Skip to main content

Full text of "Algemeene kerkelijke geschiedenis der christenen"

See other formats


'    I 


I, 


i 


r     f 


r 


■'  •;    * 

'•■      -"■•'.    ,    '    ■'^'■'^''-  '*'i.'^  ^'^"^ :'■■■'■  »i-''''^],':'y''y\'-^''-'-^,'^ 

■o  ••;»    •^-..      :..-:..-■,     .V-;*  :»••*' .*■-..•    r-    •.■•      ••"■.'•;?•-         ,  .   '^ 

'S     ■'•"  ■-  -*  ■.'•../'v.;:v-'>a;V:-^''-'^^.-^  •  ^f  ■■•'■'  ■■" 

CD  --  .■■  .,•  .      •■    ■   i-  .•■.  '^>.,    -;'i    ;r '•..-./.•.■■■■  <>.''-"\      •.' 

Is.  '       .  ■.  ■     -  '■■         ;.  '.   .  ■•    ^■^■-       .     .  .•  '^    T^*-     ,  ■■'  •^■■■.  ; 

'  ■       1    <  ':-■■•'.  C  ^    ■•    't       ■'•    *  •■''*■>    '\;  '  ■•■»■•' 

.  P-  ■  ■  :   ■.  ■.-..■'  '',.•'!».•    :     ■.-.•■♦•*<.«».•••••*■•■■•.•  »■"■■.     ••    "■  V.  ■  ." 

■•■:^-'\/^;:  .'■•:--n'^*jf^  ^i'-vvH-  -•'- ^:''"''    ■• 

'..   }    •.•^/\."    ■■'  ."•■..;*'  ''•■■'••>■■•■;'•  .''"'^-^v'"  ■■vv"'.-.'Jif'-' ■■•'••;  ■■"£ 
.•:-v    .-vv'  .•:'•.;■      ::--*^.  --■■.'     "'      :    ■     "•:V--^ 


"■  :'^-:P 


4  i,. 


•'   ■  ■».  .  •  -'  ■•  ":•; 


■  ■».••-■*.•■       . »  *••,'•■,     ■  ■ .     ;       ■  •••     ..••'*•.»•■•%..•  i,'-   c  ;^  •*;•■■..;  . 


«,:•...../«■..»♦    ,    ■■  ,:  ■■'-■  '\..    ■  .'t'-'' 

,   .  •   .,  • '.jki'-N  .;■•.••    ■-.:%■  .■.-••■   •••■■•     <  i  ■  .      •«»■■•■ 

"•'•■-  »'.*.;•  ^ ■*•',•■■♦  ■■  •         ".*'   .■■•■'  "■•'.f.*-'     »«    ■         •  ■  .•         ,■  '; ■      .    - *.•  f'  * 


•^  :  ■■  '  ''\''  •  >  ;'■■  •  ^  •".'.  •?'  ■■ 


\-      «•■■'■   •     .     .■•      .    -^   '' i       .-■,■■'   '.       ••Vï-  ••■•••,     .' ■    •.«■••    \       -r»'      •  ■    .' 


/^♦•>«:  ■" 


■.;•••,:•*  •^-   *>•■■/, '^  .*;••,•"  ^t-  ..*%..     .»...•,•  .••••.  s'.-- ■       • 


Presented  to  the 

LffiRARY  of  the 

UMVERSITY  OF  TORONTO 

by  the 

INSTITUTE  FOR 

CHRISTIAN  STUDIES 


^^0,  ONTARIO,  ^'^ 


ALGEMEENE 
KERKELIJKE 

GESCHIEDENIS, 

DER. 

CHRISTENEN. 


Li       >t 


;  ji  a  >!. 


,?.  I  Vi  a  Cl  :t  i  ï-i  o  8  vH  d 


ÏT  T{ 


ALGEMEENE 
KERKELIJKE 

GESCHIEDENIS, 


DER 


CHRISTENEN, 


DOOR 


IJSBRAND    VAN   HAMELSVELD. 


VIERDE    DEEL. 


MET       P  L  A  A  T  E  N. 


TE     H  A  A  R  L  E  :\I      B  IJ 

F  11  A  N  g  O  I  S     B  O  H  N, 

M  D  C  C  C  I. 


INHOUD 


VAN     HET 


VIERDE    DEEL. 


DERDE       BOEK. 

Bevattende  liet  derde  tijdperk,  van  de  regecring  van  den 
Keizer  konstantyn  den  Grooten,  in  het  begin  der 
vierde  eeuw ,  tot  de  opkomst  van  mohammed  ,  in  de 
zevende  eeuw. 

EERSTE      HOOFDSTUK. 

Toefland  van  het  Christendom  en  der  We- 
reld —  Staat  der  Geleerdheid,  onder  de 
Heidenen ,  Christenen ,  en  Jooden.  ,    Bladz.      i. 

TWEEDE      HOOFDSTUK. 

Gefchiedenis  der  Christenen,  onder  de  regee- 
ring van  KONSTANTYN  den  Grooten.  .  14. 


DE 


INHOUD. 


DERDE      HOOFDSTUK. 


T 


Gefchicdenis  der  Christenen,  na  de  dood  van 
KONSTANTYN  dcu  Gi'OOtcn ,  tot  dc  dood  van 
juliSan.  .  .  .  .  .    ^  24S. 


.11 


KEPv- 


KERKELIJKE 

GESCHIEDENIS. 

DERDE     BOE    K. 

BEVATTENDE      HET     DERDE     TYDPERK  ;      VAN      DE 
REGEERING     VAN      DEN      KEIZER     KONSTANTYN 
DEN    GROOTEN  ,   IN   HET   BEGIN    DER    VIERDE 
EEUW,   TOT  DE   OPKOISIST  VAN    MOHAM- 
MED,    IN   DE   ZEVENDE    EEUW. 

EEPvSTE      HOOFDSTUK. 

Toeftand   van   het   Christendom   en    der   Wereld  — - 

Staat   der  Geleerdheid^   onder   de  Heidenen  y 

Christenen^  en  gooden. 

JL/aar  wij  een  nieuw  en  merkwaardig  Tijdperk  aan-     ITI 

vangen   te    befchrijven,    in    hetwelk    de  Christelijke    ^^^'^ 

Godsdienst   de    Godsdienst  van   den    Staat ,  in   het  Hoofdf!. 

Romeinfche  Keizerrijk ,  is  geworden ,  en  de   hoogfte  na  C.  G, 

magt    der    Keizers  denzelven ,    met  hunne   befcher-  \     ^  ^  ^' 

ming ,  heeft  begonnen  te  verwaardigen ,  zal  het  no-  Befchrij- 

dig  zijn,  dat  wij  vooraf  een   oog  flaan  op  den  toe-  ving  van 
CL     ^  •       •  1    T       ^1    •         1  1  dentoe- 

ttand,  waarin  zich  het  Chnstendom,  en  de  overige  Hnnd  van 

wereld,  met  betrelddng  tot  den  Godsdienst,  zeden,  en  hetChris- 

gcleerdheid,  met  het  begin  van  dit  Tijdperk,  bevond.  ^^'•'^'^™* 

De  Christenen,  die  zich,  nu  reeds   drie   eeuwen, 

IV.  Deel.  A  in 


ft  K  E  R  K  E  L  JJ  K  li 

III       in  de  wereld,  fbande  gehouden,  en,  op  eene  zoo 

BOEK     xTcrbazende  wijze,  Iiadden  vcnnenigviildigd ,    niet  al- 

Hoofdft.  leen  in  alle  de  Gewesten  van  het   Romeinfche  Rijk, 

na  C.  G.  jYiaar  zelfs   in   Pcrfi'è^  en   anderc   Oosteifclie   Land- 

Tnnr  7  t i 

•'      •    ^'  fchappen ,  dat  zij  allcnvegcn  aanzienlijke ,   en  tabijke 

wel  ingerichte ,  Gemeenten  uitmaakten  ,  hadden  tot 
hier  toe,  in  het  hoofdzaaldijke ,  de  eenvouwigheid 
liuiincr  leere,  en  het  wezenlijke  van  den  Godsdienst 
van  jESus  en  zijne  Apostelen,  behouden,  zonder 
aan  mcnschlijke  voorlchriften  en  bepalingen  onder- 
worpen te  zijn;  hunne  Heilige  Boeken,  de  Schriften 
van  het  Nieuwe  Testament ,  hielden  zij ,  benevens  die 
van  het  Oude  Testament ,  voor  de  eenige  bron  van  hun- 
ne vvctenfchap  en  geloof,  in  de  Godsdienstleere ;  aan  de- 
ze Schriften ,  die  openlijk ,  en  aanhoudend ,  in  hunne 
Gemeenten  werden  voorgelezen,  onderwierpen  hunne 
Leeraars  alle  hunne  voorftellen ,  alles  wat  zij  leerden 
en  fehreven.  Die  "«elfde  eenvouwigheid  heerschte  ook 
nog ,  over  het  algemeen ,  in  hunne  Godsdienst  -  oefe- 
ningen. In  hunne  vergaderingen ,  in  daar  toe  gefchikte 
gebouwen,  bijeengekomen ,  werden  de  Heilige  Schriften 
«"dezen ,  eene  pligtvermanende  Leerreden  gehouden ,  ge- 
beden, gezangen  tot  lof  van  God,  en  de  plegtigheden 
van  Doop  en  Avondmaal ,  gevierd.  Hunne  feestdagen 
waren,  behalven  den  Zondag,  weinige,  en  omtrent 
dezelve  en  andere  omftandigheden  van  vasten  enz., 
o-ebruikten  en  beweerden  de  ondeifcheidene  Gemeen- 
ten hare  vrijheid;  de  zedcntucht  werd  zorgvuldig 
o-eöefend,  en  op  deugd  en  godzaligheid,  volgends 
de  voorlchriften  van  den  Godsdienst ,  acht  gegeven. 
Aan  de  Godlljke- kracht  der  waarheid   dezer  een- 

vou- 


GESCHIEDENIS.  % 

vouwige  leere,  en  <ian  den  ijver  der  Christenen  voor      Ilt 
Godzaligheid,  erj  voor  hunnen  Godsdienst,   kan   de    ^^^^-^ 
vetbazende    voortgang    van  het  Christendom   alleen  noofdrt. 
worden  toegerchreven ,   door  dezen   tocli   werd  zoo-  '«a  C.  G. 
danige   geestdrift    in   de  gemoederen   ontdoken,  dat  '      •'  .'^* 
dezelve,  in  Ibmmige  gevallen  en  peifoncn  ,  zelfö  te 
overdreven,  tot  Dwecjierij   overfloeg,  waar  van  wij, 
in  het   voorgaande  ,    voorbeelden    ontmoet    hebben. 
Trouwens,  het  was  'er  zoo  ver  af,  dat  deze  voC)it- 
gang  door  eenigo   mcnschlijke   magt  of   invloed  be- 
vorderd  werd  ,    dat  het   Christendom  ,    integendeel, 
deze  drie  eeuwen  lang ,  te  kampen  had ,  met  de  magt 
der  Overheden ,  met  den  haat  der  Priefleren ,   met  de 
vooroordeejen  des  volks,   en  zelfs  met  de  fclieipzin- 
Bjgheïd  der  Wijsgeeren,  die  allen  tot  één  doel  werk- 
ten ,  om  dezen  Godsdienst  te  keer  te  gaan ,  en  zelfs  , 
zo  moogüjk ,  uit  te  roejen ,  waardoor  derzelver  belijders 
de  zwaarlle  vervolgingen  hebben  moeten  ondergaan, 
zonder  dat  ons  eenige  blijk  voorkomt,  dat  de  Chiis- 
tenen  zich,  met  openbaar  geweld  of  oproer,  ooit  tegen 
deze  vervolgingen  verzet,  maar  vele,  dat  zij  die  met 
onbegrijpelijke  lijdzaamheid  en  ftandvastigheid  onder- 
gaan en  doorgeftaan  hebben. 

Onze  verbazing  over  dezen  voortgang  der  Chris* 
lenen  moet  nog  toenemen,  wanneer  wij  opmerken, 
Ijoe  vele  omlüindigiieden  bij  de  Christenen  zelve, 
van  tijd  tot  tijd,  wezenlijk  nadeel  aan  hunnen  Gods- 
dienst toebrachten.  Menschlijke  geleerdheid  en 
fch ran derheid ,  van  welke  men,  in  alle  andere  ge- 
vallen, iet  goeds  voor  eenig  genootfchap  of  famen- 
ftel  20U  verwAcluen,  hoe  zeer  zij  dienden,  om  de 
A  a  Hfi- 


4  KERKELIJKE 

Itl       Heidenfche  Bijgelovigheden    ten  toon   te  ftellen,  en 
BOEK     ^g  fpitsvinnigheden  der  Heidenfche  Wijsgeeren  te  we- 
Hoofdfl.  derleggen,  flrekten  te   gelijk,   om    de  eenvouwigheid 
na  c.  G.  (3er  Christelijke   Idere   en   zedekunde  te  verbasteren, 
"^      De  Geleerden   en  Wijsgeeren ,  die  het  Christendom 
omhelsden,  en  beleden,  lieten  zich  veelal  verleiden, 
om  de  Christelijke  leere ,   naar  het  één  of  ander  fa- 
menftel  der   Wijsgcerte,  voornaamlijk   naar    dat  van 
PLATO ,  te  fchikken ,  of  daar  uit ,  zoo  zij  waanden , 
op  te  helderen ,  waar  door  zij   vele    menschlijke    be- 
grippen bij  de  leerflnkken    des   geloofs    voegden ,  en 
den   geheel  eenvouwigen    voordragt    van  jesus   en 
zijne  Apostelen  in  eene   foort  van  Wijsgeerig  famen- 
flel  hervormden,   waar  uit   verfcheidene    dwalingen, 
onbeflaanbaar   met  het  waare   Christendom  ,    haren 
oorfprong  genomen  hebben. 

De  Leeraars  en  Opzieners  der  Christelijke  Ge- 
meenten, die,  als  Geestelijken,  zich  van  de  gemeene 
Leken  begonnen  te  onderfchciden ,  werden,  naar 
mate  het  getal  en  aanzien  der  Christenen  aanwies, 
meer  hoogmoedig  en  heerschziichtig;  fommigen  be- 
proefden zelfs,  met  ftoutheid,  de  vrijheid  der  Chris- 
tenen aan  banden  te  leggen,  en  hunne  gevoelens 
omtrent  leerftukken  en  Kerkgebruiken  aan  hun  op 
te  dringen.  Dit,  benevens  eene  verfcheidenheid  van 
gevoelens,  bracht  partijfchap,  en  fcheuringen  voort, 
welke  aan  de  Heidenen  fchijnbare  tegenwei-pingen 
tegen  de  Christenen  aan  de  hand  gaven. 

Eene  al  te  overdreven  flrenge  zedenleer,  en  eene 
onderfcheiding  van  min  of  meer  volmaakte  Christe- 
nen, onderfleund  door  eene  neiging  en  overhelling 

tot 


GESCHIEDE  xN  IS.  S 

tot  zinliike  denkbeelden  en  begrippen ,  gaf  aanleiding      ITF 
tot  eciie  vermenigvuldiging  van  Kerkplegtigheden ,  en     ^^^'"^ 
tot  verlcheidcnc  bijgelovigheden ,  waar  door  men  zich  Hoofdft. 
aan  cene  uitwendige  vertoning  van  eene  meer  vcrhe-  "^  ^*  ^* 
vene  deugd  vergaapte ,  terwijl  de  kracht  der  Godzalig-  •* 
heid  door  velen  verwaarloosd   werd,  zoodat   men, 
voornaamlijk,    wanneer    tijden   van  wede    en   rust 
verademing  van  vervolging   vergunden ,  al  fpoedig 
over  zedenbederf,  en  allerhande  ondeugden,  onder 
de  Christenen  hoorde  klagen. 

Ondeitusfchen  werd  dit  zedenbederf,  gelijk  ook 
de  heerschzucht  van  fommige  voorgangers  der  Ge- 
meenten, telkens,  beteugeld  en  in  toom  gehou- 
den, bij  het  iiitberflen  eener  nieuwe  vervolging, 
welke,  terwijl  zij  de  Christenen  bedoelde  te  ver- 
delgen, in  de  daad,  dit  uitwerkzel  had,  dat  der 
Christenen  geloof  en  liefde  tot  de  vorige  zuiver- 
heid daar  door  terug  gebracht,  of  ten  minden  de 
verderflijke  uitwerlizelen  van  het  één  en  ander  vcr- 
,hinderd  werden. 

Het  was,  bij  zoodanigen  toefland  der  Christe- 
nen, te  duchten,  dat,  indien  eens  de  Christen- 
Godsdienst  eindelijk  zegevierde,  en  de  vervolgin- 
gen, die  tot  hier  toe  het  uitberllen  der  heersch- 
zucht en  des  Bijgeloofs  wederhielden  ,  geheel  een 
einde  namen ,  door  de  verandering  van  de  gezind- 
heid der  regering,  weldra  het  Christendom  geheel 
gevaar  zou  lopen ,  om  van  zijne  oorfpronglijke  zui- 
verheid en  edeliiartigheid  ,  te  verbasteren.  Deze 
verandering  gebeurde ,  in  het  begin  der  IVde  eeuw. 
As  ea 


6  KERKELIJKE 

Til  en  dé  gevolgen  daar  van  leerden  fpoèdig,  dat  dit 
BuiiK  vooruitzicht  meer  dan  te  veel  gegrond  was. 
Iloofdfl.  Het  Romeinfche  Keizerrijk,  hetwelk 'lang,  door 
nn  c.  G,  binnenlandfche  oorlogen  en  de  invallen  der  barbaar- 
i___l"  fche  volken,  was  gefchokt  geweest,  ftond,  na  de 
Burger-  nedcrlagé  van  maxentius  en  jniaximinus  (*),  on- 
Üainder  ^^^*  '^^  lieerlchappij  van  konstantyn  ,  die  in  het 
werelden  Westen,  en  licinius  ,  die  in  het  Oosten  regeerde, 

des  Rü-    jjQch  eenen  oorlog  tusfchen  deze  twee  Vorllen  ont- 

meiii- 

fchen        ftaan  zijnde,  behaalde  de  dapperheid  en   krijgsërva- 

Pvijks.  Tenheid  van  den  eerflen  de  overwinning ,  zoodat 
■nii  het  geheele  Romeinfche  Keizerrijk  met  alle  des- 
-zclfs  uitgeflrektc  landfchappen  Weder  onder  één 
oppcriioofd,  KONSTANTYN,  vcrëenlgd  werd  ,  die 
dasröm  den  titel  van  ds  Groeten  V^oert,  en  dien 
Wen,  in  de  daad,  als  don  herfteller  van  de  maje- 
fleit  des  Romcinfchen  Rijks  kan  aanmerken,  het- 
welk hij,  door  zijne  magt  en  zorg,  beveihgde  te- 
gen alle  invallen  dêr  nabuurige  volken,  om  welke 
te  beter  in  toom  te  houden,  hij  ook  den  zetel 
des  Rijks  van  Rome  naa  Byzaiithtin  overbracht, 
welke  fi:ad,  van  toen  af,  naar  zijnen  naam,  Kon- 
ftdntinop'olcn  genoemd  is  geworden.  Ten  Oosten 
bleef  de  vrede  met  dö  Perfen  ^  wier  Rijk  door  den 
Tigrisftroom  van  het  Romeinsch  gebied  gcfcheiden 
was,  gcduurende  zijne  regering,  ongclloord.  Ter- 
wijl de  overwinningen  ,  die  Ronstantyn  op  de 
Noordelijke  volken  van  Germani'é  ^   de  Gothen^  die 

een 

(*)  III.  Ded,  BMz.  356  en  363. 


GESCHIEDENIS.  7 

C€n  magtig  rijk,  van  de  zwarte  zee  af,   langs    den     Ilf 
Donnu ^   tot   aan   den    Theis ^  gefticht    hadden,   de    ^'^^ 
Franken  en   Alemanfien    aan    den    Rh'^n  ,    en    de  Hoofdf!. 
Saxen  en  Friezen  ^  daar  deze  rivier  zich  in  zee  ont-  "^  C.  G. 
lastte ,  behaald   liad ,  het  rijk  van  die   zijde  genoeg-  y  ^  ^' 
zaam  beveiligden. 

Plet  aanzien  en  gezag  van  den  Heidenfchen  Gods-  Heideii- 

fche 
dienst,  die  tot  nog  toe  de  heerfchende ^  of  de  Gods-  Gods- 
dienst van  den  Staat  was,  had,  naarmate  de  Chris- dienst, 
teiijke  Godsdienst  zich  meer  uitbreidde,  veel  van  haar 
aanzien  verloren  ,  maar  bleef  echter  nogfteeds,  onder- 
ilcund  door  het  burgerlijk  gezag,  de  vooröordeclen  des 
volks,   aanprijzing  van   hare   oudheid,   en  verband 
met  den  welvaard  des  rijks ,  als  ook  door  de  pracht 
der  uiterlijke    Kerkgebarcn  ,    ilandhouden.     Terwijl 
de   Wijsgceren  hun  best  deden ,  om  ,    door  AïlegO' 
rifche    Verklaringen ,    en    door    hunne   fpitsvinnige 
onderzoekingen ,  nopens  de  natuur ,   eigenfchappen  , 
en    werkingen   der   Goden   en  Geesten ,   het   onge- 
rijmde en  wanvoeglijke    van   dezen  Godsdienst  weg 
te  nemen. 

In  de  Wijsbegeerte,  had  de  iir/^c///!-/^.?  of  iV/VwH'- Wijsgeer- 
Platonifche  ( *  ) ,  bijzonder  door  het  vernuft  en   de  ^^*  ^^^^' 

,  BLICUUS. 

pogmgen  van  plotinus  en  porfyrius  (f)?  alle 
de  oude  leerftelzels ,  alleen  de  Arifhtelifche  uitge- 
zonderd, verdrongen,  en  den  hoogllen  bloeiftand 
bereikt.  Deze  fchool  had,  onder  de  regering  van 
KONSTANTYN,  ceueu  grootcu  voorftander   aan  jam- 

BLI- 

(*)  Zie  het  II  Deel,  Bladz.  319  volgï^. 
(t)  III.  Deel,  Bladz.  213. 
A4 


8  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ITI       BLiCFius  ,    eenen    Syriër  ,    die   in   Wijsgeerige    en 
BOEK     Meetkundige  Geleerdheid  uitmuntende,  behalven  de 
Hoofdfl.  Grieldche,    ook    de  Egijptifche   en   Chaldeeuwfche 
r.a  C.  G.  Wifsgeerte  beoefende,     üezc  wist  zich  zelven ,  door 
,  Zijne  itrenge    zedenleere   en  dweeperijën,  den  naam 

te  bezorgen,  dat  hij  met  geesten  verkeering  had, 
en  door  hun  vermogen,  wonderen  kon  verrichten. 
Men  verhaalde  van  hem,  dat  men  hem,  onder  het 
doen  van  zijn  gebed,  in  de  lucht  had  zien  zwe- 
ven, en  eene  fchitterende  gedaante  aannemen;  op 
-een'  anderen  tijd  zal  hij  twee  befchenn geesten  van 
ivaraie  bronnen  hebben  opgeroepen.  Hij  heeft  ver- 
ïcheidcne  werken  gefchreven,  in  eenen  duifteren  en 
Tuwen  ftijl,  in  welke  hij  het  waggelend  Heidendom 
zoekt  te  onderfchragen ,  zonder  echter  tegen  het 
Christendom,  waar  uit  hij  zelfs  veifcheidene  zeden- 
kundige voorfchriften  overnam ,  openlijk  haat  te  beto- 
nen; trouwens,  de  verandering  der  tijden  en  omftan- 
-digheden  raadden  hem  behoedzaamheid  en  voorzich- 
tigheid aan  C*).  Hij  fchreef ,  in  navolging  van  filos- 
TRATUS  en  PORFYRius  ,  eene  Levensbefchrijving  van 
PYTHAGORAS  ,  welkcn  A'Vijsgeer  hij ,  als  wonder- 
doener, tegen  over  Christus  en  de  Apostelen  ftel- 
dc.  Deze  Levensbefchrijving  van  pythagoras  door 
TAMBLiCHUS  is  van  LUDOLF  KUSTER  te  Amjlerdam 
3707  in  4to  uitgegeven.  Voornaamlijk  is  zijn  Werk 
êver  de  Verhor  genheden    of  Mijfleri'én   bekend    ge- 

wor- 
(*)  ErNApius,  de   vith   Sophist.  p.  zj.   Bafil.    15P4. 
4ta.  zelf  eei  ^Ujsgeer  van  dezen   aanhang,   fchrijft  danr 
aan  ook  zijne  opzctüjke  duillerhcid  van  llijl  toe. 


GESCHIEDENIS.  9 

worden  ,   waar    in   hij    eene    hoogere  wijsheid   wil     Ilf 

leeren ,  waar  door  de  Christelijke  nutteloos  zou  ge-    °^^'^ 

maakt  worden ,  maar  welk  Werk ,  door  duifterheid ,  Hoofdll. 

ffrootendeels   onverllaanbaar  ,   en  vol  dweeperij   is.  "^  C.  G. 

T33r  '^  I  "^ 
Hij  verklaart,  in  dit  Werk,   uit  Egijptifche,  Chal-  \ 

deeuwfche,  en  andere  beginfelen,  inzonderheid,  de 
Theurgle ,  of  de  geheime  wetenfchap  van  de  wer- 
king der  geesten ,  en  de  wijze ,  om  met  dezelve 
gemcenfchap  te  krijgen  ,  en  daar  door  wonderda- 
dige kunden  te  verrichten;  ten  dien  einde  ont- 
vouwt hij  de  kennis 'van  God,  Goden  en  Demons , 
de  Voorzienigheid  der  Goden,  gebeden,  offeran- 
den en  foortgelijke  onderwerpen.  Dit  Werk  is 
door  THOMAS  gale  ,  in  het  ooifpronglijk  Grieksch 
met  eene  Latijnfche  Overzetting,  en  geleerde  Aan- 
tekeningen, te  Oxford  1678.  8vo,  in  het  licht  ge- 
geven. jAMBLiCHUs  overleed ,  omtrent  het  jaar 
333,  en  liet  zijnen  Wljsgeerigen  aanhang  in  zeer 
ongunflige  omllandigheden ,  naardien  deszelfs  leden 
zich,  uit  vrees  voor  de  Christenen,  verborgen,  en 
met  vervolging  gedreigd  werden.  Ten  minften, 
één  van  zijne  vermaardile  leerlingen  ,  sopater, 
die  zich  aan  het  Hof  van  konstantyn  te  Kon- 
fiantimpolen  waagde,  om,  indien  mogelijk,  dea 
ijver  van  dien  Vorst  ten  voordeele  der  Christenen, 
en  tegen  den  Heidenfchen  Godsdienst,  door  zijne 
vertogen  te  lenigen  ,  maakte  hier  door  den  haat 
der  Hovelingen  tegen  zich  gaande,  en  als  tegen- 
winden den  toevoer  van  granen  naa  de  hoofdltad 
verhinderden,  waar  door  duurte  van  levensmidde- 
len ontllond,  en  het  volk  riep,  dat  de  tcveraar 
A  5  so- 


lo  K  E  R  K  E  L  IJ   K  E 

Ifl       SOPATER  de   wind  had    vastgckluirtcrd ,  was  kon- 
boek     STANTYN  zwak  genocg ,  om  hem  ter  dood  te  laten 
Hoofdft.  brengen,  ten  einde  men    hem  niet   verdenken  zou, 
nn  C.  G.  dat  hij  weder  tot  het  Heidendom  neigde. 
12-—-.'     ^^   overige    wctenichappen    en    kunden    waren. 
Geleerd-  onder  de 'Heidenen ,  thans  Ilerk   aan   het  afnemen; 
Beidden     j^^^,^    i,^^^  flechts  eenige  op  zijn   best    middelmatig: 
te     noemen    Gefchiedfchrijvers    van    de    Keizerlijke 
Gefchiedcnis ,  (  Hifioria  August tC    Scriptores ,  )   vo- 

PISCUS  ,      I.AMPRID1ÜS    5     en     JüLIUS     CAPITOLINUS. 

De  oude  Romeiniche  Wellprelcendheid  werd  door 
de  Oude  Lofredenaren ,  onder  welken  nazarius 
thans  de  vcrmaardfte  was ,  nog  geoefend ,  maar  ver- 
basterd, doordien  men  zich  vergaapte  aan  fpitsvin- 
nigheden  of  gezwollenheid  van  uitdrukkingen  en  ge- 
dachten. De  beeldende  en  bootzende  kunflen  kwijn- 
den,  en  verloren  van  tijd  tot  tijd  hare  waarde, 
door  het  invoeren  van  eenen  valfchcn  fmaak.  Ook 
hadden  zij  in  de  laatfte  Heidenfche  Keizeren  weinige 
bcgunftigers  of  aanmoedigers  gevonden;  de  pracht 
van  den  Heidenfchen  Godsdienst  had  haar  nog 
liceds  voedzel  gegeven,  maar  ook  dit  verminderde 
van  tijd  tot  tijd ,  naar  gelang  van  het  verval  van 
dezen  Godsdienst.  Allengs  gingen  zij,  toen  de 
voordelen  en  aanmoedigingen  van  den  kant  der 
Christenen  begonnen  toe  te  nemen,  tot  óqzq  over, 
welke,  ten  dezen  tijde,  gelijk  wij,  In  het  vóórgaan- 
dr:  Deel,  gezien  hebben ,  reeds  verlchciden  geleer- 
den maimcii  onder  zich  hadden.  Zelfs  begon  de 
Dichtkunde  onder  lien  te  ontluiken ,  in  welke  cajus 
VETïïUS  AQUILINUS  jüVENCus ,  dic   uit  ecu  voor- 


GESCHIEDENIS.  ii 

imam  gedacht  in  Spanje  afftamde,  en  aldaar  bij  III- 
ecue  Christelijke  Gemeente  den  post  van  Ouderling  ^^i"^ 
bekleedde,  omtrent  het  einde  der  regering  van  kon-  Hoofdfï. 
STANTVN  den  Grooten,  eenigen  roem  verwierf  C*\  ?J^  ^*  ^* 
Hij  fchrcef  de  EuangeUe-Gefchiedenis  in  vier  finp^ 
ken ,  Latijnfche  zcsvoetige  Verzen.  QHi/Iorice  Euan- 
gelicce  Lihri  IV.)  Hij  volgt  deze  Gefchiedonis , 
bijzonder  naar  het  Euangelie  van  mattheus  ,  op 
den  vuet ,  en  maar  zelden  veroorlooft  hij  zich  eeni- 
ge  weinige  bijvoegzelen,  liocwel  het  hem  niet  ge- 
heel aan  Dichterlijke  bekwaamheid  fchijnt  ontbro- 
ken te  hebben;  in  zijne  \''oorrede  belooft  hij  zich, 
in  navolging  van  ovidics,  in  het  flot  van  zijne 
Herfcheppiiigen^  de  onfterflijkheid  van  zijn  ^Verk, 
welke  de  ondergang  der  wereld  hem  niet  ontroven 
zal.  Voorts  matigt  hij  zich  vele  vrijheid  aan,  in 
het  fmeden  van  nieuu^e  woorden  ,  en  is  tevens 
onachtzaam  omtrent  de  maat  der  Lettergrepen.  Zijn 
arbeid  kon  zeker  veej  nuts  ftichten,  om  de  Heide- 
nen met  de  Euangelie -Gefchiedenis  bekender  te  ma- 
ken ,  men  kan  zelfs  nog  heden  van  dcnzelven  eenig 
gebruik  maken,  om  de  toen  heerfchende  uitlegging 
van  fommige  plaatzen  te  leeren  kennen ,  als  ook  om 
'er  enkele  verfchillende  lezingen  uit  op  te  zamelen, 
waar  omtrent  evenwel  behoedzaamheid  nodig  is', 
omdat  de  Dichter  nu  en  dan  een  ander  woord  tot 
opheldering  gebruikt,  george  fabricius  heeft:  dit 
Dichtwerk ,  in  zijne  Verzameling  van  oude  Christen- 

Dich- 
C*)  HiERONYM.  CataL  SS,  Ecclci.   Cap.   84.  Kp,  84. 
(ld  Magnum.  Commevt.  in  Maith.  Cap,  6. 


ï*  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ÏII       Dichters,  (^Poeta  Vet  er  es  Ecclejtaftici  p.  451.  fqq, 
I50EK     Baftl.   1564  4to. )  geplaatst;  de  beste  en  vollediglte 
Hoofdft.  uitgave  is  van  erhard  reusch  QFrankf.  en  Leip- 
na  C.  G.  zig  1710.  8vo. )    Nog  heeft  eduard  martene  (*) 
^      ^  ^'  de    Dichtkundige   Overzetting  van  het  eerde  Boek 
van  MOSES,  QLiher    in    Genefin^^   van  juvencus 
het  eerst  in  het  licht  gebracht ,  waarvan  de  vier  eer- 
fte  Hoofdflukken ,   onder    den    naam   van  tertul- 
LIANUS  5    ook  wel  van  cyprianus  ,   reeds  te  voren 
gedrukt  waren  geweest.    Een  ander  gedicht  van  ju- 
vencus ,  hetwelk ,  vvaarfchijnlijk ,  de  Kerklijke  pleg- 
tigheden  befchreef ,  onder  den  Titel ,  {Sacramentorum 
Ordo ,)  is  niet  bewaard  gebleven. 
Staat  der       De  toeftand,  in   welken   de    "Joden  zich,  in  het 
Joodeu.    ]j£gji-(  yj^ii  ^ix.  Tijdperk,  bevonden,  was  niet  ongun- 
llig.     Zij  waren,  in  de  meeste  landen   van  het  Ro^ 
meinfche  Rijk ,  vooraaamlijk  in  het  Oosten ,  als  ook 
in    Pcrfië ^  zeer   talrijk,  en    hadden  het   genot   van 
vele    burgerlijL'e    en    kerkelijke    voorrechten.      Hun 
Patriarch  was  het  opperhoofd  der  overal  verftrooi- 
de  natie,  in  alles,  wat  den    Godsdienst  en  Weten- 
ichappen  betrof;  ja  zelfs  in  de  uitoefening  van  het 
burgerlijk  Recht,  zoo  ver  het   met  de  Romeinfche 
Regering,  en    derzelver   omiiandigheden   beftaanbaar 
was.     Aan  dezen  Patriarch  gaven  de  Keizers  zelve 
den  titel   van    lUuJlris   en    Clarisfimus ;    hem    werd 
jaarlijks  de  fchatting  betaald,   êJie.  de  Jooden   voor- 
maals  ten  behoeve  des  Tempels  te  'Jerufalem  plag- 
ten  op  te  brengen,  en  onder  hem  Hond   eene  aan- 
zien* 
(*)  Nova  Collectio  veit,  mcnum,  T,  JX.  p,  i6,  fq. 


GESCHIEDENIS.  ï3 

zienlijke  menigte  van  Opzieners,  Richters,  en  Leer-  III 
aars,  onder  welke  de  laager  Patriarchen  behoor-  "'^!-'^ 
den ,  die  over  de  Joodcn  in  bijzondere  Gewesten  Hoofdfï. 
het  befhiur  hadden.  Bchalvcn  hunne  Sij  na  gogen  n^-  C.  G, 
en  Sijnedriën  hadden  de  Jooden  ook  nog  verfchei-  ^ 
den  bloejende  Schooien^  onder  welke  de  voornaam- 
de  waren  Tiberias  'm  Palajfina ,  Sora ,  Fumheditha  , 
en  Nahardea  in  Babylonië.  De  voornaamlte  oefe^ 
ning  der  Leeraaren  op  dezelve,  die  ten  dezen  tijde 
Amoreen  genoemd  werden,  was  de  uitlegging  der 
Mofa'ifche  Vkqx.^  en  de  verklaring  der  Mifchna^ 
waar  uit  de  Gemara  ,  of  Commeutarius  over  de 
Mifchna^  ontdaan  is;  evenwel  verwaarloosden  zij 
ook  andere  Wctenfcliappen  niet  geheellijk.  Kort  na 
het  begin  van  dit  Tijdperk ,  hadden  de  Jooden  on- 
der andere  geleerde  Mannen,  voornaamlijk.  Rabbi 
üiLLEL  den  Jongen ,  die  omtrent  het  jaar  358  hun- 
ne Jaarrekening,  of  Kalender^  in  die  orde  bracht, 
waar  in  dezelve  zich  nog  heden  bevindt.  Onder  de 
regering  echter  van  konstantyn,  kwamen  reeds 
verfcheiden  Wetten  uit  ,  die  de  Jooden  naauvver 
in  hunne  voorrechten  bepaalden,  ten  einde  hunne 
pogingen  tegen  te  gaan,  waar  door  zij  zich  onder 
de  Christenen  zochten  uit  te  breiden ,  en  voornaamlijk 
hunnen  dikwerf  betoonden  haat  tegen  den  Christe- 
üjken  Godsdienst  te  beperken. 


TWEE- 


14  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 


TWEEDE    HOOFDSTUK. 

Gefchiedenis  der  Christenen^  onder  de  regering  van 
Konftantijn  den  Groot  en. 

III       In  dessen   (laat   van    zaken  ,    gebeurde   die    groote 

^^J^     verandering,  waar   van  wij   reeds  hebben  begonnen 

Hoofdll.  te  fpreken,   waar    door    het   Christendom    de    heer^ 

nzC.Q. jchende  Godsdienst,   in    het  Romeiniche   Rijk,    ge- 

Jq^'^ ^^^]  worden  is,  zedert  de  Keizer  konstantyn  de  Groo- 

•  te  openlijk   het   Christendom  heeft  omhelsd  en  bc- 

^P'^'-      kden. 

dienst 

van  KON-      Konstantyn,  wiens  Vader,  konstantius  ciilo* 

STANTYN.  i^us ,  den  Christenen,  \n  zijn  gebied,  reeds  bcgun- 
ftigd ,  en  zich  hunnen  vriend  betoond  had ,  open- 
baarde ,  toen  hij  zijnen  Vader  in  het  jaar  306  in  de 
regering  opvolgde ,  dezelfde  goede  gezindheid  jegens 
hen ,  door  hun  vrijheid  van  Godsdienst  -  oefening  te 
verlenen  (*).  Naar  het  fchijnt,  volgde  hij  het  ge- 
voelen van  zijnen  Vader,  en  geloofde  in  ée'nen  op- 
perden God  ,  doch  tevens  mindere  Godheden  en 
hemelfche  wezens  erkennende ,  die  door  de  mcnfchen 
vcrfcheidenlijk  konden  gediend  en  vereerd  worden ; 
vv'aar  uit  voortvloeide^  dat  elk  in  zijnen  Godsdienst 
vrij  en  onbelemmerd  behoorde  te  wezen.  AMj  kun- 
nen deze  gevoelens  van  konstantyn  met  genoeg- 
zame zekerheid  opmaken,  niet  alleen   uit   het  bevel- 

fchrirt 
(*)  Z;e  ons  lil,  Drcl Blif^z.  3op. 


GESCHIEDENIS.  15 

fchrift  van  het  jaar  311,  hetwelk  eigenlijk  door  ga-     IIÏ 
LERius ,  ten  behoeve  der    Cliristenen,   werd   lütge-    ^^^^ 
Viiardigd  (*),  maar  voornaamlijk  uit  dat  van  het  iioofdfï, 
jaar  312,   hetwelk  zijnen  oorfprong  van    konstan- "^  C.  G. 
TYN  had,  en  door  hem   en   licinius   werd   afge- •'  .    r,S 

kondigd  (f),  waar  in  deze  Vorllen,  volgends  lac- 

TANTius  (§),  zeggen:  „  Wij  hebben,  derlialvcn, 
„  goedgevonden,  dezen  onzen  heilzamen  en  op  de 
„  allerbeste  redenen  gegronden  wil  vast  te  (lellen; 
,,  dat  in  't  geheel  aan  niemand  de  magt  geweigerd 
„  worde  ,  om  de  inzettingen  of  Godsdienst  der 
„  Christenen  te  volgen  of  te  verkiezen;  maar  dat 
„  het  een'  iegelijk  vrijfta ,  zijne  zinnen  op  dien 
„  Godsdienst  te  vestigen ,  welken  hij  voor  zich  den. 
„  ooirbaarften  vindt;  opdat  de  Godheid^  rt'ier  die;7sf 
5,  w//,  met  ongedwongen  gemoederen ,  opvolgen  ^  ons 
„  in  alles  hare  gewone  gunst  en  goedertierenheid 
„  moge  bewijzen."  Deze  Godheid,  welke  de  Kei- 
zers zeggen ,  mei  ongedn'ongen  gemoederen  te  die- 
nen, is  de  Godheid  des  Hemels  ^  welke  die  ook  zij  ^ 
gelijk  zij  zich  een  weinig  te  voren,  in  dat  zelfde 
Bevelfchrift ,  hadden  uitgedrukt. 

Dus  was  dan  konstantyn,  indien  men  wil,  een 
Deist ,  die  eene  vrijheid  van  Godsdienst  voorltond , 
en  uit  dien  hoofde  ook  de  Christenen  niet  wilde  ver- 
volgd hebben;  maar  voor  het  overige  volgde  hij, 
in  het  eerst,  den  eeredienst  van  den  Heidenfchen 

GodS' 
»   (*)  III.  Deel,  Bladz.  352. 

(t)  III.  Deel,  Bladz.  359. 

(,%')  De  Mortih.  Perfecntt,  Cap.  48. 


i5  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  Godsdienst  5  als  zijnde  den  Heerfchenden  of  den  Go ds- 
^^^^  dienst  van  den  Staat;  Iiij  nam  deszelfs  plegtigheden 
Hoofdrt.  waar,  en  vierde  zelfs  de  vvreede  openbare  fchouw- 
na  C.  G.  fpelen ,  in  welke  hij ,  na  eene  overwinning  op  de 
m^ l^^^' Franken  behaald  te  hebben,  hunne  gevangen  Ko- 
'  ningen  voor  de  wilde  beesten  liet  werpen. 

Hijbe-  Van  tijd  tot  tijd  echter,  betoonde  hij  den  Chris- 
de"chn"s.  '^^"^"  ^^^^'  g^inst  en  genegenheid ,  voornaamlijk ,  na 
tenen  van  zijne  overwinning  over  maxentius  ,  in  het  jaar  31a, 

ti]d  tot     hoewel  hij ,  no^  zeven  of  acht  jaren  na  deze   over- 

li]dmeer,     .     ,         .         '■  ,         ,,^  •",       ,,„  ,    , 

en  wordt  wnining ,  m  openbare  Wetten ,  den  Wichelaren  vnj- 

eindelijk  j^gid  gaf,  om  hunne  kunst ,  mids  in  het  openbaar , 
der  van "  ^^  oefenen  (  *  ) ,  ja ,  indien  wij  zosimus  ,  eenen  Hei- 
het  Chris- denfchen  Gefchicdfch  rijver ,  geloven  mogen  (f)? 
tendom.  j^^j^^g  j^y^  j-jgg  langen  tijd,  na  het  bezit  des  Rijks- 
beftuurs  verkregen  te  hebben ,  het  oor  aan  deze 
Heidenfche  Wichelaren ,  en  gaf  hun ,  in  vele  geval- 
len ,  geloof.  Eindelijk ,  ook  licinius  ,  den  laatllen 
Medekeizer,  in  het  jaar  323  uit  den  weg  geruimd 
hebbende,  kwam  konstantyn  meer  openlijk  voor 
den  Christelijken  Godsdienst  uit,  en  gaf  zoodanige 
verordeningen ,  door  welke  hij  denzelven  tot  ócn 
heerfchenden  of  den  Godsdienst  van  den  Staat  maakte, 
ook  gedroeg  hij  zich  voorts  zelf  als  een  Christen , 
die  dezen  Godsdienst  beleed,  alhoewel  hij,  eerst  op 
het  einde  van  zijn  leven,  door  den  Doop,  plegtig 
in  de  gemcenfchap  der  Kerk  is  aangenomen. 

Ho« 

(*)  Cod.  Theodos.  Lihr.   IX.   Tit.    \6.   Leg.    i    en   2. 
en  Libr.  XVI.  Tit.  10.  Leg.  i. 

(t)  Hist.  Libr.  II.  pag.  103.  Ed.  Oxon.  16'^ 9.  8 ra. 


GESCHIEDENIS.  I7 

iTöe  zeer  men,  den  ftaat  der  wereld,  en  het  be-     Iir 
loop  van  zaken ,  menschkimdig ,  nagaande ,  dit  gedrag    ^^.^^ 
van  KONSTANTYN  zccr  natuurlijk  zal  kunnen  vinden,  Hoofdd; 
fen  in  dit  natuurlijke  zou  kunnen  berusten ,  hebben  "^  ^'  ^» 
nogtlians  ,    van   cerflen   af,   de   Gefchiedfchrijvers ,  ^ot  3-^7! 

zoo  Christenen  als   Heidenen,  die   de    daaden  van  

KONSTANTYN  hebben  befchreven ,   nader  onderzoek  ^6<^^,'?c'' 
gedaan  naar    de  redenen  van   den  overgang  dezes  nen  over- 
Kcizers ,  tot  het    Christendom  ,    en  ,    door  hunne  P"5J^°5 
verfchillcndc   berichten  daaromtrent,   voor  later  ge- tcndom. 
leerden  dit  onderzoek  min  of  meer  noodzaaldijk  ge- 
maakt. 

EuSECius ,  een  tijdgenoot  van  konstantyn  ,  die  Verhaal 
aan   zijn  Hof  verkeerd  ,  en  gemeenzaam  met  den  vanEu- 

ir  f  ....      ^  ...    .  SEBIUS, 

Keizer   was  ,   geelt  ons  ,   m  zijne  beichnjvuig  van  aano-aan- 

het  leven   van   dezen   Voorst  (*},   een  breedvoerig  de  het  te- 

verhaal    van    een    hemelsch    gezicht    en    godlijken  |^j.^jj^ 

droom,    welke   voor  konstantyn    de  aanleidende  doorhem 

oorzaak  tot  zijne    bekeering    en    overgang   tot  het  f ^"   ,  "  - 
,        .  ^  °  hemel  ge» 

Christendom  zal  geweest  zijn.     Zijn  verhaal  komt  zien. 

hoofdzaaklijk  op  het  volgende  neder.  Toen  deze 
Keizer,  in  het  jaai*  311,  befloten  had,  de  Hoofde, 
flad  Rome  te  bevrijden  van  de  overweldiging  van 
maxèntius  (t),  en  nu  den  togt  flond  te  aanvaar- 
den, maakte  hij  zvVarigheid,  uit  hoofde  der  tover- 
kunften,  waar  van  de  Dwingeland  liulp  zocht,  om, 
zonder  den  bijlland  van  een  hooger  Wezen,  den 
oorlog  te  ondernemen.     Derhalven,    overwegende, 

wel- 

(*)  Libr.  I.  Cap.  z6.  volgj^. 

(t)  Vergel.  ons  III  Dee/,  Bladz,  35^:, 

IV.  Deel;  B 


l8  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ni  welken  God  hij  tot  zijnen  befchcrmer  zou  verkie- 
^'^^^  zen  ,  herinnerde  hij  zicli ,  hoe  de  mcesten  zijner 
Hoofdft.  voorzaten  in  de  regering,  die  vele  Goden  gediend 
na  C.  G.  en  vereerd  hadden ,  door  vallche  voorzeggingen  en 
tot  337.'  Godfpniken  bedrogen  ,  en  eene  ongeliilddge  dood 
«  geftorven  vv.iren;  doch  dat  zijn  Vader  alleen,   die, 

geduurende  zijn  geheele  leven,  den  éénigen  en  al- 
lerhoogden God  liiid  gediend ,  door  dezen  berchemid 
en  met  alle  heil  befchonken  was  —  Ook  was  van 
die  Vorilen,  die  met  eene  menigte  Goden  biaxen- 
-Tius  hadden  beoorloogd,  de  één,  (severus,)  van 
zijn  volk  verlaten,  ter  dood  gebracht,  terwijl  de 
ander,  (galerius,)  met  fchande  terug  had  moe- 
ten keeren.  Deze  overwegingen  deden  hem  beflui- 
ten,  om  alleen  den  God  zijns  Vaders  te  verëeren. 
Dezen  bad  en  üiiieekte  hij  dan  ,  allerërnftigst,  dat 
hij  zich  aan  hem  te  kennen  geven,  en  hem  bij  de 
tegenwoordige  onderneming  zijnen  bijltand  verlenen 
wilde. 

„  Als  de  Keizer  dus  bad  en  ootmoedig  fmeekte ," 
vervolgt  EusEBius  (*),  5,  is  hem  een  zeer  vreemd 
godlijk  wonderteken  verfchenen.  Hetwelk ,  indien  het 
door  iemand  nndcrs  verhaald  was,  niet  gemaklijk 
2^ou  aantenemcn  zijn.  Maar,  alzoo  de  zegevierende 
Keizer  het  aan  ons,  die  dezQ  Gcfchiedenis  befchrij- 
ve^n,  langen  tijd  daarna,  toen  wij  met  zijne  verke- 
ring en  vertrouwen  verwaardigd  waren,  naauwkeu- 
rlg  heeft  verklaard ,  en  zijn  verhaal  met  eeden  be- 
vc^igd  liejfr,  wie  zou  dan  zwarigheid  maken,  om 

dit 
(*)  L.  c.  Cap.  aS. 


GESCHIEDENIS.  19 

dit  verbaal  geloof  te  geven?  voornaamlijk,   omdat     II t 
de  volgende  tijd  een  waar   getuigenis  aan    hetzelve    ^^.V^ 
heeft  bijgezet.     Hij  verhaalde  dan,  op  den  middag,  Hoofddi 
als   de  zon  naa  het   westen  begon  te  hellen,  met  "^  ^' ^* 
zijne  eigene  oogen ,   aan  den   hemel ,  het  zegeteken  ^ot   337I 

des  kruis,   uit  Hebt   bellaande,   boven  de  zon   ge- 

plaatst,  gezien  te  hebben,  met  dit  bijfchrift:    Over- 
win hier  door!  welk  gezicht  hem   en  alle  de  krijgs^ 
lieden,  die  hem  op  zekeren  togt  verzelden,   en  dit 
vvondeiteken  ook  aanfchouwden ,  ten  hoogden  ont- 
ftelde.     Nog  echter  bleef  de   Keizer  ,   gelijk  hij  zei- 
de,  onzeker,  wat  dit   veifcliijnfel   betekende.     Hier 
over  denlcendc   en    alles   overleggende ,    kwam    de 
nacht  aan,  in  welken  hem,  indenflaap,  de  Chris- 
tus van  God  verfcheen ,  met  Jietzelfde  teken ,   dat 
hij   aan   den   hcïnel    gezien   had,   hem   gebiedende, 
eene  afbeelding  van  dit ,  aan  den  hemel  verfchenen , 
teken    te    laten   maken,    en    hetzelve   tegen  alle  de 
raadOagen  zijner  vijanden  als  een  belchermmiddel  te 
gebruiken.     Met  den  dageraad  opgellaan  zijnde,  ver- 
haalde   de    Vorst   dit   geheim    aan    zijne    vrienden. 
Vervolgend s  de  kunftenaars  in  goud  en  juwelen  ont- 
boden hebbende ,  befchreef  liij  de   gedaante  van  het 
vvondeiteken  met  woorden,  hun  belastende,  hetzel» 
ve  van  goud  en  edelgefteenten  na  te  maken."    Het- 
welk wij,  zegt  EusEBius  (♦),  meermalen  met  onze 
oogen   gezien   hébben.     Het   was   van  de  volgende 
gedaante:    Een  lange  fpies,  met  goud  overtrokken, 
had  een  dwarshout,   in  de   vorm    van  een    kruis  ^ 

(•*)  i.  c.  Caf,  30. 

B  j 


20  KERKELIJKE 

III      boven  op  de  punt  van  alles  was  eene  kroon,  vaii 

BC)EK     kostbare  juwelen  en  goud  faamgcftcld ,  vastgemaakt* 

Hoofdrt.  Daar  op    was   het  teken    der  heilzame  aanroeping* 

m  C.  G.  zijnde    de   beide    eerlle  letters    van   den   Grieklcheii 

tot  307  naam,  X^^fof,  in  malkanderen  gevlochten,  hetwelk 

■ de  Keizer  naderhand  ook  gewoon    was  ,    op  zijn* 

helm  te  dragen.    Aan  het  dwarshout  hong  eene  vier* 
kante  banier  of  ftandaard ,  van   purper  geborduiu'de 
zijde,    met  juwelen   omzet,  en    met  goud    gatlikt, 
hetwelk  door  zijnen  fchitterenden   luiller  en    onbe- 
fchrijfiijk  fraajc  vertoning  aller  oogen  tot  zich  trok. 
Boven  hetzelve ,  onder  het  teken  des  kruis ,  zag  men 
de  borstbeelden  van  den  Keizer  en   zijne  Zoonen  ^ 
van  goud.  Dit  heil-aanbrcngcnd  teken  voerde  de  Kei*- 
zer  overal  met  zich,  als  een  beichermmiddel,  tegen 
alk' dé  magt  zijner  vijanden,   ook  liet  hij  dergelijke 
naar  dit  voorbeeld  vervaardige  veldbanieren  voor  alle 
zijne  legers   vooruit  dragen.     Doch   dit  had  nader* 
hand  plaats.     Thans  door  het  wonderbaar  gezicht 
verbaasd ,  vastgefteld  hebbende ,  geenen  anderen  God 
te  verëeren,  dan  die  aan  hem  verfchenen  was,  ont- 
bood hij  de  uitleggers  zijner  verborgenheden ,  welke 
hij  vraagde:   wie  deze  God  ware,  en  wat  de  ver-* 
icliijning  van  dit  teken  beduidde?    Deze  verklaarden 
hem  ,    dat   het  God  was  ,   de   eeniggeboren   Zoo» 
van  den  éénen  en  eenigen   God ;   en  dat  het  hem 
verfchenen  teken    het    teken    der    onfterflijkheid   zij„ 
het  zegeteken  der  overwinning,  welke  deze,  weleer 
op  aarde  gekomen,  over  de  dood  behaald  had.     Te- 
vens ontvouwden  zij  hem  de  redenen  van  deze  zijne 
komst,  en  van  zijne  menscliwording,  naauwkcurig, 

en 


GESCHIEDENIS.  &i 

en  alles  wat  hij  onder  de  mcnfchen  verricht  had.      IIÏ 

KONSTANTYN  gaf  huii  oiidcrwijs  gehoor,  terwijl  hij    ^^^^ 

zich  over  de  Godlijke  verfchijning ,  die  hem  gebeurd  Hoofdft. 

was,  verwonderde;  en  het  één  met  liet  ander  ver- "^  C.  G. 

Tnsr  "^  I  "^^ 
gelijkende,  werd  hij  in  zijn  gemoed  verfterkt,  zich  ^^^  23?! 

verzekerd  houdende,  dat  deze  kennis  hem  van  God • 

zelven  geleerd  was.  En  nu  begon  hij  zelf  de  God- 
lijke fchriften  te  lezen ,  en  tenvijl  hij  de  Priefters  van 
God  tot  zijne  verkering  toeliet  ,  begreep  hij  den 
God,  die  hem  verfchcnen  was,  op  het  hoogst  te 
moeten  verëeren.  In  dit  goed  toeverzicht  op  Hem, 
trok  hij  voorts  tegen  den  dwingeland  op,  om  dcsr 
zelfs  woede  uit  te  blusfcheii. 

Het  is,  in  de  daad,   opmerldijk,   dat  eusebius,  Dericht 

of  liever  de  Keizer  konstantyn  ,   op   wien  euse-  ^'"!,^"?".^' 

'      ^  re  Schnj- 

Bius  zich  beroept,  en  uit  wiens   mond  hij  dit  be-  vers. 

richt  te  bock  ftelt,  de  eenigfte  getuigen  is  van   dit 
wonderbaar   gezicht    aan   den    Hemel.    Geen  ander 
Kerklijk  Gefchiedfchrijver ,   ziüken  uitgezonderd,  die 
het  verhaal  van  eusebius,   letterlijlv,  overfchrijven , 
fchijnt  'er  iet    van  te  weten,     lactantius,   insge- 
lijks een  tijdgenoot   van    den  Keizer  konstantyn, 
wiens  Zoon ,  krispus  ,  hij  onderwees  ,  fchrijft  bloot- 
lijk   het   volgende.     „  Daags  vóór  den   flag,    werd 
„  hij,  KONSTANTYN,  Vermaand,   in  den  flaap,   dat 
,,  hij  het  hemeJsch  teken  van   God  zou  afmalen    op 
5,  de  fchilden  zijner  foldaten,   en   dus   den  flag  be- 
5,  ginnen.    Hij  deed,   gelijk   hem  bevolen  was,   en 
5,  tekende  ciiPvIstus  op  de  fchilden ,  met  de  fchuin- 
„  fche  letter  X,   met  de  bovenfte  punt  een    weinig 
^,  omgebogen..    Met  dit  teken   gewapend,  vat  zijn 
B  3  ,,  k- 


da  K  E  R  K  E  L  IJ  K  Ê 

IIi  „  leger  het  geweer  op."  (*)  socrates,  die  om- 
BOEK  (i-ent  honderd  jaren  later  fchreef,  verliaalt  het  ge- 
Ijoofdft.  zicht,  genoegzaam  met  dezelfde  woorden  van  euse- 
nn  C.  G.  Bius,  doch  voegt  'er  bij  (f),  dat  de  Keizer,  zijne 
tot  337.'  ^^^^^  ni*^^  '"^cht  vertrouwende ,  aan  de  omftan- 
■  ders  gevraagd  heeft,  of  zij  lictzelfde  met  hem  ge- 

zien hadden?  ook  was  hij,  door  hun  bevestigend 
antwoord,  te  meer,  door  het  wonderbaar  en  god- 
lijk  gezicht  ,  verllerkt  en  bemoedigd  geworden. 
Doch,  sozoaiENUS  (:j:),  die,  ten  zelfden  tijde  ge- 
noegzaam als  SOCRATES  ,  fchreef,  en  het  geheele 
verhaal  van  eusebius  overfchrijft,  zegt  in  zijn  ei- 
geii  bericht,  hetwelk  vooraf  gaat,  dat  de  Keizer 
het  teken  des  kruis,  in  eenen  drooni^  aan  den  hemel 
heeft  zien  fchitteren,  en  als  hij  daar  over  öntftelde, 
hadden  hem  Engelen,  die  bij  hem  ftonden,  gezegd: 
„  Hier  door,  ó  konstantyn!  zuh  gif  overwin- 
„  nen!''''  philostorgius  ,  insgelijks  een  Schrijver 
van  denzelfden  tijd,  fchrijft  (§),  volgends  het  uit- 
trekzel  bij  fotius  ,  dat  de  overwinning  op  maxen- 
•rius  de  oorzaak  geweest  is   van   den  overgang  van 

KON- 

(•^)  Lactant.  iie  Mort.  Pcrfcc.  Cap.  XLIV.  Dat 
deze  Schrijver,  het  teken,  wnar  van  hij  fpreekt ,  C;^/t'^/^ 
Signum  Dei  noemende ,  dnar  mede  op  de  verfchijning 
van  het  kruis  aan  den  he:nel ,  zou  gedoeld  hebben , 
welk  vermoeden  venema  oppert,  Mht.  Eccles.  Tom.  IV. 
pag.  69  is  zeker  te  ver  gezocht.  Coeleste  Signum  is 
cenvouwig  de  benaming  van  het  teken  van  het  kruis, 

(t)  Hist.  Ecclc$.  I.  I.        (:t)  Hist.  Eccles.  I.  3. 

(§)  Hist,  Eccles,  I.  6, 


GESCHIEDENIS.  23 

KONSTANTYN  tot  Iict  Cliristeiidom ,   bij  welke  gele-     III 

genheid  het  teken  des  kruis,  tegen  het  Oosten  (♦),    ^^j^*^ 

ver  uitgefli-ekt  en  ongemeen  glansrijk  aan  den  hemel  Hoofdft. 

cezicn  is ;   met  eenen  krans  van  Harren  rondom ,  in  "^  ^'  ^* 

de  gedaante  van  eenen   regenboog ,  welke  ftarren  let-  {^^   g^;. 

ters  vormden ,  die  deze  Latijnfclie  woorden  uitmaak-  — 

ten :     Ovenvin  hier  door ! 

Wij   zullen  ons  niet   bevreemden  ,  dat   de   Heide-  Annmer- 
1       ^,   •     1..1        /->    1    1-  kingen 

nen ,  die  omtrent  den  Christeliiken  Godsdienst  o"gc- over  deze 

lovig  bleven,  deze  geheele  Gefchiedenis  van  het  berich- 
kruis,  door  koxstantyn  ,  het  zij  dan  wakend,  ^^^' 
of  in  den  flaap ,  gezien ,  voor  een  verdichtzel  of  lozen 
vond,  ten  behoeve  van  het  Christendom  uitgevon- 
den ,  aangezien  hebben  (  f ) ;  aan  den  anderen 
kant  hebben  'er  de  Christenen  der  volgende  eeuwen, 
die  dit  geziclit  ,  als  eene  onmidlijk  befjisfende  uit- 
fpraak  des  hemels,  in  den  twist  tusfchen  het  Chris- 
tendom en  Heidendom,  aanmerkten,  zoo  veel  werks 
van  gemaakt ,  dat  niemand  hunner  zich ,  eeuwen 
lang,  veiftout  heeft,  hetzelve  in  twijfel  te  trekken. 
Eindelijk  heeft  men ,  in  de  XVIIde  eeuw ,  deze  Ge- 
fchiedenis ,  onpartijdig  ,  begonnen  te  onderzoeken ;  en 
verfcheidene  geleerde  mannen  hebben  'er  de  waarheid 
van  in  twijfel  getrokken ,  of  wel  geheel  ontkend ,  on- 
der 

(*}  Dus  knn  men  deze  woorden  vnü  philostorgius 
x«l  oLvoC\oKxi  verftaan,  welke  schröck  Kirch-Gefch.  T, 
V.  S.  69.  vertaalt:  in  de  Oosterlanden. 

(•]:)  Dit  bericht  ons,  in  de  daad,  gelasius  van  Cyzi- 
■fiim   Füliim.  Actor.    Concil.    Niaeni  L,  I.  C  4.  />.  352, 
Töw.  I.  Concilior.  harduini. 
B  4 


84  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ni       <ler  welken  jo.  hoornbeek  (*),  zich  het  eerst  on» 

*^^^     bewimpeld   verklaard    heeft ,    hebbende   vervolgends 

Hoofdft.  zeer  vele  navolgers   gekregen,   waar  onder  jac.   oï- 

na  C.  G.  SEL  (f),  jac.  tollius  (  :|:),  chr.  thomasius  (§), 

tot  337.^"  GODFR.  ARNOLD   (**),  ligtclijk  de  voornaamfte 

*— zijn.     Ook   heeft   het    laatst    de    geleerde   chaufe- 

piEE  (ff)  alles  wijdlopig  en  naaiiwkeiirig  onder- 
zocht en  ontwikkeld  —  Daarentegen  hebben  anderen 
de  waarheid  van  dit  verhaal,  met  alle  krachten,  po- 
gen te  verdedigen,  onder  welken  le  beau  (t1^),  en 
nog  later,  de  Benedictijner  iniattiieus  jacutius  (§§) 
en  de  Abt  de  voisin  (***)  ,  verdienen  genoemd 
te  worden.  Eenigen  der  voornaamfte  aanmerkingen , 
die  van  de  ééne  en  andere  zijde  zijn  aangevoerd, 
zullen  den  Lezer  tot  voorlichting  kunnen  dienen. 
in  het  bepalen  van  zijn  eigen  oordeel  over  dit  on- 
4erwerp  ,  hetwelk  toch  ,  met  betrekking  tot  de 
waarheid  van  het  Christendom  zelve,  van  weinig 
aanbelang  is. 

Voor- 

(^*)  Comme}! f.  ad  Bullam  Urhatii  VIII  de  hiiaginihu^. 

(f)  Thes.  Numism.  antiq.  p.  \6'^. 

(il)  /ld  LACTANT.  de  Mort.  Perfecc.  C,  44. 

(§)  Obfervatt.  Hall.  Tom.  l.  pag.  380. 

(**)  Kerk- en  Ken.  Hist.  IV.  Boek.  W.Hoofdfl.  Bi.  sop. 

{^\\)Suppïem.  au  Diction.de Baijle  art.  Ojncn  dcNcuvil, 

(^%X)  I"  zijne  Hhtoire  du  Bas  Empire  Tom.  l.pag.  142-153. 

(5§)  In  Sijiitag»!.  quo  adparentis  Magno  Conftaniino 
cnfcis  historia  complexa  est  univerfa.  Roma  17 SS'  4^0. 

(♦**)  Disfcrtation  critique  fur  la  vip.on  de  Coiiflantin, 
•'^arjs  1774.  12. 


GESCHIEDENIS.  25 

Vooreerst    is    het    merkwaardig ,    dat    eusebius      III 

de  eenigftc  Schrijver  is ,  op  wiens  gezag  het  verhaal    ^^^^ 

van  het  gezicht  van  liet  kruis   bij  dag  (leunt,  daar  Hoofdft. 

alle  de  anderen,  ruffinus  zelf  C*),   niet  van  een  "^  C.  G, 

laar  '^  i  ^. 
gezicht ,  maar  van  eenen  droom ,  fpreken.    Boven-  l^^  237* 

dien  verhaalt  eusebius,   welke    in  zijne   Kerkelijke  ■ 

Gefchiedenisfen   (f),  waar    hij  'er    van    had  kun- ^^^^^'^^^^ 
nen    fpreken ,    'er   geen    enkel    woord    van    rept ,  geloof- 
dit  gezicht  allcenliik ,  in  zijne   Icvensbefchriiving  van  ^^^'.^'''^'^S- 
KONSTANTYN,  vvelkc ,   gelijk  wij  elders  Ctj  S^^^^^  dkvQv- 
hebben,   echter   meer   naar  eene  Lofreden  dan  naar  ^^^l. 
eene  eenvouwige  Gefchiedenis  gelijkt,  uit  den  mond 
van   dien   Vorst,  op  die  wijze,   dat  hij  niet  duifter 
te  kennen  geeft,  hoe  hij  zelf  voor  zich  moeite  heeft, 
om  dit  verhaal  te  geloven ,  hetwelk  hij ,  alleen  op  het 
gezag  van  den  Keizer,  en  deszelfs  eed    ter  bevesti- 
ging, overneemt. 

Ten  tweeden:  De  Kerkelijke  Schrijvers  verfchil- 
len ,  niet  alleen  daar  in ,  van  het  verhaal  van  euse- 
bius, dat  zij  alleen  van  eenen  droom  fpreken,  maar 
ook  komen  zij  niet  overeen,  ten  opzichte  van  den 
tijd.  Volgends  eusebius  ,  zal  het  gezicht  aan  kon- 
STANTYN  gebeurd  zijn  in  Gi^/Ii'é ,  of  Frankryk , 
toen  hij  tot  den  krijgstogt  tegen  maxentius  be- 
floot,  maar  volgends  anderen,  zal  hij  zijnen  droora 
gehad  hebben,  kort  vóór  den  beflisfenden  veldflag 
in  Italië,  waar  in  maxentius  geflagen  werd. 

Ten 

(*)  Wst.  Ecc/es.  IX.  9. 

(  +  )  Hisf.  Eccles.  L.  IX.  C.  8,  9. 

(t)  lil.  Deel,  Bla4z.  411. 
95 


20  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ITI  Ten  derden:     Het    moet    ons   bevïeemden  ,    dat 

^°f^     EUSEBius  het  nodig  vindt,    zich   op  het  gezag  e» 

Iloofdfl.  den  eed  van  Keizer  konstantyn   te  beroepen,   bij 

na  C.  G.  eeiie  gebeurenis,  die,   indien  zij   waarliik  plaats   ge- 

tot  337!  had  heeft,  zo  al  niet  des  Keizers  geheele  leger,  het- 

-  welk  uit  EUSEBIUS   woorden   niet  blijkt,   echter  ten 

minden  het  geleide,  of  de  lijfwacJit,  welke  de  Vorst 
toen  bij  zich  had,  tot  ooggetuigen  zal  gehad  heb- 
ben. Indien  waarlijk  zulk  een  openbaar  teken  door 
velen  gezien  was,  zou  hetzelve  niet  eerst  twintig 
iaren  daar  na  door  den  Keizer  verhaald ,  en  met  eenen 
'  eed  hebben  behoeven  bevestigd  te  worden;  dan  zou 
LACTANTius  ,  die  zijn  Werk  eenigc  jaren  vroeger  dan 
EUSEBIUS ,  en  dus  nader  bij  den  tijd  des  gebeurden 
wonders  fchreef ,  van  hetzelve  geweten  ,  en  niet 
Hechts  van  eenen  droom  melding  gemaakt  hebben. 

Ten  vierden :  Bchalven  dat  wij ,  uit  verfcheidenc 
voorbeelden ,  reeds  gezien  hebben  ,  hoe  ligtgclovig 
zelfs  de  Christenen ,  in  dezen  tijd ,  waren ,  omtrent 
gewaande  of  verdichte  wonderwerken ,  verfchijnin- 
gen,  of  droomen,  zoo  brengt,  in  het  bijzonder, 
het  verhaal,  nopens  het  gebed,  door  eenen  Engel, 
in  den  droom,  aan  ltcinius  geleerd,  kort  vóór  zij- 
nen bcflisfenden  vehiflag  met  biaximinUvS,  hetwelk, 
in  het  volgende  jaar   na   de   overwinning  van  kon- 

vSTANTYN   op   MAXENTIUS ,    gcbcutd  Z^  zljn   (*),    Gil 

welk  verhaal  duidelijk  een  tegenhangzel  of  eene  na- 
bootzing  is  van  het  gezicht  of  wel  den  droom  van 
KONSTANTYN,   veel  toe ,  om  de   gcloofvvaai'digheid 

van 
(*)  Zie  ons  III.  Deel,  Bladz.  304. 


GESCHIEDENIS.  27 

van   dit  laatstgemelde  te  verzwakken.     In  de  daad ,      III 
even  gelijk  de  Hcidenfche  AVijsgeeren ,  in  dezen  tijd ,    ^^^^ 
den    llrijd   met  de    Christenen   ook  voerden ,    door  Hoofdft. 
verdichte  wonderwerken  aan  het  ligtgclovig  volk  te  "^  C.  G. 
verhalen,  zoo  fchijncn  de  toenmalige   Vorften,  ins- ^^^  ^^^' 
gelijks,   van    deze    geneigdheid  ,   om  wonderwerken  ■ 

greüg  aan  te  nemen ,  zich  bediend  te  hebben ,  tot  hun 
voordeel.  Aan  maxentius  en  maximinus  worden 
dus  toverkunften  en  het  te  hulp  roepen  der  Hciden- 
fche Goden  aangctijgd  ,  waar  tegen  konstantyn 
het  kruis ,  in  een  gezicht  of  droom ,  gezien ,  gelijk 
LiciNius  het  gebed,  hem  in  den  droom  door  eenen 
Engel  geleerd,  gezet  zal  hebben. 

Ten  vijfden:  De  Griekfche  trek  van  den  naam 
van  CHRISTUS,  met  deszelfs  eerfle  letters,  het  zoo- 
genoemde  Monogramma  Christi  X,  heeft  den  oor- 
Iprong  geenszins  van  deze  verfchijning ,  en  het  ge- 
bruik, dat  KONSTANTYN  'cr  vervolgcuds  van  maak- 
te. Dit  teken  was  bij  de  Christenen  reeds  van  veel 
ouder  oorfprong,  gelijk  joan  burk^vrd  mencke  (*) 
bewezen  heeft. 

Ten  zesden:  Ook  ftrckt  het,  tot  geene  geringe 
verzwakking  van  de  geloofwaardigheid  van  dit  ge- 
zicht, en  tot  bewijs  van  de  iigtgclovigheid  dier  tij- 
den, dat  de  Gefchiedfchrijvers  meermalen  dit  teken 
van  het  kruis  laten  verfchijnen.  Volgends  nicefo- 
Rus  (f),  zag  KONSTANTYN  het,  tcu  twecdenma- 
len,  toen  hij,  na  zijne  overwinning  over  Licmius, 

Br 

( * )  Disfcrt.  Acadcm.  pag.  85.  fqq, 
(t)  Uht,  Eecku  L.  VU.  C.  47. 


88  K  E   R  K  E  L  IJ  K  E 

III       Byzautmn  belegerde,  ook  met  het  omfchrift:  „door 
^^y-^     ,,  dit  teken  zult  gij  alle  uwe  vijanden  overwinnen." 
Hoofdft.  JE"»  voor  de  derde  keer,  in  eenen  oorlog,  dien  hij 
na  C.  G.  tegen  de  Scijthen  voerde  ( * ).     Onder  de    regering 
tot   ^37.'  "^^"  zij"^"   Zoon   KONSTANïius ,   zal  te  JerufaJem 
■■     ■        het  teken  van   het  kruis  insgelijks  in  de  lucht  ge- 
zien zijn  (t),  waar  van  ook  een   breedvoerig  ver- 
flag  gedaan  wordt,  in  eenen  Brief  van   cyrillus, 
toenmaligen  Bisfchop  van  jferufalem  ^  in  de  uitgave 
zijner  Werken  te  vinden,  aan  den  Keizer  konstan- 
Tius  zalven  gefchreven,  doch  welks  echtheid,  met 
reden ,  door  venejnia  in  twijfel  wordt  getrokken  (4:); 
ook  wanneer  gallus  ,    de  neef  van  konstantius,, 
door   dezen  ter  verdediging   van  het  Oosten  gezon- 
den, terwijl  de  Keizer  zelf  tegen    den  Dwingeland 
magnentius  naa  het  Westen  optrok,  zijne  inti'ede 
te  Antidchië  ^  de  Hoofdftad  van  Syrië,   deed,  zag 
men  een  balk  of  kolom   in   de  lucht,   dragende  het 
teken  des  kruis ,  tot  verbazing  van  alle  de  aanfchou- 
vvers  (§).  Ja ,  eindelijk  werd  de  zaak  zoo  gemeen ,  dat 
zelfs  het  teken  des  kruis  aan  bijzondere  perfonen  vei- 
fchencn  zal  zijn,  waar  van  sozoivienus  ons  een  voor- 
beeld verhaalt  (**).  Zoodanige  vermenigvuldiging  va>i 
de  verfchijning  van  het   kruis  maakt  zeker  alle  foort- 
gelijke  verhalen  bij  fchrandere    opmerkers  verdacht. 
Ten  zevenden:     Tegen  den  inhoud  des   verhaald 

zelr 

( * )  Z .  f.  C.  49.     (1)  SozoMRN.  Ilist.  Ecclcs.  L.  IV.  C. 5. 
( :[; )  Venema  [list.  Ecclcs.  Tom.  IV.  pag.  70. 
(§)SoCRATEs  Hist.  Eccles.  II.  28. 
(♦*)Sozo>iEN.  Hist.  Ecclci.  Libr.  II.  Cap.  S-. 


GESCHIEDENIS.  £9 

gelve ,    kunnen   vcrfcheidene    bedenkingen    gemaakt     III 
worden.    Des  Keizers  Vader  wordt  in  hetzelve  op    ^°!-* 
die  wijze  befchreven,  als  of  hij  een  Christen  geweest  Hoofddi 
ware,  en  evenwel  kent  konstantyn  den  God  dernaC.  G* 
Christenen  niet?  Het  eerfte  is  eene  onwaarheid,  en  J' '    „,_* 

COC     jj/* 

liet  laatfle  zou  'er,  indien  het  eerfte  waar  was ,  mede • 

ftrjjden.  Is  het  te  geloven ,  dat  God  zoodanig  wonder , 
waar  van  geen  voorbeeld  tot  hier  toe  in  de  Gelchiede* 
nis  des' Christen  doms  geweest  is,  tot  deszelfs  uitbreid 
ding  zou  daargefteld  hebben,  daar  zijne  Voorzie- 
nigheid nu  drie  eeuwen  in  ftilte  ten  behoeve  van 
hetzelve  werkzaam  geweest  was?  dat  Christus  zelf 
aan  ecnen  Vorst,  althans  niet  beter  dan  andere,  zou 
verfchcncn  zijn,  om  hem  de  overwinning  op  zijnen 
vijand  te  beloven,  en  hem  te  zeggen,  dat  hij  het 
teken  van  het  kruis  op  zijne  vaanen  zou  laten  ma- 
len? Is  het  geloof  baar,  dat  aan  konstantyn  een 
leken  zal  verfchenen  zijn,  welks  beduidenis  hij  niet 
vcrfliond,  dan  na  daar  over  met  anderen  geraadpleegd 
te  hebben?  en  welke  dergelijke  vragen  hier  meer 
kunnen  gedaan  worden. 

Ten  achtften:  Waar  toe,  vraagt  men,  kon  toch 
dit  gezicht  anders  dienen ,  dan  om  den  eerbied  voot 
het  teken  van  het  kruis  in  bijgelovigheid  te  veriin- 
deren;  gelijk  wij  dan,  in  het  vervolg,  zien  zullen, 
tot  welke  hoogte  deze  bijgelovigheid  terftond  daair 
op  geklommen  is  ?  Hier  zij  het  genoeg ,  aan  te 
hakn,  het  geen  eusebius,  gedeeltelijk  weder  uit  den 
mond  des  Keizers  zelven,  verhaalt  (*}:    De  banier 

of 

(*)  Z)#  Fita  Conflant.  L,  II.  C.  ? ,  8,  9. 


Sd  .  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ïll       of  landaard,  met  het  kruis   getekend,  (het  Laha=- 

BOEK     fum^~)  maakte  des  Keizers  leger  onverwinlijk.  Wan- 

Iloofdft.  Ji^^r  eenig  gedeelte    van   hetzelve    door  den  vijand 

na  C.  G.  in  het  naauvv  gebracht  was ,  werd  deze  banier  daar- 

"loop  o  T  O 

tot  337*.  ^^^"  gebracht,  en  tcrftond  was  de  wanorde  geluk- 
"'  kig  herfteld.     Ook   had    de    Keizer   vijftig    kloeke, 

dappere  ,  en  godvruchtige  mannen,  uit  zijne  lijf- 
wacht bepaaldelijk  uitgelezen,  die  deze  banier  droe- 
gen en  befchermden.  Als  ééns,  bij  eenen  geweldi- 
gen aanval  der  vijanden,  een  fchrik,  en  daar  uit 
verwarring  in  het  leger  ontftond ,  gaf  de  geen ,  die 
toen  deze  banier  droeg,  ten  einde  zich  uit  het  ge- 
vaar te  redden,  dezelve  aan  een'  anderover;  doch, 
naauwlijks  was  dit  gefcliied,  of  hij  werd  door  een' 
pijl  getroffen  ,  en  Hortte  levenloos  neder.  Maar 
hij,  die  ze  overgenomen  had,  bleef,  in  eene  bui 
van  fchicliten,  die  van  alle  kanten  op  den  (landaard 
■gericht  waren,  veilig  en  ongekwetst,  en  zoo  veihg 
waren   deze  vaandragers  ten  allen  tijde. 

Eindelijk,  ten  negenden:  Daar  men  had  moeten 
verwachten,  dat  konstantyn,  op  zijn  gebed,  om 
zekerheid  te  mogen  hebben ,  welken  Godsdienst  hij 
behoorde  te  volgen  ,  met  dit  wonderverfchijnzel 
-vereerd  zijnde ,  terrtond  den  Christclijken  Gods- 
•dienst ,  als  den  cenigen  waaren ,  omhelsd  zou  heb- 
ben, om  nu  niet  van  zijne  Ibldatcn  te  fpreken,  die 
mede  aanichouvvers  van  hetzelve  waren ,  en  van 
welke  men  verders  niets  meer  leest;  evenwel,  fchoon 
het  waar  is-,  dat  konstantyn  de  volkomene  ovcr- 
%vinning  op  maxentius   behaalde,  welke  dit   teken 

hem 


GESCHIEDENIS.  31  , 

hem  zou  beloofd  hebben,  doch  welke  hij,  ook  zou'     III 
der  dit  voorafgaand  teken ,  kon  behalen  ,  waar  toe    ^^JJ* 
verfcheidene  omlbndigiieden  lamenliepen ,   en  alhoe-  Hooldft. 
wel  KONSTANTYN  ,  na  deze  overwinning,  meer  en  "^  C.  G. 
ineer   de    Christenen    openlijk    begunftigde  ,    bleef  J^J'^  ^^?] 

hij   zelf,   nog   verfcheidene   jaren  ,    de    Heidenfche 

gewoonten  eerbiedigen  ,  en  zelfs ,  nadat  hij  zich 
daadJijk  voor  eenen  Cliristcn  verklaard  had,  vindt 
men  m  zijn  gedrag  die  groote  verandering  en  ver- 
betering niet,  die  men,  indien  hij,  op  eene  zoo 
buitengewone  wijze  ,  V3.n  de  waarheid  van  dezeii 
Godsdienst  ware  overtuigd  geworden ,  zou  verwacht 
hebben.  Hij  bedreef  zelfs,  een  Christen  zijnde  ,  wreed- 
heden, niet  min  verfoeilijk,  dan  hij  te  voren,  nog 
Heiden  zijnde,  gepleegd  had. 

Zoo  vele  en  meer  bedenkingen  zijn  tegen  de  ge-  Pvcdeneo 
loofwaardigheid  van  dit  wonderteken  aangevoerd  ge-  ^''^^'""^^ 
worden ,  welke  wel  de  ééne  meer  de  andere  minder  wp.prdig- 
gcwigt  hebben ,  maar  nogthans  ,  laraengenomen ,  die  ^^^^^* 
geloofwaardigheid   zeer   verminderen.      De   onpaitij- 
digheid,  de  hoogde  wet   voor  eenen  Gefchiedfchrij- 
ver  ,    gebiedt ,    dat    wij    hier    tegen överftellen  ,    de 
gronden,  met  welke  anderen   voor  de  waarheid  van 
het  verhaal  van  eusebius    geftreden   hebben:     Zij 
zijn  de  volgende: 

Vooreerst:  eusebius  beroept  zich  op  het  ver- 
haal van  Keizer  konstantyn  zelven,  hetwelk  deze 
Vorst,  meteenen  eed,  bevestigd  heeft.  Dit  gezag, 
<iordeelt  men,  genoegzaam  te  wezen,  om  alle  twij- 
feling weg  te  nemen.  Doch ,  men  weet  daartegen , 
dat  KO.xsTAMTYN,  niet  alleen  ligtelijk  zijne  verha- 
len. 


.^   $2  K  Ë  R  K  E  L  IJ  It  Ê 

III       len ,  met  eenen  eed ,  bevestigde  (*) ,  maar  ook  dat  hij  j 

^'^^^     in  fommige  gevallen ,  niet  zoo  naanvv  gezet  omtrent 

Hoofdft.  denzelven  was ,  gelijk  uit  zijn  gedrag  omtrent  licinius 

na  C.  G.  bekend  is.     Zelfs ,  al  wilde  men  de  oprechtheid  van 

^Qj  ^„'1\  den   Keizer   niet   in  twijfel  trekken,   kan  men  nog 

•i- aanmerken,  dat  hij  zich  door  zijne   verbeelding  mis- 

fchien  heeft  laten  misleiden ,  en  daar  hij  dit  verhaal , 
vele  jaren  nadat  het  geval  zou  gebeurd  zijn,  aan 
ÈusEBius  gedaan  heeft ,  kan  hij  het  wonderbare 
in  de  zaak  zeer  Vergroot  en  opgefchikt  heb- 
ben. 

Ten  tweeden:  Dit  verhaal,  zoo  als  het  bij  eu- 
SEBius  gevonden  wordt ,  is  door  niemand  tegengc- 
fproken;  eeuwen  lang,  heeft  niemand  aan  de  waar- 
heid van  dit  gezicht  van  konstantyn  getwijfeld. 
Hier  fchijnt  men  niet  in  aanmerking  te  nemen ,  dat 
evenwel  lactantius  enkel  van  eenen  droom  ge- 
waagt,  en  dus  werklijk  van  eüsebius  verfchilt; 
Het  verhaal,  uit  den  mond  van  den  Keizer,  gretig 
ontvangen  door  de  Christenen,  kreeg,  onder  de  re- 
gering van  zijne  zoonen  en  opvolgers ,  in  tijden  j 
in  welken  men  met  het  wonderbare  verkuischt  en 
vermaakt  was,  zoo  veel  eerwaardigheid,  dat  niemand 
ligtelijk  beftaan  kon,  hetzelve  in  twijfel  te  trekken; 
zonder  dat  de  korte  regering  van  juliaan  hier  in 
aanmerking  kan  komen,  welke,  in  zijne  fchriften, 
wel  niet  van  dit  wonder  gewaagt,  doch,  naar  het 
fchijnt,  om  geene  andere  reden ,  dan,  omdat  hij  het  j 

ge- 
(*)   Men    zie   'er    een    voorbeeld    van  Illi    Deef  j 
BJadz.  323.  en  324. 


G  E  S  C  II  I  E  D  E  N  I  S.    ^         33 

gelijk  wij  van  de  Heidenen  in  het  gemeen  weten,  voor     lii 
eene  fabel  gehouden  liecft.  euf.k 

Ten  derden:  Beroept  men  zich  op  verfchcidene  Hoofdff. 
openbare  gedenktekenen  dezer  gebeurenis ,  onder  an-  "^  C.  G. 
deren  op  het  opfchrift  van  den  Triumfboog  van|^"^^^[ 
KONSTANTYN  (*),  waar  in  hij  erkent,   „dat  hij  en  ■ 

„  zijn  leger ,  door  eene  Godlijke  ingeving  gedre- 
„  ven ,  den  Staat  van  de  onderdrukking  eens  dmn- 
„  gclands  verlost  heeft."  Dus  zijn  ook  penningen, 
en  flandbeelden ,  behalven  de  Keizerlijke  hoofdba- 
nier, of  het  Labarum^  als  mede  feestdagen,  in  de 
Grieldfchc  of  Oosterfche  Kerken ,  ter  gedachtenis 
dezer  gebeurenis  verordend,  gelijk  men  meent,  zoo 
Vele  bewijzen  voor  derzelver  waarheid.  Dit  alles 
echter  bewijst,  in  de  daad,  niets  meer,  dan  dat 
men  het  verhaal ,  eenmaal  gelovende,  op  allerleie  xyij- 
ze,  heeft  trachten  te  vereeuwigen,  terwijl,  in  den 
grond,  toch  alles  alleen  op  het  gezag  van  den  Kei- 
zer nederkomt. 

Eindelijk ,  vraagt  men  ,  indien  dit  verhaal  van 
KOxsTANTYN,  hoe  zcer  met  ecnen  eed  of  plegtiga 
verzekering  bekrachtigd,  voor  een'  leugen  verklaard 
zou  worden,  welke  reden  kon  toch  de  Keizer  heb- 
ben ,  om  zoodanigcn  leugen  te  verdichten?  Ivlen 
kan  daar  voor  niets  bedenken ,  dan ,  of  dat  hij  hier 
door  den  moed  zijner  foldaten  heeft  willen  aanvuii- 
ren  ,  of  den  Christelijken  Godsdienst  aanzien  bij- 
zetten; doch,  daar  zijn  leger  voor  het  grootde  ge- 

deel- 

(•  )  Ap.  GRUTER.  Infcript,  Anttq,  p.  CCLXXXII.X  2. 

IV.  Deel.  C 


$4         .     KERKELIJKE 

III       deelte  uit  zoogenoemde  barbaren,  of  buitenlandfche 

'^^^^     krijgsbenden  bcftond,  die  in  zijnen  dienst  getreden 

Hoofdft.  vvaren,  en  de  Romeinen  zelve,  die  zich  in  zijn  le- 

na  C.  G.  ger  bevonden,    ten  minden   wat  het  ffrootfle  getal 

tot  3Z7.^^^^^^  Heidenen  waren,  kan  men   zich  niet  ver- 

——  beelden,   welken  invloed  het  teken   van   het  kruis 

op   deze  krijgslieden ,   tot  opwekking   van   hunnen 

nioed,  zou   hebben  uitgewerkt;  enten  opzichte  van 

het  Christendom,  weten  wij,  dat  hij  zelf,  hoe  zeer 

hetzelve  begimfligende ,  echter  nog  lang  gedraald  heeft, 

om  het  Christendom  te  belijden. 

Deze  zijn  over  en  weder  de  voornaamfle  aanmer- 
kingen, welke  men  over  dit  gezicht  van  konstan- 
TYN  gemaakt  heeft.  De  kracht  der  redenen,  welke 
het  ongelooflijk  maken ,  dat  een  zoodanig  wónder- 
gezicht  zou  gebeurd  zijn,  als  het  verhaal  van  eu- 
èEBius  behelst,  en  aan  den  anderen  kant,  de  hard- 
heid, om  het  verhaal  van  konstantyn,  en  zijnen 
eed,  voor  een'  leugen  te  verklaren,  hebben  laater 
geleerden  naar  een  middel  doen  omzien ,  om  de  eere 
Van  KONSTANTYN  te  handhaven,  mosheim  heeft 
dus  dit  gezicht  enkel  voor  eenen  droom  willen  hou- 
den, tot  welken  de  gevaarlijke  oorlog,  door  kon- 
stantyn tegen  maxentius  ondernomen,  hem  aan* 
leiding  had  kunnen  geven ,  en  meent ,  dat  konstan- 
tyn, het  geen  hij  in  dien  droom  gezien  had,  een' 
geruitnen  tijd  daarna  aan  eusebius  verhalende,  dit 
verhaal ,  met  bijvoeging  van  eenige  omftandigheden , 
op  die  wijze  zal  hebben  ingericht ,  dat  eusebius 
hem  begrepen  hebbe ,  als  of  alles  dus ,  in  waarheid  , 

Cli 


GESCHIEDENIS.  35 

en  daadlijk,   was  voorgevallen   C^).     Niet  zonder     Til 

grond,  echter,  is  op  deze  gedachten  van  mosheim    ^°^^ 

aangemerkt,  dat  deze  onderftelling  van  eenen  droom  HoofdfT. 

niet  meer  geloof  kan  verdienen  ,    dan  het  gezicht  ^^  C.  G, 

Tssr  *^  I  ^ 
van  het  kruis  over  dag  in  de  lucht ;   alzoo  het  dén  '  .  "i^t* 

zoo  wel  als  het  ander  op  hetzelfde  gezag  van  kon-         '  ■> 

STANTYx  fteunt ,    terwijl  'er  gcene  reden  is ,   om 

hetzelve,  in  het  ééne  geval   meer  of  min  te  laten 

gelden ,  dan  in  het  ander. 

De  geleerde  j.    a.    fabricius   (f) ,    heeft:   nog 

eenen  anderen  weg  ingeflagen,   op   welken  hij,  wat 

de     hoofdzaak     betreft  ,     door     venema     (  t )  > 

SCHRÖCK  (§),  en  anderen  gevolgd  is.    Deze  fchrij- 

vers  meenen,   dat  'er  toch  iet  moete  gebeurd  zijn, 

hetwelk  koNSTANTYN    heeft  kunnen  aanmerken  en 

verhalen,  als  een  wonderverfchijnzel ,  te  meer  om-* 

dat  men  zelfs  bij  eenen  Heidenfchen  Lofredenaar, 

nazarius  (**),  fpooren  aantreft,  van  zekere  lucht- 

•verfchijnzelen ,  die  konstantyn  gezien  zal  hebben. 

Het  is,  zegt  hij,   door  geheel  Ga//i"é  bekend,   dat 

zich  krijgsbenden  in   de  lucht,   en  van  den  hemel 

nederdalende  ,   vertoond    hebben  ,   aan   welke   alles 

verwonderlijk    was  ,     en    wier     wapentuigen    een 

vrees- 

(*)  Zie  MOSHEIM,  Notf/ge  Ophelderhigen ^  III.  Deei, 
Bladz.  541.  Kerkel.  Gefch.  II.  Deel,  Bladz.  15-18. 

(t)  I"  eene  afzonderlijke  VeThnndeling ,  geplaatst  n\ 
zijne  Biblioth.  Qrccc.  Vol.  VI.  pag.  1 1 .  fqci. 

(^:)  Hist.  Eccles.  Tom.  III.  png.  6<), 

(§)  Kirch-Qefch.  T.  V.  p.  76.  volgg. 

(**)  Var.cgijv.CQiïftant.  Cap.i^.p.  ji.  Ce-iev.  1525.410. 

C    2  ' 


36  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  vreeslijk  viiurigen  ghms  van  zich  gaven;  deze  had 
BOEK  jjjen  iiooren  zeggen:  Wij  trekken  naa  konstan- 
Hoofdft.  •>•>  TYN ,  wij  komen  hem  te  hulp."  Zij  denken  dan  , 
na  C.  G.  dat  konstantyn  en  die  bij  hem  waren  eenig  lucht- 
jQj^^!^' verichijnzel,  eene  bijzon,  of  kring  of  krans  om  de 
>■  zon,  of  iet  dergelijks  gezien   kunnen  hebben,  een 

natuurlijk  verfchijnzel,  dat  door  de  kracht  der  ver- 
beelding, zoo  van  konstantyn,  als  andere  aan- 
Ichouwers,  als  een  gunftig  voorteken  der  overwin- 
ning ,  aangemerkt ,  en  van  elk ,  naar  zijne  wijze  van 
denken,  is  verklaard  geworden,  zoodat  de  Christe- 
nen daar  in  het  teken  des  kruis,  met  de  belofte  van 
voorfpoed  door  hetzelve ,  maar  de  Heidenen  he- 
melfche hulpbenden,  befchouwden.  Eindelijk,  vinden 
zij  het  natuurlijk,  dat  konstantyn  daar  op,  door 
die  zelfde  werking  der  verbeelding,  in  eenen  droom 
het  zelfde  teken  gemeend  hebbe  te  zien,  en  het  dért 
en  ander  voor  iet  Godlijks  en  wonderbaars  zal  ge- 
nomen hebben. 

Ieder  zal ,  ongetwijfeld ,  deze  oplosfing  voor 
fchrander,  beftaanbaar ,  en  gematigd  keuren;  even- 
wel kan  men  niet  ontkennen ,  dat  dezelve  hare  zwa- 
righeden heeft,  bijzonder,  omdat  eusebius  duidelijk 
meldt  van  een  omfchrift,  hetwelk  konstantyn  om 
het  teken  des  kruis  gezien  zal  hebben:  Hier  door 
zult  gij  overwinnen  !  hetwelk  men ,  niet  zonder 
dwang,  dus  verklaart,  dat  eusebius  hebbe  willen 
zeggen :  dat  het  kruis  een  beeld  ,  van  eenen  krans 
naamlijk,  om  zich  had,  hetwelk  zoo  veel  beteken- 
de, als  of  'er  met  leesbaar  gefchrift  gefclireven  was : 
m^r  door  zult  gij  oyerwimen. 

De 


geschiedenis:         37 

De  Lezer  zal,  door  al  het   bijgebrachte,  in  ftaat     III 

gefteld  zijn,  om  zelf  eene  keuze  te  doen,  en  zijn    ^^^^ 

oordeel  te  bepalen ;  voor  mij  zelven  kan  ik  niet  ont-  Hoofdft. 

veinzen,  dat  het  geheele  verhaal  mij  verdacht  blijft.  "^  C.  G. 

Tnur  ^  ï  ^ 
Bij  gelegenheid    van  groote  omwentelingen  ,  is  het  l^^  ^37. 

niet  ongewoon ,   dat  het  gerucht  melding  doet  van • 

verfchijningen ,  of  zeldzame  gezichten  ,  droomen : 
deze  worden,  voornaamlijk  in  ligtgelo\ige  eeuwen, 
gretig  aangenomen  en  verfpreid;  zulk  een  tijd  van 
omwentelingen  was  het  begin  der  vierde  eeuw;  elk 
had  ook  den  mond  vol  van  vreemde  voortekenen ,  won- 
deren ,  verfchijningen  (*) ,  en  de  Vorflen  fchikten  zich 
naar  deze  algemeene  ligtgelovigheid ;  en  hoe  kan 
het  dan  vreemd  wezen,  dat  konstantyn,  insge- 
lijlvS,  een  lopend  gerucht,  niet  wel  zelf  uitgedacht, 
maar  aangekweekt  en  door  opfchikking  en  ver- 
groting onderftcund  kan  hebben ,  hetwelk  hem ,  bij 
de  Christenen,  als  eenen  gunfteling  des  hemels  kon 
aanprijzen. 
Hoe  het  ook  met  dit  gezicht  gelegen  zij,  en  al- Wat  de 

hoewel  men  hetzelve  niet  moge  houden  voor   eene  Hdden- 

,  ,  fche 

reden  van  konstantyn  s  overgang  tot  het  Chris-  Schrij- 

tendom ;  de  reden ,   die  de  Heidenen  daar  van  heb-  vers  zeg- 

ben  opgegeven ,    is  zeker  de  waare  met.    Zij  ver-  g^  j.g^^g„ 

haal- 

(*)  Dus  verhnalde  men,  dat,  vóór  den  oorlog  met 
LiciNius,  en  de  overwinning  door  konstantyn  op  hem 
behaald,  in  fleden,  aan  licinius  onderhevig,  verfchijnin- 
gen van  krijgsbenden  van  konstantyn  gezien  waren, 
als  overwinnaars,  in  die  fteden  intrelckende.  euseb.  /?/■. 
Coh/L  Lihr,  II.  Cap.  6. 

C3 


'3»  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

iri  haalden,  ZQgt  sozomenus  (*),  dat  deze  Vorst, 
®°^^  fommigen  van  zijne  bloedverwandten  ümgebracht , 
Hoofdfl:.  en  in  de  dood  van  zijnen  Zoon  krispus  bewilligd 
m  C.  G.  hebbende ,  daar  over  berouw  had ,  en  met  den  Wiis- 
loz  zzj'.  §^^^  soPATER  raadpleegde,  hoe  hij  zich  van  deze 
' '  euveldaden  zuiveren,   en   ziclr  met  de  Goden  v^er- 

JtaisÏ^'^'  2°^"^"  mogt.    Deze  zal  hier   op   geantwoord  -  heb- 
tyn's  o-   ben ,  dat  voor  zoo  groote  overtredingen  geene   rei- 
vergsng    niging  plaats  kon  hebben.     De  Keizer ,    hier   over 
Christen-  treurig  geworden ,    zal  met  Bisfchoppen  in  gefprek 
dom.        gekomen  zijn,   die    hem  beloofden,   door  boete  en 
den  doop,  van  alle  zonden  te  zullen  zuiveren.    En 
deze  verldaring,  dus  volkomen  naar  zijnen  vvcnsch, 
zal  hem  tot  eenen  Christen  gemaakt  hebben,    zosi- 
Mus  (t),  een  Heiden,  en  tijdgenoot  van  sozome- 
nus ,    omtrent    honderd   jaren    na    konstantyn  , 
geeft ,   wezenlijk ,    deze  reden  op    voor  de  Gods- 
dienstverandering   van    KONSTANTYN ,   met  bijvoe- 
ging ,     dat    KONSTANTYN  ,    bijzouder   wegens    hot 
fchenden  van  den  eed,  geene  reiniging  van  de  Hei- 
denfche  Priefters  hebbende  kunnen  bekomen,   door 
xekeren  Egyptenaar  ^    die  uit  Spanje  te  Rome  geko- 
men was  (:{:),  verzekering  ontving,   dat   de  Chris- 
telijke Godsdienst  alle  zonden  uitdelgde.     Men  vindt 
ïct  dergelijks,  en  niisfchien  wel  den  oorfprong  van 

dit 

(*)  Hisf,  Ecclcs.  Libr.  I.  Cap.  5. 

(f)  Hnt,  Libr.  II.  Cap.  29. 

(:|:)  Men  gist,  dat  zosimus,  door  dezen,  iiosius  Bis- 
fchop  van  Cordun  bedoeld  hebbe,  die  in  groot  aanziea 
en  gunst  bij  konstantyn  geüaan  heeft. 


GESCHIEDENIS.  39 

dit  voorgeven   der  Heidenen,  bij  Keizer  juliaan ,      III 
gemeenlijk  den  Afvalligen  genoemd,  in  één  zijner    ^'^^^ 
bittcrüe    fchimpfchriften   (*),    waar  in  hij  alle  de  Hoofdf>. 
voorgaande    Keizers    doorilrijfa,    en  konstantyn  ,  na  C.  G. 
wien  liij  inden  bloede  beftond,  terwijl  alle  de  Kei- ^^^  %^^' 

zers  zich  de  befcherming  van  den  éénen  of  anderen i 

God  verkiezen ,  zich  in  de  armen  der  wellust  en 
dartelheid  laat  weipen,  die  hem  de  verzekering  ge- 
ven: „  Elk  hoereerer,  elk  moordenaar,  elk  veT- 
5,  vloekte  en  verbannene,  kome  getroost  herwaards, 
5,  Zoodra  hij  met  dit  water  gewasfchen  zal  zijn, 
,5  zal  ik  hem  terftond  geheel  zuiver  maken.  En, 
„  indien  hij  op  nieuw  in  zulke  ondeugden  ftort, 
„  zal  ik  hem  weder  reinigen ,  zoodra  hij  zich  op 
,,  de  borst  en  voor  het  hoofd  flaat."  Het  is  be- 
kend ,  dat  de  Heidenen  ,  de  waare  leere  van  het 
Christendom  verdraajende  ,  al  vroeg  deze  befchul- 
diging  tegen  hetzelve  hebben  ingebracht ,  dat  het  geene 
deugdzame  menfchen,  maar  zondaren  opzocht,  en 
vóór  anderen  tot  belijders  aannam  (f);  zoo  ligt  de 
ongerijmdheid  dier  befchuldiging  kan  aangewezen 
worden  ,  even  zoo  gemaklljk  kan  ook  dit  voorwend- 
zel  nopens  konstantyn  van  ongegrondheid  over- 
tuigd worden  (:]:).     Immers,    daar  het   zeker   is, 

dac 

(*)  Ccefares  p.  31.  ed.  Hcuftiig.  aU'n  p.  245. 

(t)  Zie  een  voorbeeld  bij  celsus  in  ons  II.  Deel, 
Bladz.  76.  voleg. 

(^)  Dit  hebben  reeds  sozomenus  /.  c.  en  evagrius 
Hist.  Eccles,  Libr.  III.  Cap.  40.  fqq.  alhoewel  elk  op 
^ijne  wijze,  aangetoond. 

C4 


4.Ö  K  È  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       dat  KONSTANTYN    zijiicn    Zoon  KRispus   en  zijne 

^j^''     Gcmaalin  fausta  eerst  ter  dood  heeft  laten  brcn- 

Hoofdfl.  g""?   nadat  hij  reeds  eenige  jaren  openb'jk  als  een 

m  C.  G.  Christen  gehandeld  had ;  zoo  kan  ten  minden  het 

Jaar  313. 

jQi;  237.  berouw  daar  over  zijne  veriüidermg  van  Godsdienst 

'  niet  te  wege  gcbragt  hebben.     Or>k  weet  men,   dat 

de  Heidenfche  Godsdienst ,  op  zijne  wijze ,  middelen 
van  verzoening  en  zuivering,  ook  voor  de  zwaarfte 
zonden ,   aan  de  hand  gaf.     herkules  liet  zich  , 
door  de  geheime  plegtigheden  van  de  Godin  ceres, 
zuiveren   van  gepleegde  moord  aan  zijne  kinderen. 
Ook  kan  men  zich  de  Heidenfche  Priellcrs  niet  zoo  011- 
ftaatkundig  voorftellen ,    dat  zij,  in  tijdsömftandig- 
heden,  waar  in  hun  Godsdienst,  van  dag  tot  dag, 
oogfchijnlijk ,  in  achting  en  gezag* ,  afnam ,  eenen  zoo 
magtigen  Vorst  zouden  getergd  hebben,   door  hem 
af  te  wijzen ,  indien  hij  zich  aan  hunne  plegtighe- 
den van  zuivering  had  willen  onderwerpen. 
OFkon-       In  de  twee  laatst  vcriopene  eeuwen,  hebben  ver- 
enkel^^'t  ^"^^^^^^"^    Geleerden  ,    op    voorgang    van    c huist. 
ftaptkuii-  THOMASius    (*),     en    eurch.     gotth.    stru- 
éeeen      y^^g  Ct)->  den  overgang  van  konstantyn  tot  het 
gewor-     Christendom    alleen    aan    flaatkiinde   tocgelclireven. 
den  is?     Deze  eerzuchtige  Vorst,  zegt  men,  die  niets  minder 
bedoelde,  dan,  na  het  uit  den  weg  ruimen  van  alle 
Medekeizers,  alleen  de  oppermagt  des  Romcinfchen 
Rijks  in  zich  te  verëenigen,   in  aanmerking  nemen- 
de, het  groot  aantal  der   Christenen,  en  hunne  tot 

dweep- 
(*)  Ohfervatt.  UaUem.  l.  c. 
(I)  Disf.  Covjliïiiiiuin  ex  riUhnibiiipoliiicia  ChriitlaiuLS, 


GESCHIEDENIS.  41 

dweepzucht  en  geestdrift  toe  gaande  trouwe  en  ijver     m 
voor    hunne  geloofsgenoten   en  befcheiTners ,  wilde    ^'^^'^ 
zich   van  hunne  genegenheid  verzekeren ,   gelijk  zij  Hoofdft. 
hem   dan   ook   zoo  krachtdadig  ondcrfteunden ,   dat  na  C.  G. 
hij  zijnen  wensch  daadlijk  vervuld   zag.     Zijne  me-  ^^^^  237. 

dedingers ,  maxi.aiinus  ,  imaxentius  ,  en  licinius  , ■ 

hadden ,  gelijk  wij  gezien  hebben ,  insgelijks ,  po- 
gingen aangewend,  om  de  Christenen  in  hunne  be- 
langen over  te  halen,  maar,  dewijl  zij  hun  woord, 
bij  voorkomende  gelegenheden,  niet  geftand  deden, 
ftelden  deze  geen  vertrouwen  in  deze  Vorften.  kon- 
STANTYN,  integendeel,  nam  geheel  den  fchijn  aan, 
van  zelfs  een  hd  van  hun  genootfchap  te  wezen , 
vleijdde  hunne  Geestelijkheid  en  Bisfchoppen  ,  aan 
welke  hij  inkomftcn  en  voorrechten  rijklijk  fchonk, 
en  die  hij  met  eerbied  behandelde,  terwijl  de  Chris- 
tenen, in  het  gemeen,  door  hem  eene  gewenschte 
rust,  vrijheid,  en  veiligheid  genoten.  Men  kan  niet 
ontkennen ,  dat  'er ,  in  deze  wijze  van  befluiten , 
veel  fchijnbaars  is,  doch,  met  dit  alles,  ontbreekt 
daar  aan  gefchiedkundig  bewijs.  Men  merke  flechts 
op,  dat  konstantyn's  leger  grootendeels  uit  Hei- 
denen beflond ,  welke  ook  nog ,  in  het  geheele  Ro- 
meinfche  Rijk,  de  magtigfle  en  talrijkfte  partij  uit- 
maakten, dat  hij,  toen  hij  de  hulp  der  Christenen 
meest  nodig  zou  gehad  hebben,  wel  hun  begunilig- 
de,  doch  hunnen  Godsdienst  echter  nog  niet  aange- 
nomen had,  maar  denzelven  eerst,  na  het  overwin- 
nen der  Medekeizercn ,  toen  hij  geencn  mededinger 
meer  had,  heeft  aangenomeu,  en  van  tijd  tot  tijd 
2ich  een'  ijveriger  vriend  van  de  Christenen  betoond  , 
C  5  die 


44  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ÏII  die  ook  nooit  aan  zijne  oprechtheid  getwijfeld 
BOEK  hebben,  en  wier  geestelijkheid  hij,  in  zijne  oniiian- 
Hoüfdft.  digheden,  niet  nodig  had  te  vleijen. 
na  C.  G.  In  de  daad ,  gelijk  wij  reeds ,  in  het  >  begin ,  zei- 
toc  337'.*^^"»  ^y  hebben  geene  buitengewone  verfchijnfelen , 
— — —   geene  gezoclite  redenen,  van  een  knagend  geweten, 

Eenvou-  ^^  ftaatkunde  ontleend,  nodig,  om  van  eene  geheel 
wig  voor-  5  o  5  o 

ftelvan  natuurlijke  en  uit  de  omflandigheden  eigeniiaitig 
zijne  ver-  yoortvloejende  gebeurenis ,  gelijk  deze  overgang  van 
KONSTANïYN  tot  het  Christcndoni  blijkt  geweest  te 
zijn,  rekenfchap  te  geven,  konstantyn  had  reeds 
ijn  zijnen  Vader  een  voorbeeld,  die  aan  zijn  Hof, 
in  zijn  heir,  en  in  alle  Handen  van  zijn  Rijk,  met 
een  goed  gevolg,  van  Christenen  gebruik  gemaakt , 
cn  aan  de  Christenen  zijne  gunst  bewezen  had  ; 
deszclfs  regering  was  door  geene  oproeren  noch  in- 
wendige bewegingen  gefchokt  geweest ,  en  hoe  meer 
kennis  konstantyn  van  den  Godsdienst  der  Chris- 
tenen kreeg,  hoe  meer  hij  daar  door,  als  ook  door 
de  ondervinding  zelve,  overtuigd  werd  ,  dat  die 
Godsdienst ,  volgends  deszclfs  eigen  wezen ,  ftrekte  , 
om  goede ,  en  geruste  Burgers  aan  den  Staat  te  ver- 
fchaffen;  hij  zag,  dat  het  getal  der  Christenen,  ge- 
noegzaam daaglijks ,  aanwies  ;  hij  had  gezien ,  dat 
Hien  te  vergeefs,  door  middelen  van  geweld,  dien 
voortgang  had  zoeken  te  fluiten;  hij  begreep,  dat 
hij  hun  kon  bcgunfligen  ,  zonder  de  Heidenen  te 
vervolgen ,  en  dus  aan  alle  zijne  onderdanen  genoe- 
gen geven;  hunne  geestelijkheid  en  opzieners,  on- 
der welken  zich  vele  geleerde  en  waarlijk  eerwaar- 
dige mannen  bevonden,  vereerden  hem,  pverbodig* 

en 


GESCHIEDENIS.  43 

en  verhieven,  om  ftrijd,  zijnen  lof;  dit  alles  moest     III" 
hem  noodzaaklijk,  in  zijne  gunftige  denkwijze  om-    ^^^"^ 
trcnt  de  Christenen ,  verilerkcn ,  en  eindelijk  ten  vol-  Hoofdft. 
len  overhalen ,  om  hunnen  Godsdienst  zelf  te  bclij-  na  C.  G. 

Toot»  0  1^ 

den,  en  dien  tot  den  Godsdienst  van  den   Staat  te  -^^^  ^S[ 

maken,  uit  al  hetwelk  wij  befluitcn,  dat  deze  Vorst,  . -^ 

in  zoo  ver,  te  goeder  trouw  te  werk  is  gegaan. 
Eene  andere  vraag  is  het ,  en  niet  ligt  te  beantwoor- 
den, of  hij  een  waar  Christen  geweest  zij,  in  den 
verhevenen  zin  van  deze  benaming ,  dat  is  een 
Christen,  wiens  hart  en   daadcn  gellemd  en  gericht  .: 

waren,  volgends  de  leere  en  lesfen  van  dez£n  he- 
melfchen  Godsdienst  ?  Hier  omtrent  zal  het  ver- 
haal van  zijne  volgende  verrichtingen,  tot  hetwelk 
wij  nu  overgaan,  ons  misfchien  opheldering  geven 
kunnen  (*). 
Na  de  overwinning,   in  het  jaar  312  op  maxen- konstak- 

Tius  behaald,  welke  dwingeland  in   den  Tiber  ver-,  t^'^' be- 

"      ■  mmltigt 

dronken  was,  liet  konstantyn  te  Rowe  een  ftand- de  Chris- 

beeld  voor  zich  oprichten,    houdende  het    kruis  in  tenen  na 
de  hand,  met  dit  opfchrift:     „  Door  dit  heilzaam  J^^nhig 
5,  teken ,  een  overtuigend  bewijs  van  waare  dapper-  op  ma- 
„  hcid ,  heb  ik  uwe  flad  van    het   juk    der   dwbig-  ^^^'"^'^* 
„  landij  verlost    en    bevrijd;   en  den   Raad  en    het 
„  volk  van  Rome  in  vrijheid  hcrfteld  hebbende,  de 
„  aloude   eere  en   luifter    wedergefchonken  ( f ).  *' 
Vervolgends  gaf  hij,   ook  op  den  naam   van  lici- 

NI- 
(*)  Men  vergelijke  hier  mede   mosheim.  Nodige  Op- 
helderingen, Ilde  Deel,  Blad-z..  507. 
(t)  EüSEB.  Vit.  Cdnjïant,  Libr,  I.  Cap.  40,- 


44  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       Nius,  die  zijne  vriendfchap  tegen  maximinus  uoólg 
^^^^     had,  nog  in  hetzelfde  jaar,  en  in  het  volgende  313 
Hoofdft.  tö  Milaan^  die  beide  openbare    bevellchriften ,    van 
na  C.  G.  welke  wij  in  het  voorgaande  Derde  Deel  (*) ,  reeds 
tot  337*  gewaagd    hebben.     Voorts,    bewees   konstantyn 
■■'" zijne  milddaadigheid  jegens  de  Christenen  door  hun- 
ne Kerken  te   vergroten,  en  die  met  rijke  gcfchen- 
ken  te  verëeren  (f). 
LiciNiüs       De  eensgezindheid  tusfchen    konstantyn  en  li- 
vervolgt   (,jj^jus  higy  echter  niet  lang  ftand;  nadat  de  laatst- 
tcaen.      gemelde  maximinus  overwonnen,  en  door  deszelfs 
dood,  zich  meester  van  zijne  landen   gemaakt  had, 
brak  tusfchen  hem  en  konstantyn,  reeds   in   het 
Jaar  314,   een  burgerkrijg  lüt,   die  met  eenen  na- 
deehgen  vrede  voor  licinius  eindigde,  welke,  vaiï 
dien  tijd  af,  in  het  jaar  319,  de  Christenen  in  zijne 
landen  ,    of  omdat  zij    te    veel  genegenheid    voor 
KONSTANTYN  hadden  laten  büjken,   of  door  zijnen 

ijver 

(*)  Bladz.  '>,'^<).  Bij  het  gezegde  nldanr  moeten  wij 
hier  nog  voegen,  dat  fomrnigen  aan  het  woord  «/^scrg/s", 
hetwelk  anders  gezindten,  aanhangen,  te  kennen  geeft, 
iu  het  tweede  bevelfchrift  voorkomende ,  de  betekenis  ge- 
ven van  Conditio ,  voorwaarde ,  en  dus  hetzelve  uit  lac- 
TANTius  verklaren,  in  dien  zin,  dat,  in  het  eerfle  bevel- 
fchrift, de  vrijheid  der  Christenen,  niet  zonder  eenige 
bepalingen,  zal  gefchonken  zijn ,  welke  bepalingen  in  het 
tweede  opgeheven  zijnde,  nu  die  vrijheid  volkomen,  en 
zonder  eenige  voorwaarde ,  gefchonken  werd.  Vergel.  VE- 
NEMA  Hiit.  Eccles,  Tom.  IV.  pag.    347. 

(j)  EUSEB.  Fit.  Vov-ftaui.  Libr.   I.  Cap,  4a. 


GESCHIEDENIS.  45 

ijver  voor  het  Heidendom ,   van  zelf  daar  toe  aan-     lII 
gefpoord,    begon  te  vervolgen.    ?>rst  alle  Christe-    ^°V^ 
hen   van  zijn    Hof  verwijderende ,    vervolgends  de  Hoofdfl. 
foldaten,  die  in  de  (leden  bezetting  hielden,  indien  "^  C.  G. 
zij  weigerden  te  offeren,  uit  den   dienst  ontflaande ,  j'^^  iJL' 
verbood  hij  eindelijk    de    Godsdienftige  vergaderin-  .m  ' 
gen,  ten  minflen  voor  zoo   ver  vrouwen   en   man- 
nen dezelve  fainen  bijwoonden.    INlet  dit    alles  niet 
voldaan,  liet  hij  vcifcheiden  Bisfchoppen,   aan  wel- 
ke hii,  onder  levensllraffe ,  verboden  had,  met  an- 
deren   Kerkelijke  vergaderingen    te   houden  ,   vatten 
en  ter  dood  brengen,  dreef  anderen  in  ballingfchap , 
verbood',    dat   men   de   gevangenen   in   den  kerker 
ccnige  hulp  zou   toebrengen  ,    zoodat  zij ,    zonder 
bijfland ,  daar  in  van   honger  verfmachten  moesten. 
Ook  liet  hij  de  Kerken  der  Christenen  fluiten,  en  fom- 
migen   afbreken,  en  met  den  grond  gelijk  maken. 
Deze  vervolging  trof  voornaamlijk  de  Christenen  in 
de  ftad  Amajia  en   andere   fl:eden   in  het   landfchap 
Ponlus ,  ook  werd  zij ,  onder  allerhande  voorwénd- 
zcls ,  meer  dan  met  openbaar  geweld ,  uitgeoefend  , 
alzoo  LiciNius  genoodzaakt  was,   konstantyn  te 
ontzien;  tot  dat  de  beide  Vorflen,  in  het  jaar  323^ 
op  nieuw ,  met  malkanderen  in  oorlog  geraakten  (*_), 
Wij  behoeven  ons  zoo    veel  te  min  te   verwonde- 
ren,  over  deze   vervolging   der   Christenen  ,    door 
.LICINIUS ,  waar  van  zelfs  een  Heidensch  Schrijver 

ge- 
(•)  EusEBius  Hist.  Eccles.  Libr.  IX.  Cap.  8.  fqq,Vit, 
Conjlant.  Libr.  1.  Cap.  51.  Libr.  II.  Cap.  i.  fyq. 


H$  KERKELIJKE 

jjl       gewaagt  (*),  nadien  hij,  ook  volgends  getuigenis 

BOEK     van   den   Keizer  juliaan  ,  hetweliv  in   dezen   niet 

TI 

„  '■^..^   verdacht   kan  zijn  ,    te   boek  ftaat  ,  als  een  fnood 

na  C.  G.  Dwingeland ,  tot  allerleië  zelfs  de  ongehoordfte  fnood- 
j^^rs  13.  heden  geneigd  (f).    Evenwel   fchijnt   het  gerucht, 
'  vervolgends,    deze   vervolging   merklijk   vergroot  te 
hebben,  gelijk  wij,  bij  voorbeeld,   fchijnen  te  kun- 
nen opmaken,  uit  cene  redenvoering  van   basilius 
den  Grooten ,  tot  lof  van   veertig   Martelaren ,    uit 
den  krijgsftand,   die  in   dezelve   zullen   omgekomen 
zijn,  van  welke  euseeius   niet  alleen   zwijgt,   maar 
uok  uitdruklijk  zegt,  dat  de   foldaten,   die  weiger- 
den te  offeren,  alleenlijk   van   hunne   eere   beroofd, 
en  afgedankt  werden  (.-{:). 
Doodvan  .   LiciNius,  die,  waarfchijnlijk ,   ook   uit  llaatkun- 
LiciNius.  ^jg^  redenen,   deze  vervolging  tegen  de  Christenen 
kad    ondernomen  ,    alzoo    hij    oordeelde ,    dat    zij 
niet  anders  wenschten    en   zochten,   gelijk  ons   een 

Ker- 

(*)  AuRELius  viCTOR ,  de  defar.  Cup.  XLI.  pag. 
435'  <^^^f'  ARNTZENii:  Lkinio  ne  infontuim  qiiidem  ac 
fiobilium  philofophorum  fervili  modo  cniciatus  adhibiti 
"hiodinii  feeere,  de  zin  van  welke  woorden  is,  dat  deze 
Vvreedaart  onfchuldige  en  voortreflljke  Jiljsgeeven,  met 
ïlrafFen  voor  flaven  gefchikt ,  vervolgd  heeft.  Wij  weten 
toch,  dat  vele  Heidenen  de  Christenen,  xtw  dezen  tijde, 
vóór  eenen  aanhang  van  Wijsgeeren  hielden. 
■  ( t  )  Jiilian ,  C.i'fares.  p.  m.  202. 
'  (4:)  Men  vergelijke  venejma  Hist.  Ecdes.  Tom.  IV» 
pag,    363. 


GESCHIEDENIS.  A? 

Kerkelijk  Gefchiedfchrijver   (*)  bericht,  dan  kon-     III 
STANTVN  alleen  tot  Keizer  te   hebben,  waartegen    ^^I-^ 
hij  zich   door  de   magt   der  Heidenen  zal  getracht  Hoofdfl. 
hebben  te    verftcrken,   gelijk  hij   dan  in   eene  aan- °^  C.  G. 
fpraak  aan  zijne  foldaten  verklaarde  ,  den  oorlog  tegen  ^q^  ^-^t] 
KONSTANTYN  ondcmomen  te  hebben ,  om  den  ouden        ■  ■■ 
Godsdienst  te  wreken  en  te   herftellen,  belovende, 
indien  hij  de  overwinning  behaalde,  alle  de  verach- 
ters   van    den    ouden   Godsdienst  geheel   te    zullen 
verdelgen  (f),  terwijl  de  Heidenfche  Prieflers  hem, 
door  hunne  Godfpraken,  van  de    ovenvinning  ver- 
zekerden (-t)^  flaagde  echter,  in  dezen  oorlog,  die 
in  het  jaar  323  eenen  aanvang  nam,  zoo  ongeluk- 
kig, dat  hij  zich,  nog   in  datzelfde  jaar,  als  eeix* 
gevangenen  ,    aan    konstantyn   moest    overgeven* 
Deze  beloofde  hem,  bij  plegtigen  eede,   dat  hij  zijn 
leven  zou  fparen ,   doch  liet  hem  kort   daar  na  ter 
dood  brengen ,  „  naar  het  recht  des  oorlogs ,"  zegt 
EusEBius  (§),  of  gelijk  anderen,  ter  veröntfchul- 
diging  van  konstantyn,   voorwenden,  omdat  de 
foldaten  den  dood  van  licinius  eischten ,  of  omdat 
KONSTANTYN  hem  uog  voor  een'  gevaarlijk  vijand 
hield,  doch  alle  welke   redenen  zoodanige  fchending 
Van  den  eed,  en  WTeedheid  tegen  eenen  Vorst,  die, 
door  het   huwlijk  met  konstantyn's  Zuster,  zijn 
zwager  was,  nooit  veifchonen  kunnen,    konstan» 

TYN, 
( *  >  SozoMENUs  Wsf.  Ecclei,  Lihr.  I.  Cap,  7. 
( f )  EuSEB.  nt.  Conftant.  Libr.  II.  Cap.  5. 
^    (  ^  )  Idem  Libr.  II.  Cap.  4. 

(§)  £>^  Fit,  Conftant.  Libr.  II.  Cop.  18. 


/ 


4»  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  TYN,  met  de  dood  v;in  licinius  niet  vergenoegd, 
^^.V^  liet  ook  MARTINIANUS,  die  door  licinius  tot  Ca- 
Hoofdft.  y^^^  verklaard  was,  en  zelfs  den  Zoon  van  lici- 
ua  C.  G.  jsjius  ook  LICINIUS  genoemd  ,  een  kind  van  elf 
tot  337!  i^^*'^" '  ^^"  '^^^  leven  beroven  ,  behalven  nog  vele 
■  voorname  lieden   van   licinius   aanhang.    En   deze 

wreedheden  zijn  te  min  te  ontkennen,  hoe  zeer  ook 
EUSEBius  alle  de  fchuld  op  licinius  poogt  te 
fchiiiven,  en  aan  de  handelwijze  van  konstantyn 
eenen  glimp  te  geven,  door  hen  voor  te  flellen,  als 
lieden,  die  tegen  God  geoorloogd,  en  daar  toe  ge- 
raden hadden,  dewijl  zij  vooral  niet  voegden  voor 
eenen  Vorst,  die,  behalven  het  boven  verhaalde 
wonder ,  en  de  geheiligde  krijgsbanier  ,  nog  zoo 
groote  vertoning  van  godsvrucht  maakte,  dat  hij, 
in  eene  afzonderlijke  tent  buiten  de  legerplaats ,  God 
gewoon  was  te  bidden ,  en  zulks  ook  in  den  oorlog  met 
licinius  deed,  dat  God  hem  met  zijne  bijzondere 
gunst  en  bekendmaking  van  zijnen  wil  zou  bij- 
ftaan  (*). 
2iine  Konstantyn,  eenmaal  zich  voor  de  Christenen 

wetten  verklaard  hebbende  ,  toonde  zich  zeer  ijverig  ten 
deele  vnn  hunnen  voordeele  ,  door  menigvuldige  wetten  en 
hetChris-  verordeningen ,  welke  in  het  eerst  wel  de  Heidenen , 

teiidom,  .    ^^  vriiheid  van  hunnen   Godsdienst,   gelijk  kon- 

bijzon-  •'  7    o    j 

der  der     stantyn  iiitdrukhjk    verklaarde,   dat  elk  en  een  ie- 

Geeste-    ^gj.  zijner  onderdanen  deze  vrijheid  van  Godsdienst, 
üjkheid.  ...  ...  ,   i,      , 

naar  zijne  eigene  verkiezing,  moest  behouden,  onge- 

ftoord  lieten,  en  alleen  de  Christenen    en  bijzonder 

de 

(*)  EusEC.  (k  Hia  Conflant.  Libr.  II,  Cap.  12. 


GESCHIEDENIS.  4<j 

de  geestelijkheid  beg:iinftigden ,  maar  in  vdrvolg  van     ni 
tijd   fti'enger  werden,   en  meer  flrekkende,  om  den    ^°^^ 
Ilcidenfchen    Godsdienst    afbreuk  te  doen ,  en  den  Hoofdfl. 
Christelijken  uit  te  breiden;  terwijl  door  dezelve  ook  "^  C.  G. 
vele  en  gewigtige  veranderingen   in   den  toeftand  en^^j'^^I^' 

inrichting  van  de  Christelijke  Kerk  en  derzelver  Leeraa 

ren  en  Opzieneren  te  weeg  gebracht  werden  (*). 
Wij  zullen  eenigcn  der  voorn  aam  (te  van  deze  Wet- 
ten hier  moeten  bijbrengen,  nademaal  zij  ons  met 
de  heerfchende  denkwijze  van  de  Christenen,  in  deze 
en  de  volgende  eeuwen,  kunnen  bekend  maken. 

Edne    zijner    eerlle    merkwaardige    verordeningen ,  De  gees- 
ten behoeve  der  Christelijke  Geestelijkheid,  gaf,   in  telijkbeid 
het  jaar  313,  aan  de  rechtzinnige  Leeraars  in  •^*/- kJpardvnn 
ka^  vrijheid,  van  het  bekleden  van   burgerlijke  last- burgerlij- 

Trp  loer- 

posten;  opdat  zij  door  dezelve  niet  zouden  gehin-  possen, 
derd  worden,  in  het  waarnemen  van  de  pligten  van 
hun  ambt ;  welke  vrijheid ,  ( immunitas , )  vervol- 
gends  tot  alle  Christen -Leeraars  in  het  gantfche 
Rijk  werd  uitgeftrekt.  Maar  als  hier  op  vele  rijke 
burgers  zich  onder  de  geestelijken  lieten  aanfchrij- 
ven,  om  dit  voorrecht  met  hun  te  genieten,  ver- 
bood de  Keizer ,  in  het  jaar  326 ,  dat  zulke  burgers  , 

die 

(*)  J.  A.  FABRIC1U3  Lvx  fiiliit.  Eiimig.  toti  orhi  exor, 
^ap.  13.  heeft  deze  Wetten  verzameld;  men  vindt  de 
meesten  bij  euseb.  liht.  Eccles.  X.  7.  fqq.  en  in  den 
Coii.  Theodos,  en  lujlinian,  zij  zijn  opgehelderd  en  ver- 
klnnrd  door  franc,  baldlinus  in  een  afzonderlijk  werk  : 
Couftantinm  feu  de  Legg.  Cunftant.  Halle  1727.  8.  Qict 
cene  Voorreden  van  n.  h.  gundling. 

IV.  Deel.  D 


Kerken. 


50  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       die  tot  dergelijke  lastposten  van  Decuriones  ^   Curia" 

BOEK     /^^  enz.^   verpligt    waren,    niet    in  den  geestelijken 

Hoofdft.  ^^i^'i  zouden   overgaan,    maar  alleen    minvermogen- 

naC.  G.  d^n,  die,    zegt  hij,  billijk  van  de  rijkdommen  der 

Toot-  o  T  Q 

^q[  ;„^'  Kerk  onderfleund  mogten  worden;   ook  mogten  gee- 
■  ne  geestelijken  in  bediening  gefteld  worden,   vóórdat 

'er  plaatzen  door  de  dood  van   anderen  waren  open- 
gevallen (*). 
Mildd?.-       Deze  gemelde  wet  fpreekt  wel  niet  algemeen ,  ook  is 
digheid     >gj.  p-j,ej;,e  uitdrukliike  wet  van  konstantyn  voorhan- 

VSn  KON- 

STANTYN  den  ,  welke  de  geestelijkheid  vrij  verklaart  van  het 
jegens  de  dragen  der  openbare  belastingen ,  men  mag  nogthans 
liikhcid  ^^i'^  ^^  milddadigheid  van  dezen  Vorst  befluiten,  dat 
en  de  zij  hier  van ,  ten  minden  gedeeltelijk ,  ontflagen  ge- 
weest zal  zijn.  Deze  milddadigheid  toch  was  zoo 
groot,  dat  zij  wezenlijk  den  grond  gelegd  heeft  tot 
de  volgende  onmetelijke  rijkdommen  der  Kerken.  Be- 
halven  vele  geichenkcn  in  geld,  graan,  en  lande- 
rijen ,  wees  hij ,  in  elke  flad ,  vaste  inkomften  aan , 
voor  de  geestelijkheid  aldaar ,  uit  de  gewone  belastin- 
gen (f).  In  het  jaar  321  gaf  hij  aan  ieder  de  vrij- 
heid ,  om ,  bij  uiteruen  wil ,  aan  de  rechtzinnige 
Kerk  zoo  veel  van  zijne  goederen  te  vermaken,  als 
liij  goedvond   (:{:).      Van   deze   bezittingen  en   der- 

zel- 

(*)  EusEn.  Hisf.  Eed.  L.  X.  C.  7.  Cod.  Theoclos.  Libr, 
XVI.  ///.  2.  Ae  Episcop.  Eccles.  etCleric.  Leg.  i  ,2,3,6,7, 

(t)  EusEB.  Hht.  Eccles.  Libr.  X.  L'ap.  6.  sozomen. 
Uht.  Eccles.  L.  I.  C.  8.  L.  V.  C.  5. 

(t)  Cod.  Theodos.  L.  XVI.  ///.  1.  l.  4.  Cod.  luftin, 
L.  I.  iit»  2.  de  SS.  Ecclefiis  etc.  l.  i.  Deze  wet,  ei- 
gen- 


GESCHIEDENIS.  51 

zelvcr  inkomften,  aan  de  Kerken   gefchonken,   werd      III 
wel  alleenlijk  een  gedeelte  voor  de  geestelijkheid  en    ^'^^''' 
de  Bisichoppen ,  en   het  overige  t(;t   onderhoud   der  Hoofdft. 
araien,  weduwen,  aan  God  gewijde  maagden,  en  tot  m  C.  G. 
onderhoud  ,  vergroting ,  en  vcifraajnig  der  Kerken ,  [^^  ^^l] 

beftemd ,  dcc'i ,  daar  de  Bisfchoppen  en  andere  gees- 

telijken  'er  het  beftuur  van  hadden,  maakten  zij  'er 
fpoedig  zoodanig  gebruik ,  ook  voor  zich ,  van ,  als 
zij  goedvonden.  Spoedig  nam  ook  de  bijgelovige  mening 
de  overhand ,  van  welke  konstantyn  zelf  niet  vrij 
was ,  gelijk  blijkt  uit  de  redenen,  door  hem  voor  deze 
zijne  milddadigheid  gegeven  ,  dat  men  bijzondere 
gunst  van  God  venvierf,  als  men  veel  aan  de  Kerk 
en  hare  dienaren  fchonk,  uit  hoofde  van  hunne  ge- 
beden en  zegeningen. 

Onder    andere    eerbewijzen    en    voorrechten ,  met  Andere 
welke    KoxsTANTYN    de    Bisfchoppen ,    in    het  ge-  j.g^.]^j'g,^ 
meen ,  overlaadde ,  was  ook  dit ,  dat  lieden ,  die  een  der  geesr 
plijtgeding  hadden ,   zich    op   de   beflisling   der  Bis-  ^^'!^^' 
fchoppen  mogten  beroepen,  wier  vonnis  de  üadhou- 
ders  en  hunne  onderbedienden  ten  uitvoer  moesten 
brengen    (*).     Dit  fteunde  zeker  op   eene  misdui- 
ding van  PAULUS  woorden,  i.  kor.  VI.  1-8.     On- 

dcr- 

genlijk,  ann  het  volk  vnn  R.ome  gericht,  is  raisfchien  nl- 
leen  eene  bevesnging  en  uitbreiding  van  deze  vrijheid, 
welke  de  Kerken  reeds  zedert  het  jaar  312  fchijnen  ge- 
had te  hebben;  gelijk  gothofredus  gist  ad  1.  c.  Cod, 
Theodos.  hetwelk  echter  ernesti  de  Avaritia  Ecdes, 
Opusc.  Theolog.  p.  557.  niet  waarfchijnlijk  vindt. 
(*)  SozoMEN.  Hiit.  Ecclcs.  Lihr,  I.  Cnp,  9. 
D  2 


5£  KERKELIJKE 

IIÏ  deitiisfchen  is  eene  andere  wet,  welke  konstantvW 
^^Y'  insgelijks  zal  gegeven  hebben  (*),  en  waar  door  de 
Hoofdft.  Bisfchoppelijke  rechtbanken  nog  veel  verder  worden 
na  C.  G.  Liitgeftrekt,  verdicht  en  van  later  tijd  (f).  Ook  gaf 
lot  33r.*  KONSTANTYN,  in  lict  jaar  316,  aan  de  Christenen 
*  dit  voorrecht,   dat   meesters  hunne  flaven  ,    zonder 

de  gewone  plegtigheden  in  acht  te  nemen  ,  in  de 
vergadering  der  Christenen,  ten  overftaan  der  gees- 
telijken, hunne  vrijheid  fchenken  mogten ;  ja,  indien 
een  geestelijke  aan  zijnen  flaaf  de  vrijheid  wilde 
fchenken,  kon  hij,  volgends  eene  nadere  wet,  iii 
het  jaar  321,  zulks  doen,  zonder  ecnige  getuigen, 
fchriftelijk ,  of  met  monde  ;  wordende  zoodanige 
vrijlating  erkend,  als  wel  en  wettig  (:{:). 
De  oude      De   Romeinen  hadden    van    ouds    wetten  ,  welke 

Wetten    ^^j^   ongehuwden  flaat,  door  zekere  boeten,   tegen- 
tegen  den  °  5       0 
ongc-       gingen,  en  het  huwlijk  bevorderden;   fommigen  der- 
huwden    zelven,  als  de  Papifche  en  Poppeifche^  waren,   om 
gefchaft.  ^^  bevolking    des  Rijks  te  bevorderen ,  vrij   ftreng , 
als  die  niet  alleen  tegen  ongehuwden,   maar  zelfs  te- 
gen getrouwde  doch  kinderloze  mannen ,  zekere  boeten 
bepaalden.  Y)tzt  wetten  flonden  de  neiging  van  vele  Chris- 
tenen, en  hunne  hoogachting   voor  den  ongehuwden 
flaat,  die  thans  meer  en  meer  onder  hen  veld  won, 
te  Iterk  in  den  weg.    konstantyn  fchafte  dan  de- 

zel- 

■(*)  Cod.  Theod.  Tom.  VI,  P.  i.p.  2^9- fq- ed.  Rideri, 

(t)  Dit  heeft  gothofredus  voldoende  bewezen. 

(:}:)  Cod.  lujlin.  L.  I.  tit.    IZ'  de    his  qiii  in   Eccles, 

vianumitt.  l.  1,2.  Cod,  Theodos.  Libr,  IV.  /.  7.   /.  i. 

50Z0MEN,  /.  f. 


GESCHIEDENIS.  53 

zelve  wetten,  die  reeds  te  voren  zeer  verzacht  wa-     Uï 
ren  geweest,  geheellijk  af,  houdende  het  daar  voor,    ^^J-^ 
zegt    sozoMENUS    (*},    dat   het   dwaas    ware,  te  Hoofdd. 
denken ,   dat   het  menschlijk  geflacht  door  den  vlijt  na  C.  G, 
en  zorg  der  menfchen   zou    kunnen    worden  uitge-  ^^^   g.^* 
breid,  als  zijnde  deszelfs  vermenigvuldiging  of  ver-  "- 

mindering  alleen  van  eene  hooger  V^oorzienigheid 
afhangende.  Welke  vrome  maar  weinig  Idemheb- 
bende  reden  den  Vorst  ,  waarfchijnlijk  ,  door  de 
Geestelijkheid  aan  de  hand  was  gegeven ,  gelijk  dan 
ook  EusEBius  (f)  hem,  wegens  de  affchaffing  de- 
zer wetten  ,  ten  flerkflen  prijst.  Zelfs  vergunde 
KONSTANTYN,  volgends  SOZOMENUS,  aau  Christe- 
nen van  beiderleië  kunne,  die  ongehuwd  bleven,  de 
VTijheid ,  om  ,  zeïïs  nog  onmondig  zijnde ,  hunnen 
uiterften  wil  te  mogen  maken ,  oordelende ,  dat  de 
gene,  die  zich  alleen  aan  den  dienst  van  God  en 
eene  gellrenge  deugd  toewijdt,  ook  in  alle  dingen 
verftandige  en  wijze  maatregelen  neemt. 
De  Christenen  hadden ,  van  eerden  af,  den  Zon-  Viering 

dag ,   den  eerften  dag  der  week ,   waar  bii  vele  se-  X'^"  . 
^  °  '  j  t>     Zondag 

meenten  nog  den  Zat ur dag ,  of  Sabbat h ,   voegden ,  geboden, 
gevierd  en    vereerd,   echter  is   'er  geene  blijk,   dat  . 
deze    vertering    beflaan    hebbe ,    in    eene    volftrekte 
rust,  en  geheele  ftaking  van  alle  werk  en  bezigheid, 
'jnaar  thans ,  nu  de   Christenen  ,  naar    mate   zij  in 
waare  godsvrucht  en  deugd  verkoelden,   des  te  ijve- 

ri- 

(*)  Hht.  Eccles.  L.  I.  C.  9. 

Cï')  De  Fita  Conflant.  L.  IV.  C.  n^s. 

D  n 


i;4  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       riger    wcrdcfi  ,     omtrent    uitwendige    piegtiglieden , 

BOEK     voerde  konstantvn,   in   het  jaar  321,   door  eene 

Hoofdd.  ^vet  (*),  eene  ftrcnger  viering  van   den  Zondag  in: 

aia  C.  G.  ^^  Alle   Richters    en    ingezetenen    der  fteden ,"  dus 

J^f  ^IS  hüdt  deze  wet,  „ook  de  werklieden  in  alle  kunden, 

• „  zullen   op   den  eenvaardigen  Zondag  rusten.     Al- 

„  leen  mogen  de  landlieden ,  met  alle  vrijheid ,  den 
„  landbouw  voortzetten,  alzoo  het  vaak  gebeurt, 
5,  dat  de  landerijen  en  wijnbergen,  op  geenen  an- 
„  deren  dag,  zoo  voegzaam  beiirbeid  kunnen  vvor- 
„  den.  Dus  behoort  dit ,  door  de  hemcHche  V^oor- 
5,  zienigheid  aangeboden,  niet  hij  gelegenheid  van 
,,  een  kort  oogenblik  ,  verloren  te  gaan."  Kort 
daarna  vergunde  hij,  dat  men  ook  op  den  Zondag 
lijfeigene  fiavcn  in  vrijlK-id  kon  ontdaan ,  omdat  dit 
eene  weldadige  handeling  was  (f).  Terwijl  voorts 
de  Christenen  onder  zijne  foldaten  verlof  hadden, 
óp  den  Zondag,  ten  einde  hunnen  Godsdienst  te 
kunnen  waaniomcn,  moesten  de  Heidcnfche  foldaten 
?ma  buiten  op  het  open  veld  trekken, en  daar,  opeen 
gegeven  teken,  het  volgende,  door  den  Keizer  voor- 
gcfchreven,  gebed  (jireken:  ,,U  alleen  erkennen  wij 
„  als  God;  U  belijden  wij,  als  Koning;  U  aan- 
„  bidden  wij ,  als  helper ;  van  U  hebben  wij  de 
^,  zege  ontvangen;  door  U  hebben  wij  de  vijanden 
^,  overwonnen.  U  danken  wij  voor  het  ontvangen 
„  goetie;  va;n   U  hopen    wij    het   toekomende.    \J 

„  fme- 
(*)  Cod.  hijlin.  l.  ill.  t.  12.  de  fcrih  L  3. 
(t)  Coi'  Theodos,  L.  U.  /.  8.  de  fcriis  L  u 


GESCHIEDENIS.  55 

„  fmeken  wij   ootmoedigst ,    dat  gij    onzen  Keizer     III 
5,  KONSTANTYN,  en  zijnc  Godgeliefde  Zoonen,  bij    ^'^^'J^ 
„  een  lang  leven ,  gezond   en  overwinnende ,  bewa-  Hoofdff. 
„  ren  wilt!"  (*)    De  bewoordingen  van  welk  ge- na  C.  G. 

Toni*    '>  T  'S 

bed  zeker  niet  ftreden  met  de   denkbeelden   van  ver-  J^^  237. 

Handige  Heidenen  omtrent  het  Opperwezen ,   zoodat 

zij  aan  Heidenen,  zonder  aanftoot,  konden  voorge- 
fchreven  worden.  Nog  verordende  hij  ,  dat  men 
den  Vrijdag  insgelijks,  door  dergelijk  ftilflaan  van 
allen  arbeid  ,  zou  vieren ,  ter  gedachtenis  van  het 
geen  jesus  ,  op  dien  dag,   geleden  heeft  (f). 

Na    de   dood  van    licinius  ,    in    het  jaar   323 ,  Kqn- 
openbaarde   konstantyn,  van   tijd   tot  tijd,   zijne  st/\ntyn 
genegenheid  voor  de   Christenen,    duidelijker.     Eéne  (jgCliris- 
zijner   eerfte  zorgen  was,    de   vervolging,   die  lici- tenen  ia 
Kius  tegen  de  Christenen  ,   in  zijne   Oosteriche  lan-  ^^^'^  "^."* 
den,  had  aangericht,   te  doen  ophouden,  en  derzel- tingen, 
ver  nadeelige   uitwerkzelen  te   herftcllcn.     Een   aan- 
fchrijven  des  aangaande    aan  de   Beftuurers  van  Pa~ 
Icefiina^  is  ons  door  eusebius  (t)i  bewaard,  waar 
bij  KONSTANTYN  beveelt ,  dat  de  Christenen ,    welke 
uit  hun  vaderland  verdreven ,  of  tot  openbare  lands-^ 
dienften  veroordeeld,   van  hunne    goederen  beroofd, 
op  eilanden    gebannen,   tot  de   mijnen    en    bergwer- 
ken    verwezen  ,    van    eere    en   vrijheid   ontzet  ,  uit 
krijgsposten  verftoten  waren  geworden ,  of  die  men , 
tot  befchimping,    onder    de  vromven  had  doen  wol 

fpin« 

(*)  EusEB.  Fit.  Conjiant.  L.  IV.  C.  19.  en  20. 
(f)  EvsEB.Lc.Cap.iS.sozoMEiivsHist.Ece/.L.LCj. 
(t)  /^V.  Conftant.  L.    II.  C.  24./^-?. 
D4 


^  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  fpinnen  en  linnen  weeven,  of  tot  flaven  en  lijf  ei- 
BOEK  genen  gemaakt  had,  weder  in  hunne  vrijheid  en  vo- 
Hoofdfl.  "gen  ft^at  herfteld  zullen  worden,  zoodat  het  hun 
na  C.  G.  yi-ij  2al  flaan,  een  beroep,  naar  hunne  viijë  keuze, 
l^^[  237]  ^^n  ^^  vaarden.  De  nagelaten  goederen  van  Mar- 
^  telaren  en  belijders  zouden  aan    hunne  naaste  erfge- 

namen, of,  indien   deze  ontbraken,   aan   de   Kerk, 
waar  toe  zij  behoord   hadden,   door    de    tegenwoor- 
dige  bezitters,    herfteld   worden,   uitgezonderd   ech- 
ter het  vruchtgebruik,  dat  zij  'er  van   genoten  had- 
den.    Eindelijk  moest   ook  de   Keizerlijke  kamer  de 
verbeurd  verklaarde  goederen  aan  de  Christelijke  Ker- 
ken wedergeven. 
Hij  ver-       Voorts    ftelde   konstantyn   alom  ,    ten    minften 
H^i  lenen  ^*^°^'   ^^^   grootfle    gedeelte  ,    Christenen    aan  ,    tot 
het  offe-   ftadhouders  en  beftuurers  der  Pi-ovinciën  ( * ).    Aan 
'^^"*  die  beftuurers  en  allen ,  die  hooge  waardigheden  be- 

kleedden ,  zelfs  de  prafecti  pratorio ,  welke  Heide- 
nen waren,  verbood  hij  te  offeren;  niemand  mogt 
Beelden  der  Goden  oprichten ,  wichelaarskunflen ,  en 
foortgelijke  waarzeggerijen  oefenen ,  noch  offerdieren 
flachten  ( f ).  Doch  ,  alhoewel  eusebius  dit ,  bij 
deze  gelegenlieid  vermeldt,  fchijnt  men  dit  verbod 
nogdians  tot  de  laater  jaren  van  konstantyn's 
regcering  te  moeten  brengen,  alzoo  hij  nog  in  de 
jaren  319  en  321    (ij:),   drie  wetten   had  gegeven, 

r*)  EusEB.  Fit.  Ccnftant.  L.  II.  C.  44.  "^ 

(f)  EusEB.  Fii.  Conflant.  Lihr.  II.   Onp.  44,  45.  Z. 

IV.  C.  2S,  25.  SOZOH5EN.  Iliit.  Eccks.  L.  1.  C.  8. 
{%)  Cod,  Theoil.  L.  IX.  i.  16.  de  v;cUj\  /.  1,  2.Z.XYI. 

tit,  10.  d&  Pagaiüi  l.  i. 


GESCHIEDENIS.  57 

in  welke  hij  de  waarzeggerijen    en   wichclarijën  vrij-     III 
laat  5  mids  dat  zij  in  het  openbaar  gefchieddcn ;  dus    ^^^ 
ook  het  offeren  in  de  huizen ,  maar  niet  in  de  open-  Hoofdf!, 
bare  Tempelen  verbiedt.     Gelijk  ook  libanius   ('*)naC.  G. 
verzekert ,  dat  de  Keizer  de  oefening  van   den   Hei-  j^j  537* 
denfchen  Godsdienst  ongeftoord  heeft  gelaten ,  ja  zelfs  ■■ 

voegt  zosBius  (t)  'er  bij,  dat  hij,  ten  dezen  tijde, 
zelf  dien  Godsdienst  nog  toegedaan  is  geweest.  Som- 
mige geleerden  hebben  daarom  het  bericht  van  euse- 
Bius  tot  hiüslijke  offers,  en  tot  zulke,  die  de  Ro- 
meinfclie  Overheden  in  naam  van  den  Keizer  ge- 
woon waren  te  offeren ,  willen  verflaan.  Doch  de 
woorden  van  eusebius  zijn  al  te  duidelijk  en  alge- 
meen, ook  beroepen  de  Zoons  van  konstantyn  , 
als  zij  in  het  jaar  341,  het  offeren  aan  de  Heidenen 
verbieden  (if:),  zich  op  de  wet  van  hunnen  Vader, 
waar  uit  duidelijk  blijkt ,  dat  deze  zoodanige  wet  gege- 
ven heeft ,  alhoewel  dezelve  niet  ftreng  zal  ten  uitvoer 
gebracht  zijn,  omdat  nog  te  veel  rijke  en  aanzien- 
lijke lieden  het  Heidendom  bleven  belijden,  dan  dat 
hetzelve  met  geweld  in  ééns  zou  hebben  kunnen 
uitgeroeid  worden.  Verders  deelt  eusebius  ( § ) , 
den  Brief  van  den  Keizer  mede ,  aan  hem ,  als  Bisfchop 
van  Ccefareën ,  gefchreven ,  gelijk  ibortgelijke  aan  an- 
dere Bisfchoppen  gefchreven  werden ,  met  vrijheid 
en  last,  om  de  Christen  -  Kerken ,  die  vervallen  wa= 

ren , 

(^  *  )  Orat.  pro  Temp/is  gentiliinfu 

( t  )  Hist.  Libr.  II.  Cap,  29. 

(t)  Cod.  TheocL  Libr.  XVI.  ///.  10.  leg,  2. 

i$^  De  Fit.  Conflant.  Libr.  II.  Cap.  46. 

D5 


5J!  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       ren ,  te  herflellen ,  ze  grooter  en  ruimer  op  te   tim» 

^^j-'^     meren ,  en  nieuwe  te  ilichten ,   waar  toe  de   Beftim- 

Hoofdft.  rers  der  Provintiën  hun  behulpzaam  zijn ,  en  de  kos- 

na  C.  G.  ten  verfchaffen  moesten. 

J^j  237'.     GeUjk  KONSTANTYN   zich    echter,  in  het  begin, 

— verklaard    had ,   voor    de    vrije    oefening  van   allen 

Hl]  ver-    Godsdienst,   zoo  bewees  hij   aan    zijne   nieuwe   on- 
zich  ech-  derdanen  van  den  Heidenfchen  Godsdienst ,    in    het 

ter,  in  het  Oosten ,  in  het  eerst ,  alle  zachtzinnifflicid.    In  eenen 
eerst    te- 

gen  alle  ^"^^  ^^^^  ^^'■^"'  ^^^  ^^i^^  eigene  hand,  in  't  Latijn 
vervol-  gefchreven ,  welken  eusebius  ons  bewaard  heeft  (*) , 
^'°^*  waar  in  hij  hun  de  ijdelheid  van  den  Afgodsdienst , 
en  de  redenen  voorflelt,  die  hen  behoorden  te  be- 
wegen, om  tot  den  Christelijken  Godsdienst  over 
te  gaan,  bidt  hij  God  (f):  „  Ik  bid,  dat  uw 
volk  in  vrede  en  zonder  oproeren  leve,  ten  alge- 
meen nut  der  wereld,  en  van  alle  menfchen.  Dat 
de  dwalenden  het  vermaak  van  vrede  en  rust  gelijk- 
lijk met  de  gelovigen  vrolijk  genieten  mogen;  alzoo 
deze  herftelling  der  gemeenfchap  tusfchen  deze  bei- 
den veel  vermag,  om  de  menfchen  op  den  rechten 
weg  te  brengen.  Niemand  doe  den  anderen  moeite 
aan;  maar  elk  doe  ,  wat  hem  behaagt.  Evenwel 
moeten  de  weigezinden  overreed  zijn,  dat  die  ge- 
nen alleen  heilig  en  onfchuldig  leven  zullen,  welke 
gij  zelf  geroepen  hebt,  om  in  uwe  heilige  wetten 
te  berusten.  Maar  zij ,  die  zich  onttrekken ,  mogen , 
wijl  zij  dus  willen ,  de  Tempelen  hunner  ijdele  leere 

be- 
(*)  Fif.  Confiaai.   Ubr,   11,  QRpsJ^.fm- 


GESCHIEDENIS.  59 

behouden.    Wij  hebben  hot  glansrijke  huis,   dat  gij      III 
ons  met  de  natuur   gegeven   hebt.     Dit  biddeu  wij    ^^^^ 
ook  voüi-  hun,  opdat  zij  ook  zelve  in  de  algemeene  Hoofdft. 
eensgezindheid   hun    genoegen  hebben    mogen."    Hij  '^a  C.  G. 

Tonr  O  T  Q 

belliüt  zijn  gefchrift   (*),   met   eene  herhaalde   ver- J^^  ^ir* 
maning :     „  Dat  niemand  een'   ander ,   om  veifchit-  -> 

lende  inzichten  omtrent  den  Godsdienst,  beledige; 
maar  dat  elk  met  zijne  kundigheden,  zoo  veel  zulks 
gefchieden  kan,  nuttig  zij,  doch  den  anderen  begaan 
late ,  indien  zulks  niet  gefchieden  kan.  Want ,  zegt  de 
Keizer,  het  is  iet  anders,  gewillig  den  flrijd  voor 
de  onllerflijkheid  te  ondergaan,  iet  anders,  anderen 
met  geweld  te  noodzaken.  Dit  heb  ik  alles  wijdlo- 
piger  verklaard,  omdat  ik  het  waar  geloof  niet  heb 
willen  verbergen  ,  maar  voornaamlijk,  omdat  fom- 
migen ,  gelijk  ik  verneem ,  uitilroojen ,  dat  de  pleg- 
tigheden  der  Tempelen  en  de  magt  der  duifternis 
geheellijk  zijn  afgefchaft  en  vernietigd;  hetwelk  ik 
wel  aan  alle  menfchen  geraden  zou  hebben,  indien 
niet  de  geweldige  wederftand  der  fnode  dwaling  zich 
al  te  vast  in  fommiger  gemoederen  gevestigd  had." 
De    bchandeUng    van    konstantyn    omtrent    de  Ilij  laat 

Heidenen  was  echter,  op  den  duur,  niet  zoo  zacht-     ,^' 

TT  ,    ,  1       •  ■,      n         P'2^2"  der 

zmnig.     lii)   oordeelde,   m  vervolg  van  tijd,   fchcr- Heide- 
per maatregelen  tegen  hen  te  moeten  nemen,  het  zij"^"^ui- 

ten  CQ 
daar  toe  gedreven  ,   door   de   ftoutheid   der  Heide-  hunne 

"^^"1  ( t )  9  het  zij  door  zijnen  ijver  voor  het  Chris-  beelden 

vernie- 
^C"-  len. 
(*)  Cap.  60. 

