belooninge haarer
dapperheid en moed, van Willem den III, met een jaargeld van tweehonderd guldens
voor haar leven, begiftigd. Toen onze V/eyerman gebooren werdt, hielden zyne ouders
een Herberg op Breda. Deeze schikten hem tot de letteroeffeningen, en bestelden
hem, toen [95] hy 15 jaaren oud vias, ter schoole, welke hy in drie jaaren tyds
doorliep. Hier na werdt hy aanbevoolen aan het onderv/ys van den Heer Sandvoort,
Predikant op 't Wouwd, een dorp in Delfsland. Hier oeffende hy zich in alle takken
der beschaafde Weetenschappeni doch de zucht tot de Schilder- en Teken-kunst,
welke hy met zich als ter waereldt hadt gebragt, dreef steeds by hem boven; de
Schilder, Thomas van der V/ilt, in 't nabuurig Delft woonagtig, verschafte hem
gelegenheid om dezelve aan te kweeken.
Ten huize zyner Ouderen wedergekeerd, werdt hy wel haast vermaard door zyne
kunst I doch hoe zeer deeze reden hadden om voldaan te zyn over zyne vorderingen,
't was niet zo gesteld omtrent zyn zedelyk gedrag» Zyne ongebondene leevenswyze
deedt hem vervallen in de ongunst z*jmer Ouderen, waarop hy, heimelyk, hen verliet,
en zich naar iVntwerpen begaf. Hier verleidde hy een Herbergiers Dochter, en
vlugtte met haar naar Ryssel; doch verliet haar hier wederom, zynen weg noemende
naar Parys, Schoon hy, in deeze stad, merkelyke vorderingen maakte in de Weoten-
schappen, zyrxe zeden, egter, wierden meer en meer bedorven? en een m^innehandel met
de Dochter van een aanzienlyk Heer, 'by welken hy zich als Kamerdienaar hadt ver-
huurd, deedt hem deeze stad eerlang verlaaten, en naar Lion vertrekken? onder weg
ontmoette hy, in zekere herberg, den berugten Cartouche, die zo wel over hem
voldaan was, dat hy hem een Beurs met Louïzen, en een vrygeleide door zyne Bende
schonk. Te Lion kwam hy in kennis met zekeren Abt, met welken hy naar Rome trok,
en vondt 'er den beroemden Schilder en Sidder van Dyk, met wien hy, als hem in
aart niet ongelyk, eene gemeenzaame verkeering hieldt. Onder andere Weetenschappen
oef[96]fende hy zich hier in de Italiaansche taal, welke hy in korten tyd meester
werdt. Doch hy onthieldt zich niet lang te Rome| kennis gekreegen hebbende aaji
zekere Vrouw van aanzien, begeerde hy haar ten huwelyk? welke hier in niet willen*-
de bev/illigen, deedt hem zulks besluiten haar te schaaken. Maar dit misliokte, en
wyl het rugtbaar wierdt, riedden hem zyne vrienden het gebied van den Paus te
verlaaten. Hy gehoorzaamt, en keert door Zwitzerland en Duitschalnd te rug, naar
zyne geboorteplaats, alwaar hy, by zyne aankom^st, zyne ouders overleeden vondt,
84
die hem tot erfenis slegts de geringe somma Tan zeshonderd guldens hadden nage-
laaten.
Door de ongebonden leevenswyze van Veyerman was dit geld ras verteerd, en hy
daarenboven diep in schulden geraalcts waarom hy te raade werdt naar elders te ver-
trekken^ hebbende eerst een Kleermaaker nevens een Pruikmaaker, voor een nieuw
Kleed en Pruik, onder belofte van iets voor hun te schilderen, opgeligt, Hy koos
zyne wooning in 's Gravenhaage, alwaar hy de eerste proeven van ayne geleerdheid
gaf? hy ontworp hier in korten tyd het Leven der Schilders, en schreef, nevens
eenige andere stulpjes, de Brabandsche Yryage, Dit bragt hem zo veel voordeels aan,
dat hy een bestaan hadt^ en daarenboven zyne schuldeischers te Breda afbetaalden
gelyk hy dan ook, somi'^ylen, derwaarts trok, 't Gebeurde, terwyl hy zich ^Jederom,
vermaakshalven, eenigen tyd aldaar ophieldt, dat hy geschil kreeg met zekeren
Officier, Om dit te beslissen raakten zy in gevegt, in 't welk Weyerman eene wonde
kreeg, om welke te verbinden hy aich liet brengen ten huize van zekeren Wondlieeler
Jan Arenfts. geheeten; deezen verzegt hy zo lang by hem te mogen blyven, tot de
wonde genee[97]2en v/as. * Geschiedde^ By Meester Arentsz woonde eene jonge Dochter,
eene Nicht van den Heelmeester, By deeze deedt onze Held weldra aanzoek, niet zo
zeer om haare schoonheid, als om het Gapitaaltje, welk zy bezat, magtig te worden.
De Oom krygt spoedig de lucht van deezen handel, en gebiedt Campo zyn huis te
ruimen? doch de oude Man, door zyne bewerking, listig naar de ïïoofdwagt gelokt,
onder voorwendzei dat een soldaat zwaar gekwetst was, bedient de Minnaar zich van
dit tydstip, raadt zyne beminde Gerritje aan met hem te vlugten, pakt in alleryl
haar Geld, Juweelen en Kleederen, en begeeft zich met haar naar Engeland, Sedert
werdt Weyerman, by vonnis der Wethouderschap van Breda, om zyn misdryf , uit de
stad en Baronye gebannen.
De twee Gelieven waren ondertussohen te Londen aangekomen, huurden 'er een huis,
en leefden, zo lang het Geld van Gerritje duurde, vrolyk en onbezorgd. Maar de
wyse, op v/elke zy hunne zaaken aanleiden, deedt het van korten duur zyn, Zyne
Byzit (want het wettig trouwen hadt men ras vergeeten) was nu arm, en de staat,
in welken zy zich bevondt, dreigde nog grooter druks hierom wenschte hy niets
liever dan van haar ontslagen te worden, waartoe hy wel haast middel vondt? hy
veinsde zich zelven te willen vergeeven, en boodt, na dat hy zelf eerst een ge-
waanden vergiftigen drank hadt gedronken, zulks insgelyks de bedrukte Gerritje
aan, waar op deeze, Juist zo als hy gewenscht hadt, terstond de vlugt nam. Wat 'er
i-jyders van haar geworden zy, is ons niet gebleeken, Weyerman nam vervolgens zynen
intrek in een voornaarae Herbergj van welke hy den Waard voor eene aanzienlyke
somme opligtte, In [98] Engeland won hy, na dit voorval, eene aanzienlyke somme
gelds, met schilderen van verscheidene stukken, voor de aanzienlykste liyksgrooten,
zelfs ook voor Koninginne Anna, Geduurende zyn verblyf in dit Kyk, onthieldt hy
zich eenigen tyd aan de Hooge School te Oxford, om 'er zich in de Geneeslomde te
oeffenen? doch zyn onbestendige aartt deedt hem deezer oeffeninge wel haast moede
worden? en na de voornaamste merk\'/aardigheden des Koninkryks bezigtigd, en hier en
daar vrugten van zyn Penceel agter gelaaten te hebben, vertrok hy wederom naar
Holland, Een jaar woonde hy te Delft, en geneerde zich met schryven, waarmede hy
voor zich zelven, en eene Dienstmaagd, nevens een Zoon, welken hy by haar, in on-
echt, hadt verwekt, den kost won, ïïa deezen begaf hy zich, zyn Byzit en bastaard
heimelyk verlaatende, naar /ansterdam, en aanvaardde 'er den post van Leermeester
van een jong Heer van aanzienlyke geboorte 5 doch, een onoverwinnelyken afkeer heb-
bende van eene verbondene leevenswyze, verliet hy, binnen kort, deezen post, en
begaf zich wederom tot schryven, waar uit de .Amsterdamsche Hermes zyne geboorte
kreeg. De vinnige steeken, v/elke hy, in dit en eenige andere zjner schriften, aan
sommige byzondere persoenen gaf, bragten hem wel eens in ongelegenheid» Dit ge^ -^
beurde onder anderen op zekeren avond, op welken, juist op het oogenblik als hy
zich ter ruste wilde begeeven, een onbekend persoon van ongemeene sterkte en ; . "*
grootte in zyne kamer drong, welke hem waldcer roste, en op de vraag, op wiens
bevel hy zulks verrigtte, tot antwoord gaf, dat het was, ten verzoeke van zekeren
Heer, v/elken hy, in zyne schriften, hadt beleedigd. Verder berigtte de onbekende,
dat hy voor deeze moeite zes Ducatonnen genoot, Campo hem hierop vraagende, of hy
voor [99] eens zo veel den heimelyken vyand, welke hem hadt in 't werk gesteld,
een dubbel getal vuistslagen zou willen toetellen, bewilligde hy zulks 2 ook hieldt
de Bravo getrouwlyk zyn woord,
Terwyl onze V/eyerman dus te Amsterdam leefde, gaf een zeker voorval aa.nleiding
tot zvn -tx-o-uw verbond. Op zekeren tyd uit ' sGraavenhaage naar .Amsterdam reizende,
onXmoette hy in de Schuit een Burger-Dochter; deeze wist hy, door vleiende rede-
nen, zo verre te bzcpn^enj, dat zy op hem verliefd x-zierdt? doch men twyfelde aan de
85
aan de bewilliging haarer Ouderen, deeae moest dan door list gewonnen worden.
De Ouders woonden in een Dorp in Noordholland. Campo, met de Juffer te Amster-
dain aangekomen zynde, verbergt haar eenige dagen in syne wooning, terwyl de oude
lieden^ over het agter "blyven hunner Bochter ongerust^ haar voor verlooren reken-
den, Ka eenig tydverloop geeft Campo, onder eene verbloemde handtekening, kennis
van haar verblyf aan de Ouderen, en ontbiedt ze naar Amsterdam, Met deeze raakte
hy in gesprek, en wist het stuk zo te beleggen, dat hy de verleegene Ouders in het
denkbeeld bragt, dat het trouwen voor haare Dochter onvermydelyk was? waar op de
bewilliging in het huwelyk spoedig volgde. Met deeze Echtgenoote leefde hy vier
of vyf jaaren, na welke zy hem door den dood ontviel, nalaatende twee Zoenen,
welker eene den Staat, eenigen tyd, als Sergeant gediend heeft.
Omtrent deezen tyd onthieldt Kich te Amsterdam de waereldvermaarde Gzaar Peter
de Groote, Deeze hadt veel gehoord van V/eyermans schranderheid, en hem. bekroop de
lust om daar van eene proef te noemen, ïly geeft hem dan als een onbekende een
bezoek, en was 2.0 [lOO] wel vold^ian over syne Welspreekendheid en vluggen geest,
dat hy straks het besluit opvatte om hem met zich naar Rusland te voeren, fly
ontbiedt hem daarom 's anderendaags aan zyne wooning, en doet hem den voorslag om
derwaarts te vertrekkenj; onder belofte, van hem met de waardigheid van Geheimen
Raad en Historieschryver te zullen bekleedens doch Campo vondt geen genoegen in
deezen voorslag, en bragt eenige redenen by, welke den Vorst van zyn aanzoek doe-
den afzien.
Kort hier na begaf hy zich in de orde der Yrye Metzelaarenj doch de belofte, om
aan .twee zyner Vrienden gedaan, om aan hun het geheim dier -"roederschap te open-
baaren, volbragt hy niet, 2yn zeggen was 2 Vraagt mj niets 5 zo gy 't wilt weeten,
moet gy zelve Metzelaars worden,
Ondertusschen liet V/eyerman nimmer af, aynen hekelzuchtigen geest bot te vieren,
niemand was veilig tegen zyne vinnige en meermaalen kwaadaartige steeken. Dit
ging ten laatsten zo verre, dat hy, zich binnen Amsterdam niet veilig agtende, de
vlugt nam naar Vianen, doch ook hier kon hy zynen geest niet betoomens hy werdt
de bespotter van Vyanden en Vrienden, De Regeering derhalven zich verpligt oordee-
lende hier in te voorzien, werdt hy uit zyn huis geligt en te Vianen in verzeke™
ring gebragt. Doch vermids hy poogingen deedt om van hier te ontvlugten, werdt hy
van hier overgevoerd naar 's Graavenhaage, en by den ïïove van Holland gevonnisd om
geduurende zyn leeven op de Voorpoort in verzekering gehouden te worden, In het
Vonnis werdt gezegd, dat zyne misdaad bestondt in lasterlyke personaliteiten, ver-
vat in zyne weeklyksche papieren en verregaande Paskwillen, gemaakt op verschei-
[lOl]dene aanzienlyke Collegien en Steden? als mede sommige ongetekende Brieven,
aan eenige persoonen, door hem, geschreeven,
Zyne uitspanning op de Gevangenpoort bestondt in eene menigte Muizen op te voeden,
en zo tam te maaken, dat hy ze, op een enekei gefluit, deedt te voorschyn komen,
of ze weder naar hunne hokjes zondt, Geduurende de tien of twaalf laatste jaaren
zyns levens, welke hy hier gevangen aat, schreef hy versoheiden Verhandelingen
over deeze en geene onderwerpen, welke ook het licht zien, Zyne voornaamste Werken
zyns De Rotterdamsche Ilermes? de Ajnsterdamsche riermes| de Ontleeder der Gebreken;
de Echo des Werelds? de Historiën des Pausdomst Aaanhangzel tot deeze Historiën?
de Leevensbyzonderheden der Hederlandsche IConstschilders en Konstschilderessen?
Letterlievende, Zedekundige, Historiesche, Stichtelyke Betragtingen? Zamenspraak
der Dooden? Het Leven van Alexander den VI, en Caesar Borgia, en veele anderen te
lang om hier te worden opgeteld,
V/at nu 's Mans karakter aanbelangt, hetzelve kan uit de weir%e opgege-evene byzon-
derheden ligtelyk worden opgemaakt. Hetzelve was nergens V7yder af, dan van agtens-
waardig of beminnelyk te zyn. Schoon zyne ongemeene schranderheid, vlugheid, uitge-
breide kennis van veelerhande zaaken, en zyn verpligtende omgang hem van veelen
deeden zoeken? nogthans werden deeze hoedaanigheden grootlyks ontluisterd, door
zyne geile drift tot de Vrouwen, zyne onbetoomde involging' van Hekelzucht, en
vooral door zyne losse \iryze van denken over den Godsdienst, wiens voornaamste
Grondwaarheden van hem in twy[l02]fel getrokken, zo niet ontkend werdens hy hieldt
den Godsdienst voor een bloote uitvinding van Staatlomde? het bestaan van een
Opperv/eezen en de Onsterflyldieid der Ziele waren ten minste by hem twyfelagtig.
Zo zeker is het, dat de grootste geesten niet altoos de beste Burgers en nutste
Medgezellen zyn,"
Veel negatiever is P^Ga Witsen Geysbeek in zijn Biographis ch anthologisch en
critisch woordenbo ek der nederduit se dichters , te Amsterdam bij CLeSchleyer 1822
"[gAAJ, dl.e op p, 492-499 aandacht aan Weyerman besteedt.
