' I
I,
i
r f
r
■' •; *
'•■ -"■•'. , ' ■'^'■'^''- '*'i.'^ ^'^"^ :'■■■'■ »i-''''^],':'y''y\'-^''-'-^,'^
■o ••;» •^-.. :..-:..-■, .V-;* :»••*' .*■-..• r- •.■• ••"■.'•;?•- , . '^
'S ■'•" ■- -* ■.'•../'v.;:v-'>a;V:-^''-'^^.-^ • ^f ■■•'■' ■■"
CD -- .■■ .,• . •■ ■ i- .•■. '^>., -;'i ;r '•..-./.•.■■■■ <>.''-"\ •.'
Is. ' . ■. ■ - '■■ ;. '. . ■• ^■^■- . . .• '^ T^*- , ■■' •^■■■. ;
' ■ 1 < ':-■■•'. C ^ ■• 't ■'• * •■''*■> '\; ' ■•■»■•'
. P- ■ ■ : ■. ■.-..■' '',.•'!».• : ■.-.•■♦•*<.«».•••••*■•■■•.• »■"■■. •• "■ V. ■ ."
■•■:^-'\/^;: .'■•:--n'^*jf^ ^i'-vvH- -•'- ^:''"'' ■•
'.. } •.•^/\." ■■' ."•■..;*' ''•■■'••>■■•■;'• .''"'^-^v'" ■■vv"'.-.'Jif'-' ■■•'••; ■■"£
.•:-v .-vv' .•:'•.;■ ::--*^. --■■.' "' : ■ "•:V--^
"■ :'^-:P
4 i,.
•' ■ ■». . • -' ■• ":•;
■ ■».••-■*.•■ . » *••,'•■, ■ ■ . ; ■ ••• ..••'*•.»•■•%..• i,'- c ;^ •*;•■■..; .
«,:•...../«■..»♦ , ■■ ,: ■■'-■ '\.. ■ .'t'-''
, . • ., • '.jki'-N .;■•.•• ■-.:%■ .■.-••■ •••■■• < i ■ . •«»■■•■
"•'•■- »'.*.;• ^ ■*•',•■■♦ ■■ • ".*' .■■•■' "■•'.f.*-' »« ■ • ■ .• ,■ '; ■ . - *.• f' *
•^ : ■■ ' ''\'' • > ;'■■ • ^ •".'. •?' ■■
\- «•■■'■ • . .■• . -^ '' i .-■,■■' '. ••Vï- ••■•••, .' ■ •.«■•• \ -r»' • ■ .'
/^♦•>«: ■"
■.;•••,:•* •^- *>•■■/, '^ .*;••,•" ^t- ..*%.. .»...•,• .••••. s'.-- ■ •
Presented to the
LffiRARY of the
UMVERSITY OF TORONTO
by the
INSTITUTE FOR
CHRISTIAN STUDIES
^^0, ONTARIO, ^'^
ALGEMEENE
KERKELIJKE
GESCHIEDENIS,
DER.
CHRISTENEN.
Li >t
; ji a >!.
,?. I Vi a Cl :t i ï-i o 8 vH d
ÏT T{
ALGEMEENE
KERKELIJKE
GESCHIEDENIS,
DER
CHRISTENEN,
DOOR
IJSBRAND VAN HAMELSVELD.
VIERDE DEEL.
MET P L A A T E N.
TE H A A R L E :\I B IJ
F 11 A N g O I S B O H N,
M D C C C I.
INHOUD
VAN HET
VIERDE DEEL.
DERDE BOEK.
Bevattende liet derde tijdperk, van de regecring van den
Keizer konstantyn den Grooten, in het begin der
vierde eeuw , tot de opkomst van mohammed , in de
zevende eeuw.
EERSTE HOOFDSTUK.
Toefland van het Christendom en der We-
reld — Staat der Geleerdheid, onder de
Heidenen , Christenen , en Jooden. , Bladz. i.
TWEEDE HOOFDSTUK.
Gefchiedenis der Christenen, onder de regee-
ring van KONSTANTYN den Grooten. . 14.
DE
INHOUD.
DERDE HOOFDSTUK.
T
Gefchicdenis der Christenen, na de dood van
KONSTANTYN dcu Gi'OOtcn , tot dc dood van
juliSan. . . . . . ^ 24S.
.11
KEPv-
KERKELIJKE
GESCHIEDENIS.
DERDE BOE K.
BEVATTENDE HET DERDE TYDPERK ; VAN DE
REGEERING VAN DEN KEIZER KONSTANTYN
DEN GROOTEN , IN HET BEGIN DER VIERDE
EEUW, TOT DE OPKOISIST VAN MOHAM-
MED, IN DE ZEVENDE EEUW.
EEPvSTE HOOFDSTUK.
Toeftand van het Christendom en der Wereld — -
Staat der Geleerdheid^ onder de Heidenen y
Christenen^ en gooden.
JL/aar wij een nieuw en merkwaardig Tijdperk aan- ITI
vangen te befchrijven, in hetwelk de Christelijke ^^^'^
Godsdienst de Godsdienst van den Staat , in het Hoofdf!.
Romeinfche Keizerrijk , is geworden , en de hoogfte na C. G,
magt der Keizers denzelven , met hunne befcher- \ ^ ^ ^'
ming , heeft begonnen te verwaardigen , zal het no- Befchrij-
dig zijn, dat wij vooraf een oog flaan op den toe- ving van
CL ^ • • 1 T ^1 • 1 1 dentoe-
ttand, waarin zich het Chnstendom, en de overige Hnnd van
wereld, met betrelddng tot den Godsdienst, zeden, en hetChris-
gcleerdheid, met het begin van dit Tijdperk, bevond. ^^'•'^'^™*
De Christenen, die zich, nu reeds drie eeuwen,
IV. Deel. A in
ft K E R K E L JJ K li
III in de wereld, fbande gehouden, en, op eene zoo
BOEK xTcrbazende wijze, Iiadden vcnnenigviildigd , niet al-
Hoofdft. leen in alle de Gewesten van het Romeinfche Rijk,
na C. G. jYiaar zelfs in Pcrfi'è^ en anderc Oosteifclie Land-
Tnnr 7 t i
•' • ^' fchappen , dat zij allcnvegcn aanzienlijke , en tabijke
wel ingerichte , Gemeenten uitmaakten , hadden tot
hier toe, in het hoofdzaaldijke , de eenvouwigheid
liuiincr leere, en het wezenlijke van den Godsdienst
van jESus en zijne Apostelen, behouden, zonder
aan mcnschlijke voorlchriften en bepalingen onder-
worpen te zijn; hunne Heilige Boeken, de Schriften
van het Nieuwe Testament , hielden zij , benevens die
van het Oude Testament , voor de eenige bron van hun-
ne vvctenfchap en geloof, in de Godsdienstleere ; aan de-
ze Schriften , die openlijk , en aanhoudend , in hunne
Gemeenten werden voorgelezen, onderwierpen hunne
Leeraars alle hunne voorftellen , alles wat zij leerden
en fehreven. Die "«elfde eenvouwigheid heerschte ook
nog , over het algemeen , in hunne Godsdienst - oefe-
ningen. In hunne vergaderingen , in daar toe gefchikte
gebouwen, bijeengekomen , werden de Heilige Schriften
«"dezen , eene pligtvermanende Leerreden gehouden , ge-
beden, gezangen tot lof van God, en de plegtigheden
van Doop en Avondmaal , gevierd. Hunne feestdagen
waren, behalven den Zondag, weinige, en omtrent
dezelve en andere omftandigheden van vasten enz.,
o-ebruikten en beweerden de ondeifcheidene Gemeen-
ten hare vrijheid; de zedcntucht werd zorgvuldig
o-eöefend, en op deugd en godzaligheid, volgends
de voorlchriften van den Godsdienst , acht gegeven.
Aan de Godlljke- kracht der waarheid dezer een-
vou-
GESCHIEDENIS. %
vouwige leere, en <ian den ijver der Christenen voor Ilt
Godzaligheid, erj voor hunnen Godsdienst, kan de ^^^^-^
vetbazende voortgang van het Christendom alleen noofdrt.
worden toegerchreven , door dezen tocli werd zoo- '«a C. G.
danige geestdrift in de gemoederen ontdoken, dat ' •' .'^*
dezelve, in Ibmmige gevallen en peifoncn , zelfö te
overdreven, tot Dwecjierij overfloeg, waar van wij,
in het voorgaande , voorbeelden ontmoet hebben.
Trouwens, het was 'er zoo ver af, dat deze voC)it-
gang door eenigo mcnschlijke magt of invloed be-
vorderd werd , dat het Christendom , integendeel,
deze drie eeuwen lang , te kampen had , met de magt
der Overheden , met den haat der Priefleren , met de
vooroordeejen des volks, en zelfs met de fclieipzin-
Bjgheïd der Wijsgeeren, die allen tot één doel werk-
ten , om dezen Godsdienst te keer te gaan , en zelfs ,
zo moogüjk , uit te roejen , waardoor derzelver belijders
de zwaarlle vervolgingen hebben moeten ondergaan,
zonder dat ons eenige blijk voorkomt, dat de Chiis-
tenen zich, met openbaar geweld of oproer, ooit tegen
deze vervolgingen verzet, maar vele, dat zij die met
onbegrijpelijke lijdzaamheid en ftandvastigheid onder-
gaan en doorgeftaan hebben.
Onze verbazing over dezen voortgang der Chris*
lenen moet nog toenemen, wanneer wij opmerken,
Ijoe vele omlüindigiieden bij de Christenen zelve,
van tijd tot tijd, wezenlijk nadeel aan hunnen Gods-
dienst toebrachten. Menschlijke geleerdheid en
fch ran derheid , van welke men, in alle andere ge-
vallen, iet goeds voor eenig genootfchap of famen-
ftel 20U verwAcluen, hoe zeer zij dienden, om de
A a Hfi-
4 KERKELIJKE
Itl Heidenfche Bijgelovigheden ten toon te ftellen, en
BOEK ^g fpitsvinnigheden der Heidenfche Wijsgeeren te we-
Hoofdfl. derleggen, flrekten te gelijk, om de eenvouwigheid
na c. G. (3er Christelijke Idere en zedekunde te verbasteren,
"^ De Geleerden en Wijsgeeren , die het Christendom
omhelsden, en beleden, lieten zich veelal verleiden,
om de Christelijke leere , naar het één of ander fa-
menftel der Wijsgcerte, voornaamlijk naar dat van
PLATO , te fchikken , of daar uit , zoo zij waanden ,
op te helderen , waar door zij vele menschlijke be-
grippen bij de leerflnkken des geloofs voegden , en
den geheel eenvouwigen voordragt van jesus en
zijne Apostelen in eene foort van Wijsgeerig famen-
flel hervormden, waar uit verfcheidene dwalingen,
onbeflaanbaar met het waare Christendom , haren
oorfprong genomen hebben.
De Leeraars en Opzieners der Christelijke Ge-
meenten, die, als Geestelijken, zich van de gemeene
Leken begonnen te onderfchciden , werden, naar
mate het getal en aanzien der Christenen aanwies,
meer hoogmoedig en heerschziichtig; fommigen be-
proefden zelfs, met ftoutheid, de vrijheid der Chris-
tenen aan banden te leggen, en hunne gevoelens
omtrent leerftukken en Kerkgebruiken aan hun op
te dringen. Dit, benevens eene verfcheidenheid van
gevoelens, bracht partijfchap, en fcheuringen voort,
welke aan de Heidenen fchijnbare tegenwei-pingen
tegen de Christenen aan de hand gaven.
Eene al te overdreven flrenge zedenleer, en eene
onderfcheiding van min of meer volmaakte Christe-
nen, onderfleund door eene neiging en overhelling
tot
GESCHIEDE xN IS. S
tot zinliike denkbeelden en begrippen , gaf aanleiding ITF
tot eciie vermenigvuldiging van Kerkplegtigheden , en ^^^'"^
tot verlcheidcnc bijgelovigheden , waar door men zich Hoofdft.
aan cene uitwendige vertoning van eene meer vcrhe- "^ ^* ^*
vene deugd vergaapte , terwijl de kracht der Godzalig- •*
heid door velen verwaarloosd werd, zoodat men,
voornaamlijk, wanneer tijden van wede en rust
verademing van vervolging vergunden , al fpoedig
over zedenbederf, en allerhande ondeugden, onder
de Christenen hoorde klagen.
Ondeitusfchen werd dit zedenbederf, gelijk ook
de heerschzucht van fommige voorgangers der Ge-
meenten, telkens, beteugeld en in toom gehou-
den, bij het iiitberflen eener nieuwe vervolging,
welke, terwijl zij de Christenen bedoelde te ver-
delgen, in de daad, dit uitwerkzel had, dat der
Christenen geloof en liefde tot de vorige zuiver-
heid daar door terug gebracht, of ten minden de
verderflijke uitwerlizelen van het één en ander vcr-
,hinderd werden.
Het was, bij zoodanigen toefland der Christe-
nen, te duchten, dat, indien eens de Christen-
Godsdienst eindelijk zegevierde, en de vervolgin-
gen, die tot hier toe het uitberllen der heersch-
zucht en des Bijgeloofs wederhielden , geheel een
einde namen , door de verandering van de gezind-
heid der regering, weldra het Christendom geheel
gevaar zou lopen , om van zijne oorfpronglijke zui-
verheid en edeliiartigheid , te verbasteren. Deze
verandering gebeurde , in het begin der IVde eeuw.
As ea
6 KERKELIJKE
Til en dé gevolgen daar van leerden fpoèdig, dat dit
BuiiK vooruitzicht meer dan te veel gegrond was.
Iloofdfl. Het Romeinfche Keizerrijk, hetwelk 'lang, door
nn c. G, binnenlandfche oorlogen en de invallen der barbaar-
i___l" fche volken, was gefchokt geweest, ftond, na de
Burger- nedcrlagé van maxentius en jniaximinus (*), on-
Üainder ^^^* '^^ lieerlchappij van konstantyn , die in het
werelden Westen, en licinius , die in het Oosten regeerde,
des Rü- jjQch eenen oorlog tusfchen deze twee Vorllen ont-
meiii-
fchen ftaan zijnde, behaalde de dapperheid en krijgsërva-
Pvijks. Tenheid van den eerflen de overwinning , zoodat
■nii het geheele Romeinfche Keizerrijk met alle des-
-zclfs uitgeflrektc landfchappen Weder onder één
oppcriioofd, KONSTANTYN, vcrëenlgd werd , die
dasröm den titel van ds Groeten V^oert, en dien
Wen, in de daad, als don herfteller van de maje-
fleit des Romcinfchen Rijks kan aanmerken, het-
welk hij, door zijne magt en zorg, beveihgde te-
gen alle invallen dêr nabuurige volken, om welke
te beter in toom te houden, hij ook den zetel
des Rijks van Rome naa Byzaiithtin overbracht,
welke fi:ad, van toen af, naar zijnen naam, Kon-
ftdntinop'olcn genoemd is geworden. Ten Oosten
bleef de vrede met dö Perfen ^ wier Rijk door den
Tigrisftroom van het Romeinsch gebied gcfcheiden
was, gcduurende zijne regering, ongclloord. Ter-
wijl de overwinningen , die Ronstantyn op de
Noordelijke volken van Germani'é ^ de Gothen^ die
een
(*) III. Ded, BMz. 356 en 363.
GESCHIEDENIS. 7
C€n magtig rijk, van de zwarte zee af, langs den Ilf
Donnu ^ tot aan den Theis ^ gefticht hadden, de ^'^^
Franken en Alemanfien aan den Rh'^n , en de Hoofdf!.
Saxen en Friezen ^ daar deze rivier zich in zee ont- "^ C. G.
lastte , behaald liad , het rijk van die zijde genoeg- y ^ ^'
zaam beveiligden.
Plet aanzien en gezag van den Heidenfchen Gods- Heideii-
fche
dienst, die tot nog toe de heerfchende ^ of de Gods- Gods-
dienst van den Staat was, had, naarmate de Chris- dienst,
teiijke Godsdienst zich meer uitbreidde, veel van haar
aanzien verloren , maar bleef echter nogfteeds, onder-
ilcund door het burgerlijk gezag, de vooröordeclen des
volks, aanprijzing van hare oudheid, en verband
met den welvaard des rijks , als ook door de pracht
der uiterlijke Kerkgebarcn , ilandhouden. Terwijl
de Wijsgceren hun best deden , om , door AïlegO'
rifche Verklaringen , en door hunne fpitsvinnige
onderzoekingen , nopens de natuur , eigenfchappen ,
en werkingen der Goden en Geesten , het onge-
rijmde en wanvoeglijke van dezen Godsdienst weg
te nemen.
In de Wijsbegeerte, had de iir/^c///!-/^.? of iV/VwH'- Wijsgeer-
Platonifche ( * ) , bijzonder door het vernuft en de ^^* ^^^^'
, BLICUUS.
pogmgen van plotinus en porfyrius (f)? alle
de oude leerftelzels , alleen de Arifhtelifche uitge-
zonderd, verdrongen, en den hoogllen bloeiftand
bereikt. Deze fchool had, onder de regering van
KONSTANTYN, ceueu grootcu voorftander aan jam-
BLI-
(*) Zie het II Deel, Bladz. 319 volgï^.
(t) III. Deel, Bladz. 213.
A4
8 K E R K E L IJ K E
ITI BLiCFius , eenen Syriër , die in Wijsgeerige en
BOEK Meetkundige Geleerdheid uitmuntende, behalven de
Hoofdfl. Grieldche, ook de Egijptifche en Chaldeeuwfche
r.a C. G. Wifsgeerte beoefende, üezc wist zich zelven , door
, Zijne itrenge zedenleere en dweeperijën, den naam
te bezorgen, dat hij met geesten verkeering had,
en door hun vermogen, wonderen kon verrichten.
Men verhaalde van hem, dat men hem, onder het
doen van zijn gebed, in de lucht had zien zwe-
ven, en eene fchitterende gedaante aannemen; op
-een' anderen tijd zal hij twee befchenn geesten van
ivaraie bronnen hebben opgeroepen. Hij heeft ver-
ïcheidcne werken gefchreven, in eenen duifteren en
Tuwen ftijl, in welke hij het waggelend Heidendom
zoekt te onderfchragen , zonder echter tegen het
Christendom, waar uit hij zelfs veifcheidene zeden-
kundige voorfchriften overnam , openlijk haat te beto-
nen; trouwens, de verandering der tijden en omftan-
-digheden raadden hem behoedzaamheid en voorzich-
tigheid aan C*). Hij fchreef , in navolging van filos-
TRATUS en PORFYRius , eene Levensbefchrijving van
PYTHAGORAS , welkcn A'Vijsgeer hij , als wonder-
doener, tegen over Christus en de Apostelen ftel-
dc. Deze Levensbefchrijving van pythagoras door
TAMBLiCHUS is van LUDOLF KUSTER te Amjlerdam
3707 in 4to uitgegeven. Voornaamlijk is zijn Werk
êver de Verhor genheden of Mijfleri'én bekend ge-
wor-
(*) ErNApius, de vith Sophist. p. zj. Bafil. 15P4.
4ta. zelf eei ^Ujsgeer van dezen aanhang, fchrijft danr
aan ook zijne opzctüjke duillerhcid van llijl toe.
GESCHIEDENIS. 9
worden , waar in hij eene hoogere wijsheid wil Ilf
leeren , waar door de Christelijke nutteloos zou ge- °^^'^
maakt worden , maar welk Werk , door duifterheid , Hoofdll.
ffrootendeels onverllaanbaar , en vol dweeperij is. "^ C. G.
T33r '^ I "^
Hij verklaart, in dit Werk, uit Egijptifche, Chal- \
deeuwfche, en andere beginfelen, inzonderheid, de
Theurgle , of de geheime wetenfchap van de wer-
king der geesten , en de wijze , om met dezelve
gemcenfchap te krijgen , en daar door wonderda-
dige kunden te verrichten; ten dien einde ont-
vouwt hij de kennis 'van God, Goden en Demons ,
de Voorzienigheid der Goden, gebeden, offeran-
den en foortgelijke onderwerpen. Dit Werk is
door THOMAS gale , in het ooifpronglijk Grieksch
met eene Latijnfche Overzetting, en geleerde Aan-
tekeningen, te Oxford 1678. 8vo, in het licht ge-
geven. jAMBLiCHUs overleed , omtrent het jaar
333, en liet zijnen Wljsgeerigen aanhang in zeer
ongunflige omllandigheden , naardien deszelfs leden
zich, uit vrees voor de Christenen, verborgen, en
met vervolging gedreigd werden. Ten minften,
één van zijne vermaardile leerlingen , sopater,
die zich aan het Hof van konstantyn te Kon-
fiantimpolen waagde, om, indien mogelijk, dea
ijver van dien Vorst ten voordeele der Christenen,
en tegen den Heidenfchen Godsdienst, door zijne
vertogen te lenigen , maakte hier door den haat
der Hovelingen tegen zich gaande, en als tegen-
winden den toevoer van granen naa de hoofdltad
verhinderden, waar door duurte van levensmidde-
len ontllond, en het volk riep, dat de tcveraar
A 5 so-
lo K E R K E L IJ K E
Ifl SOPATER de wind had vastgckluirtcrd , was kon-
boek STANTYN zwak genocg , om hem ter dood te laten
Hoofdft. brengen, ten einde men hem niet verdenken zou,
nn C. G. dat hij weder tot het Heidendom neigde.
12-—-.' ^^ overige wctenichappen en kunden waren.
Geleerd- onder de 'Heidenen , thans Ilerk aan het afnemen;
Beidden j^^^,^ i,^^^ flechts eenige op zijn best middelmatig:
te noemen Gefchiedfchrijvers van de Keizerlijke
Gefchiedcnis , ( Hifioria August tC Scriptores , ) vo-
PISCUS , I.AMPRID1ÜS 5 en JüLIUS CAPITOLINUS.
De oude Romeiniche Wellprelcendheid werd door
de Oude Lofredenaren , onder welken nazarius
thans de vcrmaardfte was , nog geoefend , maar ver-
basterd, doordien men zich vergaapte aan fpitsvin-
nigheden of gezwollenheid van uitdrukkingen en ge-
dachten. De beeldende en bootzende kunflen kwijn-
den, en verloren van tijd tot tijd hare waarde,
door het invoeren van eenen valfchcn fmaak. Ook
hadden zij in de laatfte Heidenfche Keizeren weinige
bcgunftigers of aanmoedigers gevonden; de pracht
van den Heidenfchen Godsdienst had haar nog
liceds voedzel gegeven, maar ook dit verminderde
van tijd tot tijd , naar gelang van het verval van
dezen Godsdienst. Allengs gingen zij, toen de
voordelen en aanmoedigingen van den kant der
Christenen begonnen toe te nemen, tot óqzq over,
welke, ten dezen tijde, gelijk wij, In het vóórgaan-
dr: Deel, gezien hebben , reeds verlchciden geleer-
den maimcii onder zich hadden. Zelfs begon de
Dichtkunde onder lien te ontluiken , in welke cajus
VETïïUS AQUILINUS jüVENCus , dic uit ecu voor-
GESCHIEDENIS. ii
imam gedacht in Spanje afftamde, en aldaar bij III-
ecue Christelijke Gemeente den post van Ouderling ^^i"^
bekleedde, omtrent het einde der regering van kon- Hoofdfï.
STANTVN den Grooten, eenigen roem verwierf C*\ ?J^ ^* ^*
Hij fchrcef de EuangeUe-Gefchiedenis in vier finp^
ken , Latijnfche zcsvoetige Verzen. QHi/Iorice Euan-
gelicce Lihri IV.) Hij volgt deze Gefchiedonis ,
bijzonder naar het Euangelie van mattheus , op
den vuet , en maar zelden veroorlooft hij zich eeni-
ge weinige bijvoegzelen, liocwel het hem niet ge-
heel aan Dichterlijke bekwaamheid fchijnt ontbro-
ken te hebben; in zijne \''oorrede belooft hij zich,
in navolging van ovidics, in het flot van zijne
Herfcheppiiigen^ de onfterflijkheid van zijn ^Verk,
welke de ondergang der wereld hem niet ontroven
zal. Voorts matigt hij zich vele vrijheid aan, in
het fmeden van nieuu^e woorden , en is tevens
onachtzaam omtrent de maat der Lettergrepen. Zijn
arbeid kon zeker veej nuts ftichten, om de Heide-
nen met de Euangelie -Gefchiedenis bekender te ma-
ken , men kan zelfs nog heden van dcnzelven eenig
gebruik maken, om de toen heerfchende uitlegging
van fommige plaatzen te leeren kennen , als ook om
'er enkele verfchillende lezingen uit op te zamelen,
waar omtrent evenwel behoedzaamheid nodig is',
omdat de Dichter nu en dan een ander woord tot
opheldering gebruikt, george fabricius heeft: dit
Dichtwerk , in zijne Verzameling van oude Christen-
Dich-
C*) HiERONYM. CataL SS, Ecclci. Cap. 84. Kp, 84.
(ld Magnum. Commevt. in Maith. Cap, 6.
ï* K E R K E L IJ K E
ÏII Dichters, (^Poeta Vet er es Ecclejtaftici p. 451. fqq,
I50EK Baftl. 1564 4to. ) geplaatst; de beste en vollediglte
Hoofdft. uitgave is van erhard reusch QFrankf. en Leip-
na C. G. zig 1710. 8vo. ) Nog heeft eduard martene (*)
^ ^ ^' de Dichtkundige Overzetting van het eerde Boek
van MOSES, QLiher in Genefin^^ van juvencus
het eerst in het licht gebracht , waarvan de vier eer-
fte Hoofdflukken , onder den naam van tertul-
LIANUS 5 ook wel van cyprianus , reeds te voren
gedrukt waren geweest. Een ander gedicht van ju-
vencus , hetwelk , vvaarfchijnlijk , de Kerklijke pleg-
tigheden befchreef , onder den Titel , {Sacramentorum
Ordo ,) is niet bewaard gebleven.
Staat der De toeftand, in welken de "Joden zich, in het
Joodeu. ]j£gji-( yj^ii ^ix. Tijdperk, bevonden, was niet ongun-
llig. Zij waren, in de meeste landen van het Ro^
meinfche Rijk , vooraaamlijk in het Oosten , als ook
in Pcrfië ^ zeer talrijk, en hadden het genot van
vele burgerlijL'e en kerkelijke voorrechten. Hun
Patriarch was het opperhoofd der overal verftrooi-
de natie, in alles, wat den Godsdienst en Weten-
ichappen betrof; ja zelfs in de uitoefening van het
burgerlijk Recht, zoo ver het met de Romeinfche
Regering, en derzelver omiiandigheden beftaanbaar
was. Aan dezen Patriarch gaven de Keizers zelve
den titel van lUuJlris en Clarisfimus ; hem werd
jaarlijks de fchatting betaald, êJie. de Jooden voor-
maals ten behoeve des Tempels te 'Jerufalem plag-
ten op te brengen, en onder hem Hond eene aan-
zien*
(*) Nova Collectio veit, mcnum, T, JX. p, i6, fq.
GESCHIEDENIS. ï3
zienlijke menigte van Opzieners, Richters, en Leer- III
aars, onder welke de laager Patriarchen behoor- "'^!-'^
den , die over de Joodcn in bijzondere Gewesten Hoofdfï.
het befhiur hadden. Bchalvcn hunne Sij na gogen n^- C. G,
en Sijnedriën hadden de Jooden ook nog verfchei- ^
den bloejende Schooien^ onder welke de voornaam-
de waren Tiberias 'm Palajfina , Sora , Fumheditha ,
en Nahardea in Babylonië. De voornaamlte oefe^
ning der Leeraaren op dezelve, die ten dezen tijde
Amoreen genoemd werden, was de uitlegging der
Mofa'ifche Vkqx.^ en de verklaring der Mifchna^
waar uit de Gemara , of Commeutarius over de
Mifchna^ ontdaan is; evenwel verwaarloosden zij
ook andere Wctenfcliappen niet geheellijk. Kort na
het begin van dit Tijdperk , hadden de Jooden on-
der andere geleerde Mannen, voornaamlijk. Rabbi
üiLLEL den Jongen , die omtrent het jaar 358 hun-
ne Jaarrekening, of Kalender^ in die orde bracht,
waar in dezelve zich nog heden bevindt. Onder de
regering echter van konstantyn, kwamen reeds
verfcheiden Wetten uit , die de Jooden naauvver
in hunne voorrechten bepaalden, ten einde hunne
pogingen tegen te gaan, waar door zij zich onder
de Christenen zochten uit te breiden , en voornaamlijk
hunnen dikwerf betoonden haat tegen den Christe-
üjken Godsdienst te beperken.
TWEE-
14 K E R K E L IJ K E
TWEEDE HOOFDSTUK.
Gefchiedenis der Christenen^ onder de regering van
Konftantijn den Groot en.
III In dessen (laat van zaken , gebeurde die groote
^^J^ verandering, waar van wij reeds hebben begonnen
Hoofdll. te fpreken, waar door het Christendom de heer^
nzC.Q. jchende Godsdienst, in het Romeiniche Rijk, ge-
Jq^'^ ^^^] worden is, zedert de Keizer konstantyn de Groo-
• te openlijk het Christendom heeft omhelsd en bc-
^P'^'- kden.
dienst
van KON- Konstantyn, wiens Vader, konstantius ciilo*
STANTYN. i^us , den Christenen, \n zijn gebied, reeds bcgun-
ftigd , en zich hunnen vriend betoond had , open-
baarde , toen hij zijnen Vader in het jaar 306 in de
regering opvolgde , dezelfde goede gezindheid jegens
hen , door hun vrijheid van Godsdienst - oefening te
verlenen (*). Naar het fchijnt, volgde hij het ge-
voelen van zijnen Vader, en geloofde in ée'nen op-
perden God , doch tevens mindere Godheden en
hemelfche wezens erkennende , die door de mcnfchen
vcrfcheidenlijk konden gediend en vereerd worden ;
vv'aar uit voortvloeide^ dat elk in zijnen Godsdienst
vrij en onbelemmerd behoorde te wezen. AMj kun-
nen deze gevoelens van konstantyn met genoeg-
zame zekerheid opmaken, niet alleen uit het bevel-
fchrirt
(*) Z;e ons lil, Drcl Blif^z. 3op.
GESCHIEDENIS. 15
fchrift van het jaar 311, hetwelk eigenlijk door ga- IIÏ
LERius , ten behoeve der Cliristenen, werd lütge- ^^^^
Viiardigd (*), maar voornaamlijk uit dat van het iioofdfï,
jaar 312, hetwelk zijnen oorfprong van konstan- "^ C. G.
TYN had, en door hem en licinius werd afge- •' . r,S
kondigd (f), waar in deze Vorllen, volgends lac-
TANTius (§), zeggen: „ Wij hebben, derlialvcn,
„ goedgevonden, dezen onzen heilzamen en op de
„ allerbeste redenen gegronden wil vast te (lellen;
,, dat in 't geheel aan niemand de magt geweigerd
„ worde , om de inzettingen of Godsdienst der
„ Christenen te volgen of te verkiezen; maar dat
„ het een' iegelijk vrijfta , zijne zinnen op dien
„ Godsdienst te vestigen , welken hij voor zich den.
„ ooirbaarften vindt; opdat de Godheid^ rt'ier die;7sf
5, w//, met ongedwongen gemoederen , opvolgen ^ ons
„ in alles hare gewone gunst en goedertierenheid
„ moge bewijzen." Deze Godheid, welke de Kei-
zers zeggen , mei ongedn'ongen gemoederen te die-
nen, is de Godheid des Hemels ^ welke die ook zij ^
gelijk zij zich een weinig te voren, in dat zelfde
Bevelfchrift , hadden uitgedrukt.
Dus was dan konstantyn, indien men wil, een
Deist , die eene vrijheid van Godsdienst voorltond ,
en uit dien hoofde ook de Christenen niet wilde ver-
volgd hebben; maar voor het overige volgde hij,
in het eerst, den eeredienst van den Heidenfchen
GodS'
» (*) III. Deel, Bladz. 352.
(t) III. Deel, Bladz. 359.
(,%') De Mortih. Perfecntt, Cap. 48.
i5 K E R K E L IJ K E
III Godsdienst 5 als zijnde den Heerfchenden of den Go ds-
^^^^ dienst van den Staat; Iiij nam deszelfs plegtigheden
Hoofdrt. waar, en vierde zelfs de vvreede openbare fchouw-
na C. G. fpelen , in welke hij , na eene overwinning op de
m^ l^^^' Franken behaald te hebben, hunne gevangen Ko-
' ningen voor de wilde beesten liet werpen.
Hijbe- Van tijd tot tijd echter, betoonde hij den Chris-
de"chn"s. '^^"^" ^^^^' g^inst en genegenheid , voornaamlijk , na
tenen van zijne overwinning over maxentius , in het jaar 31a,
ti]d tot hoewel hij , no^ zeven of acht jaren na deze over-
li]dmeer, . , . '■ , ,,^ •", ,,„ , ,
en wordt wnining , m openbare Wetten , den Wichelaren vnj-
eindelijk j^gid gaf, om hunne kunst , mids in het openbaar ,
der van " ^^ oefenen ( * ) , ja , indien wij zosimus , eenen Hei-
het Chris- denfchen Gefchicdfch rijver , geloven mogen (f)?
tendom. j^^j^^g j^y^ j-jgg langen tijd, na het bezit des Rijks-
beftuurs verkregen te hebben , het oor aan deze
Heidenfche Wichelaren , en gaf hun , in vele geval-
len , geloof. Eindelijk , ook licinius , den laatllen
Medekeizer, in het jaar 323 uit den weg geruimd
hebbende, kwam konstantyn meer openlijk voor
den Christelijken Godsdienst uit, en gaf zoodanige
verordeningen , door welke hij denzelven tot ócn
heerfchenden of den Godsdienst van den Staat maakte,
ook gedroeg hij zich voorts zelf als een Christen ,
die dezen Godsdienst beleed, alhoewel hij, eerst op
het einde van zijn leven, door den Doop, plegtig
in de gemcenfchap der Kerk is aangenomen.
Ho«
(*) Cod. Theodos. Lihr. IX. Tit. \6. Leg. i en 2.
en Libr. XVI. Tit. 10. Leg. i.
(t) Hist. Libr. II. pag. 103. Ed. Oxon. 16'^ 9. 8 ra.
GESCHIEDENIS. I7
iTöe zeer men, den ftaat der wereld, en het be- Iir
loop van zaken , menschkimdig , nagaande , dit gedrag ^^.^^
van KONSTANTYN zccr natuurlijk zal kunnen vinden, Hoofdd;
fen in dit natuurlijke zou kunnen berusten , hebben "^ ^' ^»
nogtlians , van cerflen af, de Gefchiedfchrijvers , ^ot 3-^7!
zoo Christenen als Heidenen, die de daaden van
KONSTANTYN hebben befchreven , nader onderzoek ^6<^^,'?c''
gedaan naar de redenen van den overgang dezes nen over-
Kcizers , tot het Christendom , en , door hunne P"5J^°5
verfchillcndc berichten daaromtrent, voor later ge- tcndom.
leerden dit onderzoek min of meer noodzaaldijk ge-
maakt.
EuSECius , een tijdgenoot van konstantyn , die Verhaal
aan zijn Hof verkeerd , en gemeenzaam met den vanEu-
ir f .... ^ ... . SEBIUS,
Keizer was , geelt ons , m zijne beichnjvuig van aano-aan-
het leven van dezen Voorst (*}, een breedvoerig de het te-
verhaal van een hemelsch gezicht en godlijken |^j.^jj^
droom, welke voor konstantyn de aanleidende doorhem
oorzaak tot zijne bekeering en overgang tot het f ^" , " -
, . ^ ° hemel ge»
Christendom zal geweest zijn. Zijn verhaal komt zien.
hoofdzaaklijk op het volgende neder. Toen deze
Keizer, in het jaai* 311, befloten had, de Hoofde,
flad Rome te bevrijden van de overweldiging van
maxèntius (t), en nu den togt flond te aanvaar-
den, maakte hij zvVarigheid, uit hoofde der tover-
kunften, waar van de Dwingeland liulp zocht, om,
zonder den bijlland van een hooger Wezen, den
oorlog te ondernemen. Derhalven, overwegende,
wel-
(*) Libr. I. Cap. z6. volgj^.
(t) Vergel. ons III Dee/, Bladz, 35^:,
IV. Deel; B
l8 K E R K E L IJ K E
ni welken God hij tot zijnen befchcrmer zou verkie-
^'^^^ zen , herinnerde hij zicli , hoe de mcesten zijner
Hoofdft. voorzaten in de regering, die vele Goden gediend
na C. G. en vereerd hadden , door vallche voorzeggingen en
tot 337.' Godfpniken bedrogen , en eene ongeliilddge dood
« geftorven vv.iren; doch dat zijn Vader alleen, die,
geduurende zijn geheele leven, den éénigen en al-
lerhoogden God liiid gediend , door dezen berchemid
en met alle heil befchonken was — Ook was van
die Vorilen, die met eene menigte Goden biaxen-
-Tius hadden beoorloogd, de één, (severus,) van
zijn volk verlaten, ter dood gebracht, terwijl de
ander, (galerius,) met fchande terug had moe-
ten keeren. Deze overwegingen deden hem beflui-
ten, om alleen den God zijns Vaders te verëeren.
Dezen bad en üiiieekte hij dan , allerërnftigst, dat
hij zich aan hem te kennen geven, en hem bij de
tegenwoordige onderneming zijnen bijltand verlenen
wilde.
„ Als de Keizer dus bad en ootmoedig fmeekte ,"
vervolgt EusEBius (*), 5, is hem een zeer vreemd
godlijk wonderteken verfchenen. Hetwelk , indien het
door iemand nndcrs verhaald was, niet gemaklijk
2^ou aantenemcn zijn. Maar, alzoo de zegevierende
Keizer het aan ons, die dezQ Gcfchiedenis befchrij-
ve^n, langen tijd daarna, toen wij met zijne verke-
ring en vertrouwen verwaardigd waren, naauwkeu-
rlg heeft verklaard , en zijn verhaal met eeden be-
vc^igd liejfr, wie zou dan zwarigheid maken, om
dit
(*) L. c. Cap. aS.
GESCHIEDENIS. 19
dit verbaal geloof te geven? voornaamlijk, omdat II t
de volgende tijd een waar getuigenis aan hetzelve ^^.V^
heeft bijgezet. Hij verhaalde dan, op den middag, Hoofddi
als de zon naa het westen begon te hellen, met "^ ^' ^*
zijne eigene oogen , aan den hemel , het zegeteken ^ot 337I
des kruis, uit Hebt bellaande, boven de zon ge-
plaatst, gezien te hebben, met dit bijfchrift: Over-
win hier door! welk gezicht hem en alle de krijgs^
lieden, die hem op zekeren togt verzelden, en dit
vvondeiteken ook aanfchouwden , ten hoogden ont-
ftelde. Nog echter bleef de Keizer , gelijk hij zei-
de, onzeker, wat dit veifcliijnfel betekende. Hier
over denlcendc en alles overleggende , kwam de
nacht aan, in welken hem, indenflaap, de Chris-
tus van God verfcheen , met Jietzelfde teken , dat
hij aan den hcïnel gezien had, hem gebiedende,
eene afbeelding van dit , aan den hemel verfchenen ,
teken te laten maken, en hetzelve tegen alle de
raadOagen zijner vijanden als een belchermmiddel te
gebruiken. Met den dageraad opgellaan zijnde, ver-
haalde de Vorst dit geheim aan zijne vrienden.
Vervolgend s de kunftenaars in goud en juwelen ont-
boden hebbende , befchreef liij de gedaante van het
vvondeiteken met woorden, hun belastende, hetzel»
ve van goud en edelgefteenten na te maken." Het-
welk wij, zegt EusEBius (♦), meermalen met onze
oogen gezien hébben. Het was van de volgende
gedaante: Een lange fpies, met goud overtrokken,
had een dwarshout, in de vorm van een kruis ^
(•*) i. c. Caf, 30.
B j
20 KERKELIJKE
III boven op de punt van alles was eene kroon, vaii
BC)EK kostbare juwelen en goud faamgcftcld , vastgemaakt*
Hoofdrt. Daar op was het teken der heilzame aanroeping*
m C. G. zijnde de beide eerlle letters van den Grieklcheii
tot 307 naam, X^^fof, in malkanderen gevlochten, hetwelk
■ de Keizer naderhand ook gewoon was , op zijn*
helm te dragen. Aan het dwarshout hong eene vier*
kante banier of ftandaard , van purper geborduiu'de
zijde, met juwelen omzet, en met goud gatlikt,
hetwelk door zijnen fchitterenden luiller en onbe-
fchrijfiijk fraajc vertoning aller oogen tot zich trok.
Boven hetzelve , onder het teken des kruis , zag men
de borstbeelden van den Keizer en zijne Zoonen ^
van goud. Dit heil-aanbrcngcnd teken voerde de Kei*-
zer overal met zich, als een beichermmiddel, tegen
alk' dé magt zijner vijanden, ook liet hij dergelijke
naar dit voorbeeld vervaardige veldbanieren voor alle
zijne legers vooruit dragen. Doch dit had nader*
hand plaats. Thans door het wonderbaar gezicht
verbaasd , vastgefteld hebbende , geenen anderen God
te verëeren, dan die aan hem verfchenen was, ont-
bood hij de uitleggers zijner verborgenheden , welke
hij vraagde: wie deze God ware, en wat de ver-*
icliijning van dit teken beduidde? Deze verklaarden
hem , dat het God was , de eeniggeboren Zoo»
van den éénen en eenigen God ; en dat het hem
verfchenen teken het teken der onfterflijkheid zij„
het zegeteken der overwinning, welke deze, weleer
op aarde gekomen, over de dood behaald had. Te-
vens ontvouwden zij hem de redenen van deze zijne
komst, en van zijne menscliwording, naauwkcurig,
en
GESCHIEDENIS. &i
en alles wat hij onder de mcnfchen verricht had. IIÏ
KONSTANTYN gaf huii oiidcrwijs gehoor, terwijl hij ^^^^
zich over de Godlijke verfchijning , die hem gebeurd Hoofdft.
was, verwonderde; en het één met liet ander ver- "^ C. G.
Tnsr "^ I "^^
gelijkende, werd hij in zijn gemoed verfterkt, zich ^^^ 23?!
verzekerd houdende, dat deze kennis hem van God •
zelven geleerd was. En nu begon hij zelf de God-
lijke fchriften te lezen , en tenvijl hij de Priefters van
God tot zijne verkering toeliet , begreep hij den
God, die hem verfchcnen was, op het hoogst te
moeten verëeren. In dit goed toeverzicht op Hem,
trok hij voorts tegen den dwingeland op, om dcsr
zelfs woede uit te blusfcheii.
Het is, in de daad, opmerldijk, dat eusebius, Dericht
of liever de Keizer konstantyn , op wien euse- ^'"!,^"?".^'
' ^ re Schnj-
Bius zich beroept, en uit wiens mond hij dit be- vers.
richt te bock ftelt, de eenigfte getuigen is van dit
wonderbaar gezicht aan den Hemel. Geen ander
Kerklijk Gefchiedfchrijver , ziüken uitgezonderd, die
het verhaal van eusebius, letterlijlv, overfchrijven ,
fchijnt 'er iet van te weten, lactantius, insge-
lijks een tijdgenoot van den Keizer konstantyn,
wiens Zoon , krispus , hij onderwees , fchrijft bloot-
lijk het volgende. „ Daags vóór den flag, werd
„ hij, KONSTANTYN, Vermaand, in den flaap, dat
,, hij het hemeJsch teken van God zou afmalen op
5, de fchilden zijner foldaten, en dus den flag be-
5, ginnen. Hij deed, gelijk hem bevolen was, en
5, tekende ciiPvIstus op de fchilden , met de fchuin-
„ fche letter X, met de bovenfte punt een weinig
^, omgebogen.. Met dit teken gewapend, vat zijn
B 3 ,, k-
da K E R K E L IJ K Ê
IIi „ leger het geweer op." (*) socrates, die om-
BOEK (i-ent honderd jaren later fchreef, verliaalt het ge-
Ijoofdft. zicht, genoegzaam met dezelfde woorden van euse-
nn C. G. Bius, doch voegt 'er bij (f), dat de Keizer, zijne
tot 337.' ^^^^^ ni*^^ '"^cht vertrouwende , aan de omftan-
■ ders gevraagd heeft, of zij lictzelfde met hem ge-
zien hadden? ook was hij, door hun bevestigend
antwoord, te meer, door het wonderbaar en god-
lijk gezicht , verllerkt en bemoedigd geworden.
Doch, sozoaiENUS (:j:), die, ten zelfden tijde ge-
noegzaam als SOCRATES , fchreef, en het geheele
verhaal van eusebius overfchrijft, zegt in zijn ei-
geii bericht, hetwelk vooraf gaat, dat de Keizer
het teken des kruis, in eenen drooni^ aan den hemel
heeft zien fchitteren, en als hij daar over öntftelde,
hadden hem Engelen, die bij hem ftonden, gezegd:
„ Hier door, ó konstantyn! zuh gif overwin-
„ nen!'''' philostorgius , insgelijks een Schrijver
van denzelfden tijd, fchrijft (§), volgends het uit-
trekzel bij fotius , dat de overwinning op maxen-
•rius de oorzaak geweest is van den overgang van
KON-
(•^) Lactant. iie Mort. Pcrfcc. Cap. XLIV. Dat
deze Schrijver, het teken, wnar van hij fpreekt , C;^/t'^/^
Signum Dei noemende , dnar mede op de verfchijning
van het kruis aan den he:nel , zou gedoeld hebben ,
welk vermoeden venema oppert, Mht. Eccles. Tom. IV.
pag. 69 is zeker te ver gezocht. Coeleste Signum is
cenvouwig de benaming van het teken van het kruis,
(t) Hist. Ecclc$. I. I. (:t) Hist. Eccles. I. 3.
(§) Hist, Eccles, I. 6,
GESCHIEDENIS. 23
KONSTANTYN tot Iict Cliristeiidom , bij welke gele- III
genheid het teken des kruis, tegen het Oosten (♦), ^^j^*^
ver uitgefli-ekt en ongemeen glansrijk aan den hemel Hoofdft.
cezicn is ; met eenen krans van Harren rondom , in "^ ^' ^*
de gedaante van eenen regenboog , welke ftarren let- {^^ g^;.
ters vormden , die deze Latijnfclie woorden uitmaak- —
ten : Ovenvin hier door !
Wij zullen ons niet bevreemden , dat de Heide- Annmer-
1 ^, • 1..1 /-> 1 1- kingen
nen , die omtrent den Christeliiken Godsdienst o"gc- over deze
lovig bleven, deze geheele Gefchiedenis van het berich-
kruis, door koxstantyn , het zij dan wakend, ^^^'
of in den flaap , gezien , voor een verdichtzel of lozen
vond, ten behoeve van het Christendom uitgevon-
den , aangezien hebben ( f ) ; aan den anderen
kant hebben 'er de Christenen der volgende eeuwen,
die dit geziclit , als eene onmidlijk befjisfende uit-
fpraak des hemels, in den twist tusfchen het Chris-
tendom en Heidendom, aanmerkten, zoo veel werks
van gemaakt , dat niemand hunner zich , eeuwen
lang, veiftout heeft, hetzelve in twijfel te trekken.
Eindelijk heeft men , in de XVIIde eeuw , deze Ge-
fchiedenis , onpartijdig , begonnen te onderzoeken ; en
verfcheidene geleerde mannen hebben 'er de waarheid
van in twijfel getrokken , of wel geheel ontkend , on-
der
(*} Dus knn men deze woorden vnü philostorgius
x«l oLvoC\oKxi verftaan, welke schröck Kirch-Gefch. T,
V. S. 69. vertaalt: in de Oosterlanden.
(•]:) Dit bericht ons, in de daad, gelasius van Cyzi-
■fiim Füliim. Actor. Concil. Niaeni L, I. C 4. />. 352,
Töw. I. Concilior. harduini.
B 4
84 K E R K E L IJ K E
ni <ler welken jo. hoornbeek (*), zich het eerst on»
*^^^ bewimpeld verklaard heeft , hebbende vervolgends
Hoofdft. zeer vele navolgers gekregen, waar onder jac. oï-
na C. G. SEL (f), jac. tollius ( :|:), chr. thomasius (§),
tot 337.^" GODFR. ARNOLD (**), ligtclijk de voornaamfte
*— zijn. Ook heeft het laatst de geleerde chaufe-
piEE (ff) alles wijdlopig en naaiiwkeiirig onder-
zocht en ontwikkeld — Daarentegen hebben anderen
de waarheid van dit verhaal, met alle krachten, po-
gen te verdedigen, onder welken le beau (t1^), en
nog later, de Benedictijner iniattiieus jacutius (§§)
en de Abt de voisin (***) , verdienen genoemd
te worden. Eenigen der voornaamfte aanmerkingen ,
die van de ééne en andere zijde zijn aangevoerd,
zullen den Lezer tot voorlichting kunnen dienen.
in het bepalen van zijn eigen oordeel over dit on-
4erwerp , hetwelk toch , met betrekking tot de
waarheid van het Christendom zelve, van weinig
aanbelang is.
Voor-
(^*) Comme}! f. ad Bullam Urhatii VIII de hiiaginihu^.
(f) Thes. Numism. antiq. p. \6'^.
(il) /ld LACTANT. de Mort. Perfecc. C, 44.
(§) Obfervatt. Hall. Tom. l. pag. 380.
(**) Kerk- en Ken. Hist. IV. Boek. W.Hoofdfl. Bi. sop.
{^\\)Suppïem. au Diction.de Baijle art. Ojncn dcNcuvil,
(^%X) I" zijne Hhtoire du Bas Empire Tom. l.pag. 142-153.
(5§) In Sijiitag»!. quo adparentis Magno Conftaniino
cnfcis historia complexa est univerfa. Roma 17 SS' 4^0.
(♦**) Disfcrtation critique fur la vip.on de Coiiflantin,
•'^arjs 1774. 12.
GESCHIEDENIS. 25
Vooreerst is het merkwaardig , dat eusebius III
de eenigftc Schrijver is , op wiens gezag het verhaal ^^^^
van het gezicht van liet kruis bij dag (leunt, daar Hoofdft.
alle de anderen, ruffinus zelf C*), niet van een "^ C. G,
laar '^ i ^.
gezicht , maar van eenen droom , fpreken. Boven- l^^ 237*
dien verhaalt eusebius, welke in zijne Kerkelijke ■
Gefchiedenisfen (f), waar hij 'er van had kun- ^^^^^'^^^^
nen fpreken , 'er geen enkel woord van rept , geloof-
dit gezicht allcenliik , in zijne Icvensbefchriiving van ^^^'.^'''^'^S-
KONSTANTYN, vvelkc , gelijk wij elders Ctj S^^^^^ dkvQv-
hebben, echter meer naar eene Lofreden dan naar ^^^l.
eene eenvouwige Gefchiedenis gelijkt, uit den mond
van dien Vorst, op die wijze, dat hij niet duifter
te kennen geeft, hoe hij zelf voor zich moeite heeft,
om dit verhaal te geloven , hetwelk hij , alleen op het
gezag van den Keizer, en deszelfs eed ter bevesti-
ging, overneemt.
Ten tweeden: De Kerkelijke Schrijvers verfchil-
len , niet alleen daar in , van het verhaal van euse-
bius, dat zij alleen van eenen droom fpreken, maar
ook komen zij niet overeen, ten opzichte van den
tijd. Volgends eusebius , zal het gezicht aan kon-
STANTYN gebeurd zijn in Gi^/Ii'é , of Frankryk ,
toen hij tot den krijgstogt tegen maxentius be-
floot, maar volgends anderen, zal hij zijnen droora
gehad hebben, kort vóór den beflisfenden veldflag
in Italië, waar in maxentius geflagen werd.
Ten
(*) Wst. Ecc/es. IX. 9.
( + ) Hisf. Eccles. L. IX. C. 8, 9.
(t) lil. Deel, Bla4z. 411.
95
20 K E R K E L IJ K E
ITI Ten derden: Het moet ons bevïeemden , dat
^°f^ EUSEBius het nodig vindt, zich op het gezag e»
Iloofdfl. den eed van Keizer konstantyn te beroepen, bij
na C. G. eeiie gebeurenis, die, indien zij waarliik plaats ge-
tot 337! had heeft, zo al niet des Keizers geheele leger, het-
- welk uit EUSEBIUS woorden niet blijkt, echter ten
minden het geleide, of de lijfwacJit, welke de Vorst
toen bij zich had, tot ooggetuigen zal gehad heb-
ben. Indien waarlijk zulk een openbaar teken door
velen gezien was, zou hetzelve niet eerst twintig
iaren daar na door den Keizer verhaald , en met eenen
' eed hebben behoeven bevestigd te worden; dan zou
LACTANTius , die zijn Werk eenigc jaren vroeger dan
EUSEBIUS , en dus nader bij den tijd des gebeurden
wonders fchreef , van hetzelve geweten , en niet
Hechts van eenen droom melding gemaakt hebben.
Ten vierden : Bchalven dat wij , uit verfcheidenc
voorbeelden , reeds gezien hebben , hoe ligtgclovig
zelfs de Christenen , in dezen tijd , waren , omtrent
gewaande of verdichte wonderwerken , verfchijnin-
gen, of droomen, zoo brengt, in het bijzonder,
het verhaal, nopens het gebed, door eenen Engel,
in den droom, aan ltcinius geleerd, kort vóór zij-
nen bcflisfenden vehiflag met biaximinUvS, hetwelk,
in het volgende jaar na de overwinning van kon-
vSTANTYN op MAXENTIUS , gcbcutd Z^ zljn (*), Gil
welk verhaal duidelijk een tegenhangzel of eene na-
bootzing is van het gezicht of wel den droom van
KONSTANTYN, veel toe , om de gcloofvvaai'digheid
van
(*) Zie ons III. Deel, Bladz. 304.
GESCHIEDENIS. 27
van dit laatstgemelde te verzwakken. In de daad , III
even gelijk de Hcidenfche AVijsgeeren , in dezen tijd , ^^^^
den llrijd met de Christenen ook voerden , door Hoofdft.
verdichte wonderwerken aan het ligtgclovig volk te "^ C. G.
verhalen, zoo fchijncn de toenmalige Vorften, ins- ^^^ ^^^'
gelijks, van deze geneigdheid , om wonderwerken ■
greüg aan te nemen , zich bediend te hebben , tot hun
voordeel. Aan maxentius en maximinus worden
dus toverkunften en het te hulp roepen der Hciden-
fche Goden aangctijgd , waar tegen konstantyn
het kruis , in een gezicht of droom , gezien , gelijk
LiciNius het gebed, hem in den droom door eenen
Engel geleerd, gezet zal hebben.
Ten vijfden: De Griekfche trek van den naam
van CHRISTUS, met deszelfs eerfle letters, het zoo-
genoemde Monogramma Christi X, heeft den oor-
Iprong geenszins van deze verfchijning , en het ge-
bruik, dat KONSTANTYN 'cr vervolgcuds van maak-
te. Dit teken was bij de Christenen reeds van veel
ouder oorfprong, gelijk joan burk^vrd mencke (*)
bewezen heeft.
Ten zesden: Ook ftrckt het, tot geene geringe
verzwakking van de geloofwaardigheid van dit ge-
zicht, en tot bewijs van de iigtgclovigheid dier tij-
den, dat de Gefchiedfchrijvers meermalen dit teken
van het kruis laten verfchijnen. Volgends nicefo-
Rus (f), zag KONSTANTYN het, tcu twecdenma-
len, toen hij, na zijne overwinning over Licmius,
Br
( * ) Disfcrt. Acadcm. pag. 85. fqq,
(t) Uht, Eecku L. VU. C. 47.
88 K E R K E L IJ K E
III Byzautmn belegerde, ook met het omfchrift: „door
^^y-^ ,, dit teken zult gij alle uwe vijanden overwinnen."
Hoofdft. JE"» voor de derde keer, in eenen oorlog, dien hij
na C. G. tegen de Scijthen voerde ( * ). Onder de regering
tot ^37.' "^^" zij"^" Zoon KONSTANïius , zal te JerufaJem
■■ ■ het teken van het kruis insgelijks in de lucht ge-
zien zijn (t), waar van ook een breedvoerig ver-
flag gedaan wordt, in eenen Brief van cyrillus,
toenmaligen Bisfchop van jferufalem ^ in de uitgave
zijner Werken te vinden, aan den Keizer konstan-
Tius zalven gefchreven, doch welks echtheid, met
reden , door venejnia in twijfel wordt getrokken (4:);
ook wanneer gallus , de neef van konstantius,,
door dezen ter verdediging van het Oosten gezon-
den, terwijl de Keizer zelf tegen den Dwingeland
magnentius naa het Westen optrok, zijne inti'ede
te Antidchië ^ de Hoofdftad van Syrië, deed, zag
men een balk of kolom in de lucht, dragende het
teken des kruis , tot verbazing van alle de aanfchou-
vvers (§). Ja , eindelijk werd de zaak zoo gemeen , dat
zelfs het teken des kruis aan bijzondere perfonen vei-
fchencn zal zijn, waar van sozoivienus ons een voor-
beeld verhaalt (**). Zoodanige vermenigvuldiging va>i
de verfchijning van het kruis maakt zeker alle foort-
gelijke verhalen bij fchrandere opmerkers verdacht.
Ten zevenden: Tegen den inhoud des verhaald
zelr
( * ) Z . f. C. 49. (1) SozoMRN. Ilist. Ecclcs. L. IV. C. 5.
( :[; ) Venema [list. Ecclcs. Tom. IV. pag. 70.
(§)SoCRATEs Hist. Eccles. II. 28.
(♦*)Sozo>iEN. Hist. Ecclci. Libr. II. Cap. S-.
GESCHIEDENIS. £9
gelve , kunnen vcrfcheidene bedenkingen gemaakt III
worden. Des Keizers Vader wordt in hetzelve op ^°!-*
die wijze befchreven, als of hij een Christen geweest Hoofddi
ware, en evenwel kent konstantyn den God dernaC. G*
Christenen niet? Het eerfte is eene onwaarheid, en J' ' „,_*
COC jj/*
liet laatfle zou 'er, indien het eerfte waar was , mede •
ftrjjden. Is het te geloven , dat God zoodanig wonder ,
waar van geen voorbeeld tot hier toe in de Gelchiede*
nis des' Christen doms geweest is, tot deszelfs uitbreid
ding zou daargefteld hebben, daar zijne Voorzie-
nigheid nu drie eeuwen in ftilte ten behoeve van
hetzelve werkzaam geweest was? dat Christus zelf
aan ecnen Vorst, althans niet beter dan andere, zou
verfchcncn zijn, om hem de overwinning op zijnen
vijand te beloven, en hem te zeggen, dat hij het
teken van het kruis op zijne vaanen zou laten ma-
len? Is het geloof baar, dat aan konstantyn een
leken zal verfchenen zijn, welks beduidenis hij niet
vcrfliond, dan na daar over met anderen geraadpleegd
te hebben? en welke dergelijke vragen hier meer
kunnen gedaan worden.
Ten achtften: Waar toe, vraagt men, kon toch
dit gezicht anders dienen , dan om den eerbied voot
het teken van het kruis in bijgelovigheid te veriin-
deren; gelijk wij dan, in het vervolg, zien zullen,
tot welke hoogte deze bijgelovigheid terftond daair
op geklommen is ? Hier zij het genoeg , aan te
hakn, het geen eusebius, gedeeltelijk weder uit den
mond des Keizers zelven, verhaalt (*}: De banier
of
(*) Z)# Fita Conflant. L, II. C. ? , 8, 9.
Sd . K E R K E L IJ K E
ïll of landaard, met het kruis getekend, (het Laha=-
BOEK fum^~) maakte des Keizers leger onverwinlijk. Wan-
Iloofdft. Ji^^r eenig gedeelte van hetzelve door den vijand
na C. G. in het naauvv gebracht was , werd deze banier daar-
"loop o T O
tot 337*. ^^^" gebracht, en tcrftond was de wanorde geluk-
"' kig herfteld. Ook had de Keizer vijftig kloeke,
dappere , en godvruchtige mannen, uit zijne lijf-
wacht bepaaldelijk uitgelezen, die deze banier droe-
gen en befchermden. Als ééns, bij eenen geweldi-
gen aanval der vijanden, een fchrik, en daar uit
verwarring in het leger ontftond , gaf de geen , die
toen deze banier droeg, ten einde zich uit het ge-
vaar te redden, dezelve aan een' anderover; doch,
naauwlijks was dit gefcliied, of hij werd door een'
pijl getroffen , en Hortte levenloos neder. Maar
hij, die ze overgenomen had, bleef, in eene bui
van fchicliten, die van alle kanten op den (landaard
■gericht waren, veilig en ongekwetst, en zoo veihg
waren deze vaandragers ten allen tijde.
Eindelijk, ten negenden: Daar men had moeten
verwachten, dat konstantyn, op zijn gebed, om
zekerheid te mogen hebben , welken Godsdienst hij
behoorde te volgen , met dit wonderverfchijnzel
-vereerd zijnde , terrtond den Christclijken Gods-
•dienst , als den cenigen waaren , omhelsd zou heb-
ben, om nu niet van zijne Ibldatcn te fpreken, die
mede aanichouvvers van hetzelve waren , en van
welke men verders niets meer leest; evenwel, fchoon
het waar is-, dat konstantyn de volkomene ovcr-
%vinning op maxentius behaalde, welke dit teken
hem
GESCHIEDENIS. 31 ,
hem zou beloofd hebben, doch welke hij, ook zou' III
der dit voorafgaand teken , kon behalen , waar toe ^^JJ*
verfcheidene omlbndigiieden lamenliepen , en alhoe- Hooldft.
wel KONSTANTYN , na deze overwinning, meer en "^ C. G.
ineer de Christenen openlijk begunftigde , bleef J^J'^ ^^?]
hij zelf, nog verfcheidene jaren , de Heidenfche
gewoonten eerbiedigen , en zelfs , nadat hij zich
daadJijk voor eenen Cliristcn verklaard had, vindt
men m zijn gedrag die groote verandering en ver-
betering niet, die men, indien hij, op eene zoo
buitengewone wijze , V3.n de waarheid van dezeii
Godsdienst ware overtuigd geworden , zou verwacht
hebben. Hij bedreef zelfs, een Christen zijnde , wreed-
heden, niet min verfoeilijk, dan hij te voren, nog
Heiden zijnde, gepleegd had.
Zoo vele en meer bedenkingen zijn tegen de ge- Pvcdeneo
loofwaardigheid van dit wonderteken aangevoerd ge- ^''^^'""^^
worden , welke wel de ééne meer de andere minder wp.prdig-
gcwigt hebben , maar nogthans , laraengenomen , die ^^^^^*
geloofwaardigheid zeer verminderen. De onpaitij-
digheid, de hoogde wet voor eenen Gefchiedfchrij-
ver , gebiedt , dat wij hier tegen överftellen , de
gronden, met welke anderen voor de waarheid van
het verhaal van eusebius geftreden hebben: Zij
zijn de volgende:
Vooreerst: eusebius beroept zich op het ver-
haal van Keizer konstantyn zelven, hetwelk deze
Vorst, meteenen eed, bevestigd heeft. Dit gezag,
<iordeelt men, genoegzaam te wezen, om alle twij-
feling weg te nemen. Doch , men weet daartegen ,
dat KO.xsTAMTYN, niet alleen ligtelijk zijne verha-
len.
.^ $2 K Ë R K E L IJ It Ê
III len , met eenen eed , bevestigde (*) , maar ook dat hij j
^'^^^ in fommige gevallen , niet zoo naanvv gezet omtrent
Hoofdft. denzelven was , gelijk uit zijn gedrag omtrent licinius
na C. G. bekend is. Zelfs , al wilde men de oprechtheid van
^Qj ^„'1\ den Keizer niet in twijfel trekken, kan men nog
•i- aanmerken, dat hij zich door zijne verbeelding mis-
fchien heeft laten misleiden , en daar hij dit verhaal ,
vele jaren nadat het geval zou gebeurd zijn, aan
ÈusEBius gedaan heeft , kan hij het wonderbare
in de zaak zeer Vergroot en opgefchikt heb-
ben.
Ten tweeden: Dit verhaal, zoo als het bij eu-
SEBius gevonden wordt , is door niemand tegengc-
fproken; eeuwen lang, heeft niemand aan de waar-
heid van dit gezicht van konstantyn getwijfeld.
Hier fchijnt men niet in aanmerking te nemen , dat
evenwel lactantius enkel van eenen droom ge-
waagt, en dus werklijk van eüsebius verfchilt;
Het verhaal, uit den mond van den Keizer, gretig
ontvangen door de Christenen, kreeg, onder de re-
gering van zijne zoonen en opvolgers , in tijden j
in welken men met het wonderbare verkuischt en
vermaakt was, zoo veel eerwaardigheid, dat niemand
ligtelijk beftaan kon, hetzelve in twijfel te trekken;
zonder dat de korte regering van juliaan hier in
aanmerking kan komen, welke, in zijne fchriften,
wel niet van dit wonder gewaagt, doch, naar het
fchijnt, om geene andere reden , dan, omdat hij het j
ge-
(*) Men zie 'er een voorbeeld van Illi Deef j
BJadz. 323. en 324.
G E S C II I E D E N I S. ^ 33
gelijk wij van de Heidenen in het gemeen weten, voor lii
eene fabel gehouden liecft. euf.k
Ten derden: Beroept men zich op verfchcidene Hoofdff.
openbare gedenktekenen dezer gebeurenis , onder an- "^ C. G.
deren op het opfchrift van den Triumfboog van|^"^^^[
KONSTANTYN (*), waar in hij erkent, „dat hij en ■
„ zijn leger , door eene Godlijke ingeving gedre-
„ ven , den Staat van de onderdrukking eens dmn-
„ gclands verlost heeft." Dus zijn ook penningen,
en flandbeelden , behalven de Keizerlijke hoofdba-
nier, of het Labarum^ als mede feestdagen, in de
Grieldfchc of Oosterfche Kerken , ter gedachtenis
dezer gebeurenis verordend, gelijk men meent, zoo
Vele bewijzen voor derzelver waarheid. Dit alles
echter bewijst, in de daad, niets meer, dan dat
men het verhaal , eenmaal gelovende, op allerleie xyij-
ze, heeft trachten te vereeuwigen, terwijl, in den
grond, toch alles alleen op het gezag van den Kei-
zer nederkomt.
Eindelijk , vraagt men , indien dit verhaal van
KOxsTANTYN, hoe zcer met ecnen eed of plegtiga
verzekering bekrachtigd, voor een' leugen verklaard
zou worden, welke reden kon toch de Keizer heb-
ben , om zoodanigcn leugen te verdichten? Ivlen
kan daar voor niets bedenken , dan , of dat hij hier
door den moed zijner foldaten heeft willen aanvuii-
ren , of den Christelijken Godsdienst aanzien bij-
zetten; doch, daar zijn leger voor het grootde ge-
deel-
(• ) Ap. GRUTER. Infcript, Anttq, p. CCLXXXII.X 2.
IV. Deel. C
$4 . KERKELIJKE
III deelte uit zoogenoemde barbaren, of buitenlandfche
'^^^^ krijgsbenden bcftond, die in zijnen dienst getreden
Hoofdft. vvaren, en de Romeinen zelve, die zich in zijn le-
na C. G. ger bevonden, ten minden wat het ffrootfle getal
tot 3Z7.^^^^^^ Heidenen waren, kan men zich niet ver-
—— beelden, welken invloed het teken van het kruis
op deze krijgslieden , tot opwekking van hunnen
nioed, zou hebben uitgewerkt; enten opzichte van
het Christendom, weten wij, dat hij zelf, hoe zeer
hetzelve begimfligende , echter nog lang gedraald heeft,
om het Christendom te belijden.
Deze zijn over en weder de voornaamfle aanmer-
kingen, welke men over dit gezicht van konstan-
TYN gemaakt heeft. De kracht der redenen, welke
het ongelooflijk maken , dat een zoodanig wónder-
gezicht zou gebeurd zijn, als het verhaal van eu-
èEBius behelst, en aan den anderen kant, de hard-
heid, om het verhaal van konstantyn, en zijnen
eed, voor een' leugen te verklaren, hebben laater
geleerden naar een middel doen omzien , om de eere
Van KONSTANTYN te handhaven, mosheim heeft
dus dit gezicht enkel voor eenen droom willen hou-
den, tot welken de gevaarlijke oorlog, door kon-
stantyn tegen maxentius ondernomen, hem aan*
leiding had kunnen geven , en meent , dat konstan-
tyn, het geen hij in dien droom gezien had, een'
geruitnen tijd daarna aan eusebius verhalende, dit
verhaal , met bijvoeging van eenige omftandigheden ,
op die wijze zal hebben ingericht , dat eusebius
hem begrepen hebbe , als of alles dus , in waarheid ,
Cli
GESCHIEDENIS. 35
en daadlijk, was voorgevallen C^). Niet zonder Til
grond, echter, is op deze gedachten van mosheim ^°^^
aangemerkt, dat deze onderftelling van eenen droom HoofdfT.
niet meer geloof kan verdienen , dan het gezicht ^^ C. G,
Tssr *^ I ^
van het kruis over dag in de lucht ; alzoo het dén ' . "i^t*
zoo wel als het ander op hetzelfde gezag van kon- ' ■>
STANTYx fteunt , terwijl 'er gcene reden is , om
hetzelve, in het ééne geval meer of min te laten
gelden , dan in het ander.
De geleerde j. a. fabricius (f) , heeft: nog
eenen anderen weg ingeflagen, op welken hij, wat
de hoofdzaak betreft , door venema ( t ) >
SCHRÖCK (§), en anderen gevolgd is. Deze fchrij-
vers meenen, dat 'er toch iet moete gebeurd zijn,
hetwelk koNSTANTYN heeft kunnen aanmerken en
verhalen, als een wonderverfchijnzel , te meer om-*
dat men zelfs bij eenen Heidenfchen Lofredenaar,
nazarius (**), fpooren aantreft, van zekere lucht-
•verfchijnzelen , die konstantyn gezien zal hebben.
Het is, zegt hij, door geheel Ga//i"é bekend, dat
zich krijgsbenden in de lucht, en van den hemel
nederdalende , vertoond hebben , aan welke alles
verwonderlijk was , en wier wapentuigen een
vrees-
(*) Zie MOSHEIM, Notf/ge Ophelderhigen ^ III. Deei,
Bladz. 541. Kerkel. Gefch. II. Deel, Bladz. 15-18.
(t) I" eene afzonderlijke VeThnndeling , geplaatst n\
zijne Biblioth. Qrccc. Vol. VI. pag. 1 1 . fqci.
(^:) Hist. Eccles. Tom. III. png. 6<),
(§) Kirch-Qefch. T. V. p. 76. volgg.
(**) Var.cgijv.CQiïftant. Cap.i^.p. ji. Ce-iev. 1525.410.
C 2 '
36 K E R K E L IJ K E
III vreeslijk viiurigen ghms van zich gaven; deze had
BOEK jjjen iiooren zeggen: Wij trekken naa konstan-
Hoofdft. •>•> TYN , wij komen hem te hulp." Zij denken dan ,
na C. G. dat konstantyn en die bij hem waren eenig lucht-
jQj^^!^' verichijnzel, eene bijzon, of kring of krans om de
>■ zon, of iet dergelijks gezien kunnen hebben, een
natuurlijk verfchijnzel, dat door de kracht der ver-
beelding, zoo van konstantyn, als andere aan-
Ichouwers, als een gunftig voorteken der overwin-
ning , aangemerkt , en van elk , naar zijne wijze van
denken, is verklaard geworden, zoodat de Christe-
nen daar in het teken des kruis, met de belofte van
voorfpoed door hetzelve , maar de Heidenen he-
melfche hulpbenden, befchouwden. Eindelijk, vinden
zij het natuurlijk, dat konstantyn daar op, door
die zelfde werking der verbeelding, in eenen droom
het zelfde teken gemeend hebbe te zien, en het dért
en ander voor iet Godlijks en wonderbaars zal ge-
nomen hebben.
Ieder zal , ongetwijfeld , deze oplosfing voor
fchrander, beftaanbaar , en gematigd keuren; even-
wel kan men niet ontkennen , dat dezelve hare zwa-
righeden heeft, bijzonder, omdat eusebius duidelijk
meldt van een omfchrift, hetwelk konstantyn om
het teken des kruis gezien zal hebben: Hier door
zult gij overwinnen ! hetwelk men , niet zonder
dwang, dus verklaart, dat eusebius hebbe willen
zeggen : dat het kruis een beeld , van eenen krans
naamlijk, om zich had, hetwelk zoo veel beteken-
de, als of 'er met leesbaar gefchrift gefclireven was :
m^r door zult gij oyerwimen.
De
geschiedenis: 37
De Lezer zal, door al het bijgebrachte, in ftaat III
gefteld zijn, om zelf eene keuze te doen, en zijn ^^^^
oordeel te bepalen ; voor mij zelven kan ik niet ont- Hoofdft.
veinzen, dat het geheele verhaal mij verdacht blijft. "^ C. G.
Tnur ^ ï ^
Bij gelegenheid van groote omwentelingen , is het l^^ ^37.
niet ongewoon , dat het gerucht melding doet van •
verfchijningen , of zeldzame gezichten , droomen :
deze worden, voornaamlijk in ligtgelo\ige eeuwen,
gretig aangenomen en verfpreid; zulk een tijd van
omwentelingen was het begin der vierde eeuw; elk
had ook den mond vol van vreemde voortekenen , won-
deren , verfchijningen (*) , en de Vorflen fchikten zich
naar deze algemeene ligtgelovigheid ; en hoe kan
het dan vreemd wezen, dat konstantyn, insge-
lijlvS, een lopend gerucht, niet wel zelf uitgedacht,
maar aangekweekt en door opfchikking en ver-
groting onderftcund kan hebben , hetwelk hem , bij
de Christenen, als eenen gunfteling des hemels kon
aanprijzen.
Hoe het ook met dit gezicht gelegen zij, en al- Wat de
hoewel men hetzelve niet moge houden voor eene Hdden-
, , fche
reden van konstantyn s overgang tot het Chris- Schrij-
tendom ; de reden , die de Heidenen daar van heb- vers zeg-
ben opgegeven , is zeker de waare met. Zij ver- g^ j.g^^g„
haal-
(*) Dus verhnalde men, dat, vóór den oorlog met
LiciNius, en de overwinning door konstantyn op hem
behaald, in fleden, aan licinius onderhevig, verfchijnin-
gen van krijgsbenden van konstantyn gezien waren,
als overwinnaars, in die fteden intrelckende. euseb. /?/■.
Coh/L Lihr, II. Cap. 6.
C3
'3» K E R K E L IJ K E
iri haalden, ZQgt sozomenus (*), dat deze Vorst,
®°^^ fommigen van zijne bloedverwandten ümgebracht ,
Hoofdfl:. en in de dood van zijnen Zoon krispus bewilligd
m C. G. hebbende , daar over berouw had , en met den Wiis-
loz zzj'. §^^^ soPATER raadpleegde, hoe hij zich van deze
' ' euveldaden zuiveren, en ziclr met de Goden v^er-
JtaisÏ^'^' 2°^"^" mogt. Deze zal hier op geantwoord - heb-
tyn's o- ben , dat voor zoo groote overtredingen geene rei-
vergsng niging plaats kon hebben. De Keizer , hier over
Christen- treurig geworden , zal met Bisfchoppen in gefprek
dom. gekomen zijn, die hem beloofden, door boete en
den doop, van alle zonden te zullen zuiveren. En
deze verldaring, dus volkomen naar zijnen vvcnsch,
zal hem tot eenen Christen gemaakt hebben, zosi-
Mus (t), een Heiden, en tijdgenoot van sozome-
nus , omtrent honderd jaren na konstantyn ,
geeft , wezenlijk , deze reden op voor de Gods-
dienstverandering van KONSTANTYN , met bijvoe-
ging , dat KONSTANTYN , bijzouder wegens hot
fchenden van den eed, geene reiniging van de Hei-
denfche Priefters hebbende kunnen bekomen, door
xekeren Egyptenaar ^ die uit Spanje te Rome geko-
men was (:{:), verzekering ontving, dat de Chris-
telijke Godsdienst alle zonden uitdelgde. Men vindt
ïct dergelijks, en niisfchien wel den oorfprong van
dit
(*) Hisf, Ecclcs. Libr. I. Cap. 5.
(f) Hnt, Libr. II. Cap. 29.
(:|:) Men gist, dat zosimus, door dezen, iiosius Bis-
fchop van Cordun bedoeld hebbe, die in groot aanziea
en gunst bij konstantyn geüaan heeft.
GESCHIEDENIS. 39
dit voorgeven der Heidenen, bij Keizer juliaan , III
gemeenlijk den Afvalligen genoemd, in één zijner ^'^^^
bittcrüe fchimpfchriften (*), waar in hij alle de Hoofdf>.
voorgaande Keizers doorilrijfa, en konstantyn , na C. G.
wien liij inden bloede beftond, terwijl alle de Kei- ^^^ %^^'
zers zich de befcherming van den éénen of anderen i
God verkiezen , zich in de armen der wellust en
dartelheid laat weipen, die hem de verzekering ge-
ven: „ Elk hoereerer, elk moordenaar, elk veT-
5, vloekte en verbannene, kome getroost herwaards,
5, Zoodra hij met dit water gewasfchen zal zijn,
,5 zal ik hem terftond geheel zuiver maken. En,
„ indien hij op nieuw in zulke ondeugden ftort,
„ zal ik hem weder reinigen , zoodra hij zich op
,, de borst en voor het hoofd flaat." Het is be-
kend , dat de Heidenen , de waare leere van het
Christendom verdraajende , al vroeg deze befchul-
diging tegen hetzelve hebben ingebracht , dat het geene
deugdzame menfchen, maar zondaren opzocht, en
vóór anderen tot belijders aannam (f); zoo ligt de
ongerijmdheid dier befchuldiging kan aangewezen
worden , even zoo gemaklljk kan ook dit voorwend-
zel nopens konstantyn van ongegrondheid over-
tuigd worden (:]:). Immers, daar het zeker is,
dac
(*) Ccefares p. 31. ed. Hcuftiig. aU'n p. 245.
(t) Zie een voorbeeld bij celsus in ons II. Deel,
Bladz. 76. voleg.
(^) Dit hebben reeds sozomenus /. c. en evagrius
Hist. Eccles, Libr. III. Cap. 40. fqq. alhoewel elk op
^ijne wijze, aangetoond.
C4
4.Ö K È R K E L IJ K E
III dat KONSTANTYN zijiicn Zoon KRispus en zijne
^j^'' Gcmaalin fausta eerst ter dood heeft laten brcn-
Hoofdfl. g""? nadat hij reeds eenige jaren openb'jk als een
m C. G. Christen gehandeld had ; zoo kan ten minden het
Jaar 313.
jQi; 237. berouw daar over zijne veriüidermg van Godsdienst
' niet te wege gcbragt hebben. Or>k weet men, dat
de Heidenfche Godsdienst , op zijne wijze , middelen
van verzoening en zuivering, ook voor de zwaarfte
zonden , aan de hand gaf. herkules liet zich ,
door de geheime plegtigheden van de Godin ceres,
zuiveren van gepleegde moord aan zijne kinderen.
Ook kan men zich de Heidenfche Priellcrs niet zoo 011-
ftaatkundig voorftellen , dat zij, in tijdsömftandig-
heden, waar in hun Godsdienst, van dag tot dag,
oogfchijnlijk , in achting en gezag* , afnam , eenen zoo
magtigen Vorst zouden getergd hebben, door hem
af te wijzen , indien hij zich aan hunne plegtighe-
den van zuivering had willen onderwerpen.
OFkon- In de twee laatst vcriopene eeuwen, hebben ver-
enkel^^'t ^"^^^^^^"^ Geleerden , op voorgang van c huist.
ftaptkuii- THOMASius (*), en eurch. gotth. stru-
éeeen y^^g Ct)-> den overgang van konstantyn tot het
gewor- Christendom alleen aan flaatkiinde tocgelclireven.
den is? Deze eerzuchtige Vorst, zegt men, die niets minder
bedoelde, dan, na het uit den weg ruimen van alle
Medekeizers, alleen de oppermagt des Romcinfchen
Rijks in zich te verëenigen, in aanmerking nemen-
de, het groot aantal der Christenen, en hunne tot
dweep-
(*) Ohfervatt. UaUem. l. c.
(I) Disf. Covjliïiiiiuin ex riUhnibiiipoliiicia ChriitlaiuLS,
GESCHIEDENIS. 41
dweepzucht en geestdrift toe gaande trouwe en ijver m
voor hunne geloofsgenoten en befcheiTners , wilde ^'^^'^
zich van hunne genegenheid verzekeren , gelijk zij Hoofdft.
hem dan ook zoo krachtdadig ondcrfteunden , dat na C. G.
hij zijnen wensch daadlijk vervuld zag. Zijne me- ^^^^ 237.
dedingers , maxi.aiinus , imaxentius , en licinius , ■
hadden , gelijk wij gezien hebben , insgelijks , po-
gingen aangewend, om de Christenen in hunne be-
langen over te halen, maar, dewijl zij hun woord,
bij voorkomende gelegenheden, niet geftand deden,
ftelden deze geen vertrouwen in deze Vorften. kon-
STANTYN, integendeel, nam geheel den fchijn aan,
van zelfs een hd van hun genootfchap te wezen ,
vleijdde hunne Geestelijkheid en Bisfchoppen , aan
welke hij inkomftcn en voorrechten rijklijk fchonk,
en die hij met eerbied behandelde, terwijl de Chris-
tenen, in het gemeen, door hem eene gewenschte
rust, vrijheid, en veiligheid genoten. Men kan niet
ontkennen , dat 'er , in deze wijze van befluiten ,
veel fchijnbaars is, doch, met dit alles, ontbreekt
daar aan gefchiedkundig bewijs. Men merke flechts
op, dat konstantyn's leger grootendeels uit Hei-
denen beflond , welke ook nog , in het geheele Ro-
meinfche Rijk, de magtigfle en talrijkfte partij uit-
maakten, dat hij, toen hij de hulp der Christenen
meest nodig zou gehad hebben, wel hun begunilig-
de, doch hunnen Godsdienst echter nog niet aange-
nomen had, maar denzelven eerst, na het overwin-
nen der Medekeizercn , toen hij geencn mededinger
meer had, heeft aangenomeu, en van tijd tot tijd
2ich een' ijveriger vriend van de Christenen betoond ,
C 5 die
44 K E R K E L IJ K E
ÏII die ook nooit aan zijne oprechtheid getwijfeld
BOEK hebben, en wier geestelijkheid hij, in zijne oniiian-
Hoüfdft. digheden, niet nodig had te vleijen.
na C. G. In de daad , gelijk wij reeds , in het > begin , zei-
toc 337'.*^^"» ^y hebben geene buitengewone verfchijnfelen ,
— — — geene gezoclite redenen, van een knagend geweten,
Eenvou- ^^ ftaatkunde ontleend, nodig, om van eene geheel
wig voor- 5 o 5 o
ftelvan natuurlijke en uit de omflandigheden eigeniiaitig
zijne ver- yoortvloejende gebeurenis , gelijk deze overgang van
KONSTANïYN tot het Christcndoni blijkt geweest te
zijn, rekenfchap te geven, konstantyn had reeds
ijn zijnen Vader een voorbeeld, die aan zijn Hof,
in zijn heir, en in alle Handen van zijn Rijk, met
een goed gevolg, van Christenen gebruik gemaakt ,
cn aan de Christenen zijne gunst bewezen had ;
deszclfs regering was door geene oproeren noch in-
wendige bewegingen gefchokt geweest , en hoe meer
kennis konstantyn van den Godsdienst der Chris-
tenen kreeg, hoe meer hij daar door, als ook door
de ondervinding zelve, overtuigd werd , dat die
Godsdienst , volgends deszclfs eigen wezen , ftrekte ,
om goede , en geruste Burgers aan den Staat te ver-
fchaffen; hij zag, dat het getal der Christenen, ge-
noegzaam daaglijks , aanwies ; hij had gezien , dat
Hien te vergeefs, door middelen van geweld, dien
voortgang had zoeken te fluiten; hij begreep, dat
hij hun kon bcgunfligen , zonder de Heidenen te
vervolgen , en dus aan alle zijne onderdanen genoe-
gen geven; hunne geestelijkheid en opzieners, on-
der welken zich vele geleerde en waarlijk eerwaar-
dige mannen bevonden, vereerden hem, pverbodig*
en
GESCHIEDENIS. 43
en verhieven, om ftrijd, zijnen lof; dit alles moest III"
hem noodzaaklijk, in zijne gunftige denkwijze om- ^^^"^
trcnt de Christenen , verilerkcn , en eindelijk ten vol- Hoofdft.
len overhalen , om hunnen Godsdienst zelf te bclij- na C. G.
Toot» 0 1^
den, en dien tot den Godsdienst van den Staat te -^^^ ^S[
maken, uit al hetwelk wij befluitcn, dat deze Vorst, . -^
in zoo ver, te goeder trouw te werk is gegaan.
Eene andere vraag is het , en niet ligt te beantwoor-
den, of hij een waar Christen geweest zij, in den
verhevenen zin van deze benaming , dat is een
Christen, wiens hart en daadcn gellemd en gericht .:
waren, volgends de leere en lesfen van dez£n he-
melfchen Godsdienst ? Hier omtrent zal het ver-
haal van zijne volgende verrichtingen, tot hetwelk
wij nu overgaan, ons misfchien opheldering geven
kunnen (*).
Na de overwinning, in het jaar 312 op maxen- konstak-
Tius behaald, welke dwingeland in den Tiber ver-, t^'^' be-
" ■ mmltigt
dronken was, liet konstantyn te Rowe een ftand- de Chris-
beeld voor zich oprichten, houdende het kruis in tenen na
de hand, met dit opfchrift: „ Door dit heilzaam J^^nhig
5, teken , een overtuigend bewijs van waare dapper- op ma-
„ hcid , heb ik uwe flad van het juk der dwbig- ^^^'"^'^*
„ landij verlost en bevrijd; en den Raad en het
„ volk van Rome in vrijheid hcrfteld hebbende, de
„ aloude eere en luifter wedergefchonken ( f ). *'
Vervolgends gaf hij, ook op den naam van lici-
NI-
(*) Men vergelijke hier mede mosheim. Nodige Op-
helderingen, Ilde Deel, Blad-z.. 507.
(t) EüSEB. Vit. Cdnjïant, Libr, I. Cap. 40,-
44 K E R K E L IJ K E
III Nius, die zijne vriendfchap tegen maximinus uoólg
^^^^ had, nog in hetzelfde jaar, en in het volgende 313
Hoofdft. tö Milaan^ die beide openbare bevellchriften , van
na C. G. welke wij in het voorgaande Derde Deel (*) , reeds
tot 337* gewaagd hebben. Voorts, bewees konstantyn
■■'" zijne milddaadigheid jegens de Christenen door hun-
ne Kerken te vergroten, en die met rijke gcfchen-
ken te verëeren (f).
LiciNiüs De eensgezindheid tusfchen konstantyn en li-
vervolgt (,jj^jus higy echter niet lang ftand; nadat de laatst-
tcaen. gemelde maximinus overwonnen, en door deszelfs
dood, zich meester van zijne landen gemaakt had,
brak tusfchen hem en konstantyn, reeds in het
Jaar 314, een burgerkrijg lüt, die met eenen na-
deehgen vrede voor licinius eindigde, welke, vaiï
dien tijd af, in het jaar 319, de Christenen in zijne
landen , of omdat zij te veel genegenheid voor
KONSTANTYN hadden laten büjken, of door zijnen
ijver
(*) Bladz. '>,'^<). Bij het gezegde nldanr moeten wij
hier nog voegen, dat fomrnigen aan het woord «/^scrg/s",
hetwelk anders gezindten, aanhangen, te kennen geeft,
iu het tweede bevelfchrift voorkomende , de betekenis ge-
ven van Conditio , voorwaarde , en dus hetzelve uit lac-
TANTius verklaren, in dien zin, dat, in het eerfle bevel-
fchrift, de vrijheid der Christenen, niet zonder eenige
bepalingen, zal gefchonken zijn , welke bepalingen in het
tweede opgeheven zijnde, nu die vrijheid volkomen, en
zonder eenige voorwaarde , gefchonken werd. Vergel. VE-
NEMA Hiit. Eccles, Tom. IV. pag. 347.
(j) EUSEB. Fit. Vov-ftaui. Libr. I. Cap, 4a.
GESCHIEDENIS. 45
ijver voor het Heidendom , van zelf daar toe aan- lII
gefpoord, begon te vervolgen. ?>rst alle Christe- ^°V^
hen van zijn Hof verwijderende , vervolgends de Hoofdfl.
foldaten, die in de (leden bezetting hielden, indien "^ C. G.
zij weigerden te offeren, uit den dienst ontflaande , j'^^ iJL'
verbood hij eindelijk de Godsdienftige vergaderin- .m '
gen, ten minflen voor zoo ver vrouwen en man-
nen dezelve fainen bijwoonden. INlet dit alles niet
voldaan, liet hij vcifcheiden Bisfchoppen, aan wel-
ke hii, onder levensllraffe , verboden had, met an-
deren Kerkelijke vergaderingen te houden , vatten
en ter dood brengen, dreef anderen in ballingfchap ,
verbood', dat men de gevangenen in den kerker
ccnige hulp zou toebrengen , zoodat zij , zonder
bijfland , daar in van honger verfmachten moesten.
Ook liet hij de Kerken der Christenen fluiten, en fom-
migen afbreken, en met den grond gelijk maken.
Deze vervolging trof voornaamlijk de Christenen in
de ftad Amajia en andere fl:eden in het landfchap
Ponlus , ook werd zij , onder allerhande voorwénd-
zcls , meer dan met openbaar geweld , uitgeoefend ,
alzoo LiciNius genoodzaakt was, konstantyn te
ontzien; tot dat de beide Vorflen, in het jaar 323^
op nieuw , met malkanderen in oorlog geraakten (*_),
Wij behoeven ons zoo veel te min te verwonde-
ren, over deze vervolging der Christenen , door
.LICINIUS , waar van zelfs een Heidensch Schrijver
ge-
(•) EusEBius Hist. Eccles. Libr. IX. Cap. 8. fqq,Vit,
Conjlant. Libr. 1. Cap. 51. Libr. II. Cap. i. fyq.
H$ KERKELIJKE
jjl gewaagt (*), nadien hij, ook volgends getuigenis
BOEK van den Keizer juliaan , hetweliv in dezen niet
TI
„ '■^..^ verdacht kan zijn , te boek ftaat , als een fnood
na C. G. Dwingeland , tot allerleië zelfs de ongehoordfte fnood-
j^^rs 13. heden geneigd (f). Evenwel fchijnt het gerucht,
' vervolgends, deze vervolging merklijk vergroot te
hebben, gelijk wij, bij voorbeeld, fchijnen te kun-
nen opmaken, uit cene redenvoering van basilius
den Grooten , tot lof van veertig Martelaren , uit
den krijgsftand, die in dezelve zullen omgekomen
zijn, van welke euseeius niet alleen zwijgt, maar
uok uitdruklijk zegt, dat de foldaten, die weiger-
den te offeren, alleenlijk van hunne eere beroofd,
en afgedankt werden (.-{:).
Doodvan . LiciNius, die, waarfchijnlijk , ook uit llaatkun-
LiciNius. ^jg^ redenen, deze vervolging tegen de Christenen
kad ondernomen , alzoo hij oordeelde , dat zij
niet anders wenschten en zochten, gelijk ons een
Ker-
(*) AuRELius viCTOR , de defar. Cup. XLI. pag.
435' <^^^f' ARNTZENii: Lkinio ne infontuim qiiidem ac
fiobilium philofophorum fervili modo cniciatus adhibiti
"hiodinii feeere, de zin van welke woorden is, dat deze
Vvreedaart onfchuldige en voortreflljke Jiljsgeeven, met
ïlrafFen voor flaven gefchikt , vervolgd heeft. Wij weten
toch, dat vele Heidenen de Christenen, xtw dezen tijde,
vóór eenen aanhang van Wijsgeeren hielden.
■ ( t ) Jiilian , C.i'fares. p. m. 202.
' (4:) Men vergelijke venejma Hist. Ecdes. Tom. IV»
pag, 363.
GESCHIEDENIS. A?
Kerkelijk Gefchiedfchrijver (*) bericht, dan kon- III
STANTVN alleen tot Keizer te hebben, waartegen ^^I-^
hij zich door de magt der Heidenen zal getracht Hoofdfl.
hebben te verftcrken, gelijk hij dan in eene aan- °^ C. G.
fpraak aan zijne foldaten verklaarde , den oorlog tegen ^q^ ^-^t]
KONSTANTYN ondcmomen te hebben , om den ouden ■ ■■
Godsdienst te wreken en te herftellen, belovende,
indien hij de overwinning behaalde, alle de verach-
ters van den ouden Godsdienst geheel te zullen
verdelgen (f), terwijl de Heidenfche Prieflers hem,
door hunne Godfpraken, van de ovenvinning ver-
zekerden (-t)^ flaagde echter, in dezen oorlog, die
in het jaar 323 eenen aanvang nam, zoo ongeluk-
kig, dat hij zich, nog in datzelfde jaar, als eeix*
gevangenen , aan konstantyn moest overgeven*
Deze beloofde hem, bij plegtigen eede, dat hij zijn
leven zou fparen , doch liet hem kort daar na ter
dood brengen , „ naar het recht des oorlogs ," zegt
EusEBius (§), of gelijk anderen, ter veröntfchul-
diging van konstantyn, voorwenden, omdat de
foldaten den dood van licinius eischten , of omdat
KONSTANTYN hem uog voor een' gevaarlijk vijand
hield, doch alle welke redenen zoodanige fchending
Van den eed, en WTeedheid tegen eenen Vorst, die,
door het huwlijk met konstantyn's Zuster, zijn
zwager was, nooit veifchonen kunnen, konstan»
TYN,
( * > SozoMENUs Wsf. Ecclei, Lihr. I. Cap, 7.
( f ) EuSEB. nt. Conftant. Libr. II. Cap. 5.
^ ( ^ ) Idem Libr. II. Cap. 4.
(§) £>^ Fit, Conftant. Libr. II. Cop. 18.
/
4» K E R K E L IJ K E
III TYN, met de dood v;in licinius niet vergenoegd,
^^.V^ liet ook MARTINIANUS, die door licinius tot Ca-
Hoofdft. y^^^ verklaard was, en zelfs den Zoon van lici-
ua C. G. jsjius ook LICINIUS genoemd , een kind van elf
tot 337! i^^*'^" ' ^^" '^^^ leven beroven , behalven nog vele
■ voorname lieden van licinius aanhang. En deze
wreedheden zijn te min te ontkennen, hoe zeer ook
EUSEBius alle de fchuld op licinius poogt te
fchiiiven, en aan de handelwijze van konstantyn
eenen glimp te geven, door hen voor te flellen, als
lieden, die tegen God geoorloogd, en daar toe ge-
raden hadden, dewijl zij vooral niet voegden voor
eenen Vorst, die, behalven het boven verhaalde
wonder , en de geheiligde krijgsbanier , nog zoo
groote vertoning van godsvrucht maakte, dat hij,
in eene afzonderlijke tent buiten de legerplaats , God
gewoon was te bidden , en zulks ook in den oorlog met
licinius deed, dat God hem met zijne bijzondere
gunst en bekendmaking van zijnen wil zou bij-
ftaan (*).
2iine Konstantyn, eenmaal zich voor de Christenen
wetten verklaard hebbende , toonde zich zeer ijverig ten
deele vnn hunnen voordeele , door menigvuldige wetten en
hetChris- verordeningen , welke in het eerst wel de Heidenen ,
teiidom, . ^^ vriiheid van hunnen Godsdienst, gelijk kon-
bijzon- •' 7 o j
der der stantyn iiitdrukhjk verklaarde, dat elk en een ie-
Geeste- ^gj. zijner onderdanen deze vrijheid van Godsdienst,
üjkheid. ... ... , i, ,
naar zijne eigene verkiezing, moest behouden, onge-
ftoord lieten, en alleen de Christenen en bijzonder
de
(*) EusEC. (k Hia Conflant. Libr. II, Cap. 12.
GESCHIEDENIS. 4<j
de geestelijkheid beg:iinftigden , maar in vdrvolg van ni
tijd fti'enger werden, en meer flrekkende, om den ^°^^
Ilcidenfchen Godsdienst afbreuk te doen , en den Hoofdfl.
Christelijken uit te breiden; terwijl door dezelve ook "^ C. G.
vele en gewigtige veranderingen in den toeftand en^^j'^^I^'
inrichting van de Christelijke Kerk en derzelver Leeraa
ren en Opzieneren te weeg gebracht werden (*).
Wij zullen eenigcn der voorn aam (te van deze Wet-
ten hier moeten bijbrengen, nademaal zij ons met
de heerfchende denkwijze van de Christenen, in deze
en de volgende eeuwen, kunnen bekend maken.
Edne zijner eerlle merkwaardige verordeningen , De gees-
ten behoeve der Christelijke Geestelijkheid, gaf, in telijkbeid
het jaar 313, aan de rechtzinnige Leeraars in •^*/- kJpardvnn
ka^ vrijheid, van het bekleden van burgerlijke last- burgerlij-
Trp loer-
posten; opdat zij door dezelve niet zouden gehin- possen,
derd worden, in het waarnemen van de pligten van
hun ambt ; welke vrijheid , ( immunitas , ) vervol-
gends tot alle Christen -Leeraars in het gantfche
Rijk werd uitgeftrekt. Maar als hier op vele rijke
burgers zich onder de geestelijken lieten aanfchrij-
ven, om dit voorrecht met hun te genieten, ver-
bood de Keizer , in het jaar 326 , dat zulke burgers ,
die
(*) J. A. FABRIC1U3 Lvx fiiliit. Eiimig. toti orhi exor,
^ap. 13. heeft deze Wetten verzameld; men vindt de
meesten bij euseb. liht. Eccles. X. 7. fqq. en in den
Coii. Theodos, en lujlinian, zij zijn opgehelderd en ver-
klnnrd door franc, baldlinus in een afzonderlijk werk :
Couftantinm feu de Legg. Cunftant. Halle 1727. 8. Qict
cene Voorreden van n. h. gundling.
IV. Deel. D
Kerken.
50 K E R K E L IJ K E
III die tot dergelijke lastposten van Decuriones ^ Curia"
BOEK /^^ enz.^ verpligt waren, niet in den geestelijken
Hoofdft. ^^i^'i zouden overgaan, maar alleen minvermogen-
naC. G. d^n, die, zegt hij, billijk van de rijkdommen der
Toot- o T Q
^q[ ;„^' Kerk onderfleund mogten worden; ook mogten gee-
■ ne geestelijken in bediening gefteld worden, vóórdat
'er plaatzen door de dood van anderen waren open-
gevallen (*).
Mildd?.- Deze gemelde wet fpreekt wel niet algemeen , ook is
digheid >gj. p-j,ej;,e uitdrukliike wet van konstantyn voorhan-
VSn KON-
STANTYN den , welke de geestelijkheid vrij verklaart van het
jegens de dragen der openbare belastingen , men mag nogthans
liikhcid ^^i'^ ^^ milddadigheid van dezen Vorst befluiten, dat
en de zij hier van , ten minden gedeeltelijk , ontflagen ge-
weest zal zijn. Deze milddadigheid toch was zoo
groot, dat zij wezenlijk den grond gelegd heeft tot
de volgende onmetelijke rijkdommen der Kerken. Be-
halven vele geichenkcn in geld, graan, en lande-
rijen , wees hij , in elke flad , vaste inkomften aan ,
voor de geestelijkheid aldaar , uit de gewone belastin-
gen (f). In het jaar 321 gaf hij aan ieder de vrij-
heid , om , bij uiteruen wil , aan de rechtzinnige
Kerk zoo veel van zijne goederen te vermaken, als
liij goedvond (:{:). Van deze bezittingen en der-
zel-
(*) EusEn. Hisf. Eed. L. X. C. 7. Cod. Theoclos. Libr,
XVI. ///. 2. Ae Episcop. Eccles. etCleric. Leg. i ,2,3,6,7,
(t) EusEB. Hht. Eccles. Libr. X. L'ap. 6. sozomen.
Uht. Eccles. L. I. C. 8. L. V. C. 5.
(t) Cod. Theodos. L. XVI. ///. 1. l. 4. Cod. luftin,
L. I. iit» 2. de SS. Ecclefiis etc. l. i. Deze wet, ei-
gen-
GESCHIEDENIS. 51
zelvcr inkomften, aan de Kerken gefchonken, werd III
wel alleenlijk een gedeelte voor de geestelijkheid en ^'^^'''
de Bisichoppen , en het overige t(;t onderhoud der Hoofdft.
araien, weduwen, aan God gewijde maagden, en tot m C. G.
onderhoud , vergroting , en vcifraajnig der Kerken , [^^ ^^l]
beftemd , dcc'i , daar de Bisfchoppen en andere gees-
telijken 'er het beftuur van hadden, maakten zij 'er
fpoedig zoodanig gebruik , ook voor zich , van , als
zij goedvonden. Spoedig nam ook de bijgelovige mening
de overhand , van welke konstantyn zelf niet vrij
was , gelijk blijkt uit de redenen, door hem voor deze
zijne milddadigheid gegeven , dat men bijzondere
gunst van God venvierf, als men veel aan de Kerk
en hare dienaren fchonk, uit hoofde van hunne ge-
beden en zegeningen.
Onder andere eerbewijzen en voorrechten , met Andere
welke KoxsTANTYN de Bisfchoppen , in het ge- j.g^.]^j'g,^
meen , overlaadde , was ook dit , dat lieden , die een der geesr
plijtgeding hadden , zich op de beflisling der Bis- ^^'!^^'
fchoppen mogten beroepen, wier vonnis de üadhou-
ders en hunne onderbedienden ten uitvoer moesten
brengen (*). Dit fteunde zeker op eene misdui-
ding van PAULUS woorden, i. kor. VI. 1-8. On-
dcr-
genlijk, ann het volk vnn R.ome gericht, is raisfchien nl-
leen eene bevesnging en uitbreiding van deze vrijheid,
welke de Kerken reeds zedert het jaar 312 fchijnen ge-
had te hebben; gelijk gothofredus gist ad 1. c. Cod,
Theodos. hetwelk echter ernesti de Avaritia Ecdes,
Opusc. Theolog. p. 557. niet waarfchijnlijk vindt.
(*) SozoMEN. Hiit. Ecclcs. Lihr, I. Cnp, 9.
D 2
5£ KERKELIJKE
IIÏ deitiisfchen is eene andere wet, welke konstantvW
^^Y' insgelijks zal gegeven hebben (*), en waar door de
Hoofdft. Bisfchoppelijke rechtbanken nog veel verder worden
na C. G. Liitgeftrekt, verdicht en van later tijd (f). Ook gaf
lot 33r.* KONSTANTYN, in lict jaar 316, aan de Christenen
* dit voorrecht, dat meesters hunne flaven , zonder
de gewone plegtigheden in acht te nemen , in de
vergadering der Christenen, ten overftaan der gees-
telijken, hunne vrijheid fchenken mogten ; ja, indien
een geestelijke aan zijnen flaaf de vrijheid wilde
fchenken, kon hij, volgends eene nadere wet, iii
het jaar 321, zulks doen, zonder ecnige getuigen,
fchriftelijk , of met monde ; wordende zoodanige
vrijlating erkend, als wel en wettig (:{:).
De oude De Romeinen hadden van ouds wetten , welke
Wetten ^^j^ ongehuwden flaat, door zekere boeten, tegen-
tegen den ° 5 0
ongc- gingen, en het huwlijk bevorderden; fommigen der-
huwden zelven, als de Papifche en Poppeifche^ waren, om
gefchaft. ^^ bevolking des Rijks te bevorderen , vrij ftreng ,
als die niet alleen tegen ongehuwden, maar zelfs te-
gen getrouwde doch kinderloze mannen , zekere boeten
bepaalden. Y)tzt wetten flonden de neiging van vele Chris-
tenen, en hunne hoogachting voor den ongehuwden
flaat, die thans meer en meer onder hen veld won,
te Iterk in den weg. konstantyn fchafte dan de-
zel-
■(*) Cod. Theod. Tom. VI, P. i.p. 2^9- fq- ed. Rideri,
(t) Dit heeft gothofredus voldoende bewezen.
(:}:) Cod. lujlin. L. I. tit. IZ' de his qiii in Eccles,
vianumitt. l. 1,2. Cod, Theodos. Libr, IV. /. 7. /. i.
50Z0MEN, /. f.
GESCHIEDENIS. 53
zelve wetten, die reeds te voren zeer verzacht wa- Uï
ren geweest, geheellijk af, houdende het daar voor, ^^J-^
zegt sozoMENUS (*}, dat het dwaas ware, te Hoofdd.
denken , dat het menschlijk geflacht door den vlijt na C. G,
en zorg der menfchen zou kunnen worden uitge- ^^^ g.^*
breid, als zijnde deszelfs vermenigvuldiging of ver- "-
mindering alleen van eene hooger V^oorzienigheid
afhangende. Welke vrome maar weinig Idemheb-
bende reden den Vorst , waarfchijnlijk , door de
Geestelijkheid aan de hand was gegeven , gelijk dan
ook EusEBius (f) hem, wegens de affchaffing de-
zer wetten , ten flerkflen prijst. Zelfs vergunde
KONSTANTYN, volgends SOZOMENUS, aau Christe-
nen van beiderleië kunne, die ongehuwd bleven, de
VTijheid , om , zeïïs nog onmondig zijnde , hunnen
uiterften wil te mogen maken , oordelende , dat de
gene, die zich alleen aan den dienst van God en
eene gellrenge deugd toewijdt, ook in alle dingen
verftandige en wijze maatregelen neemt.
De Christenen hadden , van eerden af, den Zon- Viering
dag , den eerften dag der week , waar bii vele se- X'^" .
^ ° ' j t> Zondag
meenten nog den Zat ur dag , of Sabbat h , voegden , geboden,
gevierd en vereerd, echter is 'er geene blijk, dat .
deze vertering beflaan hebbe , in eene volftrekte
rust, en geheele ftaking van alle werk en bezigheid,
'jnaar thans , nu de Christenen , naar mate zij in
waare godsvrucht en deugd verkoelden, des te ijve-
ri-
(*) Hht. Eccles. L. I. C. 9.
Cï') De Fita Conflant. L. IV. C. n^s.
D n
i;4 K E R K E L IJ K E
III riger wcrdcfi , omtrent uitwendige piegtiglieden ,
BOEK voerde konstantvn, in het jaar 321, door eene
Hoofdd. ^vet (*), eene ftrcnger viering van den Zondag in:
aia C. G. ^^ Alle Richters en ingezetenen der fteden ," dus
J^f ^IS hüdt deze wet, „ook de werklieden in alle kunden,
• „ zullen op den eenvaardigen Zondag rusten. Al-
„ leen mogen de landlieden , met alle vrijheid , den
„ landbouw voortzetten, alzoo het vaak gebeurt,
5, dat de landerijen en wijnbergen, op geenen an-
„ deren dag, zoo voegzaam beiirbeid kunnen vvor-
„ den. Dus behoort dit , door de hemcHche V^oor-
5, zienigheid aangeboden, niet hij gelegenheid van
,, een kort oogenblik , verloren te gaan." Kort
daarna vergunde hij, dat men ook op den Zondag
lijfeigene fiavcn in vrijlK-id kon ontdaan , omdat dit
eene weldadige handeling was (f). Terwijl voorts
de Christenen onder zijne foldaten verlof hadden,
óp den Zondag, ten einde hunnen Godsdienst te
kunnen waaniomcn, moesten de Heidcnfche foldaten
?ma buiten op het open veld trekken, en daar, opeen
gegeven teken, het volgende, door den Keizer voor-
gcfchreven, gebed (jireken: ,,U alleen erkennen wij
„ als God; U belijden wij, als Koning; U aan-
„ bidden wij , als helper ; van U hebben wij de
^, zege ontvangen; door U hebben wij de vijanden
^, overwonnen. U danken wij voor het ontvangen
„ goetie; va;n U hopen wij het toekomende. \J
„ fme-
(*) Cod. hijlin. l. ill. t. 12. de fcrih L 3.
(t) Coi' Theodos, L. U. /. 8. de fcriis L u
GESCHIEDENIS. 55
„ fmeken wij ootmoedigst , dat gij onzen Keizer III
5, KONSTANTYN, en zijnc Godgeliefde Zoonen, bij ^'^^'J^
„ een lang leven , gezond en overwinnende , bewa- Hoofdff.
„ ren wilt!" (*) De bewoordingen van welk ge- na C. G.
Toni* '> T 'S
bed zeker niet ftreden met de denkbeelden van ver- J^^ 237.
Handige Heidenen omtrent het Opperwezen , zoodat
zij aan Heidenen, zonder aanftoot, konden voorge-
fchreven worden. Nog verordende hij , dat men
den Vrijdag insgelijks, door dergelijk ftilflaan van
allen arbeid , zou vieren , ter gedachtenis van het
geen jesus , op dien dag, geleden heeft (f).
Na de dood van licinius , in het jaar 323 , Kqn-
openbaarde konstantyn, van tijd tot tijd, zijne st/\ntyn
genegenheid voor de Christenen, duidelijker. Eéne (jgCliris-
zijner eerfte zorgen was, de vervolging, die lici- tenen ia
Kius tegen de Christenen , in zijne Oosteriche lan- ^^^'^ "^."*
den, had aangericht, te doen ophouden, en derzel- tingen,
ver nadeelige uitwerkzelen te herftcllcn. Een aan-
fchrijven des aangaande aan de Beftuurers van Pa~
Icefiina^ is ons door eusebius (t)i bewaard, waar
bij KONSTANTYN beveelt , dat de Christenen , welke
uit hun vaderland verdreven , of tot openbare lands-^
dienften veroordeeld, van hunne goederen beroofd,
op eilanden gebannen, tot de mijnen en bergwer-
ken verwezen , van eere en vrijheid ontzet , uit
krijgsposten verftoten waren geworden , of die men ,
tot befchimping, onder de vromven had doen wol
fpin«
(*) EusEB. Fit. Conjiant. L. IV. C. 19. en 20.
(f) EvsEB.Lc.Cap.iS.sozoMEiivsHist.Ece/.L.LCj.
(t) /^V. Conftant. L. II. C. 24./^-?.
D4
^ K E R K E L IJ K E
III fpinnen en linnen weeven, of tot flaven en lijf ei-
BOEK genen gemaakt had, weder in hunne vrijheid en vo-
Hoofdfl. "gen ft^at herfteld zullen worden, zoodat het hun
na C. G. yi-ij 2al flaan, een beroep, naar hunne viijë keuze,
l^^[ 237] ^^n ^^ vaarden. De nagelaten goederen van Mar-
^ telaren en belijders zouden aan hunne naaste erfge-
namen, of, indien deze ontbraken, aan de Kerk,
waar toe zij behoord hadden, door de tegenwoor-
dige bezitters, herfteld worden, uitgezonderd ech-
ter het vruchtgebruik, dat zij 'er van genoten had-
den. Eindelijk moest ook de Keizerlijke kamer de
verbeurd verklaarde goederen aan de Christelijke Ker-
ken wedergeven.
Hij ver- Voorts ftelde konstantyn alom , ten minften
H^i lenen ^*^°^' ^^^ grootfle gedeelte , Christenen aan , tot
het offe- ftadhouders en beftuurers der Pi-ovinciën ( * ). Aan
'^^"* die beftuurers en allen , die hooge waardigheden be-
kleedden , zelfs de prafecti pratorio , welke Heide-
nen waren, verbood hij te offeren; niemand mogt
Beelden der Goden oprichten , wichelaarskunflen , en
foortgelijke waarzeggerijen oefenen , noch offerdieren
flachten ( f ). Doch , alhoewel eusebius dit , bij
deze gelegenlieid vermeldt, fchijnt men dit verbod
nogdians tot de laater jaren van konstantyn's
regcering te moeten brengen, alzoo hij nog in de
jaren 319 en 321 (ij:), drie wetten had gegeven,
r*) EusEB. Fit. Ccnftant. L. II. C. 44. "^
(f) EusEB. Fii. Conflant. Lihr. II. Onp. 44, 45. Z.
IV. C. 2S, 25. SOZOH5EN. Iliit. Eccks. L. 1. C. 8.
{%) Cod, Theoil. L. IX. i. 16. de v;cUj\ /. 1, 2.Z.XYI.
tit, 10. d& Pagaiüi l. i.
GESCHIEDENIS. 57
in welke hij de waarzeggerijen en wichclarijën vrij- III
laat 5 mids dat zij in het openbaar gefchieddcn ; dus ^^^
ook het offeren in de huizen , maar niet in de open- Hoofdf!,
bare Tempelen verbiedt. Gelijk ook libanius ('*)naC. G.
verzekert , dat de Keizer de oefening van den Hei- j^j 537*
denfchen Godsdienst ongeftoord heeft gelaten , ja zelfs ■■
voegt zosBius (t) 'er bij, dat hij, ten dezen tijde,
zelf dien Godsdienst nog toegedaan is geweest. Som-
mige geleerden hebben daarom het bericht van euse-
Bius tot hiüslijke offers, en tot zulke, die de Ro-
meinfclie Overheden in naam van den Keizer ge-
woon waren te offeren , willen verflaan. Doch de
woorden van eusebius zijn al te duidelijk en alge-
meen, ook beroepen de Zoons van konstantyn ,
als zij in het jaar 341, het offeren aan de Heidenen
verbieden (if:), zich op de wet van hunnen Vader,
waar uit duidelijk blijkt , dat deze zoodanige wet gege-
ven heeft , alhoewel dezelve niet ftreng zal ten uitvoer
gebracht zijn, omdat nog te veel rijke en aanzien-
lijke lieden het Heidendom bleven belijden, dan dat
hetzelve met geweld in ééns zou hebben kunnen
uitgeroeid worden. Verders deelt eusebius ( § ) ,
den Brief van den Keizer mede , aan hem , als Bisfchop
van Ccefareën , gefchreven , gelijk ibortgelijke aan an-
dere Bisfchoppen gefchreven werden , met vrijheid
en last, om de Christen - Kerken , die vervallen wa=
ren ,
(^ * ) Orat. pro Temp/is gentiliinfu
( t ) Hist. Libr. II. Cap, 29.
(t) Cod. TheocL Libr. XVI. ///. 10. leg, 2.
i$^ De Fit. Conflant. Libr. II. Cap. 46.
D5
5J! K E R K E L IJ K E
III ren , te herflellen , ze grooter en ruimer op te tim»
^^j-'^ meren , en nieuwe te ilichten , waar toe de Beftim-
Hoofdft. rers der Provintiën hun behulpzaam zijn , en de kos-
na C. G. ten verfchaffen moesten.
J^j 237'. GeUjk KONSTANTYN zich echter, in het begin,
— verklaard had , voor de vrije oefening van allen
Hl] ver- Godsdienst, zoo bewees hij aan zijne nieuwe on-
zich ech- derdanen van den Heidenfchen Godsdienst , in het
ter, in het Oosten , in het eerst , alle zachtzinnifflicid. In eenen
eerst te-
gen alle ^"^^ ^^^^ ^^'■^"' ^^^ ^^i^^ eigene hand, in 't Latijn
vervol- gefchreven , welken eusebius ons bewaard heeft (*) ,
^'°^* waar in hij hun de ijdelheid van den Afgodsdienst ,
en de redenen voorflelt, die hen behoorden te be-
wegen, om tot den Christelijken Godsdienst over
te gaan, bidt hij God (f): „ Ik bid, dat uw
volk in vrede en zonder oproeren leve, ten alge-
meen nut der wereld, en van alle menfchen. Dat
de dwalenden het vermaak van vrede en rust gelijk-
lijk met de gelovigen vrolijk genieten mogen; alzoo
deze herftelling der gemeenfchap tusfchen deze bei-
den veel vermag, om de menfchen op den rechten
weg te brengen. Niemand doe den anderen moeite
aan; maar elk doe , wat hem behaagt. Evenwel
moeten de weigezinden overreed zijn, dat die ge-
nen alleen heilig en onfchuldig leven zullen, welke
gij zelf geroepen hebt, om in uwe heilige wetten
te berusten. Maar zij , die zich onttrekken , mogen ,
wijl zij dus willen , de Tempelen hunner ijdele leere
be-
(*) Fif. Confiaai. Ubr, 11, QRpsJ^.fm-
GESCHIEDENIS. 59
behouden. Wij hebben hot glansrijke huis, dat gij III
ons met de natuur gegeven hebt. Dit biddeu wij ^^^^
ook voüi- hun, opdat zij ook zelve in de algemeene Hoofdft.
eensgezindheid hun genoegen hebben mogen." Hij '^a C. G.
Tonr O T Q
belliüt zijn gefchrift (*), met eene herhaalde ver- J^^ ^ir*
maning : „ Dat niemand een' ander , om veifchit- ->
lende inzichten omtrent den Godsdienst, beledige;
maar dat elk met zijne kundigheden, zoo veel zulks
gefchieden kan, nuttig zij, doch den anderen begaan
late , indien zulks niet gefchieden kan. Want , zegt de
Keizer, het is iet anders, gewillig den flrijd voor
de onllerflijkheid te ondergaan, iet anders, anderen
met geweld te noodzaken. Dit heb ik alles wijdlo-
piger verklaard, omdat ik het waar geloof niet heb
willen verbergen , maar voornaamlijk, omdat fom-
migen , gelijk ik verneem , uitilroojen , dat de pleg-
tigheden der Tempelen en de magt der duifternis
geheellijk zijn afgefchaft en vernietigd; hetwelk ik
wel aan alle menfchen geraden zou hebben, indien
niet de geweldige wederftand der fnode dwaling zich
al te vast in fommiger gemoederen gevestigd had."
De bchandeUng van konstantyn omtrent de Ilij laat
Heidenen was echter, op den duur, niet zoo zacht- ,^'
TT , , 1 • ■, n P'2^2" der
zmnig. lii) oordeelde, m vervolg van tijd, fchcr- Heide-
per maatregelen tegen hen te moeten nemen, het zij"^"^ui-
ten CQ
daar toe gedreven , door de ftoutheid der Heide- hunne
"^^"1 ( t ) 9 het zij door zijnen ijver voor het Chris- beelden
vernie-
^C"- len.
(*) Cap. 60.
Cf) Tot een voorbeeld diene het volgende; kon-
STA^'TYN had, bij eene verordening, in het jaar 323 nog
ze-
66 K E Pv K E L IJ K E
III tendom, of door de voordellen van deze of gene
**?!■'' geestelijken aangefpoord, of om het volk genoegen
Hoofdft. f^ geven. Hoe het zij , konstantyn deed de
na C. G. Tempelen der Heidenen fluiten (*), welke niet ver-
ctVt ^^7 ^^^ bezocht nog in ftand gehouden wordende, van
* zelf, vervielen, hetwelk ook het lot was van ande-
ren, van welke hij het dak deed afnemen, en het
voorportaal omverwerpen ( f ). Sommigen , van
welken bleek, dat 'er buitenfporige wellust in be>-
dreven was, liet hij geheel üoopcn (§); ook zul-
ken, van welke de Heidenen geloofden, dat de Go-
den 'er wonderen in dceden (**) , of die op eenen
grond flonden, welke voor de Christenen eerwaar-
dig was geworden , bij voorbeeld , waar het lig-
chaam van Christus gemeend werd begraven te
zijn, of waar abraham de drie Engelen onthaald
had (ft). Om deze Tempelen te flopen , was het
ge-
zekere openbare offeranden, QLiiJïrorum Sacn'ficta ,') toe-
gelaten, maar de Heidenfche Overheid misduidde deze
vergunning zoo zeer, dnt, waar zij de magt in handen
had, zij ook Christenen noodzaakte, die offeranden bij
te wonen, hetwelk konstantvn, bij eene nadere wet,
onder ftraf van ftokflagen , en eene zeer zware boete ,
verbieden moest. Cod, Thcocl. tit. de Episcopis, venema
Hist. Eccles. Tom. IV. pag. 348.
