Google
This is a digital copy of a book that was prcscrvod for gcncrations on library shclvcs bcforc it was carcfully scannod by Google as part of a project
to make the world's books discoverablc onlinc.
It has survived long enough for the copyright to cxpirc and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that's often difficult to discover.
Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and fmally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to
prevent abuse by commercial parties, including placing lechnical restrictions on automated querying.
We also ask that you:
+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for
personal, non-commercial purposes.
+ Refrainfivm automated querying Do nol send aulomated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine
translation, optical character recognition or other areas where access to a laige amount of text is helpful, please contact us. We encourage the
use of public domain materials for these purposes and may be able to help.
+ Maintain attributionTht GoogXt "watermark" you see on each file is essential for informingpeopleabout this project and helping them find
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.
+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other
countiies. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can'l offer guidance on whether any specific use of
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner
anywhere in the world. Copyright infringement liabili^ can be quite severe.
About Google Book Search
Google's mission is to organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full icxi of this book on the web
at |http: //books. google .com/l
Google
Dit is ccn digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliothcckpl anken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is na oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrecht termijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.
Richtlijnen voor gebruik
Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automaüsch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:
+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet -commerciële doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebniikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek mst, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.
Informatie over Zoeken naar boeken met Google
Het doel van Google is om alle informaüe wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en ui tgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web via |http: //books .google .coml
\
BANDA EN ZIJNE BEWONERS.
DOOR
Mr. HERMAN OTTO VAN DER LINDEN.
OPGEDRAGEN
AAN Z. EXC. OEN MINISTER VAN KOLONIËN.
TE DOSDBECHT,
BH BLUSSÉ EN VAN BRAAM.
1873.
DS
o ej
AAN
ZIJNE EXCELLENTIE
DEN MINISTEK VAN KOLONIËN
DEN HOOGEDEL. GESTB. HEER
I. D. FRANSEN VAN DE PUTTE,
Kommandeur dw Orde i>an den Nederl. Leeuw; Grootkruis der Orde van Mauritius
en Lazarus van Italië eu der Orde van Nichan Iftihar van Tunis,
K
OP WIENS VOORDRACHT HET
ZIJNE MAJESTEIT OEN KONING
BEHAAGDE
HET SPECERIJ-MONOPOLIE IN ÜE MOLUKKEN OP TE HEFFEN,
KERBIKDIO OPGEDRAGEN
DOOR DEN SCHRIJVER.
»0
Onder de hervormingen, die in het laatste tiental
jaren in onze koloniale politiek zijn tot stand ge-
bracht, is ééne der minst opgemerkte geweest de
opheffing van het specerij-monopolie in de Molukken
sedert 1864. Toch mag zij eene der merkwaardig-
ste genoemd worden, 't zij men let op het onrecht
waarvan zij herstel heeft gegeven, 't zij op den wel-
dadigen invloed dien zij nu reeds heeft uitgeoefend,
't zij op de heilrijke gevolgen die zij voor de toe-
komst laat verwachten.
Welke de beteekenis van dezen maatregel nu
reeds is of later zijn zal voor Amboina en andere
deelen van den Molukschen archipel, willen wij
thans niet onderzoeken.
Maar door een verblijf van eenige maanden op
het „ verwaarloosd" Banda van nabij bekend gewor-
den met die vruchtbare en prachtige eilanden, heb-
ben wij gemeend een goed werk te doen met de
1*
belangstelling onzer landgenooten voor Banda en
ZIJNE Bewoners levendig te maken.
Wij doen dat, met de overtuiging, dat de vol-
gende bladzijden zoowel van oprechte waarheids-
liefde als van warme ingenomenheid zullen blijk
geven.
I.
Waar de kleine groep der Banda-eilanden is ge-
legen en hoe Nederland daarvan meester werd, be-
hoeft, als bekend, niet te worden herinnerd. Wel-
licht is het minder algemeen bekend, dat deze
eilanden-groep, met het overige Indië vergeleken,
steeds in eenen geheel exceptioneelen toestand heeft
verkeerd. Overal elders kwam de Hollander zich
onder een gezeten en meer of minder beschaafd volk
vestigen met het meer uitsluitend doel om met
de talrijke bevolking handel te drijven, maar niet
om in het oosten zich eene nieuwe woning te
bouwen. Op de Banda-groep daarentegen stichtte
hij, na verdrijving of uitroeiing der oorspronkelijke
bewoners, eene kolonie, die wel in sommige opzich-
ten afwijkt van het zuiver type, echter niet in die
mate dat zij ophoudt eene HoUandsche volkplan-
ting te zijn.
De kenmerken van het zuiver type kolonie zijn:
I
handenarbeid van den kolonist en voortplanting van
zijn geslacht. Het eerste ontbreekt gedeeltelijk, het
tweede is op de Banda-eilanden aanwezig. Gewij-
zigd kolonie-stelsel aldus. Daarom niet nadeeliger
voor den volkplanter, noch minder aangenaam voor
den westerling die emigreert.
Dien toestand danken wij aan eenen destijds nood-
zakelijk geachten maatregel, den veroveringsoorlog
door den Generaal Jan Pieterszoon Coen, tegen de
oorspronkelijke bewoners der Banda-eilanden begon-
nen en na hem door de landvoogden van Banda
voortgezet. De Indische geschiedschrijver teekende
aan, dat op weinige honderden na, die zich geheel
onderwierpen, dat „ listig, verraderlijk en strijdlustig
volk werd gedood en verdreven."
Daar liggen de schoone en vruchtbare eilanden,
welriekend door den muscaatboom en gezond door
de hen omspoelende zee, voor het nemen. Zij
worden verdeeld in perceelen, en deze aan de oud-
dienaren der Compagnie, civielen zoowel als mili-
tairen, afgestaan. Die tuinen erlangen den naam
van perken terwijl de bezitter van eenen dergelij-
ken lusthof perkenier wordt genoemd.
Daar de oorspronkelijke eigenaren, de kweekers
der nootmuscaatboomen, verdwenen waren, behoor-
den werkkrachten te worden gemaakt. Zóó ont-
stonden de perkslaven. De E. Compagnie voorzag,
door middel van aankoop van handelaren» in deze
waar, elk perk, tegen betaling van den vastgestelden
6
prijs door den perkenier, van een aantal menschen,
afkomstig uit alle deelen van den Indischen Archipel.
Een westersche toestand, die van den landheer
en zijne lijfeigenen of van den boer en zijne knech-
ten, was dus aanwezig. De goede weg tot het in
't leven roepen eener krachtige kolonie was door
de bestuurders der Compagnie, door het verdeelen
van den grond onder de Europeanen, betreden ge-
worden. Dezen erlangden daardoor het middel om
de door hen gekozen plaats van bewoning te leeren
liefhebben, en gelijk een ander vaderland te waar-
deeren, zoowel als om zich welvaart te verschaffen
en die om zich henen te verspreiden. (') De ver-
Q) Wanneer eens door de voorvaderen in die goede richting ware voort-
gegaan, zonde dan niet het navolgend, in alle opzichten bevredigend, too-
neel aan den nazaat te aanschouwen zijn gegeven?
Op de verschillende eilanden van den Molnkschen archipel, meer
bijzonder op Banda en Amboina, zijn Nederlanders, met het voor-
nemen om daar te blijven en aan hnnne kinderen grondeigendom
na te laten, gevestigd. De zeelieden het zwalken moede, de mili-
tairen wier dienstt^d is verstreken, de avonturiers, de kinderen van
het hemdrok, de geloovigen nit Arabië, en ook de talrijke zonen
der grondeigenaren, voor wie allen de grond als bron van inkomsten,
„ doordat de eilanden geheel z^n ingenomen, onbereikbaar is, begin-
nen om zich henen te zien en knoopen, geholpen door het geld
dat de grond sloeg en renten zoekt, handelsbetrekkingen aan met
de nabijgelegen eiland-bewoners.
De handel op de eilanden doet eene vestiging, te^ plaatse van
voortbrenging ontstaan ; nienwe koloniën verrijzen De kring waar-
„ binnen het moeder-eiland is gelegen, dat onwillekeurig de stapel-
„ plaats van den handel is geworden, breidt zich verder uit. Aldus
„ worden ook Nieuw-Holland en Nieuw-Zeeland bereikt. En, het
»»
f»
>f
if
»i
M
»
ff
t»
\
■ ^iJl;^«c Wttj'AïV", 4-*. '
deeling der gronden op -de Banda-eilanden en, daar
slaven, dwangarbeiders, vagebonden, gouvernements-
huurlingen, allen zijn verdwenen, vooral de tegen-
woordige toestand, kunnen den voorstanders van
koloniseeren in tropische gewesten veel leeren.
ty het vijfde werelddeel doet zijnen naam eere san I £ene Neder-
,y landsche volkplanting, hoewel het volkr^ke Buitschland, het onder-
„ nemende Engeland en het nijvere Frankrijk velen hunner burgers
„ aan haar afstonden, bestaat en zal dat blijven, zoolang het oude
„ Holland er prijjs op stelt Nieuw-Hollanders tot tegenvoeters te
„ hebben."
Deze bladzijde, die de Nederlanders niet in hun geschiedboek hebben
gewild, kunnen de Engelschen, in hunne historie-rol met regtmatigen trots
aanwijzen. De heerschappij der Engelschen in Australië heeft aan boven
beschreven regelmatige wording haar ontstaan te danken en wat meer
zegt, die mannen uit een stuk, gaan voort met om zich heen te grepen.
Nieuw Oninea ligt aan de beurt 1
Wij betreuren dat Nederland liever klein dan groot wenscht te z^n, en
z^jne zonen met het levend voorbeeld vóór zich, niet zien willen, laat
daar navolgen.
Nog kunnen Amboina en Banda met hunne prachtige en veilige reeden,
na het meer algémeene gebruik van den stoom te gemakkel^ker te berei-
ken, de moeder-eilanden worden van eenen grooten kring, waarbinnen, al
is hij thans door eigen schuld enger beperkt, zich blijvende vestigingen
zullen vormen, en van waar de stoomers van uit Europa het kostbaar
product zullen komen halen om het direct huiswaarts te voeren, zooals
de smalle of kleine handel door kolonisten of inlanders gedreven, uit zijne '
zeilvaartuigen de kleine maar dikwijls terugkomende ladingen aan den voet
van den vuurberg zal opstapelen.
Te veel eilanden, om hier op te noemen, allen overvloeiende van r^k-
dom op en onder den grond, zijn nog woest en ledig. Daar kunnen onze
landgenooten aangenaam leven en welvaart zich verschaffen zoo niet njk-
dom voor hen is weggelegd, maar dan ook moeten z\j de wapenen han-
teeren, waarmede geheel een werelddeel werd gewonnen en wier namen
z^n : onbeperkt recht van ontginning, kapitaal, de wil tot slagen, bewust-
8
De E. Compagnie bedierf echter al aanstonds
hare goede schepping. Zij gunde niet het wisselval-
lig voordeel dat de grond opleverde den perkenier,
om zelve zich met een vast aandeel tevreden te
stellen, maar eischte alles. Waren de arbeiders de
slaven van den perkenier, zoo werden de perke-
niers de slaven van de E. Compagnie. Al te treu-
rige herinneringen zouden worden opgewekt, wan-
neer wij beschreven de drijfveeren die tot de in-
voering en handhaving van het monopolie hebben
geleid, de maatregelen van willekeur, die tegen-
over den Europeaan en zijne afstammelingen zijn
genomen, en de daden van geweld die jegens de
eilandbewoners werden bedreven. Daarover liever
gezwegen. Klaagliederen over het verledene waren
steeds slechte beenen, daarentegen besch9uwingen
over den levenden toestand breede voeten. Over
het verledene zij hier niet meer gezegd, dan tot
een goed begrijpen van het tegenwoordige wordt
gevorderd.
Toen in 1824 de Gouverneur-Generaal G. A. G.
Ph. baron van der Capellen Banda bezocht en zag
heid van eigen kracht^ zelfbedwang, volharding, vrijzinnige wetten en be-
scherming door het moederland.
Van dwang en willekeur, alleenhandel en staatscultuur was ellende, in
ieder opzicht, materieel, moreel en intellectueel het einde, terwijl het be-
weren dat Nederland te klein en Indië zoo groot is, hoewel het weet dat
Engeland t^enover Britsch-Indië en zijne talrijke koloniën nog veel kleiner
is, en het belemmeren van de toeëigening van gronden, door ontginning
of koop, nooit volkplantingen zullen doen vestigen.
mvmM.: iS- t rf'-TAkyir^ ■ ^■"^•^".i '.'■ ' T.
9
dat er van de eenmaal bloeiende en oorspronkelijk
zoo verstandig geregelde eilanden, niet anders was
overgebleven dan verv^^aarloosde tuinen en eene ver-
achterde bevolking, was hij zoozeer van het besef
doordrongen, dat onmiddellijk maatregelen tot her-
stel behoorden genomen te worden, dat hij ter
plaatse zelve, te Banda Neira eene publicatie {Indisch
Staatsblad, n''. 21fl) deed afkondigen, waarin onder
meer, het navolgende wordt gelezen :
„ Dat onder de afwisselingen van bestuur welke
„ deze residentie (Banda) sedert eene reeks van jaren
heeft ondergaan, onderscheidene wetten en regle-
mentaire bepalingen zijn blijven standhouden en
andere op nieuw zijn daargesteld geworden, welke
zoo dezelve al kunnen geacht worden met de
„ uitsluitende regten van het Gouvernement op de
„ specerijen in eenig verband te staan, evenwel noch
„ met de algemeene belangen van den lande, noch
„ met de aangenomen milde beginselen der Rege-
„ ring en evenmin met de welvaart der bevolking
„ zijn overeen te brengen, vermits dezelve de indi-
„ viduëele vrijheid der ingezetenen noodeloos be-
„ lemmerende, niet dan eene nadeelige uitwerking
„ op de ontwikkeling van volksvlijt en nijverheid
„ moeten uitoefenen ;"
„ Dat bijzonder de onzekerheid, welke gedurende
„ de laatste jaren, ten aanzien der onder deze resi-
„ dentie bevorens gesorteerd hebbende eilanden
„ schijnt te hebben plaats gevonden, de voordeelige
»
>9
»9
9J
9>
}>
99
»
»
9>
10
betrekkingen welke in vroegere tijden, tusschen
„ die eilanden en de ingezetenen van Banda hebben
„ bestaan, thans grootelijks heeft verminderd, en
„ ten aanzien van sommige dezer eilanden bijkans
„ geheel heeft doen ophouden ;"
„ Dat ook de vaart en handel en bijzonder de
smalle handel in deze residentie en onderhoorig-
heden, niet al die aanmoediging en ondersteuning
hebben genoten, welke dezelve in alle opzigten
verdienen en van eene beschermende en welwillende
Regering met billijkheid mogen verwachten;
„ Dat al verder het gemis van juiste bepalingen,
ten aanzien der magt en bevoegdheid der amb-
tenaren en van duidelijke verordeningen op de
regten en verpligtingen der ingezetenen, nood-
wendig aanleiding moet geven tot willekeurighe-
„ den, die onbestaanbaar zijn, met de beginselen
„ op welke thans alom in Nederlandsch-Indië het
bestuur is gevestigd, en waarvan het bezwaar
des te grooter is, vermits de afstand dezer resi-
„ dentie van den zetel van den raad van justitie,
„ onder welken zij thans sorteert, en de, gedurende
vaste tijden des jaars genoegzame onmogelijk-
heid om de gemeenschap te houden met dien
raad, welke te Amboina resideert, de goede inge-
„ zetenen zoowel te dezen aanzien, als in hunne
„ bijzondere aangelegenheden verstoken doet blijven
„ van die volkomene veiligheid van persoon en
eigendom, waarop zij regtmatige aanspraak heb-
»
»9
99
»
»
9>
»
»
9»
99
*.■ .
