Skip to main content

Full text of "Banda en zijne vewoners"

See other formats


Google 



This is a digital copy of a book that was prcscrvod for gcncrations on library shclvcs bcforc it was carcfully scannod by Google as part of a project 

to make the world's books discoverablc onlinc. 

It has survived long enough for the copyright to cxpirc and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject 

to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books 

are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that's often difficult to discover. 

Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the 

publisher to a library and fmally to you. 

Usage guidelines 

Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the 
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to 
prevent abuse by commercial parties, including placing lechnical restrictions on automated querying. 
We also ask that you: 

+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for 
personal, non-commercial purposes. 

+ Refrainfivm automated querying Do nol send aulomated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine 
translation, optical character recognition or other areas where access to a laige amount of text is helpful, please contact us. We encourage the 
use of public domain materials for these purposes and may be able to help. 

+ Maintain attributionTht GoogXt "watermark" you see on each file is essential for informingpeopleabout this project and helping them find 
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it. 

+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just 
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other 
countiies. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can'l offer guidance on whether any specific use of 
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner 
anywhere in the world. Copyright infringement liabili^ can be quite severe. 

About Google Book Search 

Google's mission is to organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers 
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full icxi of this book on the web 

at |http: //books. google .com/l 



Google 



Dit is ccn digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliothcckpl anken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat 

doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. 

Dit boek is na oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke 

domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrecht termijn is verlopen. Het kan per land 

verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van 

geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. 

Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de 

lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. 

Richtlijnen voor gebruik 

Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken 
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven 
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op 
automaüsch zoeken. 
Verder vragen we u het volgende: 

+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door 
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet -commerciële doeleinden. 

+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek 
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe- 
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien 
hiermee van dienst zijn. 

+ Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het 
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. 

+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er 
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is 
voor gebniikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek mst, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval 
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het 
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. 

Informatie over Zoeken naar boeken met Google 

Het doel van Google is om alle informaüe wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit 
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en ui tgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken 

op het web via |http: //books .google .coml 



\ 



BANDA EN ZIJNE BEWONERS. 



DOOR 



Mr. HERMAN OTTO VAN DER LINDEN. 



OPGEDRAGEN 



AAN Z. EXC. OEN MINISTER VAN KOLONIËN. 



TE DOSDBECHT, 

BH BLUSSÉ EN VAN BRAAM. 

1873. 



DS 






o ej 










AAN 



ZIJNE EXCELLENTIE 



DEN MINISTEK VAN KOLONIËN 



DEN HOOGEDEL. GESTB. HEER 



I. D. FRANSEN VAN DE PUTTE, 



Kommandeur dw Orde i>an den Nederl. Leeuw; Grootkruis der Orde van Mauritius 
en Lazarus van Italië eu der Orde van Nichan Iftihar van Tunis, 



K 



OP WIENS VOORDRACHT HET 



ZIJNE MAJESTEIT OEN KONING 



BEHAAGDE 



HET SPECERIJ-MONOPOLIE IN ÜE MOLUKKEN OP TE HEFFEN, 



KERBIKDIO OPGEDRAGEN 



DOOR DEN SCHRIJVER. 



»0 



Onder de hervormingen, die in het laatste tiental 
jaren in onze koloniale politiek zijn tot stand ge- 
bracht, is ééne der minst opgemerkte geweest de 
opheffing van het specerij-monopolie in de Molukken 
sedert 1864. Toch mag zij eene der merkwaardig- 
ste genoemd worden, 't zij men let op het onrecht 
waarvan zij herstel heeft gegeven, 't zij op den wel- 
dadigen invloed dien zij nu reeds heeft uitgeoefend, 
't zij op de heilrijke gevolgen die zij voor de toe- 
komst laat verwachten. 

Welke de beteekenis van dezen maatregel nu 
reeds is of later zijn zal voor Amboina en andere 
deelen van den Molukschen archipel, willen wij 
thans niet onderzoeken. 

Maar door een verblijf van eenige maanden op 
het „ verwaarloosd" Banda van nabij bekend gewor- 
den met die vruchtbare en prachtige eilanden, heb- 
ben wij gemeend een goed werk te doen met de 

1* 



belangstelling onzer landgenooten voor Banda en 
ZIJNE Bewoners levendig te maken. 

Wij doen dat, met de overtuiging, dat de vol- 
gende bladzijden zoowel van oprechte waarheids- 
liefde als van warme ingenomenheid zullen blijk 
geven. 



I. 



Waar de kleine groep der Banda-eilanden is ge- 
legen en hoe Nederland daarvan meester werd, be- 
hoeft, als bekend, niet te worden herinnerd. Wel- 
licht is het minder algemeen bekend, dat deze 
eilanden-groep, met het overige Indië vergeleken, 
steeds in eenen geheel exceptioneelen toestand heeft 
verkeerd. Overal elders kwam de Hollander zich 
onder een gezeten en meer of minder beschaafd volk 
vestigen met het meer uitsluitend doel om met 
de talrijke bevolking handel te drijven, maar niet 
om in het oosten zich eene nieuwe woning te 
bouwen. Op de Banda-groep daarentegen stichtte 
hij, na verdrijving of uitroeiing der oorspronkelijke 
bewoners, eene kolonie, die wel in sommige opzich- 
ten afwijkt van het zuiver type, echter niet in die 
mate dat zij ophoudt eene HoUandsche volkplan- 
ting te zijn. 

De kenmerken van het zuiver type kolonie zijn: 



I 



handenarbeid van den kolonist en voortplanting van 
zijn geslacht. Het eerste ontbreekt gedeeltelijk, het 
tweede is op de Banda-eilanden aanwezig. Gewij- 
zigd kolonie-stelsel aldus. Daarom niet nadeeliger 
voor den volkplanter, noch minder aangenaam voor 
den westerling die emigreert. 

Dien toestand danken wij aan eenen destijds nood- 
zakelijk geachten maatregel, den veroveringsoorlog 
door den Generaal Jan Pieterszoon Coen, tegen de 
oorspronkelijke bewoners der Banda-eilanden begon- 
nen en na hem door de landvoogden van Banda 
voortgezet. De Indische geschiedschrijver teekende 
aan, dat op weinige honderden na, die zich geheel 
onderwierpen, dat „ listig, verraderlijk en strijdlustig 
volk werd gedood en verdreven." 

Daar liggen de schoone en vruchtbare eilanden, 
welriekend door den muscaatboom en gezond door 
de hen omspoelende zee, voor het nemen. Zij 
worden verdeeld in perceelen, en deze aan de oud- 
dienaren der Compagnie, civielen zoowel als mili- 
tairen, afgestaan. Die tuinen erlangen den naam 
van perken terwijl de bezitter van eenen dergelij- 
ken lusthof perkenier wordt genoemd. 

Daar de oorspronkelijke eigenaren, de kweekers 
der nootmuscaatboomen, verdwenen waren, behoor- 
den werkkrachten te worden gemaakt. Zóó ont- 
stonden de perkslaven. De E. Compagnie voorzag, 
door middel van aankoop van handelaren» in deze 
waar, elk perk, tegen betaling van den vastgestelden 



6 



prijs door den perkenier, van een aantal menschen, 
afkomstig uit alle deelen van den Indischen Archipel. 
Een westersche toestand, die van den landheer 
en zijne lijfeigenen of van den boer en zijne knech- 
ten, was dus aanwezig. De goede weg tot het in 
't leven roepen eener krachtige kolonie was door 
de bestuurders der Compagnie, door het verdeelen 
van den grond onder de Europeanen, betreden ge- 
worden. Dezen erlangden daardoor het middel om 
de door hen gekozen plaats van bewoning te leeren 
liefhebben, en gelijk een ander vaderland te waar- 
deeren, zoowel als om zich welvaart te verschaffen 
en die om zich henen te verspreiden. (') De ver- 



Q) Wanneer eens door de voorvaderen in die goede richting ware voort- 
gegaan, zonde dan niet het navolgend, in alle opzichten bevredigend, too- 
neel aan den nazaat te aanschouwen zijn gegeven? 

Op de verschillende eilanden van den Molnkschen archipel, meer 
bijzonder op Banda en Amboina, zijn Nederlanders, met het voor- 
nemen om daar te blijven en aan hnnne kinderen grondeigendom 
na te laten, gevestigd. De zeelieden het zwalken moede, de mili- 
tairen wier dienstt^d is verstreken, de avonturiers, de kinderen van 
het hemdrok, de geloovigen nit Arabië, en ook de talrijke zonen 
der grondeigenaren, voor wie allen de grond als bron van inkomsten, 
„ doordat de eilanden geheel z^n ingenomen, onbereikbaar is, begin- 
nen om zich henen te zien en knoopen, geholpen door het geld 
dat de grond sloeg en renten zoekt, handelsbetrekkingen aan met 
de nabijgelegen eiland-bewoners. 

De handel op de eilanden doet eene vestiging, te^ plaatse van 

voortbrenging ontstaan ; nienwe koloniën verrijzen De kring waar- 

„ binnen het moeder-eiland is gelegen, dat onwillekeurig de stapel- 

„ plaats van den handel is geworden, breidt zich verder uit. Aldus 

„ worden ook Nieuw-Holland en Nieuw-Zeeland bereikt. En, het 



»» 
f» 
>f 
if 
»i 

M 
» 

ff 
t» 



\ 




■ ^iJl;^«c Wttj'AïV", 4-*. ' 



deeling der gronden op -de Banda-eilanden en, daar 
slaven, dwangarbeiders, vagebonden, gouvernements- 
huurlingen, allen zijn verdwenen, vooral de tegen- 
woordige toestand, kunnen den voorstanders van 
koloniseeren in tropische gewesten veel leeren. 



ty het vijfde werelddeel doet zijnen naam eere san I £ene Neder- 

,y landsche volkplanting, hoewel het volkr^ke Buitschland, het onder- 

„ nemende Engeland en het nijvere Frankrijk velen hunner burgers 

„ aan haar afstonden, bestaat en zal dat blijven, zoolang het oude 

„ Holland er prijjs op stelt Nieuw-Hollanders tot tegenvoeters te 

„ hebben." 

Deze bladzijde, die de Nederlanders niet in hun geschiedboek hebben 

gewild, kunnen de Engelschen, in hunne historie-rol met regtmatigen trots 

aanwijzen. De heerschappij der Engelschen in Australië heeft aan boven 

beschreven regelmatige wording haar ontstaan te danken en wat meer 

zegt, die mannen uit een stuk, gaan voort met om zich heen te grepen. 

Nieuw Oninea ligt aan de beurt 1 

Wij betreuren dat Nederland liever klein dan groot wenscht te z^n, en 
z^jne zonen met het levend voorbeeld vóór zich, niet zien willen, laat 
daar navolgen. 

Nog kunnen Amboina en Banda met hunne prachtige en veilige reeden, 
na het meer algémeene gebruik van den stoom te gemakkel^ker te berei- 
ken, de moeder-eilanden worden van eenen grooten kring, waarbinnen, al 
is hij thans door eigen schuld enger beperkt, zich blijvende vestigingen 
zullen vormen, en van waar de stoomers van uit Europa het kostbaar 
product zullen komen halen om het direct huiswaarts te voeren, zooals 
de smalle of kleine handel door kolonisten of inlanders gedreven, uit zijne ' 
zeilvaartuigen de kleine maar dikwijls terugkomende ladingen aan den voet 
van den vuurberg zal opstapelen. 

Te veel eilanden, om hier op te noemen, allen overvloeiende van r^k- 
dom op en onder den grond, zijn nog woest en ledig. Daar kunnen onze 
landgenooten aangenaam leven en welvaart zich verschaffen zoo niet njk- 
dom voor hen is weggelegd, maar dan ook moeten z\j de wapenen han- 
teeren, waarmede geheel een werelddeel werd gewonnen en wier namen 
z^n : onbeperkt recht van ontginning, kapitaal, de wil tot slagen, bewust- 



8 



De E. Compagnie bedierf echter al aanstonds 
hare goede schepping. Zij gunde niet het wisselval- 
lig voordeel dat de grond opleverde den perkenier, 
om zelve zich met een vast aandeel tevreden te 
stellen, maar eischte alles. Waren de arbeiders de 
slaven van den perkenier, zoo werden de perke- 
niers de slaven van de E. Compagnie. Al te treu- 
rige herinneringen zouden worden opgewekt, wan- 
neer wij beschreven de drijfveeren die tot de in- 
voering en handhaving van het monopolie hebben 
geleid, de maatregelen van willekeur, die tegen- 
over den Europeaan en zijne afstammelingen zijn 
genomen, en de daden van geweld die jegens de 
eilandbewoners werden bedreven. Daarover liever 
gezwegen. Klaagliederen over het verledene waren 
steeds slechte beenen, daarentegen besch9uwingen 
over den levenden toestand breede voeten. Over 
het verledene zij hier niet meer gezegd, dan tot 
een goed begrijpen van het tegenwoordige wordt 
gevorderd. 

Toen in 1824 de Gouverneur-Generaal G. A. G. 
Ph. baron van der Capellen Banda bezocht en zag 



heid van eigen kracht^ zelfbedwang, volharding, vrijzinnige wetten en be- 
scherming door het moederland. 

Van dwang en willekeur, alleenhandel en staatscultuur was ellende, in 
ieder opzicht, materieel, moreel en intellectueel het einde, terwijl het be- 
weren dat Nederland te klein en Indië zoo groot is, hoewel het weet dat 
Engeland t^enover Britsch-Indië en zijne talrijke koloniën nog veel kleiner 
is, en het belemmeren van de toeëigening van gronden, door ontginning 
of koop, nooit volkplantingen zullen doen vestigen. 




mvmM.: iS- t rf'-TAkyir^ ■ ^■"^•^".i '.'■ ' T. 