Cf)  Tot  een  voorbeeld  diene    het    volgende;    kon- 
STA^'TYN  had,  bij   eene  verordening,  in  het  jaar  323  nog 

ze- 


66  K  E  Pv  K  E  L  IJ  K  E 

III  tendom,  of  door  de  voordellen  van  deze  of  gene 
**?!■''  geestelijken  aangefpoord,  of  om  het  volk  genoegen 
Hoofdft.  f^  geven.  Hoe  het  zij ,  konstantyn  deed  de 
na  C.  G.  Tempelen  der  Heidenen  fluiten  (*),  welke  niet  ver- 
ctVt  ^^7  ^^^  bezocht  nog  in  ftand  gehouden  wordende,  van 
*  zelf,  vervielen,  hetwelk  ook  het  lot  was   van  ande- 

ren, van  welke  hij  het  dak  deed  afnemen,  en  het 
voorportaal  omverwerpen  (  f  ).  Sommigen  ,  van 
welken  bleek,  dat  'er  buitenfporige  wellust  in  be>- 
dreven  was,  liet  hij  geheel  üoopcn  (§);  ook  zul- 
ken,  van  welke  de  Heidenen  geloofden,  dat  de  Go- 
den 'er  wonderen  in  dceden  (**) ,  of  die  op  eenen 
grond  flonden,  welke  voor  de  Christenen  eerwaar- 
dig was  geworden ,  bij  voorbeeld ,  waar  het  lig- 
chaam  van  Christus  gemeend  werd  begraven  te 
zijn,  of  waar  abraham  de  drie  Engelen  onthaald 
had  (ft).    Om  deze  Tempelen  te  flopen ,  was  het 

ge- 
zekere  openbare  offeranden,  QLiiJïrorum  Sacn'ficta ,')  toe- 
gelaten,  maar  de  Heidenfche  Overheid  misduidde  deze 
vergunning  zoo  zeer,  dnt,  waar  zij  de  magt  in  handen 
had,  zij  ook  Christenen  noodzaakte,  die  offeranden  bij 
te  wonen,  hetwelk  konstantvn,  bij  eene  nadere  wet, 
onder  ftraf  van  ftokflagen ,  en  eene  zeer  zware  boete , 
verbieden  moest.  Cod,  Thcocl.  tit.  de  Episcopis,  venema 
Hist.  Eccles.  Tom.  IV.  pag.  348. 

(*)  EuiEB.  Fit,  Conjlnnt.  L.  IV.  C.  23. 

(t)  Idem  Lihr.  III.  Cap,  54. 

(5)  Idem  Libr.  III.  Cap.  55. 

(♦*)   EUSEB.  /.  C.  Cap.  56.  SOCRAT.    tliit.  Eed.  I.    iS* 

(It)  EusEB.  /.  c.  Cap.  26,  53. 


GESCHIEDENIS.  6i 

genoeg ,    eenige  Hofbedienden    aftevaardigen  ,    die     ii£ 
's  Keizers  last  ten  uitvoer  (lelden,   zonder  de  fterke    ^^^ 
hand  van  foldaten  te  behoeven   (*).     Evenwel  er- Hoofdft. 
kent  EusEBius  Ct)>  dat  men  nu  en  dan,  bij  voor- na  C.  G. 

TïlftT*  '21'* 

beeld,  bij  den   vermaarden  Tempel   van   apollo  te  ^^^  ^,^* 

^gen ,   foldaten  gebruikt  heeft.    Nog  werden  vele 

Heidenfche  Tempels ,  op  vcrfcheidene  plaatzen ,  door 
liet  gemeen  omvergehaald,  gelijk  uit  de  klagten  en 
verwijten  der  Heidenen,  ten  tijde  van  juLiaAN,  cii 
vervolgends,  blgken  kan. 

Op  gelijke  vvijze  beval  konstantyn  nu  en  dan 
Heidenfche  Afgodsbeelden  te  verbranden  (§),  ve- 
len werden  door  het  gemeen  ,  voornaamlijk  door 
lieden ,  die  zelve  onlangs  Heidenen  geweest  waren , 
eigener  gezag  verbrijzeld  (**).  Beelden  ,  die  lüt 
goud  of  andere  kostbare  metalen  beftonden ,  werden  , 
tot  een  voordeeliger  gebruik,  naa  de  munt  gezon- 
den (ft).  Van  anderen ,  die  met  goud  of  zilver 
overtrokken  waren,  werd  dit  afgefcheurd,  en  het 
houten  blok  aan  dcszclfs  verëerers  met  fpot  over- 
gelaten. Men  befchimpte  ze  verders  openlijk,  op 
allerhande  wijzen.  Dan  fleepte  men  ze  met  koor- 
den bijeen,  dan  mismaakte  men  ze,  en  flelde  ze 
aan  het  algemeen  gelagch  bloot.    De  Priesters  wer- 

dcu 

C*)  EusEB.  /.  c.  Libr.   III.  Cap.  54. 

Ct)  EusED.  /.  c.  Cap.  56. 

(f)  EusEB.  /.  c.  Cap.  53. 

(**)  EusEB.  /.  c.  Libr.  IV.  Cap.  39. 

(ft)  EüSEB.  Orat.  de   land.   Cmfianl,  Cap.  p.  sozo- 
WEN.  Hisi.  Eccles.  L.  II.  C.  5, 


62  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III      êm   genoodzaakt,   ze  uit  het   binnenfte  Heiligdom 

"°j^^     des   Tempels   te  vooifchijn   te  brengen  ,  en   alzoo 

Hoofdft.  men  daar  ook  doodsbcendcrcn  en  andere  vuiliglieden 

na  C.  G.  yQj^^     haalde  men  die ,    insgelijks ,  tot  befchaminff 
Jaar  313.  ^         a    j     v  a 

tot  337.  der  Heidenen,  voor  den  dag  (*).    Evenwel  behield 

'  de  Keizer  velen  van  deze  beelden ,  die  kunstwerken 

waren  ,  welke  hij  tot  verüering  van  zijne  nieuwe 
hoofdftad  Konflautinopolen  bcltcmde  (f),  alhoe- 
wel anderen ,  die  iStzo:  zelfde  achting  waardig  wa- 
ren ,  ongetwijfeld  ,  door  den  ijver  der  Christenen 
vermorsfeld  zullen  zijn.  Nog  verbood  konstan- 
TYN,  zijne  eigene  becklenis  in  Heidenfche  Tempe- 
len te  plaatzen  (§).  Doch, 

(*}  'Evsz&.Fii.Confiant.  L.  III. C. 54,57. sozomen. Ar. 

(t}  EusEBius    /.   c.   socRATEs  Ilist.   Eccles,    Libr.  I. 
Cap.  16.  zosi,Mus  Hht.  Libr.  II.  Cap.  31. 

(5)  EusEB.  Fii.  Conftant.  Libr.  IV.  Cap.  16.  socra- 
TEs  llist.  Eccles.  Libr.  I.  Cap.  18.  verhaalt  juist  het  te- 
gendeel: „  De  Keizer,"  zegt  hij,  „  plaatfle  zijne  eige- 
„  ne  beeldeiiisfen  in  de  Tempels."  Doch,  met  recht, 
heeft  VALEsius  reeds  deze  plaats  van  sücrates  voor  be- 
dorven verklaard ,  en  volgends  euseeius  te  verbeteren. 
De  gisfing  van  jo.  wilh.  hoffmann,  (^Ruina  Super fti- 
lionis  pagants  p.  \%.Fitcb.  1738.  )  dat  socrates  door  deze 
eigene  beelden  des  Keizers  zulke  verftaan  zou  hebben , 
welke  perfonen  of  gebeurenisfen  van  den  Christelijken 
*  Godsdienst  verbeeldden,  is  geheel  van  waarfchijnlijkheid 
ontbloot,  alhoewel  nogthans  het  bericht  van  cedrenus 
(Compend.  Hiss.  p.  272.  ed.  Paris.')  dat  de  Keizer  ver- 
fcheidene  Tempelen  aan  de  Christenen  tot  him  gebruik 
heeft  ingeruimd,  zeer  wel  waar  kan  wezen. 


GESCHIEDENIS.  63 

Doch,  behalven  de  gemelde,  werden  nog  andere     m 
middelen  door  den  Keizer  in  het  werk   gcftcld,   om    ^^^^ 
het  Heidendom   afbreuk  te  doen.     Dus   ontnam  hij  Hoofdd. 
aan  de  Tempelen    de  vaste   goederen  en  inkomften ,  na  C.  G. 

Tngr  O  f  "I 

die  tot  onderhoud  der  Priesteren  en  de   kosten  van  J  ,  ^^i' 
den  Godsdienst  beftemd  waren  (*).     Ook  verbood  . 

hij  ,    ten   minllen   in    fgmmige  Provintiën   van  het  ^"ff''^ 
Oosten ,  de  kampfi^clen ,  van  welken  de  Christenen ,  q^  \^q\ 
met  recht,  cenen  afkeer  hadden  (f) ,  hoewel  zij  te  Heiden- 
Rojne ,  alwaar  het  volk  'er  zeer  driftig  op  gezet  was,  i^j-euktë 
nog  lang   na   hem   ftand   hielden.     Somtijds  liet  liij  doen. 
geld  onder  de  amie  Heidenen  uitdeelen ,  om  hen  tot 
het  Christendom  uit  te  lokken  (§).    Aan  vlekken, 
in  welke  alle  de   ingezetenen  het  Christendom  bele- 
den,  fchonk  hij  het  burgerrecht,   en  zijnen  eigenen 
naam  (*^). 

Indien  wij  zosdius  (ft)  geloven  ,  haalde  deze  Hij  ves^ 
behandeling  der  Heidenen  konstantyn  den  haat  '■'S^^vi" 
en   de   vervloekingen    der    inwoners   van    Rome   op  te  Byzan- 

den  hals  ,  om  welke  te  ontwijken ,  deze  Heidenfche  dum,wel- 

1'e  flad 
Schrijver  verhaalt ,  dat  konstantyn  het  befluit  ge-  Konflan- 

FiOmen  zal  hebben,    om  zijn  Hof  naa  elders  te  ver-  tinopo- 

45laatzen ,  waar  toe  hij  Byzantium  uitkoos ,  hetwelk  '^"  ^^' 

hij  ongemeen  vergrootte   en  verfraaide  ,    en  in  het  wordt, 

jaar 

(*)  EusEBius    de   Fit.   Conftani.   Libr.    III.    Cap.    i. 
LiBANius  Orat.  pro  te:nplh  gentiUu:n. 

Cl)  Cod.  Theod.  L.  XIV.  /.  12.  de  gïadiatcrih.l.  \. 
(5)  EusEB.  /.  c.  Libr,  III.  Cap.  58. 
(*♦)  LUr.i.  l.  c.  Libr,  IV.  Cap.  38. 
(tt)  Hisi.  Libr.  II.  Cap,  29,  30. 


^4  K  E  Pv  K  E  L  IJ  K  E 

III  jaar  330  tot  eene  nieuwe  fl;ad  inwijdde,  noemende 
BOEK  2e  Nieuw -Rome;  hoewel  zij  naar  zijnen  naam,  na- 
Hoofdft.  derhand  ,  tot  onze  tijden  toe  ,  Konflantinopokn , 
na  C.  G.  (konstantyns  Stad ,')  genoemd  is  geworden.  Zoo 
«ot  337.*  ^^^^  '^^  waar,  dat  konstantyn  zicli  zelden  te  Ro- 
■■■■  tne  ophield,  en  dat  de  Heidenen  te  Rome  aan  hun- 

nen Godsdienst  (lerk  verkleefd  waren,  zoodat  het 
één  en  ander  tot  des  Keizers  bcfluit,  om  eene  an- 
dere Hoofdllad  des  Rijks  te  (lichten  ,  iet  kan  heb- 
ben toegebracht.  Evenwel  fchijnen  roemzucht,  en 
flaatkunde ,  de  waare  redenen  van  deze  onderneming 
aan  de  hand  gegeven  te  hebben.  Ondertusfchen 
wilde  de  Keizer,  dat  zijne  nieuwe  flad  geheel  eene 
Christelijke  (lad  zou  wezen,  waarom  hij  in  dezelve 
den  Heidcnfchen  eeredienst  geheel  affchafte ,  de  Tem- 
pelen in  Christen -Kerken  veranderde,  en  verfchei- 
dene  nieuwe  en  prachtige  Kerken  bouwde,  terwijl 
hij  de  (hui  aan  den  God  der  Martelaren  toewijdde  (*J). 
Vele  Hei-     De  Heidenen ,  die  buiten  twijfel ,  ook  van  bijzondere 

Chris- 

(*)  EusEB.  Fit.  Conjlant.  Libr.  Til.  Cap.  48.  fqq. 
Libr.  IV.  Cap,  58.  socrat.  Bia.  Eccles.  Libr.  I.  Cap. 
16.  sozoM.  Hist.  Eccles.  Libr.  II.  Cap.  3.  zosiiwus  (Z,. 
c.  Cap.  31.)  fchijnt  dit  bericht  wel  tegen  te  fpreken, 
daar  hij  verzekert ,  dat  de  Keizer  te  Konflantinopokn 
twee  Tempels  gelHcht,  en  dnar  in  de  beelden  van  twee 
Godinnen  geplaatst  heeft ;  maar  uit  zijne  befchrijving 
vaii  één'  derzelven  blijkt  genoeg,  dat  de  Keizer  deze 
Tempelen  en  Beelden  tot  fieraad  van  zijne  ftad,  en  ge- 
deeltelijk tot  befcbimping  van  denAfgodsdienst,  heeft;  la- 
ten ftaan. 


GESCHIEDENIS.  65 

Christenen  ,    door  het  voorbeeld  van  den  Keizer,     m 

opgewekt,  vele  onaangenaamheden   hebben   moeten    ^^^^ 

dulden,  klaagden  nu,  op  hunne  beurt,  over  ver*  i-ioofdfl. 

volging,  die,  hoewel  zij  het  geweld  en  de  bloed- "^  C.  G» 

dorftigheid  der  Heidenfche   vervolgingen  ver    of  na  j.q^  ^,^* 

niet  evenaarde,  nogthans  in  de  Christenen  niet  kan ■ 

worden  goedgekeurd.    Echter  verfchoonde  de   ijver  ""^"^^ 

^       ^  •'       gnan  tot 

van  KONSTANTYN  nog   de  grootc  fteden ,  in    welke  iiecChris- 

het  Heidendom  te  diepe  wortelen  gefchoten  had ,  en  tendom 
waar  men  geweldigen  tegenftand  duchten  kon.  Ook 
dient  voornaamlijk  tot  vcrfchoning  van  dezen  Vorst , 
dat  hij  zijne  fchilddngen,  in  dit  opzicht,  zelf  niet, 
als  eene  vervolging,  zal  befchouwd  hebben,  dewijl 
liij  niemand  noodzaakte  ,  zijne  gevoelens  te  veran- 
deren ,  maar  alleen  het  Bijgeloof  en  de  bedriegerijen  der 
Heidenfche  Prieflers  openbaarde  ,  en  in  het  licht 
bracht,  hetwelk,  in  de  daad,  ook  dit  gevolg  had, 
volgends  eusebius  (*),  dat  de  Heidenen  nu  met 
hunne  eigene  oogen  eene  daadlijke  wederlegging  van 
hunne  dwaling  zagen ,  en ,  tegen  hunne  verwachting , 
m  de  Tempels  en  beelden  hunner  Goden  niet  het  ge- 
ringfle  kenmerk  van  derzelver  tegenwoordigheid  von- 
den ,  waar  door  een  groot  aantal  bewogen  werd, 
om  de  leere  van  christus  te  omhelzen,  tenvijl  an- 
deren ,  ten  minden ,  die  Goden  en  plegtigheden  thans 
beCpotten ,  die  zij  voorheen  zoo  Godsdienftig  vereerd 
hadden.  De  Heidenen  begonnen  nu  ook  meer  den 
Christelijken  Godsdienst  te  leeren  kennen ,  lieten  zich 
door  de  Bisfchoppen  of  Munniken  onderwijzen;  ja 

'er 

(*)  Fit.  Conjlant.  L.  III.  C.  57. 

IV.  Deel,  E 


0  KERKELIJKE 

III  'er  waren 'er,  die  zeiden,  doordromen  en  wondeitc» 
BOEK  kenen,  tot  liet  omhelzen  van  het  Christendom  bewogen 
Hoofdfl-.  t^  2ijn  (*) ;  doch  onder  deze  aankomelingen  bevonden 
na  C.  G.  zich  ook  velen ,  huichelaars  en  bedriegers ,  die  geene 
tot  '"x?  ^"'■^'^^'^  reden  hadden  van  hunnen  overgang  tot  het  ChriS' 
...  tendom ,  dan  om  den  Keizer  te  behagen  en  zijne  gunst 

te  venvei-ven  (f);  welk  bericht  van  eusebiüs  ons  in 
ftaat  ftelt,  om  den  toeftand  des  Christendoms  van 
dezen  tijd  juist  te  beöordeelen,  welke  zich,  uitwen- 
dig, en  voor  het  oog,  wel  gelukkig  vertoont,  daar 
geheele  lieden,  en  menigten  van  duizenden  Heide- 
(^enen,  zich  tot  het  Christendom  bekeerden;  maar 
inwendig  en  wezenlijk  gevaar  liep  ,  van  verbaste- 
ring, omdat,  onder  die  duizenden  zoo  velen  hunne 
Heidenlche  Bijgelovigheden  en  vooröpgevatte  gevoe- 
lens en  meningen  bleven  behouden  ,  en  in  het 
Christendom  overbrachten  ,  welke  tot  nieuwe  Bij- 
gelovigheden en  Hcidenfche  gevoelens  ,  onder 
eejien  Christelijken  naam  ,  aanleiding  gegeven  heb- 
ben. 
Wetten  Omtrent  de  Jooden  was  het  genoegzaam  evenééns 
van  KON- g£(];e|(i.  velen  van  dezelven  befloten,  teneinde  zich 
tlgai^de  van 's  Keizers  gunst  te  verzekeren,  zich  te  laten  doo- 
Jo'oden.  pen  ,  terwijl  de  overigen  zich  niet  alleen  aan  de 
mishandelingen  der  gemeene  Christenen,  die  hen 
als  vijanden  bcfchouwden ,  en  op  des  Keizers  gezind- 
heden fteünden ,  vonden  blootgefteld ,  maar  ook  door 
Verfcheidene  wetten  en  verordeningen  naauw  bepaald 

wer» 
-•'(*)  SozoMEN.  Ih'sf.  Eccles.  L.  II.  C.  5. 
(i)  EisEB.  /;/.  Conjïant.L.  IV.  C.  54. 


GESCHIEDENIS.  ^ 

werden.     Zij  waren  gewoon,  die  genen,  welke  van     III 
hun  tot  de  Christenen  overgingen,  met  alle  bitter-    '^'^'j* 
heid  te  vervolgen ,    dit  verbood  konstantyn  ,    in  Hoofdft» 
het  jaar  115,  onder  (Iraffe,  dat  hij,  die  zulk  eenen  "^  C.  G» 
met  fteencn  werpen ,  of  op   cene  andere  wijze  mis-  {^^^  t^^^ 

handelen  durfde ,  op  ftaande  voet ,  met  alle  zijne  me — 

depligtigcn  in  het  vuur  geworpen  en  Verbrand  zou 
worden.  Tei-wijl  hij  zulken  ,  die  tot  de  Jooden' 
overgaan  mogten,  dezelfde  ftraffen  met  deze  dreig- 
de (*).  Eenige  jaren  daar  na  verldaarde  hij  alle 
Joden ,  in  lieden  wonende ,  en  vermogen  genoeg  be- 
zittende, verpligt  tot  de  lastposten  en  dienften,  van 
welke  zij  te  vore» ,  door  Keizerlijke  wetten ,  vrij  wa- 
ren gefield,  evenwel  vergunnende,  dat  twee  of  drie 
!n  elke  Had  daar  van  verder  verichoond  zouden  blij- 
ven; welke  vrijheid  de  Keizer  vervolgends  uitllrekte 
tot  alle  Leeraa.rs  en  Opzieners  der  Jooden  (f),  en 
in  't  gemeen  tot  allen ,  die  in  hunne  Sijnagogeu' 
dienst  deden  (  §  ),  Verders  verbood  hij  hun ,  Chris- 
tenen tot  Haven  te  hebben,  dewijl  het  niet  betaam- 
de, dat  de  verlosten  des  Heeren  het  juk  der  dienst- 
baarheid zouden  dragen  van  hun,  die  de  Profeeten 
en  den  Heere  zelven  hebben  omgebracht.  Zooda- 
nige flaven  moesten  in  \Tijheid  gefield,  en  de  Joo- 
den, 

(*)  Cod.  Theodos.  L.  XVI.  tit.  8.  de  JmLeis  &c.  A 
I.  Cod.  Inftin.  L.  I.  tit.  9.  de  Jitdceis  et  Coelic.  1.  3. 

C  t )  Qfii  legt  ipfi  pvcefulcnt ,  Avchifijnagogi ,  Patrianhte^ 
Presbij  te  ri  eet.  Cod.  Theod.  t.  eod.  leg.  2,3. 

Ql)  L.  c.  leg.  4. 


6S  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ÏII       den ,  bij  welke  men   hen  vond ,  met  geldboeten  ge- 

^^^'^     ftraft  worden   (*}.     Volgends  chrvsostomus  (f), 

Hoofdft.  ondernamen  de  Joodcn ,  onder  de  regering  van  kon- 

na  C.  G.  STANTYN  ,    hunne  ftad  Jerufalem  en   den  Tempel 

tot  337.*  wfider  op   te  bouwen ,   hetvvcllv   de  Keizer  hen  be- 

"  '  lette ,  latende  een  groot  aantal  van  hun ,   als  oproe- 

rigen,    de  ooren  aflhijdcn  en  brandmerken.    Doch, 

dewijl  men  zeker  weet,  dat  yerufalem  reeds  lang  te 

voren ,  als  eene  nieuwe  ftad ,  herbouwd  was ,  en  thans 

eenen   Christen -Bisfchop    had  ,    wordt  dit  bericht, 

met  recht,  als  zeer  verdacht,  verworpen  (§). 

Groote         De    overgang  van    Keizer  konstantyn  tot  het 

verande-  Christendom ,  en  zijn  ijver  voor  deszelfs  welvaart  en 
ringen  in     ,  ,      . ,.  ....  .    .  ..    ,    . 

hetbe-     uitbreidmg,    moest  natuurlijk  gewigtige  veranderni- 

ftuurder  gen,  ten  opzichte  van  de  uiterlijke  inrichting  en  het 
rerk"^*^"'  b^^^^^^'*  ^^^'  Christelijke  Gemeenten ,  voortbrengen. 
Gezag  en  De  Christenen    hadden,  tot   hier  toe,   als   een  ge- 

mvloed    iiootfchap,  op  zichzelven  gcftaan,  zonder  als  zoo- 

vnn  KON-  .       ,        , ,  .  1     -r. 

STANTVN.  danig  eemgc  betrekking  tot   de  Burgerlijke  magt   te 

hebben  ,    dan    dat   zij    door    dezelve   zeer   dikwijls 

waren  vervolgd   en   hard  behandeld;    alleen   hadden 

zij,  eene  enkele   keer,   doch  als  burgers,  derzelver 

hulp 

(*)  EusEB.  l^il.  CoiijJant.  L.  IV.  C.  27.  Coel.  Theod. 
Zr.  XVI.  /.  O.  ne  Christiautnn  maucip'nmi  Juditus  hu- 
bmt.  leg.  I. 

(t)  Homil.  t-evtin  adven,  Jud.  pag.  433.  Opincnl.  T. 
I.  Francof.  169%.  fol. 

C§)  Vergelijk  basnage  IJhtoire  des  Jnifs  Tom.  VIII. 
pag.  115.  a  la  /A^K  ^TK^-  12. 


GESCHIEDENIS.  69 

hulp  ingeroepen,  om  eenen  door  hen  afgezetten  Bis-     III 
fchop,  het  Gemeentehuis,  waar  in   de   Bisfchoppen    ^^^^ 
woonden,    en  hetwelk   aan    de  gemeente  toekwam,  Hoofdff. 
te   doen  ruimen.     Als   Christenen    maakten  zij  wel  "^  C.  G. 
één  genootCchap  uit,  verëenigd  door  het  zelfde  ge- ^^j  ^^r'. 
loof  in  JESUS,   en  door  denzelfden  regel  van   hun  ■ 

geloof  en  zeden  ,   die  in  de  Heilige  Schriften  vervat 
was;     doch,  verders  genooten  zij  alle  vrijheid,  zoo- 
dat hun  geloof  aan  geene  menschlijke    voorfchriften 
onderworpen  was ,  elke  bijzondere  gemeente  beftclde 
hare    zaken  naar  goedvinden ,    ook    met  betrekking 
tot  de  uiterlijke   Kerkplegtigheden ,  feest-  en  vasten- 
dagen   enz.     Deze    gemeenten    hadden    wel    hunne 
Opzieners  en  Leeraars ,  wien  het  onderwijs ,  het  be- 
zorgen van  de  gcmecne  belangen  der   gemeente,    en 
de  handhaving  en  uitbreiding  van  het  Christendom, 
door  middelen  van  overreding,    bijzonder  was  aan- 
bevolen, doch  even  dit  ftond   te   gelijk  aan  alle  de 
leden   der  gemeente  vrij ,   die   daar  toe  gelegenheid 
en  bekwaamheid  hadden,  gelijk  die  ook  in  alle  gc- 
wigtige  voorvallen  plagten  gekend   en   geraadpleegd 
te  worden.    Deze  gemeenten  hielden ,   zoo  veel  mo- 
gelijk, naauwe  vcrbindtenis  en  verëeniging  met  mal- 
kanderen,  door  brieven  en   afgevaardigden,  malkan- 
deren  de  gewigtigfte  gevallen   en   befluiten,  omtrent 
Ketters    en    Dwaallceraaren  ,    mededeefende  ,    maar 
voor  het  overige  gelijke   rechten  behoudende;  van 
tijd  tot  tijd  echter,  was,    gelijk  wij   gezien  hebben, 
het  gezag   der    Bisfchoppen    en    Geestelijkheid    tot 
eene  aanzienlijke  hoogte  geldommen :  maar ,  wanneer 
i;u  Keizer  koxstantyn  den  Christelijksn  Godsdienst 
E  3  zoa 


TP  K  ER  K  E  L  IJ  K  E 

III       zoo  ijverig  voorftond,  dat  deze   de  Godsdienst  van 

^^^^^     dm  Staat  werd  ,    kreeg   dezelve  ook  op  den  Staat 

Hoofcia.  ee'ie    naiiuvvcr    betrekking.     Velen   van   de  rechten, 

nn  C.  G.  die   d^  Bisfchoppen    en  Geesteliikheid  tot   hier  toe 

Tflr.r  313 

tot   3-7.'  hadden  uitgeoefend,  gingen  nu  tot  den  Keizer  over, 

die  aan  de  Christenen  niet  rdleen   zijne  bcfcherming 

verleende ,  maar  ook  ijverig  deel  nam  in  alles , 
wat  voor  hunnen  Godsdienst  gevvigtig  en  nuttig  kon 
.wezen.  Hij  zocht  alle  onrust  en  tvveedragt  onder 
•de  Christenen  bij  te  leggen,  en  de  nadeelige  gevol- 
gen daar  van  voor  te  komen;  hij  gaf  cene  menigte 
.wetten  omtrent  Godsdienftige  en  Kerkelijke  aangele- 
genheden, begaf  Kerkelijke  ambten,  zette  Geestelij- 
k^jn  af,  en  ftrafte  hen,  Kct  Kerkelijl;e  twisten,  on- 
der zijne  voorzitting,  bcflisfcn;  met  één  woord,  hij 
|)efteedde,  in  velerleic  opzichten,  magt ,  inkom- 
llen  ,  waakzaamheid  en  zorg  ,  ten  behoeve  van 
de  Christenen  ,  naar  zijn  beste  weten  ,  dat  hij 
omtrent  dezelve  had,  of  van  de  geestelijken  ont- 
ving. 
Kon-  Zedeit   den   Keizer  augustus  ,    hadden  deszelf* 

p"'^T/>r  opvolgers  zich  den  titel  en  het  ambt  van  Pontifex 
Maxi-      Maximus  of  Opperpriester  ^  door  den  llomeinfchen 

7r«x  en     j^jad  laten  opdragen.     Uit  hoofde  van  dit  ambt  had- 

Bisfchop 

dciChris-  <^cn  de  Keizers   het  opper  -  opziclit  over  alle  Gods- 

tc'ueu.  dienllige  gebruiken  en  plegtighcden ,  en  over  alle 
^e  Priesters  en  andere  peribnen,  die  tot  den  Gods- 
(Jienst  behoord^'n;  dezen  titel  en  dit  ambt  bezat  ook 
KONSTANïYN,  gelijk  ook  de  volgende  Christelijke 
Keizers.,  tot  gratiAnus  toe  ,  dezen  eernaam  ge- 
voerd hebben.    Bchalveii  uit  het  bericht  van  zosi- 

MUS 


GESCHIEDENIS.  71     . 

MUS  (*),  blijkt  dit,  ten  opzichte   van   konstan-     III 
TYN  ook  uit  twee    opfchriften,   die   ter  zijner  eere    ^°"^ 
in  het  jaar   325  zijn   opgericht  (f).     Deze   eertitel  Hoofdfï. 
verpligtte  hem  niet  tot   eenige  Afgodifche  handelin-  "^  C.  G. 
gen,  maar  gaf  den  Vorst  ,  zelfs  bij  de  Heidenen,  een  l^^  ^,^[ 

eerwaardig  aanzien ,  en  tevens  de  magt ,  om  omtrent • 

den  Godsdienst  gewigtigc  beflellingen  te  doen.  Op 
deze  wijze,  fchrijft  de  Kerkgefchiedfchrijver  socra- 
TES  (§)  te  recht,  dat,  zedert  de  Keizers  Christenen 
zijn  geworden ,  ,,  de  Kerkelijke  zaken  van  hun  af- 
„  hingen ,  terwijl  ook  de  grootfte  Kerkvergaderingen 
„  naar  hunnen  zin  gehouden  zijn,  en  nog,  (zegt 
„  hij ,  )  gehouden  worden."  Geem  droegen  de 
Christenen ,  zelfs  de  Bisfchoppcn  en  Geestelijken , 
aan  dezen  van  hun  geliefden  Vorst,  wiens  Leeraars 
zij  toch  altijd  bleven,  en  op  wien  zij  zoo  veel  in- 
vloed hadden ,  deze  aanzienlijke  magt  op.  De  Gees- 
telijken hadden  zich  reeds  lang  den  naam  en  rech- 
ten der  Joodfche  Priesteren  begonnen  aan  te  mati- 
gen, zij  erkenden  dus  ligtelijlc  in  den  Christen  -  Kei- 
zer het  reciit  en  de  magt  in  Kerkelijlce  zaken ,  gelijk 
de  Joodfche  Koningen  die  ook  geoefend  hadden  , 
welke  toch  altijd ,  door  het  gezag  der  Priesteren ,  be- 
paald waren;    en  op   deze   wijze,  werd  konstan- 

TYN, 

(*)  Hist.  Lïbr.  IV.  Cap.  3^. 

Ct)  Men  zie  j.  axdr.  bosf.n  Exercitatio  po^terior  de 
'Pov.tificntu  Maximo  Impevat.  Rom.  prcecipue  Christinno- 
rum  pag.  387.  ed.  Walch.  ah^aar  deze  opfchriften  uit 
CRUTERU3  worden  bijgebracht. 

(fi)  Libr.  V.  Hiit.  Eccles.  Prooem, 
E4 


7*  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       TYN ,  gelijk  EUSEBius  fchrijft(*),  „  als  een  algemeen, 
^'^^^^     „  door  Gods  bdluiir,  (sjc  3-e»,)  aangeftelde   Bis- 
Iloofdrt.  99  fchop    der    Christenen."    Dezen   titel    liet   kon- 
mC.G.  STANTYN  zich   ook  welgevallen.     Op   zekeren  tijd, 
Iq^  2-^7'  eenige  Bisfchoppen  ter  maaltijd   onthalende,  liet  hij 
— — —   zich  veiluiden ,  dat  hij  ook  zelf,  in  zekeren  zin ,  Bis- 
fchop  was:     „Gijlieden,"  zeide  hij  tot  de  Bisfchop- 
pen ,   „  in   de  dingen ,   die    binnen  de   Kerk    zijn , 
„  (jtm  tc-w  Tvt?  EK)c^)J(^<^f ,)  maar  ik  ben  in  de  din- 
„  gen,  die  uitwendig  zijn,  (rwv  izlog,^  Bisfchop, 
„  van  God  aangefteld  (f)."    Overëcnkomilig   deze 
zijne  woorden  te  werk  gaande,  had  hij,   voegt  eu- 
SEBius  'er  bij,    het  opzicht  over  zijne  onderdanen, 
die  hij,  met  al  zijn  vermogen,  aanfpoordc,   om  een 
GodzaHg  leven  te  leiden.    Dewijl  dit  gezegde  enkel, 
ïils  eene  tafelreden  van  konstantyn,  verhaald  wordt, 
zal  men  niet  gemaklijk  kunnen  bepalen ,  wat  de  Vorst 
eigenlijk  bedoeld  hebbe ,  met  zijne  onderfcheiding  tus- 
fchen  de  uitwendige  en  inwendige  zaken  der  Kerk, 
of  hoe  verre  hij,  eigenlijk,  zijne  rechten  omtrent 
Kerkelijke  zaken  wilde  uitgcilrckt  hebben.    Genoeg 
is  het,  dat  wij,  uit  zijne  verrichtingen  zelve,   kun- 
nen  opmaken ,    dat    dezelve    vrij    aanmerkelijk   ge- 
weest zijn. 
Alsemee-      In  het  bijzonder  openbaarde  hij  deze  zijne  rechten, 

ne  Kerk-   jj^  j^^^  bcfchrijvcn  en  beftuuren  van  Kerkverpaderin- 

verp'flde- 

ringen      g^^^'     Tot  hier  toe ,  hadden  wel  de  Christenen ,  vau 

♦ioorhcm  jijj  tot  tijd,  bij  voorkomende  gelegenheden,  Kerkver- 

(  *)  Fit.  Confiant.  L.  I.  C.  44. 

( t )  EusEB.  Fit.  Confiant,  L,  lY.  C.  24, 


GESCHIEDENIS.  73 

gaderingen  ,    van  Bisfchoppen,  Ouderlingen,   enz.,     III 
gehouden ,   om  te  raadplegen  over  de  gemeene  belan-    ^^f^ 
gen ,  of  om  ontdane  twisten  en  verlchillen   over  ge-  Hoofdil. 
voelens  of  Kerkplei^tigheden  te  onderzoeken ,  bij  te  "^  ^-  ^* 
leggen,   of  te  beflisfen.     Doch,    deze  hadden  zich  tot  337! 
enkel  tot  de  gemeenten  van  6én  gewest,  of  van  wei-  ■ 

nige  nabuurige  gewesten  bepaald ,  en  hadden  ook 
geene  verdere  verbindende  kracht,  dan  die  zij  door 
overreding  en  vrijwillige  fchikking  verkregen.  Maar 
thans  behield  konstantyn  zich  het  recht  voor, 
om  zalke  vergaderingen  te  beleggen ,  en  hunne  be- 
fluiten  te  bekrachtigen,  zonder  welke  bekrachtiging 
des  Keizers  zij  geen  gezag  gerekend  werden  te  heb- 
ben. Ook  was  deze  eene  groote  verandering,  dat 
KONSTANTYN  algemeeiie  Kerkvergaderingen ^  QSij'no- 
di  of  Concilia  Oecumenica ^')  bijeen  deed  komen, 
tot  welke  alle  Bisfchoppen  ,  of  andere  afgevaardigde 
Ouderlingen ,  van  alle  de  gemeenten  in  het  Romein- 
fche  Rijk,  (ö;xxwsv>j,)  geroepen  werden,  die  geza- 
menlijk hunne  befluiten  namen  ,  welke ,  door  des 
Keizers  goedkeuring  bevestigd ,  de  kracht  van  wet- 
ten kregen,  die  nu  alle  gemeenten  in  alle  de  ge- 
westen tot  onderliouding  en  gelioorzaamheid  vei-pligt- 
ten.  Deze  Kerkvergaderingen  werden  door  de  Kei- 
zers voortaan  befchreven,  en  bijeengeroepen,  door 
aanfchrijving  aan  de  BletropoUtanen  of  Bisfchoppen 
der  hoofdfkeden  in  de  gewesten  (*),  welke  te  vo- 
ren gewoon  waren  geweest,    de   Kerkelijke  bijëen- 

kom- 
(*)  RiCHER  Hht.  Covcil.  General.  LA.C.i.p  zC. 

E  5 


f4.  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       komften  te  befchrijvcn,  en  daar  op  voor  te  zittenv 
BORK     ^g|j^  j.^(,}^j.  y^^^  voorzitting  zij  ook  nu  nog  bleven 
Hoofdfl.  behouden,  docli  zoo ,  dat  de  Keizer,  als  Landvorst, 
na  C.  G.  e„  Opperlioofd  der  Kerk ,   zelf  in  peifoon  of  door 
*ot  337.'  ^y"^   wereldlijke    afgevaardigden  ,    tevens    voorzat , 
• en   dus    zijnen    invloed    in    Kerkelijke   zaken    hand- 
haafde. 
Vermeer-      Hoe  groot  de   invloed  vaii    koxstantyn   op  de 
dcring      Kerkelijke  zaken  der  Christenen  ,  op  deze  wijze ,  zijn 
?;eznc[der  rnogt?  tevens  echter  nam  het  ge^^g  der  Bisfchoppen 
Bisfchop-  iii  de  Kerk ,  bij  deze  grootc  verandering  ,  zichtbaar 
toe.    Te  vooren  hadden   de   befluiten  der  Kerkver- 
gaderingen, onder  hunne  voorzitting  gehouden,   al- 
leen tot  voorichriften   gediend  in  hunne  bijzondere 
gewesten,  thans  nii  de  Kerkvergaderingen  algemeen 
werden  ,   werden   derzelver    befluiten  ook  algemeen 
verbindend  voor  alle   de    gemeenten  in  het  geheele 
Romeinfche  Rijk,  en  door  den  Keizer  beb'achtigd, 
kregen  zij  het  aanzien  van  wetten.    Het  gezag  van 
zoodanige    algemeene   Kerkvergaderingen    was    ook 
fchijnbaar  gewigtig.    Alle ,  of  ten  niinften  de  voor- 
naamfte ,  Bisfchoppen  en  Geestelijken  kwamen  bijeen, 
en  raadpleegden  over  Kerkelijke  twisten,  gevoelens 
en  andere  belangen  der  Kerk,   en  deetlen  daar  over 
iiitfpraak;  deze  uitfpraken  hadden   dus  het  voorko- 
men, van   het   gevoelen  der  Christenen  in  het  ge- 
meen  te  wezen.     Ook    betoonde    konstantyn  de 
hoogfl:e  achting  voor  de  Bisfchoppen,  die  Mi^Faders 
noeiTKie ,    en    voor    de    Kerkvergaderingen ,    fchrij- 
vcude  5     5,  dat   alles ,   wat  in    de   htilige  vergade- 

„  riii* 


GESCHIEDENIS.  rs 

„  ringen  der  Bisfchoppen  gefchiedt,  naar  den  God-     III 
„  lijken  wil   voltrokken   wordt   (*),   en,  in  eenen    ^^^^ 
Brief  aan  de  Bisfchoppen,   die  eene  Kerkvergadering  Hoofdft. 
te  Arelate^  (^Arles ^^  gehouden  hjRiden ,  fchreef  hij  "^  ^^^* 
reeds  \\\   het  jaar  313    (*):     „   Het    oordcel   der  ^o,.   33^' 
„  Priesteren    moet   aangezien   worden  ,    als    of   de  ■■■ 

,,  Hecre  zelf ,  tegenwoordig  zijnde  ,  het  oordeel 
„  velde.  Want  zij  kunnen  niet  anders  denken  of 
„  oordeclen,  dan  zoo  als  zij  door  het  onderwijs 
„  van  CHRISTUS  geleerd  zijn."  Ondertusfchen  kon 
men  op  zoo  talrijke  vergaderingen  niet  altijd  een 
volkomen  vTij ,  onpartijtlig  ,  en  welwikkcnd  oordeel 
van  elk  der  leden  verwachten.  De  invloed  van  ver- 
maarde, ijverige,  welfprckende ,  en  eerzuchtige  Bis- 
fchoppen moest  zich  dibvijls  openbaren;  zulke  onder 
hen ,  die  bij  den  Keizer  bijzonder  in  guiist  waren ,  boe- 
zemden hem  hunne  gevoelens  in ,  en  men  kon  veelal 
den  uitflag  der  Kerkvergadering,  waar  de  meerder- 
heid van  ftemmen  beiliste,  en  vele  leden  bijöogmcr- 
kcn  hadden,  ligtelijk  vooraf  voorzeggen,  wanneer 
men  het  gevoelen  van  zoodan.igc  aanzienlijke  Bis- 
fchoppen kende.  Dus  won  de  Geestelijkheid,  niet- 
tegenftaande  de  Keizer  de  bekrachtiging  hunner  beflni- 
ten  voor  zich  behield,  en  hij  fommigen  nu  en  dan 
dreigde,  en  zelfs  wel  zijn  ongenoegen  deed  onder- 
vinden ,  zeer  veel  in  magt  en  gezag ,  bij  deze  veran- 
dering. 

Door  deze  verandering,  gebeurde  het  ook,  dat  Hc:be» 

de 

(*)  ErsEB.  Vit.  Conftant.  L.  III.  C.  20. 

Ct)  Hard.  Jet.  Concilior.  T.  \.  p.  268. 


7é  K  E   R  K  E  L  rj  K  E 

111       de  wijze  van    liet  Kerkelijk  beftuur   zich  begon  te 

BOEK     fchikken    naar   de   inricliting  van   het  wereldlijk  en 

Ifoofdft.  burgerlijk    beftuur    des    Romehiichen    Rijks,      kon- 

na  C.  G.  sïANTYN,  naamlijk,  voerde,  in  liet  jaar  331,  eene 

Ta;ir  ■?  i  '^ 

tot  337!  gcl^eel  nieuwe  Ichikking  in  het  befluur  van  zijn  Rijk 

in.    liet  voornaamfle  bewind  der  burger-  en  krijgs- 

Ituardcr   ^akcn  was  tot  hier  toe  in  handen  van  twee  Staats- 

Kerk 

Ichikt       dienaren   gtwccst ,  prafecti  praforio  ^  (Bevelhebbers 

zich  naar  ^gj-    Lijfwachten )    genoemd.      Maar    konstanïyn 

rdtiliik.  f^hei<-^<-^e  vooreerst  het  Burgerlijk  beftuur  van  het  be- 
wind in  krijgszaken  af,  ftellende  twee  bijzondere  alge- 
meene  Bevelhebbers  over  de  foldaten  aan,  onderden 
titel  van  magt/iri  milHiim.  Aan  liet  hoofd  van  het 
burgerlijk  bewind  ftclde  hij  vervolgends  vier ,  in  plaats 
van  de  twee  vorige  ftaatsdienaren  ,  onder  denzelfdeu 
naam  vx(\ prafecti  pratorio  aan ,  die  iviax Italië^  Galli'è^ 
Illyricum ,  en  het  Oosten ,  den  naam  hadden ,  en  aan 
elk  van  welken  een  zeker  getal  van  gewesten,  of  kreit- 
zen,  rin  gen,  ((^/o^c^yc^j,)  toegewezen  waren;  deze  had- 
den weder  hunne  bijzondere  ftadhouders ,  (  vicarii ,  ) 
onder  zich ,  die  in  de  hoofdftad  van  elk  gewest  hun 
verblijf  hadden.  De  kreirzcn  waren  elk  in  120  Provin- 
tiën  verdeeld,  die  van  zekere  Opzieners  of  Foorzit~ 
iers  beftuurd  werden,  onder  den  naam  van  Prcefi^ 
des,  Proconfules ,  Confuïares.  Elke  Provintie  had 
liare  hoofdftad ,  (  Metropolis , )  en  fomtijds  meer  dan 
ééne,  die  dan  met  den  m^m  prima,  fecunda,  ter-- 
iia ,  werden  onderfcheiden.  (*), 
Naar  deze   inrichting  van  het  burgerlijk  beftuur, 

fchik- 
(*)  ZosiMus  Uht.  L.  II.  C'.  31,  32.  heeft  deze  in- 

rich' 


GESCHIEDENIS.  77 

fchikte  zich,   van   dezen  tijd  af,    het   befluur   der     ijx 
Kerk.    Reeds  vóór  lang  hadden  de  drie  Bisfchoppen    ^o^k 
van  Rovie^  Alexandrïé  en  Antiochië ^   boven  de  J^n- pjoofdiT 
deren  in  aanzien  uitgemunt  ,    thans   kwam  hier  de  na  C.  G. 
Bisfchop  van  Konftantinopolen  bij,   welke  vier   Bis- •'^'^^  ^i3- 

fchoppen ,  als  't  ware ,  de  vier  Opperftadhouders    der * 

Kerk  werden  ,  aan  welke  de  gemeenten  van  ver- 
fchciden  kreitzen  onderhorig  waren;  in  elke  kreitz 
was  weder  één  Bisfchop  de  voornaamfte,  als  Metro- 
politaan^  fomtijds  waren  'er  meer.  Dus  ontflond 
'er  eene  ondergefchiktheid,  waar  door  alle  de  ge- 
meenten verëenigd  en  verbonden  werden ,  waar  uit 
ook  onderfcheiden  Kerkelijke  rechtsgebieden  den 
oorfprong  namen ,  doch  hetwelk  ook ,  door  de  heersch- 
zucht  der  Bisfchoppen,  twist  over  den  rang  en  magt, 
en  het  invoeren  van  wereldlijke  titels  en  waardig- 
heden in  de  Kerk  voortbracht  (*). 
Onder  alle  Bisfchoppen  en  Geestelijken ,   trok  de  Hot  ge- 

Bisfchop  van  Rome   het  grootfte  voordeel,  tot  ver- ^^.^ ^^^'' 

.        ,,  Cisfcliop- 

meerdenng  van  zijn  gezag,   niet  alleen  in  het  ge- pen  van 

meen ,  door  den  overgang  van  konstantyn  tot  het  ^'""^ 

Christendom  ,  maai*  bijzonder  door  de  verj:)laatzing  "'^'^'"^ 


•ö  toe. 
van 


richting  befchreven ,  manr  te  gelijk  gelaakt.  Breeder  be- 
richt  van  dezelve  ,  en  de  volgende  veranderingen  in  de 
vijfde  eeuw,  vinden  wij  in  een  opftel,  van  eenen  onge- 
noemden:  Notitia  dignifatwn  utntnqiie  iii:perüy  ctim 
C07nmentario  Qiiid.  PanciroUi  Lugd,  Batav.  iöo8.  fol.  en 
in  GRAEv.  The%.  Antiquit.  Roman,  T.  VII.  p.  1309.  fqq. 
(  * )  Fr.  spanheim  Qeogr.  Sacra  et  Ecclefiaft.  Tom.  I. 
O^p.  pag.  75.  fqq. 


7»  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       van  den  RijlvSzetcI  van  Rome    naa  Konfiantinopoktt* 

BOEK     Y)Q  Bisfchoppen   van  Romc^    die  te  vooren   reeds  , 

Hoofdft.  vvegens  het  aaii;^ien  dezer  ftad ,  als  de  hoofdftad  des 

na  C.  G.  Rijks,  veel  aanzien  hadden,  hadden,  door  de  afwe- 

1331'  '^  T  "^ 

jQ,.  |o^_*  zendheid  des  Keizers,  voor  zich  eene  fchoone  gele- 
• •   genhcid ,  om  dit  aanzien  en  gezag  verder  uit  te  brei- 
den ,  waar  van  zij  ook  niet  verzuimden ,  naarftig  ge- 
bruik te  maken.     Zij  zouden  zelfs,    door  de    mild- 
dadigheid van  KONSTANTYN ,   tlians  reeds ,   als  we- 
reldlijke Vorften,   gebied  over   de  ftad   Rome  beze- 
ten hebben,  indien  de  verhalen,  die  men  daar  van, 
in  laater  eeuwen,  verfpreid  heeft,  ecnigzins  grond 
van  waarheid  hadden. 
Fabel  van      Het  verhaal,  hetwelk  wij  bedoelen,  is  tweeledig: 
,!ü,-!^!^^' Volgends  het  eerde  was  koxstantyn,  eene  vcitoI- 
sïANTYN  ging  tegen  de  Christenen  aangevangen    hebbende  , 

door  den  ^^^  rnelaatshcid  geflraft.     Op  raad   v^n  cenige  Hei- 
Room-  , 
ichen       denlche  Waarzeggers,  was  hij  voornemens,  ten  ciii- 

Bisfchop  ^Q.  zijne  gezondheid  weder  te  bekomen,  eenigc  kin- 
deren te  laten  ombi*engcn,  wier  bloed  hem  tot  een 
geneesmiddel  zou  moeten  dienen;  maar  nu  verfchcnen 
hem  de  Apostelen  petrus  en  paulus,  die  hij  voor 
Goden  hield ,  in  eencn  droom ,  hem  belastende ,  den 
Bisfclwp  SYLVESTEPx  tc  outbicden ,  die  hem  zeggen. 
zou,  wat  hij,  tot  zijne  genezing,  doen  moest.  De 
Bislchop,  ontboden  zijnde,  ondemchttc  hem  eerst, 
dat  deze  geene  Goden  maar  Apostelen  vau  jesus 
waren,  en  overtuigde  hem  hier  van,  door  hem  hmi- 
ne  beelden  te  vertonen,  die  hun  volmaakt  geleken, 
zoo  als  hij  hen  in  den  droom  gezien  had,  Vervol- 
gends  onderwees  de  Bisfchop  hem ,  voor  zijne  zoa- 

dcn 


TER. 


liOEK 


GESCHIEDENIS.  ?(> 

den  boete  te  doen,  legde  hem  de  handen  op,   en     III 
'doopte  hem ,  waar  op  de  Keizer  terftond  van  zijne    ^?^ 
•melaatsheid  genezen  was.    Dit  zou  gebeurd  zijn  in  Hoofdfl, 
het  jaar  324,    Welke  tijdsbepaling  en  zoo  vele  an-  "^  C-  ^» 

Tnor  II  T  •? 

dere  omftandigheden  de  valschheid  van  dit   verhaal  [^^  o,^ 

genoeg  aantonen,  waar  van  noch  eusebius,  noch 

iemand  der  oudfte  Kerkfchrijveren ,  iet  weet,  die  ons, 
gelijk  wij  gezien  hebben,  den  Keizer,  welke  nooit 
befchuldigd  wordt,  de  Christenen  vervolgd  te  hebben, 
reeds  12  jaren  te  voren,  als  een'  vriend  der  Cliriste- 
nen  en  zclven  een'  Christen,  hebben  doen  kennen. 
Ook  verhaalt  E usEDiüS  uitdrukUjk  (*),  dat  kon- 
STAXTYN  zich  cerst  in  het  jaar  337,  kort  vóór  zijne 
dood,  te  NI  komedie  heeft  laten  doopen  (f).  De 
verdedigers  van  dit  veitelzelrjen  (§),  hebben  daar 
tegen  geene  bewijzen ,  dan  eenige  fch riften  van  onze- 
kere Schrijvers  en  onzekcren  tijd ,  in  welke  zij  zelve  er- 
kennen moeten,  dat  vele  verdichtzelen  voorkomen  (**}, 

ter- 

(*)  r/f.  Co-np.ant.  Libt:  IV.  Cap.  61. 

(t)  Dit  wordt  ook  door  de  naastvolgende  Kerkfchrij- 
vers  bevestigd.  Men  vergelijke  ook  den  Brief  vnn  de 
Kerkvergadering  v?.n  Ariminum  of  Rj7nini  bij  sozome- 
Nus  Hht.  Eccles.  IV.  18.  waar  in  deze  Kerkvaders  zeg- 
gen, dat  KONSTANTYN  gcdoopt  zijude  uit  de  wereld  in 
zijne  ruit  is  ingegaan. 

(§)  Baron.  Annal.  ad  ann,  323.  f/ 324.  schelstra- 
ten Antiq.  Eccles.  Illustr.  P.  Il-  Diif.  3.  C.  6.  matthi- 
AS  FUHRMA^•N  Hiitor.  Socr.  de  Bapt.Conftant,  'M.  Rome 
en  IVcenen  1.742- 1746.  Il  Deelen  in  410. 

(**)  Acta  Silvestri,  Liberii  etc. 


96  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  tenvijl  zij ,  de  geloofwaardigheid  van  eusebius  en 
^^^'^  andere  echte  getuigen  niet  kunnende  loochenen,  de 
Hoofdd.  ellendige  uitvlucht  verzinnen  ,  dat  de  Keizer  zich 
na  C.  G.  tweemaal  hebbe  laten  doopen.  De  eer  der  Room- 
tot  337!  ^he  Kerk  Icheen  te  verëifchen ,  dat  konstantyn 
'  te  Rome  door  den  Bisfchop   dezer   Kerk  moest  ge- 

doopt zijn ,  ook  fchecn  de  eere  van  konstantyn 
te  verëifchen ,  dat  hij  vroeger  is  gedoopt  geweest , 
dewijl  hij  anders,  tot  het  einde  van  zijn  leven,  de 
voorrechten  van  eenen  Christen ,  en  het  Avondmaal , 
niet  heeft  kunnen  genieten.  Dus  ontftond  het  ver- 
telzeltjen  in  de  V  of  Vide  eeuw,  en  werd  het  eerst 
nagefchrevcn  door  gPvEGOrius  v^n  Tours;  en  eenige 
eeuwen  daar  na  ook  door  de  Grieken  overgeno- 
men (  *  ). 
Fabelvaii      Dit  eerfte  veitelzel  heeft  den  grond  gelegd  tot  een 

^^i^^^      tweede,  op  hetwelk,   voor  een   groot   gedeelte,  de 
van  KON-  w  o  7 

sTAMTYN  geheele  wereldlijke  magt  van  den  Stoel  van  Rome 
aan  Pniis  gegrond  is ,  en  hetwelk  hier  in  bcllaat ;  konstan- 
tyn, van  zijne  melaatsheid,  door  den  Doop,  gene- 
zen zijnde,  fchonk,  uit  dankbaarheid,  aan  den  Paus 
SYLVESTER  ,  CU  zijnc  uavolgcrs ,  zijn  Paleis  van  La- 
ieraan  (t)  teRome,  deze  itad  zelve,  ItaU'è^  en  alle 

de 

(*)  Papebroch  /icta  SS.  Ma'ji  Tom.  V.  pag.  14. 
PAGi  Crit.  in  ann.  Baron,  ad  ann.  323.  et  324.  tenzel 
Examen  fah.  Roma'tia  de  diipl.  bapthnu  Conftant.  in. 
Excercc.  felect.  P.  I.  p.  302. 

(f)  Dit  Paleis  had  den  naam  naar  eenen  Heiden  late- 
RANüs ,  die  door  nero  ter  dood  gebracht  is,  niÖRONVM. 
Epist.  30.  Epitaph.  Fabiola. 


SVLVES 
TER. 


GESCHIEDENIS*  «i 

de   Wcsterfche  Provintiën  des  Rijks,    de  eerstheid     III 
toven  alk  Christen-Bisfchoppen ,  ecne  gouden  kroon,    ^°^* 
fcepter,  en  andere  ficradcn,  vele  rechten   en  eerbe- Hoofdft. 
wijzingen  —  Alles  ftrijdig,  met  den  aart  en  verrich-  "^  ^^  ^» 
tingen  van  konstantyn,   en  met   de  Gefchiedenis  jj^t  33^,* 
der  volgende  eeuwen,  gelijk  men  'er  ook  geen  fpoor  ■ 

van  vindt ,  voordat  de  Roomfche  Bisfchoppen  'er 
zich ,  -op  het  einde  der  VlIIlle  eeuw ,  eerst  op  be- 
roepen ,  ten  welken  tijde  ,  het  verdichtzel ,  bij  gele» 
genheid  van  het  fchenken  van  landen  aan  den  Paus  , 
tocnmxaal  gefchied ,  fcliijnt  ontltaan  te  zijn  (*).  Toen 
beftond  ook  reeds  de  oorfpronglijke  giftbrief  van 
konstantyn,  die  vervolgends  wijdlopiger  en  kor- 
ter ,  in  het  Latijn  en  Grieksch ,  doch  altijd  van  den- 
zelfden inhoud  verfpreid  is,  maar  zich,  door  het 
opflcl,  genoeg  als  onecht  ven-aadt.  konstantyn 
zal  daar  in  onder  anderen  zeggen,  dat  de  Room- 
iche  Bisfchop ,  door  de  geheelc  wereld ,  grooter  magt 
heeft  dan  de  Keizer  zelf;  dat  de  Keizer  den  flijgbeu- 
gel  hield,  als  de  Paus  te  paard  (leeg  enz.  dingen 
van  welke  men,  in  de  VlIUle  eeuw,  nog  naauwlijks 
iet  wist.  In  de  middel -eeuwen  werd  deze  giftbrief 
geëerbiedigd,  als  de  grondflag  van  alle  wereldlijke 
magt  der  Paufen,  zoo  is  zij  dan  ook  in  het  PausUjk 
Wetboek,  doch  waarfchijnlijk,  niet  door  gratianus 
'm  de  Xlïde  eeuw ,  maar  eerst  na  hem ,  ingevoegd  (f). 

Ein- 

(*)  Petrus  de  marca  de  Concord.  facerdot.  et  im' 
■per.  Libr,  III.  Cnp.  16.  jiosheim  Injiitt.  Uht.  Ecclsi^ 
mitiq.  et  recent,  pag.  298.  n.  i. 

(f)  Deer  et  al.  P.  l.  Dht.  96.  Cap.  14, 

IV.  Deel.  F 


61  KERKELIJKE 

III       Eindelijk  was  in  de  XVde  eeuw  laurentius  val» 

^^^^     LA  ftout  genoeg,  om  dezen  giftbrief  en  het  geheele 

Hoofdft.  verhaal,  met  zoo  veel  kracht  van  bewijzen,  aan  te 

na  C.  G.  tasten,  en  van  verdichting  te  befchuldigen ,  dat  men 

1513  r  111  <^      y 

to£        '^  daar  bij  naaiiwlijks  iet  meer  voegen  kan  ( * ),    Hij 

'■■  werd  op  het  voetfpoor  gevolgd  door  ^neas  syl- 

vius,  en  andere  geleerden,  in  de  Roomfche  Kei'k. 
En  met  de  Kerkhervorming  flortte  dit  geheel  ver^ 
dichtzel  voor  altijd  in  (f)?  niettegenftaande  nog  in 
laater  tijd ,  baronius  en  andere  verdedigers  van  den 
Roomfchen  Stoel  getracht  hebben,  iet  ter  veifcho- 
ning  van  hetzelve  in  het  midden  te  brengen,  docli 
zonder  één'  enkelen  fchijn  van  bewijs  te  kunnen 
aanvoeren,  dat  de  Kerk  van  Roine^  vóór  de  Vlilfte 
eeuw,  dergelijke  bezittingen  gehad  hcbbc. 

Vermeer-      De   bovengemelde  veranderingen  omtrent  het  be- 

denng  j^^^^.  ^^^  Christelijke  Kerk,  en  het  gezag  der  Bis- 
van  ■  DO 

pracht  en  ichoppen ,  waren  niet  de  eenige ,  noch  zelfs  de  erg- 
toenemen  fte  gevolgen  van  de  groote  verandering  in  den  uit- 
loofon-  ^vendigen  tocftand  van  het  Christendom.  Het  toe- 
der  de      nemen  van  uiterlijke   pracht   in    den  Godsdienst  en 

Kerfe- 

(*)  Zijne  Verliandcling  fTinrt  in  eene  verznmcling:  De 
Tranf.at.  Iir.p.  Roin.  ad  Gennan.  etc.  Matthia  Flac. 
Illijr.  auct.  Ba  fel.  156Ö.  8vo.  p.  Z65.  fqq. 

(I)  LuTHER  gaf  over  dit  onderwerp  eene  verhandeling 
uit ,  onder  den  titel :  Einer  atts  den  hohen  Artickeln  des 
Allerheilig jien  Pciptulichen  Glatibcm,  genannt  Donatie 
Conjiantini  (JVittenb.  1537.  4to.)  Men  zie  andere  Schrij- 
vers aangehaald  bij  fabricius  Bihlioth.  Gnec,  Vol.  VI. 
pag.  4.  v.ot.  f. 


GESCHIEDENIS.  83' 

Kerkgebruiken,  en  het  invoeren  Viwi    het  Bijgeloof,      Tlf 

onder  velerhande  gedaanten,  dccden  hetzelve  geheel    ^^^:^ 

van  zijnen  oorfprong  verbasteren.     De   neiging  tot  (loüWil. 

het  één  en  ander  had  zich  reeds  te   voren,  in   deze  ''^^  ^-  ^* 

en   gene   bijzonderheden  ,    gelijk  wij ,  in   onze  Ge-  ^^^   237*. 

fchicdciiis  ,  gezien   hebben,   geopenbaard;   dit  toch  

is  de  menschlijke  aart,  in  Godsdienftige  zaken,  dat  *-""'''-'^" 
■>  ^  ^  '    ^    uen, 

zij,  het  geen  door  pracht  of  uiterlijke  Godzaligheid  in 
het  oog  valt,  boven  wezenlijke  Godzaligheid  van 
het  hart,  en  deugdzaamheid  van  den  wandel,  Hel- 
len, en  niet  te  vrede,  met  het  geen  eenvouwig  en 
door  God  zclven  geopenbaard  en  voorgcfchreven 
is  ,  menschlijke  gevoelens  en  begrippen  invoe- 
ren ,  en  zich  aan  het  voorkomen  van  het  wonder- 
bare  vergapen.  Thans  nu  de  Christenen  de  be- 
fcherming  en  gunst  van  den  Oppervoi-st  begonnen 
te  genieten ,  en  eene  menigte  van  Heidenen  en  Joo- 
den  tot  hunne  gemeenfchap  overkwamen ,  die  hunne 
bijzondere  gevoelens ,  vooröordeelen ,  en  zucht  voor 
het  prachtige  in  den  Godsdienst,  medebrachten,  nu 
de  Vorst  zelf  'er  op  gezet  was ,  om  luider  aan  den- 
zelven  mede  te  deelen ,  lieten  de  Bisfchoppen  en  andere 
Leeraars  ,  'm  plaats  van  op  de  eenvouwigheid  en 
den  geestelijken  zin  van  den  Godsdienst  aan  te  drin- 
gen,  door  eerzucht  en  verwaandheid  begoocheld, 
zich  dezen  Ijver  voor  uitwendige  pracht  en  ei- 
gen  uitgedachte  Godsvmcht  niet  alleen  welgeval- 
len ,  maar  prezen  denzelven  ,  en  moedigden  de  Chris- 
tenen daar  toe  aan,  waar  door  deze  ligtelijk  in  de 
verbeeldmg  kwamen,  dat  zoodanige  ijver  voor  het 
F  a  uit- 


H  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  uitwendige  den  vvaaren  Godsdienst  uitmaakte  ,  ten 
^°^^  minften  deszelfs  plaats  vervangen  kon. 
Hoofdft.  De  les  der  voorzichtigheid  had  wel  de  Apostelen , 
na  C.  G.  bij  de  eerfte  oprichting  en  uitbreiding  van  de  Chris- 
tot  337.' '■^^'^^^^^^  onder  de  Jooden,  geleerd,  om  zich,  in 
•  onverfchillige  zaken ,  naar  hunne  gebruiken  te  fchik- 

Navol-     j,gj^     ^.gj^  gjj^^g  jjg  Tooden  te  ligter  tot  de  leere  van 

ging  van  j  o 

Heiden-    het   Euangelie  te  bewegen;   op   gelijke  wijze  wareu 

^'-■^^2  zij  te  werk  gegaan  omtrent  de  Heidenen ,  zoodat 
dienst-  PAULUS  fchreef,  dat  hij  den  Jooden  een  Jood,  den 
pracht  en  Heidenen  een  Heiden ,  was  geworden ,  om  eenigen  te 
gebrul-  ^yii;inen  (*).  Doch,  in  het  één  en  ander  geval, 
hadden  zij  altijd  gezorgd ,  niets  toe  te  laten ,  of  over 
te  nemen,  het  welk  eenigzins  met  den  geest  van. 
het  Christendom  onbegaanbaar  was.  Maar,  zedert 
de  tijden  van  konstantyn  ,  fcheen  het  Heidendom 
in  het  Christendom  ,  alleen  met  verandering  van 
naam ,  over  te  gaan ,  en ,  als  men  het  dus  noemen 
mag,  vcrchristelijkt  te  worden.  De  naam,  gedaan- 
te, pracl't  ,  en  gedeeltelijk  zelfs  de  inrichting  van 
de  openbare  vergaderplaatzen ,  werden  van  de  Hei- 
denfche  Tempelen  ontleend,  en  allengs  Altaren  , 
beelden,  waschkaarsfen ,  wierook,  kostbare  kerkva- 
ten,  en  eeue  ftaatlijke  plegtigheid  bij  den  eeredienst 

iu- 

(*)  II  Korinth.  IX.  20.  Wij  hebben  in  ons  III.  Z)^(?/, 
Bla/^z.  11-j.  een  voorbeeld  gevonden  in  gregorius  den 
fVonderdocner  i  die  het  volk  zclcere  Heidenfche  gebrui- 
ken liet  behouden,  ten  einde  hen  niet  van  het  Christen- 
dom  afkeerig  te  maken. 


GESCHIEDENIS.  85 

rngevoerd.      Van    Heidenfche    Feestdagen    werden     III 
Christelijke  gemaakt  ,  en  zelfs  in  de  ambtskleding    ^^Y" 
van  Bislchoppen  veel  van  de  Heidenen  overgenomen.  Hoofdft. 
Tot   al  hetwelk  de  zucht,   om    voor  de  Heidenen ,  "^  C.  G. 

Tl  ïïT*  5  T  5 

die    de   eenvouvvigheid   van   den  Christelijken  eere-  ^'^^  g,^' 
dienst  meermalen  bclchimpt  hadden ,  niet  onder   te  ■ 

doen, veel  heeft  toegebracht  (*), 

De  fpoedige  vermenigvuldiging  der  Christenen  Prachtige 
vorderde  reeds  van  zelf  het  (lichten  en  vergrooten  van  ^^''''■^'^' 
hunne  Godsdienftige  gebouwen,  doch  de  ijver  van 
KONSTANTYN ,  die  daar  door  blijken  van  zijne  hoog- 
achting voor  den  Godsdienst  wilde  geven ,  deed  hem 
heerlijke  gebouwen ,  van  niet  minder  grootschheid 
en  kunst,  dan  de  Heidenfche  Tempelen  vertoond 
hadden,  bijzonder  in  zijne  nieuwe  Hoofdftad  Ko»' 
ftantinopolen^  llichten,  aan  welke  ook  dra  de  naam 
van  Tempelen  gegeven  werd.  Onder  dezen  was  de 
voornaamfte  de  Kerk,  welke  hij  aan  de  gedachtenis 
der  Apostelen  toewijdde,  en  die  eusebius  ons  breed- 
voerig befchreven  heeft  (f).  Zij  was  ongemeen 
hoog,  van  binnen  en  buiten  met  marmer  bekleed; 
het  dak  van  binnen  befchoten,  en  met  goud  over- 
trokken ,  maar  x'nn  buiten  gedekt  met  verguld  ko- 
per, hebbende  een  traliewerk  insgelijks  van  verguld 

ko- 

(*)  Het  Werk  v?.n  convers  middleton,  omtrent  de 
tf'erêenkomften  van  het  Pamdoju  met  het  Heidendom ,  is 
bekend ,  en  verdient  hier  nagelezen  te  worden.  Men  zie 
ook  het  Specimen  Histor.  de  Causfis  Super  ft it.  int  er  Chris-- 
iianos  van  den  Hoogleeraar  g.  bonnet.  Utrecht  1753.  410. 

(t)  yu.  Conftant.  Libr.  IV.  Cap.  s^.  fqq. 
F3 


U  IC  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       koper  rondom  het  dak.    Deze  Kerk  had  een   groot 

BOEK     voorhof,    rondom   met  gaanderijen   en  pilaren,   en 

Hoofdft.  c^^^r  bij  Keizerlijke  zalen,  baden,  en  vertrekkamers , 

nn  C.  G.  als  ook  woningen  voor  de  oppasfers  der  Kerk. 

(q^  227!  '  ^^J  ^*^2e   Kerk   had   konstantyn,   volgends  het 

bericht  van  eusebius,  nog  een  bijzonder  oogmerk; 

Kon-        ^g  weten ,  hii  beflemde  deze  Kerk  zich  tot  eene  be- 

ST-\NTYN  "^ 

geeft  het    graafplaats  na  zijn   overlijden,   ,,  dewijl  hij,'  gelijk 
eerfte        de  Gefchiedichrijver  zich  uitdrukt,   ,,  in   de   kracht 
beekivnn  »>  zijnes   overtreflijk  geloofsvertrouwen  voorzag,  dat 
hetbegra- ,,  zijne  hut  na  de  dood  in    dezelfde   benaming  met 
ven  van     ^^  ^^   Apostelen  deelen  zou,   opdat  hij  ,   naamlijk, 
inde         „  ook  na  zijn  affterven,  deel  zou  hebben  aan  de  ge- 
^^^'^'       ,,  beden,  welke  daar,  ter  eere  der  Apostelen,  zou- 
„  den   gedaan  worden.      Derhalven  twaalf  kisten  , 
„  als  heilige  kolommen,  ter  eere  en  ter  gedachtenis 
„  der  Apostelen,  opgericht  hebbende,   liet  hij  zijne 
5,  eigene  kist,  in  het  midden  derzelve,  plaatzen  — 
„  gelovende,  dat  hij  daar  door   de  gedachtenis  der 
„  Apostelen   voor   zijne    ziel  zeer  nuttig  zou  ma- 
^^  ken."  —    Dus   heeft  konstantyn  in  zijn'  per- 
foon  het  eerfic  voorbeeld  gegeven   van   het  Bijgelo- 
vig gebruik ,  om  dooden  in  de  Kerken  te  begraven. 
Het  was ,  volgends  de  oude  Romcinfche  Wetten  (*} 
verboden,  een  lijk  binnen  de  ftad  te  begraven   of 
te  verbranden.  Deze   wet  kon  alleen   de  zorg   voor 
de  gezondheid  der  ingezetenen  bedoelen.  Maar  hoe 
veel  meer  gevaar  loopt  die ,  wanneer  de  dooden  be- 
graven worden  in  gebouwen,  in  welke  vele  men- 

fcheii 
(*)  Le^g.  XII.  Taèè.  Tab.  X. 


GESCHIEDENIS.  Sr 

fchen  famenkomen ,  en  hoe  onvoegzaam  is  dit ,  voor-      III 
naamlijk  in  gebouwen,  die  aan  den  dienst  van  God    ^^J:^ 
zijn  toegewijd !  en  de  aanleiding  tot  deze  wanvoeg-  Hoofdfï, 
iijkheid  was  een  Bijgelovige  eerbied  van  den  Vorst,  na  C.  G» 
jegens  de  Apostelen,  en  de  waan,  dat  zijne  ziel  nut.Q^^^^^. 

zou  trekken  uit  de  deelneming  aan  het  openbaar  ge- L* 

bed.  Ondcrtusfchen  werd  zijn  voorbeeld  van  de 
volgende  Keizers  nagevolgd,  en  de  Bisfchoppen  be- 
weerden weldra  ,  dat  de  Priesterlijke  waardigheid 
aan  de  Keizerlijke  gelijk  was,  en  zelfs  op  heilige 
plaatzen  den  rang  boven  dezelve  had  (*),  en  be- 
geerden dus  insgelijks  in  de  Kerken  begraven  te 
worden,  tot  dat  eindelijk  dit  voorrecht  ook  den  ove- 
rigen Christenen  vergund  is ,  om  in  de  Kerken ,  of 
in  eene  gewijde  aarde,  op  Kerkhoven,  bij  de  Ker- 
ken, begraven  te  worden,  naarmate  zij  in  ftaat  wa- 
ren, om  dit  voorreclit  te  kunnen  betalen. 
In  laater  tijd  heeft  men  de  (lichting  van  verfchei-  Kerk  der 

dene  Kerken  te  Rome  ^  en  bijzonder  van  eene  Doop- ^P"' 

,  ding  of 

Kapel,  (^Baptisterium ^^  aldaar,  doch  zonder  eenigyanhet 

bewijs  ,  aan  den  Keizer  konstantyn  toegefchre-  H.  Graf# 
ven.  Zckerer  gaat  het ,  dat  hij  de  Stichter  is  ge- 
weest van  eene  Kerk  te  yerufakm  ,  op  de  plaats 
van  jESus  Opftanding ,  of  boven  het  Heilige  Graf 
van  den  Zaligmaker  ,  welke  Kerk ,  die  alle  ande- 
ren overtreffen  moest ,  eusebius  breedvoerig  be- 
fchrijft  (t).  Een  Beelden  Tempel  van  venus  had 
tot  hier  toe  deze  heilige  plaats  ontreuiigd ;  konstan- 
tyn 

(*)  SozoMEN.  Hht,  Eccles.  Libr.  II.  Cap.  34. 

(t)  Fit.  Confiant.  Libr.  III.  Cap.  :li. 

F4 


88  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       TYN  liet    deze    omverhalen  ,    de   ontreinigde    aarde 

BOEK     wegvoeren ,  en  nu  geloofde  men ,    het  Graf  van  je- 

Hoofdft.  sus  te  ontdekken  in  een  hol  of  fpelonk  (*),   en 

na  C.  G.  boven  dit  Graf  werd   deze   Kerk ,  of  eigenlijk  twee 

tot   2-^f '  Kerken ,    dcnc   bij  het   Graf,    en   cene  andere   nog 

■ grootere   daar  tegen  over,   gedicht,   en  met   onge- 

meene  pracht ,  in  de  tegenwoordigheid  van  vele  Bis- 
fchoppen,  te  yertifahm  faamgekomcn,  onder  gebe- 
den ,  en  redenvoeringen ,  ingewijd  ( f ).  Deze  Kerk 
kreeg  den  naam  van  getuigenis-  of  gedacht enisplaats^ 
der  Opftanding  van  ciiristus  ,  waar  in  dezelve 
heieden  z\\  geleerd  moest  worden  (§).  Van  dezen- 
tijd  af  geraakte  de  naam  JElia  ^  welke  de  herbouw- 
de Stad,  zedert  adrïanus  tijd,  gedragen  had,  al- 
lengs buiten  gebruik,  wordende  de  naam  van  'JerU" 
falem  weder  aangenomen. 
Het  vin-       Met  dit  verhaal  van  eusebius  ,  aangaande  hetftich- 

denvan^   teil  dezer  Kerk,  kan  niet  beftaan,  het   geen    andere 

het  kruis  ^ 

door  HE-    Schrijvers  verhalen,  van  's  Keizers  moeder  helena, 

i^NA,      en  het  vinden  van  het  Kriiis  van  ciiristus  door  de- 

zel- 

(*}  In  mijne  Aardrijksk.  des  Bijhels  II.  Deel,  Bladz, 
150-150.  is  aangetoond,  dat  dit  Graf  van  jesus,  hetwelk 
het  Bijgeloof  zoo  vele  eeuwen  vereerd  heeft,  niet  voor  het 
waare  Graf  van  den  Zaligmaker  kan  erkend  worden. 
(I)  EusER.  /.  c.  Lihr.  IV.  Cap.  43. /(7'7' 
{§)  Moc^lv^iov,  welke  naam  echter  aan  meer  Kerken, 
bij  voorbeeld,  aan  de  bovengemelde  der  XII  Apostelen, 
gegeven  werd.  eused.  /.  c.  Cap.  47.  cyrill.  Hieros.  Ca- 
tech.  XIV. />.  190.  eéit.  Me  lies.  socrates  Hist^  Ecclc.s., 
lier.  IL  Cap.  2Ó< 


GESCHIEDENIS.  S9 

Zelve ,  U'aar  van  wij  een  kort  bericht  moeten  geven,      Ilf 
HELEXA  5  de  moeder  van  konstantyn  ,  die ,  volgends    ^^^^ 
EUSEcius  (*),  door  haren  Zoon  tot  het  Christen- Hoofdd. 
dom  was  overgebracht ,  wordt  door  dezen  Gefchied-  "^  C.  G. 

Toot"  ^  "i  *> 

fchrijver  ten  hoogden   wegens   hare  Godsvrucht  en  ^^^  ^  r,* 

ijver  voor  het  Christendom  geprezen.    Van  de  on 

ffemeene  rijkdommen,    die  haar  Zoon,  welke  zijne  ^^°^'^^'* 

'  •'      van  KOiV- 

Mocder  ongemeen  achtte  en  beminde,  haar  gefchon- stantym 

ken  had,  maakte  zij  een  zeer  prijswaardig  gebruik, 
door  hare  milddadigheid  aan  armen  en  ongelukki- 
gen,  ja  aan  geheele  fteden,  zij  woonde  de  Gods- 
dienftigc  vergaderingen  der  Christenen  zeer  vlijtig 
bij,  fchoon  wij,  hetwelk  opmerklijk  is,  niets  lezen, 
of  en  wanneer  zij  gedoopt  is  geworden;  zij  bezocht 
Pakeftina ,  en  liet  aldaar  twee  Kerken  (lichten ,  ééne 
hovende  fpelonk,  waarinjESUs,  x.t  Bethïehem  ^  vol- 
gends de  overlevering,  geboren  ,  en  ééne  op  den 
Olijfberg  ,  van  waar  hij  ten  Hemel  gevaren  was; 
maar  ook  zal  zij  de  Kerk  der  Opilanding  boven  het 
Graf  van  christus  hebben  laten  (lichten,  indien 
wij  socRATES  (f)  geloven,  welke  (lichting  euse- 
Uüs,  een  ooggetuigen,  aan  den  Keizer  zelven,  ge- 
lijk wij  gezien  hebben,  toefchrijft  (§). 
Hoe  het  zij,  men  veriiaalt  dan,  dat  deze  Vorstin 

(*)  Vit.  Confiant.  iJbr.  IIT.  Cüp.  47. 

(^\}  Li'èr.  I.  Hht.  Eccles.  Cap,   17. 

(  §  )  Men  zie  onitreiit  iielena  de   berichten  vnii  Eusn» 

Bius   Fit.    Conflant.  L.   III.   C.    ^i-A7'    socrates   /.   e. 

THEODORETUs  Htst.  Eccks.  L.  I.  C.  1 8.  Zeldzaam  is  het, 

dat  EUSEBiL's  ons  niets  van  de  afkomst  van  deze  Princes 

F  5  ver« 


90  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       PaUflina^  of  het  Heilig  Land^  gelijk  raen  het  bff- 

^jj'^     gon  te  noemen,  bezoekende,   om  daar  op  de  plaat- 

Hoofdfl.  zen,   waar  jesus  geleefd  had,   en   die  door  merk- 

na  C.  G.  waardige  gebeurenisfen  vermaard  waren ,   haar  sebed 

Jot  337!^^  verrichten,  het  Graf  van   Christus  gezocht  en 

eindelijk  ontdekt  zal  hebben.     Men  vond  in  of  bij 

hetzelve  tevens  drie  kruisfen,  zijnde  het  ééne  van 
JESUS ,  de  twee  andere  van  de  moordenaren ,  die 
met  hem  gekruist  waren.  In  de  onzekerheid,  welk 
van  dezen  het  waare  kruis  van  Christus  zijn  mogt, 
bad  de  Bisfchop  van  'Jenifalem  macarius  ,  dat  God 
zulks  door  een  wonderwerk  zoude  aanwijzen.  Eene 
kranlvC  vrouw,  die  op  haar  iiiterile  lag,  werd  bij  de 
kruisten  gebracht ,  en  de  twee  derzelven  vruchteloos 
aangeraakt  hebbende,  bij  het  aanraken  van  het  der- 
de, terftond  in  vorige  gezondheid  herfteld,  waar 
uit  men  het    kruis   van   christus    erkende.     Een 

deel 

verlinrdt,  noch  ook  bepaaldelijk  meldt,  of  zij  de  echte 
vrouw  vün  kokstantius  ,  en  dus  icoNSTANxrw  deszelfs 
echte  en  wettige  Zoon ,  geweest  zij ,  wanromtrent  velen 
twiifelin'g  hebben,  gelijk  dnn  zosiMUS  (^Hht.  Lihr.  II. 
f,  672.)  uitdruklijk  fchrijfc,  dat  zij  niet  de  wettige  vrouw 
vnn  KoNsTANTius  gcwccst  zij ,  en  niceforus  (Z/Z-r.  VIT. 
Cap.  17,  18.}  een  omftandig  bericht  geeft,  nopens  de 
geboorte  van  konstantyn,  als  de  vrucht  van  eenen  onwet- 
tigen  minnehandel  van  konstantius  met  helena  ,  de  doch- 
ter van  zijnen  waard.  Doch,  daartegen  zijn  weder  vele 
andere  bewijzen,  voor  de  wetdgheid  van  haar  huwlijk 
met  KONSTANTIUS.  Men  zie  de  Schrijvers  der  algemeeoe 
Uiitorie  XIII.  Dcely  Uladz.  ss^^.  volgg. 


GESCHIEDENIS.  91 

deel  van  hetzelve  liet  de   Keizerin ,   in   zilver  befla-     III 
gm,  te  yerufahm  blijven,  waar  het  aan  de  Chris-    °"!-'' 
tenen  kon  vertoond   worden ,   het  andere  deel  zond  Hoofdfl. 
zij  den  Keizer  toe ,  welke  gelovende ,   dat  het   eene  "^  ^'  ^' 
ftad  eeuwig  wel   moest   gaan ,  waar  zulk  een   klei-  J^j   237I 
nood  bewaard  werd  ,    hetzelve  in  zijn  ftandbeeld  ,  —— — 
dat  te  Konftantinopolcn   op   de  markt  ftond,  plaat- 
fte.    Tevens   met    dit   liout   van   het  kruis   had   de 
Keizer  de  nagels  of  fpijkers    ontvangen,   waar  mede 
JESUS   aan    het  kruis  genageld   was   geweest ,    met 
deze  liet  hij  zijnen  helm  en  den  toom  van  zijn  paard 
beflaan ,  om  in  de  gevechten  beveiligd  te  wezen  (*). 
Dus  luidt  het  verhaal  van  socrates   (f):    Doch, 
hoe  zeer,  na  hem,  ook  sulpicius  severus  (§), 
THEODOR-ETus    C*"^)    cuz. ,    deze  Gefchiedenis   der 
kruisvinding  gewagen ,  en  dezelve ,  in  later  tijd ,  met 
«enen  feestdag  gevierd  is  geworden ,  kunnen  wij  ech- 
ter daar  aan  geen  geloof  geven,  niet  alleen  ,  omdat 
EUSEBius  ,  een   tijdgenoot ,   'er  geheel   van   zwijgt , 
maar  ook ,  ten  opzichte  van  de  ontdekking  van  je- 
sus  graf,   gelijk   men  meende ,   hier  metle   ftrijdige 
bijzonderheden  verhaalt;    ook   heeft  sulpicius   se- 
verus, als  een  kenmerk   van  de   echtheid   van   het 
kruis,    de    opwckldng  van   cenen  even   overledenen 

per- 

(*)  Hier  door  zou  de  voorzegging  zach.  XIV.  20. 
letterlijk  vervuld  zijn,  gelijk  fümmigen  geloofden,  cy- 
RILLUS  Alexandr.  Coinm.  ad  Zachar.  pag.  812. 

(t)  Hist.  Eccles.  Libr.  I.  Cap.  17. 

(  §  )  Uist.  Sacr.  Libr.  II.  Cap.  34. 

(**)  Theodoret.  Hiit.  Eccles.  Libr,  I.  Cap,  18, 


92  KERKEL  IJ  KE 

III       perfooii ,    hetwelk  dit    gantfclie    verhaaï   nog  meer 

ROEK     verdacht  mankt  (*). 

Hoofdd.      Hoe  zeer  wij   dit  verliaal ,  als  van   laater  uitvin- 

nn  C.  G.  (ïing    zijnde  ,    geene    geloofwaardigheid  toekennen  , 

j^jj  ^,^_'  zoo  veel  is    echter  waarheid ,   dat   de   eerbied   voor 

■ het  teken  des  kruis ,  thans  reeds ,  tot  Bijgelovigheid 

terbicd    ^^^j.  i^^gon  te  hellen;   waar  toe    het  voorbeeld  vaa 

voor  het 

kruis.       KONSTANTYN    vcel  aanleiding  gaf,    die   niet  alleen 

het  teken  des  kruis  liet  afbeelden  op  zijne  banier 
en  vaandels ,  en  op  de  fchilden  zijner  foldaten  , 
maar  die  ook  te  Konflantinopoïen  ^  in  den  Voorhof 
van  zijn  Paleis,  zijne  beeldenis  van  wasch  geboet- 
zcerd,  met  het  kruis  boven  zijn  hoofd,  liet  plaat- 
zen  ,  en  onder  de  voeten  van  hem  en  zijne  kinde- 
ren, den  boozen  geest,  in  de  gedaante  van  eenen 
draak ,  met  pijlen  doorftoken  ,  en  in  den  afgrond' 
gertort  wordende  (  f  ).  Ook  was  in  de  voor- 
naamfte  zaal  van  zijn  Paleis  het  teken  des  kruis 
aan  het  dak,  van  goud  ,  met  juweelen  omzet ,  te 
zien  ( §  ).  Wanneer  des  Keizers  beeldcnis  op 
penningen  of  op  fchilderijën  werd  afgebeeld  ,  ver- 
toonde zich  ook  altijd  het  teken  van  het  kruis  daar 
bij.     Men  mag  aan  dien  eerbied  voor  het  kruis  ook 

toe- 

(*)  Men  zou  zich  ten  voordeele  van  hetzelve  inis- 
fchien  beroepen  op  den  Brief  vnn  cyru^lus,  Bisfchop 
van  Jerufalem,  anii  den  Keizer  konstantius  (/>,  405. 
ed.  Melles)  doch  ann  de  echtheid  van  denzelven  wordt 
getwijfeld.    Zie  boven  Bladz.  28. 

(t)  EusEB.  Fit.  Conjlant,  Libr.  III.  Cap.  3. 

(§.)  EusEB.  /.  c.  Cap.  4p. 


GESCHIEDENIS.  93 

toefchTijven  ,    dat   hij   de   kniisflraf  voor   altijd  af-     III 
fchafte  (*).  BojK 

Ook  is  dit  waar,   dat  de  Keizerin  hele  na  eene  Hoofdft. 
Godsdienftige  reize  of  bedevaart  naa  Palajiina ,  als  na  C.  G. 

Toot»    5  T  ^ 

naa  een  Heilig  Land^  gedaan  heeft,  om  daar  hare  ^^^  ^^* 

Godsdienflige  aandacht  te  oefenen  (  f ) ;  welke  foort 

van  Godsdienflige  reizen  of  bedevaarten  thans ,  niet  Bede- 
zonder Bijgelovigheid ,  veelvuldig  ondernomen  vver-  naa  het 
den.  Wij  hebben  ,  in  de  eerile  jaren  der  derde  H.  Land. 
eeuw,  wel  een  voorbeeld  van  eenen  Bisfchop  ge- 
vonden, die  derwaards  gereisd  was,  om  ^tzo.  me±- 
vvaardige  gewesten  te  bezichtigen  (5)9  niaar  thans 
flelde  men  in  zoodanige  reizen  eene  bijzondere  hei- 
ligheid ,  en  geloofde ,  dat  de  gebeden ,  daar  tot  God 
gedaan,  meer  verwachting  hadden,  van  te  zullen 
verhoord  worden  ;  tegen  de  uitdmklijke  leere  van 
jESus  zelven.  (joa\x.  r\''. )  Ook  begaven  fommi- 
•gen  zich  derwaards  ,  om  met  het  water  van  den 
yordaan  gedoopt  te  worden,  dewijl  jesus  in  die 
rivier  door  jojïnnes  gedoopt  was  (**).  Deze  Bij- 
gclo\'igheid  nam  zoodanig  de  overhand,  dat  grego- 
Rius,  Bisfchop  van  Nys/a,  tegen  het  einde  dezer 
vierde  eeuw ,  zich ,  met  de  beste  redenen ,  nogthans 
geheel  vruchteloos ,  hier  tegen  verzette  (ff). 

Ein- 

(*)  Volgends    bericht    van  sozomenus   Hi'sr^  Ecc/es. 
Libr.  I.  Cap.  8. 

(t)  EusEn.  Fit.  Conjlant,  Libr.  III.  Cap.  42. 
(§)  Zie  ons  II.  Bed,  Bladz.  282. 
(**)  EusEB.  P^it.  Conjlant.  Libr.  IV.  Cap.  62, 
Ctt)  Epist.  de  euntibin  Hierofolijma, 


$4  KERKELIJKE 

III  Eindelijk,    de   zucht,   om  lltiWge.  Reliquién  ^  of 

BOEK     overblijfzelen  ,  van  heilige  peifonen  of  zaken,  te  ver- 

Hoofdft.  zamelen ,  en  vcrvolgends  te  verëcren ,  begon  insge- 

na  C.  G.  lijks ,  kort  na  dezen  tijd  ,  in  gebruik  te  komen.    De 

tot  337.  ^""-^^  Christenen ,  die  hunnen  Godsdienst  in  geest  en 

■ waarheid  deden  beflaan,   haddeai  met  zulke  kleinig- 

Heilige  \-i^^^Qx\  en  beuzelarijen  niets  op;  hoe  ligt  hadden  zij 
en  of  o-  anders  eene  menigte  van  zulke  gewaande  Heiligdom- 
verblijf-  jneii  l^unnen  bijeenbrengen;  zelfs  nog  in  de  bcfchrij- 
zelen 

vingen  der  nieuwe  Kerken,  door  konstantyn  ge- 
dicht, komen  bij  eusebius,zoo  min  Reliquien,  als 
beelden  voor ;  maar  de  Zoon  van  dezen  Keizer  , 
KONSTANTius,  Het  rccds  in  het  jaar  359,  volgends 
bericht  van  hicronymus  (*),  philostorgius  (f) 
en  anderen,  de  ligchamen  van  den  Apostel  andre- 
AS ,  van  den  Euiingclist  lukas  ,  en  van  timothe- 
us,  van  welke  men  voorgaf,  dat  de  twee  eerften 
in  Achajc^  maar  deze  laatfte  te  Efeze,  ontdekt  wa- 
ren, naa  Konftantinopolen  in  de  Kerk  der  Apostelen 
overbrengen.  Natuurlijk  volgde  hier  op  eene  verëe- 
ring  van  zoodanige  Heiligen,  maar  zeldzaam  luidt 
het,  dat  de  ligchamcn  der  overige  Apostelen,  en 
andere  Reïïqinen ,  eerst  verfchciden  eeuwen  na  kon- 
stantyn ,  gevonden  zullen  zijn ,  daar  men  ,  reeds  in 
deze  IVde  eeuw,  de  lijken  van  fommige  Joodfche 
Profeeten  voorwendde  ontdekt  te  hebben ,  en  geloof- 
de, dat  deze  en  andere  door  Godüjke  Openbaringen 
waren  aangewezen;  waarom  ook  de  Heidenen,  des- 
we- 

(*)  Chron.  ad  h.  n. 

(t)  Ilisi.  Eccles.  Epitom.  Libr,  III.  Cap.  2. 


GESCHIEDENIS.  95 

wegens  ,    de  Christenen  befpot   hebben ,    gelijk  de     UI 
Keizer  juliaan  (*),    en   op  het  einde  van   deze    ^^^ 
eeuw ,  EUNAPius  ( f ) ,  die  den  Christenen ,  in  het  Hoofdfl, 
bijzonder,  verwijt,  dat  zij  de  beenderen  en  hoofden  "^  C.  G, 
van   lieden   verzamelden  ,   die   de   overigheid  ,    om  J^j;  ^  y 
hunne  misdaden ,  ter  dood  had  laten  brengen ,  en  .  ■ 
dat  zij  deze  als  Goden  aanmerkten,  zich  voor  hen 
nedervvierpen  ,  en    geloofden   beter  te  worden ,   als 
zij  bij   derzelver  graven  ontreinigd  werden.     Onbe- 
grijpelijlc  is  dit,  dat  Christelijke  Leeraars,  wien  het 
anders  aan  geene  kunde  en  doorzicht  ontbrak,   ge- 
iijk,  bij  voorbeeld,  een  ambrosius,  zoodanige  den 
Christenen  onbctaamlijlve  bijgelovigheden,  niet  alleen 
niet   tegengingen  ,    maar  ,    onbefchroomd ,    aanpre- 
zen (§). 

In  deze  tijden  valt  ook  de  opkomst  der  Monnï-  Op!:omst 
ken^  eene  foort  van  menfchen ,  welke  voorwend- ^?,^^^°^ 
den,  den  hoogden  trap  van  Christelijke  Godzalig- 
heid bereikt  te  hebben,  door  zich  van  de  wereld  af 
te  zonderen ,  en  alleen  op  zichzelven  te  leven ,  waar 
van  zij  ook  den  naam  Monniken^  (Mova^/o*  van 
Movor  alleen ^^  voeren.  Zij  zijn  tot  onzen  tijd  toe 
overgebleven ,  en  hebben  ,  in  verfchillende  eeuwen , 
veel  goeds  en  kwaads  gefricht;  om  alle  welke  rede- 
nen, 

(*)  Ap.  CYRILL.  Akxandr.  adv.  Julian.  Libr.  X.  p, 
335.  To7n.  VI.  Opp. 

(f)  /«  vita  ^DEsn  /».  ^5,  Coïon.  AUobrog.\6\6.  8vo. 

(§)  Zie  JOANN.  DALEUS  Atlverfiis  Latinonim  de  cul- 
tus religiofi  objecto  traditionem  diiputatio  Libr.  IV.  p, 
582-733.  Geneva  1664.  4^0. 


56  KERKE  L  IJ  K  E 

I'II       nen,    onze  Lezers  ,  met  rcclit,   cenig  bericht  van 

®° j'^     hun ,  te  dezer  plaats ,  verwachten  zullen. 

Hoofdfl.      Wij  hebben ,  in  het  voorgaande  dezer  GefchiedC' 

4ia  C.  G.  njs  gezien,  Iiue  reeds  vroeff  vele  Christenen,   door 

tot  33^*  afzondering  en  onthouding,  zich  boven  hunne  Me- 

dechristenen    eenen    hooger  trap  van   volmaaktheid 

verbeeldden  te  zullen  bereiken,  waar  van  zij  Askee^ 
ten ,  Contincntes ,  ook  Sancti ,  genoemd  werden  (*), 
gelijk  men  zich  al  vroeg  op  het  voorbeeld  van  den 
Profeet  elias  en  joSnnes  den  Dooper  beriep ,  en 
vervolgends  ,  met  niëRONYMus  (f),  beweerde, 
dat  de  levenswijze  der  eerlle  Christenen  geene  an- 
dere geweest  ware,  waar  toe  men  gebruik  maakte 
van  de  berichten,  die  filo  de  yood  ons  van  de 
Therapeuten  geeft,  welke  men,  ten  onrechte,  voor 
Christenen  hield  C§},  en  van  eene  verkeerde  op- 
vatting van  LUKAS  bcfchrijving,  van  den  ftaat  der 
eerfte  Christen -Gemeente  te  'Jerufalem  ,  die  alles 
onder  zich  gemeen  hadden.  Onderlusfchen ,  hoe- 
wel men  aan  de  Monniken  den  naam  van  Asketen 
kan  geven,  uit  ho'ifde  hunner  afgezonderde  levens- 
wijze, volgt  echter  daar  niet  uit,  dat  de  Asketen^ 
onder  de  eerde  Christen  Monniken  geweest  zijn; 
welke  laatfte  eerst  in  deze  vierde  eeuw  bekend  zijn 
geworden  (**).     Tc  weten,   de   Askeeten   brachten 

de 
(*)  Zie  ons  II.  T)ccl,  Blndz.  172. 
(t)  Z>^  Virh.  lUuftr.  Cap.   11. 
(5)  Zie  ons  I.  Deel^  Bladz.  15. 
(**}  Casianus  de  Cocnohior.  lujlittit.   L^r.   II.    Cap. 
5.  et  Collat,  Libr,  XVIII.  Cap,  5.  za^i  van  de  Egypti- 

Tch© 


GESCHIEDENIS.  97 

de  Kluizenaars  en    Woest ijnbewoners ,  en  deze  den      Hf 

Monniken  ft aticl  voort.  ^^ek 

Gedurende  de  vc}-volging  van  den  Keizer  decius  HoofdfT. 

had  PAULUS  van  Thehe  ^  dien  men    doorgaands  den  na  C.  G. 

Kluizenaar    bijnoemt,    omdat  men   hem    voor  den  •'!|f'^5i'^* 

•'  i^ot   337» 

{lichter    houdt    van    het    eenzaam    Khiizenaarsleven 

onder  de  Christenen ,  zich  naa   het  gebergte  bege-  '^'^toni- 
ven ,  alwaar  hij ,  zedert  het  jaar  251 ,  m  een  hol  ot  Kluize- 
kkiis ,  geheel  van  de   menschlijke  famcnleving   afge-  "^ar  en 
zonderd ,    zijn    leven   met  bidden  ,    befpiegelingen ,  jyionni- 
vasten ,    en  andere  geestelijke  oefeningen   en   kastij-  ken. 
dingen    des    ligchaams  ,    tot  omtrent  het  jaar   340- 
doorbracht  (*).    In  een  ander  gewest    van  Egijpte 
had  zekere  antonius  insgelijks  dit  Ivluizenaai-sleven 
emhelsd,  en  werd  daar  in  van  anderen   nagevolgd, 
die  zich  bij  hem  vervoegden,  en  met  en  onder  wel- 
ke hij  zekere  verbindenisfen  oprichtte,  waarom   hij 
een  Monnik  en  de  Vader    der  Monniken  ,   of  van 
het  Monnikenleven^    met  reden,  genoemd  is    (f). 

De- 

fche  Monniken  verfean  te  hebben ,  dat  de  Euangeli.st 
MARKUS,  eerfte  Bisfchop  te  Alexandrië ^  ook  het  eerst 
voorlchrifcen  of  levensregelen  voor  Monniken  zou  opge- 
fteld  hebben.  Doch,  ligtelijk  ziet  men,  hoe  dit  voorge* 
ven  der  Monniken  enkel  zijnen  grond  daar  ia  hebbe,  ort 
aan  hunne  levenswijze  aanzien  en  oudheid  te  geven. 

(*)  Zie  ons  il.  Dm,  Bladz.  436. 

(t)  Wij  hebben  het  leven  van  dezen  antonius  be« 
fchreven,  door  athainasius,  Bisfchop  van  Akxandrië^ 
in  de  Werken  van  athanasius,  en  afzonderlijk  uitgege* 
ven,  door  hoescheliüs   Augsbtirg   1611,  in  410.    Deze 

ï\\  Di:el.  G  Ie- 


9S'  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  Deze  ANTONiUvS  werd  in  Egypte  geboren,  in  het- 
BOEK  zelfde  jaar,  toen  paulus  de  Thebaan  naa  de  woe- 
Hoofdft.  ftyri  vluchtte,  dat  is,  in  het  jaar  250  of  251.  In 
na  C.  G.  zijne  jeugd  wilde  hij  geene  wetenfchappen  leeren  , 
tot  337.'  ^^^  ontweek  toen  reeds  het  gezelfchap  van  andere 
■  Idnderen.     Hij  bleef  ook  fteeds  alle  geleerdheid  ver- 

achten, waarom  hem  ook  de  Hcidenfche  M'ijsgeeren 
befpotten,  aan  éénen  van  welken,  die  hem  vraag- 
de, hoe  hij  zonder  den  troost  van  boeken  leven 
kon?  hij  ten  antwoord  gaf,  dat  het  Boek  der  na- 
tuur voor  hem  openlag,  waar  in  hij,  zoo  dikwijls 
Mj  wilde,  de  woorden  Gods  lezen  kon. 

In  den  ouderdom  van  omtrent  twintig  jaren,  be- 
gaf hij  zich ,  alle  zijne  goederen  aan  de  annen  uit- 
gedeeld hebbende,  naa  de-woeflijn,  alwaar  hij  an- 
dere Christen  Kluizenaars  vond,  welke  hij  be- 
zocht ,  en  wier  bijzondere  Godsdienfirigheid ,  het 
-  ijverig  bidden  van  den  ée'nen,  het  veelvuldig  wa- 
keiï  van  eenen  anderen,  en  het  geduld  en  lijdzaam- 
heid van  eenen  derden,  hij  in  zich  trachte  te  verëc- 
nigen  en  natevolgen.  Dra  muntte  hij  in  deze  oefe- 
ningen van  Godsvrucht  zoo  zeer  uit,  dat  men  hem 
•  den  geliefden  van  God  noemde.  INJaar  nu  poogde 
de  Duivel  hem  van  dezen  goeden  weg  af  te  trekken , 
(zoo  fchrijft   zijn  Lcvcnsbcfchrijvcr , )   en  verzocht 

hem  , 
levensbefchrijving  is  in  het  Latijn  vertnald  door  den  Bis- 
fchop  EVAGRius.  Men  heeft  wel  j;-etvvijfeld,  of  deze 
levensbefchriiving  niet  van  een'  l;inter  Schrijver  is  opge- 
beld, doch  niet  meer  kunnen 'bewijzen,  dan  dat  dezelve 
op  eenige  plaatzen  vervalscht  is  geworden. 


GESCHIEDENIS.  ^pjj 

hem,  op  velerhande  wijzen,  voornaamlijk  tot  wel-     lil 

hisr.     Doch  ,    antonius    wederftond  deze  bckorin-    ^'^^^ 

gen,  door  zijn  ligcliaam  nog  harder  te  behandelen,  [joofdd. 

wakende  geheelc  nachten    door ,  en  Hechts  eenmaal  na  C.  G. 

T  n.  nr  "^  I  '^  • 
daaofs   etende,    ja   dikwijls    maar   ééns   in   twee   of'"'    --- 

drie   dagen.      Water  en   brood   wai'en  zijn  eenigftéf  <• 

voedzel,  en  de  aarde  was  zijn  bed.  Eindelijk  be- 
gaf hij  zich  naa  het  gebergte  omftreeks  de  Roode 
Zee ,  en  koos  eeil  oud  verlaten  kasteel  tot  zijne  wo- 
nhig,  alwaar  men  hem  alle  half  jaren  bruod  ver- 
zorgde ,  zonder  dat  zich  iemand  zien  liet.  Dus 
twintig  jaren  geleefd  hebbende,  noodzaakte  hem  dé 
menigte  van  lieden ,  die  hem  opzochten ,  en  zijne  le- 
venswijze wilden  navolgen ,  om  in  het  jaar  305  we- 
der te  vooifchijn  te  komen.  Thans  begon  hij  won- 
deren te  doen ,  zieken  te  genezen^ ,  en  de  booze 
geesten  uit  de  bezetenen  te  verdrijven;  door  zijne 
vermaningen  en  aanfpraken  veel  goeds  ftichtende  en 
velen  bewegende,  om  het  eenzaam  leven  te  omhel- 
zen, welke  fpoedig  in  het  gebergte  eenzame  wonin- 
gen oprichtten,  (Mov«5'»jf<<at,)  terwijl  hij,  als  hun 
gcmeene  Vader,  het  opzicht  over  hen  had.  Nog 
had  hij  dit  bijzonder,  dat  hij  een  ruw  fooit  van 
hemd,  en  daar  over  eene  fchapenvacht  droeg,  eii 
zijn  ligchaam  nooit  wasclite  noch  reinigde. 

Wanneer  ondcitusfchen  ïniaxiinjinus  ,  in  het  jaar 
311;  zijne  vervolging  tegen  de  Christenen  vernieuw- 
de, keerde  antonius  voor  eene  korte  poos  in  de 
wereld  terug.  IJverig ,  om  de  eere  van  Martelaar 
te  verkiijgen,   verzelde  liij,  met  andere   Monniken^ 

G  z  4e 


100  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  de  Christenen ,  die  in  Alexandri'è  ter  dood  gebracht 
BOEK  werden,  en  gehoorzaamde  ook  het  KeizerUjk  bevel 
Hoofdrt.  ni^U  hetwelk  alle  Monniken  gebood  de  flad  te  mi- 
na C.  G.  nien.  Met  dit  alles  zijn  oogmerk  niet  kunnende 
tQj.  23^*  bereiken ,  keerde  hij  naa  zijne  Woeftijn  terug,  al- 
'■  waar  hij    weder,   ten  behoeve  der   genen,  die  hem 

bezochten ,  vcrfcheidenc  wonderen  deed.  De  toeloop 
hem  weder  vervelende,  nam  hij,  diep  in  de  Woe- 
ftijn, in  een  eng  hol  van  eenen  hoogen  berg  zijn 
verblijf,  hier  bebouwde  hij ,  met  eigene  handen ,  om 
het  onderhoud  van  anderen  te  kunnen  misfen ,  een 
klein  (lukjen  land.  Ook  hier  had  hij  dikwijls,  ge- 
lijk men  verhaalt,  zwaren  kamp  met  den  Duivel, 
en  ontving  Godlijke  verfchijningen  en  openbarin- 
gen van  toekomende  zaken.  Ondertusfchen  kwam 
hij  van  tijd  tot  tijd  te  Alexandri'è  ^  daar  toe  bewo- 
gen van  menfchen,  die  hem  om  zijne  voorfpraak 
bij  de  Overigheid  verzochten,  bij  welke  gelegenhe- 
den hij  zich  ten  fterkften  tegen  de  Ketterijen  ver- 
zette, maar  zijne  zaken  verricht  hebbende,  keerde 
hij  terftond  weder  naa  zijn  verblijf,  zeggende,  dat, 
gelijk  een  visch  niet  buiten  het  water  kan  leven, 
dus  ook  een  Monnik  buiten  de  Woeltijn  en  een- 
zaamheid zijn  karakter  verliest. 

Dus  tot  het  jaar  340  geleefd  hebbende ,  werd 
hem  ,  door  een  onmidlijk  Godlijk  bevel,  belast, 
eenen  IMonnik ,  of  eenzamen  Christen  op  te  zoeken  , 
die  nog  vroomer  was ,  dan  hij  zelf;  deze  was  pau- 
lus  de  Thcbaan ,  die  zich  reeds  90  jaren  in  een- 
ander    gedeelte    der    Woeflijncn    van    Egypte    ont- 

hou- 


GESCHIEDENIS.  loi 

houden    had.      antonius    begaf  zich    tcrflond  op      III 
weg,  en  zie  hier,  wat  iiicronymus  (*)   ons  van    °°^^ 
deze  reis  verhaalt :     Ondenv^eg  ontmoette  antonius  Hoofdfï. 
een  monfler,  dat  half  mensch   en  half  paard   was,  "^  C.  G. 
en  hetwelk  hem,   in   naam   van  eene  menigte  zijns  ^^j.  ^^' 

gelijken    om    zijne   voorbidding  bij    God  verzocht. 

Eindelijk  vond  hij  zijnen  kluizenaar;  wien  ecne  rave 
gewoon  was ,  brood  te  brengen ,  die  nu  voor  hun  bei- 
den dubbel  aanbracht.  Deze  Kluizenaar  ontdekte  nu  aan 
zijnen  vriend,  dat  het  oogmerk  zijner  zending  was  ,  dat 
hij  hem  zou  begraven ;  vervolgends  hem  verzoekende 
eenen  mantel  te  gaan  halen ,  hem  van  athanasius  ge- 
fchonken,  om  zijn  lijk,  bij  zijne  dood,  daar  in  te  win- 
den. Toen  antonius  met  den  mantel  terug  kwam , 
zag  hij  PAULUS  geheel  glinflerend ,  onder  fcharen  van 
Engelen,  Profeeten,  en  Apostelen,  ten  hemel  va- 
ren ,  terwijl  zijn  ligchaam ,  in  eene  biddende  geflal» 
te,  op  de  knieën  lag,  hetwelk  antonius  ter  aarde 
beflelde ,  met  behulp  van  twee  leeuwen,  die  het 
graf  maakten ,  voor  welken  dienst  hij  aan  dezclven 
zijnen  zegen  mededeelde. 

Weder  in  zijn  vorig  verblijf  teruggekeerd  , 
leefde  hij  met  twee  zijner  leerhngen ,  die  hem  bij 
zijne  zwakheid  ten  dienfte  ftonden ,  nog  tot  het  jaar 
356,  wanneer  hij,  in  den  ouderdom  van  bijna  105 
jaren  ,  de  wereld  verliet.  Hij  beval  zijnen  twee  leer- 
lingen ,  hem  op  eene  plaats  te  begraven ,  waar  nie- 
mand kennis  van  droeg.  Nogthans  heeft  men  200 
jaren    daar  na  voorgewend  ,  zijn   lijk   gevonden   te 

heb- 
(*)  FfVa   Pmili  Eretn. 

G  1 


lo-  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

I[I       hebben,  hetwelk  eindelijk,   in   de   Xde  eeuw,    na.i 

BOER     Vienne/m  Frankryk  gebracht  is,   alwaar  men,   ge- 

Hoo fdO.  lij'^  overal  iii  de  Roomfche  Kerk,  den  heiligen  man 

ji:i  C.  G,  oin    zijne  voorbede    aanroept ,   bijzomler   in   zekere 

rot  007  -kwaal,  die  men,  naar  liem,  het  Su  AntonCs  Vuur 

pleegt  te  noemen. 

Men  heeft  in  eene  duiflere  Latijnfche  Vertaling 
steven  Boeken  (*),  die  hij  in  de  Egijptifche  taal 
zal  gefchreven  hebben ,  welke  hi  eencn  vroomen 
ftijl  handelen,  over  de  roeping  der-meufchen  tot  za- 
ligheid, de  weldaadcn  van  God  ,  de  menschwor- 
xling  van  christus  ,  en  ovel'  de  middelen ,  om  zich 
tegen  des  Satans  listen  te  hoeden*;  ..  Ook  fchrijft 
inen  hem  eenen  Regel  toe,  dien  hij  voor  ^o.  Mon- 
iiilien  zal  opgelleld  hebben  (f),  als  ook  nog  cene 
JPncdikatie  oï  Leerreden  ^  tegen  de  heerlchend^  on- 
deugden ,  en  cene  bijgevoegde  verrnaning  tot  beke- 
ring;: (.§),  behalven  nog  twintig  Af ahifche  Brie- 
veh^^^it  ABiiAHAiM  Echelïenp.s  onder  zijnen  naam 
te  Parys  1641  en  1648-  in  8vo.  heeft  uitgegeven. 
Doch,  altijd  bleef  wntonius  een  verachter  van  ge- 
leerdheid, hoewel  'niet  ontbloot  van  vernuft,  waar 
van  .;het  volgende,  hetwelk  ATHA>rASNrs  in  zijne 
Levensbefchrijving  verhaalt ,  tot  een  voorbeeld  kart 
ftrekken :  Wanneer  eens   cenige  Heide  niche  Wijsgee- 

ren 
( * )  In  Biblioth.  hlax.  PP.  Tom.  IV.  pmg.  77.   fqq. 
(f)  In  t.  HOLSTSN.  Codex  regnJ'nrtim,  qvas  SS.  Pa- 
tres Monachis  et  <Firgiinbi:s   Sanctimoninlibtis  ferrandai 
fr.'efcripfere  P.  \.  -png.   i.  fqq.  RO'^iS  lööl.  4. 
(§}  Biblioth.  PP.  Max.  l.  c. 


GESCHIEDENIS.  103 

i'en  licm,  wegens  zijne  ongeleerdheid,  kwamen  be-     III 
fpottcii,  \Taagde   hij   hen:   of  zij   het  gezond  Ver-    ^?P^ 
(land  voor  onder  erkenden  dan  de   geleerdheid,   en  Hoofdfl'. 
eene  oorzaak  dcrzelve?    Als  zij  nu  aan  het  gezond  "^  C.  G. 
vcriland  het  voorrecht  moesten  toekennen ,  verv^olg-  ^^j  ^37! 

de  hij:     ,,  Wel  nu,  dan  heeft  iemand,  die  gezond 

5,  verfland  bezit,  geene  geleerdheid  van  doen." 

Dus  was  dan  Egypte  het  eigenlijl^  Vaderland  derHiLARi- 
Monniken ,  die  in  het  eerst ,  in  de  daad ,  dezelfde  jj^  ^ J^ 
waren,  met  de  Kluizenaars ^  of  Woefiijnbeivoners ^  antoni- 
Eremieten  ,  ( van  g^jjjMo? , )  gelijk  zij  ook  van  hun-  ^^' 
nc  afgezonderde  \e.YQnsm\]ze.Anachoreeten,  (^Avx<xo^yr 
7«<,)  genoemd  werden.  Van  hier  werd  deze  levens- 
wijze eerst  overgebracht '  naa  Syrië  en  Païaftina , 
door  HiLARiON,  wiens  leven  insgelijks  door  HiëRO- 
NYöius  befchreven  is  (*).  Deze  man,  uit  Palat- 
ftina  geboortig ,  legde  zich ,  in  den  ouderdom  van 
15  jaren,  te  Alexandri'è  toe  op  de  beoefening  der 
wetenfcliappen  ,  maar  door  het 'gerucht  der  Heilig- 
heid van  ANTONius  gedreven'^  "gaf '  hij  denzelven  in 
zijne  eenzaamheid  een  bezoek ,  waar  bij  hij  zoo  met 
hem  werd  ingenomen,  dat  hij  befloot  zijn  navolger 
te  worden.  Verzeld  van  ëenige  Monniken,  keerde 
hij  in  het  jaar  306  naa  zijn  Vaderland  terug,  en 
zijne  vaderlijke  goederen  aan  de  armen  gefchonken 
hebbende,  nam  hij  zijn  verblijf,  in'  de  Woeffijn, 
tusfchen  Gaza  en  Egypte^  alwaar  hij  in  eene  ellen- 
dige hut,  die  hij  zelf  gefticht  had,   en  waar  in -hij 

noch 

(*)  Uit  dezen  heeft  sozomenus  zijne  berichten  over- 
genomen ///V.  Ecdcs.  Libr.  III.  Cap.  14.  L.  V.  C.  15. 
G4 


Ï04  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

lil       noch  recht  op  ftaan,  noch  uitgcftrckt  liggen  kon, 
BOEK     vvoonde.    Dus   verkreeg    hij  dien  roem  van  heilig- 
HoofcUl.  ^^'^'^  5    ^^^  ^""i^"   '^ok  geloofde ,   dat   door  hem  vele 
na  C.  G.  wonderen  verricht  werden,  ja  men  zegt,   dat  hij, 
rll^llt' op  den    reuk  af,  kon   weten,   aan   welken  boozen 
—     .....    geest   of   ondeugenden  eigenaar  ecnige  zaak  toebe- 
hoorde.    Velen    werden    daar    door  opgewekt,   oni 
ook  Monniken    te   worden,   en  als  hilarion   deze 
eens  in  hunne  hutten   bezocht ,  had    hij    meer    dan 
£,ooo  Monniken   tot  geleide.    Om    den  toeloop  des 
■    volks  te  ontwijken ,  begaf  hilarion  zich  weder  naa 
Egypte^   alwaar  hij   eenen    nacht   in  de  kluis  van 
ANTONius  doorbracht,  die  onlangs   overleden  was; 
doch    fpoedig  verliet   hij   ook  dit   land,  omdat  de 
Christenen  hem  te  veel   bezochten,   en  kwam  eerst 
in  6'/c///è*,   vervolgends    in  Dalmatië^    en  eindelijk 
op  het  eiland  Cyprus^  alwaar  bij,   in  het  jaar   371, 
overleden  is.     Deze  volgende    bijzonderheid,    welke 
HiëRONYMUs(*)  verhaalt,  verdient  omtrent  hilarion 
nog  aangemerkt  te  worden :    Gednurende  een  verblijf 
van  50  jaren  in  Palafliua ,  heeft  hij  flechts  ééne  cnkel-e 
keer  de  heilige    plaatzen   in   en  om  yevwfalem  bo- 
zocht;   hij   wilde  het  voorkomen   niet  hebben,   dat 
zii  z€  verachtte,  maar  even  min  ,  als  of  hij  God  ew 
iJjne    werkingen    aan    eenigc  bijzondere  plaats  ver- 
bond.    Hier  in  had  derhalven   hilarion   moeds  gc- 
poeg,  zich  tegen  cene  toen  heerfchende  dwaUng  en 
bijgelovigheid  te  verklaren,  hoe  zeer  hij  zelf,  in  an-» 
iler^  opzichten,  geheel  niet  vrij  was  van  Bijgeloof. 

(*)  EpUt.  13,  <•</,  [j-am^ 


GESCHIEDENIS.  105 

Ondertusfchcn  nam  het  Monnikenleven  in  Egypte      Ut 

hand  overhand  toe,  en  kreeg  ip(-edig  zijn  volle  be-    "°"'" 

flag,  door  het  eigenlijk  Kloosterleven ,  of  het  bijeen-  Hoofdft. 

wonen  van  vele  JNionniken ,   op  ééne   plaats ,   onder  na  C.  G. 

Tinr  "^  I  ^ 
cenen  Opziener.    Dit  Kloosterleven  werd  door  -pa-  [q^  g,-' 

CHOMius ,  insgelijks  den'  der  eerfte  leerlingen  van  ■ 

ANTONius,  ingevoerd.  l  acho- 

'      °  i\nus 

Deze   PACHOMius    was,    in    het  jaar  292  in  het  nichter 

Egijptisch  Landfchap  Thebais  geboren,  en  werd,  ^'''"^^<^t 
door  eene  hemelfche  verfchijning  tot  het  Monniks-  levcn. 
leven  aangemoedigd,  en  tevens  door  eene  Openba- 
ring geleerd,  welke  de  rechtzinnige  partij  onder  de 
Christenen  was.  Eerst  leefde  hij,  van  brood  en 
zout,  met  PAL^i\iON,  dénen  der  eerfte  navolgers 
van  ANTONius  ,  in  de  Woeftijn  ,  vervolgcnds  ontving 
hij  van  God  bevel,  om  zelf  een  Monnikkenvcrblijf 
te  Tahennefus ^  een  onbewoond  vlek  in  Thebais^ 
niet  ver  van  ^.tw  Nijl,  of  volgends  anderen,  te  Ta- 
henna^  een  Eiland  in  den  Nijl,  aan  te  leggen.  Vol- 
gends een  nader  Godlijk  bevel,  nam  hij  in  hetzelve 
vele  Monniken  aan ,  die  zich  aanboden ,  om  onder 
zijn  opzicht  te  leven.  Dit  ving  hij  aan  in  het  jaar 
325  of  wat  later,  en  toen  hij  in  het  jaar  348  over- 
leed, liet  hij  eenige  duizend  Monniken  na,  die  on- 
der zijn  opzicht  ftonden.  Dit  was  het  eigenlijk  be- 
gin van  het  gemeenfchnplijk  famcnkven  der  Mon- 
niken in  gebouwen ,  die  daar  van  den  naam  kregen , 
(Ko/voS<ov,  Qoenoblum^  de  Monniken  zelve  werden 
Coenobiten  genoemd,)  welke  gebouwen  naderhand 
in  de  Latijnfche  Kerk,  wegens  het  opfluiten  der 
Monniken  in  dezelve,  Clmfira^  Kloosters^  genoemd 
G  5  wer- 


iq6  K  e  R  K  e  L  ij  K  e 

III       werden.     Ondertiisfchcn    is  het  een   misflag,   wmn- 

BOCK     j^ggj,    fommige    laater    Schrijvers    pachomius    voor 

IlooCdll.  ceneri'  ftichter    van  de  eerfle  Orde   van    Monniken 

xa  C.  G.  houden.     Alle    de  -  MonnHven    toch   hadden ,  m  het 

\,L  0--  eerst ,  denzelfden  hoofdregel ,   die  hun  eenzaamheid 

én  afzondering ,    bidden   en   vasten  voorfchreef,    en 

eenen  of  anderen  arbeid ,  om  hun  leven  te  onder- 
houden. Meer  behoeven  \vij  hier,  uit  de  Levensbe- 
fchrijving  van  pachomius  ,  niet  aan  te  voeren.  De- 
ze,  gelijk  alle  de  overige  Levensbefchrijvingen  van 
andere  voor  heilig  gehouden  mannen ,  van  dezen  en 
de  naastvolgende  eeuwen,  zijn  toch  onderling  aan 
malkanderen  zeer  gelijk,  en  melden  ons  dezelfde 
flrengheid  van  levenswijze  ,  gelijkfooitige  wonder- 
werken, of  buitengemecne  gaven,  gelijk  aan  pacho- 
mius de  gave  zal  gefchonken  zijn;,'  om  Latijn  en 
Grieksch  te  fprekcn  ,  bemelfclie  verfchijningen  en 
openbaringen,  kamp  met  den  boozen  geest,  en  der- 
gelijke. 
Annmcr-  Genoeg  is  het,  uit  het  geen  van  deze  eerfte  ftich- 
•;'"^°^^'|^^  tcrs  der  Monniken  bijgebracht  is,  de  volgende  aan- 
neii  cii      merkingen   af  te  leiden.     Wat    'er  pok   zij  van   de 

luinne       jvoede    mening    dezer    mannen    en    hunne    oprechte 

wonde-    ^  ,,    ,    ,.  1    . ,  ,  , 

reu.  zucht  tot  Godzaligheid ,   men   zal  nogthans  nimmer 

hunne  begrippen  nopens  de  volmaaktheid  der  ziel,  te 
Verkrijgen ,  door  het  geheel  betemmen  en  kv/ellen  des 
ligchaams,  eene  dwaling,  die  reeds  voorheen  bij  de 
Gnostieken ,  en  bij  Vele  Myflifche  Asheten ,  onder  de 
Christenen ,  ]-)laats  had ,  en  die  uit  het  denkbeeld ,  dat 
men  den  oorfprong  van  hét  kwaad  in  de  (lolFe  zoeken 
moest,  ontltaan  was,  noch  hunne  gehéele  verach- 
ting 


GE  S  C  H  I  E  D  E  N  I  S.  loj 

ting  van  geleerdheid,  en  onttrekking  aan   de  famen-      III 
leving,  en  de  pligten  daar  mede  verbonden ,  met  den    ^°':^ 
vvaaren   Godsdienst    van    jrsus    kunnen  vereffenen ,  Hoofdft. 
met    welken    geen    eigenwillige    Godsdienst    beftaan  "^  C.  G. 
kan.    Deze  afzondering  en  kwelling  des   ligchaams  [^^  ^„^* 

verwekte    wel    eerbied   en   roem  van    buitengemeene 

heiligheid ,  waar  door  velen  het  voorbeeld  dezer 
mannen  volgden ,  bijzonder  in  Egypte ,  in  welk  land- 
fchap  de  luchtsgefteldbeid  zelf  eene  neiging  tot  fom- 
bere  zwaarmoedigheid ,  en  dweeperlj ,  ten  allen  tijde , 
plagt  voort  te  brengen,  maar  had  ook  dra  tot  haar 
gevolg  een  werkeloos  ledig  leven ^  en  eene  eerzucht, 
om  voor  iet  groots  gehouden  te  worden ,  en  zich 
een  gezag  en  invloed  aan  te  matigen,  die  gevaarliik 
was  voor  den  Staat,  niet  min  'dan  voor  dé  Kerk. 
De  ligchaamskwelling ,  de  eenzaamheid,  en  werke- 
loosheid, en  daar  uit  ontflaa'nde  verzwakking  en 
meerdere  aandoenlijkheid  der  zenuwen ,  ontftelden  de 
hersfenen ,  eene  tot  dweepzucht  en  geestdrijverij  ver- 
hitte verbeeldingskracht,  nog  vermeerderd  door  de 
akeligheid  der  Woeftijnen ,  verbeeldde  zich  dingen 
te  zien  en  te  vernemen,  die  in  de  daad  niet  dan  in 
de  hersfenen  beftonden ,  en  liet  zelfs  zich  den  roem 
van  wonderwerken ,  tot  welken  één  of  ander  geval  , 
fchoon  in  zichzelve  natuurlijk,  in  eene  zoo  ligtgelo- 
vige ,  en  met  de  zucht  tot  het  wonderbare  ingeno- 
men, eeuw,  bij  eene  onkundige  en  door  den  glans 
van  zoo  bijzondere  heiligheid  verblinde  menigte, 
aanleiding  gaf,  ligtelijk  aanleunen.  Zie  daar  de 
oplosüng  van  die  bedenking,  dat  evenwel  gelijktij- 
iJige  Schrijvers,   en  zelfs  in  geleerdheid  en  achting 

uit- 


io8  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       uitmuntende  Leeraars ,  gelijk   hij   voorbeeld  HiëRO- 

BoEK     NVMUS,  deze  wonderwerken  te  boek   (lellen,  en  ze 

Hoofdft.  ^^^    ^^^^  geloofwaardigheid    fchijnen  bij   te   zetten, 

na  C.  G.  welke   nu,    volgends    de    bovenllaande   aanmerking. 

Topt»  *>  I  "> 

tot  ri-xy'  ë^^^^^   ^^^    "^^'^  verdwijnt.    Men  kan   of  mag  ook 

geene  wondeinverken  verwachten,   ter  bevestiging  en 

aanprijzing  eener  levenswijze,  die  zoo  geheellijk  met 
de  redelijke   zedenleere  van  het  Christendom  ftrijdig 
is.     Doch ,  laat  ons  het  Gefchiedverhaal   vervolgen. 
Regelen       Men  heeft  in  eene  Latijnfche   Vertaling  van   më- 
doorPAN- j^Q-^TYMUS,   met   deszelfs    Voorreden,  eenen  levens- 
voor"-e-    regel  van  den  bovengemelden  pachomius  (*),  doch 
fchreven.  aan    welker   echtheid   getwijfeld   wordt.      Maar  een 
korter  levensregel ,   dien    hem   een   Engel ,    op   eene 
koperen  tafel  gefcbreveu,   ter   hand  zal  gefield  heb- 
ben, fchijnt  hem  toe  te  behoren,  ten  minden,  men 
vindt  'er  uittrekzels   van,   bij  palladius   (f),   en 
sozoMENUS  (S),  enz,  (**).    In   dezen   korten  Ie- 
....  vens- 

'  '(*}  Bij   L.   HOLSTCiN    Codex    Rcgulanim    etc.    P.  t. 
pag.  59-95.  ed.  Rom. 

(f)  Histor.  Lavfmc.  Cap.  38.  Welk  Werk  over  de- 
Woeftijniers  en  Monniken  verdient  gelezen  te  worden. 

(5)  Hist.  Ecclcs.  Libr.  III.  Orp.  13. 

(**)  Bij  voorbeeld  bij  cassianus  de  Coenohior,  Infïi- 
tittis  Libr.  IV.  Cap,  1.  fqq.  Van  pachomius  lieeft  ook 
GENNADius  de  Fifis  Illuftr.  Cap.  y.  het  één  en  ander, 
doch  voornaamlijk  zijne  Levensbefchrijving,  door  eenen 
Monnik  van  zijn  Klooster  dertig  jaren  na  zijne  dood  op^ 
f;cfteld,  in  de  Acta  SS.  n.  d.  14.  Maü,  van  welke  ook 
twee  Latijnfche  uittrekzels,  doch  die  zeer   van  malkan- 

de. 


GESCHIEDENIS.  lo^ 

vensregel  komen  onder  anderen  de  volgende  voor-     III 
fchriften  voor:    Elk  Monnik  zal,  naar  zijne  krach-    ^°^^ 
ten,    eten,   drinken,   vasten  en  arbeiden.    In  <^éne  ^oofyiT. 
cel  zullen    drie  Monniken  femenwonen.    Zij    zullen  na  C.  G. 
allen  in  déne  kamer  eten;    zij  zullen  niet  liegende  ,  J'^^"^^^^* 

maar  zittende ,    flapen ;   des  nachts  linnen  klederen — . 

en  altijd  eene  witte  Ichapen-  of  geitenpels  dragen, 
met  een  purperverwig  kruis,  behalven  bij  het  ge- 
not van  het  H.  Avondmaal,  op  den  Sabbatli  en 
den  Zondag,  wanneer  zij  zich  met  eene  wollen  kap 
(Kj^jcifAisv, )  moeten  dekken.  Dit  moeten  zij  ook 
onder  het  eten  doen,  opdat  zij  malkanderen  niet 
zien  eten;  ook  mogen  zij  dan  niet  praten  noch  om- 
kijken. Geen  vreemde  mag  met  hun  eten,  behal- 
ven een  reiziger,  dien  zij  herbergen.  Alle  de  Mon- 
niken moeten  in  vier  en  twintig  klasfen  verdeeld 
zijn,  die  elk  met  eene  letter  van  het  Alphabet  be- 
noemd worden,  waaraan  men  tevens  de  eigenfchap- 
pen  van  elk  zal  kunnen  kennen.  Dus  heetten,  bij 
voorbeeld,  de  eenvouvvigen  I,  de  verftandigen  Z  of 
S.  Indien  iemand  in  hun  gezelfchap  begeerde  aan- 
genomen te  worden,  moest  hij  eerst  drie  jaren  lang 
harden  arbeid  verrichten.  Eindelijk ,  zij  moeften 
twaalfmalen  in  één  etmaal,  dat  is,  op  bepaalde  tij- 
den van  den  dag,  en  des  nachts,  bidden;  ook 
moest  over  tafel,  na  het  voorzingen  van  eenen 
Pfalm,  gebeden  worden.    In  den  lütvoerigen  regel, 

en 
deren  verfchillen,  in  de  verzamelingen  van  sarius  eii 
ROswEYDE  voorkomen.  Vergel.  tillemont  Memoires  T. 
VII.  P.  1.  pag.  2pi.  ed.  in  12. 


iio  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E  . 

III  en  bij  de  boven  aangehaalde  Schrijvers  (laan  nog 
BOEK  eenige  bijzonderheden  nopens  de  inricJiting  van  het 
Hoüfdft.  Klooster  te  Tahenna  of  Tahennefus ^  hetwelk,  om- 
na  C.  G.  trent  het  midden  der  vijfde  eeuw,  alleen  omtrent 
tot  337!  S'^^*^  Monniken  bevatte.  D^zt  Monniken  waren 
■  zoo  verdeeld,  dat  elk  zijne  dienflen  liad   te  vemch- 

ten ,    foramigen    zorgden   voor   de    fpijze  ,    anderen 
voor  de  kranken,  anderen  bouwden  den  tuin  en  dcii 
akker,    anderen    maakten   matten,   of  hadden   eenig 
ander  handwerk,  zij  ftonden  onder  eenen  Opziener, 
dien  zij  Ahbas ,  Abt ,   of  P^ader ,  noemden.     Doch  , 
het  is  meer  dan  waarfchijnlijk ,   dat  verfcheidcn    van 
deze  en  andere  inriclitingen  eerst  in  het  begin. der  vijfde 
eeuw  zijn    ingevoerd,   toen   palladius    en   cassia- 
Nus  deze  Monniken  leerden  kennen.     Eindelijk,  om 
onze  berichten  van   panchomiüs   te  befluiten,  men 
heeft  nog,  van  hem  fchriftelijke  Fermaningen ,   Brie- 
ven ,  en   zoogenoemde  Myflkke  woorden  ( * ) ,  waar 
in  veel  geheimzinnigs  en  raadzelachtigs ,  en  naar  cene 
geheime  betekenis  van  het  Griekfche   Alphabet   ge- 
,         fchreven,  vervat  is,  hetwelk  een  Engel  aan  hem  en 
aan    eenen   anderen   Abt  zal   geleerd  hebben.     Dit, 
indien  deze  ftukken   echt  zijn,  zal  bevCvStigen,  het 
geen    wij    boven  aanmerlcten  omtrent  de    bedorvene 
verbeeldingskracht  dezer  dwecpiichtige   lieden,  waar 
bij  kwam  de  zucht,  om  voor  iet  uitflekends  gehoii-^ 
den  te  worden,   en  eene  levenswijze,   die   hun  als 
b^lig  voorkwam ,  te  meer  te  doen  bewonderen, 
üitbrei-       Behalven   de   drie  gemelde    fticlitcrs    der   Monni- 
ken , 
(^*)  HoLSTEiN  Cod.  Regu/ar,  pag,  95-117. 


GESCHIEDENIS.  in 

ken,  werd  deze  levenswijze  door  meer  andere  man-     III 
nen,  bijzonder  in  -£^j:^/^,    voortgeplant.     Dus  legde    ^°^^ 
AMON ,  op.  het   Niirisch   gebergte ,   bij    de  Skitifche  HoolUrt. 
of  Sketifche  Woeftijn,  en  in  dezelve  ,   gebouwen  en  na  C.  G. 
woningen,  ook  enkele   kluizen  aan  voor  Monniken.  ''     Xo^* 

°        '  COC     OJ/» 

Van  hem  verhaalt  men,  dat  hij,    fchoon  geti'ouwd, 

in  eene  beflendige   onthouding  met   zijne  vrouw  ge-  ^^insyan 

,    .,  f     hecMon- 

leefd  hebbe,  hetwelk  men  toen   kuischheid  noemde,  nikenle- 

even  of  de  vervulling  van  de  oogmerken  des  Schep-  ven  in  E- 

pers  in  een  eerbaar  huwlijk  met  een  waarUjk  kuisch  ^^^ 

hait  onbeflaanbaar  ware  (*). 

Nog  behoren  onder  de  leerlingen  van  antonius, 
om  dezen  tijd,  in  datzchSde  land,  de  oude  of  de 
groote  MACARics  ,  SERAPION ,  PAPHNUTius,  en  an- 
dere Monniken  en  Abten  'm  Egypte^  die  bij  de  ou- 
de Schrijvers  Faders  genoemd  worden;  bijzonder 
PAULUS  de  eenvomvige  ,  van  wiens  eenvouwigheid 
ANTONIUS  misbruik  fchijnt  gemaakt  te  hebben ,  door 
hem  de  onnutfle  dingen  te  laten  doen ,  om  zijn  ge- 
duld te  oefenen ,  tot  loon  voor  welke  dienften  hij 
hem  in  wondenverken  overtreffen  zou.  palladius 
heeft  van  hem  vele  belagchelijke  verhalen,  bijzonder 
van  zijnen  twist  met  den  Duivel  in  eenen  Beze- 
tenen. 

Uit  Egypte^  Syrië  en   Palaflina^   bracht  eusta- In  Arme- 

THI- 

(*)  Men  zie  berichten  van  dezen  amon  bij  palla- 
dius Hht.  Laufiac,  Cap.  7.  fqq.  sozomenus  Hist.  Eccles. 
Libr.  I.  Cap.  14.  en  eene  verzameling  en  vertaling,  die 
aan  rufinus  wordt  roegefclireven  in  zijne  Hu  Fatrumy 
in  Rosweidii  Fith  SS. 


112 


ïvERKELIJKE 


ÏIÏ 

BOEJI 
II 

Hoofdlh 
na  C.  G, 
Jaar  3 13. 
«ot  337- 

nië ,  Ita- 
lië enGnl 
lie ,  bij- 
zonder 
•  door 

IMARTI- 
NUS  of 

den  Hei- 
ligen 

MAAR- 
TEN. 


Tiirus,  Bisfcliop  van  Sebaste  in  Arment'è^  deze  le- 
venswijze van  Monniken  over  naa  Armenië^  Pafla~ 
gonië  en  Pontm  (*),  ja  hij  wilde  in  zijnen  ijvef 
alle  Christenen  tot  Ibortj^clijkc  onthouding  en  ftreng* 
heid  verpligten  ( f ).  Omtrent  denzelfden  tijd  leerde 
ATHANASius  ,  Bisichop  van  Akxnnclri'é ,  die  met 
eenige  Monniken  naa  Rome  gevlucht  was,  de  Chris- 
tenen aldaar  het  eerst  het  Monnikenleven  kennen  en 
navolgen,  daar  zij,  tot  hier  toe,  'er  weinig  mede 
waren  ingenomen  (5)»  Ook  maakte  hij  hetzelve  ia 
Gallië  bekend,  alwaar  deze  levenswijze  vcrvolgends 
zeer  werd  bevorderd ,  door  ^[ARTINUS ,  of  den  H. 
MAARTEN  ,  écucn  dor  vcrmaardlle  wonderwerkers 
onder  de  Monniken,  wiens  leven  sulpicius  seve- 
Rus ,  zijn  vriend ,  befchreven  heeft  (**).  Deze  imar- 
TiNUS  was  uit  Pannoni'é  geboortig,  en  werd  in  het 
jaar  334 ,  het  vijftiende  jaar  van  zijnen  ouderdom , 
genoodzaakt  krijgsdienilen  te  doen,  waar  bij  hij  tot 
Bevelhebber  bev^orderd  werd.  Doch  ,  toen  reeds 
leefde  hij  mot  alle  de  gcftrengheid  van  eenen  IVIon- 
nik ;  ook  was  hij ,  wegens  zijne  liefdaadigheid  ,  be- 
roemd, zoodat  hij  ééns,  voor  eenen  armen  bedelaar, 
eene  flip  van  zijnen  mantel  fnced ,  om  dien  daar 
mede  te  dekken,  waar  voor  hem  christus,  met 
die  flip  bekleed,  in  den  droom  verfcheen,  om  deze 

zij- 

(*)  SozoMENUs  Htst.  Ecclcs.  Libr.  Hl.  Cap.  14. 
('t)  SocRATES  Hht.  Eccles.  Libr,  II.  Cap.  43. 
(5)  HiëRONYM.  ad  Princip.  cpitaph.  Marcdïj:  Tom.  I, 
Opp.  png,  77.  ed.  Frnucof. 
(*•)  De  Vita  B.  Filartiui  Libcr ,  et  EpifloU. 


GESCHIEDENIS.  113 

zijne  daad  te  prijzen.    Na  cenigc  jaren   den  krijgs-     III 
dienst    verlaten  hebbende  ,   bouwde   hij   zich    eene    ^^^^' 
Monnikskluis  bij  Milanen ,  en  naderhand  op  het  Ei-  Hoofdft. 
landjen    Gitllinari'é^  dicht  bij  de  Kust  van  Opper^  "^  C.  G. 
Italië^  in  de  Ligurifchc  Zee,  alwaar  hij,  met  ecnige -J^'t  -37' 

oudflcn  ,    zich   van  wortelen  onderhield.    Eindelijk  • — 

werd  hij,  in  het  jaar  375,  zeer  tegen  zijnen  zin, 
tot  Bisfchop  van  Turonmn ,  ( Tours , )  in  GaUi'è  of 
Frankryk ^  verkozen,  zonder  echter  op  te  li ouden, 
een  Momiik  te  wezen.  Uier  (lichtte  hij,  niet  ver 
van  de  ILid  ,  een  Klooster,  of  eene  Kluis,  waar  bij 
80  andere  Monniken  de  hunne  voegden,  en  met 
hem  in  gemeenfchap  leefden.  Nog  ftichtte  hij , 
in  die  oorden  ,  verfcheidene  andere  Kloosters  en 
Kerken,  en  plantte  het  Christendom  gelukkig  voort,  / 
Onder  vele  woiiderwerkcn  ,  waar  door  hij  gezegd 
wordt ,  dooden  opgewekt ,  en  zieken ,  zelfs  enkel 
-door  het  aanraken  van  den  zoom  zijns  kleeds,  ge- 
nezen te  hebben  ,  verkeerde  hij  met  de  Engelen, 
terwj.il  hij  van  de  Duivelen  hevig  ,  docli  altijd  te 
vergeeft,  gekweld  werd.  Toen  hij,  in  het  jaar  400 
overleed  ,  verzelden  2,000  Monniken  zijn  lijk  ten 
grave.  Wij  zullen ,  in  liet  vervolg  ,  wanneer  wij 
van  suLPicius  severus  fprekcn,  nog  het  één  en 
ander  van  hem  moeten  zeggen. 

Niet  alleen  verkreeg  zich    deze    levenswijze  een  Aaiuk-fi 
groot  aanzien,  door  de  vertoning  van  Godzaligheid,  derMon- 
maar  ook  door   de  overbodige  aanprijzing  der  aan- 
zienlijlvfte  Leeraaren  van    de    Kerk,    atüanasius, 

SASILIUS,    AMBROSIUS,    CHRYSOSTOMUS ,     IIICRONY- 

W.  Deel,  H  uus^ 


«14  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       MUS  ,•  en  AUGUSTiNus.  Zij  werden  wel,  in  het  eerst, 

^^Y^      niet  onder  de  geestelijken ,  (  ckrici , )  gerekend  (*), 

Hoofdfl.  evenwel  verkoos  men  al  vroeg  uit  hen  Bislchoppen , 

na  C.  G.  terwijl  de  Bisfchoppen  zich  toelegden,  om  met  hun- 

Topr    O  T  O 

tot   "37."  "'^"  ^'^"*^  ^'^^^  Monnikenleven  te    verëenigen ;    ook 
»■ '  hebben  wij  boven  gezien,  hoe  Keizer  konstantyn, 

ten  hunnen  behoeve  ,  de  oude  wetten  tegen  den 
ongehuwden  ftaat  heeft  afgcfchaft.  Volgends  hunne 
eerfte  inrichting,  leefden  zij  buiten  de  fteden,  zelfs 
nog  in  het  jaar  390  gebood  Keizer  theodosius  eie 
Grooie  ( f )  ,  dat  zij  in  Woeftijnen  en  eenzame 
plaatzen  zich  zouden  blijven  onthouden,  alhoewel 
hij  hun  twee  jaren  daarna  den  vrijen  ingang  in  de 
fteden  veroorloofde  (§);  omtrent  dien  zelfden  tijd, 
vraagt  mëRONYMUS  (**),  eenen  Monnik,  wat  hij 
in  de  flad  te  doen  heeft,  die  niet  eene  woonplaats 
is  van  eenzame  lieden  ,  maar  van  vele  menfchen  ? 
Doch,  fpoedig  gaven  de  Bisfchoppen  hun  gelegen- 
heid, om  zich  ook  in  de  fteden  te  vestigen,  eu- 
SEBius ,  Bisfchop  van  P^ercelJen ,  was  dus ,  omtrent 
het  jaar  350,  in  de  Westerfche  Kerk  de  eerfte,  die 
in  de  ftad  naar  de  voorfchriften  der  Monniken  leef- 
de ,  en  tevens ,  onder  een  aanhoudend  vasten ,  zijne 
gemeente    beftuurdc.      basilius    de    Groote   bracht 

hen 

(*)  IIiÏRONYM.  Epi-t.  ad  Heliodor.   de  laude  vita  fo- 
litariie. 

(t)  O'cl.  Theod.  L.  XVI.  ///.  3.  de  Monachis  l.  1. 

(  §  )  /..  c,  leg.  2. 

(**)  Eju'si',  ad  Paiilimim  de  Injïitutione  monnchi. 


GESCHIEDENIS.  ii^ 

Ken  uit  hunne  VVoeftijnen,   om  Iicn  tegen  de   Ket-     IIT 
lers  te  ftcllcn  (*),  gelijk  dit  vervolgends  mccrma-    ®*^^'^ 
len  gebeurde.  Hoofde. 

'Er  wordt  behalven  de  tot  hier  toe  gemelde  Mon-  "^  C.  G. 
niken.  Anachoreten,   en  Coenobiten  ^   noa:  eene  der- ;^.  ^J% 

'  ^  .-  [Ut     oo/» 

de  foort,    die  in   Syrië  ^   en   Palajiina,   Remoboth, 

in  Egypte  Sarahaiten  (f),  genoemd  werden,  ge- J^'^°"°'" 
meld,  rechte  landlopers  en  omzwervers,  welke  met  baïcen. 
hun  twee  of  drie  famen  woonden ,  het  land 
doorreisden ,  en  hun  beftaan  vonden ,  door  verTierde 
wonderwerken ,  of  het  verkopen  van  zekere  heilige 
oliën;  doch  deze  fchijnen  eerst  tegen  het  einde  van 
deze  vierde  eeuw  opgekomen  te  zijn. 

De  Monniken  wilden  zich  geern  den  eernaam  van  DeMon- 
Christelijke  Wijsgeeren   geven  ,    gelijk  reeds   voor-  "'J^^."  "^" 
heen    de   Askeeten   (§)  ,    gelukkig   echter  ,   dat  zij  voor  den 
niet  onder  de  gewoone  Leeraars  der  Kerk  behoorden;  Staat  ge- 
door  hunne  dweeperij ,  en  daar  zij  in  het  eerst  alle  *^°^  ^     * 
ongeleerde  lieden  waren,   zouden  zij   der  Kerk  nog 
ongelijk  meer  nadeel  hebben  toegebracht.    Voor  den 
Staat  werden  zij  fpoedig  gevaarlijk  bevonden,  beide 
als  lediglopen ,  en  als  dweepers  of  geestdrijvers.     7a\ 
bemoeiden  zich  met  vooi^vallende  zaken  in  Kerk  en 
Staat,    niet  zonder   oproerige  gezindheden  te  laten 

blij' 

(*)  Gregor.  Nazir.nz.  O  rat.  XX.  pag.  358.  Tom.  I. 
Opp.  Paris.  1630.  fol. 

(^t)  HiëRON^'M.    Epist.    22.  ad  Euftochium,   cassian, 
C'jllat.  XVIir.  Cap.  4. 

(5)  Gregor.  Naz.  Orat.  3.  et    9.  chrtsostom.   /;<?- 
ml.  17.  ad  Antioch.  sozomen.  Bist,  Eed.  L.  III.  C.  14, 
II  z 


ii6  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       blijken.  Vele  lieden  begaven  zich  ook  onder  de  Mon- 

^^j^     niken,  om  vrij  te  zijn  van  het  waarnemen  van  last- 

Iloofdfl.  posten,  (Curia/es,')  zoo  als  wij  gezien  hebben,  dat 

na  C.  G.  velen  zich  onder  de  geestelijken  met  hetzelfde  oog- 
Jaar  3 13.        ,   j     ,         /- ,  .. 
tot  237.  merk  deedenoplchrijven;  en, gelijk konstantyn daar- 

<— tegen  zorgde,  zoo  geboden  ook  de  Keizers  valen- 

TiNiANus  en  VALENS,  koit  na  het  jaar  370 (*),  dat 
zoodanige  lediglopende  huichelaars  uit  hunne  fchuil- 
plaaczcn  opgezocht,  en  tot  de  gemelde  dienden  zou- 
den genoodzaakt  worden.  Ja  valens  liet  zelfs  de 
Monniken  ,  die  geene  krijgsdienften  wilden  doen, 
op  de  dood  af,  met  Hokken  flaan  (f).  De  Heidenfche 
Schrijvers  fpreken ,  over  het  algemeen ,  zeei*  vcriich'- 
telijk  van  de  Monniken,  zosimus  ($)  noemt  hen 
lieden,  die  den  Staat  noch  in  den  krijg  noch  tot 
een  ander  gebruik  nuttig  konden  wezen;  maar  ech- 
ter hadden  zij ,  zegt  hij ,  onder  den  fchijn ,  van 
alles  met  de  armen  te  deelen ,  een  groot  deel  lan- 
derijen aan  zich  getrokken,  evagriüs  (**)  verze- 
kert, dat  zij  wel ,  in  het  voorkomen  ,  menfclicn 
waren,  maar  in  de  daad  een  zwijnenleven  leidden, 
en.  vele  fchandelijke  daaden  bedreven,  liet  ging, 
zegt  hij  ,  zoo  ver  ,  dat  elk ,  die  een  zwart  kleed 
droeg  ,  en  alle  mcnfchcn  in  morsfigheid  overtrof, 
zich  een  willekeurig  aanzien  en  gezag  aanmatigde. 

Oor-  De  denkbeelden  van  cenen  hogercn  trap  van  God- 

za- 


fprong 


(*)  Cod.  Thcod.  L.  XII.  /.  I.  de  Decurion.  leg.  6^, 
( f )  IIicPvON.  Chroii.  ad  c  375. 
(§)  Hiit.  Libr.  Y.  png.  325.  cd.  Oxon.  a.  1Ö79.  S. 
(**)  VU.  ^dcfii  pag.  64.  Colon.  Allobrog.  1616.  8. 


GESCHIEDENIS.  117 

zaligheid ,  door  ontliouding  van  het  .luwhjk ,  te  zul-     III 

Icn  verkriigcn,   hadden  ook  te   voren  reeds   ingang    ^'^^^ 

gevonden  bij  Christen  Maagden  en  Wediuven ,  welke  Hoofdfl. 

zich ,  op  deze  wijze ,  aan  God  en   den  Godsdienst  "^  C*  ^' 

TRtir  ^  I  "^ 
toewijdden,  waar  van  wij,  in  het  voorgaande  van  ^q^   237] 

onze   Gefchiedenis  ,   voorbeelden  ontmoet   hebben, 

doch  deze  waren  door  geene  gelofte  verbonden,  en  o*^'*  ^^^^ 
^  ^  '        nen. 

bleven  bij  hare  famiUën  inwonen;,  zij  konden  ook, 
als  zij  wilden,  een  huwlijk  aangaan,  gelijk  zij  ook 
fomtijds  deeden,  hoewel  zij,  in  dat  geval,  zekere 
Kerkboete  ondergaan  moesten;  allengs  echter  verëe- 
ntgden  zij  zich,  om  even  als  de  Monniken  met  mal- 
kandcren,  van  het  gewoel  der  wereld  afgezonderd, 
naar  zekere  voorfchriften  te  leven ,  fommigen  in  af- 
gelegen oorden  en  woefiifnen,  anderen  in  fteden; 
deze  werden,  in  tegenftelling  der eerstgemelden ,  die 
Urgines  EccJefiafiicce  of  Canonic£  heetten,  omdat 
zij ,  als  ten  dienfte  der  Kerk  gewijd ,  'm  de  Kerken- 
lijsten  opgefchrcven  waren,  Ascetria^  Sorores ,  Cas- 
/^,  Virgines  Sacm ,  Monaflri(R^  mnar  naderhand 
bijzonder  Nomm  ^  ^Nonnen^  (*•)  genoemd,  met 
een  woord ,  van  Egijptifchen  oorfprong ,  hetwelk 
betekende,  dar  zij  als  Moeders  behoorden  geëerd  te 
worden,  gelijk  deze  naam,  met  eenige  verandering, 
( Nonnits , )  ook  aan  de  Monniken  gegeven  werd. 
Zij  hadden  haren  oorfprong  insgelijks  in  Egyp^ 
/<?,  trouwens,  in  de  Levensbefchrijving  van  anto- 
Nius  ,  komt  reeds  een  Maagdenhuis^  (^Trct^^mov) 

voor 
(*)  Dit  woord  komt  hec  eerst  voor   bij   HièRONYMus 
Epist,  22.  ad  Eufioch. 

H3 


iiS^  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

iri  voor  (*),  waar  in  hij  zijne  Zuster  liet  opvoeden, 
^'^^^  die  liij  naderliand  als  Opzienller  van  een  aantal  van 
Hoofdft.  zoodanige  Heilige  Maagden  weder  ontmoette  (f). 
na  C.  G.  Spoedig  echter  breidden  zij  zich  in  de  Kerk  uit , 
i^f  o^:;*  zoodat  'er  vele  duizenden,  na  het  midden  dezer 
I  vierde  eeuw,  ook  in  de  Westeifclie  Kerk  gevonden 

werden.  Zij  verwierven,  wegens  haar  moedig  be- 
lluit,  en  den  roem  van  heiligheid,  ecne  groote  ach- 
ting; aanzienlijke  Leeraars,  bijzonder  aimbrosius  en 
HiëRONYMUs,  prezen  dezen  Maagdelijken  Haat  met 
overbodigen  lof  aan;  de  Keizerin  helena  bediende 
de  Heilige  Maagden,  in  eigene  perfoon  (§),  en 
haar  Zoon,  de  Keizer  konstantyn,  beilcmde  voor 
haar  en  de  heilige  weduwen  een  jaargeld  uit  zijne 
eigene  inkomften;  zij  waren  ook  bevrijd  van  alle 
ftaatslasten ,  en  genoten  nog  andere  voorrechten.  Zij 
werden  plegtig  door  de  Kerk  ingewijd,  en  met  een- 
bewijzingen  overladen ,  zonder  dat  iemand  'er  aan 
dacht,  hoe  veel  de  bevolking  van  den  Staat,  en  de 
burgerlijke  en  huislijke  pligten  ,  daar  bij  moesten  lij- 
den; zelfs  fcheen  de  nuttigheid,  welke  foortgelijke 
inrichtingen  ,  m.ct  bedachtzame  bepalingen,  konden 
aanbrengen  ,  om  der  zwakke  kunne  ,  bijzonder  in 
den  hulpelozen  ouderdom ,  eene  veilige  fchuilplaats 
te  bezorgen,  niet  alleen  tegen  mishandeling  en  ver- 
achting ,  maar  ook  tot  bevordering  harer  zaligheid , 
minder  in  aanmerking  te  komen,  dan  wel  de  uiter- 

lij. 
(*)  Athanas.  Fit.  Anton.  pag.  5. 
(t)  ld.  pag.  74,  114. 
($}  SocRATES  Hist.  Eccks.  Libr.  I.  Cap.  17. 


GESCHIEDENIS.  119 

lijke  fchijn  der  zonderlinge  Godsvrucht ,  die  van  Bij-     III 

geloof  niet  was  vrij  te  fpreken.  ^j^'' 

Dezelfde  geestdrift ,   met  welke  men ,  tot  buiten-  Hoofdll. 

fporiffheid  toe ,  eene  volmaaktheid  najaagde ,  die  men  "^  ^*  ^' 

•'    ^  Jaar  '^i'z 

zich  met  eene  verhitte  verbeelding  had  voorgefbeld,  \qj.   ^.^[ 

openbaarde  zich  ook  in   de   verfchillen   en  onëenig- 

heden,  die  deze  eeuw  en  den  leeftijd  van  konstan- ^.'^  ^"" 
TYN  en  zijne   opvolgers   berucht  gemaakt ,   en  door  meletius 
de  hevigheid  ,    waar  mede  zii   werden  voortgezet ,  f'i^^eMe- 
meer  dan  dénc  fcheuring  veroorzaakt  hebben:   fom- 
migen  derzelven  betroffen   de  geloofsleere,    anderen 
alleen   de   Kerkelijke    tucht  ,    bijzonder   omtrent    de 
genen ,   die ,    in   de  hiatfle    vervolgingen   door  dio- 
CLETiANUS,  het  Christendom  verzaakt,  en  van  het- 
zelve afgevallen  waren;  in  het  laatfte  geval  befchul- 
digde  men   malkanderen  ,   als  Scheurmaners ,  in   het 
eerde ,  als   Ketters.     Wij  hebben  reeds  gezien ,  hoe 
de  gevoelens    der    Christen -Opzieners   en  Leeraars 
in  de  Westeifche  Kerk  verfchilden,  omtrent  de   be- 
handeling der  afgevallenen ,  onder  de  vervolging  van 
DECius ,  en  tot  welke  hoogte  deze  verfchillen  gedre- 
ven werden  (*) ,  maar  in  het  begin  dezer  eeuw  gaven 
dezelfde  verfchillende  gevoelens,  in  Egypte,  aanlei- 
ding tot    eene    fcheuring,    welke   naar   jnieletius, 
derzelver  ftichter,  de  Mcletiaanfche  genoemd  wordt. 

Meletius  was  Bisfchop  te  Lykon  of  Lykopolis^ 
in  het  Egyptisch  Landfchap  Thebais ,  een  voornaam 
Bisdom  in  Egypte,  doch,  in  het  Kerkelijke  onder- 
ge. 