86
V/el neemt hij letterlijk (zij het -verkort) de gegevens (soms hele zinnen! ) van
Stijl over maar zijn "blik is daarbij zo vertroebeld door de schandelijke prak-
tijkenj karaktereigenschappen (p. 492) e.d, van Vleyerman dat hij het over diens
werk niet eens meer wil hebben. Ook zijn mening over Weyerraans schilderkunst is
niet al te gunstig (p, 496 noot l),
V/el geeft hij op het eind toe dat JCW geen gebrek aan "bek-waamheden" en "vernuft"
had, alleen de manier waarop Weyerman zijn talenten "misbruikte" vindt bij hem geen
genade, integendeel!
Tekst Witsen Geysbeekg
"[492] WEYERMMf (JACOB CAMPO) (l). Wij zullen ons hier geenszins beaig houden
met de menigvuldige schriften, in proza en rijm van dezen beruchten losbandigen
de-ugnietj dien het geenszins aan vernuft, maar in alle opzigten aan elke hoedanig-
heid ontbrak om eenige aanspraak op de achting van tijdgenooten en nakomeling-
schap te kunnen maken. Zijne schriften dragen dan ook meestal, bij een' verwaar-
loosden, slordigen stijl, den stempel van zijn bedorven hart, onbeschaamde zede-
loosheid, gemeen en laag karal<;terj losheid van beginselen en ergerlijk levensge-
drag. Wij zullen dns niets daaruit onder het oog vaxi den beschaafden lezer bren-
gen, maar eenigzins zijn woest en avantuurlijk leven [495] doorloopen, dat nog al
het een en ander merkwaardigs oplevert.
V/EYERI^iAN was van eene zeer gemeene afkomst? zijn vader, JACOB V/EYER1^!AÏÏ, was een
lakei? zijne moeder, LIJS ST, MOIiEI., had als meid in eene herberg gediend, was
dezelve in mansgewaad ontvlugt en had dienst genomen als Tamboer? na het bijwonen
van verscheiden veldslagen werd zij tot Sergeant bevorderd? doch in het beleg van
Bom gewond en onder het verbinden hare kunne ontdekt zijnde, kreeg zij haar af-
scheid met een jaargeld van tweehonderd guldens. Toen onze WEYEfflïAW den 9 Augustus
1677 geboren werd, hielden zijne ouders eene kroeg te B reda . Op de school gaf hij
met zijn vijftiende jaar blijken van een' vluggen geest en schrander begrip» Zucht
tot de letteroeffeningen betoonende, werd hij aanbevolen aan het onderwijs van den
Predikant SAi-ÏTl^OORT, op het Woud g hier gedroeg hij zich tamelijk geschikt, en lust
in de teeken- en schil de rlcunst krijgende, vond hij in het naburig Delft, bij
TilOmSYPM DER WILT gelegenheid om zich daarin te oefenen. "~™'
Bij zijne ouders terug gekeerd, begon hij een losbandig leven te leiden? hunne
bestraffingen moede, verliet hij hen heimelijk, en begaf zich naar Antwerpen. Hier
verleidde hij de dochter van een' herbergier, en vlugtte met haar naar Rijssels
doch verliet haar hier wederom, en ging naar Pari^js. Hier gaf hij zich geheel "en al
over aan de uitsporigste ligtmisserijen. Een minnehandel met de doch[494]ter van
een' aanzienlijk heer, bij wien hij zich als kamerdienaar verhuurd had, noodzaakte
^®^ Ê^isH "^^ verlaten. Op den weg naar L^^ ontmoette hij in eene herberg den
beruchten C/iSTOUCÏIE, die zoo over hem voldaan was, dat hij hem eene beurs met Louis
d'or en vrijgeleide door zijne bende schonk. Te Lyon maakte hij kennis met zekeren
Abt, met wien hij naar Rome vertrok. Hier bleef hij insgelijks niet lang. Verliefd
geworden op eene aanzienlijke vrouw, die hij vruchteloos ten huwelijk verzocht,
besloot hij haar te schaken? doch dit mislukte, en voor de gevolgen vreezende,
alzoo de zaak ruchtbaar geworden was, keerde hij door Zwitserland en Dult schland
naar zijne geboorteplaats terug, waar hij bij zijne aankomst zijne ouders gestorven
vond, die hem tot zijne ervenis slechts zeshonderd guldens hadden nagelaten.
Bij zinne ongebondene levenswijze had V/ÏIYMÏÏIAH dit geld spoedig verteerd en boven-
dien zich nog diep in schulden gestoken? wqqrom hij in stilte Breda verliet, en
zich in 's^Hage nederzettede. Hier schreef hij het Leven der Schilders en eenige
werkjes, die hem zoo veel voordeels aanbragten, dat hij een bestaan had, en zijne
schulden te Breda betalen kon, waarheen hij zich nu en dan begaf. Op zekeren tijd
zich aldaar wederom bevindende, geraalcte hij in geschil, en vervolgens in tweege-
vecht met een' officier, waarbij VaïïTERT-lAM eene wonde bekwam, om welke te verbinden
hij zich liet brengen bij den Wondheeler JAtiE AEMTSZ, met wien [495] hij overeen-
Icwam hem zoo la,ng te huisvesten tot hij genezen v/as. Bij dezen heelmeester woonde
eene nicht, met welke V/EYÜEÏ'IAN, niet zoo zeer om hare schoonheid, als wel om het
kapitaaltje, hetwelk zij bezat, magtig te worden, een' minnehandel aanving, Be oom,
den toeleg van zijn' commensaal bemerkende, gebood hem zijn huis te ruimen, IvTmUR-
MiiÏÏ, door wiens bewerking men den oom naar de hoofdwacht gelokt had, onder voor-
wendsel dat een soldaat zwaar gekwetst was, en hem eenigen tijd aldaar ophield,
nam zijn' slag waar om met zijne minnares, die spoedig hare kleederen, juweelen en
\1) Levens van Vermaarde Maamen en Vrouwen^, II Deel, hl. 94. Bijv. op J.IfOK, Vad
V/oordenb. III Deel, bl. 343.
87
geld zamenpaktej naar Rotterdaia te vlugten, en zich van daar naar Engeland te
begeven* WEYERÏ1AN werd om dit bedrijf "bij vonnis der regering gebannen uit de
stad en baronnie van Breda.
De belde gelieven^ te Londen; aangekomen aijndej huurden een huis, en leefden
vrolijk en onbeaorgd, soo lang het geld duurde, en dit was, bij de wijze waarop
zij leefden, natuurlijk niet laag. Van trouwen kwam niet; eindelijk was alles
verteerd, en een derde deelgenoot der ellende dreigde eerlang den druk nog druk-
kender te maken* WEYERM/lïï wenschte dus van zijne minnares hoe eer hoe liever ont-
slagen te worden? hij veinsde door vergift zich van het leven te willen berooven,
en bood, nadat hij zelf eerst gedronken had, der ongelukkige het overschot van den
gewaanden doodelijken drank aan, waarop zij, juist gelijk hij gewenscht en ver- .
wacht had, met afgrijzen de vlugt nam, zon[486]der dat hij ooit weder iets van
haar vernam*
VffiYïSïM^iN nam hierop zijn' intrek in een voornaam logement, waar hij den kastelein
voor eene aanmerkelijke som opligtte. In Engeland won hij naderhand veel geld met
het schilderen van verscheiden stukken voor de aanzienlijkste hovelingen, en zelfs
voor de koningin iXmiA (l)* Hij onthield zich eenigen tijd aan de hoogeschool te
Oxford, om zich in de geneeskunde te oefenen? doch de studie verveelde hem weldra,
®^ ^^ Engeland geene bezigheid voor zijne penseel meer vindende, keerde hij we-
derom naar Holland. a Een jaar woonde hij te Delft, en won den kost met schrijven
voor zich en eene huishoudster, bij welken hij een* zoon verwekt had? toen verliet
hij beiden heimelijk, en begaf zich naar Amsterdam^ waar hij gouverneur werd van
een' aanzienlijk' jong' heer| doch een' [497] afkeer hebbende van eene ingetogen
en geregelde leefwijze, verliet hij eerlang dezen post, en begaf zich wederom tot
het schrijven» De vinnige steken, die hij sommigen bijzonderen personen in zijne
schimpschriften gaf, bragten hem wel eens in ongelegenheid^ 21oo gebeurde het zeke-
ren avond, juist toen hij zich te bed wilde begevenj dat een ongemeen sterke en
groote kerel in zijne kamer drong, en hem wakker afroste. Op de vraag, welke reden
hij tot deze mishandeling had, vernam WEYERMN dat zulks was uit last van zekeren
heer, dien hij in zijne schriften beleedigd hadj en de onbekende zes dukatonnen
voor deze tuchtiging genoot* WEYERM/m vroeg hem hierop of hij voor eens zo veel
den genen, die hem had te werk gesteld, wel een dubbel getal slagen zou willen
toetellen, hetwelk de bravo aannam en getrouwelijk volbragt.
Tot dus ver had WEYERMN ongebonden en ongehuwd geleefd, doch eindelijk geraakte
hij ook avantuurlijk aan eene vrouw. Op zekeren tijd uit den Hage naar Amsterd.am
reizende, ontmoette hij in de trekschuit eene jonge juffer, die hij door vleijende
reden zoo ver wist te brengen, dat zij op hem verliefde en de zaalc met hem eens was
toen zij te /imsterdam aankwamen? doch men twijfelde aan de toestemming der ouders^
die op een dorp in Noord-Holland woonden, en dus door list moest verkregen worden.
Hij verborg de juffer eenige dagen in zijne woning, en gaf toen den wegens het
uitblijven hunner dochter ongerusten ouders [498] kennis van haar verblijf en ont-
bood hen naar imisterdam* Hij wist hun de zaak toen zodanig voor te stellen, dat de
verlegen ouders, in het denkbeeld gebragt dat trouwen voor hunne dochter onvermij-
delijk was, in het huwelijk bewilligden. Met deze vrouw leefde hij vier of vijf
jaren, toen zij stierf en hem tvree zonen naliet.
Omstreeks dezen tijd onthield zich Gzaar PETER I te Amsterdajit, die, van WEYERHANS
schranderheid hebbende hoeren spreken, nieuwsgierig was hem te leeren kennen. Hij
gaf hem dienvolgens als onbekende een bezoek, en was zoo wel voldaan over zijn'
vluggen geest en snedige kwinkslagen, dat hij besloot hem mede naar Rusland te
nemen. Hij ontbood hem des anderen daags bij zich, en sloeg hem voor zich in
Rusland neder te zetten, met aanbod van den titel van Geheimraad en de waardigheid
van Historieschrijver, waartoe ondertusschen WEYEÏÏMilN geene de minste bekwaamheid
bezat, en beter gemeene ligtmis dan beschaafd hoveling wass wijsselijk bedankte hij
(l) Als schilder bezat WEÏERI'f/ïH nogthans slechts middelmatige verdiensten? de
voortbrengselen van zijne penseel hebben geringe waarde? het is bijkans onbegrij-
pelijk dat hij in Engeland als schilder veel geld heeft kunnen winneng dit is waar-
lijk geen voordeelig getuigenis van den smaak der Engelschen in het vale der beel-
dende Icunsten bij het begin der achttiende eeuw, gelijk het aan den anderen kant
geen voordeelig getuigenis van den smaak der Hollanders was in het vak der fraaije
letteren, dat zij met zijne paskwillen, schimpschriften en al wat hij in rijm en in
proza schreef zoo hoog gingen? tegenwoordig is zeker dit alles slechts scheurpa-
pier? doch zijn Leven der Schil ders en Gevallen v^_Don _g3jachQt, hoe slecht en
slordig geschreven, worden door de zoogenaamde liefhebbers en bibliomanen, gelijk
meer rare prul schriften, nog bijlcans tegen goud opgewogen*
André ïïanou
ONOERK) VAN ƒ 8000
of
EEN MINNAHES(?) VAN JCWs ADRIANA SÏMONS-DE YISSERc
Wie het gemeente -archief Rotterdam heKoekt, merkt tot zijn vreugde dat uitzon-
deringsgewijs de oud-notaxiële stukken van deze plaats in ruime mate gedepouilleerd
en op fiohe gezet zijn, d.w.z, dat hier geficheerde persoonsnamen een aantekening
dragen welke notariële stukken op deze personen "betreklcing hehhen.
Uiteraard was het voor een JCW~gelnteresseerde niet nalaathaar op JCW's naam te
kijken en ziets er doken enkele verwijzingen naar het notarieel archief op* Sommige
dooumenten hleken betrekking te hehben op een bepaald, soort schulden? ik zal daar-
van later verslag doen.
Maar enkele andere hielden verband met een van zijn relaties, Adriana de Visser,
naar wie ik al eerder ioV,m« de o^nnotatie van a?uc|itheer 1-20 gezocht hadj vruch-
teloos, omdat er tw weinig gegevens over haar herkomst eid. bekend waren (door
het volgende is overigens de annotatie op haar betrekking hebbend al verouderd
voordat de uitgave eindelijk definitief op de markt verschijnt)*
Wie was deze Adriana?
^^'^ ^® ^chth^e er-ko mmen t aar heb ik bij de passage op p* I43
"Jan Lawp een Man die zich 'zo befaamt heeft gemaakt door den Aktiehandel,
gelijk als de Douariere van Dulceval is vereeuwigt geworden na verdien-
sten in het blyspel van den Persiaanschen Zydeweever"
bij het begrip ^'Dulceval" vermeld?
"Adriana Visser (personalia onbekend, huisvrouw van ene Simons). Volgens
het proces tegen JC¥ van 1739 werd n,l, diens stuk Den Persiaansche
z;^dewever (z.pi, a,u., + 1725) geschreven als sleutelstuk op hem?,
feijn dochtor en schoonzoon (ABA, Hof v* Hollandj inv. no 5443 doss. 7
sti 70)» zij schijnt later nog enige tijd JCW's vriendin geweest te
zijns volgens dat stulc, een verhoor^ logeerde hij met haar vi 24 aug.
tot 20 nov. 1729 in de Spuistraat, Pen Haag, bij de horlogemaker, en woon?-^
de hij twee jaar met haar op Rotsoord (een buiten beneden Utrecht) ter-
wijl zijn eigen vrouw in Rotterdam verbleef, - Pe benaming Dulceval
('Lievedal') is erotisch bedoeld, - Volgens Herem^ p, 79 leefde Madame
Dulceval, een "Vischers kind", samen met een Altenasche mof i,d, buurt
v*d. Vygendam, die zij beroofde".
Op zich had naar nog wel enlcele andere opmerkingen over haar verwezen kunnen
worden, Pe Lat, en Nederd^ Keurdichten , I729, dl. IV, zeggen in een gedicht tegen
JCW, getiteld "Op de trotse Afbeelding van den Buitens po origen Klap-oer aan de
Vegt" (p, 151-2 )g
"Is dit de Ileremyt, die, zo vol moed als geest
Met Juffrouw Simons kooid, dat afgereden beest?"