9 



dat er van de eenmaal bloeiende en oorspronkelijk 
zoo verstandig geregelde eilanden, niet anders was 
overgebleven dan verv^^aarloosde tuinen en eene ver- 
achterde bevolking, was hij zoozeer van het besef 
doordrongen, dat onmiddellijk maatregelen tot her- 
stel behoorden genomen te worden, dat hij ter 
plaatse zelve, te Banda Neira eene publicatie {Indisch 
Staatsblad, n''. 21fl) deed afkondigen, waarin onder 
meer, het navolgende wordt gelezen : 

„ Dat onder de afwisselingen van bestuur welke 
„ deze residentie (Banda) sedert eene reeks van jaren 
heeft ondergaan, onderscheidene wetten en regle- 
mentaire bepalingen zijn blijven standhouden en 
andere op nieuw zijn daargesteld geworden, welke 
zoo dezelve al kunnen geacht worden met de 
„ uitsluitende regten van het Gouvernement op de 
„ specerijen in eenig verband te staan, evenwel noch 
„ met de algemeene belangen van den lande, noch 
„ met de aangenomen milde beginselen der Rege- 
„ ring en evenmin met de welvaart der bevolking 
„ zijn overeen te brengen, vermits dezelve de indi- 
„ viduëele vrijheid der ingezetenen noodeloos be- 
„ lemmerende, niet dan eene nadeelige uitwerking 
„ op de ontwikkeling van volksvlijt en nijverheid 
„ moeten uitoefenen ;" 

„ Dat bijzonder de onzekerheid, welke gedurende 
„ de laatste jaren, ten aanzien der onder deze resi- 
„ dentie bevorens gesorteerd hebbende eilanden 
„ schijnt te hebben plaats gevonden, de voordeelige 



» 



>9 



»9 



9J 



9> 



}> 



99 



» 



» 



9> 



10 



betrekkingen welke in vroegere tijden, tusschen 
„ die eilanden en de ingezetenen van Banda hebben 
„ bestaan, thans grootelijks heeft verminderd, en 
„ ten aanzien van sommige dezer eilanden bijkans 
„ geheel heeft doen ophouden ;" 

„ Dat ook de vaart en handel en bijzonder de 
smalle handel in deze residentie en onderhoorig- 
heden, niet al die aanmoediging en ondersteuning 
hebben genoten, welke dezelve in alle opzigten 
verdienen en van eene beschermende en welwillende 
Regering met billijkheid mogen verwachten; 
„ Dat al verder het gemis van juiste bepalingen, 
ten aanzien der magt en bevoegdheid der amb- 
tenaren en van duidelijke verordeningen op de 
regten en verpligtingen der ingezetenen, nood- 
wendig aanleiding moet geven tot willekeurighe- 
„ den, die onbestaanbaar zijn, met de beginselen 
„ op welke thans alom in Nederlandsch-Indië het 
bestuur is gevestigd, en waarvan het bezwaar 
des te grooter is, vermits de afstand dezer resi- 
„ dentie van den zetel van den raad van justitie, 
„ onder welken zij thans sorteert, en de, gedurende 
vaste tijden des jaars genoegzame onmogelijk- 
heid om de gemeenschap te houden met dien 
raad, welke te Amboina resideert, de goede inge- 
„ zetenen zoowel te dezen aanzien, als in hunne 
„ bijzondere aangelegenheden verstoken doet blijven 
„ van die volkomene veiligheid van persoon en 
eigendom, waarop zij regtmatige aanspraak heb- 



» 



»9 



99 



» 



» 



9> 



» 



» 



9» 



99 




*.■ . 



»' 



>9 



i> 



y> 



99 



» 



9> 



I) 



9> 



>J 



11 



ben en welke alleen door eene goede en spoe- 
dige regtsbedeeling gewaarborgd kan worden/' . 
Op grond van welke overwegingen de G. G,, 
om de goede ingezetenen der Bandasche eilanden 
en de volkeren der omliggende en daaronder be- 
hoorende landen te gemoet te komen en op te 
beuren, en ten einde zij lieden reeds terstond een' 
waarborg mogen vinden voor de wezentlijke be- 
langstelling der Regering in hunne duurzame 
welvaart," besluit: 

„ ten 1**® tot eene betere omschrijving der gren- 
zen van de Residentie ; ten 2*^® tot het vestigen 
te Banda van eenen Raad van Justitie en het 
arresteeren van een provisioneel reglement op het 
beheer der policie, de criminele en civiele regts- 
„ vordering in de Residentie Banda;" 

„ ten 3^® en 4^^ tot het, met handhaving overi- 
„ gens van den alleenhandel van het Gouvernement 
^ in de specerijen en de desbetrekkelijke regle- 
menten en bepalingen, intrekken van alle wetten, 
reglementen, instructiën en alle andere bepalin- 
gen, die niet dadelijk ter bescherming of verze- 
kering van het monopolie-stelsel dienen;" 
„ ten 5*^® te bepalen dat, onder de reserve in art. 
3 vermeld, ook geene plaatselijke verordeningen, 
„ hoe ook genaamd, zullen mogen blijven bestaan, 
„ gerenoveerd of op nieuw afgekondigd, waarbij de 
„ individuele vrijheid der ingezetenen, hun onder- 
ling verkeer, de omgang derzelve met wettig toe- 



}> 



>9 



9} 



>> 



99 



J> 



99 



>» 



99 



9} 



>■■,*» 



9> 



l> 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



12 



gelaten vreemdelingen of de vaart en handel, welke 
bij 's lands algemeen e vsretten niet verboden is, 
alleen uit eene te ver gedrevene bezorgdheid voor 
den alleenhandel van het gouvernement, en verder 
dan de bevordering eener goede policie noodza- 
kelijk vereischt, beperkt worden, zoodat de inge- 
zetenen al die regten en vrijheden genieten, die 
bij het Reglement op het beleid der Regering 
aan al de onderdanen van Zijne Majesteit in Ne- 
derlandsch-Indië zijn gewaarborgd geworden;" 
„ ten 6"^® tot het door de ambtenaren doen be- 
schermen van den handel in het algemeen en 
vooral van den smallen handel;" 
„ ten 7^® te verklaren dat de wetten, vroeger 
bestaan hebbende omtrent de extirpatie der spe- 
cerijboomen, van Gouvernementswege op de on- 
der de residentie Banda sorterende landen en 
welke tot dusverre niet uitdrukkelijk zijn inge- 
trokken, van nu af aan en voor altijd zullen zijn 
vernietigd en buiten effect gesteld;" 
„ ten 8"^. Met betrekking tot de specerij-perken 
of noten-plantaadjen in de Residentie Banda ge- 
legen te verklaren, dat onder de hierna te mel- 
den verpligtingen, de ingezetenen, onder de be- 
naming van perkeniers, thans in het wettige be- 
zit van een of meer specerij-perken zijnde, van 
nu af aan voor zich en hunne nakomelingen, zul- 
len hebben den vollen en onverdeelden eigendom 
van dezelve perk of perken, met ongereserveer4 




neMh>. 



13 



„ regt en volkomene bevoegdheid om daarover, bij 
„ uitersten wil of acte onder de levenden, vrij en 
„ onverhinderd, evenals over alle andere goederen, 
„ hun eigendom zijnde te mogen beschikken bij 
„ vermaking, erflating, gifte, verkoop, verhuring als 
„ anderzins, naar welgevallen;" 

„ ten 9'*^ Met betrekking tot de specerij-perken 
„ en perkeniers al verder te bepalen, dat de per- 
„ keniers bij voortduring zullen blijven genieten, 
„ de navolgende voorregten : 

„ a. dat aan hen uit 's lands magazijnen de rijst 
„ zal worden verstrekt: 

„ Voor de perkslaven, tegen ... ƒ 80. — 
„ Voor de huisslaven, niet te bo- 
„ ven gaande het getal van twintig, 

tegen „ 120. — 

„ en voor de huisslaven, boven het 

„ getal van twintig, tegen . . „ 132. — 
„ de koyang van 3000 Amsterd. ponden." 
b. dat aan hen, mede uit 's lands magazijnen 
„ zal worden verstrekt, de benoodigde peper, voor 
„ de perk- en andere slaven tegen tien stuivers het 
pond ; " 

„ ten 10^® te bepalen dat almede aan de per- 
keniers, zooals tot dusverre is geschied, uit 's lands 
„ pakhuizen zullen worden verstrekt de lijnwaden 
„ en andere benoodigdheden, zoo voor de slaven als 
„ voor de perkgebouwen en andere einden en zulks 
„ tegen redelijke prijzen, nader door het Gouver- 



» 



» 




» 



» 



99 



14 



nement of door den Resident onder approbatie 
van den Gouverneur der Moluksche eilanden te 
regelen en jaarlijks desnoods te herzien." 



Vatten wij deze uitvoerige voorschriften in wei- 
nig woorden samen, dan springen het meest in het 
oog, de toekenning van eigendom aan de perke- 
niers, een recht oorspronkelijk door hen bezeten 
maar later ontnomen, en de regeling der regtsbe- 
deeling. Het extirperen van door de vogels ge- 
zaaide nootmuscaatboomen is blijven voortduren tot 
het jaar 1862, terwijl de belofte van vrijen handel, 
door de Nederlandsche Regeering in dieiji zin werd 
opgevat, dat zij in hetzelfde jaar 1824 met Enge- 
land een verdrag aanging, waarbij de vreemde han- 
delsvaart in de Molukken bleef uitgesloten. C) In 
1854 werd Banda vrijhaven, dat een niet veel be- 
teekenende maatregel was, zoolang het monopolie, 
dat juist de meest waardige producten aan den 
vrijen handel onttrok, bleef gehandhaafd, maar veel 
waarde kreeg toen in 1864 het besluit der ophef- 
fing verscheen. 



O Art. 7 van het Tractaat van 17 Maart 1824. ,^ Van de toepassing 
der artt. 1, 2, 3 en 4 (bevattende vergunning tot vrye vaart en handel) 
worden de Moluksche eilanden, en speèiaal Ambon, Banda en Ternate 
met derzelver onmiddellijke onderhoorigheden uitgezonderd, tot tijd en 

„ wijle het Ncderlandsch Gouvernement raadzaam oordeelen zal, van den 

„ alleenhandel in specer^en af te zien " 



>i 



>i 



>j 



'.V * ' 



\ 



15 



De toestand die geheerscht heeft tusschen 1824 
en 1864, kan met enkele woorden worden aange- 
geven. De Regeering van Nederlandsch-Indië was 
afnemer van het product tegen vaste prijzen, be- 
dragende deze, alnaarmate de perken aan den voor- 
wal of achterwal van Groot-Banda dan wel op het 
eiland Ay gelegen waren veertig tot vier en veertig 
centen voor het pond foelie en zestien tot negen- 
tien centen voor het pond noten of gemiddeld twee 
en vijftig gulden en vijftig centen voor den picol 
(— 125 Amstd. ponden) foelie en een en twintig 
Gulden zeven en tachtig centen voor de noten uit 
den dop. 

Zij hield toezicht op den aankweek der boomen, 
het onderhoud der perken, den ijver der arbeiders 
en de vlijt der perkeniers. Vandaar een Resident, 
onverschillig of hij kennis van de notencultuur had 
of niet, krachtens zijne betrekking perkinspecteur. 
Zijn cultuur-inzicht was wet. De boom dien zijn 
arm vellen wilde, viel neder. Onder hem stond 
het minder personeel, als de boschwachters, de pak- 
huismeesters en anderen. Hij, de Resident, was 
de aansprakelijke persoon jegens de Regeering voor 
de levering der noten en foelie, zooals de grond 
het tegenover hem was. De perkenier had geen 
eigen wil en behoorde dien ook niet te hebben, 
omdat hij immers dom, lui, eigenwijs en zedeloos 
was ! Liet men hem aan zichzelven over, hij zou 
zich met zijne onkunde, traagheid en eigenzinnig- 



< 



16 



heid onvermijdelijk in het verderf storten en het 
lapd van de schatten die Banda oplevert berooven ! 
Zoo iets mocht niet gedoogd worden. 

De Regeering verstrekte aanvankelijk tot het ver- 
richten van den arbeid slaven, daarna bannelingen, 
ona het ontbrekende aan te vullen met vagebonden 
en huurlingen. Het blok en de rottan handhaafden 
de orde. De rijst en peper werden aan den per- 
kenier tegen betaling, ter wederverstrekking aan de 
perkhoorigen afgedragen, het sirih- of snoepgeld 
daarentegen door den Staat, zelf, door de hand zij- 
ner boschwachters, aan de arbeiders uitgeteld. De 
materialen voor den opbouw öf het onderhoud der 
perkgebouwen werden in 's lands magazijnen in 
voorraad gehouden. De zieke arbeiders gingen 
naar het hospitaal en werden daar door den mi- 
litairen doctor van het garnizoen verpleegd. De 
zendeling eindelijk, later de predikant, was daar 
om te troosten en op te wekken, terwijl.de on- 
derwijzer onderricht gaf in het lezen, schrijven en 
. rekenen. 

Voorwaar een benijdenswaardige toestand ! Geen 
zorgen of lasten, louter lusten, 't Is waar, door de 
matige betaling, die voor het product aan de per- 
keniers werd uitgekeerd, konden de lusten zich 
niet verder uitstrekken dan tot het strikf noodza- 
kelijk levensonderhoud, maar toch die bescheiden 
voldoening der levensbehoeften woog wel op tegen 
al de akeligheden van kommer en ellende, welke de 



17 



Vrije handel en de onnaeedoogende concurrentie zoo 
menigmalen te aanschouwen geven. Zoo komt de 
beschouwing voor. — De werkelijkheid heeft het te 
Banda echter anders geleerd. Wanneer de statis- 
tieke opgaven, welke ook, die van het aantal zielen, 
van het product, of die van het getal boomen wor- 
den geraadpleegd, zoo wijzen allen achteruitgang 
aan, en hoort men de Regeering in hare koloniale 
verslagen spreken, dan worden perkeniers zoowel als 
bevolking van jaar tot jaar dommer, luier, eigen- 
zinniger, zedeloozer en armer. — Zelfs werden door 
enkelen, als de Gouverneur der Molukken C. M. 
Visser, de Bandaneezen officieel beschreven „ als lui 
„ en zorgeloos en verkwistend van aard, even ver- 
„ slaafd aan den drank, even uitgeput en zwak van 
„ ligchaamsgestel, even bekrompen van geestvermo- 

„ gens als hunne vaderen zulks waren ," terwijl 

een ander menschenkenner, de Resident R. M. 
Schabbing, den moed geheel opgaf, zooals blijkt 
uit zijn bekend gezegde dat „ het opleiden van den 
„ Bandaschen burger tot een nijver leven even on- 
„ mogelijk is, als men den kasuaris den arend kan 
„ doen navliegen." 

Zoo waren dan stilstand, achteruitgang, verval in 
elk opzicht de vaste verschijnselen geworden in het 
maatschappelijke en zedelijke leven van Banda's be- 
woners, en die verschijnselen werden met de meeste 
getrouwheid jaar op jaar officieel geconstateerd. 
Maar nooit werd de vraag gedaan of men ook zelf 

2 



18 



daarvan de schuld had te dragen? Of die ramp- 
zalige toestand niet zijn oorsprong had in de mis- 
kenning der waarheid, dat strijd, onophoudelijke 
strijd vóór het leven, het leven zelf is, en dat alleen 
vrijheid van beweging het vernuft scherpt, frischheid 
geeft, welvaart toovert, den mensch zelven ver- 
heft. 

Het zal na deze mededeelingen betrekkelijk den 
gedwongen gelukstaat van Banda's perkeniers, wel 
geen verwondering wekken, dat in 1859, tijdens 
het bezoek van den Gouverneur-Generaal Ch. F. 
Pahud, slechts zeven hunner om de opheffing van 
het monopolie durfden vragen, en dat, toen eindelijk 
in 1864 het Gouvernement er toe overging die vrij- 
heid aan te bieden, aanvankelijk niet meer dan 
veertien van de vier en dertig het waagden haar te 
aanvaarden. De voogdij, waaronder zij waren ge- 
wonnen, geboren en opgevoed was hun onmisbaar 
geworden, zij schuwden de vrijheid van beweging 
die hun werd aangeboden, omdat zij ze aanvanke- 
lijk, wat natuurlijk is, niet wisten te gebruiken. 
Voegt men daarbij de raadgevingen der meer vroe- 
den, waaronder de ambtenaren van het Gouverne- 
ment, die waarschuwden voor het gevaar van eigen 
verderf te gemoet te loopen, de omstandigheid dat 
de Nederlandsche Handelmaatschappij haren agent, 
korten tijd na de vrijverklaring der haven, had te- 
ruggeroepen en het aanbod afsloeg om een con- 
tract van consignatie met de perkeniers aan te 




19 



gaan C) en eindelijk het feit, dat de groothandelaren 
van Macassar en Java geen kennis namen van de 
opheffing van het monopolie, dan zal wel moeten 
erkend worden, dat een zacht oordeel over de 
vreesachtigen behoort te worden uitgesproken. En, 
als ware dit alles nog niet genoeg om de Banda- 
neezen van hunne onbeduidendheid te overtuigen en 
hun te doen inzien dat men hen, sinds het mono- 
polie den lande geen winsten meer opleverde, eigen- 
lijk als een lastpost aanmerkte, vaardigde de Indi- 
sche Regeering in 1866 een besluit uit {Indisch 
Staatsblad no. 139), waarbij de Residentie Banda, 
tot heden een in eere gehouden gewest, aan het 
hoofd waarvan stond een Resident, bijgestaan door 
een Secretaris en voldoend minder personeel, direct 
corresponderende met het Hoofdbestuur te Batavia, 
werd eene afdeeling van de Residentie Amboina, 
bestuurd door een assistent-resident, bijgestaan door 
één kommies. 