(*)  III.  Deel,  Bladz.  11.  volgg, 
H  4 


lao  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       gefchikt    aan    den   Bisfchop  of    Metropolitaan    van 
'^^^^     Alexandrië  ^  wiens  geestelijk  rechtsgebied  zich   iiit« 
Hvjofdft.  fti'ekte   over  geheel    Egypie  ,    Thebais  ,    Mareotts  , 
na  C.  G.  Libyë  ,    Ammoniace   en   PentapoUs,    Ten  tijde  der 
tot  %%-'  vervolging  onder  diocleïianus  ,   omtrent   het  jaar 
i-   —    306,  geraakte  meletius  in  vcrfchil ,   met  den  Bis- 
fchop PETRUS  van  Alexandrië  (*),  over  de  behan- 
deling der  Christenen,   die,  in   de   vervolging,   het 
geloof  verzaakten,  welk  verfchil  zoo  hoog  liep,  dat 
MELETIUS^  met  zijne  aanhangers ,  cene  afzonderlijke 
gemeente  oprichtte  ,   zich   aan  het  gezag   van    den 
Bisfchop  van  Alexandrië  onttrok ,  en  dien  het  recht 
betwistte,  om  in  Egypte  en  de  overige  bovengemel- 
de Landfchappen ,  alle  Bisfchoppcn  alleen  in  te  wij- 
den.   x\lhoewel  de  geloofsleere  in    dezen    twist   niet 
gemengd ,   maar"  beiden  dieleïius  en   petrus  voor 
rcchtzijmige     Lccraarcn    erkend    werden  ,    evenwel 
noemden  zich    de   aanhangers  van   petrus  de  Ka- 
tholijke  Kerk^  terwijl   die   van  ivieletius  zich   den 
naam  gaven  van   Kerk   der  Martelaren.,    athaxa- 
sius ,  naderhand  Bisfchop  van   Alexandrië^   die  de 
Meletlanen    ook  befchuldigde  ,    dat  zij  ongefchikte 
Leeraai-s  aanflelden,    die  naauwlijks  uit  het  Heiden- 
dom waren  overgekomen,   fielt  zelfs  den   naam  van 
Meletlanen   tegen  over  dien  van    Christenen    (f), 

en 
(*)  Wij    hebben    van    bem    gefprokcn    in    ons    IIL 
Beel,  Bladz.  375. 

(f)  Apolog.  Contra  Ariün.  pag.   140.    Opp.  Tom.   L 
Vol.  I.  ed.  Bcncdictin. 


GESCHIEDENIS.  121 

en   de  Bisfchop  petrus   verklaarde   hunnen  Doop     III 

voor  nietig  en  van  onwaarde  (*).  ^^j^ 

Omtrent   den  waaren    oorfprong  en  oorzaak  van  Hoofdft, 

dezen  tvvist ,   hebben  wij  twee  geheel   verfchillende  "^  ^-  ^* 

berichten;  het  eerde  is  van  athanasiüs,  tijdgenoot  ^qj   „37! 

van  MELETius ,  en  die  in  Egypte ,  zelfs  als  Bisfchop 

van    Alexandri'è^   geleefd  heeft.     Volgends  zijn  ver-V^'"'^ 

haal  (  f  ) ,    zal  bieletius  ,    of  melitius  ,   wegens  van  deze 

veifcheidene  misdaaden,   maar  voornaamlijk,   omdat  ^'^^'^^" 

ring. 
hij  aan  de  Afgoden  geofferd  had,  door  petrus  van 

Alexandrië^  op  eene  vergadering  van  Bisfchoppen, 
van  zijn  ambt  afgezet  zijn  ,  en  deze  zal  ,  zonder 
zich  eenigzins  te  verdedigen ,  daar  op  in  de  Egijptifche 
Kerk  eene  fcheuring  aangericht ,  en  den  Bisfchop  pe- 
trus, zoo  wel  als  zijne  opvolgers,  achillas  en 
ALEXANDER,  gelasterd  hebben  (§).  Daartegen  luidt 
het  bericht  van  epifanius,  die  in  het  laatst  der 
vierde  eeuw  ,  en  in  de  nabuurfchap  van  Egypte , 
leefde,  hier  omtrent  geheel  anders  (**).  Volgends 
hem  werd  meletius  ,  benevens  den  Bisfchop  pe- 
trus, en  andere  Martelaren,  door  den  Keizerlijken 
Stadhouder  in   de  gevangenis   geworpen.      Eenigeii 

van 

(*)  SozoMEN.  Hist.  F.ccles.  Libr.  I.  Cap.  15. 

(f)  Apo!.  Contra  Arianoi  l.  c.pag.  177. 

(5)  Hier  mede  flemraen  hoofdzaaklijk  overeen  socra- 
TES  Bht.  Eccles.  Libr.  I.  Cap.  6.  en  theodoret.  Hist. 
Eccles.  Libr.  I,  Cap.  9.  hoewel  deze  lastfte  niets  van 
het  offeren  heeft. 

(**)  Panar.  kares.  6i.  pag.  716.  fqq.  Tom  I.  ed.. 
Petav.  ColoiK 

H5 


122  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       van  deze  gevangene  Christenen ,  door  pijnigingen  of 

^'^^^     bedreigingen    bezweken   zijnde,  lieten   zich   overha- 

Hoofdft.  len,  om  aan  de  Afgoden  te  offeren.     Wanneer  deze 

na  C.  G.  nu  zich,  met   berouw  en  leedwezen,  aan  de  fiand- 

laar  313. 

tot   337.  vastige   belijders  en  Martelaars  wendden,  ten  einde 

• •   door  Kerkenboete  vergiffenis  te  ontvangen,  ontflond 

deswegens  een  verfchil  van  gevoelens,  meletius 
en  vele  anderen  oordeelden,  dat  men  hen  niet  tot 
de  Kerkelijke  boete  moest  toelaten,  opdat  anderen 
zouden  leeren,  zich  ftandvastiger  te  gedragen;  ten 
rainften  voor  als  nog  ,  oordeelden  zij  zoodanige  toe- 
lating voor  ondienffcig ,  ook  beweerden  zij ,  dat  zul- 
ken,  die  onder  hen  het  Leeraar -ambt  bekleed  had- 
den ,  van  deze  waardigheid  ontzet  behoorden  te 
worden.  Maar  petrus  ,  die  medelijdend,  en  als 
een  algemeen  Vader,  was  ,  oordeelde  zachter  over 
hen.  „  Laat  ons,"  zeide  hij,  „dewijl  zij  zich  be- 
3,  kecrd  hebben,  hen  weder  aannemen,  en  de  Kerke- 
5,  lijke  boete  vergunnen;  wij  willen  hen,  noch  die 
„  het  Leeraar -ambt  bekleed  hebben,  niet  vervver- 
5,  pen,  opdat  zij  niet,  uit  fchaamte  ,  en  wegens 
„  dit  uitftel  moedeloos  —  geheel  afvallen,  zonder 
„  eenig  middel  van  herflel  te  gebruiken."  Hier  uit 
ontftond  fcheuring,  want,  toen  petrus  zag,  dat 
dé  vrienden  van  meletius,  zich  tegen  zijnen  raad 
verzetten ,  hing  hij ,  midden  in  de  gevangenis ,  zij- 
nen mantel  op,  als  eenen  fcheidsmuur,  en  liet  door 
eenen  Diakon  uitroepen:  Wie  het  met  mij  houdt, 
konie  hier  tot  mij,  en  wie  met  meletius  inftemt, 
ga  naa  zijne  zijde  over!  Hier  op  vervoegden  zich 
de  meeste  Bisfchoppen,  Ouderlingen,  en  Monniken 

bij 


tot   337« 


GESCHIEDENIS.  123 

bij  MELETius;    en  flechts  eenigc  weinigen  kwamen     lll 
tot  PETRUS  over.     Van  toen  af  verriclitte  elke  partij    ^^^^ 
haar  gebed   en   Godsdienst  afzonderlijk;    naderhand  Hoofdft- 
onderging  petrus  den  Marteldood  ,  terwijl  mele-  "^  ^'  ^* 
Tius  met  veel  anderen  tot  de  bergwerken  verwezen  l^^   ,,^' 
werd. 

Bij  een  zoo  flrijdig  verhaal  van  deze  zaak,  door 
twee  zoo  aanzienlijke  getuigen,  behoeft  het  ons  niet 
te  bevreemden  ,  dat  de  laatcr  Kerkelijke  Gefchied- 
fcbrijvers  verfchillen,  aan  wicn  men  geloof  zal  die- 
nen te  geven.  Terwijl  fommigen  niets  durven  beflis- 
fen,  verklaren  zich  de  Roomschgezinde  Schrijvers 
doorgaands  voor  athanasius  (*),  doch  anderen, 
en  zoo  het  fchijnt,  met  meer  grond,  ten  minden 
wat  de  hoofdzaak  betreft  ,  voor  epifanius  (f}. 
Trouwens,  athanasius,  Bisfchop  van  AJexandrië^ 
was  één  der  voornaamfte  tegenpartijders  der  Mele- 
tianen^  die  een  ongiinflig  uitgeilrooid  bericht  om- 
trent hunnen  fidchter  ligtgelovig  kan  hebben  aange- 
nomen. Dat  MELETIUS  den  Afgoden  zou  geofferd 
hebben,  heeft  toch  geheel  geenen  fchijn.  De  Me- 
iet tanen  waren  ftreng  tegen  de  afgeval! enen  ,  pe- 
trus, gelijk  wij  elders  breeder  gezien  hebben  (§), 
zeer  zacht  en  infchiklijk.    Dit  ftemt  volkomen  met 

het 

(*)  Ook  helt  hier  toe  over  de  geleerde  arch.  maclaine 
In  zijne  aanteek.  op  moshelm  Kerkl.  Gefch.  II.  Deel^ 
B!adz.  141. 

(t)  Hier  toe  behoren  venema  Hist.  Eccles.  Tom,  IV. 
piyg.  343.  en  schröcic  Kirck -Gefch.  Th.  V.  S.  268. 

(§)  III.  Deel,  Bladz.  375. 


U4  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

!II       het  verhaal  van  epifanius  iii.    Ook  weet  men,  dat 
"•j j^     MELETius  zeer  vele  vrienden  had ,  onder  lieden ,  die 
Hoofdfl.  door  hunne  heiligheid  en  ijver  beroemd  waren,   on- 
na C.  G.  der  anderen  den   vermaarden  Monnik  paphnutius, 
laar  ■515.  » -       ,  ,.         ,       ..  .,.,.., 

jo(.  „Ji  Maar  hoe  ware  dit  te  begrijpen,  mdicn  hij  zich  aan 

— afval  had  fchuldig  gemaakt  ?  De  Niceifche  Kerk- 
vergadering ,  welke  ook  deze  fcheuring  ter  harte 
nam,  en  'er  in  haren  zesden  Kcrkregel,  QCanon ,^ 
iiitfpraak  over  deed,  legt  meletius  wel  de  fcheu- 
ring, maar  geene  andere  misdaad,  te  last  (*).  Ook 
dient  dit  voor  de  geloofwaardigheid  van  epifa- 
nius ,  in  dit  geval ,  dat  deze  Schrijver  anders  nooit 
gewoon  is,  van  zulken  ,  die  hij  voor  Ketters  en 
Schcurmakers  houdt,  zoo  gunffig  te  fpreken.  Een 
Brief  van  vier  Egijptifchc  Bisfchoppcn  (f),  uit  hmi- 
nc  gevangenis  aan  meletius  gefchreven,  leveit  hier 
insgelijks  een  bewijs  op,  ten  voordecle   van   epifa- 

KIUS. 

Voort-  Ondertusfchcn  ondernam  imeletius,  zoo  uit  zij- 
gringen  ^c  gevangenis,  als  op  zijne  reize  naa  de  bergwer- 
dezclve.  ^'-'"''  "*^'^  alleen  in  Egypte^  Bisfchoppen,  Ouder- 
lingen, en  Kerkendienaren  a;m  te  flellen  en  in  te 
v/ijden,  maar  ook  in  de  nabuuiige  gewesten  (5), 
waarfchijnlijk  in  de  plaiïts  van  zoodanige  geestely»- 
ken,  die  in  de  belijdenis  van   het  geloof  niet  fland- 

vas- 

(*)  Zelfs  niet  in  hnrcn  Tjiicf,  te  vinden  bij  socratej 
IJist.  Eccles.  Lih;\  I.  Cnp.  9. 

(f)  Bij  scu'io  iMAFixi  Obfcrvaz.  lifter.  T.  III. />.  ii-/^. 

(§)  SozoMEN.  ///i7.  Ecc/es.  L.  I.  C.  24.  theodorei:, 
Fabul.  Hterct.  L.  IV.  C'.  7.  epiphan.  /.  c.  png.  719^ 


GESCHIEDENIS.  1125 

vastig    waren    gebleven.      Deze    nieuw    nnngeflelde     III 
geestelijken  waren  allen  ijverige  voorflandcrs  van  me-    ^S*!"^ 
LETius,  terwijl  tetrus,   en  na   zijne  Marteldood,  Hoofdft. 
in  het  jaar   311,   ook  zijne  opvolgers,    achillas  ,  "^^  C.  G. 
ALEXANDER ,   en  ATHANASius ,  tcn  Iterkltcn  werk-  ^'^j  237. 

ten ,  om  de  rechten  hunner  waardigheid  te  handha- 

ven»  Eindelijk,  trok  zich  ook  de  Kerkvergadering 
van  Nice'é^  in  het  jaar  325,  deze  fcheuring  aan, 
en  bepaalde,  dat  de  Bisfchop  van  Alexandri'é  des- 
zelfs  rechten  zou  behouden  en  uitoefenen,  in  zijn 
Kerkelijk  rechtsgebied,  zoo  als  de  Bisfchop  van  Rome 
in  het  zijne  oefende,  verders  wilde  de  Kerkvergade- 
ring, dat  MELEïius  binnen  zijne  ftad  blijven,  en 
geene  Leeraars  meer  wijden  zou,  ook  zou  hij  enkel 
den  naam  van  zijne  waardiglieid  behouden.  De  dooi" 
hein  ingewijde  Leeraars  zouden  erkend  worden ,  doch 
zoo,  dat  zij  den  rang  zouden  hebben  achter  die,  wel- 
ke te  voren  door  den  Bisfchop  alexaxder.  waren 
ingewijd,  ook  zouden  zij  geene  pligtcn  van  hun  ambt 
verrichten,  zonder  voorweten  der  rechtzinnige  Bis- 
fchoppen,  die  onder  alexanüer  ftonden.  Doch, 
na  het  overlijden  der  ouder  Bisfchoppen  en  Geeste- 
lijken, die  bij  de  rechtzinnige  Kerk  geblev^en  waren, 
zouden  zij  door  het  volk  op  nieuw  kunnen  veriiozen  , 
en  aan  den  Bisfchop  van  Alexandri'é  ter  bevestiging 
voorgefteld  worden.  Alleen  zou  dit  omtrent  mele- 
Tius  zelvcn ,  dien  men  voor  een'  onrustig  man 
hield,  niet  geoorloofd  zijn. 

Meletius  onderwieip  zich  aan  dit  befluit  dcr 
Kerkvergadering ,  en  ftelde  acht-  en  twintig  door 
hem  gewijde  Bisfchoppen  aan  den  Bisfchop  alex- 


126  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ÏII       ANDER  ter  bevestiging  voor  (*),  maar  zijne  aan^ 


BOEK 


jj  hangers  weigerden  daar  in  te  berusten,  en  mele- 
Hoofdfl:.  Tius  zelf ,  die  l<;ort  daar  na  overleed ,  benoemde  ,  in 
Taa^*  ^  ^^•'"^  V^^^^^ ,  zijnen  vriend  joannes  tot  Bisfchop  (f). 
tot  337.*     Meletius  was ,  ten  opzichte  van  de  leere ,  nooit 

' van  eenige  onrechtzinnigheid  verdacht,  ja,  Ichooii 

ARius  in  het  eerst  zijne  partij  was  toegedaan  (§)^ 
evenwel  fcheelde  het  zoo  veel,  dat  meletius  des- 
zelfs  gevoelens  zou  hebben  goedgekeurd ,  dat  hij 
veeleer,  volgends  epifanius,  die  bij  den  Bisfchop 
ALEXANDER  zal  aangebracht  hebben.  Maar,  dewijl 
de  Bleletianen  en  Arianen  even  zeer  partijen  waren 
van  den  Bisfchop  van  Alexandri'è  ^  floegen  zij  wel- 
dra de  handen  in  één ,  behoudens  nogthans  hunne 
geloofsgevoelens  ,  te  meer,  omdat  zij ,  op  voorfpraak 
van  EusEBius ,  Bisfchop  van  Ni  komedie^  van  Kei- 
zer  KONSTANTYN  Verkregen  ,  dat  zij  afzonderlijke 
Godsdienstvcrgadcringen  mogten  houden,  mids  dat 
zij  de  Arianen  tot  de  Kerkgemeenfchap  toeheten  (**). 
Als  een  gevolg  van  deze  verëeniging  der  Meletid- 
nen  en  Arianen ,  kan  men  rekenen ,  dat  zij  hunne 
klagten  tegen  den  Bisfchop  van  Alexandrië  verëe- 
nigd  hebbende ,  deze  op  de  Kerkvergadering  te  Ty~ 
rus  in  het  jaar  335^  veroordeeld,  en  daar  op  door 
èdw  Keizer  in   ballingfchap  verzonden   werd.    Deze 

fcheu- 

C*)  Athanas.  Apol.  Contr.  Arian.  pag.  \%j. 
(t)  SozoMEN.   Hist.  Eccles.  Libr.  II.  Cap.  21.  theo- 
EORET.  Libr.  I.  Hist.  Eccles.  Cap.  16. 

(§)  SozoMEN.  Hist.  Eccles.  Libr.  I.  Cap.  15. 
(**j  Epifanius  /.  c.  pag.  720. 


i 


GESCHIEDENIS.  127 

fcheuring,  die  door  veifcheidene  verkeerde    driften,     III 
heerschzucht ,   onbuigzame   hoofdigheid,   en  geeste-    ^^^^ 
lijken  hoogmoed ,  ontdaan  en  vooitgezet  was ,  duur-  Hoofdft. 
de  dus ,  niettegenflaande  de  pogingen  der  Nicéifche  na  C.  G. 
Kerkvergadering,  tot  in  het  begin  der  vijfde  eeuwj^^j.  ^-^* 
wanneer  wij   nog  vinden    (*),   dat  de   Melet lanen 
hunne  bijzondere  Kerken  en  vergaderingen  hadden, 
tot  zij  eindelijk  door  den  tijd ,   en  door  het   ontftaan 
van  nieuwe  gcfchillen ,  in  vergetelheid  geraakt  is. 

Dezelfde  oorzaken  bijna  ,  als  de  fcheuring  der  Scheu- 
Meletianen  in  Egypte  veroorzaakt  hadden,  brach-""S"^5 
ten  de  veel  heviger ,  langduuriger  ,  en  gewei-  ten, ' 
diger  fcheuring  der  Donatisten  vooit ,  welke  de 
Kerken  van  Afrika  lange  jaaren  beroerd  heeft ,  en 
van  vele  ongeregeldheden,  plundering  en  moorden, 
is  verzeld  gievveest.  Ook  in  deze  fpeelde  eerzucht, 
twistzucht,  trotsheid,  en  hai-dnckldgheid  hare  rol. 
De  twist  betrof  ook  hier  geene  artikelen  van  het 
Christelijk  geloof,  maar  alleen  de  Kerkelijke  tucht. 
De  Donatisten  worden  ons  overal  als  Scheurma- 
kers  ,  (^Schismatici ^^  maar  niet  als  Ketters  befchre- 
ven.  THEODORETUS  (f),  vocgt  heu  wel,  in  het 
leerftuk  van  de  Drieëenheid ,  met  de  Ari'dnen  fa- 
men,  HiëRONYMus  (§)  verhaalt  ons  wel,  dat  do- 
NATUS  van  Karthago  ,  in  een  Boek ,  hetwelk  hij 
over  den  Heiligen  Geest  gefchreven  had,  gevoelens 
had  voorgedragen,  met  die  der  Arianen  inflemmen- 

de, 

(*)  Theodoret.  H.eret.  Fah.  Libr.  IV.  Cap.  -. 

(t)  H,£ret.  Fah.  Libr.  IV.  Cap.  6. 

(5)  Catal.  SS.  Ecc/es.  Cap.  93. 


128  K  E  R  Iv  E  L  IJ  K  E 

in  de,  te  weten,  hij  zal,  volgends  augustinus  (*), 
*jj^  daar  in  beweerd  hebben,  dat  de  Zoon  van  God, 
Hoofdft.  alhoewel  van  hetzelfde  Wezen  met  den  Vader,  ech'- 
iia  C.  G.  tej.  minder  zij  dan  'de  Vader ,  en  de  Heilige  Geest 
tot  337.  ni"^^^i'  dan  de  Zoon;  maar,  behalven  dat  deze  voor- 
"■  ftelling  vrij  algemeen-  is ,  en  op  onderfcheidene  wijzen 

verklaard  kan  worden ,  zoo  was  dit  in  allen  gevalle 
enkel  het  gevoelen  van  donatus  ,  maar  niet  der 
Donatisten  ,  gelijk  aug-ustinus  zelf  van  hun  ge- 
tuigt, dat  'er  tusfchen  hen  en  de  Katholijken^  om- 
trent de  Drieëenheid,  geen  vcrfchil  was,  ja  dat  zij 
niet  ééns  geweten  hebben,  dat  donatus  zoodanige 
gevoelens  had  gekoefterd  (f). 
Oor-  Dan ,  wij  moeten ,  ten  einde    de  Gcfchiedenis   de- 

iprons      ££].  Scheuring  voor  onze    Lezers   duidelijker  te  ma- 
van  deze  ^ 
fchcu-      ken,   en  de  bron,   ot   het  voorwendzel   der  fcheu- 

*'^"ö*  ring  aan  te  wijzen ,  de  zaak  van  wat  hooger  opha- 
len. De  twisten ,  die  reeds ,  ten  tijde  der  vervolging , 
onder  ^^x\.  Keizer  decius  ,  ontftaan  waren ,  hoe  men 
de  afvallige  Christenen  behoorde  te  behandelen,  en 
die  de  aanleiding  of  het  voorwendzel  hadden  gege- 
ven tot  de  fcheuring  der  Novntianen ,  en  nu  on- 
langs tot  die  der  Mdetldncn^  verfchaften  ook  het 
voorwendzel  tot  deze  fcheuring  der  Donatisten  , 
doch  bijzonder  met  betrekldng  tot  zulke  Christe- 
nen, die,  onder  de  laatfte  vervolging  van  diocle- 
tianus  ,  de  Heilige  Boeken  tian  de  Heidenen  had- 
den overgeleverd ,    en   die   daarom    van  de  overige 

Chris- 

(^*)  Hceres.  69. 

(t)  Ep'st.  185.  ei  CöiUr»  Crescon.  Libr.lll.  Caj).  ^^, 


GESCHIEDENIS.  129 

Christenen,  Traditores  {Verraderlijke  Overkveraarf)      III 
genoemd  werden  (*).     In  het  jaar  305,  ot'  daarüm-    ^^^-^ 
trant,  hielden  elf  of  twaalf  Bisiqhoppcn,  in  de  Nu-  Hoofd  ft. 
midifche    Stad   Cirta  ,    naderhand    Konftantina    ge-  na  C.  G, 
noemd,  eenc  Kerkvergadering,    om  eenen  Bisfchop  ^^j,   \^' 
te   v^erkiezen.      Uier   bevond   men  ,   dat  'er  vijf  of  ■■ 

zes  van  hun  zich  aan  deze  overlevering  fchuidig  ge- 
maakt ,  ja  dat  zelfs  één  van  hun  zijner  Zusters  Zoon 
om  het  leven  had  gebracht.  Deze  Bisichoppen, 
desniettegenltaandc ,  voor  fchcuring  vrezende,  beflo- 
ten,  hunne  Medebroeders  zacht  te  behandelen,  en 
zonder  Kerkdijke  boete  ,  aan  eiken  derzclven  zijne 
verantwoording  bij  God  over  te  laten.  Dit  geval 
bleef  een'  gcruimen  tijd  geheim ,  tot  dat  optatus  , 
Bisfchop  van  Milevi  of  Milevum  (f),  hetzelve, 
zestig  jaren  daar  na,  in  het  licht  bracht,  en  aan 
de  Donathten  verweet.  Deze  zochten  vruchteloos 
de  gehede  Gcfchiedcnis  dezer  Kerkvergadering  als 
verdicht  te  loochenen,  alzoo  bij  een  gerichtelijk  oi-i- 
derzoek  de  waarheid  der  zaak  bleek  (^ ) ,  gelijk  dan 
ook  AUGUSTixus  de  ooripronglijke  Hukken  dezer 
vergadering,  voor  een  groot  gedeelte ,  in  zijne  fchiif- 
ten  tegen  de  DonaiisWi  heeft  bijgebracht  (**). 

Ondertusfchen    waren    deze    zelfde   Bisfchoppen , 
jcort  daiir  na,  oralh'ecks   het  j<iar  311,  bij  gelegcn- 

lieid, 

r*)  Zie  ons  III.  Deel,  Bladz.  334. 
(f )  ZJ^  Schism.  Do)u{tht.  Libr.  I.  Cap.  14. 
j(§)  August.  ^;vy/V.  Cdlat.  CartJuig.  pag.   387. /?;j, 
Tom.  IX.  Opp,  ed.  Bened.  Antwerp. 

(**)  Contra  Creseon.  Libr.  III.  pag.  305,  fqqc 
IV.  Deel.  I 


T3c^  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

UI       hcid  der  verkiezing  van  eeiieii  Bisfchop  te  KcirthaJ 
^^ll       S°->  ^'^g'^"  Bislchoppen,  die  aan  dezelfde  misdaad  of 
Hoüfdd.  zwakheid  fchuldig  waren,   onverbidlijk    ftreng.     Te 
na  C.  G.  Kïi^thapo  waren  reeds   bij  het  leven   van  den  Bis- 
tot  337*  ^'^^•^P  MENSURïuSj  ofterftond  na  zijne  dood,  tvvis- 
^—    ten  ontdaan  (*),  doch,   waar  van  wij  den  rechten 
grond  niet  weten,   gelijk  dan  ook  door  dezelve  de 
Kerkelijke  gemeenfchap  niét  gebroken    werd.     Alleen 
weten  wij ,  dat  ]ME^FsuRIus  befchiildigd  is  geworden , 
dat   hij    de  Heilige  Schriften    aan  de  Heidenen  had 
overgeleverd  ,    doch  ,    welke   befchuldiging   mensu- 
Rius    volftrekt    ontkend    en    zijn  gedrag  verdedigd 
heeft,  in  eenen  Brief  aan  secundus,   dien  men   bij 
AUGUSTiNUS    vindt    (f).      Nog    legde  men  dezen 
Bisfchop  MENSURius  te  last,  dat  hij,  met  zijnen  Dia- 
kon C/ECiLiANUs,   den    Christenen  belet  en  verbo- 
den had,  aan  gevangene  Martelaren  fpijze  en  drank 
.  te  brengen  (§).     mensurius  erkende,  dat  hij  den 
Christenen  verboden  had,  zulke  lieden,  als  Marte- 
laren te  verëeren,    die  zich  ongevergd    aan   de  Hei- 
denen  hadden  aangegeven,   en  voorgewend,    hand- 
fdiriften  des  Bijbels  niet  te  willen  overleveren,   die 
zij  echter  in  de  daad  niet  bezaten ,  lieden ,  gelijk  hij 
'er 'bijvoegt,  die  dikwijls  deugnieten  waren,  en  gcld- 
fchuldigen  aan   de  Keizerlijke  kamer,  welke,  hun  Ic- 
vtfn  moede,  zich  daar  van  zochten  te  ontdoen,   en 

te- 
(*)  August.   Brcvic.    CoJIat.  pag.   385.  fqq.    Episi. 
A-^.  p/7r.  79.  To:/:.  U.  Oppi  enz. 
(f)  Brevic.  Culhit.  pag.  380. 
C§)  ^^A-  "DU  PIN  Muniiin.  Donatist.  pag.  155.  fqq. 


GESCHIEDENIS.  131 

tevens  de  eere  vm  het   Martelnarfchap  te  genieten,      iri 

om  daar  door  hunne   buitcniporigheden   te    verzoe-    ^^'i'' 

nen ,  of  ook-  wel  van   de   ehristencn   geld  te  bcko-  Hoofdfti 

men,  en  in  de  gevangenis  goed  en  lekker   te  leven,  na  C.  G. 

En  het  geval  zoodanig  zijnde,  zou  mensurius,  in  ^'^J   ^^^[ 

de  daad,  eer  lof-  dan  laak  waardig  wezen.  

Het  vuur  van  tweedracht  berstte  eindelijk  in  volle  Defcheir 
1  ,       •  1  IJ  rin^ï  berst 

vlam  ten  dake  uit,  toen  de   gemelde  c/ecilianus  ,  ^j^  ^j; 

na  het  overlijden  van  mensurius  ,  tot  Bisfchop  van  gelegen- 
Karthago^  in  het  jaar  311  of  312,  verkozen  werd,  Jj^'^.  ^"^ 
CiECiLiANUS  werd  met  eenparige  ftemmen  des  volks  zing  van 
verkozen,  en  tcrftond ,   door  eenige  nabuurige  Bis-  c.ecilia- 
fchoppen  ingewijd,   waar  bij  felix,  Bisfchop   van  gisf^^i^Qp 
Aptunga  ,    hem    de   handen  oplegde.      Deze  keuze  van  Kar- 
mishaagde    zeer    aan   twee  Ouderlingen  botrus   en  "^"^So» 
CELEUSius,  die  op  deze   v\'aardigheid  voor  zichzel- 
vcn  gehoopt  hadden.     Ook  was  deze  keuze  niet  naar 
den  zin  van  zekere  rijke  en  vermogende ,  maar  tevens 
dweepachtig    bijgelovige    mevroww ,    lucilla    ge- 
naamd, welke  aan  c/ecilianus  geen  goed  hart  toe- 
droeg, nadat  deze,  nog  Diakon  zijnde ,  haar  bcfti-aft 
had  over  eene  bijgelovigheid,  waar  door  zij,  eer  zij 
het  gewijde  brood  en  wijn ,  in  het  Avondmaal ,  ge^ 
bruikte,  de  beenderen  kuste  van  ecnen  overledenen, 
dien  zij  voor  eenen  Maitelaar  hield ,  hoewel  hij  daar 
voor  niet  behoorlijk  erkend  was,   Qnonclum  vindt  ca- 
tiis;')  secundus  Bisfchop  vmiTigifis,  de  Primaat  of 
voornaamfte  van  geheel  iV^^ /;//>.%■ ,  was  insgelijks  onver- 
genoegd  ,  omdat  niet  hij ,  maar  pelix  van  Aptunga , 
de  inwijding  van  c/ecilianus   verricht  had,   gelijk 
de  Bisfchoppcn  van  Ninnidi'è^  in  het  gemeen,   om- 
I  a  dac 


I3«  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  dat  men  bij  deze  inwijding  hunne  aankomst  niet  had 
^°^^  afgewacht.  Hier  lavam  nog  het  volgende  bij:  De 
Hoofdd:.  Bisichop  mensurius  had,  ten  tijde  der  vervolging, 
na  C.  G.  eenig  goud-  en  zilverwerk ,  dat  aan  de  Kerk  be- 
tot  3S7,  hoorde  ( * ) ,  veiligheids  halven ,  aan  eenige  Ouder- 
■  lingcn    ter  bewaring  toebetrouwd;    de  nieuwe  Bis- 

fchop  C/ECiLiANus  vorderde  dit,  dewijl  de  vervol- 
ging een  einde  genomen  had ,  terug  ,  en  noodzaakte 
zelfs  deze  Ouderlingen ,  welke  dien  fchat  geern  be- 
houden hadden  ,  tot  de  teiiiggave  ,  waar  op  ook 
dezen  zich  bij  de  misnoegden  voegden.  Op  deze 
wijze ,  fchrijft  optatus  ,  baarde  eerzucht  deze 
fcheuring  ,  terwijl  gierigheid  dezelve  aankweekte  , 
en  de  toorn  eener  dweepzuchtige  vrouw  ze  vcr- 
fterkte. 

De  Numidifchc  Bisfchoppcn ,  ten  getale  van  om- 
trent zeventig,  door  de  misnoegden  ontboden,  en 
door  het  gekl  van  lucilla  onderlleund,  kwamen 
vervolgends  te  Karthago^  alwaar  zij  de  verkiezing 
van  c/ECiLiANus  in  overweging  namen ,  terwijl 
deze ,  met  de  bloem  der  gemeente ,  zich  in  de 
Hoofdkerk  bevond  ,  en  te  vergeefs  eischte ,  dat , 
zo  iemand  eenig  bezwaar  tegen  hem  had,  die  opko- 
men en  hetzelve  inbrengen  mogt ,  zelfs  bood  hij 
aan ,    zich    door   hen  op   nieuw  te   laten   inwijden , 

waar 
(*)  De  Kerken  bezaten  al  vroeg  i:oodnnig  goud-  en 
zilverwerk.  Zoo  had  de  Kerk  van  Cirta,  ten  tijde  der 
vervolging  van  diocleti.aan  ,  twee  gouden  en  zes  zilve- 
ren bekers,  en  cencn  zilveren  kandelaar,  august.  Likr» 
III.  Contra  Cfcuon.  Cap.  29. 


GESCHIEDENIS.  ijj 

waar  op  zekere  purpurius  ,  dezelfde ,  van  wien  wg     IIT 

boven    gezien    hebben,    dat    hij  fchuldig  gehouden    "^^'^ 

werd,    aan    de    moord  van    zijner   Zusters  Zoon,  Hoofdff. 

uitriep:     Laat  hem  maar   hier   komen ^    dan   zu//en  ^^  ^' ^' 

I'irif  ^  I  ^« 
jj-vy  hem  de  handen  opleggen  tot  het   Bisfchopsamht  ^  ^^^   23". 

en  den  kop  inflaan ,  tot  boete  ( * ).     De   geheele  ge-  — 

meente,  zulke  bedreigingen  vernemende,  hield  c^- 
ciLiANUs  terug,  om  zich  niet  voor  deze  onftuimige 
vergadering  te  vertonen;  waar  op  deze  c^ecilia- 
Nus  veroordeelde  ,  en  majorinus  in  zijne  plaats 
tot  Bisfchop  verkoos  ,  eenen  Voorlezer  der  Kerk 
te  Karthago ,  en  huisbedienden  van  lucilla  ,  die 
gezegd  wordt  ,  de  flemmen  voor  hem,  met  haar 
geld  ,  gekocht  te  hebhen.  Nu  was  de  fcheuring 
voltooid.  Men  had  twee  Bisfchoppen  in  Karthago^ 
en  in  het  overige  Afrika^  zoo  ver  het  onder  de 
Romeinen  hoorde  ,  verdeelden  zich  de  gemeenten 
insgelijks,  erkennende  fommigen  c^cilianus,  an- 
deren MAJORINUS,  als  rechtmatigen  Bisfchop  vaa 
Karthago^  ook  had  men,  naar  het  voorbeeld  dezer 
llad,  in  verfcheidene  andere  lieden,  insgelijks,  twee 
Bisfchoppen  en  twee  Gemeenten.  Op  deze  wijze 
geraakte  geheel  Afrika  in  rep  en  roer,  doch  in  de 
overige  werelddeelen ,  erkende  men  algemeen  de  wet- 
tigheid van  C/ECILIANUS  (f). 

Ondertusfchen  moet  men ,  ten  opzichte  van  deze  Aanmer- 

Ge- 

( * )  Exeat  hiic ,  qunfi  imponafur  illi   manus   in  Epis- 
copatu  ,   et  quasfctur  illi  capnt  de  poenitcnïia. 

(f)  Optatus  Milevit.  Libr.  I.  Cap.  19,  «o.  august. 
r^p.  42,  44-  Brevic^  Qollat.  pag.  387-389, 
I  5 


134  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

Hl       Gefchiedenis ,   altijd    bedacht  zijn,   dat  wij  de    bc- 

BOEK     nchten  aangaande  dezelve,  alleen  van  den  kant  der 

Hoofdfl.  KathoUjken  ,  dat  is ,  der  partijen  van  de  Donathten , 

na  C.  G.  hebben ,  terwijl  de  fchriftcn  van  deze ,    eenige  brok- 

Tnar  ^  i  '^ 

jQj.        '  ftukken   uitgezonderd  ,    verloren  zijn  geraakt.    Zoo 

.  veel  blijkt   ons   echter  zeker,   dat   bij   diftzo.   geheele 

long  over  ^^^^  ^j.|fj.  ^  geweld,  en  heerschzucht,  de  groote  hoofd- 

OPTATUS 

Milevita- rollen    gefpeeld    hebben;    trouwens,    bedreigde    de 
ïius en an- tegenpartij  van  c^cilianus  dezen,  op  eene  oproe- 
Schd'-     "^^  ^vijze,  zij  klaagde  op  hare  beurt,    dat  de  Ka- 
vers  nan-  thoïijken ,  reeds  ten  tijde  van  bjensurius  ,   den  ge- 
gaande     jiei]!  ^  dien  zij  toen ,  bij  voorraad ,  tc-t  hunnen  voor- 
Scheu-     ganger  hadden  verkozen,  vermoord  hadden  (*).  De 
ring.         voornaamfte  Schrijver  onder  de  Ouden,  die  ons  de- 
ze Icheuring  verhaalt,   is  optatus,    Bislchop  van 
Mikvi  oï  Milevum  in  Numidïè  ^  daarom  Milevita^ 
nm  genoemd,  die,    onder  de  de   regering  der  Kei- 
zeren  valentinianus  en  valens,  omtrent  het  jaar 
370  (t),  een  Werk  gefchreven  heeft  tegen  de  Do~ 
natisten  ,    om    tegen    den    Donatutifchen    Bisfchop 
PARiNiENiANUs  te  bewijzcu ,  dat  zij ,  en  niet  de  recht- 
zinnigen ,    eigenlijk    de    fcheurmakcrs    waren :     Dit 
Werk  voert  den  titel:    de  SchUmate  Donatistartim 
«dverfus    Parmenianum  ,   Lihri  Sex ^   (zes  Boeken 
over  de  Scheuring  der  Donatisten ,  tegen  parimema- 
:   -r!:;A  Nus.)    Rij  hct  zcsde  Bock  voegde  de  Schrijvereeni- 
ge Bijlagen ,  welke  men  naderhand  het  zevende  Boek 

gc- 
(*)  August,  Epht.  163.  die  echter  dezen   moord  ia 
iwijfel  irekt. 

(t)  HiëRON.  CatnU  SS,  Ecski,  Cjp,  iio. 


GESCHIEDENIS.  135 

genoemd  heeft.     Van  de  gemelde    zes  Boel:en  bevat     Hl 
bet  eerlle  een   gcfchicdkundig  bericht  van   den  oor-    '^*^^^ 
fprong    en    voortgang    dezer    Scheuring.    De  beste  Hoofdfl. 
uitgave  van  dit  Werk  is  van  du  pin  ,  Parys  1700  fa  C.  G, 
fo/io ,  'm  het  jaar   1702   te    Amfterdam  ^    onder   den  ^'^^j.  ";  X* 

titel  Anp,verpen ,  herdrukt.     Daar  in  vindt  men  eene • 

korte  Gefchiedenis  der  Donatisten^  door  den  Uit- 
gever, een  bericht  van  de  AfrikaanfcheJ^isdommen , 
het  werk  van  optatus  ,  met  aanmerkingen  van  bal- 
DüiNus,  AUBESPixE,  DU  pixN  cuz. ,  cn  ccue  gc- 
wigtige  verzameling  van  oorfpronglijke  (lukken ,  tot 
de  Gefchiedenis  der  Donatisten  behorende,  lopende 
van  het  jaar  303  tot  596.  De  andere  voorname 
Schrijver,  dien  wij,  bij  deze  Gefchiedenis,  moeten 
gebruiken,  is  de  Kerkvader  augustinus,  Bisfchop 
te  Hippo  Regliis,  insgelijks  eene  fiiad  van  Numidië^ 
een  nog  vinniger  tcgenpartijder  en  werklijk  vervolger 
der  Donatisten ^  welke,  kort  na  optatüs,  tegen 
hen  eene  menigte  van  Boeken  gefchreven  heeft,  die 
in  het  IXde  Deel  van  zijne  "Werken ,  (  Benedictiner 
uitgave , )  bijeen  te  vinden  zijn  ,  doch  bovendien 
houdt  hij  zich  met  hen  in  vele  van  zijne  overige 
Werken ,  bijzonder  in  zijne  Predikariën  en  Brieven , 
onledig.  \^oornaamlijk  is  deze  Schrijver  ons  nut* 
tig ,  omdat  hij  ons  nog  vele  broklUikken  uit  de 
fchriften  van  Donatistifche  Leeriiarcn  behouden 
heeft,  waar  uit  wij,  ten  minden,  hun  gevoelen  ver^- 
Raan  en  beöordeelcn  kunnen. 

De  Donatisten^  die  zich,  in  het  eerst  de  parrij  Gevoe- 
van  MAjoRiNus  fchijnen  genoemd  te  hebben,  doch,  'j^'^sdtr 
j      -1  j  -1  ..  1  •     •  ,     j     Donatis- 

devvijl  deze  met  lang  na  zijne  verkiezing  overleed ,  tg^^ 

I  4  dien 


Ï3Ö  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ÏIT       dien  van  donatus  aannamen ,   het  zij  naar  do?ja- 

^'^.^      Tus,  Bisfchop  van   Ca  fee    Nigree  in    Numidï'è  ^   die 

Hoofdft.  hunne  zaak  driftig    voordond  ,    of  gelijk  zij  zelve 

na  C.  G.  liever  wilden  ,  van  donatus  ,   dien  zij  tot  opvolger 
Tsnr  ^  I  '^  JAC 

tot  337]  van  MAjORiNus,    welke  in   het  jaar    313  overleed, 

—  '''■■  in  het  Bisdom  van  Karthago  aanitelden ,  en  die  ds 
Groote ^  ter  ondcrfcheiding,  genoemd  is  geworden, 
gaven  tot  reden  van  hunne  fcheuring,  de  overhaas- 
te en  onregelmatige  verkiezing  van  c.ecilianus, 
zonder  dat  men  de  Numidifche  Bisfchoppen  had 
afgewacht,  waar  door  de  inwijding  van  den  eerften 
Bisfchop  van  Afrika  niet  door  den  in  rang  naast- 
volgenden  Bisfchop  had  kunnen  gefchicdcn  (*); 
maar  bovendien  befchuldigden  zij  niet  alleen  felix 
van  Aptunga ^  die  c^cilianüs  had  ingewijd,  maar 
ook  c/ecilianus  zelven,  dat  zij  als  Traditores  de 
Heilige  Boeken  aan  de  Heidenen  hadden  overgele- 
verd (f).  Deze  befchuldigingen  werden  van  de 
nndere  partij  ontkend  ,  en  ten  opzichte  der  ecrflc 
aangemerkt ,  dat  de  Numidi'èrs  geen  recht  hadden 
tot  den  cisch,  dien  zij  deeden.  En,  in  de  daad, 
ïil  ware  ook  de  keuze  van  c^cilianus  en  zijne  in- 
wijding te  overhaast  gcfcliiedt  ,  fchijnt  dit  echter 
geene  genoegzame  reden  tot  eene  zoó  geweldige 
fcheuring  geweest  te  zijn.  De  Doiiatisten  nogthans, 
die  het  kenmerk  der  waarc  Kerk  niet  zoo  zeer  in 
derzclvcr  algemeenheid ,  waar  op  de  Christenen  an- 
ders fterk  aandrongen,  van  waar  deze  ook,  ter  on- 
der- 

(*)  August.  Brcvic.  Coil.  pag.  .-^SS. 

("t  )  Oi'TAT.  il/;/.  L.  I.  C.  19.  .'\UGUST.  /.  c.  p.  387. 


GESCHIEDENIS.  137 

«ïcrfchciding ,  in  dezen   twist,   Katholijken  genoemd     KI 
worden,  als  wel  in  de  heiligheid  van  derzclver  Ie-    ^j^^ 
»len  Helden ,  beweerden ,  dat  allen  ,  die  c^cilianus  Hoofdft. 
aanhingen ,  aangemerkt  moesten  worden  ,  als  verval-  "^  *—  ^' 
Icn  van  de  waardigheid  en  voorrechten  van  de  vvaa-  toj-  33^. 
re  Kerk ,    en  beroofd   van   de    gaven   des  Heiligen   "■ 
Geestes,  waarom  zij  zich  van  dezen  verpligt   waren 
tefcheiden,  gelijk  zij  zelfs ,  in  het  vervolg,  toen   de 
gemoederen  meer  en  meer  verhit  waren  geworden ,  de 
genen ,  die  van  de  Katholijken  tot  hen  overkwamen , 
herdoopten  ,    en   de  Kerkelijken  ,    waar  zij  meester 
werden,  van  hunne  bedieningen  ontzetten ,  of  nood- 
zaakten ,  om  zich  anderwerf  te  laten  inwijden  (*}. 

Inmiddels ,  opdat  wij  den  draad  der  Gefchiedenis  Kon- 
weder  opvatten,  was  konstantyn,   na  zijne  over- ^'^^^"''"^"** 
wnmmg  op  maxentius,  ni   het  jaar  31  «2,  Opper- fligt  c,e. 

heer  van  Afrika  geworden ,  waar  na  hij  ook  zich  ter-  cilianus 

en  ln?t 
(lond  de  zaken  van  het  Christendom  in  dit  landfchap  ^ijne 

ter  hart  nam.     Hij  erkende  voor  zich  c/ecilianus  ,  zaak  te 
als  wettigen  Bisfchop ,  wien  hij  ook  fcln-eef ,  verflaan      Y^^. 
te   hebben ,  dat  fommige  woelzieke  geesten    de  ge-  zoeken, 
meenten,  die  tot  de  heiligrte  en  rechtzinnigfte    Kerk 
behoorden,   ontrustten,    den  Bisfchop  tevens  beve- 
lende, indien  'er  zulke  tnenfchen   waren  ,  zich   tot 
zijne  bewindslieden    te    wenden,    opdat  zij    geflraft 
konden  worden  (f).    Hier  op  vervoegden  zich  de 
partijen  van  c^cilianus  aan  den  Keizer,  met  een 

ver- 

(*)  Men  zie  venema  Bisf.  Sacr.   Libr.   III.   Cap.  -. 
fqq.  Hiit.  Eccles.  Tom.  IV,  pag.  333.  fqq. 

Ct)  EusEB.  Hist.  Eccks.  Libr.  X.  Ccp.  Q, 
I5 


13S  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       verzoek  (*),  dat  hij  de  twisten,    tusfcheii  hen  es 

^^^^     andere   Bisfchoppen  in  Afrika   ontdaan,   door  Bis- 

Hoofdfl.  fchoppen    uit    Galli'è  ,    die   nicn  voor  onzijdig  kon 

na  C.  G.  houden ,  wilde   laten  beöordeelen.     Op  dit  verzoek, 

tot  Xxi  f'^^ireef  konstantyn  aan  miltiades  Bisfchop  van 

Rome^   en    zekeren   intarkus  (f),    aan  welke  hij, 

benevens  drie  Bisfchoppen  uit  Galliër  maternus 
van  CoJonia  Agrtppina  Q Keulen ^^  reticius  van 
Amisjïodorum  (^Auxern ^^  en  iniarinus  van  Arelate 
QArles^  )  en  vijftien  Bisfchoppen  van  Italië^  het  on- 
derzoek dezer  zaak  opdroeg,  voor  welke  vergadering 
CiïiciLiANus  en  donatus  Bisfchop  van  Cafle  N'Igra^ 
elk  met  tien  Bisfchoppen  van  hunne  partij ,  verfchij- 
neu  moesten.  In  deze  vergadering,  te  Rome^  'm 
het  Lateraansch  Paleis  van  de  Keizerin  fausta  ge- 
jiouden  ,  werd  c/ecilianus  eenparig  van  alle  be- 
fchuldiging  vrijgefproken  ,  maar  donatus  veroor- 
deeld, en  uit  de  Kerkelijke  geraeenfchap  gefloten, 
omdat  hij  fommigen  voor  de  tweedemaal  gedoopt, 
en  afgevallen  Bisfchoppen  de  handen  opgelegd,  en 
reeds  ten  tijde  van  mensurius,  te  Karthago  on- 
rusten verwekt  had.  Den  overigen  Bisfchoppen 
van  de  partij  van  donatus,  werd  het  verders  vrij- 
gelaten, zich  weder  met  de  KathoHjken  te  verëeni- 
gen  ,  in  welk  geval  zij  in  de  gemeenfchap  der  Kerk 
hcrfteld  zouden  worden,  terwijl  in  de  gemeenten, 
waar  twee  Bisfchoppen  waren ,  die  erkend  zou  wor- 
den, die  de  eerfre    ingewijd  was   geweest.    Dit  be- 

fluit 
(*)  Optat.  JJhv.  I.  Cap.  11. 
(f)  EusEB.  llht.  Eccleu  Libr.  X.  Cap.  5. 


GESCHIEDENIS.  13^       - 

fluit  der  vergadering  werd   aan  den  Keizer  overge-      III 
isonden,  en  door  hem  bekrachtigd  (*).  ^^F^ 

De  Donatiste>i  beklaagden   zich  ten  fterkften  over  Hoofdft. 
deze  iiitfpraak,  voorwendende,  dat  hunne  zaak  niet  "^  C.  G. 
behoorlijk  en  van  te  weinige  Bislchoppen   behandeld  -^qj.  ^^  • 
en  beoordeeld  was.     Zij  beriepen   zich  dan  op  den  ■ 
Keizer  zelven,  begeerende  van  hem   zelven   gehoord  De  Do- 
te  worden.     Euvel  nam  de  Keizer  deze  handelwijze  ^ei^iojreii 
op ,  in  eenen  Brief  aan  den  KathoUjken  Bisfchop  te  zich  over 
R.ome ,  hevig  tegen  de  Donatisten ,   die  liij  werktui-  g^j!  1^1' 
gen  des  Satans  noemt,  uitvarende,  omdat  zij  zich,  enberoe- 
van   het  vonnis  der  Bisfchoppen ,  hetwelk  zij  naar  de  pei\^zich 
voorfchriftcii    van    Christus    hadden  uitgefproken ,  Keizer, 
en  dat  men  houden    moest,  als  ware  het  van  God 
zelven  geveld,  even  als  de  Heidenen,  op  eene  hoo- 
gere rechtsbank  beroepen  hadden  (f). 
Nicttegenftaande  deze  hevigheid ,  neigde  de  Keizer  Kerkver- 

echter  (leeds  tot  zachtheid,  en  befloot,  aan  de  be- ^^^1^^'"^ 

'  teArles. 

geerte  der  Donatisten  m  zoo  verre  te  voldoen,    dat 

hij  eene  volledige  Kerkvergadering,  {Concilium  ple- 

na- 

(*)  Optat.  Libr.  I.  Cap.  24,  25.  augustin.  Brcric, 
Qollat.  Cavthag.  p.  385-389.  Ep.  43.  du  pin.  Momim. 
DonntiU.  pag.  181. 

(I)  Valesius  meent,  dat  dit  beroep  op  den  Keizer 
en  deszelfs  Brief  eerst  gebeurd  zij  na  de  Kerkvergade- 
ring te  Arle%^  waar  van  wij  zoo  aanftonds  fpreken  zul- 
len ;  en ,  in  de  daad ,  de  oude  berichten  zijn  hier  om- 
trent duider  en  onzeker,  alhoewel  de  zaak  zelve  zeker 
is,  OPTAT.  Libr.  I.  Cap.  25,  27.  euslu.  Hiit.  Ecclcs^ 
Libr.  X.  Cup.  5.  enz. 


I40'  .  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ni        Ttarium^  (*),  te   Ar  dat  e  ^   thans    Arles  ^  in    Qaïlii 
BOEK     oï  Frankryk ^  bijeen  deed  komen;  waar  toe  de  Bis- 
Hoofdft.  Schoppen ,  uit  alle  zijne  Staten ,  dat  is ,  der  Wester- 
ns C.  G.  fche    Kerken,  bij  0]iene  Brieven    (f),  opontboden 
ir^t   ^^„' werden,    om,    op  'siCeizers    kosten,   naa    Arles  te 

1-  reizen,  nhvaar  zij  ouk  op  's  Keizers  kosten  onthaald 

en  getoefd  werden.  Hier  zegt  men,  waren  600  Bis- 
fchoppen  tegenwoordig,  velen  zonden  nogthans  alleen 
in  hunne  plaats  eenige  Ouderlingen  ,  gelijk  de  Roomfche 
Bisfchop  SYLVESTER.  lü  deze  vergadering,  in  het 
jaar  314,  onder  voorzitting  vim  marinus,  Bisfchoji 

van 

(*}  Dus  fchijnt  augustinus  de  Baptimw  Contra Donat, 
Libr.  II.  pag,  66.  Tom.  IX.  Opp.  Ed.  Antwerp.  deze 
Kerkvergadering  te  noemen,  nllioewel  anderen  raeenen, 
dat  hij  hier  van  de  Kerkvergadering  van  Nice'ê  fpreekt , 
omdat  zij  concilium  plenarium  in  dcnzelfden  zin  nemen , 
als  oecumenicum ,  hoedanig  de  vergadering  te  Arles  niet 
geweest  is.  Doch  concilium  phnarimn^  eene  volledige 
vergadering,  wordt  dezelve  door  augustinus  genoemd  , 
in  tegenllelling  van  de  vergadering  te  Rome  gehouden, 
die  alleenlijk,  gelijk  wij  nu  zouden  fpreken,  eene  Ker' 
'  kelijke  Commisfie  geweest  was. 

(f)  Men  noemde  zulke  brieven  tractoricc ^  ook  di- 
tïomata.  Bij  eusebius  {Hiit.  Eccles.  Libr.  X,  Cap.  5.) 
hebben  wij  het  affchrift  van  zoodanigen  Brief  nan  chres- 
Tus,  Bibfchop  van  Syracufe,  die  daar  bij  ontboden 
wordt,  met  twee  lieden  vr.n  den  tveeden  zetel ^  dat 
is ,  Diakoncn ,  en  drie  bedienden  ,  om  voor  d^w  eer- 
ften  Augustus  te  Arles  te  wezen  ,  waar  toe  hem  een 
Lands  rijtuig  wordt  tocgcflaan. 


GESCHIEDENIS.  141 

van  Arhs  ,  gehouden ,  werd  c^cilianus  weder  vrij-     IIT 
gefproken,  en  de  Donatisten   veroordeeld    —    Wij    ^^^^ 
hebben   van    deze  vergadering  nog  11    KerkregeJen  HoofdJl. 
of  befliiitcn,  in  de  acht  ft  e  van  welke  de  Kerk  verga-  "^  C.  G. 

Tont"    O  J  *^ 

dering  een    einde  maakt  van    den   ouden  twist  tus-  J^^   ^37* 

fchen  de  Afrikaanfche  en  Roomfche  Kerk ,  over  het 

al  of  niet  dopen  der  Ketteren,  befluitende  .tegen  de 
Afrikanen^  dat,  ,,  indien  men  ,  bij  onderzoek, vindt, 
„  dat  zoodanig  iemand  gedoopt  is  in  den  naam  des 
„  Vaders,  des  Zoons,  en  des  Heiligen  Gecstes, 
,,  men  hem  niet  doopcn,  maar  alleen  de  handen 
„  opleggen  zal."  De  Afrikanen  gaven,  vvaaricbgn- 
Ujk,  dit  ftuk  thans  te  gemaklijker  op,  omdat  de  irit- 
fpraak  der  vergadering  vpor  c/ecilianus  zoo  gun- 
flig  was.  Eén  en  ander  van  deze  regelen  ziet  ook 
duidelijk  op  de  verfchillcn  met  de  Donatisten^  zoo 
als  bij  voorbeeld  de  XIII.  „  De  genen,  van  welke 
„  gezegd  wordt,  dat  zij  de  Heilige  Schriften  ,  of 
„  Kerkenvaten ,  of  de  numen  van  hunne  Broederen 
„  aan  de  Heidenen  hebben  overgeleverd,  heeft  ons 
„  goedgedacht,  dat  voor  zoo  ver  zulks  uit  de  open- 
„  bare  Handelingen  ,  (  acta  publica  ,  )  bewezen 
„  wordt ,  maar  niet  op  een  bloot  gezegde ,  uit  de 
„  orde  der  geestelijkheid  geweerd  zullen  worden. 
„  Zo  deze  anderen  hebben  ingewijd,  zal  {\zzt  in- 
„  wijding,  indien  zij  anders  onberispelijk  zijn,  van 
5,  waarde  blijven,  enz."  „  Doch  die,  volgends  den 
„  XIV  regel ,  hunne  Christen  Broeders  valschlijk 
„  befchuldigen ,  die  zullen,  tot  het  einde  toe,  uit 
^,  de  Kerkelijke  gemeenfchap  gefloten  blijven." 
Verders  befloot  deze  Kerkvergadering  van  ArJes  Benuitea 

noff , 


242  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ÏII       nog,  dat  alle  de  gemeenten,    door   de  geheele   we* 

®°j'^      reld,    (men    begrijpt,    dat  dit   van  het  Westcrsch 

Hoüfdft.  Keizerrijk  te  verdaan  zal  zijn,)   het  Paaschfeest   op 

m  c.  G.  éénen  en  dcnzeli'den  dag  vieren  zullen ,   wordende 

tot   337!  d£"   Bisichop   van   Rome  verzocht,   daar  van  jaar- 

lijks ,  als  naar  gewoonte,  aanfclnijving  te  doen.  a.) 

van  deze  ^jj^  Kerkendienaars  zullen  blijven  ter  plaatze,  waar 
ring.  zij  ingewijd  zijn.  3.)  AVie,  in  vredestijd,  wapenen 
tegen  iemand  gebruikt,  zal  uit  de  gemeenfchap  ge- 
llotcn  worden.  4,  5.)  Paardemenners  in  de  wed- 
ipelon,  en  Ipelers  op  den  fcliouwburg  zullen  niet  tot 
het  Avondmaal  toegelaten  worden.  6.)  Zieke  Hei- 
denen, die  Christenen  begeren  te  worden,  zal  men, 
door  oplegging  der  handen ,  aannemen.  7.)  Christe- 
nen, die  tot  eenig  wereldlijk  befluur,  (Pncfidaftis,') 
bevorderd  worden,  zullen  fchriftelijke  getuigenis  van 
hunne  gemeenfchap  met  de  Kerk,  (^Litiera  Eccïe-^ 
fiaftlcx  Communicatoria ^  )  ontvangen,  doch  onder 
opzicht  van  den  Bisfchop  der  plaats  zijn ,  waar  zij 
zich  zullen  onthouden,  en  als  zij  tegen  de  Kerken- 
tucht  handelen,  uit  de  gemeenfchap  geweerd  wor- 
den ;  desgelijks  ook  de  genen ,  die  eenig  burgerlijk 
ambt  willen  bekleden.  9.)  Men  neemt  den  genen, 
die  getuigfchriften  van  Belijders,  {Confesfores^^ 
medebrengen,  dezelve  af,  en  geeft  hun  getuigfchrif- 
ten van  de  gemeenfchap  der  Kerk.  10.)  Echte  man- 
nen, wier  vrouwen  zich  aan  overfpel  mogten  fchul- 
dig  gemaakt  hebben,  zal  men,  zoo  veel  mogelijk, 
raaden,  om,  bij  het  leven  van  die  vrouwen,  geen 
ander  huwlijk  aan  te  gaan.  11.)  Gelovige  jonge 
dochters,  met  Heidenen  trouwende,  zullen  cenigeii 

tijd 


GESCHIEDENIS.  143 

tijd  vaii  het  Avondmaal  geweerd  worden.    12.)   Op     III 
deze  flraffe  wordt  ook  aan  de  geestelijken  het  wee-    ^^^^^ 
keren    verboden.    15.)     Dewijl  de    Kerken  dienaars  ,  Hoofdfl. 
(DiakomnS)  hier  en  daar  ondernamen    het  Avond-  "^  C.  G. 
maal  te  vieren,   {oferre^^  wordt  hun  zulks   hier,^Qj  I27/ 

lütdruklijk  verboden  (*).  16.)    Waar  iemand,  om 

eenige  zonde  ,  uit  de  gemeenfchap  geweerd  is ,  daar 
zal  hij  om  dezelve  weder  aanhouden ,  en  ze  weder 
verkrijgen  moeten.  17.)  Geen  Bisfchop  zal  eeneii 
anderen  in  zijne  rechten  onderkruipen,  of  het  gezag 
van  zijn  ambt  krachteloos  maken.  18.)  De  Diako- 
nen in  de  (leden  zullen  zich  niet  te  veel  aanmati-  ' 
gen,  maar  aan  de  Ouderlingen  (of  Priesters,)  de 
eere  laten ,  en  niets  dergelijks  ,  zonder  derzelver 
voorweten  ,  doen.  19.)  Aan  vreemde  Bisfchoppen  ,- 
die  in  eene  ftad  komen ,  zal  men  ook  toelaten ,  het 
Avondmaal  te  vieren,  ao.)  Niemand  zal  zich  on- 
derftaan,  alken  eenen  Bislchop  in  te  wijden,  maar 
daar  toe  zeven ,  ten  minden  niet  min  dan  drie ,  Bis- 
fchoppen, te  hulp  nemen.  21.)  Uit  hoofde  van  de 
Ouderlingen  en  Diakonen ,  welke  de  plaatzen ,  waar 
2ij  ingewijd  zijn,  verlaten,   en  zich   naa  elders  be- 

ge- 

( * )  De  Biaknv.en  werden  thans  ?.ls  diejiaan  der  Prie- 
fteren  en  Leeraaren  aangemerkt;  evenwel  vinden  wij, 
dat  zij  ook  tot  de  Kerkvergaderingen  werden  toegelaten, 
en  derzelver  befluiten  mede  ondertekend  hebben,  gelijk 
de  ondertekening  van  deze  vergadering  begint:  Chresins 
EpiscopiiSy  Florus  Diaconus  ex  Civitate  Sijracufanorum  ^ 
Provincia  Sicilide.  Doch  dit  vindt  men  ook  van  Lezers 
en  BezH'erers  (^Exorcistetu') 


144  K  E  R  K  E  L  JJ  K  E 

ÏII       geven,    is    goedgevonden,  dat  zij  op   die  plaatzeti 

^^^'^     dienst  doen  zullen ,  waar  zij  het  opzicht  hebben.  Als 

Hoofdft.  zij  5  die  verlatende ,  zich  naa  elders  begeven ,  zullen  zij 

na  C.  G.  afgezet  worden.  22.)    Afvallige  Christenen,  die  zich 

^j.  X,^*  niet  aan  de  Kerk  vervoegd ,  noch  begeerd  hebben  boe^ 

te   te  doen,   op    hun   ziekbed  om    de   gemeenfchap 

verzoekende,  zal  dezelve  niet   gegeven  worden,  ten 

ware ,  dat  zij,  weder  gezond  geworden ,  vruchten  ,  der 

bekeering  waardig,  voortbrengen   (*). 

De  Do-        Niettcgenftaande  de  uitfpraak  dezer   Kerkvergade- 

natis:en    yius.^    bleven   de  Donatisten  ^    in    hunne  Scheurins: 

door  '  .01 

KON-        volharden  ,    en    niettegenltaaude   ook  inmiddels  een 

STANTYN  gerechtelijk   onderzoek  omtrent  hunne  befchuldiging 
\'eróor-     ^^gen   felix,    Bisfchop    van  Aptunga^   ten  zijnen 
deeld ,  en  voordeele  uitgevallen,    en   hij  onfchuldig   verklaard 
a^ECiLiA-  ^^^g  (  f ) ,  bleven  zij  bii  Atw  Keizer  aanhouden ,  dat 
gefpro-     hij  zelf  hen  hooren  en  oordeelen  wilde,     konstan- 
ken.         YYj^   Yvas  hun,  eindelijk,  ook  hier  in  te  wille,  en 
belastte  de  partijen,  in   het  jaar  316,    te  Rome  voor 
hem  te  verfchijnen ,    doch ,    als    c^cilianus   hier 
niet  vcrfcheenen  was  ,    om    welke    reden ,    of  door 
welke  verhindering,    verklaart  augustinus    niet    te 
weten ,  werden  zij ,  alhoewel  de  Donatisten  aandron- 
gen ,   dat   de   Keizer  hem ,  afvvezend  ,  vcröordeelen 
zou,  ver  volgends  te  Milaan  ,   alwaar  nu   c^ciliA' 
Nus  ook  verfchencn  was,  door  den  Keizer  gehoord, 
c.i2iCiLiANus  werd   vi ij gclp roken ,  en  zijne  bcfchui- 

di~ 
<[*)  Men  zie  deze  Regelen  bij    hardulnus  Act.  Cori^ 
cil.  Tom,  1.  pag.  259-170. 

(f)   AUGÜSTIN.   £/>.   80» 


GESCHIEDENIS.  145 

digers  als  lasteraars  veroordeeld  (*).    De  Donatis-     III 
ten^  zoo  dikwijls,  en  nu  eindelijk  door  den  Keizer    ^'^^^ 
zelven  veroordeeld ,  bleven  dcsniettegendaande  vol-  Moofdd. 
houden ,  beweerende ,   dat  de  Keizer  zich  door  ho-  na  C.  G. 
sius,  Bisfchop  van   Cordua^  's  Keizers  gnnfteling    J^^^^'^* 
tegen  hen  had   laten  voorïnnemen    ( f ).     Ook  be-  — — 
gonnen  zij,  die  in   het   eerst  zich   op    den  Keizer 
beroepen  hadden,  hetwelk  hun  de  KathoUjken  toen 
kwalijk   hadden  genomen,    thans  te   roepen:    Wat 
heeft  de  Keizer  met  de  Kerk  te   doen!    Gelijk    het 
naderhand   meermalen    zich    heeft  toegedragen,    dat 
men  den  invloed  van  het  wereldlijk   gezag  heeft   te 
hulp  geroepen ,  of  afgekeurd  ,  naarmate  men  van  het- 
zelve iet  te  hopen  of  te  vreezen  meende  te  hebben. 
KoNSTANTYN  ,  door  dczcu    wederftand  getergd.  Harde 

befloot  hier  op,  ftrenger  maatregelen  ter  hand  te  ne-  ^^<^"^" 
.  .  van  den 

men,  en  liet  in  de  jaaren  316  en   317  eenige  harde  Keizer 

wetten  tegen  hen  uitgaan ,  waar  d<jor  aan  de  Dona-  "^"^S^n  de 

thten  hunne  Kerken  ontnomen ,    en  zelfs  lijfs-  en  ^^^ 

levensftmfFen  tegen  hen  vastgefteld  werden  (§).  Zelfs 

noemen   de   Donatisten    hunnen   Grooten  donatus 

eenen  Martelaar  (**}.    Echter   fchijnt  'er  ,   geduu- 

ren- 

(*)  Men  zie  de  Brieven  vpii  konstantyn  aangehaald 
bij  AUGUSTIN.  Libr.  III.  Contra  Crescon.  Cap.  71.  zie 
ook  zijne  Epist.  43 ,  53.  Tom.  IX.  Opp, 

Ct)  AuGüSTiN.  Contra  Epist.  Pannen.  Libr.  I.  Cap^ 
4,5.  Tom.  IX.  Opp.  pag.  \q.  fqq, 

C§)  AuGüSTiN.  Epist. ^d.  et  105. etCotitraPARMEN.I.c, 

(**)  Bij  AUGUSTIN.  ad  Donatistai  post  CoUat.  Cap.  ió, 
Tom.  IX.  Opp.  pag.  403. 

ÏV.  Deel.  ü 


145  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       rende  de  regering  van  konstantïtv,  niemand  der 
^^^^     Donatisten  ter  dood    gebracht  te  zijn,  alleen  wer- 
Hoofdll.  den  fommigen  in  ballingfchap  verwezen,  en  onder 
nn  C.  G.  hen  silvanus,  Bisfchop  van  Konftantina ^   (eertijds 
tot  -x-iy  ^'"'^^r>^  ^"  Numidi'è ^  als  één  der  voornaamfte  ftoo- 
— —  kebranden ,.  en  fchuldig  aan  de  overlevering  der  Hei- 
lige Schriften  aan  de  Heidenen;   van  dit  één  en  an- 
der gaven  de   Donatisten  de   ichnld  aan  de   opfto- 
kingen  van  den  Bisfchop  hosius  (*). 
De  wet-       Deze  flrenge  behandeling  duurde,  tot  in  het  jaar 

ten  ver-  zonder   dat  de  Donatisten  echter   daar   door 

zacht ,  en  "^      ' 

hunne      verbeterd  werden.    In  het  gemelde  jaar  leverden  zij 

balhngen ^^.j^  verzoekfchrift  bij    den  Keizer  in,  waar  bij  zij 

teriiff  ü'fi- 

roepen.    verklaarden,    dat  zij  met   dien  fchelm,  zijnen   BiS' 

fchop ,  ( bedoelende  CiECiLmNus ,  )  nooit  Kerkge- 
meenfchap  zouden  houden,  maar  dat  zij  bereid  wa- 
ren ,  veel  liever  alles  te  dulden ;  tevens  echter  ver- 
zochten zij,  om  de  terugroeping  hunner  Bisfchop- 
pen  uit  de  ballingfchap  (f),  konstantyn,  den 
twist  moede,  vergunde  hun  dit  verzoek,  maar  ver- 
klaarde tevens  in  zijn  aanfchrijven  aan  den  Stadhou- 
der, (^Vicarius ^^  \\\  Afrika^  dat  hij  de  Donatisten 
verfoeide,  en  hen  voor  Hechte  en  onrustige  lieden 
hield ,  maar  hen  nogthans  liever  aan  het  Godlijk 
oordeel  en  d^  flraf  van  himne  eigene  razernij 
wilde  overlaten  zij  konden  uit  hunne  balling- 
fchap 

(*)  Gelijk  PARMEMiANus  doct  bij  AUGUSTiN.  Coutva 
P armen.  Libr.  I.  Cap.  8. 

( t )  Cest.  Collaf.  C'arthag.  pag.  244.  in  du  pin  Mo- 
imm,  Donatist.  Jiigvstii:,  Brcvic.  CoUat.  pa§.  3^2. 


GESCHIEDENIS.  147 

fchap  terug   komen ,    en   naar  hun  goedvinden  Ie-     iri 

ven  (*).  ^°j^'^ 

De  Donatiaen ,  hier  door  op  nieuw  moed  Ichcp-  HoofdÜ. 

pende,  breidden  zich  iii  Afrika  fteeds  verder  en  ver-  "^  C.  G. 

der  uit,  zeifs  door  middelen  van   geweld,  waar  bij  J^^  237. 

de  Kathoiljken  niet  zelden  vrij  wat  te  lijden  hadden.  • 

Dit    büikt    uit    twee    Brieven   van    konstantyn  ,  DeDuna- 

tisten 
die  nog    voor  handen  zijn   (f).      In  den   eerften ,  breiden 

houdende   aan   alle  KatholUke   Bisfchoppen  en  Ge-  '^^^^  ^^^' 

meenten  m  Ajrika^  verklaart  de  Keizer,   alles    aan- ^f^ij^^ 

gewend  te  hebben,  om  den  vrede  der  Kerk  in  y^/r/-niet  zoa- 

ka  te  behouden ,  doch  dat  men  thans  alleenlijk  vaii      ,f  1" 
'  -"  weid  te 

God  hulp  verwachten  moest.  Zoo  lang,  verzocht  oefenen» 
hij  de  KathoUjken^  gcdiild  te  hebben,  geeue  wraak 
te  oefenen,  die  alleen  aan  God  toebehoort,  en  zich 
verzekerd  te  houden ,  dat  het  gene  zij  van  de  Dona- 
iisten  ondergingen ,  bij  God  als  het  lijden  van  Mar- 
telaren werd  aangezien.  Op  deze  wijze  zouden  zij, 
voegt  hij  'er  bij,  overwinnen,  en  deze  aanhang  zou 
allengs  en  van  zelve  ondergaan.  De  andere  Brief 
is,  waaifchijnlijk  m  het  jaar  330,  aan  de  Bisfchop- 
pen van  Numtdië  afgezonden.  Uit  denzel ven  blijkt , 
dat  de  Donatisteu  ^  waarlchiinlijk  bij  de  terugkomst 
van  hunnen  Bislchop  silvanlts,  zicli  van  de  Hoofd- 
kerk te  Konflantina ,  met  geweld ,  hadden  meester 
gemaakt,  en  dezelve,   niettegenftaande  de   herhaalde 

'be- 

(*)  August.  /.  c.  )>ag,  393.  ad  Donat.  pnst  dMat. 
pag.  416.  Vergel.  eüseriüs  Fit.  Conftnnt.  Libr,  \.  G?^. 
45.  ahvanr  hij  dit  zelfde  fchijnt  te  bedoelen. 

(t)  In  DU  PIN  Mmum.  Donat ht.  pag,  18 3. 
K  i?. 


148  K  E  R  K  E  L  0  K  E 

III       bevelen   des   Keizers,    niet   weder   wilden   aflhan, 
B-'EK     waaromtrent  de  Keizer  het  geduld   der   Katholijken  ■ 
Hoofdfl.  prijst,    en  liun   belooft,   dat  zij  aldaar  eene  andere 
na  C.  G.  Kerk   bekomen ,   en  hunne    Kerkenuienaars   dezelfde 

Tont-  Q  I  "2 

tot  337.'  burgerlijke  vrijheden ,  als  elders ,  genieten  zullen. 
Verders  heeft  konstantyn,  zoo  veel  wij  weten. 

Zij  hou-    ^ich  niet  met  de  Douat'isten  bemoeid.     ,,  Hij  lagch- 
deii  eene  "       •'     » 

Kerkver-  •>->  te,"  zegt  eusebius  (♦),  „  met  deze  onlusten, 
gadering.  ^^  welke  door  aandrijven  van  den  boozen  geest ,  of 
„  ten  minften  van  geheel  onzinnige  menfchen,  die 
,,  meer  medelijden  dan  flraffe  verdienden,  gedicht 
5,  werden."  Zij  leefden ,  het  overige  van  zijne  re- 
gering, in  rust,  en  fchijnen  in  vele  gewesten  van 
Afrika  de  overhand  gehad  te  hebben.  Omtrent  het 
jaar  330,  hielden  zij,  onder  voorzitting  van  hunnen 
DONATus ,  eene  Kerkvergadering  van  1270  van  hunne 
Bisfchoppcn,  op  welke  zij,  na  eene  beraadflaging, 
die  75  dagen  duurde,  een  belluit  namen,  dat  de 
overleveraars  der  Heilige  Boeken  ,  indien  zij  zich 
niet  op  nieuw  wilden  laten  dopen,  zonder  nieuwen 
doop,  weder  zouden  kunnen  aangenomen  worden. 
Een  befluit  ,  waar  van  de  Donatisten  naderhand 
zelve  weder  afgegaan  zijn.  Ten  einde  ook ,  zoo 
veel  mogelijk,  buiten  Afrika^  aanhangers  te  win- 
nen, zonden  de  Donatisten  ^  onder  anderen  eenen 
Bisfchop  naa  Spanje^  maar  voornaamlijk,  eerst  Bis- 
{choppelijkc  plaatsbekleders,  (^intcrventores ^^  doch 
ook  vervolgends  Brsfchoppen,  naa  Rome  ^  welke  al- 
daar   eene  gemeente   verzamelden ,    maar   die  enkel 

uil 
( * )  Z)i?  Vit.  Cüujlant.  Llhr.  I.  Cap.  45. 


G  E  S  C  fl  I  E  D  E  NM  S.  149 

uit  Afrikanen  beftond ,  eii    in    de    Ihd    niet  geduld      III 
wordende ,  hare  vergaderingen ,   buiten  de   ftad ,   in    ^^^y- 
het  hol   van  eenen  Berg  hield  ,  waarom  men   hun  Hoofdft. 
den  naam  van  Berglieden ,  (^Montenfef)  gaf,  ook  van  "^  C.  G. 
Riipit£,  (Rotsbewoners,  en  Cunipita  of  Corrupt t a  ^^^^  ^  f,[ 
Samcnrotsbewoncrs , )   welke  gemeente ,    geenen  op-  ■ 

gang  makende ,  fpoedig  geheel  in  verval  geraakte  (*). 

De  voorfpoed  der  Donatisten  in  Afrika   was  bij-  Eenige 
zonder  aan  donatus  van  Karthago^  door  hen  ook  ,on'r)o-° 
wel  den  Grooten  genoemd,  toe  te   fchrijven.    Deze  natus.. 
man,  die  thans  aan  het  hoofd  van   dezen   aanjiang 
was,   heeft    hetzelfde  lot   ondergaan,   als  zoo    vele 
{lichters  en   hoofden   van  Godsdienftige  aanhangen. 
Zijne  partijen ,  de  Katholijke  Schrijvers ,  weten   niet 
genoeg  woorden  te  vinden,   om  zijnen  hoogmoed,, 
verwaandheid,   en  trotschheid  te    befchrijven   Cf), 
hij  zal  zich   van  zijne    aanhangers ,   als  God ,  heb- 
ben   laten  verëeren ,  en  gewild ,  dat  zij  zich ,   niet 
naar  christus.   Christenen  ^  maar  naar  hem  dona- 
tus ,  Donatisten  noemden.     Zijne    aanhangers  inte- 
gendeel kennen,    in  zijn   lof  te  vermelden  ,    geene 
palen  ,    zij  vergelijken  hem  met  christus   zelven, 
en  verzekeren,  dat  hij  wonderen  gedaan  heeft  (§}, 
Ondeitusfchen  komen  zijne  beroemdfte  partijen,  met 

zij- 

(•)  Optat.  Milev.  Libr.  II.  Cap.  4.  aügüst.  deUni- 
co  Bapt.  Contra  PetiL  Cap.  16.  de  Har  es.  Cap.  69. 

(t)  OrTATUs  Libr.  III.  Cap.  3.  augusiinus,  hicro^ 
NYMüs  enz. 

(5)  Bij  AüGUSTiN.  Contr.  Epist.  Parmeu.  Libr,  IL 
Cap.  7.  de  Unitate  Eccles.  Cap.  ip.  etc 

K3 


150  K  E  R  K  E  L  rj  K  E 

III       zijne  aanhangers,  daar  in  overeen,   dat  hij  een  man 

BOEK     geweest  is,  van  iiitftekenden  geest,  zeer  werkzaam, 

Hoofdft.  fchrander,  en  llandvastig,  onder  de  wederwaardig- 

na  C.  G.  heden,  die  hem  met  de   zijnen  troffen.    Hij  bezat 

Tont*  •?  T  O 

tot  i'^y'  ^^^^    geleerdheid    en     welfprekendheid  ,     en     heeft 
■  vele  Boeken  gefchreven,  tot  voortplanting  van  zijne 

gevoelens.    Ook   heeft    men    tegen   zijne    zeden   en 
gedrag,   zijnen    hoogmoed    en   laatdunkendheid  uit- 
gezonderd, niets  weten  in  te  brengen  (*). 
Korkver-      De    laatfte    vervolgingen    onder    diocletianus  , 

gadering  ^^    ^üne    Medekeizeren ,    gaven  ook  aanleiding  tot 

teAncyra 

in  Gala-    ^^^^  houden  eener  Kerkvergadering,   welke,   in   het 

tien.  jaar  315,  gelijk  men  meent,  te  ylncyra  'm  Galat i'è 
bijeenkwam  ,  en  wier  handelingen  door  18  Bis- 
fchoppen  ondertekend  zijn ,  waar  van  de  eerfte  is 
viTALis  ,  Bisfchop  van  Antiöchi'è^  dien  men  daar- 
om voor  derzelver  Voorzitter  houdt.  Wij  hebben 
van    deze    Kerkvergadering    cj.    Kcrkregelcn    (f), 

wel- 

(*)  Optat.  Libr.  III,  Cap.  3.  augustin.  de  ILeres. 
Cap.  6p.  Hic-RONYM,  Catal.  SS.  Ecclcs.  Cap,  93.  De 
Gefchiedenis  der  Donatisten  is,  na  het  herftel  der  We- 
tenfchnppen,  door  verfcheidene  laater  Schrijvers  opzet- 
'telijk  behandeld.  Behalven  du  wn,  van  wien  wij  ge- 
fproken  hebben,  heeft  men  van  valesius,  achter  zijne 
uitgave  van  eusebius  ,  eene  Verhandeling,  de  Schismate 
Donatistaruin ,  van  th-  ittig  ecne  Hiitoria  Donathta' 
rum,  als  ook  van  n.  witsius  ,  voornaamlijk  walch,  in 
het  IVde  Drc!  zijner  Gefchiedenis  der  Ketterijen  BI.  1-354. 
(I  )  Bij  HARDUIN.  Concil.  Tont.  I,  pag.  270,  fqq,  be* 
VERIDGE,  Pandect.  Canen.  Tom.  I,  pag.  37^,  fq. 


GESCHIEDENIS.  151 

welke  de  Kerkentucht  betreffen,   doch  bijzonder  de      III 
Kerkenboetc    bepalen,  voor  die  genen,  die,   geduu-    ^^^^ 
rende  de  laatfte  vervolging,  het  zij  door  vrees,   of  Hoofdrt. 
door  dwang,  zich   hadden  laten  overhalen,  om  aan  "^  C.  G. 
de  Afgoden  te  offeren ,  of  de  offermaaltijden  der  Hei-  ^^^  237! 
denen    bij    te  wonen.    Wij    zien  uit  dezelve,   van      ■'   ^ 
hoedanige  middelen  de  Heidenen    zich  bediend  heb- 
ben gehad ,  om  de  Christenen  daar  toe  te  brengen , 
door  gevangenis ,    pijniging  ,    beroving  van    hunne 
goederen,  door  met  geweld  hunne  handen  te  hou- 
den,   daar   den   wierook  in  te    leggen,  en  dan  op 
het  Altaar  te  ftroojen ,  of  door  hun  het   offervleesch 
in  den  mond  te  fleeken,   en  niettegenftaande  hunne 
betuigingen  ,    dat    zij    Christenen  waren,    te    doen 
doorflilvken.   (iReg.    3.)    Maar   ook  zien  wij,   hoe 
de  Christenen  zich ,  bij  deze  gelegenheid ,  onderfchei- 
denlijk  gedroegen.   Sommigen  woonden  de  offermalen 
wel  te  vrede  en  met  hunne  feestklederen    bij ,  ande- 
ren, integendeel,    gedwongen  wordende,  die  bij  te 
wonen ,  trokken  rouwgewaad  aan ,   en  brachten  ook 
wel  hunne  eigene  fpijze  met  zich;   (Reg,  4  en  5.} 
doch  'er  waren  'er,  zelfs  onder  de  Ouderlingen,  die 
voorwendden ,    dat  zij   geweld  geleden   hadden ,  en 
die  den  fchijn  maakten,  van  flandvastige  belijders, 
{^Confesfores')   geweest  te  zijn,   zonder  dat  zij,  in 
de  daad,   eemg    geweld   geleden   hadden.    {Reg.    1 
én  2.)    Tegen  dit  alles  worden,  door  deze  Heilige 
Kerkvergadering ^    gelijk    zij  zichzelve    noemt,  on- 
derfcheidene    Kerkelijke     ftraffen    bepaald.     Voords 
worden,  ten  opzichte   van   andere  gevallen,    insge 
Hjks,    bepalingen   gemaakt,    bij    voorbeeld:     Wan 
K  4  ne^r 


152  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  neer  Diakonen ^  bij  hunne  inwijding,  verklaren,  dat 
^^j'^  zij  niet  kunnen,  noch  verkiezen ,  ongetrouwd  te  blij- 
Hoofdft.  ven,  zullen  zij,  omdat  hun  dit  ééns  vooral  van  den 
na  C.  G.  Bislchop  vergund  is  ,  wanneer  zij  vervolgends 
lót  33-.*  trouwen ,  evenwel  hun  ambt  behouden.  (^Rcg.  10.) 
*  '  Maar,  als  zij  hun  voornemen  verzwegen,  of  bij 
hunne  inwijding  op  zich  namen,  ongehuwd  te  blij- 
ven, moeten  zij  hun  ambt  verlaten,  als  zij  nader- 
hand komen  te  trouwen.  Dus  blijkt  het,  dat  de 
geestelijken  toen  nog  vrouwen  namen,  fchoon  men 
liever  zag,  dat  zij  ongehuwd  bleven.  Op  gelijke 
wijze,  komen  in  andere  Regelen  blijken  voor,  van 
de  hoogachting  voor  den  ongehuwden  Staat ,  en 
bijzonder,  dat  men  van  een  tweede  huwlijk  ongun- 
flige  denkbeelden  had.  Wij  leeren  nog  uit  Reg.  i. 
dat  de  Ouderlingen  het  Avondmaal  bedienden  en 
predikten,  ( 7r^o<r^g^ê<v  v  ofAiKnv,  offeren  en  predi- 
ken,) zoodat,  met  deze.  Ipreekwijze,  offeren,  het 
plegtig  bedienen  van  het  Avondmaal  reeds  benoemd 
werd ,  terwijl  de  Diakonen ,  ( volgends  Reg.  2. ) 
het  brood  en  den  drinkbeker  bij  het  Avondmaal  aan 
de  gemeente  toereikten ,  en  haar  tot  het  gebed  oprie- 
pen ,  ( »ó\ov  >)  Trojti^iov  olvoi<ps^itv  y\  Ktifva-a-nv , )  Reg. 
5.  wordt  het  genieten  van  het  Avondmaal  genoemd, 
Tf^oa-ipo^ot ,  (eene  ofFerbrenging , )  omdat,  bij  het- 
zelve, de  leden  der  Kerk  eenige  gave  brachten ,  welke 
een  offer  genoemd  werden.  Reg.  6.  wordt  de 
Paaschdag  de  groote  dag  genoemd,  en  Reg.  13. 
wordt  gewaagd  van  Land  -  Bisfchoppen  ,  ( Xw^ e- 
TTifKOTtoi , )  aan  welken  het  niet  toegedaan  wordt , 
Ouderlingen  of  Diakonen  in  te  zegenen.    De  14de 

Re- 


GESCHIEDENIS.  153 

Regel  verdient  eindelijk  nog  onze  aanmerking:  „De     III 
„  Ouderlingen  en  Diakonen,   die  in   hun  ambt  zijn    ^^^^ 
5,  en  zich  van  vleesch  onthouden ,   ( uit  zekere  bij-  Hoofdft. 
„  gelovige  fchroomvalligheid , )  zullen  hetzelve  proe-  na  C.  G. 
„ven,    en   kunnen    dan,    indien  zij  willen,    zich  J^^"^^'^] 
5,  daar  van  onthouden.    Maar  wilden  zij  ook  geen  . 

„  moes,  waar  bij  vleesch  gekookt  of  gedoofd  is, 
5,  eten,  en  over  het  geheel  aan  dezen  Regel  niet 
„  gehoorzamen ,  moesten  zij  van  hun  ambt  afftaan.'* 
In  den  ipden  Regel  verbieden  de  Vaders  op  nieuw, 
dat  jonge  Christinnen,  onder  den  naam  yvlu Zusters y 
bij  mansperfonen  inwonen.  Eindelijk  in  den  ii4fl:en 
of  laatften  Regel  bepalen  de  Vaders ,  in  een  geval , 
waar  bij  iemand  de  Zuster  zijner  aan  hem  verloofde 
Bruid  onteerd,  en  vervolgends  zijn  huwlijk  met 
zijne  Bruid  voltrokken  hebbende ,  oorzaak  geweest 
was,  dat  de  onteerde  zichzelve  verhong,  dat  hij, 
en  allen,  die  in  deze  zaak  gemoeid  waren,  eene 
Kerkenboete  van  10  jaaren,  naai'  de  gewoone  gra- 
den, ondergaan  zullen. 

Kort  vóór  of  na  de  gemelde  Kerkvergadering  te 
Ancyra  in  GalatVè ^  in  het  jaar  314  of  315,  werd, 
gedeeltelijk  door  dezelfde  Bisfchoppen  ,  en  onder 
voorzitting  van  denzelfden  vitalis  ,  Bisfchop  van 
Antiöchi'è  (*),    nog    eene  Kerkvergadering    gehou-      i 

den, 

(*)  Indien  men  op  de  ondertekening  vnn  beiden  ge- 
noegzaamen  ftaat  kan  maken.  Men  vindt  verders  deKerk- 
regelen  van  deze,  gelijk  van  de  voorgaande  Kerkvergade- 
ring, in  den  Codex  Canon.  Eccles.  Univerfte,  en  bij  hard. 
Jlct.  C«nc,  2".  I./>.  2 8 1 .  en  BEVERmcE  Pand.  Canon,  T.  Lp.  402, 

K5 


.       154  KERKELIJKE 

III  den,  te  Nieucafhrea,  welke  insgelijks  voor  de  Ker- 
^'^^y-  kentucht  gezorgd,  en  daaromtrent  13  of  14  Regelen 
Iloofdft.  heeft  vastgcfteld.  Zij  zijn  de  volgende:  Reg,  i. 
na  C.  G.  Wanneer  een  Ouderling  of  Priester  trouwt ,  wordt 
i)t  337.'  ^y  Jifgezet.  Indien  hij  hoererij  of  echtbreuk  be- 
"  drijft,  zal  hij  uit  de  Kerkgemeenfchap   gefloten  wor- 

den, en  als  een  Leek,  boete  moeten  doen.  Reg.  2. 
Wanneer  eene  vrouw  twee  broeders  trouwt,  wordt 
zij,  voor  haar  leven,  uitgefloten;  doch  in  doods 
nood  belovende,  dat  zij,  in  geval  zij  mogt  opko- 
men, haar  huwlijk  zal  verbreken,  zal  zij  tot  de 
boete  worden  toegelaten.  Doch,  wanneer  man  of 
vrouw  in  deze  echtverbindenis  komen  te  fl:erven , 
zoo  heeft  de  boete  voor  de  overblijvende  partij 
groote  zwarigheid.  Reg.  3.  Men  weet  wel,  hoe 
lang  die  genen  boete  moeten  doen,  die  meer  dan 
ééns  trouwen.  Docli,  hun  wandel  en  geloof  kun- 
nen dezen  tijd  verkorten.  Reg.  4.  Wanneer  iemand 
met  lust  is  bevangen  tot  eene  vrouw,  maar  zijne 
begeerte  niet  volbracht  heeft,  fchijnt  hij  door  de 
genade  bewaard  te  zijn.  Reg.  5.  Een  Onderwijze- 
ling ,  (  Catechumenus , )  eene  zonde  begaande ,  zal 
een  knielend  boeteling  worden,  en  zijne  zonde  la- 
ten; maar  gaat  hij  vooit  met  zondigen,  dan  zal  hij 
geheel  uit  de  gemeente  gewoipen  worden.  Reg.  6. 
Eene  zwangere  vrouw  zal  men,  op  haar  verzoek 
dopen  (♦).    Zij  heeft  hier  in  niets  gemeen  met  het 

ge- 
(*)  In  het  oorfprongliike  ^aP,t(^i(r9-at  verlicht  worden, 
gelijk  de  doop  <ptoTi<riAos   bij    fommige  oude  Schrijvers 
heet,  of  verlichting. 


GESCHIEDENIS.  355 

gene  geboren   wordt;   dewijl  elk  bij  zijne  belijdlenis     III 
zijnen  eigenen  vrijen  wol  betonen  moet  ( * ).  Reg\  7.    ^^oek 
Een  Ouderling  mag  niet  bij  de  Bruiloft  tegenwoor-  Hoofdft. 
dig  zijn  van  lieden  ,   die   een   tweede  huwlijk  ^an-  na  C.  G. 
gaan.    Reg.    8.     Wanneer   iemand    aan    echtbreuk  [0^^^"' 
fchuldig  is ,  terwijl  hij  nog  Leek  was ,  kan  hij   niet  . 

tot  den  Kerkedienst  bevorderd  worden.  Gebeurt  dit , 
nadat  hij  is  ingewijd,  moet  hij  van  die  vrouw  Ichei- 
den ,  of  zijn  ambt  verliezen.  Reg.  9.  Wanneer  een 
Ouderling,  die  te  voren  in  het  ligchaam  gezondigd 
heeft ,  tot  de  geestelijke  orde  bevorderd  wordt ,  en 
belijdt,  dat  hij  vóór  zijne  bevestiging  gezondigd 
heeft,  raag  hij  het  Avondmaal  niet  bedienen,  maar 
blijft  voor  het  overige,  behoudens  zijne  overige 
naarfligheid ,  in  zijn  ambt.  Want  de  voorige  zon- 
den ,  gelijk  vele  menen ,  worden  bij  de  oplegging 
der  handen  vergeven.  Doch ,  indien  hij  zelf  niiet  be- 
lijdt ,  en  het  niet  openlijk  kan  bewezen  worden ,  zoo 
zal  men  hem  aan  zijn  eigen  gewetenv  overlaten   (f). 

Reg, 

(*)  Het  fchijnt,  dat  fommigen  zwnrigheid  gemaakt 
hebben ,  eene  zwangere  vrouw  te  dopen ,  oindai  men 
dus  onzeker  was,  of  men  niet  op  óeze  wijze  hare 
vrucht  te  gelijk  doopte  ?  en  die  dan  geboren  wordende 
geacht  moest  worden,  reeds  gedoopi:  te  zijn.  Neen! 
zegt  de  vergadering,  dat  de  moeder  gedoopt  wordt, 
gaat  het  kind  niet  aan.  Het  komt  bij  den  Doop  san 
op  den  vrijen  wil  en  belijdenis  des  genen,  die  gedoopt 
wordt. 

(t)  Het  fchijnt,  dat  de  Blsfchoppen  liever  hadden, 
4at  zulk  iemand  lijne  belljdeais  voor  zidi  hield. 


15^  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       Reg.    10.      Insgelijks  zal  een   Diakon,  zich  in  dit 
BOF,K     ggygj    bevindende ,    onder    de    lager  Oppasfers    der 
Iloofdfl.  ^erk  geplaatst  worden.   Reg.    ii.     Geen    Ouderling 
naC.  G.  2^]^  vóór  hij  30  jaren  bereikt  heeft,    worden  inge- 
lot  2^y\  vvijd,  alfchoon  hij  zulks  ook  waardig  ware.    Want, 
onze    Heerc  jesus   is   eerst    in  zijn   3ofle   jaar  ge- 
doopt, en  heeft  toen  eerst  begonnen  te  leeren.  Reg, 
12.     Wanneer  iemand  op  zijn   ziekbed  gedoopt  is, 
kan  hij  niet  tot  Ouderling  bevorderd  worden,    nade- 
maal  zijn    geloof  en   belijdenis  meer  ecnc  zaak  van 
noodl,    dan   de  vrucht  van  een  godvruchtig  voonie- 
men  ,  fchijnt  te  wezen.     Evenwel  kunnen  zijn   in   't 
vervolg    bewezen   ijver  en  geloof,    als   ook  gebrek 
aan  bekwame  lieden ,  hier  ecne   uitzondering  malcen. 
Reg.  13.    Den  Bisfchoppen  en  Ouderlingen  ten  plat- 
ten lande  is  het   niet  geoorloofd,  in   de  Stads  Ker- 
ken het  Avondmaal  te  bedienen,  indien  de  Bisfchop- 
pen   en   Ouderlingen    der    ftad    zelve   tegenwoordig 
zijn.    Doch    als   deze  niet  tegenwoordig  zijn,   kan 
het  toegelaten  worden.  Reg.  14.     De  Landbisfchop- 
pen  zijn  naar  het  voorbeeld    der  70  leerlingen  inge- 
ftcld.     Voords   zijn  zij  mcdedienaars  der  Kerk,   en 
als   zoodanig  kunnen  zij  het  Avondmaal  bedienen, 
en  uit  hoofde  van  hunne  zorg  voor   de  armen,  be- 
hooren  zij  in    eere  te  worden   gehouden.   Reg.    15. 
Volgends  de  eerfte  inftclling ,    moeten    'er  in   eene 
ftad,  hoe  groot  die  ook   zij,   niet   meer  dan  zeven 
Diakonen  wezen.     Waar  van   men  zich   uit  de  Ge- 
fchiedenis  der  Apostelen  overtuigen  kan. 
Aanmcr-       Wij  kunnen,  na  het  bijbrengen   van   deze  Kerke« 
king  over  ^^^  befluiten ,    ons  niet  onthouden ,  van  deze  aan- 

mer- 


GESCHIEDENIS.  157 

merking,  dat,  hoe   geacht  ook  zoodanige  Kerkver-     llI 

gadering  bij  de  Christenen  waren,  en  hoe  zeer  der-    ^^^j*^ 

zclver  ijver  voor  het  behoud   der  Kerkentucht,  met  Uoofdft. 

betrekking  tot  de  zeden ,    prijswaardig  zij ,  evenwel  "^  C.  G. 

hare  befluiten  niet  alle  even  gewigtig  zijn ,  en  dikwijls  ^^^  ^' 

blijken  geven,  van  de  gebreldge  uitleg-  en   oordeel 

kundige  vermogens  van  hare  leden ,  zoodat  het  geen  "^  ^f  ' 
ö  ö  50       vergade- 

wonder  is ,  dat ,  wanneer  zoodanige  Kerkvergadcrin-  ringen. 
gen,  wat  men  'er  ook  van  venvachtte,  gehouden 
werden ,  om  verfchillcn  bij  te  leggen ,  of  leerftellige 
vragen  te  bellisfen,  zij  zelden  aan  het  oogmerk  vol- 
deeden,  maar  zeer  dikwijls  de  vcrfchillen  vermeer- 
derden, dewijl  men  zich  aan  hare  uitfpraken  wei- 
gerde te  onderwei*pen.  Wij  hebben  daar  van  de 
voorbeelden  gezien ,  in  de  fcheuring  der  Meletianen 
en  Donathten ,  maar  nog  meer  openbaarde  zich  dit 
in  de  hevige  en  rampzalige  twisten  met  de  Ari'dnen  , 
die,  in  deze  eeuw,  ontftonden,  en  door  ons  thans 
moeten  bcfchreveu  worden ,  welke  geleerd  hebben , 
dat  Kerkvergaderingen  ,  Geloofsbelijdenisfen ,  Kei- 
zerlijke wetten  en  verv'olgingen  ,  geene  voldoende 
middelen  zijn,  om  Kerkelijke  twisten  en  verlchillen 
over  gevoelens  een  einde  te  doen  nemen. 
Daar  ik  thans  het  verhaal   aanvange  .  van  den  fel-  Oor- 

ften  twist ,   dien  de  Christenen  tot   hier  toe   onder-  ^P'"^"S 

der  An- 
ling    gevoerd  hadden  ,    welke  zoo  fchroomlijke    en  üanfcb.e 

ergeriijke  gevolgen  heeft  na  zich  gefleept,   den  twist  verfchil- 

met  de  Arianen   naamlijk,   zal   het  nodig   zijn,   de 

zaken  wat  hooger  op  te  halen. 

De  Christenen,   die  de   éénheid  van    het  Godlijk 

Wezen ,    als  het  groote  hoofdltuk  van  den  waaren 

Gods- 


riï8  KERKELIJKE 

II!  Godsdienst ,  beleden ,  en  tegen  het  Veelgodendom 
*  jj^  der  Heidenen ,  met  recht ,  beweerden ,  vereerden  te- 
Hopfdft.  vens,  volgends  hunne  Heilige  Schriften,  jesus,  den 
na  C.  G.  Zoon  van  God ,  als  God ,  en  den  Heiligen  Geest , 
tot  337*  benevens  den  Vader,  gelijk  zij,  in  den  naam  van 
'  '  den  Vader,  den  Zoon,  en  den  Heiligen  Geest,  ge- 

doopt werden.  In  de  geloofsbelijdenisfen ,  in  welke 
hunne  leere  begrepen  was,  ten  dienfle  van  de  bij- 
zondere leden  der  Kerk,  had  men  zich  tot  hier  toe 
eenvomvig  aan  de  letter  der  Heilige  Schriften  ge- 
houden, en  wanneer  de  Leeraars  onderzoek  begon* 
nen  te  doen,  naar  de  wijze,  op  welke  men  begrij- 
pen moest ,  dat  jesus  Gods  Zoon  en  God  genoemd 
werd ,  werden  die  gevoelens  afgekeurd ,  en  als  dwa* 
lende  verworpen ,  welke  jesus  vernederden  tot  een 
■  bloot  raensch,  of  hem  niet  van  d^tw  Vader  onder- 
fcheidden;  maar  voor  het  overige  verklaarden  de 
Lceriiars ,  ook  de  Wijsbegeerte ,  bijzonder  van  pla- 
TO,  te  hulp  roepende,  elk  op  zijne  wijze,  met  alle 
\Tijheid ,  de  wijze  van  het  Godlijk  beftaan  des  Zoons 
van  God,  en  zedert  tertullianus,  waren  de  be- 
woordingen van  wezen ,  perfoon ,  eenheid  van  wezen 
en  drieheid  van  perfonen  ^  in  gebruik  gekomen  (*}, 
en  bij  de  Oosterfche  Kerken,  bijzonder,  het  woord 
eenswezens^  (^ofAo^a-io^ ^)  op  den  Zoon  van  God  tot- 
gepast,  alhoewel  niet  zonder  tegenfpraak  van  ande- 
ren (i")j  j^'  zelfs  van  eene  gcheele  Kerkvergade- 
ring 
(*)  Zie  II.  Deel,  Blndz.  374. 
(t)  DioNYsius  vanAlexfiDuirië  h\]  voorbeeld,  zie  ons 
III  DeeL  Bladz.  160. 


GESCHIEDENIS.  159 

ring  (*),  omdat  men  vreesde,  dat  dit  woord  het     III 
perfoonlijk  onderfcheid  tusfchcn  God  den  Vader  en    *°f* 
den   Zoon   wegnam  ;'  fleeds    echter  bleef  men   het  HoofdlL 
hier  in  ééns ,   dat  deze  leere  alleenlijk  naar   de  uit-  na  C.  G. 
fpraken  der  Heilige  Schrift  beoordeeld  moest  wor-  [^^  237 
den.     Van   tijd    tot    tijd    werd    men    oplettender  » 

op  de  gevoelens  der  Leeraaren  omtrent  dit  (luk, 
hetwelk  nu  en  dan  twijfeling  en  moeilijkheid  veroor- 
zaakte, dewijl  het  ligtelijk  kon  gebeuren  ,  dat  ie- 
mand ,  het  één  uiterfte  willende  vermijden  ,  gevaar 
liep,  in  een  tegenövergefteld  te  veivallen  —  (f)  En 
juist  zoodanig  was  thans  de  oorfprong  der  Ariaan- 
fche  verfchillen.  Terwijl  arius  ,  Ouderling  te  Aïex" 
undrie ,  zijnen  Bisfchop  eene  dwaUng  toefchreef  in  de 
leere,  omtrent  jesus ,  Gods  Zoon,  werd  hij  zelf, 
van  eene  tegenövergeftelde,  nog  grooter  dwaling,  of 
Ketterij,  bcfchuldigd. 

Arius,  (APEI02,)  naar  wien  de  Arianen  den  Berich- 
naam  hebben,  was  geboortig,  mt  Liby'é  (§).    Een' Jl^"^! 
tijd  lang ,  de  partij  van  meletius  aangekleefd  heb-  rius. 
bende,  verëenigde  hij  zich  weder  met  den  Bisfchop 
PETRUS  van  Alexandri'é  ^  door  wien  hij  tot  Diakon 
verkoaen  werd,  doch  de  handelwijze  van   den  Bis- 
fchop met  de  Meletianen  afkeurende ,  werd  hij  door 
PETRUS  in  den  ban  gedaan,  maar  van  den  nieuwen 
Bislchop  ACHiLLAS ,  die  op  het  einde  van   het  jaar 

311 

^*)  Dlc  vsn  Antiöchië y  aldr.ar  Bladz.  249. 
Ct)  Wij  hebben  'er  een  voorbeeld  van  gezien  in  den 
gemelden  dionysius  III.  Deel,  Bladz..\6o. 

(  §)  Epifan.  H^rei,  6p.  p,  727.  T.  I.  Opp.  Ed,  Coion, 


i(fo  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III      311  verkozen  was  ,  weder  in  de  gemeeufchap  der 

BOEK     j^£j.jj  aangenomen  zijnde,  werd  hij  door  denzelveii 

Hoofdd.  Ouderling  gemaakt ,  ook  was  hij  in  zeer  groote  ach- 

Ba  C.  G.  ting   bij  deszelfs   opvolger,  den  Bisfchop  alexan- 

Tont»   O  T  O 

iQt  2^7  ^^^  C  *  )•    ^^  Ouderling   had  hij  zijne  bijzondere 
■  gemeente,  welke,    naar  éénen  zijner  voorzaten,  de 

Kerk  van  baucalis  heette;  en  voor  welke  hij,  ge- 
lijk zeer  vele  Ouderlingen  ten  dezen  tijde,  met  toe- 
ftemming  en  onder  opzicht  van  hunne  Bisfchoppen , 
deden ,  openlijk  de  Heilige  Schriften  verklaarde  (f), 
EPiFANius  befchrijft  ons  arius,  als  een  lang  man, 
van  een  ernftig  en  deftig,  gelaad ,  die  in  zijn  geheele 
voorkomen  aan  eene  bedrieglijke  flang  gelijk  was, 
vriendelijk  en  innemend  in  den  omgang ,  en  daar  door 
in  ftaat,  om  iedereen  door  vleijerij  aan  zijne  zijde  te 
trekken.  Dus  erkent  de  Keizer  kokstantyn  (S)» 
dat  ARIUS  zacht  en  aangenaam  was  in  gezelfchap; 
maar  tevens  befchrijft  hem  de  Keizer  als  een  uitge- 
teerd, bleek,  flordig  en  mager  man,  van  een  lelijk 
gelaad,  niet  door  zorg  en  kommer,  maar  door  de 
woede  der  hartstochten  dus  uitgemergeld.  Zijne 
vijanden  belchuldigen  hem  van  nijd ,  hoogmoed, 
valschheid,  twistzucht,  en  wat  dies  meer  is,  doch 
niemand  ontkent  zijne  geleerdheid  en  ervarenheid, 
bijzonder  in  de  kunst,  om  te  redentwisten ;  ook  er- 
kent 

(*)  SozoMEN.  flhf.  Eccles.  I.   15. 
( t )  Epifad:.  Koes.  68 ,  69.T11EOD. Hist.EccLL. l.C. 2. 
(5)  In  ecnen  Brief,  die  hem  toegefchreven  wordt  ia 
.  Celafli  Cijziceni  Acta  ConciL  Nic.    op,  hardüin.   Act. 
Concil,  Tom^  I.  pag.,  454.  fqq. 


GESCHIEDENIS.  i6i 

kent  men,  dat  hij,  bij  zijne  bcfpraakthcid   en  ijver     lii 
voor  den  Godsdienst,  voor  het  uiterlijke  ook  goede    ^'^^■^ 
zeden  in  zijn  gedrag  vertoonde.     Van  zijne  geleerd-  iioofdd. 
heid  dragen  zijne  fchriften   getuigenis,    onder  welke  "a  C.  G. 
zijn   voornaamde   Werk   is,    het  gene   hij  Thalia  ^^^^^  ^^^* 
(0«A£<»,   eene  heerlijke  maaltijd^  noemde,   en  dat  — 

hij ,  in  laater  jaren ,  tot  voortplanting  van  zijne  leer- 
ftellingen ,  gcfclircven  heeft,  athanasius  ,  die  'er 
verfchcidene  plaatzcn  uit  heeft  aangehaald  (*),  so- 
CRiVïES  (f)  en  sozoMENDs  (§),  vergelijken  allen 
den  ftijl  van  dit  Werk  met  den  dartelen  ftijl  der 
gedichten  van  sotades,  een'  Dichter,  die  van  dar- 
tele en  onkuisfche  onderwerpen  gezongen  heeft; 
niet,  omdat  dit  \A''erk  van  arius  in  gebonden  ftijl 
gefclireven  zal  zijn,  waar  van  geene  blijk  voorhan- 
den is ,  maar  omdat  hij  den  titel  en  vele  dichter- 
lijke uitdrukkingen  van  sotades  zal  ontleend  heb- 
ben. Hoewel  ARIUS  ook  liederen  en  gezangen  voor 
fchippers,  molenaars,  en  reizigers,  naar  elks  omftan- 
digheden,  heeft  opgeftcld  (**),  waar  van  fotius 
zegt,  dat  hij,  door  dit  middel,  meer  aanhangers  voor 
zijne  godloze  gevoelens  zocht  te  winnen.  Behalveii 
deze  zijn  'er  nog  eenige  kleine  opftellen  van  arius 

voor- 

(*)  Orat.  II.  Contra  Arian.  pag.  \z6  ^iij.Sijn.Nic. 
hccreta.  Contra  ILer.  Arian.  p.  a^i^.  de  Sijnodis  Ari- 
vtini  et  Seleiicia  p.  680.  T.  I.  Opp.  ed.  Commel.  1600.  fol. 

(  j-  )  Hist.  Eccks.  Libr.  I.  Cap.  9. 

(5)  Hiit.  Eccles.  Libr,  I.  Cap.  21. 

(**)  Athan.  /.  c.  Decret.  Sipi.  N/c.  philostoro^ 
Hist.  Eccles.  Epit,  Li  Lr.  II.  Cap.  i.  pag.  9.  ed,  Gotliofr, 

IV.  Deel.  L 


s€i 


KERKELIJKE 


III 

BOEK 
II 

Hoofdft. 
na  C.  G. 

Jaar  3 13. 
tot  337. 

Aanlei- 
dingen 
oor- 
fprong 
der  Ari- 
aanfche 
verfcliil- 
len. 


voorhanden ,  welke ,  in  't  vervolg  dezer  Gefchiede- 
nis,  zullen  voorkomen. 

Omtrent  het  begin  en  de  onmiddelijke  aanleiding 
tot  de  veifchillen  met  arius  ,  omtrent  het  jaar  320, 
komen  de  Kerkelijke  Schrijvers,  alhoewel  niet  in  de 
bijzonderheden  ,  echter  in  de  hoofdzaak ,  overeen. 
socRATES  (*)  verhaalt  ons  desiiangaande  het  vol- 
gende :  5,  Op  zekeren  dag  fprak  alexander  ,  Bis- 
,,  ï^chop  va.n  ^/exan^rië ,  in  tegenwoordigheid  zijner 
„  Ouderlingen,  eenigzins  roemzuchtig,  (^piAolifAoli- 
„  fov ,  )  over  de  H.  Drieëenheid  ,  beweerende  , 
„  ((p/Aocro^p»'^,)  dat  'er  in  de  Drieheid  ook  eene 
„  Éénheid  plaats  hebbe.  arius  —  menende,  dat 
„  de  Bisfchop  de  leere  van  sabellius  den  Liby'ér 
„  invoerde,  week,  uit  twistzucht,  af,  tot  een  ge- 
5,  voelen,  dat  regelrecht  tegen  dat  van  den  Liby'ér 
„  overftond,  en  ging,  naar  het  fchijnt,  m.et  hevig- 
„  heid,  het  geen  van  den  Bisfchop  gezegd  was, 
5,  te  keer,  aanmerkende:  ,,  Indien  de  Vader  den 
„  Zoon  gegenereerd  heeft,  dan  heeft  de  gegenereer- 
„  de  een  begin  van  beftaan;  waar  uit  openbaar  is, 
„  dat  het  ééns  was,  dai  hij  niet  Zoon  was  (f),  en 

„  waar 

(*)  Hisf.  Eccles.  Libr.  I.  Cap.  5. 

(t)  'i"  ö7ê  k>c  jjV  wöS".  Men  lette  hier  op,  dat  de 
Arüinen  niet  wilden  gezegd  hebben,  j?i/  xat^of,  als  ^k. 
w  vtof.  ,,Daar  u'as  ééns  een  tijd,  wanneer  hij  niet  Zoon 
was"  Want  zij  beweerden,  dat  de  Zoon  van  God  be- 
ftond  vóór  allen  tijd,  en  ofy^^om?  zonder  tijd,  en  nog- 
thans  fchreven  zij  eene  eerderheid  aan  den  Vader  toe. 
ATHANAS.  Orat,  II.  in  Arianos, 


GESCHIEDENIS.  163 

„  waar  uit  noodzaaklijk  volgt,  dat  hij  zijn  beftaan     ni 
„  heeft ,    uit  de  dingen  ,    die   niet  zijn.    ( 2|  kx    ^^^ 
„  ovTCüv."')  Hoofdft. 

SozoMENUS  (*},  verhaalt  de  zaak  een  weinig  °a  C.  G. 
anders ,  zoodat  arius  het  eerst  tot  hier  toe  onge-  Jq^  ^37! 
hoorde  flellingen   zal  voorgedragen  hebben,  te  we-  ■■ 

ten ,  „  dat  de  Zoon  \^n  God  geworden  is ,  uit  de 
„  dingen, die  niet  zijn;  dat  het  ééns  geweest  is, wan- 
„  neer  hij  niet  was ;  dat  hij ,  naar  zijnen  vrijen  wil , 
„  zoo  wel  voor  het  kwaad  als  voor  de  deugd  vatbaar 
,,  zij;  een  fchepzel  en  maakzel;"  en  meer  dergelijke 
fteUingen.  Sommigen  ,  die  hem  gehoord  hadden, 
berispten  den  Bisfchop  alexander,  dat  hij  zulks 
nieuwigheden  tegen  de  geloofsleere  gedoogde.  Doch 
deze  vond  goed,  aan  beide  de  partijen  over  deze 
z^vaare  vragen  hunne  verklaring  vrij  te  laten  ,  eiï 
liet,  om  die  reden,  opdat  het  niet  fchijnen  mogt, 
als  of  hij,  door  dwang,  en  niet  door  overtuiging  , 
hen  van  dezen  twist  terug  wilde  houden,  hen,  ia 
tegenwoordigheid  van  andere  Leeraaren,  voor  zich 
redcntwisten ,  om  dan  de  beflisfende  uitfpraak,  als 
Richter,  te  doen.  Hier  verdedigde  arius  zijne  ge- 
voelens, tenvijl  zijne  tegenftrevers  beweerden,  dat 
^  TAionvWii  God.  eenswezens  ^  (^o/uoaa-io^  ^j  enge/ijk-- 
eeuwig  ,  (a-waïhof  ^^  met  den  Vader  zij.  Eene 
tweede  vergadering  werd  vervolgends  vruchteloos 
gehouden.  Zoo  lang  de  vraag  betwist  werd,  wan- 
kelde ALEXANDER,  dan  het  ééne,  dnn  het  andere 
deel  prijzende.    Maar  vervolgends  verklaarde  hij  zich 

\-oI-- 

(*3  ///ƒ/.  Eec/es.  Libr.  I.  Cap,  15, 
L   £ 


1^4  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

IH       volftrekt  tegen  arius,  hem  tevens  bevelende,  zijne 

BOEK     gevoelens  te    laten   vaaren.    Met   socrates  fchijnt 

Hoofdft.  THEODORETus  (♦),  nieest  overëentekomen ,  en  ins- 

na  C.  G.  gelijks  het   begin   der  twisten  van   de  leerftellinsen 

Jaar  313. 

tot  337.  van  ALEXANDER   af  te  leiden  ,    welke  door  arius 

"  werden  tegengcfproken ;  terwijl  epifanius    (f)   na- 

der komt  aan  sozomenus.  Hoe  het  zij,  zoo  veel 
is  zeker,  dat  men  te  Alexandri'è  leerde,  dat  de  Va- 
der en  Zoon  éénswezens  zijn^  en  dat  arius,  zich 
hier  aan  ftoorende ,  deze  wijze  van  voordellen  open- 
lijk heeft  tegengefproken ,  welk  tegenfprekcn  die  ge- 
volgen had,  welke  de  geheele  Christen -Kerk,  fa 
zelfs  den  Staat,  gediuirende  eenen  vrij  aanmerklij- 
ken  tijd,  in  rep  en  roer  gefield  hebben. 

Indien  wij  fommigc  Kerkelijke  Gefchiedfchrijvcrs 
geloven ,  zal  eene  perfoneele  vijiindfcliap  tusfchen  den 
Bisfchop  ALEXANDER  en  den  Ouderling  arius  ,  de 
vvaare  bron  dezer  verfchillen  geweest  zijn.  Trou- 
wens, aan  dezen  laatften  fchrijft  theodoretus  (§) 
afgunst  en  nijd  jegens  den  Bisfchop  toe,  omdat  hij 
zelf,  na  het  overlijden  van  den  Bisfchop  achillas  , 
in  het  jaar  313,  hoop  had  opgevat,  tot  deszelfs 
opvolger  te  zullen  verkozen  worden ;  doch ,  vol- 
gends philostorgius  (**) ,  die  zelf  een  Ariaan 
was ,  had  arius  ,  toen  hij  in  aanmerking  kwam 
tot  het  Bisfchops  -  ambt ,  veeleer  edelmoedig  de  zaken 


zoo 


(*)  H,r,-€t.  Fah.  L.  IV.  C.   i.  Ilist.  EccL  U  I.  C.  2. 

(t)  H^m.  69.  Cap.  3.  fqq. 

( § )  Hist.  Eccles.  Libr.  I.  Cap.  2. 

(♦*)  Hiit.  EcQki.  Libr.  I.  Cap.  3. 


GESCHIEDENIS.  165 

200  bcftuurd,   dat  de   keuze  op  alexander    was     III 

uitgevallen.      Veiligst   zullen  wij  kunnen   berusten,    ^^.^'^ 

in  het  gene  Keizer  konstantyn  over  den  oorfprong.  Hoofdf!-. 

van  den  twist  fchrijft,  in  eenen  Brief  aan  alexan-  "^  ^-  ^' 

DER   en  arius  ,    bij  eusebius   (*j:     „Ik  noor,jQj  ^^^^ 

,,  dat  de  twist,  op  deze  wijze,  een  begin  genomen 

,5  heeft:     Gij,  alexander  ,   hebt  de  Ouderlingen 

„  gevraagd,  wat  elk  van  hun  van  zekere  plaats,  in 

„  de  Wet  gefchreven,   of  liever   van    zeker    nutte- 

„  loos  vrfiagftuk,   gevoelde?     En  gij,  arius,  hebt 

,,  onbedachtzaam  openlijk  uit  gezegd,   het  gene  gij 

„  nooit  had   behoren   te   denken ,   of  ten   minflen ,. 

,',  indien  gij  het  dacht,   liefst   hadt  moeten  verzwij- 

^,  gen.     Op  deze  wijze  is  tuslchen  ulieden  onëenig-. 

„  heid  ontftaan  ,    de   onderlinge  gemeenfchap  ver- 

,,  broken,   het  heihgfte  volk   in  twee   partijen    ge- 

„  fcheurd  ,  en  van  de  overëenftemming  van  het  ge- 

,,  mcenfchappelijk  ligchaam  afgezonderd." 

De  ftellingen ,  over  welke  de  twist  gevoerd  werd  ,  Opgave 

kunnen  wij  niet  beter  en   onziidiger,   hetwelk  toch     .   ^' 

•>  j    ö     »  twiste  ge- 

de  groote  pligt  van  den  Gefchiedfchrijver  is,  voor- voelens, 

dragen,  dan  met  de  eigene  woorden    van  de  beide "'^^^"^" 
,     "  j        ,  Brief  van 

hoofden  van  denzelvcn ,   te  weten ,   alexander  en  alexan- 

ARius.      De    eerfte   fchrijft   in   zijnen    rondgaanden  der. 

Brief  aan  alle  de  Bisfchoppen  der  Katholijkc  Kerk , 

bij    socrates    (t),    daaromtrent    het    volgende: 

„  Het  gene  arius  en  de  zijnen ,  tegen   de   Heilige 

„  Schriften  ,    uitgevonden   hebben  ,    bcflaat   in  het 

„  vo!» 

(*)  De  llfa  Confiant.  Libr.  II.  Cap.  69. 

(t)  Hist.  Eccles,  Libr.  I.  Cap.  6. 


t66  KERKEL^KE 

lil      ,,  volgende :     God   is    niet  altijd  Vader   geweest, 

^^^'^     „  maar  ééns  was  God  nog  niet  Vader.    Het  woord 

lloofdft.  5»  V3n  God  was  niet  altijd,  maar  is  geworden  uit 

na  C.  G. ,,  de  dingen,    die  niet  zijn.    Want  hij,    die  God 

.  ''^?'J*,,  is,  heeft  hem,  die  niet  was,  uit   het  gene  niet 

«—■    ^    „  was,  gemaakt,  daarom   was  hij  ook  écns  niet» 

„  (  *iv  Tfoli ,  o/Ê  >iK  >ji/.  )    Want   de   Zoon  is   een 

„  fchepzel  en  maakzel.    Hij  is  noch,  naar  het  we- 

„  zen ,  aan  den  Vader  gelijk ,  noch  het  waarachti- 

„  ge  en  natuurlijke  Woord   des  Vaders,   (Aoyor,) 

„  noch  deszelfs  waare   Wijsheid;    maar  hij  is    één 

„der  gemaakte  en  geworden   dingen;   doch  onëi- 

„  genlijk ,    (  Kotrcuxf^nst-x-uf ,  )    heet    hij    Woord    en 

,,  Wijsheid^  zijnde  hij   zelf  door   het  .eigen  Woord 

,,  v-an  God,  en  de  Wijsheid^  die  in  God   is,  ge- 

„  worden,  door  welke  God,  gelijk  alles,  dus  ook 

.,  hem,  gemaakt  heeft,  waarom  hij  ook  van  natuur 

5,  veranderlijk  is,  gelijk  alle  redelijke  wezens,     Hi] 

•  ■'""•'"^'^„  is  het  vreemde,  en  onderfcheidcne ,  en  van  Gods 

53  wezen  afgezonderde  Woord.     Ook  is  de   Vader 

,^  onzichtbaar  en    onuitfpreekbaar  voor  den  Zoon, 

.„  want  de  Zoon  kent  den  Vader  niet  volmaakt  en 

.'„  naauwkeurig ,   noch  kan  hem  volmaakt  befchou- 

„  wen.    Want  de  Zoon  kent  zelfs  zijn    eigen  we- 

„  zen  niet,  zoo  als  het  is.     Trouwens,  hij  is,  om 

,,  onzen  wil,  gemaakt,  opdat  God  ons  door  hem, 

,s  als  door  een    werktuig,   (o^yapoi»,)    zou  fchep- 

„  pe^;  zoodat  hij  geheel  niet  beftaan  zou,  indien 

„  God  ons  niet  had  willen  fchcppen.    Als    iemand 

„  hen  vraagde ,  of  het  Woord  van  God  veranderen 

„  kon,   gelijk   de  Duivel  veranderd  was?    hebben 


im 


GESCHIEDENIS.  167 

„  zij  niet  gefchroomd  ,  deze  vraag  met  ja  te  bejint-     III 
j,  woorden;  want  hij  is  van  eene  veranderlijke  na-    ^'^^^ 
„  tuur  5    zijnde   geworden  en  veranderlijk."    Dus  ,  Hoofdft. 
zegt    de  Bisfchop  ,    daar   zij  belhan    de    Godlij k-  na  C.  G. 
heid  des  Woords  weg  te  nemen,   zijn  zij  erger  dan  ^'^^  ^Ji^ 

alle    voorgaande    Ketterijen  ,    en    naderen  aan   den • 

jiijtichr'ist  ^  waarom  zij  ook  van  de  Kerk  openlijk 
afgefcheiden  en  in  den  ban  gedaan  zijn.  Eindelijk, 
haalt  de  Bisfchop  eenige  bewijzen  aan,  in  zijnen  Brief, 
ter  wederlegging  van  deze  gevoelens:  ,,  Wie,  zegt 
5,  hij,  die  joannes  hooit  zeggen:  In  het  begin 
„  was  het  woord  ^  zdl  hen  niet  veröordeelen ,  die 
„  be weeren:  ééns  was  hij'  niet?  Wie,  die  deze 
„  woorden  uit  het  Euiingelie  hoort:  Eeniggeboren 
,,  Zoon  ^  en  door  hem  zijn  alle  dingen  geworden  y 
„  zal  hen  niet  haaten,  die  beweeren,  dat  de  Zoon 
„  één  der  gemaakte  dingen  is?  —  Hoe  kan  hij  zijn 
,,  uit  de  dingen,  die  niet  zijn,  (1^  »«  óv]m^')  daar 
,,  de  Vader  zegt:  Mijn  hart  heeft  een  goed  woord 
,,  uitgegeven^  (P/I  XLV. )  en  uit  den  baarmoeder 
„  des  dagerands  heb  ik  u  gegenereerd?  (  P/i, 
„  CX.)  (*).  Hoe  kan  hij  ongelijk  zijn  aan  het 
„  wezen  des  Vaders,  die  het  volmaakte  beeld  en 
5,  affchijnfel  des  Vaders  is ,  en  die  zegt :  Wie  mij 
„  gezien  heeft  ,  heeft  den  Vader  gezien?  Indien 
„  de  Zoon  het  Woord  en  de  Wijsheid  des  Vaders 
„  is,  hoe  kan  hij  dan  ééns  niet  geweest  zijn?  Dit 
„  zou  hetzelfde  zijn,  als  of  men  zeide:  dat  God 
„  toen  zonder  Woord  oï  Rede^  (ctKoyov^)  en  zon* 

„  def 
(*3  Beide  naar  de  Vertaling  der  LXX. 

1-4 


i68  K  E  R  K  E  L  rj  K  E 

III       „  der  Wijsheid  geweest    zij."     De  onveründcrlijk- 

BOFK      j^gj^i  yjij  (jgj^  Zoon   van    God  bewijst  hij  uit   het 

Hoofdd.  gezegde  van  jesus:     Ik  ben  in  den  f^ader  ^  en   de 

na  C.  G.  Vader  in  mij.     Ik  en  de  Vader  zijn  één.     En    bij 

tot   X-v?  ^^^^  Profeet:     Ziet ^    dat  ik   die  hen^  en  ik   word 

— niet  veranderd,    5,Dit  gezegde  kan  men  wel  tot  den 

Vader  brengen ,  maar  gefchilvter  behoort  het  tot  den 
Zoon,  die  mensch  wordende,  niet  veranderd  is  , 
gelijk  PAULUS  zegt:  jesus  chr.istus  is  gisteren^ 
en  heden ,  dezelfde ,  en  in  eeuwigheid.  Hij  is  niet 
om  onzen  wil  geworden  ,  dewijl  paulus  fchrijft: 
Om  wien ,  en  door  wien  alle  dingen  zijn.  De  Va- 
der wordt  volmaakt  door  Hem  gekend,  trouwens, 
hij  verklaart  zelf:  Gelijk  de  Vader  mij  kent  ^  zoo 
ken  ik  den  Vader  "  enz. 

In  eenen  anderen  Brief  aan  eenen  Bisfchop ,  die 
insgelijks  alexander  heet,  waarfchijnlijk  van  Kon- 
Jiantinopolen ,  toen  nog  Byzantium  (  *  )  ,  fchrijft  on- 
ze Bisfchop  ,  dat  eenige  heersch-  en  gcldziichtige 
lieden,  door  den  Duivel  aangeftookt,  zijne  gemeen- 
te ontrust  hebben ;  dat  arius  en  achillas  het 
fnood  gedrag  van  colluthus  (f),  die  van  het 
Christendom    een'    koophandel    gemaakt   had ,    nog 

over- 

(*)  Gelijk  ook  gelezen  wordt  ia  het  Opfchrift  vair 
het  vierde  Hoofdjl.  des  eerden  Boeks  der  Kcrkgefch.  van 
THEODORETüs ,  alvvsar  deze  Brief  bijgebracht  wordt. 

(f)  Colli THUS  was  een  Leeraar  in  eene  bijzondere 
Kerk  te  Alexandrië ,  die  zeldzame  gevoelens  voordroeg. 
Ouderlingen  voor  geld  inwijdde, en  eenen  aanhang  vorm- 
de, doch  wdlce  fpoedig  te  niet  gegaan  is.    athanasius 

ApoL 


GESCHIEDENIS. 


169 


overtroffen.  Deze  hebben  roof  holen  j^cdicht,  (de 
liisfchop  bedoelt  ongetwijfeld  de  Kerken,  in  welke 
zij  leerden ,  )  in  welke  zij  met  hunne  aanhangers 
vergaderingen  hielden, en  Christus,  maar  ook  hem, 
(den  Bislchop,)  lasterden,  zij  ontkenden  de  Godheid 
van  CHRISTUS,  beweerende,  dat  hij  aan  alle  ande- 
ren gelijk  is.  Dit  zochten  zij  te  bewijzen,  door  het 
opzamelen  van  die  plaatzen ,  welke  van  zijne  mensch- 
wording,  (o<Kova^/«,)  en  vernedering,  om  onzen 
wil,  fpreken.  Onder  anderen  leerden  zij,  dat  God 
hem  m"ei  daarom,  als  zijnen  Zoon,  had  uitverkozen, 
omdat  hij  van  natuur  iet  uitmuntends  bezit  boven 
anderen,  maar  omdat  hij  vooruit  wist  en  voorzag, 
dat  hij ,  door  vlijt  en  oefening  der  deugd  ,  nooit  tot 
het  kwaad  zou  afwijken,  zoodat,  indien  bij  voor- 
beeld PAULUS  en  PETRUS  denzelfden  ijver  hadden 
aangewend,  zou  zijn  Zoonfchap  van  hun  Zoon- 
fchap  niets  ondeifcheiden  geweest  zijn.  Dit,  en  de 
andere  bovengemelde,  Hellingen  wederlegt  alexan- 
DER ,  vervolgen  ds  in  dezen  Brief,  bij  welke  gelegen- 
heid, hij  fchrijft,  „dat  'er  geen  afftand^  (^ix^yif^x) 
„  is,  tusfchen  den  Vader  en  den  Zoon,  alzoo  onze 
„  ziel ,  zelfs  door  geene  enkele  gedachten  ,  zich 
^,  zoodanig  iet  verbeelden  kan.  —  De  onverklaar- 
y,  bare  bellaanlijkheid ,  (uVof^ö-zf,)  des  Eeniggebo- 
„  ren  van  God  gaat  zelfs  ■  het  begrip  der  Engelen 
„  te  boven,  weshalven  hij  meent,  dat  men  iemand 
„  niet  onder  de  Godvrezenden  mag  rekenen  ,    die 

,,  de- 
/fpol.  II.  pag.  570,  614,  616.  Tom.  I.  Edir.  CommfL 
EJPIFAN.  H^rei.  69.  Cap.  2. 

L5 


I70  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       ,,  deze   verborgenheid  verder  befiaat  naar  te  vor- 

^^^^     5?  fchen ,  welke  alleen  aan  den  Vader  bekend  is.  — 

Hoofdft.  ?5  Te  zeggen,  dat  de  Zoon  ééns  niet  geweest  is, 

na  C.  G.  „  zal  ongerijmd  zijn,   omdat   de   Zoon  alles,  ook 

lor^J?'  "  ^^"  ^y*^  zelven,  gefchapen  heeft.     Neen,  de  Zoon 

„  was  a/tlj'd  Zoon ,  gelijk  de  Vader  altijd  Vader , 

„  die  den  Eeniggcboren  Zoon,  niet  in  den  tijd, 
„  noch  in  tijdsverloop ,  (  sx.  hcc^vipixlo? , )  noch  uit 
„  de  dingen,  die  niet  zijn,  gegenereerd  heeft.  — 
,,  Waar  uit  blijkbaar  is  ,  dat  het  Zoonfchap  van 
,,  onzen  Zaligmaker  niets  gemeen  heeft,  met  het 
„  Zoonfchap  <ier  gelo^dgen,  omdat  het  in  de  Na- 
,,  tuur  en  het  Wezen  van  God  zijnen  grond  heeft: 
,,  Onze  Heer  is  van  natuitr  de  Zoon  des  Vaders^* 
Verders  merkt  de  Bisfchop  aan ,  dat  de  leere  van 
ARius  en  ACHiLLAS,  reeds  van  ebion,  artemas, 
PAULUS  van  Samofata ^  en  lucianus, voorgedragen, 
maar  ook  in  dezen  door  de  rechtzinnige  Kerk  ver- 
oordeeld is.  „  Wij  behoeven  evenwel,"  vervolgt 
de  Bisfchop ,  „  geene  twee  ongegenereerde  Wezens 
„  te  ftellen;  die  onkundigen  verftaan  niet,  dat  'er 
„  een  groot  onderfcheid  is  tusfchen  den  ongegene- 
„  reerden  Vader,  en  de  dingen,  die  door  hem  uit 
„  niet  gefchapen  zijn,  zoo  redelijke  als  redeloze; 
,^  tusfchen  welken  de  Eeniggcboren  Natuur  in  het 
„  midden  flaat ,  door  welke  de  Vader  van  Gods 
„  Woord  alles  uit  niet  gefchapen  heeft,  terwijl  de 
„  Zoon  niet  uit  niet ,  maar  uit  den  Vader  geboren 
„  is,  op  eene  onbegrijpelijke  en  onverklaarbare  wij- 
„  ze,  alleen  daar  in  minder  dan  de  Vader,  dat  hij 
^      „  niet  ongegenereerd  is,  «—  Men  moet  dus  aan  den 

,,  on- 


GESCHIEDENIS.  171 

„  ongegener eerden  Vader  zijne  eigene  waardigheid     IIÏ 
„  bewaren,  door  te  zeggen,   dat  hij  geene  oorzaak    ^^^^ 
„  van    zijn   beftaan    heeft.     Doch  aan   den  Zoon  Hoofdft. 
5,  moet  men  de  hem  toekomende  eere  geven ,  door  "^  C*  ^* 
„  hem  eene  generatie  van  den  Vader  zonder  begin  J^j   ^y^\ 

„  toe  te  kennen ,  —  zoodat  wij  alleen  godvruchtig — 

„  en  eerbiedig  van  hem  zeggen :  Hij  was  ,  aJ- 
„  tijd^  en  vóór  alle  Eeuwen.  —  Eindelijk  fluit  de 
Bisfchop ,  met  eene  korte  geloofsbelijdenis ,  waar  in 
hij  ook  belijdt  éénen  Heiligen  Geest  —  ééne  en  al' 
leen  KathoUjke  Kerk  —  de  Opflanding  der  Dooden , 
„  waar  van  jesüs  Christus,  onze  Heer,  de  eeiv 
5,  flieling  is,  die  waarlijk,  en  niet  infchijn,  het  lig- 
„  chaam  liEeft  omgedragen  ,  uit  de  Godbarende , 
„  (0£oro')cof,)  MARIA,  die,  tot  uitdelging  der  zon- 
„  den  ,  onder  de  menfchen  verkeerd  heeft ,  gekruist 
,,  en  geftorven  is,  doch  zonder  eenige  verminde- 
,,  ring  zijner  Godheid,  zijnde  weder  opgeftaan  uit 
,,  de  dooden,  opgenomen  ten  Hemel,  en  zittende 
,,  ter  rechtehand  der  Hoogheerlijkheid." 

Gelukkig  zijn  wij   in  ftaat,    om  den  Lezer   nu.  Uit  Brie- 
van den  anderen  kant ,   een  uittrekzel  uit  twee  Brie-  ^'^"  ^^^ 

ARIUJ. 

\»en  van  arius  zelven  mede  te  deelen,  waar  in  hij 
zijne  gevoelens  voordraagt,  door  welker  vergelijking 
met  die  van  den  Bisfchop  alexander  hij  in  ftaat 
zal  gerteld  wezen ,  om  onpartijdig  over  dezen  twist 
te  oordeelen,  die  zulke  fchroomlijke  gevolgen  heeft 
voortgebracht.  De  eerde  Brief  van  arius  is  gericht 
aan  eusebius,  Bisfchop  van   Nicomedi'é  (*).    Na 

zich 
(*}  Hij  ftasrt  -bij  theodoret.  H^st,  Eoch  L,  I.  C.  5. 


172  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  zich  in  dezen  Brief  over  de  harde .  mishandelingen 
BoijK  Q^  vervolgingen ,  hem  en  zijnen  vrienden  door  den 
Haofdfl.  Bisfchop  ALEXANDER  aangedaan ,  bel<;laagd  te  hebben , 
na  C.  G.  omdat  zij  hem  niet  konden  toeflaan,  dat:God, altijd  en 
tot  337!  ^^ Zoon  altijd  is;  te  gelijk  Vader,  te  gelijk  Zoon;  dat 
-: — —  ..  de  Zoon  altijd  ongegenerecrd  met  God  bcflaat ,  dat  hij 
altijd  gegenereerd  ,  ongegenerecrd  -  gegenereerd ,  is. 
Dat  Göd  noch  in  gedachten ,  noch  in  een  fiip ,  vóór 
den  Zoon  is ;  dat  hij  altijd  God ,  altijd  Zoon  ,  eii  dat 
de  Zoon  nit  God  zejvcn  is,  gaat  arius  dus  voort: 
5,  Maar  wat  wij  zeggen  en  gevoelen ,  hebben  wij  ge- 
„  leerd,  en  leeren  zulks  nog,  te  weten:  De  Zoon 
^^  beftaat  niet  ongegenerecrd ,  ook  is  hij ,  op  gcener- 
„  leië  wijze,  een  deel  van  den  ongcgenereerden  ,. 
,^  noch  uit  ecnigc  onderwerpelijke  ftofFe;-  maar  hij 
,,  beftaat,  door  den  wil  en  raad  van  God,  vóór  de  tij- 
„  den  en  eeuwen,  volkomen  God ^  (TrAvj^yi?  ©go?,)  de 
^,  eeniggeborene ,  onveranderlijke;  doch  hij  was  niet, 
5,  vóórdat  hij  gegenereerd ,  of  wel  gefchapen ,  of 
„  beilemd  of  gegrondvest  werd,  want  hij  was  niet 
„  ongegenerecrd.  Wij  worden  vervolgd ,  omdat  wij 
,,  gezegd  hebben:  De  Zoon  heeft  een  begin ,  maar 
„  God  is  zonder  begin!  daarom  worden  wij  ver- 
„  volgd,  als  ook,  omdat  wij  gezegd  hebben,  dat 
„  hij  is  uit  de  dingen  ,  die  niet  zijn.  Doch  dus 
„  fpraken  wij,  dewijl  hij  geen  deel  van  God  is, 
„  noch  uit  eenigc  onderwerpelijke  ftoffe.  Daarom 
„  worden  wij  vervolgd."  —  Nog  gewaagt  arius, 
in  dezen  Brief,  van  drie  Bisfchoppen,  die  hij  Ket- 
ters en  ongeleerden  noemt,  die  den  Zoon  van  God 
cene  oprisping^  Oi^y^^  psalm  XLV.  2.)  ccn  uit- 
werpt 


GESCHIEDENIS.  173 

wei-pzel,  (  tt^O/SoAj}  , )  en   ecnen  mede-ongegenereer-     III 
den    nacmdcn,    en  welke  aanftootlijke  namen   meer    ^^'^^ 
waren.     „  Welke    Godloosheden  ,  "    zegt    arius  ,  Hoofdff. 
„  wij  niet  kunnen   aanhooren ,   alfclioon  de  Ketters  na  C.  G. 
,,  ons    duizend    doodcn    dreit^en    mogten,  "     Zijn  \^^  ,,^* 

tweede  Brief  houdt  aan  den  Bisfcliop  van  AlexandrVè 

zelven  (*)*  In  dezen  verklaart  hij,  zoo  voor  zich, 
als  in  den  naam  der  Ouderlingen  en  Kerken  dienaren , 
als  ook  van  eenige  Bisichoppen ,  welke  het  met  hem 
hielden,  zijn  gevoelen  volledig,  brengende  den  Bis- 
fchop  ,    dien  hij   zaligen   Fader    noemt  ,    (fAXKX^is  * 

itct.Ttx^')  onder  het  oog,  dat  zij  deze  leere  hunner 
Vaderen  van  hem  zelven  geleerd  hadden.  „  Wij 
5,  kennen,"  zegt  hij,  „cénen  God,  die  alleen  on- 
„  gegenereerd,  alleen  eeuwig,  alleen  zonder  begin, 
„  alleen  waarachtig  God  is  ,  alleen  onftei-flijkheid 
„  heeft  —  die  vóór  eeuwige  tijden ,  ( %^o  'Xfovav 
5,  oiiovicüv^^  eenen  eeniggeboren  Zoon  gegenereerd ^ 
„  en  door  denzelven  ook  de  werelden  of  eeuwen, 
„  en  alles,  wat  is,  gemaakt  heeft.  Hij  heeft  hem 
5,  gegenereerd ,  niet  in  fchijn ,  maar  waarlijk  ,  en 
5,  door  zijnen  eigenen  wil  tot  daadlijk  bellaan  ge- 
„  bracht,  onveranderlijk  en  zonder  afwisfeling ,  een 
„  volkomen  Schepzel  van  God,  maar  niet  als  één 
„  der  overige  Schepzelen ;  eenen  gegenereerden ,  maar 
„  niet  als  andere  gegenereerden ;  niet  een  uitwerp- 
5,  zel^  zoo  als  valentinus  geleerd  heeft;  niet  een 

deel 
(*)  Men  vindt  dien  bij  athanasius  de    Sijriod.  Arim» 
et  Seleuc.  pag.  682.  fqq.  Tom.  I.   Opp.  Edit,   Commeh 
EPiFANius  Hier.  6cf.  Cap,  7.  enz. 


17*  K  E  R  K  E  L  rj  K  E 

ÏII  deel  des  F'aders  van  hetzelfde  Wezen  ^  (/wsfo?  ó^«* 
'tt^  "  ""'^^  Tit7F»yoc^}  volgends  manicheüs;  noch  gelijk 
Hoofdft.  55  SABELLius,  die  de  Eenheid  fcheidt ,  en  van  eenen 
na  C.  G.  j,  Zooiwader  fpreekt ;  noch,  geUjk  mëRAKAS,  een 
lo^r^^r' "  ^^^^^^  ^^^  licht,  of  twee  fakkels  uit  ééne;  ook 
I  „  niet   zoodanig,  als  of  hij,  die  te  vooreen  beflond , 

„  eerst  naderhand  gegenereerd,  of  tot  Zoon  beftemd 
„  was  geworden:  alle  leerllellingen ,  welke  gij  zelf, 
5,  in  de  Gemeente,  of  in  de  vergadering  der  Leer- 
„  aaren,  meennalen  verworpen  hebt.  Maar,  hij  is 
5,  door  Gods  wil,  vóór  de  tijden  en  eeuwen,  ge- 
„  fchapen;  hij  heeft  liet  leven  en  beftaan  van  den 
„  Vader  ontvangen ,  die  hem  ook  te  gelijk  de  Heer- 
„  lijkheid  heeft  medegedeeld.  Want,  toen  de  Va- 
„  der  hem  de  heerfchappij  over  alles  overgaf,  heeft 
5,  hij  zichzelven  niet  beroofd,  van  het  geen  hij, 
5,  zonder  generatie^  in  zich  heeft:  Dewijl  hij  de 
„  bron  van  alles  is.  Daar  zijn  dus  drie  beflaaU' 
„  lijkheden ,  (  of  perfonen ,  vzo^ua-uf , )  God  ,  die 
„  de  oorzaak  van  alle  dingen  is,  is  geheel  alleen 
,,  zonder  begin.  De  Zoon  is,  zonder  tijd,  van 
„  den  Vader  gegenereerd,  en  vóór  de  eeuwen  ge- 
,,  fchapen  en  gegrond  :  hij  was  derhalven  niet, 
„  vóórdat  hij  gegenereerd  werd.  Hij  heeft  zijn  be- 
,5  ftaan  alleen  van  óen  Vader.  Hij  is  niet  eeuwig , 
„  en  met  den  Vader  noch  te  gelijk  eeuwig,  noch 
„  tegelijk  ongegenereerd;  ook  heeft  hij  zijn  beftaan 
5,  niet  te  gelijk  met  den  Vader  ,  gelijk  fommigen 
„  zeggen ,  die  twee  ongegenereerde  grondwezens 
„  invoeren.  God  is  derhalven  eer ,  dan  zijn  Zoon, 
„  gelijk  wij  u  zelven  in  de  Gemeente  hebben  hoo- 

,,reH 


GESCHIEDENIS.  175 

„  ren  Iceren:  hij  is  zijn  oorfprong,  en  hooger  dan     III 
„  hij,    iVls  men  de  fchriftplaatzen ,    uit  hem,   uit    ^^^^ 
„  de  baarmoeder ,  ik  ben  uit  den  Fader  uitgegaan,  Hoofdft. 
„  met  fommigen  zoo  verftaan  wilde ,  als  of  de  Zoon  Q^  C.  G, 
„  een  deel  van  hetzelfde  wezen  van  den  Vader,  of  J^^  ^^* 

„  een  uitweipzel  zij,   dan  moest  de  Vader  faamge ^ 

„  field,  deelbaar,  en  veranderlijk,  ja  zelfs  een  lig- 
„  chaam  wezen ,  en  Ijgchaamlijke  veranderingen 
„  lijden." 

In  zijn  Werk  thalia  genoemd,  heeft  arius  zich 
vervolgends  nader  verklaard,  gelijk  uit  ééne  en  an- 
dere plaats  van  hetzelve,  die  nog  overig  gebleven 
is,  blijkt.  In  ééne  derzelven  (*)  zegt  hij,  onder 
anderen:  ,,  God  alleen  heeft  niemand  zijns  gelij- 
„  ken  —  Hij,  die  geen  begin  heeft,  heeft  den  Zoon 
„  'tot  een  begin  der  Schepping  gemaakt ,  hem  gege- 
„  nereerd,  en  als  Zoon  aangenomen.  Deze  heeft, 
,,  naar  zijn  eigen  bcftaan,  niets  Godlijks  ten  eigen- 
,,  dom;  hij  is  God  niet  gelijk,  noch  met  hem  van 
„  hetzelfde  wezen  —  Daar  is  eene  Drieheid ,  maar 
„  van  ongelijke  heerlijkheid  —  Toen  de  Zoon  nog 
„  niet  was,  was  de  Vader  alleen  God."  In  twee 
andere  plaatzen  uit  hetzelfde  werk  (f),  komen  nog 
^e  volgende  gezegden  voor:  ,,  Toen  God  ons  wil- 
„  de  fcheppen,  heeft  hij  éénen  gemaakt,  en  hem 
„  het  Woord ,  den  Zoon ,  en  de  Wijsheid ,  genoemd , 
„  opdat  hy  ons  door  hem  zou  voortbrengen.  Daar 
,,  is  derhalven  eene    dubbele   Wijsheid;   eene    aan 

„  God 

(*)  Bij  ATHANAsrus  de  Sijnod.  Arimin,et  Seleuc.p.6%0. 

(t)  Bij  ATHANAs.  Contra  Arian.  Orat,  II.  />.  137. 


III 

BOEK 

II 

Hoofdft. 

na  C.  G. 

Jaar  3 13. 

tot   337- 

175  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

God  eigene,  en  met  hem  beflaande,  door  welke 
ook  de  Zoon  gemaakt  is,  die  ,  wanneer  deze 
Wijsheid  hem  was  medegedeeld,  daar  van  bloot- 
lijk  de  IVijsheid  en  het  ^^öor^  genoemd  is.  Ge- 
lijk 'er  ook  ,  behalven  den  Zoon  ,  een  ander 
Woord  in  God  is ,  welk  de  Zoon  deelachtig  ge- 
„  worden  zijnde,  uit  genade  Zoon  en  Woord  ge- 
,,  noemd  wordt  —  Dit  Woord  is  niet  de  waart 
„  God^  hoewel  het  God  genoemd  wordt ,  doch  al- 
„  leen  wegens  de  medegedeelde  genadegaven.  Dit 
5,  Woord  is,  in  alles ^  van  het  Wezen  en  de  Eigen- 
5 ,  fchappen  des  Vaders  onder fcheiden  ,  en  hem  on- 
5,  gelijk:  het  behoort  tot  de  gemaakte  en  gefcha- 
5,  pene  dingen,  waar  van  het  zelf  één  is  —  De 
„  Zoon  kent  en  begrijpt  den  Vader  niet,  hij  kent 
,,  niet  ééns  zijn  eigen  Wezen.  Het  Wezen  des  Va- 
„  ders ,  des  Zoons ,  en  des  Heiligen  Geestes ,  is  van 
„  Natuur  gedeeld^  gcicheidcn,  en  afgezonderd ,  van 
„  malkanderen  ondcrfcheiden  ,en  zonder  gemeenfchap 
„  met  malkanderen.  Deze  drie  zijn  malkanderen  ge- 
„  heellijk^  en  in  het  oneindige  ongelijk  ^  zoo  wel  in 
„  Wezen,  als  in  Heerlijklieid." 
A^mner-  Op  deze  wijze  zochten ,  aan  weerskanten,  deze  Leer- 
kingen  j^jj^g  der  Christenen  eeneLeere,  die  uit  haren  aart,  ge- 
over  de-       ,  ,  ^    ,  1    i       ,  ,  , 

zen  twist,  lijk  zij  ook  van  weersl;anten  bekenden,  tot  de  verhor- 
en oor-     genheden  en  geheimen  beiioort,  duidelijk  en  verftaan- 
KONSTAN-  ^^^'^"  ^^  lïi^kcn.  In  het  eerst,  waren  zij,  misfchien,  niet 
TVN.        zoo  ver  van  malkanderen  verwijderd,  als  zij  zich  ver- 
beelden ,  maar ,  als  zij ,  door  de  drift  van  tcgenfpreken , 
malkanderen ,  met  tegenwerpingen  en  zwarigheden  , 
beftreden ,   verwijderden   zij   zich  ,   hoe  langs  hoe 

meer. 


GESCHIEDENIS.  177 

meer.  Hun  vcrfchil  betrof  in  het  eerst ,  niet  zoo  zeer     III 
de  Godheid  van  Gods  Zoon ,  dien  arius  uitdruklijk    ^°^^ 
eenen    volkomenen   God ^    (  5TAt?^>jf  ©goy,  )    noemt,  Hoofdft, 
terwijl  ALEX ANDER  daartegen  van  eene  middennatuur  "^  C*  ^* 
fpreekt,  waar  door  de  Zoon  tiisfchen  den  ongegene- jqj   237I 

reerdcn  Vader,  en  de  door  hem  uit  niet  gefchapene • 

dingen  ,  als  de  Eeniggeboren ,  in  het  midden  ftaat. 
Maar  hun  verfchil  betrof  de  wijze  van  het  beflaan 
des  Zoons  van  God,  en  zijne  generatie  van  den 
Vader.  Ruwe  en  onvoegzame  uitdrukkingen ,  en  on- 
oordeelkundige uitleggingen  van  fommige  Schrift- 
plaatzen,  ergerden  den  fchranderen  arius.  alex- 
ANDER  zelf  drukte  zich  fomtijds  zoo  uit,  düt  zijne 
uitdrukkingen  kwalijk  overëengcbracht  kunnen  wor- 
den, niet  het  geen  naderhand  als  de  rechtzinnige 
leere  erkend  is  geworden.  Toen  hij,  de  tegenfpraak 
van  den  Onderling  arius  niet  kunnende  verdragen , 
denzelven  gebood ,  zijn  geloof  en  gevoelen  te  verün- 
deren ,  floeg  het  fmculend  vuur  van  twist  in  iigterlaaje 
vlam  ten  dake  uit ,  terwijl  arius  de  generatie  van  Gods 
Zoon  bevatbaarer  willende  maken,  dan  de  Heilige 
Schrift  zelve  daar  van  gefproken  had,  en  daar  toe 
Platcnifche  denkbeelden,  en  Wijsgeerige  kunstwoor- 
den  te  liulp  roepende ,  en  volfirekt  niets  toegevende , 
rn  verfcheidene  willekeurige  en  onbegaanbare  ftellingen, 
van  het  leerbegrip  der  Christenen  afweek.  -Merkwaar- 
dig is  het  oordeel ,  het^velk  de  Keizer  konstantyn 
zelf,  in  het  eerst,  over  deze  verfchillen,  velde,  in 
zijnen  Brief  aan  de  beide  twistende  Leeraaren,  van 
welken  wij  boven  (  * ) ,  gewaagd  hebben ,  in  welken 

(*)  Bladz.  iCs.  hi| 

IV.  Deel.  M 


17$  KERKELIJKE 

III  hij  hun  ze^;  „  Eik  uwer  dan  fchenke  den  ande- 
*?P  ?>  ^^^^  vergeving ,  en  volge  het  geen  uw  Meckdienst- 
Hoofdft.  5  5  klucht^  (dus  noemt  de  Keizer  zich  zelven,)  u- 
na  C.  G.  ^^  lieden  raadt.  En  vrat  is  dit?  Het  voegde  van 
tot  ^v*  »>  ^rft^"  ^  ''^^^ï  ^^'^^  zoodanige  onderwerpen  te 
■  „  \Tagen,  of,  ge\Taagd  wordende,  te  antwoorden; 

„  Trouwens ,  dergelijke  twistvragen ,  hoedanigen  gee- 
„  ne  noodzake  der  Wet  gebiedt,  maar  de  jokerig-u^ 
„  heid  naar  twist ,  uit  nutteloze  ledigheid ,  voor- 
5,  (lelt,  alfchoon  zij  tot  zekere  oefening  des  ver- 
„  fcands  gedaan  worden,  moeten  wij  nogthans  he- 
„  ver  binnen  ons  verlland  befluiten,  en  niet  ligte- 
„  lijk  in  de  openbare  vergaderingen  voordragen  , 
„  noch  onvoorzichtig  aan  het  oor  des  volks  ver- 
„  trouwen.  ^Vant  hoe  w^einigen  zijn  'er,  die  de 
„  gantfche  kracht  vrai  zoo  groote  en  moeilijke  za- 
5,  ken  naauwkeurig  begrijpen,  of  naar  waarde  ver- 
„  klaren  kunnen?  En  ,  indien  al  iemand  geacht 
„  werd ,  dit  Ugt  te  kunnen  doen ,  hoe  klein  een  ge- 
„  dceltc  des  volks  zal  hij  wel  overreden?  of  wie 
„  zal  zich,  bij  de  fpits\-innigheden  van  zulke  vra- 
5,  gen  ,  genoegzaam  voor  eenen  gevaarlijken  val 
„kunnen  wachten?  Men  behoort  dcrhalven ,  in 
5,  zoodanige  zaken,  de  woordrijkheid  te  beteugelen; 
„  opdat  niet ,  of  door  onze  zwakheid  van  verftand , 
5,  waar  door  wij  het  voorgeftelde  niet  'm  Haat  zijn 
„  te  verklaren,  of  door  de  onvatbaarheid  der  toc- 
„  hoorcrs,  die,  het  geen  gezegd  wordt,  niet  naauw- 
„  keurig  kunnen  vatten,  door  één  van  deze  beiden 
„  het  volk  onvermijdelijk,  of  tot  lastering,  of  tot 
5,  fcheuring  ven'alle.  "   —   Naar  deze  lofwaardige 


G  E  S  C  H  r  E  D  E  X  I  S.  1-9 

g€Voekns  van  den   Keizer,   is   noch  van  de   ééne,      III 
noch  van  de  andere-  zijde  ,  geluifterd  ,   integendeel,    ^^j^ 
bil  de  toenemende  hevigheid  ,    werden  de  vericbil-  Hoöfd(\. 
len,  die  in  het  eerst,   door  sTedeÜevendheid ,  had-  "^  C.  G. 