»'
>9
i>
y>
99
»
9>
I)
9>
>J
11
ben en welke alleen door eene goede en spoe-
dige regtsbedeeling gewaarborgd kan worden/' .
Op grond van welke overwegingen de G. G,,
om de goede ingezetenen der Bandasche eilanden
en de volkeren der omliggende en daaronder be-
hoorende landen te gemoet te komen en op te
beuren, en ten einde zij lieden reeds terstond een'
waarborg mogen vinden voor de wezentlijke be-
langstelling der Regering in hunne duurzame
welvaart," besluit:
„ ten 1**® tot eene betere omschrijving der gren-
zen van de Residentie ; ten 2*^® tot het vestigen
te Banda van eenen Raad van Justitie en het
arresteeren van een provisioneel reglement op het
beheer der policie, de criminele en civiele regts-
„ vordering in de Residentie Banda;"
„ ten 3^® en 4^^ tot het, met handhaving overi-
„ gens van den alleenhandel van het Gouvernement
^ in de specerijen en de desbetrekkelijke regle-
menten en bepalingen, intrekken van alle wetten,
reglementen, instructiën en alle andere bepalin-
gen, die niet dadelijk ter bescherming of verze-
kering van het monopolie-stelsel dienen;"
„ ten 5*^® te bepalen dat, onder de reserve in art.
3 vermeld, ook geene plaatselijke verordeningen,
„ hoe ook genaamd, zullen mogen blijven bestaan,
„ gerenoveerd of op nieuw afgekondigd, waarbij de
„ individuele vrijheid der ingezetenen, hun onder-
ling verkeer, de omgang derzelve met wettig toe-
}>
>9
9}
>>
99
J>
99
>»
99
9}
>■■,*»
9>
l>
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
12
gelaten vreemdelingen of de vaart en handel, welke
bij 's lands algemeen e vsretten niet verboden is,
alleen uit eene te ver gedrevene bezorgdheid voor
den alleenhandel van het gouvernement, en verder
dan de bevordering eener goede policie noodza-
kelijk vereischt, beperkt worden, zoodat de inge-
zetenen al die regten en vrijheden genieten, die
bij het Reglement op het beleid der Regering
aan al de onderdanen van Zijne Majesteit in Ne-
derlandsch-Indië zijn gewaarborgd geworden;"
„ ten 6"^® tot het door de ambtenaren doen be-
schermen van den handel in het algemeen en
vooral van den smallen handel;"
„ ten 7^® te verklaren dat de wetten, vroeger
bestaan hebbende omtrent de extirpatie der spe-
cerijboomen, van Gouvernementswege op de on-
der de residentie Banda sorterende landen en
welke tot dusverre niet uitdrukkelijk zijn inge-
trokken, van nu af aan en voor altijd zullen zijn
vernietigd en buiten effect gesteld;"
„ ten 8"^. Met betrekking tot de specerij-perken
of noten-plantaadjen in de Residentie Banda ge-
legen te verklaren, dat onder de hierna te mel-
den verpligtingen, de ingezetenen, onder de be-
naming van perkeniers, thans in het wettige be-
zit van een of meer specerij-perken zijnde, van
nu af aan voor zich en hunne nakomelingen, zul-
len hebben den vollen en onverdeelden eigendom
van dezelve perk of perken, met ongereserveer4
neMh>.
13
„ regt en volkomene bevoegdheid om daarover, bij
„ uitersten wil of acte onder de levenden, vrij en
„ onverhinderd, evenals over alle andere goederen,
„ hun eigendom zijnde te mogen beschikken bij
„ vermaking, erflating, gifte, verkoop, verhuring als
„ anderzins, naar welgevallen;"
„ ten 9'*^ Met betrekking tot de specerij-perken
„ en perkeniers al verder te bepalen, dat de per-
„ keniers bij voortduring zullen blijven genieten,
„ de navolgende voorregten :
„ a. dat aan hen uit 's lands magazijnen de rijst
„ zal worden verstrekt:
„ Voor de perkslaven, tegen ... ƒ 80. —
„ Voor de huisslaven, niet te bo-
„ ven gaande het getal van twintig,
tegen „ 120. —
„ en voor de huisslaven, boven het
„ getal van twintig, tegen . . „ 132. —
„ de koyang van 3000 Amsterd. ponden."
b. dat aan hen, mede uit 's lands magazijnen
„ zal worden verstrekt, de benoodigde peper, voor
„ de perk- en andere slaven tegen tien stuivers het
pond ; "
„ ten 10^® te bepalen dat almede aan de per-
keniers, zooals tot dusverre is geschied, uit 's lands
„ pakhuizen zullen worden verstrekt de lijnwaden
„ en andere benoodigdheden, zoo voor de slaven als
„ voor de perkgebouwen en andere einden en zulks
„ tegen redelijke prijzen, nader door het Gouver-
»
»
»
»
99
14
nement of door den Resident onder approbatie
van den Gouverneur der Moluksche eilanden te
regelen en jaarlijks desnoods te herzien."
Vatten wij deze uitvoerige voorschriften in wei-
nig woorden samen, dan springen het meest in het
oog, de toekenning van eigendom aan de perke-
niers, een recht oorspronkelijk door hen bezeten
maar later ontnomen, en de regeling der regtsbe-
deeling. Het extirperen van door de vogels ge-
zaaide nootmuscaatboomen is blijven voortduren tot
het jaar 1862, terwijl de belofte van vrijen handel,
door de Nederlandsche Regeering in dieiji zin werd
opgevat, dat zij in hetzelfde jaar 1824 met Enge-
land een verdrag aanging, waarbij de vreemde han-
delsvaart in de Molukken bleef uitgesloten. C) In
1854 werd Banda vrijhaven, dat een niet veel be-
teekenende maatregel was, zoolang het monopolie,
dat juist de meest waardige producten aan den
vrijen handel onttrok, bleef gehandhaafd, maar veel
waarde kreeg toen in 1864 het besluit der ophef-
fing verscheen.
O Art. 7 van het Tractaat van 17 Maart 1824. ,^ Van de toepassing
der artt. 1, 2, 3 en 4 (bevattende vergunning tot vrye vaart en handel)
worden de Moluksche eilanden, en speèiaal Ambon, Banda en Ternate
met derzelver onmiddellijke onderhoorigheden uitgezonderd, tot tijd en
„ wijle het Ncderlandsch Gouvernement raadzaam oordeelen zal, van den
„ alleenhandel in specer^en af te zien "
>i
>i
>j
'.V * '
\
15
De toestand die geheerscht heeft tusschen 1824
en 1864, kan met enkele woorden worden aange-
geven. De Regeering van Nederlandsch-Indië was
afnemer van het product tegen vaste prijzen, be-
dragende deze, alnaarmate de perken aan den voor-
wal of achterwal van Groot-Banda dan wel op het
eiland Ay gelegen waren veertig tot vier en veertig
centen voor het pond foelie en zestien tot negen-
tien centen voor het pond noten of gemiddeld twee
en vijftig gulden en vijftig centen voor den picol
(— 125 Amstd. ponden) foelie en een en twintig
Gulden zeven en tachtig centen voor de noten uit
den dop.
Zij hield toezicht op den aankweek der boomen,
het onderhoud der perken, den ijver der arbeiders
en de vlijt der perkeniers. Vandaar een Resident,
onverschillig of hij kennis van de notencultuur had
of niet, krachtens zijne betrekking perkinspecteur.
Zijn cultuur-inzicht was wet. De boom dien zijn
arm vellen wilde, viel neder. Onder hem stond
het minder personeel, als de boschwachters, de pak-
huismeesters en anderen. Hij, de Resident, was
de aansprakelijke persoon jegens de Regeering voor
de levering der noten en foelie, zooals de grond
het tegenover hem was. De perkenier had geen
eigen wil en behoorde dien ook niet te hebben,
omdat hij immers dom, lui, eigenwijs en zedeloos
was ! Liet men hem aan zichzelven over, hij zou
zich met zijne onkunde, traagheid en eigenzinnig-
<
16
heid onvermijdelijk in het verderf storten en het
lapd van de schatten die Banda oplevert berooven !
Zoo iets mocht niet gedoogd worden.
De Regeering verstrekte aanvankelijk tot het ver-
richten van den arbeid slaven, daarna bannelingen,
ona het ontbrekende aan te vullen met vagebonden
en huurlingen. Het blok en de rottan handhaafden
de orde. De rijst en peper werden aan den per-
kenier tegen betaling, ter wederverstrekking aan de
perkhoorigen afgedragen, het sirih- of snoepgeld
daarentegen door den Staat, zelf, door de hand zij-
ner boschwachters, aan de arbeiders uitgeteld. De
materialen voor den opbouw öf het onderhoud der
perkgebouwen werden in 's lands magazijnen in
voorraad gehouden. De zieke arbeiders gingen
naar het hospitaal en werden daar door den mi-
litairen doctor van het garnizoen verpleegd. De
zendeling eindelijk, later de predikant, was daar
om te troosten en op te wekken, terwijl.de on-
derwijzer onderricht gaf in het lezen, schrijven en
. rekenen.
Voorwaar een benijdenswaardige toestand ! Geen
zorgen of lasten, louter lusten, 't Is waar, door de
matige betaling, die voor het product aan de per-
keniers werd uitgekeerd, konden de lusten zich
niet verder uitstrekken dan tot het strikf noodza-
kelijk levensonderhoud, maar toch die bescheiden
voldoening der levensbehoeften woog wel op tegen
al de akeligheden van kommer en ellende, welke de
17
Vrije handel en de onnaeedoogende concurrentie zoo
menigmalen te aanschouwen geven. Zoo komt de
beschouwing voor. — De werkelijkheid heeft het te
Banda echter anders geleerd. Wanneer de statis-
tieke opgaven, welke ook, die van het aantal zielen,
van het product, of die van het getal boomen wor-
den geraadpleegd, zoo wijzen allen achteruitgang
aan, en hoort men de Regeering in hare koloniale
verslagen spreken, dan worden perkeniers zoowel als
bevolking van jaar tot jaar dommer, luier, eigen-
zinniger, zedeloozer en armer. — Zelfs werden door
enkelen, als de Gouverneur der Molukken C. M.
Visser, de Bandaneezen officieel beschreven „ als lui
„ en zorgeloos en verkwistend van aard, even ver-
„ slaafd aan den drank, even uitgeput en zwak van
„ ligchaamsgestel, even bekrompen van geestvermo-
„ gens als hunne vaderen zulks waren ," terwijl
een ander menschenkenner, de Resident R. M.
Schabbing, den moed geheel opgaf, zooals blijkt
uit zijn bekend gezegde dat „ het opleiden van den
„ Bandaschen burger tot een nijver leven even on-
„ mogelijk is, als men den kasuaris den arend kan
„ doen navliegen."
Zoo waren dan stilstand, achteruitgang, verval in
elk opzicht de vaste verschijnselen geworden in het
maatschappelijke en zedelijke leven van Banda's be-
woners, en die verschijnselen werden met de meeste
getrouwheid jaar op jaar officieel geconstateerd.
Maar nooit werd de vraag gedaan of men ook zelf
2
18
daarvan de schuld had te dragen? Of die ramp-
zalige toestand niet zijn oorsprong had in de mis-
kenning der waarheid, dat strijd, onophoudelijke
strijd vóór het leven, het leven zelf is, en dat alleen
vrijheid van beweging het vernuft scherpt, frischheid
geeft, welvaart toovert, den mensch zelven ver-
heft.
Het zal na deze mededeelingen betrekkelijk den
gedwongen gelukstaat van Banda's perkeniers, wel
geen verwondering wekken, dat in 1859, tijdens
het bezoek van den Gouverneur-Generaal Ch. F.
Pahud, slechts zeven hunner om de opheffing van
het monopolie durfden vragen, en dat, toen eindelijk
in 1864 het Gouvernement er toe overging die vrij-
heid aan te bieden, aanvankelijk niet meer dan
veertien van de vier en dertig het waagden haar te
aanvaarden. De voogdij, waaronder zij waren ge-
wonnen, geboren en opgevoed was hun onmisbaar
geworden, zij schuwden de vrijheid van beweging
die hun werd aangeboden, omdat zij ze aanvanke-
lijk, wat natuurlijk is, niet wisten te gebruiken.
Voegt men daarbij de raadgevingen der meer vroe-
den, waaronder de ambtenaren van het Gouverne-
ment, die waarschuwden voor het gevaar van eigen
verderf te gemoet te loopen, de omstandigheid dat
de Nederlandsche Handelmaatschappij haren agent,
korten tijd na de vrijverklaring der haven, had te-
ruggeroepen en het aanbod afsloeg om een con-
tract van consignatie met de perkeniers aan te
19
gaan C) en eindelijk het feit, dat de groothandelaren
van Macassar en Java geen kennis namen van de
opheffing van het monopolie, dan zal wel moeten
erkend worden, dat een zacht oordeel over de
vreesachtigen behoort te worden uitgesproken. En,
als ware dit alles nog niet genoeg om de Banda-
neezen van hunne onbeduidendheid te overtuigen en
hun te doen inzien dat men hen, sinds het mono-
polie den lande geen winsten meer opleverde, eigen-
lijk als een lastpost aanmerkte, vaardigde de Indi-
sche Regeering in 1866 een besluit uit {Indisch
Staatsblad no. 139), waarbij de Residentie Banda,
tot heden een in eere gehouden gewest, aan het
hoofd waarvan stond een Resident, bijgestaan door
een Secretaris en voldoend minder personeel, direct
corresponderende met het Hoofdbestuur te Batavia,
werd eene afdeeling van de Residentie Amboina,
bestuurd door een assistent-resident, bijgestaan door
één kommies.
