Skip to main content

Full text of "Bijdragen tot de geschiedenis van Overijssel"

See other formats


Google 


This  is  a  digital  copy  of  a  book  that  was  prcscrvod  for  gcncrations  on  library  shclvcs  bcforc  it  was  carcfully  scannod  by  Google  as  part  of  a  project 

to  make  the  world's  books  discoverablc  onlinc. 

It  has  survived  long  enough  for  the  copyright  to  cxpirc  and  the  book  to  enter  the  public  domain.  A  public  domain  book  is  one  that  was  never  subject 

to  copyright  or  whose  legal  copyright  term  has  expired.  Whether  a  book  is  in  the  public  domain  may  vary  country  to  country.  Public  domain  books 

are  our  gateways  to  the  past,  representing  a  wealth  of  history,  culture  and  knowledge  that's  often  difficult  to  discover. 

Marks,  notations  and  other  marginalia  present  in  the  original  volume  will  appear  in  this  file  -  a  reminder  of  this  book's  long  journey  from  the 

publisher  to  a  library  and  fmally  to  you. 

Usage  guidelines 

Google  is  proud  to  partner  with  libraries  to  digitize  public  domain  materials  and  make  them  widely  accessible.  Public  domain  books  belong  to  the 
public  and  we  are  merely  their  custodians.  Nevertheless,  this  work  is  expensive,  so  in  order  to  keep  providing  this  resource,  we  have  taken  steps  to 
prevent  abuse  by  commercial  parties,  including  placing  lechnical  restrictions  on  automated  querying. 
We  also  ask  that  you: 

+  Make  non-commercial  use  of  the  files  We  designed  Google  Book  Search  for  use  by  individuals,  and  we  request  that  you  use  these  files  for 
personal,  non-commercial  purposes. 

+  Refrainfivm  automated  querying  Do  nol  send  aulomated  queries  of  any  sort  to  Google's  system:  If  you  are  conducting  research  on  machine 
translation,  optical  character  recognition  or  other  areas  where  access  to  a  laige  amount  of  text  is  helpful,  please  contact  us.  We  encourage  the 
use  of  public  domain  materials  for  these  purposes  and  may  be  able  to  help. 

+  Maintain  attributionTht  GoogXt  "watermark"  you  see  on  each  file  is essential  for  informingpeopleabout  this  project  and  helping  them  find 
additional  materials  through  Google  Book  Search.  Please  do  not  remove  it. 

+  Keep  it  legal  Whatever  your  use,  remember  that  you  are  responsible  for  ensuring  that  what  you  are  doing  is  legal.  Do  not  assume  that  just 
because  we  believe  a  book  is  in  the  public  domain  for  users  in  the  United  States,  that  the  work  is  also  in  the  public  domain  for  users  in  other 
countiies.  Whether  a  book  is  still  in  copyright  varies  from  country  to  country,  and  we  can'l  offer  guidance  on  whether  any  specific  use  of 
any  specific  book  is  allowed.  Please  do  not  assume  that  a  book's  appearance  in  Google  Book  Search  means  it  can  be  used  in  any  manner 
anywhere  in  the  world.  Copyright  infringement  liabili^  can  be  quite  severe. 

About  Google  Book  Search 

Google's  mission  is  to  organize  the  world's  information  and  to  make  it  universally  accessible  and  useful.   Google  Book  Search  helps  readers 
discover  the  world's  books  while  helping  authors  and  publishers  reach  new  audiences.  You  can  search  through  the  full  icxi  of  this  book  on  the  web 

at|http: //books.  google  .com/l 


Google 


Dit  is  ccn  digitale  kopie  van  een  boek  dat  al  generaties  lang  op  bibliothcckpl anken  heeft  gestaan,  maar  nu  zorgvuldig  is  gescand  door  Google.  Dat 

doen  we  omdat  we  alle  boeken  ter  wereld  online  beschikbaar  willen  maken. 

Dit  boek  is  na  oud  dat  het  auteursrecht  erop  is  verlopen,  zodat  het  boek  nu  deel  uitmaakt  van  het  publieke  domein.  Een  boek  dat  tot  het  publieke 

domein  behoort,  is  een  boek  dat  nooit  onder  het  auteursrecht  is  gevallen,  of  waarvan  de  wettelijke  auteursrecht  termijn  is  verlopen.  Het  kan  per  land 

verschillen  of  een  boek  tot  het  publieke  domein  behoort.  Boeken  in  het  publieke  domein  zijn  een  stem  uit  het  verleden.  Ze  vormen  een  bron  van 

geschiedenis,  cultuur  en  kennis  die  anders  moeilijk  te  verkrijgen  zou  zijn. 

Aantekeningen,  opmerkingen  en  andere  kanttekeningen  die  in  het  origineel  stonden,  worden  weergegeven  in  dit  bestand,  als  herinnering  aan  de 

lange  reis  die  het  boek  heeft  gemaakt  van  uitgever  naar  bibliotheek,  en  uiteindelijk  naar  u. 

Richtlijnen  voor  gebruik 

Google  werkt  samen  met  bibliotheken  om  materiaal  uit  het  publieke  domein  te  digitaliseren,  zodat  het  voor  iedereen  beschikbaar  wordt.  Boeken 
uit  het  publieke  domein  behoren  toe  aan  het  publiek;  wij  bewaren  ze  alleen.  Dit  is  echter  een  kostbaar  proces.  Om  deze  dienst  te  kunnen  blijven 
leveren,  hebben  we  maatregelen  genomen  om  misbruik  door  commerciële  partijen  te  voorkomen,  zoals  het  plaatsen  van  technische  beperkingen  op 
automaüsch  zoeken. 
Verder  vragen  we  u  het  volgende: 

+  Gebruik  de  bestanden  alleen  voor  niet-commerciële  doeleinden  We  hebben  Zoeken  naar  boeken  met  Google  ontworpen  voor  gebruik  door 
individuen.  We  vragen  u  deze  bestanden  alleen  te  gebruiken  voor  persoonlijke  en  niet -commerciële  doeleinden. 

+  Voer  geen  geautomatiseerde  zoekopdrachten  uit  Stuur  geen  geautomatiseerde  zoekopdrachten  naar  het  systeem  van  Google.  Als  u  onderzoek 
doet  naar  computervertalingen,  optische  tekenherkenning  of  andere  wetenschapsgebieden  waarbij  u  toegang  nodig  heeft  tot  grote  hoeveelhe- 
den tekst,  kunt  u  contact  met  ons  opnemen.  We  raden  u  aan  hiervoor  materiaal  uit  het  publieke  domein  te  gebruiken,  en  kunnen  u  misschien 
hiermee  van  dienst  zijn. 

+  Laat  de  eigendomsverklaring  staan  Het  "watermerk"  van  Google  dat  u  onder  aan  elk  bestand  ziet,  dient  om  mensen  informatie  over  het 
project  te  geven,  en  ze  te  helpen  extra  materiaal  te  vinden  met  Zoeken  naar  boeken  met  Google.  Verwijder  dit  watermerk  niet. 

+  Houd  u  aan  de  wet  Wat  u  ook  doet,  houd  er  rekening  mee  dat  u  er  zelf  verantwoordelijk  voor  bent  dat  alles  wat  u  doet  legaal  is.  U  kunt  er 
niet  van  uitgaan  dat  wanneer  een  werk  beschikbaar  lijkt  te  zijn  voor  het  publieke  domein  in  de  Verenigde  Staten,  het  ook  publiek  domein  is 
voor  gebniikers  in  andere  landen.  Of  er  nog  auteursrecht  op  een  boek  mst,  verschilt  per  land.  We  kunnen  u  niet  vertellen  wat  u  in  uw  geval 
met  een  bepaald  boek  mag  doen.  Neem  niet  zomaar  aan  dat  u  een  boek  overal  ter  wereld  op  allerlei  manieren  kunt  gebruiken,  wanneer  het 
eenmaal  in  Zoeken  naar  boeken  met  Google  staat.  De  wettelijke  aansprakelijkheid  voor  auteursrechten  is  behoorlijk  streng. 

Informatie  over  Zoeken  naar  boeken  met  Google 

Het  doel  van  Google  is  om  alle  informaüe  wereldwijd  toegankelijk  en  bruikbaar  te  maken.  Zoeken  naar  boeken  met  Google  helpt  lezers  boeken  uit 
allerlei  landen  te  ontdekken,  en  helpt  auteurs  en  uitgevers  om  een  nieuw  leespubliek  te  bereiken.  U  kunt  de  volledige  tekst  van  dit  boek  doorzoeken 

op  het  web  via|http:  //books  .google  .coml 


B  IJ  DRAGEN 


TOT   DE 


GESCHIEDENIS  VAN  OVERIJSSEL. 


BIJDRAGEN 


TOT    DK 


GEScsiiiis  m  övmijssii 


i 


UITOKOEYKN    DOOR 


Mb.  J.  I.  VAN  DOORNINCK, 

Archivaris  van  Ooerijssel, 


£N 


Mr-  j.  nanninga  uitterdijk, 

Arckivarit  van   Kampen. 


DERDE    DEEL. 


ZWOLLE, 

DE    ERVEN    J.    J.    TUL 
1876, 


UikU  èrto.io 


Harvard  College  Ubrary 

Gift  of  ^ 
Prof.  A.  C.  CooMdce 


INHOUD. 


BLZ. 

Het  album  amicorom  van  Marcus  Gualtberus,  1593  — 

1649 1,  89 

Het  Zwolscbe  stadhuis 33 

Geschiedkundige  aanteekeningen  betrekkelijk  Ootmarsum  67 

Sprokkels,    geraapt  in  de  S^  Plechem  te  Oldenzaal     .  79 

Markeregt  —  De  begrafenis 83 

Apotheker  te  Zwolle,   1441 85 

Naamsyerandering,    1467 86 

Het  verliezen  van  zegels 87 

Album-inschriflen  van  eenige  Overijsselaars    .     ...    .  110 

De  landregten  van  Overijssel  l 114 

Fransche  uitgewekenen 128 

Stads  zilverwerk  van  Kampen 141 

Geschenk  van  reliquien  door  een  Kamper  monnik,  1478  151 

M'.  W.  H.  Cost  Jordens 155 

Het  gerigt  van  disperatie 160 

Pruikenbelasting  te  Kampen,  1702 163 

Brief  van  Jean  Fran^is  Le  Petit  aan  de  stad  Kampen  166 


II 

BLZ. 

Koningsprebende  in  het  Stift  ter  Hunnep      .     .  168  ,  352 
Memorie  der  ouderlingen  en  diakenen  te  Deventer  over 
de  bestemming  der  geestelijke  en  kerkelijke  goede- 
ren, 1581 169,  265 

Aanteekeningen  uit  het  oude  strafregt 218 

Oude  maten  en  gewigten 243 

Aanteekeningen  uit  Sinodale  acten  nopens  de  roomsch- 

catholieken,  1593  —  1600 246 

Oude  regerings-gebruiken  te  Deventer,   ni — v  .     .     .  249 

Bijvoegsel 267 

Verordening  omtrent  de  touwslagers  te  Kampen  1418  259 
Schade   door    Giathoorn    geleden   wegens  H  beleg    van 

Steenwijk,  1592    .     .     , 262 

■ 

Parlementaire  vormen  van  een  ingeland  tegen  den  dijk- 
graaf van  Mastenbroek,  1539 '     •     •  ^63 

Het  Overijsselsch 264 

Almissers  ordeninge  der  stadt  Deventer 281 

Brieven   van   Joannes   Tollius  uit  het  leger  der  gealli- 
eerden in  Fransch  Vlaanderen,    1710 299 

Tweede  bijdrage  tot  een  Overijsselsch  wapenboek  .     .     .  315 

Predikantsberoeping  te  Ootmarsum 341 


ERRATA. 


BL  68  r.    5  ▼.  b.  slaat:  Maurits  lees:  Mauritz 


n    68  //  10  /,  o. 


if    72  ,/  16  ff  ff 

tf    H  //    8  //  b. 


// 


ende  jn  allen  steden  lees:  ende  jn 
alles  genyeten  heore  oude  priuile- 
giën,  oock  jn  allen  steden 
Shildthuisz  lees:  Schildthuisz 
Egidus  if      Egidius 


HET  ALBUM  AMICORUM 
VAN  MARCUS  GUALTHERUS,  1593—1649. 


Onder  de  personen  in  ons  vaderland  die  het  duur  hebben 
moeten  bekoopen,  dat  ze  zich  in  de  dagen  toen  ^/Gk)mmeren 
Armijn  ten  hoof,  dongen  om  het  waar  geloof  \  aan  den  kant 
der  Remonstranten  schaarden,  behoorde  ook  Marcus  Wolff- 
gang  Gualthems ,  destijds  rector  der  latijnsche  school  te  Kampen. 

Als  bouwstofie  voor  eene  levensgeschiedenis  van  dezen  merk- 
waardigen  persoon,  deel  ik  hier  mede  zijn  album  amicorom 
dat  mij  daartoe  door  een  van  ^s  mans  a&tammelingen ,  mijn 
vriend  den  heer  D'  D.  Lubach ,  inspecteur  van  't  Greneeskun- 
dig  staatstoezicht,  welwillend  werd  afgestaan. 

Zijn  levensgeschiedenis  zal  ik  hier  niet  behandelen,  maar 
alleen  een  enkel  woord  over  zijn  leven  aan  de  mededeeling 
doen  voorafgaan. 

Gualthems  werd  in  het  laatst  der  16*  eeuw  geboren  te 
llVeinheim  in  den  beneden-Paltz,  op  ongeveer  twee  mijlen 
a&tands  van  Heidelberg.  Zijn  vader  was  Franciscus  Gualthe- 
ros;  wie  zijn  moeder  was  is  mij  onbekend. 

In  1595  bevond  hij  zich  te  Zweibrücken  en  in  1596  te 
Hombach  in  de  Faltz  en  bezocht  daar  de  latijnsche  scholen, 
die  hij  in  1595  verliet,  om  te  Heidelberg  te  gaan  studeeren, 
waar  hij  tot  160é  vertoefde. 

Den  7"  December  1604  werd  hij  te  Kampen  benoemd  tot 
rector  der  latijnsche  school , '  in  de  plaats  van  Henricus  Strom- 
bergh,  die  wegens  dronkenschap  en  wangedrag  was  ontslagen. 

BUDK.  III.  1 


2 

Yoorloopig  luidde  zijn  aanstelling  voor  een  jaar,  op  een  jaar- 
lijks tractement  van  250  Car.  guldens  en  aandeel  in  't  mi- 
nerval.  Hij  zou  op  groote  vastelavond  van  dat  jaar  in  dienst 
treden ,  en  tegen  Paseben  van  't  volgende  jaar  vrij  woning 
erlangen. 

Den  4*^"  October  1606  werd  hij  voor  drie  jaren  tot  rector 
aangesteld  op  400  Car.  gl.  tractement,  terwijl  in  1610  zijne 
aanstelling  vernieuwd,  en  het  schoolgeld  werd  afgeschaft,  in' 
de  plaats  waarvan  zijn  tractement  met  50  Car.  guldens  werd 
verhoogd  en  in  1615  op  500  Car.  guldens  werd  gebriouïht. 

Gualtherus  leefde  kalm  en  rustig  te  Kampen,  totdat  de 
calvinisten  roerig  begonnen  te  worden  en  de  heillooze  gods- 
diensttwisten en  verdrukkingen  der  andersdenkenden  een 
aanvang  namen. 

In  1617  werd  door  de  stadsregeering ,  als  erkenning  van 
zijne  verdiensten,  aan  hem  en  zijne  kinderen  nog  het  burger- 
recht geschonken,  en  werd  hij  door  dei;i  kerkeraad  voor  twee 
jaren  tot  ouderling  verkozen,  doch  toen  men  inzag  dat  hij 
zich  stellig  schaarde  aan  den  kant  der  remonstranten,  werd  hij 
den  18  Augustus  1619  voor  de  sinode  te  Deventer  gedaagd. 
Hij  richtte  hierover  een  brief  aan  den  Scriba  der  sinode  Jo- 
hannes  Volcerus,  predikant  te  Voilenhove,  waarop  den  20*" 
Augustus  zijn  a&etting  volgde. 

Hij  bleef  echter  in  Kampen  wonen,  en  werd  in  1621  ver- 
dacht van  geheime  verstandhouding  met  de  gebannen  predi- 
kanten, tengevolge  waarvan  hij  in  verhoor  werd  genomen  en 
op  de  Hagenpoort  gevangen  gezet.  Na  verloop  van  elf  dagen 
ontsloeg  men  hem  echter  weder,  onder  voorwaarde,  dat  bij  in 
zijn  huis  zou  blijven  en  met  niemand  over  het  gebeurde  spre- 
ken. Nadat  echter  eenigen  tijd  daarna  twee  hervcM'mde  pre- 
dikanten nauwkeurig  zijne  latijnsche  papieren  hadden  door- 
gesnuffeld,  werd  hij  in  Mei  wederom  gevangen  genomen.  Hij 
werd  streng  bewaakt  en  zelfs  in  boeien  gesloten. 


Toen  hij  ruim  vier   weken   had   gevangen    gezeten,    werd 
hij  bij  't  volgende  vonnis  voor  altooe  uit  de   stad  gebannen: 

Marcus  Gualtherus. 

Dewijle  hij  durch  zijne  grouwelijcke  ende  Goedeslasterlijcke 
schriften  tegens  Godt  ende  zijne  Heülige  woort  strijdende, 
nijet  alleene  gesocht  hefft  den  kerckelicken ,  maer  oock  den 
politicquen  staet  dezer  landen  in  trouble  te  stellen,  ende  te 
renuersieren ,  ende  die  Hooge  Ouericheijt  neffens  die  Magis- 
tmet  Stadt  Campen  te  calomnieren  ende  opt  hoochste  an  tho 
tasten,  't  Welck  in  een  landt  ende  stadt  van  goede  politie 
nyet  en  can  getolleriert,  noch  en  behoert  ongestrafft  verbij  ge- 
gaen  toe  worden,  daer  oiier  haer  £d.  wel  befiieget  souden 
wesen  hem,  anderen  ten  exempel,  naer  merite  tho  doen 
straffen,  maer  alles  bij  Schepenen  ende  Baedt,  als  meer  tot 
gratie  aU  extreme  rigeur  van  justitie  geincliniert  wesende, 
rippelicken  ouerwoegen,  ende  in  behoirlicke  betrachtinge  ge- 
noemen  zijnde,  Soe  willen  haer  Ed.  die  verdiende  straffe  mi 
tigieren  ende  bannen  hem  demnae  zijn  levent  lanck  vuit 
deser  Stadt,  derseluer  vrijheid,  haere  veerschepen,  ende  naer 
haer  £d.  priuiligien  een  mijle  weges  int  ronde,  ende  daer 
nijet  wederom  in  tho  comen  bij  het  hoechste,  doende  daer 
beneffens  behoirliche  Oirvehede. 

Pit  is  den  voorsz.  Marco  Gualthero  opte  Hagen  poorte 
voorgelesen,  ende  naer  gedaene  Oirvehede  voor  onderge- 
noembde   stockmeisteren    zijner  gevanckenisse  entledicht. 
Actum  den  v  Junij  Anno  1621. 

^  ^,    ,  /    Albert  Jansz  Hoff. 

Coram  Stockmrs.    \    ^  .       ^    . 

t   Johan  Sansz.  *) 

Dientengevolge  begaf  zich  Gualtherus  naar  Elburg.  De  stad 

K&mpen    poogde  wel  het  hof  van  Gelderland  te  bewegen  om 


')     Liber  Caas. 


4 

hem  van  hier  te  verdrijven,  doch  dit  gelukte  haar  niet.  Zijne 
vrouw  verzocht  van  de  stadsregeering  te  vergeeft  de  papieren 
van  haren  man  terug,  en  deze  verspreide  eene  verklaring 
harer  handelwijze  in  deze  zaak  getiteld :  Noodighe  verclaringhe 
van  burgem.  schep,  ende  raedt  der  stadt  Ca m pen,  waerom 
haer  ed.  Marcum  Gualtherum,  gewesene  rector,  uyt 
haer  ed.  stadt,  derselver  vryheydt  ende  veerschepen  gheban- 
nen  hebben.  Ghedr.  tot  Gampen,  by  Pieter  Hendrick  van 
Wieringhen  1622.  (Geteekend:)  Gampen  18  Febr.  1622. 

In  4*.  vermeld  op  bl.  61  van  Hogge's  Geschriften  betr.  de 
geschiedenis  der  Eemonstranten. 

Gualtherus  schreef  hiertegen  een  wederlegging ,  die  hij  echter 
nooit  in  ^t  licht  gaf. 

In  1622  hield  Gualtherus   zich  in  Holland  op. 

Waarschijnlijk  in  1627  vertrok  Gualtherus  over  Hamburg 
naar  de  nieuwe  stad  door  Willem  van  den  Hove  en  andere 
uitgewekene  Eemonstranten  gesticht:  Frederikstad  aan  den 
Ëider.  Den  26**^  Juli  van  dat  jaar  komt  Gualtherus  reeds 
als  rector  der  latijnsche  school  aldaar  voor,  en  in  1625  als 
secretaris  der  stad,  in  welke  betrekking  hij  in  1633  een  stad- 
recht  ontwierp,  dat  de  goedkeuring  van  den  landvorst,  den 
hertog  van  Sleeswijk  Holstein,  wegdroeg. 

Omstreeks  1635  overleed  Gualtherus  te  Frederikstad. 

Hij  gaf  in  het  licht: 

Dialogi  de  schoHs  libri  duo ,  in  quorum  primo  dilucide  as- 
seritur  scholarum  dignitas,  ab  antiquitate ,  progressu,  conser- 
vatione  et  usupublico;  altero  ostenduntur  partim  emolumenta, 
partim  incommoda  eorum,  qui  in  scholasticis  fanctionibus 
versantur.  Addita  etiam  in  fine  conjectanea  quedam  philologa 
Authore  Marco  Gualthero. . .  Franicae  excudebat  Ulricus 
Dominici  Balck.  1613. 

In    4®.    met   opdracht,  geteekend:  //dabam  e  musaeo  meo 


XIT  cal.  JuDÜ^'  aan  de  regeering  van  Kampen ,  ^/nec  non  Jano 
Witteno,  consulari  et  Sallandiae  quaestori."  Vermeld  bij  Bogge, 
bl.  277. 

Het  album  waarin  onze  Gu^thems  de  handteekeningen 
zijner  vrienden  zoude  ontvangen,  was  een  geschenk  dat  in 
1593  een  Engelschman,  Helias  Assaeujs,  hem  vereerde,  blijkens 
volgende  inscriptie  op  het  voorste  schutblad: 

libelium  hunc 
amicorum  futurorum 
in  gratiam   optimi  candidique 
Viri  Dn  Fransisci  Wal- 
teri,  filio  suo  optimae 
Spei  adolescenti    Wolf- 
gango  Marco  Wal- 
tero  dono 
hib.  vol. 
dedi 
Helias  Assaeus  Anglus 
A®  1593  mense  Nov. 
De   eerste  inscripties  in   het  album   dateeren  uit  het  jaar 
1595,  twee  daarvan  dateeren  uit  Weinheim,  de  derde  is  on- 
gedateerd.  Daaruit  blijkt  dat  Gualtherus  zich  toenmaals  nog 
in  zijne   geboorteplaats    ophield.    De   ongedateerde   inscriptie 
is  van  Hans  Trap,  die  Gualtherus  zijn  ^/libe  Vetter"  noemt, 
de  beide  andere  zijn  van  den  17^  November;   uit  de  eerste 
van  deze  beide,  welke  ik  hier  laat  volgen,  blijkt,  dat  hij  toen 
op  het  punt  stond  om  Weinheim   te  verlaten,    ze  is  afkom- 
stig van  zekeren  Johannes  Eulizug,  en  vermaant  den  jongen 
Goaliherus,  die  er  student  in  wordt  genoemd,  om  zijn  ge- 
loof te  bewaren : 

I  Tim.  I.  V.  6. 


6 

Militiam  certare  bonam  ne  desine,  mentem 

niaesam  serua,  sit  tua  cura  fides. 

Kempff  ritterlicli,  den  glaaben  halt, 

Vnnd  gewissen  rein  in  allen  fait. 
Ornatissimo  doctissimoque  D.  Wolfl^ngo  Marco  Walthero, 
studioso,  fratri,  scribebat  discessuro,  Joannes  Eulizug  inper- 
petuae  amicitiae  loco.    Weinheimiae  17  9bri8  a^.  95. 

De  tweede  afkomstig  van  zekeren  Joannes  Jonas  Mulhusi- 
nus,  luidt  aldus: 

Leges  neminem  in  paupertate  vivere,  neque  in  anxietate 
mori  sinunt.    In  Auth. :  de  hered.  2,  coll.  I. 
In   perpetuum   amicitae   vinculum   haec   scribebat  Joannes 
Jonas  Mulhusinus,  in  Weinheim,  amico  suo  singulari  Wolff- 
gango  Marco  Waltero  17  Novembris  a"  dni  1595. 

Hij  schijnt  toen  naar  Zweibrücken  vertrokken  te  zijn,  al- 
thans de  twee  inscripties  waarmede  zijn  album  in  het  volgen- 
de jaar  verrijkt  werd,  zijn  van  (biar  gedateerd.  In  Februari 
plaatste  Joannes  Ulricus  Cussellanus,  die  zich  teekent  Junior « 
Princ.  Com.  Pal.  Ludolitterar.  (wat  wel  beduiden  zal  dat  hij 
leermeester  was  van  Johan  de  Jonge  Paltsgraaf  op  den  Eljn), 
een  latijnsch  vers  in  het  album  waarin  hij  hem:  ^/flos  juven- 
culorum^'  noemt,  en  aanmoedigt  om  op  de  studie  der  letteren 
met  moed  en  volharding  zich  toe  te  leggen.  Johannes  Uech- 
lerus  plaatste  den  11*"  Februari  een  plaats  uit  Isocrates  ad 
Demonicum  over  de  vriendschap  in  het  album. 

De  eerste  inscriptie  doet  mij  vermoeden  dat  Gualtherus  zich 
destijds  te  2weibrücken  op  de  latijnsche  school  zal  hebben 
bevonden.  Hij  schijnt  daar  niet  lang  vertoefd  te  hebben,  en 
begaf  zich,  waarschijnlijk  nog  in  1596,  naar  Hombach  in  de 
Paltz-Tweebruggen ,  waar  hij  ook  de  latijnsche  scholen  bezocht, 
en  welke  plaats  hij  in  1598   weder   verliet.     Aldaar   teeken- 


den  bun  naam  in  zijn  album  op  den  4*"  November  van  dat 
jaar  Martinus  Gerbertshagen ;  Henricus  Fabricius  medicus  en 
rector  der  school  *);  Johannes  Werningius ,  bestuurder  van  het 
klooster  te  Hornbach ;  Johannes  Hubertus  Sturtz ,  die  er  o.  a. 
bijvoegt  dat  GualthéTus  naar  Heidelberg  vertrok,  hij  noemt 
hem  nl.  //contubernalis  amidssimus  Hornbaco  discedens,  et 
Ueydelbergam  se  conferens'^ ,  en  voegt  er  o.  a.  het  karakteris- 
tieke gezegde  van  Luther  bij:  ^/Ich  wolt  wer  einem  Studenten 
ein  leidt  thet  dasz  er  kein  Geldt  im  Jeckel  hett"  —  en  ver- 
der nog  Aibertus  Frey  Tabernaemontanus :  van  Berg-Zabern, 
eene  kleine  stad  aan  de  Erlibach  in  de  Bijnpaltz,  die  ook 
van  Gualtherus  zegt:  ^^in  Academiam  abiens";  Bartholomeus 
Hexamer,  predikant  en  hoogleeraar  in  de  theologie  te  Horn- 
bach; Johannes  Sigismundus  Gkntersperger  4ae  classis  pro- 
fessor; en  op  den  5*"  November  nog:  Isaacus  Gramerus  Pr(esul) 
scholae  Hornebacensis  en  Christianus  Gervinus  3ae  classis 
praeceptor. 

In  November  trefien  wij  hem  dan  ook  reeds  te  Heidelberg 
aan,  in  die  maand  schreef  zekere  Godofiridus  Gualtherus  Si- 
lesios  zijn  naam  in  zijn  album.  Ofschoon  hij  onzen  Gual- 
therus zijn  vriend  en  als  ^t  ware  zijn  broeder  noemt ,  zal  men 
deze  broederschap  evenwel  overdrachtelijk  moeten  opvatten, 
althans  mij  dunkt  zijne  afkomst  uit  Silezie  pleit  daar  voor. 
Dat  hij  evenwel  geen  verwant  was  van  onzen  Gualtherus  zou 
ik  niet  durven  beweeren;  het  feit  dat  hij  het  eerst  te  Hei- 
delberg in  zijn  album  toekende,  duidt  wel  op  eenige  ver- 
wantschap tusschen  hen. 


')  Henriciis  Fabricins,  geboren  te  Berg-Zabem  in  de  Rgn-Paltz 
werd,  na  verschillende  landen,  o.  a.  ook  ons  vaderland  bezocht  te  heb- 
ben, dat  h^  in  1572  op  den  Rijksdag  te  Spiers  vertegenwoordigde,  in 
1&77  aan  't  hoofd  der  school  te  Hornbach  gesteld.  H\j  was  doctor  in 
de  w^sbegeerte  en  in  de  medicQnen  en  overleed  in  1612. 


8 

Hij  schreef  de  volgende  inscriptie : 

Chiysost. 

Ëruditione  ac  pietate  politissimo  juveni,  amico  seu  fratri 
dilectissimo ,  Dn.  Wolfgango  Marco  Gualthero  Palatino,  Go- 
dofndus  Gualtherus  Silesius  in  perpetuum  amicitiae  vinculum 
adscripsit,  Heydelbergae  mense  Novembri  Anno  1598. 

In  dit  jaar  teekenden  hunne  namen  in  zijn  album  Johan 
de  Jonge  Paltsgraaf  van  Tweebruggen,  zoon  van  Johan  de 
Oude  van  Tweebruggen,  geboren  in  1584  en  toen  dus  14 
jaren  oud.  Hij  kwam  aan  de  regeering  in  1614  en  overleed 
in  1658,  zijn  bijschrift  luidt:  Verbum  domini  manet  in  ae- 
ternum;  Johan  Casimir,  zoon  van  FrederikdelII  of  deGt)d- 
vruchtige ,  gaf  de  spreuk :  Pax  Dei  donum ;  Frederik  Casimir, 
een  zoon  van  keurvorst  Lodewijk  van  de  Palts  en  Ëlizabeth 
landgravin  van  Hessen,  die  later  onder  den  naam  van  Fre- 
derik lY  of  de  oprechte  de  regeering  aanvaardde,  plaatste  de 
woorden:  Benificentia  et  Veritas  custodiunt  Regem. 

Philips  Lodewijk  graaf  van  Wied ,  zoon  van  Herman  de  I 
graaf  van  Wied,  voegde  bij  zijn  naam  de  spreuk:  Cor  regis 
in  manu  Dei. 

Het  schijnt  dus  wel  dat  Gualtherus  reeds  dadelijk  bij  zijne 
komst  met  deze  hooggeplaatste  personen  in  aanraking  kwam. 

Eene  inscriptie  van  den  beroemden  Jonas  Piscator,  later 
hoogleeraar  te  Herborn:  ^/Amicus  certus  in  re  incerta  cerni- 
tur",  en;  //Sehe  fur  dich  Treu  ist  miszlich",  besluit  de  in- 
schrijvingen van  dit  jaar. 

Uit  het  volgende  jaar  vinden  wij  twee  inschrijvingen,  een 


?an  26  Februari,  van  Jost  Gaspar  Zimmerman ,  die Goaltlie- 
rus  zijn  //freundlichen  lieben  Schweger"  noemt,  en  van  28 
Februari  van  Wilhelmus  Hauprecht 

Uit  1600  dateeren  de  inschrijvingen  van  Stephanus  Teokelij 
baro  in  Beigsmark;  Bham  Philips  Knebell  von  Catzenellen- 
bpgen;  Michael  Huenor  Wesolinus  Ungarus;  Albertus  Molnar 
Szenciensis  Ungarus;  *)  David  Wincterus  Beichenbachensis 
Silesius;  Greorgius  Gruciger  Mersburgianus  Misnicus;  H.  Beise 
Bipontinus;  Bartholomaeus  Agricola,  (waarschijnlijk  dezelfde 
die  in  1617  een  werk  schreef:  de  oflScio  boni  Advocati),  Pa- 
latinus;  Christophorus  Tossanus;  Benignus  Begius  Halensis; 
Michael  Tatar  Patainus;  Michael  Szerdaheli  Ungarus;  Abra- 
ham Boguinus  Heidelbergensis  en  Sextus  Alexius  Constantius 
Maesbaoensis,  allen  te  Heidelberg. 

In  1601  teekenden  in  het  album:  Joannes  Erhardus  Kne- 
bell a  CatzenelLenbogen ,  zeker  een  broeder  van  den  voor- 
gaande, althans  hij  voert  hetzelfde  wapen;  Ph.  Casimirus 
Biarer  a  Heiersperg,  Johannes  Conrt^us  Blarer  a  Heiersperg; 
Baniel  Tossanus ;  D.  Pareus;  *)  Philippus  Hoffinan ,  D.  et  L.  L. 
Prof.  Ordin.  te  Heidelberg;  Daniel  Nebelius,  J.  U.  D.  et 
Profess.  te  Heidelberg;  Johannes  Mozenbeccerus  Neostadiensis; 
Melior  Adamus;  Johan  Hayler,  keurvorstelijke  hofkeller  te 
Heidelberg;   J.  G.  a  Leiningen  J.  U.  D.,   gesproten  uit  een 

')  Albertus  Molnar,  een  geleerd  Hongaar  te  Szentz,  tosschen 
Presborg  en  Tyrnau  1  Sept.  1574  geboren.  Hij  was  de  hervormde 
godtdienst  toegedaan  en  gaf  o.  a.  in  't  licht:  eene  herziene  overzet- 
ting des  bijbels  in  *t  Hongaarsch,  van  de  Fransche  overzetting  der 
Psalmen  met  de  fransche  melodien,  een  catechismus  en  een  gebeden- 
boek in  't  Hongaarsch,  verscheidene  schoolboeken  en  een  Grieksch- 
Hongaarsch  woordenboek. 

*)  David  Parens,  vermaard  hervormd  godgeleerde  geboren  te 
Frankenstein  in  Opper-Silezie  30  l)ec.  1548.  In  1583  werd  h^  hoog- 
leeraar  te  Heidelberg  in  de  Theologie  aan  't  collegium  Sapientiae  en 
overleed  in  1622. 


10 

oud  adelijk  geslacht  in  de  Paltz;  Bernardus  Mai  Bacchiara- 
rus,  collegli  casemirani  Heidelbergae  oeconomus;  Conradus 
Boderus ;  Wulfigangus  Herdenis,  allen  te  Heidelberg;  —  Philip- 
pus  Ernestus  Voegelin ,  te  Mytelleti ;  Georgius  Kauleus ;  CJon- 
radEusz,  Canzlei  Verwandter  te  Heidelberg;  Ludovicus  Heckr 
mannus ,  te  Mytelleti ;  Ludwig  Scheidt  van  Sandthausen;  Wil- 
helmus Bernardus  Bessig  Heilbrunnensis ;  Machael  Ebener,  öen 
oud  adelijk  geslacht  in  Neurenberg,  Christophorus  Gosman- 
nus;  Henricus  Trigell  Palatinus;  Johannes  Cunradus  Hop- 
fius  Meckesheimensis  Palatinus,  Johannes  Jacobus  Avenarius; 
Hans  Philips  Bussenstenge ,  allen  te  Heidelberg;  —  Johannes 
Philippus  Bohr,  te  Weinheim;  Joannes  Schonmannus ;  Ana- 
stasius  Holtius ;  Abrahamus  Fridericus  Taberi.aemontanus ;  Jo- 
annes Herman  Cussellanus;  Christmannus  Eöslerus  Grucena- 
censis;  Ludovicus  Gleymannus  Heidelbergensis;  Samuel  Ne- 
belthovius,  allen  te  Heidelberg. 

In  het  laatst  van  September  van  dit  jaar  schijnt  Gualthe- 
rus  Heidelberg  voor  eenigen  tijd  verlaten  te  hebben,  althans 
in  twee  inscripties  van  16  September  wordt  hij  genoemd: 
//amicus  Heidelberga  discedens". 

Den  ?•"  Juni  1602  vinden  wij  hem  er  evenwel  weer,  want 
op  dien  datum  schreef  Beinerus  Bachovius  Ecksius,  zijn  naam 
aldaar  in  zijn  album ,  nadat  op  Palmdag  van  dat  jaar  Daniel 
Otto,  die  zich  zijn  leermeester  van  kindsbeen  af  noemt,  zon- 
der plaatsaanduiding  eene  inschrijving  in  zijn  album  had  ge- 
daan. Verder  volgen  den  30*°  Juni:  Jacobus  Fabio  Inshemi- 
ensis ,  praetor  in  Neckergmund ;  4  Juli:  Petrus  Ourtenius  ec- 
clesiae Zuzenhusianae  in  Palatinatu ,  minister ;  7  Juli:  Conra- 
dus Eodentrager  Aquisgranensis ,  die  van  Gualtherus  zegt  dat 
hij  op  't  punt  staat  naar  Nederland  te  vertrekken :  ^/in  Belgium 
discedens" ;  7  Juli  van  Abrahamus  Kemedoncius  te  Heidelberg; 
van  Georgius  Titus  te  Heidelberg,  zonder  datum  maardade- 


11 

lijk  op  de  voorgaande  volgende ;  14  Juli  van  Petrus  Burman- 
Dus  Coloniensis  diaconus  zu  Sturmburgb ;  16  Juli  GtxLefiridus 
3dasius  eccelsiastes  in  Guniershusen ;  kal.  Sept.  van  Conrad 
a  Ruipstenburg  te  Herebach;  5  Sept.  van  Wilhelmus  Fabri- 
tius  te  Begiomontana ;  5  Sept.  Wilhelmus  Lo  te  Uertzbach;  15 
Sept  Simon  Opsopaeus  Collegij  Gasemirani  regens  te  Heidelberg. 

Men  ziet  hieruit  dat  het  Gualtherus  te  Heidelbejg  niet 
ontbrak  aan  vele  en  aanzienlijke  vrienden. 

We  verliezen  hem  thans  een  geheel  jaar  uit  het  oog,  uit 
het  jaar  1603  is  geen  enkele  handteekening  in  het  album 
aanwezig,  wat  hiervan  de  reden  zij  en  waar  hij  zich  toen- 
maials  ophield  valt  moeielijk  te  gissen.  Uit  het  jaar  1604 
worden  ook  slechts  twee  inschrijvingen  gevonden,  beide  zon- 
der datum  of  plaatsvermelding.  De  eerste  is  van  Nicolaus 
Sixti  a  Nijholt,  zich  noemende  Scholae  Marb  (urgensis)  stu- 
diosus. Of  deze  inschrijving  te  Marburg  is  geschied  blijkt  hieruit 
niet;  de  tweede  is  van  L.  Bannier,  zeker  een  Kampenaar, 
daar  de  Banniers  toen  ter  tijde  zich  daar  ophielden,  zij  luidt: 

Altijt  gestadich 
In  liefde  gepresen. 
Heb  ick  eerwaardich 
Mijn  liefste  verheven. 

Gualtherus  bevond  zich  zeker  toenmaals  te  Kampen,  want 
den  ?•■  December  van  dat  jaar  werd  hij ,  gelijk  ik  boven 
seide,  daar  tot  conrector  der  latijnsche  school  aangesteld. 

Den  10^  Februari  1605  plaatste  Henricus  Beilanus,  pre- 
dikant bij  de  hervormde  gemeente  te  Blokzijl ,  volgend  inschrift 
in  zijn  album 

Firmum  fundamentum  Dei  stat 
habens  sigillum  hoc:  NOVIT 
DOMINX/S  SÜOS,  discedat 


12 

igitur  ab  injustitia  omnis,   qui  nomen 
Domini  invocat.  2  Thimoth.  2  vs.  19. 

Hic  murus  aheneus  esto, 
Nil  conscire  sibi,  nulla  pallescere  culpa. 
Ornatissimo  ac  doctissimo 
viro,  juveni  D.  Wolfl^ango 
Marco  Walthero  amico, 
scribebam  Henricus  Beilanus, 
Jesa  Chri  servus,  10  Febniarij 
a«  1605  Blockzijü. 

Haec  vita  est  messis  misericordiae  divinae. 
Van   den   21*"  Februari  van   dat  jaar  ontmoeten  wij   de 
beide  volgende  inschrijvingen: 

1605  den  21«  Februarij 
Loyal  et  Constant. 

Heinrich  Haghen. 


Anno  1606  den  21«»  Febr. 
Pour  elle  i'endure. 

Pellegrum  Haghen. 
Hendrik  Hagen  en  Pelgrim  Hagen  hadden  sedert  1578 
reeds  als  leden  der  ridderschap  zitting  in  de  landsdagen.  In 
1621  verlieten  beide  de  landsdagen,  daar  ze  als  katholieken 
meenden  de  eed  op  hunne  admissie  gesteld,  niet  te  kunnen 
afleggen.  Hendrik  overleed  waarschijnlijk  in  1625,  Pelgrim 
voor  1629. 

Lucas  Langius,  broeder  van  den  predikant  te  Vollenhove, 
die  straks  volgt,  plaatste  den  22*"  Februari  het  volgende: 

Nam  cur  tantos  lubrica  versat 
Fortuna  vices?  premit  insontes 
Debita  sceleri  noxia  poena. 
At  perversi  resident  celso 


18 

Mores  solio,  sanctaqne  calcant 
Iniusta  vice  coUa  nocentes; 
Latet  obscuris  condita  Tirtos 
Glara  tenebris,  iustusque  tulit 
Crimen  iniqui, 
Nil  periuria,  nil  nocet  ipsis 
Fraus  mendacij  compta  colore. 
So  gij    niemandt  en   wilt  vreesen   so  leert  GK)dt  vreesen, 
wandt  die  Godt  vreest  die  en  behoeft  geen  dinck  te  vreesen, 
en  80  wie  Grodt  niet  en  vreest,  die  moet  alle  dingen  vreesen. 
Symb. :    Placet  alea  fati. 

Haec  in  mei  memoriam 
W.  Marco  Gualtero 

amico  P(osui) 
Yollenhovae  L.  M.  Q. 
Lucas  Langius. 
7  kal.  Mart.  A«.  1605. 
Hij  werd  later  predikant  te  Oldemarkt ,  doch  overleed  reeds 
voor  13  October  1619. 

Daniel  Hendriks  schreef  den  zelfden  dag  van  dat  jaar  deze 
spreuk  in  \  album: 

Mit  geluck  daeraen, 
Mit  vrucht  daervan. 
Van  den  23*"  Februari  zijn  de  inschrijvingen  van  H.  van 
Keppel  Foxsz,   van  1603 — 1615  ontvanger  te  Vollenhove  en 
later  tot  1688  Hoogschout  te  Hasselt: 

Tutius  est  habere  bonam  famam  quam  diuitias, 
en  van  Gerhaerdt  van  Hattem: 

Cum  bonis  ambula. 
Henricus  L.  Bannier,  misschien  zoon  van  Lambert  Arents 
Bannier,  schreef  den  24*"  Februari: 

Si  deus  pro  nobis,  quis  contra  nos? 


14 

Van   den  26'°  Februari  is  volgende    inschrijving  van   Jan 
van  Steenwijk: 

Justus  non  commouebitar. 
Tandem  bona  causa  triumphat. 
Vertu  se  preuue  en  aduersité. 
Dit   is   zeker   Johan    van  Steenwijk  ter  Groeter  Scheeren, 
gehuwd  met  Margaretha  van  Isselmuden,    die  voor  6   April 
1611  overleed. 
Merkwaardig  is  volgende  inschrijving,  't  is  n.l.  een  rebus: 

1605  Ie  27  Fevrier 
Nelia  <p  (f  cp  y  ^  la  3' 
Wat  zeker  zal  beteekenen:  Nella  fidelta  finera  lavita,  ge- 
lijk ook  de  daaronder  staande  spreuk  aanwijst: 

En  fidelité  ie  fineray  ma  vie. 
Johan  van  Steinwijck, 
der  junger. 
Daar  onder  volgt  van  zijn  broeder  Conraet  van  Steenwijck : 

Loyal  et  constant  iusqu'  a  la  mort. 
Steven  Wolfsen ,  Schout  van  Steenwijk  en  Steenwijkerwold, 
plaatste  den  25*"  Dec.  volgend  inschrift: 

In  vindiciis  contra  tyrannos  P,  106. 

Miserum  est  non  fiicere  omnia  quae  velis, 

Miserius  vero,  veile  quod  non  licet, 

Miserrimum  posse  facere  quod  ita  velis. 

H  nome  della  liberta  et  tanto 

galiardo,  che  nuUa  forza  lo  doma, 

tempo  alcuno  non  consuma,  et 

merito  alcuno  non  contrapesa. 

Jamais  la  male  fortune 

n'advient,  qu'elle  n'en  aporte  encorc  une. 

Stephanus   Wolphius  Steenwicensium  ac  Steenwico 

woldorum  Praetor,  25  Decembris  anni  1605. 


15 

Stèren  Wolfsen  was  een  zoon  van  M' Jan  Wolfsen ,  huwde 
Anna  Goris  van  Breda  en  overleed  in  't  laatst  van  1619  of 
begin  van  1620. 

We  vinden  uit  hetzelfde  jaar  1605  nog  verscheidene  in- 
schrijvingen zonder  bepaalden  datum,  nl. : 

1605 
Rien  sans  Dieu 
Volkier  Sloet. 
Volkier  Sloet  tot  Oldhuis  was  een  zoon  van  Barthold  Sloet 
en  Armgard  van  Doetinchem ,  hij  huwde  met  Margriet  de  Vos 
van  Steenwijk.  Hij  was  in  1610  lid  van  gedeputeerden ,  werd 
17  Maart  1624  lid  der  admiraliteit  te  Amsterdam    en    over- 
leed waarschijnlijk  in  1625. 

De  mij  verloost 
Is  mijn  troest; 
Sin  verwijn 
Mijn  gewijn. 
Johan  van  Echten  1605. 
Johan   van   Echten   de   01de  of  tot  Oldenborg,    zoon  van 
Jan  van  Echten  en  Geertruit  Sloet,  geboren  6  Maart  1540, 
overleden  in  1619;  hij  was  gehuwd  met  Evertje  van  Brienen 
en  was  van  1611 — 1619  drost  van  VoUenhove. 

A^    1605. 
En  attendant  j'espere. 
Johan  van   Echten  der  jongher. 
Johan  van  Echten  de  jonger  was  de  oudste  zoon  van  den 
voorgaanden.    Hij  was  tweemaal  gehuwd,    1®.  met  Theodora 
van  Brienen  tot  Bijssei  en  2®.  met  Agnes  Beninga,  weduwe 
van  Roelof  van  Isselmuden.  Sedert  1611  had  hij   zitting  ten 
landsdage  en  overleed  waarschijnlijk  in  1617. 

Johannes  Langius,  Predikant  te  Vollenhove,  waarschijnlijk 
broeder  van  den  voorgaanden  Langius,  plaatste  het  volgende 
inschrift: 


16 

L.  An.  Seneca. 

in  Thyeste. 

Vos  quibus  rector  maris  atque  terrae 
Jus  dedit  magnum  necis  atque  vitae, 
Ponite  inflatos  tumidosque  vuLtus; 
Quidquid  a  vobis  minor  extimescit, 
Major  hoc  vobis  dominus  minatur. 
Omne  sub  regno  graviore  regnum  est. 
Quem  dies  vidit  veniens  superbum, 
Hunc  dies  vidit  fugiens  jacentem. 
Ncmo  confidat  nimium  secundis, 
Nemo  desperet  meliora,  lapsis. 
Miscet  haec  illis,  prohibetque  Clotho 
Stare  fortunam,  rotat  omne  fatum. 
Nemo  tam  divos  habuit  faventes, 
Crastinum  ut  possit  sibi  polliceri. 
Res  Deus  nostras  celeri  citatas 
Turbine  versat. 

Des  morgens  als  die  Son  opgaet, 

En  siet  die  werelt  over, 
Gebeurt  het  wel  dat  ergens  staet, 

Een  trots  hoevaerdich  rover: 
Maer  eer  die  Son  weer  ondergaet, 

En  slaet  neerwaerts  haer  ogen, 
Soe  siet  se  dat  den  onverlaet, 

licht  gants  sonder  vermeen. 

Haec  D.  Marco  Gualthero  amico 

Vollenhovae  scribebam  A®  1605 
Johannes  Langius 
Christi  servus. 


17 

Van  Langen  overleed  vó&r  1625 ,  want  in  dat  jaar  vindt 
men  reeds  gewag  gemaakt  van  zijne  weduwe  Maria  van  Is- 
aelmuden.  Hij  was  een  zoon  van  den  hopman  Boelof  van 
Langen  en  Hermanna  Noortwijn. 

Rycman  Wolfeen  plaatste  nevens  zijn  wapen :  een  scbild  van 
sUver,  beladen  met  drie  merletten,  twee  boven,  een  beneden, 
van  lazuur,  gedekt  met  een  helm,  waaruit  een  klimmende 
wdf  van  sabel  komt,  volgend  inschriffc.  Hij  was  uit  Vollenbove 
geboortig,  promoveerde  in  1604  tot  juris  utriusque  licentiatus 
te  Orleans  en  huwde  in  1613  met  juffer  Aaltje  van  Wilsum , 
uit  Kampen.    Li  1638  hertrouwde   hij    met   Geertje   Everts. 

Horat. : 
Nil  sine  magno  vita  labore  dedit  mortalibus. 
Pseaume  106  vs.  1. 
Bien  heureux  qui  va  droitement. 
Et  ne  fait  que  iustement. 
Haec  moribus  et  doctrina 
omato  viro  juueneni  Marco 
Gtudtero,  in  signum  amicitiae 
et  animi  beneuoli  reliquit, 
scripsitque  Byemannus 

» 

Wolphius  Zwollanus  1605. 

Qui  bene  latuit,  bene  vixit. 

Omne  sub  regno  grauiore  regnum  est. 

Van  twee  dames,  waarschijnlijk  Anna  en  Aelida  Wolfsen, 

zijn  deze  beide  inschrijvingen: 

Swijch  ende  mijdt, 

Verdraecht  ende  lijdt. 

Anna  W.    Nyet  sonder  godt.  1605. 

Anna  Wolfsen   was   wellicht  een  zuster   van  Bykman  W. 

Eer  voer  goet 

Is  mijn  gemoet. 

Ael.  W.  1605. 
BUBB.  ni.  2 


18 

Jan  Coops,  in  1603  gehuwd  met  Griete  Vrese  en  later  met 
Anna  Egberts,  die  in  1626  reeds  was  overleden  en  een  zoon 
had  ook  Jan  C!oops  geheeten,  schreef: 

Kien  sans  Dieu. 
en  Michael  Bernhardi: 

Salust 
Quó  mihi  rectius  esse  videtur 
ingenij  quam  viiArorum  opibus 
gloriam  querere,  et  quoniam 
vita  ipsa  qua  fruimur  breuis 
est,  memoriam  nostri  quam 
maxime  longam  efficere. 
Dystele  ende  doornen  steken  zeer 
Maar  valsche  tongen  noch  veel  meer; 
Noch  ist  beter  in  distelen  ende  doornen  baden  , 
Dan  met  valsche  tongen  te  zijn  beladen. 
E.  Ter  Stege  plaatste  't  volgende: 

Cic.  in.  Tuscul. 
Bono  quicquam  maU  evenire 
non  potest  nee  vivo  nee  mortuo: 
nee  unquam  eius  res  a  dijs 
immortalibus  negligentur. 
Agnosce  et  respice. 
Haec  non  solum  moribus,  verum 
etiam  doctrina  ornato  viro, 
JuvenijgBomino  Marco  Ghialtero 
in  perpetuum  amicitiae  signum 
exaravi. 

E.  ter  St^ 
1605. 
Uit  het  volgende  jaar  1606  komen  onderscheidene  inschrij- 


19 

ringen  voor,  en  wel  eerstelijk  van  den  6*"  April  van  Daniël 
Heinsius: 

I>octis8imo  praestantissimoque  viro, 
D.  Marco  Gualthero, 
benevolentiae  testandae 

L.  M.  Q.  scripsi. 

Lugd.  Batav.  CIODCVI 

April,  VI 

Daniel  Heinsius. 

Adolf  van   den   Ruitenborg,    eenige  zoon   van  ünico  van 

den  Buitenborg  en  Johanna  Mulert  tot  den  Cranenburg,    in 

1619    gehuwd   met  Wilhelmina  Arenshorst  en  kinderioos  in 

1629   overleden,    plaatste   den  25*"    Mei    volgend   inschrift: 

Salust. 
Idem  veile  atque  idem  nolle  ea  demum  firma  amicitia  est. 
Eadem  cupere ,  eadem  odisse  inter  bonos  amicitia,  inter  malos 
Êictio  est, 

Novel.  6  in  prefat: 
Bene  autem  universa  geruntur  et  competenter,  si  reiprin- 
dpium  fiat  decens  et  amabile  Deo. 

Haec  pauca  tibi  Doctiss.  Omatiss.  Dne  Wolif- 
gange  Marce  Ghudthere  in  aeternum  priscae 
amicitiae  et  fiimiliaritatis  signum,  lubens  me- 
ritoque  scripsi,  Amoldus  Ruitenburch.  Camp. 
Transis.  A«.  1605,  26  Maij. 

Arthuj    Dalennius,    geneesheer  der  stad  Kampen,    schreef 
den  10*"  Sept.  't  volgende: 

Aut  dicti  aut  facti  cruciet  tua  pectora  cura,  Quidni 
tranquillus  edasque  bibasque  ita  ut  ante  solebas. 

homo  buUa. 

2* 


20 

Haec  pauca  in  gratiam  Doctissimi 
D.  Marci  Wolfghangi  Ghualteri 
scripsit  Artur  Dalennius  Med. 
ordinarius  Beipub.  Campensis, 
10  Sept.  1606. 
Zijn  ambtgenoot  de  conrector  der  latijnsche  scliool  te  Kam- 
pen, Johannes  Engberti  Hardenberg,  waarschijnlijk  een  zoon 
van  Lubbert  van  Hardenberg  en,  (zoo  dit  vermoeden  juist  is) 
in  1628  gehuwd  met  Josina  Harinchoek,    vereerde  hem  met 
deze  inschrijving: 

Noli  peccare,  nam  Deus  videt 
Angelus  adstat,  Diabolus  notat, 
Conscientia  accusat,  Lex  damnat, 
Infernus  cruciat. 
Honesto  ac  erudito  viro 
Juveni  D.  Wolfgango 
Marco  Gualthero  Scholae 
Campensis  Bectori  fideUssi- 
mo,  ac  collegae  suavissi- 
mo  amicitiae  ergo  scripsit, 
Joannes  Engb.  Hard.  Camp. 
eiusdem  scholae  Conrector. 
Anno  a  partu  virginis 
Mariae  1606  12  Sept. 
Stilo  veteri  22. 
Engbertus   Episcopus  of  Bisschop,  van  Kampen,    gehuwd 
met  Berentjen  Jans,  die  beide  in  1610  testeeren,  schreef  den 
volgenden  dag  dit  in  't  album: 

Confide  recte  agens 

quia 
Veritas  temporis  filia. 
Memineris  canis  aulici. 


21 

Scripsit 
Haec  Egbertus  Episcopus  Campensis, 
in     perpetaam    memoriam     amicitiae 
noetrae  antehabitae. 

decimo  tertio  die  Septembris 
anno  1606. 
Nevens  zijn  wapen,,  bestaande  uit  een  scliild  yan  goud  be- 
laden met  een  lelie  van  keel,  gedekt  met  een  helm,  ten  helm- 
teeken  voerende  een  Idie  van  keel  in  een  krans  van  drui- 
ventakken  met  vruchten  in  natuurlijke  kleur,  plaatste  de 
Kamper  muntmeester  Joannes  Wyntgens  den  18*"  September 
H  volgende: 

Utendum  est  aetate,  cito  pede  labitur  aetas. 
Haec  intimo  suo  amico 
et  sinoero,  Wolfgango 
Biaroo  Wolthero  in 
sempiternam  contractae 
amicitae  recordationem 
scripsit  Joannes  Wijn- 
tges  18  7bris  1606. 
Van  Budolf  van  den  Clooster  to  der  groote  Weede,   zoon 
van  Wolter  van  den  Clooster  en  Elisabeth  van  Haersolte,  in 
1638  aangesteld  tot   hoogschout   van    Hasselt,    gehuwd   met 
Elsabe  van  Glanebeek,  en  als  hoogschout  in  1638  overleden, 
is  volgende  inschrijving: 

Docto  ingenuoque  viro  juveni 
D.  Wolfgango  Marco  Waltero  Bectori  S.  C. 
Dirigit  virtus  generosa  quae  sunt 
Sub  globo  solis,  labor  hanc  sudatus 
Gignit  et  praeceps  iter  hanc  reducit 

Tempore  parvo. 
Parta  Gocyti  haud  abit  haec  lacus  ad 


22 

Astra  at  inter  fiilgida  nae  Deorum 
Possidet  sedem,  tenet  et  tenebit 

Tempus  ad  omne. 
Marce  tu  fulmen  Themidos,  Minervae 
Hisce  te  donem  tua  parta  virtus 
Excitat.  Sic  perge,  ferant  ut  alma 

Astra  polus  te. 
Haec  in  perpetuam  amici- 
tiae  tesseram,  non  ut 
voluit,  sed  ut  potuit,  ponebat 
B.  a  Cloester  ann.  1606 
23  Octob.  Styl.  antiquo  Herderw. 
Per  a.(rdua)  a.(d)  a.(stra) 
Gaspar  Holstech,  sedert  de  Hervorming  te  Kampen  in  1^78 
predikant,  schreef  het  volgende  in  het  album;  « 

Pietas  habet  promissiones  presentis 
et  futuri  seculi. 

Omnia  si  perdas,  fsonam  servare  memento. 
Qua  semel  amissa  postea  nullus  eris. 
Haec  pauca  in  gratiam  doctissimi  et  studio- 
sissimi  Marci  WolfgangiJ  Walteri, 
posuit  Casparus  Holstechius  minister 
verbi  dei  Campis,  anno  1606. 
Uit  het  volgende  jaar   1607   ontmoeten   we  de   volgende 
inschrijvingen.    Eerstelijk   van   Samuel   Naeranus,    zoon  van 
Servatius  Naeranus,  remonstrantsch  predikant: 

Van  Neer  opwaerts 

Kcir^iv  dtvuf 
Accepti,  expensi,  chartll  signantur  amores 

In  nivea,  nivei  pectoris  hospes  amor. 
Quadrata  haec.  Stabili  verus  fundamine  nixus 

Est  amor,  ut  cubus  firmiter  usque  manet 


23 

Ater  qui  signat  saocus,  testatur  inuri 
Cordibus,  ustrices  exprimit  ille  notas. 

En  Marce,  haud  signum,  sed  res  quam  signa  loquuntor 
Gandidos,  immotus,  pectori  inustus  amor. 

Qaem  sanci  PHiurauE  jovis  tibi  sacrat  ad  aram 
Interpres  fidae  mentis  amica  manos. 

Doctiss*  ornatissimoque  viro  D.  Marco 

Gualtero,  Scholae  tkimpensis  Bectori 

vigelantissimo ,  Scribebam  amicitiae 

tesseram  Samuel  Naeranus 

Hollandus. 
Qimpis  MDCVn 

IV  Idus  Martias 

st  nov.  Vive  memor  memoris. 

H.  de  Veno  scbreef  het  volgende: 

1607 

Doctrina  et   pietate  illustri 
viro  juveni  D.  Marco 
Gualthero  Palatino 
Beip.  Gampensis  Bectori 
fidelissimo,  dignissimo, 

Memoriae  et  benevolentiae 
ergo  scripei. 

H.  de  Veno. 
Van  Amoldus  Alberti  de  Vries,  ook  Arend  Alberts  Vrese 
genoemd  van  Kampen,  en  aldaar  schepen  in  1613,    'lé  en 
'15  en  raad  in  1616,   in  welk  jaar  hij  ook  overleed,  is  dit 
inschrift: 

Peregrinari  in  studijs  stultum, 
Peregrinari  in  terris  commodum, 
Peregrinari  a  salute  pessimom. 


I 


24 

Sijmb. 
Fronti  nulla  fides. 

Paucula  haec  ornatissimo  nee 
non  Doctissimo  javeni — viro 
Domino  Wolfgango  Marco 
GKialtliero  nunquam  intennoritarae 
amicitiae  testimonium  L.  M.  CL 
posuit  Arnoldus  Alberti  de 
Fries  Campensis.    1607. 
Hij  huwde  in  Mei  1613  Machteit  Holstichs  van  Deventer. 
Bernardus  Jacobaeus  van  Kampen  gaf  .het  volgende  eigen- 
aardige inschrift: 

i   doctrina. 
via         (  merito. 

I   promissione. 
r^  ,  ^        ,    ventas   /  , 

Ghnstus    <  complemento. 

iustificatione. 

&  vita       sancüficatione. 

glorificatione. 

Sunt  bene  coniuncti  nee  disiungentur  amici, 

Quos  Deus,  inque  Dèo  copulat  una  fides. 

Doctrina,  virtute  ac  morum 

elegantia  ornatissimo  viro, 

D.  Wolfgango  Maroo  Gualthero 

Beipub.  Campens.  Rectori 

dignissimo,  ac  amico  meo  fide- 

lissimo,  in  aeternum  amicitiae 

Symbolum  scripsi, 

Bernard.  Jacobaeus  Camp. 

Transiss. 

A*.  1607< 

De    laatste  inschrijving  van   dit  jaar   is  de  volgende  van 


25 

Nioolaas  Brouerius.  H^  leefde  in  1611  nog,  docb  testeerde 
toen  kiank  zijnde.  Hij  was  gehuwd  met  Aucke  Polman  en 
had  een  kind  Bauke. 

Arnobios: 
Belligio  non  tempore  sed  numine  aestimanda  est. 

Omaüssimo  juveni  Wolfgango 
M.  Waltero,    Campensium 
Juventuti  rector!  thesin  hanc, 
amidtiae  symbolum  relin- 
quit  Gampis, 
Nicol.  Eng.  Brouerius 
J.  U.  D.  1607. 
Ernst  Witten  tot  Wittenstein,  zoon  yan  Joban  Witten  en 
Johanna  toe  Boeoop,  in  1613   gehuwd  met   Ida  Hagen   tot 
Glinthuis  en   hertrouwd  in   1627   met  Joeina  van  Armelo, 
overleden  in  1645,  plaatste  't  volgende  in  *t  album: 

Per  angusta  ad  augusta. 
Je  demande  rien  de  ma  vie, 
Que  vn  bon  cheval  et  bel  amye; 
Touiours  Targent  quan  je  voudray, 
£t  Ie  paradis  quan  je  moaray. 
Pour  un  plaisir  mille  douleurs. 

Omatissimo  doctissimoque  viro, 
Domino  Wolfgango  Marco  Gual- 
tero  scholae  Campensis  Bectori, 
haec  in  perpetuam   recordationis 
memoriam  L.  M.  Q.  reliquit  Campis, 
an^  1608.  28  Augusti, 
Ernestus  Witten. 
De    Kamper  predikant  Johannes  van  der  Heyden  vereerde 
hem  in  1609  met  het  volgende  inschrift: 

Grata  superueniet  quae  non  sperabitur  hora. 


26 

Oraatissimo  doctissimoque  viro,  iuveni  I).  Wolf* 
Marco  Gualtero  urbis  Gampensis  scholae 
Bectori  fidelissimo,  haec  in  perpetaam 
amicitiae  memoriam  scripsit  Joliannes 
van  der  Heyden,  Minister  verbi  Dei. 
Campis  anno  1609  20  Martij. 

Laet  de  Heyde  groyen. 
Nevens  zijn  wapen,    zijnde  een   schild  van  sabel  met  een 
paal,  gedekt  door  een  belm  waaruit  ter  weerszijden  een  oli- 
fantssnuit  van  sabel  en  zilver  met  zeven  pauweveeren ,  plaatste 
Otto  Brahe: 

1609 
Gonsiderate  agere  pluris  est,  quam  oogitare 
prudenter. 

Benevolentiae  et  memoriae  ergo   relinque- 
bat  Campis  1  Julij, 

Otto  Brahe. 
Otto  Brahe  Axelsen  was  hopman  eener  Deensche  compagnie 
die  van  1607 — 1611  te  Kampen  in  garnizoen  lag.  Wellicht 
was  hij  een  broeder  van  Henrick  Brahe,  med.  d'.  te  Leeu- 
warden, die  vroeger  ook  als  zoodanig  te  Kampen  was  werk- 
zaam geweest  en  in  1620  aangezocht  werd  door  den  raad 
weer  naar  Kampen  over  te  komen. 

Uit  de  jaren  1610  en  1611  komen  geene  inschrijvingen  in 
het  album  voor;  de  eersten  die  men  weer  ontmoet  zijn  van 
1612  van  Rudolf  van  Twickelo  senior  en  junior.  De  eerste  was 
schulte  van  Kampen  en  Kamperveen.  Hij  was  gehuwd  V,  met 
Niclaas  Kruse,  bij  welke  hij  in  1585  vier  kinderen  had,  nl. 
Claes  Kruse  van  Twickelo,  Armgartken,  Gathrina  en  Eng- 
bertgen.  Bij  zijne  tweede  vrouw,  Geertruit  van  Ensse,  had 
hij  in  1609  vijf  kinderen,  jonge  Rudolf,  (die  hier  volgt)  en 
de  juffers  Greertruit,  Nicolau,  Judith  en  Johanna,  waarvan 
in  1613  nog  geen  een  mondig  was. 


27 

Bij  zijn  wapen ,  een  schild  van  sdlver  beladen  met  een  haal- 
ijzer  van  sabel,  waaronder  een  jachthoorn  van  't  zelfde, 
gedekt  met  een  helm,  waarop  een  arendsvlucht  van  sabel» 
sdireef  hij: 

Ad  oonservandam  Bempublicam  principüs  obsta. 
Principiis  obsta,  tnrbisque  occurre  futuris. 
Sic  urbs  sic  Fraetor  pace  quietus  eris. 

O.  C.  P.  T.  P. 
Beverendissimo,  Clarissimo  et  doctissimo  viro,  Domino  Marco 
Gualthero,  apud  Campenses  P.  T.  Eectori ,  familiaritatis  quam 
coluere  ergo,  scribebat  in  aeternam  rei  memoriam  tuus  ad  ara  s 
osque. 

Rodolphus  a  Twickeloe 

Senior. 
A«.  1612,  15  Januarij 

Gampis. 
De  jonge  van  Twickelo  zijn  zoontje,  een  leerling  van  Gu- 
altherus ,  schreef  met  een  krabbelige  jongenshand  nevens  zijn 
wapen: 

Obseruantiae  quam  debuere  ergo,  reuerendissimo , 
clarissimo  ac  doctissimo  viro.  Domino  suo  Bectori 
penes  Campenses,  fautori,  omnibus  modis  colendis- 
simo  scribebat  innocens  suae  scholae  ad  perpetuam 
rei  memoriam  tyro,  junior  Eodolphus  a  Twickeloe. 
Anno  1612  16  Januarij. 
en  bij  het  wapen 

Spes  mea  Deus. 
In  aeternum  discipulus  vester  et  puer, 
R.  a  Twickeloe 
Campis. 
Thomas  Goswinus,  predikant  te  Kampen,  plaatste  den  19"» 
Januari  't  volgende  inschrift: 


28 

Solos  Deus  simpliciter  et  absolute  diues, 
et  ditans  est,  qui  nullo  alio  indiget, 

Ergo  sit 
In  silentio  et  spe  fortitudo  nostra, 
Nee  displicet  illud 
Euripidis 

O/rrwv  xct)  iKwiffriov 

Scribebat  haec  amico  suo  percharo  et  plurime  colendo, 
D.  Wolffgango  Marco  Gualtero,  Rectori  in  schola  Cam- 
pensi  dignissimo  et  vigilantissimo ,  Thomas  Goswinus 
minister  verbi  Bei  in  Ecclesia  Campensi: 

Gampis  19  Januarij 
Anni  1612. 
Van  David  Chytraeus  is  het  volgende: 

Clarissimo  et  Doctiss.  viro  domino  Marco 
Gualtero  Eectori  Scholae  Campensis  scripsi, 
mense  Septemb.    An.  1612. 

David  Chytraeus 
S.  Z.  IL. 
Den    2«»  October    1612   gaf  Hendricus    Christophori    van 
Kampen  den  volgenden  pedagogischen  raad ,  die  men  ook  thans 
nog  wel  mag  lezen  en  behartigen: 

Adde  parum  parvo:  teneres  non  obrue  mentes: 
Parva  doce  parvum,  pro  modulo  ingenij. 

Haec  pauca  suo  semper  amantissimo  Wolfgango 
Marco  Waltero  Campensium  rectori,  scripsit 
et  insignia  adpingi  curavit  Henricus  Christo- 
phori Campensis  die  2  Octobris  1612. 

Van  het  jaar  1614  ontmoeten  we  de  volgende  inschrijvingen. 


29 

Eerstens  een  anagram  van  Johannes  Urbanos,  van  1604 — 1624 
predikant  te  Hattem  en  in  iaatstgemeldjaar  aldaar  overleden. 

Annagrammatismas. 
Absque  labore  nihil,  quod  sit  landabile,  nobis 
Concessêre  Dij,  virtutem  gloria  solam 
Ck)n8eqTÜt:  CUEA  tu  SXJKGBS  acer  in  ALTUM. 

Yiro   doctissimo  Marco  Gualtero  amioo  meo 

singulari,  Campis  rectorem  scholae  agenti,  in 

amicitiae  verae  signum.  Anno  1614,  4  Maij. 

Johannes  Urbanos  scripsi. 

Simon  Episcopios  de  beroemde  Leidsche  Hoogleeraar ,  schreef: 

Nemo  unquam  quidquam  bonae   firugis  edet  in  ulla 

scientia,    qui  non  et  adspirare  audet,    ut  possit   ali- 

quando  tandem  de  praeceptore  etiam  suo  iudicare.  Nee 

£Eunle  est  currere   homini  qui  nimia  religione   pedes 

figit  in  vestigijs  alterius,    cuius  potius  debebat  celeri- 

tatem  et  vigorem  corporis  optaie  et  imitari  quam  passus 

numerare* 

Doctissimo  prudentissimoque  viro  D.  Marco 
Gualthero  Qymnasij  Campensis  Bectori  et 
moderatori  vigilantissimo,  amico  mihi  lecto 
lubens  m.  q.  hoc  adfectus  mei  fMti/xiffwov 
adscripsi, 

Simon  Episcopius  S.  S.  TheoL 
Profess.  Lugd.  Bataua 

1614  15  Augusti. 
Petrus  van  Zon  plaatste  bij  zijn  wapen  een  schild  van  keel 
beladen  met  een  vrouwenbuste  van  zilver  en  gedekt  met  een 
helm,  waaruit  een  klimmende  eenhoorn  van  zilver  rechts  ge- 
wend, het  volgende  bijschrift: 

Fortes  fortuna  iuvat. 

In  Domino  sperans  non  infirmabor. 


30 

Clarissimo  doctissimoque  viro  Domino 
D.  Marco  G-ualtero,  Rectori  scholae  Cam- 
pensis  in  signum  amicitiae  scripsi ,  7  Aug. 
1614. 

Petrus  van  Zon. 
Johannes . Koek ,  conrector  der  latijnsche  school  te  Zwolle, 
schreef  de  volgende  spreuk: 

Dominus  mecum  quid  faciat  mihi  homo? 

Hoc  tibi  eruditissimo  Marce,  suavissimae  ac 
nunquam ,  uti  spero,  intermoriturae  amicitiae 
nostrae  monumentum  posui.  Zwollaea®  1614 
18  Septembr. 

Johannes  Koek. 
Frans  van  Wilsum,  gesproten  uit  het  oud  en  aanzienlijk 
Kamper  geslacht  van  dien  naam,  zoon  van  Hendrik  van 
Wilsum,  in  1599  reeds  overleden  en  van  Anna  ter  Bruggen » 
die  toen  nog  leefde,  die  een  broeder  Henrick  en  twee  zusters 
Alijdt  en  Grete  had,  (in  1597  waren  allen  nog  onmondig) 
voegde  bij  zijn  wapen  een  schild  van  zilver  met  drie  baren 
vansabel,  op  de  bovenste  en  benedenste  twee  en  op  de  mid- 
denste  drie  ruiten  van  keel ,  gedekt  met  een  helm ,  waaruit 
drie  struisvederen  van  zilver: 

Crainte  de  Dieu  seur  tout 
Esperance  &it  viefere 
France  de  Wilsem  Anno  1614. 

Ie  vinsisgeme  du  moe  Nofembre. 

Peter  Joestens,  secretaris  der  stad  Kampen  tot  1618,  wan- 
neer hij  overleed,  nalatende  zyn  echtgenoot  Margrieta  ter 
Beeck  en  drie  kinderen:  Geertruit,  Hendrik  en  Lubbeken, 
schreef  den  27  Nov.  1614  bij  zijn  wapen  een  schild  van  la- 
zuur beladen  met  drie  zilveren  schildjes,   twee  boven  en  een 


31 

beneden ,  gedekt  met  een  helm ,  waaruit  een  zwaan  van  zilver 
met  uitgespreide  vlerken: 

Qui  fructuosa,  non  qui  multa  fecit  sapiens  est. 

Haec  paucula  omatissimo  nee  non  doctissimo 
viro  Marco  Gualtero  Wol%ango   scholarchae 
Campensi,    amoris  et  amicitiae  ergo  posuit 
Campis,  27*  Nouembris  A®.  1614. 
F.  Joestens 

eiusdem  oppidi  Secretarius. 
Gasper  ter  Berchorst,  geboren  1576,  zoon  van  Hendrik 
ter  Berchorst  en  Lubbe  ter  Bruggen ,  was  gehuwd  1*.  met  Ko- 
lofgen  ten  Over ,  waaruit  kinderen:  Lubbeken,  Claes  en  Hen- 
riek;  2*.  in  Deo.  1618  met  Maria  Wolfsen,  waaruit  kinde- 
ren :  Jan  en  Budolphina.  Hij  overleed  waarschijnlijk  in  1620, 
en  was  Schepen  van  Kampen  in  1607,  '9,  'il,  '12,  '13, 
'15,  '16,  '18,  '19  en  20;  raad  in  1610  en  '17. 

Zijn  wapen  was  een  schild  van  lazuur ,  beladen  met  een  faas 
van  zilver  op  't  midden  waarvan  een  halve  paal  van  zilver 
opwaarts  zich  verheft,  aan  weerzijden  der  paal  boven  een  vijf- 
bladige  roos  van  zilver,  en  beneden  de  faas  een  gelijke  roos ; 
het  schild  is  gedekt  met  een  helm,  waarop  een  opvliegende 
arend  van  zilver.     Hij  schreef: 

Hoccine   credibile    est  aut  memorabile  tanta 

vecordia  innata   cuiquam    ut   siet   ut   malis 

gaudeat,    atque   ex  incommodis  alterius  sua 

comparet  ut  commoda? 

Haec  in  memoriam  doctissimi  prudentissimique  viri 

domini  Marco  Gualteri  palatini,  scholae  Campensis 

rectori,  scribcbat  Gasparuster  Berchorst,  annona- 

tivitatis  1614  pridie  Calendas  Nouembris.  Campis. 

Emest   Cuerbeke,    Schepen   van   Kampen  van  1620 — '23, 

1625— '27,  1628— '31,  1633— '35,  1637— '38,  1640— '42, 


32 

1644— '46,  1648— '50,  1652— '54,  1656— '58;  Kaad  in 
1619,  '24,  '28,  '32,  '36,  '39,  '43,  '47,  '51  en  '55;  over- 
leden  in  1658,  schreef  bij  zijn  wapen,  een  veld  yan  lazuur, 
beladen  met  een  faas  van  keel,  waarboven  twee  en  beneden 
een  lelie  van  zilver ,  gedekt  met  een  helm  waarop  een  arends- 
vlucht  van  keel  en  daartusschen  een  lelie  van  zilver: 

Amor  vindt  omnia 

Haec  in  mei  memoriam 

Ernestus  Cuerbeeck 
A«.  dni  1614. 

(  Wordt  vervolgd,) 

N.  u. 


V 


S  rr^/('fts'//'rfc//. 


\ 


\ 


\ 


yr/ouwr/f ,  t'ottr  f/e  re/^ta/u/e^  t>an    fS^4 


*y  r/tan  f  fan  /  (t  t>00 


40  ^'/rfff 


HET  ZWOLSCHE  STADHUIS. 


Onder  de  drie  groote  steden  van  Overijssel  heeft  zeker 
Zwolle  het  minst  de  herinnering  aan  een  grootsch  historisch 
verleden  in  hare  gebouwen  en  monumenten  bewaard.  Ver- 
keeren  de  kerken ,  het  Wachthuis  en  de  Sassenpoort  benevens 
eenige  sierlijke  woonhuizen  nog  in  een  min  of  meer  bevre- 
digenden  toestand,  de  overige  historische  gebouwen  der  stad 
hebben  sterk  gdeden.  Bij  sommigen  dezer  wel  is  waar,  is 
dit  meer  schijn  dan  werkelijkheid  en  zou  het  oorspronkelijke 
karakter  door  middel  van  eene  behoorlijke  restauratie  nog 
veel  kunnen  worden  hersteld ,  de  meeste  echter  hebben,  vooral 
in  de  latere  tijden,  zoovele  verbouwingen  en  veranderingen 
ondergaan,  dat  zij  of  geheel  onkenbaar  zijn  geworden  of  slechts 
eenige  overblijfsels  van  hun  vroegeren  uit-  en  inwendigen 
luister  te  zien  geven.  Onder  die  laatste  moet  men  ook  het 
Stadhuis  rangschikken  en  wel  is  dit  te  betreuren.  Indien  in 
eene  historisch  merkwaardige  stad  een  gebouw  op  den  naam 
van  monument  aanspraak  maakt,  dan  is  dit  toch  in  eene 
eerste  plaats  het  gebouw ,  dat  van  ouds  het  middenpunt  van 
haar  gemeentelijk  leven  is  geweest.  De  geschiedenis  van  het 
Stadhuis  is  in  die  van^  de  stad  ingeweven ,  zijne  inrichting 
staat  met  die  van  het  bestuur  in  het  nauwste  verband  en  in 
zijn  toenemenden  luister  spiegelden  zich  de  aangroeiende  wel- 
vaart en  de  kunstzin  der  burgerij  af.  Van  dit  standpunt 
beschouwd,  heeft  het  Zwolsche  Stadhuis  veel  van  zijne  be- 
langrijkheid verloren.  Uitwendig  heeft  het  een  geheel  nieuw 
kleed  aangenomen  en  onderscheidt  het  zich  in  niets  van  een 

BIJ  DR.   III.  3 


34 

op  groote  schaal  aangelegd  woonhuis.  Inwendig  is  het  veel 
verbouwd  en  laat  de  inrichting  veel  te  wenschen  overig.  Met 
dat  al  bezit  het  gemeentegebouw  in  de  voormalige  Eaadkamer 
een  der  belangrijkste  merkwaardigheden  der  stad ,  die  ondanks 
eenige  latere  ontsieringen  ons  uit  den  vroegeren  tijd  in  vrij 
wel  ongeschonden  toestand  is  bewaard  gebleven.  Haar  onze 
aandacht  wijdende,  behooren  wij  ook  de  geschiedenis  en  de 
vroegere  inrichting  van  het  Stadhuis  zelf  na  te  gaan,  bij 
welks  beschouwing  ook  op  twee  andere  stedelijke  gebouwen 
moet  worden  gelet,  namelijk  het  Wijnhuis  en  de  oude  La- 
tij  nsche  School ,  omdat  zij  met  het  Baadhuis ,  het  Meen  tehuis 
en  den  Eaadtoren,  welke  de  hoofdgebouwen  waren,  die  bij 
het  stedelijk  bestuur  in  gebruik  waren,  é^n  bouwkundig  ge- 
heel vormden. 

De  twee  nevensgaande  afbeeldingen  geven  een  denkbeeld 
van  de  ligging  en,  gedeeltelijk  ook,  van  den  vorm  dezer  ge- 
bouwen en  helderen  elkander  op,  al  geven  zij  een  toestand 
weer  uit  zeer  verschillende  tijden.  De  eene  is  een  platte- 
grond, welke  gemaakt  is  tegelijk  met  de  bestekteekeningen 
voor  de  verbouwing  van  1844  om  den  bestaanden  toestand 
aan  te  wijzen  ').  De  andere  afbeelding,  welke  het  Stadhuis 
en  Wijnhuis,  van  de  zijde  van  de  Sassenstraat  gezien,  voor- 
stelt, is  ter  halver  grootte  gemaakt  naar  eene  fraaie  teeke» 
ning  uit  de  vorige  eeuw,  welke  deel  uitmaakt  van  de  topo- 
graphische  verzameling  betrekkelijk  Overijssel ,  die  voor  korten 
tijd  uit  de  nalatenschap  van  den  heer  Bodel  Nijenhuis  door 
de  Vereeniging  tot  beoefening  van  Overijsselsch  recht  en  ge- 
schiedenis is  aangekocht.     Ik  neem  mij  voor  deze  afbeeldin- 


')  Op  de  oor^proukelijke  teekeaing,  waarnaar  zQ  met  groote  nauw- 
keurigheid is  vervaardigd,  z\jn  ook  eenige  andere  aangrenzende  huizen, 
aan  de  stad  toebehoorende,  aangeduid,  maar  die,  omdat  zij  met  het 
Stadhuis  en  de  School  geen  gemeenschap  hadden,  hier  z\jn  weggelaten. 


85 

gco  ut  bescheiden  van  het  stedelijk  archief ,  vooral  de  oude 
stadsrekeningen  *),  toe  te  lichten,  doch  wil  vooraf  het  vol- 
gende tot  hare  opheldering  mededeelen. 

De  door  mij  bedoelde  stedelijke  gej)ouwen  vormden  een 
blok,  dat  ten  noorden  door  de  Sassenstraat ,  ten  westen  door 
fcct  Groote  Kerkplein  en  ten  zuiden  door  de  Lombardsteeg 
(tlians  straat)  begrensd  werd.  Aan  het  Kerkplein  stond  de  Eaad- 
torcn  (a),  waaraan  zich  ziddwaarts  de  zijgevel  van  de  School  (i) 
«Msloot,  wier  hoofdgevel,  meer  vooruitspringende  dan  thans, 
een  aanmerkelijk  gedeelte  van  de  Lombardsteeg  besloeg.  Noord- 
waarts grensde  aan  den  toren  het  Wijnhuis,  (è)  welks  zijgevel 
aan  de  Sassenstraat  uitkwam  en  dat  daar,  als  't  ware ,  één  geheel 
▼winde  met  het  daarnaast  gelegen  Eaadhuis  (c),  waarnevens 
te  Meentehuis  (d)  stond ,  dat  door  een  ander  gebouw  {f)  met 
bet  achtergedeelte  van  de  School  was  verbonden.  In  het 
midden  dier  gebouwen  was  een  open  plein,  waaraan  ook 
uitkwamen  zekere  vertrekken,  vroeger  en  nu  nog  tot  gevan- 
genissen (h)  ingericht,  die  tegen  den  noordmuur  van  de 
school  Aijn  aangebouwd.  Bij  het  Meentehuis  was  nog  oost- 
waarts een  ander  huis  (e)  aangetrokken.  Den  plattengrond 
met  de  teekening  vergelijkende,  ziet  men  dat  de  eerste  nog 
▼rij  goed  den  ouden  toestand  weergeeft.  Alleen  zijn  Eaad- 
en  Meentehuis  en  het  gebouw  daarnaast  onder  één  gevel  ge- 
bracht, is  het  Wijnhuis  ingekort  en  evenals  de  school  in- 
veadig  verbouwd,  terwijl  het  huis  (ƒ),  dat  op  de  teekening 
bet  voorkomen  van  een  particulier  woonhuis  hoeft,  inwendig 


*)  De  daarvan  deel  oitmakende  timmermeestersrekeniugea  over  de  jaren, 
vsaria  de  School,  het  Raad-  en  Wynhnis  en  de  Roadtoren  werden  gebouwd, 
Terdienen  zeker  in  haar  geheel  uitgegeven  te  worden.  Z\j  bevatten  hoogst 
beUagryke  bijdragen  voor  de  kennis  van  de  middeleeuwsche  bouwkun- 
dig terminologie,  de  herkomst  der  materialen  en  wijze  van  hunne  be- 
werking, maar  zijn  te  uitgebreid  om  hier  eene  plaats  te  kunnen  vinden. 