1  'T  ï  I  ^ 

den  kimnen  gefchikt  worden,  zoo  ernffig,   zoo   ge-  ^^^  ,3^^ 

wigtig ,   dat  zy  onmogelijk  konden  bijgelegd  wor- ■ 

dén.  

Beiden ,  de  Bisfchop  alexander  ,  en  de  Ouder*  Voon- 
Kng  ARius ,  deden  fpoedig  hun  hï^st ,  om,  door  predi-  ^^fci^i. 
ken  en  fchrijven,  aanhangers  voor  hunr.e   gevoelens  itn..^LEX- 
te  verkrii?en;  en  het  gelakte  den  laatften,   dat  zeer  '-^^^^ 
vele  Christenen  te  Akxandrïë ,  in   het  overige  vao  t  s  in  dea 
Egypte,  en  in  de  nabuurige  landen,    zijne  mening  o^n, 
omhelsden,  waar  onder  epifaxius,    behalven   ver- 
fcheidene  Bisfchoppen ,  700  geunjde  ^Jaagden ,  zeven 
Ouderlingen,  en  twaalf  Kerkedienaren,   in  Alexan^ 
dril  alleen,  telt.    Doch,   de  Bisfchop   nrai  weldra 
krachtiger  maatregels.    In  het  jaar  321    eene  verga- 
dering van  bijna  honderd  Bisfchoppen,  uit  Egypu 
en  IJbyé,  te  Alexandriê  bijeengeroepen   hebbende, 
zette  hij  arius  van  zijn  ambt  af,   en   deed   hem, 
met  zijnen  gantfchen  aanhang,  in  den  ban.    Onder 
dezen  aanhang  begreep  hij  ook  eusebius,  Bisfchop 
van  Cdtfarea,  de  Bisfchoppen  van  Tyrus ,  Bsrytu.s , 
Lydda,    Tripoli,  en  verders    de  meeste  Oosterfche 
Bisfchoppen  (*);  ook  zond  hij  rondgaande  Brieven 
aan  zeer  vele  buitenlandfche  Bisfchoppen,  waar   in 

hij 

(*)  Dit  verhaalt  arius,  in  zijnen  boven  Bladz.    17 1« 
feineld^a  Br:.'f  aca  dea  Bi?fcbop  v£a  Niki:7:-J;i, 
M  2' 


i8o  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       hij  rekenfchap  van  den  twist  gaf,  en  hen  drong, 
®^j^     om  daar  in  deel  te  nemen  (*). 
Hoofdft.      Schoon  de  veröordecling  van  arius,  door  zijnen 

na  C.  G.  jBisfchop,  op  eene  gehouden  Kerkvergadering ,  niets  on- 

Tanr3i3.  ^  o  o  o^ 

tot   337.  gevvoons  was ,  echter  had  de  onderneming  van  alex- 

ANDER,  waar  door   hij  buitenlandfche  Bisfchoppen 

da^a^ v-^iT^  mede  in  de  zaak  betrok ,  zeer  onaangename  gevol- 
EusEBius  gen,  want,  alhoewel  fommige  Bisfchoppen ,  op  zijne 
vanNiko-  rondgaande  Brieven ,  zijn  gedrag  en  gevoelens  goed- 
trekt  zich  keurden,  en  van  hem    begeerden,   de   Arianen  niet 
de  zaak    vveder  tot  de  gemeenfchap  der  Kerk  aan  te  nemen , 
aan.         anderen    echter  namen   hem    zeer  kwalijk,    dat  hij 
zich  vermeten  had ,  buiten  zijn  rechtsgebied  te  gaan , 
terwijl  velen  van  het  volk  te  Alexandri'è  ^  oordeelen- 
de ,  dat  arius  te  hard  behandeld  was ,  zich  tot  zij- 
ne   partij  vervoegden.      Deze  fchrandcre   Ouderling 
zond    ook    eene    geloofsbelijdenis    aan    veifcheidene 
buitcnlandfclie    Bisfchoppen  ,    met  een    nevensgaand 
verzoek ,  ten  blijke  van  zijne  vredelievendheid ,    om 
hunne  voorfpraak  bij  alexander  ,  of  een  beter  on- 
derricht omtrent  het  geloof.    Hier  door  werden  ve- 
le eerwaardige  en  kundige  Bisfchoppen  overgehaald, 
om  zich ,  ten  voordeele  van  arius  ,  bij  alexander 
te  vervoegen;    doch  als  deze  zich  onverbidlijk  be- 
toonde, namen  zij  zijne  weigering  als  eene   beledi- 
ging op,    en   werden    des  te   ijveriger  voorfpraken 

van 
(*j  Epifanius   Heer  es.   69.    Ct/j.   3.   sccrates   Hnt. 
Eccles.  I.  6.  sozoaiENUs  Hist.  Eccles.  I.  15.  theodoret. 
Uist.  Eccles.  I.  2-5. 


GESCHIEDENIS. 


i?i 


van  ARius.  Onder  deze  laatften  was  één  der  voor- 
naamften  eusebius,  Bisfchop  van  Nikomedië  ^  een 
oud  vriend  van  arius  ,  en  voormaals  zijn  mede- 
leerling ,  bij  den  Martelaar  lucianus  ( * )  ,  een 
man  in  grooten  roem  van  geleerdheid,  en  gezien 
aan  het  Keizerlijk  Hof,  alwaar  hij  bijzonder  de  ach- 
ting genoot  van  's  Keizers  Zuster  konstantia  , 
weduwe  van  licinius.  Het  was  dus  geen  won- 
der, dat  deze  euserius  arius,  die  naa  Palcefiina 
gereisd  was ,  en  zich  ook  vervolgends  naa  Nikomedi'è 
begaf,  zijnde,  volgends  zijn  fchrijven  aan  eusebi- 
us Ct)»  "i^  ^/exandrië  verdreven,  gunftig  ontving, 
en  niet  alleen  zijne  leere,  dat  de  Zoon  van  God^ 
vóór  zijne  Generatie  van  den  Vader,  niet  heftaan 
hebbe,  goedkeurde  (§),  maar  zich  ook,  in  eenen 
Brief  aan  paulinus  ,  Bisfchop  van  Tyrus  (**) ,  dien 
hij ,  met  eenen  tot  hier  toe  voor  Bisfchoppen  on  ge- 
wonen titel.  Heer,  (Jêo-^-öJjjf , )  noemt,  breedvoe- 
riger verklaarde,  en  dien  tevens  verzocht,  dit  aan 
alexander  mede  te  deelen,  opdat  hij  tot  andere 
gevoelens  komen  mogt. 

Terwijl  alexander  naar  geene  voorftcllingcn  hoor- 
de, om  arius  weder  in  de  gemeenfchap  zijner  gemeen- 
ïe  aan  te  nemen,  werd,  te  Nikomedi'è  inBithynië, 
fcene  Kerkvergadering  door  eusebius  gehouden  (ff), 

en 
/  C*)  Epifan.  H^eres.  6p.  Cnp.  9. 
«•  (t)  Bi]  EPiFANius  FLeros.  6r>.  Cap.  3. 

($)  Bij  ATHANAs.  ffe  Sijuo.'f.  Arim.  et  SeUn:,  p.6%1^ 
•    (**)  Bij  THEODORET.  Hiit.  Eccles.  I.  6. 

(tt)  SozoMENus  Hiit.  Ecdes.  I.  15. 
M  3 


Ifl 

BOEK 
II 

Hoofdft. 
na  C.  G. 
jaar  3 13. 
tot  337. 


Kerkver- 
gadering- 
in  Bitliy- 
nic. 


^  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ni      jen  beflotcn,  den  Bisfchoppcn  aan  te  fchrijven,  om 
®^'':"     met  ariüs,  en  de  zijnen,   als  rechtzinnigen ,  Ker- 
Hoofdft.  kelijke    gemeenlchap  ,  te  houden ,    en  op   nieuw    te 
pa  C.  G.  trachten ,  om  alexander  insgelijks  tot  vredelieyen^ 
tot  337.'  ^^  gezindheden  te   bewegen.     Op  een  verzoek  van 
•" — -r. —  menige  afgevaardigden  van  arius  ,  om  verlof  te  mo- 
gen hebben,  dat  zij,  hoewel  niet  meer   dan  Ouder' 
lingen  j-echterGodsdienftige  vergaderingen  zouden  mo- 
gen houden  ,  hetwelk  ,te  Alexandrië ,    gelijk  wij  ge- 
zien hebben,  niet  pngewoon  was,  kwamen  de  Bis- 
fchoppcn van    Pahtflim,   PAüLiNus,  Bisfchop  van 
Tf^rus ,  EUSEBius,   van   Cafare'é^  en  patrofilus  , 
van  Scythopolis ,  en  anderen  ,  insgelijks  bijeen  ,  en  beflo» 
ten,  aan  ARIUS  en  de  zijnen  hun  verzoek  toe  te  ftaan, 
mids  dat  zij  aan  den  Bisfchop  van  Alexandri'è  onderwor- 
pen blijven  ,  en  bij  hem  om  hcrftelling  in  den  vrede  der 
Kerk  aanhouden  zouden.    Maar  de  zaken   waren  te 
ycir  verlopen;  het  volk  verkoos,  genoegzaam  in  alle 
^eden  en  dorpen,  partij,  en   de   verbittering,   waar 
^ede  men  jegens  malkanderen  te  werk  gii^g ,  was  zoo 
groot ,  dat  de  Heidenen  openlijk ,  in  hunne  fchouw- 
fpqlen,  de  Christenen  deswegens   befpotteden  (*). 
Schrijven  .- Vruehteloos  waren    de  pogingen,    welke  de  Keir 
vanKON-  2er    KONSTANTYN,   In  het  jaar   324,   aanwendde, 
tot  vrede,  om  de   eendracht  te  berllellcn  ,    door  het  fchnjven 
yan  den  Brief  aan  alexander  en  arius  ,  waar  van 
wij  reeds  gewaagd  hebben  (f),   in   welken  hij  hen 
beide  op  het  nadruldijlcst  tot  vrede  vermaant:  „Zij 

be- 
(*)  EusEB.  Fit.  Conjlant.  II.  61.  socrat. /^.  £.  !• /. 
(t)  Bladz.  165.  en  177. 


GESCHIEDENIS.  183 

behoorden  zich,  zegt  de  Keizer,   met    malkandcren      III 

te  verzoenen,  dewijl  zij  geen  verfchil  hadden   over    ^^^^ 

een  voornaam  hoofdftuk  der  Wet ,  noch  eene  nieu-  Hoofdft. 

wc  leere  in  den  dienst  van  God  invoerden ,  maar ,  "^  C*  ^• 

1  TT  T^ar  313. 

m  de  daad,  van  één  gevoelen  waren.    Het  was  on- jqj   ,37. 

hetaamlijk ,  dat  zij  over  niets  beduidende  zaken  ■  ■  ■  — 
twisten ,  en  tevens  een  zoo  talrijk  volk  van  God  zou- 
den regeeren.  Wijsgeeren  van  eene  zelfde  gezindte ,  al- 
hoewel in  fomraige  bijzondere  ftellingen  veifchillen- 
de,  bleven  nogthans  vereenigd,  om  de  gemeenichap 
der  gezindte,  hoe  veel  te  meer  behoorden  zij,  die- 
naars van  den  grooten  God,  in  de  belijdenis  van 
denzelfden  Godsdienst  eensgezind  te  blijven?"  Hij 
merkt  het,  als  iet  laags  en  gemeens  aan,  dat  Broe- 
ders tegen  Broeders,  om  eenen  armhartigen  woor- 
denftrijd,  te  veld  trokken,  en  onëenigheid  in  de  ge- 
meenten (lichtten;  dit  verraadde  meer  eene  kindcr- 
aclitige  onkunde,  dan  de  wijsheid  van  Priesteren  en 
fchrandere  mannen.  „  Laat  ons ,"  roept  de  Keizer  uit , 
^%  ons  zelven  verwijderen  van  de  verzoekingen  des 
„  Duivels!  Onze  groote  God  ,en  de  gemcene  Heiland 
„  van  allen,  heeft  aan  allen  een  gemeen  licht  ont- 
,,  firoken.  Vergunt  mij,  zijnen  dienaar  en  verëe- 
„  rer,  dat  ik,  onder  zijn  opzicht,  dit  goede  werk 
j,  tot  ftand  moge  brengen,  opdat  zijn  volk,  door 
3,  mijne  aanfpraak  en  dienst,  en  vermaning,  weder 
,*,  tot  de  gemeenfchappelijke  famenkomRen  vergaderd 
„  worde."  —  Hij  merkt  aan ,  dat  zij  over  minge- 
Wigtige  zaken  konden  verfchillcn,  en  liunne  gevoe- 
tens  voor  zich  houden,  maar  des  te  vaster  moeften 
blijven  bij  de  gemeene  vriendfchap ,  het  geloof  der 
M  4  waar- 


i84  K  E  R  K  E  L  rj  K  E 

ni       waarheid  ,    en    de    verëering  van    4en  Godsdiensf, 

^°^J^     Hij  vermaant  hen,  om  bij  het  déne  geloof  aangaan* 

HoofdfT.  de  God  en  zijne   Voorzienigheid  te   volharden,    en 

na  C.  G.  voorts  de  oude  vriendfchap  te  vernieuwen ;  hij  dringt 

tot  ^^7  ^Ü"^  voorftellen  aan,   met  de  betuiging,    dat  hem, 

op    deze  wijze ,    geruste    dagen  en  onbekommerde 

nachten  wedergegeven  ,  en  het  leven  gerust  en 
iiangenaam  gemaakt  zal  worden;  daar  hij  anders  zal 
moeten  zuchten ,  en  tranen  (loitcn ,  en  zijne  overige 
dagen  niet  genoeglijk  zal  kunnen  doorbrengen;  en 
ten  befluit  bericht  hij  hun,  voornemens  geweest  te 
zijn,  daar  hij  reeds  te  Nikomedi'é  gekomen  was,  de 
Oosterfche  gewesten  te  bezoeken,  maar  dat  de  tij- 
ding van  hunne  verdeeldheden  hem  zijne  verdere 
reize  had  doen  flaken,  opdat  hij  niet  zou  genood- 
zaakt zijn,  met  eigene  oogen  te  aanfchouwen,  het 
gene  hij ,  zonder  hartewcê ,  niet  had  kunnen  hooren. 
,,  Opent  mij,"  zoo  eindigt  deze  Brief,  „  den  weg 
,,  naa  het  Oosten,  door  uwe  eensgezindheid,  dien 
„  gij  mij  door  uwe  onderlii]ge  verfchillen  gefloten 
,5  hebt.  Vergunt  mij ,  dat  ik  ulieden  en  al  het  ove- 
„  rige  volk  blijde  en  vrolijk  aanfchouwen,  en  voor 
j,  aller  algemeene  eendracht  en  vrijheid  God  met 
3,  verfchuldigde  dankzegging  verëeren  mag." 
Zijne  po-      Met  dezen  Brief  werd  hosius,  Bisfchop  van  Cor- 

gingen      duba ^  dien  eusebius  (♦),  als  een  godzalig  deugd- 
tot vrede  ,  1         ,     »  .  •       ..  , 
jjijn         zJiam  man,  van  het  echt  geloof,  en  ui  vorige  tijden 

vruchte-    een  belijder  van  den   Godsdienst  in   de  vervolging, 

^^^'        prijst,  en  die  bij  den  Keizer  in  groot  aanzien  flond, 

naa 

(*)  Z>^  FiL  Conjïatit.  II.  63.  et  73. 


GESCHIEDENIS.  185 

naa  Egypte  gezonden.    Maar,   alle  zijne   pogingen,      H! 
om  vrede  te  ftichten ,  waren ,   zoo  wel  als   de  Brief    ^^ j*^ 
van  KONSTANTYN,  zonder  eenige  vrucht  (*).    In-  Hoofdft. 
tegendeel,  hij  maakte,  volgends  het  bericht  van  so-  "^  ^*  ^' 
CRATES  (f),    bij  deze    gelegenheid,   de  vraag  no- /qÏ   337^ 

pens  het  onderfcheid  tiislchen    Wezen  en  Perfoon, • 

in  de  Godlijke  Drieëenheid,  eerst  recht  levendig  , 
ook  woonde  hij,  volgends  athanasius  (§),  eene 
Kerkvergadering  te  Alexandri'è  bij,  op  welke  col- 
LUTHus  (**)  werd  afgezet,  en,  gelijk  fommigen 
geloven ,  ook  de  zaak  der  Arianen  ter  tafel  ge- 
bracht werd.  Vooriif  zou  ook  reeds  ,  indien  wy  fi- 
LOSTORGius  (ft)  geloven  mogen ,  wiens  verhaal 
echter  verward  is,  op  eene  Kerkvergadering  te  A7- 
komedVé  ,  tusfchen  den  Bisfchop  van  Alexandri'è  y 
die  derwaards  zal  gekomen  zijn,  en  hosius,  met 
de  andere  Bisfchoppen ,  vastgefteld  zijn,  dat  men 
CHRISTUS  eenswezens  ,  (o/^oj?(riöf ,)  met  den  Vader 
behoorde  te  noemen ,  op  welk  woord ,  gelijk  wij 
zien  zullen,  de  Rechtzinnigen ,  in  het  vervolg,  met 
allen  ijver  aandrongen,  en  het  tot  een  kenmerk  der 
rechtzinnigheid  maakten.  Hoe  het  zij  ,  niettegen- 
ftaande  alle  de  pogingen  des  Keizers ,  namen  de  on- 
lusten in  Egypte  meer   en   meer  de  overhand,    die 

door 

(*)  EusEB.  /.  c.  Cap.  73.  soCRAT.  Hht,  Eccles.  I.  7, 
t.  sozoMEN.  Hist.  Eccles.  I.  i5. 

(t)  Hist.  Eccles.  III.  7. 
•    C§)  Apol.  II.  Tom.  I.  Opp.  pag.  614. 

(**}  Zie  van  dezen  boven  Bladz.  168. 

(tt)  Hist.  EcKles.  Epit.  I.  7. 
M  5 


i8^  K  E  R   K  E  L  IJ  K  E 

Til      door  de  twisten    met   de    Meletiamn ,    wellcc  nog 

BuKK     fteeds    vooitduiirden ,  te  meer  werden  aange\amrd» 

Hoofdff.  ï^"*  <^le  meeste  (leden,  zegt  eusebius  (*),  waren  Bis- 

ua  C.  G.  fchoppén  tegen  Bisfchoppen ,   Gemeenten  tegen  Ge- 

^'^j  ^,^' meenten  5  verdeeld,  ja  zoo  ver  vergat  zich  het  ge- 

'meen,    dat   het  de  openbare  flandbeclden  van   den 

Keizer    op    fommige   plaatzcn   mishandelde.    Bij  dit 

tilles  waren  de    gemoederen    ontrust,  door  het   oud 

verlehil  over  den  dag  van  het  Paasch feest,   hetwelk 

niet  zelden  onaangename  -gevolgen  had. 

Kerkver-      Eindelijk ,  befloot  de  Keizer  konstantyn  ,  of  lut 

gadering  zjchzelven,   of  geli.|k    waarfchiinliik  is,   op  voorfteï 

van  Ni-  ^  ^    . 

ccii.         ^Gr  Bisfchoppen,    die  aan  zijn   Hol  zich  bevonden, 

cene  algemcene  Kerkvergadering,  (  Oecumenica  Sy- 
nodus  of  Concilinm , )  faam  te  roejx^n ,  ten  einde  den 
i'^rède;  der  Kerk  te  herflcllen ,  door  een  einde  te  ma- 
ken'vim  de  twsten  met  de  /Irianen  c\\  Meletiamn^ 
én  te  gelijk  ^i^w  dag  van  het  Paaschfeest ^  één?,  vooral. 
Vóór 'het  geheele  'Clin.^?endom  te  bepalen.  De  Keizer 
beftcmde  de  ftad  Nicea^  hoofdftad  van  'Bithynie^  een 
kndfchap  in  Klein- Aftë ^  tot  de  plaats,  waar  deze 
Vergadering  zou  gehouden  worden.  Hij  liet,  aller- 
wegen, aan  de  Bisfchoppen  van  zijn  Rijk,  aanfchrij- 
vingsbevelcn  afgaan ,  met  belofte ,  van  met  openbare 
rijtuigen ,  en  op  's  lands  kosten ,  te  zullen  heen  en 
weder  reizen,  en  onthaald  worden;  ook  maakte  hij 
de  verdere  nodige  fchikkingen,  die,  tot  het  houden 
dezer  vergadering ,  vereischt  werden  ,  zonder  dat 
wij  iet  lezen,  gelijk  naderhand  verhaald  is  gewor- 
den, 
'  (*)  De  Fit.  Conftant.  III.  4. 


GESCHIEDENIS. 


187 


^en,  als  of  de  Keizer,  na  bekomene  toeftemming, 
«n  op  gezag  van  den  tegenwoordigen  Bisfcliop  van 
Rome ,  siLv^ESTE^R  ,  deze  vergadering  zou  belegd 
(hebben,  alfchoon  de  Vorst,  gelijk  wij  boven  zeiden, 
den  raad  en  het  gevoelen  van  aanzienlijke  Bisfchop- 
pen  kan  en  zal  ingewonnen  hebben,  en  verders  zij- 
ne bevelen,  door  de  MetropoUtanen ^  aan  derzelver 
i>nderhorige  Bisfchoppen  zal  hebben  doen  toeko» 
jnen    (*). 

Tc  Nicea  kwamen  dan  de  Bisfchoppen,  in  het 
«ofte  jaar  van  -.konstantyn's  regering ,  in  het  jaar 
o^'xSt  bij  malkander,  ten  getale  van  318,  gelijk  men 
gemeenlijk  telt  (f).    De  meesten  van   deze  waren 

Bis- 

(*)  Het  voorgeven  van  het  gezng  van  den  PvOoinfchea 
Bisfchop  omtrent  deze  Kerkvergadering  is  Ih-ijdig  met  alle 
de  oudfte  Gefclnedfchrijvers ,  die  alleen  van  den  Keizer  ge- 
wagen. EUSF.B.//V.  Conftant.  III.  6,  p.  socuat.  Hiit.  Ëc- 
clesA.  18.  sozo:viins\  I.  17.  theodor.  I.  7.  Dq  Handelingen 
van  de  zesde  algemeene  Kerkvergadering  te  KonfiantinO' 
polen  in  het  jaar  680 ,  zeggen  wél ,  dat  konstantyn  en 
siLVESïER  deze  NiceTfche  Kerkvergadering  belegd  heb« 
ben.  Doch,  behalven  dat  zij  veel  te  lar.t  in  tijd  zijn, 
om  hier  te  kunnen  gefden ,  tegen  het  getuigenis  der  ou« 
de  Schrijveren,  kunnen  zij  ook  verfiaan  worden,  indien 
zin,  als  in  den  Tekst  gemeld  wordt. 

O)  Dit  getal  heeft  athanasius   Epist.  ad  Africanos^ 
Tom.  I.  Opp.  pag.  718.   eusebius   telt  'er  250,   de  Vit, 
Cov.fiant.  III.  8.    Later  Arahifche   Schrijvers   geven   een  ■ 
getal  van  meer  dan  2,000  Bisfchoppen  op ,  bij  seldenus 
Comment.  ad  Euiijch.  Origg,   Akxandr.  pag.  71.  Loud, 

3^42* 


iir 

BOEK 
II 

Hoüfdft. 
na  C.  G. 
Jaar  313. 
tot    337. 


Bisfchop- 
pen al- 
daar ver- 
gaderd. 


, 


j88  K  e  Pv  K  e  L  ij  K  E 

111       Bisfchoppen  der  Oosterfche  Kerken ,  en  hoe  zeer  de 
BOEK     vergadering  algemeen   heet  ,   naar  het  oogmei-k  van 
Hoofdft.  <ïcn  Keizer,  echter  waren  'er  geene  Westerfche  Bis- 
5Ï1  C.  G.  fchoppen ,  behalve  n  hosius  :   doch  van   wegen  den 
^ót   337]  Roomfchen    Bisfchop   silvester  ,   die  door  oiider- 
dom   belet   werd  (*),    vcrfcheencn  twee  Ouderlin- 
gen, viTus  en  viNCENTius.    Ook  vericheen  ARius , 
■benevens   omtrent  twintig   Bisfchoppen    zijne  vrien- 
den, onder  welke  eusebius  van  Nikomediê ^  the- 
OGNis,  van   Nicea^   en   maris   van  Chalcedon^   de 
voornaamfte  waren,  mannen,  die  zeer  fchrander  ge- 
acht werden  in  het  redentwisten ,  op  d&ze  vergadering , 
tegen  welken  de  Bisfchop  alexander  zijnen  Diakon 
ATHANASius  had  medegebracht ,  die ,  naauwlijks  ouder 
dan  30  jaren ,    zich  echter  reeds    in    deze    twisten 
had  doen  kennen. 
Ook  Hei-     Volgends    verhaal  van    sozomenus    (f),    lieten 
denlche    ^^^^    ^^^    eenige    Heidenfche   Wijsgceren   bij  deze 
ren.  Kerkvergadering    tegenwoordig    vinden.     Sommigen 
uit  nieuwsgierigheid  ,    om  den   Christelijken    Gods- 
dienst nader  te  leeren   kennen,   anderen,   met  oog- 
merk, om  ,  door  fpitsvinnige  vragen  en  tegenwerpin- 
gen, zaad  van  tweedragt  onder  de  Christen -Leeraa- 
ren  te  ftroojen.    Edn  van  dezen,   die  in  bcfpraakt- 

heid 

16^1.  4to.  Misfchien  zullen  hunne  woorden  van  de  Ou- 
derlingen en  Kerkendienaren  moeten  verftaan  worden, 
welke  de  Bisfchoppen  verzelden.  En  deze  allen  WMxkn 
op  's  Keizers  kosten  onderhouden. 

(*)  EusEB.  Fit.  Couftant.  III.  7. 
•    (t)  Hiit.  Eccles.  h  18. 


GESCHIEDENIS.  189 

ïieid  uitmuntte ,  fpotte  met  de  Bisfchoppen  ,  die  III 
hem,  fchooii  zij  in  de  Rederijkkunde  niet  onëiTaren  ^^^^ 
waren,  niet  tot  ftilzwijgen  konden  brengen.  Einde- Hoofdd. 
lijk,  flond  een  oud  ongeleerd  Bisfcliop,  die  te  vo- "^  C*  ^* 
ren  een  Belijder^  (^Confesfor ^^  geweest  was,  op,jqJ.  237 
en  daar  toe  verlof  van  de  vergadering,  die  zijnen  — — . 
wege  bekommerd  was,  verlvregen  hebbende,  fprak 
hij  den  Wijsgeer  dus  aan:  „  Wijsgeer!  hoor  mij 
„  in  den  naam  van  jesus  Christus!  Daar  is  één 
„  God,  die  hemel  en  aarde,  al  het  zichtbare  en 
„  onzichtbare,  gefchapen,  die  alles  door  de  kracht 
„  van  zijnen  Zoon  voortgebracht,  en  door  de  hei- 
,,  ligheid  van  zijnen  Heiligen  Geest  bevestigd  heeft. 
„  Dat  Woord  nu  ,  hetwelk  wij  Gods  Zoon  noe- 
5,  men,  heeft,  uit  medelijden  jegens  de  dwalingen, 
5,  en  het  dierlijk  leven  der  menfchen,  wel  uit  eene 
„  vrouw  willen  geboren  worden  ,  onder  de  men- 
j,  fchen  leven ,  en  voor  hen  ftcrven.  Eens  ech- 
,,  ter  zal  hij,  als  een  Richter  over  alles,  wat  in 
„  dit  leven  gefchied  is,  komen.  Dat  dit  zoo  is, 
5,  geloven  wij,  zonder  veel  omflag  van  geleerdheid. 
5,  Doe  derhalven  geene  vergeefïche  pogingen,  om 
„  op  eene  wederlegging  te  denken ,  van  het  gene 
„  het  geloof  als  waar  aanneemt;  of  de  aart  en  wlj- 
j,  ze  naar  te  fporen ,  hoe  dit  gefchieden  of  niet  ge- 
3,  fchieden  kan.  Maar  ,  indien  gij  gelooft ,  zoo 
,,  antwoord  mij  op  mijne  vraag."  De  Wijsgeer,  door 
dii^z^  aanfpraak  onthutst  en  bedremmeld,  antwoordde: 
Ik  gdoof]  Tevens  God  dankende,  dat  hij  overwonnen 
was ,  en  bekennende ,  dat  deze  fchielijke  verande- 
ring door  God  zelven  in  hem  gewerkt  was,  terwijl 

hij 


tpa        .kerkeltjk:e 

III       hij  de  overige  Wijsgeeren  vermaande ,  zijn  voorbeeld 
BOEK     j,g  volgen.     söCRATES  (*),   dezelfde  Gefchiedenis 
Hoofdft.  verhaaleiide ,  zegt,  dat  deze  Christen  een  bloote  Leek 
naC.  G.  was,  die  den  Wijsgeer  onder  het  oog  bracht,   dat 
joj  037  de  kracht'  van  het  Christendom  niet  beftond  in  diib- 
■'  belzinnige  fpitsvinnighcden ,  maar  in  geloof,   godza- 
ligheid ,  en  deugd.     In  de  daad ,  het  l^oitfte  en  ecn- 
vouvvigfte  voordel  der  hoofdleer  van  het  Christendorn 
heeft  zoo  veel   edels  en  fchoons   in  zich ,   dat   het 
ons  niet  behoeft  te  bevreemden  ,  dat  het  zelfs  bijeenen 
fchranderen  Wijsgeer  eenen  plotslljken  indruk  veroor- 
zaken kon.     Hoe   gelukkig  zou  het  geweest    zijn , 
indien  de  Christenen  zich  altijd  bij  deze  eenvouwig- 
heid  gehouden  hadden ! 
De  verga-.    De  Bisfchoppen,  die  de  vergadering  te  Alcea  iiit- 

*^^^! /^      maakten ,   waren  voor  een   gedeelte  kundige  en  ge- 
verklaart  '  °  . 

zichgroo-  leerde  mannen ,  anderen  waren  eerwaardig  door  ou- 
tendeels  Verdom  en  godzaligheid ,  anderen  waren  in  de  kracht 
ARius.  hunner  jaren,  fommigen  echter  nog  jong  in  de  be- 
diening ,  zoo  bcfchrijft  eusebius  (f)  hen  aan 
ons ,  en  zeker ,  niemand  kan  geloven ,  dat  alle  de- 
ze lieden  ,  of  zelfs  het  grootfle  gedeelte  ,  met  de 
nodige  bekwaamheid  ,  en  gefchiktheid  ,  tot  een 
bedaard,  onpartijdig,  en  behoorlijk  onderzoek,  van 
een  zoo  verheven  leerfluk ,  als  het  tegenwoordig 
verfchil  uitmaakte,  begaafd  zullen  geweest  zijn.  Ook 
verklaarde ,  in  de  daad ,  het  grootde  gedeelte  der  Bis- 
fchoppen ,  zich  tcrftond  tegen  arius  ,  toen  deze 
zijne  leerilellingen  op  nieuw  voordroeg",  dat  naam- 

lijic 
(*)  Uist.  Eccks.  I.  8.     Ct)  Ft  f.  Confiant.  III.  p. 


GESCHIEDENIS. 


191 


Ijjli  de  Zoon  van  God  uit  niets,  of  uit  de  dingen,     III 

die  niet  zijn,   voortgebracht,   en   een  fchepzel  van    ^^"r^ 

God  is,  die  niet  altijd  beflaan  heeft,  en  vatbaar  was  Hoofdft. 

tot  ondenffd  zoo  wel  als  tot  deugd  (*).  "^  C.  G. 

Tnü.r  "^  I  ^ 
Keizer  konstantyn,  zelf  te  Nicea  gekomen  zijn- ^^^  ^,i] 

de ,  ontving  terftond  bij  zijne  aankomst  verfcheidene 

verzoekichriften ,  van  Bisfclioppen ,   die   klagten   en       .^^' 

bezwaren  tegen  malkanderen   inbrachten.    Den  vol- zelf  op  de 

eenden  dag  kwam  de  vergadering   biiëen,  in  eene '^^^'S^^^' 

rinff  te- 
zaal  van  het  Keizerlijk  Paleis  (  f  ).    De  Keizer ,  ver-  genwoor- 

zeld  van  zijne  Hovelingen ,  binnentredende ,  rezen  de  dig. 
leden  op ,  door  welker  midden  de  Vorst  naa  een'  vergul- 
den zetel  ging ,  die  aan  het  hooger  einde  geplaatst  was  , 
op  welken  hij ,  door  de  Bisfchoppen  daar  toe  met  eenen 
wenk  verzocht  wordende ,  zijne  plaats  nam ,  waar  na 
ook  de  leden  nederzaten.  Vervolgends  hield  de  Bis- 
fchop ,  die  naast  'sKeizcrs  rechtehand  zat,  het  zij euse- 
Bius  van  Cdsfarea ,  of  e  ustathius  ,  van  Antidchi'é  (§), 
^ene   aanfpraak  aan  den   Keizer ,    met  dankzegging 

tot 

(*)  SocRATES  Hht.  Eccles.  I.  8,  9.  sozomen.  Hist. 
Eccles.  I.  17,  19. 

(I)  Anders  fchijnt  zij  hnre  verandering  in  eene  Kerk 
gehouden  te  hebben  ,  euseb.  Jlt.  Conflant.  III.  7.  tea 
zij  oiXöf  o/JcJ>;«<or  bij  dien  Schrijver  hier  de  Hofkapel 
betekene. 

(5)  nierömirent  verfchülen  de  Schrijvers,  eusebius 
loemt  geen'  naam  /.  c.  Cup.  11.  theodor.  Hht.  Eccles, 
1.  7.  noemt  EusTATmus,  wien  ook  anderen  gevolgd  zijn. 
>ozoMENus  Hht.  Ecclet,  I.  18.  fpreekt  van  eusebius. 
Men  zie  valesius  ad  euseb,  /.  c. 


i^it  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  tot  God,  voor  de  vveldaaden,  aan  en  door  dczert 
BOEK  Vorst  bewezen;  waar  na  de  Keizer  zelf,  in  eene 
Hoofdft.  uitgewerkte  rede,  zijn  genoegen  betuigde,  de  Bis- 
na  C.  G.  fclioppen  liier  verzameld  te  zien ,  en  hen  met  veel 
tot  337.'  ii^druk  tot  herfteiling  van  cendragt  en  vrede  in  de 
'  Kerk  vermaande  (*),  en  om   hun  te  toonen,  hoe 

zeer  onaangenaam  hunne  verfchillen  hem  waren  , 
liet  hij  alle  de  vcrzoekfchriftcn ,  die  vvederzijdfche 
klagten  behelsden,  in  aller  tegenwoordigheid  ver- 
branden, zeggende:  christus  beveelt^  dat  hij ^  die 
voor  zlchzelven  vergeving  begeert^  ook  zijnen  Broe- 
der vergiffenis  fchenke  (f),  of  volgends  sozome- 
r^us  (§)  :  5,  Deze  befchuldigingen  behoren  tot  den 
,,  dag  des  grooten  oordeels,  wanneer  alles  van  den 
„  algemeenen  Richter  geoordeeld  zal  worden.  Maar 
3,  voor  mij,  die  een  mensch  ben,  voegt  het  niet, 
„  mij  zelven  het  gerichtelijk  onderzoek  daar  over 
„  aan  te  matigen ,  dewijl  het  Priefters  zijn ,  die  be- 
„  fchuldigen,  en  Priefters,  die  befchuldigd  worden ; 
„  welke  zich  zoo  niet  behoorcn  te  gedragen  ,  dat 
„  zij  van  anderen  zouden  moeten  geoordeeld  wor- 
„  den,  " 
Wi'!  Na  deze  aanfpraak  en  prijs  waardige  verrichtingen, 

voorzit-    jj^j.  ^^  Keizer  het  verder  behandelen  der  Kerkelijke 

ter  oP  gg 

vergade-  verfchillen ,  aan  de  Voorzitters  der  vergadering  over. 

ring  ge-    D^g  fprcekt  eusebius   (**)  ,    ten  blijke  ,    dat    bij 
weestzij?  ^g^^.j^ 

(*)    EUSEB.   /.    C.    Cap.    IO-I2. 

(f)  SocRATEs  liht.  Eccks.  I.  8. 
(§)  ïlist.  Eccles.  I.  17. 
(**)  Fit.  Conflant,  lil.  13. 


GESCHIEDENIS.  193 

beurtwisrding ,  meer  dan  édne   Bisfchop  in  de  ver-     in 
gadering  heeft  voorgezeten.    Natuurlijk  kwam,  vol-    ^^^'^ 
gends  de    toenmalige   Kerk -in richting,    het  voorzit-  Hoofdft. 
tcrfchap  toe  aan  de  Metropolitanen ,   die  hier  twee  na  C.  G. 
in  getal  tegenwoordig  waren ;  eustathius  van  An-  ^'^'^  ^^' 
t't'öchië  en   alexander   van   Akxandri'é.    De  eerde  .■ 

wordt  door  theodoretus  (*),  als  de  eerde  Bis- 
fchop op  deze  vergadering,  befchreven,  en  van  den 
laatden  zegt  de  vergadering  zelve ,  in  eenen  Brief  (f), 
dat  hij  het  voornaamde  aandeel  aan  alle  hare  ver- 
richtingen gehad  heeft.  Laater  Schrijvers  hebben 
beweerd,  dat  hosius  ,  Bisfchop  van  Corduba,  het 
voorzitterfchap  hebbe  bekleed ,  waar  bij  men ,  nog 
laater,  gevoegd  heeft,  dat  hij  zulks  verricht  heb- 
be ,  in  den  naam  van  silvester  ,  Bisfchop  van 
Rome  ;  doch  ,  het  ée'n  en  ander  was  drijdig  met 
de  Kerkelijke  gewoonte  van  die  tijden  ,  de  ou- 
der Schrijvers  weten  'er  niets  van,  en  silvester 
had  twee  Ouderlingen  afgezonden ,  om  zijne  plaats 
te  bekleden.  Dit  alleen  blijkt  ons,  dat  hosius, 
over  het  geheel ,  grooten  invloed  op  den  geest  en 
verrichtingen  dezer  vergadering  gehad  heeft,  doch 
waar  van  de  reden  te  zoeken  is  in  het  groot  aan- 
zien, waar  in  hij  bij  den  Keizer  dond  (.§).  On- 
dertusfchen  bleef  de  Keizer  zelf  het  op^ertoezicht 
over  de  Kerkvergadering  deeds  houden.  Hij  woon- 
de 

(*)  Hlsf.  Eccles.  I.  6. 
(t)  Bij  socRATEs  Hist.  Eccles.  I.  p. 
e 5)  Athanas.    Apol.    ad    Conjlantiiim  pag.   547.   ad 
SoUtarios  pag.  648.  Tom.  I.  ed.  Cojim:. 
YS\  Deel.  N 


194  K  E  R  K  E  L  rj  K  E 

III      de    de   onderhandelingen    der  twistende  Bisfchoppctt 
^^^^     bij,  hoorde  de   hevige  verwijtingen ,  die  zij  mall^tin- 
Hoofdft.  deren  dccden,  geduldig  aan;    en  vergat  nooit,  hen 
na  C.  G.  tot  vrede  en  eendractit  te  vermanen.     Ten  dien  einde 
j'qj  ^^^]  hielp  hij  dan   de  éém  dan  de  andere  partij,   fommi- 
—  '    ■      gen  bracht  hij  door  redenen,    anderen  door  bidden, 
anderen  door  loffpraken ,  op  zijne  zijde  ,  en  allen  be- 
handelde hij,    met   zoo  vele  zachtmoedigheid  ,    dat 
hij    eindelijk  zijn    doel   fcheen    bereikt  te    hebben , 
door  eene  eensgezindheid  te  bewerken  (*),    Bijzon- 
der  drong  hij  fteeds  bij  hen  aan,    dat  zij  toch   alle 
verfchillen  over   de  leere   enkel   naar  het  getuigenis 
der  Profeeten,  Euangelisten ,  en  Apostelen,  beflisfcn 
zouden  (  f). 
Geloofs-      Ondertusfchen ,   gelijk  wij  reeds  begonnen  te  zeg- 
belijdenis  ^^^     j^^^.,-,  j^n^g  fpoedig  zoodanigen  keer,    dat  men 
doorde     5         •■     j  T       r      f  •••  j 

Arianen ,  de  veroordehng  der  Artanen ,  met  grond ,  te  gemoet 

endoor    j^on  zien,  waarom  eusebius  ,    Bisfchop  van  Niko- 
vanC^fa- ^^'^''^'9  derzelver  voornaamfte  deun,  in  het  geheim, 
ren  over-  door  verzoekfchriften  bij   den   Keizer,   zich   in    zijn 
^     '='■*     ambt  poogde  te  behouden  (§),  terwijl  hij,  en  zijne 
vrienden,  aan  de  Kerkvergadering   eene  geloofsbelij- 
denis overlegden ,  docli  welke  de  leden ,    in  hunnen 
ijver  ,    als   Godslasteringen   h^helzende  ,    in   (lukken 
fcheurden  (**).     Eene  andere  geloofsbelijdenis,   door 
EUSEBIUS  van    Cafarea ,  vervolgends   ontworpen  en 

over- 
(*)  EüSEB.  Jlfa  Coiiflr.v.t.  IlI.  13. 
(t)  Thkodoreï.  Hiit.  Ecch's.  I.  7. 
(5)  Thegdore'J'.  fJist.  Eccles.  l.  c.  Cap.  20. 
(**}  Theodoret.  llist,  Eccles.  I.  7,  8. 


GESCHIEDENIS.  tgs 

f>vergelegd  ,    had  een   giinftiger   onthaal   (*).    Wij      Iir 
hebben  daar  van  een  volledig  bericht ,  in  eencn  Brief    ^^^^ 
van  EusEBius  zelven ,   aan  zijne  Gemeente   te  Cccf^-  (loofdft. 
rea  (f),  waar  in  hij  haar  meldt:  dat  hij  eene  ge-  "^  C.  G. 
loofsbelijdenis  opgedeld ,  en  der  vergadering,  in  's  Kei-  ^^^"^  ^^^^[ 
zers  tcgcrtv/oordigheid ,  heeft  voorgelezen ,  van   den  — —— 
volgendcü  inhoud:     „  Gelijk   wij  het  onderwijs  van 
„  onze   voorgangeren  ,    de   Bisfchoppen,    ontvangen    . 
„  hebben  ,    toen    wij  nog  gfbderwijzelingen    waren, 
>,,  en  gedoopt  zijn  geworden;    gelijk  wij  uit  de  Hci- 
„  lige  Schrift  geleerd  zijn ,  en  zoo  wel  'm  ons  ambt ._, 
>,  als  Ouderling  en  als  Bisfcliop,   geloofd,  en   andc- 
„  ren  geleerd  hebben;   zoo  geloven  wij   cok  thans, 

„  eiï 

(*)  Men  heeft:  getwist,  of  deze  geloofsbeHjderiis  niet 
riezelfde  met  de  bovengemelde  zij ,  en  dus  hec  verhral 
van  EUSEUius,  in  zijne  eigene  zask,  in  twijfel  getrokken. 
Doch  ,  zonder  genoegz?mcn  grond.  Met  is  vvrnr,  drt 
EUSEBIUS  vsn  Cd'fartên  in  zoo  vsr  een  vriend  vnn  arius 
wns,  drt  hij  geloofde,  d?.t  dtze  te  hr.rd  van  zijnen  Bis- 
fchop  bcHnndeld  w?.s,  eu  dr^t  hij  het  verfchii  niet  zoo 
groot  befchouwde,  of  men  zou,  indien  men' wilde,  het- 
zelve vreedzaam  htbben  kunnen  befiisfen.  Deze  vrecie- 
gezindheid  deed  hem  fteeds  den  mid-denweg  houden  tus- 
fchen  de  pnrtiiên,  maar  had  ook  ten  gevolge,  d?-t  ijver- 
r>r.rs  hè"!  nnderhnnd  als  eencii  Adaan  befchouwd,  en 
ongunüig  van  hem  geoordeeld  hebben.  Vergelijk  ons 
211    Deel,  Bï^i^z.  395. 

(t)  Bij  ATiiANAs.  de  Decret.  Sijn.  N/c.  Tvm.  I.  Opp^ 
P.  I.  fa^.  238.  socBATEs  Hi%t.  Eccles.  I.  8.  eu  theo- 
DORET.  Iliit.  Eccles,  I.  12, 

N  5t 


19^  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       „  en  leggen  hier  mede  ons  geloof  over ,  hetwelk  dit 

*^^''     „  is:    Wij  geloven  in  éénen  God,   den  Almagtigeii 

Hoofdft.  55  Vader,  den  Schepper  van  al  het  zichtbare  en  on- 

m  C.  G.      zichtbare,   en  in   éénen  Heere    tesus    christus. 

Jaar  3 13.       , 

tot  337.  5-»  net  Woord  Gods,  God  uit  God,  licht  uit  licht, 

„  leven   uit  leven  ,    den  Eeniggeboren   Zoon .,    den 

„  Eerstgeborenen  vóór  alle  fchepzcl,  die  vóór  alle 
.„  eeuwen  uit  God  den  Vader  gegenereerd  is;  door 
„  wien  alle  dingen  gemaakt  zijn;  die,  om  onze  za- 
„  ligheid,  vlecsch  geworden,  onder  de  menfchen  ge- 
„  leefd  en  geleden  heeft,  op  den  derden  dag  weder 
„  opgeftaan,  en  tot  zijnen  Vader  opgevaren  is,  en 
„  hl  heerlijkheid  weder  komen  zal,  om  levenden  en 
„  dooden  te  oordeelen.  Wij  geloven  ook  in  éénen 
5,  Heiligen  Geest.  Wij  geloven,  dat  elk  van  dezen 
„  is,  en  befiaat;  (^nvoii  zxi  vnu^yjiv^')  dat  de  Va- 
„  der  waarachtig  \^ader ,  de  Zoon  waarachtig  Zoon , 
„  de  Heilige  Geest  waarachtig  Heilige  Geest  is ;  gc- 
5,  lijk  ook  onze  Heere  gezegd  heeft:  Gaat,  onder- 
5,  wijst  alle  volken,  en  doopt  hen,  in  den  naam 
5,  des  Vaders ,  des  Zoons ,  en  des  Heiligen  Geests." 
Niemand,  dus  luidt  het  bericht  van  eusebius,  we- 
dcrfprak  deze  belijdenis,  en  de  Keizer  zelf  keurde 
ze  goed,  maar  verlangde  alleenlijk,  dat  het  enkele 
woord  éénswezens,  (6^ois<no^,)  'er  zoude  worden 
ingelasclït,  welk  woord  hij  tevens  zoo  verklaarde?,  dat 
daar  door  geene  fcheiding  of  afzondering  van  den 
Vader  te  verdaan ,  noch  het  woord ,  in  eenen  lig- 
chaamlijken  zin  te  nemen,  maar  op  eene  Godebe- 
taamlijke  ,  hoewel  onbefclnijilijkc  ,  wijze  ,  te  ver- 
klaren zij. 

Uit 


GESCHIEDENIS.  197 

Uit  het   bovengaande  zou   men    ligtelijk  vermoe-     IIÏ 

den,    dat  de   Keizer,    reeds    vooraf,  met  de  meeste    ^^'^^ 

Bisfchoppen  overeengekomen  was ,  dat  men ,   in   dit  Hoofdft. 

verfchil  met  arius  ,    het   woord  ofAtarto?  ^    Qéétiswe-''^^  ^'  ^' 

zens ,}  nodig    had,   en   vastllellen    moest,    alhoewel  joj   «s/l 

ons  anderszins  de  meermalen   door  ons   aangehaalde 

Gefchiedfchrijvers ,  als  ook  athanasius  (*)  ,  verzeke-         f^^* 
•         '  ^  ^ '  vergade- 

ren ,    dat  de   Kerkvergadering ,    zonder   de   geringde  ring  ftelc 

overhaasting,   en    met  het  zorgvuldigst   onderzoek ,  ^^"^ '^" 
alles  behandeld,  en  niet  dan  door  de  uitvluchten  en  lijdenis* 
kunstgrepen    der   Arianen   genoodzaakt ,    vastgefteld  vast. 
hebbe,  dat  de  Zoon  van  God    eenswezens   met  ^    of 
uit  het  wezen   des  Faders ,  zij ,   dewijl   de   Ar'i'dnen 
toegaven ,  dat  hij  uit  God  is ,    gelijk   zij   ook  bereid 
waren,  met  de  KathoUjken  te  zeggen:     Het    Woord 
is  de  waarachtige  kracht ,  en  het  beeld  des  Vaders , 
en  dien  in  alles  ^  zonder  het  geriugfte    onderfcheid  ^ 
gelijk^  en   onveranderlijk ^  altijd^  en  onaffcheidhaar 
in  den  Vader  ^    maar  deze  uitdrukking  en   bewoor- 
dingen in    eenen   anderen   zin,    overeenkom ftig  met 
hunne  gevoelens  ,    verklaarden.  —  Eindelijk   kwam 
de  vergadering  tot  een  befluit,   omtrent  de  leere  des 
geloofs  ,    hetwelk  ,    bij   meerderheid  van    ftemmen, 
werd  opgemaakt,  en  waar   bij   de   volgende  geloofs- 
belijdenis ,  ter  ftaving  van    de  rechtzinnige   leere  te- 
gen de  Ari'dnen^  werd  vastgefteld :     „  Wij  geloven 
„  in    éénen    God  ,    den    Almagtigen    Vader  ,    den 
„  Schepper  aller  zichtbare   en   onzichtbare  dingen; 

„  en 

(*)  Sywd.  Nic.  Decret.  fag.  415.  fqq.    Tom.  I.  feit. 
Comme  l. 

N  3 


198  K  E  R  K  E  L   IJ  K  E 

lil       „  en  in  éénen  Meere  jesus  christus,    den   Zooii 
^°i^/^     95  van  God,  den  Eeniggeborenen ,  die  uit   den   Va- 
Hoofdft.  95  <^cr,  dat  is  ^  uit  het  Wezen  des  Vaders^  gegene- 
"^  C.  G  ^^  reerd  is  ;    God    uit   God  ,   licht  uit  licht ,    den 
tot   0,7' 55  waarachtigen    God;    die    gegenereerd^    niet    ge^ 
»— — —    ,,  maakt ^  die  eenswezens  (^oiawch^s^  met  den  Vader 
„  is ,  door  wien  alle  dingen  gemaakt  zijn ,  zoo  het 
„  gene  in  den  Hemel ,   als  dat  op   Aarde   is ;   die  , 
55  om  ons  menfchcn,   en  om   onzer  zaligheid  wil, 
5,  nedergedaald  ,    vleesch     en     mensch     geworden 
„  is  ,    en    geleden   heeft  ,    ten   derden  dage    weder 
„  opgeflaan,  en  ten  Hemel    gevaren,  van    waar   hij 
,,  komen  zal,   om  de  levenden  en   dooden   te   oor- 
„  deelen.    En  in   den   Heiligen  Geest.    Maar,    die 
„  genen,    welke  zeggen:     Het  was  ééns^   dat  hij 
5,  niet  was;  en:  hij  iras  niet ^    eer  hij  gegenereerd 
,,  was'.,  en  hij  is  uit  niet  ontjiaan^  of,  die  bewee- 
,,  ren  ,    dat    hij   uit   eene    andere   Zelfjlandigheid  ^ 
,,  QCxQ<;oLffi; ^^  oï  een  ander  Wezen ^   (kö-»«,)    of, 
5,  dat  hij  gefchapen ,  of  veranderlijk ,  of  aan  afwiS" 
^'i  feling  onderworpen  is,  dezen    verNdockt,  («yaS-e- 
5,  fAXT^H,)  de  Heihge,  Katholieke,  en  Apostolifche 
„  Kerk  (*)." 
Aanmer-       Elk  ziet ,  dat  deze  geloofsbelijdenis  nagenoeg  over- 
langen  o-       1^  ^^     me^  die,   welke  eusebius   had   overleed; 
ve.  de   édne   en   andere   heeft  ,    wat   de  hoofdzaak    be- 

treft, ouder  geloofsbelijdenisfen  ten  grondllag;  alleen 
heeft  de  Kerkvergadering  van  JSiceë,  ten  einde  zich 

diii- 

(*)  SocRATKS  Hist.  Ecfks.  I.  8.  Vcrgel.  c.  r.  vvalch 

JiibHulh,  Syiuhb,  Fctt.  /vr^f.  76,  /^f.  LetzgovliS    1770,  8. 


GESCHIEDENIS.  199 

duidelijk  tegen  de  leerfiellingen  van   de   Artanen   te     III 
v»erklaren,  'er  de  nadere  bepaling,  uit  den  P^ader ^  dat    ^'^^ 
is ,    uit   het   Wezen    des  Vaders  ,   en   het    AVoord ,  Hoofdft. 
eenswezens ,  bijgevoegd ,   zonder  dat  men  haar  daar-  na  C.  G. 

Topt*  O  T  ^ 

om  kan  befchuldigen ,  cene  nieuwe  leere  te  hebben -^'^^^  ':,rl* 
willen  invoeren ,  dewijl  dit  woord  enkel  dienen  moest ,  — — — 
tot  eene  nadere  verzekering  der  leere  tegen  andere 
uitleggingen ,  gelijk  dan  ook  athanasius  zelf,  naar 
vvien  men  de  Katliolijken^  in  laater  tijd,  Athanafi'd-' 
nen  heeft. begomien  te  noemen,  op  dit  woord  zoo 
vast  niet  wüde  ftaan,  indien  flcchts  een  ander  van 
dezelfde  betekenis  kon  uitgedacht  worden ;  trouwens , 
dus  fchrijft  hi.i  (*):  Indien  de  Ari'dncn  voor  dit 
woord  bang  waren ,  mogten  zij  heel  eenvou\ng  zeg- 
gen en  denken :  de  waarachtige  Zoon ,  de  Zoon  van 
natuur.  ( aKn^u)^  \nog ,  <!^\j<t%i  Oior. )  Ook  gaven  de 
Katholijken  'genoegzame  verklaring  van  dit  woord , 
om  alle  dubbelzinni^ieid  weg  te  nemen ,  dat  zij  door 
hetzelve  niet  eene  eenheid  van  foort  (  Unitas  Speci' 
fica , )  maar  eene  ééitfieid  van  getal  (  Unitas  Nume» 
rica,')  ten  aanzien  van  het  Godliik  Wezen,  wilden 
uitdrukken;  en  gelijk  wij  gezien  hebben,  het  Woord 
\v'as  niet  geheel  nieuw  ,  maar  reeds  te  voren  bij 
Christen- Leer a aren  gebruikt  geweest.  "Hoezeer,  op 
deze  wijze,  de  Kerkvergadering,  wegens  het  gebruik 
van  dit  woord ,  kan  vcröntichuldigd  worden ,  wensch- 
lijk  echter  ware  het,  indien  de  geloofsbelijdenis  in 
duidelijke  en  eenvouwige  ichriftuurlijke  liever,  dan  in 
Wijsgeerige  bewoordingen ,  die  het  begrip  van  den  ge- 

mee- 
(*)  Epist.  ad  Africanos  pag.  724.  Tun}.  I, 
N  4 


soo  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  meenen  Christen  te  boven  gaan,  had  kunnen  opge- 
BOEK  ^gj^  worden.  Ook  ftuit  die  vervloeking  van  de 
Hoofdft.  Ari'danfche  gevoelens ,  in  eene  Christelijke  geloofsbe- 
na  C.  G.  lijdenis ,  voornaamlijk  daarom ,  dewijl  zij  alleen  die- 
tot  s"/!  "^"  V.ox\.^  om  de  gemoederen  te  verbitteren,  maar 
-  geenszins  om  ze  te  verbeteren  of  te  overtuigen. 

Merk-  Wij    kunnen   niet    nalaten,    het   gedrag  van  eu- 

waardig  g^-gj^s,  Bisfchop  van  Cafarea^  omtrent  de  geloofs- 
van  EusE-  beUjdenis ,  door  de  Kerkvergadering  te  Nicea  vast- 
Biusvnn  geflield,  hier  te  gewagen,  waar  door  hij  dezelve  niet 
dan  fchroomvallig ,  en  na  het  opperen  van  verfchei- 
djene  bedenkingen  en  zwarigheden,  aannam  en  on- 
dertekende. Zijn  eigen  verhaal  daaromtrent,  in  zij- 
nen Brief  aan  zijne  Gemeente,  luidt  dus:  ,,  Toen 
,,  de  geloofsbelijdenis  werd  voorgelezen ,  hebben  wij 
„  de  bewoordingen,  uit  het  Wezen  des  F'aders ^  en 
„  eenswezens  met  den  Vader  ^  niet  zonder  onder- 
„  zoek  gelaten.  Hier  uit  ontflonden  allerhande  vra- 
,,  gen  en  antwoorden ,  en  de  betekenis  dezer  fpreek- 
„  wijzen  werd  naauwkeurig  ontvouwd.  De  Bis- 
„  fchoppen  ftonden  toe,  dat  de  woorden,  uit  het 
„  Wezen ^  moesten  betekenen,  dat  de  Zoon  wel  uit 
„  den  Vader,  maar  niet  als  een  deel  des  Vaders, 
,,  beftond.  In  dezen  zin  ,  die  met  de  godzalige 
„  leere  overeenkomt  ,  hebben  wij  ook  aan  deze 
„  woorden  onze  toeftemming  gegeven.  Zoo  heb- 
„  ben  wij  ook  de  uittlrukldng ,  eenswezens^  om  het 
„  vreedzaam  oogmerk ,  dat  wij  altijd  in  het  oog  hou- 
„  den,  en  om  den  waaren  zin  niet  te  misfen,  niet 
„  verworpen.  Insgelijks  hebben  wij  de  woorden : 
55  Gegenereerd^  niet  gemaakt^  aangenomen,    Alzoo 

55    Zö 


GESCHIEDENIS.  201 

„  zij  zeiden,  dat    het   woord  gemaakt   eene   alge-      III 
5,  meene  benaming  van  alle  fchepzelen  is,  die   door    ^^^'^ 
„  den  Zoon  gemaakt  zijn ,   en  aan  welke  de  Zoon  Hoofdll. 
5,  toch  geheel  niet   gelijk  is ;   zoodat   hij   ook    niet  "^  C.  G. 
,,  iet   gemaakts,  noch   aan  de  door  hem  gemaakte -Jq^  237! 

„  dingen  gelijk ,  maar  van  een  beter  wezen  is ,   dan 

„  alle  fchepzelen.  Dat  dit  Wezen  uit  den  Vader  ge- 
„  genereerd  is ^  leert  het  Godlijk  woord;  zonder 
„  dat  deze  wijze  van  verborgene  generatie ,  of  ge- 
,,  boorte  ,  met  woorden  uitgedrukt ,  of  van  eenig 
„  fchepzel  begrepen  kan  worden.  Dus  is  men  ook, 
„  na  de  woorden,  dat  de  Zoon  éénswezens  met  den 
„  Fader  is ,  zorgvuldig  onderzocht  te  hebben , 
„  overeengekomen,  dat  dit  niet  op  eene  ligchaam- 
„  lijke  wijze;  noch  zoo  als  het  van  ftei-flijke  dieren 
„  gezegd  wordt;  noch  van  eene  fcheiding  des  wc- 
„  zens;  noch  van  eene  affnijding  of  afzondering 
„  van  het  wezen  en  de  kracht  des  Vaders ,  te  ver- 
„  Haan  zij ;  alzoo  de  ongegenerccrde  natuur  des 
,,  Vaders  niets  van  dit  alles  veroorlooft.  De  uit- 
,,  dmkking  ,  éénswezens  met  den  Vader  ^  behoort 
„  dus  opgevat  te  worden,  dat  de  Zoon  van  God 
„  volflrekt  geene  gelijkheid  heeft  met  gegenereerde 
„  fchepzelen;  maar  alleen  aan  den  Vader  gelijk,  en 
„  ook  niet  uit  eene  andere  Zelfftandigheid  of  We- 
„  zen,  maar  uit  den  Vader  zij."  eusebius  voegt 
hier  bij,  dat  dit  woord  in  deze  leere  van  God  en 
zijnen  Zoon  reeds  door  oude  en  vermaarde  Bis- 
fchoppen  gebruikt,  en  te  Nicea  door  allen,  niet 
,2onder  onderzoek,  in  den  gemelden  zin  was  aange- 
-nomen.  Ook  bericht  hij ,  dat  hij  den  bijgevoegden 
N  5  Ker- 


soa  K  E  R  K  E  L  rj  K  E 


Ifl       Kerkdijken    Ban   had    aangenomen  ,    voor   zoo  ver 

"^JK     daar  door  alleen  verboden   werd,   uitdrukkingen  te 

Hoofdft.  gebruiken,  die  niet  in   de   Heilige  Schrift  ftonden, 

en  C.  G.  en  zoodanigen  zegt  hij,  zijn  deze:  dat   de  Zoon  ps- 

Ifipf    'X\'\,  -  •'  o 

jjjj  '^^^' maakt,  of  geworden^   is   uit   de   dingen,   die   niet 

•    zijn,  ook:   dat  het    ééns  geweest   is,    dat  hij   niet 

was ,  ook :  hij  was  niet ,  vóór  dat  hij  gegenereerd 
was,  terwijl  allen  belijden,  dat  de  Zoon  van  God 
toch ,  vóór  'zijne  geboorte  in  het  vlcesch ,  beflaan 
heeft.  Ook  verklaart  eusebius,  nooit  zoo  geleerd 
te  hebben.  Nog  meldt  hij  ,  dat  de  Keizer  zelf, 
door  een  bijzonder  bewijs ,  aangetoond  hebbe ,  dat 
de  Z'oon  van  God,  naar  zijne  Godlijke  geboorte  , 
vóór  alle  tijden  beflaan  hebbe:  ,,  Trouwens,  vóór 
5,  dat  hij  werklijk  (sfsfyg**»)  gegenereerd  was,  was 
„  hij",  in  kracht ,  of  ten  aanzien  der  mooglijkheid , 
,,  (Jui-^^s;,)  in  den  Vader,  zonder  gegenereerd  te 
„  zijn ,  nademaal  de  Vader  altijd  Vader  is :  zoo  als 
„  hij  ook  altijd  Koning  en  Heiland,  en  ten  aan- 
„  zien  der  mooglijkheid,  alles  is,  en  ook  altijd  op 
„  dezelfde  wijze  gefteld  is.'*  Eindelijk,  meldt  ei^- 
SEBius  aan  zijne  Gemeente,  dat  zij  hier  uit  zien 
zou,  hoe  behoedzaam  hij  in  twijfelen  en  toeflemmen 
geweest  zij;  dat  hij  tot  het  laatlle  oogenblik  heeft 
tcgengeftaan  ,  zoo  lang  'er  nog  let  aanftootlijks  in 
het  fchriftelijk  ontwerp  gevonden  werd ;  hetwelk  hij  , 
ten  laatflen,  zonder  twistzucht  had  aangenomen,  na 
opgemerkt  te  hebben ,  dat  hetzelve  met  de  door  hem 
overgeleverde  geloofsbelijdenis  overeenkwam  —  Elk 
Lezer  zal ,  uit  dit  merkwaardig  bericht ,  zelf  oordeelen , 
hoe  allen,  dk  ^tNlceifche  geloofsbelijdenis  onderteken- 
den. 


GESCHIEDENIS.  203 

den ,  juist  in  alles ,  met  betrekking  tot  derzelver  zin  en      III 
uitlegging,    niet  overeenkwamen,    als  ook,  dat  de    ^^^^ 
Keizer  zeer  veel  heeft  toegebracht ,   om   de   gemoe-  Hoofdft. 
deren  te  verzachten,  en  te  vercenigen,  hoewel  men  "^  C.  G. 
's  Keizers  bewijs,  door  eusebius   gewaagd,   met  de '^j  237I 

rechtzinnige    leerc    der    Kerkvergadering    naauwlijks 

zal  kunnen  rijmen,  ,,  Maar  de  Keizer  had,"  zegt 
SCHRÖCK.  (*),  „ten  minflen  iet  treffends  en  fchijn- 
„  baars  gezegd ,  en  in  zoodanig  geval ,  doen  vaak 
„  zelfs  zeer  onrijpe  invallen  van  lieden  van  aanzien 
,,  hunne  werking." 

Behalven  eusebius  van   Ccefarea ,   weigerden   nog  Nog an- 
zeventien  andere  Bisfchoppen ,   vrienden  en  begunfti-  f^hopDen 
gers  van  arius    en  zijne   Icere ,   de  geloofsbelijdenis  weigerea 
der  vergadering  te  onderfchrijven   ( f ) ,    van  welke  ^    ^^, 
echter  de  meesten  zich  eerlang  tot  de  ondertekening  lijdenis  te 
bewegen  lieten,  uitgezonderd  vijf:     eusebius    van  ^"^55' 
Nikornedië  ^  theognis  van  Nicen^  maris  van  Chal- 
cedon^   THEONAS    van   Marmarica  ^    en   secundus 
van  Ptolemais ^  welke  met  de  uitdrukking,    eenswe- 
zens^  den  fpot  dreven,  alzoo  men  volgends  hunne 
gedachten ,  dezelve  alleen  kon  gebmiken  van  zaken , 
die   door   deeling ,    uitvloejing ,   of  afzondering ,    uit 
een  ander  waren ,   hetwelk  men   van  den  Zoon  van 
God   niet  zeggen  kon.     De  drie  eerstgemelden  na- 
men   echter    vei'volgends    de    geloofsbelijdenis  aan, 
waar  toe  's  Keizers  bedreiging  van   verbanning  waar- 
fchijnlijk  veel   zal  hebben  toegebracht.     Ook  erkent 

(*)  Kirch   Gefch.  Th.  V.  S.  34c>. 
'' .'  (t)  SüZo.MEiN.  Hist.  Ecclcs.  I.  20. 


204  KERKELIJKE 

Til        FiLOSTORGlus  (*),  dat  deze  Ariaanfche  Bisfchop- 

^^j"^      pen,  die,  naar  eüsedius  van   Nikomedi'è ^   Eufehi'd- 

Hoofdft.  »en  genoemd  worden,  alleen  in   fchijn  het  leerftelzel 

m  C.  G.  (jer    Kerkvergadering    aangenomen    hebben  ,    terwiil 

Jaar  313...  000  •> 

tot  337.  zij,  in  plaats  van  het  woord  c>3  5f(r/c5-,  (ééfjswezcns,) 

"  het    bijna  eveneens   klinkend  woord  ó/Aoma-ioc ,  (ge» 

/ijkwezei/s ,')  zich   eigen  maakten;  eene  kiuistgreep, 
die  hun  door  's  Keizers   Zuster,   koxstantia,    aan 
de  hand  zou  gegeven  zijn. 
Arius  Arius  was  dus,   met  de  beide  gemelde  Bisfchop- 

bannen      P'^    '  theüNAS  van    Marmarica ^   en  secundus  van 
5^treng-     Ptokmais ^  alleen  blijven  ftaan    (f),  en   werd  door 
^v'^^J?-^    de  vergadering  (§),  benevens  deze  beide  Bisfcliop- 
zerKoN-    P^n?  "-lit  de  gemeenfchap  der  Kerk  gefloten,  en  zelfs 
STAKTYN,  benevens  verfcheidenen   van  zijne  aanhangers ,   door 
Ariancii    Keizer   konstantyn  ,  naa  Illyie    gebannen.     Zoo 
(Ireng  gedroeg  zich  deze  Vorst,   die  zoo  vele  gema- 
tigdheid,   vóór    het   begin   der  Kerkvergadering,   te 
kennen  had  gegeven,   nadat  dezelve   hare   geloofsbe- 
lijdenis had    vastgefleld.     Hij  gebood  zelfs ,    dat  de 
Schriften  en   Boeken  van  arius  en   zijne   vrienden, 
overal  ,   waar    men    ze    ontdekte,   zouden   verbrand 
worden,    onder  bedreiging  van    doodftrafFe,  jegens 
de  genen,  die  overtuigd  werden,    die  te  hebben  wil- 

(*)  Ilht.  Eccles.  Epit.  r.  9.  ^^" 

(^1)  HiëRONYMUS  (BiaJog.  Adv.  Lnciferian.  Cap.  7.) 
verhaalt,  dat  arius  zelf  het  geloof  der  Kerkvergadering 
zou  aan^^enomen  hebben,  bedoelende  niisfcliien  die  geloofs- 
belijdenis ,  welke  ARIUS  naderhand  aan  den  Keizer  heeft  aan- 
geboden, waar  van  wij,  in  het  vervolg,  fpreken  zuilen, 
(f)  Volgends  haren  eijjencn  Brief  bij  socRAT.H.E.l.g, 


\ 


GESCHIEDENIS.  205 

Icn  verbergen.     Welke  onbeflaanbaarheid ,    de  Schrij-      III 
vers  te  laten  leven,  en  ziilken  met  de  dood  te  drei-    ^°^* 
gen ,  die  hunne  fchriften  verbergden !    Nog  belastte  Hoofdft. 
de  Keizer,    dat,  dewijl   arius  den   godlozen .  wijs- "^  C- ^' 
geer,  en  vijand  van  het  Christendom,  porfyrius ,  joj.'  ^^j\ 

in  het  beftrijden  van  den  Christen -Godsdienst,   was 

nagevolgd,  men  zijne  aanhangers,  tot  hunne  fchan- 
de,  voortaan  Porfyrianen  zou  noemen  (*)  —  Ze- 
ker eene  handelwijze,  den  Vorst,  maar  voornaam- 
lijk den  Christen -Vorst,  onwaardig,  en  een  flecht 
voorbeeld  voor  volgende  eeuwen ,  in  welke ,  onder 
voorwendzel  van  Ketterij,  zoo  menig  uitmuntend  en 
nuttig  Boek  ten  vuure  gedoemd,  en  door  fcheld-  en 
Ichimpnamen  haat  en  bitterheid  tusfchen  Christenen 
en  Christenen  gefcicht  en  duurzaam  gemaakt  is. 
Van  deze  tieiging  tot  flrengheid  in  denzelfden  Vorst , 
die  te  vooren  de  beide  partijen  tot  vrede  en  gema- 
tigdheid vermaand  had,  kan  naaiiwlijks  eenig-e  reden 
gevonden  worden,  ten  zij  men  die  te  zoeken  hebbe, 
in  's  Keizers  buitenfporige  hoogachting  en  eerbied 
voor  deze  Kerkvergadering,  daar  hij  meende,  dat, 
het  geen  drie  honderd  Bisfchoppen  hadden  goedge- 
keurd ,  Gods  wil  en  gevoelen  zelve  was ,  dewijl  de 
Heilige  Geest  in  de  harten  van  zoo  groote  mannen 
woonde,  en  hun  den  GodJijken  wil  verklaarde  (f). 
Trouwens,  bij  rechtzinnigen  muntten  de  leden  de- 
zer vergadering  uit,  „in  waariieid  des  geloofs  , 
„  grondige  geleerdheid,   godzaligheid,   en  heiligheid 

„  des 

(*)    SOCRAT.  Hist.   Eed.   I.   9.    SOZCOIEN.   H.   E.    I.    Cl. 

(t)    SOCRATES    I.  p.  .  , 


ao6  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  „  des  levens;"  zij,  die  van  het  tcgengefleld  gcvoc» 
^^^-'^  len  waren,  befchoiiwden  hien  niet  in  zoo  giinftig 
Hoofdft.  licht.  SABiNus  ,  een  Bisfchop  van  de  partij  van 
na  C.  G.  jyj^^cEDONiiJS,  die  naderlmnd  te  voorfchijn  kwam, 
tot  337.'  belacht  de  Niceifche  Bisfchoppcn ,  als  eenvouwige  en 
— '  ongeleerde  lieden,  waar  op  socratrs  (*),  die  zijne 

gezegden  aanhaalt ,  alleen  d.tzo.  aanmerking  maakt ,  dat , 
alhoewel  zij  ook  onkundig  mogten  geweest  zijn,  zij 
nogthans   van  Cxod    en  door  de  genade  van  zijnen 
Heiligen  Geest  verlicht  waren,  en  dns  van  de  waar- 
heid niet  konden   afdwalen.     Zoo   zeer  begon    toen 
het  hoog  gevoelen  voor  de  Kerkvergaderingen  reeds 
de  overhand    te    nemen ,   als    heilige  en  van  Gods 
Geest  befhuirde  vergaderingen  ,    wier  befluiten  even 
daarom  onfeilbaar  waren, 
üitfprnnk     De  verfchillen    met  arius   en    zijne  aanhangers , 
gaderfn^  door  het  bepalen    der  geloofsbelijdenis,   beflist  zijn- 
over  de     de ,  werden  de  andere  onderwerpen ,   om   welke   de- 

Melena-  ^e    Kerkver.'j;adering    büëengeroepen    was,    ter  tafel 
een.  ■■  '^      .'      »       t  ? 

gebracht  en  afgedaan.     liet  bcfluit,  omtrent  de  Me^ 

letianen   genomen  ,    en    deszclfs   gevolgen  ,    hebben 

wij,  reeds  in  het  voorgaande  (f),  gemeld;  na  hetzelve 

lag   de    oude    twist    over    het    Puaschfeest    aan    de 

beurt  ,    omtrent   de   Pnaschmaahijd^   welke  jaarlijks 

door  de  Christenen  ter  gedachtenis  van  jesus  dood, 

gehouden    \verd,   en   het   daar  op  volgende   Paasch" 

feest  ^  ter  gedachtenis  van  zline  Opflanding. 

Schik-  De  Christenen  in   Syrië  en    Mefopotamië^   vierden 

kmgora-  ^g  gemelde  maaltijd,   en  vervolgends  het  eigenlijke 

Paascl> 

(*)  Loco  citato,  (f)  Bladz.  125. 


GESCHIEDENIS.  207 

Paaschfecst,  nog  op  denzelfden  tijd,  op  welken  de     III 

Jooden  hun  Paaschlam   eten;   terwijl  alle   de  and«re    ^^i^ 

Gemeenten    eene   andere  tijdsbepaling  volgden.    Dit  Hoofdffi. 

fcheen  zeer  onvoegzaam ,  bijzonder   dat  de  Christe-  "^  ^'  G. 

nen    hier    in    de   'gewoonte   der  ongelovige  Jooden  ^qj  „„^^ 

volgden  (*).    Thans  bepaalde   de  Kerkvergadering, 

dat  overal  omtrent  het  houden   van  het   Paaschfeest  '■ï'!^"'-  ^^ 

tijd  vaa 

eenheid  zou  plaats  hebben ;  dat  men  hetzelve  in  't  het 
vervolg  altijd  zou  vieren  op  den  Zondag  na  de  eer-  P'iï'sch- 
(Ie  volle  Maan  van  de  Lente  dag-~  en  nacht- eve- 
ning;  doch  indien  deze  volle  Maan  op  eetien  Zon- 
dag inviel,  zou  men  het  Feest  acht  dagen  verichui- 
ven ,  ten  einde  niet  te  gelijk  met  de  Jooden  Paasch- 
feest te  houden  (f).  Twee  Schrijvers  der  vijfde 
eeuw,  CYR.ILLUS  van  Alexandrië  (§),  en  leo  d4 
Groote^  Bisfchop  van  Rome  (**),  berichten,  dat  de 
vergadering  de  bepaling  van  het  Paaschfecst  door 
Starrenkundige  berekeningen  aan  den  Bisfchop  van 
Alexatidrië  hebbe  opgedragen,  omdat  in  ^tze  ftad 
de  Wiskundige  Wetenfchappcn  van  ouds  af  in  bloei 
waren.      Wij    hebben    echter  van   zoodanig  befluit 

der 

(*)  KoNSTANTYN  in  eenen  Brief  nnn  de  gemeenten, 
wier  Bisfchoppen  niet  op  de  Kcrkversiadering  verfchee- 
iien  wnren,  bi]  euseb.^//.  Conftant.  lil.  18.  THEODORr.r. 
Hi'ot.  Ecdes.  I.  10. 

(f)  Epifanius  Flares.  70.  d^p.  9.  Vergel.  den  Brief 
der  Kerkvergndering  aan  de  Egyptifche  Gemeenten  bij 
socRATES  Hisi.  Eccles.  I.  p. 

('§)  Epist.  4Ó.  ^d  Mardon. 

(**)  In  BUCHER.  doctr,  temp.  pag.  481. 


aoS  K  E  R  K  E  L  IJ  K  S 

III  der  Kerkvergadering  geene  zekerheid ,  fchoon  dit 
*  jj'^  waar  is ,  dat  men  in  volgende  tijden  zelfs  van  Rome 
Hoofdft.  zich  naa  Alcxandri'è  wendde,  als  men  den  tijd  van 
na  C.  G.  jjef  Paaschfeest  naaiiwkeurig  wilde  weten.  HiëRo- 
tot  337.' NYMus  (*)  fchrijft  ook  aan  eusebius  van  Cafarea 
"  het  opfliellen  van   cenen   Tijdcirkel,   {O'j'c/us,)  van 

negentien  jaren ,    ( Enneacleca'èteris , )  toe  ,    welken 
men  anders  den  Maancirkel ^   (^Cijclus  Luna,^  ge- 
woon is    te  noemen ,   omdat ,   na   verloop  van   zoo 
vele  jaaren,   de   nieuwe   en  volle  Manen  weder  op 
denzelfden  dag   van   het  Jaar    plaats    hebben,    waar 
uit  naderhand  het  zoogcnoemde    Gulden -Getal  ont- 
flaan  is,  doch  eusebius  (f)  zelf  geeft  de  eere  de- 
zer uitvinding  aan  anatolius,  die  omtrent  het  ein- 
de der  derde  eeuw  leefde.     Dewijl  echter  deze  tijd- 
cirkel  niet   terflond  algemeen    gevolgd ,    en  vervol- 
gends  nog  gebrekig   tot  het  berekenen  van  den  tijd 
des  Paaschfeests  bevonden  werd ,  bleef  'er  nog  (leeds 
verfchil  omtrent  dien  tijd   over,  zelfs   onder  de  ge- 
nen,  die  de   voorfchriften    der  Kerkvergadering   ge- 
hoorzaamden;  ook  waren   'er  nog   fleeds    Christe- 
nen, die,   niettegenllaande   het   befluit  der  Kerkver- 
gadering, bij  hunne  oude  gewoonte  bleven,  en  het 
Paaschfeest,  ten  zelfden  tijde  met  de  Jooden,  vier- 
den.   Deze  zijn,   in  het  veivolg,   door  Kerkverga- 
deringen   en   Kerkelijke   Schrijvers    (§)  ,    onder   de 
Ketters  gerekend,  en  met  ecnen  bijzonderen  fchimp^ 

naam , 
(*)  Catal.  SS.  Ecclcs.  Cap.  61. 
(t)  Hist.  Ecclcs.  Vil.  ^2. 
(  S  )  Concil.  Qonftantinop.  I.  Can.  7.  epifan.  Hitr.  50.  et  70. 


GESCHIEDENIS.  209 

raam,    (^Ts<r(rot^iffKxihKXTtloci ,  Quartadecimani ^   tils      m 

zeidc   men    Fecrtieners ,    omdat    zij  hun  Paasfchen    ^'^^^ 

II 
raet  de  Jooden   naar  den    i4den  dag   der  Joodlche  Hoofdig. 

Maand  Nifan  bepaalden ,  )  befcliinipt  geworden ;  ook  na  C.  G. 

noemde  men   hen  ,   omdat  zij  Imn  Paasfchen  vroe-  '^^''  5'^' 

•^                    tot  337. 
ger   hielden  ,   r^w\QT:&i.<TyfiM ,   Vroege   Paaschvierers.  

Het  duurde  tot  aan  de  negende  eeuw,  eer  alle  ver- 
fchil  omtrent  dit  onderwerp  geheel  weggenomen ,  en 
de  Christenen ,  in  het  vieren  van  den  Paaschdag ,  een- 
parig waren  (*). 

Eindelijk  ,    heeft     deze    Kerkvergadering    twintig  Kerkre- 
Kerkregels,  (Canones,)  vastgefteld,  omtrent  de  Ker- jj^'^  "^^^^r 
ketucht.  Kerken -orde,  en  de   Leeriiars   (f),  wier  gadering 
inhoud  wij   kortlijk   hier   moeten    jnededeelcn.      De  vastge- 
ees'/ie  Regel  laat  toe ,  dat  Christenen ,   die  uit  Iioof-    ^  ' 
de  van  eeuige  ongefteldheid ,   of  door  de  Barbaaren, 
ontmand    zijn ,    nogthans   in   den  geestelijken  (land 
blijven  kunnen,  maar  niet,   die    zichzelvcn   ontmand 
hebben.     De  tweede   Regel    verbiedt,  bekeerde  Hei- 
denen fpoedig  te  dopen,   of  teriiond  na  den  Doop 

tot 

(*)  Men  vergelijke    eingham,    Or/gg.    Eccks,    rd, 

ÏX.  png.  93.  fqq. 

( t )  Dit  getal  van  Kerkregels ,  die  nog  in  het  Grieksch 
voorhanden  zijn,  wordt  ook  erkend  door  theodoret. 
Hist.  Ecdes.  L  'S.  enz.  'Er  zijn  nog  wel  So  of  84  an- 
dere in  het  Arabisch,  die  bij  de  Oostafdie  Kerk,  bij 
de  Jakohitcn ,  Nestorianen  enz. ,  hoog  gefchat  worden , 
doch  zij  zijn  niet  echt.  Men  zie  beveridge  Panckct. 
Canon.  Tom.  L  pag.  68.  en  hardüin  Act,  CmclU  Tom^ 
L  P^g-  3ip- 

IV.  Deel.  O 


210  K  E  R  K  E  L  JJ  K  E 

III  tot  Leeraaren  te  verkiezen  enz.  De  derde  verbiedt 
BOEK  (]gj^  geestelijken^  vreemde  vrouvvsperfonen  bij  zicli 
Hoofdft.  i'i  huis  te  hebben.  Eene  blijk,  dat  liet  oude  mis- 
na C.  G.  bruik  ,  van  zoogenaamde  Zusters  bij  zich  te  doen 
laar 3 13.  . 
tot  337.  inwonen ,  nog   bij   velen  van   hun   gevonden    werd. 

'  De  vierde  Regel  wil,  dut  een  Bisfchop  door  alle  de 

Bisfchoppcn  zijner  Provintie ,  of  ten  minllen  in  ge- 
valle   van   verhindering ,    door   drie  van   hun ,    met 
fcliriftelijke   toeflemming   der  overigen,   zal  ingewijd 
worden.      Ook  zal   alles,   wat    Kerkelijke   zaken  in 
cene    Provintie    betreft  ,    onder    het    gezag   en   met 
goedkeuring  van  den  Metropoli  taan,  behandeld  wor- 
den.    De   vijfde  Regel   is    merkwaardig ;    volgends 
denzelven,   mogen  zulken,   die  door  eenen  Bisfchop 
uit  de  Kerkgemeenfchap  uitgefloten   zijn ,   door  gec- 
ne  andere   Gemeente   aangenomen   worden.     Doch, 
tweeiralen   in    het  jaar  zal    in   elke   Provintie  eenc 
Kerkvergadering   gehouden  worden ;    de    déne  voor 
de   veertigdaagfche   vasten ,   en    de    andere    in   den 
Herfst.      In   dczelven   zullen   zoodanige   uitfluitingen 
onderzocht  en ,  gegrond   bevonden   wordende  ,    be- 
vestigd worden.     Uit  dezen  Regel  zien  wij,  hoe  de 
Bisfchoppcn    en  Gemeenten   der  Provintiën   van    ei- 
kanderen oniifhanglijk  waren,    en   dat   men    van   de 
handelingen  der   Bisfchoppcn   een    beroep    open   had 
op  de  Kerkvergadering.     Het  veertigdaagfche  vasten  , 
waar  van  gewaagd  wordt,  beftond  waarfchijnlijk  hier 
in,  dat  vele  Christenen,  tot  gedachtenis    van  jesus 
veertigdaagfche  vasten ,  en  tot  voorbereiding  tegen  het 
Feest  zijner  Opflanding,  geduurende  de  veertig  dagen 
vu<3r  dit  Feest,  zich  tot  Zonnc- ondergang  van  fpijze 

out- 


GESCHIEDENIS.  2tt 

tjïlthielden ,  waar  bij  echter   de  tiislchen  beiden  ko-     liI 
mende  Zondagen  werden  uitgezonderd,  als  op  welke    ^^^^^ 
niet  gevast  mogt  worden.     Doch,  dit  was  ge.n  al- Hoofdf>. 
gemeen  gebruik,  alzoo  'er,  omtrent  hetzelve,  tot  de  ^^  C.  G. 
vijfde  eeuw  toe,   alle  vrijheid  plaats   had   (*).    In  J^'j  ■^,^* 

den  zesden  Regel  bepaalt  de  Kerkvergadering  het  vol — 

gende:  „  De  oude  gewoonte  in  Egypte^  Liby'é ^ 
„  en  PentnpoUs ,  zal  vervolgends  blijven ,  dat  de 
„  Bisfchop  van  Alexandriï  het  Kerkelijk  rcchtsge- 
„  bied  over  alle  deze  landen  hebbe;  zoo  als  de 
„  Bisfchop  van  Rome^  insgelijks,  volgends  het  oud 
„  herkomen,  over  de  Gemeenten  van  zekere  landen 
,,  heeft.  Op  gelijke  wijze,  zullen  ook  de  Kerk  te 
„  Antiöchiê ,  en  de  Kerken  in  da  overige  Gewesten , 
„  hare  vooiTcchten  houden.  Over  het  algemeen  is 
„  het  openbaar,  dat  de  groote  Kerkvergadering  den 
„  genen ,  die ,  zonder  goedkeuring  van  d^n  3Ietro~ 
5, /)o//V.7.7;z,  Bisfchop  geworden  is,  geen  Bisfchop 
„  wil  laten  blijven.  Doch,  indien  eene  eenparige, 
5,  en  naar  Kerkelijke  \^'etten  gedane  Bisfchops-ver- 
„  kiezing,  alleen  door  twee  of  drie  uit  tv/istzucht 
„  wordt  tegen gefp roken ,  dan  zal  het  gevoelen  dei* 
„  meesten  gelden.  "  Men  ziet  duidelijk  ,  dat  de 
twist  met  imeletius  ,  die  O))  de  rechten  van  den 
Bisfchop  van  Alexandri'é  inbreuk  gedaan  had,  aan- 
leiding gegeven  heeft,  tot  dezen  Regel ^  welke  dus 
Eorgde  voor  de  Rechten  der  Metropoïitanen  ^  zoo 
der  grootere,   die   naderhand   Patriarchen   genoemd 

zijn , 

(*)   SOCRATKS    üiit.    Ecchi.    V.    22.      SOZOMENUS    Ulit, 

E£cl«s.  VII.  i^. 

o   2 


ui2  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       zijn,   van  Rome,    Alexandrie ,   en   /tntidchiê,    nis 

^^^*     ook  der  mindere  Metropolitanen ,  of  Hoofdbisfchop- 

Hoofdft.  peil  9    der    bijzondere    Provintiën    (*),      Met    den 

na  C.  G.  zesden  Regel  heeft  ooi^   de  zevende  verband ,  in  wel- 

tQt  0,7]  ken  de    vergadering   aan   den    Bisfchop  van    JElia, 

■"     -^  ( ycriifalem , )  een  zeker  voorrecht  tocflaat ,   hetwelk 

een  oud  gevoelen  en  gebruik  in  hem  erkende,   nog- 

thans  zonder   benadeeling   van   de  waardigheid   der 

Hoofdkerk  van  het  Gewest,    welke  te  Ccefarea  was. 

Te  weten,   de  Gemeente,   of  Kerk  te  Jerufahm^ 

was 

(*)  Niets  is  eenvouwiger ,  dan  dat  dit  de  zin  vnn  de- 
zen Regel  is,  en  dnt  het  voorbeeld  van  den  Bisfchop 
v<nn  Rome  in  denzelven  bijgebracht  wordt,  omdat  deze, 
even  als  die  van  Alcxandriê,  insgelijks  Kerkelijk  rechts- 
gebied over  meer  Provintiën  had.  rufinus  Hht.  Eccles, 
I.  6.  verklaart  het  dus  reeds,  door  een  bijvoegzel  in 
zijne  overzetting  van  dezen  Regel,  van  de  Ecclefioc  Sub- 
urbica  ,  of  de  Regiones  Siiburbic.e  ,  de  landfchappen , 
die  onder  den  Stadhouder  van  Rome  Honden.  AI  vroeg 
echter  is  deze  Regel,  door  ijverige  voorftanders  van  het 
gc?ag  des  Roomfchen  Fjisfchops  ,  in  oude  Latijnfche 
Overzettinjien ,  zoo  verminkt,  dat  de  eei-fle  rang  toch 
naTi  dien  Bisfchop  mogt  worden  toegekend.  Zie  cim. 
KORTHOLT  Commciit.  de  Ecch'pi^  Subnrhicariis  Leipzig 
1730  en  173 1.  4to.  FRED.  SPANHEM.  Disf.  ad  Can.  VI. 
Niccenuiu  de  ^qualitate  Fctt.  Metropoleeon  in  Disfert. 
Lugd.  B.  1697.  8vG.  Zelfs  Roomschkatholijke  Schrijvers 
erkemien   den   waaren    zin    van    dezen    Regel,    edmond 

RICHER,   J-   LAUNOI,    DU    PIN,   CUZ.   VcrgCl.    VENEMA     Htit. 

Eccles.  Tom.  lY,  pag.  i6y. 


GESCHIEDENIS.  113 

iT'as  fleeds  onder  de  Christenen   aangezien  en  geëer-     III 
biedigd ,  als  de  Moeder  van  alle  de  overige  Kerken ,    ^^^^ 
daarom  werd  aan   derzelver  Bisfchop ,   alhoewel  die  Hoofdft. 
van  Cxfarea^  als  MctropoUtaan  ^  de  voorzitting  had  "^  C  G. 
op   de  Provintiale  Kerkvergaderingen,    nogthans  bij  Jq^  \^' 
zekere  gelegenheden  een  voorrang  toegedaan ,   waar  — — — 
van  deze  Bisfchoppen  dat  gebruik  hebben  gemaakt, 
dat  zij    allengs  de  waardigheid  van  Patriarch   ont- 
vangen hebben.   —    De  achtfle  Regel  maakt  eenige 
fchikkingen  omtrent  de  Novati'dnen ^  die  nog   overig 
en  meer  met   den  naam   van  zuiveren ,   ( x.»3-x^ot , ) 
bekend    waren.      Men    zou   hen ,  indien  zij  tot  de 
Kat h olijke   Kerk    wilden    wederkeeren  ,    aannemen , 
mids    onder    fchriftelijkc    belofte  ,    dat  zij    zich    in 
de  Kerkentucht ,    omtrent  tweemaal  getrouwden  en 
afgevallcnen  van   het  geloof,   naar  het  gevoelen  en 
de  oefening  der  Kerk  fchikken,    en  dus  met  zooda- 
nige   lieden  de   Kerkelijke  gemeenfchai?  ,    op  hunne 
boete,  oefenen  zouden.    Hunne    geestelijken  zouden 
in  dien  üand  kunnen  blijven  ,   hunne  Bisfchoppen , 
in  plaarzen  ,    waar  een    Katholijke    Bisfchop   was , 
als  Ouderlingen ,  of  als  Opzieners  ecner  Gemeente  ten 
platten  lande,  erkend  worden;  zelfs  zou  zoodanig  Bis- 
fchop, met  bewilliging  van  den Katholijken  Bisfchop, 
den  titel  van  Bisfchop  kunnen  blijven  voeren.     Keizer 
KONSTANTYN ,  die  ZOO  gcem  alle  Christenen  fchi.int  te 
hebben  willen  verëenigen,  had  den  toenmaligen  Bis- 
fchop der  Novatlanen  ^  acesius,  te   Nicea  ontbo- 
den;  als    nu  de  beflisüng  omtrent  de   gcïoofsleere, 
en  het  vieren  van  het  Paaschfeest,  tot  (land  was  ge- 
komen, \Taagde  de  Keizer  aan  dezen  Bisfchop,  of 
O  3  di« 


fii4  K  E  R  K  E  L  rj  K  E 

III       dit    oük   zijn    gevoelen    was  ?      Hij    antwoordde : 
BOEK     Alszins!  alzoo  het  één  en   ander,  reeds  van  de  tij- 

II  7  J 

Iloofdft.  ^^^  ^^^  Apostelen  af,  bij  de  Christenen  is  aange- 
na  C.  G.  nomen  geweest.  En  waarom,  vervolgde  de  Keizer, 
^,'jj  ^,^'  zondert  gij  u  dan  van  onze  gemcenfchap  af?  Als 
.■  nu    de  Bisfchop   op  deze  vraag   de  bekende  reden 

opgaf,  dat  zijne  partij  de  genen ,  die  eene  doodzon- 
de, na  den  Doop,  begaan,   uit  de  gemeenfchap  der 
Kerk  uitfloot,    hen  wel  tot  boete  vennaande,  maar 
de  vergeving  der  zonde  alleen  van  God  liet  verwach- 
ten ,  zeide  de  Keizer  bocrtende :  „  Pvicht  dan  een'  lad- 
„  der  op,   langs  welken  gij  alleen  ten   Hemel   kunt 
„  klimmen   (*)."    Misfchien  heeft   dit  geval   gele- 
genheid gegeven ,    t  m  de  verëeniging  met   de  Kerk 
voor  de  Novciticinen  door  den  bovengemelden  Regel 
gemaklijker  te  maken,  ook  hield  de  voornaam  (te  aan- 
leiding tot  hunne  fcheuring,    met  het  ophouden  der 
Heidenfche  vervolgingen,   te  gelijk  op.  —  De  mees- 
te overige  Kerkregelen,    in  de  vergadering  te  Nicea 
vastgcfteld ,  betreffen  de  Kerkelijke  tucht.     Volgends 
den  IX,  X  ,  en  Xlden, worden  geestelijken,'  die  zwaa- 
re  zonden  begaan  hadden,  vóór  hunne  inwijding,  of 
afvallig  geweest  waren  van  den  Godsdienst,  V7(n  het 
Leeriiar- ambt  ontzet,  en  andere  Christenen,  die  zich 
aan  afval  hadden  fchuldig    gemaakt,   tot  korter   of 
langer    Boete   verwezen  ;    geen    dervende   nogthans 
zal,  indien  hij  zulks   begeert,  van   den   laatflcn   en 
noodzaaklijken   teerkost ^   (i<p:8iQv,    Fiaticim,)    be- 
roofd ,   dat   is ,    hem  zal  het  Avondmaal ,    hoewel 

niet 

(•)    SOCKAT. IliSt.Ecc/.l,  10.  SOZOMEN.  Ilf'sf.Ecc/.l.  22, 


GESCHIEDENIS.  215 

niet    zonder    ecnig    onderzoek   van   den  Bisfchop  ,      III 

nie^  oiitlioüdcn  worden.     Vervolgends  wordt  verbo-    ^^^^ 

den,  dat  cenig  Bisfchop,  Ouderling,    of  Kerken  dié- f-joofj^j^ 

naar,  van  de  édne  Gemeente  naa   eene  andere   ver- nn  C.  G. 

plaatst  worde;   ook   worden   s;eesteliiken  met  afzet- rÜ'^  ^!^* 
'  '  ^  ■'  tot    337. 

ting  van  hunne   waardigheid   bedreigd,   die   woeker  .» 

plegen,  of  laage  winllen  zoeken;  insgelijks  wordt 
den  Diakonen  verboden ,  den  Ouderlingen  het  Hei- 
lig Avondmaal,  dat  zij  toch  niet  inzegenen  kunnen, 
aan  te  reiken,  of  hetzelve  vóór  hun,  of  vóór  den 
Bisfchop ,  wiens  dienaaren  zij  zijn ,  te  nemen ;  zij  zul- 
len het  van  dezen  of  van  éénen  der  Oudften  ontvan- 
gen, en  bij  den  Godsdienst  niet  onder  de  Ouder- 
lingen gaan  zitten,  alles  op  ftraffe  van  hun  ambt 
te  verliezen.  —  De  negentiende  Regel  bepaalt,  dat 
de  Paulicianen ,  of  aanhangers  van  paulus  van  Sa- 
mofata ,  als  zij  zich  met  de  Katholijken  verëenigeti 
willen,  weder  gedoopt,  en  hunne  geestelijken,  op 
nieuw,  ingewijd  zullen  worden.  Eindelijk,  wordt 
in  den  twintigflen  Kerkregel  geboden,  dat  ieder  een 
op  den  Zondag,  en  van  Paasfchen  tot  Pinklleren, 
zijn  gebed  in  de  Gemeente  (taande  verrichten  moet, 
omdat  de  gewoonte  van  fommigen ,  om  zulks  op 
dien  tijd  knielende  te  doen ,  ftrijdig  geiichi;  werd 
tegen   het  oud  gebruik. 

De  vergadering  ftond  ook  op  het  punt,  om  eenen  Paf.xuti- 

Kerl^egel  te  befluiten ,  volgends  welken  alle  Bisfchop-  ^^  Y^""^^^ 
/-»  j    V  ,  , .,          ,.  zichtegen 

pen,Uuclerhngen,en  andere  geestelijken , die  getrouwd  het  ver- 
waren, zich   van   alle   verkeering  met   hunne  echte  l^'i'-'den 
vrouwen    onthouden    zouden.      Reeds    werden    de  hyjj^jj" 
ftcmmen  opgenomen,  wanneer  pafxutius,  een  Bis- aan  de 
O  4  fchop 


tió  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       fchop  in  het  Egyptisch  laudfchap  Thehaïs  ^  een  eer* 

BOEK      vvaardig  en   zoo  godzalig  man,  dat  hij   ook  gezegd 

Hoofdil:.  wordt,  wonderen  verricht   te   hebben,   wien  in   de 

ra  C.  G.  vervolging  der  Heidenen    een  oog  was   uitgedagen, 

laar  313. 

tot  33-^.  waarom  Keizer  konstanïyn  hem  zoo   hoog  acht- 

■ te,  dat  hij  hem   dikwijls  bij   zich   het  komen,  en 

geestelij-  ^^^^  ^^  ^^^  ^^g  ^yste,  oprees,  en  met  verhefling 
van  Hem  beweerde,  dat  men  der  gecstlijkheid  geen 
zoo  zwaar  juk  moest  opleggen  ,  dat  het  huwlijk 
eerlijk  onder  allen  ,  en  het  huwlijksbed  onbevlekt 
zij;  dat  men  ,  door  overgedrevene  ftrengheid,  de 
Kerk  niet  moest  benadeelen  ,  dewijl  allen  niet  in 
flaat  waren,  eene  zoo  itrenge  onthouding  te  ver- 
dragen; bij  zulk  een  gebod,  zou  de  eerc  van  me- 
nige echte  vrouw  gevaar  kunnen  lopen ,  terwijl  hij  in- 
tegendeel de  verkeering  met  de  eclite  vrouw  kuischheid 
noemde,  pafnutius  zelf  leefde  ongehuwd ,  was ,  van 
zijne  jeugd  ai\  in  een  Klooster  opgevoed,  en  door  zijna 
kuischheid  beroemd.  Zijne  redenen  maakten  derhalven 
des  te  meer  indruk,  en  de  vergadering  bcfloot,  met 
eenparige  üemmen ,  den  geestelijken ,  in  dit  opzicht , 
alle  vrijheid  te  laten ,  om  te  handelen ,  zoo  als  z^ 
goedvonden  f*).  Men  ziet,  uit  deze  gebeurenis. 
Welke  VALESius  (f),  zonder  reden,  in  twijfel  trekt , 
hoe  men  den  ongehuwden  ftaat,  eerst  laater,  en 
onbehoedzaam,  den  geestelijken  heeft  opgedrongen. 
De  be-  l^cze  waren  de  verrichtingen  van  de  eerlle  zoo 
lluitcii      vermaartle   Kerkvergadering  te  iXiceë,  die   van   den 

i^den 
(  *  )  SocRAT.  /list.  Eccl.  1. 1 1 . sczoMEN.  Hist.  EccL  I.  23. 
(t)  Not.  ad  SOCRAT.  /.  c. 


GESCHIEDENIS.  ai? 

ïpden  Junij  325 ,  tot  den  ^sflen  AugustiTS  des  zelfden     III 

jaars,  en  dus  eenige  dagen  meer  dan  fn>ee  Maanden    ^^^^ 

geduurd  had.  —  Jammer  is  het,  dat  men,  behalven  Hoofdft. 

de  bovengemelde  Kerkregels  en  eenige  Brieven ,    die  -^^  C.  G. 

bij  de  Gelchiedichrijvers  voorkomen ,  geene  Acta ,  of  ^^^  ^-^* 

Handelingen  ,    van    haar    overheeft  ,  waar    in   wij  ■ 

den  loop  van   hare   verrichtingen   naauwkeurig  zou-  ^^rver- 

00  gadering 

den  kunnen  nagaan  ( * ) ;  zelfs  kan  men  gcenen  (laat  worden 

maken ,  op  de    lijsten  der  ondertekenaren    van  hare  door  den 

befluiten,  die  nog  voorhanden  zijn  (f),  fchoon  vvij  ij^^g^, 

uit  EUSEBius  ( § )  weten ,  dat  alle  Bisfchoppen ,  die  tigd. 

dezelve  aannamen ,  ze  ook  ondertekend  hebben.    Na 

het   aflopen    der  vergadering,    onthaalde   de  Keizer 

KONSTANTYN ,  bij  gelegenheid  van  het  vieren  van  het 

twintigfte  Verjaringsfeest  zijner  regeering ,  alle  de  leden 

der  Kerkvergadering  op  eene  plegtige  maaltijd^  hen 

vennanende,  om  den   vrede  en  eensgezindheid,  die 

nu ,  zoo  hij  meende ,  herfteld  was ,  voortaan  heilig  te 

onderhouden (**), ook  bekrachtigde  hij  hare  befluiten, 

door  eene  plegtige  wet  (ff).    Daarenboven  Ichreef  de 

Kei- 

(*)  Die,  welke  men  Innter,  als  zoodanig,  heeft  uitge» 
geven,  zijn  niet  echt,  zelfs  niet  de  oudile  verzameling 
van  GELASius  van  Cyziann ,  omtrent  het  einde  der  vijfde 
eeuw.  Men  zie  verders  de  nieuwer  Schrijvers ,  zoo 
Roomschgezinden  als  Protellanten ,  genoemd  en  aange- 
haald bij  scHRÖCK  Kirch-Oefck.  V.  Tk.  S.  366. 

(t)  Onder  anderen  bij  harduin.  Act.  Concil.  Tom.  I. 
pag.  311.  fqq.        (§)  Vit.  Conflant.  \\\.  14. 

(**)    EUSEB.   /.   C,   III.    15. 

(tt)  TnEODOR£T.  Hht.  Eecles.  II.  4. 


üi8  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

in  Keizer  aan  de  gemeente  van  Alexandrië^  en  in  het 
BOEK  gemeen  aan  alle  andere,  om  hen  tot  het  waarne- 
Hoofdft.  nien  van  het  gene  te  Nice'é  beflotcn  was,  te  ver- 
na  C.  G,  manen ,  gelijk  hij  *  ook  ,  ten  dien  einde ,  verfchei- 
^Qj  237.'  ^^"^  bevelen  afvaardigde  en  werkzaam  was ;  ook 
'  erkent  de  vergadering  zelve,   in  haren  Brief  bij   so- 

CRATES  (*),  den  invloed  en  het  gezag  van  den 
Keizer.  Op  deze  wijze  werden  de  befluiten  dezer 
vergadering,  welke  buitendien  als  eene  Algemeene 
Kerkvergadering  geacht  werd ,  allengs  bij  alle  de 
Gemeenten  der  Christenen  erkend,  gelijk  zij  dat  ge- 
zag ook  in  de  volgende,  eeuwen  behouden  heeft; 
zonder  dat  wij  eenigc  echte  blijk  hebben  ,  als  of 
de  goedkeuringvan  silvester,  Bisfchop  van  Rome  ^ 
daar  toe  zou  gevorderd  zijn  geweest ,  en  als  of  deze 
eerst  het  gezag  der  Kerkvergadering  bevestigd  hebbe  (f)» 
Gevol-         Het  was  'er  echter  ver  af,   dat   deze  Kerkverga- 

de- 

■(*)  Hist.  Eccles.  L  9. 

(t)  Men  heeft  wel  eenen  Brief  der  vergadering  ann 
den  Bisfchop  van  Rome,  waar  in  zij  hem  om  zijne  be- 
krachnging  verzoekt,  en  het  antwoord  van  den  Bisfchop 
op  dcnzelven:  Ook  zal  hij  te  Rome,  in  tegenwoordig- 
heid van  den  Keizer,  eene  bijzondere  vergadering  ge- 
houden, en  daar  op  de  beiluiten  der  Niceifche  beves- 
tigd, en  nog  nieuwe  wetten  bij  hare  befluiten  gevoegd 
hebben,  bij  harduikus  /kt.  Concil.  Tom.  I.  pag.  343, 
527.  enz.,  doch,  de  onechtheid  van  het  één  en  ander 
is  zoo  duidelijk  en  tastbaar  ,  dat  zelfs  Roomsch  Katho- 
lijke  geleerden  dit  hebben  erkend.  Zie  du  pin  Nohv. 
Biblioth.  des  Auteurs  Eccles^  Tom.  II.  pag.  318  ,  319. 


GESCHIEDENIS.  219 

dcring  aan   de   oogmerken  van  den  Keizer,  om  vre-     III 

de  en  eensgezindheid  onder  de  Christenen  te  ftich-    ^^^^ 

ten ,   voldaan  zou    hebben.     Zij  was  na^uw  geëin-  Hoofdfl;, 

digd ,  en  arius  gebannen  ,  of  'er  ontflonden  nieuwe  "^  ^'  ^* 

bewegingen  te"  ^/^x^«(^r/è' ,   alwaar  de  aanhang  van  j-qj  o  3^] 

ARIUS    zeer    flerk    was ,    en    zich    bovendien   no2 

vervolgends    met    de    Mektianen ,    (  * )    verëenig-  ^^^    f^ 

de.       De    Keizer    liet    wel     eenige    Aridnen  ,    die  ring.  De 

in  deze   hoofdftad  van    E^-^pte  onlusten  ftookten,  Eufebia- 

nen  ge- 
bannen ,    maar    deze ,   ten  Hove  gekomen  ,  werden  bannen. 

daar  door  de  beide  Bisfcli oppen ,  eusebius  van  A7- 
komedic^  en  theognis  van  Nicea^  vriendelijk  ont- 
vangen, welke  zich  met  hun  in  alles  verëenig;- 
den  (t),  en  benevens  iniaris,  Bisfchop  van  Chal^ 
cedon ,  indien  wij  filostorgius  ( 5 )  geloven  mo- 
gen, aan  den  Keizer  te  kennen  gaven,  dat  zij  be- 
rouw hadden,  de  geloofsbelijdenis  van  Nice'è  on- 
derfchrcven  te  hebben  ,  ja  sozoimenus  voegt  'er 
zelfs  bij ,  dat  zij  eenen  Hofbedienden  omkochten ,  om 
hunnen  naam  op  de  lijst  der  ondertekenaren  uit  te 
fchrappen.  Zij  hadden  het  het  meest  geladen  op  het 
woord  éénswezens;  „indien  mijn  kleed,  voor  mijne 
„  oogen,  in  twee  ftukken  gefcheurd  werd,"  zeide 
EUSEBIUS  eens  tegen  den  Keizer ,  „  zal  ik  nooit  zeg- 
„  gen,  dat  deze  beide  ftukken  éénswezens  zijn." 
Het    gevolg   hier    van  was,    dat  konstantyn  de   ' 

bei- 

(*)  Boven  Bladz.  \i6. 

( t )  SozoM.  Hht.  Eccl.  II.  21.  THEOD.  Eist.  Eccl.  1. 20. 

(§)  Fragm.  Hist.  Eccles.  in  nicet.e   Choniat,   Thes, 
Orthod.  Fidei  Tom.  V. 


220  KERKELIJKE 

III       beide    eerstgcmelde  Bisfchoppeii  ,    nog  in  hetzelfde 

BOEK     jjijir  225,  naa  GalJi'é  bande,   en  in  hunne  plaats  an- 

Hoofdfl;.  d*^^^  Bisfchoppcn  aanftclde  ,   hetwelk  hij  met  eenen 

na  C.  G.  Brief  aan  de  Gemeente  te  Ni  komedie  bekend  maak- 

Toot*  ^  ï  "2 

tot  337!  ^^  C  * )  >  gelijk  hij ,  ten  dien  tijde ,  nog  meer  Brie- 
■— - —  ven,  tegen  arius  en  zijne  aanhangers,  fchreef  (f), 
welke  hij  openlijk  in  de  (leden  beval  voor  te  lezen  ^ 
en  die  fcherp ,  en  zelfs  fchimpend  en  ipottend ,  aan 
de  vrienden  van  arius  nieuwe  fh-affen  dreigde.  Het- 
welk ,  in  de  daad  ^  den  Keizer  weinig  eere  aandoet. 
Zijwor-       Doch    naauwlijks   waren    drie  jaren   verlopen,   of 

den, ge-    ^  Keizer  werd  gunfligcr  jegens  deze  Bisfchoppen^ 
lijk  ook         .  1-1  -^. 

ARIUS ,      ew  jegens  arius  zelvcn ,  gczmd.     alex^inder  ,  Bis- 

iiit  hunne  fchop   van   Akxandrië  ,   kort    na    het  fchciden   der 
fchapfé-    Kerkvergadeiing  van  Nice'é^  overleden  zijnde,  werd 
rug  ge-     atiianasius  ,  wien  hij ,  vóór  zijne  dood ,    daar  toe 
roepen  en  -^^^  aangewezen ,  en  die  door  zijnen   iiver  tegen   de 
Ari'dnen   uitmuntte,   tot  zijnen  opvolger  verkozen, 
doch,  alzoo  de  Meleti'dnen   en   Ari'dnen  de  wettig- 
heid dezer    verkiezing    beftreden,   vernieuwden  zich 
de  onlusten  in  Alexandrïè .,   en   de   partij   der  Aria- 
nen  beurde   onverziens    het  hoofd   weder  op  (§): 
In   het  jaar   328   of  329 ,  riep  de  Keizer  de  beide 
Bisfchoppen  ,    eusebius  en   tiieognis,    uit  hunne 
ballingfchap   terug  ,   hen   in   hunne  Bisdommen   van 
Nikomedië    en    Niceë     herllellende..      AVaarfchijnlijk: 
was  de  invloed  van  's  Keizers   Zuster  konstantia, 

b^ 

(^*)    Rij    THEODORET   /.    C. 

(t)  SocRATEs  Ilist.  Ecclcs.  I.  9. 
(5)  SozoMEN.  Hisi.  Eccles,  II.  ly. 


GESCHIEDENIS. 


221 


h"j  U'elke  eusebius  altijd  in  gunst  gedaan  had,  hier      III 
toe  zeer  behulpzaam,  ja  de  Arianen  (*)    flrooiden    ^^^^ 
zelfs  uit ,  dat  deze   N^'orstin ,  door  een "  Godlijk   ge-  Hoofdft. 
zicht,  of  in  eenen  droom,   overtuigd  was   geworden  "^  C.  G. 
van  de  rcQ^tziimigheid  en   onfchuld  dezer  Bisfchop-  ^^^^  ^'^* 

pen.     Men  vindt  van  hun  eenen   Brief  (f),  aan  de 

voornaamfte  Bisfchoppen  ,  uit  hunne  ballingfchap 
gefchreven,  in  welken  zij  zich  beklagen,  dat  zij, 
onverhoord  veroordeeld  zijnde,  hunne  ballingfchap 
met  geduld  zouden  verdragen,  maar  dat  zij  dit  niet 
langer  mogen  dulden,  dat  zij  als  orirechtzinnigen 
werden  aangezien  ,  daar  zij  nooit  eenige  Ketterij  wa- 
ren toegedaan,  en  de  geloofsbelijdenis  hadden  aan- 
genomen ,  en  zelfs  de  Ixiwoording  éénswezens ,  maar 
dat  zij  geweigerd  hadden ,  het  banvonnis  tegen  arius 
te  onderfchrijven ,  omdat  zij  die  dwalingen  niet  in 
hem  hadden  kunnen  vinden,  over  welke  hij  be- 
ichuldigd  was  geworden  (§).  Inzonderheid  beroe- 
pen 

(*)  Volgends  sozomen.  TUst.  Eccles.  III.  ip. 

(1}  Bij  socRATEs  Hist,  Eccles.  I.  Cap.  14.  en  sozo 
WEXus  Hist.  Eccles.  II.  16. 

(5)  TiLLEMOiNT  Memoir.  pag.  357.  Tom.  VI.  Ed. 
fol.  heeft  de  echtheid  van  dezen  Brief,  doch  zonder  ge- 
noegzame reden  ,  in  twijfel  getrokken.  Ondertusfchen 
is  tnet  hunne  verklnring  in  dezen  Brief  niet  overeen  te 
brengen  het  verhnal  van  sozomen.  Ilist.  Eccles.  III.  19. 
dat  zij  van  den  Keizer  terug  geroepen,  en  toen  ge- 
vraagd zijnde,  waarom  zij  van  bet  Niccïfche  geloof, 
dat  zij  ondertekend  hadden ,  waren  afgegaan ,  zouden 
geantwoord  hebben ,  dat  hunne  ondertekening  alleen  ge- 

fchicd 


£22  K  E  11  K  E  L  IJ  K  E 

III  pen  zij  zich  daar  op ,  dat  ariös  zelf,  die  de  lioofd- 
"J^*^  Ichuldige  fcheen  te  zijn,  wederom  hei-fteld  was  ge- 
Hoofdft.  worden,  en  zich  gezuiverd  had,  waarom  het  onge- 
na  C.  G.  i-jjuid  zou  wezen,  indien  zij  zwegen,  en  dus  zich- 
tot  237!  zelven  zouden  fchijnen  te  veröordeelen.  J)e  aanlei- 
'  ding  en  wijze,   door  en  op  welke  arius   weder   in 

de  gunst  van  den  Keizer  gekomen,  en  door  den- 
zelven  herdeld  was  geworden,  waar  van  deze  Bis- 
fchoppen  hier  gevv-agcn ,  wordt  dus  door  socra- 
TES  (*)  en  sozoMENUs  (f)  verhaald.  Zeker 
yfrl/iamck  Ouderling,  die  bij  de  Prinfes  konstan- 
TiA  zeer  in  gunst  flond ,  aangemoedigd  door  de 
Eufehianen^  had  haar  verzekerd,  dat  de  Kerkver- 
gadering ARIUS  onrecht  gedaan ,  en  hem  veroor- 
deeld had ,  wegens  zaken ,  die  hij  nooit  geleerd  had. 
Dit  geloofde  konstantia,  doch  durlHe  'er  haren 
Broeder  den  Keizer  niet  over  fpreken,  tot  dat  zij, 
op  haar  derf  bed ,  van  hem  deze  laatfte  weldaad 
verzoclit,  dat  hij  dezen  Ouderling,  als  een'  godza- 
lig en  rechtzinnig  man,  in  zijne  gunst  wilde  aanne- 
'  men.  De  Keizer,  dit  verzoek  zijner  Zuster  toege- 
daan hebbende,  werd  van  dezen  zelfden  geestelij- 
ken ,  tot  zijne  bevreemding ,  onderricht ,    dat  arius 

het- 

fchied  wzi,  uit  vreeze,  dat  de  Keizer,  indien  zij  zich 
met  de  andere  Bisfchoppen  niet  verëenigden,  den  Chris- 
telijken  Godsdienst  misfchien  voor  onzeker  houden, dien 
weder  verlaten-  en  deszelfs  aanhangers  vervolgen  zou, 
te  meer  daar  hij  nog  flechcs  onder  de  Leerlingen  van 
denzelven  behoorde. 
(*)  liiit.  Ecclei,  I.  25.       (t)  Hist.  Eccles,  II.  27, 


GESCHIEDENIS.  223 

liétzcifde  leerde ,  als   de  Kerkvergadering  van  Niceê ,      III 
en  dat  hij   gereed    was,    zulks    in   's  Keizers  tegen-    ^'^ 
vvoordigheid ,  ten  allen  tijde ,   te  belijden.    Op   deze  Hoofdft. 
voonvaai'de  ,   beloofde  de  Keizer  hem  weder  te  zul-  "^  C.  Gi 
len  herftellen,  en  hem  reeds  te  voren  verlof  gegeven  j!qj.        '^ 
hebbende,  om  ten  Ilove  te  komen,  fchreef  hij  hem  - 

nog  eenen  eigenhandigen  Brief,  in  welken  hij  hem 
zijnen  geliefden  Broeder  noemt,  hem  ten  Hove  ont- 
bietlt,  en  daar  toe  van  een  lands  rijtuig  vergimt 
gebruik  te  maken.  Hier  op  verfcheen  ariüs,  met 
zijnen  vi'iend  euzojus,  gewezen  Ouderling  te  ^lex- 
andrié  ,  die  te  gelijk  met  arius,  door  den  Bis- 
fchop  ALEXANDER ,  was  afgezet ,  ten  Hove ,  in  het 
jaar  530,  alwaar  zij  aan  ^.t\\  Keizer  de  volgende  ge- 
loofsbelijdenis overleverden : 

„  Aan  den  Godvruchtigftcn,  en  Godbemiimend- 
„  ften,  onzen  Heere,  den  Keizer  koxstantyn, 
„  ARIUS,  en  euzojus.  Gelijk  uwe  Godelievende 
„Godvruchtigheid,  Heer  Keizer,  bevolen  heeft, 
„  zoo  verklaren  wij,  bij  dezen,  ons  geloof,  en  be- 
„  lijden  fchriftelijk  voor  God,  dat  wij,  en  de  ge- 
„  nen,  die  met  ons  zijn,  dus  geloven,  gelijk  hier 
„  na  volgt:  Wij  geloven  in  éénen  God,  den  AI- 
j,  magtigen  Vader,  en  in  den  Heere  jesus  chris- 
„  Tus ,  zijnen  Zoon ,  uit  hem  vóór  alle  eeuwen  ge- 
„  worden.  God  het  Woord,  door  wien  alle  dingen 
„  gemaakt  zijn,  die  in  den  Hemel,  en  die  op  Aar- 
,,  de  zijn,  die  nedergedaald  en  vleesch  geworden  is, 
„  geleden  heeft,  opgeftaan,  en  ten  Hemel  opgeva- 
„  ren  is ,  die  weder  zal  komen ,  om  te  oordeelen , 
3,  levenden  en  dooden,    en  in  den   Heiligen  Geest, 

„  en 


J24  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       ,,  en  de  wederopflanding  des  vleefches,    en  het  1e- 

^^^     „  ven  der  toekomende  eeuw,  en  het  Koningrijk  der 

Hoofdft.  ^?  Hemelen,  en  in  ééne  Ivatholijke  (algemeene)  Kerk 


na  C.  G.  weike  zich  uitJlrckt  van  het  ééne  tot  het  andere 
lot  "37.*  9»  niterfte  der  Aarde.  Dit  geloof  liebben  wij  uit  de 
—  ■  —-  5,  Heilige  Euangeli<in  ontvangen ,  daar  de  Heere  tot 
„  zijne  Leerlingen  zegt:  Gaat!  onderwijst  alle  vol- 
„  ken ,  hen  doopende  in  den  naam  des  Vaders ,  en 
5,  des  Zoons ,  en  des  Heiligen  Geestes.  Indien  wij 
„  dit  niet  alzoo  geloven ,  en  waarlijk  den  Vader, 
„  Zoon ,  en  Heiligen  Geest  aamiemen ,  gelijk  de 
„  gehcele  Katholijke  Kerk ,  en  de  Schriften  leeren , 
i  „  welke  wij  in  alles  geloven ,  is  God  onze  Rich- 
5,  ter,  nu  en  in  het  toekomend  oordeel.  Daarom 
„  fmeken  wij  uwe  Godvruchtigheid,  Godgeliefdde 
„  Keizer,  dat  gij  ons,  die  Kerkdijken  zijn,  en  het 
„  geloof  en  den  zin  der  Kerk  ,  en  der  Heilige 
5,  Schriften,  houden,  door  uwe  vredelievende  en 
,,  godzalige  Godvruchtigheid  ,  weder  verëenigt  met 
„  onze  Moeder,  te  weten,  de  Kerk,  met  ophang 
,,  van  alle  jjtlclc  vragen  en  twisten;  opdat  wij  en 
„  -de  Kerk,  in  vrede  levende,  gezamenlijk  plegtige 
„  gebeden  voor  uwe  vreedzame  regeering,  en  voor 
„  uw  geheeie  geflacht,  tot  God  uitflorten  mogen.*' 
De  Keizer,  die  zoo  zeer  naar  vrede  en  eensgezind- 
heid onder  de  Christenen  haakte,  en  dezelve  dan 
door  zachtheid,  dan  door  ftrengheid ,  had  zoeken 
te  bevorderen ,  was  ingenomen  met  deze  geloofsbe- 
lijdenis ,  welke ,  alfchoon  zij  terftond  bij  de  recht- 
zinnigen  verdacht  was,  als  kunnende  de  woorden 
derzelve  ligtelijk  in  den  Ariaanfchen  zin  verklaard 

WOf- 


GESCHIEDENIS.  525 

•Worden,  terwijl  de  bepalingen    der  Kerkvergadering     III 
•\varcn  voorbijgegaan  ,    evenwel    zoo  nabij   met   de    '^^^^ 
Tcchtzinnige   geloofsbelijdenis   fcheen    overëenteftcm-  Hoofdft. 
men ,  en  vergunde  arius  vrijiieid ,  om  naa  Alexan-  "^  ^^  ^* 
^ri'é  te  keeren ,  alwaar  echter  de  Bisfchop  atiiana-  \q^  33^* 

sius  hem  weigerde  in  de  gcmcenfchap  der  Kerk  toe 

te  laten,  gelijk  wij  zoo  aanllunds  nader  zien  ZLÜIen. 

De  aanhangers  van  arius  ,  dus  eenige  ruimte  ge-  De  Aria- 
kregen  hebbende,  begonnen  fpoedig  deze  gunst  van  "^" ^^"^j 
het   Hof   tegen    de    Rechtzinnigen    te    misbruiken,  rechtzin- 

EusTATHius,    Bisfchop    van    Anti'óchi'è  ^    één    der  "^S^"»  en 

zetten  £U" 
Voorzitters  op  de  Nice'ifche  Kerkvergadering,   w^as  stathius 

één  der  eerften,  die  hunne  wraak  bezuurde.    Deze  Bisfchop 

had  het  eerst  en  veel  tegen  de  Ari'dnen  gefchrevcn,  ^^?-;"^r' 
°  0  5  oen  ie  ar, 

onder  anderen  een  Werk  van   acht  Boeken ,  waar  die  ge- 
van  Hechts  eenige  Brokihikken  overig  zijn  C*),  als  ^^""5" 
'='  ö     j     V    y?        worde. 

ook  nog  eenige  Brokilukken  over  de  Opfchriften 
4er  Pfahnen  ,  behalven  dit  heeft  men  hem  eene 
4ianfpraak  aan  den  Keizer  konstantyn,  en  eene 
verklaring  der  Scheppingsgefchiedenis  toegefchreven  , 
doch  welke  niet  voor  echt  kimnen  gehouden  wor- 
den. Het  eenigfte  Werk,  dat  nog  geheel  van  hem 
overig  is,  is  een  onderzoek  tegen  origenes,  over 
de  Toveresfe  te  Endor ^  door  allatius  uitgegeven, 
waarin  hij  het  gevoelen  van  origenes  wederlegt, 
dat  deze  Tooveresfe  waarlijk  den  g^^^t  van  samucl 
uit  het  Rijk  der  dooden  zou  hebben  opgeroepen.  — 
Op  eene  Kerkvergadering  te  Antiochi'è^  in  het  jaar 

33Ï» 
C*)  Fabricius  Bibliuth.  Gr.  Vol.  VIII.  p^^.  i7o. /ff. 

IV^  Deel.  p 


CLzCy  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       331 9  werd  deze  Bisfchop  door  eusebius   van  A7* 

BOEK     komedie^  die  ook  eusebius  v^nCafarea^  en  aiidcrc 

Hoofdft.  Oosterfche  Bisfchoppcn,  in  zijn  belang  had  overge- 

na  C.  G.  haaid ,  befchuldigd  van  de  dwalingen    der  Sahellia- 

tot  337.* '^^^9  hetwelk,  zegt  socrates  (*),  thans  vrij  ge* 

woon  werd,  dat  men,  over  de  bewoording  éénswe' 

?.eus,  in  het  duifier  ftreed,  zonder  recht  te  weten, 
waarom  men  malkandcren  verketterde ,  befchuldi- 
gende  men  malkanderen  over  en  weder ,  van  y^/7<7- 
nen'j  of  SahelUanerij,  Doch,  eustatiiius  werd 
bovendien  van  hoererij  befchuldigd,  en  op  den  eed 
van  een  ontuchtig  vrouvvsperfoon  ,  dat  met  geld 
daar  toe  was  omgekocht,  veroordeeld,  en  van  zijn 
ambt  afgezet.  Te  vergeefs  wendde  de  Bisfchop 
zich  tot  den  Keizer,  die  het  vonnis  der  Kerkver- 
gadering bevestigde,  en  eusïathius  ,  met  zijne 
Ouderlingen  en  Kerkedienaren,  naa  Thraci'è  bande, 
alwaar  hij  omtrent ,  h.ct  jaar  360  ov^erleden  is  (f). 
Alle  de  Schrijvers,  die  ons  van  dezen  man  bericht 
geven  (§),  filostorgius  uitgezonderd,  zijn  Ka- 
thoHjken ,  en  befchouwcn  hem  derhalven  als  eenen 
Martelaar  voor  het  geloof,  terwijl  zij  zijnen  ijver, 
geduld,  geleerdheid  en  welfprckendheid  ,  prijzen; 
ondertusfclien  kan  de  haat  tegen  de  Jrianerij\ 
waar  over  zij  hem  zoo  bijzonder  roemen  ,  hem  in  ze- 

ke- 

(*)  T^ist.  Eccks.  I.  23. 

(t)  Chrysost.  Laudat.    eustathh   Tom.    I.  Opp.  ed» 
Duc^i  Francof.  pig.  ^'j.  theodcr.  llht.  Eed.  III.  4. 

(§)   IlicRONYMUiJ ,   SOZOMEJNUS,  ATUANASIUS  ,  Cnz. 


GESCHIEDENIS.  s^? 

kere  opzichten    te    driftig  en   onverdraagzaam    ge-     III 
maakt,  en  daar  door  zijn  ongeluk  veroorzaakt  heb-    ^^^^ 
ten   (  *  ).  Hoofdd. 

Het   afzetten  van  eustathius,   door  de  Kcik- na.  C.  G. 

[o  n  t»    O  T  2 

Vergadering,  gaf  aanleiding  tot  hevige  onlusten,  te  ^-'^^  ^^' 

Aritiochi'é ^  te   meer,    omdat  de   redenen   van   deze 

flrengheid  alken  in  algemeene  bewoordingen   vervat  Opi'oeri- 

gebewe- 
waren ,  want ,  fclirijft  de  Iverkgefchiedfchrijvcr  so-  ginjren  te 

CRATES,  bij  deze  gelegenhdd  (f),  ,,de  Bisfchop- Antiö- 

„  pen  zijn  wel  gewoon,   do  genen,   die   zij   afzet- ^^^3 j;^^' 

„  ten  ,    met  fcheklvvoorden   te   overladen ,    en  van  nfzetten 

,,  fjodloosheid  te   bcfchuldigcn ,    maar  niet  de  rede- ^^"  ^^' 

"    ^  ,  „         ,     .  ,  STATUIUS. 

,,  nen  dezer  godloosheid  te  metden.  Ais  men  der- 
halven, in  het  jaar  332,  tot  de  verkiezing  vanecnen 
iiiemven  Bisfcbop  overging,  wilde  een  deel  der  Ge- 
meente EUSTATHIUS  v/ed(.r  hebben,  terwijl  een  an- 
der gedeelte  eltsecius  pamfili,  Bisfchop  v-an  de- 
farea^  verkoos.  Zoo  hoog  liepen  deze  onlusten, 
dat  men  bereids  van  weerskanten  naar  de  wapenen 
greep ,  toen  de  befcheidenheid  van  eusebius  ,  die 
voor  deze  keuze  bedankte,  zich  op  de  Kerkelijke 
wetten  en  gebruiken  beroepende,  en  de  tusfchen- 
Icqmst  van  den  Keizer,  door  het  zenden  van  ecnen 
aanzienlijken  flaatsdienaar  naa  Antiöchië ,  en  een  ei- 
genhandig fchrijven  aan  de  Gemeente  aldaar,  en  aan 
de  vergaderde  Bisfchoppen,  om  hen  tot  vrede  te 
vermanen,   en  de  gevolgen  van  zoodanige   onrusten 

voor 

'^*)  ?.Ien  vergelijke  du  pin    Nouv.  Biblioth.  dei  Aut» 
Kcclcs.  Tom.  III,  pt:s.  26.  fqq. 

Cl)  Hist.  Eccic's.  I.  24. 
P  :; 


£25 


K  E  R  K  E  L  g  K  E 


III 

BOEK 
II 
Hoofdft. 
na  C.  G 
Jaar  3 13, 
tot   337, 

Vervol- 
gingen 
tegen 

ATIIANA- 

sius. 


voor  te  flellen ,  de  drift  bedaarde ,  zoodat  iiien  zich 
verëcnigde,  om  eufronius,  eeneii  Kappadocifchen 
Bisfchop,  te  verkiezen,  waar  mede  de  rust  herfteld 
geraakte  (*). 

Hetzelfde  lot,  als  eustathius  ,  trof  ook  andere 
Bisfchoppen,  die  de  Eufehianen  voor  hunne  vijan- 
den hielden.  De  zvvaarfle  Rorm  berstte  los  tegen 
ATi-iANASius.  Deze  .ijveraar  voor  de  rechtzinnig- 
heid wilde  EUSEBius  van  Nikomedië^  niettegen- 
Ihande  deszclfs  verzoek,  niet  in  zijne  KcAelijke  ge- 
mecnfchap  aannemen,  ook  weigerde  hij  volllrektlijk , 
het  Keizerlijk  bevel  te  gehoorzamen ,  en  arius  te 
herllellen.  Daar  dit  den  Vorst  moest  mishagen, 
hielden  de  Eufehianen^  vcrfterkt  door  de  Mekti'd- 
nen ^  dit  vooreen  gunflig  tijdftip,  om  atiianasius 
hunnen  wrok  te  doen  ondervinden.  Zij  befchuldig- 
den  hem  dan  bij  den  Keizer,  dat  hij  den  Egypte- 
naren  eene  foort  van  fchatting,  eigener  gezag,  had 
opgelegd,  beftaande  in  het  opbrengen  van  linnen- 
klederen  voor  zijne  Gemeente ;  vervolgends ,  dat 
hi)  eenen  oprocrmaker  met  geld  onderdeund ,  in 
eene  Kerk  den  Heiligen  Beker  in  flukken  gedagen, 
en  de  affchriften  der  Heilige  Boeken  verbrand,  zich 
met  hoererij  bevlekt,  en  eenen  Bleletidanfchen  Bis- 
fchop ^ARSENius  vermoord  had.  De  Keizer,  eerst 
zijnen   Broeder  dal^l-vtius    afgezonden   hebbende, 

om 

(*)  EusEB.  de  Fita  Conflant,  III.  59-02.  alwaar  hij 
boTi  den  Brief  des  Keizers  aan  hein  aanhnnlt,  waar  in 
deze  hem  prijst ,  omdnt  hij  voor  het  Bisdom  van  Antio- 
chic  bedankt  had.  socrat.  H'nt,  EccL  I.  24.  sozom.  II.  ip» 


G  E  vS  C  II  I  E  D  E  N  I  S.  209 

om    deze   befcbiilcligingcn  geveclitdijk  te   onderzoc-     III 
ken,  beriep    vcrvolgcnds,  ten  zelfden  einde,   cene    ^^i"''^ 
Kerkvergadering  naa  defarea^  die  m  het  jaar  ysg  gè^  Hoofdft. 
houden  werd,  doch  op  welke  ATiiANAsrus, dewijl  hij  "^  C.  G. 
de  vergaderde  Bisfchoppen  voor  zijne  vijanden  hield,  ^^|  "^     * 

weigerde  te  veifchijnen.     De  Keizer,  hier  over  ver 

ftoord  ,  gebood  hem  fclierplijk  ,   zich  in  eene ,   op 
nieuw  te  Tyus   in  het  jaar  335  befchrevene,  Kei'k- 
vergadering  ,    tegenwoordig  te  laten   vinden,   waar 
aan  hij,  hoe  ongeern  ook,  gehoorzaamde.     Om  de 
orde  en  rust  onder  de  menigte  der  tegen   malkander 
ren  verbitterde  geestelijken  te  bewaren,  had  de  Kei- 
zer ook   gevolmagtigden  derwaards   gezonden.     Op 
deze  vergadering   werden   de  befcluildigingen    tegen 
ATHANASius  vemieuwci ,   die  op  iommigen  terftond 
antwoordde,  omtrent  anderen  tijd  en  dag  verzocht. 
Hoe  zeer  nu,  onder  anderen,  twee  befchuhligingen 
openlijk  bleken  valsch  te  zijn,  de  édne  van  hoererij 
met  een  vrouwsperfoon ,  hetwelk,  daar  zij  een'  an- 
der voor  ATHANASIUS  aauzag,  met  de  daad  toonde, 
dezen  zelfs  niet  eens  te  kennen,    en  de  andere  van 
den  moord  van   arsenius^   dewijl  die  zelf  levende 
op  de    vergadering  vericheen,  evenwel   was  atha- 
KASius  ,  niettcgenftaande  alle  zijne  fhmdvastigheid , 
ontroerd ,  daar  hij  zelfs  zulken ,  die  hij   voor  zijne 
vrienden    gehouden   had,   onder  zijne   befchuldigers 
befchouwde ,    en   ook  zag ,    dat    men   de    getuige- 
nislen  zijner  openlijke  vijanden,   Ariamn  en   Mele^ 
t'ianèn ,  tegen  hem  liet  gelden ,  en  dat  de  Eisfchoji- 
pen  zich  bijna  allen  van  eerllen  af  tegen  hem  ver- 
P  .>  klaard 


Ti^  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

Iir      -Iclaard  hadden;   derzelver  drift  tegen  hem  liep  zelf^ 

BOEK     200  hoog,  dut  's  Keizers  gemagtigdeii  het  voorzie h- 

Hoofdfti  tigstïichtten,  hem  heiraUjk  te  hiten  wegbrengen,  zor- 

m  C.  G.  gende,  dat  men  hem  nog  aanvallen  en   vcjLTnoorden 

Jaar  '^  i  "^  ^  *" 

tQ[   „a;^"  2011.    Eenige   Bislchoppen ,   naa  Alexandrië  gezon- 

-      "«   -den,  om  ééne  der  ingebrachte  befchiildigingen  op  de 
plaats  zelve  te  onderzoeken,  zonden  een  bericht  over; 
dat    ^zij    ATHANASius    fchuldïg   gevonden    hadden  ^ 
waar  op ,  niettegenftaande  de  Onderlingcn  van  Akx*- 
andrië,  en  verfcheidene  Onderlingcn  van   het  land-» 
fchap  Mareotis^  'm  eenen  Brief  aan  de  Kerkverga* 
■dering,  die  nog  voor  handen  is,   de  befchuldiging 
Wcderlegden  ,    en  aantoonden ,    dat   het  onderzoek 
partijdig  gefchied  was  ,  en  ook  de  47  Egyptifche  Bis- 
fchoppen,   die  met  athanasius   op  ile  Kerkverga- 
dering  gekomen  waren,   de  Eufehianeii  ftreeken   en 
listen  aantijgden,  om  hunne  oogmerken  te  bereiken, 
ATHANASIUS  ,    eindelijk  ,    door  de  vergadering  v^n 
zijn  ambt  ontzet  werd, welke  hem  tevens  verbood, 
naa  Alexandrië  te  kt^emn.,  opdat  hij  daar  gcene  onlus- 
ten mogt  ftichten,  tevens  aJlen  Bislchoppen  aanfchrij- 
vende ,  dat  zij  hem  uit  de  Kerkelijke  gemeenfchap  zou- 
den uitfluitcn.     Als  gronden  van  hun  gedrag  gaven 
de  Vaders  op:  dat  hij  'slveizers  bevel,   óm   te   Ca- 
farca   te    vcrfchijnen  ,    niet   gehoorzaamd ,  en  eenc 
menigte    aanhangers    te    Tyrus    medegebracht   had, 
om  daar  opfchuddingen  te  verwekken ;  vei'ders ,  dat 
hi]  dan  geweigerd  had,  op  de  befchuldigingcn  te  ant- 
woorden, dan  de  Bislchoppen  fmaadlijk  bejegend  had, 
dan,  ingcdaagd  zijnde,  niet  had  willen  verlchijnen  , 

als 


GESCHIEDENIS.  231 

alsook,  dat  de  kwade  behandelingen  der  Kerkelijke     III 
vaten  genoegzaam  bewezen  was  (*).  ^^Ji^ 

Athanasius  ,  dus  veroordeeld  zijnde ,  begaf  zich  Hoofdft. 
naa  Konfiantimpolen ,   alwaar  hij  zich   op  des    Kei-  "=^  ^-  ^' 

Toot»  "^  I  ^ 

zers  uitfpraak  beriep ,  welke  inmiddels  de   Bisfchop-  \^^  037I 
pen ,    die  te   T'^rus  vergaderd  waren ,    belast   had , 

naa  '^erufalem  te  reizen ,  en  aldaai*  de  inwijding  der  ^^^ikyer- 
u      j  ■>  ja         g;i  dering 

prachtige,  door  hem  ter  gedachtenis  van  jRsus  Op- te  Jeruft- 
ftunding  gebouwde  Kerk ,  bij  te  wonen ,  na  het  eindi-  ^'-''^-  ^^^' 
gen  van  welke ;plegtigheid  zij ,  in  het  jaar  335,  aldaar  i^ej^j-ej^j^ 
cene  talrijke  Kerkvergadering  hielden ;  alwaar  ook  ari- 
us  (t),  en  zijn  vriend  euzojus  verfcheenen,  met 
een  aanfchrijven  van  den  Keizer  aan  de  Bisfchoppen  , 
dat  zij   derzelver  geloofsbelijdenis   onderzoeken,   en 
hen  gunftig  bcöordeelen  zouden,  het  zij  zij  te  voo- 
ren,    door  nijd,   onderduikt    waren,   of  nu  hunne 
dwalingen    afgelegd    hadden.      Zij  vonden  ,    in    de 
daad ,  bij  de  vergadering  een  goed  onthaal ,  en  wer- 
den  weder   in   de  gemeenfchap  aangenomen,  waar 

van- 

(*"^  I\Icn  vergelijke  eusf.b.  Ut,  Conftant.  IV.  42. 
ATMANAS.  ApoJog.  Seciinda  pag.  $13.  fq.],  socrat.  Hist, 
Eccles.  I.  27-32.  soZüMEN.  Hist.  Eccles.  II.  10,  22,  25. 
THtoDOR.  Hist.  Eccles.  I.  2p.  EPiFAN.  Hccres.  68.  C'.  17. 
(t)  Vai.esius  Ohferv.  Eccles.  Libr.  II.  Cap.  2.  /td 
Calc.  Hist.  Eccles.  sozomeni  en  Nof.  ad.  socrat.  Hist. 
Eccles.  I.  33.  meent,  dat  deze  arius  onderfcheiden  moet  1 
worden  van  dien,  naar  wien  de  Aridnen  genoemd  wor-' 
den.  Met  hem  fremt  ook  venema  in  Hist.  Eccles.  Tonu 
IV.  pag.  276.  Doch  de  bewijzen  voor  deze  ondcrfchei- 
ding  komen  mij  niet  voldoe.ide  voor. 
Pi 


ncn. 


432  K  E  R  K  E  L  IJ  IC  E 

III       van  de  vergadering  tevens  in  eenen  Brief  aan  de  Ris-' 

*^^^     fchoppen  en  andere  Geestelijken  van  Egypte  kennr» 

Hoofdü.  gïif  9    met    verzoek  ,   om  dit   voorbeeld   te  volgen. 

ua  C.  G.  Men  kan   uit  dit  befliiit  der  vergadering  weder  op* 

[Qt   \JL\  maken ,  hoe  veel  invloed  het  gevoelen  en  gezag  des 

*'■■■         Keizers  op  dezelve ,  waar  h.et  toch  niet  aan  partijen 

van  ARius  ontbral^;,  gehad  hebbe  (*). 

Athansi-     De  Idagten  en  bezwaren ,  welke  athanasius  bij 

us  wordt  ^gj^  Keizer  had  ingebracht,  werlcten  echter  zoo  veel 

mal  ners  ^ 

in  Gallië  uit ,  dat  de  Vorst  aan  de  Cisfchoppen ,   die  de  ver- 

geban-  gadering  te  Tyrus  hadden  uitgemaakt,  eenen  fcher- 
pen  Brief  zond ,  en  hen  wegens  hunne  ongefluimig- 
heid  en  tvvistzucht  ftrenge  verwijtingen  deed,  hen 
tevens  naa  Konflantinopolen  ontbiedende,  opdat  hij 
de  beide  partijen  zou  kunnen  hooren;  verfcheidcnen 
van  deze  Bisfchoppen ,  door  dezen  Brief  verfcln-ikt , 
keerden  naa  hunne  Bisdommen  terug,  maar  euse- 
Bius  van  Ni  komedie,  fteunende  op  zijnen  invloed 
ten  Hove ,  begaf  zich  naa  de  hoofdllad ,  alwaar  hi) 
den  Keizer  onder  het  oog  bracht,  het  zij  waar  of 
valsch,  dat  athanasius  gedreigd  had,  te  zullen 
beletten ,  dat ,  vervolgends ,  \2X\Alexandri'è  geen  koorn 
meer  naa  Konflantinopolen  zou  gezonden  worden, 
gelijk  jaarlijks  pleegt  te  gcfchieden,  welke  befchul- 
diging  den  Keizer  zoo  zeer  ontrustte ,  'dat  hij  atha- 
nasius naa  Treviri ,  QTriers,')  in  Gallië  bande; 
alhoewel  openlijk  werd  voorgewend,  dat  de  Keizer 
hier  toe  enkel  om  de  nist  der  Kerk   befloten   had, 

de- 
(*)  Athanas.  /Ipol.   II.  pag.   621.  EüSER.   Fit.  Coh- 
ftant.  IV.  43.  socRAT.  I.  33.  sozomen.  II.  27. 


GESCHIEDENIS.  2331 

dewijl    ATHANASius    volftrckt   bleef  weigeren,  met     III 
ARius  en  zijne  vrienden.  Kerkelijke  gemeenfchap  te    ^^^^ 
onderhouden  (  *  )-  Hoofdft. 

Arius    was,    na  7/ijnc  wcderiianneming  door  de  "^  C.  G. 
Kerkvergadering  te  Jerufalem^  naa  Alexandrië  ge- ^^^   ^^^] 

kecrd;  maar  zijne  aankomst  in  deze  ftad,  reeds  te 

onvrede ,  over  het  lot  van  haren  Bisfchop ,  gaf  aan-  Doodva» 
leuhng  tot  nieuwe  onlusten,  waarom  de  Keizer  hem 
in  het  jaar  336  naa  Konftantinopolcn  ontbood,  al- 
waar Et'SEBius  van  Nihomedi'é  alle  pogingen,  zelfs 
met  bedreigingen,  bij  den  Bisfchop  dier  hoofdftad, 
ALEXANDER,  aanwendde,  opdat  hij  arius  zou  toe- 
laten in  de  gemeenfchap  der  Kerk;  zelfs  gebood  de 
Keizer,  nadat  arius  de  geloofsbelijdenis  van  Niceë, 
of  eene  gelijkluidende,  ondertekend,  en  op  's  Kei- 
zers voorftel  zelfs  bezworen  had  (f),  den  Bisfchop 
uitdruklijk ,  den  eerstkomenden  Zondag,  arius, 
zonder  tegenfpreken ,  als  een  ledemaat  zijner  Ge- 
meente aan  te  nemen.  De  Bisfchop,  dit  gebod  met 
de  uiterfte  ontfteltenis  vernemende,  bad  God,  dat 
hij ,  eer  dit  gebeurde ,  hem ,  of  arius  ,  uit  dit  leven 
wilde  nemen.  Op  den  volgenden  Zondag,  begaf 
zich  ARIUS,  met  eenigen  zijner  aanhangeren,  naa 
de  Kerk,    waar  hun  wensch  vervuld  zou  worden. 

Ou- 

(*)  AtHANAS.  ^polog.  \l.  png.  622.  SOCPvAT.  I.  34, 
35.    SOZOMEN.    II.   2ü. 

(t)  Het  algemeen  gerucht  onder  de  Rechtzinv.igcn 
zeide,  dat  hij  den  Keizer  bedrogen,  en  eigenlijk  ge- 
zworen had,  op  eene  geloofsbelijdenis,  volgends  zijne 
Hellingen,  die  hij  bij  zich  had. 

P5 


tOE     337. 


£34  K  E  R   K  E   L   IJ  K  E 

III  Onder  weg  door  den  nood  gedrongen  ,  begaf  I)'^ 
BOEK  2ich  in  een  gemeen  heimlijk  gemak,  alwaar  liij  eene 
Hoofdft.  fchielijke  dood  flierf,  en,  gelijk  Ibmmigen  zeggen, 
na  C.  G.  zijne  ingewanden  uitflorttc.  Dus  verhalen  genoeg- 
toi  717!  zaam  eenparig  alle  de  Schrijvers  van  dien ,  en  den 
naastvolgcnden  tijd,  de  dood  van  arfus  (*),  zoo- 
dat men  daar  aan  naamvJijks  twijfelen  mag.  Doch, 
wanncer'ATHANiïsrus:,  en  anderen,  die  hem  gevolgd 
zijn,  deze  fchielijke  dood  van  arius,  als  eene  bijzon- 
dere llraf  van  God  ,  op  het  gebed  van  den  Bis- 
fchop  ALEXANDER ,  befchonwcn ,  welke  Bisfchop  ook 
daar  voor  God  plegtig  in  de  Gemeente  zal  gedankt 
hebben,  kan  men  niet  zoo  ligtzinnig  hunne  gedach- 
ten toeftemmen.  Immers,  behalven  dat  fommigen, 
volgends  sozomenus,  deze  fchielijke  dood,  als  een 
gevolg  van  eene  voorgaande  onpaslijkheid  of  kwaal 
hebben  aangezien,  terwijl  anderen  dezelve  aan  de 
üvennatige  vreugde  van  arius  over  zijne  wcderiian- 
neming  toefchreven,  zoo  zijn  'er  meer  voorbeelden 
van  foortgclijke  wyze  van  dood ,  onder  anderen'  is  de 
Paus  anastasius  IL,  op  het  einde  der  vijfde  eeuw, 
op  dezelfde  wijze  overleden  (  f ) ,  en  bet  is  over  het 
geheel  bedenklijk,  eene  dergelijke  gebeurenis',  die  na- 
tuurlijk kan  zijn ,  bovennatuurlijk  te  noemen ,  en  voor 
eene  Godlijke  IfrafFe  te  verklaren  (§).     Welk  recht 

heeft 
( * )  ArtiANAs.  Epist.  ad  Sevap.  de  MortQ   Arii  Tom» 
\.  pag.  522.  suCUAT.  Ilist.  Eccles.  I.   37,   38.   sozomen. 
Hist.  Eed.  L.  I.  2p,  30.  THEODüR.  Hisi.  Eed.  I.  15. 
(  f  )  Platina  in  Vita  ejus. 
(  5 )  VüNEiAiA  Hist.  Ecdes.  Tom.  IV.  pag,  277. 


GESCHIEDENIS.  235 

hixl't  ATHANASius,  dczc  dood  v;in  arius  met   die      III 
van  den   veiTader   judas   te    vergelijken  ,   en  niets    ^^^^ 
aan  te  merken,  op  de  bede  van  den  Bisfchop  alex- Hoofdft, 
ANDER,  of  wel  die  bede  als  heilig,  en  daarom  van  "=>  C.  G. 
God   verhoord,    te  roemen?     De   aanhangers    van  J^'  ^  z' 

ARIUS  beweerden  daartegen,  dat  zijne  vijanden  hem ■ 

door  toverkunllen  uit  den  weg  geruimd  hadden;  en 
zelfs  in  onze  eeuw  hebben  fchrandere  mannen  ge- 
gist ,  dat  hij  misichien  door  vergift  zal  omgeko- 
men zijn.  Laat  ons  ,  zonder  zulke  vennoedens  , 
die  tocli  gecnc  zekerheid  hebben,  of  zoodanige 
oordeelvellingen  te  wagen  ,  ons  zclvcn  verge- 
noegen, mot  het  gene  gebeurd  is:  arius  is  eene 
fchielijke  dood  geftorven,  waar  van  de  oorzaak  ons 
onbekend  is. 

De  dood  va:i  arius  was  de  laatfte  aanmerklijke  Gevolgen 
gebeurenis  ,  in  de  Ariaanfche  woelingen ,  die  ten  ^^"  ^^ 
tijde  van  konstaxtyn  plaats  had;  doch.  met  de-  ,^^^^,5 
zelve  waren  de  twisten  niet  geëindigd;  immers, 
alhoewel  atiianasius  verzekeit ,  dat  zeer  vele 
/irianen ,  op  dezelve ,  tot  de  Rechtzinnigen  zijn 
overgegaan,  hnnne  hoofden  bleven  nogthans  vol- 
harden; en  de  verwarringen,  die  vervolgends  heb- 
ben plaats  geliad,  terwijl  uit  de  bron  der  AriaciU' 
fche  nog  weder  geduiirig  nieuwe  voortkwamen , 
hebben  voldoende  bewezen  ,  dat  de  Kerkverga- 
dering van  Nice'é ,  welke  konstantyn  gelioopt 
Ijad,  dat  een  middel  zou  wezen,  om  de  gemoede- 
ren te  verëenigen ,  ten  dezen  opziclite ,  niets  uit- 
gewrocht ,  noch  ter  voorkoming  van  verdere  ge- 
fchillcn,    over  de  betwiste  flukken,  iet  toegebracht 

heeft 


£36  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  heeft  (*).  Indien  wij  athanasius  (f)  en  socra-- 
^^^'^  TES  (§)  geloven,  zal  de  Keizer  konstantyn, 
ïloofdft.  door  het  bericht  van  de  onverwachte  dood  van 
oa  C.  G.  ARiLis ,  meer  overtuigd  zijn  ffeworden  van  de  waar- 
j,^[  '^^y[  heid  van  het  Niceifche  geloof,  als  ook  dat  arius 
'■■■   ■  een  meinedige  en  Dwaallceraar  geweest  was.    Even- 

wel wilde  hij  van  de  herftelling  van  athanasius 
niet  hoorcn.  Te  vergeefs  fchrecf  hem  antonius  , 
de  Vader  der  Monniken,  ten  voordecle  van  atha- 
nasius ,  hem  biddende ,  dat  hij  de  lasteringen  der 
Meletianen  geen  geloof  wilde  geven ;  te  vergeefs 
paarden  de  Geestelijkheid ,  en  de  gewijde  Maagden  te 
Akxandri'è ^  hare  voorbede  met  die  van  antonius, 
terwijl  de  Gemeente  aldaar  openlijk,  in  hare  verga- 
deringen. God,  om  's  mans  herflelling  bad.  Aan  de 
Geestelijkheid  gaf  de  Keizer  voKirekt  een  weigerend 
antwoord;  aan  de  Gemeente  verweet  hij  onverftand 
en  ligtzinnigheid;  aan  antonius  fchreef  hij,  dat  hij 
de  iiitlpraak  der  Kerkvergadering  moest  handhaven , 
dat,  alfchoon  ook  deze  of  gene  Bisfchop.  zich  door 
(hift  mogt  laten  overheerfchen  ,  men  zulks  echter 
niet  kon  verwachten  van  zoo  vele  verftandige  en 
godzalige  mannen,  als  op  dezelve  bijeen  wai*en  ge- 
komen ;  bovendien  befchrcef  de  Keizer  athanasius  , 
als  hoogmoedig  en  verwaand  ,  lasterzick,  en  eeiT* 
luchter  van  paitijlcliap  en   oproer.    Nogtlians,  ten 

cin- 
(*)  Zie  j.   H.   SKiviLER   Uiit.  Ecdes,    Christ.    Selecta 
Capita  Tom.  \,  pag.  158-163. 

(t)  -^lA  Episcop.  A-^gypti  et  Lilnx  Disp.  I.  pag,  130. 
(§)  Hist.  Eccles.  I.  38. 


GESCHIEDENIS.  237 

tinde  zijne  onpartijdigheid  en    zijne  zucht   tot  vrede     III 

«te  tonen,  verwijderde  de   Vorst   te   gelijl<:  den   Bis-    ^?^^ 

4chop  jOANNES ,   dien   men   te   Alexandri'é   tot   op-  Hoofdft. 

voker    van    ivieletiüs    verkozen  had,  van   daar,"^^-^* 

jpiar  313, 
niettegenftaande  de    vergadering   te   Tyrus    dezen  in  ^^^   .37. 

•zijne  waardigheid  bevestigd  had  (*).     Ten  hatflen  ■ 

evenwel,  werd  konstantyn  bewogen,  in  het  jaar 
337,  om  ATHANASius  uit  Zijne  ballingfchap  terug 
te  ontbieden,  doch  de  uitvoering  van  dit  voorne- 
men werd  door  's  Keizers  dood  verhinderd  (f), 
van  welke  wij  de  volgende  bijzonderheden,  bij  de 
iverkelijke  Gefchiedfchrijvers ,  vinden. 

De  Keizer ,   zedert  eenigen   tijd   onpaslijk  gevvor-  Kon- 
den ,  had  zich  naa   Helenopolis    laten   brengen ,   om  stantyn 
de  baden  te  gebruiken ;  als  hij  zijn  einde  voelde  na-  ^ort  yó<}r 
deren,  Ichrijft  eusebius  (§),  oordeelde  hij  het  tijd  zijne 
te  zijn,  om  zich  van  alle   zijne   begane    overtredin-  ^Q^^t  ' 
gen    te    reinigen  ,    gelovende  ,    dat ,   wat    ook   een  Hij  rterft. 
menscli    te   vooren   misdreven   mogt  hebben  ,   zulks 
van  de  ziel  werd  afgewasfchen ,  door  de  kracht  dar 
onuitfpreeklijke  woorden ,  en  het  zaligend  waterbad  des 
doops.  Knielend  bad  hij  derhalven,  in  de  Kerk,  Gode 
zijne  zonden  belijdende,  om  derzelver  vergeving,  en 
werd  daar  het  eerst  verwaardigd   met   de   vergeving 
derzelve,  door  de    oplegging   der   handen,    dat  is, 
hij  werd  plegtig  en  eigenlijk,   onder  de   Catechume- 
nen 

(*)  SozoiMEN.  liht.  Eccles.  II.  31. 

Ct)  ld.  l.  c.  Libr.  IIL  Cap.  2. 