Q) De agent der Factory te Macassar antwoordde aan een perkenier 
die hem had voorgesteld aan de factory product in consignatie te geven, 
dat deze „ in geene Specerijen handelde*^ 

Toen de handel in Specerijen opnam zond de factory haren agent naar 
Banda met den last om de perkeniers viiK)r te stellen, contract met haar 
aan te gaan tegen den prijs van f 80.—, per picol noten. 

Het product stond echter hooger, zoodat geene overeenkomst werd ge- 
troffen. 

In December 1872 heeft de factory weder een agent te Banda geplaatst, 
die thans met andere opkoopers. die zich mede daar zijn komen vestigen, 
concurreert. 

Zie Bataviaaseh Handelsblad van 14 Januari 1873, n^ 11. 

2* 



20 



Gemis aan vertrouwen in de toekomst gaf deze 
organisatie in de pen, zuinigheid deed ze afkondi- 
gen en gebrek aan plaatselijke kennis als eene ver- 
betering in het gecompliceerd raderwerk van In- 
disch civiel bestuur invoeren. Hoe komt het, mag 
gevraagd worden, dat de Regeering, die evenals de 
E. Compagnie in oude tijden den goeden weg in- 
sloeg, zoo spoedig daarvan afweek en eene politiek 
van zuinigheid, de vriendin der geldzucht, ging vol- 
gen? Wanneer men zich niet tevreden stelt met 
het vooroordeel der groote menigte, die vermeent 
dat de wijsheid steeds door de zuinigheid wordt 
bedrogen, maar opklimt tot de sferen der poli- 
tiek, dan schijnt de oplossing der vraag in het feit 
te liggen, dat zeggen en doen twee verschillende 
zaken zijn, met elkander steeds hardnekkig in strijd. 
De opheffing van het monopolie was zoo goed ge- 
zien, de vrijze waarop ze plaats had zulk een schit- 
terend voorbeeld van staatsbeleid, de gulheid waar- 
mede de Staat van de geldelijke voorschotten, in 
vroegere tijden aan de perkeniers verstrekt, afstand 
deed was eene edelmoedigheid zijner waardig ; de 
houding der Regeering tegenover de twintig per- 
keniers, die niet aanstonds waren toegetreden, ge- 
tuigde evenzeer van beleid als van welwillend ge- 
duld. Te meer jammer was het die loflFelijke hou- 
ding der Regeering ontsierd te zien, door eene daad 
van bekrompen inzicht in de gevolgen die zij zelve 
had uitgelokt. Banda was verwaarloosd geworden 






21 



en had niet de middelen die de vrijhandel eischt. 
Het had geen bruikbare havenhoofden, noch kust- 
verlichting; geen behoorlijke politie, noch rechts- 
spraak; geen voldoende scholen, in één woord, 
schier alles ontbrak wat. eene welgeordende be- 
schaafde maatschappij behoeft. Wat eerder kon van 
de Regeering verwacht worden, dan dat zij die ge- 
zegd had : „ ik wil den vrijhandel" met de daad 
dezen had bevorderd en in de eerste plaats de directe 
gemeenschap met het land harer zorge had aange- 
houden, om hare gemachtigden, den Resident te 
gelasten en den Secretaris, tevens fiscaal, aan te 
schrijven, tot het doen herstellen van wat vervallen 
was en te ontwerpen wat niet bestond. Weldra 
zijn tien jaren, sinds het besluit der opheffing, voor- 
bijgegaan en de assistent-resident van Banda, bijge- 
staan door één kommies-factotum correspondeert om 
de twee maanden (*) met zijn chef, den Resident 
van Amboina, 



(^) De opheffing der Residentie Banda als gewest is niet gelukkig ge- 
weestj nog minder oordeelkundig was het van de oude Residentie eene 
afdeeling van de Residentie Amboina te maken en, ware met het oog op 
eene meer geregelde communicatie, beter geweest Banda te stellen onder 
Macassar. 

De mailboot door de Molukken bezoekt de eene maand op hare uitreis 
de andere maand op hare thuisreis Banda. 

Dit maakt dat slechts om de twee maanden brieyen van Banda naar 
Ambon kunnen worden verzonden en omgekeerd. 

Eene gouvemements-missive voor Banda passeert die plaats om te Ambon 
eene volle maand te worden opgehouden, tot de volgende mail komt, die 
ze ter bestemming terug brengt. 



22 



Welke was nu de houding, te midden van zoo- 
veel onzekerheid en teleurstelling, van Banda's be- 
volking? Van die bevolking, tot nog toe in alle 
officieele bescheiden afgeschilderd als traag, onwil- 
lig, zonder veerkracht, onkundig en onbekwaam tot 
alles. De perkenier die zich den rug zag toege- 
keerd door de handelmaatschappij, door de hande- 
laren en door de Regeering, wist de moeielijkheden 
aan het vrij zijn verbonden het hoofd te bieden. — 
De eerste dagen der vrijheid waren droevig. — 
Aan de eene zijde stond het Gouvernémentspak- 
huis, waar wel is waar het geld op de hand werd 
uitgeteld, maar welk bedrag ! — Werd het aange- 
nomen, waar bleven dan de wenschen om de kin- 
deren naar Batavia, dan wel naar Europa, tot het 
erlangen eener opvoeding te zenden, om zelf met 
de beschaafde wereld te gaan kennis maken of om 
de vrouw hare inlandsche kleeding voor eene Eu- 
ropesche te doen verwisselen. En keerde de vrij 
geworden man zich van het zoo menigmalen ver- 
wenschte maar nu verleidelijke pakhuis af, wat 
moest hij dan met de goed bereide, als om te pla- 
gen, welriekende specerij, bij ontstentenis van op- 
koopers, aanvangen. Daarom mag het een goed 
besluit, van ondernemingsgeest getuigende, genoemd 
worden, dat een viertal perkeniers van een Ara- 
bier een kuster huurden, dien vol laadden met no- 
ten en foelie en naar Singapore den steven richtten. 
Maar ook daar was teleurstelling, de eerste die aan 






23 



boord kwam. Het Banda's product was niet be- 
kend en de aangebrachte vooraad zelfs voor den 
Engelschman te groot, dan dat hij een bod doen 
durfde, zoodat de specerijen in commissie moesten 
worden achtergelaten. Maanden later had eene 
matige afrekening plaats. Sinds is het beter ge- 
gaan op de markt; het pittig product deed eene 
pompeuse entree in Amerika en Bengalen erkende 
en waardeerde zijne deugdelijkheid boven den 
Ceylon en Pinang noot De opkoopers, met de 
door haar kapitaal machtige handelmaatschappij aan 
het hoofd, verdringen zich thans op het kleine 
eiland Neira, alwaar de noten in den dop doen 
honderd tien Guldennen de foelie ƒ 230. — de 
picol. O 



II. 



Wij hebben in de vorige bladzijden de geschie- 
denis van Banda's lijden doorgeloopen, eene ge- 
schiedenis, die naar wij mogen hopen en vertrou- 
wen, voor goed afgesloten is. Welke zal nu in 
de nieuwe periode die voor de kolonie geopend is, 
de toekomst zijn die wij haar mogen beloven? 
Op deze vraag geven wij dit antwoord, dat zelf 
weder eene nieuwe vraag behelst. Thans zal Banda 
voor een groot deel zelf zijne toekomst in zijne 



(^) Zie Bataviaaach Handelsblad van 3 Juni 1878 n", 128. 



24 



hand hebben: hoe zal het daarvan gebruik weten 
te maken ? 

Ook op deze tweede vraag willen wij niet met 
eene zekere voorspelling antwoorden. Wij wenschen 
liever eenige aanwijzingen tot zulk een antwoord te 
zoeken in den tegenwoordigen toestand, in de be- 
staande omstandigheden, in de voorwaarden waarvan 
het welslagen afhangt, in de geschiktheid, de be- 
kwaamheid, den wil van Banda's bewoners om aan 
die voorwaarden te voldoen. 

Werpen wij dairtoe een blik op het leven en 
bedrijf van Banda's bevolking, op haar doen en 
laten, haar aanleg en streven. En beginnen wij 
met een woord, aan de schoone beschrijving van 
een onzer beroemdste natuurkundigen ontleend, 
over het plekje zelf, dat dezer bevolking tot woon- 
plaats verstrekt. 

„ De Banda-eilanden (schrijft Dr. Bleeker) zijn de 
stukken van een' grooten vulkaan. Toen deze 
vulkaan zich uit de diepte verhief, had de opening 
van zijn krater een middellijn van ongeveer vijf 
palen of V2 geografische of Duitsche mijl. De 
helft van den kratermuur verzonk weder beneden 
de zeevlakte, maar de andere helft bleef staande 
en werd slechts aan één zijner hoeken verbrok- 
keld. Dat is het tegenwoordige Lonthoir (Groot- 
Banda) met zijne verlengsels Poelo Pisang en 
Poelo Kapal. Door de instorting van de eene 
helft der kratermuur drong de zee tot in den 




25 



krater door; de vulkanische werking was echter 
met de vorming des vulkaans niet geëindigd, de 
geweldige krater bleef zijne lava en puinmassen 
uitwerpen en zoo ontstond de thans reeds sedert 
onheugelijke tijden onwerkzame eruptie-kegel Neira 
met zijne omliggende eruptie-heuvels. Later ver- 
plaatste zich de vulkanische werking naar het 
westen en bleef daar aanhouden ; • daardoor ont- 
stond de thans nog werkzame eruptie-kegel Goe- 
nong-api, die zich, de uitgeworpen massen steeds 
om haren krater ophoopende, thans reeds aan- 
merkelijk boven het gehecle systeem verheft, en 
door zijne zich dikwijls herhalende verwoestingen 
de bevolking der Banda-eilanden voortdurend in 
bekommering houdt. 

„ De baai van Banda is een gedeelte van den 
bodem van den grooten oorspronkelijken krater. 
Dat de buiten den kratermond van Lonthoir ge- 
legen eilandjes in oorzakelijk verband met den 
grooten vulkaan staan, is op te maken uit het 
„ feit, dat de kringen, welke men kan trekken over 
„ de eilandjes Ay en Rozengain en over Swangi, 
„ Rhun en het rif van Rozengain, éénmiddenpuntig 
„ zijn met den kraterkring van Lonthoir. 

„ De tallooze uitbarstingen van die eruptie-kegels 
„ hebben, behalve die omliggende eilanden, ook den 
„ ouden kraterbodem opgehoogd. — Over allen is 
een dik kleed gespreid van vulkanische asch of 
„ beter gezegd van vulkanisch zand. De kraterbo- 



99 
91 
99 
99 
99 
99 
99 
99 
99 
99 
99 
99 
9) 
99 
99 



99 



99 



99 



99 



99 



99 



» 



5> 



99 



» 



99 



» 



26 



„ dem is thans in het engere gedeelte der baai 
„ slechts eenige weinige vademen diep, doch daar 
waar de eruptie-kegels verder van den ouden 
kratermond zijn verwijderd, treft men in de baai 
„ tot kort onder den wal, eene diepte van zestig 
en meer vademen, dat is de grootste diepte welke 
men in de baai en zelfs tusschen Goenong-Api 
„ en Neira heeft gelood. Denkt men zich nu de 
„ watervlakte der geheele baai van Banda weg, dan 
blijft tusschen de eilanden eene uitgestrekte zand- 
vlakte over, welke eene treffende herhaling is van 
de zandzee van den Tengger op Java." 
Aan deze getrouwe en sierlijke schets van het 
ontstaan en het wezen der eilanden kan niets anders 
worden toegevoegd dan, wat wellicht zal worden 
gevorderd, een kijkje op en in de bosschen die de 
eilanden overdekken, op de huizen die door de oude 
vulkaan worden gedragen en de forten die de baai 
beheerschen. De drie eilanden Groot-Banda of 
Lonthoir, Neira en Vuurberg verheffen zich hoog 
uit zee en zijn met frisch groen in alle schakeringen 
getooid, Groot-Banda en Neira tot aan hunnen top, 
Vuurberg tot daar waar, ongeveer op de helft van 
zijne hoogte, de kraterkegel kan gezegd worden te 
beginnen. Deze is van eene vaal geelachtige kleur, 
waarboven nu en dan de zwaveldamp als een witte 
pluim zich verheft. Tusschen die hoog opgeheven 
eilanden stroomt het helderste water van donker- 
blauwe kleur, de eene dag kalm en met strepen 



27 



zijnen spoed afteekenend, de andere dag onrustig 
en met zijne golven schip en strand slaande. Op 
de meest schilderachtige punten staan, tusschen het 
groen, de witte van bruine daken voorziene perk- 
huizen. Het fort Nassau aan den oever der zee 
van gehouwen steen opgetrokken, evenals de pak- 
huizen, de residentswoning, het militair kampement 
en andere woningen allen langs de baai op het 
eiland Neira gelegen, worden beheerscht door den 
coquetten vijfhoek, het fort Belgica, dat op een 
heuvel aan den voet van den Papenberg, werd ge- 
bouwd. Over dit liefelijke tooneel werpe de In- 
dische zon, voor zij zich achter de kim der Ban- 
dazee gaat verbergen, hare laatste, tintelende stralen 
en het schoonste, het prachtigste, het verhevenste 
schouwspel dat ergens ter wereld te genieten is, 
brengt u in verrukking. Wij wagen ons niet aan 
het beschrijven der schoonheid die de flikkerende 
lichtpartijen op de voorgebergten, gebouwen, forten, 
het water en den rookenden krater, nevens de zwarte 
schaduwen die door de met donker groen gevulde 
bergkloven worden gevormd, aanbieden, maar laten 
dat aan de verbeeldingskracht over; want de pen zoo 
min als het penseel is in staat deze schoonheden te 
malen. Heeft dat gezicht geboeid, van verzadigen toch 
is geen sprake, dan mogen de oogen gewend worden 
naar de Banda zee, om in 't Westen de eilanden Ay, 
Rhun en Poeloe-Swangi, in 't Oosten Rozengain en 
in 't Noorden Ceram, allen als oasen te ontdekken 



28 



De aangename geur die van het woud uitgaat 
lokt daarhenen. De perkeu vormen een groot bosch. 
De hooge kanarieboomen, waringins en djatie's schut- 
ten voor stortregens en winden den kegelvormigen 
notenboom, mens loof wordt gevormd door puntige 
bladeren die van het kruisgewijs regelmatig uit- 
schietend hout afhangen ; tusschen dat glanzige groen 
fonkelt de rijpe, gelijk de kastanje opengespleten 
vrucht, waarvan de donkerbruine noot de kern is, 
terwijl de helder roode foelie, als een sierlijk net- 
werk, den noot omkleedt. Hier en daar worden in 
het bosch ook bamboestruiken en ander minder 
hoogopschietend hout aangetroffen. 