Q) De agent der Factory te Macassar antwoordde aan een perkenier
die hem had voorgesteld aan de factory product in consignatie te geven,
dat deze „ in geene Specerijen handelde*^
Toen de handel in Specerijen opnam zond de factory haren agent naar
Banda met den last om de perkeniers viiK)r te stellen, contract met haar
aan te gaan tegen den prijs van f 80.—, per picol noten.
Het product stond echter hooger, zoodat geene overeenkomst werd ge-
troffen.
In December 1872 heeft de factory weder een agent te Banda geplaatst,
die thans met andere opkoopers. die zich mede daar zijn komen vestigen,
concurreert.
Zie Bataviaaseh Handelsblad van 14 Januari 1873, n^ 11.
2*
20
Gemis aan vertrouwen in de toekomst gaf deze
organisatie in de pen, zuinigheid deed ze afkondi-
gen en gebrek aan plaatselijke kennis als eene ver-
betering in het gecompliceerd raderwerk van In-
disch civiel bestuur invoeren. Hoe komt het, mag
gevraagd worden, dat de Regeering, die evenals de
E. Compagnie in oude tijden den goeden weg in-
sloeg, zoo spoedig daarvan afweek en eene politiek
van zuinigheid, de vriendin der geldzucht, ging vol-
gen? Wanneer men zich niet tevreden stelt met
het vooroordeel der groote menigte, die vermeent
dat de wijsheid steeds door de zuinigheid wordt
bedrogen, maar opklimt tot de sferen der poli-
tiek, dan schijnt de oplossing der vraag in het feit
te liggen, dat zeggen en doen twee verschillende
zaken zijn, met elkander steeds hardnekkig in strijd.
De opheffing van het monopolie was zoo goed ge-
zien, de vrijze waarop ze plaats had zulk een schit-
terend voorbeeld van staatsbeleid, de gulheid waar-
mede de Staat van de geldelijke voorschotten, in
vroegere tijden aan de perkeniers verstrekt, afstand
deed was eene edelmoedigheid zijner waardig ; de
houding der Regeering tegenover de twintig per-
keniers, die niet aanstonds waren toegetreden, ge-
tuigde evenzeer van beleid als van welwillend ge-
duld. Te meer jammer was het die loflFelijke hou-
ding der Regeering ontsierd te zien, door eene daad
van bekrompen inzicht in de gevolgen die zij zelve
had uitgelokt. Banda was verwaarloosd geworden
21
en had niet de middelen die de vrijhandel eischt.
Het had geen bruikbare havenhoofden, noch kust-
verlichting; geen behoorlijke politie, noch rechts-
spraak; geen voldoende scholen, in één woord,
schier alles ontbrak wat. eene welgeordende be-
schaafde maatschappij behoeft. Wat eerder kon van
de Regeering verwacht worden, dan dat zij die ge-
zegd had : „ ik wil den vrijhandel" met de daad
dezen had bevorderd en in de eerste plaats de directe
gemeenschap met het land harer zorge had aange-
houden, om hare gemachtigden, den Resident te
gelasten en den Secretaris, tevens fiscaal, aan te
schrijven, tot het doen herstellen van wat vervallen
was en te ontwerpen wat niet bestond. Weldra
zijn tien jaren, sinds het besluit der opheffing, voor-
bijgegaan en de assistent-resident van Banda, bijge-
staan door één kommies-factotum correspondeert om
de twee maanden (*) met zijn chef, den Resident
van Amboina,
(^) De opheffing der Residentie Banda als gewest is niet gelukkig ge-
weestj nog minder oordeelkundig was het van de oude Residentie eene
afdeeling van de Residentie Amboina te maken en, ware met het oog op
eene meer geregelde communicatie, beter geweest Banda te stellen onder
Macassar.
De mailboot door de Molukken bezoekt de eene maand op hare uitreis
de andere maand op hare thuisreis Banda.
Dit maakt dat slechts om de twee maanden brieyen van Banda naar
Ambon kunnen worden verzonden en omgekeerd.
Eene gouvemements-missive voor Banda passeert die plaats om te Ambon
eene volle maand te worden opgehouden, tot de volgende mail komt, die
ze ter bestemming terug brengt.
22
Welke was nu de houding, te midden van zoo-
veel onzekerheid en teleurstelling, van Banda's be-
volking? Van die bevolking, tot nog toe in alle
officieele bescheiden afgeschilderd als traag, onwil-
lig, zonder veerkracht, onkundig en onbekwaam tot
alles. De perkenier die zich den rug zag toege-
keerd door de handelmaatschappij, door de hande-
laren en door de Regeering, wist de moeielijkheden
aan het vrij zijn verbonden het hoofd te bieden. —
De eerste dagen der vrijheid waren droevig. —
Aan de eene zijde stond het Gouvernémentspak-
huis, waar wel is waar het geld op de hand werd
uitgeteld, maar welk bedrag ! — Werd het aange-
nomen, waar bleven dan de wenschen om de kin-
deren naar Batavia, dan wel naar Europa, tot het
erlangen eener opvoeding te zenden, om zelf met
de beschaafde wereld te gaan kennis maken of om
de vrouw hare inlandsche kleeding voor eene Eu-
ropesche te doen verwisselen. En keerde de vrij
geworden man zich van het zoo menigmalen ver-
wenschte maar nu verleidelijke pakhuis af, wat
moest hij dan met de goed bereide, als om te pla-
gen, welriekende specerij, bij ontstentenis van op-
koopers, aanvangen. Daarom mag het een goed
besluit, van ondernemingsgeest getuigende, genoemd
worden, dat een viertal perkeniers van een Ara-
bier een kuster huurden, dien vol laadden met no-
ten en foelie en naar Singapore den steven richtten.
Maar ook daar was teleurstelling, de eerste die aan
23
boord kwam. Het Banda's product was niet be-
kend en de aangebrachte vooraad zelfs voor den
Engelschman te groot, dan dat hij een bod doen
durfde, zoodat de specerijen in commissie moesten
worden achtergelaten. Maanden later had eene
matige afrekening plaats. Sinds is het beter ge-
gaan op de markt; het pittig product deed eene
pompeuse entree in Amerika en Bengalen erkende
en waardeerde zijne deugdelijkheid boven den
Ceylon en Pinang noot De opkoopers, met de
door haar kapitaal machtige handelmaatschappij aan
het hoofd, verdringen zich thans op het kleine
eiland Neira, alwaar de noten in den dop doen
honderd tien Guldennen de foelie ƒ 230. — de
picol. O
II.
Wij hebben in de vorige bladzijden de geschie-
denis van Banda's lijden doorgeloopen, eene ge-
schiedenis, die naar wij mogen hopen en vertrou-
wen, voor goed afgesloten is. Welke zal nu in
de nieuwe periode die voor de kolonie geopend is,
de toekomst zijn die wij haar mogen beloven?
Op deze vraag geven wij dit antwoord, dat zelf
weder eene nieuwe vraag behelst. Thans zal Banda
voor een groot deel zelf zijne toekomst in zijne
(^) Zie Bataviaaach Handelsblad van 3 Juni 1878 n", 128.
24
hand hebben: hoe zal het daarvan gebruik weten
te maken ?
Ook op deze tweede vraag willen wij niet met
eene zekere voorspelling antwoorden. Wij wenschen
liever eenige aanwijzingen tot zulk een antwoord te
zoeken in den tegenwoordigen toestand, in de be-
staande omstandigheden, in de voorwaarden waarvan
het welslagen afhangt, in de geschiktheid, de be-
kwaamheid, den wil van Banda's bewoners om aan
die voorwaarden te voldoen.
Werpen wij dairtoe een blik op het leven en
bedrijf van Banda's bevolking, op haar doen en
laten, haar aanleg en streven. En beginnen wij
met een woord, aan de schoone beschrijving van
een onzer beroemdste natuurkundigen ontleend,
over het plekje zelf, dat dezer bevolking tot woon-
plaats verstrekt.
„ De Banda-eilanden (schrijft Dr. Bleeker) zijn de
stukken van een' grooten vulkaan. Toen deze
vulkaan zich uit de diepte verhief, had de opening
van zijn krater een middellijn van ongeveer vijf
palen of V2 geografische of Duitsche mijl. De
helft van den kratermuur verzonk weder beneden
de zeevlakte, maar de andere helft bleef staande
en werd slechts aan één zijner hoeken verbrok-
keld. Dat is het tegenwoordige Lonthoir (Groot-
Banda) met zijne verlengsels Poelo Pisang en
Poelo Kapal. Door de instorting van de eene
helft der kratermuur drong de zee tot in den
25
krater door; de vulkanische werking was echter
met de vorming des vulkaans niet geëindigd, de
geweldige krater bleef zijne lava en puinmassen
uitwerpen en zoo ontstond de thans reeds sedert
onheugelijke tijden onwerkzame eruptie-kegel Neira
met zijne omliggende eruptie-heuvels. Later ver-
plaatste zich de vulkanische werking naar het
westen en bleef daar aanhouden ; • daardoor ont-
stond de thans nog werkzame eruptie-kegel Goe-
nong-api, die zich, de uitgeworpen massen steeds
om haren krater ophoopende, thans reeds aan-
merkelijk boven het gehecle systeem verheft, en
door zijne zich dikwijls herhalende verwoestingen
de bevolking der Banda-eilanden voortdurend in
bekommering houdt.
„ De baai van Banda is een gedeelte van den
bodem van den grooten oorspronkelijken krater.
Dat de buiten den kratermond van Lonthoir ge-
legen eilandjes in oorzakelijk verband met den
grooten vulkaan staan, is op te maken uit het
„ feit, dat de kringen, welke men kan trekken over
„ de eilandjes Ay en Rozengain en over Swangi,
„ Rhun en het rif van Rozengain, éénmiddenpuntig
„ zijn met den kraterkring van Lonthoir.
„ De tallooze uitbarstingen van die eruptie-kegels
„ hebben, behalve die omliggende eilanden, ook den
„ ouden kraterbodem opgehoogd. — Over allen is
een dik kleed gespreid van vulkanische asch of
„ beter gezegd van vulkanisch zand. De kraterbo-
99
91
99
99
99
99
99
99
99
99
99
99
9)
99
99
99
99
99
99
99
99
»
5>
99
»
99
»
26
„ dem is thans in het engere gedeelte der baai
„ slechts eenige weinige vademen diep, doch daar
waar de eruptie-kegels verder van den ouden
kratermond zijn verwijderd, treft men in de baai
„ tot kort onder den wal, eene diepte van zestig
en meer vademen, dat is de grootste diepte welke
men in de baai en zelfs tusschen Goenong-Api
„ en Neira heeft gelood. Denkt men zich nu de
„ watervlakte der geheele baai van Banda weg, dan
blijft tusschen de eilanden eene uitgestrekte zand-
vlakte over, welke eene treffende herhaling is van
de zandzee van den Tengger op Java."
Aan deze getrouwe en sierlijke schets van het
ontstaan en het wezen der eilanden kan niets anders
worden toegevoegd dan, wat wellicht zal worden
gevorderd, een kijkje op en in de bosschen die de
eilanden overdekken, op de huizen die door de oude
vulkaan worden gedragen en de forten die de baai
beheerschen. De drie eilanden Groot-Banda of
Lonthoir, Neira en Vuurberg verheffen zich hoog
uit zee en zijn met frisch groen in alle schakeringen
getooid, Groot-Banda en Neira tot aan hunnen top,
Vuurberg tot daar waar, ongeveer op de helft van
zijne hoogte, de kraterkegel kan gezegd worden te
beginnen. Deze is van eene vaal geelachtige kleur,
waarboven nu en dan de zwaveldamp als een witte
pluim zich verheft. Tusschen die hoog opgeheven
eilanden stroomt het helderste water van donker-
blauwe kleur, de eene dag kalm en met strepen
27
zijnen spoed afteekenend, de andere dag onrustig
en met zijne golven schip en strand slaande. Op
de meest schilderachtige punten staan, tusschen het
groen, de witte van bruine daken voorziene perk-
huizen. Het fort Nassau aan den oever der zee
van gehouwen steen opgetrokken, evenals de pak-
huizen, de residentswoning, het militair kampement
en andere woningen allen langs de baai op het
eiland Neira gelegen, worden beheerscht door den
coquetten vijfhoek, het fort Belgica, dat op een
heuvel aan den voet van den Papenberg, werd ge-
bouwd. Over dit liefelijke tooneel werpe de In-
dische zon, voor zij zich achter de kim der Ban-
dazee gaat verbergen, hare laatste, tintelende stralen
en het schoonste, het prachtigste, het verhevenste
schouwspel dat ergens ter wereld te genieten is,
brengt u in verrukking. Wij wagen ons niet aan
het beschrijven der schoonheid die de flikkerende
lichtpartijen op de voorgebergten, gebouwen, forten,
het water en den rookenden krater, nevens de zwarte
schaduwen die door de met donker groen gevulde
bergkloven worden gevormd, aanbieden, maar laten
dat aan de verbeeldingskracht over; want de pen zoo
min als het penseel is in staat deze schoonheden te
malen. Heeft dat gezicht geboeid, van verzadigen toch
is geen sprake, dan mogen de oogen gewend worden
naar de Banda zee, om in 't Westen de eilanden Ay,
Rhun en Poeloe-Swangi, in 't Oosten Rozengain en
in 't Noorden Ceram, allen als oasen te ontdekken
28
De aangename geur die van het woud uitgaat
lokt daarhenen. De perkeu vormen een groot bosch.
De hooge kanarieboomen, waringins en djatie's schut-
ten voor stortregens en winden den kegelvormigen
notenboom, mens loof wordt gevormd door puntige
bladeren die van het kruisgewijs regelmatig uit-
schietend hout afhangen ; tusschen dat glanzige groen
fonkelt de rijpe, gelijk de kastanje opengespleten
vrucht, waarvan de donkerbruine noot de kern is,
terwijl de helder roode foelie, als een sierlijk net-
werk, den noot omkleedt. Hier en daar worden in
het bosch ook bamboestruiken en ander minder
hoogopschietend hout aangetroffen.
De weg loopt op en af en geeft telkens het ver-
rukkelijk gezicht op de baai en den krater weder.