Ook komt over deze dame, die dus door velen wordt gezien als (gewezen) maitresse
van JCV/, een groot stuk voor in JCW's eigen Zeldzaame leevens-byzonderheden van
Arminius [etc.] I758, waar onder het kopje "Het Vrouwtje van Dulceval. Een Abde-
rietsche nachtvertelling" p, 178-I84 een verhaal over dit vrouwtje gegeven wordt
(men kan niet ander veronderstellen? ingegeven door d^pit). Deze dame n.l,,
"genaamt Adriana Simonides" kv^am
^ "afzakken van het koopryk Y, na de geele Maas, Die Dame was van tafel
' en bed gescheyden met haar Man, die, gelyk zy voorgaf, zo gemeen was van
inborst, dat hy liever een gedienstige Pienstmeyd streelde, als een
spytig V/yf, Alzo nu soort doorgaans taalt na soort, nam Mevrouw Simonides
haar optrek ten huyze van Mevrouw Maria Rufa, welke Pame de Reyssuster
van Mevrouw Simonides was geweest op een Brabandsche togt*
Zeker Konstschilder kreeg gevalliglyk kennis aan die voorgemelde Madame
Simonideg, welk Spook voor schatryk wiert opgebaguyt. Ik zeg. Spook, en
tot bewys van myn gezegde, zal ik a,lhier haar konterf ytsel krayonneeren,
alhoewel ter loops,
Pie Dame was den onbeschaafdste klomp van een Vrouwelyke Misgestalte, die
ooit de .inhRPlrl-ijns boaw.qngerde van Jan Steen, Haar aangezigt scheen trek
voor trek gekopieert na het hanrIvatsGl van Bedellier, waar op een Scheeps-
beeldsnyder een kop heeft vastgelymt. Haar armen en beenen stonden
schrylings gelyk als den tabaksstopper eens Hannekesmaayers, en scheen
gesneeden te zyn uyt een wilden appelboom by een Noormans flatroos. Mada-
89
me*s heupen stonden zo prat, gelyk als de uytsteekende heupen van een
Kosters Koe, welke "by een groote droogte voerageert op het kerklaof.
Daarenboven waaren haar armen zo onmanierlyk lang, dat zy gaaiide en
staande haar koussebanden losmaakte en vaststrikte, zonder dat zy eens
behoefde te bulcken. Voor het overige was Madame's ziel al ommers zo
mismaalct als deszelfs schors, dat is, zy dronk, vloekte, lasterde, grom-
dej kuste, krabde en beet zo schielyk in eenen adem, dat den doorzich-
tigste Lynks 'er geen oog op kon houden»
Een Mennoniets Maakelaar speelde voor Ceremoniemeester, en geleyde dien
Konstschilder ten huyze van dat paar beoaa,rde Zondaaressen, alwaar zy
wierden ontfangen met opnene armen» Ik zeg, zy troffen het gelul<: van
die Yenuspaapinnen 't huys te vinden, zynde Simonides meer bestooven
door een regenvla.ag van Gravesche wyn, en Mevrouw Ruffa meer doorweykt
langs de Schiedammer lucht. Na dat de voorbas^rigste pligtpleegingen
waaren afgehaspeltj kwamen 'er eenige Drielingschf lessen Moeselwyn, be-
nevens een paar Limburgsche kaasjes, o^ de baan. De kaasjes scheenen
voorbestemt om den dorst te tergen, en de flessen om die te koelen. Dat
Onderhoud was niet min stichtelykj als de diskoerssen der Nedérlahdsche
Juffers op een ICraaiïibezoek, De Mevrouwen Simonides en Ruffa onderhielden
de bezoekers met de kortbondige Spreuken van Sint Aretyn, en de Heeren
toefden de Dames op de drinredenen van Aloisea Sigeaè Dat is gezegi op
Hederduytsch, de slangen en adders ruylden vergift langs weerkanten. Ik
herhaal nochmaals van weerskanten, want die Maakelaar sprak van niets
met meer smaak als van de Naakte Waarheyt, waar door hem de Vloerna-
jaaden naliepen gekoppelt aa^ paaren, gelyk als de gekoppelde paarden
trappen naar een paardëmarktii
Om nu de kortheyt te behartigen^ zal ik maar alleenlyk zeggen, dat den
Maakelaar zo meesterlyk den rol speelde van koppelaar, dat die voorge-
melde Konstenaar uyt speelemeyen voer in 't gezelschap van die Madame
Simonides j om Brabant, Vlaanderen en het Land van Luyk te gaan bezoe-
ken, by wyze van een Beevaart» In die tusschen-fcyd bediende den Maakelaar
't beroep van ^rief genoot, welk beroep hem zuur opbralc in tyd en wylcn.
2eker Dichter, wiens naam is vereeuwigt door een Heldendicht, getytelt
Judas den Verraader, benevens een Iloogduytscher, die de Geneeskunde be-
leed zonder Kennis of Oordeel, kwamen mee in 't spel. Die tieeren waar-
schouwden dien Konstschilder quansuys, dat den Maakelaar het vertrouwen
had in de pan gehakt» Zy voegden 'er by, dat die maakelende Brief genoot
alles quaads sprak van Mevrouw Simonides? zulks kon noch glippen door
den beugel. Maar zy verhaalden 'er ook by, dat hy dien Konstschilder,
aan v/ien hy hulde en manschap had gezwooren, schoor over dezelve paar-
dekam^ en dat misdryf was niet te dulden,
Den beleedigde Konstenaar, op die tyd gehuysvest in 's Gravenhague ,
schreef een brief aan den IVIaakelaar, met verzoek, van op zodaanigen
bestemden dag eens over te komen tot Overschie, in de herberg van den
gulden Wagen, alwaar hy een zaak had met hem te verhandelen van het
uyterste gewigt. Op den ontf angst van dien brief, zette zich den Tfe-ake-
laar in de trekschuyt op Delft, onbewust dat zyn verraat was uytgeleekt.
Hy stapte uyt de Schuyt tot Overschie, en lo^am gelyk als een rukwind
stuyven in de besprooken kamer van die gemelde herberg, alwaar hy zynen
beleedigden Vrient ontmoete, verzelt by den berymer van Judas, Jan de
Haas, en by den Geneesheer zonder praktyk, Hans Ferber,
O Sint Antonio, wat een paar verschrikkelyke blikken zette die Maake-
laar op het geaigt van dat Driemanschap^ Zyn tanden vielen aan 't klet-
teren, gelyk als de blinkers van een Javaanschen aap, 7,-yn hooft begon te
schudden, gelyk als den bol van een in 't bont gedofte Kermispop, Ja zyn
kniekatrollen sloegen tegens malkanderen, gelyk als de losgebrookene
roopaarden tegens malkanderen slingeren in een Orkaan, In 't kort hy
liep gevaar van in stukken on brokken te vallen, gelyk als het geraamte
van een opgehangen Dief, het welk bezielt by een Tovenaar, wort ontbon-
den by een Bezweerder,
,, Heb ik u ooit beledigt, (vroeg dien Konstschilder aan dien ontstel-
,, den Maakelaar,) of immer reden gegeeven tot misnoegen? Heb ik u niet
,, een- en andermaal gered, zo in de Kikkerssteeg als elders, op een
,, tyd dat gy vol en dol den beest speelde, omcirkelt met scheldende
,, Kruysmadelieven, en met beksnydende Pluggen? Spreekt, zyt gy den
90
j, eenigste Bevorderaar van die speelreys met Madame Simonides niet ge-
j3 weest? Poei v. aan, gy Geletterde zonder Geleerdheyt, Yveraar zonder
j, Deugdj en Vrient zonder Getroüwheyil Zyt verzekert, indien gy my niet
,, aanstonds eenige voldoening geeftj dat ik u het strafvonnis zal doen
,j ondergaan van de ïïollandsche lüiut, "bekent by de "benaaming van een
j5 Karwats, j,
Èa, die "beknopte aanspraak, greep die Redenkonstenaar een karwats in de
vuyst, en hy bezwoer dien Maakelaar nochmaals» van hem te andwoorden,
wit of zwart. Na die vraag meermaals te hebben herhaalt, ontgon den Maa-
kelaar een soort van verandwoording, zo slap gelyk een ï^ansche Vasten-
sop, en waar in geen enkelde zoutkorrel der waarheyt was vervat. Toen
liep het gedult des beleedigden Konstschilders af gelyk aJs den wekl<:er
van een huysklok. De kar-v/ats wiert opgeheven in ernst, en niet neder-
gelaaten uyt joks, Den Maakela.ar wiert gestreelt na verdienst, en ver-
volgens bnyten de kamer geschopt, en op de straa,t geligt met de gevlogte
hondelantaren^ "
Het is vrij duidelijk dat de konstenaar in het spel JCW is. Zijn relatie met
Joan de Ilaes blijkt ook al uit de brief afgedrulit Meded« p. 5,
Door Kersteman v/ordt van Adriana Simons niet gerepte - Onduidelijk is voor mij
de opmerking in JCV/'s Levens der Konstschilders 9 ook geciteerd in de Meded. p,
50, dat te Brussel de gebroeders Kortvrient de boedel van de heer Simonis met
geweld hebben ingeslikt, en de weduwe en haar enige dochter hun huis hebben uit-
gezet. Is hier sprake van een andere Simonis, Simons? Het zou wel Icunnen korres-
ponderen met de hiervoor aangehaalde vlaams/brabantse reis van de konstschilder
met Adriana, Ook had in I729 volgens onder te noemen stukken Adriana slechts één
do chter , Cathar ina »
Ik merk op dat Campo met Johanna E2?nst pas werkelijk trouwde op 31 maart 172? 9
te BïTxekelen/Nyenrode , hoewel hij in I713 en I7I5 al kinderen bij haar had ,
JCW schijnt in het algemeen niet zeer huwelijkszuchtig geweest te zijn; hij lijkt
aan deze vertraging te refereren in een gedicht (waarin krachtens de context de
"ik" duidelijk JCW is), in de Tuchtheer van 1 mei 1750, pé 549-350 s
"Het Huuwelyk aan de blonde A^ïARILLISg
Ik ken geen grooter dwang aan 's menschdoms lentelust,
En aan de meysjes graa.g gekust j
Als 't huuw'lykg en ik zeg, in spyt van 't tegenkallen,
Den man is tweemaal, door die graage keus, gevallen»
Heel anders was 't gestelt in God Saturnus eeuw,
Toen 't ongebonden lam zich vlyde by den leeuws
Toen kende niemant Hymens toortsen,
Met myrth, en maagdepalm geciertj
Vergalt, belovert, gelauriert,
Aan 't doodsgevaar verknogt gelyk als Maartsche koortsen.
Toen was alleen de lust, het voorschrift van de min,
Toen trof alleen de keus de zielsaucht der vriendin?
Toen was men niet bezorgt voor 't Jawoord om te paaren,
Of om 't getuygschrift der bekranste wicghelaaren»
Het woud, Naturas lustprieel,
Bevloert met donzig mo,s en laage muskusroozen,
Befloerste en heelde 't kleynste deel,
Des geene Nymf uyt schaarat' behoefde te verbloozens
Toen was de schoone sex, gelyk als 't vrye velt.
Door grenspaal, landmerk, noch myneedige één verzelt,
't Is waar, zo 't boos gestarnt my toch eens kwam te noopen
Tot de overtreeding van myn Vryheyds fier besluyt.
En dat de trouwlust, die my nimmer heeft bekroopen,
lly dwong een zielsvriendin te vormen in een bruytj
Dan vond ik echter op uw kuysche legersponde
Die misdaat, dien ik straf in dees en geenen doem,
In uw, ('t past emmers dat ik 't eenigsins verbloem)
Slegts een vergeef elyke zonde,"
Maar bulten een vaste of hernomen relatie met Johanna Ernst moet blijkens alle
voorgaande getuigenissen er plaats geweest zijn voor een verhouding met Adriana
Simons-de Visser, Eveneens volgens geciteerde processtukken v/as zfj de "Ifis" uit
91
zijn oeuvre, Aan die Ifis is de .Agisterdainse Hermes II opgedragen, en daarin
komt aij herhaaldelijk terug. Zie "bijvoorheeld p» 55 ©en gedicht voor haar.
Op p. 110 wordt zij JGW^s geliefde genoemd. Volgens p. 138 ontmoet hij haar aan
de oevers van de A, en vinden zij daar elkaar hart. Meermalen voeren zij in die
Hermes een soort liefdevolle dialoog met elkaar (p. 201, 210, 351? 399)? JCV
lijkt zo verzacht en vol van die verhouding dat hij het zelfs tegenover aijn
lezers moet laten blijken. Volgens p. 371 leeft Hermes' nimf, de tederste aller
vrouwen, nabij de Vaartse Rijn, En Rotsenburg, waar volgens de ondervragers in
zijn proces hij met Adriana Simos verbleven zou hebben, lag aan de Vaartse Rijn.
Voor zo'n verhouding nu pleiten indirekt ook gegevens uit het rotterdamse ar-
chief, In twee gevallen komt JCW in een testament van Adriana voor, of althans
in een akte waarbij^een legaat aan hem wordt ingetrokken. Ik citeer de eerste
akte in zijn geheel 2
"Op Huijden den 10e Maert I729 compareerde voor mij Gommer van Bortel
ÏJotaris Publijk binnen Rotterdam, Juffr, Adriana de Visscher weduwe van
Sr. Isaac Simonszs, woonachtigh binnen deze stad, my Notaris bekent,
te kennen gevende, dat zij comparante op deia 4e Junij 1722, voor mij
Notaris hadde gemaekt Testament, als mede op den 7© January 1725? voor
Mr. Matheus Sonmans mede Notaris binnen deze stad, hadde gemaekt zekere
acte van seclusie van Geregten, Weeskameren ende andere Collegien van
Justitie ofte policie by beyde welke actens zoo testament als acte van
seclusie zij compar^te als nog verklaerde te persisteren, ende dezelve
by dezen te confirmerenj dat wyders zy comp^^ante by zekere particuliere
Acte onder haer hand, aen Monsr» Jacob Gampo Weijerman hadde gemaekt en
gelegateert gehad de somnie van agtduijzend guldens van welke acte zij
comparante den dattim niet heeft onthouden, dog is dezelve door haer
voormaels gestelt geweest in handen van Sr, Benjohan Forlijj Edog ver-
klaerde zij comparante de voorsz eide acte, ende alles wat daer in ge-
schreven staet, niets uijtgeaondert, en overzulx ook wel particulierlijk
het voorzpide Legaet van Agt duijzend Guldens, tzij van wat datum, ofte
van wat Contenu dezelve moge zijn, ofte waer berustende, in alles absoluyt
en volkomen te herroepen en vernietigen, even of die noijt door haer
gemaekt nog overgegeven ware geweest, omme welke revocatie absoluijt te
doen, deze expres bij haer gemaekt is, latende de voorgaende tv/ee actens
in haer geheel» Gedaen te Totterdam praesent [getuigens notarishulpjes].
Adriana de Visser,"
Dit ingetrokken bedrag moet in die tijd een zeer grote geldswaarde vertegenwoor-
digd hebben, Hela^as wordt de reden van intrekking van het legaat niet genoemd,.
Waarom werd de oorspronkelijke partikuliere akte ooit opgesteld? V/as het een
soort 'prix d'ami'? Of zat er enig soort pressie van Campo achter? De intrekking
blijkt volgens latere stuklcen in haar allerlaatste levensperiode geschied te zijn -
misschien heeft zij orde op zaken willen stellen, en behoorde Campo niet langer
tot diegenen, die zij, sub specie aeternitatis, als vriend of bekende op prijs kon
stellen.
Of moeten we hierin de hand van de genoemde Benjohan Purly (1681-1738) zien?