C§)  /?/.  Couflant.  IV.  öi. 


fe38  IC  E  R  K  E  L  rj  IC  E 

ill       tien   of  Leerlingen    aangenomen»     Van  Helenopoïh 

^ jj'^     zich    naa    Nikomedië    hebbende     doen    vervoeren  , 

Iloofdft.  waarfchijnhjk  met   oogmerk  ,    om  zich  verder  naa 

^^  ^- ^'  jferufa/em  te  begeven,  alwaar  hij  Voornemens  was, 

tot   337.*  2;ich  in  den   yordann    te  laten    doopcn ,   voelde  hij 

'■ zijne  krachten  zoo  verminderen ,  dat  hij  aan  de  Bis- 

fchoppen ,  die  bij  hem  waren  ,  zijn  verlangen  te 
kennen  gaf,  om,  zonder  verder  iiitftel,  het  onfterf- 
iijk  makend  teken  en  zegel  des  Doops  te  ontvan- 
gen, belovende,  indien  God  zijn  leven  nog  mogt 
rekken,  zich,  in  het  vervolg,  geiieellijk  met  Gods 
volk  te  verë  enigen ,  in  de  Kerk ,  met  alle  de  gelo- 
vigen, aan  de  openbare  gebeden  deel  te  nemen,  en 
zich  aan  die  levensregelen  te  zullen  onderwerpen, 
welke  Gode  betaamlijk  zijn.  Op  dit  verzoek  en  belij- 
denis ontving  de  Keizer,  onder  de  gewone  plegtig- 
heden  ,  en  met  het  nodig  onderwijs ,  den  Christelijk 
ken  Doop,  en  vvaarfchijnlijk  ook  vervolgends  het 
Heilig  Avondmaal ,  van  eusebius  Bisfchop  van 
Nikomedië.  Gelijk  de  Dopelingen  gewoon  waren, 
trok  de  Keizer  witte  klederen  aan,  en  wilde  nu  het 
Keizerlijk  Purper  niet  meer  draren.  Groot  was 
i:ijne  blijdfchap,  zijne  dankbaarheid  aan  God,  en 
zijn  verlangen  naar  de  dood;  gelijk  hij  dan  ook  fpoe- 
dig  zijnen  wensch  magtig  werd,  daar  hij  zijn  leven 
eindigde,  op  den  Pinkfterdag,  den  ssften  Meij  des 
jaars  337,  omtrent  den  middag,  in  het  óófie  jaar 
van  zijnen  ouderdom,  het  ^ifte  jaar  van  zijne  re- 
gcering.  Zijn  lijk  werd ,  gelijk  hij  bij  zijn  leven  be- 
fteld  had,  naa  KonJIantinopolen  gebracht,    en  in  de 

Kerk 


GESCHIEDENIS.  039 

Kerk  der  Apostelen,  die  hij  zelf  gcflicht  had,  na-  III' 
dat  de  lijkdicnst  plegtig  over  hem  gevierd  was ,  be-  ^^^ 
graven  (*).  Hoofdn:. 

Dit  was  het  einde  van  den  eerften  Christen -Kei-  "^  C.  G, 
zer,    wien,    waarfchijnlijk   reeds  bij   zijn  leven,  de  ^^^   ^' 

eernaam  van  de  Groot  e  gegeven  is;  doch  over  wiens  

lof  of  laster  de  oordeelen  van  zijne   tijdgenoten  en  ^^^''^^^'^^ 
der  nakomclingfcliap  zeer  verfchillende  zijn  geweest;  stantym 
hetwelk  ons  niet  kan  verwonderen ,  dewijl  zijn  over*  volgends 
gang  van  de  Heidenen  tot  de  Christenen  hem   ge-  denfche 
wis  bij  de  eerften  zoo  fterk  in  achting  doen  daalen ,  Schrij- 
als  bij  de  laatften  natuurlijk  doen  rijzen  moest.  Van  ^^"* 
weerskanten ,   gelijk  dit   de    aart  der  menfchen  is  , 
verviel  men,  in  het  beöordeelen  van  dezen  Vorst, 
tot  uiterften,   en  misdeed  tegen  de   wetten  van  bil- 
lijkheid   en    onpartijdigheid.     De  Heidenfche  Schrijd 
ver  zosiMus  en  de  Keizer  jüliSan  ,  die  zijn  Broe- 
ders   Zoon    was  ,    hebben    'sVorftcn  karakter    met 
zwarte  verwen  afgefchilderd ,  en  hem  heerschzucht , 
wreedheid,  weelde  en  dartelheid,  te  last  gelegd,  de 
eerfte  berispt  geftadig  aile  de  verrichtingen   van   de- 
zen Keizer,  en  laat  geene  van  zijne  daaden,  zonder 
opmerking  ,  voorbij ;    doch  beiden   ontdekken   zij  , 
te  gelijk,  overal  hunnen  haat  tegen    den  Christelij- 
ken  Godsdienst,  en  hunne  zucht  voor   het  Heiden- 
dom, waar  bij  juliüan  nog  zijnen  bijzonderen  wrok 
voegde,  wegens  het   gene  hij   van   de  Zoonen  van 
KONSTANTYN  oudcrgaan  had.    Andere  min  px^itijdi- 
ge  Heidenfche  Schrijvers  ftenunen  daar  in  overeen  , 

dat 
(*)  EusRB.  nt.  Covjïant.  IV.  62-70. 


C40  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ni  <lat  zij  hem  groote  deugden  en  hoedaniglieden  toc- 
BOEK  kennen,  eji  bellliriivcn  hem,  als  een'  uitmuntend 
Hoofdft.  l<^gei"bevclliebber  ,  een'  bekwaam  liaatsman  ,  een* 
na  C.  G.  groot  aanmoedigcr  en  begunftiger  van  geleefdlicid 
J^^'"^!^' en  geleerden,  en  zelf  een  groot  liefhebber  van  le- 
.  zen ,  fchrijven ,  en  letteroefeningen,    aurelius  vic- 

TOR  (*)  zegt:  „  In  de  eerlle  tien  jaaren  gedroeg 
„  KONSTANTYN  zich  als  een  voortreflijk  Vorst,  de 
„  tien  volgende  ,  als  een  roover ,  en  de  laatfte 
5,  tien,  gelijk  een  kwistpenning ; "  zijnde  dezelfde 
befchiddiging ,  die  ook  zosimus  inbrengt,  dat  kon- 
STANTYN,  meester  van  het  rijk  geworden,  eenen 
gierigen  aart  betoond  ,  en  zijne  onderdanen  met 
zwaare  lasten  en  fchattingen  bezwaard  heeft,  wel- 
ke hij  aan  gunftelingen  zonder  verdienften  of  aan 
nutteloze  gebouwen  verfpilde,  vvaarfchijnlijk  doelen- 
de op  's  Keizers  gunst  en  milddaadiglieid  jegens  de 
Christelijke  Bisfchoppen,  en  op  de  Kerken  ,  door 
hem  gefticht.  ,,  eutropius  (f),  noemt  hem  een' 
„  groot  man,  die  alles  poogde  uit  te  werken,  wat 
„  hij  eenmaal  bij  ziehzelven  had  voorgenomen, 
5,  en  ilaandc  naar  het  oppergebied  der  wereld.  — 
5,  Maar  door  trotsheid  op  zijnen  voorfpoed  is  hij 
,,  min  of  meer  van  zijne  innemende  zachtheid  veran- 
5,  derd.  —  In  zijnen  eerflen  regceringstijd  met  de 
,,  beste,  maar  in  den  laatllen  tijd  met  de  middelma- 
„  tige  Vorllen  te  vergelijken."  —  En  hij  befluit,  dat 
KONSTANTYN  ceuc  vergodhig  waardig  is  geweest  (§). 

Bij 
O  De  C4ur.  Ep.  Cap.  41.  (j)  Hist.  Rom.  X.  5. 
( §  )  Meruit  inter  Divos  referri  l.  c.  Cap.  3. 


GESCHIEDENIS.  n^i 

Bij   de    Christenen    werd    koxstantyn    met    de      llï 
grootlle  en  zelfs   buitcnfpoorige  lof  vcröcrd;   euse-    '^jjF" 
Bius    'm   zijne    Levensbefchrijviiig  ^   in    zijne  reden- Hoofdft. 
voerinff  aan  den   Keizer  ,    bij   het   vieren   van  zijn  "^  ^  ^* 
dertigjaarig  rcgccringsfeest,    en    in   andere  fchriftcn  ^^^   237. 

gaat,  in  het  melden  van  zijnen   lof,   niet  zelden  de  — ; 

palen  te  buiten ,  en  zelfs  zoo  ver ,   dat  hij  fchrijft ,  i^j-"^g*^ 
dat   zijne   deugden    naar    waarde  alleen   door    Hem  Christe- 
kunncn  vermeld  worden,  die  de  onfterflijke  God,  en  '^^"* 
Gods  Woord  zijnde,  aan  zijne  gezegden  geloof  kan 
bijzetten  (*}.    In  de  vijfde  eeuw  begon  men  hem, 
als  eencn  Heiligen ,  te  befchouwen ,  en  veiTolgends 
als  zoodanig  te  vcrëeren.    In  de  Griek fche  en  in  de 
Koptifche   Kerken   in  Egypte   heeft  men  bijzondere 
feestdagen  aan  zijne   gedachtenis  toegewijd,    en   de 
laater  Griekfchc   Schrijvers    geven    hem    gewoonlijk 
den  eernaam  van  den  ApostoUfchen  (f). 

In  de  daad,  konstantyn  heeft  zich,  gelijk, uit  het  Annmcr- 
gcnewij  van  hem  verhaald  hebben  ,  blijkbaar  is,  bij  de  ]-^''"/^ntot 
Christenen  zeer  verdienftehjk  gemaakt,  daar  alle  zij- 
ne pogingen,  geduurende  zoo  vele  jaaren,  daar  op 
doelden,  om  hunnen  Godsdienst  ecre  en  aanzien  te 
geven,  te  beveiligen  en  uit  te  breiden.  Zijne  wet- 
ten en  verordeningen  omtrent  de  Heidenen  en  Joo- 
den,  zijn  ijver,  om,  op  alle  mooglijke  wijze,  hun- 
ne inwendige  verdeeldheden  te  heelen,  en  ecndragt 
onder  hen  te  bewaren,  of  te  heritellen,  waar  om- 
trent 

(*)  EusES.  Fit.  ConPvar.t.  Prooen:,  Libr.  I.  Cup.   2. 

Cf)  Men  zie  de  Acta  SS.   Antwerp.  ad  d.  21.  Maii 
pas.  13.  fqq. 

IV.  Deel.  Q 


C4«  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       trent    hy   prij'^ waardige  gevoelens  openbaarde,    zijn 

^^^^     daar  van   genoegzame  bewijzen.      Zijne   zorg  voor 

Hoofdd.  liet  welzijn  van  het  Christendom  ftrclae  zich    zelfs 

na  C.  G,  tot  buiten  de  grenzen  van  het  Romeinfche  Gebied 

Toot"  o  T  o 

tot  337.'  "^"^9  ^^^^  ^''^J  ^^^  Christenen  bij  den  Perfifchen  Ko- 
— ning  SAPOii ,  in  eenen  Brief  ( *  ) ,  aanprees ,  als  be- 
lijders van  eenen  Godsdienst  ,  wiens  uitmuntend- 
h(.i.i  alle  befchcrming  en  gunst  verdiende.  Het  is 
waar,  hij  kan  in  zijne  achting  en  gunflen  jegens 
de  Geestelijkheid  en  de  Bisfchoppen  geoordeeld 
worden  ,  te  ver  gegaan  te  zijn ,  evenwel  wist  hij 
hen  ,  aan  den  anderen  kant ,  wanneer  hij  reden 
meende  te  hebben,  om  hen  als  roervinken  en  ll:ich- 
ters  van  onlusten  te  moeten  aanmerken,  te  beteuge- 
len, en  in  orde  te  brengen.  Men  behoeft  ook  niet 
te  ontkennen  ,  dat  hij  de  uiterlijke  pracht  in  den 
Godsdienst  te  zeer  beminde,  en  dat  even  daar  door , 
geduurende  zijne  regering,  de  gronden  van  Hiërar- 
chie en  Bijgeloof  gelegd  zijn ,  welke  van  toen  af  in 
de  Christelijke  Kerk  zoo  groote  rollen  gefpeeld  heb- 
ben, veel  nogthans  kan  tot  zijne  veröntfchuldiging 
dienen,  dat  hij  het  Christendom  niet  minder  luister 
wilde  bijzetten ,  dan  het  Heidendom  gewoon  was  te 
vertonen ,  daar  toch  zinlijke  menfchen  door  zooda- 
nige pracht  zich  te  ligter  lieten  bewegen,  om  het 
Christendom  te  omhelzen.  De  Bisfchoppen  zelve 
lieten  zich  ,  door  het  geluk,  hetwelk  den  Gods- 
dienst bejegend  was , verbhnden ,  en  verleiden,  om  in 
alles ,  wat  zij  meenden ,  tot  eere  van  den  Godsdienst 

te 
(*)  Bij  sozoMSNUs  Hist.  Eccles,  III.  15. 


1 


G  E  vS  C  II  I  E  D  E  N  I  S.  243 

te   kunnen   (trekken,   liever  te  veel   dan  te   weinig      III 
'te  doen ,  hetwelk  niemand ,  die  het  gewoon  beloop    ^^"^ 
der  menschlijke  zaken    overweegt,   bevreemden   zal.  Hoofdft. 
Dat  KONSTANTYN  in  alles,   wat  hij  voor  en  jegens  "^  C.  G. 
den  Christen -Godsdienst  deed,  enkel  uit  fbatkunde  tor^'^y* 
gehandeld  hebbe,   en  nooit  in  zijn  hart  een  Chris-—— 
ten  geweest  zij ,  is  door  Ibmmigen  van  onze  heden- 
daagfclie  Schrijvers  wel  gezegd ,  maar  niet  bewezen ; 
dit  alleen  blijkt ,  dat  zijn  Godsdienst  -  ijver    van  de 
fchitterende  foort  was,    en   zich  meer   naar  buiten 
vertoonde,    dan  met  de   opgeklaarde  begrippen  van 
eencn    redelijken  Godsdienst   in  geest  en  waarheid  , 
meer  in  doen  dan  zeggen  kracht  oefenende ,  beflaan- 
baar  was.  Dus  liet  hij  op  zijne  penningen  en  munten  , 
als  ook  in  zijne  ftandbeelden ,  bij  de  ingangen  van  zijn 
Paleis ,  zich  doorgaands  in  eene  biddende   geftalte  af- 
beelden (  *  ).    Den  nacht  voor  het  Paaschfecst  bracht 
hij ,  gelijk  de  Christenen  zedert  eenigen  tijd  gewoon 
waren ,  met  andere  Christenen  vvaakende  door  onder 
godvruchtige  aandachts  -  oefeningen ,  en  liet  in  den- 
zelven  de  hoofdllad  met  ccne    zoo   groote  menigte 
flambouwen  verlichten  ,    dat   de  nacht  in   den   dag 
verkeerd  fcheen  (f).     Ook  bracht  hij  menigen  nacIiC 
in  Godzalige  overdenkingen  door ,  houdende  met  zij- 
ne Hofbedienden ,  die'  als  het  ware  eene  Christelijke 
Gemeente  uitmaakten,  plcgtige  bid -uuren,  zelfs  deed 
hij  meermalen   openlijke    redenvoeringen   tot  onder- 
wijs zijner  onderdanen  (§),    met   bijzonderen  eer- 
bied 

(*)  EusES.  Vit.  Conflant.  IV.  15. 

(t)  ld.  /.  c.  Oip.  22,  57.  (§)  U.  /.  c.  Orp.  17,  257.' 


344  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  bied  en  deftige  ligcliaamsgebaardcn.  Gemeenlijk  bc- 
^  n*^  gon  hij  deze  reden  voeringen  met  het  beftrijden  der 
Hoofdfl:.  Afgoderij ,  verklaarde  vervolgends  de  Godlijke  voor- 
na C.  G.  2org  en  regcering  ,  toonde ,  hoe  noodzaaklijk  de 
tot  33".'  verlosfing  der  mcnfclien  geweest,  en  op  welke  wij- 
"  ze  zij  voltrokken  was,   en  befloot  met  nadruklijke 

voorllellen,  van  het  Godlijk  oordcel,  tot  affchrik 
der  Godlozen.  A\'ij  hebben  nog  ééne  van  deze  Re- 
den voeringen ,  door  den  Keizer,  in  het  Latijn  op- 
gefteld ,  en  vervolgejids  ,  op  zijn  bevel ,  in  het 
Grieksch  vertaald,  die  doorgaans  als  eene  Bijlage 
achter  zijne  Levensbefchrijving  door  eusebius  ge- 
plaatst, den  titel  voert,  van  Recknvoering  aan  de 
Gemeente  der  Heiligen.  Deze  Redenvoering  is  zeer 
lang,  en  bevat  een  algemeen  denkbeeld  van  het 
Christendom ,  en  ecne  wederlegging  der  Hcidenfche 
dwaling  ,  beide  vrij  gegrond  en  grooteiideels  wijs- 
geerig;  de  Keizer  houdt  zich,  onder  anderen,  in 
dezelve  bezig , '  met  de  vervulling  der  Sibyllynfche. 
Voorzeggingen  ,  en  van  den  vierden  Herderszang 
van  viRGiLius,  welke  hij,  gelijk  fommige  Christenen 
van  dien  tijd ,  voor  echt  en  voor  eene  voorzegging  hield , 
in  jESus  aan  te  toonen ;  hij  fielt  het  Paradijs  van  adam 
buiten  deze  wereld;  Iiij  noemt  wel  christus  God  en 
Gods  Zoon ,  en  den  Heiland  der  menfchen,  maar  ftelt 
deszelis  beftcmmingop  de  wereld  hoofdzaaklijkdaarin, 
dat  hij  den  Afgodsdienst  vernietigen ,  de  menfchen  van 
het  kwaad  bevrijden ,  en  tot  alle  deugden  opleiden , 
hen  die  door  zijn  voorbeeld  leercn ,  daar  door  vertrou- 
wen en  geloof  in  zich  venvckken ,  en  de  menfchen 
dus  gelukzalig  maken  zou.    Doch ,  van  je  sus  dood 

om 


GESCHIEDENIS.  245 

om  de  zonden   van   het  mcnschdom,    en    de    daar      III 
door  verworvene  gerechtigheid    voor    Gotl,  fpreckt    ^°^^ 
de  Keizer  geen  woord.    Men  kan  het  ondertusfchen  Hoofdll. 
den  Vorst  niet  ten  kwaade  duiden ,  dat  hij  zoo  lang  "^  C.  G. 
redende ,  want  hij  zelf  hoorde  de  langftcRedenvoeringtn  J^^t   337] 

der  Bisfchoppen  zilfs  ftaandc  aan;  en  als  eens  euse 

Bius  eene  buitengewoon  lange  Redenvociing  ,  die 
hij  voor  hem  in  zijn  Paleis  hield  ,  daarom  wilde 
afbreken ,  of  den  Keizer  bewegen  wilde  ,  om  te 
gaan  zitten,  wilde  hij  noch  het  één  noch  het  ander 
toelaten  (*  ).  Vergeefs  brengt  men  tegen  dit  alles  in , 
dat  hij  evenwel  den  titel  en  het  kleed  van  Pontifex 
3Iaximus  ^  of  Oppci-priestcr,  naar  de  gewoonte  der 
vorige  Ileidcnfche  Keizeren,  heeft  blijven  dragen,  wij 
hebben  daar,  bij  eene  andere  gelegenheid,  reeds  op- 
heldering van  gegeven  (f).  Even  min  kan  men  daar 
uit ,  dat  de  Keizer  eerst  op  het  laatst  van  zijn  leven  een 
Catechumeuus ,  ( leerling , )  geworden  is ,  en  den 
doop  ontvangen  heeft,  een  bewijs  ontleenen,  dat 
hij  het  niet  oprecht  met  het  Christendom  zou  ge* 
mcend  hebben.  Het  begrip  nopens  de  afwasfching 
der  zonden  door  den  Doop,  hetwelk  men  te  ver 
iiitdrekte,  en  de  vrceze,  dat  men,  na  den  Doop 
•weder  in  zonde  vallende ,  niet  ligtelijk  vergeving 
ontvangen  zou  ,  had  reeds  te  vooren  bij  vele  Christe- 
nen ten  gevolge ,  dat  zij  den  Doop  zoo  lang  uitftciden , 
als  zulks  welvoeglijk  kon  gefchieden ,  en  in  dit  begrip 
ftond  ook  KONSTANTYN,  gelijk  wij   hem  zclven  aan 

de 

C*)  Eu'EB.    Fit.    Conjlant.  IV.    33. 

(t)  B/^idz.  70. 

Q  3 


246  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E, 

III       de  Bisfchoppen    hebben  hooren   verklaren  ;    danrcn- 

^'^^^     boven,  was  hij  'er  op  gezet    geweest,   om    in  den 

Hoof'drt.  Jordaan  gedoopt  te   worden ,  omdat  je  sus  in  die 

im  C.  G.  rivier  gedoopt  was,  hoedanige  begeerte  ook   andere 

jót  %-'y  Christenen    plagten  te   koefleren  ,    gelijk  men    mis- 

"T^ fchien  uit  ecne  plaats  van  tehtullianus  (*),  zou 

mjgen  befluiten.  Zonder  reden  hebben  eindelijlc 
fonmiigen  beweerd ,  dat  konstan tyn  als  een  Ari'dan 
g-eftorven  zij  ,  omdat  hij  naamlijk  door  eusebius 
van  Nikomedië  gedoopt  is  geworden  (f);  doch, 
deze  Bisfchop  werd  thans  door  den  Keizer  voor 
-rechtzinnig  gehouden ,  en  niets  was  natuurliikcr  dan 
dat  hij  zich  door  den  Bisfchop  der  plaats ,  waar"  hij 
zich  bevond,  Iret  dopen.  Ook  blijkt  duidelijk  uit 
zijn  geheele  gedrag,  dat  hij  de  Niceifche  Kerkverga- 
dering heeft  willen  handhaven,  maar  de  rustverftoo- 
rers,  en  onrustdookers  van  weerskanten ,  zoo  Aria- 
nen  als  Rechtzinnigen,  in  teugtzl  heeft  zoeken  te 
houden.  Doch ,  die  vlek  blijft  het  karakter  van  de- 
-ztw  Vorst  bezoetielen  ,  dat  hij,  niet  alleen  tegen 
zijne  beloften,  en  eed,  licinius  en-  deszelfs  nog 
onmondigen  Zoon  (§),  maar  ook  zijnen  eigenen 
;Zoo-n  CRispus ,  cenen  Prins  van  zeer  goede  ver^ 
vvachting,  op  eene  losfc  befchuldiging  van  deszclCs 
Stiefmoeder,  de  Keizerin  fausta,  in  het  jaar  326, 
ter  dood  heeft  gebracht,  en  weder,  toen  hij  de 
waarheid  der  zaak  verftond,   fausta  zelve  in  eene 

hee- 
(*)  Dr  Baptiv.v.o  Cap.  19. 
(!)  HiëRONYM.  C//;w?.  rt-i^  (7.  43,7.  en  nndcrejv 
(§)  Zie  bovcu  niadz.  47. 


GESCHIEDENIS.  247 

Iicete  baddüve  heeft  doen  verftikken,  wordende  met     III 
haar  nog  vcrfchcidcncn   van  liarc   vrienden  uit  den    ^^^^ 
weg  geruimd.    Hier  kan,    ter  zijner  ontfchiildiging,  Moofdft. 
zoo   weinig   worden    gezegd  ,    dat  eusebius    liever  "^  C.  G. 
verkozen  heeft,  'er  geheel  van  te  zwijgen,  op  wel- Jq^   33^] 

ken  grond  van  het  (lilzwijgen  van  eusebius  ,  eva ■ 

GRius  ( * )  het  geheele  geval  heeft  geloochend  , 
hetwelk  echter  niet  alleen  uit  de  Keidcnfche,  maar 
ook  uit  Christen  Schrijveren,  bekend  is  (f).  Dit 
alleen  kan  men  aanmerken  ,  dat  konstantyn  ,  te 
vooren  geneigd  tot  wreedheid  ,  blijkens  zijne  be- 
handehng,  jegens  de  door  hem  gevangene  Frcinki' 
fche  Koningen  ,  naderhand  ,  dit  geval  van  zijnen 
Zoon  en  Gemalin  uitgezonderd,  van  geene  derge- 
lijke buitenfpoorige  woestheid,  in  de  Gefchiedenis , 
befchuldigd  wordt ,  hetwelk  men  aan  de  kracht  van 
den  Godsdienst  veilig  mag  toefchrijven.  Uit  alles, 
wat  wij  gezegd  hebben,  blijkt  dus,  dat  konstantyn 
een  Vorst  geweest  is ,  begaafd  met  vele  goede  hoe- 
danigheden, die  in  vele  opzichten,  ten  onrechte, 
gelasterd  is,  en  die,  hoe  zeer  het  gevoel  van  hunne 
vcrlosfing  van  de  vervolgingen ,  en  de  dankbaarheid 
voor  zijne  gunden,  de  Christenen  geene  mate  heeft 
doen  houden,  in  hem  te  prijzen,  echter  vele  goede 
dienden  aan  het  Christendom  gedaan ,  en  veel  ijver 
en  godsvrucht  vertoond  en  geoefend  heeft.  Nie- 
mand zal  zich  voords  verwonderen ,  wanneer  hij 
den  Keizer,  eenen  uieuweUng  in  liet  Christendom, 

zich 
(*)  Hht.  Eccles.  III.  41. 
(I)  riiè'RONYM.  dc  Viris  Ilhipr.  Cap.  80. 
Q4 


C48  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       zich  fomtijds,  ongevoelig  voor  de  meer  verhevene 
^Ti'^     pligten  van  den   Godsdienst,   in   het  zinnelijke  van 
HüofdiT:.  plegtigheden  en   aandachts- oefeningen   ziet  verfchui- 
naC.  G.  igfj^  als  ook,  wanneer  het  uitwendig' •Christendom, 
tot  337.'  bij  het  veranderen  der  omRandighedeft",   zelfs  tegen 
— — —   wil   en   vvetenfchap   van  deszelfs   kundiglte  en    eer- 
vvaardigfte  Leeraaren ,    ecne  geheel   nieuwe  gedaante 
aanneemt,  en  veranderingen  ondergaat,  vele  van  wel- 
ke, zelfs  tot  in  onze  dagen,  hebben  ibnd  gehouden. 


DERDE    HOOFDSTUK. 

Cefchiedenis  der    Christenen  ,    na    de    dood  va» 

Konftantyn   den   Grooten^  tot  de  dood 

van    Juli  aan. 

III       IVoNSTANTYN  de  Groote  liet,   bij  zijn   overlijden, 

BOEK     ^^j.jg  Zoonen  na,  konstantyn,   konstantius,  en 

Iloofdfl.  KONSTANS.     Deze  had  hij,  reeds  bij  zijn  leven,  tot 

na  C.  G.  Ccefars ,  of  Rijks -opvolgers,  beftcmd,  waar  bij  hij, 

lot""  ^6^^*^"   het  jaar  335,   dalmatius,    en  annibalisnus  , 

Zoonen  van  zijnen   Broeder  dalmatius,    voegde. 

Zoons  tevens  eene  fchikking  makende,  omtrent  de  verde- 
sTAiNTYN  hng  des  Rijks,  en  de  Landen,  die  door  elk  van 
deiiGioo-  hun  zouden  beftuurd  worden, 
ten  zyuv.  ]3Qcb  ,  naauwlijks  was  konstantius,  na  zijns 
gers.  Vaders  dood  ,  te  Nikomedi'é  aangek'omcn ,  of  hij 
Kon-       liet,  onder  het  voorwendzel    van  een   oproer  onder 

sTANTii^s  j    foldaten,  de    beide  Broeders  van  zijnen  Vader, 
laat  zijne  '  •'  * 

zij- 


GESCHIEDENIS.  249 

xijne  Oomcn,   konstantius,   den   Vader   van  ju-     IIÏ 

LiÜNus  ,    die  naderhand  Keizer  is  geworden  ,    en    ^°^^ 

DALMATiL's,  benevcns  deszelfs  Zoonen  dalmatius  Hoofdfl. 

en  ANNiBALiaNus,  als  ook  den  oudften  Broeder  van  "^  C.  G. 

Tcisr  ^'?7 
juLiüNus,  ter  doöd  brengen,  zoodat,  van  het  tal- ^q^  263* 

rijk  huis  van  konstantyn  ,   alleen  zijne  drie  Zoo-  - 

nen ,  en  twee  Neven ,   tuliünus  en  gallus  ,  over-  0°™^" 

•'  '  en  Neven 

bleven  ,    van    welken    de    eerstgemelde    zijn  behoud  vermoor- 
alleen  aan    zijne  tedere    kindsheid  ,    als  zijnde  niet  ^^^'' 
meer  dan  zeven  of  acht  jaren  oud,  en  de   andere 
aan  zijne  ziekte  te  danken  had,   alzoo  niemand  ge- 
loofde, dat  hij  van  dezelve  kon  herflellen  (*). 

Na  dezen   moord  ,  waar   in  ook  optatus  ,    die  Verdee- 

cene  nieuwe   waardigheid  van  Patricius  bekleedde ,  „.?, 

^  '  Rijks  oa- 

cn  ABLAVius,  de  bevelhebber  der  lijfwacht,    bene- der  de 

vens  de   voornaamfte   (laatsdienaars    van   konstan-  Zoonen 

1  11         11'^  van  KON- 

TYN  ,    omkwamen  ,    deelden    de  drie  Zoonen   van  stantyn, 

KONSTANTYN   het   Rijk    huns  Vaders    onder    zich.  * 

De  oudfte ,  koxstantyn  de  'Jongere ,  verkreeg  voor 
zijn  ded  Ga//i'é  y  (^Frankryk ,')  Spanje,  Brittanniëj 
tn  een  ftuk  van  Afrika  Proconfularis;  konstan- 
tius ,  de  middelde ,  had  Nedermoefie ,  ( thans  Bul- 
garië , )    Thracïé ,   ( thans   Romanïè , )   Klein  -  Afi'è , 

(•)  SüCRAT.  Hht.  Eccles..  III.  I.  en  sozomen.  Hist. 
Eccles.  V.  2.  geven  flechts  ingewikkeld  de  fchuld  vru 
deze  moorden  nan  konstantius.  Maar  sozimus  Libr.  II. 

Cap.  40.  AMMIAN.  MARCELL.  Libr.  XXI.  Cap.  \6.  JULI- 
ANUS zelf  Epist.  ad  Athenicm.  pag,  270.  athanas.  ad 
Solitarios  n.  69.  Tom.  I.  pag.  385.  noemen  hem  uitdruk- 
lijk  de  oorz-.:ak  van  dezelve. 

Q5 


&S0  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       Egypie,    en  de  overige  Oosteifche  Gewestetj  ,    tn 

*^^''^     KONSTANS,  de  Jongde  Zoon,    ontving  Italië,  llly- 

Hoofdft.  ^'^^9  Panmnië ,  Griekenland,  Macedonië ,  en  ccnige 

nn  C.  G.  andere  landen,    tot  aan  de    zw^irte    Zee  ,    behalven 

tot  Vó'^.  ^^^^  overige  van  Afrika ,  zoo  ver  het  onder  de  Ro- 

meinen  hoorde. 

De  Jonge      De  jonge  konstantyn,  de  oudde  dezer  Broede- 

KONSTAK-  j.^j^    oordeclende ,  dat  hem  te  klein  aandeel  van  zijns 

TYNbe- 

corlogt     Vaders    flaaten    was  toegelegd  ,    begeerde   van  den 

z».i"t'"  jongften ,  konstans  ,  dat  deze  hem  een  gedeelte  van 
KON-  Italië,  of  eenig  ander  Landfcliap,  zou  afflaan;  dit 
STANS, en  hem  geweigerd  wordende  ,  deed  hij  in  deszelfs 
.neuvet.  j^ecrfchai^pijën  eencn  inval,    maar  verloor  in   dezen 

oorlog,  in  het  jaar  340,  het  leven. 
'Kon-  Konstans  ,   zich  alle  de  landen  van  zijnen  Broe- 

sTANs       (jcr   KONSTANTYN,    zondcr  tcgenfpreken  van  kon- 
KENTius    sTANTius  ,  aangematigd  hebbende,   beheerschte  nu- 
gedood.    ^^  (ig  Westeifche  landen,  eerst  met  vrij  algemeene 
toejuiching,    maar  vervolgends,    door  zijne  Hove- 
lingen bedorven ,  verviel  hij  tot  gierigheid  en  wreed- 
heid,   waar  door  hij  zich    bij  zijne  onderdanen  in 
minachting   en  haat  gebracht  hebbende,    ondernam 
étn  zijner  bevclhebbercn ,  magnentius  ,  eenen  op- 
ftand,  en  vond  zoo  veel  aanhang,  dat  hij  den  Kei- 
zer, in  het  jaar  ^50,   het  13  jaar  zijner  regering, 
en  het  30  van  zijnen  ouderdom ,  liet  vermoorden. 
Kon-  Konstantius  ,   van  de   Zooncn  van   konstan- 

sTANTius  ^YN  Hog  alleen  overig ,  begaf  zich ,  om  den  moord 

alleen 

Keizer,    zijns  Broeders  te  wreeken,  terdond  tegen  magnen- 

jiaheto-  Tius  in  optogt,  zijnen  Neef  gallus  tot  Ccefar  üüyi- 
Renvaii    S'-'^^'^'^j  ^^^  ^cm  de  verdediging  der  Oosterfche  Ge- 

wes- 


m 


GESCHIEDENIS.  2.51 

vv^sten,    tegen  de  invallen   der   Perfen    aanbevolen     Ifl 
hebbende.     Na  drie  jaren  was   de   oorlog,    met  de    ^n^ 
dood  van  jniagnentius,  geüindigJ,  en   in   het  vol- Hoofdfl. 
gende  jaar  354,  liet  konstantjus  zijnen  Neef  gal-  "^  C.  G, 

Toot*  o  *^*f 

ius,  die  zicli  aan  alle  ondcngden  overgegeven,    en  j-qJ  263! 
vele  onderdrukkingen   en  geweld  in   de  Oosterfche   >. 


ö^ 


MAGNE]*- 


landfchappen  geoefend  had,  en  op  vermoeden,   dat 

XiUd* 

hij  tegen  konstantius  zciven  iet  euvels  brouwde  , 
insgelijks  ter  dood  brengen,  waar  na  hij  alleen   de 
teugels  van  het   bewind  voerde,   doch,   uit   hoofde 
van  de  invallen  der   Duitfche    volken  in   het  Rijk, 
welke  hij  alleen  niet  zag  af  te   weeren,    dewijl   de 
Perfen   hem  tevens   de  handen  vol  vverks  gaven  , 
2ag  hij  zich  reeds  in  het  volgende  jaar  354  genood- 
zaakt,   juLiaNus,    den  Broeder   van  gallus,   deu 
eenigtlen  overgeblevenen  uit  het  huis  van  konstan- 
TYN,   tot   Cdifar  aan  te   flellen,   en  naa   den  R.h'^n 
te  zenden ,  alwaar  deze ,  tegen  de   Duitfchers ,  Ale- 
mannen  en  Franken,  vele  dappere  krijgsdaaden  ver- 
richt, en  de  genegenheid  zijner  foldaten   verworven 
hebbende ,  door  dezeh^e  in  het  jaar  360 ,  tot  Augus- 
tus ^  of  Keizer,  werd  uitgeroepen.     De  oorlog,  die 
hier    op    tusfchen   konstantius  en   hem   verwacht 
moest  worden ,  werd  ,  door  de  dood  van  den  gemet- 
den Keizer,  voorgekomen,  die  in  het  volgende  jaar ,  in 
het  24fl:e  jaar  zijner  regeering,  het  44fi:e  van  zijnen  ou- 
derdom ,  overleed ,  wordende  door  juliünus  opgevolgd. 

Uit  het  bovenftaande  blijkt,   dat  deze  Zoons  van  Karakter 

konstantyn  den  Grooten  ^  hunnen  Vader  in  z\\i\t    ^^^°' 

•>      nenvan 
^oede  hoedanigheden  niet  geëvenaard    hebben  ;    de  konstan- 

Christen- Schrijvers,  die  hier  in,  wat  de  hoofdzaak  tvn. 

be- 


252  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

lil  betreft  ,  met  de  Heidenfche  ovcrccnftcmmen ,  be- 
BOEK  fchrijveii  echter  het  karakter  van  konstantius,  het 
Hoofdfi:.  alleröngunftigst ,  omdat  deze  Vorst  de  ArVanen  on- 
na C.  G.  gemeen  genegen  was;  doch  de  Heidenfche  Schrijver 
10^  q6^*  AMMIANUS  MARCELLiNUs  heeft  ovcr  hem  het  on- 
■  partijdigst  geoordeeld  (*).     Hij  prijst  hem,  dat  hij 

de  gewigtigfte  bedieningen  en  posten  met  bekwame 
lieden  bezet ,  de  krijgstucht  behoorlijk  onderhou- 
den, en  alhoewel  zelf  niet  geleerd,  evenwel  de  ge- 
leerdheid en  wetenfchappen  begunftigd,  en  zeer  ma- 
tig geleefd  hebbe.  Maar  daar  tegen  erkent  hij  ook , 
dat  •  deze  Vorst  onmcn&chlijk  hard  en  bloeddorlHg 
was,  zoodra  zich  daar  toe  het  minfte  voorwendzcl 
opdeed ;  dat  hij  zich  van  zijne  Gemalinnen ,  gefnedenen , 
en  andere  Hovelingen ,  heeft  laten  regceren ,  en  te  wei- 
nig acht  gcflagen  op  de  bezwaren  zijner  onderdanen : 
„den  Christen-Godsdienst,"  gaat  deze  Schrijver 
voort  Cf),  „  zoo  duidelijk  bepaald  en  eenvoudig,  vervvar- 
5,  de  hij  met  oudwijffche  Bijgelovigheid.  In  plaats  van 
„  aandenzelvcn  cene  deftige  inrichting  te  geven,  onder- 

5,  nam 

(*)  Hist.  Libr.  XXI.  C//..  \6. 

(j)  Zie  hier  zijne  ir.crl;\vriardiire  woorden;  „  Chris- 
„  tifinam  religionem  nbfuluuim  &  (jinplicem  anili  fiiper- 
„  ftitione  confundcns,  in  qua  fcrutanda  perplcxiiis,  quam 
„  componenda  graviiis,  excicavit  discidia  plurima,  qua; 
„  progi^esfa  fufius  aluit  concertatione  vcrborun:  ut,  ca- 
„  tervis  antistitinn  jumentis  publicis  iiltro  citroque  dis- 
„  ciirrentibus  per  Sijnodos ,  quas  appellant ,  dum  ritum 
„  omiiera  ad  fuum  trnhere  connnnir  arbitriirai,  rei  veht- 
,,  culariK  inciderit  nervos." 


GESCHIEDENIS.  253 

^  mm  hij  ingewikkelde  onderzoekingen  omtrent  den-     III 
,,  zelvcn  ,  waar  door  hij  veel  twist  en  twcedragt  ver-    '^ijj" 
„  oorzaakte ,  wier  verderen  voortgang  Iiij  door  woor-  Hoofdft. 
„  denilriid  aankweekte:  dus  gebeurde  het,  dat  hij,  "^  C.  G. 
,,  dewijl    gehcelc    troepen    van    Bislchoppcn ,    met  J^j   ^ös*. 

„  lands  rijtuigen,    dan  hier,    dan  daar   heen,    op 

5,  hunne  Sij noden,  zoo  als  zij  het  noemen,  rond- 
„  zworven,  den  geheclen  eercdienst  tot  hunnen  zin 
„  zoekende  te  brengen  ,  het  openbaar  voerwezen 
,,  in  den  grond  reed," 

In  ijver  tegen  den  Hcidenfchen  Godsdienst  even-  Hun  ijver 
aarden  of  overtroffen  zelfs  de  Zoons  van  konstan-  j^f^^g.' 
TYN    hunnen  Vader,     konstantius    gebood,    allenen. 
Afgodstempelen  te  fluiten,    en   aan   de  Afgoden   te 
offeren  ,    onder     levensftraffe ,    en     verbeurdverkla- 
ring   van  alle   goederen    (*),      Ook    flelde   hij    de 
doodflraffe  op  het  verëeren  der  Afgodsbeelden  (f). 
De  haat  vun  zijnen  Vader   tegen  de  Heidenen ,   ge- 
leek flechts  eene  vonk,    die  bij   hem  in   volle   vlam 
uitbcrfte ,  zegt  de  Pleidenfche  Redenaar  libamus  (§  ), 
hij  fchonk,    zegt  dezQ  elders   (**),   de   Tempelen 
zoo  ligt  aan  bijzondere  perfonen ,  als  of  het  paarden 
of  huisgeradcn  waren ,  andere  liet  hij  omverwerpen , 

of 

(*)  CorL  Thcnd.  Libr.  XVI.  ///.  lo.  de  Pagan.Sacrif. 
ei  Tcmpl.  Leg.  4,  5.  Cod.  Juflin.  Libr.  1.  ///.  11.  /ie 
Peg.  Siicrif.  et  Tcmpl.  Leg.   i. 

(t)  ^od.  Theod.  l.  e.  Leg.  6. 

(g)  Orat.  26.  pag.  591.  ^d.  morell. 

(*^)  Qrat.p:-oTcmp.p.\<>6.  /« gotiiofr.  Optnc.  Minor. 


054  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       of  ruimde  ze,  tot   te   grooter  befchiinping  ajin  on^ 

^^Y'     tuchtige  vrouwspeifonen  ter  bewoning  in  (*).    Op 

Hoofdft.  ^Ü'^  bevel  werd  het  Altaar  der  Overwinning  te  Rofre 

na  C.  G.  omvergeworpen    (f).      Eindelijk   verbood   hij   alle   J 

Jqj  263   Toverkunftcn  en   Waarzeggerijen  ,    Starrenwichelarij 

-  enz.   ,     dcrzelver    beoefenaars  ,     (  Mathematici  , 

Chaldai  ^    Haruspices  ^    Augiires^   Magi  ^    Malefici 

cet,^')  de  dood  dreigende  (§). 

Op  gelijke  wijze  verboden  zijne  beide  Broeders 
alle  openlijke  oefeningen  van  den  Heidenlchen  Gods- 
dienst ,  doende  alom  de  Tempelen  fluiten ,  van  wel- 
ke zij  fommigen  aan  de  Christenen  fchonken ,  wan- 
neer die  ecne  plaats  of  bouwilolfen  tot  eenc  Kerk 
nodig  hadden  (**).  Evenwel  verbood  konstans  (ff), 
de  Tempelen  buiten  de  muuren  van  Rome  te  bcfcha- 
digen ,  omdat  daar  mede  zekere  openbare  fpelen 
tot  vermaak  van  het  volk  van  Rome  verbonden  wa- 
ren. Zelfs  fchonk  konstantius  aan  edele  Ro- 
meinen de  waardigheid  van  Heidenfche  Priesters  (§§), 
en  KONSTANS  bevestigde ,  in  eene  wet>,  omtrent  de 
onfchendbaarheid  der  graven,    voor  de  Heidenfche 

Op. 

(*)  ld.  1.  c.  et  Orat.  pavent,  in  Julian.  pag.  286= 
in  FABRic.  Biblioth.  Gnec.  Tom.  VII. 

(t)  Symimach.  Libr.  X.  Epist.  54. 

(§^  C.  Theod.  Libr.  IX.  ///.  lö.  de  Malcf.  et  Ma- 
themat.  Leg.  4,  5,  6. 

(**)  SozoMEN.  Hist.  Ecclcs.  III.  17. 

(tt)  C.  Theod.  L.  XVI.  t.  10.  de  Pasar.,  eet.  Leg^.  3 

(J5)  Syimmach.  /.  f.  c. 


GESCHIEDENIS.  255 

opperpriesters,  {Pontifices ^)  het  recht,  dat  zij  van     III 
oiids  hadden,  om  daar  over  het  opzicht  te  licbben,    *^^^ 
en  vrijheid  te  geven ,  om  ze  te  herftellen  (*).    Ech-  Hoofdfl. 
ter    werden    vele  Heidcnfche   Priesters    afgezet   en  ^^  C«  C^» 
verdreven  (f).    Ook  geven  de  klagten  der  Heide- j^^  t^^' 
iicn  genoeg  te  kennen ,  dat  'er  tegen  de  Heidenen  ■ 

vele  gewelddadigheden  door  het  gemeen  gepleegd  zijn , 
die  aan  fommigen  zelfs  het  leven  gekost  hebben; 
en  van  konstantius  verhaalt  theodoretus  (§), 
dat  hij,  tegen  magnentius  optrekkende,  beval,  dat 
alle  Heidenen,  die  in  zijn  leger  waren,  zich  moes- 
ten laten  doopen,  wegens  het  aanftaande  levensge- 
vaar, opdat  zij,  in  het  toekomend  leven,  met  een 
waardig  kleed  verfchijnen  mogten ,  of  dat  de  geen , 
die  dit  weigerde ,  terflond  naa  huis  moest  keeren  ; 
en  dit,  niettegenftaande  de  Keizer  zelf  nog  niet  ge- 
doopt was,  als  die  den  doop  eerst  op  het  einde 
van  zijn  leven  ontvangen  heeft ,  van  den  Ariaanfchen 
Bisfchop   Euzojus  (**). 

Deze    ijvei»   der    Keizeren  werd ,    door   fommige  JuLirs 
Christen -Schriivers,   nog  aangevuurd,  onder  welke  ^'^'^"*^^'^ 

•  ^  °  '  MATER- 

JULIUS    FIR^.IICUS     RLITERNUS   bchoOrt  ,    wicUS    Ver-  NUS 

handeh'ng   Je   errore  profanarum  religionum^   ('öi'é'^- fchrijft 

,  tegen  de 
de 

C*)  C.Thcod.  Libr,  IX.  /.  17.  de  Scpulchr.  violat. 
Leg.    1. 

( t )  LiBAN.  Orat.  parent.  in  Julian.  pag.  235. 

(5)  Hht.  Eccles.  III.  3. 

(**)  Atiianas.  de  Sijnodis.  pag.  748.  Opp.  Tom.  I. 
Part.  II.  Ed.  Benedict,  socrat.  Hist,  Eccleu  II.  47. 
riLosTORG.  Hi^t,  Eccles.  Epit.  VI.  5. 


a56  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ÏII        de  dwaling    der    Heiden fche   Godsdienflen  ^  }    onze 

*ni'^     tijden  bereikt  lieeft.    Deze ,  van  wien  de  Ouden  gc- 

Hoüfdft.  heel  zwijgen,   blijkt  uit  zijne  fciiriften  een   Sicili'dan 

na  C.  G.  ge^veest   te    zijn,   die   te  voren  een   Heiden,  in   de 

lanr  337, 

toe   363.  l^ïitftc  jaaren  van  konstantyn   den   Grooten ,   acht 

"—_ •    Boeken  over  de  Starrenwichelarij  ^  QLibri  VIII.  Ma- 

jjgjj^  ^"  thefeos  of  Astronomicorum , )  gefclirevcn  heeft ,  ter 
verdediging  van  deze  Wetenfchap  ,  men  vindt  dit 
Werk  in  eene  verzameling  van  fchriftcn,  over  dit 
onderwerp,  die  te  Bafel  1551  FoL  ^  in  druk  vcr- 
fchcncn  is.  Naderhand  het  Christendom  omhelsd 
hebbende,  fchreef  hij  het  bovengemelde  Werk  tegen 
de  Heidenen,  hetwelk  door  hem  aan  de  Keizeren 
RONSTANTius  eu  KONSTANS  werd  opgedragen,  in 
dit  Werk  verklaart  hij,  op  zijne  wijze,  den  oor- 
fprong  der  Heidenfche  Bijgelovigheden  ,  zoekt  de 
voortreflijkheid  van  ^tw  Christen -Godsdienst  aan  te 
tonen,  met  vennaning  aan  de  Heidenen,  om  dien 
te  omhelzen ,  en  aan  de  Keizers ,  om  het  HeideiTsch 
'  Bijgeloof  uit  te  roejen.  Het  grootfte  nut,  dat  wij 
van  dit  Werk  kunnen  trekken ,  zijn  eenige  zeldzame 
berichten  nopens  Heidenfche  Godsdienstgebruiken; 
ook  zien  wij,  met  welke  wapenen  fommige  Christe- 
nen de  Heidenen  toenmaals  beflredcn;  dit  Werk  is 
verlcheidenc  malen  uitgegeven ,  ook  achter  het  Werk 
van  MiNUCius  felix,  door  jac.  gronovius  ,  te 
Lcyden  1709 ,  en  te  Rotterdam  1743  8vo. 
Geleerde  Niettegendaande  alle  deze  bovengemelde  en  der- 
Ileide-  CTÊiijl^e  maatregelen,  om  den  Heidenfchen  Godsdienst 
te  vernietigen  ,  bleef  ccliter  eene  groote  menigte 
denzelven  nog  (leeds  toegedaan ;   zelfs   vond    men 

OU- 


GESCHIEDENIS.  55/ 

onder  de  Heidenen  ,  ten   dezen  tijde,  vele   gclcer-     m 
ilcJi  ,    voornaamlijk    in   de    Eclectifche  Wijsgeer} ge    '^''"j'^ 
School,  aan  welker  hoofd  aedesius,   de  voornaan;-, j-iootVj^. 
fte  leerling  van  jAmblichus  was,  die  eustathius  ,  na  C.  G. 
MAXIMUS,  CHR.VSANTIIUS,    EusEBius  ,    cn    andere  '^j'' ^|^* 

bekwame    leerlingen    had,    wier    leven  eunapius  , 

(^de  Fit  is  Sophistarum  Heideib,  i$^6  8,,)  befchre- 
ven  beeft  (  *  ),  liganius  muntte  uit  in  welfprekend- 
heid,  en  lierlijkheid  van  iVijl,  hij  onderwees,  de  xe- 
denrijkkunst  in  zijne  vaderllad  Antïóchié  ;  .  maar 
was  tevens  één  der  gcvaarlijklle  vijanden  der  Chris- 
tenen. Ook  leefden  en  fchreven  tlians  arist^ne- 
Tus  en  HiMERius.  Onder  de  Latijnen  verdient  da 
Redenaar  IMAMERTI^X's  lof,  wiens  dankzeggingsre^ 
den  aan  den  Keizer  juliünus  nog  overig  is, ,  De, 
venuaarde  Ipraakkundige ,  (^Grammat icus ,)  dOxNATUS  , 
leefde  te  Rome,  Ook  hebbx^n  de  Gefchiedfchrij ycrs' 
EUTRQPius  en  vïCTOR  lof  verwGiA-en ;  als  mede  4e: 
Pvechtsgdeerde  her^iogekianus  ,  en  een  Mathema- 
ticus van  AJexandri'è ,  tueon  ,  en  anderen. 

Van  tijd  tot  rijd ,  verloor  nogthans  het  Heidendom  Wetten 
van  zijne  aanhangers  ,  te  meer ,  daar  de  overgang  tot  ^^S*^"  de 
het  Christendom  aanmoediging  en  zelfs  beloning  bij "' 
de  overigheid  vond ,  terwijl  een  Christen ,  die  zijnen 
Godsdienst  verliet ,  om  een  Fkiden  of  Jood  te  wor- 
den, zich  voor  ftralfen  en  vervolgingen  zag  blootge- 
fteld.    Dus  is  'er  eene  wet  van  koxstantius  (f), 

wel- 
(  *  )  Vergel.  brucker  Hht.  Crit,  PJiihs.  T.  II./-,  z-jo.  fqq, 
(t)  Cod.  Theod.    Lihr.  XVI.  ///.  de  JiuLeh  etc.  kg. 
7.   C.  Jiiftin,  Libr,  I.  t.  7.  de  Apost.  leg.  I. 

XV.  Deel.  R 


z$r-  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E  T 

III       welke  de    bezittingen' van  eeiicii  Christen',    ten  be-- 

^Ul      ^^°^^*^  ^^^'  Keizerlijke  Schatkist,  verbeurd  verklaart, 

Hoofdft.  •  dié'  'èèn  Jood  gewördort  was.     Ook  rhogt  ■  geen  Jood.' 

na  C.  G.  egjie  Christen  vrouw  trouwen  ,    op' levensllrafFe  C*); 

Jaar  337,  r 

tot  303.  indien  een  Jood  eenen   flaar  had  van  eenen  anderen 

•- ^  Godsdienst   of  volk ,  Avcrd  deze  hem ,  ten  behoeve 

dei-  Keizerlijke  Sch^.tkist,  ontnomen,  en  hij-  met ■  de- 
dood  %eftraff ,  indien '  hij  denzelvemliad  laten  befngV 
den   Cf). 
Gunstbe-     Aan  den  anderen  kant,  betoonden  zich  de  Zoons 
flaird"      ^^"    KOivsTANTYN    uict    mlu   milddaadig  jegens  "de 
Kerken     Kerlitn  en  Geestelijkheid,  dan  htm  Vader;  zij  Ichon- 

5,"^^   ..  ken,  zegt  sozoMETvtTS-  (S)?  aan •  allen ,   die  tot  den 

Gcestelii-        '      »  . 

ken.  Geestelijken  Itand  behoorden ,  en  aan  derzelver  kin- 
deren -en  huisgenoten ,  velerleië  voorrechten  en  vrij- 
dommen. Hunne  vrijheiil  van  alle  lastposten  en" 
buitengewone  heffingen  werd  bevestigd;  zij  behoef- 
den geenefoldaten,  of  iemand  van  's  Keizers  gevoig;: 
te  huisvesten ,  ook  waren  zij ,  koophandel  diijvende  ^ 
vrij  van  de  gewone  belastingen,  (^Luftralis  Colla- 
tio , )  omdat ,  zegt  de  Wet ,  de '  winst  ten  voordeelc 
der  armen  kon  komen  (**}.  Doch,  de  ondervin- 
ding leerde  fpoedig,  dat  de  Geestelijken,  .die  koop- 
handel dreven,  weinig  dachten,  om  de  winst  daar 
van    met   de   armen  te   deelen  ;    devhalven  bepaalde 

KON- 

(*)  Cod.  T'/eod.  1.  c,  /.   6. 

(f)  L.  c.  t.  p.  11e  Christ.  Mancip.  Jiid.eus  habeai. 
ï.  2.     sozoMFN.  Hiu.  Eccles.  III.   17.      C§)  ^.  c. 

(**)  Ccd.  Theod.-  Libr.-  XVLfit.2.  de  Episc.  l.  8-1 1, 
ï3,  14.  C.  Jitjl,  l.    I.  t.  z.  dt  Ej^hc.  /.  I,  3. 


GESCHIEDENIS*  ^^(^ 

RONSTANTius   fpocdig-  dezc   vrijheid  alleen   tot   die      iir 
Geestelijken,  die  handel  dreven,    om  hun  beflaan  t?    ^^''■^- 
hebben  (*3,   ook  werden  alleen   zulke  Geestelijken  j-ioof^^fj, 
en   hunne   zoonen  van   openbare  lastposten  vrij  ver-  "a  C.  G, 
klaard,   die  geen  vermogen   bezaten   (f)»     Ja,    in  |^!|j^5^^* 
het  jaar  360,  beval  hij,    dat  de  Kerken  en   Geeste-  ■ 

lijken,  die  landerijen  bezaten,  daar  van  de  gewone 
belastingen ,  (  Canonica  Inlo.tio , )  en  de  Geestelijken 
alle  buitengewone  heffingen  opbrengen  zouden  (§}, 
hoevyel  dit  laatfte  in  het  volgende  jaar  weder  inge- 
trokken werd  (**).  EindeKjk  verbood  konstan- 
Tius  nitdruklijk  (ft)»  dat  geen  Bisfchop  voor  een 
wereldlijk  gerichtshof,  maar  alleen  bij  andere  Bis- 
fchoppen ,  dat  is ,  voor  de  Kerkvergadering  van  zijn 
Gewest,  te  recht  zou  flaan ,  of  befchuldigd  kunnen 
werden. 

Het  Christendom,  dus  op  allerhande  wijzen  doorBekee- 
de   Keizers  bevoorrecht ,   won   bij  aanhoudendheid ,  ""S  van 

1  ,•  .       /    TT   .  ,  ^    FABIUS 

cene  menigte  aankomehngen  uit  de  Heidenen.    Zelfs  marius 
veraiaarde  Heidenfche  Geleerden  gingen ,  met  verla-  victori- 
ting  van  he|  Heidensch  Bijgeloof,   tot  het  Christen- 
dom over;  ^waar  van  wij  een  voorbeeld  hebben ,   in 
TABius  MARIUS  vicTORiNus,  een'  geboren  Afrikaan, 

die 

(*)  Cod.  Theod.  Libr.  XIII.   /.    i.   de    Litjir.   CoUat. 
/.  I.  Libr.  XVI.  /.  2.  de.  Episc^  l.  15. 

(t)  Libr.  XVI.  t.  1.  l.  \\. 

(§-)  L.  c.  L  ïS'  C.  luft.  l.  c.  l.  3. 
.  (*♦)  Cod.  Theod.  l.  c.  l.  16. 

(tt)  Cod.  Theod.  Libr.    XVI.  /.  2.   de  Episc,  Ecdeu 
et  Cleric,  l.  12. 

Ra 


a6o  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ITI  clie  omtrent  het  jaar  354  te  Rome  met  zoo  groote 
®°^J^  toejuiching  de  Redcnrijkkilnst  leerde ,  dat  men  hem 
Hoofdd.  ii^  liet  openbaar  een  ftandbeeld  oprichtte.  Hij  was 
na  C.  G.  een  ijverig  verdediger  van  den  1  leidenfclien  Gods- 
tot  353]  dienst,  maar  kreeg,  door  het  lezen  der  H.  Schrif- 
-  ten  der  Christenen,  genegenheid  voor   dezen  Gods- 

dienst, en  beleed  aan  édnen  zijner  vertrouwde  vrien- 
den, dat  hij  in  zijn.hait  overtuigd  en  een  Christen 
Avas ;  als  deze  hem  aanfpoorde ,  om  deze  belijdenis , 
openlijk ,  in  de  Kerk  af  te  leggen ,  vraagde  hij :  Of 
dan  de  muuren  den  Christen  maakten?  ■  Evenwel 
haalde  de  liefde  voor  het  Christendom  het  eindelijk 
bij  hem  over.  „  Kom,"  zeide  hij  tot  zijn'  vriend, 
„  laat  ons  naa  de  Kerk  gaan,  ik  wil  een  Christen 
„  worden.  "  En ,  als  onderwijzeling  aangenomen 
zijnde,  ontving  hij  den  Doop,  na  in  het  openbaar 
zijne  geloofsbelijdenis  ,:  tot  groote  blijtifchap  der 
Christenen ,  te  hebben  afgelegd.  Hij  ging  vervol- 
gends  voort,  de  Welfprekendheid  te  onderwijzen, 
doch  paste  dezelve  nu  op  de  verklaring  en  verde- 
diging der  Christelijke  leere  en  der  H.  Schriften  toe. 
Hij  heeft  tot  het  jaar  370  of  wat  langer  geleefd  (*}. 
Van  dezen  victorinus  ,  die  van  eenen  voorigen , 
van  denzelfdcn  naam  ( f  )  5  onderfcheiden  moet  wor- 
den, hebben  wij,  bebalvcn  cenigc  flukken  over  de 
Spraakkundc,  Rcdcnrijkkunde  en  Wijsbegeerte,  ook. 
•eenige  Godgeleerde  Werken.    Een  Boek   tegen  ari- 

us , 
(*)  IhcRONVM.  de  11  rh  Jlhiflr.  Cap.  lol.  AUGUSTIIV. 
ConfcsftoiJ.  Libr.  VIII.  Cap.  2,-6. 
(t)  Boven  III.  Deel^  Bkuh.  spo. 


GESCHIEDENIS.  a(^r 

us,  over  de  Drieëenheid  ^  (  de  Sanctisjlma  Trinitate      UI 
adverfus  Artum  Libri  IV.)  (*),  zeer  duider  gcfchre-    "^^1^ 
ven ,  en  naaiivvlijks  voor  geleerden  verftaanbaar ,  ge-  Hoofdfl. 
lijk  'er  mciioNYMus  reeds  wel  van  geoordeeld  heeft.  "^  C.  G. 
Zijne  leere  omtrent  dit  Icerftiik  komt   met   die  van  -^'q^   %^^' 

de  Kerkvergadering    van   Nke'è  over  £:dn,   maar  is 

overladen  met  fpitsvinnige  bepalingen  van  de  woor- 
den. Woord  ^  Wezen  ^  Eenswezens  ^  en  vreemde  be- 
wijzen, dat  dezelve  in  de  II.  Schrift  voorkomen, 
pf  gegrond  zijn:  Hij  beweert,  dat  Christus,  naar 
zijne  mcnschlijke  natuur ,  een  aangenomen  Zoon  van 
God  is,  (^quadam  adoptione  filhis ,')  d^t  bij  daar 
in  minder  is  dan  de  Vader,  omdat  deze  bij  eene 
werldoze  werkzaamheid  ,  zonder  eenig  bezwaar  of 
lijden,  als  de  fontein  van  alles,  in  eene  beftendige 
rust  zalig  blijft;  hij  onderzoekt,  hoe  deZoon,Go^5' 
wil  ^  en  de  Heilige  Geesi  ^  de  JMoeder  van  ]^^us 
CHRISTUS  genoemd  kan  worden,  en  wat  dergelijke 
fpitsvinnigheden  meer  zijn.  In  hetzelfde  Werk  be- 
Ihijtlt  hij  ook,  behalven  arius,  marcellus  van 
Ancyra  en  photinus.  Vóór  lietzelve  had  hij  Jiog 
een  ander  werk  uitgegeven,  tegen  denAriaan  candi- 
Dus  ,  Qde  generatione  F'erbi')  (f).  Ook  heeft  hij  tegen 
-de    Maniche'èn    gefchreven,  benevens  een   vertoog^ 

dt 

(*)  In  de  Bihlioth.  SS.  Pan\  Tom.  IV.  pag.  291. 
fqq.  Paris  1589.  foL 

(t)  Met  de  Verhandeling  van  candidus  uitgegeven 
door  ANDR.  RiviNUS  iv  SS.  Reliquih  duor.  Victorinoriim 
pag.  238.  Qöthce.  1652.  8.  en  mabu.lon  /inal.  Tom.  IV» 
pag.  155.  ed.  nov. 

R3 


i6i  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       de  prhiclpio   dïèi ,  waar  in  hij  beweert ,  dat  de  da- 
'?fT^     gen  der  Schepping,  niet  met  den   avond,  maar  met 
Hoofdd.  den  morgen ,   aanvangen ,  en  met  den  morgen  van 
na  C.  G.  den    volgenden    dag   eindigen  (*).    Nog  heeft  hg 
•tot  363!  verklaringen  gefchreven ,   over  de  Brieven  van   pau- 
■-— - —  Lu's  ,    doch    volgends    HiëRONYMUs    (f)?    zonder 
"eenige  kennis  te  toonen  in  den  ftijl  der   H.   Schrift; 
■als  mede  drie  gezangen  over  de  Drieëcnheid ,  (Jtf^m^ 
ni   tres   de  Trinitate ,  jive   de   Homooufw    recipiënt 
do ^')  in'  eene  middenfoort  tusfchen  gebonden  en  on- 
gebonden flijl ,  en  eindelijk  een  Dichtftuk  in  zesvoé- 
'tige    Verzen  ,    over    de    Makkabéifche    Broederen  , 
'( Carmen  de  Maccabais , )   hetwelk   echter  van  fom- 
migen   aan  den  ouderen  victorinus   wordt  tocge- 
fchreven. 
Bekee-         De  Christelijke  Godsdienst  breidde  zich,  ten  tijde 
ring  der    <^j^j-j  Keizer  konstantyn    den    Grooten ,    en   zijne 
ërstüthet  2^oonen,  ook  buiten  het  Romeinfche  Rijk,  uit.   De 
Christen  'Gèfchïedenis    gewaagt    inzonderheid    van    de    beke- 
'rin'g  der   Ethiopiër s^   of    Ab'jsjini'èrs  ^    Iheri'érs  ^   én 
■Gathen.     De   eerstgemelden    zouden  ,    volgends    de 
"gewone  overlevering,  het  Christengeloof  reeds   ont- 
vangen hebben,  van  den  Gefnedenen,  Hoveling  der 
'Koningin    'kandace  ,    die    door    filippus    gedoopt 
is  (§),  doch  deze  hoorde  niet  in   Jbysjtnië ,  maar 
'mOppcr-Egypte ^  omtrent  het  Eiland  Mero'ê^  t'huis, 
anderen  noemen   den  Apostel  ear.tholemeus,    of 

MAT* 

(*)  Uitgegeven  door  siiimond  Opusc.  Tovi.l. 

(f)  Praf.  Epist.  ad  Galat. 

(S)  Hmd,  VIH,  Vergel.  I.  Deel,  Bladz.  164. 


GES  C  II  I  £  D  E  N  I  S.  263 

MATTiiEus,  als  den  ccrflen  (lichter  van  lic't  Chris-     III 
tendom     in    Ethiopië  of  Abysfinië;   onzeker  is  het    ^^^'^ 
ooi;,  of  PANT^xus,  in  de  tweede  eeuw,  het  Eu- Hoofdft. 
angelie  in  die  Gewesten ,   welke  door  de  Ouden  ook  na  C.  G. 
Jiidié  genoemd  worden  ,  gepredikt  hebbe  (  *  ).     Ten  [^^  ^óL 
minden,  RUFiNus 5  en  andere  geloofwaardige  Schrij- —— 
vers,  verzekeren,  dat  'er  vóór  de  vierde  eeuw  geene 
Ipooren  van  het  Christendom  in  dit  land  te    ontdek- 
ken zijn  (!)•     Omtrent  het  jaar   327,   kort  nadat 
ATHANASius  Bisfchop  te  Alcxandri'è  geworden  was, 
•werden  de  gronden  van  het  Christendom   onder   de 
-Ethiopiërs    öf  Abpfiniers   gelegd,   bij  de  volgende 
gelegenheid.     Zeker  "Wijsgeer,  (de  Ethiopiërs  zelve 
noemen  hem  ©enen  Koopman ,)  jvieropius  ,  uit  Feni' 
cië^  naa  dit  land  gereisd  zijnde,  werd  daar  door  de 
inwoners    met    alle   zijne    reisgenoten    omgebracht, 
(^êiQ.  Ethiopiërs    zeggen,    dat    hij    zijne    natuurlijke 
dood  aan  eene  ziekte  geilorven  is,)  behalven  twee 
jongelingen  frumentius  en  /edesius  (§).    Alzoo 
deze  konden  lezen  en  fchrijven,   en  veel  geest  be- 
.zaten,  werden  zij  door  den  Koning  des  Lands  aan 
zijn  Hof  tot   Geheimfchrijvers  gehouden.     Na    zijn 
^overlijden    bediende   's  Vorsten    Weduwe,    tot    de* 

meer- 

C*)  Zie  ons  II  Dccl,  Bladz.  229. 
(t)  Vergel.  job.  ludolf.  Hist.  /Eihiop.  IIÏ.  2. 
(5)  RuFiNus  Hist.  Eccles,    I.  29.  zegt,   dat  hij    zijn- 
verhaal  uit  den  mond  van  dezen  jedesius,  die  naderhand 
-Ouderling  te  Tyrm    geweest   is,   ontvangen    heeft.     Uit 
RUfiNus  is  dit  verhaal  overgenomen  door  socrates  Hist^ 
'<!^ccl(i.  I.  19.  en  sozortiEJNus  Hist.  Eccles.  II.  24. 
R4 


ji64  K  E  P.  K  E  L  IJ  K  E 

UI'      meerderjarigheid    van    haren    Zoon,   zich   veel  v^ 
^^^^     hunnen    raad  ,    bijzonder  van   frumentius,   welke 
Hooturt.  c^i^<-l<^i'    <^e   Romeinfche    Kooplieden  eenigen  ontdekt 
nvi  C.  G.  hebbende,   die,    gcUjk  liij.    Christenen  waren,  hen 
jj^'j.  ^^;' opwekte ,    om   met  hem  in   een   bijzonder   huis   tot 
■~-  ■  ■    liet  gebed  (aam  te  komen,   vervolgends  bouwde  hij, 
ten   dien  einde ,   eenc   Kerk ,   alwaar  zich ,   van  tijd 
tot  tijd ,   ook  eenige    Ethiopi'érs   lieten  vinden.     De 
jonge  Koning  het   Rijk   aanvaard  hebbende ,   verkre- 
gen FRUMENTIUS  CU    /iiDESius ,  mct  vele  moeite, 
vrijheid,    om  naa  hun   Vatlerland  te  kecren.    fru- 
mentius, in   Egypte   gekomen,   gaf  aan  den  Bis- 
fchop    ATHANASius    bcricht    van   den  tocfland  van 
zaken  in   Ethiopië ,    en  verzocht  liem ,   eenen  Bis- 
fchop   derwaards  te   zenden,    om   liet  Christendom 
in  hetzelve  te  vestigen ,   dewijl  hij   zich  van   eenen 
goeden    uitflag  verzekerd  hield,     atuanasius  ,  ni&- 
mand  daar  toe   gefchikter  oordelende,   wijdde   fru- 
ïMEWTius  tot  Bisfchop  in ,  en  zond  hem ,  met  ecni- 
■gc  andere  Geestelijken,  weder  naa  Ethiopië^    alwaar 
hij,  gelijk  men  verhaalt,  door  wonderwerken  en  het 
-genezen  van  zieken ,   niet  min  dan  door  onderwijs , 
'lecne  aanzienlijke   Christelijke   Gemeente  verzamelde-, 
-en    verfcheidenc    Kerken     fHchtte  ,    zijnde    dus    de 
grondlegger  van  het  Clnistendora  bij  de  Ahysfinlërs^ 
die  hem  zeer  hoog  Ichatten,  en  ^t\\  eernaam   Abha 
Salama  geven.     Omtrent  het  jaar  356,  deed  Keizer 
konstantius  pogingen,   om  de  Ariancrij  onder  de- 
xe  nieuwgeplante  Gemeente  in  te  voeren;  athana- 
•  sius  was  toen  uit  zijn  Bisilom  van   Akxandri'è  ver- 
dreven 5  en  GEÖRGius ,  een   Aridan  ,  in  zijne  plaats 

aan- 


G-E  S  C  H  I  E  D  E  N  I  S.  265 

tiangefteld.      Thans    gebood    de    Keizer    in    oenen      Ilf 
Brief  ( * ) ,  aan  de  twee  beftiiurers   der  ftad  Auxu-    ^^^^ 
ma  of  Auxumis  ,  toen  de   hoofdftad  van  Ethiopië ,  Hoofdft. 
thans  genoegzaam  vervallen  ,  /ezanas  en  sazanas  .  "^  C.  G. 
dat  zij  FRUwENTius  terltond    naa    Egypte    zouden  \^^  ^ósl 

zenden ,  aan  den  Bisfchop  geörgius  ,   om  van  hem     " ■ 

onderwezen  te  worden,  en  met  meer  nut  vervol- 
geiids  bij  hen  te  kunnen  arbeiden.  Meii  weet  het 
gevolg  niet,  welk  dit  bevel  gehad  heeft,  maar  dit 
is  zeker  ,  dat  de  Kerk  van  Ethiopië  of  -Abysji- 
ni'é  die  van  Alexandri'é  altijd  als  hare  Moederkerk 
erkend  heeft. 

Tegen   over  Ethiopië    of  Ahysjinie^    in   gelukldg  Der  Ho- 
Arahi'é^  woonden  de  Homeriten  ^  ook  Saheërs  ge_  "leriten. 
noemd,  onder  welke  vele  'Joden   waren.    Aan  deze 
Homeriten    en    derzelver    Koning,   zond  de   Keizer 
KONSTANTius  ecu  gezantfchap ,  met  aanzienlijke  ge- 
fchenken  ,  om  hem  vrijheid  te   vragen ,   dat  de   Ro- 
meinen ,  die  door  zijne  landen  reisden ,  en  die  zijner 
onderdanen,  welke  Christenen  wilden  worden.   Ker- 
ken  mogten  fticliten.    Aan  het  hoofd  van  •  dit  ge- 
zantfchap   was    THEOFiLus,    een   Indiaan^   uit  het 
Eiland  Divus ^  (misfchien  het  hedendaagfche  Diu,^ 
die    door  zijn    volk   als  gijzelaar   aan  Keizer  kon- 
•STANTYN  den   Grooten  gezonden,    geduurende  zijn 
.verblijf  onder  de  Romeinen^  Monnik   geworden,  en 
-door  EusEBius   van  Nikomedi'è  tot    Diakon    gewijd 
-was ,  zijnde  hij  een  Ariaan.  Deze  vond  de  Homeriten 

Af- 
.     (*3  Bij  ATiiANAfi.  Apol.  ad  hipcr,  C^r.fiant.  Cap.  31. 
Opp.  Tom.  I.  P.  l.  pag.  315. 
Re 


fl66  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III      Afgodendienaars ,  doch  bij  welke ,  vvnaifchijnlijk  door 

*^j|^     hunne  vermenging  met  de  Jooden,  de  befnijdenis  in 

lloofdft.  gebruik   was.      Het    gehikte   hem  ,    den  Vorst  des 

na  C.  G.  ]2Y}ds  tot  liet  ChristeUilc  geloof  te  bewegen ,  en  den 

Jaar  337. 

tot  363.  tegenltand    der  Jooden  ,    door   wonderwerken ,    tot 

"— ^ —  zwijgen  te  brengen.  Vervolgeiids  liet  de  Vorst  drie 
Cristclijke  Kerken  ftichten,  ééne  in  zijne  hoofdftad' 
Tafaron ,  de  andere  in  de  Ilavcn  Adena ,  en  eene 
detde  in  eene  andere  handelflad,  aan  de  Gnlf  van 
Per.fië ;  theofilus  bezocht  daar  na  zijn  Vaderland 
en  andere  Indifche  landen,  alwaar  hij  onder  ande- 
ren de  gewoonte  veranderde  ,  volgends  welke  de 
Christenen  aldaar  het  voorlezen  van  het  Euiingclie 
zittende  aanhoorden.  Doch,  ten  aanzien  van  het 
geloof,  zegt  FiLOSTORGius ,  een  Ariiiansch  Schrij- 
ver der  Kerkelijke  Gefchiedenis ,  van  wien  wij  deze 
berichten  hebben  ( * } ,  was  niets  te  verbeteren ,  al- 
zoo  deze  Christenen  ,  van  de  oudfte  tijden  af,  .ge- 
loofden, dat  de  Zoon  een  ander  Wezen,  {V,^M(nov) 
had,  dan  de  Vader,  theofilus  bezocht  ook  de 
Ethiopièrs  ^  wier  hoofdftad  Auxuma  was,  om  in 
^deze  nieuwe  Gemeente  goede  fchikkingen  te  maken. 
Misfchien  ftaat  deze  zijne  reize  in  verband  met  het 
bovengemelde  bevel  van  konstantius,  omtrent  den 
rechtzinnigen  Bisfchop  frumentius  ,  en  het  oog- 
merk der  reize  van  theofilus  zal  geweest  zijn, 
'denzelven ,  ten  behoeve  der  Ariaanfche  gevoelens , 
tegen  te  werken.  Terug  gekeerd,  leefde  theofi- 
lus, in  zijnen  gewonen  (land,  als  Monnik  en  Dia- 
kon, 
C * )  Epit.  Hist.  Eed. Libr.  II.  n.  6.  Llbr.  III. n,  4./j'f i 


GESCHIEDENIS.  cö? 

kon ,  zonder  naar  hooger  bediening  te  rtaan ,  geëerd      Ili 
en  geacht ,  in  het  Romeinfche   gebied.    Dus  ver  fi-    ^^^^ 

LOSTORGIUS.  Hoofdft, 

.•'^Ten  tijde  van   konstantyn   t^en    Groot  en  ^   had- "^  C.  G. 
den  ook  de  Iberi'èrs,  bewoners  van  het  Landfchap,  [^^  263I 

thans  Georgië  genoemd,   het  Christendom  aangeno •' 

men.    Eene  Christen  vrouw,  zoo  luidt  het  verhaal  ..!'^  °^ 
dezer  gebeurenis  (*),  die  zeer    godvruchtig,   naar 
de  ftrenge  regelen  der  /Asceten  leèt'de,  bij  eenen  in- 
val der   Iberi'érs ,    door    dezelve    gevangen    medege- 
voerd,  volhardde  ook  onder  dit  volk  in    hare   flren- 
ge  levenswijze,  met  lang  en  aanhoudend  vasten,   en 
geduurige  gebeden.    Door  hare  gebeden  den  Zoon, 
en  daar  na  ook  de  Gemalin ,  des  Konings  van  eene 
zwaare  ziekte  genezen  hebbende,  wilde  zij  geen  an- 
dere beloning,  haar  door    den   Koning   aangeboden, 
aannemen ,   dan  deze ,  dat  de   Koning   den   waaren 
God  erkende.     De  Vorst  den  volgenden  dag   op  de 
jagt  zijnde ,  bedekte  eene  fchiclijk  gevallene  mist   de 
gebergten  en  wouden  zoo  zwaar ,  dat  hij  geen'    voet 
verzetten  kon.     In   dezen    nood,   zijne   Goden  ver- 
geefs   aangeroepen    hebbende,    wendde   hij  zich   tot 
den  God  der  Christen  vrouw,  en  terftond  verdween 
de  mist.    Dit  bewoog  hem,   als  ook  de   Koningin, 

om  • 
(*)  RuFiNus  flist.  Eccks.  II.  33.  zegt,  hetzelve  te 
hebben  verdaan  uit  den  mond  van  bacurius,  op  het 
einde  dezer  vierde  eeuw,  die  toen  Bevelhebber  van  die 
volk  onder  de  Romeinfche  troepen  was.  Uit  rufinus 
hebben  socrates  Hist.  Eccles.  I.  20.  en  sozomenus 
Hist.Eecles.  II.  7. -hunne  berichten  overgenomen. 


p^g  KE  R  K  E  L  IJ  K  E 

ÏII      om  den  Christelijken  Godsdienst  te  omhelzen.  Hun- 

BOEK     j^£   onderd;men  werden,    door   een  nieuw  wonder , 

Hoofdft.  overgehaald,  om  hun  voorbeeld  te  volgen.    Als  de 

na  C.  G.  Koning  eene  Christen  -  Kerk    liet  bouwen,   kon  men 

Tont"  Q  0*7 

iot  ^ö^' édne  der  Pilaren,   wat  men-  ook   deed,   niet  opges- 
— — —  richt  krijgen ;  maar  de  gemelde  Christinne   zich  des 
•  :-■;       nachts  naa  die  plaats  begevende,  en  biddende,    hief 
de  Pilaar  zich  van  zelve  op,  en   zweefde  boven  ha- 
ren grondflag  in  de  lucht.     De  Koning  en  vele  an- 
dere Iberi'èrs ^  den  volgenden    dag,   dit   ziende,   eii 
hoe  de  Pilaar  zich  toen  voor  hunne  oogen  van  zel- 
ve  op  haar   voetduk  vestigde  ,   werden  daar   door 
ongemeen  in  hun  geloof   verllerkt,   en  verzochten, 
door  een  gezantfchap ,  den  Keizer  konstantyn,  om 
eenen  Bisfchop  en  andere  Leeriiaren ,  tevens  een  ver- 
bond van  vriendfchap  met  hem    fluitende.-    „  Zoo- 
;,,  danige   kwalijk   uitgedachte  en   ligtgeloovige   ver- 
3,  tellingen  veroorzaakten,"  zegt  sghrögk  met  recht, 
5,  inzonderheid  dit  nadeel  onder  de  Christenen ,  dat 
3,  men,  bij  elke  gewigtige  bekeering  van  een   aantal 
55  Heidenen,  wonderen  verwachtte,   onderftelde,  of 
5,  verdichtte;  en  dus  ftccds  meer  en  meer  van   den 
,5  rechten  natuurlijken    weg,  van  onderwijs  en  on- 
5,  derzoek,  langs  welken  het  Christendom   behoorde 
5,  uitgebreid  te  worden ,  afweek." 
Der  Go-      Doch  boven  allen  is  de  belceering.  der    Gothen  tot 
thcn.        i^Qi  Christendom  merkwaardig.     Dit  volk,   van  den 
Oud-Duitfchen  Stam,  uit  Sarmat ï'è  of  Poolen^  naa 
den  Donau  afgezakt ,  had  ten  tijde  der  Zoonen  van 
KONSTANTYN  cenc  heetfchappij  gefticht,  welke   zich 
van  de  rivier  Tanah ,  of  de  Don ,  tot  aan  ^t\\  Ti- 


yi 


GESCHIEDENIS.  ^69 

htscus^  of  den  Tets  f ^   in   Hongaryé,   uitflrekte;  zij     lil 
waren    verdeeld    in  Oostgothen^    of    Greuthingers  ^    ^^^ 
wier  Koning  ermanarik  of  ermerik  ,  vele  volken  iioofdfl.' 
overwonnen  hebbende ,  tot  aan  de  Oostzee  toe ,   van  "^  C.  G. 
de  Grenzen   van  Afie  tot  aan  Daci'é  heerschte,   en -Jq^  t^'L'^ 
in  Westgothen  of  Theru'tngi'érs ^    die  zich  in  het  he-;  — —  ■ 
dendaagsch  Moldavië^  WaUachVè\   Zevenbergen ^   en 
een  gedeelte  van   Hongary'è  ^  gevestigd  hadden  (*). 
Deze  volken  waren ,   bij  hunne  invallen  in  het  llo- 
meinfche    Gebied  ,    zedert    het  jaar  260,  met  den 
Christelijken    Godsdienst    bekend    geworden  ,     door 
Christen    gevangenen,    die  zij   als  flaven   mede   ge- 
voerd hadden ,  welke ,  door  wonderbare  genezingen , 
mtdrijving  . van  Duivelen,    en    een  Godzalig  leven, 
hunnen    meesteren    hoogachting  voor  het   Christen- 
dom  inboezemden  (f).    Meest  echter  hadden  zij, 
ten   dezen  opzichte ,   te    danken   aan   ulfilas  ,   die 
tot  Bisfchop   der  Gothen  ingewijd,   hen   niet  alleen 
iii    den  Christen -Godsdienst  onderwees,   maar  ook 
letters  voor  hun  uitvond,  eii   de  Heilige  Schrift  in 
hunne  taal,  overzette.     Volgends  filostorgius  (§) 
was  hij  een  Kappadoci'èr ,  en  bij   de   Gothen   gevan- 
gen geraakt,   Jioewel  zijn  naam,   die   ook   urfilas 
en  wuLFiLAS  ,  gefchreven  wordt ,  oud  Duitsch  fcbijnt 
te   wezen ,    en  met  ons  wolf   overeen   te  komen , 
waar  uit    men   zou   opmaken ,    dat   hij   veeleer  ztM 
een  Goth  geweest  is.    Hoe  het  zij,  filostorgius 

ver- 

(*)  JoRNANDES  de  Rebus  Goth.  Cap.  23. 

^t)  SozoiviEN.  Hist.  Eccles.  Libr.  III.  Cap.  6, 

(§}  Epit^  Hist,  Eccles.  Libr.  II.  k.  5. 


ê7<5  k  e  r  k  e  l  rf  k  e 

III  verhaalt",  dat  hij  door  dèn  Koning  der  Gpthcn ,  ïfl 
^^\  g^^^^^'^^chap  aan  Kdzer  KONSTA^fTVN  gezonden  , 
Hoofdft.  dool'  EüSEBius  van  Nikomedi'è  lïqt  Bisfchop  der 
m  C.  G.  Qothen  is  ingewijd  ,  dat  KONSTANtYK; .  hem  zeer 
tot  363*  hoogiichtte,  en  hem- dikwijls  den  moses  van  zijnen 
—  ■  '■"■  tgd  noemde.  Ook  bericht  dezelfde.  Schrijver,  .dat 
ULFiLAS-^  in, zijne  vertaling,  de  Bóekéri  dej  KOninb 
gen,  dat  is,  die  yan  Samuel  en  de  Koningen^ 
zal  hebben  overgèflagen  ,  om,  den  oorlogziich* 
tigen  aart  van  zijn  volk  %pq.\\  voedzel  te  geven. 
Hij  was  ,  met  zijne  gdleele  Gemeejite,  het  leer- 
ftelzel  van  auiüs  toegedaan.  Andere  S.chnjvers(*) 
verfchillen  van  filostorgius  ,  in  eenige  bijzonder- 
heden ,  en  plaatzcn  hem  later.  Eei'st ,  zegt  sozö- 
MENÏJS,  was  hij  een  rechtzinnig  Christen,  maar  aan 
den  Keizier  valens  in  gezantfchap  gezonden  zijnde', 
was  hij  tot  de  Arianerij  overgehaald.  In  deze  tij- 
den van  VALENS,  die  van  het  Jaar  364  tot  378  re- 
geerde, plaatzeu  socrates  en  theodoretus  ,  oni 
zèn  ULFILAS  insgelijks,  socrates  zegt,  dat  hij  aan' 
dezen  Keizer  gezonden  was,  door  der  Gothen  Ko^ 
ning  FRiTiGERN ,  om  's  Keizers  hulp  te  verzoeken , 
tegen' zijnen  mededinger  athanarik,  en  dat,  op 
het  verkenen  dezer  hulp ,  fritigern  ,  met  eene  me-^ 
nigte  zijner  onderdanen-,  het  Christen  geloof,  doch 
volgends  de  Icerc  der  Ari'dnen^  omhelsde,  theo-^ 
DORETUS  fchrijft,  dat  de  Gothen^  over  den  Donau 
getrokken ,  een  verbond  aan  den  Keizer  voorfloegen ,   ■ 

die. 
(*)  SocRAT.    Hist.    Eccles.  IV.  33.   sozomen.  Hts: 
Eccles,  VI.  37.  THEODOR.  Hist.  Eccles,  iV.  Z7» 


G  E  S  C  Hl  E  D  E  N  I  S.  a-» 

die,  op  raad  van  eudoxius,   tot    eene  voorwaarde     III 

van  hetzelve  maakte,    dat  zij  de  Ariaanfche  gevoe-    ^^^ 

lens  zouden  aannemen ,  en  dat  zulks ,   door  het  ge-  Hoofdft. 

zaq:   van  ulfilas,  werd   toeaeftaan ,   die  aan   zijne  "^  ^*  G* 

Gothen  verzekerde ,  dat  dit  verichil  onder  de  Chris-  {^^  263I 

tenen  alleen,  uit  de  heerschzucht  van  Ibmmige  Bis-f —r-, 

fchoppen ,  ontdaan  was.  f  .'•-!■ 

Hoe  zeer  ook  deze   vSchrijvers   in  bijzonderheden  Ulfh^as 

verfchillen ,  dit  is  zeker ,  dat  ulfilas  ,  omtrent  het  j^[Ay -^  . 

midden -der  vierde  eeuw,  aan  de  Gothen  eene  Overzetting  in  de  Gdr 

des  Bijbels  in  hunne  taal  bezorgd  heeft ,  waar  van  nog  thifche  ■■:, 

taal.      ") 
aanzienlijke  overblijfzelen  van  het  Nieuwe  Testament 

voorhanden  zijn,  bijzonder  in  het  zoogenoenid  Zil- 
veren Handfchrifi '^  (^Codex  Jrgenteus ,)  lietwelk 
thans  in  de  Boekerij  der  Hoogefchool  van  Upfal:  be- 
waard wordt ,  en  dat  zijnen  na^m  heeft ,  omdat  het 
op  purperkleiird  pergamcnt  met  zilveren  letters  ge- 
fchrevcn  is.  Dit  Handlchrift  vverd  ontdekt  in  de 
Ahtdï]' IFer den  in  fVestfaJen;  en  werd  van  daar, 
in  den  dertigjarigen  oorlog ,  naa  Praag  gebracht ,  al- 
waar de  Zweeden  het  in  het  jaar  1648  buit  maak- 
ten. Doch  het  kwam  naderhand,  uit  de  Boekerij 
van  Koningin  christina,  aan  isaSk  vossius  in 
Holland,  tot  dat  het  door  den  Zweedfchen  Graaf 
DE  LA'GARDiE,  van  dezen  geleerden  gekocht,  en 
naa  Upfal  ten  gefchenk  gezonden  werd.  Het  be- 
helst de  vier  Etiangeli'èn ,  echter  met  gapingen ,  in 
de  Gothifche  ,  gelijk  men  thans  zich  algemeen  ver- 
zekerd houdt ,  en  niet ,  gelijk  fommigen  gedacht 
hebben,  in  de  Frankifche  t2i2i\',  het  werd  het  eerst 
lïiet  Gothifche  letters,  en  een  Glosfarium  over  deze 

taal. 


Ï7i  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       tnJil,  door  FRANCiscus  jiJNius  te    Dordrecht  166^ 
BOEK      uitffcs^even ,  cii  naderhand  door,  anderen:    men  heeft 
Hoofdft.  ook,    vervolgends,    nog  ccnige  andere   brokrtukken 
Tia  C.  G.  van  deze  Overzetting  van  ulfilas    ontdekt ,   en   in 
toe"  ^6^*  ^^^^^^  gegeven.     Zij  is ,   zoo  ten  opzichte  der  oude 
■     ■    ■     Duitfche   Taal ,  als    der  oordeelkunde   des   Nieuwen 
Testamcnts,  van  zeer   veel   aanbelang,   gelijk   onder 
anderen  door  den  geleerden  j.  d.  miciiaülis   is  aan- 
gewezen (*). 
Vervol-        Niet  lang   daar  na  moest   echter   de   Christelijke 

ging  der    Qg^eente  onder  de    Gothen   ecne   harde   vervolsinfi 

Christe- 

nenon-     ondergaan.     In  de  laatfle  jaren  van  Keizer  valens, 

-der  de  kwam  athanarik,  tegen  wien  de  gemelde  Keizer 
°^^^"*  aan  fritigern  hulp  verleend  had,  aan  de  rege- 
ring, welke,  niet  kunnende  dulden,  dat  ulfilas 
ook  in  zijn  gebied  bekeerlingen  maakte,  velen  van 
zijne  Christelijke  onderdanen  ter  dood  bracht.  Vol- 
gends sozoMEMJS  (f),  verdedigden  velen  van  de- 
irelven  hunnen  Godsdienst ,  met  groote  ftandvastig- 
hcid ,  voor  de  rechtbanken ;  en  eene  geheele  menigte 
werd,  met  vromven  en  kinderen,  in  eene  Kerk, 
waar  in  zij  gevlucht  waren ,  verbrand,  socrates  (§) 
meldt  iiitdruklijk ,  dat  onder  deze  Martelaren  ook 
Aridnen  geweest  zijn.  athanarhc  geraakte  vervol- 
gends in  oorlog  met  den  Keizer  v.vlens  ,  waar  bij 
hij  tot  eenen  nadeeligcn  vrede  genoodzaakt  werd  (**). 

Uit 
•  (♦)  Inleid,  in  de  Schrift,  des  N.  T.  I.  Deel,  I. 
Siuk,  Bladz.  798.  volgg. 

(t)  Hist.  Ecclcs.  VI.  37.     (5)  Ilist.  Eccles.  IV.  33, 

j(**)  AmMIAIS.  MARC.  //.  XXVII,  5,  ZOSLM.  //.  IV.  10  ,   II. 


GESCHIEDENIS.  273 

Uit   deze    bijzonderheden   blijkt   toch,   dat  niet  alle     III 
de  Gothifche   Christenen   Arionen    geweest  zijn ,  ja    ^^^^ 
AUGUSÏINUS  (*)  gelooft    niet   ééns,   dat  'er   toen  Hoofdfl. 
Arianen  onder  hen  geweest  zijn.    -  na  C.  G. 

Doch  veel  zwaarer  en   bloediger   was  de   vervol-  ^^^  J^' 
sina: ,  die  de  Christenen  in  Perfïé^  omftreeks  dezen  - 

tijd,  en  vervolgends,    getrofFcn   heeft.     In  dit  groot  \efvoi- 
Rijk  hadden  de  Christenen ,   ten   dezen   tijde ,    aan-  christe- 
zicnlijke  Gemeenten  (f),  welke,   voor  het  grootfte  "en onder 
gedeelte  ,    door   den   Peififchen  Koning   sapor,    of 
scHABUR,  zijn  verwoest  geworden.  sozo^ffiNUS  (§), 
die  de  Gefchiedenis   dezer  vervolging  wijdlopig  be- 
fchreven    heeft ,    plaatst    derzelver   begin    reeds  ten 
tijde  van    konstantvn    cJen    Grootcn.    Doch,   hier 
van-  is  geene  blijk  voorhanden.    JNIen  heeft  bij  euse- 
Bius  (**),  wel   eenen  Brief   van   dezen  Keizer  aan 
SAPOR,  in  welken  hij  het  Christendom   aan   denzel- 
ven  aanbeveelt,  maar  waar  in  niets  gewaagd  wordt, 
van  eene  vervolging    tegen   deszelfs   belijders,    inte- 
gendeel kreeg  konstantyn  aanleiding  tot  het  fchrij- 
ven  van  dezen  Brief  uit   de   voordeelige   berichten, 

die 

(*)  Be  Civit.  Dei  XVIII.  52. 

(-f)  Het  Christendom  was,  volgends  de  overlevering, 
daar  geplant,  door  den  Apostel  thomas  ,  zie  ons  I. 
Deel,  Bladz.  22r).  Vergel.  euseb.  IJi'st.  Eccles.  III.  i. 
ten  minften  uit  de  Gefchiedenis  van  ïmanes  ,  in  ons  III. 
Deel,  Bladz.  252.  blijkt,  dat  het  zich  reeds  vroeg  on- 
der de  Perfen  gevestigd  en  uitgebreid  had. 

(5)  Hist.  Eccles.  II.  15. 

(**)  Fit.  Conflant.  IV.  9-13. 

IV.  Deel.  S 


£74  K  E  R  K  E  L  ^  K  Ê 

III       die  hij,   ten  aanzien   van    den  blocjenden   ftaat  der 

^^^f     Christenen  in  Per/ië ,  van  de  Perfifche  gezanten  ver* 

Hoofdft. 'ft^^"  had.     Ook  (bat  deze  veiTolging,  in  derzclvcr 

na  C.  G.  ooifprong  ,     in    verband    met    eenen     oorlog    tus- 

Toot*  "^  '^7      , 

tot  X^"''  ^'*^^^^"  ^^  Romeinen  en  Perfen,  welke,  geduiirende  de 
I  regering  van  konstantyn  ,  geene  plaats  heeft  g-ehad. 

Wij  geloven  dan   liever   andere    berichten,    die    den 
aanvang  der  vervolging,  na  de  dood  van  konstan- 
tyn ,  en  bijzonder  in  het  jaar  343 ,  rtcUen  (*}. 
Oor-  De  Perfifche  Keizer  sapor    voerde  geftadige  oor- 

ipi'o"S      logen    met  konstantius,  den    Zoon  en   opvolser 
dezer  uer-     °  r      o 

volgino-.  van  konstantyn  den  Grooten-^  van  deze  gelegen- 
heid maakten  de  Magi ,  of  Priesters  van  den  ou- 
den Godsdienst  der  Perfen  ,  benevens  de  jfooden , 
die  altijd  den  Christen  Godsdienst  blcv'cn  haaten , 
een  het  zij  gegrond  of  ongegrond  gebruik ,  om  de 
Christenen  van  Per/ië  bij  den  Keizer  als  ongetrouwe 
onderdanen,  en  geheime  vrienden  der  Romeinen  te 
befchuldigen ,  waar  door  zij  hem  ligtelijk  beweeg- 
den ,  om  hen ,  als  lieden ,  op  welke  hij  niet  kon 
vertrouwen  ,  te  vei-volgcn  (  f  ). 
INTnrtel-  In  het  bijzonder  befchuldigden  de  gemelde  vijan- 
cood  vnn  ^  ^^^y^  Christelijken  Godsdienst  sümeön,  Aaits- 

Bisfchop  bisfchop  van  Sehicië  en  Ciefifon^  twee  fleden ,  gele- 
van  Se-      g^j^  ^j^,^  j^j-,   Ti  gris ,   waar  de    Eufrant   in    denzel- 

ven 
(*)  IIièRONYM.  Chvon.  ad.  li.  a.   en    twee   oude   Sij- 
rifche    Schrijvers   bij   jos.   sl^T.    assemanki  Bibl.   Oricnt. 
Clement.  Vaticnn.  Tom.  I.  [mg.  4.  fqq. 

Ct)  "^^''i   ^'o'gc'^  ^'^'"   ^^"^   '^'^'J   uitvoerig   bericht   van 
sozoMENUS  liht.  EccliS.  II.  9.  volgg. 


GESCHIEDENIS.  27S 

ven  valt,  en  die  als  ééne  flad  uitmaakten,   waarom      lli 
zij  ook  door  de   Arabieren  eenvouwig  Bïodajin  (^de    ^^|y^ 
Steden^  genoemd  worden,   bij  den   Keizer   sapor  ,  Hoofdd. 
van  geheime  verflandhouding  en  ongeoorloofde  brief-  "^  C.  G. 
wisfeling   met   den    Romeinfchen    Keizer,     sapor  ,  \^^    -^i-^'. 

liier  aan  geloof  liaan  de ,  beval,  in  volle  woede,   de   

Christen  -  Kerken  te  flopen ,  en  hunne  Leerjiaren  en  '^^^'ji'^  ^^^ 
Kerken  dienaren  ter  dood  te  brengen ,  terwijl  hij  de  fou. 
gemeene  Christenen  met  zwaare  belastingen  drukte, 
om  hen  hunnen  Godsdienst  te  doen  verlaten.  De 
Bisfchop  siMEÖN  zelf  werd ,  met  ijzeren  ketenen  ge- 
boeid, voor  den  Koning  gebracht,  die  teiftond  ht- 
vel  gaf,  hem  door  pijnigingen  tot  bekentenis  te 
brengen.  De  Bisfchop  ftond  alles  moedig  door,  en 
weigerde  zelfs  zijnen  Vorst  de  gewone  Oosteifche 
hulde  van  neder  werping  of  aanbidding^  zeggende, 
dat  hij,  Ichoon  die  te  vooren  bev^ezen  hebbende, 
ze  nu  weigerde,  omdat  men  hem  gekluifterd  had, 
ten  einde  hem  den  waaren  God  te  doen  verlooche- 
nen ,  en  dat  hij  dus  voor  zijnen  Godsdienst  fiirijden 
moest.  De  Koning  deed  hém  verleidende  beloften , 
indien  hij  de  Zon  wilde  aanbidden  ( *  ) ,  gepaard  met 
bedreigingen  van ,  in  geval  van  weigering  ,  bene- 
vens alle  Christenen  in  Perfi'è  ^  liet  leven  te  zul- 
len verliezen.    De  Bisfchop ,  uit  weigerende  ,  werd 

in 

(*)  Eigenlijk  snnbaden  de  Perfen  de  Zon  niet,  zoo 
min  als  liet  l'nur  ^  waar  naar  zij  gemeenlijk  Vuur -aan- 
bidden heten.  )iyde  de  Rel.  Fctr.  Perf.  Cap.  4.  Maar 
de  eerbied,  welken  zij  aan  beiden  bewezen, werd  bij  de 
Cbriscenen  als  eene  aanbidding  en  Afgoderij  befchouwd. 
S  2. 


a7^  K  E  R  K  E  L  IJ  K  Ê 

III       in  de   gevangenis  geworpen  ,   om  daar  tijd  van  be* 

^?^^     rouw  te  hebben. 
Hoofdft.       Toen    de   Disfchop   naa  de    gevangenis    gebracht 
na  C.  G.  werd,  ontmoette  hem  ustiiazades,  een  Gefnedene, 
tot  '^ö^'  ^"  thans  opzichter  over  het  Konhighjk   Paleis ,    een 
■  Christen,  doch    die,   uit  vrees  en  gedwongen,  zich 

Bijzon-     y^^r^Y  'sKonings  bevel  gcfchikt,   en   de  Zon   vereerd 

derheid  do? 

vnii  iTs-     'had.     Deze ,  een  oud  vriend  van  den  Bislchop ,  wierp 

TiiAZA-  zich ,  om  hem  zijnen  eerbied  te  bewijzen ,  voor  den- 
zelven  neder,  maar  simeön  bracht  liem  met  zoo 
harde  beftrafiing  zijnen  afval  onder  het  oog,  dat  zijn 
vriend ,  onder  vele  tranen  en  luide  klagtcn ,  het 
treurkleed  aantrok ,  en  uitriep :  „  Wat  ftaat  mij  van 
„  God  te  duchten ,  dien  ik  verloochend  heb ,  daar 
„  mijn  voormalige  vriend  mij  zoo  zeer  verfoeit!" 
Door  den  Koning  hier  over  onderhouden,  beleed 
hij ,  zichzclvcn  bcfcliuldigende ,  dat  hij  de  Zon  niet 
van  harte  vereerd  had ,  zweerende  bij  den  v/aaren 
God ,  dat  hij  voortaan  nooit  anders  dan  een  Christen 
wilde  wezen.  De  Koning  (lond  verbaasd  over  deze 
onverwachte  verandering,  welke  hij  aan  tovcrkun- 
flen  der  Christenen  toefchrecf,  en  waar  door  hij  te 
meer  tegen  hen  verbitterd  werd.  Alles  vervolgends 
te  vergeefs  beproefd  hebbende,  om  zijnen  ouden  die- 
naar tot  een  ander  bcfluit  te  brengen,  liet  hij  den- 
zelven,  toen  hij  onverzctlijk  bleef,  de  dood  aankon- 
digen. USTIIAZADES  vcrzocht  nu  alleen  deze  gunst 
van  den  Koning  ,  dat  bij  zijne  terdoodbrenging 
openlijk  mogt  worden  uitgeroepen,  dat  hij  niet  we- 
gens eenige  gepleegde  misdaad,  maar  alleen  daarom 
ftierf,  omdat  hij  een  Christen  was,  en  zijnen  God 

niet 


laar  s:x.'^-ÖT^    jraoit    jaem    jtuec  zoo   narai 
'Irailino'  aiijicii   afval   oncLer  Jbiet  oo^.  en^. 


GESCHIEDENIS.  277 

niet  verloochenen   vnlde,   hetwelk  de    Koning  hem      III 
toedond ,    willende  dus   den   Christenen   te   kennen    ^^^^ 
geven  ,    dat  zij   van   hem   geene   barmhartigheid   te  Hoofdd. 
wachten  hadden,    daar  hij   zelfs   eenen  verdienftelij- ^^  C.  G. 
ken  man  niet  vcrfchoonde ,  terwijl  usthazades  met  ^^^^  ^^1[ 
zijn  verzoek  bedoelde,  de  Christenen   ter  navolging  -■ 

op  te  wekken,   als  zij  hooren  zouden,   dat.  hij  al^ 
leen  om  christu^-wü  de  döod  geleden,  had..     . 

Den  volgenden  dag  kwam  de  bemt  ook  aan'  den  Zwaare 
Bisfchop  siMEÖN.    Met  hem  werden  nog  honderd  ^?^)^° " 
andere  gevangene  Christenen,   Bisfchoppcn,   Ouder- 
lingen, en  Kerkendienaars ,   ter  dood   gebracht;  si- 
MEÖN  ,  deze  allen  tot  ftandvastigheid  opgewekt  heb- 
bende, werd  na  hen,    met   twee  Ouderlingen   zijner 
Gemeente ,  gedood.  In  het  volgende  jaar,  liet  sapor, 
door  zijn  geheele  Rijk,   een   bevel  afkondigen,  om 
alle  Christenen,  die  van   hun   geloof  belijdenis   dee- 
den,    om    te   brengen.     Nu    zochten   de   Magi  de 
Christenen    overal  op ,    en   velen  van   dezen-  gaven 
zichzelven  vrijwillig  aan;   in  dit   algemeen  bloedbad 
verloren  zelfs  velen  in  het    Koninglijk  Paleis  hun  le- 
ven, onder  anderen   een  gefnedcne,   die  den  Koning 
zeer  lief  was ,  en  wiens  dood  hem  fmartte ;  vraaröm 
liij  beval,  dat  menvooitiian  alleen  de  Christelijke  Leer- 
jiren  zou  ter  dood    brengen-,   welk  bevel  met  ijver 
werkftellig   gemaakt  werd,  voonmamlijk  in   bet  land- 
fchap  Adiahene^  dat  bijna  geheel  Christelijk  was. 

SozoMENUs  zegt  ons,  dat  'er  16000  Bisfchoppen,  Groot  ge- 
Ouderlingen,    andere    Geestelijken,    Monniken,  en"'^'^" 
gewijde    Maagdp ,   bij   name   worden  opgeteld ,    die  Jgj^^ 
'm  deze  vervolging  zijn  omgekomen,     riaris,  een 

S  3  Per- 


i 


-78  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       Perfisch  Schrijver,  brengt  het  getal  der  overige    ge- 

BOKK     (joodde    Christenen    tot   190,000.     De  eerstgemelde 
ill  -/  5  ö 

Hoofdrt.  Schrijver  noemt  12  der  ter  dood  gebrachte  Bis- 
na  C.  G.  fchoppen  op ,  en  befchrijft  ons  bijzonder  dê  GefchiC' 
tot  0^0' deTiis  van  één'  hunner,  den  Bisfchop  milles,  als 
-  eenen  wonderdoener.    Deze  had  in  het    eerst  krijgs- 

dicnften  gedaan  bij  de  Perfen,   maar   welke  hij  ver-- 
liet,  om  een  ftrenger  leven  te   leiden.     Bisfchop  ge- 
worden van   eene   Perfifche  fiad,   had  hij  veel  van 
de  Htidenen ,  om  zijn  geloof,  te  hjden ,   zonder  dat 
het  hem  gelukte ,  éénen  enkelen   te  bekeeren ,   waar 
door  hij,  verdrietig   geworden   zijnde,   de  liad   ver- 
vloekte, welke   vloek  ipoedig  vervuld  werd,   alzoo 
de  ftad,  wegens    eenig  vergrijp   tegen   den  Koning, 
door  denzelven  ten  gronde  toe  verwoest  werd.    Dé 
Bisfchop  ,    niets   dan    een   afichrift  der  Euangeliën 
medegenomen    hebbende ,    begaf   zich    naa  Jerufa^ 
lem^  om  daar  zijn  gebed  te  verrichten,  en  de  Mon- 
niken van  Egypte  bezocht  hebbende,  keerde  hij  naa 
Perji'é  terug ,  alwaar  hij  den  Marteldood  onderging  (*). 
Berichten      B^zt  vervolging  in  PerjTé  zal,  volgends   genna- 

(*)  SozoMEN.  Hist.  Eccles.  II.  14.  Die  zich ,  ten 
snnzien  dezer  vervolging,  op  de  berichten  van  Perfifche ^ 
Syrifche  en  Edesfeenfche  Christeneii  beroept.  Vele  Oos- 
"terfche  verhalen  heeft  eerst  jos.  shvioN.  asseiVANnf  Bi- 
blioth.  Oriënt.  Tom.  I.  pag.  i.  fejq.  waar  hij  het  Jeven 
vnn  den  boveniicincldcn  Aartsbisfchop  simeön  befchrijft  , 
ook  pag.  183.  en  Tom.  III.  pas;.  52.  fqq.  uitgegeven, 
maar  vollediger  sïepu.  evod.  assemanni  Jcta  Martt. 
OriciJt.  et  Occidcntt.  Rome  i~4o.  II  Deelen  in  Folio  enz. 


GESCHIEDENIS.  ^-j^ 

mus  (*),   door  jakobus,  Bisfchop  van   Niftbis  ^     III 
in  een  afzonderlijk   \\''erk,    over  het  Perjisch  Rijk^    "^^? 
en  over   de   vervolging  der   Christenen  ,   befchreven  Hoofdfl:. 
zijn.     Belialven  dit  fchrijft  genxadius  hem  nog  zes  "^  C-  ^« 
en  t'vintig  Godgeleerde  Verhandelingen   toe ,    in  de  -/q^   ^^'1* 

Syrifche  taal ,   welke  onder   anderen   handelden   over 

het  geloofd  tegen  alle  Ketteryen,  van  de  algemeene^^^^^^^' 
liefde,  van  het  vasten,  van  het  gebed,  van  fi^^  O/- fchoivan 
/landing,  van  den  Maagdelij  ken  Staat ,  van  CHRIS-  Nifibis. 
Tus,  dat  hij  de  Zoon  van  God,  en  eenswezens  met 
den  Fader  is.  Men  heeft  lang  getwijfeld,  of  niet 
OEiVNADius,  bij  vergisfing,  de  fchriften  van  eenen 
laateren  jakobus,  Bisfchop  van  Sarugia ,  in  Mefo" 
potamië ,  den  Wijzen  bijgenaamd ,  aan  jakobus  van 
Nifihis  had  toegefch reven ,  tot  dat,  in  het  midden 
der  jongst  veriopene  eeuw,  een  Kanmmik  te  Rowe, 
Nicoj.Aus  antonelli  ,  werklijk  negentien  van  de 
gemelde  verhandelingen  heeft  uitgegeven,  (.S".  Ja- 
cobi ,  Episcopi  Nijibeni  Sermónes ,  Armenice  et  La" 
tine  Romce  1756  folio. ^  zijnde  waarfchijnlijk  eene 
Armenifche  VertaHng,  van  het  ooifpronglijk  voor 
ons  verloren  Syrisch  Werk  (f).  Deze  jakobus  vaa 
Nilihis  is  vermaard  door  zijne  eerwaardige  heiligheid 
van  leven,  en  ijver  voor  den  Godsdienst,  om  wel- 
ken hij,  reeds  ten  tijde  van  maximinus,  veel  gele- 
den had;  ook  worden  hem  vele  wonderen  toege- 
fchreven,  om  alle  welke  redenen  hij  den  naam  van 
den   Groot  en  draagt.    De    flad  Ni/ibis,   die,   in  de 

oor-» 

C^  De  riris  Illujlr.  Cap.  i. 
(t)  EriNEsti  Th^Q!,  Bib'ioth.  C.  VIII.  S.   200. 
S4  % 


£.8ö  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ni  oorlogen  tiisfchen  de  Romeinen  en  Pcrfen,  onder 
BOEK  (Je  regering  van  konstantius  ,  meer  dan  ééns  eene 
ïloofdfl.  belegering  der  Perfen  verduuren  moest,  wordt  ge- 
na  C.  G.  zegd ,  ééns  en  andermaal  hare  behoudenis  aan  de 
tot  '^6-'  wonderdoende  Godsvrucht  van  dezen  liaren  Bis- 
,- fchop  verfchuldigd  geweest  te  zijn.  Als  bij  de  be- 
legering in  het  jaar  358,  hare  muuren,  door  de 
overftroming  der  rivier,  welke  de  Peifen  hadden  op- 
geftopt,  waren  ingefiort,  en  de  Perfen  door  deze 
bres  den  volgenden  dag  de  ftad  meenden  in  te  ruk- 
ken ,  vonden  zij  de  muaren  volkomen  herftcld ,  en 
in  Haat  van  verdediging,  hetwelk  de  Bisfchop,  door 
zijn  gebed  ,  in  de  Kerk  gedaan ,  verkregen  had. 
Tevens  zag  de  Perfifche  Vorst  sapor  eenen  krijgs- 
man in  Ichitterend  gewaad  op  den  muur  flaan,  uit 
welk  gezicht  hij  befloot,  dat  God  voor  de  Romei- 
ven  flreed.  Als  de  Bisfchop  vervolgends,  op  het 
verzoek  van  eenen  anderen  zeer  vermaarden  SwU 
fchen  Leerjiar,  EFRAëM ,  zich  op  een'  toren  had 
begeven ,  bad  hij ,  dat  God  door  vliegen  en  mug- 
gen de  Perfen  wilde  overwinnen,  en  terftond  voer- 
de een  wind  eenen  verbazenden  zwerm  van  deze 
Infecten  in  het  leger  der  vijanden ,  welke  in  de  fnui- 
ten  der  olijfanten,  en  neusgaten  der  paarden  en 
muilëzelen  gekropen,  dezelve  razende  en  onbetem- 
baar  maakten ,  en  te  gelijk  de  foldaten  zoo  plaag- 
den,  dat  SAPOR  genoodzaakt  was,  de  belegering 
met  groot  verlies  en  fchande  op  te  breken  (*). 

Ter- 

(*)  TiiRonoRETUs  j^ceft  een   breedvocrip;  bericht   vjin 

dezen  jak«i;üs  liht.  Relig.  Tom.   III.  Opp.  pag,  '^69.  en 

ver- 


GESCHIEDENIS.  281 

Terwijl  de  Christenen  in  Perfië   zoo  zwaar  ver-      III 

volgd  werden,   inzonderheid  tiisfchen  de  jaaren  340    ^?5i^ 

en   360 ,    vervolgden    zij   in   het  Romeinfche   Rijk  Iloofdft. 

malkanderen ,  met  het  uiterfle   geweld.     De   twisten  "^  C.  G. 

met  de  Arï'dnen ,  die  door  het  gezag  van  konstan-  \q^   ogl] 

TYN  den  Grooten  in  teugel  waren  gehouden ,   berst-  ' 

ten,  na  zijne  dood,    onder  de  regering  van   kon- ^^f^^^^^jf 

STANTius ,  op  het  hevigst  uit.     Deze  Vorst  betoon-  aanfche 

de  zich  gunftig  jegens  de  Ari'dnen ,  zijnde  daar  toe  X^rw^- 

^  ringen, 

bewogen ,  door  den  invloed  van    denzelfden   Ouder-  konstan- 

ling,  die  zijnen  Vader  konstantyn  had  overreed,  iiusbe- 
om  ARius  te  herftellen  (*).  Deze  Geestelijke,  £^en  ^"'^j.jI^. 
vrijen  toegang  ten  Hove  hebbende,  had  den  Kei- nen. 
zerlijken  Opperkamerheer,  den  gefnedcnen  eusebius  , 
tot  de  partij  der  Arïnnen  weten  over  te  halen ,  waar 
toe  ook  de  overige  geihedenen  en  hovelingen,  be- 
nevens de  Keizerin ,  zich  voegden.  Nu  viel  het 
hem  niet  moeilijk  ,  ook  den  Keizer  te  overreden  , 
door  hem  voor  te  houden,  dat  die  genen,  welke 
de  onfchrifcuurlijke  uitdrukking,  éénswezens,  in  de 
gcloofsleere  hadden  ingelascht,  oorzaak  waren  van 
alle  de  bewegingen  en  verdeeldheden  ,  die  zedert 
hadden  plaats  gehad.  Onder  deze  omftandighedeu 
fchcpten  eusebius  Bisfchop  van  Nikomedi'é ,  en  an- 
dere Bisfchoppen  ,  die  als  hoofden  der  Arimen 
werden    aangezien  ,    weder   nieuwen  moed.    Onder 

de- 
verhaalt  de  bovenflannde  wonderen  in  zijne  Hist.  Eccles. 
II.  30.  echter  niet,  zonder  openlijke  misflagen  tegen  de 
Gefchiedenis  5  gelijk  valesius  in  zijne  aantekeningen  heeft 
sangetoond.        (*)  Zie  boven  Bladz.  222. 

S5 


282  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       deze  Bisfchoppen  ,    muntte   theodorus  ,    Blsfcliop 

^^^^      van  Herakka,  in  Thnici'é ^  uit,    door  zijne  geleerd- 

Hoofdf!.  heid.     Hij  fchreef  uitleggingen  over  matheus    en 

oa  C.  G.  joANNES,  de  Brieven  van  paülus,  en  de  Pfalmen^ 

ïot  363!  ^^^^  ^"  hij  den  vvoordelijken    zin   duidelijk   en   fier- 

■■ lijk  ontvouwde  (*).     Sommigen  mccnen,   dat    zijne 

verklaring  over   de  Plalmen  nog  in  de  verzameling 

-van   BALTH.  coRDERius,  (f),    voorhandcu  is.     De 

Katholijke  Schrijvers    verzekeren,   dat    de    Arianen 

terftond    hunnen    invloed   ten   Hove   misbruikt,    en 

allerwegen  nieuwe  onrusten  veroorzaakt  hebben  (§). 

Athana-      De  beide  Broeders  van  konstantius  ,  konstan- 

sius  en     ^Yjv  gn  k onstan  s ,   waren  het  geloof  der  Kerkver- 

andere 

gebannen  gïitlering  van    Nice'è  toegedaan;    op   hun    voorltel, 

Bisfchop  werden ,    ook   met  goedvinden   van   konstantius  , 

Lld/^^"   ^^^   ^^   Bisfchoppen,    die,   onder   de    regering   van 

hunnen  Vader,   afgezet   en   gebannen    waren,   terug 

geroepen.      Dus    keerde    ook    atiianasiuS'  in    het 

Jaar  338  naa  Alexandri'è  terug  (**). 

Voort-         De  terugkomst  van    athan.^sius    te    Alexandrijë 

f'''"f^!l     veroorzaakte  in  die  ilad  nieuwe  onrusten,   welke  de 
derAna- 

nen.         Eiifebianen  ,   vrienden   der  Arianen ,   niet   nalieten , 

bij 

(*)  HicRONYM.  de  Firis  Illuflr.  Cap.  90. 
( I  )  Catena  PP.  Crcccor.  'in  Pfalmo's  Antv.   \  643 .  fol. 
•        (§)  RuFiNus  Hi'sf:  Ecclcs.  I.  11.  sx>crat.  Hisf.  Eed. 

W.    2.    SOZOM.    Hht.    F.Ccl.    III.    I.    TIIEODOR.    H.E.lll.    3. 

(**)  KoNSTANTViN  de  "jfoiige ,  in  wiens  gebied  deze 
Cisfchop  zich  had  ondiouden ,  fpreekt ,  in  zijnen  Brief 
.lan  de  Gemeente  te  Alexandri'è ^  niet  alleen  met  zeer 
veel  eerbied  van  hem,  maar  onderftelt  daar  .in  als  be- 


GESCHIEDENIS.  283 

bij  den  Keizer  konstantius,   aan  athanasius   te     m 

wijten  ,  hem   bovendien    befchuldigende ,    dat  hij ,    ^oek 

zonder     eenig   befliiit    van    eene    Kerkvergadering  ^  Hoofdft 

tegen  de  Kerkelijke   Wetten ,   zijn   ambt   eigendunk-  na  C.  G. 

lijk  weder  aanvaard  had.     In   eene  Kerkvergadering;,  ^^^^^ F* 
j  o  b  ?  tot  363. 

die  zij,  met  's  Keizers  vergunning,  in  het  jaar  339,—— 
te  Konflantinopolen  hielden,  zetten  zij  paulus,  den 
Bisfchop  dier  ftad ,  een'  hevigen  tegenftander  der 
Arianen ,  die  ,  niet  zonder  geweld  van  weerskanten , 
Bisfchop  geworden  was ,  af,  en  eusebius  ,  Bisfchop 
van  Nikomedi'é  ,  in  zijne  plaats  aan.  euseeius, 
Bisfchop  van  Cafareë^  in  het  volgende  jaar  over- 
leden zijnde ,  kreeg  insgelijks  eenen  Ari'dan ,  aca- 
cius ,  tot  zijn'  opvolger  ,  een'  leerling  van  euse- 
bius, bekend  door  zijn  vermift  ,  wetenfchap,  en 
befpraaktheid ,  tevens  koen  en  ondernemend.  Deze 
heeft  het  leven  van  zijnen  leermeester  befchreven; 
ook  eene  uitlegging  van  den  Prediker  van  saloimo  , 
en  andere  fchriften  (*).  Doch  van  zijne  fchriften 
is  alleenlijk  een  brokftuk  uit  zijn  Boek  tegen  imar- 
CELLUS  van  Ancya ^  bij  epifanius  (f),  bewaard 
gebleven.     Nog  gelukte    het   den   Arianen ,    dat  zij 

te 
kend ,  dat  de  Bisfchop  voor  eenigen  tijd  nna  Galïi'ê  ge- 
zonden was,  om  hem  aan  de  woede  zijner  vijanden  te 
onttrekken,  athakas.  ApoL  Contra  Arian.  pag.  203. 
Hht.  Arian.  ad  Monacaos  pag.  349.  Tom.  I.  ed.  Bened, 
EPiFAN.  H<eres.  68.  §.  9.  socrat.  /.  c.  Cap.  2,3.  enz. 

(*)  HlëRONVM.   de   Firis   Illuftr.    Cap.   98.   sozoiVlEN, 
Uut.  Eccles.  IV.  23.  etc. 

(t)  H.ercs.  72.  §.  $.  fqq. 


284  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       te  Alexandriï  hunnen  Godsdienst  afzonderlijk  m(>g'- 
^^^^     ten  houden ,  en  hunnen   eigenen   Bisfcliop ,    pistus 
Hoofdd.  genaamd,  bekwamen  (*). 

na  C.  G.  Athanasius  ,  om  deze  voortgangen  eenigzins  te 
tot  ^óV.  ^"^^^"  9    ^"    zichzelven  te   handliaven  ,    hield   eene 

— Kerkvergadering  van  omtrent  loo  Bisichoppcn ,    uit 

Athana-  ^gypfg  ^  in  liet  j^j^i-  ^^q  lo.  Alexandri'é;  vvelke  eeneii 
houdt  rondgaandcn  Brief  aan  alle  Claiisten  -  Bisfchoppen  , 
eene  ^gj-  verdediging  van  athanasius,  en. met  zwaare 
caderin<j-  befchuldigingen  tegen  euserius  van  Nikomedie  ^  af- 
leAlexaii-  zonden  (  f  ). 

Doch  ,    de   Eufehianen   wendden   zich    insgelijks 
^adaina;'  ^"^^  ïindere  Bisfchoppen ,  voornaamlijk ,  aan  den  Bis- 
te Rome.  fchop  van  Rome  ^  julius,  van  wien  zij  begeerden , 
dat  hij  eene  Kerkvergadering  zou   beleggen,    eji   op 
dezelve ,  indien  hij  wilde ,   uitfpraak   doen ,  over  de 
gefchillen.     Deze  daar  in    bewilligd  hebbende,   ver- 
fcheen'  athanasius  ,    op   zijn   verzoek ,   met   e.mige 
Monniken ,  te  Rome ,  omtrent  het  jaar  340. 
Berichten      Bij  deze  gelegenheid  was  het,   dat  de  JNlonniken- 

nopcns  |]-ai-,d  het  eerst  te  Rome  opgang  maakte;  marcel- 
marcel- 1  &     ö  5 

LA.  LA,   eene  aanzienlijke.  Roomfche  Weduwe,   was   de 

eerlle,  die  het  voorbeeld  volgde  der  aan  God  gewij- 
de 

(*)  Athanas.  Epist.  Encycl.  ad  Episc^  pflg.  Ii6. 
Apol.  Contra  Arian.  pag.  i^^.  Totn.  I.  ed.  Benedictin. 
socRATEs  Hht.  Ecc/cs.  II.  3-7.  sozoMEN.  Hist.  Eccles, 
III.  2.  fqq>  Tur.oDOR.  Hisi.  Eccles.  II.  3  ,  5.  en  filos- 
TORG.  Hlst.  Eccles,  IV.  12. 

(t)  Men  vindt  dezen  Brief  bij  athanasius  Apal.Con- 
tra  Arian.  Tom.  l.  pag.  125,  fqq. 


GESCHIEDENIS.  oB^ 

de  Maagden  en  Weduwen  ,  in  het  Oosten,  die,  zicli      m 
van  de  wereld  afzonderende ,  hun  leven  ,  in  Nonnen-    ^^^'^ 
kloosters,  met  oefeningen  van    Godzaligheid  door-  Hoofdft. 
brachten.     Zij  wordt  bijzonder  geroemd ,   door  hare  na  C.  G. 
kennis    van    de    Heilige  Schriften.    Zij  begaf  zich  ^'^^  ^^^* 

met  eene  Maagd  van  gelijke  god\Tuchtigheid ,  PHn 

eipa  genaamd ,  naa  een  nabiiurig  dorp  bij  Rome , 
alwaar  zij  met  malkanderen  eenzaam  leefden  ,  en 
fpoedig  vele  navolgers  hadden,  zoodat  te  Romevch 
Nonnenkloosters  werden  aangelegd,  gelijk  ook  het 
getal  der  Monniken  aldaar  zeer  vermenigvuldigde. 
MARCELLA  is  mccst  vctmaard  geworden  door  hare 
briefwisfeling  met  HiëROXYMUS,  die  haar  bijzonder 
prijst,  als  hebbende  zich  met  nadruk  en  goed  ge- 
volg tegen  verfcheidene  dv/alingen  verzet ,  die  op 
het  einde  der  vierde  eeuw  ontftonden.  Zij  leefde 
nog,  toen  Rome^  in  het  jaar  410,  van  de  PFestgo- 
then  ingenomen  en  geplunderd  werd.  Bij  deze  ge- 
legenheid werd  zij  met  flagen  mishandeld  ,  alzoo 
men  goud  van  haar  begeerde  ,  hetwelk  zij  echter 
niet  bezat.  Zij  ffierf  ecnige  weinige  dagen  daar  na. 
Haar  geleerde  vriend  iiiëPvONYöius  heeft  in  eenen 
Brief  aan  prixcipia  hare  gedachtenis  vereerd  (*). 

De   Eiifehianen^    die  juLius,  den  Bisfchop   van  Atiiana- 
Rome ,    om   zijne  tusfchenkomst  verzocht  hadden ,  fjy^  °"" 
Ziende ,  dat  athanasius  zich  in  perloon  naa   Rome  verklaard 
begeven  had ,   alwaar  ook  de  afgezette  Bisfchop  van  '"  de 
Konflantinopoïen  ^    paulus,   marcellus    van    An- 

cy 

(*)  Ad  Principiam    Firginem^  Marcelhe  Fidua  Epi- 
taphiiim.  Epht.  ^6.  Opp.  Tom.  IV.  P.  II.  ed.  Benedict. 


-2S6  K  E  Pv  K  E  L  IJ  K  E 

III  cyra^  en  andercn,  behïilven  vele  Ouderlingen,  vér- 
*^^'^  fcheenen  waren ,  en  dus  vermoedende  ,  dat  eene 
Hoofdll:.  Kerkvergadering  te  R.ome  voor  hun  niet  gunltig  zou 
na  C.  G.  wezen ,  hielden  de  afgevaardigden  van  den  Paus  zoo 
tot  363.  ^^"S  op ,  dat  de  tijd  voor  hun  verlopen  was ,  om 
■  naa   Rome   te   reizen;   ook   ontfchuldigden   zij  zich 

gadenng  ^^^  ^^^^  Perfifchen  oorlog,  die  hen  noodzaakte  te 
huis  te  blijven.  Zij  namen  julius  kwalijk ,  dat  hij 
alleen  aan  fommigen  van  hunne  partij,  en  in  zijnen 
eigenen  naam  ,  gefchreven  had,  en  brachten  hem 
onder  het  oog,  dat  de  befluiten  van  voorgaande 
Kerkvergaderingen  tegen  athanasius  gelden  moes* 
ten,  en  dat  de  Oosterfche  Gemeenten  wel  niet  zoo 
bloejende  als  de  Roomfche,  maar  nogthans  van  ge^  ( 
lijke  waardigheid  met  deze  waren.  Daar  kwamen 
dus  niet  meer  dan  50  Bisfchoppen  in  het  jaar  341 
te  Rome  famen,  welke  onder  voorzitting  van  den 
Bisfchop  JULIUS ,  de  klagten  der  beide  partijen  on- 
derzocht hebbende,  athanasius  en  de  andere  Bis- 
fchoppen, die  door  de  Eufehlmen  waren  afgezet, 
onfchuldig  verklaarden ,  en  tot  de  Kerkelijke  gemeen- 
fchap  weder  toelieten  (*). 
Annmer-       vSocrates  (f)    en    sozomenus    (§)   berichten, 

king over  j}.^^.  ,\^^  Bisfcliop  julius,  in  eenen  Brief  aan  de  Eii" 
net  s'czcio"  "  .  ' 

van  den''  fehianen  ,    hen   itrcng  heltraft   en   bedreigd  ,   en   de 

Bisfcliop  door    hen     afgezette    Bisfchoppen    weder   aangefteld 

heeft. 
(*)  Athanas.     /Ipol.    contra   Arian.  pag.    140.  fqq, 
Hist.  Arian.  ad  Mouachos  pag.    350.   Tom,   I.   cd.  Be- 
ne die  tin. 

(t)  IH$t.  Eccks.  IL  15.    (§)  Hist.  Eccles.  III.  R, 


GESCHIEDEN  IS.  287 

heeft.     Dit  bericht  is  niet  naauvvkcurig.    atïiana-     III 
sius ,    bij  voorbeeld ,    kreeg  zijn  Bisdom  niet  dan    ^^^^ 
acht  jaaren   daar  na  eerst  weder;  ook  kunnen  wij  Hoofdfl. 
den  Brief  van  julius  nog  lezen  (  *  ) ,   dien  zij  niet  "^  C.  G. 
fchijnen  gekend  te    hebben.    Deze  Brief  is  vrij  be-  jJq^  ^53' 

fchciden  opgcfleld.      julius   noemt  de  Eufebianen 

zijne  geliefde  Broeders ,  en  hoewel  hij  zich  over  ^^"  ^^ 
hun  gedrag  bezwaart,  verzekert  hij  hun,  dat  alle 
de  Italijianfche  Bisfchoppen  met  hem  van  hetzelfde 
gevoelen  waren,  en  bidt  hen, de  eensgezindheid  we- 
der te  herdellen.  Dat  voorts  zich  de  beide  partijen 
iiaa  Rome  wendden,  daar  van  is  de  reden  te  zoe- 
ken, in  het  oude  aanzien,  dat  deze  ftad  en  derzel- 
ver  Bisfchop  in  het  Westen  plagt  te  hebben,  en  in 
het  belang  ,  dat  de  écne  en  andere  hadden,  in  de  uit- 
fpraak  cener  Kerkvergadering  der  Westerfche  Bisfchop- 
pen, en  in  de  gunst  van  Keizer  konstans,  onder 
wiens  gebied  zij  behoorden,  zonder  dat  daar  uit 
iet  volgt,  ten  bewijze  van  eenig  gezag,  hetwelk  de 
Bisfchop  van  Home  boven  zijne  Medebisfchoppen 
zou  bezeten  hebben. 

Ondertusfchen    flaagden   de   Eufebianen  beter  op  Kerkver- 
ecne  Kerkvergadering,   die  in   hetzelfde  jaar  341   te  g^dering 
Anti'óchië  gehouden   werd ,  alwaar  de  Keizer  kon-  chië.    ^ 
STANTius   zelf  tegenwoordig  was.    Bij  gelegenheid 
der  inwijding   van  de  prachtige  Kerk,   welke  kon- 
STANTYN  de  Groote  begonnen  had  te  bouwen,  wa- 
ren daar  90  of  97  Bisfchoppen   Cf)  tegenwoordig, 

on- 
(*)  Bij  ATHANAS.  Apolog.   contva  Arian.  p.  \\\.  fq^ 

(t)  Het  eerfte  gecal  hcefc  atha.\asius  de   Sijnodis  p. 


a88  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       onder  welke  omtrent  40    EufehVdnen,    Daar  is  dus 

BOER     geene   reden,  om   deze  Kerkvergadering  voor  eene 

Hoofdft.  Ariaanfche  te  verklaren,  integendeel  de   leden  dezer 

na  C.  G.  vergadering  ichijnen  wij    gemcenfchapplijk  gehandeld 

tot  363!  ^^  hebben ;  waar  toe  de  tegenwoordigheid  des  Kei- 

zers  veel  kan  hebben   toegebracht  (*).    Deze  ver-- 

gadcring  flelde  drie  geloofsbelijdenisfen  op  ,  van 
welke  de  tweede  vrij  breedvoerig,  en  de  derde  door 
THEOFRONius,  Bisfchop  van  Tyana  in  Kappadoci'è  ^ 
ontworpen  was ,  welke ,  uitgezonderd  dat  het  woord 
eenswezens  daar  in  vermijd  was ,  zoodanig  waren  in- 
gericht, dat  ook  de  KathoUjkcn  die  konden  aanne- 
men ,  als  den  Zoon  belijdende  te  zijn ,  „  God ,  door 
wien  alles  gemaakt  is ,  God  van  God^  geheel  uit  den 
geheelen ,  een'tg  ijit  den  eenigen ,  —  een  onverander- 
lijk Beeld  der  Godheid^  van  het  Wezen ^  de  Magt ^ 
Wil  en  Heerlijkheid  des  Faders  enz.  Ja  hilari- 
us  (f)  noemt  deze  geloofsbelijdenis  die  der  geheele 
Kerkvergadering  ,  aan  welke  hij  den  eernaam  van 
Heilig  geeft,  en  die  hij  dus  voor  rechtzinnig  er- 
kent. Evenwel  namen  de  Katholijken  uit  deze  drie 
geloofsbelijdenisfen  aanleiding  ,  om  de  Eufehi'dnen 
van  ligtzinnigheid  en  veranderlijkheid  te  befchuldi- 
gen.     Nog  bepaalde  deze  Kerkvergadering  25  Kerk- 

re- 

73^.  Tom.  II.  P.  I.  ed.  Bened.  het  nndere  hilarius  de 
Sijnodi^  feu  de  fide  Oriënt,  pag.   1168.  ed.  Benedict. 

(*)  Baronius  /Inn.  ad  Atin.  341.  hield  deze  ver- 
gadering voor  Aridamch,  doch  hij  is  door  pagi,  en 
SCHELSTATEN,  in  ccH  afzonderlijk  Werk,  wederlegd. 
-    Ct)  -^-  C'P^g'  116^'  fqq- 


GESCHIEDENIS.  zSp 

regelen  ,  welke   de   Kerkcntiicht  ,    en   bijzonder  de  '  iir 
pligten  der  Bisfchoppen,  betreffen.     Doch,   omtrent    ^°^'^ 
ATHANASius  behielden  de  Eufebianen  op  deze  Kerk-  [loofdd-, 
vergadering  de  overhand ;  de  vierde  der  bovengcmcl-  "a  C.  G, 

Toot*  'X'1'7 

de   Kerkregelen   ontzeide    eenen   Bisfchop ,    die  van  -^^J,  ^^^' 
cene  Kerkvergadering,  of  eenen  Geestelijken ,  die  van  ■ 

zijnen  Bisfchop  was  afgezet,  indien  hij  eigenmagtig 
voortging  zijn  ambt  waar  te  nemen,  alle  hoop,  van 
ooit  weder  tot  zijne  waardigheid  te  zullen  her- 
fteld  worden ,  en  deze  werd  door  de  vergadering  op 
ATHANASIUS  tocgepast ,  het  zij  dat  de  Katholijken 
reeds  vertrokken  waren ,  of  dat  deze  zich  fchikten 
naar  den  wil  des  Keizers.  Veivolgends  verkozen 
de  Eufebianen  ,  'm  zijne  plaats,  tot  Bisfchop  van 
^lexatulrie,  eusebius  ,  eenen  leerling  van  euse- 
BiLJS  van  Ccefirea,  en  patrofilus  van  Scytkopolis. 

Deze  EUSEBIUS ,  te   Edesfa   in  Mefopotami'è ,  uit  Berich- 
annzienlijke  ouders  geboren,    door  de  bovengemelde '■^"  ^^" 
Bisfchoppen  in  de    Godgeleerde    U' etenfchappen  on-ypnEme- 
derwczcn,  had  zich  vervolgends  vaoLAlexandrie  bege-  f^« 
ven  ,  om  zich  daar  in  de  AV^ijsbegeerte  te  oefenen;  van 
daar  wedergekeerd  naa  Antïóchïè ,  genoot  hij  daar  de 
vriendfchap  van  den  Bisfcliop  flacillus,  en  thans 
floeg  EUSEBiiTS    van  Koufiantinopokn   hem  tot   op- 
volger van  ATHANASIUS  voor,  in  hoop,  dat  een  zoo 
geleerd,  welfprekend,  en  godzalig  man,  want  door 
dit  alles  had  ei'sebius  zich   roem   verworven ,  zoo 
ztlfs,  dat  zijn  vriend  georgius,  Bisfchop  van  Lao- 
dicea ,  van  wonderwerken  meldt,  die  doorhem  ver- 
richt zouden  zijn,   het  best  aan  de   Gemeente  van 
Alexandrië  haren  geliefden  athanasius  zou   doen 

IV.  Deel.  T  ver* 


i 


iMij 


apo  K  E  II  K  E  L  l^  K  E 

III  *   vergeten.     Maar    £usEmus,  voor  dezen  moeilijken 

^^^^     post  vrezende,  weigerde   denzelven  te  aanvaarden. 

Hoofdit.  Eenigen  tijd  daar  na  werd  hij   Bislcliop  van   Ewifa 

na  C.  G.  of  Emefa ,  eene  ftad  in  Fcnkïè.    Doch ,  ook   deze 

tot    'xg{.  t^i^mecnte  ftond  tti.^en  hem  op ,  alzoo  men  hem  ver- 

dacht  l^iicld,    dat   hij   de  Starrenwicliehirij   oefende, 

waarom  Iiij  de  wijk  naa  Anti'óchi'é  nam,  wordende 
echter  kort  daar  na  door  hooger  hand  weder  in  zijn 
Bisdom  herlleld.  Keizer  konstantius  aclitte  hem 
zoo  hoog,  dat  hij  hem  met  zich  nam  op  zijne  veld- 
itogten  tegen  de  Perfen.  Hij  overleed  omtrent  het 
jaar  460  (*).  Dat  men  dezen  vermaarden  Lecraar 
van  twee  tegenflrijdigc  Ketterijen  befchiildigd  lieeft, 
van  SaheUianerij  (  f ) ,  en  van  Arianerij  T  §  )  ,  zal 
den  Lezer  niet  zeer  bevreemden,  die  zich  uit  het 
voorgaande  (**)  herinnert,  hoe  mild  men  ten  dezen 
tijde  was ,  om  malkanderen  van  weerskanten  met 
deze  haatlijke  namen  te  befchuldigen.  eusebius 
fchijnt  een  gematigd  godgeleerden  geweest  te  zijn , 
die  dus  ligtelijk  gevaar  liep,  van  beide  de  partijen 
gelaakt  te  worden.  Indien  wij  zijne  fchriften  lezen 
k(.)ndcn,  zouden  wij  beter  in  ilaat  zijn,  om  zijne 
gevoelens  te  beöordeclen.  Deze  waren  ,  volgends 
HiêROiWMLJS  (tt),   ontelbaar,   en  werden  met   veel. 

toc- 

(  *  )  SocRAT.  Hiit.  Eccl.  II.  9.  sozoMCiV.  Ilist.  Eccl.  lil.  6. 

(•f-)    SüClUTF.S    en    SOZOMENUS    /.  f. 

(§)  IhëRONViMus  C/iro/i.  cid  ann.   X.  ConftavJii.  int;- 
ODORET.  Dial.  III.  p<ig.  171.  Opp.  Tom.  IV. 
(■**)  BUuiz.  22<^. 
(ft)  De  k'irii  llhijh:  Cp.  pr. 


GESCHIEDENIS.  a^t 

toejuiching  ontvangen.    Hij  fchreef  een  Werk  tegen     \\l 
de  Jooden  (*),  een  ander  tegen  de  Heidenen^   en    ^^^ 
tegen  de  Novatianen ;   tien  Boeken   van  Ferklann-*  Uoofdll. 
^en   over    dai   Brief  aan  de   Galaten  ;    vele   korte  n^-  C-  ^* 
Leerredenen^   oï  Predikatiën  over    de    Euangdi'èn,  ^^^  ^A^ 

Ook  zal   hij   tegen    de   Mankheên  gefchreven  heb 

ben  (  f ).  Van  r.ile  deze  Werken  is  alleen  een  zeker 
overblijfzcl  voorhanden  bij  tueodoretus  (S),  en 
misfchien  het  één  en  ander  in  de  zoogcnoemde  Ca» 
iena  Patrum ,  of  .uittrekzels  uit  de  uitleggingen  der 
oude  Kerkvaderen  over  de  H.  Schrift  enz.  Hij  was 
één  der  eerftcn,  die,  met  verlating  van  de  Allcgo* 
rifche  wijze  van  Lïtlegkunde  ,  welke  origenes  had 
ingevoerd ,  den  letterliiken  zin  der  H.  Schriften  ver- 
klaarde, waar  in  hij  door  ziinen  tijdgenoot  thegt 
PORUS  van  Herakïea  ^  en  vervolgends  door  anderen 
werd  nagevolgd  (**). 

Op   de  weigering  van    eusebius  ,    om   het  Bis-  Grêgo- 

fchops-ambt  te  Aïexandnë  aaii  te  nemen,  verkozen  ^^^^,. 
^  '  worat 

de  Euf'bianen  daar  toe    gregorius  uit   Kappado- mei^ie- 

tiê  (\f)^  en    FiLAGRius,  fladhouder  van  Es:ypte^'^'^^'^^^ 

*•/        Alexnn» 
kreeg 

(*)  Dit  z?.I  nog  in  een  Hrndfchrift  op  de  Keizerlij- 
ke Boekerij  te  tl''i:nen  voorhfinden  zijn.  lambec.  Com- 
inent,  de  Bih(io-t!i.   Findobon.  Libr.  IV.  pag.  184.  231. 

(t)  Theodoret.  I/xrct.   Fub.   Tom.  I.  extr. 

(§)  hial.  \\\.  pag.   171-173. 

(**)  Vergelijk  f.rxesti  Narratio  crit.  de  intcvprctiU. 
prophett.  Mesjlan.  in  Ectl^s.  Christ.  Opusc.  Theol.  p.^^'i^ 

(I f)  Sommigen  houden. dezen   voor    denzelfden,   die, 

volgends   gregorils    van  Naziar.zum    (  Orat,   21.  pag* 

Ta  381. 


-92  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

IIT       kreeg  bevel,  dezen    nieuwen  Bisfchop  in  zijn  ambt 

BOEK      jj^  ^.g  brengen ;  welken  last  deze ,  in   het  jaar   341  , 

Hoofdft.  op  eene  gewelddaadige  wijze ,  ten  uitvoer  bracht  (*). 

na  C.  G.  ATHANASius  was  onlangs  van  Rome   tot   zijne  Ge- 

jQj.   ^1^'  meente  teruggekeerd  ,    en  deze  ,    vernemende  ,    dat 

■ liaar    Bisfchop    haar  Hond   ontnomen    te    worden  , 

drienls     j^vvam  met  grooten  ijver  te  kerke,  om  hem  hare  ge- 

Bisfchop  ,    . , 

inge-        negenheid  te  tonen.    Nu  liet  filagrius  eenen  hoop 

voerd.  Heidenen ,  Jooden ,  en  ander  ongebonden  volk ,  ge- 
wapend met  zwaarden  en  (lokken,  in  de  kerk  val- 
len, die  allerhande  buitenfporigheden  bedreven,  de 
menfchen  niet  alleen  mishandelende  en  befchimpen- 
de  ,  maar  ook  fommigen  het  leven  benemende,  ter- 
wijl zij  anderen,  bijzonder  de  vrouwen,  noodzaak- 
ten, lasteringen  te  fpreken  tegen  dan  Godsdienst, 
zij  verbraken  en  plunderden  de  heilige  Kerkvaten, 
en  Haken  zelfs  eene  kerk  in  den  brand.  Op  Goe- 
den Vrijdags  of  Vrijdag  voorde  Paaschweek,  ging 
GREGORius  ,  met  den  fladhouder,  in  eene  andere 
kerk  ,  alwaar  34  Christenen  van  beiderleië  kunne 
gevat,  gegeesfeld,  en  in  de  gevangenis  geworpen 
werden,  athanasius  zelf  ontkwam  ter  naauwer- 
nood  hunne  handen ,  en  redde  zich ,  door  nxia  Rome 
te  vluchten,  alzoo  de  fladhoudcr  last  had,  hem  mot 

381.  cd.  Paris.  1630.  /ö/.)  vele  wcldanden  vnn  atha- 
nasius genoten  hebbende ,  zich  zeer  ondnnkbaar  betoonde. 
(*)  Wij  hebben  het  verhaal  hier  van  bij  athanasius 
Epist.  Encycl.  ■  ad  Episcopos  pag.  112.  /ipolog.  contra 
Arian.  pag.  149.  Mht.  Arian.  ad  Monachos  pag.  3500 
Tom.  I.  Pari.  I.  cd.  Benedict* 


GESCHIEDENIS.  293 

zijne    Geestelijken   ter  dood  te    brengen    (*).     Op     III 
zulke  geweldige  wijze  werd  gregorius   in    het  be-    ^^^^ 
zit  van   zijn  Bisdom    gefield ,  ook  reisde  hij ,  van  Hoofdft. 
den  iladhoiider  verzeld  ,   door  geheel  Egypte^  ten  "^  C.  G. 
einde    allen    te   noodzaken,    hem   als  Bisfchop  van  -^^^  ^^2. 

Alexandrië  te  erkennen  ,  tot   welke   erkentenis   vele  

Bisfchoppen  ,  Kluizenaars  ,  en  gewijde  Maagden , 
door  flagen  en  gevangenis,  gebracht  werden,  atha- 
NASius  liet  eenen  rondgaanden  Brief  aan  alle  Bis- 
fchoppen afgaan,  waar  in  hij  hun  alle  deze  geweld- 
dadigheden klaagt ,  en  hunnen  bijftand  verzoekt, 
hen  tevens  vennanende  ,  om,  indien  gregorius, 
of  iemand  anders  ten  zijnen  behoeve ,  aan  hen  moge 
fchrijven,  de  brieven  te  verfcheuren,  en  derzelver 
overbrengers  weg  te  jagen.  Van  den  anderen  kant 
zond  de  ftadhouder  een  verflag  van  het  voorgeval- 
lene aan  den  Keizer  konstantius  ,  hetwelk  zoo 
was  ingericht ,  dat  den  gevluchten  Bisfchop  de 
fchuld  van  alle  deze  wanördens  gegeven,  en  hij 
voorgefteld  werd,  als  rechtvaardig  het  leven  ver- 
bcurd  hebbende. 

Zoo  onbetaamlijk  gedroegen  zich  thans  Christe- 
nen tegen  Christenen  !  De  onpartijdige  Gcfchied- 
fchrijver  moet  zich  hier  vergenoegen,  de  gebeure- 
nisfen  te  verhalen ,  zonder  in  ftaat  te  zijn ,  naar  be- 
hooren  te  beflisfen,  wie  der  twistende  partijen  de 
meeste  fchuld  gehad  hebbe.  Men  heeft  wal  geene  re- 
denen, om  athanasius,  in  het  geen  hij  verhaalt, 

ge- 
(*)  Athanas.  Apolog.  de  fuga  fua  pag.  3': 2.  Tem.  I. 
Qpp.  FJ,  Benedict, 

T3 


^94  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       gebeurd  te   zijn ,   geloof  te   weigeren  ,   maar  het   19 

^^^"^     zeer  ligt  mooglijk ,   dat  de  Katholijken ,  met  eeiien 

Hoofdft.  verkeerden  ijver,  door  woorden  of  daaden,  hunn^ 

lia  C.  G.  partijen  getergd  en   geümi,    en  daar  door  tot  zulke 

tot  303,  buiterrlporiglieden   aanleiding  gegeven  hebben;    het- 

— — — -    welk  ATHANASius  of  vcrzwijgt  of  verzaclit. 

Verwar-        Niet  alleen  VtAlexandri'è ^m-^-AX  ook  in  Konftantino- 

^"S  te     polen  ^  hadden  de    verfchillen  over  de   godsdienftige 

tinopo-     gevoelens  treurige  gevolgen.     Hier  was  eusebius  , 

ï^"'  het  hoofd  der  Ariaanfche  partij,    in  het  jaar  341 

overleden ;  waar  op  de  Katholijken  hunnen  Bisichop 

PAULUS   weder  aannamen;    doch  cenige  Eufehiaan- 

fclie  Uislchoppen    fielden    den   Ouilerling   macedo- 

Nius ,  die  te  vooren  ook  de  mededinger    van   pau- 

tüs  geweest  was,  in  ccne  andere  kerk  tot  Bisfchop 

aan,    alhoewel  hij    aüccn    duar  in   met  de    Arianen 

overeen  kwam,    dat  hij   het  woord   eenswezens  niet 

wilde   aannemen;    trouwens  ,    even    hetzelfde    moet 

van   de   Eufehi'duen  over  het  algemeen  aangemerkt 

Worden.     Deze  dubbele  vei  kiezing  veroorzaakte  on^ 

rusten,  wanorden ,1  en  zelfs  moorden,  in  de  hoofd- 

flad  des  Rijks,  weshalven  de  Keizer,   die   thans  te 

Antiöchïé   was,  den   veldheer  uermogenes  zond, 

met  bevel ,   om  paulus  uit  de  flad  te  drijven.    Het 

volk  verzette  zich    hier  tegen  met  openbaaren    op'. 

fland,  flak  het  huis  van  den  bevelhebber  in  brand, 

flecpte  hem  bij    de  voeten    'er  uit ,   en   vermoordde 

hem.     KONSTANTius    zelf,    zich  ijllings  naa  zijne 

hoofdftad  fpoedendc,   verdreef  paulus,    en  flrafte 

het  volk.  PAULUS  zich ,  in  het  jaar  342 ,  weder  ver- 

ftQUt  hebbende,  in  de  fi:ad  te  komen,  liet  de  Keizer 

hem 


GESCHIEDENIS.  izp^ 

hem  door  den    Oppcrfladhoudcr   filippus  met  lol-     III 

daten  de  (bid  uitbrengen,   en  iniacedonils  als  Bis-    "^jl^ 

Ichop,  door  foldaten,  in  de  kerk  geleiden.    Bij  deze  [loofdft. 

gelegenheid  was  het  gedrang  aan  den  ingang  der  kerk  "^  C.  G. 

*■  ""  ^     >-'  laar  ^'?*' 

zoo  groot,    dat  de  foldaten,   dit  voor  oproer  aan-^^^^  263! 

ziende,   met  hunne   gcweeren   op  het  volk   aanvie- 

len ,  waar  door  omtrent  3,000  mcnfchca  -ongelukkig 

om  het  leven  kwamen  (*). 

In  het  Westen ,   waar  konstans  regeerde ,   kon-  Po,':;ii:g:en 

den  de  Eiifèhiivien    geenen    invloed   bekomen.     Zij  '  PT      .  " 
•'  ^  -^  bianenm 

zonden  wel,  in  het  jaar  342,  op  nieuw  eene  geloofs-  hetWes- 

belijdcnis  aan  dezen  Vorst  in  Gallie ,    welke  volko-  ^s"* 

men  met  die  van  Nice'é  overëenlicmde ,  en  allen  van 

de  gemeenfchap  der  Katholijke  Kerk   uitdoot  ,    die 

leerden,  dat  de  Zoon  van  God  uit  de    dingen,   die        ' 

niet  zijn,  of  uit  eenige  andere  Zelfftandigheid ,    dan 

die  des  Vaders'  ontftaan  zij ,   als   ook   dat   hij   ééns 

niet  zou  geweest  zijn;  ten  einde  den  Keizer  van  de 

rtiifzinnigheid  der  KathoUjken  te  overtuigen ,  die  op 

écn  woord  ftaan  bleven.     Maar  hunne    poging   viel 

vruchteloos  uit,  alzoo  konstans  hun  gedrag,  niet 

min  dan  Jnm  gevoelen ,  verdacht  hield  (f). 

Nog     , 

(*}  S  OCR  AT.  liist.  Ecclcs,  II.  6,  12,  i^,  15.  sozo- 
MF.N.  Tlist.  Ecclcs.  UI.  3,  4,  7,  9. 

(t)  SoCRATF-S.  II.  Hist.  Eccles.  i8.  sozojiea'.  III. 
Hiit.  Eccles.  10.  Doch  vnn  het  gQQXi  deze  Schrijvers 
'er  bijvoegeti,  dnt  hunne  afgevarrdigden  in  geene  on- 
derhandeling met  ATHANAsius  hebben  willen  komen,  het- 
welk de  Keizer  begeerd  zal  hebben,  weet  atiianasiu^ 
zelf  niets  de  Sijnoclis  p.  737.  7'.  I.  P.  11.  ed.  Benedict^ 
T4 


2^  K  E  Tv  K  E  L  IJ  K  E 

Ili  Nog  bleven  de  Eufehi'dnen  aanhouden ,   om  zicli 

"j'';"     v-an    alle    bcfchuldiging  van  onrechtzinnigheid   door 

ïloofdft.  openlijke  fcliriften  te  rechtvaardigen.     Op  eene  Kerk- 

na  C.  G.  vergadering  te  Anti'óchi'é^  in  het  jaar  343,  (lelden  zij 

tot  363!^^"^  vijfde  geloofsbelijdenis  op,    die  wegens  nderzel- 

ver  uitgebreidheid  de  breedvoerige  ((axk^o^i'xo?')  ge- 

^'J  ^^"'  noemd  werd  ( * ).  Deze  geloofsbelijdenis  verwerpt 
breed-  uitdruklljk  alle  gevoelens,  die  de  hoogde  Godlijke 
voenge  waardigheid  van  christus  te  na  komen;  zij  leert 
belijdenis  wel ,  dat  hij  aan  den  Vader  en  God  onderworpen  ,• 
over.  maar  toch  uit  God  geboren ,  van  natuur  volkomen 
en  waarachtig  God  is.  Alleen  worden  'er  de  woor- 
den wezen  en  eensivezens  niet  in  gevonden.  De 
Eufehiiïnen  betuigen  op  het  flot  van  dit  opltel,  dat 
zij  deze  uitvoerige  geloofsbelijdenis  daarom  nood- 
zaaklijk ,  hadden  gcöortleeld  ,  opdat  niemand  hen 
eenigzins  verdacht  zou  houden,  en  de  VVesterfche 
Christenen  daar  door  overtuigd  ,  dat  het  geloof 
der  Oosterfche  Kerken  alleenlijk  op  de  Godlijke 
Schriften  gegrond  zij  ,  niet  langer  aan  de  las- 
teringen van  hunne  vijanden  het  oor  zouden  lee- 
nen:  atiianasius  nogthans  hield  ook  deze  geloofs- 
belijdenis voor  eene  blijk  van  hunne  ongelladigheid , 
en  arglistigheid  ,  in  de  zaken  van  ^t\\  Gocis- 
dienst  (  f  )  ?  en  de  Westerlijke  Bisfchoppen  weiger- 
den dezelve  te  onderfchrijven ,  zeggende,  zich  met 
de    geloofsbelijdenis     van    Nict'é    te    vergenoegen  , 

welke  geene  veranderingen  nodig  had. 

Dc- 

(♦)    SOCRAT.   /,   C,   Cap.    19,   20.  SOZOMRN.   /.   C.C,  II. 