De weg loopt op en af en geeft telkens het ver- 
rukkelijk gezicht op de baai en den krater weder. 
Liefelijk streelt u de koelte die in het woud heerscht, 
de geur die de nootmuscaat afgeeft is opwekkend 
en versterken d ; terwijl de gemengelde geluiden der 
duiven, waaronder de groote groene duif of noten- 
kraker (*) het meest de aandacht trekt, van de 
roode en groene papegaaijen, van de baicolie of in- 
dischen nachtegaal, van den karnjamoe, in kleur 
gelijk aan den kanarie vogel, en de vroolijke stemmen 



0) Deze vogel slikt den noot in zijn geheel in en laat hem, nadat de 
maag de foelie, tot voedsel, er van heeft afgenomen, weder vallen. Dit 
dier zaaide alzoo de noten die de mascaatplantjes, tot groot ongerief voor 
de bosch-opzieners van het gouvernement, die in last hadden maandelijks 
het werk van den notenkraker te gaan vernielen, op de tot woestheid ge- 
doemde eilanden, deden opschieten. 




» .-•% 



29 



van mannen en vrouwen, die noten plukken, en 
der kinderen, die kanarie zoeken of hout sprok- 
kelen, door het bosch M^eergalmen. 

Heeft het land zijne schoonheid, de zee doet niet 
onder. Waar kan helderder water worden gezien 
dan in de Molukken, alwaar het water het gezicht 
op den welig begroeiden bodem toelaat en men 
een onderzeesch bosch gewaar wordt, bevolkt door 
tallooze visschen van allerlei zonderlinge vormen 
en gestalten, van den haai tot den laweri of het 
lichtvischje, wiens glimmende oogen door de vis- 
schers worden gebruikt om onder het water het 
aas aan den haak te verlichten, in het glashelder 
water door elkander zwemmend, duikend, schietend 
met de bontste mengeling van kleuren, van het 
scharlakenrood tot het glimmend zwart, geel, blauw, 
groen, oranje. Moest de plaats worden genoemd 
waar het spelevaren is uitgevonden, de baai van 
Banda zou vragen of zij daarop niet de meeste 
aanspraken had. 

In die bosschen en op die zee bewegen zich men- 
schen van allerlei afkomst, ras en kleur. De eer- 
ste die wordt opgemerkt, is de heer der bosschen, 
de perkenier. De perkenier is de afstammeling van 
den Nederlander die korter of langer tijd geleden 
emigreerde. Er. zijn onder hen die u de graven 
hunner voorvaders wijzen kunnen, waarin deze reeds 
meer dan honderd jaren rusten. 

Treden wij het perkhuis binnen om, gezeten op 



30 



den luier- of wipstoel, die daar in de voorgalerij 
zijne vaste plaats heeft, den kolonist te bestudeeren. 
De gelegenheid om van het lieve uitzicht op de 
baai te genieten, biedt zich dan tevens weder aan. 
Of wenscht gij liever het leven en bedrijf in de 
verte te bespieden? De kijker, in ieder perkhuis 
aanwezig, zal u in staat stellen de societeit's en 
marktgangers aan den overkant der baai of de vis- 
schers op zee te onderscheiden. Terwijl de toege- 
loopen huisjongen, (zoo is zijn titel, hoewel zijn 
gelaat de sporen draagt van reeds meer dan veer- 
tig malen de zon op dezelfde plaats gezien te heb- 
ben), zijnen heer, die in het perk aan het inspec- 
teeren is of in het rookkombuis de vorderingen der 
droging nagaat, wellicht ook op zijn kantoor de 
registers bijhoudt, is gaan roepen, kunnen wi] de 
gedaante en de inrichting van het perkhuis opnemen. 
De perkhuizen hebben allen slechts één verdie- 
ping, zij worden meestentijds van klipsteenen, som- 
tijds ook van gebakken steen gebouwd en zijn ge- 
dekt, dit is het rechte woord, door een dak van 
atap, eené rietsoort die door de Cerammers voor 
dat doel geregeld wordt aangevoerd. De vernieu- 
wing van het dak heeft om de zeven jaren ge- 
woonlijk plaats. De muren zijn, zoo binnen als 
buiten'shuis, gepleisterd en gewit, terwijl de grond 
met van Java aangevoerde plavuizen is bevloerd. 
In de huizen van ouden datum wordt deze weelde 
niet aangetroffen, maar bestaat de vloer uit de 



■ - --* ■ V 



. l ■ •! 



31 



vermenging van aarde en kalk, die glad gestre- 
ken, het grauw marmer nabootst, waarop weder 
raatten van rottan zijn uitgespreid. Het sterke dag- 
licht wordt getemperd door zeilen of ook wel door 
cree$, dat zijn voorhangsels van gespleten en daarna 
aan elkander geregen bamboe gemaakt. 

De inwendige inrichting van het perkhuis is uiterst 
eenvoudig. Eene voorgalerij, eene binnengalerij of 
binnenkamer, waarop de slaapkamers uitkomen, en 
eene achtergalerij waar gewoonlijk de familie huist. 

Eenvoud is de eisch voor het meubilair, stoelen, 
tafels, kasten en ledikanten zijn allen door de in- 
landsche nijverheid gemaakt. Zoo er al spraak mag 
wezen van weelde, dan bestaat deze uit een paar 
spiegels en in zwarte lijsten gezette platen. Toch 
is het in het eenvoudig huis recht gezellig, hetgeen 
voor een groot deel kan worden toegeschreven aan 
het klimaat, voor een ander aan het onophoudelijk 
va et vient der talrijke dienstboden. Alle deuren 
en vensters toch staan open en geven zoowel aan 
den verkwikkenden wind toegang als een uitzicht 
op het bosch of op de zee. 

De vreemdeling in Oostersche toestanden vindt 
hier de verklaring en verontschuldiging van het 
„ klimaatschieten" dat eigenaardig verschijnsel in 
de tropische gewesten hierin bestaande, dat men 
uren achtereen op denzclfden stoel, op dezelfde plek 
en in dezelfde houding gezeten blijft. Komen bij 
het genot dat in de heete luchtstreken de zittende 



32 



meer liggende houding geeft, de prikkeling der 
frissche zeewind, de geur der goede manilla, de 
toonen der pianino, dan wel de klanken van het 
op een afstand zoo welluidend gammelangspel, dan 
openbaart de verleiding om aan de zinnen toe te 
geven zich in dusdanige mate, dat een sterker prik- 
kel dan het lichamelijk genot noodig is om den 
mensch op de beenen te houden. Die prikkel die 
een meer loonend genot geeft, is de zucht naar 
welvaart. Daar, waar het streven naar een doel 
wordt waargenomen, bestaan in Indië leven en be- 
weging en blijft de luie stoel over dag ledig om des 
avonds te dienen voor het doel waarvoor ze werd 
gemaakt. De Compagnie en op haar voetspoor de 
Regeering van Nederlansch-Indië ontnamen aan den 
perkenier het eigenbelang, ja, gunden hem zelfs het 
uitspreken van een oordeel niet. Het is onder die 
omstandigheden niet te verwonderen, dat de man 
die niet werken mocht noch oordeelen, zijne toe- 
vlucht nam tot den eenigen vriend, die door te 
geven wat hij beloofde, hem was trouw gebleven 
en er zich verder niet om bekommerde dat de 
schijn voor werkelijkheid werd aangezien. 

Hij staat daar voor ons in zijn ochtendtoilet, 
eenvoudig als hij zelf, bestaande uit eene witte ka- 
baja, veelkleurige wijden pantalon en een paar rood 
of zwart lederen sloffen aan de bloote voeten. 
Vrouw en dochters doen in eenvoud niet onder, 
de zware gitzwarte haren hangen over de witkatoe- 



^ 



33 



nen met kant of haakwerk omzoomde kabaja, een 
soort van loshangend jak, henen, terwijl een paar 
blanke voetjes van onder den sarong of rok zich 
trachten te verschuilen in nog kleinere met gouddraad 
geborduurde slofjes. Zoo pas uit bet bronbad ge- 
komen, zijn zij bekoorlijk door frischheid en levens- 
lust. Ontmoet men dezelfde lieden nogthans des 
avonds op het bal of in de receptiezaal, dan schij- 
nen het lakenpak en de vritte handschoenen, met 
de sleepjapon om den voorrang van deftigheid of 
smaak te vïrillen wedijveren. 

Ongelukkig hij, die de taal van het land niet 
verstaat en zich niet in het zacht vloeiend Mo- 
luksch Maleisch weet uit te drukken, want tot straf 
voor die onkunde, zal hem een groot gedeelte van 
het gesprek, vooral van dat der dames, ontgaan. 
In de indische farailiën toch, is het gebruik heer- 
schend, bij voorkeur die toestanden en voorwerpen 
in het Maleisch uit te drukken, waarvoor de anders 
om haar rijkdom zoo zeer geroemde HoUandsche 
taal geene woorden heeft. Mocht nu volgens het ge- 
voelen van een taalgeleerde, de Nederlandsche taal 
op Banda te veel worden miskend, dat hij dan be- 
denke, dat de Nederlandsche Regeering zoo weinig 
waarde hechtte aan de taaistudie, dat zij een tijd 
lang in de school, bij gebrek aan een onderwijzer, 
les deed geven door een winkelbediende. 

De Bandaneezen zijn autodidacten. Hunne beste 
leermeesters zijn geweest het bosch, de zee en de 

3 



34 



ondervinding, het residentie-kantoor, de raad van 
justitie, de weeskamer, de plaatselijke schoolcom- 
missie, het diaconiefonds en de kerk. Zij weten 
niet veel, zij beweereu dan ook niet professoren te 
zijn of priesters der wetenschap, maar wat onze 
perkeniers weten, dat weten zij goed en zij maken 
van die kennis gebruik met oordeel en doorzicht, 
zooals dat meermalen wordt opgemerkt bij men- 
schen die meer in de natuur en van de natuur 
hebben geleerd, dan in het besloten vertrek uit de 
boeken. De Gouverneur-Generaal van der Capellen 
had goed gezien. — Hij gaf Banda een goed ambte- 
naarspersoneel en een groot garnizoen; daardoor 
kregen de bewoners levende voorbeelden. De Re- 
sident en Secretaris, de Majoor-kommandant met 
zijne kapiteins en luitenants, de beide doctoren en 
de militaire apotheker, zij allen waren onwillekeurig 
Banda's leermeesters. Hij beval dat de Raad van 
Justitie zou zijn zamengesteld uit ambtenaren, officie- 
ren en perkeniers; zóó werd dezen eene oefenschool 
geopend. De weeskamer, op Java zamengesteld uit 
ambtenaren, werd te Banda georganiseerd uit de 
bewoners. Alzoo leerden zij hunne eigene geschil- 
len beslechten en de weezen verzorgen. Met deze 
wetenschap zal wel niet de bewondering maar voor- 
zeker een groot deel der verwondering wijken, bij 
de aanschouwing der schitterende wijze waarop de 
perkeniers den moeielijken tijd van overgang zijn 
te boven gekomen, en zal de hoop der hun welge- 



N 



35 



zinden worden aangewakkerd, die vermeenen dat 
zij tot nog meer en grooter zaken in staat zullen 
bevonden worden. 

In de Bandasche maatschappij worden de oude 
vormen en ceremoniën in eere gehouden. Men 
denkt zich aldaar in dien ouden tijd terug, toen 
er nog onderscheid bestond tusschen meester en 
dienaar, koning en onderdaan, toen, spijt van Len- 
nep's conversatie-toon het „ u" voor beleefd, daar- 
entegen het „ jij" of „ je" voor ongemanierd werd 
gehouden en het noemen bij den naam of voor- 
naam niet werd aangemerkt voor een bewijs van 
los- en ongedwongenheid, maar voor een gebrek 
in de opvoeding. Het klinkt voor hem die met 
zijn tijd medeging inderdaad vreemd steeds, zonder 
één enkele uitzondering, te worden aangesproken 
met de woorden „ Mijnheer" en „ u" en de amb- 
tenaren immer bij hun ambtstitel te hooren noe- 
men. De beste en langste vrienden van elkander 
sprekende, of de een tot den ander het woord rich- 
tende, zetten het woord „ Mijnheer" vóór den naam. 
Het beleefd toespreken en van anderen spreken 
is den Bandanees eene gewoonte geworden, waar- 
van hij evenmin afwijkt als van het in acht nemen 
der termijnen die de hoffelijkheid voorschrijft. Wordt 
hem door een' nieuw aangekomene veertien dagen 
na diens aankomst een bezoek gebracht, zoo volgt 
de contra-visite op den vijftienden dag. 

De jonkman die een meisje vraagt verkeert de 

3* 



36 



drie eerste dagen na het aanzoek in doodelijken 
angst, maar zijn deze voorbij, dan is het wachten 
op het antwoord niet meer dan eene formaliteit, 
want, was het aanzoek niet geaccepteerd geworden, 
zoo had hij binnen de driemaal vierentwintig uren 
het afwijzend bericht ontvangen. De zaak nu is 
tusschen de beide jongelieden en de wederzijdsche 
ouders volmaakt in orde, toch eischt het gebruik, 
dat de jonkman, de familie der jonge dochter bij 
elkander vereenigd, ten aanhoore van allen zijnen 
wensch herhaalt en zijn verzoek aan de goedkeu- 
ring der aanwezigen onderwerpt. Zoo zijn er meer 
oude gebruiken in de kleine kolonie, genoeg om 
te doen zien dat Banda eene oude kolonie is. 

Ten bewijze dat het Europeesche ras, in de tro- 
pische gewesten koloniseerende, niet noodwendig 
overal met uitsterving bedreigd wordt, moge strek- 
ken de mededeeling dat aldaar huishoudens worden 
gevonden waarin twaalf tot zestien kinderen zijn, 
ja men zou eene dame van Europeesche afkomst 
kunnen noemen, die haren echtgenoot niet minder 
dan vier en twintig kinderen schonk. 

De verdraagzaamheid in het godsdienstige, die 
altijd als eene groote maatschappelijke deugd wordt 
geprezen, voert te Banda den scepter. Het school- 
gebouw, sinds de aardbeving van '52 de kerk 
deed ineenstorten, verzamelt binnen zijne muren 
zoowel protestanten als roomschen, die, dank het 
goede Indische gebruik om geen onderzoek in te 



87 



stellen naar iemand's afkomst of godsdienst, meestal 
na jaren eerst, uit de. formaliteiten bij eene geboorte 
of een sterfgeval in acht genomen, van elkander 
ontdekken tot welke godsdienst zij wederzijdsch be- 
hooren. 

Even als in alle kleine plaatsen wordt er op 
Banda veel gebabbeld. Deze ondeugd heeft echter 
ook hare goede zijde, in zooverre dat de vrees van 
op de tong te komen, voorzichtigheid in den on- 
geoorloofden minnehandel, waarvan onder den ko- 
lonist weinig gehoord wordt, doet betrachten. 

Het gezellig verkeer onder de gezinnen der per- 
keniers bepaalt zich tot diners, speel- en danspar- 
tijen, het concert, het liefhebber's tooneel en de 
voorlezingen. 

De Bandasche volkplanter is een goed eter en 
matig drinker. Van daar beschikken man en vrouw 
over een gezond en krachtig ligchaam, waarvan 
zooals gezien werd geen kleinigheid wordt gevorderd. 