(*) EuiEB. Fit, Conjlnnt. L. IV. C. 23.
(t) Idem Lihr. III. Cap, 54.
(5) Idem Libr. III. Cap. 55.
(♦*) EUSEB. /. C. Cap. 56. SOCRAT. tliit. Eed. I. iS*
(It) EusEB. /. c. Cap. 26, 53.
GESCHIEDENIS. 6i
genoeg , eenige Hofbedienden aftevaardigen , die ii£
's Keizers last ten uitvoer (lelden, zonder de fterke ^^^
hand van foldaten te behoeven (*). Evenwel er- Hoofdft.
kent EusEBius Ct)> dat men nu en dan, bij voor- na C. G.
TïlftT* '21'*
beeld, bij den vermaarden Tempel van apollo te ^^^ ^,^*
^gen , foldaten gebruikt heeft. Nog werden vele
Heidenfche Tempels , op vcrfcheidene plaatzen , door
liet gemeen omvergehaald, gelijk uit de klagten en
verwijten der Heidenen, ten tijde van juLiaAN, cii
vervolgends, blgken kan.
Op gelijke vvijze beval konstantyn nu en dan
Heidenfche Afgodsbeelden te verbranden (§), ve-
len werden door het gemeen , voornaamlijk door
lieden , die zelve onlangs Heidenen geweest waren ,
eigener gezag verbrijzeld (**). Beelden , die lüt
goud of andere kostbare metalen beftonden , werden ,
tot een voordeeliger gebruik, naa de munt gezon-
den (ft). Van anderen , die met goud of zilver
overtrokken waren, werd dit afgefcheurd, en het
houten blok aan dcszclfs verëerers met fpot over-
gelaten. Men befchimpte ze verders openlijk, op
allerhande wijzen. Dan fleepte men ze met koor-
den bijeen, dan mismaakte men ze, en flelde ze
aan het algemeen gelagch bloot. De Priesters wer-
dcu
C*) EusEB. /. c. Libr. III. Cap. 54.
Ct) EusED. /. c. Cap. 56.
(f) EusEB. /. c. Cap. 53.
(**) EusEB. /. c. Libr. IV. Cap. 39.
(ft) EüSEB. Orat. de land. Cmfianl, Cap. p. sozo-
WEN. Hisi. Eccles. L. II. C. 5,
62 K E R K E L IJ K E
III êm genoodzaakt, ze uit het binnenfte Heiligdom
"°j^^ des Tempels te vooifchijn te brengen , en alzoo
Hoofdft. men daar ook doodsbcendcrcn en andere vuiliglieden
na C. G. yQj^^ haalde men die , insgelijks , tot befchaminff
Jaar 313. ^ a j v a
tot 337. der Heidenen, voor den dag (*). Evenwel behield
' de Keizer velen van deze beelden , die kunstwerken
waren , welke hij tot verüering van zijne nieuwe
hoofdftad Konflautinopolen bcltcmde (f), alhoe-
wel anderen , die iStzo: zelfde achting waardig wa-
ren , ongetwijfeld , door den ijver der Christenen
vermorsfeld zullen zijn. Nog verbood konstan-
TYN, zijne eigene becklenis in Heidenfche Tempe-
len te plaatzen (§). Doch,
(*} 'Evsz&.Fii.Confiant. L. III. C. 54,57. sozomen. Ar.
(t} EusEBius /. c. socRATEs Ilist. Eccles, Libr. I.
Cap. 16. zosi,Mus Hht. Libr. II. Cap. 31.
(5) EusEB. Fii. Conftant. Libr. IV. Cap. 16. socra-
TEs llist. Eccles. Libr. I. Cap. 18. verhaalt juist het te-
gendeel: „ De Keizer," zegt hij, „ plaatfle zijne eige-
„ ne beeldeiiisfen in de Tempels." Doch, met recht,
heeft VALEsius reeds deze plaats van sücrates voor be-
dorven verklaard , en volgends euseeius te verbeteren.
De gisfing van jo. wilh. hoffmann, (^Ruina Super fti-
lionis pagants p. \%.Fitcb. 1738. ) dat socrates door deze
eigene beelden des Keizers zulke verftaan zou hebben ,
welke perfonen of gebeurenisfen van den Christelijken
* Godsdienst verbeeldden, is geheel van waarfchijnlijkheid
ontbloot, alhoewel nogthans het bericht van cedrenus
(Compend. Hiss. p. 272. ed. Paris.') dat de Keizer ver-
fcheidene Tempelen aan de Christenen tot him gebruik
heeft ingeruimd, zeer wel waar kan wezen.
GESCHIEDENIS. 63
Doch, behalven de gemelde, werden nog andere m
middelen door den Keizer in het werk gcftcld, om ^^^^
het Heidendom afbreuk te doen. Dus ontnam hij Hoofdd.
aan de Tempelen de vaste goederen en inkomften , na C. G.
Tngr O f "I
die tot onderhoud der Priesteren en de kosten van J , ^^i'
den Godsdienst beftemd waren (*). Ook verbood .
hij , ten minllen in fgmmige Provintiën van het ^"ff''^
Oosten , de kampfi^clen , van welken de Christenen , q^ \^q\
met recht, cenen afkeer hadden (f) , hoewel zij te Heiden-
Rojne , alwaar het volk 'er zeer driftig op gezet was, i^j-euktë
nog lang na hem ftand hielden. Somtijds liet liij doen.
geld onder de amie Heidenen uitdeelen , om hen tot
het Christendom uit te lokken (§). Aan vlekken,
in welke alle de ingezetenen het Christendom bele-
den, fchonk hij het burgerrecht, en zijnen eigenen
naam (*^).
Indien wij zosdius (ft) geloven , haalde deze Hij ves^
behandeling der Heidenen konstantyn den haat '■'S^^vi"
en de vervloekingen der inwoners van Rome op te Byzan-
den hals , om welke te ontwijken , deze Heidenfche dum,wel-
1'e flad
Schrijver verhaalt , dat konstantyn het befluit ge- Konflan-
FiOmen zal hebben, om zijn Hof naa elders te ver- tinopo-
45laatzen , waar toe hij Byzantium uitkoos , hetwelk '^" ^^'
hij ongemeen vergrootte en verfraaide , en in het wordt,
jaar
(*) EusEBius de Fit. Conftani. Libr. III. Cap. i.
LiBANius Orat. pro te:nplh gentiUu:n.
Cl) Cod. Theod. L. XIV. /. 12. de gïadiatcrih.l. \.
(5) EusEB. /. c. Libr, III. Cap. 58.
(*♦) LUr.i. l. c. Libr, IV. Cap. 38.
(tt) Hisi. Libr. II. Cap, 29, 30.
^4 K E Pv K E L IJ K E
III jaar 330 tot eene nieuwe fl;ad inwijdde, noemende
BOEK 2e Nieuw -Rome; hoewel zij naar zijnen naam, na-
Hoofdft. derhand , tot onze tijden toe , Konflantinopokn ,
na C. G. (konstantyns Stad ,') genoemd is geworden. Zoo
«ot 337.* ^^^^ '^^ waar, dat konstantyn zicli zelden te Ro-
■■■■ tne ophield, en dat de Heidenen te Rome aan hun-
nen Godsdienst (lerk verkleefd waren, zoodat het
één en ander tot des Keizers bcfluit, om eene an-
dere Hoofdllad des Rijks te (lichten , iet kan heb-
ben toegebracht. Evenwel fchijnen roemzucht, en
flaatkunde , de waare redenen van deze onderneming
aan de hand gegeven te hebben. Ondertusfchen
wilde de Keizer, dat zijne nieuwe flad geheel eene
Christelijke (lad zou wezen, waarom hij in dezelve
den Heidcnfchen eeredienst geheel affchafte , de Tem-
pelen in Christen -Kerken veranderde, en verfchei-
dene nieuwe en prachtige Kerken bouwde, terwijl
hij de (hui aan den God der Martelaren toewijdde (*J).
Vele Hei- De Heidenen , die buiten twijfel , ook van bijzondere
Chris-
(*) EusEB. Fit. Conjlant. Libr. Til. Cap. 48. fqq.
Libr. IV. Cap, 58. socrat. Bia. Eccles. Libr. I. Cap.
16. sozoM. Hist. Eccles. Libr. II. Cap. 3. zosiiwus (Z,.
c. Cap. 31.) fchijnt dit bericht wel tegen te fpreken,
daar hij verzekert , dat de Keizer te Konflantinopokn
twee Tempels gelHcht, en dnar in de beelden van twee
Godinnen geplaatst heeft ; maar uit zijne befchrijving
vaii één' derzelven blijkt genoeg, dat de Keizer deze
Tempelen en Beelden tot fieraad van zijne ftad, en ge-
deeltelijk tot befcbimping van denAfgodsdienst, heeft; la-
ten ftaan.
GESCHIEDENIS. 65
Christenen , door het voorbeeld van den Keizer, m
opgewekt, vele onaangenaamheden hebben moeten ^^^^
dulden, klaagden nu, op hunne beurt, over ver* i-ioofdfl.
volging, die, hoewel zij het geweld en de bloed- "^ C. G»
dorftigheid der Heidenfche vervolgingen ver of na j.q^ ^,^*
niet evenaarde, nogthans in de Christenen niet kan ■
worden goedgekeurd. Echter verfchoonde de ijver ""^"^^
^ ^ •' gnan tot
van KONSTANTYN nog de grootc fteden , in welke iiecChris-
het Heidendom te diepe wortelen gefchoten had , en tendom
waar men geweldigen tegenftand duchten kon. Ook
dient voornaamlijk tot vcrfchoning van dezen Vorst ,
dat hij zijne fchilddngen, in dit opzicht, zelf niet,
als eene vervolging, zal befchouwd hebben, dewijl
liij niemand noodzaakte , zijne gevoelens te veran-
deren , maar alleen het Bijgeloof en de bedriegerijen der
Heidenfche Prieflers openbaarde , en in het licht
bracht, hetwelk, in de daad, ook dit gevolg had,
volgends eusebius (*), dat de Heidenen nu met
hunne eigene oogen eene daadlijke wederlegging van
hunne dwaling zagen , en , tegen hunne verwachting ,
m de Tempels en beelden hunner Goden niet het ge-
ringfle kenmerk van derzelver tegenwoordigheid von-
den , waar door een groot aantal bewogen werd,
om de leere van christus te omhelzen, tenvijl an-
deren , ten minden , die Goden en plegtigheden thans
beCpotten , die zij voorheen zoo Godsdienftig vereerd
hadden. De Heidenen begonnen nu ook meer den
Christelijken Godsdienst te leeren kennen , lieten zich
door de Bisfchoppen of Munniken onderwijzen; ja
'er
(*) Fit. Conjlant. L. III. C. 57.
IV. Deel, E
0 KERKELIJKE
III 'er waren 'er, die zeiden, doordromen en wondeitc»
BOEK kenen, tot liet omhelzen van het Christendom bewogen
Hoofdfl-. t^ 2ijn (*) ; doch onder deze aankomelingen bevonden
na C. G. zich ook velen , huichelaars en bedriegers , die geene
tot '"x? ^"'■^'^^'^ reden hadden van hunnen overgang tot het ChriS'
... tendom , dan om den Keizer te behagen en zijne gunst
te venvei-ven (f); welk bericht van eusebiüs ons in
ftaat ftelt, om den toeftand des Christendoms van
dezen tijd juist te beöordeelen, welke zich, uitwen-
dig, en voor het oog, wel gelukkig vertoont, daar
geheele lieden, en menigten van duizenden Heide-
(^enen, zich tot het Christendom bekeerden; maar
inwendig en wezenlijk gevaar liep , van verbaste-
ring, omdat, onder die duizenden zoo velen hunne
Heidenlche Bijgelovigheden en vooröpgevatte gevoe-
lens en meningen bleven behouden , en in het
Christendom overbrachten , welke tot nieuwe Bij-
gelovigheden en Hcidenfche gevoelens , onder
eejien Christelijken naam , aanleiding gegeven heb-
ben.
Wetten Omtrent de Jooden was het genoegzaam evenééns
van KON- g£(];e|(i. velen van dezelven befloten, teneinde zich
tlgai^de van 's Keizers gunst te verzekeren, zich te laten doo-
Jo'oden. pen , terwijl de overigen zich niet alleen aan de
mishandelingen der gemeene Christenen, die hen
als vijanden bcfchouwden , en op des Keizers gezind-
heden fteünden , vonden blootgefteld , maar ook door
Verfcheidene wetten en verordeningen naauw bepaald
wer»
-•'(*) SozoMEN. Ih'sf. Eccles. L. II. C. 5.
(i) EisEB. /;/. Conjïant.L. IV. C. 54.
GESCHIEDENIS. ^
werden. Zij waren gewoon, die genen, welke van III
hun tot de Christenen overgingen, met alle bitter- '^'^'j*
heid te vervolgen , dit verbood konstantyn , in Hoofdft»
het jaar 115, onder (Iraffe, dat hij, die zulk eenen "^ C. G»
met fteencn werpen , of op cene andere wijze mis- {^^^ t^^^
handelen durfde , op ftaande voet , met alle zijne me —
depligtigcn in het vuur geworpen en Verbrand zou
worden. Tei-wijl hij zulken , die tot de Jooden'
overgaan mogten, dezelfde ftraffen met deze dreig-
de (*). Eenige jaren daar na verldaarde hij alle
Joden , in lieden wonende , en vermogen genoeg be-
zittende, verpligt tot de lastposten en dienften, van
welke zij te vore» , door Keizerlijke wetten , vrij wa-
ren gefield, evenwel vergunnende, dat twee of drie
!n elke Had daar van verder verichoond zouden blij-
ven; welke vrijheid de Keizer vervolgends uitllrekte
tot alle Leeraa.rs en Opzieners der Jooden (f), en
in 't gemeen tot allen , die in hunne Sijnagogeu'
dienst deden ( § ), Verders verbood hij hun , Chris-
tenen tot Haven te hebben, dewijl het niet betaam-
de, dat de verlosten des Heeren het juk der dienst-
baarheid zouden dragen van hun, die de Profeeten
en den Heere zelven hebben omgebracht. Zooda-
nige flaven moesten in \Tijheid gefield, en de Joo-
den,
(*) Cod. Theodos. L. XVI. tit. 8. de JmLeis &c. A
I. Cod. Inftin. L. I. tit. 9. de Jitdceis et Coelic. 1. 3.
C t ) Qfii legt ipfi pvcefulcnt , Avchifijnagogi , Patrianhte^
Presbij te ri eet. Cod. Theod. t. eod. leg. 2,3.
Ql) L. c. leg. 4.
6S K E R K E L IJ K E
ÏII den , bij welke men hen vond , met geldboeten ge-
^^^'^ ftraft worden (*}. Volgends chrvsostomus (f),
Hoofdft. ondernamen de Joodcn , onder de regering van kon-
na C. G. STANTYN , hunne ftad Jerufalem en den Tempel
tot 337.* wfider op te bouwen , hetvvcllv de Keizer hen be-
" ' lette , latende een groot aantal van hun , als oproe-
rigen, de ooren aflhijdcn en brandmerken. Doch,
dewijl men zeker weet, dat yerufalem reeds lang te
voren , als eene nieuwe ftad , herbouwd was , en thans
eenen Christen -Bisfchop had , wordt dit bericht,
met recht, als zeer verdacht, verworpen (§).
Groote De overgang van Keizer konstantyn tot het
verande- Christendom , en zijn ijver voor deszelfs welvaart en
ringen in , , . ,. .... . . .. , .
hetbe- uitbreidmg, moest natuurlijk gewigtige veranderni-
ftuurder gen, ten opzichte van de uiterlijke inrichting en het
rerk"^*^"' b^^^^^^'* ^^^' Christelijke Gemeenten , voortbrengen.
Gezag en De Christenen hadden, tot hier toe, als een ge-
mvloed iiootfchap, op zichzelven gcftaan, zonder als zoo-
vnn KON- . , , , . 1 -r.
STANTVN. danig eemgc betrekking tot de Burgerlijke magt te
hebben , dan dat zij door dezelve zeer dikwijls
waren vervolgd en hard behandeld; alleen hadden
zij, eene enkele keer, doch als burgers, derzelver
hulp
(*) EusEB. l^il. CoiijJant. L. IV. C. 27. Coel. Theod.
Zr. XVI. /. O. ne Christiautnn maucip'nmi Juditus hu-
bmt. leg. I.
(t) Homil. t-evtin adven, Jud. pag. 433. Opincnl. T.
I. Francof. 169%. fol.
C§) Vergelijk basnage IJhtoire des Jnifs Tom. VIII.
pag. 115. a la /A^K ^TK^- 12.
GESCHIEDENIS. 69
hulp ingeroepen, om eenen door hen afgezetten Bis- III
fchop, het Gemeentehuis, waar in de Bisfchoppen ^^^^
woonden, en hetwelk aan de gemeente toekwam, Hoofdff.
te doen ruimen. Als Christenen maakten zij wel "^ C. G.
één genootCchap uit, verëenigd door het zelfde ge- ^^j ^^r'.
loof in JESUS, en door denzelfden regel van hun ■
geloof en zeden , die in de Heilige Schriften vervat
was; doch, verders genooten zij alle vrijheid, zoo-
dat hun geloof aan geene menschlijke voorfchriften
onderworpen was , elke bijzondere gemeente beftclde
hare zaken naar goedvinden , ook met betrekking
tot de uiterlijke Kerkplegtigheden , feest- en vasten-
dagen enz. Deze gemeenten hadden wel hunne
Opzieners en Leeraars , wien het onderwijs , het be-
zorgen van de gcmecne belangen der gemeente, en
de handhaving en uitbreiding van het Christendom,
door middelen van overreding, bijzonder was aan-
bevolen, doch even dit ftond te gelijk aan alle de
leden der gemeente vrij , die daar toe gelegenheid
en bekwaamheid hadden, gelijk die ook in alle gc-
wigtige voorvallen plagten gekend en geraadpleegd
te worden. Deze gemeenten hielden , zoo veel mo-
gelijk, naauwe vcrbindtenis en verëeniging met mal-
kanderen, door brieven en afgevaardigden, malkan-
deren de gewigtigfte gevallen en befluiten, omtrent
Ketters en Dwaallceraaren , mededeefende , maar
voor het overige gelijke rechten behoudende; van
tijd tot tijd echter, was, gelijk wij gezien hebben,
het gezag der Bisfchoppen en Geestelijkheid tot
eene aanzienlijke hoogte geldommen : maar , wanneer
i;u Keizer koxstantyn den Christelijksn Godsdienst
E 3 zoa
TP K ER K E L IJ K E
III zoo ijverig voorftond, dat deze de Godsdienst van
^^^^^ dm Staat werd , kreeg dezelve ook op den Staat
Hoofcia. ee'ie naiiuvvcr betrekking. Velen van de rechten,
nn C. G. die d^ Bisfchoppen en Geesteliikheid tot hier toe
Tflr.r 313
tot 3-7.' hadden uitgeoefend, gingen nu tot den Keizer over,
die aan de Christenen niet rdleen zijne bcfcherming
verleende , maar ook ijverig deel nam in alles ,
wat voor hunnen Godsdienst gevvigtig en nuttig kon
.wezen. Hij zocht alle onrust en tvveedragt onder
•de Christenen bij te leggen, en de nadeelige gevol-
gen daar van voor te komen; hij gaf cene menigte
.wetten omtrent Godsdienftige en Kerkelijke aangele-
genheden, begaf Kerkelijke ambten, zette Geestelij-
k^jn af, en ftrafte hen, Kct Kerkelijl;e twisten, on-
der zijne voorzitting, bcflisfcn; met één woord, hij
|)efteedde, in velerleic opzichten, magt , inkom-
llen , waakzaamheid en zorg , ten behoeve van
de Christenen , naar zijn beste weten , dat hij
omtrent dezelve had, of van de geestelijken ont-
ving.
Kon- Zedeit den Keizer augustus , hadden deszelf*
p"'^T/>r opvolgers zich den titel en het ambt van Pontifex
Maxi- Maximus of Opperpriester ^ door den llomeinfchen
7r«x en j^jad laten opdragen. Uit hoofde van dit ambt had-
Bisfchop
dciChris- <^cn de Keizers het opper - opziclit over alle Gods-
tc'ueu. dienllige gebruiken en plegtighcden , en over alle
^e Priesters en andere peribnen, die tot den Gods-
(Jienst behoord^'n; dezen titel en dit ambt bezat ook
KONSTANïYN, gelijk ook de volgende Christelijke
Keizers., tot gratiAnus toe , dezen eernaam ge-
voerd hebben. Bchalveii uit het bericht van zosi-
MUS
GESCHIEDENIS. 71 .
MUS (*), blijkt dit, ten opzichte van konstan- III
TYN ook uit twee opfchriften, die ter zijner eere ^°"^
in het jaar 325 zijn opgericht (f). Deze eertitel Hoofdfï.
verpligtte hem niet tot eenige Afgodifche handelin- "^ C. G.
gen, maar gaf den Vorst , zelfs bij de Heidenen, een l^^ ^,^[
eerwaardig aanzien , en tevens de magt , om omtrent •
den Godsdienst gewigtigc beflellingen te doen. Op
deze wijze, fchrijft de Kerkgefchiedfchrijver socra-
TES (§) te recht, dat, zedert de Keizers Christenen
zijn geworden , ,, de Kerkelijke zaken van hun af-
„ hingen , terwijl ook de grootfte Kerkvergaderingen
„ naar hunnen zin gehouden zijn, en nog, (zegt
„ hij , ) gehouden worden." Geem droegen de
Christenen , zelfs de Bisfchoppcn en Geestelijken ,
aan dezen van hun geliefden Vorst, wiens Leeraars
zij toch altijd bleven, en op wien zij zoo veel in-
vloed hadden , deze aanzienlijke magt op. De Gees-
telijken hadden zich reeds lang den naam en rech-
ten der Joodfche Priesteren begonnen aan te mati-
gen, zij erkenden dus ligtelijlc in den Christen - Kei-
zer het reciit en de magt in Kerkelijlce zaken , gelijk
de Joodfche Koningen die ook geoefend hadden ,
welke toch altijd , door het gezag der Priesteren , be-
paald waren; en op deze wijze, werd konstan-
TYN,
(*) Hist. Lïbr. IV. Cap. 3^.
Ct) Men zie j. axdr. bosf.n Exercitatio po^terior de
'Pov.tificntu Maximo Impevat. Rom. prcecipue Christinno-
rum pag. 387. ed. Walch. ah^aar deze opfchriften uit
CRUTERU3 worden bijgebracht.
(fi) Libr. V. Hiit. Eccles. Prooem,
E4
7* K E R K E L IJ K E
III TYN , gelijk EUSEBius fchrijft(*), „ als een algemeen,
^'^^^^ „ door Gods bdluiir, (sjc 3-e»,) aangeftelde Bis-
Iloofdrt. 99 fchop der Christenen." Dezen titel liet kon-
mC.G. STANTYN zich ook welgevallen. Op zekeren tijd,
Iq^ 2-^7' eenige Bisfchoppen ter maaltijd onthalende, liet hij
— — — zich veiluiden , dat hij ook zelf, in zekeren zin , Bis-
fchop was: „Gijlieden," zeide hij tot de Bisfchop-
pen , „ in de dingen , die binnen de Kerk zijn ,
„ (jtm tc-w Tvt? EK)c^)J(^<^f ,) maar ik ben in de din-
„ gen, die uitwendig zijn, (rwv izlog,^ Bisfchop,
„ van God aangefteld (f)." Overëcnkomilig deze
zijne woorden te werk gaande, had hij, voegt eu-
SEBius 'er bij, het opzicht over zijne onderdanen,
die hij, met al zijn vermogen, aanfpoordc, om een
GodzaHg leven te leiden. Dewijl dit gezegde enkel,
ïils eene tafelreden van konstantyn, verhaald wordt,
zal men niet gemaklijk kunnen bepalen , wat de Vorst
eigenlijk bedoeld hebbe , met zijne onderfcheiding tus-
fchen de uitwendige en inwendige zaken der Kerk,
of hoe verre hij, eigenlijk, zijne rechten omtrent
Kerkelijke zaken wilde uitgcilrckt hebben. Genoeg
is het, dat wij, uit zijne verrichtingen zelve, kun-
nen opmaken , dat dezelve vrij aanmerkelijk ge-
weest zijn.
Alsemee- In het bijzonder openbaarde hij deze zijne rechten,
ne Kerk- jj^ j^^^ bcfchrijvcn en beftuuren van Kerkverpaderin-
verp'flde-
ringen g^^^' Tot hier toe , hadden wel de Christenen , vau
♦ioorhcm jijj tot tijd, bij voorkomende gelegenheden, Kerkver-
( *) Fit. Confiant. L. I. C. 44.
( t ) EusEB. Fit. Confiant, L, lY. C. 24,
GESCHIEDENIS. 73
gaderingen , van Bisfchoppen, Ouderlingen, enz., III
gehouden , om te raadplegen over de gemeene belan- ^^f^
gen , of om ontdane twisten en verlchillen over ge- Hoofdil.
voelens of Kerkplei^tigheden te onderzoeken , bij te "^ ^- ^*
leggen, of te beflisfen. Doch, deze hadden zich tot 337!
enkel tot de gemeenten van 6én gewest, of van wei- ■
nige nabuurige gewesten bepaald , en hadden ook
geene verdere verbindende kracht, dan die zij door
overreding en vrijwillige fchikking verkregen. Maar
thans behield konstantyn zich het recht voor,
om zalke vergaderingen te beleggen , en hunne be-
fluiten te bekrachtigen, zonder welke bekrachtiging
des Keizers zij geen gezag gerekend werden te heb-
ben. Ook was deze eene groote verandering, dat
KONSTANTYN algemeeiie Kerkvergaderingen ^ QSij'no-
di of Concilia Oecumenica ^') bijeen deed komen,
tot welke alle Bisfchoppen , of andere afgevaardigde
Ouderlingen , van alle de gemeenten in het Romein-
fche Rijk, (ö;xxwsv>j,) geroepen werden, die geza-
menlijk hunne befluiten namen , welke , door des
Keizers goedkeuring bevestigd , de kracht van wet-
ten kregen, die nu alle gemeenten in alle de ge-
westen tot onderliouding en gelioorzaamheid vei-pligt-
ten. Deze Kerkvergaderingen werden door de Kei-
zers voortaan befchreven, en bijeengeroepen, door
aanfchrijving aan de BletropoUtanen of Bisfchoppen
der hoofdfkeden in de gewesten (*), welke te vo-
ren gewoon waren geweest, de Kerkelijke bijëen-
kom-
(*) RiCHER Hht. Covcil. General. LA.C.i.p zC.
E 5
f4. K E R K E L IJ K E
III komften te befchrijvcn, en daar op voor te zittenv
BORK ^g|j^ j.^(,}^j. y^^^ voorzitting zij ook nu nog bleven
Hoofdfl. behouden, docli zoo , dat de Keizer, als Landvorst,
na C. G. e„ Opperlioofd der Kerk , zelf in peifoon of door
*ot 337.' ^y"^ wereldlijke afgevaardigden , tevens voorzat ,
• en dus zijnen invloed in Kerkelijke zaken hand-
haafde.
Vermeer- Hoe groot de invloed vaii koxstantyn op de
dcring Kerkelijke zaken der Christenen , op deze wijze , zijn
?;eznc[der rnogt? tevens echter nam het ge^^g der Bisfchoppen
Bisfchop- iii de Kerk , bij deze grootc verandering , zichtbaar
toe. Te vooren hadden de befluiten der Kerkver-
gaderingen, onder hunne voorzitting gehouden, al-
leen tot voorichriften gediend in hunne bijzondere
gewesten, thans nii de Kerkvergaderingen algemeen
werden , werden derzelver befluiten ook algemeen
verbindend voor alle de gemeenten in het geheele
Romeinfche Rijk, en door den Keizer beb'achtigd,
kregen zij het aanzien van wetten. Het gezag van
zoodanige algemeene Kerkvergaderingen was ook
fchijnbaar gewigtig. Alle , of ten niinften de voor-
naamfte , Bisfchoppen en Geestelijken kwamen bijeen,
en raadpleegden over Kerkelijke twisten, gevoelens
en andere belangen der Kerk, en deetlen daar over
iiitfpraak; deze uitfpraken hadden dus het voorko-
men, van het gevoelen der Christenen in het ge-
meen te wezen. Ook betoonde konstantyn de
hoogfl:e achting voor de Bisfchoppen, die Mi^Faders
noeiTKie , en voor de Kerkvergaderingen , fchrij-
vcude 5 5, dat alles , wat in de htilige vergade-
„ riii*
GESCHIEDENIS. rs
„ ringen der Bisfchoppen gefchiedt, naar den God- III
„ lijken wil voltrokken wordt (*), en, in eenen ^^^^
Brief aan de Bisfchoppen, die eene Kerkvergadering Hoofdft.
te Arelate^ (^Arles ^^ gehouden hjRiden , fchreef hij "^ ^^^*
reeds \\\ het jaar 313 (*): „ Het oordcel der ^o,. 33^'
„ Priesteren moet aangezien worden , als of de ■■■
,, Hecre zelf , tegenwoordig zijnde , het oordeel
„ velde. Want zij kunnen niet anders denken of
„ oordeclen, dan zoo als zij door het onderwijs
„ van CHRISTUS geleerd zijn." Ondertusfchen kon
men op zoo talrijke vergaderingen niet altijd een
volkomen vTij , onpartijtlig , en welwikkcnd oordeel
van elk der leden verwachten. De invloed van ver-
maarde, ijverige, welfprckende , en eerzuchtige Bis-
fchoppen moest zich dibvijls openbaren; zulke onder
hen , die bij den Keizer bijzonder in guiist waren , boe-
zemden hem hunne gevoelens in , en men kon veelal
den uitflag der Kerkvergadering, waar de meerder-
heid van ftemmen beiliste, en vele leden bijöogmcr-
kcn hadden, ligtelijk vooraf voorzeggen, wanneer
men het gevoelen van zoodan.igc aanzienlijke Bis-
fchoppen kende. Dus won de Geestelijkheid, niet-
tegenftaande de Keizer de bekrachtiging hunner beflni-
ten voor zich behield, en hij fommigen nu en dan
dreigde, en zelfs wel zijn ongenoegen deed onder-
vinden , zeer veel in magt en gezag , bij deze veran-
dering.
Door deze verandering, gebeurde het ook, dat Hc:be»
de
(*) ErsEB. Vit. Conftant. L. III. C. 20.
Ct) Hard. Jet. Concilior. T. \. p. 268.
7é K E R K E L rj K E
111 de wijze van liet Kerkelijk beftuur zich begon te
BOEK fchikken naar de inricliting van het wereldlijk en
Ifoofdft. burgerlijk beftuur des Romehiichen Rijks, kon-
na C. G. sïANTYN, naamlijk, voerde, in liet jaar 331, eene
Ta;ir ■? i '^
tot 337! gcl^eel nieuwe Ichikking in het befluur van zijn Rijk
in. liet voornaamfle bewind der burger- en krijgs-
Ituardcr ^akcn was tot hier toe in handen van twee Staats-
Kerk
Ichikt dienaren gtwccst , prafecti praforio ^ (Bevelhebbers
zich naar ^gj- Lijfwachten ) genoemd. Maar konstanïyn
rdtiliik. f^hei<-^<-^e vooreerst het Burgerlijk beftuur van het be-
wind in krijgszaken af, ftellende twee bijzondere alge-
meene Bevelhebbers over de foldaten aan, onderden
titel van magt/iri milHiim. Aan liet hoofd van het
burgerlijk bewind ftclde hij vervolgends vier , in plaats
van de twee vorige ftaatsdienaren , onder denzelfdeu
naam vx(\ prafecti pratorio aan , die iviax Italië^ Galli'è^
Illyricum , en het Oosten , den naam hadden , en aan
elk van welken een zeker getal van gewesten, of kreit-
zen, rin gen, ((^/o^c^yc^j,) toegewezen waren; deze had-
den weder hunne bijzondere ftadhouders , ( vicarii , )
onder zich , die in de hoofdftad van elk gewest hun
verblijf hadden. De kreirzcn waren elk in 120 Provin-
tiën verdeeld, die van zekere Opzieners of Foorzit~
iers beftuurd werden, onder den naam van Prcefi^
des, Proconfules , Confuïares. Elke Provintie had
liare hoofdftad , ( Metropolis , ) en fomtijds meer dan
ééne, die dan met den m^m prima, fecunda, ter--
iia , werden onderfcheiden. (*),
Naar deze inrichting van het burgerlijk beftuur,
fchik-
(*) ZosiMus Uht. L. II. C'. 31, 32. heeft deze in-
rich'
GESCHIEDENIS. 77
fchikte zich, van dezen tijd af, het befluur der ijx
Kerk. Reeds vóór lang hadden de drie Bisfchoppen ^o^k
van Rovie^ Alexandrïé en Antiochië ^ boven de J^n- pjoofdiT
deren in aanzien uitgemunt , thans kwam hier de na C. G.
Bisfchop van Konftantinopolen bij, welke vier Bis- •'^'^^ ^i3-
fchoppen , als 't ware , de vier Opperftadhouders der *
Kerk werden , aan welke de gemeenten van ver-
fchciden kreitzen onderhorig waren; in elke kreitz
was weder één Bisfchop de voornaamfte, als Metro-
politaan^ fomtijds waren 'er meer. Dus ontflond
'er eene ondergefchiktheid, waar door alle de ge-
meenten verëenigd en verbonden werden , waar uit
ook onderfcheiden Kerkelijke rechtsgebieden den
oorfprong namen , doch hetwelk ook , door de heersch-
zucht der Bisfchoppen, twist over den rang en magt,
en het invoeren van wereldlijke titels en waardig-
heden in de Kerk voortbracht (*).
Onder alle Bisfchoppen en Geestelijken , trok de Hot ge-
Bisfchop van Rome het grootfte voordeel, tot ver- ^^.^ ^^^''
. ,, Cisfcliop-
meerdenng van zijn gezag, niet alleen in het ge- pen van
meen , door den overgang van konstantyn tot het ^'""^
Christendom , maai* bijzonder door de verj:)laatzing "'^'^'"^
•ö toe.
van
richting befchreven , manr te gelijk gelaakt. Breeder be-
richt van dezelve , en de volgende veranderingen in de
vijfde eeuw, vinden wij in een opftel, van eenen onge-
noemden: Notitia dignifatwn utntnqiie iii:perüy ctim
C07nmentario Qiiid. PanciroUi Lugd, Batav. iöo8. fol. en
in GRAEv. The%. Antiquit. Roman, T. VII. p. 1309. fqq.
( * ) Fr. spanheim Qeogr. Sacra et Ecclefiaft. Tom. I.
O^p. pag. 75. fqq.
7» K E R K E L IJ K E
III van den RijlvSzetcI van Rome naa Konfiantinopoktt*
BOEK Y)Q Bisfchoppen van Romc^ die te vooren reeds ,
Hoofdft. vvegens het aaii;^ien dezer ftad , als de hoofdftad des
na C. G. Rijks, veel aanzien hadden, hadden, door de afwe-
1331' '^ T "^
jQ,. |o^_* zendheid des Keizers, voor zich eene fchoone gele-
• • genhcid , om dit aanzien en gezag verder uit te brei-
den , waar van zij ook niet verzuimden , naarftig ge-
bruik te maken. Zij zouden zelfs, door de mild-
dadigheid van KONSTANTYN , tlians reeds , als we-
reldlijke Vorften, gebied over de ftad Rome beze-
ten hebben, indien de verhalen, die men daar van,
in laater eeuwen, verfpreid heeft, ecnigzins grond
van waarheid hadden.
Fabel van Het verhaal, hetwelk wij bedoelen, is tweeledig:
,!ü,-!^!^^' Volgends het eerde was koxstantyn, eene vcitoI-
sïANTYN ging tegen de Christenen aangevangen hebbende ,
door den ^^^ rnelaatshcid geflraft. Op raad v^n cenige Hei-
Room- ,
ichen denlche Waarzeggers, was hij voornemens, ten ciii-
Bisfchop ^Q. zijne gezondheid weder te bekomen, eenigc kin-
deren te laten ombi*engcn, wier bloed hem tot een
geneesmiddel zou moeten dienen; maar nu verfchcnen
hem de Apostelen petrus en paulus, die hij voor
Goden hield , in eencn droom , hem belastende , den
Bisfclwp SYLVESTEPx tc outbicden , die hem zeggen.
zou, wat hij, tot zijne genezing, doen moest. De
Bislchop, ontboden zijnde, ondemchttc hem eerst,
dat deze geene Goden maar Apostelen vau jesus
waren, en overtuigde hem hier van, door hem hmi-
ne beelden te vertonen, die hun volmaakt geleken,
zoo als hij hen in den droom gezien had, Vervol-
gends onderwees de Bisfchop hem , voor zijne zoa-
dcn
TER.
liOEK
GESCHIEDENIS. ?(>
den boete te doen, legde hem de handen op, en III
'doopte hem , waar op de Keizer terftond van zijne ^?^
•melaatsheid genezen was. Dit zou gebeurd zijn in Hoofdfl,
het jaar 324, Welke tijdsbepaling en zoo vele an- "^ C- ^»
Tnor II T •?
dere omftandigheden de valschheid van dit verhaal [^^ o,^
genoeg aantonen, waar van noch eusebius, noch
iemand der oudfte Kerkfchrijveren , iet weet, die ons,
gelijk wij gezien hebben, den Keizer, welke nooit
befchuldigd wordt, de Christenen vervolgd te hebben,
reeds 12 jaren te voren, als een' vriend der Cliriste-
nen en zclven een' Christen, hebben doen kennen.
Ook verhaalt E usEDiüS uitdrukUjk (*), dat kon-
STAXTYN zich cerst in het jaar 337, kort vóór zijne
dood, te NI komedie heeft laten doopen (f). De
verdedigers van dit veitelzelrjen (§), hebben daar
tegen geene bewijzen , dan eenige fch riften van onze-
kere Schrijvers en onzekcren tijd , in welke zij zelve er-
kennen moeten, dat vele verdichtzelen voorkomen (**},
ter-
(*) r/f. Co-np.ant. Libt: IV. Cap. 61.
(t) Dit wordt ook door de naastvolgende Kerkfchrij-
vers bevestigd. Men vergelijke ook den Brief vnn de
Kerkvergadering v?.n Ariminum of Rj7nini bij sozome-
Nus Hht. Eccles. IV. 18. waar in deze Kerkvaders zeg-
gen, dat KONSTANTYN gcdoopt zijude uit de wereld in
zijne ruit is ingegaan.
(§) Baron. Annal. ad ann, 323. f/ 324. schelstra-
ten Antiq. Eccles. Illustr. P. Il- Diif. 3. C. 6. matthi-
AS FUHRMA^•N Hiitor. Socr. de Bapt.Conftant, 'M. Rome
en IVcenen 1.742- 1746. Il Deelen in 410.
(**) Acta Silvestri, Liberii etc.
96 K E R K E L IJ K E
III tenvijl zij , de geloofwaardigheid van eusebius en
^^^'^ andere echte getuigen niet kunnende loochenen, de
Hoofdd. ellendige uitvlucht verzinnen , dat de Keizer zich
na C. G. tweemaal hebbe laten doopen. De eer der Room-
tot 337! ^he Kerk Icheen te verëifchen , dat konstantyn
' te Rome door den Bisfchop dezer Kerk moest ge-
doopt zijn , ook fchecn de eere van konstantyn
te verëifchen , dat hij vroeger is gedoopt geweest ,
dewijl hij anders, tot het einde van zijn leven, de
voorrechten van eenen Christen , en het Avondmaal ,
niet heeft kunnen genieten. Dus ontftond het ver-
telzeltjen in de V of Vide eeuw, en werd het eerst
nagefchrevcn door gPvEGOrius v^n Tours; en eenige
eeuwen daar na ook door de Grieken overgeno-
men ( * ).
Fabelvaii Dit eerfte veitelzel heeft den grond gelegd tot een
^^i^^^ tweede, op hetwelk, voor een groot gedeelte, de
van KON- w o 7
sTAMTYN geheele wereldlijke magt van den Stoel van Rome
aan Pniis gegrond is , en hetwelk hier in bcllaat ; konstan-
tyn, van zijne melaatsheid, door den Doop, gene-
zen zijnde, fchonk, uit dankbaarheid, aan den Paus
SYLVESTER , CU zijnc uavolgcrs , zijn Paleis van La-
ieraan (t) teRome, deze itad zelve, ItaU'è^ en alle
de
(*) Papebroch /icta SS. Ma'ji Tom. V. pag. 14.
PAGi Crit. in ann. Baron, ad ann. 323. et 324. tenzel
Examen fah. Roma'tia de diipl. bapthnu Conftant. in.
Excercc. felect. P. I. p. 302.
(f) Dit Paleis had den naam naar eenen Heiden late-
RANüs , die door nero ter dood gebracht is, niÖRONVM.
Epist. 30. Epitaph. Fabiola.
SVLVES
TER.
GESCHIEDENIS* «i
de Wcsterfche Provintiën des Rijks, de eerstheid III
toven alk Christen-Bisfchoppen , ecne gouden kroon, ^°^*
fcepter, en andere ficradcn, vele rechten en eerbe- Hoofdft.
wijzingen — Alles ftrijdig, met den aart en verrich- "^ ^^ ^»
tingen van konstantyn, en met de Gefchiedenis jj^t 33^,*
der volgende eeuwen, gelijk men 'er ook geen fpoor ■
van vindt , voordat de Roomfche Bisfchoppen 'er
zich , -op het einde der VlIIlle eeuw , eerst op be-
roepen , ten welken tijde , het verdichtzel , bij gele»
genheid van het fchenken van landen aan den Paus ,
tocnmxaal gefchied , fcliijnt ontltaan te zijn (*). Toen
beftond ook reeds de oorfpronglijke giftbrief van
konstantyn, die vervolgends wijdlopiger en kor-
ter , in het Latijn en Grieksch , doch altijd van den-
zelfden inhoud verfpreid is, maar zich, door het
opflcl, genoeg als onecht ven-aadt. konstantyn
zal daar in onder anderen zeggen, dat de Room-
iche Bisfchop , door de geheelc wereld , grooter magt
heeft dan de Keizer zelf; dat de Keizer den flijgbeu-
gel hield, als de Paus te paard (leeg enz. dingen
van welke men, in de VlIUle eeuw, nog naauwlijks
iet wist. In de middel -eeuwen werd deze giftbrief
geëerbiedigd, als de grondflag van alle wereldlijke
magt der Paufen, zoo is zij dan ook in het PausUjk
Wetboek, doch waarfchijnlijk, niet door gratianus
'm de Xlïde eeuw , maar eerst na hem , ingevoegd (f).
Ein-
(*) Petrus de marca de Concord. facerdot. et im'
■per. Libr, III. Cnp. 16. jiosheim Injiitt. Uht. Ecclsi^
mitiq. et recent, pag. 298. n. i.
(f) Deer et al. P. l. Dht. 96. Cap. 14,
IV. Deel. F
61 KERKELIJKE
III Eindelijk was in de XVde eeuw laurentius val»
^^^^ LA ftout genoeg, om dezen giftbrief en het geheele
Hoofdft. verhaal, met zoo veel kracht van bewijzen, aan te
na C. G. tasten, en van verdichting te befchuldigen , dat men
1513 r 111 <^ y
to£ '^ daar bij naaiiwlijks iet meer voegen kan ( * ), Hij
'■■ werd op het voetfpoor gevolgd door ^neas syl-
vius, en andere geleerden, in de Roomfche Kei'k.
En met de Kerkhervorming flortte dit geheel ver^
dichtzel voor altijd in (f)? niettegenftaande nog in
laater tijd , baronius en andere verdedigers van den
Roomfchen Stoel getracht hebben, iet ter veifcho-
ning van hetzelve in het midden te brengen, docli
zonder één' enkelen fchijn van bewijs te kunnen
aanvoeren, dat de Kerk van Roine^ vóór de Vlilfte
eeuw, dergelijke bezittingen gehad hcbbc.
Vermeer- De bovengemelde veranderingen omtrent het be-
denng j^^^^. ^^^ Christelijke Kerk, en het gezag der Bis-
van ■ DO
pracht en ichoppen , waren niet de eenige , noch zelfs de erg-
toenemen fte gevolgen van de groote verandering in den uit-
loofon- ^vendigen tocftand van het Christendom. Het toe-
der de nemen van uiterlijke pracht in den Godsdienst en
Kerfe-
(*) Zijne Verliandcling fTinrt in eene verznmcling: De
Tranf.at. Iir.p. Roin. ad Gennan. etc. Matthia Flac.
Illijr. auct. Ba fel. 156Ö. 8vo. p. Z65. fqq.
(I) LuTHER gaf over dit onderwerp eene verhandeling
uit , onder den titel : Einer atts den hohen Artickeln des
Allerheilig jien Pciptulichen Glatibcm, genannt Donatie
Conjiantini (JVittenb. 1537. 4to.) Men zie andere Schrij-
vers aangehaald bij fabricius Bihlioth. Gnec, Vol. VI.
pag. 4. v.ot. f.
GESCHIEDENIS. 83'
Kerkgebruiken, en het invoeren Viwi het Bijgeloof, Tlf
onder velerhande gedaanten, dccden hetzelve geheel ^^^:^
van zijnen oorfprong verbasteren. De neiging tot (loüWil.
het één en ander had zich reeds te voren, in deze ''^^ ^- ^*
en gene bijzonderheden , gelijk wij , in onze Ge- ^^^ 237*.
fchicdciiis , gezien hebben, geopenbaard; dit toch
is de menschlijke aart, in Godsdienftige zaken, dat *-""'''-'^"
■> ^ ^ ' ^ uen,
zij, het geen door pracht of uiterlijke Godzaligheid in
het oog valt, boven wezenlijke Godzaligheid van
het hart, en deugdzaamheid van den wandel, Hel-
len, en niet te vrede, met het geen eenvouwig en
door God zclven geopenbaard en voorgcfchreven
is , menschlijke gevoelens en begrippen invoe-
ren , en zich aan het voorkomen van het wonder-
bare vergapen. Thans nu de Christenen de be-
fcherming en gunst van den Oppervoi-st begonnen
te genieten , en eene menigte van Heidenen en Joo-
den tot hunne gemeenfchap overkwamen , die hunne
bijzondere gevoelens , vooröordeelen , en zucht voor
het prachtige in den Godsdienst, medebrachten, nu
de Vorst zelf 'er op gezet was , om luider aan den-
zelven mede te deelen , lieten de Bisfchoppen en andere
Leeraars , 'm plaats van op de eenvouwigheid en
den geestelijken zin van den Godsdienst aan te drin-
gen, door eerzucht en verwaandheid begoocheld,
zich dezen Ijver voor uitwendige pracht en ei-
gen uitgedachte Godsvmcht niet alleen welgeval-
len , maar prezen denzelven , en moedigden de Chris-
tenen daar toe aan, waar door deze ligtelijk in de
verbeeldmg kwamen, dat zoodanige ijver voor het
F a uit-
H K E R K E L IJ K E
III uitwendige den vvaaren Godsdienst uitmaakte , ten
^°^^ minften deszelfs plaats vervangen kon.
Hoofdft. De les der voorzichtigheid had wel de Apostelen ,
na C. G. bij de eerfte oprichting en uitbreiding van de Chris-
tot 337.' '■^^'^^^^^^ onder de Jooden, geleerd, om zich, in
• onverfchillige zaken , naar hunne gebruiken te fchik-
Navol- j,gj^ ^.gj^ gjj^^g jjg Tooden te ligter tot de leere van
ging van j o
Heiden- het Euangelie te bewegen; op gelijke wijze wareu
^'-■^^2 zij te werk gegaan omtrent de Heidenen , zoodat
dienst- PAULUS fchreef, dat hij den Jooden een Jood, den
pracht en Heidenen een Heiden , was geworden , om eenigen te
gebrul- ^yii;inen (*). Doch, in het één en ander geval,
hadden zij altijd gezorgd , niets toe te laten , of over
te nemen, het welk eenigzins met den geest van.
het Christendom onbegaanbaar was. Maar, zedert
de tijden van konstantyn , fcheen het Heidendom
in het Christendom , alleen met verandering van
naam , over te gaan , en , als men het dus noemen
mag, vcrchristelijkt te worden. De naam, gedaan-
te, pracl't , en gedeeltelijk zelfs de inrichting van
de openbare vergaderplaatzen , werden van de Hei-
denfche Tempelen ontleend, en allengs Altaren ,
beelden, waschkaarsfen , wierook, kostbare kerkva-
ten, en eeue ftaatlijke plegtigheid bij den eeredienst
iu-
(*) II Korinth. IX. 20. Wij hebben in ons III. Z)^(?/,
Bla/^z. 11-j. een voorbeeld gevonden in gregorius den
fVonderdocner i die het volk zclcere Heidenfche gebrui-
ken liet behouden, ten einde hen niet van het Christen-
dom afkeerig te maken.
GESCHIEDENIS. 85
rngevoerd. Van Heidenfche Feestdagen werden III
Christelijke gemaakt , en zelfs in de ambtskleding ^^Y"
van Bislchoppen veel van de Heidenen overgenomen. Hoofdft.
Tot al hetwelk de zucht, om voor de Heidenen , "^ C. G.
Tl ïïT* 5 T 5
die de eenvouvvigheid van den Christelijken eere- ^'^^ g,^'
dienst meermalen bclchimpt hadden , niet onder te ■
doen, veel heeft toegebracht (*),
De fpoedige vermenigvuldiging der Christenen Prachtige
vorderde reeds van zelf het (lichten en vergrooten van ^^''''■^'^'
hunne Godsdienftige gebouwen, doch de ijver van
KONSTANTYN , die daar door blijken van zijne hoog-
achting voor den Godsdienst wilde geven , deed hem
heerlijke gebouwen , van niet minder grootschheid
en kunst, dan de Heidenfche Tempelen vertoond
hadden, bijzonder in zijne nieuwe Hoofdftad Ko»'
ftantinopolen^ llichten, aan welke ook dra de naam
van Tempelen gegeven werd. Onder dezen was de
voornaamfte de Kerk, welke hij aan de gedachtenis
der Apostelen toewijdde, en die eusebius ons breed-
voerig befchreven heeft (f). Zij was ongemeen
hoog, van binnen en buiten met marmer bekleed;
het dak van binnen befchoten, en met goud over-
trokken , maar x'nn buiten gedekt met verguld ko-
per, hebbende een traliewerk insgelijks van verguld
ko-
(*) Het Werk v?.n convers middleton, omtrent de
tf'erêenkomften van het Pamdoju met het Heidendom , is
bekend , en verdient hier nagelezen te worden. Men zie
ook het Specimen Histor. de Causfis Super ft it. int er Chris--
iianos van den Hoogleeraar g. bonnet. Utrecht 1753. 410.
(t) yu. Conftant. Libr. IV. Cap. s^. fqq.
F3
U IC E R K E L IJ K E
III koper rondom het dak. Deze Kerk had een groot
BOEK voorhof, rondom met gaanderijen en pilaren, en
Hoofdft. c^^^r bij Keizerlijke zalen, baden, en vertrekkamers ,
nn C. G. als ook woningen voor de oppasfers der Kerk.
(q^ 227! ' ^^J ^*^2e Kerk had konstantyn, volgends het
bericht van eusebius, nog een bijzonder oogmerk;
Kon- ^g weten , hii beflemde deze Kerk zich tot eene be-
ST-\NTYN "^
geeft het graafplaats na zijn overlijden, ,, dewijl hij,' gelijk
eerfte de Gefchiedichrijver zich uitdrukt, ,, in de kracht
beekivnn »> zijnes overtreflijk geloofsvertrouwen voorzag, dat
hetbegra- ,, zijne hut na de dood in dezelfde benaming met
ven van ^^ ^^ Apostelen deelen zou, opdat hij , naamlijk,
inde „ ook na zijn affterven, deel zou hebben aan de ge-
^^^'^' ,, beden, welke daar, ter eere der Apostelen, zou-
„ den gedaan worden. Derhalven twaalf kisten ,
„ als heilige kolommen, ter eere en ter gedachtenis
„ der Apostelen, opgericht hebbende, liet hij zijne
5, eigene kist, in het midden derzelve, plaatzen —
„ gelovende, dat hij daar door de gedachtenis der
„ Apostelen voor zijne ziel zeer nuttig zou ma-
^^ ken." — Dus heeft konstantyn in zijn' per-
foon het eerfic voorbeeld gegeven van het Bijgelo-
vig gebruik , om dooden in de Kerken te begraven.
Het was , volgends de oude Romcinfche Wetten (*}
verboden, een lijk binnen de ftad te begraven of
te verbranden. Deze wet kon alleen de zorg voor
de gezondheid der ingezetenen bedoelen. Maar hoe
veel meer gevaar loopt die , wanneer de dooden be-
graven worden in gebouwen, in welke vele men-
fcheii
(*) Le^g. XII. Taèè. Tab. X.
GESCHIEDENIS. Sr
fchen famenkomen , en hoe onvoegzaam is dit , voor- III
naamlijk in gebouwen, die aan den dienst van God ^^J:^
zijn toegewijd ! en de aanleiding tot deze wanvoeg- Hoofdfï,
iijkheid was een Bijgelovige eerbied van den Vorst, na C. G»
jegens de Apostelen, en de waan, dat zijne ziel nut.Q^^^^^.
zou trekken uit de deelneming aan het openbaar ge- L*
bed. Ondcrtusfchen werd zijn voorbeeld van de
volgende Keizers nagevolgd, en de Bisfchoppen be-
weerden weldra , dat de Priesterlijke waardigheid
aan de Keizerlijke gelijk was, en zelfs op heilige
plaatzen den rang boven dezelve had (*), en be-
geerden dus insgelijks in de Kerken begraven te
worden, tot dat eindelijk dit voorrecht ook den ove-
rigen Christenen vergund is , om in de Kerken , of
in eene gewijde aarde, op Kerkhoven, bij de Ker-
ken, begraven te worden, naarmate zij in ftaat wa-
ren, om dit voorreclit te kunnen betalen.
In laater tijd heeft men de (lichting van verfchei- Kerk der
dene Kerken te Rome ^ en bijzonder van eene Doop- ^P"'
, ding of
Kapel, (^Baptisterium ^^ aldaar, doch zonder eenigyanhet
bewijs , aan den Keizer konstantyn toegefchre- H. Graf#
ven. Zckerer gaat het , dat hij de Stichter is ge-
weest van eene Kerk te yerufakm , op de plaats
van jESus Opftanding , of boven het Heilige Graf
van den Zaligmaker , welke Kerk , die alle ande-
ren overtreffen moest , eusebius breedvoerig be-
fchrijft (t). Een Beelden Tempel van venus had
tot hier toe deze heilige plaats ontreuiigd ; konstan-
tyn
(*) SozoMEN. Hht, Eccles. Libr. II. Cap. 34.
(t) Fit. Confiant. Libr. III. Cap. :li.
F4
88 K E R K E L IJ K E
III TYN liet deze omverhalen , de ontreinigde aarde
BOEK wegvoeren , en nu geloofde men , het Graf van je-
Hoofdft. sus te ontdekken in een hol of fpelonk (*), en
na C. G. boven dit Graf werd deze Kerk , of eigenlijk twee
tot 2-^f ' Kerken , dcnc bij het Graf, en cene andere nog
■ grootere daar tegen over, gedicht, en met onge-
meene pracht , in de tegenwoordigheid van vele Bis-
fchoppen, te yertifahm faamgekomcn, onder gebe-
den , en redenvoeringen , ingewijd ( f ). Deze Kerk
kreeg den naam van getuigenis- of gedacht enisplaats^
der Opftanding van ciiristus , waar in dezelve
heieden z\\ geleerd moest worden (§). Van dezen-
tijd af geraakte de naam JElia ^ welke de herbouw-
de Stad, zedert adrïanus tijd, gedragen had, al-
lengs buiten gebruik, wordende de naam van 'JerU"
falem weder aangenomen.
Het vin- Met dit verhaal van eusebius , aangaande hetftich-
denvan^ teil dezer Kerk, kan niet beftaan, het geen andere
het kruis ^
door HE- Schrijvers verhalen, van 's Keizers moeder helena,
i^NA, en het vinden van het Kriiis van ciiristus door de-
zel-
(*} In mijne Aardrijksk. des Bijhels II. Deel, Bladz,
150-150. is aangetoond, dat dit Graf van jesus, hetwelk
het Bijgeloof zoo vele eeuwen vereerd heeft, niet voor het
waare Graf van den Zaligmaker kan erkend worden.
(I) EusER. /. c. Lihr. IV. Cap. 43. /(7'7'
{§) Moc^lv^iov, welke naam echter aan meer Kerken,
bij voorbeeld, aan de bovengemelde der XII Apostelen,
gegeven werd. eused. /. c. Cap. 47. cyrill. Hieros. Ca-
tech. XIV. />. 190. eéit. Me lies. socrates Hist^ Ecclc.s.,
lier. IL Cap. 2Ó<
GESCHIEDENIS. S9
Zelve , U'aar van wij een kort bericht moeten geven, Ilf
HELEXA 5 de moeder van konstantyn , die , volgends ^^^^
EUSEcius (*), door haren Zoon tot het Christen- Hoofdd.
dom was overgebracht , wordt door dezen Gefchied- "^ C. G.
Toot" ^ "i *>
fchrijver ten hoogden wegens hare Godsvrucht en ^^^ ^ r,*
ijver voor het Christendom geprezen. Van de on
ffemeene rijkdommen, die haar Zoon, welke zijne ^^°^'^^'*
' •' van KOiV-
Mocder ongemeen achtte en beminde, haar gefchon- stantym
ken had, maakte zij een zeer prijswaardig gebruik,
door hare milddadigheid aan armen en ongelukki-
gen, ja aan geheele fteden, zij woonde de Gods-
dienftigc vergaderingen der Christenen zeer vlijtig
bij, fchoon wij, hetwelk opmerklijk is, niets lezen,
of en wanneer zij gedoopt is geworden; zij bezocht
Pakeftina , en liet aldaar twee Kerken (lichten , ééne
hovende fpelonk, waarinjESUs, x.t Bethïehem ^ vol-
gends de overlevering, geboren , en ééne op den
Olijfberg , van waar hij ten Hemel gevaren was;
maar ook zal zij de Kerk der Opilanding boven het
Graf van christus hebben laten (lichten, indien
wij socRATES (f) geloven, welke (lichting euse-
Uüs, een ooggetuigen, aan den Keizer zelven, ge-
lijk wij gezien hebben, toefchrijft (§).
Hoe het zij, men veriiaalt dan, dat deze Vorstin
(*) Vit. Confiant. iJbr. IIT. Cüp. 47.
(^\} Li'èr. I. Hht. Eccles. Cap, 17.
( § ) Men zie onitreiit iielena de berichten vnii Eusn»
Bius Fit. Conflant. L. III. C. ^i-A7' socrates /. e.
THEODORETUs Htst. Eccks. L. I. C. 1 8. Zeldzaam is het,
dat EUSEBiL's ons niets van de afkomst van deze Princes
F 5 ver«
90 K E R K E L IJ K E
III PaUflina^ of het Heilig Land^ gelijk raen het bff-
^jj'^ gon te noemen, bezoekende, om daar op de plaat-
Hoofdfl. zen, waar jesus geleefd had, en die door merk-
na C. G. waardige gebeurenisfen vermaard waren , haar sebed
Jot 337!^^ verrichten, het Graf van Christus gezocht en
eindelijk ontdekt zal hebben. Men vond in of bij
hetzelve tevens drie kruisfen, zijnde het ééne van
JESUS , de twee andere van de moordenaren , die
met hem gekruist waren. In de onzekerheid, welk
van dezen het waare kruis van Christus zijn mogt,
bad de Bisfchop van 'Jenifalem macarius , dat God
zulks door een wonderwerk zoude aanwijzen. Eene
kranlvC vrouw, die op haar iiiterile lag, werd bij de
kruisten gebracht , en de twee derzelven vruchteloos
aangeraakt hebbende, bij het aanraken van het der-
de, terftond in vorige gezondheid herfteld, waar
uit men het kruis van christus erkende. Een
deel
verlinrdt, noch ook bepaaldelijk meldt, of zij de echte
vrouw vün kokstantius , en dus icoNSTANxrw deszelfs
echte en wettige Zoon , geweest zij , wanromtrent velen
twiifelin'g hebben, gelijk dnn zosiMUS (^Hht. Lihr. II.
f, 672.) uitdruklijk fchrijfc, dat zij niet de wettige vrouw
vnn KoNsTANTius gcwccst zij , en niceforus (Z/Z-r. VIT.
Cap. 17, 18.} een omftandig bericht geeft, nopens de
geboorte van konstantyn, als de vrucht van eenen onwet-
tigen minnehandel van konstantius met helena , de doch-
ter van zijnen waard. Doch, daartegen zijn weder vele
andere bewijzen, voor de wetdgheid van haar huwlijk
met KONSTANTIUS. Men zie de Schrijvers der algemeeoe
Uiitorie XIII. Dcely Uladz. ss^^. volgg.
GESCHIEDENIS. 91
deel van hetzelve liet de Keizerin , in zilver befla- III
gm, te yerufahm blijven, waar het aan de Chris- °"!-''
tenen kon vertoond worden , het andere deel zond Hoofdfl.
zij den Keizer toe , welke gelovende , dat het eene "^ ^' ^'
ftad eeuwig wel moest gaan , waar zulk een klei- J^j 237I
nood bewaard werd , hetzelve in zijn ftandbeeld , —— —
dat te Konftantinopolcn op de markt ftond, plaat-
fte. Tevens met dit liout van het kruis had de
Keizer de nagels of fpijkers ontvangen, waar mede
JESUS aan het kruis genageld was geweest , met
deze liet hij zijnen helm en den toom van zijn paard
beflaan , om in de gevechten beveiligd te wezen (*).
Dus luidt het verhaal van socrates (f): Doch,
hoe zeer, na hem, ook sulpicius severus (§),
THEODOR-ETus C*"^) cuz. , deze Gefchiedenis der
kruisvinding gewagen , en dezelve , in later tijd , met
«enen feestdag gevierd is geworden , kunnen wij ech-
ter daar aan geen geloof geven, niet alleen , omdat
EUSEBius , een tijdgenoot , 'er geheel van zwijgt ,
maar ook , ten opzichte van de ontdekking van je-
sus graf, gelijk men meende , hier metle ftrijdige
bijzonderheden verhaalt; ook heeft sulpicius se-
verus, als een kenmerk van de echtheid van het
kruis, de opwckldng van cenen even overledenen
per-
(*) Hier door zou de voorzegging zach. XIV. 20.
letterlijk vervuld zijn, gelijk fümmigen geloofden, cy-
RILLUS Alexandr. Coinm. ad Zachar. pag. 812.
(t) Hist. Eccles. Libr. I. Cap. 17.
( § ) Uist. Sacr. Libr. II. Cap. 34.
(**) Theodoret. Hiit. Eccles. Libr, I. Cap, 18,
92 KERKEL IJ KE
III perfooii , hetwelk dit gantfclie verhaaï nog meer
ROEK verdacht mankt (*).
Hoofdd. Hoe zeer wij dit verliaal , als van laater uitvin-
nn C. G. (ïing zijnde , geene geloofwaardigheid toekennen ,
j^jj ^,^_' zoo veel is echter waarheid , dat de eerbied voor
■ het teken des kruis , thans reeds , tot Bijgelovigheid
terbicd ^^^j. i^^gon te hellen; waar toe het voorbeeld vaa
voor het
kruis. KONSTANTYN vcel aanleiding gaf, die niet alleen
het teken des kruis liet afbeelden op zijne banier
en vaandels , en op de fchilden zijner foldaten ,
maar die ook te Konflantinopoïen ^ in den Voorhof
van zijn Paleis, zijne beeldenis van wasch geboet-
zcerd, met het kruis boven zijn hoofd, liet plaat-
zen , en onder de voeten van hem en zijne kinde-
ren, den boozen geest, in de gedaante van eenen
draak , met pijlen doorftoken , en in den afgrond'
gertort wordende ( f ). Ook was in de voor-
naamfte zaal van zijn Paleis het teken des kruis
aan het dak, van goud , met juweelen omzet , te
zien ( § ). Wanneer des Keizers beeldcnis op
penningen of op fchilderijën werd afgebeeld , ver-
toonde zich ook altijd het teken van het kruis daar
bij. Men mag aan dien eerbied voor het kruis ook
toe-
(*) Men zou zich ten voordeele van hetzelve inis-
fchien beroepen op den Brief vnn cyru^lus, Bisfchop
van Jerufalem, anii den Keizer konstantius (/>, 405.
ed. Melles) doch ann de echtheid van denzelven wordt
getwijfeld. Zie boven Bladz. 28.
(t) EusEB. Fit. Conjlant, Libr. III. Cap. 3.
(§.) EusEB. /. c. Cap. 4p.
GESCHIEDENIS. 93
toefchTijven , dat hij de kniisflraf voor altijd af- III
fchafte (*). BojK
Ook is dit waar, dat de Keizerin hele na eene Hoofdft.
Godsdienftige reize of bedevaart naa Palajiina , als na C. G.
Toot» 5 T ^
naa een Heilig Land^ gedaan heeft, om daar hare ^^^ ^^*
Godsdienflige aandacht te oefenen ( f ) ; welke foort
van Godsdienflige reizen of bedevaarten thans , niet Bede-
zonder Bijgelovigheid , veelvuldig ondernomen vver- naa het
den. Wij hebben , in de eerile jaren der derde H. Land.
eeuw, wel een voorbeeld van eenen Bisfchop ge-
vonden, die derwaards gereisd was, om ^tzo. me±-
vvaardige gewesten te bezichtigen (5)9 niaar thans
flelde men in zoodanige reizen eene bijzondere hei-
ligheid , en geloofde , dat de gebeden , daar tot God
gedaan, meer verwachting hadden, van te zullen
verhoord worden ; tegen de uitdmklijke leere van
jESus zelven. (joa\x. r\''. ) Ook begaven fommi-
•gen zich derwaards , om met het water van den
yordaan gedoopt te worden, dewijl jesus in die
rivier door jojïnnes gedoopt was (**). Deze Bij-
gclo\'igheid nam zoodanig de overhand, dat grego-
Rius, Bisfchop van Nys/a, tegen het einde dezer
vierde eeuw , zich , met de beste redenen , nogthans
geheel vruchteloos , hier tegen verzette (ff).
Ein-
(*) Volgends bericht van sozomenus Hi'sr^ Ecc/es.
Libr. I. Cap. 8.
(t) EusEn. Fit. Conjlant, Libr. III. Cap. 42.
(§) Zie ons II. Bed, Bladz. 282.
(**) EusEB. P^it. Conjlant. Libr. IV. Cap. 62,
Ctt) Epist. de euntibin Hierofolijma,
$4 KERKELIJKE
III Eindelijk, de zucht, om lltiWge. Reliquién ^ of
BOEK overblijfzelen , van heilige peifonen of zaken, te ver-
Hoofdft. zamelen , en vcrvolgends te verëcren , begon insge-
na C. G. lijks , kort na dezen tijd , in gebruik te komen. De
tot 337. ^""-^^ Christenen , die hunnen Godsdienst in geest en
■ waarheid deden beflaan, haddeai met zulke kleinig-
Heilige \-i^^^Qx\ en beuzelarijen niets op; hoe ligt hadden zij
en of o- anders eene menigte van zulke gewaande Heiligdom-
verblijf- jneii l^unnen bijeenbrengen; zelfs nog in de bcfchrij-
zelen
vingen der nieuwe Kerken, door konstantyn ge-
dicht, komen bij eusebius,zoo min Reliquien, als
beelden voor ; maar de Zoon van dezen Keizer ,
KONSTANTius, Het rccds in het jaar 359, volgends
bericht van hicronymus (*), philostorgius (f)
en anderen, de ligchamen van den Apostel andre-
AS , van den Euiingclist lukas , en van timothe-
us, van welke men voorgaf, dat de twee eerften
in Achajc^ maar deze laatfte te Efeze, ontdekt wa-
ren, naa Konftantinopolen in de Kerk der Apostelen
overbrengen. Natuurlijk volgde hier op eene verëe-
ring van zoodanige Heiligen, maar zeldzaam luidt
het, dat de ligchamcn der overige Apostelen, en
andere Reïïqinen , eerst verfchciden eeuwen na kon-
stantyn , gevonden zullen zijn , daar men , reeds in
deze IVde eeuw, de lijken van fommige Joodfche
Profeeten voorwendde ontdekt te hebben , en geloof-
de, dat deze en andere door Godüjke Openbaringen
waren aangewezen; waarom ook de Heidenen, des-
we-
(*) Chron. ad h. n.
(t) Ilisi. Eccles. Epitom. Libr, III. Cap. 2.
GESCHIEDENIS. 95
wegens , de Christenen befpot hebben , gelijk de UI
Keizer juliaan (*), en op het einde van deze ^^^
eeuw , EUNAPius ( f ) , die den Christenen , in het Hoofdfl,
bijzonder, verwijt, dat zij de beenderen en hoofden "^ C. G,
van lieden verzamelden , die de overigheid , om J^j; ^ y
hunne misdaden , ter dood had laten brengen , en . ■
dat zij deze als Goden aanmerkten, zich voor hen
nedervvierpen , en geloofden beter te worden , als
zij bij derzelver graven ontreinigd werden. Onbe-
grijpelijlc is dit, dat Christelijke Leeraars, wien het
anders aan geene kunde en doorzicht ontbrak, ge-
iijk, bij voorbeeld, een ambrosius, zoodanige den
Christenen onbctaamlijlve bijgelovigheden, niet alleen
niet tegengingen , maar , onbefchroomd , aanpre-
zen (§).
In deze tijden valt ook de opkomst der Monnï- Op!:omst
ken^ eene foort van menfchen , welke voorwend- ^?,^^^°^
den, den hoogden trap van Christelijke Godzalig-
heid bereikt te hebben, door zich van de wereld af
te zonderen , en alleen op zichzelven te leven , waar
van zij ook den naam Monniken^ (Mova^/o* van
Movor alleen ^^ voeren. Zij zijn tot onzen tijd toe
overgebleven , en hebben , in verfchillende eeuwen ,
veel goeds en kwaads gefricht; om alle welke rede-
nen,
(*) Ap. CYRILL. Akxandr. adv. Julian. Libr. X. p,
335. To7n. VI. Opp.
(f) /« vita ^DEsn /». ^5, Coïon. AUobrog.\6\6. 8vo.
(§) Zie JOANN. DALEUS Atlverfiis Latinonim de cul-
tus religiofi objecto traditionem diiputatio Libr. IV. p,
582-733. Geneva 1664. 4^0.
56 KERKE L IJ K E
I'II nen, onze Lezers , met rcclit, cenig bericht van
®° j'^ hun , te dezer plaats , verwachten zullen.
Hoofdfl. Wij hebben , in het voorgaande dezer GefchiedC'
4ia C. G. njs gezien, Iiue reeds vroeff vele Christenen, door
tot 33^* afzondering en onthouding, zich boven hunne Me-
dechristenen eenen hooger trap van volmaaktheid
verbeeldden te zullen bereiken, waar van zij Askee^
ten , Contincntes , ook Sancti , genoemd werden (*),
gelijk men zich al vroeg op het voorbeeld van den
Profeet elias en joSnnes den Dooper beriep , en
vervolgends , met niëRONYMus (f), beweerde,
dat de levenswijze der eerlle Christenen geene an-
dere geweest ware, waar toe men gebruik maakte
van de berichten, die filo de yood ons van de
Therapeuten geeft, welke men, ten onrechte, voor
Christenen hield C§}, en van eene verkeerde op-
vatting van LUKAS bcfchrijving, van den ftaat der
eerfte Christen -Gemeente te 'Jerufalem , die alles
onder zich gemeen hadden. Onderlusfchen , hoe-
wel men aan de Monniken den naam van Asketen
kan geven, uit ho'ifde hunner afgezonderde levens-
wijze, volgt echter daar niet uit, dat de Asketen^
onder de eerde Christen Monniken geweest zijn;
welke laatfte eerst in deze vierde eeuw bekend zijn
geworden (**). Tc weten, de Askeeten brachten
de
(*) Zie ons II. T)ccl, Blndz. 172.
(t) Z>^ Virh. lUuftr. Cap. 11.
(5) Zie ons I. Deel^ Bladz. 15.
(**} Casianus de Cocnohior. lujlittit. L^r. II. Cap.
5. et Collat, Libr, XVIII. Cap, 5. za^i van de Egypti-
Tch©
GESCHIEDENIS. 97
de Kluizenaars en Woest ijnbewoners , en deze den Hf
Monniken ft aticl voort. ^^ek
Gedurende de vc}-volging van den Keizer decius HoofdfT.
had PAULUS van Thehe ^ dien men doorgaands den na C. G.
Kluizenaar bijnoemt, omdat men hem voor den •'!|f'^5i'^*
•' i^ot 337»
{lichter houdt van het eenzaam Khiizenaarsleven
onder de Christenen , zich naa het gebergte bege- '^'^toni-
ven , alwaar hij , zedert het jaar 251 , m een hol ot Kluize-
kkiis , geheel van de menschlijke famcnleving afge- "^ar en
zonderd , zijn leven met bidden , befpiegelingen , jyionni-
vasten , en andere geestelijke oefeningen en kastij- ken.
dingen des ligchaams , tot omtrent het jaar 340-
doorbracht (*). In een ander gewest van Egijpte
had zekere antonius insgelijks dit Ivluizenaai-sleven
emhelsd, en werd daar in van anderen nagevolgd,
die zich bij hem vervoegden, en met en onder wel-
ke hij zekere verbindenisfen oprichtte, waarom hij
een Monnik en de Vader der Monniken , of van
het Monnikenleven^ met reden, genoemd is (f).
De-
fche Monniken verfean te hebben , dat de Euangeli.st
MARKUS, eerfte Bisfchop te Alexandrië ^ ook het eerst
voorlchrifcen of levensregelen voor Monniken zou opge-
fteld hebben. Doch, ligtelijk ziet men, hoe dit voorge*
ven der Monniken enkel zijnen grond daar ia hebbe, ort
aan hunne levenswijze aanzien en oudheid te geven.
(*) Zie ons il. Dm, Bladz. 436.
(t) Wij hebben het leven van dezen antonius be«
fchreven, door athainasius, Bisfchop van Akxandrië^
in de Werken van athanasius, en afzonderlijk uitgege*
ven, door hoescheliüs Augsbtirg 1611, in 410. Deze
ï\\ Di:el. G Ie-
9S' K E R K E L IJ K E
III Deze ANTONiUvS werd in Egypte geboren, in het-
BOEK zelfde jaar, toen paulus de Thebaan naa de woe-
Hoofdft. ftyri vluchtte, dat is, in het jaar 250 of 251. In
na C. G. zijne jeugd wilde hij geene wetenfchappen leeren ,
tot 337.' ^^^ ontweek toen reeds het gezelfchap van andere
■ Idnderen. Hij bleef ook fteeds alle geleerdheid ver-
achten, waarom hem ook de Hcidenfche M'ijsgeeren
befpotten, aan éénen van welken, die hem vraag-
de, hoe hij zonder den troost van boeken leven
kon? hij ten antwoord gaf, dat het Boek der na-
tuur voor hem openlag, waar in hij, zoo dikwijls
Mj wilde, de woorden Gods lezen kon.
In den ouderdom van omtrent twintig jaren, be-
gaf hij zich , alle zijne goederen aan de annen uit-
gedeeld hebbende, naa de-woeflijn, alwaar hij an-
dere Christen Kluizenaars vond, welke hij be-
zocht , en wier bijzondere Godsdienfirigheid , het
- ijverig bidden van den ée'nen, het veelvuldig wa-
keiï van eenen anderen, en het geduld en lijdzaam-
heid van eenen derden, hij in zich trachte te verëc-
nigen en natevolgen. Dra muntte hij in deze oefe-
ningen van Godsvrucht zoo zeer uit, dat men hem
• den geliefden van God noemde. INJaar nu poogde
de Duivel hem van dezen goeden weg af te trekken ,
(zoo fchrijft zijn Lcvcnsbcfchrijvcr , ) en verzocht
hem ,
levensbefchrijving is in het Latijn vertnald door den Bis-
fchop EVAGRius. Men heeft wel j;-etvvijfeld, of deze
levensbefchriiving niet van een' l;inter Schrijver is opge-
beld, doch niet meer kunnen 'bewijzen, dan dat dezelve
op eenige plaatzen vervalscht is geworden.
GESCHIEDENIS. ^pjj
hem, op velerhande wijzen, voornaamlijk tot wel- lil
hisr. Doch , antonius wederftond deze bckorin- ^'^^^
gen, door zijn ligcliaam nog harder te behandelen, [joofdd.
wakende geheelc nachten door , en Hechts eenmaal na C. G.
T n. nr "^ I '^ •
daaofs etende, ja dikwijls maar ééns in twee of'"' ---
drie dagen. Water en brood wai'en zijn eenigftéf <•
voedzel, en de aarde was zijn bed. Eindelijk be-
gaf hij zich naa het gebergte omftreeks de Roode
Zee , en koos eeil oud verlaten kasteel tot zijne wo-
nhig, alwaar men hem alle half jaren bruod ver-
zorgde , zonder dat zich iemand zien liet. Dus
twintig jaren geleefd hebbende, noodzaakte hem dé
menigte van lieden , die hem opzochten , en zijne le-
venswijze wilden navolgen , om in het jaar 305 we-
der te vooifchijn te komen. Thans begon hij won-
deren te doen , zieken te genezen^ , en de booze
geesten uit de bezetenen te verdrijven; door zijne
vermaningen en aanfpraken veel goeds ftichtende en
velen bewegende, om het eenzaam leven te omhel-
zen, welke fpoedig in het gebergte eenzame wonin-
gen oprichtten, (Mov«5'»jf<<at,) terwijl hij, als hun
gcmeene Vader, het opzicht over hen had. Nog
had hij dit bijzonder, dat hij een ruw fooit van
hemd, en daar over eene fchapenvacht droeg, eii
zijn ligchaam nooit wasclite noch reinigde.
Wanneer ondcitusfchen ïniaxiinjinus , in het jaar
311; zijne vervolging tegen de Christenen vernieuw-
de, keerde antonius voor eene korte poos in de
wereld terug. IJverig , om de eere van Martelaar
te verkiijgen, verzelde liij, met andere Monniken^
G z 4e
100 K E R K E L IJ K E
III de Christenen , die in Alexandri'è ter dood gebracht
BOEK werden, en gehoorzaamde ook het KeizerUjk bevel
Hoofdrt. ni^U hetwelk alle Monniken gebood de flad te mi-
na C. G. nien. Met dit alles zijn oogmerk niet kunnende
tQj. 23^* bereiken , keerde hij naa zijne Woeftijn terug, al-
'■ waar hij weder, ten behoeve der genen, die hem
bezochten , vcrfcheidenc wonderen deed. De toeloop
hem weder vervelende, nam hij, diep in de Woe-
ftijn, in een eng hol van eenen hoogen berg zijn
verblijf, hier bebouwde hij , met eigene handen , om
het onderhoud van anderen te kunnen misfen , een
klein (lukjen land. Ook hier had hij dikwijls, ge-
lijk men verhaalt, zwaren kamp met den Duivel,
en ontving Godlijke verfchijningen en openbarin-
gen van toekomende zaken. Ondertusfchen kwam
hij van tijd tot tijd te Alexandri'è ^ daar toe bewo-
gen van menfchen, die hem om zijne voorfpraak
bij de Overigheid verzochten, bij welke gelegenhe-
den hij zich ten fterkften tegen de Ketterijen ver-
zette, maar zijne zaken verricht hebbende, keerde
hij terftond weder naa zijn verblijf, zeggende, dat,
gelijk een visch niet buiten het water kan leven,
dus ook een Monnik buiten de Woeltijn en een-
zaamheid zijn karakter verliest.
Dus tot het jaar 340 geleefd hebbende , werd
hem , door een onmidlijk Godlijk bevel, belast,
eenen IMonnik , of eenzamen Christen op te zoeken ,
die nog vroomer was , dan hij zelf; deze was pau-
lus de Thcbaan , die zich reeds 90 jaren in een-
ander gedeelte der Woeflijncn van Egypte ont-
hou-
GESCHIEDENIS. loi
houden had. antonius begaf zich tcrflond op III
weg, en zie hier, wat iiicronymus (*) ons van °°^^
deze reis verhaalt : Ondenv^eg ontmoette antonius Hoofdfï.
een monfler, dat half mensch en half paard was, "^ C. G.
en hetwelk hem, in naam van eene menigte zijns ^^j. ^^'
gelijken om zijne voorbidding bij God verzocht.
Eindelijk vond hij zijnen kluizenaar; wien ecne rave
gewoon was , brood te brengen , die nu voor hun bei-
den dubbel aanbracht. Deze Kluizenaar ontdekte nu aan
zijnen vriend, dat het oogmerk zijner zending was , dat
hij hem zou begraven ; vervolgends hem verzoekende
eenen mantel te gaan halen , hem van athanasius ge-
fchonken, om zijn lijk, bij zijne dood, daar in te win-
den. Toen antonius met den mantel terug kwam ,
zag hij PAULUS geheel glinflerend , onder fcharen van
Engelen, Profeeten, en Apostelen, ten hemel va-
ren , terwijl zijn ligchaam , in eene biddende geflal»
te, op de knieën lag, hetwelk antonius ter aarde
beflelde , met behulp van twee leeuwen, die het
graf maakten , voor welken dienst hij aan dezclven
zijnen zegen mededeelde.
Weder in zijn vorig verblijf teruggekeerd ,
leefde hij met twee zijner leerhngen , die hem bij
zijne zwakheid ten dienfte ftonden , nog tot het jaar
356, wanneer hij, in den ouderdom van bijna 105
jaren , de wereld verliet. Hij beval zijnen twee leer-
lingen , hem op eene plaats te begraven , waar nie-
mand kennis van droeg. Nogthans heeft men 200
jaren daar na voorgewend , zijn lijk gevonden te
heb-
(*) FfVa Pmili Eretn.
G 1
lo- K E R K E L IJ K E
I[I hebben, hetwelk eindelijk, in de Xde eeuw, na.i
BOER Vienne/m Frankryk gebracht is, alwaar men, ge-
Hoo fdO. lij'^ overal iii de Roomfche Kerk, den heiligen man
ji:i C. G, oin zijne voorbede aanroept , bijzomler in zekere
rot 007 -kwaal, die men, naar liem, het Su AntonCs Vuur
pleegt te noemen.
Men heeft in eene duiflere Latijnfche Vertaling
steven Boeken (*), die hij in de Egijptifche taal
zal gefchreven hebben , welke hi eencn vroomen
ftijl handelen, over de roeping der-meufchen tot za-
ligheid, de weldaadcn van God , de menschwor-
xling van christus , en ovel' de middelen , om zich
tegen des Satans listen te hoeden*; .. Ook fchrijft
inen hem eenen Regel toe, dien hij voor ^o. Mon-
iiilien zal opgelleld hebben (f), als ook nog cene
JPncdikatie oï Leerreden ^ tegen de heerlchend^ on-
deugden , en cene bijgevoegde verrnaning tot beke-
ring;: (.§), behalven nog twintig Af ahifche Brie-
veh^^^it ABiiAHAiM Echelïenp.s onder zijnen naam
te Parys 1641 en 1648- in 8vo. heeft uitgegeven.
Doch, altijd bleef wntonius een verachter van ge-
leerdheid, hoewel 'niet ontbloot van vernuft, waar
van .;het volgende, hetwelk ATHA>rASNrs in zijne
Levensbefchrijving verhaalt , tot een voorbeeld kart
ftrekken : Wanneer eens cenige Heide niche Wijsgee-
ren
( * ) In Biblioth. hlax. PP. Tom. IV. pmg. 77. fqq.
(f) In t. HOLSTSN. Codex regnJ'nrtim, qvas SS. Pa-
tres Monachis et <Firgiinbi:s Sanctimoninlibtis ferrandai
fr.'efcripfere P. \. -png. i. fqq. RO'^iS lööl. 4.
(§} Biblioth. PP. Max. l. c.
GESCHIEDENIS. 103
i'en licm, wegens zijne ongeleerdheid, kwamen be- III
fpottcii, \Taagde hij hen: of zij het gezond Ver- ^?P^
(land voor onder erkenden dan de geleerdheid, en Hoofdfl'.
eene oorzaak dcrzelve? Als zij nu aan het gezond "^ C. G.
vcriland het voorrecht moesten toekennen , verv^olg- ^^j ^37!
de hij: ,, Wel nu, dan heeft iemand, die gezond
5, verfland bezit, geene geleerdheid van doen."
Dus was dan Egypte het eigenlijl^ Vaderland derHiLARi-
Monniken , die in het eerst , in de daad , dezelfde jj^ ^ J^
waren, met de Kluizenaars ^ of Woefiijnbeivoners ^ antoni-
Eremieten , ( van g^jjjMo? , ) gelijk zij ook van hun- ^^'
nc afgezonderde \e.YQnsm\]ze.Anachoreeten, (^Avx<xo^yr
7«<,) genoemd werden. Van hier werd deze levens-
wijze eerst overgebracht ' naa Syrië en Païaftina ,
door HiLARiON, wiens leven insgelijks door HiëRO-
NYöius befchreven is (*). Deze man, uit Palat-
ftina geboortig , legde zich , in den ouderdom van
15 jaren, te Alexandri'è toe op de beoefening der
wetenfcliappen , maar door het 'gerucht der Heilig-
heid van ANTONius gedreven'^ "gaf ' hij denzelven in
zijne eenzaamheid een bezoek , waar bij hij zoo met
hem werd ingenomen, dat hij befloot zijn navolger
te worden. Verzeld van ëenige Monniken, keerde
hij in het jaar 306 naa zijn Vaderland terug, en
zijne vaderlijke goederen aan de armen gefchonken
hebbende, nam hij zijn verblijf, in' de Woeffijn,
tusfchen Gaza en Egypte^ alwaar hij in eene ellen-
dige hut, die hij zelf gefticht had, en waar in -hij
noch
(*) Uit dezen heeft sozomenus zijne berichten over-
genomen ///V. Ecdcs. Libr. III. Cap. 14. L. V. C. 15.
G4
Ï04 K E R K E L IJ K E
lil noch recht op ftaan, noch uitgcftrckt liggen kon,
BOEK vvoonde. Dus verkreeg hij dien roem van heilig-
HoofcUl. ^^'^'^ 5 ^^^ ^""i^" '^ok geloofde , dat door hem vele
na C. G. wonderen verricht werden, ja men zegt, dat hij,
rll^llt' op den reuk af, kon weten, aan welken boozen
— ..... geest of ondeugenden eigenaar ecnige zaak toebe-
hoorde. Velen werden daar door opgewekt, oni
ook Monniken te worden, en als hilarion deze
eens in hunne hutten bezocht , had hij meer dan
£,ooo Monniken tot geleide. Om den toeloop des
■ volks te ontwijken , begaf hilarion zich weder naa
Egypte^ alwaar hij eenen nacht in de kluis van
ANTONius doorbracht, die onlangs overleden was;
doch fpoedig verliet hij ook dit land, omdat de
Christenen hem te veel bezochten, en kwam eerst
in 6'/c///è*, vervolgends in Dalmatië^ en eindelijk
op het eiland Cyprus^ alwaar bij, in het jaar 371,
overleden is. Deze volgende bijzonderheid, welke
HiëRONYMUs(*) verhaalt, verdient omtrent hilarion
nog aangemerkt te worden : Gednurende een verblijf
van 50 jaren in Palafliua , heeft hij flechts ééne cnkel-e
keer de heilige plaatzen in en om yevwfalem bo-
zocht; hij wilde het voorkomen niet hebben, dat
zii z€ verachtte, maar even min , als of hij God ew
iJjne werkingen aan eenigc bijzondere plaats ver-
bond. Hier in had derhalven hilarion moeds gc-
poeg, zich tegen cene toen heerfchende dwaUng en
bijgelovigheid te verklaren, hoe zeer hij zelf, in an-»
iler^ opzichten, geheel niet vrij was van Bijgeloof.
(*) EpUt. 13, <•</, [j-am^
GESCHIEDENIS. 105
Ondertusfchcn nam het Monnikenleven in Egypte Ut
hand overhand toe, en kreeg ip(-edig zijn volle be- "°"'"
flag, door het eigenlijk Kloosterleven , of het bijeen- Hoofdft.
wonen van vele JNionniken , op ééne plaats , onder na C. G.
Tinr "^ I ^
cenen Opziener. Dit Kloosterleven werd door -pa- [q^ g,-'
CHOMius , insgelijks den' der eerfte leerlingen van ■
ANTONius, ingevoerd. l acho-
' ° i\nus
Deze PACHOMius was, in het jaar 292 in het nichter
Egijptisch Landfchap Thebais geboren, en werd, ^'''"^^<^t
door eene hemelfche verfchijning tot het Monniks- levcn.
leven aangemoedigd, en tevens door eene Openba-
ring geleerd, welke de rechtzinnige partij onder de
Christenen was. Eerst leefde hij, van brood en
zout, met PAL^i\iON, dénen der eerfte navolgers
van ANTONius , in de Woeftijn , vervolgcnds ontving
hij van God bevel, om zelf een Monnikkenvcrblijf
te Tahennefus ^ een onbewoond vlek in Thebais^
niet ver van ^.tw Nijl, of volgends anderen, te Ta-
henna^ een Eiland in den Nijl, aan te leggen. Vol-
gends een nader Godlijk bevel, nam hij in hetzelve
vele Monniken aan , die zich aanboden , om onder
zijn opzicht te leven. Dit ving hij aan in het jaar
325 of wat later, en toen hij in het jaar 348 over-
leed, liet hij eenige duizend Monniken na, die on-
der zijn opzicht ftonden. Dit was het eigenlijk be-
gin van het gemeenfchnplijk famcnkven der Mon-
niken in gebouwen , die daar van den naam kregen ,
(Ko/voS<ov, Qoenoblum^ de Monniken zelve werden
Coenobiten genoemd,) welke gebouwen naderhand
in de Latijnfche Kerk, wegens het opfluiten der
Monniken in dezelve, Clmfira^ Kloosters^ genoemd
G 5 wer-
iq6 K e R K e L ij K e
III werden. Ondertiisfchcn is het een misflag, wmn-
BOCK j^ggj, fommige laater Schrijvers pachomius voor
IlooCdll. ceneri' ftichter van de eerfle Orde van Monniken
xa C. G. houden. Alle de - MonnHven toch hadden , m het
\,L 0-- eerst , denzelfden hoofdregel , die hun eenzaamheid
én afzondering , bidden en vasten voorfchreef, en
eenen of anderen arbeid , om hun leven te onder-
houden. Meer behoeven \vij hier, uit de Levensbe-
fchrijving van pachomius , niet aan te voeren. De-
ze, gelijk alle de overige Levensbefchrijvingen van
andere voor heilig gehouden mannen , van dezen en
de naastvolgende eeuwen, zijn toch onderling aan
malkanderen zeer gelijk, en melden ons dezelfde
flrengheid van levenswijze , gelijkfooitige wonder-
werken, of buitengemecne gaven, gelijk aan pacho-
mius de gave zal gefchonken zijn;,' om Latijn en
Grieksch te fprekcn , bemelfclie verfchijningen en
openbaringen, kamp met den boozen geest, en der-
gelijke.
Annmcr- Genoeg is het, uit het geen van deze eerfte ftich-
•;'"^°^^'|^^ tcrs der Monniken bijgebracht is, de volgende aan-
neii cii merkingen af te leiden. Wat 'er pok zij van de
luinne jvoede mening dezer mannen en hunne oprechte
wonde- ^ ,, , ,. 1 . , , ,
reu. zucht tot Godzaligheid , men zal nogthans nimmer
hunne begrippen nopens de volmaaktheid der ziel, te
Verkrijgen , door het geheel betemmen en kv/ellen des
ligchaams, eene dwaling, die reeds voorheen bij de
Gnostieken , en bij Vele Myflifche Asheten , onder de
Christenen , ]-)laats had , en die uit het denkbeeld , dat
men den oorfprong van hét kwaad in de (lolFe zoeken
moest, ontltaan was, noch hunne gehéele verach-
ting
GE S C H I E D E N I S. loj
ting van geleerdheid, en onttrekking aan de famen- III
leving, en de pligten daar mede verbonden , met den ^°':^
vvaaren Godsdienst van jrsus kunnen vereffenen , Hoofdft.
met welken geen eigenwillige Godsdienst beftaan "^ C. G.
kan. Deze afzondering en kwelling des ligchaams [^^ ^„^*
verwekte wel eerbied en roem van buitengemeene
heiligheid , waar door velen het voorbeeld dezer
mannen volgden , bijzonder in Egypte , in welk land-
fchap de luchtsgefteldbeid zelf eene neiging tot fom-
bere zwaarmoedigheid , en dweeperlj , ten allen tijde ,
plagt voort te brengen, maar had ook dra tot haar
gevolg een werkeloos ledig leven ^ en eene eerzucht,
om voor iet groots gehouden te worden , en zich
een gezag en invloed aan te matigen, die gevaarliik
was voor den Staat, niet min 'dan voor dé Kerk.
De ligchaamskwelling , de eenzaamheid, en werke-
loosheid, en daar uit ontflaa'nde verzwakking en
meerdere aandoenlijkheid der zenuwen , ontftelden de
hersfenen , eene tot dweepzucht en geestdrijverij ver-
hitte verbeeldingskracht, nog vermeerderd door de
akeligheid der Woeftijnen , verbeeldde zich dingen
te zien en te vernemen, die in de daad niet dan in
de hersfenen beftonden , en liet zelfs zich den roem
van wonderwerken , tot welken één of ander geval ,
fchoon in zichzelve natuurlijk, in eene zoo ligtgelo-
vige , en met de zucht tot het wonderbare ingeno-
men, eeuw, bij eene onkundige en door den glans
van zoo bijzondere heiligheid verblinde menigte,
aanleiding gaf, ligtelijk aanleunen. Zie daar de
oplosüng van die bedenking, dat evenwel gelijktij-
iJige Schrijvers, en zelfs in geleerdheid en achting
uit-
io8 K E R K E L IJ K E
III uitmuntende Leeraars , gelijk hij voorbeeld HiëRO-
BoEK NVMUS, deze wonderwerken te boek (lellen, en ze
Hoofdft. ^^^ ^^^^ geloofwaardigheid fchijnen bij te zetten,
na C. G. welke nu, volgends de bovenllaande aanmerking.
Topt» *> I ">
tot ri-xy' ë^^^^^ ^^^ "^^'^ verdwijnt. Men kan of mag ook
geene wondeinverken verwachten, ter bevestiging en
aanprijzing eener levenswijze, die zoo geheellijk met
de redelijke zedenleere van het Christendom ftrijdig
is. Doch , laat ons het Gefchiedverhaal vervolgen.
Regelen Men heeft in eene Latijnfche Vertaling van më-
doorPAN- j^Q-^TYMUS, met deszelfs Voorreden, eenen levens-
voor"-e- regel van den bovengemelden pachomius (*), doch
fchreven. aan welker echtheid getwijfeld wordt. Maar een
korter levensregel , dien hem een Engel , op eene
koperen tafel gefcbreveu, ter hand zal gefield heb-
ben, fchijnt hem toe te behoren, ten minden, men
vindt 'er uittrekzels van, bij palladius (f), en
sozoMENUS (S), enz, (**). In dezen korten Ie-
.... vens-
' '(*} Bij L. HOLSTCiN Codex Rcgulanim etc. P. t.
pag. 59-95. ed. Rom.
(f) Histor. Lavfmc. Cap. 38. Welk Werk over de-
Woeftijniers en Monniken verdient gelezen te worden.
(5) Hist. Ecclcs. Libr. III. Orp. 13.
(**) Bij voorbeeld bij cassianus de Coenohior, Infïi-
tittis Libr. IV. Cap, 1. fqq. Van pachomius lieeft ook
GENNADius de Fifis Illuftr. Cap. y. het één en ander,
doch voornaamlijk zijne Levensbefchrijving, door eenen
Monnik van zijn Klooster dertig jaren na zijne dood op^
f;cfteld, in de Acta SS. n. d. 14. Maü, van welke ook
twee Latijnfche uittrekzels, doch die zeer van malkan-
de.
GESCHIEDENIS. lo^
vensregel komen onder anderen de volgende voor- III
fchriften voor: Elk Monnik zal, naar zijne krach- ^°^^
ten, eten, drinken, vasten en arbeiden. In <^éne ^oofyiT.
cel zullen drie Monniken femenwonen. Zij zullen na C. G.
allen in déne kamer eten; zij zullen niet liegende , J'^^"^^^^*
maar zittende , flapen ; des nachts linnen klederen — .
en altijd eene witte Ichapen- of geitenpels dragen,
met een purperverwig kruis, behalven bij het ge-
not van het H. Avondmaal, op den Sabbatli en
den Zondag, wanneer zij zich met eene wollen kap
(Kj^jcifAisv, ) moeten dekken. Dit moeten zij ook
onder het eten doen, opdat zij malkanderen niet
zien eten; ook mogen zij dan niet praten noch om-
kijken. Geen vreemde mag met hun eten, behal-
ven een reiziger, dien zij herbergen. Alle de Mon-
niken moeten in vier en twintig klasfen verdeeld
zijn, die elk met eene letter van het Alphabet be-
noemd worden, waaraan men tevens de eigenfchap-
pen van elk zal kunnen kennen. Dus heetten, bij
voorbeeld, de eenvouvvigen I, de verftandigen Z of
S. Indien iemand in hun gezelfchap begeerde aan-
genomen te worden, moest hij eerst drie jaren lang
harden arbeid verrichten. Eindelijk , zij moeften
twaalfmalen in één etmaal, dat is, op bepaalde tij-
den van den dag, en des nachts, bidden; ook
moest over tafel, na het voorzingen van eenen
Pfalm, gebeden worden. In den lütvoerigen regel,
en
deren verfchillen, in de verzamelingen van sarius eii
ROswEYDE voorkomen. Vergel. tillemont Memoires T.
VII. P. 1. pag. 2pi. ed. in 12.
iio K E R K E L IJ K E .
III en bij de boven aangehaalde Schrijvers (laan nog
BOEK eenige bijzonderheden nopens de inricJiting van het
Hoüfdft. Klooster te Tahenna of Tahennefus ^ hetwelk, om-
na C. G. trent het midden der vijfde eeuw, alleen omtrent
tot 337! S'^^*^ Monniken bevatte. D^zt Monniken waren
■ zoo verdeeld, dat elk zijne dienflen liad te vemch-
ten , foramigen zorgden voor de fpijze , anderen
voor de kranken, anderen bouwden den tuin en dcii
akker, anderen maakten matten, of hadden eenig
ander handwerk, zij ftonden onder eenen Opziener,
dien zij Ahbas , Abt , of P^ader , noemden. Doch ,
het is meer dan waarfchijnlijk , dat verfcheidcn van
deze en andere inriclitingen eerst in het begin. der vijfde
eeuw zijn ingevoerd, toen palladius en cassia-
Nus deze Monniken leerden kennen. Eindelijk, om
onze berichten van panchomiüs te befluiten, men
heeft nog, van hem fchriftelijke Fermaningen , Brie-
ven , en zoogenoemde Myflkke woorden ( * ) , waar
in veel geheimzinnigs en raadzelachtigs , en naar cene
geheime betekenis van het Griekfche Alphabet ge-
, fchreven, vervat is, hetwelk een Engel aan hem en
aan eenen anderen Abt zal geleerd hebben. Dit,
indien deze ftukken echt zijn, zal bevCvStigen, het
geen wij boven aanmerlcten omtrent de bedorvene
verbeeldingskracht dezer dwecpiichtige lieden, waar
bij kwam de zucht, om voor iet uitflekends gehoii-^
den te worden, en eene levenswijze, die hun als
b^lig voorkwam , te meer te doen bewonderen,
üitbrei- Behalven de drie gemelde fticlitcrs der Monni-
ken ,
(^*) HoLSTEiN Cod. Regu/ar, pag, 95-117.
GESCHIEDENIS. in
ken, werd deze levenswijze door meer andere man- III
nen, bijzonder in -£^j:^/^, voortgeplant. Dus legde ^°^^
AMON , op. het Niirisch gebergte , bij de Skitifche HoolUrt.
of Sketifche Woeftijn, en in dezelve , gebouwen en na C. G.
woningen, ook enkele kluizen aan voor Monniken. '' Xo^*
° ' COC OJ/»
Van hem verhaalt men, dat hij, fchoon geti'ouwd,
in eene beflendige onthouding met zijne vrouw ge- ^^insyan
, ., f hecMon-
leefd hebbe, hetwelk men toen kuischheid noemde, nikenle-
even of de vervulling van de oogmerken des Schep- ven in E-
pers in een eerbaar huwlijk met een waarUjk kuisch ^^^
hait onbeflaanbaar ware (*).
Nog behoren onder de leerlingen van antonius,
om dezen tijd, in datzchSde land, de oude of de
groote MACARics , SERAPION , PAPHNUTius, en an-
dere Monniken en Abten 'm Egypte^ die bij de ou-
de Schrijvers Faders genoemd worden; bijzonder
PAULUS de eenvomvige , van wiens eenvouwigheid
ANTONIUS misbruik fchijnt gemaakt te hebben , door
hem de onnutfle dingen te laten doen , om zijn ge-
duld te oefenen , tot loon voor welke dienften hij
hem in wondenverken overtreffen zou. palladius
heeft van hem vele belagchelijke verhalen, bijzonder
van zijnen twist met den Duivel in eenen Beze-
tenen.
Uit Egypte^ Syrië en Palaflina^ bracht eusta- In Arme-
THI-
(*) Men zie berichten van dezen amon bij palla-
dius Hht. Laufiac, Cap. 7. fqq. sozomenus Hist. Eccles.
Libr. I. Cap. 14. en eene verzameling en vertaling, die
aan rufinus wordt roegefclireven in zijne Hu Fatrumy
in Rosweidii Fith SS.
112
ïvERKELIJKE
ÏIÏ
BOEJI
II
Hoofdlh
na C. G,
Jaar 3 13.
«ot 337-
nië , Ita-
lië enGnl
lie , bij-
zonder
• door
IMARTI-
NUS of
den Hei-
ligen
MAAR-
TEN.
Tiirus, Bisfcliop van Sebaste in Arment'è^ deze le-
venswijze van Monniken over naa Armenië^ Pafla~
gonië en Pontm (*), ja hij wilde in zijnen ijvef
alle Christenen tot Ibortj^clijkc onthouding en ftreng*
heid verpligten ( f ). Omtrent denzelfden tijd leerde
ATHANASius , Bisichop van Akxnnclri'é , die met
eenige Monniken naa Rome gevlucht was, de Chris-
tenen aldaar het eerst het Monnikenleven kennen en
navolgen, daar zij, tot hier toe, 'er weinig mede
waren ingenomen (5)» Ook maakte hij hetzelve ia
Gallië bekend, alwaar deze levenswijze vcrvolgends
zeer werd bevorderd , door ^[ARTINUS , of den H.
MAARTEN , écucn dor vcrmaardlle wonderwerkers
onder de Monniken, wiens leven sulpicius seve-
Rus , zijn vriend , befchreven heeft (**). Deze imar-
TiNUS was uit Pannoni'é geboortig, en werd in het
jaar 334 , het vijftiende jaar van zijnen ouderdom ,
genoodzaakt krijgsdienilen te doen, waar bij hij tot
Bevelhebber bev^orderd werd. Doch , toen reeds
leefde hij mot alle de gcftrengheid van eenen IVIon-
nik ; ook was hij , wegens zijne liefdaadigheid , be-
roemd, zoodat hij ééns, voor eenen armen bedelaar,
eene flip van zijnen mantel fnced , om dien daar
mede te dekken, waar voor hem christus, met
die flip bekleed, in den droom verfcheen, om deze
zij-
(*) SozoMENUs Htst. Ecclcs. Libr. Hl. Cap. 14.
('t) SocRATES Hht. Eccles. Libr, II. Cap. 43.
(5) HiëRONYM. ad Princip. cpitaph. Marcdïj: Tom. I,
Opp. png, 77. ed. Frnucof.
(*•) De Vita B. Filartiui Libcr , et EpifloU.
GESCHIEDENIS. 113
zijne daad te prijzen. Na cenigc jaren den krijgs- III
dienst verlaten hebbende , bouwde hij zich eene ^^^^'
Monnikskluis bij Milanen , en naderhand op het Ei- Hoofdft.
landjen Gitllinari'é^ dicht bij de Kust van Opper^ "^ C. G.
Italië^ in de Ligurifchc Zee, alwaar hij, met ecnige -J^'t -37'
oudflcn , zich van wortelen onderhield. Eindelijk • —
werd hij, in het jaar 375, zeer tegen zijnen zin,
tot Bisfchop van Turonmn , ( Tours , ) in GaUi'è of
Frankryk ^ verkozen, zonder echter op te li ouden,
een Momiik te wezen. Uier (lichtte hij, niet ver
van de ILid , een Klooster, of eene Kluis, waar bij
80 andere Monniken de hunne voegden, en met
hem in gemeenfchap leefden. Nog ftichtte hij ,
in die oorden , verfcheidene andere Kloosters en
Kerken, en plantte het Christendom gelukkig voort, /
Onder vele woiiderwerkcn , waar door hij gezegd
wordt , dooden opgewekt , en zieken , zelfs enkel
-door het aanraken van den zoom zijns kleeds, ge-
nezen te hebben , verkeerde hij met de Engelen,
terwj.il hij van de Duivelen hevig , docli altijd te
vergeeft, gekweld werd. Toen hij, in het jaar 400
overleed , verzelden 2,000 Monniken zijn lijk ten
grave. Wij zullen , in liet vervolg , wanneer wij
van suLPicius severus fprekcn, nog het één en
ander van hem moeten zeggen.
Niet alleen verkreeg zich deze levenswijze een Aaiuk-fi
groot aanzien, door de vertoning van Godzaligheid, derMon-
maar ook door de overbodige aanprijzing der aan-
zienlijlvfte Leeraaren van de Kerk, atüanasius,
SASILIUS, AMBROSIUS, CHRYSOSTOMUS , IIICRONY-
W. Deel, H uus^
«14 K E R K E L IJ K E
III MUS ,• en AUGUSTiNus. Zij werden wel, in het eerst,
^^Y^ niet onder de geestelijken , ( ckrici , ) gerekend (*),
Hoofdfl. evenwel verkoos men al vroeg uit hen Bislchoppen ,
na C. G. terwijl de Bisfchoppen zich toelegden, om met hun-
Topr O T O
tot "37." "'^" ^'^"*^ ^'^^^ Monnikenleven te verëenigen ; ook
»■ ' hebben wij boven gezien, hoe Keizer konstantyn,
ten hunnen behoeve , de oude wetten tegen den
ongehuwden ftaat heeft afgcfchaft. Volgends hunne
eerfte inrichting, leefden zij buiten de fteden, zelfs
nog in het jaar 390 gebood Keizer theodosius eie
Grooie ( f ) , dat zij in Woeftijnen en eenzame
plaatzen zich zouden blijven onthouden, alhoewel
hij hun twee jaren daarna den vrijen ingang in de
fteden veroorloofde (§); omtrent dien zelfden tijd,
vraagt mëRONYMUS (**), eenen Monnik, wat hij
in de flad te doen heeft, die niet eene woonplaats
is van eenzame lieden , maar van vele menfchen ?
Doch, fpoedig gaven de Bisfchoppen hun gelegen-
heid, om zich ook in de fteden te vestigen, eu-
SEBius , Bisfchop van P^ercelJen , was dus , omtrent
het jaar 350, in de Westerfche Kerk de eerfte, die
in de ftad naar de voorfchriften der Monniken leef-
de , en tevens , onder een aanhoudend vasten , zijne
gemeente beftuurdc. basilius de Groote bracht
hen
(*) IIiÏRONYM. Epi-t. ad Heliodor. de laude vita fo-
litariie.
(t) O'cl. Theod. L. XVI. ///. 3. de Monachis l. 1.
( § ) /.. c, leg. 2.
(**) Eju'si', ad Paiilimim de Injïitutione monnchi.
GESCHIEDENIS. ii^
Ken uit hunne VVoeftijnen, om Iicn tegen de Ket- IIT
lers te ftcllcn (*), gelijk dit vervolgends mccrma- ®*^^'^
len gebeurde. Hoofde.
'Er wordt behalven de tot hier toe gemelde Mon- "^ C. G.
niken. Anachoreten, en Coenobiten ^ noa: eene der- ;^. ^J%
' ^ .- [Ut oo/»
de foort, die in Syrië ^ en Palajiina, Remoboth,
in Egypte Sarahaiten (f), genoemd werden, ge- J^'^°"°'"
meld, rechte landlopers en omzwervers, welke met baïcen.
hun twee of drie famen woonden , het land
doorreisden , en hun beftaan vonden , door verTierde
wonderwerken , of het verkopen van zekere heilige
oliën; doch deze fchijnen eerst tegen het einde van
deze vierde eeuw opgekomen te zijn.
De Monniken wilden zich geern den eernaam van DeMon-
Christelijke Wijsgeeren geven , gelijk reeds voor- "'J^^." "^"
heen de Askeeten (§) , gelukkig echter , dat zij voor den
niet onder de gewoone Leeraars der Kerk behoorden; Staat ge-
door hunne dweeperij , en daar zij in het eerst alle *^°^ ^ *
ongeleerde lieden waren, zouden zij der Kerk nog
ongelijk meer nadeel hebben toegebracht. Voor den
Staat werden zij fpoedig gevaarlijk bevonden, beide
als lediglopen , en als dweepers of geestdrijvers. 7a\
bemoeiden zich met vooi^vallende zaken in Kerk en
Staat, niet zonder oproerige gezindheden te laten
blij'
(*) Gregor. Nazir.nz. O rat. XX. pag. 358. Tom. I.
Opp. Paris. 1630. fol.
(^t) HiëRON^'M. Epist. 22. ad Euftochium, cassian,
C'jllat. XVIir. Cap. 4.
(5) Gregor. Naz. Orat. 3. et 9. chrtsostom. /;<?-
ml. 17. ad Antioch. sozomen. Bist, Eed. L. III. C. 14,
II z
ii6 K E R K E L IJ K E
III blijken. Vele lieden begaven zich ook onder de Mon-
^^j^ niken, om vrij te zijn van het waarnemen van last-
Iloofdfl. posten, (Curia/es,') zoo als wij gezien hebben, dat
na C. G. velen zich onder de geestelijken met hetzelfde oog-
Jaar 3 13. , j , /- , ..
tot 237. merk deedenoplchrijven; en, gelijk konstantyn daar-
<— tegen zorgde, zoo geboden ook de Keizers valen-
TiNiANus en VALENS, koit na het jaar 370 (*), dat
zoodanige lediglopende huichelaars uit hunne fchuil-
plaaczcn opgezocht, en tot de gemelde dienden zou-
den genoodzaakt worden. Ja valens liet zelfs de
Monniken , die geene krijgsdienften wilden doen,
op de dood af, met Hokken flaan (f). De Heidenfche
Schrijvers fpreken , over het algemeen , zeei* vcriich'-
telijk van de Monniken, zosimus ($) noemt hen
lieden, die den Staat noch in den krijg noch tot
een ander gebruik nuttig konden wezen; maar ech-
ter hadden zij , zegt hij , onder den fchijn , van
alles met de armen te deelen , een groot deel lan-
derijen aan zich getrokken, evagriüs (**) verze-
kert, dat zij wel , in het voorkomen , menfclicn
waren, maar in de daad een zwijnenleven leidden,
en. vele fchandelijke daaden bedreven, liet ging,
zegt hij , zoo ver , dat elk , die een zwart kleed
droeg , en alle mcnfchcn in morsfigheid overtrof,
zich een willekeurig aanzien en gezag aanmatigde.
Oor- De denkbeelden van cenen hogercn trap van God-
za-
fprong
(*) Cod. Thcod. L. XII. /. I. de Decurion. leg. 6^,
( f ) IIicPvON. Chroii. ad c 375.
(§) Hiit. Libr. Y. png. 325. cd. Oxon. a. 1Ö79. S.
(**) VU. ^dcfii pag. 64. Colon. Allobrog. 1616. 8.
GESCHIEDENIS. 117
zaligheid , door ontliouding van het .luwhjk , te zul- III
Icn verkriigcn, hadden ook te voren reeds ingang ^'^^^
gevonden bij Christen Maagden en Wediuven , welke Hoofdfl.
zich , op deze wijze , aan God en den Godsdienst "^ C* ^'
TRtir ^ I "^
toewijdden, waar van wij, in het voorgaande van ^q^ 237]
onze Gefchiedenis , voorbeelden ontmoet hebben,
doch deze waren door geene gelofte verbonden, en o*^'* ^^^^
^ ^ ' nen.
bleven bij hare famiUën inwonen;, zij konden ook,
als zij wilden, een huwlijk aangaan, gelijk zij ook
fomtijds deeden, hoewel zij, in dat geval, zekere
Kerkboete ondergaan moesten; allengs echter verëe-
ntgden zij zich, om even als de Monniken met mal-
kandcren, van het gewoel der wereld afgezonderd,
naar zekere voorfchriften te leven , fommigen in af-
gelegen oorden en woefiifnen, anderen in fteden;
deze werden, in tegenftelling der eerstgemelden , die
Urgines EccJefiafiicce of Canonic£ heetten, omdat
zij , als ten dienfte der Kerk gewijd , 'm de Kerken-
lijsten opgefchrcven waren, Ascetria^ Sorores , Cas-
/^, Virgines Sacm , Monaflri(R^ mnar naderhand
bijzonder Nomm ^ ^Nonnen^ (*•) genoemd, met
een woord , van Egijptifchen oorfprong , hetwelk
betekende, dar zij als Moeders behoorden geëerd te
worden, gelijk deze naam, met eenige verandering,
( Nonnits , ) ook aan de Monniken gegeven werd.
Zij hadden haren oorfprong insgelijks in Egyp^
/<?, trouwens, in de Levensbefchrijving van anto-
Nius , komt reeds een Maagdenhuis^ (^Trct^^mov)
voor
(*) Dit woord komt hec eerst voor bij HièRONYMus
Epist, 22. ad Eufioch.
H3
iiS^ K E R K E L IJ K E
iri voor (*), waar in hij zijne Zuster liet opvoeden,
^'^^^ die liij naderliand als Opzienller van een aantal van
Hoofdft. zoodanige Heilige Maagden weder ontmoette (f).
na C. G. Spoedig echter breidden zij zich in de Kerk uit ,
i^f o^:;* zoodat 'er vele duizenden, na het midden dezer
I vierde eeuw, ook in de Westeifclie Kerk gevonden
werden. Zij verwierven, wegens haar moedig be-
lluit, en den roem van heiligheid, ecne groote ach-
ting; aanzienlijke Leeraars, bijzonder aimbrosius en
HiëRONYMUs, prezen dezen Maagdelijken Haat met
overbodigen lof aan; de Keizerin helena bediende
de Heilige Maagden, in eigene perfoon (§), en
haar Zoon, de Keizer konstantyn, beilcmde voor
haar en de heilige weduwen een jaargeld uit zijne
eigene inkomften; zij waren ook bevrijd van alle
ftaatslasten , en genoten nog andere voorrechten. Zij
werden plegtig door de Kerk ingewijd, en met een-
bewijzingen overladen , zonder dat iemand 'er aan
dacht, hoe veel de bevolking van den Staat, en de
burgerlijke en huislijke pligten , daar bij moesten lij-
den; zelfs fcheen de nuttigheid, welke foortgelijke
inrichtingen , m.ct bedachtzame bepalingen, konden
aanbrengen , om der zwakke kunne , bijzonder in
den hulpelozen ouderdom , eene veilige fchuilplaats
te bezorgen, niet alleen tegen mishandeling en ver-
achting , maar ook tot bevordering harer zaligheid ,
minder in aanmerking te komen, dan wel de uiter-
lij.
(*) Athanas. Fit. Anton. pag. 5.
(t) ld. pag. 74, 114.
($} SocRATES Hist. Eccks. Libr. I. Cap. 17.
GESCHIEDENIS. 119
lijke fchijn der zonderlinge Godsvrucht , die van Bij- III
geloof niet was vrij te fpreken. ^j^''
Dezelfde geestdrift , met welke men , tot buiten- Hoofdll.
fporiffheid toe , eene volmaaktheid najaagde , die men "^ ^* ^'
•' ^ Jaar '^i'z
zich met eene verhitte verbeelding had voorgefbeld, \qj. ^.^[
openbaarde zich ook in de verfchillen en onëenig-
heden, die deze eeuw en den leeftijd van konstan- ^.'^ ^""
TYN en zijne opvolgers berucht gemaakt , en door meletius
de hevigheid , waar mede zii werden voortgezet , f'i^^eMe-
meer dan dénc fcheuring veroorzaakt hebben: fom-
migen derzelven betroffen de geloofsleere, anderen
alleen de Kerkelijke tucht , bijzonder omtrent de
genen , die , in de hiatfle vervolgingen door dio-
CLETiANUS, het Christendom verzaakt, en van het-
zelve afgevallen waren; in het laatfte geval befchul-
digde men malkanderen , als Scheurmaners , in het
eerde , als Ketters. Wij hebben reeds gezien , hoe
de gevoelens der Christen -Opzieners en Leeraars
in de Westeifche Kerk verfchilden, omtrent de be-
handeling der afgevallenen , onder de vervolging van
DECius , en tot welke hoogte deze verfchillen gedre-
ven werden (*) , maar in het begin dezer eeuw gaven
dezelfde verfchillende gevoelens, in Egypte, aanlei-
ding tot eene fcheuring, welke naar jnieletius,
derzelver ftichter, de Mcletiaanfche genoemd wordt.
Meletius was Bisfchop te Lykon of Lykopolis^
in het Egyptisch Landfchap Thebais , een voornaam
Bisdom in Egypte, doch, in het Kerkelijke onder-
ge.
(*) III. Deel, Bladz. 11. volgg,
H 4
lao K E R K E L IJ K E
III gefchikt aan den Bisfchop of Metropolitaan van
'^^^^ Alexandrië ^ wiens geestelijk rechtsgebied zich iiit«
Hvjofdft. fti'ekte over geheel Egypie , Thebais , Mareotts ,
na C. G. Libyë , Ammoniace en PentapoUs, Ten tijde der
tot %%-' vervolging onder diocleïianus , omtrent het jaar
i- — 306, geraakte meletius in vcrfchil , met den Bis-
fchop PETRUS van Alexandrië (*), over de behan-
deling der Christenen, die, in de vervolging, het
geloof verzaakten, welk verfchil zoo hoog liep, dat
MELETIUS^ met zijne aanhangers , cene afzonderlijke
gemeente oprichtte , zich aan het gezag van den
Bisfchop van Alexandrië onttrok , en dien het recht
betwistte, om in Egypte en de overige bovengemel-
de Landfchappen , alle Bisfchoppcn alleen in te wij-
den. x\lhoewel de geloofsleere in dezen twist niet
gemengd , maar" beiden dieleïius en petrus voor
rcchtzijmige Lccraarcn erkend werden , evenwel
noemden zich de aanhangers van petrus de Ka-
tholijke Kerk^ terwijl die van ivieletius zich den
naam gaven van Kerk der Martelaren., athaxa-
sius , naderhand Bisfchop van Alexandrië^ die de
Meletlanen ook befchuldigde , dat zij ongefchikte
Leeraai-s aanflelden, die naauwlijks uit het Heiden-
dom waren overgekomen, fielt zelfs den naam van
Meletlanen tegen over dien van Christenen (f),
en
(*) Wij hebben van bem gefprokcn in ons IIL
Beel, Bladz. 375.