G  E  S  C  II  I  E  D  E  iN  I  S.  297 

Deze    Westeifche    Bisfchoppen    waren    thans    te     III 

Milaan  bij  malkander,  en  verzochten  van  den  Kei-    ^^j*^ 

zer  KON. STANS,  dat  'er  eene  nieuwe  ali^emeene  Kerk-  Hoofdft. 

vergadering  mofft  beleed  worden ,  om  die  van  Niceë  "^  ^*  ^* 

r         •"  •   Av^^     i  .  Jaar  337. 

te  bevestigen ,  en  emdelijk  de  zaak  van  athanasius  ^q^  353^ 

volkomen  af  te  doen.    konstans  vond  dit  verzoek 

billijk,  en  zijnen  Broeder  konstantius  daar  ^risge-    J^rY^^' 
lijks  toe  overgeliaald  hebbende ,  befchreven  de  beide  te  Sardi- 
Keizers  eene  algcmeene  Kerkvergadering  te  Sardica  '^^' 
'm  Neder '  Moefiê  ^   thans   Bu/garië,   alwaar  dezelve 
ook   in  het  jaar   344   gehouden  werd   (*).      Deze 
Kerkvergadering,  die  den  twist  zou  doen  eindigen, 
had   het   ongelukkig   gevolg  ,    dat    dezelve  in   eene 
volflagene  Kerkelijke   Scheuring   uitbrak.     Wij   moe- 
ten   'er    dus    eenigzins   naauwkeuriger  verflag  van 
geven. 

'Er  vergaderden  dan  ongeveer  176  Bisfchoppen  te 
Sardica,  grootendeels  van  de  Westeifche  Gemeen- 
ten, vrienden  van  athaxasius  (f).  De  Enfebia- 
Ken  toonden  zich  ,  terftond  bij  hunne  aankomst, 
verwonderd,    dat  athanasius   en   andere   afgezette 

Bis- 

(*)  Niet,  gelijk  men  gemeenlijk  geloofd  heeft,  in  het 
jaar  347.  mansi  Supplem.  Concil.  Tom.  I.  pag.  174.  e» 
Collect.  ampliif.  Concilior.  Tom.  I.  pa^.  87. 

(t)  Athanas.  Hiit.  Arian.  ad  Monac'ios  pag.  352. 
socRATEs  Hist.  Eccles.  II.  20.  telt  wel  376,  mnnr  ver- 
wart die  Bisfchoppen,  die  naderhand  de  befluiten  dezer 
vergadering  aangenomen ,  en  zich  voor  athanasius  ver- 
klaard hebben.  Vergel.  athanas.  Apolog,  contra  Aria- 
ms  pag.  1(58. 

T5 


cpJ^  K  E  R   K  E  L  IJ  K   E 

ni       Bisfchopjicii  door  de  Wcstcifclicii  niet  alleen   volko- 

^"Jl'^     men  tot  de   Kerkelijke  genieenfchap   toegelaten    wa- 

Hoofdfl:.  fcn ,   maar  ook ,  dat  men    liiin  zitting   en  ftem  op 

na  C.  G.  de  vergadering  verlccncn  wilde.     Zij    drongen   aan , 
Inar'"'?.  o  o  j  &  9 

tot  363]  ^^^  ^y  geene  gedaagden  en  richters  te  gelijk  konden 
■  wezen,  waar  tegen  de  Wcsterfchen  aanmerkten,  dat 

zij  reeds  op  de  Kerkvergadering  te  Rowe  onlchul- 
dig  verklaard ,  en  nooit  van  hun  aangemerkt  waren , 
als  buiten  de  gemeenfchap  der  Kerk  uitgefloten  , 
vooits  dat  de  Eufchicinen  thans  gelegenheid  had- 
den, om  de  befchuldigingen  tegen  hen  te  bewijzen, 
\vaar  toe  ook  athanasius,  in  het  bijzonder,  zijne 
partijen  uitdangde.  De  Oosterfche  Bisfchoppen  ble- 
ven bij  hun  Huk,  en  dewijl  ook  de  "W'esterfchen 
niets  wilden  toegeven ,  verlieten  de  eerstgemelden  on- 
verziens,  twee  uitgezonderd,  de  Had  Sardien^  zich 
n-aa  FiUppopoU  in  Thracïé  begevende,  alwaar  zij  de 
vergadering,  onder  voorzitting  van  stefanus  ,  Bis- 
fchop  van  Antidchiï ,  vervolgden  ,  en  die  alleen 
voor  de  echte  Sardifche  Kerkvergadering  wilden  ge- 
houden hebben. 

De  Westerfche  Bisfchojipcn ,  die  te  Sardien  ge- 
bleven waren,  gingen  ondertusfchen  voort,  met  hun- 
ne vergaderingen  te  houden,  onder  voorzitting  van 
den  vermaarden  hosii'S  ,  Bisfchop  van  Corduba^ 
welke,  in  zijnen  eigenen  naam,  niet  in  dien  van  den 
Roomfchen  Bisfchop,  deze  waardigheid  bekleedde, 
waarichijnlijk,  uit  hoofde  van  het  aanzien,  hetwelk 
hij  te  voorcn  reeds  op  de  Kerkvergadering  te  Nice'è 
genoten  had,  en  van  zijnen  ijver  voor  derzelver  ge- 
loof.   De  cerftc  verrichting  dezer  vergadering  was, 

dat 


GESCHIEDENIS.  299 

dat  zij  de   geloofsbelijdenis  van    Niceë  bevestigde,      NI 
2ond-r  eene  nieuwe  te  ontwerpen ,  welke  zij  overtollig    ^^^^ 
oordeelde    (^*),     Vcrvolgcnds    werd    de   zaak    van  Hoofdft. 
ATHANASius ,  cn  andere   afgezette  Bisfchoppen ,  de  "^  C.  G. 
voornaamfte  twistfippel  tusichen   de   Eufthi'dnen  en  [^^  ^ds*. 
de  Katholijken ,  ter  tafel  gebracht ,  en  gelijk  atha-  ■ 

NASius  verzekert ,  na  een  fcherp  onderzoek ,  werden 
deze  onfchuldig  verklaard ,  terwijl  de  vergadering 
de  Eufehilianfche  Bisfchoppen,  als  bcgunfligcrs  der 
Arianerij ,  afzette ,  en  met  den  Kerkelijkcn  Ban  floeg. 
Eindelijk  ftelde  de  vergadering  veifcheidene  Kerk- 
regelen  op,  meestal  op  den  voorflag  van  den  voor- 
zitter Hosius;  men  heeft  dezelve  in  het  Grieksch 
en  Latijn^  doch  met  eenig  verfchil;  de  18  en  19de 
in  het  Grieksch ,  ontbreken  in  het  Latijn  ,  en  dit 
heeft  daar  tegen  'er  drie  meer  dan  het  Grieksch,  de 
iG,  12,  en  18de,  en  de  overigen  in  eene  andere 
orde  ( t ).    A\''aaröm  fommigen  gedacht  hebben ,  dat 

men 

(*^  Dit  verzekert  anastasius  uitdriiklijk  Epiit.  in  Con- 
cil.  Alexandr.  a.  362.  fcripta  Tom.  I.  Concil.  Harduini 
pag,  732.  fqq.  Aües  derhr.lven ,  wfit  socrates  Hist.  Ec' 
i-les.  II.  20.  en  sozoiMEN,  III.  11.  verhalen  van  eene 
nieuwe  ^eloofsbeh'jdenis,  door  deze  vergadering  opgefleid, 
is  ongegrond  ,  en  de  geloofsbelijdenis  zelve  ,  welke  bij 
THEODORETus  Hisf,  Ecc/es^  IL  8.  voorkomt ,  een  ver- 
dicht ftuk. 

(f)  De  Griekfche  heeft  beveridge  geplaatst  in  zijne 
Pandcct.  Camn.  rol.  I.  pag.  482.  de  Latijnfehe  ftaan 
bij  Jüsïel  Biblioth.  Jur.  Canon.  Fet.  Tom.  I.  pag.  1 37  , 
«87.  en  HARDUIN  Acta  Concil.  FoL  I.  pag.  658.  /^f. 


300 


KERKELIJKE 


III 

BOBK 
III 

Hoofdfl. 
naC.  G 

Jnar  337, 
rot  3Ö3. 


Aanmer- 
kingen 
over  de 
Kerkre- 
gelen  de- 
zer ver  gr 
dering. 

mnnio 
Laica  in 
den  I  en 
ede  Re- 
gel is. 


men  de  Griekfche  Kerkregels  voor  de  Oosteriche^ 
de  Latijnfchc  voor  de  Westerfche  Kerken  zal  heb- 
ben opgcfield,  doch  misfchicn  is  het  Grieksch  het 
oorfprongUjke ,  en  de  Latijnfchc  verzamelaai's  van 
KerkeUjke  Wetten,  die  ze  vertaald  hebben,  kunnen 
'er  deze  verandering  en  bijvoegzelen  ingebracht  heb- 
ben ,  lietvvelk  ten  minften  van  hunne  willekeurige 
wijze  van  handelen ,  hi  andere  gevallen ,  niet  vreemd 
is  (  *  ). 

Daar  zijn  'er  onder  deze  Kerkregelen ,  welke  eene 
bijzondere  aanmerking  verdienen.     In  de  beide  cerfle 
Griekfche  Regelen,  wordt  het  verplaatzen  van  Bis- 
fchoppcn  naa  andere   Gemeenten    op   nieuw  verbo- 
den, en  wie  daar  tegen  handelt,   bedreigd,   dat   hij 
tot  het  einde  des  levens  toe   de  Kerkelijke  gemeen- 
fchap  met  de  Leken  ^  (auïkij  tcoivuvia ,')   niet   genie- 
ten  zal.     Roomschgczindc   Schrijvers    hebben  door 
deze  gemeenfchap  QCommunio   Laica ^^  willen  ver- 
ftaan ,  het  gebruiken  van  het  Heilig  Avondmaal  on- 
der ddne  gedaante,   en  buiten  den    omtrek  van   het 
Altaar.     Doch  dit  gebruik  was  toenmaals  nog  geheel 
onbekend,  en  het  blijkt  duidelijk,  dat  enkel  de  Ker- 
kelijke gemeenfchap  ook  met  Christenen,    die  geeue 
Geestelijken  zijn,   daar  door  verflaan   wordt  (f). 

In 

(*)  Men  zie  de  Broeders  ralleuini  Diif.  de  Antiquis 
Collcct.  et  Collcctorihin  Cavomim  Tom.  III.  Opp.  Leonii 
M.  pa^.  31.  fij^i.  VtTgel.  SPITTLER  Untcrfuchiing  des 
Sardicenfifchen  Schli'isfe  in  IV  Sn/ck  des  Gefchichtfr(h 
fchers    S   43. 

(f}  Alüaspinaus  Obferw  4.  pag,  14 f].,  cd.  Helmjl, 


», 


GESCHIEDENIS.  301 

•   iii    den  vierden    en  vijfden  Latijnfchcn  Kerkregel      II! 

dezer  vergadering,   of  het  l;iatl1:c  gedeelte  van  den    ^^^^ 

derden  en  vierden  Griekfchen,    wordt  bepaald,   dat  Hoofdft. 

een  Bisfchop,  bewerende  onrechtvaardig  veroordeeld  ""  C.  G. 

Tnnr  "x^y 
t-e  zijn ,  en  zich  op  een  nader  onderzoek  beroepen-  ^^j.'  z:^' 

de ,  de  Bisfchoppen ,  zijne  richters ,  of  die  van  een 

nabnurig  gewest,   wepens  eerbiedip;  aandenken   aan  ^■'^^rhet 
o   o  7       ö  o  ^   ^  gczngvaa 

den  Apostel  petrus  ,    deswegens  aan   den  Bisfchop  den  Bis- 
van  Rome ,  julius  ,  gelijk  het  Grieksch  'er  uitdruk-  fchop  van 
lijk  bijvoegt,  zullen  fchrijven.     Als  deze  de  uitfpraak  ^^^     ' 
zou  doen ,  dat  'er  ecne  herziening   van    het  vonnis  en  7den 
behoorde  plaats  te  hebben ,  zoo  zal  hij  ook  de  rich-  l^^Sel. 
ters  daar  toe  bepalen,  maar  acht  hij   geene   herzie- 
ning nodig,  zoo  zal  het  bij  het  gevelde  vonnis  blij- 
ven.    In  den  zevenden  Latijnfchen  of  vijfden  Griek- 
fchen  Kerkregel ,    wordt   dit    nog    uitgebreid  ,    dat 
het  den  Bisfchop  van  Rome   vrij  zal   ftaan,   om  tot 
deze  nieuwe  beöordeeling ,  om  welke  een  afgezette 
Bisfchop   hem   verzoeken   mogt ,    afgevaardigden  te 
zenden,  of  ze,  zonder  dezelve,  door  de  Bisfchoppen 
I  van  dat  gewest  te   laten  houden.     De  ijverige  voor- 
'  ftanders  van  het  Pauslijk  gezag  hebben ,  gelijk  men  be- 
grijpt ,  eenen  grooten  ileun  voor  dit  gezag ,  in  deze 
Regelen ,   mecnen  te  vinden  ,  doch  andere  waarheid- 
lievende  en  vrijmoedige   Roomschgezinden  erkennen 
cccrn,  dat  deze  (leun  zeer  bros  en  wankelbaar  is  ("). 

Eu 

(*)  RiCHER  Hht.  Condl.  Gene;:  Libr.  I.  Oip.^.pag. 

81.  DE  RIARCA  Concord.  Sacerd.  et  Imp.  Libr.  VII.  Cap. 

'.   ]UST.    FREBONius    de    Stutu    Eccles.  f.    legit.  potest. 

.•m.  Pontif,  Cap.  5. 


3oa  IC  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       En  zeker ,  bchalven  d;it  deze  Kerkvergadering ,  ze* 

BOEK      dcrt  het  vertrek  althans  der  Oüstcrfchc  Bisfchoppen  ^ 

Hoofdlh  voor  geenc  algenicenc  Kerkvergadering  kan  geliouden 

na  C.  G.  worden,  nocli  ook  voor  eene  voortzetung  der  Kerk* 

1111*  ^  Q.T 

tot  o ^!>' vergadering  van  Niceë,  zoo  hebben  de  leden   der- 
p-  zelve,  hier  een'  geheel    nieuwen  en  rtouten   Hap   ge* 

waagd  ,  tegen  alle  voorgaande  Kcrkverördeningen , 
en  zelfs  tegen  die  der  Nicéifche  Kerkvergadering, 
aan,  welke  allen  de  i»echten  der  bijzondere  Gemeen* 
ten  erkend  en  gehandhaafd  hebben  ,  ook  zal  ons  de 
volgende  Gcfchiedenis  genoeg  aantoonen,  dat  dit  be- 
fluit  geene  kraclit  gehad,  maar  dat  de  oude  Ker- 
kenorde  fland  heeft  blijven  houden.  Om  nu  niet  te 
zeggen,  dat  de  Oosterfche  Bisfchoppen  zich  tegen 
de  befluiten  dezer  vergadering  uitdruklijk  verklaard, 
en  zelfs,  gelijk  wij  zien  zullen,  ecnen  nadruklijken 
Brief  aan  den  Roomfchcn  Bisfchop  julius  gefchrcveii 
hebben.  Ook  hebben  de  Gemeenten  van  Afrika  dit 
beroep  of  appel  op  den  Bisfchop  van  R.ome  verwor- 
pen. Nog  moet  men  hier  bijvoegen ,  dat  de  Vaders 
der  vergadering  de  koenheid  hunner  onderneming 
zelve  fchijnen  te  gevoelen  ,  daar  zij  vooraf  latet 
gaan ,  dat  dit  ter  eere  van  den  Apostel  petrits  ge- 
fchiedde  ,  ook  fchijnt  het  uitdruklijk  noemen  van 
Atw  naam  julius  aan  te  duiden ,  dat  men  dit  hulp- 
middel alleen  voor  è.Q\\  toenmaligen  tijd  nodig  keur- 
de, behalven  dat  men  de  uitfpraak  ov^er  de  herzie- 
ning der  geflagcnc  Kerkelijke  voujiisfen  niet  overliet; 
aan  den  R.oomfchen  Bisfchop,  maar  alleen  aan  zijn 
oordeel  toevertrouwde ,  of  hij  die  herziening  nodis' 
keurde.    Men  bedenke  flechts  de  tegenwoordige  ge 

Held 


( 


G  E  S  C  IT  I  E  D  E  N  I  S.  303 

rtcldhcid  cicr  tijden,  en  de  pogingen  van  den  éénen     III 
kant,  ora  atiiaxasius  te  verderven,   van  den  an-    ^^^^ 
deren  kant,    om    hem    te  behouden  ,    waar  toe   de  Hoofdfl. 
beide  partiiën,   KathoJijken  zou  wel  als  AriüiDisch-^'^^  C.  G. 
gezinden^  bijkans  alle  middelen  geoorloofd  keurden ,  J^t'^  ^gj* 
en  men  zal  niet  in  twijfel  (laan  te  erkennen ,  dat  de  ■- 

Kerkvergadering  tot  dit  bcllüit  gekomen  is ,  om  ten 
voordecle  van  athaxasius  te  werken,  die  buiten- 
gemeen van  Romers  Bisfchop  begunftigd  werd,  hoo- 
pende  waarfchijnlijk  ,  bare  befliiiten  algemeen  te 
zullen  düoruringen;  als  wanneer  athanasius  ééns 
vooral  van  alle  andere  Kerkelijke  beöordeelingen  be- 
vri.id  zon  geweest  zijn  (*). 
Deze  en  de  overige  bcfluiten  der  Kerkvergadering  ^  Verdere 

en  bare  verdere  handelingen  ,   maakte  zij ,  in  eenen  ^^'^■"'''cn- 

^      '  -^ '  tingen 

rondgaanden  Brief  aan  de  Bisfchoppen ,  bekend  (f)  ,  der  Kerk- 

waar  in  zij  tevens  haar  gehouden  gedrag  ,  en  dat  der  vergade- 
/i«,/?Z7ö/zf ,7 ,  voordroeg ,  met  vermaning,  dnt  de  Bis-  ''' 
ichoppen  zich  openlijk  voor  haar  wilden  verklaren. 
<Jok  ichreef  zij  aan  de  Gemeente  van  Alexamirië^ 
en  aan  de  Bisfchoppen  van  Egypte  en  Libye  (§) ,  ten 
helioeve  van  ATiiANy\sir's,  beweerende  daar  in  zij- 
ie  oufchuld,  met  opwekking  tot  flandvastigheid  in 
de   gcmeenfchappclijke   zaak.     In    eenen    Brief  aa.n 

";*)  VergcüjU  vRNEMA  Hist.  Ecclei.  Tom.  W.pag.  1-4. 

(  t)  In  het  Grieksch  bij  athanas.  Apolog.  contra  Ari- 
cv.  To::t.  I.  Opp.  pag.  i6z.  en  in  het  LJitijn  bij  hilarius 
Fragm.  II.  ^'.v  Opcre  Hist.  pag.  1-83.  fq.  ed.  Baiedkt, 
te  vinden. 

($)    Cij   AlUANA?.  /.    c.  pag.    \S%-  fl<I' 


304 


K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 


III 

BOEK 

ni 

Hoofdft. 
na  C.  G. 

■Jaar  337. 
lot    363. 


Gevol- 
gen van 
deze 
Kerkver- 
gadering. 


Verrich- 
tingen 
derEufe- 
bianen. 


den  Bisfchop  van  Rome ^  julius  (*),  draagt  zij 
dezen  op,  om  hare  belliiiten  te  verfpreiden,  onder 
de  Gemeenten  van  Sicilië^  Sdrdini'è^  en  balie,  In 
dezen  Brief  is  eene  plaats ,  waar  in  gezegd  wordt , 
dat  het  voegzaamst  is ,  ( valde  congruentisfimum , ) 
dat  de  Priesters  des  Meeren ,  uit  alle  gewesten  ,  hun 
bericht,  aan  het  Hoofd ^  dat  is ^  aan  den  Stoel  van 
den  Heiligen  petrus  ,  overzenden  ,  openlijk  inge- 
fchoven ,  gelijk  uit  het  gebrek  aan  famenhang  met 
het  voorgaande  en  volgende ,  en  uit  den  flechten  La- 
tijnfchen  ftijl  blijkt. 

Op  deze  wijze  was  het  gevolg ,  hetwelk  dczz 
vergadering  te  Sardlca  gehad  heeft,  in  plaats  van 
eenig  nut  te  ftichten,  ecnc  bijkans  volrtrekte  fcheu- 
ring  tusfchen  de  Westerfche  ,  en  het  grootfle  ge- 
deelte der  Oosterfche  Bisfchoppen.  „  Het  geberg- 
5,  te,"  zegt  socRATES  (f),  „  hetwelk  Uï'^ri'è  en 
,,  Thraci'é  van  malkanderen  fcheidt,  maakte  thans 
„  ook  den  fcheidsmuur  uit  der  Christenen,  die  in 
„  het  geloof  oneens  waren." 

De  Eufehi'dnen ,  die ,  gelijk  wij  gezien  heb- 
ben, te  Fiïippopoïi  in  Thraci'é^  hunne  vergadering 
hielden ,  zaten  van  hunnen  kant  ook  niet  flil , 
maar  zonden  insgelijks  cencn  rondgaanden  Brief 
aan  alle  Bisfchoppen  en  Christelijke  Leeraaren  en 
Gemeenten  (  S  )  ,  vvaar  in  zij  ,  bevveerende 
de  echte  vergadering  van  Sardica  te  we- 
zen , 

(*)  Bij  niLARius  /.  c.  pag.  1290. 

(t)  Hist.  Eccles.  Cap.  22.  Libr.  III. 

(^)  Bij  HiLARiüs  Fragm.  \\\.  pag.  1307. 


GESCHIEDENIS.  305 

len  (*),  een  verhaal  dceden  van  al  het  voorgeval-     III 
kne,    hetwelk  doorgaands  dat  der  KaihoUjken   te-    ^^}-^ 
genfpreekt.     Verders  herhalen  zij ,  in  dezen  Brief,  de  Hoofdft. 
hevigflc  befchuldigingen  van  buitenfporigheid  en  eii-  na  C.  G. 
veldaden   tegen   athanasius  ;    en  bezwaren   zich  ,  J^^  ^g^, 

over  de  roekeloosheid,    om  het  vonnis  cener  Kerk- 

vergadering  tegen  hem  te  vernietigen.  Zij  vaaren 
niet  min  hevig  uit  tegen  julius,  den  Bisfchop  van 
Rome ,  dien  zij  het  hoofd  en  den  aanlegger  der 
rampen  noemen ,  en  tegen  zijne  vrienden ,  voor- 
naamlijk over  het  verwerpen  van  hunnen  voorflag, 
om  van  beide  de  partijen  afgevaardigden  naa  Egypte 
te  zenden, ten  einde  de  zaak  en  het  gedrag  van  atha- 
nasius onpartijdig  te  onderzoeken  ,  en  zijne  be- 
Ichuldigers  te  ftraflen,  indien  zij  bevonden  werden, 
hem  gelasterd  te  hebben.  Voorts  deeden  zij  julius  , 
Hosius  ,  en  anderen  der  voornaamde  befchermers  van 
athanasius,  in  den  ban,  vermanende  alle  de  Bis- 
fchoppen ,  de  Kerkelijke  gemeenfchap  met  hun  af  te 
breken.  Eindelijk  floten  zij  met  eene  geloofsbelij- 
denis ,  welke ,  behalven  dat  het  woord  eenswezens 
daar  in  ontbreekt,  door  hilarius  zelven  (f)  voor 
rechtzinnig  verklaard  wordt. 

Thans  was  de  verbittering  der  wederzijdfche  par-  Verhitte- 

tijen   ten   hoogden    top   geklommen,     athanasius  ""S^^r 
^  ^   ^  partijen. 

klaagt 

(*)  Uit  eene  plaats  van  augüstinüs  (^Contra  Cresc* 
Libi:  III.  Cap.  34.  Tom.  IX.  Opp.  pag.  3o{?.  en  Libr. 
W.Cap.  44.)  blijkt,  d?.t  men  hunne  vergadering  'mJfri' 
ka,  in  zijnen  tijd,  nog  daar  voor  erkende. 

(  f  )  Z)e  Sijnodh  pag.  wji. 

W\  Deel.  V 


3o6  K  E  R  K  E  L  TJ  K  E 

III      klaagt  luide  klagten  over  de  vervolgingen,  door  de 

^^j^i^     Etifebianen,  tegen  de   voodlanders   der  Kerkverga- 

Hoofdft.  dering  van   Sardica  aangericht  (*).     Te   Adriöno- 

na  C.  G.  polen  werden  tien  Christenen ,   die  zich  van  hunne 

tot  363' gemeenfchap  gefcheiden  hadden,  onthoofd,    en  de 

■ Bisfchop  dier  Had  ,  Lucius,  met  andere  geestelijken, 

in /ballinglchap  gezonden.  Te  Alexandrië  waren  op 
alle  toegangen  wachten  geplaatst,  om  te  verhoeden, 
dat  ATHANASius  en  die  niet  in  deze  ftad  terug 
keerden,  als  nu  door  de  gemelde  Kerkvergadering 
herfteld  zijnde.  Deze  Kerkvergadering  had  twee 
Bisfchoppen  aan  den  Keizer  konsïantius  naa  An- 
ti'óchi'é  gezonden  ,  om  van  hem  de  bevestiging  van 
hunne  belluiten  te  verwerven;  maar  de  Bisfchop  der 
Eufebianen  in  deze  hoofdftad  zond  een  ontuchtig 
vrouwsperfoon  aan  hunne  woning,  als  of  dezelve 
van  hun  befteld  was ,  ten  einde  hen  dus  met  laster  te 
bezwaren.  De  kunstgreep  werd  ontdekt,  en  stefa- 
Nus  verloor  zijn  Bisdom ,  hetwelk  aan  leontius  ,  ins- 
gelijks eenen  Aridan^  werd  opgedragen,  die  bij  de 
Katholijken  niet  min  Hecht  getekend  wordt.  Hij 
zal,  bij  voorbeeld  ,  met  fchandelijke  oogmerken, 
zichzclven  ontmand  hebben;  zij  befchrijven  hem  als 
iemand ,  die ,  in  het  veinzen  een  meester  zijnde,  zijnen 
ijver  voor  de  Arimierij  kunftig  met  den  fchijn  van 
gematigdheid  wist  te  bedekken.  Dewijl  'er  vele  Ka^ 
tholijken  in  zijne  Gemeente  waren ,  die  zich  door' 
den  Lofzang:  Rere  zij  God  den  P^ader^  den  Zoon^ 
en  den  Heiligen  Geest  \  van  de  Arïdnen  onderfcheid- 

den, 
(*)  ƒ/«/.  Arian.  nd  Monachos  T.  I.  />.  354.  O/»/», 


GESCHIEDENIS»  %o7 

'den,    die   daar   voor  zongen:    Eere   zij  God  den     III 
f^ader ,    door  den   Zoon^    in  den   Heiligen    Geest  \     "°^* 
zoo  zong  LEONTius  deze  woorden  ,  bij  den  open-  noofdd» 
baren  Godsdienst   zoo   zacht,    dat  men  alleen  het  "^  C.  G. 

f  nor  *X1*7 

bcfliiit  van   dit  Lied :    van  eeuwigheid  tot  eeuwig-  ^^^  z,^^* 

heid!  hooren  kon  (*).  ■ 

Heel  onverwachts  fchreef  de  Keizer  konstantius  Athana- 

aan  athanasius  eenen  Brief,   dat  hij  veilig  terug  ?i"s.'^ord 

'  •'  °  °  m  zijn 

kon   keeren ;    het    zij  ,    overtuigd    van    zijne    on-  Bisdom 

fchuld  (t),  of  het  geen  waarfchijnlijker  is,  op  aan- "^^ ■^'.^.?^' 

dringen  van    zijnen  Broeder   konstans   (§).    Op  j^efHieid, 

deze  vergunning,   keerde  athanasius,  in   het  jaar 

346,  in  eene  vergadering  van  Bisfchoppen  te  Jeru- 

falem,  pïegtig  in  de  gemeenfchap   der  Kerk  herfleld 

zijnde,  naa  Alexandrie  terug,  ook  kregen  de  overige 

afgezette    Bisfchoppen    hunne    waardigheid    weder, 

onder  anderen  paulus  ,  Bisfchop  van   Konftantino- 

polen. 

Terftond  verklaarden  zich  vele  Bisfchoppen,    ook  Gevol- 

zulken,  die  flerk  tegen  hem  geijverd   hadden,   voor^^""^^^' 
'  »  o  -'  '  van. 

atfianasius,   en'  zijne    wederkomst   te   Alexandrie 
veroorzaakte  in  die  ftad  eene   algemeene  blijdichap. 

Ve. 

(*)  Athanas.  /,  c.  pag.  3^0.    Apol.   de  fuga  fua  p, 

335.    SOZOMEN.    HiSt.   EccleS.    III.    20.  TIIEODOR.    HtSt.   Eo 
c/cS.   li.    !0,    24. 

(t)  Athanasius  ApoL  contra  Arianos  pag.  i6p.  fqq% 
Hist.  Arian.  ad  Moaachos  pag.  356. 

(5)  SocRATEs  Hist.  Eccles.  II.  22.  sozomen.  III.  2(5» 
piLosTORG.   ÏIl.    12.   die   zelfs  van   eene   bedreiging  vnn 
HONSTANs  -aan  zijnen  Broeder  konstantius  fpreken. 
V  s 


3o8  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ÏII       Vcleii  werden  opgewekt,  jonge  dochters,  om   zich 

Y^*^     aan  den  ongehuwden  (laat  te   wijden,  jongeUngen, 

Hoofdft.  om  Monniken  te  worden,   eclite   lieden   zelve,   om 

na  C.  G.  2ich  van  malkanderen ,  tot  het  gebed ,   af  te  zonde- 

tot  263!  ^^"'   ^"   ^^"^  huisgezin  fcheeii  bijna  eene  Kerk  ge- 

• worden  te  zijn  (*).      athanasius   zelf   beijverde 

zich,  zijn  gezag  misbruikende,  om  alle  Ariiiansch- 
gezinde  BisfchoppeU,  niet  alleen  in  Egypte  en  Libyë, 
als  onder  hem  behoorende ,  af  te  zetten ,  maar  zelfs 
wordt  bijgezegd,  zulks,  op  zijne  reize,  ook  buiten 
zijn  Kerkelijk  rechtsgebied,  eigendunklijk  gedaan  te 
hebben  (f).  Doch,  zoodra  zijn  befchermer,  de 
Keizer  konstans,  in  het  Jaar  350,  om  het  leven 
gebracht  was,  beklaagden  zich  de  Etifehianen  over 
ATHANASIUS,  bij  den  Keizer  konstantius,  en  al- 
zoo  deze  ten  dien  tijde  met  den  oorlog  tegen  de 
Perfen  en  tegen  magnentius  belemmerd  was  , 
vernieuwden  zij  hunne  oude  befchuldigingen  tegen 
athanasius,  bij  den  Bisfchop  van  Rome^  julius, 
en  dezen  in  het  jaar  352  overleden  zijnde,  bij  des- 
zelfs  opvolger  liberius  ,  die  athanasius  naa 
Rome  ontbood,  om  zich  aldaar  voor  eene  Kerkver- 
gadering te  verantwoorden.  Doch ,  in  het  tegen- 
woordig tijdsgewricht  vond  deze  niet  goed,  aldaar 
te  verfchijnen,  waarom  liberius  de  Kerkelijke  ge- 
meenfchap  met  hem  fchorile  ,  en  zich  nader  met 
de  Oosterfchc  Bisfchoppen  verëenigde  (§);   hoewel 

(''")  Athanas.  Ilist.  Arinn.  ad  Monachos  pag.  358. 

Q\  j    SOCRAT.  Hlit.  Eed.  II.  23  ,  24.  SOZOM.  III.  20  iZl.Jq. 

(§)  in  eenen  Brief  bij  mLAiuus  Fragm,  IV.  p,  isaj. 


GESCHIEDENIS.  309 

hij,  door  ccn  getuigenis  van  70   of  80  Bisfchoppen     III 
van  Egypte  bewogen,  fpoedig  gunfliger   over  hem    ^^^^ 
dacht  (*).     Doch  beter  Haagden  de  Eufehi'dnen  bij  Hoofdft. 
den  Keizer   konstantius  ,   aan  wien    athanasius  "a  C.  G. 
vruchteloos    eene    verantwoording  zond   ( f )  ;    de  {^^  ^63! 
Keizer   noodzaakte   van   tijd    tot    tijd   de    Bisfchop-  — — 
pen,    om   athanasius  uit  hunne    gemeenfchap  te 
weeren;  de  Bisfchoppen,   die   door   de   Kerkverga- 
dering van  Sardica  lierfteld  waren,  werden    weder 
afgezet,  in  gcvangenisfen  geworpen,   gebannen,   of 
zelfs  ter  dood  gebracht  (§);    onder  anderen    werd 
PAULUS  van  Konftantimpolen ^  op  Keizerlijk  bevel, 
in  ballingfchap  verzonden* 

Ondertusfchen  werd  op    eene   Kerkvergadering  te  Kerkver- 
Sirmiiim.  in  het  jaar   351,   ter  zake  van  den  Bis- ^     ""' 
fchop    FOTiNus   gehouden  ,    door   de    Eufehi'dnen ,  Sirmiiim 
benevens  den  Bisfchop  iiosius ,   die  hier  zijns   on-  ^"  ^^  '^^*^' 
danks  tegenwoordig  was,  op  nieuw  eene  geloofsbe- ^les. 
lijdenis  opgefteld,  welke  volftrekt  tegen  de  Aridnen  .       ,     . 
gekant  was,  uitgezonderd  dat  men  het  woord  ééns- 
-.vczens  wegliet,   en  de  uitdrukking  gebruikte:    Wiy 
maken  den  Zoon  niet  volftrekt  aan  den  tender  gelijk  , 
welke  HiLARius  echter  voor  rechtzinnig  verklaart;  zelfs 
waren  hier  27  veröordeelingen  van  dwaalingen  bijge- 
voegd (**).     Maar  op  eene  volgende   Kerkvergade- 
ring, 

(*)  Idem  Fragm.  V.  pag.   1330./^. 

( f )  Apolog  ad  Imperat.  Conftant.  pag.  29^.  fqq. 

(§)    SOCRATES   Eht.    EccleS.   II.   26.   SOZOMEN.    IV.    2. 

(**)  Athan.  de  Sijiwdisp.   741.  T.  I.  P.  II.  hilarius 
lic SiJnodisp.uy^.socRAT. Bist. Ecc/.ll.  30.  sozom.IV.  6. 
V3 


310  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  ring,  in  het  jaar  353,  door  konstantius  ,  K 
^Ytf  ^re/ate,  {y^rks,)  in  Galliër  waiir  hij  zich  thans 
HoofdO-.  in  perfoon  onthield ,  bijeenroepen ,  bereikten  de  Eu-^ 
na  C.  G.  fehidnen  hun  oogmerk.  Hier  werd  op  Keizerhjk 
tot  ^63.*  bevel,  in  de  eerde  plaats,  de. zaak  van  athanasius 
•"  ■  afgedaan,    en  hij   veroordeeld.     De   Keizer  gebood 

alle  tegenwoordig  zijnde  Bisfchoppen ,  deze  veröor- 
deeling  te  ondertekenen ,  waar  aan  allen ,  zelfs  de 
afgevaardigden  van  liberius,  Bisfchop  van  Rome, 
gehoorzamen  moesten;  alleen  paulinus,  Bisfchop 
van  Tl  eviri ,  (Trier ,)  bleef  dit  (landvastig  weigeren  , 
waarom  hij  in  ballingfchap  na  Frygi'é  gevoerd  werd , 
alwaar  hij,  gelijk  hilarius  (*)  zich  uitdrukt,  bui- 
ten de  Christelijke  Kerk,  onder  de  Montanisten^ 
leven ,  en  of  het  door  hen  ontreinigdc  brood  eten , 
of  van  honger  fierven  moest  (f). 
Nieuwe    -   Hilarius,  die  zich  over  dezen  iiitflag  der  Kerk- 

Kerkver-  vergadering  zeer  beklaa^re,   verzocht   den   Keizer. 

gndering         • 

leMilaan.  om  ecnc  andere    te   laten   houden  ,    ten  einde  den 

vrede  met  de  Oosterlingen  te  herflellen  (§).  De 
Keizer  bewilligde  in  dit  verzoek ,  en  in  het  Jaar  355 
vverd  deze  vergadering  gehouden  te  Milaan,  alwaar 
orider  meer  dan  300  Bisfchoppen  ,  flechts  weinige 
Oosterlingen  waren,  maar  de  Keizer,  die  zelf  te- 
genwoordig was ,  en  aan   de  Ariüanschgezinde  Bis- 

fchop-i^ 

(*)  Contra  Conftantium  hup.  pa g.  1246. 

et)  Athanas.  /Jpol.  ad  Imp.  Comftant.  pag,  312.  m- 
LARifs  Fragm.  VI.  pag.  1334.  sulpicius  severus  Hijst., 
$acr.  II.  39.  I 

(^§_)  HiLAR..  Fragm.  V'.pa^,.  1329. 


GESCHIEDENIS.  3H 

fchoppcn,  VALENS  van  3furfa^   in   Opper  -  PannO'     III 
«/ë,  en  uRSACius  vanSingedon,  in  Opper- Bloe/ië,    ^^^^^ 
het  oor  leende,  drong  door,  dat  elk  lid  der  verga-  Hoofdft. 
denng  de    veröordeeling  van  athanAvSIus   onderte-  i"  C.  G. 
kende,  en  te  gelijk  een  voorfchrift  van  hem  ingelc- |^j.   ^Z* 

verd  ten  voordeele  der  Arijianfche  leere.    Het  laatfle ■ 

werd,  toen  het  in  de  Kerk  werd  voorgelezen,  met 
algemeene  vcrfoejing  aangehoord,  maar  het  eerde 
doorgedrongen ,  en  de  afgevaardigden  van  liberius  , 
met  andere  Bisfclioppen  en  Geestelijken ,  die  atha- 
NASius  weigerden  te  veröordeclen ,  in  ballingfchap 
naa  ^/të  gezonden  (*). 

Alhoewel  het  zeker  is ,   dat   konstantius  nooit  Vervol- 
de  leere  van   arius    volkomen  heeft    aangenomen,  S'"Saer^ 
gcUjk  men  zelfs  niet  bewijzen  kan ,   dat  dit  in  deze  ken  door 
Kerkvergadering  te  il///-sr^«  gefchied   is    (f),    nog-^^Ari- 
thans    is    het  zeker,    dat    hij,  van  dezen   tijd  af ,  binden, 
zich'   met  meer   kracht   tesen  de   voorftanders  van 


-&"■ 


ATHANASius,  CH  de  Nicéifche  Kerkvergadering,  die- 
men  hem  als  rustvcrfloorers  had  afgefchilderd,  ver- 
zette.   De  Katholijke  Schrijvers  voeren  de  bitterfle 

klag- 

(*)  LuciFERi  Lib.  nd  Conflant.  pro  S.  Athan.  Libr. 
II.  pag.  142.  Libr,  Moriendmn  pro  Dei  filio  pag.  lyp. 
Tom.  IV.  BibL  PP.  Co/012.  161 8.  aiu a:^ as.  '  ApoL  ad 
Conftant.  pag.  312.  Hiit.  Arian,  ad  Mon.  pag.  361. 
HILAR.  ad  Conftant.  Libr.  I.  pag.  1222.  contra  Conflant.  ■ 
pag.  1246.  RUFiN.  Hist.  Eccles.  I.  20.  sulp.  sever.  /. 
c.  .socRAT.  Hist.  Eccles,  II.  36.    sozomen.    IV.  p.  theo- 

DOR.    III.    15. 

( t )  Gelijk  TiLLEMONT  Meyj.  T.  Vl.p.  155.  heeft  beweerd. 
V4 


Jia  K  E  R  K  E  L  U  K  E'^' 

III  klagien  tegen  hem  aan,  wci^cns  dwang  en  vcrvoU 
^^^^^  ging,  door  hem  den  rcchtzinnigcn  aangedaan,  van 
Hoofdft.  welken  velen  in  kerkers  opgefloten ,  tot  de  bergwerkcn 
na  C.  G.  veroordeeld ,  of  in  ballingfchap ,  waar  in  zij  aller- 
'tot  363]  hande  ellenden  dooHlaan  moesten,  verzonden  vver- 
-  den  (*).     Zoodanig  waren  de   Christenen,    ten  de- 

zen tijde ,    tegen   malkanderen    verbitterd ,    dat   een 
Heidensch  geUjkdjdig   Schrijver  (f)  verzekeit,    dat 
„  geene    wilde    beesten    zich    vcrwoeder  tegen   de 
5,  mcnfchen  konden  betonen,   dan   de   meeste  toen- 
„  malige  Christenen  tegen  malkanderen  te  werk  gin- 
„  gen."     En   men  heelt,   blijkens  de  Gefchiedenis, 
gcenen  grond,   om  dit  zijn  bericht  te  wraken. 
LiBERius      Wegens  het  aanzien  van  de  Gemeente  van  Rome^ 
Bisfchop  ^1^^^  gn,(,  p.^^.j.jj  Ij.^jjj.  best,   om   derzelver   Bisfchop 
vnn  Ro-  '■ 

me  ge-  iii  h^r*^  belangen  over  te  halen.  Dus  zocht  de  Kei- 
bannen.  2er  KONSTANTius  dcn  tegenwoordigen  Bisfchop 
LIBERIUS,  door  gefchcnken  en  vriendelijke  ovcrrc- 
dingcn,  te  bewegen,  dat  hij  de  veröordeeling  van. 
ATHANASius  ZOU  ondeifchrijvcn ,  doch  deze  weigerde 
zulks  niet  alleen  ftandvastig,  maar  floot,  bij  herha-; 
ling,  de  Ariiianschgezinden  uit  zijne  Kerkelijke  ge- 
meenlchap  uit,  waar  op  de  Keizer  den  Bisfchop, 
die  bij  zijne  Gemeente  zeer  bemind  was ,  onverhoeds 

bi>- 

e*)  Atiianas.  Ilist.  Arian.  ad  Monacfi.  pag.2,61.  m- ' 
LMX.  Contra  Conflaiii.  Imp.  pag.  i24'o.  lucifer  ad  Coit-'^ 
ftant.  Libr.  \,pag.  122.  Libr.  Moriendnm  etc.  l.  c.  ■'\ 

(t)  Ammian..  marcell.    Libr.  XXII.  Cnp.    5.  Nu!-.  • 
/as  adeo   in  festas    houiinihiis    bcstias ,    ui  funt  fibi  fera- 
ies  fkrique  ClirisUamrum*  r/ijoiuijja':Ij 

i 


GESCHIED  E  N  I  S.  513 

bij  naclit  gevangen  nemen,  en  tot  zich  naa  Milaan     UI 

liet  brengen,  en  als,   niettegendaande   alle  pogingen    ^?^^ 

des  Keizers,    lirerius  onvcrfchrokken  bleef  verkla- Hoofdfl:. 

ren ,  dat  hij  de  gemeenfchap  met   athanasius  niet  "^  ^*  ^' 

T^ar337. 
kon  verlaten ,  al  zon  hij  de  ecnigfle  van  zijne  vrien-  tot  363- 

den   blijven,  bande  de  Keizer  hem  na  Thraci'é  (*).  -*■      " 

De    Heidenfche    Schrijver  ,    aimriianus    riarcelli- 

wus  (f)  verhaalt    het   afzetten  van  athanasius, 

en  het  gedrag  van  den   Roomfchen  Bisfchop  ,    met 

deze  woorden:     „  Eene   Kerkvergadering   ontzette 

5,  dezen  Bisfchop,  die  zich  boven  zijnen  ftand  ver- 

„  hief,  en,  ingevolge  een  lopend  gerucht,  vreemde 

„  dingen  zocht  naar  te  fpooren,  van  zijn  geheiligd 

„  ambt,  (removit  a  facramento ^   guod  obtinebat;^ 

„  want,  men  zeide,  dat  hij,  als  een  groot  kenner 

„  der  waarzegkunde  en  vogelwichelarij ,  één  en  an- 

,,  dermaal  toekomende    dingen   voorzegd  had.     Bo- 

„  vcndien  werd  hij    ook  van  andere  overtredingen 

„  tegen    zijnen   Godsdienst  befchuldigd.    liberius 

„  moest,    op  's  Keizers  bevel,  zich   met   de  overi- 

„  gen ,  die  hem  afgezet  hadden ,  verëenigen ,  maar 

5,  weigerde  dit  ftandvastig ,  beweerende,  dat  het  het 

5,  hoogfte   onrecht   w;is ,    iemand  te   veröordeelen , 

j,  dien  men  nooit  gezien  noch    gehoord  had."    In 

de  plaats    van  liberius  ,    werd   felix  ,    door  den 

invloed  van  het  Keizerlijk   Hof,  doch  niet   zonder 

te- 

(*)  Athanas.  Hist.  Arian.  ad  Monachos.  p.  ^64..  fq. 
THEODOR.  //«/.  Eccles.  Libr.  II.  Cap.  115,  16,  sozo.men, 
lliit.  Eccles.  Libr.  IV.  Cap.  11.  * 

(t)  Libr.  XV.  Hiit.  Cap.  7. 
V  5 


SH  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  tegenkanting  vai?  het  ..volk  te  Rome,  tot  Bislchop 
^^^^  aangefteld,  zijnde  volgends  fommigen  (*)  ,  een 
Hoofdft. '^'^i'iü^iïsch- gezinde  ,  v^olgends  anderen,  zelf  recht- 
na  C.  G.  zinnig  ,  maar  verdraagzaam  omtrent ,  de  Arianen  , 
tQi\6z,-^^'^  daarom  verdaclit  (f).  .:'.3r.h:-;  i<.A 
In  het  jaar  356  werd  athanasius,  door  "den  Kéi- 

Athana-  2erliiken  Veldheer  syriaisüs,   hoewel  liet  volk,    om 

sius  niet    ,  .   .  r  1 

geweld     hunnen  Bisichop  te  befchermen,  te  wapen  liep  (§), 

uit  Alex-  met  geweld   van  foldaten ,  verdreven.     De  gemelde 
verdre-     Veldheer  viel,  bij  nacht,  als  athanasius,  met  een 
ven,  en    gedeelte  zijner  Gemeente,  in  eene  Kerk  tot  het  ge- 
tot^Bis-"^  bed  bijeen  was ,   met  het  krijgsvolk  in  de  Kerk ,  bij 
fchop       welke  gelegenheid  een  aantal  menfchen  door  het  ge- 
rt^M^'      <^r^"g  of   ^^  wapenen    der   krijgsknechten    omkwa- 
men,   athanasius  ,  van  alle  kanten   omringd ,   en 
bijna  half  dood,    werd  echter  nog  in  veiligheid  ge- 
bracht, en  verborg  zich  in    de  Egyptifche  VVoeftij- 
nen  bij   de   Monniken   en    Kluizenaars.     Zijne  Ge- 
meente beklaagde  zich  wel ,    met  een  fmeekfchrift  , 
bi]  den  Keizer ,  over  deze  geweldenarijen  (**) ,  ech- 
ter keurde  de   Keizer  konstanïius  niet  alleen,  het 
gene  gebeurd  was ,  goed  ,  maar  gebood ,  dat  men 
athanasius  verlaten,  en  de  Kerken  aan  de  Arid' 
nen  inruimen  zoude,  en  als  de  Katholijkeii  bij  hun- 
ne 

(*)  SocRATEs  Hist.  Eccles.  II.  37. 

(f)  SozoMEN.  Hist.  Eccles.  IV.  11  en  15. 
.    ( 5  )  SozoMEN.  IV.  Hist.  Eccles.  9. 

(**)  Men  Iee«  dit  fmeekfchrift  nog  onder  den  titel : 
Contejlatio  fecunda  populi  Alexandr.  in  athanas.  Oppt 
Tom.  I.  P.  I.  pag.  393.  fq(is 


GESCHIEDENIS.  315 

21e  weigering  voUiarddcn ,  overviel  zijn  ilaatsdienaar  III 
HERAKLius ,  met  eene  troep  jonge  lieden  en  Heide-  ^^^-^ 
iien ,  de  Hoofdkerk ,  waar  in  zich  een  aantal  vrou-  Hoofdft. 
wen  ,  na  den  Godsdienst ,  bevond.  Deze  werden  "^  C.  G, 
mishandeld,  en  de  Kerkgerecdfchappen ,  onder  den -^qJ  ^^^' 
Ipot  der  Heidenen,  verbrand  (*).  Kort  daar  op 
verfcheen  zekere  geörgius  ,  als  opvolger  van  atha- 
NASius ,  te  AlexamJrië.  Deze  was ,  volgends  de 
Katholi-ike  Schrijvers,  een  Kappadoci'ér  van  gebooiv 
te.  Te  KonflantinopoJen  ontvanger  geweest  zijnde, 
had  hij,  om  zijne  gepleegde  on  eerlijkheid,  moeten 
vluchten,  en  was,  alhoewel  meer  een  Heiden  dan 
Ciiristen ,  geene  wetenfchap ,  maar  des  te  meer  over- 
helling  tot  ftreeken  en  wreedheid,  bezittende,  door 
de  Aricinen^  wier  partij  hij  aannam,  tot  deze  waar- 
diglieid  verheven  (f),  ammianüs  zelf,  de  Hei- 
denfche  Gefchiedfchrijvcr  (§)  ,  vergelijkt  hem  bij 
een*  adder,  en  verzekert,  dat  hij,  tot  zijn  eigen  en 
tot  algemeen  ongeluk,  Bisfchop  van  Alexandri'è  is 
geworden ,  eene  ftad ,  die  van  zelve  ,  en  zonder 
eenige  reden  ,  tot  menigvuldige  onrusten  geneigd 
was;  wier  onbezonnen  inwoners  door  hem  nog  te 
meer  werden  gaande  gemaakt,  door  dien  hij,  in 
fpijt  van  zijn  gewigtig  ambt,  voor  aanbrenger  bij 
den  Ivci;:cr  fpeelde ,  en  dien  allerhanden  fnooden 
raad  aan  dé  hand  gaf.     Ondertusfchen  de  giuist  des 

Kei' 

(*)  Athanas.  lJi%t.  Arian.  ad  Monach.  pag,  374. 

(t)  Athanasius  Epiit.  ad  Episcop.  Acg.  et  Lib.  pag. 
277.  Hist.  Arian.  ad  Monach,  /•«  .389.  de  Sijnod.  p.  752. 

(f)  ///;/.  XXII.  Cflp.  II.         . 


31^  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  Keizers  genietende,  die  hem  ongcmeene  bekvvaam- 
^^^^  heden  in  het  onderwijzen  en  godzaliglieid  van 
Hoofdft.  zeden  toekende  (*),  werd  hij,  te  Jntiöchië^  door 
1^  S*  ^'  omtrent  30  Ariiianfche  Bisfclioppen  ingewijd  zijn- 
tot  363.'^'^  Ct}?  <^ïot)r  den  Veldheer  sebastianus,  die  een 
*  Maniche'èr  was,  gewapenderhand    te   AïexnndrVè  in 

zijn  ambt  gefteld.  Thans  werden  mishandelingen 
en  geweld  Jegens  de  Kath olijke n ,  op  allerleië  wijze , 
vernieuwd,  zonder  dat  wij  evenwel  bepalen  durven, 
of  ATHANASius  ,  vau  wicu  wij  dezelve  alleen  we- 
ten, ze  niet  overdreven  of  te  haatlijk  voorgefteld, 
en  of  de  Katholijkcn  *er  niet  veel  aanleiding  toe 
gegeven  hebben,  door  niet  ficchts  den  hun  ojjge- 
drongen  Bisfchop  te  wederltreven  ,  maar  zich 
ook  onbehoorlijk  jegens  den  Keizer  te  gedragen. 
Hoe  het  zij,  onder  voorwendzel  van  C^ow  gevluch- 
ten  ATHANASius  op  te  fpooren,  werden  vele  inwo- 
ners van  Alexandrie  geplunderd ,  cene  menigte ,  zoo 
mannen  als  vrouwen ,  geplaagd ,  mishandeld ,  en  om 
het  leven  gebracht.  Alle  Katholijke  Leeraars  en 
Bisfclioppen  werden  verdreven,  en  als  hunne  ge- 
meenten ^  die  met  georgius  nief  te  doen  wilden  heb- 
ben^ op  het  open  veld  tot  het  gebed  vergaderd 
waren,  overviel  sebastianus  deze  lieden  met  3,000 
gewapende  mannen ,  bij  welke  gelegenheid  velen  het 
leven  verloren.  In  geheel  Egypte  werden  de  Ka- 
tholijke Bisfchoppen  afgezet,  gebannen,  of  genood- 
zaakt,   buiten  'slands  te   vluchten,    terwijl    hunne 

pos- 
(.*)  Atiianas.  Apol.  ad  Conffant.  png,   313.. 
(1}  SosoMiiN.  Uiit,  EccUs.  IV.  8^ 


GESCHIEDENIS.  517 

posten  vervuld  werden    door  zulken  ,    die  'er  het     iil 
meeste  geld  voor  boden ,  onder  welken  vele  Meletia-    ^°^J^ 
ven^    en  zelfs  Heidenen  waren   (*).     De   grootfte  Hoofdfl. 
ü.-luild  van  dit  alles  wordt  aan  den  Bisfchop  geor-  na  C.  G. 
ciius    toegefchrcven ,   wiens    laage    gierigheid,    niet  J^j.  ^^^* 
oiireciitvaardigheid    gepaard  ,    door  meer  Schrijvers  » 

gemeld  wordt  (f),  athanasius  ondernam  wel, 
niettegcnftaande  het  gevaar,  dat  hem  dreigde,  op 
weg  te  flaan  ,  om  in  pcifoon  voorflellen  bij  den 
Keizer  te  doen,  maar  duidelijk  befpeurendc,  dat 
het  hem  eer  zijn  leven  zou  kosten,  dan  dat  men 
hem  tot  een  gehoor  bij  den  Keizer,  die  zich  van 
zijne  Hovelingen  liet  regeren,  zou  toelaten,  keerde 
hij  naa  zijne  fchuilplaats  terug  (§). 

Op  deze  wijze  had  de  Ariaanfche  partij ,  ten  de-  Ver- 
zen tijde ,  bijna  overal  de  overhand  ffekre^en ,   zelfs  ^^^J^^^jd 
„  .  .  ö        ö     5  onder  de 

te  Kome ,  was  felix  ,  een  Arnianschgczinde ,  door  Arianen. 

het  Hof,  hoewel  niet  zonder  geweldigen  tegenlland 
des  volks,  tot  Bisfchop  aangefteld  (**).  Doch  te^ 
vens  behoort  opgemerkt  te  worden,  dat  men  thans 
onder  den  naam  van  Arianen  begreep  allen  ,  die 
de  geloofsbelijdenis  van  de  Niceifche  Kerkvergade- 
ring weigerden  aan  te  nemen ,  of  die  zich  tegen 
ATHANASIUS  vcrldaardcn,  alhoewel  zij,  in  de  daad, 

van 

(*)  ATHANAs.  Apol.  (Ic  f  liga  fiiü  p,  323.  Hht.Aftan, 
nd  MonacJws  pag.  3-9.  fqq. 

(t)GREGOR.  Nazianz.  Orat,  11,  pag,  385.  Opp, 
Tom.  I.  EPiFAN.  H.cr.  76.  Cap.  i. 

(§)  ATHANAS.  ApoJ.  ad  Coujlunt.  pag.  312.  fqci. 

(**)  sozoMEN.  Hht,  Eccles.  IV.  15. 


51^  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E  •' 

III       van    ARius    leergevoelens    verfchilden.     Het   Was^ 

'^^^^     derhalven,  niet  vreemd,  dat  onder  hen,   die  ^ria* 

Hoofdfl:.  ^^^^    genoemd    werden,  fpoedig   eene   fcheuring  en 

na  C.  G.  verdeeldheid  ontftond  ,  en  dat  zich  de  echte  ^rid" 

Ton»*    '2'^y 

tot  só^'.^^'^   "^'^'-   "^^'-   ^^^   anderen  verdragen   konden,    die 
■■  tusichen   beide  doorgingen.      Deze    werden    vervol- 

gends  Sewi  -  Ariiiiien  ,  of  Halve  -  Arianen  genoemd  , 
terwijl  men  aan  de  eclite  ^rianen  den  naam  van 
Anomoeèn  gaf;  waar  bij  augustinus  (*)  nog 
eene  derde  foort,  de  Macedonimen ^  voegt,  welke 
echter  eenen  geheel  onderfcheiden  aanhang  uitmaak- 
ten, gelijk  wij  zien  zullen. 

De  Halve  Ari'dnen^  (^yi/^tatfsioi  ^  Semiariani  ^^ 
waren  van  de  KathoUjken  of  Rechtzinnigen  alleen 
daardoor  onderfcheiden  ,  dat  zij  den  Zoon  van 
God  weigerden  te  noemen  ,  ó/Aoaa-iov ,  ( eenswezens  ) 
met  den  Vader,  dit  woord,  het  welk  de  Kerkver- 
gadering van  Nice'é  aangenomen  had,  verwerpende, 
maar  hem  alleen  óiAoii^'(riov ,  Qgelijkwezens^  met  den 
Vader  erkenden ,  waarom  men  hen  ook  oiAotaarix^xt 
noemde,  eusrbius  van  Ni  komedie  was  hun  reeds 
voorgegaan,  doch  filostorgius  (f)  fchljnt  bijzon- 
der ASTERius  als  den  ftichter  van  deze  partij  op 
te  geven,  dewijl  hij  zal  geleerd  hebben,  dat  de 
Zoon  van  God  een  hecJd  ^  zonder  onderfchcid  ^  van 
het  Wezen  des  Vaders  is.  Deze  asterius  was 
een  leerHng  van  ^itw  Martelaar  lucianus  ,  maar 
had,  in  de  vervolging  van  diocletianus ,    aan  de 

Af- 
( *  )  ILercs.  69. 
(t)  Hist.  Eccles.  Epit,  II.  14,  15.  IV.  4. 


GESCHIEDENIS.  319 

Afgoden  geofferd,  waar  door  hij  uitgefloten  was,     III 
om  ooit  tot  de  Risfchoppelijke  waardigheid  te  gera-    ^°^^ 
ken.     Hij  was  echter  altijd  werkzaam ,  met  fch rijven ,  Hoofdd. 
en    ook    bij    alle    Kerkvergaderingen   tegenwoordig.  "^  C.  G. 
Hij  fchrecf  verklaringen  over  de  Pfalmen ,  de  Eu-  JqJ.   o^'^ 
angeliën  ,    en    den    Brief  ann    de  Romeinen.     Hij  ■ 
drukte  zich  niet  altijd   op    dezelfde    wijze  uit,    en 
ATHANASius  haalt  plaatzen  aan  uit  zijne   fchriften, 
die  volkomen  Ariaansch  zijn  (*).     Dit  is    zckcrer, 
dat  de  Halve  Ari'dnen^  na  zich  afgezonderd  te  heb- 
ben,   BASiLius,   Bisfchop   van    Ancyra,    aan    hun 
hoofd  hadden,   naar   wien  zij    ook   BafiUdnen   hee- 
ten  (t).    Deze  verzette  zich  met  ijver  tegen  de  ei- 
genlijke Ariduen^  welke  hem  «laaröm  vervolgd,  en 
in  het  jaar  360  van  zijn  ambt  ontzet  hebben.     Zij- 
ne gtlcerdhcid  wordt  algemeen  geroemd ,  hij  fchreef 
een   Boek   tegen   ^rA^vCELLUS  ,    zijnen    voorzaat  in 
het  Bisdom  van  Ancya ,   een  over  het   ongehuwde 
leven  ^   en   andere  (5).     georgius,  Bisfchop   van 
Laódiced  in    Syi'è ^   was  insgelijks  één   van   hunne 
voorftanders ,  die,  reeds  ten  tijde  van  alexander, 
in  het   begin  van  den    twist    met    arius  ,    eenen 
voodiag  van  bemiddeling  gedaan  had;    ook   worden 
onder  hen  genoemd,  eusebius  Bisfchop  van   Emi- 
fa^    THEODOTus   Bisfcliop  van  Heraklea  ^  eüsta- 

THI- 

(*)  Men  zie  van  hem    HiêRONYMUS  de  Firis   Ilhijir, 

Cap.  94.  CoU.  Cap.  ^6.  socrat.  I.  36.  sozomen.  II.  33. 

(t)  FILOSTORG.  Hl$t.  Ecclci.  Epit.  IV.  8,  9. 

(5)  EPiFAN.  hctr,    73.   Cap.   I.   SOCRAT.   V.   30,  42, 

«OZOMEX.   II.  33. 


■SCO  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       THius    van   Sebnste  in   Armenië  ^  auxentius   vnn 

^?f^     Milaan^  de  Jongere  euzojus,    Bisfchop  van  Cafa- 

HoofdH.  '■^^  in  Palaftina^    en  andere  geleerde  mannen.    De 

na  C.  G.  Keizer  konstantius  zelf  behoorde  tot    dezen  aan- 

Tn<ir  'xy^ 

tot    "6^'.  '^''^"S»  hetwelk  hun  veel  aanzien  gaf. 

Over  het  algemeen  oordeelen  de  Katholijke  Schrij- 

Oordeel    ^^^^  ^^^  ^j^j^  ^y^  ^^j^j.  ongunftig  over  de  gevoelens 

der  Halve- Arinnen.  Zulke  Leeraars,  als  basilius 
van  Ancyra^  fchrijft  atiianasius  (*),  die  alleen 
het  gebruik  van  het  woord  éémwezeyis  afkeuren, 
en  zich  voorts  omtrent  den  Zoon  van  God  be- 
hoorlijk verklaren,  befchouwen  de  Katholijken  als 
Broeders,  die  enkel  in  een  woord  met  hun  ver- 
fchillen.  Ook  erkent*  hilarius  (f),  dat  de  uit- 
drukking, éénswezens  ^  m  eencn  verkeerden  zin  geno- 
men kan  worden,  en  dat  die  van  gelijhvezens ,  voor- 
naamlijk, wanneer  men  'er  bijvoegt,  dat  de  Zoon 
den  Vader  in  alles  gelijk  is  ^  daar  mede  op  één. 
uitkomt  (§). 
De  zul-  De  andere  partij  van  zuivere  Arianen^  die  nader 
bij  de  gevoelens  van  arius  bleven ,  hadden  tot 
hunnen  ftichtcr  Aëxius ,  van  wien  wij  kortelijk  ceni- 


vere  Ari 
anen. 


ge  berichten  moeten  mededeclen. 


Ae- 


(  * )  Z)^  Sijnodis  pag.  755.  cd.  Benedia. 

(f )  Z)i?  Sijnodis  feu  de  fide  Ovientt.  pag.  1188.  fqq, 
cd.  Benedict. 

(§)  De  Benedicdner  prudentius  maran  heeft  in  laa- 
ter  tijden  het  leerftelzel  der  Halve- AriUnen  verdedigd. 
Disf.  Sur  les  Semi-Aricns  ^  die  ook  geplaatst  is  in  VOGX 
Biblioth.  H(ere(iolog.  Tom.  II.  pag.  119.  f^jq. 


GESCHIEDENIS.  311 

AcTius  wtis  uit  Coeleftjri'è  geboortig,   en  leerde,      lH 

ifi  zijne  jeugd,  het  handweric  van   een'    koperfmid,    ^°^^ 

of   volgends    filostorgius  ,   van    een'    goiidfmid.  Hoofdft. 

Na  de  dood  zijner  moeder,   bedrog   gepleegd   heb- "^  C.  G. 

bende ,    met   cenen   gouden  halsketting ,   waar  van  j^j."  V^^' 

GREGORius  van  Nysfa  hem  befchuldigt ,  legde  hij  - 

zich  toe  op  de  geneeskunde.     Toen  alles  in  bewe-  f  ^^'}/.^ . 

^         f  hunftica- 

ging    g^craakte    door   de  Ari'danfche  twisten,   begaf  ter. 

hij  zich,  ten  einde  daar  over  zelf  te  kunnen  oor- 
deelen,  aan  de  Godgeleerdheid,  waar  in  hij  groote 
vorderingen  maakte,  filostorgius  prijst  hem  we- 
gens zijne  uitlegkunde  des  Bijbels  ,  en  zijne  be- 
kwaamheid in  het  redentwisten.  Doch  epifanius 
en  socRATES,  integendeel,  verzekeren,  dat  hij  gee- 
ne  Bijbelkennis  bezeten  hebbe,  en  befchuldigen  hem 
van  lasterlijke  gevoelens  en  fchanddijke  zeden.  Hij 
was ,  in  het  algemeen ,  zoo  gehaat  bij  de  Katholij' 
ken ,  en  bij  de  Halve  Ariatien ,  ja  zelfs  bij  vele 
eigenlijke  Ari-anen ,  dat  men  hem ,  nevens  zijne  ge- 
voelens ,  den  naam  van  Codlochenaar  ^  («S-gor,) 
gegeven  heeft.  Alleen  filostorgius  fpreekt  met 
lof  van  hem  (*).  In  het  jaar  350  maakte  zijn  leer- 
meester LEONTius,  Bisfchop  van  Anti&ckië,  hem 
Diakon  in  die  gemeente ,  doch  zag  zich  fpoedig , 
door  de  bedreigingen  der  KathoUjken  ^  genoodzaakt, 

hem 
•  (*)  Men  zie  GREGOR.  NYSSEN.  //;  Ennvm,  Liir.  I. 
pag.  292.  fqq.  Tam.  II.  Opp.  athanas.  de   Sijnodis  pag, 

720,    753.    EPIFAN.     HdE".    76.     pag.    912.    SOCRAT.     Hist, 

Eccles.    II.  35.  sozoM.   IlI.   15.  theodoret.    liiit.  Re- 
des. II.  24,  27. 
.  IV.  Deel.  X 


3i^  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       hem  dït  ambt  weder  te  ontnemen.    Naderhand  bc- 

BoEK      l^lecdde  hij,  volgends  epifanius,  dit  ambt  te  Alex- 

Hoofdfl:.  ^n(i}"i'è -,  alwaar  Iiij  kennis  i-creeg  aan  eunomius  ,  die 

na  C  G.  zijn  leerling  en  aanhanger,  en  met    hem  het  hoofd 

"tot   ixi^'x   '^'^^   eigenlijke   oF  zuivere   Aridnen   werd.      Aëxius 

.  leefde,  onder  afwisfelende    lotgevallen,  tot    omtrent 

het  jaar  370.  Als  een  gevolg  van  de  Ari'danfche 
ftelling,  dat  de  Zoon  van  God  een  fchepzel  zij, 
leerde  hij  onbclchroomd ,  dat  hij  zijnen  Vader  onge- 
lijk is  5  ( civofAotof  , )  en  dat  klj'  niet  dezelfde  God- 
heid met  den  Vader  heeft. 
Bijzon-         Gelijk  de  aanhangers  van  actius    naar   hem    A'è' 

er  iet  en  fi^^j^^^     ^^  ^^^r^y.  ];nj]ii-,e  \qqyq.  Anomoe'èn ,  zoo  worden 
nopens  '  ' 

EUNOMi-   zij  naar  zijnen    leerling  eunomius  Eunojnianen  ge- 

^^'  noemd.     Deze  eunoiaiius  was  een  Kappadociër  ^   en 

kwam,  op  den  roem  van  actius,  te  Alexandri'è , 
omtrent  het  jaar  356.  Deszelfs  leerhng  en  ijverig 
verdediger  geworden,  kreeg  hij  door  toedoen  van 
éezQ  partij,  in  het  jaar  360,  het  Bisdom  van  Cyzi' 
ciis  ,  in  I^Iy/lë ,  een  landfchap  van  Klein  -  A/ië. 
Doch,  wegens  zijne  gevoelens,  werd  hij  afgezet, 
en  was,  geduurcnde  zijn  overige  leven,  tot  het  Jaar 
^02,  aan  vele  wederwaardigheden  blootgefteld.  De 
Gefchicdfchrijver  filosïorgius  ,  die  hem  in  zijn 
jeugd  gekend  had  ,  en  de  partij  der  Eunomianen 
was  toegedaan ,  heeft  zijn  leven  befchreven ,  welk 
verloren  is  geraakt ,  maar  hij  geeft  ons ,  in  zijne  Kerk- 
Gclchiedenis  ,  veelvuldige  berichten  van  hem,  en 
prijst  hem  wegens  zijne  geleerdheid,  duidlijkheid  en 
bondigheid  van  leerwijze.  De  Katholijken  ,  integen- 
deel ,   ontzeggen   hem  niet  alleen  alle  geleerdheid , 

maar 


GESCHIEDENIS.  323 

maar  fclirijven  hem  ook  vele  lasterlijke  gevoelens  en     ut 
ondeugden   toe:    Dus  verzekeit   augustinus   (*),    ^^^^ 
op  een  bloot  gcruclit,   dat  hij  geleerd  zal  hebben,  Hoofdft» 
dat  men  zich  vrljlljk   aan  alle  zonden   kon   overge-  "^  C.  G» 
ven ,  indien  men  flcchts  zijn  geloof  volgde  (f).         ^'^j  ^63! 


EuNOMius    hecfr  het   een  en  ander    gefchrevcn. 

riLOSTORGius  achtte  zijne  Brieven  zeer  hoog,  hoe- ^V"^r. 

° '  fchriften 

u'cl  FOTius  (§)  oordeelt,   dat  hij  niet  eens  de  re- en  ge- 

gclcn  toont  te  kennen  ,  welke  in  het  fchrijvcn  van  'oofsbe- 

Brievcn  behoorcn  in  acht  genomen  te  worden.   Ook 

fchreef  hij  eene  Uitlegging  van  den   Brief  aan   de 

Romeinen.     Wij    hebben  enkel  twee   opllcllen  van 

hem  overig,  zijne  Verklaring  des    Geloofs ,    of  Ge- 

hofsbelijdenis ^  (  E^cS-str/f  TTis's-wf ,)  welke  hij,  op  bevel 

van  Keizer   theodosius,  in    het   jaar  383,   heeft 

moeten  overleveren  (**) ,  en  welke  door  gregorius 

van  ^\^'.^/?7  wederlegd  is,  en  zijne  Verantwoording^ 

(A::-oAoyyfiiKOfy^  waar    tegen    basilius   de    Groote 

ge- 

(*)  De  ILcres.  Cap.  54. 

(t)  Behalven  de  oude  Schrijvers  filostorgius  » 
GREGORIUS  van  Nysfa,  die  opzetlijk  tegen  eunomius  ge- 
fchrevcn heeft ,  niëRONYMUs ,  epifanius  ,  socrates  ,  so- 
ZoMENUS,  en  TiiEODORETus ,  Iczc  men  over  eunomius  j 
JAC.  BAS  NA  GE,  ytmmadvevfioues  circa  Eunominni  et  e  jus 
fcripta^  In  Tlïes.  Monv.m.  Ecclefiaft.  et  Historie,  Tom.  I, 
pag.  172.  fqq.  ook  met  ophelderingen  geplaatst  in  vogt 
Biblioth.  H(ercsiol.  Tom.  I.  pag.  485.  fqq.  en  FABRICIUS 
Biblioth.  Gr.  Vol.  YIII.  Qnp.  23.  pag.  248.  fqq. 

(§)  Biblioth.  Cod.  138. 

(**)   SOCRATES    V^    lO.   SOZOMEN.   VIL    12. 

X  ü 


5a4  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

m  gefchreven  heeft.  In  zijne  geloofsbelijdenis ,  vcr- 
^^^^  klaart  eunomius,  eerst  en  vooral,  te  geloven  in 
Hoofdfl:.  den  een! gen  waar  en  God,  die  dit  in  natuur  en  heer- 
"^  ^- ^*  lijkheid  is;  die  zonder  bcojn  ,  eeuwiff  alleen,  niet 
tot  363!  S^'^^'^ld  in  zijn  wezen,  nocli  veranderlijk,  ook  niei 
— — —  m'f  één  wezen  in  drie  pevfonen  gevormd  is;  ook 
die  gecnen  deelgenoot  in  Godheid  en  heerlijkheid, 
geenen  deelnemer  in  zijne  magt,  en  geenen  mede- 
regent heeft.  Na  eenige  andere  gewoone  bepalin- 
gen omtrent  den  hoogden  God  ,  vervolgt  euno- 
mius: ,,  Wij  gelooven  ook  in  den  Zoon  van  God, 
„  den  eeniggeborenen  God ,  den  eerstgeborenen 
5,  onder  alle  Schepzelen ,  ciiristus  ,  den  n-aaren 
j.  God,  die  vóór  alle  Schepzelen  gegenereerd  en  niet 
.  „  ongefchapen  is;  het  begin  der  wegen  en  werken 
5,  Gods ;  het  woord ,  dat  in  het  begin  was  ,  en 
„  niet  zonder  begin  is.  Als  Zoon  van  God  be- 
,,  ziclt  hij  de  levenden,  en  wekt  de  dooden  ten 
j,  leven  op.  Hij  is  door  de  goedheid  en  magt  des 
5,  Vaders  gegenereerd  geworden ;  innar  deelt  noch 
5,  met  den  genen,  <lie  hem  deze  iv aardigheid  mede- 
,,  gedeeld  heeft ,  noch  met  iemand  anders,  het  we- 
5,  zen  en  het  rijk  des  Vaders.  Dan,  hij  is,  door 
„  d€  generatie  Jieerlijk,  en  de  Heer  der  heerlijk- 
,,  hei<l  geworden.  Mij  heeft  van  den  Vader  de 
„  heerlijkheid  ontvangen  ;  maar  neemt  geen  deel 
„  aan  deszelfs  heerlijkheid,  dewijl  deze,  volgends 
,,  de  Profceten,  aan  geenen  anderen  kan  gegeven 
,,  worden.  Hij  is  daar  door,  dat  hij  Zoon  is, 
„  en  dat  hij,  als  de  ^eerstgeborene  ,  geboren  is, 
5,  God  geworden.    Hij  is  een  Middelaar  in  de  lee- 

„  re. 


GESCHIEDENIS.  325 

5,  re,  en  een  Middelaar  in  wetten;   alleen  den  Fa-     III 
„  der   gelijk  ,    naar    eene   uitmuntende  gelijkheide     ^^\u 
5,  en  in  cenen  geheel  bijzonderen   zin.     Mij   is  hem  Hoofdft. 
,,  p-eliik ^  ffcUik.  dit   een  Zoon  aan   den   Vader  is,'"^-^' 
„  dewijl  hij  het  Beeld  en   zegel  van   alle  werking  ^qj   263! 
„  en  magt  des  Faders  ^  het  zegel  van  alle  deszclfs  ■» 

5,  werken  ,  woorden  ,  en  raadflagen  is.  Hier  op 
nog  het  één  en  ander  van  de  waardigheid,  vermo- 
gen ,  en  handelingen  des  Zoons  van  God  gezegd 
hebbende,  vervolgt  euno.^iius:  „  Na  hem  gelo- 
5,  ven  wij  in  den  Leeraar,  (f<r  tov  7roi^cx,K\yirov ,^ 
,,  den  geest  der  waarheid  ^  die  van  den  Eerst ge^ 
5,  horenen  gemaakt  e  en  aan  hem  ten  eenemale  on~ 
,,  derworpen  is.  Hij  wordt  niet  na  den  Vader, 
„  noch  met  denzek'en  geteld :  want  daar  is  maar 
„  één  eenig  Vader,  God  boven  alles.  Hij  wordt 
5,  ook  den  Zoon  niet  gelijk  geacht',  want  deze  is 
„  eeniggeboren ,  en  heeft  geenen  met  hem  te  gelijk 
5,  gegenereerden  Broeder.  Doch ,  hij  wordt  ook 
„  met  gecne  andere  dingen  vergeleken;  maar  over- 
5,  treft  alle  door  den  Zoon  gemaakte  werken  in  ge- 
5,  boorte  en  natuur,  heerlijkheid  en  kennis,  als  des- 
,,  zelfs  eerfte,  fchoonde,  en  voortreflijkfte  werli, 
5,  hij  is  ook  zelf  de  eenige,  en  werkt  alles  naar 
„  het  welbehagen  des  Zoons."  Vervolgends  wordt 
breedvoeriger  verklaard ;  dat  deze  werkingen  des 
Heiligen  Geestes  hoofdzaaklijk  het  leeren  of  onder- 
wijzen en  de  werkzaamheden  der  Godzaligheid  be- 
trcilèn.  Eindelijk  belijdt  eunomius  nog  zijn  geloof 
aan  eene  Op/landing  ,  die  door  den  Verlos fer  ge- 
fchieden  zal^  der  'zelfde  ligehamen,  die  ontbonden 
X  3  zijn, 


306  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       zijn,  en  met  derzelver  eigene  deelcn  en  ledenmaten; 
®°^'^      insgelijks    aan     een     toekomend    algemeen     OordeeU 
Jloofdft.  Brecder  wordt  dit  alles  door  hem   voorgedragen,  in 
na  C.  G.  2ijiie  verantwoording,  die,   volgends  p^otius   (*), 
tot   -x^-i  ^^^  ^y"'^  aanhangers   geheim   gehouden   werd  (f). 
•'^■« —    Deze     Verantwoording    werd    door    basilius    den 
Groot  en  ^  met  vele  fcherpzinnigheid,  wedericgd;  doch 
hier    tegen    verdedigde  eunomius    zicli ,    op    zijne 
beurt,  in  een  ander  gcfchrift,  hetwelk   hij  Verdedi- 
ging zijner  Verdediging   noemde,    en    hetwelk,   in^ 
dien  wij    filosïor.gius    (§)    geloven,    easilius  , 
reeds   bij  het  lezen  van   het   cerlle  Bock,  zoodanig 
trof,  dat  het  hem  het   leven  kostte.      Dit  verklaart 
roTius  (**},  voor  eene  onwaarheid,   dewijl  euno- 
3M1US  dit  gefehrift   eerst  na   de  dood  van   basilius 
uitgegeven  zal  hebben.    'Het  is  niet   meer  voorhan- 
den, maar  door  gregorius  van  Nysfa   wederlegd, 
bij  wicn  men  nog  eenige  plaatzen  uit  hetzelve    aan- 
treft,   uit  welke   blijkt,   hoe   veel  woordentwist  en 
verwarring  doorgaands  in  deze  verfchillen   heeft  ge- 
lieerscht.    Dus  ziet  men,  dat  eunomius  het  woord 
Wezen  ,   (  itciot ,  )    dikwijls    op   dezelfde  wijze    ge- 
bruikt, als  het    woord  Perfoon^   (O/T-as-ao-*?,)   waar 
■uit  ligtelijk  is  op  te  maken,   hoe  veel  'er  over  de 
bewoordingen  ofAoacnoff    en  oiAomurto?  voor  en   tegen 

kon 

('^  Biblioth.  Cod.  137. 

(t)  Deze  verantwoording  is  het  eerst  door  fabricius 
\jitgegeven  Biblioth.  Gnec.  l.  c.  pag.  %(>l,  fqq^ 
(f)  Biit.  Eccles.  VIII.  12, 
(**)  Biblioth.  Cod.  138. 


G  E  S  C  PI  I  E  D  E  N  I  S.  327 

kon  gcflredcn  worden.     Men  verhaalt  nog  van   eu-     III 
NO.Mius,  dat  hij  het  eerst,  bij  den  doop,   den  doo-    ^2f^ 
peling  flechts  éénmaal  zal  hebben   befi^rcngd  of  in-  Hoofdft. 
gedompeld,  in  plaats  van  de  indompeling,  naar  de  "^  C. G. 
aloude  gewoonte,  driemaal  te  herhalen  (*).     Tweedot   ^6"'. 
van  zijne  aanhangers ,  tiieofronius  en   eutyciiius  — — — 
ondernamen ,  in  den  dood  van   Christus   te    doo- 
pen  CDï  ook  voerden  zij  een  nieuw  Doopsfonmi- 
licr  in ,  doopende  ( § )  in  den  naam  van  den  onge- 
fchapen  God;  in  den  naam  van  den gefchapen  Zoon; 
en  in  den  naam  van  den  Heiligenden  ^  van  den  ge~ 
fchapen    Zoon     gefchapen    Geest  ^    of  in   den   naam 
van  den  Wereldfchepper ,  die  de  P^ader   des   Eenig- 
gehorenen ,  maar  ook  God  is  (**).     Zij  gingen  zelfs 
zoo  ver,  dat  zij  de  genen  herdoopten,   die  van   de 
andere  gezindheden  tot  hen  overkwamen.     Zij  droe- 
gen   ook   den  naam  van  Exukontiünen ^   (^01  g|  vjc 
ov\cüv^')   omdat  zij  leerden,   dat  de  Zoon  van   God 
gefchapen  is  uit  niet ,   of  uit  de   dingen ,  die  niet 
zijn    (ft).       Eenen    anderen    bijna    gelijkluidenden 
naam  van  Exoki'ónitcn  hadden  zij  van   e  éne   hunner 
vergadei*plaatzen  te  Konftantinopolen  (§§}.. 

(*)  sozo:\iEN.  Hi^t.  Ecdcs.  VI.  26.  theodoret.  H^e- 
ret.  FahuL  IV.  3. 

(  +  )  Dezelfden.  Voeg  'er  bij  socrat.  V.  24.  filost.  X.  4. 

(5)  EPIFAN.  Rjv.  '6.  T.  I.  p.  c)<)2.  ed.  Petav.  Colon. 

(**)  GREGOR.  Nysf.  advers.  Eiinom.  Tom.  II.  Opp^ 
fag.  706. 

Ctt)  TIIEODORETUS    Hist.   Eccks.   I.    4. 

(§§)  Idem  H.evet.  Fab,  IV.  3. 
X4 


3a8  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  Bchalvcn  deze  twee  hoofdpartijën  onder  de  Aria- 

DOEK      figfi^  ^Q   zuivere  en   halve  Aridnen  ,    was   'er  nog 

Hoofdft.  ^"^"^    derde  ,    die  zich   Akacianen  noemden  ,    naar 

na  C.  G.  AKACius,  van  wien  boven  (^Bladz.  283.)  gefproken 

tot  ^6^'  ^^*    -^^^^  droeg   een  lecrftelzel  voor,    hetwelk   van 

het  Katholijke  en   Ariiianfche  beide   onderfchciden , 

Akncia-    ^^  tevens  vrij  onbepaald  was,    van  eene  gelijkheid 

des  Vaders  en   des   Zoons   met   malkanderen  ,    doch 

gelijk  AKACIUS  zelf  zeer    onzeker  was ,    en   telkens 

van  partij  vervvisfelde ,  zoo  hield  zijn  aanhang  ook 

niet  lang  ftand  (*). 

Pogingen      In   dezen    tijd    kwam   de   Keizer    konstantius, 

om  den     jn  het  jaar  357,  te  Rome  ^  alwaar  de   gemeente  we- 

fchenBis-  S^"^  ^^  ballingfchap   van    haren  Bisfchop  liherius 

fchopLi-  zeer   misnoegd    was.     De    Romeinfchc  Mevrouwen 

h^^fTw    '^'^^^  baden  den  Keizer,    hem    aan   zijne  gemeente 

tekrij-      weder  te  fchenken.     's  Keizers   andvvoord   was,    dat 

ê^"'         de  door  hem  aangeftelde  Bisichop ,  felix  ,  bekwaxim 

genoeg  tot  zijn  ambt  was.    Doch  vernemende,   dat 

de'  Romeinen  in  geene    kerk  kwamen ,  waar  felix 

zich  bevond ,   verklaarde   zich  de    Keizer ,    dat   hij 

toeftond ,  dat  liberius  te   rug    komen ,  en  te  gelijk 

met  felix,  de  gemeente  zou  befluiiren.     Dit  bevel, 

in  de  Renbaan  afgelezen  wordende ,  werd  van  het  volk 

uitgejouwd.    „  Heel  billijk!"  riep  men:    „  Zoo  als 

„  'er  twee  partijen  in  de  Renbaan  zijn ,  die  zich  door 

„  hunne  kleuren  onderfchciden ,  zoo  zal  ook  elke  Bis- 

„  fchop   aan   het  hoofd  van   ée'ne  derzelven  kunnen 

„  wezen."  Een  eenparig  gcfchreeuw  volgde  hier  op : 

„Eca 
(*)  soCRATEs  Hiit.  Bedes.  II,  4Q, 


GESCHIEDENIS.  329 

„EdiiGod,  één  Christus!  écii  Bisfchop  (*)!"  fom-     III 

migc  Sclirijvers   (f)   voegen  'er   bij;   dat  oproerige    ^j^j^ 

bewegingen,  die  zelfs  van  moorden  verzeld  gingen,  Hoofdd. 

de  herroeping  van    liberius  bevorderden,   evenwel  "^  ^^  ^* 

onder  deze  voonvaarde  van  's  Keizers  zijde ,  dat  hij  ^oj  253] 

gemcenfchap  zou  houden  met  de  Arianen.  ■ 

In  dit   zelfde  jaar  357   liet   de   Keizer   op  nieuw  Nieuwe 
..    ,  ,    .      ' "        o-      •         1  ••••     1  Kerkver- 

eene    Kerkvergadcnng     te    öirmium    bijeenkomen  ,  ,Tj,tici.i,ig 

welke  wel  hoofdzaakltjk  tegen  fotinus  gericht  was ,  te  Sinni- 
maar  op  welke  de  Ari'dnen  te  gelijk  van  hunne  "^^* 
meerderheid  gebruik  maakten,  om  hunne  partij  te 
verflerken.  Deze  Kerkvergadering  ontwierp  cene 
nieuwe  geloofsbelijdenis  (§j,  waar  in,  ten  opzich- 
te der  betwiste  leerfiiukken ,  bepaald  werd,  dat  men 
geem  van  de  heiden  in  gefchil  ftaande  uitdrukkin- 
gen ,  gelijkwezens  of  eenswezens ,  (  ó/AciHTiof  en  oiaoh- 
cios , )  behoorde  te  gebruiken ,  dewijl  zij  niet  in  de 
H.  Schrift  gevonden  worden ,  en  het  de  menschlijke 
vvetenfchap  te  boven  gaat,  de  geboorte  des  Zoons 
te  verklaren  —  Het  kon  toch  niet  in  twijfel  getrok- 
ken worden,  dat  de  Vader ^  in  eere,  heerlijkheid, 
waardigheid  en  majeftcit ,  grooier  is  dan  de  Zoon , 

ge- 

^*)   THEODORET.   TI.    ÏJ. 

(t)  suLPic.    sEVER.    Hist.   Sacr.    II.    39.    sozomen. 
Hist.  Eccles.  IV.    11,  15. 

(?)  Men  vindt  dezelve  in  het  Latijn ,  wanr  in  zij 
is  opgefteld ,  bij  hilarius  de  Sijmdis  pag.  1156.  ed. 
Bened.  en  in  het  Grieksch  vertaald  bij  athanasius  de 
Sijn,  Arimin.  et  Sclcuc.  Tom.  I.  P.  IJ.  pag,  -44.  en 
fiocRATES  Hist.  Eccles.  II.  30. 
X5 


SS»?:, 


K  E  R   K  E   L   IJ  K   E 


ÏII 

BOEK 
III 

Hoofdft. 
na  C.  G. 

Jaar  337- 
tot    363. 


Derzcl- 
vcr  ge- 
loofsbe- 
lijdenis 
ook  door 

HOSIüS 

getekend- 


gelijk  deze,  uitdniklijk ,  getuigd  heeft.  Beiden  ma- 
ken twee  Perfonen  uit ,  en  de  Zoon  is  aan  den  Va- 
der ^  met  alles,  wat  deze  aan  den  Zoon  onderwor- 
pen heeft,  onderworpen.  Hij  heeft  van  de  Maagd 
MARIA  den  mensch  aangenomen ,  en  door  denzelven 
geleden ,  (^per  quem  cowpasfus  est , )  eene  uitdruk- 
king ,  welke  de  KathoUjken  zoo  verklaarden ,  als  of 
men  daar  mede  had  willen  te  kennen  geven,  dat  de 
Godlijke  natuur  zelve  had  kunnen  lijden ,  of  dat  men 
dezelve  met  de  menschlijke  vermengd  had.  Eindelijk , 
befloot  deze  belijdenis,  dat  de  Heilige  Geest  door 
den  Zoon  is. 

In  deze  geloofsbelijdenis,  welke  door  potamius, 
Bisfchop  van  Ulysfippo ,  ( Lisfahon , )  was  ontwor- 
pen, waren  de  Aridanfche  leerftellingen  zoo  ge- 
vernist, dat  men,  met  alle  fchijnbaarhcid ,  kon  ver- 
gen ,  dat  allen ,  ook  de  KathoUjken ,  dezelve  be- 
hoorden te  onderfchrijven ,  waar  toe  ook  konstan- 
Tius ,  die  zelf  bij  de  Kerkvergadering  fchijnt  tegen- 
woordig geweest  te  zijn  ,  zijn  gezag  aanwendde, 
waarom  wij  ons  niet  behoeven  te  verwonderen,  dat, 
in  de  daad ,  vele  KathoUjken  zich  tot  deze  onderte- 
kening hebben  laten  bewegen.  Onder  dezen  was 
zelfs  de  vermaarde  hosius,  gewezen  Voorzitter  op 
de  Kerkvergadering  van  Nice'ó ,  een  man  ,  thans 
bijna  honderd  jaren  oud.  De  Katholijke  Schrijvers, 
nemen  dit  den  ouden  man  zeer  kwalijk,  hilari- 
us  ( * )  noemt  hem  eenen  huichelaar ,  en  befchul- 
digt  hem  zelfs,   als    medeöpfteller  der  geloofsbelij- 

de- 

(^0   ^-   '■•  P^S'    11^6.  fqq. 


GESCHIEDENIS.  331 

denis.    ATHANASius  (*)  en  sozoimenus  (f)  ver-     Hl 
halen ,   dat  deze  voorheen  ijverige  tegcnffcander  der    ^J^'j*^ 
bruinen ,  door  geweld ,  tot  dezen  flap  gebragt  zij ;  Hoofdft. 
hij  werd,  zegt  atiiaxasius,  door  den  Keizer,  een  "^  C.  G. 
geheel  jaar  lang ,   te   Sirmitim  opgehouden  ,  als   in  ^'^j  ^^^C] 

ballingfchap ,  tot  dat  hij  zich  naar  deszelfs  zin  voeg- 

de.  EPiFANius  (,§)  wil,  dat  de  Bisfchop  door  be- 
drog misleid  is  geworden;  waaifchijnlijk  heeft  hij 
gedacht ,  dat  de  beide  uitdrukkingen ,  éénswezem 
en  gelijkwezens ^  over  welke  zoo  lang  getwist  was, 
ter  zijde  gefield ,  en  vredeshalven  konden  vervvori^en 
worden.  In  het  volgende  jaar  358  echter ,  kort 
vóór  zijne  dood ,  betuigde  hij ,  dat  hem  geweld 
was  aangedaan,  en  dat  iiij  de  Ari'danfche  Ketterij 
bleef  veröordeelen   (**). 

De  Bisfchop  van  Rome ^  liberius,  werd  insge- Endoor 
lijks  overgehaald ,  om  deze  geloofsbelijdenis  aan  te  liberius.' 
nemen.  Hij  had  nu  twee  jaren  in  ballingfchap  ge- 
leefd; twee  geestelijken,  door  hem  met  eenen  Brief 
aan  den  Keizer  gezonden,  waren  insgelijks  in  bal- 
lingfchap verwezen,  en  zelfs  gegeesfeld;  thans  be- 
gon hij  te  vreezen,  dat  zijn  leven  gevaar  liep;  door 
dit  alles ,  en  genoopt  door  zijn  verlangen ,  om  in  zijn 
Bisdom  herfteld  te  worden,   werd  zijne  (landvastig- 

heid 

(*)  Hiit.  Arimu  ad  MouacJios  pag.  372.  /Jpol.  coii- 
tra  Arian.  pag.    205. 

(t)  HiU.  Eccles.  IV.   12. 

(5)  Heer.  73.   Cap.    14. 

Q*)  Men  zie  van  hosius  meer  berichten  bij  tille- 
IfiONT  Memoir.  Tom,  VII.  pag.  300-321.  Parys  1706.4» 


332  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       beid  aan  het  wankelen  gebracht  (*).    f  lij  onderte- 

^^il'^     kende  dan  de   gcirxelde   geloofsbelijdenis  van  Siriiii- 

Iloofdft.  «w,   en    verbrak    de    Kerkelijke    gemeenfchap    met 

ïia  C.  G.  ^THANASius.     Dit   aan  den   Keizer   gefchreven,  en 

tot  -ö-^!  S^c"  antwoord  bekomen  hebbende,   fchreef  hij   aan 

— de   Oosterfchc  Bisfchoppen ,    hun    betuigende ,    dat 

hij  zich  de  zaak  van  athanasius  alleen  uit  ach- 
ting jegens  het  oordeel  van  zijnen  voorzaat  julius 
had  aangetrokken;  maar  dat  hij,  zoo  dra  het  God 
behaagde,  hem  te  laten  erkennen,  hoe  rechtvaardig 
zij  denzelvcn  hadden  veroordeeld ,  hun  was  toege- 
vallen ,  en  dat  hij  voortaan  volflrelct  geene  gemeen- 
fchap met  hem  wilde  onderhouden.  Dat  hij  voort;; 
hunne  Katholijke  geloofsbelijdenis  van  Sirmium  vol- 
komen aannam ,  en  hunne  Heiligheid ,  uit  hoofde 
van  deze  overëenftemming ,  verzocht ,  dat  zij  hem , 
door  hunne  gcmeenfchappelijke  pogingen  ,  weder 
aan  zijn  Bisdom  wilden  helpen,  hilarius  (f), 
die  ons  dezen  Brief  bewaard  heeft,  kan  zich  niet 
bedwingen,  wegens  denzelvcn  het  Banvonnis  uit  te 
roepen  over  liberius.  Nog  nadruklijker  verzocht 
LiBERius  de  Hof  -  Bisfchoppen  ursacius,  valens 
en  GERMixius,  om  hunne  bemiddeling,  zijne  ge- 
meenfchap met  de  Arianen  bekrachtigende,  en  God 

tot 

(*)  ATHANASIUS  Apol.  contra  Aiian.  png.  C04.  Hht, 
Arian.  ad  Munaclios  pag.  3Ó8. 

(•f)  Fragment.  VI.  pag.  11 35.  fqq.  zijne  woorden 
zijn:  HcEc  a^t  pcrficfia  ariana;  Anathema  tihi  a  me  dk- 
tum  Liberi !  et  fociis  tuis,  itcnini  tlbi  anathema .^  ei 
tertio,  prieraricator  Liberi! 


GESCHIEDENIS.  333 

tot  getuigen  aanroepende,   dat    hij    enkel  uit   liefde     IIÏ 
tot  vrede  en  eenighoid ,  welke  boven  den  Maiteldood    ^^^-^ 
te  achten  zijn ,  aan  hen  fchreef.    Eindelijk  verzocht  Hoofdfl* 
liij   ook   viNCENTius ,   Bisfchop  van   Kapua ,   door  "^  C.  G* 
cenen  Brief,  dat  hij,   met    de   overige  Bisfchoppen  [^^  t^^* 

van   Kampanië^  voordellen    ten  zijnen  behoeve  bij ■ 

den  Keizer  wilde  doen;  hij  had  zijnen  pligt  jegens 
God  betracht ,  die  ook  tusfchen  hem  en  hen  richtef 
zou  wezen,  indien  zij  hem,  in  zijne  ballingfchap, 
wilden  laten  omkomen.  Door  de  pogingen  van  zoo 
vele  Bisfchoppen ,  volgde  dan ,  in  het  begin  van  het 
jaar  35f>,  de  hcrftelling  van  liberius  in  zijn  Bis- 
dom ,  alwaar  hij  echter ,  uit  hoofde  van  dit  zijn  ge- 
drag, de  gemoederen  van  velen  van  zich  afkcerig 
vond,  waar  uit  zelfs  oproeren  ontflonden  (*)  , 
welke  naderhand  echter  bedaarden,  toen  liberius 
zijnen  ouden  ijver  tegen  de  Arianen^  bij  de  vei-an- 
dering  der  tijdsömftandigheden ,  hernam.  Voof  eenen 
onzijdigen  onderzoeker  der  waarheid,  is  het  weinig 
belangrijk,  hoe  een  enkel  Bisfchop  zich,  bij  zoo- 
danige gelegenheid ,  gedragen  hebbe ,  maar  dewijl  het 
niet  wel  met  de  grondftelÜngcn  der  Roomfche  Kerk 
kan  vereffend  worden,  dat  een  Bisfchop  van  Rome 
zou  dwalen  in  de  leere,  en  Kerkelijke  gcmeenfchap 
oefenen  met  Ketters,  die  met  de  KathoUjken  ver- 
brekende, behoeft  men  zich  niet  te  verwonderen, 
dat  de  Kardinaal  baroniüs  ,  en  andere  Roomfche 
Schrijvers  na  hem,  hun  best  gedaan  hebben,  om, 
of  dit  geval  te  loochenen ,    of  in  een  ander  licht  te 

plaat- 
-    (*)  sozOiMEN.  m$t.  Eccles.  IV.  15. 


334  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       plautzen,    of  lieerius  te  ontfchiildigcn.     Wij  ziii= 
BOEK      leu  (jjiji^.  j;,iets  i-^QQi'  yj^,-f  zefföen»     Ilct  is   voor  den 
Hl 
Hoofdfl.  getrouwen  Gefchicdlchrijver  genoeg,  het  gene  daad- 
na  C.  G.  lijk    gebeurd  is  ,  en   op   onwraakbare  getuigenisfcn 

jaar  337.  ^g^j^^     verhaald   te   hebben.     Trouwens ,    behalven 

tot   363-  '  ' 

— ..         de  gelijktijdige    Schrijvers,   athanasius,   en   hila- 

Rius ,  boven  bijgebracht ,  komt   nog   het  getuigenis 
van  HiëRONYMUS  ('•'),  dat  liberius  zich   met   de 
Arianen  in  de  leere  en   KerkeÜjke   gemeenfchap   te- 
gen   ATHANASIUS    vcrëcnigd    heeft.       kiüronymus 
voegt  'er  nog    deze  bijzonderheid  bij,   dat    fortu^ 
NATIANUS  ,  Bisfchop  vau  Aquileja ,  het  eerst  libe- 
rius tot  wankelen  gebracht,  en  tot  het  onder fchrij^ 
vèn  der  Ketterij  bewogen  heeft  (f). 
Woelin-        ^'^  verfcliillen  tusfchen  de  echte  en  halve  Ari'dnen 
gen  van     berstten  ondeitusfchen  in  volle  vlam  uit;    waar  toe 
Bislchon  '^^  woelingen  van  eudoxius  veel   toebrachten.    De- 
van  And-  ze  was ,  zedert  het  jaar  341 ,  Bisfchop  van  Germa- 
ochic.      iiicia'vA  Syrië  ^  die  zich  ,  op  alle  Kerkvergaderingen , 
zeer  ijverig  voor  de  Aridanfche  gevoelens  verklaard 
had.     Hij  beweerde  met  zijnen  leermeester   aütius, 
dat   de   Zoon   van    God   van  een  ander   -wezen   is  ^ 
dan  de  Fader  (  §  ) ,  en  uit  eenige  overgeblevene  Huk- 
ken van  zijne  Verhandeling  over  de  Menschwording 
van  CHRISTUS  (=^*) ,  ziet  men ,  dat  hij   ook  geleerd 

heeft , 

(*)  Z)^  viris  flhiflribns  Cap.  97. 
(f)  IVÏcn  zie  r.recr  bij  venema  Iliit.  Eccles.  Tom,  IV« 
pag.  181.  scuRÖcK  K.  G.  Th.  IV.  S.  138./. 
(§)  FiLOSTORG.  Hist.  Eccles.  IV.  4. 
(**)  In  LEOKTii  Bijzant.  Lihr.  de   SS,  qiue  Patrihut 

ah 


\i 


GESCHIEDENIS.  335 

ïicett,    (!at  de   GociUjkc    Natuur   bij   ciiristus    de      lil 

plaats  dor  nicnsclilijkc  ziel   vervangen   heeft.     Vol-    ^^^^ 

gcnds  sozoMENus  (*)  was  hij  een  geleerd  en  wel- HoofdfL 

Tprekcnd    man  ,    maar  de  KathoUiken  brengen  veel  "'''  ^*  ^• 

T*^"!"  337» 
teil  zijnen  laste  in ,    bij    voorbeeld ,   dat  hij ,   na   de  [^^   \^^^ 

dood   van    leontius  ,    ArwanfcJien  liisfcliop    van  ■ 

Anti'óchië^  zich  in  het  jaar  357  in  dien  post  heeft 
ingedrongen,  zelfs  zonder  goedkeuring  van  den  Kei- 
zer af  te  wachten ,  en  de  Katholijken  in  die  ftad 
hevig  vervolgd  en  uit  de  llad  gejaagd  heeft.  Hier 
verüenigden  zich  aütius  en  EUNOiMics  met  hem; 
waar  na  hij  met  akacius  ,  en  anderen ,  in  het  jaar 
358  te  Ant'dchi'é  eene  vergadering  hield,  waar  op 
zij  de  fpreckwijzen  eenswezens  en  gelijkwezens  vol- 
ftrekt  verwierpen  (f). 

Tegen    deze    maatregelen   der  Anomoe'èn  ,  of  vol-  Kerkver- 

ftrekte  Arianen ,  verzetten    zich   de    halve   Ariünen  S^dering 
,     ,  ,-.1        ^  j  •  V,.  ^  der  Halve 

nadrukhjk.     Op  aandrmgen  van  georgius  ,  Bisfchop  Arianen 

van  Laodicea ,  befloten  zij  tot  eene  Kerkvcrgade-  ^^  Ancy- 
ring,  welke,  onder  voorzitting  van  basilius,  Bis- 
fchop van  Ancyra,  die,  gelijk  filostorgius  (§) 
verhaalt ,  zelf  op  het  Bisdom  van  Atitiöchi'è  vlamde , 
te  Ancya ,  in  het  begin  van  het  jaar  358 ,  door  twaalf 
Bisfchoppen  gcliouden  werd.  Deze  vergadering  ver- 
wierp de  geloofsbelijdenis  van  Sirmium  ,  verklaar- 
de 
ab  EiitycJiianis  fuppoftta  funt  püg.  1 1 1 1 .  Bihlioth.  PP. 
Tom.  IV.  P.  ir.  Paris.  1634. 

(*)  Wit.  Eccles.  III.  14. 

(t)  socRATES  Fist.   Eccles.    II.  37.   sozoM.   IV.    12, 

THEODORET.    II.   25.  (  § }    IV.  6, 


33^  K  E  R  K  E  L  rj  K  E 

IIÏ       de  zich  (*)  voor  de  gelijkheid  van    wezen    'm   detl 
^^^■^     Zoon    van  God  ,    en  (lelden    i8   Banvloeken  tegen 

Hoofdfl:.  even  zoo  vele  leeringen,  welke  zij  verwierpen  (f); 

iia  C.  G.  doch  te  gelijk  keurden  zij  ook  de  bewoording,  ge^ 

tot   36^*  ^h'k'^c^^'^^  ?  uitdriiklijk  af. 

•  Deze  vergadering  te  Ancyra  ecnigen  uit  hun  niid- 

i;    ,  ^      den  aan  den  Keizer  afgezonden  hebbende ,  om  zijne 
Kerkver-  .  9  j 

gadering  bevestiging  op  hunne  befluiten  te  bekomen,    vonden 

teSirmi-    jjjj  denzclven  zoo  veel  ingang,  dat  hij  de  Bisfchop- 
pen,  die  te  Sirmium   tegenwoordig    waren,    in  het 
jaar  358  weder  eene  Kerkvergadering,   de   derde    te 
Sirmium  ,  liet   houden ,  op  welke  deze  geloofsbelij- 
denis der  halve  Ariünen  van    Ancyra  werd   aange- 
nomen en  ondertekend,  ook  door  den  Bislchop  \an 
Rome  LiBERius  (5). 
De  Halve      Gelijk  elke  heerfchende  partij  onder  de  Christenen 
Ananea    ^^  onderliggende    telkens    vervolgde  ,    zoo    deeden 
gen  de      nu  ook  de  halve  Arianen.     AeTius  en   eudoxius  , 

,  ^"^*^     hoofden  der  Anomoe'èn  of  ftrenge   Arianen .    waren 
Ananeii.  , 

bijzonder    de   voorwerpen  van    hunnen  haat.    Hen 

bij  den  Keizer  befchuldigd  hebbende ,  als  mede  be- 
trokken in  de  oproerige  ondernemingen  van  den 
C(efar  gallus  (**)  ,  fchreef  konstantius  ,  die 
EUDOXIUS  reeds  in   het  Bisdom   van  Antiochië  had 

wil*. 

'C*)  ï"  cenen  brief  nan  de  uidieemfche  Bisfclioppen , 
bij  EPiFAN.  hier,  73.  Cap.  2. 

( t )  Twaalf  van  dezen  heeft  ihlarius  de  Sijnod.p.  1 158. 

(§)  mLARius   /.   c.  pag,    1194.   sozoM.    IV.    13.  so- 

CRAT.    II.   30. 

(**)   FILOSTORG.   IV.   8. 


GESCHIEDENIS.  337 

willen  bevestigen  (*),   thans  afin   de  gemeente  van     III 
Antiöchi'é,  dat  eudoxius  en  actius   die  flad  had-    ^^^"^ 
den    te   verlaten  ,    en   van    hunne    dwalingen   af  te  Hoofdfl. 
ftaan  ,   onder  bedreiging  van  zvvaare  (IrafFen.     Te-  "^  C.  G. 
vcns  verklaarde  hij  zich  voor  de  leere :  dat  de  Zoon  {^^  .53. 

van  God  aan    den   Fader  gelijk   is   in   wezen.     De • 

Halve  Arianen^  bijzonder  basilius  van  Ancya^ 
verdreven  hier  op  niet  alleen  de  gemelde  hoofden, 
maar  zelfs  nog  omtrent  70  Bisfchoppen  van  dien 
aanhang  met  geweld.  Hier  door  werden  velen  over- 
gchaald ,  om  de  Halve  Arianen  toe  te  vallen ,  en  on- 
der dezen  ook  iniacedonius  ,  Bisfchop  van  KonJIan- 
tinopolen^  die  tot  hier  toe  een  vriend  van  euno- 
r^iius  geweest  was  (f). 

Over  dezen    geweldigen   handel  beklaagden  zich  Alffemee-' 
eenige  Bisfchoppen  bij  den    Keizer ,  die   denzelven  "Lggjel 
zeer  euvel  opnam ,  en  terftond  de  gebannenen  terug  ring  in 
ontbood,  tevens  op  nieuw  bedacht  zijnde,  op   het  "^^^^^ 
zoo  vaak  vergeefs  beproefde  middel ,  om   den  vrede  Arimi- 
"der  Kerk  te  herflellen ,   door  het  houden   eener   al-  num  en^ 
gemeene   Kerkvergadering    (§).     Deze   vergadering    ^  ^^^'^* 
was  reeds  te  Nikomedië  befchreven,  toen   deze  flad 
door  eene  aardbeving  verwoest   werd.    Nu   gebood 
hij,  op  raad  van  basilius,  dat  de  Bisfchoppen  zich, 
in  het  jaar  359,  te  Nice'd  zouden  laten   vinden,  of 

hun- 

(*)  sozoM.  IV.  13. 

(t)   SOZOM.    IV.   24.   FILOSTORG.    /.  C.    Cap,   8,  9.    Eü- 

No^nus  ap.  GREGoR.  Nysfen.  Libr.  I,  in  Eunotn.  pag, 
289.  fqq.  Opp.  Tom.  II. 

C§)  FILOSTCRG.  /.   C.  Cap.    10. 

IV.  Deel.  Y 


g3«  K  E  R  K  E  L  IJ  ïv  E 

ni       hunne  Ouderlingen    en    Kerkendienaren    daar  heea 
BOEK     zouden  zenden,  en  dat  zij   hem  vei-volgends  de  be- 
Hoofdft.  fluiten  der  vergadering  zouden  laten  toekomen,  op- 
na  C.  G.  ^at  hij  kon  zien ,  of  die  volgends  de  leer  e  der  Hei' 
tot  ;^%\llgs  Schrift  waren  opgefteld.     Op  deze  wijze,  waar- 
^ lijk,  had  de  Keizer  zelf,  zonder  de  moeite  en  kos- 
ten eener  Kerkvergadering ,  kunnen  bepalen  ,  wat , 
volgends  zijn  oordeel ,  de  leere  des  Bijbels  ware  (*). 
Doch,  onver\'«ichts  verfchcen  een   Keizerlijk  bevel, 
dat  de  vergadering  zich  verdeden,  en   de   Wester- 
fehe    Bisfchoppen    te   Ariminum  ^    (thans   Rimint  ^ 
In  den  Kerkdijken   Staat , )  maar  de    Oosterfche  te 
Seleucië  in   Ifaurië ^   (thans    Karamani'ê ^^    zouden 
vergaderen.      De    Keizer   werd  hier  toe    bewogen, 
door  het  begrip,   dat  het  hem   ongelijk  meer  kos- 
ten, en  voor  de  Bisfchoppen   eene  moeilijker  reizc 
wezen  zou^  indien  zij   allen   op  ééne  plaast   famen 
kwamen. 
Vierde         Vooraf  echter  waren  de  beide  Ariaanfche  partijen 

Kerkver-  ^^  Sirmium  wakker  in   de   weer,    om  hunne   zaken 

gadenng  ' 

«eSirmi-   tegen  de  algemeene  of  oecumenifche  vergadering  te 

^^*         befchikken  en  hunne  partij  te   fierken.     markus, 

Bisfchop  van  Arethufa^    ontwierp  hier  eene  nieuwe 

geloofsbelijdenis  (  f )  ?  i"  welke  wel  eerst  van  den 

Zoon  van    God   gezegd  wordt  ,    dat   hij    God   uit 

God  is;   maar  'er  dan  ook  bijgevoegd,  den  Vader 

'  g«' 

(*)  ATHANAS.  de  Sijn.  pag.  716.  fqq.  sozoM.  IV.  i5. 
riLOSTORG.  IV.   10.  fqq. 

(t)  uiLAR.  Fragm.  XV.  pag.  1352.  athan.  de  Sijn, 
pag.  '^21.  SOCRAT.  II.  37.  SOZOM.  IV.   16. 


GESCHIEDENIS.  ^39 

gelijk^  naar  de  Schrift.     Op   last  van  den  Keizer     UI 
moest  dit  met  de  woorden  in  alles ^  (^Kxrot  ttxvIx')    bokk 
worden  aangevuld.     Verders   werd  vastgefteld ,    dat  Hoofdft» 
het   woord   wezen  ,   van   de  oiidfle   Leeriiaren   wel  -ia  C.  G» 
met  een  goed  oogmerk  («TraAxfe^oO  gebruikt,  maar  J^^  J^i 

door  het  volk  kwalijk  verllaan  ,    dewijl  het  in  de — 

Heilige  Schrift  niet  voorkomt,  wanneer  'er  vanden 
Vader  en  Zoon  gefproken  wordt,  in  deze  leere  vol- 
(Irekt  niet  meer  behoorde  gebruikt  te  worden.  De- 
ze geloofsbelijdenis  verklaarde  elke  partij  naar  hare 
denkwijze ,  alhoewel  de  Ha/ve  ^rianen ,  door  het 
gemelde  bijvoegzel  in  alles ,  ongetwijfeld  hunnen  zin 
hadden  gekregen. 

Inmiddels  kwamen  van  tijd  tot  tijd  meer  dan  400  Kerkver- 
Bisfchoppen  uit  de  Westerfche  Gemeenten ,  in  het  sad^ring 
jaar  359 ,  te  Ariminum  bij  één.  Onder  de  Katho-  num. 
lijken  was  restitutus  ,  Bisfchop  van  Kartkago  ^ 
de  voornaamde ,  gelijk  onder  de  Arianen ,  wier  ge- 
tal omtrent  80  beliep,  valens,  ursacius,  auxen- 
Tiüs,  en  GERMiNius.  De  Keizer  zorgde  ,  gelijk 
gewoonlijk,  voor  de  kosten  en  het  onderhoud  van 
allen;  doch  de  Gnllifche  en  Brittannifche  Bisfchop- 
pen  verkozen  op  eigene  kosten  te  leven.  Ingevolge 
's  Keizers  bevel,  dat  de  vergadering  alleen  over  het 
geloof  en  de  ecnigheid  der  kerk  zou  raadplegen, 
fielden  de  Arianen  voor,  dat  men,  met  ter  zijde- 
ftelling  van  alle  voorgaande  geloofsbelijdenisfen ,  die 
alleen  zou  behouden ,  welke  op  de  vierde  Kerkver* 
gadering  te  Sirmitim  onlangs  vastgefleld,  en  van 
den  Keizer  goedgekeurd  was.  Zij  voegden  'er  bij, 
dat  men  voortaan  niet  zoo  flipt  behoorde  te  onder- 
Y  a  zoe- 


340 


KERKELIJKE 


Denfge- 
vaardig- 
den  dezer 
Kerkver- 
gadering 
onderte- 
kenen 
-eene  Ari- 
annfche 
geloofs- 
belijde- 
nis* 


zoeken ,  wat  ieder  geloofde ,  opdat  'er  geene  nieuwe 
twisten  ontftaan  mogten.  De  kerk  behoorde  niet 
ontrust  te  worden  om  een  paar  woorden,  welke 
men  in  de  Heilige  Schrift  vergeefs  zocht.  Daar 
tegen  brachten  vele  Bisfchoppen  in,  dat  men  geene 
nieuwe  geloofsbelijdenis  nodig  had,  dat  zij  geko- 
men waren,  om  alle  nieuwigheden  te  weeren;  vor- 
derende, dat  men  ariüs  veröordeelen ,  en  de  ge- 
loofsbelijdenis van  Nice'è  bevestigen  zoude.  Toe» 
VALENS  en  zijne  aanhangers  op  hunnen  eisch  ftaan 
bleven,  werden  zij  van  de  meerderheid  als  Ketters 
veroordeeld,  en  de  hoofden  van  hunne  partij  afge- 
zet. Te  gelijk  bekrachtigden  de  Katholijken  fchrif- 
telijk  hun  oud  geloof,  ook  het  woord  wezen  be- 
houdende, dewijl  het  in  de  Heilige  Schrift  gegrond 
was  (*). 

De  Kerkvergadering  gaf  van  dit  befluit  ,  door 
eenige  afgevaardigden  ,  aan  den  Keizer  kennis ,  en 
verzocht  zijne  toeftemming  op  hetzelve ;  maar  alzoo 
de  afgevaardigden  der  AkacVdnen  hen  bij  den  Kei- 
zer waren  voorgekomen ,  werden  zij  ten  Hove  zeer 
koel  ontvangen,  en  onder  verfcheidene  voorwend- 
zeis  opgehouden,  terwijl  de  Kerkvergadering  gelast 
werd ,  te  Ariminiim  te  blijven.  De  afgevaardigden  , 
die  zich  naa  Nke  ^  eene  flad  in  Thraci'è^  moesten 
vervoegen ,  werden  daar ,  door  list  en  bedreigingen , 
overgehaald ,    om   eene  nieuwe   geloofsbelijdenis   te 

on- 

(*)  ATHANAS.  de  Sijnod.  p.  717-722.  hilar.  Fragm. 
Vil./).  1340. /<7.  suLP.  SEV.  H.  Sacr.    II.   41.   socrat. 

il.   37.   SOZOiM.  IV.    17.  THEODOR.  Uiit.  EccL    II.    18. /^. 


GESCHIEDENIS.  341 

öndcrfcli rijven,  in  welke  het  gebruik  van  het  woord     III 
wezen  verworpen ,  en  de  gelijkheid  des  Zoons  met    ^n*^ 
den  Vader ,  volgends  de  Schrift ,   maar  zonder  het  Hoofdft. 
bnvoea:zel ,  in  alles ,  was  vastgefteld.     Ook  verbood  "^  C»  ^» 
dezelve  te  keren ,  dat  in  den  perfoon ,  (stti  TVfoccoTrn)  ^q[  263! 

des  Vaders ,  des  Zoons ,   en  des   Heiligen  Geestes , 

flcchts  ééfie  zelfjflandigheid  (^vTfO'^xc-i^^  zij;  in  welke 
flelling  dit  laatfte  woord  hetzelfde  fchijnt  aan  te 
duiden  met  het  woord  wezen  (yrix).  Op  deze  wijze 
flietcn  de  afgevaardigden  fchriftelijk  alles  omver ,  wat 
de  Kerkvergadering  te  Ariminum  befloten  had,  ter- 
wijl zij  tot  de  Kerkelijke  gemeenfchap  met  de  Aria- 
fien  toetraden,  waar  na  zij  na  Ariminum  te  rug 
keerden.  Ook  gaf  de  Keizer  aan  t^Aurus  ,  den  op- 
perftadhouder  van  Itali'è^  (^prafectus  prcetorio  Ita- 
lics ,^  die  van  eerften  af  gelast  was,  de  Bisfchop- 
pen  niet  te  laten  fcheiden,  voordat  zij  het  omtrent 
het  geloof  onderling  eens  waren  geworden,  bevel, 
om  hen  tot  het  ondertekenen  van  deze  nieuwe  be- 
lijdenis te  verpligten,  en  zelfs  dezulken,  die  hard- 
nekkig bleven ,  in  ballingfchap  te  zenden ,  mids  der- 
zelver  getal  niet  boven  de  vijftien  beliep.  Deze  be- 
dreiging veroorzaakte  onder  de  Katholijken  te  Ari- 
wiintnn  zoodanige  ontfteltenis ,  dat  'er  niet  meer  dan 
twintig  leden  der  Kerkvergadering  bij  het  Katholijk 
-leerftelzel  ftandvastig  bleven  (*). 

Onder  deze  weinigen  waren  ph^badius  ,  Bisfchop  pe  Kerk- 
te 

(*)  ATHANA«.    (^e   Sijmdis  pag.   745.  fqq.   Epist.    ad 
Afros    Episc.  pag.  393.  fqq.   hilarius   /.  c.  pag.    1346. 
/f.  SULP.  SEv.  /.  c.  Cap.  43.  THEOD.  Hüt.  Eccles.  II.  ?ï, 
•        Y3 


34a 


K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 


III 

BDEK 
III 

Hoofd/l. 
na  C.  G. 
Jaar  337. 
tot    363. 


vergn  de- 
ring  on- 
der- 
fchrijft 
deAri- 
aanfche 
geloofs- 
belijde- 
nis, en  de 
wereld 
verwon- 
dert zich, 
dat  zij 
Ari- 

aansch  is 
gewor- 
den. 


te  /Igennum  of  Jginnum^  'm  Galliër  thans  ydgen^ 
in  Frankryk,  en  servatio,  Bisfchop  van  Tungri  ^ 
(^Tongeren  ^  'm  het  Bisdom  Luik,')  de  kloekmoe- 
digften.  ph/ebadius,  wiens  naam  ook  ph^gadius 
of  PHETADius  gefpeki  wordt ,  en  die  nog  onder 
den  verbasterden  naam  St.  fiare  te  Agen  vereerd 
wordt,  heeft  verfchcidene  fchriften,  en  onder  ande- 
ren een  werk  tegen  de  Arianen  ,  (  Liber  contra 
Arianos')  gefchreven  (*),  en  tot  in  het  jaar  392, 
in  eenen  hoogen  ouderdom  ,  geleefd.  In  dit  gefchrift , 
het  welk  voor  het  overige  maar  middelmatig  is  (f), 
vaart  hij  zeer  hevig  uit  tegen  de  Arianen,  doch, 
desniettegenllaande ,-  liet  hij  zich  x.t\\  laatften ,  met 
■de  overige  Bifefchoppen  ,  te  Ariminum  bewegen, 
om  de  Ariaanfche  geloofsbelijdenis  te  onderfchrij- 
ven,  De  Ariünen  brachten  de  Katholijken  in  ver-* 
legenheid ,  door  hen  te  vraagen ,  of  zij  liever  het 
.woord  homoöu/ios ,  dan  Christus  zelven ,  wilden 
-aaiikleven?  op  welke  vraag  zij,  zeker  ten  bewijze 
V^an  hun  kortzichtig  oordeel  ,  het  la&tfte  verko- 
zeii  (§);  de  fladhouder  taurus  drong  hen  met 
-bede  en  tranen,  ^o.  Ariaanfche  Bisfchoppen  valens 

en 

•■■''■'■(*)  Hië'RÓNYM.  de  Firis  Ithijlr.  Cap.  108. 

Ct)  '^'^'^  gefchrift  is,  behnh'en  in  de  Bibliaih.  SS^ 
Fatr,  Tom.  IV.  pag,  275-290.  Par.  1589.,  ook  afzon-. 
derlijk  uitgegeven  door  caspar  barth,  met  aanmerkin* 
gen,  te  Franhfort  1623.  8, 

(5)  RUFiNus  Hht.  Eccles.  I.  21.  augüstin.  Op.  int' 
pfrf.  contra  Jitlian.  Libr.   I.  fa^^,  <58^»  650^  Tom.  X. 


GESCHIEDENIS.  343 

en  uRSACius  zochten  hun  te  beduiden ,   dat  hunne     III 
geloofsbelijdenis    de  leere    der  KathoUjken   bevatte,    ®°^^ 
veitoondcn   hun,  dat  de  vcrëeniging  met  de  Ooster- Hoofdft. 
fche  Bisfchoppen ,  op  geene  andere  wijze ,   kon  be-  ^^  C.  G, 
vorderd   worden,   en  gaven  toe,   indien  men  oor- J^^  ^63! 
deelde,  dat  het  één  of  ander  niet   volledig  genoeg  -■' 

ware  uitgedrukt ,  zoo  mogt  ph^badius  en  zijne 
vrienden  zulks ,  naar  goedvinden ,  aanvullen.  Dit 
voordel  namen  de  KathoUjken ,  die  naar  een  einde 
van  zaken  verlangden,  gewillig  aan.  Daar  op  werd 
eene  l)elijdenis  voorgelegd ,  door  ph^badius  en 
SERVATio  opgefteld,  in  welke  het  kerftelfel  van 
ARius  veroordeeld,  en  de  Zoon  van  God  aan  den 
Vader  gelijk  ,  zonder  aanvang  en  tijd  ,  verklaard 
werd.  Doch  ,  onder  fchijn,  van  de  uitdrukking 
naauwkeuriger  te  maken,  voegde  valexs  'er  bij: 
De  Zoon  van  God  is  niet  een  Schepzel  ^  gelijk  ds 
overige  Schepzelen.  Dit  namen  de  KathoUjken ,  zon- 
der op  te  merken,  dat  juist  door  dit  bijvoegzel  de 
Zoon  van  God  evenwel  voor  een  Schepzel  ver- 
klaard werd,  aan,  en  dus  eindigde  deze  Kerkver- 
gadering, hebbende  de  Ari'dnen  hun  oogmerk  be- 
reikt, gelijk  de  KathoUjken  te  laat  erkenden  (*). 
VALENS  en  zijne '  vrienden  lieten  niet  na ,  hunne 
overwinning  alom  uit  te  trompetten,  dat  de  Kerk- 
vergadering den  Zoon  van  God  voor  een  Schepzel 
verklaard  had ;  en  te  vergeefs  zagen  en  beleden 
de  KathoUjken  hunnen  misflag ;  eene  algemeene 
(  Oecmnenifche  )    Kerkvergadering    der    Westeifche 

Bis- 

(*)  SULP.  SEVER.  /.  c.  Cap.  44. 

Y4 


<^44  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E    ■ 

III       Bisfchoppen  had    het    geloof    van    Nicea   eenparig 

BOEK     verworpen ,    en  de    wereld    verwonderde  zich ,   dat 

Hoofd  ft.  zij ,    in   zoo  korten    tijd  ,    Ariaansch    was   gcwor- 

naC.  G.  den   (*). 

Taar  '},'\'7 , 

tot   363.     ^^  gelijiver    tijd,    dat   deze  Kerlcvergadering  van 

Westerfche  Bisfchoppen  te  Ariminum  gehouden  werd , 

Kerkver-  ^^^.^  ^^^^  andere  van    160  Oosterlche  Bisfchoppen 
gaden ng  ^^ 

te  Seleu-  te  Seleuci'è  gehouden ,  onder    welke  meer    dan   100 

*^*^**  Halve -Arianen,   omtrent   half  zo   veel   Anomoeën  ^ 

of  echte  ArVdnen  ,  en  flechts  twaalf  KathoUjken , 
allen  uit  Egypte,  waren,  hilarius  van  Pictavium, 
wiens  verhalen  wij  zoo  dikwijls  hebben  aangehaald , 
en  die  zich  thans,  als  balling,  in  deze  gewesten 
bevond,  was  hier  ook  tegenwoordig.  Van  wegen 
den  Keizer  had  leonas  ,  een  aanzienlijk  Hof  be- 
diende, last,  om  de  orde  bij  de  raadplegingen  te 
bewaren  ,  ook  moest  de  bevelhebber  der  troepen 
van  Ifaurië  bij  de  hand  wezen,  ingevalle  men  zijne 
hulp  mogt  nodig  hebben.  De  raadplegingen  namen 
eenen  aanvang  met  de  vraag,  of  men  eerst  de  zaak 
der  befchuldigde  Bisfchoppen  ,  dan  wel  het  onder- 
zoek der  geloofsverfchillen  onder  handen  zou  ne- 
men? Voor  dit  laatfte  ftemde  akacius  met  de  zij- 
nen ,  en  dit  doorgedrongen  hebbende ,  flelde  hij 
voor,  de  geloofsbelijdenis  van  Nice'é  te  verwerpen, 
en  eene  nieuwe  op  te  ftcllen.  De  Halve-  ArVdnen 
beüoten,  de  tweede  geloofsbelijdenis,  die  te  Antió- 
chi'é,  in  het  jaar  3415  van  de  Eufebl'dnen  (f}  waSïj| 

op. 
(;*)  Hiè'ïioN.  contra  lucifer.  Z».-?^.  14. 
(t)  Zie  büven  in  dit  Deel^  Bladz.  28?. 


GESCHIEDENIS.  345 

opgefl:eld,  plegtig  aan  te  nemen.     Hier  op  verlieten      III 
de  Akaci'dnen  de  vergadering,    na  hunne  bezwaren    ''j|^ 
fchriftelijic  ingeleverd  te   hebben.     De   Halve  Aria-  Hoofdft. 
nen  gingen  echter  voort,   en  in   de  Kerk   te  Seleu-^^'^^' 
ci'è  bijeen  gekomen  zijnde,  ondertekenden  zij  de  ge-  tot  363! 

melde  geloofsbelijdenis  ,  met  geflotene  deuren,     aka- 

cius  en  de  zijnen  ontwoi-pen  ,  op  hunne  beurt , 
ecne  nieuwe  geloofsbelijdenis,  in  welke  zij  de  beide 
woorden  eensM'ezetTS  en  gelijkwezens  verwierpen, 
voornaamlijk  omdat  dezelve  in  de  H.  Schrift  niet 
voorkomen;  maar  het  derde  woord,  ongelijkwezens 
verwierpen  zij  met  ecnen  banvloek.  Integendeel  be- 
leden zij,  dat  de  Zoon  den  Vader  gelijk  is ^  zoo 
als  de  Apostel  liem  een  beeld  des  onzichtbaren  Gods 
noemt.  Als  hilarius  aan  é(fnen  der  ftrenge  Aria- 
nen  zijne  verwondering  betuigden-,  hoe  zij  dit  met 
hunne  grondflellingen  konden  overëenbrcngen ,  d'at 
zij  de  leere  van  de  ongelijkheid  des  Zoons  met  den 
Vader  veroordeelden ,  maakte  deze  dit  onderlcheid : 
jESUS  CHRISTUS,  zeidc  hij,  is  niet  aan  God^  maar 
aan  den  Vader  gelijk.  Dit  laatde  bleek,  volgends 
hem ,  daar  uit ,  dewijl  de  Vader  een  zoodanig  Schep- 
zel  had  willen  fcheppen,  dat  met  hem  eenen  gelij- 
ken wil  had ,  en  dus  meer  een  Zoon  des  wils ,  dan 
der  Godheid ,  was.  Maar  aan  God  was  de  Zoon 
ongelijk ,  alzoo  hij  noch  God ,  noch  uit  God ,  dat 
is,  niet  uit  het  wezen  Gods  ,  geboren  is.  Nadat,  on- 
dertusfchen ,  op  begeerte  der  Akacidnen ,  die  genen 
van  hunne  partijen,  tegen  welke  zij  iet  hadden  in 
te  brengen  ,  de  vergadering  verlaten  hadden ,  liet 
LEONAS,  de  Keizerlijke  Stadhouder,  de  gedachte  ge- 
y,5  loofs- 


340  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

in  loofsbelijdenis  voorlezen,  doch  alles,  wat  'er  op 
*°^"  de  vergadering  verricht  werd,  beftond  in  twisten  en 
Hoofdft.  kijven;  waarop  leonas  dezelve,  eindelijk,  onver- 
na  C.  G,  wachts  afbrak,  zeggende:  „  De  Keizer  heeft,  toen 
tot  3Ó3!  55  "^^"  ^^^^  verzocht  bij  de  vergadering  tegenwoordig 
■  5,  te  zijn  ,  mij  afgevaardigd ,   om  eene  eenftemmige 

,  ^,  Kerkvergadering  bij  te  wonen ;  gaat  derhalven  heen  > 

,,  en  Jankt  in  de  Kerk."  De  Halve  Ariaanfche  Bis- 
fchoppen,  zich  hier  aan  niet  kreunende,  kwamen 
in  de  Kerk  bijeen,  waar  zij  ook  de  Akacianen  no- 
digden te  verfchijnen,  ten  einde  een  gemeenfchap^ 
lijk  befluit ,  omtrent  eenige  befchuldigdeBisfchoppen, 
te  maken  ,  als  dezen  weigerden  te  verfchijnen , 
zetten  de  Bisfchoppen  ,  die  in  de  Kerk  vergaderd 
w&ren  ,^  akacius  zelven  ,  eudoxius  ,  gregorius  , 
en  andere  hoofden  der  echte  Arianen  af,  en  fielden, 
in  plaats  van  eudoxius  ,  den  Ouderling  anianus  tot 
JJisfchop  van  AntVóchVè  aan.  Maar  de  Akacianen  ^ 
dezen-  gevat  hebbende,  leverden  hem  aan  de  gevol- 
magtigden  des  Keizers  over,  die  hem  in  ballingfchap 
zonden.  Dus  eindigde  de  Kerkvergadering  te  Sdeu- 
c't'è^  zonder  iet  nuttigs  of  wezenlijks  verricht  te  heb- 
ben (*). 
Gevolgen  De  beide  partijen,  die  dus  vruchteloos  te  ^^/^»c/ë 
van  deze  ^^^  malkandercn  hadden  gekampt,  vervoegden  zich 
gadering.  thans  bij   den    Keizer  ten  Hove,   alwaar  akacius, 

EU- 

(*)  HiLARius  contra  Coiiftant.  pag.  1247.  atmanas. 
^e  Sijnod.  pag.  726 ,  746.  epifan.  H^r.  73.  Cap.  23. 
SOCRATES  Hist.  Eccles.  II.  39 ,  40.  sozomen.  Hisi,  Ec- 
des,  IV.  22.  TtJEODORET.  II.  25.  FILOSTORG.   IV.  II. 


GESCHIEDENIS.  347 

EUDOXius,  AÜTius,    EUNOMius,  CD  andere  ftrenge     III 
Arlanen^  het  eerfte  te  Konflantinopolen  gekomen,  in    "jjj 
het  eerst  grooten  ingang  bij  den  Keizer  vonden ,  en  Hoofdft. 
die  geloofsbelijdenis  opftelden ,  welke  door  de  afgevaar-  ^l^'J^* 
digden  der  Kerkvergadernig  van  Ariminum ,  gelijk  tot    363, 

wij  gezien  hebben  ( * ) ,  te  Nice  ondertekend  werd. 

Maar  toen  de  afgevaardigden  der  Halve  Ari'dnen 
waren  aangekomen,  klaagde  één  derzelven,  eusta- 
THiüS ,  bij  den  Keizer,  over  de  Godloze  leerllellin- 
gen  van  eüdoxius  ,  die  onder  anderen  beweerd 
had,  dat  de  Zoon  van  God  den  Vader  hi  wezen 
ongelijk  was.  De  Keizer  vraagde  ,  in  drift,  aan 
EUDOXIUS,  die  hier  bij  tegenwoordig  was,  of  hij 
zulks  gefchreven  had  ,  op  welke  vraag  deze  zich 
ontfchuldigde ,  dat  actius  de  opfteller  van  dat  ge- 
ichrift  was.  Deze  werd  ontboden,  en  dit  erkennen- 
de, terflond  in  ballingfchap  gezonden,  eustathius 
ging  voort ,  eudoxius  te  befchuldigen ,  dat  hij  toch 
iiezelfde  Icerftellingen  had  met  zijnen  vriend  actius  , 
eene  befchuldiging,  welke  eudoxius  alleen  daarme- 
de afweerde,  dat  hij,  op  het  dreigend  bex'^l  van 
den  Keizer,  het  gemelde  gefchrift  en  de  kenmerken- 
de leerftiikken  der  Arianen  veroordeelde.  Maar  nu 
drong  hij  ook ,  op  zijne  beurt ,  bij  eustathius 
aan ,  dat  hij  en  de  overige  Halve  Arianen  de  fpreek- 
wijze ,  gelijkwezens  ,  insgelijks  zouden  veröordeelen  • 
maar  een  Bisfchop  van  deze  partij  ontweek  dezen 
cisch ,  door  aan  te  merken ,  dat ,  indien  de  Zoon 
niet  uit  niet,  noch  een  fchepzel,  noch  van  een  an- 
der 
(*)  Bladz.  340. 


348  K  E  R  K  E  L  }J  K  E 

III      der  wezen   is   cftiii   de  Vader;   hij  derhalven  nood- 

^*^^'^     znakUjk  geüjkwezens  met   denzelven  zijn  moet.    De 

Hoofdfl.  Keizer  was,  door  deze  verklaring,  niet  min  ontrust, 

na  C.  G.  cj^n  de  ylrianen :  en  als  de  Bisfchoppen  van  de  an- 

Toot-  '^  o  ^ 

tot  363*  ^^^'^  P^i'^^y  verzekerden ,  dat  zij  bij  dit  geloof  zoiir 
den  blijven,  alfchoon  zij  ook  alles  te  vreezen  had- 
den ,  befloot  KONSTANTius ,  hcn  af  te  zetten  (*). 
Deafge-  De  afgevaardigden  van  de  Kerkvergadering  te 
vaardigde  /Irimimim  hadden ,  gelijk  wij  boven  zagen ,  door 
vero-ade-  ^^^  ondertekenen  der  hun  voorgedragene  geloofsbe- 
ringteSe-  lijdenis  ,  toegeftcmd  tot  de  Kerkelijke  Gemeenfchap 
derfchrii-  ^^^'^  ^^  Akacianen  ^  waar  tegen  de  Halve  Arianen 
ven  de-     van  Sekiici'é  alle  moeite  deeden  ,   om  hen  daar  van 

f.,  f  .' terug  te  brengen.     Doch,  nadat  de  Akacïanen^  of 

Iijdenis,  , 

als  dievan  liever  de    Auomoeèn^   hadden    voorgefleld ,   dat    ook. 

Aiimi-     de  Kerkvergadering  van   Seleuci'è  de   belijdenis ,   die 
num.  ..."  /     ,       , 

te  Ariminum  ondertekend  was  ,  zou  aannemen ,  te- 
vens onder  ecde  verzekerende,    dat  zij   de   ongelijk- 
heid van  den  Vader  en   Zoon  in   wezen   niet   leer- 
den ,  werden ,  eindelijk ,  ook  de  afgevaardigden  van 
Sehiici'é  ,    door   het  bevel   en   de  bedreigingen    des 
Keizes ,  gedwongen ,  om  de  gemelde  belijdenis   ins- 
gelijks te  ondertekenen  (  f ). 
Kerkver-      Ten  einde  de  Halve  Arianen  te  meer  te  verzwak- 
gaderiiig  \t\\^  hielden  de  Akacuinen  ^   in  het  jaar  360,  nog^ 
ciïinen'te  niaals    eene    Kerkvergadering    te    Konflantinopohn  ^ 
Konftan-  van  ten  minllen  50  Bisfchoppen  ,  onder  welke  aka- 

ci- 
"    (*)  Zie  de  Schrijvers,  boven  aangehaald. 

(t)  Hn.AR.  contra  Qoujiant.  pag.  1256.  Frngm.  X.  ^. 
1349.  sozoM.  Hiit,  Eccki.  IV.  ip.  ei  23. 


GESCHIEDENIS.  349 

Cius ,  EUDoxius  en   ulfilas  ,  de   vermaardfte  wa-     III 

ren.     Op  dezelve  bevestigden  zij    de  geloofsbelijde-    ^51^^ 

nis  van  Arifninum^   welke  ook  de    Halve   Arianen  Hoofdft, 

ondeitckcnden ;  verders    zette    deze  vergadering  ac- "^  C.  G, 

Tius,  en  eenige   andere  Bislcnoppen ,  imacedonius  \^^  :;^' 

van   Konftantinopokn ,   dasilius   van   Ancya ,  eu ^ 

STATHius  van  Sebaste.  en  meer  anderen  af.    Deze  f'"opo' 

•  leii. 

afgezette    Bisfchoppen  ,    die   tev^ens    naa    afgelegene 

landen  gebannen  werden ,  herriepen  op  hunne  reize 
de  hun  afgeperfte  ondertekening  der  geloofsbelijde- 
nis van  Ariminum,  en  vvaarfchuvvden  hunne  ge- 
meenten ,  met  brieven  en  gefchriften ,  tegen  de  Aka- 
cianen. 

Op  deze  wijze  namen  de   verwarringen  onder  de  Verwar- 
Christenen  meer  en  meer  de  overhand ,   en  de  kort-  ""gen  ♦ 
zichtige  Keizer,  die  zich   verbeeldde,   deze  twisten  o-eheelea 
over  het  geloof  te   zullen    beflisfen ,  werd  door  de  handel 
verfchillende  paitijën  jammerlijk   geflingerd.     In  het  ^'°o^5£^' 
jaar  361    befchreef  hij   weder  ee'ne   Kerkvergadering 
te  Anti'óchi'è ,  op  welke   hij  de  beide  bewoordingen 
eenswezens  en  van  een   ander  wezen    wilde  verwor- 
pen hebben.     Vooraf  echter  kwamen  de  Katholijke 
en  Ariaanfche   Bisfchoppen    overeen  ,  het    Bisdom 
van  Antïóchi'è  aan   ïnieletius  op  te  dragen,    waar 
toe  het  voorftel  eigenlijk  door  de   Arianen  gedaan, 
en   doorgezet  werd,    doch  beide  de  partijen  hoop- 
ten, dat  deze,   wegens   zijne   deugd  hooggefchatte 
man  ,    die  het    Bisdom    van    Sebaste   in    Armenië 
nedergelegd,    maar  (leeds   met  de   Ariaanfche  Bis- 
fchoppen   gemeenfchap    geoefend    had  ,    gelijk  vele 
KathoUjkm  deeden,  zich   tot  hen  vervoegen  zou. 

Ia 


S5Ö  K  E  R  K  E  L  IJ  IC  E 

III      In    zijne    eerfle   preek   te  Atni'óchi'é   verklaarde    liij 

^^     zich  uitdruklijk ,  dat  de   Zoon   eenswezens   zij  met 

Hoofdfl:.  den  Vader.     Vergeefs  liep  de  Aartsdiaken    (^Archi* 

na  C.  ^'diaconus')  toe,  en  hield  hem  den  mond   dicht;  me- 

Tggj-  "597, 

tot  363!  LETius  gaf  zijn   gevoelen  door  gebaarden  te   ken* 
•■  nen,  fteckende  drie  vingeren  uit,   en    na  die   terug 

gehaald  te  hebben ,  é.tmxi  vinger  vertonende.  Toen 
de  Diakon  hem  daar  op  de  hand  vasthield,  ver* 
maande  hij  de  Toehoorers  des  te  flerker,  dat  zij 
toch  bij  het  alle'en  waare  geloof  van  Niceê  zouden 
blijven.  Welk  aanftootlijk  fchouwfpel  eene  geniime 
poos  voortduurde.  Wegens  deze  belijdenis,  werd 
BiELETius  fpoedig  van  den  Keizer  afgezet,  en  één 
der  ijverigfte  Aü'dnen  ,  euzojus  ,  verkreeg  zijn. 
ambt  (*). 
Tweede  De  gemeente  van  Anti'óchië  was  reeds  zedert  meer 
Meleti-  dan  30  jaren  gefchcurd.  Zedert  het  afzetten,  naam- 
Scheu-  ^y'^'  ^''^"  haren  Katholijken  Bisfchop  eustathius, 
ring.  hielden  velen,  die  geenen  anderen  Bisfchop  wilden 
erkennen ,  en  daarom  Euftathianen  genoemd  wer- 
den, afzonderlijk  Godsdi  jiflige  vergaderingen  ineen 
burgerhuis ,  terwijl  echter  de  meesten  de  gemeen- 
fchap  met  de  Arlanen  bleven  onderhouden;  maar 
na  het  verdrijven  vaii  meletius,  braken  alle  de 
Katholijken  te  AitiÖcYtë  alle  gcmeenfchap  met  de 
Arianen  af,  en  1  i.lden  insgelijks  afzonderlijke  ver- 
gaderingen ,   wordende   naar  meletius  Meleti'dnen 

ge- 

(*)  EPiFAN.  Har.  73.  Cap.  28,  34,  35.  mëaoN.  C/^rö?7. 

ad  a.  354.  socRAT.  II.  44.  sozomen.  IV.  28.   theodo- 

HRT.   II.  31.  FILOSTORG.  Hist.  EcclcS,  V.   I.  9. 


GESCHIEDENIS.  351 

genoemd.     Alhoewel  nu  de  Euftathianen  en  Meh-     III 
ti&nen  in  de  geloofsleere  volmaakt  overéenftemden ,    ^'?':^ 
wilden    echter   de   eerften  met  de   laatften   niets  te  HoofdlL 
docu   hebben ,   dewijl  zij  eustathius   alleen  voor  "•''  C.  G. 
wettigen  Bisfchop  erkenden ,  en  het  kwalijk  namen ,  jj^j."  263^ 
dat  MELETius  van  de  Arianen  aangcfteld  was,  als  '  ■ 

ook  dat  de  Meletianen  tot  dus  ver  gemeenfchap 
met  de  Arianen  geoefend  hadden.  Deze  tweede 
Meletiaanfche  fcheuring,  ondeifcheiden  van  de  Me- 
Uti'danfche  fcheuring  in  Egypte^  welke  nog  bleef 
voortduurcn ,  bleef,  zelfs  na  de  dood  van  eusta- 
thius en  MELETIUS,  tot  in  het  begin  der  vijfde 
eeuw  aanhouden,  hoewel  meer  uit  trotsheid  en  ei- 
genzinnigheid ,  dan  uit  eenige  wezenlijke  reden ,  de- 
wlil  'er  over  de  rechtzinnigheid  geen  verfchil  was 
ontftaan  (*). 

Nadat  euzojus  tot  Bisfchop   van  AntiÓchiê  \v:\s  Kerkver- 
aangefteld ,  werd  in  die  Itad ,   in    het   jaar  361 ,   in  Pderinj 
tegenwoordigheid  des  Keizers ,   van  de  Arianen  op  chü. 
nieuw  eene  Kerkvergadering  gehouden.    Deze  wilde 
niet  eens  de  gelijkheid  des   Zoons   aan   den   Vader 
erkennen,  maar  beweerde,   in  eene  nieuwe  geloofs- 
belijdenis ,  dat  de  Zoon  aan  den  Vader  ongelijk  zii , 
niet  alleen  in  "A'ezen,  maar  ook  in  wil,  en    dat  hij 
uit   met    gemaakt    is.    Evenwel  ,    lieten    zij  ,    uit 
fchaamte ,    de    belijdenis ,    die    te   Konjlantinopokn 

waj 

(*)  SOCRAT.  S020M.  TIIEODOR.  //.  <r.-.  et  Ltbr.  III. 
Cap.  4.  ATHANAs.  ad  Antiocliens.  pag.  770.  basil.  M. 
Epist.  325,  3ip.  Tom.  lil.  Opp.  chrysostom.  Homilia 
de  S.  JlleJefte  Av.tioch  pag.  521.  Opusc.  Tom.  I. 


352  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       was  goedgekeurd,  voorlezen,   waar  na  de  vergade- 

Yjj^     ring  uit  één  fcheidde  (*). 

Hoofdft.      Reeds  was  'er  weder  een   bevel  van    den   Keizer 

na  C.  G.  afgevaardigd ,   om   eene  nieuwe   Kerkvergadering   te 

tot  só-^"  ^^'^^^  ts   houden,   op  welke   waarfcliijnlijk  de   be- 

woording,  van  een  ander  wezen  ^   in   de   leere   van 

Doodvnn^gj^  Zoon  van  God  flond  ingevoerd  te  worden- 
den Kei-  ^  ' 
zerKON-   alzoo  de  Keizer  meer   en  meer   naar  de  zijde  der 

sTANTius.  {trenge  Arianen  overhelde.  Doch ,  te  midden  van 
deze  fchikkingen,  overleed  konstantius,  den  der- 
den November  des  jaars  361 ,  te  Mopfiikrenen  ^  in 
Cilici'é^  na  zich,  vóór  zijn  overlijden,  door  euzo- 
jus,  Bisfchop  van  Antiöchië  ^  te  hebben  laten  doo- 
pen  (f).  GREGORius  van  Nazianziis  (§)  en 
THEODORETUS  (**)  verzekercu ,  dat  de  Vorst  voor 
zijn  einde  berouw  getoond  hebbe ,  dat  hij  het  ge- 
loof zijns  Vaders  verlaten ,  en  deszelfs  belijders  ver- 
volgd had  ,  doch  athanasius  (ff)  verzekert ,  dat 
hij,  tot  zijn  einde  toe,  in  zijne  godloosheid  vol- 
hardende, ook  daarom  den  doop  van  eencn  Ari'dan 
ontvangen  heeft. 

Aanmer-       Omtrent  25  jaren  lang,    had  deze    Vorst,  in   de 

kingen      Ari'danfche  verfchillen  zich  met  de  Kerkeliike  zaken 

over  zijn  /  ' 

gedrag,    bemoeid,  zichzclven  meer  vertonende  als  een  hoofd 

der  ftrijdendc  partijen,  dan  als  een  Oppeivorst,  die 

de  buitenfporigheden  van  weerskanten  had  behooren 

te 

(*)  ATHANAS.  de  Sijmd.  p.  747.  socrat.  ir.  45, 

(f)  Vergelijk  boven.  Bladz.  255. 

(5)  Orat.  21.  pag.  389.  Tom.  I.  Opp.  \ 

(**)  Hht,  Eccles.  III.  3.  (ft)  L.  c. 


GESCHIEDENIS.  S53 

tr  beteugelen;   hoewel   van  anderen   geleid  of  mis-     Ilt 
leid,  betoonde  hij  zich   ftreng,   hard,  veranderlijk,    ^°^j* 
en  vooral  jaloersch   omtrent   zijn   gezag.     Naar  liet  iioofilfT. 
voorbeeld  van   zijnen  Vader ,    verbeeldde   hij  zich ,  "^^  C.  G. 
dat  Godsdiensttwisten  het  best   door  eene  Kerkvcr-  ^^^  \-^^\ 

gödering  konden  beflist    en  vereffend   worden.    Hoe ■ 

zeer  de  Katholijke  Schrijvers,  inzonderheid  atha- 
NASius,  HiLARius,  cn  LUCIFER,  licm  hcbbcn  be- 
fchuldigd  ,  fchijnt  hij ,  doorgaands  welmeenend ,  cii 
uit  overtuiging,  in  vele  gevallen  zelfs  wel  en  goed, 
gedacht  en  gehandeld  te  hebben;  zoodat  men  zeer 
wel  het  getuigenis  van  sozomenus  (*)  kan  over- 
nemen, dat  hij,  in  zijn  hait,  het  zelfde  geloof  met 
zijnen  Vader  en  Broeders  geliad,  maar  alleen  het 
Avoord  ofuoa<rioff  met  dat  van  ofAoina-ioff  verwisfeld  wil-  v 
de  hebben.  ' 

Hoe  verward  de  flaat   der  Christelijke   Kerk   ten  Venvar- 
dezen  tijde ,  door   nlle  deze  twisten ,   geweest  zij ,  ^  ^2%i 
is  hgtelljk  op  te  maken,   uit  het  gene   wij   tot  hier  Christe- 
toe  verhaald  hebben,     athanasius    (f),    hoewel  ^'j'^^^ 
eigenlijk  van  de  Ariiinen  fprekende,  houdt  het,  met 
,  reden ,  voor  ongerijmd ,    dat  de  geestelijken  van  alle         ♦ 
kanten    naa    de   Kerkvergaderingen    rondliepen ,  en 
vraagden  ,   wat    zij   toch    van    onzen   Heere  jesus 
CHRISTUS   geloven  moesten?    „  Voor  de  leerlingen 
„  van  het  Christendom ,  voegt  hij  'er  bij,  was  dit  er- 
,-,  gerlijk ;  de  Heidenen  fpotten  'er  openlijk  mede ,  dat 
,5  de  Christenen  nu  eerst  vraagden,  even  of  zij  uit 

„  den 

(*)  Hist.  Eccks.  III.  I?. 

C\)  De  Sijnoffis  pr/g.  717.  To!;i.  I.  Opp.  ?nrt.  If. 

IV.  Dehl.  Z 


354^  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       „  den  flaap  kwamen,  wat  zij  van  Christus  gelo-' 
*nf     "  ^^"  moesten;  en  de  Leeraars  zelve,  die  zicli  zoo 
Hoofdfl.  „  veel  aanzien,  bij  de  overige  Christenen,   plagten 
"^  C.  G.      te  geven,  vertoonden  zich  thans  als  ongelovigen, 
tot  363.  "  "^^  zochten,  het  gciie  zij  nog  niet  hadden."    De- 
—— —  wijl   wij    onze    berichten  ,    omtrent   deze  twisten  , 
meestal  van  de  ééne  partij,  die  derir^if/;o//yX'é';?,  heb-- 
ben,  zoo  zouden,  volgends   dezelve,  de  yiridnen^ 
nis  de  oorzaken  van  alle  deze  woelingen  en  onheilen , 
gehouden  moeten  wordeti.  En ,  zoo  veel  is  zeker,  dat 
him  Doolhof  van   Geloof sheJijdenisfen ,   zoo    als  so- 
CRATES  (*)  ze  noemt,  hen   niet  \veinig   verdacht 
maakt,    athanasius  (f)    telt  'er  elf  op,    binnen 
den  tijd  der  laatfte  twintig  jaren;   tillemgnt;'  heeft; 
het  getal  tot  achttien  gebracht,  van  arius  af  te  rer/ 
kenen  (5).    Indien  de  Katholijken  ons   hun  gedrag^ 
ilaar  waatheid  verhalen,  getuigt  hetzelve  ook  groot- 
lijks  tegen  hen.   Hunne  voornaamfte  Leeraars  brach- 
ten fomtijds,   in  plaats  van   G  odsdienst waarheden , 
potfen  en  fnakerijën  op  den  predikftoel.      Zoo  pre- 
dikte EUDOxius  eens   te   Konftantinopolen  ^  toen  hij 
het  Bisdom  aldaar   onlangs   aanvaard   had ,    dat   de 
Vader  godloos^  (  ««/Sjj? , )  maar  de  Zopn  godvruch- 
tig (st><rg/3>js')  zij.    Als  daar  op  een  groot  gemor 
onder  de  gemeente  ontftond,  zeide  eudoxiüs:  Men 
behoefde  zich  over  deze  zijne  leere  niet   te    ontrus- 
ten, alzoo  hij  alleenlijk  te  köinen  Wilde  'geven,  dat 
de  .Vader   niemand  boven  zich  vereert,  maar  wel 

van 
(*)  Libr,  II.  Cap.  41.        Cf)  L.  c.  pag.  735-74S'    ; 
(2)  Mémoires  Tom,,  VI.  pt^g.  222.  ed.  foL  \ 


GESCHIEDENIS;  355 

Vi^ii  den  Zoon  vereerd  en  verheerlijkt  wordt.    W'el-      iri 
ke  verjdaring  van  de   gemeente  met   een  algemeen    ^°^[^ 
fchaterend  gelagch  werd  aangehoord  ( * ).    Aan  den  Hoofdfï» 
anderen  kant,  hadden  nogthans  de  Arianen  niet  min  "^  C.  Gi 
fcherpzinnige  ,    geleerde,    en  welbefpraakte  mannen  ^qj^;!^! 
onder  zich,  dan  de  Katholijken ^  en  velen  werden 
voor  Arianen  uitgemaakt ,  die  enkel  in  één  eenig 
woord  van  de  Katholijken  verfcliilden»     Ook  zijn  de- 
ze laütften  niet  vrij   te  fpreken .  vaa  Veranderlijkheid 
en  dubbelzinnigheid    in   hunne   uitdrukkingen ;    bij 
voorbeeld,   \\\  de  woorden  scr/os  en  u/TOfacrj?,  welke 
zij   dikwijls  onder   malkanderen  verwisfelden.     Hoe 
het   zij ,    beide  dé  partijen    lieten  zoo    veel  euvel-, 
moed,  onverdraagzaamheid,  en  hardnekkigheid  blij- 
ken, dat  elk  gereed   was,  om,   de  overhand   heb- 
bende ,  de  andere  in  hare  geweldige  handelingen  na 
te  volgen.    Vele   (lappen,  tot  verzoening   en   alge-, 
raeene  mst  gedaan,   baatten  niets,   dewijl  de  Vorst 
en   zijne    Staatsdienaars   geene  regeerkunde    genoeg 
verflonden,  om  onpartijdig  te  w£rk  te   gaan.    Hei; 
meeste  nadeel  werd  met  dit  alles  veroorzaakt,  door 
die  ongelukkige   mening,   dat,   tot  welzijn  van    ^o, 
Kerk,  eene  algemeene    overëenflemming  in  leerftuk-i 
ken  en  woorden  voiftrekt  noodzaaklijk  zij. 