Een feest op een perk is een prettige dag. De 
bij monde of bij circulaire genoodigden verzamelen 
zich, ieder met een klein pakje toiletartikelen onder 
den arm aan het strand waar het vaartuig, de orem- 
baai, met twintig scheppers bemand, gereed ligt om 
de gasten over te zetten, Zooals de inscheping in het 
jaar zestien honderd plaats had, geschiedt zij nog. 
Een stoel is aan twee bamboezen gebonden en wordt, 
al naar inate de wicht is die daarop verwacht wordt, 
door twee of vier man gedragen. Aldus wordt de 



38 



afstand tusschen standplaats en vaartuig, bij het 
glooiend strand, soms vele ellen lang, afgelegd. Snel 
bev^reegt zich het vaartuig naar de overzijde der baai, 
waar de ontscheping op dezelfde wijze plaats heeft. 
Aan den overwal, de tocht wordt gesteld te zijn uit- 
gegaan van Neira naar een perk op Lonthoir, staan 
de paarden voor de oude heeren en de draagstoe- 
len voor de dames gereed om den trap, in den 
berg gemetseld, op te gaan. De ontvangst is har- 
telijk, van alle zijden worden handen gegeven en 
woorden van gelukwensching gewisseld Intusschen 
achter levend groen half verborgen, doet zich het 
gammelangspel hoor en en mogt dit verpoozing 
behoeven dan valt de Europeesche strijkmuziek in. 
Al spoedig is de jeugd aan het dansen, zijn de 
oudere heeren gaan homberen en de dames met 
europeesche of chineesche kaarten aan het kleuren 
• getogen. Om twaalf uur roept de gastvrouw hare 
genoodigden aan de rijkelijk voorziene rijsttafel, die 
voor den daarmede bekende eene lekkernij, voor 
den nieuweling daarentegen, door onbekendheid met 
de Indische kruiden, weinig smakelijk is. Na af- 
loop daarvan nemen bijna allen hunne siësta om 
tegen vier uur te gaan baden, waarna thee te drin- 
ken en ten zes ure in volle kl eederdracht weder te 
voorschijn te komen, gechausseerd en geganteerd 
naar 't behoort. Ten zeven ure wordt het avond- 
maal gebruikt, waarna doorgaans het bal volgt. 
Een vroolijke toon heerscht op Banda's feesten. 



39 



De vreemdeling moet zich echter weten te schikken 
en niet alles afkeuren omdat hij het te huis anders 
gewoon' was. De nieuwlings aangekomen Europee- 
sche dames behooren in te zien, dat het spelen ha- 
rer zusters met Chineesche kaarten, slechts een 
andere vorm is van datgene wat zij in het moeder- 
land zagen, en de veroordeeling van een voorwerp 
niet afhankelijk is van den vorm daaraan gegeven, 
maar van het misbruik dat er van gemaakt wordt. 

Een anderen dag biedt het tooneelgezelschap van 
liefhebbers eene verpozing aan, is er een muziek- 
partijtje georganiseerd, valt er eene bruiloft onder 
de Europeesche, Chineesche of inlandsche vrienden te 
vieren, doet de schutterijmuziek zich hooreu, of wel 
verschaft de predikant met eene voorlezing den in- 
woners eenige aangename uren. Aldus spoedt het 
leven op Banda voor de aristocratie zich voort. 

De tweede klasse van bewoners vormen de 
vreemde oosterlingen, de Chineezen en Arabieren. 
Van den Arabier kan weinig meer gezegd worden 
dan dat hij altijd een vreemdeling blijft, liet schijnt 
dat zijn godsdienst zich tegen het vestigen op 
eene bepaalde plaats en het aldaar wortel schieten 
verzet. Zoodra de buidel vol is gaat hij met zijne 
kinderen naar Arabië, en is soms de beurs niet 
zwaar genoeg, dan verlaat hij zijn gezin en keert 
alleen naar Mekka weder. Zijne achtergelaten na- 
komelingen, in dat geval arm zijnde, vermengen 
zich met de inlandsche bevolking. Zoolang de 



40 



Arabier echter ter plaatse is, onderscheidt hij zich 
door veel handelsgeest en niet zelden door eene 
groote mate van kennis. Te Banda v^raren zij de 
personen die de Europeesche kooplieden op Java en 
te Singapore in nootmuscaat leerden handelen. 

De Chinees is een geheel ander wezen, hij is 
een volkplanter in den goeden zin van het woord. 
Tusschen hem en den Israëliet, zooals die in Europa 
bekend is, bestaan veel punten van overeenkomst. 
Beiden verliezen de vaardigheid om zich in hunne 
moedertaal uit te drukken, maar behouden daaren- 
tegen gestrengelijk de voorvaderlijke gebruiken en 
gewoonten. Onder de Chineescbe familien te Banda 
zijn er verschillenden die eene achtbare rei van vi^ 
deren, op de eilanden zelve gewoond hebbende, 
kunnen opnoemen. De meesten hunner zijn koop- 
lieden, hoewel er ook sommigen ambachten uitoefe- 
nen en eenige enkelen op de perken als opzichters 
over de arbeiders dienst nemen. Zooals meer op 
kleinere plaatsen in Indië wordt opgemerkt, spreken 
ook te Banda de daar geboren Chineezen redelijk 
Hollandsch. 

Het ligt in de rede dat er tusschen deze Chinee- 
scbe farailiën en die der kolonisten eene gemeen- 
zame toenadering is ontstaan en zij elkander zoowel 
bezoeken, als op hunne wederzijdsche feesten noo- 
den. Wel valt daarop, voornamelijk wanneer er 
gedanst wordt en de lichtgele jonker zich verstout 
de lelieblanke juffer tot eene fran^aise uit te noo- 



41 



digen, eenigen weerzin waar te nemen en is Ne- 
derlandsch Indië in zooverre bij Engelsch Indië ten 
achter, dat het nog geene huwelijken van blanke 
vrouwen met eilanders of vreemde oosterlingen zag 
sluiten, maar toch begint het vooroordeel langza- 
merhand te wijken. De kinderen zijn op dit punt 
verstandiger, op wier bals-costumés de jonge getul- 
bande arabier met het europeesche meisje danst 
en de van diamanten en paarlen schitterende chi- 
neesche kleine met den hollandschen jongen rond- 
springt. 

De derde categorie van inwoners zijn de burgers, 
of zooals men in Holland zeggen zoude „ het volk." 
Het woord burger werd in vroeger tijd gebruikt 
in tegenstelling van het woord slaaf en duidt aldus 
aan, een „ vrij " man. Onder de burgers of het 
volk worden gerangschikt de afstammelingen der 
Europeanen, die niet vermogend genoeg zijn om 
zich onder de aristocratie te kunnen bewegen, in de 
tweede plaats de inlandsche Christenen en ten derde 
de andere inlanders, allen Mohamedanen die een 
vrij beroep uitoefenen. Zij beoefenen een anlbacht 
of houden zich met de visch vangst en den aanleg 
van moestuinen bezig. Gemiddeld is de verdienste 
een gulden per dag voor een ambachtsman en voor 
den sjouwer of koelie zestig centen. 

De burgers zijn ongaarne op de perken werk- 
zaam, tenzij als opzichters of klerken. Het ver- 
schijnsel is natuurlijk, en overal waar slavernij 




42 



heerscht of gevangenen werken op te merken. Sinds 
de afschaffing der slavernij en de terugtrekking der 
bannelingen en vagebonden, komt de arbeid op de 
perken weder tot zijne rechte waardeering. Men be- 
weerde vroeger veelal, dat zoowel tegenzin om zich 
met vreemden in te laten als afkeer van het werk 
zelf, de inboorlingen van Banda van de perken ver- 
wijderd hield. Doch het was alleen een welge- 
gronde afschuw van de soort van lieden met wie 
men had moeten omgaan, lieden, die wegens mis- 
drijf veroordeeld herwaarts verbannen, dikwijls door 
den rottan tot werken gedwongen moesten worden. 
Dat het niet ingenomenheid tegen den vreemdeling 
zelf was kan hieruit blijken, dat aan de politiek 
verbannenen, van welke soort er velen op Neira 
gevonden worden, door den Bandaschen burger de 
eer wordt toegekend die zij in hun eigen woon- 
plaats genieten. 

De burgers zijn op het werk of in huis, op eene 
kleine uitzondering na, allen op dezelfde wijze ge- 
kleed. Beiden, zoowel Mohamedanen als Christenen, 
dragen eene lange pantalon, waarboven eene wit 
katoenen of sitsen kabaja, en gaan blootvoets. De 
Christenen laten zich het haar snijden op de wijze 
der Europeanen en dragen een' hoed van stroo, 
terwijl de Mohamedanen zich het hoofdhaar doen 
afscheren en den hoofddoek omknoopen. In groot 
tenue slaan de laatsten den gebatikten sarong om 
de heupen, terwijl de eersten alsdan volmaakt Eu- 



43 



ropeanen zijn, gedoscht als zij zich vertoonen in een 
zwart laken pak met een zwarte hoed op het hoofd, 
schoenen aan de voeten en wanneer de middelen 
die overdaad toelaten met handschoenen aan de 

i . handen. De christen-vrouwen volgen de Europee- 

sche dames zooveel mogelijk na. 

i De amusementen der Bandasche burgers zijn ge- 

heel dezelfde als die der Europeanen en hunne af- 
stammelingen, met dit onderscheid alleen, dat alles 
wat op hunne feesten wordt gebruikt, gegeten of ge- 
dronken van mindere qualiteit is. Het muziek-corps 
dat den adsistent-resident en de residente doet dan- 
sen, geeft ook voor den burger de maat aan. En 
is dit niet binnen het geldelijk bereik der feestvie- 
renden, dan wordt de rabana, de trom, geroerd. 

De burgers doen dienst in de schutterij en zijn 
er trotsch op als bewakers van rust en orde tegen- 
over de vele vreemden en gecondemneerden te wor- 
den aangemerkt. 

Over het algemeen is de verhouding tusschen de 
perkeniers en de burgers welwillend. Te Banda 
zoowel als in de Molukken valt de gunstige uit- 
werking, die het prediken der Christelijke gods- 
dienst en het overplanten van Europeesche gebrui- 
ken, ten opzichte van het ontstaan van meer we- 
derzijdsch vertrouwen hebben te weeg gebracht, zeer 
in bet oog, hoewel de keerzijde, die bestaat in min- 
der ondergeschiktheid éu ongemotiveerde eigendunk 
niet kan geloochend worden. Wat aanleg om te 



44 



leer en aangaat, deelen de Bandaneezen in het lot 
van al de eilanders van den Molukschen archipel. 
De natuur heeft hen goed bedeeld, maar de C!om- 
pagnie had geen tijd om ze te doen onderwijzen 
en de Regeering monopoliste, verordende wel scho- 
len, maar liet er zich minder aan gelegen liggen, 
dat er steeds goede schoolmeesters waren. 

Na de burgerij komen de vreemde eilandbewo- 
ners, die zich successivelijk op Banda zijn komen 
vestigen. Onder hen matigen de Timoreezen zich 
den eersten rang aan, waarna kunnen genoemd wor- 
. den de Amboineezen, Boetoneezen, Binongkoreezen, 
Cerammers, Papoeërs en anderen. Zij zijn land- 
bouwers, visschers, sjouwers, ook vrije perkarbei- 
ders, en leven in eigen kring zoo goed en kwaad 
als 't gaat. Het zijn arbeidzame lieden, die gaarne 
voor geld hunne diensten willen leehen. 

Opmerking verdient het, dat opstootjes die te 
Banda hebben plaats gehad, steeds van de banne- 
lingen zijn uitgegaan en dat, bij onderzoek, nimmer 
gebleken is, dat de overige bevolking daarin een 
werkdadig deel heeft genomen. 

Eindelijk komt de klasse van perkarbeiders. Dat 
deze menschen, hoewel somwijlen ten onrechte, in 
geen goed blaadje staan behoeft nauwelijks te wor- 
den gezegd. 

Oudtijds waren het enkel slaven ; later waren 
het vooral bannelingen en vagebonden die door de 
welwillende beschikking van het Gouvernement tot 



46 



perkarbeiders werden bevorderd. En wanneer ook 
het getal van dezen te kort schoot, werd het ont- 
brekende aangevuld door zoogenaamde Gouveme- 
ments vrije huurlingen. In '60 zijn de slaven ver- 
dwenen ; de bannelingen zijn evenzoo met ultimo 
September jl. C) opgeruimd; het Gouvernement le- 
vert niet meer het uitschot der Javaansche bevol- 
king als huurlingen. Zoo wordt Banda geheel ver- 
lost van een bestanddeel zijner bevolking, welks aan- 
wezen rechtstreeks en middellijk allerongunstigst op 
de overigen gewerkt heeft. In hunne plaats worden 
thans zonder moeite vrije contractanten voor den 
perkarbeid aangenomen, waaronder de Javanen de 
meerderheid uitmaken. Deze aanwerving geschiedt 
op de volgende wijze. De perkenier, die arbeiders 
behoeft, gaat met een arabier of inlander eene 
overeenkomst aan, waarbij hij dezen eene premie 
toezegt voor ieder arbeider die door zijne tusschen- 
komst wordt overgevoerd. De werver begeeft zich 
daarop naar Java en tracht met de Javanen, zoo- 
wel mannen als vrouwen tot een vergelijk te ko- 
men, dat gewoonlijk hierin bestaat, dat zij zich 
voor een' notaris bij akte verbinden tot het praes- 
teeren van handenarbeid in een der Bandasche per- 
ken voor den tijd van vijf jaren en daarvoor erlan- 
gen een handgeld van / 50. — , vrijen overtocht, 
die ook ruim vijftig gulden bedraagt en gedu- 
rende den diensttijd, vrije kost, inwoning, klee- 

Koloaiaal Verslag 187S, bladz. 78. 



46 



ding en geneeskundige behandeling, benevens een 
maandelijksch tractement van zes of acht gulden, 
waarvan met één gulden per maand alleen het ge- 
noten handgeld wordt afgehouden. De voeding be- 
staat uit 40 Amsterdamsche ponden rijst en ^U pond 
zout per maand ; de kleeding wordt tweemalen per 
jaar vernieuwd, terwijl de verpleging plaats heeft 
in daarvoor, door de perkeniers onderling, nieuw 
opgerichtte hospitalen, door den militairen doctor 
van het garnizoen. Daarenboven worden tot aan- 
moediging van vlijt door den landheer premiën 
uitgeloofd, die* bestaan in eene extra-betaling voor 
het te huis brengen van ©en grooter aantal noten 
dan het vastgestelde minimum. In den oogsttijd, 
die tweemalen per jaar invalt, de groote en kleine 
oogst, kunnen deze premien tot tien gulden per 
maand stijgen. Deze uitdrukking zou geheel on- 
eigenlijk zijn, daar de noten het geheele jaar door 
worden geplukt, wanneer zij niet alleen werd gebezigd 
om de tijdstippen aan te duiden dat de boomen meer 
dan gewoonlijk en het overvloedigst vrucht dragen. 