(f) Apolog. Contra Ariün. pag. 140. Opp. Tom. L
Vol. I. ed. Bcncdictin.
GESCHIEDENIS. 121
en de Bisfchop petrus verklaarde hunnen Doop III
voor nietig en van onwaarde (*). ^^j^
Omtrent den waaren oorfprong en oorzaak van Hoofdft,
dezen tvvist , hebben wij twee geheel verfchillende "^ ^- ^*
berichten; het eerde is van athanasiüs, tijdgenoot ^qj „37!
van MELETius , en die in Egypte , zelfs als Bisfchop
van Alexandri'è^ geleefd heeft. Volgends zijn ver-V^'"'^
haal ( f ) , zal bieletius , of melitius , wegens van deze
veifcheidene misdaaden, maar voornaamlijk, omdat ^'^^'^^"
ring.
hij aan de Afgoden geofferd had, door petrus van
Alexandrië^ op eene vergadering van Bisfchoppen,
van zijn ambt afgezet zijn , en deze zal , zonder
zich eenigzins te verdedigen , daar op in de Egijptifche
Kerk eene fcheuring aangericht , en den Bisfchop pe-
trus, zoo wel als zijne opvolgers, achillas en
ALEXANDER, gelasterd hebben (§). Daartegen luidt
het bericht van epifanius, die in het laatst der
vierde eeuw , en in de nabuurfchap van Egypte ,
leefde, hier omtrent geheel anders (**). Volgends
hem werd meletius , benevens den Bisfchop pe-
trus, en andere Martelaren, door den Keizerlijken
Stadhouder in de gevangenis geworpen. Eenigeii
van
(*) SozoMEN. Hist. F.ccles. Libr. I. Cap. 15.
(f) Apo!. Contra Arianoi l. c.pag. 177.
(5) Hier mede flemraen hoofdzaaklijk overeen socra-
TES Bht. Eccles. Libr. I. Cap. 6. en theodoret. Hist.
Eccles. Libr. I, Cap. 9. hoewel deze lastfte niets van
het offeren heeft.
(**) Panar. kares. 6i. pag. 716. fqq. Tom I. ed..
Petav. ColoiK
H5
122 K E R K E L IJ K E
III van deze gevangene Christenen , door pijnigingen of
^'^^^ bedreigingen bezweken zijnde, lieten zich overha-
Hoofdft. len, om aan de Afgoden te offeren. Wanneer deze
na C. G. nu zich, met berouw en leedwezen, aan de fiand-
laar 313.
tot 337. vastige belijders en Martelaars wendden, ten einde
• • door Kerkenboete vergiffenis te ontvangen, ontflond
deswegens een verfchil van gevoelens, meletius
en vele anderen oordeelden, dat men hen niet tot
de Kerkelijke boete moest toelaten, opdat anderen
zouden leeren, zich ftandvastiger te gedragen; ten
rainften voor als nog , oordeelden zij zoodanige toe-
lating voor ondienffcig , ook beweerden zij , dat zul-
ken, die onder hen het Leeraar -ambt bekleed had-
den , van deze waardigheid ontzet behoorden te
worden. Maar petrus , die medelijdend, en als
een algemeen Vader, was , oordeelde zachter over
hen. „ Laat ons," zeide hij, „dewijl zij zich be-
3, kecrd hebben, hen weder aannemen, en de Kerke-
5, lijke boete vergunnen; wij willen hen, noch die
„ het Leeraar -ambt bekleed hebben, niet vervver-
5, pen, opdat zij niet, uit fchaamte , en wegens
„ dit uitftel moedeloos — geheel afvallen, zonder
„ eenig middel van herflel te gebruiken." Hier uit
ontftond fcheuring, want, toen petrus zag, dat
dé vrienden van meletius, zich tegen zijnen raad
verzetten , hing hij , midden in de gevangenis , zij-
nen mantel op, als eenen fcheidsmuur, en liet door
eenen Diakon uitroepen: Wie het met mij houdt,
konie hier tot mij, en wie met meletius inftemt,
ga naa zijne zijde over! Hier op vervoegden zich
de meeste Bisfchoppen, Ouderlingen, en Monniken
bij
tot 337«
GESCHIEDENIS. 123
bij MELETius; en flechts eenigc weinigen kwamen lll
tot PETRUS over. Van toen af verriclitte elke partij ^^^^
haar gebed en Godsdienst afzonderlijk; naderhand Hoofdft-
onderging petrus den Marteldood , terwijl mele- "^ ^' ^*
Tius met veel anderen tot de bergwerken verwezen l^^ ,,^'
werd.
Bij een zoo flrijdig verhaal van deze zaak, door
twee zoo aanzienlijke getuigen, behoeft het ons niet
te bevreemden , dat de laatcr Kerkelijke Gefchied-
fcbrijvers verfchillen, aan wicn men geloof zal die-
nen te geven. Terwijl fommigen niets durven beflis-
fen, verklaren zich de Roomschgezinde Schrijvers
doorgaands voor athanasius (*), doch anderen,
en zoo het fchijnt, met meer grond, ten minden
wat de hoofdzaak betreft , voor epifanius (f}.
Trouwens, athanasius, Bisfchop van AJexandrië^
was één der voornaamfte tegenpartijders der Mele-
tianen^ die een ongiinflig uitgeilrooid bericht om-
trent hunnen fidchter ligtgelovig kan hebben aange-
nomen. Dat MELETIUS den Afgoden zou geofferd
hebben, heeft toch geheel geenen fchijn. De Me-
iet tanen waren ftreng tegen de afgeval! enen , pe-
trus, gelijk wij elders breeder gezien hebben (§),
zeer zacht en infchiklijk. Dit ftemt volkomen met
het
(*) Ook helt hier toe over de geleerde arch. maclaine
In zijne aanteek. op moshelm Kerkl. Gefch. II. Deel^
B!adz. 141.
(t) Hier toe behoren venema Hist. Eccles. Tom, IV.
piyg. 343. en schröcic Kirck -Gefch. Th. V. S. 268.
(§) III. Deel, Bladz. 375.
U4 K E R K E L IJ K E
!II het verhaal van epifanius iii. Ook weet men, dat
"•j j^ MELETius zeer vele vrienden had , onder lieden , die
Hoofdfl. door hunne heiligheid en ijver beroemd waren, on-
na C. G. der anderen den vermaarden Monnik paphnutius,
laar ■515. » - , ,. , .. .,.,..,
jo(. „Ji Maar hoe ware dit te begrijpen, mdicn hij zich aan
— afval had fchuldig gemaakt ? De Niceifche Kerk-
vergadering , welke ook deze fcheuring ter harte
nam, en 'er in haren zesden Kcrkregel, QCanon ,^
iiitfpraak over deed, legt meletius wel de fcheu-
ring, maar geene andere misdaad, te last (*). Ook
dient dit voor de geloofwaardigheid van epifa-
nius , in dit geval , dat deze Schrijver anders nooit
gewoon is, van zulken , die hij voor Ketters en
Schcurmakers houdt, zoo gunffig te fpreken. Een
Brief van vier Egijptifchc Bisfchoppcn (f), uit hmi-
nc gevangenis aan meletius gefchreven, leveit hier
insgelijks een bewijs op, ten voordecle van epifa-
KIUS.
Voort- Ondertusfchcn ondernam imeletius, zoo uit zij-
gringen ^c gevangenis, als op zijne reize naa de bergwer-
dezclve. ^'-'"'' "*^'^ alleen in Egypte^ Bisfchoppen, Ouder-
lingen, en Kerkendienaren a;m te flellen en in te
v/ijden, maar ook in de nabuuiige gewesten (5),
waarfchijnlijk in de plaiïts van zoodanige geestely»-
ken, die in de belijdenis van het geloof niet fland-
vas-
(*) Zelfs niet in hnrcn Tjiicf, te vinden bij socratej
IJist. Eccles. Lih;\ I. Cnp. 9.
(f) Bij scu'io iMAFixi Obfcrvaz. lifter. T. III. />. ii-/^.
(§) SozoMEN. ///i7. Ecc/es. L. I. C. 24. theodorei:,
Fabul. Hterct. L. IV. C'. 7. epiphan. /. c. png. 719^
GESCHIEDENIS. 1125
vastig waren gebleven. Deze nieuw nnngeflelde III
geestelijken waren allen ijverige voorflandcrs van me- ^S*!"^
LETius, terwijl tetrus, en na zijne Marteldood, Hoofdft.
in het jaar 311, ook zijne opvolgers, achillas , "^^ C. G.
ALEXANDER , en ATHANASius , tcn Iterkltcn werk- ^'^j 237.
ten , om de rechten hunner waardigheid te handha-
ven» Eindelijk, trok zich ook de Kerkvergadering
van Nice'é^ in het jaar 325, deze fcheuring aan,
en bepaalde, dat de Bisfchop van Alexandri'é des-
zelfs rechten zou behouden en uitoefenen, in zijn
Kerkelijk rechtsgebied, zoo als de Bisfchop van Rome
in het zijne oefende, verders wilde de Kerkvergade-
ring, dat MELEïius binnen zijne ftad blijven, en
geene Leeraars meer wijden zou, ook zou hij enkel
den naam van zijne waardiglieid behouden. De dooi"
hein ingewijde Leeraars zouden erkend worden , doch
zoo, dat zij den rang zouden hebben achter die, wel-
ke te voren door den Bisfchop alexaxder. waren
ingewijd, ook zouden zij geene pligtcn van hun ambt
verrichten, zonder voorweten der rechtzinnige Bis-
fchoppen, die onder alexanüer ftonden. Doch,
na het overlijden der ouder Bisfchoppen en Geeste-
lijken, die bij de rechtzinnige Kerk geblev^en waren,
zouden zij door het volk op nieuw kunnen veriiozen ,
en aan den Bisfchop van Alexandri'é ter bevestiging
voorgefteld worden. Alleen zou dit omtrent mele-
Tius zelvcn , dien men voor een' onrustig man
hield, niet geoorloofd zijn.
Meletius onderwieip zich aan dit befluit dcr
Kerkvergadering , en ftelde acht- en twintig door
hem gewijde Bisfchoppen aan den Bisfchop alex-
126 K E R K E L IJ K E
ÏII ANDER ter bevestiging voor (*), maar zijne aan^
BOEK
jj hangers weigerden daar in te berusten, en mele-
Hoofdfl:. Tius zelf , die l<;ort daar na overleed , benoemde , in
Taa^* ^ ^^•'"^ V^^^^^ , zijnen vriend joannes tot Bisfchop (f).
tot 337.* Meletius was , ten opzichte van de leere , nooit
' van eenige onrechtzinnigheid verdacht, ja, Ichooii
ARius in het eerst zijne partij was toegedaan (§)^
evenwel fcheelde het zoo veel, dat meletius des-
zelfs gevoelens zou hebben goedgekeurd , dat hij
veeleer, volgends epifanius, die bij den Bisfchop
ALEXANDER zal aangebracht hebben. Maar, dewijl
de Bleletianen en Arianen even zeer partijen waren
van den Bisfchop van Alexandri'è ^ floegen zij wel-
dra de handen in één , behoudens nogthans hunne
geloofsgevoelens , te meer, omdat zij , op voorfpraak
van EusEBius , Bisfchop van Ni komedie^ van Kei-
zer KONSTANTYN Verkregen , dat zij afzonderlijke
Godsdienstvcrgadcringen mogten houden, mids dat
zij de Arianen tot de Kerkgemeenfchap toeheten (**).
Als een gevolg van deze verëeniging der Meletid-
nen en Arianen , kan men rekenen , dat zij hunne
klagten tegen den Bisfchop van Alexandrië verëe-
nigd hebbende , deze op de Kerkvergadering te Ty~
rus in het jaar 335^ veroordeeld, en daar op door
èdw Keizer in ballingfchap verzonden werd. Deze
fcheu-
C*) Athanas. Apol. Contr. Arian. pag. \%j.
(t) SozoMEN. Hist. Eccles. Libr. II. Cap. 21. theo-
EORET. Libr. I. Hist. Eccles. Cap. 16.
(§) SozoMEN. Hist. Eccles. Libr. I. Cap. 15.
(**j Epifanius /. c. pag. 720.
i
GESCHIEDENIS. 127
fcheuring, die door veifcheidene verkeerde driften, III
heerschzucht , onbuigzame hoofdigheid, en geeste- ^^^^
lijken hoogmoed , ontdaan en vooitgezet was , duur- Hoofdft.
de dus , niettegenflaande de pogingen der Nicéifche na C. G.
Kerkvergadering, tot in het begin der vijfde eeuwj^^j. ^-^*
wanneer wij nog vinden (*), dat de Melet lanen
hunne bijzondere Kerken en vergaderingen hadden,
tot zij eindelijk door den tijd , en door het ontftaan
van nieuwe gcfchillen , in vergetelheid geraakt is.
Dezelfde oorzaken bijna , als de fcheuring der Scheu-
Meletianen in Egypte veroorzaakt hadden, brach-""S"^5
ten de veel heviger , langduuriger , en gewei- ten, '
diger fcheuring der Donatisten vooit , welke de
Kerken van Afrika lange jaaren beroerd heeft , en
van vele ongeregeldheden, plundering en moorden,
is verzeld gievveest. Ook in deze fpeelde eerzucht,
twistzucht, trotsheid, en hai-dnckldgheid hare rol.
De twist betrof ook hier geene artikelen van het
Christelijk geloof, maar alleen de Kerkelijke tucht.
De Donatisten worden ons overal als Scheurma-
kers , (^Schismatici ^^ maar niet als Ketters befchre-
ven. THEODORETUS (f), vocgt heu wel, in het
leerftuk van de Drieëenheid , met de Ari'dnen fa-
men, HiëRONYMus (§) verhaalt ons wel, dat do-
NATUS van Karthago , in een Boek , hetwelk hij
over den Heiligen Geest gefchreven had, gevoelens
had voorgedragen, met die der Arianen inflemmen-
de,
(*) Theodoret. H.eret. Fah. Libr. IV. Cap. -.
(t) H,£ret. Fah. Libr. IV. Cap. 6.
(5) Catal. SS. Ecc/es. Cap. 93.
128 K E R Iv E L IJ K E
in de, te weten, hij zal, volgends augustinus (*),
*jj^ daar in beweerd hebben, dat de Zoon van God,
Hoofdft. alhoewel van hetzelfde Wezen met den Vader, ech'-
iia C. G. tej. minder zij dan 'de Vader , en de Heilige Geest
tot 337. ni"^^^i' dan de Zoon; maar, behalven dat deze voor-
"■ ftelling vrij algemeen- is , en op onderfcheidene wijzen
verklaard kan worden , zoo was dit in allen gevalle
enkel het gevoelen van donatus , maar niet der
Donatisten , gelijk aug-ustinus zelf van hun ge-
tuigt, dat 'er tusfchen hen en de Katholijken^ om-
trent de Drieëenheid, geen vcrfchil was, ja dat zij
niet ééns geweten hebben, dat donatus zoodanige
gevoelens had gekoefterd (f).
Oor- Dan , wij moeten , ten einde de Gcfchiedenis de-
iprons ££]. Scheuring voor onze Lezers duidelijker te ma-
van deze ^
fchcu- ken, en de bron, ot het voorwendzel der fcheu-
*'^"ö* ring aan te wijzen , de zaak van wat hooger opha-
len. De twisten , die reeds , ten tijde der vervolging ,
onder ^^x\. Keizer decius , ontftaan waren , hoe men
de afvallige Christenen behoorde te behandelen, en
die de aanleiding of het voorwendzel hadden gege-
ven tot de fcheuring der Novntianen , en nu on-
langs tot die der Mdetldncn^ verfchaften ook het
voorwendzel tot deze fcheuring der Donatisten ,
doch bijzonder met betrekldng tot zulke Christe-
nen, die, onder de laatfte vervolging van diocle-
tianus , de Heilige Boeken tian de Heidenen had-
den overgeleverd , en die daarom van de overige
Chris-
(^*) Hceres. 69.
(t) Ep'st. 185. ei CöiUr» Crescon. Libr.lll. Caj). ^^,
GESCHIEDENIS. 129
Christenen, Traditores {Verraderlijke Overkveraarf) III
genoemd werden (*). In het jaar 305, ot' daarüm- ^^^-^
trant, hielden elf of twaalf Bisiqhoppcn, in de Nu- Hoofd ft.
midifche Stad Cirta , naderhand Konftantina ge- na C. G,
noemd, eenc Kerkvergadering, om eenen Bisfchop ^^j, \^'
te v^erkiezen. Uier bevond men , dat 'er vijf of ■■
zes van hun zich aan deze overlevering fchuidig ge-
maakt , ja dat zelfs één van hun zijner Zusters Zoon
om het leven had gebracht. Deze Bisichoppen,
desniettegenltaandc , voor fchcuring vrezende, beflo-
ten, hunne Medebroeders zacht te behandelen, en
zonder Kerkdijke boete , aan eiken derzclven zijne
verantwoording bij God over te laten. Dit geval
bleef een' gcruimen tijd geheim , tot dat optatus ,
Bisfchop van Milevi of Milevum (f), hetzelve,
zestig jaren daar na, in het licht bracht, en aan
de Donathten verweet. Deze zochten vruchteloos
de gehede Gcfchiedcnis dezer Kerkvergadering als
verdicht te loochenen, alzoo bij een gerichtelijk oi-i-
derzoek de waarheid der zaak bleek (^ ) , gelijk dan
ook AUGUSTixus de ooripronglijke Hukken dezer
vergadering, voor een groot gedeelte , in zijne fchiif-
ten tegen de DonaiisWi heeft bijgebracht (**).
Ondertusfchen waren deze zelfde Bisfchoppen ,
jcort daiir na, oralh'ecks het j<iar 311, bij gelegcn-
lieid,
r*) Zie ons III. Deel, Bladz. 334.
(f ) ZJ^ Schism. Do)u{tht. Libr. I. Cap. 14.
j(§) August. ^;vy/V. Cdlat. CartJuig. pag. 387. /?;j,
Tom. IX. Opp, ed. Bened. Antwerp.
(**) Contra Creseon. Libr. III. pag. 305, fqqc
IV. Deel. I
T3c^ K E R K E L IJ K E
UI hcid der verkiezing van eeiieii Bisfchop te KcirthaJ
^^ll S°-> ^'^g'^" Bislchoppen, die aan dezelfde misdaad of
Hoüfdd. zwakheid fchuldig waren, onverbidlijk ftreng. Te
na C. G. Kïi^thapo waren reeds bij het leven van den Bis-
tot 337* ^'^^•^P MENSURïuSj ofterftond na zijne dood, tvvis-
^— ten ontdaan (*), doch, waar van wij den rechten
grond niet weten, gelijk dan ook door dezelve de
Kerkelijke gemeenfchap niét gebroken werd. Alleen
weten wij , dat ]ME^FsuRIus befchiildigd is geworden ,
dat hij de Heilige Schriften aan de Heidenen had
overgeleverd , doch , welke befchuldiging mensu-
Rius volftrekt ontkend en zijn gedrag verdedigd
heeft, in eenen Brief aan secundus, dien men bij
AUGUSTiNUS vindt (f). Nog legde men dezen
Bisfchop MENSURius te last, dat hij, met zijnen Dia-
kon C/ECiLiANUs, den Christenen belet en verbo-
den had, aan gevangene Martelaren fpijze en drank
. te brengen (§). mensurius erkende, dat hij den
Christenen verboden had, zulke lieden, als Marte-
laren te verëeren, die zich ongevergd aan de Hei-
denen hadden aangegeven, en voorgewend, hand-
fdiriften des Bijbels niet te willen overleveren, die
zij echter in de daad niet bezaten , lieden , gelijk hij
'er 'bijvoegt, die dikwijls deugnieten waren, en gcld-
fchuldigen aan de Keizerlijke kamer, welke, hun Ic-
vtfn moede, zich daar van zochten te ontdoen, en
te-
(*) August. Brcvic. CoJIat. pag. 385. fqq. Episi.
A-^. p/7r. 79. To:/:. U. Oppi enz.
(f) Brevic. Culhit. pag. 380.
C§) ^^A- "DU PIN Muniiin. Donatist. pag. 155. fqq.
GESCHIEDENIS. 131
tevens de eere vm het Martelnarfchap te genieten, iri
om daar door hunne buitcniporigheden te verzoe- ^^'i''
nen , of ook- wel van de ehristencn geld te bcko- Hoofdfti
men, en in de gevangenis goed en lekker te leven, na C. G.
En het geval zoodanig zijnde, zou mensurius, in ^'^J ^^^[
de daad, eer lof- dan laak waardig wezen.
Het vuur van tweedracht berstte eindelijk in volle Defcheir
1 , • 1 IJ rin^ï berst
vlam ten dake uit, toen de gemelde c/ecilianus , ^j^ ^j;
na het overlijden van mensurius , tot Bisfchop van gelegen-
Karthago^ in het jaar 311 of 312, verkozen werd, Jj^'^. ^"^
CiECiLiANUS werd met eenparige ftemmen des volks zing van
verkozen, en tcrftond , door eenige nabuurige Bis- c.ecilia-
fchoppen ingewijd, waar bij felix, Bisfchop van gisf^^i^Qp
Aptunga , hem de handen oplegde. Deze keuze van Kar-
mishaagde zeer aan twee Ouderlingen botrus en "^"^So»
CELEUSius, die op deze v\'aardigheid voor zichzel-
vcn gehoopt hadden. Ook was deze keuze niet naar
den zin van zekere rijke en vermogende , maar tevens
dweepachtig bijgelovige mevroww , lucilla ge-
naamd, welke aan c/ecilianus geen goed hart toe-
droeg, nadat deze, nog Diakon zijnde , haar bcfti-aft
had over eene bijgelovigheid, waar door zij, eer zij
het gewijde brood en wijn , in het Avondmaal , ge^
bruikte, de beenderen kuste van ecnen overledenen,
dien zij voor eenen Maitelaar hield , hoewel hij daar
voor niet behoorlijk erkend was, Qnonclum vindt ca-
tiis;') secundus Bisfchop vmiTigifis, de Primaat of
voornaamfte van geheel iV^^ /;//>.%■ , was insgelijks onver-
genoegd , omdat niet hij , maar pelix van Aptunga ,
de inwijding van c/ecilianus verricht had, gelijk
de Bisfchoppcn van Ninnidi'è^ in het gemeen, om-
I a dac
I3« K E R K E L IJ K E
III dat men bij deze inwijding hunne aankomst niet had
^°^^ afgewacht. Hier lavam nog het volgende bij: De
Hoofdd:. Bisichop mensurius had, ten tijde der vervolging,
na C. G. eenig goud- en zilverwerk , dat aan de Kerk be-
tot 3S7, hoorde ( * ) , veiligheids halven , aan eenige Ouder-
■ lingcn ter bewaring toebetrouwd; de nieuwe Bis-
fchop C/ECiLiANus vorderde dit, dewijl de vervol-
ging een einde genomen had , terug , en noodzaakte
zelfs deze Ouderlingen , welke dien fchat geern be-
houden hadden , tot de teiiiggave , waar op ook
dezen zich bij de misnoegden voegden. Op deze
wijze , fchrijft optatus , baarde eerzucht deze
fcheuring , terwijl gierigheid dezelve aankweekte ,
en de toorn eener dweepzuchtige vrouw ze vcr-
fterkte.
De Numidifchc Bisfchoppcn , ten getale van om-
trent zeventig, door de misnoegden ontboden, en
door het gekl van lucilla onderlleund, kwamen
vervolgends te Karthago^ alwaar zij de verkiezing
van c/ECiLiANus in overweging namen , terwijl
deze , met de bloem der gemeente , zich in de
Hoofdkerk bevond , en te vergeefs eischte , dat ,
zo iemand eenig bezwaar tegen hem had, die opko-
men en hetzelve inbrengen mogt , zelfs bood hij
aan , zich door hen op nieuw te laten inwijden ,
waar
(*) De Kerken bezaten al vroeg i:oodnnig goud- en
zilverwerk. Zoo had de Kerk van Cirta, ten tijde der
vervolging van diocleti.aan , twee gouden en zes zilve-
ren bekers, en cencn zilveren kandelaar, august. Likr»
III. Contra Cfcuon. Cap. 29.
GESCHIEDENIS. ijj
waar op zekere purpurius , dezelfde , van wien wg IIT
boven gezien hebben, dat hij fchuldig gehouden "^^'^
werd, aan de moord van zijner Zusters Zoon, Hoofdff.
uitriep: Laat hem maar hier komen ^ dan zu//en ^^ ^' ^'
I'irif ^ I ^«
jj-vy hem de handen opleggen tot het Bisfchopsamht ^ ^^^ 23".
en den kop inflaan , tot boete ( * ). De geheele ge- —
meente, zulke bedreigingen vernemende, hield c^-
ciLiANUs terug, om zich niet voor deze onftuimige
vergadering te vertonen; waar op deze c^ecilia-
Nus veroordeelde , en majorinus in zijne plaats
tot Bisfchop verkoos , eenen Voorlezer der Kerk
te Karthago , en huisbedienden van lucilla , die
gezegd wordt , de flemmen voor hem, met haar
geld , gekocht te hebhen. Nu was de fcheuring
voltooid. Men had twee Bisfchoppen in Karthago^
en in het overige Afrika^ zoo ver het onder de
Romeinen hoorde , verdeelden zich de gemeenten
insgelijks, erkennende fommigen c^cilianus, an-
deren MAJORINUS, als rechtmatigen Bisfchop vaa
Karthago^ ook had men, naar het voorbeeld dezer
llad, in verfcheidene andere lieden, insgelijks, twee
Bisfchoppen en twee Gemeenten. Op deze wijze
geraakte geheel Afrika in rep en roer, doch in de
overige werelddeelen , erkende men algemeen de wet-
tigheid van C/ECILIANUS (f).
Ondertusfchen moet men , ten opzichte van deze Aanmer-
Ge-
( * ) Exeat hiic , qunfi imponafur illi manus in Epis-
copatu , et quasfctur illi capnt de poenitcnïia.
(f) Optatus Milevit. Libr. I. Cap. 19, «o. august.
r^p. 42, 44- Brevic^ Qollat. pag. 387-389,
I 5
134 K E R K E L IJ K E
Hl Gefchiedenis , altijd bedacht zijn, dat wij de bc-
BOEK nchten aangaande dezelve, alleen van den kant der
Hoofdfl. KathoUjken , dat is , der partijen van de Donathten ,
na C. G. hebben , terwijl de fchriftcn van deze , eenige brok-
Tnar ^ i '^
jQj. ' ftukken uitgezonderd , verloren zijn geraakt. Zoo
. veel blijkt ons echter zeker, dat bij diftzo. geheele
long over ^^^^ ^j.|fj. ^ geweld, en heerschzucht, de groote hoofd-
OPTATUS
Milevita- rollen gefpeeld hebben; trouwens, bedreigde de
ïius en an- tegenpartij van c^cilianus dezen, op eene oproe-
Schd'- "^^ ^vijze, zij klaagde op hare beurt, dat de Ka-
vers nan- thoïijken , reeds ten tijde van bjensurius , den ge-
gaande jiei]! ^ dien zij toen , bij voorraad , tc-t hunnen voor-
Scheu- ganger hadden verkozen, vermoord hadden (*). De
ring. voornaamfte Schrijver onder de Ouden, die ons de-
ze Icheuring verhaalt, is optatus, Bislchop van
Mikvi oï Milevum in Numidïè ^ daarom Milevita^
nm genoemd, die, onder de de regering der Kei-
zeren valentinianus en valens, omtrent het jaar
370 (t), een Werk gefchreven heeft tegen de Do~
natisten , om tegen den Donatutifchen Bisfchop
PARiNiENiANUs te bewijzcu , dat zij , en niet de recht-
zinnigen , eigenlijk de fcheurmakcrs waren : Dit
Werk voert den titel: de SchUmate Donatistartim
«dverfus Parmenianum , Lihri Sex ^ (zes Boeken
over de Scheuring der Donatisten , tegen parimema-
: -r!:;A Nus.) Rij hct zcsde Bock voegde de Schrijvereeni-
ge Bijlagen , welke men naderhand het zevende Boek
gc-
(*) August, Epht. 163. die echter dezen moord ia
iwijfel irekt.
(t) HiëRON. CatnU SS, Ecski, Cjp, iio.
GESCHIEDENIS. 135
genoemd heeft. Van de gemelde zes Boel:en bevat Hl
bet eerlle een gcfchicdkundig bericht van den oor- '^*^^^
fprong en voortgang dezer Scheuring. De beste Hoofdfl.
uitgave van dit Werk is van du pin , Parys 1700 fa C. G,
fo/io , 'm het jaar 1702 te Amfterdam ^ onder den ^'^^j. "; X*
titel Anp,verpen , herdrukt. Daar in vindt men eene •
korte Gefchiedenis der Donatisten^ door den Uit-
gever, een bericht van de AfrikaanfcheJ^isdommen ,
het werk van optatus , met aanmerkingen van bal-
DüiNus, AUBESPixE, DU pixN cuz. , cn ccue gc-
wigtige verzameling van oorfpronglijke (lukken , tot
de Gefchiedenis der Donatisten behorende, lopende
van het jaar 303 tot 596. De andere voorname
Schrijver, dien wij, bij deze Gefchiedenis, moeten
gebruiken, is de Kerkvader augustinus, Bisfchop
te Hippo Regliis, insgelijks eene fiiad van Numidië^
een nog vinniger tcgenpartijder en werklijk vervolger
der Donatisten ^ welke, kort na optatüs, tegen
hen eene menigte van Boeken gefchreven heeft, die
in het IXde Deel van zijne "Werken , ( Benedictiner
uitgave , ) bijeen te vinden zijn , doch bovendien
houdt hij zich met hen in vele van zijne overige
Werken , bijzonder in zijne Predikariën en Brieven ,
onledig. \^oornaamlijk is deze Schrijver ons nut*
tig , omdat hij ons nog vele broklUikken uit de
fchriften van Donatistifche Leeriiarcn behouden
heeft, waar uit wij, ten minden, hun gevoelen ver^-
Raan en beöordeelcn kunnen.
De Donatisten^ die zich, in het eerst de parrij Gevoe-
van MAjoRiNus fchijnen genoemd te hebben, doch, 'j^'^sdtr
j -1 j -1 .. 1 • • , j Donatis-
devvijl deze met lang na zijne verkiezing overleed , tg^^
I 4 dien
Ï3Ö K E R K E L IJ K E
ÏIT dien van donatus aannamen , het zij naar do?ja-
^'^.^ Tus, Bisfchop van Ca fee Nigree in Numidï'è ^ die
Hoofdft. hunne zaak driftig voordond , of gelijk zij zelve
na C. G. liever wilden , van donatus , dien zij tot opvolger
Tsnr ^ I '^ JAC
tot 337] van MAjORiNus, welke in het jaar 313 overleed,
— '''■■ in het Bisdom van Karthago aanitelden , en die ds
Groote ^ ter ondcrfcheiding, genoemd is geworden,
gaven tot reden van hunne fcheuring, de overhaas-
te en onregelmatige verkiezing van c.ecilianus,
zonder dat men de Numidifche Bisfchoppen had
afgewacht, waar door de inwijding van den eerften
Bisfchop van Afrika niet door den in rang naast-
volgenden Bisfchop had kunnen gefchicdcn (*);
maar bovendien befchuldigden zij niet alleen felix
van Aptunga ^ die c^cilianüs had ingewijd, maar
ook c/ecilianus zelven, dat zij als Traditores de
Heilige Boeken aan de Heidenen hadden overgele-
verd (f). Deze befchuldigingen werden van de
nndere partij ontkend , en ten opzichte der ecrflc
aangemerkt , dat de Numidi'èrs geen recht hadden
tot den cisch, dien zij deeden. En, in de daad,
ïil ware ook de keuze van c^cilianus en zijne in-
wijding te overhaast gcfcliiedt , fchijnt dit echter
geene genoegzame reden tot eene zoó geweldige
fcheuring geweest te zijn. De Doiiatisten nogthans,
die het kenmerk der waarc Kerk niet zoo zeer in
derzclvcr algemeenheid , waar op de Christenen an-
ders fterk aandrongen, van waar deze ook, ter on-
der-
(*) August. Brcvic. Coil. pag. .-^SS.
("t ) Oi'TAT. il/;/. L. I. C. 19. .'\UGUST. /. c. p. 387.
GESCHIEDENIS. 137
«ïcrfchciding , in dezen twist, Katholijken genoemd KI
worden, als wel in de heiligheid van derzclver Ie- ^j^^
»len Helden , beweerden , dat allen , die c^cilianus Hoofdft.
aanhingen , aangemerkt moesten worden , als verval- "^ *— ^'
Icn van de waardigheid en voorrechten van de vvaa- toj- 33^.
re Kerk , en beroofd van de gaven des Heiligen "■
Geestes, waarom zij zich van dezen verpligt waren
tefcheiden, gelijk zij zelfs , in het vervolg, toen de
gemoederen meer en meer verhit waren geworden , de
genen , die van de Katholijken tot hen overkwamen ,
herdoopten , en de Kerkelijken , waar zij meester
werden, van hunne bedieningen ontzetten , of nood-
zaakten , om zich anderwerf te laten inwijden (*}.
Inmiddels , opdat wij den draad der Gefchiedenis Kon-
weder opvatten, was konstantyn, na zijne over- ^'^^^"''"^"**
wnmmg op maxentius, ni het jaar 31 «2, Opper- fligt c,e.
heer van Afrika geworden , waar na hij ook zich ter- cilianus
en ln?t
(lond de zaken van het Christendom in dit landfchap ^ijne
ter hart nam. Hij erkende voor zich c/ecilianus , zaak te
als wettigen Bisfchop , wien hij ook fcln-eef , verflaan Y^^.
te hebben , dat fommige woelzieke geesten de ge- zoeken,
meenten, die tot de heiligrte en rechtzinnigfte Kerk
behoorden, ontrustten, den Bisfchop tevens beve-
lende, indien 'er zulke tnenfchen waren , zich tot
zijne bewindslieden te wenden, opdat zij geflraft
konden worden (f). Hier op vervoegden zich de
partijen van c^cilianus aan den Keizer, met een
ver-
(*) Men zie venema Bisf. Sacr. Libr. III. Cap. -.
fqq. Hiit. Eccles. Tom. IV, pag. 333. fqq.
Ct) EusEB. Hist. Eccks. Libr. X. Ccp. Q,
I5
13S K E R K E L IJ K E
III verzoek (*), dat hij de twisten, tusfcheii hen es
^^^^ andere Bisfchoppen in Afrika ontdaan, door Bis-
Hoofdfl. fchoppen uit Galli'è , die nicn voor onzijdig kon
na C. G. houden , wilde laten beöordeelen. Op dit verzoek,
tot Xxi f'^^ireef konstantyn aan miltiades Bisfchop van
Rome^ en zekeren intarkus (f), aan welke hij,
benevens drie Bisfchoppen uit Galliër maternus
van CoJonia Agrtppina Q Keulen ^^ reticius van
Amisjïodorum (^Auxern ^^ en iniarinus van Arelate
QArles^ ) en vijftien Bisfchoppen van Italië^ het on-
derzoek dezer zaak opdroeg, voor welke vergadering
CiïiciLiANus en donatus Bisfchop van Cafle N'Igra^
elk met tien Bisfchoppen van hunne partij , verfchij-
neu moesten. In deze vergadering, te Rome^ 'm
het Lateraansch Paleis van de Keizerin fausta ge-
jiouden , werd c/ecilianus eenparig van alle be-
fchuldiging vrijgefproken , maar donatus veroor-
deeld, en uit de Kerkelijke geraeenfchap gefloten,
omdat hij fommigen voor de tweedemaal gedoopt,
en afgevallen Bisfchoppen de handen opgelegd, en
reeds ten tijde van mensurius, te Karthago on-
rusten verwekt had. Den overigen Bisfchoppen
van de partij van donatus, werd het verders vrij-
gelaten, zich weder met de KathoHjken te verëeni-
gen , in welk geval zij in de gemeenfchap der Kerk
hcrfteld zouden worden, terwijl in de gemeenten,
waar twee Bisfchoppen waren , die erkend zou wor-
den, die de eerfre ingewijd was geweest. Dit be-
fluit
(*) Optat. JJhv. I. Cap. 11.
(f) EusEB. llht. Eccleu Libr. X. Cap. 5.
GESCHIEDENIS. 13^ -
fluit der vergadering werd aan den Keizer overge- III
isonden, en door hem bekrachtigd (*). ^^F^
De Donatiste>i beklaagden zich ten fterkften over Hoofdft.
deze iiitfpraak, voorwendende, dat hunne zaak niet "^ C. G.
behoorlijk en van te weinige Bislchoppen behandeld -^qj. ^^ •
en beoordeeld was. Zij beriepen zich dan op den ■
Keizer zelven, begeerende van hem zelven gehoord De Do-
te worden. Euvel nam de Keizer deze handelwijze ^ei^iojreii
op , in eenen Brief aan den KathoUjken Bisfchop te zich over
R.ome , hevig tegen de Donatisten , die liij werktui- g^j! 1^1'
gen des Satans noemt, uitvarende, omdat zij zich, enberoe-
van het vonnis der Bisfchoppen , hetwelk zij naar de pei\^zich
voorfchriftcii van Christus hadden uitgefproken , Keizer,
en dat men houden moest, als ware het van God
zelven geveld, even als de Heidenen, op eene hoo-
gere rechtsbank beroepen hadden (f).
Nicttegenftaande deze hevigheid , neigde de Keizer Kerkver-
echter (leeds tot zachtheid, en befloot, aan de be- ^^^1^^'"^
' teArles.
geerte der Donatisten m zoo verre te voldoen, dat
hij eene volledige Kerkvergadering, {Concilium ple-
na-
(*) Optat. Libr. I. Cap. 24, 25. augustin. Brcric,
Qollat. Cavthag. p. 385-389. Ep. 43. du pin. Momim.
DonntiU. pag. 181.
(I) Valesius meent, dat dit beroep op den Keizer
en deszelfs Brief eerst gebeurd zij na de Kerkvergade-
ring te Arle%^ waar van wij zoo aanftonds fpreken zul-
len ; en , in de daad , de oude berichten zijn hier om-
trent duider en onzeker, alhoewel de zaak zelve zeker
is, OPTAT. Libr. I. Cap. 25, 27. euslu. Hiit. Ecclcs^
Libr. X. Cup. 5. enz.
I40' . K E R K E L IJ K E
ni Ttarium^ (*), te Ar dat e ^ thans Arles ^ in Qaïlii
BOEK oï Frankryk ^ bijeen deed komen; waar toe de Bis-
Hoofdft. Schoppen , uit alle zijne Staten , dat is , der Wester-
ns C. G. fche Kerken, bij 0]iene Brieven (f), opontboden
ir^t ^^„' werden, om, op 'siCeizers kosten, naa Arles te
1- reizen, nhvaar zij ouk op 's Keizers kosten onthaald
en getoefd werden. Hier zegt men, waren 600 Bis-
fchoppen tegenwoordig, velen zonden nogthans alleen
in hunne plaats eenige Ouderlingen , gelijk de Roomfche
Bisfchop SYLVESTER. lü deze vergadering, in het
jaar 314, onder voorzitting vim marinus, Bisfchoji
van
(*} Dus fchijnt augustinus de Baptimw Contra Donat,
Libr. II. pag, 66. Tom. IX. Opp. Ed. Antwerp. deze
Kerkvergadering te noemen, nllioewel anderen raeenen,
dat hij hier van de Kerkvergadering van Nice'ê fpreekt ,
omdat zij concilium plenarium in dcnzelfden zin nemen ,
als oecumenicum , hoedanig de vergadering te Arles niet
geweest is. Doch concilium phnarimn^ eene volledige
vergadering, wordt dezelve door augustinus genoemd ,
in tegenllelling van de vergadering te Rome gehouden,
die alleenlijk, gelijk wij nu zouden fpreken, eene Ker'
' kelijke Commisfie geweest was.
(f) Men noemde zulke brieven tractoricc ^ ook di-
tïomata. Bij eusebius {Hiit. Eccles. Libr. X, Cap. 5.)
hebben wij het affchrift van zoodanigen Brief nan chres-
Tus, Bibfchop van Syracufe, die daar bij ontboden
wordt, met twee lieden vr.n den tveeden zetel ^ dat
is , Diakoncn , en drie bedienden , om voor d^w eer-
ften Augustus te Arles te wezen , waar toe hem een
Lands rijtuig wordt tocgcflaan.
GESCHIEDENIS. 141
van Arhs , gehouden , werd c^cilianus weder vrij- IIT
gefproken, en de Donatisten veroordeeld — Wij ^^^^
hebben van deze vergadering nog 11 KerkregeJen HoofdJl.
of befliiitcn, in de acht ft e van welke de Kerk verga- "^ C. G.
Tont" O J *^
dering een einde maakt van den ouden twist tus- J^^ ^37*
fchen de Afrikaanfche en Roomfche Kerk , over het
al of niet dopen der Ketteren, befluitende .tegen de
Afrikanen^ dat, ,, indien men , bij onderzoek, vindt,
„ dat zoodanig iemand gedoopt is in den naam des
„ Vaders, des Zoons, en des Heiligen Gecstes,
,, men hem niet doopcn, maar alleen de handen
„ opleggen zal." De Afrikanen gaven, vvaaricbgn-
Ujk, dit ftuk thans te gemaklijker op, omdat de irit-
fpraak der vergadering vpor c/ecilianus zoo gun-
flig was. Eén en ander van deze regelen ziet ook
duidelijk op de verfchillcn met de Donatisten^ zoo
als bij voorbeeld de XIII. „ De genen, van welke
„ gezegd wordt, dat zij de Heilige Schriften , of
„ Kerkenvaten , of de numen van hunne Broederen
„ aan de Heidenen hebben overgeleverd, heeft ons
„ goedgedacht, dat voor zoo ver zulks uit de open-
„ bare Handelingen , ( acta publica , ) bewezen
„ wordt , maar niet op een bloot gezegde , uit de
„ orde der geestelijkheid geweerd zullen worden.
„ Zo deze anderen hebben ingewijd, zal {\zzt in-
„ wijding, indien zij anders onberispelijk zijn, van
5, waarde blijven, enz." „ Doch die, volgends den
„ XIV regel , hunne Christen Broeders valschlijk
„ befchuldigen , die zullen, tot het einde toe, uit
^, de Kerkelijke gemeenfchap gefloten blijven."
Verders befloot deze Kerkvergadering van ArJes Benuitea
noff ,
242 K E R K E L IJ K E
ÏII nog, dat alle de gemeenten, door de geheele we*
®°j'^ reld, (men begrijpt, dat dit van het Westcrsch
Hoüfdft. Keizerrijk te verdaan zal zijn,) het Paaschfeest op
m c. G. éénen en dcnzeli'den dag vieren zullen , wordende
tot 337! d£" Bisichop van Rome verzocht, daar van jaar-
lijks , als naar gewoonte, aanfclnijving te doen. a.)
van deze ^jj^ Kerkendienaars zullen blijven ter plaatze, waar
ring. zij ingewijd zijn. 3.) AVie, in vredestijd, wapenen
tegen iemand gebruikt, zal uit de gemeenfchap ge-
llotcn worden. 4, 5.) Paardemenners in de wed-
ipelon, en Ipelers op den fcliouwburg zullen niet tot
het Avondmaal toegelaten worden. 6.) Zieke Hei-
denen, die Christenen begeren te worden, zal men,
door oplegging der handen , aannemen. 7.) Christe-
nen, die tot eenig wereldlijk befluur, (Pncfidaftis,')
bevorderd worden, zullen fchriftelijke getuigenis van
hunne gemeenfchap met de Kerk, (^Litiera Eccïe-^
fiaftlcx Communicatoria ^ ) ontvangen, doch onder
opzicht van den Bisfchop der plaats zijn , waar zij
zich zullen onthouden, en als zij tegen de Kerken-
tucht handelen, uit de gemeenfchap geweerd wor-
den ; desgelijks ook de genen , die eenig burgerlijk
ambt willen bekleden. 9.) Men neemt den genen,
die getuigfchriften van Belijders, {Confesfores^^
medebrengen, dezelve af, en geeft hun getuigfchrif-
ten van de gemeenfchap der Kerk. 10.) Echte man-
nen, wier vrouwen zich aan overfpel mogten fchul-
dig gemaakt hebben, zal men, zoo veel mogelijk,
raaden, om, bij het leven van die vrouwen, geen
ander huwlijk aan te gaan. 11.) Gelovige jonge
dochters, met Heidenen trouwende, zullen cenigeii
tijd
GESCHIEDENIS. 143
tijd vaii het Avondmaal geweerd worden. 12.) Op III
deze flraffe wordt ook aan de geestelijken het wee- ^^^^^
keren verboden. 15.) Dewijl de Kerken dienaars , Hoofdfl.
(DiakomnS) hier en daar ondernamen het Avond- "^ C. G.
maal te vieren, {oferre^^ wordt hun zulks hier,^Qj I27/
lütdruklijk verboden (*). 16.) Waar iemand, om
eenige zonde , uit de gemeenfchap geweerd is , daar
zal hij om dezelve weder aanhouden , en ze weder
verkrijgen moeten. 17.) Geen Bisfchop zal eeneii
anderen in zijne rechten onderkruipen, of het gezag
van zijn ambt krachteloos maken. 18.) De Diako-
nen in de (leden zullen zich niet te veel aanmati- '
gen, maar aan de Ouderlingen (of Priesters,) de
eere laten , en niets dergelijks , zonder derzelver
voorweten , doen. 19.) Aan vreemde Bisfchoppen ,-
die in eene ftad komen , zal men ook toelaten , het
Avondmaal te vieren, ao.) Niemand zal zich on-
derftaan, alken eenen Bislchop in te wijden, maar
daar toe zeven , ten minden niet min dan drie , Bis-
fchoppen, te hulp nemen. 21.) Uit hoofde van de
Ouderlingen en Diakonen , welke de plaatzen , waar
2ij ingewijd zijn, verlaten, en zich naa elders be-
ge-
( * ) De Biaknv.en werden thans ?.ls diejiaan der Prie-
fteren en Leeraaren aangemerkt; evenwel vinden wij,
dat zij ook tot de Kerkvergaderingen werden toegelaten,
en derzelver befluiten mede ondertekend hebben, gelijk
de ondertekening van deze vergadering begint: Chresins
EpiscopiiSy Florus Diaconus ex Civitate Sijracufanorum ^
Provincia Sicilide. Doch dit vindt men ook van Lezers
en BezH'erers (^Exorcistetu')
144 K E R K E L JJ K E
ÏII geven, is goedgevonden, dat zij op die plaatzeti
^^^'^ dienst doen zullen , waar zij het opzicht hebben. Als
Hoofdft. zij 5 die verlatende , zich naa elders begeven , zullen zij
na C. G. afgezet worden. 22.) Afvallige Christenen, die zich
^j. X,^* niet aan de Kerk vervoegd , noch begeerd hebben boe^
te te doen, op hun ziekbed om de gemeenfchap
verzoekende, zal dezelve niet gegeven worden, ten
ware , dat zij, weder gezond geworden , vruchten , der
bekeering waardig, voortbrengen (*).
De Do- Niettcgenftaande de uitfpraak dezer Kerkvergade-
natis:en yius.^ bleven de Donatisten ^ in hunne Scheurins:
door ' .01
KON- volharden , en niettegenltaaude ook inmiddels een
STANTYN gerechtelijk onderzoek omtrent hunne befchuldiging
\'eróor- ^^gen felix, Bisfchop van Aptunga^ ten zijnen
deeld , en voordeele uitgevallen, en hij onfchuldig verklaard
a^ECiLiA- ^^^g ( f ) , bleven zij bii Atw Keizer aanhouden , dat
gefpro- hij zelf hen hooren en oordeelen wilde, konstan-
ken. YYj^ Yvas hun, eindelijk, ook hier in te wille, en
belastte de partijen, in het jaar 316, te Rome voor
hem te verfchijnen , doch , als c^cilianus hier
niet vcrfcheenen was , om welke reden , of door
welke verhindering, verklaart augustinus niet te
weten , werden zij , alhoewel de Donatisten aandron-
gen , dat de Keizer hem , afvvezend , vcröordeelen
zou, ver volgends te Milaan , alwaar nu c^ciliA'
Nus ook verfchencn was, door den Keizer gehoord,
c.i2iCiLiANus werd vi ij gclp roken , en zijne bcfchui-
di~
<[*) Men zie deze Regelen bij hardulnus Act. Cori^
cil. Tom, 1. pag. 259-170.
(f) AUGÜSTIN. £/>. 80»
GESCHIEDENIS. 145
digers als lasteraars veroordeeld (*). De Donatis- III
ten^ zoo dikwijls, en nu eindelijk door den Keizer ^'^^^
zelven veroordeeld , bleven dcsniettegendaande vol- Moofdd.
houden , beweerende , dat de Keizer zich door ho- na C. G.
sius, Bisfchop van Cordua^ 's Keizers gnnfteling J^^^^'^*
tegen hen had laten voorïnnemen ( f ). Ook be- — —
gonnen zij, die in het eerst zich op den Keizer
beroepen hadden, hetwelk hun de KathoUjken toen
kwalijk hadden genomen, thans te roepen: Wat
heeft de Keizer met de Kerk te doen! Gelijk het
naderhand meermalen zich heeft toegedragen, dat
men den invloed van het wereldlijk gezag heeft te
hulp geroepen , of afgekeurd , naarmate men van het-
zelve iet te hopen of te vreezen meende te hebben.
KoNSTANTYN , door dczcu wederftand getergd. Harde
befloot hier op, ftrenger maatregelen ter hand te ne- ^^<^"^"
. . van den
men, en liet in de jaaren 316 en 317 eenige harde Keizer
wetten tegen hen uitgaan , waar d<jor aan de Dona- "^"^S^n de
thten hunne Kerken ontnomen , en zelfs lijfs- en ^^^
levensftmfFen tegen hen vastgefteld werden (§). Zelfs
noemen de Donatisten hunnen Grooten donatus
eenen Martelaar (**}. Echter fchijnt 'er , geduu-
ren-
(*) Men zie de Brieven vpii konstantyn aangehaald
bij AUGUSTIN. Libr. III. Contra Crescon. Cap. 71. zie
ook zijne Epist. 43 , 53. Tom. IX. Opp,
Ct) AuGüSTiN. Contra Epist. Pannen. Libr. I. Cap^
4,5. Tom. IX. Opp. pag. \q. fqq,
C§) AuGüSTiN. Epist. ^d. et 105. etCotitraPARMEN.I.c,
(**) Bij AUGUSTIN. ad Donatistai post CoUat. Cap. ió,
Tom. IX. Opp. pag. 403.
ÏV. Deel. ü
145 K E R K E L IJ K E
III rende de regering van konstantïtv, niemand der
^^^^ Donatisten ter dood gebracht te zijn, alleen wer-
Hoofdll. den fommigen in ballingfchap verwezen, en onder
nn C. G. hen silvanus, Bisfchop van Konftantina ^ (eertijds
tot -x-iy ^'"'^^r>^ ^" Numidi'è ^ als één der voornaamfte ftoo-
— — kebranden ,. en fchuldig aan de overlevering der Hei-
lige Schriften aan de Heidenen; van dit één en an-
der gaven de Donatisten de ichnld aan de opfto-
kingen van den Bisfchop hosius (*).
De wet- Deze flrenge behandeling duurde, tot in het jaar
ten ver- zonder dat de Donatisten echter daar door
zacht , en "^ '
hunne verbeterd werden. In het gemelde jaar leverden zij
balhngen ^^.j^ verzoekfchrift bij den Keizer in, waar bij zij
teriiff ü'fi-
roepen. verklaarden, dat zij met dien fchelm, zijnen BiS'
fchop , ( bedoelende CiECiLmNus , ) nooit Kerkge-
meenfchap zouden houden, maar dat zij bereid wa-
ren , veel liever alles te dulden ; tevens echter ver-
zochten zij, om de terugroeping hunner Bisfchop-
pen uit de ballingfchap (f), konstantyn, den
twist moede, vergunde hun dit verzoek, maar ver-
klaarde tevens in zijn aanfchrijven aan den Stadhou-
der, (^Vicarius ^^ \\\ Afrika^ dat hij de Donatisten
verfoeide, en hen voor Hechte en onrustige lieden
hield , maar hen nogthans liever aan het Godlijk
oordeel en d^ flraf van himne eigene razernij
wilde overlaten zij konden uit hunne balling-
fchap
(*) Gelijk PARMEMiANus doct bij AUGUSTiN. Coutva
P armen. Libr. I. Cap. 8.
( t ) Cest. Collaf. C'arthag. pag. 244. in du pin Mo-
imm, Donatist. Jiigvstii:, Brcvic. CoUat. pa§. 3^2.
GESCHIEDENIS. 147
fchap terug komen , en naar hun goedvinden Ie- iri
ven (*). ^°j^'^
De Donatiaen , hier door op nieuw moed Ichcp- HoofdÜ.
pende, breidden zich iii Afrika fteeds verder en ver- "^ C. G.
der uit, zeifs door middelen van geweld, waar bij J^^ 237.
de Kathoiljken niet zelden vrij wat te lijden hadden. •
Dit büikt uit twee Brieven van konstantyn , DeDuna-
tisten
die nog voor handen zijn (f). In den eerften , breiden
houdende aan alle KatholUke Bisfchoppen en Ge- '^^^^ ^^^'
meenten m Ajrika^ verklaart de Keizer, alles aan- ^f^ij^^
gewend te hebben, om den vrede der Kerk in y^/r/-niet zoa-
ka te behouden , doch dat men thans alleenlijk vaii ,f 1"
' -" weid te
God hulp verwachten moest. Zoo lang, verzocht oefenen»
hij de KathoUjken^ gcdiild te hebben, geeue wraak
te oefenen, die alleen aan God toebehoort, en zich
verzekerd te houden , dat het gene zij van de Dona-
iisten ondergingen , bij God als het lijden van Mar-
telaren werd aangezien. Op deze wijze zouden zij,
voegt hij 'er bij, overwinnen, en deze aanhang zou
allengs en van zelve ondergaan. De andere Brief
is, waaifchijnlijk m het jaar 330, aan de Bisfchop-
pen van Numtdië afgezonden. Uit denzel ven blijkt ,
dat de Donatisteu ^ waarlchiinlijk bij de terugkomst
van hunnen Bislchop silvanlts, zicli van de Hoofd-
kerk te Konflantina , met geweld , hadden meester
gemaakt, en dezelve, niettegenftaande de herhaalde
'be-
(*) August. /. c. )>ag, 393. ad Donat. pnst dMat.
pag. 416. Vergel. eüseriüs Fit. Conftnnt. Libr, \. G?^.
45. ahvanr hij dit zelfde fchijnt te bedoelen.
(t) In DU PIN Mmum. Donat ht. pag, 18 3.
K i?.
148 K E R K E L 0 K E
III bevelen des Keizers, niet weder wilden aflhan,
B-'EK waaromtrent de Keizer het geduld der Katholijken ■
Hoofdfl. prijst, en liun belooft, dat zij aldaar eene andere
na C. G. Kerk bekomen , en hunne Kerkenuienaars dezelfde
Tont- Q I "2
tot 337.' burgerlijke vrijheden , als elders , genieten zullen.
Verders heeft konstantyn, zoo veel wij weten.
Zij hou- ^ich niet met de Douat'isten bemoeid. ,, Hij lagch-
deii eene " •' »
Kerkver- •>-> te," zegt eusebius (♦), „ met deze onlusten,
gadering. ^^ welke door aandrijven van den boozen geest , of
„ ten minften van geheel onzinnige menfchen, die
,, meer medelijden dan flraffe verdienden, gedicht
5, werden." Zij leefden , het overige van zijne re-
gering, in rust, en fchijnen in vele gewesten van
Afrika de overhand gehad te hebben. Omtrent het
jaar 330, hielden zij, onder voorzitting van hunnen
DONATus , eene Kerkvergadering van 1270 van hunne
Bisfchoppcn, op welke zij, na eene beraadflaging,
die 75 dagen duurde, een belluit namen, dat de
overleveraars der Heilige Boeken , indien zij zich
niet op nieuw wilden laten dopen, zonder nieuwen
doop, weder zouden kunnen aangenomen worden.
Een befluit , waar van de Donatisten naderhand
zelve weder afgegaan zijn. Ten einde ook , zoo
veel mogelijk, buiten Afrika^ aanhangers te win-
nen, zonden de Donatisten ^ onder anderen eenen
Bisfchop naa Spanje^ maar voornaamlijk, eerst Bis-
{choppelijkc plaatsbekleders, (^intcrventores ^^ doch
ook vervolgends Brsfchoppen, naa Rome ^ welke al-
daar eene gemeente verzamelden , maar die enkel
uil
( * ) Z)i? Vit. Cüujlant. Llhr. I. Cap. 45.
G E S C fl I E D E NM S. 149
uit Afrikanen beftond , eii in de Ihd niet geduld III
wordende , hare vergaderingen , buiten de ftad , in ^^^y-
het hol van eenen Berg hield , waarom men hun Hoofdft.
den naam van Berglieden , (^Montenfef) gaf, ook van "^ C. G.
Riipit£, (Rotsbewoners, en Cunipita of Corrupt t a ^^^^ ^ f,[
Samcnrotsbewoncrs , ) welke gemeente , geenen op- ■
gang makende , fpoedig geheel in verval geraakte (*).
De voorfpoed der Donatisten in Afrika was bij- Eenige
zonder aan donatus van Karthago^ door hen ook ,on'r)o-°
wel den Grooten genoemd, toe te fchrijven. Deze natus..
man, die thans aan het hoofd van dezen aanjiang
was, heeft hetzelfde lot ondergaan, als zoo vele
{lichters en hoofden van Godsdienftige aanhangen.
Zijne partijen , de Katholijke Schrijvers , weten niet
genoeg woorden te vinden, om zijnen hoogmoed,,
verwaandheid, en trotschheid te befchrijven Cf),
hij zal zich van zijne aanhangers , als God , heb-
ben laten verëeren , en gewild , dat zij zich , niet
naar christus. Christenen ^ maar naar hem dona-
tus , Donatisten noemden. Zijne aanhangers inte-
gendeel kennen, in zijn lof te vermelden , geene
palen , zij vergelijken hem met christus zelven,
en verzekeren, dat hij wonderen gedaan heeft (§},
Ondeitusfchen komen zijne beroemdfte partijen, met
zij-
(•) Optat. Milev. Libr. II. Cap. 4. aügüst. deUni-
co Bapt. Contra PetiL Cap. 16. de Har es. Cap. 69.
(t) OrTATUs Libr. III. Cap. 3. augusiinus, hicro^
NYMüs enz.
(5) Bij AüGUSTiN. Contr. Epist. Parmeu. Libr, IL
Cap. 7. de Unitate Eccles. Cap. ip. etc
K3
150 K E R K E L rj K E
III zijne aanhangers, daar in overeen, dat hij een man
BOEK geweest is, van iiitftekenden geest, zeer werkzaam,
Hoofdft. fchrander, en llandvastig, onder de wederwaardig-
na C. G. heden, die hem met de zijnen troffen. Hij bezat
Tont* •? T O
tot i'^y' ^^^^ geleerdheid en welfprekendheid , en heeft
■ vele Boeken gefchreven, tot voortplanting van zijne
gevoelens. Ook heeft men tegen zijne zeden en
gedrag, zijnen hoogmoed en laatdunkendheid uit-
gezonderd, niets weten in te brengen (*).
Korkver- De laatfte vervolgingen onder diocletianus ,
gadering ^^ ^üne Medekeizeren , gaven ook aanleiding tot
teAncyra
in Gala- ^^^^ houden eener Kerkvergadering, welke, in het
tien. jaar 315, gelijk men meent, te ylncyra 'm Galat i'è
bijeenkwam , en wier handelingen door 18 Bis-
fchoppen ondertekend zijn , waar van de eerfte is
viTALis , Bisfchop van Antiöchi'è^ dien men daar-
om voor derzelver Voorzitter houdt. Wij hebben
van deze Kerkvergadering cj. Kcrkregelcn (f),
wel-
(*) Optat. Libr. III, Cap. 3. augustin. de ILeres.
Cap. 6p. Hic-RONYM, Catal. SS. Ecclcs. Cap, 93. De
Gefchiedenis der Donatisten is, na het herftel der We-
tenfchnppen, door verfcheidene laater Schrijvers opzet-
'telijk behandeld. Behalven du wn, van wien wij ge-
fproken hebben, heeft men van valesius, achter zijne
uitgave van eusebius , eene Verhandeling, de Schismate
Donatistaruin , van th- ittig ecne Hiitoria Donathta'
rum, als ook van n. witsius , voornaamlijk walch, in
het IVde Drc! zijner Gefchiedenis der Ketterijen BI. 1-354.
(I ) Bij HARDUIN. Concil. Tont. I, pag. 270, fqq, be*
VERIDGE, Pandect. Canen. Tom. I, pag. 37^, fq.
GESCHIEDENIS. 151
welke de Kerkentucht betreffen, doch bijzonder de III
Kerkenboetc bepalen, voor die genen, die, geduu- ^^^^
rende de laatfte vervolging, het zij door vrees, of Hoofdrt.
door dwang, zich hadden laten overhalen, om aan "^ C. G.
de Afgoden te offeren , of de offermaaltijden der Hei- ^^^ 237!
denen bij te wonen. Wij zien uit dezelve, van ■' ^
hoedanige middelen de Heidenen zich bediend heb-
ben gehad , om de Christenen daar toe te brengen ,
door gevangenis , pijniging , beroving van hunne
goederen, door met geweld hunne handen te hou-
den, daar den wierook in te leggen, en dan op
het Altaar te ftroojen , of door hun het offervleesch
in den mond te fleeken, en niettegenftaande hunne
betuigingen , dat zij Christenen waren, te doen
doorflilvken. (iReg. 3.) Maar ook zien wij, hoe
de Christenen zich , bij deze gelegenheid , onderfchei-
denlijk gedroegen. Sommigen woonden de offermalen
wel te vrede en met hunne feestklederen bij , ande-
ren, integendeel, gedwongen wordende, die bij te
wonen , trokken rouwgewaad aan , en brachten ook
wel hunne eigene fpijze met zich; (Reg, 4 en 5.}
doch 'er waren 'er, zelfs onder de Ouderlingen, die
voorwendden , dat zij geweld geleden hadden , en
die den fchijn maakten, van flandvastige belijders,
{^Confesfores') geweest te zijn, zonder dat zij, in
de daad, eemg geweld geleden hadden. {Reg. 1
én 2.) Tegen dit alles worden, door deze Heilige
Kerkvergadering ^ gelijk zij zichzelve noemt, on-
derfcheidene Kerkelijke ftraffen bepaald. Voords
worden, ten opzichte van andere gevallen, insge
Hjks, bepalingen gemaakt, bij voorbeeld: Wan
K 4 ne^r
152 K E R K E L IJ K E
III neer Diakonen ^ bij hunne inwijding, verklaren, dat
^^j'^ zij niet kunnen, noch verkiezen , ongetrouwd te blij-
Hoofdft. ven, zullen zij, omdat hun dit ééns vooral van den
na C. G. Bislchop vergund is , wanneer zij vervolgends
lót 33-.* trouwen , evenwel hun ambt behouden. (^Rcg. 10.)
* ' Maar, als zij hun voornemen verzwegen, of bij
hunne inwijding op zich namen, ongehuwd te blij-
ven, moeten zij hun ambt verlaten, als zij nader-
hand komen te trouwen. Dus blijkt het, dat de
geestelijken toen nog vrouwen namen, fchoon men
liever zag, dat zij ongehuwd bleven. Op gelijke
wijze, komen in andere Regelen blijken voor, van
de hoogachting voor den ongehuwden Staat , en
bijzonder, dat men van een tweede huwlijk ongun-
flige denkbeelden had. Wij leeren nog uit Reg. i.
dat de Ouderlingen het Avondmaal bedienden en
predikten, ( 7r^o<r^g^ê<v v ofAiKnv, offeren en predi-
ken,) zoodat, met deze. Ipreekwijze, offeren, het
plegtig bedienen van het Avondmaal reeds benoemd
werd , terwijl de Diakonen , ( volgends Reg. 2. )
het brood en den drinkbeker bij het Avondmaal aan
de gemeente toereikten , en haar tot het gebed oprie-
pen , ( »ó\ov >) Trojti^iov olvoi<ps^itv y\ Ktifva-a-nv , ) Reg.
5. wordt het genieten van het Avondmaal genoemd,
Tf^oa-ipo^ot , (eene ofFerbrenging , ) omdat, bij het-
zelve, de leden der Kerk eenige gave brachten , welke
een offer genoemd werden. Reg. 6. wordt de
Paaschdag de groote dag genoemd, en Reg. 13.
wordt gewaagd van Land - Bisfchoppen , ( Xw^ e-
TTifKOTtoi , ) aan welken het niet toegedaan wordt ,
Ouderlingen of Diakonen in te zegenen. De 14de
Re-
GESCHIEDENIS. 153
Regel verdient eindelijk nog onze aanmerking: „De III
„ Ouderlingen en Diakonen, die in hun ambt zijn ^^^^
5, en zich van vleesch onthouden , ( uit zekere bij- Hoofdft.
„ gelovige fchroomvalligheid , ) zullen hetzelve proe- na C. G.
„ven, en kunnen dan, indien zij willen, zich J^^"^^'^]
5, daar van onthouden. Maar wilden zij ook geen .
„ moes, waar bij vleesch gekookt of gedoofd is,
5, eten, en over het geheel aan dezen Regel niet
„ gehoorzamen , moesten zij van hun ambt afftaan.'*
In den ipden Regel verbieden de Vaders op nieuw,
dat jonge Christinnen, onder den naam yvlu Zusters y
bij mansperfonen inwonen. Eindelijk in den ii4fl:en
of laatften Regel bepalen de Vaders , in een geval ,
waar bij iemand de Zuster zijner aan hem verloofde
Bruid onteerd, en vervolgends zijn huwlijk met
zijne Bruid voltrokken hebbende , oorzaak geweest
was, dat de onteerde zichzelve verhong, dat hij,
en allen, die in deze zaak gemoeid waren, eene
Kerkenboete van 10 jaaren, naai' de gewoone gra-
den, ondergaan zullen.
Kort vóór of na de gemelde Kerkvergadering te
Ancyra in GalatVè ^ in het jaar 314 of 315, werd,
gedeeltelijk door dezelfde Bisfchoppen , en onder
voorzitting van denzelfden vitalis , Bisfchop van
Antiöchi'è (*), nog eene Kerkvergadering gehou- i
den,
(*) Indien men op de ondertekening vnn beiden ge-
noegzaamen ftaat kan maken. Men vindt verders deKerk-
regelen van deze, gelijk van de voorgaande Kerkvergade-
ring, in den Codex Canon. Eccles. Univerfte, en bij hard.
Jlct. C«nc, 2". I./>. 2 8 1 . en BEVERmcE Pand. Canon, T. Lp. 402,
K5
. 154 KERKELIJKE
III den, te Nieucafhrea, welke insgelijks voor de Ker-
^'^^y- kentucht gezorgd, en daaromtrent 13 of 14 Regelen
Iloofdft. heeft vastgcfteld. Zij zijn de volgende: Reg, i.
na C. G. Wanneer een Ouderling of Priester trouwt , wordt
i)t 337.' ^y Jifgezet. Indien hij hoererij of echtbreuk be-
" drijft, zal hij uit de Kerkgemeenfchap gefloten wor-
den, en als een Leek, boete moeten doen. Reg. 2.
Wanneer eene vrouw twee broeders trouwt, wordt
zij, voor haar leven, uitgefloten; doch in doods
nood belovende, dat zij, in geval zij mogt opko-
men, haar huwlijk zal verbreken, zal zij tot de
boete worden toegelaten. Doch, wanneer man of
vrouw in deze echtverbindenis komen te fl:erven ,
zoo heeft de boete voor de overblijvende partij
groote zwarigheid. Reg. 3. Men weet wel, hoe
lang die genen boete moeten doen, die meer dan
ééns trouwen. Docli, hun wandel en geloof kun-
nen dezen tijd verkorten. Reg. 4. Wanneer iemand
met lust is bevangen tot eene vrouw, maar zijne
begeerte niet volbracht heeft, fchijnt hij door de
genade bewaard te zijn. Reg. 5. Een Onderwijze-
ling , ( Catechumenus , ) eene zonde begaande , zal
een knielend boeteling worden, en zijne zonde la-
ten; maar gaat hij vooit met zondigen, dan zal hij
geheel uit de gemeente gewoipen worden. Reg. 6.
Eene zwangere vrouw zal men, op haar verzoek
dopen (♦). Zij heeft hier in niets gemeen met het
ge-
(*) In het oorfprongliike ^aP,t(^i(r9-at verlicht worden,
gelijk de doop <ptoTi<riAos bij fommige oude Schrijvers
heet, of verlichting.
GESCHIEDENIS. 355
gene geboren wordt; dewijl elk bij zijne belijdlenis III
zijnen eigenen vrijen wol betonen moet ( * ). Reg\ 7. ^^oek
Een Ouderling mag niet bij de Bruiloft tegenwoor- Hoofdft.
dig zijn van lieden , die een tweede huwlijk ^an- na C. G.
gaan. Reg. 8. Wanneer iemand aan echtbreuk [0^^^"'
fchuldig is , terwijl hij nog Leek was , kan hij niet .
tot den Kerkedienst bevorderd worden. Gebeurt dit ,
nadat hij is ingewijd, moet hij van die vrouw Ichei-
den , of zijn ambt verliezen. Reg. 9. Wanneer een
Ouderling, die te voren in het ligchaam gezondigd
heeft , tot de geestelijke orde bevorderd wordt , en
belijdt, dat hij vóór zijne bevestiging gezondigd
heeft, raag hij het Avondmaal niet bedienen, maar
blijft voor het overige, behoudens zijne overige
naarfligheid , in zijn ambt. Want de voorige zon-
den , gelijk vele menen , worden bij de oplegging
der handen vergeven. Doch , indien hij zelf niiet be-
lijdt , en het niet openlijk kan bewezen worden , zoo
zal men hem aan zijn eigen gewetenv overlaten (f).
Reg,
(*) Het fchijnt, dat fommigen zwnrigheid gemaakt
hebben , eene zwangere vrouw te dopen , oindai men
dus onzeker was, of men niet op óeze wijze hare
vrucht te gelijk doopte ? en die dan geboren wordende
geacht moest worden, reeds gedoopi: te zijn. Neen!
zegt de vergadering, dat de moeder gedoopt wordt,
gaat het kind niet aan. Het komt bij den Doop san
op den vrijen wil en belijdenis des genen, die gedoopt
wordt.
(t) Het fchijnt, dat de Blsfchoppen liever hadden,
4at zulk iemand lijne belljdeais voor zidi hield.
15^ K E R K E L IJ K E
III Reg. 10. Insgelijks zal een Diakon, zich in dit
BOF,K ggygj bevindende , onder de lager Oppasfers der
Iloofdfl. ^erk geplaatst worden. Reg. ii. Geen Ouderling
naC. G. 2^]^ vóór hij 30 jaren bereikt heeft, worden inge-
lot 2^y\ vvijd, alfchoon hij zulks ook waardig ware. Want,
onze Heerc jesus is eerst in zijn 3ofle jaar ge-
doopt, en heeft toen eerst begonnen te leeren. Reg,
12. Wanneer iemand op zijn ziekbed gedoopt is,
kan hij niet tot Ouderling bevorderd worden, nade-
maal zijn geloof en belijdenis meer ecnc zaak van
noodl, dan de vrucht van een godvruchtig voonie-
men , fchijnt te wezen. Evenwel kunnen zijn in 't
vervolg bewezen ijver en geloof, als ook gebrek
aan bekwame lieden , hier ecne uitzondering malcen.
Reg. 13. Den Bisfchoppen en Ouderlingen ten plat-
ten lande is het niet geoorloofd, in de Stads Ker-
ken het Avondmaal te bedienen, indien de Bisfchop-
pen en Ouderlingen der ftad zelve tegenwoordig
zijn. Doch als deze niet tegenwoordig zijn, kan
het toegelaten worden. Reg. 14. De Landbisfchop-
pen zijn naar het voorbeeld der 70 leerlingen inge-
ftcld. Voords zijn zij mcdedienaars der Kerk, en
als zoodanig kunnen zij het Avondmaal bedienen,
en uit hoofde van hunne zorg voor de armen, be-
hooren zij in eere te worden gehouden. Reg. 15.
Volgends de eerfte inftclling , moeten 'er in eene
ftad, hoe groot die ook zij, niet meer dan zeven
Diakonen wezen. Waar van men zich uit de Ge-
fchiedenis der Apostelen overtuigen kan.
Aanmcr- Wij kunnen, na het bijbrengen van deze Kerke«
king over ^^^ befluiten , ons niet onthouden , van deze aan-
mer-
GESCHIEDENIS. 157
merking, dat, hoe geacht ook zoodanige Kerkver- llI
gadering bij de Christenen waren, en hoe zeer der- ^^^j*^
zclver ijver voor het behoud der Kerkentucht, met Uoofdft.
betrekking tot de zeden , prijswaardig zij , evenwel "^ C. G.
hare befluiten niet alle even gewigtig zijn , en dikwijls ^^^ ^'
blijken geven, van de gebreldge uitleg- en oordeel
kundige vermogens van hare leden , zoodat het geen "^ ^f '
ö ö 50 vergade-
wonder is , dat , wanneer zoodanige Kerkvergadcrin- ringen.
gen, wat men 'er ook van venvachtte, gehouden
werden , om verfchillcn bij te leggen , of leerftellige
vragen te bellisfen, zij zelden aan het oogmerk vol-
deeden, maar zeer dikwijls de vcrfchillen vermeer-
derden, dewijl men zich aan hare uitfpraken wei-
gerde te onderwei*pen. Wij hebben daar van de
voorbeelden gezien , in de fcheuring der Meletianen
en Donathten , maar nog meer openbaarde zich dit
in de hevige en rampzalige twisten met de Ari'dnen ,
die, in deze eeuw, ontftonden, en door ons thans
moeten bcfchreveu worden , welke geleerd hebben ,
dat Kerkvergaderingen , Geloofsbelijdenisfen , Kei-
zerlijke wetten en verv'olgingen , geene voldoende
middelen zijn, om Kerkelijke twisten en verlchillen
over gevoelens een einde te doen nemen.
Daar ik thans het verhaal aanvange . van den fel- Oor-
ften twist , dien de Christenen tot hier toe onder- ^P'"^"S
der An-
ling gevoerd hadden , welke zoo fchroomlijke en üanfcb.e
ergeriijke gevolgen heeft na zich gefleept, den twist verfchil-
met de Arianen naamlijk, zal het nodig zijn, de
zaken wat hooger op te halen.
De Christenen, die de éénheid van het Godlijk
Wezen , als het groote hoofdltuk van den waaren
Gods-
riï8 KERKELIJKE
II! Godsdienst , beleden , en tegen het Veelgodendom
* jj^ der Heidenen , met recht , beweerden , vereerden te-
Hopfdft. vens, volgends hunne Heilige Schriften, jesus, den
na C. G. Zoon van God , als God , en den Heiligen Geest ,
tot 337* benevens den Vader, gelijk zij, in den naam van
' ' den Vader, den Zoon, en den Heiligen Geest, ge-
doopt werden. In de geloofsbelijdenisfen , in welke
hunne leere begrepen was, ten dienfle van de bij-
zondere leden der Kerk, had men zich tot hier toe
eenvomvig aan de letter der Heilige Schriften ge-
houden, en wanneer de Leeraars onderzoek begon*
nen te doen, naar de wijze, op welke men begrij-
pen moest , dat jesus Gods Zoon en God genoemd
werd , werden die gevoelens afgekeurd , en als dwa*
lende verworpen , welke jesus vernederden tot een
■ bloot raensch, of hem niet van d^tw Vader onder-
fcheidden; maar voor het overige verklaarden de
Lceriiars , ook de Wijsbegeerte , bijzonder van pla-
TO, te hulp roepende, elk op zijne wijze, met alle
\Tijheid , de wijze van het Godlijk beftaan des Zoons
van God, en zedert tertullianus, waren de be-
woordingen van wezen , perfoon , eenheid van wezen
en drieheid van perfonen ^ in gebruik gekomen (*},
en bij de Oosterfche Kerken, bijzonder, het woord
eenswezens^ (^ofAo^a-io^ ^) op den Zoon van God tot-
gepast, alhoewel niet zonder tegenfpraak van ande-
ren (i")j j^' zelfs van eene gcheele Kerkvergade-
ring
(*) Zie II. Deel, Blndz. 374.
(t) DioNYsius vanAlexfiDuirië h\] voorbeeld, zie ons
III DeeL Bladz. 160.
GESCHIEDENIS. 159
ring (*), omdat men vreesde, dat dit woord het III
perfoonlijk onderfcheid tusfchcn God den Vader en *°f*
den Zoon wegnam ;' fleeds echter bleef men het HoofdlL
hier in ééns , dat deze leere alleenlijk naar de uit- na C. G.
fpraken der Heilige Schrift beoordeeld moest wor- [^^ 237
den. Van tijd tot tijd werd men oplettender »
op de gevoelens der Leeraaren omtrent dit (luk,
hetwelk nu en dan twijfeling en moeilijkheid veroor-
zaakte, dewijl het ligtelijk kon gebeuren , dat ie-
mand , het één uiterfte willende vermijden , gevaar
liep, in een tegenövergefteld te veivallen — (f) En
juist zoodanig was thans de oorfprong der Ariaan-
fche verfchillen. Terwijl arius , Ouderling te Aïex"
undrie , zijnen Bisfchop eene dwaUng toefchreef in de
leere, omtrent jesus , Gods Zoon, werd hij zelf,
van eene tegenövergeftelde, nog grooter dwaling, of
Ketterij, bcfchuldigd.
Arius, (APEI02,) naar wien de Arianen den Berich-
naam hebben, was geboortig, mt Liby'é (§). Een' Jl^"^!
tijd lang , de partij van meletius aangekleefd heb- rius.
bende, verëenigde hij zich weder met den Bisfchop
PETRUS van Alexandri'é ^ door wien hij tot Diakon
verkoaen werd, doch de handelwijze van den Bis-
fchop met de Meletianen afkeurende , werd hij door
PETRUS in den ban gedaan, maar van den nieuwen
Bislchop ACHiLLAS , die op het einde van het jaar
311
^*) Dlc vsn Antiöchië y aldr.ar Bladz. 249.
Ct) Wij hebben 'er een voorbeeld van gezien in den
gemelden dionysius III. Deel, Bladz..\6o.
( §) Epifan. H^rei, 6p. p, 727. T. I. Opp. Ed, Coion,
i(fo K E R K E L IJ K E
III 311 verkozen was , weder in de gemeeufchap der
BOEK j^£j.jj aangenomen zijnde, werd hij door denzelveii
Hoofdd. Ouderling gemaakt , ook was hij in zeer groote ach-
Ba C. G. ting bij deszelfs opvolger, den Bisfchop alexan-
Tont» O T O
iQt 2^7 ^^^ C * )• ^^ Ouderling had hij zijne bijzondere
■ gemeente, welke, naar éénen zijner voorzaten, de
Kerk van baucalis heette; en voor welke hij, ge-
lijk zeer vele Ouderlingen ten dezen tijde, met toe-
ftemming en onder opzicht van hunne Bisfchoppen ,
deden , openlijk de Heilige Schriften verklaarde (f),
EPiFANius befchrijft ons arius, als een lang man,
van een ernftig en deftig, gelaad , die in zijn geheele
voorkomen aan eene bedrieglijke flang gelijk was,
vriendelijk en innemend in den omgang , en daar door
in ftaat, om iedereen door vleijerij aan zijne zijde te
trekken. Dus erkent de Keizer kokstantyn (S)»
dat ARIUS zacht en aangenaam was in gezelfchap;
maar tevens befchrijft hem de Keizer als een uitge-
teerd, bleek, flordig en mager man, van een lelijk
gelaad, niet door zorg en kommer, maar door de
woede der hartstochten dus uitgemergeld. Zijne
vijanden belchuldigen hem van nijd , hoogmoed,
valschheid, twistzucht, en wat dies meer is, doch
niemand ontkent zijne geleerdheid en ervarenheid,
bijzonder in de kunst, om te redentwisten ; ook er-
kent
(*) SozoMEN. flhf. Eccles. I. 15.
( t ) Epifad:. Koes. 68 , 69.T11EOD. Hist.EccLL. l.C. 2.
(5) In ecnen Brief, die hem toegefchreven wordt ia
. Celafli Cijziceni Acta ConciL Nic. op, hardüin. Act.
Concil, Tom^ I. pag., 454. fqq.
GESCHIEDENIS. i6i
kent men, dat hij, bij zijne bcfpraakthcid en ijver lii
voor den Godsdienst, voor het uiterlijke ook goede ^'^^■^
zeden in zijn gedrag vertoonde. Van zijne geleerd- iioofdd.
heid dragen zijne fchriften getuigenis, onder welke "a C. G.
zijn voornaamde Werk is, het gene hij Thalia ^^^^^ ^^^*
(0«A£<», eene heerlijke maaltijd^ noemde, en dat —
hij , in laater jaren , tot voortplanting van zijne leer-
ftellingen , gcfclircven heeft, athanasius , die 'er
verfchcidene plaatzcn uit heeft aangehaald (*), so-
CRiVïES (f) en sozoMENDs (§), vergelijken allen
den ftijl van dit Werk met den dartelen ftijl der
gedichten van sotades, een' Dichter, die van dar-
tele en onkuisfche onderwerpen gezongen heeft;
niet, omdat dit \A''erk van arius in gebonden ftijl
gefclireven zal zijn, waar van geene blijk voorhan-
den is , maar omdat hij den titel en vele dichter-
lijke uitdrukkingen van sotades zal ontleend heb-
ben. Hoewel ARIUS ook liederen en gezangen voor
fchippers, molenaars, en reizigers, naar elks omftan-
digheden, heeft opgeftcld (**), waar van fotius
zegt, dat hij, door dit middel, meer aanhangers voor
zijne godloze gevoelens zocht te winnen. Behalveii
deze zijn 'er nog eenige kleine opftellen van arius
voor-
(*) Orat. II. Contra Arian. pag. \z6 ^iij.Sijn.Nic.
hccreta. Contra ILer. Arian. p. a^i^. de Sijnodis Ari-
vtini et Seleiicia p. 680. T. I. Opp. ed. Commel. 1600. fol.
( j- ) Hist. Eccks. Libr. I. Cap. 9.
(5) Hiit. Eccles. Libr, I. Cap. 21.
(**) Athan. /. c. Decret. Sipi. N/c. philostoro^
Hist. Eccles. Epit, Li Lr. II. Cap. i. pag. 9. ed, Gotliofr,
IV. Deel. L
s€i
KERKELIJKE
III
BOEK
II
Hoofdft.
na C. G.
Jaar 3 13.
tot 337.
Aanlei-
dingen
oor-
fprong
der Ari-
aanfche
verfcliil-
len.
voorhanden , welke , in 't vervolg dezer Gefchiede-
nis, zullen voorkomen.
Omtrent het begin en de onmiddelijke aanleiding
tot de veifchillen met arius , omtrent het jaar 320,
komen de Kerkelijke Schrijvers, alhoewel niet in de
bijzonderheden , echter in de hoofdzaak , overeen.
socRATES (*) verhaalt ons desiiangaande het vol-
gende : 5, Op zekeren dag fprak alexander , Bis-
,, ï^chop va.n ^/exan^rië , in tegenwoordigheid zijner
„ Ouderlingen, eenigzins roemzuchtig, (^piAolifAoli-
„ fov , ) over de H. Drieëenheid , beweerende ,
„ ((p/Aocro^p»'^,) dat 'er in de Drieheid ook eene
„ Éénheid plaats hebbe. arius — menende, dat
„ de Bisfchop de leere van sabellius den Liby'ér
„ invoerde, week, uit twistzucht, af, tot een ge-
5, voelen, dat regelrecht tegen dat van den Liby'ér
„ overftond, en ging, naar het fchijnt, m.et hevig-
„ heid, het geen van den Bisfchop gezegd was,
5, te keer, aanmerkende: ,, Indien de Vader den
„ Zoon gegenereerd heeft, dan heeft de gegenereer-
„ de een begin van beftaan; waar uit openbaar is,
„ dat het ééns was, dai hij niet Zoon was (f), en
„ waar
(*) Hisf. Eccles. Libr. I. Cap. 5.
(t) 'i" ö7ê k>c jjV wöS". Men lette hier op, dat de
Arüinen niet wilden gezegd hebben, j?i/ xat^of, als ^k.
w vtof. ,,Daar u'as ééns een tijd, wanneer hij niet Zoon
was" Want zij beweerden, dat de Zoon van God be-
ftond vóór allen tijd, en ofy^^om? zonder tijd, en nog-
thans fchreven zij eene eerderheid aan den Vader toe.
ATHANAS. Orat, II. in Arianos,
GESCHIEDENIS. 163
„ waar uit noodzaaklijk volgt, dat hij zijn beftaan ni
„ heeft , uit de dingen , die niet zijn. ( 2| kx ^^^
„ ovTCüv."') Hoofdft.
SozoMENUS (*}, verhaalt de zaak een weinig °a C. G.
anders , zoodat arius het eerst tot hier toe onge- Jq^ ^37!
hoorde flellingen zal voorgedragen hebben, te we- ■■
ten , „ dat de Zoon \^n God geworden is , uit de
„ dingen, die niet zijn; dat het ééns geweest is, wan-
„ neer hij niet was ; dat hij , naar zijnen vrijen wil ,
„ zoo wel voor het kwaad als voor de deugd vatbaar
,, zij; een fchepzel en maakzel;" en meer dergelijke
fteUingen. Sommigen , die hem gehoord hadden,
berispten den Bisfchop alexander, dat hij zulks
nieuwigheden tegen de geloofsleere gedoogde. Doch
deze vond goed, aan beide de partijen over deze
z^vaare vragen hunne verklaring vrij te laten , eiï
liet, om die reden, opdat het niet fchijnen mogt,
als of hij, door dwang, en niet door overtuiging ,
hen van dezen twist terug wilde houden, hen, ia
tegenwoordigheid van andere Leeraaren, voor zich
redcntwisten , om dan de beflisfende uitfpraak, als
Richter, te doen. Hier verdedigde arius zijne ge-
voelens, tenvijl zijne tegenftrevers beweerden, dat
^ TAionvWii God. eenswezens ^ (^o/uoaa-io^ ^j enge/ijk--
eeuwig , (a-waïhof ^^ met den Vader zij. Eene
tweede vergadering werd vervolgends vruchteloos
gehouden. Zoo lang de vraag betwist werd, wan-
kelde ALEXANDER, dan het ééne, dnn het andere
deel prijzende. Maar vervolgends verklaarde hij zich
\-oI--
(*3 ///ƒ/. Eec/es. Libr. I. Cap, 15,
L £
1^4 K E R K E L IJ K E
IH volftrekt tegen arius, hem tevens bevelende, zijne
BOEK gevoelens te laten vaaren. Met socrates fchijnt
Hoofdft. THEODORETus (♦), nieest overëentekomen , en ins-
na C. G. gelijks het begin der twisten van de leerftellinsen
Jaar 313.
tot 337. van ALEXANDER af te leiden , welke door arius
" werden tegengcfproken ; terwijl epifanius (f) na-
der komt aan sozomenus. Hoe het zij, zoo veel
is zeker, dat men te Alexandri'è leerde, dat de Va-
der en Zoon éénswezens zijn^ en dat arius, zich
hier aan ftoorende , deze wijze van voordellen open-
lijk heeft tegengefproken , welk tegenfprekcn die ge-
volgen had, welke de geheele Christen -Kerk, fa
zelfs den Staat, gediuirende eenen vrij aanmerklij-
ken tijd, in rep en roer gefield hebben.
Indien wij fommigc Kerkelijke Gefchiedfchrijvcrs
geloven , zal eene perfoneele vijiindfcliap tusfchen den
Bisfchop ALEXANDER en den Ouderling arius , de
vvaare bron dezer verfchillen geweest zijn. Trou-
wens, aan dezen laatften fchrijft theodoretus (§)
afgunst en nijd jegens den Bisfchop toe, omdat hij
zelf, na het overlijden van den Bisfchop achillas ,
in het jaar 313, hoop had opgevat, tot deszelfs
opvolger te zullen verkozen worden ; doch , vol-
gends philostorgius (**) , die zelf een Ariaan
was , had arius , toen hij in aanmerking kwam
tot het Bisfchops - ambt , veeleer edelmoedig de zaken
zoo
(*) H,r,-€t. Fah. L. IV. C. i. Ilist. EccL U I. C. 2.
(t) H^m. 69. Cap. 3. fqq.
( § ) Hist. Eccles. Libr. I. Cap. 2.
(♦*) Hiit. EcQki. Libr. I. Cap. 3.
GESCHIEDENIS. 165
200 bcftuurd, dat de keuze op alexander was III
uitgevallen. Veiligst zullen wij kunnen berusten, ^^.^'^
in het gene Keizer konstantyn over den oorfprong. Hoofdf!-.
van den twist fchrijft, in eenen Brief aan alexan- "^ ^- ^'
DER en arius , bij eusebius (*j: „Ik noor,jQj ^^^^
,, dat de twist, op deze wijze, een begin genomen
,5 heeft: Gij, alexander , hebt de Ouderlingen
„ gevraagd, wat elk van hun van zekere plaats, in
„ de Wet gefchreven, of liever van zeker nutte-
„ loos vrfiagftuk, gevoelde? En gij, arius, hebt
,, onbedachtzaam openlijk uit gezegd, het gene gij
„ nooit had behoren te denken , of ten minflen ,.
,', indien gij het dacht, liefst hadt moeten verzwij-
^, gen. Op deze wijze is tuslchen ulieden onëenig-.
„ heid ontftaan , de onderlinge gemeenfchap ver-
,, broken, het heihgfte volk in twee partijen ge-
„ fcheurd , en van de overëenftemming van het ge-
,, mcenfchappelijk ligchaam afgezonderd."
De ftellingen , over welke de twist gevoerd werd , Opgave
kunnen wij niet beter en onziidiger, hetwelk toch . ^'
•> j ö » twiste ge-
de groote pligt van den Gefchiedfchrijver is, voor- voelens,
dragen, dan met de eigene woorden van de beide "'^^^"^"
, " j , Brief van
hoofden van denzelvcn , te weten , alexander en alexan-
ARius. De eerfte fchrijft in zijnen rondgaanden der.
Brief aan alle de Bisfchoppen der Katholijkc Kerk ,
bij socrates (t), daaromtrent het volgende:
„ Het gene arius en de zijnen , tegen de Heilige
„ Schriften , uitgevonden hebben , bcflaat in het
„ vo!»
(*) De llfa Confiant. Libr. II. Cap. 69.
(t) Hist. Eccles, Libr. I. Cap. 6.
t66 KERKEL^KE
lil ,, volgende : God is niet altijd Vader geweest,
^^^'^ „ maar ééns was God nog niet Vader. Het woord
lloofdft. 5» V3n God was niet altijd, maar is geworden uit
na C. G. ,, de dingen, die niet zijn. Want hij, die God
. ''^?'J*,, is, heeft hem, die niet was, uit het gene niet
«—■ ^ „ was, gemaakt, daarom was hij ook écns niet»
„ ( *iv Tfoli , o/Ê >iK >ji/. ) Want de Zoon is een
„ fchepzel en maakzel. Hij is noch, naar het we-
„ zen , aan den Vader gelijk , noch het waarachti-
„ ge en natuurlijke Woord des Vaders, (Aoyor,)
„ noch deszelfs waare Wijsheid; maar hij is één
„der gemaakte en geworden dingen; doch onëi-
„ genlijk , ( Kotrcuxf^nst-x-uf , ) heet hij Woord en
,, Wijsheid^ zijnde hij zelf door het .eigen Woord
,, v-an God, en de Wijsheid^ die in God is, ge-
„ worden, door welke God, gelijk alles, dus ook
., hem, gemaakt heeft, waarom hij ook van natuur
5, veranderlijk is, gelijk alle redelijke wezens, Hi]
• ■'""•'"^'^„ is het vreemde, en onderfcheidcne , en van Gods
53 wezen afgezonderde Woord. Ook is de Vader
,^ onzichtbaar en onuitfpreekbaar voor den Zoon,
.„ want de Zoon kent den Vader niet volmaakt en
.'„ naauwkeurig , noch kan hem volmaakt befchou-
„ wen. Want de Zoon kent zelfs zijn eigen we-
„ zen niet, zoo als het is. Trouwens, hij is, om
,, onzen wil, gemaakt, opdat God ons door hem,
,s als door een werktuig, (o^yapoi»,) zou fchep-
„ pe^; zoodat hij geheel niet beftaan zou, indien
„ God ons niet had willen fchcppen. Als iemand
„ hen vraagde , of het Woord van God veranderen
„ kon, gelijk de Duivel veranderd was? hebben
im
GESCHIEDENIS. 167
„ zij niet gefchroomd , deze vraag met ja te bejint- III
j, woorden; want hij is van eene veranderlijke na- ^'^^^
„ tuur 5 zijnde geworden en veranderlijk." Dus , Hoofdft.
zegt de Bisfchop , daar zij belhan de Godlij k- na C. G.
heid des Woords weg te nemen, zijn zij erger dan ^'^^ ^Ji^
alle voorgaande Ketterijen , en naderen aan den •
jiijtichr'ist ^ waarom zij ook van de Kerk openlijk
afgefcheiden en in den ban gedaan zijn. Eindelijk,
haalt de Bisfchop eenige bewijzen aan, in zijnen Brief,
ter wederlegging van deze gevoelens: ,, Wie, zegt
5, hij, die joannes hooit zeggen: In het begin
„ was het woord ^ zdl hen niet veröordeelen , die
„ be weeren: ééns was hij' niet? Wie, die deze
„ woorden uit het Euiingelie hoort: Eeniggeboren
,, Zoon ^ en door hem zijn alle dingen geworden y
„ zal hen niet haaten, die beweeren, dat de Zoon
„ één der gemaakte dingen is? — Hoe kan hij zijn
,, uit de dingen, die niet zijn, (1^ »« óv]m^') daar
,, de Vader zegt: Mijn hart heeft een goed woord
,, uitgegeven^ (P/I XLV. ) en uit den baarmoeder
„ des dagerands heb ik u gegenereerd? ( P/i,
„ CX.) (*). Hoe kan hij ongelijk zijn aan het
„ wezen des Vaders, die het volmaakte beeld en
5, affchijnfel des Vaders is , en die zegt : Wie mij
„ gezien heeft , heeft den Vader gezien? Indien
„ de Zoon het Woord en de Wijsheid des Vaders
„ is, hoe kan hij dan ééns niet geweest zijn? Dit
„ zou hetzelfde zijn, als of men zeide: dat God
„ toen zonder Woord oï Rede^ (ctKoyov^) en zon*
„ def
(*3 Beide naar de Vertaling der LXX.
1-4
i68 K E R K E L rj K E
III „ der Wijsheid geweest zij." De onveründcrlijk-
BOFK j^gj^i yjij (jgj^ Zoon van God bewijst hij uit het
Hoofdd. gezegde van jesus: Ik ben in den f^ader ^ en de
na C. G. Vader in mij. Ik en de Vader zijn één. En bij
tot X-v? ^^^^ Profeet: Ziet ^ dat ik die hen^ en ik word
— niet veranderd, 5,Dit gezegde kan men wel tot den
Vader brengen , maar gefchilvter behoort het tot den
Zoon, die mensch wordende, niet veranderd is ,
gelijk PAULUS zegt: jesus chr.istus is gisteren^
en heden , dezelfde , en in eeuwigheid. Hij is niet
om onzen wil geworden , dewijl paulus fchrijft:
Om wien , en door wien alle dingen zijn. De Va-
der wordt volmaakt door Hem gekend, trouwens,
hij verklaart zelf: Gelijk de Vader mij kent ^ zoo
ken ik den Vader " enz.
In eenen anderen Brief aan eenen Bisfchop , die
insgelijks alexander heet, waarfchijnlijk van Kon-
Jiantinopolen , toen nog Byzantium ( * ) , fchrijft on-
ze Bisfchop , dat eenige heersch- en gcldziichtige
lieden, door den Duivel aangeftookt, zijne gemeen-
te ontrust hebben ; dat arius en achillas het
fnood gedrag van colluthus (f), die van het
Christendom een' koophandel gemaakt had , nog
over-
(*) Gelijk ook gelezen wordt ia het Opfchrift vair
het vierde Hoofdjl. des eerden Boeks der Kcrkgefch. van
THEODORETüs , alvvsar deze Brief bijgebracht wordt.
(f) Colli THUS was een Leeraar in eene bijzondere
Kerk te Alexandrië , die zeldzame gevoelens voordroeg.
Ouderlingen voor geld inwijdde, en eenen aanhang vorm-
de, doch wdlce fpoedig te niet gegaan is. athanasius
ApoL
GESCHIEDENIS.
169
overtroffen. Deze hebben roof holen j^cdicht, (de
liisfchop bedoelt ongetwijfeld de Kerken, in welke
zij leerden , ) in welke zij met hunne aanhangers
vergaderingen hielden, en Christus, maar ook hem,
(den Bislchop,) lasterden, zij ontkenden de Godheid
van CHRISTUS, beweerende, dat hij aan alle ande-
ren gelijk is. Dit zochten zij te bewijzen, door het
opzamelen van die plaatzen , welke van zijne mensch-
wording, (o<Kova^/«,) en vernedering, om onzen
wil, fpreken. Onder anderen leerden zij, dat God
hem m"ei daarom, als zijnen Zoon, had uitverkozen,
omdat hij van natuur iet uitmuntends bezit boven
anderen, maar omdat hij vooruit wist en voorzag,
dat hij , door vlijt en oefening der deugd , nooit tot
het kwaad zou afwijken, zoodat, indien bij voor-
beeld PAULUS en PETRUS denzelfden ijver hadden
aangewend, zou zijn Zoonfchap van hun Zoon-
fchap niets ondeifcheiden geweest zijn. Dit, en de
andere bovengemelde, Hellingen wederlegt alexan-
DER , vervolgen ds in dezen Brief, bij welke gelegen-
heid, hij fchrijft, „dat 'er geen afftand^ (^ix^yif^x)
„ is, tusfchen den Vader en den Zoon, alzoo onze
„ ziel , zelfs door geene enkele gedachten , zich
^, zoodanig iet verbeelden kan. — De onverklaar-
y, bare bellaanlijkheid , (uVof^ö-zf,) des Eeniggebo-
„ ren van God gaat zelfs ■ het begrip der Engelen
„ te boven, weshalven hij meent, dat men iemand
„ niet onder de Godvrezenden mag rekenen , die
,, de-
/fpol. II. pag. 570, 614, 616. Tom. I. Edir. CommfL
EJPIFAN. H^rei. 69. Cap. 2.
L5
I70 K E R K E L IJ K E
III ,, deze verborgenheid verder befiaat naar te vor-
^^^^ 5? fchen , welke alleen aan den Vader bekend is. —
Hoofdft. ?5 Te zeggen, dat de Zoon ééns niet geweest is,
na C. G. „ zal ongerijmd zijn, omdat de Zoon alles, ook
lor^J?' " ^^" ^y*^ zelven, gefchapen heeft. Neen, de Zoon
„ was a/tlj'd Zoon , gelijk de Vader altijd Vader ,
„ die den Eeniggcboren Zoon, niet in den tijd,
„ noch in tijdsverloop , ( sx. hcc^vipixlo? , ) noch uit
„ de dingen, die niet zijn, gegenereerd heeft. —
,, Waar uit blijkbaar is , dat het Zoonfchap van
,, onzen Zaligmaker niets gemeen heeft, met het
„ Zoonfchap <ier gelo^dgen, omdat het in de Na-
,, tuur en het Wezen van God zijnen grond heeft:
,, Onze Heer is van natuitr de Zoon des Vaders^*
Verders merkt de Bisfchop aan , dat de leere van
ARius en ACHiLLAS, reeds van ebion, artemas,
PAULUS van Samofata ^ en lucianus, voorgedragen,
maar ook in dezen door de rechtzinnige Kerk ver-
oordeeld is. „ Wij behoeven evenwel," vervolgt
de Bisfchop , „ geene twee ongegenereerde Wezens
„ te ftellen; die onkundigen verftaan niet, dat 'er
„ een groot onderfcheid is tusfchen den ongegene-
„ reerden Vader, en de dingen, die door hem uit
„ niet gefchapen zijn, zoo redelijke als redeloze;
,^ tusfchen welken de Eeniggcboren Natuur in het
„ midden flaat , door welke de Vader van Gods
„ Woord alles uit niet gefchapen heeft, terwijl de
„ Zoon niet uit niet , maar uit den Vader geboren
„ is, op eene onbegrijpelijke en onverklaarbare wij-
„ ze, alleen daar in minder dan de Vader, dat hij
^ „ niet ongegenereerd is, «— Men moet dus aan den
,, on-
GESCHIEDENIS. 171
„ ongegener eerden Vader zijne eigene waardigheid IIÏ
„ bewaren, door te zeggen, dat hij geene oorzaak ^^^^
„ van zijn beftaan heeft. Doch aan den Zoon Hoofdft.
5, moet men de hem toekomende eere geven , door "^ C* ^*
„ hem eene generatie van den Vader zonder begin J^j ^y^\
„ toe te kennen , — zoodat wij alleen godvruchtig —
„ en eerbiedig van hem zeggen : Hij was , aJ-
„ tijd^ en vóór alle Eeuwen. — Eindelijk fluit de
Bisfchop , met eene korte geloofsbelijdenis , waar in
hij ook belijdt éénen Heiligen Geest — ééne en al'
leen KathoUjke Kerk — de Opflanding der Dooden ,
„ waar van jesüs Christus, onze Heer, de eeiv
5, flieling is, die waarlijk, en niet infchijn, het lig-
„ chaam liEeft omgedragen , uit de Godbarende ,
„ (0£oro')cof,) MARIA, die, tot uitdelging der zon-
„ den , onder de menfchen verkeerd heeft , gekruist
,, en geftorven is, doch zonder eenige verminde-
,, ring zijner Godheid, zijnde weder opgeftaan uit
,, de dooden, opgenomen ten Hemel, en zittende
,, ter rechtehand der Hoogheerlijkheid."
Gelukkig zijn wij in ftaat, om den Lezer nu. Uit Brie-
van den anderen kant , een uittrekzel uit twee Brie- ^'^" ^^^
ARIUJ.
\»en van arius zelven mede te deelen, waar in hij
zijne gevoelens voordraagt, door welker vergelijking
met die van den Bisfchop alexander hij in ftaat
zal gerteld wezen , om onpartijdig over dezen twist
te oordeelen, die zulke fchroomlijke gevolgen heeft
voortgebracht. De eerde Brief van arius is gericht
aan eusebius, Bisfchop van Nicomedi'é (*). Na
zich
(*} Hij ftasrt -bij theodoret. H^st, Eoch L, I. C. 5.
172 K E R K E L IJ K E
III zich in dezen Brief over de harde . mishandelingen
BoijK Q^ vervolgingen , hem en zijnen vrienden door den
Haofdfl. Bisfchop ALEXANDER aangedaan , bel<;laagd te hebben ,
na C. G. omdat zij hem niet konden toeflaan, dat:God, altijd en
tot 337! ^^ Zoon altijd is; te gelijk Vader, te gelijk Zoon; dat
-: — — .. de Zoon altijd ongegenerecrd met God bcflaat , dat hij
altijd gegenereerd , ongegenerecrd - gegenereerd , is.
Dat Göd noch in gedachten , noch in een fiip , vóór
den Zoon is ; dat hij altijd God , altijd Zoon , eii dat
de Zoon nit God zejvcn is, gaat arius dus voort:
5, Maar wat wij zeggen en gevoelen , hebben wij ge-
„ leerd, en leeren zulks nog, te weten: De Zoon
^^ beftaat niet ongegenerecrd , ook is hij , op gcener-
„ leië wijze, een deel van den ongcgenereerden ,.
,^ noch uit ecnigc onderwerpelijke ftofFe;- maar hij
,, beftaat, door den wil en raad van God, vóór de tij-
„ den en eeuwen, volkomen God ^ (TrAvj^yi? ©go?,) de
^, eeniggeborene , onveranderlijke; doch hij was niet,
5, vóórdat hij gegenereerd , of wel gefchapen , of
„ beilemd of gegrondvest werd, want hij was niet
„ ongegenerecrd. Wij worden vervolgd , omdat wij
,, gezegd hebben: De Zoon heeft een begin , maar
„ God is zonder begin! daarom worden wij ver-
„ volgd, als ook, omdat wij gezegd hebben, dat
„ hij is uit de dingen , die niet zijn. Doch dus
„ fpraken wij, dewijl hij geen deel van God is,
„ noch uit eenigc onderwerpelijke ftoffe. Daarom
„ worden wij vervolgd." — Nog gewaagt arius,
in dezen Brief, van drie Bisfchoppen, die hij Ket-
ters en ongeleerden noemt, die den Zoon van God
cene oprisping^ Oi^y^^ psalm XLV. 2.) ccn uit-
werpt
GESCHIEDENIS. 173
wei-pzel, ( tt^O/SoAj} , ) en ecnen mede-ongegenereer- III
den nacmdcn, en welke aanftootlijke namen meer ^^'^^
waren. „ Welke Godloosheden , " zegt arius , Hoofdff.
„ wij niet kunnen aanhooren , alfclioon de Ketters na C. G.
,, ons duizend doodcn dreit^en mogten, " Zijn \^^ ,,^*
tweede Brief houdt aan den Bisfcliop van AlexandrVè
zelven (*)* In dezen verklaart hij, zoo voor zich,
als in den naam der Ouderlingen en Kerken dienaren ,
als ook van eenige Bisichoppen , welke het met hem
hielden, zijn gevoelen volledig, brengende den Bis-
fchop , dien hij zaligen Fader noemt , (fAXKX^is *
itct.Ttx^') onder het oog, dat zij deze leere hunner
Vaderen van hem zelven geleerd hadden. „ Wij
5, kennen," zegt hij, „cénen God, die alleen on-
„ gegenereerd, alleen eeuwig, alleen zonder begin,
„ alleen waarachtig God is , alleen onftei-flijkheid
„ heeft — die vóór eeuwige tijden , ( %^o 'Xfovav
5, oiiovicüv^^ eenen eeniggeboren Zoon gegenereerd ^
„ en door denzelven ook de werelden of eeuwen,
„ en alles, wat is, gemaakt heeft. Hij heeft hem
5, gegenereerd , niet in fchijn , maar waarlijk , en
5, door zijnen eigenen wil tot daadlijk bellaan ge-
„ bracht, onveranderlijk en zonder afwisfeling , een
„ volkomen Schepzel van God, maar niet als één
„ der overige Schepzelen ; eenen gegenereerden , maar
„ niet als andere gegenereerden ; niet een uitwerp-
5, zel^ zoo als valentinus geleerd heeft; niet een
deel
(*) Men vindt dien bij athanasius de Sijriod. Arim»
et Seleuc. pag. 682. fqq. Tom. I. Opp. Edit, Commeh
EPiFANius Hier. 6cf. Cap, 7. enz.
17* K E R K E L rj K E
ÏII deel des F'aders van hetzelfde Wezen ^ (/wsfo? ó^«*
'tt^ " ""'^^ Tit7F»yoc^} volgends manicheüs; noch gelijk
Hoofdft. 55 SABELLius, die de Eenheid fcheidt , en van eenen
na C. G. j, Zooiwader fpreekt ; noch, geUjk mëRAKAS, een
lo^r^^r' " ^^^^^^ ^^^ licht, of twee fakkels uit ééne; ook
I „ niet zoodanig, als of hij, die te vooreen beflond ,
„ eerst naderhand gegenereerd, of tot Zoon beftemd
„ was geworden: alle leerllellingen , welke gij zelf,
5, in de Gemeente, of in de vergadering der Leer-
„ aaren, meennalen verworpen hebt. Maar, hij is
5, door Gods wil, vóór de tijden en eeuwen, ge-
„ fchapen; hij heeft liet leven en beftaan van den
„ Vader ontvangen , die hem ook te gelijk de Heer-
„ lijkheid heeft medegedeeld. Want, toen de Va-
„ der hem de heerfchappij over alles overgaf, heeft
5, hij zichzelven niet beroofd, van het geen hij,
5, zonder generatie^ in zich heeft: Dewijl hij de
„ bron van alles is. Daar zijn dus drie beflaaU'
„ lijkheden , ( of perfonen , vzo^ua-uf , ) God , die
„ de oorzaak van alle dingen is, is geheel alleen
,, zonder begin. De Zoon is, zonder tijd, van
„ den Vader gegenereerd, en vóór de eeuwen ge-
,, fchapen en gegrond : hij was derhalven niet,
„ vóórdat hij gegenereerd werd. Hij heeft zijn be-
,5 ftaan alleen van óen Vader. Hij is niet eeuwig ,
„ en met den Vader noch te gelijk eeuwig, noch
„ tegelijk ongegenereerd; ook heeft hij zijn beftaan
5, niet te gelijk met den Vader , gelijk fommigen
„ zeggen , die twee ongegenereerde grondwezens
„ invoeren. God is derhalven eer , dan zijn Zoon,
„ gelijk wij u zelven in de Gemeente hebben hoo-
,,reH
GESCHIEDENIS. 175
„ ren Iceren: hij is zijn oorfprong, en hooger dan III
„ hij, iVls men de fchriftplaatzen , uit hem, uit ^^^^
„ de baarmoeder , ik ben uit den Fader uitgegaan, Hoofdft.
„ met fommigen zoo verftaan wilde , als of de Zoon Q^ C. G,
„ een deel van hetzelfde wezen van den Vader, of J^^ ^^*
„ een uitweipzel zij, dan moest de Vader faamge ^
„ field, deelbaar, en veranderlijk, ja zelfs een lig-
„ chaam wezen , en Ijgchaamlijke veranderingen
„ lijden."
In zijn Werk thalia genoemd, heeft arius zich
vervolgends nader verklaard, gelijk uit ééne en an-
dere plaats van hetzelve, die nog overig gebleven
is, blijkt. In ééne derzelven (*) zegt hij, onder
anderen: ,, God alleen heeft niemand zijns gelij-
„ ken — Hij, die geen begin heeft, heeft den Zoon
„ 'tot een begin der Schepping gemaakt , hem gege-
„ nereerd, en als Zoon aangenomen. Deze heeft,
,, naar zijn eigen bcftaan, niets Godlijks ten eigen-
,, dom; hij is God niet gelijk, noch met hem van
„ hetzelfde wezen — Daar is eene Drieheid , maar
„ van ongelijke heerlijkheid — Toen de Zoon nog
„ niet was, was de Vader alleen God." In twee
andere plaatzen uit hetzelfde werk (f), komen nog
^e volgende gezegden voor: ,, Toen God ons wil-
„ de fcheppen, heeft hij éénen gemaakt, en hem
„ het Woord , den Zoon , en de Wijsheid , genoemd ,
„ opdat hy ons door hem zou voortbrengen. Daar
,, is derhalven eene dubbele Wijsheid; eene aan
„ God
(*) Bij ATHANAsrus de Sijnod. Arimin,et Seleuc.p.6%0.
(t) Bij ATHANAs. Contra Arian. Orat, II. />. 137.
III
BOEK
II
Hoofdft.
na C. G.
Jaar 3 13.
tot 337-
175 K E R K E L IJ K E
God eigene, en met hem beflaande, door welke
ook de Zoon gemaakt is, die , wanneer deze
Wijsheid hem was medegedeeld, daar van bloot-
lijk de IVijsheid en het ^^öor^ genoemd is. Ge-
lijk 'er ook , behalven den Zoon , een ander
Woord in God is , welk de Zoon deelachtig ge-
„ worden zijnde, uit genade Zoon en Woord ge-
,, noemd wordt — Dit Woord is niet de waart
„ God^ hoewel het God genoemd wordt , doch al-
„ leen wegens de medegedeelde genadegaven. Dit
5, Woord is, in alles ^ van het Wezen en de Eigen-
5 , fchappen des Vaders onder fcheiden , en hem on-
5, gelijk: het behoort tot de gemaakte en gefcha-
5, pene dingen, waar van het zelf één is — De
„ Zoon kent en begrijpt den Vader niet, hij kent
,, niet ééns zijn eigen Wezen. Het Wezen des Va-
„ ders , des Zoons , en des Heiligen Geestes , is van
„ Natuur gedeeld^ gcicheidcn, en afgezonderd , van
„ malkanderen ondcrfcheiden ,en zonder gemeenfchap
„ met malkanderen. Deze drie zijn malkanderen ge-
„ heellijk^ en in het oneindige ongelijk ^ zoo wel in
„ Wezen, als in Heerlijklieid."
A^mner- Op deze wijze zochten , aan weerskanten, deze Leer-
kingen j^jj^g der Christenen eeneLeere, die uit haren aart, ge-
over de- , , ^ , 1 i , , ,
zen twist, lijk zij ook van weersl;anten bekenden, tot de verhor-
en oor- genheden en geheimen beiioort, duidelijk en verftaan-
KONSTAN- ^^^'^" ^^ lïi^kcn. In het eerst, waren zij, misfchien, niet
TVN. zoo ver van malkanderen verwijderd, als zij zich ver-
beelden , maar , als zij , door de drift van tcgenfpreken ,
malkanderen , met tegenwerpingen en zwarigheden ,
beftreden , verwijderden zij zich , hoe langs hoe
meer.
GESCHIEDENIS. 177
meer. Hun vcrfchil betrof in het eerst , niet zoo zeer III
de Godheid van Gods Zoon , dien arius uitdruklijk ^°^^
eenen volkomenen God ^ ( 5TAt?^>jf ©goy, ) noemt, Hoofdft,
terwijl ALEX ANDER daartegen van eene middennatuur "^ C* ^*
fpreekt, waar door de Zoon tiisfchen den ongegene- jqj 237I
reerdcn Vader, en de door hem uit niet gefchapene •
dingen , als de Eeniggeboren , in het midden ftaat.
Maar hun verfchil betrof de wijze van het beflaan
des Zoons van God, en zijne generatie van den
Vader. Ruwe en onvoegzame uitdrukkingen , en on-
oordeelkundige uitleggingen van fommige Schrift-
plaatzen, ergerden den fchranderen arius. alex-
ANDER zelf drukte zich fomtijds zoo uit, düt zijne
uitdrukkingen kwalijk overëengcbracht kunnen wor-
den, niet het geen naderhand als de rechtzinnige
leere erkend is geworden. Toen hij, de tegenfpraak
van den Onderling arius niet kunnende verdragen ,
denzelven gebood , zijn geloof en gevoelen te verün-
deren , floeg het fmculend vuur van twist in iigterlaaje
vlam ten dake uit , terwijl arius de generatie van Gods
Zoon bevatbaarer willende maken, dan de Heilige
Schrift zelve daar van gefproken had, en daar toe
Platcnifche denkbeelden, en Wijsgeerige kunstwoor-
den te liulp roepende , en volfirekt niets toegevende ,
rn verfcheidene willekeurige en onbegaanbare ftellingen,
van het leerbegrip der Christenen afweek. -Merkwaar-
dig is het oordeel , het^velk de Keizer konstantyn
zelf, in het eerst, over deze verfchillen, velde, in
zijnen Brief aan de beide twistende Leeraaren, van
welken wij boven ( * ) , gewaagd hebben , in welken
(*) Bladz. iCs. hi|
IV. Deel. M
17$ KERKELIJKE
III hij hun ze^; „ Eik uwer dan fchenke den ande-
*?P ?> ^^^^ vergeving , en volge het geen uw Meckdienst-
Hoofdft. 5 5 klucht^ (dus noemt de Keizer zich zelven,) u-
na C. G. ^^ lieden raadt. En vrat is dit? Het voegde van
tot ^v* »> ^rft^" ^ ''^^^ï ^^'^^ zoodanige onderwerpen te
■ „ \Tagen, of, ge\Taagd wordende, te antwoorden;
„ Trouwens , dergelijke twistvragen , hoedanigen gee-
„ ne noodzake der Wet gebiedt, maar de jokerig-u^
„ heid naar twist , uit nutteloze ledigheid , voor-
5, (lelt, alfchoon zij tot zekere oefening des ver-
„ fcands gedaan worden, moeten wij nogthans he-
„ ver binnen ons verlland befluiten, en niet ligte-
„ lijk in de openbare vergaderingen voordragen ,
„ noch onvoorzichtig aan het oor des volks ver-
„ trouwen. ^Vant hoe w^einigen zijn 'er, die de
„ gantfche kracht vrai zoo groote en moeilijke za-
5, ken naauwkeurig begrijpen, of naar waarde ver-
„ klaren kunnen? En , indien al iemand geacht
„ werd , dit Ugt te kunnen doen , hoe klein een ge-
„ dceltc des volks zal hij wel overreden? of wie
„ zal zich, bij de fpits\-innigheden van zulke vra-
5, gen , genoegzaam voor eenen gevaarlijken val
„kunnen wachten? Men behoort dcrhalven , in
5, zoodanige zaken, de woordrijkheid te beteugelen;
„ opdat niet , of door onze zwakheid van verftand ,
5, waar door wij het voorgeftelde niet 'm Haat zijn
„ te verklaren, of door de onvatbaarheid der toc-
„ hoorcrs, die, het geen gezegd wordt, niet naauw-
„ keurig kunnen vatten, door één van deze beiden
„ het volk onvermijdelijk, of tot lastering, of tot
5, fcheuring ven'alle. " — Naar deze lofwaardige
G E S C H r E D E X I S. 1-9
g€Voekns van den Keizer, is noch van de ééne, III
noch van de andere- zijde , geluifterd , integendeel, ^^j^
bil de toenemende hevigheid , werden de vericbil- Hoöfd(\.
len, die in het eerst, door sTedeÜevendheid , had- "^ C. G.
1 'T ï I ^
den kimnen gefchikt worden, zoo ernffig, zoo ge- ^^^ ,3^^
wigtig , dat zy onmogelijk konden bijgelegd wor- ■
dén.
Beiden , de Bisfchop alexander , en de Ouder* Voon-
Kng ARius , deden fpoedig hun hï^st , om, door predi- ^^fci^i.
ken en fchrijven, aanhangers voor hunr.e gevoelens itn..^LEX-
te verkrii?en; en het gelakte den laatften, dat zeer '-^^^^
vele Christenen te Akxandrïë , in het overige vao t s in dea
Egypte, en in de nabuurige landen, zijne mening o^n,
omhelsden, waar onder epifaxius, behalven ver-
fcheidene Bisfchoppen , 700 geunjde ^Jaagden , zeven
Ouderlingen, en twaalf Kerkedienaren, in Alexan^
dril alleen, telt. Doch, de Bisfchop nrai weldra
krachtiger maatregels. In het jaar 321 eene verga-
dering van bijna honderd Bisfchoppen, uit Egypu
en IJbyé, te Alexandriê bijeengeroepen hebbende,
zette hij arius van zijn ambt af, en deed hem,
met zijnen gantfchen aanhang, in den ban. Onder
dezen aanhang begreep hij ook eusebius, Bisfchop
van Cdtfarea, de Bisfchoppen van Tyrus , Bsrytu.s ,
Lydda, Tripoli, en verders de meeste Oosterfche
Bisfchoppen (*); ook zond hij rondgaande Brieven
aan zeer vele buitenlandfche Bisfchoppen, waar in
hij
(*) Dit verhaalt arius, in zijnen boven Bladz. 17 1«
feineld^a Br:.'f aca dea Bi?fcbop v£a Niki:7:-J;i,
M 2'
i8o K E R K E L IJ K E
III hij rekenfchap van den twist gaf, en hen drong,
®^j^ om daar in deel te nemen (*).