8» 


36 

met  heit  huis  naast  het  Meentehois  in  gemeenschap  is  gebracht. 

De  School,  het  Baad-  en  Wijnhuis  en  de  Baadtoren  zijn 
alle  omstreeks  denzelfden  tijd  gebouwd.  Het  zou  mij  te 
ver  leiden,  indien  ik  ook  hier  de  geschiedenis  van  den  bouw 
der  school  beschreef.  Alleen  wil  ik  uit  de  oude  stadsreke- 
ningen aanteekenen ,  dat,  hoewel  men  reeds  in  144i3  van  een 
nieuwe  school  melding  vindt,  er  eigenlijk  eerst  in  1445  met 
den  bouw  een  aanvang  is  gemaakt  en  deze  in  het  volgende 
jaar  zoo  goed  als  voltooid  werd.  Om  die  nieuwe  school  te 
kunnen  bouwen  moest  men  eene  oude  school  afbreken,  zoo- 
dat het  waarschijnlijk  is,  dat  deze  op  dezelfde  plaats  heeft 
gestaan.  Zij  was  echter  niet  zoo  groot  als  deze  en  strekte 
zich  althans,  gelijk  uit  het  volgende  blijken  zal,  niet  zoover 
oostwaarts  als  deze  uit. 

Het  oude  Baadhuis,  waaraan  vermoedelijk  het  oude  Wijn- 
huis grensde,  stond  aan  het  Groote  Kerkhof  ^),  waar  beide 
gebouwen  zich  in  de  onmiddelijke  nabijheid  van  de  School 
moeten  hebben  bevonden.  Zij  schijnen  echter  voor  hun  doel 
te  klein  te  zijn  geweest,  zoodat  de  stad  reeds  vroeg  begon 
de  aangrenzende  woningen  en  grondstukken  aan  te  koopen 
om  zich  in  staat  te  stellen  ze  door  andere  van  grootere  af- 
meting te  vervangen.  Zoo  bezat  zij  in  1419  reeds  een  ge- 
bouw aan  de  Sassenstraat ,  dat  toen  en  later  nog  Kerstans- 
huis  *)  werd  genoemd,  en  kocht  zij  blijkens  een  koopbrief  van 
dat  jaar  van  Maes  Henrixsoen ,  diens  zoon  Gherbert  en  Wobbe, 
de  huisvrouw  van  eerstgenoemden,  eene  /^were  mit  oeren  mu- 
ren  ende  mit  alle   oeren  toebehoren  als  die  gheleghen  is  to 


*)  ^Jtem  Meister  dirc  reesscap  gedaen  den  leyendecker  opter  zegel 
Camcr,  £ade  opter  leuvea  biden  Kerckhoflf  an  den  Raethu\)8  \)  butkens 
f.  ix  pi."  —  Timmenneestcrsrekening  1444,  9e  maand. 

*)    In  het  stadrecht,  dat  aan  dat  der  elf  tractaten  voorafgaat,  wordt ' 
het,  ook  als  stedelijk  eigendom,  in  1898  genoemd  «Cristanss.  huys  dat 
nv  die  wynkelre  is." 


87 

ZvoUe  in  Zassingstrate  Tusschen  der  weren  die  Ker- 
stan s  piach  te  wesen,  ende  nv  der  stat  van  Zwolle  voirs. 
toebehoert  op  die  ene  side  Ende  der  weren  die  GretenRolofs 
dochter  yan  Ittersim  toebehoort  op  die  ander  side,  streckende 
fdr  van  Zassingstrate  achter  ander  straten  bider  we- 
deme"  ^).  Blijkens  de  jaarrekening  van  1443  kwam  haar  ook 
toe  Kremer-Arents-huijs ,  dat  later  tijdens  den  nieuwen  bouw 
moest  a%ebroken  worden.  In  1444  kocht  zij  van  Johannes 
Tid  en  diens  huisvrouw  Zwenelt  eene  // weer  gelegen  in  Zas- 
singstrate alre  naest  der  stat  tymmer  aen  die  ene  side,  ende 
Dirc  Mosterdes  weer,  op  die  ander  side,  streckende voir 
van  Zassingstrate  achter  aen  een  gemeene  strate'^ ').  Het 
hms  van  Tiel  is  het  latere  Meentehuis.  Bit  blijkt  niet  alleen 
uit  de  jaarlijksche  uitgaven  over  1448 ,  waarin  van  // J  o  h  a  n- 
nes  tiels  huijs^^  gezegd  wordt,  ^/dat  nu  dat  Meentehuijs  is'\ 
maar  ook  uit  de  overdracht  in  1459  door  Derick  Mostert, 
Steven  Yisscher  en  Alijd  zijne  huisvrouw  en  Johan  Mostert 
en  IJda  zijne  huisvrouw  aan  de  stad  van  //oer  alinghe  doer- 
ghaende  weere  gelegen  in  Sassingstrate,  alre  naest onser 
stadmeente  huijs,  an  die  ene  side  ende  peter  coijtenbrou- 
w  e  r  s  weere  an  die  ander  side ,  streckende  voir  van  Sassing- 
strate achter  an  een  ander  strate/'  Daar  de  weer  van  Dirc 


')  Men  honde  ia  het  oog  dat  deze  brief  dagteekent  v6<5r  den  bouw 
der  nieuwe  achooL  De  brief  heeft  tot  opschrift:  «,£ea  brieff  vaader 
Stadt  hues." 

*)  Het  opschrift  vaa  deu  brief,  Me  dit  vermeldt,  luidt:  „y&n  ene 
were  in  Sasseastrate  aa  der  Stadt  hues/* 

Achter  het  huis  van  Tiel  was  een  stal,  die  gesloopt  moest  worden 
toen  df  nieuwe  school  werd  gebouwd,  blijkens  de  volgende  uitgave  in  1445 : 

«Jtem  Johannes  tiel  wantmen  die  stallinge,  achter  der  woninge, 
die  die  stat  van  hem  gecoft  heeft,  afgebroken  ende  betimmert  heeft 
Eer  der  t^t  beaoeiden  wart  hij  dairin  bliaen  solde,  vi\j  heren  ^ 
t  XXV  guL  viy  pL 


38 

Mostert  Yolgens  bet  transport  van  144i4  aan  die  van  Tiel 
grensde,  moet  de  laatste  het  latere  Meentehuis  zijn  geweest 
en  is  de  weer  van  Dire  Mostert,  die  ook  nu  werd  aange- 
kocht, het  huis,  dat  volgens  de  afbeelding  der  vorige  eeuw 
aan  het  Meentehuis  is  getrokken. 

Met  het  begin  van  het  jaar  144! 7  werd  de  afbraak  aange- 
vangen van  die  gebouwen ,  welke  de  plaats  innamen,  waarop 
de  nieuwe  stedelijke  gebouwen  moesten  komen  te  staan.  In 
de  1*  en  2*  maand  ')  werd  aanbesteed  de  afbraak  van  het 
steenwerk  van  een  onderaardsch  keldergebouw ,  dat  als  kolen- 
kamer  bekendstaat,  en  van  het  in  de  onmiddelijke  nabijheid 
gelegen  huis.  Tevens  werden  de  pannen  en  vervolgens  het 
hout-  en  ijzerwerk  van  de  kolenkamer  en  van  Kerstanshuis 
in  veiling  gebracht,  waaruit  men  zou  kunnen  afleiden  dat 
dat  bij  de  kolenkamer  gelegen  huis  Kerstanshuis  is  geweest. 
In  de  jaarlijksche  ontvangsten  zoekt  men  te  vergeefs  naar  de 
opbrengst  van  den  verkoop  van  het  van  de  kolenkamer  af- 
komstige materiaal,  maar  wordt  daarentegen  die  van  de  pan- 
nen en  van  het  hout-  en  ijzerwerk  van  Kerstanshuis  en 
Kremer-Arents-huis  geboekt,  zoodat  men  zou  kunnen  gissen 
dat  met  het  laatste  de  kolenkamer  bedoeld  wordt.  Claes  van 
Ghenne,  die  als  ,/wijnman"  het  Wijnhuis  in  gebruik  had, 
moest  nu  zijne  kolen  uit  de  kolenkamer  en  zijn  wijn  uit 
des  stadskelder  verwijderen,  welke  nu  naar  den  Blancken- 
stein  werden  overgebracht,  een  gebouw  dat  door  de  stad  tot 
meidag  1449  gehuurd  was  om  voorloopig  tot  Wijnhuis  te 
dienen.  Inmiddels  had  men  iemand  aangenomen  om  zeker 
huisje  in  de  Doelen  af  te  breken,  den  steen  daarvan  schoon 
te  maken  en  op  de  straat  te  brengen.  Nadat  de  pannen  van 


*)     Het  jaat    der    stads    rekeningen    begint    en    eindigt    met    Pauli 
Conversio  =^  26  Januari  en  bevat  13  maanden  of  13    X  4  weken. 


39 

het  oude  Baad-  en  Wijnhuis  in  veiling  waren  gebracht ,  werd 
in  de  3'  en  4^  maand  het  afbreken  aanbesteed  van  de  beide 
gevels  en  de  twee  zijmuren  van  het  Wijnhuis,  waarvan  ook 
de  steenen  schoongemaakt  en  op  het  Kerkhof  moesten  ge- 
bracht worden. 

In   de   5'  maand  was  men  met  het  sloopen  zoover  gevor- 
derd, dat  in   de  eerste  week  de  eerste  steen  van  het  nieuwe 
Baadhuis  kon  worden  gelegd,   waaronder   als  herinnerings- 
teeken   een   Arnoldusgulden   werd  geplaatst.     De  bouw  vor 
derde   met  spoed,   want  reeds  in  de  volgende  week  konden 
de    ffdoGT  groenen**   worden  gebroken  d.  i.  de  muren  langs 
de  deuropeningen  worden  gegroefd    In  de  11'  maand  zullen 
wel  de  muren  van  het   Eaadhuis   opgetrokken  zijn  geweest, 
daar   men  toen  den    muurmeester  (m'.  Berend,  die  als  zoo- 
danig   in    het   vorige  jaar  was   aangenomen)    opdroeg    //die 
Baetkamer  te  wuluen  ende  te  floeren**  d.  i.  naar  alle  waar- 
scliijnlijkheid  tusschen  de  zware  steenen  boogen  de  gewelven  te 
metselen,  di^  zich  boven  de  kelder  onder  de  Baadkamer  be- 
vinden en  nu  van  boven   gelijk  gemaakt  en  bevloerd  zijn  ge- 
worden.   Hij   ontving   tevens   last  den  schoorsteen  te  zetten, 
die  door  m'.   Herman   van   Colne   te  Keulen   was    geleverd 
en  uit    //drakeuelder   steen*'   bestond,   vermoedelijk  dus  uit 
steen  herkomstig  van  de  steengroeven   aan   den   Drachenfels. 
Inmiddels   moet  de  Baadkamer   ook    hare    zoldering    hebben 
verkregen ,  daar  er  eenigen  tijd  te  voren  437  stukken  wagen- 
schot   waren   gesneden,    welk  houtwerk,   ten   deele  althans, 
uit   Kampen   was  aangevoerd  en  tot  bekleeding  der  balklaag 
zal  hebben   gestrekt.     Aan   het    nieuwe   vertrek,    wilde    het 
bruikbaar  zijn,   ontbraken   nu   nog  maar  ramen  en  deuren. 
Daarom  werden  er  in  de  12"  maand  aanbesteed  5  paar  kruis- 
vensters,  die  door  m'.  Claes,  den  timmerman,  aanhetBaad- 
huis  moesten   worden  gemaakt.    Denkelijk   heeft  men  daar- 


40 

onder  te  verstaan  houten  kruisramen,  waarvan  twee  boven 
elkander  in  ieder  der  5  vensteropeningen  van  deBaadkamer 
zullen  zijn  geplaatst.  De  LO  glasvensters  of  glasramen  be- 
neden in  het  nieuwe  Baadhuis ,  die  in  dat  jaar  door  den 
stads  glazenmaker  zijn  geleverd ,  moeten  dan  in  dat  houtwerk 
zyn  gezet  ').  Toen  in  de  13*  maand  er  drie  deuren  aan 
het  Baadhuis  waren  gemaakt,  was  de  Baadkamer  io  zooverre 
voltooid,  dat  met  een  eerste  mis  het  nieuwe  vertrek  door 
broeder  Lambert  op  S.  Pauwelsavond  kon  worden  ingew^d, 
d.  i.  op  den  dag  vóór  de  Baadskeur,  den  24  Januari  1448. 
In  dien  zin  zal  dus  vooral  het  rympje  moeten  worden  ver- 
klaard, dat  volgens  Van  Hattum  in  een  der  glazen  van  het 
Stadhuis  te  lezen  was: 

In  'tjaer  duisend  vier  hondert  veertig  aght 

Is  dit  Baedhus  volwraght. 
Met  den  bouw  van  het  Wijnhuis  schijnt  men  niet  v66r 
1448  te  zijn  begonnen.  Althans  uit  de  rekeningen  is  niet 
op  te  maken,  dat  daaraan  vroeger  is  gewerkt»  hoewel  men 
zich  van  de  daartoe  noodige  materialen  voorzag.  Eerst  in 
de  5'  maand  van  1448  wordt  er  gezegd  dat  er  aan  het 
Wijnhuis  werd  gewerkt ,  hoewel  het  waarschijnlijk  is  dat  men 
in  den  aanvang  des  jaars  daarmede  een  begin  heeft  gemaakt. 
In  de  7'  maand  was  de  bouw  reeds  zoover  gevorderd,  dat  er 
door  m'.  Dirc  Muggert  (een  timmerman)  9  paar  vensters  aan 
het  Wijnhuis  konden  worden   gemaakt,   hetgeen  in  de  12® 


*)  Doch  hiermede  laat  zich  niet  goed  overeenbrengen ,  dat  de  stads 
timmennaa  Bartholomeas  in  de  13«  maand  van  het  volgende  jaar  iO 
paar  vensters  achter  aan  het  Raadhuis  maakte.  De  achtergevel  toch 
bevat  behalve  de  zolderlichten  slechts  5  vensteropeningen  zoowel  in  de 
onder-  als  bovenverdieping.  Men  zou  geneigd  zQn  de  ramen  van  1447 
in  den  voorgevel  te  zoeken,  indien  het  niet  waarsch^nl^k  was,  dat 
reeds  in  1447  de  Raadkamer  van  ramen  werd  voorzien. 


4.1 

maand  door  het  aanbrengen  van  4  paar  vensters  door  den 
timmennan  Bartholomeas  werd  gevolgd.  Beeds  in  het  laatst 
van  het  vorige  jaar  had  men  voor  het  Wijnhuis  20  steenen 
kmisvensters  in  het  land  van  Bentheim  aangekocht.  Inmid- 
dels had  men  ook  het  Eaadhuis  bevloerd  met  2000  te  Utrecht 
gekochte  dubbele  //plafusen.^' 

In  de  5*  maand  van  1449  werd  eerst  de  steiger  voor  bij 
het  Baadhuis  afgebroken.  Dit  is  een  bewijs  dat  nu  eerst  de 
gevels  van  Raad-  en  Wijnhuis  aan  de  Sassenstraat  waren 
afgewerkt.  Zij  zullen  toen  hunne  tinnen  of  kanteelen  van 
Bentheimer  steen  hebben  ontvangen ,  waartoe  Heijne  ten  Dijck 
of  Van  den  Dijck  in  het  land  van  Bentheim  eenigen  tijd  te 
voren  136  voet  steen  had  geleverd.  Op  eene  oude  schilderij, 
een  gezicht  op  de  Stad  Zwolle  in  de  XVIP  eeuw  voorstellende 
en  op  de  Baadkamer  bewaard,  zijn  deze  tinnen  ook  zeer 
duidelijk  aangegeven.  Volgens  de  beschrijving  van  Zwolle  *) 
in  Hoogstratens  Woordenboek  waren  de  buitengevels  van 
Baad-  en  Wijnhuis  van  Bentheimer  steen.  Daarentegen  moe- 
ten de  binnengevels  in  baksteen  opgetrokken  zijn  geweest. 
Immers  de  achtergevel  van  het  Baadhuis,  die,  hoewel  met 
een  laag  portland-cement  bedekt,  het  eenige  overblijfsel  is 
van  den  uitwendigen  vorm  der  in  dezen  tijd  gestichte  ge- 
bouwen, schijnt  uit  die  bouwstof  te  bestaan.  Aanhoudend 
werden  er  tijdens  den  bouw  groote  hoev^lheden  Bentheimer 
steen  aangevoerd,  die  grootendeels  gehouwen  werden  afgele- 
verd, zoodat  zij  dadelijk  konden  worden  gezet  om  daarna, 
zoo  noodig ,  te  worden  afgewerkt.  Men  kan  dit  althans  uit  de 
verschillende  benamingen,  waaronder  die  steenen  voorkomen. 


')  Deze  is  volgens  Vaa  Hattom,  dl.  I  Voorrede  en  dl.  II  bl.  49,  noot 
ff  opgeiteld  door  Le  Clercq. 


42 

opmaken  *).  Meermalen  wordt  daaronder  van  pijlers  en 
pileersteenen  melding  gemaakt,  terwijl  er  gezegd  wordt  dat 
die  pijlers  aan  bet  Eaad-  en  Wijnhuis  of  voor  aanhetSaad- 
huis  sK)uden  komen  en  dat  de  pijlers  van  het  Eaadhois  op 
20  stukken  Drakevelders  steen  zouden  geplaatst  worden. 
Ook   werden  er  gelijktijdig  12  of  14  kapiteelen  gemaakt  *). 

^)  Int.  van  heijnen  vanden  D\jck,  v^j  pileren  Bentcmer  steens. 
Ëlc  lang  XX  voet  coste  elc  pileer  xj  r.  gul.  j.  oort  Beloept  xciii)  i  r. 
gul.  f  v«  xcviy  r.  gul.  xij  plc. 

Item  noch  van  hennen  vanden  Dijck,  liiij  steenen  dorpel, 
Middcllageu  ende  ouerlagen  Elc  stuck  lang  iij  voet,  breet  Enen  voet, 
ende  dick  j  voet  gespondet,  ende  gehouwen,  dat  men  se  voirt  ver- 
wercken  mach,  Ende  noch  l  voet  steens,  dick  enen  voet,  Enen  voet 
breet  rede  gehouwen ,  coste  Ëlck  C.  voet  ix  r.  gul.  ende  ijj  oort  f.  c  xxxv 
gul.  X  plc. 

Item  noch  van  hennen  vanden  Dijck  xj°.  xxv  Bussen  steen 
vanden  meesten  Brede,  Elck  hbndert  voir  iiij  post.  gul.  Ende  noch 
xi^*'  Bussen  steen  vanden  Middelsteen,  brede  Elc  c  voir  iij  post. 
gul.  noch  i\jo  bussen  steen  vanden  m^jnsten  brede,  coste  Elc  c  ij 
post.  gul.  toe  w^ncoep  v  kr.  Beloept  tsamen  xc  post.  gul.  v  kr.  f. 
iiy°  xxviij  gul.  xj.  pi.  iij  br. 

Jtem  desen  voirs.  Bussen  steen,  vanden  Nijenhu\js  toe  Zwolle 
te  voeren  yj   Arnh    gul.  f.  xvy  gul.  xix  pi.  iiij  br. 

(Timmermeestersrekening  1447.  7®  en  8"  maand.) 

*)  Over  de  daartoe  noodige  bouwstof  deel  ik  alleen  de  volgende  uit- 
gaven der  timmermeesters  mede: 

«Jtem  gecoft  van  Meister  O  elric  i\)  pileer  xx  voet  langs,  elcke 
pileer  ^  voet  diep,  ende  ij  voet  breet,  ende  Elck  stuck  vier  voet  lang 
elcke  pileer  voir  ij  r.  gul.,  ende  j  oort  f.  c.  Ixxviij  gul.  x  pi.  vj  br." 
(1447  3e  en  4fi  maand). 

«Jtem  voir  xx  stuck  drakeuelder  steens,  dair  die  pijlres  vanden 
Raethu^s  op  staen  solden  x  r.  gul.  f.  Ixi^  gul.  v\j  pi.  iiy  br."  (1447. 
5o  maand.) 

De  uitgaven  voor  het  werk  aan  pijlers  en  kapiteelen  zijn  de  volgende : 

„Jtem  meister  Berend  gegeuen  xij  post.  gul  voir  Ixj  voet  p^lres 
te  houwen  die  ant  Raethu^s  ende  Wijnhuijs  wesen  sullen  f  Ivij  gul.*' 
(1448.  2e  maand.) 

yJtem  verdingt  an  meister  Berend  iij  paer  Captele.  cost  elc  paer 


43 

Moet  men  dan  aannemen  dat  er  voor  de  gevels  van  Eaad- 
en  Wijnhuis  aan  de  Sassenstraat  eene  galerij  werd  aange- 
bracht ,  die  door  pijlers  van  Bentheimer  steen  werd  gedragen. 
Onmogelijk  is  dit  zeker  niet,  doch  ik  vind  nergens  van  die 
galerij  melding  gemaakt. 

Het  was  ook  in  de  5'  maand  dat  de  leidekker  de  bloe- 
men op  het  Eaadhuis  soldeerde,  die  later  met  4  fift  //Bli- 
gheels"  werden  geverwd.  Zeker  hebben  wij  hier  te  denlgen 
aan  het  smeewerk,  waarmede  de  nok  van  het  dak  werd  ver- 
sierd. Het  dak  moet  toen  ook  zijn  voltooid,  want  men  ziet 
den  leidekker  te  gelijker  tijd  vijf  dagen  lang  op  het  stad- 
werk  dekken,  hetgeen  met  leien  geschiedde,  daar  7000  lei- 
nagels werden  aangekocht.  Het  dekken  van  het  Wijnhuis 
zal  wel  gelijktijdig  zijn  geschied,  daar  er  reeds  in  de  twee 
eerste  maanden  van  dit  jaar  waren  aanbesteed  de  16  kar- 
beelen  met  hare  standvinken,  die  boven  op  het  Wiinhuis 
zouden  komen.  Inmiddels  waren  de  goten  van  Drakevelder 
steen  gemaakt  en  werd  er  een  groote  hoeveelheid  lood  ver- 
bruikt. Behalve  met  bloemen  werden  de  daken  van  Eaad- 
en  Wijnhuis  ook  van  koperen  windvanen  voorzien. 

Het  schijnt  dat  alle  vensters  van  Baad-  en  Wijnhuis  met 
gesmeede  ijzeren  traliën   waren   voorzien.     Deze    werden    in 

iiy  i  r.  gul.  ende  toe  wijucoep  xiij  kr.  f  xciiij  gul.  ix  pi.  vj  br." 
(1448.  5«  maand.) 

«Jtem  aa  meister  Berend  verdingt  te  maken  ij  Captele  vander 
stat  Steen  van  j.  r.  gul.  Ënde  hier  toe  Een  Capteel  van  sijns  selnes 
«teen  ij  r.  gul.  f  xix  gul."  (1448.  6«  maand.) 

^  Jtem  an  meister  Berend  verdingt  iij  paer  Captele,  te  maken  ende 
in  te  setteu,  voir  xij  r.  gul.  f.  Ixxvj  gul."  (1448.  13®  maand.) 

«Jtero  verdingt  au  meister  Berend  xlij  voet  pileers  voir  aent 
Raethuijs  te  houwen  voir  vj  r.  gul.  xx  kr.  f  x^  gul.  xxiij  pi.  — Jtem 
noch  verdingt  aen  Meister  B  ere  ut  v.  pileers  te  houwen  voir  ant 
Raethuys  eude  hiertoe  v  sch.  te  samen  voir  vj  r.  gul.  ende  xv^  kr. 
f  xlj  gul.  vi^  pi.  vj  br."  (1449.  Ie  en  2^  maand.) 


44 

de  6*  maand  met  43  fip  menie  en  11  g^  //rebrikes"  geverwd, 
waartoe  de  lijnolie  zal  zijn  aangewend,  die  toen  werd  ge- 
kocht. Waarschijnlijk  was  dit  slechts  de  grondverw,  want 
ook  Frederik  Glasemaker  verwde  het  ijzerwerk,  dat  voor  de 
glasvensters  aan  het  Wijn-  en  Raadhuis  stond.  Zij  werden 
daarna  nog  door  Henric  den  maelre  gestoffeerd,  waarin  hij 
door  Henric  Maes  werd  bijgestaan ,  terwijl  door  Johan  Thomas 
de  verwen  gewreven  werden  '). 

Destijds  werden  ook  de  schilden  voor  aan  het  Eaadhuis 
gestoffeerd  en,  nadat  Henric  Claessoen  aan  deuren  en  vensters 
versieringen  met  snijwerk  had  aangebracht,  beeldhouwde  in 
de  8*  maand  Johan  Hermanssoen  van  Kampen  voor  het 
Raadhuis  twee  engelen  en  het  stedelijk  wapen,  waarvan  ze- 
ker de  beide  engelen  de  schildhouders  zijn  geweest.  Misschien 
is  dit  beeldwerk  wel  de  voorstelling,  die  op  de  afbeelding 
der  vorige  eeuw  aan  de  onderverdieping  van  het  Raadhuis 
is  weergegeven. 

Aan  den  ingang  van  het  Wijnhuis  werd  een  ijzeren  //po- 
dium^'  *)  aangebracht  en  later  werd  er  nog  eens  een  podium 
gesmeed,  dat  voor  het  Wijnhuis  bestemd  was. 

Te  gelijk  met  het  Wijnhuis  schijnt  men  met  den  bouw  van 
den  Raadtoren  een  aanvang  te  hebben  gemaakt.  Immers  in 
de  eerste  maand  van  1448  werd  het  fundament  gegraven 
//dair   die  .Toern   van  den  Raethuijs  staen  sal'^  en  dat  hier- 


*)  Diü  vensters  werden  in  de  9«  of  lO»  maand  boven  en  beneden 
aan  eene  bewerking  onderworpen,  die  ^heerpo^sen"  wordt  genoemd. 
Daartoe  sch^nt  aangewend  190  u;  ^heerpoys,"  2  W  ^rossels"  (reuzel?), 
1  el  ^wittes",  8  «, eerden  satten"  en  24  kwarten  lijnolie. 

*)  Wat  men  onder  een  podium  te  verst^uin  heeft  is  n^j  niet  geheel 
dnidel^k.  In  het  glossaiium  van  Du  Cange  vindt  men  o.  a.  de  vol- 
gende beteekenis  aangegeven:  «.Res  quaevis,  cui  innititur:  apodiiscir- 
corum  vel  aedium  moenianis,  vere  Latinis  temporibus  nota.** 


45 

mede  de  Raadtoren  *  bedoeld  wordt  blijkt  uit  de  vennelding 
in  de  volgende  maand,  dat  er  gewerkt  werd  aan  den  //toern 
tendens  den  Wijnhuijs."  Waarschijnlijk  is  het  ondergedeelte 
van  den  toren  tegelijk  met  de  moren  van  het  Wijnhuis  op- 
getrokken geworden,  doch  eerst  nadat  het  laatste  zoo  goed 
als  voltooid  was,  schijnt  men  met  kracht  den  bouw  te  heb- 
ben voortgezet,  daar  men  eerst  sedert  de  é**  maand  van  1450 
geregeld  aan  den  toren  ziet  arbeiden.  Die  Eaadtoren  was 
van  onderen  tot  boven  een  vierkant  gebouw,  dat  tot  aan  de 
gootlijst  iets  minder  dan  98  voet  hoogte  had  ').  Volgens 
Le  Clercq,  bij  Hoogstraten  was  hij  ook  van  Bentheimer  steen 
en  hiermede  is  in  overeenstemming  dat  er  door  den  boven- 
gemelden  Heijne  ten  Dijck  in  de  6®  maand  geleverd  werd 
Benthemer  Munster  steen,  pijiers,  vollingen,  muursteen  en 
tinnen- stukken ,  want  ook  de  toren  werd  met  kanteelen  bezet. 
Als  architectonische  details,  die  zich  aan  de  zuid-  en  west- 
zijden bevonden,  leert  men  uit  het  bestek  der  in  1840  aan- 
gebrachte herstellingen  kennen:  //steenhouwerswerk  bestaande 
in  de  looze  lichten ,  de  daarin  opgaande  middelstijlen  (meneaux), 
alsmede  dat  gedeelte  dat  zich  in  de  strekken  of  boveneind 
bevindt"  (traceeringen?)  en  verder  //de  rondloopende kordon- 
banden of  lijsten."  Inmiddels  hield  men  zich  bezig  met  de 
uitwendige  versiering.  M'.  Marten  madide  de  80  schilden 
aan  den  toren  en  verguldde  vervolgens  het  schild,  dat  voor 
aan  den  toren  stond  ^)  en  stoffeerde  de  wapens.  In  de  10*^ 
en  11'  maand  had  het  gebouw  reeds  zijn  hoog  en  spits  zadel- 
dak verkregen ,  dat  nu  met  leien  werd  gedekt  en  met  koperen 
windvanen  overtopt,    in  wier  nabijheid  zich  ook  de  bloemen 

')  Dit  biijkt  uit  bet  hierna  te  vermeldeii  memoriaal  van  Salomon 
van  Deventer. 

*)  Dit  zal  het  stedelijk  wapen  zyn,  dat  volgeus  Van  Hattum  boven 
de  deur  stond,  die  toegang  gaf  tot  de  Inive. 


46 

zullen  hebben  bevonden.  Nog  in  dit  jaar  wuifde,  men  den 
toren  en  be vloerde  men  hem  beneden  en  boven  met  tichelsteen. 
In  1451  werd  die  bevloering  voortgezet  door  zand  en  1000 
plavuisen  aan  te  brengen,  terwijl  aan  den  leiendekker  opge- 
dragen werd  drie  //fyolen"  (fialen  of  pinakels)  boven  op 
den  toren  te  zetten  en  den  wendelsteen  te  verwen  en  te 
verluchten.  Aan  de  Kerkhofszij  de  was,  blijkbaar  tegen  het 
vertrek  der  eerste  verdieping,  een  luive  of  uitstek  aange- 
bracht, dat  zeker  tot  pui  heeft  gediend,  daar  het  later  door 
een  pui  werd  vervangen.  De  luive  was,  gedeeltelijk  althans, 
van  hout ,  daar  de  vloer  met  //onghel"  en  teer  werd  gedrenkt. 
De  //wlfte  onder  der  loiuen",  evenals  de  bloemen,  vensters 
en  deuren  van  den  toren  werden  door  m'.  Marten  gestof- 
feerd *).  Ook  de  torenvensters  waren  met  ijzeren  traliën 
voorzien.  Eindelijk  werd  in  1452  door  den  muurmeester  m'. 
Berend  //dat  overste  wlfte"  gemaakt,  dat  het  vertrek  der 
tweede  of  bovenste  verdieping  moet  hebben  afgedekt;  die 
kamer  werd  nu  door  den  timmerman  Bartholomeus  gestof- 
feerd of  beschoten. 

Tot  de  bovenverdiepingen  van  den  toren  kwam  men  door 
een  steenen  trap,  die  buiten  aan  den  zuidoostelijken  hoek  in 
een  afzonderlijk  trapportaal  was  geplaatst.  Meer  dan  eens 
vindt  men  in  de  rekeningen  van  1449  melding  gemaakt  van 
engelen  en  ook  van  een  stedelijk  wapen  boven  de  trap  of  de 


*)  De  verwatoffen,  die  daartoe  gebruikt  werden,  leert  men  uH  de 
volgende  posten  kennen: 

y  Jtem  tottcn  Bloemen  opten  Nijen  toorn  eude  tottcn  vensteren  doeren 
ende  leuven  an  den  voirs.  toorn,  xxxiiij  qr.  l\jn  olijs,  Elcke  quart  iiij 
batkcns  f.  xxiy  gul.  xviij  plc.  —  Jtem  voir  ixxij  tf  blide  wittes.  Bic 
fe*  iiij  butkens,  ende  xviij  tf  brwn  root,  elc  fL*  iij  butkeas,  ende  xiy 
9>*  menden,  £lc  u,*  iij  butken  te  samen  f  xxiiij  gul  ij  br.  —  Jtem 
voir  vj  ffi  Blide  gheel,  dat  tf  v.  butken  ende  voir  lazuer,  ende  Robrijc 
ix  kr.,  ende  i\j  ii:  oker  Elc  ®  i^  butken  f.  v\j  gul.  xxlij  pi.  v.  br.** 


47 

//trappedoer."  Ik  vermoed  dat  die  trapdeor  de  denr  was, 
velke  Tan  het  binnenplein  toegang  tot  dit  portaal  verleende. 
Voor  die  engelen  werd  3  pond  pleister,  loodwit  en  lijnolie 
gebruikt;  voor  het  stedelijk  wapen:  silver  en  leijsuer.  Zij 
werden  door  m'.  Marten  gestoffeerd. 

Werden  derhalve  Baad-  en  Wijnhuis  en  Baadtoren  van  den 
grond  af  nieuw  opgetrokken,  anders  handelde  men  ten  op- 
zichte van  het  gebouw,  dat  de  vergaderplaats  der  Grezworen 
Gremeente  zou  moeten  bevatten.  Alleen  de  middengevel  van 
Jobans  Tiels  huizinge  werd  in  de  2«  maand  van  1448  afge- 
broken, de  steen  schoongemaakt  en  op  het  werk  gebracht, 
terwijl  daaruit  eene  kamer  werd  gebroken,  vermoedelijk  in 
de  onderverdieping  om  deze  geheel  tot  vergaderzaal  in  te 
kunnen  richten.  Voor  het  overige  werden  in  het  huis  geene 
groote  veranderingen  gemaakt ,  hetgeen  o.  a.  uit  het  oorspron- 
kelijk verschil  in  hoogte  der  bovenverdieping  van  Eaad-  en 
Meentehuis  nog  duidelijk  is  waar  te  nemen.  In  1451  werd 
het  Meentehuis  boven  en  beneden  met  klei  en  zand  gevloerd, 
waarmede  zeker  de  kelder  en  de  vloer  der  onderverdieping 
worden  bedoeld.  In  1454  werd  de  houten  trap  vervaardigd, 
die  naar  de  bovenverdieping  leidde,  en  maakte  men  het  //bret^* 
of  de  plank  met  het  stuk  francijn,  waarop  het  stedelijk  wapen 
voor  het  Meentehuis  was  afgebeeld. 

(lelijk  er  aan  het  Baadhuis  eene  zegelkamer  was  verbonden, 
zoo  werd  er  nu  ook  eene  nieuwe  zegelkamer  gemaakt,  die 
eerst  in  de  9®  en  10'  maand  van  1449  wordt  vermeld.  Waar 
sij  zich  bevond  is  niet  met  zekerheid  aan  te  wijzen,  maar 
vermoedelijk  maakte  zij  een  zelfstandig  gebouw  uit,  daar  zij 
op  eene  enkele  plaats  het  //S^elhuijs"  wordt  genoemd.  Daar 
sij  de  bewaarplaats  zal  zijn  geweest  van  stads  gelden,  kost- 
baarheden en  archieven,  was  het  zaak  dat  zij  voor  brand- 
gevaar beveiligd  was.     Daarom   was   zij   dan   ook    met   een 


48 

//wlfte"  of  steenen  gewelf  gedekt,  dat  met  ^/robrike,  leijsuer" 
en  goud  werd  bescbilderd.  De  vensters  waren  met  traliën 
voorzien.  M'.  Marten  werd  voor  het  ^/roden"  voor  en  achter 
die  traliën  en  die  der  kolenkamer  betaald.  Daar  de  Ka- 
meraars met  de  bewaring  der  zegelkamer  en  van  haren  in- 
houd waren  belast,  werd  //der  stat  kist  inder  nijer  Gamer'* 
nog  in  datzelfde  jaar  gedragen  en  in  1453  een  groot  //con- 
toer"  voor  het  zegelhuis  gekocht,  waaraan  in  het  volgende 
jaar  een  ander  werd  toegevoegd. 

Evenals  van  de  zegelkamer  is  mij  de  plaats  van  de 
nieuwe  kolenkamer  onbekend.  Ook  deze  was  een  gebouw 
met  afeonderlijke  bedaking,  daar  in  het  begin  van  1449 
aanbesteed  werd  het  maken  van  //twee  Carbele,  mit  oeren 
stantvincken ,  die  quemen  bouen  die  koelcamer.**  Van  dit 
vertrek,  dat  in  1448  het  eerst  vermeld  wordt,  weet  men  dat 
het  met  zes  zerken  van  Bentheimer  steen  was  bevloerd,  dat 
het  vensters  had,  die  van  traliën  en  luiken  waren  voorzien, 
dat  zich  daarin  een  schoorsteen  bevond  en  in  de  nabijheid 
daarvan  een  put  te  vinden  was. 

Men  zoude  die  zegel-  en  kolenkamers  willen  zoeken  in  het 
tegenwoordige  gebouw  tusschen  het  Meentehuis  en  de  School, 
indien  het  niet  waarschijnlijk  was,  dat  het  tegenwoordige  bin- 
nenplein in  dien  tijd  aan  die  zijde  open  was.  Immers  in 
1455  vindt  men  vermeld,  dat  de  //groeshoff^^  achter  het  Raad- 
huis met  45  kar  steens  werd  gemuurd,  iets  dat  zeker  niet 
mogelijk  zou  zijn  geweest,  indien  zich  ook  aan  de  oostzijde 
van  dien  hof  gebouwen  hadden  bevonden.  Op  dien  hof,  of 
tuin,  welke  met  zand  en  aarde  werd  opgehoogd,  werd  een 
«achtkante  put  van  hardsteen  gemaakt. 

Na  in  dier  voege  bij  de  geschiedenis  van  den  bouw  den 
uitwendigen  vorm  van  het  Stadhuis  en  Wijnhuis  te  hebben 
nagegaan,    wensch   ik   thans  het  een  en  ander  omtrent  den 


i 


49 

inwendigen  toestand  mede  te  deelen,  ook  in  verband  met 
de  latere  lotgevallen  dezer  gebouwen. 

In  de  eerste  plaats  verdient  natuurlijk  de  Eaadkamer  (c) 
de  aandacht,  waarin  de  Magistraat  tot  uitoefening  van  het 
bestuur  en  de  rechtspraak  vergaderde  en  ook  in  latere  tijden 
de  landschapsvergadering  hare  zdttingen  hield. 

Dit  vertrek  heeft  in  meer  dan  een  opzicht  zijne  oorspron- 
kelijke .  gedaante  behouden.  De  hoofdtoegang  was  uit  het 
Meentehuis,  doch  denkelijk  niet  op  de  in  den  plattegrond 
aangeduide  plaats,  maar  meer  in  het  midden  van  den  schei- 
dingsmuur. Wy  merkten  reeds  op  dat  de  vloer  uit  steenen 
plaviusen  bestond,  die  nu  nog  wel  onder  het  houtwerk  zul- 
len liggen.  De  zoldering  wordt  door  zeven  zware  balken 
gedragen,  die  onderling  door  dwarsribben  zijn  vereenigd. 
De  uiteinden  dier  balken  worden  door  houten  consoles  ge- 
steund, die  ter  zijde  met  lofwerk  en  aan  de  voorzijde  met 
ineengedrongene  geestig  gebeeldhouwde  mannelijke  figuren 
sijn  versi^d.  Die  consoles  schijnen  in  de  tniddeleeuwsche 
bouwkundige  terminologie  bassen  te  hebben  geheeten.  Althans 
er  werden  in  1447  veertien  bassen  met  beelden  versierd, 
hetgeen  juist  met  het  getal  der  aanwezige  consoles  overeen- 
stemt. Die  arbeid  werd  aan  m'.  Johan  van  Campen,  ofwel 
m'.  Johan,  te  Kampen  woonacht^,  opgedragen  en  in  de 
8*  of  7'  maand  van  dat  jaar  werd  hij  voor  het  geleverde 
werk  afbetaald.  Misschien  laat  zich  aan  die  herkomst  de 
mij  mondeUng  medegedeelde  overlevering  verklaren,  dat  de 
aan  de  bassen  voorkomende  dwergachtige  figuren  portretten 
der  toenmalige  leden  van  de  Kamper  regeering  zouden  zijn. 
Nadat  de  beeldsnijder  Henric  Glaessoen  aan  de  zijden  der 
bassen  de  lovers  had  gesneden,  werden  zij  in  de  13«  maand 
van  1448  door  Thomas  de  Maelre  gestoffeerd.  Die  poly- 
chromie hebben  zij  nu  nog  behouden.     Ook  de  balken  zelve 

BUDR.  )ii.  4 


50 

werden  in  1451  gestoffeerd  en  zijn  toen  zeker  met  meer 
luisterrijke  kleuren  afgezet,  dan  ons  de  tegenwoordige  een- 
toonige  groene  kleur  te  zien  geeft,  welke  daaroverheen  is 
geschilderd.  Toen  werden  er  ook  uit  wagenschot  de  19  zon- 
nen en  manen  gesneden,  die  men  nu  nog  op  het  midden 
van  iedere  zijde  der  bédken  aanschouwt. 

De  hei  komst  van  den  schoorsteen  is  reeds  vroeger  mede- 
gedeeld. In  1448  werd  een  vuursteen  van  ^/pannen  stucken*' 
in  het  nieuwe  Raadhuis  gemaakt,  waarmede  blijkbaar  de 
vuurhaard  wordt  bedoeld.  Aan  den  muur  boven  den  haard 
bevinden  zich  langwerpige  ijzeren  platen  met  beeldwerk  en 
opschriften,  die  door  de  verwkast  schier  onzichtbaar  zijn  ge- 
maakt Zij  moeten  echter  van  veel  lateren  tijd  zijn.  In  1449 
werden  de  twee  blakers  of  gesmeede  ijzeren  luchters  aange- 
kocht, die  zich  aan  de  uiteinden  van  de  schoorsteenMes 
bevinden.  Zij  werden  door  m'.  Herman  van  Gampen  gele- 
verd en  schijnen  ieder  een  groote  en  twee  kleine  kaarsen  te 
hebben  gedragen.  Toen  werden  ook  door  m'.  Marten  de 
drie  schilden  gemaakt  of  beschilderd,  die  aan  den  schoor- 
steenfiries  zijn  gebeeldhouwd  en  ieder  met  een  kruis  zijn  be- 
zet. Ook  ^/maakte''  hij  het  schild,  dat  zich  onder  het  beeld 
van  den  Zwolschen  patroon  S.  Michiel  bevond,  hetwelk  mis- 
schien wel  aan  den  schoorsteenmantel  was  bevestigd. 

Evenmin  als  aan  iedere  andere  middeleeuwsche  Baadzaal 
heeft  aan  de  Zwolsche  Eaadkamer  een  rijk  met  snijwerk  ver- 
sierd schepengestoelte  ontbroken.  Over  zijne  plaatsing  is 
niets  met  zekerheid  bekend,  maar  vermoedel^k  was  het,  ge- 
deeltelijk althans,  tegen  de  zijwanden  geplaatst  en  diende  het 
tevens  tot  beschotwerk  van  de  thans  zoo  kale  en  koude  witte 
muren.  In  de  7'  maand  van  1448  kwam  Gelen,  de  tim- 
merman, uit  Doesburg  over  om  de  Eaadkamer  te  stoffeeren 
en  word  hem  voor  zijn  verteering  ter  wille  van  de  stad,  die 


51 

hem  gezonden  had,  3  gulden  en  3  plakken  geschonken.  Uit 
de  rekeningen  blijkt  verder  niet  dat  hij  werkelijk  zich  met 
dien  arbeid  heeft  bezig  gehouden,  zoodat  men  zou  kunnen 
yerond^rstellen  dat  men  alleen  zijn  raad  heeft  gevraagd. 
Daarentegen  ziet  men  in  12**  maand  dat  Steven ,  de  timmer- 
man van  Kampen ,  aan  het  Schepengestoelte  had  gewerkt,  waar- 
voor hij  met  6  postulaats  gulden  werd  betaald  ^)  en  dat  de 
beeldsnijders  Henric  Claessoen  en  Johan  Claessoen  in  deze 
en  de  vorige  maand  aanhoudend  voor  de  stad  werkten.  Er 
werden  toen  ook  62  peluwe^i  aan  het  schepengestoelte  gelijmd, 
hetgeen  bewijst  dat  dat  gestoelte  even  voovele  zittingen  had, 
die  behalve  voor  de  Schepenen  en  Baden  ook  voor  de  Ge- 
meenslieden  moeten  zijn  bestemd  geweest  *)•  Uit  de  reke- 
ning der  volgende  maand  blijkt  dat  de  meergemelde  Henric 
Oaessoen  zich  verbonden  had  ^/drie  wilde  dier"  te  snijden 
aan  het  gestoelte  en  de  paneelen  daarvan  met  21  lovers  te 


')  Hij  flch^at  het  echter  niet  geheel  te  hebbea  gemaakt,  want  in 
de  volgende  maand  werd  mr.  Dirc  Flngger  betaald  omdat  h^  aange- 
nomen had  het  ^balff  stoelte"  op  het  Raadhois  te  maken.  Ook  mr. 
IKtc  ontving  6  postulaats  gulden,  waaruit  men  zou  kunueu  afleiden  dat 
m'.  Steven  de  andere  helft  heeft  vervaardigd. 

*)  Buitendien  werden  er  voor  de  zittingen  losse  kussens  vervaardigd. 

«Jtem  henric  duysterbeke  voir  xl  knsen  opt  Raethuijs  te  maken 
f.  xvj  guL  xvj  pL"  (timm".-rek.  1449  13"  maand.) 

,Jtem  voir  hdx  ü'  R^nscher  wollen  toe  deuenter  gecoft  tot  kus- 
senen  opt  Raethuijs  voir  ^  amh.  guL  ende  ij  butken  Ende  desevoirs. 
woUe  toe  verschieten,  ende  te  wegen  ix  kr.  f  Tuh^  gul.  xülj  plc.  v. 
hr.  —  Jtem  voir  xii|j  Ellen  lijnnens  doecx  totten  voirs.  kussenen  voir 
dek  Elle  f  xg  pi.*'  (timm".-rek.  1461.  10»  maand.) 

«Jtem  gheschenket  lutghert  die  der  stad  kussen  werket  f .  j  f[?  — 
Jtem  voir  xxxy  kussenblade  opt  Raethu^s  elo  blat  voir  xxiiy  k  f .  Ij  ar. 
guL  ende  iy  k."  (timmr*.-rek.l453.  10e  maand.) 

^tem  ghegeuen  frederic  glasemaker  voir  \|  schilde  te  ontwerpen 
dair  men  der  stad  kussen  na  werken  sal  f.  viy  k."  (timmn.rek.  1453. 
13    maand ) 

4* 


62 

versieren.  Nadat  in  het  begin  van  1449  aan  m'.  Berend 
was  opgedragen  de  kolommen  aan  het  schepengestoelte  af  te 
werken,  werden  er  eenigen  tijd  later  de  62  lovers  gekocht, 
die  buiten  aan  de  zittingen  stonden.  Die  kolommen  dro^n 
vermoedelijk  de  //hemelt^'  of  het  verhemelte,  dat  in  1463 
van  boven  het  schepengestoelte  werd  verwijderd,  nadat  men 
reeds  in  1461  met  iemand  uit  Doesburg  (misschien  wel  den 
bovengenoemden  Gelen)  onderhandeld  had  om  //dat  beschot 
opter  Eaetkamer  te  renoueren.^* 

Ook  het  beschotwerk  schijnt  met  schilderwerk  te  zijn  ver- 
sierd, althans  in  1449  werden  er  tien  vakken  op  het  Raad- 
huis of  in  de  Raadkamer  verguld.  Dit  geschiedde,  ten  deele 
althans,  door  M'.  Harten. 

In  de  d^  maand  van  1449  werden  er  op  het  Raadhuis 
door  m'.  Johan  van  Lubeke  6  spinden  vervaardigd*  Die 
spinden  zullen  z^'n  de  met  ijzeren  scharnieren  en  sloten  voor- 
ziene houten  muurkastjes,  waarvan  men  er  twee  ter  weers- 
zijden van  den  schoorsteen  en  twee  aan  de  overzijde  in  de 
Raadkamer  aantreft.  Reeds  in  de  13'  maand  van  1448  had 
Geerd  de  Kistemaker  aangenomen  er  zeven  voor  het  Raad- 
huis te  vervaardigen  en  had  hij  daartoe  vier  korte  en  drie  lange 
paneelen  gelijmd.  Vermoedelijk  zette  hij  slechts  het  houtwerk 
ineen,  want  in  de  1*  of  2*  maand  van  1449  sneed  m'.  Be- 
rend op  de  6  spinden  de  12  //compassen.^^  De  deuren  der  nog 
aanwezige  spinden  zijn  ieder  met  twee  schoone  met  traceerwerk 
gevulde  cirkelvormige  figuren  versierd,  die  dus  de  gemelde  com- 
passen  moeten  zijn  geweest  en  in  ongeschonden  toestand  zijn 
bewaard  gebleven.  In  denzelfden  tijd,  waarin  van  m'.  Johan 
van  Lubeke  gezegd  wordt,  dat  hij  de  6  spinden  had  ge- 
maakt, vindt  men  dat  m'.  Herman  van  Campen  6  sloten 
met  hengsels  en  12  sleutels  //totden  sitten  int  Raethuijs^' 
had  geleverd.   Waarschijnlijk  was  dit  ijzerwerk  voor  de  deu- 


63 

len  dear  spinden  bestemd,  die  zich  midden  tusschen  het  hout- 
werk van  het  langs  de  wanden  geplaatste  giestoelte  zullen 
hebben  bevonden,  en  bepaalde  zich  de  arbeid  van  m'.  Johan 
tot  het  bevestigen  der  sloten  aan  de  deuren  en  het  zetten 
der  spinden  in  de  muren.  De  spinden,  thans  met  groen 
en  goud  overgeschilderd,  werden  door  m'.  Marten  rood  en 
blaauw  geverwd. 

In  1449  werd  een  tafereel  voor  de  Baadkamer  gekocht,  waarop 
met  gulden  letters:  Alteram  partem  audite  geschilderd 
werd.  Het  paneel,  dat  eene  soortgelijke  spreuk  bevat  en  thans 
nog  aan  den  wand  is  opgehangen,  is  blijkbaar  van  veel  lateren 
tyd.  Ook  is  dit  het  geval  met  de  hangkast,  waarin  ten  tee- 
ken van  de  vroegere  hooge  jurisdictie  der  stad  de  stads 
zwaarden  zijn  opgegangen,  hoewel  men  vermeld  vindt  dat  in 
1453  werd  gekocht  de  lijst  //daer  der  stad  zweerden  an  han- 
gen.** Uit  de  oude  rekeningen  blijkt  dat  die  zwaarden  jaar- 
lijks werden  schoongemaakt.  Tot  1449  waren  zij  6  in  getal, 
maar,  nadat  er  in  dat  jaar  een  zwaard  voor  den  scherprechter 
werd  aangekocht,  vindt  men  er  sedert  1450  geregeld  7  ge- 
noemd, waarvan  er  vier  in  het  volgende  jaar  nieuwe  sche- 
den en  handvatten  verkregen.  Thans  zijn  er  slechts  drie 
aanwezige  wanneer  men  althans  er  twee  andere  niet  bij  re- 
kent, die,  vreemd  genoeg,  van  hout  zijn. 

De  twee  gothieke  koperen  lichtkroonen  behooren  zeker  tot  de 
schoonste  sieraden  van  de  Eaadkamer.  Naar  haren  vorm  te  oor- 
deelen,  zou  men  kunnen  vermoeden  dat  zij  oorspronkelijk  niet 
hier  zijn  opgehangen ,  maar  dat  zij  tot  kerkelijk  gebruik  waren 
bestemd.  In  de  stedelijke  maandrekening  van  1550  wordt 
vermdd  dat  de  kroon  in  het  Schepenkoor  der  S.  Michaëls- 
kerk  wed^  werd  opgehangen,  nadat  Henrick  Bisselinck  daar- 
aan een  arm  had  versteld.  Misschien  is  die  kroon  wel  een 
fan  de  in  het  Eaadhuis  aanwezige  en  z\jn  beide  uit  de  kerk, 


54 

toen  zij  door  de  Hervonndèn  in  gebruik  was  genomen,  bier- 
heen  overgebracht.  Deze  meening  schijnt  nog  minder  onge- 
grond indien  men  in  aanmerking  neemt  dat  boven  beide 
kroonen  het  beeld  der  maagd  Maria  is  geplaatst  en  dat  het 
Schepenkoor  tevens  aan  die  heilige  was  gewijd  ^).  Hier- 
tegenover staat  dat  het  in  een  stralenkrans  gehold  Maria- 
beeld een,  naar  ik  meen ,  geliefkoosde  versiering  der  middel- 
eeuwsche  lichtkroonen  was. 

Ook  in  de  Raadkamer,  althans  op  het  Baadhuis,  bevond 
zich  een  ^/cunttoer,*^  dat  in  1449  door  M'.  Johan  van  Lubeke 
daar  werd  gemaakt,  vermoedelijk  dat  hetwelk  later  met  6 
hengsels  en  4  haken  werd  voorzien  en  in  1461  door  m'. 
Marten  werd  gestoffeerd* 

In  1465  werden  te  Kampen  twee  crucifixen  gemaakt, 
waarvan  het  eene  op  het  Baadhuis  kwam  en  het  andere  voor 
de  Burgemeesters  bestemd  was  en  die  beide  door  m'.  Marten 
werden  gecierd.  In  veel  lateren  tijd,  namelijk  in  1479,  wordt 
vermeld  een  ^/tavereel  dair  die  Bischope  van  Utrecht  op  die 
Baetkamer  staen.*'  Verder  trof  men  in  het  Baadhuis  sedert 
1449  en  1465  aan  schellen,  twee  tafels  en  een  bank. 

De  beschouwing  van  het  aan  den  schoorsteenmantel  beves- 
tigde houtsnijwerk  met  de  daarin  voorkomende  schilderij  ver- 
plaatst ons  uit  de  middeleeuwen  in  den  bloeitijd  der  renais- 
sance. De  laatste  geeft  ons  het  laatste  oordeel  te  zien,  eene 
voorstelling,  die  door  hare  aanwezigheid  hier  ter  plaatse  uit 
een  tweeledig  oogpunt  zinrijk  is.    Het  jongste  gericht  sym- 


')  Jtem  Enen  priester  die  nae  misse  dede  den  Rade  op  onser  Vrou- 
wen koer  geschenct  f.  ]g  plc.  vij  br.".  —  Kennn".-rek.  1447. 4fi  maand. 

lyVan  onser  vrouwen  Altaer  Inder  seluer  kerken.  (S.  Michaëlskerk). 
Jtem  dat  Altaer  dat  in  vnser  vrouwen  choer  staet  dat  (sic)  de  Raet  van 
Zwolle  sittet  dat  is  ghew\jet  in  die  eer  onser  lieuer  vrouwen.'*  — 
Kerkregister  in  het  stedehjk  archief. 


55 

boUseeit  niet  alleen  de  rechtspraak  en  de  eeuwig  straf,  die 
den  misdadiger  ook  na  het  vonnis  van  den  strafrechter  wacht, 
maar  doet  ons  tevens  in  den  op  den  voorgrond  gestelden 
aartsengel  met  de  weegschaal  den  stadspatroon  S.  Michaël 
aanschouwen.  Boven  de  twee  uiteinden  van  de  schoorsteen- 
fries  bevinden  zich  twee  losse  lijstwerkjes ,  ieder  met  een 
borstbeeld  en  het  jaartal  1560.  Deze  schenen  de  overbl\jf- 
sds  van  een  ouder  houtsnijwerk  te  zijn.  De  rekeningen  van 
dit  jaar  geven  dienaangaande  niet  veel  licht,  wijl  daarin 
alleen  aangeteekend  is  dat  het  //sitten''  weder  in  den  schoor- 
steen was  gezet  nadat  het  er  zeker  uit  was  genomen  om 
aekere  veranderingen  of  herstellingen  aan  te  brengen.  Van 
meer  nut  is  het  jaartal  1606  onder  het  Zwolsche  wapenschild, 
dat  boven  in  het  houtwerk  der  schilderij  is  geplaatst.  Immers 
oi^er  de  buitengewone  uitgaven  van  dat  jaar  is  geboekt  dat 
het  Oordeel  in  de  Raadkamer  toen  werd  geschilderd  en  het 
paneel  en  de  Ujsten  door  m'.  Sweer  den  kistemaker  werden 
geleverd.  De  naam  van  den  schilder  is  ongelukkigerwijze 
onvermeld  gebleven.  Lang  v66r  1606  moet  men  er  echter 
aan  hebben  gedacht  den  schoorsteen  met  een  nieuw  kunst- 
werk te  versieren.  Dit  blijkt  uit  een  ^/patroen^'  of  ontwerp- 
teekening  in  het  stedelijk  archief,  welke  onuitgevoerd  moet 
s^n  gebleven.  Op  deze  ziet  men  eene  schilderij ,  eveneens  het 
jongste  gericht  voorstellende ,  geplaatst  onder  een  boog,  die  ge- 
steund wordt  door  twee  pilasters ,  waarvoor  twee  karyathiden 
zijn  geplaatst,  die  een  lijstwerk  dragen ,  boven  welks  frontispice 
in  het  midden  het  beeld  van  S.  Michaël  en  aan  de  uiteinden 
twee  ridders,  ieder  een  banier  en  schild  met  de  stedelijke 
wapenfiguren  vasthoudende,  voorkomen.  Twee  nissen,  die 
aan  dit  bouwkundig  samenstel  aansluiten,  bevatten  twee 
vrouwenbeelden,  de  Gerechtigheid  en  Voorzichtigheid  voor- 
stellende. Het  geheel  is  geplaatst  op  een  entablement,  datbo- 


66 

ven  de  sclioorsteenfries  is  aangebracht,  en  het  opschrift: 
ff  Anno  domini  1660"  bevat,  terwijl  de  schoorsteenmantel 
met  deze  versiering  in  harmonie  is  gebracht. 

De  Baadkamer  onderging  eene  noodlottige  verandering 
toen  door  Schepenen  en  Baden  den  19  Juli  1658  //bij  't 
leggen  van  een  nie  fluir  in  des  stads  Baedt  camer  geresoiveert 
(is)  het  olde  beschot  werc  te  doen  removeren  ende  de  muiren 
plijsten.^'  Onder  de  buitengewone  uitgaven  van  dat  jaar  ziet 
men  dat  aan  dat  besluit  uitvoering  is  gegeven  en  dat  er  bui- 
tendien nieuwe  glasramen ')  zijn  gemaakt  en  het  overgebleven 
houtwerk  geverwd  werd.  De  inrichting  van  het  vertrek  werd 
door  de  verwijdering  van  het  oude  gestoelte  natuurlijk  geheel 
van  aard  veranderd.  Er  werd  een  nieuwe  pleitbank  gemaakt 
waarschijnlijk  het  nog  aanwezige  hekwerk,  dat  aan  de  voor- 
zijde tot  een  bank  is  ingericht,  en  ook  eene  nieuwe  tafel, 
waaraan  de  leden  der  Magistraat  nu  op  losse  zeteb  zullen 
hebben  aangezeten.  Ook  het  houtwerk  van  een  der  deur- 
openingen schijnt  uit  dezen  tijd  te  dagteekenen.  De  gewitte 
muren  zullen  toen  en  later  behangen  zijn  geworden  met  de 
geschilderde  portretten  der  stadhouders  en  andere  leden  van 
het  huis  van  Oranje  Nassau  in  gesneden  vergulde  lijsten, 
die  nog  op  het  Stadhuis  worden  bewaard. 

Van  meer  tijdelijken  aard  was  daarentegen  de  wijziging, 
die  in  de  inrichting  der  Baadkamer  in  1766  is  gemaakt  tij- 
dens het  bezoek,  dat  door  den  jeugdigen  stadhouder  Wil- 
lem y  met  den  hertog  van  Brunswijk  aan  de  stad  werd  ge- 
bracht en  waarvan  de  bijzonderheden  opgeteekend  zijn  in 
eene  omstandige  //Memoriale  Aanteekeninge  omtrent  de  Beceptie 
van  sijn  Hoogheid  in  dese  stad  op  den  30  Augustus  1766*', 


^)   De  ontwerp-teekeningen  dezer  sclmifiramen  bevinden  zich  in  het 
Btedelyk  archiel 


67 

die  op  last  van  de  Magistraat  door  haren  daartoe  aangestel- 
den  actuarius,  den  stadscopüst  Salomon  van  Deventer  is  op- 
gesteld en  in  het  archief  berust.  De  Baadkamer  strekte  toen 
met  alleen  tot  reoeptiezaal  voor  den  Prins ,  maar  er  werd  ook 
een  vorstelijk  banket  gehouden.  Het  grootste  gedeelte  der 
kamer  werd  toen  door  een  Tvormige  tafel  ingenomen.  In 
de  hoeken  bij  de  vensters  en  tegen  den  muur  van  het  Meen- 
t^uis  waren  buffetten  geplaatst,  terwijl  langs  den  achtermuur 
tusschen  het  hordogie  ^)  en  de  trap  een  tribune  of  orkest 
was  getimmerd,  waarop  de  muziekanten  plaats  namen,  ter- 
wgl  de  ruimte  onder  dat  orkest  ook  weder  tot  buffet  was  in- 
gericht Genoemde  trap,  welke  in  den  noordwestelijken  hoek 
van  de  kamer  moet  hebben  gestaan,  geleidde  naar  de  toen- 
malige Kameraarskamer,  welke  strekte  tot  kantoor  van  de 
Kameraars  en  tot  bewaarplaats  van  de  stedelijke  charters  en 
bescheiden  en  andere  voor  de  rechten  en  bezittingen  der  stad 
gewichtige  documenten.  Dit  vertrek,  met  welks  bewaring 
meer  b^zonder  de  oudste  der  drie  secretarissen  was  belast, 
en  dat  een  ander  schijnt  te  zijn  geweest  dan  de  vroegere  zegel- 
of secreetkamer,  bevond  zich  denkelijk  boven  de  Eaadkamer 
en  is  dus  een  met  de  tegenwoordige  groote  archiefkamer. 

Aangaande  de  inrichting  van  het  Wijnhuis  zijn  in  de  reke- 
ningen uit  den  tijd  van  zijne  stichting  slechte  karige  gegevens 
voorhanden,  *en  die  zijn  buitendien  weinig  vruchtbaar,  daar 
geene  overblijfeden  of  afbeeldingen  ons  een  denkbeeld  van 
zijn  inwendigen  toestand  kunnen  geven.  Wij  weten  alleen 
dat  in  de  11*  maand  van  1448  het  beeld  van  S.  Cliristoffel 
in  het  Wijnhuis  werd  gemaald,  dat,  terwijl  in  de  volgende 
maand  er  zand  werd  aangebracht  om  het  van  onderen  te  be- 


')  Dit  horologie  is  vermoedel^k  de  w&ndklok,  die  thana  meer  naar 
▼oren  is  verplaatst  en  voorzien  is  met  het  opschrift:  «W:  Bramer  D 
oade  —  Anno  1728/' 


1 


58 

vloeren,  later  de  stads  timmerman  Bartholomeus  zich  ver- 
bond //die  spijnden  jnden  Wijnhuijs  biden  kisten  ende  den 
boden  te  becleden/*  In  het  volgende  jaar  werden  de  bassen 
in  het  Wijnhuis  gehouwen  en  gezet,  aan  de  trap  gewerkt  en 
een  put  gegraven.  In  1451  wordt  er  melding  gemaakt  van 
een  kroon  en  van  den  //boen*\  die  in  de  wijnkelder  werd 
gemaakt.  Het  gebouw  diende  niet  alleen  tot  W^nhuis,maar 
was  ook  de  plaats  waar  volgens  v.-  Hattum  de  openbare  ver- 
koopingen  van  vaste  goederen  werden  gedaan  en  de  bank  van 
het  Schoutengericht  werd  gespannen,  terwijl  naar  het  schijnt 
sedert  1559  ook  hier  de  crimineele  jurisdictie  werd  uitgeoefend. ') 
Aangaande  den  Baadtoren  blijkt  uit  de  oude  rekeningen 
dat  in  1451  gestoffeerd  werd  //de  vulfte  van  der  Stattoem*' 
door  m'.  Marten ,  die  toen  ook  9  kapiteelen  sierde  en  9  bloe- 
men verguldde ,  terwijl  hij  aan  het  gewitte  gewelf  8  stadswa- 
pens met  de  stedelijke  kleuren  maakte.  Ik  moet  in  het  mid- 
den laten  of  het  gewelf  dat  hier  bedoeld  wordt  de  eerste  of 
onderverdieping  overkluisde.  De  laatste,  die  tijdens  de  ver- 
bouwing in  1844  tot  keuken  schijnt  te  hebben  gediend,  gat, 
blijkens  nevensgaanden  platten  grond,  toegang  tot  het  Kerk- 
hof, het  binnenplein  en  het  portaal,  welks  trap  tot  de  bovenver- 
diepingen geleidde.  De  eerste  verdieping  bestond  volgens  een 
anderen  platten  grond  uit  een  vertrek,  dat  aan  de  achterzijde 
één  venster  had,  terwijl  aan  de  voorzijde  eene  deuropening 
tusschen  twee  vensters ,  toegang  verschafte  tot  de  luive  of  pui. 
Deze  kamer  moet  het  vertrek  zijn,  waarin  volgens  v.  Hattum 
de  heeren  van  bijzondere  commissiën  vergaderden,   ofschoon 


')  «Item  bestadet  mit  consent  vanden  Cameners  an  M.  6  el  ia 
beldenchnidor  t  camp  en  twie  pijliers  mit  die  toiünsen  ende  belden 
darup  toe  honwen  gecoemen  vor  dat  wijnhuis  om  Justitie  criminaell 
dairinne  thalden,  gecostet  f.  zzv  g.g.  ijj  st.  iij  pL**  Timm.-rek.  1669, 
13e  maand. 


59 

die  schrijver  het  doet  voorkomen  dat  het  niet  in,  maar  bij 
den  Haadtoren  was  gelegen.  Boven  de  deur  was,  volgens 
denzelfde,  aan  de  buitenzijde  boven  het  stadswapen,  in  een 
Bentheimer  steen  idtgehouwen 

MVLVIITI 
Jhcsus, 
Dit  jaartal  (waarin  van  Hattum  eene  kleine  o  boven  naast 
de  eerste  V  over  het  hoofd  zal  hebben  gezien)  heeft  aan  som- 
migen grond  gegeven  tot  de  meening  dat  de  Baadtoren  eerst 
in  1559  is  gebouwd.  Blijkens  de  rekening  van  dat  jaar  staat 
het  echter  alleen  in  verband  met  eene  verbouwing  van  de 
iuive.  Erwerd  toen  in  de  eerste  maand  200  voet  Bentheimer 
steen  aangekocht  ^/tot  reparatie  vander  Loiue  vpten  raitztoerne 
ende  die  Muir  opten  Wall  tdeckenn.''  Die  steen  werd  ge- 
houwen en  tot  in  de  5*  maand  werd  er  aanhoudend  aan  de 
Iuive  gearbeid,  waarna  deze  in  de  7*  maand  met  de  beelden , 
deuren,  venstenb  en  den  schoorsteen  op  den  Baadtoren  door 
m'.  Ëwolt  werd  geverwd.  Deze  Iuive  werd  blijkens  de  stads- 
rekening in  1634  vernieuwd  of  vervangen  door  een  pui  of 
galerij,  die  door  Le  Clercq  nog  Iuive  wordt  genoemd.  Er 
werd  daaraan  door  steenhouwers  gearbeid ,  twee  zerken  gelegd, 
24  pijlers  én  6  //knoopen**  gedraaid,  terwijl  de  galerij  met 
117Vj  ^  koper  werd  bevloerd.  Volgens  van  Hattum  was 
onder  aan  deze  pui  in  vergulde  letters  het  volgende  vers  te 
lezen ,  dat  zeer  eigenaardig  de  bestemming  daarvan  aanduidt:  ^) 

Adspice  substructum,  qui  praeteris,  arte  Theatrum, 

Unde  Magistratus  publica  jussa  sonant. 
Hinc  pr(»nulgantur  lectissima  nomina  Patrum; 


')  Ik   geef  hier  de  lezing  van  Le  Clercq,  welke  boven  die  van  van 
Hattom  de  voorkeur  verdient. 


60 

Hinc  populus  pacem,  hinc  tristia  bella  capit. 
Acoensis  &cibu8  quid?  qaod  censora  seyeri 
Jadicis  exilio  nozia  damna  notat. 

cio  loc  xxxim. 

Boven  het  vertrek,  dat  tot  de  pui  toegang  ga^  bevond  zich 
volgens  LeGercq  eene  andere  kamer,  blijkbaar  die,  waarover, 
zooals  reeds  is  gezegd,  //dat  overste  wlfte**  in  1452  werd  ge- 
maakt. 

In  het  Meentehms  diende  de  geheele  onderverdieping  tot 
vergaderplaats  der  Grezworen  Meente,  die  volgens  van  Hattum 
door  een  groot  portaal  gemeenschap  had  met  de  Baadkamer 
en,  gelijk  uit  de  afbeelding  der  vorige  eeuw  te  zien  is,  ook 
van  de  straatzijde  toegankelijk  was ,  waar  de  daar  aanwezige 
deur  het  destijds  alleen  mogelijk  maakte  uit  de  Sassenstraat 
het  Baadhuis  te  bereiken. 

Het  was  zeker  aan  haar  onvoldoende  stoffeering  toe  te 
schrijven  dat  de  commissie,  welke  belast  was  met  de  voorbe- 
reiding van  de  feestelijke  ontvangst  van  Willem  V  in  1766, 
den  volgenden  maatregel  nam:  //In  aanmerking  van  de  be- 
krompene  situatie  van  't  Baadhuis,  in  welke  buiten  de  ordi- 
naire Vergaderkamer,  geen  ander  kamer  te  vinden  is,  die 
gebruikt  kon  worden  tot  de  receptie  van  Sijne  Doorluchtigste 
Hoogheid,  is  op  ^tMeenthuis  een  kamej:  geapproprieerd,  met 
planken  a%eschoten,  en  van  binnen  met  een  convenabel  pa- 
pieren behangsel  voorsien,  de  vloer  met  matten  beleid,  en 
voorts  behoorlijk  geammeubleerd  geworden:  zijnde  lang  ge- 
weest 24  voet  en  breed  voor  bij  de  glasen  23  voet  en  agter 
20' /j  voet."  Terwijl  bij  de  receptie  van  den  Prins  deze  in  de 
Baadkamer  door  de  Magistraat  werd  ontvangen,  werd  de 
hertog  van  Brunswijk  met  het  overige  gevolg  in  deze  nieuwe 
kamer  door  den  Secretaris  Eeckhout  gezelschap  gehouden.  Na- 


61 

taurlijk  werd  deze  kamer  na  den  afloop  der  feestelijkheden 
weder  opgemimd*  ^) 

Volgens  van  Uattom  waren  aan  de  wanden  vanhetMeen- 
tehuis  oude  hamassen ,  donderbussen ,  dubbele  haken  en  ander 
krijgsgereedschap  van  vroegere  eeuwen  opgehangen.  Ten  allen 
tijde  is  het  Meentehuis  daartoe  bestemd  geweest,  daar  men 
reeds  in  de  rekening  van  1451  aangeteekend  vindt  dat  daarin 
bussen  werden  gebracht.  Die  gedenkteekenen  van  den  vroeger 
zoo  krijgshaftigen  aard  der  Zwolsche  burgers  bleven  tot  in 
deze  eeuw  bewaard.  In  tegenstelling  met  de  zorg,  waarmede 
de  Kamper  stadsregeering  haar  voormalig  arsenaal  bleef  be- 
handelen, zijn  zij  echter  vervreemd  en  thans  spoorloos  ver- 
dwenen. Het  dagelijksch  bestuur  verkocht  in  1817  vier  ijze- 
ren hamassen  met  toebehooren  voor  de  toenmaals  vrij  aan- 
merkelijke som  van  ƒ1000.  Be  overige  wapentuigen  hebben, 
evenals  de  voor  de  geschiedenis  der  strafrechtspleging  zoo 
merkwaardige  pijnigings-  en  strafwerktuigen,  langzamerhand 
hetzelfde  lot  ondergaan.  Eenige  burgervaandels  en  een  paar 
knsspitsen  zijn  daarvan  de  eenige  overblijfsels. 

Het  gebouw,  oostwaarts  naast  het  Meentehuis  gelegen,  en 
in  1459  door  de  stad  van  Dirc  Mostert  aangekocht ,  vind  ik 
in  de  rekening  van  1559  nog  Mostertshuis  genoemd.  *)  Om- 
trent zijne  bestemming  en  vroegere  inrichting  is  mij  niets 
naders  bekend  geworden. 

Volgens  de  beschrijving  van  van  Hattum  bevond  zich  achter 
het  Meentehuis  en  naast  het  binnenplein  de  Secretarie.  Hier- 
mede kan  niets  anders  bedoeld  worden  dan  het  tusschen  het 
Meentehuis  en  de  School  gelegen  gebouw  en  wel  bepaaldelijk 


*)    MemoriMd  van  S.  van  Deventer. 

*)  Op  nevensgaande  afbeelding  ziet  men  aan  den  voorgevel  een 
voorwerp  bevettigd,  dat  op  een  walvischbeen  gelijkt  en  nu  nog  in  het 
•tadhaif  voorhanden  ia. 


62 

de  tegenwoordige  Secretaris-kamer  {g)  en,  daar  men  melding 
vindt  van  de  achtersecretarie ,  voornamelijk  als  bewaarplaats 
van  een  gedeelte  van  bet  stedelijk  archief,  moet  de  daaraan 
grenzende  achterkamer,  die  vroeger  daarmede  gemeenschap 
had,  ook  van  de  Secretarie  deel  hebben  uitgemaakt  Omtrent 
den  tijd,  wanneer  dit  geboaw  gesticht  is,  is  mij  niets  met 
zekerheid  gebleken.  Eene  schrijfkamer  komt  het  eerst  in  de 
rekening  van  1450  voor,  doch  om  hierboven  medegedeelde 
redenen  is  het  twijfelachtig  of  in  dien  tijd  de  oostzijde  van 
het  plein  door  een  gebouw  was  afgesloten.  Daarentegen  kan 
men  met  meerdere  zekerheid  aannemen,  dat  de  in  de  reke- 
ning van  1559  vermelde  Schrijfkamer  een  is  met  de  Secre- 
tarie. Zij  werd  destijds  geheel  verbouwd  en  op  nieuw  betim- 
merd. Ook  het  portaal  daarnevens  wordt  daarin  vermeld.  Op 
de  bovenverdieping  onmiddellijk  grenzende  aan  de  School  is 
een  vertrek,  welke  nog  bekend  staat  als  dé  Geestelijke  ka- 
mer en  dus  het  kantoor  van  den  rentmeester  der  geestelijke 
goederen  zal  zijn  geweest.  In  de  kamer  boven  het  vertrek  g 
werd  de  beschilderde  en  gebeeldhouwde  kast  met  het  stads- 
zilverwerk bewaard,  voordat  z^  naar  het  Museum  in  het  Be- 
venter  werd  overgebracht. 

Op  grond  van  constructieve  gegevens  is  aan  te  nemen  dat 
de  vertrekken  langs  den  achtermuur  van  het  Schoolgebouw, 
die  vroeger  en  nu  nog  tot  gevangenissen  hebben  gediend  later 
dan  het  Secretariegebouw  zijn  opgetrokken. 

In  den  door  mij  geschetsten  toestand  bleef  het  Zwolsche 
Stadhuis  en  de  daartoe  behoorende  gebouwen  lange  jaren  be- 
staan. Daarentegen  volgden  zich  in  den  loop  dezer  eeuw  een 
aantal  verbouwingen  ^)  op,  die,  in   verband  staande  met  de 


^)  De  b^zonderheden  omtrent  deze  ontleen  ik  aan  de  gemeente-be- 
grootingen, de  voorwaarden  van  aanbesteding  en  de  daartoe  behoorende 
bestekteekeningen. 


63 

nieuwere  inrichting  Van  het  beotunr,  niet  bijgedragen  hebben 
om  zijn  in-  en  uitweodigen  vorm  op  te'  luisteren. 

Nadat  in  1819  en  1820  de  School  tot  een  magazijn  voor 
het  Depot  Bataillon  van  het  garnizoen  was  vertimmerd,  werd 
in  1821  een  nieuwe  gevel  voor  het  Stadhuis  geplaatst,  gelijk 
nu  nog  op  een  gedenksteen  in  dien  gevel  te  lezen  staat.  Door 
dezen  maatregel  werden  de  voorgevels  van  het  Baadhuis, 
het  Meentehuis  en  Mostertshuis  tot  een  geheel  vereenigd.  ') 
Men  had  kunnen  verwachten  dat  men  daarbij  de  stijlvor- 
men zou  hebben  aangewend,  die  reeds  door  het  Baad-  en 
Wynhuis  waren  aangegeven,  en  zoo  een  schoon  geheel  tot 
stand  hebben  gebracht,  maar  de  nieuwe  gevel  werd  in  geheel 
modernen  stijl  opgetrokken ,  hetgeen  bij  den  zoo  verschillen- 
den vorm  van  het  Wijnhuis  al  een  zeer  slechten  indruk  moet 
hebben  gemaakt.  Daar  de  verdiepingen  van  het  Meente-  en 
Mostertshuis  in  hoogte  verschüden  met  die  van  het  Baadhuis 
en  er  in  den  gevel  daarop  niet  was  gelet,  moesten  en  in  het 
volgende  jaar  in  de  inrichting  van  het  Stadhuis  veranderingen 
worden  gemaakt ,  die  ook  strekken  moesten  om  meer  ruimte 
beschikbaar  te  stellen  voor  het  stedelijk  bestuur,  de  recht- 
bank van  eersten  aanleg,  het  hof  van  assises,  het  vrede- 
recht, het  stedelijk  geneeskundig  bestuur  en  de  commissie 
van  landbouw,  welke  alle  in  het  Stadhuis  vergaderden  en 
zich  tot  nog  toe  met  vier  vertrekken  hadden  moeten  behelpen. 
Aan  het  Stadhuis  grensden  een  aantal  huizen  en  erven, 
waarvan  de  stad  reeds  in  vroegeren  tijd  in  bezit  was  geko- 
men.   Vele  dezer  schijnen  toen  met  het  Stadhuis  in  gemeen- 


*)  In  het  archief  berust  eene  teekening  uit  de  vorige  eeuw  yldaar- 
mkel^k  vö6r  het  jaar  1774  dagteekenende%  waarop  een  dergelijke 
nienwe  gevel  is  ontworpen,  van  boven  met  ee&e  allegorische  beelden- 
groep versierd,  wel  een  bew^s  dat  men  reeds  in  vroegeren  tgd  aan 
eene  soortgelQke  vernieuwing  heeft  gedacht. 


64 

schap  te  zijn  gebracht  en  door  de  verschillende  colleges,  die 
in  het  Stadhuis  vergaderden,  in  gebruik  te  zijn  genomen. 
Nadat  er  in  1840  belangrijke  herstellingen  waren  aangebracht 
aan  den  Baadtoren,  werd  den  26  October  van  dat  jaar  het 
bestek  opgemaakt ,  waarnaar  het  Wijnhuis  moest  worden  ver- 
bouwd, waarschijnlijk  om  meer  ruimte  tusschen  de  zich  in 
de  onmiddelijke  pabijheid  bevindende  S.  Michaêlskerk  en  dit 
gebouw  te  winnen.  De  muur  aan  de  Kerkhofszijde  bleef 
staan,  doch  de  voorgevel  aan  de  Sassenstraat  werd  aanmer- 
kelijk achteruitgezet  en  het  gansche  gebouw  zoowel  uit-  als 
inwendig  verbouwd  ^).  De  nevensgaande  plattegrond  geeft 
ons  den  toestand  weder,  waarin  zich  de  stedelijke  gebouwen 
na  die  laatste  verbouwing  voordeden.  Niet  lang  daarna, 
toen  het  paleis  van  justitie  was  voltooid,  werd  het  Stadhuis 
door  de  rechterlijke  colleges  ontruimd,  die  tot  nog  toe  hunne 
openbare  terechtzittingen  in  de  Baadkamer  hadden  gehouden, 
waar,  op  de  in  den  plattengrond  tegen  den  achtermuur 
aangegeven  tribune,  door  het  publiek  werd  plaats  genomen. 
Waarschijnlijk  staan  met  die  ontruiming  in  een  min  of 
meer  nauw  verband  de  veranderingen,  welke  de  stedelijke 
gebouwen  in  1844  ten  deel  vielen.  De  Baadtoren,  het 
eenige  gebouw,  dat  nog  in  zijn  vroegeren  toestand  was  be- 
waard gebleven,  werd  nu  ook  geheel  verbouwd  om  ondereen 
gevel  met  het  Wijnhuis,  dat  nu  bekend  stond  onder  de  naam 
van  Beurs,  gebracht  te  worden.  Daartoe  werd  de  voormuur 
geheel  afgebroken  en   door  een  ander  vervangen,  terw\jl  de 


')  Het  schijnt  dat  destyds  de  voorkamer  vaa  het  Raadhuis  door  een 
deoropenin^  met  het  Wijnhuis  gemeenschap  had  en  tot  kenken  daarvan 
diende. 

In  het  bestek  behield  zich  de  stad  den  eigendom  voor  van  den  steen 
mei  beeldhouwwerk,  die  boven  de  voordeur  stond  en  aan  den  stads 
architect  afgegeven  moest  worden.    Waar  is  dese  gebleven? 


65 

zij-  en  achtennoren  tot  op  de  hoogte  van  het  Beursgebouw 
werden  ingekort  en  van  binnen  afgekloofd.  ,  Het  boog-  en 
kluiswerk  werd  verwijderd  en  zoo  ook  de  steenen  trap,  ter- 
wijl ook  het  portaal,  waarin  zich  deze  bevond,  aanmerke- 
lijk werd  verlaagd.  Het  gebouw  diende  nu  tot  ingang  van 
het  Stadhuis  aan  de  zijde  van  het  Kerkhof  en  tot  woning 
van  den  conciërge.  Tevens  werden  er  in  de  inrichting  van 
hel  Stadhuis  vele  veranderingen  gemaakt,  over  welke  men 
het  best  kan  oordeelen,  indien  men  nevensgaanden  platten 
grond  met  den  bestaanden  toestand  vergelijkt.  Zoo  werd  de 
stedelijke  secretarie  met  een  gedeelte  van  het  archief,  die 
sedert  geruimen  tijd  voorloopig  in  het  huis  (ƒ)  naast  het  Stad- 
huis waren  gevestigd,  naar  het  eigenlijke  Stadhuis  overgebracht, 
terwijl  het  ontruimde  gebouw  weder  tot  woonhuis  werd  be- 
stemd. Be  onderverdieping  van  het  Mosterts  huis  werd  nu  tot 
Secretarie  ingericht  en  het  archief  met  nog  een  gïoot  aantal 
archie&tukken ,  die  toen  in  het  bovenvertrek  van  den  Baadtoren 
werden  bewaard,  bijeengebracht  in  het  daartoe  ingerichte 
vertrek  boven  de  Baadkamer,  dat,  gelijk  wij  reeds  opmerkten, 
ook  in  de  vorige  eeuw  tot  archiefkamer   heeft  gediend. 