Later (z.o.) zal hij optreden als haar executeiir-testsünentair, Purly geldt als
een godsdienstig man, leider van de quakergemeenschap in Holland, opsteller van
wetten waarmee zij nadien ook in /unerika leefden, en wonend op het Haringvliet te
Rotterdam? blijkens de volgende akte verleende hij al lang diensten aan Adriana,
2ijn figuur past heel wel op die van de makelaar-mennoniet uit de hiervoor in den
brede geciteerde nachtvertelling (mennonieten/doopsgezinden en quakers lopen
in teksten in die tijd gewoon door elkaar), ITurly was zakenman. Het is beslist
merkwaardig dat hij zeker tweemaal in JCV/'s Vrolyke Tuchtheer optreedt^ zo is p,
90 sprake van ''Ben Jan de Haringstroomsche quaker" (op'i^'sept, 1729^» Q^ P» 128
(17 Okt, 1729) wordt gerept van een schets "toegepast tot onderrichting van alle
aanlcomende schynheyligen, en zeer bequaam om gebruykt te worden in alle de sluyp-
vergaderingen der Dohmistische beevemarren [= quakers]. Opgestelt by Ben Johan
den grilzieke Haringstroomsche Quakeri gepent in de eeuw der bescheydenheyt, en
worden om niet verdeelt onder de grilzieke santen en santinnen," En al veel eerder
moet er iets in de verhouding Jj'urly-JCT/ scheef gezeten hebben, omdat al in JCW's
Echo des Vfeerelds ï van I4 januari 1726, p. 104, opgemerkt wordts
"Daar is een groote vierkante Kamer te Huur op het Harin^lietj beyde
bekwaam tot een Dansschool en tot een Sluypvergad er ing . Te bevragen by
platte Jan, half Wysgeer, en half Koppelaar,- in het üythangbord van de
92
¥eduw:ln de Wieg, na by de Kinnetje Boter Steeg, aan de Maas",
en in dl* II van 28 juli 1727 wordt p, 327 gesproken over de huishoudster van een
Haringvliets quaker, die doleert over de zonden van Israël, de zielsverhuizing van
de gsetorven huisvrouw van de quaker in Böhmes Aurora, dromend van een nieuw Jeru-
salem. Volgens de Heremyt p, 112 was een bepaalde quaker niet gelijk aan de "Kar-
ringvlietse Jan hy Ja en hy Neen, die een gewyde zuster had tot zyn bedmaat". Het
is tjrperend voor JCV/'s behandeling van zijn tijdgenoten, zeker, maar het kan ook
verklaard worden uit een bestaand hebbende relatie tussen Purly en JCW die gezien
moet worden in het licht van al het bovenstaande - waarbij JCW met graagte gebruik
maakt van het geloof van zijn tijdgenoten in de ook seksuele aberraties van de
toch al ciirieus aandoende quakers (of anders zit er gev/oon een deel waarheid in).
Is Adriana soms onder een werkelijk religieuze invloed van Purly gekomen?
Hoe het zij, slechts drie ^agen later, op 13 maart 1729j maakt voor dezelfde no-
taris Adriana een testa^ment^l Zij persisteert bij het de tiende maart vastgelegde.
Verders
"Eerstelyk verklaerde zij comgarante dat zij uijt kragte van de clausule
reservatoir in haren voorszeide testamente geinsereert, op den 30®
December I724, onder hare handteekeninge heeft gemaekt ende geteekend
zekere particuliere acte van uterste wille, waer bij zij heeft geprolega-
teert ende voor uijt gemaekt aen Adriana oudaen Dogter van Frans Oudaen
Janszoon hare nigte, wiens moeder was haer Testatrices voor overleedene
Zuster /mna de Visser, een Lyfrente en lyfrentebrief door haer testatri-
ce aengekogt ten lasten der stad Amsterdam van een hondert gulden
jaerlijx, ten lijve van dezelve Adriana Oudaen, in dato den Ie, Junij
1723, met alle het geene daer van op haer overlijden verschenen ende
onbetaald zal zijn, en verders nog gepraelegateert en voor uijtgemaekt
aen Anna Oudaen, mede Dogter van denzelven Frans Oudaen en Anna de
Visser, de somme van een duijzend guldens in geld? wijders nog hadde
gelegateert ende gemaekt bij dezelve acte, aen de lieer Benjohan Furlij
koopman binnen deze stad, in erkentenis van dienst en oude vriendschap
door haer testatrice van den zelven genoten, de somme van vier duijzend
guldens in gelde? ende laetstelijk nog bij dezelve acte gelegateert aen
Antonia Engels hare nigte huijsvrouwe van Gornelis van der Gen wonende
binnen Schiedam^ de somme van vierhondert guldens in gelde, met dit
expres bevel, dat alle de voorszeide, Legaten ende praelegaten^ zouden
moeten werden voldaenj zonder eenige kortinge, tzij uijt hoofde van
Falcidie portie, dat is> dat een Erfgenaam een vierde deel van de
Erffenis moet vrij hebben, nog uijt hoofde van collaterale Successie,
honderste ofte tweehonderste penningen, of andere lasten reets opgestelt
of nog verder te stellen, of uyt eenigen anderen hoofde niets uytgezon-
dert; ende mede met expres bevelt aen den Executeur aldaer beschreven|
alle dezelve legaten invoegen als voorszedd is, binnen drie maenden na
haer overlijden te betalen? ende al verders ook bij dezelve cte hadde
bevolen, nademael eenige legaten bij haer waren gemaekt bij haer voor-
zeg testament, waer bij niet en was uijtgedrukt de clausule van het
verbod van aftrek, in de voorszeide acte intbreede uijtgedrukt, dat het
voorszeid verbod ook plaets zoude hebben ten regarde van alle legaten
an het zelve testament uijtgedrukt, en dat alle de legaten zoo in die
acte als testament gemelt, alle zouden hebben gelijk regt, en op eenen
voet voldaen werden, alle welke praelegaten, legaten en verdere bevelen
van uijterste wille, zij bij dezen is confirmerende, verklarende daer
bij te persisteren, Ende verklaerde zij comparante nog verders te willen
ende begeren, dat de voorszeide Hr. Benjohan Furlij, dien zij testatrice
heeft gesteld bij den voorszeide testamente tot Executeur van dien, " ' "
mitsgaders alle zoodanige andere personen, als bij hem geassumeert
ofte gesurrogeert zouden mogen werden, uijt kragte van de magt hem bij
den zelven testamente gegeven, zullen vrij zijn en bevrijd van eenigen
Eed te doen, nogte Cautie te stellen, ter zake van de last ende bevel
aen dezelve als Executeurs gegeven, ende allen gevolge ende aenlcleven
vandien, ende mede zullen hebben magt om te transigeren [»o«]- Alle 't
zelve verklaerde zij testatrice te zijn hare uetrste wille, die na haer
overlijden, benevens haer voorszeid testament en verdere particuliere
actens, moet werden achtervolgd op de beste wijze £ gedaen te Rotterdam
[getiii-gen de klerken]*
£ [Bij dit verwijsteken is naast en onder marge in iets andere hands]
95
verklaarde wijders zij testatricej dat wel in de acte van revocatie en
codicille van den 10e maart 1729 hier voren aan gehaalt is geinsereert,
dat zij de particuliere acte, waarty zy aan Jakob Kampo Weyerman heeft
gemaakt gehad agt duyzend guldens en die hy die acte van 10 maart door
haar is gerevoceertj hadde voormaals gestelt in handen van Sr, Benjohan
Furlys dog dat zy nader hare geheugenisse recolerende, "bevonden heeft
zulx by erreur te zyn gestelt, en dat die acte is gestelt in handen
van den voorszeide Jakob Kampo Weyerman, en dat er niet meer dan eene
zoodanige acte is, dewelke is, die geene die zy als voeren heeft
gerevoceert en vernietigd."
Het lijkt inderdaad veel logischer dat die akte in Campo's bezit is geweest en
niet onder Furly berustte.
Interessant is het voorkomen van Cornelis van der Gon in Adriana's familiekringo
2ijn weekbladen de (Eotterdamsche) Saturnüs (1712?) en Schiedamse Saturnus (1714)
komen voor in Buijnsters/C-eerars' lijst van satirische weekbladen. Het is ver-
leidelijk te denken dat dit iets te malcen kan gehad hebben met JCW's aanvangen
van periodieken, in dezelfde omgeving.
Er zijn.m.b.t, tot Adriana nog meer notariële instrumenten in Rotterdam^ Opvalt
een acte van acquit en authorisatie van 12 mei 1722, waarin zij verschijnt als
"gesepareerde huijsvrouwe van Sr. Isaac Simonsz koopman binnen Amsterdam zynde
zy comparante_ laatst woonagtig in de ambagte van Cralingen", Zij was dus geschei-
den, en het huwelijk waarschijnlijk te Amsterdam. En - woonachtig te Kralingen?
JC¥ woonde tijdens het schrijven van zijn Rotterdamsche Hermes (1720-21) naar
2ijn zeggen op Leeuwenburg op de Oudendijk. Eaartkundig lijkt mij dat te passen
bij de rotterdamse wijk Kralingen, maar ik heb deze kwestie niet verder uitge™
zocht. Woonde Kij daar bij hem? Kwam in Kralingen hun vriendschap tot stand?
In deze akte zegt zij verder van Isaac Simonsz ƒ 2040 ontvangen te hebben, ter
voldoening van een latste termijn "van 't accoord en transactie van provisionele
separatie", welki akkoord passeerde voor notaris Schabailje binnen Amsterdam op
20 april 17l5i_
"waar op door den Edel agtbar£ Geregte der voors g eide stad Anisterdam,
op den 8e Mey desselver jaars, en door den Hoogen Rade in Holland op
den 15en derzelver maand condemnatie gedecemegrt is".
Dit al<koord heb ik in de amsterdarase archieven gevonden en wil het graag in den
brede citeren, daar het een wat duidelijker indruk geeft van haar omstandigheden
in 1715, en van haar financiële mogelijkheden? de ƒ 8000 aan Gampo gelegateerd
vormde bepaald niet de grootste helft van haar bezit. Op 20 april 17I5 verschijnt
alzo Izaak Siemons, koopman te Amsterdam, en
"Adriana de Visscher deszelfs huisvrouw, geassisteerd met juffr^ Adria-
na Hollaar, weduwe wijlen den Hr. Andries Visscher, haar moeder; ter
andere zijde, te kennen gevende dat al sederd eenige jaaren tusschen
hen comparanten groote onlusten waren ontstaan geweest, die de gemeene
bijwooning niet alleen onverdraaglijk hadden gemaakt, maar ook tot zeer
heevige proceduuren voor den Ede_len Achtbare Geregte van deeze stad in
cas van separatie waren uitgeborsten, totdat zij [...] door de offici-
euse intercessie van Heeren uit denzelven Geregte daar over waren geac-
cordeerd [«..] in manieren naarvolgende ^ Dat naraentlijk zij | 000]
zullen \TOrden gesepareerd bij provisie van bed, tafol, bijv/ooning en
goederen, zodanig dat ieder voortaan tot 7.ij!-i^n particiilieren baat en
schade zal leeven [...]. Dat de Heer ctimparant aan de Juffr. Comparante
voor haar ingebragt huwelijs g'^-^^j en de helft inde conquesten staande
huwelijk gemaal^t, en znly -'^ör al haar regt, 't gunt zij op den boedel
van den eexsf-^^ ^^—j^-^'^a^Jt heeft, zal opleggen & betaalen eene somme van
- r^ertig duizend guldens, aan haar op appoinctement van voorge-
dagten geregte van dato den I4 September Ao I714 voor haar proceskosten
bereids voldaan & betaald^ boven welke somme dan ook de tweede compar^^te
als haar eigen aal blijven behouden zodanige goederen, als aan haar
zijn opgekomen uit de nalaatenschap van haar moeij en oom de Visscher,
en welke goederen nooit onder de magt van den Jlr. Isaak Siemens, of in
den boedel van de respective comparanten zijn gekomen s dat wijders
L...J zullen worden verdeeld alle den Imboel, meubilen en huiscieraaden,
waard ieder de geregte helfte onverminderd zal na aig noemen fo.,]?
zullende ten respecte van de kleederen van linnen cc wollen ten lijve
van ieder [...] worden gedisponeerd zodanig [..,] als Juffr, Adriana
94
ïlollaaxj de Hr. Esaije Gillot en de respective procureurs zullen goed-
vinden te behooren* Bat alle Verdere & overige goederen van den "boedel,
roerende & onroerende, actiën, crediten en geregtigheden, niets uitge-
zonderd in Eigendom zullen zijn en "blijven aan den Bx. Comparant
alleen? En dat hij [»».] ook alleen zal voldoen en betaalen alle de
schulden en lasten des "boedels, en de Juffr. Comparanten daarvan gehee-
lijk en al indemneeren, "bevrijden, en cost & schadeloos houden, uitge-
zonderd nogtans de prooescosten bij haar gemaakt, als dewelke ten haaren
laste voor 't geheel zullen "blijven [•..]. Uat de scheiding en deeling
van den huisraad en Imhoedel zal geschieden ten overstaan van de
voorszeide Adriana Hollaar, Esaije Gillot, en de repective procureurs
Boom & Stamhorst, aan welker aeggen zij wederzijdse compa^mten zij ten
opsigte zoo van de meubilen als kleederen zullen gedragen? En zulz zoo
draa op deezen accoorde & transactie zullen zijn gedecerneerd de respec-
tive condemnatien hier nagemeld? En dat alsdan immediaatelijk daarna
mede te gelijk door den Heer Comparant in mindering en tot cortinge van
en op de voor'szeide een & veertig duizend guldens aan de Juffr, Compa-
rantè in courant geld zal worden betaald en uitgekeerd Een somme van
vijf duizend guldens, ook aan haar zal worden overgeleeverd en ter
handen gesteld een assignatie ten laste van Juffr. Maria Anna van Outrij-
ven, woonagtig tot bri:igge [*••] ter somme van vier duizend guldens capi-
taal, omme daarop de voldoeninge van dezelve somme te vorderen dog bij
aldien buiten vermoede daarop uitterlijk de betaaling binnen den tijd
van negen maanden niet quaoi te volgen, dat hij eerste comparant alsdan
verobligeerd blijft, de gemelte vier duizend guldens capitaal in gereeden
gelde [.o*] te betaalen [•»*]• ^^"^ wijders hij [«c] aanstonds na het
decerneeren van de condemnatien op deeze transactie, ten behoeve en ter
dispositie v [haar] a,an de lïr. Esaije Gillot zal overleeveren en ter
handen stellen het beloop van zes duizend guldens capitaal aan zijde
stoffen uit zijn fabricq, ter keuse en taxatie van den Hr, Esaije Gillot,
waarvan ten behoeve van haar [..i] door [.o.] Gillot obligatie ter somme
van zes duizend guldens oapitaal zal worden gepasseerd, om 't zelve
capitaal aan haar [é«o] te betaalen over twee jaaren met den interesse
van dien jegens vier peröento [..•]« Dat wijders [liSimons] aanneemd en
zog verobligeerd, aanstonds na de ondertekening deezes voor zodanig een
geregte als des zal behooren, ten behoeve van [haar], en tot haare ge-
rustheid en meerder verzekering te passeeren acte hijpothecair of vesting
op zij huis, hofstede, en plantagie genaamd Soetendael zodanig als daar
ter plaatse gebruikelijk is, ter somme van agt duizend guldens capitaal,
om in cas van wanvoldoening van de beloofde een en veertig duizend gul-
dens [ia,] daar aan ter voorszeide somme [..*] te kennen vinden & ver-
haaien. En welke vesting of ac'-te hijpothecair naderhand wederom ten
protocolle alwaar dezelve zal werden gepasseerd, zal moeten ^lrorden
gerojeerd[,.,].