Hoofdft. Schoon de veröordecling van arius, door zijnen
na C. G. jBisfchop, op eene gehouden Kerkvergadering , niets on-
Tanr3i3. ^ o o o^
tot 337. gevvoons was , echter had de onderneming van alex-
ANDER, waar door hij buitenlandfche Bisfchoppen
da^a^ v-^iT^ mede in de zaak betrok , zeer onaangename gevol-
EusEBius gen, want, alhoewel fommige Bisfchoppen , op zijne
vanNiko- rondgaande Brieven , zijn gedrag en gevoelens goed-
trekt zich keurden, en van hem begeerden, de Arianen niet
de zaak vveder tot de gemeenfchap der Kerk aan te nemen ,
aan. anderen echter namen hem zeer kwalijk, dat hij
zich vermeten had , buiten zijn rechtsgebied te gaan ,
terwijl velen van het volk te Alexandri'è ^ oordeelen-
de , dat arius te hard behandeld was , zich tot zij-
ne partij vervoegden. Deze fchrandcre Ouderling
zond ook eene geloofsbelijdenis aan veifcheidene
buitcnlandfclie Bisfchoppen , met een nevensgaand
verzoek , ten blijke van zijne vredelievendheid , om
hunne voorfpraak bij alexander , of een beter on-
derricht omtrent het geloof. Hier door werden ve-
le eerwaardige en kundige Bisfchoppen overgehaald,
om zich , ten voordeele van arius , bij alexander
te vervoegen; doch als deze zich onverbidlijk be-
toonde, namen zij zijne weigering als eene beledi-
ging op, en werden des te ijveriger voorfpraken
van
(*j Epifanius Heer es. 69. Ct/j. 3. sccrates Hnt.
Eccles. I. 6. sozoaiENUs Hist. Eccles. I. 15. theodoret.
Uist. Eccles. I. 2-5.
GESCHIEDENIS.
i?i
van ARius. Onder deze laatften was één der voor-
naamften eusebius, Bisfchop van Nikomedië ^ een
oud vriend van arius , en voormaals zijn mede-
leerling , bij den Martelaar lucianus ( * ) , een
man in grooten roem van geleerdheid, en gezien
aan het Keizerlijk Hof, alwaar hij bijzonder de ach-
ting genoot van 's Keizers Zuster konstantia ,
weduwe van licinius. Het was dus geen won-
der, dat deze euserius arius, die naa Palcefiina
gereisd was , en zich ook vervolgends naa Nikomedi'è
begaf, zijnde, volgends zijn fchrijven aan eusebi-
us Ct)» "i^ ^/exandrië verdreven, gunftig ontving,
en niet alleen zijne leere, dat de Zoon van God^
vóór zijne Generatie van den Vader, niet heftaan
hebbe, goedkeurde (§), maar zich ook, in eenen
Brief aan paulinus , Bisfchop van Tyrus (**) , dien
hij , met eenen tot hier toe voor Bisfchoppen on ge-
wonen titel. Heer, (Jêo-^-öJjjf , ) noemt, breedvoe-
riger verklaarde, en dien tevens verzocht, dit aan
alexander mede te deelen, opdat hij tot andere
gevoelens komen mogt.
Terwijl alexander naar geene voorftcllingcn hoor-
de, om arius weder in de gemeenfchap zijner gemeen-
ïe aan te nemen, werd, te Nikomedi'è inBithynië,
fcene Kerkvergadering door eusebius gehouden (ff),
en
/ C*) Epifan. H^eres. 6p. Cnp. 9.
«• (t) Bi] EPiFANius FLeros. 6r>. Cap. 3.
($) Bij ATHANAs. ffe Sijuo.'f. Arim. et SeUn:, p.6%1^
• (**) Bij THEODORET. Hiit. Eccles. I. 6.
(tt) SozoMENus Hiit. Ecdes. I. 15.
M 3
Ifl
BOEK
II
Hoofdft.
na C. G.
jaar 3 13.
tot 337.
Kerkver-
gadering-
in Bitliy-
nic.
^ K E R K E L IJ K E
ni jen beflotcn, den Bisfchoppcn aan te fchrijven, om
®^'':" met ariüs, en de zijnen, als rechtzinnigen , Ker-
Hoofdft. kelijke gemeenlchap , te houden , en op nieuw te
pa C. G. trachten , om alexander insgelijks tot vredelieyen^
tot 337.' ^^ gezindheden te bewegen. Op een verzoek van
•" — -r. — menige afgevaardigden van arius , om verlof te mo-
gen hebben, dat zij, hoewel niet meer dan Ouder'
lingen j-echterGodsdienftige vergaderingen zouden mo-
gen houden , hetwelk ,te Alexandrië , gelijk wij ge-
zien hebben, niet pngewoon was, kwamen de Bis-
fchoppcn van Pahtflim, PAüLiNus, Bisfchop van
Tf^rus , EUSEBius, van Cafare'é^ en patrofilus ,
van Scythopolis , en anderen , insgelijks bijeen , en beflo»
ten, aan ARIUS en de zijnen hun verzoek toe te ftaan,
mids dat zij aan den Bisfchop van Alexandri'è onderwor-
pen blijven , en bij hem om hcrftelling in den vrede der
Kerk aanhouden zouden. Maar de zaken waren te
ycir verlopen; het volk verkoos, genoegzaam in alle
^eden en dorpen, partij, en de verbittering, waar
^ede men jegens malkanderen te werk gii^g , was zoo
groot , dat de Heidenen openlijk , in hunne fchouw-
fpqlen, de Christenen deswegens befpotteden (*).
Schrijven .- Vruehteloos waren de pogingen, welke de Keir
vanKON- 2er KONSTANTYN, In het jaar 324, aanwendde,
tot vrede, om de eendracht te berllellcn , door het fchnjven
yan den Brief aan alexander en arius , waar van
wij reeds gewaagd hebben (f), in welken hij hen
beide op het nadruldijlcst tot vrede vermaant: „Zij
be-
(*) EusEB. Fit. Conjlant. II. 61. socrat. /^. £. !• /.
(t) Bladz. 165. en 177.
GESCHIEDENIS. 183
behoorden zich, zegt de Keizer, met malkandcren III
te verzoenen, dewijl zij geen verfchil hadden over ^^^^
een voornaam hoofdftuk der Wet , noch eene nieu- Hoofdft.
wc leere in den dienst van God invoerden , maar , "^ C* ^•
1 TT T^ar 313.
m de daad, van één gevoelen waren. Het was on- jqj ,37.
hetaamlijk , dat zij over niets beduidende zaken ■ ■ ■ —
twisten , en tevens een zoo talrijk volk van God zou-
den regeeren. Wijsgeeren van eene zelfde gezindte , al-
hoewel in fomraige bijzondere ftellingen veifchillen-
de, bleven nogthans vereenigd, om de gemeenichap
der gezindte, hoe veel te meer behoorden zij, die-
naars van den grooten God, in de belijdenis van
denzelfden Godsdienst eensgezind te blijven?" Hij
merkt het, als iet laags en gemeens aan, dat Broe-
ders tegen Broeders, om eenen armhartigen woor-
denftrijd, te veld trokken, en onëenigheid in de ge-
meenten (lichtten; dit verraadde meer eene kindcr-
aclitige onkunde, dan de wijsheid van Priesteren en
fchrandere mannen. „ Laat ons ," roept de Keizer uit ,
^% ons zelven verwijderen van de verzoekingen des
„ Duivels! Onze groote God ,en de gemcene Heiland
„ van allen, heeft aan allen een gemeen licht ont-
,, firoken. Vergunt mij, zijnen dienaar en verëe-
„ rer, dat ik, onder zijn opzicht, dit goede werk
j, tot ftand moge brengen, opdat zijn volk, door
3, mijne aanfpraak en dienst, en vermaning, weder
,*, tot de gemeenfchappelijke famenkomRen vergaderd
„ worde." — Hij merkt aan , dat zij over minge-
Wigtige zaken konden verfchillcn, en liunne gevoe-
tens voor zich houden, maar des te vaster moeften
blijven bij de gemeene vriendfchap , het geloof der
M 4 waar-
i84 K E R K E L rj K E
ni waarheid , en de verëering van 4en Godsdiensf,
^°^J^ Hij vermaant hen, om bij het déne geloof aangaan*
HoofdfT. de God en zijne Voorzienigheid te volharden, en
na C. G. voorts de oude vriendfchap te vernieuwen ; hij dringt
tot ^^7 ^Ü"^ voorftellen aan, met de betuiging, dat hem,
op deze wijze , geruste dagen en onbekommerde
nachten wedergegeven , en het leven gerust en
iiangenaam gemaakt zal worden; daar hij anders zal
moeten zuchten , en tranen (loitcn , en zijne overige
dagen niet genoeglijk zal kunnen doorbrengen; en
ten befluit bericht hij hun, voornemens geweest te
zijn, daar hij reeds te Nikomedi'é gekomen was, de
Oosterfche gewesten te bezoeken, maar dat de tij-
ding van hunne verdeeldheden hem zijne verdere
reize had doen flaken, opdat hij niet zou genood-
zaakt zijn, met eigene oogen te aanfchouwen, het
gene hij , zonder hartewcê , niet had kunnen hooren.
,, Opent mij," zoo eindigt deze Brief, „ den weg
,, naa het Oosten, door uwe eensgezindheid, dien
„ gij mij door uwe onderlii]ge verfchillen gefloten
,5 hebt. Vergunt mij , dat ik ulieden en al het ove-
„ rige volk blijde en vrolijk aanfchouwen, en voor
j, aller algemeene eendracht en vrijheid God met
3, verfchuldigde dankzegging verëeren mag."
Zijne po- Met dezen Brief werd hosius, Bisfchop van Cor-
gingen duba ^ dien eusebius (♦), als een godzalig deugd-
tot vrede , 1 , » . • .. ,
jjijn zJiam man, van het echt geloof, en ui vorige tijden
vruchte- een belijder van den Godsdienst in de vervolging,
^^^' prijst, en die bij den Keizer in groot aanzien flond,
naa
(*) Z>^ FiL Conjïatit. II. 63. et 73.
GESCHIEDENIS. 185
naa Egypte gezonden. Maar, alle zijne pogingen, H!
om vrede te ftichten , waren , zoo wel als de Brief ^^ j*^
van KONSTANTYN, zonder eenige vrucht (*). In- Hoofdft.
tegendeel, hij maakte, volgends het bericht van so- "^ ^* ^'
CRATES (f), bij deze gelegenheid, de vraag no- /qÏ 337^
pens het onderfcheid tiislchen Wezen en Perfoon, •
in de Godlijke Drieëenheid, eerst recht levendig ,
ook woonde hij, volgends athanasius (§), eene
Kerkvergadering te Alexandri'è bij, op welke col-
LUTHus (**) werd afgezet, en, gelijk fommigen
geloven , ook de zaak der Arianen ter tafel ge-
bracht werd. Vooriif zou ook reeds , indien wy fi-
LOSTORGius (ft) geloven mogen , wiens verhaal
echter verward is, op eene Kerkvergadering te A7-
komedVé , tusfchen den Bisfchop van Alexandri'è y
die derwaards zal gekomen zijn, en hosius, met
de andere Bisfchoppen , vastgefteld zijn, dat men
CHRISTUS eenswezens , (o/^oj?(riöf ,) met den Vader
behoorde te noemen , op welk woord , gelijk wij
zien zullen, de Rechtzinnigen , in het vervolg, met
allen ijver aandrongen, en het tot een kenmerk der
rechtzinnigheid maakten. Hoe het zij , niettegen-
ftaande alle de pogingen des Keizers , namen de on-
lusten in Egypte meer en meer de overhand, die
door
(*) EusEB. /. c. Cap. 73. soCRAT. Hht, Eccles. I. 7,
t. sozoMEN. Hist. Eccles. I. i5.
(t) Hist. Eccles. III. 7.
• C§) Apol. II. Tom. I. Opp. pag. 614.
(**} Zie van dezen boven Bladz. 168.
(tt) Hist. EcKles. Epit. I. 7.
M 5
i8^ K E R K E L IJ K E
Til door de twisten met de Meletiamn , wellcc nog
BuKK fteeds vooitduiirden , te meer werden aange\amrd»
Hoofdff. ï^"* <^le meeste (leden, zegt eusebius (*), waren Bis-
ua C. G. fchoppén tegen Bisfchoppen , Gemeenten tegen Ge-
^'^j ^,^' meenten 5 verdeeld, ja zoo ver vergat zich het ge-
'meen, dat het de openbare flandbeclden van den
Keizer op fommige plaatzcn mishandelde. Bij dit
tilles waren de gemoederen ontrust, door het oud
verlehil over den dag van het Paasch feest, hetwelk
niet zelden onaangename -gevolgen had.
Kerkver- Eindelijk , befloot de Keizer konstantyn , of lut
gadering zjchzelven, of geli.|k waarfchiinliik is, op voorfteï
van Ni- ^ ^ .
ccii. ^Gr Bisfchoppen, die aan zijn Hol zich bevonden,
cene algemcene Kerkvergadering, ( Oecumenica Sy-
nodus of Concilinm , ) faam te roejx^n , ten einde den
i'^rède; der Kerk te herflcllen , door een einde te ma-
ken'vim de twsten met de /Irianen c\\ Meletiamn^
én te gelijk ^i^w dag van het Paaschfeest ^ één?, vooral.
Vóór 'het geheele 'Clin.^?endom te bepalen. De Keizer
beftcmde de ftad Nicea^ hoofdftad van 'Bithynie^ een
kndfchap in Klein- Aftë ^ tot de plaats, waar deze
Vergadering zou gehouden worden. Hij liet, aller-
wegen, aan de Bisfchoppen van zijn Rijk, aanfchrij-
vingsbevelcn afgaan , met belofte , van met openbare
rijtuigen , en op 's lands kosten , te zullen heen en
weder reizen, en onthaald worden; ook maakte hij
de verdere nodige fchikkingen, die, tot het houden
dezer vergadering , vereischt werden , zonder dat
wij iet lezen, gelijk naderhand verhaald is gewor-
den,
' (*) De Fit. Conftant. III. 4.
GESCHIEDENIS.
187
^en, als of de Keizer, na bekomene toeftemming,
«n op gezag van den tegenwoordigen Bisfcliop van
Rome , siLv^ESTE^R , deze vergadering zou belegd
(hebben, alfchoon de Vorst, gelijk wij boven zeiden,
den raad en het gevoelen van aanzienlijke Bisfchop-
pen kan en zal ingewonnen hebben, en verders zij-
ne bevelen, door de MetropoUtanen ^ aan derzelver
i>nderhorige Bisfchoppen zal hebben doen toeko»
jnen (*).
Tc Nicea kwamen dan de Bisfchoppen, in het
«ofte jaar van -.konstantyn's regering , in het jaar
o^'xSt bij malkander, ten getale van 318, gelijk men
gemeenlijk telt (f). De meesten van deze waren
Bis-
(*) Het voorgeven van het gezng van den PvOoinfchea
Bisfchop omtrent deze Kerkvergadering is Ih-ijdig met alle
de oudfte Gefclnedfchrijvers , die alleen van den Keizer ge-
wagen. EUSF.B.//V. Conftant. III. 6, p. socuat. Hiit. Ëc-
clesA. 18. sozo:viins\ I. 17. theodor. I. 7. Dq Handelingen
van de zesde algemeene Kerkvergadering te KonfiantinO'
polen in het jaar 680 , zeggen wél , dat konstantyn en
siLVESïER deze NiceTfche Kerkvergadering belegd heb«
ben. Doch, behalven dat zij veel te lar.t in tijd zijn,
om hier te kunnen gefden , tegen het getuigenis der ou«
de Schrijveren, kunnen zij ook verfiaan worden, indien
zin, als in den Tekst gemeld wordt.
O) Dit getal heeft athanasius Epist. ad Africanos^
Tom. I. Opp. pag. 718. eusebius telt 'er 250, de Vit,
Cov.fiant. III. 8. Later Arahifche Schrijvers geven een ■
getal van meer dan 2,000 Bisfchoppen op , bij seldenus
Comment. ad Euiijch. Origg, Akxandr. pag. 71. Loud,
3^42*
iir
BOEK
II
Hoüfdft.
na C. G.
Jaar 313.
tot 337.
Bisfchop-
pen al-
daar ver-
gaderd.
,
j88 K e Pv K e L ij K E
111 Bisfchoppen der Oosterfche Kerken , en hoe zeer de
BOEK vergadering algemeen heet , naar het oogmei-k van
Hoofdft. <ïcn Keizer, echter waren 'er geene Westerfche Bis-
5Ï1 C. G. fchoppen , behalve n hosius : doch van wegen den
^ót 337] Roomfchen Bisfchop silvester , die door oiider-
dom belet werd (*), vcrfcheencn twee Ouderlin-
gen, viTus en viNCENTius. Ook vericheen ARius ,
■benevens omtrent twintig Bisfchoppen zijne vrien-
den, onder welke eusebius van Nikomediê ^ the-
OGNis, van Nicea^ en maris van Chalcedon^ de
voornaamfte waren, mannen, die zeer fchrander ge-
acht werden in het redentwisten , op d&ze vergadering ,
tegen welken de Bisfchop alexander zijnen Diakon
ATHANASius had medegebracht , die , naauwlijks ouder
dan 30 jaren , zich echter reeds in deze twisten
had doen kennen.
Ook Hei- Volgends verhaal van sozomenus (f), lieten
denlche ^^^^ ^^^ eenige Heidenfche Wijsgceren bij deze
ren. Kerkvergadering tegenwoordig vinden. Sommigen
uit nieuwsgierigheid , om den Christelijken Gods-
dienst nader te leeren kennen, anderen, met oog-
merk, om , door fpitsvinnige vragen en tegenwerpin-
gen, zaad van tweedragt onder de Christen -Leeraa-
ren te ftroojen. Edn van dezen, die in bcfpraakt-
heid
16^1. 4to. Misfchien zullen hunne woorden van de Ou-
derlingen en Kerkendienaren moeten verftaan worden,
welke de Bisfchoppen verzelden. En deze allen WMxkn
op 's Keizers kosten onderhouden.
(*) EusEB. Fit. Couftant. III. 7.
• (t) Hiit. Eccles. h 18.
GESCHIEDENIS. 189
ïieid uitmuntte , fpotte met de Bisfchoppen , die III
hem, fchooii zij in de Rederijkkunde niet onëiTaren ^^^^
waren, niet tot ftilzwijgen konden brengen. Einde- Hoofdd.
lijk, flond een oud ongeleerd Bisfcliop, die te vo- "^ C* ^*
ren een Belijder^ (^Confesfor ^^ geweest was, op,jqJ. 237
en daar toe verlof van de vergadering, die zijnen — — .
wege bekommerd was, verlvregen hebbende, fprak
hij den Wijsgeer dus aan: „ Wijsgeer! hoor mij
„ in den naam van jesus Christus! Daar is één
„ God, die hemel en aarde, al het zichtbare en
„ onzichtbare, gefchapen, die alles door de kracht
„ van zijnen Zoon voortgebracht, en door de hei-
,, ligheid van zijnen Heiligen Geest bevestigd heeft.
„ Dat Woord nu , hetwelk wij Gods Zoon noe-
5, men, heeft, uit medelijden jegens de dwalingen,
5, en het dierlijk leven der menfchen, wel uit eene
„ vrouw willen geboren worden , onder de men-
j, fchen leven , en voor hen ftcrven. Eens ech-
,, ter zal hij, als een Richter over alles, wat in
„ dit leven gefchied is, komen. Dat dit zoo is,
5, geloven wij, zonder veel omflag van geleerdheid.
5, Doe derhalven geene vergeefïche pogingen, om
„ op eene wederlegging te denken , van het gene
„ het geloof als waar aanneemt; of de aart en wlj-
j, ze naar te fporen , hoe dit gefchieden of niet ge-
3, fchieden kan. Maar , indien gij gelooft , zoo
,, antwoord mij op mijne vraag." De Wijsgeer, door
dii^z^ aanfpraak onthutst en bedremmeld, antwoordde:
Ik gdoof] Tevens God dankende, dat hij overwonnen
was , en bekennende , dat deze fchielijke verande-
ring door God zelven in hem gewerkt was, terwijl
hij
tpa .kerkeltjk:e
III hij de overige Wijsgeeren vermaande , zijn voorbeeld
BOEK j,g volgen. söCRATES (*), dezelfde Gefchiedenis
Hoofdft. verhaaleiide , zegt, dat deze Christen een bloote Leek
naC. G. was, die den Wijsgeer onder het oog bracht, dat
joj 037 de kracht' van het Christendom niet beftond in diib-
■' belzinnige fpitsvinnighcden , maar in geloof, godza-
ligheid , en deugd. In de daad , het l^oitfte en ecn-
vouvvigfte voordel der hoofdleer van het Christendorn
heeft zoo veel edels en fchoons in zich , dat het
ons niet behoeft te bevreemden , dat het zelfs bijeenen
fchranderen Wijsgeer eenen plotslljken indruk veroor-
zaken kon. Hoe gelukkig zou het geweest zijn ,
indien de Christenen zich altijd bij deze eenvouwig-
heid gehouden hadden !
De verga-. De Bisfchoppen, die de vergadering te Alcea iiit-
*^^^! /^ maakten , waren voor een gedeelte kundige en ge-
verklaart ' ° .
zichgroo- leerde mannen , anderen waren eerwaardig door ou-
tendeels Verdom en godzaligheid , anderen waren in de kracht
ARius. hunner jaren, fommigen echter nog jong in de be-
diening , zoo bcfchrijft eusebius (f) hen aan
ons , en zeker , niemand kan geloven , dat alle de-
ze lieden , of zelfs het grootfle gedeelte , met de
nodige bekwaamheid , en gefchiktheid , tot een
bedaard, onpartijdig, en behoorlijk onderzoek, van
een zoo verheven leerfluk , als het tegenwoordig
verfchil uitmaakte, begaafd zullen geweest zijn. Ook
verklaarde , in de daad , het grootde gedeelte der Bis-
fchoppen , zich tcrftond tegen arius , toen deze
zijne leerilellingen op nieuw voordroeg", dat naam-
lijic
(*) Uist. Eccks. I. 8. Ct) Ft f. Confiant. III. p.
GESCHIEDENIS.
191
Ijjli de Zoon van God uit niets, of uit de dingen, III
die niet zijn, voortgebracht, en een fchepzel van ^^"r^
God is, die niet altijd beflaan heeft, en vatbaar was Hoofdft.
tot ondenffd zoo wel als tot deugd (*). "^ C. G.
Tnü.r "^ I ^
Keizer konstantyn, zelf te Nicea gekomen zijn- ^^^ ^,i]
de , ontving terftond bij zijne aankomst verfcheidene
verzoekichriften , van Bisfclioppen , die klagten en .^^'
bezwaren tegen malkanderen inbrachten. Den vol- zelf op de
eenden dag kwam de vergadering biiëen, in eene '^^^'S^^^'
rinff te-
zaal van het Keizerlijk Paleis ( f ). De Keizer , ver- genwoor-
zeld van zijne Hovelingen , binnentredende , rezen de dig.
leden op , door welker midden de Vorst naa een' vergul-
den zetel ging , die aan het hooger einde geplaatst was ,
op welken hij , door de Bisfchoppen daar toe met eenen
wenk verzocht wordende , zijne plaats nam , waar na
ook de leden nederzaten. Vervolgends hield de Bis-
fchop , die naast 'sKeizcrs rechtehand zat, het zij euse-
Bius van Cdsfarea , of e ustathius , van Antidchi'é (§),
^ene aanfpraak aan den Keizer , met dankzegging
tot
(*) SocRATES Hht. Eccles. I. 8, 9. sozomen. Hist.
Eccles. I. 17, 19.
(I) Anders fchijnt zij hnre verandering in eene Kerk
gehouden te hebben , euseb. Jlt. Conflant. III. 7. tea
zij oiXöf o/JcJ>;«<or bij dien Schrijver hier de Hofkapel
betekene.
(5) nierömirent verfchülen de Schrijvers, eusebius
loemt geen' naam /. c. Cup. 11. theodor. Hht. Eccles,
1. 7. noemt EusTATmus, wien ook anderen gevolgd zijn.
>ozoMENus Hht. Ecclet, I. 18. fpreekt van eusebius.
Men zie valesius ad euseb, /. c.
i^it K E R K E L IJ K E
III tot God, voor de vveldaaden, aan en door dczert
BOEK Vorst bewezen; waar na de Keizer zelf, in eene
Hoofdft. uitgewerkte rede, zijn genoegen betuigde, de Bis-
na C. G. fclioppen liier verzameld te zien , en hen met veel
tot 337.' ii^druk tot herfteiling van cendragt en vrede in de
' Kerk vermaande (*), en om hun te toonen, hoe
zeer onaangenaam hunne verfchillen hem waren ,
liet hij alle de vcrzoekfchriftcn , die vvederzijdfche
klagten behelsden, in aller tegenwoordigheid ver-
branden, zeggende: christus beveelt^ dat hij ^ die
voor zlchzelven vergeving begeert^ ook zijnen Broe-
der vergiffenis fchenke (f), of volgends sozome-
r^us (§) : 5, Deze befchuldigingen behoren tot den
,, dag des grooten oordeels, wanneer alles van den
„ algemeenen Richter geoordeeld zal worden. Maar
3, voor mij, die een mensch ben, voegt het niet,
„ mij zelven het gerichtelijk onderzoek daar over
„ aan te matigen , dewijl het Priefters zijn , die be-
„ fchuldigen, en Priefters, die befchuldigd worden ;
„ welke zich zoo niet behoorcn te gedragen , dat
„ zij van anderen zouden moeten geoordeeld wor-
„ den, "
Wi'! Na deze aanfpraak en prijs waardige verrichtingen,
voorzit- jj^j. ^^ Keizer het verder behandelen der Kerkelijke
ter oP gg
vergade- verfchillen , aan de Voorzitters der vergadering over.
ring ge- D^g fprcekt eusebius (**) , ten blijke , dat bij
weestzij? ^g^^.j^
(*) EUSEB. /. C. Cap. IO-I2.
(f) SocRATEs liht. Eccks. I. 8.
(§) ïlist. Eccles. I. 17.
(**) Fit. Conflant, lil. 13.
GESCHIEDENIS. 193
beurtwisrding , meer dan édne Bisfchop in de ver- in
gadering heeft voorgezeten. Natuurlijk kwam, vol- ^^^'^
gends de toenmalige Kerk -in richting, het voorzit- Hoofdft.
tcrfchap toe aan de Metropolitanen , die hier twee na C. G.
in getal tegenwoordig waren ; eustathius van An- ^'^'^ ^^'
t't'öchië en alexander van Akxandri'é. De eerde .■
wordt door theodoretus (*), als de eerde Bis-
fchop op deze vergadering, befchreven, en van den
laatden zegt de vergadering zelve , in eenen Brief (f),
dat hij het voornaamde aandeel aan alle hare ver-
richtingen gehad heeft. Laater Schrijvers hebben
beweerd, dat hosius , Bisfchop van Corduba, het
voorzitterfchap hebbe bekleed , waar bij men , nog
laater, gevoegd heeft, dat hij zulks verricht heb-
be , in den naam van silvester , Bisfchop van
Rome ; doch , het ée'n en ander was drijdig met
de Kerkelijke gewoonte van die tijden , de ou-
der Schrijvers weten 'er niets van, en silvester
had twee Ouderlingen afgezonden , om zijne plaats
te bekleden. Dit alleen blijkt ons, dat hosius,
over het geheel , grooten invloed op den geest en
verrichtingen dezer vergadering gehad heeft, doch
waar van de reden te zoeken is in het groot aan-
zien, waar in hij bij den Keizer dond (.§). On-
dertusfchen bleef de Keizer zelf het op^ertoezicht
over de Kerkvergadering deeds houden. Hij woon-
de
(*) Hlsf. Eccles. I. 6.
(t) Bij socRATEs Hist. Eccles. I. p.
e 5) Athanas. Apol. ad Conjlantiiim pag. 547. ad
SoUtarios pag. 648. Tom. I. ed. Cojim:.
YS\ Deel. N
194 K E R K E L rj K E
III de de onderhandelingen der twistende Bisfchoppctt
^^^^ bij, hoorde de hevige verwijtingen , die zij mall^tin-
Hoofdft. deren dccden, geduldig aan; en vergat nooit, hen
na C. G. tot vrede en eendractit te vermanen. Ten dien einde
j'qj ^^^] hielp hij dan de éém dan de andere partij, fommi-
— ' ■ gen bracht hij door redenen, anderen door bidden,
anderen door loffpraken , op zijne zijde , en allen be-
handelde hij, met zoo vele zachtmoedigheid , dat
hij eindelijk zijn doel fcheen bereikt te hebben ,
door eene eensgezindheid te bewerken (*), Bijzon-
der drong hij fteeds bij hen aan, dat zij toch alle
verfchillen over de leere enkel naar het getuigenis
der Profeeten, Euangelisten , en Apostelen, beflisfcn
zouden ( f).
Geloofs- Ondertusfchen , gelijk wij reeds begonnen te zeg-
belijdenis ^^^ j^^^.,-, j^n^g fpoedig zoodanigen keer, dat men
doorde 5 •■ j T r f ••• j
Arianen , de veroordehng der Artanen , met grond , te gemoet
endoor j^on zien, waarom eusebius , Bisfchop van Niko-
vanC^fa- ^^'^''^'9 derzelver voornaamfte deun, in het geheim,
ren over- door verzoekfchriften bij den Keizer, zich in zijn
^ '='■* ambt poogde te behouden (§), terwijl hij, en zijne
vrienden, aan de Kerkvergadering eene geloofsbelij-
denis overlegden , docli welke de leden , in hunnen
ijver , als Godslasteringen h^helzende , in (lukken
fcheurden (**). Eene andere geloofsbelijdenis, door
EUSEBIUS van Cafarea , vervolgends ontworpen en
over-
(*) EüSEB. Jlfa Coiiflr.v.t. IlI. 13.
(t) Thkodoreï. Hiit. Ecch's. I. 7.
(5) Thegdore'J'. fJist. Eccles. l. c. Cap. 20.
(**} Theodoret. llist, Eccles. I. 7, 8.
GESCHIEDENIS. tgs
f>vergelegd , had een giinftiger onthaal (*). Wij Iir
hebben daar van een volledig bericht , in eencn Brief ^^^^
van EusEBius zelven , aan zijne Gemeente te Cccf^- (loofdft.
rea (f), waar in hij haar meldt: dat hij eene ge- "^ C. G.
loofsbelijdenis opgedeld , en der vergadering, in 's Kei- ^^^"^ ^^^^[
zers tcgcrtv/oordigheid , heeft voorgelezen , van den — ——
volgendcü inhoud: „ Gelijk wij het onderwijs van
„ onze voorgangeren , de Bisfchoppen, ontvangen .
„ hebben , toen wij nog gfbderwijzelingen waren,
>,, en gedoopt zijn geworden; gelijk wij uit de Hci-
„ lige Schrift geleerd zijn , en zoo wel 'm ons ambt ._,
>, als Ouderling en als Bisfcliop, geloofd, en andc-
„ ren geleerd hebben; zoo geloven wij cok thans,
„ eiï
(*) Men heeft: getwist, of deze geloofsbeHjderiis niet
riezelfde met de bovengemelde zij , en dus hec verhral
van EUSEUius, in zijne eigene zask, in twijfel getrokken.
Doch , zonder genoegz?mcn grond. Met is vvrnr, drt
EUSEBIUS vsn Cd'fartên in zoo vsr een vriend vnn arius
wns, drt hij geloofde, d?.t dtze te hr.rd van zijnen Bis-
fchop bcHnndeld w?.s, eu dr^t hij het verfchii niet zoo
groot befchouwde, of men zou, indien men' wilde, het-
zelve vreedzaam htbben kunnen befiisfen. Deze vrecie-
gezindheid deed hem fteeds den mid-denweg houden tus-
fchen de pnrtiiên, maar had ook ten gevolge, d?-t ijver-
r>r.rs hè"! nnderhnnd als eencii Adaan befchouwd, en
ongunüig van hem geoordeeld hebben. Vergelijk ons
211 Deel, Bï^i^z. 395.
(t) Bij ATiiANAs. de Decret. Sijn. N/c. Tvm. I. Opp^
P. I. fa^. 238. socBATEs Hi%t. Eccles. I. 8. eu theo-
DORET. Iliit. Eccles, I. 12,
N 5t
19^ K E R K E L IJ K E
III „ en leggen hier mede ons geloof over , hetwelk dit
*^^'' „ is: Wij geloven in éénen God, den Almagtigeii
Hoofdft. 55 Vader, den Schepper van al het zichtbare en on-
m C. G. zichtbare, en in éénen Heere tesus christus.
Jaar 3 13. ,
tot 337. 5-» net Woord Gods, God uit God, licht uit licht,
„ leven uit leven , den Eeniggeboren Zoon ., den
„ Eerstgeborenen vóór alle fchepzcl, die vóór alle
.„ eeuwen uit God den Vader gegenereerd is; door
„ wien alle dingen gemaakt zijn; die, om onze za-
„ ligheid, vlecsch geworden, onder de menfchen ge-
„ leefd en geleden heeft, op den derden dag weder
„ opgeftaan, en tot zijnen Vader opgevaren is, en
„ hl heerlijkheid weder komen zal, om levenden en
„ dooden te oordeelen. Wij geloven ook in éénen
5, Heiligen Geest. Wij geloven, dat elk van dezen
„ is, en befiaat; (^nvoii zxi vnu^yjiv^') dat de Va-
„ der waarachtig \^ader , de Zoon waarachtig Zoon ,
„ de Heilige Geest waarachtig Heilige Geest is ; gc-
5, lijk ook onze Heere gezegd heeft: Gaat, onder-
5, wijst alle volken, en doopt hen, in den naam
5, des Vaders , des Zoons , en des Heiligen Geests."
Niemand, dus luidt het bericht van eusebius, we-
dcrfprak deze belijdenis, en de Keizer zelf keurde
ze goed, maar verlangde alleenlijk, dat het enkele
woord éénswezens, (6^ois<no^,) 'er zoude worden
ingelasclït, welk woord hij tevens zoo verklaarde?, dat
daar door geene fcheiding of afzondering van den
Vader te verdaan , noch het woord , in eenen lig-
chaamlijken zin te nemen, maar op eene Godebe-
taamlijke , hoewel onbefclnijilijkc , wijze , te ver-
klaren zij.
Uit
GESCHIEDENIS. 197
Uit het bovengaande zou men ligtelijk vermoe- IIÏ
den, dat de Keizer, reeds vooraf, met de meeste ^^'^^
Bisfchoppen overeengekomen was , dat men , in dit Hoofdft.
verfchil met arius , het woord ofAtarto? ^ Qéétiswe-''^^ ^' ^'
zens ,} nodig had, en vastllellen moest, alhoewel joj «s/l
ons anderszins de meermalen door ons aangehaalde
Gefchiedfchrijvers , als ook athanasius (*) , verzeke- f^^*
• ' ^ ^ ' vergade-
ren , dat de Kerkvergadering , zonder de geringde ring ftelc
overhaasting, en met het zorgvuldigst onderzoek , ^^"^ '^"
alles behandeld, en niet dan door de uitvluchten en lijdenis*
kunstgrepen der Arianen genoodzaakt , vastgefteld vast.
hebbe, dat de Zoon van God eenswezens met ^ of
uit het wezen des Faders , zij , dewijl de Ar'i'dnen
toegaven , dat hij uit God is , gelijk zij ook bereid
waren, met de KathoUjken te zeggen: Het Woord
is de waarachtige kracht , en het beeld des Vaders ,
en dien in alles ^ zonder het geriugfte onderfcheid ^
gelijk^ en onveranderlijk ^ altijd^ en onaffcheidhaar
in den Vader ^ maar deze uitdrukking en bewoor-
dingen in eenen anderen zin, overeenkom ftig met
hunne gevoelens , verklaarden. — Eindelijk kwam
de vergadering tot een befluit, omtrent de leere des
geloofs , hetwelk , bij meerderheid van ftemmen,
werd opgemaakt, en waar bij de volgende geloofs-
belijdenis , ter ftaving van de rechtzinnige leere te-
gen de Ari'dnen^ werd vastgefteld : „ Wij geloven
„ in éénen God , den Almagtigen Vader , den
„ Schepper aller zichtbare en onzichtbare dingen;
„ en
(*) Sywd. Nic. Decret. fag. 415. fqq. Tom. I. feit.
Comme l.
N 3
198 K E R K E L IJ K E
lil „ en in éénen Meere jesus christus, den Zooii
^°i^/^ 95 van God, den Eeniggeborenen , die uit den Va-
Hoofdft. 95 <^cr, dat is ^ uit het Wezen des Vaders^ gegene-
"^ C. G ^^ reerd is ; God uit God , licht uit licht , den
tot 0,7' 55 waarachtigen God; die gegenereerd^ niet ge^
»— — — ,, maakt ^ die eenswezens (^oiawch^s^ met den Vader
„ is , door wien alle dingen gemaakt zijn , zoo het
„ gene in den Hemel , als dat op Aarde is ; die ,
55 om ons menfchcn, en om onzer zaligheid wil,
5, nedergedaald , vleesch en mensch geworden
„ is , en geleden heeft , ten derden dage weder
„ opgeflaan, en ten Hemel gevaren, van waar hij
,, komen zal, om de levenden en dooden te oor-
„ deelen. En in den Heiligen Geest. Maar, die
„ genen, welke zeggen: Het was ééns^ dat hij
5, niet was; en: hij iras niet ^ eer hij gegenereerd
,, was'., en hij is uit niet ontjiaan^ of, die bewee-
,, ren , dat hij uit eene andere Zelfjlandigheid ^
,, QCxQ<;oLffi; ^^ oï een ander Wezen ^ (kö-»«,) of,
5, dat hij gefchapen , of veranderlijk , of aan afwiS"
^'i feling onderworpen is, dezen verNdockt, («yaS-e-
5, fAXT^H,) de Heihge, Katholieke, en Apostolifche
„ Kerk (*)."
Aanmer- Elk ziet , dat deze geloofsbelijdenis nagenoeg over-
langen o- 1^ ^^ me^ die, welke eusebius had overleed;
ve. de édne en andere heeft , wat de hoofdzaak be-
treft, ouder geloofsbelijdenisfen ten grondllag; alleen
heeft de Kerkvergadering van JSiceë, ten einde zich
diii-
(*) SocRATKS Hist. Ecfks. I. 8. Vcrgel. c. r. vvalch
JiibHulh, Syiuhb, Fctt. /vr^f. 76, /^f. LetzgovliS 1770, 8.
GESCHIEDENIS. 199
duidelijk tegen de leerfiellingen van de Artanen te III
v»erklaren, 'er de nadere bepaling, uit den P^ader ^ dat ^'^^
is , uit het Wezen des Vaders , en het AVoord , Hoofdft.
eenswezens , bijgevoegd , zonder dat men haar daar- na C. G.
Topt* O T ^
om kan befchuldigen , cene nieuwe leere te hebben -^'^^^ ':,rl*
willen invoeren , dewijl dit woord enkel dienen moest , — — —
tot eene nadere verzekering der leere tegen andere
uitleggingen , gelijk dan ook athanasius zelf, naar
vvien men de Katliolijken^ in laater tijd, Athanafi'd-'
nen heeft. begomien te noemen, op dit woord zoo
vast niet wüde ftaan, indien flcchts een ander van
dezelfde betekenis kon uitgedacht worden ; trouwens ,
dus fchrijft hi.i (*): Indien de Ari'dncn voor dit
woord bang waren , mogten zij heel eenvou\ng zeg-
gen en denken : de waarachtige Zoon , de Zoon van
natuur. ( aKn^u)^ \nog , <!^\j<t%i Oior. ) Ook gaven de
Katholijken 'genoegzame verklaring van dit woord ,
om alle dubbelzinni^ieid weg te nemen , dat zij door
hetzelve niet eene eenheid van foort ( Unitas Speci'
fica , ) maar eene ééitfieid van getal ( Unitas Nume»
rica,') ten aanzien van het Godliik Wezen, wilden
uitdrukken; en gelijk wij gezien hebben, het Woord
\v'as niet geheel nieuw , maar reeds te voren bij
Christen- Leer a aren gebruikt geweest. "Hoezeer, op
deze wijze, de Kerkvergadering, wegens het gebruik
van dit woord , kan vcröntichuldigd worden , wensch-
lijk echter ware het, indien de geloofsbelijdenis in
duidelijke en eenvouwige ichriftuurlijke liever, dan in
Wijsgeerige bewoordingen , die het begrip van den ge-
mee-
(*) Epist. ad Africanos pag. 724. Tun}. I,
N 4
soo K E R K E L IJ K E
III meenen Christen te boven gaan, had kunnen opge-
BOEK ^gj^ worden. Ook ftuit die vervloeking van de
Hoofdft. Ari'danfche gevoelens , in eene Christelijke geloofsbe-
na C. G. lijdenis , voornaamlijk daarom , dewijl zij alleen die-
tot s"/! "^" V.ox\.^ om de gemoederen te verbitteren, maar
- geenszins om ze te verbeteren of te overtuigen.
Merk- Wij kunnen niet nalaten, het gedrag van eu-
waardig g^-gj^s, Bisfchop van Cafarea^ omtrent de geloofs-
van EusE- beUjdenis , door de Kerkvergadering te Nicea vast-
Biusvnn geflield, hier te gewagen, waar door hij dezelve niet
dan fchroomvallig , en na het opperen van verfchei-
djene bedenkingen en zwarigheden, aannam en on-
dertekende. Zijn eigen verhaal daaromtrent, in zij-
nen Brief aan zijne Gemeente, luidt dus: ,, Toen
,, de geloofsbelijdenis werd voorgelezen , hebben wij
„ de bewoordingen, uit het Wezen des F'aders ^ en
„ eenswezens met den Vader ^ niet zonder onder-
„ zoek gelaten. Hier uit ontflonden allerhande vra-
,, gen en antwoorden , en de betekenis dezer fpreek-
„ wijzen werd naauwkeurig ontvouwd. De Bis-
„ fchoppen ftonden toe, dat de woorden, uit het
„ Wezen ^ moesten betekenen, dat de Zoon wel uit
„ den Vader, maar niet als een deel des Vaders,
,, beftond. In dezen zin , die met de godzalige
„ leere overeenkomt , hebben wij ook aan deze
„ woorden onze toeftemming gegeven. Zoo heb-
„ ben wij ook de uittlrukldng , eenswezens^ om het
„ vreedzaam oogmerk , dat wij altijd in het oog hou-
„ den, en om den waaren zin niet te misfen, niet
„ verworpen. Insgelijks hebben wij de woorden :
55 Gegenereerd^ niet gemaakt^ aangenomen, Alzoo
55 Zö
GESCHIEDENIS. 201
„ zij zeiden, dat het woord gemaakt eene alge- III
5, meene benaming van alle fchepzelen is, die door ^^^'^
„ den Zoon gemaakt zijn , en aan welke de Zoon Hoofdll.
5, toch geheel niet gelijk is ; zoodat hij ook niet "^ C. G.
,, iet gemaakts, noch aan de door hem gemaakte -Jq^ 237!
„ dingen gelijk , maar van een beter wezen is , dan
„ alle fchepzelen. Dat dit Wezen uit den Vader ge-
„ genereerd is ^ leert het Godlijk woord; zonder
„ dat deze wijze van verborgene generatie , of ge-
,, boorte , met woorden uitgedrukt , of van eenig
„ fchepzel begrepen kan worden. Dus is men ook,
„ na de woorden, dat de Zoon éénswezens met den
„ Fader is , zorgvuldig onderzocht te hebben ,
„ overeengekomen, dat dit niet op eene ligchaam-
„ lijke wijze; noch zoo als het van ftei-flijke dieren
„ gezegd wordt; noch van eene fcheiding des wc-
„ zens; noch van eene affnijding of afzondering
„ van het wezen en de kracht des Vaders , te ver-
„ Haan zij ; alzoo de ongegenerccrde natuur des
,, Vaders niets van dit alles veroorlooft. De uit-
,, dmkking , éénswezens met den Vader ^ behoort
„ dus opgevat te worden, dat de Zoon van God
„ volflrekt geene gelijkheid heeft met gegenereerde
„ fchepzelen; maar alleen aan den Vader gelijk, en
„ ook niet uit eene andere Zelfftandigheid of We-
„ zen, maar uit den Vader zij." eusebius voegt
hier bij, dat dit woord in deze leere van God en
zijnen Zoon reeds door oude en vermaarde Bis-
fchoppen gebruikt, en te Nicea door allen, niet
,2onder onderzoek, in den gemelden zin was aange-
-nomen. Ook bericht hij , dat hij den bijgevoegden
N 5 Ker-
soa K E R K E L rj K E
Ifl Kerkdijken Ban had aangenomen , voor zoo ver
"^JK daar door alleen verboden werd, uitdrukkingen te
Hoofdft. gebruiken, die niet in de Heilige Schrift ftonden,
en C. G. en zoodanigen zegt hij, zijn deze: dat de Zoon ps-
Ifipf 'X\'\, - •' o
jjjj '^^^' maakt, of geworden^ is uit de dingen, die niet
• zijn, ook: dat het ééns geweest is, dat hij niet
was , ook : hij was niet , vóór dat hij gegenereerd
was, terwijl allen belijden, dat de Zoon van God
toch , vóór 'zijne geboorte in het vlcesch , beflaan
heeft. Ook verklaart eusebius, nooit zoo geleerd
te hebben. Nog meldt hij , dat de Keizer zelf,
door een bijzonder bewijs , aangetoond hebbe , dat
de Z'oon van God, naar zijne Godlijke geboorte ,
vóór alle tijden beflaan hebbe: ,, Trouwens, vóór
5, dat hij werklijk (sfsfyg**») gegenereerd was, was
„ hij", in kracht , of ten aanzien der mooglijkheid ,
,, (Jui-^^s;,) in den Vader, zonder gegenereerd te
„ zijn , nademaal de Vader altijd Vader is : zoo als
„ hij ook altijd Koning en Heiland, en ten aan-
„ zien der mooglijkheid, alles is, en ook altijd op
„ dezelfde wijze gefteld is.'* Eindelijk, meldt ei^-
SEBius aan zijne Gemeente, dat zij hier uit zien
zou, hoe behoedzaam hij in twijfelen en toeflemmen
geweest zij; dat hij tot het laatlle oogenblik heeft
tcgengeftaan , zoo lang 'er nog let aanftootlijks in
het fchriftelijk ontwerp gevonden werd ; hetwelk hij ,
ten laatflen, zonder twistzucht had aangenomen, na
opgemerkt te hebben , dat hetzelve met de door hem
overgeleverde geloofsbelijdenis overeenkwam — Elk
Lezer zal , uit dit merkwaardig bericht , zelf oordeelen ,
hoe allen, dk ^tNlceifche geloofsbelijdenis onderteken-
den.
GESCHIEDENIS. 203
den , juist in alles , met betrekking tot derzelver zin en III
uitlegging, niet overeenkwamen, als ook, dat de ^^^^
Keizer zeer veel heeft toegebracht , om de gemoe- Hoofdft.
deren te verzachten, en te vercenigen, hoewel men "^ C. G.
's Keizers bewijs, door eusebius gewaagd, met de '^j 237I
rechtzinnige leerc der Kerkvergadering naauwlijks
zal kunnen rijmen, ,, Maar de Keizer had," zegt
SCHRÖCK. (*), „ten minflen iet treffends en fchijn-
„ baars gezegd , en in zoodanig geval , doen vaak
„ zelfs zeer onrijpe invallen van lieden van aanzien
,, hunne werking."
Behalven eusebius van Ccefarea , weigerden nog Nog an-
zeventien andere Bisfchoppen , vrienden en begunfti- f^hopDen
gers van arius en zijne Icere , de geloofsbelijdenis weigerea
der vergadering te onderfchrijven ( f ) , van welke ^ ^^,
echter de meesten zich eerlang tot de ondertekening lijdenis te
bewegen lieten, uitgezonderd vijf: eusebius van ^"^55'
Nikornedië ^ theognis van Nicen^ maris van Chal-
cedon^ THEONAS van Marmarica ^ en secundus
van Ptolemais ^ welke met de uitdrukking, eenswe-
zens^ den fpot dreven, alzoo men volgends hunne
gedachten , dezelve alleen kon gebmiken van zaken ,
die door deeling , uitvloejing , of afzondering , uit
een ander waren , hetwelk men van den Zoon van
God niet zeggen kon. De drie eerstgemelden na-
men echter vei'volgends de geloofsbelijdenis aan,
waar toe 's Keizers bedreiging van verbanning waar-
fchijnlijk veel zal hebben toegebracht. Ook erkent
(*) Kirch Gefch. Th. V. S. 34c>.
'' .' (t) SüZo.MEiN. Hist. Ecclcs. I. 20.
204 KERKELIJKE
Til FiLOSTORGlus (*), dat deze Ariaanfche Bisfchop-
^^j"^ pen, die, naar eüsedius van Nikomedi'è ^ Eufehi'd-
Hoofdft. »en genoemd worden, alleen in fchijn het leerftelzel
m C. G. (jer Kerkvergadering aangenomen hebben , terwiil
Jaar 313... 000 •>
tot 337. zij, in plaats van het woord c>3 5f(r/c5-, (ééfjswezcns,)
" het bijna eveneens klinkend woord ó/Aoma-ioc , (ge»
/ijkwezei/s ,') zich eigen maakten; eene kiuistgreep,
die hun door 's Keizers Zuster, koxstantia, aan
de hand zou gegeven zijn.
Arius Arius was dus, met de beide gemelde Bisfchop-
bannen P'^ ' theüNAS van Marmarica ^ en secundus van
5^treng- Ptokmais ^ alleen blijven ftaan (f), en werd door
^v'^^J?-^ de vergadering (§), benevens deze beide Bisfcliop-
zerKoN- P^n? "-lit de gemeenfchap der Kerk gefloten, en zelfs
STAKTYN, benevens verfcheidenen van zijne aanhangers , door
Ariancii Keizer konstantyn , naa Illyie gebannen. Zoo
(Ireng gedroeg zich deze Vorst, die zoo vele gema-
tigdheid, vóór het begin der Kerkvergadering, te
kennen had gegeven, nadat dezelve hare geloofsbe-
lijdenis had vastgefleld. Hij gebood zelfs , dat de
Schriften en Boeken van arius en zijne vrienden,
overal , waar men ze ontdekte, zouden verbrand
worden, onder bedreiging van doodftrafFe, jegens
de genen, die overtuigd werden, die te hebben wil-
(*) Ilht. Eccles. Epit. r. 9. ^^"
(^1) HiëRONYMUS (BiaJog. Adv. Lnciferian. Cap. 7.)
verhaalt, dat arius zelf het geloof der Kerkvergadering
zou aan^^enomen hebben, bedoelende niisfcliien die geloofs-
belijdenis , welke ARIUS naderhand aan den Keizer heeft aan-
geboden, waar van wij, in het vervolg, fpreken zuilen,
(f) Volgends haren eijjencn Brief bij socRAT.H.E.l.g,
\
GESCHIEDENIS. 205
Icn verbergen. Welke onbeflaanbaarheid , de Schrij- III
vers te laten leven, en ziilken met de dood te drei- ^°^*
gen , die hunne fchriften verbergden ! Nog belastte Hoofdft.
de Keizer, dat, dewijl arius den godlozen . wijs- "^ C- ^'
geer, en vijand van het Christendom, porfyrius , joj.' ^^j\
in het beftrijden van den Christen -Godsdienst, was
nagevolgd, men zijne aanhangers, tot hunne fchan-
de, voortaan Porfyrianen zou noemen (*) — Ze-
ker eene handelwijze, den Vorst, maar voornaam-
lijk den Christen -Vorst, onwaardig, en een flecht
voorbeeld voor volgende eeuwen , in welke , onder
voorwendzel van Ketterij, zoo menig uitmuntend en
nuttig Boek ten vuure gedoemd, en door fcheld- en
Ichimpnamen haat en bitterheid tusfchen Christenen
en Christenen gefcicht en duurzaam gemaakt is.
Van deze tieiging tot flrengheid in denzelfden Vorst ,
die te vooren de beide partijen tot vrede en gema-
tigdheid vermaand had, kan naaiiwlijks eenig-e reden
gevonden worden, ten zij men die te zoeken hebbe,
in 's Keizers buitenfporige hoogachting en eerbied
voor deze Kerkvergadering, daar hij meende, dat,
het geen drie honderd Bisfchoppen hadden goedge-
keurd , Gods wil en gevoelen zelve was , dewijl de
Heilige Geest in de harten van zoo groote mannen
woonde, en hun den GodJijken wil verklaarde (f).
Trouwens, bij rechtzinnigen muntten de leden de-
zer vergadering uit, „in waariieid des geloofs ,
„ grondige geleerdheid, godzaligheid, en heiligheid
„ des
(*) SOCRAT. Hist. Eed. I. 9. SOZCOIEN. H. E. I. Cl.
(t) SOCRATES I. p. . ,
ao6 K E R K E L IJ K E
III „ des levens;" zij, die van het tcgengefleld gcvoc»
^^^-'^ len waren, befchoiiwden hien niet in zoo giinftig
Hoofdft. licht. SABiNus , een Bisfchop van de partij van
na C. G. jyj^^cEDONiiJS, die naderlmnd te voorfchijn kwam,
tot 337.' belacht de Niceifche Bisfchoppcn , als eenvouwige en
— ' ongeleerde lieden, waar op socratrs (*), die zijne
gezegden aanhaalt , alleen d.tzo. aanmerking maakt , dat ,
alhoewel zij ook onkundig mogten geweest zijn, zij
nogthans van Cxod en door de genade van zijnen
Heiligen Geest verlicht waren, en dns van de waar-
heid niet konden afdwalen. Zoo zeer begon toen
het hoog gevoelen voor de Kerkvergaderingen reeds
de overhand te nemen , als heilige en van Gods
Geest befhuirde vergaderingen , wier befluiten even
daarom onfeilbaar waren,
üitfprnnk De verfchillen met arius en zijne aanhangers ,
gaderfn^ door het bepalen der geloofsbelijdenis, beflist zijn-
over de de , werden de andere onderwerpen , om welke de-
Melena- ^e Kerkver.'j;adering büëengeroepen was, ter tafel
een. ■■ '^ .' » t ?
gebracht en afgedaan. liet bcfluit, omtrent de Me^
letianen genomen , en deszclfs gevolgen , hebben
wij, reeds in het voorgaande (f), gemeld; na hetzelve
lag de oude twist over het Puaschfeest aan de
beurt , omtrent de Pnaschmaahijd^ welke jaarlijks
door de Christenen ter gedachtenis van jesus dood,
gehouden \verd, en het daar op volgende Paasch"
feest ^ ter gedachtenis van zline Opflanding.
Schik- De Christenen in Syrië en Mefopotamië^ vierden
kmgora- ^g gemelde maaltijd, en vervolgends het eigenlijke
Paascl>
(*) Loco citato, (f) Bladz. 125.
GESCHIEDENIS. 207
Paaschfecst, nog op denzelfden tijd, op welken de III
Jooden hun Paaschlam eten; terwijl alle de and«re ^^i^
Gemeenten eene andere tijdsbepaling volgden. Dit Hoofdffi.
fcheen zeer onvoegzaam , bijzonder dat de Christe- "^ ^' G.
nen hier in de 'gewoonte der ongelovige Jooden ^qj „„^^
volgden (*). Thans bepaalde de Kerkvergadering,
dat overal omtrent het houden van het Paaschfeest '■ï'!^"'- ^^
tijd vaa
eenheid zou plaats hebben ; dat men hetzelve in 't het
vervolg altijd zou vieren op den Zondag na de eer- P'iï'sch-
(Ie volle Maan van de Lente dag-~ en nacht- eve-
ning; doch indien deze volle Maan op eetien Zon-
dag inviel, zou men het Feest acht dagen verichui-
ven , ten einde niet te gelijk met de Jooden Paasch-
feest te houden (f). Twee Schrijvers der vijfde
eeuw, CYR.ILLUS van Alexandrië (§), en leo d4
Groote^ Bisfchop van Rome (**), berichten, dat de
vergadering de bepaling van het Paaschfecst door
Starrenkundige berekeningen aan den Bisfchop van
Alexatidrië hebbe opgedragen, omdat in ^tze ftad
de Wiskundige Wetenfchappcn van ouds af in bloei
waren. Wij hebben echter van zoodanig befluit
der
(*) KoNSTANTYN in eenen Brief nnn de gemeenten,
wier Bisfchoppen niet op de Kcrkversiadering verfchee-
iien wnren, bi] euseb.^//. Conftant. lil. 18. THEODORr.r.
Hi'ot. Ecdes. I. 10.
(f) Epifanius Flares. 70. d^p. 9. Vergel. den Brief
der Kerkvergndering aan de Egyptifche Gemeenten bij
socRATES Hisi. Eccles. I. p.
('§) Epist. 4Ó. ^d Mardon.
(**) In BUCHER. doctr, temp. pag. 481.
aoS K E R K E L IJ K S
III der Kerkvergadering geene zekerheid , fchoon dit
* jj'^ waar is , dat men in volgende tijden zelfs van Rome
Hoofdft. zich naa Alcxandri'è wendde, als men den tijd van
na C. G. jjef Paaschfeest naaiiwkeurig wilde weten. HiëRo-
tot 337.' NYMus (*) fchrijft ook aan eusebius van Cafarea
" het opfliellen van cenen Tijdcirkel, {O'j'c/us,) van
negentien jaren , ( Enneacleca'èteris , ) toe , welken
men anders den Maancirkel ^ (^Cijclus Luna,^ ge-
woon is te noemen , omdat , na verloop van zoo
vele jaaren, de nieuwe en volle Manen weder op
denzelfden dag van het Jaar plaats hebben, waar
uit naderhand het zoogcnoemde Gulden -Getal ont-
flaan is, doch eusebius (f) zelf geeft de eere de-
zer uitvinding aan anatolius, die omtrent het ein-
de der derde eeuw leefde. Dewijl echter deze tijd-
cirkel niet terflond algemeen gevolgd , en vervol-
gends nog gebrekig tot het berekenen van den tijd
des Paaschfeests bevonden werd , bleef 'er nog (leeds
verfchil omtrent dien tijd over, zelfs onder de ge-
nen, die de voorfchriften der Kerkvergadering ge-
hoorzaamden; ook waren 'er nog fleeds Christe-
nen, die, niettegenllaande het befluit der Kerkver-
gadering, bij hunne oude gewoonte bleven, en het
Paaschfeest, ten zelfden tijde met de Jooden, vier-
den. Deze zijn, in het veivolg, door Kerkverga-
deringen en Kerkelijke Schrijvers (§) , onder de
Ketters gerekend, en met ecnen bijzonderen fchimp^
naam ,
(*) Catal. SS. Ecclcs. Cap. 61.
(t) Hist. Ecclcs. Vil. ^2.
( S ) Concil. Qonftantinop. I. Can. 7. epifan. Hitr. 50. et 70.
GESCHIEDENIS. 209
raam, (^Ts<r(rot^iffKxihKXTtloci , Quartadecimani ^ tils m
zeidc men Fecrtieners , omdat zij hun Paasfchen ^'^^^
II
raet de Jooden naar den i4den dag der Joodlche Hoofdig.
Maand Nifan bepaalden , ) befcliinipt geworden ; ook na C. G.
noemde men hen , omdat zij Imn Paasfchen vroe- '^^'' 5'^'
•^ tot 337.
ger hielden , r^w\QT:&i.<TyfiM , Vroege Paaschvierers.
Het duurde tot aan de negende eeuw, eer alle ver-
fchil omtrent dit onderwerp geheel weggenomen , en
de Christenen , in het vieren van den Paaschdag , een-
parig waren (*).
Eindelijk , heeft deze Kerkvergadering twintig Kerkre-
Kerkregels, (Canones,) vastgefteld, omtrent de Ker- jj^'^ "^^^^r
ketucht. Kerken -orde, en de Leeriiars (f), wier gadering
inhoud wij kortlijk hier moeten jnededeelcn. De vastge-
ees'/ie Regel laat toe , dat Christenen , die uit Iioof- ^ '
de van eeuige ongefteldheid , of door de Barbaaren,
ontmand zijn , nogthans in den geestelijken (land
blijven kunnen, maar niet, die zichzelvcn ontmand
hebben. De tweede Regel verbiedt, bekeerde Hei-
denen fpoedig te dopen, of teriiond na den Doop
tot
(*) Men vergelijke eingham, Or/gg. Eccks, rd,
ÏX. png. 93. fqq.
( t ) Dit getal van Kerkregels , die nog in het Grieksch
voorhanden zijn, wordt ook erkend door theodoret.
Hist. Ecdes. L 'S. enz. 'Er zijn nog wel So of 84 an-
dere in het Arabisch, die bij de Oostafdie Kerk, bij
de Jakohitcn , Nestorianen enz. , hoog gefchat worden ,
doch zij zijn niet echt. Men zie beveridge Panckct.
Canon. Tom. L pag. 68. en hardüin Act, CmclU Tom^
L P^g- 3ip-
IV. Deel. O
210 K E R K E L JJ K E
III tot Leeraaren te verkiezen enz. De derde verbiedt
BOEK (]gj^ geestelijken^ vreemde vrouvvsperfonen bij zicli
Hoofdft. i'i huis te hebben. Eene blijk, dat liet oude mis-
na C. G. bruik , van zoogenaamde Zusters bij zich te doen
laar 3 13. .
tot 337. inwonen , nog bij velen van hun gevonden werd.
' De vierde Regel wil, dut een Bisfchop door alle de
Bisfchoppcn zijner Provintie , of ten minllen in ge-
valle van verhindering , door drie van hun , met
fcliriftelijke toeflemming der overigen, zal ingewijd
worden. Ook zal alles, wat Kerkelijke zaken in
cene Provintie betreft , onder het gezag en met
goedkeuring van den Metropoli taan, behandeld wor-
den. De vijfde Regel is merkwaardig ; volgends
denzelven, mogen zulken, die door eenen Bisfchop
uit de Kerkgemeenfchap uitgefloten zijn , door gec-
ne andere Gemeente aangenomen worden. Doch,
tweeiralen in het jaar zal in elke Provintie eenc
Kerkvergadering gehouden worden ; de déne voor
de veertigdaagfche vasten , en de andere in den
Herfst. In dczelven zullen zoodanige uitfluitingen
onderzocht en , gegrond bevonden wordende , be-
vestigd worden. Uit dezen Regel zien wij, hoe de
Bisfchoppcn en Gemeenten der Provintiën van ei-
kanderen oniifhanglijk waren, en dat men van de
handelingen der Bisfchoppcn een beroep open had
op de Kerkvergadering. Het veertigdaagfche vasten ,
waar van gewaagd wordt, beftond waarfchijnlijk hier
in, dat vele Christenen, tot gedachtenis van jesus
veertigdaagfche vasten , en tot voorbereiding tegen het
Feest zijner Opflanding, geduurende de veertig dagen
vu<3r dit Feest, zich tot Zonnc- ondergang van fpijze
out-
GESCHIEDENIS. 2tt
tjïlthielden , waar bij echter de tiislchen beiden ko- liI
mende Zondagen werden uitgezonderd, als op welke ^^^^^
niet gevast mogt worden. Doch, dit was ge.n al- Hoofdf>.
gemeen gebruik, alzoo 'er, omtrent hetzelve, tot de ^^ C. G.
vijfde eeuw toe, alle vrijheid plaats had (*). In J^'j ■^,^*
den zesden Regel bepaalt de Kerkvergadering het vol —
gende: „ De oude gewoonte in Egypte^ Liby'é ^
„ en PentnpoUs , zal vervolgends blijven , dat de
„ Bisfchop van Alexandriï het Kerkelijk rcchtsge-
„ bied over alle deze landen hebbe; zoo als de
„ Bisfchop van Rome^ insgelijks, volgends het oud
„ herkomen, over de Gemeenten van zekere landen
,, heeft. Op gelijke wijze, zullen ook de Kerk te
„ Antiöchiê , en de Kerken in da overige Gewesten ,
„ hare vooiTcchten houden. Over het algemeen is
„ het openbaar, dat de groote Kerkvergadering den
„ genen , die , zonder goedkeuring van d^n 3Ietro~
5, /)o//V.7.7;z, Bisfchop geworden is, geen Bisfchop
„ wil laten blijven. Doch, indien eene eenparige,
5, en naar Kerkelijke \^'etten gedane Bisfchops-ver-
„ kiezing, alleen door twee of drie uit tv/istzucht
„ wordt tegen gefp roken , dan zal het gevoelen dei*
„ meesten gelden. " Men ziet duidelijk , dat de
twist met imeletius , die O)) de rechten van den
Bisfchop van Alexandri'é inbreuk gedaan had, aan-
leiding gegeven heeft, tot dezen Regel ^ welke dus
Eorgde voor de Rechten der Metropoïitanen ^ zoo
der grootere, die naderhand Patriarchen genoemd
zijn ,
(*) SOCRATKS üiit. Ecchi. V. 22. SOZOMENUS Ulit,
E£cl«s. VII. i^.
o 2
ui2 K E R K E L IJ K E
III zijn, van Rome, Alexandrie , en /tntidchiê, nis
^^^* ook der mindere Metropolitanen , of Hoofdbisfchop-
Hoofdft. peil 9 der bijzondere Provintiën (*), Met den
na C. G. zesden Regel heeft ooi^ de zevende verband , in wel-
tQt 0,7] ken de vergadering aan den Bisfchop van JElia,
■" -^ ( ycriifalem , ) een zeker voorrecht tocflaat , hetwelk
een oud gevoelen en gebruik in hem erkende, nog-
thans zonder benadeeling van de waardigheid der
Hoofdkerk van het Gewest, welke te Ccefarea was.
Te weten, de Gemeente, of Kerk te Jerufahm^
was
(*) Niets is eenvouwiger , dan dat dit de zin vnn de-
zen Regel is, en dnt het voorbeeld van den Bisfchop
v<nn Rome in denzelven bijgebracht wordt, omdat deze,
even als die van Alcxandriê, insgelijks Kerkelijk rechts-
gebied over meer Provintiën had. rufinus Hht. Eccles,
I. 6. verklaart het dus reeds, door een bijvoegzel in
zijne overzetting van dezen Regel, van de Ecclefioc Sub-
urbica , of de Regiones Siiburbic.e , de landfchappen ,
die onder den Stadhouder van Rome Honden. AI vroeg
echter is deze Regel, door ijverige voorftanders van het
gc?ag des Roomfchen Fjisfchops , in oude Latijnfche
Overzettinjien , zoo verminkt, dat de eei-fle rang toch
naTi dien Bisfchop mogt worden toegekend. Zie cim.
KORTHOLT Commciit. de Ecch'pi^ Subnrhicariis Leipzig
1730 en 173 1. 4to. FRED. SPANHEM. Disf. ad Can. VI.
Niccenuiu de ^qualitate Fctt. Metropoleeon in Disfert.
Lugd. B. 1697. 8vG. Zelfs Roomschkatholijke Schrijvers
erkemien den waaren zin van dezen Regel, edmond
RICHER, J- LAUNOI, DU PIN, CUZ. VcrgCl. VENEMA Htit.
Eccles. Tom. lY, pag. i6y.
GESCHIEDENIS. 113
iT'as fleeds onder de Christenen aangezien en geëer- III
biedigd , als de Moeder van alle de overige Kerken , ^^^^
daarom werd aan derzelver Bisfchop , alhoewel die Hoofdft.
van Cxfarea^ als MctropoUtaan ^ de voorzitting had "^ C G.
op de Provintiale Kerkvergaderingen, nogthans bij Jq^ \^'
zekere gelegenheden een voorrang toegedaan , waar — — —
van deze Bisfchoppen dat gebruik hebben gemaakt,
dat zij allengs de waardigheid van Patriarch ont-
vangen hebben. — De achtfle Regel maakt eenige
fchikkingen omtrent de Novati'dnen ^ die nog overig
en meer met den naam van zuiveren , ( x.»3-x^ot , )
bekend waren. Men zou hen , indien zij tot de
Kat h olijke Kerk wilden wederkeeren , aannemen ,
mids onder fchriftelijkc belofte , dat zij zich in
de Kerkentucht , omtrent tweemaal getrouwden en
afgevallcnen van het geloof, naar het gevoelen en
de oefening der Kerk fchikken, en dus met zooda-
nige lieden de Kerkelijke gemeenfchai? , op hunne
boete, oefenen zouden. Hunne geestelijken zouden
in dien üand kunnen blijven , hunne Bisfchoppen ,
in plaarzen , waar een Katholijke Bisfchop was ,
als Ouderlingen , of als Opzieners ecner Gemeente ten
platten lande, erkend worden; zelfs zou zoodanig Bis-
fchop, met bewilliging van den Katholijken Bisfchop,
den titel van Bisfchop kunnen blijven voeren. Keizer
KONSTANTYN , die ZOO gcem alle Christenen fchi.int te
hebben willen verëenigen, had den toenmaligen Bis-
fchop der Novatlanen ^ acesius, te Nicea ontbo-
den; als nu de beflisüng omtrent de gcïoofsleere,
en het vieren van het Paaschfeest, tot (land was ge-
komen, \Taagde de Keizer aan dezen Bisfchop, of
O 3 di«
fii4 K E R K E L rj K E
III dit oük zijn gevoelen was ? Hij antwoordde :
BOEK Alszins! alzoo het één en ander, reeds van de tij-
II 7 J
Iloofdft. ^^^ ^^^ Apostelen af, bij de Christenen is aange-
na C. G. nomen geweest. En waarom, vervolgde de Keizer,
^,'jj ^,^' zondert gij u dan van onze gemcenfchap af? Als
.■ nu de Bisfchop op deze vraag de bekende reden
opgaf, dat zijne partij de genen , die eene doodzon-
de, na den Doop, begaan, uit de gemeenfchap der
Kerk uitfloot, hen wel tot boete vennaande, maar
de vergeving der zonde alleen van God liet verwach-
ten , zeide de Keizer bocrtende : „ Pvicht dan een' lad-
„ der op, langs welken gij alleen ten Hemel kunt
„ klimmen (*)." Misfchien heeft dit geval gele-
genheid gegeven , t m de verëeniging met de Kerk
voor de Novciticinen door den bovengemelden Regel
gemaklijker te maken, ook hield de voornaam (te aan-
leiding tot hunne fcheuring, met het ophouden der
Heidenfche vervolgingen, te gelijk op. — De mees-
te overige Kerkregelen, in de vergadering te Nicea
vastgcfteld , betreffen de Kerkelijke tucht. Volgends
den IX, X , en Xlden, worden geestelijken,' die zwaa-
re zonden begaan hadden, vóór hunne inwijding, of
afvallig geweest waren van den Godsdienst, V7(n het
Leeriiar- ambt ontzet, en andere Christenen, die zich
aan afval hadden fchuldig gemaakt, tot korter of
langer Boete verwezen ; geen dervende nogthans
zal, indien hij zulks begeert, van den laatflcn en
noodzaaklijken teerkost ^ (i<p:8iQv, Fiaticim,) be-
roofd , dat is , hem zal het Avondmaal , hoewel
niet
(•) SOCKAT. IliSt.Ecc/.l, 10. SOZOMEN. Ilf'sf.Ecc/.l. 22,
GESCHIEDENIS. 215
niet zonder ecnig onderzoek van den Bisfchop , III
nie^ oiitlioüdcn worden. Vervolgends wordt verbo- ^^^^
den, dat cenig Bisfchop, Ouderling, of Kerken dié- f-joofj^j^
naar, van de édne Gemeente naa eene andere ver- nn C. G.
plaatst worde; ook worden s;eesteliiken met afzet- rÜ'^ ^!^*
' ' ^ ■' tot 337.
ting van hunne waardigheid bedreigd, die woeker .»
plegen, of laage winllen zoeken; insgelijks wordt
den Diakonen verboden , den Ouderlingen het Hei-
lig Avondmaal, dat zij toch niet inzegenen kunnen,
aan te reiken, of hetzelve vóór hun, of vóór den
Bisfchop , wiens dienaaren zij zijn , te nemen ; zij zul-
len het van dezen of van éénen der Oudften ontvan-
gen, en bij den Godsdienst niet onder de Ouder-
lingen gaan zitten, alles op ftraffe van hun ambt
te verliezen. — De negentiende Regel bepaalt, dat
de Paulicianen , of aanhangers van paulus van Sa-
mofata , als zij zich met de Katholijken verëenigeti
willen, weder gedoopt, en hunne geestelijken, op
nieuw, ingewijd zullen worden. Eindelijk, wordt
in den twintigflen Kerkregel geboden, dat ieder een
op den Zondag, en van Paasfchen tot Pinklleren,
zijn gebed in de Gemeente (taande verrichten moet,
omdat de gewoonte van fommigen , om zulks op
dien tijd knielende te doen , ftrijdig geiichi; werd
tegen het oud gebruik.
De vergadering ftond ook op het punt, om eenen Paf.xuti-
Kerl^egel te befluiten , volgends welken alle Bisfchop- ^^ Y^""^^^
/-» j V , , ., ,. zichtegen
pen,Uuclerhngen,en andere geestelijken , die getrouwd het ver-
waren, zich van alle verkeering met hunne echte l^'i'-'den
vrouwen onthouden zouden. Reeds werden de hyjj^jj"
ftcmmen opgenomen, wanneer pafxutius, een Bis- aan de
O 4 fchop
tió K E R K E L IJ K E
III fchop in het Egyptisch laudfchap Thehaïs ^ een eer*
BOEK vvaardig en zoo godzalig man, dat hij ook gezegd
Hoofdil:. wordt, wonderen verricht te hebben, wien in de
ra C. G. vervolging der Heidenen een oog was uitgedagen,
laar 313.
tot 33-^. waarom Keizer konstanïyn hem zoo hoog acht-
■ te, dat hij hem dikwijls bij zich het komen, en
geestelij- ^^^^ ^^ ^^^ ^^g ^yste, oprees, en met verhefling
van Hem beweerde, dat men der gecstlijkheid geen
zoo zwaar juk moest opleggen , dat het huwlijk
eerlijk onder allen , en het huwlijksbed onbevlekt
zij; dat men , door overgedrevene ftrengheid, de
Kerk niet moest benadeelen , dewijl allen niet in
flaat waren, eene zoo itrenge onthouding te ver-
dragen; bij zulk een gebod, zou de eerc van me-
nige echte vrouw gevaar kunnen lopen , terwijl hij in-
tegendeel de verkeering met de eclite vrouw kuischheid
noemde, pafnutius zelf leefde ongehuwd , was , van
zijne jeugd ai\ in een Klooster opgevoed, en door zijna
kuischheid beroemd. Zijne redenen maakten derhalven
des te meer indruk, en de vergadering bcfloot, met
eenparige üemmen , den geestelijken , in dit opzicht ,
alle vrijheid te laten , om te handelen , zoo als z^
goedvonden f*). Men ziet, uit deze gebeurenis.
Welke VALESius (f), zonder reden, in twijfel trekt ,
hoe men den ongehuwden ftaat, eerst laater, en
onbehoedzaam, den geestelijken heeft opgedrongen.
De be- l^cze waren de verrichtingen van de eerlle zoo
lluitcii vermaartle Kerkvergadering te iXiceë, die van den
i^den
( * ) SocRAT. /list. Eccl. 1. 1 1 . sczoMEN. Hist. EccL I. 23.
(t) Not. ad SOCRAT. /. c.
GESCHIEDENIS. ai?
ïpden Junij 325 , tot den ^sflen AugustiTS des zelfden III
jaars, en dus eenige dagen meer dan fn>ee Maanden ^^^^
geduurd had. — Jammer is het, dat men, behalven Hoofdft.
de bovengemelde Kerkregels en eenige Brieven , die -^^ C. G.
bij de Gelchiedichrijvers voorkomen , geene Acta , of ^^^ ^-^*
Handelingen , van haar overheeft , waar in wij ■
den loop van hare verrichtingen naauwkeurig zou- ^^rver-
00 gadering
den kunnen nagaan ( * ) ; zelfs kan men gcenen (laat worden
maken , op de lijsten der ondertekenaren van hare door den
befluiten, die nog voorhanden zijn (f), fchoon vvij ij^^g^,
uit EUSEBius ( § ) weten , dat alle Bisfchoppen , die tigd.
dezelve aannamen , ze ook ondertekend hebben. Na
het aflopen der vergadering, onthaalde de Keizer
KONSTANTYN , bij gelegenheid van het vieren van het
twintigfte Verjaringsfeest zijner regeering , alle de leden
der Kerkvergadering op eene plegtige maaltijd^ hen
vennanende, om den vrede en eensgezindheid, die
nu , zoo hij meende , herfteld was , voortaan heilig te
onderhouden (**), ook bekrachtigde hij hare befluiten,
door eene plegtige wet (ff). Daarenboven Ichreef de
Kei-
(*) Die, welke men Innter, als zoodanig, heeft uitge»
geven, zijn niet echt, zelfs niet de oudile verzameling
van GELASius van Cyziann , omtrent het einde der vijfde
eeuw. Men zie verders de nieuwer Schrijvers , zoo
Roomschgezinden als Protellanten , genoemd en aange-
haald bij scHRÖCK Kirch-Oefck. V. Tk. S. 366.
(t) Onder anderen bij harduin. Act. Concil. Tom. I.
pag. 311. fqq. (§) Vit. Conflant. \\\. 14.
(**) EUSEB. /. C, III. 15.
(tt) TnEODOR£T. Hht. Eecles. II. 4.
üi8 K E R K E L IJ K E
in Keizer aan de gemeente van Alexandrië^ en in het
BOEK gemeen aan alle andere, om hen tot het waarne-
Hoofdft. nien van het gene te Nice'é beflotcn was, te ver-
na C. G, manen , gelijk hij * ook , ten dien einde , verfchei-
^Qj 237.' ^^"^ bevelen afvaardigde en werkzaam was ; ook
' erkent de vergadering zelve, in haren Brief bij so-
CRATES (*), den invloed en het gezag van den
Keizer. Op deze wijze werden de befluiten dezer
vergadering, welke buitendien als eene Algemeene
Kerkvergadering geacht werd , allengs bij alle de
Gemeenten der Christenen erkend, gelijk zij dat ge-
zag ook in de volgende, eeuwen behouden heeft;
zonder dat wij eenigc echte blijk hebben , als of
de goedkeuringvan silvester, Bisfchop van Rome ^
daar toe zou gevorderd zijn geweest , en als of deze
eerst het gezag der Kerkvergadering bevestigd hebbe (f)»
Gevol- Het was 'er echter ver af, dat deze Kerkverga-
de-
■(*) Hist. Eccles. L 9.
(t) Men heeft wel eenen Brief der vergadering ann
den Bisfchop van Rome, waar in zij hem om zijne be-
krachnging verzoekt, en het antwoord van den Bisfchop
op dcnzelven: Ook zal hij te Rome, in tegenwoordig-
heid van den Keizer, eene bijzondere vergadering ge-
houden, en daar op de beiluiten der Niceifche beves-
tigd, en nog nieuwe wetten bij hare befluiten gevoegd
hebben, bij harduikus /kt. Concil. Tom. I. pag. 343,
527. enz., doch, de onechtheid van het één en ander
is zoo duidelijk en tastbaar , dat zelfs Roomsch Katho-
lijke geleerden dit hebben erkend. Zie du pin Nohv.
Biblioth. des Auteurs Eccles^ Tom. II. pag. 318 , 319.
GESCHIEDENIS. 219
dcring aan de oogmerken van den Keizer, om vre- III
de en eensgezindheid onder de Christenen te ftich- ^^^^
ten , voldaan zou hebben. Zij was na^uw geëin- Hoofdfl;,
digd , en arius gebannen , of 'er ontflonden nieuwe "^ ^' ^*
bewegingen te" ^/^x^«(^r/è' , alwaar de aanhang van j-qj o 3^]
ARIUS zeer flerk was , en zich bovendien no2
vervolgends met de Mektianen , ( * ) verëenig- ^^^ f^
de. De Keizer liet wel eenige Aridnen , die ring. De
in deze hoofdftad van E^-^pte onlusten ftookten, Eufebia-
nen ge-
bannen , maar deze , ten Hove gekomen , werden bannen.
daar door de beide Bisfcli oppen , eusebius van A7-
komedic^ en theognis van Nicea^ vriendelijk ont-
vangen, welke zich met hun in alles verëenig;-
den (t), en benevens iniaris, Bisfchop van Chal^
cedon , indien wij filostorgius ( 5 ) geloven mo-
gen, aan den Keizer te kennen gaven, dat zij be-
rouw hadden, de geloofsbelijdenis van Nice'è on-
derfchrcven te hebben , ja sozoimenus voegt 'er
zelfs bij , dat zij eenen Hofbedienden omkochten , om
hunnen naam op de lijst der ondertekenaren uit te
fchrappen. Zij hadden het het meest geladen op het
woord éénswezens; „indien mijn kleed, voor mijne
„ oogen, in twee ftukken gefcheurd werd," zeide
EUSEBIUS eens tegen den Keizer , „ zal ik nooit zeg-
„ gen, dat deze beide ftukken éénswezens zijn."
Het gevolg hier van was, dat konstantyn de '
bei-
(*) Boven Bladz. \i6.
( t ) SozoM. Hht. Eccl. II. 21. THEOD. Eist. Eccl. 1. 20.
(§) Fragm. Hist. Eccles. in nicet.e Choniat, Thes,
Orthod. Fidei Tom. V.
220 KERKELIJKE
III beide eerstgcmelde Bisfchoppeii , nog in hetzelfde
BOEK jjijir 225, naa GalJi'é bande, en in hunne plaats an-
Hoofdfl;. d*^^^ Bisfchoppcn aanftclde , hetwelk hij met eenen
na C. G. Brief aan de Gemeente te Ni komedie bekend maak-
Toot* ^ ï "2
tot 337! ^^ C * ) > gelijk hij , ten dien tijde , nog meer Brie-
■— - — ven, tegen arius en zijne aanhangers, fchreef (f),
welke hij openlijk in de (leden beval voor te lezen ^
en die fcherp , en zelfs fchimpend en ipottend , aan
de vrienden van arius nieuwe fh-affen dreigde. Het-
welk , in de daad ^ den Keizer weinig eere aandoet.
Zijwor- Doch naauwlijks waren drie jaren verlopen, of
den, ge- ^ Keizer werd gunfligcr jegens deze Bisfchoppen^
lijk ook . 1-1 -^.
ARIUS , ew jegens arius zelvcn , gczmd. alex^inder , Bis-
iiit hunne fchop van Akxandrië , kort na het fchciden der
fchapfé- Kerkvergadeiing van Nice'é^ overleden zijnde, werd
rug ge- atiianasius , wien hij , vóór zijne dood , daar toe
roepen en -^^^ aangewezen , en die door zijnen iiver tegen de
Ari'dnen uitmuntte, tot zijnen opvolger verkozen,
doch, alzoo de Meleti'dnen en Ari'dnen de wettig-
heid dezer verkiezing beftreden, vernieuwden zich
de onlusten in Alexandrïè ., en de partij der Aria-
nen beurde onverziens het hoofd weder op (§):
In het jaar 328 of 329 , riep de Keizer de beide
Bisfchoppen , eusebius en tiieognis, uit hunne
ballingfchap terug , hen in hunne Bisdommen van
Nikomedië en Niceë herllellende.. AVaarfchijnlijk:
was de invloed van 's Keizers Zuster konstantia,
b^
(^*) Rij THEODORET /. C.
(t) SocRATEs Ilist. Ecclcs. I. 9.
(5) SozoMEN. Hisi. Eccles, II. ly.
GESCHIEDENIS.
221
h"j U'elke eusebius altijd in gunst gedaan had, hier III
toe zeer behulpzaam, ja de Arianen (*) flrooiden ^^^^
zelfs uit , dat deze N^'orstin , door een " Godlijk ge- Hoofdft.
zicht, of in eenen droom, overtuigd was geworden "^ C. G.
van de rcQ^tziimigheid en onfchuld dezer Bisfchop- ^^^^ ^'^*
pen. Men vindt van hun eenen Brief (f), aan de
voornaamfte Bisfchoppen , uit hunne ballingfchap
gefchreven, in welken zij zich beklagen, dat zij,
onverhoord veroordeeld zijnde, hunne ballingfchap
met geduld zouden verdragen, maar dat zij dit niet
langer mogen dulden, dat zij als orirechtzinnigen
werden aangezien , daar zij nooit eenige Ketterij wa-
ren toegedaan, en de geloofsbelijdenis hadden aan-
genomen , en zelfs de Ixiwoording éénswezens , maar
dat zij geweigerd hadden , het banvonnis tegen arius
te onderfchrijven , omdat zij die dwalingen niet in
hem hadden kunnen vinden, over welke hij be-
ichuldigd was geworden (§). Inzonderheid beroe-
pen
(*) Volgends sozomen. TUst. Eccles. III. ip.
(1} Bij socRATEs Hist, Eccles. I. Cap. 14. en sozo
WEXus Hist. Eccles. II. 16.
(5) TiLLEMOiNT Memoir. pag. 357. Tom. VI. Ed.
fol. heeft de echtheid van dezen Brief, doch zonder ge-
noegzame reden , in twijfel getrokken. Ondertusfchen
is tnet hunne verklnring in dezen Brief niet overeen te
brengen het verhnal van sozomen. Ilist. Eccles. III. 19.
dat zij van den Keizer terug geroepen, en toen ge-
vraagd zijnde, waarom zij van bet Niccïfche geloof,
dat zij ondertekend hadden , waren afgegaan , zouden
geantwoord hebben , dat hunne ondertekening alleen ge-
fchicd
£22 K E 11 K E L IJ K E
III pen zij zich daar op , dat ariös zelf, die de lioofd-
"J^*^ Ichuldige fcheen te zijn, wederom hei-fteld was ge-
Hoofdft. worden, en zich gezuiverd had, waarom het onge-
na C. G. i-jjuid zou wezen, indien zij zwegen, en dus zich-
tot 237! zelven zouden fchijnen te veröordeelen. J)e aanlei-
' ding en wijze, door en op welke arius weder in
de gunst van den Keizer gekomen, en door den-
zelven herdeld was geworden, waar van deze Bis-
fchoppen hier gevv-agcn , wordt dus door socra-
TES (*) en sozoMENUs (f) verhaald. Zeker
yfrl/iamck Ouderling, die bij de Prinfes konstan-
TiA zeer in gunst flond , aangemoedigd door de
Eufehianen^ had haar verzekerd, dat de Kerkver-
gadering ARIUS onrecht gedaan , en hem veroor-
deeld had , wegens zaken , die hij nooit geleerd had.
Dit geloofde konstantia, doch durlHe 'er haren
Broeder den Keizer niet over fpreken, tot dat zij,
op haar derf bed , van hem deze laatfte weldaad
verzoclit, dat hij dezen Ouderling, als een' godza-
lig en rechtzinnig man, in zijne gunst wilde aanne-
' men. De Keizer, dit verzoek zijner Zuster toege-
daan hebbende, werd van dezen zelfden geestelij-
ken , tot zijne bevreemding , onderricht , dat arius
het-
fchied wzi, uit vreeze, dat de Keizer, indien zij zich
met de andere Bisfchoppen niet verëenigden, den Chris-
telijken Godsdienst misfchien voor onzeker houden, dien
weder verlaten- en deszelfs aanhangers vervolgen zou,
te meer daar hij nog flechcs onder de Leerlingen van
denzelven behoorde.
(*) liiit. Ecclei, I. 25. (t) Hist. Eccles, II. 27,
GESCHIEDENIS. 223
liétzcifde leerde , als de Kerkvergadering van Niceê , III
en dat hij gereed was, zulks in 's Keizers tegen- ^'^
vvoordigheid , ten allen tijde , te belijden. Op deze Hoofdft.
voonvaai'de , beloofde de Keizer hem weder te zul- "^ C. Gi
len herftellen, en hem reeds te voren verlof gegeven j!qj. '^
hebbende, om ten Ilove te komen, fchreef hij hem -
nog eenen eigenhandigen Brief, in welken hij hem
zijnen geliefden Broeder noemt, hem ten Hove ont-
bietlt, en daar toe van een lands rijtuig vergimt
gebruik te maken. Hier op verfcheen ariüs, met
zijnen vi'iend euzojus, gewezen Ouderling te ^lex-
andrié , die te gelijk met arius, door den Bis-
fchop ALEXANDER , was afgezet , ten Hove , in het
jaar 530, alwaar zij aan ^.t\\ Keizer de volgende ge-
loofsbelijdenis overleverden :
„ Aan den Godvruchtigftcn, en Godbemiimend-
„ ften, onzen Heere, den Keizer koxstantyn,
„ ARIUS, en euzojus. Gelijk uwe Godelievende
„Godvruchtigheid, Heer Keizer, bevolen heeft,
„ zoo verklaren wij, bij dezen, ons geloof, en be-
„ lijden fchriftelijk voor God, dat wij, en de ge-
„ nen, die met ons zijn, dus geloven, gelijk hier
„ na volgt: Wij geloven in éénen God, den AI-
j, magtigen Vader, en in den Heere jesus chris-
„ Tus , zijnen Zoon , uit hem vóór alle eeuwen ge-
„ worden. God het Woord, door wien alle dingen
„ gemaakt zijn, die in den Hemel, en die op Aar-
,, de zijn, die nedergedaald en vleesch geworden is,
„ geleden heeft, opgeftaan, en ten Hemel opgeva-
„ ren is , die weder zal komen , om te oordeelen ,
3, levenden en dooden, en in den Heiligen Geest,
„ en
J24 K E R K E L IJ K E
III ,, en de wederopflanding des vleefches, en het 1e-
^^^ „ ven der toekomende eeuw, en het Koningrijk der
Hoofdft. ^? Hemelen, en in ééne Ivatholijke (algemeene) Kerk
na C. G. weike zich uitJlrckt van het ééne tot het andere
lot "37.* 9» niterfte der Aarde. Dit geloof liebben wij uit de
— ■ —- 5, Heilige Euangeli<in ontvangen , daar de Heere tot
„ zijne Leerlingen zegt: Gaat! onderwijst alle vol-
„ ken , hen doopende in den naam des Vaders , en
5, des Zoons , en des Heiligen Geestes. Indien wij
„ dit niet alzoo geloven , en waarlijk den Vader,
„ Zoon , en Heiligen Geest aamiemen , gelijk de
„ gehcele Katholijke Kerk , en de Schriften leeren ,
i „ welke wij in alles geloven , is God onze Rich-
5, ter, nu en in het toekomend oordeel. Daarom
„ fmeken wij uwe Godvruchtigheid, Godgeliefdde
„ Keizer, dat gij ons, die Kerkdijken zijn, en het
„ geloof en den zin der Kerk , en der Heilige
5, Schriften, houden, door uwe vredelievende en
,, godzalige Godvruchtigheid , weder verëenigt met
„ onze Moeder, te weten, de Kerk, met ophang
,, van alle jjtlclc vragen en twisten; opdat wij en
„ -de Kerk, in vrede levende, gezamenlijk plegtige
„ gebeden voor uwe vreedzame regeering, en voor
„ uw geheeie geflacht, tot God uitflorten mogen.*'
De Keizer, die zoo zeer naar vrede en eensgezind-
heid onder de Christenen haakte, en dezelve dan
door zachtheid, dan door ftrengheid , had zoeken
te bevorderen , was ingenomen met deze geloofsbe-
lijdenis , welke , alfchoon zij terftond bij de recht-
zinnigen verdacht was, als kunnende de woorden
derzelve ligtelijk in den Ariaanfchen zin verklaard
WOf-
GESCHIEDENIS. 525
•Worden, terwijl de bepalingen der Kerkvergadering III
•\varcn voorbijgegaan , evenwel zoo nabij met de '^^^^
Tcchtzinnige geloofsbelijdenis fcheen overëenteftcm- Hoofdft.
men , en vergunde arius vrijiieid , om naa Alexan- "^ ^^ ^*
^ri'é te keeren , alwaar echter de Bisfchop atiiana- \q^ 33^*
sius hem weigerde in de gcmcenfchap der Kerk toe
te laten, gelijk wij zoo aanllunds nader zien ZLÜIen.
De aanhangers van arius , dus eenige ruimte ge- De Aria-
kregen hebbende, begonnen fpoedig deze gunst van "^" ^^"^j
het Hof tegen de Rechtzinnigen te misbruiken, rechtzin-
EusTATHius, Bisfchop van Anti'óchi'è ^ één der "^S^"» en
zetten £U"
Voorzitters op de Nice'ifche Kerkvergadering, w^as stathius
één der eerften, die hunne wraak bezuurde. Deze Bisfchop
had het eerst en veel tegen de Ari'dnen gefchrevcn, ^^?-;"^r'
° 0 5 oen ie ar,
onder anderen een Werk van acht Boeken , waar die ge-
van Hechts eenige Brokihikken overig zijn C*), als ^^""5"
'=' ö j V y? worde.
ook nog eenige Brokilukken over de Opfchriften
4er Pfahnen , behalven dit heeft men hem eene
4ianfpraak aan den Keizer konstantyn, en eene
verklaring der Scheppingsgefchiedenis toegefchreven ,
doch welke niet voor echt kimnen gehouden wor-
den. Het eenigfte Werk, dat nog geheel van hem
overig is, is een onderzoek tegen origenes, over
de Toveresfe te Endor ^ door allatius uitgegeven,
waarin hij het gevoelen van origenes wederlegt,
dat deze Tooveresfe waarlijk den g^^^t van samucl
uit het Rijk der dooden zou hebben opgeroepen. —
Op eene Kerkvergadering te Antiochi'è^ in het jaar
33Ï»
C*) Fabricius Bibliuth. Gr. Vol. VIII. p^^. i7o. /ff.
IV^ Deel. p
CLzCy K E R K E L IJ K E
III 331 9 werd deze Bisfchop door eusebius van A7*
BOEK komedie^ die ook eusebius v^nCafarea^ en aiidcrc
Hoofdft. Oosterfche Bisfchoppcn, in zijn belang had overge-
na C. G. haaid , befchuldigd van de dwalingen der Sahellia-
tot 337.* '^^^9 hetwelk, zegt socrates (*), thans vrij ge*
woon werd, dat men, over de bewoording éénswe'
?.eus, in het duifier ftreed, zonder recht te weten,
waarom men malkandcren verketterde , befchuldi-
gende men malkanderen over en weder , van y^/7<7-
nen'j of SahelUanerij, Doch, eustatiiius werd
bovendien van hoererij befchuldigd, en op den eed
van een ontuchtig vrouvvsperfoon , dat met geld
daar toe was omgekocht, veroordeeld, en van zijn
ambt afgezet. Te vergeefs wendde de Bisfchop
zich tot den Keizer, die het vonnis der Kerkver-
gadering bevestigde, en eusïathius , met zijne
Ouderlingen en Kerkedienaren, naa Thraci'è bande,
alwaar hij omtrent , h.ct jaar 360 ov^erleden is (f).
Alle de Schrijvers, die ons van dezen man bericht
geven (§), filostorgius uitgezonderd, zijn Ka-
thoHjken , en befchouwcn hem derhalven als eenen
Martelaar voor het geloof, terwijl zij zijnen ijver,
geduld, geleerdheid en welfprckendheid , prijzen;
ondertusfclien kan de haat tegen de Jrianerij\
waar over zij hem zoo bijzonder roemen , hem in ze-
ke-
(*) T^ist. Eccks. I. 23.
(t) Chrysost. Laudat. eustathh Tom. I. Opp. ed»
Duc^i Francof. pig. ^'j. theodcr. llht. Eed. III. 4.
(§) IlicRONYMUiJ , SOZOMEJNUS, ATUANASIUS , Cnz.
GESCHIEDENIS. s^?
kere opzichten te driftig en onverdraagzaam ge- III
maakt, en daar door zijn ongeluk veroorzaakt heb- ^^^^
ten ( * ). Hoofdd.
Het afzetten van eustathius, door de Kcik- na. C. G.
[o n t» O T 2
Vergadering, gaf aanleiding tot hevige onlusten, te ^-'^^ ^^'
Aritiochi'é ^ te meer, omdat de redenen van deze
flrengheid alken in algemeene bewoordingen vervat Opi'oeri-
gebewe-
waren , want , fclirijft de Iverkgefchiedfchrijvcr so- ginjren te
CRATES, bij deze gelegenhdd (f), ,,de Bisfchop- Antiö-
„ pen zijn wel gewoon, do genen, die zij afzet- ^^^3 j;^^'
„ ten , met fcheklvvoorden te overladen , en van nfzetten
,, fjodloosheid te bcfchuldigcn , maar niet de rede- ^^" ^^'
" ^ , „ , . , STATUIUS.
,, nen dezer godloosheid te metden. Ais men der-
halven, in het jaar 332, tot de verkiezing vanecnen
iiiemven Bisfcbop overging, wilde een deel der Ge-
meente EUSTATHIUS v/ed(.r hebben, terwijl een an-
der gedeelte eltsecius pamfili, Bisfchop v-an de-
farea^ verkoos. Zoo hoog liepen deze onlusten,
dat men bereids van weerskanten naar de wapenen
greep , toen de befcheidenheid van eusebius , die
voor deze keuze bedankte, zich op de Kerkelijke
wetten en gebruiken beroepende, en de tusfchen-
Icqmst van den Keizer, door het zenden van ecnen
aanzienlijken flaatsdienaar naa Antiöchië , en een ei-
genhandig fchrijven aan de Gemeente aldaar, en aan
de vergaderde Bisfchoppen, om hen tot vrede te
vermanen, en de gevolgen van zoodanige onrusten
voor
'^*) ?.Ien vergelijke du pin Nouv. Biblioth. dei Aut»
Kcclcs. Tom. III, pt:s. 26. fqq.
Cl) Hist. Eccic's. I. 24.
P :;
£25
K E R K E L g K E
III
BOEK
II
Hoofdft.
na C. G
Jaar 3 13,
tot 337,
Vervol-
gingen
tegen
ATIIANA-
sius.
voor te flellen , de drift bedaarde , zoodat iiien zich
verëcnigde, om eufronius, eeneii Kappadocifchen
Bisfchop, te verkiezen, waar mede de rust herfteld
geraakte (*).
Hetzelfde lot, als eustathius , trof ook andere
Bisfchoppen, die de Eufehianen voor hunne vijan-
den hielden. De zvvaarfle Rorm berstte los tegen
ATi-iANASius. Deze .ijveraar voor de rechtzinnig-
heid wilde EUSEBius van Nikomedië^ niettegen-
Ihande deszclfs verzoek, niet in zijne KcAelijke ge-
mecnfchap aannemen, ook weigerde hij volllrektlijk ,
het Keizerlijk bevel te gehoorzamen , en arius te
herllellen. Daar dit den Vorst moest mishagen,
hielden de Eufehianen^ vcrfterkt door de Mekti'd-
nen ^ dit vooreen gunflig tijdftip, om atiianasius
hunnen wrok te doen ondervinden. Zij befchuldig-
den hem dan bij den Keizer, dat hij den Egypte-
naren eene foort van fchatting, eigener gezag, had
opgelegd, beftaande in het opbrengen van linnen-
klederen voor zijne Gemeente ; vervolgends , dat
hi) eenen oprocrmaker met geld onderdeund , in
eene Kerk den Heiligen Beker in flukken gedagen,
en de affchriften der Heilige Boeken verbrand, zich
met hoererij bevlekt, en eenen Bleletidanfchen Bis-
fchop ^ARSENius vermoord had. De Keizer, eerst
zijnen Broeder dal^l-vtius afgezonden hebbende,
om
(*) EusEB. de Fita Conflant, III. 59-02. alwaar hij
boTi den Brief des Keizers aan hein aanhnnlt, waar in
deze hem prijst , omdnt hij voor het Bisdom van Antio-
chic bedankt had. socrat. H'nt, EccL I. 24. sozom. II. ip»
G E vS C II I E D E N I S. 209
om deze befcbiilcligingcn geveclitdijk te onderzoc- III
ken, beriep vcrvolgcnds, ten zelfden einde, cene ^^i"''^
Kerkvergadering naa defarea^ die m het jaar ysg gè^ Hoofdft.
houden werd, doch op welke ATiiANAsrus, dewijl hij "^ C. G.
de vergaderde Bisfchoppen voor zijne vijanden hield, ^^| "^ *
weigerde te veifchijnen. De Keizer, hier over ver
ftoord , gebood hem fclierplijk , zich in eene , op
nieuw te Tyus in het jaar 335 befchrevene, Kei'k-
vergadering , tegenwoordig te laten vinden, waar
aan hij, hoe ongeern ook, gehoorzaamde. Om de
orde en rust onder de menigte der tegen malkander
ren verbitterde geestelijken te bewaren, had de Kei-
zer ook gevolmagtigden derwaards gezonden. Op
deze vergadering werden de befcluildigingen tegen
ATHANASius vemieuwci , die op iommigen terftond
antwoordde, omtrent anderen tijd en dag verzocht.
Hoe zeer nu, onder anderen, twee befchuhligingen
openlijk bleken valsch te zijn, de édne van hoererij
met een vrouwsperfoon , hetwelk, daar zij een' an-
der voor ATHANASIUS aauzag, met de daad toonde,
dezen zelfs niet eens te kennen, en de andere van
den moord van arsenius^ dewijl die zelf levende
op de vergadering vericheen, evenwel was atha-
KASius , niettcgenftaande alle zijne fhmdvastigheid ,
ontroerd , daar hij zelfs zulken , die hij voor zijne
vrienden gehouden had, onder zijne befchuldigers
befchouwde , en ook zag , dat men de getuige-
nislen zijner openlijke vijanden, Ariamn en Mele^
t'ianèn , tegen hem liet gelden , en dat de Eisfchoji-
pen zich bijna allen van eerllen af tegen hem ver-
P .> klaard
Ti^ K E R K E L IJ K E
Iir -Iclaard hadden; derzelver drift tegen hem liep zelf^
BOEK 200 hoog, dut 's Keizers gemagtigdeii het voorzie h-
Hoofdfti tigstïichtten, hem heiraUjk te hiten wegbrengen, zor-
m C. G. gende, dat men hem nog aanvallen en vcjLTnoorden
Jaar '^ i "^ ^ *"
tQ[ „a;^" 2011. Eenige Bislchoppen , naa Alexandrië gezon-
- "« -den, om ééne der ingebrachte befchiildigingen op de
plaats zelve te onderzoeken, zonden een bericht over;
dat ^zij ATHANASius fchuldïg gevonden hadden ^
waar op , niettegenftaande de Onderlingcn van Akx*-
andrië, en verfcheidene Onderlingcn van het land-»
fchap Mareotis^ 'm eenen Brief aan de Kerkverga*
■dering, die nog voor handen is, de befchuldiging
Wcderlegden , en aantoonden , dat het onderzoek
partijdig gefchied was , en ook de 47 Egyptifche Bis-
fchoppen, die met athanasius op ile Kerkverga-
dering gekomen waren, de Eufehianeii ftreeken en
listen aantijgden, om hunne oogmerken te bereiken,
ATHANASIUS , eindelijk , door de vergadering v^n
zijn ambt ontzet werd, welke hem tevens verbood,
naa Alexandrië te kt^emn., opdat hij daar gcene onlus-
ten mogt ftichten, tevens aJlen Bislchoppen aanfchrij-
vende , dat zij hem uit de Kerkelijke gemeenfchap zou-
den uitfluitcn. Als gronden van hun gedrag gaven
de Vaders op: dat hij 'slveizers bevel, óm te Ca-
farca te vcrfchijnen , niet gehoorzaamd , en eenc
menigte aanhangers te Tyrus medegebracht had,
om daar opfchuddingen te verwekken ; vei'ders , dat
hi] dan geweigerd had, op de befchuldigingcn te ant-
woorden, dan de Bislchoppen fmaadlijk bejegend had,
dan, ingcdaagd zijnde, niet had willen verlchijnen ,
als
GESCHIEDENIS. 231
alsook, dat de kwade behandelingen der Kerkelijke III
vaten genoegzaam bewezen was (*). ^^Ji^
Athanasius , dus veroordeeld zijnde , begaf zich Hoofdft.
naa Konfiantimpolen , alwaar hij zich op des Kei- "=^ ^- ^'
Toot» "^ I ^
zers uitfpraak beriep , welke inmiddels de Bisfchop- \^^ 037I
pen , die te T'^rus vergaderd waren , belast had ,
naa '^erufalem te reizen , en aldaai* de inwijding der ^^^ikyer-
u j ■> ja g;i dering
prachtige, door hem ter gedachtenis van jRsus Op- te Jeruft-
ftunding gebouwde Kerk , bij te wonen , na het eindi- ^'-''^- ^^^'
gen van welke ;plegtigheid zij , in het jaar 335, aldaar i^ej^j-ej^j^
cene talrijke Kerkvergadering hielden ; alwaar ook ari-
us (t), en zijn vriend euzojus verfcheenen, met
een aanfchrijven van den Keizer aan de Bisfchoppen ,
dat zij derzelver geloofsbelijdenis onderzoeken, en
hen gunftig bcöordeelen zouden, het zij zij te voo-
ren, door nijd, onderduikt waren, of nu hunne
dwalingen afgelegd hadden. Zij vonden , in de
daad , bij de vergadering een goed onthaal , en wer-
den weder in de gemeenfchap aangenomen, waar
van-
(*"^ I\Icn vergelijke eusf.b. Ut, Conftant. IV. 42.
ATMANAS. ApoJog. Seciinda pag. $13. fq.], socrat. Hist,
Eccles. I. 27-32. soZüMEN. Hist. Eccles. II. 10, 22, 25.
THtoDOR. Hist. Eccles. I. 2p. EPiFAN. Hccres. 68. C'. 17.
(t) Vai.esius Ohferv. Eccles. Libr. II. Cap. 2. /td
Calc. Hist. Eccles. sozomeni en Nof. ad. socrat. Hist.
Eccles. I. 33. meent, dat deze arius onderfcheiden moet 1
worden van dien, naar wien de Aridnen genoemd wor-'
den. Met hem fremt ook venema in Hist. Eccles. Tonu
IV. pag. 276. Doch de bewijzen voor deze ondcrfchei-
ding komen mij niet voldoe.ide voor.
Pi
ncn.
432 K E R K E L IJ IC E
III van de vergadering tevens in eenen Brief aan de Ris-'
*^^^ fchoppen en andere Geestelijken van Egypte kennr»
Hoofdü. gïif 9 met verzoek , om dit voorbeeld te volgen.
ua C. G. Men kan uit dit befliiit der vergadering weder op*
[Qt \JL\ maken , hoe veel invloed het gevoelen en gezag des
*'■■■ Keizers op dezelve , waar h.et toch niet aan partijen
van ARius ontbral^;, gehad hebbe (*).
Athansi- De Idagten en bezwaren , welke athanasius bij
us wordt ^gj^ Keizer had ingebracht, werlcten echter zoo veel
mal ners ^
in Gallië uit , dat de Vorst aan de Cisfchoppen , die de ver-
geban- gadering te Tyrus hadden uitgemaakt, eenen fcher-
pen Brief zond , en hen wegens hunne ongefluimig-
heid en tvvistzucht ftrenge verwijtingen deed, hen
tevens naa Konflantinopolen ontbiedende, opdat hij
de beide partijen zou kunnen hooren; verfcheidcnen
van deze Bisfchoppen , door dezen Brief verfcln-ikt ,
keerden naa hunne Bisdommen terug, maar euse-
Bius van Ni komedie, fteunende op zijnen invloed
ten Hove , begaf zich naa de hoofdllad , alwaar hi)
den Keizer onder het oog bracht, het zij waar of
valsch, dat athanasius gedreigd had, te zullen
beletten , dat , vervolgends , \2X\Alexandri'è geen koorn
meer naa Konflantinopolen zou gezonden worden,
gelijk jaarlijks pleegt te gcfchieden, welke befchul-
diging den Keizer zoo zeer ontrustte , 'dat hij atha-
nasius naa Treviri , QTriers,') in Gallië bande;
alhoewel openlijk werd voorgewend, dat de Keizer
hier toe enkel om de nist der Kerk befloten had,
de-
(*) Athanas. /Ipol. II. pag. 621. EüSER. Fit. Coh-
ftant. IV. 43. socRAT. I. 33. sozomen. II. 27.
GESCHIEDENIS. 2331
dewijl ATHANASius volftrckt bleef weigeren, met III
ARius en zijne vrienden. Kerkelijke gemeenfchap te ^^^^
onderhouden ( * )- Hoofdft.
Arius was, na 7/ijnc wcderiianneming door de "^ C. G.
Kerkvergadering te Jerufalem^ naa Alexandrië ge- ^^^ ^^^]
kecrd; maar zijne aankomst in deze ftad, reeds te
onvrede , over het lot van haren Bisfchop , gaf aan- Doodva»
leuhng tot nieuwe onlusten, waarom de Keizer hem
in het jaar 336 naa Konftantinopolcn ontbood, al-
waar Et'SEBius van Nihomedi'é alle pogingen, zelfs
met bedreigingen, bij den Bisfchop dier hoofdftad,
ALEXANDER, aanwendde, opdat hij arius zou toe-
laten in de gemeenfchap der Kerk; zelfs gebood de
Keizer, nadat arius de geloofsbelijdenis van Niceë,
of eene gelijkluidende, ondertekend, en op 's Kei-
zers voorftel zelfs bezworen had (f), den Bisfchop
uitdruklijk , den eerstkomenden Zondag, arius,
zonder tegenfpreken , als een ledemaat zijner Ge-
meente aan te nemen. De Bisfchop, dit gebod met
de uiterfte ontfteltenis vernemende, bad God, dat
hij , eer dit gebeurde , hem , of arius , uit dit leven
wilde nemen. Op den volgenden Zondag, begaf
zich ARIUS, met eenigen zijner aanhangeren, naa
de Kerk, waar hun wensch vervuld zou worden.
Ou-
(*) AtHANAS. ^polog. \l. png. 622. SOCPvAT. I. 34,
35. SOZOMEN. II. 2ü.
(t) Het algemeen gerucht onder de Rechtzinv.igcn
zeide, dat hij den Keizer bedrogen, en eigenlijk ge-
zworen had, op eene geloofsbelijdenis, volgends zijne
Hellingen, die hij bij zich had.
P5
tOE 337.
£34 K E R K E L IJ K E
III Onder weg door den nood gedrongen , begaf I)'^
BOEK 2ich in een gemeen heimlijk gemak, alwaar liij eene
Hoofdft. fchielijke dood flierf, en, gelijk Ibmmigen zeggen,
na C. G. zijne ingewanden uitflorttc. Dus verhalen genoeg-
toi 717! zaam eenparig alle de Schrijvers van dien , en den
naastvolgcnden tijd, de dood van arfus (*), zoo-
dat men daar aan naamvJijks twijfelen mag. Doch,
wanncer'ATHANiïsrus:, en anderen, die hem gevolgd
zijn, deze fchielijke dood van arius, als eene bijzon-
dere llraf van God , op het gebed van den Bis-
fchop ALEXANDER , befchonwcn , welke Bisfchop ook
daar voor God plegtig in de Gemeente zal gedankt
hebben, kan men niet zoo ligtzinnig hunne gedach-
ten toeftemmen. Immers, behalven dat fommigen,
volgends sozomenus, deze fchielijke dood, als een
gevolg van eene voorgaande onpaslijkheid of kwaal
hebben aangezien, terwijl anderen dezelve aan de
üvennatige vreugde van arius over zijne wcderiian-
neming toefchreven, zoo zijn 'er meer voorbeelden
van foortgclijke wyze van dood , onder anderen' is de
Paus anastasius IL, op het einde der vijfde eeuw,
op dezelfde wijze overleden ( f ) , en bet is over het
geheel bedenklijk, eene dergelijke gebeurenis', die na-
tuurlijk kan zijn , bovennatuurlijk te noemen , en voor
eene Godlijke IfrafFe te verklaren (§). Welk recht
heeft
( * ) ArtiANAs. Epist. ad Sevap. de MortQ Arii Tom»
\. pag. 522. suCUAT. Ilist. Eccles. I. 37, 38. sozomen.
Hist. Eed. L. I. 2p, 30. THEODüR. Hisi. Eed. I. 15.
( f ) Platina in Vita ejus.
( 5 ) VüNEiAiA Hist. Ecdes. Tom. IV. pag, 277.
GESCHIEDENIS. 235
hixl't ATHANASius, dczc dood v;in arius met die III
van den veiTader judas te vergelijken , en niets ^^^^
aan te merken, op de bede van den Bisfchop alex- Hoofdft,
ANDER, of wel die bede als heilig, en daarom van "=> C. G.
God verhoord, te roemen? De aanhangers van J^' ^ z'
ARIUS beweerden daartegen, dat zijne vijanden hem ■
door toverkunllen uit den weg geruimd hadden; en
zelfs in onze eeuw hebben fchrandere mannen ge-
gist , dat hij misichien door vergift zal omgeko-
men zijn. Laat ons , zonder zulke vennoedens ,
die tocli gecnc zekerheid hebben, of zoodanige
oordeelvellingen te wagen , ons zclvcn verge-
noegen, mot het gene gebeurd is: arius is eene
fchielijke dood geftorven, waar van de oorzaak ons
onbekend is.
De dood va:i arius was de laatfte aanmerklijke Gevolgen
gebeurenis , in de Ariaanfche woelingen , die ten ^^" ^^
tijde van konstaxtyn plaats had; doch. met de- ,^^^^,5
zelve waren de twisten niet geëindigd; immers,
alhoewel atiianasius verzekeit , dat zeer vele
/irianen , op dezelve , tot de Rechtzinnigen zijn
overgegaan, hnnne hoofden bleven nogthans vol-
harden; en de verwarringen, die vervolgends heb-
ben plaats geliad, terwijl uit de bron der AriaciU'
fche nog weder geduiirig nieuwe voortkwamen ,
hebben voldoende bewezen , dat de Kerkverga-
dering van Nice'é , welke konstantyn gelioopt
Ijad, dat een middel zou wezen, om de gemoede-
ren te verëenigen , ten dezen opziclite , niets uit-
gewrocht , noch ter voorkoming van verdere ge-
fchillcn, over de betwiste flukken, iet toegebracht
heeft
£36 K E R K E L IJ K E
III heeft (*). Indien wij athanasius (f) en socra--
^^^'^ TES (§) geloven, zal de Keizer konstantyn,
ïloofdft. door het bericht van de onverwachte dood van
oa C. G. ARiLis , meer overtuigd zijn ffeworden van de waar-
j,^[ '^^y[ heid van het Niceifche geloof, als ook dat arius
'■■■ ■ een meinedige en Dwaallceraar geweest was. Even-
wel wilde hij van de herftelling van athanasius
niet hoorcn. Te vergeefs fchrecf hem antonius ,
de Vader der Monniken, ten voordecle van atha-
nasius , hem biddende , dat hij de lasteringen der
Meletianen geen geloof wilde geven ; te vergeefs
paarden de Geestelijkheid , en de gewijde Maagden te
Akxandri'è ^ hare voorbede met die van antonius,
terwijl de Gemeente aldaar openlijk, in hare verga-
deringen. God, om 's mans herflelling bad. Aan de
Geestelijkheid gaf de Keizer voKirekt een weigerend
antwoord; aan de Gemeente verweet hij onverftand
en ligtzinnigheid; aan antonius fchreef hij, dat hij
de iiitlpraak der Kerkvergadering moest handhaven ,
dat, alfchoon ook deze of gene Bisfchop. zich door
(hift mogt laten overheerfchen , men zulks echter
niet kon verwachten van zoo vele verftandige en
godzalige mannen, als op dezelve bijeen wai*en ge-
komen ; bovendien befchrcef de Keizer athanasius ,
als hoogmoedig en verwaand , lasterzick, en eeiT*
luchter van paitijlcliap en oproer. Nogtlians, ten
cin-
(*) Zie j. H. SKiviLER Uiit. Ecdes, Christ. Selecta
Capita Tom. \, pag. 158-163.
(t) -^lA Episcop. A-^gypti et Lilnx Disp. I. pag, 130.
(§) Hist. Eccles. I. 38.
GESCHIEDENIS. 237
tinde zijne onpartijdigheid en zijne zucht tot vrede III
«te tonen, verwijderde de Vorst te gelijl<: den Bis- ^?^^
4chop jOANNES , dien men te Alexandri'é tot op- Hoofdft.
voker van ivieletiüs verkozen had, van daar,"^^-^*
jpiar 313,
niettegenftaande de vergadering te Tyrus dezen in ^^^ .37.
•zijne waardigheid bevestigd had (*). Ten hatflen ■
evenwel, werd konstantyn bewogen, in het jaar
337, om ATHANASius uit Zijne ballingfchap terug
te ontbieden, doch de uitvoering van dit voorne-
men werd door 's Keizers dood verhinderd (f),
van welke wij de volgende bijzonderheden, bij de
iverkelijke Gefchiedfchrijvers , vinden.
De Keizer , zedert eenigen tijd onpaslijk gevvor- Kon-
den , had zich naa Helenopolis laten brengen , om stantyn
de baden te gebruiken ; als hij zijn einde voelde na- ^ort yó<}r
deren, Ichrijft eusebius (§), oordeelde hij het tijd zijne
te zijn, om zich van alle zijne begane overtredin- ^Q^^t '
gen te reinigen , gelovende , dat , wat ook een Hij rterft.
menscli te vooren misdreven mogt hebben , zulks
van de ziel werd afgewasfchen , door de kracht dar
onuitfpreeklijke woorden , en het zaligend waterbad des
doops. Knielend bad hij derhalven, in de Kerk, Gode
zijne zonden belijdende, om derzelver vergeving, en
werd daar het eerst verwaardigd met de vergeving
derzelve, door de oplegging der handen, dat is,
hij werd plegtig en eigenlijk, onder de Catechume-
nen
(*) SozoiMEN. liht. Eccles. II. 31.
Ct) ld. l. c. Libr. IIL Cap. 2.
C§) /?/. Couflant. IV. öi.
fe38 IC E R K E L rj IC E
ill tien of Leerlingen aangenomen» Van Helenopoïh
^ jj'^ zich naa Nikomedië hebbende doen vervoeren ,
Iloofdft. waarfchijnhjk met oogmerk , om zich verder naa
^^ ^- ^' jferufa/em te begeven, alwaar hij Voornemens was,
tot 337.* 2;ich in den yordann te laten doopcn , voelde hij
'■ zijne krachten zoo verminderen , dat hij aan de Bis-
fchoppen , die bij hem waren , zijn verlangen te
kennen gaf, om, zonder verder iiitftel, het onfterf-
iijk makend teken en zegel des Doops te ontvan-
gen, belovende, indien God zijn leven nog mogt
rekken, zich, in het vervolg, geiieellijk met Gods
volk te verë enigen , in de Kerk , met alle de gelo-
vigen, aan de openbare gebeden deel te nemen, en
zich aan die levensregelen te zullen onderwerpen,
welke Gode betaamlijk zijn. Op dit verzoek en belij-
denis ontving de Keizer, onder de gewone plegtig-
heden , en met het nodig onderwijs , den Christelijk
ken Doop, en vvaarfchijnlijk ook vervolgends het
Heilig Avondmaal , van eusebius Bisfchop van
Nikomedië. Gelijk de Dopelingen gewoon waren,
trok de Keizer witte klederen aan, en wilde nu het
Keizerlijk Purper niet meer draren. Groot was
i:ijne blijdfchap, zijne dankbaarheid aan God, en
zijn verlangen naar de dood; gelijk hij dan ook fpoe-
dig zijnen wensch magtig werd, daar hij zijn leven
eindigde, op den Pinkfterdag, den ssften Meij des
jaars 337, omtrent den middag, in het óófie jaar
van zijnen ouderdom, het ^ifte jaar van zijne re-
gcering. Zijn lijk werd , gelijk hij bij zijn leven be-
fteld had, naa KonJIantinopolen gebracht, en in de
Kerk
GESCHIEDENIS. 039
Kerk der Apostelen, die hij zelf gcflicht had, na- III'
dat de lijkdicnst plegtig over hem gevierd was , be- ^^^
graven (*). Hoofdn:.