Nadat  de  stadhuisgevel  in  1863  was  vernieuwd,  werden 
in  1867  het  magazijn  (school),  het  overblijfeel  van  den  Baad- 
toren en  de  Beurs  (Wijnhuis)  weder  geheel  verbouwd  en 
vereenigd  tot  een  blok,  dat  thans  tot  stads  burgeravond-  en 
teekenschool  is  ingericht 

Het  zal  niemand  bevreemden,  dat  er  na  al  deze  verande- 
ringen van  de  oude  gebouwen,  die  eenmaal  ware  sieraden 
der  stad  zijn  geweest,  uitwendig  nagenoeg  geene  overblijf- 
selen meer  zichtbaar  zijn.  Alleen  de  achtergevel  van  het 
Baadhuis  zou  ons  van  hun  oorspronkelijken  vorm  en  afme- 
ting een  denkbeeld  kunnen  geven.  Inwendig  is  daarent^en, 
wat  het  voormalige  Baad-  en  Meentehuis  betreft,  de  vroegere 

BUBE.  m.  6 


66 

inrichting  nog  zeer  goed  na  te  gaan  en  dit  geldt  ni^  het 
minst  van  de  Raadkamer,  Dit  vertrek,  waarop  de  stad  recht 
heeft  trotsch  te  zijn,  doet  zich  in  hoofdzaak  nog  in  den 
toestand  voor,  waarin  het  tengevolge  van  de  in  1658  ge- 
maakte veranderingen  is  geraakt,  terwijl  de  in  den  laat- 
sten  tijd  aangebrachte  ontsieringen  niet  al  te  nadeelig  op 
zijn  oorspronkelijk  karakter  hebben  gewerkt.  Laat  mij  den 
wensch  uitspreken  dat  deze  zullen  worden  verwijderd  en  dat 
eerlang  de  tijd  zal  aanbreken,  waarin  eens  ernstig  aan  de 
restauratie  van  dit  merkwaardige  vertrek  zal  worden  gedacht. 
Hetgeen  omtrent  zijn  oorspronkelijken  toestand  in  deze  bij- 
drage is  medegedeeld  zal  dan  blijken  eenige  gegevens  te 
bevatten,  die,  naar  ik  vertrouw,  niet  zonder  nut  zullen 
geacht  worden. 

TH.    H.    F.   VAN   RIEMSDIJK. 


GESCHIEDKUNDIGE 
AANTEEKENINGEN   BETREKKELIJK  OOTMARSUM. 


Tot  aanvalling  der  geschiedkundige  herinneringen  omtrent 
de  stad  Ootmarsam,  welke  de  heer  Molhuysen  in  den 
Orer^sselschen  Almanak  voor  Oudheid  en  Letteren,  jaargang 
1843  9  gaf,  moge  het  volgende  dienen. 

In  b^  stedelijk  archief  bevindt  zich  een  stadsroUe,  waar- 
aan onderscheiden  hoofdstukken  'ontbreken  en  waarin  bijna 
elk  ledig  plaatsje  volgeschreven  is  met  aanteekeningen  van 
lateren  datum.  Het  geheel  vormt  een  bonte  variëteit,  maar 
toch  werd  dit  alles  durch  einander  letterlijk  overge- 
schreven in  een  boekdeel,  waarin  Arent  Vosdingh,  Se- 
cretarius  dvitatis  Ootmarsensis ,  op  18  Februari  1710  attes- 
teert  dat  //uae  neerstige  collatie  de  copien  in  dit  boek  geschreven 
/^met  de  Stads-BoUe  accorderende  zijn  bevonden^^;  zijnde  het 
a&chrift  door  Jan  Dreszelaer  Duytse  Schoolmeister  in  O. 
geschreven  met  de  linkerhand. 

Uit  dat  afschrift  blijkt  dat  destijds  de  aanvangpagina*s  nog 
niet  aan  de  stadsroUe  ontbraken,  zooals  nu  het  geval  is;  en 
daarop  kwam  niet  alleen  de  //tafele  der  Capitulen"  voor, 
maar  ook  het  opschrift:  //reformata  conservatio  rei- 
publicae  post  exordium  Oldenzaliense  per  du- 
cem  Gelriae  anno  D^'^  1512   concepta.'* 

Te  midden  nu  van  dat  herzien  stadrecht  vindt  men  onder 
meer  deze  op  elkander  volgende  aanteekeningen: 

//Anno  &;c92  denn  28  dach  Julij  stilo  novo  ist  vnse  stadt 

5* 


68 

,/Von  Ootmerssen  belegert  geworden  von  die  generaele  Staeten 
ffvnd  is  vpgegeuen  worden  den  30  Julij  und  ist  mit  dat 
//groue  geschutte  damp  geschotten  tot  negenmael  tho  unn  ider 
//kloet  heflft  gewegen  25  pandt  unn  dat  vth  beuell  des  wolge- 
//borenn  Heren  Heren  Graue  Maurits  von  Nassouwe  geschein 
„ist" 

„Anno  &97  den  11  Octobris  stylo  antiquo  heft  de  Edle 
„Erentfeste  ende  manhafte  Gerardt  van  Wermeloe  Droste 
„van  Sallandt  und  •  Siner  Extie  Ouerste  Leutenandt  &  van 
„wegen  der  Staten  de  Stadt  Oetmersum  beschotten  und  weder 
„eronert  an  der  Staten  side.'^ 
^''  Op    de   verovering   van    1592  heeft  betrekking  het  navol- 

gend» door  Prins  Maurits  eigenhandig  geteekend  en  in  het 
stedelijk  archief  bewaard  stuk,  waarvan  het  zegel  is  a%e- 
vallen. 

„Alsoo  de  borgeren  ende  mede  Innegesetenen  van  Otmar- 
„sem  nyet  mede  begrepen  en  s^n  jnt  accord  metten  gami- 
„soene  derselver  stede  gemaeckt,  waardoorse  bevrees  is  jn 
„eenige  jnconvenienten  of  ongemak  te  vallen,  Soo  jst  dat 
„Zijne  Exti«  umme  tzelve  te  voorcommen,  hunluyden  ende 
„medengheliecken  van  hnn  geconsentiert  heeft  ende  consen- 
„tiert  mits  desen  te  mogen  jn  de  voorsz.  stad  blyven  woonen 
„ende  jn  aUen  steden  ende  plaitsen  staende  onder  de  ge- 
„hoorsaamheit  van  de  heeren  generale  Staten  passeren,  re- 
„passeren ,  heure  trafficque  drijven ,  ende  akulcken  communi- 
„catie  ende  onderlinge  correspondentie  met  hun  exerceren 
„ende  genyeten,  als  andere  lidtmaten  van  de  Vereenigde 
„provinciën.  Gredaen  jnt  leger  voor  Coevorden  den  iij^"  Au- 
„gusti  xvc  Tweentnegentich. 

Maurice  de  Nassau 
Ter  ordonnantie  van  Syne  Extio 
J.  Milander. 


69 

Hoe  weinig  ingenomen  men  te  Ootmarsum  was  met  de 
Staatsche  overwinning  blijkt  daaruit  dat,  toen  in  '93  Graaf 
Erederik  van  den  Bergh  zich  weder  van  de  stad  meester 
maakte,  het  volgende  in  de  stadsrolle  werd  opgeteekend: 
//Distichon  numerale  continens  annum  quo  regius  excercitus 
//Othmarssheim  deditione  recepit,  et  amplissimus  senatus  ibi- 
iféem  nobili  atque  magnifico  Bno  Joanni  Mulert  in  Yoerst 
ifSatrapae  partium  Tuentiae  argenteum  poculum  donauit. 

HAEC  OTHMARSBNSIS  LAETO  RESPVBLICA  WIiTV 
PVRA  SVO  SATRAPAB  TOCVIiA  SPONTE  TVUT. 

aliud 
ARMA  SON ANT  TVBA  CLARA  STREPIT  LITVIQVE  SON A  NTBS 
KSTLhA  SATJS,  PECORI,  RVRICOLISVE  QVIES." 

Op  bet  door  deze  regels  aangewezen  jaar  1593  en  het  jaar 
1592  hoop  ik  straks  terog  te  komen  bij  het  doen  van  eenige 
mededeelingen  uit  oude  kerkerekeningen  van  Ootmarsum, 
mij  door  Mr.  Engels  verstrekt. 

Deze  rekeningen,  met  geringe  hiaten  loopende  van  1562 
tot  1615,  zijn  tot  een  boekdeel  bijeengebracht  in  een  perka- 
menten omslag  en  zorgvuldig  bewaard  gebleven.  Het  finantieele 
jaar  liep  van  Faschen  tot  Paschen;  op  den  eersten  Zondag 
naPaschen,  Quasimodo,  werd  er  door  de  kerkmeesters  reke- 
ning en  verantwoording  gedaan,  slechts  een  enkele  maal  op 
Zondag  Misericordia,    een  week  later. 

HeerBerent  van  BeucruuerdeenCoert  Sluter,  kerk- 
meesters, legden  alzoo  op  5  April  1562  rekening  af  in  tegen- 
woordigheid van  den  commandeur  Bernard  de  Beuer,  den 
procurator  van  klooster  Albergen ,  Johannes  Casulanus,  de 
raetsluiden  en  den  pastoor  Fredericus  a  Delden,  die  de 
rekening  onderteekent. 

Tot  en  met  1580   op   10   April  komt   deze    Fredericus  a 


70 

Delden  steeds  als  pastoor  voor  en  onderteekent  hij  steeds 
de  verkJaring  van  gedane  rekening  en  verantwoording  der 
kerkmeesters. 

In  de  jaren  ^62  en  *63  hadden  er  belangrijke  vertimmerin- 
gen aan  den  toren  plaats  en  in  '69  een  aanzienlijke  reparatie 
van  het  orgel.  Telkens  leverde  het  moeilijkheid  op  de  con- 
tributie der  parochianen  van  Albergen  en  Tubbei^en  binnen 
te  krijgen  zoodat  in  '63  men  ook  aangeteekend  vindt: 

//Item  Johan  van  Eesschedes  meyers  myt  rechte  verfor- 
//dert  dat  sye  nycht  tot  desse  iwe  termynen  hebben  wyllen 
//Contribueren,  gekostet  achte  gosselers." 

//Item  ok  wyl  Eesschede  dat  darrep  verdedyngen,  myt 
//rechte  verfordert  ij  goss." 

In  '71  vindt  men  weder:  //Item  so  syck  Albergen,  G«ste- 
//ren,  Tubb.  geweygert  tot  tymeratie  des  orgels  contribueren 
//bynnen  to  Oldenzal  bedaget  unn  hefft  gekostet  j  daler 
//xxvij  st.  Unn  noch  procurator  noch  aduocaet  to  treden 
//gestalt",  in  welke  rekening  ook  het  volgende  voorkomt: 

//Item  so  dye  Pastor  sachte  dat  alle  andere  pastoren  van 
//den  kerken  vntfongen,  wes  sye  verterden  to  Oldenzal  alsye 
//den  crisma  halden  unn  he  nycht  yn  eUeuen  yaren  hadde 
//vntfenge,  hebben  methem  gekomponert  Berent  de  Bever 
//cumpthur  van  den  Erffgenamen  wegen  unn  Joes  Husken 
//dat  men  hem  sal  geven  v^  carls  g.  vort  alle  yarenxst.br." 

Wat  de  visitatiereis  van  bisschop  De  Monte  in  15  71  aan 
de  kerk  te  Ootmarsum  kostte,  vindt  men  in  de  verantwoor- 
ding van  13  April  '72. 

//Item  episcopo  pro  visitatione  vijff  daler  vi  stv." 

//Item  noch  dye  vnkoste  des  byscoped  ses  dalers  ix  st.br." 

Aan  den  voet  der  goedkeuring  van  de  rekening  over  '77 
staat:  //Item  dye  Pastor  Frederyck  hefit  dye  xx  dalers  van 
//Uenryck  Egbers  vntfiajigen  unn   to  den  pleyte  van  den 


71 

^/separatye  der  kerke  Tubbergen  gebniket,  wat  het  mer  heflft 
//gekostet  hefil  dye  pastor  verlecht;"  men  schijnt  dus  nog  al 
krachtig  te  zijn  opgetreden  tegen  de  afscheiding  van  Tub- 
bergen; in  den  fundatiebrief  van  bisschop  Ëgidius  de  Monte 
heette  het:  ^/ac  re  ad  Oitmarsensesdelata,  ac pastoris  ejusdem 
^Eoclesie  et  dicti  oppidi  Oitmarsensis  consulum  eeu  certorum 
//deputiitorum  in  contrarium  rationibus  nobis  exhibitis 
ffvióa  et  perspectis'^  *). 

De  rekeningen  over  de  jaren  '80  en  '81  werden  22  April 
'82  a%elegd  en  onderteekend  door  Joannes  a  Coetwick, 
vicecuratus.  Van  afwezigheid,  overlijden  of  verhindering  van 
den  pastoor  blijkt  niets. 

Die  over  '83  en  '84  werden  in  '85  tegelijk  opgenomen, 
het  relaas  daarvan  luidt: 

Item  Anno  1585  op  sundach  quasi  modo  hebben  keroken- 
raedt  heer  Berndt  van  Beuerfoerde  enn  Johan  Ëgberts  die 
dde  gereeckent  de  annis  '83  enn  '84,  also  bevyndt  syck 
die  kercke'yn  voirraet  holt,  twintich  mudde  roggen  enn  twe 
mudde  garsten,  wair  tegens  die  kercke  dem  kerckmëisteren 
voirsz.  sculdich  blijfft  dartich  karels  gulden  enn  sestienden 
haluen  stuuer.  Item  noch  bekent  hem  Berndt  voirsz  dat  hy 
ao  Johan  Wynhoff  betaelt  heft  van  die  vyffdch  daelderdes 
z.  Jacobs  Zwarten  testamente  soeven  enn  twintich  daelder 
enn  27  stu.  op  dat  stucke  landes  liggende  myt  noertende 
tendes  z.  Wolter  van  Couerden  ymenscuyr  welcker  landt 
voirss.  z,  M'.  Melchior  Wynhoff  van  die  kercke yn  pantscop 
hefit.  Geeceet  yn  presentie  des  werdigen  hem  Meister  Seiko 
Synnema  veri  pastoris  in  Oetmersumenn  Johan  Herinck 
myt  Frederik  van  Delden  borgemeisters  ibidem  tsaemptlich 
des  gemenen  kerckenraedt  des  kerspels  Oetmersum.  Oerkonde 

*,  O.  R.  en  G.  Verslagen  en  Mededcelingen  IX  bl.  77. 


72 

der  waerheit  hefit  die  werdige  heer  pastoir  voirsz.  dyt  onder- 
screue.  (gei.)  Selco  Sinnema. 

Hieronder  staat  weder  opgeteekend:  //Item  vor  dye  Kxviii 
//dal.  Wynhoff  de  pleyte  tegen  de  van  Tubbergen  vtbgeboret 
//ergo  ys  dye  kerke  betd." 

In  het  corpus  dier  rekening  komen  onder  de  uitgaven  deze 
posten  voor: 

//Item  to  Oldenzall  citeert  gewest  van  den  Tubberger  met 
// wagen  unn  perde   dar  vertouet  vertêrt  dre  dalers  vii   st/* 

//Item  noch  eyn  mal  de  pastor  'unn  Wynhoff  to  Oldenzall 
//gesandt  dat  dye  Tubberger  uns  citerden  vertert  twe  dalers.'* 

//Item  den  procurator  g^euen  23  st/' 

//Item  noch  eyn  baden  an  Wynhoff  gesandt  8  st." 

Waarover  die  pleyte  liep,  meldt  de  rekening  niet :  ik  waag 
het  te  onderstellen  dat  de  kwestie  over  de  beving  der 
vicarie  Divae  Manae  Virginis  te  Tubbergen,  waarin  het  coi- 
latierecht  van  den  Tubberger  pastoor  Shildthuisz  ')  betwist 
werd,  toen  te  Oldenzaal  behandeld  is  voor  de  gecommitteerde 
raden  in  de  kanselarij  dezer  provincie. 

lu  de  gel^ktijdig  a^elegde  rekening  over  *83  komt  voor: 
//Item  Vrederik  van  Del  den  ettelyk  kerckekleden  weder 
gekofit  dre  car.  gl.*';  waaruit  men  zou  mogen  afleiden  dat 
pastoor  Van  Delden  zijne  bediening  had  nedergelegd. 

Sinnema  komt  geregeld  als  pastoor  voor  in  de  volgende 
jaren  tot  '95  behalve  in  de  rekening,  afgelegd  22  April '93. 

Terwijl  de  rekening  over  '91  nog  onderteekend  werd  door 
hem  en  den  richter  Matthijs  van  den  Hulsen,  welke  bei- 
den ook  den  17  April  '94  die  over  het  voorgaande  jaar  onder- 
teekenen, draagt  die  over  '92  de  onderteekening  van  Derck 
van  Vorst,  richter,  Jacobus  de  Stede,  amptmann  des 
stiffl»  Wersselo  en  Johan  Moerbeck. 


^)  O.  R.  en  O.  Verslagen  en  Medeileelingen  IX  bl.  82. 


73 

OÜBchoon  de  gevone  uitgaven  aan  den  pastoor ,  de  preysteren 
en  den  vicarius  sant  annen  er  in  voorkomen ,  treft  men  geen 
pastoor  met  name  aan  hetzij  in  de  rekening  hetzij  in  het 
relaas  der  opneming  van  die  rekening ,  loopende  van  Paschen 
*92  tot  Paschen  '93.  Daar  destijds  de  stad  in  der  Staten 
macht  was,  zou  ik  in  verband  met  de  kerkwijding,  vermeld 
in  de  rekening  loopende  van  Paschen  '98  tot  Paschen  '94, 
wei  geneigd  zijn  te  onderstellen  dat  de  kerk  aan  de  katho- 
lieken ontnomen  en  aan  de  gereformeerden  in  gebruik  ge- 
geven was. 

We  treffen  toch  in  1594  èn  den  richter  Van  den  Hulsen 
èn  den  pastoor  Sinnema  weder  aan  onder  hen,  die  de  reke- 
ning van  '98  opnemen  en  vinden  dat  in  dit  jaar  de  kerk 
gewijd  is  geworden,   zooals  volgt  uit  deze  aanteekeningen : 

^Item  als  Egydius  de  Monte  met  den  Officyal  und  her 
j/Arent  alhyr  getoeuet  den  ersten  avent  gehat  x  personen  yn 
/fCost  den  man  v  st.  faai  j  dal.  xx  st. 

//Item  des  anderen  dages  xxU  persoenen  yn  cost  den  man 
^v  st  facit  iij  dal.  xx  st. 

ffliem  des  anderen  auents  viij  personen  yn  cost  den  man 
ffV  st  fiudt  j  dal.  X  st 

ffltsm  des  derden  dages  xvi  personen  yn  cost  den  man 
l/V  st.  facit  ij  dal.  xx  st. 

//Item  yn  den  vorgeschreuen  tyden  gedronken  1  ton  1^  st. 
f/heen  ys  m\  dal. 

//Item  laeten   halen   xii   vaen    1^   st.  beers  ys  ij  dal.  und 

ffJU  st 

//Item  noch  iij  kan  wyns  laten  halen  de  kan  xv  st.  ys  1^  dal. 

//Item  noch  xiiij  st.  brentwyn  laten  halen. 

//Item  noch  Egydyum  iiij  ryx  dal.  und  i  paar  lersen  ys  ij 
ifTjx  dal.  vereert  vant  kerckwyyen  ys  vi  rijx  daler,  facit 
//viiij  dal.  xii  st 


74 

//Item  noch  officialis  i  ryx  dal.  vereert. 

//Item  noch  heren  Arent  j  ryx  daL  vereert." 

en  voorts  tusschen  haakjes:  //Memorye.  Item  boeven  dat 
//hebben  de  borgemeyster  noch  betalt  ij  ton  bers  an  degene 
//de  Egydium  geconfoeyt  van  Oldenzel  hyr  und  wedder  nae 
//Oldenzel  welker  yn  desse  rekeningen  nicht  sal  angerekent 
//Worden  wante  het  de  stat  betalt  heft." 

Deze  Egidus  de  Monte  was  de  pronotarius  apostolicus  en 
vicarius  generalis  van  het  bisdom  van  Deventer ,  sede  vacante, 
die  bij  door  hem  onderteekenden  en  bezegelden  brief  van  10 
April  1687,  in  het  stadsarchief  aanwezig,  de  vicarie  van 
den  Heiligen  Geest  te  Oethmersem  met  die  van  St.  Anna 
vereenigde,  om  aan  den  rector  der  laatstgemelde  vicarie 
Bodolphus  ten  Hamme ')  een  beter  inkomen  te  verschaffen. 

Op  3  April  1596  wordt  de  rekening  opgenomen  door 
pastoor  Sinnema  en  den  judex  subst.  Bemhardt  de  Beuer; 
rekeningen  over  '95  en  '96  ontbreken;  die  over '97, '98  en '99 
werden  gelijktijdig  gedaan  den  29"^  Maart  1600  en  zijn 
geteekend  door  Fredericus  Delden,  pastor,  en  Henricus 
Voltellen. 

Onder  de  uitgaven  der  jaren  '97  en  '98  komt  behalve  de 
uitbetaling  aan  den  pastoor ,  ook  een  post  voor  denn  nijijen 
predekant  14  scheppel  rogge,    zijnde  vermoedelijk  de 


'j  Terwgl  ik  vermoedde  dat  misschien  deze  vicaris  en  de  Tubberger 
predikant  Rodolph  ten  Ham  (Mr.  J.  I.  van  Doominck  Kleine  Be- 
dragen VIII  bl.  5)  een  en  dezelfde  persoon  zoude  zijn,  deelde  de  heer 
Creerdink,  emeritus  pastoor  der  Lutte,  mjj  mede  dat  l^j  hem  hield 
voor  den  kapellaan  en  vicaris Rud o If  Ham,  die  door  de  Zweden  op- 
gelicht en  te  Bentheim  gevangen  gezet  was,  waarschynlijk  omdat  m 
na  1633  nog  van  over  de  grenzen  in  stilte  te  Ootmarsum  de^i  heiligen 
dienst  voor  de  Katholieken  kwam  verrichten.  In  de  rekeningen  van 
1602  tot  1611  komt  heer  Roleff  ten  Ham  voor  als  gevende  we- 
gens de  sepultnir  syner  olderen  op  Jacobi  een  goudgulden  aan  de  kerk. 


75 

b^  Moonen  genoemde  Adolphus  a  Besten.  De^e  post  ont- 
breekt weder  in*99,  waar  int^endeel  de  gemeene  pries- 
ters en  de  ffickaris  sunte  Anne  weder,  als  vanouds, 
nevens  den  pastoor  voorkomen  onder  hen  die  uitbetaling  in 
rogge  ontvangen. 

In  zijne  voormelde  herinneringen  (Alm.  1843 ,  bl.  121)  deelt 
de  heer  Molhuysen  een  stuk  mede,  alsnog  op  het  stedelijk 
archief  aanwezig ,    dat  met  de  onderteekeningen  aldus  luidt : 

Wy  ondergescr.  bekennen  voer  yder  mennychlick  wye  dat 
syen  horen  unde  lesen,  hoe  dat  wy  by  dat  collegium  bynnen 
Zwoll  synnen  gewest,  unn  angeholden  omme  onszen  pastor  te 
prediken  gads  wort,  soe  ysze  dat  ons  de  heren  van  dat  col- 
legum  dorch  den  greffier  hebben  laten  anseggen  dat  wy  alse 
wal  als  yn  zallant  geschyede  doen  mochten,  heft  syn  vynger 
voer  de  ogen  geholden,  syende  dorch  den  fynger  hebben  wy 
geantwort,  wy  dancken  de  heeren,  wy  verstaens  genach.  Da- 
tum Zwoll  den.  5  Octobris  A^  99. 

Eeyner  Feterszon  manu  propria  scripsi 

Arent  Qaphouuer. 

It.  bekenne  yck  vastet  ther  kennise  (?)  als  bauen. 

Vooropstellende  dat,  nadat  in  1597  Prins  Maurits  Olden- 
zaal  had  bemachtigd,  het  moeilijk  ging  de  omliggende  plaat- 
sen van  predikanten  te  voorzien  en  men  de  pastoors  trachtte 
over  te  halen  om  als  predikanten  op  te  treden ,  deelt  hij  dit 
stuk  mede ,  als  eene  karakteristieke  bijzonderheid ,  betrekking 
hebbende  tot  de  geschiedenis  van  de  invoering  der  Hervorming 
inTwenthe,  en  laat  er  op  volgen  dat  in  1601  dan  ook  nog 
de  pastoor  van  Ootmarsum  voorkomt  op  de  classis  te  Olden- 
zaal.  Dat  Molhuysen  dit  stuk ,  dat  op  de  keerzijde  tot  opschrift 
heeft  //van  attestatie  desz  Fredicers  anno  99'\  op  den  pastoor 
van  Ootmarsum,  waar  het  zich  bevindt,  laat  slaan,  blijkt 
hieruit,  alsoqjc  daaruit  dat  met  zijne  hand  beschreven  is  een 


76 

daarop  gehechte  strook  papier,  dit  stuk  aanw^zende  als  //at- 
test omtrent  den  pastoor  van  Ootmarsum  in  1599/^ 

In  mijne  hoop,  dat  de  kerkerekening  van  1599  eenige op- 
heldering hieromtrent  zou  geven,  ben  ik  teleurgesteld;  noch 
in  deze  rekening,  noch  in  eene  andere  uit  dien  tijd  vind  ik 
iets  aangeteekend  omtrqnt  het  gaan  van  zoodanige  commis- 
sie naar  Zwolle;  terwijl  ik  ook  nergens  de  namen  der  on- 
derteekenaars aantrof.  Heeft  het  stuk  toch  betrekking  op 
Ootmarsum ,  dan  moet  er  uit  worden  opgemaakt  dat  het  open- 
lijk optreden  van  den  pastoor  er  oogluikend  werd  toegestaan. 

De  zoo  straks  genoemde  Eredericus  Delden  doet  als  Fre- 
dericus  de  Delden  pastoir  in  April  1602  rekening,  opge- 
nomen en  geteekend  door  Johann  Falthe    de  junge   namens 

ê 

het  huis  Othmersum  en  komt  met  Johannes  Soestes  in  1603 
als  kerkmeester  voor  als  Friderick  van  Delden,  Vicarius, 
rekening  van  hun  beheer  afleggende,  welke  geteekend  is  door 
den  kommandeur  Gysbert  up  den  Berge  en  Otto  Giesen 
pastor. 

Terwijl  Molhuysen  (Ov.  Alm.  jg.  1841)  aanteekent  dat 
op  de  classicale  vergadering  van  October  1601  aan  den  pastoor 
te  Ootmarsum,  wiens  naam  hij  niet  noemt,  een  maand  be- 
denktijd vergund  werd  om  zich  te  verklaren  of  hij  predikant 
wilde  worden ,  blijkt  uit  deze  rekening  dat  Van  Delden  daar- 
van geen  gebruik  gemaakt  heeft. 

De  pastor  Otto  Giesen  is  de  door  Moonen  in  zijn  Naem- 
keten  genoemde  predikant  Otho  Gysen,  die  in  1604  naar 
Hasselt  vertrok  en  ook  als  OthoGysius  voorkomt;  hij  onder- 
teekent  nog  de  rekening  in  1604  gedaan,  terwijl  de  volgende 
onderteekend  is  door  Valer ius  Bos  tor  p,  predikant  tho 
Othmarsum. 

Moonen  noemt  als  tweeden  predikant  te  Losser^  zulks  in 
combinatie  met  Denekamp,  Valerius  Bost r op,  beroepen  1602, 


77 

vertrokken  naar  Bremen  1605;  het  schijnt  wel  dat  Eostrop 
als  Bostorp  eerst  nog  een  korten  tijd  hier  in  de  bediening  is 
geweest. 

In  de  rekeningen  hierna  volgende  van  1606  tot  1615  komt 
Frederik  van  Delden  weder  geregel^  als  pastoor  voor;  hij 
zal  wel  tot  1632  voortdurend  in  functie  zijn  gebleven,  in 
welk  jaar,  na  de  tweede  verovering  van  Oldenzaal  door  de 
Staten,  hem  volgens  Molhuysen  aangez^d  werd  den  kerke- 
dienst  te  staken.    Hij  overleed  26  Augustus  1636. 

In  de  over  de  jaren  1606 — 1615  afgelegde  kerkerekeningen 
trof  ik  niets  aan  wat  mij  de  vermelding  waard  seheen ;  mij 
rest  nu  nog  melding  te  maken  van  den  perkamenten  omslag, 
waarin  al  deze  rekeningen  samen  zijn  ingenaaid.  Aan  de 
de  binnenzijde  daarvan  toch  leest  men: 

Vanden    Xerrychouen    geuysitert 
vp  den   Sendt  a®.  XL. 

. .  .dye  roester 

Bronyckhuyes  twe  vack 

Olden  Oetmersen.  Nutter  twe  vack 

Yasse  eyn  Manre  eyn  vack 

Boetman  eyn 

Ageloe  parua      i  , 

°  ,  }  eyn  vack 

Ageloe  magna     ) 

Breckenkam  twe  vack 

Tylgede  vyff  vack 

Lattorpe  dre  vack 

Groten  ageloe  vyff 

Ageloe  parua  dre  vack 

Boetman  negen 

Flerijnge  ver  vack  andye  roester  und 

Hesynge  holde  dye  roester. 

Dye  mur  dye  Stadt 


78 

Dat  naeste  vack  twystyck 

Tubberge  dre  vack 

Alberge  vyff  vack 

(Meesteren  ver  vack  noch  en  vack  an  den  andere  syde  der 
roester  , 

Item  dye  van  Almeloe  dar  nae 

Item  vor  Deryck  Borsen  unn  Joerrens  hnys  dye  vasser. 

Manre  veer  vack 

Hesynghe  veer  vack  andye  putte  post 

Item  dyfierentie  achter  den  raethuyse. 

Dat  ik  in  staat  ben  hieromtrent  eenige  opheldering  te 
geven  moet  ik  dank  weten  aan  den  heer  Greerdink  voor- 
noemd, die  mij  mededeelde  dat  het  kerkhof  om  de  kerk  te 
Ootmarsum  vroeger  vier  opgangen  met  roosters  had;  dat 
om  dat  kerkhof  zich  rekken  of  staketsels  bevonden  en  er 
later  een  muur  om  heen  was  gemaakt,  dat  de  rekken  afge- 
deeld  waren  in  vakken  naar  gelang  van  het  getal  der  daar- 
toe gebezigde  palen  of  posten,  waarvan  het  onderhoud  ten 
laste  kwam   van  allen,  die  op  de  Sent  moesten  verschijnen. 

Dat  Almelo,  ofschoon  reeds  in  1236  van  Ootmarsum  kerke- 
lijk afgescheiden,  toch  hier  de  Sent  moest  bijwonen ,  is  elders 
aangetoond;  ^)  uit  deze  lijst  blijkt  dat  het  onderhoud  van 
de  omheining  der  kerk  voor  een  gedeelte  ook  ten  laste  van 
Almelo  kwam,  dat  daarenboven,  gelijk  de  heer  G^erdink 
mij  mededeelde,  na  de  Sent  de  kerk  moest  laten  schoonma- 
ken, wat  het  placht  over  te  geven  aan  de  zusters  Sanctae 
Gatharinae,  aan  wie  het  voor  Sentboenen  te  Ootmarsum 
jaarlijks  eene  lutkeering  deed. 

MB.   &.    E.    HATTINK. 


^)     Archief  voor  de  geschiedenis  van  het  Aartsbisdom  Utrecht  I.  bl.  6. 


SPROKKELS » 
GERAAPT  IN  DE  S*.  PLECHEM  TE  OLDENZAAL. 


De  krachtig  gebouwde  Romaansclie  toren  draagt  vier  klok- 
ken Eijner  waard,  wier  omschriften,  reeds  meermalen  bespro- 
ken, nog  niet  tot  vasten  staat  van  gewijsde  zijn  gebracht. 
Wig  vleien  ons  iets  dichter  te  zijn  genaderd. 

De  eerste  klok,  gedoopt  naar  S^Plechem,  hoort  in  Sap- 
phische  verzen  zich  toespreken: 

Fregit  insanos  rabie  Sicamber; 
Beddidit  sanos  decus  atque  nomen 
Jntegnun,  Plechelme,  tibi  Gerardus 
YfovL  Schoneborch  et  socius  Joanncs; 
Tertio  post  miUe  decemqae,  jonctis 
Quinquies  centum,  fait  hoc  sub  anno. 

Wijlen  de  heer  Rector  Weeling  heeft  in  den  Overijss. 
Almanak  van  *t  jaar  1839,  bl.  261,  dit  opschrift  reeds 
vrij  goed  meegedeeld,  daar  het  ^/plus**  van  zijn  vijfde  vers 
slechts  behoeft  te  worden  veranderd  in  ^/post^\  De  vertaling 
is  hem  echter  tegengevallen,  de  volgende  zal  de  proef  beter 
kannen  doorstaan: 

De  Oeldersman  ^)  dol  van  woede  sloeg  u  stuk;  de  be- 
zadigde Gerrit  Wou  met  zijn  gezel  Jan  Schoneborch  heeft, 
Plechelmus,    uw  volle  eer  en  naam  u  weergegeven.    Dit  viel 


l)e  heer  Weeliog  denkt  hier  aan  hertog  Karel  van  Gelder. 


80 

voor  in  *t  derde  jaar  na  duizend  en  tien  gevoegd  bij  vijfhon- 
derd =  1513. 

Op  de  tweede,  de  Marie-klok,  staat  eveneens  in  't  rond 
geschreven : 

//i§i  M  locet  et  C  quateri  nonaginta  liget,  simul  I  ter, 
^/lector;  et egregie struit  in  honore  Marie  me  Wou  Gerardi 
//ingeniosa  manus.  Millia  conflata  sunt  ter  fere  quinque  ta^ 
//lenta/* 

Om  het  van  al  de  andere  volkomen  afwijkend  kruisje,  wat 
alleen ,  naar  ons  toeschijnt,  kan  zijn  aangebracht ,  om  in  den 
cirkel  het  aanvangspunt  vast  te  stellen,  meenden  we  bij  het 
lezen  van  //M  locet^'  te  moeten  uitgaan ,  te  meer  wijl  deze  lezing 
iets  beter  aan  het  taaieigen  dier  tijden  voldoet.  Ook  in  den  tekst 
zelven  moesten  wij  afwijken  van  hetgeen  de  heer  Nanninga 
'Uitterdijk  in  het  tweede  deel  der  Overijsselsche  Bijdragen 
op  bl.  280  heeft  geleverd,  't  hoewel  met  zorg  is  bewerkt 
Waar  hij  een  onbekend  //in  ge;»  o  sa''  vond,  hebben  wij  het 
welbekende  /,inge«»osa"  aangetroffen,  een  woord  wat  juist 
het  denkbeeld  uitspreekt,  't  geen  de  heer  N.  U.  aan  het  zijne 
wilde  geven,  toen  hij  in  het  eerste  deel  der  Overijss.  Bijdra- 
gen bl.  83,  het  vertaalde  door:  //vernuftig".  Zelfs  gelooven 
wij  dat  onze  lezing  ook  aan  den  heer  N.  U.  beter  zal  voor- 
komen ,  als  we  even  herinnerd  hebben  —  want  onbekend  kan 
het  hem  niet  zijn  —  dat  in  hetGtothische  staand  schrift,  als  het 
op  steen  of  metaal  wordt  gegrift,  de  M,  N,  I  en  U  vaak  slechts 
weinig  of  geheel  niet  worden  onderscheiden.  Zoo  zou  bijv.  voor 
het  //Sunt"  van  den  hierboven  gegeven  tekst,  als  de  samen- 
hang het  toeliet,  even  goed  kunnen  gelezen  worden :  //sinit" 
of  //smit",  gelijk  ons  werkelijk  weervoer  toen  wij  voor  de 
eerste  maal  bij  de  klok  waren  geklommen;  wat  daarin  gegrift 
staat,  laat  gelijkelijk  alle  drie  lezingen  toe.  Hier  mag  nog 
wel  zijn  bijgevoegd,  dat  zelfs  toen  wij  later  voor  een  tweede 


81 

maal  naar  boren  waren  geklommen,  ')  om  den  tekst  onzer 
vroegere  lezing  tegelijk  met  dien  van  den  heer  Weeling, 
waarin  ook  het  met  onze  opvatting  strijdige  ^/inge;»osa"  stond, 
aan  het  oorspronkelijke  te  toetzen ,  wij  in  ^t  metaal  geen  enkel 
stipje  of  schrapje  hebben  gevonden ,  wat  ten  gunste  van  inge- 
jffosa  kon  pleiten.    Genoeg  hier  over. 

Aan  den  zuidkant  der  klok,  in  een  lageren  cirkel,  lezen 
wg:  ffJu  S.  et  Maria*'  (=  Jesu  Salvator  et  Maria);  ter 
noordaujde:  //Maria**. 

Onze  vertaling  luidt: 

De  lezer  stelle  M  en  viermaal  C,  voege  er  negentig  bij  bene- 
vens driemaal  I  (=  MCCCCXCIII);  toen  heeft  mij  de  'vernuf- 
tige hand  van  Grerrit  Wou,  Maria  ter  eere,  keurig  vervaardigd. 
Ongeveer  duizend  vijftien  ponden  zijn  hier  saamgegoten. 

Op  de  derde,  de  doodenklok,  staat  insgel^ks  in  cirkel 
rondgeschreven: 

.0  Maria,  wilt  ons  verwerven 

Eine  salige  vree,  als  wij  moeten  sterven. 

&  onder  stond:  Anno  Domini  1630. 

Op  het  misklokje,  dat  boven  van  het  uiterste  plat  des 
torens  wijd  en  zijd  door  het  kerspel  omroept,  staat  in  eersten 
cirken  rondgeschreven: 

jyUsus  in  hoc  meus,  ad  Sacra  vocare  populum,  ut  colat 
^aet^mum  religione  Deum.**  (Mijne  bestemming  is  deze: 
het  volk  tot  de  H.  Geheimen  op  te  roepen,  opdat  het  den 
eeuwigen  Qod  door  zijne  godsvrucht  hulde  brenge.) 

Een  tweeden  rand  hieronder  getuigde: 
Sancta  Anna  is  min  name; 
Min  geluedt  is  Godt  bequame. 

Michael  van  Ochtrop  me  fecit  anno  1611. 

*)  *t  Zy  ons  hier  vergund  dea  edeleu  Dokter  Ëssiak  te  Oldenzaal 
opeol^k  ouzen  dank  te  betaigeo,  voor  de  recht  geschikte  hulp,  zoo 
wdwüknd  out  te  dezer  sake  aangebodea. 

BUBE.  ni.  6 


82 

Yerlaten  wij  nu  den  toren  om  zuidelijk  langs  de  zooge- 
naamde Plechelmi-kerk  te  wandelen,  dan  valt  daar  het  oog 
op  een  beer,  den  eersten,  die  oostelijk  van  de  zijdeur  staat 
en  met  zijn  oud  GotMsch  letterschrift  de  blikken  tot  zich  trekt. 

De  tekst  er  van  luidt: 

Anno  milleno  quandringenteno  tria  jungo  X  super  L; 
primus  hie  lapis  imponitur.  d.  i. :  Bij  het  jaar  duizend  vierhon- 
derd voeg  ik  na  L  nog  driemaal  X  (dus  MCCCCLXXX  =  1480); 
toen  is  hier  de  eerste  steen  gelegd. 

Dit  jaartal  is  in  volkomen  overeenstemming  met  hetgeen 
de  Zeereerw.  Heer  G^rdink,  oud  pastoor  der  Lutte,  over 
deze  zaak  heeft  aangeteekend :  dat  namelijk  de  aanbouw  der 
zoogenaamde  Plechelmi-kerk  in  1483  tot  voltooiing  zou  zijn 
gebracht.  De  beweging  der  wereld  was  destijds  minder  snel; 
twee  drie  jaren  waren  toen  noodig  voor  een  werk,  watthans 
nauw  een  jaar  vordert. 

Verder  langs  de  zuidzijde  naar  het  oosten  voortstappende 
valt  het  oog  daar  op  een  steen,  die  in  het  later  uitgehouwen 
groote  raam  van  de  oude  kruisbeuk  is  ingemetseld ,  juist  onder 
den  middelpost,  welke  vermeld  raam  in  tweeën  scheidt.  //M*',  het 
daarin  gegrifte  cijfer,  spreekt  van  het  jaar  duizend ;  maar  de 
plaats  zelf  (het  raam  is  in  het  laatst  der  1 5*  eeuw  lager  uit- 
gehouwen tot  op  de  hoogte  waar  thans  de  ingemetselde  steen 
zit)  bewijst  dat  hij  er  door  latere  omstandigheden  moet  ge- 
bracht zijn.  Ons  vermoeden  valt  op  de  onderstelling,  dat 
ongeveer  te  dezer  plaatse  de  eerste  steenenbouw  dezer  kerk, 
die  onder  Bisschop  Balderik  aanving,  tot  voltooijing  werd 
gebracht,  en  dat  daarom  deze  gedenksteen  er  werd  ingemet- 
seld; de  latere  hand  die  hem  om  eene  oogenblijke  reden  had 
weggenomen,  gaf  hem  vervolgens,  zoo  na  mogelijk,  zijn  oude 
plaats  terug. 

J.    H.    HOFMAN. 


ARKEBE6T. 


DS  BE6BAFBNI8.  —  £ene  bepaling,  die  ik  tot  dusver  nog 
slechts  in  weinig  markeboeken  aangetroffen  heb,  is  de  volgende : 

i^Jtem  als  daer  een  Doode  is  in  der  Buerschap  end  die 
verkondiget  were,  daer  saü  dan  uijt  elcken  huijs  desavonts 
in  den  winter  tot  sess  uhren  ende  in  den  somer  to  acht 
ohren  een  mensche  comen.  Ende  daer  twee  van  die  naeste 
Nabueren  des  nachtes  waecken,  End  des  morgens  sall  daer 
van  elcken  huise  Man  end  Wijff  comen  eermenden  Dooden 
op  den  Waghen  settet  End  eick  sall  geven  een  halff  placke 
to  buergelde,  Ende  daer  die  Doode  uijt  gaet  een  placke, 
Ende  uijt  elcken  huijs  sullen  Man  ende  Vrouwe  den  Dooden 
to  Kercken  volgen,  ende  wanneer  men  den  Dooden  vanden 
waghen  settet  begraeven  ende  bestaen  sall,  sall  men  dan 
volgen  end  doen  nae  older  gewoonten.  Ende  off  Jmandt 
van  desen  Dooden  puncten  voorschr.  niet  en  dede  solde  daer- 
omme  gelden  eenen  dubbelden  stuijver  brab/' 

Deze  bepaling,  welke  voorkomt  aan  het  slot  van  den 
Markeoedul  van  Herculo  van  1470,  schijnt  grootendeels 
overeen  te  komen  met  de  volgende  uit  den  Markecedul  van 
Windesheim  van  (14)96,   welke  echter  in   het  door  mij 

gebruikte  HS.  *)  onvolledig  schijnt  voor  te  komen:  n 

nabueren  des  nachtes  waecken,  ende  des  morgens  sall  daer 
van  elcken  huijs  een   huisheere  offte  een  hmsfrouwe  comen 


*)   Dit   is   de   bundel   markeregteu   uit  het  Zwolsch  archief,  dien  ik 
m  de  oitgave  van  markeregten  meermalen  Hs.  B.  genoemd  heb. 


84 

eermen  den  dooden  op  den  Wagen  settet  ende  elck  eenen 
duLJtmer  toe  Buergelde  ende  daer  de  Dooden  i4jt  den  hoise 
gaet  die  sall  een  halue  placke  to  Buergelde  gelden  ende  uijt 
elcken  huijs  sall  een  huisheere  ofte  een  huisfrouwe  den  Dooden 
toe  Kercken  volgen  ende  der  huisheeren  ende  der  hoisfrouwen 
sollen  uit  elcken  huijs  twee  volgen,  ter  Kercken  dat  sall 
wesen  die  huisheere  ende  de  huisfrouwe  dat  Bouwlude  sint, 
ende  den  Kotter  een,  ende  wanneer  men  den  Dooden  off 
[lees:  op]  den  Wagen  settet  ende  begraven  ende  bestaensall, 
ende  enich  van  desen  puncten  breecke  de  solde  daeromme 
gelden  vijff  schillingen/* 

Kennelijk  is  deze  tekst  nog  al  geschonden.  De  zin  is 
echter  niet  onduidelijk;  alleen  zij  opgemerkt,  dat  de  vijf 
scliillingen ,  'waarvan  hier  sprake  is  niet  zulk  een  groote  som 
uitmaakten  als  men  meenen  zoude,  want  blijkens  eene  aan- 
teekening  op  de  volgende  bladzijde  van  het  Hs.  betaalde  men 
5  schillingen  met  een  half  oud  butken. 

Indien  men  voorschriften  als  de  hier  vermelde  in  andere 
markeboeken  niet  aantreft,  is  dit  waarschijnlijk  niet  omdat 
zij  daar  niet  golden:  immers  overal  op  het  platteland  zijn 
nog  heden  dergelijke  buurpligten  zeer  in  zwang.  Maar  het- 
geen opmerking  verdient  is,  dat  men  het  noodig  achtte  die 
bepalingen  in  het  markeboek  op  te  nemen  en  in  wettigen 
vorm  straf  op  nalatigheid  of  onwil  te  stellen. 

V.   D. 


APOTHEKER  TE  ZWOLLE,  1441. 


Als  tegenhanger  van  de  Kamper  Apothekers-instructie ,  voor- 
komende in  het  Ie  deel  dezer  Bijdragen  (bl.  379),  moge  hier 
de  oudste  mij  bekende  instructie  van  den  Zwolschen  Apothe- 
ker eene  plaats  vinden.  Zij  is  te  vinden  op  No.  8  onder  de 
^Nge  averdrachten"  achter  het  Stadregt  van  Zwolle,  dat  aan 
Johan  van  Itterstim  pleegt  toegeschreven  te  worden,  en  is 
van  den  volgenden  inhoud: 

ff Jni  jaer  onss heren  MGCCXLI  des  dinxdaeges  nae  Ya- 
lenthini  Js  auerdragen  met  Meijster  Lambert  den  Ap- 
teeker  als  datt  hij  der  Stadt  Apteeker  wesen  sall  een  Jaer 
lanck  vnde  toe  SwoUe  woenen  Ende  en  genoechde  hem  daer- 
nae  toe  Swolle  nijet  toe  woenen,  soe  solde  hij  datt  den  Sche- 
penen een  halff  jaer  toe  voiren  opseggen.  Ende  die  Schepe- 
nen die  moegent  hem  altois  opseggen  vnde  verloffgheuen  nae 
eiren  goetduncken.  Ende  Meijster  Lambert  sall  jaerlicx  voer 
aijn  pensien  hebben  vijfifthijn  heren  fg.  Yoert  soe  sall  hij 
vrij  sitten  van  waeken  ende  van  Meijerdienst.  Ende  hij  en 
sall  nijemantz  anspreken  van  onsen  Borgeren  anders  dan  voer 
die  Schepenen  van  Swolle  voer  sijn  loen  ofite  dienst  oifte 
maegenaes.  Ende  datt  sall  dan  staen  tott  seggen  des  Raides 
ofFte  des  Medici  watt  hij  hebben  sall.  Ende  wanneer  de 
Medicus  Meijster  Lambert  die  Recepten  sendet  die  sall  hij 
altois  maeken  ende  bereijden  in  tegenwoerdicheijtt  des  Medici 
nae  guet  duncken  des  Raides  alsoe  vaeke  als  hij  des  begeert. 
Ende  sall  daer  min  ofite  meer  voer  hebben  dan  die  Medicus 
datt  hebben  will.'* 


86 

9 

Vergelijkt  men  de  Kamper  en  Zwolsche  verordeningen  met 
de  ^/Ordinancy  op  die  Apothelkers,  Chirargien  vnd  Barbie- 
ren" te  Deventer,  medegedeeld  in  den  Overijsselschen  Alma- 
nak voor  1851,  bl.  77,  dan  verkrijgt  men  vrij  goed  een 
denkbeeld  van  den  toestand  der  apotheken  dier  oudste  tijden 
in  ons  gewest. 

V.  D. 


NAAMSVERANDERING,  1467. 


,Bij  het  nasporen  van  familiebetrekkingen  in  vervlogen 
eeuwen,  stuit  men  dikwijls  op  de  moelelljkheid,  die  in  den 
weg  is  gelegd  door  de  vele  en  velerlei  wijzen ,  waarop  oudtijds 
de  namen  werden  gespeld  en  geschreven,  terwijl  tevens  de 
naamsverandering  van  sommige  personen  eene  niet  mindere 
moeielijkheid  teweeg  brengt.  Als  een  voorbeeld  dat  dergelijke 
naamsveranderingen  in  vroegere  tijden  ook  op  officiëele  wijze 
tot  stand  kwam,  deel  ik  het  volgende  voorbeeld  mede  van 
Bartolt  Ludekens  te  Kampen,  die  zich  in  1467  Bartolt 
van  Wilsem  ging  noemen,  en  de  stamvader  was  van  een 
te  Kampen  vroeger  bekend  en  aanzienlijk  geslacht. 

Bartelt  Ludeken  soen  heeft  nu  synen  toenaem  verwandelt 
op  desen  dach  ende  wil  voirtaen  hieten  Bartolt  van  Wilsem, 
ende  want  hie  voirtyts  voele  scepenbreue  besegelt  heft  als 
Bartolt  Ludekens,  de  sullen  van  suiker  weerden  blieuen  als 
andere  voir  oft  nae  ^)  scepenbreue  ende  hier  en  sal  niemant 
in  verachtert  wesen  b^  Burgermeesteren ,  Scepenen  ende  Raede. 
Anno  Ixvij  des  Saterdages  nae  jairsdach.  ') 


*)     Vroegere  of  latere.  N.  u. 

')    Oplatingen  Kamp.  Arch. 


HET  VEKLIEZEN  VAN  ZEGELS. 


In  vroegere  eeuwen ,  toen  het  aanhechten  of  opdrukken  van 
een  zegel,  veelal  de  wijze  was  om  aan  acten  authenticiteit  te 
verleenen  of  de  handteekening  te  vervangen,  stelde  men  na- 
tuurlijk grooten  prijs  op  't  bezit  dier  zegels ,  en  zag  ongaarne 
dat  die  in  handen  van  anderen  verdwaalden ,  omdat  deze  door 
daarmede  schuldbrieven  enz.  ten  laste  van  den  eigenaar  des 
zegels  te  bezegelen,  dezen  daardoor  grooteUjks  zouden  kun- 
nen benadeelen.  Wanneer  te  Kampen  dan  ook  iemand  zijn 
segel  verloor,  dan  gaf  hij  daarvan  aan  den  raad  kennis,  die 
hiervan  melding  maakte  in  *t  boek  der  Oplatingen,  waaruit 
later  altoos  kon  blijken  of  iemand,  tijdelijk  bezitter  van  *t 
zegel,  er  ook  misbruik  van  had  gemaakt. 

Eenige  voorbeelden  daarvan  zal  ik  hier  mede  deelen. 
1447  feria  senta  post  vorem  jncunditatins. 

Euert  Kruse  verloes  syn  segel  dat  was  van  lode  gemaket 
redeüc  briet,  sonder  compas  of  helmteken,  ende  swoeraldair 
Toir  ons  mit  opgerechten  vingeren  gestaefedes  eeds  ouer  den 
hilligen,  dat  hie  nywarlde*jemant  wes  bekent  hadde  schuldich 
toe  wesen  dair  hie  hem  mit  den  segele  dat  bes^lt  hadde. 
Sonder  argelist. 

Dikwijls  voegde  men  in  *t  Oplatingsboek  bij  de  vermel- 
ding een  afleekening  van  't  zegel,  zoo  als  o.  a.  bij  de  beide 
volgende  inschrijvingen  het  geval  is. 

1469,    2  Maij. 

Johan  Lust  was  toe  Bemen  gereiset ,  onder  des  verloes  hie 
syn  segel   wt  een  muren  gat  in  synen  huuse,  ende  was  van 


88 

dusdanigen  iatsoene,  ende  swoer  voir  ons  mit  opgerechten 
vingeren  gestaetdes  edes  ouer  den  hilligen,  dat  hie  voir  dessen 
dage  niemant  eenige  brieuen  van  schalde  dainnede  besegelt 
en  heeft  anders  dan  lossen  van  pacht  of  dergelyc,  moetsoen 
en  hilizbreue.  Bysonder  dat  hie  niewarlde  Aven  sijnen  wijue 
noch  Peter  hair  soen  iet  mede  toegesegelt  heeft  van  enigen 
bekantnissen. 

Johan  Lust  schijnt  dus  inzonderheid  bevreesd  te  zijn  ge- 
weest door  zijn  ega  en  zoon  bij  den  neus  genomen  te  worden. 

1469  in  profesto  oonoeptioms  marie. 

Hen  r  ie  Hof  heeft  syn  segel  verloeren  ende  had  een  helm- 
teeken  van  sulken  &etsoene  ende  wapen  als  bouen  gescreuen 
staet,  ende  heeft  syn  recht  dairtoe  gedaen  dat  lüe  dair  nie- 
mant enige  schuit  mede  toebesegelt  heeft  dan  sal.  Wolff  mx. 
B.  gL  eens.  Heeft  dair  jemant  anders  op  toe  seggen  die 
spreke  nu  ende  niet  hier  naemaels,  of  die  Baet  en  willen 
dair  gene  woirde  van  hoeren  want  hie  syn  segel  vernien  wü. 

N.  u. 


HET  ALBUM  AMICORtJM 
VAN  MARCU8  GUA1THERU8,  1593—1649. 


(  Vervolg, ) 

Otto  Ghmsneb  Tengnagel,  zoon  van  Beyner  Gansneb 
Tengnagel  en  Aieyda  van  Haersolte,  gehuwd  met  Elisabeth 
Cbini,  dochter  van  Allart  Cknt  en  Geertroit  van  Doornick, 
schreef  bij  zijn  wapen,  een  gedeeld  schild,  rechts  een  veld 
van  zilver,  waarop  twee  half  uitgespreide  vleugels  van  keel 
met  de  ruggen  verticaal  tegen  elkander  geplaatst  en  beneden 
eindigende  in  klaverbladen,  links  een  veld  van  lazuur,  be- 
laden met  drie  wassenaars  van  goud,  twee  boven  en  een  be- 
neden met  de  hoorns  naar  links ,  gedekt  met  een  helm  waarop 
een  arendsvlucht,  links  van  goud,  rechts  van  lazuur: 

Virtus  gloriam  parit 
Lactantius  de  vero  cultu  lib.  6  cap.  6. 
Fons  bonorum  Deus  est,  malorum  vero  ille  scilicet  Divini 
numinis  semper  inimicus.  Ab  his  duobus  prindpiis  bona  ma- 
laque  oriuntur.  Ctuae  veniunt  a  Deo  hanc  habent  rationem 
ut  immortalitatem  parent ,  quod  est  summum  bonum.  Cluae  au- 
tem  ab  illo  altero,  id  habent  officium  ut,  caelestibus  avoca- 
tum  terrenisque  demersum ,  ad  poenam  interficiant  sempiter- 
nam,  quod  est  summum  malum. 

Hac  ego  consigne,  nam  sic  vis,  dezterll  amorem 

Erga  te  verè  qui  mihi  magnus  adest. 
Et  licet  haec  fragiüs,  quae  huius  sit  conscia,  charta 
Existat:  trahit  is  nil  tamen  inde  mali. 
BUDB.  in.  7 


90 

Nam  vivet  dum  vita  mihi  sensosque  vigebunt, 
duin  et  post  cineres,  mabce  superstes  erit. 

Cur  ita  amem  non  una  mouet  me  causa,  sed  adsunt 
Plures,  huc  animnm  quae  rapuêre  meum. 

Scilicet  ingenium,  virtus,  probitasque,  fidesque. 

Et  doctrina  tuo  in  pectore  muLta  sedens. 
His  adde  mores  niveos,  et  plena  leporum 

Verba,  iocos,  risus,  et  sine  felle  sales. 

Omnia  magna  haec  sunt,   mirari  promptios  et  quae 
Quam  facere  vt  sua  sint  quisque  imitando  queat, 

Quod  de  me  fateor;  sed  amo  tamen  ista,  nee  ista 
Sola,  sed  et  Marci  possidet  haec  qui  animum. 

Qoi  mihi  non  hap  in  re  convenit,  hoic  ego  certe 
NU  quicquam  sanae  mentis  inesse  puto. 

Prout  dignum  Anticyras  qui  naviget  et  caput  et  cor 
EUeboro  expurget  sanior  ut  redeat. 

Solus  es  Anticyra;  mihi  tu,  sed  Marce,  cerebri 

Curator  solus,  solus  et  Elleborum. 
Cluid  rides?  nunquam  ipse  tibi  coniungor,  abire 

duin  mihi  contingat  doctior  et  meUor. 

Haec  pauca  in  signom  amoris  et  benevolentiae 
Otto  Gansneb  Tengnegel  lubens  meritoque 
Marco  Gualtero  suo  posita  voluit.  Gampis  Anno 
1614. 

In  1621  werd  hij  wegens  zijn  Hemonstrantsgezindheid  uit 
de  stad  gebannen. 

Philibert  Cuignet  Jorensz.  plaatste  bij  zijn  wapen:  een  schild 
van  goud,  beladen  met  een  keper  van  keel  en  aan  weerszij- 
den waarvan  boven  een  en  beneden  ook  een  k^l  van  sabel 


91 

mei  den  pont  beneden  waarts  gekeerd,  geplaatst  is,  gedekt  met 
een  helm  waarop  een  kraaiende  haan  van  goud,  rechtsziende. 

Forte,  fortune,  force, 
Doctissimo  ac  omnibus  virtatibus  omatissimo 
Domino,  Domino  Wol%ango  Maroo  Gualtero 
scholae  Campensis  rectori,  amico  suo  ex  animo 
colendo,  hoc  saam  symbolum,  benevolentiae  tes- 
seram  reliqait. 

Philibert  Guignet  Jorensz. 
Anno  1614. 
Uit  het  volgende  jaar  1615    ontmoeten  wij  twee  inschrij- 
vingen ,  nl.  van :  Hendrik  van  Wilsum ,  broeder  van  den  voor- 
gaanden  Frans  v.  W. 

Nil  sine  Deo. 
Haec  non  solum  moribus,   sed  verum  etiam 
doctrina  omato  viro.   Domino  Marco  Gual- 
tero urbis  Campensis  Kectori  fidelissimo,    in 
perpetuam  amicitiae  memoriam  scripdt  Hen- 
ricus  i  Wilsum  Anno  1615  8  Jan. 
Dam  spiro  spero. 
Johannes  Schotlerus,  predikant  te  Kamperveen,  plaatste  ^t 
volgende : 

riafr'vT»»    tiiiffTOV  i  ^i\la  km)  ovih    iKA,o 

Praestantissimo  doctissimoque  viro,  domino  Marco 
Goalthero  scholae  Campensis  rectori  dignissimo, 
hoc  in  amicitiae  Uiuyucc  posuit 

Johannes  Schotlerus 
Ecclesiae  Campervenensis  minister, 
A*.  1615.   • 
Van  het  jaar  1616  komen  verscheiden  inschrijvingen  in  't 

7* 


I 


92 

album  voor,  en  wel  in  de  eerste  plaats  van  den  beroemden 
Johannes  Wttenbogaert,  destijds  predikant  's  Hage,  die  men 
in  dit  jaar  wegens  zijn  remonstrantscbe  gevoelens ,  even  als 
Barnevelt,  den  sohimpnaam  //Pensionaris  van  Spanje''  gaf. 
Hij  schreef  den  30«  Maart : 

2  Cor.  6, 
Per  bonam  et  malam  famam:   ut  seductor^  et  veraces. 

D.  Marco  Goaltero  Gymnasiarchae  Campensi 
viro  doctissimo  et  vigilantissimo  hoc  amicitiae 
christianae  monumentum  apposui. 

Johannes  Wtenbogaert. 
Hagae,  Profesto  paschali 
anni  1616. 
De  geleerde  Coenraad  Vorstin s  schreef  gedurende  zijn  ver- 
blijf te  Gouda  (1612 — 1619)  ook  een  gedenkspreuk  in  't  al- 
bum van  zijn  vriend,  die  na  zijn  overUjden  in  1622  te  Ton- 
ningen zijn  lofredenaar  zou  worden,    den  31*^  Maart  1616 
dezelfde   spreuk  als   Wtenbogaert  den  vorigen  dag  had  ge- 
schreven : 

2   Corinth.   6. 

Amicitiae  testandae  ergo  clarissimo  doctissi- 
moque  viro  D.  Marco  Gualtero,  Gijmnasij 
Campensis  rectori,  sic  petenti,  manu  haec 
apposui. 

Conradus  Vorstius 

S.  Theol.  D. 
Goudae  3  Galend.  Aprilis  A/*.  1616. 
Denzelfden   dag   gaf  de  bekende  en  kundige  remonstrant- 
sche  predikant  van  Gt)uda,  Eduardus  Poppius,  ook  een  aan- 
denken aan  Gualtherus  in  deze  woorden: 


93 

Veni  domlne  Jesu. 
Ornatissimo  viro  D.  Marco  Gualtliero 
scliolae  Campensis  Bectori  scribebat 
Edoardxis  Poppias, 
evangelii  in  Ecclesia  Gbudana  administrator, 

pridii  Galend.  Apr.  1616. 
Den  3^  April  van  dat  jaar  bevond  sdch  Gxialtlierus  te  Lei- 
den, waar  bij  in  kennis  kwam  met  onderscheidene  hoofden 
der  Bemonstrantsgezinde  partij.  De  eerste  inschrijving  is  van 
dien  datum  van  den  Hoogleeraar  in  de  Hebreeuwsche  taal 
aan  de  Leidsche  Hoogeschool:  Willem  van  der  Codde,  die  in 
1619  wegens  zijn  Bemonstrantsche  gevoelens  van  z\jn  ambt 
werd  ontzet: 

KCtXSg  «xot/giv  jia£AAov  il  vKovrtTv  &iKu 

'   Scribebam  D.  Marco  Goalthero  Gymnasiarchae 
Gampensi  vigilantissimo 

G.  Goddaeos 

Lugd.  Batav.  anno  1616 

m  April. 

Den  4**  April  schreef  Paulus  Stochios ,  vroedschap  der  stad 
Leiden  en  secretaris  der  weeskamer,  een  remonstrantschge- 
zinde,  in  zijn  album: 

Nasci ,   laborari ,   mori. 
Benevolentiae  ergo  posui, 
Paulus  Stochius. 
Lugduni  Batavorum  Aprilis  4,  Anno  salutis  1616. 

ivreed'  veelt  l 
)  vreucht 
vrees  velt     ' 


94 

Johannes  Arnoldus  Coryinus,  bekend  remonstrantsgeziiid 
predikant  te  Leiden,  vereerde  hem  denzelfden  dag  met  vol- 
gend inschrift: 

Adorare  bomines  et  eorom  placita  idolatria  est. 

Viro  dodissimo  D.  Marco  Gualthero,  Scliolae 
Campensis  rectori  vigilantissimo ,  benevolentiae 
amicitiaeque  Christianae  tesseram  adscripsi. 

J.  Arnoldus  Corvinus, 
Ecclesiae  Lugduno-Batavae  Pastor, 
4  Aprilis  a®.  1616  Lugduni-Batavorum. 
Bemardos  Dwinglo,    een  bekend  remonstrantsgezind  pre- 
dikant te  Leiden,    voegde  den   volgenden  dag  bij  zijn  naam 
de  volgende  kernachtige  opmerking: 

Ambitio  multos  mortales  falsos  fieri  subegit;  aliud 
clausum  in  pectore ,  aliud  promtum  in  lingua  habere; 
amicitias  inimicitiasque  non  a  re  sed  ex  commodo 
aestimare;  magisque  vultum  quam  ingénium  bonum 
habere. 

Doctrina  ac  virtute  ornatissimo  viro  D.  Marco 
Gualthero  scholae  Campensis  Rectori  vigilan- 
tissimo ,  amicitiae  Christianae  syngrapham  hanc 
exaravi  Lugd.  Batavorum  5  Aprilis  1616. 

Bernardus   Dwinglo  Ecdesiastes  Leijd. 
Adrianus  Borrius  of  van  den  Borre,    even  bekend  remon- 
strantsgezind predikant  te  Leiden,  schreef: 

Gloria  fidelium  in  oonsdentia  potius  quam  in 
scientia  consistit. 

Doctissimo  et  elegantissimo  ingenii  viro, 
D.  Marco  Gualtero  scholae  Campensis 
rectori  vigilantissimo,  in  arrham  bene- 
volentiae syncerae  adscripsi  Leydae  11& 
Aprilis  xvicxvi. 

Adr.  Borrius. 


95 

Den  14*"  April  was  Gualtherus  weer  te  Kampen  terugge- 
keerd, blijkens  eene  inschrijving  dien  dag  te  Kampen  in  zijn 
album  gedaan  door  Phiüppus  Altendorf,  generaal  inspecteur 
der  munt  voor  beneden  Duitschland  van  den  Westfaalschen 
kreitSy  die  waarschijnlijk  tot  proeving  der  munt  zich  te 
Kampen  bevond. 

Soli  Deo  Gloria, 
Hilff  dir  selbst  so  hilfit  dir  Gott. 
Assai  ben  balla  a  chi  la  ventura  suona. 
Glarissimo  doctissimoque  viro,  domino  Wollgango 
Marco  Gualthero,  scholae  Gampensis  Bectori  vigi- 
lantissimo  amoris  ergo  scripsit,  Philippus  Alten- 
dorf inferioris  Germaniae,  circuli  Westphalici,  in 
re  monetaria  censor  generalis. 
Den  25™  September  is  Gualtherus  weder  te  Leiden,   waar 
de  beroemde  Gaspar  van  Baerle  in  zijn  album  schreef: 

Theognis 

Scribebam  doctissimo  viro  D.  Marco  Gual- 
tero,  Gampensis  scholae  rectori,  in  amidtiae 
oontesserationem. 
25  Sept  1616.  Gaspar  Barlaeus 

Goll.  Theol.  m.  Ordin. 
HoU.  Subregens 
1616 
M  7bri. 
Den  volgenden  dag  vinden  we  hem  te  Gk)uda,   waar   de 
Bemonstrantsgezinde  predikant  dier  plaats,  Theodoricus  Har- 
manni  Herbers  volgend  inschrift  in  het  album  plaatste: 

Unum  est  necessarium. 


96 

Scripsi 
Doctissimo  prudentissimoque  viro  D.  Maroo 
Waltero  scholae  Campensis  Moderator!  vi- 
gilantissimo. 

Theodoricus  Harmanni  Herbers 
Yerbi  divini  praeco  apud  Gtiudanos 
24  Septemb.  1616. 
óiVCXoKa  rcè  imlKcL 

Petras  Bertius,  sedert  1606  Hoogleeraar  in  de  Wijsbegeerte 
aan  Leidens  Hoogeschool,  welke  betrekking  hem  in  1619  om 
zijn  remonstrantsgezinde  gevoelens  werd  ontnomen,  schreef 
te  Leiden  in  hét  album  op  den  26^  Sept.  1616. 

rioAAoi  fAkcoiViy  ctfiffru^  lAtcog  ^iKm  Iv  xoKu  iho^u 

Haec  tibi  Marce  Gualtere,  fidei  et  amorissym- 
bolum  scribebam,  Lugduni  Batavorom. 

Petrus  Bertius. 
Anno  CIO  lOCXVI  26  Sept 
Vnum  expetü  a  Deo. 
Den  14*»  October  bevond  zich  Gualtherus  weer  te  Kampen. 
Hendrik  Anthony  van  Nispen,    toenmaals  raad  en  generaal- 
meester  der  munt  en    baljuw  en  heemraad  van  \  land  van 
Altena ,  later  vaandrager  van  de  garde  der  Staten ,  luiten,  en 
eindelijk  kapitein  van  een  compagnie  van  het  zee-   en  land- 
regement  van  den  kolonel  Joseph  van  Gent,  en  in  1672  ge- 
sneuveld in  den  zeeslag  der  Engelschen  tegen  de  Hollanders 
die  de  Spaansche    vloot   en    de    Smyrnavaarders   begeleidde, 
schreef  dien  dag  het  volgende: 

Intermisoe  tuis  interdum  gaudia  curis. 

Amico  suo  integerrimo  Domino  Marco  Gualtero, 
Bectori  apud  Campenses  vigilantissimo ,  scribe- 
bat  14  Octobris  1616  stilo  veteri, 
Henricus  a  Nispen, 


97 

Gonsüiarius  ac  praefectus  monetarum  provinci- 

arom  confoederatarom  generalis,  nee  non  Bai- 

luwus  ac   GhomarchiLS  agri  Altonasensis  apud 

HoUandos. 

Dienzelfden  dag  schreef  Simon  van    der  Meiden,    schepen 

Tan  Harderwijk  en  generaalmeester  der  Nederlandsche  munt, 

het  Tolgende  t^  zijner  herinnering  in  't  album: 

Snperanda  omnis  fortuna  ferendo  est.  Ëa  demumvera 
et  perennis  amicitia  est  quae  virtutem  matrem  ag- 
nosdt 

Doctrina  virtuteque  pia  omatissimo  viro  Marco 
Gualthero,  Scholae  Campensis  laudatissimo  mo- 
deratori,  in  amicitiae  gratissimae  testimonium 
ac  pignus  posui  die  14  Octob.  1616  stilo  veteri. 

Simon  van  der  Meiden. 
Scabinus  Beip.   Harderwicanae  et  Monetarum 
Provinciarum  oonfoederatarum  inferioris  Belgü 
Frefectus  generalis. 
Nog  vinden  wij  van  denzelfden  dag  eene  inschrijving  van 
Hubert  de  Berghes ,  kanunik  van  S^  Jan  te  Utrecht  en  raad 
en   generaalmeester   der   munt,   waaruit  men  wei  zal  mogen 
afleiden  dat  deze  drie  heeren  dien  dag  voor  het  onderzoek  der 
munt  zich  te  Kampen  zullen  hebben  bevonden. 
De  laatste  inschrijving  in  dit  jaar  is  de  volgende: 

Nemo  parum  diu  vixit  qui  virtutis 
perfectae,  perfecte  functus  est  munere  Cic. 

et 
Nihil  turpius  quam  grandis  natu  senex 
qui  nuUum  alium  habet  argumentum 
quo  se  probet  diu  vüdsse,  prater  aeta- 
tem.  Seneca. 


98 

Pietate,  eruditione  et  virtute  exoellenti  viro  Do- 
mino Wolfgango  Marco  Gualthero,  scholae  Gam- 
pensis  rectori  vigüantissimo ,  amico  suo,  hoc 
amicitiae  aeviterniun  quod  Deus  faxit  duraturae 
symbolum  L.  M.  D. 

Johan  van  der  Lauwick 
CIO  lOCXVII 
YI  kal.  Januarij. 
Johan  van   der   lAUwick  was   gehuwd  met  Antonia   van 
Haersolte.  Hij  was  Schepen  van  Kampen  in  1615,  '16,  '18, 
19,  '20  en  raad  m  1614  en  '17.    Zijn  wapen  dat  hy  in  't 
album  plaatste   bestaat    oit  een  schild  van  keel  beladen^  met 
een  golvende  vaas  van  zilver,   waar  boven  twee  naast  elkan- 
der geplaatste  zespuntige  sterren  van  zilver,  gedekt  met  een 
helm  waaruit  een  beer  van  keel  en  face  ter  halver  lijve,  met 
uitgestrekte  pooten  en  op  de  borst  met  een  golvende  faas  van 
zilver. 

De  griffier  der  staten  van  Overijssel  Herman  Eoelinck 
(1616—1662)  schreef  in  1617: 

Nusquam  tuta  fides. 
In  symbolum   amicitiae  amico  integerrimo 
lubens  posui. 

Eoelinck 
1617. 
De  rij  van  inschrijvingen  uit  het  volgende  jaar  1618  wordt 
geopend  met  die  van  Thomas  Berendtsz,  sedert  1610  gezwo- 
ren landmeter  van  Overijssel,  tevens  schilder  en  een  neef  van 
Güaltherus. 

Bij  een  net  geteekenden  bal  die  op  een  vlak  ligt  en  waar 
boven  een  kunstig  gestrengelde  band,  waarop  de  zilveren  let- 
ters ^/Concussa  Surgo,^'  schreef  hij: 


99 

Gelijckcnrijs  een  bal  den  kaets  niet  en  doet  winnen, 
Ten  z\j  men  die  wel  sla,  off  weerkeere  in  't  perck: 
Alsoo  ook  ons  verstandt,  bestiert  door  onze  zinnen , 
Brengt  nut  noch  profijt  in,  ten  zij  gestelt  te  werck; 
terwijl  liij  bij  zijn  keurig  net  geteekend  wapen  een  schild  van 
keel ,  waarop  een  hand ,  die  een  zilveren  valk  houdt ,  yo^de: 
In  teycken  van  stadige  geneijgentheyt  van  vriend- 
schap tot  zijnen  neue,  den  zeer  geleerden  Wolffg. 
Marcus  Gualtherus,   stelde  met  eijgener  handt  dit 
hierin. 

Thomas  Berendtsz 
Schilder  ende  Landtmeter 
In  Maio  1618. 
Martin  Faber  van  Emden  schreef  bij  een  hart  geplaatst  in 
een  cirkel  en  daarom  heen  allerlei  lijnen  getrokken: 
Godt  alleen  kent  het  inwendighe. 
Den  zeer  gheleerden  D.  Marco  Gualthero  tot 
goeder  ende  vrientlijcke  gedachtenisse  geschre- 
uen  in  Campen,  den  21  May  1618. 
Martin  Faber  Emdanus. 
Den   26^  Juni  van  dat  jaar  bevond  zich  Gualtherus  te 
Utrecht,   waar   hem  de  drie  volgende  inschrijvingen  in  zijn 
album  gewerden: 

Gratis  et  satis. 
Huid  und  fcdd. 
Wie  lijdt  ende  siet, 
Doet  nijdt  te  niet 
In  signum   amidtiae  scribebat  Traedti   1618, 
26  Jun^. 

J.  Speenhovius. 


^ 


100 

« 

Speenhoven ,  die  vroeger  predikant  te  Utrecht  was  geweest, 
was  sedert  1613  om  zijne  remonstrantsgezindheid.  afgezet 

Yan  Jacobus  Taurinus,  remonstrantsgezind  predikant  te 
Utrecht,  en  die  deswege  in  1618  de  stad  moest  ruimen ,  vin- 
den wij  eene  inschrijving  uit  dat  jaar.  In  dit  zelfde  jaar 
werden  strenge  onderzoekingen  gesteld  wegens  het  boekje 
genaamd  de  //Weegschaal'^  zonder  naam  van  drukker  of  schrij- 
ver (doch  door  Taurinus  geschreven)  in  't  licht  verschenen. 
Duizen^ guldens  was  op  't  hoofd  van  den  schrijver,  zeshon- 
derd op  dat  van  den  drukker  gesteld. 

II  Corinth.  VI.  I.  IV.  VIII. 
Hortamini  ne  frustra  Gratiam  Dei  receperitis:  sed  in 
omnibus  nos  approbantes  ut  Dei  ministri,  tolerantes 
multa  in  afSictionibus ,  in  necessitatibus.  PerGloriam 
et  dedecus,  per  convitia  et  laudes,  ut  impostores  et 
veraces. 

In  signum  benevolentiae,  pietate  ac  eruditione 
ornatissimo  viro,  D.  Wolfigango  Marco  Gual- 
thero,  scholae  Campensis  Bectori  vigilantissimo, 
scribebat  Traiecti   ad  JKhenum  26  Junij  1618, 

Jac  Taurinus. 
De  derde  inschrijving  te  Utrecht  is 

Spes  anchora  firma, 
van  Garolus  Niellius  eveneens  remonstrantsgezind  predikant 
te  Utrecht  en  die  deswege  in  Febr.  des  volgenden  jaars  zoude 
worden  ontslagen.  In  Juli  van  dat  jaar  naar  Waalwijk  ge- 
voerd, werd  hij  in  1628  te  Haarlem  gevangen  genomen  toen 
hij  zich  daar  vertoonde,  werd  vervolgens  naar  Loevestein  ge- 
voerd, ontsnapte  van  daar,  en  werd  in  1631  predikant  te 
Amsterdam,  waar  hij  in  1652  overleed. 

Job.  28. 
Ecce  timor  domini  ipsa  est  sapientia,   et 
recedere  a  malo  intelligentia 


101 

Haec  pauca  in  perpetoi  amoris  et  honoris 
ayncerum  testimonium,  eximio  viro  Domino 
Marco  Gualthero  libentissime  adscribebat 
Traiecti  mense  Jonio  1618. 

Carolus  Niellius. 
Den  ?•■  Juni  bevond  zich  Gualtherus  te  Leiden,  waar  de 
beroemde  Gerardus  Johannes  Yossius,  regent  van  het  Staten 
Gollegie  te  Leiden,  eene  betrekking  waaruit  hij  in  ^t  7olgende 
jaar  om  zijne  remonstrantsche  gevoelens  werd  ontslagen,  ^t 
volgende  in  het  album  van  zijn  oogappel  schreef,  gelijk  hij 
GualteruB  betitelt: 

Semper  dissensio  ab  alio  incipiat,    a  te  reconciliatur. 

Viro  doctissimo  D.  Marco  Gualthero, 
moderaten ,  amico  et  pupulari  suo  hanc 
qualemcunque  affectus  sui  symbolum 
scripeit, 

Gter.  Joh.  Vossius. 
Lugd.  Batav. 
MDCXVIII,  VII  Jul. 
Den  8*"  Juli  1618  schreef  daar  de  beroemde  Cornelis  van 
der  Mijle,  schoonzoon  van  Johan  van  Oldenbamevelt,  die  wei- 
nige weken  later,  den  29^"  Augustus,  zou  gevangen  genomen 
worden,  het  navolgende  in  dit  album: 

Unum  est  necessarium. 
Doctissimo  et  praestantissimo  viro  D.  Wolff- 
gango    Marco   Gualtero,  Scholae    Campensis 
moderatori ,  hoc  synceri  mei  adfectus  testimo- 
nium scribebam  Hagae  Comitum  HoUandiae 

aoiocxvni  vüj  JuUj. 

Comelius  van  der  Miile. 
Qruid  prudentis  opus?  cum  possis  nolle  nocere, 
duid  stulti  proprium  ?  non  posse  et  veile  'nocere. 


102 

Zeer  waarschijnlijk  van  denzelfden  datum  is  de  volgende 
inschrijving  van  Beinier  van  Oldenbamevelt»  heer  van  Groe- 
neveld : 

Commoda  quibus  utimar  luoem  qua  fruimor, 
spiritom  quem  ducimus  a  Deo  nobis  dari  et 
impartiri  videmus. 

Paucula  haec  omatissimo  doctissimoque 
viro,  D.  Marco  Gualthero  in  aetemam 
memoriam  posuit 

Beijnerus  ab  Oldenbamevelt 
J.  Egberd  Smid,  secretaris  van  Solms,  schreef  ten  gevalle 
van  zijn  landgenoot  den  12"^  October  van  dat  jaar  te  Kam- 
pen, in  zijn  album: 

07u  civfif  p*i}^e<  ToTbv  réAof  o^Jtov  ixMHi, 

A  Dieu  complaire, 
Jamais  mal&ire, 
A  tous  seruir, 
Cest  mon  desir. 
Doctissimo  spectatissimoque  viro,  Domino 
Marco  Waltero  B«ctori  Campensi,  s^fmpatri- 
otae  germano,  hanc  initae  amidtiae  genuinam 
tesseram  lubens  apponebat  Campis,  12  Oct. 
1619. 

J.  Egberd  Smid.  Secret.  Solmens. 
Patroclus  Bockelman ,  zoon  van  Henricus  Bockelman ,  pre- 
dikant, eerst  te  ^ijhe,  later  te  Yollenhove,    schreef  den  22 
October  bij  eene  geestige  penneteekening : 

Pacis  mater  pietas  quae  et   vividum   electionis 
testimonium. 
Sint  unum,  doceant  unum,  fateantur  et  unum, 
Qui  unum  de  Christi  nomine  nomen  habent. 


103 

Est  uxore  carens  hospes  peregrinos  in  orbe :  at 
Hofitibus  obtingat  foemina  prava  meis. 
Symbol.  Candide  sed  drcumspecte. 
Qarissimo,  doddssimo  mihique  longe  cha- 
rissimo  D.  Marco  Gualtero,    Scbolae   C^am- 
pensis  Bectori,   in   gratom  mei   iJtvnifAo^vov 
exarabam 

Campis  22  lObris 
anni  correntis  1618. 
Patroclos  Bokelmannos. 
Bij  zijn  allerkeurigst  geteekend  wapen,  een  schild  van  goud, 
met  een  band  van  sinopel,  beladen  met  drie  verticaal  daarop 
geplaatste  gekaakte  haringen  van  zilver,  gedekt  met  een  helm 
waaruit  een  vliegende  draak  van  goud,    die   op  de  vleugels 
een  band  van  sinopel  en  de  haringen  van  zUver  heeft,  plaatste 
Allart  Oant: 

Fide  sed  vide. 

Allart  Oant, 
1618. 
Allart  Glant  was  een  man  met  een  helder  hoofd  en  veel 
doorzicht,  die  aan  de  stad  Kampen  in  vele  gewichtige  zaken 
als  a%evaardigde  en  raadslid  uitstekende  diensten  bewees. 
Hij  was  schepen  in  1682,  '83,  '85,  '86,  '87,  '89,  '90, 
'91,  '98,  '99,  1600,  1602,  '3,  '4,  '6,  '7,  '8,  '10,  '11, 
'12,  '14,  '17,  '18,  '19,  raad  in  1684,  '88,  '97,  1601, 
'5,  '9,  '13,  '20.  Hij  overleed  den  19-  Maart  1610.  Hij 
huwde  1®.  juffer  Geertruit  van  Doornik,  2^.  Johanna  van 
der  Vecht. 

Philibert  Blanckevoert ,  zoon  van  Steven  B.,  schreef  bij 
zijn  wapen,  een  veld  van  zilver  waarop  een  klimmende  ge- 
kroonde leeuw  van  sabel  rechts  ziende ,  gedekt  met  een  helm 
waaruit  eveneens  een  klimmende  gekroonde  leeuw  van  sabel 
rechts  ziende: 


104 

PotLT  pamenir  j'endnre. 

Philibert  Blan^evoert 
1618. 
Diederik  van  Voorst  ten  Hagenvoerde ,  lid  der  ridderscliap 
van  OverQssel,   gecommitteerde  ten  landsdage^    gehuwd  met 
Alegonda  van  Manster,  overleden  in  1650,  plaatste  in  1618 
't  volgende: 

Non  moriar  sed  vivam 
et  narrabo  opera  Domini. 
Werlt  wes  du  wijlt 
Ghodt  is  mijn  scilt. 

Dijddericus  van  Voerst. 
Volgende  inschry  ving : 

Thraseas  apud  Tacit. 

Specta   iuuenis,    et   omen   qaidem   Dij   prohi- 

beant,  ceterum  in  eo  tempore  natuses,  qoibus 

firmare  animum  expedit  constantibus  exemplis. 

Viro  doctissimo,    darissimoque  D.  Marco 

Gualthero,  scbolae  Campensis  moderatori  pau- 

cula  haec  beneuolentiae  testandae  ergo  scri- 

bebam, 

Philippus  Gruutherus 
1618. 
is  van  den  bekenden  Pliilippus    Gruitlierus    van    Dirksland, 
die  in  hetzelfde  jaar  te  Leiden  uitsprak :    ^/Oratio   de  prisco 
Batavorum  virtute. 

De  eerste  inschrijvingen  die  wij  nu  weder  ontmoeten  zijn 
twee  van  het  jaar  1620  en  gedateerd  uit  Steinfdrt,  waar 
Gualtherus  zich  toenmaals  bevond,  de  eerste  is  van  M.  Cle- 
mens  Zimplems,  professor  in  de  philosophie,  de  tweede  van 
Nicolaus  a  Fe]  gen ,  professor  in  de  logica  en  rector  der  school 
te  Steinfurt: 


105 
£x  psalmo  55,  v.  28. 

iict^fï^u,    Ou  ^mVci  6iV  tov 

Clarissimo  et  doctissimo  viro  Dn.  Marco 
Goalthero ,  hoc  amicitiae  monumentom  Stein- 
fdrti  posoit, 

M.  Qemens  Zimplems 
Philosophiae  ibidem  Professor, 
2  Martij  Jiüiani 
A^  1620. 
Seneca  epist.  118. 
Adversus   virtutem   hoc  possant  calamitates  et 
damna  et  inioriae,    qaod  adversas   solem   ne- 
btda  potest. 

Sperat  adversis  metoit  secundis  alteram 
sortem  bene  preparatam  pectus. 

Viro  doctrina  clarissimo  ingenii  eandore 
excellentissimo  domino  Marco  Gualtero,  in 
perpetuum  sincerae  amicitiae  symboium  lu- 
bens  appoeuit  Nicolaus  a  Felgen, 

Steinfiirtensis  Bector  et  log.  Professor, 
2  Martij  Juliani 
A».  1620. 
In  1622  bevond  hij  zich  te  Hoorn. 