Als  een  aanhangzel  van  de  twisten  met  de  Aria-  Twisten 
fien^  kan  het  voorgevallene  met  marcellus,  Bis- °^^"'-^^'' 

°  3  CELLUS 

Ichop  van  Ancyra^  worden  aangemerkt»    DezQ  imar-  vnnAn- 
CELLUS,  een  man  niet  ongeoefend  in   de  Griekfche  ^ijr^- ^'h 
geleerdheid ,  woonde  reeds  in  het  jaar  315  de  Kerk-  yaUen»  ' 

(*}  socRATES  Hist.  ^ccles.  ll,  45» 
Z  2 


S$6  R  Ë  R  K  Ê  L  tj  K  Ë 

III  vergadering  te  Ancyn^  cene  fliad  v.in  Galatie,  bij^ 
^^"^  en  was  op  de  Kerkvergadering  te  Nicea^  in  bet 
Hoofdrt.F^i*  3^5*  één  der  heviglle  beftrljdcrs  van  de  Aria^ 
na  C.  G.  «g;^ ;  hij  fclireef  zelfs  tegen  asterius  ,  die  het 
tot  ^6\'  -^^^^^^^A^^  gevoelen  fchriftelijk  had  voorgedaan , 
-  een  wijdlopig  werk  over  de  onderwerping  van  jesus 

CHRISTUS  aan  den  Vader ^  hetwelk  hij,  in  het  jaar 
334,    aan  konstantyn  den  Grooten  opdroeg.     Dit 
maakte  hem   bij    de    Ari'dnen  ten  hoogftcn  gehaat, 
die  hem  befchuldigden ,   dat   hij ,   in   dit  Boek ,   de 
leere  van    sabellius   had    voorgeflaan.    Hun   haat 
werd  te    grooter,   omdat   hij   in   hunne  maatregelen 
tegen  athanasius  volflrekt  niet  komen  wilde.     Zij 
befchuldigden    hem  derhalvcn  bij   den  Keizer,   van 
de  dwalingen  van  paulus  van  Samofata  vernieuwd- 
te  hebben,  ook  werd  hij,  daadlijk,  in  het  jaar  336,' 
door    de    Eiifebianen  ^    op    hunne   vergadering    te ' 
Konftantinopolen  afgezet  ,   en  zijn  boek  ten   vuure 
gedoemd  (  *  ).     Zijn  werk  werd  door  eusebius  van 
Cafarea  wederlcgd,  welke    wederlegging  nog  voor-' 
handen  is.    Na   de   dood  van   konstantyn  werd 
hij  weder  ïn  zijn  ambt  herfteld,  niet  zonder  hevige 
oproeren,  die  te  Ancyra  voorvielen,   en  van  welke. 
de  Arianen  hem  de  fchuld  gaven.     Op  de  Kerkver-" 
gadering   te  Anti'óchi'è  ^   in   het  jaar  341,  werd   hij 
op  nieuw  door  de  Eufehi'dnen    veroordeeld ,   en   af^^ 
gezet,  waar  op  hij  zich  aan  den  Bisfchop  van  Ro-^ 

me  y 

(*)  ATHANAS.    ApoL  contra   Arian.  png.   143,   i5o.' 

HiëRONYM.  de  Vir.  Illujlr.  Cap.  86.   socrat.   I.  36,  so- 

ZOM.   II.   33.  THEODOR.    II.    7. 


GESCHIEDENIS.  357 

7ne,  juLius,  wendde,   wicn   hij   zijiie   geloofsbelij-     111 
denis  aanbood,  op  welke    deze  hem  voor  rcchtzin-    ^n* 
nig  verklaarde ,  gelijk  hij  dan  ook  op   de   Kcrkver-  Hoofdrt. 
jraderini;  te  Sardien,  'm  het  jaar  344,  vrijverklaard,  na  C.  G. 
en  weder  in   zijn  Bisdom   herlleld   werd.    Desnict-  [^^  263. 
tegen  (taande  voeren  de  Eufehianen  voort  over  hem  ,  »    '■'-'-■' 
op   hunne    vergaderingen  en  in  hunne   geloofsbelij- 
denis, den  banvloek  uit  te  fpreken,  gelijk  zij  zulks 
nog  in  het  jaar  355  te  Milaan  herhaalden:  Doch, 
MAPvCELLus  werd ,  niet  alleen  door  de  Arimen ,  van 
Sabellianerij  en  andere  dwalingen  befchuldigd,  maar 
viel   ook    bij  de    Katholijke  Leeraars  in  vermoeden 
van  onrechtzinnigheid ,    zelfs    bij  athaxasil^s,  in- 
dien wij  HiLARius  (*)  en  sulpicius  severus  (f) 
geloven,  alhoewel  men  in  de  fchriften  van  atha- 
ïCASius  daar  van  niets   vindt,    maar  deze  integen- 
deel van  iNiARCELLUs  fleeds  met   lof  gewaagt  (§). 
Dat  FOTixus  zijn  leerling  was,  gelijk  wij  zien  zul- 
len,   gaf  aan   dit    vermoeden    der  Katholijken   vrij 
wat   fchijn.     Doch  ,    naderhand  zuiverde  marcel- 
lus zich ,  bijzonder  door  zijnen  Diakon  eugenius 
en  andere  leden  zijner   gemeente,   aan  athanasius 

te 
(♦)  mLAR.    de  Trinit.  Lihr.  VII.  pag.   916.  Fragm. 

II.  pag.   I2pp.  fqq. 

(t)  Hht,  Sacr.  II.  Z6.  fqq. 

(§)  EPiFANius  H<eres.  72.  Cap.  4.  bericht  ons,  dat 
hij,  ATHANASIUS  over  MARCELLUS  geraadpleegd  hebbende, 
van  hem  ten  antwoord  kreeg,  dac  marcellus  wel  nabij 
de  dwaling  ware  ,  maar  nogthans  gerechtvaardigd  kon 
fïorden. 

Z3 


K  E  Pv  K  E  L  IJ  K  E 

III       te  zenden,  met    eene  geloofsbelijdenis,  volkomen 
^^^^     met    de    Katholijke    begrippen    overëenftemmende , 
Hoofdft/waar  in  ook  sabellius  ,  uitdmklijk,  als  Ketter  ver- 
m  C.  G.  vloekt  werd;  hoedanige  geloofsbelijdenis  zijne  aan- 
pot 36^'  hangers  en  vrienden,  nadat  hij  zelf  in  het  jaar  374 

crrr overleden  was  ,    andermaal  aan  de  Egijptifche  Bis- 

fchoppen  overzonden  (*),  Zelfs  fchreef  basiliüs 
,van  Qefarea,  nog  in  het  jaar  377  (f),  dat  hij  zeer 
wel  kon  bewilligen,  dat  men  de  Marcellianen  'm 
de  gemeenfchap  der  Kerk  aannam.  In  eene  wet 
van  Keizer  theodosius  den  Jongeren ,  van  het  jaar 
428  (§),  worden  nog  Marcellianen  genoemd,  doch 
zeer  vvaarfchijnlijk  is  deze  eene  benaming  van  de 
Christenen  te  Ancyra  ^  die  marcellus  voor  den 
rechtmatigen  Bisfchop  dier  flad  erkenden,  en  basi- 
Lius,  die  in  zijne  plaats  gefield  was,  niet  hebben 
willen  aannemen, 
Zijne  ge-  "Wat  de  gevoelens  van  marcellüs  betreft,  zijne 
Voeleas.  geloofsbelijdenis,  aan  Atxi  Bisfchop  van  Rome^  ju- 
li us ,  overgegeven,  is  naar  de  woorden  overëen- 
ftemmende  met  de  leere  der  Katholijken.  Terwijl 
hij  zijne  partijen  verwijt,  dat  zij  jesus  Christus 
voor  eene  van  den  Vader  verfcheidene  zelfflandig" 
heidy   QkAMv  vTto^ccctv  ^ii<)U(rgiv  tü  TtoCl^o^^  houden, 

be^ 

(*)  Deze  laatfte  heeft  epifanius  Hcsr.  72.  Cap.  10, 
^i.  bevv?jird,  maar  de  eerde  heeft  montfaucon  het  eerst 
te  voorfchijn  gebrncht  Colkct.  Nova  Pair.  et  SS,  Grac* 
Tom.  11.  pag.  1.  Paris  1707.  fol. 

(t)  J^pisf'  266.  pag.  412.  ed.  Bened.  Paris  1730. 

(g)  Cod.  Theod.  Libr.  XVI.  t.  5.  de  baretic.  L  65, 


GESCHIEDENIS.  S59 

belijdt  hij ,  met  de  KathoUjke  Kerk ,  volgends  Gods     III 
woord,  te  geloven,  dat  'er  is  één  God,  en  deszelfs    "^^^ 
ceniggebooren  Zoon,   het  Woord,  die  altijd,   zon- Hoofdff. 
der  begin  van  beftaan ,  met  den  Vader  geweest  is ,  de  "^  C.  G. 
oniificheidelijke  kracht  Gods  ,  door  welke  alles  ge-  [^^   ^ös*. 
fchapen  is:  die,  in  de  laatfte  dagen,  om  onze  zalig- ——— 
heid,  is  nedergekomen ,  en  geboren  wordende  int  de 
maagd  maria  ,  den  mensch  aangenomen  heeft.  Men 
merkt  alleen  aan ,  dat ,  in  deze  geloofsbelijdenis ,  het 
woord  eenswezens  ontbreekt ,  en  dat  het  woord  vVos-öt» 
fif  (JPerfoon')   voor    M(not.  QVezen')  gebruikt  wordt. 
Maar  in   de    werken,   welke  eusebius  van  Ccefarea 
tegen   hem   gefchreven  heeft    ( * ) ,    heeft  deze  aan 
MARCELLUS  verfcheidene  dwalingen  te  laste  gelegd^ 
bij  voorbeeld :  De  Zoon  van  God  heeft  geene  zelfbe- 
ftaanlijkheid  (/ujj  ü:pef  öitös*) ;  hij  is  een  woord  aan  een 
menfchelijk  woord  gelijk ,  en  rust  fomtijds  in  God^ 
gelijk  ons  woord ,  wanneer  wij  zwijgen ,   maar  /ow- 
fijds  werkt  het  ook ,  gelijk  het  woord  in  ons ,  wan- 
neer wij  fp reken;  dit  Woord  is  van  eeuwigheid  mei 
God befiaande  en  verëenigd  geweest,  gelijk  het  woord 
met  den  mensch;   nog  geene  400  jaren  geleden  ,   is 
het  mensch  geworden ,  ook  is  het  toen  Gods  Zoon  ge- 
worden,,  heeft  den  naam  jesus  christus  bekomen, 

en- 

'(*)  Ljhi  contra  Ma^rcellum  en  de  Theologia  Eccle- 
fiaflica.  Beide  deze  Werken  2ijn  door  rich.  montacu- 
Tius ,  met  des  Schrijvers  Bemonjlratio  Euangelica  te  Pa- 
rys  in  het  janr  1628  fol.  in  het  Latijn  vertaald,  en  ir.et 
aanmerkingen,  uitgegeven,  en  1688  fi Ken/e»,  (eigenlijk 
Leipxig^  nagedruht. 


3<5ö  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       en  is    tot   Koning,  tot  een  beeld  des  onzichtbarert 

^^^^     Gods  ,    en  tot  eerstgeborenen  aller  fchepzelen,  ver- 

Hoofdfl:.  klaard ,  7ve/k  al/es  dit  woord  te  voor  en  niet  geweest 

na  C.  G. /jj  ook  zal  het,  na  het  laatfte  oordeel^  zijn  Rijk, 

^  tot  3Ó3.*  ^"   ^^  ^y"^  hoogheid  ,    weder   verliezen ,    en  niet 

- •  eeuwig  leven ,  maar  het  van  hem  aangenomen  vleesch 

afleggen  ,  en  op  nieuw  met  God  op  dezelfde  wijze 
verëenigd  worden ,  als  hij  voormaals  met  hem  verëe- 
nigd  was  ,  zoodanig ,  dat  noch  de  Zoon  van  God^ 
Tioch  de  Zoon  des  menfchen  maar  JJechts  God  alleen 
overig  zal  wezen.  (*)  Elders  zegt  eusebius,  .dat 
^LARCELLus  den  Vader  ,  Zoon  en  Heiligen  Geest 
Hechts  voor  dén  perfoon  onder  drie  namen  hield ,  en 
meer  andere  dergelijke  Hellingen,  welke  op  Sahellia- 
tierij  uitlopen.  In  hoe  verre  nu  deze  aantijgingen 
gegrond  zijn ,  is  moeilijk  te  bepalen  ,  voornaamlijk , 
omdat  Mx\RCELLUs  zelf  zich  naderhand  heeft  trach- 
ten te  ontfchuldigen.  (f)  Ondertusfchen  komen  in 
de  gemelde  werken  van  eusebius  verfcheidene  merk- 
waardige plaatfen  voor,  uit  welke  wij  de  gevoelens 
van  EUSEBIUS  zelven  over  deze  leerftukken  kunnen 
leeren  kennen,  eusebius  wederfpreekt  de  Aridanfchs 
Hellingen  allerdiiidelijkst ,  evenwel  fchijnt  hij  ook 
hier  eenige  ongelijkheid  tusfchen  den  Vader  en  den 
Zoon  te  bevveeren ,  en  het  woord  eenswezens  niet  aan 

te 
(*)  Contra  Mareell.  Lihr,  I.  Cap.    i.  pag,   6.   Libr^ 
II.  Cap.  I.  pag.  32. 

(t)  Men   vergelijke  veneaia   Hist.  Ecclcs.  Tom.   IV. 
f^g'    314*  J'   H.    SEMLER    IJlst,  Ecclcs.  fcl.   capp,   Toiiu 

l.  pag.  158-163. 


GESCHIEDENIS.  361 

te  nemen.  Hij  leert  wel,  dat  men  den  Zoon  van  God,     III 
even  als  den  Vader ,  aanbidden  en  verëeren  moet ,    ^51''^'' 
maar  voegt  'er  te  gelijk  bij ,  dat  de  Vader  daar  door  Hoofdft. 
op  ffeliike  wijze  vereerd  wordt ,  als  een  Koning ,  wiens  "'''  ^'  ^• 
beeldenis  men  vereert ,    nademaal  men  in  den  Zoon  -[^^  063! 
de. eigenlijke  ongegenereerde  Godheid,  als  in  eenen  — — 
Ipiegel  afgebeeld  ,  befchouwt.    Nog  meer :  alhoewel 
EusEBius  den  Heiligen  Geest  tot  de  zalige  Drieëenheid 
rekent ,  en  zich ,  ten  dien  aanzien ,  op  het  doopsfor- 
muiier  beroept ,  zegt  hij  nogthans  terllond  daar  op : 
„  De  Leeraar ,  de  Geest ,  is  noch  Cod^  noch  Zoon, 
„  Want,   hij  heeft  niet,   gelijk  de  Zoon,  zijne  ge- 
5,  boorte  van  den  Vader  gekregen;  maar  hij  is  één 
„  van  de  dingen ,  die  door  den  Xoon  gemaakt  zijn  ;■ 
,,  als  door  wien  alles  gemaakt  is.    En  dit  is  de  leere 
„  der  Heilige  en  Katholijke  Kerk,  volgends  de  Hei- 
„  lige  Schrift."  (*) 

Met  meer  zekerheid    kan  men  de  gevoelens  van  fotinus 
FOTINUS  bepalen.    Deze  ,  in  zijne  jeugd,  een  leerling  ^"fU"^ 
van  MARCELLUS,  daar  na  Bisfchop  van  5'/V;;;/«/«,  gen. 
toenmalige  hoofdflad  van    Pamtoni'é ,  in  het  tegen- 
woordig Koningrijk  Slavoni'è ,   wordt  geroemd  ,   als 
een  fchrander  vernuft,    een  man  van  geleerdheid  en 
welfprekendheid ,  en  zeer  ervaren  zoo  in  de  latijnfchc 
als  griekfche  talen,   (f)  hilarius  (§)    befchuldigt 
hem   van  verdorvene  zeden,  doch  wij   weten  niet, 

wat 

(*)  EUSEB.  de  Ecclefiast.  Theol.  Libr.  III.  Cap.  6. 

(  t }    SOCRATES    Hist.   Ecclei.    II.     30.    SOZOJMEN.     IV.    6. 

VINCENT.  Lerin.  Commonit.  Cap.  16.  p.  400.  ed.  calixt. 
(5)  Fragm.  II.  pag.  1295. 


S^a  K  E  R  K  E  L  JJ  K  E 

ÏII       wat  'et  van  deze  befchiildiging  is.    Van  zijne  vcr- 

^S^^^     fcheidene  werken  heeft  de  tijd  niets  overgelaten.    Hij 

Hoofdft.  fchijnt   zijne  gevoelens  ,   omtrent  het  jaar  340,  het 

m  C.  G.  g£j.gf  bekend  gemaakt  te  hebben ;  deze  kwamen  op  de 

laar  337. 

tot  363.  volgende  flellingen  neder:  Daar  is  maar  één  Godlijk 

—  perfoon ,  en  het  Woord  van  God  is  niet  een  door  God 

gegenereerde  Zoon ,  maar  het  Godlijk  verftand ,  waar 
door  hij  alles  gefchapen  heeft ,  het  welk  men  het  in- 
blijvende,  ( «kJ/«9-g7öy )  maar  wanneer  God  beveelt, 
liet  voortgebrachte  woord  (»"fo(?iofi;£oj-)  kan  noemen. 
jESus  CHRISTUS  is  ccH  bloot  mensch  geweest,  die 
vóór  zijne  geboorte  lüt  maria  g&Qn  beftaan  had ,  dan 
alleen  voor  zoo  ver  hij  vooruitgezien  en  verwacht 
werd ;  hij  is  op  eene  bovennatuurlijke  wijze  geboren ; 
en ,  dewijl  het  Woord  van  God  in  hem  woonde ,  kon 
hij  ook  Gods  Zoon ,  en  zelfs  God ,  genoemd  worden. 
In  hoe  verre  fotinus  ,  intusfchen  ,  verfchilde  van 
éeEbwniten  ,  of  van  sabeLlius  ,  in  wier  voetftappcn 
hij  zeker  trad ,  kan  niet  gemaklijk  worden  beflist.  Deze 
gevoelens  werden  door  de  Eufebianen^  op  hunne 
Kerkvergadering  te  Antiochï'è  in  het  jaar  343  (*), 
als  dwalingen,  veroordeeld.  Ook  verklaarden  zich 
de  Katholieken  eenparig  tegen  hem ,  alhoewel  het  on- 
zeker is,  te  Milaan^  ofte  Rome  ^  en  in  welk  jaar? 
Doch  daar  in  komen  alle  de  gefchiedfchrijvers  over- 
een, dat  hij  op  de  Kerkvergaderingen  te  Sirmhtm  (^f^ 
eenparig  veroordeeld  is  geworden.  Reeds  in  het  jaar 
349  of  350 ,    fchijnt  eene  Sijmde  te  Sirmium  hem 

ver- 

(*)  Zie  boven  Blndz.  2n6. 

(t)  Zie  boven  JS/adz.  309  en  3i2p. 

\ 


GESCHIEDENIS.  363 

veroordeeld  en  afgezet  te  hebben,  hoewel  hij,  door     lII 
een   oploop  van  het  volk  ,    dat  zeer  veel  van  hem    ^P^J^ 
hield ,  nog  in  zijn  ambt  bleef.    Doch  zijne  afzetting  Hoofdf!, 
werd  doorgedrongen  in  eene  vergadering  ,  door  de  "^  C.  G. 
Eufebianen ,   te  Sirmium ,   waarfchijnlijk  in  het  jaar  [^^  263! 
S57  ï  gehouden,    fotinus  ,  zich  met  een  verzoek-  ■ 

fchrift  aan  den  Keizer  gewend  hebbende,  verlu-eeg 
van  denzelven  verlof,  om  zich  te  mogen  verdedigen, 
wordende  basilius  van  Ancyra  benoemd,  om  met 
hem  een  gefprek  te  houden ,  in  het  welk  men ,  ten  Hot- 
te, FOTINUS  voor  overwonnen  verklaarde,  waarop 
2ijne  veröordeeling  bevestigd,  en  hij  in  ballingfchap 
verzonden  werd.  Hij  fchijnt,  na  zijne  afzetting,  nog 
meer  dan  dertig  jaren  geleefd  te  hebben.  Keizer  ju- 
liaan  riep  hem  uit  zijne  ballingfchap  te  rug ,  maar 
VALENTiNiANUs  verdreef  h«m  weder  ,  eenige  jaren 
naderhand.  Zijn  aanhang ,  hoewel  zwak ,  dewijl  de- 
zelve door  de  wetten  der  Keizeren ,  en  de  Banvloeken 
cler  Kerkvergaderingen,  wederlegd  werd,  hield  zich 
echter  nog  ftaande  in  de  eerde  jaren  der  vijfde  eeuw; 
wanneer  zelfs  nestorius  ,  Bisfchop  van  Konflantino* 
polen ,  zoo  berucht  geworden  door  zijne  ongelukkige 
lotgevallen ,  van  de  dwalingen  van  fotinus  befchul- 
digd  werd ,  waar  tegen  hij  zich  echter  in  zijne  fchrif- 
ten  zeer  wel  gerechtvaardigd  heeft.  (*} 

De 
(*)  Serm.  Yll.  fag,  86.  Tom.  II.  Opp.  mar.  mer. 
CAT.  Zie  ook  denzelfdcn  marius  mercator  de  ILWAna- 
thematismis  Nestorii  Tom.  II.  Opp.  pag,  12 3.  ed.  Game-  ■ 
rit.  Zie  verders  over  fotinus  de  fchriften  van  petavius 
en  siRJioND  in  des  laatstgemekica  Werlien.  Tom-  IV.  p. 

5V' 


\ 


3^4  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  De   twist  over   de  Godheid  van  jesus  Christus 

^°^^  had  eenen  al  ,te  onmidlijken  invloed  op  de  gcheele 
Hoofdft.  leere  der  Drieëenheid ,  en  op  het  geloof  omtrent  den 
na  C.  G.  Pleiligen  Geest,  dan  dat  ook  daaromtrent  geene  ver- 
tot  ^6"'  <i££ldheden  zouden  ontftaan  zijn.  Men  had ,  over  dit 
' onderwerp ,  tot  hier  toe  geene  bijzondere  onderzoekin- 
Twisten  „gj^  gedaan  ,  en  de  denkbeelden  waren  zelfs  onder 
over  cie  . 

godheid    Rcchtzinnigen  vrij  verfchillende.     Daar  is  cene  merk- 

van  den  waardige  plaats  bij  gregorius  van  Nazianztis ,  (*) 
"^'waar  m  hij  zegt:  „  De  Wijzen  van  onzen  tijd, 
„  houden  den  Heiligen  Geest  deels  voor  eene  kracht , 
5,  deels  voor  een  fchepzel^  deels  voor  God,  deels 
„  verklaren  zij  het  voor  onzeker,  welke  van  deze 
„  gevoelens  te  verkiezen  zij ,  dewijl  de  fchrift ,  naar 
3,  hunne  gedachten,  'er  niets  omtrent  beflist  heeft. 
5,  Zij  verceren  hem  danrom  niet,  hoewel  zij  hem 
5,  niet  verachten.  Onder  die  genen  ,  welke  hem 
5,  voor  God  houden,  zijn  velen  in  hunne  haiten 
3,  Rechtzinnig;  maar  anderen  maken  geen^  zwarig- 
„  hcid,  dit  ook  openlijk  te  belijden.  Nog  anderen 
^,  nemen,  zoo  als  wij,  eene  Drieëenheid  aan;  doch 
5,  fcheiden  dezelve  zoodanig,  dat  zij  éénen  in  de- 
3,  zelve  oneindig  in  wezen  en  magt  noemen;  aan 
j,  den  anderen  eene  gelijke  magt,  maar  geen  gelijk 
5,  wezen  toefchrijven ;  en  den  derden  in  b^ide  deze 

„op- 

531.  fqq,  MANsi  Siipplcn.  Concil.  Tom.  I.  p.  173.  WALCH 
ICetzerhist.  Tom.  III.  pag.  3-70. 

( * )  Orat.  37.  pag.  55.  et  600.  Orat.   44.  pag.,.  705. 

710.  Tom.  I.  Opp. 


et 


G  E  S  C  M  ï  Ë  D  E  N  I  S.  3^5 

;,  opzichten  bepalen."  (*)  Maar  ten  dezen  tijde,     III 
werd  de  tvvist,  bij  gelegenheid  der  Ariaanfchc  ver-    ^°J^^ 
fchillen ,  ook  uitgeftrekt  tot  den   Perfoon  des  Heili-  Hoofdft. 
gen  Geests,  door  hen,  die  men,  dewijl  zij  hem  de  "^  C.  G. 
ecrc  der  Godheid  weigerden ,  TTvivfAcijojAxx^^  (Geest-  ^^j   ^^^' 

bejirijders^    noemde  ,    onder   welken   macedonius, 

naar  wien  zij  ook  Macedonianen  heetén ,  één  der 
voornaamften  was. 

De  lotgevallen  van  macedonius  zijn  zoo  naauvv  Lotgevtil- 
met  de  Arimnfche   verfchillen   verbonden,   dat  wij        '^'" 

,  ■'  5  j  MACF.DO- 

ïecds,  in  Aq.\\  loop  van  ons  verhaal,  meermalen  van  kius. 
hem  gewaagd  hebben.  Hij  was  door  Ac  Eufebiiinen  lot 
Bisfchop  van  Koujiantinopokn  bevorderd ,  in  het 
jaar  341 ,  in  plaats  van  den  Katholijken  Bisfchop 
PAULUS  aldaar,  niet  zonder  vele  bloedige  toneelen, 
van  oproer  en  geweld  (f).  Na  veifcheidene  wis- 
felvalligheden ,  die  wij,  op  hare  plaats  ,  verhaald  heb- 
ben, eindelijk,  zedert  het  jaar  351,  in  zijn  Bisdom 
bevestigd,  vervolgde  hij,  door  bevelen  en  foldaten 
van  KOXSTANTius  onderfteund ,  de  Katholijken  met 
vele  wreedheden,  hen  door  mishandelingen,  onder 
welken  fommigen  het  leven  verloren,  noodzakende, 
om  Kerkelijke  gemeenfchap  met  de  An'dnen  te  hou- 
den (§).  Doch  omtrent  het  jaar  356,  verloor  ma- 
cedonius de  gunst  van  den  Keizer,  bij  de  volgen- 
de 

(*)  Vergel.  Vita  cregor.  Nazianz.  per  grrgor. 
P/esbijt.  Opp.  Tom.  I.  proefixa  tilastr.  de  Hares.  Cap, 
67.  AUGUSTiN.  de  Hteres.  Cap.  53. 

(t)  Zie  boven  in  dit  Deel,  Bladz.  1:94. 

,    Cf)    SOCRAT.    II.   3-,   38.   SOZOMEN.   IV^   CO,  21. 


^  K  E  R  K  E  L  IJ  K  É 

UI  de  gelegenheid.  De  Kerk,  in  welke  het  lijk  Vftii 
*nf  KONSTANTYN  ^^«  Grodten  begraven  hg,  bouvvval- 
Hoofdft.  lig  geworden  zijnde,  befloot  de  Bisfchop  hetzelve 
m  C. G.  jjg^  ggj^g  andere  Kerk  over  te  brena;en:  en,  niette* 
tot  363*  genftaande  een  gedeelte  der  inwoneren  VJtrt  Konfian- 
*•"  ■  ■■  timpolen  dit  afkeurde,  en  als  eene  verachting >  die. 
men  dezen  Keizer  wilde  aandoen  ,  befchouwde  , 
voornaamlijk  de  KathoUjken  ^  zoo  uit  achting  voor 
den  Keizer,  als  uit  haat  tegen  macedonius,  bracht 
^tzQ.  nogthans  zijn  oogmerk  ten  uitvoer,  waar  door 
Ijet  tusfchen  de  beide  partijen,  in  de  Kerk  zelVe, 
waar  de  kist  overgebracht  werd ,  tot  een  gevecht 
kwam,  zoodat  het  voorportaal  der  Kerk  van  bloed 
flroomdc.  Wegens  deze  gewelddaadigheden ,  waar 
toe  'MACEDONIUS  aanleiding  gegeven ,  en  omdat  hij 
zich  v^'ftout  had ,  het  ligchaam  van  's  Keizers  Va- 
der ,  zonder  zijn  verlof,  te  verplaatzen ,  was  kon- 
STANTius  tegen  hem  zeer  gevoelig.  Men  leert  uit 
dit  geval  dC'  denkwijze  en  verbasterde  zeden  der 
toenmalige  Christenen  niet  min  kennen,  dan  wij  die 
r&eds  uit  hunne  Godgeleerde  twisten  ontdekt  heb- 
ben» Toen  de  Arianen  zich  ten  dezen  tijde  in  ver* 
ïcheidene  aanhangen  verdeelden  ,  voegde  macedo- 
^"IUS  zich  bij.  de  Halve  Arianen ,  wordende ,  bene- 
vens basilius  van  Ancyra^  één  van  hunne  voor-» 
co.amlle  hoofden.  Wij  behoeven  niet  te  herhalen, 
hoe  werkzaam  hij  op  de  Kerkvergadering  te  Seleuci'è 
Yoor  deze  partij  geweest  zij,  noch  hoe  hij  door  de 
Arianen ,  op  hunne  Kerkvergadering  te  Konftanth 
Mopolen ,  in  het  jaar  360 ,  weder  van  zijn  Bisdom  is 
ontzet  geworden.     Met  dit    alles  rustte  hij   niet, 

maar 


GESCHIEDENIS.  ^67 

maar  wekte  de  Bisfchoppen ,  die  te  gelijk  roet  hem     III 
afgezet  waren,  op,  om  bij  de  geloofsbelijdenis  van    ^^^,'^ 
Antiöchiê,  die  te  Seleucl'ê  bevestigd  was,  en  voor- Hoofdft, 
caamlijk  bij   het  gebniik  van  het   woord  öfAonto-iof,  na  C.  G, 
(^gelijkwezcns ,^  ftandvastig  te  blijven,  welk  woord  jj^^  ^ójl 

zijne  vrienden,  die  naar  hem  den  naam  X2.u.  Macc" -- 

doniaiieti  voerden,  voortaan  openlijk,  in  hun  onder- 
wijs, gebruikten  (*).  Van  macedonius,  die,  na 
zijne  laatfte  afzetting,  in  de  nabuurfchap  van  Kort" 
ftantinopolen  leefde,  lezen  wij  verders  niets  meer  in 
de  Gefchiedenis ,  fcliijnende  hij,  niet  lang  na -het 
jaar  360 ,  overleden  te  zijn. 

Het  is  niet  gemaklijk   te  bepalen,   wat  macedo- Gevoe* 
Klus  zelf  eigenlijk  van  den ,  Heiligen  Geest  gekerd^  ^ens  d^r 
heeft ,  te  minder ,  omdat  men , :  bij  de  oude  Schrij-,  iiia'^g"",^ 
vers,  wel  van  beflrijders  des  Heiligen  Geest  es  ^  en  omtrent 

van  de  Blacedonianen ,  welken  naam  zii ,   misfchien  >f " 

.  •"  Geest, 

eerst,  omtrent  het  jaar   380  belcwamen,  maar  niet 

zoo  veel  van  macedonil's   zelven  leest.     Volgends 

socRATES    (f),  zal  EusTATHius ,    Bisfchop   van 

Sebaste^  èéw  der  aanhangers  van  macedonius,  als 

deze  weigerde,   den  Heiligen  Geest  voor  eenen  Per- 

foon  der  Drieëenheid  te   erkennen,  (^(rvm\ci(ènv  ue 

1*i]f  ^ioMyi^v  TVi9  T^txSo?,^  gezegd  hebben:    ,,  Ife 

„  geloof  wel  niét,  dat  men  den  Heiligen  Geest  God  i 

„  moet  noemen;  maar  ik  verftout   mij  ook  niet, 

„  hem  voor  een  fchepzel  uit  te  geven.'*    Volgende 

(*)  SOCRATES  Ilisf.  Eccfes,  II.  J^$4 
(t)  //«/.  JEccles.  II.  4(5. 


Il 


Sg^  KERKELIJKE 

III      sozöméWuS  (*)  leerde  MACEDONius,  dat  de  Zoolt 

^ jj^j^     wel  God ,   en  in  alles ,  ook  naar  het  wezen ,  aan 

Hoofdft.  den    Vader    gelijk  is;    maar  dat  aan  den  Heiligen 

^^C.G.Qgg^f  jjl^f  dezelfde   eere  toekomt;   hii  noemde  hem 

Jaar  337.  ^      j 

tot  363]  alleen  eenen  dienaar ,  dien  men  even  ah  de  Engelen 

"  van  God   bcfchoiiwen   moet.    efifanius   geeft  ons 

het  volgend  bericht ,  fchoon  hij  macedonius  in  het 
geheel  niet  noemt.  In  zijne  befchrijving  der  Halve 
y^rianen  (j-^  verhaalt  hij,  dat  deze  met  de  bevrij- 
ders van  den  Heiligen  Geest  hetzelfde  van  den  Hei- 
ligen Geest ,  als  van  den  Zoon ,  leerden ,  naardien  zij 
den  Heiligen  Geest  voor  een  fchepzel  hielden ,  dat 
van  een  ander  wezen  was  ,  dan  de  Vader  en  den 
Zoon.  Doch ,  in  de  volgende  afdeeling  van  zijn 
werk  (§),  fchildert  hij  de  beftrijders  van  den  Hei- 
h'gen  Geest,  als  een  monfter  van  eene  dubbele  na- 
:  tuur,  dat  uit  de  vermenging  der  Halve  Aridnei% 
met  de  Katholijken  gevormd  was.  Die  genen  onder 
Séri  j  fchrijft  hij ,  die  van  Ariaanfchen  oorfprong 
waren,  noemden  den  Zoon  van  God  wel  niet  on- 
bepaald een  fchepzel;  maar  leerden  nogthans,  met 
A-itftjs-f-^lkf'  'ér'  eën  tijd  geweest  is,  toen  hij  nog 
hiet  beftohd;  daar  tegen  lasterden  zij  den  Heiligen 
Öeest.  •  Het  ander  deel  rekende  wel  den  Heiligen 
-    ■       -  Geest 

'  (*)  Hht.  Eccles.  IV.  27.  met  wiön  ook  thEodore- 
4'bs  Hiu:  Eccl.  II.  6.  Hxret.  Fab.  V.  n.  in  de  hoofd.' 
zaak  overëenftemt.        (f)  H<eres.  73. 

( § )  Hceres.  74.  Tom,  I.  Opp.  pag,  88d.  et  de    Pneu- 
tuatomachis  pag,  845. 


GESCHIEDENIS.  ,369 

Geest  ook   niet   met   den  Vader  en  den  Zoon  tot     Iir 

de  Godheid :  maar  anders  hadden  zij  van  den  Zoon    ^PJ;*^ 

lil 

volkomen  het  waare  geloof.  Hoofdfï. 

De  aanhang  van  macedomus  breidde   zich  fpoe-  na  C.  G. 

dig  te  Konfiantinopolen  ^  in  Thraci'è^   Bithynië  ^  ^^"  tot  ^6%, 

den  Hellespont ,  en  in  de  nabuurige  gewesten  uit  (*).  ■ 

Hier  toe  bracht  hun  uiterlijk  voorkomen  en  gedrag  ^^icbrei- 

r       ding  van 
^eer  veel  toe :  zij  veitoonden   zich    deftig ,  leefden  dezen 

bijna  als  Monniken ,  en  hadden  eene  ficrlijke  en  aanhang, 
tot  overreding  gefchikte  wijze  van  voordragt.  Door 
dergelijke  begaafdheden  muntte  inzonderheid  jniara- 
THONius  uit,  die  van  eenen  zeer  rijken  betaalmees- 
ter bij  eenen  Rijks -Opperfladhouder,  een  Kerkedie- 
naar, en  vcrvolgends  een  Monnik  werd,  en  een 
Klooster  te  Konftantinopolen  ftichtte.  Deze  be- 
fteedde  zoo  veel  ijver  en  geld  tot  bevordering  ea 
inflandhouding  van  dezen  aanhang  ,  dat  zij  iiaar 
hem  ook  de  Marathoniaanfche  genoemd  werd.  ma- 
CEDONius  ftelde  hem  tot  Bisfchop  van  Nikomecli'è 
aan;  ook  was  hij  het  eigenlijk,  die  den  ondergang 
van  dezen  aanhang  te  Konftantinopolen  verhinder- 
de ,  alwaar  dezelve  geen'  Bisfchop  noch  Kerken  had, 
Aan  eenen  anderen  zijner  aanhangeren,  eleusius, 
bezorgde  macedonius  het  Bisdom  van  Cyzicum^ 
hetwelk  hij ,  in  het  Jaar  360 ,  door  toedoen  der 
Ari'dnen^  weder  verloor. 
Tegen  dezen  aanhang ,  werden  fpoedig  alle  die  Veröof» 

middelen  in  het  werk  gefield ,  met  welken  men ,  ten  ^«^^'"f 

°  '  'en  onder- 

^.£zen  tijde,  gewoon  was,  de  dwalingen  te  keer  tegangvaa 

gaan. 

(*')   SOCRAT.     IL    38,    45.  SOZOMEN.  IV.  27. 

IV.  DEix.  Aa 


%70  K  E  R  K  E  L  IJ 'K  W 

m       gaan.    Dezelve  werd ,  op  vcrfcheidene  Kerkvergade- 

^^^i^     ringen,  en  bijzonder  op  de  algcmeene  vergadering, 

Hoofdft.  (^ConciUum  Oecumenicum ^')  te  Konfléintinopokn ^  in 

Ha  C.  G.  het  jaar   381,    veroordeeld.    Alle   Godsdienst- oefe- 

tot  363.  ""^S  •>    ^"    ^^^^^    ^^^    verblijf  te    Konftantinopohn , 

werd  hun ,  door  Keizerlijke  wetten ,  verboden.    Men 

aanh"  <^  ^^^^'^^  zoodanige  wetten  nog  overig  van  den  Keizer 
THEODOSius  den  Grooten  ,  in  de  jaren  383  en 
384  (*),  welke  van  tiieodosius  den  Jongeren y 
in  de  jaren  423  en  428  bevestigd  werden  (f).  De 
Katholijken ,  hier  door  vrijheid  gekregen  hebbende , 
bedienden  zich  daar  van,  om  de  Macedonianen  te 
vervolgen,  alhoewel  niet  overal  met  denzelfden  uit- 
flag.  Dus  was  'er  (§),  onder  de  regeering  van 
den  laatstgemelden  Keizer,  een  gi'oot  aantal  Mace- 
do-ni'dnen  in  Frygi'è^  bijgenaamd  Pacntidansch  Ffy-" 
gië.  De  Bisfchop  theodosius  aldaar  deed  alle 
moeite,  om  hen  uit  dat  geheele  gewest  te  verdrij- 
ven: en  zulks  niet,  zegt  onze  wclmeenende  Schrij- 
ver, naar  de  gewoonte  der  Rechtzinnige  Kerk,  als 
welke  niet  gewoon  is  te  vervolgen;  maar  uit  gie- 
righeid, om  geld  van  de  Ketters  te  trekken.  Hij 
trok  hen  voor  den  Rechter,  en  zocht  bijzonder 
hunnen  Bisfchop  agapetus  te  onderdrukken. 
Doch ,  door  de  overigheid  niet ,  naar  zijnen  wensch  , 
onderfteund  wordende,  reisde  hij  naa  IfonJIaniino" 
poieu,  om  aldaar  fcherper  bevelen  tegen  de  Ketters 

te 
(*)  C.  T/jeod.  L.  XVI.  ///.  5.  de  her,  kg.  11,12, 13, 
(f)  Ihid.  leg.  59,  60,  65. 
(§)  Volgends  socrates  lint.  Eccles,  VII.  3. 


^GESCHIEDENIS.  srr 

te  verwerven.    Gediuirende  zijne  afwezendhci J ,  nam     III 
AGAPETUS,  met  zijne  geheele  gemeente,  het  geloof    ^^^^ 
van  Nkeë  aan ,   en   maakte  zich   van   de  Kerli  en  Iloofdft» 
het  Bisdom  meester,  zoodat  theodosius,  bij  ziine  "^  ^*  ^» 
terugkomst ,  zich  van  zijn  ambt  beroofd ,  en  deerlijk  tot  363! 
te  leur  gefield  zag.     Over  het  geheel  neigde  de  aan-  ■ 

hang  der  MacedoniSnen ,  ten  dezen  tijde ,  naar  den 
ondergang,  nestorius,  Bisfchop  van  KonflantlnO' 
polen ^  die  hun  vijand  was,  ftookte  eenen  Bisfchop 
aan  den  HeUespont  op,  om  hen  hevig  te  veivol- 
gen  (*).  Toen  zij  dezen  Bisfchop,  na  lang  ge- 
duld, vennoord  hadden,  bracht  hij  het  ten  Hove 
daar  toe,  dat  hun  hunne  Kerkeuv  ontnomen  wer- 
den. Ook  gingen  velen  van  hun  tot  de  Katholij- 
ken  over:  en  van  dezen  tijd  af,  gewaagt  de  Ge- 
fchiedenis  niet  meer  van  de  ' Macedoni'dnen  ,  dodi 
hunne  gedachtenis  leeft  nog  in  de  fchriften,  welke 
de  aanzienlijkfte  Leeraars  der  Christenen ,  in  de 
vierde  eeuw,  athanasius,  basilius  de  Groote^ 
GREGORius  vs.n  Nazianzits ,  didymus,  ambrosius  , 
en  meer  anderen,  tegen  de  Macedonidjien^  en  in 
het  gemeen  tegen  alle  beflrrijders  der  heerfchende 
lecre  van  den  Heih'gen  Geest  gefchreven  ,  en  die 
voor  het  grootfle  gedeelte  nog  voorhanden  zijn. 

De  Artdanfche  verfchillen  gaven  boven  dien  aan-5cheu- 
leiding  tot  fcheuring,  zelfs  onder  de  Kathoïijken  of  ""^^'"'^ 
Rechtzinnigen  ,   fommigen    van    welken  in  hunnen 
ijver  zoo  ver  gingen ,   dat  zij  de  minfte  neiging  tot 
verdraagzaamheid    omtrent  de  Aridnen  niet  dulden 

(*)  sociUT.  /.  c.  Cap.  31. 
Aa  s 


, 


572  K  E  R  K  E  L  ]J  K  E     ^ 

III      konden.    Onder  dezen  muntte  boven   allen  uit  lv* 

^^^^     ciFER ,  die  zich ,  om  deze  reden  ,  van  de  Kerk  af- 

Hoofdft.  fcheurde ,  en  eenen  aanhang  der  Luciferimen  (lichtte. 

na  Cw  G.      Lucifer  was   Bisfchop   van   Calaris  of  Caralis^ 

tot   ^öC^^'''^"'^  Cagliari^^  de  hoofdflad  van  het  eiland  Sar- 

clini'è.    Hij  komt,    in  den  twist   met  de  Arlanen ^ 

Zijne  lot- jjgj.  gg^gj.  omtrent  het  jaar  354  te  voorfchijn,  toen 
enfchrif-  ^U  van  den  Bisfchop  van  Rorne  aan  Keizer  kon- 
ten.  sTANTius  werd  gezonden,  om  van  denzelven  eene 

nieuwe  Kerkvergadering  te  verzoeken.  Op  deze 
Kerkvergadering ,  die  in  het  volgende  jaar  te  Milaan 
gehouden  werd,  weigerde  hij,  met  anderen,  athana- 
sius  te  veröordeelen ,  en  werd  daarom  in  balling- 
fchap  verwezen  (  * ) ,  in  welke  hij ,  tot  de  dood  van 
Keizer  konstantius  ,  in  Syrië  ,  PaUflina  ,  en 
Egypte  geleefd,  en  veel  van  de  Ari'dnen  geleden 
heeft  ('t).  Geduurende  deze  balHngfchap  fchreef 
hij  het  dén  en  ander,  welke  fchriften  het  eerst  ;zijn 
uitgegeven  door  joaN  tilius,  (of  jeün  du  til- 
LET,)  Bisfchop  van  Meaux  ^.  te  Parys  1568  in 
Octavo.  Ook  vindt  men  ze  in  de  Bibliotheeken  der 
Kerkvaderen,  en  eindelijk  zijn  zij  op  nieuw  uitgege- 
ven door  de  Broeders  johan  dominicus  en  jacob 
coLETi  te  Venetië  in  het  jaar  1778  in  Folio.  Schoon 
dezelve    weinig    bondigs    behelzen ,    verfpreidcn  zij 

ech- 

(*)  Zie  boven  Bladz.  310,  311. 
'1   ( f )  Indien    wij    zijne    aanhtingers    mogen    geloven ; 
MAR.CELLINUS  cn  FAUSTiNUS ,  in  hun  Libellus  Prccwn   a<l 
I-falentiii.  II.  Theodos.  et    Arend.  png.    8p.  Paris    165c. 
2.  ei  in  siRMONDi  Opp.  Tom.  I.  pag.  150.  fqq. 


GESCHIEDENIS.  373 

«chter  licht  over  de  gefchiedenis  en  gefteldheid  de-     lU 
zcr  tijden,  en   hebben    dit    merkwaardige,   dat  de    ^^^-^ 
aanhaling   der    Bijbelplaatzen    in    dezelven    niet   ge-  Hoofdd. 
fchiedt  naar  de  gewoone  Latijnfche  uitgave  {Fulga-^^^-  ^* 
ia , )  maar  naar  eene  oudere  Italifche,    De  algemee-  j^t  353] 

ne  inhoud  dezer  fchriften  is   cene  verdediging    der * 

Nicéifche  Kerkvergadering,  en  van  atiianasius  te- 
gen den  Keizer  konstantius,  en  een  bewijs,  hoe 
ftrafbaar  deze  Vorst,  en  hoe  prijswaardig  de  voor- 
ftanders  van  het  Nicéifche  geloof  gehandeld  heb- 
ten.  Het  voomaamfte  dezer  fchriften  is  een  Verr 
^veerfchrift  voor  athanasius  ,  (^Pro  Athanafio  Li~ 
hri  duo  ad  Conftantiiim  Imp.^  In  hetzelve  vaart 
hij ,  op  eene  onbetaamlijke  wijze ,  tegen  den  Keizer 
uit,  die  met  kaïn,  achab,  jesabel,  en  andere 
godloze  en  flechte  vorften  en  perfonen ,  vergeleken 
wordt,  gelijk  integendeel  abel  een  beeld  van  atha- 
nasius is.  De  hevigite  fcheldnamen  worden  voords 
den  Keizer  toegevoegd ,  hij  heet  eert  Ketter ,  eea 
Leugenaar^  een  Moordenaar^  Kerkrover ^  een  Zoon 
iles  Duivels^  geen  Christen^  maar  een  Lijfeigene 
der  Straatfchenders ,  en  wordt  tot  bekeering  ver^ 
■maand,  indien  hij  niet  ééns  met  den  Duivel  en  zij- 
ne Engelen  gepijnigd  wil  worden.  In  een  ander  ge^ 
Ichrift  f-^an  de  afvallige  Koningen ,  Q  de  Regibus 
Apoftaticis ,')  wil  hij  den  Keizer,  dien  lasteraar  en 
verfioorer  van  den  Godsdienst^  uit  de  voorbeelden 
van  flechte  hra'èlitifche  Vorften ,  die  echter  van  God 
niet  terftond  geftraft  zijn,  Iceren,  dat  hij  zich  be? 
driegt,  wanneer  hij  gelooft,  in  alles  wel  gedaan  te 
hebben,  omdat  God  hem.  nog  op-  den  troon  be> 
Aa  3  waart 


874  K  E  Pv'K  E  L  IJ  K  E 

ni       waart  en  vooifpoed  fchcnkt.    ïii  een  derde  Boek-, 
^^jl'      (^De  non   conveniendo   cum   H^retlcis   Liber^')  wil 
Hoordd.  LUCIFER    bewijzen  ,    dat    men    met    Ketters  geem 
m  C.  G.  Godsdienfiige  pemeenfchap  moet  oefenen.    In  dit  op- 
tot  363!  ^^^  verwijt  liij,   den  Keizer,  die   op  vrede  en  ver- 
*■    ■■■—    draagzaamheid  aandrong,  dat  hij  geenen  God  heeft ^ 
dat  Iiij  alleen  leeit,    het  geen  zijnen  lieven  Duivel 
behaagt,  en  dat  de  kanker  van  ^r/Vi^r^z/c/ie  dwaling , 
waar  hij  mede   befmet    is,    door  zijn   gcheele   rijk 
flinkt.    Om  zijne  harde  en  onbetaamlijke  bewoordin- 
gen  tegen   zijnen   Vorst  te  verdedigen,  fchrcef  hij 
nog  een  fluk,   rt''/?^  men   de  genen ^  die  zich  tegen 
God  bezondigen^   niet   mag   verfchoonen ^    (^de  non 
parcendis  in   Denm  delinquentibus,')    Hier  beroept 
hij  zich  op  de  voorbeelden  van  moses,  pinehas^ 
SAMuëL   enz. ,   en   zegt ,   dat  de  KathoUjken  recht 
hebben ,  om  den  Keizer ,  dien  woJf^  die  alle  fchapen 
wil  verfcheurcn,   op   dezelfde  wijze  te  behandelen; 
dewijl  hij  het  crgfte  verdient,   als  zijnde  een  vijünd 
van  Gods  Zoon ,  van  den  Christelijken  Godsdienst, 
en   de  Kerk.    Derhalven  zijn.  de  Christenen  geene 
wederfpannige  en  euvelmoedige   onderdanen,  gelijk 
deze    voorloper  van  den   Antichrist ,    deze  dienaar 
des  Duivels^   deze  Tempel  van   alle  hooze  Geesten^ 
die   fnooder  is  dan  judas    Iskarioth,   hun  verwijt. 
Eindelijk    verklaart    lucifer    in    een    ander   (luk, 
(^  Moriendum  esfe  pro  Dei  filio ,  dat  men  voor  den 
Zoon  van  God  Jierven  moet ^^  in  den  naam  van  alle 
KathoUjken ^  bereid  te  zijn,  om  alles,  ja  het  leven 
zelf,  op  te  offeren,  voor  je  sus,  als  den  Zoon  van 
CrO^ij,  en  a^c  wreedheden  te  dulden,  welke  de  Dui- 


G'E  S  -C  H  r  E  D -E  N  I  S.  r^js 

vel,  nict  's  Keizers,  beuhhandeii^  :t^gcn  hen  in  het     III 
.werk  flclde.     Dit    alles  wordt  ^   iit  ceiicrt  boerfcheii    ^^^^ 
en  Ibchten  llijl  voorgedragen ,,  terwijl  lucifer.  zelfHoofdfl. 
belijdt ,    dat  de  Ariihten,  zich  yecl   iierlijker  en  aan-  "^  C.  G, 
genamcr  wisten  uit  te  drukken »  dan  de  A'^^/^o/Z/i^é'^ ,  ^qJ.  ^^ai 

■doch  tevens,  op    zijne  Bijbelkennis   boven   hen  roe 

mende,  welke;  nog  thans  bij  .liern  meest  beftaat  in 
het  opëenftapclen  van  fchrifui.urplaatzen ,  zo^Uier 
,eenige  bondige  tiitlegkunde.    ,  .,    . 

Zqo  ftout  was  LUCIFER ,  dat  hi}  aan  den  Keizer  Ziin  ver- 
«elven  een.:  affchrift  van  deze  Boeken  zond.  ^^  l^^fL^ 
Keizer  liet  hem  vragen,  of  hij,  derzelver  Schrijver 
was,  en  lucifer •. kwam  'er  nict  alleen  voor  uit, 
jnaar  verklaarde  zichzelven  bereid,  om  'er  voor  te 
fterven  (*).  'Dit  gedrag  zeker  betaamde  geeneii 
Chïistcn,  deze  zijn  niet  de  lesfen  van  het  Christen- 
dom, ook  hebbeu  de  Apostelen  en  eerfte  Christe- 
nen' nooit  zelfs  Hcidenfche'Vórflen,  hunne  vervol- 
gers ,  op  zoo  booze  wijze  bejegend ;  ook  was  deze 
hevigheid  juist  gefchikt ,  om  deri  Keizer  van  dè 
KathoVijken  te  af  keeriger  te  maken ;  fchoon  hij  lang- 
.moedig  genpeg  was,  om  al  dit  fchelden,  enkel  met 
eene  verandering  van  de  plaats  der  ballingfchap  van 
LUCIFER , ; te  ilralFen.  Ondertusfchen  hebben .  HiëRO- 
ïJYMUS  (;(■)  en  athanasius  ,  dezen  Bisfchop,  die 
een  zoo  rampzalig  voorbeeld  voor  volgende  tijden 
gegeven  heeft ,  hooglijk  geprezen.    Doch ,    ook  de-^ 

ze 
.(*).  LUCIFER   Epist.   ad   Florent.  ptrg.    i86.  Bibliotlt,, 
J?P.  Colon.<'Tom,'lSf. 
-r  (f)  De  .Fir.is.  lllujïr.  Cap.  95. 
Aa  4 


^rs 


KERKELIJKE 


ÏII 

BOEK 
III 

Hoofda. 

na  C.  G 

Jaar  337 
tot   363, 


LUHFER 

veroor- 
zaakt 
eene 
fcheu- 
ting. 


ze  beide  Kerkleeraars  hebben  zich  door  bedaarde 
zachtmoedigheid  in  Godsdiensttwisten  juist  geenen, 
naam  verworven,  behalven  dat  athanasius  door 
dankbaarheid  genoopt  werd;  gelijk  hij  dan  ook  de- 
ze Boeken  in  het  Grieksch  vertaalde,  en  Aan  der- 
zelver  Schrijver,  onder  andere  buitenfporige  loftui- 
thigen,  verzekerde,  dat  de  Heilige  Geest  met  hem 
gefproken  had  (♦). 

Na  de  dood  van  konstantius  ,  kwam  lucifer  , 
onder  den  Keizer  juliüan  ,  uit  zijne  ballingfchap, 
tot  het  bezit  van  zijn  Bisdom,  terug;  maar  ook 
toen  liet  zijn  ijver  hem  niet  toe,  rust  en  vrede  te 
houden,  integendeel,  zelfs  waar  hij  eensgezindheid 
zou  herftellen ,  verwekte  hij  fcheuring:  Hij  zou, 
met  EusEBiüS  (f),  Bisfchop  van  FerceUce,  (thans 

Pen- 

(*)   £/»/V.   ATHANAS.    aii  LUCIFER.  IH     BihUotJl.    PP.   l. 

c.  pag.  1 86.  fqq,.  et  in   athanas.    Opp.   Tom,   I.  P.   II, 
fag,  5)65.  fqq.  ed.  Benedict. 

(t)  Deze  EusEBius  was  de  eerHe  geweest,  die  den 
'feerfiand  met  het  IMonnikenleven  had  zoeken  te  verëeni- 
gen,  (boven  Bladz.  114.)  Hij  was  gebannen,  omdat 
hij,  op  de  Kerkvergadering-  te  Milaan^  insgelijks  de  be- 
langen van  ATHANASIUS  voorllond.  Naderhand  zijne  vrij- 
heid weder  gekregen  hebbende,  leefde  hij  tot  het  jaar 
i37i,  in  de  waarneming  van  zijn  ambt.  Hij  wns  een  ge- 
trouw aanklever  van  het  Niceïsch  geloof,  maar  veel  ge* 
matigder  dan  lucifer.  Hij  vertaalde  de  uitlegging  der 
Pfalmen  van  eusebius  van  Ciefarea^  in  het  Latijn.  Ook 
toont  men  in  de  Hoofdkerk  te  Vercelli  een  affchrift  der 
vier  Euangcliën,  volgends  de  oudfte  Latljnfche  Verta- 
ling, 


GESCHIEDENIS.  377 

Fercelli    'm  Piemont ,)   op   zijne    wederkeering  uit     III 
hunne  ballingfchap,    de  Meletiaanfche  fcheuring  te    ^^^?- 
y^ntióchië^  van  welke  boven  {Bladz.  350.)  gcfpro- Hoofdft. 
ken  is ,  en  die  nog  duurde ,    trachten  te   herftellen.  "^  C.  G, 
EusEBius  begaf  zich  ,  ten  dien  einde ,   naa  Alexan-  {^^   263I 

dri'è ,   alwaar  athanasius  ,  in   het  jaar   362 ,  eene 

vergadering  hield  van  vele  Bisfchoppen ,  met  een 
dergelijk  oogmerk.  Op  deze  vergadering  werd  be- 
floten ,  dat  zoo  wel  de  Ariaanfche  Bisfchoppen , 
als  die  genen,  welke  met  hun  gemeenfchap  hadden 
gehouden,  in  hunne  ambten  zouden  kunnen  blijven  , 
en  voor  Katholijken  gehouden  worden ,  indien  zij 
de  Niceïfche  geloofsbelijdenis  onderfchreven ,  en  de 
Ariaanfche  Ketterij,  als  ook  de  leere,  dat  de  Hei- 
lige Geest  een  fchepzel  is ,  enz. ,  veroordeelden  (*), 
Tevens  droeg  deze  vergadering  aan  eusebiüs  van 
/^rc^///  jCUASTERius  ,  ceueu  Arabifchcu  Bisfchop,  met 
LUCIFER ,  die  reeds  naa  Antidchi'è  gereisd  was ,  op,  om 
in  die  (lad  een  vergelijk  tusfchen  de  vcrfchillende  partijen 
te  treiFcn.  Maar  lucifer  had  reeds ,  in  zijnen  ijver,  eenen 
overhaasten  (lap  gedaan.  Op  eigen  gezag  wijdde  hij  daar 
den  Ouderling  paulinus  ,  het  Iigq^A  (Xtv  Eufiathianen  ^ 

ling,  hetwelk  vr.nde  eigene  hsnd  van  dezen  eüsebius  zijn 
zal,  en  hetwelk  door  joh.  Ai>rDR.  mici  te  Milaan  174S 
uitgegeven,  en  in  het  volgende  jaar  in  blanchini  Eu- 
angeliarium  Quadriiplex  Ronne  1749  4  VolL  Folio  inge- 
voegd is. 

(*)   Men   zie   den    Brief  dezer  Kerkvergadering    bif 
ATHANASIUS    («i  Autiochen.  pag,   770.  fqq,   Tom.  I.  P. 
U.  ed.  Benecl.) 

Aa  5 


^  .   K  E  R,'K:E  L  IJ  K  E. 

ni       die  de  pnverdraagzaamftC' waren ,  tot  Bisfchop  in ,  wch 

BOEK     jjeii  ^  gevolglijk ,  de  Melefianen  niet  erkennen  wilden. 

Hoofdft.  Dus  fchoot  de  ichcuring   te    Anti'óchi'é,  dieper   wor- 

m  C.  G.  telen ,  en   kon  eerst  in   de  volgende  eeuw   wordert 

laar '?'?7.  '  .  .  j  ,  ..     ..  ,  , . 

tot  ^ó'^  uitgeroeid,    eusebius,   bij  zijne  aankomst   dit  vei-'- 

■I  nemende,  wilde  zich  in.  geene  zaak   inlaten,   maar 

,2ette  zijne  reize  Voort.  ■  Het  verdriet ,  hetwelk  lu- 
cifer gevoelde,  dat  eusebius  zijne  verrichtingen 
niet  goedkeurde,  deed  hem  de  Kerkelijke  gemeen- 
schap met  denzelven  afbreken,  maai*  ook  met  allen,* 
die  het;  belhüt  der  vergadering  van  Akxandnë  2lVl\\- 
iiamen.(*).  Op  deze  wijze  icheidde  zich  lucifer. 
allengs  van  de  geheele  kerk ,  en  zelfs'  van  athana- 
sius,  en  (lichtte  eenen  aanhang,  die  zijnen  ijver  be- 
wonderde en  goedkeurde.  Dezelve  fchijnt  het  flerkst 
geweest  te  zijn,  in  Sardinië,  alwaar  lucifer  tot 
liet  jaar  371  geleefd    heeft-;   doch  men   ontmoet  ze 

'  ook  te  Rome^  en  in  andere  plaatzen  van  Italië,  iii 

Spmije,  Afrika,  te  Anti'óchi'é,  en  in  Ali'è,  Deze 
aanhang, had  zijne  eigene  Bisfchoppen,  doch  meest 
zijn 'onder  denzelven  bekend  geworden  twee  Ouder- 
lingen, marcellinus  en  faustinus,  omtrent  het 
jaar  3M0,  die  aan  de  toenmalige  Keizers  een  fmeck- 
fchrift  hebben  ingeleverd,  in- hetwelk  zij  bitter  kla- 
gen, over  de  vervolgingen,  hunne  partij  aangedaan. 
Zij  gewagen  ook  in  dit  gefchrift  van  liunnen  Bis- 
fchop 
(*)  MICRON.  Blal.  advers.  Lncifen'anos  Cap.  20.  ru- 
ïÉNUs  Hht.  Eccles..  I.  27,  30.  sulpic.  s£v.  Hist.  Sacr, 

Ji..i45..  .SOCRAT.    III.     rt,    7,    9.    SOZOMEN.    V.     12,    13. 

TUEODOR.  Hist,  Eccles.  III.  4,5. 


G  E  S  C  IIIE  D  E  N  I  S.  379 

fchop  GREGORius  v.in  lUiberis ,  als  van  eenen  voor-     IH 

treflijken  Lceriiar ,  die  zelfs  wonderen  vcmchtte  (*),    ^u* 

PAUSTiNus    fchreef   bovendien  een  Boek  tegen   de  Hoofdfl, 

Arianen ^  (de  Trinitate ,  feu  4e  fide  contra  Aria-^^^^'^* 

J^ar  337- 
ms}  Cf).    Nog  telt    men    iiilarius  ,   Diakon  te  toe   363. 

i^öw^,  die  door  den  Bisfchop  liberius  nevens  lu- 

ciFER  aan  den  Keizer  gezonden  en  insgelijks  geban* 

nen  was,  onder  de  aanhangers 'van  lucifer,  zelfs 

verwierp  deze  den  doop  dei:  An'/jnen ,  gelijk  van  alle 

andere  Ivetteren,   en   wilde   allen,  die  overkwamen 

tot  het  rechtzinnig  geloof,  wederom  gedoopt  heb-  r 

ben.     Volgends  HiëRONYMUs  (§),   beweerde  hij  dit  '^ 

gevoelen  in    een   afzonderlijk' werk,   (^e  Hareticis 

rebaptizandis ^')  hetwelk    niet  meer  voorhanden  is. 

Aan  dezen  hilarius  hebben  verfcheidene  geleerden 

ecne  Ferklaring  der  13  Brieven  van   paulus  toege- 

fchreven,  welke  onder  de  werken   van  ambrosius, 

Bisfchop  van   Milaan^  ftaat  (**),   doch   wien   zij 

zeker  niet  toebehoort,     aucüstinus  (ff)  haalt  ze 

aan  onder  den  naam  van  den  Heiligen   hilarius, 

welke    benaming    van    Heilig    genoeg    aanduidt  , 

dat 

(*)  Van  dezen  fpreekt  ook  HiëRONVMus ,  als  Schrij- 
ver, dè  Firis.  'llhiflr.  Cap,  105. 

( t )  GENNADius  de  Firis.  Illuftr.  Cap.  16.  Dit  Boek 
ftaat  in  de  Bihlioth.  PP.  Tom,  IV.  pag.    545.  ed.   Colon, 

(5)  T>ial.  ach'.  Liicif.  png^  305.  Opp.  Tom.  IV.  cd» 
Benedict. 

(**)  Tom.  V.  pag.  170.  tel.  Bnfil.  1555. 

(tt)  Contra  duns  Epistolas  Pciagian,  LibVé  IV.  G7j>* 
7.  />.  311.  fd.  Biued.  Antverp.  Tom,  X, 


38o  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  dat  de  door  augustinus  bedoelde  Schrijver  eeit 
®^^''^  andere  ons  onbekende  hilarius  zijn  moet.  Nog 
Hoofdft.  cc'i  ander  werk:  Onderzoekingen  over  het  Oude 
sa  C.  G.  en  Nieuwe  Testament  ,QQjta/iiones  Veteris  et  Novi 
tot  ^63.'  "^^^^^^^^^^^^  9 )  hetwelk  achter  de  werken  van  augus- 
"  TiNUS  gevoegd  is    (*),  en  hetwelk  insgelijks  aan 

dezen  Romeinfchen  hilarius  door  fommigen  toe- 
gefchreven  wordt,  fchijnt  eer  ecne  verzameling  uit 
verfcheidene  Schrijvers  te  wezen,  dewdjl  'er  zelfs 
Feïagi'dan.fche  ftellingen  in  voorkomen  (f).. 
ttrciFER  De  aanhang  der  Luciferimen  fchijnt  tot  het  begin 
?  .,^^"  der  vijfde  eeuw  ftand  gehouden  te  hebben,  hicro- 
geêerd.  nymus  heeft  'er  tegen  gefchreven  ecne  Satnenfpraak 
tégen  de  Luciferi'dnen^  (^dialogus  contra  Luciferia- 
nos^')  in  welken  hij  nogthans  van  lucifer  zelven 
■zeer  zacht  en  befcheiden  fpreeld:.  Ondertusfchen  is 
LUCIFER ,  hoe  zeer  zijne  rechtzinnigheid  niet  in  ver- 
denking kvvam  (§),  buiten  de  gemeenfchap  der  AV 
thoHjke  kerk  geflorven.  Zonderling  is  het  daarom, 
,dat  men  hem  in  Sardinië  als  eenen  Heiligen  vereert , 
alwaar  men  in  het  jaar   1623  meende  zijn  ligchaam 

ge- 

(*)  Tom,  Ilï.  Append.  pag.  «p.  fqq. 

(t)  DU  PIN  Noiiv.Bihlioth.  des  Ant.  Eccles.  Tom.  IL 
pag,  2.^9.  OUDIN  Disf.  deOperibiis  Hilan'o ,  Rom.  Eccles, 
Diacono  ,  attrib'utis ,  in  Conimcnt.  de  SS.  Eccles.  anti" 
qnis  Tom.  I.  pag.  480.  fqq. 

(f)  Het  geen  men  omtrent  de  onrechtzinniglieid  van 
LUCIFER  bij  AUGUSTINUS  de  ILeres.  Cap.  81.  en  bij  the- 
ODORET.  Hist.  Eccles.  III.  5.  vindt,  fteunt  enkei  op  een 
onzeker  en  onbepaald  gerucht. 


GESCHIEDENIS.  381 

govondcn  te  hebben,   door  hetwelk  zcdcrt  wonder-      III 
werken  verricht  zullen  zijn.    Een  Paiislijk  bevel  ver-    ^n'^ 
bood  wel,  in  het  Jaar   1641,  voor  of  tegen  deze  Hoofd(l« 
lieiligheid  te  fchrijvcn  of  te  prediken,  maar  de  ver-  '"  C.  G. 
eering    van    dezen   zoo    onverdraagzamen   Bisfchop  ^q^  263, 
was  voor  de   geestelijkheid  te  voordeelig ,  dan   dat  • 
zij  weder  heeft  kunnen  afgefchaft  worden  (*). 

Behalven  deze  twisten  en  verfchillen ,  die  met  de  Audinnen 
Ariaanfche  min  of  meer  in  verband  ftonden,  had-  ^^g,^ 
den  'er  nog  andere  plaats,  die  minder  de  recht- 
zinnigheid betroffen,  en  meer  aan  dweepziekte  en 
al  te  zlnlijke  denkbeelden  omtrent  den  Godsdienst 
Atxv  oorfprong  te  danken  hadden.  Hier  toe  behoo- 
ren  de  verfchillen  met  de  Audianen  of  Audeanen  ^ 
die  Imnnen  naam  hebben  naar  zekeren  audius  of 
AUDEUS ,  die  in  het  laatst  der  regeering  van  kon- 
STANTYN  den  Grooten  opzien  verwekte.  Ti^zo. 
man,  die  in  Mefopotami'è  t'huis  hoorde,  ijverig  in 
zijnen  Godsdienst,  befti'afte  de  Bisfchoppen  en  gees- 
telijken, die  zich  aan  ondeugd  of  vervalfching  van 
het  geloof  fchuldig  maakten ,  met  groote  vrijmoedig- 
heid. Weldj-a  maakte  hij  zich  daar  door  gehaat, 
en  zij,  die  zich  door  hem  beledigd  rekenden,  mis- 
handelden hem  en  de  zijnen,  dikwijls  met  flagen  zelfs» 
zoodanig ,  dat  hij  zich  genoodzaakt  vond ,  zich  van 
tle  kerk  af  te  zonderen ,  en  eene  fcheuring  te  ma- 
ken. Door  eenen  fcheurzieken  Bisfchop  tot  Bisfchop 
iiigewijd  zijnde,  werd  hij,  op  aanklagtc  der  Kaiho- 

(*)  TiLLEMONT  Mémoires  Tom.  VII.  pag.    233.  Nnres 
pffg.  3(10.  ed.  fol.  vvALCH  Ketzerhist.  III.  Tlisïl.  S.  338, 


. 


?8a 


K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 


rir 

BOP,K 
III 

Hoofdil. 
na  C.  G. 

Jaar  337. 
cot   363. 


Worden 

befchul- 

digdvan 

Anthro- 

poinor- 

phismus. 


ïijke  Bisfchoppen,  naa  Scythië  gebannen,  dat  is^ 
waarfchijnlijk ,  naa  het  ééJi  of  ander  gewest  aan  de 
Zvvaite  of  Kaspifche  Zee.  Van  hier  kwani  hij  on- 
•  der  de  Gothen ,  van  wellien  hij  velen  tot  het  Chris- 
tendom bekeerde,  kloosters  onder  lien  {lichtende, 
en  Bisfchoppen  aanbellende.  Hij  fchijnt,  omftreeks 
het  Jaar  370,  geflorven  te  zijn  (*).  Zijn  aanhang, 
in  het  eerst  vrij  talrijk,  was,  door  de  vervolging  der 
Christenen  onder  de  Gothen,  fpoedig  tot  een  zoo 
klein  hoopjen  in  Syrië  gedaald ,  dat  zij  reeds  op  het 
einde  dezer  vierde  eeuw  haren  ondergang  nabij  was. 
Zij  onthielden  zich  voornaamlijk  in  Kloosters ,  door- 
gaands van  de  Heden  verwijderd,  en  mmitten  nitia 
deugdzame  zeden.  Hunne  Leeraars,  gelijk  audius 
zelf,  hadden  hun  beflaan  door  hunner  handen- ar- 
beid. Zij  worden  het  laatst  genoemd  in  eene  wet 
van  twee  Keizers  in  het  jaar  428  (f). 

EPiFANius,  die  het  breedvoerigst  over  deze  lie- 
den fpreekt,  kent  hun  hoofd  audius  vrij  van  alle 
gevaarlijke  hoofddwalingen  in  de  leer ,  alleen  bericht 
hij,  dat  de  Audianen^  (^üoctxIo  i'SiufiUov ^^  uit  ge- 
brek aan  kennis ,  aan  God  eene  menschlijke  gedaan- 
te hebben  toegcfchreven ,  waar  toe  audius  zich  op 
de   woorden    beriep:      Laat  ons  menfchen  maken ^ 

naar 

(*)   EPIFANIUS   Iher.  70.    Cap.    I,    14,    15.   THEODORET. 

fhcrct.  Fab.  IV.   10.  Hht,  Ecdcs.  IV.   10.    Men  voege 
hier  bij  augustin  de  Hii;res.  Cap.  50.  efrem  den  Syriër 
Serm.  XXIV.  adv.  Hcercs.  Tom,    II.   Opp.   Syro-Lat.p» 
493.  ed.  Asfemmm.  Hiè'RONYM.  Chron.  ad  ann.  341. 
(t)  Cod.  Thodou  /.  XVI.  ///.  5,  ds  h^ref.  leg.  6$. 


GESCHIEDENIS.  s^3 

tfaar    ons    beeld ,    welk    Godlijk    beeld    hij   iii  liet      \\\ 
menschlijk  ligchaam  zocht.     Hier  bij  moet  men  nan-    ^^^'^ 
merken ,  dat  zelfs  al  vroeger  Leeraars  van  de  twee-  HoofdfT-, 
de  eeuw,   melito   en  tertülltanus ,  befchuldigd  "^^  C.  G. 
worden,  dat  zij  aan  God  een  ligchaam  hebben  toege-  \q^  ;^/ 
fchreven  (*},  dat  epifanius   zelf  onzeker  fchijnt,  « 

waar  in  dit  beeld  van  God  in  den  mensch  moet 
geftcld  worden,  en  dat  meer  Christenen,  te  zinlijk 
denkende  en  fprekende ,  van  dit  gevoelen ,  hetwelk 
men  Anthropomorphismus  noemt,  gelijk  deszelfs  aan- 
hangers Anthropomorphlten ,  niet  gclieel  vrij  te  fpre- 
ken  zijn  geweest,  hoedanigcn  men  'er  velen  onder 
de  Egijptifche  INIonniken  vond  (f).  Zij  Iiaddeii 
verders,  volgends  epifanius,  zoo  groote  verbeel- 
ding van  hunne  volmaaktheid,  dat  zij  zelfs  met  dew 
onbcrispelijkflen  Christen  niet  wilden  bidden,  om- 
dat hij  tot  de  Katholijks  Kerk  behoorde.  Ook  ble- 
ven zij  bij  de  oude  Afiatifche  gewoonte,  om  de 
Paaschmaaltijd  te  eten  en  hun  Paaschfeest  te  vieren , 
op  denzeifden  tijd  met  de  Jooden.  Eindelijk  zullen  - 
zij  een  menigte  Apokrijfe  en  verdichte  Boeken  bij 
de  Heilige  Schriften  gevoegd  hebben.  De  hoofd- 
zaak fchijnt  te  zijn,  dat  de  Audianen  een  gezel- 
fchap  van  godvnichtige  maar  dweepzieke  mcnfchen 
zijn  geweest,  zonder  kennis,  maar  trotsch  op  den 
waan  van  heiligheid,  ten  minften,  indien  de  Katho- 
iijken  ons,  ten  hunnen  opzichte,  alles  naar  waar- 
heid 
(*)  Zie  boven  Deel  II.  BLidz.  1^3  en  372.' 
(t)  CAssiAN.  Col'.  X.  Cap.  «.  sozo.viE\.  HUt.  Ecclei* 
VIII.  II. 


SS4  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

tir       heid   vcrhniild  hebben;   want  van  hun  zelven   zijfl 

^Ij*:^     ons  geene  gefchriften  overig. 

Hoofdft.      Soortgelijke  dweepers  of  geestdrijvers  fcliijnen  ook' 

na  C.  G.  (Je  Mesfaüanen   geweest  te  zijn ,   die   omtrent   het 

tot  ''63!  niidden  der  IVde  eeuw  te  voorfchijn  traden.    Deze 

' lieden  hebben  hunnen  naam  van   een  Sijrisch-ChaU 

Mesfaha-  j^^^j^^c^  woord  C*) ,  hetwellt  biddenden  of  lovenden 
Euchee-  betekent,  hetwelk  door  de  Griekfche  woorden  £ü;:^>)7«#, 
^°»  {Eucheeten ^'^  en  I.v(py]i/i]oii ,  QEufeemiten,')  bidders 
of  Zovers ,  wordt  uitgedrukt,  omdat  zij  den  Godsdienst 
voornaamlijk  in  het  gebed  (lelden,  en  aanhoudende 
waren  in  het  bidden,  epifanius  (f)  leidt  hunnen 
oorfprong  af  van  eencn  Heidenfchen  aanhang,  die 
evenwel  maar  éénen  God  geloofden ,  welken  zij  den 
Almagtigen  noemden;  tot  deszelfs  verëering  hadden 
zi]  bijzondere  Bedekuizen ,  ( Trcrö^y^^a* ,  )  naderhand 
bouwden  zij  Kerken,  welke  naar  die  der  Christenen 
geleken,  en  in  welke  zij  zekere  lofzangen  tot  eer 
van  God  zongen ,  om  zijne  genade  te  verwerven. 
Wegens  deze  nabootzing  der  Christelijke  Kerken, 
werden  zij  van  fommige  ijverige  overheden  en  land- 
voogden ,  onder  anderen  van  zekeren  veldheer ,  lu- 
riTiANus  vt^rvolgd,  en  eenigen  ?;elfs  ter  dood  ge- 
bracht, doch  nu  noemden  zij  zich  Martijrianen  ^ 
wegens  deze  hunne  medebroeders,  die  zij  als  Mar- 
telaren aanmerkten.  Anderen  onder  deze  Heden , 
voegt  EPIFANIUS  'er  bij ,  werden  Satanianen  ge- 
noemd , 
C*)  r^VD'  ^^'^'^^  woord  zelfs  in  eene  Chaldeeuwfche 
plaats  des  Bijbels  (ezra  VI.  10.)  voorkomt.  ! 

(f)  Rj^;c$.  80.  .  I 


G  E  S  C  n  I  EDENIS.  385 

nocmd ,  omdat  zij  den  Satan  aanbaden ,  opdat  hij  hun      IIÏ  • 
geen  leed  zou  doen.    Dit  laatlte  nu  is  wel  naauwUjks    ^^^-^ 
te  geloven,  en  fchijnt  van  fpottcrs  en   kwalijkgczin- HoolUf!. 
den  jegens  deze  menfchen  den  oorfprong  te  hebben ,  "^  C.  G. 
doch ,  dat  'er  voor  het  overige  Hcidenfche  dweepers  [^^  i;^^! 
geweest  zijn ,   kan  men   even  ligt  gelo\nen ,   als  wij  ■ 

van  de  Joodfche  Esfeenen  weten  ,  dat  deze  van 
hun  menigvuldig  bidden  den  naam  van  ix-^loi  (^oot- 
vwedige  bidders^')  bekomen  hebben. 

Van  de  nieuwe  of  Christenen  BlesfaUanen ,  heeft  Hunne 
EPiFANius  de  volgende  bijzonderheden:     „  Zij  heb- ^.'^'"'■'"'^^ 
ben  wel   dezelfde  zeden,   maar  begin  noch  einde,  lens  vol- 
hoofd noch  wortel ;   zij  zijn ,  zonder  grondregelen ,  ?>^^'^^^ 
in  dwalingen   higewikkeld,   en   door  geene  namen,  ^^,g^ '  * 
plaats,  noch  wetten  verbonden.     Mannen  en  vrou- 
wen,  die    tot   dit    genootfchap    behooren,  zeggen, 
dat  zij  in  christus  geloven ,  de   wereld  verzaakt , 
en  al  het  hunne  verlaten  hebben.    Zij  llapen,  zon- 
der onderfcheid  van  kunne,  onder  malkanderen,  op 
de  openbare  ftraaten,   als  het  warm  is,   omdat  zij, 
naar   hun    zeggen ,    geen   eigendom    op   de   wereld 
bezitten.     Als   zoodanigen  zwcrv^en  zij  ook  om ,  en 
Heken  de  handen  uit,  om  te  bedelen.     Maar  hunne 
redenen    loopen    geheel  in  het  dwaazc.     Want  elk 
van  hun,   wien   men  vraagt,  geeft  zich  voor  den 
genen  uit,  wien  men  wil.    Noemt  men  hem  Chris- 
tus,   of  een'  Profeet,  Patriarch,   of  Engel,    zoo 
zegt   hij   eenvouwig  ,   het  is  zoo !     Zij  weten    niet 
van  vasten  ,    maar  eten   veel  meer  bij  dag  en  bij 
nacht.     Daar    tegen  zijn  zij  geheel  aan  het   gebed 
overgegeven.    Van  fchandeliike  handelingen  is  mij, 
IV.  Deel.  Bb  ttn 


im.  K  E  fl  K  E  L  IJ  K  E 

IfT       ten  liiinncn  aanzien,  niets  bekend;  doch  dewijl  mau- 

^^j^'^     nen  en  vrouwen  onder  malkanderen  liggen ,  kan  het 

Iloüfdft.  wel  zijn,  dat  zij   die   plegen.    Deze  zeldzame  leer 

nn  C.  G.  is  uit    al    te   groote   cenvouwigbeid  van  fommigcn 

tot  ^óV  ^^"    °"^^  broederen  ontflaan ,   die  wel  rechtzinnig 

•■'  waren,  maar  de  zedenleere   van  jesus  niet  genoeg 

verdonden.     Misfchien  hebben  zij   hunne  onverflau- 

dige    gevoelens    van   manes   uit    Per/ië  geleerd  — ■■ 

De  MesfaU'dnen  zijn  ook   gewoon,  den  baard  af  te 

fclieeren,    hetwelk  in  de  Kerkregekn  der  apostelen 

verboden   is.    Ook  laten   zij  ,    tegen  de  leere   van 

PAULUS  (i  Kor.  XI.  II.)  hun   haair  groejen.    Zij 

zijn  uit  Mefopotami'è  ook  naa  Antiochi'è  gekomen.  '* 

Volgends      Andere  Schrijvers  voegen   hier  nog  veel   bij.     De 

AL'GusTi-  Q||(jfl.Qn,  uit  de  vierde  en  vijfde  eeuw,  hebben  nog 
Mjs  en  '  j  5  o 

THRODO-  deze  bijzonderheden  :  efrem  de  Syriër  verwijt  hun 
REïus.  lediggang  e.n  wellust  (*).  augustinus  (f),  bij 
wien  zij  PfaïU'dnen  heeten  (§),  zegt  van  hun, 
dat  zij  zoo  veel  bidden,  dat  het  den  genen,  die 
dit  van  hun  hoorden,  ongelooflijk  voorkomt.  Som^ 
migen  fchreven  hun,  volgends  augustinus,  het 
bclagchelijk  gevoelen  toe ,  omtrent  de  reiniging  der  zon- 
de, dat ,  wanneer  deze  bij  den  meisch  plaats  heeft, 
cène  zeuge  met  hare  biggen  den  mensch  ten  monde 
uitkomt ,  terwijl  integendeel  een  vuur ,  dat  niet  zengt , 

heiu 
(*)  OpP-  '^^om.  II.  pag.  485.. 
( t )  Ge  Hccres.    Cap.  57. 

(§)  Misfchien  door  eene  füiit  der  Affchrijveren,voor 
liicsfaliaiien  ,  teu  ware  de  nunm  Zi]  af  te  leiden  vaa 
Pfallcre ,  lofzinj^eii. 


GESCHIEDENIS.  ^S.:^ 

hem  ten  monde  ingaat  —  theodoretus  (*)  meldt,     m 

dat  zij  ook  den   naam  van   iv^v(not.<^ai ,  (^geesidrij-    J^okk 

vers , )  liadden ,  omdat  zij  door  eencn  boozcn  geest  Hoofdrt. 

gedreven  werden,  dien  zij  voor  den  Heiligen  Geest  na  C.  G. 

hielden,   wiens  tegenwoordigheid  zij  zinlijk  wilden  ;^|"^  ^^{' 

COC   303» 

ontwaaren ;  gelijk  zij ,   in    t  gemeen ,   de  drie  per-  -i. . 

ioonen  der  Godheid  met  hunne  oogen  geloofden  te 
2icn.  Zij  hielden  alle  handwerk  voor  iet  kwaads, 
•  en  gelijk  zij  zich  geheel  aan  den  flaap  overgaven , 
hielden  zij  hunne  droomen  voor  voorzeggingen.  Zij 
wilden  zich  niet  van  de  gemcenfchap  der  Kerk 
icheiden,  maar  beweerden  echter,  dat  het  Avond- 
maal zoo  min  voordeel  als  nadeel  aanbrengt,  als 
ook  dat  de  Doop  nutteloos  is,  dewijl,  alfchoon  de 
begaane  zonden  daar  bij  weggenomen  worden,  de 
wortel  der  zonden  echter  daar  door  niet  wordt  uitge- 
roeid. Dit  gefchiede  alleen  door  het  gebed ,  hetwelk 
den  boozen  geest  verdrijft ,  die  in  den  mensch  woont. 
Want  alle  menfchen  eiTen  van  hunnen  eerften  Va- 
der, gelijk  de  natuur,  dus  ook  de  dienstbaarheid 
der  booze  geesten.  Maar  ,  wanneer  de  Heilige 
Geest  in  derzelver  plaats  gekomen  is,  bevrijdt  hij 
het  Ugchaam  van  de  beweging  der  driften  en  harts- 
tochten, en  trekt  de  ziel  af  van  de  geneigdheid  ten 
kwade;  zoodat,  van  dien  tijd  af,  geen  vasten  tot 
beteugeling  van  het  ligchaam ,  of  onderwijs  omtrent 
de  rechte  levenswijze  ,  meer  nodig  is.  Somtijds 
dansten  zij  onverziens,  met  verzekering,  dat  zij  op' 
de  geesten  dansten;  of  zij  zetten  zich  in  eene  hou- 
ding, 
(*)  Wst.  Ecchs.  IV.  IT.  K^r.  Fah.  IV.  ii. 
Bb  a 


3S8  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       ding ,    als    of    zij    eeneii    boog  wilden   afichictcn , 

^S^^^     waar  mede  zij ,  naar  hunne  verklaring ,   op  de  boo- 

Hoofdff.  ze    geesten    doelden.      Wanneer    men    hen ,    over 

naC.G.  hunne  gevoelens,  vraagde,  loochenden  zij  dezelve, 

tot  36-^.'  ^"   wanneer    men    hen    daar  van  overtuigde*,   ver- 

vloekten  zij ,  met  dezelfde  gcveinsdheid ,  de  genen  , 

die  zoodanige  gevoelens  geloofden. 
Beöor-  Wanneer  men  bedenkt,  dat  wij  alle  berichten, 
^eiing  j;,Qpeiis  jje2e  lieden,  enkel  van  hunne  partijen  heb- 
xichten.  ben,  en  daar  bij  voegen  de  befcheidenheid,  welke 
EPiFANiüs  jegens  hen  laat  blijken,  het  getuigenis, 
hetwelk  hij  geeft  van  hunne  rechtzinnigheid  ,  en 
van  hunne  zeden,  waar  van  hij  bekent  ,  dat  hem 
niets  kwaads  bewust  was ;  wanneer  wij  tiieo- 
DORETUS  hooren  erkennen,  dat  zij  zich  niet  van 
de  Kerk  wilden  fcheiden,  en  dat  zij  ten  ftcrkflcii 
zich  tegen  ziike  gevoelens  verklaarden  ,  als  hun 
opgedrongen,  of  misfchien  bij  gevolgtrekkingen  , 
uit  hunne  Hellingen,  werden  afgeleid,  zullen  wij 
over  het  algemeen  guniliger  gedachten  van  deze 
menfchen  opvatten,  die  zich  misfchien  wel  meest 
gehaat  gemaakt  hebben,  omdat  zij  zich  tegen  alle 
uiterlijke  plegtigheden  verklaarden ,  waar  mede  men , 
ten  dezen  tijde,  reeds  zoo  veel  ophad.  Eene  nei- 
ging tot  mijftikerij  en  dweepzucht,  uit  onkunde, 
en  verhitte  verbeeldingskracht,  zal  hen  daar  bij  tot 
ovjcrgedrevejie  denkbeelden  vervoerd,  en  ibmmigcu 
van  ;die  veri)eeldingen  nopens  de  geesten,  en  vol- 
maakte zuivering,  aan  de  hand  gegeven  hebben ,  welke 
men  liun  toefchrijft. 
Verdere       Toen  deze   lieden,  voornaamlijk  door   den  ijver 

van 


GESCHIEDENIS.  3R9 

van  hunne  voornaamfte  hoofden,  dadoL's,  sabbas,      III 
en  anderen,  bijzonder  adelfius  ,  naar  wien  zij  ook    ^^^-^ 
yldelfianen   hecten  ,^  zich    \n  Syriè,   Pamfylië  ^  en  [loofdd. 
■Lyca'ónië,  omtrent  het  jaar  380,   begonnen  te  ver- "^  C.  G, 
mcnigvuldigcn ,  begon  men  tegen  hen  op   de   Kerk-  ^q^  363. 

vergaderingen  te   waaken;  zij  werden  verjaagd,  en — 

hunne  Kloosters  verbrand,     tiieodosius  de  5^''"^^"  ^giii'^  van 
re  noemt  hen  ook ,    in  liet  jaar  428 ,  in  die  wet ,  deze  lie- 
vvelke  hij  tegen  alle  Ketters  afkondigde  (*).    Doch  ^^"•• 
desniettegenflaandc  ziet  men  hen  nog  tot  in   de  ze- 
vende eeuw  voortduuren  (f). 

Volgends  laater  berichten,  die  ons  de  Tl/^jy^//^'- Laatere 
uen  befchrijven ,  zoo  als  zij  2  of  300  jaren  naderhand  ^^^ 
zullen  geweest  zijn,  verfchilden  deze  zeer  veel  van 
die  oudere  Mesfaliniien.  Deze  laateren,  trouwens, 
zullen  gewigtige  dwalingen  van  God  en  Christus 
gekoellerd  hebben  (§).  Op  het  einde  der  Xlde 
eeuw  geeft  mich.  psellus  (**)  eene  zoo  aflchuw- 
iijke  befchrijving  van  hunne  zeden ,   wellust ,  bloed- 

maal- 

C*)  Cod.  Thcodos.  Llbr.  XVI.  tit.  5.  de  hsr.  leg.  6$. 

(f)  POT.  Biblioth.  Cod.  52.  hsszUM».  Bib^ioth.  Oriënt. 
Toni.  III.  P.  II.  pag.  172.  fqq. 

(§)  Dus  fchildert  hen  timotheus,  een  Schrijver  uit 
de  Vilde  eeuw,  (^de  recept.  h,ereticor.  in  coTELERn 
Monumenta  Eed.  Gr.  Tom.  UI.  pag.  400.  fqq.  Paris, 
16^6.)  en  een  meer  vermaard  Schrijver  uit  de  VlIIfie 
eeuw,  JOANNES  DAMA8CEN.  {de  Hieres.  Tom.  II.  Opp.  p". 

515.    cd.    LEQUIEN.) 

(**)  De  Operat.D.enionum  pag.  9.  Paris.  1615.  ?,  eo 
in  TOLUi  lapgii.  liin.  Ital.  pag.  126. 
Bb  3 


nws. 


S90  K  E  R.K  E  L  IJ  K  E 

iri      tiiaaltijden ,  omtrent  zoo  als  de  Heidenen  aan  de  eeril® 

BOEK     Christenen  plegen  ten  last  te  leggen ,  dat  men  zijn  ver- 

Hoofdft.  haal  naaiuvlijks  geloven  kan;  hoewel  niets  zekerer  is, 

na  C.  G.  dan  deze   waarneming ,   dat  onkundige   geestdrijvers 

iot  36^"  ^^^^    ^^^^  fpoorloosheden    blootdaan.      Zij   herlcef- 

-— den,  in  deXIIdeeeuvv,  weder,  in  den  aanhang  der 

BogomHen ,  en  zijn  nooit  te  niet  gegaan ,  wanneer 
men  ze  als  voorbeelden  befchoiiwt,  van  eene  ge- 
maklijke  inrichting ,  om  vroome  luiheid  ,  vuurigd 
.verbeeldingskracht,  en  ijver  voor  den  Godsdienst, 
famen  te  vcrccnigcn. 
Twisten  Van  eenen  anderen  aart  en  inhoud  waren  ó.ii 
toet  AC-  f^yj3|-ej-,  niet  acrius,  waar  van  wij  bij  epifanius  (*) 
het  uitvoerigfte  bericht  hebben.  Hij  was  Ouderling 
te  Sehaste ,  in  Pontus ,  en  eerst  een  vriend  van 
EUSTATiiius,  Bisfchop  aldaar,  maar  na  deszelfs 
verkiezing  tot  dat  Bisdom,  zijne  tegenpartij,  epi- 
fanius vertoont  hem  als  eenen  Ari'dau^  en  fchrijf't 
hem  bijkans  ongelooflijk  woedende  leerflelUngen  toe , 
gelijk  hij  zich  uitdrukt.  Zoodanigen  waren,  voor- 
eerst ,  dat  hij  alle  onder fcheid  tusfchen  eenen  Bis- 
fchop en  eenen  Ouderling  ontkende.  Dat  hij  het 
vieren  van  het  Paafchen  wilde  afgefchaft  hebben, 
als  zijnde  eene  Joodfche  plegtigheid.  Hier  bij  moet 
^en  echter  aanmerken,  dat  acrius  door  dit  Paa- 
fchen niet  verflond  het  Feest  der  Opftanding,  maar 
de  Paaschmaahijd  ^  welke  tot  higr  toe  nog  fleeds 
f^opr    de  ,  Christenen ,   ter   gedachtenis   van   jesus 

dood 
(*)  Hares,  Cap.  7S'  P^g-  9^5-  Tm,  I.  Obp.  ed.  Bc- 


GESCHIEDENIS.  391 

dood ,   gevierd  werd.     Verders ,   verklaarde   AëRius     IFf 
•zich  tegen  liet  hielden  en   ojferen    voor  de   dooden  ^    ^"'r'^ 
dat  is  ,  het  noemen  vnn  Ininne  namen  bij  den  Gods-  Hooldfl. 
dienst ,  het  gebed  tot  God ,   om   hun  de   zaligheid  ^^  C.  G. 

Toot"  o 'y*9 

te  fchcnken  ,  en  het  uitdeden  van  aalmoeslen  in  j'^j  „^(^^ 
hunnen  naam ,  want  een  eigenlijk  gezegd  offer  voor  »■  - 
de  dooden ,  en  een  zoogcnocmd^  vagevuur ,  of  vuur 
der  reiniging  na  de  dood,  waar  uit  de  zielen  ver- 
lost zouden  kunnen  worden ,  waren  toen  nog  on- 
bekend ,  -  gelijk  'er  epifanius  ,  in  zijne  wederlegging 
van  AëRius ,  ook  niets  van  gewaagt.  Eindelijk ,  ge- 
loofde ACRius  ook  niet,  dat  het  godsdienflig  vasten 
op  bepaalde  tijden,  in  de  Heilige  Schrift,  bevolen 
zij ,  maar  hield  dit  voor  iet  Joodsch ,  en  tot  de  oude 
Joodfche  dienstbaarheid  behoorende.  Wanneer  ie^ 
mand  wilde  vasten,  kon  hij  zulks  vrijwillig  doen, 
en  op  welken  dag  hij  verkoos  —  Deze  zijn  zijne  bijna 
ongelooflijk  woedende  leer  gevoelens  ^  gelijk  epifanius 
ze  noemt ,  die  in  het  oog  van  dezen  Bisfchop  alszins 
zoodanig  konden  fchijnen,  door  de  vreeze  voor  zijn 
Bisfchoplijk  aanzien,  in  gevalle  dezelve  de  over- 
hand mogten  nemen ,  maar  die ,  op  zich  zclven , 
AëRius  als  een  meer  verlicht  man  tekenen ,  dan  men 
in  die  tijden  zou  verwacht  hebben ,  in  welke  foorti- 
gelijke  bijzaken,  als  van  de  voorouderen  overgeno- 
men, voor  wezenlijke  beftanddeelen  van  het  Chris- 
tendom gehouden  werden,  aan  welke  men  niet  be- 
hoorde te  twijfelen.  Met  dit  alles  kan  men  epifa- 
nius daar  in  niet  volftrekt  tegenfpreken ,  als  hij  ons 
bericht,  dat  hoogmoed  en  onverdraagzaamheid  de 
broii  dezer-  fcheuring  van  de  zijde  vau  AëRius  ge- 
Bb  4  weest 


h 


592  KERKELIJKE 

IIT       weest  zij,  die  liever  zich  zclven,  dan  zijnen  vriend 

BOEK     EUSTATHIU5 ,  tot  het  Bisdom  van  Sebaste  zou  be»- 

tloofdft.  vorderd  gezien  hebben,     acrius  intusfchen  ,   zich 

na  C.  G.  van  de  Kerk  fcheidende,  vond  wel  vele  aanhangers, 

Tanr  337  ,  ..  , 

tot   "6".  ^'-^^  mannen    als   vrouwen ,    maar  zij    werden  zoo 

""  ftreng    vervolgd ,   dat    zij   nergens   geduld  werden , 

en  zich  dikwijls,  midden  in  den  winter,  op  het 
open  veld,  of  in  holen  en  wildcrnisfcn  onthouden 
moesten,  waar  door  deze  aanhang  fchielijk  te  niet 
liep.  In  laater  tijden  hebben  fommige  Roomsch- 
Katholijke  Schrijvers  den  Proteftanten  verweten,  dat 
zij  de  Ketterij  van  acrius  weder  hadden  opge- 
warmd (*);  doch,  gelijk  foortgelijke  befchuldigin- 
gen  ligt  opgeraapt  worden,  en  in  gebruik  vrij  ge-: 
meen  zijn ,  zoo  weinig  hecliten  zij  bij  hen  ,  die 
Vveten,  dat  reeds  in  deze  vierde  eeuw  de  naam  van 
Ketter  ruimfchoots  gegeven  werd,  ook  aan  elk,  die 
zich  durfde  vermeten,  eenig  algemeen  aangenomen 
gevoelen,  gewoonte  of  plegtigheid,  tegen  te  fp re- 
ken, of  zelfs  maar  in  twijfel  te  trekken. 
EusTA-  •  Imniddels  ging  de  Bisfchop  van  Sebaste  eüsta- 
Tiiiusvan  THius'  ook  zelf  niet  vrij,  daar  hij  tot  geenc  gerinee 
veroor-     dweepzucht  verviel ,    en  de    buitenfporigheden   vaa 

deeid  om  het  ^scstisck  en  Monnikenleven  tot  uitei'flens  dreef. 

zijne 

dweep-     ï^'i  ^^  0'^  ^^  ^^   gefchiedenis    der  Ariaanfche  twis- 

«udït.      ten   reeds    meermalen  i'oorgekomen ,    in    welke  hif 

als  één  der  hoofden  van  de  Halve  Arianen  bekend 

(laat ,   waarom  ook  de   Arianen  hem ,  in   het   jaar 

560,    van  zijn   Bisdom  ontzetten.     Ook  weet   men 

van 

(*)  Zie  u-ALCH  Ketz^r-Gefcj.  Th,  UI.  S.  32 u 


GESCHIEDENIS.  3^  j 

van  hem,  dat  hij  het   Monniken  -  leven   in  verfchei-     III 
dene    Aliiüifche   Landfchappen    het  eerst  heeft  in-    ^^^'^ 
gevoerd  ( * ),    Hij  h;ul  tot    Vader  eulalius  ,   Bis-  Hoofdd. 
Ichop   van  Ctefareii   in  Kappadoci'é  ^   en  te  Alexan-  "^  C.  G. 
drie  was  arius  zijn  leermeester  geweest.    Zijn  Va-  \q^   ^'^o* 

der,  die    hem,   gelijk    waaifchijnlijk  is.    Ouderling 

gemaakt  had ,  floot  hem  naderhand  uit  de  Kerkgemeen- 
fchap,  omdat  liij  een  kleed  droeg,  hetwelk  voor 
den  geestelijken  ftand  niet  voegde,  welk  kleed  de 
vvijsgecrige  mantel  fchijnt  geweest  te  zijn  (f).  Toen 
gaf  EUSTATiiiüS  zich  geheel  aan  het  Monnikslcver» 
over ,  waarom  ook  fommigen ,  volgends  sozo:me- 
Ki;s  CS)»  'i£ii^  een  werk  over  het  Monniksleven 
'  toefchrijven ,  hetwelk  anderen  aan  easilius  ,  Bisfchop 
van  Cafareë  toekennen,  eustathius  ging,  in  zij- 
nen ijver  ,  voor  deze  fchijnbaar  godzalige  levens- 
wijze zoo  ver ,  dat  de  Kerkvergadering  te  Gan^ 
gra  zijne  daar  toe  behoorende  gevoelens  opzetlijk 
veroordeelde.  Voorts  leefde  hij  geftadig  in  twist 
met  de  Rechtzinnigen  en  Ari'dnen  beide.  In  het 
bijzonder  klaagt  basilius  van  Caefarea,  die  eers; 
een  vriend  van  hem  geweest  was,  over  zijne  veran- 
derlijkheid, veinzerij,  en  lastcrzucht,  en  noemt  hem 
onder  anderen  ook  een  aanvoercr  der  Ketterij  van 
de  vijanden  ds-s  H,  Geestes  (**).  Te  vooren  ech- 
ter 
C*)  Zie  boven  Bladz.  iii   en  112. 

(t)    SOCRAT.    //.   E.    II.    43.    S0Z0»A1EN.     H.   E.    IV.    24. 

(S)  Hist.  Ecclcs.  III.  14. 

(**)  Epiii.  130  j  131,  223,  224.  enz.  Tou:.  IIL  Q^p^ 
ed.  Bcnedic*. 

Bb  5 


$>4  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ITI  ter  geeft  basilius  hem  vele  loflpraken.  Dus  noemt 
^°j^  hij  hem  zijnen  medehelper  en  medeftrijder ,  die  voor 
Hoofdft.  alle  zielen  bezorgd  was  (*),  en  zelfs  roemde  hij 
na  C.  G.  j^og  in  later  tijd  ,  de  ftandvastigheid  van  eusta-- 
lot  363!'^'^^^^ 5  tegen  de  Arianen  (f).  Ook  verhaalt  epi- 
'  FANiüs  CS),    dat  zijne   levenswijze  van   velen   be- 

wonderd werd  (**).  Maar  filostorgius  (ff)  be- 
fchuldigt  hem  van  list ,  lasteringen ,  en  eenen  bitter 
cniverdraagzamen  geest  van  vervolging.  Uit  zoo 
ftrijdige  oordeelen,  die  niet  zonder  partijdigheid  zijn 
voortgebracht,  kan  men  's  mans  karakter  niet  veilig 
«pmaken  (5S).  eustathius  kreeg,  onder  de  re- 
geering van  JULIANUS  ,  zijn  Bisdom  weder ,  en 
fchijnt,  omtrent  het  jaar  3S0,  geftorven  te  zijn. 

Benuiten      v^an  de  Kerkvergadering  te  Gangra,  de  hoofdflacl 
der  Kerk-  71  /»         -.      j-  ••  1 

vero-ade-  '^^^  rïiflagonie  ^   die  EUSTATiiius  en   zyne   aanhan- 

ringte      gers  veroordeelden,  hebben  wij  nog   eenen  Brief  en 

Gangia     ^    ^        biigevoegde  bcfluiten   overig   (***)     alhoe- 

buiten-     wel  wij  niet  recht  weten,  wanneer  deze  Kerkverga- 

fporig-     t^ering  gehouden  is,  in  het  faar   -360,  volgends  so- 

heidvnn  c     ,j.    l       -  ,       j 

hetAscc-  CRATES,  ot  voor  het  jaar  341 ,  volgends  sozome» 

NUSi 

(^*^  tpht.  n^.  pag,   \ji.  fqq.. 

(t)  Epht.  244.  pag.  380.     (S)  Hares.  7$.  p.  906, 

(**)  Vergel.  sozomenus  H.  E.  III.  13.  IV.  27. 

(tf)  Hist.   Eccles.  Epit.   III.   1Ö-27.    en   sozomenus 
zelf  Vlist.  Eccles.  IV.  24. 

(55)  Men  zie  walch  Ketz-Hht.  Th.  III.  S.  535. 
(***)  Zij  ftaan  in  brveridge    Pandect.    canon.   Tom.  T. 
pag.  415.  en  bij   «arduin.  Act.  Conciliov.  Tam.    I.  pag^ 

5^9'  fU' 


GESCHIEDENIS.  395 

Nus.     Deze    Brief  en  Refluiten  zijn   door  '13  Bis-      If! 
Ichoppen    getekend,  Rechtzinnigen ^    of  Ariaansch-    ^^^^ 
gezinden^  kan  men   niet  bepalen,   het  eerfte  echter  Hoofdft 
het  vvaarfchijnlijklle ,  omdat   deze  Befluiten  ftecds  in  ii^  ^-  G. 
de  Kerk  in    hoogachting    geweest  zijn.    Deze  615-10^363'. 

fchoppen  zeggen  in  hunnen  Brief,  dat  zij  de  buiten •• 

fporigheden  van  eustathius  en  zijne  aanhangers  ^(|y,^,,^^ 
hadden  moeten  beteugelen;  want,  alzoo  dezen  ^f-/ kenleven» 
huwlijk  verwierpen ,  en  leerden ,  dat  niemand ,  die 
gehuwd  was ,  op  de  genade  van  God  kon  hoopen , 
hadden  zich  vele  echte  lieden  van  eikanderen  ge- 
fcheiden,  die,  de  gave  der  ontliouding  niet  hebben- 
de ,  zicli  aan  echtbreuk  fchuldig  maakten.  Dezelfde 
aanhang  hield  ook  afgezonderde  bijëenkomfien  ^  en 
verachtte  de  Kerken;  bediende  zich  van  ongewone 
kleding;  en  hield  de  vrijwillige  gaven  van  vruchten, 
die  anders  altijd  aan  de  Kerk  behoorden ,  voor  zich  5 
knechten  werden  door  dcnzelvcn  verleid,  om  zich 
aan  de  gehoorzaamheid  hunner  hceren  te  onttrek- 
ken ;  vrouwen ,  die  tot  dezen  aanhang  behoorden , 
droegen  mans  kleding,  en  lieten  zich  het  haair  af- 
fcheeren.  Ook  verachtten  de  Euflathi'dnen  de  in  de 
Kerk  ingevoerde  vastendagen;  hoewel  fommigen  van 
hun  het  vleesch-eten  voor  verboden  verklaarden.  In 
de  huizen  van  getrouwde  lieden  wilden  zij  het  ge- 
bed niet  verrichten  ,  noch  het  Heilig  Avondmaal 
laten  ontvangen.  Zij  zagen  laag  neder  op  ge-- 
huwde  Ouderlingen  of  Priesters.  Zij  beflraftcn  de 
genen,  welke  de  plaatzen,  aan  Martelaren  gewijd, 
bezochten,  en  daar  Godsdienst  hielden.  Zij  ont- 
zei- 


396  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

Hl       zeiden  dcw  rijken,  die  geen*  afftand   deden  van   atfff 
BOEK     hunne  bezittin  ""en  ,    alle    hoop   der    zalis^hcid.     Oiit 

UI  w        9  r  o 

Iloofdd.  ^^^'^    ^^'^  "^^'^^  dergelijke   atwj.)kingen  en  gevoelens, 

nn  C.  G.  hadden  deze  Bisfchoppcn,  gelijk  zij  fchreven,  deze 

i^ *^?^'  ^^^^^ë^  vergadering  gehouden ,  om  de  Euflathi'ènen 

m te  veröordeelen ,  en  te   verklaren ,   dat  zij  buiten  de 

Kerk  waren,  in  welke  zij  echter  weder  aangenomen 
konden  worden,  indien  zij  deze  bijzonder  aangewe- 
zene gevoelens  of  misbruiken  verwierpen.  Deze 
worden,  vervolgcnds,  tot  twintig  in  getal,  in  de 
bijgevoegde  befluiten,  met  het  banvonnis  veroor- 
deeld. Men  moet ,  zeker ,  deze  Kerkvergadering 
prijzen,  dat  zij  zich  tegen  de  buitenfporigheden  der 
Asceten  en  het  Monnikswezen  verzette,  welke  thans 
zoo  zeer  de  overhand  namen,  en  uit  de  llelUng, 
èsit  Jsceten^  eu  Monniken,  die  zich  afzonderden, 
eene  grooter  volmaaktheid  bereikten,  dan  de  arbeid- 
zame man,  die  zijne  pligten  in  de  fomenleving  ver- 
vulde, bijna  noodwendig  voortvloeiden;  maar  zij 
verklaarde  zich  niet  rechtftrceks ,  noch  volflrekt ,  te- 
gen deze  voor  het  vvaare  Christendom  gevaarlijke 
grondbeginzcls ,  waar  van  ook  het  gevolg  was ,  dat 
de  Euflathianen  misfchien  flechts  korten  tijd  ftand 
gehouden ,  en  zich  fpoedig  met  de  Kerk  verëenigd 
hebben,  maar  dat  (Je  Monniken  en  Asceeten  van 
tijd  tot  tijd  talrijker  en  eerwaardiger"  werden;  en 
reeds  in  de  daad  de  L,eeriiars  der  Christenen  waren , 
zonder  dat  zij  zulks  naar  hunnen  fland  zijn  konden. 
Kerkvcr-  Omtrent  het  midden  dezer  vierde  eeuw,  is  nog 
gp.dering  ccne  Kerkvergadering  merkwaardig,   welke   te   Imo- 

di- 


GESCHIEDENIS.  397 

dicea^  in  Pacatiaansch  Frygi'é  ^  waar  toe  ook  Lydiê      \l\ 

behoorde,  cehoiiden  is  (*).    JNIeii   heeft  van   deze    ^o'-*^ 

.  III 

^  Kerkvergadering  60  Befluiten  ot   Regels  (  f ).    Een  f /oofdH. 

groot    getal  da-zelven   raakt   de   geestelijkheid ,    bij  'ia  C.  G. 

voorbeeld:    Gqqu  nieimbekeerde  zal  in  den  geeste- •'^^'^^3'''* 

°  tot  363, 

lijken   ftand  aangenomen   worden.     Geen  geestelijke 

niag  woeker  bedrijven.  De  inwijding  der.  Leeriiarcn  vnnLnö- 
mag  niet,  in  tegenwoordigheid  der  Katechumenest 
of  ondervvijzelingen ,  gefchieden.  Geene  vrouwen 
Ouderlingen^  (^r^fcr/ïulijfr,)  of  Opzien/Iers ,  (^ir^o- 
x.x^i;fAivaci,^  zullen  in  de  Kerk  ingewijd  worden. 
]3e  Kerkedienaresfcn ,  (  hocy.cavoi ,  Diakonisjle ,  Z)//?- 
konesfen , )  werden  wel  tot  haar  ambt ,  ook  met 
oplegging  der  handen,  ingewijd,  maar  zij  mogten 
volllrekt  geene  Leeriiareslen  zijn,  die  godsdienflige 
verriclitingen  konden  waarnemen;  waarom  epifa- 
Nics  Q'),  haren  eigenlijken  naam,  dien  zij  naar  ha- 
ren ouderdom  droegen  ,  ( Tcgy/SüTiSgs- , )  vd.\\  den 
naam  eener  vrouwe  Ouderling,  (tt^sj-zSv]?^»^??,)  on-' 
derfcheidt.     Verders   werd    bclloten,  dat    een  Bis- 

fchop 

( * )  GornoFREDUs  Diif.  ad  filostorg.  Hht.  Eccles. 
VIH.  3,  4.  pa^.  325.,  houdt  ze  voor  dezelfde,  welks 
bij  dezen  Schrijver  gemeld  wordt,  en  die  in  het  janr 
363  door  den  /Iriilaiifchen  Bisfehop  in  Lydië^  theodo- 
sius,  belegd  is.  Alleen  fchijnt  het  vreemd,  dat  eene 
Kerkvergadering  van  Ariiianen  zoo  veel  aanziens  in  de 
Kerk  zou  verkregen  hebben. 

(t)  In  i'.EVERiDGE  Par.d.  Canon.  Tom.  I.  pag.  453, 
en  iiAKüUiN.  Act.  Cov.cil.  Tom.  I.  i)ag.  j-j-7.  f(iq. 

i^%)  U^res»  7,  g.  Cap.  4. 


^pÉ  K  E  R  K  E  L  If  K  E 

ril  fckcp  alleen  naar  het  oordcel  der  Bletropolitanen  en 
^^^^  nabuLirige  Bisfchoppeii  zal  worden  aangefleld  ,  nadat 
Koofdfl.  n^^i^  2^U"  geloof  en  leven  lang  genoeg  beproefd 
na  C.  G.  heeft.  Maar  het  völk  zal  het  niet  vrijftaan  ,  geest e^ 
tot  ^63.  ^^j^^^  ^^  verkiezen»  Behalven  de  wettig  aangeflelde 
■  Fborzangers  ,    (  ko^vovikoi  ^Af(\yA ,  )    die    voor    den 

lezenaar  optreden ,  en  uit  het  Boek  zingen ,  zal  nie» 
mand  in  de  gemeente  voorzingen.  Een  Kerkedie- 
naar  zal  in  tegenwoordigheid  eens  Ouderlings  niet 
nederzitten,  vóór  dat  deze  hem  zulks  beveelt.  Een 
Kerken  -  Oppas fer^  ( «^»'>?^s1>j$' , )  zal  niet  in  de  Ker- 
kekamer, (^jaxawx-ov,)  komen,  noch  de  godsdien- 
llige  vaten  aanraken,  en  de  kerkedeur  niet  verlaten. 
Ook  zal  het  hem ,  noch  ook  den  Voorlezer  of  Voof' 
zdnger  vergund  zijn,  den  ovennantel,  (^afx^tov ,y 
te  dragen,  dien  de  hooge  geestelijkheid  droeg.  Nie- 
mand ,  van  den  Ouderling  af,  tot  den  geringflen 
Kerkcbedienden ,  den  Duivelbamter  en  Deurwachter 
te  e,  mag,  zoo  min  als  een  Asceet  ,  in  eene  kroeg 
gaan.  De  Kerken -Oppasfers  zullen  het  Brood  van 
het  Heilig  Avondmaal  niet  uitdcelen ,  noch  de  Wijn 
zegenen  enz.  Ook  fchafte  deze  vergadering  de 
Land' Bis fchoppen  af,  en  ftelde  in  derzelver  plaats 
rondreizende  Opzieners  der  Gemeenten  op  het  pJatts 
Land,  (TTs^iohvlxt.^  Anderen  van  hare  Befluiten 
betreffen  den  openbaren  Godsdienst.  Daar  toe  be- 
hoort het  verbod,  om  iet  van  het  Brood  tot  het 
Heilig  Avondmaal  gezegend ,  (7<«  a.yiok  n?  hoyof  | 
€uAo)/i<3v,)  ten  tijde  ,  als  het  Paaschfeest  gevierd 
werd,  aan  andere  Gemeenten  te  zenden.  Op  é&a. 
Üahhath  zullen  de  Euarigeïihi  met  de  overige  Hei- 


GESCHIEDENIS.  399 

ligc  Schriften  gelezen  worden.    Men  zal  in  de  Kerk     III 

jikt  verfclieidenc  Pfalmcn  achter  clkandcren  zingen,    ^^f" 
inaar  na  eiken  Pfalm  zal  een  flnk  uit  de  H.   Schrift  Hoofdft. 
voorgelezen  worden,    f^lcn  zal  liet  zelfde  gebed  op  "^  C.  G. 
liet  negende   uur  van  den  dag  en  des  avonds  ge- 1^^  263! 
bruiken.     Het  gel/ed  met  de   Onderwijzelingen   zal  ■ 
eerst  na  de  Predikatie  van  den  Bisfchop  gefproken 
worden,  en  als  deze  uit  de   Kerk  gegaan  zijn,  het 
gebed  met  de  Boetelingen;   als    eindelijk  ook   deze-, 
met  oplegging  der  handen ,   zijn  heengegaan ,  zullen 
de  gelovigen  driemalen   aciiter  malkanderen   het  ge- 
bed doen,  eerst  zacht,  maar  de  beide  volgende  kee- 
ren  overluid.    Hier   op  zullen  zij  malkanderen   den 
kus  des    vredes    geven.      Eindelijk    zal    het    Heilig 
Avondmaal  van  de  vrijwillige  gaven  gehouden  wor- 
den ,  doch  alleen  de  hooger  gee;stelijk(;n ,  (t\^xjt)iot ,) 
zullen  dat  binnen  het  Altaar  genieten.    Geene  Gees- 
telijken noch  Leeken  zullen  iet  van   de  Liefdemaal- 
iijdcn ,    waar    toe   zij   genodigd  zijn  ,  en  die  men 
',iiet    in    de    Kerken   vieren    mag ,  mede    naa  huis 
iienien.    De  Christenen  zullen  geene  Joodfche  pleg- 
tigheden  waarnemen,  en  dus  den  Sabhath  niet  vie- 
ren, maar  op  Zondags   indien  het  mooglijk  is,   als 
Christenen ,    van     hunnen     arbeid    rusten.       Maar 
yoodschgezinden  zullen  ter  eere  van  Christus  ver* 
bannen  worden.     Geen   Christen  zal,  met  verlating 
van  Gods    Kerk,    in   bijzondere  vergaderingen,  de 
Engelen  verëeren;  als  hij  dit  doet,  vervalt  hij,   als 
een  Afgodendienaar,  in  den  Kerkdijken  Ban.    Geen 
vrouvvspeifoon  zal  den  /lltaar  md^rcxi. 
\icx  wetten    bepalen   het  één  en  ander  omtrent 

den 


46o  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

ÏII       den  Doop.   ((paf.t^fAoc.^    Deze  zal,  na  de  twee  eer- 

^^^1^     fte  weeken  der  veertigdaagfche  vasten ,  gedimrende  de- 

Hoofdft.  zelve  aan  niemand   bediend  worden.    De  Doopelin- 

na  c.  G.  gen  znllen    de   geloofsbelijdenis   van   buiten  leeren , 

Tnar  'X'^y. 

cot   "63!^"  ^^^^  van  op  den  vijfden  dag  der   groote  week, 

■ aan  den  Bisfchop  of  de  Ouderlingen,  kennis  geven. 

Zij,  die  geduurende  eene  ziekte  gedoopt  zijn,  zul- 
len, gezond  wordende,  insgelijks  de  belijdenis  lee- 
ren. Ook  zullen  de  gedoopten  met  hemclfchen  olie 
gezalfd,  en  het  Rijk  van  christus  deelachtig,  dat 
is,  waarfchijnlijk ,  als  volkomene  gelovigen  aange- 
merkt worden. 

Vier  andere  befluitcn  handelen  van  de  veertigcïaag' 
fche  vasten,  Geduurende  dezelve  zal  men  het  H» 
Avondmaal  alleen  op  den  Sahhath  en  den  Zondag 
houden.  Op  den  vijfden  dag  der  laatfle  week  zal  men 
het  vasten  niet  afbreken;  maar  achtervolgends  al- 
leen drooge  fpijze  gebruiken.  In  die  dagen  zullen 
geen  e  gedachtenhdagen  van  Martelaren  gevierd, 
maar  altijd  op  Sahhath  of  Zondag  verfchoven  wor- 
den. Ook  zal  men,  op  dezen  tijd,  gttwo.  hruiloften 
of  gehoortedagen  vieren.  Nog  wordt  verboden ,  het 
Heilig  Avondmaal  in  bijzondere  huizen  te  houden. 

Deze  Kerkvergadering  heeft  ook  het  één  en  ander 
omtrent  de  zeden  der  Christenen  voorgefchrcven  en 
Tjepaald.  Onder  anderen  zegt  de  53fi:e  Canon  of 
Regel,  dat  de  Christenen  op  Bruiloften  niet  bui- 
tcnfpoorig  vrolijk  bchoóren  te  zijn,  ofte  dansfen; 
maar  op  eene  voor  Christenen  betamende  wijze,  te 
eten  enz. 

Streng  is  de  vergadering  omtrent  alle  ongelovigen 

eu 


GESCHIEDENIS.  4.01 

en   Ketters^   onder   welke  laatftcn   ook    Scheurzieke     \il 
Christenen   begrepen   worden.      Niemand  derzclven ,    "^^^-^ 
in  zijne  dwaling  volhardende ,  mag  in  het  huis  Gods  Hoofdfï* 
toegelaten  worden,  ook  mag  niemand,   om  te  bid- "^  C.  G. 
den  of  eerbied  te  bewijzen ,   op   de  bcgraafplaatzen  [^^  ^^'* 

of   in   de   Kerken,    (^fjiotfu^i»,')   van  Ketters  gaan. 

i»ovcndien  verbiedt  deze  vergadering,  van  'Joodeii 
noch  Ketters  gefchenken,  zoo  als  men  elkandcren, 
bij  gelegenheid  van  Feestdagen ,  zond,  aan  te  nemen,- 
gcene  Feestdagen  met  hun  noch  met  de  Heidenen 
te  vieren ;  ook  van  de  gooden  geen  ongezuurd 
brood  aan  te  nemen ,  noch  in  hunne  godloze  ge- 
bruiken te  deelen. 
AllermerivwaardigSt  echter  is  de   59  en  öcfle  Ca-  Bepnling 

non  of  Kegel  van  (}iq.z^    vergadering.     In  de  ^ofte  '^''^"  ^^"^  ^ 
•    1  j        1       1-  ,r^        ,,  ^^  ,  Canon  of 

vmdt  men  deze  bepahng:     „  'Er  zullen  geene  iV^/- üjstder 

„  men ,  door  bijzondere  Perfonen  opgeflcld ,  (^xA-  H.  Boe- 
„  fAoi  thcariKoi , )  bij  den  openlijken  Godsdienst ,  ge-  ^^"    °°f 
„  zongen    worden  ;    ook    zal  men   geene  Schriften  gadeiing, 
5,  voorlezen ,  die  niet  Kanoniek  zijn ;  maar  enkel  en 
„  alleen  de  Kanonieke  Boeken  des  Ouden  en  Nieu- 
„  wen  Testaments.''''    Daar  op  wordt,  in  den  óollen 
Canon  of  Regel  ^  de  lijst   dezer  Kanonieke  Boeken 
opgegeven ,  op  welke    lijst    de    zoogenoemde    ^po* 
krijfe  Boeken^  als    ook   de   Openbaring   van  joan- 
NES ,  voorbijgegaan  worden.     Des  te  belangrijker  is 
deze  bijzonderheid,    omdat  deze   de  eerfle  Kerkver- 
gadering is,  welke  zoodanige    lijst  heeft  opgegeven, 
als  ook,   omdat  de  befluiten  dezer  vergadering,   die 
eigenlijk  eene  gewestelijke ^  geene    algemeene  was, 
IV.  Deel.  Cc  niet 


402  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

I!I  niet  lang  daar  na  in  eene  verzameling  van  Kerkelijke 
BOEK  Wetten  voor  de  gcheele  Kerk  ,  ( Codex  Canonum 
Hoofdft.  Ecckjice  Umi>erf(e,^  aangenomen,  en  door  de  Al- 
na  C.  G.  gemeene  Ker.kvergadering  te  Chalcedon ,  in  het  jaar 
tot  •^6'']  45' '  bevestigd  zijn  geworden.  Men  kan  derhalven 
■■  het  gevoelen  en  de  denkwijze  der  Katholijke  Kerk 

van  deze  tijden,  omtrent  de  Boeken,  die  de  Heilige 
Schriften  der  Christenen  uitmaken,  uit  dezen  Canon 
of  Regel  afleiden.  Ondertusfchen  mogen  wij  niet 
voorbijgaan  aan  te  (lippen,  dat  over  de  echtheid 
van  dezen  öoflen  regel  bedenkingen  gemaakt  zijn  (*), 
en  zelfs  zeer  fchijnbare,  welke  echter  door  anderen 
geoordeeld  worden,  het  ftuli  niet  te  voldingen  (f). 
Eerlle  Nog  werd,  in  het  jaar  348   of  349,  eene  mcrk- 

Kerkver-  waardige  Kerkvergadering  gehouden,  te  Karthago^ 
teK^rtha-"^  ^fi'^^^->  welke  men  gemeenlijk  de  eer/Ie  Kerkver» 
go.  gadering  van  Karthago  noemt,  allioewel  'er  reeds 

verfcheidene ,  zedcit  het  begin  der  derde  eeuw ,  in  die 
flad  gehouden  waren.  Het  oogmerk  van  deze  ver- 
gadering was,  het  herftellen  der  orde  in  de  Afri- 
kaanfche  Kerk,  na  het  dempen  der  onlusten  met  de 
Donatisten. 
Vervolg       In  de  laatfte  jaren  van   Keizer  konstantyn   den 

yande  Grooten.  waren  de  Donatisten^  deels  door  'sKei- 
gefchie-  '  \  r        ■ 

denis  der  zers   zachtheid   omtrent  hen  ,    deels   door  fommigc 

Donacis-  geweldige  ftappcn,  welke  zij   deeden,  in  het  eigen- 
lijk 
(*)  Zie  SPITTLKR   Kritifch.   Unterfuchtmg   des   Sechi- 
zfgfien  Laodicenifchcn    Canons,  Bremen  1777.  8vo. 
,(t)  scuRüCK  Kirch-Gefch,  VI.  Th.  S.  251.  ƒ. 


GESCHIEDENIS. 


40.'? 


lijk  Romeinfchc  Afrika^  een  uitgcbix'ide  en  bloejende      rit 
aanliang   geworden  (*).     Na   zijne   dood,  maakten    °^"-^ 
zij    zich ,    voornaamlijk    door    de   buitcnPporigheden  jioofdfl» 
(]cr  Circtimcelliones ,  die   tot   de  Donatisten  zeiden  na  C.  G» 
te   behoorcn,    tevens   gcliaat  en   ongelukkig.     Deze  J^^^SSr» 

7  o  os  tQt    303. 

Circumcelliones  ^   als   zeide  men   Landlopers  ^  waren 

eene Tooit  van  gccstdrijvers  onder  de  Donatisten,  die  ten.Cir- 
liunnen  naam  hadden ,  van  hun  rondloopen  ten  plat-  ones. 
ten  lande,  om  de  boerenwoningen,  Qcellce^^  alzoo 
zij  zelve  geene  vaste  vvoonplaatzcn  hadden.  Bij 
verkorting  noemde  men  hen  ook  Circelliones  ,  of 
ook  Circuitores  ;  ( Kondlopers ; )  zij  zelve  noem- 
den zich  de  Kampenden ,  Agonistici ,  omdat  zij  met 
den  Duivel  te  kampen  hadden  (f). 

Deze  Circumcelliones  waren   Afrikaanfche  landlie-  Derzel- 
den,  even  zoo  dom  en  onkundig,  alS  woedend  Ijve- '^''^^^^'^''^s 
rig  voor  hunne  partij ,  die  de  Katholijken ,   op  eene  fporighe- 
wreede  wijze,  vervolgden.     Zij    verflonden   enkel  de  den. 
Punifche ,  maar  niet  de  Romeinfche  taal ;   zij   oefen- 
den geenen  landbouw  meer,   maar  liepen  gewapend 
om  langs  de  openbare  wegen,   waar  zij  de  reizigers 
mishandelden,  terwijl  zij   alle  fchuld-eifchers   nood- 
7,aakten,  het  gene  men  hun  fchuldig  was,   kwijt  te 
fcheldcn;  's  nachts  vielen  zij  in  de   huizen   der  Ka^ 

tho» 

C*)  Zie  boven  Bladz.  i/^j. 

(f)  OPTAT.  Milevit.  de  Schism.  Donatist,  Libr.  IIL 
Cap.  4.  fqq.  FiLosTORGius  PLeres.  85.  augustiküs  geeft 
voorbeelden  van  hunne  buitenfporighedcn ,  die  zij ,  nog 
ten  zijnen  tijde,  omtrent  het  begin  der  Vde  eemv,  be- 
dreven, in  verfcheidene  plaatzcn  van  zijne  Werken. 
Cc  z 


404  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  tholijks  geestelijkheid ,  die  zij  uitplunderden  ,  de 
BOKK  ffeesteliilien  met  hunne  zwaarden  flaande  en  kwet- 
Hoofdft.  zcnde,  en  met  azijn  en  kalle  van  hun  gezicht  bero- 
na  C.  G.  vende.  Dus  verloren  niet  weinige  KathoUjken  het 
\,  \  r^I^  leven.  Aan  den  anderen  kant  raasden  zij  even  zoo 
w  Ml  dikwijls  tegen  zich  zelven.     Uit   eene  onzinnige   be- 

geerte, om  Martelaars  te  worden,  vernielden  zij  de 
Afgodsbeelden  en  Tempels  der  Heidenen,  opdat  zij 
van  dezelven  zouden  gedood  worden;  zij  vielen  de 
Heidenen  aan,  midden  onder  hunne  Godsdienftige 
plegtigheden ,  om  daar  den  Marteldood  te  vhiden. 
In  denzelfden  waan,  dat  zij  den  Marteldood  voor 
den  Godsdienst  ondergingen,  ftortten  zij  zich  zel- 
ven van  hooge  en  (leile  rotzen  in  den  onderliggen- 
den  afgrond,  of  in  het  vuur  of  water;  ook  zoch- 
ten zij  anderen  te  overreden  ,  om  insgelijks  zulke 
zelfsm^orders  te  worden;  ja  fomtijds  noodzaakten 
zij  anderen ,  om  hun  het  leven  te  benemen.  Velen 
van  hunne  vrouwsperfonen ,  die  zich  aan  de  kuisch- 
heid  gewijd,  QSanctimoniaïes ,^  maar  die  niet  be- 
waard hadden  ,  zegt  augustinus  ( * )  ,  brachten 
zich  zelven  om,  dewijl  zij  geloofden,  dat  God  haar 
daar  voor  niet  ftraffen  zou,  indien  zij  zich  zelven 
(Iraften:  eene  verbeelding,  die,  in  het  gemeen,  bij 
deze  CircumceUïones  plaats  greep.  theodore- 
Tus  (t)  voegt  'er  bij,  dat  die  genen,  welke  van 
deze  partij  tot  eenen  vrijvvilligen  dood  befloten,  aan 
hunne  medebroederen  daar  van  vooraf  kennis  ga- 
ven , 
(*)  Contra  Caudcnt.  Libr.  I.  Cap,  z6.  pag,  449. 
(t)  hhaet.  Fah.  \M .  6. 


GESCHIEDENIS.  405 

ven,  van  welke  zij  dan,  met  overvloed  van  fpijzcn.      Hl 

als  vet  gemest  werden.    Ook  legt  augustinus  (*)    ^^^^^ 

hun  ontuchtige  zeden ,  en  cenc  bijkans  aanlioudcnde  Moofdfï. 

dronkenfchap ,  te   last,   waar  door  zij  tot  zulke  al- "^  C.  G. 

fchmvlijkhed(in  vervoerd  werden.  tot^SÓs! 

Met  dit  alles ,  moeten    wij  ook   hier   in    het    oog  ■ 

houden ,   dat  alle  deze  verhalen  van  den  kant  eener  ^'^'^?'"' 

deel  mg 
vijiindige   en   beledigde  partij  komen.     Daarenboven  v.m  de 

moet  men  de  tijden  ondeifcheiden.  In  het  eerst  berichten 
wilden  deze  lieden,  volgends  het  bericht  van  AU-^|g^g2el- 
GUSTiNus  zelven  (f),  geen  zwaard  gebruiken ,  ven. 
omdat  CHRISTUS  dit  aan  petrus  verboden  heeft  , 
maar  zij  bedienden  zich  enkel  van  (lokken  en  knup- 
pels, waar  mede  zij  evenwel  de  KathoUjken  zoo 
onthaalden,  dat  zij  'er  van  flierven.  Zij  fchijnen 
derhalven,  bij  trappen,  tot  de  uiterfle  woede  over- 
gellagcn  te  zijn.  Misfchien  gaven  de  KathoUjken 
zelve  aanleiding  tot  haat  en  bitterheid,  augusti- 
nus verhaalt  dus  van  Keizerlijke  bevelen ,  om  den 
Donatisten  hunne  Kerken  te  ontnemen,  waar  tegen 
deze  zich ,  met  hulp  der  onftuimige  landlieden ,  verzet- 
teden  (  § ).  Hier  in  toch  is  niets  vreemds ,  dat  on- 
wetende landlieden ,  aangezet  door  hunne  Leeriiaren , 
het  ontnemen  hunner  Kerken  met  geweld  poogden 
te  verhinderen.  Even  min  vreemd  is  het,  dat  de- 
ze 

■(*)  Contra  Epist.  Parmcniani  Lihr.  II.  Cap.  3.  pag. 
fp.  Tom.  IX. 

(■f)  Pfalmtts   contra  pnrtem   Donat.  pag.   4.   contra 
Epist.  Parmeniam  Libr.  I.  Cap.  11.  p.  14.  T.  IX.  Opp, 

(§}  Contra  Epist.  Pannen.  Libr.  I.  Cap.    11.  p.  15» 
Cc  3 


4o6 


,  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 


III 

BOEK 
III 

Hoofdfl:. 
iia  C.  G, 
Jaar  337. 
tot   3Ó3. 


Men  kan 
hunne 
buiten- 
lpo,orig- 
heden 
niet  in  't 
gemeen 
op  reke- 
ning der 
Donr.  ris- 
ten rtel- 
le». 


ze  lieden  hunne  mishandelingen  ;ils  martelingen  ,  tu 
hunne  dood  ,  als  ecne  marteldood ,  hebben  aangezien , 
en  dewijl  men  zulke  hooge  gedachten  van  dezelve  koes- 
terde ,  als  werden  de  zonden  daar  door  uitgedelgd , 
was  de  overftap  tot. die  geestdrijverij,  dat  de  zelfs- 
moord,  in  hunne  omftandighedén ,  als  eene  martel- 
dood kon  bcfchouvvd  worden,  voor  zoo  verhitte 
hersfenen  niet  te  groot. 

Men  zou  onbillijk  zijn  ,  indien  men  de  buiten- 
fpoorighcden ,  door  deze  Circumcellioncs  gepleegd, 
in  het  gemeen,  op  rekening  der  Donatisten  wilde 
Hellen.  De  mcesten  van  hun  keurden  dczelven  af, 
en  merkten  ze  aan  ,  als  iet ,  dat  hen  niet  aan- 
ging (*);  zij  zelve  leden  'er  door,  en  verloren, 
even  als  de  KathoUjken ,  door  deze  onzinnige  men- 
fchen  het  leven  (f).  De  Donntistifche  Bisfchop- 
pen  verboden  op  hunne  Kerkvergaderingen  de  ztlïs- 
moord  uitdruklijk  (5),  en  boden  op  e'éne  derzel- 
ven  aan,  alle  fchade  te  willen  vergoeden  ,  v/elke 
deze  oproerige  hoop  veroorzaakt  had  (**).  Nog- 
thans  kan  men  hen  hier  \n  niet  ontfchuldigen,  dat 
zij  met  deze  menfchen  Kerkgemeenfcliap  hielden, 
die  zij  met  de  KathoUjken  weigerden ;  dat  zij  deze 
Heden  gebruikten,  om  de  uitvoering  der  Keizerlijkq 
wetten  te  verhinderen;  dat  zij  met  dezelve  dreigt 
tien;  dat  zich  Lecriiars  aan  het  hoofd  der  plunder- 
-  ^  ben- 

( * )  AüGüST.  (Ic  hiCr.  l.  c,  contra  Epist.  Pannen,  l.  c% 

( I )  Idenu  Epist.  44.  pag.  79. 

(§)  Idem.  contra  Crc;,con.  Ljhr,  III.  Cap,  49, 

(**)  Idenu.  Epist,  ïoo.  pag.  238, 


GESCHIEDENIS.  407. 

benden  fielden,  en  dat  Bisfchoppen  hen  in  Inm  ge-     III 

volg  hadden  (*).     Zoo   veel   blijkt   ondertusfchen ,    ^^^?- 

dat  ibmmige  Bislchoppcn  der  Donatisten^   vóór  het  Hoofdfl. 

jaar   348  ,    zelve  met  eencn  Brief  den  Keizerlijken  '"  C.  G. 

Bevelhebber    in    Afrika  ,    taurinus  ,    verzochten ,  j^j  v^^' 

om  deze  verfloorers  der  openbare  rast ,  met  geweld ,  -   ■  ■  — 

te  beteugelen ;  gelijk  dan  ook  deze ,  door  zijne  folda- 

ten,  verfcheidencn  van  dezelve   ter  dood   bracht  ea 

vcrftrooide  (f). 

Maar  in  de   jaren   348   en  349  ,    werden  harder  Hnrde 

maatregelen   tegen  de    Circiimcelliones   en    tegen  de  "''^•''^'■^S^'^' 
ö  o  t>  lentegen 

Donatisten ,  in  het  werk  gefteld.     Keizer  konstans  hen  en 
had  twee  mannen  van  aanzien,  paulus   en  maca- "^^sen de 
Rius ,  met  veel  geld ,  naa  Afrika  gezonden  ,    om  xs.\\. ' 
lietzelve  onder  de  behoeftige  Christenen  uit   te  dee- 
len,  waar  bij  zij  tevens  ieder  eeneii    tot  Kerkelijke 
éénheid  vermaanden.    Bij  donatus,  Bisfchop   van 
Karthago  gekomen,  vraagde  deze:     AVat  de  Keizer 
met  de  Kerk  te  doen  had?   'er  bijvoegende,  dat  hij 
reeds    aan   de  gemeenten  gefchreven    had  ,   dat  dit 
geld  niet  aan  de  armen  zou  gegeven  worden.     Het 
gevolg  van  deze  bedreiging  bleek  wel  ras :    Als  deze 
afgevaardigden  te  Bagcja  of  Fagaja^  eene   ftad  in 

(*)    OPTAT.     III.     4.     p(7g.     59.    fijq.      AUGUST.     COHtr. 

Epist.  Pannen,  l,  c.  contra  lifter.  Petiliani  II.  Cap, 
39,  47,  88.  contra  Crescon.  III.  42.  Tom.  IX.  Epist, 
188.  pag.  236.  Tom.  II. 

(f)  OPTAT.  Milevit.  III.  4.  pag.  60.  Donatiita  fer- 
'(HO  de  vcxat.  Donatiitar.  in  pinii  IShmiwt.  Donatist,  p» 
ipo.  fq^. 

Cc  4 


4o8  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III      Numidië,  gekomen    waren ,    ontbood    de   Bisichop 

BOF.K     jj^j.   Donatisten   aldaar,    die   ook  donatus  heette, 

rioofdft.  ^^^  ^s  Clrcumcelliones    op,  ten  einde   de   afgevaar- 

na  C.  G.  digden  uit  de  Had  te  houden.     Hier  op   liet  maca- 

Toot*     ^  o  'T 

tot   '^6^'  ^^^^    ^'^"   ^^  Romeinfche    Bevelhebbers   in  Afrika 

•^ eene    bende    foldaten    komen ,    die     cene    menigte 

van  deze  oproermakers  nederfabelden.  donatus  van 
Bagaja  werd  in  eene  bron,  en  marculus,  een 
ander  van  deze  gezindte  ,  van  eene  rots  afgewor- 
pen. Ook  verloren  nog  andere  Donatistifche  Leer- 
aars het  leven,  die  van  hunnen  aanhang,  als  Mar- 
telaars ,  werden  aangemerkt.  En  nu  noodzaakte 
macarius  alle  Danatisten  ^  om  zich  met  de  Katho^ 
lijken  te  verëenigen.  De  Bisfchoppen,  die  zulks 
weigerden ,  kozen  de  vlucht ,  of  werden  gebannen. 
Onder  dezen  was  ook  donatus  van  Carthago  ^  die 
in  ballingfchap  flierf,  en  parmenianus  voor  zijnen 
opvolger  had  (*). 

Geweldig  waren  de  klagten  der  Donatisten ,  over 
deze  vervolging ,  heweerende,  dat  macarius  deswegens 
niet  in  de  gemeenfchap  der  Chrisrenen  geduld  kon 
worden,  en  noemende  de  KathoUjken ^  fchimpswijze , 
*de  Kerk  van  macarius.  De  KathoUjken  daar  tegen 
verzekerden,  dat  geen  van  hunne  Bisfchoppen  het  f 
gcringfte  aandeel  in  deze  gewelddaadighedcn  geno-  ! 
Dien,  daar  toe  aanleiding  gegeven,  of  ze  goedge- 
Jvcurd  heeft,  opk  dat  het  onzeker  wai'e,  of  marcu- 
lus 
(*)  OPTAT.  Milev.  III.  1,3,4;  7'  P^ifio  MarciiH 
iii  piNU  Mohum,  Donalist,  pag.  193.  Pasfo  Maxlniiani 
(l  Ifaaci;  ib'4:  pig'  IP7'.  ^'^C 


GESCHIEDENIS.  409 

Lirs  zich  niet  zelf  van  ecnc  rots  geflort   had.     Ook     111 
willen  de  KathoUjke  Schrijvers  volllrekt  niet  toegc-    Y/j^ 
ven ,  dat  dit  eene  vervolging  der  Donotisten  te  noe-  Iloofdd. 
men  zij.     De    Heidenen ,    zeffgen    zij  ,    wilden    de  "^  ^*  ^' 
Christenen  dwingen ,  om  hunnen  Godsdienst  en  het  ^^^  263! 
geloof  te  verloochenen ,    deze  was  eene  vervolging ,  - 

maar  hier  wilden  bewerkers  der  éénheid^  (^operarii 
unitatis , )  enkel  de  Christenen  tot  deze  éénheid  der 
Kerk  vvederbrengen.  Welke  verwarring  van  denk- 
beelden! En  van  hoe  gevaarlijke  en  ver -uitziende 
gevolgen,  wanneer  men  het  geoorloofd  verklaart, 
menfchcn,  die  geene  gcmeenfchap  met  de  Kerk  be- 
geerden te  houden,  door  vreeze  en  ballingfchap , 
daar  toe  te  dwingen,  en  dit  nog  geene  vervolging 
te  willen  heeten ! 

De  éénheid  der  Kerk  in  Afrika  werd  echter  nu  Kerkver- 
als  herfteld  aangemerkt ,   en  tot  bevestiging  derzelve  S^^5""S 
hielden  de  ^«Mö//y/('5  Bisfch oppen  van  dat  land,   in  thago. 
het  jaar  349,  eene  Kerkvergadering  te  Knrthngo^  op 
welke  GRATUS,  Bisfchop  dezer  hoofdftad,  het  voor- 
zitterfchap  bekleedde  (  *  ).    Na  God  gedankt  te  heb- 
ben, dat  hij,   door  zijne  dienaren,   paulus  en  i\rA- 
CARius,    dit   heihg   werk   tot  (land  gebracht   had, 
befloot  men,  vooreerst,  dat  niemand,  die,  naar  de 
leere  der  Euangelisten   en   Apostelen,   de   verëering 
der  Heilige  Drieëenheid   beleden  had,   en   daar   op 
gedoopt  was ,  weder    daaromtrent    ondeiTraagd ,   of 

ge- 

(*3  De  beflulten  dezer  vergadering  ftaan  bij  harduin, 
Gcta,  Concil.  Tom.  I.  pag.  685.  en  du  pin  Monum,  Do» 
tiatist.  pog.  201. 

Cc  5 


4IO  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       gedoopt  zou  worden.    Vervolgcnds  Helde  gratus 
BORK      £^.ij£j;j    tweeden    regel  voor,   om  te   verbieden ,   dat 
iïotifdrt.  nien  ^^  waardigheid  der  Martelaren  niet  zou  hoo- 
HaC.  G.  riLMi,  door  dezen  eernaam   aan  zulke  lieden   te  ge- 
jQ^"^^Cven,    welke  de  Kerk  alleen  uit  barmhartigheid  liet 
«— » — -  begraven,  aan  zulken,  die  zich  zelven  omgebracht, 
of  anders    door    hunne   zonden   de    dood  verdiend 
hadden.    Maar,   wie,  in  't  vervolg,  een  foortgelijk 
misbruik  omtrent  den  naam  van  Martelaar  zou  ple- 
gen, zou,  als  hij  een  leek  was,  onder  de  boetelin- 
gen geplaatst,   en   zö   hij  een   geestelijke  was,    na 
voorgaande  vermaning,  van   zijn  ambt  ontzet  wor- 
den.    Op  dit  voorftel  van  gratus,   die  zich   nede- 
rig voor  hun  boog,  riciien  alle   de  Bisfchoppen  een- 
parig:    „  U^ve  Hel/Ig/'/eid oordeelt  wel!  "  De  overige 
befluiten  dezer  Kerkvergadering  betreffen  hoofdzaak- 
lijk    het    gedrag   der  Bisfchoppen   en   de    Kerkelijke 
tucht,  en  behelzen  niets  bijzonders. 

Op  deze  wijze  hadden  de  Donatlsten  geene  vrij- 
lieid  van  Godsdienst  meer,  alhoewel  hunne  gedv/on- 
gowe.  verëeniging  met  de  KathoUjken  niet  kon  belet- 
ten, dat  'er  nog  een    groot  getal  Donatisten  over- 
bleef.     Keizer    konstans   fchijnt,    gemeenfchapiijk 
met  zijnen  broeder  konstantius,  wetten  tegen  hen 
gegeven  te  hebben  (*).      In   dezen  toeftand  bleven 
zij,    gedüurende  het  leven    van   den  laatstgemelden 
Keizer,  tot  aan  de  regeering  van  Keizer  julianus. 
Regee-         Te   weten ,   onder   dezen  Keizer ,    onderging    de 
ring  van    nQcftand  van  den  Godsdienst   eene   geheele   verande- 
ring^ 
(*)  AVGUSTiN.  Epist.  105,  C.  2.  p.  227.  T,  II.  Opp., 


GESCHIEDENIS.  411 

ring. "  De  Christelijke  Godsdienst  was   nu    omtrent     III 
eene  halve  eeuw  de  Godsdienst   van   den   Staat  ge-    ^°^ 
weest,  CU  door  konstanïyn  dm   Grooten  en  zijne  iioofdft. 
Zooncn  voorgcllaan  en  befchermd,  maar  julianus,  "^  ^*  ^* 

Tont»    '>0'T 

in  het  jaar  361,  aan  het  Keizerrijk  gekomen,   deed  ^qJ.   263I 
belijdenis     van    Aqw    Heidenfchen    Godsdienst ,    en  - 
poogde,  op  allcrleië  wijze,  denzelven  uit  de  laagte,  '"^^izer 
waar  in  hij  vervallen  was ,  weder  op  te  beuren.  Om-  j^us, 
trent  dezen  Keizer  vinden  wij  de  berichten  en  be- 
üordeelingen  van   de   Schrijvers ,  zijne  tijdgenoten , 
geheel  tegcnftrijdig.    De  meesten  van  dezen  zijn  Re- 
denaars ,  die  de  zaken ,  van  den  dénen   en   anderen 
kant,  plegen  te  vcrgrooten,    en  terwijl   de    Christe- 
nen onder  dezen  hem    den    Apostaat   of  Afvalligen 
noemen ,  en  zijne  beeldenis  met  zwarte  verwen  fchil- 
dercn ,  verheffen  de  Hcidenfclie   Redenaren   hem  ten 
uiterllen,  ftellcn  hem  voor,  als  bijna  zonder  gebre- 
ken, en  keuren  hem  den  eernaam  van  clen    Grooten 
overwaardig.    Ook  laater  Geleerden,  na  de  hcrftel- 
ling  der  wetenfchappen  ,  hebben    hem  verfchillend 
beoordeeld ,  zonder  zich ,  altijd ,  behoorlijk  voor  den 
invloed  van  partijfchap  en  menfchlijke  driften  te  heb- 
ben kunnen  wachten  (*).     Daar  wij  geloven,  dat, 

in 

(*)  Eén  der  eerde  Schrijvers  onder  de  nieuwen,  na 
de  herftelling  der  Wetenfchappen,  die  gcinntigdheid  aan- 
prees, in  hec  beöordeelen  van  julianus,  was  leeuwen- 
KLAU  of  LEUNCLAvius,  (^Apologia  pro  zosLvio,  pr^fixaH. 
ZosLMi,  ex  edit.  cellaru,)  Op  zijn  voetfpoor  volgde 
GOTFR.  arnolü  {Kerk-  en  Ketter-Hist.  I.  Deel,  IV.  Boek. 
J,  Hoofilft.  Bladz:  194.)  Het  leven  van  jull^kus  ,.  door 

den 


4ia  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       in  het  algemeen ,  de  overgang  van   iemand  ,   wie  hij 

^nf  *^°^^  ^'^^'  ^^"  '^^^  ^'^"  Wijsgcerig  of  Godsdienftig 
Hoofdft.  gevoelen  tot  het  ander,  op  zich  zelven,  niets  bc- 
m  C.  G.  flisj. 

Jaar  337. 
tot  363.  "^"  ^^^^  ^^  BLETTERiE  Is ,  over  het  geheel,  wel  gefchre- 

■  ven.  Nog  is 'er  eene  levensbefchrijving  van  julianus  door 

DEsvoEux  in  het  Engelsch ,  onder  den  titel :  T/ie  Life 
and  Character  of  Julian  the  Apostat.  Met  veel  kracht  en 
bevalligheid  heeft  de  Hoogleeraar  a.  kluyt,  in  zijne 
Redenvoering  pro  Juliano ,  de  goede  hoedanigheden  van 
dezen  Keizer  voorgedragen.  Al  te  flerk  zijn  de  woor- 
den van  MONTESQUiEU  Vesprit  des  Loix  Livr.  XXIV. 
Chap.  X.  „  11  n'y  a  point  eu  après  lui  de  Prince  plus 
„  digne  de  Gouverner  des  hommes."  ""Er  heeft  nooit 
na  hem  een  Vorst  geleefd ,  die  waardiger  ■was  over 
menfchen  te  regeeren.  Geheel  anders  oordeelt  over  hem 
MOSHEIM  Kerke! .  Gefchied.  II.  Deel,  Blndz.  25.  De  gc- 
mangdheid  van  den  Christen  Dichter  prudentius  in  zijn 
oordeel  over  julianus  verdient  lof.  Dus  zingt  hij  vau 
hem  Apotheos.  vs,  449.  fqq, 

Principibus  tarnen  e  cunctis  non  defuit  imus , 
Me  puero,  ut  memini ,  diictor  fortisfimus  armis, 
Conditor  et  leguin  celcberrinius,  ore  manuque 
Confultor  patriae,  fed  non  confultor  habendae 
Relligionis;  amans  tercentum  niillia  divüni: 
Perfidus  ille  Deo,  quamvis  non  pcifidiis  Orbi. 

Dat    is : 

Van  alle  Vurflen  leefde,  in  mijne  kindlche  jaren,, 

Eén  Vorst,  het  heugt  mij  nog,  in  't  oorlog  fiks  ervaren. 

Die  wijze  wetten  gaf;  een  fteun,  met  mond  en  hand. 

Niet  voor  den  Godsdienst,  neen!  maar  toch  voor  't  Vaderland» 

Hij,  die  een  vriend  was  van  een  duizendtal  van  Goden, 

Was,  trouw  aan  't  Rijk,  ontrouw  aan  God  en  zijn  geboden» 


GESCHIEDENIS.  413 

fiïst  voor   of  tegen  de  waarlicid  van  zoodanig  ge-     IIT 

voelen,  en  dat  dus  het  waare  Christendom  'er  niets    ^^^^ 

bij  wint  of  veriicst,  wie  of  wat  julianus,  ten  op-  HoofdlT. 

zichte    van  zijnen  Godsdienst,    geweest  is,  zullen  "^  C!.  G. 

wij,    zonder    haat    of  gunst,  eenvoudig   verhalen,  Iq[  ^ó^] 

liet  geen  wij,  bij  de  Schrijvers   van  dien  tijd,  en  in  - 

zijne  eigene  fchriften ,   hem   en  zijne  verrichtingen , 

voornaamlijk    met    betrekking    tot  den  Godsdienst, 

betreffende,  vinden  opgetekend. 

De  Keizer  julianus    was  de  jongfle  Zoon  van  De  ge- 

TULius  KONSTANTius ,   Stiefbroeder  van  konstan-  f':'"'^"^' 
•'  '  msvan 

•VYti defi  Grooten ^  en  omtrent  30  jaren  oud,  toen  hij  zijne 

Keizer  werd.  Bij  den  algemeenen  moord  der  bloed-  i^ugd. 
verwanten  van  den  zoo  evengemeldèn  Keizer,  in 
het  jaar  337,  door  de  foldaten,  door  aanftoking  of 
onder  oogluiking  van  Keizer  konstantius,  werd 
zijn  ouder  Broeder  gallus  verfchoond,  omdat  hij 
zieklijk  was,  en  julianus,  die  naauwlijks  zeven  jaren 
oud  was,  om  zijne  Jongheid,  markus, Bisfchop  van 
Arcthiifci ,  beveiligde  hem ,  voor  de  woede  der  foldaten  , 
in  eene  Kerk  (*).  Hij  werd  vervolgends  opgevoed, 
door  EUSEiiiL'S,  Bisfchop  van   Nikomedi'é,  die  zijn 

ver- 
(*)  jULLANiJs  ad  S.  P.  Qj  Athen.  p.  270.  ecl.  span- 
HEMii  Lipf.  1(196.  ful.  LiBAN.  Orat.  VII.  pag.  236.  ed. 
Morel.  Paris.  1627.  fol.  eutrop.  Hist.  X.  i.  socrat. 
llist.  Ecclcs.  III.  I.  GREGOR.  Naziauz.  Orat,  \\\.  pag. 
90.  Paris.  1630.  Tom,  II.  Opp.  Deze  laatrte  fchrijft  * 
zijne  behoudenis  aan  de  zorg  van  konstantius  zelven 
toe.  Maar  hij  is  te  zeer  partijdig  voor  dezen  Keizer, daa 
«l:u  men  bein  alleen  geloven  kan. 


4Ï4  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       verre  bloedverwant  was   (  *  ) ,  een  hoofd  der  Aiih 
^U\       ^^^'^  ">  ^^  ^^'^^^**  Eufebiiinen,     JMet   zijn  vijftiende  jaar 
Iloüfdll:.  werd   julianus  ,    benevens    zijn    Broeder  gallus  , 
na  C.  G.  yej.  ^^j^  j^^j  j-j^f    ^^^^  ^^^  Keizerlijk  flot  bij  Cccfarea 
Jaar  337.  .  j  ~^      j 

tot  363.  i"  Kappadoci'é  gezonden ,    alwaar   zij    verder  ondcr- 

'  wijs  ontvingen,  maar  voor  het  overige  zeer  ingeto- 

gen leven  moesten  (f). 
Belijdt         Waarfchijnlijk    was   de  bedoeling  van  konstan^ 

twintig     ^j^,3     jj^.  I^gjjj^  Broeders  gallus  en   tustinianus  , 
jaren  lang  j  '^ » 

liet  Chris- tot  den  geestelijken  ibnd,  en  tot  de  Bisfchoppclijke 

tendom.  waardigheid ,  te  brengen  ,  om  hen  des  te  zekerer  van 
alle  aanfpraak  op  den  troon  te  verwijderen.  Zij  ge- 
noten dan,  onder  andere  kunden  en  wetenfchap- 
pen,  zoo  veel  onderwijs  in  den  Godsdienst,  dat 
zij,  als  voorlezers,  bij  den  openbaren  Godsdienst, 
de  Heilige  Schrift  voorlazen.  Ook  werden  zij  tot 
de  beoefening  der  Godzaligheid  opgeleid,  naar  de 
denkbeelden,  welke  men,  ten  dien  tijde,  onder  de 
Christenen,  daar  van  vormde.  Zij  betoonden  on- 
gemeene  hoogachting  jegens  de  Leeraars ,  en  andere 
vroome  Ghristenen,  bezochten  de  Kerken  vlijtig, 
en  bewezen  aan  de  Martelaren ,  bij  hunne  graven , 
den  gewonen  eerbied ,  bijzonder  door  het  ftichten  van 
kerkelijke  gebouwenen  rijke  gefchenken.  Dus  bewandel- 
de JULIANUS ,  gelijk  hij  zich  zclven  uitdrukt  (§) ,  den 
weg  van  het  Christendom  twintig  jaren  lang.  Even- 
wel ftelt  GREGoiiius  \7i\\.  Nazianziis  hem  voor,  als 

een' 

(*)   AMML^N.  MARCELL.   Hist.  XXII.  9. 
(f)  JULIAN.  /.  C.   SOZOMEN.    V.   3. 

(§)  Episi.  51.  pag.  434,  ci/.  Spanhem. 


GESCHIEDENIS.  415 

een'  loos  bedrieger  en  geheimen  vriend  van  het  Hei-     III 
dendom,  van  zijne  eerfte  jeugd  af  aan;   die,  in  de    ^^ïf 
twist -oefeningen  met  zijnen   broeder,   altijd  de  ver- Hoofdd. 
dediging  der  Afgoderij  gewoon  was  op  zich  te  ne-  "^  ^'  ^» 
men   (*).     Ook    fchrijft  de   Ileidenfche  Gcfchied- ^rsój 
fchrijver    ammianus   iniarcellinus   (f),    dat  hij, — — 
van  zijne  eerfte  kindsheid  af,  reeds  geneigd  was  tot 
den  dienst  der  Goden,  en  dat  hij,  jongeling  zijnde, 
meer  en  meer  in  ijver   daar  voor  ontvlamde,   maar 
dat  hij,    uit  vrceze,  het   écn  en   ander,   dat  .daar 
toe  behoorde,  zoo  geheim  mooglijk,  verrichtte  (^). 