Dit was het einde van den eerften Christen -Kei- "^ C. G,
zer, wien, waarfchijnlijk reeds bij zijn leven, de ^^^ ^'
eernaam van de Groot e gegeven is; doch over wiens
lof of laster de oordeelen van zijne tijdgenoten en ^^^''^^^'^^
der nakomclingfcliap zeer verfchillende zijn geweest; stantym
hetwelk ons niet kan verwonderen , dewijl zijn over* volgends
gang van de Heidenen tot de Christenen hem ge- denfche
wis bij de eerften zoo fterk in achting doen daalen , Schrij-
als bij de laatften natuurlijk doen rijzen moest. Van ^^"*
weerskanten , gelijk dit de aart der menfchen is ,
verviel men, in het beöordeelen van dezen Vorst,
tot uiterften, en misdeed tegen de wetten van bil-
lijkheid en onpartijdigheid. De Heidenfche Schrijd
ver zosiMus en de Keizer jüliSan , die zijn Broe-
ders Zoon was , hebben 'sVorftcn karakter met
zwarte verwen afgefchilderd , en hem heerschzucht ,
wreedheid, weelde en dartelheid, te last gelegd, de
eerfte berispt geftadig aile de verrichtingen van de-
zen Keizer, en laat geene van zijne daaden, zonder
opmerking , voorbij ; doch beiden ontdekken zij ,
te gelijk, overal hunnen haat tegen den Christelij-
ken Godsdienst, en hunne zucht voor het Heiden-
dom, waar bij juliüan nog zijnen bijzonderen wrok
voegde, wegens het gene hij van de Zoonen van
KONSTANTYN oudcrgaan had. Andere min px^itijdi-
ge Heidenfche Schrijvers ftenunen daar in overeen ,
dat
(*) EusRB. nt. Covjïant. IV. 62-70.
C40 K E R K E L IJ K E
ni <lat zij hem groote deugden en hoedaniglieden toc-
BOEK kennen, eji bellliriivcn hem, als een' uitmuntend
Hoofdft. l<^gei"bevclliebber , een' bekwaam liaatsman , een*
na C. G. groot aanmoedigcr en begunftiger van geleefdlicid
J^^'"^!^' en geleerden, en zelf een groot liefhebber van le-
. zen , fchrijven , en letteroefeningen, aurelius vic-
TOR (*) zegt: „ In de eerlle tien jaaren gedroeg
„ KONSTANTYN zich als een voortreflijk Vorst, de
„ tien volgende , als een roover , en de laatfte
5, tien, gelijk een kwistpenning ; " zijnde dezelfde
befchiddiging , die ook zosimus inbrengt, dat kon-
STANTYN, meester van het rijk geworden, eenen
gierigen aart betoond , en zijne onderdanen met
zwaare lasten en fchattingen bezwaard heeft, wel-
ke hij aan gunftelingen zonder verdienften of aan
nutteloze gebouwen verfpilde, vvaarfchijnlijk doelen-
de op 's Keizers gunst en milddaadiglieid jegens de
Christelijke Bisfchoppen, en op de Kerken , door
hem gefticht. ,, eutropius (f), noemt hem een'
„ groot man, die alles poogde uit te werken, wat
„ hij eenmaal bij ziehzelven had voorgenomen,
5, en ilaandc naar het oppergebied der wereld. —
5, Maar door trotsheid op zijnen voorfpoed is hij
,, min of meer van zijne innemende zachtheid veran-
5, derd. — In zijnen eerflen regceringstijd met de
,, beste, maar in den laatllen tijd met de middelma-
„ tige Vorllen te vergelijken." — En hij befluit, dat
KONSTANTYN ceuc vergodhig waardig is geweest (§).
Bij
O De C4ur. Ep. Cap. 41. (j) Hist. Rom. X. 5.
( § ) Meruit inter Divos referri l. c. Cap. 3.
GESCHIEDENIS. n^i
Bij de Christenen werd koxstantyn met de llï
grootlle en zelfs buitcnfpoorige lof vcröcrd; euse- '^jjF"
Bius 'm zijne Levensbefchrijviiig ^ in zijne reden- Hoofdft.
voerinff aan den Keizer , bij het vieren van zijn "^ ^ ^*
dertigjaarig rcgccringsfeest, en in andere fchriftcn ^^^ 237.
gaat, in het melden van zijnen lof, niet zelden de — ;
palen te buiten , en zelfs zoo ver , dat hij fchrijft , i^j-"^g*^
dat zijne deugden naar waarde alleen door Hem Christe-
kunncn vermeld worden, die de onfterflijke God, en '^^"*
Gods Woord zijnde, aan zijne gezegden geloof kan
bijzetten (*}. In de vijfde eeuw begon men hem,
als eencn Heiligen , te befchouwen , en veiTolgends
als zoodanig te vcrëeren. In de Griek fche en in de
Koptifche Kerken in Egypte heeft men bijzondere
feestdagen aan zijne gedachtenis toegewijd, en de
laater Griekfchc Schrijvers geven hem gewoonlijk
den eernaam van den ApostoUfchen (f).
In de daad, konstantyn heeft zich, gelijk, uit het Annmcr-
gcnewij van hem verhaald hebben , blijkbaar is, bij de ]-^''"/^ntot
Christenen zeer verdienftehjk gemaakt, daar alle zij-
ne pogingen, geduurende zoo vele jaaren, daar op
doelden, om hunnen Godsdienst ecre en aanzien te
geven, te beveiligen en uit te breiden. Zijne wet-
ten en verordeningen omtrent de Heidenen en Joo-
den, zijn ijver, om, op alle mooglijke wijze, hun-
ne inwendige verdeeldheden te heelen, en ecndragt
onder hen te bewaren, of te heritellen, waar om-
trent
(*) EusES. Fit. ConPvar.t. Prooen:, Libr. I. Cup. 2.
Cf) Men zie de Acta SS. Antwerp. ad d. 21. Maii
pas. 13. fqq.
IV. Deel. Q
C4« K E R K E L IJ K E
III trent hy prij'^ waardige gevoelens openbaarde, zijn
^^^^ daar van genoegzame bewijzen. Zijne zorg voor
Hoofdd. liet welzijn van het Christendom ftrclae zich zelfs
na C. G, tot buiten de grenzen van het Romeinfche Gebied
Toot" o T o
tot 337.' "^"^9 ^^^^ ^''^J ^^^ Christenen bij den Perfifchen Ko-
— ning SAPOii , in eenen Brief ( * ) , aanprees , als be-
lijders van eenen Godsdienst , wiens uitmuntend-
h(.i.i alle befchcrming en gunst verdiende. Het is
waar, hij kan in zijne achting en gunflen jegens
de Geestelijkheid en de Bisfchoppen geoordeeld
worden , te ver gegaan te zijn , evenwel wist hij
hen , aan den anderen kant , wanneer hij reden
meende te hebben, om hen als roervinken en ll:ich-
ters van onlusten te moeten aanmerken, te beteuge-
len, en in orde te brengen. Men behoeft ook niet
te ontkennen , dat hij de uiterlijke pracht in den
Godsdienst te zeer beminde, en dat even daar door ,
geduurende zijne regering, de gronden van Hiërar-
chie en Bijgeloof gelegd zijn , welke van toen af in
de Christelijke Kerk zoo groote rollen gefpeeld heb-
ben, veel nogthans kan tot zijne veröntfchuldiging
dienen, dat hij het Christendom niet minder luister
wilde bijzetten , dan het Heidendom gewoon was te
vertonen , daar toch zinlijke menfchen door zooda-
nige pracht zich te ligter lieten bewegen, om het
Christendom te omhelzen. De Bisfchoppen zelve
lieten zich , door het geluk, hetwelk den Gods-
dienst bejegend was , verbhnden , en verleiden, om in
alles , wat zij meenden , tot eere van den Godsdienst
te
(*) Bij sozoMSNUs Hist. Eccles, III. 15.
1
G E vS C II I E D E N I S. 243
te kunnen (trekken, liever te veel dan te weinig III
'te doen , hetwelk niemand , die het gewoon beloop ^^"^
der menschlijke zaken overweegt, bevreemden zal. Hoofdft.
Dat KONSTANTYN in alles, wat hij voor en jegens "^ C. G.
den Christen -Godsdienst deed, enkel uit fbatkunde tor^'^y*
gehandeld hebbe, en nooit in zijn hart een Chris-——
ten geweest zij , is door Ibmmigen van onze heden-
daagfclie Schrijvers wel gezegd , maar niet bewezen ;
dit alleen blijkt , dat zijn Godsdienst - ijver van de
fchitterende foort was, en zich meer naar buiten
vertoonde, dan met de opgeklaarde begrippen van
eencn redelijken Godsdienst in geest en waarheid ,
meer in doen dan zeggen kracht oefenende , beflaan-
baar was. Dus liet hij op zijne penningen en munten ,
als ook in zijne ftandbeelden , bij de ingangen van zijn
Paleis , zich doorgaands in eene biddende geftalte af-
beelden ( * ). Den nacht voor het Paaschfecst bracht
hij , gelijk de Christenen zedert eenigen tijd gewoon
waren , met andere Christenen vvaakende door onder
godvruchtige aandachts - oefeningen , en liet in den-
zelven de hoofdllad met ccne zoo groote menigte
flambouwen verlichten , dat de nacht in den dag
verkeerd fcheen (f). Ook bracht hij menigen nacIiC
in Godzalige overdenkingen door , houdende met zij-
ne Hofbedienden , die' als het ware eene Christelijke
Gemeente uitmaakten, plcgtige bid -uuren, zelfs deed
hij meermalen openlijke redenvoeringen tot onder-
wijs zijner onderdanen (§), met bijzonderen eer-
bied
(*) EusES. Vit. Conflant. IV. 15.
(t) ld. /. c. Oip. 22, 57. (§) U. /. c. Orp. 17, 257.'
344 K E R K E L IJ K E
III bied en deftige ligcliaamsgebaardcn. Gemeenlijk bc-
^ n*^ gon hij deze reden voeringen met het beftrijden der
Hoofdfl:. Afgoderij , verklaarde vervolgends de Godlijke voor-
na C. G. 2org en regcering , toonde , hoe noodzaaklijk de
tot 33".' verlosfing der mcnfclien geweest, en op welke wij-
" ze zij voltrokken was, en befloot met nadruklijke
voorllellen, van het Godlijk oordcel, tot affchrik
der Godlozen. A\'ij hebben nog ééne van deze Re-
den voeringen , door den Keizer, in het Latijn op-
gefteld , en vervolgejids , op zijn bevel , in het
Grieksch vertaald, die doorgaans als eene Bijlage
achter zijne Levensbefchrijving door eusebius ge-
plaatst, den titel voert, van Recknvoering aan de
Gemeente der Heiligen. Deze Redenvoering is zeer
lang, en bevat een algemeen denkbeeld van het
Christendom , en ecne wederlegging der Hcidenfche
dwaling , beide vrij gegrond en grooteiideels wijs-
geerig; de Keizer houdt zich, onder anderen, in
dezelve bezig , ' met de vervulling der Sibyllynfche.
Voorzeggingen , en van den vierden Herderszang
van viRGiLius, welke hij, gelijk fommige Christenen
van dien tijd , voor echt en voor eene voorzegging hield ,
in jESus aan te toonen ; hij fielt het Paradijs van adam
buiten deze wereld; Iiij noemt wel christus God en
Gods Zoon , en den Heiland der menfchen, maar ftelt
deszelis beftcmmingop de wereld hoofdzaaklijkdaarin,
dat hij den Afgodsdienst vernietigen , de menfchen van
het kwaad bevrijden , en tot alle deugden opleiden ,
hen die door zijn voorbeeld leercn , daar door vertrou-
wen en geloof in zich venvckken , en de menfchen
dus gelukzalig maken zou. Doch , van je sus dood
om
GESCHIEDENIS. 245
om de zonden van het mcnschdom, en de daar III
door verworvene gerechtigheid voor Gotl, fpreckt ^°^^
de Keizer geen woord. Men kan het ondertusfchen Hoofdll.
den Vorst niet ten kwaade duiden , dat hij zoo lang "^ C. G.
redende , want hij zelf hoorde de langftcRedenvoeringtn J^^t 337]
der Bisfchoppen zilfs ftaandc aan; en als eens euse
Bius eene buitengewoon lange Redenvociing , die
hij voor hem in zijn Paleis hield , daarom wilde
afbreken , of den Keizer bewegen wilde , om te
gaan zitten, wilde hij noch het één noch het ander
toelaten (* ). Vergeefs brengt men tegen dit alles in ,
dat hij evenwel den titel en het kleed van Pontifex
3Iaximus ^ of Oppci-priestcr, naar de gewoonte der
vorige Ileidcnfche Keizeren, heeft blijven dragen, wij
hebben daar, bij eene andere gelegenheid, reeds op-
heldering van gegeven (f). Even min kan men daar
uit , dat de Keizer eerst op het laatst van zijn leven een
Catechumeuus , ( leerling , ) geworden is , en den
doop ontvangen heeft, een bewijs ontleenen, dat
hij het niet oprecht met het Christendom zou ge*
mcend hebben. Het begrip nopens de afwasfching
der zonden door den Doop, hetwelk men te ver
iiitdrekte, en de vrceze, dat men, na den Doop
•weder in zonde vallende , niet ligtelijk vergeving
ontvangen zou , had reeds te vooren bij vele Christe-
nen ten gevolge , dat zij den Doop zoo lang uitftciden ,
als zulks welvoeglijk kon gefchieden , en in dit begrip
ftond ook KONSTANTYN, gelijk wij hem zclven aan
de
C*) Eu'EB. Fit. Conjlant. IV. 33.
(t) B/^idz. 70.
Q 3
246 K E R K E L IJ K E,
III de Bisfchoppen hebben hooren verklaren ; danrcn-
^'^^^ boven, was hij 'er op gezet geweest, om in den
Hoof'drt. Jordaan gedoopt te worden , omdat je sus in die
im C. G. rivier gedoopt was, hoedanige begeerte ook andere
jót %-'y Christenen plagten te koefleren , gelijk men mis-
"T^ fchien uit ecne plaats van tehtullianus (*), zou
mjgen befluiten. Zonder reden hebben eindelijlc
fonmiigen beweerd , dat konstan tyn als een Ari'dan
g-eftorven zij , omdat hij naamlijk door eusebius
van Nikomedië gedoopt is geworden (f); doch,
deze Bisfchop werd thans door den Keizer voor
-rechtzinnig gehouden , en niets was natuurliikcr dan
dat hij zich door den Bisfchop der plaats , waar" hij
zich bevond, Iret dopen. Ook blijkt duidelijk uit
zijn geheele gedrag, dat hij de Niceifche Kerkverga-
dering heeft willen handhaven, maar de rustverftoo-
rers, en onrustdookers van weerskanten , zoo Aria-
nen als Rechtzinnigen, in teugtzl heeft zoeken te
houden. Doch , die vlek blijft het karakter van de-
-ztw Vorst bezoetielen , dat hij, niet alleen tegen
zijne beloften, en eed, licinius en- deszelfs nog
onmondigen Zoon (§), maar ook zijnen eigenen
;Zoo-n CRispus , cenen Prins van zeer goede ver^
vvachting, op eene losfc befchuldiging van deszclCs
Stiefmoeder, de Keizerin fausta, in het jaar 326,
ter dood heeft gebracht, en weder, toen hij de
waarheid der zaak verftond, fausta zelve in eene
hee-
(*) Dr Baptiv.v.o Cap. 19.
(!) HiëRONYM. C//;w?. rt-i^ (7. 43,7. en nndcrejv
(§) Zie bovcu niadz. 47.
GESCHIEDENIS. 247
Iicete baddüve heeft doen verftikken, wordende met III
haar nog vcrfchcidcncn van liarc vrienden uit den ^^^^
weg geruimd. Hier kan, ter zijner ontfchiildiging, Moofdft.
zoo weinig worden gezegd , dat eusebius liever "^ C. G.
verkozen heeft, 'er geheel van te zwijgen, op wel- Jq^ 33^]
ken grond van het (lilzwijgen van eusebius , eva ■
GRius ( * ) het geheele geval heeft geloochend ,
hetwelk echter niet alleen uit de Keidcnfche, maar
ook uit Christen Schrijveren, bekend is (f). Dit
alleen kan men aanmerken , dat konstantyn , te
vooren geneigd tot wreedheid , blijkens zijne be-
handehng, jegens de door hem gevangene Frcinki'
fche Koningen , naderhand , dit geval van zijnen
Zoon en Gemalin uitgezonderd, van geene derge-
lijke buitenfpoorige woestheid, in de Gefchiedenis ,
befchuldigd wordt , hetwelk men aan de kracht van
den Godsdienst veilig mag toefchrijven. Uit alles,
wat wij gezegd hebben, blijkt dus, dat konstantyn
een Vorst geweest is , begaafd met vele goede hoe-
danigheden, die in vele opzichten, ten onrechte,
gelasterd is, en die, hoe zeer het gevoel van hunne
vcrlosfing van de vervolgingen , en de dankbaarheid
voor zijne gunden, de Christenen geene mate heeft
doen houden, in hem te prijzen, echter vele goede
dienden aan het Christendom gedaan , en veel ijver
en godsvrucht vertoond en geoefend heeft. Nie-
mand zal zich voords verwonderen , wanneer hij
den Keizer, eenen uieuweUng in liet Christendom,
zich
(*) Hht. Eccles. III. 41.
(I) riiè'RONYM. dc Viris Ilhipr. Cap. 80.
Q4
C48 K E R K E L IJ K E
III zich fomtijds, ongevoelig voor de meer verhevene
^Ti'^ pligten van den Godsdienst, in het zinnelijke van
HüofdiT:. plegtigheden en aandachts- oefeningen ziet verfchui-
naC. G. igfj^ als ook, wanneer het uitwendig' •Christendom,
tot 337.' bij het veranderen der omRandighedeft", zelfs tegen
— — — wil en vvetenfchap van deszelfs kundiglte en eer-
vvaardigfte Leeraaren , ecne geheel nieuwe gedaante
aanneemt, en veranderingen ondergaat, vele van wel-
ke, zelfs tot in onze dagen, hebben ibnd gehouden.
DERDE HOOFDSTUK.
Cefchiedenis der Christenen , na de dood va»
Konftantyn den Grooten^ tot de dood
van Juli aan.
III IVoNSTANTYN de Groote liet, bij zijn overlijden,
BOEK ^^j.jg Zoonen na, konstantyn, konstantius, en
Iloofdfl. KONSTANS. Deze had hij, reeds bij zijn leven, tot
na C. G. Ccefars , of Rijks -opvolgers, beftcmd, waar bij hij,
lot"" ^6^^*^" het jaar 335, dalmatius, en annibalisnus ,
Zoonen van zijnen Broeder dalmatius, voegde.
Zoons tevens eene fchikking makende, omtrent de verde-
sTAiNTYN hng des Rijks, en de Landen, die door elk van
deiiGioo- hun zouden beftuurd worden,
ten zyuv. ]3Qcb , naauwlijks was konstantius, na zijns
gers. Vaders dood , te Nikomedi'é aangek'omcn , of hij
Kon- liet, onder het voorwendzel van een oproer onder
sTANTii^s j foldaten, de beide Broeders van zijnen Vader,
laat zijne ' •' *
zij-
GESCHIEDENIS. 249
xijne Oomcn, konstantius, den Vader van ju- IIÏ
LiÜNus , die naderhand Keizer is geworden , en ^°^^
DALMATiL's, benevcns deszelfs Zoonen dalmatius Hoofdfl.
en ANNiBALiaNus, als ook den oudften Broeder van "^ C. G.
Tcisr ^'?7
juLiüNus, ter doöd brengen, zoodat, van het tal- ^q^ 263*
rijk huis van konstantyn , alleen zijne drie Zoo- -
nen , en twee Neven , tuliünus en gallus , over- 0°™^"
•' ' en Neven
bleven , van welken de eerstgemelde zijn behoud vermoor-
alleen aan zijne tedere kindsheid , als zijnde niet ^^^''
meer dan zeven of acht jaren oud, en de andere
aan zijne ziekte te danken had, alzoo niemand ge-
loofde, dat hij van dezelve kon herflellen (*).
Na dezen moord , waar in ook optatus , die Verdee-
cene nieuwe waardigheid van Patricius bekleedde , „.?,
^ ' Rijks oa-
cn ABLAVius, de bevelhebber der lijfwacht, bene- der de
vens de voornaamfte (laatsdienaars van konstan- Zoonen
1 11 11'^ van KON-
TYN , omkwamen , deelden de drie Zoonen van stantyn,
KONSTANTYN het Rijk huns Vaders onder zich. *
De oudfte , koxstantyn de 'Jongere , verkreeg voor
zijn ded Ga//i'é y (^Frankryk ,') Spanje, Brittanniëj
tn een ftuk van Afrika Proconfularis; konstan-
tius , de middelde , had Nedermoefie , ( thans Bul-
garië , ) Thracïé , ( thans Romanïè , ) Klein - Afi'è ,
(•) SüCRAT. Hht. Eccles.. III. I. en sozomen. Hist.
Eccles. V. 2. geven flechts ingewikkeld de fchuld vru
deze moorden nan konstantius. Maar sozimus Libr. II.
Cap. 40. AMMIAN. MARCELL. Libr. XXI. Cap. \6. JULI-
ANUS zelf Epist. ad Athenicm. pag, 270. athanas. ad
Solitarios n. 69. Tom. I. pag. 385. noemen hem uitdruk-
lijk de oorz-.:ak van dezelve.
Q5
&S0 K E R K E L IJ K E
III Egypie, en de overige Oosteifche Gewestetj , tn
*^^''^ KONSTANS, de Jongde Zoon, ontving Italië, llly-
Hoofdft. ^'^^9 Panmnië , Griekenland, Macedonië , en ccnige
nn C. G. andere landen, tot aan de zw^irte Zee , behalven
tot Vó'^. ^^^^ overige van Afrika , zoo ver het onder de Ro-
meinen hoorde.
De Jonge De jonge konstantyn, de oudde dezer Broede-
KONSTAK- j.^j^ oordeclende , dat hem te klein aandeel van zijns
TYNbe-
corlogt Vaders flaaten was toegelegd , begeerde van den
z».i"t'" jongften , konstans , dat deze hem een gedeelte van
KON- Italië, of eenig ander Landfcliap, zou afflaan; dit
STANS, en hem geweigerd wordende , deed hij in deszelfs
.neuvet. j^ecrfchai^pijën eencn inval, maar verloor in dezen
oorlog, in het jaar 340, het leven.
'Kon- Konstans , zich alle de landen van zijnen Broe-
sTANs (jcr KONSTANTYN, zondcr tcgenfpreken van kon-
KENTius sTANTius , aangematigd hebbende, beheerschte nu-
gedood. ^^ (ig Westeifche landen, eerst met vrij algemeene
toejuiching, maar vervolgends, door zijne Hove-
lingen bedorven , verviel hij tot gierigheid en wreed-
heid, waar door hij zich bij zijne onderdanen in
minachting en haat gebracht hebbende, ondernam
étn zijner bevclhebbercn , magnentius , eenen op-
ftand, en vond zoo veel aanhang, dat hij den Kei-
zer, in het jaar ^50, het 13 jaar zijner regering,
en het 30 van zijnen ouderdom , liet vermoorden.
Kon- Konstantius , van de Zooncn van konstan-
sTANTius ^YN Hog alleen overig , begaf zich , om den moord
alleen
Keizer, zijns Broeders te wreeken, terdond tegen magnen-
jiaheto- Tius in optogt, zijnen Neef gallus tot Ccefar üüyi-
Renvaii S'-'^^'^'^j ^^^ ^cm de verdediging der Oosterfche Ge-
wes-
m
GESCHIEDENIS. 2.51
vv^sten, tegen de invallen der Perfen aanbevolen Ifl
hebbende. Na drie jaren was de oorlog, met de ^n^
dood van jniagnentius, geüindigJ, en in het vol- Hoofdfl.
gende jaar 354, liet konstantjus zijnen Neef gal- "^ C. G,
Toot* o *^*f
ius, die zicli aan alle ondcngden overgegeven, en j-qJ 263!
vele onderdrukkingen en geweld in de Oosterfche >.
ö^
MAGNE]*-
landfchappen geoefend had, en op vermoeden, dat
XiUd*
hij tegen konstantius zciven iet euvels brouwde ,
insgelijks ter dood brengen, waar na hij alleen de
teugels van het bewind voerde, doch, uit hoofde
van de invallen der Duitfche volken in het Rijk,
welke hij alleen niet zag af te weeren, dewijl de
Perfen hem tevens de handen vol vverks gaven ,
2ag hij zich reeds in het volgende jaar 354 genood-
zaakt, juLiaNus, den Broeder van gallus, deu
eenigtlen overgeblevenen uit het huis van konstan-
TYN, tot Cdifar aan te flellen, en naa den R.h'^n
te zenden , alwaar deze , tegen de Duitfchers , Ale-
mannen en Franken, vele dappere krijgsdaaden ver-
richt, en de genegenheid zijner foldaten verworven
hebbende , door dezeh^e in het jaar 360 , tot Augus-
tus ^ of Keizer, werd uitgeroepen. De oorlog, die
hier op tusfchen konstantius en hem verwacht
moest worden , werd , door de dood van den gemet-
den Keizer, voorgekomen, die in het volgende jaar , in
het 24fl:e jaar zijner regeering, het 44fi:e van zijnen ou-
derdom , overleed , wordende door juliünus opgevolgd.
Uit het bovenftaande blijkt, dat deze Zoons van Karakter
konstantyn den Grooten ^ hunnen Vader in z\\i\t ^^^°'
•> nenvan
^oede hoedanigheden niet geëvenaard hebben ; de konstan-
Christen- Schrijvers, die hier in, wat de hoofdzaak tvn.
be-
252 K E R K E L IJ K E
lil betreft , met de Heidenfche ovcrccnftcmmen , be-
BOEK fchrijveii echter het karakter van konstantius, het
Hoofdfi:. alleröngunftigst , omdat deze Vorst de ArVanen on-
na C. G. gemeen genegen was; doch de Heidenfche Schrijver
10^ q6^* AMMIANUS MARCELLiNUs heeft ovcr hem het on-
■ partijdigst geoordeeld (*). Hij prijst hem, dat hij
de gewigtigfte bedieningen en posten met bekwame
lieden bezet , de krijgstucht behoorlijk onderhou-
den, en alhoewel zelf niet geleerd, evenwel de ge-
leerdheid en wetenfchappen begunftigd, en zeer ma-
tig geleefd hebbe. Maar daar tegen erkent hij ook ,
dat • deze Vorst onmcn&chlijk hard en bloeddorlHg
was, zoodra zich daar toe het minfte voorwendzcl
opdeed ; dat hij zich van zijne Gemalinnen , gefnedenen ,
en andere Hovelingen , heeft laten regceren , en te wei-
nig acht gcflagen op de bezwaren zijner onderdanen :
„den Christen-Godsdienst," gaat deze Schrijver
voort Cf), „ zoo duidelijk bepaald en eenvoudig, vervvar-
5, de hij met oudwijffche Bijgelovigheid. In plaats van
„ aandenzelvcn cene deftige inrichting te geven, onder-
5, nam
(*) Hist. Libr. XXI. C//.. \6.
(j) Zie hier zijne ir.crl;\vriardiire woorden; „ Chris-
„ tifinam religionem nbfuluuim & (jinplicem anili fiiper-
„ ftitione confundcns, in qua fcrutanda perplcxiiis, quam
„ componenda graviiis, excicavit discidia plurima, qua;
„ progi^esfa fufius aluit concertatione vcrborun: ut, ca-
„ tervis antistitinn jumentis publicis iiltro citroque dis-
„ ciirrentibus per Sijnodos , quas appellant , dum ritum
„ omiiera ad fuum trnhere connnnir arbitriirai, rei veht-
,, culariK inciderit nervos."
GESCHIEDENIS. 253
^ mm hij ingewikkelde onderzoekingen omtrent den- III
,, zelvcn , waar door hij veel twist en twcedragt ver- '^ijj"
„ oorzaakte , wier verderen voortgang Iiij door woor- Hoofdft.
„ denilriid aankweekte: dus gebeurde het, dat hij, "^ C. G.
,, dewijl gehcelc troepen van Bislchoppcn , met J^j ^ös*.
„ lands rijtuigen, dan hier, dan daar heen, op
5, hunne Sij noden, zoo als zij het noemen, rond-
„ zworven, den geheclen eercdienst tot hunnen zin
„ zoekende te brengen , het openbaar voerwezen
,, in den grond reed,"
In ijver tegen den Hcidenfchen Godsdienst even- Hun ijver
aarden of overtroffen zelfs de Zoons van konstan- j^f^^g.'
TYN hunnen Vader, konstantius gebood, allenen.
Afgodstempelen te fluiten, en aan de Afgoden te
offeren , onder levensftraffe , en verbeurdverkla-
ring van alle goederen (*), Ook flelde hij de
doodflraffe op het verëeren der Afgodsbeelden (f).
De haat vun zijnen Vader tegen de Heidenen , ge-
leek flechts eene vonk, die bij hem in volle vlam
uitbcrfte , zegt de Pleidenfche Redenaar libamus (§ ),
hij fchonk, zegt dezQ elders (**), de Tempelen
zoo ligt aan bijzondere perfonen , als of het paarden
of huisgeradcn waren , andere liet hij omverwerpen ,
of
(*) CorL Thcnd. Libr. XVI. ///. lo. de Pagan.Sacrif.
ei Tcmpl. Leg. 4, 5. Cod. Juflin. Libr. 1. ///. 11. /ie
Peg. Siicrif. et Tcmpl. Leg. i.
(t) ^od. Theod. l. e. Leg. 6.
(g) Orat. 26. pag. 591. ^d. morell.
(*^) Qrat.p:-oTcmp.p.\<>6. /« gotiiofr. Optnc. Minor.
054 K E R K E L IJ K E
III of ruimde ze, tot te grooter befchiinping ajin on^
^^Y' tuchtige vrouwspeifonen ter bewoning in (*). Op
Hoofdft. ^Ü'^ bevel werd het Altaar der Overwinning te Rofre
na C. G. omvergeworpen (f). Eindelijk verbood hij alle J
Jqj 263 Toverkunftcn en Waarzeggerijen , Starrenwichelarij
- enz. , dcrzelver beoefenaars , ( Mathematici ,
Chaldai ^ Haruspices ^ Augiires^ Magi ^ Malefici
cet,^') de dood dreigende (§).
Op gelijke wijze verboden zijne beide Broeders
alle openlijke oefeningen van den Heidenlchen Gods-
dienst , doende alom de Tempelen fluiten , van wel-
ke zij fommigen aan de Christenen fchonken , wan-
neer die ecne plaats of bouwilolfen tot eenc Kerk
nodig hadden (**). Evenwel verbood konstans (ff),
de Tempelen buiten de muuren van Rome te bcfcha-
digen , omdat daar mede zekere openbare fpelen
tot vermaak van het volk van Rome verbonden wa-
ren. Zelfs fchonk konstantius aan edele Ro-
meinen de waardigheid van Heidenfche Priesters (§§),
en KONSTANS bevestigde , in eene wet>, omtrent de
onfchendbaarheid der graven, voor de Heidenfche
Op.
(*) ld. 1. c. et Orat. pavent, in Julian. pag. 286=
in FABRic. Biblioth. Gnec. Tom. VII.
(t) Symimach. Libr. X. Epist. 54.
(§^ C. Theod. Libr. IX. ///. lö. de Malcf. et Ma-
themat. Leg. 4, 5, 6.
(**) SozoMEN. Hist. Ecclcs. III. 17.
(tt) C. Theod. L. XVI. t. 10. de Pasar., eet. Leg^. 3
(J5) Syimmach. /. f. c.
GESCHIEDENIS. 255
opperpriesters, {Pontifices ^) het recht, dat zij van III
oiids hadden, om daar over het opzicht te licbben, *^^^
en vrijheid te geven , om ze te herftellen (*). Ech- Hoofdfl.
ter werden vele Heidcnfche Priesters afgezet en ^^ C« C^»
verdreven (f). Ook geven de klagten der Heide- j^^ t^^'
iicn genoeg te kennen , dat 'er tegen de Heidenen ■
vele gewelddadigheden door het gemeen gepleegd zijn ,
die aan fommigen zelfs het leven gekost hebben;
en van konstantius verhaalt theodoretus (§),
dat hij, tegen magnentius optrekkende, beval, dat
alle Heidenen, die in zijn leger waren, zich moes-
ten laten doopen, wegens het aanftaande levensge-
vaar, opdat zij, in het toekomend leven, met een
waardig kleed verfchijnen mogten , of dat de geen ,
die dit weigerde , terflond naa huis moest keeren ;
en dit, niettegenftaande de Keizer zelf nog niet ge-
doopt was, als die den doop eerst op het einde
van zijn leven ontvangen heeft , van den Ariaanfchen
Bisfchop Euzojus (**).
Deze ijvei» der Keizeren werd , door fommige JuLirs
Christen -Schriivers, nog aangevuurd, onder welke ^'^'^"*^^'^
• ^ ° ' MATER-
JULIUS FIR^.IICUS RLITERNUS bchoOrt , wicUS Ver- NUS
handeh'ng Je errore profanarum religionum^ ('öi'é'^- fchrijft
, tegen de
de
C*) C.Thcod. Libr, IX. /. 17. de Scpulchr. violat.
Leg. 1.
( t ) LiBAN. Orat. parent. in Julian. pag. 235.
(5) Hht. Eccles. III. 3.
(**) Atiianas. de Sijnodis. pag. 748. Opp. Tom. I.
Part. II. Ed. Benedict, socrat. Hist, Eccleu II. 47.
riLosTORG. Hi^t, Eccles. Epit. VI. 5.
a56 K E R K E L IJ K E
ÏII de dwaling der Heiden fche Godsdienflen ^ } onze
*ni'^ tijden bereikt lieeft. Deze , van wien de Ouden gc-
Hoüfdft. heel zwijgen, blijkt uit zijne fciiriften een Sicili'dan
na C. G. ge^veest te zijn, die te voren een Heiden, in de
lanr 337,
toe 363. l^ïitftc jaaren van konstantyn den Grooten , acht
"—_ • Boeken over de Starrenwichelarij ^ QLibri VIII. Ma-
jjgjj^ ^" thefeos of Astronomicorum , ) gefclirevcn heeft , ter
verdediging van deze Wetenfchap , men vindt dit
Werk in eene verzameling van fchriftcn, over dit
onderwerp, die te Bafel 1551 FoL ^ in druk vcr-
fchcncn is. Naderhand het Christendom omhelsd
hebbende, fchreef hij het bovengemelde Werk tegen
de Heidenen, hetwelk door hem aan de Keizeren
RONSTANTius eu KONSTANS werd opgedragen, in
dit Werk verklaart hij, op zijne wijze, den oor-
fprong der Heidenfche Bijgelovigheden , zoekt de
voortreflijkheid van ^tw Christen -Godsdienst aan te
tonen, met vennaning aan de Heidenen, om dien
te omhelzen , en aan de Keizers , om het HeideiTsch
' Bijgeloof uit te roejen. Het grootfte nut, dat wij
van dit Werk kunnen trekken , zijn eenige zeldzame
berichten nopens Heidenfche Godsdienstgebruiken;
ook zien wij, met welke wapenen fommige Christe-
nen de Heidenen toenmaals beflredcn; dit Werk is
verlcheidenc malen uitgegeven , ook achter het Werk
van MiNUCius felix, door jac. gronovius , te
Lcyden 1709 , en te Rotterdam 1743 8vo.
Geleerde Niettegendaande alle deze bovengemelde en der-
Ileide- CTÊiijl^e maatregelen, om den Heidenfchen Godsdienst
te vernietigen , bleef ccliter eene groote menigte
denzelven nog (leeds toegedaan ; zelfs vond men
OU-
GESCHIEDENIS. 55/
onder de Heidenen , ten dezen tijde, vele gclcer- m
ilcJi , voornaamlijk in de Eclectifche Wijsgeer} ge '^''"j'^
School, aan welker hoofd aedesius, de voornaan;-, j-iootVj^.
fte leerling van jAmblichus was, die eustathius , na C. G.
MAXIMUS, CHR.VSANTIIUS, EusEBius , cn andere '^j'' ^|^*
bekwame leerlingen had, wier leven eunapius ,
(^de Fit is Sophistarum Heideib, i$^6 8,,) befchre-
ven beeft ( * ), liganius muntte uit in welfprekend-
heid, en lierlijkheid van iVijl, hij onderwees, de xe-
denrijkkunst in zijne vaderllad Antïóchié ; . maar
was tevens één der gcvaarlijklle vijanden der Chris-
tenen. Ook leefden en fchreven tlians arist^ne-
Tus en HiMERius. Onder de Latijnen verdient da
Redenaar IMAMERTI^X's lof, wiens dankzeggingsre^
den aan den Keizer juliünus nog overig is, , De,
venuaarde Ipraakkundige , (^Grammat icus ,) dOxNATUS ,
leefde te Rome, Ook hebbx^n de Gefchiedfchrij ycrs'
EUTRQPius en vïCTOR lof verwGiA-en ; als mede 4e:
Pvechtsgdeerde her^iogekianus , en een Mathema-
ticus van AJexandri'è , tueon , en anderen.
Van tijd tot rijd , verloor nogthans het Heidendom Wetten
van zijne aanhangers , te meer , daar de overgang tot ^^S*^" de
het Christendom aanmoediging en zelfs beloning bij "'
de overigheid vond , terwijl een Christen , die zijnen
Godsdienst verliet , om een Fkiden of Jood te wor-
den, zich voor ftralfen en vervolgingen zag blootge-
fteld. Dus is 'er eene wet van koxstantius (f),
wel-
( * ) Vergel. brucker Hht. Crit, PJiihs. T. II./-, z-jo. fqq,
(t) Cod. Theod. Lihr. XVI. ///. de JiuLeh etc. kg.
7. C. Jiiftin, Libr, I. t. 7. de Apost. leg. I.
XV. Deel. R
z$r- K E R K E L IJ K E T
III welke de bezittingen' van eeiicii Christen', ten be--
^Ul ^^°^^*^ ^^^' Keizerlijke Schatkist, verbeurd verklaart,
Hoofdft. • dié' 'èèn Jood gewördort was. Ook rhogt ■ geen Jood.'
na C. G. egjie Christen vrouw trouwen , op' levensllrafFe C*);
Jaar 337, r
tot 303. indien een Jood eenen flaar had van eenen anderen
•- ^ Godsdienst of volk , Avcrd deze hem , ten behoeve
dei- Keizerlijke Sch^.tkist, ontnomen, en hij- met ■ de-
dood %eftraff , indien ' hij denzelvemliad laten befngV
den Cf).
Gunstbe- Aan den anderen kant, betoonden zich de Zoons
flaird" ^^" KOivsTANTYN uict mlu milddaadig jegens "de
Kerken Kerlitn en Geestelijkheid, dan htm Vader; zij Ichon-
5,"^^ .. ken, zegt sozoMETvtTS- (S)? aan • allen , die tot den
Gcestelii- ' » .
ken. Geestelijken Itand behoorden , en aan derzelver kin-
deren -en huisgenoten , velerleië voorrechten en vrij-
dommen. Hunne vrijheiil van alle lastposten en"
buitengewone heffingen werd bevestigd; zij behoef-
den geenefoldaten, of iemand van 's Keizers gevoig;:
te huisvesten , ook waren zij , koophandel diijvende ^
vrij van de gewone belastingen, (^Luftralis Colla-
tio , ) omdat , zegt de Wet , de ' winst ten voordeelc
der armen kon komen (**}. Doch, de ondervin-
ding leerde fpoedig, dat de Geestelijken, .die koop-
handel dreven, weinig dachten, om de winst daar
van met de armen te deelen ; devhalven bepaalde
KON-
(*) Cod. T'/eod. 1. c, /. 6.
(f) L. c. t. p. 11e Christ. Mancip. Jiid.eus habeai.
ï. 2. sozoMFN. Hiu. Eccles. III. 17. C§) ^. c.
(**) Ccd. Theod.- Libr.- XVLfit.2. de Episc. l. 8-1 1,
ï3, 14. C. Jitjl, l. I. t. z. dt Ej^hc. /. I, 3.
GESCHIEDENIS* ^^(^
RONSTANTius fpocdig- dezc vrijheid alleen tot die iir
Geestelijken, die handel dreven, om hun beflaan t? ^^''■^-
hebben (*3, ook werden alleen zulke Geestelijken j-ioof^^fj,
en hunne zoonen van openbare lastposten vrij ver- "a C. G,
klaard, die geen vermogen bezaten (f)» Ja, in |^!|j^5^^*
het jaar 360, beval hij, dat de Kerken en Geeste- ■
lijken, die landerijen bezaten, daar van de gewone
belastingen , ( Canonica Inlo.tio , ) en de Geestelijken
alle buitengewone heffingen opbrengen zouden (§},
hoevyel dit laatfte in het volgende jaar weder inge-
trokken werd (**). EindeKjk verbood konstan-
Tius nitdruklijk (ft)» dat geen Bisfchop voor een
wereldlijk gerichtshof, maar alleen bij andere Bis-
fchoppen , dat is , voor de Kerkvergadering van zijn
Gewest, te recht zou flaan , of befchuldigd kunnen
werden.
Het Christendom, dus op allerhande wijzen doorBekee-
de Keizers bevoorrecht , won bij aanhoudendheid , ""S van
1 ,• . / TT . , ^ FABIUS
cene menigte aankomehngen uit de Heidenen. Zelfs marius
veraiaarde Heidenfche Geleerden gingen , met verla- victori-
ting van he| Heidensch Bijgeloof, tot het Christen-
dom over; ^waar van wij een voorbeeld hebben , in
TABius MARIUS vicTORiNus, een' geboren Afrikaan,
die
(*) Cod. Theod. Libr. XIII. /. i. de Litjir. CoUat.
/. I. Libr. XVI. /. 2. de. Episc^ l. 15.
(t) Libr. XVI. t. 1. l. \\.
(§-) L. c. L ïS' C. luft. l. c. l. 3.
. (*♦) Cod. Theod. l. c. l. 16.
(tt) Cod. Theod. Libr. XVI. /. 2. de Episc, Ecdeu
et Cleric, l. 12.
Ra
a6o K E R K E L IJ K E
ITI clie omtrent het jaar 354 te Rome met zoo groote
®°^J^ toejuiching de Redcnrijkkilnst leerde , dat men hem
Hoofdd. ii^ liet openbaar een ftandbeeld oprichtte. Hij was
na C. G. een ijverig verdediger van den 1 leidenfclien Gods-
tot 353] dienst, maar kreeg, door het lezen der H. Schrif-
- ten der Christenen, genegenheid voor dezen Gods-
dienst, en beleed aan édnen zijner vertrouwde vrien-
den, dat hij in zijn.hait overtuigd en een Christen
Avas ; als deze hem aanfpoorde , om deze belijdenis ,
openlijk , in de Kerk af te leggen , vraagde hij : Of
dan de muuren den Christen maakten? ■ Evenwel
haalde de liefde voor het Christendom het eindelijk
bij hem over. „ Kom," zeide hij tot zijn' vriend,
„ laat ons naa de Kerk gaan, ik wil een Christen
„ worden. " En , als onderwijzeling aangenomen
zijnde, ontving hij den Doop, na in het openbaar
zijne geloofsbelijdenis ,: tot groote blijtifchap der
Christenen , te hebben afgelegd. Hij ging vervol-
gends voort, de Welfprekendheid te onderwijzen,
doch paste dezelve nu op de verklaring en verde-
diging der Christelijke leere en der H. Schriften toe.
Hij heeft tot het jaar 370 of wat langer geleefd (*}.
Van dezen victorinus , die van eenen voorigen ,
van denzelfdcn naam ( f ) 5 onderfcheiden moet wor-
den, hebben wij, bebalvcn cenigc flukken over de
Spraakkundc, Rcdcnrijkkunde en Wijsbegeerte, ook.
•eenige Godgeleerde Werken. Een Boek tegen ari-
us ,
(*) IhcRONVM. de 11 rh Jlhiflr. Cap. lol. AUGUSTIIV.
ConfcsftoiJ. Libr. VIII. Cap. 2,-6.
(t) Boven III. Deel^ Bkuh. spo.
GESCHIEDENIS. a(^r
us, over de Drieëenheid ^ ( de Sanctisjlma Trinitate UI
adverfus Artum Libri IV.) (*), zeer duider gcfchre- "^^1^
ven , en naaiivvlijks voor geleerden verftaanbaar , ge- Hoofdfl.
lijk 'er mciioNYMus reeds wel van geoordeeld heeft. "^ C. G.
Zijne leere omtrent dit Icerftiik komt met die van -^'q^ %^^'
de Kerkvergadering van Nke'è over £:dn, maar is
overladen met fpitsvinnige bepalingen van de woor-
den. Woord ^ Wezen ^ Eenswezens ^ en vreemde be-
wijzen, dat dezelve in de II. Schrift voorkomen,
pf gegrond zijn: Hij beweert, dat Christus, naar
zijne mcnschlijke natuur , een aangenomen Zoon van
God is, (^quadam adoptione filhis ,') d^t bij daar
in minder is dan de Vader, omdat deze bij eene
werldoze werkzaamheid , zonder eenig bezwaar of
lijden, als de fontein van alles, in eene beftendige
rust zalig blijft; hij onderzoekt, hoe deZoon,Go^5'
wil ^ en de Heilige Geesi ^ de JMoeder van ]^^us
CHRISTUS genoemd kan worden, en wat dergelijke
fpitsvinnigheden meer zijn. In hetzelfde Werk be-
Ihijtlt hij ook, behalven arius, marcellus van
Ancyra en photinus. Vóór lietzelve had hij Jiog
een ander werk uitgegeven, tegen denAriaan candi-
Dus , Qde generatione F'erbi') (f). Ook heeft hij tegen
-de Maniche'èn gefchreven, benevens een vertoog^
dt
(*) In de Bihlioth. SS. Pan\ Tom. IV. pag. 291.
fqq. Paris 1589. foL
(t) Met de Verhandeling van candidus uitgegeven
door ANDR. RiviNUS iv SS. Reliquih duor. Victorinoriim
pag. 238. Qöthce. 1652. 8. en mabu.lon /inal. Tom. IV»
pag. 155. ed. nov.
R3
i6i K E R K E L IJ K E
III de prhiclpio dïèi , waar in hij beweert , dat de da-
'?fT^ gen der Schepping, niet met den avond, maar met
Hoofdd. den morgen , aanvangen , en met den morgen van
na C. G. den volgenden dag eindigen (*). Nog heeft hg
•tot 363! verklaringen gefchreven , over de Brieven van pau-
■-— - — Lu's , doch volgends HiëRONYMUs (f)? zonder
"eenige kennis te toonen in den ftijl der H. Schrift;
■als mede drie gezangen over de Drieëcnheid , (Jtf^m^
ni tres de Trinitate , jive de Homooufw recipiënt
do ^') in' eene middenfoort tusfchen gebonden en on-
gebonden flijl , en eindelijk een Dichtftuk in zesvoé-
'tige Verzen , over de Makkabéifche Broederen ,
'( Carmen de Maccabais , ) hetwelk echter van fom-
migen aan den ouderen victorinus wordt tocge-
fchreven.
Bekee- De Christelijke Godsdienst breidde zich, ten tijde
ring der <^j^j-j Keizer konstantyn den Grooten , en zijne
ërstüthet 2^oonen, ook buiten het Romeinfche Rijk, uit. De
Christen 'Gèfchïedenis gewaagt inzonderheid van de beke-
'rin'g der Ethiopiër s^ of Ab'jsjini'èrs ^ Iheri'érs ^ én
■Gathen. De eerstgemelden zouden , volgends de
"gewone overlevering, het Christengeloof reeds ont-
vangen hebben, van den Gefnedenen, Hoveling der
'Koningin 'kandace , die door filippus gedoopt
is (§), doch deze hoorde niet in Jbysjtnië , maar
'mOppcr-Egypte ^ omtrent het Eiland Mero'ê^ t'huis,
anderen noemen den Apostel ear.tholemeus, of
MAT*
(*) Uitgegeven door siiimond Opusc. Tovi.l.
(f) Praf. Epist. ad Galat.
(S) Hmd, VIH, Vergel. I. Deel, Bladz. 164.
GES C II I £ D E N I S. 263
MATTiiEus, als den ccrflen (lichter van lic't Chris- III
tendom in Ethiopië of Abysfinië; onzeker is het ^^^'^
ooi;, of PANT^xus, in de tweede eeuw, het Eu- Hoofdft.
angelie in die Gewesten , welke door de Ouden ook na C. G.
Jiidié genoemd worden , gepredikt hebbe ( * ). Ten [^^ ^óL
minden, RUFiNus 5 en andere geloofwaardige Schrij- ——
vers, verzekeren, dat 'er vóór de vierde eeuw geene
Ipooren van het Christendom in dit land te ontdek-
ken zijn (!)• Omtrent het jaar 327, kort nadat
ATHANASius Bisfchop te Alcxandri'è geworden was,
•werden de gronden van het Christendom onder de
-Ethiopiërs öf Abpfiniers gelegd, bij de volgende
gelegenheid. Zeker "Wijsgeer, (de Ethiopiërs zelve
noemen hem ©enen Koopman ,) jvieropius , uit Feni'
cië^ naa dit land gereisd zijnde, werd daar door de
inwoners met alle zijne reisgenoten omgebracht,
(^êiQ. Ethiopiërs zeggen, dat hij zijne natuurlijke
dood aan eene ziekte geilorven is,) behalven twee
jongelingen frumentius en /edesius (§). Alzoo
deze konden lezen en fchrijven, en veel geest be-
.zaten, werden zij door den Koning des Lands aan
zijn Hof tot Geheimfchrijvers gehouden. Na zijn
^overlijden bediende 's Vorsten Weduwe, tot de*
meer-
C*) Zie ons II Dccl, Bladz. 229.
(t) Vergel. job. ludolf. Hist. /Eihiop. IIÏ. 2.
(5) RuFiNus Hist. Eccles, I. 29. zegt, dat hij zijn-
verhaal uit den mond van dezen jedesius, die naderhand
-Ouderling te Tyrm geweest is, ontvangen heeft. Uit
RUfiNus is dit verhaal overgenomen door socrates Hist^
'<!^ccl(i. I. 19. en sozortiEJNus Hist. Eccles. II. 24.
R4
ji64 K E P. K E L IJ K E
UI' meerderjarigheid van haren Zoon, zich veel v^
^^^^ hunnen raad , bijzonder van frumentius, welke
Hooturt. c^i^<-l<^i' <^e Romeinfche Kooplieden eenigen ontdekt
nvi C. G. hebbende, die, gcUjk liij. Christenen waren, hen
jj^'j. ^^;' opwekte , om met hem in een bijzonder huis tot
■~- ■ ■ liet gebed (aam te komen, vervolgends bouwde hij,
ten dien einde , eenc Kerk , alwaar zich , van tijd
tot tijd , ook eenige Ethiopi'érs lieten vinden. De
jonge Koning het Rijk aanvaard hebbende , verkre-
gen FRUMENTIUS CU /iiDESius , mct vele moeite,
vrijheid, om naa hun Vatlerland te kecren. fru-
mentius, in Egypte gekomen, gaf aan den Bis-
fchop ATHANASius bcricht van den tocfland van
zaken in Ethiopië , en verzocht liem , eenen Bis-
fchop derwaards te zenden, om liet Christendom
in hetzelve te vestigen , dewijl hij zich van eenen
goeden uitflag verzekerd hield, atuanasius , ni&-
mand daar toe gefchikter oordelende, wijdde fru-
ïMEWTius tot Bisfchop in , en zond hem , met ecni-
■gc andere Geestelijken, weder naa Ethiopië^ alwaar
hij, gelijk men verhaalt, door wonderwerken en het
-genezen van zieken , niet min dan door onderwijs ,
'lecne aanzienlijke Christelijke Gemeente verzamelde-,
-en verfcheidenc Kerken fHchtte , zijnde dus de
grondlegger van het Clnistendora bij de Ahysfinlërs^
die hem zeer hoog Ichatten, en ^t\\ eernaam Abha
Salama geven. Omtrent het jaar 356, deed Keizer
konstantius pogingen, om de Ariancrij onder de-
xe nieuwgeplante Gemeente in te voeren; athana-
• sius was toen uit zijn Bisilom van Akxandri'è ver-
dreven 5 en GEÖRGius , een Aridan , in zijne plaats
aan-
G-E S C H I E D E N I S. 265
tiangefteld. Thans gebood de Keizer in oenen Ilf
Brief ( * ) , aan de twee beftiiurers der ftad Auxu- ^^^^
ma of Auxumis , toen de hoofdftad van Ethiopië , Hoofdft.
thans genoegzaam vervallen , /ezanas en sazanas . "^ C. G.
dat zij FRUwENTius terltond naa Egypte zouden \^^ ^ósl
zenden , aan den Bisfchop geörgius , om van hem " ■
onderwezen te worden, en met meer nut vervol-
geiids bij hen te kunnen arbeiden. Meii weet het
gevolg niet, welk dit bevel gehad heeft, maar dit
is zeker , dat de Kerk van Ethiopië of -Abysji-
ni'é die van Alexandri'é altijd als hare Moederkerk
erkend heeft.
Tegen over Ethiopië of Ahysjinie^ in gelukldg Der Ho-
Arahi'é^ woonden de Homeriten ^ ook Saheërs ge_ "leriten.
noemd, onder welke vele 'Joden waren. Aan deze
Homeriten en derzelver Koning, zond de Keizer
KONSTANTius ecu gezantfchap , met aanzienlijke ge-
fchenken , om hem vrijheid te vragen , dat de Ro-
meinen , die door zijne landen reisden , en die zijner
onderdanen, welke Christenen wilden worden. Ker-
ken mogten fticliten. Aan het hoofd van • dit ge-
zantfchap was THEOFiLus, een Indiaan^ uit het
Eiland Divus ^ (misfchien het hedendaagfche Diu,^
die door zijn volk als gijzelaar aan Keizer kon-
•STANTYN den Grooten gezonden, geduurende zijn
.verblijf onder de Romeinen^ Monnik geworden, en
-door EusEBius van Nikomedi'è tot Diakon gewijd
-was , zijnde hij een Ariaan. Deze vond de Homeriten
Af-
. (*3 Bij ATiiANAfi. Apol. ad hipcr, C^r.fiant. Cap. 31.
Opp. Tom. I. P. l. pag. 315.
Re
fl66 K E R K E L IJ K E
III Afgodendienaars , doch bij welke , vvnaifchijnlijk door
*^j|^ hunne vermenging met de Jooden, de befnijdenis in
lloofdft. gebruik was. Het gehikte hem , den Vorst des
na C. G. ]2Y}ds tot liet ChristeUilc geloof te bewegen , en den
Jaar 337.
tot 363. tegenltand der Jooden , door wonderwerken , tot
"— ^ — zwijgen te brengen. Vervolgeiids liet de Vorst drie
Cristclijke Kerken ftichten, ééne in zijne hoofdftad'
Tafaron , de andere in de Ilavcn Adena , en eene
detde in eene andere handelflad, aan de Gnlf van
Per.fië ; theofilus bezocht daar na zijn Vaderland
en andere Indifche landen, alwaar hij onder ande-
ren de gewoonte veranderde , volgends welke de
Christenen aldaar het voorlezen van het Euiingclie
zittende aanhoorden. Doch, ten aanzien van het
geloof, zegt FiLOSTORGius , een Ariiiansch Schrij-
ver der Kerkelijke Gefchiedenis , van wien wij deze
berichten hebben ( * } , was niets te verbeteren , al-
zoo deze Christenen , van de oudfte tijden af, .ge-
loofden, dat de Zoon een ander Wezen, {V,^M(nov)
had, dan de Vader, theofilus bezocht ook de
Ethiopièrs ^ wier hoofdftad Auxuma was, om in
^deze nieuwe Gemeente goede fchikkingen te maken.
Misfchien ftaat deze zijne reize in verband met het
bovengemelde bevel van konstantius, omtrent den
rechtzinnigen Bisfchop frumentius , en het oog-
merk der reize van theofilus zal geweest zijn,
'denzelven , ten behoeve der Ariaanfche gevoelens ,
tegen te werken. Terug gekeerd, leefde theofi-
lus, in zijnen gewonen (land, als Monnik en Dia-
kon,
C * ) Epit. Hist. Eed. Libr. II. n. 6. Llbr. III. n, 4./j'f i
GESCHIEDENIS. cö?
kon , zonder naar hooger bediening te rtaan , geëerd Ili
en geacht , in het Romeinfche gebied. Dus ver fi- ^^^^
LOSTORGIUS. Hoofdft,
.•'^Ten tijde van konstantyn t^en Groot en ^ had- "^ C. G.
den ook de Iberi'èrs, bewoners van het Landfchap, [^^ 263I
thans Georgië genoemd, het Christendom aangeno •'
men. Eene Christen vrouw, zoo luidt het verhaal ..!'^ °^
dezer gebeurenis (*), die zeer godvruchtig, naar
de ftrenge regelen der /Asceten leèt'de, bij eenen in-
val der Iberi'érs , door dezelve gevangen medege-
voerd, volhardde ook onder dit volk in hare flren-
ge levenswijze, met lang en aanhoudend vasten, en
geduurige gebeden. Door hare gebeden den Zoon,
en daar na ook de Gemalin , des Konings van eene
zwaare ziekte genezen hebbende, wilde zij geen an-
dere beloning, haar door den Koning aangeboden,
aannemen , dan deze , dat de Koning den waaren
God erkende. De Vorst den volgenden dag op de
jagt zijnde , bedekte eene fchiclijk gevallene mist de
gebergten en wouden zoo zwaar , dat hij geen' voet
verzetten kon. In dezen nood, zijne Goden ver-
geefs aangeroepen hebbende, wendde hij zich tot
den God der Christen vrouw, en terftond verdween
de mist. Dit bewoog hem, als ook de Koningin,
om •
(*) RuFiNus flist. Eccks. II. 33. zegt, hetzelve te
hebben verdaan uit den mond van bacurius, op het
einde dezer vierde eeuw, die toen Bevelhebber van die
volk onder de Romeinfche troepen was. Uit rufinus
hebben socrates Hist. Eccles. I. 20. en sozomenus
Hist.Eecles. II. 7. -hunne berichten overgenomen.
p^g KE R K E L IJ K E
ÏII om den Christelijken Godsdienst te omhelzen. Hun-
BOEK j^£ onderd;men werden, door een nieuw wonder ,
Hoofdft. overgehaald, om hun voorbeeld te volgen. Als de
na C. G. Koning eene Christen - Kerk liet bouwen, kon men
Tont" Q 0*7
iot ^ö^' édne der Pilaren, wat men- ook deed, niet opges-
— — — richt krijgen ; maar de gemelde Christinne zich des
• :-■; nachts naa die plaats begevende, en biddende, hief
de Pilaar zich van zelve op, en zweefde boven ha-
ren grondflag in de lucht. De Koning en vele an-
dere Iberi'èrs ^ den volgenden dag, dit ziende, eii
hoe de Pilaar zich toen voor hunne oogen van zel-
ve op haar voetduk vestigde , werden daar door
ongemeen in hun geloof verllerkt, en verzochten,
door een gezantfchap , den Keizer konstantyn, om
eenen Bisfchop en andere Leeriiaren , tevens een ver-
bond van vriendfchap met hem fluitende.- „ Zoo-
;,, danige kwalijk uitgedachte en ligtgeloovige ver-
3, tellingen veroorzaakten," zegt sghrögk met recht,
5, inzonderheid dit nadeel onder de Christenen , dat
3, men, bij elke gewigtige bekeering van een aantal
55 Heidenen, wonderen verwachtte, onderftelde, of
5, verdichtte; en dus ftccds meer en meer van den
,5 rechten natuurlijken weg, van onderwijs en on-
5, derzoek, langs welken het Christendom behoorde
5, uitgebreid te worden , afweek."
Der Go- Doch boven allen is de belceering. der Gothen tot
thcn. i^Qi Christendom merkwaardig. Dit volk, van den
Oud-Duitfchen Stam, uit Sarmat ï'è of Poolen^ naa
den Donau afgezakt , had ten tijde der Zoonen van
KONSTANTYN cenc heetfchappij gefticht, welke zich
van de rivier Tanah , of de Don , tot aan ^t\\ Ti-
yi
GESCHIEDENIS. ^69
htscus^ of den Tets f ^ in Hongaryé, uitflrekte; zij lil
waren verdeeld in Oostgothen^ of Greuthingers ^ ^^^
wier Koning ermanarik of ermerik , vele volken iioofdfl.'
overwonnen hebbende , tot aan de Oostzee toe , van "^ C. G.
de Grenzen van Afie tot aan Daci'é heerschte, en -Jq^ t^'L'^
in Westgothen of Theru'tngi'érs ^ die zich in het he-; — — ■
dendaagsch Moldavië^ WaUachVè\ Zevenbergen ^ en
een gedeelte van Hongary'è ^ gevestigd hadden (*).
Deze volken waren , bij hunne invallen in het llo-
meinfche Gebied , zedert het jaar 260, met den
Christelijken Godsdienst bekend geworden , door
Christen gevangenen, die zij als flaven mede ge-
voerd hadden , welke , door wonderbare genezingen ,
mtdrijving . van Duivelen, en een Godzalig leven,
hunnen meesteren hoogachting voor het Christen-
dom inboezemden (f). Meest echter hadden zij,
ten dezen opzichte , te danken aan ulfilas , die
tot Bisfchop der Gothen ingewijd, hen niet alleen
iii den Christen -Godsdienst onderwees, maar ook
letters voor hun uitvond, eii de Heilige Schrift in
hunne taal, overzette. Volgends filostorgius (§)
was hij een Kappadoci'èr , en bij de Gothen gevan-
gen geraakt, Jioewel zijn naam, die ook urfilas
en wuLFiLAS , gefchreven wordt , oud Duitsch fcbijnt
te wezen , en met ons wolf overeen te komen ,
waar uit men zou opmaken , dat hij veeleer ztM
een Goth geweest is. Hoe het zij, filostorgius
ver-
(*) JoRNANDES de Rebus Goth. Cap. 23.
^t) SozoiviEN. Hist. Eccles. Libr. III. Cap. 6,
(§} Epit^ Hist, Eccles. Libr. II. k. 5.
ê7<5 k e r k e l rf k e
III verhaalt", dat hij door dèn Koning der Gpthcn , ïfl
^^\ g^^^^^'^^chap aan Kdzer KONSTA^fTVN gezonden ,
Hoofdft. dool' EüSEBius van Nikomedi'è lïqt Bisfchop der
m C. G. Qothen is ingewijd , dat KONSTANtYK; . hem zeer
tot 363* hoogiichtte, en hem- dikwijls den moses van zijnen
— ■ '■"■ tgd noemde. Ook bericht dezelfde. Schrijver, .dat
ULFiLAS-^ in, zijne vertaling, de Bóekéri dej KOninb
gen, dat is, die yan Samuel en de Koningen^
zal hebben overgèflagen , om, den oorlogziich*
tigen aart van zijn volk %pq.\\ voedzel te geven.
Hij was , met zijne gdleele Gemeejite, het leer-
ftelzel van auiüs toegedaan. Andere S.chnjvers(*)
verfchillen van filostorgius , in eenige bijzonder-
heden , en plaatzcn hem later. Eei'st , zegt sozö-
MENÏJS, was hij een rechtzinnig Christen, maar aan
den Keizier valens in gezantfchap gezonden zijnde',
was hij tot de Arianerij overgehaald. In deze tij-
den van VALENS, die van het Jaar 364 tot 378 re-
geerde, plaatzeu socrates en theodoretus , oni
zèn ULFILAS insgelijks, socrates zegt, dat hij aan'
dezen Keizer gezonden was, door der Gothen Ko^
ning FRiTiGERN , om 's Keizers hulp te verzoeken ,
tegen' zijnen mededinger athanarik, en dat, op
het verkenen dezer hulp , fritigern , met eene me-^
nigte zijner onderdanen-, het Christen geloof, doch
volgends de Icerc der Ari'dnen^ omhelsde, theo-^
DORETUS fchrijft, dat de Gothen^ over den Donau
getrokken , een verbond aan den Keizer voorfloegen , ■
die.
(*) SocRAT. Hist. Eccles. IV. 33. sozomen. Hts:
Eccles, VI. 37. THEODOR. Hist. Eccles, iV. Z7»
G E S C Hl E D E N I S. a-»
die, op raad van eudoxius, tot eene voorwaarde III
van hetzelve maakte, dat zij de Ariaanfche gevoe- ^^^
lens zouden aannemen , en dat zulks , door het ge- Hoofdft.
zaq: van ulfilas, werd toeaeftaan , die aan zijne "^ ^* G*
Gothen verzekerde , dat dit verichil onder de Chris- {^^ 263I
tenen alleen, uit de heerschzucht van Ibmmige Bis-f —r-,
fchoppen , ontdaan was. f .'•-!■
Hoe zeer ook deze vSchrijvers in bijzonderheden Ulfh^as
verfchillen , dit is zeker , dat ulfilas , omtrent het j^[Ay -^ .
midden -der vierde eeuw, aan de Gothen eene Overzetting in de Gdr
des Bijbels in hunne taal bezorgd heeft , waar van nog thifche ■■:,
taal. ")
aanzienlijke overblijfzelen van het Nieuwe Testament
voorhanden zijn, bijzonder in het zoogenoenid Zil-
veren Handfchrifi '^ (^Codex Jrgenteus ,) lietwelk
thans in de Boekerij der Hoogefchool van Upfal: be-
waard wordt , en dat zijnen na^m heeft , omdat het
op purperkleiird pergamcnt met zilveren letters ge-
fchrevcn is. Dit Handlchrift vverd ontdekt in de
Ahtdï]' IFer den in fVestfaJen; en werd van daar,
in den dertigjarigen oorlog , naa Praag gebracht , al-
waar de Zweeden het in het jaar 1648 buit maak-
ten. Doch het kwam naderhand, uit de Boekerij
van Koningin christina, aan isaSk vossius in
Holland, tot dat het door den Zweedfchen Graaf
DE LA'GARDiE, van dezen geleerden gekocht, en
naa Upfal ten gefchenk gezonden werd. Het be-
helst de vier Etiangeli'èn , echter met gapingen , in
de Gothifche , gelijk men thans zich algemeen ver-
zekerd houdt , en niet , gelijk fommigen gedacht
hebben, in de Frankifche t2i2i\', het werd het eerst
lïiet Gothifche letters, en een Glosfarium over deze
taal.
Ï7i K E R K E L IJ K E
III tnJil, door FRANCiscus jiJNius te Dordrecht 166^
BOEK uitffcs^even , cii naderhand door, anderen: men heeft
Hoofdft. ook, vervolgends, nog ccnige andere brokrtukken
Tia C. G. van deze Overzetting van ulfilas ontdekt , en in
toe" ^6^* ^^^^^^ gegeven. Zij is , zoo ten opzichte der oude
■ ■ ■ Duitfche Taal , als der oordeelkunde des Nieuwen
Testamcnts, van zeer veel aanbelang, gelijk onder
anderen door den geleerden j. d. miciiaülis is aan-
gewezen (*).
Vervol- Niet lang daar na moest echter de Christelijke
ging der Qg^eente onder de Gothen ecne harde vervolsinfi
Christe-
nenon- ondergaan. In de laatfle jaren van Keizer valens,
-der de kwam athanarik, tegen wien de gemelde Keizer
°^^^"* aan fritigern hulp verleend had, aan de rege-
ring, welke, niet kunnende dulden, dat ulfilas
ook in zijn gebied bekeerlingen maakte, velen van
zijne Christelijke onderdanen ter dood bracht. Vol-
gends sozoMEMJS (f), verdedigden velen van de-
irelven hunnen Godsdienst , met groote ftandvastig-
hcid , voor de rechtbanken ; en eene geheele menigte
werd, met vromven en kinderen, in eene Kerk,
waar in zij gevlucht waren , verbrand, socrates (§)
meldt iiitdruklijk , dat onder deze Martelaren ook
Aridnen geweest zijn. athanarhc geraakte vervol-
gends in oorlog met den Keizer v.vlens , waar bij
hij tot eenen nadeeligcn vrede genoodzaakt werd (**).
Uit
• (♦) Inleid, in de Schrift, des N. T. I. Deel, I.
Siuk, Bladz. 798. volgg.
(t) Hist. Ecclcs. VI. 37. (5) Ilist. Eccles. IV. 33,
j(**) AmMIAIS. MARC. //. XXVII, 5, ZOSLM. //. IV. 10 , II.
GESCHIEDENIS. 273
Uit deze bijzonderheden blijkt toch, dat niet alle III
de Gothifche Christenen Arionen geweest zijn , ja ^^^^
AUGUSÏINUS (*) gelooft niet ééns, dat 'er toen Hoofdfl.
Arianen onder hen geweest zijn. - na C. G.
Doch veel zwaarer en bloediger was de vervol- ^^^ J^'
sina: , die de Christenen in Perfïé^ omftreeks dezen -
tijd, en vervolgends, getrofFcn heeft. In dit groot \efvoi-
Rijk hadden de Christenen , ten dezen tijde , aan- christe-
zicnlijke Gemeenten (f), welke, voor het grootfte "en onder
gedeelte , door den Peififchen Koning sapor, of
scHABUR, zijn verwoest geworden. sozo^ffiNUS (§),
die de Gefchiedenis dezer vervolging wijdlopig be-
fchreven heeft , plaatst derzelver begin reeds ten
tijde van konstantvn cJen Grootcn. Doch, hier
van- is geene blijk voorhanden. JNIen heeft bij euse-
Bius (**), wel eenen Brief van dezen Keizer aan
SAPOR, in welken hij het Christendom aan denzel-
ven aanbeveelt, maar waar in niets gewaagd wordt,
van eene vervolging tegen deszelfs belijders, inte-
gendeel kreeg konstantyn aanleiding tot het fchrij-
ven van dezen Brief uit de voordeelige berichten,
die
(*) Be Civit. Dei XVIII. 52.
(-f) Het Christendom was, volgends de overlevering,
daar geplant, door den Apostel thomas , zie ons I.
Deel, Bladz. 22r). Vergel. euseb. IJi'st. Eccles. III. i.
ten minften uit de Gefchiedenis van ïmanes , in ons III.
Deel, Bladz. 252. blijkt, dat het zich reeds vroeg on-
der de Perfen gevestigd en uitgebreid had.
(5) Hist. Eccles. II. 15.
(**) Fit. Conflant. IV. 9-13.
IV. Deel. S
£74 K E R K E L ^ K Ê
III die hij, ten aanzien van den blocjenden ftaat der
^^^f Christenen in Per/ië , van de Perfifche gezanten ver*
Hoofdft. 'ft^^" had. Ook (bat deze veiTolging, in derzclvcr
na C. G. ooifprong , in verband met eenen oorlog tus-
Toot* "^ '^7 ,
tot X^"'' ^'*^^^^" ^^ Romeinen en Perfen, welke, geduiirende de
I regering van konstantyn , geene plaats heeft g-ehad.
Wij geloven dan liever andere berichten, die den
aanvang der vervolging, na de dood van konstan-
tyn , en bijzonder in het jaar 343 , rtcUen (*}.
Oor- De Perfifche Keizer sapor voerde geftadige oor-
ipi'o"S logen met konstantius, den Zoon en opvolser
dezer uer- ° r o
volgino-. van konstantyn den Grooten-^ van deze gelegen-
heid maakten de Magi , of Priesters van den ou-
den Godsdienst der Perfen , benevens de jfooden ,
die altijd den Christen Godsdienst blcv'cn haaten ,
een het zij gegrond of ongegrond gebruik , om de
Christenen van Per/ië bij den Keizer als ongetrouwe
onderdanen, en geheime vrienden der Romeinen te
befchuldigen , waar door zij hem ligtelijk beweeg-
den , om hen , als lieden , op welke hij niet kon
vertrouwen , te vei-volgcn ( f ).
INTnrtel- In het bijzonder befchuldigden de gemelde vijan-
cood vnn ^ ^^^y^ Christelijken Godsdienst sümeön, Aaits-
Bisfchop bisfchop van Sehicië en Ciefifon^ twee fleden , gele-
van Se- g^j^ ^j^,^ j^j-, Ti gris , waar de Eufrant in denzel-
ven
(*) IIièRONYM. Chvon. ad. li. a. en twee oude Sij-
rifche Schrijvers bij jos. sl^T. assemanki Bibl. Oricnt.
Clement. Vaticnn. Tom. I. [mg. 4. fqq.
Ct) "^^''i ^'o'gc'^ ^'^'" ^^"^ '^'^'J uitvoerig bericht van
sozoMENUS liht. EccliS. II. 9. volgg.
GESCHIEDENIS. 27S
ven valt, en die als ééne flad uitmaakten, waarom lli
zij ook door de Arabieren eenvouwig Bïodajin (^de ^^|y^
Steden^ genoemd worden, bij den Keizer sapor , Hoofdd.
van geheime verflandhouding en ongeoorloofde brief- "^ C. G.
wisfeling met den Romeinfchen Keizer, sapor , \^^ -^i-^'.
liier aan geloof liaan de , beval, in volle woede, de
Christen - Kerken te flopen , en hunne Leerjiaren en '^^^'ji'^ ^^^
Kerken dienaren ter dood te brengen , terwijl hij de fou.
gemeene Christenen met zwaare belastingen drukte,
om hen hunnen Godsdienst te doen verlaten. De
Bisfchop siMEÖN zelf werd , met ijzeren ketenen ge-
boeid, voor den Koning gebracht, die teiftond ht-
vel gaf, hem door pijnigingen tot bekentenis te
brengen. De Bisfchop ftond alles moedig door, en
weigerde zelfs zijnen Vorst de gewone Oosteifche
hulde van neder werping of aanbidding^ zeggende,
dat hij, Ichoon die te vooren bev^ezen hebbende,
ze nu weigerde, omdat men hem gekluifterd had,
ten einde hem den waaren God te doen verlooche-
nen , en dat hij dus voor zijnen Godsdienst fiirijden
moest. De Koning deed hém verleidende beloften ,
indien hij de Zon wilde aanbidden ( * ) , gepaard met
bedreigingen van , in geval van weigering , bene-
vens alle Christenen in Perfi'è ^ liet leven te zul-
len verliezen. De Bisfchop , uit weigerende , werd
in
(*) Eigenlijk snnbaden de Perfen de Zon niet, zoo
min als liet l'nur ^ waar naar zij gemeenlijk Vuur -aan-
bidden heten. )iyde de Rel. Fctr. Perf. Cap. 4. Maar
de eerbied, welken zij aan beiden bewezen, werd bij de
Cbriscenen als eene aanbidding en Afgoderij befchouwd.
S 2.
a7^ K E R K E L IJ K Ê
III in de gevangenis geworpen , om daar tijd van be*
^?^^ rouw te hebben.
Hoofdft. Toen de Disfchop naa de gevangenis gebracht
na C. G. werd, ontmoette hem ustiiazades, een Gefnedene,
tot '^ö^' ^" thans opzichter over het Konhighjk Paleis , een
■ Christen, doch die, uit vrees en gedwongen, zich
Bijzon- y^^r^Y 'sKonings bevel gcfchikt, en de Zon vereerd
derheid do?
vnii iTs- 'had. Deze , een oud vriend van den Bislchop , wierp
TiiAZA- zich , om hem zijnen eerbied te bewijzen , voor den-
zelven neder, maar simeön bracht liem met zoo
harde beftrafiing zijnen afval onder het oog, dat zijn
vriend , onder vele tranen en luide klagtcn , het
treurkleed aantrok , en uitriep : „ Wat ftaat mij van
„ God te duchten , dien ik verloochend heb , daar
„ mijn voormalige vriend mij zoo zeer verfoeit!"
Door den Koning hier over onderhouden, beleed
hij , zichzclvcn bcfcliuldigende , dat hij de Zon niet
van harte vereerd had , zweerende bij den v/aaren
God , dat hij voortaan nooit anders dan een Christen
wilde wezen. De Koning (lond verbaasd over deze
onverwachte verandering, welke hij aan tovcrkun-
flen der Christenen toefchrecf, en waar door hij te
meer tegen hen verbitterd werd. Alles vervolgends
te vergeefs beproefd hebbende, om zijnen ouden die-
naar tot een ander bcfluit te brengen, liet hij den-
zelven, toen hij onverzctlijk bleef, de dood aankon-
digen. USTIIAZADES vcrzocht nu alleen deze gunst
van den Koning , dat bij zijne terdoodbrenging
openlijk mogt worden uitgeroepen, dat hij niet we-
gens eenige gepleegde misdaad, maar alleen daarom
ftierf, omdat hij een Christen was, en zijnen God
niet
laar s:x.'^-ÖT^ jraoit jaem jtuec zoo narai
'Irailino' aiijicii afval oncLer Jbiet oo^. en^.
GESCHIEDENIS. 277
niet verloochenen vnlde, hetwelk de Koning hem III
toedond , willende dus den Christenen te kennen ^^^^
geven , dat zij van hem geene barmhartigheid te Hoofdd.
wachten hadden, daar hij zelfs eenen verdienftelij- ^^ C. G.
ken man niet vcrfchoonde , terwijl usthazades met ^^^^ ^^1[
zijn verzoek bedoelde, de Christenen ter navolging -■
op te wekken, als zij hooren zouden, dat. hij al^
leen om christu^-wü de döod geleden, had.. .
Den volgenden dag kwam de bemt ook aan' den Zwaare
Bisfchop siMEÖN. Met hem werden nog honderd ^?^)^° "
andere gevangene Christenen, Bisfchoppcn, Ouder-
lingen, en Kerkendienaars , ter dood gebracht; si-
MEÖN , deze allen tot ftandvastigheid opgewekt heb-
bende, werd na hen, met twee Ouderlingen zijner
Gemeente , gedood. In het volgende jaar, liet sapor,
door zijn geheele Rijk, een bevel afkondigen, om
alle Christenen, die van hun geloof belijdenis dee-
den, om te brengen. Nu zochten de Magi de
Christenen overal op , en velen van dezen- gaven
zichzelven vrijwillig aan; in dit algemeen bloedbad
verloren zelfs velen in het Koninglijk Paleis hun le-
ven, onder anderen een gefnedcne, die den Koning
zeer lief was , en wiens dood hem fmartte ; vraaröm
liij beval, dat menvooitiian alleen de Christelijke Leer-
jiren zou ter dood brengen-, welk bevel met ijver
werkftellig gemaakt werd, voonmamlijk in bet land-
fchap Adiahene^ dat bijna geheel Christelijk was.
SozoMENUs zegt ons, dat 'er 16000 Bisfchoppen, Groot ge-
Ouderlingen, andere Geestelijken, Monniken, en"'^'^"
gewijde Maagdp , bij name worden opgeteld , die Jgj^^
'm deze vervolging zijn omgekomen, riaris, een
S 3 Per-
i
-78 K E R K E L IJ K E
III Perfisch Schrijver, brengt het getal der overige ge-
BOKK (joodde Christenen tot 190,000. De eerstgemelde
ill -/ 5 ö
Hoofdrt. Schrijver noemt 12 der ter dood gebrachte Bis-
na C. G. fchoppen op , en befchrijft ons bijzonder dê GefchiC'
tot 0^0' deTiis van één' hunner, den Bisfchop milles, als
- eenen wonderdoener. Deze had in het eerst krijgs-
dicnften gedaan bij de Perfen, maar welke hij ver--
liet, om een ftrenger leven te leiden. Bisfchop ge-
worden van eene Perfifche fiad, had hij veel van
de Htidenen , om zijn geloof, te hjden , zonder dat
het hem gelukte , éénen enkelen te bekeeren , waar
door hij, verdrietig geworden zijnde, de liad ver-
vloekte, welke vloek ipoedig vervuld werd, alzoo
de ftad, wegens eenig vergrijp tegen den Koning,
door denzelven ten gronde toe verwoest werd. Dé
Bisfchop , niets dan een afichrift der Euangeliën
medegenomen hebbende , begaf zich naa Jerufa^
lem^ om daar zijn gebed te verrichten, en de Mon-
niken van Egypte bezocht hebbende, keerde hij naa
Perji'é terug , alwaar hij den Marteldood onderging (*).
Berichten B^zt vervolging in PerjTé zal, volgends genna-
(*) SozoMEN. Hist. Eccles. II. 14. Die zich , ten
snnzien dezer vervolging, op de berichten van Perfifche ^
Syrifche en Edesfeenfche Christeneii beroept. Vele Oos-
"terfche verhalen heeft eerst jos. shvioN. asseiVANnf Bi-
blioth. Oriënt. Tom. I. pag. i. fejq. waar hij het Jeven
vnn den boveniicincldcn Aartsbisfchop simeön befchrijft ,
ook pag. 183. en Tom. III. pas;. 52. fqq. uitgegeven,
maar vollediger sïepu. evod. assemanni Jcta Martt.
OriciJt. et Occidcntt. Rome i~4o. II Deelen in Folio enz.
GESCHIEDENIS. ^-j^
mus (*), door jakobus, Bisfchop van Niftbis ^ III
in een afzonderlijk \\''erk, over het Perjisch Rijk^ "^^?
en over de vervolging der Christenen , befchreven Hoofdfl:.
zijn. Belialven dit fchrijft genxadius hem nog zes "^ C- ^«
en t'vintig Godgeleerde Verhandelingen toe , in de -/q^ ^^'1*
Syrifche taal , welke onder anderen handelden over
het geloofd tegen alle Ketteryen, van de algemeene^^^^^^^'
liefde, van het vasten, van het gebed, van fi^^ O/- fchoivan
/landing, van den Maagdelij ken Staat , van CHRIS- Nifibis.
Tus, dat hij de Zoon van God, en eenswezens met
den Fader is. Men heeft lang getwijfeld, of niet
OEiVNADius, bij vergisfing, de fchriften van eenen
laateren jakobus, Bisfchop van Sarugia , in Mefo"
potamië , den Wijzen bijgenaamd , aan jakobus van
Nifihis had toegefch reven , tot dat, in het midden
der jongst veriopene eeuw, een Kanmmik te Rowe,
Nicoj.Aus antonelli , werklijk negentien van de
gemelde verhandelingen heeft uitgegeven, (.S". Ja-
cobi , Episcopi Nijibeni Sermónes , Armenice et La"
tine Romce 1756 folio. ^ zijnde waarfchijnlijk eene
Armenifche VertaHng, van het ooifpronglijk voor
ons verloren Syrisch Werk (f). Deze jakobus vaa
Nilihis is vermaard door zijne eerwaardige heiligheid
van leven, en ijver voor den Godsdienst, om wel-
ken hij, reeds ten tijde van maximinus, veel gele-
den had; ook worden hem vele wonderen toege-
fchreven, om alle welke redenen hij den naam van
den Groot en draagt. De flad Ni/ibis, die, in de
oor-»
C^ De riris Illujlr. Cap. i.
(t) EriNEsti Th^Q!, Bib'ioth. C. VIII. S. 200.
S4 %
£.8ö K E R K E L IJ K E
ni oorlogen tiisfchen de Romeinen en Pcrfen, onder
BOEK (Je regering van konstantius , meer dan ééns eene
ïloofdfl. belegering der Perfen verduuren moest, wordt ge-
na C. G. zegd , ééns en andermaal hare behoudenis aan de
tot '^6-' wonderdoende Godsvrucht van dezen liaren Bis-
,- fchop verfchuldigd geweest te zijn. Als bij de be-
legering in het jaar 358, hare muuren, door de
overftroming der rivier, welke de Peifen hadden op-
geftopt, waren ingefiort, en de Perfen door deze
bres den volgenden dag de ftad meenden in te ruk-
ken , vonden zij de muaren volkomen herftcld , en
in Haat van verdediging, hetwelk de Bisfchop, door
zijn gebed , in de Kerk gedaan , verkregen had.
Tevens zag de Perfifche Vorst sapor eenen krijgs-
man in Ichitterend gewaad op den muur flaan, uit
welk gezicht hij befloot, dat God voor de Romei-
ven flreed. Als de Bisfchop vervolgends, op het
verzoek van eenen anderen zeer vermaarden SwU
fchen Leerjiar, EFRAëM , zich op een' toren had
begeven , bad hij , dat God door vliegen en mug-
gen de Perfen wilde overwinnen, en terftond voer-
de een wind eenen verbazenden zwerm van deze
Infecten in het leger der vijanden , welke in de fnui-
ten der olijfanten, en neusgaten der paarden en
muilëzelen gekropen, dezelve razende en onbetem-
baar maakten , en te gelijk de foldaten zoo plaag-
den, dat SAPOR genoodzaakt was, de belegering
met groot verlies en fchande op te breken (*).
Ter-
(*) TiiRonoRETUs j^ceft een breedvocrip; bericht vjin
dezen jak«i;üs liht. Relig. Tom. III. Opp. pag, '^69. en
ver-
GESCHIEDENIS. 281
Terwijl de Christenen in Perfië zoo zwaar ver- III
volgd werden, inzonderheid tiisfchen de jaaren 340 ^?5i^
en 360 , vervolgden zij in het Romeinfche Rijk Iloofdft.
malkanderen , met het uiterfle geweld. De twisten "^ C. G.
met de Arï'dnen , die door het gezag van konstan- \q^ ogl]
TYN den Grooten in teugel waren gehouden , berst- '
ten, na zijne dood, onder de regering van kon- ^^f^^^^^jf
STANTius , op het hevigst uit. Deze Vorst betoon- aanfche
de zich gunftig jegens de Ari'dnen , zijnde daar toe X^rw^-
^ ringen,
bewogen , door den invloed van denzelfden Ouder- konstan-
ling, die zijnen Vader konstantyn had overreed, iiusbe-
om ARius te herftellen (*). Deze Geestelijke, £^en ^"'^j.jI^.
vrijen toegang ten Hove hebbende, had den Kei- nen.
zerlijken Opperkamerheer, den gefnedcnen eusebius ,
tot de partij der Arïnnen weten over te halen , waar
toe ook de overige geihedenen en hovelingen, be-
nevens de Keizerin , zich voegden. Nu viel het
hem niet moeilijk , ook den Keizer te overreden ,
door hem voor te houden, dat die genen, welke
de onfchrifcuurlijke uitdrukking, éénswezens, in de
gcloofsleere hadden ingelascht, oorzaak waren van
alle de bewegingen en verdeeldheden , die zedert
hadden plaats gehad. Onder deze omftandighedeu
fchcpten eusebius Bisfchop van Nikomedi'é , en an-
dere Bisfchoppen , die als hoofden der Arimen
werden aangezien , weder nieuwen moed. Onder
de-
verhaalt de bovenflannde wonderen in zijne Hist. Eccles.
II. 30. echter niet, zonder openlijke misflagen tegen de
Gefchiedenis 5 gelijk valesius in zijne aantekeningen heeft
sangetoond. (*) Zie boven Bladz. 222.
S5
282 K E R K E L IJ K E
III deze Bisfchoppen , muntte theodorus , Blsfcliop
^^^^ van Herakka, in Thnici'é ^ uit, door zijne geleerd-
Hoofdf!. heid. Hij fchreef uitleggingen over matheus en
oa C. G. joANNES, de Brieven van paülus, en de Pfalmen^
ïot 363! ^^^^ ^" hij den vvoordelijken zin duidelijk en fier-
■■ lijk ontvouwde (*). Sommigen mccnen, dat zijne
verklaring over de Plalmen nog in de verzameling
-van BALTH. coRDERius, (f), voorhandcu is. De
Katholijke Schrijvers verzekeren, dat de Arianen
terftond hunnen invloed ten Hove misbruikt, en
allerwegen nieuwe onrusten veroorzaakt hebben (§).
Athana- De beide Broeders van konstantius , konstan-
sius en ^Yjv gn k onstan s , waren het geloof der Kerkver-
andere
gebannen gïitlering van Nice'è toegedaan; op hun voorltel,
Bisfchop werden , ook met goedvinden van konstantius ,
Lld/^^" ^^^ ^^ Bisfchoppen, die, onder de regering van
hunnen Vader, afgezet en gebannen waren, terug
geroepen. Dus keerde ook atiianasiuS' in het
Jaar 338 naa Alexandri'è terug (**).
Voort- De terugkomst van athan.^sius te Alexandrijë
f'''"f^!l veroorzaakte in die ilad nieuwe onrusten, welke de
derAna-
nen. Eiifebianen , vrienden der Arianen , niet nalieten ,
bij
(*) HicRONYM. de Firis Illuflr. Cap. 90.
( I ) Catena PP. Crcccor. 'in Pfalmo's Antv. \ 643 . fol.
• (§) RuFiNus Hi'sf: Ecclcs. I. 11. sx>crat. Hisf. Eed.
W. 2. SOZOM. Hht. F.Ccl. III. I. TIIEODOR. H.E.lll. 3.
(**) KoNSTANTViN de "jfoiige , in wiens gebied deze
Cisfchop zich had ondiouden , fpreekt , in zijnen Brief
.lan de Gemeente te Alexandri'è ^ niet alleen met zeer
veel eerbied van hem, maar onderftelt daar .in als be-
GESCHIEDENIS. 283
bij den Keizer konstantius, aan athanasius te m
wijten , hem bovendien befchuldigende , dat hij , ^oek
zonder eenig befliiit van eene Kerkvergadering ^ Hoofdft
tegen de Kerkelijke Wetten , zijn ambt eigendunk- na C. G.
lijk weder aanvaard had. In eene Kerkvergadering;, ^^^^^ F*
j o b ? tot 363.
die zij, met 's Keizers vergunning, in het jaar 339,——
te Konflantinopolen hielden, zetten zij paulus, den
Bisfchop dier ftad , een' hevigen tegenftander der
Arianen , die , niet zonder geweld van weerskanten ,
Bisfchop geworden was , af, en eusebius , Bisfchop
van Nikomedi'é , in zijne plaats aan. euseeius,
Bisfchop van Cafareë^ in het volgende jaar over-
leden zijnde , kreeg insgelijks eenen Ari'dan , aca-
cius , tot zijn' opvolger , een' leerling van euse-
bius, bekend door zijn vermift , wetenfchap, en
befpraaktheid , tevens koen en ondernemend. Deze
heeft het leven van zijnen leermeester befchreven;
ook eene uitlegging van den Prediker van saloimo ,
en andere fchriften (*). Doch van zijne fchriften
is alleenlijk een brokftuk uit zijn Boek tegen imar-
CELLUS van Ancya ^ bij epifanius (f), bewaard
gebleven. Nog gelukte het den Arianen , dat zij
te
kend , dat de Bisfchop voor eenigen tijd nna Galïi'ê ge-
zonden was, om hem aan de woede zijner vijanden te
onttrekken, athakas. ApoL Contra Arian. pag. 203.
Hht. Arian. ad Monacaos pag. 349. Tom. I. ed. Bened,
EPiFAN. H<eres. 68. §. 9. socrat. /. c. Cap. 2,3. enz.
(*) HlëRONVM. de Firis Illuftr. Cap. 98. sozoiVlEN,
Uut. Eccles. IV. 23. etc.
(t) H.ercs. 72. §. $. fqq.
284 K E R K E L IJ K E
III te Alexandriï hunnen Godsdienst afzonderlijk m(>g'-
^^^^ ten houden , en hunnen eigenen Bisfcliop , pistus
Hoofdd. genaamd, bekwamen (*).
na C. G. Athanasius , om deze voortgangen eenigzins te
tot ^óV. ^"^^^" 9 ^" zichzelven te handliaven , hield eene
— Kerkvergadering van omtrent loo Bisichoppcn , uit
Athana- ^gypfg ^ in liet j^j^i- ^^q lo. Alexandri'é; vvelke eeneii
houdt rondgaandcn Brief aan alle Claiisten - Bisfchoppen ,
eene ^gj- verdediging van athanasius, en. met zwaare
caderin<j- befchuldigingen tegen euserius van Nikomedie ^ af-
leAlexaii- zonden ( f ).
Doch , de Eufehianen wendden zich insgelijks
^adaina;' ^"^^ ïindere Bisfchoppen , voornaamlijk , aan den Bis-
te Rome. fchop van Rome ^ julius, van wien zij begeerden ,
dat hij eene Kerkvergadering zou beleggen, eji op
dezelve , indien hij wilde , uitfpraak doen , over de
gefchillen. Deze daar in bewilligd hebbende, ver-
fcheen' athanasius , op zijn verzoek , met e.mige
Monniken , te Rome , omtrent het jaar 340.
Berichten Bij deze gelegenheid was het, dat de JNlonniken-
nopcns |]-ai-,d het eerst te Rome opgang maakte; marcel-
marcel- 1 & ö 5
LA. LA, eene aanzienlijke. Roomfche Weduwe, was de
eerlle, die het voorbeeld volgde der aan God gewij-
de
(*) Athanas. Epist. Encycl. ad Episc^ pflg. Ii6.
Apol. Contra Arian. pag. i^^. Totn. I. ed. Benedictin.
socRATEs Hht. Ecc/cs. II. 3-7. sozoMEN. Hist. Eccles,
III. 2. fqq> Tur.oDOR. Hisi. Eccles. II. 3 , 5. en filos-
TORG. Hlst. Eccles, IV. 12.
(t) Men vindt dezen Brief bij athanasius Apal.Con-
tra Arian. Tom. l. pag. 125, fqq.
GESCHIEDENIS. oB^
de Maagden en Weduwen , in het Oosten, die, zicli m
van de wereld afzonderende , hun leven , in Nonnen- ^^^'^
kloosters, met oefeningen van Godzaligheid door- Hoofdft.
brachten. Zij wordt bijzonder geroemd , door hare na C. G.
kennis van de Heilige Schriften. Zij begaf zich ^'^^ ^^^*
met eene Maagd van gelijke god\Tuchtigheid , PHn
eipa genaamd , naa een nabiiurig dorp bij Rome ,
alwaar zij met malkanderen eenzaam leefden , en
fpoedig vele navolgers hadden, zoodat te Romevch
Nonnenkloosters werden aangelegd, gelijk ook het
getal der Monniken aldaar zeer vermenigvuldigde.
MARCELLA is mccst vctmaard geworden door hare
briefwisfeling met HiëROXYMUS, die haar bijzonder
prijst, als hebbende zich met nadruk en goed ge-
volg tegen verfcheidene dv/alingen verzet , die op
het einde der vierde eeuw ontftonden. Zij leefde
nog, toen Rome^ in het jaar 410, van de PFestgo-
then ingenomen en geplunderd werd. Bij deze ge-
legenheid werd zij met flagen mishandeld , alzoo
men goud van haar begeerde , hetwelk zij echter
niet bezat. Zij ffierf ecnige weinige dagen daar na.
Haar geleerde vriend iiiëPvONYöius heeft in eenen
Brief aan prixcipia hare gedachtenis vereerd (*).
De Eiifehianen^ die juLius, den Bisfchop van Atiiana-
Rome , om zijne tusfchenkomst verzocht hadden , fjy^ °""
Ziende , dat athanasius zich in perloon naa Rome verklaard
begeven had , alwaar ook de afgezette Bisfchop van '" de
Konflantinopoïen ^ paulus, marcellus van An-
cy
(*) Ad Principiam Firginem^ Marcelhe Fidua Epi-
taphiiim. Epht. ^6. Opp. Tom. IV. P. II. ed. Benedict.
-2S6 K E Pv K E L IJ K E
III cyra^ en andercn, behïilven vele Ouderlingen, vér-
*^^'^ fcheenen waren , en dus vermoedende , dat eene
Hoofdll:. Kerkvergadering te R.ome voor hun niet gunltig zou
na C. G. wezen , hielden de afgevaardigden van den Paus zoo
tot 363. ^^"S op , dat de tijd voor hun verlopen was , om
■ naa Rome te reizen; ook ontfchuldigden zij zich
gadenng ^^^ ^^^^ Perfifchen oorlog, die hen noodzaakte te
huis te blijven. Zij namen julius kwalijk , dat hij
alleen aan fommigen van hunne partij, en in zijnen
eigenen naam , gefchreven had, en brachten hem
onder het oog, dat de befluiten van voorgaande
Kerkvergaderingen tegen athanasius gelden moes*
ten, en dat de Oosterfche Gemeenten wel niet zoo
bloejende als de Roomfche, maar nogthans van ge^ (
lijke waardigheid met deze waren. Daar kwamen
dus niet meer dan 50 Bisfchoppen in het jaar 341
te Rome famen, welke onder voorzitting van den
Bisfchop JULIUS , de klagten der beide partijen on-
derzocht hebbende, athanasius en de andere Bis-
fchoppen, die door de Eufehlmen waren afgezet,
onfchuldig verklaarden , en tot de Kerkelijke gemeen-
fchap weder toelieten (*).
Annmer- vSocrates (f) en sozomenus (§) berichten,
king over j}.^^. ,\^^ Bisfcliop julius, in eenen Brief aan de Eii"
net s'czcio" " . '
van den'' fehianen , hen itrcng heltraft en bedreigd , en de
Bisfcliop door hen afgezette Bisfchoppen weder aangefteld
heeft.
(*) Athanas. /Ipol. contra Arian. pag. 140. fqq,
Hist. Arian. ad Mouachos pag. 350. Tom, I. cd. Be-
ne die tin.
(t) IH$t. Eccks. IL 15. (§) Hist. Eccles. III. R,
GESCHIEDEN IS. 287
heeft. Dit bericht is niet naauvvkcurig. atïiana- III
sius , bij voorbeeld , kreeg zijn Bisdom niet dan ^^^^
acht jaaren daar na eerst weder; ook kunnen wij Hoofdfl.
den Brief van julius nog lezen ( * ) , dien zij niet "^ C. G.
fchijnen gekend te hebben. Deze Brief is vrij be- jJq^ ^53'
fchciden opgcfleld. julius noemt de Eufebianen
zijne geliefde Broeders , en hoewel hij zich over ^^" ^^
hun gedrag bezwaart, verzekert hij hun, dat alle
de Italijianfche Bisfchoppen met hem van hetzelfde
gevoelen waren, en bidt hen, de eensgezindheid we-
der te herdellen. Dat voorts zich de beide partijen
iiaa Rome wendden, daar van is de reden te zoe-
ken, in het oude aanzien, dat deze ftad en derzel-
ver Bisfchop in het Westen plagt te hebben, en in
het belang , dat de écne en andere hadden, in de uit-
fpraak cener Kerkvergadering der Westerfche Bisfchop-
pen, en in de gunst van Keizer konstans, onder
wiens gebied zij behoorden, zonder dat daar uit
iet volgt, ten bewijze van eenig gezag, hetwelk de
Bisfchop van Home boven zijne Medebisfchoppen
zou bezeten hebben.
Ondertusfchen flaagden de Eufebianen beter op Kerkver-
ecne Kerkvergadering, die in hetzelfde jaar 341 te g^dering
Anti'óchië gehouden werd , alwaar de Keizer kon- chië. ^
STANTius zelf tegenwoordig was. Bij gelegenheid
der inwijding van de prachtige Kerk, welke kon-
STANTYN de Groote begonnen had te bouwen, wa-
ren daar 90 of 97 Bisfchoppen Cf) tegenwoordig,
on-
(*) Bij ATHANAS. Apolog. contva Arian. p. \\\. fq^
(t) Het eerfte gecal hcefc atha.\asius de Sijnodis p.
a88 K E R K E L IJ K E
III onder welke omtrent 40 EufehVdnen, Daar is dus
BOER geene reden, om deze Kerkvergadering voor eene
Hoofdft. Ariaanfche te verklaren, integendeel de leden dezer
na C. G. vergadering ichijnen wij gemcenfchapplijk gehandeld
tot 363! ^^ hebben ; waar toe de tegenwoordigheid des Kei-
zers veel kan hebben toegebracht (*). Deze ver--
gadcring flelde drie geloofsbelijdenisfen op , van
welke de tweede vrij breedvoerig, en de derde door
THEOFRONius, Bisfchop van Tyana in Kappadoci'è ^
ontworpen was , welke , uitgezonderd dat het woord
eenswezens daar in vermijd was , zoodanig waren in-
gericht, dat ook de KathoUjkcn die konden aanne-
men , als den Zoon belijdende te zijn , „ God , door
wien alles gemaakt is , God van God^ geheel uit den
geheelen , een'tg ijit den eenigen , — een onverander-
lijk Beeld der Godheid^ van het Wezen ^ de Magt ^
Wil en Heerlijkheid des Faders enz. Ja hilari-
us (f) noemt deze geloofsbelijdenis die der geheele
Kerkvergadering , aan welke hij den eernaam van
Heilig geeft, en die hij dus voor rechtzinnig er-
kent. Evenwel namen de Katholijken uit deze drie
geloofsbelijdenisfen aanleiding , om de Eufehi'dnen
van ligtzinnigheid en veranderlijkheid te befchuldi-
gen. Nog bepaalde deze Kerkvergadering 25 Kerk-
re-
73^. Tom. II. P. I. ed. Bened. het nndere hilarius de
Sijnodi^ feu de fide Oriënt, pag. 1168. ed. Benedict.
(*) Baronius /Inn. ad Atin. 341. hield deze ver-
gadering voor Aridamch, doch hij is door pagi, en
SCHELSTATEN, in ccH afzonderlijk Werk, wederlegd.
- Ct) -^- C'P^g' 116^' fqq-
GESCHIEDENIS. zSp
regelen , welke de Kerkcntiicht , en bijzonder de ' iir
pligten der Bisfchoppen, betreffen. Doch, omtrent ^°^'^
ATHANASius behielden de Eufebianen op deze Kerk- [loofdd-,
vergadering de overhand ; de vierde der bovengcmcl- "a C. G,
Toot* 'X'1'7
de Kerkregelen ontzeide eenen Bisfchop , die van -^^J, ^^^'
cene Kerkvergadering, of eenen Geestelijken , die van ■
zijnen Bisfchop was afgezet, indien hij eigenmagtig
voortging zijn ambt waar te nemen, alle hoop, van
ooit weder tot zijne waardigheid te zullen her-
fteld worden , en deze werd door de vergadering op
ATHANASIUS tocgepast , het zij dat de Katholijken
reeds vertrokken waren , of dat deze zich fchikten
naar den wil des Keizers. Veivolgends verkozen
de Eufebianen , 'm zijne plaats, tot Bisfchop van
^lexatulrie, eusebius , eenen leerling van euse-
BiLJS van Ccefirea, en patrofilus van Scytkopolis.
Deze EUSEBIUS , te Edesfa in Mefopotami'è , uit Berich-
annzienlijke ouders geboren, door de bovengemelde '■^" ^^"
Bisfchoppen in de Godgeleerde U' etenfchappen on-ypnEme-
derwczcn, had zich vervolgends vaoLAlexandrie bege- f^«
ven , om zich daar in de AV^ijsbegeerte te oefenen; van
daar wedergekeerd naa Antïóchïè , genoot hij daar de
vriendfchap van den Bisfcliop flacillus, en thans
floeg EUSEBiiTS van Koufiantinopokn hem tot op-
volger van ATHANASIUS voor, in hoop, dat een zoo
geleerd, welfprekend, en godzalig man, want door
dit alles had ei'sebius zich roem verworven , zoo
ztlfs, dat zijn vriend georgius, Bisfchop van Lao-
dicea , van wonderwerken meldt, die doorhem ver-
richt zouden zijn, het best aan de Gemeente van
Alexandrië haren geliefden athanasius zou doen
IV. Deel. T ver*
i
iMij
apo K E II K E L l^ K E
III * vergeten. Maar £usEmus, voor dezen moeilijken
^^^^ post vrezende, weigerde denzelven te aanvaarden.
Hoofdit. Eenigen tijd daar na werd hij Bislcliop van Ewifa
na C. G. of Emefa , eene ftad in Fcnkïè. Doch , ook deze
tot 'xg{. t^i^mecnte ftond tti.^en hem op , alzoo men hem ver-
dacht l^iicld, dat hij de Starrenwicliehirij oefende,
waarom Iiij de wijk naa Anti'óchi'é nam, wordende
echter kort daar na door hooger hand weder in zijn
Bisdom herlleld. Keizer konstantius aclitte hem
zoo hoog, dat hij hem met zich nam op zijne veld-
itogten tegen de Perfen. Hij overleed omtrent het
jaar 460 (*). Dat men dezen vermaarden Lecraar
van twee tegenflrijdigc Ketterijen befchiildigd lieeft,
van SaheUianerij ( f ) , en van Arianerij T § ) , zal
den Lezer niet zeer bevreemden, die zich uit het
voorgaande (**) herinnert, hoe mild men ten dezen
tijde was , om malkanderen van weerskanten met
deze haatlijke namen te befchuldigen. eusebius
fchijnt een gematigd godgeleerden geweest te zijn ,
die dus ligtelijk gevaar liep, van beide de partijen
gelaakt te worden. Indien wij zijne fchriften lezen
k(.)ndcn, zouden wij beter in ilaat zijn, om zijne
gevoelens te beöordeclen. Deze waren , volgends
HiêROiWMLJS (tt), ontelbaar, en werden met veel.
toc-
( * ) SocRAT. Hiit. Eccl. II. 9. sozoMCiV. Ilist. Eccl. lil. 6.
(•f-) SüClUTF.S en SOZOMENUS /. f.
(§) IhëRONViMus C/iro/i. cid ann. X. ConftavJii. int;-
ODORET. Dial. III. p<ig. 171. Opp. Tom. IV.
(■**) BUuiz. 22<^.
(ft) De k'irii llhijh: Cp. pr.
GESCHIEDENIS. a^t
toejuiching ontvangen. Hij fchreef een Werk tegen \\l
de Jooden (*), een ander tegen de Heidenen^ en ^^^
tegen de Novatianen ; tien Boeken van Ferklann-* Uoofdll.
^en over dai Brief aan de Galaten ; vele korte n^- C- ^*
Leerredenen^ oï Predikatiën over de Euangdi'èn, ^^^ ^A^
Ook zal hij tegen de Mankheên gefchreven heb
ben ( f ). Van r.ile deze Werken is alleen een zeker
overblijfzcl voorhanden bij tueodoretus (S), en
misfchien het één en ander in de zoogcnoemde Ca»
iena Patrum , of .uittrekzels uit de uitleggingen der
oude Kerkvaderen over de H. Schrift enz. Hij was
één der eerftcn, die, met verlating van de Allcgo*
rifche wijze van Lïtlegkunde , welke origenes had
ingevoerd , den letterliiken zin der H. Schriften ver-
klaarde, waar in hij door ziinen tijdgenoot thegt
PORUS van Herakïea ^ en vervolgends door anderen
werd nagevolgd (**).
Op de weigering van eusebius , om het Bis- Grêgo-
fchops-ambt te Aïexandnë aaii te nemen, verkozen ^^^^,.
^ ' worat
de Euf'bianen daar toe gregorius uit Kappado- mei^ie-
tiê (\f)^ en FiLAGRius, fladhouder van Es:ypte^'^'^^'^^^
*•/ Alexnn»
kreeg
(*) Dit z?.I nog in een Hrndfchrift op de Keizerlij-
ke Boekerij te tl''i:nen voorhfinden zijn. lambec. Com-
inent, de Bih(io-t!i. Findobon. Libr. IV. pag. 184. 231.
(t) Theodoret. I/xrct. Fub. Tom. I. extr.
(§) hial. \\\. pag. 171-173.
(**) Vergelijk f.rxesti Narratio crit. de intcvprctiU.
prophett. Mesjlan. in Ectl^s. Christ. Opusc. Theol. p.^^'i^
(I f) Sommigen houden. dezen voor denzelfden, die,
volgends gregorils van Naziar.zum ( Orat, 21. pag*
Ta 381.
-92 K E R K E L IJ K E
IIT kreeg bevel, dezen nieuwen Bisfchop in zijn ambt
BOEK jj^ ^.g brengen ; welken last deze , in het jaar 341 ,
Hoofdft. op eene gewelddaadige wijze , ten uitvoer bracht (*).
na C. G. ATHANASius was onlangs van Rome tot zijne Ge-
jQj. ^1^' meente teruggekeerd , en deze , vernemende , dat
■ liaar Bisfchop haar Hond ontnomen te worden ,
drienls j^vvam met grooten ijver te kerke, om hem hare ge-
Bisfchop , . ,
inge- negenheid te tonen. Nu liet filagrius eenen hoop
voerd. Heidenen , Jooden , en ander ongebonden volk , ge-
wapend met zwaarden en (lokken, in de kerk val-
len, die allerhande buitenfporigheden bedreven, de
menfchen niet alleen mishandelende en befchimpen-
de , maar ook fommigen het leven benemende, ter-
wijl zij anderen, bijzonder de vrouwen, noodzaak-
ten, lasteringen te fpreken tegen dan Godsdienst,
zij verbraken en plunderden de heilige Kerkvaten,
en Haken zelfs eene kerk in den brand. Op Goe-
den Vrijdags of Vrijdag voorde Paaschweek, ging
GREGORius , met den fladhouder, in eene andere
kerk , alwaar 34 Christenen van beiderleië kunne
gevat, gegeesfeld, en in de gevangenis geworpen
werden, athanasius zelf ontkwam ter naauwer-
nood hunne handen , en redde zich , door nxia Rome
te vluchten, alzoo de fladhoudcr last had, hem mot
381. cd. Paris. 1630. /ö/.) vele wcldanden vnn atha-
nasius genoten hebbende , zich zeer ondnnkbaar betoonde.
(*) Wij hebben het verhaal hier van bij athanasius
Epist. Encycl. ■ ad Episcopos pag. 112. /ipolog. contra
Arian. pag. 149. Mht. Arian. ad Monachos pag. 3500
Tom. I. Pari. I. cd. Benedict*
GESCHIEDENIS. 293
zijne Geestelijken ter dood te brengen (*). Op III
zulke geweldige wijze werd gregorius in het be- ^^^^
zit van zijn Bisdom gefield , ook reisde hij , van Hoofdft.
den iladhoiider verzeld , door geheel Egypte^ ten "^ C. G.
einde allen te noodzaken, hem als Bisfchop van -^^^ ^^2.
Alexandrië te erkennen , tot welke erkentenis vele
Bisfchoppen , Kluizenaars , en gewijde Maagden ,
door flagen en gevangenis, gebracht werden, atha-
NASius liet eenen rondgaanden Brief aan alle Bis-
fchoppen afgaan, waar in hij hun alle deze geweld-
dadigheden klaagt , en hunnen bijftand verzoekt,
hen tevens vennanende , om, indien gregorius,
of iemand anders ten zijnen behoeve , aan hen moge
fchrijven, de brieven te verfcheuren, en derzelver
overbrengers weg te jagen. Van den anderen kant
zond de ftadhouder een verflag van het voorgeval-
lene aan den Keizer konstantius , hetwelk zoo
was ingericht , dat den gevluchten Bisfchop de
fchuld van alle deze wanördens gegeven, en hij
voorgefteld werd, als rechtvaardig het leven ver-
bcurd hebbende.
Zoo onbetaamlijk gedroegen zich thans Christe-
nen tegen Christenen ! De onpartijdige Gcfchied-
fchrijver moet zich hier vergenoegen, de gebeure-
nisfen te verhalen , zonder in ftaat te zijn , naar be-
hooren te beflisfen, wie der twistende partijen de
meeste fchuld gehad hebbe. Men heeft wal geene re-
denen, om athanasius, in het geen hij verhaalt,
ge-
(*) Athanas. Apolog. de fuga fua pag. 3': 2. Tem. I.
Qpp. FJ, Benedict,
T3
^94 K E R K E L IJ K E
III gebeurd te zijn , geloof te weigeren , maar het 19
^^^"^ zeer ligt mooglijk , dat de Katholijken , met eeiien
Hoofdft. verkeerden ijver, door woorden of daaden, hunn^
lia C. G. partijen getergd en geümi, en daar door tot zulke
tot 303, buiterrlporiglieden aanleiding gegeven hebben; het-
— — — - welk ATHANASius of vcrzwijgt of verzaclit.
Verwar- Niet alleen VtAlexandri'è ^m-^-AX ook in Konftantino-
^"S te polen ^ hadden de verfchillen over de godsdienftige
tinopo- gevoelens treurige gevolgen. Hier was eusebius ,
ï^"' het hoofd der Ariaanfche partij, in het jaar 341
overleden ; waar op de Katholijken hunnen Bisichop
PAULUS weder aannamen; doch cenige Eufehiaan-
fclie Uislchoppen fielden den Ouilerling macedo-
Nius , die te vooren ook de mededinger van pau-
tüs geweest was, in ccne andere kerk tot Bisfchop
aan, alhoewel hij aüccn duar in met de Arianen
overeen kwam, dat hij het woord eenswezens niet
wilde aannemen; trouwens , even hetzelfde moet
van de Eufehi'duen over het algemeen aangemerkt
Worden. Deze dubbele vei kiezing veroorzaakte on^
rusten, wanorden ,1 en zelfs moorden, in de hoofd-
flad des Rijks, weshalven de Keizer, die thans te
Antiöchïé was, den veldheer uermogenes zond,
met bevel , om paulus uit de flad te drijven. Het
volk verzette zich hier tegen met openbaaren op'.
fland, flak het huis van den bevelhebber in brand,
flecpte hem bij de voeten 'er uit , en vermoordde
hem. KONSTANTius zelf, zich ijllings naa zijne
hoofdftad fpoedendc, verdreef paulus, en flrafte
het volk. PAULUS zich , in het jaar 342 , weder ver-
ftQUt hebbende, in de fi:ad te komen, liet de Keizer
hem
GESCHIEDENIS. izp^
hem door den Oppcrfladhoudcr filippus met lol- III
daten de (bid uitbrengen, en iniacedonils als Bis- "^jl^
Ichop, door foldaten, in de kerk geleiden. Bij deze [loofdft.
gelegenheid was het gedrang aan den ingang der kerk "^ C. G.
*■ "" ^ >-' laar ^'?*'
zoo groot, dat de foldaten, dit voor oproer aan-^^^^ 263!
ziende, met hunne gcweeren op het volk aanvie-
len , waar door omtrent 3,000 mcnfchca -ongelukkig
om het leven kwamen (*).
In het Westen , waar konstans regeerde , kon- Po,':;ii:g:en
den de Eiifèhiivien geenen invloed bekomen. Zij ' PT . "
•' ^ -^ bianenm
zonden wel, in het jaar 342, op nieuw eene geloofs- hetWes-
belijdcnis aan dezen Vorst in Gallie , welke volko- ^s"*
men met die van Nice'é overëenlicmde , en allen van
de gemeenfchap der Katholijke Kerk uitdoot , die
leerden, dat de Zoon van God uit de dingen, die '
niet zijn, of uit eenige andere Zelfftandigheid , dan
die des Vaders' ontftaan zij , als ook dat hij ééns
niet zou geweest zijn; ten einde den Keizer van de
rtiifzinnigheid der KathoUjken te overtuigen , die op
écn woord ftaan bleven. Maar hunne poging viel
vruchteloos uit, alzoo konstans hun gedrag, niet
min dan Jnm gevoelen , verdacht hield (f).
Nog ,
(*} S OCR AT. liist. Ecclcs, II. 6, 12, i^, 15. sozo-
MF.N. Tlist. Ecclcs. UI. 3, 4, 7, 9.
(t) SoCRATF-S. II. Hist. Eccles. i8. sozojiea'. III.
Hiit. Eccles. 10. Doch vnn het gQQXi deze Schrijvers
'er bijvoegeti, dnt hunne afgevarrdigden in geene on-
derhandeling met ATHANAsius hebben willen komen, het-
welk de Keizer begeerd zal hebben, weet atiianasiu^
zelf niets de Sijnoclis p. 737. 7'. I. P. 11. ed. Benedict^
T4
2^ K E Tv K E L IJ K E
Ili Nog bleven de Eufehi'dnen aanhouden , om zicli
"j'';" v-an alle bcfchuldiging van onrechtzinnigheid door
ïloofdft. openlijke fcliriften te rechtvaardigen. Op eene Kerk-
na C. G. vergadering te Anti'óchi'é^ in het jaar 343, (lelden zij
tot 363!^^"^ vijfde geloofsbelijdenis op, die wegens nderzel-
ver uitgebreidheid de breedvoerige ((axk^o^i'xo?') ge-
^'J ^^"' noemd werd ( * ). Deze geloofsbelijdenis verwerpt
breed- uitdruklljk alle gevoelens, die de hoogde Godlijke
voenge waardigheid van christus te na komen; zij leert
belijdenis wel , dat hij aan den Vader en God onderworpen ,•
over. maar toch uit God geboren , van natuur volkomen
en waarachtig God is. Alleen worden 'er de woor-
den wezen en eensivezens niet in gevonden. De
Eufehiiïnen betuigen op het flot van dit opltel, dat
zij deze uitvoerige geloofsbelijdenis daarom nood-
zaaklijk , hadden gcöortleeld , opdat niemand hen
eenigzins verdacht zou houden, en de VVesterfche
Christenen daar door overtuigd , dat het geloof
der Oosterfche Kerken alleenlijk op de Godlijke
Schriften gegrond zij , niet langer aan de las-
teringen van hunne vijanden het oor zouden lee-
nen: atiianasius nogthans hield ook deze geloofs-
belijdenis voor eene blijk van hunne ongelladigheid ,
en arglistigheid , in de zaken van ^t\\ Gocis-
dienst ( f ) ? en de Westerlijke Bisfchoppen weiger-
den dezelve te onderfchrijven , zeggende, zich met
de geloofsbelijdenis van Nict'é te vergenoegen ,
welke geene veranderingen nodig had.
Dc-
(♦) SOCRAT. /, C, Cap. 19, 20. SOZOMRN. /. C.C, II.
G E S C II I E D E iN I S. 297
Deze Westeifche Bisfchoppen waren thans te III
Milaan bij malkander, en verzochten van den Kei- ^^j*^
zer KON. STANS, dat 'er eene nieuwe ali^emeene Kerk- Hoofdft.
vergadering mofft beleed worden , om die van Niceë "^ ^* ^*
r •" • Av^^ i . Jaar 337.
te bevestigen , en emdelijk de zaak van athanasius ^q^ 353^
volkomen af te doen. konstans vond dit verzoek
billijk, en zijnen Broeder konstantius daar ^risge- J^rY^^'
lijks toe overgeliaald hebbende , befchreven de beide te Sardi-
Keizers eene algcmeene Kerkvergadering te Sardica '^^'
'm Neder ' Moefiê ^ thans Bu/garië, alwaar dezelve
ook in het jaar 344 gehouden werd (*). Deze
Kerkvergadering, die den twist zou doen eindigen,
had het ongelukkig gevolg , dat dezelve in eene
volflagene Kerkelijke Scheuring uitbrak. Wij moe-
ten 'er dus eenigzins naauwkeuriger verflag van
geven.
'Er vergaderden dan ongeveer 176 Bisfchoppen te
Sardica, grootendeels van de Westeifche Gemeen-
ten, vrienden van athaxasius (f). De Enfebia-
Ken toonden zich , terftond bij hunne aankomst,
verwonderd, dat athanasius en andere afgezette
Bis-
(*) Niet, gelijk men gemeenlijk geloofd heeft, in het
jaar 347. mansi Supplem. Concil. Tom. I. pag. 174. e»
Collect. ampliif. Concilior. Tom. I. pa^. 87.