Van  9  Mei  van  dat  jaar  is  volgende  inschrijving  van  Isaac 
Welsing.  Deze  was  in  1618  wegens  zijne  remonstrantsche  ge- 
voelens afgezet  ab  predikant  te  Hoorn.  In  1621  werd  hij  te 
Leiden  wegens  ^t  houden  van  remonstrantsche  vergaderingen  ge- 
arresteerd en  ie  's  Hage  op  de  gevangenpoort  gevangen  gezet, 

BUDB.   UI.  8 


106 

en  eerlang  tot  altoosdurende  gevangenisschap  veroordeeld.  Hij 
ontsnapte  echter  in  Juli  van  dat  jaar  uit  zijne  gevangenis , 
en  begaf  zich  weder  naar  Hoorn,    waar  de  magistraat  zijne 
prediking  aanzag. 
Hij  schreef: 

Yincit  qui  patitur 
Spes  mea  Christus  erit 

Isaacus  Welsingius 
Homae 
9  Maij  1622. 
Lucas  Molanus,  eerst  predikant  te  Woubrugge,    doch  om 
zijn  remonstrantsche  gevoelens  in  1619    voor   de  Sinode  ge- 
daagd en  niet  verschenen  zijnde,  afgezet,  hield  zich  blijkens 
volgende  inschrijving  in  1620  te  Hoorn  op: 

2  Thim.  3.  vs.  12. 

Nobile  vincendi  genus  est  patientia;  vincit 
Qui  patitur,  si  vis  vincere  disce  pati. 
Per  tutto  e  buona  stanza  ou  altri  goda 
.    E  ogni  stanza  al  vualent  huomo  e  patria. 
Chacune  chose  a  son  tour. 

Ornatissimo  doctissimoque  viro  D.  Marco 
Walthero  in  fraterni  tatis  Ch]:istianae  testimo- 
nium pauca  haec  apposuit  Hornae  9  Maij 
1620, 

Lucas  Molanus. 
In  Juni  van  dat  jaar  schreef  de  mij  onbekende  medicinae 
doctor  C.  Sinapius  of  Mostert  het  volgende: 

Deo  dantCy  nihil  potest  livor,   eodem  abnuente  nihil 
potest  labor. 


107 

Scripsit  in  perpetuae  amidtiae  signum  haec 
paaca  Domini  Magistri  Gualteri  ergo,  C. 
Sinapios  Medicinae  Doctor. 

Natura  pauds  contenta  est  cuius  satieta- 
tem  si  SQperfluitate  urgere  velis,   aut  ingra- 
tum  erit  quod  infunderis  aut  noxium. 
Anno  1622  Junij  22. 
Jonker   Johan   ^n   Oestrum,    in   1613   kapitein  van  een 
bende    voetTolk,    en    gehuwd   met    Henrica  van  Boeckholt, 
schreef  3  Juni  van  dat  jaar  in  ^t  album: 

Vir  videas  quid  tu  iubeas  dum  magnus  haberis, 
Respidas  quem  despidas,  dum  laedere  quaeris, 
£t  videas  ne  forte  tuas,  dum  stare  videris, 
Dat  varias  fortuna  vices   non  ergo  vereris? 

xxij  Junij  1622 
J.  V.  Oestrum. 
Den  17*"  Mei  1624  bevond  zich  Gualtherus  te  Hamburg, 
waar  de  gewezen  predikant  van  Kampen  Assuerus  Matthisius, 
in  1619  wegens  zijn  remonstrantsche  gevoelens  van  zijn  ambt 
ontzet  en  tot  1630  veelal  in  den  vreemde  rondzwervende, 
tot  troost  voor  zijn  vriend  en  als  een  herinnering  aan  de 
gei^kheid  van  gevoelen  en  lot,  het  volgende  in  zijn  album 
schreef: 

Perfer  et  obdura,  dolor  hic  tibi  proderit  olim. 
Per  angusta  ad  augusta 

// 

Omatissimo  viro,  D.  Wolphgango  Marco^ 
Gualtero  amico  intimo,  hanc  perpetuae  amid- 
tiae  tesseram    reliquit   Hamburgi   vn    Cal. 

Jan.  1624, 

Assuerus  Matthisius. 

Dabit  Deus  his  quoque  finem. 

8* 


108 

Leonaxilas  van  Sorgen,  mij  onbekend,  schreef  twee  dagen 
later: 

Quis  seryos  est?  qui  mortem  non  meditatus  est. 

Doctissimo  omatissimoque  viro  Domino 
Wolffgango  Marco  Gualtero,  amico  suohono- 
rando  scripsi, 

Leonardos  van  Sorgen. 
Hamburgae  gambriviorum 
V  Kal.  Jumi  A\  ClQlOCXXIV 
Amat  Victoria  coram. 
Abraham  Paigniet  in  1613  ritmeester  der  ruiterij  in  Steen- 
wijk, in  1620  te.  Kampen  in  garnizoen,  gaf  in  1629  bQ  zijn 
wapen,    een  schild  van  keel,    waarop  een  keper  van  zilver, 
en   boven   aan   weerszijden   waarvan,    en    beneden    ook   een 
brandende  mand  van   goud,    gedekt  met  een  helm  met  een 
arendsvlucht  van  keel,  waartosschen  een  brandende  mand  van 
goud: 

A  Jamais  1629. 

Abraham  Paigniet. 
De  laatste  inschrijving  die  in  het  album  voorkomt  is  van 
25  Aug.  1649.  Zij  is  afkomstig  van  Hendrik  WoMsen,  zoon 
van  Bijkman  Wolfsen  bovengenoemd ,  in  1641  te  Orleans  tot 
doctor  in  de  rechten  gepromoveerd.  Marcus  Gualtherus  waa 
toen  reeds  overleden.  Althans  men  stelt  zijn  sterQaar  op  1635 
en  de  inschrijving  is  dan  ook  gericht  aan  Johannes  Marcus 
Gualtherus,  een  zoon  van  Marcus.  Het  schijnt  dat  twee  doch- 
.ters  van  Marcus  Gualtherus,  Aleida  en  Ottilia  hun  bloed- 
verwant Wolfsen  dat  jaar  uit  Frederikstad  hebben  bezocht, 
en  dat  deze  ter  gedachtenis  voor  hun  broeder,  *t  volgende 
schreef  bij  hun  terugreis: 


109 

B^ala  vitae. 
Fide  Deo,  die  saepe  preces,  peccare  caveto, 

Sis  homilis  paoem  dilige,  magna  fdge, 
Multa  audi,  die  pauea,  tace  abdita,  scito  minori 
^    Pareere,  majori  cedere,  ferre  parem, 
Propria  £eic,  nee  differ  opus,  sis  aequus  egenis, 

Parta  tuere,  pati  disee,  memento  mori. 

Hoc  fA¥fiiMff\f¥0¥  transmisi  oognato  meo  di- 
lectissimo,  D.  Johanni  Marco  Goaltheri  a^ 
1649,  25  Augusto  stijl.  vet.  discedentibas 
Swolla  sororibus  Aleida  et  Ottilia  Ghudtheri, 
qmbus  Deus  quoque  sit  comes  viae  et  vitae* 

Henr.  Wolphius 
J.  U.  D. 


M.  U. 


AIBUM-INSCÏÏRIFTEN 
VAN  EENIGE  0VERUSSELAAR8. 


p 


Bij  gel^nheid  dat  ik  voor  eenigen  tijd  de  verzameling 
Alba  amicorum,  aanwezig  in  de  bibliotheek  van  het  Friesch 
genootschap  te  Leeuwarden,  nasloeg,  heb  ik  daaruit  opgetee- 
kend  de  inschrijvingen  door  personen  in  Overijssel  geboren, 
of  die  daar  lang  gewoond  hebben  en  betrekkingen  hebben 
bekleed. 

De  twee  volgende  inschrijvingen  zijn  ontleend  aan  het  al- 
bum van  Abel  Bootsma  van  1614  — 1616. 
Seneca. 

Sic  certe  vivendum  tanquam  in  conspectu  vievamus,  sic 
cogitandum  tanquam  aliquis  in  pectus  intimum  inspicere  pos- 
set,  et  potest  nihil  non  Deo  dausum  esse  et  cogtationibus 
mediis  intervenit. 

Nobili  gente  prognato  optimis  moribus  et  singnlari  modestia 
ornato  viro,  domino  Abelo  a  Bootsma  in  Gralliam  abiturienti,  , 

amicitiae  et  gratae   recordationis    ergo   haec   scripsi,    ultimo 
calend.  Octobris  1615. 

Heidelbergae.  > 

Daniel  Gtoyckerus,  ; 

Pietas  ad  omnia  utilis.  Campensis. 

Daniel  Goyckerus  was  waarschijnlijk  een  zoon  van  Jodocus  ^    ' 

Goyckerus,  in  1595  predikant  bij  de  hervormde  gemeente  te  f 

Kampen,  en  daar  de  raad  dezer  stad  in  1595  den  15*'  Jan. 


UI 

bepaalde,  toen  Goyckerus  bedankt  had  vcx)r  een  op  hem  uit- 
gebracht beroep  naar  de  gemeente  te  Leiden,  dat  zijne  kin- 
deren, die  daartoe  bekwaam  zenden  worden  bevonden,  op 
stadskosten  zouden  studeeren  (Arch.  no.  3057)  zoo  zal  Da- 
niël vermoedelijk  een  stads  alumnus  zijn  geweest.  Omtrent 
zijn  persoon  zijn  mij  tot  nu  toe  geene  meerdere  bizonderhe- 
den  voorgekomen.  Er  blijkt  uit  deze  inschrijving  dat  hij  in 
1616  zich  te  Heidelberg  bevond,  zonder  twijfel  tot  voltooiing 
zijner  studiën.  Andere  leden  van  dit  geslacht  kwamen  mij 
wel  voor,  o.  a.  Georgius  Goyckerus  van  1605  — 1608  alum- 
nus der  stad  te  Stelnfurt  en  bursaal  van  het  collegium  Theo- 
logicum  te  Leiden  *)  en  Meijnardus  Gt)yckerus  van  1629  — 1635 
praeceptor  der  5'  klasse  2*  afdeeling  van  de  latijnsche  school 
te  Kampen,  beide  waarschijnlijk  broeders  van  Daniel. 

De  andere  inschrijving  van  een  Overijsselaar  in  hetzelfde 
album,  luidt  aldus: 

Invidiam  virtute  fuga. 
.   Symb.  Constanter  et  syncere. 
Mente  et  G«nte. 

Nobilissimo  viro,  dominio  Abelo  a  Bootsma  convidjori  et 
amico  desideratissimo  jucundae  recordationis  ergo  et  in  signum 
perpetui  amoris  pauca  haec  reliqui  Heidelbergae , 

Henricus  ab  Uterwyk 
Ann.  1615,  14  Sept. 

Deze  Hendrik  van  Uterwijk  was  ongetwijfeld  de  zoon  van 
Johan  van  Uterwijk  en  AHda  toe  Boecop, ')  hij  huwde  Johanna 
van  Doetynghem,  dochter  van  Wilhelm  van  D.  tot  Bande 
en  Johanna  van  Weeze,  v66r  1631  was  hij  reeds  overleden. 
Meerdere   bizoiiderheden   omtrent   hem  zijn  mij  niet  bekend. 


')     Kamper  Archief  reg.  no.  8432  en  8564. 
*)    y.  DoominQk,  Geslachtk.  aant.  bl.  44,  48. 


112 

Hij  studeerde  blijkens  deze  inschrijving  ook  te  Heidelbergen 
vertrok  van  daar  in  1615. 

Aan  het  album  van  Daniél  Snecanus,  oUm  in  oppido  Sneca 
V.  D.  Minister  nee  non  iU.  Gymasii  rectoris  praestantissimi, 
zooals  het  schutblad  zegt,  en  aangelegd  in  1597,  ontleen  ik 
de  volgende  inschrijvingen: 
Seneca:  de  formula  vitae. 

Non  asscribas  tibi  quod  non  es,  nee  maior  quam  esvideri 
velis. 

Tertullianus : 
Si  apud  Deum  deposueris  iniuriam,  ipse  ultor  est,  sidam- 
num:    restitutor  est,    si  dolorem:    medicus  est,    si  mortem: 
resusdtator  est. 

Haec  pauca  in  perpetuam  amicitiae  invio- 
landae  memoriam,  suo Danieli Johannis scripsit 
Franequerae  frisiorum,  ipsis  Gal.  Mart.  anno 
C10(XCXXX). 

Hermannus  Episcopius 
Gampensis  Transisul. 
Haec  dies  domini. 
Hermannus    Episcopius   was    waarschijnlijk  een  zoon  van 
M'.  Engbert  Bisschop,  van  1597  — 1619  praeoeptor  der  la- 
tijnsche  school  te  Kampen.  In  1600  ongeveer  schreef  de  Fra- 
neker   hoogleeraar    Henricus   Antonij  Nordanus  of  Hendenk 
Antoniszoon  van  der  Linden ,  hoogleeraar  in  de  Theologie  te 
Franeker,  aangaande  hem  aan  den  raad  der   stad   Kampen, 
dat  hij    hem  verzekerd  had  dat  hij   bij  ijverige  studie  kans 
had  op  een  beurs  der  stad  Kampen  en  dat  hij  hem  daarvoor 
gerust  kan  aanbevelen.    Hij  studeerde  dus  waarsch^'nl\jk  als 
alumnus  der  stad  in  de  Theologie.  ^) 


I)    Reg.  Kamper  Arch.  no.  8822. 


113 
Een  ander  inschrift  in  hetzelfde  album  luidt  als  volgt: 

I  •         I*    T       •       •  ♦•#  T»  T*         '"T  ♦• 

•  •  •    #  ♦  •  ♦ 

1  D  ">«  n  -Sa  m-»3 


•       TT  T  •  •• 


Vive  memor  lethi. 
Siiigalari  Doctrina,  Pietati,  etmorum  suavissima  integritate 
oonspicuo   viro  X>,  Danieli   Johannis   in  verae   ac  numquam 
intermoriturae  amicitiae  ff(p^ocyiioL  et  iucundissimi  inter   nos 
oonsortii  memoriam,  haec  discedenti  maestus  posui, 

Paniel  Pipardus,  Antwerp. 
Sept.  Idos  Jan.  1603. 
Daniël  Pipait  was  van  .1607  —  1640  predikant  der 
firanscbe  gemeente  te  Kampen  en  van  1620  — 1623  tevens 
rector  van  de  latijnsche  school  aldaar.  In  1618  werd  hij  door 
de  sinode  in  de  commissie  benoemd  voor  de  vertaling  en  der 
herziening  van  de 'overzetting  der  H.  S. 

N.  u. 


DE  LANDRE6TEN  VAN  OVERIJSSEL. 


I. 

Melchior  Winhoff  heefl  zonder  twijfel  aan  zijne  tijdgenoo- 
ten  een  belangrijke  dienst  bewezen  dcx)r  de  Terschillende 
Overijsselsche  landbrieren  te  laten  dmkken  in  een  vorm, 
welke  bet  zoeken  daarin  bij  de  toepassing  der  wetsbepalingen 
aanzienlijk  vergemakkelijkt.  Vroeger  toch  . —  v<J6r  1559  — 
behielp  men  zich  met  geschreven  verzamelingen,  waarin  zoo- 
wel de  landbrieven  als  andere  vaak  te  pas  komende  stukken 
opgenomen  waren.  Die  handschrifben  door  een  ongenoemd 
regtsgeleerde  vervaardigd,  endoorEacer  (Ov.Gred.in.  113) 
bij  den  Saxenspi^el  vergeleken^  hebben  doorgaans  ongeveer 
dezen  titel: 

//Dat  geheele  Lantrecht  van  Sallant,    van   Twenthe,    van 

follenhoe,   van   Drenthe  ende  van  Groninghen  met  de  olde 

ende  nije  reformatien  dartho  behorende.  Mitsgaders  dat  Dijck- 

recht  van   Sallandt  ende   andere  privilegiën   des  landes  van 

Ouerijssel." 

Welke  titel  dan  pleegt  gevolgd  te  worden  door  de  beide 
volgende  bepalingen: 

//Dit  is  Keyser  recht. 

//Welke  lude  den  anderen  voer  den  ghiestelicken  richter 
verclaget  van  zodane  scaldt,  die  die  wertUcke  richter  richten 
mach ,  vnde  brengt  hij  oene  ijn  schaden ,  vnde  wort  hij  daer- 
omme  verclaget  to  lantrechte,  hij  moet  den  richtere  werderen 
vnde  hem  sijne  boete  gheuen  vnde  moet  deseluen  sijnen 
schaden  richten  ten  weer  hem  die  richter  rechtes  weijgerde. 


i> 


115 

//Eeyser  recht. 

//Een  wljff  die  ghenen  echten  man  en  hefft  mach  mijt  on- 
kuesheijt  haers  lijues  haer  lijMck  ere  breken ,  mer  hoer  recht 
yerlijst  sij  daer  nijet  mede  noch  hoer  goet." 

Terwijl  aan  het  slot  van  den  titel  de  cynische  spreuk  ge- 
lezen wordt: 

ffGéidt  dat  stom  ys,   Maket  recht  dat  krom  ys. 

Dit  Handschrift  komt  in  tal  van  afschriften  voor,  zoodat 
het  verre  van  moeijelijk  is  er  een  exemplaar  van  te  bekomen. 
Nataurlijk  is  het  eene  naauwkeoriger  dan  het  andere  en  ook 
heeft  de  tijdelijke  bezitter  er  dikwijls  plaatselijke  bepalingen 
of  aanhalingen  uit  andere  regten  aan  toegevoegd,  welke  ma- 
ken dat  het  eene  handschrift  uitvoeriger  is  dan  het  andere.  ^) 
Baeer  heeft  van  die  verzamelingen  veel  gebruik  gemaakt, 
zoowel  voor  den  tekst  van  sommige  landbrieven ,  waarvan  hij 
het  oorspronkelijke  niet  vinden  kon ,  als  voor  die  minder  om- 
vangrijke, dikwijls  ongedagteekende  regtsbepalingen ,  welke 
nu  eens  aan  Overijsselsche  judidalen,  dan  weder  aan  den 
Saxenspiegel  of  aan  regtboeken  van  naburige  streken  ontleend , 
in  ons  gewest  eenig  gezag  plagten  te  hebben. 

Hij  heeft  intusschen  evenzeer  als  'Winhoff  vele  stukken 
dier   compilatie  ongebruikt  gelaten,    welke  echter  voor  een 


O  Ik  doorliep  de  volgende  exemplaren,  waarvan  echter  Bommige  niet 
van  den  opgegeven  titel  voorzien  z\jn:  2  in  de  bibliotheek  der  Vereen, 
tot  beoef.  v.  Ov.  regt  en  gesch.  ( No.  6  en  72  \  waarvan  het  eene  van 
Kamper  oorsprong,  het  andere  voora^egaan  door  het  oude  stadregtvan 
Deventer;  2  in  de  Gonvemements-bibliotheek  (No.  851  en  852);  3 
in  m^n  eigen  bezit,  waarvan  een  vermengd  met  Geldersche  regten;  1 
in  de  Bibliotheek  van  de  Maatsch.  der  Ned.  Letterk.  te  Leiden;  1  in 
het  bezit  van  Mr.  J.  C.  Bysterbos;  1  in  het  archief  van  het  Grooteen 
Voorster  Gasthnis  te  Deventer. 

Voorts  is  het  mij  bekend,  dat  er  zich  afschriften  bevinden  op  het 
Hoit  Almelo,  in  de  academische  bibliotheek  te  Groningen,  in  de  ste- 
dd(pw  archieven  te  Deventer,  Zwolle  en  Kampen,  enz. 


116 

groot  deel  reeds  door  anderen,  vooral  door  Dombar  in  zijne 
Analecta  uitgegeven  waren.  In  meer  dan  één  opzigt  hebben 
de  genoemde  handschriften,  desniettegenstaande  hunne  be- 
langrijkheid nog  niet  verloren ,  zooals  uit  de  volgende  aantee- 
keningen  blijken  zal. 


Het  meest  komen  natuurlijk  die  stukken  in  aanmerking , 
welke  tot  dus  ver  nergens  a%edrukt  werden.  Als  zoodanig 
noem  ik  in  de  eerste  plaats  hetgeen  in  nagenoeg  alle  exempla- 
ren ,  die  ik  onder  oogen  kreeg ,  voorkomt  aangaande  de  wijze 
waarop  oudtijds  de  wasteekens  gebragt  werden. 

Wanneer  men  in  de  Nije  Eeformatie  op  den  Landbrief  van 
Bisschop  David  van  Bourgondie,  begonnen  onder  Greorge 
Schenck  en  geëindigd  onder  Maximiliaan  van  Egmond  in  1541, 
leest,  dat  voortaan  de  wasteekens  door  de  panders  gebragt 
zullen  worden  (Eacer,  Ov.  Gred.  III.  266),  dan  doet  men 
onwillekeurig  de  vraag:  door  wie  geschiedde  dit  dan  vóór 
dien  tijd?  En  te  vergeefs  zoekt  men  bij  Eacer  en  Winhoff 
naar  het  antwoord. 

Het  is  te  vinden  in  de  Judicialen ,  o.  a.  in  de  stelling,  in 
1500  door  eenige  der  huisgenooten  van  Colmschate  uitgespro- 
ken, dat  zij  als  zijnde  in  het  bezit  van  bodgoederen 
niet  gehouden  waren,  evenals  de  overige  huisgenooten  bij 
te  dragen  in  zekeren  omslag,  op  grond  dat  zij  bij  dag  en 
nacht  Mijns  Heeren  wasteekenen  dragen  moesten,  eene  stel- 
ling, welke  in  de  kamerklaring  als  juist  aangenomen  is  (zie 
Tijdrek.  Klister  op  het  Overijss.  archief  V.  119 ,  122  ).  Waren 
zij  dus  aan  den  eenen  kant  belast  met  de  taak  om  de  met 
een  wassen  zegel  bekrachtigde  dagvaardingen  voor  de  Hooge 
Bank  aan  de  gedaagden  te  brengen,  aan  den  anderen  kant 
waren  hun  als  emolumenten  zekere  vrijdommen  toegestaan. 

De  beteekenis  van  dien  nasun  van  bodgoederen  behoeft  men 


117 

niet  verre  te  zoeken,  want  de  personen  met  het  brengen  der 
wasteekenen  belast  komen  herhaaldelijk  voor  onder  den  naam 
van  boden.  Zoo  getuigt  Heijne  de  bode  van  Markelo  in 
1384  onder  eede,  dat  hij  de  wasteekens  gebragt  heeft  aan 
Pelgrim  Sticke ;  Johan ,  de  bode  te  Hellen  do  om  in  hetzelfde 
jaar,  dat  hij  aan  Henrik  Schaep  en  Berend  den  Koden  de 
2  eerste  wasteekens  aUeen,  het  derde  met  twee  dienstmannen 
gebragt  heeft.  Werner  de  bode  zweert  in  1406,  dat  de  was- 
teekens op  den  regten  tijd  gebragt  zijn  in  den  Heringhof  te 
Fleringen  en  ten  Hage.  Denkelijk  behoorden  ook  Godiken 
de  bode,  die  in  1381  als  procurator  gebruikt  werd,  Dirk  de 
bode,  die  in  1383  als  zoodanig  (te  Goor?)  dienst  deed, 
en  Albert  de  bode  van  Vil  stèren,  die  in  1423  onder 
gerigtsluden  voorkomt,  tot  deze  soort  van  ambtenaren.  (Zie 
Tijdr.  E^.  II.  135,  268.  Aanhangsel  bl.  36,  97,  105  — 
108). 

Dat  deze  boden  geene  willekeurig  gekozen,  maar  zekere 
bepaalde  personen  waren,  voor  wie  het  gebied  afgebakend 
was,  binnen  hetwelk  zij  fungeerden,  blijkt  uit  de  lijst  in 
onze  handschriften,  aan  het  hoofd  waarvan  gelezen  wordt: 

f/De  wasteickene  van  onsen  heren  nemen  will  of  nijmpt 
dat  sall  he  laten  teijkenen  in  ons  heren  register,  oeuer  vier- 
tijen  dagen  darna  so  sall  he  dat  ander  nemen  ende  laten  des- 
gelix  teijkenen  ijn  mijns  heren  register.  Ouer  viertijen  dage 
dar  na  sall  he  dat  derde  nemen  ende  laten  oick  teijkenen 
ijn  mijns  heren  register  ende  dat  de  man  de  wasteickene 
brencht  ten  darden  maill  twe  dienstmanne  bij  nemen  als  he 
de  wasteicken  ijn  dat  gueth  brencht  daert  ijn  wesensallmer 
de  twe  eirsten  mach  he  alleine  brengen  ende  ouer  viertijen 
dage  na  dat  leste  wasteicken  sulle  beide  partijen  komen  vor 
onsen  heeren  jnden  als  he  an  dese  sijde  der  ijssell  is  ende 
doen  aldaer  ansprake  ende  antworde  ende  we  alsdan  nijet 


118 

ijnkompt   wort   yellich   gewesen  ende  woert  ijn  m^ns  heren 
register  geteickent. 

;/£nde  dat  salmen  to  sien  dat  de  drije  viertijendago  altoes 
werkeldage  sijnt  off  de  wasteickens  gaen  weder  te  nijethe/' 

Deze  bepaling  strookt  wat  den  inhoud  —  niet  wat  den 
Torm  —  betreft  geheel  met  den  2*"  Landbrief  van  David  van 
Bourgondie.    Verder  leest  men  in  het  HS. : 

//Jtem  yn  dem  kerspell  van  Zwolle  to  Westenholte  des 
Hueueners  guet  dat  Nenne  to  behoort  brengetde wastei- 
kene  yn  dat  gerichte  van  Hasselt 

Jtem  noch  to  Westenholte  des  Houeners  guet  dat  Claes 
van  Tttersum  tobehoert  brenget  de  wastekene  to  Sallick 
ende  Camper  veen. 

Jtem  yu  dem  kerspell  van  Zwolle  totWytman  Boloffs 
guet  opt  velt  dat  Claes  van  Yttersum  tobehoert  brenget 
de  wastekene  yn  dat  kerspell  van  Zwolle  ende  yn  D  a  1  f  s  e  n. 

Jtem  yn  dem  kerspell  van  Wye  ynder  buyrschup  van 
Wechterlholter  marke  dat  erve  ter  Beeck  dat  Johan 
van  Merlen  tobehoert  brenget  dat  wasteken  yn  dat  kerspell 
van  Wye  ende  van  der  Heyne. 

Jtem  yn  dem  kerspell  van  Vmmen  in  der  buyrschup  van 
Arien  dat  guet  to  Waermboidingk  dat  Johan  Schulte 
tobehoert  brenget  de  wasteken  yn  dat  kerspell  van  Vmmen 
ende  van  ende  vp  der  Ouer  reest. 

Jtem  yn  dat  kerspel  van  Hardenberge  in  der  buyrschup 
van  Colner  (CoUendoom)  Luy dekens  guet  brenget  de 
wastekene  anden  kerspell  van  Hardenberge  van  Hemis 
Gramsberge. 

Jtem  ym  kerspell  van  Raelte  inder  burschup  van  Buetele 
dat  guet  van  Duerloe  dat  Hendrick  Andriess  tobehoert 
brenget  die  wastekene  yn  dat  kerspell  van  Kaelte  ende  van 
Hellendoren. 


119 

Jtem  ym  kerspell  van  Deaenter  yn  der  buyrschap  van 
Bele  dat  gaet  ter  Haer  is  eyn  boetguet  ende  hoert  Hen- 
riek  yan  Yttersmn  ende  brenget  die  wasteken  int  kerspel  van 
Deuenter. 

Jtem  yn  der  seiner  buyrschap  gerichte  yn  der  buyrschap 
van  Tyone  ende  Banden...." 

Jammer  is  het  dat  deze  lijst  on  volledig  is;  dit  blijkt  reeds 
uit  de  wijze  waarop  zij  b\jna  overal  afgebroken  is  met  open- 
lating eener  onbeschreven  halve  bladzijde;  bovendien  bevat 
zij  alleen  Sallandsche  bodgoederen.  Tot  aanvulling  kan  ik  er 
op  wijzen,  dat  in  1490  het  ^/horige  botgoed"  geheeten  het 
Grote  Hegelhuis  in  de  buurschap  Berghuizen  (kerspel 
Oldenzaal)  door  den  Bisschop  voor  25  jaar  verpacht  werd 
aan  Gerrit  ten  Hamme,  Eigter  te  Oldenzaal.  (Tijdr.  B^. 
Aanh.  bl.  450).  Gt)ederen  onder  den  naam  van  '^/des  Boden- 
huis"'  komen  meermalen  voor,  o.  a.  in  de  buurschappen  Bot- 
men,  Hilten,  Ypelo,  enz.  (Zie  Tijdr.Beg.  IV.  61,  116,  130, 
166,  174,  274)  en  te  Albergen  wordt  een  erve  aangetroffen 
onder  den  naam  van  de  Bode  of  ter  Boden.  Doch  ik  durf 
niet  beweren  dat  dit  alle  bodgoederen  waren. 

Naar  ik  geloof  is  echter  het  bewijs  voldingend  geleverd, 
dat  in  geheel  Overijssel  dezelfde  toestand  aanwezig  was  als  te 
Colmschate,  althans  in  zooverre,  dat  aan  eenige  bepaalde  er- 
ven de  taak  van  het  brengen  der  wasteekenen  oudtijds  ver- 
bonden was.  De  lusten  die  daartegenover  stonden  kunnen 
alleen  verschild  hebben. 

De  exemplaren  van  ons  handschrift,  die  ik  ter  inzage  had, 
waren  byna  alle  van  Zallandschen  oorsprong.  Niet  onmogelijk 
acht  ik  het,  dat  er  in  Twenthe  a£3chriften  te  vinden  zijn, 
waann  eene  lijst  van  de  daar  aanwezige  bodgoederen  voor- 
komt. 


120 

Bekend  is  het  merkwaardige  charter  van  1420,  waarbij 
Egbert  Jonker  te  Almelo  en  Elizabeth  van  Voorst,  Jonkvrouw 
te  Almelo,  echtelieden,  aan  de  Buren  van  Vriezeveen  zekere 
regten  gaven  en  tevens  hun  hunne  pligten  voorschreven.  Men 
kan  het,  behalve  in  de  geschreven  landregten,  vinden  in  het 
2'  deel  van  Dumbars  Analecta,  bl.  415  —  423  en  achter 
de  Deductie  van  de  rechten  en  gerechtigheden  der  heer- 
lykheid  Almelo  (door  Schrassert  vervaardigd)  bl.  142 — 151. 
In  het  voorbijgaan  zij  hier  opgemerkt,  dat  beide  uitgaven 
dezelfde  fouten  bezitten,  welke  gezuiverd  kunnen  worden 
door  eene  vergelijking  met  N*.  14748  (26  Junij  1630)  der 
Losse  Stukken  op  het  Provinciaal  Archief  van  Overijssel. 

Eene  niet  onbelangrijke  bijzonderheid  echter,  welke  tot 
dusverre  onbekend  bleef,  is  deze,  dat  dezelfde  regten  reeds 
in  1364  aan  de  buren  van  het  Vriezeveen  verleend  werden 
door  Evert  van  Hekeren,  Jonker  te  Almelo  en  Jonkvrouw 
Bathe  diens  vrouw. 

Het  begin  van  die  acte  luidt:  ;/Jn  Godes  namen  amen. 
Opdat  de  dinge  die  daer  schien  in  der  tijt  mijt  der  tijt  niet 
en  vergaen.  Soe  ist  wal  billick  ende  moghelick  dat  die  dinge 
daer  macht  an  leghet  datmen  die  mijt  Scrifte  ende  mijt 
Breuen  con£rmere  ende  stedighe.  Hijromme  soe  doe  jck  Euert 
van  Heker  ende  Juncker  toe  Almelo  ende  Juncfrouwe  Bathe 
mijn  echte  wijff,  een  recht  eruend  der  heerscap  van  Almelo 
Allen  kristenen  luden  verstaen  Ende  betughen  openbaer  mijt 
desen  Breue.  dat  wij  bij  raede  onser  Borchmannen  omme  son- 
derlinge  lieue  die  wij  toe  den  vene  hebben,  ende  toe  den 
Buren  die  nv  op  den  vene  wonet,  ende  noch  hijr  nae  op 
wonen  sollen ,  ende  oec  opdat  dat  voersz  vene  ghebetert  werde, 
Soe  hebben  wij  hem  dessen  Brief  ghegheuen  als  in  woerden 
die  hier  nae  bescreuen  staet."  enz.  Verder  komt  de  inhoud 
geheel  overeen  met  den  brief  van  1420,  doch  het  slot  ver- 
schilt natuurlijk  en  luidt: 


121 

;/dat  wi*  ende  onse  naecomeiingen  bouen  desse  dinge  ende 
voerwoerde  die  hijr  voere  ghescreuen  staet  niet  meer  van  eijs- 
schen  en  sollen  wesen  noch  begheren  Al  arghelist  die  men 
in  desse  Breue,  dat  sij  van  zeghelen  offte  van  anderen  sae- 
ken  mach  vinden  h^r  nae  alinges  wtghesproken.  Hijr  an  ende 
ouer  hebben  geweset  Johan  van  Beuervoerde  Hughenzoene, 
Maoricius  van  Almelo  Bruenszoene,  Herman  van  Peijsie, 
Amold  van  Eghene,  Albert  van  den  Reue  Borchmanne  tot 
Almelo  Ende  ander  guder  lude  ghenoech.  Jn  ene  Oerkunde 
ende  vestenisse  alle  desser  voersz.  dinge  soe  hebben  wij  Ëuerd 
van  Heker  ende  Juncker  toe  Almeloe  ende  Juncfrouwe  Bathe 
een  recht  eruend  der  heerscap  van  Almelo  voergen.  onse  Jn- 
ghezegele  an  dessen  breeff  ghehangen  Ghegheven  ende  ghe- 
schien  Jnt  iaer  onses  heren  Dusent  dree  hondert  vier  ende 
sesüch  Op  sunte  Johans  dach  Baptiste  die  ghehieten  is  toe 
Midden  zomer/^ 

Deze  brief  is  dos  ouder  dan  de  bekende  landbrief,  in  1365 
door  Bisschop  Jan  van  Yemenborg  a»i  Twenthe  verleend. 
Intnsschen  volgt  daaruit  nog  niet,  dat  gene  regten  ouder 
dan  deze  waren,  want  de  Bisschop  stelde  geen  nieuw  regt 
bij  dien  landbrief  vast,  maar  bragt  alleen  de  bestaande  reg- 
ten op  schrift  en  bevestigde  ze  voor  het  vervolg. 

Het  zoude  mij  niet  verwonderen  indien  het  charter  van 
1364  in  sommige  afschriften  van  den  bundel  met  landregten 
aangetroffen  werd.  Tot  dusver  vond  ik  het  echter  alleen  in 
Hs.  N*.  CLn  van  de  Bibliotheek  der  Koninklijke  Acade- 
mie, als  bijlage  tot  eene  procedure  tusschen  den  Heer  van 
Almelo  en  de  Vriezeyeners  gevoerd  (in  de  15'  eeuw,  naar 
het  schijnt)  aangaande  den  uitleg  van  het  stuk  van  1420. 
Het  oorspronkelijke  schijnt  verloren  gegaan  te  zijn. 


BIJDR.  nii  9 


122 

Eene  der  oudste  bepalingen ,  welke  men  in  het  Handscbrifi 
aantreft,  is  die  van  1323,  omtrent  het  heffen  van  tienden. 
Racer  heeft  dit  ordel  afgedrukt  in  de  voorrede  voor  het  1*  deel 
zijner  Overijss.  Gedenkstukken.  Bovendien  treft  men  het  aan 
in  het  Boek  van  Eechten  der  stad  Kampen  fol.  47.  Doch 
Racer  heeft  als  dagteekening  //des  sonnedages  na  onser  Lieve 
Vrouwen  Catrinen,"  het  Boek  van  Rechten  ,/des  sonendaghes 
na  onser  vrouwen  misse  der  lateren",  terwijl  ik  in  de  meeste 
exemplaren  vind  //des  soendages  na  onser  liever  vrouwen  na- 
tivitatis",  in  enkele  //na  onser  vrouwen  lateren".  En  evenals 
de  dagteekening  verschilt  ook  de  tekst  onderling ,  hoewel  blijk- 
baar allen  afschrift  van  hetzelfde  ordel  zijn.  Zoo  luidt  het  b.  v. 
in  een  handschriftje  in  12^  getiteld:  //Hierna  volgen  die  lant- 
rechten  van  Oueryssel  anno  1551.  Johan  vann  Bloijs",  aanwe- 
zig in  de  bibliotheek  van  de  Maatschappy  der  Nederlandsche 
Letterkunde  te  Leiden  fol.  59  v^.,  als  volgt: 
//Van  Thienden. 

//In  den  iaren  ons  heren  1323  des  soendages  na  onser 
lieuer  vrouwen  nativitatis  doe  quam  toe  Spoelderberge  Johan 
van  Diest  Bisscop  Twtrecht ,  man  ende  dienstman ,  stede  ende 
gemeene  Landt  ende  daer  vraechde  een  ordel  Alfer  van  der 
Schueren  een  gemeen  lantordel.  Een  Man  die  Thienden 
schuldich  is  toe  geven  ende  sljn  saedt  is  rede,  woe  hijt  sijnen 
tentheren  sal  doen  weten?  Ende  dat  ordel  worde  gevraeget 
Engbert  vander  Gemer  ende  hij  deeldet  aldus.  Dat  die  man 
sijn  tentheren  dree  mael  sal  toe  weten  doen ,  ende  dat  mach 
hij  doen  dreewerve  in  eenen  dage ,  ende  vertent  hij  dan  niet, 
soe  sal  hij  neemen  twee  van  sijnen  nabueren  ende  vertienden 
hem  selven  ende  setten  opten  tienden  gast  een  groen  rijseken. 
Voert  meer  sal  hij  see  hoeden  dree  dagen  ende  dree  nachten 
voer  sijn  selves  vee  ende  voer  anders  nijmants." 

De   laatste  vier  niet  onbeduidende  woorden  zijn  bij  Racer 


128 

weggelaten,  evenals  in  sommige  afschriften,  welke  ik  raad- 
pleegde. Het  Boek  van  Becbten  heeft  ze  echter  en  in  N^.  72 
der  bibliotheek  van  de  Overijss.  Vereeniging  leest  men:  ^/voir 
niemantz  anders  vee  off  qaick^\  (Dit  laatste  woord  zal  wel 
,,guet"  moeten  zijn). 

Uit  dit  voorbeeld  kan  men  zien,  dat  hetgeen  door  Eacer 
a%edrukt  is,  daarom  nog  niet  stellig  naar  den  besten  tekst 
uitgegeven  is,  ofschoon  men  op  zijne  lezingen  in  den  regel 
beter  kan  afgaan,  dan  op  die  van  Dumbar's  Analecta,  welke 
somtyds  vrij  wat  te  wenschen  overlaten. 


Een  formulier,  dat  ik  slechts  eenmaal  aantrof,  en  wel  in 
een  bundel,  die  wel  niet  den  boven  opgegeven  titel  draagt, 
maar  waarvan  toch  de  inhoud  daarmede  ten  deele  overeen- 
stemt,   is  het  volgende: 

ifk,  off  een  here  etc. 

;/Wij  laten  v  weten  ende  beuelen  ernstliken  dat  g\j  den 
Burgermeisteren  Scepen  ende  Eait  der  stat  van  A.  onsen  lie- 
uen  vrijnden  behulplick  ende  vorderlick  sijnt  mit  des  hilligen 
richte8(rickes?)rechto.  S.  etc.  voer  op  indes  oers  ballingen  we 
tljt  sij  des  van  v  versumen  ende  begeren  Endes  wes  rechten  gij 
daer  ijnne  vordert  des  wille  wij  v  gestendich  wesen  ende  dat 
willen  wij  oick  gehalden  hebben  des  en  laet  nljet  want  dat 
onse  ganse  wille  ende  beuele  is  Geschreuen  besegelt  ende  ge- 
sloten Ende  dar  buijten  opschreuen  stont  aldus  Dit  en  sali 
nemant  lesen  dan  de  vedemschepen  is.'^ 

Het  komt  voor  op  fol.  47  van  Hs.  A.  in  het  archief  van 
het  Groote  en  Yoorster  Gasthuis  te  Deventer.  Naar  het  mij 
toeschijnt  is  het  onnaauwkeurig  afgeschreven  en  daardoor  niet 
duidelijk.  Ware  het  met  een  ander  afschrift  te  vergelijken, 
ssoo  zoude  het  welligt  in  belangrijkheid  en  duidelijkheid  winnen. 


9* 


124 

In  het  1'  deel  der  werken  van  het  Groningsch  genootschap 
^/Proexcolendojure  patrio"  komt  eene  verhandeling  voor  over 
het  Ueimael ,  naar  aanleiding  der  in  de  bundels  met  Overijs- 
selsche  landregten  beschreven  manier  van  procederen  in  cri- 
minele zaken.  Een  dergelijk  voorschrift  omtrent  de  wijze  van 
procederen  in  civiele  zaken ,  aldaar  niet  uitgegeven ,  trof  ik  aan 
in  het  bovenvermelde  handschrift  van  de  Maatsch.  der  Ned» 
Letterkunde,  fol.  60  v°.  e.  v.  Het  is  belangrijk  genoeg  om 
eene  uitgave  te  verdienen,    waartoe  ik  het  hier  volgen  laat: 

;/Woe  een  Richter  an  dat  recht  coemen  sal. 

//Item  een  Richter,  als  hij  tusschen  sijn  beide  coernoeten 
sidt,  soe  sal  hij  eene  van  die  bijden  gerichte  staen  vragen 
Johan,  Peter,  etc.  Isset  een  tijt  dat  ick  richten  ende^hich- 
ten  mach?  Soe  wijset  die  man,  Heer  Richter  isset  u  lieffdat 
ick  een  voerraem  doe,  Soe  secht  die  Richter,  Jae.  Soe  secht 
die  wijser,'  Want  ghij  die  macht  hebt  van  den  heren  ende 
die  tijt  van  den  dage,  ende  den  parthien  toe  wille  is,  ende 
mit  een  ordel  bewaert  hebt,  Soe  wijse  ick  dat  ghij  ghichten 
ende  richten  moegen.  Soe  secht  die  Richter,  soe  doe  ick  als 
daer  gewesen  is  ende  spanne  mijn  bancke  mit  mijnen  Coer- 
noeten, verbiedende  onlust  ende  scheltwoerden  bij  mijns  G. 
H.  boete  als  eenen  olden  schilt,  ende  dat  daer  nijmant  en 
spreke  dan  mit  sijn  behoerlicken  voersprake  ende  nemedaer- 
toe  orconde  beijde  mijn  Coernoeten  om  toe  sien  ende  toe  hoe- 
ren wes  in  den  gerichte  geschiet. 

//Item  noch  secht  die  Richter  N.  ick  vrage  U  een  ordel , 
off  mij  die  middach  toe  oon  vielle  off  ick  oock  die  sonne  toe 
bate  mach  nemen;  Soe  wijst  men  Heer  Richter,  nadenmael 
dat  ghij  dat  mit  een  ordel  bewaert  hebt  soe  wijse  ick  dat 
ghij  op  den  namiddagh  soe  wel  als  op  den  voermiddagh  richten 
ende  ghichten  moegen. 

//Item  oft  quaet  weer  were   ende  binnen  dakes  dat  recht 


125 

holden  moste  Soe  sal  die  Bichter  als  hij  die  banck  gelljck 
voersz.  bestedet  heft  een  ordel  vragen  N.  ick  vrage  U  een 
ordel,  off  ick  soe  wel  binnen  daeckes  als  daer  buitenlichten 
ende  ghichten  mach.  Soe  wijst  men  nadenmaele  dat  ghij  dat 
mit  een  ordel  verwaert  hebt,  ende  den  parthien  toe  wille  is, 
dat  ghijt  doen  'moegen.  Dan  secht  die  Eichter:  Heft  daer 
ijmant  toe  doene,  die  spreke,  Soe  bidt  men  om  een  voe]:- 
sprake  Soe  secht  die  Eichter  ick  gonnet  u. 

//Item  soe  sal  die  Bichter  stille  sitten  ende  sal  niet  spreken, 
ende  bestaden  die  ordelen,  als  anspraecke  ende  antwoert 
beijaet  is  ende  b^eert  sijnt. 

//Item  ghien  Eichter  sal  van  eenre  saecken  ordel  ouer  ordel 
dingen  laten ,  dat  eens  int  ordel  gecoemen  is ,  anders  en  solde 
dat  recht  nummer  ende  neemen. 

//Item  een  Eichter  moet  lijden  alle  wedersproecken  ordelen, 
dat  men  sie  wedersproecke,  die  men  mit  rechte  wederspre- 
ken macL  Item  die  dat  weder  sproecken  heft,  wort  hem  dat 
ordel  toe  nae  geclaert,  heft  gebroecken  den  schuiten  een  ol- 
den  schilt. 

//Woemen  een  voorsprake  voer  die  banck  mit 
ordel  ende  recht  wijnnen  sal. 

ffïieer  Eichter  ick  bidde  u  om  een  voerspraecke  soe  sal  die 
Eichter  seggen  ick  gonnet  u.  Ick  bidde  om  Jan  Peter  Claes 
etc.  Die  Eichter  sal  seggen  ick  gonnen  u.  Dan  sal  die  voer- 
spraecke seggen.  Heer  Eichter  isset  u  lieff  dat  ick  N.  woe 
hij  kerstelyke  genoemt  is,  ^ijn  woert  holden  mach?  Soe  sal 
die  Eichter  seggen  ick  gonnet  u.  Soe  vrage  ick  een  ordel, 
off  ick  N.  niet  en  vertaelde  als  hem  nutte  ende  orber  were, 
woe  mennichmale  dat  hij  hem  vertalen  mach  mit  mij  off  mit 
eenen  anderen,  die  hem  helpe  tot  sijnen  gueden  Eechte  Soe 
wordt  gewijset,  mitten  eenen  mitten  anderen  mitten  derden 
vorart  te  varen.  Soe  vraget  die  voorsprake  een  ordel  Hoe  men- 


126 

nich  voerordel  dat  hij  mit  rechte  hebben  mach  Soe  wordt 
gewijset  dat  eene  als  dat  andere.  Soe  vraget  die  voersprake 
een  ordel  of  hij  in  sijn  woert  gecoemen  is  als  recht  is  hue- 
den  toe  dage  N.  soe  toe  vertaelen  ende  te  helpen  tot  sijnen 
gueden  rechte.  Soe  wordt  gewijset  Want  hijt  mit  een  ordel 
verwaert  heft,  dat  hij  dat  wel  doen  mach.  Soe  vraeget  die 
voersprake  en  ordel,  Heer  Richter  off  ons  God  hulpe  tot  onsen 
gueden  rechte  waer  sullen  wij  onse  onkosten  waer  neemen. 
Soe  wort  gewijset  weel  den  eenen  schaden  crijget  die  crijget 
oeck  ende  hefft  den  anderen." 


De  verzameling  van  landregten   is   kennelijk   bijeengebragt 
voor  den  tijd,  dat  het  Komeinsche  regt  in  ons  gewest  in  zwang 
kwam,  immers  nagenoeg  geene  enkele  R.  R.etijke  bepaling 
wordt  daarin  geciteerd.    £ene  der  weinige  is  deze: 
,/Van  Ymen  Recht. 

ffltem  een  yme  is  van  natuyren  wilt ,  wije  die  iersten  vint 
mach  hem  hebben,  inden  dat  die  gene  den  die  yme  toebe- 
hoert  nijet  en  volget,  Ende  wanneer  hem  die  Yme  wt  den 
ogen  ys,  so  is  hije  des  ymen  quijt,  Ende  ist  saicke  dat  die 
yme  vlocht ,  in  eens  mans  vrucht ,  ende  hem  dat  nijet  verba- 
den en  wort  van  den  ghenen  den  die  grunt  sijneys,  somag 
hije  den  yme  nae  hem  nemen ,  Ende  wort  hem  die  gront  ver- 
baden van  den  genen,  den  die  gront  toebehoert,  so  sal  hije 
van  sijnen  gronde  bliuen." 

Het  tijdstip  der  invoering  van  het  R.  R.  laat  zich  natuur- 
lijk niet  met  juistheid  bepalen ,  omdat  het  niet  op  eens  maar 
allengs  gezag  gekregen  heeft.  ^)  Toch  kan  men  eenigermate  den 


')     Vgl.  Westenberg,    Diss.    de    asa   joris  Komani  in  Transisalania. 
Hard.  1788. 


127 

tijd  bepalen.  Immers  in  1544  begon  zekere  medicus  Hen- 
riek  van  Dillenbarch  ^)  te  Deventer  onderwijs  in  de  In- 
stituten te  geven  en  in  de  Beizeboeken  dier  stad  vindt  men 
onder  het  verhandelde  op  eene  bijeenkomst  van  afgevaardig- 
den der  drie  steden  te  Windesheim  op  14  Mei  1552,  opge- 
teekend:  ^/die  van  Campen  voorgegeven  van  enigen  rijcken 
luden,  die  latijnsche  consultatiën  overgeven  ende  leges  alle- 
gieren,  die  andere  seggen,  dat  men  plat  duetsch  solde  schrij- 
ven ende  s^gen ,  en  gevraget  woement  in  Deventer  en  Zwollen 
dairmede  holt ,  geantwort ,  dat  men  allen  man  behoort  te  horen 
woe  hem  geliefft,  dan  behoort  nae  lantrecht  en  stadrecht  ge- 
wesen  te  werden  dar  special  lantrecht  en  stadrecht  is,  anders 
nae  Keiserlicke  recht/' 

Dat  men  hier  onder  het  keizerlijke  regt  het  Eomeinschete 
verstaan  heeft,  maar  niet  de  Saxenspiegel,  die  ook  wel  onder 
dien  naam  pleegt  aangehaald  te  worden,  meen  ik  hieruit  te 
mogen  afleiden,  dat  er  vooral  sprake  is  van  latijnsche 
citaten.  Waarom  bij  voorkeur  rijke  lieden  zich  daarop  berie- 
pen, is  niet  duidelijk;  slechts  als  bij  gissing  zoude  ik  dat 
aldus  willen  iverklaren:  de  bekendheid  met  het  B.  B.  werd 
destijds  aan  de  buitenlandsche  hoogescholen  opgedaan  en  al- 
leen vermogende  jongelieden  gingen  promoveren  aan  buiten- 
landsche academiën. 

De  leeftijd  van  ons  handschrift  laat  zich  uit  het  gezegde 
reeds  eenigzins  bepalen.  Bovendien  is  dit  mogelijk  door  de 
omstandigheid,  dat  het  blijkbaar  ouder  is  dan  Winhoff  (1559) 
en  jonger  dan  1546.  Immers  het  Hs.  haalt  Winhoff  nergens 
aan,  maar  omgekeerd  is  het  verre  van  onwaarschijnlijk,  dat 
hij  uit  het  Hs.  geput  heeft.  Dat  het  jonger  dan  1546  is  volgt 
uit  het  feit,  dat  eene  reformatie  uit  dit  jaar  als  het  jongste 
stuk  aan  het  slot  pleegt  aangetroffen  te  worden.        v.  d. 

*)    Zie  over  hem  ook  Over\j88.  Alm.  1851,  bl.  93. 


FRANSCHE  UITGEWEKENEN. 


Welke  belangrijke  gevolgen  de  herroeping  van  het  Edict 
van  Nantes  in  meer  dan  één  opzigt  gehad  heeft  voor  ons  va- 
derland, dat  voor  zoo  velen  der  uitgeweken  Fransche  Protes- 
tanten een  toevlugtsoord  werd,  is  in  groote  trekken  uitmun- 
tend uiteengezet  door  M'^.  H.  J.  Koenen  in  zijne  G^chiedenis 
van  de  vestiging  en  den  invloed  der  Fransche  Ylugtelingen 
in  Nederland.  Schaarsch  zijn  echter  zijne  gegevens  geweest 
wat  Overijssel  betreft',  waarvan  hij  alleen  meldt,  dat  er  zich 
te  Zwolle  en  Deventer  vele  vlugtelingen   vestigden    (bl.  97). 

Wie  er  iets  meer  van  wenscht  te  weten,  hoe  zij  in  ons  ge- 
west ontvangen  werden,  welke  maatregelen  ten  hunnen  gun- 
ste in  Overijssel  genomen  werden,  en  wie  hunne  personen 
waren,  zal  ten  deele  bevredigd  kunnen  worden  door  de  vol- 
gende aanteekeningen ,  welke  ik  van  tijd  tot  tijd  bijeengeza- 
meld  heb. 

Tot  het  besluit  van  de  Generale  Staten  van  1  Febr.  1686 
om  ƒ  100.000  beschikbaar  te  stellen  tot  het  opnemen  van 
Fransche  officieren  in  ons  leger ,  heeft  Overijssel  evenzeer  me- 
degewerkt als  tot  dat  van  19  April,  om  nog  eene  som  voor 
datzelfde  doel  te  bezigen.  Dat  daarvan  eenigen  in  de  Over- 
ijsselsche  garnizoenen  geplaatst  zijn,  is  m.  i.  niet  twijfelach- 
tig. Immers  weldra  treft  men  menig  huwelijk  aan  van  Over- 
ijsselsche  juffers  met  officieren,  kennelijk  van  Franschen  oor- 
sprong. 

Was  het  getal  van  uitgeweken  officieren  groot,  dat  van  de 
predikanten  was   natuurlijk  ook  niet  gering  en  op  19  Maart 


129 

treft  men  dan  ook  de  volgende  besluiten  van  R.  en  St.  aan : 

Mons'.  d'Aroya,  gewezen  predikant  te  S**  Ü'ois,  begun- 
stigd met  12  dukatons. 

In  navolging  van  andere  provinciën  wordt  goedgevonden 
bij  provisie  6  predikanten,  om  de  religie  gevlugt  of  verdre- 
ven uit  Frankrijk,  aan  te  nemen,  namelijk  1  voor  Salland, 
1  voor  Vollenhove  en  1  voor  Twenthe,  te  plaatsen  waar  de 
Drosten  en  Edelen  zullen  goedvinden:  1  te  Deventer,  1  te 
te  Kampen  en  1  te  Zwolle,  en  wel  de  getrouwden  op  een 
tractement  van  450,  de  ongetrouwden  op  een  tractement  van 
350  Car.  gl.  >) 

Latere  besluiten  doen  ons  de  namen  van  eenige  dier  pre- 
dikanten kennen,  b.  v. :  5  April  168S:  Het  tractement  van 
Mons'.  B  OU  part,  Fransch  gevlugt  predikant  te  Gampen  van 
400  Car.  gl.  op  450  gebragt  en  Mons'.  Chaben  Fr.  pred. 
te  Zwolle  ook  te  gedenken. 

Maria  Naquens  cousine  der  vrouw  van  Mons'.  Stom- 
part, eergisteren  in  armoede  uit  Frankrijk  aangekomen, 
30  rijksdaalders  toegelegd. 

Op  verzoek  van  Mon'.  Lavergne,  Fr.  pred.  te  Deventer, 
om  subsidie  tot  lossing  van  59  vlugtelingen ,  die  met  de  pa- 
ketboot  van  Londen  naar  Botterdam  zich  bevonden ,  welke  het 
vorige  jaar  door  die  van  Algiers  genomen  was ,  worden  Gredepu- 
teerden  gemagtigd  in  overleg  met  andere  provinciën  te  handelen. 

Aan  de  dochter  van  Mons'.  Barain,  gevlugte  Fr.  pred.  te 
Amsterdam,  *)  uit  Langnedoc  over  Spanje  naar  Fonterobie  (?) 
en  van  daar  te  scheep  naar  Engeland  vertrokken;  doch  door 
die  van  Algiers  gevangen  genomen  en  op  borgtogt  gesteld, 
10  dukatons  geschonken. 


*)     De  Staten  vaa  Holland  stelden  het  op  ƒ  400  en  f  200.     (Koe- 
nen,  bl.  85). 

')    Komt  by  Wageoaar,  Beschrijv.  v.  Amst. ,  niet  voor. 


130 

Genoemde  besluiten  benevens  eenige  andere,  waarover  ik 
beneden  spreken  zal,  gaven  mij  aanleiding  tot  een  onderzoek 
naar  de  Waalsche  predikanten  in  ons  gewest,  en  bevindende 
dat  eene  lijst  daarvan  nergens  volledig  voorkomt ,  heb  ik  ge- 
tracht die  leemte  aan  te  vullen.  ')  Ik  b^in  met  de  oudste 
gemeente,  namelijk  die  van 

Kampen. 

Jean  de  la  Motte  ofJohannes  Lam o1  lus  pred.  bij 
de  Hollandsche  gemeente  te  Kampen  sedert  16  Mei  1595, 
(zie  Kampar  archief  n*.  3076)  werd  in  1596  tevens  tot  fransch 
predikant  aangesteld  op  een  tractement  van  150  ggl.  Op  15 
Aug.  1604  vertrok  hij  naar  's  Hage.  Op  2  Febr.  1604  wer- 
den m'.  Abel  Hillebrants  en  Johan  Joosts  te  Kampen  tot 
mombers  gesteld  over  Anneken  en  Cornelis,  zijne  kinderen 
by  zal.  Marijken  van  Hille.  Lamotius  f  te  's  Hage  9  Oct. 
1627  (zie  de  Eiemer  en  v.  d.  Aa). 

Jean  de  la  Haye  tot  pred.  bij  de  Fransche  en  Duitsche 
gemeente  ber.  26  Sept.  1604  (Kamper  archief  n^  3407);  in 
1609  ber.  naar  's  Hage. 

Daniel  Pipard  1609—1640.  In  1613  werd  zijn  trac- 
tement van  200  op  300,  in  1615  op  400  ggl.  gebragt.  In 
1620  volgde  hij  Marcus  Gualtherus  als  Rector  der  Latijnsche 
school  op  en  genoot  een  gezamelijk  tractement  van  800  gl. 
In  1628  echter  werd  dat  van  predikant  van  540  tot  650  gl. 
verhoogd,  waarbij  in  1632  nog  12  pond  groot  voor  een  slagt- 
beest  gevoegd  werd,  terwijl  het  in  1633  op  700  gl.  gebragt 
is.  Hij  f  1651  (zie  ovfer  hem  de  Navorscher).  Wegens  zijne 
ziekelijkheid  vergunde  de  Begering  in  1640  een  tweeden  pre- 


*)  Het  volledigst  is  nog  de  lijst  achter  de  Régléments  g^uéraux  et 
particuliers  k  Tasage  des  églises  Wallonaes,  doch  z^  laat  nog  al  tewen- 
schoQ  over. 


131 

dikant  op  250  gl.  te  benoemen.  ALs  zoodanig  trad  in  dienst. 

Jacques  du  Pré  1640 — 164. ,  die  in  1644  nog  25  gl. 
huishuur  boven  zijn  tractement  ontving. 

Abraham  de  Mory  16..  — 1646. 

Claude  Benjamin  Carpentier  ber.  1650,  volgde  bij 
den  dood  van  Pipard  (1651)  dezen  als  Eector  op,  doch  ver- 
trok 1673  naar  Dordrecht. 

Fabrice  de  la  Bassecour  ber.  1674,  emer.  1715,  f 
1727.   Zie  over  hem  v.  d.  Aa. 

Isaac  d'Arroja  of  Dorrya  of  a  Royal,  vroeger  pred. 
te  S**  Pois  in  Guyenne,  naar  Holland  gevlugt,  ber.  1686 
(rie  Koenen,  bl.  398)  f  1715. 

Boupart  gevlugt  uit  Frankrijk  (zie boven),  mo- 
gelijk dezelfde  als  JeanBompard,  vroeger  pred.  te  Cha- 
tillon  sur  Loire,  vermeld  bij  Koenen  bl.  396.  Benoemd  1687* 
Wegens  het  toenemen  der  Fransche  gemeente  werd  in  1688 
besloten,  dat  voortaan  ook  des  Donderdags  morgens  gepredikt 
zoude  worden. 

[ Tirondet  uit  Frankrijk  gevlugte  predikant,  die 

zich  tot  dus  verre  te  Deventer  ophield,  vestigde  zich  1695 
te  Kampen.  Hij  genoot  van  de  provincie  450  gl. ,  waarbij 
Kampen  in  1697  100  gl.  voegde,  doch  zonder  daar  in  dienst 
te  zijn.  Eenigen  tijd  later  trok  hij  naar  elders,  om  een  be- 
staan te  vinden,  doch  keerde  1705  naar  Kampen  terug  en 
verzocht  op  nieuw  de  100  gl. ,  die  hem  echter  nu  geweigerd 
werden,  op  grond,  dat  hij  de  stad  eigendunkelijk  verlaten  had.] 

Gabriel  D'arroya  of  Dorrya  volgt  in  1715  zijnen 
vader  Isaac  op  en  f  1724. 

[George  Chaufepied  proponent,  op  525  gl.  in  1725 
beroepen,    bedankt  voor  het  beroep,    waarop  gekozen  werd:] 

Jean  Etienne  Frescarode  ber.  1725  op  550 gl.  trac- 
tement. Denkelijk  vroeger  pred.  te  Montaud  (zie  Koenen,  bl. 
398).    Hij  vertrok  1733  naar  Haarlem. 


132 

Jean  Jacques  Bambonnet  1733  — 1752,  toen  hij 
naar  Utrecht  vertrok. 

Jacques  Arnauld,  kleinzoon  van  den  bekenden  Henri 
Arnauld,  geb.  1725;  eerst  praeceptor  bij  de  kinderen  van 
dan  Heer  Bentinck  tot  Schoonheeten ;  2  Aug.  1752  met  een- 
parige stemmen  beroepen  en  22  Oct.  bevestigd  door  Daniel 
Louis  van  Zwolle.  Hij  werd  Emeritus  1793  en  f  11  Mei 
(Zie  het  Biogr.  Woordenboek  van  Chalmot) 

Isaac  Augier  1793  — 1801,  toen  hij  emeritus  werd. 
Hij  t  1826. 

Daniel  Serrurier  1802  — 18  .,  toen  hij  naar^sHage 
vertrok.  Volgens  v.  d.  Aa  was  hij  26  jaar  lang  Waalsch  pre- 
dikant te  Dordrecht. 

Charles  Guillaume  Merkus  1809  — 1810,  toen  hij 
naar  Dordrecht  vertrok.  Zijn  levensberigt  is  te  vinden  bij 
V.  d.  Aa. 

Frederik  Jacob  Zullig  1811  —  1818  (?)  ,toen  de 
Waalsche  gemeente  te  Kampen  opgeheven  werd. 

Deventer. 

Charles  des  Touches  1686  — 1687.  f 

Henry  Lavernes  of  de  Lavergne,  ber.  1688  — 
1701  f.  Volgens  aanteekening  van  een  tijdgenoot  achter  N®. 
139  der  bibliotheek  van  de  Overijss.  Vereeniging,  werd  hij 
in  1693  tot  Theol.  Professor  aan  het  Athenaeum  aangesteld. 
Bij  V.  Eek  en  Bosscha  komt  hij  echter  niet  voor. 

Fran9ois  (de  la)  Cordes.  Op  17  Maart  1692  legden 
B.  en  St.  hen  een  tractement  van  450  gl.  toe  en  besloten 
daartoe  op  nieuw  in  1696  en  1700.  Hij  bleef  in  functie  tot 
in  1727. 

Benjamin    Francjois    Maleville    1729  — 1732,     f 


133 

Jean  Louis  Lacoinbe,  ber.  van  Stutgard  1733,  vertr. 
naar  Utrecht  1737. 

Etienne  TEspinasse  1748  — 176.,  toen  hij  naar 
Amsterdam  vertrok,  f  1761. 

Jean  de  Zollekoffe(Zollikofer)  d^Altenklingen 
1752  —  1773.  t 

Fran<jois  Nael  de  VHlepoix  1773  —  1788,  toen  hij 
bedankte. 

Jean  Henri  Pareau  1789  — 179.,  toen  hij  naar  Mid- 
delburg vertrok.    (Zie  de  levensberigten  van  Letterkunde). 

F.  N.  de  Yillepoix  herroepen  1795,  bedankt  1803,  f 
1812.  Mogelijk  werd  hij  in  1803  fabrikant.  Immers  in  1811 
was  iemand  van  dien  naam  te  Breda  geassocieerd  in  eene 
fiibriek  van  verwwaren  met  Evert  Hendrik  Greve  te  Deventer. 
De  finfia  werd  in  Junij  1811  met  eene  zilveren  medaille  be- 
kroond door  de  Uollandsche  Huishoudelijke  Maatschappij. 

de  Serrière,  laatste  Waalsche  pred.  te  Deventer. 

Zwolle. 

Beeds  op  18  Mei  1683  werd  aan  een  franschen  proponent 
Jean  Cornand  de  la  Crose,  réfugié,  vergunning  gege- 
ven eiken  Vrijdag  namiddag  ten  2  ure  in  de  Bethleh.  kerk 
te  prediken;  op  19  Oct  wordt  hem  vergund  voortaan  Woens- 
dags avonds  in  de  Bethleh.  kerk  te  prediken ,  doch  op  4  Febr. 
1684  wordt  zijn  verzoek,  om  tot  predikant  aangesteldtte  wor- 
den, van  de  hand  gewezen,  en  evenzoo  op  30  Oct.  1684  dat, 
om  eene  toelage  te  ontvangen.  ') 

du  Glas   kreeg  1  Dec.  1685  vergunning  van  de 

Begering,  om  in  plaats  van  des  Dingsdags  des  Zondags  in 
het  S.  Geertruidkerkje  te  prediken,  dat  daartoe ingerigt zoude 
worden. 


')    De  Zwobche  archivaris  yerstrekte  n^j  welwillend  deze  en  enkele 
andere  gegevens. 


134 

Philippe  Beek  eerste  predikant  derWaalsche  gemeente, 
aangesteld  4  Mei,  bev.  in  Nov.  1686,  vroeger  predikant  te 
S^  Marcelin  in  Dauphiné.  Behalve  de  /  450  die  hij  van  de 
provincie  trok,  legde  de  stedelijke  regering  hem  10  Jan.  1688 
100  gl.  toe;  tevens  werd  aan  zijne  zuster  40  en  aan  M'. 
des  Cordes  (denkelijk  Jean  Cordes)  75  gl.  toegestaan.  Hij 
t  20  Mei  1698. 

Jean  Cordes  vroeger  pred.  te  S^  Ambroix  (Amboise?) 
in  Neder  Languedoc,  sedert  begin  1686  te  Zwolle  wonende, 
bev.  28  Aug.  1698,  f  13  Jan.  1712. 

Daniel  Chabrier  vroeger  pred.  te  Pont  Celard  de 
Saulx  in  Dauphiné,  ook  sedert  begin  1686  te  Zwolle  wonende, 
bev.  28  Aug.  1698,  f  21  Febr.  1708,  ongeveer  67  jaar  oud. 

Van  1712—1723  vacature. 

Daniel  Louis  proponent  ber.  10  Jan.  1723,  Emer.  30 
Oct.  1766,  t  29  Aug.  1767,  ongeveer  71  jaar  oud.  Hij  was 
gehuwd  met  Hendrina  Mechteld,  dochter  van  Hendrik  Jor- 
dens  en  E.  M.  Boelinck. 

Jean  Daniel  Louis  Th.  D'.  ber.  van  Harderwijk,  bev, 
20  Oct.  1767,  vertr.  naar  Amsterdam  5  Jan.  1777  *)•  Hij 
was  geb.  1738,  f  1811.  Zijne  zuster  Elisabeth  Mechteld, 
geb.  30  Oct.  1739,  huwde  30  Junij  1774  Gerrit  David  Jor- 
dens.  Burgemeester  te  Deventer. 

Isaac  Dupuy  ber.  van  Vianen,  bev.  27  Julij  1777  zeer 
bevriend  met  v.  der  Capellen  tot  den  PoU  (zie  Bijdr.  II. 
135,  148). 

Pierre  Ohevallier  ber.  van  Naarden,  bev.  11  Julij 
1785,  bedankt  1788,  doch  blijft  te  Zwolle  wonen  tot  1795, 
toen  hij  naar  Harderwijk  vertrok  (zie  v.  d.  Aa). 

Josué   Teissèdre   l'Ange,    proponent,    bev.    7  April 

*)  Komt  bij  Wagenaar  niet  voor  onder  de  Waalsche  predikanten 
aldaar. 


185 

1798,  vertr.  naar  Middelburg  1794  (zie  v.  d.  Aa).  Op  6 
Julij  1794  huwt  hij  te  Zwolle  Elisabeth  Tieboel  uit  Workunu 

Jacques  Frédéric  Serrurier  ber.  1795,  bedankt 
1797,  om  zich  voortaan  aan  den  landbouw  te  wijden.  Huwde 
28  Oct.  1796  te  Zwolle  Margaretha  ten  Cate  en  stierf  1844 
(zie  V.  d,  Aa). 

Louis  Henri  Bahler  bev.  18  Maart  1798—1886  f 

Daniel  Théodore  Huët  bev.  Sept.  1818.  Denkelijk 
slechts  hnlpprediker  (sufiragant). 

Pierre  Henri  Octave  Deeleman,  hulpprediker  te 
Amsterdam  1828—1887,  bev.  12  Nov.  1887,  eraer.  1  Jan. 
1867. 

Paul  Faure  ber.  van  Les  Planchettes  dép.  du  Jura  1867, 
vertr.  naar  Pont-les-Moulins  in  Zwitserland  Febr.  1874. 

D'.  Herman  Carel  Laatsman  ber.  Aug.  1874,  emer. 
1  Mei  1876. 

Behalve  officieren  en  predikanten  verliet,  gelijk  men  weet, 
eene  menigte  van  fabrikanten  en  industrieelen  hun  vaderland 
na  de  herroeping  van  het  edict  van  Nantes,  waarvan  velen 
ook  zich  in  Nederland  nederzetten  en  daar  met  open  armen 
ontvangen  werden, 

In  Overijssel  werden  evenals  elders  gunstige  bepalingen 
voor  hen  vastgesteld.  Op  den  19  Maart  1686  werd  aan  hen, 
die  zich  tot  uitoefening  van  een  of  andere  tak  van  nijverheid 
aldaar  wilden  vestigen ,  door  B.  en  St.  vrijdom  van  accijnsen 
voor  12  Jaar  verleend  en  Gedeputeerden  werden  gemagtigd 
eene  collecte  te  houden  ten  behoeve  van  alle  protestantsche 
fransche  vlogtelingen ,  die  een  ambacht  verstonden.  Bovendien 
werd  menigeen  door  geldelijke  subsidie  in  den  eersten  nood 
geholpen;  b.  v.  de  bontwerker  Fran9ois  Dehomel,  die 
met  vrouw  en  zes  kinderen  van  Calais  gevlugt  was,  ontving 


136 

tot  het  opzetten  van  zijn  handwerk  4  dukatons.  Waarschijnlijk 
is  dit  dezelfde  familie  geweest,  als  die,  waarover  zich  S  i  m  o  n 
Tissot  de  Patot,  sedert  1681  Fransche  schoolmeester  te  De- 
venter en  later  hoogleeraar  aldaar,  beklaagde,  toen  hij  be- 
weerde, dat  een  uit  Frankrijk  om  de  godsdienst  verdreven 
bontwerker  met  zijne  huisvrouw  hem  zeer  benadeelden ,  door- 
dien de  laatste  zich  bezig  hield  met  meisjes  in  de  fransche 
taal  en  eenige  handwerken  te  onderwijzen.  ^) 

Een  ander  voorbeeld  trof  ik  een  paar  jaar  later,  waarschijn- 
lijk het  einde  van  1689,  aan  in  het  volgende  request: 

//A    Leurs  Nobles  Puissances  Nosscigneura  les  Estata 
Doueriisel. 

Jacques  de  Simony  escuyer  sieur  De  P i  1  a n  Maistre  de 
verrerie  a  Duteuil  au  pays  du  Vexin  firancoia  en  france  associé 
avec  Nicolas  de  Sasseuille  escuyer  sieur  de  Tourne- 
tuit  aussy  Maistre  de  Verrerie  en  France. 

Eemontrent  tres  humblement  que  Ie  Sieur  de  Simony 
Tournay  frere  dudit  Sieur  de  Pilan  Maistre  de  Verrerie  de 
son  Altesse  screnissime  Monseigneur  lelecteur  Palatin,  qui 
possede  les  mesmes  S^rets  que  lesdits  sieurs  suppliants  de 
faire  Ie  rouge  et  violet  clair  dont  Ie  secret  desdits  esmaux 
estoit  perdu  il  y  a  plus  de  deux  cents  ans  cequi  faisoit  Ie 
plus  bel  ornement  de  lorpheuverie,  aussy  bien  que  des  autres 
esmaux  dont  les  orfevres  se  servano  qui  sont  contraints  de 
les  feire  venir  de  Venise,  auroit  obtenu  de  leurs  nobles 
puissances  les  estats  de  la  province  de  Gueldre  lesdits 
esmaux  de  verre  commun,  Ie  cristal,  Ie  verre  de  vitre  de 
France  et  celnij  des  vitres  de  couleur  des  anciennes  Eglises 
et  du  cristal  de  touttes  sortes  de  couleurs  generallement 
avec  deffences  a  touttes  personnes  dans  laditte  Province  de 
Gueldres  dy  establir  aucune   verrerie  manefsbcture   et   fabri- 

*)     Zie  Navoracher  1861 ,  bL  168. 


137 

qae  des  dits  Yerres  cy  dessos  avec  lexemption  des  Impostz 
de  toattes  les  drogues  bois  et  autres  choses,  dont  il  pouroit 
aToir  besoin  pour  laditte  fabrique  comme  aussy  les  assises  du 
pain,  du  vin,  de  la  biere  et  de  la  viande,  ainsy  quil  est 
porté  par  ledit  Privilege  dont  coppie  est  attachée  a  la  pre- 
sente Bequeste/' 

Om  genoemde  redenen  vragen  requestranten  verlof  tot  op- 
rigting  in  Overijssel  eener  dergelijke  &briek,  als  die  van  de 
Simony  Toomay  in  Oelderland  te  Zutphen,  tot  het  boawen 
der  noodige  fornuizen  enz. ,  hetgeen  zij  nader  omschrijven  door 
te  vragen  ^/de  leur  donner  Ie  bastiment  des  six  premiers  four- 
neaux*'  en  nader  aandringen,  omdat  Pilan  een  Fransch  réfugié 
was  en  voorts  op  grond  van  de  volgende  voordeelen  aan  de 
zaak  verbonden: 

f/En  l*'  lieu  des  avantages  quil  y  aura  presentement  de 
&briquer  pendant  la  guerre  du  verre  de  vitre  de  franoe.  Car  on 
scait  que  tout  Ie  beau  verre  pour  les  fenestres  des  maisons 
quon  Employé  dans  toutte  la  Hollande  et  les  provinoes  unies 
vient  de  france. 

En  2*  lieu  avant  la  guerre  avec  la  france  on  ne  vendoit 
a  Boterdam  et  a  Amsterdam  la  courbe  de  verre  de  vitre  de 
France  que  quinze  a  seize  livres.  Il  se  vend  presentement 
dnquante  francs,  qui  est  ainsy  trente  quatre  francs  plus  quen 
ne  vendoit  la  oourbe  comme  dit  est  avant  la  guerre. 

En  3*  lieu  il  se  fait  de  consommation  dudit  verre  de  vitre 
de  France  dans  la  seuUe  ville  d* Amsterdam  douze  mille  courbe 
par  an  sur  Ie  pied  de  cinquante  livres  la  courbe  comme  il 
se  vend  presentement  a  Amsterdam  et  a  Boterdam  au  lieu 
de  seize  livres  quil  se  vendoit  avant  la  guerre.  D  y  a  sur  ce 
pied  de  clair  et  de  net  de  profit  quatre  centz  mil  livres  par 
an  a  &briquer  ledit  verre  de  vitre  de  France  sans  parier  du  pro- 

BUDB.  m.  10 


188 

fit  quon  fiusoit  lorsquon  Ie  donnoit  pour  seize  livres  la  oourbe 
avant  la  guerre. 

En  4®  lieu  si  dans  la  seolle  yille  d*  Amsterdam  il  se  &it 
de  la  consommation  de  douze  mille  courbes  de  vitre  de' verre 
de  france  pour  les  fenestres  des  maisons  il  £Biud  condure  que 
dans  touttes  les  autres  villes  de  la  province  D'HoUande.  Il 
se  faira  quatre  fois  autant  de  consommation  pour  Ie  moins, 
que  celle  qui  se  fait  dans  la  ville  d' Amsterdam ,  mais  a  ne 
compter  que  sur  Ie  pied  de  quarante  buit  mille  courbes  pour 
touttes  les  autres  villes  de  la  Province  d'HoUande,  Il  se 
trouveroit  que  cela  se  monteroit  sur  Ie  prix  de  dnquante  li- 
vres la  courbe  ainsy  quil  a  esté  dit  cy  devant  a  seize  cents 
mil  livres  de  profit  par  an  a  fabriquer  ledit  verre  de  vitre 
de  France. 

En  5*  lieu  on  ne  peut  pas  douter  quil  ne  se  fsisse  aussy 
en  Frize  et  les  autres  provinces  une  grande  consommation 
dudit  verre  qui  produira  un  tres  grand  profit. . .  .**  enz. 

Als  Bijlagen  tot  dit  request  werden  overgelegd  afischriften 
van  de  contracten  met  Mathieu  Simony  Sieur  de  Tournay, 
aangegaan  door  de  stad  Zutphen,  van  het  privilegie  door  de 
Staten  van  Gelderland  hem  gegeven  Sept.  1689,  en  van  een 
geleide  van  den  Faltzgraaf  van  20  Oct.  1688. 

Bat  de  Staten  van  Overijssel  op  dit  verzoek  gunstig  be- 
schikt hebben,  blijkt  uit  de  aanstonds  te  vermelden  stukken, 
waarin  gesproken  wordt  van  een  te  Zwolle  bestaand  glashuis. 
Het  is  mij  echter  niet  gelukt  het  besluit  te  vinden,  waarbij 
de  glasblazerij  aan  de  Simony  gegund  is. 

Op  21  Aug.  1691  bestond  zij  intusschen  reeds  niet  meer, 
want  toen  vergunde  de  Zwolsche  regering  aan  Leandro 
del  Ferro  ^/het  glashuis  en  de  glasblazerie  alhier,  mitsga- 
ders het  werkhuis  met  de  daerbij  zijnde  woninge"  gedurende 
zes  jaar   voor  niet  te  gebruiken,    tevens  hem  en  z^n  gezin 


139 

▼rijdom  verleenende  van  hout-  en  tarÜEUXï^ns  voor  hetgeen  in 
de  fifibriek  gebruikt  werd.  Venrolgens  wendde  hij  zich  tot 
E.  en  St  met  het  verzoek  om  vrijdom  van  provinciale  aocijn- 
sen  te  slangen,  op  grond  dat  zijne  werklieden  grootendeels 
bestonden  uit  gevlugte  Franschen,  terwijl  hij  er  tevens  op 
wees,  dat  hij  groote  onkosten  te  maken  had  voor  de  oprig- 
ting  der  glasblazerij,  dat  zij  voor  de  ingezetenen  een  groot 
voordeel  opleveren  zoude  en  dat  hij  bereid  was  ingezetenen, 
die  daartoe  bekwaam  waren,  in  zijn  handwerk  op  te  leiden. 
Hij  schijnt  dus  minder  geheim  gemacckt  te  hebben  van  zijn 
&brikaat,  dan  zijn  voorganger. 

Dit  request,  dat  6  Oct.  1691  in  de  Statenvergadering  ter 
tafel  kwam,  werd  door  de  Bidderschap  en  Zwolle  terstond 
ingewilligd  voor  den  tijd  van  anderhalf  jaar ,  te  rekenen  van 
den  1  November  af,  doch  alleen  voor  den  requestrant  en  zijn 
gezin;  Deventer  gaf  9  Oct.  toestemming,  doch  Kampen  niet 
voor  25  April  1692. 

Of  door  deze  vertraging  de  vestiging  der  fabriek  geheel  in 
duigen  gevallen  is,  dan  wel  of  zij  korten  tijd  in  werking  ge- 
weest is,  bleek  mij  niet;  nergens  heb  ik  verder  een^  spoor 
van  de  zaak  gevonden. 

Ook  in  later  jaren  wordt  van  tijd  tot  tijd  gewag  gemaakt 
van  Fransche  vlugtelingen ,  zooals  ^6  April  1693,  toen  aan 
zekeren  Joan  Cologne  om  GodswiUe  15  gulden  door  E. 
en  St.  geschonken  werden ,  te  betalen  door  den  ontvanger  van 
Twenthe  en  in  1698,  toen  op  nieuw  eene  collecte  ten  hunnen 
behoeve  uitgeschreven  werd. 

Er  is  geen  twijfel  aan,  dat  er  aangaande  de  Fransche  uit- 
gewekenen, die  zich  in  Overijssel  gevestigd  hebben,  nog  vele 
verre  van  onbelangrijke  bijzonderheden  aan  den  dag  zullen 
komen.  Hun  invloed  op  het  Twentsche  fabriekwezen  b.  v.  is 
welligt  niet  onbeduidend  geweest.  Immers  de  Oosters  en  de 

10* 


140 

ten  Cates  te  Almelo,  te  Borne  en  elders  in  Twenthe ,  die  in 
het  veryaardigen  van  ^/marceilles*'  en  linnen  reeds  vroeg  uit- 
montten,  waren  evenals  de  Willinks  verwant  aan  de  families 
Henri  en  Herlin,  fabrikanten  te  Lyon,  die  na  de  her- 
roeping van  het  edict  van  Nantes,  zich  eerst  te  Winterswijk 
of  Borculo  en  daarna  te  Almelo  en  Bome  (op  den  Pleken- 
pol )  met  der  woon  vestigden  en  ten  bate  der  Twentsche  nij- 
verheid hunne  kennis  van  industrie  verspreidden.  ') 

V.   D. 


')  Deze  mededeeling  heb  ik  te  danken  aan  de  welwillendheid  van 
m^n  vriend  Mr.  6.  J.  Stonn  BnQsing,  wiens  echtgenoote  van  de  fa- 
milie Henri  afstamt. 


STADS  ZILVERWEBK  VAN  KAMPEN. 


Zoo  als  vele  andere  steden  bezat  ook  de  stad  Kampen  eene 
aanzienlijke  verzameling  zilverwerk,  dat  op  feestt^den  ge- 
bruikt werd.  De  oorsprong  van  dit  zilverwerk  was  gelegen 
in  eene  verordening  die  in  1639  was  gemaakt,  dat  indien 
iemand  van  den  raad  stierf  zijn  pensie,  die  h^  nog  van  de 
stad  te  vorderen  had,  aangewend  zou  worden  ')  om  daar- 
voor een  zilveren  kop  ten  behoeve  van  de  stad  te  koopen. 
In  de  rekening  der  stad  van  1640  vinden  we  dan  ook  voor 
het  eerst  melding  gemaakt  van  twee  stdaeren  croesen  van 
selige  Dirck  to  Bocop  ende  Arent  van  Hattum,  die  te  Ant- 
werpen vervaardigd  waren,  terwijl  we  in  die  van  1641  lezen: 
Item  soe  selige  Johan  Glanwe  gestoruen  is,  Baidt,  hefit  hy 
van  syn  Soepen  pensie  de  a*  xxii  gegeuen  tot  voUenste  van 
syn  salueren  croes  xxii  h.  f^  die  wy  betaalt  hebben  fac. 
xxii  h.  Sg.  *) 

In  1678  echter,  tijdens  de  belegering  van  de  stad  door  het 
StaatBche  krijgsvolk  onder  Bennenberg,  geraakte  de  stadskas 
dermate  uitgeput,  dat  de  stadsregeering  besloot  om,  teneinde 
het  hoogdnitsche  garnizoen  onder  den  overste  Polweiler  te 
kunnen  betalen,  het  zilverwerk  der  stad,  even  als  dat  der 
kerken  en  kloosters,  aan  te  tasten  om  daarvan  noodmunt  of 
klippenningen  te  slaan.  In  het  Liber  Memorand.  Nov.  P,  128, 
is  dit  feit  aldus  opgeteekend:  //A*.  1578  den   16   Maij',    als 


*)    Ordinariai  Aütiq.  foL  9. 

*)    Kamenuurs  en  Bentmeestersrekemngen  door  mjj    aitgegeven,   bl. 
87  en  89. 