Liefelijk streelt u de koelte die in het woud heerscht,
de geur die de nootmuscaat afgeeft is opwekkend
en versterken d ; terwijl de gemengelde geluiden der
duiven, waaronder de groote groene duif of noten-
kraker (*) het meest de aandacht trekt, van de
roode en groene papegaaijen, van de baicolie of in-
dischen nachtegaal, van den karnjamoe, in kleur
gelijk aan den kanarie vogel, en de vroolijke stemmen
0) Deze vogel slikt den noot in zijn geheel in en laat hem, nadat de
maag de foelie, tot voedsel, er van heeft afgenomen, weder vallen. Dit
dier zaaide alzoo de noten die de mascaatplantjes, tot groot ongerief voor
de bosch-opzieners van het gouvernement, die in last hadden maandelijks
het werk van den notenkraker te gaan vernielen, op de tot woestheid ge-
doemde eilanden, deden opschieten.
» .-•%
29
van mannen en vrouwen, die noten plukken, en
der kinderen, die kanarie zoeken of hout sprok-
kelen, door het bosch M^eergalmen.
Heeft het land zijne schoonheid, de zee doet niet
onder. Waar kan helderder water worden gezien
dan in de Molukken, alwaar het water het gezicht
op den welig begroeiden bodem toelaat en men
een onderzeesch bosch gewaar wordt, bevolkt door
tallooze visschen van allerlei zonderlinge vormen
en gestalten, van den haai tot den laweri of het
lichtvischje, wiens glimmende oogen door de vis-
schers worden gebruikt om onder het water het
aas aan den haak te verlichten, in het glashelder
water door elkander zwemmend, duikend, schietend
met de bontste mengeling van kleuren, van het
scharlakenrood tot het glimmend zwart, geel, blauw,
groen, oranje. Moest de plaats worden genoemd
waar het spelevaren is uitgevonden, de baai van
Banda zou vragen of zij daarop niet de meeste
aanspraken had.
In die bosschen en op die zee bewegen zich men-
schen van allerlei afkomst, ras en kleur. De eer-
ste die wordt opgemerkt, is de heer der bosschen,
de perkenier. De perkenier is de afstammeling van
den Nederlander die korter of langer tijd geleden
emigreerde. Er. zijn onder hen die u de graven
hunner voorvaders wijzen kunnen, waarin deze reeds
meer dan honderd jaren rusten.
Treden wij het perkhuis binnen om, gezeten op
30
den luier- of wipstoel, die daar in de voorgalerij
zijne vaste plaats heeft, den kolonist te bestudeeren.
De gelegenheid om van het lieve uitzicht op de
baai te genieten, biedt zich dan tevens weder aan.
Of wenscht gij liever het leven en bedrijf in de
verte te bespieden? De kijker, in ieder perkhuis
aanwezig, zal u in staat stellen de societeit's en
marktgangers aan den overkant der baai of de vis-
schers op zee te onderscheiden. Terwijl de toege-
loopen huisjongen, (zoo is zijn titel, hoewel zijn
gelaat de sporen draagt van reeds meer dan veer-
tig malen de zon op dezelfde plaats gezien te heb-
ben), zijnen heer, die in het perk aan het inspec-
teeren is of in het rookkombuis de vorderingen der
droging nagaat, wellicht ook op zijn kantoor de
registers bijhoudt, is gaan roepen, kunnen wi] de
gedaante en de inrichting van het perkhuis opnemen.
De perkhuizen hebben allen slechts één verdie-
ping, zij worden meestentijds van klipsteenen, som-
tijds ook van gebakken steen gebouwd en zijn ge-
dekt, dit is het rechte woord, door een dak van
atap, eené rietsoort die door de Cerammers voor
dat doel geregeld wordt aangevoerd. De vernieu-
wing van het dak heeft om de zeven jaren ge-
woonlijk plaats. De muren zijn, zoo binnen als
buiten'shuis, gepleisterd en gewit, terwijl de grond
met van Java aangevoerde plavuizen is bevloerd.
In de huizen van ouden datum wordt deze weelde
niet aangetroffen, maar bestaat de vloer uit de
■ - --* ■ V
. l ■ •!
31
vermenging van aarde en kalk, die glad gestre-
ken, het grauw marmer nabootst, waarop weder
raatten van rottan zijn uitgespreid. Het sterke dag-
licht wordt getemperd door zeilen of ook wel door
cree$, dat zijn voorhangsels van gespleten en daarna
aan elkander geregen bamboe gemaakt.
De inwendige inrichting van het perkhuis is uiterst
eenvoudig. Eene voorgalerij, eene binnengalerij of
binnenkamer, waarop de slaapkamers uitkomen, en
eene achtergalerij waar gewoonlijk de familie huist.
Eenvoud is de eisch voor het meubilair, stoelen,
tafels, kasten en ledikanten zijn allen door de in-
landsche nijverheid gemaakt. Zoo er al spraak mag
wezen van weelde, dan bestaat deze uit een paar
spiegels en in zwarte lijsten gezette platen. Toch
is het in het eenvoudig huis recht gezellig, hetgeen
voor een groot deel kan worden toegeschreven aan
het klimaat, voor een ander aan het onophoudelijk
va et vient der talrijke dienstboden. Alle deuren
en vensters toch staan open en geven zoowel aan
den verkwikkenden wind toegang als een uitzicht
op het bosch of op de zee.
De vreemdeling in Oostersche toestanden vindt
hier de verklaring en verontschuldiging van het
„ klimaatschieten" dat eigenaardig verschijnsel in
de tropische gewesten hierin bestaande, dat men
uren achtereen op denzclfden stoel, op dezelfde plek
en in dezelfde houding gezeten blijft. Komen bij
het genot dat in de heete luchtstreken de zittende
32
meer liggende houding geeft, de prikkeling der
frissche zeewind, de geur der goede manilla, de
toonen der pianino, dan wel de klanken van het
op een afstand zoo welluidend gammelangspel, dan
openbaart de verleiding om aan de zinnen toe te
geven zich in dusdanige mate, dat een sterker prik-
kel dan het lichamelijk genot noodig is om den
mensch op de beenen te houden. Die prikkel die
een meer loonend genot geeft, is de zucht naar
welvaart. Daar, waar het streven naar een doel
wordt waargenomen, bestaan in Indië leven en be-
weging en blijft de luie stoel over dag ledig om des
avonds te dienen voor het doel waarvoor ze werd
gemaakt. De Compagnie en op haar voetspoor de
Regeering van Nederlansch-Indië ontnamen aan den
perkenier het eigenbelang, ja, gunden hem zelfs het
uitspreken van een oordeel niet. Het is onder die
omstandigheden niet te verwonderen, dat de man
die niet werken mocht noch oordeelen, zijne toe-
vlucht nam tot den eenigen vriend, die door te
geven wat hij beloofde, hem was trouw gebleven
en er zich verder niet om bekommerde dat de
schijn voor werkelijkheid werd aangezien.
Hij staat daar voor ons in zijn ochtendtoilet,
eenvoudig als hij zelf, bestaande uit eene witte ka-
baja, veelkleurige wijden pantalon en een paar rood
of zwart lederen sloffen aan de bloote voeten.
Vrouw en dochters doen in eenvoud niet onder,
de zware gitzwarte haren hangen over de witkatoe-
^
33
nen met kant of haakwerk omzoomde kabaja, een
soort van loshangend jak, henen, terwijl een paar
blanke voetjes van onder den sarong of rok zich
trachten te verschuilen in nog kleinere met gouddraad
geborduurde slofjes. Zoo pas uit bet bronbad ge-
komen, zijn zij bekoorlijk door frischheid en levens-
lust. Ontmoet men dezelfde lieden nogthans des
avonds op het bal of in de receptiezaal, dan schij-
nen het lakenpak en de vritte handschoenen, met
de sleepjapon om den voorrang van deftigheid of
smaak te vïrillen wedijveren.
Ongelukkig hij, die de taal van het land niet
verstaat en zich niet in het zacht vloeiend Mo-
luksch Maleisch weet uit te drukken, want tot straf
voor die onkunde, zal hem een groot gedeelte van
het gesprek, vooral van dat der dames, ontgaan.
In de indische farailiën toch, is het gebruik heer-
schend, bij voorkeur die toestanden en voorwerpen
in het Maleisch uit te drukken, waarvoor de anders
om haar rijkdom zoo zeer geroemde HoUandsche
taal geene woorden heeft. Mocht nu volgens het ge-
voelen van een taalgeleerde, de Nederlandsche taal
op Banda te veel worden miskend, dat hij dan be-
denke, dat de Nederlandsche Regeering zoo weinig
waarde hechtte aan de taaistudie, dat zij een tijd
lang in de school, bij gebrek aan een onderwijzer,
les deed geven door een winkelbediende.
De Bandaneezen zijn autodidacten. Hunne beste
leermeesters zijn geweest het bosch, de zee en de
3
34
ondervinding, het residentie-kantoor, de raad van
justitie, de weeskamer, de plaatselijke schoolcom-
missie, het diaconiefonds en de kerk. Zij weten
niet veel, zij beweereu dan ook niet professoren te
zijn of priesters der wetenschap, maar wat onze
perkeniers weten, dat weten zij goed en zij maken
van die kennis gebruik met oordeel en doorzicht,
zooals dat meermalen wordt opgemerkt bij men-
schen die meer in de natuur en van de natuur
hebben geleerd, dan in het besloten vertrek uit de
boeken. De Gouverneur-Generaal van der Capellen
had goed gezien. — Hij gaf Banda een goed ambte-
naarspersoneel en een groot garnizoen; daardoor
kregen de bewoners levende voorbeelden. De Re-
sident en Secretaris, de Majoor-kommandant met
zijne kapiteins en luitenants, de beide doctoren en
de militaire apotheker, zij allen waren onwillekeurig
Banda's leermeesters. Hij beval dat de Raad van
Justitie zou zijn zamengesteld uit ambtenaren, officie-
ren en perkeniers; zóó werd dezen eene oefenschool
geopend. De weeskamer, op Java zamengesteld uit
ambtenaren, werd te Banda georganiseerd uit de
bewoners. Alzoo leerden zij hunne eigene geschil-
len beslechten en de weezen verzorgen. Met deze
wetenschap zal wel niet de bewondering maar voor-
zeker een groot deel der verwondering wijken, bij
de aanschouwing der schitterende wijze waarop de
perkeniers den moeielijken tijd van overgang zijn
te boven gekomen, en zal de hoop der hun welge-
N
35
zinden worden aangewakkerd, die vermeenen dat
zij tot nog meer en grooter zaken in staat zullen
bevonden worden.
In de Bandasche maatschappij worden de oude
vormen en ceremoniën in eere gehouden. Men
denkt zich aldaar in dien ouden tijd terug, toen
er nog onderscheid bestond tusschen meester en
dienaar, koning en onderdaan, toen, spijt van Len-
nep's conversatie-toon het „ u" voor beleefd, daar-
entegen het „ jij" of „ je" voor ongemanierd werd
gehouden en het noemen bij den naam of voor-
naam niet werd aangemerkt voor een bewijs van
los- en ongedwongenheid, maar voor een gebrek
in de opvoeding. Het klinkt voor hem die met
zijn tijd medeging inderdaad vreemd steeds, zonder
één enkele uitzondering, te worden aangesproken
met de woorden „ Mijnheer" en „ u" en de amb-
tenaren immer bij hun ambtstitel te hooren noe-
men. De beste en langste vrienden van elkander
sprekende, of de een tot den ander het woord rich-
tende, zetten het woord „ Mijnheer" vóór den naam.
Het beleefd toespreken en van anderen spreken
is den Bandanees eene gewoonte geworden, waar-
van hij evenmin afwijkt als van het in acht nemen
der termijnen die de hoffelijkheid voorschrijft. Wordt
hem door een' nieuw aangekomene veertien dagen
na diens aankomst een bezoek gebracht, zoo volgt
de contra-visite op den vijftienden dag.
De jonkman die een meisje vraagt verkeert de
3*
36
drie eerste dagen na het aanzoek in doodelijken
angst, maar zijn deze voorbij, dan is het wachten
op het antwoord niet meer dan eene formaliteit,
want, was het aanzoek niet geaccepteerd geworden,
zoo had hij binnen de driemaal vierentwintig uren
het afwijzend bericht ontvangen. De zaak nu is
tusschen de beide jongelieden en de wederzijdsche
ouders volmaakt in orde, toch eischt het gebruik,
dat de jonkman, de familie der jonge dochter bij
elkander vereenigd, ten aanhoore van allen zijnen
wensch herhaalt en zijn verzoek aan de goedkeu-
ring der aanwezigen onderwerpt. Zoo zijn er meer
oude gebruiken in de kleine kolonie, genoeg om
te doen zien dat Banda eene oude kolonie is.
Ten bewijze dat het Europeesche ras, in de tro-
pische gewesten koloniseerende, niet noodwendig
overal met uitsterving bedreigd wordt, moge strek-
ken de mededeeling dat aldaar huishoudens worden
gevonden waarin twaalf tot zestien kinderen zijn,
ja men zou eene dame van Europeesche afkomst
kunnen noemen, die haren echtgenoot niet minder
dan vier en twintig kinderen schonk.
De verdraagzaamheid in het godsdienstige, die
altijd als eene groote maatschappelijke deugd wordt
geprezen, voert te Banda den scepter. Het school-
gebouw, sinds de aardbeving van '52 de kerk
deed ineenstorten, verzamelt binnen zijne muren
zoowel protestanten als roomschen, die, dank het
goede Indische gebruik om geen onderzoek in te
87
stellen naar iemand's afkomst of godsdienst, meestal
na jaren eerst, uit de. formaliteiten bij eene geboorte
of een sterfgeval in acht genomen, van elkander
ontdekken tot welke godsdienst zij wederzijdsch be-
hooren.
Even als in alle kleine plaatsen wordt er op
Banda veel gebabbeld. Deze ondeugd heeft echter
ook hare goede zijde, in zooverre dat de vrees van
op de tong te komen, voorzichtigheid in den on-
geoorloofden minnehandel, waarvan onder den ko-
lonist weinig gehoord wordt, doet betrachten.
Het gezellig verkeer onder de gezinnen der per-
keniers bepaalt zich tot diners, speel- en danspar-
tijen, het concert, het liefhebber's tooneel en de
voorlezingen.
De Bandasche volkplanter is een goed eter en
matig drinker. Van daar beschikken man en vrouw
over een gezond en krachtig ligchaam, waarvan
zooals gezien werd geen kleinigheid wordt gevorderd.
Een feest op een perk is een prettige dag. De
bij monde of bij circulaire genoodigden verzamelen
zich, ieder met een klein pakje toiletartikelen onder
den arm aan het strand waar het vaartuig, de orem-
baai, met twintig scheppers bemand, gereed ligt om
de gasten over te zetten, Zooals de inscheping in het
jaar zestien honderd plaats had, geschiedt zij nog.