(t) Athanas. Hiit. Arian. ad Monac'ios pag. 352.
socRATEs Hist. Eccles. II. 20. telt wel 376, mnnr ver-
wart die Bisfchoppen, die naderhand de befluiten dezer
vergadering aangenomen , en zich voor athanasius ver-
klaard hebben. Vergel. athanas. Apolog, contra Aria-
ms pag. 1(58.
T5
cpJ^ K E R K E L IJ K E
ni Bisfchopjicii door de Wcstcifclicii niet alleen volko-
^"Jl'^ men tot de Kerkelijke genieenfchap toegelaten wa-
Hoofdfl:. fcn , maar ook , dat men liiin zitting en ftem op
na C. G. de vergadering verlccncn wilde. Zij drongen aan ,
Inar'"'?. o o j & 9
tot 363] ^^^ ^y geene gedaagden en richters te gelijk konden
■ wezen, waar tegen de Wcsterfchen aanmerkten, dat
zij reeds op de Kerkvergadering te Rowe onlchul-
dig verklaard , en nooit van hun aangemerkt waren ,
als buiten de gemeenfchap der Kerk uitgefloten ,
vooits dat de Eufchicinen thans gelegenheid had-
den, om de befchuldigingen tegen hen te bewijzen,
\vaar toe ook athanasius, in het bijzonder, zijne
partijen uitdangde. De Oosterfche Bisfchoppen ble-
ven bij hun Huk, en dewijl ook de "W'esterfchen
niets wilden toegeven , verlieten de eerstgemelden on-
verziens, twee uitgezonderd, de Had Sardien^ zich
n-aa FiUppopoU in Thracïé begevende, alwaar zij de
vergadering, onder voorzitting van stefanus , Bis-
fchop van Antidchiï , vervolgden , en die alleen
voor de echte Sardifche Kerkvergadering wilden ge-
houden hebben.
De Westerfche Bisfchojipcn , die te Sardien ge-
bleven waren, gingen ondertusfchen voort, met hun-
ne vergaderingen te houden, onder voorzitting van
den vermaarden hosii'S , Bisfchop van Corduba^
welke, in zijnen eigenen naam, niet in dien van den
Roomfchen Bisfchop, deze waardigheid bekleedde,
waarichijnlijk, uit hoofde van het aanzien, hetwelk
hij te voorcn reeds op de Kerkvergadering te Nice'è
genoten had, en van zijnen ijver voor derzelver ge-
loof. De cerftc verrichting dezer vergadering was,
dat
GESCHIEDENIS. 299
dat zij de geloofsbelijdenis van Niceë bevestigde, NI
2ond-r eene nieuwe te ontwerpen , welke zij overtollig ^^^^
oordeelde (^*), Vcrvolgcnds werd de zaak van Hoofdft.
ATHANASius , cn andere afgezette Bisfchoppen , de "^ C. G.
voornaamfte twistfippel tusichen de Eufthi'dnen en [^^ ^ds*.
de Katholijken , ter tafel gebracht , en gelijk atha- ■
NASius verzekert , na een fcherp onderzoek , werden
deze onfchuldig verklaard , terwijl de vergadering
de Eufehilianfche Bisfchoppen, als bcgunfligcrs der
Arianerij , afzette , en met den Kerkelijkcn Ban floeg.
Eindelijk ftelde de vergadering veifcheidene Kerk-
regelen op, meestal op den voorflag van den voor-
zitter Hosius; men heeft dezelve in het Grieksch
en Latijn^ doch met eenig verfchil; de 18 en 19de
in het Grieksch , ontbreken in het Latijn , en dit
heeft daar tegen 'er drie meer dan het Grieksch, de
iG, 12, en 18de, en de overigen in eene andere
orde ( t ). A\''aaröm fommigen gedacht hebben , dat
men
(*^ Dit verzekert anastasius uitdriiklijk Epiit. in Con-
cil. Alexandr. a. 362. fcripta Tom. I. Concil. Harduini
pag, 732. fqq. Aües derhr.lven , wfit socrates Hist. Ec'
i-les. II. 20. en sozoiMEN, III. 11. verhalen van eene
nieuwe ^eloofsbeh'jdenis, door deze vergadering opgefleid,
is ongegrond , en de geloofsbelijdenis zelve , welke bij
THEODORETus Hisf, Ecc/es^ IL 8. voorkomt , een ver-
dicht ftuk.
(f) De Griekfche heeft beveridge geplaatst in zijne
Pandcct. Camn. rol. I. pag. 482. de Latijnfehe ftaan
bij Jüsïel Biblioth. Jur. Canon. Fet. Tom. I. pag. 1 37 ,
«87. en HARDUIN Acta Concil. FoL I. pag. 658. /^f.
300
KERKELIJKE
III
BOBK
III
Hoofdfl.
naC. G
Jnar 337,
rot 3Ö3.
Aanmer-
kingen
over de
Kerkre-
gelen de-
zer ver gr
dering.
mnnio
Laica in
den I en
ede Re-
gel is.
men de Griekfche Kerkregels voor de Oosteriche^
de Latijnfchc voor de Westerfche Kerken zal heb-
ben opgcfield, doch misfchicn is het Grieksch het
oorfprongUjke , en de Latijnfchc verzamelaai's van
KerkeUjke Wetten, die ze vertaald hebben, kunnen
'er deze verandering en bijvoegzelen ingebracht heb-
ben , lietvvelk ten minften van hunne willekeurige
wijze van handelen , hi andere gevallen , niet vreemd
is ( * ).
Daar zijn 'er onder deze Kerkregelen , welke eene
bijzondere aanmerking verdienen. In de beide cerfle
Griekfche Regelen, wordt het verplaatzen van Bis-
fchoppcn naa andere Gemeenten op nieuw verbo-
den, en wie daar tegen handelt, bedreigd, dat hij
tot het einde des levens toe de Kerkelijke gemeen-
fchap met de Leken ^ (auïkij tcoivuvia ,') niet genie-
ten zal. Roomschgczindc Schrijvers hebben door
deze gemeenfchap QCommunio Laica ^^ willen ver-
ftaan , het gebruiken van het Heilig Avondmaal on-
der ddne gedaante, en buiten den omtrek van het
Altaar. Doch dit gebruik was toenmaals nog geheel
onbekend, en het blijkt duidelijk, dat enkel de Ker-
kelijke gemeenfchap ook met Christenen, die geeue
Geestelijken zijn, daar door verflaan wordt (f).
In
(*) Men zie de Broeders ralleuini Diif. de Antiquis
Collcct. et Collcctorihin Cavomim Tom. III. Opp. Leonii
M. pa^. 31. fij^i. VtTgel. SPITTLER Untcrfuchiing des
Sardicenfifchen Schli'isfe in IV Sn/ck des Gefchichtfr(h
fchers S 43.
(f} Alüaspinaus Obferw 4. pag, 14 f]., cd. Helmjl,
»,
GESCHIEDENIS. 301
• iii den vierden en vijfden Latijnfchcn Kerkregel II!
dezer vergadering, of het l;iatl1:c gedeelte van den ^^^^
derden en vierden Griekfchen, wordt bepaald, dat Hoofdft.
een Bisfchop, bewerende onrechtvaardig veroordeeld "" C. G.
Tnnr "x^y
t-e zijn , en zich op een nader onderzoek beroepen- ^^j.' z:^'
de , de Bisfchoppen , zijne richters , of die van een
nabnurig gewest, wepens eerbiedip; aandenken aan ^■'^^rhet
o o 7 ö o ^ ^ gczngvaa
den Apostel petrus , deswegens aan den Bisfchop den Bis-
van Rome , julius , gelijk het Grieksch 'er uitdruk- fchop van
lijk bijvoegt, zullen fchrijven. Als deze de uitfpraak ^^^ '
zou doen , dat 'er ecne herziening van het vonnis en 7den
behoorde plaats te hebben , zoo zal hij ook de rich- l^^Sel.
ters daar toe bepalen, maar acht hij geene herzie-
ning nodig, zoo zal het bij het gevelde vonnis blij-
ven. In den zevenden Latijnfchen of vijfden Griek-
fchen Kerkregel , wordt dit nog uitgebreid , dat
het den Bisfchop van Rome vrij zal ftaan, om tot
deze nieuwe beöordeeling , om welke een afgezette
Bisfchop hem verzoeken mogt , afgevaardigden te
zenden, of ze, zonder dezelve, door de Bisfchoppen
I van dat gewest te laten houden. De ijverige voor-
' ftanders van het Pauslijk gezag hebben , gelijk men be-
grijpt , eenen grooten ileun voor dit gezag , in deze
Regelen , mecnen te vinden , doch andere waarheid-
lievende en vrijmoedige Roomschgezinden erkennen
cccrn, dat deze (leun zeer bros en wankelbaar is (").
Eu
(*) RiCHER Hht. Condl. Gene;: Libr. I. Oip.^.pag.
81. DE RIARCA Concord. Sacerd. et Imp. Libr. VII. Cap.
'. ]UST. FREBONius de Stutu Eccles. f. legit. potest.
.•m. Pontif, Cap. 5.
3oa IC E R K E L IJ K E
III En zeker , bchalven d;it deze Kerkvergadering , ze*
BOEK dcrt het vertrek althans der Oüstcrfchc Bisfchoppen ^
Hoofdlh voor geenc algenicenc Kerkvergadering kan geliouden
na C. G. worden, nocli ook voor eene voortzetung der Kerk*
1111* ^ Q.T
tot o ^!>' vergadering van Niceë, zoo hebben de leden der-
p- zelve, hier een' geheel nieuwen en rtouten Hap ge*
waagd , tegen alle voorgaande Kcrkverördeningen ,
en zelfs tegen die der Nicéifche Kerkvergadering,
aan, welke allen de i»echten der bijzondere Gemeen*
ten erkend en gehandhaafd hebben , ook zal ons de
volgende Gcfchiedenis genoeg aantoonen, dat dit be-
fluit geene kraclit gehad, maar dat de oude Ker-
kenorde fland heeft blijven houden. Om nu niet te
zeggen, dat de Oosterfche Bisfchoppen zich tegen
de befluiten dezer vergadering uitdruklijk verklaard,
en zelfs, gelijk wij zien zullen, ecnen nadruklijken
Brief aan den Roomfchcn Bisfchop julius gefchrcveii
hebben. Ook hebben de Gemeenten van Afrika dit
beroep of appel op den Bisfchop van R.ome verwor-
pen. Nog moet men hier bijvoegen , dat de Vaders
der vergadering de koenheid hunner onderneming
zelve fchijnen te gevoelen , daar zij vooraf latet
gaan , dat dit ter eere van den Apostel petrits ge-
fchiedde , ook fchijnt het uitdruklijk noemen van
Atw naam julius aan te duiden , dat men dit hulp-
middel alleen voor è.Q\\ toenmaligen tijd nodig keur-
de, behalven dat men de uitfpraak ov^er de herzie-
ning der geflagcnc Kerkelijke voujiisfen niet overliet;
aan den R.oomfchen Bisfchop, maar alleen aan zijn
oordeel toevertrouwde , of hij die herziening nodis'
keurde. Men bedenke flechts de tegenwoordige ge
Held
(
G E S C IT I E D E N I S. 303
rtcldhcid cicr tijden, en de pogingen van den éénen III
kant, ora atiiaxasius te verderven, van den an- ^^^^
deren kant, om hem te behouden , waar toe de Hoofdfl.
beide partiiën, KathoJijken zou wel als AriüiDisch-^'^^ C. G.
gezinden^ bijkans alle middelen geoorloofd keurden , J^t'^ ^gj*
en men zal niet in twijfel (laan te erkennen , dat de ■-
Kerkvergadering tot dit bcllüit gekomen is , om ten
voordecle van athaxasius te werken, die buiten-
gemeen van Romers Bisfchop begunftigd werd, hoo-
pende waarfchijnlijk , bare befliiiten algemeen te
zullen düoruringen; als wanneer athanasius ééns
vooral van alle andere Kerkelijke beöordeelingen be-
vri.id zon geweest zijn (*).
Deze en de overige bcfluiten der Kerkvergadering ^ Verdere
en bare verdere handelingen , maakte zij , in eenen ^^'^■"'''cn-
^ ' -^ ' tingen
rondgaanden Brief aan de Bisfchoppen , bekend (f) , der Kerk-
waar in zij tevens haar gehouden gedrag , en dat der vergade-
/i«,/?Z7ö/zf ,7 , voordroeg , met vermaning, dnt de Bis- '''
ichoppen zich openlijk voor haar wilden verklaren.
<Jok ichreef zij aan de Gemeente van Alexamirië^
en aan de Bisfchoppen van Egypte en Libye (§) , ten
helioeve van ATiiANy\sir's, beweerende daar in zij-
ie oufchuld, met opwekking tot flandvastigheid in
de gcmeenfchappclijke zaak. In eenen Brief aa.n
";*) VergcüjU vRNEMA Hist. Ecclei. Tom. W.pag. 1-4.
( t) In het Grieksch bij athanas. Apolog. contra Ari-
cv. To::t. I. Opp. pag. i6z. en in het LJitijn bij hilarius
Fragm. II. ^'.v Opcre Hist. pag. 1-83. fq. ed. Baiedkt,
te vinden.
($) Cij AlUANA?. /. c. pag. \S%- fl<I'
304
K E R K E L IJ K E
III
BOEK
ni
Hoofdft.
na C. G.
■Jaar 337.
lot 363.
Gevol-
gen van
deze
Kerkver-
gadering.
Verrich-
tingen
derEufe-
bianen.
den Bisfchop van Rome ^ julius (*), draagt zij
dezen op, om hare belliiiten te verfpreiden, onder
de Gemeenten van Sicilië^ Sdrdini'è^ en balie, In
dezen Brief is eene plaats , waar in gezegd wordt ,
dat het voegzaamst is , ( valde congruentisfimum , )
dat de Priesters des Meeren , uit alle gewesten , hun
bericht, aan het Hoofd ^ dat is ^ aan den Stoel van
den Heiligen petrus , overzenden , openlijk inge-
fchoven , gelijk uit het gebrek aan famenhang met
het voorgaande en volgende , en uit den flechten La-
tijnfchen ftijl blijkt.
Op deze wijze was het gevolg , hetwelk dczz
vergadering te Sardlca gehad heeft, in plaats van
eenig nut te ftichten, ecnc bijkans volrtrekte fcheu-
ring tusfchen de Westerfche , en het grootfle ge-
deelte der Oosterfche Bisfchoppen. „ Het geberg-
5, te," zegt socRATES (f), „ hetwelk Uï'^ri'è en
,, Thraci'é van malkanderen fcheidt, maakte thans
„ ook den fcheidsmuur uit der Christenen, die in
„ het geloof oneens waren."
De Eufehi'dnen , die , gelijk wij gezien heb-
ben, te Fiïippopoïi in Thraci'é^ hunne vergadering
hielden , zaten van hunnen kant ook niet flil ,
maar zonden insgelijks cencn rondgaanden Brief
aan alle Bisfchoppen en Christelijke Leeraaren en
Gemeenten ( S ) , vvaar in zij , bevveerende
de echte vergadering van Sardica te we-
zen ,
(*) Bij niLARius /. c. pag. 1290.
(t) Hist. Eccles. Cap. 22. Libr. III.
(^) Bij HiLARiüs Fragm. \\\. pag. 1307.
GESCHIEDENIS. 305
len (*), een verhaal dceden van al het voorgeval- III
kne, hetwelk doorgaands dat der KaihoUjken te- ^^}-^
genfpreekt. Verders herhalen zij , in dezen Brief, de Hoofdft.
hevigflc befchuldigingen van buitenfporigheid en eii- na C. G.
veldaden tegen athanasius ; en bezwaren zich , J^^ ^g^,
over de roekeloosheid, om het vonnis cener Kerk-
vergadering tegen hem te vernietigen. Zij vaaren
niet min hevig uit tegen julius, den Bisfchop van
Rome , dien zij het hoofd en den aanlegger der
rampen noemen , en tegen zijne vrienden , voor-
naamlijk over het verwerpen van hunnen voorflag,
om van beide de partijen afgevaardigden naa Egypte
te zenden, ten einde de zaak en het gedrag van atha-
nasius onpartijdig te onderzoeken , en zijne be-
Ichuldigers te ftraflen, indien zij bevonden werden,
hem gelasterd te hebben. Voorts deeden zij julius ,
Hosius , en anderen der voornaamde befchermers van
athanasius, in den ban, vermanende alle de Bis-
fchoppen , de Kerkelijke gemeenfchap met hun af te
breken. Eindelijk floten zij met eene geloofsbelij-
denis , welke , behalven dat het woord eenswezens
daar in ontbreekt, door hilarius zelven (f) voor
rechtzinnig verklaard wordt.
Thans was de verbittering der wederzijdfche par- Verhitte-
tijen ten hoogden top geklommen, athanasius ""S^^r
^ ^ ^ partijen.
klaagt
(*) Uit eene plaats van augüstinüs (^Contra Cresc*
Libi: III. Cap. 34. Tom. IX. Opp. pag. 3o{?. en Libr.
W.Cap. 44.) blijkt, d?.t men hunne vergadering 'mJfri'
ka, in zijnen tijd, nog daar voor erkende.
( f ) Z)e Sijnodh pag. wji.
W\ Deel. V
3o6 K E R K E L TJ K E
III klaagt luide klagten over de vervolgingen, door de
^^j^i^ Etifebianen, tegen de voodlanders der Kerkverga-
Hoofdft. dering van Sardica aangericht (*). Te Adriöno-
na C. G. polen werden tien Christenen , die zich van hunne
tot 363' gemeenfchap gefcheiden hadden, onthoofd, en de
■ Bisfchop dier Had , Lucius, met andere geestelijken,
in /ballinglchap gezonden. Te Alexandrië waren op
alle toegangen wachten geplaatst, om te verhoeden,
dat ATHANASius en die niet in deze ftad terug
keerden, als nu door de gemelde Kerkvergadering
herfteld zijnde. Deze Kerkvergadering had twee
Bisfchoppen aan den Keizer konsïantius naa An-
ti'óchi'é gezonden , om van hem de bevestiging van
hunne belluiten te verwerven; maar de Bisfchop der
Eufebianen in deze hoofdftad zond een ontuchtig
vrouwsperfoon aan hunne woning, als of dezelve
van hun befteld was , ten einde hen dus met laster te
bezwaren. De kunstgreep werd ontdekt, en stefa-
Nus verloor zijn Bisdom , hetwelk aan leontius , ins-
gelijks eenen Aridan^ werd opgedragen, die bij de
Katholijken niet min Hecht getekend wordt. Hij
zal, bij voorbeeld , met fchandelijke oogmerken,
zichzclven ontmand hebben; zij befchrijven hem als
iemand , die , in het veinzen een meester zijnde, zijnen
ijver voor de Arimierij kunftig met den fchijn van
gematigdheid wist te bedekken. Dewijl 'er vele Ka^
tholijken in zijne Gemeente waren , die zich door'
den Lofzang: Rere zij God den P^ader^ den Zoon^
en den Heiligen Geest \ van de Arïdnen onderfcheid-
den,
(*) ƒ/«/. Arian. nd Monachos T. I. />. 354. O/»/»,
GESCHIEDENIS» %o7
'den, die daar voor zongen: Eere zij God den III
f^ader , door den Zoon^ in den Heiligen Geest \ "°^*
zoo zong LEONTius deze woorden , bij den open- noofdd»
baren Godsdienst zoo zacht, dat men alleen het "^ C. G.
f nor *X1*7
bcfliiit van dit Lied : van eeuwigheid tot eeuwig- ^^^ z,^^*
heid! hooren kon (*). ■
Heel onverwachts fchreef de Keizer konstantius Athana-
aan athanasius eenen Brief, dat hij veilig terug ?i"s.'^ord
' •' ° ° m zijn
kon keeren ; het zij , overtuigd van zijne on- Bisdom
fchuld (t), of het geen waarfchijnlijker is, op aan- "^^ ■^'.^.?^'
dringen van zijnen Broeder konstans (§). Op j^efHieid,
deze vergunning, keerde athanasius, in het jaar
346, in eene vergadering van Bisfchoppen te Jeru-
falem, pïegtig in de gemeenfchap der Kerk herfleld
zijnde, naa Alexandrie terug, ook kregen de overige
afgezette Bisfchoppen hunne waardigheid weder,
onder anderen paulus , Bisfchop van Konftantino-
polen.
Terftond verklaarden zich vele Bisfchoppen, ook Gevol-
zulken, die flerk tegen hem geijverd hadden, voor^^""^^^'
' » o -' ' van.
atfianasius, en' zijne wederkomst te Alexandrie
veroorzaakte in die ftad eene algemeene blijdichap.
Ve.
(*) Athanas. /, c. pag. 3^0. Apol. de fuga fua p,
335. SOZOMEN. HiSt. EccleS. III. 20. TIIEODOR. HtSt. Eo
c/cS. li. !0, 24.
(t) Athanasius ApoL contra Arianos pag. i6p. fqq%
Hist. Arian. ad Moaachos pag. 356.
(5) SocRATEs Hist. Eccles. II. 22. sozomen. III. 2(5»
piLosTORG. ÏIl. 12. die zelfs van eene bedreiging vnn
HONSTANs -aan zijnen Broeder konstantius fpreken.
V s
3o8 K E R K E L IJ K E
ÏII Vcleii werden opgewekt, jonge dochters, om zich
Y^*^ aan den ongehuwden (laat te wijden, jongeUngen,
Hoofdft. om Monniken te worden, eclite lieden zelve, om
na C. G. 2ich van malkanderen , tot het gebed , af te zonde-
tot 263! ^^"' ^" ^^"^ huisgezin fcheeii bijna eene Kerk ge-
• worden te zijn (*). athanasius zelf beijverde
zich, zijn gezag misbruikende, om alle Ariiiansch-
gezinde BisfchoppeU, niet alleen in Egypte en Libyë,
als onder hem behoorende , af te zetten , maar zelfs
wordt bijgezegd, zulks, op zijne reize, ook buiten
zijn Kerkelijk rechtsgebied, eigendunklijk gedaan te
hebben (f). Doch, zoodra zijn befchermer, de
Keizer konstans, in het Jaar 350, om het leven
gebracht was, beklaagden zich de Etifehianen over
ATHANASIUS, bij den Keizer konstantius, en al-
zoo deze ten dien tijde met den oorlog tegen de
Perfen en tegen magnentius belemmerd was ,
vernieuwden zij hunne oude befchuldigingen tegen
athanasius, bij den Bisfchop van Rome^ julius,
en dezen in het jaar 352 overleden zijnde, bij des-
zelfs opvolger liberius , die athanasius naa
Rome ontbood, om zich aldaar voor eene Kerkver-
gadering te verantwoorden. Doch , in het tegen-
woordig tijdsgewricht vond deze niet goed, aldaar
te verfchijnen, waarom liberius de Kerkelijke ge-
meenfchap met hem fchorile , en zich nader met
de Oosterfchc Bisfchoppen verëenigde (§); hoewel
(''") Athanas. Ilist. Arinn. ad Monachos pag. 358.
Q\ j SOCRAT. Hlit. Eed. II. 23 , 24. SOZOM. III. 20 iZl.Jq.
(§) in eenen Brief bij mLAiuus Fragm, IV. p, isaj.
GESCHIEDENIS. 309
hij, door ccn getuigenis van 70 of 80 Bisfchoppen III
van Egypte bewogen, fpoedig gunfliger over hem ^^^^
dacht (*). Doch beter Haagden de Eufehi'dnen bij Hoofdft.
den Keizer konstantius , aan wien athanasius "a C. G.
vruchteloos eene verantwoording zond ( f ) ; de {^^ ^63!
Keizer noodzaakte van tijd tot tijd de Bisfchop- — —
pen, om athanasius uit hunne gemeenfchap te
weeren; de Bisfchoppen, die door de Kerkverga-
dering van Sardica lierfteld waren, werden weder
afgezet, in gcvangenisfen geworpen, gebannen, of
zelfs ter dood gebracht (§); onder anderen werd
PAULUS van Konftantimpolen ^ op Keizerlijk bevel,
in ballingfchap verzonden*
Ondertusfchen werd op eene Kerkvergadering te Kerkver-
Sirmiiim. in het jaar 351, ter zake van den Bis- ^ ""'
fchop FOTiNus gehouden , door de Eufehi'dnen , Sirmiiim
benevens den Bisfchop iiosius , die hier zijns on- ^" ^^ '^^*^'
danks tegenwoordig was, op nieuw eene geloofsbe- ^les.
lijdenis opgefteld, welke volftrekt tegen de Aridnen . , .
gekant was, uitgezonderd dat men het woord ééns-
-.vczens wegliet, en de uitdrukking gebruikte: Wiy
maken den Zoon niet volftrekt aan den tender gelijk ,
welke HiLARius echter voor rechtzinnig verklaart; zelfs
waren hier 27 veröordeelingen van dwaalingen bijge-
voegd (**). Maar op eene volgende Kerkvergade-
ring,
(*) Idem Fragm. V. pag. 1330./^.
( f ) Apolog ad Imperat. Conftant. pag. 29^. fqq.
(§) SOCRATES Eht. EccleS. II. 26. SOZOMEN. IV. 2.
(**) Athan. de Sijiwdisp. 741. T. I. P. II. hilarius
lic SiJnodisp.uy^.socRAT. Bist. Ecc/.ll. 30. sozom.IV. 6.
V3
310 K E R K E L IJ K E
III ring, in het jaar 353, door konstantius , K
^Ytf ^re/ate, {y^rks,) in Galliër waiir hij zich thans
HoofdO-. in perfoon onthield , bijeenroepen , bereikten de Eu-^
na C. G. fehidnen hun oogmerk. Hier werd op Keizerhjk
tot ^63.* bevel, in de eerde plaats, de. zaak van athanasius
•" ■ afgedaan, en hij veroordeeld. De Keizer gebood
alle tegenwoordig zijnde Bisfchoppen , deze veröor-
deeling te ondertekenen , waar aan allen , zelfs de
afgevaardigden van liberius, Bisfchop van Rome,
gehoorzamen moesten; alleen paulinus, Bisfchop
van Tl eviri , (Trier ,) bleef dit (landvastig weigeren ,
waarom hij in ballingfchap na Frygi'é gevoerd werd ,
alwaar hij, gelijk hilarius (*) zich uitdrukt, bui-
ten de Christelijke Kerk, onder de Montanisten^
leven , en of het door hen ontreinigdc brood eten ,
of van honger fierven moest (f).
Nieuwe - Hilarius, die zich over dezen iiitflag der Kerk-
Kerkver- vergadering zeer beklaa^re, verzocht den Keizer.
gndering •
leMilaan. om ecnc andere te laten houden , ten einde den
vrede met de Oosterlingen te herflellen (§). De
Keizer bewilligde in dit verzoek , en in het Jaar 355
vverd deze vergadering gehouden te Milaan, alwaar
orider meer dan 300 Bisfchoppen , flechts weinige
Oosterlingen waren, maar de Keizer, die zelf te-
genwoordig was , en aan de Ariüanschgezinde Bis-
fchop-i^
(*) Contra Conftantium hup. pa g. 1246.
et) Athanas. /Jpol. ad Imp. Comftant. pag, 312. m-
LARifs Fragm. VI. pag. 1334. sulpicius severus Hijst.,
$acr. II. 39. I
(^§_) HiLAR.. Fragm. V'.pa^,. 1329.
GESCHIEDENIS. 3H
fchoppcn, VALENS van 3furfa^ in Opper - PannO' III
«/ë, en uRSACius vanSingedon, in Opper- Bloe/ië, ^^^^^
het oor leende, drong door, dat elk lid der verga- Hoofdft.
denng de veröordeeling van athanAvSIus onderte- i" C. G.
kende, en te gelijk een voorfchrift van hem ingelc- |^j. ^Z*
verd ten voordeele der Arijianfche leere. Het laatfle ■
werd, toen het in de Kerk werd voorgelezen, met
algemeene vcrfoejing aangehoord, maar het eerde
doorgedrongen , en de afgevaardigden van liberius ,
met andere Bisfclioppen en Geestelijken , die atha-
NASius weigerden te veröordeclen , in ballingfchap
naa ^/të gezonden (*).
Alhoewel het zeker is , dat konstantius nooit Vervol-
de leere van arius volkomen heeft aangenomen, S'"Saer^
gcUjk men zelfs niet bewijzen kan , dat dit in deze ken door
Kerkvergadering te il///-sr^« gefchied is (f), nog-^^Ari-
thans is het zeker, dat hij, van dezen tijd af , binden,
zich' met meer kracht tesen de voorftanders van
-&"■
ATHANASius, CH de Nicéifche Kerkvergadering, die-
men hem als rustvcrfloorers had afgefchilderd, ver-
zette. De Katholijke Schrijvers voeren de bitterfle
klag-
(*) LuciFERi Lib. nd Conflant. pro S. Athan. Libr.
II. pag. 142. Libr, Moriendmn pro Dei filio pag. lyp.
Tom. IV. BibL PP. Co/012. 161 8. aiu a:^ as. ' ApoL ad
Conftant. pag. 312. Hiit. Arian, ad Mon. pag. 361.
HILAR. ad Conftant. Libr. I. pag. 1222. contra Conflant. ■
pag. 1246. RUFiN. Hist. Eccles. I. 20. sulp. sever. /.
c. .socRAT. Hist. Eccles, II. 36. sozomen. IV. p. theo-
DOR. III. 15.
( t ) Gelijk TiLLEMONT Meyj. T. Vl.p. 155. heeft beweerd.
V4
Jia K E R K E L U K E'^'
III klagien tegen hem aan, wci^cns dwang en vcrvoU
^^^^^ ging, door hem den rcchtzinnigcn aangedaan, van
Hoofdft. welken velen in kerkers opgefloten , tot de bergwerkcn
na C. G. veroordeeld , of in ballingfchap , waar in zij aller-
'tot 363] hande ellenden dooHlaan moesten, verzonden vver-
- den (*). Zoodanig waren de Christenen, ten de-
zen tijde , tegen malkanderen verbitterd , dat een
Heidensch geUjkdjdig Schrijver (f) verzekeit, dat
„ geene wilde beesten zich vcrwoeder tegen de
5, mcnfchen konden betonen, dan de meeste toen-
„ malige Christenen tegen malkanderen te werk gin-
„ gen." En men heelt, blijkens de Gefchiedenis,
gcenen grond, om dit zijn bericht te wraken.
LiBERius Wegens het aanzien van de Gemeente van Rome^
Bisfchop ^1^^^ gn,(, p.^^.j.jj Ij.^jjj. best, om derzelver Bisfchop
vnn Ro- '■
me ge- iii h^r*^ belangen over te halen. Dus zocht de Kei-
bannen. 2er KONSTANTius dcn tegenwoordigen Bisfchop
LIBERIUS, door gefchcnken en vriendelijke ovcrrc-
dingcn, te bewegen, dat hij de veröordeeling van.
ATHANASius ZOU ondeifchrijvcn , doch deze weigerde
zulks niet alleen ftandvastig, maar floot, bij herha-;
ling, de Ariiianschgezinden uit zijne Kerkelijke ge-
meenlchap uit, waar op de Keizer den Bisfchop,
die bij zijne Gemeente zeer bemind was , onverhoeds
bi>-
e*) Atiianas. Ilist. Arian. ad Monacfi. pag.2,61. m- '
LMX. Contra Conflaiii. Imp. pag. i24'o. lucifer ad Coit-'^
ftant. Libr. \,pag. 122. Libr. Moriendnm etc. l. c. ■'\
(t) Ammian.. marcell. Libr. XXII. Cnp. 5. Nu!-. •
/as adeo in festas houiinihiis bcstias , ui funt fibi fera-
ies fkrique ClirisUamrum* r/ijoiuijja':Ij
i
GESCHIED E N I S. 513
bij naclit gevangen nemen, en tot zich naa Milaan UI
liet brengen, en als, niettegendaande alle pogingen ^?^^
des Keizers, lirerius onvcrfchrokken bleef verkla- Hoofdfl:.
ren , dat hij de gemeenfchap met athanasius niet "^ ^* ^'
T^ar337.
kon verlaten , al zon hij de ecnigfle van zijne vrien- tot 363-
den blijven, bande de Keizer hem na Thraci'é (*). -*■ "
De Heidenfche Schrijver , aimriianus riarcelli-
wus (f) verhaalt het afzetten van athanasius,
en het gedrag van den Roomfchen Bisfchop , met
deze woorden: „ Eene Kerkvergadering ontzette
5, dezen Bisfchop, die zich boven zijnen ftand ver-
„ hief, en, ingevolge een lopend gerucht, vreemde
„ dingen zocht naar te fpooren, van zijn geheiligd
„ ambt, (removit a facramento ^ guod obtinebat;^
„ want, men zeide, dat hij, als een groot kenner
„ der waarzegkunde en vogelwichelarij , één en an-
,, dermaal toekomende dingen voorzegd had. Bo-
„ vcndien werd hij ook van andere overtredingen
„ tegen zijnen Godsdienst befchuldigd. liberius
„ moest, op 's Keizers bevel, zich met de overi-
„ gen , die hem afgezet hadden , verëenigen , maar
5, weigerde dit ftandvastig , beweerende, dat het het
5, hoogfte onrecht w;is , iemand te veröordeelen ,
j, dien men nooit gezien noch gehoord had." In
de plaats van liberius , werd felix , door den
invloed van het Keizerlijk Hof, doch niet zonder
te-
(*) Athanas. Hist. Arian. ad Monachos. p. ^64.. fq.
THEODOR. //«/. Eccles. Libr. II. Cap. 115, 16, sozo.men,
lliit. Eccles. Libr. IV. Cap. 11. *
(t) Libr. XV. Hiit. Cap. 7.
V 5
SH K E R K E L IJ K E
III tegenkanting vai? het ..volk te Rome, tot Bislchop
^^^^ aangefteld, zijnde volgends fommigen (*) , een
Hoofdft. '^'^i'iü^iïsch- gezinde , v^olgends anderen, zelf recht-
na C. G. zinnig , maar verdraagzaam omtrent , de Arianen ,
tQi\6z,-^^'^ daarom verdaclit (f). .:'.3r.h:-; i<.A
In het jaar 356 werd athanasius, door "den Kéi-
Athana- 2erliiken Veldheer syriaisüs, hoewel liet volk, om
sius niet , . . r 1
geweld hunnen Bisichop te befchermen, te wapen liep (§),
uit Alex- met geweld van foldaten , verdreven. De gemelde
verdre- Veldheer viel, bij nacht, als athanasius, met een
ven, en gedeelte zijner Gemeente, in eene Kerk tot het ge-
tot^Bis-"^ bed bijeen was , met het krijgsvolk in de Kerk , bij
fchop welke gelegenheid een aantal menfchen door het ge-
rt^M^' <^r^"g of ^^ wapenen der krijgsknechten omkwa-
men, athanasius , van alle kanten omringd , en
bijna half dood, werd echter nog in veiligheid ge-
bracht, en verborg zich in de Egyptifche VVoeftij-
nen bij de Monniken en Kluizenaars. Zijne Ge-
meente beklaagde zich wel , met een fmeekfchrift ,
bi] den Keizer , over deze geweldenarijen (**) , ech-
ter keurde de Keizer konstanïius niet alleen, het
gene gebeurd was , goed , maar gebood , dat men
athanasius verlaten, en de Kerken aan de Arid'
nen inruimen zoude, en als de Katholijkeii bij hun-
ne
(*) SocRATEs Hist. Eccles. II. 37.
(f) SozoMEN. Hist. Eccles. IV. 11 en 15.
. ( 5 ) SozoMEN. IV. Hist. Eccles. 9.
(**) Men Iee« dit fmeekfchrift nog onder den titel :
Contejlatio fecunda populi Alexandr. in athanas. Oppt
Tom. I. P. I. pag. 393. fq(is
GESCHIEDENIS. 315
21e weigering voUiarddcn , overviel zijn ilaatsdienaar III
HERAKLius , met eene troep jonge lieden en Heide- ^^^-^
iien , de Hoofdkerk , waar in zich een aantal vrou- Hoofdft.
wen , na den Godsdienst , bevond. Deze werden "^ C. G,
mishandeld, en de Kerkgerecdfchappen , onder den -^qJ ^^^'
Ipot der Heidenen, verbrand (*). Kort daar op
verfcheen zekere geörgius , als opvolger van atha-
NASius , te AlexamJrië. Deze was , volgends de
Katholi-ike Schrijvers, een Kappadoci'ér van gebooiv
te. Te KonflantinopoJen ontvanger geweest zijnde,
had hij, om zijne gepleegde on eerlijkheid, moeten
vluchten, en was, alhoewel meer een Heiden dan
Ciiristen , geene wetenfchap , maar des te meer over-
helling tot ftreeken en wreedheid, bezittende, door
de Aricinen^ wier partij hij aannam, tot deze waar-
diglieid verheven (f), ammianüs zelf, de Hei-
denfche Gefchiedfchrijvcr (§) , vergelijkt hem bij
een* adder, en verzekert, dat hij, tot zijn eigen en
tot algemeen ongeluk, Bisfchop van Alexandri'è is
geworden , eene ftad , die van zelve , en zonder
eenige reden , tot menigvuldige onrusten geneigd
was; wier onbezonnen inwoners door hem nog te
meer werden gaande gemaakt, door dien hij, in
fpijt van zijn gewigtig ambt, voor aanbrenger bij
den Ivci;:cr fpeelde , en dien allerhanden fnooden
raad aan dé hand gaf. Ondertusfchen de giuist des
Kei'
(*) Athanas. lJi%t. Arian. ad Monach. pag, 374.
(t) Athanasius Epiit. ad Episcop. Acg. et Lib. pag.
277. Hist. Arian. ad Monach, /•« .389. de Sijnod. p. 752.
(f) ///;/. XXII. Cflp. II. .
31^ K E R K E L IJ K E
III Keizers genietende, die hem ongcmeene bekvvaam-
^^^^ heden in het onderwijzen en godzaliglieid van
Hoofdft. zeden toekende (*), werd hij, te Jntiöchië^ door
1^ S* ^' omtrent 30 Ariiianfche Bisfclioppen ingewijd zijn-
tot 363.'^'^ Ct}? <^ïot)r den Veldheer sebastianus, die een
* Maniche'èr was, gewapenderhand te AïexnndrVè in
zijn ambt gefteld. Thans werden mishandelingen
en geweld Jegens de Kath olijke n , op allerleië wijze ,
vernieuwd, zonder dat wij evenwel bepalen durven,
of ATHANASius , vau wicu wij dezelve alleen we-
ten, ze niet overdreven of te haatlijk voorgefteld,
en of de Katholijkcn *er niet veel aanleiding toe
gegeven hebben, door niet ficchts den hun ojjge-
drongen Bisfchop te wederltreven , maar zich
ook onbehoorlijk jegens den Keizer te gedragen.
Hoe het zij, onder voorwendzel van C^ow gevluch-
ten ATHANASius op te fpooren, werden vele inwo-
ners van Alexandrie geplunderd , cene menigte , zoo
mannen als vrouwen , geplaagd , mishandeld , en om
het leven gebracht. Alle Katholijke Leeraars en
Bisfclioppen werden verdreven, en als hunne ge-
meenten ^ die met georgius nief te doen wilden heb-
ben^ op het open veld tot het gebed vergaderd
waren, overviel sebastianus deze lieden met 3,000
gewapende mannen , bij welke gelegenheid velen het
leven verloren. In geheel Egypte werden de Ka-
tholijke Bisfchoppen afgezet, gebannen, of genood-
zaakt, buiten 'slands te vluchten, terwijl hunne
pos-
(.*) Atiianas. Apol. ad Conffant. png, 313..
(1} SosoMiiN. Uiit, EccUs. IV. 8^
GESCHIEDENIS. 517
posten vervuld werden door zulken , die 'er het iil
meeste geld voor boden , onder welken vele Meletia- ^°^J^
ven^ en zelfs Heidenen waren (*). De grootfte Hoofdfl.
ü.-luild van dit alles wordt aan den Bisfchop geor- na C. G.
ciius toegefchrcven , wiens laage gierigheid, niet J^j. ^^^*
oiireciitvaardigheid gepaard , door meer Schrijvers »
gemeld wordt (f), athanasius ondernam wel,
niettegcnftaande het gevaar, dat hem dreigde, op
weg te flaan , om in pcifoon voorflellen bij den
Keizer te doen, maar duidelijk befpeurendc, dat
het hem eer zijn leven zou kosten, dan dat men
hem tot een gehoor bij den Keizer, die zich van
zijne Hovelingen liet regeren, zou toelaten, keerde
hij naa zijne fchuilplaats terug (§).
Op deze wijze had de Ariaanfche partij , ten de- Ver-
zen tijde , bijna overal de overhand ffekre^en , zelfs ^^^J^^^jd
„ . . ö ö 5 onder de
te Kome , was felix , een Arnianschgczinde , door Arianen.
het Hof, hoewel niet zonder geweldigen tegenlland
des volks, tot Bisfchop aangefteld (**). Doch te^
vens behoort opgemerkt te worden, dat men thans
onder den naam van Arianen begreep allen , die
de geloofsbelijdenis van de Niceifche Kerkvergade-
ring weigerden aan te nemen , of die zich tegen
ATHANASIUS vcrldaardcn, alhoewel zij, in de daad,
van
(*) ATHANAs. Apol. (Ic f liga fiiü p, 323. Hht.Aftan,
nd MonacJws pag. 3-9. fqq.
(t)GREGOR. Nazianz. Orat, 11, pag, 385. Opp,
Tom. I. EPiFAN. H.cr. 76. Cap. i.
(§) ATHANAS. ApoJ. ad Coujlunt. pag. 312. fqci.
(**) sozoMEN. Hht, Eccles. IV. 15.
51^ K E R K E L IJ K E •'
III van ARius leergevoelens verfchilden. Het Was^
'^^^^ derhalven, niet vreemd, dat onder hen, die ^ria*
Hoofdfl:. ^^^^ genoemd werden, fpoedig eene fcheuring en
na C. G. verdeeldheid ontftond , en dat zich de echte ^rid"
Ton»* '2'^y
tot só^'.^^'^ "^'^'- "^^'- ^^^ anderen verdragen konden, die
■■ tusichen beide doorgingen. Deze werden vervol-
gends Sewi - Ariiiiien , of Halve - Arianen genoemd ,
terwijl men aan de eclite ^rianen den naam van
Anomoeèn gaf; waar bij augustinus (*) nog
eene derde foort, de Macedonimen ^ voegt, welke
echter eenen geheel onderfcheiden aanhang uitmaak-
ten, gelijk wij zien zullen.
De Halve Ari'dnen^ (^yi/^tatfsioi ^ Semiariani ^^
waren van de KathoUjken of Rechtzinnigen alleen
daardoor onderfcheiden , dat zij den Zoon van
God weigerden te noemen , ó/Aoaa-iov , ( eenswezens )
met den Vader, dit woord, het welk de Kerkver-
gadering van Nice'é aangenomen had, verwerpende,
maar hem alleen óiAoii^'(riov , Qgelijkwezens^ met den
Vader erkenden , waarom men hen ook oiAotaarix^xt
noemde, eusrbius van Ni komedie was hun reeds
voorgegaan, doch filostorgius (f) fchljnt bijzon-
der ASTERius als den ftichter van deze partij op
te geven, dewijl hij zal geleerd hebben, dat de
Zoon van God een hecJd ^ zonder onderfchcid ^ van
het Wezen des Vaders is. Deze asterius was
een leerHng van ^itw Martelaar lucianus , maar
had, in de vervolging van diocletianus , aan de
Af-
( * ) ILercs. 69.
(t) Hist. Eccles. Epit, II. 14, 15. IV. 4.
GESCHIEDENIS. 319
Afgoden geofferd, waar door hij uitgefloten was, III
om ooit tot de Risfchoppelijke waardigheid te gera- ^°^^
ken. Hij was echter altijd werkzaam , met fch rijven , Hoofdd.
en ook bij alle Kerkvergaderingen tegenwoordig. "^ C. G.
Hij fchrecf verklaringen over de Pfalmen , de Eu- JqJ. o^'^
angeliën , en den Brief ann de Romeinen. Hij ■
drukte zich niet altijd op dezelfde wijze uit, en
ATHANASius haalt plaatzen aan uit zijne fchriften,
die volkomen Ariaansch zijn (*). Dit is zckcrer,
dat de Halve Ari'dnen^ na zich afgezonderd te heb-
ben, BASiLius, Bisfchop van Ancyra, aan hun
hoofd hadden, naar wien zij ook BafiUdnen hee-
ten (t). Deze verzette zich met ijver tegen de ei-
genlijke Ariduen^ welke hem «laaröm vervolgd, en
in het jaar 360 van zijn ambt ontzet hebben. Zij-
ne gtlcerdhcid wordt algemeen geroemd , hij fchreef
een Boek tegen ^rA^vCELLUS , zijnen voorzaat in
het Bisdom van Ancya , een over het ongehuwde
leven ^ en andere (5). georgius, Bisfchop van
Laódiced in Syi'è ^ was insgelijks één van hunne
voorftanders , die, reeds ten tijde van alexander,
in het begin van den twist met arius , eenen
voodiag van bemiddeling gedaan had; ook worden
onder hen genoemd, eusebius Bisfchop van Emi-
fa^ THEODOTus Bisfcliop van Heraklea ^ eüsta-
THI-
(*) Men zie van hem HiêRONYMUS de Firis Ilhijir,
Cap. 94. CoU. Cap. ^6. socrat. I. 36. sozomen. II. 33.
(t) FILOSTORG. Hl$t. Ecclci. Epit. IV. 8, 9.
(5) EPiFAN. hctr, 73. Cap. I. SOCRAT. V. 30, 42,
«OZOMEX. II. 33.
■SCO K E R K E L IJ K E
III THius van Sebnste in Armenië ^ auxentius vnn
^?f^ Milaan^ de Jongere euzojus, Bisfchop van Cafa-
HoofdH. '■^^ in Palaftina^ en andere geleerde mannen. De
na C. G. Keizer konstantius zelf behoorde tot dezen aan-
Tn<ir 'xy^
tot "6^'. '^''^"S» hetwelk hun veel aanzien gaf.
Over het algemeen oordeelen de Katholijke Schrij-
Oordeel ^^^^ ^^^ ^j^j^ ^y^ ^^j^j. ongunftig over de gevoelens
der Halve- Arinnen. Zulke Leeraars, als basilius
van Ancyra^ fchrijft atiianasius (*), die alleen
het gebruik van het woord éémwezeyis afkeuren,
en zich voorts omtrent den Zoon van God be-
hoorlijk verklaren, befchouwen de Katholijken als
Broeders, die enkel in een woord met hun ver-
fchillen. Ook erkent* hilarius (f), dat de uit-
drukking, éénswezens ^ m eencn verkeerden zin geno-
men kan worden, en dat die van gelijhvezens , voor-
naamlijk, wanneer men 'er bijvoegt, dat de Zoon
den Vader in alles gelijk is ^ daar mede op één.
uitkomt (§).
De zul- De andere partij van zuivere Arianen^ die nader
bij de gevoelens van arius bleven , hadden tot
hunnen ftichtcr Aëxius , van wien wij kortelijk ceni-
vere Ari
anen.
ge berichten moeten mededeclen.
Ae-
( * ) Z)^ Sijnodis pag. 755. cd. Benedia.
(f ) Z)i? Sijnodis feu de fide Ovientt. pag. 1188. fqq,
cd. Benedict.
(§) De Benedicdner prudentius maran heeft in laa-
ter tijden het leerftelzel der Halve- AriUnen verdedigd.
Disf. Sur les Semi-Aricns ^ die ook geplaatst is in VOGX
Biblioth. H(ere(iolog. Tom. II. pag. 119. f^jq.
GESCHIEDENIS. 311
AcTius wtis uit Coeleftjri'è geboortig, en leerde, lH
ifi zijne jeugd, het handweric van een' koperfmid, ^°^^
of volgends filostorgius , van een' goiidfmid. Hoofdft.
Na de dood zijner moeder, bedrog gepleegd heb- "^ C. G.
bende , met cenen gouden halsketting , waar van j^j." V^^'
GREGORius van Nysfa hem befchuldigt , legde hij -
zich toe op de geneeskunde. Toen alles in bewe- f ^^'}/.^ .
^ f hunftica-
ging g^craakte door de Ari'danfche twisten, begaf ter.
hij zich, ten einde daar over zelf te kunnen oor-
deelen, aan de Godgeleerdheid, waar in hij groote
vorderingen maakte, filostorgius prijst hem we-
gens zijne uitlegkunde des Bijbels , en zijne be-
kwaamheid in het redentwisten. Doch epifanius
en socRATES, integendeel, verzekeren, dat hij gee-
ne Bijbelkennis bezeten hebbe, en befchuldigen hem
van lasterlijke gevoelens en fchanddijke zeden. Hij
was , in het algemeen , zoo gehaat bij de Katholij'
ken , en bij de Halve Ariatien , ja zelfs bij vele
eigenlijke Ari-anen , dat men hem , nevens zijne ge-
voelens , den naam van Codlochenaar ^ («S-gor,)
gegeven heeft. Alleen filostorgius fpreekt met
lof van hem (*). In het jaar 350 maakte zijn leer-
meester LEONTius, Bisfchop van Anti&ckië, hem
Diakon in die gemeente , doch zag zich fpoedig ,
door de bedreigingen der KathoUjken ^ genoodzaakt,
hem
• (*) Men zie GREGOR. NYSSEN. //; Ennvm, Liir. I.
pag. 292. fqq. Tam. II. Opp. athanas. de Sijnodis pag,
720, 753. EPIFAN. HdE". 76. pag. 912. SOCRAT. Hist,
Eccles. II. 35. sozoM. IlI. 15. theodoret. liiit. Re-
des. II. 24, 27.
. IV. Deel. X
3i^ K E R K E L IJ K E
III hem dït ambt weder te ontnemen. Naderhand bc-
BoEK l^lecdde hij, volgends epifanius, dit ambt te Alex-
Hoofdfl:. ^n(i}"i'è -, alwaar Iiij kennis i-creeg aan eunomius , die
na C G. zijn leerling en aanhanger, en met hem het hoofd
"tot ixi^'x '^'^^ eigenlijke oF zuivere Aridnen werd. Aëxius
. leefde, onder afwisfelende lotgevallen, tot omtrent
het jaar 370. Als een gevolg van de Ari'danfche
ftelling, dat de Zoon van God een fchepzel zij,
leerde hij onbclchroomd , dat hij zijnen Vader onge-
lijk is 5 ( civofAotof , ) en dat klj' niet dezelfde God-
heid met den Vader heeft.
Bijzon- Gelijk de aanhangers van actius naar hem A'è'
er iet en fi^^j^^^ ^^ ^^^r^y. ];nj]ii-,e \qqyq. Anomoe'èn , zoo worden
nopens ' '
EUNOMi- zij naar zijnen leerling eunomius Eunojnianen ge-
^^' noemd. Deze eunoiaiius was een Kappadociër ^ en
kwam, op den roem van actius, te Alexandri'è ,
omtrent het jaar 356. Deszelfs leerhng en ijverig
verdediger geworden, kreeg hij door toedoen van
éezQ partij, in het jaar 360, het Bisdom van Cyzi'
ciis , in I^Iy/lë , een landfchap van Klein - A/ië.
Doch, wegens zijne gevoelens, werd hij afgezet,
en was, geduurcnde zijn overige leven, tot het Jaar
^02, aan vele wederwaardigheden blootgefteld. De
Gefchicdfchrijver filosïorgius , die hem in zijn
jeugd gekend had , en de partij der Eunomianen
was toegedaan , heeft zijn leven befchreven , welk
verloren is geraakt , maar hij geeft ons , in zijne Kerk-
Gclchiedenis , veelvuldige berichten van hem, en
prijst hem wegens zijne geleerdheid, duidlijkheid en
bondigheid van leerwijze. De Katholijken , integen-
deel , ontzeggen hem niet alleen alle geleerdheid ,
maar
GESCHIEDENIS. 323
maar fclirijven hem ook vele lasterlijke gevoelens en ut
ondeugden toe: Dus verzekeit augustinus (*), ^^^^
op een bloot gcruclit, dat hij geleerd zal hebben, Hoofdft»
dat men zich vrljlljk aan alle zonden kon overge- "^ C. G»
ven , indien men flcchts zijn geloof volgde (f). ^'^j ^63!
EuNOMius hecfr het een en ander gefchrevcn.
riLOSTORGius achtte zijne Brieven zeer hoog, hoe- ^V"^r.
° ' fchriften
u'cl FOTius (§) oordeelt, dat hij niet eens de re- en ge-
gclcn toont te kennen , welke in het fchrijvcn van 'oofsbe-
Brievcn behoorcn in acht genomen te worden. Ook
fchreef hij eene Uitlegging van den Brief aan de
Romeinen. Wij hebben enkel twee opllcllen van
hem overig, zijne Verklaring des Geloofs , of Ge-
hofsbelijdenis ^ ( E^cS-str/f TTis's-wf ,) welke hij, op bevel
van Keizer theodosius, in het jaar 383, heeft
moeten overleveren (**) , en welke door gregorius
van ^\^'.^/?7 wederlegd is, en zijne Verantwoording^
(A::-oAoyyfiiKOfy^ waar tegen basilius de Groote
ge-
(*) De ILcres. Cap. 54.
(t) Behalven de oude Schrijvers filostorgius »
GREGORIUS van Nysfa, die opzetlijk tegen eunomius ge-
fchrevcn heeft , niëRONYMUs , epifanius , socrates , so-
ZoMENUS, en TiiEODORETus , Iczc men over eunomius j
JAC. BAS NA GE, ytmmadvevfioues circa Eunominni et e jus
fcripta^ In Tlïes. Monv.m. Ecclefiaft. et Historie, Tom. I,
pag. 172. fqq. ook met ophelderingen geplaatst in vogt
Biblioth. H(ercsiol. Tom. I. pag. 485. fqq. en FABRICIUS
Biblioth. Gr. Vol. YIII. Qnp. 23. pag. 248. fqq.
(§) Biblioth. Cod. 138.
(**) SOCRATES V^ lO. SOZOMEN. VIL 12.
X ü
5a4 K E R K E L IJ K E
m gefchreven heeft. In zijne geloofsbelijdenis , vcr-
^^^^ klaart eunomius, eerst en vooral, te geloven in
Hoofdfl:. den een! gen waar en God, die dit in natuur en heer-
"^ ^- ^* lijkheid is; die zonder bcojn , eeuwiff alleen, niet
tot 363! S^'^^'^ld in zijn wezen, nocli veranderlijk, ook niei
— — — m'f één wezen in drie pevfonen gevormd is; ook
die gecnen deelgenoot in Godheid en heerlijkheid,
geenen deelnemer in zijne magt, en geenen mede-
regent heeft. Na eenige andere gewoone bepalin-
gen omtrent den hoogden God , vervolgt euno-
mius: ,, Wij gelooven ook in den Zoon van God,
„ den eeniggeborenen God , den eerstgeborenen
5, onder alle Schepzelen , ciiristus , den n-aaren
j. God, die vóór alle Schepzelen gegenereerd en niet
. „ ongefchapen is; het begin der wegen en werken
5, Gods ; het woord , dat in het begin was , en
„ niet zonder begin is. Als Zoon van God be-
,, ziclt hij de levenden, en wekt de dooden ten
j, leven op. Hij is door de goedheid en magt des
5, Vaders gegenereerd geworden ; innar deelt noch
5, met den genen, <lie hem deze iv aardigheid mede-
,, gedeeld heeft , noch met iemand anders, het we-
5, zen en het rijk des Vaders. Dan, hij is, door
„ d€ generatie Jieerlijk, en de Heer der heerlijk-
,, hei<l geworden. Mij heeft van den Vader de
„ heerlijkheid ontvangen ; maar neemt geen deel
„ aan deszelfs heerlijkheid, dewijl deze, volgends
,, de Profceten, aan geenen anderen kan gegeven
,, worden. Hij is daar door, dat hij Zoon is,
„ en dat hij, als de ^eerstgeborene , geboren is,
5, God geworden. Hij is een Middelaar in de lee-
„ re.
GESCHIEDENIS. 325
5, re, en een Middelaar in wetten; alleen den Fa- III
„ der gelijk , naar eene uitmuntende gelijkheide ^^\u
5, en in cenen geheel bijzonderen zin. Mij is hem Hoofdft.
,, p-eliik ^ ffcUik. dit een Zoon aan den Vader is,'"^-^'
„ dewijl hij het Beeld en zegel van alle werking ^qj 263!
„ en magt des Faders ^ het zegel van alle deszclfs ■»
5, werken , woorden , en raadflagen is. Hier op
nog het één en ander van de waardigheid, vermo-
gen , en handelingen des Zoons van God gezegd
hebbende, vervolgt euno.^iius: „ Na hem gelo-
5, ven wij in den Leeraar, (f<r tov 7roi^cx,K\yirov ,^
,, den geest der waarheid ^ die van den Eerst ge^
5, horenen gemaakt e en aan hem ten eenemale on~
,, derworpen is. Hij wordt niet na den Vader,
„ noch met denzek'en geteld : want daar is maar
„ één eenig Vader, God boven alles. Hij wordt
5, ook den Zoon niet gelijk geacht', want deze is
„ eeniggeboren , en heeft geenen met hem te gelijk
5, gegenereerden Broeder. Doch , hij wordt ook
„ met gecne andere dingen vergeleken; maar over-
5, treft alle door den Zoon gemaakte werken in ge-
5, boorte en natuur, heerlijkheid en kennis, als des-
,, zelfs eerfte, fchoonde, en voortreflijkfte werli,
5, hij is ook zelf de eenige, en werkt alles naar
„ het welbehagen des Zoons." Vervolgends wordt
breedvoeriger verklaard ; dat deze werkingen des
Heiligen Geestes hoofdzaaklijk het leeren of onder-
wijzen en de werkzaamheden der Godzaligheid be-
trcilèn. Eindelijk belijdt eunomius nog zijn geloof
aan eene Op/landing , die door den Verlos fer ge-
fchieden zal^ der 'zelfde ligehamen, die ontbonden
X 3 zijn,
306 K E R K E L IJ K E
III zijn, en met derzelver eigene deelcn en ledenmaten;
®°^'^ insgelijks aan een toekomend algemeen OordeeU
Jloofdft. Brecder wordt dit alles door hem voorgedragen, in
na C. G. 2ijiie verantwoording, die, volgends p^otius (*),
tot -x^-i ^^^ ^y"'^ aanhangers geheim gehouden werd (f).
•'^■« — Deze Verantwoording werd door basilius den
Groot en ^ met vele fcherpzinnigheid, wedericgd; doch
hier tegen verdedigde eunomius zicli , op zijne
beurt, in een ander gcfchrift, hetwelk hij Verdedi-
ging zijner Verdediging noemde, en hetwelk, in^
dien wij filosïor.gius (§) geloven, easilius ,
reeds bij het lezen van het cerlle Bock, zoodanig
trof, dat het hem het leven kostte. Dit verklaart
roTius (**}, voor eene onwaarheid, dewijl euno-
3M1US dit gefehrift eerst na de dood van basilius
uitgegeven zal hebben. 'Het is niet meer voorhan-
den, maar door gregorius van Nysfa wederlegd,
bij wicn men nog eenige plaatzen uit hetzelve aan-
treft, uit welke blijkt, hoe veel woordentwist en
verwarring doorgaands in deze verfchillen heeft ge-
lieerscht. Dus ziet men, dat eunomius het woord
Wezen , ( itciot , ) dikwijls op dezelfde wijze ge-
bruikt, als het woord Perfoon^ (O/T-as-ao-*?,) waar
■uit ligtelijk is op te maken, hoe veel 'er over de
bewoordingen ofAoacnoff en oiAomurto? voor en tegen
kon
('^ Biblioth. Cod. 137.
(t) Deze verantwoording is het eerst door fabricius
\jitgegeven Biblioth. Gnec. l. c. pag. %(>l, fqq^
(f) Biit. Eccles. VIII. 12,
(**) Biblioth. Cod. 138.
G E S C PI I E D E N I S. 327
kon gcflredcn worden. Men verhaalt nog van eu- III
NO.Mius, dat hij het eerst, bij den doop, den doo- ^2f^
peling flechts éénmaal zal hebben befi^rcngd of in- Hoofdft.
gedompeld, in plaats van de indompeling, naar de "^ C. G.
aloude gewoonte, driemaal te herhalen (*). Tweedot ^6"'.
van zijne aanhangers , tiieofronius en eutyciiius — — —
ondernamen , in den dood van Christus te doo-
pen CDï ook voerden zij een nieuw Doopsfonmi-
licr in , doopende ( § ) in den naam van den onge-
fchapen God; in den naam van den gefchapen Zoon;
en in den naam van den Heiligenden ^ van den ge~
fchapen Zoon gefchapen Geest ^ of in den naam
van den Wereldfchepper , die de P^ader des Eenig-
gehorenen , maar ook God is (**). Zij gingen zelfs
zoo ver, dat zij de genen herdoopten, die van de
andere gezindheden tot hen overkwamen. Zij droe-
gen ook den naam van Exukontiünen ^ (^01 g| vjc
ov\cüv^') omdat zij leerden, dat de Zoon van God
gefchapen is uit niet , of uit de dingen , die niet
zijn (ft). Eenen anderen bijna gelijkluidenden
naam van Exoki'ónitcn hadden zij van e éne hunner
vergadei*plaatzen te Konftantinopolen (§§}..
(*) sozo:\iEN. Hi^t. Ecdcs. VI. 26. theodoret. H^e-
ret. FahuL IV. 3.
( + ) Dezelfden. Voeg 'er bij socrat. V. 24. filost. X. 4.
(5) EPIFAN. Rjv. '6. T. I. p. c)<)2. ed. Petav. Colon.
(**) GREGOR. Nysf. advers. Eiinom. Tom. II. Opp^
fag. 706.
Ctt) TIIEODORETUS Hist. Eccks. I. 4.
(§§) Idem H.evet. Fab, IV. 3.
X4
3a8 K E R K E L IJ K E
III Bchalvcn deze twee hoofdpartijën onder de Aria-
DOEK figfi^ ^Q zuivere en halve Aridnen , was 'er nog
Hoofdft. ^"^"^ derde , die zich Akacianen noemden , naar
na C. G. AKACius, van wien boven (^Bladz. 283.) gefproken
tot ^6^' ^^* -^^^^ droeg een lecrftelzel voor, hetwelk van
het Katholijke en Ariiianfche beide onderfchciden ,
Akncia- ^^ tevens vrij onbepaald was, van eene gelijkheid
des Vaders en des Zoons met malkanderen , doch
gelijk AKACIUS zelf zeer onzeker was , en telkens
van partij vervvisfelde , zoo hield zijn aanhang ook
niet lang ftand (*).
Pogingen In dezen tijd kwam de Keizer konstantius,
om den jn het jaar 357, te Rome ^ alwaar de gemeente we-
fchenBis- S^"^ ^^ ballingfchap van haren Bisfchop liherius
fchopLi- zeer misnoegd was. De Romeinfchc Mevrouwen
h^^fTw '^'^^^ baden den Keizer, hem aan zijne gemeente
tekrij- weder te fchenken. 's Keizers andvvoord was, dat
ê^"' de door hem aangeftelde Bisichop , felix , bekwaxim
genoeg tot zijn ambt was. Doch vernemende, dat
de' Romeinen in geene kerk kwamen , waar felix
zich bevond , verklaarde zich de Keizer , dat hij
toeftond , dat liberius te rug komen , en te gelijk
met felix, de gemeente zou befluiiren. Dit bevel,
in de Renbaan afgelezen wordende , werd van het volk
uitgejouwd. „ Heel billijk!" riep men: „ Zoo als
„ 'er twee partijen in de Renbaan zijn , die zich door
„ hunne kleuren onderfchciden , zoo zal ook elke Bis-
„ fchop aan het hoofd van ée'ne derzelven kunnen
„ wezen." Een eenparig gcfchreeuw volgde hier op :
„Eca
(*) soCRATEs Hiit. Bedes. II, 4Q,
GESCHIEDENIS. 329
„EdiiGod, één Christus! écii Bisfchop (*)!" fom- III
migc Sclirijvers (f) voegen 'er bij; dat oproerige ^j^j^
bewegingen, die zelfs van moorden verzeld gingen, Hoofdd.
de herroeping van liberius bevorderden, evenwel "^ ^^ ^*
onder deze voonvaarde van 's Keizers zijde , dat hij ^oj 253]
gemcenfchap zou houden met de Arianen. ■
In dit zelfde jaar 357 liet de Keizer op nieuw Nieuwe
.. , , . ' " o- • 1 •••• 1 Kerkver-
eene Kerkvergadcnng te öirmium bijeenkomen , ,Tj,tici.i,ig
welke wel hoofdzaakltjk tegen fotinus gericht was , te Sinni-
maar op welke de Ari'dnen te gelijk van hunne "^^*
meerderheid gebruik maakten, om hunne partij te
verflerken. Deze Kerkvergadering ontwierp cene
nieuwe geloofsbelijdenis (§j, waar in, ten opzich-
te der betwiste leerfiiukken , bepaald werd, dat men
geem van de heiden in gefchil ftaande uitdrukkin-
gen , gelijkwezens of eenswezens , ( ó/AciHTiof en oiaoh-
cios , ) behoorde te gebruiken , dewijl zij niet in de
H. Schrift gevonden worden , en het de menschlijke
vvetenfchap te boven gaat, de geboorte des Zoons
te verklaren — Het kon toch niet in twijfel getrok-
ken worden, dat de Vader ^ in eere, heerlijkheid,
waardigheid en majeftcit , grooier is dan de Zoon ,
ge-
^*) THEODORET. TI. ÏJ.
(t) suLPic. sEVER. Hist. Sacr. II. 39. sozomen.
Hist. Eccles. IV. 11, 15.
(?) Men vindt dezelve in het Latijn , wanr in zij
is opgefteld , bij hilarius de Sijmdis pag. 1156. ed.
Bened. en in het Grieksch vertaald bij athanasius de
Sijn, Arimin. et Sclcuc. Tom. I. P. IJ. pag, -44. en
fiocRATES Hist. Eccles. II. 30.
X5
SS»?:,
K E R K E L IJ K E
ÏII
BOEK
III
Hoofdft.
na C. G.
Jaar 337-
tot 363.
Derzcl-
vcr ge-
loofsbe-
lijdenis
ook door
HOSIüS
getekend-
gelijk deze, uitdniklijk , getuigd heeft. Beiden ma-
ken twee Perfonen uit , en de Zoon is aan den Va-
der ^ met alles, wat deze aan den Zoon onderwor-
pen heeft, onderworpen. Hij heeft van de Maagd
MARIA den mensch aangenomen , en door denzelven
geleden , (^per quem cowpasfus est , ) eene uitdruk-
king , welke de KathoUjken zoo verklaarden , als of
men daar mede had willen te kennen geven, dat de
Godlijke natuur zelve had kunnen lijden , of dat men
dezelve met de menschlijke vermengd had. Eindelijk ,
befloot deze belijdenis, dat de Heilige Geest door
den Zoon is.
In deze geloofsbelijdenis, welke door potamius,
Bisfchop van Ulysfippo , ( Lisfahon , ) was ontwor-
pen, waren de Aridanfche leerftellingen zoo ge-
vernist, dat men, met alle fchijnbaarhcid , kon ver-
gen , dat allen , ook de KathoUjken , dezelve be-
hoorden te onderfchrijven , waar toe ook konstan-
Tius , die zelf bij de Kerkvergadering fchijnt tegen-
woordig geweest te zijn , zijn gezag aanwendde,
waarom wij ons niet behoeven te verwonderen, dat,
in de daad , vele KathoUjken zich tot deze onderte-
kening hebben laten bewegen. Onder dezen was
zelfs de vermaarde hosius, gewezen Voorzitter op
de Kerkvergadering van Nice'ó , een man , thans
bijna honderd jaren oud. De Katholijke Schrijvers,
nemen dit den ouden man zeer kwalijk, hilari-
us ( * ) noemt hem eenen huichelaar , en befchul-
digt hem zelfs, als medeöpfteller der geloofsbelij-
de-
(^0 ^- '■• P^S' 11^6. fqq.
GESCHIEDENIS. 331
denis. ATHANASius (*) en sozoimenus (f) ver- Hl
halen , dat deze voorheen ijverige tegcnffcander der ^J^'j*^
bruinen , door geweld , tot dezen flap gebragt zij ; Hoofdft.
hij werd, zegt atiiaxasius, door den Keizer, een "^ C. G.
geheel jaar lang , te Sirmitim opgehouden , als in ^'^j ^^^C]
ballingfchap , tot dat hij zich naar deszelfs zin voeg-
de. EPiFANius (,§) wil, dat de Bisfchop door be-
drog misleid is geworden; waaifchijnlijk heeft hij
gedacht , dat de beide uitdrukkingen , éénswezem
en gelijkwezens ^ over welke zoo lang getwist was,
ter zijde gefield , en vredeshalven konden vervvori^en
worden. In het volgende jaar 358 echter , kort
vóór zijne dood , betuigde hij , dat hem geweld
was aangedaan, en dat iiij de Ari'danfche Ketterij
bleef veröordeelen (**).
De Bisfchop van Rome ^ liberius, werd insge- Endoor
lijks overgehaald , om deze geloofsbelijdenis aan te liberius.'
nemen. Hij had nu twee jaren in ballingfchap ge-
leefd; twee geestelijken, door hem met eenen Brief
aan den Keizer gezonden, waren insgelijks in bal-
lingfchap verwezen, en zelfs gegeesfeld; thans be-
gon hij te vreezen, dat zijn leven gevaar liep; door
dit alles , en genoopt door zijn verlangen , om in zijn
Bisdom herfteld te worden, werd zijne (landvastig-
heid
(*) Hiit. Arimu ad MouacJios pag. 372. /Jpol. coii-
tra Arian. pag. 205.
(t) HiU. Eccles. IV. 12.
(5) Heer. 73. Cap. 14.
Q*) Men zie van hosius meer berichten bij tille-
IfiONT Memoir. Tom, VII. pag. 300-321. Parys 1706.4»
332 K E R K E L IJ K E
III beid aan het wankelen gebracht (*). f lij onderte-
^^il'^ kende dan de gcirxelde geloofsbelijdenis van Siriiii-
Iloofdft. «w, en verbrak de Kerkelijke gemeenfchap met
ïia C. G. ^THANASius. Dit aan den Keizer gefchreven, en
tot -ö-^! S^c" antwoord bekomen hebbende, fchreef hij aan
— de Oosterfchc Bisfchoppen , hun betuigende , dat
hij zich de zaak van athanasius alleen uit ach-
ting jegens het oordeel van zijnen voorzaat julius
had aangetrokken; maar dat hij, zoo dra het God
behaagde, hem te laten erkennen, hoe rechtvaardig
zij denzelvcn hadden veroordeeld , hun was toege-
vallen , en dat hij voortaan volflrelct geene gemeen-
fchap met hem wilde onderhouden. Dat hij voort;;
hunne Katholijke geloofsbelijdenis van Sirmium vol-
komen aannam , en hunne Heiligheid , uit hoofde
van deze overëenftemming , verzocht , dat zij hem ,
door hunne gcmeenfchappelijke pogingen , weder
aan zijn Bisdom wilden helpen, hilarius (f),
die ons dezen Brief bewaard heeft, kan zich niet
bedwingen, wegens denzelvcn het Banvonnis uit te
roepen over liberius. Nog nadruklijker verzocht
LiBERius de Hof - Bisfchoppen ursacius, valens
en GERMixius, om hunne bemiddeling, zijne ge-
meenfchap met de Arianen bekrachtigende, en God
tot
(*) ATHANASIUS Apol. contra Aiian. png. C04. Hht,
Arian. ad Munaclios pag. 3Ó8.
(•f) Fragment. VI. pag. 11 35. fqq. zijne woorden
zijn: HcEc a^t pcrficfia ariana; Anathema tihi a me dk-
tum Liberi ! et fociis tuis, itcnini tlbi anathema .^ ei
tertio, prieraricator Liberi!
GESCHIEDENIS. 333
tot getuigen aanroepende, dat hij enkel uit liefde IIÏ
tot vrede en eenighoid , welke boven den Maiteldood ^^^-^
te achten zijn , aan hen fchreef. Eindelijk verzocht Hoofdfl*
liij ook viNCENTius , Bisfchop van Kapua , door "^ C. G*
cenen Brief, dat hij, met de overige Bisfchoppen [^^ t^^*
van Kampanië^ voordellen ten zijnen behoeve bij ■
den Keizer wilde doen; hij had zijnen pligt jegens
God betracht , die ook tusfchen hem en hen richtef
zou wezen, indien zij hem, in zijne ballingfchap,
wilden laten omkomen. Door de pogingen van zoo
vele Bisfchoppen , volgde dan , in het begin van het
jaar 35f>, de hcrftelling van liberius in zijn Bis-
dom , alwaar hij echter , uit hoofde van dit zijn ge-
drag, de gemoederen van velen van zich afkcerig
vond, waar uit zelfs oproeren ontflonden (*) ,
welke naderhand echter bedaarden, toen liberius
zijnen ouden ijver tegen de Arianen^ bij de vei-an-
dering der tijdsömftandigheden , hernam. Voof eenen
onzijdigen onderzoeker der waarheid, is het weinig
belangrijk, hoe een enkel Bisfchop zich, bij zoo-
danige gelegenheid , gedragen hebbe , maar dewijl het
niet wel met de grondftelÜngcn der Roomfche Kerk
kan vereffend worden, dat een Bisfchop van Rome
zou dwalen in de leere, en Kerkelijke gcmeenfchap
oefenen met Ketters, die met de KathoUjken ver-
brekende, behoeft men zich niet te verwonderen,
dat de Kardinaal baroniüs , en andere Roomfche
Schrijvers na hem, hun best gedaan hebben, om,
of dit geval te loochenen , of in een ander licht te
plaat-
- (*) sozOiMEN. m$t. Eccles. IV. 15.
334 K E R K E L IJ K E
III plautzen, of lieerius te ontfchiildigcn. Wij ziii=
BOEK leu (jjiji^. j;,iets i-^QQi' yj^,-f zefföen» Ilct is voor den
Hl
Hoofdfl. getrouwen Gefchicdlchrijver genoeg, het gene daad-
na C. G. lijk gebeurd is , en op onwraakbare getuigenisfcn
jaar 337. ^g^j^^ verhaald te hebben. Trouwens , behalven
tot 363- ' '
— .. de gelijktijdige Schrijvers, athanasius, en hila-
Rius , boven bijgebracht , komt nog het getuigenis
van HiëRONYMUS ('•'), dat liberius zich met de
Arianen in de leere en KerkeÜjke gemeenfchap te-
gen ATHANASIUS vcrëcnigd heeft. kiüronymus
voegt 'er nog deze bijzonderheid bij, dat fortu^
NATIANUS , Bisfchop vau Aquileja , het eerst libe-
rius tot wankelen gebracht, en tot het onder fchrij^
vèn der Ketterij bewogen heeft (f).
Woelin- ^'^ verfcliillen tusfchen de echte en halve Ari'dnen
gen van berstten ondeitusfchen in volle vlam uit; waar toe
Bislchon '^^ woelingen van eudoxius veel toebrachten. De-
van And- ze was , zedert het jaar 341 , Bisfchop van Germa-
ochic. iiicia'vA Syrië ^ die zich , op alle Kerkvergaderingen ,
zeer ijverig voor de Aridanfche gevoelens verklaard
had. Hij beweerde met zijnen leermeester aütius,
dat de Zoon van God van een ander -wezen is ^
dan de Fader ( § ) , en uit eenige overgeblevene Huk-
ken van zijne Verhandeling over de Menschwording
van CHRISTUS (=^*) , ziet men , dat hij ook geleerd
heeft ,
(*) Z)^ viris flhiflribns Cap. 97.
(f) IVÏcn zie r.recr bij venema Iliit. Eccles. Tom, IV«
pag. 181. scuRÖcK K. G. Th. IV. S. 138./.
(§) FiLOSTORG. Hist. Eccles. IV. 4.
(**) In LEOKTii Bijzant. Lihr. de SS, qiue Patrihut
ah
\i
GESCHIEDENIS. 335
ïicett, (!at de GociUjkc Natuur bij ciiristus de lil
plaats dor nicnsclilijkc ziel vervangen heeft. Vol- ^^^^
gcnds sozoMENus (*) was hij een geleerd en wel- HoofdfL
Tprekcnd man , maar de KathoUiken brengen veel "''' ^* ^•
T*^"!" 337»
teil zijnen laste in , bij voorbeeld , dat hij , na de [^^ \^^^
dood van leontius , ArwanfcJien liisfcliop van ■
Anti'óchië^ zich in het jaar 357 in dien post heeft
ingedrongen, zelfs zonder goedkeuring van den Kei-
zer af te wachten , en de Katholijken in die ftad
hevig vervolgd en uit de llad gejaagd heeft. Hier
verüenigden zich aütius en EUNOiMics met hem;
waar na hij met akacius , en anderen , in het jaar
358 te Ant'dchi'é eene vergadering hield, waar op
zij de fpreckwijzen eenswezens en gelijkwezens vol-
ftrekt verwierpen (f).
Tegen deze maatregelen der Anomoe'èn , of vol- Kerkver-
ftrekte Arianen , verzetten zich de halve Ariünen S^dering
, , ,-.1 ^ j • V,. ^ der Halve
nadrukhjk. Op aandrmgen van georgius , Bisfchop Arianen
van Laodicea , befloten zij tot eene Kerkvcrgade- ^^ Ancy-
ring, welke, onder voorzitting van basilius, Bis-
fchop van Ancyra, die, gelijk filostorgius (§)
verhaalt , zelf op het Bisdom van Atitiöchi'è vlamde ,
te Ancya , in het begin van het jaar 358 , door twaalf
Bisfchoppen gcliouden werd. Deze vergadering ver-
wierp de geloofsbelijdenis van Sirmium , verklaar-
de
ab EiitycJiianis fuppoftta funt püg. 1 1 1 1 . Bihlioth. PP.
Tom. IV. P. ir. Paris. 1634.
(*) Wit. Eccles. III. 14.
(t) socRATES Fist. Eccles. II. 37. sozoM. IV. 12,
THEODORET. II. 25. ( § } IV. 6,
33^ K E R K E L rj K E
IIÏ de zich (*) voor de gelijkheid van wezen 'm detl
^^^■^ Zoon van God , en (lelden i8 Banvloeken tegen
Hoofdfl:. even zoo vele leeringen, welke zij verwierpen (f);
iia C. G. doch te gelijk keurden zij ook de bewoording, ge^
tot 36^* ^h'k'^c^^'^^ ? uitdriiklijk af.
• Deze vergadering te Ancyra ecnigen uit hun niid-
i; , ^ den aan den Keizer afgezonden hebbende , om zijne
Kerkver- . 9 j
gadering bevestiging op hunne befluiten te bekomen, vonden
teSirmi- jjjj denzclven zoo veel ingang, dat hij de Bisfchop-
pen, die te Sirmium tegenwoordig waren, in het
jaar 358 weder eene Kerkvergadering, de derde te
Sirmium , liet houden , op welke deze geloofsbelij-
denis der halve Ariünen van Ancyra werd aange-
nomen en ondertekend, ook door den Bislchop \an
Rome LiBERius (5).
De Halve Gelijk elke heerfchende partij onder de Christenen
Ananea ^^ onderliggende telkens vervolgde , zoo deeden
gen de nu ook de halve Arianen. AeTius en eudoxius ,
, ^"^*^ hoofden der Anomoe'èn of ftrenge Arianen . waren
Ananeii. ,
bijzonder de voorwerpen van hunnen haat. Hen
bij den Keizer befchuldigd hebbende , als mede be-
trokken in de oproerige ondernemingen van den
C(efar gallus (**) , fchreef konstantius , die
EUDOXIUS reeds in het Bisdom van Antiochië had
wil*.
'C*) ï" cenen brief nan de uidieemfche Bisfclioppen ,
bij EPiFAN. hier, 73. Cap. 2.
( t ) Twaalf van dezen heeft ihlarius de Sijnod.p. 1 158.
(§) mLARius /. c. pag, 1194. sozoM. IV. 13. so-
CRAT. II. 30.
(**) FILOSTORG. IV. 8.
GESCHIEDENIS. 337
willen bevestigen (*), thans afin de gemeente van III
Antiöchi'é, dat eudoxius en actius die flad had- ^^^"^
den te verlaten , en van hunne dwalingen af te Hoofdfl.
ftaan , onder bedreiging van zvvaare (IrafFen. Te- "^ C. G.
vcns verklaarde hij zich voor de leere : dat de Zoon {^^ .53.
van God aan den Fader gelijk is in wezen. De •
Halve Arianen^ bijzonder basilius van Ancya^
verdreven hier op niet alleen de gemelde hoofden,
maar zelfs nog omtrent 70 Bisfchoppen van dien
aanhang met geweld. Hier door werden velen over-
gchaald , om de Halve Arianen toe te vallen , en on-
der dezen ook iniacedonius , Bisfchop van KonJIan-
tinopolen^ die tot hier toe een vriend van euno-
r^iius geweest was (f).
Over dezen geweldigen handel beklaagden zich Alffemee-'
eenige Bisfchoppen bij den Keizer , die denzelven "Lggjel
zeer euvel opnam , en terftond de gebannenen terug ring in
ontbood, tevens op nieuw bedacht zijnde, op het "^^^^^
zoo vaak vergeefs beproefde middel , om den vrede Arimi-
"der Kerk te herflellen , door het houden eener al- num en^
gemeene Kerkvergadering (§). Deze vergadering ^ ^^^'^*
was reeds te Nikomedië befchreven, toen deze flad
door eene aardbeving verwoest werd. Nu gebood
hij, op raad van basilius, dat de Bisfchoppen zich,
in het jaar 359, te Nice'd zouden laten vinden, of
hun-
(*) sozoM. IV. 13.
(t) SOZOM. IV. 24. FILOSTORG. /. C. Cap, 8, 9. Eü-
No^nus ap. GREGoR. Nysfen. Libr. I, in Eunotn. pag,
289. fqq. Opp. Tom. II.
C§) FILOSTCRG. /. C. Cap. 10.
IV. Deel. Y
g3« K E R K E L IJ ïv E
ni hunne Ouderlingen en Kerkendienaren daar heea
BOEK zouden zenden, en dat zij hem vei-volgends de be-
Hoofdft. fluiten der vergadering zouden laten toekomen, op-
na C. G. ^at hij kon zien , of die volgends de leer e der Hei'
tot ;^%\llgs Schrift waren opgefteld. Op deze wijze, waar-
^ lijk, had de Keizer zelf, zonder de moeite en kos-
ten eener Kerkvergadering , kunnen bepalen , wat ,
volgends zijn oordeel , de leere des Bijbels ware (*).
Doch, onver\'«ichts verfchcen een Keizerlijk bevel,
dat de vergadering zich verdeden, en de Wester-
fehe Bisfchoppen te Ariminum ^ (thans Rimint ^
In den Kerkdijken Staat , ) maar de Oosterfche te
Seleucië in Ifaurië ^ (thans Karamani'ê ^^ zouden
vergaderen. De Keizer werd hier toe bewogen,
door het begrip, dat het hem ongelijk meer kos-
ten, en voor de Bisfchoppen eene moeilijker reizc
wezen zou^ indien zij allen op ééne plaast famen
kwamen.
Vierde Vooraf echter waren de beide Ariaanfche partijen
Kerkver- ^^ Sirmium wakker in de weer, om hunne zaken
gadenng '
«eSirmi- tegen de algemeene of oecumenifche vergadering te
^^* befchikken en hunne partij te fierken. markus,
Bisfchop van Arethufa^ ontwierp hier eene nieuwe
geloofsbelijdenis ( f ) ? i" welke wel eerst van den
Zoon van God gezegd wordt , dat hij God uit
God is; maar 'er dan ook bijgevoegd, den Vader
' g«'
(*) ATHANAS. de Sijn. pag. 716. fqq. sozoM. IV. i5.
riLOSTORG. IV. 10. fqq.
(t) uiLAR. Fragm. XV. pag. 1352. athan. de Sijn,
pag. '^21. SOCRAT. II. 37. SOZOM. IV. 16.
GESCHIEDENIS. ^39
gelijk^ naar de Schrift. Op last van den Keizer UI
moest dit met de woorden in alles ^ (^Kxrot ttxvIx') bokk
worden aangevuld. Verders werd vastgefteld , dat Hoofdft»
het woord wezen , van de oiidfle Leeriiaren wel -ia C. G»
met een goed oogmerk («TraAxfe^oO gebruikt, maar J^^ J^i
door het volk kwalijk verllaan , dewijl het in de —
Heilige Schrift niet voorkomt, wanneer 'er vanden
Vader en Zoon gefproken wordt, in deze leere vol-
(Irekt niet meer behoorde gebruikt te worden. De-
ze geloofsbelijdenis verklaarde elke partij naar hare
denkwijze , alhoewel de Ha/ve ^rianen , door het
gemelde bijvoegzel in alles , ongetwijfeld hunnen zin
hadden gekregen.
Inmiddels kwamen van tijd tot tijd meer dan 400 Kerkver-
Bisfchoppen uit de Westerfche Gemeenten , in het sad^ring
jaar 359 , te Ariminum bij één. Onder de Katho- num.
lijken was restitutus , Bisfchop van Kartkago ^
de voornaamde , gelijk onder de Arianen , wier ge-
tal omtrent 80 beliep, valens, ursacius, auxen-
Tiüs, en GERMiNius. De Keizer zorgde , gelijk
gewoonlijk, voor de kosten en het onderhoud van
allen; doch de Gnllifche en Brittannifche Bisfchop-
pen verkozen op eigene kosten te leven. Ingevolge
's Keizers bevel, dat de vergadering alleen over het
geloof en de ecnigheid der kerk zou raadplegen,
fielden de Arianen voor, dat men, met ter zijde-
ftelling van alle voorgaande geloofsbelijdenisfen , die
alleen zou behouden , welke op de vierde Kerkver*
gadering te Sirmitim onlangs vastgefleld, en van
den Keizer goedgekeurd was. Zij voegden 'er bij,
dat men voortaan niet zoo flipt behoorde te onder-
Y a zoe-
340
KERKELIJKE
Denfge-
vaardig-
den dezer
Kerkver-
gadering
onderte-
kenen
-eene Ari-
annfche
geloofs-
belijde-
nis*
zoeken , wat ieder geloofde , opdat 'er geene nieuwe
twisten ontftaan mogten. De kerk behoorde niet
ontrust te worden om een paar woorden, welke
men in de Heilige Schrift vergeefs zocht. Daar
tegen brachten vele Bisfchoppen in, dat men geene
nieuwe geloofsbelijdenis nodig had, dat zij geko-
men waren, om alle nieuwigheden te weeren; vor-
derende, dat men ariüs veröordeelen , en de ge-
loofsbelijdenis van Nice'è bevestigen zoude. Toe»
VALENS en zijne aanhangers op hunnen eisch ftaan
bleven, werden zij van de meerderheid als Ketters
veroordeeld, en de hoofden van hunne partij afge-
zet. Te gelijk bekrachtigden de Katholijken fchrif-
telijk hun oud geloof, ook het woord wezen be-
houdende, dewijl het in de Heilige Schrift gegrond
was (*).
De Kerkvergadering gaf van dit befluit , door
eenige afgevaardigden , aan den Keizer kennis , en
verzocht zijne toeftemming op hetzelve ; maar alzoo
de afgevaardigden der AkacVdnen hen bij den Kei-
zer waren voorgekomen , werden zij ten Hove zeer
koel ontvangen, en onder verfcheidene voorwend-
zeis opgehouden, terwijl de Kerkvergadering gelast
werd , te Ariminiim te blijven. De afgevaardigden ,
die zich naa Nke ^ eene flad in Thraci'è^ moesten
vervoegen , werden daar , door list en bedreigingen ,
overgehaald , om eene nieuwe geloofsbelijdenis te
on-
(*) ATHANAS. de Sijnod. p. 717-722. hilar. Fragm.
Vil./). 1340. /<7. suLP. SEV. H. Sacr. II. 41. socrat.
il. 37. SOZOiM. IV. 17. THEODOR. Uiit. EccL II. 18. /^.
GESCHIEDENIS. 341
öndcrfcli rijven, in welke het gebruik van het woord III
wezen verworpen , en de gelijkheid des Zoons met ^n*^
den Vader , volgends de Schrift , maar zonder het Hoofdft.
bnvoea:zel , in alles , was vastgefteld. Ook verbood "^ C» ^»
dezelve te keren , dat in den perfoon , (stti TVfoccoTrn) ^q[ 263!
des Vaders , des Zoons , en des Heiligen Geestes ,
flcchts ééfie zelfjflandigheid (^vTfO'^xc-i^^ zij; in welke
flelling dit laatfte woord hetzelfde fchijnt aan te
duiden met het woord wezen (yrix). Op deze wijze
flietcn de afgevaardigden fchriftelijk alles omver , wat
de Kerkvergadering te Ariminum befloten had, ter-
wijl zij tot de Kerkelijke gemeenfchap met de Aria-
fien toetraden, waar na zij na Ariminum te rug
keerden. Ook gaf de Keizer aan t^Aurus , den op-
perftadhouder van Itali'è^ (^prafectus prcetorio Ita-
lics ,^ die van eerften af gelast was, de Bisfchop-
pen niet te laten fcheiden, voordat zij het omtrent
het geloof onderling eens waren geworden, bevel,
om hen tot het ondertekenen van deze nieuwe be-
lijdenis te verpligten, en zelfs dezulken, die hard-
nekkig bleven , in ballingfchap te zenden , mids der-
zelver getal niet boven de vijftien beliep. Deze be-
dreiging veroorzaakte onder de Katholijken te Ari-
wiintnn zoodanige ontfteltenis , dat 'er niet meer dan
twintig leden der Kerkvergadering bij het Katholijk
-leerftelzel ftandvastig bleven (*).
Onder deze weinigen waren ph^badius , Bisfchop pe Kerk-
te
(*) ATHANA«. (^e Sijmdis pag. 745. fqq. Epist. ad
Afros Episc. pag. 393. fqq. hilarius /. c. pag. 1346.
/f. SULP. SEv. /. c. Cap. 43. THEOD. Hüt. Eccles. II. ?ï,
• Y3
34a
K E R K E L IJ K E
III
BDEK
III
Hoofd/l.
na C. G.
Jaar 337.
tot 363.
vergn de-
ring on-
der-
fchrijft
deAri-
aanfche
geloofs-
belijde-
nis, en de
wereld
verwon-
dert zich,
dat zij
Ari-
aansch is
gewor-
den.
te /Igennum of Jginnum^ 'm Galliër thans ydgen^
in Frankryk, en servatio, Bisfchop van Tungri ^
(^Tongeren ^ 'm het Bisdom Luik,') de kloekmoe-
digften. ph/ebadius, wiens naam ook ph^gadius
of PHETADius gefpeki wordt , en die nog onder
den verbasterden naam St. fiare te Agen vereerd
wordt, heeft verfchcidene fchriften, en onder ande-
ren een werk tegen de Arianen , ( Liber contra
Arianos') gefchreven (*), en tot in het jaar 392,
in eenen hoogen ouderdom , geleefd. In dit gefchrift ,
het welk voor het overige maar middelmatig is (f),
vaart hij zeer hevig uit tegen de Arianen, doch,
desniettegenllaande ,- liet hij zich x.t\\ laatften , met
■de overige Bifefchoppen , te Ariminum bewegen,
om de Ariaanfche geloofsbelijdenis te onderfchrij-
ven, De Ariünen brachten de Katholijken in ver-*
legenheid , door hen te vraagen , of zij liever het
.woord homoöu/ios , dan Christus zelven , wilden
-aaiikleven? op welke vraag zij, zeker ten bewijze
V^an hun kortzichtig oordeel , het la&tfte verko-
zeii (§); de fladhouder taurus drong hen met
-bede en tranen, ^o. Ariaanfche Bisfchoppen valens
en
•■■''■'■(*) Hië'RÓNYM. de Firis Ithijlr. Cap. 108.
Ct) '^'^'^ gefchrift is, behnh'en in de Bibliaih. SS^
Fatr, Tom. IV. pag, 275-290. Par. 1589., ook afzon-.
derlijk uitgegeven door caspar barth, met aanmerkin*
gen, te Franhfort 1623. 8,
(5) RUFiNus Hht. Eccles. I. 21. augüstin. Op. int'
pfrf. contra Jitlian. Libr. I. fa^^, <58^» 650^ Tom. X.
GESCHIEDENIS. 343
en uRSACius zochten hun te beduiden , dat hunne III
geloofsbelijdenis de leere der KathoUjken bevatte, ®°^^
veitoondcn hun, dat de vcrëeniging met de Ooster- Hoofdft.
fche Bisfchoppen , op geene andere wijze , kon be- ^^ C. G,
vorderd worden, en gaven toe, indien men oor- J^^ ^63!
deelde, dat het één of ander niet volledig genoeg -■'
ware uitgedrukt , zoo mogt ph^badius en zijne
vrienden zulks , naar goedvinden , aanvullen. Dit
voordel namen de KathoUjken , die naar een einde
van zaken verlangden, gewillig aan. Daar op werd
eene l)elijdenis voorgelegd , door ph^badius en
SERVATio opgefteld, in welke het kerftelfel van
ARius veroordeeld, en de Zoon van God aan den
Vader gelijk , zonder aanvang en tijd , verklaard
werd. Doch , onder fchijn, van de uitdrukking
naauwkeuriger te maken, voegde valexs 'er bij:
De Zoon van God is niet een Schepzel ^ gelijk ds
overige Schepzelen. Dit namen de KathoUjken , zon-
der op te merken, dat juist door dit bijvoegzel de
Zoon van God evenwel voor een Schepzel ver-
klaard werd, aan, en dus eindigde deze Kerkver-
gadering, hebbende de Ari'dnen hun oogmerk be-
reikt, gelijk de KathoUjken te laat erkenden (*).
VALENS en zijne ' vrienden lieten niet na , hunne
overwinning alom uit te trompetten, dat de Kerk-
vergadering den Zoon van God voor een Schepzel
verklaard had ; en te vergeefs zagen en beleden
de KathoUjken hunnen misflag ; eene algemeene
( Oecmnenifche ) Kerkvergadering der Westeifche
Bis-
(*) SULP. SEVER. /. c. Cap. 44.
Y4
<^44 K E R K E L IJ K E ■
III Bisfchoppen had het geloof van Nicea eenparig
BOEK verworpen , en de wereld verwonderde zich , dat
Hoofd ft. zij , in zoo korten tijd , Ariaansch was gcwor-
naC. G. den (*).
Taar '},'\'7 ,
tot 363. ^^ gelijiver tijd, dat deze Kerlcvergadering van
Westerfche Bisfchoppen te Ariminum gehouden werd ,
Kerkver- ^^^.^ ^^^^ andere van 160 Oosterlche Bisfchoppen
gaden ng ^^
te Seleu- te Seleuci'è gehouden , onder welke meer dan 100
*^*^** Halve -Arianen, omtrent half zo veel Anomoeën ^
of echte ArVdnen , en flechts twaalf KathoUjken ,
allen uit Egypte, waren, hilarius van Pictavium,
wiens verhalen wij zoo dikwijls hebben aangehaald ,
en die zich thans, als balling, in deze gewesten
bevond, was hier ook tegenwoordig. Van wegen
den Keizer had leonas , een aanzienlijk Hof be-
diende, last, om de orde bij de raadplegingen te
bewaren , ook moest de bevelhebber der troepen
van Ifaurië bij de hand wezen, ingevalle men zijne
hulp mogt nodig hebben. De raadplegingen namen
eenen aanvang met de vraag, of men eerst de zaak
der befchuldigde Bisfchoppen , dan wel het onder-
zoek der geloofsverfchillen onder handen zou ne-
men? Voor dit laatfte ftemde akacius met de zij-
nen , en dit doorgedrongen hebbende , flelde hij
voor, de geloofsbelijdenis van Nice'é te verwerpen,
en eene nieuwe op te ftcllen. De Halve- ArVdnen
beüoten, de tweede geloofsbelijdenis, die te Antió-
chi'é, in het jaar 3415 van de Eufebl'dnen (f} waSïj|
op.
(;*) Hiè'ïioN. contra lucifer. Z».-?^. 14.
(t) Zie büven in dit Deel^ Bladz. 28?.
GESCHIEDENIS. 345
opgefl:eld, plegtig aan te nemen. Hier op verlieten III
de Akaci'dnen de vergadering, na hunne bezwaren ''j|^
fchriftelijic ingeleverd te hebben. De Halve Aria- Hoofdft.
nen gingen echter voort, en in de Kerk te Seleu-^^'^^'
ci'è bijeen gekomen zijnde, ondertekenden zij de ge- tot 363!
melde geloofsbelijdenis , met geflotene deuren, aka-
cius en de zijnen ontwoi-pen , op hunne beurt ,
ecne nieuwe geloofsbelijdenis, in welke zij de beide
woorden eensM'ezetTS en gelijkwezens verwierpen,
voornaamlijk omdat dezelve in de H. Schrift niet
voorkomen; maar het derde woord, ongelijkwezens
verwierpen zij met ecnen banvloek. Integendeel be-
leden zij, dat de Zoon den Vader gelijk is ^ zoo
als de Apostel liem een beeld des onzichtbaren Gods
noemt. Als hilarius aan é(fnen der ftrenge Aria-
nen zijne verwondering betuigden-, hoe zij dit met
hunne grondflellingen konden overëenbrcngen , d'at
zij de leere van de ongelijkheid des Zoons met den
Vader veroordeelden , maakte deze dit onderlcheid :
jESUS CHRISTUS, zeidc hij, is niet aan God^ maar
aan den Vader gelijk. Dit laatde bleek, volgends
hem , daar uit , dewijl de Vader een zoodanig Schep-
zel had willen fcheppen, dat met hem eenen gelij-
ken wil had , en dus meer een Zoon des wils , dan
der Godheid , was. Maar aan God was de Zoon
ongelijk , alzoo hij noch God , noch uit God , dat
is, niet uit het wezen Gods , geboren is. Nadat, on-
dertusfchen , op begeerte der Akacidnen , die genen
van hunne partijen, tegen welke zij iet hadden in
te brengen , de vergadering verlaten hadden , liet
LEONAS, de Keizerlijke Stadhouder, de gedachte ge-
y,5 loofs-
340 K E R K E L IJ K E
in loofsbelijdenis voorlezen, doch alles, wat 'er op
*°^" de vergadering verricht werd, beftond in twisten en
Hoofdft. kijven; waarop leonas dezelve, eindelijk, onver-
na C. G, wachts afbrak, zeggende: „ De Keizer heeft, toen
tot 3Ó3! 55 "^^" ^^^^ verzocht bij de vergadering tegenwoordig
■ 5, te zijn , mij afgevaardigd , om eene eenftemmige
, ^, Kerkvergadering bij te wonen ; gaat derhalven heen >
,, en Jankt in de Kerk." De Halve Ariaanfche Bis-
fchoppen, zich hier aan niet kreunende, kwamen
in de Kerk bijeen, waar zij ook de Akacianen no-
digden te verfchijnen, ten einde een gemeenfchap^
lijk befluit , omtrent eenige befchuldigdeBisfchoppen,
te maken , als dezen weigerden te verfchijnen ,
zetten de Bisfchoppen , die in de Kerk vergaderd
w&ren ,^ akacius zelven , eudoxius , gregorius ,
en andere hoofden der echte Arianen af, en fielden,
in plaats van eudoxius , den Ouderling anianus tot
JJisfchop van AntVóchVè aan. Maar de Akacianen ^
dezen- gevat hebbende, leverden hem aan de gevol-
magtigden des Keizers over, die hem in ballingfchap
zonden. Dus eindigde de Kerkvergadering te Sdeu-
c't'è^ zonder iet nuttigs of wezenlijks verricht te heb-
ben (*).
Gevolgen De beide partijen, die dus vruchteloos te ^^/^»c/ë
van deze ^^^ malkandercn hadden gekampt, vervoegden zich
gadering. thans bij den Keizer ten Hove, alwaar akacius,
EU-
(*) HiLARius contra Coiiftant. pag. 1247. atmanas.
^e Sijnod. pag. 726 , 746. epifan. H^r. 73. Cap. 23.
SOCRATES Hist. Eccles. II. 39 , 40. sozomen. Hisi, Ec-
des, IV. 22. TtJEODORET. II. 25. FILOSTORG. IV. II.
GESCHIEDENIS. 347
EUDOXius, AÜTius, EUNOMius, CD andere ftrenge III
Arlanen^ het eerfte te Konflantinopolen gekomen, in "jjj
het eerst grooten ingang bij den Keizer vonden , en Hoofdft.
die geloofsbelijdenis opftelden , welke door de afgevaar- ^l^'J^*
digden der Kerkvergadernig van Ariminum , gelijk tot 363,
wij gezien hebben ( * ) , te Nice ondertekend werd.
Maar toen de afgevaardigden der Halve Ari'dnen
waren aangekomen, klaagde één derzelven, eusta-
THiüS , bij den Keizer, over de Godloze leerllellin-
gen van eüdoxius , die onder anderen beweerd
had, dat de Zoon van God den Vader hi wezen
ongelijk was. De Keizer vraagde , in drift, aan
EUDOXIUS, die hier bij tegenwoordig was, of hij
zulks gefchreven had , op welke vraag deze zich
ontfchuldigde , dat actius de opfteller van dat ge-
ichrift was. Deze werd ontboden, en dit erkennen-
de, terflond in ballingfchap gezonden, eustathius
ging voort , eudoxius te befchuldigen , dat hij toch
iiezelfde Icerftellingen had met zijnen vriend actius ,
eene befchuldiging, welke eudoxius alleen daarme-
de afweerde, dat hij, op het dreigend bex'^l van
den Keizer, het gemelde gefchrift en de kenmerken-
de leerftiikken der Arianen veroordeelde. Maar nu
drong hij ook , op zijne beurt , bij eustathius
aan , dat hij en de overige Halve Arianen de fpreek-
wijze , gelijkwezens , insgelijks zouden veröordeelen •
maar een Bisfchop van deze partij ontweek dezen
cisch , door aan te merken , dat , indien de Zoon
niet uit niet, noch een fchepzel, noch van een an-
der
(*) Bladz. 340.
348 K E R K E L }J K E
III der wezen is cftiii de Vader; hij derhalven nood-
^*^^'^ znakUjk geüjkwezens met denzelven zijn moet. De
Hoofdfl. Keizer was, door deze verklaring, niet min ontrust,
na C. G. cj^n de ylrianen : en als de Bisfchoppen van de an-
Toot- '^ o ^
tot 363* ^^^'^ P^i'^^y verzekerden , dat zij bij dit geloof zoiir
den blijven, alfchoon zij ook alles te vreezen had-
den , befloot KONSTANTius , hcn af te zetten (*).
Deafge- De afgevaardigden van de Kerkvergadering te
vaardigde /Irimimim hadden , gelijk wij boven zagen , door
vero-ade- ^^^ ondertekenen der hun voorgedragene geloofsbe-
ringteSe- lijdenis , toegeftcmd tot de Kerkelijke Gemeenfchap
derfchrii- ^^^'^ ^^ Akacianen ^ waar tegen de Halve Arianen
ven de- van Sekiici'é alle moeite deeden , om hen daar van
f., f .' terug te brengen. Doch, nadat de Akacïanen^ of
Iijdenis, ,
als dievan liever de Auomoeèn^ hadden voorgefleld , dat ook.
Aiimi- de Kerkvergadering van Seleuci'è de belijdenis , die
num. ..." / , ,
te Ariminum ondertekend was , zou aannemen , te-
vens onder ecde verzekerende, dat zij de ongelijk-
heid van den Vader en Zoon in wezen niet leer-
den , werden , eindelijk , ook de afgevaardigden van
Sehiici'é , door het bevel en de bedreigingen des
Keizes , gedwongen , om de gemelde belijdenis ins-
gelijks te ondertekenen ( f ).
Kerkver- Ten einde de Halve Arianen te meer te verzwak-
gaderiiig \t\\^ hielden de Akacuinen ^ in het jaar 360, nog^
ciïinen'te niaals eene Kerkvergadering te Konflantinopohn ^
Konftan- van ten minllen 50 Bisfchoppen , onder welke aka-
ci-
" (*) Zie de Schrijvers, boven aangehaald.
(t) Hn.AR. contra Qoujiant. pag. 1256. Frngm. X. ^.
1349. sozoM. Hiit, Eccki. IV. ip. ei 23.
GESCHIEDENIS. 349
Cius , EUDoxius en ulfilas , de vermaardfte wa- III
ren. Op dezelve bevestigden zij de geloofsbelijde- ^51^^
nis van Arifninum^ welke ook de Halve Arianen Hoofdft,
ondeitckcnden ; verders zette deze vergadering ac- "^ C. G,
Tius, en eenige andere Bislcnoppen , imacedonius \^^ :;^'
van Konftantinopokn , dasilius van Ancya , eu ^
STATHius van Sebaste. en meer anderen af. Deze f'"opo'
• leii.
afgezette Bisfchoppen , die tev^ens naa afgelegene
landen gebannen werden , herriepen op hunne reize
de hun afgeperfte ondertekening der geloofsbelijde-
nis van Ariminum, en vvaarfchuvvden hunne ge-
meenten , met brieven en gefchriften , tegen de Aka-
cianen.
Op deze wijze namen de verwarringen onder de Verwar-
Christenen meer en meer de overhand , en de kort- ""gen ♦
zichtige Keizer, die zich verbeeldde, deze twisten o-eheelea
over het geloof te zullen beflisfen , werd door de handel
verfchillende paitijën jammerlijk geflingerd. In het ^'°o^5£^'
jaar 361 befchreef hij weder ee'ne Kerkvergadering
te Anti'óchi'è , op welke hij de beide bewoordingen
eenswezens en van een ander wezen wilde verwor-
pen hebben. Vooraf echter kwamen de Katholijke
en Ariaanfche Bisfchoppen overeen , het Bisdom
van Antïóchi'è aan ïnieletius op te dragen, waar
toe het voorftel eigenlijk door de Arianen gedaan,
en doorgezet werd, doch beide de partijen hoop-
ten, dat deze, wegens zijne deugd hooggefchatte
man , die het Bisdom van Sebaste in Armenië
nedergelegd, maar (leeds met de Ariaanfche Bis-
fchoppen gemeenfchap geoefend had , gelijk vele
KathoUjkm deeden, zich tot hen vervoegen zou.
Ia
S5Ö K E R K E L IJ IC E
III In zijne eerfle preek te Atni'óchi'é verklaarde liij
^^ zich uitdruklijk , dat de Zoon eenswezens zij met
Hoofdfl:. den Vader. Vergeefs liep de Aartsdiaken (^Archi*
na C. ^'diaconus') toe, en hield hem den mond dicht; me-
Tggj- "597,
tot 363! LETius gaf zijn gevoelen door gebaarden te ken*
•■ nen, fteckende drie vingeren uit, en na die terug
gehaald te hebben , é.tmxi vinger vertonende. Toen
de Diakon hem daar op de hand vasthield, ver*
maande hij de Toehoorers des te flerker, dat zij
toch bij het alle'en waare geloof van Niceê zouden
blijven. Welk aanftootlijk fchouwfpel eene geniime
poos voortduurde. Wegens deze belijdenis, werd
BiELETius fpoedig van den Keizer afgezet, en één
der ijverigfte Aü'dnen , euzojus , verkreeg zijn.
ambt (*).
Tweede De gemeente van Anti'óchië was reeds zedert meer
Meleti- dan 30 jaren gefchcurd. Zedert het afzetten, naam-
Scheu- ^y'^' ^''^" haren Katholijken Bisfchop eustathius,
ring. hielden velen, die geenen anderen Bisfchop wilden
erkennen , en daarom Euftathianen genoemd wer-
den, afzonderlijk Godsdi jiflige vergaderingen ineen
burgerhuis , terwijl echter de meesten de gemeen-
fchap met de Arlanen bleven onderhouden; maar
na het verdrijven vaii meletius, braken alle de
Katholijken te AitiÖcYtë alle gcmeenfchap met de
Arianen af, en 1 i.lden insgelijks afzonderlijke ver-
gaderingen , wordende naar meletius Meleti'dnen
ge-
(*) EPiFAN. Har. 73. Cap. 28, 34, 35. mëaoN. C/^rö?7.
ad a. 354. socRAT. II. 44. sozomen. IV. 28. theodo-
HRT. II. 31. FILOSTORG. Hist. EcclcS, V. I. 9.
GESCHIEDENIS. 351
genoemd. Alhoewel nu de Euftathianen en Meh- III
ti&nen in de geloofsleere volmaakt overéenftemden , ^'?':^
wilden echter de eerften met de laatften niets te HoofdlL
docu hebben , dewijl zij eustathius alleen voor "•'' C. G.
wettigen Bisfchop erkenden , en het kwalijk namen , jj^j." 263^
dat MELETius van de Arianen aangcfteld was, als ' ■
ook dat de Meletianen tot dus ver gemeenfchap
met de Arianen geoefend hadden. Deze tweede
Meletiaanfche fcheuring, ondeifcheiden van de Me-
Uti'danfche fcheuring in Egypte^ welke nog bleef
voortduurcn , bleef, zelfs na de dood van eusta-
thius en MELETIUS, tot in het begin der vijfde
eeuw aanhouden, hoewel meer uit trotsheid en ei-
genzinnigheid , dan uit eenige wezenlijke reden , de-
wlil 'er over de rechtzinnigheid geen verfchil was
ontftaan (*).
Nadat euzojus tot Bisfchop van AntiÓchiê \v:\s Kerkver-
aangefteld , werd in die Itad , in het jaar 361 , in Pderinj
tegenwoordigheid des Keizers , van de Arianen op chü.
nieuw eene Kerkvergadering gehouden. Deze wilde
niet eens de gelijkheid des Zoons aan den Vader
erkennen, maar beweerde, in eene nieuwe geloofs-
belijdenis , dat de Zoon aan den Vader ongelijk zii ,
niet alleen in "A'ezen, maar ook in wil, en dat hij
uit met gemaakt is. Evenwel , lieten zij , uit
fchaamte , de belijdenis , die te Konjlantinopokn
waj
(*) SOCRAT. S020M. TIIEODOR. //. <r.-. et Ltbr. III.
Cap. 4. ATHANAs. ad Antiocliens. pag. 770. basil. M.
Epist. 325, 3ip. Tom. lil. Opp. chrysostom. Homilia
de S. JlleJefte Av.tioch pag. 521. Opusc. Tom. I.
352 K E R K E L IJ K E
III was goedgekeurd, voorlezen, waar na de vergade-
Yjj^ ring uit één fcheidde (*).
Hoofdft. Reeds was 'er weder een bevel van den Keizer
na C. G. afgevaardigd , om eene nieuwe Kerkvergadering te
tot só-^" ^^'^^^ ts houden, op welke waarfcliijnlijk de be-
woording, van een ander wezen ^ in de leere van
Doodvnn^gj^ Zoon van God flond ingevoerd te worden-
den Kei- ^ '
zerKON- alzoo de Keizer meer en meer naar de zijde der
sTANTius. {trenge Arianen overhelde. Doch , te midden van
deze fchikkingen, overleed konstantius, den der-
den November des jaars 361 , te Mopfiikrenen ^ in
Cilici'é^ na zich, vóór zijn overlijden, door euzo-
jus, Bisfchop van Antiöchië ^ te hebben laten doo-
pen (f). GREGORius van Nazianziis (§) en
THEODORETUS (**) verzekercu , dat de Vorst voor
zijn einde berouw getoond hebbe , dat hij het ge-
loof zijns Vaders verlaten , en deszelfs belijders ver-
volgd had , doch athanasius (ff) verzekert , dat
hij, tot zijn einde toe, in zijne godloosheid vol-
hardende, ook daarom den doop van eencn Ari'dan
ontvangen heeft.
Aanmer- Omtrent 25 jaren lang, had deze Vorst, in de
kingen Ari'danfche verfchillen zich met de Kerkeliike zaken
over zijn / '
gedrag, bemoeid, zichzclven meer vertonende als een hoofd
der ftrijdendc partijen, dan als een Oppeivorst, die
de buitenfporigheden van weerskanten had behooren
te
(*) ATHANAS. de Sijmd. p. 747. socrat. ir. 45,
(f) Vergelijk boven. Bladz. 255.
(5) Orat. 21. pag. 389. Tom. I. Opp. \
(**) Hht, Eccles. III. 3. (ft) L. c.
GESCHIEDENIS. S53
tr beteugelen; hoewel van anderen geleid of mis- Ilt
leid, betoonde hij zich ftreng, hard, veranderlijk, ^°^j*
en vooral jaloersch omtrent zijn gezag. Naar liet iioofilfT.
voorbeeld van zijnen Vader , verbeeldde hij zich , "^^ C. G.
dat Godsdiensttwisten het best door eene Kerkvcr- ^^^ \-^^\
gödering konden beflist en vereffend worden. Hoe ■
zeer de Katholijke Schrijvers, inzonderheid atha-
NASius, HiLARius, cn LUCIFER, licm hcbbcn be-
fchuldigd , fchijnt hij , doorgaands welmeenend , cii
uit overtuiging, in vele gevallen zelfs wel en goed,
gedacht en gehandeld te hebben; zoodat men zeer
wel het getuigenis van sozomenus (*) kan over-
nemen, dat hij, in zijn hait, het zelfde geloof met
zijnen Vader en Broeders geliad, maar alleen het
Avoord ofuoa<rioff met dat van ofAoina-ioff verwisfeld wil- v
de hebben. '
Hoe verward de flaat der Christelijke Kerk ten Venvar-
dezen tijde , door nlle deze twisten , geweest zij , ^ ^2%i
is hgtelljk op te maken, uit het gene wij tot hier Christe-
toe verhaald hebben, athanasius (f), hoewel ^'j'^^^
eigenlijk van de Ariiinen fprekende, houdt het, met
, reden , voor ongerijmd , dat de geestelijken van alle ♦
kanten naa de Kerkvergaderingen rondliepen , en
vraagden , wat zij toch van onzen Heere jesus
CHRISTUS geloven moesten? „ Voor de leerlingen
„ van het Christendom , voegt hij 'er bij, was dit er-
,-, gerlijk ; de Heidenen fpotten 'er openlijk mede , dat
,5 de Christenen nu eerst vraagden, even of zij uit
„ den
(*) Hist. Eccks. III. I?.
C\) De Sijnoffis pr/g. 717. To!;i. I. Opp. ?nrt. If.
IV. Dehl. Z
354^ K E R K E L IJ K E
III „ den flaap kwamen, wat zij van Christus gelo-'
*nf " ^^" moesten; en de Leeraars zelve, die zicli zoo
Hoofdfl. „ veel aanzien, bij de overige Christenen, plagten
"^ C. G. te geven, vertoonden zich thans als ongelovigen,
tot 363. " "^^ zochten, het gciie zij nog niet hadden." De-
—— — wijl wij onze berichten , omtrent deze twisten ,
meestal van de ééne partij, die derir^if/;o//yX'é';?, heb--
ben, zoo zouden, volgends dezelve, de yiridnen^
nis de oorzaken van alle deze woelingen en onheilen ,
gehouden moeten wordeti. En , zoo veel is zeker, dat
him Doolhof van Geloof sheJijdenisfen , zoo als so-
CRATES (*) ze noemt, hen niet \veinig verdacht
maakt, athanasius (f) telt 'er elf op, binnen
den tijd der laatfte twintig jaren; tillemgnt;' heeft;
het getal tot achttien gebracht, van arius af te rer/
kenen (5). Indien de Katholijken ons hun gedrag^
ilaar waatheid verhalen, getuigt hetzelve ook groot-
lijks tegen hen. Hunne voornaamfte Leeraars brach-
ten fomtijds, in plaats van G odsdienst waarheden ,
potfen en fnakerijën op den predikftoel. Zoo pre-
dikte EUDOxius eens te Konftantinopolen ^ toen hij
het Bisdom aldaar onlangs aanvaard had , dat de
Vader godloos^ ( ««/Sjj? , ) maar de Zopn godvruch-
tig (st><rg/3>js') zij. Als daar op een groot gemor
onder de gemeente ontftond, zeide eudoxiüs: Men
behoefde zich over deze zijne leere niet te ontrus-
ten, alzoo hij alleenlijk te köinen Wilde 'geven, dat
de .Vader niemand boven zich vereert, maar wel
van
(*) Libr, II. Cap. 41. Cf) L. c. pag. 735-74S' ;
(2) Mémoires Tom,, VI. pt^g. 222. ed. foL \
GESCHIEDENIS; 355
Vi^ii den Zoon vereerd en verheerlijkt wordt. W'el- iri
ke verjdaring van de gemeente met een algemeen ^°^[^
fchaterend gelagch werd aangehoord ( * ). Aan den Hoofdfï»
anderen kant, hadden nogthans de Arianen niet min "^ C. Gi
fcherpzinnige , geleerde, en welbefpraakte mannen ^qj^;!^!
onder zich, dan de Katholijken ^ en velen werden
voor Arianen uitgemaakt , die enkel in één eenig
woord van de Katholijken verfcliilden» Ook zijn de-
ze laütften niet vrij te fpreken . vaa Veranderlijkheid
en dubbelzinnigheid in hunne uitdrukkingen ; bij
voorbeeld, \\\ de woorden scr/os en u/TOfacrj?, welke
zij dikwijls onder malkanderen verwisfelden. Hoe
het zij , beide dé partijen lieten zoo veel euvel-,
moed, onverdraagzaamheid, en hardnekkigheid blij-
ken, dat elk gereed was, om, de overhand heb-
bende , de andere in hare geweldige handelingen na
te volgen. Vele (lappen, tot verzoening en alge-,
raeene mst gedaan, baatten niets, dewijl de Vorst
en zijne Staatsdienaars geene regeerkunde genoeg
verflonden, om onpartijdig te w£rk te gaan. Hei;
meeste nadeel werd met dit alles veroorzaakt, door
die ongelukkige mening, dat, tot welzijn van ^o,
Kerk, eene algemeene overëenflemming in leerftuk-i
ken en woorden voiftrekt noodzaaklijk zij.
Als een aanhangzel van de twisten met de Aria- Twisten
fien^ kan het voorgevallene met marcellus, Bis- °^^"'-^^''
° 3 CELLUS
Ichop van Ancyra^ worden aangemerkt» DezQ imar- vnnAn-
CELLUS, een man niet ongeoefend in de Griekfche ^ijr^- ^'h
geleerdheid , woonde reeds in het jaar 315 de Kerk- yaUen» '
(*} socRATES Hist. ^ccles. ll, 45»
Z 2
S$6 R Ë R K Ê L tj K Ë
III vergadering te Ancyn^ cene fliad v.in Galatie, bij^
^^"^ en was op de Kerkvergadering te Nicea^ in bet
Hoofdrt.F^i* 3^5* één der heviglle beftrljdcrs van de Aria^
na C. G. «g;^ ; hij fclireef zelfs tegen asterius , die het
tot ^6\' -^^^^^^^A^^ gevoelen fchriftelijk had voorgedaan ,
- een wijdlopig werk over de onderwerping van jesus
CHRISTUS aan den Vader ^ hetwelk hij, in het jaar
334, aan konstantyn den Grooten opdroeg. Dit
maakte hem bij de Ari'dnen ten hoogftcn gehaat,
die hem befchuldigden , dat hij , in dit Boek , de
leere van sabellius had voorgeflaan. Hun haat
werd te grooter, omdat hij in hunne maatregelen
tegen athanasius volflrekt niet komen wilde. Zij
befchuldigden hem derhalvcn bij den Keizer, van
de dwalingen van paulus van Samofata vernieuwd-
te hebben, ook werd hij, daadlijk, in het jaar 336,'
door de Eiifebianen ^ op hunne vergadering te '
Konftantinopolen afgezet , en zijn boek ten vuure
gedoemd ( * ). Zijn werk werd door eusebius van
Cafarea wederlcgd, welke wederlegging nog voor-'
handen is. Na de dood van konstantyn werd
hij weder ïn zijn ambt herfteld, niet zonder hevige
oproeren, die te Ancyra voorvielen, en van welke.
de Arianen hem de fchuld gaven. Op de Kerkver-"
gadering te Anti'óchi'è ^ in het jaar 341, werd hij
op nieuw door de Eufehi'dnen veroordeeld , en af^^
gezet, waar op hij zich aan den Bisfchop van Ro-^
me y
(*) ATHANAS. ApoL contra Arian. png. 143, i5o.'