Zijn de nieuwe arbeiders ter plaatse hunner be- 
stemming aangekomen, dan worden zij gebracht 
voor het hoofd van het plaatselijk bestuur, dat on- 
derzoekt of het contract met vrijen wil is aange- 
gaan en ze daarna doet inschrijven in het register 
perkarbeiders. Zelden wordt het tegendeel gecon- 
stateerd, hetgeen niet bevreemdt bij de wetenschap 
dat, blijkbaar uit de registers op het residentie-bu- 



47 



reau aangehouden, van de honderd arbeiders wier 
diensttijd is verstreken, er zich gewoonlijk vijf en 
negentig bereid verklaren, eene nieuwe overeen- 
komst te treifen. De arbeid op het perk is dan 
ook inderdaad niet zwaar en bizonder geëigend 
voor den inlander. Te meer verdient het daarom 
de aandacht, dat zoo weinig bannelingen wier straf- 
tijd is verstreken, het aanbod om vrijwillig con- 
tractant te worden, aannemen. Geen 10 Vo maakt 
er gebruik van. De oorzaak van dien tegenzin zal 
wel schuilen in de herinnering aan het gedwongene. 

Des morgens om vijf uur, tegen het opkomen 
der zon, wordt de klok van het perkhuis geluid, 
om de arbeiders te waarschuwen, dat de tijd van 
opstaan daar is. Overal heerscht beweging, mannen, 
vrouwen, jongens en meisjes, boven de zestien jaar, 
maken zich gereed om op de pluk uit te gaan. 
Eenigen nuttigen hunne portie rijst vooraf, anderen 
nemen ze met zich en ontbijten in het bosch. De 
plukkers en pluksters zijn voorzien van een lange 
bamboe, aan het einde waarvan een klein korfje 
zit, en eenige verlengstukken, die zij, als in Hol- 
land de hengels, in elkander kunnen schuiven. Op 
den rug dragen zij de korf, om de geplukte noten 
daarin te verzamelen. 

De notenboomen moeten het thans ontgelden. 
Maar zij, de dragers van het goud, verheugen zich 
in de komst der roofzuchtige bende, want ziet, hoe 
de takken, zoodat zij onderstut moeten worden, door 



48 



de wicht der noten neerwaarts buigen. Merkt op 
d^ courtoisie die zelfs in het bosch heerscht; de 
boomen die gemakkelijk te bereiken zijn, worden 
voor de vrouwen en meisjes gelaten, de tegen ge- 
vaarlijke hellingen aanstaande, of die waarin ge- 
klommen moet worden, daarop gaan de mannen 
los. Vlug leest de gaai-gaai, benaming aan den 
plukkorf gegeven, de vruchten ; de oefening heeft 
het oog gescherpt en de hand vaardig gemaakt. 
Zit de vrucht te hoog om ze tusschen den klei- 
nen vork, geplaatst boven het korQe, dat aan den 
bamboe is vastgemaakt, te vatten en daarna met 
een ruk den steel te doen afbreken, zoodat de 
vrucht in het peervormig korfje valt, dan klimt de 
man in den boom, maar de vrouw weet er beter 
raad op, zij steekt den tweeden bamboe op den 
eersten, den derden op den tweeden en wel hoog 
moet de muskaat hangen, wordt zij niet op die 
wijze bereikt. Is de vrucht geplukt, dan wordt zij 
van de bruin gele buitenschil ontdaan, die onder 
den boom geworpen, na verrotting eene goede mest 
is en de noot, door de foelie omgeven, in den groo- 
ten korf geborgen. 

Wat kan men zich aangenamers voorstellen, dan 
het ronddolen in de koele geurige bosschen. Het 
bosch is voor den arbeider sociëteit en tevens de 
plaats, waar hij zijne aanstaande vrouw zoekt. Ver- 
velend slechts voor het minnende paar, wanneer het 
door den opzichter wordt betrapt, maar ook daar- 



* 
« 



49 



voor weet de liefde raad. De komst van den op- 
zichter toch wordt door de vrienden, door het na- 
bootsen van een aangenomen vogelgeluid, aange- 
kondigd. Maar waarom ook zou het paar in het 
aangenaam onderhoud gestoord worden, als de jon- 
gen vlijtiger heeft gezocht, om het meisje, als een 
teeken van gehechtheid, den korf vol met noten te 
stoppen. Op die wijze komen wel eens noten van 
het eene perk in het notenkombuis van het ander 
en wil men beweren, dat de perkenier die de meest 
schoone vrouwen liet uitkomen, dat jaar proportio- 
neel den besten oogst maakte. 

Aan het noten zoeken komt ten drie ure een 
einde, wanneer de perkklok de arbeiders weder 
huiswaarts roept Alsnu verdringt zich 'ieder voor 
het perkhuis om zijne noten te doen tellen, waartoe 
hij ze in hoopjes van vijf of tien rangschikt. De 
perkenier of zijn opziener houden aanteekening van 
het aantal gelezene vruchten, zoowel als van de 
vlijt van den plukker of de pinkster. 

In een omzien is de foelie van de noot afgeno- 
men, waarmede de arbeid van den dag is afgeloopen. 
De mannen gaan dan visschen of hun eigen moes- 
tuin bewerken en de vrouwen vatten het weefge- 
touw op. 

De noten zijn intusschen door het bij het rook- 
kombuis of de rookloods vast aangesteld personeel 
in ontvangst genomen, om gedurende veertien dagen 
of drie weken aan den rook van smeulend hout te 

4 



50 



worden blootgesteld, eene bewerking die dient om 
den hoornschil van de noot los te maken. De 
foelie ligt al reeds op gevlochten horden in de zon 
te drogen. 

Met het ondergaan der zon, ten 6 ure, luidt de 
klok ten derdenmale, ten teeken dat het tijd wordt 
om huiswaarts te keeren, en om acht uur wordt 
binnen den muur van het perkhuis alleen de stem 
van den wachter gehoord, die tot den perkenier 
zegt: alles in rust. Aldus slijt de arbeider op 
Banda's perken zijne vreedzame dagen. Hët niet 
te zwar? werk dat hem wordt opgedragen wisselt 
af tusschen het noten plukken, het afsnijden van 
het om de boomen te lang opgeschoten gras, het 
aanleggen van kweekbeddingen of overplanten der 
notenboompjes, het uitkloppen der noten, sorteeren 
en verschepen van het product. 

De perkgebouwen eindelijk waarin de arbeiders 
zijn gehuisvest, bestaan uit naast elkander gebouwde 
kamers, die allen op het binnenerf uitkomen. Ver- 
eischte de controle op de slaven, daarna op de 
bannelingen en vagebonden, deze dicht bij elkander 
te houden en omgaf daarom een ringmuur al de 
perkhoorige gebouwen, zoo schijnt, nu de vrijheid 
is aangebroken en de premie de plaats van den 
rottan heeft ingenomen, aan eene den inlander meer 
geëigende en meer geliefde woning, een afzonderlijk 
bamboehuis voor elk gezin, te worden gedacht. 

De totaal indruk die het hedendaagsche Banda 



51 



maakt op den onbevooroordeelden bezoeker, vooral 
als deze eenige jaren op Java of een der Soenda- 
eilanden en dus in eene 'geheel Oostersche maat- 
schappij heeft doorgebracht, is treflFend. Wij moeten 
wel op deze uitdrukking „onbevooroordeelden be- 
zoeker" bizonderen nadruk leggen. Banda is steeds 
systematisch met de donkerste kleuren afgeschilderd 
geworden en deelde met de bekende plaats in Pa- 
lestina in het wel te weerspreken maar moeielijk 
uit te roeien vooroordeel, dat er niets goeds aldaar 
was noch van daan kon komen. Dat vooroordeel 
moet gedeeltelijk aan de Regeering zelve gewetep 
worden, die het tot een verbanningsoord eerste klasse 
bevorderde, waar politiek verbannenen, Europeanen 
zoowel als inlanders, en crimineel veroordeelden, 
waaronder de vertegenwoordigers van bijna alle 
aziatische volksstammen, werden heengezonden. Had 
Banda daarmede slechts mogen volstaan, maar neen, 
tot dank voor zijne berusting in de wijze waarop 
het werd voorzien van straatveegsters en arbeiders, 
werd het naar deze lieden beoordeeld. De Regee- 
ring had jaar op jaar, zelfs nog in het Koloniaal 
verslag van 1872, een exceptioneel hard woord voor 
de burgerij over ('). Haar protest is geweest de 
weigering om in de perken te arbeiden, zooals hare 



f» 



(}) Koloniaal Verslag 1872, blz. 17. „O^er de Bandasche burgers, in- 
laudsche Christenen, geëmancipeerde lijfeigenen, vrijverklaarde perkhoori- 
„gen, valt niet veel goeds te zeggen. — Zy blijven afkeerig van geregel- 
eden arbeid en verslaafd aan feestvieren en drinken." 

4» 



52 



vrijspraak van de beschuldiging van afkeer voor 
den arbeid ligt in het tegenstrijdig beweren van geen 
geld te willen verdienen maar wèl te willen feest- 
vieren. Voor een ander deel is het vooroordeel 
ontstaan door de wijze waarop in de meeste gevallen 
de Banda-eilanden werden gezien. De vreemde be- 
zoeker had doorgaans weinig tijds voor een bezoek 
aan Banda over. Hij kon slechts oppervlakkig waar- 
nemen. Met voorkomendheid ontvangen, werd hij 
over de eilanden rondgeleid, op de punten gebracht 
die een bijzonder fraai uitzicht aanbieden, hier en daar 
tot het nemen van verfrissching in de woning van 
eenen perkenier binnengeleid. Daarmede was door- 
gaans het bezoek afgeloopen. Wanneer nu in aan- 
merking genomen wordt dat de geleiders bij het 
bezichtigen in de meeste gevallen de stellers waren 
van het rapport aan de Regeering, dat weder in 
het Koloniaal verslag wordt teruggevonden, dan zal 
het duidelijk zijn, hoe zulk eene treffende overeen- 
stemming in beoordeeling bestaat tusschen de schrij- 
vers over Banda en de Regeering. 

De vreemdeling dan, die Banda bezoekt en zich, 
dit doende, den tijd gunt tot eigen waarnemingen, 
met het voornemen is vervuld om zich door het 
vooroordeel niet te laten beheerschen, die behagen 
schept in den omgang met den kolonist en den 
burger, die met hen weet te praten en hun ver- 
trouwen te winnen, die de Bandasche feesten niet 
versmaadt, noch zich onteerd acht door het aanlee- 



53 



ren van het Chineesche kaartspel, en eindelijk hij, die 
den schijn van de werkelijkheid zooveel doenlijk 
tracht te onderscheiden, ontdekt het bestaan van 
een' van het overig Indië geheel onderscheiden toe- 
stand. Bij het doorkruisen der stad Neira is het 
hem of hij in zijn moederland is teruggekeerd. Zoo 
zijn bijvoorbeeld de straten nauw, voor voetgan- 
gangers eerder dan voor rijtuigen aangelegd; zij 
worden zindelijk onderhouden. De huizen zijn aan 
elkander gebouwd en de erven er voor of daar 
achter behoorlijk met muren, waarin poorten met 
schellen, omringd. Het model bij den aanleg, zoo 
komt het voor, werd genomen naar een HoUandsch 
stadje of dorp. De bewoners zitten des avonds op 
hun stoep een luchtje te scheppen en wenschen 
den voorbijgangers een hartelijk goeden avond. Een 
stoel staat voor ieder vriend gereed en niet zelden 
wordt het avondpraatje een avondje gezellig door- 
brengen. 

In de kampong waar de burgers wonen, hoort 
men niet als op Java, een op inlandsche wijs gezet 
lied neuriën, maar brengen heldere stemmen een 
air uit de Robert, de Huguenots of eenige andere 
opera ten gehoore. (*) 



(}) Dit is voomamel^k het werk der zendelingen. Op hunne scholen 
worden de kinderen allen in den zang onderwezen. Een dichter onder 
hen maakt e^n vers op eene of andere melodie uit eene opera, zoo- 
als een zendeling-componist voor een lied van het volk, eene w^s schept. 
De kinderen worden menschen, en de menschen die de muziek liefhebben 



54 



Zoo hebben de meeste perkeniers een huis in 
de stad (Neira) en één op het perk of ook wel, 
hoewel dit meer zeldzaam is, een buitenhuisje aan 
den voet van den vuurberg. Zij vieren hunne 
feesten zoowel bij dag als in den avond en gaan 
te voet daarhenen; over dag beschermd door een 
chineesche parasol en des avonds door den lantaarn- 
drager voorgelicht. 

Banda heeft zijne oude familiën even goed als 
Amsterdam. Ook heeft Banda zijne orakels. Hier- 
onder worden verstaan twee of drie der oudste 
ingezetenen der plaats, die van de geheele gemeente 
de vraagbaken zijn. Niet alleen komen de inge- 
zetenen gaarne bij hen, maar ook de eilanders, de 
halve wilden, die jaarlijks Banda van huisbedekking 
en vaartuigen komen voorzien, verzuimen niet bij 
hen hunne opwachting te komen maken. Het is 
aardig te zien hoe gemakkelijk die oudsten zich 
met hunne bijna moedernaakte vrienden weten te 
verstaan en welk groot rabat deze bij inkoopen aan 
de geachte heeren toestaan. Voor iemand die iets 
gedaan wil krijgen is het dan ook zaak, met de 
uitverkorenen goede vrienden te blijven, want zon- 
der dat is de stroom te sterk dan dat daartegen 
kan worden opgeroeid. Geen verdeeldheid alzoo 



blijven zingen, en ontneemt de ouderdom hun de stem, dan scheppen zij 
behagen in het luisteren naar het vierstemmig choraal-gezang der jeugd. 
Alleen om de Alfoeren in de Minahassa te hooren zingen, is dit land een 
bezoek viraard. 



55 



tusschen het Europeesch en Oostersch element of 
strijd tusschen de wederzijdsche invloeden. Even- 
als in eene kleine Hollandsche plaats valt slechts 
met één af te rekenen en wel met den vroedsten 
der vroeden. Een hoofd van bestuur, wil hij te 
Banda op zijne plaats zijn, heeft dan ook meer tact 
dan gezag noodig. Met het eerste kan aldaar veel 
gedaan, daarentegen met het laatste niet veel anders 
verkregen worden dan een lijdzaam verzet, dat men 
alsdan, om verantwoord te zijn, met eene Indische 
gemakkelijkheid in het definiëren, al te grif, met 
luiheid gelijk stelt. 

Een dei* meest in het oog loopende trekken van 
den kolonist, is eene bizondere gehechtheid aan 
zijne kleine, maar wat natuurgroepering betreft, 
overschoone plaats van inwoning. Hij is volkomen 
tevreden op en met zijiie eilanden; met zijn perk 
in de gedachte ontwaakt hij en gaat hij, sinds de 
vrijverklaring, ter ruste. 

Zoo is hij ook aanhanger, pur sang, van het huis 
van Oranje. Met wellust wordt, zoo dikwijls maar 
de aanleiding daartoe gegeven wordt, het verhaal 
gedaan van de ontvangst en het verblijf van Prins 
Hendrik op de Banda-eilanden. Toen waren de 
wegen met matten en kleeden belegd,, wapperden 
de vlaggen van de huizen en waren de boomen, 
ten gerieve van het groen, deerlijk gesnoeid gewor- 
den. De oude schutter-officieren deelen met een 
glans van genoegen en een weinig trots op het 



56 



gelaat mede, dat zij toen als buitengewoon adju- 
dant dienst deden. Gaarne zouden de Bandanee- 
zen één hunner Prinsen eene andere en, nu wel- 
vaart Banda's deel is geworden, nog veel luisterij- 
ker ontvangst bereiden. 