Een stoel is aan twee bamboezen gebonden en wordt,
al naar inate de wicht is die daarop verwacht wordt,
door twee of vier man gedragen. Aldus wordt de
38
afstand tusschen standplaats en vaartuig, bij het
glooiend strand, soms vele ellen lang, afgelegd. Snel
bev^reegt zich het vaartuig naar de overzijde der baai,
waar de ontscheping op dezelfde wijze plaats heeft.
Aan den overwal, de tocht wordt gesteld te zijn uit-
gegaan van Neira naar een perk op Lonthoir, staan
de paarden voor de oude heeren en de draagstoe-
len voor de dames gereed om den trap, in den
berg gemetseld, op te gaan. De ontvangst is har-
telijk, van alle zijden worden handen gegeven en
woorden van gelukwensching gewisseld Intusschen
achter levend groen half verborgen, doet zich het
gammelangspel hoor en en mogt dit verpoozing
behoeven dan valt de Europeesche strijkmuziek in.
Al spoedig is de jeugd aan het dansen, zijn de
oudere heeren gaan homberen en de dames met
europeesche of chineesche kaarten aan het kleuren
• getogen. Om twaalf uur roept de gastvrouw hare
genoodigden aan de rijkelijk voorziene rijsttafel, die
voor den daarmede bekende eene lekkernij, voor
den nieuweling daarentegen, door onbekendheid met
de Indische kruiden, weinig smakelijk is. Na af-
loop daarvan nemen bijna allen hunne siësta om
tegen vier uur te gaan baden, waarna thee te drin-
ken en ten zes ure in volle kl eederdracht weder te
voorschijn te komen, gechausseerd en geganteerd
naar 't behoort. Ten zeven ure wordt het avond-
maal gebruikt, waarna doorgaans het bal volgt.
Een vroolijke toon heerscht op Banda's feesten.
39
De vreemdeling moet zich echter weten te schikken
en niet alles afkeuren omdat hij het te huis anders
gewoon' was. De nieuwlings aangekomen Europee-
sche dames behooren in te zien, dat het spelen ha-
rer zusters met Chineesche kaarten, slechts een
andere vorm is van datgene wat zij in het moeder-
land zagen, en de veroordeeling van een voorwerp
niet afhankelijk is van den vorm daaraan gegeven,
maar van het misbruik dat er van gemaakt wordt.
Een anderen dag biedt het tooneelgezelschap van
liefhebbers eene verpozing aan, is er een muziek-
partijtje georganiseerd, valt er eene bruiloft onder
de Europeesche, Chineesche of inlandsche vrienden te
vieren, doet de schutterijmuziek zich hooreu, of wel
verschaft de predikant met eene voorlezing den in-
woners eenige aangename uren. Aldus spoedt het
leven op Banda voor de aristocratie zich voort.
De tweede klasse van bewoners vormen de
vreemde oosterlingen, de Chineezen en Arabieren.
Van den Arabier kan weinig meer gezegd worden
dan dat hij altijd een vreemdeling blijft, liet schijnt
dat zijn godsdienst zich tegen het vestigen op
eene bepaalde plaats en het aldaar wortel schieten
verzet. Zoodra de buidel vol is gaat hij met zijne
kinderen naar Arabië, en is soms de beurs niet
zwaar genoeg, dan verlaat hij zijn gezin en keert
alleen naar Mekka weder. Zijne achtergelaten na-
komelingen, in dat geval arm zijnde, vermengen
zich met de inlandsche bevolking. Zoolang de
40
Arabier echter ter plaatse is, onderscheidt hij zich
door veel handelsgeest en niet zelden door eene
groote mate van kennis. Te Banda v^raren zij de
personen die de Europeesche kooplieden op Java en
te Singapore in nootmuscaat leerden handelen.
De Chinees is een geheel ander wezen, hij is
een volkplanter in den goeden zin van het woord.
Tusschen hem en den Israëliet, zooals die in Europa
bekend is, bestaan veel punten van overeenkomst.
Beiden verliezen de vaardigheid om zich in hunne
moedertaal uit te drukken, maar behouden daaren-
tegen gestrengelijk de voorvaderlijke gebruiken en
gewoonten. Onder de Chineescbe familien te Banda
zijn er verschillenden die eene achtbare rei van vi^
deren, op de eilanden zelve gewoond hebbende,
kunnen opnoemen. De meesten hunner zijn koop-
lieden, hoewel er ook sommigen ambachten uitoefe-
nen en eenige enkelen op de perken als opzichters
over de arbeiders dienst nemen. Zooals meer op
kleinere plaatsen in Indië wordt opgemerkt, spreken
ook te Banda de daar geboren Chineezen redelijk
Hollandsch.
Het ligt in de rede dat er tusschen deze Chinee-
scbe farailiën en die der kolonisten eene gemeen-
zame toenadering is ontstaan en zij elkander zoowel
bezoeken, als op hunne wederzijdsche feesten noo-
den. Wel valt daarop, voornamelijk wanneer er
gedanst wordt en de lichtgele jonker zich verstout
de lelieblanke juffer tot eene fran^aise uit te noo-
41
digen, eenigen weerzin waar te nemen en is Ne-
derlandsch Indië in zooverre bij Engelsch Indië ten
achter, dat het nog geene huwelijken van blanke
vrouwen met eilanders of vreemde oosterlingen zag
sluiten, maar toch begint het vooroordeel langza-
merhand te wijken. De kinderen zijn op dit punt
verstandiger, op wier bals-costumés de jonge getul-
bande arabier met het europeesche meisje danst
en de van diamanten en paarlen schitterende chi-
neesche kleine met den hollandschen jongen rond-
springt.
De derde categorie van inwoners zijn de burgers,
of zooals men in Holland zeggen zoude „ het volk."
Het woord burger werd in vroeger tijd gebruikt
in tegenstelling van het woord slaaf en duidt aldus
aan, een „ vrij " man. Onder de burgers of het
volk worden gerangschikt de afstammelingen der
Europeanen, die niet vermogend genoeg zijn om
zich onder de aristocratie te kunnen bewegen, in de
tweede plaats de inlandsche Christenen en ten derde
de andere inlanders, allen Mohamedanen die een
vrij beroep uitoefenen. Zij beoefenen een anlbacht
of houden zich met de visch vangst en den aanleg
van moestuinen bezig. Gemiddeld is de verdienste
een gulden per dag voor een ambachtsman en voor
den sjouwer of koelie zestig centen.
De burgers zijn ongaarne op de perken werk-
zaam, tenzij als opzichters of klerken. Het ver-
schijnsel is natuurlijk, en overal waar slavernij
42
heerscht of gevangenen werken op te merken. Sinds
de afschaffing der slavernij en de terugtrekking der
bannelingen en vagebonden, komt de arbeid op de
perken weder tot zijne rechte waardeering. Men be-
weerde vroeger veelal, dat zoowel tegenzin om zich
met vreemden in te laten als afkeer van het werk
zelf, de inboorlingen van Banda van de perken ver-
wijderd hield. Doch het was alleen een welge-
gronde afschuw van de soort van lieden met wie
men had moeten omgaan, lieden, die wegens mis-
drijf veroordeeld herwaarts verbannen, dikwijls door
den rottan tot werken gedwongen moesten worden.
Dat het niet ingenomenheid tegen den vreemdeling
zelf was kan hieruit blijken, dat aan de politiek
verbannenen, van welke soort er velen op Neira
gevonden worden, door den Bandaschen burger de
eer wordt toegekend die zij in hun eigen woon-
plaats genieten.
De burgers zijn op het werk of in huis, op eene
kleine uitzondering na, allen op dezelfde wijze ge-
kleed. Beiden, zoowel Mohamedanen als Christenen,
dragen eene lange pantalon, waarboven eene wit
katoenen of sitsen kabaja, en gaan blootvoets. De
Christenen laten zich het haar snijden op de wijze
der Europeanen en dragen een' hoed van stroo,
terwijl de Mohamedanen zich het hoofdhaar doen
afscheren en den hoofddoek omknoopen. In groot
tenue slaan de laatsten den gebatikten sarong om
de heupen, terwijl de eersten alsdan volmaakt Eu-
43
ropeanen zijn, gedoscht als zij zich vertoonen in een
zwart laken pak met een zwarte hoed op het hoofd,
schoenen aan de voeten en wanneer de middelen
die overdaad toelaten met handschoenen aan de
i . handen. De christen-vrouwen volgen de Europee-
sche dames zooveel mogelijk na.
i De amusementen der Bandasche burgers zijn ge-
heel dezelfde als die der Europeanen en hunne af-
stammelingen, met dit onderscheid alleen, dat alles
wat op hunne feesten wordt gebruikt, gegeten of ge-
dronken van mindere qualiteit is. Het muziek-corps
dat den adsistent-resident en de residente doet dan-
sen, geeft ook voor den burger de maat aan. En
is dit niet binnen het geldelijk bereik der feestvie-
renden, dan wordt de rabana, de trom, geroerd.
De burgers doen dienst in de schutterij en zijn
er trotsch op als bewakers van rust en orde tegen-
over de vele vreemden en gecondemneerden te wor-
den aangemerkt.
Over het algemeen is de verhouding tusschen de
perkeniers en de burgers welwillend. Te Banda
zoowel als in de Molukken valt de gunstige uit-
werking, die het prediken der Christelijke gods-
dienst en het overplanten van Europeesche gebrui-
ken, ten opzichte van het ontstaan van meer we-
derzijdsch vertrouwen hebben te weeg gebracht, zeer
in bet oog, hoewel de keerzijde, die bestaat in min-
der ondergeschiktheid éu ongemotiveerde eigendunk
niet kan geloochend worden. Wat aanleg om te
44
leer en aangaat, deelen de Bandaneezen in het lot
van al de eilanders van den Molukschen archipel.
De natuur heeft hen goed bedeeld, maar de C!om-
pagnie had geen tijd om ze te doen onderwijzen
en de Regeering monopoliste, verordende wel scho-
len, maar liet er zich minder aan gelegen liggen,
dat er steeds goede schoolmeesters waren.
Na de burgerij komen de vreemde eilandbewo-
ners, die zich successivelijk op Banda zijn komen
vestigen. Onder hen matigen de Timoreezen zich
den eersten rang aan, waarna kunnen genoemd wor-
. den de Amboineezen, Boetoneezen, Binongkoreezen,
Cerammers, Papoeërs en anderen. Zij zijn land-
bouwers, visschers, sjouwers, ook vrije perkarbei-
ders, en leven in eigen kring zoo goed en kwaad
als 't gaat. Het zijn arbeidzame lieden, die gaarne
voor geld hunne diensten willen leehen.
Opmerking verdient het, dat opstootjes die te
Banda hebben plaats gehad, steeds van de banne-
lingen zijn uitgegaan en dat, bij onderzoek, nimmer
gebleken is, dat de overige bevolking daarin een
werkdadig deel heeft genomen.
Eindelijk komt de klasse van perkarbeiders. Dat
deze menschen, hoewel somwijlen ten onrechte, in
geen goed blaadje staan behoeft nauwelijks te wor-
den gezegd.
Oudtijds waren het enkel slaven ; later waren
het vooral bannelingen en vagebonden die door de
welwillende beschikking van het Gouvernement tot
46
perkarbeiders werden bevorderd. En wanneer ook
het getal van dezen te kort schoot, werd het ont-
brekende aangevuld door zoogenaamde Gouveme-
ments vrije huurlingen. In '60 zijn de slaven ver-
dwenen ; de bannelingen zijn evenzoo met ultimo
September jl. C) opgeruimd; het Gouvernement le-
vert niet meer het uitschot der Javaansche bevol-
king als huurlingen. Zoo wordt Banda geheel ver-
lost van een bestanddeel zijner bevolking, welks aan-
wezen rechtstreeks en middellijk allerongunstigst op
de overigen gewerkt heeft. In hunne plaats worden
thans zonder moeite vrije contractanten voor den
perkarbeid aangenomen, waaronder de Javanen de
meerderheid uitmaken. Deze aanwerving geschiedt
op de volgende wijze. De perkenier, die arbeiders
behoeft, gaat met een arabier of inlander eene
overeenkomst aan, waarbij hij dezen eene premie
toezegt voor ieder arbeider die door zijne tusschen-
komst wordt overgevoerd. De werver begeeft zich
daarop naar Java en tracht met de Javanen, zoo-
wel mannen als vrouwen tot een vergelijk te ko-
men, dat gewoonlijk hierin bestaat, dat zij zich
voor een' notaris bij akte verbinden tot het praes-
teeren van handenarbeid in een der Bandasche per-
ken voor den tijd van vijf jaren en daarvoor erlan-
gen een handgeld van / 50. — , vrijen overtocht,
die ook ruim vijftig gulden bedraagt en gedu-
rende den diensttijd, vrije kost, inwoning, klee-
Koloaiaal Verslag 187S, bladz. 78.
46
ding en geneeskundige behandeling, benevens een
maandelijksch tractement van zes of acht gulden,
waarvan met één gulden per maand alleen het ge-
noten handgeld wordt afgehouden. De voeding be-
staat uit 40 Amsterdamsche ponden rijst en ^U pond
zout per maand ; de kleeding wordt tweemalen per
jaar vernieuwd, terwijl de verpleging plaats heeft
in daarvoor, door de perkeniers onderling, nieuw
opgerichtte hospitalen, door den militairen doctor
van het garnizoen. Daarenboven worden tot aan-
moediging van vlijt door den landheer premiën
uitgeloofd, die* bestaan in eene extra-betaling voor
het te huis brengen van ©en grooter aantal noten
dan het vastgestelde minimum. In den oogsttijd,
die tweemalen per jaar invalt, de groote en kleine
oogst, kunnen deze premien tot tien gulden per
maand stijgen. Deze uitdrukking zou geheel on-
eigenlijk zijn, daar de noten het geheele jaar door
worden geplukt, wanneer zij niet alleen werd gebezigd
om de tijdstippen aan te duiden dat de boomen meer
dan gewoonlijk en het overvloedigst vrucht dragen.
Zijn de nieuwe arbeiders ter plaatse hunner be-
stemming aangekomen, dan worden zij gebracht
voor het hoofd van het plaatselijk bestuur, dat on-
derzoekt of het contract met vrijen wil is aange-
gaan en ze daarna doet inschrijven in het register
perkarbeiders. Zelden wordt het tegendeel gecon-
stateerd, hetgeen niet bevreemdt bij de wetenschap
dat, blijkbaar uit de registers op het residentie-bu-
47
reau aangehouden, van de honderd arbeiders wier
diensttijd is verstreken, er zich gewoonlijk vijf en
negentig bereid verklaren, eene nieuwe overeen-
komst te treifen. De arbeid op het perk is dan
ook inderdaad niet zwaar en bizonder geëigend
voor den inlander. Te meer verdient het daarom
de aandacht, dat zoo weinig bannelingen wier straf-
tijd is verstreken, het aanbod om vrijwillig con-
tractant te worden, aannemen. Geen 10 Vo maakt
er gebruik van. De oorzaak van dien tegenzin zal
wel schuilen in de herinnering aan het gedwongene.