Dat vervolgens [hij] aan [haar] op primo meij van den Jaare 1716 zal
voldoen te betaalen in courant geld de somme van drie duisend guldens
capitaal, en daarenboven aan [haar] mede na het deiaerneeren der gemelde
condemnatien ter handen stellen een assignatie van drie duizend guldens
capitaal ten laste van [Gillot], ten behoeve van [haar][,,,] te betaalen
mede primo meij van den Jaare I716, en van welke zes duizend guldens
[hij] belooft interessen aan [haar] van heden dato deezes af tot de
reëele voldoeninge van die respective sommen toe jegens vier percento
goed te doen, en betaalen alle half jaaren. Dat wijders nog op primo
meij van den jaare I717 door [hem] zal worden betaald drie duizend
guldens, en invoegen voorszeide assignatie aan [haar] ter handen gesteld"
en wel ten laste van Gillot, volgens dezelfde rente etc, als de eerste assignatie.
Dezelfde som van ƒ JOOO zal worden betaald 1 mei I7I8, 1719s 1720, 1721? en de
laatste ƒ 2000 op 1 mei 1722. Overlijdt Simons, dan gelden dezelfde verplichtingen
voor zijn erfgenamen,
"Dat het [hem] altijd vrij zal staan de hiervooren gemelde termijnen
eerder en vroeger, ook grooter aan [haar] te betaalen [,,,] maar niet
laater of minder te neemen."
Na officiële condemnatie verplicht Adriana zich acht S, tien dagen later
"metterwoon uit het huis en de bijwooninge van [hem] te gaan", En, in
opzigte van het jongste dogtertje Anna Henrica Siemens, dat [zij] tzelve
95
na haar zal neemen & opvoeden tot deszelfs mondige dagen of anderen
staat, zonder ten laste van [hem] daarvoor éenige alimentatie te moogen
praetendeeren dewijl [hij] zulx ook hadde gepresenteerd te doen"«
Zij zullen nu alle processen etc. stoppen, voor de vierschaar en elders waar er
aantekening van is gehouden, de rol van de procureurs. Voor de officiële afwilcke-
ling daarvan zullen zorg dragen de procureurs Ahraham Boom en Willem van Stam-
horst in Amsterdam, en voor de Hoge Raad mr, Joachim Huyssen en Johan van Ruyl,
procureurs hij die Raad,
Merkwaardig is dat juist Adriana met procederen hegonnen schijnt te zijn* Duidt
dat op een rein(er) geweten? Opvallend is ook de brugse connectie Maria Anna van
Outrijven, als men de vlaams-hrahantse reis van Adriana met de konstschilder in
gedachten houdt. Ik heb overigens nog geen moeite gedaan achter de processen over
die scheiding in Amsterdam te komen? wellicht komt daar eventueel nog informatie
voor het JGW uit te voorschijn.
Het is wel al vaststelbaar wanneer Adriana zich met Simons in de echt begaf g
volgens de amsterdamse DTB's gingen zij voor de pui in ondertrouw op 4 januari
1687» En dat^betekent, dat zij ouder dan JC\'J geweest moet zijn, die in I677
geboren werd «
Bij de amsterdamse notaris Schabaalje zijn trouwens wel meer akten betreffende
Simons en zijn vrouw Adriana te vinden. Hun buiten Soetendaal lag in Maaxssen.
Boeiend, omdat opnieuw een Vecht-element aan de Abcoude- en Breukelenelementen
van Campo's levensverhaal toegevoegd wordt.
5 April 1729 is Adriana gestorven» Dit blijkt uit allerlei verklaringen erfenis-
sen uit haar nalatenschap te hebben ontvangen, dat jaar afgelegd voor de rotter-
damse notaris Johannes Obreen • De boedel, staat en inventaris van bezittingen
levert weinig verrassingen op vergeleken met de indriok uit eerdere testamenten en
verklaringen, zoals hierboven Weergegeven. Op enkele huizen van de rotterdamse
Boompjes bezat zij hypotheekbrieven. Enigszins verrassend is dat zij ook 500 pond
Zuidzee-annuitles bezat (die in hollands geld ƒ 5801 gekost hadden), die onder
directie van John Purly te Londen stonden. Interessant is ook dat haar dochter
Catharina de boedel niets schuldig wasj omdat naar de verklaring van haar man
Jacobus Yiruly het huwelijksgied van zijn vrouw uitsluitend door haar vader Isaac
Simons gegeven was, "overaulx de overledene moeder niet concernerende". Er worden
ook losse papieren, brieven en quitahtien gememoreerd, "schijnbaar van geen
belang" - hoewel juist deze paperassen onze lezers mogelijk ten zeerste geïnte-
resseerd zouden hebben.
De staat van haar inboedel en huisraad is precies te traceren via een gang door
de notaris en taxateur gemaakt door of langs salet je, beneden-binnekamer, boven-
voorkamer, zolder 80 provizikamer (plus kelder), Porcelein (zeer veel), Zilver
&^ (weinig)j Tin, Koperwerk, Blikwerk, Yzerwerk, Kleederen (enorm veel, meer
zelfs m.i. dan normaal is voor achtiende-eeuv/se toestanden), Linde en Ly[n]waat
(wat doet een mens met "Eenendertig paar Vrouwe Lobben zoo groote als kleine met
en zonder kant"?). Wat ik bepaald mistes schilderijen, toch normaal in een nala^
tenschap als deze, en bij een huisinrichtings als deze, 't Is een onoirbare
veronderstelling^ maar kon ze geen schilderijen meer zien?
De begrafenis (de impost allen bedroeg 5I gulden 7 stuivers - is werkelijk in
grote stijl geschied; er zijn tientallen rekeningen voor overgelegd. Daaruit blijkt
ook dat zij behalve Maria en Anna Bredenburg, die misschien als gezelschapsjuf-
frouwen fungeerden, twee gewone dienstbodes hads Aagje Kley en Maartje Vis. Haar
huis was niet haar eigendoms zij huurde het voor ruim ƒ 155 per half jaar van ene
Pieter van Zijl (waardoor deze woning waarschijnlijk ook wel lokaliseerbaar ge-
maakt kan worden).
Nog één keer v/ordt zij met Rotsenburg, waar zij met JGW verbleef, in verband
gebracht, daar er sprake is van een codicil, i.v.m, een legaat voor Jacob van den
Bergh of diens vrouw Fytie van den Bos in geval van zijn overjjjden, getekend
"buyten üytregt op Rotsenburgh den vyfentwintigsten Mey 1725" . - Omdat het voor
haar vlaams-brabantse reis 'met een konstschilder' van nut kan zijn memor&er ik
nog dat zij op haar ziekbed, voor haar dood, een legaat uit een particuliere akte
teniet deed, dat oorspronkelijk toegekend was aan Genno gewezen dienstbode van
juffr, Maria van^der Maas "tegenwoordig wonend op de Meere te Antwerpen over de
paters minymen" •
Hiermee zijn waarschijnlijk niet alle mogelijkheden van vondsten betreffende de
96
verhouding JCW-Adriana uitgepat. Ik denk "b.v, aan gegevens uit de echt scheidings-
procedure, aan rechtsbescheiden uit het Gralingse, De uit actes yerkregen gege-
vens kloppen met de "Abderietsche nachtvertelling" s Adriana wds gescheiden, rijk,
ouders en misschien korrespondeert de makelaar met Purly. Be v<5<5rgeschiedenis
van de familie 'Sulceval' kan misschien door de editeur van de Zydewever achter-
haald worden.
Er is é^n ding dat niet kan. Het Hof van Holland zegt dat JCW met Adriana van 24
augus-fcus tot 20 nov. 1729 in Den Haag verbleef. In het handschrift is de 9 in dit
jaartal beslist geen 4, waarover wel meer verwarring ontstaat (1724 zou mooi
uitkomen). April I729 sterft Adriana evenwel. Er moet dus van de zijde van de
rechtbank hier een vergissing begaan zijn, JCW antwoordt trouwens op de vraag
dienaangaande s "Ja, maar dat hem den tijd is ontschoten". Het feit is dus juist,
maar de tijd niet.
Noten.
1. G,J,Rehiii, Jacob Gampo Weyerman en zijn familie. Ins Nederlandsche Leeuw
75 (1958), p, 363
2. GA Rotterdam not. proti 1531 p. 34
3. Ibid., p. 46
4. GA R'damj not. prot. I524, p. 175
5. GA Amsterdam, not. prot. 6088
6. Blijkens een akte GA E'dam noté prot. I524 P. 207, van 1 juni 1722 had Isaac
SlmonsK aan de laatste termijn van hun overeenkomst voldaan. Zij was toen
"laatst woonachtig in de ambacht van Cralingen". Ibid*j p. 215, maakt sij 4
juni 1722 een testajnent. Zij resideert dan binnen Rotterdam, maar zegt "geene
vaste woonplaatze tegenwoordig te hebben". Erfgenaam in de legitieme portie
wordt haar dochter Catharina Simonsz, getrouwd met Jacobus Viruly. Erfgenamen
met egale porties worden resp* haar broer Quiryn de Visscher; de nagelaten kin-
deren van haar zuster Anna de Visscher^ en de afstammelingen van broer Jan de
Yisscher, Kleine legaten zijn er voor Anna Bredenburg of bij haar overlijden
voor haar zus Maria Bredenburg beiden Pouwelsdogters^ en voor Maria's dochter
Gornelia Meschersj voor Coenraat Amman en zijn vrouw Maria Berrius. Executeur
is dan al Benjohan Eurly. - Ibid., p^ 228, wordt 12 juni I722 Furly gemachtigd
haar zaken waar te nemen. -^ In GA R'dam not* prot* 2558, pi 9j bevindt zich
ook het in de tekst genoemde testament van 7 jani 1725^ zonder veel wijsiigingens
hier wordt zij gesepareerd genoemd, en woonachtig te Amsterdam maar momenteel
binnen Rotterdam, - Ibid., p. I93, 21 maart 1725 verschijnt zij als gesepareerd
"en de maritale magt onttrocken en haar eijgen goederen vrij administrerende";
zij heeft van haar oom Adriaan de Visscher ƒ I4OO geërfd, - Ibid,, p, I96,
dezelfde datums zaken met Farly. - Blijkens GA R'dam not. prot, 2096 p. 86I
ontvaïigt ziji: 10 juni 1722 ƒ 50OO uit de erfenis van Adriaen Visscher (die land
had in het ambacht Beukelsdijk). - In het rotterdams archief zijn nog wel meer
notariële instrumenten betreffende Adriana, hier of in de tekst niet genoemd,
maar voor een eerste inzicht in haar status van geen belang
7. Zie o.a. GA Amsterdam not. prot, 6090, in dato 25 juni I7I5. In dit verband
is interessant dat bij deze notaxis - prot, 6169, 21 ok:b. 1728 - ook een tes-
tament van Jacobus Pestalozzi en Anna Bruijnsteen te vinden is. De laatste,
uit Breukelen, v/erd blijkens het proces~1739 door JCW gechanteerd. Wijst hun
voorkomen hier op een gemeenschappelijke kennissenkring? De Pestalozzi's beza-
ten volgens deze akte overigens in Amsterdam een huis op de Herengracht, tussen
Wolvenstraat en ïïuidenstraat
8. GA H'dam not. prot, 2019, b.v. p, 299, 433, 6OO
9- Ibid,, p, 605 e,v.5 uiteindelijke afhandeling^ GA R'dam not. prot. 2020, p.
215 e.v., 697
10, GA E'dam not. prot. 2019, P- &^9
11, Kan deze Maria van der Maas geïdentificeerd worden met de in Weyermans Leevens-
byzonderheden p, I78 genoemde reiszuster van Adriana op de brabantse tocht,
Maria Rufa? Bij haar "aan de gele Maas^'- (Rotterdam?) nam Adriana in 172I haar
intrek, en hen beiden bezocht JCW, - Rufa betekent rossig, rood, goud-rood.
I's Amsterdamse Hermes I p, 230 spreekt over een aan het haar trekken van de
Oudheid "schoon die zomtyds ko kaal van hooft is als de Rosse Maria". Misschien
gaan het in dit deel p, 33O en 355 eveneens over deze Tferia
97
Yereenvoudigi f aailjes chema
('hb«' Volgorde 'van links naar rechts houdt niet noodzakelijk - want ononderzooht
anciënniteit in)
X Adriaan Andries de Visser x Adriana Hollaar
/ de Visser /
Susanna IJylenbroek /
Adriana
f
Jacotus Viruly z Gatharina Anna Henrica
Pierre Midy x Rehecca Andries dementia Alida La-uren.j
(te Rouaan)
Liok Wortel
JCV/ -m BE BIELIOTI-rEEIC VM HET VNO?
In de bibliotheek van het Woordenboek der Ned erlandsch e Taal, Plantsoen 45 te Lei-
den bevinden aich de volgende werken van JCWs
1« Den Persiaansche Zydewever, Demokriets en Herakliets, Brabandsche Voyagie Be
Hollandsche Zinlykheyt, Ben Antwerpsche Courantier, En de Gehoornde BroederSj B^
nevens eenige uyt het Grieks vertaalde Gezangen van Anakreon, Voorzien met de
Sleutel van het geheele Werk door -
Gedrukt voor den Autheur, en zyn te bekomen by de Voornaamste Boekverkopers in do
Hollandsche Steden,
Het W,NoTo heeft dit boek in maart 1971 aangekocht. Op de titelpagina staat in
potlood "Amst, 1726",
2. Be Leevens Byzonderheden, van Johan Hendrik, Baron van Syberg, Heer van Erm'^-
linghoven en Bonckersbek, «c» Boor -
Tot Utrecht, By Jacobus van Lanckom, Boekverkooper 1755*
Aangekocht door het W.N.T. in januari 1975 <
3, Zeldzaame Levens-gevallen van J.G.Wyerman, Op de Voor-Poorte van den Hove van
Holland in 's Gravenhage Overleedeng Behelzende, Zyne weergalooze en voortreffp^l^-'
Geleerdheid. Zyne wonderbaarlyke Ontmoetingen en wetenswaardige Omzwervingen do^
veele Landen, Zyne doorsleepenei en klugtige Mnnaryen? Mitsgaders Zyn listige en
vermakelyke Bedryven gedurende zyn Leeven gepleegd.