142 

deze  stadt  Gampen  seer  benaut  was ,  vermitz  inlage  der  Hooch- 
deutschen  knechten  Polweylersclien  regiments,  alsoe  dat  men 
in  de  vterste  noet  was  geraden,  ende  men  langher  ghienen 
raedt-  noch  troost  en  wust  om  penningen  to  wege  te  brengen 
tot  leninge  der  voersz.  knechten,  daermit  sie  vth  der  burger 
cost  blyuea  mochten,  hebben  demnae  burgemeysteren ,  Scepe- 
nen  Baedt  ende  beyde  gesworene  gemeenten  groot  ende  cleyn 
belieft  dat  men  der  stads  siluerwerck  sal  laten  breken  ende 
daervan  klippenningen  doen  sluen^'.  Den  5*"  Juni  maakte  de 
raad  eene  ordonnantie,  waarin  bepaald  was:  Voirts  laeten 
Scepen  ende  Eaedt  weten  ende  gebieden,  alsoe  haer  E.  in 
dezen  tegenwoirdigen  noeden  tot  leninge  voir  den  krychsluy- 
den  etiiche  clippenningen  hebben  moeten  laeten  slaen,  dat 
dieselue  een  yder  sall  ontfangen  ende  yuthgeuen  als  te  weten: 
die  helen  voir  acht  ende  dertich  stuuers,  den  halaen  voir 
negenthien  stuuers  ende  die  vierendeelen  voir  thiendenhaluen 
stuuer ,  xlen  stuuer  tot  xv  placken  gerekent ;  dair  nae  sich  een 
yder  sall  richten,  ^y 

Den  22"  Mei  was  dit  voornemen  van  de  stad  ook  reeds 
in  de  vergadering  van  ridderschap  en  steden  besproken:  Item 
die  gedeputeerde  der  steden  Deventer  ende  Gampen  verspro- 
ken van  hoere  steden  siluerwerck  clippenningen'  te  laeten  slaen 
tot  leninge  der  soldaten,  ende  vermeende  die  muntmeister  de- 
zelue  te  slaen  het  stuck  van  18  engelschen,  holdendein  fyn 
8  penningen,  geldende  88  stuuers,  die  haluen  ende  vieren- 
deelen na  aduenant;  des  solde  men  tot  i  marck  Antwerper 
koers  toe  zetten  3  vnce  oft  6  loot  kopers.  Item  een  marck 
fyns  is  12  penningen  ende  maeckt  ij  marck  wercks.  ') 

De  penuingen  werden  dan  ook  op  deze  wijze  geslagen, 
behalve  dat  er  ook  stukken   van   42   stuivers   geslagen   zijn. 

')     J)ig.  Nüv.  fül.  53. 
*)     Dagvaardb.  fol.  43. 


143 

Het  zijn  rierkante  stokken  zÜYer  met  afgeknotte  punten.  In 
het  midden  vertoonen  ze  het  stadswapen,  en  daarnevens  de 
waarde  opgave,  bovenaan  Ëxtremom  subsidium,  beneden  het 
wi^n  Campen  en  daaronder  1578.  ') 

Omtrent  de  kosten  van  aanmunting  dezer  penningen,  vond 
ik  in  de  stadsrekening  van  1578,  het  volgende  opgeteekend : 
Maeckenloon  van  die  clippenpenningen. 

Item  betaelt  M'.  Jan  Theiisz  van  die  stempels  te  steken 
ende  te  maken  xüij  h.  fQ  iiij  st. 

Item  betaelt  M^  Jan  voersz.  van  yder  loet  clippincks  te 
maken  i  st.  ende  van  coeper  tot  het  siluer  gedaen  ende  mede 
van  een  wapen  te  versteken  iiij  g.  xij  st.  makende  i^xl  carelsg. 
XV  st  X  pi.  ij^i  h.  fg  i  st  X  pi. 

Al  het  stads  zilverwerk  werd  toenmaals  op  deze  wijze  ver- 
nietigd, behalve  twee  bekers  zoo  het  schijnt,  die  op  de  straks 
mede  te  deelen  inventaris  voorkomen,  nl.  de  kroes  van  Johan 
van  Vrek  van  1551  en  die  van  Glaes  Bouws  van  1571.  Die 
van  Glaes  Bouws  is  niet  meer  voorhanden,  waarschijnlijk  is 
deze  in  1672  naar  de  smeltkroes  gegaan,  doch  die  van  Johan 
van  Urk,  wordt  nog  ten  raadhoize  bewaard,  onder  den  naam 
van  het  moffen  bekertje,  omdat  het  ontsnapte  aan  *tlot 
zijner  collega's,  die  tot  uitbetaling  van  de  gages  der  mofscbe 
soldaten  werden  opgeofferd.  Het  is  een  keurig  fraai  gedreven 
gedeeltelijk  verguld  zilveren  beker  dat  moffenbekertje  en  doet 
ons  den  goeden  smaak  en  uitstekende  bekwaamheid  onzer 
voorouders  in  de  goud-  en  zilversmidskunst  bewonderen, 
vooral  de  deksel  is  allerkeurigst  bewerkt. 

Daar  binnen  op  bevindt  zich  en  relief  het  wapen  van  den 
schenker,  een  opgestoken  geharnaste  arm  met  een  beneden- 
waarts  gekeerde  dolk  in  den  vuist,  en  dit  omschrift: 


')     V.  Loon,  Ned.  HUtor.   Pena.  I.  259. 


U4 

Qui  bibis  hunc  cyatham,  cuius  sunt  manera  quaeris, 
Lorgas  loannes  Yrckius  ista  dedit. 

Nadat  de  stad  alzoo  door  dit  ongeval  van  haar  zilverwerk 
was  beroofd,  schijnt  men  na  het  herstel  van  de  omstandig- 
heden, reeds  spoedig  weder  eene  stedelijke  zilverschat  op  de 
vorige  wijze  te  zijn  begonnen  te  verzamelen,  die  langzamer- 
hand aangroeide,  zoodat  ze  in  1669  reeds  eenen vijftig  voor- 
werpen telde. 

Korte  jaren  daarna  echter  brak  er  voor  de  stad  eene  treu- 
rige tijd  aan  door  de  inval  van  de  vereenigde  Fransche  en 
Bisschoppelijke  legers.  Den  18*"  Juli  o.  s.  1673,  werd  door 
gecommitteerden  van  de  stad  in  het  vijandelijk  leger  voor 
Zwolle  de  capitulatie  van  de  stad  geteekend,  waarop  den 
volgenden  dag  de  Munstersche  troepen  onder  den  kolonel 
Douwer  de  stad  binnentrokken,  die  echter  den  18*"  plaats 
maakten  voor  den  gmaf  de  Gace  met  16  kompagniën  te  voet 
en  1  te  paard,  die  namens  den  koning  van  Frankrijk  de 
stad  bezetten,  onder  belofte  echter  van  de  capitulatie  met  de 
Munsterschen  gemaakt  te  zullen  nakomen. 

De  ellende  te  vermelden  die  de  stad  zich  op  den  hals  haalde 
door  zich  zoo  voetstoots  over  te  geven ,  licht  buiten  mijn  be- 
stek ,  genoeg  zij  het  hier  mede  te  deelen ,  dat  reeds  den  22"° 
Juni  o.  s.  het  stadszilverwerk  werd  aangetast.  Een  bocaal  en 
een  lampet  werden  vereerd  aan  den  graaf  van  Luxemburg,  ter- 
wijl een  gelijk  geschenk  werd  gedaan  aan  den  graaf  de  Gace 
gouverneur  van  de  stad,  en  de  stad  eveneens  een  bokaal  en 
een  lampet  voor  zich  behield,  al  het  andere  zilverwerk  werd 
naar  de  smeltkroes  verwezen  om  er  geld  van  te  slaan  en  wel 
zilver-  en  goudguldens.  Dit  zilverwerk  had  een  gezamelijke 
zwaarte  van  394  mark  en  6  oneen,  't  welk  op  een  gehalte 
werd  gebracht  van  acht  penningen  twee  greinen,  met  eene 
remedie  van  twee  greinen  in  het  gewicht,  of  het  mark  werks. 


145 

zijnde  twaalf  stuks,  te  vegen  honderd  vierenvijftig  engelschen 
met  eene  remedie  van  twee  engelschen. 

Van  Loon  hiervan  melding  makende,  ^)  zegt  dat  hieruit 
3635  guldens  en  zes  stuivers  aan  geld  zou  zijn  geslagen ,  wat 
evenwel  niet  uitkomt  volgens  hem.  Dit  is  zeer  natuurlijk  ook, 
want  in  de  resolutieboeken  staat  uitdrukkelijk  vermeld  dat 
er  niet  drie,  maar  acht  duizend  zeshonderd  en  vijfendertig 
guldens  en  zes  stuivers  munt  uit  werd  geslagen. 

Deze  zilveren  noodmunt  is  rond  en  vertoont  aan  de  eene 
zijde  het  wapen  der  stad  in  een  schild  geplaatst,  met  het 
onderschrift  Campen,  aan  de  andere  zijde  Necessitas 
Altera  1672.  Zoo  was  de  stad  dan  ten  tweede  male  ver- 
stoken van  haar  raadszilver,  doch  onder  minder  eervolle  om- 
standigheden dan  de  vorige  keer,  toen  ze  zich  eerst  dapper 
had  verdedigd,  terwijl  ze  thans  na  vooraf  met  veel  ijver  en 
opoffering  van  groote  geldsommen  haar  vestingwerken  in  staat 
van  tegenweer  gebracht  te  hebben,  zich  zoo  gemakkelijk  ten 
prooi  aan  den  vijand  had  gegeven. 

Het  schijnt  dat  sedert  niet  meer  de  oude  gewoonte  is  aan- 
gehouden dat  de  pénsie  der  overledene  magistraten  tot  zilver- 
werk werd  besteed,  doch  de  stad  bezigde  in  1699  vijfhon- 
derd caroli  guldens  tot  den  aankoop  van  zilverwerk,  vermoe- 
delijk om  daarmede  te  voorzien  in  het  gebruik  bij  schepen- 
maaltijden  enz. 

Opmerkelijk  mag  het  genoemd  worden  dat  het  moffen- 
bekertje  ook  in  1672  behouden  bleef  en  tot  op  onze  dagen 
bewaard  bleef.  Wat  er  van  de  laippet  is  geworden ,  welke  de 
stad,  behalve  deze  beker  aan  zich  hield,  kan  ik  niet  zeggen, 
dit  is  echter  zeker  dat  ze  thans  niet  meer  aanwezig  is. 

Behalve  het  moffenbekertje   bezit  de  stad  thans  echter  nog 


*)     Ned.  HUtonepeun.  III.  bl.  64. 


146 

een  zilveren  beker,  evenwel  van  veel  jongere  dagteekening. 
Deze  beker  werd  namelijk  in  1726  door  de  toenmalige  bur- 
gemeester en  schepenen  met  hunne  secretarissen  aan  de  stad 
ten  geschenke  gegeven.  Het  is  een  groote  verguld  zilveren 
beker  met  net  drijfwerk  voorzien  en  prijkende  met  het  stads- 

* 

wapen  en  met  de  wapens  der  veertien  toenmalige  magistraats- 
personen en  hunne  drie  secretarissen.  Binnen  in  den  deksel 
is  een  zilveren  plaat,  waarop  gegraveerd  staat:  Monum. 
Liberal.  Senat.  decrev.  G.  D.  Daendels,  I.  B.  Steen- 
bergen, A.  Eekhout,  A.  Herreweijer,  H.  Eekhout, 
P.  V.  de  Weteringe,  I.  Tollius,  I.  H.  Ridder,  B. 
Sabé,  Q.  Eckelboom,  H.  Vestrink,  B.  v.  Marie, 
E.  M.  Foccoma,    E.  v.  Romond. 

B.  Lemker,  A.  Herrewe^er,  C.  Munts  eorum  a 
Secretis  A».  Dni  MDCCXXVI. 

Thans  moge  de  lijst  van  het  zilverwerk  volgen ,  welke  ook 
daardoor  belang  heett  dat  de  datum  van  ^t  overlijden  van 
de  meeste  gevers  daarbij  staat  uitgedrukt.  De  lijst  werd  in 
1599  opgesteld  blijkens  het  hoofd  en  later  vervolgd. 

Der  Stats  Gampens  Siluerwerck  angeteekent 
A^  1599  den  11  Januarij. 

1.  Johan  van  Vrcks,  Croes  verguit  met  eendexei,  wegende 
3  marck  10  loot.     Grestoruen  A^  1551. 

2.  Ciaes  Bouws,  silueren  Groes  sonder  dexel,  wegende  2 
marck  3'/s  looth.     Grestoruen  A^  1575. 

3.  Glaes  van  Haersolten  der  rechten  licentiaet,  een  gants 
vergulden  croes  sonder  dexel,  w^nde  derdehalff  marck. 
Gestoruen  A^  1580. 

4.  Berent  van  Tweenhuysen ,  een  silueren  croes  sonder  dexel, 
wegende  twee  marck  vier  loot.     G^estoruen  A*.  1581. 

5.  M'.  Aelt  Crane,  een  silueren  croes  sonder  dexel,  we- 
gende twee  marck  vier  loot.    Grestoruen  A^  1581. 


147 

6.  Hemrick  ter  Barchorst,  een  BÜueren  croes  sonder  dexel, 
wegende  twee  marck  vijff  looth.    Grestoruen    A**.    1582. 

7.  Otto  Gransneb  gênant  Tengnegel  der  Bechten  Doctor, 
een  siloeren  croes  met  een  dexel,  wegende  drij  marck 
derdehalff  loot    Gestoruen  A^  1584. 

S.f  Johan  ten  Grootenhuijs ,  een  silueren  kroes,  bouen  an 
de  cant  ende  beneden  verguit ,  wegende  derdehalff  marck 
twie  loot.     Gbstomen  A*.  1584. 

9.]  Willem  van  Winsem,  een  silueren  croes,  bouen  an  de 
cant  verguit  ende  beneden  oick ,  wegende  derdehalff  marck 
drij  loot.    Dese  beyde  kroesen  sluijten  op  nudcanderen. 

10.  Willem  to  Bocop  der  Bechten  Doctor,  een  silueren  kroes 
met  een  dexcl,  wegende  vier  marck  negendehalff  looth. 
Gestoruen  A*.  1585. 

11.  Boloff  Buijter,  een  silueren  croes  sonder  dexel,  wegende 
twee  marck  vier  loot.     Gestoruen  A^  1585. 

12.  Geert  Vresen,  silueren  croes  sonder  dexel,  wegende  twee 
marck  ses  loot     Gestoruen  A\  1586. 

13.  Arent  van  Uaersolten  der  rechten  doctor,  een  silueren 
croes  met  dexel,  weget  vier  marck  iij  loot.  G^toruen 
A*.  1586. 

14.  Claes  Witten,  silueren  kroes  met  een  dexel,  wegende 
drij  marck  soeuendehalff  loot,  bij  den  erffgenaemen  der 
stadt  geschoncken. 

15.  Claes  van  Olsts,  croes  met  een  dexel,  wegende  drij  marck 
ses  loot     Gestoruen  A\  1588  den  23  Martij. 

16.  Henrick  Petersz  Moijckx ,  kroes  met  een  dexel ,  vier  marck 
vififtehalff  loot     Gestoruen  A^  1589  den  12  Nouembris. 

17.  Johan  de  Wulffs,  kroes  met  een  dexel,  wegende  vier 
marck  acht  loot.     Gestoruen  A^  1595  13  Julij. 

18  I  Johan  Jansen,  kroes,  wegende  ses  marck  drij  looth. 
19.  {  Butger  Hudden,  croes,  wegende  ses  marck  acht  loot. 
Dese  beyde  croesen  sluyten  op  malcanderen. 


/ 


23. 


148 

20.  ƒ  Henrick  Cuynreturffs,  croes,  wegende  twee  marck  iiij 
looth,  binnen  heel  vergalt  ende  bayten  ten  deele  met 
een  vergolden  rant. 

21.  {  Jan  Thoeniss  Drenthe  croes,  wegende  twee  marck  iij 
looth,  binnen  heel  verguit  ende  buijten  ten  deele  met 
een  vergulden  rant.  Deze  beyde  croesen  passen  op  mal- 
canderen.  ' 

22./  Jacob  Malers    croes,    weghende   twee  marck  iij  looth. 
Gestoruen  den  1"  Aprilis  A".  1603. 
Jacob  Veiien  croes,  wegend  2  marck  xj  looth,    gestor- 
uen den  21  Aug.  1603.    Deze  beide  croesen  passen  op 
malcanderen. 

Dirk  Dibbits,    croes,  mitt  een  dexell  wegende  3  marck 
1  önce  7  engels.  Gesturuen  den  4  Nouembris  A*.  1603. 

25.  Johan  Cloecken  Croes,  mit  een  schaeltgen  daerop,  we- 
gende 4  marck,  2  looth  gesturuen  den  4Februarij  1605. 

26.  Item  een  silueren  croes  mit  een  decksel  int  geheel  uer- 
guldt,  daermit  joncker  Johan  Witten,  geweest  syndeeen 
lithmathe  des  Baedes  alhier  ende  daernae  geworden  renth- 
meyster  Generael  van  Sallandt,  die  stadt  van  Gampen 
vereeret  hefft. 

27.  Boeloff  Lambertsz,  croes  mit  een  dexel,  wegende  vyff 
marck  min  dree  looth  ende  dree  achtendeel.  Obijt  A**. 
1612  den  17  Galend.  Sextilium. 

28.  M^  Abell  Hillebrantsz,  croes  mit  een  dexel,  wegende 
vijff  marck  min  dree  looth.  Expirauit  A".  1614  vice- 
sima  quarta  die  Aprilis. 

29.  Johan  Schoeninck,  een  croes  mit  een  dexel  wegende 
Obijt.  A".  1616. 

30.  Arent  Albertsz  Vriese,  eenen  vergulden  croes  met  een 
dexel,  wegende Expirauit  A'.  1616. 

31.  Alart  Clant,  eenen  vergulden  croes  met  een  dexel,  we- 
gende   Gestoruen  A**.  1620  den  19  Martij. 


149 

32.  Rutger  van  Bredae,  eenen  croesmet  een  dexel,  wegende 
Obijt  1621. 

33.  Uenrick  Wolterss  Wegenwart,  een  croes  met  een  dexel, 
wegende Grestoruen  A^  1622. 

34.  G^rt  Jacobse  Veene ,  een  croes  met  een  dexel ,  wegende 
Obijt  1623. 

35.  Jolian  Joosten,  een  croes  met  een  dexel,  wegende  125 
loetb.  Obijt  A*.  1625.  . 

36.  Geert  Petersz,  een  croes  met  een  decksel,  wegende  6 
marck,  x  oneen  10  engels,  maec^ende  101  loeth.  Obijt 
A*.  1630. 

37.  Beyner  Gansneb  gênant  Tengnagel,  een  rergulde  croes 
met  een  dexel  wegende Obijt  1632. 

38.  Albert  Jansz  Hoff,  vergulden  croes  met  een  dexel,  we- 
gende 114  looth.  Expirauit  A^  1632. 

39.  Helmich  de  Wolff,  vergalden  croes  met  een  dexel,  we- 
gende 10  marck  4^/,  once.    Obijt  A\  1631. 

40.  Marten  Albartz  eenen  vergulden  croes  met  een  dexel , 
wegende  Obijt  A'.  1638. 

41.  Lubbert  van  Hardenberch,  eenen  vergulden  croes  met 
een  dexel ,  wegende 

42.  Beyner  Henricksz,  een  croes  met  een  dexel,  wegende 
Gestorven  A*.  1640. 

43.  Thoenis  Solofis  Steenberch,  een  croes  met  een  dexel  ver- 
guit, wegende  227  loot,  Ob^t  1643. 

33.  Arent  Slooth,  een  croes  met  een  deckzel,  verguit,  we- 
gende 230  loot.   Obijt  Anno  1644. 

45.  Wdter  Jansz.  Wesscbynok,  een  vergulde  croes ,  wegende 
129^/^  loot.   Yerstoruen  Anno  1644. 

46.  Obijt  1645,  Joachim  van  Ingen,  een  vergulden  croes 
van  208  loot.  *) 

')    In  de  RmcUtcsoL  foL  146  leest  men:     Martis   den   8   Febmari 


150 

47.  Obijt   1646,    Arent  van  Buijtenburch  een  silueren  lam- 
pet en  lampet  schottel,  wegende  319  loot. 

48.  Obijt  1657,  GFerhardt  van  Santen,  een  vergulden  pocael 
met  een  dexel,  270  loot.  ') 

49.  Obijt   1665,    Johan    Boeloffsen    Eeckholt,    een   silveren 
blaecker  cum  annexis,  swaer  447 Vi  loot. 

50.  Obijt  A*^.  1666 ,  Rodolph  van  Langen  een  silveren  blaecker 
cum  annens,  swaer  509  loot 

51.  Obijt  1669,  Wilhelm  Jacobsen  Worst,  twee  silveren  can- 
delaeren  en  snuijters,  swaer  18  marck  en  10  loot. 

N.   U. 


1648  hebben  Schepenen  ende  Raedt  geresolnert  ende  goetgenonden  dat  het 
foensoen  van  het  lampet  van  wijlen  burgermeester  Ku\jteuburch  nit 
dezer  stads  camer  de  A^  1646,  ende  h«t  faensoen  van  den  kroes  van 
w^len  burgermeester  Santen  uit  dezer  stads  camer  de  A^  1647  salbe- 
taelt  worden. 

')     Opte   reqneste   van  Steven  Arents ,    remonstrereude    hoe  dat  h^ 
wegen  het  maacken  van  de  croesen  van  de  3  hoeren    Sloet,    Wessinck 
ende  Ingen  seeckere  somme  van  penningen  lange  ten  achteren    is    ge- 
weest, waertegen  l^j  eenige  penningen  heeft  moeten  negotieren, 
geappostilleert : 

Schepenen  ende  Raedt  ordonneert  de  £.  Brouwerius  als  ccclesiastique 
camener  van  den  jare  1645,  uyt  sijn  E.  ouerschot  acn  suppliant  by 
gelegentheyt  sijn  achterwesen  in  desen  te  doen.  Apostillen  1647  fo.  32. 


GESCHENK  VAN  RELIQUIEN 
DOOR  EEN  KAMPER  MONNIK,    1478. 


Door  de  vriendelijkheid  van  professor  Wilhelm  Mantels  te 
Lubeck  ontving  ik  voor  eenigen  tijd  afschrift  van  een  seer 
m^k-waardig  stok,  dat  oorspronkel^k  afkomstig  uit  de  nala- 
tenschap van  den  bibliothecaris  professor  Decke  te  Lübeck, 
thans  zich  op  de  stedelijke  bibliotheek  aldaar  bevindt. 

Het  stuk  dat  geschreven  is  op  perkament  met  een  plique 
van  onderen,  waarin  een  stuk  van  den  staart,  waaraan  het 
zegel  heeft  gehangen  dat  er  afgesneden  is ,  bevat  het  schrijven 
van  zekeren  Jacob,  gardiaan  van  een  klooster  in  Kampen, 
(er  wordt  niet  bijgevoegd  welk  klooster)  aan  den  edelen  en 
hooggeboren  man  Hans  Ranzow,  waarin  hij  verklaart  dat 
z^n  medebroeder  Johan  Huusman ,  die  naar  Jerusalem  en  naar 
het  Heilige  Graf  is  geweest,  gelijk  te  Kampen  overbekend 
was,  aan  Lubbert  Hanynck,  burger  in  Kampen,  reliquien 
van  het  Heilige  Graf,  den  berg  Galvarie,  Oliveten  enz.  heeft 
geschonken,  benevens  van  Sint  Mauricius  en  zijne  gezellen, 
welke  laatste  reliquien,  luidens  een  post  scriptum  in  den 
brief,  door  Huusman  te  Keulen  ten  geschenke  waren  ontvangen. 

Wie  was  die  broeder  Jacob  gardiaan  van  een  klooster  in 
Kampen?  l>at  was  Jacob  van  Aimblo,  gardiaan  van  het  min- 
rebroeders  klooster  te  Kampen.  Dit  klooster  in  de  14'  eeuw 
geslicht,  behoorde  oorspronkelijk  tot  den  regel  der  Gau- 
denten,  en  zijne  kloosterlingen  volgden  in  de  laatste  helft 
der  15*  eeuw  de  kloostertucht  niet  altoos  even  nauwgezet  op. 


152 

wat  eindelijk  zoo  ver  ging,  dat  in  1472  door  hunne  eigene 
zorgeloosheid,  het  gansche  klooster  op  een  klein  gebouw  na, 
met  de  kerk  verbrandde,  waarvan  een  groot  deel  der  schuld 
werd  geweten  aan  den  gardiaan  Jacob  van  Almelo.  Het  schijnt 
dat  deze  zijn  geweten  niet  zuiver  voelende,  de  stad  heeft  ver- 
laten, terwijl  in  1473  als  zijn  tljdelijken  plaatsvervanger  voor- 
komt Johannes  Engbertz.  ') 

Intusschen  bemoeide  zich  de  stadsregeering  met  de  zaak, 
die  wel  de  hand  wilde  bieden  om  het  klooster  weder  op  te 
bouwen ,  mits  de  kloosterlingen  hun  vroeger  leven  lieten  varen, 
den  regel  der  observanten  volgden.  Eindelijk  verscheen 
in  1478  Jaoobus  van  Domborch,  abt  te  Oostbroek  bij  Utrecht, 
bij  bulle  van  Paus  Sixtus  TV  van  29  Oct.  1477  aangesteld 
tot  commissaris,  om  het  convent  daar  den  regel  der  obser- 
vantie te  hervormen.  Hij  stelde  een  uitvoerig  onderzoek  in, 
en  in  het  verslag  daarvan ,  ^)  lezen  we  op  bl.  31  dat  hij  als 
getuige  ook  deed  citeeren  onzen  Johannes  van  Almelo  den 
gardiaan,  qui  tune  a  foris  advenerat,  die  van  buiten  kwam. 
Hij  werd  van  zijn  betrekking  ontzet  op  den  14*^  Juli  van 
dat  jaar,  gelijk  ook  Johannes  Engbertz  die  toen  het  gardi- 
aanschap waarnam  en  den  vice-gardiaan  Wilhelmus  van  El- 
borgh.  Waarschijnlijk  is  Jacobus  van  Almelo  toen  weer  uit 
Kampen  getrokken,  want  toe  Boecop  getuigt  in  z\jn  kroniek 
omtrent  de  ontslagen  kloosterlingen  ^/und  ellick  mocht  syn 
wech  gaen  und  verreisen  waer  hy  wolde."  *) 

Waarschijnlijk  heeft  onze  Johannes  van  Almelo,  het  voor- 
zichtig en  raadzaam  geoordeeld,  in  dit  stuk  maar  niet  op  te 
geven  van  welk  klooster  te  Kampen  hij  gardiaan  was. 

Broeder  Johan  Huusman ,  die  verder  in  het  stuk  voorkomt, 
was   zeker  dezelfde  die  als  Johan  Huusman,    priester,    om- 


*)    Register  Kamper  Archief,  no.  801. 
*)    Areut  toe  Boecop,  Kroniek  bl.  737. 


163 

streeks  dezen  tijd  voorkomt  als  testamenteor  van  ^/her  Ghert 
Philips  zaligher  ghedachtenis"  in  het  memorieboek  der  Gane- 
ren  broederschap  te  Kampen.  ^) 

Omtrent  Lubbert  Hanynck  is  mij  tot  hoden  niet  anders 
voorgekomen  dan  dat  hij  aan  de  L.  Vrouwen  memorie  te 
Kampen  een  gift  deed  toen  Tyman  van  den  Vene  en  Glaas 
Sulman  memoriemeesters  waren.  Op  een  ander  plaats  ko- 
men deze  als  memoriemeesters  in  1481  voor,  zoodat  hij  dus 
destijds  leefde.  Be  edele  en  hooggeborene  man  Hans  Kan- 
sow  eindelijk,  behoorde  tot  eene  aanzienlijke  adelijke  Hol- 
steinsche  familie,  en  daar  de  oorkonde  zich  te  Lübeck  be- 
vindt, zoo  zal  hij  wel  dezelfde  zijn  als  Hans  Bansow,  raad 
van  konig  Christiaan  T  van  Denemarken,  die  Kiel  in  pand- 
schap  bezat,  toen  het  in  1469  aan  Lübeck  verpand  werd, 
en  in  1485  overleed.  *) 

Na  aldus  de  oorkonde  zooveel  mogelijk  toegelicht  te  heb- 
ben, laat  ik  haar  hier  volgen: 

Aen  den  edelen  ende  hoegh  gheboren  man  Hans  Ransow. 
Ie  broder  lacob  gardiaen  des  convents  van  Campen  beken nc 
mit  dessen  openen  breve,  dat  voer  my  is  ghecomen  onsen 
medebroder  ende  borger  der  vorsseiden  stede  van  Campen, 
broder  Johan  Huusman  die  daer  to  Iherusalem  ende  ten 
h^lighen  grave  is  gheweest,  als  al  de  stad  van  Campen  is 
becant,  heeft  ghegheven  Lubbert  Hanynck  onzen  medeborgher 
heilichdom,  alse  van  den  heilighen  grave  van  den  berch  van 
Calvarie^  oiiveten  ende  so  voert  an,  alse  Lubbert  voerseit 
heeft  in  scrift ,  ellick  sonderiicks ,  ende  mede  van  sunte  Mau- 
ricius  ende  van  sine  ghescllen.  In  oerkont  der  waerheit  soe 
hebbe  ie  hier  onse  convents  seghei  an  ghehangen.  niet  meer 
op  deze  tyt,    dan    god  sy  mit  iv  ende  mit  ons  allen.  amen. 

')     Overysselache  Almanak  1841,  bl.  89;  Memorieboek  no.  61. 
')    Schlesw.  Holst.  Lauenb.  Zeitschr.,  II,  51,  125  vgl. 

BUIIB.   n.  11 


154 

Int  jaer  ons  heren  Moccc  ende  lixyiü  op  sancte  Anthonys 
dach  van  Fadue. 

Dit   heilichdom   van   sancte  maorisius  is  dese 
voe];3eiden  broder  toe  Kollen  ghegheven. 

Ten  slotte  zij  hier  nog  opgemerkt,  dot  dit  stuk  gedateerd 
is  den  17*^  Januari,  terwijl  de  gardiaan  Jacob  van  Almelo 
den  14^  Juli  daaraanvolgende  werd  ontslagen.  Hoewel  uit 
de  stad  geweken ,  was  bij  dus  wellicht  toenmaals  nog  in  het 
bezit  van  het  conventszegel,  en  kon  dus  daarmede  den  brief 
bezegelen,  wat  des  te  aannemelijker  wordt  als  men  bedenkt 
dat  op  den  14*^  Juli  aan  hem  en  zijne  ontslagene  medebroe- 
ders gelast  werd ,  de  sleutels  en  wat  ze  verder  van  ^t  convent 
onder  zich  hadden,  over  te  geven. 

N.  u. 


M'.  W.  H.  COST  JORDENS.   ') 


Wanneer  men  zich  de  zamenstelling  der  oude  Tweede  Ka- 
mer (en  daarmede  bedoelen  vij  die  v66r  de  Grondwetsher- 
ziening van  1848)  voor  den  geest  terugroept,  dan  vindt  men 
daarin  een  groepje  kundige  mannen,  die  met  den  naam  van 
i^de  rekenmeesters"  bestempeld  werden.  Tot  dit  onder- 
deel der  toen  nog  zoo  zwak  van  macht  zijnde  vergadering, 
behoorden  de  leden  Duijmaer  van  Twist,  Bruce,  van 
Panhuijs  en  ook  m'.  W.  H.  Gost  Jordens.  De  laatste 
voTulde  ook  later  die  rol  in  de  Eerste  Kamer,  waarin  hij 
in  1849  overging,  om  tot  bijna  aan  zijnen  dood  te  verblijven. 

Maar  bij  die  belangstelling  in  het  richtig  beheer  van  *s  lands 
penningen,  voegde  C.  J.  eene  andere,  die  in  de  geschiedenis 
van  het  muntwezen  van  ons  vaderland  en  in  het  bijzonder 
van  die  van  het  gewest  waarin  hij  het  levenslicht  zag  en 
waaraan  zijn  geslacht  zoo  naauw  was  verbonden.  —  In  het  bij- 
zmidcür  trok  de  numismatiek  van  Deventer  zijne  aandacht 
en  groot  zijn  zijne  verdiensten  omtrent  dit  onderdeel  eener 
wetenschap,  die  in  ons  vaderland  eerst  sedert  een  dertig  of 
veertigtal  jaren  door  den  arbeid  van  Groebe,  Yerkade, 
van  der  Ghijs  enz.,  begonnen  is  tot  haar  goed  recht  te 
komen  en  waarvoor  nog  zoo  veel,  vooral  voor  het  latere  tijd- 
perk, sedert  de  Pacificatie  van  Grend,  in  menig  gewest  van 
ons  vaderland  te  boek  te  stellen  is. 

G.  J.  was  geen  bloote  verzamelaar  van  penningen  en  mun- 
ten, maar  wat  de  Franschen  zeggen:  //un  numismate 
travaillant"  Het  r^'ke  archief  van  Deventer,  waarin  hij 


')    Overieden  te  Deventer,    den  22  November  1875,  oad  76  jaren. 


156 

zeker  met  nog  meer  ijver  snuffelde  als  wij  hem  wel  eens  in 
de  Bibliotheca  Duncaniana  te  's  Hage  zagen  doen,  moest 
er  hem  als  't  ware  van  zelf  toe  brengen  om ,  bezig  de  munten 
van  Overijssel,  Deventer,  Kampen  en  Zwolle  te 
verzamelen,  vooral  de  geschiedenis  der  munten  van  de  stad 
zijner  geboorte  te  schetsen. 

De  eerste  vrucht  van  dat  onderzoek  was  het  stukje  (  Overgss. 
Alman.  1849,  bi.  94— 95)  Penning  op  de  verovering 
der  Spaansche  zilvervloot  door  den toenmaligen munt- 
meester  van  Deventer,  Johan  Wijntgens,  in  1629  ont- 
worpen maar  niet  gesneden,  althans  ons  is  dit  stuk  nimmer 
voorgekomen. 

Dezelfde  jaargang  van  dit  uitstekend  repertoire  bevat  een 
tweede  stukje  van  C.  J. ,  getiteld:  Penning  door  de  stad 
Deventer  in  1595  vereerd  aan  Daniel  Tossanus, 
t.  a.  p. ,  bl.  232,  in  houtsnee  afgebeeld.  Eene  levenschets 
van  dien  rector  (1594 — 1597)  te  Deventer  (later  hoogleeraar 
te  Heidelberg )  werd  er  bijgevoegd.  Beide  stukjes  danken  hun 
oorsprong  ^/aan  de  menigvuldige  papieren  over  de  Deventer 
//munt  in  het  stedelijk  archief  voorhanden.'' 

In  het  jaar  1846,  werd  aan  den  hoogJeeraar  d'.  P.  O.'  van 
der  Chijs  door  Teijler's  Stichting  den  gouden  eerepenning 
toegewezen  voor  zijne 'Verhandeling  over  de  Munten 
van  ons  Vaderland  van  de  vroegste  tijden  tot 
aan  de  Pacificatie  van  Gend.  Wij  twijfelen  geenszins 
of  reeds  in  de  jaren  1842  — 1845 ,  zal  C.  J.  aan  dien  schrij- 
ver zoowel  vele  munten  van  Overijssel,  als  aanteekeningen 
voor  zijn  later  tot  negen  lijvige  kwarto  deelen  uitgedijd  werk 
verschaft  hebben.  De  Index  van  het  in  1854  verschenen  deel 
//De  munten  der  voormalige  heeren  en  steden  van 
Overijssel  kan  zulks  bewijzen  en  men  behoeft  slechts  in 
genoemd  deel  de  blz.  283,  284,  288,  295,  298,  299,  310 
enz.,  op  te  slaan  om  te  zien  dat  de  // warme  erkentenis"  ook 


157 

aan  G.  J.  door  den  schrijver  in  de  voorrede  (bl.  vii)  toege- 
bracht, wel  verdiend  was. 

Inmiddefó  had  C.  J.,  in  Maart  1853,  het  eerste  gedeelte 
van  zijne  belangrijke  Bijdragen  tot  de  Geschiedenis 
der  Deventer  Munt  bewerkt.  Zij  zagen  het  licht  in  1854 
Overijss.  Alm.  1854,  W.  1  —  73.  Een  klein  stukje  met  éene 
plaat,  over  eene  Munt  van  Deventer,  Kampen  en 
Zwol,  was  in  de  Overijss.  Alman.  van  1853,  bi.  81  —  84. 
(Vergelijk  ald.  1854,  bl.  61)  voorafgegaan  en  dit  eerste  werd 
door  een  tweede,  in  Maart  1853  geschreven  en  in  de  Overijss. 
Alman.  van  1855  (bl.  1  —  89)  geplaatst,  gevolgd.  Onder 
de  bijlagen  (bl.  90 —  118)  verdient  bijzonder  onze  aandacht 
die  subV  getiteld:  //het  geslacht  Wijntgens.^'  Een  paar 
^aten  met  afbeeldingen  van  een  zestal  Deventer  munten 
luisteren  het  te  boek  gestelde  op. 

Wanneer  men  bedenkt  dat  de  geschiedenis  der  Deventer 
munt  een  tijdperk  van  minstens  zeven  eeuwen  omvat,  dat  zij 
moest  handelen  over  de  munten  dier  stad  der  Duitsche  kei- 
zers Otto  III  (983— 1002),  Hendrik  II  (1002  —  1024), 
Coenraad  II  (1024 — 1039);  over  die  van  vele  ütrechtsche 
bisschoppen,  te  beginnen  met  den  bisschop 'Bernulfus  (1027 
—  1054);  over  de  eigenlijke  Deventer  stadsmun ten  sedert  het 
laatste  gedeelte  der  14'*''  eeuw  en  over  de  munten  in  gemeen- 
schap met  andere  steden  (Kampen,  Zwolle,  Groningen) 
geslagen;  over  de  scheve  verhoudingen  dezer  stadsmunten  te- 
genover de  Landsmunten,  zoowel  die  van  het  Duitsche  rijk 
als  vooral  die  der  Generaliteit  na  de  afzwering  van  Spanje,  gedu- 
rende langen  tijd ,  over  de  vele  twisten  daaruit  ontstaan ,  dan 
moet  men  C.  J.  prijzen  dat  hij  in  zulk  een  kort  bestek ,  ons  een 
zoo  duidelijk  overzigt  gaf  van  dit  zoo  moeljelijk  te  behandelen 
en  veel  omvattend  onderwerp.  * 

Den  omvang  van  de  papieren  die  G.  J.  moest  ordenen  en 
lesen,  wijst  zijne  eerste  Bijlage  (155  bladz.  druks  beslaande) 


158 

tot  de  Inventaris  van  het  Deventer  Archief,  in 
1870  in  hei  licht  verschenen,  aan.  Dien  arbeid  volbragt  G. 
J.  in  de  jaren  1862  en  1863  en  bestempelde  ze  met  den 
naam  van  Catalogus  van  stukken  betreffende  de 
munt  in  het  Deventer  Archief,  geinvertariseerd 
onder  no".  872  —  903. 

C.  J.  wist  orde  in  dien  chaos  te  brengen.  Wel  mogt  hij 
zeggen:  (Overijss.  Alm.  1854,  bl.  43)  ^/men  ziet  uit  het  voor- 
gezegde en  men  weet  het  van  elders,  dat  in  de  laatste  helft 
der  15*  en  in  de  eerste  jaren  der  16*  eeuw  de  muntordon- 
nantiën  en  valutiën  vrij  talrijk  en  steeds  verschillend  waren. 
Er  heerschte  eene  groote  verwarring." 

Elders  ( t.  a.  p.  bl.  68 )  merkt  hij  op  dat  de  Duitsche  pro- 
cesstukken wel  tamelijk  leesbaar  zijn,  maar  de  stijl  er  van 
zoo  gerekt  en  langdradig  en  zoo  doorspekt  met  verouderde 
woorden  en  uitdrukkingen,  dat  het  dikwijls  groote  moeite 
kost  den  zin  en  de  bedoeling  te  vatten.  Voorzeker  aanlei- 
ding genoeg  om  het  geduld  van  C.  J.  in  het  ontginnen  van 
deze  mijnen  zeer  te  prijzen.  De  beknoptheid  van  deze  levens- 
schets verbiedt  ons  den  inhoud  en  rijkdom  er  van  nader  bloot 
te  leggen. 

In  1857  verscheen  van  C.  J.*  hand  te  Deventer  eene  bij- 
drage tot  de  Kamper  munt,  getiteld:  Kamper  stempels. 
Het  beslaat  12  bladzijden  met  2  platen  in  quarto,  om  zich, 
ook  wat  het  formaat  betreft,  aan  te  sluiten  aan  van  der 
Chijs'  genoemd  werk.  Ook  dat  van  Verkade  ontvangt  hier 
nog  eenige  toevoegsels. 

Over  de  munten  van  Hasselt  in  Overijssel  hadden  de 
heeren  J.  M.  van  Rhijn,  (Overijss.  Alm.  1837,  bl.  79  —  80; 
Overijss.  Alm.  1851,  bl.  94— 101  en  F.  A.  Ebbinge  Wub- 
ben,  Overijss.  Alm.  1855,  bl.  205  —  255,  mededeelingen 
gedaan,  die  door  C.  J.  in  zijn  in  Junij  1860  geschreven  en  in 
de  Verslagen  en  mededeelingen  der  Vereeniging  tot 


159 

beoefening  yan  Overijsselsch  regt  en  geschiedenis  (!•  1860, 
bl.  62  —  94)  opgenomen  stok :  De  Munt  te  Hasselt  wer- 
den bijeengebragt  en  aangevuld.  In  dezelfde  verzameling  (I. 
bl.  94  —  99 )  verscheen  een  interessant  stukje  van  C.  J. :  ^/£  e  n 
woord  over  zekere  dusgenoemde  Kamper  Nood- 
muntjes  van  1578,  in  1865  (Verslagen  III.  bl.  50  —  51) 
met  een  toevoegsel  of  een  //Nog  iets''  vermeerderd.  Daarin 
werd  aangetoond  dat  de  in  de  Overijss.  Almanak ,  1838 ,  bl. 
342  —  245  door  den  te  vroeg  aan  de  wetenschap  ontrukten 
m'.  J.  van  Doorninck  beschreven  en  als  noodmunten  af- 
gebeelde stukjes  //armenloodjes  of  liever  bewezen  (telke- 
nen noemde  men  ze  in  1481)  van  betaalde  belasting 
waren. 

Het  laatste  muntkundig  geschrift  dat  C.  J.'  pen  ontvloeide, 
was  van  eenen  geheel  anderen  aard  als  de  tot  nu  toe  ver- 
melde. In  de  Deventer  Courant  van  Sept.  1869  verscheen  een 
stuk  van  hem  getiteld:  //Eenheid  van  Munt.  Terecht 
noemde  C.  J.  het  //een  ontwerp",  waarover  in  dien  tijd  veel 
geschreven  werd.  Met  de  bedachtzaamheid  die  den  ouden 
//rekenmeester"  eigen  was,  waarschuwt  hij  Nederland  om  zijn 
züveren  standaard  niet  te  laten  varen.  //Het  heeft  tot  hiertoe 
stil  gezeten,  (zegt  hij,  bl.  9)  en  zal  het  ook  wel  blijven  doen." 
Deze  prophetie  is  niet  geheel  uitgekomen.  De  Wülempjes  zijn 
weder  voor  den  dag  gekomen ,  maar  de  eenheid  van  munt, 
waarvoor  G.  J.  ook  waarschuwde,  is  nog  niet  daar  en  zal 
nog  wel  lang  uitblijven,  zoo  zij  immer  in  Europa  moge  te 
voorschijn  treden,  hoe  wenschelijk  zij  ook  door  velen  geacht 
wordt.  ') 

Leeuwarden y  1  Maart  1876.  W  j.  dirks. 


')  De  Ketel  aan  de  Waag  te  Deventer  (Overijss.  Alm. 
1840,  bL  91  —  93)  waarin  in  1434  ,,die  mnntmeister  gesoden  wart*' 
zi)  hier  nog  al»  eene  notice  van  C.  J.  vermeld. 


HET  GERIGT  VAN  DISPERATIE. 


Vrij  algemeen  werd  in  vroegere  eeuwen  het  denkbeeld  ge- 
huldigd, d»t  zelfmoord  niet  ongestraft  mogt  blijven;  zoowel 
hier  te  lande  als  elders  treft  men  daarvan  talrijke  bewijzen 
aan.  Voor  het  buitenland  blijkt  dit  o.  a.  uit  de  woorden 
van  Montesquieu  (Letttres  Persanes)  ^/Les  lois  sont  furieu- 
ses  contre  ceux  qui  se  tuent  eux-mêmes;  on  les  fait  mourir 
une  seconde  fois  pour  ainsi  dire."  Voor  ons  vaderland  werd 
dit  onderwerp  door  Mr.  J.  H.  de  Stoppelaar  onder  bovenstaanden 
titel  behandeld  in  het  tijdsclirift  ^/De  Oude  Tijd."  De  alge- 
meene  toepassing  van  dit  regtsbeginsel  wordt  door  hem  daaruit 
verklaard,  dat  het  Kanonieke  regt  voorschreef,  hoe  de  mis- 
daad aan  het  ontzielde  ligchaam  te  straffen,  terwijl  het  Ro- 
meinsche  regt  de  nalatenschap  van  den  zelfmoordenaar  aan 
zijne  erfgenamen  onthield ,  indien  vrees  voor  straf  en  niet 
een  ziekelijke  zielstoestand  de  drijfveer  geweest  was.  Het  komt 
mij  voor  dat  ook  de  Hollandsche  Saxenspiegel  in  dezen  van 
invloed  geweest  is.  Deze  bepaalt  (§18  uitg.  Smits),  dat  de 
nalatenschap  van  „wie  syn  lyff  verwerket"  niet  door  den  rig- 
ter,  maar  door  zijne  erfgenamen  georven  worden,  doch  dat 
het  lijk  op  geen  kerkhof  begraven  zal  worden,  en  dat  voor 
de  ziel  niet  gebeden  zal  worden,  en  verwijst  daarbij  wat  het 
begraven  aangaat  naar  Decret.  xxiii  cap.  tu  dixisti. 

Geen  wonder  dus,  dat  men  ook  in  Overijssel  gevallen 
aantreft  van  zulk  eene  regtspraak ,  hoewel  geen  enkele  land- 
brief  die  voorschreef.  Daar  zij  echter  vrij  schaarsch  voorko- 
men,   acht  ik   de  aanhaling  er  van  niet  onbelangrijk.     Het 


161 

eerste  vindt  men  in  het  Judiciaal  Eegister  van  Bisschop  Da- 
vid  van  Bourgondie  op  22  Aug.  1492  (fol  79  v®,)  //Item 
Jnder  sake  iusschen  deo  Droste  van  Twen  the  Grerijt  van  Wel- 
nelde  op  die  ene  ende  Henrie  Gheeling  toe  Hasseloe  op  die 
andere  zijden,  roerende  van  dat  die  Droste  erffutinge  van 
hem  cijschet  van  sijns  wljfs  guet ,  soe  sij  hoer  selve .  die  kele 
a^esteken  hadde,  dairaen  sij  ster£f,  des  sij  lijff  ende  guet 
verbeurt  solde  hebben,  Js  geclaert,  dat  Henrie  Gheeb'ng  den 
Droste  erfutinge  doen  sal  van  sijns  wijfs  naegelatcne  guede, 
soe  sij  hoer  seiven  mijsdaen  heeft,    dairaff  sij  gestorven  is." 

Van  het  begraven  in  ongewijde  aarde  treft  men  een  voor- 
beeld aan  in  de  volgende  plaats  uit  het  Digestum  Novum  der 
stad  Kampen: 

£/feria  sexta  post  petri  ad  vincula   (14. .  ). 

//Wort  Johan  Sier  geuonden  ende  had  sich  seluen  verhan- 
gen jnde  hanenbalken  van  Arnt  Sijrs  sijns  oems  huus  ende 
wert  boeuen  ten  venster  mit  een  Trijs  van  den  huse  bij  sijnen 
voeten  wtgelaten  ende  op  eene  lerre  gesmeten  ende  onder  die 
galge  geuoert  ende  aldair  mit  twe  of  iii  schoue  rieds  gebrent 
ende  voirt  aldair  gegrauen." 

Het  derde  voorbeeld,  dat  ik  aangetroffen  heb,  valt  in  een 
tijd ,  toen  de  bepaling  van  de  criminele  constitutie  (art.  135) 
hier  gold  ,  en  zelfs  een  spoor  van  strafbedreiging  in  het  Land- 
regt  zelf  werd  aangetroffen.  *)  Het  is  ontleend  aan  de  ïlei- 
zeboeken  van  Deventer ,  waar  gezegd  wordt :  //Te  Windesheim 
op  avondt  Jacobi  1550  sijnnen  Jngekomen  over  maelltijt  tween 
raetzheren  off  Scepenen  van  Hasselt,  die  ene Evert  ter  Lijn- 
den, die  ander  Brandenborch  genoempt,  en  hebben  naider 
maeltijtden  gedeputierden  van  den  drien  steden  voorgegeven, 
dat  een  vrouwe,  daervan  die  man  noch  leeffden  ende  tsamen 


*)     Zie  Racer  III.    288;  Winhoff,  uitg.  Chalmot,  bl.  230. 


162 

kinderen  hadden,  zich  selves  leider  verdaen  en  die  keele 
afgesteken  hadde ,  wesende  suss  hal£f  voir  bijsinmich  geachtet, 
weick  doede  lichaem  die  schulte  van  Hasselt  op  een  gewiede 
plaitse  hadde  doen  begraven  ende  queme  na  ende  wolden  dat 
guet  confisciert  ende  verboert  holden,  daerop  die  man  mit- 
ten  kinderen  aen  hem  begeerden  voirstandt  thebben,  desbal- 
ven  die  vurss  Soepenen  goeden  raedt  van  den  drien  steden 
begerende  Js  hem  voir  antwort  gegeven,  dat  zij  zich  solden 
holden  als  richteren  ende  wanneer  die  schulte  den  man  ende 
kinderen  bespreeck  voir  hem  luden  als  richteren,  solden  sij 
aenspraeck,  antwort  en  alle  bescheit  ontfangen  en  dan  mit 
particulair  laden  beraden  ende  wijsen  dan  dat  recht  weer, 
ende  so  veem  eenige  partie  mit  hoeren  sententie  nijet  vre- 
dich  en  were,  machte  appelliren  aen  der  stadt  Deventer, 
Tiebben  sij  geantword  dat  van  oeren  sententien  nergens  wurd 
geappelliert ,  dan  plegen  zich  wel  mitter  stadt  Deventer  te 
beraiden ,  daerentegens  hem  geantwort  bij  den  gedeputeerden 
van  Deventer,  dat  alsnoch  bijnnen  korten  jaeren  twee  Sce- 
penen  van  Hasselt  op  raethuijs  bijnnen  Deventer  gewest,  toe- 
staende  die  stadt  Deventer  haer  appellatierecht ,  ende  die  twee 
Scepenen  van  Hasselt  geantwort,  dat  oll  twee  van  haeren 
Scepenen  die  haer  gerechticheit  nijet  en  wasten ,  sulx  ge- 
sproicken  hadden,  die  en  hadden  dees  gheen  bevell  off  macht 
te  doen,  onder  anderen  een  van  den  gedeputirden  van  don 
drien  steden  gesacht,  het  schijnt,  dat  gerne  schatvrie  ende 
appelJatie  vrie  wolden  sijn,  ende  sij  geantwort  in  effect,  dat 
sij  dairbij  gerne  bliven  wolden ,  ende  sijnnen  dairmede  strack 
wech  gereist." 

V.    D. 


PRUIKENBELASTING  TE  KAMPEN ,    1702. 


Het  laatste  gedeelte  der  17e  en  de  18e  eeuw  was  in  ons 
land  de  proikentijd  bij  uitnemendheid ,  dat  wil  zeggen ,  toen 
beijverde  ieder  zich  zooveel  hij  kon,  uit  te  munten  in  H  dra- 
gen van  de  nieuwste  Parijsche  modes  op  dit  punt,  waarvoor 
moeite  noch  kosten  werden  gespaard. 

Geen  wonder  dat  schrandere  besturen  van  landen  en  ste- 
den in  dit  luxe  artikel  een  uitstekend  voorwerp  van  belasting 
zagen. 

In  Berlijn  werden  de  pruikendragers  in  klassen  verdeeld 
en  werd  onder  den  naam  van  Perrückensteuer  eene  belasting 
van  12  groschen  tot  een  rijksdaalder  geheven.  Deze  belasting 
werd  verpticht  en  de  pruiken  moesten  op  den  keurvorstelijken 
stempelkamer  gebracht  worden,  waar  ze  door  den  pachter, 
van  binnen,  om  ze  niet  te  ontsieren,  werden  gestempeld. 
Deze  stelde  tevens  prmkenvisitatoren  aan  door  de  geheele  stad, 
die  zelis  de  woningen  der  burgers  binnendrongen  en  'hen 
daar  en  op  straat  dwongen  de  pruiken  af  te  nemen ,  om  te 
zien  of  ze  wel  gestempeld  waren ,  waarvan  hevige  oneenig- 
heden ,  zelfs  vechtpartijen  het  gevolg  waren. 

Dat  men  in  ons  land  ook  dergelijke  pruikenbelasting  in- 
voerde of  poogde  in  te  voeren ,  bleef  mij  onbekend ,  totdat 
ik  de  navolgende  resoluties  van  Schepenen  en  Eaad  en  Raad 
en  Meente  te  Kampen  inzag. 

Den  28  Maart  1702  stelde  de  Baad  aan  de  Gezworene 
Gemeente  voor:  ffV,  Datyder  persoon  welcke  op  de  duisent- 
sten  penninck  op  zes  duisent  gl.  staat,  iaeriix  betale  6  gul- 


164 

den  voor  perruiken  of  hairgelt,  en  dat  diegene  welke  daer 
onder  in  voorschreven  middel  getaxeert  sijn,  van  parruiken  of 
hairgelt  sullen  betalen  drie  guldens,  sullende  diegene  welke 
int  middel  van  den  1000  pennink  niet  getaxeert  sijn  en 
evenwel  perruiken  dragen,  gelijke  drie  gulden  moeten  beta- 
len ,  en  die  geen  perruiken  dragen  vrij  en  hiervan  exemt  sijn, 
en  hier  van  allen  vrij  sijn  die  nog  geene  vijftien  iaren  out 
sijn  en  die  het  pro  Deo  begeeren.  2®.  De  fontagnes  of  kap- 
sels adidem  als  boven,  mits  dat  indien  in  een  huisgesin  meer- 
der sijn  dan  vier  personen,  't  sij  mans  of  vrouwen,  die  in 
't  voorscr.  middel  van  perruiken  of  fontagnes  souden  moeten 
betalen ,  egter  met  betalinge  van  4  personen  sullen  konnen 
volstaen". 

De  Gesworene  Gemeente  antwoordde  ad  lum:  ^/De  Gezwo- 
rene Gemeente  oordeelt  dit  tot  nog  toe  niet  genoeg  geregu- 
leert  te  sijn  en  sal  bij  nader  elucidatie  daarover  nader  konnen 
gedisporeert  worden ;  en  ad  2um  Bij  nader  convocatie  sal 
hierop  nader  worden  gedaen. 

Den  18  April  daaraanvolgende  stelde  de  Baad  op  nieuw 
aan  de  Meente  voor :  ,/Dat  een  impost  van  drie  guldons 
worde  gestelt  op  ieder  persoon  een  paruque  draagende,  des 
jaars,  ende  twe  gulden  op  ieder  persoon  een  fontagne  off 
hoog  capsel  draagende,  waaronder  geen  callotjes  worden  be- 
grepen. En  dat  die  een  parucque  voor  sijn  gesontheijt  draaght 
en  den  impost  pro  Deo  begeert,  daarvan  vrij  sal  sijn,  en 
dat  de  mennieten  naa  redelijckheijt  in  het  baargeld  mogen 
worden  getaxeert". 

De  Gezworene  Gemeente  zeide  dat  door  haar  ,/op  de  per- 
ruken  en  capseU  dragende  bij  dezen  niet  kon  worden  ge- 
disponeert." 

Opmerkelijk  is  het  dat  men  het  plan  koesterde  de  doops- 
zinden,    die  zich  met  het  dragen  dier  fraaie  tooisels   in    den 


165 

regel  niet  ophielden ,  toch  ook  nog  een  zekere  belasting  daar- 
voor wilden  opleggen. 

Ondanks  de  tegenwerking  van  de  Gezworene  Gemeente 
liet  de  Baad  zijn  plan  om  deze  belasting  in  te  voeren  nog 
niet  varen.  Drie  dagen  daar  na,  den  21en  April  verzocht 
hij  ffshiog  consent  in  het  geprojecteerde  middel  op  de  parru- 
ken  ende  fontagnes ,  soo  als  de  Geswoorne  Gemeente  te  voten 
is  voorgedraagen" ,  terwijl  de  Geswoorne  Gemeente :  ^/oonside- 
reerende  die  soo  seer  swaare  constitutie  van  tijden  in  welcke 
ons  vaederlandt  is  gebracht  (de  oorlog  met  Frankrijk  en 
Spanje)  wel  kan  consideeren  dat  behalve  dat  middel  nog  veel 
te  kort  sal  koomen**. 

Ook  deze  keer  echter  was  de  Gezworene  Gremeente  tegen 
de  invoering,  en  wenschte  de  belasting  gevonden  te  zien  uit 
het  middel  op  de  koffie  en  thee. 

Ten  laatsten  male  kwam  de  raad  op  20  Mei  met  een  nog 
bescheidener  voorslag  bij  de  Gezworene  Gemeente:  ,/De  Ge- 
sworene  Gemeente  wordt  alsnog  versogt  in  de  voorgeslagen 
impost  op  parmiken  en  fontagnes ,  of  ten  minsten  ter  somma 
van  twee  galden  op  een  paniik  en  een  gulden  op  een  fon- 
tagne  te  consenteeren  ;  het  mocht  niet  baten ,  de  Gesworene 
Gemeente  wilde  er  niet  in  toestemmen. 

Sinds  vond  ik  niets  meer  aangaande  deze  belasting  in  de 
resolutie  boeken  vermeld ,  zoodat  de  zaak  daarbij  wel  zal  ge- 
bleven zijn,  doch  in  het  feit  dat  de  Gezworene  Gemeente  zich 
tegen  de  invoering  dezer  belasting  zoozeer  verzette,  zal  men 
wel  eene  aanwijzing  mogen  zien  dat  onder  de  burgerklasse 
het  dragen  van  pruiken  te  Kampen  niet  het  minst  in  zwang 
was. 

N.  u. 


BRIEF  VAN  JEAN  FRAN^OIS  LE  PETIT 
AAN  DE  STAD  KAMPEN. 


Jean  Fran^ois  Ie  Petit  vroeger  grifl&er  van  Betbune  in  Ar- 
tois,  later  notaris  te  Middelburg,  l^de  zich  gelijk  bekend  is, 
zeer  toe  op  de  geschiedenis  van  ons  vaderland.  Als  vruchten 
daarvan  kwamen  in  't  licht  zijne:  //Grande  Chronique"  in 
1601  te  Dordrecht  verschenen  en  ,/'t  Nederlants  Ghemeenebest" 
bestaende  in  Staeten ,  vergeleken  met  die  van  de  Switsersche 
cantons'',  in  1615  door  zijn  zoon  in  Arnhem  uitgegeven. 

Zoowel  voor  'teerste  als  't  laatste  werk,  scMjnt  hij  zich 
tot  het  bekomen  van  narichten  tot  het  bestuur  der  verschil- 
lende Nederlandsche  steden  gewend  te  hebben 

Voor  zijn  eerste  werk  zullen  immers  wel  bestemd  geweest 
zijn  de  inlichtingen  welke  hij  in  1597  en  1598  van  de  stad 
Groningen  vroeg;  ook  op  het  Deventer  Archief  berusten  twee 
dergelijke  brieven ,  terwijl  ik  hier  laat  volgen  een  verzoek 
door  hem  aan  de  stad  Kampen  gericht  om  mededeeling  van 
stof  en  terechtwijzingen  voor  het  werk  door  zijn  zoon  na  zijn 
dood  uitgegeven.  Een  jaartal  draagt  de  brief  niet,  doch  waar- 
schijnlijk is  hij  uit  het  eerste  tiental  jaren  der  17e  eeuw. 
Merkwaardig  is  het  zeker  dat  de  geschiedvorscher  niet  alleen 
inlichtingen  aan  de  steden  vroeg  maar  nog  een  douceurtje 
daarenboven. 


*)     By dragen  tot  de  Gesch.  der  prov.  Gron.  VI.  bl.  320. 


167 

Aen  de  Edele,  Erentfeste,  W^se  ende 
seer  Voorsichtighe  Heeren, 
^  Burgmeisters     ende     Baed    der   Vrije 

Eijcxe  Hansestadt  Campen. 

Edele  Heeren 
Alzo  ick  onlancx  in  Engeland!  doende  was  om  mijne  Cro- 
nyeke  in  Engelsch  te  laeten  dracken,  ondertussclien  heb  ick 
beschreven,  die  Nederlandtsche  Eepublycke,  ge- 
confereert  met  die  van  de  Swytsers,  daer  by  ghe- 
voegt  een  Tractaet  van  de  wettighe  macht  des 
Princens  over  de  Gemeente,  ende  wederom  van 
de  Gemeente  over  de  Prince,  dan  vreesende  dat 
ick  in  die  Beschr^vinghe  mij  zoude  missolyck  wel  mogen 
vargrepen  hebben,  doe  heeftet  mij  goet  gedacht,  eer  voorder 
daerinne  te  vaeren,  elcke  Provincie  ende  stadt  int  particulier 
haer  eigene  discriptie  te  laeten  visiteren  ende  censureren. 
Daeromme  bidde  ick  Y.  E.  wat  deze  stadt  aengaet  hyer 
annex,  b^  ymanden  des  kennisse  draegende,  te  laeten  ouersijen 
ende  andersins  oorrigieren,  omme  tselue  oueral  gedaen  zijnde, 
voorts  den  boeck  in  duytsch  ende  in  francois  te  laeten  wtgaen 
ter  eere  van  dese  lo£Pelycke  hoochmogende  Bepublycke,  als  oock 
deser  stede  ende  oock  tot  beter  onderrichtinghe  van  sommighe 
partydighe  gheesten.  Hiermede  Y.  E.  den  almcM^nden  be- 
velende ende  my  oitmoedelyck  in  haer  goede  gratie  pro  via* 
tico  (ghelyck  als  andere  wel  gedaen  hebben)  oitmoedelyck 
recommanderende , 

Y.  E. 
Oitmoedigher  ende  d^'enstwilligher 
Jan  Francois  Ie  Petit  Griffier  van 
Bethnne. 

Historicus. 

N.   ü. 


KONINGSPREBENDE  IN  HET  STIFT  TER  HUNNEP. 


Onder  de  papieren  van  het  Stift  ter  Hunnepe  bevindt  zich 
een  door  Matteus  Dulshem,  Goaverneur  der  stad  Grol  ge- 
waarmerkt afschrift  van  een  brief,  waarbij  koning  Philips  aan 
Abdis  en  Convent  doet  weten:  ^/dat  also  ons  als  heeren  van 
den  voorsz.  Lande  van  Ouerijssel  toebehoert  ende  recht  heb- 
ben eensjnonsleuen  te  geuen  ende  confereren  t'onsen 
keuse  ende  wille,  jn  uwe  Abdije,  ofte  stijfle  een  broot  ende 
prouene;  Wij  willende  tegenwoordelicken  gebruijcken  van  onsen 
voorsz.  rechte,  hebben  gegunt  ende  gegeuen,  gunnen  ende 
geuen  bij  desen  aen  Gat  ar  i  na  Mulert,  dochter  van  Joan 
Mulert,  Drossart  vande  Twenthe  tot  voorsz.  broot,  ende  pro- 
uene, alles  mette  cleederen,  habijten,  ende  andere  rechten 
ende  veruallen  daertoe  staende  ende  behoorende.  Ontbieden 
daer  omme  ende  beuelen,  dat  ghij  de  voorsz.  Catarina  Mulert 
aenueert,  ende  ontfanght  als  Religieuse  in  uwe  voorsz.  Abdije 
ofee  Stijfle"  enz.  Deze  brief  was  g^ven  te  Brussel  1  Oct. 
1626  en  voorzien  met  het  groot  z^l  des  konings. 

Vrage:  hoe  kwam  Philips  (blijkens  het  jaartal  de  vierde 
van  dien  naam)  aan  dat  regt  om  eens  in  zijn  leven  eene 
prebende  in  dat  stift  te  vergeven?  Was  dit  mogelijk  een  regt 
dat  hij  zich  aanmatigde  in  navolging  van  de  Bisschoppen, 
die  op  hunne  beurt  daarin  het  voorbeeld  der  Pausen  volgden? 

v.   T). 


/ 


MEMORIE 
DER  OUDERLINGEN  EN  DIAKENEN  TE  DEVENTER 

OYEB    DE    BESTEMMING    DER  GEESTELIJKE   EN 
KERKELIJKE  GOEDEREN,     1581. 


De  volledige  titel  van  het  belangrijke  document,  waarvan 
ik  bier  den  inhoud  grootendeels  wensch  mede  te  deelen ,  luidt : 
//Discours  ende  bericht  op  die  administratie  der  Geestelicken 
ofte  Kerckengueder  der  Stadtt  Deuenter  vann  die  olderlingen 
vnnd  Diaconen  der  Kerckengemeinten  daerselifst  Eijn  Er- 
bar  Raedt  tho  bedencken  voirgestelt."  De  leeftijd  er  van 
blijkt  uit  de  kantteekening :  //Ingebracht  vnnd  Auergegeuen 
den  27  Aprilis  Anno  1581  Coss.  üoenraedt  vnnd  Scharff 
D.  vnd  sinnen  a  Senatu  ad  visitandum  et  referendum  depu- 
tiert  Huirninck,  Brunsfelt,  Swaeffken  vnnd  Dorre  D." 

Het  Deventet  archief,  waar  zich  dit  stuk  bevindt  onder 
N».  716,  bezit  onder  N^  708  een  dergelijk  Geldersch 
Discours,  dat  zonder  twijfel  tot  grondslag  gediend  heeft  voor 
het  wel  driemaal  uitgebreider  Deventer  Discours,  daar  ge- 
heele  stukken  uit  het  eene  woordelijk  in  het  andere  overge- 
nomen zijn.  Het  Geldersche  heet:  //Discours  vander  adminis- 
tratien  der  Geistlicker  guederen ,  waertho  deseluige  van  onsere 
vorolderen  gegeuen,  wie  sie  sint  erstlich  gebruickt,  vnd 
daema  misbruickt  worden  vnnd  nu  ter  eren  Godtz  vnnd  dem 
gemeinen  nutz  tho  gude  sollen  vnnd  behoeren  angelecht  vnnd 
gebruickt  tho  werden,   allen  frommen  vnnd  gotsaligen  Patri- 

BUDB.  III.  12 


170 

oten  deses  Forstendumms  Grelder,  vnd  Graflfschaift  Zutphen 
tho  bedencken  voergestelt." 

De  acht  punten  aan  welker  behandeling  de  Deventer  Me- 
morie gewijd  is,  zijn  de  volgende:  ') 

//Irstlick:  waer  tho  im  amfang  bij  onse  voirolderen  die 
Geestlicke  guederen    gestiftet  vnnd  gebruickt  sijn  gewest. 

Ten  tweeden :  wie  schentlich  diesel ue  daernae  misbruickt 
sinnenn,  rnnd  noch  onnuttlich  van  die  Geestlicheit  deser 
stadtt  verswendet  vnd  misbruicket  wordenn. 

Ten  derden:  Sollen  discutiertt  worden  etliche  verscheidene 
dedactien  van  Deken  vnndCapittel  een  Ërbar  Baedth 
hier  beuorens  auergegeuenn ,  daermede  sie  vnderstaen  oire 
administratie  tho  verdedigenn,  vnnd  die  dickwijls  versochte 
reformatie  tho  retardierenn  vnnd  tho  belettenn. 

Then  vierden:  Wordt  verclaertt,  datt  een  Christlich  Ma- 
gistraett  desenn  misbruick  der  Oeestlickenn  guederen  tho 
corrigierenn  amptzhaluen  verplichtett  vnnd  schuldich  sij, 
vnnd  worden  afl'gelehnet  noch  meer  andere  obiectiones  vnnd 
gegenworpenn ,  die  tot  uerhinderunge  deses  wercks  van  den 
vnuerëtendigen  mochtenn  voirtgebracht  worden. 

Ten  vijflften:  Sall  angetagenn  worden  van  den  rechten  ge- 
bruick  der  Kerckengueder  deser  Stadt,  waer  tho  de- 
selue  imploijeert  vnnd  billich  angewandt  sollen  wordenn. 

Ten  sesten:  Wie  vnnd  op  welcker  wijse  die  reformatie  tott 


i 


^\  De  beide  eerste  vraagpnnteu  zya  in  het  Geldersche  matatis  ina> 
tandis  dezelfde;  voor  het  derde  en  vierde  staat  er:  ,Them  derden  watt 
uoer  groten  Jammer  der  gantsche  Landschaflft  daer  vth  ensteet  soe 
ueren  sie  desen  misbruick  langer  gestaden  vnd  dulden."  Met  het  vijfde 
zesde  en  zevende  komen  weder  N".  4,  5  en  6  der  Crelderschen  overeen. 
Het  zevende  en  laatste  punt  b|j  de  Crelderschen  daarentegen  luidt: 
^Them  laetsten  willen  w^j  oeck  antwoorden  op  den  tegcuworp  die  tott 
verhiuderonge  deses  wercks  uan  den  onuerstendigen  mochten  uortge- 
bracht  werden." 


171 

uorddl   deser   Stadtt  mnd   Gemeinten   sall  angeuangen  and 
Jnt  werck  gestalt  wordenn. 

Ten  Boenenden:  Welcke  personenn  sulcks  int  werck 
riebtenn  vnnd  administreeren  soUen. 

LesÜich  vnde  ten  achten :  worden  veele  J  nconaenienten 
vnd  Swaricheiden  angetagcnn,  dewelcke,  wanneer  geene  re- 
formatie wordt  voergenamen,  dan  die  Ge^tlicke  bij  oire  ad- 
ministratie gelaten,  besorchlicken  erfolgen  sollen." 

Mij  ontslagen  achtende  van  de  verpligting  om  aan  te  wij- 
zen, hoe  leerrijk  deze  Memorie  is  aangaande  den  toenmaligen 
staat  Tan  het  armwezen,  de  kerk,  de  school  en  de  kloosters, 
ga  ik  er  terstond  toe  over,  om  daarait  datgene  mede  tedee- 
len ,  wat  voor  het  nageslacht  belangrijk  genoemd  mag  worden. 

//DesgeHcken  hefit  oick  jnt  Nije  Testament  die  Apos- 
tolische gemeinte  Kerckengueder  gehadtt,  welcke  die  Kijcke 
van  oirenn  guderenn  vrijwillich  der  gemeinten  gegeuen  hebben 
wie  tho  sien  ist  Actor.  2.  4.  5. 

Paernae  doe  die  Ghristlicke  Beligie  durch  die  Predig  des 
H.  Euangelij  wijdtt  ythgebreidett  wordt,  aUoe  datt  keiser 
vnnd  koeningenn  vnnd  andere  Forsten  Heerenn  vnndPoten- 
tatenn  dieselue  angenomen,  hebbenn  sie  vmme  die  Beligie 
vnnd  waren  Gtidessdienst  bij  denn  Nakomelingenn  tho  erhol- 
denn  vnnd  tho  propagierenn  die  kerckengueder  rijckelick  ner- 
meeret  vnnd  voele  thienden,  Jaerrenthen,  huiser,  Landt, 
golt,  silver,  vnnd  andere  cleinodien  daer  tho  gegeuen. 

Dann  sie  als  uerstendige  Luidenn  wall  gesien  hebbenn, 
datt  die  Christelick  Beligie  vnd  rechten  Gadesdienst,  sonder 
geleerde  vnnd  bequame  dienars  vnd  voirstender  vnnd  noodt- 
wendich  vnderholt  derseluenn,  oick  anstellinge  gueder  Sche- 
le n  n ,  vnnd  watt  daer  tho  gehoiret ,  niet  hefit  konnen  erhol- 
denn  vnnd  voirtgeplantett  worden.  Nam  sicut  anima  sine 
cc»rpore  non  uioit  oorporaliter :    sic  Ecclesia  non  proficit  sinc 

12* 


172 

beneficijs  oorporalibus,   wie  die  geestlicke  recbttenn  melden  n. 

Vnnd  is  apenbaer  datt  dese  gueder  denn  Greestlickenn  (dat 
is  denn  Xerckendienaers  ynnd  voirstenders  der  gemeinten 
Grades)  niet  gegeaen  sinnenn,  datt  sie  oir  eigenn  sijnn  sol- 
denn,  oiil  dieseliuge  oires  gefailens  solden  moegenn  gebruic- 
kenn,  sonder  dat  sie  deselae  nutlich  vnnd  tott  walfarth  der 
kercken  solden  anleggenn. 

Dairom  die  oick  Bona  Ecclesiae  vnnd  Kerckengueder  ge- 
noempt  wordenn ,  dat  sie  nemptlich  niett  eenen  oder  ettlicbenn, 
sonder  der  gantzen  kerckenn  vnnd  Gemeinten  (xades 
thobehoiren.  Ecclesiae  siquidem  fidelium  multitudo  et  congre- 
gatio  est.  Sulckes  betuigen  die  Jura  Ganonica  meldende,  quod 
res  Ecclesiae  omnibus  debeant  esse  communes  et  quod  non  quasi 
propiae,  sed  quasi  communes  habendae  sint  G.  Nulli  causa 
12.  qua^t.  1  vnnd  Jngelijckenn  datt  concilium  quartumCar- 
thaginense,  ordineerende  in  Ganone  30,  vt  Episcopus  rebus 
Ecclesiae  tanquam  commendatis,  non  tanquam  proprijs,  uta- 
tur.  Dit  seluige  betuigett  oick  die  Pauwst  Leo  primus  Epis- 
tola  ad  Episcopos  Siciliae:  Non  sunt  bona  haec  nostra  sed 
nobis  commendata.  Et  Augustinus  in  G.  quod  autem  caus. 
23  quaest.  7.  Si  priuatim  inquit,  quae  nobis  sufficiant  possi- 
demus:  non  sunt  illa  nostra  sed  pauperum,  quorum  procu- 
rationem  qnodammodo  gerimus,  non  proprietatem  nobis  vsur- 
patione  damnabili  vindicamus.  Sic.Ganohici  Jure  Ganonico: 
non  possident  sua,  sed  utuntur  rebus  Ecclesiae,  non  ut  suis, 
sed  tanquam  ad  dispensandum  sibi  creditis.  G.  Episcopus 
causa  14.  quaestio  1. 

Daemeuen  sint  dese  gueder  niet  gegeuen  denn  fuilenn 
ledichgengerenn ,  die  geen  nutt  noch  arbeit  dair  voir  gedaen 
hebben,  sonder  alleen  dennen,  die  der  kercken  gedientt  ofH 
een  ampt  tott  walfartt  der  gemeinten  bedienden,  daerheer 
dese  Kegula  ynnder  den  Ganonistenn  entstandenn,   Propter 


173 

officium  datur  beneficium.  Item  qui  non  laborat  non  man- 
ducet  Man  vindelt  in  den  Geestlickenn  recbtenn,  datt  die 
kerckengueder  in  vier  deelenn  sollen  a£Pgedeilett  wordenn 
deser  gestalt ,  vt  de  reditibus  Ecclesiae  et  oblationibus  fidelium, 
una  portio  cedat  Episcopis:  alia  Presbyteris  et  Diaconis, 
et  oroni  cl  er  o:  tertia,  templorum,  Ecciesiarum,  coemeterio- 
rum  fabricis  ac  reparationi:  quarta,  pauperibuset  pe- 
regrinis  G.  concesso  c.  quatuor  c.  de  reditibus  c.  cognouimus 
c  mos  est  c.  sandmus,  causa  12  quaest.  2.  Et  in  Bracca^ 
rensi  concilie  1  canone  25.  ^) 

Dat  ijrste  deell  wordtt  gegeuen  denn  Bisschoppenn: 
datt  is  denn  Lerars,  Predicanten  vnd  kerckendienars ,  niet  dat 
sie  datseluige  nae  oeren  Lust  tho  verterenn  vnnd  tho  mis- 
bmicken ,  ofile  oire  frundtschap  mit  die  Jaerlickse  vpkumpste 
daer  uann  tbo  rijckenn,  macht  hadd^enn,  sonderenn,  dat, 
wanneer  sie  seluer  geen  guedt  noch  onderholt  hadden,  als- 
dann  vnd  anderss  niet,  daer  vann  matich  vnd  ehrlich leuenn 
mnd  uortz  die  arme  gefangenn  daer  mitt  troestenn  ynnd 
bijstaenn  vnnd  frembdlingen  vntfangenn  vnnd  herbergen  sol- 
den. Wie  sulches  tho  sien  is  in  canone  Apostolorum  40  et 
in  Concilio  Carthaginensi  quarto  canone  15,  17,  20,  31.  Et 
c.  Apoetolicos  c.  sacrorum  causa  12  quaest.  2.  c.  praesulum 
causa   16   quaest:    3  et  distinctione   85. 

Datt  anderde   uierdendeell   wordt  gegeuen   denn   Ciericis, 


')  Het  Geldersch  discoars  heeft  hier  fol.  2  ▼^  ^Man  findett  in  den 
geistlicken  Rechten  dat  die  kercken  guederen  in  4  deelen  plegen  affge- 
deelt  te  werden,  wie  vth  den  4  canone  dess  Romschen  Concilii  vnder 
den  Pauss  SUuester  gehalten  Anno  Domini  387 ,  tho  sien  is ,  Gommoneo 
aotem  vos  omnes,  mihi  consortes  monimentum  hoc,  vt  de  reditibus 
Ecclesiae  quatuor  partes  fiant,  quorum  vna  cedat  Pontifici,  ad  sui 
suütentationem ,  alia  Presbijteris  et  Diaconibus  et  omni  clero,  tertia 
teniplerum  et  Bcclesiarum  reparationi,  quarta,  pauperibus  et  infirmis 
et  peregriuia." 


174 

datt  is  denn  Scholen n,  daerin  die  geene,  die  mett  verwii- 
ligunge  oirer  olderenn,  sich  tott  denn  dienst  der  gemeinten 
begeuen  badde,  vp  der  kercken  kostenn  vnderhalden  vnndin 
urien  kunsten  vnnd  gottsaliger  Lehrenn  vnderrichtett  vnnd 
geleerett  wordenn  ter  tijdt  dat  sie  geschickt  vnnd  bequaem 
werenn,  een  dienst  in  der  gemeinten  anthonemen  vnnd  tho 
bedienenn  doch  mit  dem  beding,  dat  geen  vnnutte  vnkostenn 
gedaenn,  vnnd  die  kercken  mit  die  mannichfnldicheit  der 
Clercken  niet  beswaret ,  vnnd  dat  die  sich  seluest  van  oir  guedt 
underholden  konden  niet  uan  der  kercken  guedt  underholdenn 
worden.  Clericos  enim  illos  conuenit  Ecclesiae  stipendijs  sus- 
tentari,  quibus  parentum  et  propinquorum  nuUa  suffragantur 
bona.  Qui  autem  bonis  parentum  et  opibus  suis  sustentari 
possunt,  si,  quod  pauperum  est",  accipiunt,  sacrilegium  pro- 
fecto  incurrunt  et  committunt  et  per  abusionem  talium  iudi- 
cium  sib'  manducant  et  bibunt  c.  clericos  c.  pastor  c.  sacerdos 
caus.  1  quaest.  2. 

Datt  derde  vierdendeell  wort  angewandt  tott  reparation, 
bouw  vnd  beteringe  der  Tempelenn  vnnd  Scholenn,  vnnd  wo- 
ningen der  Tempelenn  vnde  Schooldienarenn  vnnd  tott  be- 
ste] linge  der  Kercken  gereedtschap  tott  den  Gradessdienst 
noodtwendich  sijnnde.  Doch  datt  hierin  alle  maticheit  gehol- 
denn  vnnd  alle  auervloedt  vnnd  hoeflfeierdt  gemijdett  worde, 
wie  tho  sien  is  in  de  reede  BoniÜEicij  Episcopi  in  Triburensi 
concilio,  uthabetur  Canone  18.  Cum  rogaretur  numadSacra 
mysteria  essent  adhibenda  uasa  lignea:  Bespondit:  Cum  Sa- 
cerdotes  habuimus  aureos  ij  uasis  ligneis  vtebantur,  sed  nunc 
lignei  Sacerdotes  aurea  vasa  induxerunt. 

Datt  uierdedeeli  vnnd  laetste  wordt  den  A  r  m  e  n  n  vthgedoilt, 
daemiede  voirnemlich  die  armen  krancken  weduwenn,  vnnd 
wesenn ,  gefangen ,  olde  vnnd  vnuermoegelicke  personenn,  ver- 
dreuenen,  frembdelingenn ,    Lammen,    kroppelenn,    blinden, 


175 

Tundlingenn ,  vnnd  alle  andere  huisarmenn  vnnd  noodtdrufllige 
liUideon,  heijmelich  ofit  openbaer  sijn  underholdenn  wordenn, 
wie  oick  in  acele  fundatien  der  armen  vnnd  gasthuiserenn 
tho  sien  ist,  et  in  Imperatorum  legibus  tho  vinden  dexeno- 
dochijs,  ptochotrophijs ,  orphanotropUijs ,  brephotrophijs ,  ge- 
rontooomijs  nosocomijs  vnnd  dergeiijcken.  Vnnd  offt  wal  die 
kerckengaeder  voirmaels  alsoe  vth  thodeilenn  verordineertt 
sijnn  gewest.  Soe  beuindett  men  doch  dat  sie,  neffens  dese 
vier  stuckenn,  oick  thott  anderenn  nuttlichenn  vnnd  noedt- 
wendigen  dingenn,  die  doch  vnnder  dese  vier  voirgemelte 
begrepenn  sijnn,  sijnt  angelacht  wordenn,  ab  nemlich  datmen 
van  denn  guderenn  Bibliothecas  ofit  Librienn  toegerustett,  vnnd 
dieselue  mit  alle  heerliche  vnnd  nutte  boecken  hefft  verzierett, 
vp  datt  die  kerckendiener  vnnd  Lerars  desto  meer  oersaeck 
vnnd  gelegentheit  hadden  tho  lesenn  vnnd  studierenn,  vnnd 
datt  die  heilige  ScriÜl  vnnd  Scripta  Patrum  vp  die  Nakome- 
lingenn  gebracht  vnnd  bewarett  mochten n  wordenn. 

Vnnd  dewijle  thott  der  tijdt  die  druckerien  noch  niet  ge- 
fiindeLn ,  soe  heffl  men  voirnementlich  die  Monnickenn  vnnd 
Cloesteren  die  boecken  aff  tho  scrijaen  beualenn,  be- 
sonderenn  den  Benedictinerenn ,  Canonicis  Eegularibus  vnnd 
andere  AugusUni  ordens,  welcke  men,  opdat  sie  dess  scrij- 
nentz  beter  wachtenn  kondenn ,  met  heerlichenn  guederen  voir 
anderenn  voirseen  hefit,  Dairheer  men  bij  gemelten  oirdenss 
Monnickenn  noch  hoidiges  dages  die  beste  Bibliotheca 
vindet,  vnnd  alsoe  is  oick  binnen  deser  Stadt  domus  Flo- 
rentiana,  datt  rijcke  Fraterhuis  genoemptt,  tott  denn  einde 
met  voelen  guderen  begifftett. 

Van  gelijcken  sijnn  in  uoirtijden  seeckere  vpkumpsten  der 
kercken  oick  angelacht  tott  onderholdinge  der  Medicinen, 
der  bewaerders  uan  kranckenn,  der  Lijck dragers ,  vnnd  doet- 
grauers,   als  tho  sien  is  in  Justiniani  Nouella  43.  59.  vnnd 


176 

anderen  constitutLonibus  vnnd  duerheer  sinnen  Jn  den  steden 
die  Cellebroders  oirdenn  gekamenn,  als  oick  sekere  begljnenn 
huijser  vnd  Gloesters  fundiert  sinnenn,  dat  die  Begijnenn 
Diaconissae  der  armenn  wesen ,  vnnd  die  krancken  waerenn 
vnHd  besoecken  soldenn. 