Spreken is zilver maar zwijgen is goud. Voor- 
zeker is dit gezegde ouder dan de kolonie Banda 
zelve, ware dit niet bewezen, dan zou kunnen wor- 
den gevraagd, of de Bandanees het eerst op den 
inval is gekomen, want eene waarheid is het, dat 
hij zoo weinig spreekt, dat bijna de woorden hem 
van de lippen moeten worden genomen; daarente- 
gen is hij een gretig en goed toehoorder. Het 
verschijnsel is niet vreemd, in het land, waar de 
de wil van het bestuur voor wet geldt. 

Eerbied voor het gezag en gehoorzaamheid aan 
het hoofd van bestuur, hebben in de kolonie vaste 
wortels geschoten. Er behoeft niet aan getwijfeld 
te worden, dat wanneer eenmaal de wet en deze 
alleen het gezag zal uitoefenen, daaraan niet zal 
worden te kort gedaan. 

Liefde voor rust en orde is een andere behage- 
lijke trek van den Bandanees. De geschiedenis le- 
vert het bewijs er van en de Regeering die, nu zij 
hare bannelingen en vagebonden terug neemt, ook 
het garnizoen intrekt, schijnt daarvan overtuigd te 
wezen. 

En eindelijk, last not least, de kolonist is geen 
inlandsch kind, in de beteekenis die daaraan, wat 




^- .-^ 



57 



de karakterbeoordeeling aangaat, wel eens wordt 
gegeven. Hij is, moge ook al de ongunstige om- 
standigheden waarin hij heeft verkeerd, hem doen 
achterlijk zijn in kennis en in denkbeelden, geble- 
ven Europeaan en zijne kinderen hebben, volgens 
verklaring hunner onderwijzers en onderwijzeressen, 
niet die hartstochtelijke en in het oog van den Wes- 
terling vreemde karaktertrekken, die dikwijls het 
deel zijn der kinderen van gemengd bloed op de 
Soenda-eilanden. (*) Er bestaat in de Bandasche 



(^) Zie Koloniaal Verslag 1873, bladz. 181, waar wij, nadat zijn vooraf- 
gegaan de mededeeling dat een zeer groot aantal der bewuste personen 
(inlandsche kinderen) te Batavia geen voldoende middelen van bestaan 
hebben, en de beoordeeling dat z^ door onkunde en gemis aan goede 
zeden onbekwaam zijn om hunne kinderen eene eigenl^ke opvoeding te 
geven, lezen : „ Ontevreden over hun lot en naijverig op den volbloed 
,, Europeaan, vormen zij derhalve een niet gewenscht element." Deze 
woorden z\jn hard en, zooals ze daar staan, onverdiend tevens. 

Het Verslag vervalt in dezelfde fout die het jaren lang, als onrecht, 
pleegde jegens Banda's burger^, maar lof! waarvan het, ten haren opzichte 
dit jaar is teruggekomen. Ook de inlandsche kinderen te Batavia hebben 
tot twee malen, de wijze waarop is slecht en wij zijn de eersten die deze 
verafschuwen, door aanslag op het leven van, en door moord op eenen 
volbloed-Europeaan, geprotesteerd, maar, even als in Ierland het geval 
was, het heeft geholpen, want nu, jA de tweede maal, zal de Regeering 
ook aan hen hare bizondere aandacht schenken. 

De schuld van den toestand ligt niet b^' de inlandsche kinderen alléén, 
maar ook en in de voornaamste plaats bij de Regeering, die het kwaad 
dat zij zag groeien, zulk een omvang liet nemen. 

Wij gelocven dat eeae omzetting der woorden van het Verslag de waar- 
heid beter had doen uitkomen : „ Hun lot doet ontevredenheid ontstaan 
„ en het uitvloeisel daarvan, is naijjver op den volbloed-Europeaan, die 
„ maakt dat zij (de inlandsche kinderen) een niet gewenscht element 



„ vormen." 



58 



familiën ook geen afkeer maar veeleer voorliefde 
voor den volbloed Europeaan. (O Niet weinigen 
onzer officieren hebben onder Banda's schoonen 
eene lieve levensgezellin gevonden en durven wij 
haar voorspellen dat meer en meer Europeanen, 
waaronder in de eerste plaats zij, die zich te Banda 
als handelaren zijn of nog zullen komen vestigen, 
haar tot echtvriendin zullen kiezen. 



Ziedaar het beeld van Banda zoo als wij het 
persoonlijk hebben leeren kennen. Zijn *er nu wel- 
licht nog onder onze lezers, die daarin een al te 
schoon gekleurd beeld der fantasie, niet, zooals wij 
beloofden, eene getrouwe photographie meerien te 
moeten zien, dan mogen wij ten slotte eenige po- 
sitieve feiten aanvoeren, waaruit zal blijken, dat de 
Bandanees van natuur niet is dom, noch lui, maar 
de omstandigheden dat, voor den oppervlakkigen 
beschouwer, verblindend vernis lagen over gezond 
verstand en veerkracht 

Als eerste daad, hiervan getuigende, wordt ge- 
noemd de aanvraag om opheffing van het mono- 
polie, die na de vrijverklaring werd gevolgd door 



(^) Waarom die verscheiden toestand, daar door menig kolonist toch ook 
aziatisch bloed stroomt? Zoude de volbloed-Europeaan in den Java-hode 
van 24 September '73, n**. 225, het niet gedeeltelijk verklaren, waar hij 
zegt : „ De perkeniers zullen allen welvarend, sommigen zullen zeer rijk 
„ worden, nu het monopolie is opgeheven." 




> \*i 



59 



het opsporen der markt voor het product door cor- 
respondentie met de Handelmaatschappij en han- 
delshuizen te Macassat, Batavia, Singapore, Rotter- 
dam en Amsterdam, zoowel als door het bevrach- 
ten van een schip met specerijen en daarmede op 
goed geluk onder zeil te gaan. Het doen aanwerven 
van arbeiders en het besteden van goede zorgen 
aan zijn perk worde als tweede genoemd. (*) 

In de derde plaats mogen wij wijzen op flinke 
ondernemingszucht, die openbaar geworden is in de 
aanvragen aan de Regeering gedaan, om de eilan- 
den Rozengain en Rhun, onder het oude monopo- 
lie-stelsel voorbedachtelijk woest gehouden, in erf- 
pacht te ontvangen, om daar met opofiFering van 
niet geringe kapitalen notenperken aan te leg- 
gen O. 

Maar ook elders weet de Bandanees reeds de 
verworven kapitalen nuttig te gebruiken, namelijk 
in het opkoopen van wortelhout en rottan op 
Ceram, van nagelen op Saparoea, van paarlen op 
de Kei- en Aroe-eilanden, van olie, damar, gom- 
elastiek en zooveel andere producten op de nabu- 



Q) Zie de Bijlagen van het Koloniaal Verslag over 1872 blz. 189. 
„ De opheffing van het monopolie heeft ook in dit opzicht ganstige ge vol- 
yf gen gehad, daar aan de perken meer geld en moeite dan vroeger werd 
„ ten koste gelegd." 

(*) P. C, Lans, Rozengain, te Rotterdam by Nygh en van Ditmar 1872. 
Javcuche-Courant van 12 September 1873'. Koloniaal Verslag 1873, 
blz. 103, 222 en 251. 



60 



rige eilanden, om die direct naar Europa te ver- 
schepen. De baai van Banda waarin vroeger een 
enkel Amerikaansch walvischvanger gezien werd, 
die, na water te hebben ingenomen, weder onmid- 
dellijk moest vertrekken, wordt thans bezocht door 
velerlei Europeesch en inlandsch getuigde vaar- 
tuigen C). 

De gemeenschap der Banda-eilanden onderling 
staat op het punt om te worden verbeterd. Te 
Neira is eene naamlooze vennootschap opgericht (^), 
die ten doel heeft om door middel van een* 
kleinen stoomer, de perken en dorpes aan de 
baai van Banda, en aefti den achterwal van Groot- 
Banda gelegen, benevens de eilanden Rhun en Ro- 
zengain met Neira in betere verbinding te bren- 
gen. Daaraan is verbonden een prauwenveer, dat 
zijne goede diensten zoowel aan de inwoners, als 
aan de, de reede bezoekende schepen en stoomboo- 
ten zal bewijzen, zoodat de runderen die de mail- 
boot aanbrengt niet meer behoeven te water gela- 
ten worden om verder, op gevaar af van te ver- 
drinken, of de prooi der haaien te worden, naar 
den wal te zwemmen (^). 



O Zie Bataviaasch Handelsblad van 3 Juni 1873, n^ 128, Java-Bode 
4 Juni 1873, n». 129. 

(») Bataviaasch Handelsblad dd. 29 Juli '72, n". 177. Java-Bode 29 
Juli 72, n°. 177. Soerabaj a-Courant 25 Juli '72, n». 174. 

(*) Opmerkelijk was bij het plaatsen der aandeelen van deze vennoot- 
schap de omstandigheid, dat alle kleine plaatsen in de Molokken, als 



61 



Een grooter plan heeft het eerste op den voet 
gevolgd, het bestaat in het voornemen tot den aan- 
koop van eene zeeboot, om daarmede de omliggende 
eilanden, Java en Singapore te gaan bezoeken en 
zoowel het product af te halen als naar de markt 
over te brengen (O- Dit feit werd ons gemeld 
door de Indische, hieronder aangehaalde dagbladen. 
Wij kunnen dit nader bevestigen door het bericht 
dat een stoomschip, te Glascow op sta.pel staande, 
is aangekocht, dat waarschijnlijk reeds na weinige 
maanden zee zal kiezen. 

Voor het in de vaart brengen van het stoom- 
bootje Adèle Jokanna werd aan een' ingezetene van 
Banda door de Regeering vergunning verleend (*), 
terwijl de stoombarkas de Eersteling voor rekening 
van eenV perkenier, te Krimpen aan de Lek ge- 
bouwd, op reis naar hare bestemming is. 

Het gevolg van de komst der veerboot in de 
Baai, zal zijn het uitleggen van hoofden vóór ieder 
perk. De stoom toch laat niet toe dat een half 



Ambon, Ternate, Menado en Gorontalo, benevens Macassar hunne mede- 
werking verleenden, in bet besef, dat de opbeuring van Banda aan de 
gebeele Molukken zoude ten goede komen, er daarentegen op Java b\jna 
geen liefhebbers tot deelneming werden aangetroffen. Onbekendheid met 
de groote Oost sch^nt hiervan de rede te zijn. 

Deze naamlooze vennootschap was de eerste die in de Molukken werd 
opgericht. 

(^) Bataviaasch Handelsblad van 3 Juni 1873, n°. 128. Jaoa-Bode, 
4 Juni 1873, n». 129. 

(«) Koloniaal Verslag 1873, Hz. 109. 



62 



uur en meer wordt besteed, aan het mannetje voor 
mannetje door het water dragen van menschen en 
goederen. De aanleghoofden te Neira, op het oogen- 
blik nog verzand en daardoor voor een zeeschip niet 
bruikbaar, zullen worden verlengd. Werven om de 
vaartuigen schoon te maken en zoo noodig te herstel- 
len zullen verrijzen, terwijl de machinisten uit Hol- 
land en Engeland zullen inzien, dat hun vrije tijd 
kan dienstbaar gemaakt worden aan het toezicht 
op, zoo niet zelf drijven van ateliers, waardoor eene 
nieuwe, levende school voor den burger-ambachts- 
man zal worden geopend. 

Zoo is voor Banda een nieuw leven begonnen. 
En onder den weldadigen invloed der vrijheid van 
handel en wandel, die nooit nalaat hare zegeningen 
uit te storten waar men haar toegang verleent, zal 
het tegenwoordige Banda na vijftig jaren niet meer 
te herkennen zijn. Het boek door Valentijn in 
1726 geschreven, dat eenige jaren geleden nog door 
den toerist als een andere Baedeker werd gebruikt, 
zal eene plaats onder de antiquiteiten hebben ge- 
kregen in de stedelijke bibliotheek 

Waarlijk zoo zal het wezen, want Neira's boe- 
kerij is in staat van wording. Eenigen der meest 
vermogende perkeniers hebben met het aanleggen 
eener boekerij een begin gemaakt, door het beste- 
den van eene som gelds, tot den aankoop van boe- 
ken over staathuishoudkunde, finantiewezen, staats-, 
volkeren- en administratief recht. 




63 



Leesgezelschappen bestonden reeds op Banda, 
even als sociëteiten en eene zaal waar voorlezingen 
worden gehouden. 

Eene spaarbank, nu er geld kan worden overge- 
gaard, was een vereischte geworden. Een gevolg 
dier behoefte is geweest de oprichting der Spaar- 
bank van de Molukken. (O Het denkbeeld ging van 
Banda uit en vond onmiddellijk op de andere Mo- 
luksche eilanden, als ook te Macassar, medewerkers. 

De bank strekt haren werkkring thans over Ce- 
lebes en de Molukken uit, heeft haar hoofdbestuur 
te Macassar, terwijl op de Moluksche eilanden bij- 
banken met agenten aan het hoofd zullen werk- 
zaam zijn. 

De eerste aan wie, zoodra de dollars Banda be- 
reikten, is gedacht geworden, is de jeugd geweest, 
die de jongens- zoowel als de meisjesscholen te Ba- 
tavia letterlijk hebben bevolkt. Op het oogenblik 
is te Neira eene meisjesschool opgericht, aan het 
hoofd waarvan eene Europeesche institutrice staat, 
overgekomen voor rekening der perkeniers (^. Ne- 
vens de school is ook aan de kerk gedacht ge- 
worden; eerlang verrijst zij, door de goede zorg 
van kerkmeesteren die haar fonds beheerden, en de 



(I) JaoaBode en Bataviaaach Handelsblad, dd. 29 Juli 1872, n*>. 177. 

(^ De weDsch, dat deze ontwikkelde vronw de onders harer leerlingen 
Kal weten te overtuigen, dat de meisjes, ter voltooiing harer opvoeding, 
voor een jaar, twee, drie, naar Europa moeten gezonden worden, mag 
hier worden uitgedrukt. 



64 



vrijwillige giften der landheeren en kooplieden, op 
hare oude plaats (*). 

School en kerk, vrijhandel en stoom, onderne- 
mende mannen en gezonde vrouwen, zullen Banda 
weer eenmaal groot en talrijk maken. 

In oude boeken kan men lezen dat op deze 
eilanden vijftien duizend menschen woonden, toen 
de Nederlanders het eerst aan wal stapten. Na 
hunne komst is dit cijfer tot beneden de zes dui- 
zend gedaald en eeuwen lang stationnair gebleven. 
Als een der redenen hiervan mag gelden het mo- 
nopolie-stelsel, dat voor „ vrije" menschen wel een 
afschrikker maar, met zijn rottan, naar welgevallen 
gezwaaid, geen lokaas was. De vruchtbaarheid van 
Banda in het voortbrengen van kinderen zou ook hier, 
gevoegd bij den jaarlijkschen aanvoer van honderde 
slaven, ballingen enz., tot vermeerdering der bevol- 
king op de perken hebben geleid, ware het niet dat 
aan de eischen der natuur voortdurend werd te kort 
gedaan. De deskundigen althans beweren, dat in 
de dagen van het monopolie geen voldoend aantal 
vrouwen in verhouding tot de mannen werd aange- 
bracht en, dank den ongunstigen reuk waarin het 
bannelingsoord stond, meestentijds alleen bejaarde of 
gedemoraliseerde vrouwen tot het aangaan eener 
overeenkomst van diensten waren te engageeren. 
Natuurlijk hebben ook deze ongunstige omstandig- 



(*) Kolouiaal VewUg 1878, blz. 126. 