Uit deszelfs eigen Schriften en andere waaschynelyke Berichten by een verzameld^
en om derzelver Aanmerkelykheid In 't ligt gegeeven. Tweede druk
In * sGravenhage , By Pieter van Osj 1765»
Aanhangzel Behoorende tot de Zeldzaame Levens-gevallen van JoC.Wyerman, Op de
¥oor-Poorte van den Hove van Holland in 'sGravenhage Overleeden Behelzende Behal-^^
de voornaamste ICcygsb e dryven van zyn Moeder Lys Sint Mourel, eenige Merlcwaardigo
bysonderheden rakende zyn eygen Levenj waar agter gevoegt Is [sic] een zakelyke
Uittrekzel van de Sententie van den Hove van Holland, en zommige Geheime Brieven
gedurende den tyd van z5me Gevangenis over verschelde gewigtige onde2?werpen
geschreeven. Boor den Schryver van zyne Historie,
In s' Gravenhage By Pieter van Os,
Leiden, 10 september 1978
MPMg L lNGM VAN 3DE STICHTING J ACOB CAMPO WBYERI^N
Herengracht 350-336 j Amsterdam
■ WIKTEEBOEK
december 1978
tel, nrs„ 020 - 997328
02993 " 72858
020 - 5253545
giro 3848148
ï^ tiet Winterboek'' 1978^ een ext3?a^uitgave Van het kwartaalschrift De Engelbewaarder,
verschijnt een heruitgave van de biografie van Jacob Campo Weijerman, negen jaar
na diens doodp in 1756, anoniem gepubliceerd. Eet boekje,' waarvan in I763 een
tweede druk verscheen, is nu uiterst seldzaam. Het werd geschreven door een avon-
turierlijke navolger van JCW^ zekere ITranciscus Lievens Eerstemanj en vormt een van
de weinigej maar ook helaas zeer onbetrouwbare bronnen voor biografische bijzon-
derheden over JC\'/« De tekst van het boekje^ dat getiteld is "Zeldzaame Levens-
Gevallen van JoC.Wyermanp op de Voor-'Poorte van den Hove van Holland in 's Gravenhage
Overleeden [«,,.«]" werd in een enigszins bekorte versie bezorgd door Peter Morel
en wordt gevolgd door enkele specimina uit het journalistieke werk van JCV/j genomen
■.uit "Den kluijzenaar in een vrolyk humeur" (1733) en "Eet oog in 't zeil" (l780)e
Het V/interboek kan besteld worden door Fl, 15j — over te maken op Postgiro 22 98 9él
t^n»Vo IVWieremaj Amsterdam»
Pim van Oostrum
(ïTerd^ Bolstraat 142, Amsterdam)
JACOB. GAl^ïPO l-ffilJEHi^iilN EN DS HOOGE MILITAIRE VIHÏIiSCILU^E IN ' s-GEAVENÏIAGE IN I7OX
■ G»J,Rehm in 'Jacob Campo V/eyerman en zijn familie' ( Pe Ned . Leeuw 1958^ p, 353-65)
meldt over de cadet JCW de volgende 'nattigheidsgevoèlens' g
"[<><.<.] in 1699 kreeg hij [= JGV/] onenigheid met een Ai meken^van Ghils , echtgenote
van de vleeshouwer Adam Pieter Govaerts te Breda, Bit de enkele verklaringen, die
op verzoek van .Elisaheth^Sommeruell ■,[:=rJC¥'s moeder] in de^e zaak werden afgelegd^
blijkt alleen dat die vrouw aan Weyerman geld heeft aangebodenj doch niet om welke
reden zij dat gedaan heeft. Het was gebeurd in het huis "het Moriaentjen" van de
moeder van Catharina Snep, waar Jacob Cajnpo met zijn moeder rond Pasen I699 woonde.
Bij de drie vonnissen van de Bredase Krijgsraad resp, 22 december '1699 en 1 en 6
januari I7OO werd hij v&roordeeld, doch het was bij het ontbreken van het archief
van deze krijgsraad niet te achterhalen waartoe hij veroordeeld werd* Yan deze von-
nissen ging zijn moeder als zijn voogdes in beroep bij de Hoge Krijgsraad te
' S"Gravenhage en liet opnieuw enige verklaringen afleggen.
Deze laatste instantie vernietigde 22 september I70I de drie vonnissen van de Bre-
dase Krijgsraad en ontzegde de eiser Pieter Goyaerts optredende voor zijn echtgenote
zijn eis met uitzondering- van een daarin vervatte pretentie van enige gelden en
zilverwerk^ De kosten van dit proces en dat van in eerste instantie kwamen ten laste
van Goyaerts a"
Het is best interessant te weten wat de Hoge Krijgsraad in Den Haag nfet vond wat
de Krijgsraad in Breda wél vond„
Een noodgedwongen reis naar ' s-Gravenhage deed het ~ nog nauwelijks so te noemen -
speurwerk daar beginnen. Aangevraagd tot nog toe werd het volgende in de gedempte
sfeer van het kostelijke en krilckige pand van het Algemeen Rijksarchief 8
■Archief Hooge Militaire Vierschaar/Hooge Krijgsraad nr, 255 (Notulen 1700--171l)j
_256 (Uitgaande Brieven I682-I706), 257 (Adviezen 1696-1712), 258 (informatie Willige
Gondemnatie I692-I712),. 259 (interrogatoiren 1682-1706)5 261 (Diverse /ikten I69I-
1710), 262 (Criminele Sententien' 1680-1709), en het door Rehm genoemde nr, 265
(Register van Sententiën),
Ho Ma Vierschaar nr, 255's
In het mapje "I7OI" is het volgende aangetroffen?
"Den 22 September 1701s // Gecontinueert GrijghsRaat // gehouden bij de voorgemelde
// Heeren // Voorgedragen sijnde de saecke tusschen de // v/eduwe van *H* Wijdermans
als moeder ende. // vooghdesse van haere minderjarige soon Jacob // Weijdermans
gewesene Cadet onder het // Regiment van de Heere Gollonel Lauder // Impetrante
;in oas.Relieff d'appel en geex'-cMpieerde // ter eenre op„ en jegens Adam Goyaerts
als in // huwelijck hebbende ibineken van Ghiels // wonende tot Breda Gedaagde en
99 . . , . ..
Excipiente //
Is bij de heere fisoael geadviseert tot nullita // van de vonnissen in questie ende
condemnatie van // oosten op de eerste en tweede jnstsntie tot // laste van
Gedaa^e// Voorts,, en examinatie van alle de Stacken en // Ende Js naer omvrage
van Heere President // gevoteert als volght // Bij de Heeren
Sichterman Volgens Advijs met Compensatie van oosten .// in- cas d*appel//
Ghabonnes . .^djdem //
Hemert . ^d jdem // ■
ütterwijck Volgens Advijs // , . . ,
Bachebei Volgens Siohterman //
Zalm ., volgens Advijs //
Cralingen Adjdem //
Slijpenbagh Adjdem //
Ende bij den Heere President met eenparige // stem[m]en gevoteert en ge condemneert
tot -^.e niet // doeninge vande res peotive vonnissen met condemnatie jnde // oosten
van eerste en tweede instantie en // nopende de gepretendeerde penningen en
silverwerok // dat partijen sullen Compareren voor Heeren // Co mmissari ssen ten
fine van accoort als breder bij hen // dienaengaende geextendeert //"
H,Mp V ierschaar nr, 26l ,
Op een 'kladje' in mapje "I7OI" iets meer informaties
''in de saak van jacob wijdermans, cadet // en zijn moeder juffrouw sommerel,
impetrante // [=,•.] [- van mandamj van mandamenten in cas d'Apel// ende
geexcipieerdens, ter eener op, ende jegens // Adam goijjaars, gedaagde, ende
excipient in // voor noemd cas ter andere sijde, // te adviseere, dat de clausele
van. r^-^X ■ jf// behoort te werden geinterrineert en de // exceptie van homoloegatie ,
gerejecteeft, en // in cas d'Apel rechtdoende, -'^.'dat)^"- den eijsch in cas // van
injurie ter eersten instantie gedaan, // en genoomen [- ..,] te werden ontsijt en //
noopende [-het] de ge prae tendeerde restitutie // van geit etc.s<dat'> partijen
behoorden te // compareeren voor commissarissen, om // de selve te vereenigen, ist
moegelijk, of // anders raport te doen, // en dat de gedaagde behoort te werden
// geoondemneert in de eerste instantie, // en de verdere oosten [- ,..] // reeden
van het voor noemde eerst ten reguarde // te sijn. gemerkt den impetrant dier tijd
in strikte // gevankenisse wierd gehouden, ten andere, dat // hij als dóen was
minder jaarig, behalven, dat // die voldoening voor geen homolegatie kan // werden
gehouden, omdat het vonnis in sig // selve ipso jure nul is, geconsidereert, dat
het ;.. ^Jleen is geweesen [-• ,.,] buijten eenige confessie // op een attestatie,
die een jaar na dat eerst is // beeigt geworden, waar op geen rechter, wie hij
is // gepermitteert is eenig regart te neemen, — - ///
§^- veel min Imand soodahig, als in deesen te condemneeren, .en belangende // de saak
ten principale^ dat ten processe nergens blijkt, datter animua // injuriande is
geweest, als sijnde de selve injuri, altijd ontkent,)^;. //"
H.M.Vierschaar nr,»,,,26^,,
In mapje "I70I" is -het volgende aangetroffen?
"Den 22 September I7OI,
In.dër saecke hangende // voor den Hoogen Cryghs // Raade der Verenighde //
Nederlanden tusschen Jacob // Wijdermans gewesen Cadet // ondert Regiment van den //
Heer Collonel. Lauder in // Guamisoen gelegenhebbende // tot Breda minderjarige //
Soon van Ellisabeth // Somerail en de jn dier // qualitéi jt advoueerènde de //
, proceduren bij de voornoemde // sijne moeder en vooghdesse van de // voornoemde
haren soon (s voorsoo//veel" des noots) alsnogh // jnterveirterende en de saecke //
aennemende voor de voornoemde // haeren soon jm petrante in cas // relief f d' appel
ende geexGi//pieerde ter eenre op, ende // jegens ■Adam-Goyaerts als' in // huweiijck
hebbende // Anneken van Ghiels wonend // tot Breda Ge daagde en excipient // int
voornoemde cas respeotive ter // andere zijde'
Den Hoogen, Crijghs Ha^ade met // rijppe deliberatien van Raeden döorgesie[n] /// endp
ove3?wogen hebbende allen t gene // ter materie dienende was ende heeft // mogen
moveren Reght doende jntêrri//neert de Clausule van Relieff in des // im petrant es
mandament geinserreert rejecteert // de exceptie van homologatie en [- ,.,J //
acquiessement bij de Gedaagde' en excipient // geproponeert, doet te niette de
vonnissen// van Crijghs Raade des Guamisoen van // Breda van dato den 22 December
100
l6y9 // '3-sn 2 Januari j l'/OO en 6 den Januari j 1700 // respeotive ende doende dat
die gemelden // Crijghs Raade hadden behoren gedaan // te hebben ontseijt den
Gedaagde ende excipient // sijnen eijs, ©ï^^ conclusie op, ende jegens // de
.jmpetranteln haren voornoemde gualiteijt ter // eerster instantie gedaen en
genomen // uijtgesondert alleen de pretentie van eenige penningen en silverwerck
[-,te samen monterende // ter sonme van ƒ 119 t. 7 „ o] aldaar breder ten //
proceese vermeit ordonneert partijen // dienaengaende te compareeren voor //
Heeren Goimnissarissen van Hoogen Cri jghs // .,<^Haade;>, ten fine van accort en con-
demneert //""dënGe daagde' en Excipient in de costenvan // dese en voorgaende
jnstantien tot // taxatie .en moderatie van Hoogen // Crijghs_ Raade- dogh alles
op approbatie //,.<yan sijne ■Majesteijt2/i:;van Groot BrittanJènJ' [- •«.] aldus
gedaen // en gesentiert in sGravenhage'bi j de // Heeren. van ïïnckel President //
Slijpenbachj-Cralingen Collonels Jan Salm // Bachebel Htterwióck: Lt, Collonels
Hemert // Chabonnesj Sichtermans Majoors ten // overstaen van Jir, Govert Bidloo
fiscael // van de Generaliteijt den 22 september 1701s was // geparapheert G
Uunckel - ende voorts bij de griffier get^^cend // als onder en gesegelt ///"
In margine van dese uitspraak komen verder de volgende drie notities voors
"Huijden is de nevenstaende // sententie met insertie van // Executie bij sijn
Majesteijt // in ordinari forma geapprobeert // Gedaen jn sGl-avehhage den //
25en. September 1701« was getekend // William Rex«"
"door Kieboom aende hoer fiscael betaald // 10 stucken van 3 ê^l^en ƒ 30-0-0 //
■nogh 2 pistolen - ƒ 18-18»-0 // Qorma f 48-I8-O //"
"De Griffier is betaald big discretie volgens // notitie int memorij boeckie//"
Barbara Sierman
( Cleyndertweg 39-2,
Amsterdam)
IN DE ÜMI'^/ïlRSITEITSBIBLIOTHirJiKC LEIDEN
signatuur
■m 1968-74
1209 A I8-I9
1074 G 7
Prentkab* .
1190 E 22-25
werk
lp II Amsterdamscho HerraeSp 1722, 23
IIj IV Den Ontleeder der gebreeken, 1724, 26
V'-VII De Historie des Pausdoms, 1725-28
VIII A^anmerkingen ds^aroverj ens, 1734
Beweegredenen Moses flarcus, z,j,
IX, X Den Echo des Weerelds, 1726-27
XI Den vrolyke Tuchtheer, 1730
De doorzichtige Heremiet, I73O
XII De Persiaansche Zydewever
Democriets en Herakliets Brabandsche Voyagie
2» j.
ilmsterdamsche Hermes
Den Echo des Weerelds, A'dam, I726-27
De levens-beschryvingen der konstschilders. 4 dl,
idem
1105 c 15
1209 A 15
De doorzigtige Heremsrt, Den Haag 1730. Hierbij
eerste papier Vrolyke Kourantier,
Den Doorzichtige Heremiet. 2e druk, A'dam 2=j,
De "Vrolyke Kourantier" komt hier voor als nra
24 en 25 van de Heremiet<,
1209 A 12
1174 G 19
1100 D 45
1
Den vrolyke tuchtheer» Amsterdam, 1730
De leevensbyzonderheden van Johan Hendrik ^ Baron
van Sybergo Utrecht, 1733» 2 dln,
Den Maagdenburgsche Alchimist, Blyspel, Utrecht
1082- B 57
1209 A 22 .
1191 D 21
Bi-bl', Hotz 1911
1207 B 20
1077 B 7 ■
598 D 30
557 ^ 56
1260 G 1
1207 B 17
1209 A 9-10
.2
1075 H 10'
1
1075 H 10
1095 E 6S.
1496 G 21^
1095 H.81
101
1755.
Be zeldzame leevênsby^onderheden ■L.Armi-uSj J^C»
Veijerman,.-.Eol)èrt Hennebo, Jacöb' Yeenhuyzen en
veele andere beruchte personaadgien, iimsterdajno
1738. ... '
Het oog in 't zeil^ Leyden,, 1780,
Ben Kluyzenaar in eën vrolyk hmetu:. ïïtrechtj zj^
Ben Persiaansche Zydeweveri Bemokriets en ïlera-
klietc Brabandsche vóyagiei Be Hollandsche zin^-^
.lykheit.; Ben Antwerpsche Conrantieri Be Gehoornde
Broeders „ Benevens eenige uyt het Grieks vertaal-
de gezangen van Anakreon, '
idem,
, Cervantes Saavedras Bon Quiohöt. ),.,) Beschree-
ven op een' vryen en vrolyke. trant door Jacob .
pampo Weijermang-en door' denzelfden met gedichten
, . (o,,) en hetJeeven van M. de Cervantes Saavedra
verrykt„ Den Haag, 1746^
Joh. C, Ludemans Spiegel der waereld, (,.„) Bene-
vens de Nieuwstyding uyt de andere waereld^ of
samenspraak tusschen Jacob Campo Weijerman en
IiUdeman« Hotterdam, z.j.
idem :, . . , ■ ■ . ' .■
idenij andere uitgave ca. I784
Be Rotterdamsche Hermes ^.18"-9-i-720 tot 4-9-1721.
Bij dit exemplaar ontbreekt de titel. Bijgevoegd
.is het volgendes
Ontleeding van een eerloos Zangertje, verscheid,
■den 24e. v„v„ Louwnaand 1721„ Z.p.
Antioyr voor Hermes Ii\iribundus„ 2 p,
Aenmerkingen over den opgeworpen Hermes, en zynen
. tegenstrever „ 2 p.
Misverstajit, (Waarach. Be Geest v.d. gestoorden
Hermes aan de Maaz)
Briefgesprek aan A.
Briefgesprek of samenkouting door letteren»
Den Ontleeder der Gebreeken.