Tho  desenn,  hefPt  men  oick  benefifens  die  kercken  und 
Schooldienarenn,  veele  gotsalige  geleerde  mannenn  van 
dese  guedernn  onderholdenn ,  vp  datmen  deseluige  im  fall  der 
noodt,  vnnd  anfang  der  anderen  kercken  vnnd  Schooien  tho 
derseluer  dienst  ofit  eenige  andere  politische  officien  gebruickenn 
konde,  vnnd  het  der  gemeinte  nummermeer  aen  gotsalige 
dienaers  vnnd  geleerde  mannenn  mangelt" 

Vmid  soe  denn  Apostelen  dat  Fredigambt  nnnddie  be- 
dieninge  der  Sacramenten  beualen  wass  Ëuntes  in  mundum 
vniuersum  praedicate  Euangelium  omni  creaturae  etc.  Hebben 
die  bisschoppenn  et  praesules  Ecclesiae  dat  praedigampt  geheel 
verlatenn,  slch  mit  denn  kerckendienst  gantz  vnnd  gaerniet 
bekommertt,  Sonder  dattseluige  oirenn  suffraganeis  wijellbis- 
schoppen,  vnnd  Capellanenn  beualenn  welcke  idt  daernae  vp 
die  andere  Papenn  vnpd  vicarienn  gelacht,  van  welcken  endt- 
lich  idt  tott  den  nijen  ongeschiktenn  vunde  ongeleerden  Bedel- 
monnicken  gekamen  is ,  die  doch  niet  uan  den  kerckengue- 
deren  erholdenn  sijnn,  sonderenn  mit  bedelenn  sich  hebben 
moeten  behclpenn,  daer  vth  dann  geuolgett  is,  dat  diereijne 
Lehr  des  H.  Euangelij  verduistertt  vnnd  vndergedrucket,  de 
H.  Sacramenten  veronreinigett ,  die  rechte  gadessdienst  in  Jdell 
ufi'goderie  vnnd  superstitie  verwandett,  alle  guede  ordeninge 
vcrkiertt,  vnnd  eindtlich  sie  seluest  vnnd  die  gantze  werclt 
vnsalich  verfuirett  vnnd  bedragen n  is  woorden. 

Dat  ander  uierdendeelt,  dat  tott  vnderhaldunge  der 

Scholenn,  vnnd  den  Clericis  ofll  Clerckenn  is  gedestineert 
gewest,   hebben  die   Canonickenn    in  die  stedenn,   vnnd 


177 

die  Abdienn  vnnd  Cloesters  tott  sich  getagenn.  Bann  die 
Ganonici  [in]  ^oirtijdenn  niet  anders  dann  schoolmeisters  vnnd 
Praeceptores  sijnt  gewest,  die  die  Joegennt  in  oire  CoUegijs  in 
die  vrije  konnsten,  tucht,  vnnd  Erbarheit,  vnnd  voimemlieh 
in  denn  Ghristlichenn  Gathechismo  geinstitueert  hebbenn, 
wie  vth  haere  alde  Fundatienn  vnnd  andere  Gbronickenn  vnnd 
Historienn  tho  vernemenn,  oick  oire  namen  n  die  sie  noch 
fiiirenn,  als  coU^iate  kercken  Jtem  Decani  Scholaster  mit 
sich  brengenn. 

Desgelijckenn  sint  die  Abdien  vnnd  veele  andere  Gloesters 
niett  anders  gewest  dann  Scholenn,  daerin  die  kinder  gebracht, 
niet  dat  sie  Monnickenn  sijn  soldenn,  sonderenn  dat  sie  in 
aller  tucht  vnnd  Erbaerheit  vpertagen,  vnd  wall  Jnstitueert 
mochten  wordenn,  daer  mit  sie  daernae  der  kerckenn  vnnd 
dem  vaderlande,  desto  beter  konden  dienenn.  Dan  men  in 
die  HLntorien  uindet ,  dat  dickmaell  vth  den  Gloesteren  heer- 
licke  vnnd  dappere  mannenn  tho  den  kerckenn  vnnd  Poli- 
tischenn  regimente  beroepen  sint  wordenn  als  nemlich  Basilius, 
Gr^orius,  Nazianzenus,  Ghrysostomus ,  Ambrosius.  Eenn  ge- 
lijcke  gestalt  hefft  idt  oick  gehadt  mit  denn  Nonnen  vnnd 
Junferen  cloesters,  daerjnne  die  cleijne  Megdekens  ge- 
bracht, niet  der  meininge ,  dat  sie  stedes  daerin  soldenn  blijuenn 
vnnd  Gloestergelofite ,  wie  nu  gewoontlick  doenn,  sonderen 
datt  sie  vann  Joegent  vp  soldenn  inder  Ghristlicher  religiën, 
instituiert ,  vnnd  in  aller  tucht,  kuisheit  vnd  Erbarheit  vper- 
tagenn  wordenn,  vnnd  leeren  lesenn,  scrijuen  neijen  spinnen 
weuenn,  vnnd  allerleij  eerlich  vrouwen  handtwerck,  vp  datt 
sij  daernae ,  wanneer  sij  tott  den  echten  staet  quemen,  konden 
huisholdenn,  vnnd  wustenn  oire  mannen  nae  Gades  woordt 
gehoirsam  te  sijnn. 

Vnnd  gelijck  vth  denn  Historijs  genoechsaem  blijcket,  datt 
die  Gollegiaten  Kercken  ofile  Gapittelenn  in  die  Stedenn, 


178 

als  oick  die  Cloesteren  ira  anfang  niet  anderss  dann  onderwijss 
scholenn  gewest  sijnn,  Soe  is  dann  sulcks  tho  bemarckenn 
uth  denConcilio  Toletano  quarto,  daerinn  beslaten n  is,  datt 
die  Joegentt,  die  tott  die  Geestlicheit  wordt  vpgeuoedett ,  bij 
maickanderen  in  eene  woninge  een  cloecken  dapperenn  mann 
vnnd  olderling  beoalen  sollen  worden n  e.  omnis  aetas  causa 
12  qiiaest.  1.  Dit  seluigenn  betuigenn  oick  die  Pauwsenn 
Eugenius  et  Leo ,  ordineerende  ofilt  noodich  erachtende ,  Datt, 
negest  offt  naebij  der  Kercken,  Claustra  oflit  Cloesters  vnnd 
woeningenn  sijn  soldenn,  daerin  die  Clerici  ofil  clerckenn 
sich  tott  ilie  kercken  begeuende,  in  ecclesiasticis  disciplinis, 
datt  is  in  geestliche  manierlicheit  vnnd  Erbarheit,  institueertt 
vnnd  geleert  mogen  wordenn,  die  oick  aldaer  gemeine  wo- 
ningen  hebbenn ,  vnnd  communem  vitam  holden  sollenn.  Auer 
den  welckenn  beneffens  die  Bisschoppehn  vnnd  predicantenn, 
noch  bequame  meijsters  vnnd  voirstenders  gestaldt  sollenn 
sijnn,  die  mett  Leuen  vnnd  kunste  oir  ehrlickenn  vnnd 
Christlickenn  vnderwijsenn  C.  necessaria  causa  12  quaest.  1. 

Ditt  auerst  is  voir  langen  tijdt  Jn  alsulckenn  misbruick 
geraden n,  datt  dese  CoUegien  als  oick  der  Monnicken  vnnd 
Nonnenn  Cloesters  thott  Scholenn  aller  Affgoderien  Super- 
stitien  vnnd  menschen  Lehr  gewordenn  sijnn. 

Datt  derde  vierdendeell  der  kerckenguederen  tott  reparatie 
der  kercken,  wie  voirgeraelt  gelacht,  hebben n  vp  sommige 
oirdenn  die  Canonici ,  op  sommige  auerst  die  Cloesters  vnder 
sich  gebracht.  Als  Jngelickenn  datt  letste  vierdendeell  der 
kerckenguederen  tott  vnderholt  der  armen n  vnnd  fremb- 
delingen  gehoirende ,  hebbenn  eensdeels  de  praepositi  vnnd 
Archidiaconi,  vnnd  anderdeels  die  cloesters  angeveerdett, 
vnnd  tott  sich  getoegenn ,  Dat  sie  daer  nae  vth  groter  aueriloett 
der  guederenn  vnnd  Jjcdichgaenns ,  sich  tott  aller  geilheit, 
vnnd  uollerije  oick  allenn  schandenn  vnnd  lasterenn  begeuen 


179 

hebbenn,  daeraaer  die  gantze  Christenheit  na  voir  etlicke 
hondertt  Jaer,  voele  geclagett  hefft,  wie  in  Bernardo  Marci- 
lio  fidno  ynnd  meer  anderenn  tho  lesenn. 

Die  ietz  genannten  Geestlickenn  auerst,  sint  oirer  voirua- 
derenn  uoetstappenn  alsoe  naegefolgett ,  dat  sij  se  in  desen 
misbruick  der  gueder  vnnd  scbentlicke  leuenn  wijdt  auertre- 
denn,  dann  aller  werelt  kundt  vnnd  apenbaer  ist,  datt  sie 
die  Geestlicke  goeder  niett  als  oSt  sie  dispensatores  et  cura- 
tores  daerauer  weren ,  vnnd  eenmaell  rekenscap  daeruan  geuen 
soldenn ,  sonder  als  oir  eigen  erffgueder  vnnd  oirens  gefallens 
vnnuttlicb  uerbrengenn. 

Alsoe vindtmen  geene  groter  Dronckertz  vnnd  brassers, 
ab  under  dit  gesinde  der  Papen  vnnd  Monnickenn,  dat  sie 
mett  vnbillichenn  Mesteswijnen  vnnd  buickenn  vnnd  onnutte 
Last  dess  Eerdtbodems  genoempt  moegenn  wordenn,  wie  oick 
an  oir  seluest  erschienett  Die  ontucht,  hoererije ,  vnnd  eeh- 
brueck,  Js  bij  desenn  gedachtenn  Geestlichenn  soe  groet 
vnnd  vnuerschempt,  datt  schijr  geen  ehrlicher  Mann  sijn  wijfi' 
ende  dochter  uoir  oire  geilheit  socker  beholdenn  kan ,  welches 
thosien  is  niet  alleen  vth  den  boelenn  brieuenn ,  die  sij  oiren 
concubinen  in  den  klosterenn  vnnd  anders  waer  tho  gesreuen, 
sonder  oock  vth  oire  ueeluuldige  vnreine  vnnd  ergerliche 
werckenn. 

Jck  geswijge  de  Sodomije  vnnd  andere  grauwelicke  dadenn, 
die  voir  eerbare  Luidenn  sonder  grote  ergernisse  nietkonnen 
genoempt  wordenn,  die  doch  Jnn  etliche  Cloester  deser  Ne- 
derlanden sijnn  dickmaels  beuondenn  vnnd  Jnt  apenbaer  ge- 
str&flfett  wordenn. 

Jn  de  Nonnen  vnnd  Begijnen  Cloesters  giet  idt 
(Qodi  erbarmett)  niet  uoell  beter  tho ,  Nademaell  vaecke  daer  soe 
grote  ergerÜcke  vntucht  befundenn  wordtt  dat  sie  als  apenbaire 
ontuchtige  hoirenn  beruchtigett  woordenn,   vnnd  uindet  men 


180 

der Cloesteren veele ,  daer  die  Beginen  mit  bancketijrenn, 
dantzenn  vnnd  allerleije  wereldlicke  lichtfierdicheit  vnd  vp- 
picheit  meer  ommegaen,  dann  mett  die  krancken  tho  aisi- 
teerenn,  daerop  oire  Cioester  fandierett  sijnn. 

Jdt  sijnnt  oick  niet  weinich  exempel!  voer  handen,  dat  et- 
licke ,  die  oiren  vntucht  niett  langer  hebben  connen  verbergenn, 
een  tijdt  lang  sijn  utgereisett,  tott  dat  sij  die  frucht  ter 
werelt  gebracht  haddenn,  vnnd  daerna  wedderom  in  oire 
Cioester  gekamenn. 

Welches  doch  beter  is,  dann  dat  etlicke  durch  gedrenck 
die  frucht  verdreuen  offk  in  offt  nae  der  geboert  heijmelich 
gemoordett  vnnd  vmmegebracht  hebbenn,  daeruan  men  niet 
alleenn  bij  denn  oldcnn  in  Chronicken  vnnd  historiën  vele 
schrickelicke  exemplenn  lest,  sonderenn  oick  bij  vnsenn  tijdenn 
veele  gesien  sint. 

Dewijle  nu  oick  tott  dese  voirgemelte  stucken  veele  gelden 
gehoerett,  soe  kumpt  idt  dat  die  kerckengueder  soe  gantz 
onnuttlich  aerswendett,  vnnd  schentlich  vmgebracht  wordenn, 
alsoe  dat  sie  oeck  selfPst  moetenn  clagenn  datt  sie  mit  oiren 
guderenn  nu  niett  mogen  toekommen. 

Vnnd  hett  is  oegenschijnlich  vnnd  notoir,  dat  in  ueele 
Cloesteren  6  oflft  7  personen  nu  all  dat  guedt  uerdoenn,  dair 
uoirhen40.  50  ofil  meer  genoech  aen  haddenn,  behaluen  die 
a  e  1  m  i  s  s  e  n ,  die  sij  noch  rljckelick  daer  tho  gauenn ,  daer  tho 
oick  noch  een  gueden  voirraedt  makenn,  vnnd  andere  gueden 
vnnd  renthen  ankopen  kondenn. 

Verteeren  oick  niett  alleenn  dat  Cloesterguedt,  sonderenn 
oick  datt  den  armen  toebehoirdt,  welcken  sie  die  gewonntliche 
aelmissen  vnnde  spindinge,  die  sie  tho  geuenn  plegen,  aii- 
brekenn. 

Vnnd  dewijle  sij  deser  vnordentlicken  vnnd  Epicurischenn 
Leuenss  gewoenn  sijnn ,  vnnd  vast  anders  niett  doen  konnen, 


181 

mnd  idt  hem  derhaluen  aen  idt  inkommen  mangele,  Sulchenn 
leuen  tho  volfoirenn,  soe  siet  menn,  datt  sie  die  kercken- 
gueder  (jAie  doch  mortificeertt  vnnd  niett  haer  eigen  sint) 
versetten  verpanden  beswaerenn ,  vnnd  affloesen  laetenn,  vnnd 
durch  mannigerleije  archlistige  vondenn  vnnd  'pracktickenn 
abalieneeren  vnnd  uan  der  kerckenn  verfrembdenn,  vnnd  oire 
finndenn  daer  mit  rijckenn,  ofit  andere  priuate  personen 
heljmelick  ten  hande  steQen. 

Vnd  daermett  sie  nichtes  naeliefcenn,  vnnd  dat  vaderlandt 
gantz  vnnd  gaer  van  desen  gnederen  entblotenn  mochfcenn, 
hebbenn  oick  sommige  de  Zegeil  vnnd  brieue  aan  den  seluigcn 
goederenn  vnd  renthen  wechgefuirett  oflte  verborgenn. 

Vnnd  wanneer  wij  die  oogenn  recht  willen n  opdoen n  vnnd 
die  saecke  bij  denn  lichte  inseen,  soe  werdenn  alle  versten- 
digenn  bekennen ,  datt  effenn  dese  geestlichenn  die  voirneemste 
vnnd ennigeoirsaecke sint,  aller  desertroublenn,  vnnddess 
lanckwiligenn  krijges ,  vnnd  allen  dess  bloedtuergietens  jamers 
vnnd  elenden  daermit  vnse  gclieffde  uaderlant  huiden  tho  dage 
geplagett  vnnd  heim  gesocht  wordt. 

Dann  welcke  sint  die  die  Nije  bisschoppenn  tegenn  alle 
rechtenn  vnnd  Friuüegien  Jngefuirett  hebbenn,  vm  durch 
diesdue  die  meer  dan  barbarische  vnnd  Spaensche  J  n  q  u  i  s  i  t  i  e 
Jn  dsse  Landenn  an  tho  stellenn  vnnd  Jnnt  werck  tho  richtenn  ? 

Wiehefildie  Malecontenterie  Jn  desen  Landenn  vp die 
beene  gebracht  vnnd  gesterckett?  Anderss  nijmantz  dan  die 
Papen  n  vnnd  Monnickenn ,  vnd  dio  geene  soe  oir  toestendich 
sijnn,  vnnd  idleene  vm  oirent  wille  sich  tegen  die  Generaliteit 
gesettet  hebbenn. 

Welcke  sint  hett ,  die  noch  mit  den  affgesachtenn  viandenn 
vnses  vaderlantz,  denn  Span jaer denn,  holdenn,  dieseluige 
int  Landt  holdenn ,  vplockenn  vnnde  troestenn  kundtschappenn 
toescrguen,    alle  gelegenthoit   vande  raedtslage  dess  Landes 


182 

verstendigenn ,  vnnd  oir  alle  behulp  vnndTuirscbubbewijsenn? 
Nemlich  deseloige  gedachte  Geestlichenn ,  welcke  oick  datt 
guedt,  dat  hem  tott  natte  vnnd  walfifaert  dess  gemeinen  ua- 
derlandes  gegeuen  is,  tott  uerderffenisse derseloigenn aenwen- 
denn ,  vnnd  den  uiandt  daermede  dienenn '  Soe  is  oick  in 
dese  trouble  schier  gene  verraderie  tegen  datt  uaderlandt  ge- 
practiseerett  vnnd  angerichtett  daer  niet  Papenn  unnd  Mon- 
nicken  mit  aeuer  vnnd  aen ,  ofile  die  voernemste  gewest  sijnn. 

Datt  wij  nu  niett  seggenn,  dat  oirennt  haluenn  soe  ueele 
Christen  blodes  (welcke  noch  wrake  indenn  hemmell  auersie 
ropett)  in  desen  Nederlanden n  uergatenn  is,  dat  vnse  firunden 
vnnde  verwandten  soe  Jamerlich  uermoordt,  uerdreuen,  be- 
rooft, tott  arme  weduwen  vnnd  wesenn  gemaket  sijnn. 

Jae  oeck  datt  dese  Langwijlige  erbarmelicke  krijge  vnnd 
bloedtuergietenn  vm  oirent  wille  gefuirott  wordt,  vmme  sie 
in  oire  voirige  digniteit  vnd  Tijrannie  auer  die  Gonscientien 
tho  erholdenn,  vnnd  alle  oire  a%oderie  vnordnunge  vnnd 
miabruick  wederom  vp  tho  richtenn ,  oick  vnnss  allenn  under 
die  Spaensche  Siavernije  vnnd  Ewige  uerderffnisse  tho  brengenn. 

Dit  alles  kompt  uoirnemlick  daerheer  datmen  desen  vnnutten 
vnnd  losenn  gesinde  den  uorgemelten  misbruick  der  kercken- 
gueder  hefil  gestadett  vnnd  toegelatenn  vnnd  datmen  sie  niett 
van  wegenn  oirent  freten  vnnd  suipenn,  dantzenn,  ehebruck, 
kindermoordenn ,  dieuer^e,  sacrüegienn,  verrederienn ,  vnnd 
dergemcken  gestrafit  hefit 

Deses  alles ,  woe  voerss  in  gene[re  ?]  premittiert  konnen  wij 
volgentz  niett  verbijgaenn  vann  denn  misbruick  der  kerc- 
kengueder  deser  stadt  oick  een  weinich  tho  verhae- 
lenn,  vnnd  in  specie  tho  meldenn. 

Vnnd,  anfangende  uann  die  Monnickenn  Jnt  R\jke  F  ra- 
ter  huis,  den  wdckenn,  woe  voerss,  ueele  gueder  gegeuen 
s\jn,    vp  dat  sie  die  Bibell  vnnd  andere  boeckenn  soldenn 


183 

vthscrijnen,  vnnd  Bibliotheckenn  vpriclitenn ,  daeruann 
die  Kercken  vnnd  Schooldienaers  als  oick  de  Clercken  vnnd 
andere  gedienett  vnnd  verholpenn  mochten  wordenn ,  hebbenn 
die  gedachte  Monnickenn  datt  selue  exercitium  scribendi  voir 
lange  tijdt  verlatenn,  vnnd  van  hem  werdt  nu  meer  die 
kercke  noch  schole  niet  gedienett ,  dair  tho  hebben  sij  die  uisi- 
tatie  der  klercken  int  arme  fraterhais  Hieronimus vnnd 
Janfferen  nu  mennigen  tijdt  nae  behoir  niet  voirgenamenn, 
gesveegenn  daerenbauenn ,  datt  sie  daer  tho  oick  niet  duchtich 
off  bequeem  sinnenn,  conferierende  die  plaetzenn  seeckere 
frembdelingen  vnd  uthheimschen  ,  oire  opinie  vnnd  affgo- 
derie  anhengich  sijnnde,  Als  dann  oick  gemelte  fraterhms  seer 
to  rugge  geteertt  is ,  niett  tegenstaende  datt  sie  dickwijls  dess 
cloesiers  guederenn  van  datt  holt  gebloetett  hebbenn,  vnnd 
daer  tho  die  a  e  1  m  i  s  s  e  n ,  die  sie  gantz  rijckelick  plegenn  vth 
tho  deilenn,  nu  gantz  voirtaen  vnderlatenn,  offte  seer  aff- 
brekenn. 

Desgelijckenn  die  Beg\jnen,  welcke  diaconissae  vesen, 
vnnd  die  armen  vnnd  kranckcnn  deser  Stadt  besoukenn  vnnd 
waerenn  soldenn,  als  daer  sint  die  Jnnt  Lammenhuis, 
Stappenhuis  vnnd  andere,  bekommeren  oir  nergentz  wei- 
niger  mede,    als  mit  die  visitatie  der  armen  vnnd  krancken. 

Die  andere  begijnenn  offt  Jufferenn  Cl  oesters,  sinnen 
nu  meer  gene  schooien  n.  vmme  die  dochters  vnnd  jonge  meg- 
dekens  Jn  die  Ghristlicke  relligie  tho  vnderwijsenn ,  vnnd  benef- 
fens Scrijuenn  vnnd  Lesenn,  deselue  oick  allerleij  vrouwen 
handtwerck,  als  neijenn,  spijnnen,  weuenn  etc.  tholeerenn,  Dann 
wordenn  daerin  die  alleene  angenomen  vnnd  ingecleidett,  die, 
verlauende  den  echtenn  staett,  der  meinunge  sinnen  oir  Leuenn 
Jnt  Gloester  tho  eindigenn ,  alwaer  sg  alsdan  in  alle  superstitie 
werdenn  ypertaegen  Lehrende  seckere  Latijnnschegesenn- 
gen  vnnd  getij denn  sonder  uerstandt  tho  bleerenn  vnnd 
singenn,  vnnd ,  wanneer  s\j  dieseluige  babbelenn  vnd  morren n 


184 

konnenn,  worden  sie  voer  geschickte  nonnen  vnnd  begijnen  ge- 
achtett,  vnnd  dit  is  die  heerliche  Schoole  uund  oeffeninge ,  die 
Jnn  denn  Cloesterenn  geholden  is ,  welcke  oick  int  gemein  niett 
van  Bergers  kinder  deser  Stadt,  dan  van  frembden  vnnd 
uthheimschen  suslange  sijnn  uerfallet  gewest. 

Belangende  de  CoUegiate  kerckenn,  datt  Capitteli  off  Pa- 
pencloester  deser  Stadt,  Js  datselue  ahne  twijffell  gelijck  aan 
den  Canonioorum  collegijs  hierbauenn  in  genere  verhaelet,  tott 
sulcke  intentie  fundirett,  vmme  die  Joegett  aldaer  in  kunstenn, 
gadess  vrese,  (Ihristlicke  Lehre,  vnnd  discipline  tho  institu- 
eeren  vnnd  vp  tho  treckenn  welck  collegium  hier  binnenn 
tanquam  in  Metropoli  huius  proiiinciae  gelacht  is:  Semper 
eniro  ubicanque  frequentiores  Ecclesiae  faerint,  ibi  et  scholas 
ijs  adiunctas  fuisse  ex  Mstorijs  apparet,  ut  ad  posteros  per 
homines  recte  institutos,  et  solide  doctos  Euangeliam  recte 
propagetiir,  nee aliad fuisse initioCan o nicorum  Collegia 
ccrtum  est,  quam  docentium  et  discentium  coetus. 

Vnnd  naedem  dit  Collegium  hier  binnen ,  als  Jn  die  hoefit- 
stadt  deser  alinger  Landtschap ,  gelacht  is ,  vp  datt  ten  allen 
tijdenn  die  Landtschap  mit  guede  Predicanten  vnnd  Lehraers 
allenthaluenn  mochte  versienn  vnnd  deselue  uth  dem  collegio 
genomen  offl  gekorenn  wordenn,  Js  oeck  derenthaluen  (woe 
gantzlich  tho  praesumirenn)  dese  kercke  mit  die  meeste  thien- 
den  int  Landt  begiSticht  vnnd  versienn. 

Dann  ditt  docendi  et  discendi  exercitium  hebbenn  die  Ca- 
nonici  voir  lange  tijdt  verlatenn  vnnd  alleene  die  bloote  Namen 
daeruan  beholdenn ,  als  Decanus,  Scholaster  seu  Scho- 
lasticus,  Clerici  vnnd diergelijcken ,  vnnd,  wiewallder- 
haluen  volgentz  niemandtz  vth  desen  Collegio  is  genamen,  vmme 
die  kerckenn  Jnt  Landt  tho  dienenn,  hebben  dannoch  deken 
vnnd  Capitteli  datt  Jus  Collationis  int  Landt  sich  tott 
ijeder  tijdt,  eigenen  genodtz  lialvenn  vindioeert  vund  angematett. 


186 

GelijckfiEds  is  die  Name  yau  hett  Papencloester  (dat 
welcke  secundum  ius  Canonicam  wall  naebij  der  kercken  gelacht 
is)  liier  binnen  alleene  verbleuen  sonder  meer  tho  ynderholdenn 
ennige  gemiene  woeninge  daerin  die  Canonici,  Scholastici, 
Clerici,  vnnd Lectores ,  ynnd  Auditores  communem  vitam 
in  an&ng  geholdenn  hebbenn,  vnnd  uan  dem  Praeposito  als 
Archidiacono  vnnd  bonorum  Ecclesiae  oeconomo  eertijdtz  gespij- 
sigett  sinnen ,  Nam  et  iure  Canonico  Clerici  et  Canonici  in  vno 
claustro  circa  Ecclesiam  morari,  et  ibi  in  manducando  et  bi- 
bendo  communem  vitam  dacere  tenentur  C.  praetei  hoc  distinc- 
iione  32  C.  omnis  aetas  C.  necessaria,  causa  12  quaest.  IC. 
in  omnibus  de  consecratione  distinctione  5.  Daer  heer  dann 
oick  dess  Decani  Canonicorum  Yicariorum  et  Rectorum  Scho- 
lae  Eijdtt  uermeldett,  datt  sie  oire  Cloestersaekenn  voir 
denn  Bisschopp  niet  soUenn  anbrengenn  ofit  kommen  laten. 
De  negocio  Claustrali  ad  Episcopum  non  transferendo,  geliick 
in  oirenn  formulis  Juramenti  tho  seenn,  vnnd  also  sinnen 
oick  die  huisingen  die  nu  domus  Canonicales  perverso  et 
immutato  nomine  genomineertt  wordenn,  eerthijdtz  genoemptt 
Cloester  Huiser  seu  domus  claustrales  woe  notoir  vnnd  be- 
wijslick.  Daermede  auerst  die  Schole  niett  geheel  solde  col- 
labierenn  vnnd  verfallen,  hebbenn  sie  datt  regimen  Scholae 
eenenn  anderenn  bevalenn,  vund  Bectorem  daer  tho  gestalt, 
denn  welckenn  sie  oick  eenenn  Eedt  afigenamen,  den  CapitteU 
trouw  vnnd  hold  tho  sijnn,  Dann  hebbenn  gien  Stipendium 
noch  vnderholt  dem  Bectori,  Schoolmeisters ,  noch  oick  dem 
Clericis  gegeuenn,  alsoe  datt  die  Canonici  die  Proeuen  vnnd 
benefiden  aenn  sich  beholdenn  vnnd  die  denstenn  officien 
vnnd  Lasten  anderenn  beualenn  vnnd  vperlacht  hebbenn. 

Inn  gelyckenn  hebbenn  die  Canonici  datt  lehrenn  vnnd 
Fredigenn  in  der  kercken  tho  rugge  gestaldt,  vnnd  dairtho 
een  Pastoren  gesatt  Jnder  vrouwen  kercken  wesende  die prin- 

BUDR.  III.  13 


186 

cipale  Parochijkercke  deaer  Stadt,  welcken  Pastoor  sij  oick 
wall  in  oirenn  Eedt  genomen  hebbenn,  dan  weinich  vnder- 
holtz  daer  tho  gegeuenn  vnnd  dat  meer  is,  hebben  sij  hem 
die  thiendenn  in  sijnenn  beualenn  kerspell  gelegen,  niett 
latenn  uolgen  sonder  seluer  een  partije  daenian  undergeslagenn 
vnnd  vmme  sulckes  geuueglicker  tho  moegen  doenn,  hefftdie 
Pastoor  in  tijdt  sijner  anneminge  lauen  vnnd  seckeren  moetenn, 
niett  tho  willenn  noch  sollenn  moegen  lehrenn  durch  sich 
noch  durch  sinenn  Capellanen  Quod  Ecclesia  bcatae  Mariae 
uirginis  sitMatrixEcclesia  oppidi Dauentriensis ,  sed quod 
uera  matrix  Ecclesia  sit  Ecclesia  Sancti  Lebuini:  wante  die 
thienden  secundum  ius  Ganonicum  matrid  Ecclesiae  solden  tho 
kommen  C.  ex  transmissa,  cum  ibi  notatis  de  praescriptionibus. 

Aldus  fuirett  Lebuini  kercke  die  Name,  quod  sit  matrix 
Ecclesia  vnnd  die  Ganonici  boerenn  die  thienden  vnnd  ge- 
nietenn  die  Proeuenn ,  Lehrenn  auerst  noch  in  kerckenn  noch 
in  schooien. 

Dann  opdatt  niett  schijnen  solde,  dat  sie  die  kerckenguader 
sonder  eenigen  denst  daer  voir  tho  doenn  an  sich  behiddenn 
vnnd  verslondenn  sinnenn  seckere  affgodische  Latinsche  gesen- 
gen n,  vnnd  ceremoniën  Jnder  kerckenn  ingefuert,  daervan 
die  gemeinte  deser  stadt,  dieselue  niett  uerstaende  niett  ge- 
stiehtett  noch  gedienett  kann  werdenn.  Is  enim  qui  supplet 
locum  idiotae  quomodo  dieet  Amen?  quoniam  quid  dicas  nesdt 
woe  Paulus  lehret  1  Corinth.  14. 

Dit  selue  auerst  hebbenn  oick  die  Ganonici  soe  voele  moe- 
gelick  vann  oirenn  hals  geschauenn ,  vnnd  die  Vicarios,  die- 
welcke  sie  in  oiren  Eedt  genamen  daermede  belastett,  vnnd 
dairtho  oick  Succentores  vnnd  Ghoralen  gestellt,  die  oire 
plaetzen  vertredende,  dat  choer  vnnd  kercke  mit  vnuer- 
nunfitich  bleckenn  verfullenn  soldenn. 

Ynnd  als  nu  alsoe  die  Ganonici  allenn  Last,    soe  in  dor 


187 

kerckenn,  als  in  der  schoolenn  affgelacbt,  vnnd  sich  daer 
▼ann  geirijet  hebbenn,  sinnen  uolgentz  die  Proeuenn  ynnd 
benefidenn  der  kerckenn  van  hem  luiden,  niet  tott  der 
kerckenn  beste  ,^  dannnae  oir  eigen  appetijdt  vnnd  wolgefallen 
geconferiertt,  Daerbeer  dan  gecomen  is,  datt  die  kercken 
beneficien,  almissenn ,  vnnd  praebenden  vth  gunst  vnnde  fauoir, 
kijnderenn ,  wildenn  vnnd  woestenn  gesellenn ,  in  schijn  daer 
yp  tho  studierenn ,  conferiertt  sinnenn ,  die  niet  weiniger  dan 
der  kerckenn  Gadess  ofl%  scholenn  tho  dienenn  bedacht,  vnnd 
is  intt  gemein  uan  denn  Turnarijs  vnnd  Haebdomadarijs  geene 
collatie  geschienn ,  oick  geene  prebende  bij  iemantz  genatenn 
offt  angenomenn  sine  simoniae  crimine periurio et  sacrilegio, 
welcke  crimina  indenn  rechtenn  tenn  hoechstenn  uerbodenn 
sinnen. 

Dann  die  Canonici  Turnarij  et  Haebdomadarij  hebbenn  die 
oick  hierbeuorens  ijmantz  mit  eenige  praebende  uersienn, 
sonnder  ennich  groot  genott  uan  der  collation  wegen  tho 
bekommenn  ofile  tho  uerwachtenn?  Sinnen  oick  niett  die  we- 
duwe offt  arfijgenamen  uan  Sallig.  Borgemeester  Laer,  offt 
derenn  Mombers,  noch  Jn  cortenn  tijdt  angesacht  vmennige 
belauede  penningen  tho  entrichten ,  die  welcke  uan  Sal.  Laer 
uoerss  belauett  weerenn  ter  oirsaeckenn  datt  sijnn  soon  mit 
een  vicarie  versien  wass,  sonder  meer  exempelen  tho  uerhalenn. 

Moetenn  niet  die  Canonici  N  o  u  i  t  ij ,  mit  eene  Ganon\je  con- 
feriertt sijnde,  wanneer  sie  admittiert  vnnd  angenamen  sollenn 
wordenn,  aldus  swerenn?  Nee  pro  Canonia  quicquam  dedi 
uel  dabo,  nee  aliquis  pro  me,  me  sciente  vel  consentiente, 
et  si  quis  promisit  uel  dedit  nequaquam  soluam:  wie  ueele 
sinnen  anerst  die  ennige  Ganonien  bekomen  hebbenn,  sonder 
geit  ofil  anders  daer  voir  tho  geuen  durch  sich  ofil  een  ander  ? 
Tnnd  wordenn  alsoe  die  Canonici  niet  alleene  simoninci  dan 
oick  periori  vnnd  meenedich. 

18* 


188 

Vnnd  wanneer  uan  Jemantz  eennige  Collatie  mochte  gedaenn 
wordenn,  sonder  recompenss  daer  voir  ennichsins  tho  be- 
kommenn  ofit  tho  verwachtenn,  is  in  sulckenn  vall  oick 
ijewerlde  geboerett,  dat  soedaene  CoUatie  gedaen  sij  omme 
die  kercke  mitt  eenen  beqoamen  diener  tho  aersien,  ofit 
wordtt  ditt  gemienlich  vth  fauoir  vnnd  ganst  gedaenn,  vmme 
die  persoen  tho  promouieren  vnnd  die  mit  een  proeae  tho 
uersorgen?  Porro  Simoniacus  non  is  tantum  est,  qui  nummo 
praecij  beneficium  tribuit,  sed  et  qui  nummo  fauoris  C.  sunt 
nonnulli  causa  1  quaest.  1.  Ideoque  in  conferendo  beneficie 
non  coniunctio  sanguinis ,  sed  uitae  meritum  attendi  debet  e. 
Moyses  causa  8  quaest.  1. 

Tho  desenn,  waer  tho  sinnen  die  kercken^eder  gegeuenn, 
vmme  die  rijcken  noch  weeldiger  tho  makenn ,  offt  vmme  die 
arme  kerckendienars  et  clericos  pauperes  daermede  tho  under- 
holdenn?  Wie  bekommen  auerst  die  uette  proeuenn,  wie 
vreetenn  die  prebendenn  vnnd  admissenn  die  armen  ofit 
rijcken?  Sinnen  dat  niett  die  geene,  die  oick  sonder dieselue 
ex  parentum  et  propinquorum  bonis  sich  wall  konden  erhol- 
denn?  qui  profecto  Sacrilegium  incurrunt  et  committunt  et 
iuditium  sibi  manducant  et  bibunt.  C.  clericos  causa  1  quaestio  2. 

Js  oick  niett  pluraiitas  beneficiorum  in  den  Giestlickenn 
rechtenn  concilienn  vnnd  decretenn  vnnd  oick  tenn  Letzstenn 
in  Gondlio  Triden tino  cap.  17  sessione  24  b\j  verluiss  der 
samenden  praebendenn  vnnd  beneficienn,  daer  sie  mede  con- 
feriertt  sinnen  uerbaden?  Dann,  watt  achtenn  sulck  verbott 
vnse  Dekenn  vnnd  Gapittelsheerenn  denn  niet  genoech  is, 
bauenn  oir  patrimonium ,  eene  vette  proeue,  Dekanije  ofit  Ca- 
nonije  in  hac  Ecclesia  vnder  tho  slaenn,  dann  procurijrenn 
noch  meer  prebendenn  vnnd  benefiden  vp  ander  oirdenn, 
waeruan  sie  allenthaluenn  soe  ueele  hem  moegelick  der  kercke 
vnnd  die  armenn  berouenn  vnnd  defraudierenn,  verkriegendó 


189 

vnnd  genietende  die  ander  praebendenn  vnnder  den  gesocbten 
schijn  van  oire  bastardtkijnder  frunden  offb  ennigen  anderen 
praetet. 

Daerneaens ,  is  oick  niet  dijckwijls  geboeret,  datt  niet  alleene 
die  prebenden,  als  ennige  andere  wahrenn  vnnd  kremerien 
uerwisselt  uertnischett  vnnd  aerboitett  sinnenn,  dan  oick 
dickwijls  bij  eene  fcunilie  uerbleuenn,  vnnd  aan  dat  eene  kindt 
opt  ander,  in  schijn  daerop  tho  studierenn,  resigniert,  vnnd 
ten  lestenn  weder  anderenn  cediertt  vnnd  auergelatenn,  sonder 
dat  van  hem  allenn  een  gewest  sij,  die  der  kercken  offt 
scholen  tho  dienen  bedacht  were. 

Demnae  gelijck  vnnse  Geestlickenn  die  kerckengueder  bij 
oirenn  Lenen  vnderslaenn,  vnnd  die  keorcke  unnd  armen  daer 
van  beroaen ,  Soe  laeten  sie  oick  nae  oirenn  doodt  die  kercke 
daer  van  niet  genieten ,  bij  testamente  oiren  frnnden  geaende, 
niet  alleene  wess  hem  angestoruen  vnnd  ex  patrimonio  vel 
opens  suis  is  angekomenn,  dan  oick 'alles  wess  sie  van  oire 
prebenden  et  ex  bonis  Ecclesiae  eroaert  hebbenn,  daertegens 
die  gemeine  geestlicke  rechtenn  strijdenn,  wall  vthdrucklick 
disponerende,  qaod  Clerici  testari  non  possint  de  ijs,  qoae 
de  rebus  et  bonis  Ecclesiae  adqidsiaerant,  at  nee  de  ijs, 
qaae  intaita  Ecclesiae  ipsis  donata  vel  relicta  sant  caasa  12 
queastione  3.  4.  6  et  passim  in  Jare  Ganonico:  welcken 
rechtenn  te  wedder  menn  wall  gelouett,  datt  onse  G^eestlickenn 
ennige  dispensatie  bij  denn  Pauwest  sabreptitie  daerop  er- 
holdenn,  unnd  Jas  testamenti  faciendi  verkregenn  hebbenn, 
datt  welcke  sie  tanqaam  Friailegiam  nichtichlick  erachten. 

Volgenntz  denn  sijnnenn  die  Ganonid  mett  dat  tweede 
uierdendeell  der  kercken  gaederen  den  Clericis  tott  onderholt 
der  Scholenn  gegeaenn,  niett  gesedigett  gewest,  sonder  heb- 
benn daerenbauenn oick  datt  aierdendeell ,  dat  Fabrijck  ge- 
noempt,  vnd  die  gaeder,  daer  tho  gelacht,  tott  sich  getagenn 


190 

vnnd  vndergeslagen ,  dergestfilt,  datt  wanneer  geene  rentbenn 
vnnd  gueder  hier  beuorens  tott  die  Beparatie  vnnd  ynderholt 
der  kerckenn  Jnt  particnlier  gegeuenn  weerenn,  solde  dat 
gebou  der  lercken  geheel  coUabieren,  vnd  ueruallen. 

Vnnd  hebbenn  alsoe  die  gueder  voerss  den  bloten  name 
yant  Fabrijck  beholdenn,  sondcr  dat  dieselue  ad  Ecclesiae 
fabricam,  daer  tho  die  nae  rechte  gehoerenn,  imploijeertt 
wordenn,  wordenn  aaerst  van  den  Canonicis  nae  oiren  ge- 
uallenn  in  alium  usom  angewandt,  tott  oire  processen ,  vnnd 
dickmaels  vnnatte  pleijten  vth  tho  faerenn ,  vnnd  die  Las- 
tenn,  daermede  die  Canonici  ofile  datt  Gapittell  uan  dese 
Landtschapp  ofFt  andersins  beswarett  wordt  afif  tho  doen. 

Vnnd  wanneer  die  gemeine  borger  vnnd  Ingesetenen  deser 
Stadt  van  wegen  ennige  geforderte  contributie  ofil  schattinge, 
oir  patrimonium  ofit  Inkommen  moeten  besnijdenn,  Soe  be- 
vrijdenn  die  Canonici  oir  inkompsten,  nemende  die  pennin- 
gen van  offt  vp  die  guederenn  tott  datt  fabrijck  der  kercken 
gehoerende.  Als  dann  oick  publica  vox  et  fama  is ,  dat  inn 
tijdenn  der  Spanijer  mercklicke  penningen  vant  Fabrijck  ge- 
namenn ,  vnnd  uan  den  Canonicis  vpgebrocht  sinnenn ,  vmme 
sich  vnnd  oire  huisingen  van  den  soldaten  tho  befrijenn ,  tott 
groten n  besweer  vnnd  belastinge  der  gemeinten  Jnn  aller  ge- 
stalt  als  offt  idt  fabriek  hem  Luiden  vnnd  niet  der  kercken 
competierde  ad  Ecclesiae  fabricam,  waervan  hier  vnnder  jnnt 
derde  stuck  breeder  verklaringe  geschien  sall. 

Vnnd  wiewall  alle  kercken  gereetschap  vnnd  wess  innder 
kercken  gehoert  vnnd  gebruicket  wordt  vann  datt  Fabrieck 
offte  Thesaurie  behoort  genamen  vnnd  bekostigett  tho  wordenn, 
Soe  liefil  dannoch  die  Stadt  denn  wijnn  bij  denn  Laicis  in 
manca  coenae  administratione  gedroncken  worde,  gelden  vnd 
affdoen  moetenn. 

Is  oeck  vnerhorett,    dat  dese  vermeinte   Geistlickenn ,    die 


191 

goldenn  vnnd  Sijluerenn  cleinodien  uasa  et  or  namen  ia  Ec- 
clesiae ijewerlde  inn  tijdt  der  noodt  angetastet,  uerkoiil,  vnnd 
die  annen  daermede  gelauett  offt  die  ge&ngenn  ueriossett 
hebbenn,  wie  sie  soicks  tho  doenn  schuldich  weerenn  secun- 
dum  dictum  G.  aurum. 

Ter  contrarien  auerst ,  hebben  sie  oick  dese  Stadt  inn  oire 
hoichanliggende  noodt  bij  tijdenn  des  hoichduitschen  gar- 
n  i  s  o  e  n  s ,  daervan  bij  tho  staen  aerweigert ,  vnangesien  mede , 
datt  die  sijluerenn  cleinodien  vnnd  kastenn  niet  ex  fabrica  off 
andersins  bij  denn  geestlickenn  genamen  vnnd  tsamen  gebrocht, 
dann  bij  deser  gemdnten  jn  voirtijden   bekostigett  sinnenn. 

Daer  heer  dann  gekamen  is,  datt  idt  vijandtlicke  garni- 
soenn  dat  selae  ten  lestenn  tott  sich  genomenn  vnndgerouet 
hefft,  dat  wekke  volgenntz  voir  een  tijdtlang  doirende  die 
belegeringe  daermede  gepaijett  vnnd  tho  vreden  gestalt  sijnnde, 
sich  oick  desto  langer  tott  deser  Stadt  vnnd  alinger  Landt- 
schap  grundtlick  verderff,  hierbinnen  Jn  die  belegeringe  er- 
holden  hefit,  Alsoe  dat  idt  kerckensüaerwerck ,  waermede  die 
gemeinte  in  tijdt  der  noodt  beheerde  subleuiert  tho  woordenn, 
dat  selae  durch  die  qoade  administratie  vnnser  Geestlickenn 
tott  der  gemeinten  grooter  belastinge  vnnd  langer  vpentholdt 
dess  viandtz  eindtliokenn  geradenn  is. 

Ynnd  soe  die  viandt  noch  ennige  kelckenn,  Monstrantien 
vnnd  ander  silnerwerck  vnnd  sijdenn  Juwelenn  vnd  cleino- 
dienn  gelatenn  hadde,  sinnen  volgen tz  die  selue  voirgangenn 
Jahr,  eehr  vnnd  beuorenss  die  affgodische  belden  vnnd  Al- 
tarenn  gedeuastiert  vnnd  affgebraken  wordenn  bij  vnnse  uer- 
meinte  geestlickenn  vnnd  oick  de  oirenn,  uerborgenn  unnd 
gerooett,  welcke  woewall  sie  die  selaest  vann  den  oirenn  niet 
geholdenn  noch  bekostigett  hebbenn ,  sie  nochtans  der  kerckenn 
tho  restitueeren  onuerschempter  wijse  et  non  sine  sacrilegij 
crimine  alnoch  verweigerenn  vnnd  aerontholdenn. 


192 

Neuenss  desen  gelijck  vnnse  Canonici  sich  milt  datt  Pre- 
digampt  vnnd  Lehren  in  kerckenn  vnnd  scholenn  niett  bekom- 
meren, alsoe  hebben  sie  oick  dat  ampt  der  diaconen  offt 
almosijniers  weinich  geachtett ,  vnnd  is  vnerhoerett  datt  sie  die 
armen  vnnd  kranckenn,  nae  behoir  besocbt  uisitiertt  vnnd 
aerplegett  hebbenn ,  Dann  die  aelmissenn  die  eerhtijdtz  op  den 
altarenn  geöffert  wordenn,  hebbenn  sie  oick  voir  sich  vnnd 
oiren  Yicarijs  geholdenn,  vnnd  denn  armen  vntagenn.  Noch- 
tans fiiirenn  sij  die  heerlicke  Namen  oann  Archidiaconus,  Di- 
aconus et  Subdiaconus.  ^) 

Vnnd  all  ist,  datt,  nae  die  Geestlicke  rechtenn  Deeretenn 
vnnd  ordinancien  dat  uierde  uierdendeell  der  kerckenngueder 
tott  vnderholdt  der  armen  gelacht  sij ,  vnnd  die  vpkumpsten 
daeruan  die  Archidiaconus  durch  behulp  der  diaconenn  vnd 
Subdiaconenn  denn  armen  tho  administreerenn  vnnd  vth  tho 
deilenn  schuldich,  oick  denn  Archidiacono  in  Concilio  Brac- 
carensi  primo  Ganone  25,  vperlacht  is,  van  dat  selue  vier- 
dendeeil  die  rekeninge  tho  holdenn,  waer  tho  nemenn  vnnd 
denn  Bisschopenn  tho  doenn,  Soe  is  doch  suickes  in  deser 
kerckenn  uan  vnssenn  Praeffsten  als  Archidiaconen ,  vnnd 
den  Ganonieken ,  als  diaconenn ,  niefr  geschiett,  vnnd  soU  dat 
uierde  uierdendeell,  den  armen  thobehoerende ,  nu  ter  tijdt 
mislick  tho  uindenn  sijnn. 

Ënde  alsoe  in  voirtijdenn  een  Praefst  Oeconomus  vnnd 
administrator  bonorum  Ecclesiae  gewesenn,  vann  welckenn 
Decanus,  Scholasticus  vnd  clerici  in  communieorum  claustro, 
datt  papencloester  noch  ter  tijdt  genoempt,  eehrtijdtz  sinnen 
vnderholden,  vnnd  dan  naemaels  communis  illa  uita  van 
hem   niett  meer   geplegett   worde,    alsoe  oick  sie  die  Schole 

')  Op  dea  kant  staat:  «Gloria  Episcopi  est  panperum  opibus  pro- 
aidere ,  iguominia  sacerdotis  est  proprijs  studere  diaitijs  C.  gloria  Causa 
12  quacat.  2" 


198 

verlatenn  haddenn,  vnnd  niet  meer  die  vpkumpsten  der 
kerckengueder  daer  tho  imploijeerdenn ,  hebben  Dekenn  vnnd 
Capittell  wall  uoir  sich  seluer  gesorget,  vnnd  denn  Praewest 
▼perlacht  denn  ofÏÏciatis  Ecclesiae  sekere  administratie  im 
korenn  vnnd  geit  tho  doenn,  vp  seckere  termijnen,  sonder 
ennich  afif  bruck  vnnd  lenger  vertoch ,  welckes  tho  willen  vnnd 
sollenn  doenn  die  Fraewestenn  in  hairenn  Eedt  hebbenn  moe- 
tenn  nemen  in  dese  woordenn,  Praebendas  seu  supplementa 
etc.  certis  consuetis  temporibns  sine  diminutione  et  protracti- 
one  administrabo. 

Dann  vann  di^  Administratie,  denn  Armen  tho  doenn, 
en  is  bij  hem  niet  eenss  gedacht,  sonder  dat  voirgemelte  vierde 
vierdendeell,  is  bij  denn  geestlickenn  seiner  vndergesclegenn, 
vnnd  denn  armen  vntagenn.  Dat  welck  oick  als  idt  schijnt, 
durch  die  aeelaoidige  beieninge  uerswondenn  vnnd  aUeniert 
is,  Naedem  die  voerige  Praeffsten  die  gueder  deser  kercken 
mererdeels  in  feudum  gegeuen  hebbenn,  Alsoe  datt  oick  hui- 
diges dages ,  meer  Lehnmannen  desPraefstes,  dan  den 
heren  van  denn  Lande  hier  jn  ouerijssell  wordenn  gevondenn. 

Als  anerst  durch  dese  mildicheit  der  Praefstenn  die  kerc- 
kengueder tho  sehre  mit  die  beieninge  veralieniret  sinnen, 
Hebbenn  uoigentz  Dekenn  vnnd  Capittell  uan  den  Praefsten 
een  Eijdt  genommen,  geene  gueder  meer  vpt  nije  in  lehen- 
schap  wehr  tho  mogenn  ontferenen  vnnd  vth  tho  doenn, 
waeruan  de  clausuia  dess  Eedtz  aldus  is  luidende ,  Bona  prae- 
positurae  de  npuo  non  infeodabo.  Ynnd  ofit  wall  in  voirtij- 
denn  denn  praefistenn  toegelaten  is  dese  kercken  gueder  den 
Loicis  in  feudum  tho  geuenn,  vmme  mit  behulp  vnnd  assis- 
tensie  der  lehenmannenn  dese  kercke  in  allenn  oirenn  noo- 
denn  tho  moegenn  bijstaenn,  vnnd  dieselue  van  alle  gewaldt 
vnnd  auerlust  beschuttenn  vnnd  befrijenn ,  woe  hier  bauen  de 
origine  feudorum  Ecclesiae  is  angetagenn,    Oick  wie  gesacht 


194 

die  meeste  kerckengiieder  vnnd  Jnsonderheit  der  armenn  quota 
vnnd  yierdendeel  daerdorch  ueralieniertt  vnnd  uerswonnden 
is,  Soe  hefft  dannoch  dese  kercke  vnnd  gemeente  in  tijdenn, 
als  dieselue  vnnd  die  gantze  Stadt  angevochtenn  vnnd  in 
noodenn  geradenn  is,  weinich  behulps  van  denn  Praefstenn 
vnnd  Lehmannen  tott  ijeder  tijdt  bekommenn,  vnnd  is  oick 
weinich  gehoerett  datt  onse  praeffsten  vann  wegen  ennige 
noodt,  deser  kercken  aennstaennde,  die  Lehnmannen  daertho 
verscreuen  vnnd  gefordertt  soldenn  hebbenn.  Niett  tegenn- 
staende  Datt  oick  die  Praeffsten  lauenn  vnnd  sweerenn  moe- 
tenn,  Die  priuilegien  vrij  vnnd  gerechticheidenn  derkerckenn 
van  Deuenter  tho  handthauen  vnnd  uerdedigenn,  in  desenn 
woordenn,  Ego  N.  Fraepositus  Dauentriensis  Ecclesiae  per 
haec  sancta  Dei  Euangelia  quae  manibus  meis  tango,  iuro 
quod  iura  Ecclesiae  meae  Dauentriensis  et  libertatem  ipsius 
proposse  meo  conseruabo. 

Hier  en  bauenn  sinnen  die  Fraefi&ten  vnnd  Archidiaconen 
niett  genomen  noch  gesteldt  vth  den  praesbyteris  vnnd  Dia- 
conis  deser  kercken,  gelijck  sulckes  die  geestlicke  rechtenn 
ordineeren  in  distinctione  60  et  in  C.  tua  in  princip:  de 
his  quae  fiunt  a  praelato  et  C.  nullus  distinctione  61.  et  C. 
sacrorum  distinctione  63.  Dann  sinnen  jnt  gemein  dairtho 
frembdenn  vnnd  vthheimschenn  gestalt,  vann  ennige  groote 
affoompst  sijnde,  die  alhier  tho  resideeren  vnnd  oir  ampt 
nae  behoir  te  verplegenn  mett  nichtenn  bedacht  weeren,  wel- 
ches  die  voirnaemste  oirsaecke  is,  Dat  der  armen  guedt  vnnd 
portie  niet  meer  tho  vindenn,  vnnd  dieselue  als  oick  die 
gantze  gemeinte  uan  denn  Archidiacono  ofil  Diaconis  in  gie- 
nerleij  wijse  gedienett  is. 

Desenn  nae,  soe  veelede  Prioraett  vp  den  Barch  an- 
giett,  Js  notoir ,  dat  denn  Priors  datt  berchkerspell  vnnd  pas- 
toris  ac  parochi  officium  beualenn  is,    vnnd  deswegenn  dat 


195 

praedigampt  in  der  kerckenn  seliienn  tho  bedienenn  schuldich 
sinnenn,  Ban  van  alsodane  densten  in  kercken  ofit  schoolenn 
mit  praedigen  ynnd  Lehren  der  gemeintenn  tho  doenn,  heb- 
benn  sich  die  Priors  jnnt  gemein  gefrijet,  stellende  in  der 
kercken  gehuurde  Capellanen,  vromisheeren  Mercenarios,  de 
welcke  sie  mit  een  geringes  affgesatt  vnnd  die  reste  tott  oiren 
tafelenn  beholdenn  hebbenn. 

(Fd.  12  V*.)  Ad  III.  Volgentz  articulo  quinto  wordt  gepo- 
siertt  datt  dewijle  die  heerenn  dess  Capittels  hier  itzunder 
vnder  die  helfftc  int  getall  residerenn  sie  derowegen  niet  mech- 
tich  sijn  soldenn,  datt  gefiirderte  Inuentarium  (sc.bono- 
rum  )  auer  te  geuen  vnnd  datt  die  absenten  einsdeels  Tan  Ade- 
liger  aifkumpst  vnnd  andere  mett  dem  praesenten  interesse 
hebbende,  ofil  oire  olderenn,  als  Curatorenn,  daerauer  behoe- 
ren  geroepenn  tho  wordenn. 

Dann  deese  behulpreede  is  gantz  friuola  et  inepta. 

Daertegenss  tho  considererenn ,  Datt  die  Dekenn  vnnd  Ca- 
pittelsheerenn  Negenthien  int  getall  sinnen  van  welcken  ne- 
gentien vijfilien  alleene  Capitulares  sinnen  vnnd  een  stemme 
jnt  Gapittell  hebbenn,  die  ander  yier  als  die  jungsten  ynnd 
geen  supplementum  hebbende  sinnen  geene  Capitulares  vnnd 
worden  daer  tho  niett  beroepenn  noch  vocirett,  noch  oick 
oire  stemmen  gefurdertt,  die  jn  geenen  wege  int  capittell 
mach  geldenn. 

Yann  denn  vijffthien  auerst  residerenn  hier  binnen  Acht 
personen ,  als  die  Heerenn  Doys ,  Doers ,  Vrije ,  Graess ,  Vijs- 
beecke.  Verheiden,  Laer  vnd  Utenenck  alsoe  dat  maior  pars 
hier  binnen  vnnd  niet  meer  dan  soeuen  absenten  sinnenn ,  van 
welckenn  soeuen n  oick  die  uier  stemmen  niet  behoiren  ver- 
socht  noch  gefordertt  tho  wordenn,  als  vann  Amstell,  van 
Francisco  vnd  Aegidio  de  Monte  vnnd  vann  denn  gewesenenn 
pastoor  Jnn  anschou ,  -  sie  oire  Canonicatenn  vnnd  vermeinte 


196 

recht  (Fermitz  sie  sicli  mit  denn  viandt  yermengett,  vnnd 
vp  suspecte  plaetzen  begeuenn  hebbenn)  verwerckett  vnnd 
andersins  dair  tho  niett  berechtigett  sinnen  vnnd  aengaende 
heer  Heering  Bueser  ynnd  Bruijnss  die  alleene  van  denn 
uijfithien  noch  restieren  weerenn  oick  wall  guede  reden  waerom 
oire  stemmen  niet  behoirenn  tho  geldenn ,  noch  requireert  tho 
werden. 

Vnnd  is  jedermennichlick  bewast,  datt  die  Absenten  oire 
stemmen  uerliesen,  jnsonderheit  in  desen  collegio ,  dewijledie 
beneficien  van  wegen  der  diennsten  et  ad  residendum  gege- 
uen  sinne. 

Ynnd  soe  die  vier  jongste  Canonici  non  supplementati 
(daeruan  oick  eene  sich  bij  den  viandt  begeuenn,  vnnddaer- 
mede  sijne  Ganonije  verwircket  heöt  nemlich  Enss)  alsgeeno 
Gapitularen  noch  wesende,  wanneer  sie  schoon  maiorennes 
werenn ,  geene  stemme  jnnt  capittel  hebbenn  mochtenn ,  we- 
ten sich  dekenn  vnnd  Capittell  wall  tho  berichtenn ,  dat 
veele  weiniger  die  olderenn  ofit  Curatorenn  in  der  seluigenn 
plaetze  ennige  stemme  int  Capittell  hebbenn  moegenn,  vnnd 
derhaluen  tott  dese  saecke  niet  behoirenn  gefurdert  tho  werdenn. 

Vnnd  naedem  oick  voirgegeuenn  wordt,  datt  die  Absenten 
eensdeels  uann  Adelicker  affkumpst  sijnn  soldenn,  geloofft 
men  wall  waer  tho  sijnn,  dat  drie  affwesende  Canonici  non 
supplementati  vann  soedanenn  affkumpst  sinnen ,  dan  hebbenn 
propter  defectum  supplementi  geen  stemme  int  CapitteU,  woe 
nu  uerhaellt  is,  Daertho  kan  noch  behoirt  oire  affkumpst 
gedachtenn  Dekenn  vnd  Capittell  geen  fauoir  tho  geuenn, 
sonder  sinnenn  der  oirsaecken  haluen  destomeer  tho  beschul- 
digenn,  dewijle  sie  tegens  die  olde  Geestlicke  rechten  ge- 
miene  reedenn  vnnd  vernuffb  dieseluige  met  die  kercken  gue- 
der  begiffligett  hebbenn ,  die  ane  dem  sich  ex  bonis  parentum 
et  propinquorum  wal  kondenn  erholdenn,   die  oick  niet  wei- 


197 

niger  dan  deser  kerckenn  vnnd  gemeinten  tho  dienenn  be- 
dacht sinnen,  qui  utique  sacrilegiam  comittunt  et  iudicium 
sibi  manducant  et  bibunt  als  die  olde  Geestiicke  reebten  hier- 
bauen  meermaels  angetagenn,  uermeldenn. 

Bat  Deken  ynd  Capittel  durch  die  moetwillige  ver- 

weigemnge  des  Jnaentarij  vnnd  andere  rechtmetige  'petitien 
der  gemeinten  tott  commotie  vnnd  vproir  een  oirsaecke  wor- 
den geuen. 

Tho  dem,  alsoo  dat  meeste  deel  der  borgenen  vnnd  bijna 
die  gantze  gemeinte  deser  Stadt,  die  Gatholicke  religie  niet 
alleene  niet  aenhengich  sinnen,  dan  oick  dieselue  wedder- 
staenn,  dalden  noch  lijden  mogenn,  kan  dat  exercitie  der 
religiën  yoirschreuen  sonder  verstarring  der  gemienen  rast 
vnnd  vrede  niet  tolerirt  noch  geledenn  wordenn,  geswegenn 
daerenboaen,  dat  die  Geistlicheit ,  soe  hier  als  elders  denn 
viandt  to^eneigt  sijnnde  (als  van  den  voirgenoembdes  Ga- 
nonicis  vnnd  sommigen  Vicaris  daetlickenn  blijcket)  tott  die 
deoastatie  der  afigoderien  voirss.  groote  oirsaeck  hebbenn  ge- 
geaenn. 

Datt  die  Olderlingenn  vnnd  diacenen  Ecclesiae  Danen- 
triensis  aan  wegen  der  kercken  dese  farderange  doenn  vnnd 
sinnen  tegens  dekenn  vnnd  Capittelsheeren  als  der  kercken 
gewesene  administratores  vnnd  dienaers,  parthie  formell 
welcke  fordemng  gedaenn  wordt,  niet  vmme  nije  guedervan 
Deken  vnnd  Capittelsheeren  tho  bekommen,  dan  vmme  die 
gaeder,  daer  mit  Ecclesia  Daaentriensis  voir  mennige  jaren 
begifitiget  is,  tho  conseraieren  vnnd  die  selae  niet  in  pro- 
phanos  usos  vnnd  tott  idt  Stadt  Gorpas  tho  imploijerenn , 
dann  ab  bona  deo  dicata  nae  oirenn  rechten  gebroick  tott 
vnderholdt  van  kercken  schoolenn  vnnd  der  armen,  vnnd  in 
similfis  pios  osos  an  tho  wenden. 

Js    dairbeaorens   schrifltlick   aan    Dekenn    vnnd  Capittell 


198 

toegestaenn,  dat  sie  ennige  brieuenn,  die  in  datt  belde  stor- 
men  auergebleuenn   weeren,   Fersonden  solden  hebben. 

. . . .  Vp  den  Twelfflenn  Artickell  is  desenn  berichtt,  datt  de- 
kenn  ynnd  Capittelsheerenn  sich  wall  weeten  ynnd  behoiren  tbo 
erinneren ,  woe  duirende  de  Lange  vnd  sware  Gamisoenen ,  als 
die  Capittelsheerenn  alle  Lastenn  van  sich  vp  denn  Borgerenn 
gelacht  haddenn  vnnd  oick  jnn  dese  vordere  kriegessloopenn 
die  burger  vnnd  Ingesetenen  deser  Stadtt  dermaten  exhauri- 
rett  vnnd  uthgeputtet  sinnen;  vnd  alnoch  dagelix  sware  ax- 
cijsen  Lastenn  vnnd  Schattingenn  dragen  moten ,  datt  sie  niett 
alleen  die  gemeene  armen  tho  vnderholdenn  vnnd  die  Gast- 
huiser  te  restaurierenn  niet  mechtich  sinnen,  dann  oick  sich 
seluest  jn  dese  benaude  t^denn  qualickenn  emeerenn  vnnd 
erholdenn  konnenn. 

Dat  tweede  uierdendeell ,  tott  vnderholt  der  scholenn  ge- 
lacht,  hebbenn  die  Arme  clercken  alleene  tho  genieten  vnnd 
geen  andere. 

....  Is  demnae  vnnd  uth  meer  ander  redenen ,  die  van  een 
Erb.  Baedt  hierbij  sollen  consideriert  wordenn,  wall  billich, 
dat  niet  alleene  die  gueder  uant  fabrijck  bij  den  Kapittels- 
heerenn  tegens  recht  vnd  redenen  vndergeslagenn ,  vnd  mis- 
bruickett  nu  der  kercken  restitueerdt  vnnd  tott  dat  fabrijck 
getimmer  vnnd  vpbouwinge  der  kercken  schooien  vnnd  hui- 
singen daer  tho  gehoirende  angewandtt,  dann  oick  ennige 
vacierende  vicarienn  voer  eenn  tijdtlang  tott  restauratie  dess 
Armen  Gasthuises  van  S.  G«ertrude  vnnd  andere  sollennap- 
plicerett  vnnd  geboerett  wordenn. 

(Fol.  16  v^.)  M'  Johan  van  Abelen  dess  Bisschops  gewe- 
senenn  ofidaell  vnkent  menn  jnder  Pr.  Excell.  dienst  tho 
sijnn  vnnd  behoirenn  die  vpkompsten  van  die  vicarie  Qe- 
mentis  in  pium  usum  angewandt  tho  worden  tott  der  kercken 
und  armen  beste. 


199 

Die  vicarie  Bonifacij  posieren  Deken  vnd  Capittell,  datN. 
Aegidios  Busman,  dess  Bisscbops  neue,  solde  hebbenn,  vnnd 
daerop  binnen  Duvaij  studierenn,  vnnd,  wiewall  hie  bijden 
Tiandt  is,  laeten  dannoch  deken  vnnd  capitell  hem  die  yp- 
kompstenn  volgenn,  tegens  die  ordonnantie  bij  sijn  Eicell. 
yerledden  jaar  Anno  1680  in  Martio  binnen  Campen  ge- 
geuen." 

(Fol.  17  Wordt  gezegd,  dat  de  Ouderlingen  en  Diakonen 
in  de  plaats  van  Deken  en  Capiitel  zijn  aangesteld). 

(Fol.  18  v^)  //Danalist,  dat  in  tijden  der  fdndatien  vnd 
uolgentz  seckere  thienden,  guederen  ynd  jnkomsten  tot  die 
Pastorie  gelacht  sinn ,  Soe  hebben  nochtans  die  Capittelsheeren 
hIs  sie  den  Pastoir  jn  den  Eedt  gecregen ,  vnd  niemantz  son- 
der  oiren  mUe  tott  der  Pastorien  konde  admittiertt  worden 
voir  vnd  nae  uan  der  gaeder,  tott  der  Pastorie  gchoirende, 
afi^braeckenn  vnd  vndergeslagen ,  Jnsonderheit  als  siegespo- 
erett  datt  die  Pastoirs  een  teemlich  vnderhalt  uan  datt  gefur* 
derte  horsaem  vnd  offergelt  voir  die  sielmissen  vnd 
dergelijckenn  kremerien  kon  den  bekommen,  waermede  sie 
ten  letstenn,  noch  niet  gesedigett  sijnn  gewest,  dann  hebbenn 
van  dat  hoirsaem  offer  vnd  sielmissengelt,  oick  mede  begeren 
tho  genieten,  vnnd  den  Pastoir  vier  mudde  witte  weitenn 
jaerlicks  a%edrongenn ,  van  wegen  der  Pastorien  der  vrouwen 
kercken,  daervan  datt  hoersaem  geit  worde  gegeuen,  vnnd 
van  wegen  des  H.  Crucis  altair,  daerop  dat  offergelt  van  die 
sielmissen  jn  die  groote  kercke  wordt  ont&ngen,  welckes  beide 
(woegesacht)  nu  gemistet  wordt  vnd  derwegen  die  vier  mudde 
weiten  onbetaelt  moeten  bl^uen. 

Gblijcke  pracktickenn  s\jn  bij  den  Capittelsheeren  belan- 
gende de  schole  vnd  Bectoer,  oick  jnt  werck  gestalt, 
dan  alsoe  niemantz  tot  een  Bectoer  toegelaten  worde,  die  niet 
\jr8t  dem  Capittell  vereedett,  vnd  daer  van  admittiert  waas, 


200 

vnd  dan  in  yoirtijden  een  grote  mennichte  uan  clercken  jn 
die  schole  gewest,  den  welckenn  datt  schoolgelt  gelijck  den 
borgerenn  vnd  kerspebliiidenn  datt  hoersaemgellt  af^urdert 
worde,  Alsoe  datt  die  Eectoer  ynnd  Schoolmeisters  daervan 
sich  rijckelick  geneerenn,  vnnd  daerenbauen  noch  etwas 
eroueren  mochten,  Is  demnae  oick  niemantz  tott  een  Bectoer 
sonder  secker  genot  daeruan  tho  hebbenn  uan  den  Cappit- 
telsheerenn  admittiertt  noch  angenomen,  woe  men  uan  olden 
Luidenn  is  berichtett,  vnd  deses  vngeacht  moest  de  Eectoer 
ter  contrarien  deser  gestaldtt  sweerenn:  Pro  regimine  huivs 
Scholae  nihil  dedi  uel  dabo,  nee  aliquis  pro  me,  me  sciente 
uel  consentiente  et  si  quis  promisit  uel  dedit  nequaquam 
soluam.  (Mijck  die  Decanus  vnd  Canonici  oick  sweerenn  wie 
bauen  uermeldett. 

Ynnd  sinnen  aldus  dieselue  gueder  die  tott  vnderholt  der 
kercken  vnnd  Scholen,  dess  Pastoirs  vnnd  Bectoers,  in  dieolde 
fundutienn  toegelacht  werenn,  uolgenntz  van  idt  Capittel  vn- 
dergeslagenn  vnnd  die  gemeente  mitt  nije  exactienn  van  offer 
gehoirsam  vnnd  schooUgelt  weder  beswareti 

(Fol.  20)  Ad  IV.  Alsoe  is  oick  jnn  uerscheidenn  Concilijs 
toegelatenn  denn  gebruick  der  Geestlickenn  gaederenn,  soe 
vnnd  als  der  kercken  bequaemst  beuonden  sall  wordenn,  tho 
moegen  ueranderenn,  vnd  die  eersfce  fundatie  uerlatenn,  als 
tho  sien  is  jn  concüio  Toletano  tertio  can.  8  Et  in  concilio 
Tridentino  sessione  22  cap.  6  et  in  sessione  uit.  cap:  4. 

Desgelijcken,  alsoe  van  den  Dekenn  Johan  uan  Wije,  hier 
bouen  gementioneertt,  veele  heerlicke  vnnd  staetlicke  thien* 
denn  vnnd  gueder  Ecclesiae  Dauentriensi  gegeuen  sinnen, 
om  die  vpkompsten  daeruan  inter  Canonicos  et  Yicarios  prae- 
sentes,  et  in  Ecclesia  deseruientes,  Jn  bier  gelij^kelickenn 
vth  tho  deelen ,  nae  vermoege  dess  Testamentz,  daeruan  sijnde, 
hebben   vnse  capittelsheeren  des  Testatoris  ordnunge  ueran* 


201 

dertt,  ynd  aan  die  vpkompsten,  die  ad  faciendam  et  braxan- 
dam  oereuisiam ,  wie  oire  woorden  luidenn ,  pro  Ganonids  et 
perpetois  Ecclesiae  Daaentriensis  Yicarijs  in  omnibus  cano- 
nicis  horis  existentibus  et  deseruientibus  ministrandam  gegeuen 
weerenn  Gedisponiertt,  dat  deselue  vpkompsten  tusschen  den 
Canonickenn  vnd  vicarien,  in  horis  canonicis  present  we- 
sende,  an  gereeden  gelde  tott  jeder  tijdtt  vtgedeilett  sullen 
wordenn,  wie  der  jnholt  haerer  ordinantien  daerin  oick  dese 
oirsaeck  allegiertt  is,  quod  praedicta  testatoris  dispositio com- 
mode et  sine  magna  difficultate  obseruari  non  poterat. 

Welcke  reede  vnnd  oirsaecke  oick  wall  behoirett  betrach- 
tütt  vnd  erwagenn  tho  werdenn,  vmme  die  huisarmen,  oflPt 
aelmissen  ordnunge,  bij  een  Erb.  Baedtt  ynnd geswarenn 
Meenthe  vpgerichtett,  *)  tho  effectueeren,  Dewijle  denn  Gil- 
denn  eertijdtz  ueele  g^uen  is,  \rp  seckere  dagenn  sus  ader 
soe  vth  tho  deilenn,  datt  welcke  nu  ter  tijdt  niet  wall  ge- 
holdenn  offte  ten  weinichsten  mitt  beter  ordnunge  tott  meerder 
uordell  der  schemeler  Gemeinten  in  andere  manieren  kann 
worden  administriertt  vnd  vthgedeilett,  welcke  ueranderunge 
in  despensatione  rerum,  pauperibus  üel  piis  locis  relictarum, 
oick  tott  meerder  oirbaer  vnnd  proffijt  den  Armen  te  moegen 
doenn ,  Dat  concilium  Tridentinum  toegelaten  hefit  in  sessione 
vltima  cap.  8. 

Vnnd  sinnen  alsoe  die  kerckengueder,  die  tott  Missen  vnnd 
andere  Affgodische  denstenn  gegeuen,  jnn  verscheidenn  Coe- 
ninckrijckenn  vnnd  Prouincien  tott  andere  saecken  in  pium 
usum  conuertiertt ,  vnnd  die  Stifïlen  vnnd  Cloesters,  die  vp 
die  missen  vnnd  diergelijckenn  affgodische  diensten  gefun- 
diertt  weren,  sinnen  verlaten  vnnd  affgeschaffet,  dat  welcke 
naedem  bij  sommige  Stendenn  dess  Boemschen  Beichs  oick 
uoii^namen   vnnd  jnt  werck  gestalt  is,   hebben  sulckes  die 

')    Zie  de  volgende  aflevering. 

BiJim.  III.  14 


202 

keiserlicke  Maiestaett  als  oick  die  Chur  vnnd  Furstenn,  Tnnd 
andere  Stendenn  Duitscher  Nation  yp  denn  Eeichstag  binnen 
Ansburg  Anno  1556  geholden  uolgentz  besteedigett  aggr^ertt 
vnnd  belieuett  jn  desenn  voordenn. 

Bewijle  aber  ethlicke  Stendenn ,  vnnd  derselbigen  voirfaren 
«thlicke  Stifit  ')  Qoester  vnnd  andere  G^eestlicke  gutter  ein- 
gezogen,  vnd  dieselbigen  zu  Kirchenn,  Schoolenn,  müten, 
vnnd  andere  saecken  angewandtt,  soe  sollen  auch  solcheein- 
gezogen  gutter  welcke  dem  jennigen  soe  dem  Eeich  ohne 
mittel  vnterworffen  vnnd  Beichstende  seind,  ^)  niett  zuge- 
hoirig,  vnnd  dero  possesionn  die  Geestlicken  za  zeit  des  Pas- 
saTvischen  vertrags  oder  zeithero  nitt  gehabt,  jn  diesenFried- 
stvndt  mit  begriffen  vnd  eingezogenn  seind,  vnnd  bei  der 
verordnung  wie  es  ein  ijeder  Standtt  mit  obberuirtenn  einge- 
zogenen  vnd  all  bereidt  voirwendten  gatteren  gemacht ,  gelas- 
sen worden,  vnnd  dieselbigen  Stende,  derenfals  wedder  jn 
noch  ausserhalb  rechtens  zu  Erhaltung  eines  Ewigen  vnd  be- 
stendigen Medens,  niet  besprochen  noch  angefochtenn  wer- 
denn.  Derhalben  gebieten  vnnd  beuelen  wijr  hirmit  vnndjm 
kraffb  dieses  Abschiedtz  der  keiserlicher  Ma^^  Gammerrichter 
vnnd  beisitzerenn ,  datt  sie  deser  eingezogener  vnnduerwend- 
ter  gutter  halbenn,  kein  CÜtation,  mandat  vnnd  process  er- 
kennen vnde  discernieren  sollenn. 

Yann  gelijckenn  als  jnn  dese  Nederlanden  den  reenen 
Gadessdienst  apentlich  geleerett,  geprediget,  bekandt,  vndge- 


')  Nota.  Stifft.  tegen  vnse  Capittels  heren  die  niett  gelouen  willenn, 
datt  oick  Stifften  ju  doitslandt  solden  affgeschaffet  s\jnn. 

*)  Intellige :  van  gueder  tott  Bisthmn  van  Collen ,  Straesburg  oflft 
dergelijckenn  stiftten  dem  Rfjoke  inunediate  vnderworpen,  gehoirig  vnd 
niet  van  een  Capittel  van  Deuenter,  datwelck  geen  keiserlich  Stifft  vnnd 
dem  lijcke  niet  immediate  vnderworpen,  vnnd  vnder  des  R\jcks  jae 
oick  vnder  deses  Landes  stenden  offt  Staten  niet  gehoirett  noch  gere- 
kent  wordtt 


203 

pleget  is,  hebben  oick  uerscheiden  nabuir  prouincien  die 
goeder,  die  tott  missen  gegeuen  Fnddie  Stifüten  vnd  Qoesters, 
die  daerop  fandiert  sijn  mochten,  in  alium  usum  conuertiert 
vnd  angewant,  woe  notoir  vnde  tho  bewijsen  vnnodich."* 

(Fol.  22  wordt  omtrent  de  lotgevallen  der  geestelijke  Stich- 
ting zelve  met  hare  in  andere  landen  verspreide  bezittingen 
aangehaald  de  Pacificatie  van  Gend  van  1576  en  de  Eijks- 
dag  van  Spiers  van  1544.    Volgt  fol.  23  v®.) 

Ad.  V.  //Hett  Leerett  vnss  die  Heere  Jesus  Cbiistus  vnnd 
die  Apostell  Paoly  mit  oirenn  Ëxemplenn,  datt,  wanneer  een 
dinok  in  misbruick  geradenn,  datt  seluige  niett  beter  wedder 
te  recht  gebracht  kann  wordcnn,  dan  datmen  sijnn  ijrstein- 
settinge  besie  vnnd  idt  wedder  daer  nae  richte. 

Alsoe  kan  men  denn  misbruick  welck  in  die  administratie 
vnnd  uerwaltunge  der  Geestlickenn  guederen  is  durch  Papen 
vnnd  Monnicken  jngereeten ,  niet  beter  weder  tho  denn  rechten 
gebroick  brengen  vnd  reformierenn ,  dan  datt  men  deseloige 
na  die  eerste  Jnstitution  richte ,  vnnd  tott  oiren  anfang  weder 
brenge.  Derhaluen  dewijle  (wie  Christus  spreekt)  Ëenn  ar- 
beider sijnns  Lohns  weertt  is,  soe  behoirenn  van  desenn  gue- 
deren die  kerckendieneren,  Predicanten  vnd  Lehrars  voir 
allenn  dingen  met  noodtdrufR»n  vnnd  eerlicken  vnderholt  uer- 
sien  worden ,  die  oldesten ,  die  waU  uoirstaen ,  die  holde  men 
dabbelder  eehren  weertt,  sonderlicken  diearbeidennjn  woorde 
vnnd  jnder  Lehre  1  Timoth.  5. 

Vnnd  sollenn  soe  ueell  kerckendienars  vnd  Predigers  be- 
roepen wordenn  vnd  vnderhaldenn ,  als  nae  der  gelegentheit 
der  Kercken  ofii  gemeinten  jn  dese  Stadt  sullen  nodich  sijn, 
den  welcken  men  soedaene  stipendium  sall  toeleggen ,  datt  sie 
sich  vnnd  oire  fiunilie,  sonder  die  gemeinte  tho  beswarenn, 
daervan  ehrlickenn  vnderhaldenn ,  vnd  bauens  dem  tegen  die 
wechueerdigen ,    vnnd   reisenden  kerckendieners  vnnd  andere 

14.* 


§04. 

uerdreuenn  Christenn ,  als  oick  tegens  die  aermoedt  die  Chris- 
licke  hospitaliteit  daer  uan  sollen  konnen  bew^sen. 

Als  dann  oick  die  Oosters,  voirsengers,  organisten, 
blasers  vnnd  andere,  die  in  enniger  weegenn  der  kercken 
dienenn  hier  uan  oir  behoirlick  loon  worden  ontfangen. 

Neuens  desenn ,  dewijle  dieSchoolenn  niet  alleen  Ecclesiae 
dan  oick  Eeipub.  seminaria  sinnen,  vnd  sonder  deselue  een 
grouwelick  barbaries  in  die  joegett  bloijen  vnd  daerdurch  alle 
vnordnunge,  soe  wall  int  wereltlicke  als  Geestlicke  regiment 
kunstelick  worde  volgenn,  vnd  vp  dat  niet  nodich  sij  die 
kinderen  mit  grotenn  ynkostenn,  jnn  frembde  Landen  ter 
Schooien  tho  schickenn,  Soe  sall  oick  die  schole  wall  be- 
staldt  sijnn ;  vnnd  die  Eectoer  vnd  Schoolmeisters  een  eerlick 
stipendium  bekommenn,  der  gestaldt,  datt  sie  tott  onder- 
holt,  den  Clercken  (wie  in  anderen  Colleges  gebruicklick ) 
met  ennich  schoolgelt  tho  geuen,  niet  solden  lastich  noch 
bezwaerlick  behoeuen  tho  sijnn. 

Tott  die  uoirss  stipendia  soUenn  oick  denn  Predicantenn 
een  ijeder  een  huisinge  als  die  weheme,  Canonicaell  huisin- 
genn,  vnnd  vp  den  Barch  die  Pr  ior  aett  offt  een  parthie  daer- 
uan  jngedaenn  vnnd  jngeruijmett,  denn  Bectoer  eenn  Cano- 
nicall  huis,  denn  Schoolmeisters  die  Vicariorum  behuisingen, 
den  voirsenger,  mede  een  schoolmeister  wesende,  datt  Cho- 
raellhuis  vnnd  denn  kosters  vnnd  andere  kerckendieners 
oire  gewontlicke  behuisingenn  geuolgett  vnnd  auergelaten 
wordenn,  Tho  uerstaen  tott  watt  tijde  dese  behuisingenn  va- 
cierenn. 

Idt  sallenn  oick  die  kerckendienerss  vnnd  Schooldieners 
nagelatenen  weduwen  mett  ennige  cleine  gemiene  huiskens, 
tott  die  kercke  vicarien  offt  cloesters  gehoerende,  worden 
uersien,  bij  soe  veren  sie  dess  uan  doen  haddenn. 

Datt   Collegium   der  Stipendiatenn  deser  Landtschap  vnnd 


205 

stedenn  sal  int  Rijcke  frater  huis  wordenn  gelacht  als 
dair  tbo  bequamer,  vnd  oick  der  Scholen  naarder  dan  datt 
arme  fraterhuis  sijnnde. 

Mett  die  yaderende  plaetzennjnt  arme  fraterhuis  Hie- 
ronimi  ynnd  Virginum  behuisingenn ,  SoUenn  die  Gereken 
allenigen  conferiert  wordenn,  die  dess  uan  doene  hebbenn, 
vnnd  sich  deser  gemeinten  yoir  anderen  kumpstlich  tho  dienenn, 
wanneer  men  sie  begerenn  worde,  wiUenn  verplichtenn. 

Die 'plaetzen  in  die  burse,  soe  uoel  die  stadt  daeruan  tho 
conferierenn  hefft,  als  oick  tho  Herwerdenn,  Peruse,  vnd  vp 
and^e  oirdenn,  daer  die  Stadt  ennige  plaetzenn  hefil,  Sol- 
lenn  niemandtz  anders  dan  Bor^rs  kinderen  gegeuen  wor- 
denn, die  sich  gelijckfals  wie  uoirss  ner^dichtenn. 

Vnnd  deser  Stadt  stipendiatenn  als  oick  andere  borger 
kinder,  geen  stipendium  gehadt  hebbende,  die  eens  gueden 
uerstandes  sinnen,  vnnd  soe  wijth  in  studijs  proficiertt  heb- 
benn ,  datt  sie  in  eener  vniuersiteit  tho  studieren  bequeem 
sijnn,  vnd  uerhoepentlick ,  datmen  sie  balde  sal  moegen  pro- 
mouierenn  ynnde  torn  kerckendienst  o£fi  sunst  them  gemeinen 
bestenn  gebruickenn ,  sollenn  tott  discretie  eenss  Erbar  Kaedtz 
nae  datt  die  uisitator  Scholae  ( die  nae  yprichtinge  dess  nijen 
CoUegij,  ymme  die  Schole,  datt  collegium,  die  Burse,  datt 
arme  Fraterhuis,  ynnd  Hieronimi  vnnd  virginum behuisingen 
tho  visiteren  gestaldt  sal  wordenn)  als  oick  die  Eector  vnd 
coUegiarcha  irst  daerop  verhoerett,  vnd  denn  genigenn  guede 
getngenisse  oires  studij  vnd  usrstandes  worden  gegeuen  heb- 
benn, femer  in  ennige  vniuersiteit  gesondenn,  vnd  vp  der 
kercken  kosten  vnderholden  werdenn,  dewelcke  naemaels 
deser  gemiente  voer  andere  tho  dienen  plichtich  vnnd  ver- 
bondenn  sljn  sullen. 