65 



heden opgehouden invloed uit te oefenen. Zelfs 
wórdt er op het oogenblik bij het aanwerven van 
perkarbeiders, mannen zoowel als vrouwen, op hun 
zedelijk gehalte bizonder gelet. Zoo laat zich dus 
ook in dit opzicht verbetering verwachten, en men 
mag met eenige vrijmoedigheid voorspellen, dat 
Ihans de bevolking, onder den heilzamen invloed 
van welvaart, beschaving en goede zeden zich 
krachtig zal vermeerderen. 

Het doodeude 'dat gelegen is in de wijze van 
besturen in Indië, door den ouden Indischen ge- 
schiedschrijver in het beeld uitgedrukt, „ zijn adem 
gaat over alle en zelfs over de minste zaken" (^), daar 
waar hij handelt over de macht en den veelomvat- 
tenden werkkring van den Gouverneur-Generaal 
hebben de Bandaneezen in al de smartelijke gevol- 
gen genoten. Deze ondervinding, naast die dat 
eigen hulp het spoedigst is aangebracht, hebben 
eenige ingezetenen de wenschelijkheid doen bespre- 
ken om zich tot Z. M. den Koning te wenden, 
met het verzoek de Banda-eilanden tot eene ge- 
meente te willen vereenigen en die te stellen onder 



(*) Zie de rede van Mr. P. Mijer, uitgesproken bg de overgave van zijn 
bestuur. Bylagen van het Koloniaal Verslag over 72, blz. 117, waar wy 
ook nog lezen : „ Veel toepassing heeft het denkbeeld van delegatie van 
„ magt nog niet ondervonden. Het bestuur is nog zoodanig in den land- 
„ voogd zamengetrokken, dat, zoo het aangehaalde gezegde van Valentijn 
„ als eene satire op de centralisatie van het bestuur is aan te merken, 
,f deze ook nog heden ten dage hare juistheid niet heeft verloren." 

O 



66 



een plaatselijk bestuur, waarin de inwoners, door 
volkskeuze daartoe geroepen, zullen hebben zitting 
en stem (»). Wij hopen dat aan dit voornemen door 
al de ingezetenen van Banda zal worden gevolg 
gegeven, en zij zich niet door de nieuwheid der 
zaak noch door de meening dat deze verandering 
eene onmogelijkheid is, zullen laten afleiden van 
de goede richting die door eenigen hunner is aan- 
gewezen. 

Wij mogen van het tegenwoordig bestuur van 
Banda verwachten, dat het deze openbaring van den 
wensch der inwoners niet zal beschouwen als eene 
uiting van ontevredenheid over den persoon die be- 
stuurt, immers niet genoeg lof kan dezen worden 
gegeven over zijne verstandige en minzame leiding 
in de moeilijke tijden van overgang, maar dat hij de 
eerste zijn zal om in te zien, dat de begeerte, naar 
beperkte zelfstandigheid in het regelen van plaat- 
selijke belangen uit dieper bron, die van besef van 
wat tot duurzaam belang der plaats kan strekken, 
opwelt. Het Gouvernement zal toestemmen dat, 
zoo hij ook al het ideaal voor een bestuur „ auto- 
kratisch, verlicht en regtvaardig beleid" zich, in 



C) Bataviaasch Handelsblad 1 en 3 Juli 1872, n». 153 en 156, 14 
Februari 1873, n«. 38; Java Bode 3 Juli 1872, n». 165, en 24 Septem- 
ber, '73, n^ 225; N. B. Handelsblad, dato 1 Juli 1872; Algemeen Dagblad 
van N. Indië, 7 Juni 1873, n". 53; Algemeen Handelsblad, dd. 21 Augus- 
tus 1872, n». 12817; Dagblad van Z.-Holland en 's Qravenhage, 20 Augus- 
tus '72, n''. 196; Amhemsche Courant van 21 Augustus 1872, n\ 5726. 







67 



het besturen van het uitgestrekte rijk van Insu- 
linde tot eene leus heeft gekozen, zijne eerzucht 
niet zoover zich uitstrekt, om ook alleenheerscher 
te willen zijn in het regelen van honderde en 
duizende plaatselijke aangelegenheden die, van zijn 
hoog standpunt gezien, nietigheden zijn. Hij zal 
er zich in verheugen dat de satire van Valentijn 
hare actualiteit begint te verliezen om langzamer- 
hand teruggedrongen te worden naar het rijk, waar 
zij tehuis behoort, het verleden. Het Opperbestuur 
eindelijk, wij houden er ons van overtuigd, zal met 
welgevallen het initiatief begroeten door de ingezete- 
nen zelven te nemen en volgaarne toestaan dat zij, 
die in hunne eigene plaatselijke behoeften willen 
voorzien, ook zelven deze regelen. Aan de Regee- 
ring in het moederland toch is het niet onbekend, 
dat van het „ zooveel mogelijk vragen" van de zijde 
der ingezetenen eener plaats, en het „ zoo weinig 
doenlijk geven" door de centraliseerende Regeering» 
de eenige oplossing is, het plaatselijk vrijlaten van in- 
komsten te heffen om die naar eigen inzicht te beste- 
den, zooals zij tevens zich bewust is, dat deze vrijzin- 
nigheid, zooals in Britsch-Indië is gebleken ('), zal 



Q) Wij vestigen de aandacht op de navolgende verrassende mededeelin- 
gen, voorkomende in het „ Report from the select committee on East India 
finance. Ordered, by the house of commons, to be Printed, 23 Juli 
1872, n». 327. 

8821. Have you heard at all since this new system of local finance 
has been introduced, whether the local govemments have had any 
practical experience of economy being practised by the different offi- 



68 



leiden tot bezuiniging in de uitgaven voor het beheer 
over de landen aan hare zorgen toevertrouwd en wel 
verre van de lasten der gemeenten buitengewoon 
te bezwaren, haar in staat zal stellen tot matiging 
der belastingen, zoodra slechts de verouderde ver- 
waarloozing voor degelijke voorziening heeft plaats 
gemaakt, over te gaan, tenzij de gemeenten zelve 
verkiezen mochten een kapitaal te reserveer^n, om 
dat, bij het ontstaan van buitengewone uitgaven, 
te kunnen aanspreken. 

Wij vestigen eindelijk de aandacht onzer Indische 
vrienden, die het gewestelijk- noch plaatselijk zelf- 
bestuur in werking hebben gezien op de woorden 
van den feestredenaar te Amsterdam, Mr. S. Vis- 



cers, who have had the expenditure of money in their departments ? 
werd gevraagd door den voorzitter der commissie. En de heer W. 
N. Massey, Oud-indisch ambtenaar, antwoordde : 

No, I have not heard any particulars of that kind ; bat I notice 
in the last Budget a statement of the financial member of Council, 
that already some of the local govemments have ndministered their 
new powers with so mach fragality that they have begun to acca- 
malate a reserve f and 

8822. And you think that is a practical test of the results of 
the policy, of the new system of local finance ? — I noticed that with, 
very great satisfaction. 

8825. Do you think that in order to produce economy in every 
department, it requires the most vigilant care on behalf of the 
people connected with the Suprème Government ? — • I am perfectly 
satisfied that it is a hopeless task for the Suprème Government to 
attempt to introducé economy into the details of indian expenditure. 

8826. To whom then would you look for accomplishing economy 
in details of expenditure? — I would look to the local govem- 
ments. 




\ ^ 



» 



99 



»9 



•» 



69 



sering (*), die na elders (blz. 22) te hebben ge- 
tuigd dat; „ Wij (Nedeilanders) onze bijzondere, 
„ huisselijke, plaatselijke, gewestelijke belangen be- 
„ harligen met wakkeren ijver en goed beleid" ; van 
de provinciale wet en de gemeente- wet, zegt: 
(blz. 16): 

„ Zoo ergens een kiem gelegd en in vrucht- 
baren bodem opgeschoten is van gezonde, 
frissche volkskracht, het is in deze regeling 
van gemeentelijk en plaatselijk zelfbestuur. Hier 
vooral hebben wij — onzen landaard getrouw — 
„ groote dingen gedaan. Waar ook anders het 
„ publieke leven flauw of zwak was — niet hier, 
„ waar het de eigenlijke belangen gold ! En over- 
„ vloedig waren de vruchten onzer inspanning. 
„ Ziet, hoe onze steden groeien ; hoe Amsterdam 
„ hare vijfde uitlegging aanvaardt, die alle vroe- 
„ gere in de schaduw zal stellen ; hoe Rotter- 
„ dam, als altijd met de zusterstad wedijverende, 
zich aan de overzijde der Maas verdubbelt; 
hoe de Residentie zich met nieuwe wijken om- 
ringt; hoe Arnhem zijne heuvelen met sierlijke 
voorsteden omkranst; hoe Leeuwarden, Zwol, 
Haarlem de spoorwegstations met deftige stra- 
„ ten omvangen ; hoe vele andere steden haken 
naar het oogenblik waarop de wegruiming eener 



99 



>» 



99 



99 



99 



99 



Q) Ome grondwet. Feestrede gehouden door Mr. S. Vissering, hoog- 
leeraar te Leiden, te Amsterdam op den S Noyember 1873. Uitgegeven 
te Amsterdam bij P. N. van Kampen en Zoon. 



70 



„ kwellende omwalling haar vergunnen zal, dit 
„ voorbeeld te volgen.* 

„ En ziet, hoe de provinciën om strijd hare 
„ belangen behartigen, hare waterschappen en 
„ ambachten verstandig regelen : hare dijken en 
„ kaden versterken, hare vaarten verruimen, de 
„ waarde der poldergronden verdubbelen ; hoe 
„ elk gewest zich in weinige jaren overdekt met 
een netwerk van kunstwegen, waardoor han- 
delsverkeer, welvaart en beschaving tot de af- 
gelegenste dorpen hebben kunnen doordringen. 
O gij vriendelijk Hollandsch of Greldersch land- 
schap, gij groenende vlakten tusschen DoUard 
„ en Zuiderzee, gij vrudhtbare akkers door de 
„ Zeeuwsche Stroomen omspoeld, waar ter we- 
„ reld vindt gij uwe wedei^de? Wel mocht de 
„ vreemdeling, u in opgetogenheid aanschouwende, 
„uitroepen: „Dit land is een tuin!'* — O lie- 
„ felijk oord, vol onbeschrijfelijke zoetheid, mijn 
„ rijk gezegend Nederland, ken, waardeer, geniet 
„ uwen zegen P' 



>i 



» 



9t 



»> 



»> 



De inwilliging van het door de ingezetenen van 
Bunda te doen verzoek, zal de kroon zijn op het 
gebouw, waarvan de vrijzinnige en verstandige van 
der Capellen het fun(|ament legde en dat geleide- 
lijk door de afschaffing der slavernij, de vrijverkla- 
ring der vaart op de Molukken, de vrijstelling der 
haven, de terugneming der bannelingen en vage- 




• 



71 



bonden en eindelijk door de opheffing van het mo- 
nopolie, geholpen door de bestaande énergie der 
kolonisten werd opgetrokken. 

De ondervinding zal leeren dat de Bandaneezen 
volwassen zijn om den last te kunnen dragen van 
hunne eigene zaken, onder zekere voorwaarden, 
te besturen. De persoon, die door de Regeering 
bekwaam genoeg geacht wordt om in een geschil 
dat over tonnen gouds loopt recht te spreken ; dien 
door zijn Gouvernement het vertrouwen wordt ge- 
schonken om goederen van minderjarigen te bestu- 
ren en aan wien dé zorg voor zijn eigen lijf en het 
beheer over zijnen belangrijken eigendom wordt 
overgelaten, zal niet ongeschikt blijken te zijn om 
over eene jaarlijksche begrooting van anderhalve 
ton zijne stem uit te brengen. De man die zijn 
eigen markt zocht en zich daardoor welvaart schiep, 
aan wien de orembaai niet meer voldeed maar die, 
den tijdgeest volgend, stoombarkassen en zeebooten 
liet bouwen; de mensch die zoodra de fortuin 
hem den rijkdom bracht het eerst aan de opvoeding 
zijner kinderen goede zorgen wijdde, zich tot ver- 
meerdering zijner kennis boeken kocht en zijnen 
gezichtseinder trachtte te verruimen door eene reis 
naar Europa; de kolonist, die behoefte heeft om 
Nederland te zien en zijn verblijf aldaar, door 
bezoek van schooi en fabriek, museum en raadzaal 
dienstbaar wenscht te maken aan het belang zijner 
medeburgers, en eindelijk de vader van het gezin. 



72 



die een spaarbank oprichtte en zijn kerk herbouwt, — 
zulk een man voorzeker is niet te beperkt dan dat 
hij niet zijne plaatselijke kennis aan het plaatselijk 
heil zou weten dienstbaar te maken. 

Maar, ten behoeve van hem, toegegeven al zijne 
geschiktheid en die der plaats zijner inwoning, eene 
geïsoleerde achteraf gelegen buitenpost, eene uit- 
zondering te maken op het koloniaal beleid, zal wel- 
licht gezegd worden, is toch eene overdreven 
wensch. Wij weten op die tegenwerping geen be- 
ter antwoord te geven dan dit: de moeilijkheid en 
het gevaar, aan het wijzigen van het beheer ver- 
bonden, bevelen de uitzondering, als eene proef- 
neming, en deze wel bepaaldelijk te Banda, ten 
dringendste aan. 

Waarom juist Banda de aangewezen plek is om 
de proef te nemen, hebben de zeventig voorafgaande 
bladzijden aangetoond. De lezer duide het ons 
daarom niet ten kwade, dat wy het woord noemen, 
dat hij op de lippen heeft : — een westersch maat- 
schappelijke toestand in het Oosten! 

Op de Banda-eilanden, tot één gemeente ver- 
eenigd, kan de gemeente-wet, die in Nederland de 
steden en dorpen groot, gezond en sierlijk heeft 
gemaakt, worden ingevoerd. Zij zal, in hare wer- 
king, daar niet falen en de overplanting zal de in- 
gezetenen, die met haar thans slechts bij name be- 
kend zijn, met een nationaal kleinood doen ver- 
trouwd worden. De Regeering en de ingezetenen 



/^ 



/ ^ 



« <m 



7S 



in Nederlandsch-Indië, beiden zullen, na het plaat- 
selijk zelfbestuur te hebben zien werken, beter kun- 
nen beoordeelen in hoeverre dit beginsel voor uit- 
breiding, door invoering van gelijkluidende of ge- 
wijzigde gemeente-verordeningen, vatbaar is. 

Zoo kan, door op één plaats de gemeentelijke 
autonomie in te voeren, met zekerheid worden te 
werk gegaan bij het intreden der nieuwe phase, 
die het koloniaal beleid voor de deur staat en die 
door John Stuart Mill zoo juist wordt omschreven, 
waar deze (vert. door Dupont-White) zegt: 

„ L'autorité qui en sait Ie plus en fait de 
„ principes, devrait être Tautorité suprème pour 
„ tout ce qui est priffdpe, tandis qu'on devrait 
„ abandonner les détails a Tautorité qui est 
„ la plus competente en fait de détails.'* 



/ 



i 



UNMRMTY OF MCHMAN 





3 9015 02956 3049