Den ïalmad ofte overzeldzaame Joodsche Vertellin-
gen. Ben Haag, 1756.
Be naakte waarheid.
Be gehoornde Broeders.
idem,
idem-
102
1095 G 6 De Besweering
1095 H 80 De Besweerin^^ 1718
1095 H 79 Demokriets en Herakliets BralD. Voyagie. I7I8
1207 B 20 ideiHj a,p, 2»^»
1095 E 9 idemj z,p» a,j,
1496 Cr 21 Beaweering desperaten intw, Cotirantier
1207 B 20 Hollandsche Zindelylcheid, z.j.
1095 E 7 idem, I715
1098 F 110 idem, 1717
1207 B 20 Den Persiaansche Zydewever
1095 ^ 8 Gehoornde Broeders
1207 B 20 idem
1496 Cr 21 idem, 1712
1095 E 69 idem, 1712
1098 H 81 idem, 4e druk I7I8.
Deze werken zijn - al dan niet terecht - op naam van Weijerman in de alfabetische
catalogus van de R.UoLeiden vermeld. Eventuele overlappingen doordat werken uit
een convoluut ook nog eens afzonderlijk worden vermeld^ zijn door mij niet wegge-
werkt. Geen der exemplaren is door mij ingezien.
Nik P. de Vries
(Brixgstraat I9, 's-Hertogenbosch)
EEN VL/U^IING OYWl JACOB CAC-IPG ^A/EYEHmN
In het boek van Eug, de Bockp Verkenningen in de a^ttigp de eeuw (Antwerpen^ I963)
komt de volgende passage over 'j«C<,W„ v'oórg —
pag, 61 w,s "De Sysse-panne [een tijdschrift van Karel Broekaertj, dat van 31 okto-
ber 1795 tot 20 mei I798 in 8 delen te Gent verschijnt, MV] vertoont
hier [bedoeld is de Hollandsche Spect ator van Van Effen, Ndv] meer
overeenlcomst mee dan met de onleesbare breeds prakerige geschriften
van Veyermanj die vooral met chantagedoeleinden schreef. Toch V7as hij
in Vlaanderen en Brabant allicht meer gelezen dan Van Effen. Hij heeft
er blijkbaar rondgezworven* Hij heeft rond 17I9 schilderen en beeld-
houwen geleerd bij J.G, de Gock te Antwerpen (noots J, van der Sanden,
Oud konsttooneel te Antwerpen, ms. van + I770 op het stadsarchief van
Antv/erpen) en Ccrnelissen zal in een van zijn redevoeringen in 1811
nog iets citeren uit zijn "joviales dissertations" (noots Discours
prononoé h la Société des arts, mso in de DB te Gent). In De doorzich-
tige heremiet van 1728 komt (in nr. 8) een beschrijving voor van
"Het Gents koffiehuis van Madame B." met een gesprek tussen een mode-
gek, een officier en een dichter. Twee blijspelen, Bezweering van den
disparaten Antwerpschen cpurantier en Democritus en Heraclitus^ Bra-
bantsGhe_ yoya^e zouden volgens het titelblad resp^ te Brugge en te
Gent verschenen zijn, maar er komt geen verder adres op voor en de
druk en het titelvignet van Demeciótu s zijn dezelfde als die- van een
derde klucht, De g;ehoprnde broederfgt, die "te Abdera" heet verschenen te
zijn. Zijn Amsterdamsche"Argü"s~Ti7T9-17g5) bevat allerlei internatio?- -
naai nieuws en enig lokaal nieuws, gelardeerd met soms zeer schuine
moppen en af en toe een vers."
Ik heb een en ander niet nader gekontroleerd, maar het is wel opvallend, dat V/eyer-
man die J.C. de Cock niet noemt in zijn 'autobiografie als schilder'.
105
(Bruineveld 5;, 5200 Këssel-Lo)
DE LA ï'GNTAIIffis SOl-ïMS
Bij een paar vermeldingen in de Hededain^^en kan ik enkele randnotities 'beKorgea,
die zeker niet "belangrijk aijnp maar allicht enige verheldering brengen,
P* 47 i«v,me de advertentie uit de "Boekaael" van jtini 1729? "Nog de Vertelling--
Jes van Monsieirc de la Foniaine o»ö"e - Bij mijn opsoekingen vond iks Vertellingen
en^ ndauwigheden Van den heer Be^ la Fcnta.ine^ __Lld^er Akademie van Vrankryk» IJit
het ^aj og^^jyer taal t g verschenen in I7O8 bij J«,Strander te Amsterdamö Be CataloL^_s
der Bibliotheek vai3._a_jfe.aj:;3chappi^^ .^p"^"^," '^^ Leiden, d« Ij p» 514?
sohrijft ze tóe aan7""[Zwëerts?J Be inleiding van de Xê^i^liïBSËS ^^ ondertekend
KoZo (=Kornelis Zweerts?)* Boor de bestasjide literatuurgeschiedenissen en woor-
denboeken worden deze Vertellingen foutief toegeschreven aan de Brusselaar Fo de
la I'ontainei
P, 80 ioV.m, JeBorms en dr* Jacob*
Jan Borms (I888-I956) was wat men in Vlaanderen tijdens ¥bO<,I een "activist"
noemde. Om die reden v/eek hij in I9I8 naar Ben Haag iiit en bleef er wonen tot
bij zijn dood. Hij werkte bij een groothandelsfirma in Rotterdam ( l^cyc lope di e
van^ de Vlaamse Bewe^ingg d» l).
Hij moet zich hebben beziggehouden met opzoekingen in de Koninklijke Bibliotheek
in Ben Haag met betrelcking tot de culturele geschiedenis van Zuid-Hederland, In
de Hieuwe Rotterdamse Courant van 6 en 7^12*1956 schreef hij over een Gentse
St*"Mcolaas-almanak van 1799 en op 27 en 28ollfll938 over J„BoCeVerloo7j naar
aanleiding van de ontdekking van een exemplaar van diens Verhandeling^ op^ d' Onacht
in de K^Bo
Br» Antoon Jacob (1889-1947) behoorde ook tot het "activisme" j was uiterst links
gericht, had contacten met P^Geylp werd na V/oOd veroordeeldj raakte, als lector
Nederlands te Hamburg, in de ban van het nationaal-socialisme» Het "amnestie-
comité" (pa 8O) moet dus te maken hebben gehad met een aktie^ om hem na W*OaI
uit de gevangenis te krijgen* /
Mag ik nog signaleren dat bij uitgeverij Be Bageraad in Antwerpen in het Rubens-
jaar een boek verscheen over Pieter Paulus Ruben s, Be kosmische schilders waarvan
het allergrootste gedeelte (p, 6-86 van de 15opaginaTs) de tekst bevat van Be
ÈQÏ1:1±^^.A^^^^^ I}:^'P^^^_3j^^^.9^^^ Pieter Paulus Rubens, Anthony v an_^kj
Gpdefroi Kne^er B r_ie__b eruchte^^ Schilders, Voor de Maand Becemberg
£S^2^^5S22™H®ZêiSïïË^ï' naar een niet gedateerde druks "Itot Amsterdam, Gedrulct
voor den Autheur, en zyn te bekomen by Hendrik Bosch. „,"
[Noot redoS aldus xvordt dhr, T«,Broos min of meer omgaand geantwoord op zijn vragen
naar de identiteit van JaBorms en dr, Jacob» Be door dhr, Smeyers in zijn laatste
alinea vermelde uitgave van de achtste samenspraak zal hij echter zeker niet
gekend hebben, daar het toeval wil dat in dezelfde week waarin het schrijven van
dhr. Smeyers ons bereikte, tevens, uit Engeland, ons een missive van dhr* Broos
gewerd, met verzoek tot opname van het volgende gedeelte uit de achtste samen-
spraalCo Baar wij hier niet kunnen bevroeden in welke mate dit samenhangt met
een onderzoek in de toekomst naar JCW's relaties met b,v, löieller (z, ook de ^de-
delingen Po 78-8O) nemen wij deze tekst toch hier op,]
Ton Broos
(Sorby flall, Endcliffe Vale Road, Shef field)
IKj GOBPREY EÏÏELLER„
In een vorige bespreking van de Ifeandelyksche 't Zamenspraaken bleek dat Weyermans
Engelse schildersmeester Sir Godfrey Kiaeller ten tonele werd gevoerd. Bit betreft
de achtste samenspraalc tussen Pieter Paulus Rubens, Anthony van Byk en Godefroi
Kneller, "drie beruchte schilders", in het exemplaar ter E«B, (sign. 234 J 2) pc
651-760 en gedateerd december I726, Hier volgt het leven van de heer ICneller
zoals Weyerman hem dat laat zeggeng
"Hoe onvermoeit ik ook was by myn Leeven op het Kapittel van de Inleiding in myn
Beurs, echter zal ik thans myn Leevensloop ontginnen zonder eenige Inleydinge
Ik "ben een Lubekkej? van Qè'boor-fcej een "befaamde stad in het Hartogdom van Holsteynj
wiens Inboorelj.ngen "bekent syn by den neiaüi van 2w;^nsntre^.ersj een Sch,ijnpna:;üi3 c^ia
ik diloaaals hel:) moeten hooren van den "bereysden Jiïngelschen Mel<, l^i^n Yader was een
Onderkoster van de Hoofdlcerk van Lubekj een goed eexlyk Man^ die "by myn "beste
weeten geen Kasten nog Kabinetten liet maaken van de Eyken-Snrtouten ayner Medö"-
bergers 9 en die voor de rest zo veel Verstant had als 'er wort vereyscht tot de
kerkelyke D5.gniteyt van een Onderkcstero Ik had ook nog een broeder Jan Zacharias
genaamtj een goed slag van een Kaarelj doe voor 20 veel als ik weet niet veel
Nieuwigheden heeft voor den dag gebrogtp in de Kerk nog in de Regeering maar die
altoos wel te vree was met ayn Stnic Gebrrmdj en met zyn Fles dubbelde Clairet,,
Die Broeder was een ba.amelyk goed Schilder in Gebouwen, Landschappen aomtyds en in
kleyne Konterfytsels, doch wiens Kaam zo veel Geruchts niet heeft gemaakt in de
Schilder-'-Weereltj als die van Jan Law heeft gedaan in de Finantie Weerelt^ Wy
hebben als Gebroeders Italienj Duytschlantj en de Nederlanden doorreyst, en ten
laatsten zyn v/y gaan roesten in Londen^ een Stad waar in de Schilderkonst wort
aangemoedigt en betaalt ^ en al waar de Schilders niet behoeftig hoeven te zynj
wanneer zy maar willen ploegeno Ik zal alhier zeggen^ dat ik in Holland my heb
bedient van het Onderwys van Rg^brandt^j;^;^'^ en Ferd inand Bolg twee walckere
schilders^ en toen ik voldaan was van die Ifennen begaf ik my na Italienp alwaar ik
myn tyd niet verleuterde met Wynt.je en Txyntge,, gelyk als de meeste Engelsche en
Nederlandsche Schilders voor een Gewoonte he'bbenj maar ik studeerde dag en nacht
na de weergalooze Konststukken van Hanni^J^Carats, en van den groote Titiaciji
d'ÜcellOo Ik heb verschelde Historiestukken geschildert in Italien, door welkers
Behandeling ik my een vaardige Manier aanwende, die my niet te onpas gekomen is
in het schilderen van Konterf ytselsg in welke profitable Byweg ik het Devies der
Geneesheeren gebruyktej ' Eas^ lêZÜE ®^ yeriaaakelykg want ik heb in mya geheele
Leevens loop een heviger Zucht betuygt voor de Engelsche GuineeSj als voor de
britsche LadieSo
Zo dra als ik my in Londen had ter neergeset scheyde ik van Bed en Tafel met n^yn
Broeder Jan Kne l Ier 9 en ik bestudeerde een Leevenswyze die al emmers zo streng
was op het Kapittel van de Tafel en van de Kelderp als de Klooster Discipelen van
het boet vaardig La Trappe \ Ik bepaalde myn Uytgaave op drie a vier Stuyvers
Daagsch voor Eeten en Drinkenj dat geleek wel een Spanjaards Traktementj en ik
was al ommers zo zuynig op myn Linnen en V/olle als een arm Melman^ die het Hof
volgt en kaal en knapj dat is., die des Ochtends zyn gantsche Garderobbe omhangt^,
en des Avonds zyn geheele Kleerkaorar uyttrekt» O de Ilaatigheyt, Heeren _:ederidder, ^
is een Deugd uyt Duyzent Deugden^ een Deugd die een ï'lan qualificeert voor de
Schilderkonst j en voor de Jufferen gonst j gelyk als ik uw in het Vervolg zal zeg-
geno De Maatigheyt spruyt ten deelen uyt een Liefde die een Man opvat voor zyn
Gezondheytp en voor zyn Beurs 3 en niet v.yc een Onmacht van niet te konnen Eeten
of Drinken? want van die laatste Bekwaamheden heb ik tegenstrydige Blyken gegeeven,
als ik aan een Lords Tafel at en dronk op kosten van Ongelyk, zonder dat ik daar
echter een Britsche Gewoonte van Maakte,, Om den V/impel der Wysheyt jbe berey ken.j
(zey myn zalige Vader dikmaals) moet men niet te veel Eeten, Slaapen^ no g_P r.aa/i2en.^
De eerste en de tweede Zeedeles heb ik opgevolgt^ doch de laatste heb ik nooit
konnen vermeesteren^
P,PoRUBENSs
Daar van beleeven van pyk en Ik nog een Voorbeelt, Heer Ridder Knellerj en ik
bevind na mya Dood dat het Spreekwoord niet heeft misgetast in het ae^-^geng D^.H?S1
ê^^,.^S2i.,2£^^Ê2..,^^^^R^§^^lÈ..^ËlÈ^JB^ÊÈÈR3^-j:R^ -^ A^i^g JX . JJ^^^yg-g - J-il-S gg_ . 1'^ gJs.g 9^Bïi?.