Des morgens om vijf uur, tegen het opkomen
der zon, wordt de klok van het perkhuis geluid,
om de arbeiders te waarschuwen, dat de tijd van
opstaan daar is. Overal heerscht beweging, mannen,
vrouwen, jongens en meisjes, boven de zestien jaar,
maken zich gereed om op de pluk uit te gaan.
Eenigen nuttigen hunne portie rijst vooraf, anderen
nemen ze met zich en ontbijten in het bosch. De
plukkers en pluksters zijn voorzien van een lange
bamboe, aan het einde waarvan een klein korfje
zit, en eenige verlengstukken, die zij, als in Hol-
land de hengels, in elkander kunnen schuiven. Op
den rug dragen zij de korf, om de geplukte noten
daarin te verzamelen.
De notenboomen moeten het thans ontgelden.
Maar zij, de dragers van het goud, verheugen zich
in de komst der roofzuchtige bende, want ziet, hoe
de takken, zoodat zij onderstut moeten worden, door
48
de wicht der noten neerwaarts buigen. Merkt op
d^ courtoisie die zelfs in het bosch heerscht; de
boomen die gemakkelijk te bereiken zijn, worden
voor de vrouwen en meisjes gelaten, de tegen ge-
vaarlijke hellingen aanstaande, of die waarin ge-
klommen moet worden, daarop gaan de mannen
los. Vlug leest de gaai-gaai, benaming aan den
plukkorf gegeven, de vruchten ; de oefening heeft
het oog gescherpt en de hand vaardig gemaakt.
Zit de vrucht te hoog om ze tusschen den klei-
nen vork, geplaatst boven het korQe, dat aan den
bamboe is vastgemaakt, te vatten en daarna met
een ruk den steel te doen afbreken, zoodat de
vrucht in het peervormig korfje valt, dan klimt de
man in den boom, maar de vrouw weet er beter
raad op, zij steekt den tweeden bamboe op den
eersten, den derden op den tweeden en wel hoog
moet de muskaat hangen, wordt zij niet op die
wijze bereikt. Is de vrucht geplukt, dan wordt zij
van de bruin gele buitenschil ontdaan, die onder
den boom geworpen, na verrotting eene goede mest
is en de noot, door de foelie omgeven, in den groo-
ten korf geborgen.
Wat kan men zich aangenamers voorstellen, dan
het ronddolen in de koele geurige bosschen. Het
bosch is voor den arbeider sociëteit en tevens de
plaats, waar hij zijne aanstaande vrouw zoekt. Ver-
velend slechts voor het minnende paar, wanneer het
door den opzichter wordt betrapt, maar ook daar-
*
«
49
voor weet de liefde raad. De komst van den op-
zichter toch wordt door de vrienden, door het na-
bootsen van een aangenomen vogelgeluid, aange-
kondigd. Maar waarom ook zou het paar in het
aangenaam onderhoud gestoord worden, als de jon-
gen vlijtiger heeft gezocht, om het meisje, als een
teeken van gehechtheid, den korf vol met noten te
stoppen. Op die wijze komen wel eens noten van
het eene perk in het notenkombuis van het ander
en wil men beweren, dat de perkenier die de meest
schoone vrouwen liet uitkomen, dat jaar proportio-
neel den besten oogst maakte.
Aan het noten zoeken komt ten drie ure een
einde, wanneer de perkklok de arbeiders weder
huiswaarts roept Alsnu verdringt zich 'ieder voor
het perkhuis om zijne noten te doen tellen, waartoe
hij ze in hoopjes van vijf of tien rangschikt. De
perkenier of zijn opziener houden aanteekening van
het aantal gelezene vruchten, zoowel als van de
vlijt van den plukker of de pinkster.
In een omzien is de foelie van de noot afgeno-
men, waarmede de arbeid van den dag is afgeloopen.
De mannen gaan dan visschen of hun eigen moes-
tuin bewerken en de vrouwen vatten het weefge-
touw op.
De noten zijn intusschen door het bij het rook-
kombuis of de rookloods vast aangesteld personeel
in ontvangst genomen, om gedurende veertien dagen
of drie weken aan den rook van smeulend hout te
4
50
worden blootgesteld, eene bewerking die dient om
den hoornschil van de noot los te maken. De
foelie ligt al reeds op gevlochten horden in de zon
te drogen.
Met het ondergaan der zon, ten 6 ure, luidt de
klok ten derdenmale, ten teeken dat het tijd wordt
om huiswaarts te keeren, en om acht uur wordt
binnen den muur van het perkhuis alleen de stem
van den wachter gehoord, die tot den perkenier
zegt: alles in rust. Aldus slijt de arbeider op
Banda's perken zijne vreedzame dagen. Hët niet
te zwar? werk dat hem wordt opgedragen wisselt
af tusschen het noten plukken, het afsnijden van
het om de boomen te lang opgeschoten gras, het
aanleggen van kweekbeddingen of overplanten der
notenboompjes, het uitkloppen der noten, sorteeren
en verschepen van het product.
De perkgebouwen eindelijk waarin de arbeiders
zijn gehuisvest, bestaan uit naast elkander gebouwde
kamers, die allen op het binnenerf uitkomen. Ver-
eischte de controle op de slaven, daarna op de
bannelingen en vagebonden, deze dicht bij elkander
te houden en omgaf daarom een ringmuur al de
perkhoorige gebouwen, zoo schijnt, nu de vrijheid
is aangebroken en de premie de plaats van den
rottan heeft ingenomen, aan eene den inlander meer
geëigende en meer geliefde woning, een afzonderlijk
bamboehuis voor elk gezin, te worden gedacht.
De totaal indruk die het hedendaagsche Banda
51
maakt op den onbevooroordeelden bezoeker, vooral
als deze eenige jaren op Java of een der Soenda-
eilanden en dus in eene 'geheel Oostersche maat-
schappij heeft doorgebracht, is treflFend. Wij moeten
wel op deze uitdrukking „onbevooroordeelden be-
zoeker" bizonderen nadruk leggen. Banda is steeds
systematisch met de donkerste kleuren afgeschilderd
geworden en deelde met de bekende plaats in Pa-
lestina in het wel te weerspreken maar moeielijk
uit te roeien vooroordeel, dat er niets goeds aldaar
was noch van daan kon komen. Dat vooroordeel
moet gedeeltelijk aan de Regeering zelve gewetep
worden, die het tot een verbanningsoord eerste klasse
bevorderde, waar politiek verbannenen, Europeanen
zoowel als inlanders, en crimineel veroordeelden,
waaronder de vertegenwoordigers van bijna alle
aziatische volksstammen, werden heengezonden. Had
Banda daarmede slechts mogen volstaan, maar neen,
tot dank voor zijne berusting in de wijze waarop
het werd voorzien van straatveegsters en arbeiders,
werd het naar deze lieden beoordeeld. De Regee-
ring had jaar op jaar, zelfs nog in het Koloniaal
verslag van 1872, een exceptioneel hard woord voor
de burgerij over ('). Haar protest is geweest de
weigering om in de perken te arbeiden, zooals hare
f»
(}) Koloniaal Verslag 1872, blz. 17. „O^er de Bandasche burgers, in-
laudsche Christenen, geëmancipeerde lijfeigenen, vrijverklaarde perkhoori-
„gen, valt niet veel goeds te zeggen. — Zy blijven afkeerig van geregel-
eden arbeid en verslaafd aan feestvieren en drinken."
4»
52
vrijspraak van de beschuldiging van afkeer voor
den arbeid ligt in het tegenstrijdig beweren van geen
geld te willen verdienen maar wèl te willen feest-
vieren. Voor een ander deel is het vooroordeel
ontstaan door de wijze waarop in de meeste gevallen
de Banda-eilanden werden gezien. De vreemde be-
zoeker had doorgaans weinig tijds voor een bezoek
aan Banda over. Hij kon slechts oppervlakkig waar-
nemen. Met voorkomendheid ontvangen, werd hij
over de eilanden rondgeleid, op de punten gebracht
die een bijzonder fraai uitzicht aanbieden, hier en daar
tot het nemen van verfrissching in de woning van
eenen perkenier binnengeleid. Daarmede was door-
gaans het bezoek afgeloopen. Wanneer nu in aan-
merking genomen wordt dat de geleiders bij het
bezichtigen in de meeste gevallen de stellers waren
van het rapport aan de Regeering, dat weder in
het Koloniaal verslag wordt teruggevonden, dan zal
het duidelijk zijn, hoe zulk eene treffende overeen-
stemming in beoordeeling bestaat tusschen de schrij-
vers over Banda en de Regeering.
De vreemdeling dan, die Banda bezoekt en zich,
dit doende, den tijd gunt tot eigen waarnemingen,
met het voornemen is vervuld om zich door het
vooroordeel niet te laten beheerschen, die behagen
schept in den omgang met den kolonist en den
burger, die met hen weet te praten en hun ver-
trouwen te winnen, die de Bandasche feesten niet
versmaadt, noch zich onteerd acht door het aanlee-
53
ren van het Chineesche kaartspel, en eindelijk hij, die
den schijn van de werkelijkheid zooveel doenlijk
tracht te onderscheiden, ontdekt het bestaan van
een' van het overig Indië geheel onderscheiden toe-
stand. Bij het doorkruisen der stad Neira is het
hem of hij in zijn moederland is teruggekeerd. Zoo
zijn bijvoorbeeld de straten nauw, voor voetgan-
gangers eerder dan voor rijtuigen aangelegd; zij
worden zindelijk onderhouden. De huizen zijn aan
elkander gebouwd en de erven er voor of daar
achter behoorlijk met muren, waarin poorten met
schellen, omringd. Het model bij den aanleg, zoo
komt het voor, werd genomen naar een HoUandsch
stadje of dorp. De bewoners zitten des avonds op
hun stoep een luchtje te scheppen en wenschen
den voorbijgangers een hartelijk goeden avond. Een
stoel staat voor ieder vriend gereed en niet zelden
wordt het avondpraatje een avondje gezellig door-
brengen.
In de kampong waar de burgers wonen, hoort
men niet als op Java, een op inlandsche wijs gezet
lied neuriën, maar brengen heldere stemmen een
air uit de Robert, de Huguenots of eenige andere
opera ten gehoore. (*)
(}) Dit is voomamel^k het werk der zendelingen. Op hunne scholen
worden de kinderen allen in den zang onderwezen. Een dichter onder
hen maakt e^n vers op eene of andere melodie uit eene opera, zoo-
als een zendeling-componist voor een lied van het volk, eene w^s schept.
De kinderen worden menschen, en de menschen die de muziek liefhebben
54
Zoo hebben de meeste perkeniers een huis in
de stad (Neira) en één op het perk of ook wel,
hoewel dit meer zeldzaam is, een buitenhuisje aan
den voet van den vuurberg. Zij vieren hunne
feesten zoowel bij dag als in den avond en gaan
te voet daarhenen; over dag beschermd door een
chineesche parasol en des avonds door den lantaarn-
drager voorgelicht.
Banda heeft zijne oude familiën even goed als
Amsterdam. Ook heeft Banda zijne orakels. Hier-
onder worden verstaan twee of drie der oudste
ingezetenen der plaats, die van de geheele gemeente
de vraagbaken zijn. Niet alleen komen de inge-
zetenen gaarne bij hen, maar ook de eilanders, de
halve wilden, die jaarlijks Banda van huisbedekking
en vaartuigen komen voorzien, verzuimen niet bij
hen hunne opwachting te komen maken. Het is
aardig te zien hoe gemakkelijk die oudsten zich
met hunne bijna moedernaakte vrienden weten te
verstaan en welk groot rabat deze bij inkoopen aan
de geachte heeren toestaan. Voor iemand die iets
gedaan wil krijgen is het dan ook zaak, met de
uitverkorenen goede vrienden te blijven, want zon-
der dat is de stroom te sterk dan dat daartegen
kan worden opgeroeid. Geen verdeeldheid alzoo
blijven zingen, en ontneemt de ouderdom hun de stem, dan scheppen zij
behagen in het luisteren naar het vierstemmig choraal-gezang der jeugd.
Alleen om de Alfoeren in de Minahassa te hooren zingen, is dit land een
bezoek viraard.
55
tusschen het Europeesch en Oostersch element of
strijd tusschen de wederzijdsche invloeden. Even-
als in eene kleine Hollandsche plaats valt slechts
met één af te rekenen en wel met den vroedsten
der vroeden. Een hoofd van bestuur, wil hij te
Banda op zijne plaats zijn, heeft dan ook meer tact
dan gezag noodig. Met het eerste kan aldaar veel
gedaan, daarentegen met het laatste niet veel anders
verkregen worden dan een lijdzaam verzet, dat men
alsdan, om verantwoord te zijn, met eene Indische
gemakkelijkheid in het definiëren, al te grif, met
luiheid gelijk stelt.
Een dei* meest in het oog loopende trekken van
den kolonist, is eene bizondere gehechtheid aan
zijne kleine, maar wat natuurgroepering betreft,
overschoone plaats van inwoning. Hij is volkomen
tevreden op en met zijiie eilanden; met zijn perk
in de gedachte ontwaakt hij en gaat hij, sinds de
vrijverklaring, ter ruste.
Zoo is hij ook aanhanger, pur sang, van het huis
van Oranje. Met wellust wordt, zoo dikwijls maar
de aanleiding daartoe gegeven wordt, het verhaal
gedaan van de ontvangst en het verblijf van Prins
Hendrik op de Banda-eilanden. Toen waren de
wegen met matten en kleeden belegd,, wapperden
de vlaggen van de huizen en waren de boomen,
ten gerieve van het groen, deerlijk gesnoeid gewor-
den. De oude schutter-officieren deelen met een
glans van genoegen en een weinig trots op het
56
gelaat mede, dat zij toen als buitengewoon adju-
dant dienst deden. Gaarne zouden de Bandanee-
zen één hunner Prinsen eene andere en, nu wel-
vaart Banda's deel is geworden, nog veel luisterij-
ker ontvangst bereiden.