Desgelijcken  sall  oick  eenn  besonder  Collegium  in  een  Cloes- 
ter  bestaldt   s\jn  voer  jonge  Megdekenns   vnd  dochters, 


206 

welcke,  sonder  ueranderen  oirer  cleijderenn  vndgeloffte,  daer 
Ewig  in  tho  blijuen,  sollen  daerseluest  vnderholden  vnd  ne- 
uens  Lesenn,  scrijuenn,  spinnen,  neijen,  weuen,  wercken,  bleij- 
kcn,  stricken  und  andere  vrouwen  handtwercke  tho  leerenn, 
voirnemlich  in  der  wabren  Godtsaelicheit  institaeert  wordenn, 
eenn  secker  antall  uan  jarenn  als  een  ijeder  van  een  Erbar 
Raedt  in  tijdt  der  collation  vergunt  sall  wordenn,  offt  soe 
lange  bet  sie  mit  verwilligunge  oirer  olderenn  oflfte  Frundt- 
scbap  totter  Ehestandt  beroepen  worden:  Vnnd  is  di&eluige 
niet  nijes  wante  ueele  StifiPten  vnnd  Gollegien  alsoe  voirmaels 
fandiert  sijn,  uoir  Edele  vnnd  Vnedele  personen,  datt  sie 
tot  gene  Cloester  gelofften  verbonden,  sonder  frij  hebbenn 
moegen  vthgaenn ,  vnnd  sich  ehrlich  bestadenn ,  als  die  Adel- 
metige  vnnd  vrije  Stifften  beide  der  manss  vnd  frouwen 
personen,  vnnd  oick  die  Johanniter,  vnnd  Hieronimiani, 
Cellebroders ,  Fratermonicken  etc.  welke  noch  sint  reliquiae 
der  ijerster  Monnicken  vnd  oldenn  Cloester  oirdens.  *) 

Neuens  desenn  sall  een  Fransoijsche  schoole,  vnnd 
een  secker  antall  uan  Duitsche  Schoolenn  worden  vpge- 
richtett  vnd  daer  tho  bequeeme  woeningen  vergunnet  vnnd 
ingeruimett. 

Daer  tho  sall  oick  uoir  de  joegett,  soe  lesenn  vnnd  scrij- 
uen  geleertt  hefft,  vnde  wijders  ter  schooien  niet  wordtt  ge- 
holdenn,  oick  een  Collegium  in  een  Closter  worden  vpgorich- 
tet,  daerin  sie  tott  amptenn  geholdenn,  vnnd  dieselue 
daerin  geleerett  worden. 


')  Het  Geldersch  discours  ad  quartam  fol.  10  v**.  laat  hier  volgen: 
„Het  sollenn  oeck  iti  desen  colleges  arme  jonge  gcsellen  die  eens  gue- 
dcn  verstandes  sijn,  vnnd  anderen  niegdekens vpgenomen  worden,  doch 
dat  deren  van  adel  kinder  ehrlicker  gehalden  werden;"  spreekt  daarop 
wel  van  het  oprigteu  eener Universiteit,  maar  niet  van  Franscheen 
Puitsche  scholen,  of  collcgien  voor  ambachtslieden;  op  de  passage  om- 


207 

Wenn  nu  cUe  kercken  und  Scholenn  vnd  joegett  also  vaa 
den guderenn  uersien  sljn ,  soe  sal  men  oick  der  armen  niet 
vergeten,  dewelcke  tho  aerplegenn  in  Gades  woordt soe hoich- 
lick  beuolenn  is,  Als  oick  jn  die  eerste  Christlicke  kereke 
ueele  gueder  daertho  int  gemein  gebracht  vnnd  gegeuen  sin- 
nen,  vp  dat  nièmandtz  in  die  Christlicke  gemeinte  gebreck 
lijdenn,  sonder  alle  mitt  nooddruft  versien  s^n  vnd  ennich 
mderholt  hebben  mochtenn. 

Derhaluen  van  nodenn  sijn  wordt ,  datmen  op  die  hospitalenn, 
Gasthuiser,  Siecken  ofite  Melaetzhuiser ,  wesenhuiser,  vnd 
voirt  alle  Stifitungen  der  Cloesterenn,  armenhuisingen ,  bro- 
derschafften,  gildenn,  spindingen,  die  den  armen  thobehoi- 
renn ,  vnnd  allen  anderen  armenguderen  vlijtige  opsicht  hebbe, 
dat  dieseluige  gueder  niett  uerlorenn,  offt  in  andere  wegen 
angewandt,  sonderenn  denn  rechtenn  armen  tho  guede  vth- 
gedeilett  wordenn. 

Vnnd  femer  mitt  denn  kerckenguederen  vnd  dem  datt  jn- 


treiit  het  oprigten  eenor  Universiteit  laat  het  volgea:  «Vnd  up  dat  het 
Vaderlant  mit  geleerden,  uerstendigen  vndd  erf  haren  meaner,  die  men 
tot  hogen  ampten  gebruicken  konde,  mochte  thokumpstich  uersien 
werdenn;  solman  yth  desen  jongen  gesellenn,  die  geschicksten  vnnd 
aerstendichsten  nthnemen,  vnnd  sie  in  andere  vninersiteiten  op  der 
kercken  kosten  schicken,  vp  dat  sie  fremde  spraken  lehrdenn  vnnd 
daema  denn  Vaderlant  beter  dienen  vnnd  voerstaen  mochten,  vnnd 
sollen  hier  tho  deren  van  adell  kinder  soen  veme  8|j  daer  tho  geschickt 
weren  erwelet  werden. 

Wenn  deses  mit  den  Scholen,  CoUegys  vnad  Yniuersite^t  alsoe  int 
werck  gericht  were,  holdenn  w\j  dat  nemant  billicker  w\jse  tho  klagen 
hedde,  dat  8\jne  kinder  niet  ther  Leringe  gefordert  warden,  vnnd  dat 
derhaluen  nemaot  rechtmetige  oersaeck  voerwenden  konde  enige  Cano- 
nifiien,  Pastorien,  Vicarieu  ofit  anderen  geistlicken  prebenden  tho  be- 
geren offt  tho  behalden  vnder  den  gewontelicken  doch  ongotlicken  prae- 
text,  dat  h^  s^jnen  soon  daerup  studieren  liete,  dewijle  doch  vaa  hon- 
derten, die  solcke  prebenden  tho  sich  gebracht  hebben,  niet  een  der 
meQnnng  is,  dat  8\jn  soon  deselue  prebende  sal  bedienen." 


208 

der  gmeinten  versamlett  "wordt,  soe  ueele  stuerenn,  dat  in 
des6  stadt  datt  scbendtlicke  vnd  vnchristlick  bedelen  der 
fremde  lantstrijckeren  vnnde  meiaten,  daer  vnder  ueele  schel- 
merie  vnnd  uerraderie  uerborgen  is,  affgeschafiett  worde, 
uolgende  vnnd  mit  vlijth  int  werck  stellende  die  ordonnantie, 
bij  Baedt  vnd  Miente  vnlangs  van  denn  arn^n  vpgerichtett. 

Sollen  oick  die  GFastbuiser ,  soe  vndergekaemenn  vnnd  jnson- 
derbeit  S.  Geertruden'Gastbuis,  mitt  ennige  uacierende 
oicarien,  als  oick  datt  wesenbuis  restauriert  vnd  gebetert 
worden,  vp  datt  alsdan  die  buisarmenn  die  almissen  aen 
beiden  sijden  in  der  kerckenn  alleene  samlende,  die  ordi- 
nantie  desto  beter  moegenn  int  werek  stellenn,  oick  die  ge- 
meinte  mett  dess  Gast  vnd  wesenbuijss  vnnd  dergelljcken 
vmmegangen  niet  meer  worde  beswarett,  tenn  weere  sulckes 
wijders  die  noodt  ereijscbede. 

Vnnd  in  S.  G^rtruden  Gasthuis  sall  oick  een  besonder  pre- 
diger  vnderbolden  wordenn,  dewelcke  die  krancken,  aenn 
die  pest  beuallen  sijnde,  uisi tieren  solde  soe  wall  in  der  stadt 
als  int  Gasthuis ,  vnnd  die  Testamentenn  bescrijuen  vp  datt 
die  gemiente  in  pesten  tijden n  sich  bij  die  ander  predicantenn 
tho  fuegenn,  vmme  daervan  ennigen  tro^t  vnnd  vnderwij- 
singe  tho  bekommen,  geen  affkier  drage.  Bese  soU  oick  die 
ander  Gasthuiser  uisiteeren  vnnd  die  kranckenn  daerin  be- 
soecken,  vnnd  sall  daerenbauen  buiten  tijden  uan  Peste  in 
die  Gasthuiser  predigenn,  vnnd  soUenn  niet  tho  weiniger 
die  ander  Fredicanten,  die  gasthuiser,  als  oick  die  Luiden, 
soe  aen  die  peste  beuallen  wordenn  wanneer  sie  daer  tho 
worden  gefurdertt,  tho  visitieren  uerbonden  sijnn. 

Uolgentz  die  Cloesters,  die  tott  ennige  Collegien  wie  uoirss 
niett  worden  gelacht,  sullenn  tott  Gasthuiser  gemaeckt  vnnd 
uerordnett  vnnd  daerinne  seckere  Mans  vnnd  vrouwen  per- 
sonen  gestalt   wordenn;    die   de    krancken   wachtenn,    oick 


209 

uerplicht  sijnn  die  kranckenn  doer  die   stadt   tho   uisitieren. 

Als  dann  insonderheit  int  Stappenhuis  behoeren  gena- 
men tho  wordenn ,  diewelcke  Diaconissarum  Ampt  willen  uer- 
}degen  ynnd  anders  nijemanttz. 

Uan  gelijckenn  soUenn  aan  die  kerckengueder  gelohnett 
wordenn,  rnnd  in  der  Cellebroder  huisgesatt,  die  anne- 
men  worden ,  sich  bij  die  geene  die  aen  die  peste  beuallenn  tho 
laeten  uindenn,  dieselue  waeren  oick  dode  Corpora  dragen, 
als  oick  die  doodtgrauers  hiemann  behoirenn  oirlohntho 
vntfangenn  vmme  denn  armen  sonder  geit  tho  dienen,  ynnd 
dat  graff  apenen. 

Item:  die  Doctores,  Medici,  Chirurgi  vnnd  wijsemoders 
sollen  hieruan  gelonett  wordenn  vnd  uerbonden  sijnn  tho 
gaen  soe  waU  tho  den  armen  als  rijekenn. 

Deegelijckenn  sall  den  Apteiker  een  sekers  hier  uan  gege- 
uen   worden  yoir  die  Medicinen  den   armen  tho  bestellenn. 

(Fol.  25.)  Tho  desenn,  sollen  oick  vann  dese  guederen 
die  kerckengebouwen ,  vnnd  watt  mede  daerin  gehoerett  Item 
die  Scholen  vnnd  Gollegien,  vnd  wat  daerin  gehoerett,  als 
oick  die  woningen  der  Predicanten  Hectoeren  Professores  vnd 
Schoolmesteren  oick  anderen  dieneren  gebouwett  repariert 
vnnd  vnderholden ,  vnnd  alles  wess  in  der  kercken  uan  Lucht 
ofil  anders  noodich  sijn  sall,  bestelt  wordenn. 

Hierenbauenn  weere  idt  oick  een  heerlick  vnnd  nutte  werck, 
datt  uann  dese  gueder  een  Bibliotheca  toegerichtett  vnnd 
mit  allerleije  boecken  versienn  worde,  daermit  die  Predicanten, 
Schoolmeisters  vnnd  Studenten,  die  niett  alle  tijdtt  dessuer- 
moegens  sijnn,  uoelé  boecken  tho  koepenn,  aen  oir  Studirent 
niet  uerhindert,  sonder  uoele  meer  gefurdertt  wordenn. 

Vnnd  naedem  hier  binnen,  als  in  der  Hoefitstadt  eenn 
Collegium  uan  die  Landtschap  sall  vpgerichtett  wordenn , 
vnnd  datt  Collegium  sonderlick  mitt  die  bibliotheca  gedienett. 


210 

soll  oick  bij  die  LandtscKap  worden  angeholdean,  vmmevan 
die  gemeine  kerckengaeder  deses  Landtzeen  druckerie  an 
tho  richtenn,  ynnd  daer  tho  enenn  frommen  vnd  der  Landt- 
schap  mit  Eijde  uerbondenn  Drucker  bestellen,  yp  dat  men 
alsoe  mitter  tijdt  guede  boecken  uersamlenn,  vnnd  bekom- 
menn,  vnd  oick  die  Landtschap  in  and^e  wegenn  uan  die 
druckerie  fruchtbaerlick  gedienett  mochte  wordenn. 

Bet  sall  oick  eenn  gewissenn  oirth  by  eenenn  ehrlickenn 
man  uerordnctt  wordenn,  daer  in  die  vrembde  predicanten 
Schoolmeisteren  Professoren,  viind  andere  geleerde  menner, 
die,  vmme  dienst  tho  soecken  ofit  vmme  andere  geschefilen 
tho  verrichtenn,  tott  vnnss  quemen,  inkieren,  vnnd  geher- 
bergett  mochten  worden ,  welckes  hie  yp  der  kercken  kostenn 
annemen  vnnd  pleegen  solde,  vnnd  sollen  hierbij  oick  inkie- 
ren die  Predicanten  vnnd  Schoolmeisters ,  die  tott  deser  kerc- 
kenn  ofit  schooien  denst  op  een  versouck  offt  proeue  beroe- 
penn,  ofte  oick  sunst  vth  denn  nabuirstedenn  in  tijdt  der 
noodt  gelienett  wordenn. 

Vnnd,  soe  in  desen  krigess  loopenn  die  Predicanten  vnnd 
Schoolmeisters  ueele  in  denn  dorpenn  vnnd  anders  woir  moch- 
ten verdreuen  wordenn,  vnd  tot  vnns  hierbinnen,  als  in  die 
hoefftstadt,  oir  toeflucht  nemmen  sall  bij  der  Landtschap  wor- 
denn angeholdenn,  datt  dieselue  uann  dess  Landes  kercken- 
gueder  moegen  uerplegett  vnnd  vnderhalden  wordenn,  daer- 
mede  bij  mangell  van  underholdt  sie  niett  wordenn  genoodt- 
dringett  vp  ander  oirdenn  dienst  tho  soeckenn,  vnnd  diege- 
miente  deses  Landes  tho  verlatenn,  welcke  naemaels  mett 
andere  geschickte  predigers  vnnd  Schoolmeisters  die  in  desen 
tijdenn  niet  wall  tho  bekommen  quaUcken  sollenn  uersienn 
konnen  wordenn. 

Ynnd  dewijle  uoele  vnkosten  angewendt  sollen  moetenn 
werdenn  vmme  deses  int  werck  tho  richtenn  vnnd  alles  tho 


211 

erkundigenn,  daerneuens  oick  uan  noden  sijnn  will  badenn 
vnnd  gesandten  voir  vnnd  nae  aff  tho  uierdigen ,  vmme  pre- 
dicanten  professorenn  ynnd  andere  geleerde  menner  tho  be- 
kommen,  oick  moeten  noch  vnkostenn  gedaenn  worden  vmb 
dese  reformatie  der  kerckengueder  anthouangenn  vnd  tho 
vnderholdenn.  Item  die  Sijnodos  tho  besoeckenn ,  vnd  andere 
kerckengeschefilen  tho  verrichten  sollen  dese  upkostenn  alle 
uth  dem  pnblico  Ecclesiae  aerario  genamen,  vnnd  deu  Oeco- 
nomo  in  sijne  rekeninge  gepassiert  wordenn. 

Lestlick,  soe  verenn  in  kumpstick  watt  auergesparett,  sall 
tott  ennige  nije  salige  fdndatie  offt  tott  verbeteringe  der  Gast 
vnnd  kranckenhuiser,  Item  tott  vnderholdinge  der  wesenn, 
vnnd  fundelingenn ,  vnnd  jnsonderheit  tott  vprichtinge  vnnd 
verbeteringe  dess  Staettz  der  huisarmen  als  oick  tott  prouisie 
vnnd  gueden  voirraedt  uan  korenn  vnnd  anders  tho  makenn, 
vmme  sulckes  in  tijdt  der  noodt,  tempore  famis  aut  caritatis 
annonae,  denn  behoeffdgenn  vth  tho  deilenn,  vnnd  tott  der- 
geiijcken  dingenn  in  pios  osus  alleene  angewandt  wordenn* 
tott  uerlichtunge  der  gemeinten,  die  suslange  mit  o£fergelt 
z\jlmissen,  bijcht,  hoersam,  schoolgelt,  voelvaldich  bedelenn 
van  Monnickenn  Cellebroders  kosters  gasthuiser  vnnd  meiaten 
vnnd  dergelickenn ,  mijtt  vnkostenn  dess  Luidenss  vnnd  doet- 
grauers,  vnnd  andere  Lastenn,  als  oick  der  stadt  Corpus 
mett  der  Doctorenn  des  Bectoers ,  der  schoelmeisters  der  stadt 
barbiers  wijsemoeders  vnnd  meer  anderenn  stipendijs  vnnd 
beloiningenn  grauiertt  is  gewest,  Niettegenstaende  datt  die 
gemeine  kerckengueder  tott  soedaene  saecken  gegeuen  sinnen, 
vnnd  die  gemiente  andersins  mit  die  axcijssenn  imposten n 
vnnd  schattingenn  oick  contributien  bauenn  uermoegen  dage- 
lix  beswarett  wordt,  vnnd  oick  der  Stadt  Corpus  grotelick 
belastet  is. 

Ad.  VI.  Vnnd  vpdat  men  mit  die  alimentatie,  den  Monnic- 


212 

ken  vnnd  Begijnenn  tho  geuenn ,  niett  tho  seer  beswarett  worde, 
daerdurch  die  vorige  noedtwondige  puncten  vnuerricht  moch- 
tenn  blijuenn ,  sol  men  die  Monnicken  und  beginen  Gloesters 
solemniter  apenenn,  vnd  een  ijederen  vrij  stellen  tott  sljnn 
fronden  tho  gaen,  ofit  sich  tott  den  echten  staett  tho  be- 
geuen. 

Doch  mitt  sulckenn  geding,  datt  sie  oire  firundenn  vnnd 
uerwandten  niet  molestierenn  soldenn  wegen  dor  er£^haft, 
bett  datt  een  generael  ordinantie  van  der  Landtschafft  dair 
vp  gemakett  were,  uermoege  der  naerder  vnion.  Die  geene 
soe  jong  vnnd  sterck  sijnn,  vnnd  tott  ennich  handtwerck  tho 
lehrenn  ofite  durch  andere  ehrlicke  middelen  sich  seluest  tho 
ernerenn  geschickett  werenn,  solmen  dair  tho  beforderenn, 
vnnd  holdenn,  vnnd  nijmantz  vnder  oir,  sie  sijndt  mansofft 
hrouwen  personenn,  die  watt  nuttes  doen  konnenn,  ledich 
tho  gaenn,  gestadenn,  Gelljck  dann  albereidtz  die  begijnen 
tott  datt  weuen  in  die  Gloesters  geholdenn  worden  n. 

Vnnd,  soe  alsdann  noch  beuonden  wordtt  datt  die  Gloes- 
ters vnnd  Gonuenten  oire  samende  vpkumpsten  tott  oir  vn- 
derholdt  noch  gelijcke  wall  soldenn  behoenen  (dat  welcke 
tott  discretie  der  Prouisoren  des  Raedtz  staenn  soU)  sollen  n 
die  Glosters  bij  die  administratie  oirer  gaderen  uerblijuen  ter 
tljdt  vnnd  soe  lange  soe  ueele  daer  vth  uersionien  sijnn, 
datt  sie  uolgentz  oire  vpkumpsten  niet  geheel  uann  doenn 
sullen  hebbenn,  doende  dannoch  alle  jaerenn  rekeninge  voir 
die  Prouisoerenn  dess  Eaedtz.  Die  Gloister  auerst,  die  nu 
ofift  naemaels  ennige  auerensicheit  hebbenn  mochtenn ,  soUenn 
alsdann  bij  anderen  worden  administriertt  die  vann  een  Er- 
bar  Eaedth  daertho  sollen  gestaldt  sijnn. 

Die  monnicken  int  Eijcke  Fraterhuis,  die  tott  ennich 
handtwerck  tho  lehren  onbequem  mochtenn  sijnn,  solmen  in 
die  Gloesters  uerdeilen  vnnd  tott  die  Landerien  der  Gloester- 


ai3 

gueder  tho  bepatenn,  bauwen  vnnd  regieren  n  tott  boecken 
tho  binden  vnnd  dergelijcken  tho  doen  gebruicken,  vnnd 
die  goeder  uan  het  fraterhuis  solmen  terstondt  aenueerden, 
vnd  daeraner  een  Oeoonomum  stellenn,  dewelcke  die  vp- 
knmpsten  tott  die  verhaelde  puncten  tho  verrichten ,  daervann 
soll  boerenn,  Laetende  dannoch  den  Pater  tott  discretie  des 
Baedtz  een  geboerlick  vnderhalt. 

Mett  den  Ganonickenn  vnnd  andere  wereltlicke  Fapenn, 
mach  men  alsoe  handelen  datt  sie  vth  handenn  der  adminis- 
tratorenn  (die  een  Erbar  Eaedth  auer  die  Geistlicke  gueder 
wordt  stellenn)  die  vpkumpsten  van  idt  Corpus  vnnd  sup- 
plementt  oirer  prebendenn  oir  Leuen  lang  boerenn  moegenn, 
bauen  welcke  vpkumpstenn  die  residerende  Canonici  et  Yi- 
carii  antiqui,  sich  bij  dese  gemiente  holdende,  vnnd  die  ge- 
miene  Lasten  mit  die  borgerenn  dragende,  oick  wordenn  ont- 
fcmgenn  oire  competente  portie  uan  die  presentien,  die  sie 
genietenn  vnd  boerenn  soldenn  wanneer  alle  presentes  warenn, 
vnnd  vorder  niett,  wante  naedem  sie  seluer  geene  dienstenn 
doenn,  Js  vnbillich,  datt  sie  der  absentenn  presentien  ofite 
dergenenn,  die  oire  prebenden  uerwirckett  offte  sunst  uer- 
steruenn  wordenn  soldenn  bekommen  vnnd  dat  die  acht  an- 
wesende  Ganonickenn  nu  aireede  boerenn  soldenn  die  pre- 
sentien van  negentien  Ganonijen,  Jnnwelcken  uall  die  Lest- 
leuende  Ganonicos  et  vicarius  antiquus  oick  die  presentienn 
vann  alle  Ganonicken  vnnd  Yicarienn  hadde  tho  genietenn, 
quod  absurdum  et  iniquum. 

Dess  soll  geen  Ganonicus  ofit  Vicarius  sijne  prebende 
moegenn  aertuisschen  uerkoopenn,  verfremen,  offb  vp  ijemantz 
ander  dan  alleen  vp  die  kercke  resignierenn  vnnd  transpor- 
tierenn,  daer  auerst  een  Ërbar  Baedt  ennige  cessie  tho  doenn 
ymantz  singulariter  worde  tho  latenn  vnnd  vergunnen,  sall 
die  Cessionarius   ultra  uitam  cedentis  die  vpkumpstenn  niet 


214 

mo^enn  genietenn,  dann  soe  balde  die  ijetzige  possessorenn 
der  prebendenn  wordenn  verstoruenn,  offte  sich  rait  den  vi- 
andt  uermengen,  sall  die  prebende  der  kerckenn  veruallen 
sijnn,  vnnd  die  cessonarius  daenian  geene  fhictus  langer 
bekommen,  l^eholtlickenn  denn  Ganonicis  ex  gratia  oir  nae 
jaer  woe  aan  oldes  (woe  wall  tegens  recht)  gewoonlick. 

Bie  administratie  auerst  van  denn  prebenden  denn  Gano- 
nicis vnnd  Vicarijs  langer  tlio  gestadenn,  wordt  niet  alleene 
d^  possessien  haluenn,  daeran  deeer  kercken  als  vth  denn 
angetagenenn  Reichs  abschiedenn  vnnd  anders  tho  vemem- 
men  is,  soe  grotelick  gelegenn,  dann  oick  yth  neele  andere 
uerscbeidenn  reden n ,  bier  vnnder  in  die  conclusie  vnnd  hett 
laetste  stuck  uerhaelt,  niet  raedtsaem  erachtett,  diewelcke 
oick  sich  niett  hebben  tho  beclaegenn,  wanneer  sie  gelijcke 
wall  oir  jaerlickse  ypkumpstenn  bekommenn. 

Alle  die  G^istlickenn  beneficienn  soe  wall  Canonijenn 
vnnd  Vicarienn  als  andere  prebendenn  vnnd  offidenn,  die  nu  riede 
erledigett  sinnenn  vnd  uacierenn,  entwedder  durch  uersterff 
der  Papen,  offl  durch  den  dat  sie  vntweecken  vnnd  den  ui- 
andt  toegeloepenn  sint,  ofite  dat  die  beneficien  in  frembdenn 
handen  transportiert  off  nae  datt  die  affgodische  dienstenn 
affgeschaffett  sinnenn,  wedder  bij  denn  gewesenenn  dekenn 
vnnd  Capittell,  in  gienen  dienst  der  kerckenn  meer  sijnde, 
nichtichllick  vpt  nije  vergeuenn,  vnnd  hierbauenn  eensdeels 
mentioniertt  sinnenn,  sollenn  angeholdenn  vnnd  repetiert 
wordenn. 

Diewelcke  aUe,  sampt  der  absentenn  presentienn,  vnnd 
watt  die  G^estlicken  deser  stadt  voirhen  den  Ca p peil a- 
nenn,  vnnd  mispriesters  voir  missen  vnnd  andere  aff- 
godische  densten,  in  gemeine  kercken  ofit  Gasthuser  int  U. 
Geest  off  anders  woir  tho  doenn,  die  doch  nu  tiSgeachai- 
fett,   plegen  tho  geuenn,    als  oick  datt  denn  Sucoentoers, 


215 

Choralenn,  Organistenn,  Kosters,  vnnd  anderen  kerckendien- 
ners,  bierbeuorens  toegelacht  is,  vnnd  wat  oick  tott  olij  wass 
ynnd  diei^Ujckenn  saecken  is  angewandt,  ynud  uoirtz  die 
samende  gueder  vnnd  vpkompeten  tott  datt  Fabrieck  vnnd 
Thesaurie  gehoirende,  vnnd  aUe  uann  dekenn,  vnnd  Capit- 
tell  angeworuene  gueder,  vnnd  belachte  renthen  (die  doch 
uth  datt  fabriek  gespratenn,  vnnd  mit  derseluen  vpkumpsten 
angeworuen  vnnd  belacht  sinnen)  sollen  Iho  samen  tott  die 
voirgemelte  punctenn ,  vnnd  tott  onderhalt  uann  kercken  Scho- 
lenn  Oasthuiser  vnd  armen  kommen,  vnnd  imploijeert  wordenn. 

Belangende  die  Praeffstie  verhaept  men,  datt  eenErbar 
Baedt  die  middelen  wordt  rindenn,  vnnd  dem  heeren  Prae- 
west  tott  die  resignatie  inducierenn  deselue  tott  uordell  deser 
kercken  vnnd  Stadt  tho  doenn,  genietende  daertegens  nae  be- 
hoir.  Waermede  niet  alleene  die  Possessie  der  Praefstien  ad  vitam 
Praepositi,  dann  oick  die  collatie  derseluen  uoir  die  stadt 
gefueglick  erholdenn  konde  wordenn. 

Daer  auerst  die  Praepositus  tott  die  resignatie  ab  voirsz. 
iho  doenn  niet  konde  induciert  wordenn,  alsmen  dannoch 
sulckes  gantzelick  verhaept,  soe  solmen  dat  recht  dat  idt 
Gapittell  bierbeuorens  hefit  gehadt  belangende  die  administra- 
tie per  Yicarium  sine  diminutione  et  protactione  denn  offid- 
atis  huius  Ecclesiae  tho  doenn,  soe  uoell  als  mogelick  tott 
uordeU  deser  kerckenn  uerdedigenn  vnd  jnt  werck  stellen. 
Daemeuenn  solmen  alsdann  bij  die  hocheit  anholdenn,  datt 
hen  fdrder  die  collatie  der  Praefstien  deser  stadtt  cediertt 
vnd  auergelatenn  worde,  vmme  wanneer  dieselue  naemaels 
uaderen  wordt,  derenn  vpkumpstenn  vnnd  gerechtichedenn, 
als  deser  kerckenn  toegehoirich,  tott  meesten  uoirdeU  vnnd 
profijt  dfii^uen  tho  moegen  gebruekenn  vnnd  appUcerenn, 
ofite  tenn  weinichstenn ,  datt  hiemamaels  giene  fremdenn  dann 
allene,  die  deser  stadt  ingesetenn  vnnd  derseluenn  uereedett 


216 

sijnn,  daeri^edeconferiertt  wordenn,  soe  doch  behoirlick,  datt 
die  gaeder  deser  kerckenn  niett  yan  fremdenn  dann  van 
iemantz,  vth  deser  gemeinte  'wesende,  bedienett  wordenn, 
als  oick  nae  geestlickenn  rechtenn  die  Archidiaconi  alleene 
ex  diaconis  eiusdem  Ecclesiae  tho  steUenn  sinnenn. 

Ynnd  soU  alsdann  niemantz  tott  een  Praefst  gestaldt  noch 
toegelatenn  wordenn ,  van  welckenn  dese  kercke  nae  behoir 
niet  worde  bedienett,  vnnd  die  dess  Praepositi  vnnd  Archi- 
diaconi ampten  uerpl^enn  niet  wolde  offt  konde:  diewelcke 
bauen  die  gewoontlicke  administratie,  denn  officiatis  Ecclesiae 
Dauentriensis  wth  die  Fraefstic  Jaerlicks  competierende ,  die 
restierende  vpkumpsten  niett  tott  sijner  tafelenn,  vnnd  mees- 
ten uordeli  nae  sijnn  walgefallenn  solde  moegenn  aenwendenn, 
dann  tott  ordinantie  dess  Baedtz  etwass  genietende,  dat  su- 
perplus  durch  denn  Frouisoerenn  der  huisarmenn  tott  der 
armenn  behoiff  in  dese  gemeinte  uth  tho  deilenn  vnnd  de 
bonis  Ecclesiae  tott  die  Praefstie  gelacht  Jaerlicks  rekeninge 
tho  doenn  schuldich  sijn  soU. 

Wante,  gelijck  datt  ijrste  deel  der  kercken  gueder  den 
bisschoppenn  niett  gegeuenn  is,  vmme  tott  oire  tafelenn  ofit 
oirens  geÜBkUens  tho  imploijerenn ,  dan  sinnen  schuldich  wess 
sie ,  banen  noodtwendich  underhaldt ,  daeruan  erouerenn  moe- 
genn, den  armen  dairmede  bij  tho  staenn,  woe  bauenn  ge- 
remonstriert ,  alsoe  sinnen  oick  den  anderen  praelatis  als  denn 
Praepositis  et  Archidiaoonis  soe  grote  gueder  tho  bedienenn 
niet  toegelacht,  vmme  oires  geuallens  deseluige  tho  genietenn, 
dann  behoirenn  daeruan  denn  armen  vth  tho  deilenn:  sic 
olim  Archidiaconi  per  diaconos  bona  Ecclesiae  inter  pauperes 
distribuere  consueverunt.  Et  Archidiaconi  de  qnarta  bono- 
rum  Ecclesiae  quae  pauperibus  destinata  erat  Episcopis  rati- 
onem  reddere  tenebantur  secundum  Braocariense  Concilium 
prae  allegatum. 


m 

Derwegen  oick  wanneer  voir  raedtsaem  worde  angesienn, 
eenen  generalenn  receueur  auer  die  geestUeke  gaeder  deser 
Stadt  tho  stellenn:  konde  daertho  Fraepö.  als  Archidiaconus 
nel  saltem  Vicarius  eiusdem  gesatt  wordenn  vnnd  gebmickett, 
tho  doene  sonder  dat  ennige  wijdere  kostenn  uan  die  kerc- 
kengueder  tho  doene  desfals  nodich  sijn  soli. 

Vnnd  naedem  wall  guedt  weere,  eene  ordinantie  belangende 
die  Judicataer  der  echtsaeckenn  vp  tho  richtenn,  die 
weicke  suslange  voir  den  GeesÜickenn  gehoiret  hefit,  wilmen 
een  Erbar  Baedt  in  bedencken  geuenn,  offt  oick  een  prae- 
posito  uel  eius  uicario  soedaene  saickenn  op  sekere  ordinan- 
tie mochtenn  beualen  wordenn,  Insonderheit  wanneer  wie 
uoirss  Praepositurae  Coilatio  et  Vicarii  constitutio  uoir  die 
stadt  konde  erholdenn,  vnnd  drertho  bequeme  personen  ge- 
staldt  wordenn. 

{Sloó  volgt,) 

V.    D. 


BiJDB.  in.  15 


AANTEEKENINGEN  UIT  HET  OUDE  STRAFRECHT. 


MOOBDBBANDKRS. 

Over  de  beteekenis  van  het  woord  moordbrand,  eene 
bizondere  soort  brandstichting,  loopen  de  gevoelens  zeer  uit 
een.  Sommigen  verklaren  het  door  brandstichting  met  het 
doel  om  te  moorden,  om  te  dooden  (Schwartzenberg, 
Weiland),  anderen  door  brandstichting  in  bewoonde  hui- 
zen, waarbij  gevaar  voor  menschenlevens  was  te  voorzien 
(Eacer),  weer  anderen  door  heimelijke  brandstichting 
(Wierdsma,  Wiarda),  noch  weer  anderen  door  brand- 
stichting  waarop    de  doodstraf  bedreigd  was    (De  Rhoer). 

Geen  dezer  verklaringen  wil  mij  geheel  bevallen.  Het 
woord  moord,  dat  het  eerste  deel  van  't  woord  uitmaakt, 
beteekende  oorspronkelijk  eenvoudig  dood,  maar  heeft  al- 
lengs de  beteekenis  van  een  wreede  misdaad  bekomen,  waar- 
door iemand  het  leven  wordt  benomen.  Ik  zou  daarom  ge- 
negen wezen  om  te  gelooven,  dat  moordbrand  beteekent: 
een  verdervende  brandstichting,  een  brandstichting  niet  met 
het  doel  om  te  rooven  of  te  stelen,  maar  enkel  om  nadeel 
aan  te  brengen. 

In  dit  gevoelen  wordt  ik  versterkt  door  de  omschrijving 
die  de  oude  criminalist  Joost  de  Damhouder  van  Brugge 
van  deze  misdaad  geeft  in  zijne:  Fractijcke  in  crimi- 
nele saeken,  Hoofdst.  103. 

^/Dieven  ende  Eoovers,  uijt  heurlieder  misdaet  oft  sij  crij- 
ghen  wat  profijts  oft  ten  minsten  sij  soeckent  ende  bejachent, 
maer    Moort^branders ,    oft   Brantsteeckers ,    u^t    heurlieder 


219 

crime  en  wast  niet  aen,  want  sij  lieden  daer  uijt  noch  pro- 
fijt noch  genoechte  en  gecrijghen.  Ach  wat  ghenoechte  ist 
andere  lieden  huijsen  te  verbranden,  die  de  menschelijcke 
natuer  sorchnddelijck  ende  wijselijck  ghevonden  heeft  om  de 
menschen  te  bewaren  ende  beschermen  van  reghen,  winden, 
ongeweerten  ende  andere  injurien  des  luchts,  van  wilde  die- 
ren, van  wolven  ende  dierghelijcke  vijanden  des  menschen. 
Ende  en  sijn  sulcke  in  een  Stede  ende  Gremeente  anders 
niet,  dan  een  doodelijcke  Peste ,  want  sij  anders  niet  en  doen 
dan  dat  sij  vele  hinderlijck  sijn  ende  niemandt  profijtelijck; 
die  naer  rechte  worden  diverselijck  gepuniert,  altemets  met- 
ten Sweerde,  somwijlen  metten  Vijere ,  altemets  bij  scheuringhe 
ende  verslindinghe  der  Beesten,  somwijlen  metter  Gralghe, 
ende  altemets  bij  Banne  etc.  Soo  wie  dan  ijemants  huijs, 
schaere,  stal,  post,  schip  ofb  andere  edifitiën  oft  oer  coorne, 
rogghe,  haver  oft  andere  vruchten,  oft  andere  goedt  verbrandt, 
daerin  vijer  steeckende  bij  sijn  opsette,  wille  ende  propooste, 
die  wordt  gepuniert  metten  Sweerde,  oft  metten  Vijere." 

Mijns  erachtens  pleit  deze  uitlegging  van  de  Damhouder 
voor  mijne  meening,  die  ik  echter  geenzins  tot  meer  wil  ver- 
heffen. 

In  den  Overijsselschen  Almanak  voor  1849  komen  eenige 
belangrijke  mededeelingen  voor  omtrent  de  bende  brandstich- 
ters, die  onder  de  naam  van:  f/de  kinderen  van  Emlichem" 
in  Overijssel  huis  hielden  van  1548  — 1560. 

Uit  het  Kamper  archief  wensch  ik  hier  mede  te  deelen 
wat  mij  is  voorgekomen  omtrent  andere  moordbranders. 

De  eerste  melding  vond  ik  gemaakt  van  zekeren  Dirck  Jo- 
hanss,  bijgenaamd:  ff\  kyndt  van  Vijanen."  Deze  was  in  1510 
door  zekeren  Hans  van  Breen  een  capitein  van  den  hertog 
van  Gelre,  aangenomen  om  als  spion  naar  Kampen  te  gaan, 
daar  sich  als  burger  te  gedragen,  en  op  S*  Bonif^iusdug  van 

15* 


220 

dat  jaar  eenige  huizen  in  Brunnepe  in  brand  te  steken ,  waarna 
de  kapitein  met  //de  groot  e  hoop^'  een  gemeene  soldaten 
bende,  in  de  stad  zou  vallen  oni  die  te  overrompelen. 

Hoewel  deze  persoon  ingevolge  zijn  opdracht,  naar  Kam- 
pen was  vertrokken,  en  nog  wel,  om  geen  achterdocht  te 
wekken,  over  Amsterdam,  lekte  zijn  voornemen  uit  en  stond 
hij  te  recht.  Den  17"  Juni  werd  hy  gericht:  //mitten  zweer- 
den ende  dat  hoeft  op  staken  ende  dat  lychaem  opt  rat  mit 
vuirpannen,  gelijc  als  een  moertberner." 

Deze  executie  met  byplaatsing  van  vuurpannen  was  meer 
gebruikelijk.  Damhouder  zegt:  //In  Vlaenderen  vseren  s\j  de 
punitie  te  doen  metten  Vijere,  ende  daer  nae  ^t  lichaem  te 
stellen  op  een  rat,  met  een  potken  daer  aen  hangende  in 
teecken  dat  een  Moort-brander  of  Brantsteecker  was.^' 

Ofschoon  deze  persoon  niet  in  zijn  voornemen  was  geslaagd, 
werd  hij  toch  als  moordbrander  gestraft,  volkomen  weer  in 
overeenstemming  met  wat  Damhouder  zegt:  //Van  dese  crime 
werdt  ghepuniert  soo  wel  de  wille  alsdedaet."  Het  misdrijf 
werd  vooruitgeschoven,  het  delict  als  perfect  aangenomen  als 
het  dit  nog  niet  was,  even  als  bij  ons  dit  in  de  CodePénal 
nog  bij  sommige  misdrijven  het  geval  is ,  o.  a.  ook  bij  brand- 
stichting, valsche  munt  en  vergiftiging. 

Onder  den  6*"  Juli  1631,  vinden  we  in  't  Oervedenboek 
het  volgende  opgeteekend: 

//Boloff  Oheertsz,  wynboeue,  was  gevangen  ende  ter  pyne 
gestalt  ende  in  den  Wiltüeuick  tweemaell  gestupt,  vermits  dat 
hij  gesacht  hadde  Bronnep  in  brant  toe  willen  steken;  hefit 
hij  der  stadt  een  oirvede  gedaen  ende  is  wter  stadt  vryheit 
gelacht  drie  jaeren  lanck  ende  bjnnen  die  lydt  daer  niet 
weder  jnne  toe  coemen  als  bij  den  halss". 

Tien  jaren  later,  in  1648,  arresteerde  men  zekeren  Johan 
Henricss ,  Itggenaamd  Zwartgen  van  Arnhem ,  op  het  vermoe- 


221 

• 

den  dat  hij  schuldig  was  aan  moordbranderij.  Na  gepijnigd 
te  zijn  werd  hij  echter  weder  losgelaten.  In  1550  beschul- 
digde Tjmen  Ketelboeter  Hans  van  Coln  dat  hij  een  moord- 
brander  zoa  zijn ,  waarop  beiden  door  de  stadsregeering  wer- 
den gevat,  maar  ook  weer  losgelaten,  gelijk  ook  Arent  Be- 
rentss  van  Apeldoerne  en  zekere  Raemsangers  eene  bedelaar- 
ster, welke  door  de  huislieden  op  het  vermoeden  van  moord- 
branderij gevat  waren,  en  te  Kampen  in  de  //sueckercae- 
mer,**  eene  strenge  gevangenis,  werden  gezet,  maar  den  19" 
Juni  weder  in  vrijheid  werden  gesteld. 

De  strenge  maatregelen  die  de  regeering  nam  en  het  groot 
getal  onschuldige  personen  dat  op  bloot  vermoeden  werd  ge- 
arresteerd en  gepijnigd,  doet  ons  duidelijk  zien  hoezeer  men 
deze  misdadigers  vreesde.  Zij  die  aldus  onschuldig  gevat  wa- 
ren moesten,  voordat  ze  uit  de  gevangenis  ontslagen  werden, 
aan  de  stad  Kampen  f  f  een  olde  onversachte  oirvede  doen,** 
dat  is,  ze  moesten  zwoeren  dat  ze  om  de  gevangenschap  en 
het  leed  hun  aangedaan,  zich  nooit  ofte  nimmer  op  de  stad 
Kampen ,  hare  burgers  of  dier  bezittingen  en  goederen  zouden 
wreeken  of  doen  wreeken.  Oerveden  ■=  overveden  =  vede, 
twist,  geschil  afleggen. 

Uit  hetzelfde  jaar  1550  vinden  wij  nog  de  volgende  aan- 
teekeningen. 

ffMhert  Johanss  van  Hattem  hadde  sich  van  etlicke  moert- 
barners  laeten  betaelen,  om  drie  hu^jsen  an  den  Swarten  d^ck 
in  brant  te  steken,  ende  daerop  ontfangen  geit  ende  weec- 
ken  ^)  daermede  hj  die  huysen  in  brant  steken  solde.  £nde 
coemende  opter  bruggen  om  naer  den  Swarten  dijck  toe 
gaone,  is  hem  de  aenslach  berouwet,  ende  heft   die  weecken 


')    Weecken  =  wieken,    vlaschwiekeu  of  bundels   andere  brandbare 
•toffen. 


222 

jn  der  IJsselen  geworpen,  ende  aen  den  derden  dacb  daer- 
nae.die  huijslieden  hiervan  gewaerschou wet.  Hierop  is  hij  ge- 
yancklicken  ende  ter  pijnen  gestalt  ende  daernae  wt  gracie 
loss  gelaeten  ende  heft  der  stadt  een  oervhede  gedaen.  Ac- 
tam  anno  l  den  xx  Septembris/* 

//Hans  yan  Groningen,  ketelboeter,  was  besecht  yan  Zweer 
Stolteman,  gevangen  bij  den  drost  van  Twenthe,  dat  hij  een 
van  den  moertbarners  gewest  solde  sijn.  Ende  is  gefrontiert 
tegen  den  voergenanten  Zweer,  dan  Zweer  heeft  hem  geex- 
cuseert,  seggende  sijnre  ghiene  kuntschap  te  hebben,  ende 
die  hij  besecht  hadde  ware  een  ander  man,  doch  oick  alsoe 
gehoempt  ende  van  eenre  ampte.  Ende  is  derhalven  ontscol- 
dicht  ende  heft  der  stadt  eene  oervhede  gedaen. 

Ingelick  Peter  van  Campen,  eertjds  sjn  knecht  gewest 
was,  mede  wth  suspicie  van  moertbarnerije  gevangen  endeis 
los  gelaeten  ende  heft  der  stadt  een  oervhede  gedaan.  Actom 
altera  Michaelis  a,^  V\  (30  Sept.) 

Zekere  Jacob  van  Steen wijck ,  die  in  1551  een  opdracht 
had  ontvangen  van  den  stadhouder,  en  die  niet  geheim  ge- 
houden had ,  wierd  deswege  met  zijn  gezel  Cornelijs  van  Nij- 
megen, die  hem  gevolgd  was,  wegens  verdachthouding  aan 
moordbranderij  gevat,  maar  weer  losgelaten.  In  1554  betichte 
zekere  Herman  Eaide  alias  Sloith  te  Maastricht  gevangen, 
zekeren  Sebastian  van  Schwijnnenborch  geboortig  van  Nord- 
lingen,  wonende  te  Kampen,  dat  hij  een  hoofdman  der 
moordbranders  zoude  zijn.  Met  dezen  persoon  geconfronteerd 
zijnde,  werd  hij  echter  onschuldig  bevonden.  Evenzoo  ging 
het  in  1561  met  zekeren  Johan  Lucassen  alias  Botermunt, 
geboren  te  Amsterdam,    een   schoenlapper   van  zijn  ambacht. 

Een  heusche  moordbrander  werd  echter  in  1578  te  Kam- 
pen gevat  in  den  persoon  van  Henrick  Berentsz,  geboren  te 
Deventer,  oud  29  jaren.  Uit  zijne  bekentenis  is  het  volgende 
ontleend : 


223 

//Omtrent  ix  weken  geleden  (den  17"*  Nov.  legde  hij  de 
bekentenis  af)  heffl  hie,  selif  derde,  een  huijsmans  huijs  by 
Dolman  an  brant  gestoken  vp  eenen  middach.  Daernae  de 
stadt  van  Coesfelt  mede  helpen  an  brant  steken,  daer  hie 
enen  daler  van  ontfanghen  hefit.  Ende  weren  drie  duchten 
starck.  Sijn  clucht  daer  hie  vnder  hoerde  weren  wel  xix  per- 
sonen int  getal ;  sijn  gesellen  en  kende  hie  noch  tsamen  niet, 
omdat  hie  daer  noch  niet  langhe  vnder  gewest  was.  Derghe- 
ner,  so  hie  kende,  descriptie  is  als  hijr  volgt: 

Hans  Fan  Langhen,  boven  Manster  hen,  was  oer  rotmeis- 
ter  een  junc  schoon  man,  mit  een  rootachtich  baertghen,  ende 
bmyn  haer  vpt  hooft. 

Joncbloet  van  Osenbrugge  is  een  lanck  magher  man,  die 
baert  beghint  hem  eersten  vth  tho  comen. 

Clein  Sorghe  van  Bilevelt  is  een  clein  man,  hefit  een  wit 
angesicht  ende  een  clein  baertghen. 

Lubbert  Jansz  een  lanck  geselle,  mit  een  klein  cort 
baertghen. 

Claes  Lubbertsz   van  Vreden   een  cort  vierschoten  geselle". 

Den  29*"  November  werd  hij  levend  aan  een  staak  ver- 
brand. Men  ziet  hier  uit  dat  hij  tot  een  groote  bende  be- 
hoorde ,  verdeeld  in  drie  duchten  of  afdeelingen ,  waarvan  de 
zijne  negentien  personen  telde,  en  die  onder  aanvoering  van 
hoofden  of  rotmeesters  stonden. 

Hij  behoorde  wellicht  tot  dezelfde  bende,  waarvan  een  per- 
soon in  1577  te  Valkenburg  bij  Maastricht  werd  gevangen 
genomen  en  van  wiens  bekentenis  een  afschrift  op  het  Kam- 
per Archief  berust,  dat  wellicht  met  het  oog  op  zijne  arres- 
tatie werd  overgezonden.  Deze  bekentenis  is  zeer  merkwaardig 
en  belangrijk,  omdat  daaruit  blijkt  dat  die  moordbranders  in 
dienst  stonden  van  Don  Juan  van  Oostenrijk,  en  onder 
anderen  betaling  erlangden  van  de  Augustijners  te  Maastricht. 


224 

Deze  bekentenis  luidt  aldus: 

//Bekentenisse  ende  confessie  van  Jan  Spiess  van 
Gangelt  der  junge,  in  der  scherpe  examinatie  ende 
torture  ouermits  den  scherprichter  bekent  ende  ge- 
leden in  tegen woirdicheit  van  den  gerichte  der  stadt 
Valckenburch  vp  den  20  Octobris  1577. 
Gevracht  welcke  dieghene  sijn,    die  het  geit  den  verspie- 
ders wthreiken  ende  distribueren,    verclaert  ghehoert  te  heb- 
bene wthen  monde  vdn  Aert  Boelen  ende  G^rart  Gristen,  dat 
die  deken  van  Sittert,    genaempt  heer    Pieter    Spee,    etzlich 
geit  gedistribueert  soude  hebben  vnder  die  verspieders,  heor- 
comende  van  don  Johan,  te  weten  drie  hondert  daelers,  ver- 
claert  hij  geuangen   noch  van  Aert  Koelen,   Sijmon  Boelen 
ende  Gerit  Gristen  ghehoert  te  hebben  dat  zij  verspieders  oick 
etzlick  geit  to   Tricht  ontfanghen  souden  hebben  wth  handen 
van  den   Augustinon,    dVelck  geit  den   Augustinen  toege- 
schickt  wort  van  anderen  plaetsen. 

Verclaert  noch,  dat  Symon  Boelen  hem  geuanghen  wthen 
voirsz.  geit  tot  sijner  buyten  gegeuen  hefft  dry  stuver  bra- 
bantsch,  ende  daer  beneffen  hefft  hie  geuanghen  mitter  seluer 
geselschappen  mede  gheten  ende  gedroncken  tot  Bumburch  in 
den  Zwaen. 

Verclaert  noch  dut  hie  tot  Tricht  binnen  den  Augustiner 
cloester  mit  Symon  Boelen,  Symon  Gerritsz  Gristen,  Jan 
Joistmans,  Pieter  Ghristen  ende  Jan  Wilhelms,  mede  daarbij 
is  ghewest ,  aldaer  die  voirsz.  personen  elck  dreije  dalers  ont- 
fanghen hebben  wthen  handen  van  enen  groten  dicken  mon- 
nick,  wesende  gekleedt  mit  ener  zwarten  kappen,  ende  was 
des  gheldes  in  alles  25  dalers  ende  was  hetselue  Gloister 
naer  sijnes  gheuanghens  beduncken  niet  veer  van  der  Maes- 
brughen  ghelegen. 

Verclaert  noch  ghesjen  te  hebben,    ende  daerbij  ouer  ende 


225 

aen  ghewest,  bynnen  der  stede  van  Earemonde,  aldaer  die 
kellenaer  van  den  Bisschop  van  Bemande ,  wesende  een  dick 
man ,  ende  hefit  enon  grijsen  baert,  hem  geuanghen  ende  sijnen 
Yoirsz.  complicen  tot  oerder  v  ij  persoenen  toe ,  elcks  gegheuen 
hefit  üij  daler,  makende  tsamen  24^/,  dalers,  van  wekken 
YoirsE.  gelde  S^mon  Roeien  hem  geuanghen,  als  die  voirsz. 
daeler  verteert  waere,  hem  meer  soude  ^heuen  ende  der  kel- 
lenaer beuoele  hem,  dat  sie  vlietich  in  hun  anghenoemen 
werck  souden  sijn  to  volbrenghen,  als  het  voirsz.  geit  ver- 
teert waere,  soude  hij  hun  mehr  gheuen,  ende  dat  volgende 
hunnen  last  ende  beuelen. 

Jan  Spies  van  Gangelot  andermael  geexamineert 
ende  geuraecht ,  sunder  torture  ofit  bedwanck ,  ouer- 
mitz  gerichte  der  stad  Falckenburgh.  Actum  den 
80  Octobris  A^  1577. 

Geuraecht  welcke  dio  brantstichters  zijn  gewest  die  Peter- 
kens  des  weerts  huijs  van  Scherpesael  angesteken  hebben, 
verclaert  dat  Sijmon  Boelen  hem  geuangen  selfis  gesecht 
hefil,  dat  hij  Sijmon  met  sijnen  broder  Aert  Boelen  ende  hun 
medegesellen  het  voirgeschreven  huijs  van  Peterken  in  brandt 
gesteken  hebben ,  ende  dat  wth  oirsake  dat  Peterken  die  weert 
hun  voirmaels  te  vele  gerekent  ende  afigenomen  hebben  soude , 
soe  hij  Sijmon  hem  geuanghen  sachte. 

Geuraeghet  wat  weghes  die  voirsz.  brandtstichters  nae  het 
voirsz.  factum  ghetoghen  sijn,  antwort:  dat  diesel uighe  brant- 
stichters ende  hij  geuanghen  nae  Namen  sijn  getrocken ,  ende 
aldaer  elcks  van  hun  ontfanghen  iij  dalers  van  weghen  don 
Johans ,  behoudelick  dat  Sijmon  Boelen  hem  geuanghen  wthen 
voirsz.  gelde  gaff  enen  haluen  daeler ,  de  hem  bij  Sijmon  ge- 
bracht wert  in  een  herberghe  binnen  Namur  geleghen  geheten : 
in  der  Creffl. 

Verclaert  noch  dat  hij   geuanghen   soewel   als    oick    sijne 


226 

voirsz.  complicen  ende  medegesellen  het  yoirsz.  geit  tot  salc- 
ken  einde  ont&nghen  hebben,  dbt  sie  hier  ende  daer  het  landt 
ende  der  Staten  volck  souden  verspieden. 

Verclaert  noch,  doe  sij  van  Namen  sijn  verreist  ende  ver- 
trocken,  is  hie  geuanghen  ende  sijn  complicen  gecomen  tot 
Tricht,  ende  sijn  gelogiert  gewest  tot  Wijck  in  den  Laver- 
sack,  omme  aldaer  die  stadt  ende  derseluer  sterckte  en  gele- 
gentheijt  te  ouersijen ,  ende  sijn  van  daer  vertrocken  tot  Has- 
selt in  den  Roeden  Lew  ende  aldaer  vernacht  ende  soe  voert 
an  vertrocken  nae  Liere,  aldaer  sij  enen  dach  sijn  verbleuen, 
oick  alles  omme  die  gelegentheit  van  den  sterckten  van  den 
Staten  volck  to  vernemen ,  ende  zijn  gelogeert  gewest  binnen 
Liere  in  den  Wildeman,  ende  so  voertan  tesamen  getrocken 
ende  gecomen  tot  Antwerpen,  in  een  herberghe  gheleghen  in 
die  Corte  strate  genoempt  int  Witte  Lembghen ,  aldaer  zij  drie 
daeghen  ende  drie  nachten  zijn  verbleuen ,  ende  binnen  Uant- 
werpen  hebben  hie  geuangen  ende  sijne  voirsz.  complicen  noch 
vier  andere  gesellen  aldaer  geuonden,  dewelcke  oick  als  ver- 
spieders van  weghen  Don  Johans  geit  ontfanghen  hadden, 
der  eene  genaempt  Jacob  van  Gulicker,  wesende  een  scluroe- 
der,  ende  Sijmon  ende  Johan  Bekkens,  wesende  beide  sme- 
den, ende  noch  een  ander  genampt  Frans  Diericx,  wonende 
omtrent  vnser  Lieuer  vrouwen  kercke  aldaer,  ende  weren  tot 
sulcken  einde  binnen  Antwerpen  gecomen ,  dat  sie  dieselue 
stadt  an  een  oort  souden  in  brant  gesteken  hebben,  welcken 
anslach  hun  gefailleert  was. 

Geuraecht,  naedien  den  voirsz.  aenslach  gefailleert  was,  waer 
sij  heer  getrocken  sijn.  Antwort  dat  sie  van  daer  weder  omme 
te  rugghe  sijn  getrocken  nae  Liere  ende  sijn  wederomme  ge- 
logiert gewest  in  de  Wildeman,  in  sulcker  meijnonghe,  dat 
hij  geuanghen  ende  sijne  complicen  meijnden  die  duijtschen 
zouden  voer  Lier  gecomen  hebben  ende  so  sulekes  geschieden 


227 

vere,  soude  Mj  geuanghen  ende  sljn  complicen  dievrijle  die- 
selae  stadt  van  Liere  in  brandt  gesteken  hebben. 

Verclaeit  noch  dat  der  verspieders  offte  verraeders  van 
w^hen  Don  Johan  ongeaeerlick  in  getaele  zijn  anderhalff 
hondert 

Georaecht  hoe  sterck  die  verspieders  ter  tijtt  binnen  Lier 
vaeren,  verclaert  ende  secht  dat  sie  binnen  Lier  ter  tijtt 
sterck  weren  tot  xx  persoenen,  ende  van  hier  sijn  sij  ver- 
trocken  ende  comen  binnen  een  dorp  genampt  As,  aldaer 
sie  noch  meer  ander  verspieders  geuonden  hebben,  siücks 
dat  sie  ter  tijt  wel  sterck  sijn  geworden  tot  1  personen,  ende 
waeren  binnen  As  geforiert  ende  hie  geuanghen  was  met  sijn 
gesellen  gelogiert  vp  enen  hoff  bij  eenen  huijsman  genoempt 
Jan  Telmans. 

Ende  van  As  vertreckende ,  is  hie  geuanghen  met  sijnen 
complicen  tot  ses  personen  toe,  wesende  van  Scherpenseel 
verreist,  vertrocken  nae  Tricht,  ende  sijn  tot  Wyck  gelo- 
giert gewest  in  den  Laversack,  sulcker  meinonghe  dat  sie 
die  stadt  van  Tricht  tot  Wyck  oick  in  brant  gesteken  souden 
hebben,  bij  alsoe  vere  sie  bequamen  tijt  ende  vueghe  ofite  mid- 
del daertoe  hadden  connen  vinden  ende  dat  die  duitschen  weren 
angecomen.  Ende  soe  den  voirsz.  anslach  van  het  ancomen 
van  de  duitsche  niet  en  geluckte,  is  hie  geuanghen  ende  sijn 
voirsz.  complicen  daernae  van  Tricht  offte  Wyck  vertrocken 
naer  Bemunde,  omme  den  duitschen  aldaer  hq  te  segghen 
hoe  dat  hunnen  voirsz.  anslach  misluckt  waere. 

Ende  naedem  hie  geuanghen  ende  sijne  voirsz.  complicen 
iij  daeghen  binnen  Bemunde  verbleuen  waeren  ende  die  duit- 
sche dewijle  geraetslaget ,  is  hie  geuanghen  ende  sijn  voirsz. 
complicen  ter  ordonnancie  ende  wth  beuell  van  die  hoich- 
duitschen,  van  Eemunde  vertrocken  nae  Nijmweghen,  ende 
die  voirsz.  duitschen  hebben  Siimon  Boelen  voer  oer  allen  tot 


228 

teergelt  gegheuen  iij  (laelers  ende  omtrent  bij  Nijmw^hen 
comende,  is  hun  een  pape  ofite  priester  beieghent,  denwelc- 
ken  priester  Sijmon  Boelen  sijnen  langhen  rock  wtgheschudt 
hefit  ende  bouendien  hebben  sie  den  yoirsz.  priester  noch  ii 
dalers  af^edronghen.  Ende  weren  tot  sulcken  einde  tot  Nijm- 
weghen  gesonden  omme  die  selue  stadt  oick  in  de  brandt  te 
steken,  hadden  sie  daertoe  connen  comen  ende  bequaemheit 
vinden  omme  tselue  te  vollenbrenghen.  Ende  voirtan  ver- 
trocken  tot  Arnhem,  tot  sulcken  intentie  omme  oick  die- 
selue  stadt  in  brandt  te  steken,  aldaer  hie  ende  sijne  com- 
plicen iij  daeghen  sijn  verbleuen  ende  gelogiert  in  den  Wil- 
deman. 

Ende  van  daer  is  hij  geuanghen  ende  sijne  voirsz.  compli- 
cen getrocken  nae  Lymnich  ende  onderweghen  Lymnich  iij 
daeghen  geuaceert. 

Geuraecht  waer  op  hy  geuanghen  ende  sijne  voirsz.  com- 
plicen onderweghen  Arnhem  ende  Lymnich  sich  onderhouden 
hebben,  antwordt  ende  secht:  dat  sie  onderweghen  vast  an- 
getastet  hebben  vp  die  huijsluijden  ofile  landtmannen  ende 
voert  op  die  ghenen  die  hun  bejeghende  ende  dieselue  schen- 
dende van  den  ghelde  ende  clederen,  ende  hie  gheuanghen 
hadde  oick  altijtt  sijne  buyte  ofile  deel  daer  wth,  soe  wel 
als  sijne  voirsz.  complicen  welcke  voirsz.  sijnes  voirs.  geuan- 
gens  complicen  ofiereert  dieselue  mit  assistentie  te  leueren, 
ende  begheeft  derhalue  gratie  ende  genade. 

Aldus  stont  onder  geschreuen :  Onderteeckent  bij  mij.  Haec 
omnia  ita  esse  confiteor  Joannes  Spies  propria  manu.  Was 
onderteickent:  GecoUationneert  ende  beuonden  mitten  prin- 
cipale accorderende:    Signé  Henri  Allartsz  Schepen. 

Deze  bekentenis  levert  voorzeker  eene  merkwaardige  bij- 
drage tot  de  kennis  vaii  het  spionnen-  en  brandstichtings- 
systeem dat  Don  Juan  er  op  nahield. 


?29 

Ten  slotte  deel  ik  omtrent  deze  cat^orie  van  misdadigers 
nog  mede  de  confessie  van  Johannes  Uenrycks  Catte,  alias 
,/vroech  verdomen"  van  Amsterdam,  oud  24  jaren,  die  den 
4^  September  1584,  na  rigoureuse  examinatie:  //Bekent  dat 
hij  bynnen  Sutphen  omme  een  dootslach  gevangen  is  geweest, 
ende  myt  een  ijseren  mesken  los  gevylet,  ende  an  die  poerte 
ghecoeroen  sijnde  worde  becandt  durch  een  huijsman  ende  sol- 
daten die  den  wacht  hadden,  ende  wederomme  gebracht  sijnde, 
an  Taxis  ^)  logemente,  die  welcke  hem  vraechde  hoe  hij  los 
gekomen  was,  antwoerde  als  vorsz.  Ende  daernae  hem  voer- 
geholden  dat  hij  deze  stadt  van  Campen  myt  zijn  consorten 
solde  an  brand  steken  ende  daervan  genieten  een  nije  kle- 
dinge  ende  vijflich  dalers  in  dye  buyle,  datwelcke  bij  ange- 
noemen  ende  beloeft  heft  tho  doen,  alwaer  op  hij  gepractisiert 
heft  selffs  14*  (dije  alle  hijr  binnen  sijnnen  gewest  op  ver- 
scheijden  plaetsen)  ende  solden  des  nachts  daernae  als  Ge- 
nemoijden  brandde,  deser  stadt  int  oosteijnde  in  brandt  ste- 
ken en  hoer  loese  solde  wesen:  tuez,  ende  hoer  signe  een 
wyt  hembde  onder  hoer  wamboys,  latende  die  krage  over- 
hangen". 

Het  blijkt  hieruit  dat  dit  een  zeer  gevaarlijke  bende  was, 
waarmee  niet  te  spotten  viel.  De  stad  Kampen  ontsnapte 
echter  gelukkig  aan  hunne  helsche  plannen ,  en  tot  loon  voor 
zijne  goede  intenties  werd  deze  delinquent  den  11'°  Septem- 
ber 1684  aan  een  staak  gebonden,  geworgd  en  vervolgens 
verbrand. 

T  o  o  v  B  R  u. 

Onder  de  misdrijven  bekleedde  in  vroeger  eeuwen,  gelijk 
bekend ,  de  tooverij  een  aanzienlijke  plaats.  De  personen  daar- 

')  Johan  Baptistu  de  Taxis ,  grootmeester  van  Don  Jaaa  van  Oosten- 
rijk, scKryver  vau  de  «Commeutarioram  de  tumultibus  Bclgicis  libri  octo". 


230 

yan  beticht,  meest  altoos  vrouwen,  werden  op  de  wreedste 
wijze  gemarteld  om  ze  tot  bekentenis  te  brengen,  en  allerlei 
middelen  te  baat  genomen  om  te  onderzoeken  of  ze  wezenlijk 
aan  tooverij  schuldig  waren,  men  denke  onder  anderen  aan 
de  weegschaal  te  Oudewater.  Daar  werden  de  van  tooverij 
verdachte  personen  gewogen.  Hadden  ze  een  gewicht  overeen- 
komstig hunne  lichaamsproportie  (en  dat  was  vrij  regelmatig 
de  bevinding )  dan  kwamen  ze  vrij ;  zoo  niet ,  dan  werden  ze 
terecht  gesteld.  Eenige  voorbeelden  die  mij  in  't  Kamper  ar- 
chief voorkwamen,  mogen  hier  volgen.  Uit  het  jaar  1512 
komt  in  het  Oervedenboek  de  volgende  aanteekening  voor: 

Anno   xn 

^/Heijle  Willems,  mitten  canne,  heft  oirvede  gedaen  datsie 
in  der  stat  hachten  lange  heft  seten  van  toeverije,  dat  sie 
dair  omme  niet  doen  sal,  oic  guede  luede  bidden  om  uer- 
gifnisse  wes  sie  hem  missecht  heft''. 

Het  schijnt  dus  dat  men  deze  vrouw  hare  misdaad  niet 
heeft  kunnen  bewijzen.    Ernstiger  was  het  volgende  gevaL 

Den  12**^  Juli  1615  kwam  zekere  Hadewich  Barniers  in 
den  Baad  en  beklaagde  zich  over  Heijle,  de  vrouw  van  zeke- 
ren Joest  Schoemaker,  dat  deze  zich  met  toverij  ophield,  wat 
ze  haar  bewijzen  wilde.  Dit  had  ten  gevolge  dat  de  raad 
zoowel  de  aanklaagster  als  de  beklaagde  in  arrest  deed  ne- 
men en  op  den  Wiltfanck,  eene  stedelijke  gevangenis,  op- 
sloot. De  magistraat  deed  de  beklaagde  ondervragen  en  pij- 
nigen, maar  kon  haar  niet  tot  bekentenis  brengen.  Hierdoor 
met  de  zaak  verlegen,  zond  de  stadsregeering  naar  Hertog 
Earel  van  Gelder,  met  verzoek  om,  daar  ze  vernomen  had 
dat  hij  waarzeggers  had,  die  toovernaarsters  tot  bekentenis 
konden  brengen,  haar  zulk  een  persoon  te  zenden.  De  Her- 
tog antwoordde  hierop,  dat  hij  zulke  waarzeggers  niet  had, 
dat  was  maar  een  sprookje,  maar  hij  had  wel  een  ander  pro- 


231 

baat  middel  om  ze  tot  bekentenis  te  brengen,  dat  hierin 
bestond.  Men  moest  beginnen  met  er  naar  te  vernemen  of 
ze  ter  goeder  naam  en  faam  bekend  staan ,  wie  hun  ouders 
en  kinderen  zijn  en  waar  ze  geboren  zijn.  Vervolgens  moest 
men  op  een  Saterdag  onder  de  Hoogmis  een  stool,  waarin 
een  priester  dienzelfden  dag  de  mis  gedaan  had,  kruislings 
voor  en  achter  op  hun  hembd  binden  en  dertien  balletjes  van 
was  van  kaarsen  op  ?aschen  en  Lichtmis  gewijd  om  den  hals 
van  dien  priester  hangen.  Dan  moest  men  nemen  Zondags 
wijwater  en  daarin  mengen  wierrook  van  de  paaschkaars, 
iets  van  genoemden  stool  en  schaafsel  van  palmen  van  Palm- 
dag,  de  beklaagden  vervolgens  drie  malen  laten  zeggen:  dit 
wil  ik  drinken  om  het  bitter  lijden  van  Jesus  Christus  en 
het  Jonkvrouwelijk  hart  van  Maria  de  Moeder  Gods,  in  den 
naam  des  Vaders ,  des  Zoons  en  des  Heiligen  Geestes.  Amen. 
en  hen  daarna  dezen  drank  te  drinken  geven. 

Als  dit  geschied  was,  moest  men  wijwater  op  hen  werpen 
en  hen  dan  vragen:  waar  ze  den  laatsten  quatertemper  ge- 
danst hadden,  hoe  hun  boeP)  heet,  hoeveel  die  in  getal  zijn 
en  hoe  lang  hun  boel  hen  het  lijden  en  het  hart  der  Moeder 
Gods  heeft  doen  verzaken.  Daarna  moest  men  hen  in  den 
naam  van  de  passie  des  Heeren  en  't  hart  van  Maria  een 
teeken  doen  schrijven,  en  hen  vragen  of  ook  des  nachts  in 
de  gevangenis  hun  boel  bij  hen  kwam. 

Kwamen  ze  dan  nog  niet  tot  bekentenis  dan  moest  men 
tot  pijniging  overgaan. 

De  regeering  heeft  zeker  deze  wijze  lessen  opgevolgd,  althans 
we  lezen :  ^/Doch  na  veel  pijnen  der  voirsz.  Heijlen  angedacn, 
ace  en  heefil  se  nijet  willen  lijden,  noch  Hadewich  vorscreven 
en  heefil  hair  nijet  over  konnen  bewijsen,   alsoe  dat  Heijle 


^J  De  duivel  met  wien  ze  gerekend  werden  in  verstandhouding  te  staan. 


232 

vorsz  ten  laesten  is  verlaten  (vrijgelaten)  ende  sij  is  op  hair 
bedde  gestorven ,  gebiecht  ende  't  Heilige  Sacrament  genomen 
en  als  andere  christen  menschen  gestorven  op  Sanct  Peters 
avont  ad  Vincula." 

Alzoo  was  de  arme  ziel  na  veel  pijniging,  zonder  beken- 
tenis, tengevjolge  van  't  uitgestane  lijden  overleden.  Doch 
daarmede  was  de  zaak  niet  afgeloopen.  Hare  vrienden  en 
verwanten  kwamen  nu  van  den  raad  eischen  dat  er  recht 
zou  gedaan  worden  over  hare  aanklaagster:  //Bair  nae  opten 
achtsten  dach  van  Octobris  int  zelve  jair,  want  ment  aen  de 
voersz.  Heijle  nijet  hadde  koenen  bevijnden,  ende  sij  dairop 
gestorven  is,  ende  des  verlaten  is,  ende  Hadewich  hoir  van 
toeverie  beclaget  hadde,  ende  hoir  sulck  nijet konde ouergaen 
noch  bewijsen,  ende  de  vriende  van  Heijlen  begeerden  dat 
men  afóulck  gericht  an  Hadewich  doen  solde,  als  sij  begeert 
hadde  an  Heijlen,  'twelck  sij  hoir  nijet  en  conde  ontgaen, 
soe  is  Hadewich  opten  achtsten  dach  Octobris  voirsz.  want 
sij  Heijlen  openbaer  beclaecht  hadde,  doch  voir  genade,  mit- 
ten  sweerde  gerichtet,  ende  dorch  toelatinge  van  onsz  genedigen 
heren,  opten  kerckhoff  begraven." 

Het  proces  had  alzoo  zijn  einde  met  de  doodpijniging  van 
een  onschuldig  beklaagde,  en  de  onthoofding  bij  gratie,  want 
vuurdood  was  de  straf,  van  de  aanklaagster. 

In  1548  werd  er  nogmaals  eene  vrouw  verdacht  van  tooverij, 
genaamd  Stijne,  de  vrouw  van  M'.  Lambert  Jacobs  en  //ver- 
mits sij  groeier  presumptie  van  toeverije  angetast  ende  ter 
pijnen  gestalt  was ,  heft  der  Stadt  een  oeruede  gedaen.  Ende 
hefit  mede  ten  hilligen  gesworen  die  Stadt  van  Campen  niet 
naerder  te  coemen  dan  op  vijff  mijlen  ende  voirts  meer  ghiene 
medicinèn  toe  ordinieren  die  onssen  borgeren  ingegeuen  sullen 
worden ,  noch  doir  hoir  noch  doir  ijemants  anders  ten  ewigen 
tijden,    by  den  pene  van  lijff  ende  guede,    daer  hoir   man 


233 


mede  borge  voir  is,  ende  tselue  alsoe  mede  beswoeren  heft." 
Bijna   honderd  jaren  later   treffen   we   nog  een  voorbeeld 
aan  yan  de  veroordeeling  van  eene  toovenaarster.  Dat  vonnis 
luidt  aldus: 

Jennigien  Klinckhaemers. 
Alsoo  sij  haer  heeft  laeten  gelusten,  luijt  haer  eijgen  con- 
fessie mit  eenen  scheeve  Gleert  gênant ,  in  Vecaeten  den  tijdt 
van  thijen  weecken  in  ehebreecke  te  leven,  ende  haer  wette- 
licke  getrouwde  man  te  verlaeten,  om  oorsaecke  te  hebben 
om  van  hem  affgescheiden  te  worden,  ende  daerenboven  die 
duijvelbannerie  te  plegen,  de  quaede  geesten  te  vermaenen, 
te  segenen  ende  aen  te  spreecken ,  om  alsoo  de  menschen  van 
den  waeren  Godt  aff  te  wenden  ende  om  hulpe  van  den  duijvel 
te  bidden,  sijnde  een  sonde  voor  Grodt  ende  de  menschen 
af^risselicken ,  waerouer  men  wel  soude  gevuecht  sijn,  haer, 
anderen  ten  exempel,  nae  merite  der  saecken  mitter  doot  te 
straffen,  soo  willen  nochtans  haer  achtb.  meer  tot  gratie  als 
tot  uiterste  rigeur  van  justitie  genegen  sijnde,  haer  gecon- 
demniert  hebben  ende  condemnieren  haer  mits  desen,  als  dat 
sij  nae  deser  stadts  plebesciten  ende  wetten,  op  den  kaeck 
durch  den  scherprichter  tot  haerder  oneer  ende  schandaell 
ende  tot  een  spectaeckel  ende  afischrick  van  anderen  een 
quartier  uijrs  gestelt  sal  worden  ende  daema  scherpelijck  ge- 
gijsselt  ende  met  een  scherpe  prijm  door  haer  tonge  gesteecken 
sal  worden.  Bannende  haer  daerbenevents  haer  levent  lanck 
uijt  dese  stadt,  derselver  vrijheijt  ende  veerschepen,  een  mijle 
weechs  int  ronde,  om  nummermeer  daer  wederom  in  te  coemen 
bij  'thoochste,  doende  daer  benevens  behoerlicke  oirvhede. 

Den  3*°  October  1646  is  Jannegien  Klinckhamers 
dese  sententie  voort  ant  ijser  ter  presentei  van  den 
E.  Ernst  van  der  Kuerbeeck  ende  Roeloff  van  Langen 

BIJDR.  IIT.  16 


234. 

voirgeleesen  ende  ter  executei  gestelt  ende  heeft  daerop 
behoerlicke  oirvehede  gedaen.. 

^T  GERECHT  VAN  DESPEBATIE. 

In  de  vorige  aflevering  dezer  Bijdragen  is  iets  aangaande 
het  gerecht  van  desperatie,  of  de  rechtspleging  omtrent  het 
lijk  en  de  goederen  van  zelfmoordenaars  in  dit  gewest  mede- 
gedeeld. Ook  dienaangaande  laat  ik  hier  een  paar  andere 
voorbeelden  volgen: 

A^.  xve.  XXX  op  dach  Anthonij  abbatis  (14  Febr.) 

//GeertKreijnck,  Ëgbert  Mel\jss,  Lambert  Glauwe,  Meijster 
Jacob  Glaawe,  hebben  der  stadt  geloefd  ende  sijn  daer  borge 
voir  geworden,  alsoe  die  Baedt  dat  vterste  recht  nijet  doende 
wordt  ouer  dat  doede  lichaam  Peter,  Adam  Hoedemaeckers 
soen,  die  sich  tot  Alijdt  Gornelijs  huljs  selfifs  mit  een  mes 
verdaen  ende  doirgesteecken  hefR;,  vermits  men  wt  voelen 
reeden  kan  vermercken  dattet  selue  wt  crancksinnicheijt  ge- 
schiet is,  dat  die  vrunden  des  doden  voersz.  derhalven  op  de 
stadt  Campen  ghien  actie  maecken  sullen*'. 

De  stad  wilde  alzoo,  omdat  gebleken  was  dat  de  zelfmoord 
in  krankzinnigheid  zijn  oorsprong  had ,  niet  het  uiterste  recht 
toepassen,  dat  wil  zeggen,  wilde  geen  justitie  over  zijn  lijk 
doen  en  z\jne  goederen  niet  conflskeeren,  onder  voorwaarde 
dat  de  betrekkingen  zich  borg  stelden  om  zich  er  niet  tegen 
te  verzetten  dat  het  lijk  voor  het  overige  afó  dat  van  een 
zelfinoordenaar  werd  behandeld.  Die  verdere  behandeling  nu 
bestond  in  het  volgende:  //Eodem  die  is  desse  dode  op  Sancte 
Gatherijnen  ongewijde  kerckhoff  begreuen,  ende  der  vat  (dood- 
kist) in  den  graue  staende,  is  daer  een  deel  stroe's  op  ge- 
worpen ende  an  brant  gesteecken  ende  daer  worde  de  eerde 
voert  op  geworpen  b\j  den  boedell  (beul)  in  presentie  van  den 
Schulte  ende  gcvoechde  scepenen :  Jan  Glauwe,  Glaes  Croesers''. 


235 

Een  ander  geval  is  het  volgende.  Den  19»  September  1568, 
werd  het  lijk  van  Hans  Wendelinck,  gehuwd  met  Qtese  van 
Wilsem,  b^  zijn  huis  uit  een  put  opgehaald.  De  stadsre- 
geering  was  van  oordeel  dat  men  hier  met  een  zelfmoordenaar 
had  te  doen  en  gaf  daarom  aan  haren  stadsdienaar  Johan 
Luyckens  volgende  instructie: 

Memorie  voer  den  diener  Johan  Luyckenss. 
//Die  diener  sal  int  huys  van  Hans  Wendelinck  an  der 
vrouwen  ende  vruntschap  des  huyses  van  des  gerichtes  wegen 
anseggen,  dat,  alsoe  't  gerichte  voer  compt  dat  Hans  Wen- 
delinck (leljder)  sich  seluest  ommegebracht  hebbe  ende  daer- 
omme  het  lychaem  den  gerichte  vervallen  sij ,  dat  sie  derhal- 
ven sich  des  lychaems  nyet  bekroenen  sullen.  Dan  in  dien 
sie  eenige  redenen  hadden,  daermede  sie  solden  konnen  be-" 
wijsen  dat  Hans  Wendelinck  bij  ongeluck,  oft  anders  daertoe 
gekomen  were,  sullen  sie  nu  toe  naemiddage  toe  een  vhre 
voer  den  gerichte  komen  om  die  redenen  oft  bewijs  voer  te 
brengen,  oft  anders  sal  't  gerichte  daerinne  laeten  geschien 
als  beuonden  sal  worden  te  behoeren". 

Dien  tengevolge  stelden  Bartolt  van  Wilsem  en  Johan 
Kasse  zich  dienzelfden  dag  borg,  dat  zij  het  lijk  op  den  eerst- 
komenden  maandag  aan  het  gericht  zouden  leveren  in  den 
toestand  waarin  het  zich  toen  bevond. 

Ondertusschen  had  zich  de  weduwe  met  een  klacht  tot 
den  aartsbisschop  van  Utrecht  Frederik  Schenk  van  Tauten- 
burg  gewend,  daarin  bewerende  dat  haar  man  bij  ongeluk 
in  den  put  gevallen  en  dus  geen  zelfinoordenaar  was ,  en  aan 
't  gericht  te  Kampen  uitstel  gevraagd,  wat  dit,  ondergelijke 
borgstelling  als  boven,  den  20*»  September  tot  den  eerstkomen- 
den  Donderdag  verleende. 

Den  21«»  September  verleende  de  aartsbisschop  een  bevel- 
schrift  tegen   den    schout   en    regeerders   der  stad  Kampen, 

16^ 


286 

waarin  hij  te  kennen  gaf,  dat  Hans  Wendelinck  bij  ongeluk 
in  den  pat  gevallen  en  verdronken  was,  dat  de  stadsregeering 
bovendien  in  geen  geval  bevoegdheid  had  om  te  beslissen 
over  het  al  of  niet  verleenen  eener  kerkelijke  begrafenis ;  dat 
Hans  Wendelink  steeds  had  geleefd  als  een  vroom  katholiek, 
onbesmet  van  heresiën  en  op  het  laatst  verloopen  paaschfeest 
nog  gebiecht  en  het  Hoog  Eerwaardig  Sacrament  had  genoten, 
en  hij  derhalve  de  stadsregeering  gelast  op  boete  van  den  ban  en 
van  vijf  honderd  gouden  konings  realen,  voor  de  helft  voor 
de  Keizerl^ke  schatkist  en  voor  de  andere  helft  voor  de  armen 
te  verbeuren,  om  toe  te  staan  dat  het  l^k  in  gewade  aarde 
worde  begraven,  en  tevens  hen  indaagt,  om,  zoo  ze  hierte- 
gen bezwaren  had,  die  binnen  zeven  dagen  voor  het  hof  van 
zijnen  algemeenen  Officiaal  te  Utrecht  op  de  gewone  zittingen 
daarvan  in  te  dienen,  terwijl  de  verdere  bevelschriften  en 
vonnissen  in  deze  zaak  aan  de  roode  deuren  aan  den  west- 
kant der  metropalitaankerk  te  Utrecht  zullen  worden  aange- 
plakt, zullende  deze  aanplakking  gelden  als  beteekening  der 
stukken  aan  hen  zelve.  De  Notaris  Tljman  Herman  Scheer 
werd  belast  met  de  beteekening  van  dit  mandaat. 

Men  ziet  dus  dat  de  aartsbisschop  hier  krachtdadig  tos- 
schenbeide  kwam.  De  hiertoe  betrekkelQke  stukken  luiden 
als  volgt: 

Gopia. 