g jl- j-il- Q g^^L, A ^JM® -X4 l^j.6j^ .g.g__.._lg-_gh 1 1, Ik verwacht het Vervolgp Siy,..ffPJ-J!gJ-_g^. "^^^^ '^^^^
Leevensloopo
GODEiliOOI laïELLERs
Ik kwam over in Engelant by het Leeven van den Ridder Rieter_Lel"^j die Hof schilder'
was van den Koning van Engelant j Karel^ den tweede « lAjn Rekommandatie Brief luyde
aan den Ridder .Jonat han_B arücs g (het is ed van Ridders wat de Klok slaat in Londen.,
tot Tabakspinners inkl-uys7~een Hamburgs Koopman xvoonachtig binnen Londen wiens
Konterf utsel ik fluks schilderde « benevens dat van zyn huysvrouWj en Kinders^ in
welke konterfytsels die goede ïfen zo een welgevallen schepte j dat hy die liet zien
aan den Hartog van ï^2S2Hi^s ^^^ ^'^ ^^ ^^^^ "®-^- ®®^s op de Geldkist van den Ridder
Barügs negotieerdOo Den hartog van Monmouth resolveerde eens klaps om zig te laten
Konterfytenj en ik had het geluk dat ik hem na Genoegen van de Dames dee gelyken^
^ T)Te~ 'üfflsTanfegïïeïïën Tiëe ft hy zelfs verhaalt aan de Schryver van deeze Zamenspraal--'^'
zynde die Prins een van de schoonste Kavaliers van die EeuWj Langs dat Konterfytsel
"beklom ilc het Toppimt van uya Geli-üc, v^ant na de Zcon volgde den Yader;, :iK 3childe.L
^® Kar el den Tweede j die zyn Portret vereerde aaai zjn Broeder den Hartog van Jork,
en ik schilderde dien Yorst zodanig na het Algemeen Genoegen van het ïïof^ dat 'er
de Reputatie van sir Pieter Lely mee in 't voetaand kv/axa te huyielen^ die 't
zedert niet veel Doek of Verf meer verorberde, aynde dat Konterfytsel een Spyker
aan zyn Doodkist, want hy hemelde korts daar aan^ en ik stapte in syn plaats als
*s Konings Hof schilder.,
Dewyl ik bevond dat die Yorst zo verzot was op de Dames als een tweede Salomonj
bevlytigde ik my om zyn Sultanes zo schoon te verbeelden als het my eenigsins^doen-
lyk was 5 en Irizonderheyt bevlytigde ik my om de ronde Tetten en schoone Handen dier
Bekoordsters zo veel te flatteeren als 't kon lyden, alzo die Vorst by uytneomend-
heyt was gestelt op die Dealen, Had den groote Kaarsschilder Ggd efmdus_^ Sch alken
dat Konstje verstaanp de Engelschen zouden nog huydensdaagsch dit havolgent Vertel-
lingje niet van hem verhaalen^
^^^ ^ QJlgj:^g B, l^'am over na Engelant om te Londen Konterfytsels te schildereng en
wel inzonderheyt vleyde hy zig om my overhoop te schilderen^ een Onderneeming die
hem alzo wel belavajrij als den Teestryd met Achi lles den Voorstaander betoran van de
geschaakte Helena, Die Knaap schilderde op een'tyd het Konterfytsel van een Miloi-ds
Dochter oud sestien jaaren^ die de schoonste Handen had van geheel Engelant, Ey
konterfyte de Tronie ven dat bekoorlyk Wicht taamelyk wel ter eerste Zitting^ en
daar op congedieerde hy ha.ar met dit onheusche Afscheid | Voor^^^eze ^^Maa.1^ Milady_^
^iÜi®£JGLJ^^^^^,..Speld_b;^^
ÈÓ^^ vroeg dat bekoorlyk Kind^ dat reeds de Waarde" ke'nde van een schoone Hand.^ en
hy andwoordep l£en^een^ji2ady;p_Ji^^
Het vertrouwen van den Koning Karex voor m_yn Konsty wakkerde zo hand over hand dai;
hy my na Parys schikte p om den Koning Lodew^k den Veertiende te konterf yten.; als ook
geschiede^ maa-r eer ik met het Portret reverteerde in Engelant^ w^as die Koning ge-
stikt aan een gebotert Kalkoens Ey^ (ao men zegt) det3 ik ten Deelon wederkeerde -/an
een verlooren Reys* Zo dra als zyn Broeder den Hartog van York op den Troon gestee-
gen was onder den naa^n /an Jaj^ob den IVeede,, vierden alle myn Wonden weer gezalft^
ik kontinueerde in myn Hofschïïders Pos"t'^ en ik schilderde van meet af aan Grooi-en
en Kleynen,
Ik weet niet of ik het had gedroom/', of wel, dat ik hot in myn groote Je igd had
hoeren zeggen^ altoos daar schoot my te binnen^ ^^AjY®£lÊjM^ö^Ai£iL^L_^e^
ma^enj derhalve maakte ik een Aanslag., om^^^Kön3£d22E^-±l^^si^^
dat isp om my van verscheyde behulpza^mie Konstenaaren te bedienen^ en daar langs
myn Konterfytsels te vermeenigvuldigen,. Ik nam dan aan in myn Dienst de Heeren
£®,1ê^§. ®^ ^ê^.:§^9 gebüoren Antwerpenaaren^ en ook daarom niet een haa,ir beter.. Item
de Heer v;^_der_^er een Dortenaar^ eerien Master I-Ied Mngj een ïüngolsclomanj en -.-.leer
anderen» Die Schilders kopieerden myn KorterfytselSp^die'^schilderden de Kleeders
van myn Portretten, de Rotsen^ de Landschappen^ on de overige aan de Schilderkonst
behoorende Ciera^aden, Als ik verlegen was om Bloemen en om Vruchten bediende ik ray
van het vaardig Penseel va.n den oude Bap^;;ist3 een heerlyk Bloemschilderj en van de
^^^^^ IS^^S^ ®®^ schoon Bloem en 1^'riaytmaalerj zo dat ik enkelyk de Tronien en de
Handen van myn Beelden schilderde, waar door ik veel lyd en ook veel Guinees ver-
rooverde.. Om nu een ieder Konstenaa.r dat te geeven dat hem toekomt^ zal ik opentlyk
bekennen p dat den Antwerpenaar .^'.^^^ eters . den Penix was van myn loontrekkende
Schilders 9 Een Man die de Konst met een konstig Oog bezagp en met een konstige Hand
behandelde^ die een volkomen eerlyk Man wa.s voer een Antwerpenaar, en die *t aeüerv.
verscheyde Stuidcen heeft geschilder tp die ik my niet zou schaamen te erkennen voor
de mynen., Van de overige Schilders za,l of kan ik zo gonstiglyk niet getuygenj het
V7aaren goede Schilders ^ en d-at was 't ook al? en wat y ande r jto er aangaat 3 die \<jas
tamlyk bejaart^ toen hy in myn dienst tradj als Kleederschilderp en gelyk als he-i-
SpreelcïTOord zegt^ C>Ade_ _Snyde r s ^ _ oude Dansm eest e r s^_ . en_ ou de _ Miniia.a,r s _, ng emen jae er^ af
in hun Beroepen^ dan zy ve rderen «
Indien ik alhier aan myn Praatlust den ruymen Teugel vierde, zou ik een wydlusxlg
Veld hebben om de Heeren honderde Vertelling.jes en Bysondere., en zo bly als treur-
eyndende Geschiedenissen^ voorgevallen onder die Sardanapaalsche Regeering mede te
deelen» l^Iaar dan zou ik de Hi.storiesche Legende die rechts;;. reeks myn Loeven betreft
m Notabene dat die Knegt een Mof was., v/iens Handen o^p eene Hoogte stonden met een
paar Hameleboutena
106
Gedrag "bedektlyk raafcen, sal aaiüiaa.lën en ópenhartiglyk vertellen.
Meer dan eene Schimp heb ik verduuwtp hoog vermaarde Schilders j en meer dan
eer\e:.. Dit .&ron E-jok hofh ik moGter Tei^zwelgen^ duvjyi i,;;: geen Geeat genot,g l.a, _
..die:SchiïTjpsche'aten te herkaatsen, of- geen Moed genoeg "bezat om die met de Kling
té heslechten^- Ik zal 'er eenigen van., de.mihst snydenden van opleezenc
Ik bewoond^: oen schoon Ïïuys; -onder de èallerey.yan Coventg^deny doch ik kon
met rayn Huysheerj, die zo geseggelyk v^as als een gebooren Engelschmanj niet al
te wel ove3?eenkcmen:. Daar was een CcheyTiiuur tusschen %jii Tuyn en niyn Plaats, en
in het midden van die muur hong een DeuTg v/eleer een OoMriunicatie deux', maar
die altoos gesloo-cen was geweest 't zedert dat ik aldaar had gehuurt^ Die Deur
liet myn Huysheer by myn tyd uytneemenp en het vak toemetselenj zonder dat ik
aaar van de Redenen kon gissen« benige V/eeken na dat Exploit ontmoeten ik hem
in het park van Sint James, by welke Gelegendheyt ik hem vroeg| Waajgom dat hy^
,§J£™Il®H£^iS^£_Eot^,^i^_niew
Waar op. hy zonder' eenige Bewimpèling'sndwöordé? On^fet^i^uw^^t^^^^^ebi^ur ha
"fïï^"^ÏS^^É2^^^.-^Ler_J^ets_^£j20£t^chn "^
"Ttobecontinued)
.;,?erim^86.^ Zaandam) . ^ . - .
^Onder JoC„Weyermah vindt men in de -bT3 Amstêrdajn het volgende werks Het oog in
'' '^^^:^^^;J.~2^^iJ}&M£,.£èB^^^^^!!^^B^B.^_ ^^^^ Jacob Campo Weyerman, Geschr-eeven.
.goduurende zijne- detentie op de ïoorpöorte : van den Hove van Holland^ Naar
■ deszelfs eigen Handschrift gedrukc« feLeydenj bij G* van Hoogeveenj jun» erj
;..a-Heyligert, 178O0 Sigiiatuurs 2347 H 16, Achter het hierboven beschreven exem^
.,p]aar is.; een lijstje, .met opmerkingen in de band bijgebonden^ Dese opmerkingen
t^in manuscript en van een anonymus) hebben betrekking op het auteurschap van he-'-
onderhavige werk. Deze opmerkingen, .luiden g-
Ps^-t.L.O£g_i£_li^,.^eil .■■■.■
in 50 nv:..:. van 8 blz^^, waarvan n%.-.25 verschenen 2 Mei I768 - 5 April I769 en de
rest op het jaar 1780 (6lov<, 1779)
door Jacob ^^Campo_We^;^;ermaji.,
Zoowel op den titel als in H Aan den Leezer van 6 Nov« 1779 stellen de uitge^^ciü
het vüorj dat dit een nagelaten werk van CWeyerman is^ door hem geschreven 'np dr.
Voorpoort, Haar H schijnt waren, .er tijdgenoetsn die twijfelden^ daarom bevestig-
den zij 't nog eens op blzo 80 (n- v. 5 Sept. 1768)s ieder kon bij hen komen kr.j-^^
kdn dat het W.'s handschi'ift was, Wij zeggen daarbij dat het 52 vertoogen zijn,
uitgegeven zijn er slechts 50^ & dit .cijfer 52 is met de pen in 50 veranderd.
Is y.^inderdaad de schrijver? Op zichzelf lijkt het onwaarschijnlijke
Ten 1 ■ schreef Wo op de Voorpoort over hem opgegeven stichtelijke onderwerpen.
Hij ^ zal er geen gelegenheid gehad hebben om in 't geheim ander werk te doen (peen
papier o^a») en geen kans om het naar buiten te kr-ijgen. maar bovenal waartoe'?
Zijn hoop v/as op gratie j met zulk een onderneming zou hij iedere kans verijdeld
hebben^
e
Ten 2 % miste Wc? van de buitenwereld afgesloten buiten lectuur van andere week--
bladen^enz.p den prikkel tot een periodiek geschrifto
Ten 3 % is het onbegrijpelijk^ waarom het niet eerder zou zijn uitgegeven (W-
overleed Maart 1747)'^ - Deze laatste overweging geldt ook voor 't geval dat de'7.'^
artto wel niet op de Voorpoort geschreven, maar b.v, bij de wed» nog aanwezig
zouden zijn als achtergelaten voorraad";^ (al lijkt de verloopen ¥.. niet de man
om- 50 weekbladen op schrift in voorraad te hebben» De boekhandelaars hadden daa:--
entegen alle reden om iets uit te geven op zijn gezochten naam»
Is het dus vaneen ander? Daarvoor pleiten nog de meening van tiodgenooten (pr
80c aobo)^ [-en] de inhoud (zie beneden)^ Maar in sommige plaatsen [~-van het er
bloc uitgegeven ms„] doet zich de uitgever als een ander voor» Reeds de noot op
blz« 16 (Zagt Jakobi) lijkt niet bepaald eon noot van Campo zelfo Maar p« 257
(n 23) spreekt "-de schrijver-- [-hij] kennelijk over Campo ais over een ander,
zijn voorbeeld, en noemt hij hem "mijn voorzaat". Dit kan niet door G^Wo zeil f
107
waaxónder op p. 259 genoemd worden Ar^as^ Proteus enz,, dus wel degelijk de
vijanden van CW» aelf^ ld, p, 260o"
(Translitteratie volgens het 'systeem-Verkruysse' 5 . zieg P.J. Verkruyssej
Over^dg^glomatigch editeren van handschriften e n het ge bruik daarbi.j vrn
diacritisohe tekenso'^ Ing Spektator 5 (Ï973-747T ^-^^ 5
I-UM. de Blauw
(persijnstraat 6p ïïdam)
WEIJEIRmN- EH DS GESCHIEDENIS YMl DE POLITIE
Uit de biografische gegevens betreffende het leven van JC¥ blijkt allesbehalve
dat Jacob Gampo een goede relatie had met de politie^ Geaien de afpersings-
praktijken, verbanning^ gevangenschap eod„ zal er eerder sprake zijn geweest
van "een slechte verstandhouding^
Het is dan ook v/el aardig dat Weijerman in een geschiedlcundig werk over de
politie voorkomt. In een boek van N.Groeneweg, getiteld Van Nachtwacht tot
computermachta Vijftig eeuwen politie en .justitie (Zaltb^imel 1976), wordt
op pagina 88 gesproken over de betekenis van het woord rakker. De auteur schrijft
dans "Weyerman in diens l'Hg jterdagLS_che_ He3 ^^ (1721 ) typeert de ralcker dan ook
nog sarcastisch of cynisch als "een litm^Lat van de H, Justittie, dewelke 't
gemeen (z^gewone volk) Rakiï:ers of Diefleyers noemt,," ■
Het lijkt erop dat de politie nog steeds, niet graag met JCW direct in verband
gebracht wenst te worden, zelfs niet als ze hem nodig hébben voor een objec-
tieve omschrijving. Hoewel geciteerd^- komt Veijerman niet in het register noch
in de bibliografie voor, V/ellicht schrijft de heer Groeneweg over uit een niet
nader aangeduide bron. En dat is dan hét zoveelste voorbeeld van verkeerd ge-
bmik van bronnenmateriaal „ • ■
Ik heb gezocht naar het oit?.at in de Rotterd ajusch e He rmes maar het niet kunnen
vinden. Kan iemand het citaat in de PJ-I of in de eventuele bron van Groeneweg
thuisbrengen? Natuurlijk zou dit Roort speurwerk naar a,anlêiding van een studie
over de politiehistorie niet nodig moeten zijn^ Maar ja.
D0bBLETTE]\T5 EXEMPLAPJCN
Onze vriend P<. JoBuijnsterSp Witsenburgselaan 355 Nijmegen, verzoekt ons in een
schrijven van 30 okt» 1978s "Zou het mogelijk zijn om in de Medelingen van de
Stichting JCW van tijd tot tijd een ruilbeurs van doubletten JCW ruimte te
geven?. Ook een zoeklijst van bijzondere items of exemplaren zou, wat mij
betreft, welkom zijn"o
Vanzelfsprekend willen wij dit verlangen graag inwilligen^ De redactie is d.aar-
bij echter totaal afhankelijk van inlichtingen van de vrienden en/of belang-
stellenden« Het lijkt daarnaast belangrijk om het JCW te informeren over het
simpele bestaan van exemplaren ook in partikulier bezit»
Wie dus doubletten wil uitwisselen^ vragen heeft over bijzondere items of
exemplaren^ het bestaan kent van- werken in partikulier bezit g v/ordt vriendelijk
verzocht zijn moeilijkheid of informatie naar het adres in het hoofd van de
Mededelin^n te sturen»
Overigens is nog nooit in de Mededelingen geformuleerd dat indien JCW-gelnte-
resseerden feiten of meningen"van7övörJG\\r en zijn werken ontmoeten, zij die
met een gerust hart, ook zonder expliciete uitnodiging of verzoek, kunnen
opsturen naar de reda;ctieo _Alle informatie is welkom,
Prettige jaarwisseling