Spreken is zilver maar zwijgen is goud. Voor-
zeker is dit gezegde ouder dan de kolonie Banda
zelve, ware dit niet bewezen, dan zou kunnen wor-
den gevraagd, of de Bandanees het eerst op den
inval is gekomen, want eene waarheid is het, dat
hij zoo weinig spreekt, dat bijna de woorden hem
van de lippen moeten worden genomen; daarente-
gen is hij een gretig en goed toehoorder. Het
verschijnsel is niet vreemd, in het land, waar de
de wil van het bestuur voor wet geldt.
Eerbied voor het gezag en gehoorzaamheid aan
het hoofd van bestuur, hebben in de kolonie vaste
wortels geschoten. Er behoeft niet aan getwijfeld
te worden, dat wanneer eenmaal de wet en deze
alleen het gezag zal uitoefenen, daaraan niet zal
worden te kort gedaan.
Liefde voor rust en orde is een andere behage-
lijke trek van den Bandanees. De geschiedenis le-
vert het bewijs er van en de Regeering die, nu zij
hare bannelingen en vagebonden terug neemt, ook
het garnizoen intrekt, schijnt daarvan overtuigd te
wezen.
En eindelijk, last not least, de kolonist is geen
inlandsch kind, in de beteekenis die daaraan, wat
^- .-^
57
de karakterbeoordeeling aangaat, wel eens wordt
gegeven. Hij is, moge ook al de ongunstige om-
standigheden waarin hij heeft verkeerd, hem doen
achterlijk zijn in kennis en in denkbeelden, geble-
ven Europeaan en zijne kinderen hebben, volgens
verklaring hunner onderwijzers en onderwijzeressen,
niet die hartstochtelijke en in het oog van den Wes-
terling vreemde karaktertrekken, die dikwijls het
deel zijn der kinderen van gemengd bloed op de
Soenda-eilanden. (*) Er bestaat in de Bandasche
(^) Zie Koloniaal Verslag 1873, bladz. 181, waar wij, nadat zijn vooraf-
gegaan de mededeeling dat een zeer groot aantal der bewuste personen
(inlandsche kinderen) te Batavia geen voldoende middelen van bestaan
hebben, en de beoordeeling dat z^ door onkunde en gemis aan goede
zeden onbekwaam zijn om hunne kinderen eene eigenl^ke opvoeding te
geven, lezen : „ Ontevreden over hun lot en naijverig op den volbloed
,, Europeaan, vormen zij derhalve een niet gewenscht element." Deze
woorden z\jn hard en, zooals ze daar staan, onverdiend tevens.
Het Verslag vervalt in dezelfde fout die het jaren lang, als onrecht,
pleegde jegens Banda's burger^, maar lof! waarvan het, ten haren opzichte
dit jaar is teruggekomen. Ook de inlandsche kinderen te Batavia hebben
tot twee malen, de wijze waarop is slecht en wij zijn de eersten die deze
verafschuwen, door aanslag op het leven van, en door moord op eenen
volbloed-Europeaan, geprotesteerd, maar, even als in Ierland het geval
was, het heeft geholpen, want nu, jA de tweede maal, zal de Regeering
ook aan hen hare bizondere aandacht schenken.
De schuld van den toestand ligt niet b^' de inlandsche kinderen alléén,
maar ook en in de voornaamste plaats bij de Regeering, die het kwaad
dat zij zag groeien, zulk een omvang liet nemen.
Wij gelocven dat eeae omzetting der woorden van het Verslag de waar-
heid beter had doen uitkomen : „ Hun lot doet ontevredenheid ontstaan
„ en het uitvloeisel daarvan, is naijjver op den volbloed-Europeaan, die
„ maakt dat zij (de inlandsche kinderen) een niet gewenscht element
„ vormen."
58
familiën ook geen afkeer maar veeleer voorliefde
voor den volbloed Europeaan. (O Niet weinigen
onzer officieren hebben onder Banda's schoonen
eene lieve levensgezellin gevonden en durven wij
haar voorspellen dat meer en meer Europeanen,
waaronder in de eerste plaats zij, die zich te Banda
als handelaren zijn of nog zullen komen vestigen,
haar tot echtvriendin zullen kiezen.
Ziedaar het beeld van Banda zoo als wij het
persoonlijk hebben leeren kennen. Zijn *er nu wel-
licht nog onder onze lezers, die daarin een al te
schoon gekleurd beeld der fantasie, niet, zooals wij
beloofden, eene getrouwe photographie meerien te
moeten zien, dan mogen wij ten slotte eenige po-
sitieve feiten aanvoeren, waaruit zal blijken, dat de
Bandanees van natuur niet is dom, noch lui, maar
de omstandigheden dat, voor den oppervlakkigen
beschouwer, verblindend vernis lagen over gezond
verstand en veerkracht
Als eerste daad, hiervan getuigende, wordt ge-
noemd de aanvraag om opheffing van het mono-
polie, die na de vrijverklaring werd gevolgd door
(^) Waarom die verscheiden toestand, daar door menig kolonist toch ook
aziatisch bloed stroomt? Zoude de volbloed-Europeaan in den Java-hode
van 24 September '73, n**. 225, het niet gedeeltelijk verklaren, waar hij
zegt : „ De perkeniers zullen allen welvarend, sommigen zullen zeer rijk
„ worden, nu het monopolie is opgeheven."
> \*i
59
het opsporen der markt voor het product door cor-
respondentie met de Handelmaatschappij en han-
delshuizen te Macassat, Batavia, Singapore, Rotter-
dam en Amsterdam, zoowel als door het bevrach-
ten van een schip met specerijen en daarmede op
goed geluk onder zeil te gaan. Het doen aanwerven
van arbeiders en het besteden van goede zorgen
aan zijn perk worde als tweede genoemd. (*)
In de derde plaats mogen wij wijzen op flinke
ondernemingszucht, die openbaar geworden is in de
aanvragen aan de Regeering gedaan, om de eilan-
den Rozengain en Rhun, onder het oude monopo-
lie-stelsel voorbedachtelijk woest gehouden, in erf-
pacht te ontvangen, om daar met opofiFering van
niet geringe kapitalen notenperken aan te leg-
gen O.
Maar ook elders weet de Bandanees reeds de
verworven kapitalen nuttig te gebruiken, namelijk
in het opkoopen van wortelhout en rottan op
Ceram, van nagelen op Saparoea, van paarlen op
de Kei- en Aroe-eilanden, van olie, damar, gom-
elastiek en zooveel andere producten op de nabu-
Q) Zie de Bijlagen van het Koloniaal Verslag over 1872 blz. 189.
„ De opheffing van het monopolie heeft ook in dit opzicht ganstige ge vol-
yf gen gehad, daar aan de perken meer geld en moeite dan vroeger werd
„ ten koste gelegd."
(*) P. C, Lans, Rozengain, te Rotterdam by Nygh en van Ditmar 1872.
Javcuche-Courant van 12 September 1873'. Koloniaal Verslag 1873,
blz. 103, 222 en 251.
60
rige eilanden, om die direct naar Europa te ver-
schepen. De baai van Banda waarin vroeger een
enkel Amerikaansch walvischvanger gezien werd,
die, na water te hebben ingenomen, weder onmid-
dellijk moest vertrekken, wordt thans bezocht door
velerlei Europeesch en inlandsch getuigde vaar-
tuigen C).
De gemeenschap der Banda-eilanden onderling
staat op het punt om te worden verbeterd. Te
Neira is eene naamlooze vennootschap opgericht (^),
die ten doel heeft om door middel van een*
kleinen stoomer, de perken en dorpes aan de
baai van Banda, en aefti den achterwal van Groot-
Banda gelegen, benevens de eilanden Rhun en Ro-
zengain met Neira in betere verbinding te bren-
gen. Daaraan is verbonden een prauwenveer, dat
zijne goede diensten zoowel aan de inwoners, als
aan de, de reede bezoekende schepen en stoomboo-
ten zal bewijzen, zoodat de runderen die de mail-
boot aanbrengt niet meer behoeven te water gela-
ten worden om verder, op gevaar af van te ver-
drinken, of de prooi der haaien te worden, naar
den wal te zwemmen (^).
O Zie Bataviaasch Handelsblad van 3 Juni 1873, n^ 128, Java-Bode
4 Juni 1873, n». 129.
(») Bataviaasch Handelsblad dd. 29 Juli '72, n". 177. Java-Bode 29
Juli 72, n°. 177. Soerabaj a-Courant 25 Juli '72, n». 174.
(*) Opmerkelijk was bij het plaatsen der aandeelen van deze vennoot-
schap de omstandigheid, dat alle kleine plaatsen in de Molokken, als
61
Een grooter plan heeft het eerste op den voet
gevolgd, het bestaat in het voornemen tot den aan-
koop van eene zeeboot, om daarmede de omliggende
eilanden, Java en Singapore te gaan bezoeken en
zoowel het product af te halen als naar de markt
over te brengen (O- Dit feit werd ons gemeld
door de Indische, hieronder aangehaalde dagbladen.
Wij kunnen dit nader bevestigen door het bericht
dat een stoomschip, te Glascow op sta.pel staande,
is aangekocht, dat waarschijnlijk reeds na weinige
maanden zee zal kiezen.
Voor het in de vaart brengen van het stoom-
bootje Adèle Jokanna werd aan een' ingezetene van
Banda door de Regeering vergunning verleend (*),
terwijl de stoombarkas de Eersteling voor rekening
van eenV perkenier, te Krimpen aan de Lek ge-
bouwd, op reis naar hare bestemming is.
Het gevolg van de komst der veerboot in de
Baai, zal zijn het uitleggen van hoofden vóór ieder
perk. De stoom toch laat niet toe dat een half
Ambon, Ternate, Menado en Gorontalo, benevens Macassar hunne mede-
werking verleenden, in bet besef, dat de opbeuring van Banda aan de
gebeele Molukken zoude ten goede komen, er daarentegen op Java b\jna
geen liefhebbers tot deelneming werden aangetroffen. Onbekendheid met
de groote Oost sch^nt hiervan de rede te zijn.
Deze naamlooze vennootschap was de eerste die in de Molukken werd
opgericht.
(^) Bataviaasch Handelsblad van 3 Juni 1873, n°. 128. Jaoa-Bode,
4 Juni 1873, n». 129.
(«) Koloniaal Verslag 1873, Hz. 109.
62
uur en meer wordt besteed, aan het mannetje voor
mannetje door het water dragen van menschen en
goederen. De aanleghoofden te Neira, op het oogen-
blik nog verzand en daardoor voor een zeeschip niet
bruikbaar, zullen worden verlengd. Werven om de
vaartuigen schoon te maken en zoo noodig te herstel-
len zullen verrijzen, terwijl de machinisten uit Hol-
land en Engeland zullen inzien, dat hun vrije tijd
kan dienstbaar gemaakt worden aan het toezicht
op, zoo niet zelf drijven van ateliers, waardoor eene
nieuwe, levende school voor den burger-ambachts-
man zal worden geopend.
Zoo is voor Banda een nieuw leven begonnen.
En onder den weldadigen invloed der vrijheid van
handel en wandel, die nooit nalaat hare zegeningen
uit te storten waar men haar toegang verleent, zal
het tegenwoordige Banda na vijftig jaren niet meer
te herkennen zijn. Het boek door Valentijn in
1726 geschreven, dat eenige jaren geleden nog door
den toerist als een andere Baedeker werd gebruikt,
zal eene plaats onder de antiquiteiten hebben ge-
kregen in de stedelijke bibliotheek
Waarlijk zoo zal het wezen, want Neira's boe-
kerij is in staat van wording. Eenigen der meest
vermogende perkeniers hebben met het aanleggen
eener boekerij een begin gemaakt, door het beste-
den van eene som gelds, tot den aankoop van boe-
ken over staathuishoudkunde, finantiewezen, staats-,
volkeren- en administratief recht.
63
Leesgezelschappen bestonden reeds op Banda,
even als sociëteiten en eene zaal waar voorlezingen
worden gehouden.
Eene spaarbank, nu er geld kan worden overge-
gaard, was een vereischte geworden. Een gevolg
dier behoefte is geweest de oprichting der Spaar-
bank van de Molukken. (O Het denkbeeld ging van
Banda uit en vond onmiddellijk op de andere Mo-
luksche eilanden, als ook te Macassar, medewerkers.
De bank strekt haren werkkring thans over Ce-
lebes en de Molukken uit, heeft haar hoofdbestuur
te Macassar, terwijl op de Moluksche eilanden bij-
banken met agenten aan het hoofd zullen werk-
zaam zijn.
De eerste aan wie, zoodra de dollars Banda be-
reikten, is gedacht geworden, is de jeugd geweest,
die de jongens- zoowel als de meisjesscholen te Ba-
tavia letterlijk hebben bevolkt. Op het oogenblik
is te Neira eene meisjesschool opgericht, aan het
hoofd waarvan eene Europeesche institutrice staat,
overgekomen voor rekening der perkeniers (^. Ne-
vens de school is ook aan de kerk gedacht ge-
worden; eerlang verrijst zij, door de goede zorg
van kerkmeesteren die haar fonds beheerden, en de
(I) JaoaBode en Bataviaaach Handelsblad, dd. 29 Juli 1872, n*>. 177.
(^ De weDsch, dat deze ontwikkelde vronw de onders harer leerlingen
Kal weten te overtuigen, dat de meisjes, ter voltooiing harer opvoeding,
voor een jaar, twee, drie, naar Europa moeten gezonden worden, mag
hier worden uitgedrukt.
64
vrijwillige giften der landheeren en kooplieden, op
hare oude plaats (*).
School en kerk, vrijhandel en stoom, onderne-
mende mannen en gezonde vrouwen, zullen Banda
weer eenmaal groot en talrijk maken.
In oude boeken kan men lezen dat op deze
eilanden vijftien duizend menschen woonden, toen
de Nederlanders het eerst aan wal stapten. Na
hunne komst is dit cijfer tot beneden de zes dui-
zend gedaald en eeuwen lang stationnair gebleven.
Als een der redenen hiervan mag gelden het mo-
nopolie-stelsel, dat voor „ vrije" menschen wel een
afschrikker maar, met zijn rottan, naar welgevallen
gezwaaid, geen lokaas was. De vruchtbaarheid van
Banda in het voortbrengen van kinderen zou ook hier,
gevoegd bij den jaarlijkschen aanvoer van honderde
slaven, ballingen enz., tot vermeerdering der bevol-
king op de perken hebben geleid, ware het niet dat
aan de eischen der natuur voortdurend werd te kort
gedaan. De deskundigen althans beweren, dat in
de dagen van het monopolie geen voldoend aantal
vrouwen in verhouding tot de mannen werd aange-
bracht en, dank den ongunstigen reuk waarin het
bannelingsoord stond, meestentijds alleen bejaarde of
gedemoraliseerde vrouwen tot het aangaan eener
overeenkomst van diensten waren te engageeren.