HiëRONYM. de Vir. Illujlr. Cap. 86. socrat. I. 36, so-
ZOM. II. 33. THEODOR. II. 7.
GESCHIEDENIS. 357
7ne, juLius, wendde, wicn hij zijiie geloofsbelij- 111
denis aanbood, op welke deze hem voor rcchtzin- ^n*
nig verklaarde , gelijk hij dan ook op de Kcrkver- Hoofdrt.
jraderini; te Sardien, 'm het jaar 344, vrijverklaard, na C. G.
en weder in zijn Bisdom herlleld werd. Desnict- [^^ 263.
tegen (taande voeren de Eufehianen voort over hem , » '■'-'-■'
op hunne vergaderingen en in hunne geloofsbelij-
denis, den banvloek uit te fpreken, gelijk zij zulks
nog in het jaar 355 te Milaan herhaalden: Doch,
MAPvCELLus werd , niet alleen door de Arimen , van
Sabellianerij en andere dwalingen befchuldigd, maar
viel ook bij de Katholijke Leeraars in vermoeden
van onrechtzinnigheid , zelfs bij athaxasil^s, in-
dien wij HiLARius (*) en sulpicius severus (f)
geloven, alhoewel men in de fchriften van atha-
ïCASius daar van niets vindt, maar deze integen-
deel van iNiARCELLUs fleeds met lof gewaagt (§).
Dat FOTixus zijn leerling was, gelijk wij zien zul-
len, gaf aan dit vermoeden der Katholijken vrij
wat fchijn. Doch , naderhand zuiverde marcel-
lus zich , bijzonder door zijnen Diakon eugenius
en andere leden zijner gemeente, aan athanasius
te
(♦) mLAR. de Trinit. Lihr. VII. pag. 916. Fragm.
II. pag. I2pp. fqq.
(t) Hht, Sacr. II. Z6. fqq.
(§) EPiFANius H<eres. 72. Cap. 4. bericht ons, dat
hij, ATHANASIUS over MARCELLUS geraadpleegd hebbende,
van hem ten antwoord kreeg, dac marcellus wel nabij
de dwaling ware , maar nogthans gerechtvaardigd kon
fïorden.
Z3
K E Pv K E L IJ K E
III te zenden, met eene geloofsbelijdenis, volkomen
^^^^ met de Katholijke begrippen overëenftemmende ,
Hoofdft/waar in ook sabellius , uitdmklijk, als Ketter ver-
m C. G. vloekt werd; hoedanige geloofsbelijdenis zijne aan-
pot 36^' hangers en vrienden, nadat hij zelf in het jaar 374
crrr overleden was , andermaal aan de Egijptifche Bis-
fchoppen overzonden (*), Zelfs fchreef basiliüs
,van Qefarea, nog in het jaar 377 (f), dat hij zeer
wel kon bewilligen, dat men de Marcellianen 'm
de gemeenfchap der Kerk aannam. In eene wet
van Keizer theodosius den Jongeren , van het jaar
428 (§), worden nog Marcellianen genoemd, doch
zeer vvaarfchijnlijk is deze eene benaming van de
Christenen te Ancyra ^ die marcellus voor den
rechtmatigen Bisfchop dier flad erkenden, en basi-
Lius, die in zijne plaats gefield was, niet hebben
willen aannemen,
Zijne ge- "Wat de gevoelens van marcellüs betreft, zijne
Voeleas. geloofsbelijdenis, aan Atxi Bisfchop van Rome^ ju-
li us , overgegeven, is naar de woorden overëen-
ftemmende met de leere der Katholijken. Terwijl
hij zijne partijen verwijt, dat zij jesus Christus
voor eene van den Vader verfcheidene zelfflandig"
heidy QkAMv vTto^ccctv ^ii<)U(rgiv tü TtoCl^o^^ houden,
be^
(*) Deze laatfte heeft epifanius Hcsr. 72. Cap. 10,
^i. bevv?jird, maar de eerde heeft montfaucon het eerst
te voorfchijn gebrncht Colkct. Nova Pair. et SS, Grac*
Tom. 11. pag. 1. Paris 1707. fol.
(t) J^pisf' 266. pag. 412. ed. Bened. Paris 1730.
(g) Cod. Theod. Libr. XVI. t. 5. de baretic. L 65,
GESCHIEDENIS. S59
belijdt hij , met de KathoUjke Kerk , volgends Gods III
woord, te geloven, dat 'er is één God, en deszelfs "^^^
ceniggebooren Zoon, het Woord, die altijd, zon- Hoofdff.
der begin van beftaan , met den Vader geweest is , de "^ C. G.
oniificheidelijke kracht Gods , door welke alles ge- [^^ ^ös*.
fchapen is: die, in de laatfte dagen, om onze zalig- ———
heid, is nedergekomen , en geboren wordende int de
maagd maria , den mensch aangenomen heeft. Men
merkt alleen aan , dat , in deze geloofsbelijdenis , het
woord eenswezens ontbreekt , en dat het woord vVos-öt»
fif (JPerfoon') voor M(not. QVezen') gebruikt wordt.
Maar in de werken, welke eusebius van Ccefarea
tegen hem gefchreven heeft ( * ) , heeft deze aan
MARCELLUS verfcheidene dwalingen te laste gelegd^
bij voorbeeld : De Zoon van God heeft geene zelfbe-
ftaanlijkheid (/ujj ü:pef öitös*) ; hij is een woord aan een
menfchelijk woord gelijk , en rust fomtijds in God^
gelijk ons woord , wanneer wij zwijgen , maar /ow-
fijds werkt het ook , gelijk het woord in ons , wan-
neer wij fp reken; dit Woord is van eeuwigheid mei
God befiaande en verëenigd geweest, gelijk het woord
met den mensch; nog geene 400 jaren geleden , is
het mensch geworden , ook is het toen Gods Zoon ge-
worden,, heeft den naam jesus christus bekomen,
en-
'(*) Ljhi contra Ma^rcellum en de Theologia Eccle-
fiaflica. Beide deze Werken 2ijn door rich. montacu-
Tius , met des Schrijvers Bemonjlratio Euangelica te Pa-
rys in het janr 1628 fol. in het Latijn vertaald, en ir.et
aanmerkingen, uitgegeven, en 1688 fi Ken/e», (eigenlijk
Leipxig^ nagedruht.
3<5ö K E R K E L IJ K E
III en is tot Koning, tot een beeld des onzichtbarert
^^^^ Gods , en tot eerstgeborenen aller fchepzelen, ver-
Hoofdfl:. klaard , 7ve/k al/es dit woord te voor en niet geweest
na C. G. /jj ook zal het, na het laatfte oordeel^ zijn Rijk,
^ tot 3Ó3.* ^" ^^ ^y"^ hoogheid , weder verliezen , en niet
- • eeuwig leven , maar het van hem aangenomen vleesch
afleggen , en op nieuw met God op dezelfde wijze
verëenigd worden , als hij voormaals met hem verëe-
nigd was , zoodanig , dat noch de Zoon van God^
Tioch de Zoon des menfchen maar JJechts God alleen
overig zal wezen. (*) Elders zegt eusebius, .dat
^LARCELLus den Vader , Zoon en Heiligen Geest
Hechts voor dén perfoon onder drie namen hield , en
meer andere dergelijke Hellingen, welke op Sahellia-
tierij uitlopen. In hoe verre nu deze aantijgingen
gegrond zijn , is moeilijk te bepalen , voornaamlijk ,
omdat Mx\RCELLUs zelf zich naderhand heeft trach-
ten te ontfchuldigen. (f) Ondertusfchen komen in
de gemelde werken van eusebius verfcheidene merk-
waardige plaatfen voor, uit welke wij de gevoelens
van EUSEBIUS zelven over deze leerftukken kunnen
leeren kennen, eusebius wederfpreekt de Aridanfchs
Hellingen allerdiiidelijkst , evenwel fchijnt hij ook
hier eenige ongelijkheid tusfchen den Vader en den
Zoon te bevveeren , en het woord eenswezens niet aan
te
(*) Contra Mareell. Lihr, I. Cap. i. pag, 6. Libr^
II. Cap. I. pag. 32.
(t) Men vergelijke veneaia Hist. Ecclcs. Tom. IV.
f^g' 314* J' H. SEMLER IJlst, Ecclcs. fcl. capp, Toiiu
l. pag. 158-163.
GESCHIEDENIS. 361
te nemen. Hij leert wel, dat men den Zoon van God, III
even als den Vader , aanbidden en verëeren moet , ^51''^''
maar voegt 'er te gelijk bij , dat de Vader daar door Hoofdft.
op ffeliike wijze vereerd wordt , als een Koning , wiens "''' ^' ^•
beeldenis men vereert , nademaal men in den Zoon -[^^ 063!
de. eigenlijke ongegenereerde Godheid, als in eenen — —
Ipiegel afgebeeld , befchouwt. Nog meer : alhoewel
EusEBius den Heiligen Geest tot de zalige Drieëenheid
rekent , en zich , ten dien aanzien , op het doopsfor-
muiier beroept , zegt hij nogthans terllond daar op :
„ De Leeraar , de Geest , is noch Cod^ noch Zoon,
„ Want, hij heeft niet, gelijk de Zoon, zijne ge-
5, boorte van den Vader gekregen; maar hij is één
„ van de dingen , die door den Xoon gemaakt zijn ;■
,, als door wien alles gemaakt is. En dit is de leere
„ der Heilige en Katholijke Kerk, volgends de Hei-
„ lige Schrift." (*)
Met meer zekerheid kan men de gevoelens van fotinus
FOTINUS bepalen. Deze , in zijne jeugd, een leerling ^"fU"^
van MARCELLUS, daar na Bisfchop van 5'/V;;;/«/«, gen.
toenmalige hoofdflad van Pamtoni'é , in het tegen-
woordig Koningrijk Slavoni'è , wordt geroemd , als
een fchrander vernuft, een man van geleerdheid en
welfprekendheid , en zeer ervaren zoo in de latijnfchc
als griekfche talen, (f) hilarius (§) befchuldigt
hem van verdorvene zeden, doch wij weten niet,
wat
(*) EUSEB. de Ecclefiast. Theol. Libr. III. Cap. 6.
( t } SOCRATES Hist. Ecclei. II. 30. SOZOJMEN. IV. 6.
VINCENT. Lerin. Commonit. Cap. 16. p. 400. ed. calixt.
(5) Fragm. II. pag. 1295.
S^a K E R K E L JJ K E
ÏII wat 'et van deze befchiildiging is. Van zijne vcr-
^S^^^ fcheidene werken heeft de tijd niets overgelaten. Hij
Hoofdft. fchijnt zijne gevoelens , omtrent het jaar 340, het
m C. G. g£j.gf bekend gemaakt te hebben ; deze kwamen op de
laar 337.
tot 363. volgende flellingen neder: Daar is maar één Godlijk
— perfoon , en het Woord van God is niet een door God
gegenereerde Zoon , maar het Godlijk verftand , waar
door hij alles gefchapen heeft , het welk men het in-
blijvende, ( «kJ/«9-g7öy ) maar wanneer God beveelt,
liet voortgebrachte woord (»"fo(?iofi;£oj-) kan noemen.
jESus CHRISTUS is ccH bloot mensch geweest, die
vóór zijne geboorte lüt maria g&Qn beftaan had , dan
alleen voor zoo ver hij vooruitgezien en verwacht
werd ; hij is op eene bovennatuurlijke wijze geboren ;
en , dewijl het Woord van God in hem woonde , kon
hij ook Gods Zoon , en zelfs God , genoemd worden.
In hoe verre fotinus , intusfchen , verfchilde van
éeEbwniten , of van sabeLlius , in wier voetftappcn
hij zeker trad , kan niet gemaklijk worden beflist. Deze
gevoelens werden door de Eufebianen^ op hunne
Kerkvergadering te Antiochï'è in het jaar 343 (*),
als dwalingen, veroordeeld. Ook verklaarden zich
de Katholieken eenparig tegen hem , alhoewel het on-
zeker is, te Milaan^ ofte Rome ^ en in welk jaar?
Doch daar in komen alle de gefchiedfchrijvers over-
een, dat hij op de Kerkvergaderingen te Sirmhtm (^f^
eenparig veroordeeld is geworden. Reeds in het jaar
349 of 350 , fchijnt eene Sijmde te Sirmium hem
ver-
(*) Zie boven Blndz. 2n6.
(t) Zie boven JS/adz. 309 en 3i2p.
\
GESCHIEDENIS. 363
veroordeeld en afgezet te hebben, hoewel hij, door lII
een oploop van het volk , dat zeer veel van hem ^P^J^
hield , nog in zijn ambt bleef. Doch zijne afzetting Hoofdf!,
werd doorgedrongen in eene vergadering , door de "^ C. G.
Eufebianen , te Sirmium , waarfchijnlijk in het jaar [^^ 263!
S57 ï gehouden, fotinus , zich met een verzoek- ■
fchrift aan den Keizer gewend hebbende, verlu-eeg
van denzelven verlof, om zich te mogen verdedigen,
wordende basilius van Ancyra benoemd, om met
hem een gefprek te houden , in het welk men , ten Hot-
te, FOTINUS voor overwonnen verklaarde, waarop
2ijne veröordeeling bevestigd, en hij in ballingfchap
verzonden werd. Hij fchijnt, na zijne afzetting, nog
meer dan dertig jaren geleefd te hebben. Keizer ju-
liaan riep hem uit zijne ballingfchap te rug , maar
VALENTiNiANUs verdreef h«m weder , eenige jaren
naderhand. Zijn aanhang , hoewel zwak , dewijl de-
zelve door de wetten der Keizeren , en de Banvloeken
cler Kerkvergaderingen, wederlegd werd, hield zich
echter nog ftaande in de eerde jaren der vijfde eeuw;
wanneer zelfs nestorius , Bisfchop van Konflantino*
polen , zoo berucht geworden door zijne ongelukkige
lotgevallen , van de dwalingen van fotinus befchul-
digd werd , waar tegen hij zich echter in zijne fchrif-
ten zeer wel gerechtvaardigd heeft. (*}
De
(*) Serm. Yll. fag, 86. Tom. II. Opp. mar. mer.
CAT. Zie ook denzelfdcn marius mercator de ILWAna-
thematismis Nestorii Tom. II. Opp. pag, 12 3. ed. Game- ■
rit. Zie verders over fotinus de fchriften van petavius
en siRJioND in des laatstgemekica Werlien. Tom- IV. p.
5V'
\
3^4 K E R K E L IJ K E
III De twist over de Godheid van jesus Christus
^°^^ had eenen al ,te onmidlijken invloed op de gcheele
Hoofdft. leere der Drieëenheid , en op het geloof omtrent den
na C. G. Pleiligen Geest, dan dat ook daaromtrent geene ver-
tot ^6"' <i££ldheden zouden ontftaan zijn. Men had , over dit
' onderwerp , tot hier toe geene bijzondere onderzoekin-
Twisten „gj^ gedaan , en de denkbeelden waren zelfs onder
over cie .
godheid Rcchtzinnigen vrij verfchillende. Daar is cene merk-
van den waardige plaats bij gregorius van Nazianztis , (*)
"^'waar m hij zegt: „ De Wijzen van onzen tijd,
„ houden den Heiligen Geest deels voor eene kracht ,
5, deels voor een fchepzel^ deels voor God, deels
„ verklaren zij het voor onzeker, welke van deze
„ gevoelens te verkiezen zij , dewijl de fchrift , naar
3, hunne gedachten, 'er niets omtrent beflist heeft.
5, Zij verceren hem danrom niet, hoewel zij hem
5, niet verachten. Onder die genen , welke hem
5, voor God houden, zijn velen in hunne haiten
3, Rechtzinnig; maar anderen maken geen^ zwarig-
„ hcid, dit ook openlijk te belijden. Nog anderen
^, nemen, zoo als wij, eene Drieëenheid aan; doch
5, fcheiden dezelve zoodanig, dat zij éénen in de-
3, zelve oneindig in wezen en magt noemen; aan
j, den anderen eene gelijke magt, maar geen gelijk
5, wezen toefchrijven ; en den derden in b^ide deze
„op-
531. fqq, MANsi Siipplcn. Concil. Tom. I. p. 173. WALCH
ICetzerhist. Tom. III. pag. 3-70.
( * ) Orat. 37. pag. 55. et 600. Orat. 44. pag.,. 705.
710. Tom. I. Opp.
et
G E S C M ï Ë D E N I S. 3^5
;, opzichten bepalen." (*) Maar ten dezen tijde, III
werd de tvvist, bij gelegenheid der Ariaanfchc ver- ^°J^^
fchillen , ook uitgeftrekt tot den Perfoon des Heili- Hoofdft.
gen Geests, door hen, die men, dewijl zij hem de "^ C. G.
ecrc der Godheid weigerden , TTvivfAcijojAxx^^ (Geest- ^^j ^^^'
bejirijders^ noemde , onder welken macedonius,
naar wien zij ook Macedonianen heetén , één der
voornaamften was.
De lotgevallen van macedonius zijn zoo naauvv Lotgevtil-
met de Arimnfche verfchillen verbonden, dat wij '^'"
, ■' 5 j MACF.DO-
ïecds, in Aq.\\ loop van ons verhaal, meermalen van kius.
hem gewaagd hebben. Hij was door Ac Eufebiiinen lot
Bisfchop van Koujiantinopokn bevorderd , in het
jaar 341 , in plaats van den Katholijken Bisfchop
PAULUS aldaar, niet zonder vele bloedige toneelen,
van oproer en geweld (f). Na veifcheidene wis-
felvalligheden , die wij, op hare plaats , verhaald heb-
ben, eindelijk, zedert het jaar 351, in zijn Bisdom
bevestigd, vervolgde hij, door bevelen en foldaten
van KOXSTANTius onderfteund , de Katholijken met
vele wreedheden, hen door mishandelingen, onder
welken fommigen het leven verloren, noodzakende,
om Kerkelijke gemeenfchap met de An'dnen te hou-
den (§). Doch omtrent het jaar 356, verloor ma-
cedonius de gunst van den Keizer, bij de volgen-
de
(*) Vergel. Vita cregor. Nazianz. per grrgor.
P/esbijt. Opp. Tom. I. proefixa tilastr. de Hares. Cap,
67. AUGUSTiN. de Hteres. Cap. 53.
(t) Zie boven in dit Deel, Bladz. 1:94.
, Cf) SOCRAT. II. 3-, 38. SOZOMEN. IV^ CO, 21.
^ K E R K E L IJ K É
UI de gelegenheid. De Kerk, in welke het lijk Vftii
*nf KONSTANTYN ^^« Grodten begraven hg, bouvvval-
Hoofdft. lig geworden zijnde, befloot de Bisfchop hetzelve
m C. G. jjg^ ggj^g andere Kerk over te brena;en: en, niette*
tot 363* genftaande een gedeelte der inwoneren VJtrt Konfian-
*•" ■ ■■ timpolen dit afkeurde, en als eene verachting > die.
men dezen Keizer wilde aandoen , befchouwde ,
voornaamlijk de KathoUjken ^ zoo uit achting voor
den Keizer, als uit haat tegen macedonius, bracht
^tzQ. nogthans zijn oogmerk ten uitvoer, waar door
Ijet tusfchen de beide partijen, in de Kerk zelVe,
waar de kist overgebracht werd , tot een gevecht
kwam, zoodat het voorportaal der Kerk van bloed
flroomdc. Wegens deze gewelddaadigheden , waar
toe 'MACEDONIUS aanleiding gegeven , en omdat hij
zich v^'ftout had , het ligchaam van 's Keizers Va-
der , zonder zijn verlof, te verplaatzen , was kon-
STANTius tegen hem zeer gevoelig. Men leert uit
dit geval dC' denkwijze en verbasterde zeden der
toenmalige Christenen niet min kennen, dan wij die
r&eds uit hunne Godgeleerde twisten ontdekt heb-
ben» Toen de Arianen zich ten dezen tijde in ver*
ïcheidene aanhangen verdeelden , voegde macedo-
^"IUS zich bij. de Halve Arianen , wordende , bene-
vens basilius van Ancyra^ één van hunne voor-»
co.amlle hoofden. Wij behoeven niet te herhalen,
hoe werkzaam hij op de Kerkvergadering te Seleuci'è
Yoor deze partij geweest zij, noch hoe hij door de
Arianen , op hunne Kerkvergadering te Konftanth
Mopolen , in het jaar 360 , weder van zijn Bisdom is
ontzet geworden. Met dit alles rustte hij niet,
maar
GESCHIEDENIS. ^67
maar wekte de Bisfchoppen , die te gelijk roet hem III
afgezet waren, op, om bij de geloofsbelijdenis van ^^^,'^
Antiöchiê, die te Seleucl'ê bevestigd was, en voor- Hoofdft,
caamlijk bij het gebniik van het woord öfAonto-iof, na C. G,
(^gelijkwezcns ,^ ftandvastig te blijven, welk woord jj^^ ^ójl
zijne vrienden, die naar hem den naam X2.u. Macc" --
doniaiieti voerden, voortaan openlijk, in hun onder-
wijs, gebruikten (*). Van macedonius, die, na
zijne laatfte afzetting, in de nabuurfchap van Kort"
ftantinopolen leefde, lezen wij verders niets meer in
de Gefchiedenis , fcliijnende hij, niet lang na -het
jaar 360 , overleden te zijn.
Het is niet gemaklijk te bepalen, wat macedo- Gevoe*
Klus zelf eigenlijk van den , Heiligen Geest gekerd^ ^ens d^r
heeft , te minder , omdat men , : bij de oude Schrij-, iiia'^g"",^
vers, wel van beflrijders des Heiligen Geest es ^ en omtrent
van de Blacedonianen , welken naam zii , misfchien >f "
. •" Geest,
eerst, omtrent het jaar 380 belcwamen, maar niet
zoo veel van macedonil's zelven leest. Volgends
socRATES (f), zal EusTATHius , Bisfchop van
Sebaste^ èéw der aanhangers van macedonius, als
deze weigerde, den Heiligen Geest voor eenen Per-
foon der Drieëenheid te erkennen, (^(rvm\ci(ènv ue
1*i]f ^ioMyi^v TVi9 T^txSo?,^ gezegd hebben: ,, Ife
„ geloof wel niét, dat men den Heiligen Geest God i
„ moet noemen; maar ik verftout mij ook niet,
„ hem voor een fchepzel uit te geven.'* Volgende
(*) SOCRATES Ilisf. Eccfes, II. J^$4
(t) //«/. JEccles. II. 4(5.
Il
Sg^ KERKELIJKE
III sozöméWuS (*) leerde MACEDONius, dat de Zoolt
^ jj^j^ wel God , en in alles , ook naar het wezen , aan
Hoofdft. den Vader gelijk is; maar dat aan den Heiligen
^^C.G.Qgg^f jjl^f dezelfde eere toekomt; hii noemde hem
Jaar 337. ^ j
tot 363] alleen eenen dienaar , dien men even ah de Engelen
" van God bcfchoiiwen moet. efifanius geeft ons
het volgend bericht , fchoon hij macedonius in het
geheel niet noemt. In zijne befchrijving der Halve
y^rianen (j-^ verhaalt hij, dat deze met de bevrij-
ders van den Heiligen Geest hetzelfde van den Hei-
ligen Geest , als van den Zoon , leerden , naardien zij
den Heiligen Geest voor een fchepzel hielden , dat
van een ander wezen was , dan de Vader en den
Zoon. Doch , in de volgende afdeeling van zijn
werk (§), fchildert hij de beftrijders van den Hei-
h'gen Geest, als een monfter van eene dubbele na-
: tuur, dat uit de vermenging der Halve Aridnei%
met de Katholijken gevormd was. Die genen onder
Séri j fchrijft hij , die van Ariaanfchen oorfprong
waren, noemden den Zoon van God wel niet on-
bepaald een fchepzel; maar leerden nogthans, met
A-itftjs-f-^lkf' 'ér' eën tijd geweest is, toen hij nog
hiet beftohd; daar tegen lasterden zij den Heiligen
Öeest. • Het ander deel rekende wel den Heiligen
- ■ - Geest
' (*) Hht. Eccles. IV. 27. met wiön ook thEodore-
4'bs Hiu: Eccl. II. 6. Hxret. Fab. V. n. in de hoofd.'
zaak overëenftemt. (f) H<eres. 73.
( § ) Hceres. 74. Tom, I. Opp. pag, 88d. et de Pneu-
tuatomachis pag, 845.
GESCHIEDENIS. ,369
Geest ook niet met den Vader en den Zoon tot Iir
de Godheid : maar anders hadden zij van den Zoon ^PJ;*^
lil
volkomen het waare geloof. Hoofdfï.
De aanhang van macedomus breidde zich fpoe- na C. G.
dig te Konfiantinopolen ^ in Thraci'è^ Bithynië ^ ^^" tot ^6%,
den Hellespont , en in de nabuurige gewesten uit (*). ■
Hier toe bracht hun uiterlijk voorkomen en gedrag ^^icbrei-
r ding van
^eer veel toe : zij veitoonden zich deftig , leefden dezen
bijna als Monniken , en hadden eene ficrlijke en aanhang,
tot overreding gefchikte wijze van voordragt. Door
dergelijke begaafdheden muntte inzonderheid jniara-
THONius uit, die van eenen zeer rijken betaalmees-
ter bij eenen Rijks -Opperfladhouder, een Kerkedie-
naar, en vcrvolgends een Monnik werd, en een
Klooster te Konftantinopolen ftichtte. Deze be-
fteedde zoo veel ijver en geld tot bevordering ea
inflandhouding van dezen aanhang , dat zij iiaar
hem ook de Marathoniaanfche genoemd werd. ma-
CEDONius ftelde hem tot Bisfchop van Nikomecli'è
aan; ook was hij het eigenlijk, die den ondergang
van dezen aanhang te Konftantinopolen verhinder-
de , alwaar dezelve geen' Bisfchop noch Kerken had,
Aan eenen anderen zijner aanhangeren, eleusius,
bezorgde macedonius het Bisdom van Cyzicum^
hetwelk hij , in het Jaar 360 , door toedoen der
Ari'dnen^ weder verloor.
Tegen dezen aanhang , werden fpoedig alle die Veröof»
middelen in het werk gefield , met welken men , ten ^«^^'"f
° ' 'en onder-
^.£zen tijde, gewoon was, de dwalingen te keer tegangvaa
gaan.
(*') SOCRAT. IL 38, 45. SOZOMEN. IV. 27.
IV. DEix. Aa
%70 K E R K E L IJ 'K W
m gaan. Dezelve werd , op vcrfcheidene Kerkvergade-
^^^i^ ringen, en bijzonder op de algcmeene vergadering,
Hoofdft. (^ConciUum Oecumenicum ^') te Konfléintinopokn ^ in
Ha C. G. het jaar 381, veroordeeld. Alle Godsdienst- oefe-
tot 363. ""^S •> ^" ^^^^^ ^^^ verblijf te Konftantinopohn ,
werd hun , door Keizerlijke wetten , verboden. Men
aanh" <^ ^^^^'^^ zoodanige wetten nog overig van den Keizer
THEODOSius den Grooten , in de jaren 383 en
384 (*), welke van tiieodosius den Jongeren y
in de jaren 423 en 428 bevestigd werden (f). De
Katholijken , hier door vrijheid gekregen hebbende ,
bedienden zich daar van, om de Macedonianen te
vervolgen, alhoewel niet overal met denzelfden uit-
flag. Dus was 'er (§), onder de regeering van
den laatstgemelden Keizer, een gi'oot aantal Mace-
do-ni'dnen in Frygi'è^ bijgenaamd Pacntidansch Ffy-"
gië. De Bisfchop theodosius aldaar deed alle
moeite, om hen uit dat geheele gewest te verdrij-
ven: en zulks niet, zegt onze wclmeenende Schrij-
ver, naar de gewoonte der Rechtzinnige Kerk, als
welke niet gewoon is te vervolgen; maar uit gie-
righeid, om geld van de Ketters te trekken. Hij
trok hen voor den Rechter, en zocht bijzonder
hunnen Bisfchop agapetus te onderdrukken.
Doch , door de overigheid niet , naar zijnen wensch ,
onderfteund wordende, reisde hij naa IfonJIaniino"
poieu, om aldaar fcherper bevelen tegen de Ketters
te
(*) C. T/jeod. L. XVI. ///. 5. de her, kg. 11,12, 13,
(f) Ihid. leg. 59, 60, 65.
(§) Volgends socrates lint. Eccles, VII. 3.
^GESCHIEDENIS. srr
te verwerven. Gediuirende zijne afwezendhci J , nam III
AGAPETUS, met zijne geheele gemeente, het geloof ^^^^
van Nkeë aan , en maakte zich van de Kerli en Iloofdft»
het Bisdom meester, zoodat theodosius, bij ziine "^ ^* ^»
terugkomst , zich van zijn ambt beroofd , en deerlijk tot 363!
te leur gefield zag. Over het geheel neigde de aan- ■
hang der MacedoniSnen , ten dezen tijde , naar den
ondergang, nestorius, Bisfchop van KonflantlnO'
polen ^ die hun vijand was, ftookte eenen Bisfchop
aan den HeUespont op, om hen hevig te veivol-
gen (*). Toen zij dezen Bisfchop, na lang ge-
duld, vennoord hadden, bracht hij het ten Hove
daar toe, dat hun hunne Kerkeuv ontnomen wer-
den. Ook gingen velen van hun tot de Katholij-
ken over: en van dezen tijd af, gewaagt de Ge-
fchiedenis niet meer van de ' Macedoni'dnen , dodi
hunne gedachtenis leeft nog in de fchriften, welke
de aanzienlijkfte Leeraars der Christenen , in de
vierde eeuw, athanasius, basilius de Groote^
GREGORius vs.n Nazianzits , didymus, ambrosius ,
en meer anderen, tegen de Macedonidjien^ en in
het gemeen tegen alle beflrrijders der heerfchende
lecre van den Heih'gen Geest gefchreven , en die
voor het grootfle gedeelte nog voorhanden zijn.
De Artdanfche verfchillen gaven boven dien aan-5cheu-
leiding tot fcheuring, zelfs onder de Kathoïijken of ""^^'"'^
Rechtzinnigen , fommigen van welken in hunnen
ijver zoo ver gingen , dat zij de minfte neiging tot
verdraagzaamheid omtrent de Aridnen niet dulden
(*) sociUT. /. c. Cap. 31.
Aa s
,
572 K E R K E L ]J K E ^
III konden. Onder dezen muntte boven allen uit lv*
^^^^ ciFER , die zich , om deze reden , van de Kerk af-
Hoofdft. fcheurde , en eenen aanhang der Luciferimen (lichtte.
na Cw G. Lucifer was Bisfchop van Calaris of Caralis^
tot ^öC^^'''^"'^ Cagliari^^ de hoofdflad van het eiland Sar-
clini'è. Hij komt, in den twist met de Arlanen ^
Zijne lot- jjgj. gg^gj. omtrent het jaar 354 te voorfchijn, toen
enfchrif- ^U van den Bisfchop van Rorne aan Keizer kon-
ten. sTANTius werd gezonden, om van denzelven eene
nieuwe Kerkvergadering te verzoeken. Op deze
Kerkvergadering , die in het volgende jaar te Milaan
gehouden werd, weigerde hij, met anderen, athana-
sius te veröordeelen , en werd daarom in balling-
fchap verwezen ( * ) , in welke hij , tot de dood van
Keizer konstantius , in Syrië , PaUflina , en
Egypte geleefd, en veel van de Ari'dnen geleden
heeft ('t). Geduurende deze balHngfchap fchreef
hij het dén en ander, welke fchriften het eerst ;zijn
uitgegeven door joaN tilius, (of jeün du til-
LET,) Bisfchop van Meaux ^. te Parys 1568 in
Octavo. Ook vindt men ze in de Bibliotheeken der
Kerkvaderen, en eindelijk zijn zij op nieuw uitgege-
ven door de Broeders johan dominicus en jacob
coLETi te Venetië in het jaar 1778 in Folio. Schoon
dezelve weinig bondigs behelzen , verfpreidcn zij
ech-
(*) Zie boven Bladz. 310, 311.
'1 ( f ) Indien wij zijne aanhtingers mogen geloven ;
MAR.CELLINUS cn FAUSTiNUS , in hun Libellus Prccwn a<l
I-falentiii. II. Theodos. et Arend. png. 8p. Paris 165c.
2. ei in siRMONDi Opp. Tom. I. pag. 150. fqq.
GESCHIEDENIS. 373
«chter licht over de gefchiedenis en gefteldheid de- lU
zcr tijden, en hebben dit merkwaardige, dat de ^^^-^
aanhaling der Bijbelplaatzen in dezelven niet ge- Hoofdd.
fchiedt naar de gewoone Latijnfche uitgave {Fulga-^^^- ^*
ia , ) maar naar eene oudere Italifche, De algemee- j^t 353]
ne inhoud dezer fchriften is cene verdediging der *
Nicéifche Kerkvergadering, en van atiianasius te-
gen den Keizer konstantius, en een bewijs, hoe
ftrafbaar deze Vorst, en hoe prijswaardig de voor-
ftanders van het Nicéifche geloof gehandeld heb-
ten. Het voomaamfte dezer fchriften is een Verr
^veerfchrift voor athanasius , (^Pro Athanafio Li~
hri duo ad Conftantiiim Imp.^ In hetzelve vaart
hij , op eene onbetaamlijke wijze , tegen den Keizer
uit, die met kaïn, achab, jesabel, en andere
godloze en flechte vorften en perfonen , vergeleken
wordt, gelijk integendeel abel een beeld van atha-
nasius is. De hevigite fcheldnamen worden voords
den Keizer toegevoegd , hij heet eert Ketter , eea
Leugenaar^ een Moordenaar^ Kerkrover ^ een Zoon
iles Duivels^ geen Christen^ maar een Lijfeigene
der Straatfchenders , en wordt tot bekeering ver^
■maand, indien hij niet ééns met den Duivel en zij-
ne Engelen gepijnigd wil worden. In een ander ge^
Ichrift f-^an de afvallige Koningen , Q de Regibus
Apoftaticis ,') wil hij den Keizer, dien lasteraar en
verfioorer van den Godsdienst^ uit de voorbeelden
van flechte hra'èlitifche Vorften , die echter van God
niet terftond geftraft zijn, Iceren, dat hij zich be?
driegt, wanneer hij gelooft, in alles wel gedaan te
hebben, omdat God hem. nog op- den troon be>
Aa 3 waart
874 K E Pv'K E L IJ K E
ni waart en vooifpoed fchcnkt. ïii een derde Boek-,
^^jl' (^De non conveniendo cum H^retlcis Liber^') wil
Hoordd. LUCIFER bewijzen , dat men met Ketters geem
m C. G. Godsdienfiige pemeenfchap moet oefenen. In dit op-
tot 363! ^^^ verwijt liij, den Keizer, die op vrede en ver-
*■ ■■■— draagzaamheid aandrong, dat hij geenen God heeft ^
dat Iiij alleen leeit, het geen zijnen lieven Duivel
behaagt, en dat de kanker van ^r/Vi^r^z/c/ie dwaling ,
waar hij mede befmet is, door zijn gcheele rijk
flinkt. Om zijne harde en onbetaamlijke bewoordin-
gen tegen zijnen Vorst te verdedigen, fchrcef hij
nog een fluk, rt''/?^ men de genen ^ die zich tegen
God bezondigen^ niet mag verfchoonen ^ (^de non
parcendis in Denm delinquentibus,') Hier beroept
hij zich op de voorbeelden van moses, pinehas^
SAMuëL enz. , en zegt , dat de KathoUjken recht
hebben , om den Keizer , dien woJf^ die alle fchapen
wil verfcheurcn, op dezelfde wijze te behandelen;
dewijl hij het crgfte verdient, als zijnde een vijünd
van Gods Zoon , van den Christelijken Godsdienst,
en de Kerk. Derhalven zijn. de Christenen geene
wederfpannige en euvelmoedige onderdanen, gelijk
deze voorloper van den Antichrist , deze dienaar
des Duivels^ deze Tempel van alle hooze Geesten^
die fnooder is dan judas Iskarioth, hun verwijt.
Eindelijk verklaart lucifer in een ander (luk,
(^ Moriendum esfe pro Dei filio , dat men voor den
Zoon van God Jierven moet ^^ in den naam van alle
KathoUjken ^ bereid te zijn, om alles, ja het leven
zelf, op te offeren, voor je sus, als den Zoon van
CrO^ij, en a^c wreedheden te dulden, welke de Dui-
G'E S -C H r E D -E N I S. r^js
vel, nict 's Keizers, beuhhandeii^ :t^gcn hen in het III
.werk flclde. Dit alles wordt ^ iit ceiicrt boerfcheii ^^^^
en Ibchten llijl voorgedragen ,, terwijl lucifer. zelfHoofdfl.
belijdt , dat de Ariihten, zich yecl iierlijker en aan- "^ C. G,
genamcr wisten uit te drukken » dan de A'^^/^o/Z/i^é'^ , ^qJ. ^^ai
■doch tevens, op zijne Bijbelkennis boven hen roe
mende, welke; nog thans bij .liern meest beftaat in
het opëenftapclen van fchrifui.urplaatzen , zo^Uier
,eenige bondige tiitlegkunde. , ., .
Zqo ftout was LUCIFER , dat hi} aan den Keizer Ziin ver-
«elven een.: affchrift van deze Boeken zond. ^^ l^^fL^
Keizer liet hem vragen, of hij, derzelver Schrijver
was, en lucifer •. kwam 'er nict alleen voor uit,
jnaar verklaarde zichzelven bereid, om 'er voor te
fterven (*). 'Dit gedrag zeker betaamde geeneii
Chïistcn, deze zijn niet de lesfen van het Christen-
dom, ook hebbeu de Apostelen en eerfte Christe-
nen' nooit zelfs Hcidenfche'Vórflen, hunne vervol-
gers , op zoo booze wijze bejegend ; ook was deze
hevigheid juist gefchikt , om deri Keizer van dè
KathoVijken te af keeriger te maken ; fchoon hij lang-
.moedig genpeg was, om al dit fchelden, enkel met
eene verandering van de plaats der ballingfchap van
LUCIFER , ; te ilralFen. Ondertusfchen hebben . HiëRO-
ïJYMUS (;(■) en athanasius , dezen Bisfchop, die
een zoo rampzalig voorbeeld voor volgende tijden
gegeven heeft , hooglijk geprezen. Doch , ook de-^
ze
.(*). LUCIFER Epist. ad Florent. ptrg. i86. Bibliotlt,,
J?P. Colon.<'Tom,'lSf.
-r (f) De .Fir.is. lllujïr. Cap. 95.
Aa 4
^rs
KERKELIJKE
ÏII
BOEK
III
Hoofda.
na C. G
Jaar 337
tot 363,
LUHFER
veroor-
zaakt
eene
fcheu-
ting.
ze beide Kerkleeraars hebben zich door bedaarde
zachtmoedigheid in Godsdiensttwisten juist geenen,
naam verworven, behalven dat athanasius door
dankbaarheid genoopt werd; gelijk hij dan ook de-
ze Boeken in het Grieksch vertaalde, en Aan der-
zelver Schrijver, onder andere buitenfporige loftui-
thigen, verzekerde, dat de Heilige Geest met hem
gefproken had (♦).
Na de dood van konstantius , kwam lucifer ,
onder den Keizer juliüan , uit zijne ballingfchap,
tot het bezit van zijn Bisdom, terug; maar ook
toen liet zijn ijver hem niet toe, rust en vrede te
houden, integendeel, zelfs waar hij eensgezindheid
zou herftellen , verwekte hij fcheuring: Hij zou,
met EusEBiüS (f), Bisfchop van FerceUce, (thans
Pen-
(*) £/»/V. ATHANAS. aii LUCIFER. IH BihUotJl. PP. l.
c. pag. 1 86. fqq,. et in athanas. Opp. Tom, I. P. II,
fag, 5)65. fqq. ed. Benedict.
(t) Deze EusEBius was de eerHe geweest, die den
'feerfiand met het IMonnikenleven had zoeken te verëeni-
gen, (boven Bladz. 114.) Hij was gebannen, omdat
hij, op de Kerkvergadering- te Milaan^ insgelijks de be-
langen van ATHANASIUS voorllond. Naderhand zijne vrij-
heid weder gekregen hebbende, leefde hij tot het jaar
i37i, in de waarneming van zijn ambt. Hij wns een ge-
trouw aanklever van het Niceïsch geloof, maar veel ge*
matigder dan lucifer. Hij vertaalde de uitlegging der
Pfalmen van eusebius van Ciefarea^ in het Latijn. Ook
toont men in de Hoofdkerk te Vercelli een affchrift der
vier Euangcliën, volgends de oudfte Latljnfche Verta-
ling,
GESCHIEDENIS. 377
Fercelli 'm Piemont ,) op zijne wederkeering uit III
hunne ballingfchap, de Meletiaanfche fcheuring te ^^^?-
y^ntióchië^ van welke boven {Bladz. 350.) gcfpro- Hoofdft.
ken is , en die nog duurde , trachten te herftellen. "^ C. G,
EusEBius begaf zich , ten dien einde , naa Alexan- {^^ 263I
dri'è , alwaar athanasius , in het jaar 362 , eene
vergadering hield van vele Bisfchoppen , met een
dergelijk oogmerk. Op deze vergadering werd be-
floten , dat zoo wel de Ariaanfche Bisfchoppen ,
als die genen, welke met hun gemeenfchap hadden
gehouden, in hunne ambten zouden kunnen blijven ,
en voor Katholijken gehouden worden , indien zij
de Niceïfche geloofsbelijdenis onderfchreven , en de
Ariaanfche Ketterij, als ook de leere, dat de Hei-
lige Geest een fchepzel is , enz. , veroordeelden (*),
Tevens droeg deze vergadering aan eusebiüs van
/^rc^/// jCUASTERius , ceueu Arabifchcu Bisfchop, met
LUCIFER , die reeds naa Antidchi'è gereisd was , op, om
in die (lad een vergelijk tusfchen de vcrfchillende partijen
te treiFcn. Maar lucifer had reeds , in zijnen ijver, eenen
overhaasten (lap gedaan. Op eigen gezag wijdde hij daar
den Ouderling paulinus , het Iigq^A (Xtv Eufiathianen ^
ling, hetwelk vr.nde eigene hsnd van dezen eüsebius zijn
zal, en hetwelk door joh. Ai>rDR. mici te Milaan 174S
uitgegeven, en in het volgende jaar in blanchini Eu-
angeliarium Quadriiplex Ronne 1749 4 VolL Folio inge-
voegd is.
(*) Men zie den Brief dezer Kerkvergadering bif
ATHANASIUS («i Autiochen. pag, 770. fqq, Tom. I. P.
U. ed. Benecl.)
Aa 5
^ . K E R,'K:E L IJ K E.
ni die de pnverdraagzaamftC' waren , tot Bisfchop in , wch
BOEK jjeii ^ gevolglijk , de Melefianen niet erkennen wilden.
Hoofdft. Dus fchoot de ichcuring te Anti'óchi'é, dieper wor-
m C. G. telen , en kon eerst in de volgende eeuw wordert
laar '?'?7. ' . . j , .. .. , , .
tot ^ó'^ uitgeroeid, eusebius, bij zijne aankomst dit vei-'-
■I nemende, wilde zich in. geene zaak inlaten, maar
,2ette zijne reize Voort. ■ Het verdriet , hetwelk lu-
cifer gevoelde, dat eusebius zijne verrichtingen
niet goedkeurde, deed hem de Kerkelijke gemeen-
schap met denzelven afbreken, maai* ook met allen,*
die het; belhüt der vergadering van Akxandnë 2lVl\\-
iiamen.(*). Op deze wijze icheidde zich lucifer.
allengs van de geheele kerk , en zelfs' van athana-
sius, en (lichtte eenen aanhang, die zijnen ijver be-
wonderde en goedkeurde. Dezelve fchijnt het flerkst
geweest te zijn, in Sardinië, alwaar lucifer tot
liet jaar 371 geleefd heeft-; doch men ontmoet ze
' ook te Rome^ en in andere plaatzen van Italië, iii
Spmije, Afrika, te Anti'óchi'é, en in Ali'è, Deze
aanhang, had zijne eigene Bisfchoppen, doch meest
zijn 'onder denzelven bekend geworden twee Ouder-
lingen, marcellinus en faustinus, omtrent het
jaar 3M0, die aan de toenmalige Keizers een fmeck-
fchrift hebben ingeleverd, in- hetwelk zij bitter kla-
gen, over de vervolgingen, hunne partij aangedaan.
Zij gewagen ook in dit gefchrift van liunnen Bis-
fchop
(*) MICRON. Blal. advers. Lncifen'anos Cap. 20. ru-
ïÉNUs Hht. Eccles.. I. 27, 30. sulpic. s£v. Hist. Sacr,
Ji..i45.. .SOCRAT. III. rt, 7, 9. SOZOMEN. V. 12, 13.
TUEODOR. Hist, Eccles. III. 4,5.
G E S C IIIE D E N I S. 379
fchop GREGORius v.in lUiberis , als van eenen voor- IH
treflijken Lceriiar , die zelfs wonderen vcmchtte (*), ^u*
PAUSTiNus fchreef bovendien een Boek tegen de Hoofdfl,
Arianen ^ (de Trinitate , feu 4e fide contra Aria-^^^^'^*
J^ar 337-
ms} Cf). Nog telt men iiilarius , Diakon te toe 363.
i^öw^, die door den Bisfchop liberius nevens lu-
ciFER aan den Keizer gezonden en insgelijks geban*
nen was, onder de aanhangers 'van lucifer, zelfs
verwierp deze den doop dei: An'/jnen , gelijk van alle
andere Ivetteren, en wilde allen, die overkwamen
tot het rechtzinnig geloof, wederom gedoopt heb- r
ben. Volgends HiëRONYMUs (§), beweerde hij dit '^
gevoelen in een afzonderlijk' werk, (^e Hareticis
rebaptizandis ^') hetwelk niet meer voorhanden is.
Aan dezen hilarius hebben verfcheidene geleerden
ecne Ferklaring der 13 Brieven van paulus toege-
fchreven, welke onder de werken van ambrosius,
Bisfchop van Milaan^ ftaat (**), doch wien zij
zeker niet toebehoort, aucüstinus (ff) haalt ze
aan onder den naam van den Heiligen hilarius,
welke benaming van Heilig genoeg aanduidt ,
dat
(*) Van dezen fpreekt ook HiëRONVMus , als Schrij-
ver, dè Firis. 'llhiflr. Cap, 105.
( t ) GENNADius de Firis. Illuftr. Cap. 16. Dit Boek
ftaat in de Bihlioth. PP. Tom, IV. pag. 545. ed. Colon,
(5) T>ial. ach'. Liicif. png^ 305. Opp. Tom. IV. cd»
Benedict.
(**) Tom. V. pag. 170. tel. Bnfil. 1555.
(tt) Contra duns Epistolas Pciagian, LibVé IV. G7j>*
7. />. 311. fd. Biued. Antverp. Tom, X,
38o K E R K E L IJ K E
III dat de door augustinus bedoelde Schrijver eeit
®^^''^ andere ons onbekende hilarius zijn moet. Nog
Hoofdft. cc'i ander werk: Onderzoekingen over het Oude
sa C. G. en Nieuwe Testament ,QQjta/iiones Veteris et Novi
tot ^63.' "^^^^^^^^^^^^ 9 ) hetwelk achter de werken van augus-
" TiNUS gevoegd is (*), en hetwelk insgelijks aan
dezen Romeinfchen hilarius door fommigen toe-
gefchreven wordt, fchijnt eer ecne verzameling uit
verfcheidene Schrijvers te wezen, dewdjl 'er zelfs
Feïagi'dan.fche ftellingen in voorkomen (f)..
ttrciFER De aanhang der Luciferimen fchijnt tot het begin
? .,^^" der vijfde eeuw ftand gehouden te hebben, hicro-
geêerd. nymus heeft 'er tegen gefchreven ecne Satnenfpraak
tégen de Luciferi'dnen^ (^dialogus contra Luciferia-
nos^') in welken hij nogthans van lucifer zelven
■zeer zacht en befcheiden fpreeld:. Ondertusfchen is
LUCIFER , hoe zeer zijne rechtzinnigheid niet in ver-
denking kvvam (§), buiten de gemeenfchap der AV
thoHjke kerk geflorven. Zonderling is het daarom,
,dat men hem in Sardinië als eenen Heiligen vereert ,
alwaar men in het jaar 1623 meende zijn ligchaam
ge-
(*) Tom, Ilï. Append. pag. «p. fqq.
(t) DU PIN Noiiv.Bihlioth. des Ant. Eccles. Tom. IL
pag, 2.^9. OUDIN Disf. deOperibiis Hilan'o , Rom. Eccles,
Diacono , attrib'utis , in Conimcnt. de SS. Eccles. anti"
qnis Tom. I. pag. 480. fqq.
(f) Het geen men omtrent de onrechtzinniglieid van
LUCIFER bij AUGUSTINUS de ILeres. Cap. 81. en bij the-
ODORET. Hist. Eccles. III. 5. vindt, fteunt enkei op een
onzeker en onbepaald gerucht.
GESCHIEDENIS. 381
govondcn te hebben, door hetwelk zcdcrt wonder- III
werken verricht zullen zijn. Een Paiislijk bevel ver- ^n'^
bood wel, in het Jaar 1641, voor of tegen deze Hoofd(l«
lieiligheid te fchrijvcn of te prediken, maar de ver- '" C. G.
eering van dezen zoo onverdraagzamen Bisfchop ^q^ 263,
was voor de geestelijkheid te voordeelig , dan dat •
zij weder heeft kunnen afgefchaft worden (*).
Behalven deze twisten en verfchillen , die met de Audinnen
Ariaanfche min of meer in verband ftonden, had- ^^g,^
den 'er nog andere plaats, die minder de recht-
zinnigheid betroffen, en meer aan dweepziekte en
al te zlnlijke denkbeelden omtrent den Godsdienst
Atxv oorfprong te danken hadden. Hier toe behoo-
ren de verfchillen met de Audianen of Audeanen ^
die Imnnen naam hebben naar zekeren audius of
AUDEUS , die in het laatst der regeering van kon-
STANTYN den Grooten opzien verwekte. Ti^zo.
man, die in Mefopotami'è t'huis hoorde, ijverig in
zijnen Godsdienst, befti'afte de Bisfchoppen en gees-
telijken, die zich aan ondeugd of vervalfching van
het geloof fchuldig maakten , met groote vrijmoedig-
heid. Weldj-a maakte hij zich daar door gehaat,
en zij, die zich door hem beledigd rekenden, mis-
handelden hem en de zijnen, dikwijls met flagen zelfs»
zoodanig , dat hij zich genoodzaakt vond , zich van
tle kerk af te zonderen , en eene fcheuring te ma-
ken. Door eenen fcheurzieken Bisfchop tot Bisfchop
iiigewijd zijnde, werd hij, op aanklagtc der Kaiho-
(*) TiLLEMONT Mémoires Tom. VII. pag. 233. Nnres
pffg. 3(10. ed. fol. vvALCH Ketzerhist. III. Tlisïl. S. 338,
.
?8a
K E R K E L IJ K E
rir
BOP,K
III
Hoofdil.
na C. G.
Jaar 337.
cot 363.
Worden
befchul-
digdvan
Anthro-
poinor-
phismus.
ïijke Bisfchoppen, naa Scythië gebannen, dat is^
waarfchijnlijk , naa het ééJi of ander gewest aan de
Zvvaite of Kaspifche Zee. Van hier kwani hij on-
• der de Gothen , van wellien hij velen tot het Chris-
tendom bekeerde, kloosters onder lien {lichtende,
en Bisfchoppen aanbellende. Hij fchijnt, omftreeks
het Jaar 370, geflorven te zijn (*). Zijn aanhang,
in het eerst vrij talrijk, was, door de vervolging der
Christenen onder de Gothen, fpoedig tot een zoo
klein hoopjen in Syrië gedaald , dat zij reeds op het
einde dezer vierde eeuw haren ondergang nabij was.
Zij onthielden zich voornaamlijk in Kloosters , door-
gaands van de Heden verwijderd, en mmitten nitia
deugdzame zeden. Hunne Leeraars, gelijk audius
zelf, hadden hun beflaan door hunner handen- ar-
beid. Zij worden het laatst genoemd in eene wet
van twee Keizers in het jaar 428 (f).
EPiFANius, die het breedvoerigst over deze lie-
den fpreekt, kent hun hoofd audius vrij van alle
gevaarlijke hoofddwalingen in de leer , alleen bericht
hij, dat de Audianen^ (^üoctxIo i'SiufiUov ^^ uit ge-
brek aan kennis , aan God eene menschlijke gedaan-
te hebben toegcfchreven , waar toe audius zich op
de woorden beriep: Laat ons menfchen maken ^
naar
(*) EPIFANIUS Iher. 70. Cap. I, 14, 15. THEODORET.
fhcrct. Fab. IV. 10. Hht, Ecdcs. IV. 10. Men voege
hier bij augustin de Hii;res. Cap. 50. efrem den Syriër
Serm. XXIV. adv. Hcercs. Tom, II. Opp. Syro-Lat.p»
493. ed. Asfemmm. Hiè'RONYM. Chron. ad ann. 341.
(t) Cod. Thodou /. XVI. ///. 5, ds h^ref. leg. 6$.
GESCHIEDENIS. s^3
tfaar ons beeld , welk Godlijk beeld hij iii liet \\\
menschlijk ligchaam zocht. Hier bij moet men nan- ^^^'^
merken , dat zelfs al vroeger Leeraars van de twee- HoofdfT-,
de eeuw, melito en tertülltanus , befchuldigd "^^ C. G.
worden, dat zij aan God een ligchaam hebben toege- \q^ ;^/
fchreven (*}, dat epifanius zelf onzeker fchijnt, «
waar in dit beeld van God in den mensch moet
geftcld worden, en dat meer Christenen, te zinlijk
denkende en fprekende , van dit gevoelen , hetwelk
men Anthropomorphismus noemt, gelijk deszelfs aan-
hangers Anthropomorphlten , niet gclieel vrij te fpre-
ken zijn geweest, hoedanigcn men 'er velen onder
de Egijptifche INIonniken vond (f). Zij Iiaddeii
verders, volgends epifanius, zoo groote verbeel-
ding van hunne volmaaktheid, dat zij zelfs met dew
onbcrispelijkflen Christen niet wilden bidden, om-
dat hij tot de Katholijks Kerk behoorde. Ook ble-
ven zij bij de oude Afiatifche gewoonte, om de
Paaschmaaltijd te eten en hun Paaschfeest te vieren ,
op denzeifden tijd met de Jooden. Eindelijk zullen -
zij een menigte Apokrijfe en verdichte Boeken bij
de Heilige Schriften gevoegd hebben. De hoofd-
zaak fchijnt te zijn, dat de Audianen een gezel-
fchap van godvnichtige maar dweepzieke mcnfchen
zijn geweest, zonder kennis, maar trotsch op den
waan van heiligheid, ten minften, indien de Katho-
iijken ons, ten hunnen opzichte, alles naar waar-
heid
(*) Zie boven Deel II. BLidz. 1^3 en 372.'
(t) CAssiAN. Col'. X. Cap. «. sozo.viE\. HUt. Ecclei*
VIII. II.
SS4 K E R K E L IJ K E
tir heid vcrhniild hebben; want van hun zelven zijfl
^Ij*:^ ons geene gefchriften overig.
Hoofdft. Soortgelijke dweepers of geestdrijvers fcliijnen ook'
na C. G. (Je Mesfaüanen geweest te zijn , die omtrent het
tot ''63! niidden der IVde eeuw te voorfchijn traden. Deze
' lieden hebben hunnen naam van een Sijrisch-ChaU
Mesfaha- j^^^j^^c^ woord C*) , hetwellt biddenden of lovenden
Euchee- betekent, hetwelk door de Griekfche woorden £ü;:^>)7«#,
^°» {Eucheeten ^'^ en I.v(py]i/i]oii , QEufeemiten,') bidders
of Zovers , wordt uitgedrukt, omdat zij den Godsdienst
voornaamlijk in het gebed (lelden, en aanhoudende
waren in het bidden, epifanius (f) leidt hunnen
oorfprong af van eencn Heidenfchen aanhang, die
evenwel maar éénen God geloofden , welken zij den
Almagtigen noemden; tot deszelfs verëering hadden
zi] bijzondere Bedekuizen , ( Trcrö^y^^a* , ) naderhand
bouwden zij Kerken, welke naar die der Christenen
geleken, en in welke zij zekere lofzangen tot eer
van God zongen , om zijne genade te verwerven.
Wegens deze nabootzing der Christelijke Kerken,
werden zij van fommige ijverige overheden en land-
voogden , onder anderen van zekeren veldheer , lu-
riTiANus vt^rvolgd, en eenigen ?;elfs ter dood ge-
bracht, doch nu noemden zij zich Martijrianen ^
wegens deze hunne medebroeders, die zij als Mar-
telaren aanmerkten. Anderen onder deze Heden ,
voegt EPIFANIUS 'er bij , werden Satanianen ge-
noemd ,
C*) r^VD' ^^'^'^^ woord zelfs in eene Chaldeeuwfche
plaats des Bijbels (ezra VI. 10.) voorkomt. !
(f) Rj^;c$. 80. . I
G E S C n I EDENIS. 385
nocmd , omdat zij den Satan aanbaden , opdat hij hun IIÏ •
geen leed zou doen. Dit laatlte nu is wel naauwUjks ^^^-^
te geloven, en fchijnt van fpottcrs en kwalijkgczin- HoolUf!.
den jegens deze menfchen den oorfprong te hebben , "^ C. G.
doch , dat 'er voor het overige Hcidenfche dweepers [^^ i;^^!
geweest zijn , kan men even ligt gelo\nen , als wij ■
van de Joodfche Esfeenen weten , dat deze van
hun menigvuldig bidden den naam van ix-^loi (^oot-
vwedige bidders^') bekomen hebben.
Van de nieuwe of Christenen BlesfaUanen , heeft Hunne
EPiFANius de volgende bijzonderheden: „ Zij heb- ^.'^'"'■'"'^^
ben wel dezelfde zeden, maar begin noch einde, lens vol-
hoofd noch wortel ; zij zijn , zonder grondregelen , ?>^^'^^^
in dwalingen higewikkeld, en door geene namen, ^^,g^ ' *
plaats, noch wetten verbonden. Mannen en vrou-
wen, die tot dit genootfchap behooren, zeggen,
dat zij in christus geloven , de wereld verzaakt ,
en al het hunne verlaten hebben. Zij llapen, zon-
der onderfcheid van kunne, onder malkanderen, op
de openbare ftraaten, als het warm is, omdat zij,
naar hun zeggen , geen eigendom op de wereld
bezitten. Als zoodanigen zwcrv^en zij ook om , en
Heken de handen uit, om te bedelen. Maar hunne
redenen loopen geheel in het dwaazc. Want elk
van hun, wien men vraagt, geeft zich voor den
genen uit, wien men wil. Noemt men hem Chris-
tus, of een' Profeet, Patriarch, of Engel, zoo
zegt hij eenvouwig , het is zoo ! Zij weten niet
van vasten , maar eten veel meer bij dag en bij
nacht. Daar tegen zijn zij geheel aan het gebed
overgegeven. Van fchandeliike handelingen is mij,
IV. Deel. Bb ttn
im. K E fl K E L IJ K E
IfT ten liiinncn aanzien, niets bekend; doch dewijl mau-
^^j^'^ nen en vrouwen onder malkanderen liggen , kan het
Iloüfdft. wel zijn, dat zij die plegen. Deze zeldzame leer
nn C. G. is uit al te groote cenvouwigbeid van fommigcn
tot ^óV ^^" °"^^ broederen ontflaan , die wel rechtzinnig
•■' waren, maar de zedenleere van jesus niet genoeg
verdonden. Misfchien hebben zij hunne onverflau-
dige gevoelens van manes uit Per/ië geleerd — ■■
De MesfaU'dnen zijn ook gewoon, den baard af te
fclieeren, hetwelk in de Kerkregekn der apostelen
verboden is. Ook laten zij , tegen de leere van
PAULUS (i Kor. XI. II.) hun haair groejen. Zij
zijn uit Mefopotami'è ook naa Antiochi'è gekomen. '*
Volgends Andere Schrijvers voegen hier nog veel bij. De
AL'GusTi- Q||(jfl.Qn, uit de vierde en vijfde eeuw, hebben nog
Mjs en ' j 5 o
THRODO- deze bijzonderheden : efrem de Syriër verwijt hun
REïus. lediggang e.n wellust (*). augustinus (f), bij
wien zij PfaïU'dnen heeten (§), zegt van hun,
dat zij zoo veel bidden, dat het den genen, die
dit van hun hoorden, ongelooflijk voorkomt. Som^
migen fchreven hun, volgends augustinus, het
bclagchelijk gevoelen toe , omtrent de reiniging der zon-
de, dat , wanneer deze bij den meisch plaats heeft,
cène zeuge met hare biggen den mensch ten monde
uitkomt , terwijl integendeel een vuur , dat niet zengt ,
heiu
(*) OpP- '^^om. II. pag. 485..
( t ) Ge Hccres. Cap. 57.
(§) Misfchien door eene füiit der Affchrijveren,voor
liicsfaliaiien , teu ware de nunm Zi] af te leiden vaa
Pfallcre , lofzinj^eii.
GESCHIEDENIS. ^S.:^
hem ten monde ingaat — theodoretus (*) meldt, m
dat zij ook den naam van iv^v(not.<^ai , (^geesidrij- J^okk
vers , ) liadden , omdat zij door eencn boozcn geest Hoofdrt.
gedreven werden, dien zij voor den Heiligen Geest na C. G.
hielden, wiens tegenwoordigheid zij zinlijk wilden ;^|"^ ^^{'
COC 303»
ontwaaren ; gelijk zij , in t gemeen , de drie per- -i. .
ioonen der Godheid met hunne oogen geloofden te
2icn. Zij hielden alle handwerk voor iet kwaads,
• en gelijk zij zich geheel aan den flaap overgaven ,
hielden zij hunne droomen voor voorzeggingen. Zij
wilden zich niet van de gemcenfchap der Kerk
icheiden, maar beweerden echter, dat het Avond-
maal zoo min voordeel als nadeel aanbrengt, als
ook dat de Doop nutteloos is, dewijl, alfchoon de
begaane zonden daar bij weggenomen worden, de
wortel der zonden echter daar door niet wordt uitge-
roeid. Dit gefchiede alleen door het gebed , hetwelk
den boozen geest verdrijft , die in den mensch woont.
Want alle menfchen eiTen van hunnen eerften Va-
der, gelijk de natuur, dus ook de dienstbaarheid
der booze geesten. Maar , wanneer de Heilige
Geest in derzelver plaats gekomen is, bevrijdt hij
het Ugchaam van de beweging der driften en harts-
tochten, en trekt de ziel af van de geneigdheid ten
kwade; zoodat, van dien tijd af, geen vasten tot
beteugeling van het ligchaam , of onderwijs omtrent
de rechte levenswijze , meer nodig is. Somtijds
dansten zij onverziens, met verzekering, dat zij op'
de geesten dansten; of zij zetten zich in eene hou-
ding,
(*) Wst. Ecchs. IV. IT. K^r. Fah. IV. ii.
Bb a
3S8 K E R K E L IJ K E
III ding , als of zij eeneii boog wilden afichictcn ,
^S^^^ waar mede zij , naar hunne verklaring , op de boo-
Hoofdff. ze geesten doelden. Wanneer men hen , over
naC.G. hunne gevoelens, vraagde, loochenden zij dezelve,
tot 36-^.' ^" wanneer men hen daar van overtuigde*, ver-
vloekten zij , met dezelfde gcveinsdheid , de genen ,
die zoodanige gevoelens geloofden.
Beöor- Wanneer men bedenkt, dat wij alle berichten,
^eiing j;,Qpeiis jje2e lieden, enkel van hunne partijen heb-
xichten. ben, en daar bij voegen de befcheidenheid, welke
EPiFANiüs jegens hen laat blijken, het getuigenis,
hetwelk hij geeft van hunne rechtzinnigheid , en
van hunne zeden, waar van hij bekent , dat hem
niets kwaads bewust was ; wanneer wij tiieo-
DORETUS hooren erkennen, dat zij zich niet van
de Kerk wilden fcheiden, en dat zij ten ftcrkflcii
zich tegen ziike gevoelens verklaarden , als hun
opgedrongen, of misfchien bij gevolgtrekkingen ,
uit hunne Hellingen, werden afgeleid, zullen wij
over het algemeen guniliger gedachten van deze
menfchen opvatten, die zich misfchien wel meest
gehaat gemaakt hebben, omdat zij zich tegen alle
uiterlijke plegtigheden verklaarden , waar mede men ,
ten dezen tijde, reeds zoo veel ophad. Eene nei-
ging tot mijftikerij en dweepzucht, uit onkunde,
en verhitte verbeeldingskracht, zal hen daar bij tot
ovjcrgedrevejie denkbeelden vervoerd, en ibmmigcu
van ;die veri)eeldingen nopens de geesten, en vol-
maakte zuivering, aan de hand gegeven hebben , welke
men liun toefchrijft.
Verdere Toen deze lieden, voornaamlijk door den ijver
van
GESCHIEDENIS. 3R9
van hunne voornaamfte hoofden, dadoL's, sabbas, III
en anderen, bijzonder adelfius , naar wien zij ook ^^^-^
yldelfianen hecten ,^ zich \n Syriè, Pamfylië ^ en [loofdd.
■Lyca'ónië, omtrent het jaar 380, begonnen te ver- "^ C. G,
mcnigvuldigcn , begon men tegen hen op de Kerk- ^q^ 363.
vergaderingen te waaken; zij werden verjaagd, en —
hunne Kloosters verbrand, tiieodosius de 5^''"^^" ^giii'^ van
re noemt hen ook , in liet jaar 428 , in die wet , deze lie-
vvelke hij tegen alle Ketters afkondigde (*). Doch ^^"••
desniettegenflaandc ziet men hen nog tot in de ze-
vende eeuw voortduuren (f).
Volgends laater berichten, die ons de Tl/^jy^//^'- Laatere
uen befchrijven , zoo als zij 2 of 300 jaren naderhand ^^^
zullen geweest zijn, verfchilden deze zeer veel van
die oudere Mesfaliniien. Deze laateren, trouwens,
zullen gewigtige dwalingen van God en Christus
gekoellerd hebben (§). Op het einde der Xlde
eeuw geeft mich. psellus (**) eene zoo aflchuw-
iijke befchrijving van hunne zeden , wellust , bloed-
maal-
C*) Cod. Thcodos. Llbr. XVI. tit. 5. de hsr. leg. 6$.
(f) POT. Biblioth. Cod. 52. hsszUM». Bib^ioth. Oriënt.
Toni. III. P. II. pag. 172. fqq.
(§) Dus fchildert hen timotheus, een Schrijver uit
de Vilde eeuw, (^de recept. h,ereticor. in coTELERn
Monumenta Eed. Gr. Tom. UI. pag. 400. fqq. Paris,
16^6.) en een meer vermaard Schrijver uit de VlIIfie
eeuw, JOANNES DAMA8CEN. {de Hieres. Tom. II. Opp. p".
515. cd. LEQUIEN.)
(**) De Operat.D.enionum pag. 9. Paris. 1615. ?, eo
in TOLUi lapgii. liin. Ital. pag. 126.
Bb 3
nws.
S90 K E R.K E L IJ K E
iri tiiaaltijden , omtrent zoo als de Heidenen aan de eeril®
BOEK Christenen plegen ten last te leggen , dat men zijn ver-
Hoofdft. haal naaiuvlijks geloven kan; hoewel niets zekerer is,
na C. G. dan deze waarneming , dat onkundige geestdrijvers
iot 36^" ^^^^ ^^^^ fpoorloosheden blootdaan. Zij herlcef-
-— den, in deXIIdeeeuvv, weder, in den aanhang der
BogomHen , en zijn nooit te niet gegaan , wanneer
men ze als voorbeelden befchoiiwt, van eene ge-
maklijke inrichting , om vroome luiheid , vuurigd
.verbeeldingskracht, en ijver voor den Godsdienst,
famen te vcrccnigcn.
Twisten Van eenen anderen aart en inhoud waren ó.ii
toet AC- f^yj3|-ej-, niet acrius, waar van wij bij epifanius (*)
het uitvoerigfte bericht hebben. Hij was Ouderling
te Sehaste , in Pontus , en eerst een vriend van
EUSTATiiius, Bisfchop aldaar, maar na deszelfs
verkiezing tot dat Bisdom, zijne tegenpartij, epi-
fanius vertoont hem als eenen Ari'dau^ en fchrijf't
hem bijkans ongelooflijk woedende leerflelUngen toe ,
gelijk hij zich uitdrukt. Zoodanigen waren, voor-
eerst , dat hij alle onder fcheid tusfchen eenen Bis-
fchop en eenen Ouderling ontkende. Dat hij het
vieren van het Paafchen wilde afgefchaft hebben,
als zijnde eene Joodfche plegtigheid. Hier bij moet
^en echter aanmerken, dat acrius door dit Paa-
fchen niet verflond het Feest der Opftanding, maar
de Paaschmaahijd ^ welke tot higr toe nog fleeds
f^opr de , Christenen , ter gedachtenis van jesus
dood
(*) Hares, Cap. 7S' P^g- 9^5- Tm, I. Obp. ed. Bc-
GESCHIEDENIS. 391
dood , gevierd werd. Verders , verklaarde AëRius IFf
•zich tegen liet hielden en ojferen voor de dooden ^ ^"'r'^
dat is , het noemen vnn Ininne namen bij den Gods- Hooldfl.
dienst , het gebed tot God , om hun de zaligheid ^^ C. G.
Toot" o 'y*9
te fchcnken , en het uitdeden van aalmoeslen in j'^j „^(^^
hunnen naam , want een eigenlijk gezegd offer voor »■ -
de dooden , en een zoogcnocmd^ vagevuur , of vuur
der reiniging na de dood, waar uit de zielen ver-
lost zouden kunnen worden , waren toen nog on-
bekend , - gelijk 'er epifanius , in zijne wederlegging
van AëRius , ook niets van gewaagt. Eindelijk , ge-
loofde ACRius ook niet, dat het godsdienflig vasten
op bepaalde tijden, in de Heilige Schrift, bevolen
zij , maar hield dit voor iet Joodsch , en tot de oude
Joodfche dienstbaarheid behoorende. Wanneer ie^
mand wilde vasten, kon hij zulks vrijwillig doen,
en op welken dag hij verkoos — Deze zijn zijne bijna
ongelooflijk woedende leer gevoelens ^ gelijk epifanius
ze noemt , die in het oog van dezen Bisfchop alszins
zoodanig konden fchijnen, door de vreeze voor zijn
Bisfchoplijk aanzien, in gevalle dezelve de over-
hand mogten nemen , maar die , op zich zclven ,
AëRius als een meer verlicht man tekenen , dan men
in die tijden zou verwacht hebben , in welke foorti-
gelijke bijzaken, als van de voorouderen overgeno-
men, voor wezenlijke beftanddeelen van het Chris-
tendom gehouden werden, aan welke men niet be-
hoorde te twijfelen. Met dit alles kan men epifa-
nius daar in niet volftrekt tegenfpreken , als hij ons
bericht, dat hoogmoed en onverdraagzaamheid de
broii dezer- fcheuring van de zijde vau AëRius ge-
Bb 4 weest
h
592 KERKELIJKE
IIT weest zij, die liever zich zclven, dan zijnen vriend
BOEK EUSTATHIU5 , tot het Bisdom van Sebaste zou be»-
tloofdft. vorderd gezien hebben, acrius intusfchen , zich
na C. G. van de Kerk fcheidende, vond wel vele aanhangers,
Tanr 337 , .. ,
tot "6". ^'-^^ mannen als vrouwen , maar zij werden zoo
"" ftreng vervolgd , dat zij nergens geduld werden ,
en zich dikwijls, midden in den winter, op het
open veld, of in holen en wildcrnisfcn onthouden
moesten, waar door deze aanhang fchielijk te niet
liep. In laater tijden hebben fommige Roomsch-
Katholijke Schrijvers den Proteftanten verweten, dat
zij de Ketterij van acrius weder hadden opge-
warmd (*); doch, gelijk foortgelijke befchuldigin-
gen ligt opgeraapt worden, en in gebruik vrij ge-:
meen zijn , zoo weinig hecliten zij bij hen , die
Vveten, dat reeds in deze vierde eeuw de naam van
Ketter ruimfchoots gegeven werd, ook aan elk, die
zich durfde vermeten, eenig algemeen aangenomen
gevoelen, gewoonte of plegtigheid, tegen te fp re-
ken, of zelfs maar in twijfel te trekken.
EusTA- • Imniddels ging de Bisfchop van Sebaste eüsta-
Tiiiusvan THius' ook zelf niet vrij, daar hij tot geenc gerinee
veroor- dweepzucht verviel , en de buitenfporigheden vaa
deeid om het ^scstisck en Monnikenleven tot uitei'flens dreef.
zijne
dweep- ï^'i ^^ 0'^ ^^ ^^ gefchiedenis der Ariaanfche twis-
«udït. ten reeds meermalen i'oorgekomen , in welke hif
als één der hoofden van de Halve Arianen bekend
(laat , waarom ook de Arianen hem , in het jaar
560, van zijn Bisdom ontzetten. Ook weet men
van
(*) Zie u-ALCH Ketz^r-Gefcj. Th, UI. S. 32 u
GESCHIEDENIS. 3^ j
van hem, dat hij het Monniken - leven in verfchei- III
dene Aliiüifche Landfchappen het eerst heeft in- ^^^'^
gevoerd ( * ), Hij h;ul tot Vader eulalius , Bis- Hoofdd.
Ichop van Ctefareii in Kappadoci'é ^ en te Alexan- "^ C. G.
drie was arius zijn leermeester geweest. Zijn Va- \q^ ^'^o*
der, die hem, gelijk waaifchijnlijk is. Ouderling
gemaakt had , floot hem naderhand uit de Kerkgemeen-
fchap, omdat liij een kleed droeg, hetwelk voor
den geestelijken ftand niet voegde, welk kleed de
vvijsgecrige mantel fchijnt geweest te zijn (f). Toen
gaf EUSTATiiiüS zich geheel aan het Monnikslcver»
over , waarom ook fommigen , volgends sozo:me-
Ki;s CS)» 'i£ii^ een werk over het Monniksleven
' toefchrijven , hetwelk anderen aan easilius , Bisfchop
van Cafareë toekennen, eustathius ging, in zij-
nen ijver , voor deze fchijnbaar godzalige levens-
wijze zoo ver , dat de Kerkvergadering te Gan^
gra zijne daar toe behoorende gevoelens opzetlijk
veroordeelde. Voorts leefde hij geftadig in twist
met de Rechtzinnigen en Ari'dnen beide. In het
bijzonder klaagt basilius van Caefarea, die eers;
een vriend van hem geweest was, over zijne veran-
derlijkheid, veinzerij, en lastcrzucht, en noemt hem
onder anderen ook een aanvoercr der Ketterij van
de vijanden ds-s H, Geestes (**). Te vooren ech-
ter
C*) Zie boven Bladz. iii en 112.
(t) SOCRAT. //. E. II. 43. S0Z0»A1EN. H. E. IV. 24.
(S) Hist. Ecclcs. III. 14.
(**) Epiii. 130 j 131, 223, 224. enz. Tou:. IIL Q^p^
ed. Bcnedic*.
Bb 5
$>4 K E R K E L IJ K E
ITI ter geeft basilius hem vele loflpraken. Dus noemt
^°j^ hij hem zijnen medehelper en medeftrijder , die voor
Hoofdft. alle zielen bezorgd was (*), en zelfs roemde hij
na C. G. j^og in later tijd , de ftandvastigheid van eusta--
lot 363!'^'^^^^ 5 tegen de Arianen (f). Ook verhaalt epi-
' FANiüs CS), dat zijne levenswijze van velen be-
wonderd werd (**). Maar filostorgius (ff) be-
fchuldigt hem van list , lasteringen , en eenen bitter
cniverdraagzamen geest van vervolging. Uit zoo
ftrijdige oordeelen, die niet zonder partijdigheid zijn
voortgebracht, kan men 's mans karakter niet veilig
«pmaken (5S). eustathius kreeg, onder de re-
geering van JULIANUS , zijn Bisdom weder , en
fchijnt, omtrent het jaar 3S0, geftorven te zijn.
Benuiten v^an de Kerkvergadering te Gangra, de hoofdflacl
der Kerk- 71 /» -. j- •• 1
vero-ade- '^^^ rïiflagonie ^ die EUSTATiiius en zyne aanhan-
ringte gers veroordeelden, hebben wij nog eenen Brief en
Gangia ^ ^ biigevoegde bcfluiten overig (***) alhoe-
buiten- wel wij niet recht weten, wanneer deze Kerkverga-
fporig- t^ering gehouden is, in het faar -360, volgends so-
heidvnn c ,j. l - , j
hetAscc- CRATES, ot voor het jaar 341 , volgends sozome»
NUSi
(^*^ tpht. n^. pag, \ji. fqq..
(t) Epht. 244. pag. 380. (S) Hares. 7$. p. 906,
(**) Vergel. sozomenus H. E. III. 13. IV. 27.
(tf) Hist. Eccles. Epit. III. 1Ö-27. en sozomenus
zelf Vlist. Eccles. IV. 24.
(55) Men zie walch Ketz-Hht. Th. III. S. 535.
(***) Zij ftaan in brveridge Pandect. canon. Tom. T.
pag. 415. en bij «arduin. Act. Conciliov. Tam. I. pag^
5^9' fU'
GESCHIEDENIS. 395
Nus. Deze Brief en Refluiten zijn door '13 Bis- If!
Ichoppen getekend, Rechtzinnigen ^ of Ariaansch- ^^^^
gezinden^ kan men niet bepalen, het eerfte echter Hoofdft
het vvaarfchijnlijklle , omdat deze Befluiten ftecds in ii^ ^- G.
de Kerk in hoogachting geweest zijn. Deze 615-10^363'.
fchoppen zeggen in hunnen Brief, dat zij de buiten ••
fporigheden van eustathius en zijne aanhangers ^(|y,^,,^^
hadden moeten beteugelen; want, alzoo dezen ^f-/ kenleven»
huwlijk verwierpen , en leerden , dat niemand , die
gehuwd was , op de genade van God kon hoopen ,
hadden zich vele echte lieden van eikanderen ge-
fcheiden, die, de gave der ontliouding niet hebben-
de , zicli aan echtbreuk fchuldig maakten. Dezelfde
aanhang hield ook afgezonderde bijëenkomfien ^ en
verachtte de Kerken; bediende zich van ongewone
kleding; en hield de vrijwillige gaven van vruchten,
die anders altijd aan de Kerk behoorden , voor zich 5
knechten werden door dcnzelvcn verleid, om zich
aan de gehoorzaamheid hunner hceren te onttrek-
ken ; vrouwen , die tot dezen aanhang behoorden ,
droegen mans kleding, en lieten zich het haair af-
fcheeren. Ook verachtten de Euflathi'dnen de in de
Kerk ingevoerde vastendagen; hoewel fommigen van
hun het vleesch-eten voor verboden verklaarden. In
de huizen van getrouwde lieden wilden zij het ge-
bed niet verrichten , noch het Heilig Avondmaal
laten ontvangen. Zij zagen laag neder op ge--
huwde Ouderlingen of Priesters. Zij beflraftcn de
genen, welke de plaatzen, aan Martelaren gewijd,
bezochten, en daar Godsdienst hielden. Zij ont-
zei-
396 K E R K E L IJ K E
Hl zeiden dcw rijken, die geen* afftand deden van atfff
BOEK hunne bezittin ""en , alle hoop der zalis^hcid. Oiit
UI w 9 r o
Iloofdd. ^^^'^ ^^'^ "^^'^^ dergelijke atwj.)kingen en gevoelens,
nn C. G. hadden deze Bisfchoppcn, gelijk zij fchreven, deze
i^ *^?^' ^^^^^ë^ vergadering gehouden , om de Euflathi'ènen
m te veröordeelen , en te verklaren , dat zij buiten de
Kerk waren, in welke zij echter weder aangenomen
konden worden, indien zij deze bijzonder aangewe-
zene gevoelens of misbruiken verwierpen. Deze
worden, vervolgcnds, tot twintig in getal, in de
bijgevoegde befluiten, met het banvonnis veroor-
deeld. Men moet , zeker , deze Kerkvergadering
prijzen, dat zij zich tegen de buitenfporigheden der
Asceten en het Monnikswezen verzette, welke thans
zoo zeer de overhand namen, en uit de llelUng,
èsit Jsceten^ eu Monniken, die zich afzonderden,
eene grooter volmaaktheid bereikten, dan de arbeid-
zame man, die zijne pligten in de fomenleving ver-
vulde, bijna noodwendig voortvloeiden; maar zij
verklaarde zich niet rechtftrceks , noch volflrekt , te-
gen deze voor het vvaare Christendom gevaarlijke
grondbeginzcls , waar van ook het gevolg was , dat
de Euflathianen misfchien flechts korten tijd ftand
gehouden , en zich fpoedig met de Kerk verëenigd
hebben, maar dat (Je Monniken en Asceeten van
tijd tot tijd talrijker en eerwaardiger" werden; en
reeds in de daad de L,eeriiars der Christenen waren ,
zonder dat zij zulks naar hunnen fland zijn konden.
Kerkvcr- Omtrent het midden dezer vierde eeuw, is nog
gp.dering ccne Kerkvergadering merkwaardig, welke te Imo-
di-
GESCHIEDENIS. 397
dicea^ in Pacatiaansch Frygi'é ^ waar toe ook Lydiê \l\
behoorde, cehoiiden is (*). JNIeii heeft van deze ^o'-*^
. III
^ Kerkvergadering 60 Befluiten ot Regels ( f ). Een f /oofdH.
groot getal da-zelven raakt de geestelijkheid , bij 'ia C. G.
voorbeeld: Gqqu nieimbekeerde zal in den geeste- •'^^'^^3'''*
° tot 363,
lijken ftand aangenomen worden. Geen geestelijke
niag woeker bedrijven. De inwijding der. Leeriiarcn vnnLnö-
mag niet, in tegenwoordigheid der Katechumenest
of ondervvijzelingen , gefchieden. Geene vrouwen
Ouderlingen^ (^r^fcr/ïulijfr,) of Opzien/Iers , (^ir^o-
x.x^i;fAivaci,^ zullen in de Kerk ingewijd worden.
]3e Kerkedienaresfcn , ( hocy.cavoi , Diakonisjle , Z)//?-
konesfen , ) werden wel tot haar ambt , ook met
oplegging der handen, ingewijd, maar zij mogten
volllrekt geene Leeriiareslen zijn, die godsdienflige
verriclitingen konden waarnemen; waarom epifa-
Nics Q'), haren eigenlijken naam, dien zij naar ha-
ren ouderdom droegen , ( Tcgy/SüTiSgs- , ) vd.\\ den
naam eener vrouwe Ouderling, (tt^sj-zSv]?^»^??,) on-'
derfcheidt. Verders werd bclloten, dat een Bis-
fchop
( * ) GornoFREDUs Diif. ad filostorg. Hht. Eccles.
VIH. 3, 4. pa^. 325., houdt ze voor dezelfde, welks
bij dezen Schrijver gemeld wordt, en die in het janr
363 door den /Iriilaiifchen Bisfehop in Lydië^ theodo-
sius, belegd is. Alleen fchijnt het vreemd, dat eene
Kerkvergadering van Ariiianen zoo veel aanziens in de
Kerk zou verkregen hebben.
(t) In i'.EVERiDGE Par.d. Canon. Tom. I. pag. 453,
en iiAKüUiN. Act. Cov.cil. Tom. I. i)ag. j-j-7. f(iq.
i^%) U^res» 7, g. Cap. 4.
^pÉ K E R K E L If K E
ril fckcp alleen naar het oordcel der Bletropolitanen en
^^^^ nabuLirige Bisfchoppeii zal worden aangefleld , nadat
Koofdfl. n^^i^ 2^U" geloof en leven lang genoeg beproefd
na C. G. heeft. Maar het völk zal het niet vrijftaan , geest e^
tot ^63. ^^j^^^ ^^ verkiezen» Behalven de wettig aangeflelde
■ Fborzangers , ( ko^vovikoi ^Af(\yA , ) die voor den
lezenaar optreden , en uit het Boek zingen , zal nie»
mand in de gemeente voorzingen. Een Kerkedie-
naar zal in tegenwoordigheid eens Ouderlings niet
nederzitten, vóór dat deze hem zulks beveelt. Een
Kerken - Oppas fer^ ( «^»'>?^s1>j$' , ) zal niet in de Ker-
kekamer, (^jaxawx-ov,) komen, noch de godsdien-
llige vaten aanraken, en de kerkedeur niet verlaten.
Ook zal het hem , noch ook den Voorlezer of Voof'
zdnger vergund zijn, den ovennantel, (^afx^tov ,y
te dragen, dien de hooge geestelijkheid droeg. Nie-
mand , van den Ouderling af, tot den geringflen
Kerkcbedienden , den Duivelbamter en Deurwachter
te e, mag, zoo min als een Asceet , in eene kroeg
gaan. De Kerken -Oppasfers zullen het Brood van
het Heilig Avondmaal niet uitdcelen , noch de Wijn
zegenen enz. Ook fchafte deze vergadering de
Land' Bis fchoppen af, en ftelde in derzelver plaats
rondreizende Opzieners der Gemeenten op het pJatts
Land, (TTs^iohvlxt.^ Anderen van hare Befluiten
betreffen den openbaren Godsdienst. Daar toe be-
hoort het verbod, om iet van het Brood tot het
Heilig Avondmaal gezegend , (7<« a.yiok n? hoyof |
€uAo)/i<3v,) ten tijde , als het Paaschfeest gevierd
werd, aan andere Gemeenten te zenden. Op é&a.
Üahhath zullen de Euarigeïihi met de overige Hei-
GESCHIEDENIS. 399
ligc Schriften gelezen worden. Men zal in de Kerk III
jikt verfclieidenc Pfalmcn achter clkandcren zingen, ^^f"
inaar na eiken Pfalm zal een flnk uit de H. Schrift Hoofdft.
voorgelezen worden, f^lcn zal liet zelfde gebed op "^ C. G.
liet negende uur van den dag en des avonds ge- 1^^ 263!
bruiken. Het gel/ed met de Onderwijzelingen zal ■
eerst na de Predikatie van den Bisfchop gefproken
worden, en als deze uit de Kerk gegaan zijn, het
gebed met de Boetelingen; als eindelijk ook deze-,
met oplegging der handen , zijn heengegaan , zullen
de gelovigen driemalen aciiter malkanderen het ge-
bed doen, eerst zacht, maar de beide volgende kee-
ren overluid. Hier op zullen zij malkanderen den
kus des vredes geven. Eindelijk zal het Heilig
Avondmaal van de vrijwillige gaven gehouden wor-
den , doch alleen de hooger gee;stelijk(;n , (t\^xjt)iot ,)
zullen dat binnen het Altaar genieten. Geene Gees-
telijken noch Leeken zullen iet van de Liefdemaal-
iijdcn , waar toe zij genodigd zijn , en die men
',iiet in de Kerken vieren mag , mede naa huis
iienien. De Christenen zullen geene Joodfche pleg-
tigheden waarnemen, en dus den Sabhath niet vie-
ren, maar op Zondags indien het mooglijk is, als
Christenen , van hunnen arbeid rusten. Maar
yoodschgezinden zullen ter eere van Christus ver*
bannen worden. Geen Christen zal, met verlating
van Gods Kerk, in bijzondere vergaderingen, de
Engelen verëeren; als hij dit doet, vervalt hij, als
een Afgodendienaar, in den Kerkdijken Ban. Geen
vrouvvspeifoon zal den /lltaar md^rcxi.
\icx wetten bepalen het één en ander omtrent
den
46o K E R K E L IJ K E
ÏII den Doop. ((paf.t^fAoc.^ Deze zal, na de twee eer-
^^^1^ fte weeken der veertigdaagfche vasten , gedimrende de-
Hoofdft. zelve aan niemand bediend worden. De Doopelin-
na c. G. gen znllen de geloofsbelijdenis van buiten leeren ,
Tnar 'X'^y.
cot "63!^" ^^^^ van op den vijfden dag der groote week,
■ aan den Bisfchop of de Ouderlingen, kennis geven.
Zij, die geduurende eene ziekte gedoopt zijn, zul-
len, gezond wordende, insgelijks de belijdenis lee-
ren. Ook zullen de gedoopten met hemclfchen olie
gezalfd, en het Rijk van christus deelachtig, dat
is, waarfchijnlijk , als volkomene gelovigen aange-
merkt worden.
Vier andere befluitcn handelen van de veertigcïaag'
fche vasten, Geduurende dezelve zal men het H»
Avondmaal alleen op den Sahhath en den Zondag
houden. Op den vijfden dag der laatfle week zal men
het vasten niet afbreken; maar achtervolgends al-
leen drooge fpijze gebruiken. In die dagen zullen
geen e gedachtenhdagen van Martelaren gevierd,
maar altijd op Sahhath of Zondag verfchoven wor-
den. Ook zal men, op dezen tijd, gttwo. hruiloften
of gehoortedagen vieren. Nog wordt verboden , het
Heilig Avondmaal in bijzondere huizen te houden.
Deze Kerkvergadering heeft ook het één en ander
omtrent de zeden der Christenen voorgefchrcven en
Tjepaald. Onder anderen zegt de 53fi:e Canon of
Regel, dat de Christenen op Bruiloften niet bui-
tcnfpoorig vrolijk bchoóren te zijn, ofte dansfen;
maar op eene voor Christenen betamende wijze, te
eten enz.
Streng is de vergadering omtrent alle ongelovigen
eu
GESCHIEDENIS. 4.01
en Ketters^ onder welke laatftcn ook Scheurzieke \il
Christenen begrepen worden. Niemand derzclven , "^^^-^
in zijne dwaling volhardende , mag in het huis Gods Hoofdfï*
toegelaten worden, ook mag niemand, om te bid- "^ C. G.
den of eerbied te bewijzen , op de bcgraafplaatzen [^^ ^^'*
of in de Kerken, (^fjiotfu^i»,') van Ketters gaan.
i»ovcndien verbiedt deze vergadering, van 'Joodeii
noch Ketters gefchenken, zoo als men elkandcren,
bij gelegenheid van Feestdagen , zond, aan te nemen,-
gcene Feestdagen met hun noch met de Heidenen
te vieren ; ook van de gooden geen ongezuurd
brood aan te nemen , noch in hunne godloze ge-
bruiken te deelen.
AllermerivwaardigSt echter is de 59 en öcfle Ca- Bepnling
non of Kegel van (}iq.z^ vergadering. In de ^ofte '^''^" ^^"^ ^
• 1 j 1 1- ,r^ ,, ^^ , Canon of
vmdt men deze bepahng: „ 'Er zullen geene iV^/- üjstder
„ men , door bijzondere Perfonen opgeflcld , (^xA- H. Boe-
„ fAoi thcariKoi , ) bij den openlijken Godsdienst , ge- ^^" °°f
„ zongen worden ; ook zal men geene Schriften gadeiing,
5, voorlezen , die niet Kanoniek zijn ; maar enkel en
„ alleen de Kanonieke Boeken des Ouden en Nieu-
„ wen Testaments.'''' Daar op wordt, in den óollen
Canon of Regel ^ de lijst dezer Kanonieke Boeken
opgegeven , op welke lijst de zoogenoemde ^po*
krijfe Boeken^ als ook de Openbaring van joan-
NES , voorbijgegaan worden. Des te belangrijker is
deze bijzonderheid, omdat deze de eerfle Kerkver-
gadering is, welke zoodanige lijst heeft opgegeven,
als ook, omdat de befluiten dezer vergadering, die
eigenlijk eene gewestelijke ^ geene algemeene was,
IV. Deel. Cc niet
402 K E R K E L IJ K E
I!I niet lang daar na in eene verzameling van Kerkelijke
BOEK Wetten voor de gcheele Kerk , ( Codex Canonum
Hoofdft. Ecckjice Umi>erf(e,^ aangenomen, en door de Al-
na C. G. gemeene Ker.kvergadering te Chalcedon , in het jaar
tot •^6''] 45' ' bevestigd zijn geworden. Men kan derhalven
■■ het gevoelen en de denkwijze der Katholijke Kerk
van deze tijden, omtrent de Boeken, die de Heilige
Schriften der Christenen uitmaken, uit dezen Canon
of Regel afleiden. Ondertusfchen mogen wij niet
voorbijgaan aan te (lippen, dat over de echtheid
van dezen öoflen regel bedenkingen gemaakt zijn (*),
en zelfs zeer fchijnbare, welke echter door anderen
geoordeeld worden, het ftuli niet te voldingen (f).
Eerlle Nog werd, in het jaar 348 of 349, eene mcrk-
Kerkver- waardige Kerkvergadering gehouden, te Karthago^
teK^rtha-"^ ^fi'^^^-> welke men gemeenlijk de eer/Ie Kerkver»
go. gadering van Karthago noemt, allioewel 'er reeds
verfcheidene , zedcit het begin der derde eeuw , in die
flad gehouden waren. Het oogmerk van deze ver-
gadering was, het herftellen der orde in de Afri-
kaanfche Kerk, na het dempen der onlusten met de
Donatisten.
Vervolg In de laatfte jaren van Keizer konstantyn den
yande Grooten. waren de Donatisten^ deels door 'sKei-
gefchie- ' \ r ■
denis der zers zachtheid omtrent hen , deels door fommigc
Donacis- geweldige ftappcn, welke zij deeden, in het eigen-
lijk
(*) Zie SPITTLKR Kritifch. Unterfuchtmg des Sechi-
zfgfien Laodicenifchcn Canons, Bremen 1777. 8vo.
,(t) scuRüCK Kirch-Gefch, VI. Th. S. 251. ƒ.
GESCHIEDENIS.
40.'?
lijk Romeinfchc Afrika^ een uitgcbix'ide en bloejende rit
aanliang geworden (*). Na zijne dood, maakten °^"-^
zij zich , voornaamlijk door de buitcnPporigheden jioofdfl»
(]cr Circtimcelliones , die tot de Donatisten zeiden na C. G»
te behoorcn, tevens gcliaat en ongelukkig. Deze J^^^SSr»
7 o os tQt 303.
Circumcelliones ^ als zeide men Landlopers ^ waren
eene Tooit van gccstdrijvers onder de Donatisten, die ten.Cir-
liunnen naam hadden , van hun rondloopen ten plat- ones.
ten lande, om de boerenwoningen, Qcellce^^ alzoo
zij zelve geene vaste vvoonplaatzcn hadden. Bij
verkorting noemde men hen ook Circelliones , of
ook Circuitores ; ( Kondlopers ; ) zij zelve noem-
den zich de Kampenden , Agonistici , omdat zij met
den Duivel te kampen hadden (f).
Deze Circumcelliones waren Afrikaanfche landlie- Derzel-
den, even zoo dom en onkundig, alS woedend Ijve- '^''^^^^'^''^s
rig voor hunne partij , die de Katholijken , op eene fporighe-
wreede wijze, vervolgden. Zij verflonden enkel de den.
Punifche , maar niet de Romeinfche taal ; zij oefen-
den geenen landbouw meer, maar liepen gewapend
om langs de openbare wegen, waar zij de reizigers
mishandelden, terwijl zij alle fchuld-eifchers nood-
7,aakten, het gene men hun fchuldig was, kwijt te
fcheldcn; 's nachts vielen zij in de huizen der Ka^
tho»
C*) Zie boven Bladz. i/^j.
(f) OPTAT. Milevit. de Schism. Donatist, Libr. IIL
Cap. 4. fqq. FiLosTORGius PLeres. 85. augustiküs geeft
voorbeelden van hunne buitenfporighedcn , die zij , nog
ten zijnen tijde, omtrent het begin der Vde eemv, be-
dreven, in verfcheidene plaatzcn van zijne Werken.
Cc z
404 K E R K E L IJ K E
III tholijks geestelijkheid , die zij uitplunderden , de
BOKK ffeesteliilien met hunne zwaarden flaande en kwet-
Hoofdft. zcnde, en met azijn en kalle van hun gezicht bero-
na C. G. vende. Dus verloren niet weinige KathoUjken het
\, \ r^I^ leven. Aan den anderen kant raasden zij even zoo
w Ml dikwijls tegen zich zelven. Uit eene onzinnige be-
geerte, om Martelaars te worden, vernielden zij de
Afgodsbeelden en Tempels der Heidenen, opdat zij
van dezelven zouden gedood worden; zij vielen de
Heidenen aan, midden onder hunne Godsdienftige
plegtigheden , om daar den Marteldood te vhiden.
In denzelfden waan, dat zij den Marteldood voor
den Godsdienst ondergingen, ftortten zij zich zel-
ven van hooge en (leile rotzen in den onderliggen-
den afgrond, of in het vuur of water; ook zoch-
ten zij anderen te overreden , om insgelijks zulke
zelfsm^orders te worden; ja fomtijds noodzaakten
zij anderen , om hun het leven te benemen. Velen
van hunne vrouwsperfonen , die zich aan de kuisch-
heid gewijd, QSanctimoniaïes ,^ maar die niet be-
waard hadden , zegt augustinus ( * ) , brachten
zich zelven om, dewijl zij geloofden, dat God haar
daar voor niet ftraffen zou, indien zij zich zelven
(Iraften: eene verbeelding, die, in het gemeen, bij
deze CircumceUïones plaats greep. theodore-
Tus (t) voegt 'er bij, dat die genen, welke van
deze partij tot eenen vrijvvilligen dood befloten, aan
hunne medebroederen daar van vooraf kennis ga-
ven ,
(*) Contra Caudcnt. Libr. I. Cap, z6. pag, 449.
(t) hhaet. Fah. \M . 6.
GESCHIEDENIS. 405
ven, van welke zij dan, met overvloed van fpijzcn. Hl
als vet gemest werden. Ook legt augustinus (*) ^^^^^
hun ontuchtige zeden , en cenc bijkans aanlioudcnde Moofdfï.
dronkenfchap , te last, waar door zij tot zulke al- "^ C. G.
fchmvlijkhed(in vervoerd werden. tot^SÓs!
Met dit alles , moeten wij ook hier in het oog ■
houden , dat alle deze verhalen van den kant eener ^'^'^?'"'
deel mg
vijiindige en beledigde partij komen. Daarenboven v.m de
moet men de tijden ondeifcheiden. In het eerst berichten
wilden deze lieden, volgends het bericht van AU-^|g^g2el-
GUSTiNus zelven (f), geen zwaard gebruiken , ven.
omdat CHRISTUS dit aan petrus verboden heeft ,
maar zij bedienden zich enkel van (lokken en knup-
pels, waar mede zij evenwel de KathoUjken zoo
onthaalden, dat zij 'er van flierven. Zij fchijnen
derhalven, bij trappen, tot de uiterfle woede over-
gellagcn te zijn. Misfchien gaven de KathoUjken
zelve aanleiding tot haat en bitterheid, augusti-
nus verhaalt dus van Keizerlijke bevelen , om den
Donatisten hunne Kerken te ontnemen, waar tegen
deze zich , met hulp der onftuimige landlieden , verzet-
teden ( § ). Hier in toch is niets vreemds , dat on-
wetende landlieden , aangezet door hunne Leeriiaren ,
het ontnemen hunner Kerken met geweld poogden
te verhinderen. Even min vreemd is het, dat de-
ze
■(*) Contra Epist. Parmcniani Lihr. II. Cap. 3. pag.
fp. Tom. IX.
(■f) Pfalmtts contra pnrtem Donat. pag. 4. contra
Epist. Parmeniam Libr. I. Cap. 11. p. 14. T. IX. Opp,
(§} Contra Epist. Pannen. Libr. I. Cap. 11. p. 15»
Cc 3
4o6
, K E R K E L IJ K E
III
BOEK
III
Hoofdfl:.
iia C. G,
Jaar 337.
tot 3Ó3.
Men kan
hunne
buiten-
lpo,orig-
heden
niet in 't
gemeen
op reke-
ning der
Donr. ris-
ten rtel-
le».
ze lieden hunne mishandelingen ;ils martelingen , tu
hunne dood , als ecne marteldood , hebben aangezien ,
en dewijl men zulke hooge gedachten van dezelve koes-
terde , als werden de zonden daar door uitgedelgd ,
was de overftap tot. die geestdrijverij, dat de zelfs-
moord, in hunne omftandighedén , als eene martel-
dood kon bcfchouvvd worden, voor zoo verhitte
hersfenen niet te groot.
Men zou onbillijk zijn , indien men de buiten-
fpoorighcden , door deze Circumcellioncs gepleegd,
in het gemeen, op rekening der Donatisten wilde
Hellen. De mcesten van hun keurden dczelven af,
en merkten ze aan , als iet , dat hen niet aan-
ging (*); zij zelve leden 'er door, en verloren,
even als de KathoUjken , door deze onzinnige men-
fchen het leven (f). De Donntistifche Bisfchop-
pen verboden op hunne Kerkvergaderingen de ztlïs-
moord uitdruklijk (5), en boden op e'éne derzel-
ven aan, alle fchade te willen vergoeden , v/elke
deze oproerige hoop veroorzaakt had (**). Nog-
thans kan men hen hier \n niet ontfchuldigen, dat
zij met deze menfchen Kerkgemeenfcliap hielden,
die zij met de KathoUjken weigerden ; dat zij deze
Heden gebruikten, om de uitvoering der Keizerlijkq
wetten te verhinderen; dat zij met dezelve dreigt
tien; dat zich Lecriiars aan het hoofd der plunder-
- ^ ben-
( * ) AüGüST. (Ic hiCr. l. c, contra Epist. Pannen, l. c%
( I ) Idenu Epist. 44. pag. 79.
(§) Idem. contra Crc;,con. Ljhr, III. Cap, 49,
(**) Idenu. Epist, ïoo. pag. 238,
GESCHIEDENIS. 407.
benden fielden, en dat Bisfchoppen hen in Inm ge- III
volg hadden (*). Zoo veel blijkt ondertusfchen , ^^^?-
dat ibmmige Bislchoppcn der Donatisten^ vóór het Hoofdfl.
jaar 348 , zelve met eencn Brief den Keizerlijken '" C. G.
Bevelhebber in Afrika , taurinus , verzochten , j^j v^^'
om deze verfloorers der openbare rast , met geweld , - ■ ■ —
te beteugelen ; gelijk dan ook deze , door zijne folda-
ten, verfcheidencn van dezelve ter dood bracht ea
vcrftrooide (f).
Maar in de jaren 348 en 349 , werden harder Hnrde
maatregelen tegen de Circiimcelliones en tegen de "''^•''^'■^S^'^'
ö o t> lentegen
Donatisten , in het werk gefteld. Keizer konstans hen en
had twee mannen van aanzien, paulus en maca- "^^sen de
Rius , met veel geld , naa Afrika gezonden , om xs.\\. '
lietzelve onder de behoeftige Christenen uit te dee-
len, waar bij zij tevens ieder eeneii tot Kerkelijke
éénheid vermaanden. Bij donatus, Bisfchop van
Karthago gekomen, vraagde deze: AVat de Keizer
met de Kerk te doen had? 'er bijvoegende, dat hij
reeds aan de gemeenten gefchreven had , dat dit
geld niet aan de armen zou gegeven worden. Het
gevolg van deze bedreiging bleek wel ras : Als deze
afgevaardigden te Bagcja of Fagaja^ eene ftad in
(*) OPTAT. III. 4. p(7g. 59. fijq. AUGUST. COHtr.
Epist. Pannen, l, c. contra lifter. Petiliani II. Cap,
39, 47, 88. contra Crescon. III. 42. Tom. IX. Epist,
188. pag. 236. Tom. II.
(f) OPTAT. Milevit. III. 4. pag. 60. Donatiita fer-
'(HO de vcxat. Donatiitar. in pinii IShmiwt. Donatist, p»
ipo. fq^.
Cc 4
4o8 K E R K E L IJ K E
III Numidië, gekomen waren , ontbood de Bisichop
BOF.K jj^j. Donatisten aldaar, die ook donatus heette,
rioofdft. ^^^ ^s Clrcumcelliones op, ten einde de afgevaar-
na C. G. digden uit de Had te houden. Hier op liet maca-
Toot* ^ o 'T
tot '^6^' ^^^^ ^'^" ^^ Romeinfche Bevelhebbers in Afrika
•^ eene bende foldaten komen , die cene menigte
van deze oproermakers nederfabelden. donatus van
Bagaja werd in eene bron, en marculus, een
ander van deze gezindte , van eene rots afgewor-
pen. Ook verloren nog andere Donatistifche Leer-
aars het leven, die van hunnen aanhang, als Mar-
telaars , werden aangemerkt. En nu noodzaakte
macarius alle Danatisten ^ om zich met de Katho^
lijken te verëenigen. De Bisfchoppen, die zulks
weigerden , kozen de vlucht , of werden gebannen.
Onder dezen was ook donatus van Carthago ^ die
in ballingfchap flierf, en parmenianus voor zijnen
opvolger had (*).
Geweldig waren de klagten der Donatisten , over
deze vervolging , heweerende, dat macarius deswegens
niet in de gemeenfchap der Chrisrenen geduld kon
worden, en noemende de KathoUjken ^ fchimpswijze ,
*de Kerk van macarius. De KathoUjken daar tegen
verzekerden, dat geen van hunne Bisfchoppen het f
gcringfte aandeel in deze gewelddaadighedcn geno- !
Dien, daar toe aanleiding gegeven, of ze goedge-
Jvcurd heeft, opk dat het onzeker wai'e, of marcu-
lus
(*) OPTAT. Milev. III. 1,3,4; 7' P^ifio MarciiH
iii piNU Mohum, Donalist, pag. 193. Pasfo Maxlniiani
(l Ifaaci; ib'4: pig' IP7'. ^'^C
GESCHIEDENIS. 409
Lirs zich niet zelf van ecnc rots geflort had. Ook 111
willen de KathoUjke Schrijvers volllrekt niet toegc- Y/j^
ven , dat dit eene vervolging der Donotisten te noe- Iloofdd.
men zij. De Heidenen , zeffgen zij , wilden de "^ ^* ^'
Christenen dwingen , om hunnen Godsdienst en het ^^^ 263!
geloof te verloochenen , deze was eene vervolging , -
maar hier wilden bewerkers der éénheid^ (^operarii
unitatis , ) enkel de Christenen tot deze éénheid der
Kerk vvederbrengen. Welke verwarring van denk-
beelden! En van hoe gevaarlijke en ver -uitziende
gevolgen, wanneer men het geoorloofd verklaart,
menfchcn, die geene gcmeenfchap met de Kerk be-
geerden te houden, door vreeze en ballingfchap ,
daar toe te dwingen, en dit nog geene vervolging
te willen heeten !
De éénheid der Kerk in Afrika werd echter nu Kerkver-
als herfteld aangemerkt , en tot bevestiging derzelve S^^5""S
hielden de ^«Mö//y/('5 Bisfch oppen van dat land, in thago.
het jaar 349, eene Kerkvergadering te Knrthngo^ op
welke GRATUS, Bisfchop dezer hoofdftad, het voor-
zitterfchap bekleedde ( * ). Na God gedankt te heb-
ben, dat hij, door zijne dienaren, paulus en i\rA-
CARius, dit heihg werk tot (land gebracht had,
befloot men, vooreerst, dat niemand, die, naar de
leere der Euangelisten en Apostelen, de verëering
der Heilige Drieëenheid beleden had, en daar op
gedoopt was , weder daaromtrent ondeiTraagd , of
ge-
(*3 De beflulten dezer vergadering ftaan bij harduin,
Gcta, Concil. Tom. I. pag. 685. en du pin Monum, Do»
tiatist. pog. 201.
Cc 5
4IO K E R K E L IJ K E
III gedoopt zou worden. Vervolgcnds Helde gratus
BORK £^.ij£j;j tweeden regel voor, om te verbieden , dat
iïotifdrt. nien ^^ waardigheid der Martelaren niet zou hoo-
HaC. G. riLMi, door dezen eernaam aan zulke lieden te ge-
jQ^"^^Cven, welke de Kerk alleen uit barmhartigheid liet
«— » — - begraven, aan zulken, die zich zelven omgebracht,
of anders door hunne zonden de dood verdiend
hadden. Maar, wie, in 't vervolg, een foortgelijk
misbruik omtrent den naam van Martelaar zou ple-
gen, zou, als hij een leek was, onder de boetelin-
gen geplaatst, en zö hij een geestelijke was, na
voorgaande vermaning, van zijn ambt ontzet wor-
den. Op dit voorftel van gratus, die zich nede-
rig voor hun boog, riciien alle de Bisfchoppen een-
parig: „ U^ve Hel/Ig/'/eid oordeelt wel! " De overige
befluiten dezer Kerkvergadering betreffen hoofdzaak-
lijk het gedrag der Bisfchoppen en de Kerkelijke
tucht, en behelzen niets bijzonders.
Op deze wijze hadden de Donatlsten geene vrij-
lieid van Godsdienst meer, alhoewel hunne gedv/on-
gowe. verëeniging met de KathoUjken niet kon belet-
ten, dat 'er nog een groot getal Donatisten over-
bleef. Keizer konstans fchijnt, gemeenfchapiijk
met zijnen broeder konstantius, wetten tegen hen
gegeven te hebben (*). In dezen toeftand bleven
zij, gedüurende het leven van den laatstgemelden
Keizer, tot aan de regeering van Keizer julianus.
Regee- Te weten , onder dezen Keizer , onderging de
ring van nQcftand van den Godsdienst eene geheele verande-
ring^
(*) AVGUSTiN. Epist. 105, C. 2. p. 227. T, II. Opp.,
GESCHIEDENIS. 411
ring. " De Christelijke Godsdienst was nu omtrent III
eene halve eeuw de Godsdienst van den Staat ge- ^°^
weest, CU door konstanïyn dm Grooten en zijne iioofdft.
Zooncn voorgcllaan en befchermd, maar julianus, "^ ^* ^*
Tont» '>0'T
in het jaar 361, aan het Keizerrijk gekomen, deed ^qJ. 263I
belijdenis van Aqw Heidenfchen Godsdienst , en -
poogde, op allcrleië wijze, denzelven uit de laagte, '"^^izer
waar in hij vervallen was , weder op te beuren. Om- j^us,
trent dezen Keizer vinden wij de berichten en be-
üordeelingen van de Schrijvers , zijne tijdgenoten ,
geheel tegcnftrijdig. De meesten van dezen zijn Re-
denaars , die de zaken , van den dénen en anderen
kant, plegen te vcrgrooten, en terwijl de Christe-
nen onder dezen hem den Apostaat of Afvalligen
noemen , en zijne beeldenis met zwarte verwen fchil-
dercn , verheffen de Hcidenfclie Redenaren hem ten
uiterllen, ftellcn hem voor, als bijna zonder gebre-
ken, en keuren hem den eernaam van clen Grooten
overwaardig. Ook laater Geleerden, na de hcrftel-
ling der wetenfchappen , hebben hem verfchillend
beoordeeld , zonder zich , altijd , behoorlijk voor den
invloed van partijfchap en menfchlijke driften te heb-
ben kunnen wachten (*). Daar wij geloven, dat,
in
(*) Eén der eerde Schrijvers onder de nieuwen, na
de herftelling der Wetenfchappen, die gcinntigdheid aan-
prees, in hec beöordeelen van julianus, was leeuwen-
KLAU of LEUNCLAvius, (^Apologia pro zosLvio, pr^fixaH.
ZosLMi, ex edit. cellaru,) Op zijn voetfpoor volgde
GOTFR. arnolü {Kerk- en Ketter-Hist. I. Deel, IV. Boek.
J, Hoofilft. Bladz: 194.) Het leven van jull^kus ,. door
den
4ia K E R K E L IJ K E
III in het algemeen , de overgang van iemand , wie hij
^nf *^°^^ ^'^^' ^^" '^^^ ^'^" Wijsgcerig of Godsdienftig
Hoofdft. gevoelen tot het ander, op zich zelven, niets bc-
m C. G. flisj.
Jaar 337.
tot 363. "^" ^^^^ ^^ BLETTERiE Is , over het geheel, wel gefchre-
■ ven. Nog is 'er eene levensbefchrijving van julianus door
DEsvoEux in het Engelsch , onder den titel : T/ie Life
and Character of Julian the Apostat. Met veel kracht en
bevalligheid heeft de Hoogleeraar a. kluyt, in zijne
Redenvoering pro Juliano , de goede hoedanigheden van
dezen Keizer voorgedragen. Al te flerk zijn de woor-
den van MONTESQUiEU Vesprit des Loix Livr. XXIV.
Chap. X. „ 11 n'y a point eu après lui de Prince plus
„ digne de Gouverner des hommes." ""Er heeft nooit
na hem een Vorst geleefd , die waardiger ■was over
menfchen te regeeren. Geheel anders oordeelt over hem
MOSHEIM Kerke! . Gefchied. II. Deel, Blndz. 25. De gc-
mangdheid van den Christen Dichter prudentius in zijn
oordeel over julianus verdient lof. Dus zingt hij vau
hem Apotheos. vs, 449. fqq,
Principibus tarnen e cunctis non defuit imus ,
Me puero, ut memini , diictor fortisfimus armis,
Conditor et leguin celcberrinius, ore manuque
Confultor patriae, fed non confultor habendae
Relligionis; amans tercentum niillia divüni:
Perfidus ille Deo, quamvis non pcifidiis Orbi.
Dat is :
Van alle Vurflen leefde, in mijne kindlche jaren,,
Eén Vorst, het heugt mij nog, in 't oorlog fiks ervaren.
Die wijze wetten gaf; een fteun, met mond en hand.
Niet voor den Godsdienst, neen! maar toch voor 't Vaderland»
Hij, die een vriend was van een duizendtal van Goden,
Was, trouw aan 't Rijk, ontrouw aan God en zijn geboden»
GESCHIEDENIS. 413
fiïst voor of tegen de waarlicid van zoodanig ge- IIT
voelen, en dat dus het waare Christendom 'er niets ^^^^
bij wint of veriicst, wie of wat julianus, ten op- HoofdlT.
zichte van zijnen Godsdienst, geweest is, zullen "^ C!. G.
wij, zonder haat of gunst, eenvoudig verhalen, Iq[ ^ó^]
liet geen wij, bij de Schrijvers van dien tijd, en in -
zijne eigene fchriften , hem en zijne verrichtingen ,
voornaamlijk met betrekking tot den Godsdienst,
betreffende, vinden opgetekend.
De Keizer julianus was de jongfle Zoon van De ge-
TULius KONSTANTius , Stiefbroeder van konstan- f':'"'^"^'
•' ' msvan
•VYti defi Grooten ^ en omtrent 30 jaren oud, toen hij zijne
Keizer werd. Bij den algemeenen moord der bloed- i^ugd.
verwanten van den zoo evengemeldèn Keizer, in
het jaar 337, door de foldaten, door aanftoking of
onder oogluiking van Keizer konstantius, werd
zijn ouder Broeder gallus verfchoond, omdat hij
zieklijk was, en julianus, die naauwlijks zeven jaren
oud was, om zijne Jongheid, markus, Bisfchop van
Arcthiifci , beveiligde hem , voor de woede der foldaten ,
in eene Kerk (*). Hij werd vervolgends opgevoed,
door EUSEiiiL'S, Bisfchop van Nikomedi'é, die zijn
ver-
(*) jULLANiJs ad S. P. Qj Athen. p. 270. ecl. span-
HEMii Lipf. 1(196. ful. LiBAN. Orat. VII. pag. 236. ed.
Morel. Paris. 1627. fol. eutrop. Hist. X. i. socrat.
llist. Ecclcs. III. I. GREGOR. Naziauz. Orat, \\\. pag.
90. Paris. 1630. Tom, II. Opp. Deze laatrte fchrijft *
zijne behoudenis aan de zorg van konstantius zelven
toe. Maar hij is te zeer partijdig voor dezen Keizer, daa
«l:u men bein alleen geloven kan.
4Ï4 K E R K E L IJ K E
III verre bloedverwant was ( * ) , een hoofd der Aiih
^U\ ^^^'^ "> ^^ ^^'^^^** Eufebiiinen, JMet zijn vijftiende jaar
Iloüfdll:. werd julianus , benevens zijn Broeder gallus ,
na C. G. yej. ^^j^ j^^j j-j^f ^^^^ ^^^ Keizerlijk flot bij Cccfarea
Jaar 337. . j ~^ j
tot 363. i" Kappadoci'é gezonden , alwaar zij verder ondcr-
' wijs ontvingen, maar voor het overige zeer ingeto-
gen leven moesten (f).
Belijdt Waarfchijnlijk was de bedoeling van konstan^
twintig ^j^,3 jj^. I^gjjj^ Broeders gallus en tustinianus ,
jaren lang j '^ »
liet Chris- tot den geestelijken ibnd, en tot de Bisfchoppclijke
tendom. waardigheid , te brengen , om hen des te zekerer van
alle aanfpraak op den troon te verwijderen. Zij ge-
noten dan, onder andere kunden en wetenfchap-
pen, zoo veel onderwijs in den Godsdienst, dat
zij, als voorlezers, bij den openbaren Godsdienst,
de Heilige Schrift voorlazen. Ook werden zij tot
de beoefening der Godzaligheid opgeleid, naar de
denkbeelden, welke men, ten dien tijde, onder de
Christenen, daar van vormde. Zij betoonden on-
gemeene hoogachting jegens de Leeraars , en andere
vroome Ghristenen, bezochten de Kerken vlijtig,
en bewezen aan de Martelaren , bij hunne graven ,
den gewonen eerbied , bijzonder door het ftichten van
kerkelijke gebouwenen rijke gefchenken. Dus bewandel-
de JULIANUS , gelijk hij zich zclven uitdrukt (§) , den
weg van het Christendom twintig jaren lang. Even-
wel ftelt GREGoiiius \7i\\. Nazianziis hem voor, als
een'
(*) AMML^N. MARCELL. Hist. XXII. 9.
(f) JULIAN. /. C. SOZOMEN. V. 3.
(§) Episi. 51. pag. 434, ci/. Spanhem.
GESCHIEDENIS. 415
een' loos bedrieger en geheimen vriend van het Hei- III
dendom, van zijne eerfte jeugd af aan; die, in de ^^ïf
twist -oefeningen met zijnen broeder, altijd de ver- Hoofdd.
dediging der Afgoderij gewoon was op zich te ne- "^ ^' ^»
men (*). Ook fchrijft de Ileidenfche Gcfchied- ^rsój
fchrijver ammianus iniarcellinus (f), dat hij, — —
van zijne eerfte kindsheid af, reeds geneigd was tot
den dienst der Goden, en dat hij, jongeling zijnde,
meer en meer in ijver daar voor ontvlamde, maar
dat hij, uit vrceze, het écn en ander, dat .daar
toe behoorde, zoo geheim mooglijk, verrichtte (^).