Julianus  was  vlug  van  vernuft,  en  vaardig,  om  Legt  zich 
alles  fchieliik   te   bevatten ;   zijne    leeslust   was   on-  ^'^^.  *^P  ^^ 
vcrzadelijk;    toen  zijn   broeder  gallus   in  het  jaargeertecu 
351    tot  de/hr   benoemd   was,   kreeg  hij   vrijheid ,  ^velfpre- 
om  te  Konflantimpolen  te  komen ,   en   zich  in   de  ^-  ^ " 
wijsbegeerte  en  vvellprekendheid  te  oefenen.     Thans 
werd  hij  het  eerst  bekend   met  de  Heidenfche  Ge- 
leerden;  zijn  voortgang  in  de  geleerdheid  was   bui- 

(*)  Door  een  wonderwerk  zal  ook  de  hemel  toen 
reeds  de  geveinsdheid  van  julianus  openbaar  gemaakt 
hebben.  Als  de  beide  broeders  famen  eene  Kerk  fticht- 
ten  op  het  graf  van  den  Martelaar  imamas  ,  ftortte  dat  ge- 
deelte, hetwelk  julianus  bekostigde,  telkens  weder  in, 
CU  kon  niet  voltooid  worden,  gregor.  Nazianz.  l,  c, 
sozoMEN.  L  c.  (t)  XXII.  5. 

( S )  Men  ziet  hier  de  reden ,  waarom  fommigen 
ondvend  hebben,  dat  julianus  ooit  een  Christen  ge- 
weest is ,  zie  Bhferiatiom  llhtor,  fttr  divers  fujets  door 
LA  CROZE  pag,  -^6.  enz. 


4tÖ  K  E  R  K  E  L  IJ  IC  Ë 

lil       tengemeen  ;   hij   fprak  zoo   innemend  ,  en  zijn  ge» 
uoRK     \jqqI  gedrag  was   zoo   bevallig,   dat,  alhoewel   hij^ 
Iloofdft.  op  raad  van  zijnen  Hofmeester,  zich  in  kleding  niet  on- 
na C.  G.  derfcheidde  van   jongelingen  van  burgerlijken  ftand , 
tol^W^' ^'^  inwoners  der  hoofdflad  hem  reeds   aanmerkten, 
— als  waardig  het  deelgenootfchap  des   rijks.    Dit  ont- 
rustte den    argwanenden    konstantius   zoodanig, 
dat  hij  zijnen   Neef  gebood,   zich   naa  Nikomedi'è^ 
of  eenige  andere  flad  van  Klein '- Aft'è ^  te  begeven; 
doch  met  uitdniklijk  bevel ,  om  de  lesfen  van  liba- 
Nius,  die  aldaar  leerde,    niet  aan   te   hooren  (*}> 
ECEBOLUS ,  die  JULIANUS  leermeester  in  de  welfpre- 
kendheid  was,  deed  hem  zelfs,  met  eenen  eed,  be- 
loven ,    dat   hij    LiBANius    niet  zou  gaan   hooren  , 
maar  julianus  las  heimlijk  de   fchriften   van   liba- 
Nius ,  en  ftelde  zich  die  ten  voorbeeld  (f). 
LiDANius.      LiBANius    wcrd    voor    éénen   der  welfprekendfle 
Redenaren  van  zijnen  tijd  gehouden,   maar  was  te- 
vens een  ijverig  Heiden.     Hij  had  te  vooren  de  wel- 
fprekendhcid   te   Konftantinopolen  ^  met  veel   toejui- 
ching, onderwezen,  tot  hij,   in   het  jaar   346,    op 
aanftoken  van  eenen  mededinger  in  deze  kunst,  naa 
Nikomedi'ê  verdreven  werd.     Hij  prees   den   Keizer 
KONSTANTIUS,    iu  zijuc  fcln-iftcn  ,   zoo   lang   deze 
Keizer  leefde ,  maar  overlaadde   hem  met  befchuldi- 
gingcn  na  zijne  dood,  gelijk  socrates   (5)   hem 

ver- 
(*)  LiBAN.  Om  f.  V.  pag.  174.  fqq.  ed.  Morel.  1627. 

fol.    SOCRAT.  III.  I.  SOZOM.  /.  C. 

(t)  LIBAN.  Orat.  XII.  pag.  303.  fqq, 
(§)  Biit.  Eccles.   III.  23. 


GESCHIEDENIS.  41? 

Verwijt.     Zelfs  in  zijnen  ouderdom ,  verdedigde  hij      lII 

den  Afgodsdienst  nog  flout  weg,  in  eene  rcdenvoe-    ^5^i:'' 

ring,  aan  den  Keizer  theodosius  gericht.     ( Or<2- f lool^f^, 

ïio  pro  Templis. )    Men  heeft  van  hem  eene  menig-  n^^  C.  G. 
71    7  •  r    •         /-  n      ••  l^ïir  337, 

X.Q.  Redenvoertngen^  zoo  tot  oetenmg,   {rrogijmnas-  ■'^^^   ^^' 

mata  et  Dedamationes , )  als  bij  wezenUjkc  gelegen- * 

heden,  opgefteld,  waar  van  f.  morellus  te  Pa» 
r'js  eene  verzameling  uitgegeven  heeft ;  in  twee 
Declen  in  foUo,  in  het  jaar  1606  en  1626.  Na- 
derhand zijn  'er  nog  ecnigen  door  anderen  in  het 
licht  gegeven,  bij  voorbeeld  jac.  gothofredus  (*) 
en  FABRicius  (f).  Zijne  Brieven  (^)  zijn  reeds 
van  oiids  nog  boven  zijne  Redenvoeritjgen  gekeurd , 
ten  aanzien  van  den  fraaien  ftijl ,  vernuft ,  en  levendig- 
heid. Over  het  algemeen  heeft  niemand  der  laater 
Griekfche  Schrijvei-s  den  befchaafden  Attifchefi  ftijl 
zoo  in  zijne  magt  gehad,  als  libanius;  hoewel 
hij  meermalen  in  het  duiftere  en  onregelmatige  valt. 

Wij  vervolgen,  na  dezen  uitllap,   de  Gcfchiede- julianus 
nis  van  julianus.    In  Klein -Aft'è^  waar  hij   zich  P™^^^^ 
thans    onthield  ,    bevonden    zich    eenige  vermaarde  heira  het 
Heidenfche  Wijsgeeren  van  den  Nieuw  -  Platonifchen  H^'den- 
aanhang,  of  Eclectici,  die,  gelijk  wij  ge^en   heb- 
ben, beweerden,  dat,  in  alle  Godsdienflen  en  wijs- 
geerige   famenftellen ,    de  waarheid   bevat,  doch  in 

den 
(*)  Gcnevee  1641.  4.  en  in   zijne   Opitfc.    Jurid.  77;/- 
fiora  Lugd.  Bat.  1733.  fol. 

(t)  Bihl.  Gr.  Fol.  VII.  png.  145.  fqq. 
(§)  Uitgegeven  door  joh.  christoph.  wolf  Avijierd* 
1738.  fol. 
IV.  Deel.  Dd 


4iS  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  den  c^éiicn  meer  dan  in  den  anderen  verdonkerd 
^^^'^  was,  en  die  daarom  den  grootften  fteun  van  het 
Hoofdft.  Heidendom  uitmaakten.  De  vermaardrte  onder  de- 
na  C.  G.  2en  was  ^desius  ,  vvien  julianus  te  Perp-amus 
tot  ''63.'  ^^'"^  bezoek  gaf,  om  zijn  onderwijs  te  genieten.  De 
'  '■  Wijsgeer,  zich  met  zijne  liooge  jaren  ontfcliuldi- 
gende,  prees  hem  tevens  twee  zijner  leerlingen,  iu 
dezelfde  flad,  aan,  eusebius  en  chrysanthius. 
Deze  Wijsgeeren  waren  echter  in  hunne  beginfelen 
niet  édns.  chrysanthius  prees  hem  boven  alles 
de  Theurgie  aan ,  als  de  volmaaktfle  wijsgeerige 
Wetenfchap,  welke  leerde,  hoe  de  menschlijlve  zie- 
len, door  den  bijRand  der  geesten,  die  in  een  groot 
aantal ,  als  tusfchen  -  wezens ,  tusfchen  den  hoogften 
God  en  de  menfchen,  beilaan,  allengs  tot  het  aan- 
fcliouvven  van  God,  en  tot  de  innigftc  verëeniging 
met  hem ,  opgeleid ,  ja  zelfs  in  ftaat  kunnen  gefield 
worden,  om  de  Goden  zelve  op  te  roepen,  de  Z>e- 
mons  te  bevelen,  en  onder  Godlijke  medewerking, 
meer  dan  menschlijke  dingen  te  verrichten,  euse- 
bius integendeel  verachtte  den  gewaanden  omgang 
met  geesten,  en  zinlijke  verfchijningen :  Alleen  de 
wczenlijlce  denkbeelden  der  dingen,  zeide  hij,  zijn 
waarheden;  maar  de  werkingen  der  ftoflijke  kracli- 
ten  brengen  enkel  bedriegerijen ,  of  goochelfpel  zon- 
der rede  of  verftand,  voort,  julianus  geraakte, 
door  deze  verfcheidenheid  van  gevoelens  ,  in  het 
eerst,  in  ecnige  verlegenheid,  maar  zijne  oplettend- 
heid werd  geheel  opgewekt,  toen  eusebius  hem  be- 
richtte, dat  maximus  één  der  oudfte  en  geleerdfle 
leerlingen  van  /rdesius  was,  die  zich,  als  een  uit- 

niuu- 


GESCHIEDENIS.  419 

muntend  verftand,  niet  met  diepe  onderzoekingen,      irf 
maar  met  zoodanige  buitengemeenc  proeven  ophield*     ^^^^ 
Deze  had  hem  en  anderen  van  zijne  vrienden  onlangs  Hoofdü. 
in  den  Tempel  van  hekate  gebracht ,  alwaar ,  na-  "^  C.  G. 
dat  hij  een  korentjen  wierook  gereinigd,  en  heimlijk  jj^^  S^^ 

een  ftil  gebed  had  gefproken ,   het  beeld  der  Godin — 

had  beginnen  te  lagchen.  Vervolgends  had  hij  de 
fakkels,  welke  de  Godin  in  de  handen  hield,  door 
een  van  hem  voortgebracht  licht,  ontdoken.  On- 
dertusfchen,  moet  men  zich  aan  dit  alles  niet  ver- 
gapen, voegde  eusebius  'er  bij,  dewijl  de  Wijs- 
geerte  ons  eene  andere  reiniging  leeit.  Doch,  ju- 
lianus had  genoeg  gehoord,  om  te  bcfluiten,  een 
leerling  van  maximus  te  worden  (*);  volgends  be- 
richt van  EUNAPius  ging  hij  denzelven  te  Efeze  een 
bezoek  geven ,  volgends  de  Christen  -  Schrijvers  kwam 
MAXIMUS ,  door  den  roem ,  welken  julianus  zich 
reeds  verworven  had  ,  zelf  tot  dezen  jongen  Prins  (f). 
Hoe  dit  zij ,  daar  in  (lemmen  zij  onderling ,  en  ook  met 
LiBANius  (§)  overeen ,  dat  julianus  ,  van  dezen  tijd 
af,  tot  den  Heidenfchcn  Godsdienst  is  overgegaan. 
maximus  ,  door  zijnen  ouderdom ,  een  achtbaar 
voorkomen  hebbende ,  kondigde  julianus  ,.  met  eene 
ftoute  verzekering,  aan,  dat  hij  ééns  den  Keizerlij- 
ken troon  zou  bekleden  (**).  Deze  voorzegging 
trof  den  jongen   vuurigen  Prins  ongemeen,  die   nu 

het 

(*)  EUNAPIUS  fle  Vit.  Sophisi.  p.  86.  fq.Bap.ï.  1596.4. 

(t)  socRAT.  III.i.sozoM.V. 2.     (g)  Orat.N.p.  174. 

(**)  lAiAxiMus  maakte,  in  het  vervolg,   van  zoodanige 

voorzeggingen ,  om  aan  Vorllen   den  troon  te   voorfpel» 

Dd  2  len, 


4io  K  E  R  K  E  L  ÏJ  IC  E 

Itl  het  eerst  eene  levendige  begeerte  ontwaar  werd,  om 
^j^j^  eens  te  regeercn,  en  voortiian  dikwijls  met  waarzeg- 
Hoofdft.  gei's  raadpleegde,  om  het  toekomende  door  hen  te 
na  C.  G.  vernemen ,  terwijl  hij  ziïne  vrienden  verzekerde ,  dat 
tot  363!  ^^  vvereld  gelukkig  zou  zijn ,  Wanneer  hij  ééns  de 
-■ '  hoogde  magt  in  handen  kreeg.     Uit  vreeze  iTogthans 

voor  den    argvvanenden   Keizer  konstantius,   ver- 
bergdc  julianus  niet  alleen  zijnen  overgang  tot  het 
Heidendom,  maar  nam  zelfs  den  fchijn  van  grooter 
ijver  voor  het  Christendom   aan ,    latende  zich  tot 
Monnik  fcheeren ,  en  tot  voorlezer   der  gemeente  te 
'Nikomedi'é  aanllellen  (*). 
Beoorde-     Dit  is    het   eenvoudig  bericht  ,   dat  óns   de   Ge- 
ing  yaii    fchiedenis  geeft  van  het  Christendom  Van  julianus  , 
van  JULI-  en  zijnen  afval  tot  het  Heidendom.     Men  leest  daar 
ANUS  tot   jjj  j^jgfg  ^  fijjj.  (jg  zeden  der  Christenen  tot  denzelven 
dendom.  ïi^inlciding  gegeven  hebben.     Hoe  bedorven  dezelve 
ten  dien  tijde  ook  waren,   hoe  zeer  de   twisten  en 
verdeeldheden  onder  hen  tot  fchandelijke  en   onver- 
draagzame   handelingen    aanleiding    gaven,  en  aan- 
ftootlijk  waren  voor  verflandige  Heidenen,  evenwel 
waren  de  zeden  der  Christenen  nog  zoo   zuiver ,  in 
vergelijking  van  die  der  Heidenen,  dat  wij,  in  het 
vervolg   zullen   zien,    dat  julianus  zelf,  in  zijne 

fchrif- 

len,  meer  zijn  werk,  doch  niet  met  hetzelfde  gevolg. 
Om  iet  dergelijks  heeft  hij,  naderhand,  onder  de  Kei- 
zeren  valentinianus  en  valens  ,  het  hoofd  moeten  ver- 
liezen. MOSHEM.  Disf.  ad  H.  E.  pertin.  FoL  I.  p.  160. 
(*)  juLiAN.  Epht.  64.  png.  454.    socRAT.  en  sozom. 

/.  f.  THEODORET.   U.  E.   III.   1.   FILOSTORG.  III.  2/. 


GESCHIEDENIS.  4111 

fchriftcn,  licn  aaii  de  Heidenen  ten  voorbeeld  voor-     III 
ftelt.     Neigden  de   Christenen   reeds   tot  Bijgelovig-    ^^^^ 
heden ,  deze  konden  echter    niet  haaien  bij    de  Bij-  Hoofdft. 
gelovigheden  van  het  Heidendom,  en   konden  juli- "^  ^l,^' 
ANUS  niet  ergeren,  die  zelf,  met  alle  zijne  Wijsbe- ^^^  ^63] 

geertc,  aan  Bijgeloof  gehecht  was.    Ook  kon  julia 

Nus ,  indien  hij  behoorlijk  onderwezen  was  geweest , 
in  de  leere  van  het  Christendom  ,  in  dezelve,  vergele- 
ken met  de  leere  van  het  Heidendom ,  hoe  zeer  ook 
door  de  Wijsgeereii  verkunfleld ,  door  hunne  Fabel' 
leere  Allegorisch  te  verldarcn,  en  als  geheimzinnige 
beelden  te  befchoiiwen  ,  onder  welken  gewigtige 
waarheden  nopens  de  kennis  van  God,  der  natuur^ 
en  der  mcnschlijke  pligtcn  verborgen  lagen ,  gee- 
ne  reden  voor  zijnen  afval  vinden.  Wij  we- 
ten niet  naauwkeurig ,  hoe  het  met  het  onderwijs 
van  julianus  in  het  Christendom  gelegen  is  ge- 
weest, maar  zoo  veel  blijkt  ons,  uit  zijne  fchrif- 
ten,  dat  hij  tot  den  waaren  geest  van  dezen  Gods- 
dienst niet  is  ingedrongen ,  hij  zou  anders  deszelfs 
leerftukken  niet  zoo  hebben  kunnen  misvormen;  de 
rechte  uitlegkunde  der  Heilige  Schrift  zal  hem  ins- 
gelijks ontbroken  hebben,  waar  door  hij  zoo  me- 
nige plaats  derzelve  in  een  verkeerd  licht  befchouw- 
.  de ,  en  alom  ongerijmdheden  en  flrijdigheden  meen- 
de te  ontwaaren.  Hoe  het  zij,  zijn  voornaamfte 
leermeester  ecebolius  was  te  zwak  van  verftand 
en  geest,  om  de  zuivere  leere  van  het  Christendom 
van  de  bijvoegzelen  der  dvveeperij  te  onderfcheiden , 
en  bezat  voor  zich  zelven  zelf  te  v/einig  kracht 
van  overtuiging,  dan  dat  hij  die  zijnen  voedflerling 
Dd  3  zou 


4al  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

f  TI       zou  liebben  ingeprent.    Men  ziet  dus,  hoc  fommi- 

"^ly^     gen,  zonder  grond   in   de  Gefchicdenis  dier  tijden, 

Iloofdrt.  en  tegen  alle  blijkbaarheden  aan,    hebben  beweerd, 

na  C.  G.  (lat  de  reden  van  julianus  overgang  tot  het  Chris- 

Tfinr  337 

tot  363.'  ten^om   geheel  en   alleen  in  zijne  redelijke  overtui- 

* — — —  ging,  verfterkt  door  den  toenmaligen  toefland  van 
het  Christendom,  gelegen  hebbe.  liet  geen  de 
echte  berichten  in  zich  vervatten ,  maakt  dezen  over- 
gang zeer  bevattelijk,  zonder  dat  eenige  gisfingen 
nodig  zijn.  De  moord  van  zijn  geflacht ,  het  ge- 
vaar, hetwelk  hij  zelf  gelopen  had,  en  waar  hij  nog 
aanhoudend  voor  bloot  flond;  de  dwang,  hem  aan- 
gedaan, door  hem  tot  de  (Irengfte  levenswijze,  en 
den  geestelijken  ftand ,  te  beftemmen ,  en  hem  te  be- 
letten ,  zijnen  fmaak ,  in  het  verkiezen  van  zijne  let- 
ter-oefeningen, en  het  hooren  van  cenen  vermaar- 
den man,  omdat  die  een  Heiden  was,  te  volgen;  de 
-listige  gedragingen  der  Heidenfche  Wijsgeeren  jegens 
hem ,  hun  voorwendzel  van  geheime  wetenfchappen  , 
en  hunne  ftoute  voorzeggingen ,  dat  hij  éénmaal  zou 
regeeren;  dit  alles,  dus  faam  genomen,  hetwelk  op 
echte  gefchiedkundige  waarheid  fteunt ,  was  genoeg , 
om  den  vuurigen  en  vluggen  geest  van  den  jonge- 
ling met  wraak  tegen  konstantius  ,  met  afkeer 
van  den  Godsdienst,  voor  welken  deze  Keizer  zoo 
groeten  ijver  betoonde  ,  en  tot  welken  julianus 
met  zoo  veel  dwang  bepaald  werd ,  en  met  eene 
geneigdheid  tot  het  Heidendom,  hetwelk  hem  door 
de  Wijsgeeren,  inzonderheid  door  maximus,  met 
vvien  hij  geheel  was  ingenomen,  van  de  fraaifle  zij- 
4e  werd  voorgefteld,  te  vervullen.    Onder  dit  alles 

kan 


f 


GESCHIEDENIS.  423 

kan  men  zijn  veinzen  en  huichelen,  tot  die   mate,     III 
dat  hij   zelfs  naar   den    geestelijken  ftand  fcheen  te    ^P?*^ 
dingen,  naauwlijks  vcrfchoonen,    met   het  gevaar,  Hoofdfl. 
waar  in  hij ,   wegens  den  argwaan  van  Keizer  ko.n-  "^  ^'  ^» 
STANTius,  verkeerde.  jot  363. 

Voornaamlijk  liep  hij  groot  gevaar,  toen  in  het 

jaar  354,  zijn  Broeder  gallus,   op  bevel  van  ^en  ^J^'i^^^^^^_^^ 
Keizer,   wegens  zijne    buitenfporighedcn  ,    waar  bij  nen ge- 
kwam  het  vermoeden ,  dat  hij  naar  de  kroon  dong ,  ter  zo"tlen , 
dood    gebracht  werd.      De   Opperkamerheer  euse-  j^jj  ^jch 
Bius   drong  zelfs  op  zijne  dood  aan,  maar  de  voor- inde we- 
fpraak  der  Keizerin  eusebia  behield  hem.     Na  ze-  pgn'oef' 
ven  maanden ,   meest   in  het    gevolg   des  Keizers ,  fent, 
maar  in  de  daad,  als  een  llaatsgevangene ,   gefleten 
te  hebben  ,    in  welke  omftandigheid    hij  zich  zeer 
fchrander  gedroeg,  om  alle  kwaad  vermoeden   weg 
te  nemen,  werd  hem  gelast,  zich  naa  Grieken/and 
te  begeven  (*);  geern  volbracht  hij  dit  bevel,  het- 
welk ieder   een    als  eene   verbanning    befchoiiwde, 
omdat    te   Atheenen  de   wetenfchappen  en   kiuiften 
toen  nog  fteetls    bloeiden   (f).    Het   geen  grego- 
Rius  van  Nazianzus  (§)  hier  bij  voegt,  dat  juli- 
anus nog  eene  geheime  reden  van  genoegen  in  de- 
ze reize  had,  te  weten,  om  dus  de  Priesters  en  be- 
drieglijke   Tooveraars    aldaar   nopens  zijn  lot  v.oor 
het  toekomende  te  kunnen  raadplegen,  zullen   wij 

aan 

(*)  JULIAN.  ad  Athcuicm.  png.  lyi,  fqq.    liban.  Or. 

X.  pag.   266.   AMMIAN.   MARCELL.   XV.    I.  fqq. 

(t)  JULIAN.  Orat.  \\\.  pag.  118.   Ep'nt.  ad  Themisu 
pag.  260.  (§)  Orat.  lY.  pag.  132. 

Dd4 


414  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       ann  zijne  plaats  laten.    Evenwel  is  zoo  veel  zeker,- 

^^^^      dat    de  waarzeggers  voorbednidzelen    zijner  toekor 

HQofdft.  mende  grootheid  voor  hem  naarfpeurden ,  en  dat  hij 

na  C.  G.  2ich  zelven  geheel  overgaf ,   aan  eenen   man ,  van 

laar  '^'?7.  -^  e»     7  7 

lot  363!  ^^^"  ^^  Heidenen  zeiden,   dat  hij   alleen   onder  alle 

-« menfchen  zonder  zonden  was  (*).    Deze  fchijnt  de 

Opperpriester  van  Eleujis  geweest  te  zijn,  die  ma- 
ximus hem,  als  den  allerbekwaamften  man  in  de 
Theurgie ^  hd.d  aangeprezen  (f).  Thans  zal  ook  ge- 
beurd zijn,  indien  wij  den  Christen  Kerkgefchied- 
fchrijver  tiieodoretus  geloven  T^),  (^at  julianus 
ééns.  door  eenen  Wichelaar  in  het  binnende  van 
eenen  Tempel  gebracht ,  waar  deze  de  geesten  deed 
veifchijnen ,  door  derzelver  vreeslijke  gedaante  ont- 
fteld ,  het  bij  de  Christenen  gewoone  teken  des  kruis 
maakte ,  waar  door  terflond  alle  de  Demons  verdwe- 
nen, die  wisten,  dat  zij  door  dit  teken  overwonnen 
waren.  De  goochelaar,  die  dit  begreep,  verweet 
aan  julianus  zijne  vrees ,  en  gaf  hem  tevens  te  ken-- 
neia ,  dat  de  geesten  ,  niet  uit  ontzag  voor  het  kruis  , 
maar  uit  afkeer  tegen  zijne  verrichting  ,  verdweenen 
waren ,  waar  mede  julianus  zich  liet  te  vrede  ftellen. 
Doch ,  deze  vertelling  riekt  te  zeer  naar  de  bijgelovige 
verëering  van  het  kruis,  welke  thans  onder  de  Christe- 
nen de  overhand  nam.  Geduurende  zijn  verblijf  te 
^theenen  droeg  julianus  (**)  de  verwondering  weg 
van  zeer  velen ,  wegens  zijne  kundigheden  en  zachte 

.  ze- 

<^*)  LiBANius  Or(it  V.  pag.  175,  Oraf\    X.  png,  268. 
(t)  EUjMAPius  dc  Ut.  Sophisf.  Cap.  5. 

(5)  Hnt,  EcqI.  II,  3.      (**)  Volgends  LiB.\r<ius  /,  c 


GESCHIEDENIS.  425 

zeden.     Ten  zelfden  tijde  oefenden  twee  naderhand     III 
voorname  Christen-Leeraars  zich  aldaar  in  de  welipre-    ^^^^ 
kendheid,  GREGORius  v^nNazianziis^  en  basilius  de  Hoofdft. 
Groot  e.      De   laatstgemelde   werkte  zelfs  ,    gemeen-  "''^^^-  ^« 
fchappelijk  met  julianus  ,  in  de  uitlegkunde  der  H.  ^^^   363* 

Schrift,  hetwelk  hij  hem  naderhand  onder    het  oog • 

gebracht  heeft  (*).  En  gregorius  meende  toen 
reeds,  in  de  gclaadstrekken ,  gebaarden,  gefprekken 
en  andere  in  het  oog  lopende  bijzonderheden  van 
den  jongen  Prins ,  een  ligtvaardig ,  trotsch ,  en  ge- 
vaarlijk vernuft  te  ontdekken ,  gelijk  hij ,  in  laater 
Jaren,  verzekerde  (f). 

In  het  jaar  355  ontbood  de  Keizer  konstantius  julianus 
JULIANUS  bij  zich  te  Milaan ,  en  benoemde  hem  tot  q.^^^^ 
C<zfar  (  Rijks  -  opvolger. )     Hier  omtrent  bericht  hij  eu  Veld- 
ons  zelf  CS)?  dat,  als  hij  voornemens  was,  de  Kei-  h'^sr^^^^ 
zerin ,  wier  voorfpraak  hem   deze  waardigheid  be-  Rhyn. 
zorgd  had ,  met  eenen  Brief,  te  verzoeken ,  om  hem 
daar  mede  niet  te  bezwaren ,  de  Goden ,  die  hij  ge- 
beden had,  hem  daaromtrent  hunnen  wil  te  openba- 
ren, hem  den   fmadelijkftcn   dood  gedreigd  hadden, 
indien  hij  den  Brief  afzond.     Tevens  overwoog  hij , 
hoe  onbillijk  hij  handelde,   in  de   Goden  te  weder- 
ttreven,  en  een  beter  befluit  te  willen   nemen,   dan 
xij,  die  alles  wisten,  en    ook  in   de  toekomfte  za- 
gen,   Hoe  het  zij,  hij  begaf  zich,  als   Cafar ^   naa 
Galli'é ,  om  dat  land  van  de  invallen  en  verwoestin-. 
gen  der  Germaanfche  of  duitfche  volken  te  verlos- 

fen; 

(*)  Epist.  41./».  124.  T.  III.  Opp.  cd.  Benedictin. 

(t)  Orat.  IV.  l.  c.        (§)  Ad  Atheuiens.  p.  %:$* 
Dd  5 


426  K  E  R  K  E  L  -IJ  K  E 

III  fen;  en,  hoewel  door  den  argwaan  des  Keizers  zeef 
^^j  bepaald  in  zijn  gezag,  en  bovendien  geene  onder- 
Hoofdft.  vinding  hebbende  van  de  kunst  des  oorlogs ,  toonde 
Bti  C.  G.  JULIANUS  echter  terftond ,  alle  de  verëischten  van 
lot  ^63!  eenen  goeden  veldheer  te  bezitten.  Hij  dreef  de 
-  Germanen  terug  over  den  Rhijn,  trok  zelfs  één  en 

andermaal  de  rivier  over,  en  bellookte  hen  in  hun 
eigen  land,  waar  door  Galliê  bevrijd,  en  in  zijnen 
vorigen  bloei  herfteld  werd.  Ook  maakte  hij  zich 
bij  de  foldaten  en  ingezetenen  bemind,  door  liefta- 
ligheid, wijsheid  en  billijkheid;  terwijl  hij  allen  een 
goed  voorbeeld  gaf  van  eene  matige  en  zelfs  flrenge 
levenswijze ,  welke  hij  met  geleerde  bezigheden 
paarde  (*). 
jtTLiANUs      Ten  einde  den  invloed  van  julianus  te  verzwak- 

wordt       |.gj^     ontbood  konstantius  een  aanzienlijk  gedeelte 

«*^orde  '  ,        ..         ,  .  j  ^       r^ 

füld^ten    der  troepen  onder  zijn  gebied  naa  iiet   Oosten   op, 

tot  Kei-  onder  voorwendzel ,  van  die  tegen  de  Per  fen  nodig 
'''  te  hebben.  De  foldaten  (f),  weinig  zin  hebbende 
in  dezen  verren  togt,  riepen,  in  plaats  van  te  ge- 
hoorzamen ,  op  het  einde  des  jaars  360  ,  hunnen 
veldheer  JULIANUS  tot  ^//^7/;///^ ,  of  Keizer,  uit.  De 
Christen  -  Schrijvers ,  gregorius  vm\  Nazianzus  (5) 
en  FiLOSTORGius  (**) ,  befchuldigen  julianus  ,  dat 

hij 

( * )  juLiAN.  ad  Athcnicm.  p.  '>yj.  ejnsd.  Mifopogon 
p,  340.  fq.  AMMIAN.  XV.   8.  XVI,   XVII,  X VIII. 

(f)  Misfchien  Batavieren  ,  die  een  verding  hadden 
met  de  Romeinen,  dat  zij  niet  over  het  Alpisch  Ge- 
bergte dienen  zouden,  wagenaar  Vad.  Eht.  1.  Deel  BI.  252» 

(§)  Orai.  III.  pag.  58.        (**)  Libr.  VI.  €ap.  5» 


roepen. 


GESCHIEDENIS.  417 

hij  zelf,  onder  de  band,   het   volk   tot  dezen   (lap     III 
hebbe    aangezet  ;  maar    volgends    ammianus    (*)    ^^^^ 
ftelde  hij ,  integendeel ,  alle  pogingen    in  het  werk ,  Hoofdft. 
om  hen  van  dezen  ftap  af,  en  bij  hunnen  pligt ,  te  "^  C.  G. 
houden ,  tot  hij  eindelijk  voor  hun  onftuimig  geweld  J^j.   263* 

genoodzaakt  was  te   wijken,    julianus    zelf  ( f ) , — — 

neemt  jupiter  ,  en  alle  zijne  overige  Goden ,  tot  ge- 
tuigen, dat  hij  van  het  voornemen  der  foldaten, 
vóór  den  avond,  op  welken  zij  dat  begonnen  werk- 
Heilig  te  maken,  niets  geweten,  en  niet  dan  met 
den  iiiterften  tegenzin  in  hunne  begeerte  bewilligd 
hebbe.  Ook  meldt  hij,  dat  hij  de  Goden,  in  deze 
zorglijke  omftandigheid ,  om  eene  buitengewoone 
blijk  van  hunnen  wil  gebeden,  en  die  ook  dien- 
volgends  bekomen  hebbe.  Te  weten,  in  den  daar 
op  volgenden  nacht,  zal  hem  de  befchcnngeest  van 
het  Rijk  verfchenen  zijn,  en  hem  dus  aangefproken 
hebben :  „  Reeds  lang  onthield  ik  mij  ,  heimelijk , 
„  in  uwen  Voorhof,  ó  juliaan!  en  zou  geern  uwe 
5,  waardigheid  vergrooten.  Ik  ben  reeds  eenige  kee- 
5,  ren,  als  afgewezen  zijnde,  voortgegaan;  zo  gij 
„  mij  ook  thans  niet  aanneemt,  daar  zoo  velen  een- 
„  parig  hunne  genegenheid  op  u  vestigen,  dan  zal 
„  ik  het  opgeven  ,  en  trem-ig  heengaan.  Prent  u 
„  ten  minden  dit  diep  in,  dat  ik  niet  langer  bij  11 
,,  wonen  zal  (§)."  Bedroog  julianus  anderen, 
of  bedroog  hij  zich  zelven ,  en  werd  hij  door  be- 
driegers om  den  tuin  geleid?    Hoe  het  zij,   in   de 

Brie- 

(*)  XX.  4.  /^.         (f)  Jd.  Aiheniens.  pag.  2S4. 

(J)  AMMLIN.  /.  r.  Cap.  5, 


428  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

KI       Brieven,  welke  hij  aaii  den  Keizer  fchreef,  gaf  hi] 
^m''     ^^'"^^  zelven  den  titel  van  Augustus    niet,  en  fprak 
Hoofdft.  ^^^ï*  i"  ^^^^  onderwerping  en  eene  houding  van  op- 
na  C.  G.  rechtheid.     Maar  wanneer  hem   bleek,   dat  de  Kei- 

Toot*  o  oy 

tot  ^óV  ^'^^  ^^^'^  ^^*-^^^'-  ^*^^  erkennen ,  en  zelfs  de  Germaan^ 
■  »  fcke  Volken  tegen  hem  oprtookte,   befloot  hij,   zij- 

ne waardigheid   met  zijn  leger  te   handhaven ,   met 
hetwelk  hij  langs  den    Donau  naa  Konftantinopolen 
op  weg  floeg  (*). 
Hijbe-         Thans  verklaarde  hij  zich  openlijk   voor  den  Hei- 
Heiden-   ^^iit^-'heu  Godsdienst,  en  riep  in  zijnen  Brief  aan 
dom         die  van  Atheenen ,  gelijk  wij  gezien  hebben ,  de  Ga- 
openlijk.  ^^^^  j-qj  getuigen  aan ;   ook  deed   hij  de   Heidenfchc 
Tempelen  in  Illyïè^  die  lang  gefloten  geweest  wa- 
ren ,  weder  openen ,   ofierde  in  dezelven ,  en  wekte 
anderen  op,  om  insgelijks  te  doen;  waar  in  de  Hei- 
denen   te  Atheenen  hem    terflond    navolgden    (f). 
amjmianus  (§)  fpreekt  wel  zoo,    als  of  julianus, 
eerst  na  zijne  komst  te  Konftantinopolen  ^  zich  open- 
lijk verklaard  hebbe,  in  den  grond  nogthans  weder- 
fpreekt    hij    het  bovenllaande   niet.     Ook  kan  men 
GREGORius  van  Nazianzus  (**)   wel   geloven,  dat 
de  Keizer  konstan tius  reeds  zeder  cenigen  tijd  de 
Godsdienst -verandering   van  zijnen    Neef  geweten 
hebbe. 
Voor-  Bij  deze  gelegenheid ,  worden  var^  Heidenfche  en 

Chris- 
(*)  JUL.  ad  Athen.  p,  285.  ammian.  XX..  8.  XXI.  i. 
(f)  jui.iAN.  Epist.  38.  pag.  415.  LiBAN.   Orat.   X.  /». 

288.   SOCRAT.   III.    I.   SOZOMEN.   V.    I.  (§}    XXII.  5» 

(**)  Orat.  III.  pa^.  68. 


GESCHIEDENIS.  424) 

Christelijke  Schrijvers  zoo  vele  wonderen  en  voorte-     III 
keus  verhaak! ,  dat  zij ,  om  flrijd ,  elkander  in  Bijge-    ^^^^ 
loof  of  ligtgelovigheid  fchijnen  te  willen  overtreffen.  Hoofdn-. 
Julianus  zelf  was  zeer  ijverig,   in  het  onderzoeken  "^  C.  G. 
van  de   ingewanden  der  geflachte  offerbeesten ,  om  ^q j  ^K* 

daar  uit,  en  uit  de  vlucht   der  vogelen,  zijne   aan-  — 

(taande  lotgevallen  te   ontdekken :   op   de  vvaarfchu-  ''^s'deii 
wing  der  Wichelaren ,  ftaakte  hij  voor  eene  poos  zij-  denscli 
nen  togt;   en  geloofde,    op   het  oogenbhk   van  de  ^^,^^^[^- 
dood  van  konstantius  ,  van  dezelve  een  voorge-  geloof, 
voel  gehad  te  hebben  (*),     gregorius  van  A^^- 
ütizi/s  verhaalt  (f),    doch    enkel  als  een  gerucht, 
dat  men  ééns  in  de  ingewanden  van  één   der   offer- 
beesten ,  het  teken  van  het  kruis ,  omringd  van  eene 
kroon,  gevonden  hebbe;  en  sozomenus  (§),  dat, 
bij  de  aankomst  van  julianus   in   Illyrië^  wanneer 
de  wijnoogst  reeds  geëindigd   was,   de  wijnflokken 
onvoorziens  vol  onrijpe   druiven   gehangen   hebben; 
ook  was   *er  een   daauw   gevallen  ,   waar  van  elke 
druppel  op  de  klederen  van  julianus  en  zijne  togt- 
genoten  een  kruis    verbeeldde.     De  Christenen  ver- 
klaarden deze  tekenen  van  julianus  kort  leven ,  en 
de  bewaring  van  hunnen  Godsdienst. 

Ondertusfchen  overleed  konstantius  ,  in  het  jaar  Doodvnrs 
•:6i  C**),  waar  op  julianus,   zonder  verderen  te- '^°^'^'^'^'^' 

o         K     y^  IJ  7  TIUS.jü- 

gen- 

(*)   AMMIAN.   XXII.    I.   ZOSIM.   Hist.    III.   9,11. 

(t)  Orat.  lil.  pag.  70.        (5)  V.  i. 

(**)  Een  gerucht,  als  of  julianus  den  Keizer  zou 
hebben  laten  vergeven,  vinden  wij  alleen  bij  gregorius 
(^Orat.  UI.  pag.  68.) 


430  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

lil       genftand,  in  het  gcheele  Romeinfche  Rijk,  als  Kei- 

®5"l'^     zer,  erkend  werd.     Terflond  legde  hij  zich   toe  op 

Iloofdft.  de  verbetering  der  gebreken  in  den  Staat,   eerst  en 

iia  C.  G.  vooral   het   overdadige  in   de   hofhouding  ,    en   de 

Tjjjjf  '207, 

tot   363*.  weelde  affchaffende,  en  meer  dan  duizend  overtolli- 
■  ge  hof  bedienden  afdankende ,  hoewel  fommige  Chris- 

wordt      ten-Schrijvers  willen  bcweeren,   dat  tot  dit  laatfte  veel 
Keizer,     hebbe  toegebracht,  dat  deze  lieden  Christenen   wa- 
ren (*).    Echter  met  weinig  fchijn,  dewijl  julia- 
nus, die  als  Wijsgeer  wilde   handelen,   de   dartel- 
heid en  overdaad ,  welke  aan  het  Hof  van  konstan- 
Tius  had  plaats  gegrepen,  niet  te  dulden  ftond  (f). 
JULIANUS       Men    mag ,    uit    de    volgende    daadzaken ,    met 
herftelt     grond,  beweeren,   dat  julianus  zich    twee  groote 
dendom.  oogmerken  voorllelde ,  bij  zijne  regeering  te  berei- 
ken; de  Perfen  te  vernederen,   en  het  Heidendom, 
zoo  veel  mogelijk,   te  herftdlen.    Ten  opzichte  van 
dit  laatftc,  fchrijft  libanius   (§),   dat   de  wensch 
van  JULIANUS ,  om  eenmaal  Keizer  te  wezen,  daarop 
gegrond  was,  omdat  zijn  hart  getroffen  was,  ziende 
zoo  vele  Tempels  ter  neder  geworpen ,  de  verbor- 
genhcdcn  {Blyfieria^  afgefchaft,   de  Altaren  omge- 
keerd,   de   olfervuuren   gebluscht  ,    de  Priesters  in 
ballingfchap   verdreven,  en  de  heilige  fchatten   aan 
ondeugende   lieden  verdeeld.     Zoodra  hij  ,    derhal- 
vcn,  in  het  bezit  van  den  troon  was,  gaf  hij  be- 
vel,   dat  de  geflotene  Hcidenfche  Tempels,  bijzon- 
der 
(*)  GREGOR.  Nazianz,  Orat.  III.  p.  74.   socrat.  H. 

Ef   III.    I,         (t)  ^MMIAN.  MARCELL.   XXI.    lO.   XXII.    I. 

(J)  Orai.  parcnt.  in  Jv.lian.  %  -j,  pag.  235. 


GESCHIEDENIS.  431 

der  in  het  Oosten    weder    geopend,  de    vcrvallenc      Hl 
en   gefloopte  weder   opgebouwd,   en  alle  plegtighe-    '^°?5 
den  van  den  Godsdienst,    voornaamlijk   de   ofleran- iioofdfU 
den,   weder  ingevoerd   zouden    worden.      Aan    de  "^  C.  G, 
priesters  der  Goden ,  en  andere    dienaren  van  den  ^^^  ''A\ 

Tempel,  fchonk  hij  de  ontnomcne  vrijheden,  rech 

ten  en  eerbewijzingen  weder,  ook  wees  hij  hun  ge- 
noegzame inkomflen  voor  hun  beftaan ,  en  tot  de  oefe- 
ning van  hunnen  Godsdienst ,  aan.  Die  genen ,  wel- 
ke van  omvergeworpen  Tempelen  huizen  hadd«n 
gebouwd ,  moesten  thans  daar  voor  betalen.  Den 
Nijlmeter  in  Egypte  ,  die  volgends  last  van  kon- 
STANTius  in  eene  Christelijke  Kerk  bewaard  werd, 
liet  hij  weder  in  den  Tempel  van  Serapis  brengen, 
om  daar  bewaard  te  worden  (*).  Hij  zelf  was  al- 
lerijverigst ,  in  het  verëeren  der  Heidewfche  Goden, 
zich  toeleggende,  om  het  ambt  van  Opperpriester ^ 
dat  met  de  Keizerlijke  waardigheid  verbonden  was, 
daadlijk  waar  te  nemen.  Ook  nam  hij  den  post  van 
cenen  Opziener  of  Profeet  aan  bij  het  Didym'èisch 
orakel  van  apollo.  In  zijnen  hof  of  tuin,  had  hij 
menigvuldige  Altaren,  ter  eere  van  alle  Goden,  op 
welke  hij  eiken  morgen  offerde.  In  zijn  Paleis  had 
hij  eene  bijzondere  kapel,  aan  de  zon  gewijd,  want 
deze ,  of  vader  mithras  ,  ( naar  de  oude  Perftfche 
benaming,)  was,  naast  den  hoogden  God,  zijne 
bijzonder  gekozene  Godheid,  wier  lesfen  en  leidin- 
gen hij ,  in  dit  leven ,  wilde  gehoorzamen ,  en  die  hij 

eens , 

(*)  AMMIAN.     XXII.    5.     LIBAN.    Orat.    X.    pdg.    2^1 , 
SOZOMEN.  Hist,  EïcU'U  V.  3. 


431  K  E  R  K  E  L  IJ  fC  E 

ni  eens,  als  hij  de  wereld  zou  verlaten,  ook  tot  leicls-^ 
60EK  jjj^jj  d^dM  te  nemen  (*).  Aan  de  Zon  offerde  hij 
Hoofdft.  daarom  bij  haren  op-  en  ondergang;  zelfs  oiferdc 
na  C.  G.  hij  des  nachts ,  aan  de  Godheden  van  den  nacht , 
cot  363.'  ^^^^'  dikwijls  verfcheen  hij  in  de  Tempels  der  Go- 
■  den,  bijzonder  op   derzelver  feestdagen.     Nu   eerst 

werd   de  Afgodsdienst  in  Konflantinopolen  openlijk 
uitgeoefend.    Men  zag  hem   zelfs  voor   de   beelden 
der  Goden  nedervallen ,  de  muilen  van  juno  kusfen  , 
de  offerbeesten  zelf  flachten,   en  in  derzelver   inge- 
wanden gunffige  voortekens   zoeken  ,   hout   tot   de 
Altaren  aanbrengen  ,  dat  aandoken ,  en  het  vuur  aan- 
blazen.    Handelingen,  die  aan  vcrilandige  Heidenen 
zelve  verachtelijk  en  laag  voorkwamen,  ammianus  (f) 
zegt  ook  daarom  van  hem,  dat  hij  een  meer  bijgelovig, 
dan  ftipt  waarnemer  derGodsdienstpkgtigheden  was  (§}. 
Zijne  ver-      In  't  bijzonder   ontbood   hij  de   twee   Heidenfche 
keering     Wijsgeeren,   aan   welke  hij  zich  zoo   fterk  verpligt 
Wijsgee-  reke"de,   ten  Hove,  maximus   en   chrysanthius. 
ren  enz.    De  laatstgemelde  weigerde  deze  nodiging  op  te  vol- 
gen ;  waarom  de  Keizer  hem  ,  benevens  zijne  vrouw, 
tot  opperden  opziener  van  den  Heidenfchen  Godsdienst 
in  Lycli'é  maakte,  waar  in  deze  Wijsgeer  zich  verflan- 
dig  en  gematigd  gedroeg,  latende  zelfs  de  Heiden- 
fche 

(*)  jULiANi  defnres  pag.  %z6.  ed.  spamiem. 

(f)  Hht.  XXV.    II. 

(5)  Het  bovenvcrhanlde  blijkt  ons  uit  juuanus  zel- 
ven  Mifopög.  pag.  344,  346.  Epïst.  62.  pag.  450.  u- 
BAN.  Oraf.  VIII,  pag.  Ü45.   Orat.  X.  pag.  spl.  socrat. 

III.   II.  SOZIM.  II.  3.   PRUDENT.  ApOthcOi,    Vi,   455.    /f. 


GESCHIEDENIS.  433 

fchc  Tempels  niet  opbouwen,  en   geenen  Christen     III 
beledigende.     Maar  maximus  vcrfcheen  ten   liove,    ^P^^ 
wordende  door  den  Keizer  met  buitengcmcene  hoog-  Hoofdfl. 
achting  ontvangen,  waar  door  deze   Wijsgeer  zoo  "^  C*  ^* 
trotsch  en  laatdunkend  werd ,  dat  hij  toen  reeds  zich  j-gj   263I 
het  ongeluk  voorbereidde,  hetwelk  hem,  gelijk  wij  ge-  - 

zien  hebben,  naderhand  getroffen  heeft  (*).  Van 
andere  wijsgeeren  en  fofisten ,  ten  Hove  met  achting 
onthaald ,  zond  julianus  fommigen ,  zonder  hun  eeni- 
ge  weldaad  bewezen  te  hebben,  weder  weg,  zijnde 
misfchien  in  zijne  groote  verwachting  van  hun  be- 
drogen Cf),  doch  met  anderen  hield  hij  gemeenza- 
me verkeering,  onder  welke  priscus  was,  een  wijs- 
geer, wiens  ftrenge  zeden  aan  het  Hof  niet  veran- 
derden. Van  het  overig  gezelfchap  van  den  Keizer, 
geeft  ons  chrysostomus  (§)  eene  afzichtelijke  be- 
fchrijving.  „  Tooveraars  (**),  waarzeggers,  goo- 
„  chelaars,  en  allerlei  foort  van  bedriegers,"  zegt 
hij,  „lieden,  die  van  fnoode  kimften  overtuigd  eii, 
^  daarom  veroordeeld  waren,  of  daar  niet  langer 
5,  van  leven  konden,  kwamen,  zoodra  de  Keizer 
5,  zijne    genegenheid  voor    het   Heidendom  bekend 

5,  maak- 

(*)   AMMIAN.   XXII.   7.   LIBAN.    0;V7/.  X.  pag.   299, 

et)  GREGOR.  Nazianz.   Orat.  lY.  pag.  120. 

(5)  Liber  de  S.  Babi] la  et  contra  gentil.  pag,  6^2" 
Opuscul.  Tom.  I.  Francof.  ad  Moen.  1698.  fol, 

C**)  JULIANUS  had  voorheen ,  met  konstantius  ,  eens 
wet  tegen  deze  foort  vaiv  menfchen  gegeven,  Cod.  Libr, 
IX.  Tit.  18.  Leg.  5,  6,  7.  doch  toen  was  hij  flechts 
Co'far ,  en  beleed  nog  het  Christendom  uiterlijk. 

IV.  Deel.  E  e 


434  K  E  R  K  E  L  rj  K  E 

III       „  niaakte ,  van  alle  kanten  ten  Hovê  lopen ;  en  wéf* 

^^^^      „  den,  als  zij  zich  flechts  voor  AfgodspriLSters  uit* 

Hoofdrt.  55  gaven,  ongemeen  geëerd.     INlen  zag   den  Vorst 

na  C.  G.  ^^  zelven ,   onder  eenen  hoop  ontuchtige  en  verach- 

tot  qó^*  "  '^^lyke  perfonèn  van  beiderleië  kunne ,  op  de  ftra- 

'  -  „  ten  openlijk  wandelen."    Deze  Kerkvader  beroept 

zich    op   vele   ooggetuigen,   ook  merkt  ammianus 

aan  (*)  ,   dat  men  hem    openbare  verkeering  met 

Heidenfche  vrouwen  verweten  heeft  (f). 

Hijbe-         Dat  julianus,   in  zijnen  ijver  voor  het  Heiden- 

1"h"\]    dom ,  de  Heidenen ,  bij  het  uitdeelen  van  ambten  eii 

nenmet    bedieningen,  de  voorkeuze  gaf,  is  niet  vreemd.  Hoe 

ambten,    j-^y  daaromtrent    dacht,    blijkt  uit  dezen  volgenden 

hlide    ^   Brief  (§):     ,,  Ik  wil  wel  niet,  zoo  waar  helpen  mij 

Ciiriste-    „  de  Goden !   dat  men  de  Ga/ik'érs ,"  ( dus.  noemt 

fluit^^^''"     ^^^  '^^    Christenen  ,  omdat  jesus    in   Galik'è   was 

opgevoed , )  „  ombrengen  ,   of  ten  om-echte  flaan , 

„  of  hun   eenig  lijden   aandoen  zal.     Maar  het  is 

„  toch  ten    vollen   mijne  mening,   dat   men  God- 

„  vruchtige  lieden  boven  hen  ftellen  moet.    Want, 

„  het  fcheelde  weinig,  of  de    dwaasheid    der  G«//-. 

„  ïeers  zou  alles  bedorven  hebben ;    daar   wij   toch 

„  door   de  genegenheid   der  Goden  allen  gelukkig 

55  zy"' 

(^"Y^Lür.  XXir.  C^p.  14. 

(t)  Uit  GREGOR.  Nazianz.  Orat.  IV.  p.  I2I,  wa?.r 
hij  niet  zonder  bitterheid  tegen  julianus  uitvaart,  blijkt 
echter,  dat  deze  vrouwsperfonen  tot  den  Tempeldienst 
behoorden,  en  dat  de  Keizer,  bij  plegtige  omgansen ,  ziel»- 
dus  vernederen  wilde,  om  de  Goden  te  verëeren. 

(S)  juliAn.  Epist.Nll.  pag.  376.  ed.  Spanh, 


GESCtltEDENiS. 


435 


^,  zijn.      Wij   moeten   dus  niet    alleen  de  Goden,     IIÏ 
5,  maar  ook   de  godvruchtige    nienfchcn  en    fledeu    ^^^^ 
j,  verëcrcn.  "      Volgends     gregorius    Nazianze-  Hoofdft. 
«m  (*),  had  hij  het  voornemen,   om  de  Christe-  "^  C,  G. 
ncn  van  fQIe  bedieningen  uit  te  fluiten,  socrates  (f)  [^^   g^^* 
en  sozOxMENuS  (§)   verzekeren,  dat  hij  zulks  we- — — 
zenlijk  gedaan  heeft.     Zelfs   voegde  hij  'er  al  fpot- 
tende  deze  reden  bij ,  dat  hunne  wet  den  Christenen 
verbood,   het  zwaard  tegen   misdadigers  te   gebrui- 
ken, die   de    dood    verdiend  hadden.     Ja  zelfs  zal 
hij  de  Christenen  uit  alle   openbare  volksvergaderin- 
gen en  gcrichtsplaatzen  hebben  willen  weeren,  om- 
dat hun  geboden  was ,  onrecht  geduldig  te  lijden. 
Met  alle  de  bijgelovige  plegtigheden ,    voor  welke  Zijne  ge- 

lULiANUs  zoo  veel  ijver  betoonde,   wilde  hij  eenen  ^^^}^^]^i 

^    ,   ,;  •'  alsHei- 

Wijsgeengen  Godsdienst  gepaard  hebben ,   volgends  densch 

de  beginfelen  der  Eckctici  of  niemve  Platonisten,  wijsgeeri 
Das  had  hij,  met  de  Pythagoreërs  en  Platonisten ^ 
deze  grondftelling  aangenomen:  Daar  is  een  Aller- 
hoogfte  God,  die  alles  gefchapen  heeft ,  en  beftuurt, 
tot  wiens  kennis  ook  de  menfchen,  door  de  erva- 
ring, geleid  worden;  maar  onder  dezen  hoogften 
God  zijn  vele  laager  Godheden  van  verfchillende 
krachten  en  U'erkzaamheden.  Deze  werken  bijzon- 
der fterk  op  de  kundiglicden  en  daaden  der  volken^ 
Zij  zijn  van  eene  tweeledige  natuur :  onzichtbare ,  die 
van  God  geteeld,  in  en  bij  hem  zijn;  en  zichtbare^ 
die  hij  gefchapen  heeft,  en  die  zich  buiten  hem  be- 
vinden;   Deze  lecre    vindt  men  in    zijne   fchriftcn.- 

Du3 
D  0:at.   III.  p,  94.         (t)  lil.  13^        (f).  V.  x1; 
Ée  z 


4^6  K  E  Pv  K  E  L  IJ  K  E 

jn  Dus  hebben  wij  van  hem  cene  Lofrede  op  den  iCo* 
BOF.K  jjifjg  j^  ^^^  Q-f-s^^  waarin  hij  deszelfs  natuur,  oor- 
Hoofdft.  sprong,  krachten  en  werkingen,  als  ook  zijne  voor- 
na C.  G.  treflijkheiJ  boven  alle  Goden  zoekt  te  verklaren  Cf). 
tot  363!  ^"  ^^"^  andere  Redenvoering  ter  eere  van  de  Bloe- 
"  der  der  Goden ^  of  cyeele  (^),   geeft  hij    van   de 

Gefchicdenis  dezer  Godin  eene  geheimzinnige  ver- 
klaring. In  eene  andere  ,  tegen  de  onhefchaafde  Cy- 
nici  of  hondfche  Wijsgeeren  (*'^) ,  verdedigt  hij  den 
Hondfchen 'DiOG^i^'ES  ^  en  toont,  dat  zijne  Wijsgeerte 
in  den  grond  met  die  van  andere  Wijsgeeren  over- 
cenftemt.  In  eene  aan  ^twHoudfchen  heraklius  (ff) 
verdedigt  hij  de  Heidenfche  Fabelen,  door  het  ge- 
bruik aan  te  wijzen ,  hetwelk  verffcandige  lieden  daar 
van  gemaakt  hebben.  Met  deze  Redcnvoeringen 
echter,  hoe  zeer  zij  niet  ontbloot  waren  van  ver- 
nuft ,  geleerdheid  ,  en  welfprekendheid  ,  kon  hij 
geene  overtuiging  te  weeg  brengen,  dan  bij  lie- 
den ,  die ,  of  reeds  met  het  Heidendom  vooringeno- 
men waren ,  of  die  door  eene  levendige  verbeelding , 
of  door  den  fchijn  van  overal,  doch  zeer  dikwijls 
verkeerd ,  te  pas  gebrachte  Wijsgeerte  konden  medc- 

gc- 

(*)  'E<f  Tov  E'^fcrjAsflS  ^XiQv  pag.  130.  ed.  Spanh. 

(t)  Veel  van  den  inhoud  dezer  Redenvoering   is  uit 

jAMBLicMus  ontleend.  Zij  is  gericht  aan  sallustius  ,  een* 

IleidenschJ Wijsgeer,  van  wien  een  klein  Grieksch  opflel 

overig  is:  over  de  Goden  en  de  IVereld,  uitgegeven  door 

THOMAS  GALE  in  zijnc  Opim.  Mythologica'^  en  door  for- 

MEV  in  eene  Franfche  Vertaling,  te  Halle  1756.  8. 

(§)  Orat.  V.p.  158.     C*)  P.  180.     (tt)  P'  204. 


GESCHIEDENIS.  437 

gefleept    worden,    tlij  klaagt  hier  zelf   over  (*):     UI. 
„  Ik  heb  het  één  en  ander  bij  den  Raad  te  Berrhoea    ^'^^^ 
„  gefproken  over  den  dienst  der  Goden.    Allen  pre-  HüofdfV. 
„  zen  zij  mijne  Redenvoering ,  doch  maar  zeer  wei-  "^  C*  ^• 
„  nigen  werden  daar  door  overreed ,  en  dezen  wa-  /ó[  363! 


„  ren  nog  zulken,  die  reeds,   vóór  dat  ik  redende, 

„  gezond  fcheenen  te  denken." 

Julianus   gevoelde,   hoe  ver  de  inrichtingen  bij  Hij  prijst 

eten  eeredienst  der  Christenen,  in  eenvoudige  deftig-  ,^^"^„^2 

heid ,  als  ook  hunne  zcdenleere  en  deugden ,  die  der  deugden 

Heidenen  te  boven  ftrccfden.  Hij  pooj^de  daarom  de-  di^iChris- 
,    ,  ..    ,    TT  .  1  .  teneuaan. 

zelve  ook  bij  de  Heidenen  ia  te  voeren,  en  aan  te 

prijzen.  Hij  was,  ten  dien  einde,  voornemens,  de 
inwendige  inrichting  der  Christelijke  Kei-lcen  bij  de 
Ileidenfche  Tempelen  aan  te  nemen  (f)?  daar  pre- 
dikftoelen  voor  de  onderwijzers  te  plaatzcn,  open- 
bare Leeriiars  van  den  Hcidcnfchen  Godsdienst,  en 
voorlezers  van  nuttige  boeken,  aan  te  ftellen,  be- 
paalde dagen  en  uuren  voor  het  gebed  af  te  zonde- 
ren, kloosters  voor  mannen  en  vrouwen,  en  gast- 
huizen voor  armen  en  vreemdelingen  op  te  richten. 
Voornaamlijk,  was  hij  bedacht,  om  eene  Kerkelijke 
tucht  ook  bij  de  Heidenen  in  te  voeren,  gelijk  hij,  \n 
de  daad,  eenen  Heidenfchen  Priester,  wegens  eenen 
bcganen  misftau,  voor  drie  maanden  in  zijn  ambt 
il:horste  (§).  Bij  verfcheidene  gelegenheden  ver- 
maande hij  de    Ileidenfche  Pricstej-en,   de    deugden 

en 

(*)  Epi%t.  27. 

(t)  GREGOR.  Nazianz.  Orat.  \\\.  p.   loi.    sczomew. 
y^  \6.         (5)  Epiu.  61.  pag.  45U 
Ec  ri 


438  K  E  R  K  E  L  IJ  K  Ë' 

III       en  zeden  der  Christenen   ten   voor-beeld  te  hemen, 

^°jj^     en  na  te  volgen,    In  eenen  Brief  aan -Theodorus  , 

Hoofdft.  Opperpriester  van  Klein- /^flë  (*),  beklaagt  hij  zich, 

na  C.  G.  (Jat  de  Heidenen  de  verëerinff  der   Goden  zoo  ver- 
Jaar  337.  11, 
tot  363.  Waarlozen ,  daar  de  Christenen  daar  in  zoo   vuurig 

— zijn ,  dat  zij  geern  voor  hunnen  God  fierven ,  en  alle  ge-r 

brek  en  hongerlijden  wilden.  Zij  fchijnen,  zegt  hij, 
daarin  geheel  betaamlijk  te  handelen ^  dat  zij  hunne 
wetten  niet  overtreden ,  en  zijn  daar  in  alleen  gebrekig, 
dat  zij  ook  niet  de  overige  Goden  verëeren,  maar 
alleen  en  voornaamlijk  dezen  God ,  van  wien  zij  ge- 
loven ,  dat  hij  ons ,  Heidenen ,  onbekend  is.  In  eenen 
anderen  Brief,  aan  arsacius  ,  Opperpriester  van 
Galatiê  (f),  wil  hij  insgelijks  het  Heidendom  naar 
de  Christelijke  z^denleere  verbeteren,  en  prijst  daar 
in  de  menschlievendheid  der  Christenen  jegens  armen  en 
vreemdelingen,  hunne  zorgvuldigheid  om  de  dooden 
te  begraven,  en  hunne  eerbaarheid,  hoewel  hij  die 
geveinsd  noemt.  „  Het  is  fchandelijk ,  "  zegt  hij 
Onder  anderen ,  „  dat ,  daar  onder  de  Jooden  nie- 
jVmand  bedelt,  en  de  godlo/^c  Galileërs  niet  alleen 
^-,  hunne,  maar  ook  onze  bedelaars,  onderhouden, 
5,  de  onze  de  hulp  fchijnen  te  misfen,  die  hun  van 
,',  ons  belioorde  bewezen  te  worden  (§)." 
Ccdrag         Terwijl  julianus  dus  zijn  best  deed,  om  het  Heit 

van  JULI-  (jei-,dom  op  de  been  te  helpen,   had  liij  niet  alleen, 

ANUS  om-  ^  ., 

trentde    tij  het  aanvaarden  der  regeenng,  openlijk  eene  alge^ 

meene  verdraagzaamheid  in  den  Godsdienst  geboden , 
(*)£:/»/i-^  63.  A7J.  453-  •    maap 

■  (^^Epist.i\c).p.^2^.  Ook  te  vinden  bij  sozoM.H.E.Y.26. 
(5)  Vergelijk  ook  Epist,  Fragnu  pag,  288-305. 


GESCHIEDENIS.  439 

maar  hij  verklaarde,  bijzonder  met  betrekicing  tot  de     iri 

Cliristenen,  dat  hij  geenen  Cliristen,  met  geweld,    ^°^'^ 

naar  de  Altaren  der  Goden  geü'okken  wilde  hebben;  Hoofdfl. 

maar  wie  vrijwillig  verklaarde,  den  Htidenfchen  Gods-  na  C.  G, 

dienst  aan  te  nemen ,   zou   vooraf  zijne   ziel ,   door  J^^  ^öa! 

gebeden ,   en  zijn  ligchaam ,   door  zuiveringen ,   met  — — 

de  Goden  verzoenen ,  eer  hij  in  de  geraeenfchap  der  Christe- 

nen. 
Heidenen    zou  worden   aangenomen  (*).    Evenwel 

gedroeg    hij    zich   zoodanig  jegens    de   Christenen, 

door  hen  te  befchimpen   en  te  befpotten,   met  hen 

Cah'/eërs ,  Gqdlozen  enz. ,   te  noemen ,   beneden  de 

waardigheid  zelfs  van  eenen  Vorst  en  Wijsgeer,  door 

listen    en   ftreeken,    door  -onrechtvaardigheden,    die 

zelfs  Heidenen  erkend   hebben ,   en  door  daaden  van 

geweld ,  welke  hij  of  zelf  jegens  hen  uitoefende ,  of  ten 

minften  duldde ,  dat  men ,  met  socrates  (f) ,  moet 

oordeelen ,  dat  julianus  ,  met  even  veel  recht ,  een 

vervolger  der   Christenen   heet,,  als   elk  ander,    die 

menfchen ,  welke  flil  en  gerust  leven ,  op  eene  of  andere 

wijze,   ontrust.    Heidenfche  Schrijvers  (§)  erkennen 

insgelijks,  dat  hij  zijnen  haat  tegen  de  Christenen,  al  te 

fterk ,  botvierde.  Hetisvvsar,  dat  de  Cliristenen ,  wier 

getal  dat  der  Heidenen  evenaarde,  zo  niet  overtrof,  zich 

niet  allen  en  altijd  zoo  lijdzaameuftilgedroegen,alshun 

-  be. 

(*)  Epist.  52.  p.  436.        (t)  Ilist.  Eed.  III.  12. 

(5)  EUTROP.  Hht.  Rom.  X.  %.  inmius  religiom'sCJin's- 
tiathe  infectator ,.  perinde  tarnen  ,  ut  cruore  abflinêret. 
Eeh  later  Christen- Schrijver,  pr.05Per  in  zijne  Chronick, 
ooemt  deze  vervolging  :.  blanda  perfecutio , .  illiciens  tna- 
gis,  qtiam  impellens  ad  facrificandum,  etc,  ; 
Ee  4 


440  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III  betaamde,  dat  'er  hier  en  daar  volks  -  opfcliuddingea 
^^F-^  plaats  hadden  (*),  dat  zij  dikwijls  op  eéne  bittere= 
Hoofdft.  en  hoonende  wijze  van  den  Keizer  fpraken  en  fclire- 
na  C.  G.  yer,  gn  ^gjfs  niet  zijne  uitwendige  ffeftalte  en  kle- 
tot  sö'^!  ^"^S  fpotteden,  bijvoorbeeld,  als  zij  zich  lieten  ver- 
■  ■  luiden ,  dat  men  hem  den  baard  zou  affcheeren ,  om 

'er. droppen  van  te  maken  (f),  evenwel  moet  men 
dit ,  tot  hunnen  lof,  erlcennen ,  dat  zij  geen  oproer 
verwekt,  en  dat  geen  Christen  ondernomen  heeft, 
JULIANUS ,  in  het  bezit  van  den  troon ,  te  ffcooren. 
Of  JULIANUS ,  indien  hij  langer  geleefd  had ,  niet 
verder  gegaan ,  en  -tot  ecne  openlijke  en  geweldige 
vervolging  zou  gekomen  zijn ,  is  onzeker.  De  Chris- 
tenen vreesden  'er  ten  minften  voor,  en  hunne  Schrij- 
vers zeggen  ons,  dat  hij  voornemens  was,  indien 
hij  overwinnaar  uit  den  Perfifchen  oorlog  wederkeer- 
de ,  de  Christenen  met  verdubbelde  hevigheid  te  ver- 
volgen, hen  van  alle  burgerlijke  rechten,  zelfs  van 
de  vrijheid,  om  hunne  klagten  voor  den  Rechter  te 
brengen ,  te  berooven ;  het  beeld  van  venus  in  hun- 
ne Kerken  te  plaatzen;  in  eene  daar  toe  opzetlijk  te 
bouwen  fchouwplaats  te  Jèrufalem  ^  hunne  Bisfchop- 
pen ,  Monniken  en  andere  Godvruchtige  Christenen  , 
met  de  wilde  beesten  te  laten  kampen,  en  zelfs  den 
naam  van  den  Christen  Godsdienst  uit  te  roejen  (§).. 

»  Hij 

(*)    THEODORET.    III.    6. 

(f)    AMMIAN.    XXII.    SOCRAT.    III.    17.   eilZ. 

(5)  GREGOR.  Nazianz.  Orat.  l\\.  pag.  93.  Orat.YV\ 

'     pag,   114- 123.    THEODORET.   H/^/.    EccUs.   III.    21.   OROS, 

Nisf.  VII.  30. 


GESCHIEDE  NM  S.  44* 

;,  Hij  dreigde    ons,"  zegt  chrysostomus    (*),      itl 

,,  den  geheclen   ondergang;  te  kennen  gevende,  dat    ^'^^^ 

„  hij  eerst  den  kleinen  oorlog  met  de  Perfen  moest  Hoofdd. 

-,  eindiijen,  vóór  djrt  hij  den  grooten    begon,  dien  "^  ^*  ^* 

„  hij  met  ons  te  voeren  had."  tot   363; 

Doch  dit  daar  latende,  willen  wij,    in  de  bijzon-  — ; 

derheden ,  het  gedrag  van  julianus  omtrent  de  Chris-  J^^^^^ 

tenen  befchouwen.  Vooreerst  dan ,  riep  hij,  terftond  bannen 

in  't  begin  zijner  regeering,  allede  voorheen  geban-  l^'^^ïcliop- 

.  pen  ie- 
nen  Bisfchoppen ,  zoo  Katholijke ,   als  Halve   Art-  ^^^r^ 

annfche ^  uit  hunne  ballingfchap  terug,  vermaande 
hen  ,  hunne  twisten  bij  te  leggen  ,  hun  voorts 
alle  \Tijheid  gevende,  om  hun  geloof  te  belijden.  In 
fchijn  was  dit  eene  verdraagzaamheid;  ondertusfchen 
verdenken  hem  Iiier  niet  alleen  de  Cliristen- Schrij- 
vers van  fnoode  inzichten ,  maar  de  Heidenfche  Schrij- 
v^er  AMMiANus  MARCELLixus- (f)  zegt,  met  even 
zoo  vele  woorden,  dat  hij  bedoelde,  de  tweedragt 
onder  de  Christenen ,  door  zoo  algemeene  vrijheid , 
te  vergrooten,  opdat  derzelver  geheele  menigte  zich 
niet  eenparig  tegen  hem  verzetten  mogt.  Ook  be- 
toonde hij  zich  bijzonder  gunftig  jegens  de  DwciaU 
heraars  en  de  Scheurzieken,  Den  Bisfchop  aeti- 
us  ,  zijnen  ouden  vriend  ,  ontbood  hij  uit  zijne 
ballingfchap  ten  Hove,  en  fchonk  hem  een  land- 
goed 

(*)  De  S.  Babi j la  pag.  692.  Tom.  I.  Opiisc. 

(t)  XXIK -5.  Ouod  agebat  ideo  objïtnate ,  ut,  elisfea- 
fiones  augente  licêntia ,  ron  time^-et  vnanimanfem  posteh 
plebem,  nu  lias  in  festas  koniinibus  besiias,  ut  funt  ftbife- 
rales  plcrique  Chriitiamrum ,  expertus, 
Ec  5 


44a  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

I!I       goed  (*).    Aan  de    Donatlstifche  Bisfcli oppen  gaf 
^P??^     hij  niet  alleen  hunne  vrijheid  ,  maar  ook  hunne  Kcr- 
Hoofdft.  ken   weder    (f).      Maar  integendeel   was   hij  ver- 
na  C.  G,  toornd  ,    dat  athanasius,   die  vijan4  der  Goden  ^ 
tot   363.' S^'^i^^  ^^y  ^^^^  noemde,  naa  Akxandrië^  en  tot  zijn 
■  '    '   ■'  Bisdom ,  zonder  uitdruklijk  bevel ,  te  rug  gekeerd  was , 
en  aanzienlijke  Heidenfche  vrouwen  gedoopt  had.  Hij 
had ,  fchreef  hij   ( S )  ,  den  gebannen  GaJiïetrs  wel 
vergund ,   in  hun   vaderland ,    maar  niet  tot  hunne 
gemeenten,    te   rug  te  keeren,   en    beveelt,   onder 
zwaare   bedreigingen,    dat  athanasius  in  Egypts 
■  niet  geduld  zal  worden. 
Hij  ver-        Een  ander  kunstmiddel,  om  de  Christenen  te  be- 

biedtden  jiadeelen,    ftelde    julianus   te  werk,   door  hun  te 

Cbnste-  ,  ,        '  ,        ..  ..        .       ' 

nenon-     verbieden,  onderwijzers  te  zijn,  in   de  welfprekend- 

derwijsteheicl^,  de.  fraaie  Hunften  en .wetenfchappen ,  en  Griek- 
de  wel-     ^^^^^  geleerdheid.    Dit  gebod,   op   eenen    fpottenden 
fprekend- en  hoonenden  toon  gegeven   (**),  wordt  zelfs  van 
P  .  f"     AMMIANUS  (ft)  ongenadig ,  ei:  eene  eeuwige  verge-- 
fche  ge-   felheid  waardig  verklaard.    Evenwel  gehoorzaamden 
J^l^"       alle   Christelijke  Leeraars  ,   zelfs    proii/eresius  te 
uitheenen^  die  voor  den  grootflen  meester  in  de  wel- 
fprekendheid   onder  de  Christenen  gehouden   werd, 
en  dien  Julianus  alleen  van  dit  verbod  had  uitge- 
zonderd (§§).     Indien  wij   de   Christenen  geloven , 

zal 

(*)   JULIAN.  Epht.  Z\.p.  404.  FU^OSTORG.  Epit.  IX.  4. 

( t )  AUGUST,  contra  literas  Petiliani  L.  II.  C.  83.  T.  IX. p, 
182.  C.  92.  p,  i8p.     (S)  Ep.  6.p.  376.  Ep.  26. p.  398. 
(**)  juL.  Ep.  42.  p.  422.    (tt)  XXII.  10.  en  XXV.  4, 
(SS)  HiëRON.  Chron.  ad  a.  362,  eun'ap.   fit.   Sopbist. 

Cap. 


g;e  s  c  h  I  e  d  e  n  I  s.        443 

«al  JULIANUS,  bij  een  uvcede  bevel,  nog  verder  ge-     III 

gaan  zijn,   en   der  Christelijke  jeugd   het  nanlecren    ^n^ 

dezer  kunden  en  wetenfcliappen  insgelijks  verboden  Hoofdft, 

hebben ,  zeggende ,  dat  dezelve  voor  haar   onnodig  "^  ^-  ^* 

ivareu ,  nademaal  der  Christenen  geheele  wijsheid  be-  tot  363, 

ftaat,  in  het  woord:  Geloof!  (*)  Doch  de  Christenen    •     ■-  '- 

fchijnen  dit  laatfte  ,  alleen  bij  gevolg,   uit  het  cerlle 

te  hebben  afgeleid,    dewijl  zij  hunne  kinderen  niet 

aan  Heidenfche    onderwijzers   wilden  toebctrouwen. 

Immers  julïanus  zegt    zelf  (t)«     r>->  Wie  van  de 

„  jongelingen   daar,  (bij  het  onderwijs)   zal  willen 

5,  komen,    wordt   niet  verhinderd:     Het  zou  toch 

5,  niet  redelijk  zijn ,  de  kinderen,  die  nog  niet  we- 

5 ,  ten ,  waar  zij  zich  wenden  moeten ,  van.  den  bes- 

„  ten  weg  uit  te  fluiten."    De  Christen -Leeraars 

poogden  inmiddels  de  gevolgen,  van  dit  verbod  voor  -^ 

te  komen  ,  door  over   Christelijke   onderwerpen ,   in  j 

den  fmaak  der  oude   Griekfche  Dichterert,   en   met 

eene  naauwkeurige  navolging  derzelven,  fchriften  te 

vervaardigen. 

Verders  ontzette  julianus    de    geestelijkheid ,    de  Hij  oni- 

Bisfchoppen  en  Leeraars   der  Christenen ,   van   alle  ^^nGee?- 

die  voorrechten  en  inkomften,  welke  zij  van  Keizer  telijken 

KONSTANTYN,  CU  zijnc  Zooneu ,  ontvangen  hadden ;  ^"'""^'^ 

n  voor- 

ook    moesten    zij    die    laage    burgerdieniten    weder  rechten 

waarnemen ,  van  welke  zij  ontflagen  waren  geweest.  e"2. 

Het 

Ci7p.  8.  pag.  126.  ORos.  Hisf.  VII.  30. 

(*)  GREGOR.  Nazianz.  Orat.    III.  pag.    p6.   august. 

(Ie  Civit.  Dei  XVIII.  52.   socrates,    sozomen.  theodo» 

E.ET.  RUFiN.  enz.        (t)  Rp:sS.  cit» 


44*  K  E  R  K  E  L  rj  K  E 

iri  Het  geen  zij  en  arme  vrouwen  uit  de  openbare 
^P^^  fchatkist  tot  onderftand  ontvangen  hadden,  moesten 
Hoofdft.  zij  te  rug  geven ,  hetwelk  ten  lirengften  werd  inge- 
na  C.  G.  vorderd.  Christenen,  die,  onder  de  voorgaande  re- 
tot  ^óV  gCÊi'i'igsH  5  <^oor  hunnen  ijver ,  zich  hadden  laten 
*  vervoeren,   om  eigcnmagtig  Heidenlche  Tempels   en 

Beelden  te  verwoesten,  weiden  gelast,  dezelve,  op 
hunne  kosten ,  weder  te  herftellen ,  en  dewijl  velen 
daar  toe  buiten  (laat  waren ,  en  de  geestelijken  in  't 
gemeen  weigerden  ,  de  kostbare  vaten  en  andere  ge- 
fchenken^  aan  hunne  Kerken  gedaan,  op  zijne  be- 
geerte ,  over  te  geven ,  werden ,  bij  die  gelegen- 
heid, vele  Christenen  in  de  gevangenis  geworpen, 
gegeesfeld,  en  gepijnigd  (*). 
Biizon-        Hij   beval    eleusius  ,    den  Bisfchop  der  Halve^ 

derevoor-  jfyi'^^Q,^  y^^Xï  Cyzikum ,  eene  Kerk  der  Novaticinen , 

beelden  j  •>  » 

hiervan,  door  hem,  ten  tijde  van  konstantius  ,  ter   neder 

geworpen ,  weder  op  te  bouwen ,  en  bande  hem  met 

eenige  anderen  tevens  uit  die  Had ,  onder  voorwend- 

zel,  om  oproer  voor  te  komen.     In  't.  gemeen  be- 

fchuldigde    julianus   de    Leeraars    der  Christenen, 

dat  zij  onrusten  ftichtten;  misfchicn  waren  fommige 

heethoofden   niet    viij  van    oproerige    gezindheden, 

maar  de    wijze,   op  welke   zich  julianus,  in  het 

volgende  geval,    gedroeg,    heeft  toch  iet  laags   en 

haatlijks.      Hij    fchreef   aan    titus  ,    Bisfchop  van 

Bostra  in  Arahi'è^  dat   hij,  indien   'er   opfchudding 

/  -  on- 

(*)   JULIAN.  £/)/5/.   \\.  pag.    380.     CHRYSOSTOM.    Ovat» 

40.  in  Jiuventin.  et  Maxim.  Martt.  Tom.  I.  Opusc*  pffg% 
4S5.  sozoMEpï.  Eist.  J^ccles.  V.  5,  15. 


GESCHIEDENIS.  445 

onder  het  volk   ontflond,   zulks  aan   hem   en   zijne      III 
geestelijken  zou  wijten.    De  Bisfchop  verzekerde,  in    ^'^^^ 
zijn  antwoord,  dat  de  Christenen  te  Bostra  ^  alhoe- noofdft. 
wel  zoo  fterk  als  de  Heidenen  aldaar,  op  zijne  ver-  "^  C.  G. 
maning,  zich  fteeds  flil  gehouden  hadden.    En  ju-  ^qJ.'  263I 

LIANUS  bedient  zich  van  deze  laage  kunstgreep ,  om • 

den  Bisfchop  bij  zijne  gemeente  zwart  te  maken,  als 
of  deze  hen  had  aangeklaagd ,  dat  zij  oproerig  zou- 
den geweest  zijn,  indien  hij  hen  niet  terug  had  ge- 
houden; hen  tevens  aanzettende,  om  den  Bisfchop 
des  wegens  uit  hunne  ftad  te  verdrijven  (*). 
Bij  alle  gelegenheden  hoonde  en  befchinipte  hij  de  Hij  hoont 

Christenen,    en  toonde  hun  zijnen  onwil  en  haat.  "eCliris- 

'  •■  tenen  bij 

Te  Edesfa  hadden  de  ArVdncn  eenige  gewelddaadig-  aiie  gele- 

heden  bedreven  tegen  de  Vahntini'dnen.  De  Keizer  genhe- 
ontnam  daar  op  aan  de  Aridanfche  Kerk  aldaar  alle 
hare  fchatten  en  landerijen,  met  bijvoeging  van  de- 
zen hoon;  ,,  opdat  hij  hun,  tot  het  vervullen  van 
5,  hunne  bewonderenswaardige  wet,  behulpzaam  mogt 
5,  zijn,  volgends  welke  zij  arm  moesten  wezen,  in- 
„  dien  zij  in  het  Rijk  des  Hemels  wilden  ingaan  (f).*' 
Hij  beloofde  aan  de  flad  Pesfimis  bijdand,  indien 
zij  zich  de  gunst  der  Godin  cybele  verwierf;  zoo 
zij  deze  verachtte,  zoude  zij  zich  zijne  ongenade 
op  den  hals  halen  (§).  De  flad  Nl/ihis ,  die  geheel 
uit  Christenen  beftond ,  en  bloot  lag  voor  eenen  aan- 
val der  Perfen ,  dreigde  hij ,  geene  hulp  aan  haar  te 

zul- 

(*)  juLiAN.  Episr.  52.  p.  435.  GREGOR.  Naziauz.  Orat, 
lil.  pag.  86.  sozoM.  /.  c.  socrat.  II.  38.  III.  11. 

(t)  JüL.  Ep.  43.  p.  424.         (S)  £p.  49.  i>.  431. 


44^  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E    • 

irr       zullen  zenden ,  indien  zij  den  Heidenfchen  Godsdienst 


BOER 


niet  wilde  belijden  (*).    Aan  Majunm^  de  haven 

Hoofdft.  der  ftad   Gaza^  welke  konstantyn  tot  eene  ftad 

iia  C.  G.  verheven  had ,  onder  den  naam  Konflantia ,  om  ha- 

T tiiir  Q  "^  "^ 

tot   -ö--!  ^'^"  ^J^*^^*  voorliet  Christendom,   ontnam  julianus 

— de  ftadsrechten ,  en  onderwierp  ze  weder  aan  Gaza  , 

om  dezelfde  reden  (f).  Geld  nodig  hebbende  tot  den 
Perfifchen  krijg ,  legde  hij  den  genen ,  die  niet  offer- 
den, eene  zwaare  belasting   op,  waar  toe  dus  do 
Christenen  het  meest  moesten  bijdragen  (§). 
Hij    gebruikte ,    naar    het    verhaal  der   Christen- 

'  Schrijveren,  allerhande  listen,  om  de  Christenen  te 

misleiden.  Bi}  gelegenheid  ,  dat  hij  een  gefchenk 
uitdeelde  aan  zijne  foldatcn,  waar  bij  voor  dezen 
een  offer  aan  de  Goden  gefchiedde,  liet  hij  een  Al- 
taar met  brandend  vuur  zetten ,  op  welken  ieder  der 
foldaten  eenig  wierook  moest  werpen;  ten  einde  zij 
dus  zouden  fchijnen,  christus  verloochend  en  den 
Goden  gewierookt  te  hebben.  Sommigen,  die  heui 
naderhand  het  gefchenk  te  rug  brachten,  klagende, 
dat  zij  misleid  waren  ,  verbande  hij  naa  de  ui- 
terfte  grenzen  des  rijks  (**),  zoo  liet  hij  nevens 
zijne  beeldenis  ,  waar  aan  de  onderdanen  gewoon 
waren ,  eenigen  eerbied  te  bevvijzen ,  beelden  van 
Goden  plaatzen,  opdat  het  den  fchijn  mogt  hebben, 
als  of  men  die  te  gelijk  eerbiedigde.  De  Christe- 
nen , 

■  (*)  SOZOMEN.  V.  3.     (f)  SOZOMEN.  /.  C.   Cn  III.  5. 
•  {%')    SOCUAT.  III.  13. 

(**)  GREGOR.  Nazianz.  Orat.   III.  pag,  ^5,   85.   so 

ZOMEN.    V*    17.  TilEODORET.    IIÏ^    l6,    iji 


GESCHIEDENIS.  ^47 

fien,  die  dit  weigerden,  werden,  als  vcriichters  der     III 
-majefleit,  geftraft  (*).     Ook  nam  hij  het  kruis  weg,    ^^"^ 
uit    de    Keizerlijke    Hoofdbanier,    {^Labarum ^~)    en  pioofdfU 
bracht  die  tot  de  oude  gedaante  (  f ).  "^  C-  ^* 

De    gevolgen    van  deze   handelwijze   des  Keizers  [^^  ^63* 

waren  natuurlijk ,   dat  de  Heidenen ,  zoo  veel   vrij — . 

heid  bekomende,  hunnen  haat  tegen  de  Christenen,  Gp"'el(l 
die  verbitterd   was,  door  het  geen  zij,   onder   de  Hondenen 
vorige  regering,  hadden  moeten  dulden,  aan  de  Chris-  «""de 
tenen  koelden ,  terwijl ,  aan  den  anderen  kant ,  vele  ^^^  ,y^_ 
Christenen    zich    niet   alleen  daar  tegen  verzetten,  pleegd, 
maar  fommigen  ook ,   door  onbezonnen   en  verkeer-  n   r^ 
den  ijver,  dien  haat  te  meer  tergden.    Bij   de   bui- 
tenfporigheden ,   welke  deze  Godsdiensthaat  veroor- 
zaakte ,  gedroeg  julianus  zich  niet  altijd  onpartijdig 
naar    recht   en   billijkheid,    integendeel   vuurde  hij, 
door  zijn  voorbeeld  en  gedrag,   de   moedvvilligheden 
der  Heidenen  aan.     Wanneer  de  Christenen  zich  bij 
hem    daar   over  beklaagden  ,   was   veelal  zijn   and- 
woord ,    „  dat   het  hun   pligt    vi^as ,   volgends   het 
„  voorfchrift  van  hunnen  God,   het  onrecht  gedul- 
5,  dig  te   lijden   (§)."    De   Heidenfche  ingezetenen 
te  Gaza  ftaken,  gelijk  dit  op  meer  plaatzen  gebeur- 
de, eene   Christelijke   Kerk  in    brand,  jaagden   vele 
Christenen  de  ftad  uit ,  en  floegen  'er  drie  van  dood, 
In  plaats  van  hen  te  ftraffen,    ontnam  juliaan  den 

ftad- 

(*)  GREGOR.  Naz.  Orat.  Ml.  p.  83. /^.  sozoM.  V.  17. 

(t)    GREGOR.   Naz.   l.    C.  pag.   75.    SOZOM.   /.    C. 

( 5 )  GREGOR.  Nazianz.  Orat.  III.  pag.  74.  Orat.  IV» 
pag.   120.  socRAT.  III.  14,  15. 


448  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       ftadhouder    Van  dat  gewest   zijn  ambt,    omdat  hij 
^^^Y'     cenigen  van  deze  oproermakers  had  in  hechtenis  ge- 
I-Ioofdft.  nomen.    „  Waar  toe,"  zeide  hij,   „  menfchen   ge- 
na  C.  G.      vangen  te  nemen ,  die  zich  aan  weinige  Galikërs  , 
Jaar  337.  ,  .       , ,. 

tot  363.  99  wegens  het  menigvuldig  onrecht,  dat  zij  en  hun- 

»— - —  „  ne  Goden   van   hun   geleden   hadden,   gewroken 
„  hadden  (*)?"    De  Heidenen  te  Aretkufa  mis- 
handelden op  eene  wreede  wijze   den   Bisfchop  dier 
plaats  MARCus,  die  den   Keizer  in   deszelfs   kinds- 
heid het  leven  gered  had ,  willende  hem  noodzaken , 
eenen  Tempel,   dien   hij  te   vooren  verwoest  had, 
weder  op  te  bouwen ,  of  deszelfs  waarde  te  betalen , 
waar  toe  de  oude  man  buiten  ftaat  was.    De  grijs- 
aait  gedroeg  zich,  onder  deze  mishandelingen,  zoo 
Ibndvastig  en  geduldig,  dat  de  landvoogd  sallus- 
Tius  zelf  zich  verwonderde,  en   den  Keizer  berisp- 
te, dat  hij  zulke  wreedheden  ftrafFeloos   duldde  (f). 
Bij  later  Christen -Schrijvers,  als  ook  in   de  Marte- 
laarsboeken ,    komen    nog  vele    andere  voorbeelden 
voor  van  mishandelde,  en  door  vuur  en  zwaard  ter 
dood  gebrachte  Christenen,  doch  deels  zijn  dezelve 
min  geloofwaardig,  deels  gewagen  zij  zelve  van  den 
onbezonnen  en  flrafbaren  ijver  van  fommigen  dezer 
Christenen,  die,  in  fpijt   van   den  Vorst,  nog  be- 
ftonden,  Heidenfche  Tempelen  en  flandbeelden  hun- 
ner Goden  te  fchenden.     Te  Alexandri'è  ^  in  Egyp- 
te^  werd   de  Artiianfche  Bisfchop   georgius  ,    na 

(*)  GREG.  Naz.  Orat.  IIÏ. ^.  87-91.  sozoM.  V.  9,  15. 
(f)  GREGOR.  Nazianz.   Orat,  \\\.  pag.  8^.  theodor. 
Hisf,  Eceles.  III,  7.  süzomen.  V.  10. 


GESCHIEDENIS.  445; 

eerien  geheelen  dag   misliandeld  te   zijn,  vermoord.      Tti 
JULIANUS  vergenoegde  zich  met  eenc  fcherpe  befirat-    ^m'^ 
fing ,  en  fchreef  aan  de  Heidenen  te  AlexandrVé ,  dat  Hoofdft. 
het  hun  geluk  vvaSj    dat   dit  onder   zijne  regeering  n«i  C.  G. 

Tonr  % '1*7 

was  gebeurd,  alzoo  hij,  uit  eerbied  voor  den  God -^'^^  ^63^ 

Serapis ,    onder  wiens  befcherming   zij   Honden ,   en i 

omdat  zijn  Oom  hun  ftadvoogd    geweest  was,  hun 
vergiffenis  wilde  fchenken  (*). 

Veel  van  het  geen  julianus  tegen  de  Christenen  Zijn  ge^ 
ondernam ,  viel  in  den  tijd  voor  van  zijn  verblijf  te  /,^^ö- 
Antïóchie  ,  geduurende  de  laatfte  maanden  en  den  cbië. 
winter  van  het  jaar  362.  De  meeste  inwoners  dezer 
flad  waren  ijverige  Christenen,  maar  te  gclijlt  dartel 
en  losbandig.  Op  het  Feest  van  apollo  vond  ju- 
lianus, in  den  prachri gen  Tempel  van  dezen  God 
te  Dafne^  de  Voorflad  van  Antiöchi'é,  éénen  enke- 
len Priester,  die  zelf  eeuen  gans  had  moeten  mede- 
trcngcn,  wilde  hij  aan  apollo  offeren.  De  Keizer 
deed  deswegens  een  fcherp  verwijt  aan  den  Raad^ 
van  welken  hij ,  onredelijk  genoeg ,  eischte ,  dat  zij 
den  Heidenfchen  Godsdienst  in  aanzien  zouden  hou- 
den, en  deszelfs  plegtigheden  bekostigen  (f).  Zelf 
betoonde  hij  in  deze  lliadj  tot  de  uiterfle  bijgelovig- 
heid toe^  zijnen  eerbied  voor  zijne  Goden,  Som- 
tijds offerde  hij  honderd  osfen  op  éénmaal,  behal- 
ven  eene  menigte  ander  vee,  zoodat  men  hem  fpot- 
tende  eenen  offèrflachter  noemde,  en  zich  liet  verlui- 
den j 

■    (*)   JULIAN.     Ep.     X.     pag.     379.     AMMIAN.     IMAUCELL, 

XXII.  II.  GV<EGQk.- N/ïzianz.  Ofat.  XXI.  p.  389.  .efigv 
Cf)  }vu  AN,  illifopog.  pag.  ?.62.fj^é-        ;■;; 

IV4   D£EL*  Ff 


45P^  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

IIÏ"      den,  men  zou  osfen  gebrek  hebben,  als  hij  vnn  dcH' 

^^^'^      Perfifckcn  togt   te    rug   kwam.     Zijne   foldaten,  die 

Hoofdfl:.^«"i'^'^Hi-^s  hun  deel  van  de  offermalcn   kregen,  wer- 

m  C.  G.  Jpri :  daar   door    zoo    ongebonden  ,   dat  zij   meestal 

tot  ^óV  ^^'^■oïikett  naa  huis   moesten  gedi-agen  worden.    Ook 

werd  de  wichelarij,   om  het  toekomende  te  weten, 

naar  ^ijn  voorbeeld;,  van  velen  geoefend  (*).  Vol- 
gends de  Christen  -  Schrijvers  ,  deed  zijn  Bijgeloof 
~  hem.  zelfs  in  het  geheim  affchiiwlijke  wreedheden  be- 
drijven. Hij  deed  -eene  menigte  jongens  en  meisjens 
..  dooden^  onij  bij  zijne  nacht  -  offeranden ,  hunne  ver- 
fcheurde  ledenmaten  te  gebruiken ,  tot  het  oproepen  der 
afgefcheidcne  zielen ,  en  tot  zijne  wichelarijën.  Ook 
werden  'er  Christenen  heimlijk  geworgd..  Men  vond, 
na  zijne  dood,  geheele  kisten 'en  kasten  vol  men- 
fchenhoofden ,  in  het  Paleis  te  Anti'ichie^,  ook  vele 
lijken  in  bronnen ,  vijvers ,  en  graften ,  behalven  die , 
welke  in  de.  rivier  Orontes  geworpen  waren.  Iri 
eenen  Tempel  te  Carren  i,  in  welken  hij  zich ,  na 
2jjn  ivertrek  van  Antidchi'è ,  een'  tijd  lang  onthouden 
had,  maar  die  na  zijn  vertrek  gefloten  en  met  eene 
wacht  .bewaard  was ,  vond  men  eene  vrouw  aan  de 
haairen  opgehangen,  met  uitgebreide  armen,  in  wier 
ingewanden  hij  de  uitkomst  van  zijnen  krijgstogt  zal 
naai:géfpoord  hébben  (f).  Doch  deze  '  verhalen , 
waarfchijnlijk  door  het  gerucht,  uit  haat  tegen  ^cxi 
Keizer  na  zijne  dood  veifpreid ,  en  te  ligt  geloofd , 
uiisfen   allen  fchijn   van  waarheid. 

■^   .■^.\  .j. .  .<'^:\  Hoe- 

(*)  AMMIAN.  XXII,    I2\    14.  XXV.  4. 

(t)  GREC.iVi?3.0/-^/.III./>.9I.TUEOD.Zr.£.III.2(5,  27. 


GESCHIEDENIS.  451 

Hoewel  juLiAxus  non,   fleeds   bij  zijn  voornemen      III 
bleef,  om  zich  aan  het  leven  der  Christenen   niet  te    ""^|^^ 
vergrijpen ,  of  hen ,   wegens  hunnen  Godsdienst ,  te  Hoofdfl. 
flrafFen,  zocht  hij  hen  nogthans,   eenigermate,  als  te  "^  C.  G. 
noodzaken,   om   aan  de  ofFeriinden   deel  te   nemen.  j!^j  ^^  ' 
Ten  dien  einde  Het  hij  eenig  oiFervleesch  in  de  open- 


bare fonteinen  weroen ,  en  op  ziin  bevel  werden  alle  endere 
levcnsmiddelen  op  de  markt  met  wijwater  befprengd.  den  van 

Dit  viel  den  Christenen  hard.     Twee  bevelhebbers  zijn  listig 

•'^cdrn^jc* 
onder   de  lijfwacht   beklaagden  zich  op  eene  maaltijd  ^^^^  ^^ 

over  deze  handelwijze ,  onder  anderen  met  de  woor-  Christe- 
den  uit  het  gebed  van  azarias  :  „  Gij  hebt  ons  ^^^' 
„  ó  God!  aan  eenen  onrechtvaardigen  Koning,  ert 
„  den  ergften  dwingeland  op  de  gantfche  wereld, 
„  overgegeven."  Deze  gezegden  den  Keizer  aange- 
diend zijnde ,  werden  zij  ontboden ,  en  als  z'ij  bij  hem 
dezelven  ftaande  hielden,  en  'er  nog  andere  verwijtin- 
gen bijvoegden,  liet  hij  hen  géesfeleii  en  inde  gevan- 
genis zetten,  en  als  zij  volflandig  bleven,  ter  dood 
brengen;  gelijk  hij  voorgaf,  om  hun  oneerbiedig  ge- 
drag jegens  henï  ,  doch  de  Christenen  vereerden 
hen,  als  Martelaren  (*}.  Gelijk  julianus  alle  ver- 
maarde godfpraken  raadpleegde,  om  de  uitkomst  van 
zijnen  krijgstogf  te  weten,  die  hem  allen  de  over- 
winning beloofden,  zoo  \kt  h\] 'odk  de  Ca  sta/i fche 
bron  te  Dafne  weder  openen ,  d\e  'de  ■  Keizer  aDria- 
Kus  had  laten  floppen,  opdat,  in  het  vervolg,   geen 

Vorst , 

(*)  ciiRVsosTOMUs    heeft  hunne   gednchtenis   gevierd. 

Serm.  panegfr.'  in    SS.   Martyrés  ^üvchfimim  et   Mnxi- 

viuui  Tan.  I.  Opusc.  pag.  484.  theodor.  //.  E.  III.  15, 

Ff  2 


45a  K  E  Pv  K  E  L  IJ  K  B 

III      Vorst,  gelijk  hij,'  daar  door  zijnen  opvolger  te  voö» 

^J^'l'^     reit  zou  weten.     Doch  apollo   gaf  aan  julianus 

Hoofdft.  geene  antwoorden,   zich  bezwarende,   dat  hij  belet 

iia  C.  G.  vverd  door  de  lijken,   die  te  Dafne  begraven   waren. 

tot   n^ojuLiAi^N  gebood  hier  op,  het  lijk  van  den  Martelaar 

■ EABYLAS  (*)  en  andere  Christenen,    daar  begraven, 

weg  te  nemen.  Dit  deeden  de  Christenen  met  groo- 
te  flaatlijkheid ,  onder  het  zingen  der  woorden  uit 
den  psalm:  allen  die  de  Afgoden  vereer  en  ^  zullen 
tot  fchande  worden  l  jull\nus  gaf  daar  op  aan  zij- 
nen ftaatsdienaar  sallustius  bevel,  om  de  aanlcg- 
gers  van  dezen  optogt  te  flraffen.  Vergeefs  ftelde 
deze  den  Keizer  voor,  dat  de  Christenen  zich  zou- 
den verheugen,  indien  zij  voor  hunnen  Godsdienst 
mogten  lijden;  hij  liet  dan  eenen  jongeling  uit  dezel- 
ven  eenen  gehcelen  dag  pijnigen;  en  deszelfs  ftand- 
vastigheid  bewoog  den^  Keizer  fpoedig,,  om  zijn  ge- 
bod in  te  trekken  (t).  Kort  daar  na  verbrandde  de 
Tempel  van  apollo  te  Dafne  onverwachts.  Schoon 
nu  onder  de  Heidenen  zelve  het  gerucht  ging,  dat 
de  brand  veroorzaakt  was,  door  de  onvoorzichtig- 
•  heid  van  eenen  wijsgeer,  en  *er  geene  reden  van 
vermoeden  was,  om  de  fchuld  op  de  Christenen  te 
leggen,  geloofde  echter  julianus  ,.  dat  deze  den 
brand  gefticlit  hadden,  en  deed  daarom,  ter  vergel- 
ding, hunne  groote  Kerk  te  Antiochië  fluiten,  en 
derzelver  kostbaarheden  in  de  Keizerlijke  fchatlvamer 

over- 
(*)  Zie  III.  Deel,  Bladz.  429. 

(t)   AMMIAN.  XXII.    12.  RUFIN.   X.   35.   SOZQM.  V.    I^. 
THEODOR.  IH,    10,    12, 


GESCHIEDENIS.  453 

overbrengen  (*).    's  Keizers  Oom  van  Mocdei-s  zijde,     in 
die  ook  het  Christendom  verlaten  had,  ging  verder,    ^j^'-'^ 
dan  hem  geboden  was  5  alle  Kerken  der  flad  fluitende ,  Hoofdfl. 
en  deinen  der  geestelijken  ter  dood  brengende,  's  Kei- na  C.  G. 
zers  Oom  viel  kort  daar  na  in  eene  pijnlijke  ziekte,  J^^'*;'^^] 

die  hem  van  het  leven  beroofde ,  hetwelk  de  Chris- 

tenen  niet  nalieten,  als  eene  fti-alle  des  hemels  aan 
te  merken  (f).  Op  gelijke  wijze  meenden  zij  ook 
de  menigvuldige  aardbevingen  ,  dk  gchecle  fteden 
verwoestten ,  eencn  algemeenen  hongersnood  ,  en 
andere  landsplagcn,  welke  onder  de  korte  regering 
van  JULIANUS  gebeurden ,  als  Godlijke  ilraPren  te 
moeten  aanzien ,  even  gelijk ,  te  vooren ,  de  Heidenen 
foortgelijke  onheilen  aan  de  Christenen  toefch reven, 
als  blijken  van  den  toom  der  Goden.  Zoo  beweer- 
den ook  de  Christenen ,  en  zelfs  chr.ysostomus  (§), 
dat  de  Heilige  babylas  den  Duivel  uit  zijnen  Tem- 
pel verdreven,  en  dien  had  doen  verbranden.  Maar 
de  Keizer,  die  het  veel  beter  meende  te  weten,  ver- 
zekerde, dat  zijn  God,  vrijwillig,  lang  vó(3r  dat  de 
Tempel  afbrandde,  uit  dcnzelven  geweken  was,  dat 
deszelfs  beeld  hem  dit  aangewezen  had ,  en  hij  roept 
daar  bij  de  gi-oote  Godheid ,  de  Zon ,  tot  getuigen 
aan    (**). 

Bij   al   dit    bovcnftaandc  ,    ontmoeten   wij   tevens  Voor- 

voor- 

(*)  AMMiAN.  XXII.  13. 

( t ;  CHRYSOST.  (/e  S.  Babijla  et   contra   GcntiL  Liber 
Tnm.  I.  Opusc.  pag.  680.  socrat.    III.    18,    ip.   sozom.- 

V.    8.   TIIEODORET.    III.    II  -J3.    Fn.OSTORG.    \'II.    10. 

(  §  }  CHnrsosT. .'.  c.p.  684,   (**)  julian.  Mifopog.p,  361 . 

Ffn 


454  K  E  a  K  E  L  IJ  K  E 

III       voorbeelden  in  de  Gefchiedcnis ,  van  eene  bijna' ver- 

^^jl^     wonderenswaardige  zachtmoediglieid  en  bedaardlieid , 

Iloofdft.  met  welke  julianus   de  onbezonnenheid  van  fom- 

na  C.  G.  niige  Christenen  wist  te  verdragen.    Die  van  Antiö- 

Taar  2)37' 

tot  363.  ^^^^  ontzagen  zich  niet,  hem  door  allQrleië  foort  van 

befpottingen  en  befchimpingen  te  hoonen ;  voomaam- 

in  'icht- ^'^J^^  ^^^  •^^•^'^  baard,  dien  hij  als  wijsgeer  droeg,  het 
moedig-    voorwerp  van  hunne  fpotternijën.     Alle  wraak,  wei- 
heiden     jjg  ^Q_  Keizer  hier  over    oefende,   was  het   optlellen 
verdraag- 
zaamlieid  c"  uitgeven  van  een  Hekelfchrift ,  hetwelk  hij  M<cro- 

vanjuLi-  5Twyw!/,  oï  den  baardhater  ^  noemde,  hetwelk  met 
vernuft  en  levendigheid  is  opgefteld,  doch  waar  in 
hij  te  veel  zijne  waardigheid  door  enkele  laffe  aartig- 
heden  vergeet;  gelijk,  wanneer  hij  de  Christenen  hun 
gebed,  tegen  het  onheil,  dat  hij  hun  aandeed,  aan 
oude  wijven  laat  opdragen,  die  zich  ijverig  bij  de 
graven  der  overledenen  onthielden,  ziende,  waar^ 
fchijnlijk ,  op  den  eerbied  ,  welken  de  Christenen 
ïian  de  Martelaren  bewezen.  Daar  zijn  nog  andere 
bijzondere  voorbeelden,  in  welke  de  Keizer  zijnen 
toorn,  hoe  zeer  door  dezen  of  genen  Christen  ge- 
tergd, wist  te  bedwingen.  De  oude  en  blinde  Ari- 
aanfche  Bisfchop  van  Chalcedon^  maris,  liet  zich 
zclven  in  den  Afgodstempel  brengen,  in  welken  de 
Keizer  zich  bevond ,  en  noemde  hem  eenen  Godlo- 
zen ,  eenen  afvalligen ,  eenen  man  zonder  Godsdienst. 
Maar  deze  zeide  alleenlijk:  „  Gij  blinde  man!  uw 
„  God,  deGah'kêr,  zal  u  nooit  genezen."  ,, Ik  dank 
„  God,"  hernam  maris,  „dat  hij  mij  blind  gemaakt 
„  heeft,  opdat  ik  uw  aangezicht  niet  zou  zien, 
„  daar  gij  tot  zoo  groote  godloosheid  vervallen  zijt." 

Hier 


GESCHIEDENIS.  455 

Hier  op  zweeg  julianus   ftil.     Evenwel   heeft  lüj,.     III 
naar  het  zeggen  der  Christen -Schrijvers,  naderhand    '^J^':'^ 
te  zwaarer  \vi-aal^  over  dezen  Bisfchop  geoefend  (*).  Hoofdff. 
Ecne  Christelijke  weduwe,  eene  opzichtfter  van- een  "^  C.  G, 
gczelfchap  van  jonge  dochters ,  die  zich  aan  den  on-  J^j  ^^'^^ 

gehuwden  flaat  hadden  toegewijd ,  verkoos ,  zoo  dik - 

vvijls  JULIANUS  voorbijging,  juist  zulke  Pfalmen  te 
zingen,  die  de  dwaasheid  van  den  Afgodsdienst  op 
het  fterkst  uitdrukken.  De  Keizer  haar  dit  hebben- 
de laten  verbieden,  en  als  zij  desniettemin  daar  me- 
de voortging,  haar  eens  hebbende  doen  buiten  ko- 
men, en  door  éénen  zijner  lijfwachten  in  het  aange- 
ziclit  flaan  ,  ging,  toen  zij  nog  hardnekkig  bleef 
voortzingen,  vervolgends  voorbij,  en  hield  zich,  of 
hij  het  niet  merkte  (f).  Te  Berroea  had  een  lid 
van  de  ftadsregering  zijnen  Zoon  ten  huize  uitge- 
jaagd, omdat  hij  een  Heiden  was  geworden.  Deze 
zich  hier  over  bij  den  Keizer  beklaagd  hebbende, 
nodigde  julianus  den  Vader  bij  zich  ter  maaltijd ,  en 
deed  hem  met  zijnen  Zoon  naast  zich  zitten.  Over 
tafel  zei  Je  hij  tot  den  Vader:  „  Mij  dunkt,  dat 
5,  men  nooit  iemands  genegenheid  moest  trachten  te 
5,  dwingen.  Laat  uwen  Zoon  de  vrijbdd,  om  eenen 
5,  anderen  Godsdienst ,  dan  den  uwen  ,  te  belijden , 
„  gelijk  ik  u  insgelijks  deze  vrijlicid  laat,  die  ik  u 
,,  echter  zou  kunnen  ontnemen."  De  Vader  beand- 
vvoorddc  dit  met  hevig  fchcldcn  en  fchimpen,  waar 
op  JULIANUS  zich  tot  den  Zoon  wendende,    zcide: 

(*)    SOCRAT.    III.    12.    SOZOMKN.    V.   4. 
("{■)   THEODORET.   HUt.    EccleS.    III.    ip. 

Ff4 


tien. 


45Ö  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

in       „  Ik  zal  voor  11  zorgen,  dewijl  uw  Vader ,' hoe  zeer 
^^^^     ,,  ik  hem  zulks  verzoek,  dit  niet  doen  wil  (*)." 
Iloofdft.      Julianus  vergenoegde  zich  niet,  met  zijnen  ijver 
na  C.  G.  voor   het  Heidendom  door  daaden  te  toonen.    Als 

-ipi  363.' ^^y^S^^^*'  ^'^^^^  ^^y  ^2  P^"  op,  en  fchreef,  in  de 
— T —  winterfche  avonden,  die  hij  te  ^nti'óchië  doorbracht, 
fchdTt^^  omringd  van  VVijsgeeren,  en  misfchien  met  derzel- 
tegen  de  ver  hulp ,  een  werk  tegen  de  Christenen ,  nadat  te 
Christe-  vooren  ée'n  der  bekwaamde Christen-Leeraaren  apol- 
LiNARis,  tegen  den  Keizer  en  de  Heidenfche  Wijs- 
geeren ,  een  Boek  gefchreven  had ,  over  de  waarheid , 
waar  van  julianus  gezegd  wordt ,  in  zekeren  Brief 
aan  ecnige  Bisfchoppen,  al  fpottende  gefchreven  tö 
hebben,  met  eene  fooit  van  woordfpeling:  Ik  heb  het 
gelezen^  verjiaan^  en  veroordeeld^  QAviyvuv^  tyvcoy, 
Kct^yvrn , )  waar  op  deze  hem ,  in  denzelfden  toon , 
antwoordden:  „Gij  hebt  het  gelezen,  maar  niet  ver-r 
„  liaan,  want,  indien  gij  iiet  verdaan  hadt,  zoudt 
„  gij  het  niet  veroordeeld  hebben."  (AVsj/iwi-,  «aa' 
é-K,  iyvag^  ii  yot.^  iym^  y  ^k  ow  Kotrtyvu}.? }  Cf)»  Het 
werk  van  julianus  beftond  uit  zeven  kleine  Boeken ; 
het  is  voor  ons  verloren,  uitgezonderd  de  aanzieuT 
Ujke  uittrel^els,  die  wij  in  de  wederlegging  van  het-: 

zei-. 

(*)   THEODORET.    Hisf.  Ecclci.    III.   22. 

(t)  sozoMENus  V.  i8.  die  te  gelijk  zegt,  d?.t  fom- 
migen  dit  ant^voord  aan  r.AsiLius  den  Grooten  toefchrij- 
ven,  in  wiens  brieven  ook  in  de  daad  de  gemelde 
^voorden  voorkomen ,  basil.  M<7^«.  Epist.  40  en  41.  7ö/», 
111.^^5-.  123.  doch  aan  derzplver  echtheid  is  reeds  voor- 
lang  getwijfeld.  Vita  S.  BafiHi  l.  c.  pag.  63. 


GESCHIEDENIS.  457 

jjelvc  doof  CYRILLUS  van  AlexancJri'é  hebben    (*).      III 
De  Christenen  maakten  'er  geen  werk  van,   om  het    ^^^f 
af  te  fchrijven ,   en  het  Heidendom  verviel  kort  hier  Hoofd (T. 
na  geheel  tot  niet.    Dit  verlies   is   ondertusfchen   te  "^  ^-  G» 
beklagen  ,  uit   hoofde   van   de   menigvuldige   merk-  ^qJ  „gil 
waardigheden ,  welke  men  ,  zelfs  in  de  overblijfzelen ,  — ^ — ^ 
aantreft.    In  het  begin  der  vijfde  eeuw,  is  dit  werk 
wederlegd  geworden,   door  filippus   sidetes,   cy- 
RiLLus  van  Ahxandri'è ,  en  theodoretus.     De  ar- 
beid van  deze  twee  laatden  is  nog  overig ,  en  die  van 
CYRILLUS    bijzonder  fchatbaar ,   wegens    de  breede 
uittrckzcls,   uit  het  werk  van  ji'llwus  daar  in  be- 
waard, ook  is    de    wederlegging,    over   het   geheel, 
niet   kwaUjk   getroffen  ,    alhoewel    zij   zich  alleenlijk 
tot  de   drie  eerfte  Boeken   bepaalt.     In  de   onlangs 
geëindigde  eeuw  heeft  de  Marquis  d'argens,    van 
het  werk  van  jull\nus  eene ,  hoewel  niet  te  naaiiw- 
keurige  ,  Franfche  Vertaling  met  aanmerkingen   uit- 
gegeven (f).    Ov^er   het  algemeen  hebben   zij,   die 
het  Christendom  min  gunflig  zijn ,  veel  met  dit  werk 
op,  hoewel  het,  niettegenftaande   het   gene  wij   zoo 
zeiden ,  van  de  merkwaardigheden  in  hetzelve  vervat , 
geenszins  doel  befchiet,   noch   het  Christendom  be- 
nadeelcn  kan.    De  leere  van  hetzelve  wordt  niet  naar 

waar-» 

(*)  socRATEs  Hu.  Ecctes.  III.  23.  coll.  C.  i.  heeft 
'er  ook  nog  ééne  piaats  uit  bewanrd. 

(1)  Onder  den  titel:  Bcfer.fe  du  Paganisme  par  f 
Eu:peretir  Julien  enz.  a  Berlin  1764  en  \y6j.  8.  Men 
heeft  dit  werk  ook  geplaatst  in  het  zoogenoemde  Euart;- 
gile  du  Jour.  en. 

Ff5 


458 


KERKELIJKE 


ni 

lioofdrt. 

na  C.  G. 

Jaar  337. 
lot  3Ó3. 


Andere 
fchriften 

VPIIJULI- 
I  ANUS. 


Üitwer- 


waarheid  daar  in  opgegeven ,  maar  venvrikt ,  en  niis- 
vormd ,  en  vermengd  met  de  bijvoegzelen ,  welke  de 
Christenen  van  dien  tijd  hadden  aangenomen  ,  bij 
voorbeeld,  hunne  veelal  bijgelovige  verëering  bij  de 
graven  der  Martelaren,  de  verëering  van  het  teken 
van  het  kruis  ,  den  titel  aan  maria  gegeven  van 
Godsbaarfler  ,  (  SesJoKOf ,  )  of  Moeder  Gods ,  het 
mishandelen  van  Heidenen  of  Ketters;  dingen,  met 
welke  de  Icere  en  Godsdienst  van  jesus  niets  te 
maken  heeft,  julianus  toont  verders  geen  recht 
begrip  te  hebben  nopens  de  betrekking,  waar  in  de 
Mofaïfche  Godsdienst  tot  den  Christelijken  ftaat;  ook 
maakt  hij  zich  fchuldig  aan  verdraajing  van  de  Hei- 
lige Schriften  der  Christenen.  Ondertusfchen  erkent 
JULIANUS  de  echtheid  en  gefchiedkundige  geloof- 
waardigheid dier  Heilige  Boeken  in  zoo  ver  zelfs, 
dat  hij  de  wonderwerken  van  jesus  toeflraat,  alhoe- 
wel hij  die,  op  eene  min  edelmoedige  wijze,  zoekt 
te  verldeinen,  en  ze  als  beuzelingen   wil  aanmerken. 

Behalven  dit  werk,  en  eenige  verhandelingen  be- 
trcklijk  de  Heidenfche  Godenleere,  zijne  Brieven  en 
Hekelfchrift  tegen  die  van  AntïóchVè ,  allen  reeds 
door  ons  gemeld;  heeft  julianus  nog  een  Hekel- 
fchrift onder  den  titel :  Kfic/ö-flc^sj- ,  {de  Keizers^')  ge- 
fchreven,  waar  in  hij  alle  de  voorgaande  Keizers, 
bijkans  zonder  uitzondering,  tot  voorwci*pcn  van  zij- 
ne bijtende  hekelzucht  neemt.  Alle  zijne  werken 
zijn  door  petavius,  en  naderhand  door  ^zi\  Baron 
VAN  SPANHEIM,  tcvcns  met  de  wederlegging  van 
CYRILLUS,  uitgegeven,  {Leipzig  1696  FoL') 

Hoe  zeer  julianus  zich  van  openbare   en  regel- 

rcch- 


GESCHIEDENIS.  459 

rechte  vervolging  der  Christenen  ontliicld.,    de  mid-      IJl 
delen  nogthans,  door  hem  te   werk    gclteld,   waren    ^^|-^^^ 
te  zeer  gefchikt ,    om   onllandvastige  gemoederen   te  Hoofdfl, 
doen    wankelen ,  dan    dat  niet  velen  ,  voornaamlijk  "=i  C.  G. 
zulken ,  die ,  om  de  gunst  van  het  Hof  te  bejagen ,  jyj.   263! 

of  uit  dergelijke  beweeggronden ,  van  het  Heidendom  -; 

tot  het  Christendom  waren  overgegaan,  thans,  met  ]^'^j^|.'^g_ 
die  zelfde  inzichten  ,  het  Cliristendom  verzaakten,  en  dragvan 
het  Heidendom  beleden  (*).     In  het  bijzonder  ver- J^'^''^^^'* 
dient  hier  gemeld  te  worden  ecebolius  ,   de   gewe-  ciniste- 
zen  leermeester  van  julianus  ,   die  hem  onder  eenen  "*-'"• 
eed  verpligt  had,  om  den  Heiden    libanius   niet  te 
gaan  hooren.     Deze  man  werd  nu  insgelijks  een  zoo 
ijverig  Heiden ,  als  hij  een   ijverig   Christen   geweest 
was.     IMaar,  na  de  dood  van  julianus,  keerde  hij 
even  fchielijk  tot  het   Christendom    te   rug,  en   wel 
met  zoD  vele  uiterlijke  blijken  van  verootmoediging, 
welke  in  het  buitenlpoorige  vielen.      Hij   wierp   zich 
voor  de  kerkdeur    neder,    roepende  tot   de   Christe- 
nen ,  die  binnen  traden :     „  Treedt  mij  met  voeten , 
„  als  fmaakloos  zout  (f)!"    Maar   aan  den  ande- 
ren kant,  hebben  wij   reeds   de  voorbeelden   gezien, 
van  de  flandvastigheid  der  Christenen ,  en  de   klagteii 
van  julianus  aangehaald  (§),  dat   men  zich   door 
hem   niet  liet  overreden.    Deze   flandvasrigheid   had 
bijzonder   plaats   bij  zijne  Bevelhebbers   en  bij  vele 

Ho- 

( *  3  3/nlli    ex    nostris  vohtntatc  propria    corruerunt, 
PR  o  SPER   in  Chron. 

(t)  socRATF.s   Hisf.  Eccles.  III.  13. 

(  § )  Men  voege  'er  bij  julian.  Eplst.  4  en  27. 


45o  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E 

III       Hovelingen,  die   liever  hunne  ambten    nederlegden, 
^^^^     dan  hem  te  wille  te  zijn  ,  en  de  Afgoden  te  offeren, 
Hoofdft.  Onder  dezen  muntten  bijzonder  jovianus  ,   valen- 
na  C.  G.  TiNiANus   en  valens    uit,  die   allen    na  hem   den 
tot  363!  Keizerlijken  troon  bekleed  hebben.    Dewijl   zij  man- 
»*'■ — —  nen  van  verdiende  waren,    behielden  zij  hunne  pos- 
ten.    Als    VALENTiNiANUS    ccus    vooF   den    Keizer 
ging,  toen  deze  den   Tempel  der  Fortuin  bezocht, 
en   de   Heidenfche   Priester  ook    hem    met  wijwater 
befprengde,  gaf  hij   denzelven   een   oorvijg,  en  riep 
uit,   dat^  men  hem  verontreinigd    had.     Om   dezen 
ijver  werd  hij  met   gevangenis   geflraft,  hoewel  on- 
der een  ander  voorwendzcl  (*). 
JULIANUS      Allermerkwaardigst,    geduurende   julianus    rege- 
n"enn      ^'^^S^  is   zijn   verlof,  aan  de  Jooden   verleend,   om 
den  Tem- hunnen  Tempel  te  herbouwen.  Volgends  zijne  fch rif- 
pel  te  Je-  j^j-j     200  min  een   vriend  van   den  Toodfchen,    als 
rufalem  '  ,  ^    ,    1.  ,    ,  .. 

te  her-      van  den  Christen -Godsdienst,  toonde  hij  nogthans  , 

bouwen,  van  eerften  af,  bijzondere  genegenheid  jegens  de 
gooden ^  niet  min  vijanden  dan  hij,  van  de  bij  hem 
gehaatte  Christenen.  Al  ras  werd  deze  gunst  door 
de  Jooden  misbruikt,  daar  zij  hen  ftout  maakte,  om 
te  AïexandrVè ^  en  in  andere  (leden.  Kerken  der 
Christenen  in  brand  te  ftecken  (f),  julianus  fchreef 
niet  alleen  eenen  wien delijken  Brief  (§),  waar  in 
hij  hen  van  de  zoogenaamde  Apostelbelasting  ^  QArro'^ 
föA»?,)    dus    genoemd    naar    de  afgevaardigden  van 

hun- 

(*)  socRAT.  /.  c.  et  Cap.  22.  theodor.  H.Eccl.lU.  \6. 

(t)  AMBROS.  Ep.  17. p.  213.  Paris.  1603. /ö/. 

C$)  ^P'  ^S'P'  35>ö'    O'^'^  aangehnald  bij  sozom.  V,  £2. 


GESCHIEDENIS.  461 

hunnen  Patriarch,  die  dezelve  in   de  gewesten  inza-     III 
melden,  ontheft;   maar  ecnigen  tijd  daar  na  eenige    ^^^^ 
voorname  Jooden   gevraagd    hebbende  ,   waarom  zij  HoofdO:. 
niet  offerden  ?  en  ten  antwoord  bekomende ,  dat  hun  "^  ^*  ^' 
zulks  niet  geoorloofd    was,  buiten   Jerufalem  ,    ê"  lot  z^l* 

den  Tempel,   die  thans   verwoest  lag,  beloofde   hij  • 

liun ,  den  Tempel  weder  te  zullen  laten  opbou- 
wen (*).  Volgends  zijne  eigene  verzekering  (f), 
was  des  Keizers  oogmerk  de  eere  van  dien  God , 
die  weleer  in  dezen  Tempel  gediend  werd.  awmia- 
Nüs  (5)  geeft,  als  de  reden  van  deze  onderneming 
op,  's  Keizers  begeerte,  om  zijne  regeering,  door 
grootc  en  heerlijke  gedenkllukken ,  onvergeetlijk  tö 
maken.  Maar  de  Christenen  twijfelden  geheel  niet, 
of  JULIANUS  had  tevens  ten  doel,  om  de  voorzeg- 
gingen van  JE  sus ,  die  door  de  puinhoopen  van  de- 
zen Tempel  ,  en  het  lot  des  geheelen  Joodfchen 
volks ,  zoo  krachtig  bevestigd  worden ,  te  befchim- 
pen  en  te  fchande  te  maken.  Wat  'er  ook  van  zijn 
oogmerk  zij,  men  kan  naauwlijks  twijfelen,  of  ju- 
lianus ,  die  deze  voorzeggingen  gelezen  had ,  zou  ^ 
indien  het  ontweip  gelukt  was  ,  daar  mede  zijn 
voordeel  tegen  het  Christendom  gedaan  hebben. 

Ten  einde  zijne  beloften  ten  uitvoer  te   brengen, 
gebood  JULIANUS,    alle  nodige  bouwflofFen   aan   te 
voeren,    dragende    het   opzicht   over   het   werk   aan 
dénen  zijner  voornaamfte  ftaatsdienaren ,  alypius  ge- 
naamd , 

(*■)  CHRYsosT.  de  S.  Babijla  et  contra  gentil,  T.  I.  p. 

692.  RUFIN.  H,  E.  X.  37.    SOCRAT.  III.  20.  SOZOM.  V.  22.  THE> 

üDOR.  III.  20.    ( t )  Fragm.p.  295.     (  §  )  Hist.  XXIII.  i. 


4<^ï  K  E  RK  E  L  IJ  K  E 

III       naamd,  op;  terwijl  de  Jooden,  in  menigte,  uit  allo 

BOEK     oorden    der    wereld  naa^<?rï/yï?/^/w    famenvloeiden, 

Hoüfdft.  om  niet  alle  vermogen  het  werk  te'  bevorderen. 

na  C.  G.      Doch,  als  zij   nu   begonnen,    een    nieuw  funda- 

Taar'^'^7 

tot  -^-ós.'  "^^"^^^  ^°^^  ^^"   Tempel  te   graven ,   ftortte  's  nachts 

'  alles 'Over  hoop,  wat  zij  éénen  geheelen   dag  bear- 

Deonder- 1^-^  hadden.    Een  orkaan  verftrooide  en  bedoif  eene 

neming 

wordt  op  verbazende  menigte   kalk ,   die  men   bijeen   had    ge- 

cenevvon-  bracht.    Als  zij  desniettemin  wilden  voortgaan ,  om 
derbnre     ,       ^     ,  ,  .    .    ,  j, 

wijzever-  "^^  'tundament  te   leggen  ,    vernietigde   eene   aardbe- 

hinderd.  ving  weder  alles,  waar  door  vele  nabijgelegen  ge- 
bouwen inftoitten,  en  eene  menigte  Jooden  omkwa- 
men. Eindelijk  ,  als  zij  hunnen  arbeid  niet  wilden 
öaken,  braken  vuurvlammen  uit  den  grond  uit,  wel- 
ke verfcheidene  Jooden  verbrandden,  en  de  overigen 
noodzaakten,  de  geheele  onderneming  op  te  geven. 
Dös- verhalen  de  Christenen,  die  toen  of  koTt  daar 
na' leefden,  deze  gebeurenis;  wel  met  eenig  verfchil 
in  eenige  bijömflandigheden ,  maar  in  de  hoofdzaak 
volmaakt  overeenkomende  ( * ).  De  hoofdzaak 
wordt,  ook  zelfs  door  Joodfche  Schrijvers  (f),  en 
door  den  Heidenfchen  ammianus  marcellinus  (5) 

er- 

(*)  Men  zie,   behalvan  de  reeds    aangehaalde    Schrij- 
vers gregor.  Nazianz.  Orat.  W, pag.  in.  ambros.  Opp, 
fom.  ^.pag.  213.  CHRYsosTOMUS  Homil.  III.    adv.  Jude- 
hsTom.  l.pag.  433.  Opusc.  etc.  en  filostorg.  VII.  9. 
'  (  f )  /^pud  WAGENSEIL.  Sota  pag.  236. 

(5)  XXIII.    Cap.  \.  pag.  'x%6.     Zijne   woorden  zijn: 
Üuüni  itaqiie  rei  eidèm  fortiter  injiarct  alyihvs  ,  Jt/varef- 
qüe  'pföiDici.s  rector ,  mctuendi  glohï  ftammavum  prope  f  tin- 
da- 


GESCHIEDENIS.  4<>3 

eriJend,   welke  zegt,    „  cht  vreeslijke   vuurklompen     II r 
j,  meermalen    uit  de  fundamenten,    iiitberftcade ,  en    ''of.k 
„  de    arbeidslieden    meermalen     verbrandende  ,    die  Hoofdf!. 
,,  plaats    ontoeffandiik    maakten;   en    dat    het  vmir  "^  C.  G. 
„  hardnekkig   vvederftaande ,  men  eindelijk  de  onder- ^-'^j  ^63' 
3,  neming  ■  opgaf."     julianus- zelf  fchrijft,  dat  liij  —     ■" 
den  Tempel  weder  lieeft  willen  herftellcn ,  en  erkent, 
dat  dezelve  tot  hier  toe  niet,  herfteld  ^Was   (*) ,  zon- 
der zich  echter  verder  uit  te  Jaïèn ,  <vaaröm  ^ijil  oog^ 
merk  niet  tot  rttnid- was  gcl?(5fli'ènv -■  ■' 

Men  kan,  gevolglijk,  dczeMaodzaak  niet  in  tWlj-"  Annmer- 

fel  trekken,   dat  iülianus   ondernomen  heeft,   den  ^''"^*^^^^ 

-  dezege- 

Tempei  der<|óoden  te  hcrftellen,  en  dat  deze  ;  ohder^  beurems. 

neming,  door  aardbevingen  en  uitberftende vai/rklomJ 
pen ,  is  geftuit  geworden  (f).  Doch ,  het  is  eene  anï- 
dere  \n-aag  ,  of  men  deze  gebeurenis  uit  natuurlijke  ver- 
fchijnfelen  verklaren ,  dan  óf  men  die  volftrekt  tot  de 
wonderwerken  rekenen  moet? -Aardbevingen,  gepaard 
met  uitberftènd  vuur  zijn  in  de'  zuidelijke  landen  me- 
nigvuldig ,  eii  waren  zulks  bijzonder ,  geduurende  dé 
regeering  van- jtfLiftNuSi  j:--d.  MiGHAëLis  heeft  nog 
aan  eene  andere  natuurlijke  oofzafik  gedacht  (5)':  De 

OU* 

damenta  creuris  asfuhihus  erumpentes ,  fecere  loaim ,  ex' 
ui  f  is  aliquoties  opcrantibu%  ,  inaccesfmn  ,  hocqite  moda, 
ekinento  dèstinatiüs  expellente ,  cesfnvit  inceptum. 

(*)  Fragm.  pag.  295.  "   -    •■  ^ 

(I )  De  geleerde  warburton   heeft  de   W3arheid^'de2 
ter  «rebeurenis  m  eene   afzonderlijke  verhandeling  bewe- 
zen. Vergel.  mijnen  Bib.  Ferded.  I.  Deel,  B/adz."^ooI-"^ 
(5;  In  eene  verhandeling,  \velke  ook  geplaatst 'isjft 'de 


/ 


4^4  K  E  R  K  E  L  n  K  E 

ICI      oude  en  diepe  Tempelgewelven  waren,  bij  dè  vèr* 
^^^^^     woesting  van  dit  gebouw, overgebleven,  en  zijn  mis- 
Hoofdft,  fchien  nog  voorhanden  ;  uit  deze  fchoten  vlammen 
m  C.  G.  uit  de  üilpeterflofFen ,  die  ontvlamden,  toen  zij  lucht 
tot  363.'  kregen ,    wanneer  de    Jooden    dezelve  begonnen  te 
«- openen.    Ondertusfchen ,  blijft  dit  toch   altijd   merk- 
waardig, dat   eene   onderneming,  welke,  indien  zy 
volbracht  ware,  als  een  groot  bewijs  tegen  de  waar* 
heid  van  jesus  voorzeggingen  en  van   zijnen  Gods- 
dienst, had   kunnen  aangevoerd  worden,  en  welke ^ 
door  den  Keiza-  begunftigd,  door  geene  menschlijke 
magt  verijdeld   kon   worden ,   op  zoodanige ,   in   het 
oog  lopende ,  wijze ,  geftuit  is  geworden ,  en  wel  op' 
eencn  tijd ,  wanneer  het  Christendom ,  voor  het  laatst  ^ 
Xe  worftelen  had  met  het  Heidendom;  zonder  dat  wij 
nodig  hebben,    andere    wonderbare    omftandighedea 
aan  te  nemen,  welke  fommige  Christenen  hier  nog 
hebben    bijgevoegd,   bij  voorbeeld,  dat  cyrillus, 
toenmalige  Bisfchop,  van  ^erufakm  ^  terftond  voor-^ 
zegd  zou  hebben ,    dat  de  onderneming  vruchteloos 
zou  aflopen  (*);  dat  twee  nachten    achter  één   zich 
een  glansrijk  teken  van  een  kruis,  omringd  met  eene, 
Cüort  van  kroon ,  aan  den  hemel  hebbe  vertoond  (f)* 

en 

ISlieuwe  Nederl.  Bihliotb.  IV.  Beel^  II.  Stuk,  Bladz,  431,. 

(*)  sociiAT.  III,  i2o.  Deze  cvRiLLUs  zelf  zwijgt,  \\\ 
zijne  fchriften,  vnn  deze  geheele  onderneming,  hetwelk 
echter  geen  bewijs  tegen  d<;rzelver  waarheid  kan  opleve- 
ren, alzoo  men  vnn  dit  jftilzwijgcn  meer  dan  écne  rede» 
geven  kan.  :     >    ■     ,  ,       . ,  _ 

(t)  GM.Q.Naz.OraiAy .■p.  ii2.theodor.-o'. £. IILgo/ 


GESCHIEDENIS.  46^ 

en  dïit  op  alle  klederen   der  ingezetenen    van    j^eru-     III 
fa/em ,    die  van    het   geval   fprakcn  ,   of,    volgends    ^°^^ 
THEODORETUS,  op  dc   kledcrcn  der  Jooden   alleen ,  pioofd(^. 
krnisfen   jrezien  werden ,   die  men   vergeefs    trachtte  "^  C.  G. 
af  te  wasfchen  (*).    Nog  befchrijft  sozomenus  (f)  Jói  363' 

een  wonder,  hetwelk  gebeurd  zou  zijn,  omtrent  het • 

flandbecld  te  Paneas ,  gelijk  men  voorwendde,  je- 
sus  en  de  vrouw,  die  den  bloedvloed  had  ,  ver- 
beeldende. JULIANUS  liet  het  beeld  van  je  sus  weg- 
nemen, en  het  zijne  in  de  plaats  ftellen,  hetwelk 
terflond  daar  op  van  den  blikfem  getroffen  en  ver- 
brijzeld werd. 
Julianus  zelf  fchijnt   het   geval  als   natuurlijk  te  Uitwer- 

hebben  befchouwd,   doch  nam  'er  tevens   aanleiding  ki"Svan 

^  dit  geval 

uit,  om  den   yoodfchen  Godsdienst   te   befchimpen:  opjuLi- 

„  Wat  zullen,"  fchrijft  hij  (§),  „de  Joodfche  Pro-  aan. 

5,  fecten  van  hunnen  Tempel  zeggen,  welke  driemaal 

„  verwoest,  en  tot  heden  toe  nog-  niet  weder  opge- 

„  richt  is?    Ik  zeg  dit   niet,  om  him   venvijtingen 

5,  te  doen,    dewijl  ik   zelf  dezen   Tempel,  na   een 

„  zoo  lang    tijdsverloop,   ter  eere    van   dien   God, 

„  die  in  denzelven  plagt  gediend  te  worden,  weder 

„  heb  willen  herftellen :   maar,  om   te   toonen,   dat 

„  geen  menfchelijk  werk  onverganglijk  kan  zijn;  en 

„  behalven  dit,  dat  de  Profeeten,    die   dit   gefchre- 

„  ven,  en  met  ellendige  arme  wijven  verkeerd   heb- 

„  ben,  geraaskald  hebben." 

Volgends  de  Christelijke   Schrijvers ,  had  dezelfde  Op  de 

CTP^  looden^ 

(*)  GREGOR.  Nazinnz.  theodor.  en  socrat.  //.  cc, 
(f)  V.  Cl.  (J)  Fragm.  pag,  2291. 

IV.  Deel.  Gg 


46t5  K  E  R  K  E  L  IJ  K  E  > 

ni       gebeurcnis  cencn   verfchilleiidcn   invloed    op  de  Joo-^ 

BOEK     ^QYi,    Velen  vau  dezen  erkenden ,  tegen  wil  en  dank , 

Hoofdft.  d^t  CHRISTUS  God  is;    2onder  nogthans   van   zich 

na  C.  G.  te  kunnen  verkrijgen ,  zijnen  Godsdienst   aan   te   ne- 

tor  ^6^'  "^^^^  ^  *  '^*    ''^'^'■^'^^*^'^  wierpen  zich  aan  de  voeten  van 

— — —    Christen  Leerjiaren,    bcgeerende  in  hunne  gemeenten 

aangenomen  te   worden   (f).     Anderen,    eindelijk, 

fchijnen ,  door  wanhoop ,  wegens  hunne  mislukte  on-' 

derneraing,  tot  het  Heiilendom  vervallen  te. -zijn,  ten 

minften  indien 'het  bericht  van  ciirysostomus  (§) 

t-öt  .dezen  tijd  behoort,  dat  een  groot  deel  der  Joo- 

den ,  onder  julianus  regeering ,  genegenheid  tot  den 

Afgods dienst  getoond  hebbe. 

JULIANUS      In  het  jaar   363,  toog  julianus,  alle   krijgstoc* 

trekt  te-    j-i^istinsen  o;ereed  gemaakt  hebbende,  tegen  de  Perfen 
gen  de  000  . 

Perfen  te  te  veld.    Op  dez^n  togt  zelven  gaf  hij  nog  veifchei^ 
veld.        ^gn^  blijken  van  zijnen  ijver  voor  het   Heidendom  , 
ke^s  van  welke   hem   tot    onberadene  flappen  verleidde.     Ili} 
zijne        fchreef  aan  arsaces  ,  Koning  van  Armenië ,  die  een 
dood.      Christen  was,  Qin  zich   met  zijne  troepen  bij  zijn 
leger  te  voegen,  liem  dreigende,   dat  zijn  God   niet 
in  ftaat  zou  zijn,   hem  voor  de   llrafFe  te   bewaren, 
indien  hij  zijn  bevel  nier  gehoorzaamde  (**).    Zijne 
legermagt  bij  Hi'érapolis  aan  den  Eiifraat  verzameld 
liebbende ,  beproefde  hij ,  geheel  ontijdig ,   de  Chris- 
tenen, die  in  zijn  leger  waren,   tot  afval  te  bewe- 
gen* 

(*)   SOORATES.   ITI.   10. 

Cl)  GREGOR.  Ncizianz.  L  c.  p/rg.  113.  sozoM.  V.  22. 
(§)  Homil.  44.  Tori'1.  I.  Opp.  Exeget.  pag,  491. 
(**j   SOZOiVlEK.  VL   I. 


GESCHIEDENIS.  467 

ffen,  maar  bij  de  mcesten  cenen  ftcrken  tcffenftand     ^^^ 
vindende,    durfde  hij   hen,   die  ftandvastig  bleven,      uj 
niet  wegjagen  (*).    Voorts  was  hij  zeer  begeerig,  Hoofdfï. 
om  guniliige  voortekens  voor  zijnen  togt  te  ontdek-  t^^j.  l' 
ken,   die  hij  ook  menigvuldig   meende    te  vinden,  tot   363, 
waar  in   de    wijsgeercn    hem    verflerkten ,    maar  de  ■ 

wichelaars  waarlchuwden  liem,  dat  'er  groote  geva- 
ren gedreigd  werden.  In  het  Perjisch  gebied  over 
den  Eiifraat  getrokken,  liet  hij,  na  het  behalen  vm 
eenige  voordeden,  tien  ongemeen  fchoone  ftieren 
aanvoeren ,  om  ze  aan  mars  den.  Wreeker ,  tot 
dankbaarheid,  op  te  offeren.  Maar  negen  van  de- 
zen vielen  dood  neder,  vóór  dat  zij  nog  bij  het  Ou- 
taar  gekomen  waren;  de  tiende  fcheurde  zich  los  en 
kon  niet  dan  met  moeite  weder  gegrepen  worden; 
geflacht  zijnde ,  vonden  de  wichelaars ,  naar  hunne 
verklaring,  de  ergfte  voortekenen  van  ramp  en  oa- 
heil.  juLiAAN  vertoornde  zich  hierom  op  deii 
Ivrijgsgod,  en  zwoer  bij  jupiter,  dat  hij  denzel- 
ven  geene  offers  meer  zou  flachten;  welke  bedrei- 
ging hij  ook  gehouden  heeft,  's  Nachts  voor  het  ge-f 
vecht,  waar  in  hij  gekwetst  werd,  zal  ook  de  Schuts* 
god  van  het  Rijk ,  die  hem  in  het  begin  zijner  rege- 
ring verfcheenen  was,  hem  weder,  maar  in  eene  droe- 
vige gedaante ,  verfcheenen  zijn.  Deze  waren  zoo  vele 
voorboden  van  zijne  dood,  zo  wij  den  Heidenfchen 
Schrijvcren  geloven  (f).  Volgends  de  Christenen,  zul- 
len vele  Christenen  Godlijke  verfchijningen  en  open- 

ba- 

(*)   CHRYSOSTOM.   /.   C.  pag.   693.     . 

(t)   AM.MIiN.  MARCELL.   XXIU.  2.  fq.  5.  XXIV.     1-6. 

Gg  2 


468  K  E  R  K  E  L  rj  K  E 

ni       baringen  gehad  hebben ,  welke  hun  des  Keizers  dood 

^^^^     vcitondigden.     Toen  athanasius  Alexandri'é  moest 

HoofdH.  verlaten,    op  julianus   bevel,   zeide  hij:     „  Laat 

5^  ^;  ^*  99  ons  een  weinig  wijken ;  dit  ligte  wolkjen  zal  ichie- 

tot  363'"  ^y'^  overdrijven   (*)!"    Zoo   verhaalt  men,    dat 

' een  kinder-fchoolmeester  te  Antï'óchi'è^  door   liba- 

Nius  fpottende  gevraagd  zijnde:     Wat  de  Zoon   des 
Timmermans,    (bedoelende  ciniiSTus,)  thans   wel 
maakte?  aan  den  wijsgeer  geantwoord  hebbe:  „Hij, 
„  die  de  Schepper  der  wereld  is,  maakt  thans  cene 
„  doodkist  voor  den  Keizer  (f)." 
JULIANUS     OndeitLisfchcn  rukte  julianus   onvoorzichtig  ge- 
wordtge-^^Qgg  fteeds  dieper  'svijands  land    in,   trok  den    Ti- 
Zijne       gerftroom   over,    en   zich  door   verraderlijke  gidzen 
dood.      latende  misleiden,  flak  hij  zijne  vloot,   welke  hij  op 
deze  rivier  had,  zelf  in  brand;   waar  na   hem  deze 
ven-aders  in  eene  geheel  verwoeste   landftreek  geleid- 
den, waar  hij  zich  welhaast  van  het  geheele  Perfisch 
leger ,  onder  het  beleid  van  den  Koning  zelven ,  om^ 
lïngd,  en  van  alle  kanten  hevig  aangevochten  vond* 
In  één  der  daaglijks    geleverd   wordende    gevechten, 
werd  JULIANUS  gevaarlijk  gewond,   aan  welke  won- 
de hij  dien  zelfden  nacht ,  tusfchen  den  26  en  s-flen 
^unij  des  jaars  363,  in  het  32fl:e  jaar  zijns  oudcr- 
doms,  overleed,    hebbende  één  jaar  en   acht  maan- 
den geregeerd. 
Bii«on-         Men  heeft  velerhande  bijzonderheden  van  de  dood 
derheden  ^^^j^  dezen  Keizer   verhaald.      Alles  ,   wat  zijne  gc- 

dach- 

(*)    SOCRATES    III.    14. 

(t)   SOZOM.   VI..  2.   THEODOR.    III.   20,    1\* 


GESCHIEDENIS.  4(^9 

dachrenis  kon  bevlekken,  werd  bij  de  Christenen  lig-     IH 
telijk   geloofd.     X^olgcnds    fommigen  ,    zal  een   En-    ^^^'^ 
gel  (*),  volgends  anderen   eene  blikfemflraal    (t)»  Hoofdft. 
hem   het  leven    benomen   hebben.     Gewond  zijnde ,  "=•  C.  G. 
zal  hij  eene  hand  vol    bloed s   ten    hemel   gewoi-pen ,  ^^^   ^^^* 

en  CHRISTUS  met  deze  woorden  toegeroepen  hebben :  • 

„  Gij  hebt  het  gewonnen,  Ga/Ikër  ($y."  Anderen  ^^"  ^ij"« 
zeggen,  dat  hij  dit  tegen  de  zon  gedaan,  en  gezegd 
hebbc:  „  Verzadig  u  met  mijn  bloed!"  Ook  zal 
hij  de  andere  Goden  bitter  en  fchandelijk  gefcholden 
hebben  (**).  Hoe  geneigd  men  geweest  zij,  alle 
wonderbare  berichten  van  dezen  Keizer  voor  waar 
aan  te  nemen,  blijkt  uit  deze  gezegden  van  sozo- 
MENUS  (ft):  „  Dat  julianus,  in  zijne  laatfle 
„  oogenblikken  Christus  gezien  heeft,  kan  ik  niet 
„  voor  zeker  zeggen ,  dewijl  het  Hechts  weinigen 
„  melden,  evenwel  durf  ik  het  ook  niet  volflrekt, 
„  als  eene  onwaarheid,  verwerpen.  Want,  het  is 
„  gelooiiijk,  dat  bij  deze  gelegenheid  nog  wonder- 
„  lijker  dingen  gebeurd  zijn ,  tot  een  bewijs ,  dat  de 
„  Christelijke  Godsdienst  riiet  door  menschlijke  po- 
„  gingen  bevestigd  is  geworden."  De  Heidenfche 
Redenaar  libanius  geeft,  in  zijne  Lijkreden  ^p  ju- 
iiANUS  (§5)  5  te  kennen ,  dat  de  Christenen ,  die  den 
Keizer  reeds  lang  hadden  gehaat,  oorzaken  van  zij- 
ne dood,  door  cenen    Christelijken  foldaat,   geweest 

(  *)    THEODORET.    Hiit.   Eccles.   UI.   25.  20U- 

(  t )  EFREM  Syriis  Tom.   III.  Opp. 

(5)    SOZOM.   VI.    2.    THEODOR.    UI.    23,  24. 
(**)   FILOSTORG.   VIL    15.  (tt)   L.   C. 

0§)  Orai,in  Julianinecempag.121.fq. 


4!^Q  K  E  R  K  E  L  n  K  E 

ni  zouden  zijn.  In  eéné  hatere  redenvoering  (*),  fchijnt 
^Ul  ^^^J '  ^^^"^  ^^  plaats  is  verminkt ,  beweerd  te  heb^ 
Höofdft.  I^en,  dat  een  Christen,  op  bevel  van  zijnen  Bisfchop , 
pa  C.  G.  jg^  Keizer  vermoord  heeft ,  en  hii  vermaant  den 
löt  363.  Keizer  theodosius  ,  dezen  moord  te  ilraffen.  De 
•  Kerkelijke    Gcfchiedfchrijver.    sozomenus    (f),    de 

eerstgemelde  plaats  van  libanius  aangehaald  heb- 
•  bende,  voegt  'er  bij,  dat  dit  voorgeven  heel  wel 
waar.  kon  zijn ,  want  dat  een  Christen  door  den  hoo- 
gen  lof  daar  toe  kan  aangevuurd  zijn ,  dien  men ,  ten 
allen  tijde,  aan  zulken  gegeven  heeft , die  het mensch- 
ilom  van  eenen  geweldenaar  verlost  hadden.  Men  kan, 
zegt  hij,  onvoorzichtig  genoeg,  en  niet  naar  de  les- 
fen  van  het  Christendom,  den  genen  niet  ligt  beris- 
pen, die,  om  Gods  en  des  Godsdienst  wil,  eene 
moedige  daad  vcmcht  heeft.  Ondertusfchen  hebben 
vm.  alle  deze  bijzonderheden,  de  ééne  zoo  min  als 
<k  andere,  zekerheid,  dewijl  'er  de  Godsdiensthaat 
€n  partijzucht  zoo  blijkbaar  in  is.  De  berichten  van 
onpartijdige  lieidenfche  Gefchiedfchrijvers  luiden  veel 
eenvoudiger,  en  zonder  in  het  wonderbare  te  vallen. 
EiJTROPius  (5),  die- zalf  bij  dezen  togt  tegenwoordig 
W3LS,  fchrijft:  ,, Terwijl  de  A^orst  zich  onvoorzichtig 
5,  in  de  gevechten  blootgaf,  is  hij  door  eene  vijande- 
5,  lijke  hand  gefneuveld."  aurelius  victor  (**): 
,^  Hij  is  door  eenen  vluchtenden  vijand  met  een  fpies 
5,  doorlloken."    ammianus  marcellinus  (ff),  ins- 

Q*')  De  Findicanda  JuHani  nece  in  fabric.  Biblioth, 
Cr.  Vol.  SlW.pag.  145.         Cf)  VI.  1,2. 

(S)  ILKom.^.Z.     (**)  £^■^•C'.43.      (It)  XXV.  3. 


GESCHIEDENIS.  471 

gelijks  een  ooggetuige,  die  onder  de  lijfwacht  diende,      iii 
befchrijft  alles  omlbndig:    „De  Keizer,"  zegt  hij,    ^^^^ 
„  in  één   van  deze  icliiclijke  aanvallen,  zonder  zijn  Hooi'dft. 
„  borstwapcn,  toevliegende ,  om  den  vijand  af  teflaan,  na  C.  G. 
„  werd  door  een  fchicht,   die,  zijnen  arm  en  zijde  ■J^^'^ ^^^[ 
„  doorboord   hebbende ,  de  lever  zelve  lo.vetde ,  ge — t, 
„  vaarlijk  gewond."    De  Schrijver  meldt  wel   niet, 
of  deze  fchicht  van  eene  vijiindlijke  hand  kwam ,  dan 
niet ,  doch  zijn  geheel  verhaal  verwekt  geen  het  min- 
fte  vermoeden  ,  of  argwaan ,  van  verraad,    ju  liaan 
zelf  zal ,  volgends  dezen  Schrijver ,  merkende  dat  zijn 
einde  naderde,  zijne  om    het   bed   ftaande  vrienden, 
iiiet   gelatenheid    hebben   aangefproken :     ,,   Dat   hij 
„  thans  geroepen ,  om  den  tol  der  natuur  te  betalen  , 
„  ziillvS  geern  en  blijgeestig  deed ,  door  de  U'ijsgeerte 
„  geleerd ,  dat  de  ftaat  der  ziel  gelukkiger  is ,  dan  die 
„  des  ligchaams.    Dat  hij  ,  in  den  ambtelozen  ,  en 
5,  naderhand  in  den  verhevcnen  ftaat  ,  zich  zoo  ge- 
5,  dragen  had ,  dat  hij  zich  geens  dings  bewust  was  , 
„  hetwelk  hem  thans  eenige  de  minfl:e  knaging  ver- 
5,  oorzaakte ,  hebbende  hij  (leeds  het  doel  van  alle  re- 
„  gering ,  het  geluk  des  volks ,  behaitigd ,  dat  hij  lang 
„  uit   wichelarijën  geweten  hebbende,    dat  hij  door 
5,  het  ftaal  zou  fneuvclen,   de  Godheid  dankte,  dat 
5,  hij  niet  door  heimlijke  famenzwceringen  was  omge- 
5,  komen,  noch  door  kwijning  onder  eene  moeilijke 
„  en  langduurige  ziekte;  noch  dat  hij   als  een  misda- 
„  diger   llierf.    ik  onderwerp    mij ,  zeide   hij ,  met 
„  vreugd  onder  de  eeuwige  en  onveranderlijke  raads- 
„  befluiten   der  Goden ,  fchoon  ik  in  den  bloei  mij- 
„  ner  jaren  ben;  zijnde  wel  bewust,  dat  hij,  die  naar 

5,  liet 


472    KERK-ELIJKE  GESCHIEDENIS. 

III       „  het  leven  haakt, wanneer  de  dood  onvermijdelijk  is, 
TlT     "  ^^*^   S^'oot  een  bloodnart  is,   als  hij,  die  wil  fi:er- 
Hoofdfl.  -,■>  ven ,  wanneer  hij  leven  moet." 
na  C.  G.      j)iis  overleed  de  Keizer  julianus  ,  die  van  de  Chris- 
tot   363!  tc'ï'^ri  ^Is  een   afvalligen ,   van    de  Heidenen  als  een 
'■ '    ■    • '   voorbeeld  van  een  volmaakt  Vorst ,  befchouwd  wordt. 
Kaïaktei.  ^jjj;,  ^^aar  karakter,  lof  en  laster,  zal  de  Lezer  uit  de 
onpartijdige  voordragt ,  die  wij  van  zijn  leven  en  ver- 
richtingen gegeven  hebben ,  kunnen  opmaken ,  en  oor- 
deelen ,  dat  hij ,  in  alle  opzichten ,  zoo  van  zijn  ver- 
ftand,   als  van  zijne  verrichtingen,  in   de  regeering, 
den  oorlog,  en  den  Godsdienst,  meer  fchitterend  dan 
groot  is  geweest.     Trouwens ,  van  onbezonnenheid  \xi 
het  beftuur ;  onvoorzichtigheid  in  den  krijg ;  bijgeloof, 
al  te  grooten  ijver  voor  het  Heidendom ,  en  haat  tegeu. 
het  Christendom;  gelijk  van  trekken  van  valsch  ver- 
nuft ,  en  voor  eenen  Vorst  en  Wijsgeer  te  laage  fpoL-. 
en  hekelzucht ,  kan  zelfs  de  Heelden  ammianus  mar- 
CELLiNus  hem  niet  vrijfpreken ,  hoewel  hij  liem,  an- 
derszins ,  met  de  besten  der  Keizeren  vergelijkt. 
Invloed        Weinig  of  geene  verandering  heeft  intusfchen  zijne 
vnn  zijne  regeering  op  den  Kerkelijken  tocftand  der  Christenen 
op  het  ^^  veroorzaakt.     Zij  hadden ,  onder  hunne  Leeraars ,  lexx 
Christen-  dezen  tijde,  geleerde  en  weJbefpraakte  mannen.    Zelfs 
'^*^"^*       had  de  handelwijze  des  Keizers  hun  nuttig  kunnen  we- 
zen ,  om  hunne  inwendige  onedelmoedige  twisten  te 
bedaren ,  en  ben  veixlraagzaamheid  te  leeren.     Of  zij » 
in  de  daad,  wijzer  zijn  geworden,  zal  ons  de  Cc- 
fchiedeuis  in  het  volgende  Deel  ontdekken, 

Einch  van  het  Vierde  DeeL  * 


, 


rr 

^^0,    ONTAfJlO,  ^^^ 


,.'    ..•■■'■  '.    ■■      -  :  •..■'%  ••.••;.■'•  ■•  "   .«    ■••    .     .  ,i     ,-.»•.••.  •  : ;.  •«  ♦•  •       ■.•■•■ 
■.■   !;>■■'•  '•■r.:.-  -'^'-v-- ■!'''■,■'''' ;'.;«-»^.v-.^.;:-7-:''''' !'-^;.*.*  .•»_;••.;  ^'vv'/.  ■^•t^   .v'--'"^"'  ■-• 


"■'v*'  : ,.?. • '^  ■•^..   1»'    -i  ' ''.':!■:.■ 


.••»:'«^'r-  "  '  '  ' 


"■■*■..  ■•*'"■»         ■•■>  f,-.»- 


..■■'.  ■  ft'-.     «■   ;• 


■■■*-■  *^''  ■. »'. 


«V-v-  •^,::'  . 


-';>;•'•'.•■.•■''.  .'••  !«v.- ^'^ 'V 


■■'♦'♦'  '■•.  ■  •'. 


...:-'*;.;s;::>^>.:i/ 


'V.-   -^^ '..  •:. ;;  '  -: .  - 


•'      i 


•  ■  't 


'  ,  ■^' 


,.•    -.>■*  *;•■.-'      •■..:.'■.■.•..  '    *•••?.-.*■•.■■* 

•  *  •        .'  .•  .  .       .  .         ■•     -t  ,4  •:    .'.•■••■♦••,,■■■•.,.-»'  ^  . 

'  "  "  "      •■  .•  •■''♦.•"  -   ■*  .•  ,•     '.    "  •    .     t     ■  ■    .       '  '.     • 


•v;..;.:. ■..-.:••  ■•..■.!•; 


•;  ■   ':*^   ''.■■,*:'^-':t»'..:^-''i-':j'"''.-t':'' 


'•■/.-■•'•'*,., 's  ■''•■■■,"•.■,■•■.. ';:';,v' '',■./.•' '    '  '-.'    V.        ;■      -;;■.■».,♦ 
•:.•':  V  •  ^.  .'■.•.;#;■  •   •■■*■•;•..   ••:'■,■•.  ••..f:.    •.■     ■' 


'i  V