Natuurlijk hebben ook deze ongunstige omstandig-
(*) Kolouiaal VewUg 1878, blz. 126.
65
heden opgehouden invloed uit te oefenen. Zelfs
wórdt er op het oogenblik bij het aanwerven van
perkarbeiders, mannen zoowel als vrouwen, op hun
zedelijk gehalte bizonder gelet. Zoo laat zich dus
ook in dit opzicht verbetering verwachten, en men
mag met eenige vrijmoedigheid voorspellen, dat
Ihans de bevolking, onder den heilzamen invloed
van welvaart, beschaving en goede zeden zich
krachtig zal vermeerderen.
Het doodeude 'dat gelegen is in de wijze van
besturen in Indië, door den ouden Indischen ge-
schiedschrijver in het beeld uitgedrukt, „ zijn adem
gaat over alle en zelfs over de minste zaken" (^), daar
waar hij handelt over de macht en den veelomvat-
tenden werkkring van den Gouverneur-Generaal
hebben de Bandaneezen in al de smartelijke gevol-
gen genoten. Deze ondervinding, naast die dat
eigen hulp het spoedigst is aangebracht, hebben
eenige ingezetenen de wenschelijkheid doen bespre-
ken om zich tot Z. M. den Koning te wenden,
met het verzoek de Banda-eilanden tot eene ge-
meente te willen vereenigen en die te stellen onder
(*) Zie de rede van Mr. P. Mijer, uitgesproken bg de overgave van zijn
bestuur. Bylagen van het Koloniaal Verslag over 72, blz. 117, waar wy
ook nog lezen : „ Veel toepassing heeft het denkbeeld van delegatie van
„ magt nog niet ondervonden. Het bestuur is nog zoodanig in den land-
„ voogd zamengetrokken, dat, zoo het aangehaalde gezegde van Valentijn
„ als eene satire op de centralisatie van het bestuur is aan te merken,
,f deze ook nog heden ten dage hare juistheid niet heeft verloren."
O
66
een plaatselijk bestuur, waarin de inwoners, door
volkskeuze daartoe geroepen, zullen hebben zitting
en stem (»). Wij hopen dat aan dit voornemen door
al de ingezetenen van Banda zal worden gevolg
gegeven, en zij zich niet door de nieuwheid der
zaak noch door de meening dat deze verandering
eene onmogelijkheid is, zullen laten afleiden van
de goede richting die door eenigen hunner is aan-
gewezen.
Wij mogen van het tegenwoordig bestuur van
Banda verwachten, dat het deze openbaring van den
wensch der inwoners niet zal beschouwen als eene
uiting van ontevredenheid over den persoon die be-
stuurt, immers niet genoeg lof kan dezen worden
gegeven over zijne verstandige en minzame leiding
in de moeilijke tijden van overgang, maar dat hij de
eerste zijn zal om in te zien, dat de begeerte, naar
beperkte zelfstandigheid in het regelen van plaat-
selijke belangen uit dieper bron, die van besef van
wat tot duurzaam belang der plaats kan strekken,
opwelt. Het Gouvernement zal toestemmen dat,
zoo hij ook al het ideaal voor een bestuur „ auto-
kratisch, verlicht en regtvaardig beleid" zich, in
C) Bataviaasch Handelsblad 1 en 3 Juli 1872, n». 153 en 156, 14
Februari 1873, n«. 38; Java Bode 3 Juli 1872, n». 165, en 24 Septem-
ber, '73, n^ 225; N. B. Handelsblad, dato 1 Juli 1872; Algemeen Dagblad
van N. Indië, 7 Juni 1873, n". 53; Algemeen Handelsblad, dd. 21 Augus-
tus 1872, n». 12817; Dagblad van Z.-Holland en 's Qravenhage, 20 Augus-
tus '72, n''. 196; Amhemsche Courant van 21 Augustus 1872, n\ 5726.
67
het besturen van het uitgestrekte rijk van Insu-
linde tot eene leus heeft gekozen, zijne eerzucht
niet zoover zich uitstrekt, om ook alleenheerscher
te willen zijn in het regelen van honderde en
duizende plaatselijke aangelegenheden die, van zijn
hoog standpunt gezien, nietigheden zijn. Hij zal
er zich in verheugen dat de satire van Valentijn
hare actualiteit begint te verliezen om langzamer-
hand teruggedrongen te worden naar het rijk, waar
zij tehuis behoort, het verleden. Het Opperbestuur
eindelijk, wij houden er ons van overtuigd, zal met
welgevallen het initiatief begroeten door de ingezete-
nen zelven te nemen en volgaarne toestaan dat zij,
die in hunne eigene plaatselijke behoeften willen
voorzien, ook zelven deze regelen. Aan de Regee-
ring in het moederland toch is het niet onbekend,
dat van het „ zooveel mogelijk vragen" van de zijde
der ingezetenen eener plaats, en het „ zoo weinig
doenlijk geven" door de centraliseerende Regeering»
de eenige oplossing is, het plaatselijk vrijlaten van in-
komsten te heffen om die naar eigen inzicht te beste-
den, zooals zij tevens zich bewust is, dat deze vrijzin-
nigheid, zooals in Britsch-Indië is gebleken ('), zal
Q) Wij vestigen de aandacht op de navolgende verrassende mededeelin-
gen, voorkomende in het „ Report from the select committee on East India
finance. Ordered, by the house of commons, to be Printed, 23 Juli
1872, n». 327.
8821. Have you heard at all since this new system of local finance
has been introduced, whether the local govemments have had any
practical experience of economy being practised by the different offi-
68
leiden tot bezuiniging in de uitgaven voor het beheer
over de landen aan hare zorgen toevertrouwd en wel
verre van de lasten der gemeenten buitengewoon
te bezwaren, haar in staat zal stellen tot matiging
der belastingen, zoodra slechts de verouderde ver-
waarloozing voor degelijke voorziening heeft plaats
gemaakt, over te gaan, tenzij de gemeenten zelve
verkiezen mochten een kapitaal te reserveer^n, om
dat, bij het ontstaan van buitengewone uitgaven,
te kunnen aanspreken.
Wij vestigen eindelijk de aandacht onzer Indische
vrienden, die het gewestelijk- noch plaatselijk zelf-
bestuur in werking hebben gezien op de woorden
van den feestredenaar te Amsterdam, Mr. S. Vis-
cers, who have had the expenditure of money in their departments ?
werd gevraagd door den voorzitter der commissie. En de heer W.
N. Massey, Oud-indisch ambtenaar, antwoordde :
No, I have not heard any particulars of that kind ; bat I notice
in the last Budget a statement of the financial member of Council,
that already some of the local govemments have ndministered their
new powers with so mach fragality that they have begun to acca-
malate a reserve f and
8822. And you think that is a practical test of the results of
the policy, of the new system of local finance ? — I noticed that with,
very great satisfaction.
8825. Do you think that in order to produce economy in every
department, it requires the most vigilant care on behalf of the
people connected with the Suprème Government ? — • I am perfectly
satisfied that it is a hopeless task for the Suprème Government to
attempt to introducé economy into the details of indian expenditure.
8826. To whom then would you look for accomplishing economy
in details of expenditure? — I would look to the local govem-
ments.
\ ^
»
99
»9
•»
69
sering (*), die na elders (blz. 22) te hebben ge-
tuigd dat; „ Wij (Nedeilanders) onze bijzondere,
„ huisselijke, plaatselijke, gewestelijke belangen be-
„ harligen met wakkeren ijver en goed beleid" ; van
de provinciale wet en de gemeente- wet, zegt:
(blz. 16):
„ Zoo ergens een kiem gelegd en in vrucht-
baren bodem opgeschoten is van gezonde,
frissche volkskracht, het is in deze regeling
van gemeentelijk en plaatselijk zelfbestuur. Hier
vooral hebben wij — onzen landaard getrouw —
„ groote dingen gedaan. Waar ook anders het
„ publieke leven flauw of zwak was — niet hier,
„ waar het de eigenlijke belangen gold ! En over-
„ vloedig waren de vruchten onzer inspanning.
„ Ziet, hoe onze steden groeien ; hoe Amsterdam
„ hare vijfde uitlegging aanvaardt, die alle vroe-
„ gere in de schaduw zal stellen ; hoe Rotter-
„ dam, als altijd met de zusterstad wedijverende,
zich aan de overzijde der Maas verdubbelt;
hoe de Residentie zich met nieuwe wijken om-
ringt; hoe Arnhem zijne heuvelen met sierlijke
voorsteden omkranst; hoe Leeuwarden, Zwol,
Haarlem de spoorwegstations met deftige stra-
„ ten omvangen ; hoe vele andere steden haken
naar het oogenblik waarop de wegruiming eener
99
>»
99
99
99
99
Q) Ome grondwet. Feestrede gehouden door Mr. S. Vissering, hoog-
leeraar te Leiden, te Amsterdam op den S Noyember 1873. Uitgegeven
te Amsterdam bij P. N. van Kampen en Zoon.
70
„ kwellende omwalling haar vergunnen zal, dit
„ voorbeeld te volgen.*
„ En ziet, hoe de provinciën om strijd hare
„ belangen behartigen, hare waterschappen en
„ ambachten verstandig regelen : hare dijken en
„ kaden versterken, hare vaarten verruimen, de
„ waarde der poldergronden verdubbelen ; hoe
„ elk gewest zich in weinige jaren overdekt met
een netwerk van kunstwegen, waardoor han-
delsverkeer, welvaart en beschaving tot de af-
gelegenste dorpen hebben kunnen doordringen.
O gij vriendelijk Hollandsch of Greldersch land-
schap, gij groenende vlakten tusschen DoUard
„ en Zuiderzee, gij vrudhtbare akkers door de
„ Zeeuwsche Stroomen omspoeld, waar ter we-
„ reld vindt gij uwe wedei^de? Wel mocht de
„ vreemdeling, u in opgetogenheid aanschouwende,
„uitroepen: „Dit land is een tuin!'* — O lie-
„ felijk oord, vol onbeschrijfelijke zoetheid, mijn
„ rijk gezegend Nederland, ken, waardeer, geniet
„ uwen zegen P'
>i
»
9t
»>
»>
De inwilliging van het door de ingezetenen van
Bunda te doen verzoek, zal de kroon zijn op het
gebouw, waarvan de vrijzinnige en verstandige van
der Capellen het fun(|ament legde en dat geleide-
lijk door de afschaffing der slavernij, de vrijverkla-
ring der vaart op de Molukken, de vrijstelling der
haven, de terugneming der bannelingen en vage-
•
71
bonden en eindelijk door de opheffing van het mo-
nopolie, geholpen door de bestaande énergie der
kolonisten werd opgetrokken.
De ondervinding zal leeren dat de Bandaneezen
volwassen zijn om den last te kunnen dragen van
hunne eigene zaken, onder zekere voorwaarden,
te besturen. De persoon, die door de Regeering
bekwaam genoeg geacht wordt om in een geschil
dat over tonnen gouds loopt recht te spreken ; dien
door zijn Gouvernement het vertrouwen wordt ge-
schonken om goederen van minderjarigen te bestu-
ren en aan wien dé zorg voor zijn eigen lijf en het
beheer over zijnen belangrijken eigendom wordt
overgelaten, zal niet ongeschikt blijken te zijn om
over eene jaarlijksche begrooting van anderhalve
ton zijne stem uit te brengen. De man die zijn
eigen markt zocht en zich daardoor welvaart schiep,
aan wien de orembaai niet meer voldeed maar die,
den tijdgeest volgend, stoombarkassen en zeebooten
liet bouwen; de mensch die zoodra de fortuin
hem den rijkdom bracht het eerst aan de opvoeding
zijner kinderen goede zorgen wijdde, zich tot ver-
meerdering zijner kennis boeken kocht en zijnen
gezichtseinder trachtte te verruimen door eene reis
naar Europa; de kolonist, die behoefte heeft om
Nederland te zien en zijn verblijf aldaar, door
bezoek van schooi en fabriek, museum en raadzaal
dienstbaar wenscht te maken aan het belang zijner
medeburgers, en eindelijk de vader van het gezin.
72
die een spaarbank oprichtte en zijn kerk herbouwt, —
zulk een man voorzeker is niet te beperkt dan dat
hij niet zijne plaatselijke kennis aan het plaatselijk
heil zou weten dienstbaar te maken.
Maar, ten behoeve van hem, toegegeven al zijne
geschiktheid en die der plaats zijner inwoning, eene
geïsoleerde achteraf gelegen buitenpost, eene uit-
zondering te maken op het koloniaal beleid, zal wel-
licht gezegd worden, is toch eene overdreven
wensch. Wij weten op die tegenwerping geen be-
ter antwoord te geven dan dit: de moeilijkheid en
het gevaar, aan het wijzigen van het beheer ver-
bonden, bevelen de uitzondering, als eene proef-
neming, en deze wel bepaaldelijk te Banda, ten
dringendste aan.
Waarom juist Banda de aangewezen plek is om
de proef te nemen, hebben de zeventig voorafgaande
bladzijden aangetoond. De lezer duide het ons
daarom niet ten kwade, dat wy het woord noemen,
dat hij op de lippen heeft : — een westersch maat-
schappelijke toestand in het Oosten!
Op de Banda-eilanden, tot één gemeente ver-
eenigd, kan de gemeente-wet, die in Nederland de
steden en dorpen groot, gezond en sierlijk heeft
gemaakt, worden ingevoerd. Zij zal, in hare wer-
king, daar niet falen en de overplanting zal de in-
gezetenen, die met haar thans slechts bij name be-
kend zijn, met een nationaal kleinood doen ver-
trouwd worden. De Regeering en de ingezetenen
/^
/ ^
« <m
7S
in Nederlandsch-Indië, beiden zullen, na het plaat-
selijk zelfbestuur te hebben zien werken, beter kun-
nen beoordeelen in hoeverre dit beginsel voor uit-
breiding, door invoering van gelijkluidende of ge-
wijzigde gemeente-verordeningen, vatbaar is.
Zoo kan, door op één plaats de gemeentelijke
autonomie in te voeren, met zekerheid worden te
werk gegaan bij het intreden der nieuwe phase,
die het koloniaal beleid voor de deur staat en die
door John Stuart Mill zoo juist wordt omschreven,
waar deze (vert. door Dupont-White) zegt:
„ L'autorité qui en sait Ie plus en fait de
„ principes, devrait être Tautorité suprème pour
„ tout ce qui est priffdpe, tandis qu'on devrait
„ abandonner les détails a Tautorité qui est
„ la plus competente en fait de détails.'*
/
i
UNMRMTY OF MCHMAN
3 9015 02956 3049