Julianus was vlug van vernuft, en vaardig, om Legt zich
alles fchieliik te bevatten ; zijne leeslust was on- ^'^^. *^P ^^
vcrzadelijk; toen zijn broeder gallus in het jaargeertecu
351 tot de/hr benoemd was, kreeg hij vrijheid , ^velfpre-
om te Konflantimpolen te komen , en zich in de ^- ^ "
wijsbegeerte en vvellprekendheid te oefenen. Thans
werd hij het eerst bekend met de Heidenfche Ge-
leerden; zijn voortgang in de geleerdheid was bui-
(*) Door een wonderwerk zal ook de hemel toen
reeds de geveinsdheid van julianus openbaar gemaakt
hebben. Als de beide broeders famen eene Kerk fticht-
ten op het graf van den Martelaar imamas , ftortte dat ge-
deelte, hetwelk julianus bekostigde, telkens weder in,
CU kon niet voltooid worden, gregor. Nazianz. l, c,
sozoMEN. L c. (t) XXII. 5.
( S ) Men ziet hier de reden , waarom fommigen
ondvend hebben, dat julianus ooit een Christen ge-
weest is , zie Bhferiatiom llhtor, fttr divers fujets door
LA CROZE pag, -^6. enz.
4tÖ K E R K E L IJ IC Ë
lil tengemeen ; hij fprak zoo innemend , en zijn ge»
uoRK \jqqI gedrag was zoo bevallig, dat, alhoewel hij^
Iloofdft. op raad van zijnen Hofmeester, zich in kleding niet on-
na C. G. derfcheidde van jongelingen van burgerlijken ftand ,
tol^W^' ^'^ inwoners der hoofdflad hem reeds aanmerkten,
— als waardig het deelgenootfchap des rijks. Dit ont-
rustte den argwanenden konstantius zoodanig,
dat hij zijnen Neef gebood, zich naa Nikomedi'è^
of eenige andere flad van Klein '- Aft'è ^ te begeven;
doch met uitdniklijk bevel , om de lesfen van liba-
Nius, die aldaar leerde, niet aan te hooren (*}>
ECEBOLUS , die JULIANUS leermeester in de welfpre-
kendheid was, deed hem zelfs, met eenen eed, be-
loven , dat hij LiBANius niet zou gaan hooren ,
maar julianus las heimlijk de fchriften van liba-
Nius , en ftelde zich die ten voorbeeld (f).
LiDANius. LiBANius wcrd voor éénen der welfprekendfle
Redenaren van zijnen tijd gehouden, maar was te-
vens een ijverig Heiden. Hij had te vooren de wel-
fprekendhcid te Konftantinopolen ^ met veel toejui-
ching, onderwezen, tot hij, in het jaar 346, op
aanftoken van eenen mededinger in deze kunst, naa
Nikomedi'ê verdreven werd. Hij prees den Keizer
KONSTANTIUS, iu zijuc fcln-iftcn , zoo lang deze
Keizer leefde , maar overlaadde hem met befchuldi-
gingcn na zijne dood, gelijk socrates (5) hem
ver-
(*) LiBAN. Om f. V. pag. 174. fqq. ed. Morel. 1627.
fol. SOCRAT. III. I. SOZOM. /. C.
(t) LIBAN. Orat. XII. pag. 303. fqq,
(§) Biit. Eccles. III. 23.
GESCHIEDENIS. 41?
Verwijt. Zelfs in zijnen ouderdom , verdedigde hij lII
den Afgodsdienst nog flout weg, in eene rcdenvoe- ^5^i:''
ring, aan den Keizer theodosius gericht. ( Or<2- f lool^f^,
ïio pro Templis. ) Men heeft van hem eene menig- n^^ C. G.
71 7 • r • /- n •• l^ïir 337,
X.Q. Redenvoertngen^ zoo tot oetenmg, {rrogijmnas- ■'^^^ ^^'
mata et Dedamationes , ) als bij wezenUjkc gelegen- *
heden, opgefteld, waar van f. morellus te Pa»
r'js eene verzameling uitgegeven heeft ; in twee
Declen in foUo, in het jaar 1606 en 1626. Na-
derhand zijn 'er nog ecnigen door anderen in het
licht gegeven, bij voorbeeld jac. gothofredus (*)
en FABRicius (f). Zijne Brieven (^) zijn reeds
van oiids nog boven zijne Redenvoeritjgen gekeurd ,
ten aanzien van den fraaien ftijl , vernuft , en levendig-
heid. Over het algemeen heeft niemand der laater
Griekfche Schrijvei-s den befchaafden Attifchefi ftijl
zoo in zijne magt gehad, als libanius; hoewel
hij meermalen in het duiftere en onregelmatige valt.
Wij vervolgen, na dezen uitllap, de Gcfchiede- julianus
nis van julianus. In Klein -Aft'è^ waar hij zich P™^^^^
thans onthield , bevonden zich eenige vermaarde heira het
Heidenfche Wijsgeeren van den Nieuw - Platonifchen H^'den-
aanhang, of Eclectici, die, gelijk wij ge^en heb-
ben, beweerden, dat, in alle Godsdienflen en wijs-
geerige famenftellen , de waarheid bevat, doch in
den
(*) Gcnevee 1641. 4. en in zijne Opitfc. Jurid. 77;/-
fiora Lugd. Bat. 1733. fol.
(t) Bihl. Gr. Fol. VII. png. 145. fqq.
(§) Uitgegeven door joh. christoph. wolf Avijierd*
1738. fol.
IV. Deel. Dd
4iS K E R K E L IJ K E
III den c^éiicn meer dan in den anderen verdonkerd
^^^'^ was, en die daarom den grootften fteun van het
Hoofdft. Heidendom uitmaakten. De vermaardrte onder de-
na C. G. 2en was ^desius , vvien julianus te Perp-amus
tot ''63.' ^^'"^ bezoek gaf, om zijn onderwijs te genieten. De
' '■ Wijsgeer, zich met zijne liooge jaren ontfcliuldi-
gende, prees hem tevens twee zijner leerlingen, iu
dezelfde flad, aan, eusebius en chrysanthius.
Deze Wijsgeeren waren echter in hunne beginfelen
niet édns. chrysanthius prees hem boven alles
de Theurgie aan , als de volmaaktfle wijsgeerige
Wetenfchap, welke leerde, hoe de menschlijlve zie-
len, door den bijRand der geesten, die in een groot
aantal , als tusfchen - wezens , tusfchen den hoogften
God en de menfchen, beilaan, allengs tot het aan-
fcliouvven van God, en tot de innigftc verëeniging
met hem , opgeleid , ja zelfs in ftaat kunnen gefield
worden, om de Goden zelve op te roepen, de Z>e-
mons te bevelen, en onder Godlijke medewerking,
meer dan menschlijke dingen te verrichten, euse-
bius integendeel verachtte den gewaanden omgang
met geesten, en zinlijke verfchijningen : Alleen de
wczenlijlce denkbeelden der dingen, zeide hij, zijn
waarheden; maar de werkingen der ftoflijke kracli-
ten brengen enkel bedriegerijen , of goochelfpel zon-
der rede of verftand, voort, julianus geraakte,
door deze verfcheidenheid van gevoelens , in het
eerst, in ecnige verlegenheid, maar zijne oplettend-
heid werd geheel opgewekt, toen eusebius hem be-
richtte, dat maximus één der oudfte en geleerdfle
leerlingen van /rdesius was, die zich, als een uit-
niuu-
GESCHIEDENIS. 419
muntend verftand, niet met diepe onderzoekingen, irf
maar met zoodanige buitengemeenc proeven ophield* ^^^^
Deze had hem en anderen van zijne vrienden onlangs Hoofdü.
in den Tempel van hekate gebracht , alwaar , na- "^ C. G.
dat hij een korentjen wierook gereinigd, en heimlijk jj^^ S^^
een ftil gebed had gefproken , het beeld der Godin —
had beginnen te lagchen. Vervolgends had hij de
fakkels, welke de Godin in de handen hield, door
een van hem voortgebracht licht, ontdoken. On-
dertusfchen, moet men zich aan dit alles niet ver-
gapen, voegde eusebius 'er bij, dewijl de Wijs-
geerte ons eene andere reiniging leeit. Doch, ju-
lianus had genoeg gehoord, om te bcfluiten, een
leerling van maximus te worden (*); volgends be-
richt van EUNAPius ging hij denzelven te Efeze een
bezoek geven , volgends de Christen - Schrijvers kwam
MAXIMUS , door den roem , welken julianus zich
reeds verworven had , zelf tot dezen jongen Prins (f).
Hoe dit zij , daar in (lemmen zij onderling , en ook met
LiBANius (§) overeen , dat julianus , van dezen tijd
af, tot den Heidenfchcn Godsdienst is overgegaan.
maximus , door zijnen ouderdom , een achtbaar
voorkomen hebbende , kondigde julianus ,. met eene
ftoute verzekering, aan, dat hij ééns den Keizerlij-
ken troon zou bekleden (**). Deze voorzegging
trof den jongen vuurigen Prins ongemeen, die nu
het
(*) EUNAPIUS fle Vit. Sophisi. p. 86. fq.Bap.ï. 1596.4.
(t) socRAT. III.i.sozoM.V. 2. (g) Orat.N.p. 174.
(**) lAiAxiMus maakte, in het vervolg, van zoodanige
voorzeggingen , om aan Vorllen den troon te voorfpel»
Dd 2 len,
4io K E R K E L ÏJ IC E
Itl het eerst eene levendige begeerte ontwaar werd, om
^j^j^ eens te regeercn, en voortiian dikwijls met waarzeg-
Hoofdft. gei's raadpleegde, om het toekomende door hen te
na C. G. vernemen , terwijl hij ziïne vrienden verzekerde , dat
tot 363! ^^ vvereld gelukkig zou zijn , Wanneer hij ééns de
-■ ' hoogde magt in handen kreeg. Uit vreeze iTogthans
voor den argvvanenden Keizer konstantius, ver-
bergdc julianus niet alleen zijnen overgang tot het
Heidendom, maar nam zelfs den fchijn van grooter
ijver voor het Christendom aan , latende zich tot
Monnik fcheeren , en tot voorlezer der gemeente te
'Nikomedi'é aanllellen (*).
Beoorde- Dit is het eenvoudig bericht , dat óns de Ge-
ing yaii fchiedenis geeft van het Christendom Van julianus ,
van JULI- en zijnen afval tot het Heidendom. Men leest daar
ANUS tot jjj j^jgfg ^ fijjj. (jg zeden der Christenen tot denzelven
dendom. ïi^inlciding gegeven hebben. Hoe bedorven dezelve
ten dien tijde ook waren, hoe zeer de twisten en
verdeeldheden onder hen tot fchandelijke en onver-
draagzame handelingen aanleiding gaven, en aan-
ftootlijk waren voor verflandige Heidenen, evenwel
waren de zeden der Christenen nog zoo zuiver , in
vergelijking van die der Heidenen, dat wij, in het
vervolg zullen zien, dat julianus zelf, in zijne
fchrif-
len, meer zijn werk, doch niet met hetzelfde gevolg.
Om iet dergelijks heeft hij, naderhand, onder de Kei-
zeren valentinianus en valens , het hoofd moeten ver-
liezen. MOSHEM. Disf. ad H. E. pertin. FoL I. p. 160.
(*) juLiAN. Epht. 64. png. 454. socRAT. en sozom.
/. f. THEODORET. U. E. III. 1. FILOSTORG. III. 2/.
GESCHIEDENIS. 4111
fchriftcn, licn aaii de Heidenen ten voorbeeld voor- III
ftelt. Neigden de Christenen reeds tot Bijgelovig- ^^^^
heden , deze konden echter niet haaien bij de Bij- Hoofdft.
gelovigheden van het Heidendom, en konden juli- "^ ^l,^'
ANUS niet ergeren, die zelf, met alle zijne Wijsbe- ^^^ ^63]
geertc, aan Bijgeloof gehecht was. Ook kon julia
Nus , indien hij behoorlijk onderwezen was geweest ,
in de leere van het Christendom , in dezelve, vergele-
ken met de leere van het Heidendom , hoe zeer ook
door de Wijsgeereii verkunfleld , door hunne Fabel'
leere Allegorisch te verldarcn, en als geheimzinnige
beelden te befchoiiwen , onder welken gewigtige
waarheden nopens de kennis van God, der natuur^
en der mcnschlijke pligtcn verborgen lagen , gee-
ne reden voor zijnen afval vinden. Wij we-
ten niet naauwkeurig , hoe het met het onderwijs
van julianus in het Christendom gelegen is ge-
weest, maar zoo veel blijkt ons, uit zijne fchrif-
ten, dat hij tot den waaren geest van dezen Gods-
dienst niet is ingedrongen , hij zou anders deszelfs
leerftukken niet zoo hebben kunnen misvormen; de
rechte uitlegkunde der Heilige Schrift zal hem ins-
gelijks ontbroken hebben, waar door hij zoo me-
nige plaats derzelve in een verkeerd licht befchouw-
. de , en alom ongerijmdheden en flrijdigheden meen-
de te ontwaaren. Hoe het zij, zijn voornaamfte
leermeester ecebolius was te zwak van verftand
en geest, om de zuivere leere van het Christendom
van de bijvoegzelen der dvveeperij te onderfcheiden ,
en bezat voor zich zelven zelf te v/einig kracht
van overtuiging, dan dat hij die zijnen voedflerling
Dd 3 zou
4al K E R K E L IJ K E
f TI zou liebben ingeprent. Men ziet dus, hoc fommi-
"^ly^ gen, zonder grond in de Gefchicdenis dier tijden,
Iloofdrt. en tegen alle blijkbaarheden aan, hebben beweerd,
na C. G. (lat de reden van julianus overgang tot het Chris-
Tfinr 337
tot 363.' ten^om geheel en alleen in zijne redelijke overtui-
* — — — ging, verfterkt door den toenmaligen toefland van
het Christendom, gelegen hebbe. liet geen de
echte berichten in zich vervatten , maakt dezen over-
gang zeer bevattelijk, zonder dat eenige gisfingen
nodig zijn. De moord van zijn geflacht , het ge-
vaar, hetwelk hij zelf gelopen had, en waar hij nog
aanhoudend voor bloot flond; de dwang, hem aan-
gedaan, door hem tot de (Irengfte levenswijze, en
den geestelijken ftand , te beftemmen , en hem te be-
letten , zijnen fmaak , in het verkiezen van zijne let-
ter-oefeningen, en het hooren van cenen vermaar-
den man, omdat die een Heiden was, te volgen; de
-listige gedragingen der Heidenfche Wijsgeeren jegens
hem , hun voorwendzel van geheime wetenfchappen ,
en hunne ftoute voorzeggingen , dat hij éénmaal zou
regeeren; dit alles, dus faam genomen, hetwelk op
echte gefchiedkundige waarheid fteunt , was genoeg ,
om den vuurigen en vluggen geest van den jonge-
ling met wraak tegen konstantius , met afkeer
van den Godsdienst, voor welken deze Keizer zoo
groeten ijver betoonde , en tot welken julianus
met zoo veel dwang bepaald werd , en met eene
geneigdheid tot het Heidendom, hetwelk hem door
de Wijsgeeren, inzonderheid door maximus, met
vvien hij geheel was ingenomen, van de fraaifle zij-
4e werd voorgefteld, te vervullen. Onder dit alles
kan
f
GESCHIEDENIS. 423
kan men zijn veinzen en huichelen, tot die mate, III
dat hij zelfs naar den geestelijken ftand fcheen te ^P?*^
dingen, naauwlijks vcrfchoonen, met het gevaar, Hoofdfl.
waar in hij , wegens den argwaan van Keizer ko.n- "^ ^' ^»
STANTius, verkeerde. jot 363.
Voornaamlijk liep hij groot gevaar, toen in het
jaar 354, zijn Broeder gallus, op bevel van ^en ^J^'i^^^^^^_^^
Keizer, wegens zijne buitenfporighedcn , waar bij nen ge-
kwam het vermoeden , dat hij naar de kroon dong , ter zo"tlen ,
dood gebracht werd. De Opperkamerheer euse- j^jj ^jch
Bius drong zelfs op zijne dood aan, maar de voor- inde we-
fpraak der Keizerin eusebia behield hem. Na ze- pgn'oef'
ven maanden , meest in het gevolg des Keizers , fent,
maar in de daad, als een llaatsgevangene , gefleten
te hebben , in welke omftandigheid hij zich zeer
fchrander gedroeg, om alle kwaad vermoeden weg
te nemen, werd hem gelast, zich naa Grieken/and
te begeven (*); geern volbracht hij dit bevel, het-
welk ieder een als eene verbanning befchoiiwde,
omdat te Atheenen de wetenfchappen en kiuiften
toen nog fteetls bloeiden (f). Het geen grego-
Rius van Nazianzus (§) hier bij voegt, dat juli-
anus nog eene geheime reden van genoegen in de-
ze reize had, te weten, om dus de Priesters en be-
drieglijke Tooveraars aldaar nopens zijn lot v.oor
het toekomende te kunnen raadplegen, zullen wij
aan
(*) JULIAN. ad Athcuicm. png. lyi, fqq. liban. Or.
X. pag. 266. AMMIAN. MARCELL. XV. I. fqq.
(t) JULIAN. Orat. \\\. pag. 118. Ep'nt. ad Themisu
pag. 260. (§) Orat. lY. pag. 132.
Dd4
414 K E R K E L IJ K E
III ann zijne plaats laten. Evenwel is zoo veel zeker,-
^^^^ dat de waarzeggers voorbednidzelen zijner toekor
HQofdft. mende grootheid voor hem naarfpeurden , en dat hij
na C. G. 2ich zelven geheel overgaf , aan eenen man , van
laar '^'?7. -^ e» 7 7
lot 363! ^^^" ^^ Heidenen zeiden, dat hij alleen onder alle
-« menfchen zonder zonden was (*). Deze fchijnt de
Opperpriester van Eleujis geweest te zijn, die ma-
ximus hem, als den allerbekwaamften man in de
Theurgie ^ hd.d aangeprezen (f). Thans zal ook ge-
beurd zijn, indien wij den Christen Kerkgefchied-
fchrijver tiieodoretus geloven T^), (^at julianus
ééns. door eenen Wichelaar in het binnende van
eenen Tempel gebracht , waar deze de geesten deed
veifchijnen , door derzelver vreeslijke gedaante ont-
fteld , het bij de Christenen gewoone teken des kruis
maakte , waar door terflond alle de Demons verdwe-
nen, die wisten, dat zij door dit teken overwonnen
waren. De goochelaar, die dit begreep, verweet
aan julianus zijne vrees , en gaf hem tevens te ken--
neia , dat de geesten , niet uit ontzag voor het kruis ,
maar uit afkeer tegen zijne verrichting , verdweenen
waren , waar mede julianus zich liet te vrede ftellen.
Doch , deze vertelling riekt te zeer naar de bijgelovige
verëering van het kruis, welke thans onder de Christe-
nen de overhand nam. Geduurende zijn verblijf te
^theenen droeg julianus (**) de verwondering weg
van zeer velen , wegens zijne kundigheden en zachte
. ze-
<^*) LiBANius Or(it V. pag. 175, Oraf\ X. png, 268.
(t) EUjMAPius dc Ut. Sophisf. Cap. 5.
(5) Hnt, EcqI. II, 3. (**) Volgends LiB.\r<ius /, c
GESCHIEDENIS. 425
zeden. Ten zelfden tijde oefenden twee naderhand III
voorname Christen-Leeraars zich aldaar in de welipre- ^^^^
kendheid, GREGORius v^nNazianziis^ en basilius de Hoofdft.
Groot e. De laatstgemelde werkte zelfs , gemeen- "''^^^- ^«
fchappelijk met julianus , in de uitlegkunde der H. ^^^ 363*
Schrift, hetwelk hij hem naderhand onder het oog •
gebracht heeft (*). En gregorius meende toen
reeds, in de gclaadstrekken , gebaarden, gefprekken
en andere in het oog lopende bijzonderheden van
den jongen Prins , een ligtvaardig , trotsch , en ge-
vaarlijk vernuft te ontdekken , gelijk hij , in laater
Jaren, verzekerde (f).
In het jaar 355 ontbood de Keizer konstantius julianus
JULIANUS bij zich te Milaan , en benoemde hem tot q.^^^^
C<zfar ( Rijks - opvolger. ) Hier omtrent bericht hij eu Veld-
ons zelf CS)? dat, als hij voornemens was, de Kei- h'^sr^^^^
zerin , wier voorfpraak hem deze waardigheid be- Rhyn.
zorgd had , met eenen Brief, te verzoeken , om hem
daar mede niet te bezwaren , de Goden , die hij ge-
beden had, hem daaromtrent hunnen wil te openba-
ren, hem den fmadelijkftcn dood gedreigd hadden,
indien hij den Brief afzond. Tevens overwoog hij ,
hoe onbillijk hij handelde, in de Goden te weder-
ttreven, en een beter befluit te willen nemen, dan
xij, die alles wisten, en ook in de toekomfte za-
gen, Hoe het zij, hij begaf zich, als Cafar ^ naa
Galli'é , om dat land van de invallen en verwoestin-.
gen der Germaanfche of duitfche volken te verlos-
fen;
(*) Epist. 41./». 124. T. III. Opp. cd. Benedictin.
(t) Orat. IV. l. c. (§) Ad Atheuiens. p. %:$*
Dd 5
426 K E R K E L -IJ K E
III fen; en, hoewel door den argwaan des Keizers zeef
^^j bepaald in zijn gezag, en bovendien geene onder-
Hoofdft. vinding hebbende van de kunst des oorlogs , toonde
Bti C. G. JULIANUS echter terftond , alle de verëischten van
lot ^63! eenen goeden veldheer te bezitten. Hij dreef de
- Germanen terug over den Rhijn, trok zelfs één en
andermaal de rivier over, en bellookte hen in hun
eigen land, waar door Galliê bevrijd, en in zijnen
vorigen bloei herfteld werd. Ook maakte hij zich
bij de foldaten en ingezetenen bemind, door liefta-
ligheid, wijsheid en billijkheid; terwijl hij allen een
goed voorbeeld gaf van eene matige en zelfs flrenge
levenswijze , welke hij met geleerde bezigheden
paarde (*).
jtTLiANUs Ten einde den invloed van julianus te verzwak-
wordt |.gj^ ontbood konstantius een aanzienlijk gedeelte
«*^orde ' , .. , . j ^ r^
füld^ten der troepen onder zijn gebied naa iiet Oosten op,
tot Kei- onder voorwendzel , van die tegen de Per fen nodig
''' te hebben. De foldaten (f), weinig zin hebbende
in dezen verren togt, riepen, in plaats van te ge-
hoorzamen , op het einde des jaars 360 , hunnen
veldheer JULIANUS tot ^//^7/;///^ , of Keizer, uit. De
Christen - Schrijvers , gregorius vm\ Nazianzus (5)
en FiLOSTORGius (**) , befchuldigen julianus , dat
hij
( * ) juLiAN. ad Athcnicm. p. '>yj. ejnsd. Mifopogon
p, 340. fq. AMMIAN. XV. 8. XVI, XVII, X VIII.
(f) Misfchien Batavieren , die een verding hadden
met de Romeinen, dat zij niet over het Alpisch Ge-
bergte dienen zouden, wagenaar Vad. Eht. 1. Deel BI. 252»
(§) Orai. III. pag. 58. (**) Libr. VI. €ap. 5»
roepen.
GESCHIEDENIS. 417
hij zelf, onder de band, het volk tot dezen (lap III
hebbe aangezet ; maar volgends ammianus (*) ^^^^
ftelde hij , integendeel , alle pogingen in het werk , Hoofdft.
om hen van dezen ftap af, en bij hunnen pligt , te "^ C. G.
houden , tot hij eindelijk voor hun onftuimig geweld J^j. 263*
genoodzaakt was te wijken, julianus zelf ( f ) , — —
neemt jupiter , en alle zijne overige Goden , tot ge-
tuigen, dat hij van het voornemen der foldaten,
vóór den avond, op welken zij dat begonnen werk-
Heilig te maken, niets geweten, en niet dan met
den iiiterften tegenzin in hunne begeerte bewilligd
hebbe. Ook meldt hij, dat hij de Goden, in deze
zorglijke omftandigheid , om eene buitengewoone
blijk van hunnen wil gebeden, en die ook dien-
volgends bekomen hebbe. Te weten, in den daar
op volgenden nacht, zal hem de befchcnngeest van
het Rijk verfchenen zijn, en hem dus aangefproken
hebben : „ Reeds lang onthield ik mij , heimelijk ,
„ in uwen Voorhof, ó juliaan! en zou geern uwe
5, waardigheid vergrooten. Ik ben reeds eenige kee-
5, ren, als afgewezen zijnde, voortgegaan; zo gij
„ mij ook thans niet aanneemt, daar zoo velen een-
„ parig hunne genegenheid op u vestigen, dan zal
„ ik het opgeven , en trem-ig heengaan. Prent u
„ ten minden dit diep in, dat ik niet langer bij 11
,, wonen zal (§)." Bedroog julianus anderen,
of bedroog hij zich zelven , en werd hij door be-
driegers om den tuin geleid? Hoe het zij, in de
Brie-
(*) XX. 4. /^. (f) Jd. Aiheniens. pag. 2S4.
(J) AMMLIN. /. r. Cap. 5,
428 K E R K E L IJ K E
KI Brieven, welke hij aaii den Keizer fchreef, gaf hi]
^m'' ^^'"^^ zelven den titel van Augustus niet, en fprak
Hoofdft. ^^^ï* i" ^^^^ onderwerping en eene houding van op-
na C. G. rechtheid. Maar wanneer hem bleek, dat de Kei-
Toot* o oy
tot ^óV ^'^^ ^^^'^ ^^*-^^^'- ^*^^ erkennen , en zelfs de Germaan^
■ » fcke Volken tegen hem oprtookte, befloot hij, zij-
ne waardigheid met zijn leger te handhaven , met
hetwelk hij langs den Donau naa Konftantinopolen
op weg floeg (*).
Hijbe- Thans verklaarde hij zich openlijk voor den Hei-
Heiden- ^^iit^-'heu Godsdienst, en riep in zijnen Brief aan
dom die van Atheenen , gelijk wij gezien hebben , de Ga-
openlijk. ^^^^ j-qj getuigen aan ; ook deed hij de Heidenfchc
Tempelen in Illyïè^ die lang gefloten geweest wa-
ren , weder openen , ofierde in dezelven , en wekte
anderen op, om insgelijks te doen; waar in de Hei-
denen te Atheenen hem terflond navolgden (f).
amjmianus (§) fpreekt wel zoo, als of julianus,
eerst na zijne komst te Konftantinopolen ^ zich open-
lijk verklaard hebbe, in den grond nogthans weder-
fpreekt hij het bovenllaande niet. Ook kan men
GREGORius van Nazianzus (**) wel geloven, dat
de Keizer konstan tius reeds zeder cenigen tijd de
Godsdienst -verandering van zijnen Neef geweten
hebbe.
Voor- Bij deze gelegenheid , worden var^ Heidenfche en
Chris-
(*) JUL. ad Athen. p, 285. ammian. XX.. 8. XXI. i.
(f) jui.iAN. Epist. 38. pag. 415. LiBAN. Orat. X. /».
288. SOCRAT. III. I. SOZOMEN. V. I. (§} XXII. 5»
(**) Orat. III. pa^. 68.
GESCHIEDENIS. 424)
Christelijke Schrijvers zoo vele wonderen en voorte- III
keus verhaak! , dat zij , om flrijd , elkander in Bijge- ^^^^
loof of ligtgelovigheid fchijnen te willen overtreffen. Hoofdn-.
Julianus zelf was zeer ijverig, in het onderzoeken "^ C. G.
van de ingewanden der geflachte offerbeesten , om ^q j ^K*
daar uit, en uit de vlucht der vogelen, zijne aan- —
(taande lotgevallen te ontdekken : op de vvaarfchu- ''^s'deii
wing der Wichelaren , ftaakte hij voor eene poos zij- denscli
nen togt; en geloofde, op het oogenbhk van de ^^,^^^[^-
dood van konstantius , van dezelve een voorge- geloof,
voel gehad te hebben (*), gregorius van A^^-
ütizi/s verhaalt (f), doch enkel als een gerucht,
dat men ééns in de ingewanden van één der offer-
beesten , het teken van het kruis , omringd van eene
kroon, gevonden hebbe; en sozomenus (§), dat,
bij de aankomst van julianus in Illyrië^ wanneer
de wijnoogst reeds geëindigd was, de wijnflokken
onvoorziens vol onrijpe druiven gehangen hebben;
ook was *er een daauw gevallen , waar van elke
druppel op de klederen van julianus en zijne togt-
genoten een kruis verbeeldde. De Christenen ver-
klaarden deze tekenen van julianus kort leven , en
de bewaring van hunnen Godsdienst.
Ondertusfchen overleed konstantius , in het jaar Doodvnrs
•:6i C**), waar op julianus, zonder verderen te- '^°^'^'^'^'^'
o K y^ IJ 7 TIUS.jü-
gen-
(*) AMMIAN. XXII. I. ZOSIM. Hist. III. 9,11.
(t) Orat. lil. pag. 70. (5) V. i.
(**) Een gerucht, als of julianus den Keizer zou
hebben laten vergeven, vinden wij alleen bij gregorius
(^Orat. UI. pag. 68.)
430 K E R K E L IJ K E
lil genftand, in het gcheele Romeinfche Rijk, als Kei-
®5"l'^ zer, erkend werd. Terflond legde hij zich toe op
Iloofdft. de verbetering der gebreken in den Staat, eerst en
iia C. G. vooral het overdadige in de hofhouding , en de
Tjjjjf '207,
tot 363*. weelde affchaffende, en meer dan duizend overtolli-
■ ge hof bedienden afdankende , hoewel fommige Chris-
wordt ten-Schrijvers willen bcweeren, dat tot dit laatfte veel
Keizer, hebbe toegebracht, dat deze lieden Christenen wa-
ren (*). Echter met weinig fchijn, dewijl julia-
nus, die als Wijsgeer wilde handelen, de dartel-
heid en overdaad , welke aan het Hof van konstan-
Tius had plaats gegrepen, niet te dulden ftond (f).
JULIANUS Men mag , uit de volgende daadzaken , met
herftelt grond, beweeren, dat julianus zich twee groote
dendom. oogmerken voorllelde , bij zijne regeering te berei-
ken; de Perfen te vernederen, en het Heidendom,
zoo veel mogelijk, te herftdlen. Ten opzichte van
dit laatftc, fchrijft libanius (§), dat de wensch
van JULIANUS , om eenmaal Keizer te wezen, daarop
gegrond was, omdat zijn hart getroffen was, ziende
zoo vele Tempels ter neder geworpen , de verbor-
genhcdcn {Blyfieria^ afgefchaft, de Altaren omge-
keerd, de olfervuuren gebluscht , de Priesters in
ballingfchap verdreven, en de heilige fchatten aan
ondeugende lieden verdeeld. Zoodra hij , derhal-
vcn, in het bezit van den troon was, gaf hij be-
vel, dat de geflotene Hcidenfche Tempels, bijzon-
der
(*) GREGOR. Nazianz, Orat. III. p. 74. socrat. H.
Ef III. I, (t) ^MMIAN. MARCELL. XXI. lO. XXII. I.
(J) Orai. parcnt. in Jv.lian. % -j, pag. 235.
GESCHIEDENIS. 431
der in het Oosten weder geopend, de vcrvallenc Hl
en gefloopte weder opgebouwd, en alle plegtighe- '^°?5
den van den Godsdienst, voornaamlijk de ofleran- iioofdfU
den, weder ingevoerd zouden worden. Aan de "^ C. G,
priesters der Goden , en andere dienaren van den ^^^ ''A\
Tempel, fchonk hij de ontnomcne vrijheden, rech
ten en eerbewijzingen weder, ook wees hij hun ge-
noegzame inkomflen voor hun beftaan , en tot de oefe-
ning van hunnen Godsdienst , aan. Die genen , wel-
ke van omvergeworpen Tempelen huizen hadd«n
gebouwd , moesten thans daar voor betalen. Den
Nijlmeter in Egypte , die volgends last van kon-
STANTius in eene Christelijke Kerk bewaard werd,
liet hij weder in den Tempel van Serapis brengen,
om daar bewaard te worden (*). Hij zelf was al-
lerijverigst , in het verëeren der Heidewfche Goden,
zich toeleggende, om het ambt van Opperpriester ^
dat met de Keizerlijke waardigheid verbonden was,
daadlijk waar te nemen. Ook nam hij den post van
cenen Opziener of Profeet aan bij het Didym'èisch
orakel van apollo. In zijnen hof of tuin, had hij
menigvuldige Altaren, ter eere van alle Goden, op
welke hij eiken morgen offerde. In zijn Paleis had
hij eene bijzondere kapel, aan de zon gewijd, want
deze , of vader mithras , ( naar de oude Perftfche
benaming,) was, naast den hoogden God, zijne
bijzonder gekozene Godheid, wier lesfen en leidin-
gen hij , in dit leven , wilde gehoorzamen , en die hij
eens ,
(*) AMMIAN. XXII. 5. LIBAN. Orat. X. pdg. 2^1 ,
SOZOMEN. Hist, EïcU'U V. 3.
431 K E R K E L IJ fC E
ni eens, als hij de wereld zou verlaten, ook tot leicls-^
60EK jjj^jj d^dM te nemen (*). Aan de Zon offerde hij
Hoofdft. daarom bij haren op- en ondergang; zelfs oiferdc
na C. G. hij des nachts , aan de Godheden van den nacht ,
cot 363.' ^^^^' dikwijls verfcheen hij in de Tempels der Go-
■ den, bijzonder op derzelver feestdagen. Nu eerst
werd de Afgodsdienst in Konflantinopolen openlijk
uitgeoefend. Men zag hem zelfs voor de beelden
der Goden nedervallen , de muilen van juno kusfen ,
de offerbeesten zelf flachten, en in derzelver inge-
wanden gunffige voortekens zoeken , hout tot de
Altaren aanbrengen , dat aandoken , en het vuur aan-
blazen. Handelingen, die aan vcrilandige Heidenen
zelve verachtelijk en laag voorkwamen, ammianus (f)
zegt ook daarom van hem, dat hij een meer bijgelovig,
dan ftipt waarnemer derGodsdienstpkgtigheden was (§}.
Zijne ver- In 't bijzonder ontbood hij de twee Heidenfche
keering Wijsgeeren, aan welke hij zich zoo fterk verpligt
Wijsgee- reke"de, ten Hove, maximus en chrysanthius.
ren enz. De laatstgemelde weigerde deze nodiging op te vol-
gen ; waarom de Keizer hem , benevens zijne vrouw,
tot opperden opziener van den Heidenfchen Godsdienst
in Lycli'é maakte, waar in deze Wijsgeer zich verflan-
dig en gematigd gedroeg, latende zelfs de Heiden-
fche
(*) jULiANi defnres pag. %z6. ed. spamiem.
(f) Hht. XXV. II.
(5) Het bovenvcrhanlde blijkt ons uit juuanus zel-
ven Mifopög. pag. 344, 346. Epïst. 62. pag. 450. u-
BAN. Oraf. VIII, pag. Ü45. Orat. X. pag. spl. socrat.
III. II. SOZIM. II. 3. PRUDENT. ApOthcOi, Vi, 455. /f.
GESCHIEDENIS. 433
fchc Tempels niet opbouwen, en geenen Christen III
beledigende. Maar maximus vcrfcheen ten liove, ^P^^
wordende door den Keizer met buitengcmcene hoog- Hoofdfl.
achting ontvangen, waar door deze Wijsgeer zoo "^ C* ^*
trotsch en laatdunkend werd , dat hij toen reeds zich j-gj 263I
het ongeluk voorbereidde, hetwelk hem, gelijk wij ge- -
zien hebben, naderhand getroffen heeft (*). Van
andere wijsgeeren en fofisten , ten Hove met achting
onthaald , zond julianus fommigen , zonder hun eeni-
ge weldaad bewezen te hebben, weder weg, zijnde
misfchien in zijne groote verwachting van hun be-
drogen Cf), doch met anderen hield hij gemeenza-
me verkeering, onder welke priscus was, een wijs-
geer, wiens ftrenge zeden aan het Hof niet veran-
derden. Van het overig gezelfchap van den Keizer,
geeft ons chrysostomus (§) eene afzichtelijke be-
fchrijving. „ Tooveraars (**), waarzeggers, goo-
„ chelaars, en allerlei foort van bedriegers," zegt
hij, „lieden, die van fnoode kimften overtuigd eii,
^ daarom veroordeeld waren, of daar niet langer
5, van leven konden, kwamen, zoodra de Keizer
5, zijne genegenheid voor het Heidendom bekend
5, maak-
(*) AMMIAN. XXII. 7. LIBAN. 0;V7/. X. pag. 299,
et) GREGOR. Nazianz. Orat. lY. pag. 120.
(5) Liber de S. Babi] la et contra gentil. pag, 6^2"
Opuscul. Tom. I. Francof. ad Moen. 1698. fol,
C**) JULIANUS had voorheen , met konstantius , eens
wet tegen deze foort vaiv menfchen gegeven, Cod. Libr,
IX. Tit. 18. Leg. 5, 6, 7. doch toen was hij flechts
Co'far , en beleed nog het Christendom uiterlijk.
IV. Deel. E e
434 K E R K E L rj K E
III „ niaakte , van alle kanten ten Hovê lopen ; en wéf*
^^^^ „ den, als zij zich flechts voor AfgodspriLSters uit*
Hoofdrt. 55 gaven, ongemeen geëerd. INlen zag den Vorst
na C. G. ^^ zelven , onder eenen hoop ontuchtige en verach-
tot qó^* " '^^lyke perfonèn van beiderleië kunne , op de ftra-
' - „ ten openlijk wandelen." Deze Kerkvader beroept
zich op vele ooggetuigen, ook merkt ammianus
aan (*) , dat men hem openbare verkeering met
Heidenfche vrouwen verweten heeft (f).
Hijbe- Dat julianus, in zijnen ijver voor het Heiden-
1"h"\] dom , de Heidenen , bij het uitdeelen van ambten eii
nenmet bedieningen, de voorkeuze gaf, is niet vreemd. Hoe
ambten, j-^y daaromtrent dacht, blijkt uit dezen volgenden
hlide ^ Brief (§): ,, Ik wil wel niet, zoo waar helpen mij
Ciiriste- „ de Goden ! dat men de Ga/ik'érs ," ( dus. noemt
fluit^^^''" ^^^ '^^ Christenen , omdat jesus in Galik'è was
opgevoed , ) „ ombrengen , of ten om-echte flaan ,
„ of hun eenig lijden aandoen zal. Maar het is
„ toch ten vollen mijne mening, dat men God-
„ vruchtige lieden boven hen ftellen moet. Want,
„ het fcheelde weinig, of de dwaasheid der G«//-.
„ ïeers zou alles bedorven hebben ; daar wij toch
„ door de genegenheid der Goden allen gelukkig
55 zy"'
(^"Y^Lür. XXir. C^p. 14.
(t) Uit GREGOR. Nazianz. Orat. IV. p. I2I, wa?.r
hij niet zonder bitterheid tegen julianus uitvaart, blijkt
echter, dat deze vrouwsperfonen tot den Tempeldienst
behoorden, en dat de Keizer, bij plegtige omgansen , ziel»-
dus vernederen wilde, om de Goden te verëeren.
(S) juliAn. Epist.Nll. pag. 376. ed. Spanh,
GESCtltEDENiS.
435
^, zijn. Wij moeten dus niet alleen de Goden, IIÏ
5, maar ook de godvruchtige nienfchcn en fledeu ^^^^
j, verëcrcn. " Volgends gregorius Nazianze- Hoofdft.
«m (*), had hij het voornemen, om de Christe- "^ C, G.
ncn van fQIe bedieningen uit te fluiten, socrates (f) [^^ g^^*
en sozOxMENuS (§) verzekeren, dat hij zulks we- — —
zenlijk gedaan heeft. Zelfs voegde hij 'er al fpot-
tende deze reden bij , dat hunne wet den Christenen
verbood, het zwaard tegen misdadigers te gebrui-
ken, die de dood verdiend hadden. Ja zelfs zal
hij de Christenen uit alle openbare volksvergaderin-
gen en gcrichtsplaatzen hebben willen weeren, om-
dat hun geboden was , onrecht geduldig te lijden.
Met alle de bijgelovige plegtigheden , voor welke Zijne ge-
lULiANUs zoo veel ijver betoonde, wilde hij eenen ^^^}^^]^i
^ , ,; •' alsHei-
Wijsgeengen Godsdienst gepaard hebben , volgends densch
de beginfelen der Eckctici of niemve Platonisten, wijsgeeri
Das had hij, met de Pythagoreërs en Platonisten ^
deze grondftelling aangenomen: Daar is een Aller-
hoogfte God, die alles gefchapen heeft , en beftuurt,
tot wiens kennis ook de menfchen, door de erva-
ring, geleid worden; maar onder dezen hoogften
God zijn vele laager Godheden van verfchillende
krachten en U'erkzaamheden. Deze werken bijzon-
der fterk op de kundiglicden en daaden der volken^
Zij zijn van eene tweeledige natuur : onzichtbare , die
van God geteeld, in en bij hem zijn; en zichtbare^
die hij gefchapen heeft, en die zich buiten hem be-
vinden; Deze lecre vindt men in zijne fchriftcn.-
Du3
D 0:at. III. p, 94. (t) lil. 13^ (f). V. x1;
Ée z
4^6 K E Pv K E L IJ K E
jn Dus hebben wij van hem cene Lofrede op den iCo*
BOF.K jjifjg j^ ^^^ Q-f-s^^ waarin hij deszelfs natuur, oor-
Hoofdft. sprong, krachten en werkingen, als ook zijne voor-
na C. G. treflijkheiJ boven alle Goden zoekt te verklaren Cf).
tot 363! ^" ^^"^ andere Redenvoering ter eere van de Bloe-
" der der Goden ^ of cyeele (^), geeft hij van de
Gefchicdenis dezer Godin eene geheimzinnige ver-
klaring. In eene andere , tegen de onhefchaafde Cy-
nici of hondfche Wijsgeeren (*'^) , verdedigt hij den
Hondfchen 'DiOG^i^'ES ^ en toont, dat zijne Wijsgeerte
in den grond met die van andere Wijsgeeren over-
cenftemt. In eene aan ^twHoudfchen heraklius (ff)
verdedigt hij de Heidenfche Fabelen, door het ge-
bruik aan te wijzen , hetwelk verffcandige lieden daar
van gemaakt hebben. Met deze Redcnvoeringen
echter, hoe zeer zij niet ontbloot waren van ver-
nuft , geleerdheid , en welfprekendheid , kon hij
geene overtuiging te weeg brengen, dan bij lie-
den , die , of reeds met het Heidendom vooringeno-
men waren , of die door eene levendige verbeelding ,
of door den fchijn van overal, doch zeer dikwijls
verkeerd , te pas gebrachte Wijsgeerte konden medc-
gc-
(*) 'E<f Tov E'^fcrjAsflS ^XiQv pag. 130. ed. Spanh.
(t) Veel van den inhoud dezer Redenvoering is uit
jAMBLicMus ontleend. Zij is gericht aan sallustius , een*
IleidenschJ Wijsgeer, van wien een klein Grieksch opflel
overig is: over de Goden en de IVereld, uitgegeven door
THOMAS GALE in zijnc Opim. Mythologica'^ en door for-
MEV in eene Franfche Vertaling, te Halle 1756. 8.
(§) Orat. V.p. 158. C*) P. 180. (tt) P' 204.
GESCHIEDENIS. 437
gefleept worden, tlij klaagt hier zelf over (*): UI.
„ Ik heb het één en ander bij den Raad te Berrhoea ^'^^^
„ gefproken over den dienst der Goden. Allen pre- HüofdfV.
„ zen zij mijne Redenvoering , doch maar zeer wei- "^ C* ^•
„ nigen werden daar door overreed , en dezen wa- /ó[ 363!
„ ren nog zulken, die reeds, vóór dat ik redende,
„ gezond fcheenen te denken."
Julianus gevoelde, hoe ver de inrichtingen bij Hij prijst
eten eeredienst der Christenen, in eenvoudige deftig- ,^^"^„^2
heid , als ook hunne zcdenleere en deugden , die der deugden
Heidenen te boven ftrccfden. Hij pooj^de daarom de- di^iChris-
, , .. , TT . 1 . teneuaan.
zelve ook bij de Heidenen ia te voeren, en aan te
prijzen. Hij was, ten dien einde, voornemens, de
inwendige inrichting der Christelijke Kei-lcen bij de
Ileidenfche Tempelen aan te nemen (f)? daar pre-
dikftoelen voor de onderwijzers te plaatzcn, open-
bare Leeriiars van den Hcidcnfchen Godsdienst, en
voorlezers van nuttige boeken, aan te ftellen, be-
paalde dagen en uuren voor het gebed af te zonde-
ren, kloosters voor mannen en vrouwen, en gast-
huizen voor armen en vreemdelingen op te richten.
Voornaamlijk, was hij bedacht, om eene Kerkelijke
tucht ook bij de Heidenen in te voeren, gelijk hij, \n
de daad, eenen Heidenfchen Priester, wegens eenen
bcganen misftau, voor drie maanden in zijn ambt
il:horste (§). Bij verfcheidene gelegenheden ver-
maande hij de Ileidenfche Pricstej-en, de deugden
en
(*) Epi%t. 27.
(t) GREGOR. Nazianz. Orat. \\\. p. loi. sczomew.
y^ \6. (5) Epiu. 61. pag. 45U
Ec ri
438 K E R K E L IJ K Ë'
III en zeden der Christenen ten voor-beeld te hemen,
^°jj^ en na te volgen, In eenen Brief aan -Theodorus ,
Hoofdft. Opperpriester van Klein- /^flë (*), beklaagt hij zich,
na C. G. (Jat de Heidenen de verëerinff der Goden zoo ver-
Jaar 337. 11,
tot 363. Waarlozen , daar de Christenen daar in zoo vuurig
— zijn , dat zij geern voor hunnen God fierven , en alle ge-r
brek en hongerlijden wilden. Zij fchijnen, zegt hij,
daarin geheel betaamlijk te handelen ^ dat zij hunne
wetten niet overtreden , en zijn daar in alleen gebrekig,
dat zij ook niet de overige Goden verëeren, maar
alleen en voornaamlijk dezen God , van wien zij ge-
loven , dat hij ons , Heidenen , onbekend is. In eenen
anderen Brief, aan arsacius , Opperpriester van
Galatiê (f), wil hij insgelijks het Heidendom naar
de Christelijke z^denleere verbeteren, en prijst daar
in de menschlievendheid der Christenen jegens armen en
vreemdelingen, hunne zorgvuldigheid om de dooden
te begraven, en hunne eerbaarheid, hoewel hij die
geveinsd noemt. „ Het is fchandelijk , " zegt hij
Onder anderen , „ dat , daar onder de Jooden nie-
jVmand bedelt, en de godlo/^c Galileërs niet alleen
^-, hunne, maar ook onze bedelaars, onderhouden,
5, de onze de hulp fchijnen te misfen, die hun van
,', ons belioorde bewezen te worden (§)."
Ccdrag Terwijl julianus dus zijn best deed, om het Heit
van JULI- (jei-,dom op de been te helpen, had liij niet alleen,
ANUS om- ^ .,
trentde tij het aanvaarden der regeenng, openlijk eene alge^
meene verdraagzaamheid in den Godsdienst geboden ,
(*)£:/»/i-^ 63. A7J. 453- • maap
■ (^^Epist.i\c).p.^2^. Ook te vinden bij sozoM.H.E.Y.26.
(5) Vergelijk ook Epist, Fragnu pag, 288-305.
GESCHIEDENIS. 439
maar hij verklaarde, bijzonder met betrekicing tot de iri
Cliristenen, dat hij geenen Cliristen, met geweld, ^°^'^
naar de Altaren der Goden geü'okken wilde hebben; Hoofdfl.
maar wie vrijwillig verklaarde, den Htidenfchen Gods- na C. G,
dienst aan te nemen , zou vooraf zijne ziel , door J^^ ^öa!
gebeden , en zijn ligchaam , door zuiveringen , met — —
de Goden verzoenen , eer hij in de geraeenfchap der Christe-
nen.
Heidenen zou worden aangenomen (*). Evenwel
gedroeg hij zich zoodanig jegens de Christenen,
door hen te befchimpen en te befpotten, met hen
Cah'/eërs , Gqdlozen enz. , te noemen , beneden de
waardigheid zelfs van eenen Vorst en Wijsgeer, door
listen en ftreeken, door -onrechtvaardigheden, die
zelfs Heidenen erkend hebben , en door daaden van
geweld , welke hij of zelf jegens hen uitoefende , of ten
minften duldde , dat men , met socrates (f) , moet
oordeelen , dat julianus , met even veel recht , een
vervolger der Christenen heet,, als elk ander, die
menfchen , welke flil en gerust leven , op eene of andere
wijze, ontrust. Heidenfche Schrijvers (§) erkennen
insgelijks, dat hij zijnen haat tegen de Christenen, al te
fterk , botvierde. Hetisvvsar, dat de Cliristenen , wier
getal dat der Heidenen evenaarde, zo niet overtrof, zich
niet allen en altijd zoo lijdzaameuftilgedroegen,alshun
- be.
(*) Epist. 52. p. 436. (t) Ilist. Eed. III. 12.
(5) EUTROP. Hht. Rom. X. %. inmius religiom'sCJin's-
tiathe infectator ,. perinde tarnen , ut cruore abflinêret.
Eeh later Christen- Schrijver, pr.05Per in zijne Chronick,
ooemt deze vervolging :. blanda perfecutio , . illiciens tna-
gis, qtiam impellens ad facrificandum, etc, ;
Ee 4
440 K E R K E L IJ K E
III betaamde, dat 'er hier en daar volks - opfcliuddingea
^^F-^ plaats hadden (*), dat zij dikwijls op eéne bittere=
Hoofdft. en hoonende wijze van den Keizer fpraken en fclire-
na C. G. yer, gn ^gjfs niet zijne uitwendige ffeftalte en kle-
tot sö'^! ^"^S fpotteden, bijvoorbeeld, als zij zich lieten ver-
■ ■ luiden , dat men hem den baard zou affcheeren , om
'er. droppen van te maken (f), evenwel moet men
dit , tot hunnen lof, erlcennen , dat zij geen oproer
verwekt, en dat geen Christen ondernomen heeft,
JULIANUS , in het bezit van den troon , te ffcooren.
Of JULIANUS , indien hij langer geleefd had , niet
verder gegaan , en -tot ecne openlijke en geweldige
vervolging zou gekomen zijn , is onzeker. De Chris-
tenen vreesden 'er ten minften voor, en hunne Schrij-
vers zeggen ons, dat hij voornemens was, indien
hij overwinnaar uit den Perfifchen oorlog wederkeer-
de , de Christenen met verdubbelde hevigheid te ver-
volgen, hen van alle burgerlijke rechten, zelfs van
de vrijheid, om hunne klagten voor den Rechter te
brengen , te berooven ; het beeld van venus in hun-
ne Kerken te plaatzen; in eene daar toe opzetlijk te
bouwen fchouwplaats te Jèrufalem ^ hunne Bisfchop-
pen , Monniken en andere Godvruchtige Christenen ,
met de wilde beesten te laten kampen, en zelfs den
naam van den Christen Godsdienst uit te roejen (§)..
» Hij
(*) THEODORET. III. 6.
(f) AMMIAN. XXII. SOCRAT. III. 17. eilZ.
(5) GREGOR. Nazianz. Orat. l\\. pag. 93. Orat.YV\
' pag, 114- 123. THEODORET. H/^/. EccUs. III. 21. OROS,
Nisf. VII. 30.
GESCHIEDE NM S. 44*
;, Hij dreigde ons," zegt chrysostomus (*), itl
,, den geheclen ondergang; te kennen gevende, dat ^'^^^
„ hij eerst den kleinen oorlog met de Perfen moest Hoofdd.
-, eindiijen, vóór djrt hij den grooten begon, dien "^ ^* ^*
„ hij met ons te voeren had." tot 363;
Doch dit daar latende, willen wij, in de bijzon- — ;
derheden , het gedrag van julianus omtrent de Chris- J^^^^^
tenen befchouwen. Vooreerst dan , riep hij, terftond bannen
in 't begin zijner regeering, allede voorheen geban- l^'^^ïcliop-
. pen ie-
nen Bisfchoppen , zoo Katholijke , als Halve Art- ^^^r^
annfche ^ uit hunne ballingfchap terug, vermaande
hen , hunne twisten bij te leggen , hun voorts
alle \Tijheid gevende, om hun geloof te belijden. In
fchijn was dit eene verdraagzaamheid; ondertusfchen
verdenken hem Iiier niet alleen de Cliristen- Schrij-
vers van fnoode inzichten , maar de Heidenfche Schrij-
v^er AMMiANus MARCELLixus- (f) zegt, met even
zoo vele woorden, dat hij bedoelde, de tweedragt
onder de Christenen , door zoo algemeene vrijheid ,
te vergrooten, opdat derzelver geheele menigte zich
niet eenparig tegen hem verzetten mogt. Ook be-
toonde hij zich bijzonder gunftig jegens de DwciaU
heraars en de Scheurzieken, Den Bisfchop aeti-
us , zijnen ouden vriend , ontbood hij uit zijne
ballingfchap ten Hove, en fchonk hem een land-
goed
(*) De S. Babi j la pag. 692. Tom. I. Opiisc.
(t) XXIK -5. Ouod agebat ideo objïtnate , ut, elisfea-
fiones augente licêntia , ron time^-et vnanimanfem posteh
plebem, nu lias in festas koniinibus besiias, ut funt ftbife-
rales plcrique Chriitiamrum , expertus,
Ec 5
44a K E R K E L IJ K E
I!I goed (*). Aan de Donatlstifche Bisfcli oppen gaf
^P??^ hij niet alleen hunne vrijheid , maar ook hunne Kcr-
Hoofdft. ken weder (f). Maar integendeel was hij ver-
na C. G, toornd , dat athanasius, die vijan4 der Goden ^
tot 363.' S^'^i^^ ^^y ^^^^ noemde, naa Akxandrië^ en tot zijn
■ ' ' ■' Bisdom , zonder uitdruklijk bevel , te rug gekeerd was ,
en aanzienlijke Heidenfche vrouwen gedoopt had. Hij
had , fchreef hij ( S ) , den gebannen GaJiïetrs wel
vergund , in hun vaderland , maar niet tot hunne
gemeenten, te rug te keeren, en beveelt, onder
zwaare bedreigingen, dat athanasius in Egypts
■ niet geduld zal worden.
Hij ver- Een ander kunstmiddel, om de Christenen te be-
biedtden jiadeelen, ftelde julianus te werk, door hun te
Cbnste- , , ' , .. .. . '
nenon- verbieden, onderwijzers te zijn, in de welfprekend-
derwijsteheicl^, de. fraaie Hunften en .wetenfchappen , en Griek-
de wel- ^^^^^ geleerdheid. Dit gebod, op eenen fpottenden
fprekend- en hoonenden toon gegeven (**), wordt zelfs van
P . f" AMMIANUS (ft) ongenadig , ei: eene eeuwige verge--
fche ge- felheid waardig verklaard. Evenwel gehoorzaamden
J^l^" alle Christelijke Leeraars , zelfs proii/eresius te
uitheenen^ die voor den grootflen meester in de wel-
fprekendheid onder de Christenen gehouden werd,
en dien Julianus alleen van dit verbod had uitge-
zonderd (§§). Indien wij de Christenen geloven ,
zal
(*) JULIAN. Epht. Z\.p. 404. FU^OSTORG. Epit. IX. 4.
( t ) AUGUST, contra literas Petiliani L. II. C. 83. T. IX. p,
182. C. 92. p, i8p. (S) Ep. 6.p. 376. Ep. 26. p. 398.
(**) juL. Ep. 42. p. 422. (tt) XXII. 10. en XXV. 4,
(SS) HiëRON. Chron. ad a. 362, eun'ap. fit. Sopbist.
Cap.
g;e s c h I e d e n I s. 443
«al JULIANUS, bij een uvcede bevel, nog verder ge- III
gaan zijn, en der Christelijke jeugd het nanlecren ^n^
dezer kunden en wetenfcliappen insgelijks verboden Hoofdft,
hebben , zeggende , dat dezelve voor haar onnodig "^ ^- ^*
ivareu , nademaal der Christenen geheele wijsheid be- tot 363,
ftaat, in het woord: Geloof! (*) Doch de Christenen • ■- '-
fchijnen dit laatfte , alleen bij gevolg, uit het cerlle
te hebben afgeleid, dewijl zij hunne kinderen niet
aan Heidenfche onderwijzers wilden toebctrouwen.
Immers julïanus zegt zelf (t)« r>-> Wie van de
„ jongelingen daar, (bij het onderwijs) zal willen
5, komen, wordt niet verhinderd: Het zou toch
5, niet redelijk zijn , de kinderen, die nog niet we-
5 , ten , waar zij zich wenden moeten , van. den bes-
„ ten weg uit te fluiten." De Christen -Leeraars
poogden inmiddels de gevolgen, van dit verbod voor -^
te komen , door over Christelijke onderwerpen , in j
den fmaak der oude Griekfche Dichterert, en met
eene naauwkeurige navolging derzelven, fchriften te
vervaardigen.
Verders ontzette julianus de geestelijkheid , de Hij oni-
Bisfchoppen en Leeraars der Christenen , van alle ^^nGee?-
die voorrechten en inkomften, welke zij van Keizer telijken
KONSTANTYN, CU zijnc Zooneu , ontvangen hadden ; ^"'""^'^
n voor-
ook moesten zij die laage burgerdieniten weder rechten
waarnemen , van welke zij ontflagen waren geweest. e"2.
Het
Ci7p. 8. pag. 126. ORos. Hisf. VII. 30.
(*) GREGOR. Nazianz. Orat. III. pag. p6. august.
(Ie Civit. Dei XVIII. 52. socrates, sozomen. theodo»
E.ET. RUFiN. enz. (t) Rp:sS. cit»
44* K E R K E L rj K E
iri Het geen zij en arme vrouwen uit de openbare
^P^^ fchatkist tot onderftand ontvangen hadden, moesten
Hoofdft. zij te rug geven , hetwelk ten lirengften werd inge-
na C. G. vorderd. Christenen, die, onder de voorgaande re-
tot ^óV gCÊi'i'igsH 5 <^oor hunnen ijver , zich hadden laten
* vervoeren, om eigcnmagtig Heidenlche Tempels en
Beelden te verwoesten, weiden gelast, dezelve, op
hunne kosten , weder te herftellen , en dewijl velen
daar toe buiten (laat waren , en de geestelijken in 't
gemeen weigerden , de kostbare vaten en andere ge-
fchenken^ aan hunne Kerken gedaan, op zijne be-
geerte , over te geven , werden , bij die gelegen-
heid, vele Christenen in de gevangenis geworpen,
gegeesfeld, en gepijnigd (*).
Biizon- Hij beval eleusius , den Bisfchop der Halve^
derevoor- jfyi'^^Q,^ y^^Xï Cyzikum , eene Kerk der Novaticinen ,
beelden j •> »
hiervan, door hem, ten tijde van konstantius , ter neder
geworpen , weder op te bouwen , en bande hem met
eenige anderen tevens uit die Had , onder voorwend-
zel, om oproer voor te komen. In 't. gemeen be-
fchuldigde julianus de Leeraars der Christenen,
dat zij onrusten ftichtten; misfchicn waren fommige
heethoofden niet viij van oproerige gezindheden,
maar de wijze, op welke zich julianus, in het
volgende geval, gedroeg, heeft toch iet laags en
haatlijks. Hij fchreef aan titus , Bisfchop van
Bostra in Arahi'è^ dat hij, indien 'er opfchudding
/ - on-
(*) JULIAN. £/)/5/. \\. pag. 380. CHRYSOSTOM. Ovat»
40. in Jiuventin. et Maxim. Martt. Tom. I. Opusc* pffg%
4S5. sozoMEpï. Eist. J^ccles. V. 5, 15.
GESCHIEDENIS. 445
onder het volk ontflond, zulks aan hem en zijne III
geestelijken zou wijten. De Bisfchop verzekerde, in ^'^^^
zijn antwoord, dat de Christenen te Bostra ^ alhoe- noofdft.
wel zoo fterk als de Heidenen aldaar, op zijne ver- "^ C. G.
maning, zich fteeds flil gehouden hadden. En ju- ^qJ.' 263I
LIANUS bedient zich van deze laage kunstgreep , om •
den Bisfchop bij zijne gemeente zwart te maken, als
of deze hen had aangeklaagd , dat zij oproerig zou-
den geweest zijn, indien hij hen niet terug had ge-
houden; hen tevens aanzettende, om den Bisfchop
des wegens uit hunne ftad te verdrijven (*).
Bij alle gelegenheden hoonde en befchinipte hij de Hij hoont
Christenen, en toonde hun zijnen onwil en haat. "eCliris-
' •■ tenen bij
Te Edesfa hadden de ArVdncn eenige gewelddaadig- aiie gele-
heden bedreven tegen de Vahntini'dnen. De Keizer genhe-
ontnam daar op aan de Aridanfche Kerk aldaar alle
hare fchatten en landerijen, met bijvoeging van de-
zen hoon; ,, opdat hij hun, tot het vervullen van
5, hunne bewonderenswaardige wet, behulpzaam mogt
5, zijn, volgends welke zij arm moesten wezen, in-
„ dien zij in het Rijk des Hemels wilden ingaan (f).*'
Hij beloofde aan de flad Pesfimis bijdand, indien
zij zich de gunst der Godin cybele verwierf; zoo
zij deze verachtte, zoude zij zich zijne ongenade
op den hals halen (§). De flad Nl/ihis , die geheel
uit Christenen beftond , en bloot lag voor eenen aan-
val der Perfen , dreigde hij , geene hulp aan haar te
zul-
(*) juLiAN. Episr. 52. p. 435. GREGOR. Naziauz. Orat,
lil. pag. 86. sozoM. /. c. socrat. II. 38. III. 11.
(t) JüL. Ep. 43. p. 424. (S) £p. 49. i>. 431.
44^ K E R K E L IJ K E •
irr zullen zenden , indien zij den Heidenfchen Godsdienst
BOER
niet wilde belijden (*). Aan Majunm^ de haven
Hoofdft. der ftad Gaza^ welke konstantyn tot eene ftad
iia C. G. verheven had , onder den naam Konflantia , om ha-
T tiiir Q "^ "^
tot -ö--! ^'^" ^J^*^^* voorliet Christendom, ontnam julianus
— de ftadsrechten , en onderwierp ze weder aan Gaza ,
om dezelfde reden (f). Geld nodig hebbende tot den
Perfifchen krijg , legde hij den genen , die niet offer-
den, eene zwaare belasting op, waar toe dus do
Christenen het meest moesten bijdragen (§).
Hij gebruikte , naar het verhaal der Christen-
' Schrijveren, allerhande listen, om de Christenen te
misleiden. Bi} gelegenheid , dat hij een gefchenk
uitdeelde aan zijne foldatcn, waar bij voor dezen
een offer aan de Goden gefchiedde, liet hij een Al-
taar met brandend vuur zetten , op welken ieder der
foldaten eenig wierook moest werpen; ten einde zij
dus zouden fchijnen, christus verloochend en den
Goden gewierookt te hebben. Sommigen, die heui
naderhand het gefchenk te rug brachten, klagende,
dat zij misleid waren , verbande hij naa de ui-
terfte grenzen des rijks (**), zoo liet hij nevens
zijne beeldenis , waar aan de onderdanen gewoon
waren , eenigen eerbied te bevvijzen , beelden van
Goden plaatzen, opdat het den fchijn mogt hebben,
als of men die te gelijk eerbiedigde. De Christe-
nen ,
■ (*) SOZOMEN. V. 3. (f) SOZOMEN. /. C. Cn III. 5.
• {%') SOCUAT. III. 13.
(**) GREGOR. Nazianz. Orat. III. pag, ^5, 85. so
ZOMEN. V* 17. TilEODORET. IIÏ^ l6, iji
GESCHIEDENIS. ^47
fien, die dit weigerden, werden, als vcriichters der III
-majefleit, geftraft (*). Ook nam hij het kruis weg, ^^"^
uit de Keizerlijke Hoofdbanier, {^Labarum ^~) en pioofdfU
bracht die tot de oude gedaante ( f ). "^ C- ^*
De gevolgen van deze handelwijze des Keizers [^^ ^63*
waren natuurlijk , dat de Heidenen , zoo veel vrij — .
heid bekomende, hunnen haat tegen de Christenen, Gp"'el(l
die verbitterd was, door het geen zij, onder de Hondenen
vorige regering, hadden moeten dulden, aan de Chris- «""de
tenen koelden , terwijl , aan den anderen kant , vele ^^^ ,y^_
Christenen zich niet alleen daar tegen verzetten, pleegd,
maar fommigen ook , door onbezonnen en verkeer- n r^
den ijver, dien haat te meer tergden. Bij de bui-
tenfporigheden , welke deze Godsdiensthaat veroor-
zaakte , gedroeg julianus zich niet altijd onpartijdig
naar recht en billijkheid, integendeel vuurde hij,
door zijn voorbeeld en gedrag, de moedvvilligheden
der Heidenen aan. Wanneer de Christenen zich bij
hem daar over beklaagden , was veelal zijn and-
woord , „ dat het hun pligt vi^as , volgends het
„ voorfchrift van hunnen God, het onrecht gedul-
5, dig te lijden (§)." De Heidenfche ingezetenen
te Gaza ftaken, gelijk dit op meer plaatzen gebeur-
de, eene Christelijke Kerk in brand, jaagden vele
Christenen de ftad uit , en floegen 'er drie van dood,
In plaats van hen te ftraffen, ontnam juliaan den
ftad-
(*) GREGOR. Naz. Orat. Ml. p. 83. /^. sozoM. V. 17.
(t) GREGOR. Naz. l. C. pag. 75. SOZOM. /. C.
( 5 ) GREGOR. Nazianz. Orat. III. pag. 74. Orat. IV»
pag. 120. socRAT. III. 14, 15.
448 K E R K E L IJ K E
III ftadhouder Van dat gewest zijn ambt, omdat hij
^^^Y' cenigen van deze oproermakers had in hechtenis ge-
I-Ioofdft. nomen. „ Waar toe," zeide hij, „ menfchen ge-
na C. G. vangen te nemen , die zich aan weinige Galikërs ,
Jaar 337. , . , ,.
tot 363. 99 wegens het menigvuldig onrecht, dat zij en hun-
»— - — „ ne Goden van hun geleden hadden, gewroken
„ hadden (*)?" De Heidenen te Aretkufa mis-
handelden op eene wreede wijze den Bisfchop dier
plaats MARCus, die den Keizer in deszelfs kinds-
heid het leven gered had , willende hem noodzaken ,
eenen Tempel, dien hij te vooren verwoest had,
weder op te bouwen , of deszelfs waarde te betalen ,
waar toe de oude man buiten ftaat was. De grijs-
aait gedroeg zich, onder deze mishandelingen, zoo
Ibndvastig en geduldig, dat de landvoogd sallus-
Tius zelf zich verwonderde, en den Keizer berisp-
te, dat hij zulke wreedheden ftrafFeloos duldde (f).
Bij later Christen -Schrijvers, als ook in de Marte-
laarsboeken , komen nog vele andere voorbeelden
voor van mishandelde, en door vuur en zwaard ter
dood gebrachte Christenen, doch deels zijn dezelve
min geloofwaardig, deels gewagen zij zelve van den
onbezonnen en flrafbaren ijver van fommigen dezer
Christenen, die, in fpijt van den Vorst, nog be-
ftonden, Heidenfche Tempelen en flandbeelden hun-
ner Goden te fchenden. Te Alexandri'è ^ in Egyp-
te^ werd de Artiianfche Bisfchop georgius , na
(*) GREG. Naz. Orat. IIÏ. ^. 87-91. sozoM. V. 9, 15.
(f) GREGOR. Nazianz. Orat, \\\. pag. 8^. theodor.
Hisf, Eceles. III, 7. süzomen. V. 10.
GESCHIEDENIS. 445;
eerien geheelen dag misliandeld te zijn, vermoord. Tti
JULIANUS vergenoegde zich met eenc fcherpe befirat- ^m'^
fing , en fchreef aan de Heidenen te AlexandrVé , dat Hoofdft.
het hun geluk vvaSj dat dit onder zijne regeering n«i C. G.
Tonr % '1*7
was gebeurd, alzoo hij, uit eerbied voor den God -^'^^ ^63^
Serapis , onder wiens befcherming zij Honden , en i
omdat zijn Oom hun ftadvoogd geweest was, hun
vergiffenis wilde fchenken (*).
Veel van het geen julianus tegen de Christenen Zijn ge^
ondernam , viel in den tijd voor van zijn verblijf te /,^^ö-
Antïóchie , geduurende de laatfte maanden en den cbië.
winter van het jaar 362. De meeste inwoners dezer
flad waren ijverige Christenen, maar te gclijlt dartel
en losbandig. Op het Feest van apollo vond ju-
lianus, in den prachri gen Tempel van dezen God
te Dafne^ de Voorflad van Antiöchi'é, éénen enke-
len Priester, die zelf eeuen gans had moeten mede-
trcngcn, wilde hij aan apollo offeren. De Keizer
deed deswegens een fcherp verwijt aan den Raad^
van welken hij , onredelijk genoeg , eischte , dat zij
den Heidenfchen Godsdienst in aanzien zouden hou-
den, en deszelfs plegtigheden bekostigen (f). Zelf
betoonde hij in deze lliadj tot de uiterfle bijgelovig-
heid toe^ zijnen eerbied voor zijne Goden, Som-
tijds offerde hij honderd osfen op éénmaal, behal-
ven eene menigte ander vee, zoodat men hem fpot-
tende eenen offèrflachter noemde, en zich liet verlui-
den j
■ (*) JULIAN. Ep. X. pag. 379. AMMIAN. IMAUCELL,
XXII. II. GV<EGQk.- N/ïzianz. Ofat. XXI. p. 389. .efigv
Cf) }vu AN, illifopog. pag. ?.62.fj^é- ;■;;
IV4 D£EL* Ff
45P^ K E R K E L IJ K E
IIÏ" den, men zou osfen gebrek hebben, als hij vnn dcH'
^^^'^ Perfifckcn togt te rug kwam. Zijne foldaten, die
Hoofdfl:.^«"i'^'^Hi-^s hun deel van de offermalcn kregen, wer-
m C. G. Jpri : daar door zoo ongebonden , dat zij meestal
tot ^óV ^^'^■oïikett naa huis moesten gedi-agen worden. Ook
werd de wichelarij, om het toekomende te weten,
naar ^ijn voorbeeld;, van velen geoefend (*). Vol-
gends de Christen - Schrijvers , deed zijn Bijgeloof
~ hem. zelfs in het geheim affchiiwlijke wreedheden be-
drijven. Hij deed -eene menigte jongens en meisjens
.. dooden^ onij bij zijne nacht - offeranden , hunne ver-
fcheurde ledenmaten te gebruiken , tot het oproepen der
afgefcheidcne zielen , en tot zijne wichelarijën. Ook
werden 'er Christenen heimlijk geworgd.. Men vond,
na zijne dood, geheele kisten 'en kasten vol men-
fchenhoofden , in het Paleis te Anti'ichie^, ook vele
lijken in bronnen , vijvers , en graften , behalven die ,
welke in de. rivier Orontes geworpen waren. Iri
eenen Tempel te Carren i, in welken hij zich , na
2jjn ivertrek van Antidchi'è , een' tijd lang onthouden
had, maar die na zijn vertrek gefloten en met eene
wacht .bewaard was , vond men eene vrouw aan de
haairen opgehangen, met uitgebreide armen, in wier
ingewanden hij de uitkomst van zijnen krijgstogt zal
naai:géfpoord hébben (f). Doch deze ' verhalen ,
waarfchijnlijk door het gerucht, uit haat tegen ^cxi
Keizer na zijne dood veifpreid , en te ligt geloofd ,
uiisfen allen fchijn van waarheid.
■^ .■^.\ .j. . .<'^:\ Hoe-
(*) AMMIAN. XXII, I2\ 14. XXV. 4.
(t) GREC.iVi?3.0/-^/.III./>.9I.TUEOD.Zr.£.III.2(5, 27.
GESCHIEDENIS. 451
Hoewel juLiAxus non, fleeds bij zijn voornemen III
bleef, om zich aan het leven der Christenen niet te ""^|^^
vergrijpen , of hen , wegens hunnen Godsdienst , te Hoofdfl.
flrafFen, zocht hij hen nogthans, eenigermate, als te "^ C. G.
noodzaken, om aan de ofFeriinden deel te nemen. j!^j ^^ '
Ten dien einde Het hij eenig oiFervleesch in de open-
bare fonteinen weroen , en op ziin bevel werden alle endere
levcnsmiddelen op de markt met wijwater befprengd. den van
Dit viel den Christenen hard. Twee bevelhebbers zijn listig
•'^cdrn^jc*
onder de lijfwacht beklaagden zich op eene maaltijd ^^^^ ^^
over deze handelwijze , onder anderen met de woor- Christe-
den uit het gebed van azarias : „ Gij hebt ons ^^^'
„ ó God! aan eenen onrechtvaardigen Koning, ert
„ den ergften dwingeland op de gantfche wereld,
„ overgegeven." Deze gezegden den Keizer aange-
diend zijnde , werden zij ontboden , en als z'ij bij hem
dezelven ftaande hielden, en 'er nog andere verwijtin-
gen bijvoegden, liet hij hen géesfeleii en inde gevan-
genis zetten, en als zij volflandig bleven, ter dood
brengen; gelijk hij voorgaf, om hun oneerbiedig ge-
drag jegens henï , doch de Christenen vereerden
hen, als Martelaren (*}. Gelijk julianus alle ver-
maarde godfpraken raadpleegde, om de uitkomst van
zijnen krijgstogf te weten, die hem allen de over-
winning beloofden, zoo \kt h\] 'odk de Ca sta/i fche
bron te Dafne weder openen , d\e 'de ■ Keizer aDria-
Kus had laten floppen, opdat, in het vervolg, geen
Vorst ,
(*) ciiRVsosTOMUs heeft hunne gednchtenis gevierd.
Serm. panegfr.' in SS. Martyrés ^üvchfimim et Mnxi-
viuui Tan. I. Opusc. pag. 484. theodor. //. E. III. 15,
Ff 2
45a K E Pv K E L IJ K B
III Vorst, gelijk hij,' daar door zijnen opvolger te voö»
^J^'l'^ reit zou weten. Doch apollo gaf aan julianus
Hoofdft. geene antwoorden, zich bezwarende, dat hij belet
iia C. G. vverd door de lijken, die te Dafne begraven waren.
tot n^ojuLiAi^N gebood hier op, het lijk van den Martelaar
■ EABYLAS (*) en andere Christenen, daar begraven,
weg te nemen. Dit deeden de Christenen met groo-
te flaatlijkheid , onder het zingen der woorden uit
den psalm: allen die de Afgoden vereer en ^ zullen
tot fchande worden l jull\nus gaf daar op aan zij-
nen ftaatsdienaar sallustius bevel, om de aanlcg-
gers van dezen optogt te flraffen. Vergeefs ftelde
deze den Keizer voor, dat de Christenen zich zou-
den verheugen, indien zij voor hunnen Godsdienst
mogten lijden; hij liet dan eenen jongeling uit dezel-
ven eenen gehcelen dag pijnigen; en deszelfs ftand-
vastigheid bewoog den^ Keizer fpoedig,, om zijn ge-
bod in te trekken (t). Kort daar na verbrandde de
Tempel van apollo te Dafne onverwachts. Schoon
nu onder de Heidenen zelve het gerucht ging, dat
de brand veroorzaakt was, door de onvoorzichtig-
• heid van eenen wijsgeer, en *er geene reden van
vermoeden was, om de fchuld op de Christenen te
leggen, geloofde echter julianus ,. dat deze den
brand gefticlit hadden, en deed daarom, ter vergel-
ding, hunne groote Kerk te Antiochië fluiten, en
derzelver kostbaarheden in de Keizerlijke fchatlvamer
over-
(*) Zie III. Deel, Bladz. 429.
(t) AMMIAN. XXII. 12. RUFIN. X. 35. SOZQM. V. I^.
THEODOR. IH, 10, 12,
GESCHIEDENIS. 453
overbrengen (*). 's Keizers Oom van Mocdei-s zijde, in
die ook het Christendom verlaten had, ging verder, ^j^'-'^
dan hem geboden was 5 alle Kerken der flad fluitende , Hoofdfl.
en deinen der geestelijken ter dood brengende, 's Kei- na C. G.
zers Oom viel kort daar na in eene pijnlijke ziekte, J^^'*;'^^]
die hem van het leven beroofde , hetwelk de Chris-
tenen niet nalieten, als eene fti-alle des hemels aan
te merken (f). Op gelijke wijze meenden zij ook
de menigvuldige aardbevingen , dk gchecle fteden
verwoestten , eencn algemeenen hongersnood , en
andere landsplagcn, welke onder de korte regering
van JULIANUS gebeurden , als Godlijke ilraPren te
moeten aanzien , even gelijk , te vooren , de Heidenen
foortgelijke onheilen aan de Christenen toefch reven,
als blijken van den toom der Goden. Zoo beweer-
den ook de Christenen , en zelfs chr.ysostomus (§),
dat de Heilige babylas den Duivel uit zijnen Tem-
pel verdreven, en dien had doen verbranden. Maar
de Keizer, die het veel beter meende te weten, ver-
zekerde, dat zijn God, vrijwillig, lang vó(3r dat de
Tempel afbrandde, uit dcnzelven geweken was, dat
deszelfs beeld hem dit aangewezen had , en hij roept
daar bij de gi-oote Godheid , de Zon , tot getuigen
aan (**).
Bij al dit bovcnftaandc , ontmoeten wij tevens Voor-
voor-
(*) AMMiAN. XXII. 13.
( t ; CHRYSOST. (/e S. Babijla et contra GcntiL Liber
Tnm. I. Opusc. pag. 680. socrat. III. 18, ip. sozom.-
V. 8. TIIEODORET. III. II -J3. Fn.OSTORG. \'II. 10.
( § } CHnrsosT. .'. c.p. 684, (**) julian. Mifopog.p, 361 .
Ffn
454 K E a K E L IJ K E
III voorbeelden in de Gefchiedcnis , van eene bijna' ver-
^^jl^ wonderenswaardige zachtmoediglieid en bedaardlieid ,
Iloofdft. met welke julianus de onbezonnenheid van fom-
na C. G. niige Christenen wist te verdragen. Die van Antiö-
Taar 2)37'
tot 363. ^^^^ ontzagen zich niet, hem door allQrleië foort van
befpottingen en befchimpingen te hoonen ; voomaam-
in 'icht- ^'^J^^ ^^^ •^^•^'^ baard, dien hij als wijsgeer droeg, het
moedig- voorwerp van hunne fpotternijën. Alle wraak, wei-
heiden jjg ^Q_ Keizer hier over oefende, was het optlellen
verdraag-
zaamlieid c" uitgeven van een Hekelfchrift , hetwelk hij M<cro-
vanjuLi- 5Twyw!/, oï den baardhater ^ noemde, hetwelk met
vernuft en levendigheid is opgefteld, doch waar in
hij te veel zijne waardigheid door enkele laffe aartig-
heden vergeet; gelijk, wanneer hij de Christenen hun
gebed, tegen het onheil, dat hij hun aandeed, aan
oude wijven laat opdragen, die zich ijverig bij de
graven der overledenen onthielden, ziende, waar^
fchijnlijk , op den eerbied , welken de Christenen
ïian de Martelaren bewezen. Daar zijn nog andere
bijzondere voorbeelden, in welke de Keizer zijnen
toorn, hoe zeer door dezen of genen Christen ge-
tergd, wist te bedwingen. De oude en blinde Ari-
aanfche Bisfchop van Chalcedon^ maris, liet zich
zclven in den Afgodstempel brengen, in welken de
Keizer zich bevond , en noemde hem eenen Godlo-
zen , eenen afvalligen , eenen man zonder Godsdienst.
Maar deze zeide alleenlijk: „ Gij blinde man! uw
„ God, deGah'kêr, zal u nooit genezen." ,, Ik dank
„ God," hernam maris, „dat hij mij blind gemaakt
„ heeft, opdat ik uw aangezicht niet zou zien,
„ daar gij tot zoo groote godloosheid vervallen zijt."
Hier
GESCHIEDENIS. 455
Hier op zweeg julianus ftil. Evenwel heeft lüj,. III
naar het zeggen der Christen -Schrijvers, naderhand '^J^':'^
te zwaarer \vi-aal^ over dezen Bisfchop geoefend (*). Hoofdff.
Ecne Christelijke weduwe, eene opzichtfter van- een "^ C. G,
gczelfchap van jonge dochters , die zich aan den on- J^j ^^'^^
gehuwden flaat hadden toegewijd , verkoos , zoo dik -
vvijls JULIANUS voorbijging, juist zulke Pfalmen te
zingen, die de dwaasheid van den Afgodsdienst op
het fterkst uitdrukken. De Keizer haar dit hebben-
de laten verbieden, en als zij desniettemin daar me-
de voortging, haar eens hebbende doen buiten ko-
men, en door éénen zijner lijfwachten in het aange-
ziclit flaan , ging, toen zij nog hardnekkig bleef
voortzingen, vervolgends voorbij, en hield zich, of
hij het niet merkte (f). Te Berroea had een lid
van de ftadsregering zijnen Zoon ten huize uitge-
jaagd, omdat hij een Heiden was geworden. Deze
zich hier over bij den Keizer beklaagd hebbende,
nodigde julianus den Vader bij zich ter maaltijd , en
deed hem met zijnen Zoon naast zich zitten. Over
tafel zei Je hij tot den Vader: „ Mij dunkt, dat
5, men nooit iemands genegenheid moest trachten te
5, dwingen. Laat uwen Zoon de vrijbdd, om eenen
5, anderen Godsdienst , dan den uwen , te belijden ,
„ gelijk ik u insgelijks deze vrijlicid laat, die ik u
,, echter zou kunnen ontnemen." De Vader beand-
vvoorddc dit met hevig fchcldcn en fchimpen, waar
op JULIANUS zich tot den Zoon wendende, zcide:
(*) SOCRAT. III. 12. SOZOMKN. V. 4.
("{■) THEODORET. HUt. EccleS. III. ip.
Ff4
tien.
45Ö K E R K E L IJ K E
in „ Ik zal voor 11 zorgen, dewijl uw Vader ,' hoe zeer
^^^^ ,, ik hem zulks verzoek, dit niet doen wil (*)."
Iloofdft. Julianus vergenoegde zich niet, met zijnen ijver
na C. G. voor het Heidendom door daaden te toonen. Als
-ipi 363.' ^^y^S^^^*' ^'^^^^ ^^y ^2 P^" op, en fchreef, in de
— T — winterfche avonden, die hij te ^nti'óchië doorbracht,
fchdTt^^ omringd van VVijsgeeren, en misfchien met derzel-
tegen de ver hulp , een werk tegen de Christenen , nadat te
Christe- vooren ée'n der bekwaamde Christen-Leeraaren apol-
LiNARis, tegen den Keizer en de Heidenfche Wijs-
geeren , een Boek gefchreven had , over de waarheid ,
waar van julianus gezegd wordt , in zekeren Brief
aan ecnige Bisfchoppen, al fpottende gefchreven tö
hebben, met eene fooit van woordfpeling: Ik heb het
gelezen^ verjiaan^ en veroordeeld^ QAviyvuv^ tyvcoy,
Kct^yvrn , ) waar op deze hem , in denzelfden toon ,
antwoordden: „Gij hebt het gelezen, maar niet ver-r
„ liaan, want, indien gij iiet verdaan hadt, zoudt
„ gij het niet veroordeeld hebben." (AVsj/iwi-, «aa'
é-K, iyvag^ ii yot.^ iym^ y ^k ow Kotrtyvu}.? } Cf)» Het
werk van julianus beftond uit zeven kleine Boeken ;
het is voor ons verloren, uitgezonderd de aanzieuT
Ujke uittrel^els, die wij in de wederlegging van het-:
zei-.
(*) THEODORET. Hisf. Ecclci. III. 22.
(t) sozoMENus V. i8. die te gelijk zegt, d?.t fom-
migen dit ant^voord aan r.AsiLius den Grooten toefchrij-
ven, in wiens brieven ook in de daad de gemelde
^voorden voorkomen , basil. M<7^«. Epist. 40 en 41. 7ö/»,
111.^^5-. 123. doch aan derzplver echtheid is reeds voor-
lang getwijfeld. Vita S. BafiHi l. c. pag. 63.
GESCHIEDENIS. 457
jjelvc doof CYRILLUS van AlexancJri'é hebben (*). III
De Christenen maakten 'er geen werk van, om het ^^^f
af te fchrijven , en het Heidendom verviel kort hier Hoofd (T.
na geheel tot niet. Dit verlies is ondertusfchen te "^ ^- G»
beklagen , uit hoofde van de menigvuldige merk- ^qJ „gil
waardigheden , welke men , zelfs in de overblijfzelen , — ^ — ^
aantreft. In het begin der vijfde eeuw, is dit werk
wederlegd geworden, door filippus sidetes, cy-
RiLLus van Ahxandri'è , en theodoretus. De ar-
beid van deze twee laatden is nog overig , en die van
CYRILLUS bijzonder fchatbaar , wegens de breede
uittrckzcls, uit het werk van ji'llwus daar in be-
waard, ook is de wederlegging, over het geheel,
niet kwaUjk getroffen , alhoewel zij zich alleenlijk
tot de drie eerfte Boeken bepaalt. In de onlangs
geëindigde eeuw heeft de Marquis d'argens, van
het werk van jull\nus eene , hoewel niet te naaiiw-
keurige , Franfche Vertaling met aanmerkingen uit-
gegeven (f). Ov^er het algemeen hebben zij, die
het Christendom min gunflig zijn , veel met dit werk
op, hoewel het, niettegenftaande het gene wij zoo
zeiden , van de merkwaardigheden in hetzelve vervat ,
geenszins doel befchiet, noch het Christendom be-
nadeelcn kan. De leere van hetzelve wordt niet naar
waar-»
(*) socRATEs Hu. Ecctes. III. 23. coll. C. i. heeft
'er ook nog ééne piaats uit bewanrd.
(1) Onder den titel: Bcfer.fe du Paganisme par f
Eu:peretir Julien enz. a Berlin 1764 en \y6j. 8. Men
heeft dit werk ook geplaatst in het zoogenoemde Euart;-
gile du Jour. en.
Ff5
458
KERKELIJKE
ni
lioofdrt.
na C. G.
Jaar 337.
lot 3Ó3.
Andere
fchriften
VPIIJULI-
I ANUS.
Üitwer-
waarheid daar in opgegeven , maar venvrikt , en niis-
vormd , en vermengd met de bijvoegzelen , welke de
Christenen van dien tijd hadden aangenomen , bij
voorbeeld, hunne veelal bijgelovige verëering bij de
graven der Martelaren, de verëering van het teken
van het kruis , den titel aan maria gegeven van
Godsbaarfler , ( SesJoKOf , ) of Moeder Gods , het
mishandelen van Heidenen of Ketters; dingen, met
welke de Icere en Godsdienst van jesus niets te
maken heeft, julianus toont verders geen recht
begrip te hebben nopens de betrekking, waar in de
Mofaïfche Godsdienst tot den Christelijken ftaat; ook
maakt hij zich fchuldig aan verdraajing van de Hei-
lige Schriften der Christenen. Ondertusfchen erkent
JULIANUS de echtheid en gefchiedkundige geloof-
waardigheid dier Heilige Boeken in zoo ver zelfs,
dat hij de wonderwerken van jesus toeflraat, alhoe-
wel hij die, op eene min edelmoedige wijze, zoekt
te verldeinen, en ze als beuzelingen wil aanmerken.
Behalven dit werk, en eenige verhandelingen be-
trcklijk de Heidenfche Godenleere, zijne Brieven en
Hekelfchrift tegen die van AntïóchVè , allen reeds
door ons gemeld; heeft julianus nog een Hekel-
fchrift onder den titel : Kfic/ö-flc^sj- , {de Keizers^') ge-
fchreven, waar in hij alle de voorgaande Keizers,
bijkans zonder uitzondering, tot voorwci*pcn van zij-
ne bijtende hekelzucht neemt. Alle zijne werken
zijn door petavius, en naderhand door ^zi\ Baron
VAN SPANHEIM, tcvcns met de wederlegging van
CYRILLUS, uitgegeven, {Leipzig 1696 FoL')
Hoe zeer julianus zich van openbare en regel-
rcch-
GESCHIEDENIS. 459
rechte vervolging der Christenen ontliicld., de mid- IJl
delen nogthans, door hem te werk gclteld, waren ^^|-^^^
te zeer gefchikt , om onllandvastige gemoederen te Hoofdfl,
doen wankelen , dan dat niet velen , voornaamlijk "=i C. G.
zulken , die , om de gunst van het Hof te bejagen , jyj. 263!
of uit dergelijke beweeggronden , van het Heidendom -;
tot het Christendom waren overgegaan, thans, met ]^'^j^|.'^g_
die zelfde inzichten , het Cliristendom verzaakten, en dragvan
het Heidendom beleden (*). In het bijzonder ver- J^'^''^^^'*
dient hier gemeld te worden ecebolius , de gewe- ciniste-
zen leermeester van julianus , die hem onder eenen "*-'"•
eed verpligt had, om den Heiden libanius niet te
gaan hooren. Deze man werd nu insgelijks een zoo
ijverig Heiden , als hij een ijverig Christen geweest
was. IMaar, na de dood van julianus, keerde hij
even fchielijk tot het Christendom te rug, en wel
met zoD vele uiterlijke blijken van verootmoediging,
welke in het buitenlpoorige vielen. Hij wierp zich
voor de kerkdeur neder, roepende tot de Christe-
nen , die binnen traden : „ Treedt mij met voeten ,
„ als fmaakloos zout (f)!" Maar aan den ande-
ren kant, hebben wij reeds de voorbeelden gezien,
van de flandvastigheid der Christenen , en de klagteii
van julianus aangehaald (§), dat men zich door
hem niet liet overreden. Deze flandvasrigheid had
bijzonder plaats bij zijne Bevelhebbers en bij vele
Ho-
( * 3 3/nlli ex nostris vohtntatc propria corruerunt,
PR o SPER in Chron.
(t) socRATF.s Hisf. Eccles. III. 13.
( § ) Men voege 'er bij julian. Eplst. 4 en 27.
45o K E R K E L IJ K E
III Hovelingen, die liever hunne ambten nederlegden,
^^^^ dan hem te wille te zijn , en de Afgoden te offeren,
Hoofdft. Onder dezen muntten bijzonder jovianus , valen-
na C. G. TiNiANus en valens uit, die allen na hem den
tot 363! Keizerlijken troon bekleed hebben. Dewijl zij man-
»*'■ — — nen van verdiende waren, behielden zij hunne pos-
ten. Als VALENTiNiANUS ccus vooF den Keizer
ging, toen deze den Tempel der Fortuin bezocht,
en de Heidenfche Priester ook hem met wijwater
befprengde, gaf hij denzelven een oorvijg, en riep
uit, dat^ men hem verontreinigd had. Om dezen
ijver werd hij met gevangenis geflraft, hoewel on-
der een ander voorwendzcl (*).
JULIANUS Allermerkwaardigst, geduurende julianus rege-
n"enn ^'^^S^ is zijn verlof, aan de Jooden verleend, om
den Tem- hunnen Tempel te herbouwen. Volgends zijne fch rif-
pel te Je- j^j-j 200 min een vriend van den Toodfchen, als
rufalem ' , ^ , 1. , , ..
te her- van den Christen -Godsdienst, toonde hij nogthans ,
bouwen, van eerften af, bijzondere genegenheid jegens de
gooden ^ niet min vijanden dan hij, van de bij hem
gehaatte Christenen. Al ras werd deze gunst door
de Jooden misbruikt, daar zij hen ftout maakte, om
te AïexandrVè ^ en in andere (leden. Kerken der
Christenen in brand te ftecken (f), julianus fchreef
niet alleen eenen wien delijken Brief (§), waar in
hij hen van de zoogenaamde Apostelbelasting ^ QArro'^
föA»?,) dus genoemd naar de afgevaardigden van
hun-
(*) socRAT. /. c. et Cap. 22. theodor. H.Eccl.lU. \6.
(t) AMBROS. Ep. 17. p. 213. Paris. 1603. /ö/.
C$) ^P' ^S'P' 35>ö' O'^'^ aangehnald bij sozom. V, £2.
GESCHIEDENIS. 461
hunnen Patriarch, die dezelve in de gewesten inza- III
melden, ontheft; maar ecnigen tijd daar na eenige ^^^^
voorname Jooden gevraagd hebbende , waarom zij HoofdO:.
niet offerden ? en ten antwoord bekomende , dat hun "^ ^* ^'
zulks niet geoorloofd was, buiten Jerufalem , ê" lot z^l*
den Tempel, die thans verwoest lag, beloofde hij •
liun , den Tempel weder te zullen laten opbou-
wen (*). Volgends zijne eigene verzekering (f),
was des Keizers oogmerk de eere van dien God ,
die weleer in dezen Tempel gediend werd. awmia-
Nüs (5) geeft, als de reden van deze onderneming
op, 's Keizers begeerte, om zijne regeering, door
grootc en heerlijke gedenkllukken , onvergeetlijk tö
maken. Maar de Christenen twijfelden geheel niet,
of JULIANUS had tevens ten doel, om de voorzeg-
gingen van JE sus , die door de puinhoopen van de-
zen Tempel , en het lot des geheelen Joodfchen
volks , zoo krachtig bevestigd worden , te befchim-
pen en te fchande te maken. Wat 'er ook van zijn
oogmerk zij, men kan naauwlijks twijfelen, of ju-
lianus , die deze voorzeggingen gelezen had , zou ^
indien het ontweip gelukt was , daar mede zijn
voordeel tegen het Christendom gedaan hebben.
Ten einde zijne beloften ten uitvoer te brengen,
gebood JULIANUS, alle nodige bouwflofFen aan te
voeren, dragende het opzicht over het werk aan
dénen zijner voornaamfte ftaatsdienaren , alypius ge-
naamd ,
(*■) CHRYsosT. de S. Babijla et contra gentil, T. I. p.
692. RUFIN. H, E. X. 37. SOCRAT. III. 20. SOZOM. V. 22. THE>
üDOR. III. 20. ( t ) Fragm.p. 295. ( § ) Hist. XXIII. i.
4<^ï K E RK E L IJ K E
III naamd, op; terwijl de Jooden, in menigte, uit allo
BOEK oorden der wereld naa^<?rï/yï?/^/w famenvloeiden,
Hoüfdft. om niet alle vermogen het werk te' bevorderen.
na C. G. Doch, als zij nu begonnen, een nieuw funda-
Taar'^'^7
tot -^-ós.' "^^"^^^ ^°^^ ^^" Tempel te graven , ftortte 's nachts
' alles 'Over hoop, wat zij éénen geheelen dag bear-
Deonder- 1^-^ hadden. Een orkaan verftrooide en bedoif eene
neming
wordt op verbazende menigte kalk , die men bijeen had ge-
cenevvon- bracht. Als zij desniettemin wilden voortgaan , om
derbnre , ^ , , . . , j,
wijzever- "^^ 'tundament te leggen , vernietigde eene aardbe-
hinderd. ving weder alles, waar door vele nabijgelegen ge-
bouwen inftoitten, en eene menigte Jooden omkwa-
men. Eindelijk , als zij hunnen arbeid niet wilden
öaken, braken vuurvlammen uit den grond uit, wel-
ke verfcheidene Jooden verbrandden, en de overigen
noodzaakten, de geheele onderneming op te geven.
Dös- verhalen de Christenen, die toen of koTt daar
na' leefden, deze gebeurenis; wel met eenig verfchil
in eenige bijömflandigheden , maar in de hoofdzaak
volmaakt overeenkomende ( * ). De hoofdzaak
wordt, ook zelfs door Joodfche Schrijvers (f), en
door den Heidenfchen ammianus marcellinus (5)
er-
(*) Men zie, behalvan de reeds aangehaalde Schrij-
vers gregor. Nazianz. Orat. W, pag. in. ambros. Opp,
fom. ^.pag. 213. CHRYsosTOMUS Homil. III. adv. Jude-
hsTom. l.pag. 433. Opusc. etc. en filostorg. VII. 9.
' ( f ) /^pud WAGENSEIL. Sota pag. 236.
(5) XXIII. Cap. \. pag. 'x%6. Zijne woorden zijn:
Üuüni itaqiie rei eidèm fortiter injiarct alyihvs , Jt/varef-
qüe 'pföiDici.s rector , mctuendi glohï ftammavum prope f tin-
da-
GESCHIEDENIS. 4<>3
eriJend, welke zegt, „ cht vreeslijke vuurklompen II r
j, meermalen uit de fundamenten, iiitberftcade , en ''of.k
„ de arbeidslieden meermalen verbrandende , die Hoofdf!.
,, plaats ontoeffandiik maakten; en dat het vmir "^ C. G.
„ hardnekkig vvederftaande , men eindelijk de onder- ^-'^j ^63'
3, neming ■ opgaf." julianus- zelf fchrijft, dat liij — ■"
den Tempel weder lieeft willen herftellcn , en erkent,
dat dezelve tot hier toe niet, herfteld ^Was (*) , zon-
der zich echter verder uit te Jaïèn , <vaaröm ^ijil oog^
merk niet tot rttnid- was gcl?(5fli'ènv -■ ■'
Men kan, gevolglijk, dczeMaodzaak niet in tWlj-" Annmer-
fel trekken, dat iülianus ondernomen heeft, den ^''"^*^^^^
- dezege-
Tempei der<|óoden te hcrftellen, en dat deze ; ohder^ beurems.
neming, door aardbevingen en uitberftende vai/rklomJ
pen , is geftuit geworden (f). Doch , het is eene anï-
dere \n-aag , of men deze gebeurenis uit natuurlijke ver-
fchijnfelen verklaren , dan óf men die volftrekt tot de
wonderwerken rekenen moet? -Aardbevingen, gepaard
met uitberftènd vuur zijn in de' zuidelijke landen me-
nigvuldig , eii waren zulks bijzonder , geduurende dé
regeering van- jtfLiftNuSi j:--d. MiGHAëLis heeft nog
aan eene andere natuurlijke oofzafik gedacht (5)': De
OU*
damenta creuris asfuhihus erumpentes , fecere loaim , ex'
ui f is aliquoties opcrantibu% , inaccesfmn , hocqite moda,
ekinento dèstinatiüs expellente , cesfnvit inceptum.
(*) Fragm. pag. 295. " - •■ ^
(I ) De geleerde warburton heeft de W3arheid^'de2
ter «rebeurenis m eene afzonderlijke verhandeling bewe-
zen. Vergel. mijnen Bib. Ferded. I. Deel, B/adz."^ooI-"^
(5; In eene verhandeling, \velke ook geplaatst 'isjft 'de
/
4^4 K E R K E L n K E
ICI oude en diepe Tempelgewelven waren, bij dè vèr*
^^^^^ woesting van dit gebouw, overgebleven, en zijn mis-
Hoofdft, fchien nog voorhanden ; uit deze fchoten vlammen
m C. G. uit de üilpeterflofFen , die ontvlamden, toen zij lucht
tot 363.' kregen , wanneer de Jooden dezelve begonnen te
«- openen. Ondertusfchen , blijft dit toch altijd merk-
waardig, dat eene onderneming, welke, indien zy
volbracht ware, als een groot bewijs tegen de waar*
heid van jesus voorzeggingen en van zijnen Gods-
dienst, had kunnen aangevoerd worden, en welke ^
door den Keiza- begunftigd, door geene menschlijke
magt verijdeld kon worden , op zoodanige , in het
oog lopende , wijze , geftuit is geworden , en wel op'
eencn tijd , wanneer het Christendom , voor het laatst ^
Xe worftelen had met het Heidendom; zonder dat wij
nodig hebben, andere wonderbare omftandighedea
aan te nemen, welke fommige Christenen hier nog
hebben bijgevoegd, bij voorbeeld, dat cyrillus,
toenmalige Bisfchop, van ^erufakm ^ terftond voor-^
zegd zou hebben , dat de onderneming vruchteloos
zou aflopen (*); dat twee nachten achter één zich
een glansrijk teken van een kruis, omringd met eene,
Cüort van kroon , aan den hemel hebbe vertoond (f)*
en
ISlieuwe Nederl. Bihliotb. IV. Beel^ II. Stuk, Bladz, 431,.
(*) sociiAT. III, i2o. Deze cvRiLLUs zelf zwijgt, \\\
zijne fchriften, vnn deze geheele onderneming, hetwelk
echter geen bewijs tegen d<;rzelver waarheid kan opleve-
ren, alzoo men vnn dit jftilzwijgcn meer dan écne rede»
geven kan. : > ■ , , . , _
(t) GM.Q.Naz.OraiAy .■p. ii2.theodor.-o'. £. IILgo/
GESCHIEDENIS. 46^
en dïit op alle klederen der ingezetenen van j^eru- III
fa/em , die van het geval fprakcn , of, volgends ^°^^
THEODORETUS, op dc kledcrcn der Jooden alleen , pioofd(^.
krnisfen jrezien werden , die men vergeefs trachtte "^ C. G.
af te wasfchen (*). Nog befchrijft sozomenus (f) Jói 363'
een wonder, hetwelk gebeurd zou zijn, omtrent het •
flandbecld te Paneas , gelijk men voorwendde, je-
sus en de vrouw, die den bloedvloed had , ver-
beeldende. JULIANUS liet het beeld van je sus weg-
nemen, en het zijne in de plaats ftellen, hetwelk
terflond daar op van den blikfem getroffen en ver-
brijzeld werd.
Julianus zelf fchijnt het geval als natuurlijk te Uitwer-
hebben befchouwd, doch nam 'er tevens aanleiding ki"Svan
^ dit geval
uit, om den yoodfchen Godsdienst te befchimpen: opjuLi-
„ Wat zullen," fchrijft hij (§), „de Joodfche Pro- aan.
5, fecten van hunnen Tempel zeggen, welke driemaal
„ verwoest, en tot heden toe nog- niet weder opge-
„ richt is? Ik zeg dit niet, om him venvijtingen
5, te doen, dewijl ik zelf dezen Tempel, na een
„ zoo lang tijdsverloop, ter eere van dien God,
„ die in denzelven plagt gediend te worden, weder
„ heb willen herftellen : maar, om te toonen, dat
„ geen menfchelijk werk onverganglijk kan zijn; en
„ behalven dit, dat de Profeeten, die dit gefchre-
„ ven, en met ellendige arme wijven verkeerd heb-
„ ben, geraaskald hebben."
Volgends de Christelijke Schrijvers , had dezelfde Op de
CTP^ looden^
(*) GREGOR. Nazinnz. theodor. en socrat. //. cc,
(f) V. Cl. (J) Fragm. pag, 2291.
IV. Deel. Gg
46t5 K E R K E L IJ K E >
ni gebeurcnis cencn verfchilleiidcn invloed op de Joo-^
BOEK ^QYi, Velen vau dezen erkenden , tegen wil en dank ,
Hoofdft. d^t CHRISTUS God is; 2onder nogthans van zich
na C. G. te kunnen verkrijgen , zijnen Godsdienst aan te ne-
tor ^6^' "^^^^ ^ * '^* ''^'^'■^'^^*^'^ wierpen zich aan de voeten van
— — — Christen Leerjiaren, bcgeerende in hunne gemeenten
aangenomen te worden (f). Anderen, eindelijk,
fchijnen , door wanhoop , wegens hunne mislukte on-'
derneraing, tot het Heiilendom vervallen te. -zijn, ten
minften indien 'het bericht van ciirysostomus (§)
t-öt .dezen tijd behoort, dat een groot deel der Joo-
den , onder julianus regeering , genegenheid tot den
Afgods dienst getoond hebbe.
JULIANUS In het jaar 363, toog julianus, alle krijgstoc*
trekt te- j-i^istinsen o;ereed gemaakt hebbende, tegen de Perfen
gen de 000 .
Perfen te te veld. Op dez^n togt zelven gaf hij nog veifchei^
veld. ^gn^ blijken van zijnen ijver voor het Heidendom ,
ke^s van welke hem tot onberadene flappen verleidde. Ili}
zijne fchreef aan arsaces , Koning van Armenië , die een
dood. Christen was, Qin zich met zijne troepen bij zijn
leger te voegen, liem dreigende, dat zijn God niet
in ftaat zou zijn, hem voor de llrafFe te bewaren,
indien hij zijn bevel nier gehoorzaamde (**). Zijne
legermagt bij Hi'érapolis aan den Eiifraat verzameld
liebbende , beproefde hij , geheel ontijdig , de Chris-
tenen, die in zijn leger waren, tot afval te bewe-
gen*
(*) SOORATES. ITI. 10.
Cl) GREGOR. Ncizianz. L c. p/rg. 113. sozoM. V. 22.
(§) Homil. 44. Tori'1. I. Opp. Exeget. pag, 491.
(**j SOZOiVlEK. VL I.
GESCHIEDENIS. 467
ffen, maar bij de mcesten cenen ftcrken tcffenftand ^^^
vindende, durfde hij hen, die ftandvastig bleven, uj
niet wegjagen (*). Voorts was hij zeer begeerig, Hoofdfï.
om guniliige voortekens voor zijnen togt te ontdek- t^^j. l'
ken, die hij ook menigvuldig meende te vinden, tot 363,
waar in de wijsgeercn hem verflerkten , maar de ■
wichelaars waarlchuwden liem, dat 'er groote geva-
ren gedreigd werden. In het Perjisch gebied over
den Eiifraat getrokken, liet hij, na het behalen vm
eenige voordeden, tien ongemeen fchoone ftieren
aanvoeren , om ze aan mars den. Wreeker , tot
dankbaarheid, op te offeren. Maar negen van de-
zen vielen dood neder, vóór dat zij nog bij het Ou-
taar gekomen waren; de tiende fcheurde zich los en
kon niet dan met moeite weder gegrepen worden;
geflacht zijnde , vonden de wichelaars , naar hunne
verklaring, de ergfte voortekenen van ramp en oa-
heil. juLiAAN vertoornde zich hierom op deii
Ivrijgsgod, en zwoer bij jupiter, dat hij denzel-
ven geene offers meer zou flachten; welke bedrei-
ging hij ook gehouden heeft, 's Nachts voor het ge-f
vecht, waar in hij gekwetst werd, zal ook de Schuts*
god van het Rijk , die hem in het begin zijner rege-
ring verfcheenen was, hem weder, maar in eene droe-
vige gedaante , verfcheenen zijn. Deze waren zoo vele
voorboden van zijne dood, zo wij den Heidenfchen
Schrijvcren geloven (f). Volgends de Christenen, zul-
len vele Christenen Godlijke verfchijningen en open-
ba-
(*) CHRYSOSTOM. /. C. pag. 693. .
(t) AM.MIiN. MARCELL. XXIU. 2. fq. 5. XXIV. 1-6.
Gg 2
468 K E R K E L rj K E
ni baringen gehad hebben , welke hun des Keizers dood
^^^^ vcitondigden. Toen athanasius Alexandri'é moest
HoofdH. verlaten, op julianus bevel, zeide hij: „ Laat
5^ ^; ^* 99 ons een weinig wijken ; dit ligte wolkjen zal ichie-
tot 363'" ^y'^ overdrijven (*)!" Zoo verhaalt men, dat
' een kinder-fchoolmeester te Antï'óchi'è^ door liba-
Nius fpottende gevraagd zijnde: Wat de Zoon des
Timmermans, (bedoelende ciniiSTus,) thans wel
maakte? aan den wijsgeer geantwoord hebbe: „Hij,
„ die de Schepper der wereld is, maakt thans cene
„ doodkist voor den Keizer (f)."
JULIANUS OndeitLisfchcn rukte julianus onvoorzichtig ge-
wordtge-^^Qgg fteeds dieper 'svijands land in, trok den Ti-
Zijne gerftroom over, en zich door verraderlijke gidzen
dood. latende misleiden, flak hij zijne vloot, welke hij op
deze rivier had, zelf in brand; waar na hem deze
ven-aders in eene geheel verwoeste landftreek geleid-
den, waar hij zich welhaast van het geheele Perfisch
leger , onder het beleid van den Koning zelven , om^
lïngd, en van alle kanten hevig aangevochten vond*
In één der daaglijks geleverd wordende gevechten,
werd JULIANUS gevaarlijk gewond, aan welke won-
de hij dien zelfden nacht , tusfchen den 26 en s-flen
^unij des jaars 363, in het 32fl:e jaar zijns oudcr-
doms, overleed, hebbende één jaar en acht maan-
den geregeerd.
Bii«on- Men heeft velerhande bijzonderheden van de dood
derheden ^^^j^ dezen Keizer verhaald. Alles , wat zijne gc-
dach-
(*) SOCRATES III. 14.
(t) SOZOM. VI.. 2. THEODOR. III. 20, 1\*
GESCHIEDENIS. 4(^9
dachrenis kon bevlekken, werd bij de Christenen lig- IH
telijk geloofd. X^olgcnds fommigen , zal een En- ^^^'^
gel (*), volgends anderen eene blikfemflraal (t)» Hoofdft.
hem het leven benomen hebben. Gewond zijnde , "=• C. G.
zal hij eene hand vol bloed s ten hemel gewoi-pen , ^^^ ^^^*
en CHRISTUS met deze woorden toegeroepen hebben : •
„ Gij hebt het gewonnen, Ga/Ikër ($y." Anderen ^^" ^ij"«
zeggen, dat hij dit tegen de zon gedaan, en gezegd
hebbc: „ Verzadig u met mijn bloed!" Ook zal
hij de andere Goden bitter en fchandelijk gefcholden
hebben (**). Hoe geneigd men geweest zij, alle
wonderbare berichten van dezen Keizer voor waar
aan te nemen, blijkt uit deze gezegden van sozo-
MENUS (ft): „ Dat julianus, in zijne laatfle
„ oogenblikken Christus gezien heeft, kan ik niet
„ voor zeker zeggen , dewijl het Hechts weinigen
„ melden, evenwel durf ik het ook niet volflrekt,
„ als eene onwaarheid, verwerpen. Want, het is
„ gelooiiijk, dat bij deze gelegenheid nog wonder-
„ lijker dingen gebeurd zijn , tot een bewijs , dat de
„ Christelijke Godsdienst riiet door menschlijke po-
„ gingen bevestigd is geworden." De Heidenfche
Redenaar libanius geeft, in zijne Lijkreden ^p ju-
iiANUS (§5) 5 te kennen , dat de Christenen , die den
Keizer reeds lang hadden gehaat, oorzaken van zij-
ne dood, door cenen Christelijken foldaat, geweest
( *) THEODORET. Hiit. Eccles. UI. 25. 20U-
( t ) EFREM Syriis Tom. III. Opp.
(5) SOZOM. VI. 2. THEODOR. UI. 23, 24.
(**) FILOSTORG. VIL 15. (tt) L. C.
0§) Orai,in Julianinecempag.121.fq.
4!^Q K E R K E L n K E
ni zouden zijn. In eéné hatere redenvoering (*), fchijnt
^Ul ^^^J ' ^^^"^ ^^ plaats is verminkt , beweerd te heb^
Höofdft. I^en, dat een Christen, op bevel van zijnen Bisfchop ,
pa C. G. jg^ Keizer vermoord heeft , en hii vermaant den
löt 363. Keizer theodosius , dezen moord te ilraffen. De
• Kerkelijke Gcfchiedfchrijver. sozomenus (f), de
eerstgemelde plaats van libanius aangehaald heb-
• bende, voegt 'er bij, dat dit voorgeven heel wel
waar. kon zijn , want dat een Christen door den hoo-
gen lof daar toe kan aangevuurd zijn , dien men , ten
allen tijde, aan zulken gegeven heeft , die het mensch-
ilom van eenen geweldenaar verlost hadden. Men kan,
zegt hij, onvoorzichtig genoeg, en niet naar de les-
fen van het Christendom, den genen niet ligt beris-
pen, die, om Gods en des Godsdienst wil, eene
moedige daad vcmcht heeft. Ondertusfchen hebben
vm. alle deze bijzonderheden, de ééne zoo min als
<k andere, zekerheid, dewijl 'er de Godsdiensthaat
€n partijzucht zoo blijkbaar in is. De berichten van
onpartijdige lieidenfche Gefchiedfchrijvers luiden veel
eenvoudiger, en zonder in het wonderbare te vallen.
EiJTROPius (5), die- zalf bij dezen togt tegenwoordig
W3LS, fchrijft: ,, Terwijl de A^orst zich onvoorzichtig
5, in de gevechten blootgaf, is hij door eene vijande-
5, lijke hand gefneuveld." aurelius victor (**):
,^ Hij is door eenen vluchtenden vijand met een fpies
5, doorlloken." ammianus marcellinus (ff), ins-
Q*') De Findicanda JuHani nece in fabric. Biblioth,
Cr. Vol. SlW.pag. 145. Cf) VI. 1,2.
(S) ILKom.^.Z. (**) £^■^•C'.43. (It) XXV. 3.
GESCHIEDENIS. 471
gelijks een ooggetuige, die onder de lijfwacht diende, iii
befchrijft alles omlbndig: „De Keizer," zegt hij, ^^^^
„ in één van deze icliiclijke aanvallen, zonder zijn Hooi'dft.
„ borstwapcn, toevliegende , om den vijand af teflaan, na C. G.
„ werd door een fchicht, die, zijnen arm en zijde ■J^^'^ ^^^[
„ doorboord hebbende , de lever zelve lo.vetde , ge — t,
„ vaarlijk gewond." De Schrijver meldt wel niet,
of deze fchicht van eene vijiindlijke hand kwam , dan
niet , doch zijn geheel verhaal verwekt geen het min-
fte vermoeden , of argwaan , van verraad, ju liaan
zelf zal , volgends dezen Schrijver , merkende dat zijn
einde naderde, zijne om het bed ftaande vrienden,
iiiet gelatenheid hebben aangefproken : ,, Dat hij
„ thans geroepen , om den tol der natuur te betalen ,
„ ziillvS geern en blijgeestig deed , door de U'ijsgeerte
„ geleerd , dat de ftaat der ziel gelukkiger is , dan die
„ des ligchaams. Dat hij , in den ambtelozen , en
5, naderhand in den verhevcnen ftaat , zich zoo ge-
5, dragen had , dat hij zich geens dings bewust was ,
„ hetwelk hem thans eenige de minfl:e knaging ver-
5, oorzaakte , hebbende hij (leeds het doel van alle re-
„ gering , het geluk des volks , behaitigd , dat hij lang
„ uit wichelarijën geweten hebbende, dat hij door
5, het ftaal zou fneuvclen, de Godheid dankte, dat
5, hij niet door heimlijke famenzwceringen was omge-
5, komen, noch door kwijning onder eene moeilijke
„ en langduurige ziekte; noch dat hij als een misda-
„ diger llierf. ik onderwerp mij , zeide hij , met
„ vreugd onder de eeuwige en onveranderlijke raads-
„ befluiten der Goden , fchoon ik in den bloei mij-
„ ner jaren ben; zijnde wel bewust, dat hij, die naar
5, liet
472 KERK-ELIJKE GESCHIEDENIS.
III „ het leven haakt, wanneer de dood onvermijdelijk is,
TlT " ^^*^ S^'oot een bloodnart is, als hij, die wil fi:er-
Hoofdfl. -,■> ven , wanneer hij leven moet."
na C. G. j)iis overleed de Keizer julianus , die van de Chris-
tot 363! tc'ï'^ri ^Is een afvalligen , van de Heidenen als een
'■ ' ■ • ' voorbeeld van een volmaakt Vorst , befchouwd wordt.
Kaïaktei. ^jjj;, ^^aar karakter, lof en laster, zal de Lezer uit de
onpartijdige voordragt , die wij van zijn leven en ver-
richtingen gegeven hebben , kunnen opmaken , en oor-
deelen , dat hij , in alle opzichten , zoo van zijn ver-
ftand, als van zijne verrichtingen, in de regeering,
den oorlog, en den Godsdienst, meer fchitterend dan
groot is geweest. Trouwens , van onbezonnenheid \xi
het beftuur ; onvoorzichtigheid in den krijg ; bijgeloof,
al te grooten ijver voor het Heidendom , en haat tegeu.
het Christendom; gelijk van trekken van valsch ver-
nuft , en voor eenen Vorst en Wijsgeer te laage fpoL-.
en hekelzucht , kan zelfs de Heelden ammianus mar-
CELLiNus hem niet vrijfpreken , hoewel hij liem, an-
derszins , met de besten der Keizeren vergelijkt.
Invloed Weinig of geene verandering heeft intusfchen zijne
vnn zijne regeering op den Kerkelijken tocftand der Christenen
op het ^^ veroorzaakt. Zij hadden , onder hunne Leeraars , lexx
Christen- dezen tijde, geleerde en weJbefpraakte mannen. Zelfs
'^*^"^* had de handelwijze des Keizers hun nuttig kunnen we-
zen , om hunne inwendige onedelmoedige twisten te
bedaren , en ben veixlraagzaamheid te leeren. Of zij »
in de daad, wijzer zijn geworden, zal ons de Cc-
fchiedeuis in het volgende Deel ontdekken,
Einch van het Vierde DeeL *
,
rr
^^0, ONTAfJlO, ^^^
,.' ..•■■'■ '. ■■ - : •..■'% ••.••;.■'• ■• " .« ■•• . . ,i ,-.»•.••. • : ;. •« ♦• • ■.•■•■
■.■ !;>■■'• '•■r.:.- -'^'-v-- ■!'''■,■'''' ;'.;«-»^.v-.^.;:-7-:''''' !'-^;.*.* .•»_;••.; ^'vv'/. ■^•t^ .v'--'"^"' ■-•
"■'v*' : ,.?. • '^ ■•^.. 1»' -i ' ''.':!■:.■
.••»:'«^'r- " ' ' '
"■■*■.. ■•*'"■» ■•■> f,-.»-
..■■'. ■ ft'-. «■ ;•
■■■*-■ *^'' ■. »'.
«V-v- •^,::' .
-';>;•'•'.•■.•■''. .'•• !«v.- ^'^ 'V
■■'♦'♦' '■•. ■ •'.
...:-'*;.;s;::>^>.:i/
'V.- -^^ '.. •:. ;; ' -: . -
•' i
• ■ 't
' , ■^'
,.• -.>■* *;•■.-' •■..:.'■.■.•.. ' *•••?.-.*■•.■■*
• * • .' .• . . . . ■• -t ,4 •: .'.•■••■♦••,,■■■•.,.-»' ^ .
' " " " •■ .• •■''♦.•" - ■* .• ,• '. " • . t ■ ■ . ' '. •
•v;..;.:. ■..-.:•• ■•..■.!•;
•; ■ ':*^ ''.■■,*:'^-':t»'..:^-''i-':j'"''.-t':''
'•■/.-■•'•'*,., 's ■''•■■■,"•.■,■•■.. ';:';,v' '',■./.•' ' ' '-.' V. ;■ -;;■.■».,♦
•:.•': V • ^. .'■.•.;#;■ • •■■*■•;•.. ••:'■,■•. ••..f:. •.■ ■'
'i V