Fredericus  a  Tautenburch  dei  et  apostolice  sedis  gratia 
Archiepiscopus  Traiectensis,  dilecto  nobis  in  Ghristo  Pastori 
Gampensi,  eiusdem  Sacellano  seu  procuratori  omnibusque  et 
singulis  dominis  presbiteris,  clericis,  notarijs  et  tabellionibus 
publicis  nobis  subditis  Salutem  in  domino  sempiternam.  Ex 
parte  procuratoris  nostri  fiscalis  et  honeste  Gese  de  Wilshem, 
vidue  quondam  Johannis  Wendeling  ciuitatis  Campensis  dio- 
cesis  nostre   Traiectensis  ciuis,    cum  dolore  et  graui  querela 


287 

Dobis  est  expositum,  qoaliter  dictus  Johannes  Wendeling 
decimanona  hoius  mensis  Septembris  mane,  cirdter  horam 
sextam,  miserando  et  deplorando  casu  extinctus  est,  et  in 
pateum  existentem  in  domo  habitationis  sue,  quem  verisimi- 
liter  laaandi  causa  accesserit,  capitisque  vertigine  (quo  per 
aliquoties  ante  casam  bmusmodi  laborare  visus  est)  vel  apo- 
plexia  vel  alio  morbo  correptos,  in  eundem  incidisse  reper- 
tos  sit.  £t  lioet  Pretori  et  Bectoribus  doitatis  Campensis 
nullum  in  dicti  Johannis  extincti  corpus  prorsus  ius  compe- 
teret,  neque  prohiberi  ipsis  fÏEis  esset,  quominus  id  sepulture 
ecclesiastice  traderetur,  turn  quod  ius  sepulchri  mere  sit  ec- 
clesiasticum ,  et  ad  nostram  spectet  cognitionem ,  et  presertim 
quod  non  probabitur  pre&tum  Johannem  manus  sibi  intulisse, 
vel  Yoluntatem  babuisse  ut  inferret  et  ut  maxime  si  hoc  fecis- 
set  (prout  non  creditur)  tarnen  idipsum  nullius  criminisper 
ipsum  conscientia  esse  factum,  ac  proinde  semper  Gatholice 
et  probe  vixerit,  de  nullo  crimine  hereseos,  rebellionis  aut 
alio  quopiam  diffiimatus,  fueritque  tamquam  Catholicus  in 
festo  Pasche  proxime  preterito  iuxta  sacrosancte  ecclesie  ca~ 
tholice  preceptum  confessus,  sumpseritque  corpus  domini- 
cum ;  attamen  quod  iidem  Bectores  ciuitatis  Campensis ,  quo- 
minus dicti  Johannis  cadauer  ecclesiastice  sepulture  traderetur 
impedire  et  illud  in  loco  prophano  sepelire  veile  palam  et 
publice  iactitarint,  et  presumpserint  in  maxmam  ipsius  ex- 
ponentis  et  liberorum  suorum  ignominiam  ac  scandalum  non 
roodicum.  duocirca,  nostro  dtöuper  implorato  subsidio,  vobis, 
et  vestnim  cuilibet  in  virtute  Sancte  obedientie  districte  pre- 
cipimus  et  mandamus,  quatenus  acoepta  super  premissorum 
narratorum  veritate,  et  quantum  iuri  satis  est  informatione , 
ad  instanciam  procuratoris  nostri  fiscalis  antedicti  et  expo- 
nentis,  acoedentes  quo  propter  hoc  accedendum  fuerit  et  acce- 
dere  fneritis  requisiti,    seu  vestrum  aliquis  fuerit  requisitus, 


238 

antedictis  Pretori  et  Bectoribus  ciuitatis  Campensis,  auctori- 
tate  nostra  precipiatis  eisdem  sub  excommonicationis  et  quin- 
gentomm  realium  aoreorum  regaliam,  pro  una  Begie  Maies- 
tatis  fisco  et  alia  medietate  paupemm  Christi  osibus  irremis- 
sabiliter  applicandorom  poena,  inhibeatis;  quibos  nos  quoque 
sub  iisdem  poenis  destricte  precipientes  inhibemus  ne  ausu 
temerario  se  corporis  et  cadaueris  dicti  Johannis  Wendeling 
sepulture  quouismodo  inmiscere  attemptent ,  aut  in  nostrarum 
preeminentie  et  iurisdictionis  ecclesiastioe  preiuditium ,  con- 
temptum  et  vilipendendam ,  idem  cadauer  in  loco  prophano 
sepelire  presumant  sed  idem  corpus  exhumari  et  in  loco  sacro 
sepeliri  sinant  et  permittant.  Alioquin  nos  ad  dicte  excom- 
municationis  declarationem  poeneque  pecuniarie  predicte  ac- 
quisitionem  contra  eosdem  Pretorem  et  Eectores  ciuitatis  Cam- 
pensis  ac  eorum  quemlibet  procedemus  et  procedi  faciemus 
iusticia  mediante,  nisi  tarnen  iidem  Bectores  ciuitatis  causam 
habeant  radonabilem  quare  ad  premissa  minime  teneantur. 
Ad  quam  quidem  causam  allegandam  et  procedendam  (su- 
pradictis  iterum  poenis  ratis  manentibus  et  firmis )  curtis  pe- 
remptorie  antedictos  Pretorem  et  Bectores  ciuitatis  Gampensis 
coram  dilecto  nobis  fideli  nostro  Officiali  generali  Traiecti 
cui  vices  nestras  ac  causam  presentem  una  cum  omnibus  ac 
singulis  incidentibus  annexis  et  connexis,  cognoscendam  et 
diffiniendam  committimus  per  presentes,  ad  septimam  diem 
post  executionem  presentium,  si  dies  ipsa  septima  iuridica 
fuerit,  alioquin  ad  proximam  diem  iuridicam  extunc  subse- 
quentem  citat,  ad  consistorium  nostrum  ibidem  de  mane  hora 
primarum  et  audiendarum  causarum  consueta,  causam  buis- 
modi  allegaturos ,  dicturos ,  recepturos  et  per  dictum  nostrum 
Officialem  ulterius  in  causa  procedi  visuros  et  audituros  prout 
iuris  fuerit  et  ordo  dictauerit  romanus,  cum  intentione  debita 
et  consueta  atque  tali,    quod    ceterorum  mandatorum  nostro- 


239 

rum  in  liac  causa  forsan  necessariorum  executiones  fient  in 
valuis  rubeis  occidentalibus  ecclesie  nostre  metropolitane 
Traiecti  quas  quidem  sic  factas  validas  fore,  ipsosque  citatoe 
perinde  arbitrari  debere  ac  si  in  eorum  proprias  personas 
&cte  forent,  ipsorum  contumacia  non  obstante,  decernimus 
per  presentes  literas  debite  executas,  Tosque  presentium  exe- 
cutores  declaramus.  Datum  sub  sigillo  nostro  ad  causas, 
presentibus  appenso,  die  vioesima  prima  Septembris,  anno 
domini  xvc  sexagesimo  octauo.  Sic  erat  subscriptum 

de  mandato 
Lamsweerde  notarius 
scripsit. 
Tymannus  Hermannus  Scheer  notarius  publicus 
per  copiam  scripsit  et  subscripsit. 
Executum  est  presens  mandatum  in  camera  senatoria  contra 
Pretorem  et  Rectores  ciuitatis  Campensis  collegialiter  congre- 
gatoe,   per   me  notarium   infirascriptum  presentibus  spedabi- 
libus  yiris  Joanne  van  der  Vecht  et  Sijmone  Glauire  Ghe- 
rardi  filio,    testibus  fidedignis  ad  premissa  spedaliter  vocatis 
anno  domini  1568  mensis  Septembris  die  vicesima  tertia ,  quod 
ego  notarius  publicus  testor  hac  scriptura  manus  mee  proprie. 

Tijmannus  Hermannus  Scheer 
notarius  publicus  rogatus,  scripsit  et  subscripsit. 

Gopia. 
Vt  ex  commissione  Beverendissimi ,  testibus  summarie  au- 
ditis,  vocatis  vocandis,  si  tibi  de  narratis  in  libello  consti- 
terit,  oorpus  Johannis  Wendelinck  ecclesiastice  tradas  vel 
tradi  cures  sepulture,  tibi  domino  Tijmanno  Schere  nestras 
vices  gerenti,  cum ipsi presentes  esse  non  possumus,  commit- 
timus,  Testimonio  sigilli  nostri  datum  Traiecti  21  Septembris 
anno  1568. 

Tijmannus  Hermannus  Scheer 
notarius  publicus  per  copiam  scripsit  et  subscripsit. 


240 

Het  schijnt  wel  dat  de  stadsregeering  zich  bij  den  wil  van 
den  aartsbisschop  heeft  neergelegd ,  want  ik  vond  verder  niets 
omtrent  deze  zaak  en  onder  de  straks  genoemde  memorie  voor 
den  stadsdienaar  vind  ik  aangeteekend :  Den  xxiii  Septembris 
1568  Executum  est  Eeverendissimi  mandatum  per  dominom 
Timannum  Hermannum  Schere,  ut  intellexi,  me  absente 
Beinero  Jaoobi.     Beiner  Jacobs  was  de  stad-secretaris. 

KWIJTSCHELDING  EN  BEMISSIE  VAN  8TBAF. 

Ook  omtrent  dit  onderwerp  zal  ik  eenige  merkwaardige 
voorbeelden  mededoelen.  In  de  eerst©  plaats  komt  het  vol- 
gende geval  in  aanmerking  uit  den  jare  1483. 

A®  MOGOCLXXxiii. 

Claes  Dircss  ende  Jacop  Claess  Bijndt,  bekennen  dat  sij 
gewest  hebben  selff  iiij*  omtrent  Hattem,  middes  in  den  Jssel- 
stroem,  ende  nemen  aldair  enen  man  gevangen  ende  vuerden 
mit  enen  scuten  an  lant,  die  man  begeerde  genade  ende 
sede:  dair  bouen  licht  een  ander  man  vaert  dair  an,  ende 
sie  en  dorsten  dair  niet,  want  sie  hadden  bomen  ende  s weerden. 
Sij  vrageden  den  man  in  den  scuten  ofte  hie  oic  geithfadde, 
doe  sede  hie  jae,  ie  heb  nog  iiiij  Bijns  gulden,  die  dedehie 
hem  ende  doe  gingen  sie  toe  Sallic 

Jtem  noch  bekennen  sij  dat  sij  gewest  hebben  self  v*  opten 
Jsselstroem ,  omtrent  Clarenwater  an  vijff  schepen  ende  hebben 
genomen  wt  een  schip  van  Amerssfoirt  enen  buedel,  daerwas 
in  eenen  gulden  rijnsch  ende  xix  stuuers ,  die  sie  verteerden. 
Jtem  noch  dair  wtgenomen  een  dolmes  ende  een  sweert  ende 
enen  krevet.  Jtem  noch  hebben  sij  dair  wtgenomen  een  webbe 
doecks  ende  meer  anderen  gnets,  dat  kregen  sie  weder. 
Jtem  sunt  ex  HoUandia. 

Judicati  gladio  xvi*  Junij.  Eadem  die  comparauit  pueila 
compta  crinibus  ut  sponsa  petens  prefatum  Jacobum  in  ma- 
ritum  legitimum,  sed  non  exaudiebatur. 


241 

Terwijl  alzoo  Jacop  Claess  op  het  punt  stond  van  voor 
zijne  misdaden  gestraft  te  worden ,  verscheen  er  éen  meisje  om 
hem  te  huwen  en  daardoor  van  straf  te  bevrijden,  maar  het 
gericht  stond  het  niet  toe,  of  de  delinquent  wenschte  het 
niet,  want  voor  beide  uitleggingen  is  dat  ^/uon  exaudiebatur*' 
vatbaar. 

Het  schijnt  dus  dat  ook  in  Overijssel  het  gebruik  toen  be- 
stond of  althans  bestaan  had,  dat  iemand  van  straf  bevrijd 
werd  indien  hij  door  een  meisje  werd  ten  huwelijk  gevraagd. 

Een  andere  wijze  waarop  kwijtschelding  van  straf  werd 
verleend,  was  dat  dit  geschiede  op  verzoek  van  aanzienlijke 
personen,  zoo  lezen  wij  dat  in  1514  een  misdadiger  die  een 
zwaren  straf  verdiend  had,  daarvan  werd  kwijt  gescholden 
op  verzoek  van  Koen  Jans  pensionaris  van  Amsterdam  en 
andere  aanzienlijke  mannen,  vrouwen  en  jonkvrouwen,  die 
toen  toevallig  te  Kampen  waren,  terugkomende  van  een  reis 
naar  Denemarken: 

Anno  1514  4  Octobris. 

Pauwei  Wijskijn  van  Amsterdam  heett  een  onversachte 
olde  oervede  gedaen  dairomme  nummermeer  te  doen  ofile  te 
doen  doen ,  bij  lijff  ende  guede  tegens  der  stadt  van  Campen 
offt  die  borgeren,  ofite  tegens  nijemant,  vermits  hij  in  der 
stadt  venckenscap  heeft  geseten,  want  hij  onsen  burgeren 
ende  anderen  opten  wech  van  Zwoll  bevaeit  hadde,  ende  hij 
ter  beden  van  Koen  Janss,  pensionaris  van  Amsterdam  ende 
anderen  jonckeren  ende  hoefiUuden,  vrouwen  ende  joncfirouwen, 
comende  wt  Denemarcken  quijt  gelaten  is.  Fidem  dedit  et 
juravit. 

Dat  aan  iemand  die  ter  dood  veroordeeld  was  en  deswege 
geëxecuteerd  werd,  eene  begrafenis  op  het  gewijde  kerkhof 
werd  verleend,  komt  ook  onderscheidene  keeren  voor.  Zoo 
vind  ik  in  1507    omtrent   zekeren    Johan   van   Hattem,  die 


242 

verscheidene  dieverijen  had  gepleegd,  opgeteekend,  dat  hij 
met  den  zwaarde  werd  onthalsd,  doch  met  toestemming  van 
den  bisschop  op  het  kerkhof  werd  begraven.  Uit  1515  komt 
het  geval  voor  dat  zekere  Wolter  Gherits  van  Baelte  die  in 
de  Schepensteeg  (dus  nog  wel  binnen  koers,  dat  is  binnen 
de  plaats  waar  men  eene  hoogere  vrede  genoot)  zekeren  Gheert 
de  Wilde  doodelijk  gewond  had ,  zoodat  hij  terstond  overleed: 
//Hyerop  verordelt  ende  gericht  metten  sweerde ,  ende  wordde 
voir  den*  kerckhove  van  den  commissarien  des  Roemschen 
afflaets  in  foro  penitentie  absolviert,  voer  syn  doet." 

Een  laatste  voorbeeld  van  kwijtschelding  van  straf  komt 
mij  zeer  merkwaardig  voor,  en  andere  voorbeelden  daarvan 
in  Overijssel  geloof  ik  niet  dat  tot  nu  toe  bekend  waren, 
namelijk  dat  bij  een  bezoek  van  den  bisschop  als  landsheer, 
gevangenen  op  zijn  verzoek ,  als  eerste  bede ,  zooals  men  dat 
noemde,  vrij  werden  gelaten.  Bij  gelegenheid  dat  bisschop 
Philips  van  Bourgondië  in  1520  Kampen  bezocht,  geschiedde 
dit: 

Prima  Marcij  xv°  ende  xx, 

//Papen  Albert  was  beschuldiget  dat  he  Swarte  Berent, 
stadtdiener,  om  des  wijllen  dat  he  Albert  voer  stadtcoer 
maende,  stoken  ende  slaen  wolde,  hierop  voer  gewei  t  tegens 
den  gerichte  gekiert  gevanckelicken  gesat,  endedoerch  onsen 
genedigen  heren  Philips  van  Burgonien  als  sijn  yrste  bede 
vrij  gelaeten ,  ende  hefit  daer  op  een  olde  onversachte  oervede 
gedaen,  alst  gewoentlick  is.'' 

Hiermede  zal  ik  deze  bijdrage  eindigen.  Het  oude  straf- 
recht, zoo  als  dat  in  Overijssel  gold,  de  toepassing  daarvan 
en  de  manier  van  procedeeren,  leveren  eene  menigte  merk- 
waardige, ongekende  en  hoogst  wetenswaardige  bizonderheden 
op.     Later  denk  ik  op  dit  onderwerp  terug  te  komen. 

N.  u. 


OUDE  MATEN  EN  GEWIGTEN. 


Ëen  paar  malen  wees  ik  reeds  op  bet  verschil  tusschen 
dezelfde  munten,  maten  en  gewigten  naar  gelang  van  tijd 
en  plaats  (o.  a.  Bijdr.  II.  180,  183,  III.  84),  waardoor  het 
dikwijls  uiterst  moeijelijk  wordt,  zich  een  juist  denkbeeld  te 
vormen  van  de  aangegeven  hoeveelheden.  Niet  minder  moei- 
jelijk is  het  de  beteekenis  te  vinden  van  sommige  oude  na- 
men ,  vooral  van  maten  en  gewigten ,  en  zoover  ik  weet  vindt 
men  nergens  eene  verklaring  daarvan,  tenzij  het  eenigzins 
algemeen  bekende  namen  zijn,  welke  men  in  werken  als 
Kiliaan,  enz.  aantreft. 

Hoewel  ik  volstrekt  niet  beweer  in  die  leemte  te  kunnen 
voorzien ,  wil  ik  toch  trachten  er  iets  toe  bij  te  dragen,  door 
te  geven  wat  mij  onder  oogen  kwam,  in  de  hoop,  dat  dit 
anderen  aanspore  ook  het  hunne  er  bij  te  voegen. 

De  volgende  gegevens  vond  ik  een  paar  maal  onder  het 
hoofd:  ^/Notabilia  ex  Idbro  Xenodochij  S.  Spiritus  et  aliis 
van  roeden  ende  margen  landts  tot  dirersche  maeten  ende 
naemen  ^'  Of  dit  het  H.  Geestengasthuis  te  Kampen  of  el- 
ders betreft,  durf  ik  niet  beslissen. 

Mastebroek.  *) 

1  voet  =11  duim. 

1  roede  =  16  voeten. 

1  hont  lands  zz:  100  roeden. 

1  morgen  =  600  roeden. 


^1    Te   Zwolle   gold  dezelfde  maat  ab  hier  vaa    Mastebroek  opgege- 
ven 18. 


'  244 

hoeve  lands  =  16  morgen. 

schacht  tol  meting  van  wegen  en  weteringen  zzi  19  voet. 

schaer  weides  =  2  hont. 

Gelderland, 
graesen  (of  greese)  lands  =  1  morgen.    . 
Greldersche  morgen  =  4  hont  lands  in  't  Sticht. 
,/  //        =  9  voeder  velds. 

//  ƒ/        =  8  koeganck. 

VoUenhove,   Cuinre  en  Usselham. 
ghee  ^)  lands  =  een  swat  of  seijssenslach  van  8  voet. 
mannemaet  of  dachmaet  lands  -=  4  gheen. 
morgen  =  6  gheen. 
dachmaet  =  400  roeden, 
oude  schuijtenstall  ')  =  3  dachmaet. 
nieuwe        ,/  z=  2         // 

gaerden  =10  dachmaet. 
strenck  ')  is  breed  14  voet. 
akker         i,       ,f     28     // 

1/      in  Drenthe  is  breed  24  voet. 

Boter. 
Camper   cop  =  13 '/j  pond. 
VoUenh.    „    =  10         ,/ 

,/        vat  =  16  coppen. 
Zwolsch  vierendeel  *)  =  14  pond. 
grof  vat  boter  =  20  Zwolsche  vierendeelen. 
Hamborger  tonne  =  32  VoUenhoofsche  coppen. 


')  Gheeo  en  Gleden  houd  ik  voor  hetzelfde.  (Zio  Tydr.  Reg.  IV. 
45,  67.) 

^)  Elders  vond  ik  van  schuttental  en  schutenstaell  gesproken.  (Tijdr. 
Reg.  V.  131;  Aanh.  243.. 

')     Ook  wel  strang  of  strang. 

*)     Een  Swolsch  stert  vierendeel  =  14  pond  vond  ik  elders. 


24,5 

1  cluijte  boter  :=  2  pond  4  lood. 
1  Camper  cluyte  -=.  2\',  pond, 
1  Zwolsche  gifle  boter  =.  Vj^  pond. 
1  emmer  boter  =z  4  Zwolsche  vierendeels. 
1  achtendeel  weegt  zonder  het  vat  88  pond. 
Uit  andere  oude  aanteekeningen  zijn  nog  de  volgende  her- 
leidingen ontleend: 

5  gemeene  treden  =  1  roede. 

1  morgen  =  3  mud  haverland    i    ,^  , ,    , 

,     ,        (Gelderland.) 
1        //       =  i      ff     roggeland    J 

1  loop  zout  =:  220  oude  Kamper  ponden. 

1  last  haring  =  13  ton  (te  Kampen). 

1  molder  koorn  =  3  sommeren. 

1  sommer     f/      =2  vaten. 

8  vaten        //      =2  schepel. 

1  schepel      //      =8  sester. 

1  sester       //      :=  2  spint  of  kop. 

Of  deze  korenmaat  in  Overijssel  ook  zoo  was,  bleek  mij 
niet.  De  opgave  is  ontleend  aan  Schrassert,  God.  Gelro- 
Zutph.  II.  234.  In  1257  komen  in  ons  gewest  reeds  mud- 
den en  schepels  voor  nevens  molt,  molder,  malt  en  malder. 
Of  een  spilt  zaad  Almelosche  maat  een  spint  was,  weet  ik  niet. 

Voor  wijnmaat  treft  men  in  Overijssel  aan:  Take,  Men- 
gelen, quarte,  pitancie  en  mogelijk  ook  pijnt.  Ik  vond  in 
eene  rekening  van  1599:  1  quarte  =  2  mengel  =  8  pint 
en  den  prijs  der  quarte  aangegeven  op  16  stuiver. 

Ziedaar  een  paar  opgaven:  wie  vult  ze  aan  vooral  uit 
Overijsselsche  stukken?  Er  zijn  nog  vragen  genoeg  op  te 
lossen.  Wat  is  b.  v.  een  heurne  (hoek)  lands,  een  dreef  ken 
lands,  een  pond  land,  een  kwartaal  weideland,  een  vierendeel 
land,  een  vierdeel  kazen,  een  vierdel  schapen,  een  dracht 
koeien,  een  emmer  zaa^l,  een  gast  hooi,  een  geer  lands; 
wat  z^n  varen  lands,  stighe  schapen,  enz.?  v.  D. 


AANTEEKENIN6EN  UIT  SINODALE  ACTEN 


NOPENS  DE  ROOMSCH-CATHOLIEKEN,   1593-1600. 


In  de  Sinode  van  14  — 18  Mei  1593  te  Campen  gehou- 
den onder  voorzitterschap  van  Gaspar  Holstech,  predikant  te 
Kampen  en  met  Jodocus  Groyckerus  tot  secretaris,  werd  sub 
7®.  o.  a.  besloten:  /f Ken  sall  bij  den  ouerheijden  aenholden, 
insondi rhe\jt  in  den  steden,  dat  goede  ordeninghe  in  den 
schooien  geholdenn,  ende  dat  ghene  papen  ofite  papisten 
eenige  bedienunghe  daer  van  moege  thogelaten  worden".  Men 
besloot  tevens  om  aan  de  Ridderschap  eene  remonstrantie  over 
te  leveren  aangaande  den  dienst  der  papen  ( Eoomsche  pries- 
ters) ten  platten  lande,  die  zich  tot  nu  toe  aan  geen  examen 
of  hervorming  hadden  willen  onderwerpen,  opdat  door  rid- 
derschap aan  hen  den  dienst  mogt  worden  ontzegd,  en  men 
bepaalde  tegelijk  dat,  zoo  eenigen  van  hen  zich  aan  de  refor- 
matie mochten  willen  onderwerpen,  ze  evenwel  van  hunne 
standplaatsen  naar  andere  zouden  worden  overgebracht.  In 
de  Sinode  den  28"*  Mei  des  volgenden  jaars  te  Deventer  ge- 
houden, beklaagde  men  zich  dat  sommigen  b\j  de  papisten 
trouwden,  men  besloot  b\j  de  magistraten  en  de  ridderschap 
aan  te  dringen  om  hier  tegen  voorzieningen  te  nemen. 

In  de  Sinode  den  22«  en  23«  October  1695  te  Zwolle 
gehouden,  besloot  men  o.  a.  dat  de  pastoor  van  Kamperveen 
Andreas  Caffenborch  zich  benaarstigen  zou  in  het  lezen  en 
onderzoeken  des  bijbels  en  zich  aan  een  examen  zou  onder- 
werpen,  waarna  hij  bekwaam  bevonden  zijnde,    zijn  vroeger 


247 

leven  en  leeren  zou  herroepen  en  alsdan  als  predikant  zou 
worden  aangesteld.  (In  1596  en  in  1597  wordt  hij  telkens 
na  een  examen  afgewezen  als  predikant.)  Ook  besloot  men 
dat  de  predikanten  van  Deventer,  waar  toen  juist  Ridderschap 
en  Steden  vergaderd  waren,  by  dit  collegie  zouden  er  op  aan- 
dringen dat  de  mispapen  ten  platten  lande  onmiddellijk  zou- 
den worden  afgedankt  en  in  de  plaats  daarvan  hervormde 
predikanten  aangesteld  worden,  en  dat  men  orde  zoude  stel- 
len op  de  renten  en  inkomsten  der  geestelijke  goederen  ten 
platten  lande. 

In  de  Sinode  den  22«  Juni  tot  den  25«  Juni  1596  te 
Kampen  gehouden,  besloot  men  dat  daartoe  gevolmachtigden 
bij  Eidderschap  en  Steden  zouden  aanhouden,  dat  de  papen 
ten  platten  lande  terstond  uit  hunnen  dienst  zouden  gezet 
worden:  ;/daermede  de  arme  luden  des  te  meerder  moghen 
verlanghen  hebben  om  een  gereformeerde  dienaar  te  begeeren**' 
Men  wenschte  ook  dat  er  maatregelen  worden  genomen  tegen 
het  heimelijk  kinderdoopen  der  Boomschen. 

In  de  Sinode  in  1598  te  Deventer  gehouden  23  —  25  Mei, 
verzocht  men  den  drost  van  SaUand  ^/cenige  altaren  ende 
andere  a%odische  reliquien  in  eenighe  kerken  noch  staende" 
weg  te  ruimen,  wat  deze  beloofde  ten  spoedigste  te  zullen 
doen.  Ook  verklaarde  hij  op  een  klacht ,  dat  nog  eenige  pa- 
pen ten  platten  lande  tegen  't  placcaat  in,  in  dienst  waren 
gebleven,  dat  hij  al  de  papen  in  zijn  drostambt  den  dienst 
verboden  had,  en  dat  zoo  men  hem  eenige  goede  predikanten 
kon  toezenden,  hij  die  in  zou  voeren  en  zooveel  mogelijk 
behulpzaam  zijn.  Men  verzocht  den  Drost  van  VoUenhove  en 
dien  van  Twenthe  hetzelfde  te  willen  doen. 

Omtrent  de  roomsche  priesters:  ^/diens  herte  van  Godt  ge- 
roert  wert*\  besloot  men  dat  men  ze  in  de  hervormde  kerk 
niet  tot  den  kerkdienst  zou  toelaten,  voor  ende  eer  zij  eerst 


248 

haer  concubinen  offc  oneclite  wijven  sullen  getrouwt  hebben^* 
en  zich  na  geloofsbelijdenis  en  't  gebruik  des  avondmaals  tot 
de  gemeente  hadden  gevoegd.  Ze  zouden  daartoe  vooraf  eeni- 
gen  tijd  moeten  wonen  in  eene  plaats  waar  een  hervormde 
predikant  was.  Ze  zouden  bovendien  het  pausdom  moeten 
herroepen  en  zich  aan  een  examen  moeten  onderwerpen,  en 
na  bekwaam  in  de  leer  en  in  den  wandel  bevonden  te  zijn, 
zouden  ze,  na  bovendien  de  Nederlandsche  belijdenis  des  ge- 
loofs  en  de  kerkenordening  onderteekend  te  hebben,  tot  den 
dienst  aangesteld  en  naar  eene  andere  plaats  gezonden  worden. 

Op  de  Sinode  van  29  —  31  Juli  1600  te  Steenwijk  ge- 
houden,  werd  o.  a.  besloten  om  alle  conventiculen  van  we- 
derdoopers  en  papisten,  zoowel  in  de  steden  als  ten  platten 
lande,  tegen  te  gaan  en  ook  in  de  kloosters  te  verbieden, 
gelijk  zulks  reeds  voor  eenigen  tijd  bij  request  van  Eidder- 
schap  en  Steden  gevraagd  was ,  en  dat  men  het  placaat  tegen 
de  scholen  der  Jesuiten  zou  in  werking  stellen.  Albertus 
Lanckhorst,  paap  te  Eouveen  en  de  paap  te  Yhorst,  zouden 
ter  eerstvolgende  bijeenkomst  opgeroepen  worden  om  met  hen 
te  handelen  naar  behooren. 

De  pastoor  van  Wanneperveen ,  Johan  Roelofs,  verscheen 
in  deze  vergadering  en  verklaarde  zich  bereid  om  zich  aan 
de  besluiten  der  Sinode  te  onderwerpen ,  speciaal  aan  het  be- 
paalde in  de  Sinode  van  1598  te  Deventer,  boven  door  mij 
medegedeeld. 

[Wordt  vpixolgd,) 

N.    U. 


OUDE  RE6ERIN6S-6EBRUIKEN  TE  DEVENTER 


III. 

Ten  yervolge  op  het  in  den  vorigen  jaargang  yan  dit  tijd- 
schrift medegedeelde,  wil  ik  thans  ook  de  andere  hoofdstukken 
van  het  Hs.  Jordens  ter  kennis  van  den  belangstellenden  lezer 
brengen,  na  ook  hier,  evenals  te  voren,  den  vorm  gewijzigd 
te  hebben.  Daartoe  komen  vooreerst  in  aanmerking  zijne  op- 
teekeningen  aangaande  de  Kamer  van   Sestieneil. 

Het  stadregt  bepaalt  !•  boek  6«  titel  12«  art.:  „Tot  de 
Cameners  rekeninge  sullen  alle  jaer  geroepen  worden  sestien 
gesworene  Gemeensluijden ,  zijnde  geboren  Burgers,  u\jtiege- 
lijcke  strate  twee,  dewelcke  alle  opcompsten  der  Stads  goe- 
deren, ende  voorts  alle  grossen  ende  summen  der  uijtgave 
sullen  aenhoren,  om  te  weten  hoeveele  de  Stadt  zij  te  voren 
of  ten  achteren,  ende  sullen  de  beroepene  Burgers  den  Eedt 
doen  y  die  voorgestelde  rekeninge  ende  alle  voorgestelde  poincten 
heijmelijck  te  houden.** 

De  leden  der  kamer  van  sestienen  worden  —  zöo  verhaalt 
Jordens  —  daags  te  voren  door  een  diender  verzocht,  en  komen 
des  morgens  10  uur  op  het  stadhuis  in  de  groote  zaal  bijeen, 
waar  zij  sedert  4  Febr.  1760  —  vroeger  was  dit  nooit  ge- 
beurd —  pijpen  en  tabak  op  tafel  vinden.  Weldra  komt 
een  der  Secretarissen  ^)  binnen  en  zegt:  „S.  en  E.  verzoeken 

*)  Dit  mogt  niet  door  een  diender  gedaan  worden.  Immers  22  Jan. 
1783  door  een  diender  geroepen  namen  de  leden  dit  niet  aan,  maar  lieten 
verzoeken,  dat  naar  ond  gebruik  een  der  Secretarissen  daarmede  belast 
werd.    S.  eu  R.  gaven  terstond  hieraan  gehoor. 

BIJDR.   III.  17 


250 

dti  leden  van  de  Zestienen  kamer  binnen  in  de  Raadkamer.** 
Daar  gekomen  gaan  de  Zestien  voor  de  Balie  staan,  waarop 
aan  weerszijden  vier  of  vijf  leijen  met  griffels  leggen ,  om 
het  een  of  ander  onder  het  lezen  te  kunnen  opteekenen. 
Nadat  de  deur  gesloten  is,  zegt  de  oudste  Heer  President: 
//De  redenen  waarom  S.  en  E.  de  leden  van  de  Zestienen- 
kamer  hebben  binnen  verzocht,    is  om  de  rekening  van  den 

Heer  Camener  N.  N.  over  den  jare aan  te  hooren  of  te 

hooren  voorlezen.  De  vrienden  gelieven  haar  te  dekken.  £n 
zoo  daar  iemand  in  de  Zestienenkamer  uit  de  GG.  voor  de 
eerste  maal  is  er  schenen,  die  wordt  verzocht  te  komen  bij  de 
Heeren  Presidenten,  om  den  eed  van  secretesse  te  doen." 

Daarop  geeft  de  oudste  Secretaris  aan  de  Polstraat  een 
staat  van  de  Eekening  des  Cameraars,  welke  de  Secretaris 
voorlezen  zal  ingevolge  het  Stadregt,  om  te  zien  of  deze  met 
de  rekening  overeenkomt.  Dan  begint  deze,  gezeten  op  den 
laatsten  stoel  aan  de  BaUe  voor  de  Polstraat,  in  tegenwoor- 
digheid van  den  geheelen  Magistraat  de  Cameners  rekening 
zoowel  van  ontvangst  als  uitgaaf  te  lezen,  den  ontvangst  van 
post  tot  post,  voorts  alle  grossen  en  sommen  der  uitgaaf.  Is 
dit  ten  einde,  dan  zegt  de  Polstraat  als  eerste  in  rang: 
//Weledele  en  Hoogachtb.  Heeren  I  de  leden  der  Kamer  van 
Zestienen  de  rekening  des  Cameraars  N.  N.  hebbende  aange- 
hoord, zullen  daarover  eens  buiten  treden."  Men  gaat  naar 
de  groote  zaal  terug,  waar  men  in  een  kring  voor  het  vuur 
gaat  zitten.  De  Polstraat  met  den  staat  der  afgehoorde  re- 
kening in  de  hand  zegt  nu:  //de  heeren  hebben  de  rekening 
van  den  Heer  Gameraar  N.  N.  aangehoord,  hebben  de  Heeren  • 
omtrent  dezelve  ook  eenige  consideratie?  Ik  voor  mij  niet 
als  de  oude  boodschap  van  dankzegging."  Vervolgens  vraagt 
hij  de  andere  straten  en  heeft  niemand  eenige  bedenking,  dan 
gaan  de  Zestien,  na  door  een  tliender  aan  de  Raadkamer  te 


251 

hebben  doen  kloppen ,  dadelijk  bij  liet  openen  der  deur  (zonder 
binnennoodiging  af  te  wachten)  weder  voor  de  Balie  staan, 
waar  de  Polstraat  z^:  ^/Weledele  Hoogachtb.  Heeren!  de 
leden  der  Kamer  van  Zestienen  bedanken  Haar  WE.  H.A. 
voor  de  gedane  communicatie  en  den  Heer  Gameraar  ^)  voor 
zijne  gedane  rekening,  bewijs  en  reliqua,  verzoekende  dat  de 
overige  onafgedane  rekeningen  ten  spoedigste  afgedaan,  en 
alle  bedenkelijke  menage  omtrent  deze  stad  voortaan  gepleegd 
moge  worden."  (Deze  laatste  woorden  luidden  1753 — 61  ^/dat 
Haar  W.E.  HA.  in  de  tot  dusverre  gehouden  menage  gelieven 
te  continueren' ' ;  vroeger  zooals  de  tijdsgelegenheid  medebragt.) 

Bit  gedaan  zijnde  verzoekt  de  oudste  Heer  President  de 
leden  van  zestienen  in  de  groote  zaal  te  gaan  om  zich  met 
Spaanschen  w\jn  en  tafelkoek  —  sedert  1760  ook  met  eene 
pijp  tabak  —  te  verfrisschen.  Daar  ontvangt  tevens  elk  zijn 
jura,  zijnde  tien  stuiver  of  meer,  daar  die  van  de  afwezigen 
onder  de  aanwezigen  verdeeld  worden.  Is  er  een  nieuw  in- 
gekomene  onder  de  leden,  dan  moet  deze  des  avonds  trac- 
teren,  doch  ontvangt  (tot  tegemoetkoming?)  dejura  van  allen. 
De  vorm  der  uitnoodiging  was  deze,  dat  de  nieuwbenoemde 
in  de  groote  zaal  deze  woorden  uitte:  ,/WelEdele  Heeren, 
dewijl  het  een  oud  gebruik  is,  dat  de  nieuws  aangekomene 
in  de  Zestienenkamer,  na  het  afhooren  der  eerste Cameraars- 
rekening,  du  Kamer  van  Zestienen  moet  tracteren,  zoo  ver- 
zoeke de  Heeren  t' avond  op  een  glaasje  wijn  etc."  In  later 
tijd  (sedert  1755)  werden  er  twee  feesten  van  gemaakt:  de 
diender  noodigde:  's  avonds  te  voren  tot  een  glaasje  wijn  en 
op  den  dag  zelven  tot  een  maaltijd. 

Hoe  zulk  een  tractement  er  uitzag,  verneemt  men  uit  het- 
geen Jordens  aangeteekend  heeft  over  zulk  een  feest,  waaraan 


*f  Is  de  Cameraar  overledeu,   soo  wordeu  zijae  erfgenamea  of  zyne 
wedawe  uiet  bedaakt. 

17* 


252 

hij  in  Januarij  1719  als  gast  van  de  Polstraat  deelnam.  De 
Zestienen  bestonden  destijds  uit  acht  Senioren  en  acht  volgende 
of  vice-Senioren ;  tractanten  waTen  Joan  Dapper  M.  D.  als 
Vice-Senior  uit  de  Polstraat,  Prof.  Bouwer  uit  de  Bisschop- 
straat en  A.  Beminck  uit  de  Overstraat,  aan  wie  het  te  zamen 
ƒ51  kostte.  Onder  de  gasten  bevonden  zich  de  straten  der 
drie  tractanten  met  de  straatheeren  en  eenige  anderen;  het 
coUation  bestond  uit  twee  schinken  omzet  met  allerhande 
snuisterije.  Voordat  men  aan  tafel  ging  dronk  men  het  getal 
der  personen,  b.  v.  van  ons  zestienen,  vijftienen,  veertienen, 
enz.  Aan  tafel  zittende  stelde  men  achtereenvolgens  deze 
dronken  in: 

1.  de  Willekomste; 

2.  de  Magistraat; 

3.  de  Polstraat; 

4 — 10.  de  Waterstr.  enz.  tot  Assenstraat ; 

11.  de  Secretaris; 

12.  de  gasten  naar  rang; 

13.  de  tractanten; 

14.  Givitas; 

en  dan  verder  wat  den  tractanten  belieft. 

Op  8  Maart  1729  woonde  onze  zegsman  op  nieuw  zulk 
eene  tractatie  bij,  welke  g^even  werd  door zr.n stratebroeder 
"Warner  Vijfhuis.  De  gasten  bestonden  uit  zijn  straat  met 
de  straatheeren ,  den  Secretaris,  Burgem'.  ten  Brink,  Burgem'. 
Jacobson,  zijne  zwagers  L.  van  E  ijl  Eibbius  en  Meins  met 
diens  zoon,  in  het  geheel  17  of  18  personen.  Het  collation, 
ten  huize  der  wed*.  Vriesendorp  gegeven ,  bestond  uit  twee 
schinken  en  een  gebraden  kalfsvierended  in  het  midden  en 
18  a  20  schotels  met  allerhande  snuisterijen.  De  ingestelde 
dronken  waren  als  voren.  Er  werd  slechts  één  anker  wijn  ge- 
dronken ,  hetgeen  Jordens  met  een  NB.  aanteekent.  Genoemd 


253 

kaÜByicrendeel  is  (volgens  bem)  de  eerste  oorzaak  geweest,  dat 
bet  tractement  van  tijd  tot  tijd  //prodigaler"  is  geworden, 
fija.  tot  bet  boogste.'*  De  aard  der  dronken  werd  later  onge- 
veer aldus  gewijzigd : 

1.  de  Willekomste; 

2.  de  gezondheid  der  aanzittenden  2  a  2  van  boven  naar 
beneden ; 

3.  Zijne  Hoogbeid; 

4.  Mevr.  de  Grouvernante ; 

5.  Princes  Carolina; 

6.  De  Heeren  van  den  Magistraat; 

7.  Vive  la  plume; 

8.  De  G^ezworen  Gemeente; 

9.  De  Acbtenkamer. 

10.  De  Zestienenkamer; 

11.  De  Heer  Tractant ; 

12.  Civitas; 

13.  Burgers  vriendscbap; 
enz. 

IV. 

Na  eenige  minder  belangrijke  aanteekeningen  van  Jordens 
overgeslagen  te  hebben,  blijven  we  stilstaan  bij  zijne  Memorie 
wegens  de  Agtenkamer,  bestaande  uit  eenige  onzamenban- 
gende  gegevens,  waaraan  ik  bet  volgende  ,  als  bier  eenigzins 
ter  zake  dienende,  ontleen. 

In  deze  kamer  hebben  zitting  de  vier  Cameraars  en  8  ge- 
meenslieden,  uit  elke  straat  de  oudste. 

De  kast  waarin  bet  geld  enz.  der  kamer  bewaard  wordt, 
staat  in  de  Secreetkamer  (bet  archief),  waaruit  ze  bij  elke  sessie 
door  den  oudsten  en  jongsten  Senior  en  den  oudsten  Secre- 
taris gebaald  wordt  en  in  de  Gameraarskamer  gezet,  waarde 


254 

leden  vergaderen.  De  oudste  Senior  in  de  Achtenkamer  Heeft 
twee  sleutels  dier  geldkist  en  de  Secretaris  dien  van  de  Se- 
creetkamer. 

De  oudste  Cameraar  houdt  boek  en  schrijft  de  betaalde 
renten  in  het  boek  aan,  gelijk  ook  het  geld,  dat  daar  ge- 
bragt  wordt;  de  jongste  Cameraar  houdt  contraboek  van  de 
ontvangen  penningen  en  deze  boeken  liggen  in  eene  kast  op 
de  Cameraarskamer.  De  oudste  Secretaris  schrijft  de  ontvan- 
gen renten  op  de  recepissen  en  de  Senioren  ontvangen  en 
tellen  de  penningen  en  betalen  de  renten.  De  oudste  Senior 
telt  de  jura  en  geeft  die  aan  elk  der  presente  leden.  De 
jura  van  de  absenten  blijven  tot  voordeel  der  kas  daarin  lig- 
gen, maar  het  geld  voor  de  handschoenen  niet:  dit  ont- 
vangt men  in  de  volgende  sessie,  gelijk  ook  het  Ie  pel  geld. 

De  jura  welke  Jordens,  in  1759  lid  van  de  Agtenkamer 
geworden,  ontving,  na  15  gl.  voor  intrede  betaald  te  hebben, 
waren  als  volgt: 

25  Junij.  */jj  van  zijne  intrede .  .  .  ,  /  1 —  5 — ,/ 
Voor  het  bijwonen  der  sessie    .     n     5 —  // — // 

25  Julij.     Als  voren ,/     6 —  n — // 

25  Aug.     Als  voren //     6 —  ,/ — ,/ 

25  Sept.     Als  voren //     6—  ^ — ,/ 

Voor  een  paar  handschoenen     .     ,/     1 — 16 — // 

NB.  Dit  handschoenengeld  krijgt  de  weduwe  of  erfgenaam 
van  den  overleden  Senior  ook  in  het  sterfjaar  nog  bijzon- 
der. 

25  Oct.    Voor  het  bijwonen  der  sessie.     .     /    6 —  // — ,/ 

24  Nov.    Als  voren //     6 —  // — ,t 

NB.    De  25«  viel  op  Zondag. 

24  Dec.     Als  voren //     6 —  ,/ — // 

NB.     De  25«  was  Kerstdag. 

1760.     25  Jan.     Als  voren if     6 —  // — // 


255 

15  (?)  Febr.     Als  voren /    6—  ,/ — /, 

Voor  lepelgeld //  16 —  if — // 

NB.  Dit  lepelgeld  ontvangt  ook  de  weduwe  of  erfgenamen 
van  den  overleden  Senior  over  het  jaar,  waarin  het  overlijden 
plaats  heeft. 

De  diender  ontvangt  op  dezen  dag  ...    ƒ    2 — 16 — // 

1  April.    Voor  het  bijwonen  der  sessie     .     //     6 —  // — // 

NB.     25  Maart  viel  de  Landdag  in. 

25  April.     Voor  het  bijwonen  der  sessie   .     //     5 —  // — n 

24  Mei.     Als  voren //     6 —  n — n 

Behalve  deze  emolumenten  hadden  de  leden  de  intredegel- 
den  der  nieuwe  leden  en  boeten  onderUng  teverdeelen.  Deze 
boeten  werden  door  den  jongsten  der  Senioren  ingevorderd 
van  hen,  die  na  klokslag  ter  vergadering  kwamen ,  en  bedroe- 
gen 2  stuiver. 

Aan  het  slot  der  Memorie  vermeldt  Jordens  eene  curiosi- 
teit, welke  hier  onvermeld  konde  blijven,  bevatte  zij  niet 
eene  illustratie  van  het  stelsel  der  Contracten  van  Corres- 
pondentie. 

In  1763  namelijk  werd  zijn  zoon  Hend.  Oerh.  Jordens 
jongste  Cameraar  na  doode  van  A.  S.  Persoon;  laatstge- 
noemde nu  was  in  1728  door  zijnen  schoonvader  den  Came- 
raar Oeorg  Jordens  met  de  vacante  Burgemeestersplaats  be- 
giftigd, om  welke  tour  Persoon  eerst  met  Grerhard  Jordens  — 
den  schrijver  van  het  Hs.  —  gedobbeld  had;  ofschoon  maar 
5  punten  werpende  won  hij  het  van  Jordens.  Deze  had  in 
1736  eene  vacante  Burgemeestersplaats  op  zijne  tour  te  ver- 
geven, hetzij  aan  zich  zelven  of  aan  een  ander;  hij  gaf  ze 
aan  bovengenoemden  zoon  Hend.  Grerh.  en  deze  werd  langs 
dien  weg  als  Cameraar  lid  van  de  Achtenkamer  in  dezelfde 
plaats,  welke  de  vader  bekleed  zoude  hebben  zoo  hij  in  1728 
meer  dan   vijf  oogen  had  weten  te  werpen.    Nu  gebeurde 


256 

wat  zelden  plaats  had,  dat  vader  en  zoon  tegelijk  zitting  in 
deze  kamer  hadden. 

V. 

Ten  slotte  eene  Memorie  over  het  Curator  schap  scholamm 
en  over  den  Eector  Magnificus  van  het  Athenaeum.  Gelijk 
ik  boven  reeds  vermeld  heb  (zie  Bijdragen  II,  319)  had  op 
de  eerste  vergadering  na  Petri  de  benoeming  van  een  Curator 
uit  de  Oezw.  Gemeente  plaats.  Deze  post  ging  echter  niet 
vanjde  bovenste  naar  de  benedenste  straat,  of  van  straat  tot 
straat,  maar  beurtelings  werd  een  Curator  gekozen  door  de 
4  straten  Polstraat  tot  Engestraat  en  de  andere  vier  Bisschop- 
straat tot  Assenstraat,  gaande  alle  jaar  de  oudste  af. 

Jordens  was  Curator  in  1728  en  1744  en  woonde  in  die 
hoedanigheid  tweemalen  de  verwisseling  van  Rector  Magni- 
ficus bij ,  welke  plegtigheid  aldus  door  hem  beschreven  wordt. 

De  vier  Curatoren ,  zijnde  twee  uit  den  Magistraat  en  twee 
uit  de  GG. ,  met  den  Secretaris  komen  des  morgens  half  tien 
in  het  zwart  gekleed  en  met  zwarte  mantels  om,  nevens  de 
Professoren  bijeen  in  de  benedenkamer  van  het  Landshuis, 
waar  tafelkoek,  Spaansche  wijn  en  brandewijn  gepresenteerd 
wordt. 

Men  wacht  totdat  de  Heeren  van  den  Magistraat,  vooraf- 
gegaan door  de  vier  roedendragers ,  dragende  de  roeden  van 
justitie,  van  het  stadhuis  en  voorbij  het  landshuis  gaan ;  dan 
treden  curatoren  en  professoren  naar  buiten,  om  allen  geza- 
melijk  naar  het  Gymnasium  te  gaan;  de  aanstaande  Eector 
gaat  tusschen  de  twee  curatoren  uit  de  GG.  in,  en  bij  het 
terugkeeren  de  afgetreden  Eector. 

In  het  Gymnasium  gekomen  nemen  de  Magistraat  regts, 
de  curatoren  en  twee  professoren  links  plaats;  de  aanstaande 
Sector   zit  dan  tusschen  de  curatoren  uit  den  Magistraat  en 


257 

de  GG. ,  terwijl  de  afgetredene ,  na  georeerd  te  hebben,  beneden 
de  vier  coratoren  en  zelfs  beneden  den  Secretaris  zitten  gaat. 
Bij  het  binnenkomen  van  den  Magistraat  enz.  beginnen  de 
achter  een  scherm  in  den  hoek  geplaatste  muzijkanten  te  spelen. 
£s  dit  ten  einde ,  dan  houdt  de  aftredende  Rector  eene  oratie, 
aan  het  einde  waarvan  hij  zijn  opvolger  noemt  en  bij  zich  op 
den  katheder  verzoekt.  Daar  geeft  hij  aan  den  nieuwen  E.  M. 
//met  een  aanspraak  bij  jeder  waarom"  eerst  twee  boeken, 
dan  de  sleutels  en  eindelijk  het  sigillum.  Dan  wenscht  hij 
hem  geluk  en  eindigt  met  een  aanspraak  aan  de  toehoorders. 

De  muzijk  doet  een  stukje  hooren  en  daarop  houdt  de 
nieuwe  Bector  eene  redevoering  in  forma,  die  een  uur  pleegt 
te  duren.  Is  zij  ten  einde,  dan  gaat  de  Magistraat  onder 
het  spelen  der  muzijkanten  terug  naar  het  Stadhuis,  de  cu- 
ratoren en  beide  Professoren  naar  het  liandshuis,  waar  de 
ververschingen  als  boven  gepresenteerd  worden.  De  Rector 
Magnificus  ontvangt  hier  de  gelukwenschen ,  welke  hij  beant- 
woordt met  eene  uitnoodiging  op  een  pijpje  tabak  en  een 
glaasje  wijn  tegen  's  avonds  vijf  uur  ten  zijnen  huize. 

Eindelijk  gaan  allen  huiswaarts  en  de  Magistraat  en  Cu- 
ratoren ontvangen  elk  16  stuiver  presentiegeld,  evenals  bij 
de  hai^aarlijksche  promotien. 

v.  D 


BIJVOEGSEL. 

Als  t^nhanger  van  het  vroeger  medegedeelde  //menu" 
moge  hier  een  afschrift  geplaatst  worden  van  een  los  blad  in 
het  archief  van  het  Groote  en  Voorster  Gasthuis.  Had  .lordens 
het  gekend,  mij  dunkt  hij  had  niet  nagelaten  het  ook  af  te 
schrijven. 


• 

ï 

>^ 

Cb 

O 

a 

S- 

>—• 

Bt 

CD 

63- 

t 

§ 

o 

s 

>->• 

• 

CO 

&^ 

« 

OQ 

a> 

^ 

o 

o 

s 

09 


i: 

CD 


CO 

Q 


g* 


o 
ÏÏ. 

co 


o 

s 


w 


cT 


g 

.co 

§. 

ca 


^ 

P 


CD 


09 

13 


co 

*^ 

o 


S 


00 

w 

CD 

0 


1* 

CO 
CD 


S 

09 


w 


u 


8' 


8 


co 


H 
o 


O 

ÏÏ. 

CD 

1 

CD 

Cd 


§- 

I—* 
co 


CD 

0 


09 


r 


•i. 


VERORDENING 
OMTRENT  DE  TOUWSLAGERS  TE  KAMPEN  1418.  O 


In  deser  'manneren  als  hierna  volget  sal  men  dut  Ambacht 
van  Touslagers  holden. 

Item  dat  gheen  tonslager  en  sal  lyneghaerne  maken  dan 
van  gueden  nederlandschen  kyphennop,  off  van  gueden  neder- 
landschen  ghelling,  off  van  gehekelden  hennop  diemen  buten 
der  stadt  coept  Ende  dat  vorsz.  lynegaern  nyet  zwaerre  te 
wegen  dan  een  draet  van  ij*'  vademen  twee  pont,  als  men 
dat  naest  gheramen  kan,  sonder  argelist.  Ende  dat  graue 
dat  vten  lyngaerne  compt  dat  sal  men  op  hem  seluen  spyn- 
nen  toe  koezelen  off  to  wagentoawen  off  des  delyx.  Ende 
wie  daer  teghen  dede  die  verboerde  also  vake  als  hy  dat  dede 
van  eiken  hondcrt  v  fg. 

Jtem  dat  men  geen  cabelgaeren  maken  en  sal,  dan  van 
goeden  Nederlandschen  schelhennop,  off  van  goeden  Oester- 
schen  hennop,  off  dat  is  te  verstaen,  dat  men  ghenen  Yssel- 
steynschen  hennop  off  die  d^er  omtrent  in  den  lande  valt, 
off*  Kolenborchschen  hennop  off  die  daeromtrent  in  den  lande 
valt  besigen  en  sal,  ten  weer  dat  men  bewisen  mochte  dat 
die  hennop  alsoe  guet  weer  als  die  hennop  naest  voersz. 
Ende  den  hennop  also  te  spynnen  als  zij   gewassen  is,  ende 


*)  Ik  heb  dit  stuk  eene  verordeuing  genoemd  omdat  mea  niet  kan 
zeggen  dat  het  een  gildebrief  is  in  den  eigenlijken  zin  des  woords.  Ër 
blijkt  niet  nit  of  de  touwslagers  een  eigen  gilde  vormden  en  omtrent 
de  inwendige  inrichting  daarvan  wordt  in  dit  stuk  ook  niets  gevonden. 


260 

nyet  te  verargeren  bi  xl  fg.  Ende  een  draetvan  den  cabel- 
gaerne  van  ij^  vademen  sal  wegen  iii  f^  als  men  dat  naest 
gheramen  kan. 

Jtem  gheen  touslager  ^)  en  sal  enich  gaerne  off  touwe 
copen  off  laten  copen ,  cleyne  off  groff ,  dan  dat  bynnen  Cam- 
pen  gesponnen  off  geslagen  is ,  off  dat  wt  oestlande  ouer  zee 
comt,  wye  daertegen  dede,  die  verboert  al  so  vake  als  dat 
geschiede  van  eiken  hondert  v  (g.  Ende  wye  alsulke  gaerne 
off  touwe  gecofll  heeft,  off  bynnen  onse  vriheit  gebracht  off 
doen  brengen  heeffb,  die  sal  dat  bynnen  xiiii  dage  nasancte 
Johans  to  midsomer  doen  wter  stat  vriheit  brengen  bi  xl  ffi. 

Jtem  gheen  touslager  en  sal  meer  werksteden  hebben  byn- 
nen off  buten  Campen  dan  een,  ende  sunderlinge  buten 
Campen  gheen  wercstedete  hebben,  noch  myt nyemant buten, 
geselscap  te  hebben  bi  xl  gg. 

Jtem  off  hier  enich  hennop  veyl  queme  van  buten  ende 
enigen  touslagers  den  ghev(^ede  te  copen,  des  en  sal  hy 
alleen  nyet  copen ,  hy  en  neme  enen  van  den  ambecht  by,  die 
den  coep  van  begynne  ten  eynde  hoeren  sal.  Ende  als  hy 
den  gecofft  heefil  so  sal  hy  den  ambechtsluden  an  hennop 
mede  biden  in  den  seluen  coep  te  hebben  bi  x  fj^.  Ende 
ist  dat  den  yeman  mede  nymt,  die  sal  dat  geit  daer  na 
bynnen  drie  dagen  betalen,  ten  weer  dat  er  langer  dage  off 
andere  vurwarden  van  besceiden  wereh.  Ende  ab  die  hen- 
nop in  die  wage  compt,  soe  soelen  dip  koermeisters  den  be- 
sien  off  hy  guet  sy  off  nyet.  Ende  ist  dat  hy  den  koermeis- 
ters nyet  guet  en  dunct  wesen  en  sy  den  wraken,  soe  sal 
die  coep  doet  wesen  ende  so  sal  men  den  hennop  wt  der 
stat  brengen  ende  an  nyeman  bynnen  (yampen  te  copen,  noch 
gheen   borger   bynnen   off  buten   Campen    te  copen  bi  x  @g. 


*)     Later  veranderd  ia  man. 


261 

Ende  die  koermeisters  soelen  van  den  besien  van  den  hen- 
nop  ende  van  ghaerne  van  eiken  hondert  twee  doythen  heb- 
ben. Ende  dat  sal  die  coeper  betalen  indien  dat  die  hennop 
off  dat  ghaerne  nyet  gewraect  wordt  (te  verstaen  dat  men 
ghenen  hennop  werken  en  sal  hy  en  sy  besien  bi  x  fip.)  ') 

Jtem  weert  dat  enich  scipheer  óff  coepman  ghaerne  off 
touwe  gecofil  hadde  ende  hem  dat  ghaerne  grauer  off  zwaerre 
duchte  wesen  dan  vorsz  is,  de  mochte  een  stucke  touwes 
laten  scheren  van  xxiiii  draden  ende  Ixxyvademe  langhende 
van  den  cabelgaerne  sal  dat  wegen  vijftieh  pont  ende  van 
den  lyngaerne  xxt  pont,  als  men  naest  geramen  kan.  Ende 
weert  dattet  merkelic  ouerwoege  ende  dattet  den  koermeis- 
teren  onredelic  duchte ,  soe  verboert  die  touslager  v  f^.  Ende 
dat  ghaerne  in  die  Stat  nyet  te  brengen,  bruken,  noch  nyeman  te 
vercopen,  off  gheen  borger  bynnen  off  buten  dat  te  copen  bi  xl  68« 

Jtem  off  enich  touslager  hennop  coffke  des  men  in  die  wage 
nyet  brengen  en  wolde,  des  en  sal  hy  nyet  inslaen  in  enich 
huys  off  weer,  hy  en  sy  yerst  van  den  koermeisters  besien 
bi  X  {1^.  Ende  daer  mede  voert  te  vaeren  als  vorsz.  is,  van 
den  hennop  die  in  die  wage  gebracht  worde,  te  verstaendat 
men  ghenen  hennop  werken  en  sal  hy  en  sy  besien  bi  x  |^. 

Jtem  dat  men  gheen  touwe  slaen  en  sal  dat  hondert  pont 
off  daer  bouen  weget,  men  en  salt  op  syn  behoer  scheeren 
en  an  koermeisters  laten  besien  bi  x  ponden  also  dicke  als 
dat  geuelle.  Ende  wes  die  koermeesters  nyet  gerecht  en 
vynden  als  hem  tobehoert,  dat  gharne  ende  touwe  in  der 
vriheit  van  Campen  nyet  to  bruken  nochte  te  vercopen,  gheen 
borger  dat  te  copen  bynnen  off  buten  bi  xl  ^. 

Jtem  weert  sake  dat  enich  man  den  koermeisters  hier  umme 
mistal  dede  off  versprake,  dat  solde  wesen  off  men  opten 
Baet  dede.  Gegeuen  int  jaer  xvüi  Ssaterdages  purificationis. ') 

*)     Later  doorgehaald.  •  N.  u. 

•)     01de  Pachtboeck  fol.  14. 


SCHADE  DOOR  GIETHOORN 
GELEDEN  WEGENS  'T  BELEG  VAN  STEENWIJK,  1592. 


Alsoe  die  ingesetenen  des  kerspels  van  Gyethoorn  an  die 
Landtschap  van  Vollenhoe  geremonstreert  hebben ,  die  groote 
excessiue  lasten  ende  scbaeden  soe  in  dese  leste  belegheringe 
van  Steenwijck  geleeden,  biddende  ende  versoeckende ,  dat 
sie  in  respecte  van  dien,  van  dye  maentlicke  contributie  voer 
dit  jair,  oft  ommers  voer  een  geruyme  tijdt,  enthauen  ofte 
verlichtet  mochten  worden,  tot  welcken  eynde  oick  die  heeren 
raeden  van  State  hoerluyden  op  hoer  versoeck,  zekere  breeuen 
an  dieselue  Landtschap  verleent  om  daer  inne  ten  besten  toe 
versyen.  Soe  ist  dat  die  heeren  drosten  ende  andere  van  der 
Ridderschap  des  landes  van  YoUenhoe,  sampt  dye  gedeputeerde 
Raedtsfirunden  der  stadt  Gampen,  in  anmerkinge  soedaner 
lasten  ende  schaeden  dat  voersz.  kerspel  van  Gyethoorn  in  hoeren 
maentlicke  contributie  verlichtet  hebben  ter  somme  van  twee- 
hondert  gulden  ter  maent,  bij  prouisie,  ter  tyt  toe  dat  by 
dieselue  Landtschap  anders  geordonneert  sal  wesen.  Ende 
op  dat  by  deze  hoer  verlichtinge  der  gemeiner  Landtschaps 
contributie  nyet  vermindert  worde,  sinnen  soedane  afigeno- 
mene  twee  hondert  gulden  den  anderen  nabeschreuen  kerspe- 
len van  Vollenhoe,  een  yder  nae  sijne  tegenwoordige  gelegent- 
heyt,  bij  manier  van  verhoeginghe  hoerer  maentlicker  contri- 
butien,  wederom  op  erlacht  ende  verdeelt,  alsoe  dat  dieselue 
kerspelen  henvorder  contribueren  soellen  als  hier  nae  volcht, 
tot  wijdere  ordinancie  als  bouen.  Aldus  gedaen  binnen  Gam- 
pen den  7  Augusti  Anno  1592.  Stilo  veteri.  *) 

N.  ü. 


*}    Schattiagregistcr  van  *t  land  vau  VoUenhove. 


PARLEMENTAIEE  VORMEN  VAN  EEN  INGELAND 
TEGEN  DEN  DIJKGRAAF  VAN  MASTENBROEK,   1539. 


Dat  onze  voorouders  de  parlementaire  vormen  niet  altoos 
in  acht  wisten  te  nemen,  en  dat  ontwikkelde  personen  zich 
dikwijls  niet  ontzagen  om  onbeschaafd  tegen  aansdenlijke  per- 
sonen te  spreken  en  te  handelen,  dikwijls  om  nietige  rede- 
nen, is  bekend.  Ëen  staaltje  daarvan  levert  ons  de  volgende 
brief,  door  de  stad  Zwolle  aan  Kampen  geschreven. 

//Eersame  wyse  ende  vursichtige  bysunders  guede  Vrunde, 
vnse  liue  mederaidtsfrandt  ende  dickgreue  van  Mastenbroick 
Henrick  Munter,  hefil  ons  claegende  toe  erkennen  gegeuen 
woe  dat  ene  van  V.E.  borgere,  gênant  Claes  van  den  Vene, 
verleden  manendach  gekoemen  ys  soe  als  die  ruytschouwe 
gereden  wardt  ende  hefil  syn  liefiden,  sittende  aen  der  taefe- 
len,  mit  voell  hoyne  ende  drouwenden  woerden  aengespron- 
gen,  herkoemende  van  syner  brugge,  die  sijn  lieifden  heym- 
raeden  gekoruet  hadden;  diewyle  dan  die  dickgreue  in  syn 
rith  ende  schouwe  behoert  gevrieth  ende  geuelicht  te  wesen, 
ende  wall  behoert  hadt  nae  den  dickboick  dat  syn  liefiden 
i^edachten  Claes  aen  der  helfite  met  sich  genaemen  ende  ge- 
fuert  hadde,  enen  anderen  tot  exempell,  ten  waer  saicke  ge- 
west V.E.  sulx  toe  willen  ende  walgeualien  ende  den  vrunden 
toe  guede  geschiet  weer.  Niet  toe  myn,  vp  dat  sulck  ende 
gelicke  voernemen  jn  ghene  consequentie  ende  abusie  getoegen 
wordt,  begeren  wij  vrundtlicken  dat  V.E.  die  handen  daeraen 
willen  helpen  holden,  tot  versuick  van  vnsen  dickgreuen  ende 
die  saicke  insehen,  dair  met  gedachten  V.E.  borger  naer  ver- 
mogen des  dyckboicks  gecorrigiert  ende  gestraefil  mach  wer- 
den gelicke  V.E.  gern  sehen  wolden,  ofit  gelicke  drouwinge 


^64 

ende  aenspringbe  V.E.  dyckgreuen  jn  der  tyt  aengekiert  ende 
gedaen  worde  van  vnssen  borgeren  oiSt  jngesetenen.  Ende 
dat  hy  ick  solcke  cautie  ende  borge  stelle ,  daer  met  der  dick- 
greue  ende  syne  heymraeden  syner  ende  syner  verwante  onbe- 
anxt  ende  beducht  moegen  bliuen.  Op  dat  ons  nyet  noedich 
zij  des  weder  toe  beclagen,  tot  versterckinge  ende  bescherminge 
vnses  dickgreuen  ende  syns  lieffden  rechten.  Solx  verlaeten 
wy  ons  ganselicken  ende  verschuWent  altyt  gerne  tegen  V.E. 
die  godt  almechtich  lanck  warende  moet  vristen  ende  bewa- 
ren.  Geschreven  vnder  vnser  stadt  Secreet  den  ix'"  dochJiüij 
anno  39. 

Burgemeisteren ,  Schepenen  ende  Raidt 
der  Stadt  Swolle." 
Opschrift 
Dem  Ersamen,  wysen,  ende  vursichtigen 
Burgemeisteren,  Schepenen  ende  Raedt  der  Stadt 
Campen,  vnsen  bysunders  gueden  vrunden. 

N.    ü. 


HET    OVERIJSSELSCH. 


Bilderdijk  beweert  in  een  brief  van'  3  Julij  1821 
(Mengel,  en  Fragmenten,  bl.  151)  ^/dat  het  Overijsselsch 
naauwelijks  voor  UoUandsch  kan  doorgaan,  maar  ruim  zoo 
veel  Bremensch  en  Hamburgsch  is."  Naar  't  schynt  heeft 
hij  luermede  de  taal  der  boeren  op  het  oog.  Was  B.  zulk 
een  onnoozel  taalgeleerde?    Of  sufte  hy  toen  reeds? 

V.  D. 


*)    Kamper  Archief.    Brieven  van  Zwolle. 


MEMORIE 
DER  OUDERLINGEN  EN  DIAKENEN  TE  DEVENTER 

OYBB    DS  BESTEMMING  DER  OEESTBLIJKB   EN 
KERKELIJKE    GOEDEREN.     1581. 

(  Slot. ) 


^/Neuens  desenn,  tott  watt  tijdenn  die  Stadt  ennige  viandt- 
achap  auervall  offte  Last  mochte  ankommenn ,  daennede  con- 
sequentlick  Ecclesia  Dauentriensis  oick  worde  benauwett  beswa- 
rett  offbeschedigett,  Soll  die  Praepositus  in  dem  vall  die 
mannen  van  Lehenn,  tott  dese  kercke  gehoerende,  schuldich 
sijnn  yp  tho  manenn  ynnd  mit  denseluen  deser  Stadt  ofite 
kercke  vnnd  gemeinte  secours  ynd  assistencie  doenn. 

Ynnd  nae  dem  van  wegen  deser  Lehengerechtichedenn , 
vnnd  ymme  meerder  anctoriteit  bij  der  Lehmannen  tho  er- 
holdenn,  als  oick  andersins  niet  vngeraedtsaem  is  (wanneer 
die  collatie  ofite  oick  die  resignatie  voir  die  Stadt  mochte 
impetrirett  wordenn)  eene  persoen  des  Baedes  mit  die  Praef- 
stie  kumpetlich  tho  conferirenn ,  wilmen  in  bedencken  stellenn, 
ofit  oick  niett  in  sulcken  vall  raedtsaem  weere,  vp  <ïat  die 
vordere  Praepositi  vnnd  Archidiaooni  densten  nae  behoir  ver- 
plegett,  vnnd  niet  durch  der  Baedtzpersonenn  gemeine  ge- 
schefftenn  verhindert  mochtenn  wordenn,  denn  Praeposito 
enenn  Yicarium ,  thott  alsoedane  officien  tho  bedienen  duch- 
tich  sijnnde,  van  een  Erb«  Raedth  tho  adiungerenn,  denn 
welckenn    daeruoer  oick  een  geboiriick  stipendium  tott  deses 

BTJDR.  ni.  18 


266 

Baedtz  discretie  worde  toegelacht,  gelijck  oick  hierbeuoirenn 
die  Prae£E3tenn  yicarios  int  gemeine  gebadt,  vnnd  daerdurch 
die  administratie  denn  Canonicis  gedaenn,  vnnd  oir  vorder 
ampt  durch  denseluen  vertredett  hebbenn. 

Vorder  soll  der  Praefstienn  woeninge  dem  praeposito  o£ft 
vicario  pro  tempore  worden  ingedaenn,  alwaer  dannocb  Eid- 
derschap  vnnd  Stedenn  deser  Landtschap  hierbinnenn  vp  een 
Lantdach  ofEt  die  Glaeringe  verscreuen  sijnnde,  oire 
versamlong  vnnd  bijkumpst  oick  solden  moegen  holdenn. 

Vnnd  is  men  deser  thouersicht,  datt  die  collatie  der  Praefs- 
tien  voir  dese  Stadt  wall  sall  tho  erholdenn  sijnn,  all  weert 
oick  datt  der  beer  PraefOstt  tott  der  resignatie  niet  konde 
induciertt  wordenn  vnnd  datt  niett  alleene  in  anscbouw, 
dese  Stadt  grote  penningen  Co.  Ma^  voirgestrockenn ,  vnnd 
daerbij  vpgesetb  befit,  vnnd  dieselue  alnocb  ten  achteren  is, 
dann  oick  daeromme,  datt  die  Praeffstien  gueder  Ecclesiae 
buius  bona  sinnen,  vnnd  van  den  beerenn  vanden  Lande 
tott  sijner  tafelenn  niet  moegen  angewandt,  noch  tott  deser 
kercken  naedeel  dairuan  onfirembdett,  uel  alium  quam  buius 
Ecclesiae  usum  appliciertt  wordenn.  Derwegenn  wanheer  tott 
meerder  vordell  deser  kerckenn,  daermede  dess  Praefstes, 
vnnd  Archidiaooni  Amptenn  vnnd  deser  kercken  goeder  vann 
ijemantz  vtb  deser  gemeinten  vnnd  tott  sulckenn  offiden 
duchtich  sijnde,  tott  ieder  tijdtt  bedienett  vnnd  administriert 
worden  mocbtenn,  datt  ius  ooUationis  deser  stadt  worde  oe- 
diertt,  Solde  sulcke  cessie  denn  beerenn  vanden  Landti  wen- 
nich  konnen  preiudicierenn,  Alsoe  oick  dese  cessie  der  col- 
latien  in  geenenn  wege  tho  vergelijckenn  is,  bg  die  alienatie 
o£Ft  verpandinge  vann  Go.  Ma^  dominien,  dewelcke  dannocb 
buidiges  dages  veelualdiob  gedaenn  vnnd  toegelatenn  wordenn. 

Bauenn  dem  alle,  were  dese  cessie  quoad  ius  conferendi 
geene  rechte  cessie  dann restitutioiuris conferendi:  dattwelcke 


267 

bij  dor  kerckenn  anfenglich  gewest  is,  vnnd  daerbij  behoirtt 
tho  blijuenn ;  Anngesien  nae  recht  een  Archidiaconos  ex  dia- 
oonis  behoirtt  gekarenn  tho  wordenn  ab  Ecclesia  uel  Diaconis 
eiosdem  G.  legimus  distinc  93  glos.  in  C.  Nullus  distinc.  60 
Non  ab  Episcopo  in  welckes  plaetze  Con.  Ma^  succediert  is. 
Nam  et  Episcopi  electio  secundum  statuta  Canonum  penes 
Eoclesiam  est  penes  clerum  et  populum  et  eligi  etiam  is  de- 
bet de  propria  diocesi  et  tune  demum  alter  de  altera  eHgen- 
dus  est  Ecclesia,  quando  in  ea  duitate  nullus  dignus  repe- 
ritur  G.  sacrorum  dbtinctione  63.  G.  nullus  distinc.  61:  Sic 
et  sacerdos  ab  Episcopo  ordinari  non  potest  sine  ciuium  et 
aliorum  sacerdotum  assensu.  G.  reliqui,  distinctione  67.  Fer- 
ner  belangende  de  collatie  vande  Prioraett,  den  doester  tho 
Yaerle  competierende,  Solmen  dat  ius  patronatus  denseluen 
waU  gestadenn,  dann  guede  ypeicht  hebbenn,  dat  hinforder 
die  Priors  yant  voirss  Gloister  genominiertt,  diewelcke  pas- 
toris  offidum  nae  gdegentheit  deser  kercken  seluer  nae  be- 
hoir  uertredenn  niett  woldenn  ofit  kondenn,  oick  nietadmit- 
tiert  noch  toegelatenn  soUenn  wordenn ,  dann,  all  ist,  dat 
die  Nominatie  bij  het  voirss  Gloister  is,  Soe  is  doch  bij 
deser  kercke  die  receptie  ynnd  confirmatie,  als  oick  bij  deser 
kerckenn  prindpalickenn  steit  tho  disponerenn  tott  watt  saec- 
ken  vnnd  dennstenn  dess  Prioraetz  gueder  daermede  dese 
kercke  begifftigett  is,  nu  nae  afischaffinge  der  missenn  im- 
ployeertt  sollenn  wordenn,  woe  bauen  remonstriertt,  Haec 
Ecdesia  bonis  illis  dotata  est,  et  dictum  Monasterium  tan- 
tum habet  ius  collationis  seu  nominandi  et  presentandi  haec 
Ecdesia  nominatum  si  idoneus  redpit  et  confirmationis  ius 
habet:  huic  Ecdesiae  iuramentum  Prior  praestat,  huic  Eccle- 
siaa  debet  offidum,  hic  bona,  hic  residentia. 

Ofit  auerst  denn  itdgenn  Prior  die  administratie  van  dess 
Prioraets  gueder  oick  volgentzsall  toegelaten  wordenn,  mitz 

18» 


268 

dat  uann  hem  dat  register  dess  jaerlickssenn  jnkommens  vnnd 
jnuentarium  bonorum  et  documeniorum  worde  auergeleuertt, 
dann  ofitmen  oick  auer  die  Prioraett  gelijck  auer  die  ander 
Oeestlicke  gaeder  een  Oeconomum  worde  stellenn  vnnd  daeruan 
dannoch  dem  herenn  Prior  sijne  competentie  vntrichtenn, 
wilmen  in  een  Erbar  Kaedtz  ferner  bedencken  gestaldt  heb- 
benn. 

Edocb  soll  oick  itzige  Prior  thoelaetenn  datt  idt  predom 
kostgelt  vnnd  die  behuisingen  der  Capellanenn  vnndVromis- 
heerenn,  vnnd  wess  sunst  daerenbauenn  tott  erhaltong  der 
kercken  densten  eenn  Prior  tott  ijeder  tijdt  tho  bestellenn 
schuldicli  gewest  is,  tott  beboiff  vnnd  vordell.deser  kercken 
appliceert  wordenn,  niett^nstaende  datt  die  Beligie  veran- 
dertt  sij,  alles  yth  redenn  bauen  angetagenn. 

Vnnd  die  vacierende  Yicarienn  vp  den  Barch  soUenn 
oick  vann  denn  Prior  ofil  iemandtz  anders ,  die  ius  patronatos 
ofit  conferendi  hebbenn  mochte,  niet  worden  vndergeslagenn 
nocb  oick  tott  dess  CoUatoris  geuallenn  iedermann  daermede 
conferiertt  wordenn ,  dann  alleene  diesel  ve ,  die  sicb  tott  denst 
deser  kerckenn  ofit  scholenn  begeuenn  vnnd  daertho  verbin- 
denn,  Tho  verstaene,  wanneer  die  Prior  ofit  ennige  particur 
liere  personen  daer  uan  datt  ius  patronatus  alleene  hadde 
vnnd  niet  datt  kerspell  ofit  Ecclesia.  Annders  soUenn  die 
vpkumpsten  der  Vicarien,  nu  ter  tljdt  vacierende,  als  oick 
henfurder  tott  watt  tijdenn  ennige  wijders  vacieren  worden 
in  communi  massa  kommen  vnnd  tott  meestenn  profijt  der 
kerckenn  tott  die  punctenn  hierbauenn  verhaelt,  wordenn 
angewandt. 

Naedem  auerst,  van  wegenn  der  alimentatien  der  Oeest- 
lickenn,  weinich  in  dese  tijdt  werdt  auerschietenn ,  daervan 
die  voirgeroirte  puncten  uerricLtett  vnd  jnt  werck  gestaldt 
soldenn  wordenn ,  Soll  oick  niett  vnraedtsaem  sijnn ,  dess  H. 


269 

Geestes  Gasthuis,  in  een  Begijnen  Gloester  tho  transferie- 
renn,  ynnd  die  begijnen  desseluen  Goesters  sampt  derenn  yp« 
kumpstenn  in  die  andere  tho  uerdeiienn ,  vnnd  alsoe  die  behui- 
singe  vnnd  kerckengetimmer  verkopenn»  vnnd  die  penningen, 
daer  van  kommende,  in  pios  vsus,  tott  vnnderholdt  der  kerc- 
kenn  yprichtnnge  der  Scholenn  vnnd  andere  bauen  gei^elte 
saecken  anwendenn. 

Gonsidererende  mede,  datt  een  (Gasthuis  niett  behoirett 
aenn  soedaenen  neerhafitigenn  oirdt  tho  wesenn,  ynnd  die- 
selue  plaetze  niett  vann  vrembde  bedelars  vnnd  Landstrickers 
betredett,  sonnder  tott  neeringe  deser  Stadtt  gelacht  vnnde 
geholdenn  wordenn,  Alsoe  datt  dese  translatie  dess  GtLsthui- 
ses  voirss  denseluen  niett  naedeelich  sijnn,  vnnd  niett  alleen 
der  kercken  profittlieh,  dann  oick  der  stadt  vorderlich  sijnn, 
ynnd  die  neeringe  daer  durch  vermeerett  sall  wordenn. 

Bauenn  desenn  verhaepenn  vnnd  vertrouwenn  die  meerge- 
dachte  Olderlingen  vnnd  diaconenn,  datt  oick  eenn  Erbar 
Baedt  die  middelen  wordt  voimemenn  daermede  die  gueder 
vant  Gloester  tho  diepenueen'e  jnuentariseertt  conser- 
uiertt  vnnd  vnderholdenn ,  vnnd  volgentz  nae  aifstenien  der 
begijnen  tott  deser  kercken  vordell  mogen  kommen  vnndan- 
gewandt  worden. 

Anngesien  dat  selue  Gloister  (woe  men  berichtet)  vth  een 
Gloester  deser  stadt  gespratenn  vnnd  fundiertt  is ,  vnnd  bauen 
den  die  Gonuentualen  nae  verwoestinge  oires  cloisters  oir  tho- 
flucht  tott  dese  stadt  offt  gemeinte  daer  sie  heergespratenn , 
wedder  genamen,  vnnd  oir  conuent  hier  binnen  gelacht  heb- 
benn  vnnd  oire  residentie  holdende  sinnen,  Angesien  oick 
datt  verwoestede  Gloester  in  Colmeschate  gelegen,  daeruan 
die  hoege  middele  vnnd  Leege  oft  basse  Jurisdictie  der  stadt 
thoekomptt. 

Vnndangaende  die  Bibliotheke  offtelibrie,  soll  daertho 


270 

niett  onbequeem  sijnn  dess  Baedes  Gapelle,  ofit  datt  hoege 
Choor,  wanneer  datt  aifgeschaten  worde,  ofite  oick  die  olde 
plaetze  int  Gapittelhuis ,  welcke  plaetzenn ,  als  midden  in  der 
Stadt,  daer  tho  beter  dann  anderenn  dienenn  soldenn ,  vnnd 
sollenn  hier  tho  im  anfang  genomen  wordenn,  die  boekenn 
vth  den  Broerenn,  als  oick  die  boeckenn  vth  die  librie  int 
Bijcke  Fraterhuis,  soewall  dieselue,  die  daer  ter  plaet- 
zenn sinnenn ,  als  oick  die  yan  denn  Pater  ijmantz  Tthgelenett, 
o£ftebij  tijdenn  dess  Bisschops  voir  denn  brandt  vthgefluchtet 
sinnenn,  wie  men  van  den  pater  verstaen  heflt,  snlcks  ge- 
daenn  tho  sijnn. 

Femer,  daermede  oick  durch  die  verpachtunge  der 
GeesÜickenn  gaederenn  dese  kercke  folg^nntz  niett  worde 
preiudiceert  offte  verkortett,  Sollenn  nu  voirtaen  die  cloes- 
ters  vnnd  Geestlickenn  denn  welckenn  die  administratie  noch 
voir  een  tijdt  lang  mochte  gestadett  wordenn,  geene  groote 
voirmeeden  nemmenn,  noch  ennige  verpachtingenn  anders 
als  int  apenbaer  vnnd  bij  bamen  der  keerssen  off  oick  niet 
langer  dann  bauen  die  acht  jaerenn  doen  moegenn ,  tenn  were 
dat  sulckes  geschege  mitt  thodoenn  der  Frouisoerenn  ofit 
verordentenn  des  Eaedtz.  Alles  bij  versteeck  der  administra- 
tien,  als  oick  die  pacht  inn  denn  vall  tott  ijeder  tijdt  sall 
cassierett  ofit  voir  noll  verclarett  wordenn ,  waervan  oick  pu- 
blicatien  sollen  geschienn. 

Item  der  kercken  vthstaende  scholdenn,  paohtenn,  then- 
denn,  inder  Stadt  olde  vnnd  nije  Jurisdictie  in  tho  manenn 
vnnd  tho  executierenn ,  alsmen  der  Stadt  schuldenn  off  Hee- 
rcnn  thendenn  executiertt. 

(AdVin.  fol.  29.  V*.)  Soe  sienn  wij  oick,  wie  die  Schoo- 
ien n,  die  in  dese  stadt  vnnd  Landenn  plegen  tho  florij- 
renn  vnnd  dairhen  vth  andere  Landenn  veele  jonge  gesellen 
geschickett  wordenn,  nu  gantz  vergaenn  vnnd  leddich  staen. 


271 

Alsoe  dat  vnns  na  van  noden  is ,  vnnse  kindtirenn  mit  grote 
ynkosten  in  frembde  Landenn  tho  schiokenn,  willen  wij, 
(lat  sie  watt  guedes  lehren  sollenn,  offt  die  dese  macht 
niett  hebbenn],  moetenn  sie  sonder  leringe  vnnd  underwij- 
singe  in  der  gotsalicheit  in  allenn  moetwillen  laetenn  vpwas- 
senn.  Daer  vth  entlich  -  anders  niett  volgenn  kann,  dann 
eene  grouweUcke  vnnd  meer  als  een  Schytica  barbaries,  die 
wijriede  inder  Joegett  sienn  bloijenn,  vnnd  oick  metter  tijdt 
erfiierenn. 

Dann  wij  seent  vnnd  beclagent  (wie  billich  is)  datt  wij 
geene  geleerde  Luiden  hebbenn ,  die  met  wijsbeit  vnnd  verstandt 
vnnd  gaeden  raedt  vnss  voirgaenn  vnnd   regierenn  konnenn. 

Daer  heer  dan  kompt,  datt  beide  in  den  Geestlickenn  vnnd 
wereitlickenn  regimente  snlck  vnordnong  gesienwordtt,  daer 
durch  wij  in  datt  vterste  verderff  geradenn.  Wante,  dewijle 
wij  bij  vnss  seiner  geene  offt  gaer  weinich  geleerde  vnnd  ge- 
schikte Predicantenn ,  Kerckenn  vnnd  Schooldienarenn  heb- 
benn,  Soe  werden  wij  gedrongenn,  mitt  groter  mo\je  vnnd 
vnkostenn  andere  frembdenn  tho  haelenn,  vnd  moetenn  vn- 
derwijlenn  soedaenige  annemen ,  vnnd  dem  volcke  tott  Lehrars 
voirstellenn ,  daroh  welckenn  die  opboawinge  vnnd  reforma- 
tion  der  kerckenn  meer  verhindertt  dan  gefurdertt  wordtt, 
vnd  durch  mangell  wijser  vnnd  uerstendiger  Luiden  in  die 
wereltlicke  regierunge  kommen  wij  langsam  tott  een  guede 
resolutie,  daer  durch  veele  guede  occasiones  versumett  die 
walfiaert  des  gemenen  vaderlandtz  verhindertt  vnnd  die  ge- 
meine  saecke  soe  oeuell  gedreuen  vnde  gevordertt  wordtt. 

Die  oirsaecke  deses  oeuels  is,  datt  die  Scholenn,  daervth 
geleerde  wijse  voirstendige  vnnd  fromme  menner  plegenn  heer 
tho  kommenn,  vergaenn  vnnd  quellicken  bestelt  s^nn  gewe- 
senn,  vnnd  derwegenn  nijmandt  schijr  sijne  kinder  ter  scho- 
lenn geholdenn  vnnd  watt  hefft  laetenn  lehrenn,  vnndwerth 


M2 

dit  alle  dage  meer  vnnd  meer  erger  werdenn  vnnd  die  Bar- 
baries  grooter,  soe  verne  wij  hierin  niet  versien  vnnd  reme- 
dierenn, 

Tho  dem,  wanneer  wij  desen  ynnatte  noch  langer  thosienn 
vnnd  gestadenn,  dat  sie  alsoe  oires  gefallens  die  kerckengue- 
der  verswendenn  versettenn  verpandenn  verkopenn,  vnnd 
vernielenn,  vnnd  vth  denn  Lande  henwech  foirenn  soe  gifil- 
men  een  ijederenn  irommen  oprechtenn  Fatriotenn  tho  be- 
dencken,  vann  watt  grootenn  vnnd  heerlickenn  schattsieden 
vaderlandt  berouenn,  daerauer  billich  vnse  kinder  vnas  ver- 
kla^nn,  vnnd  in  vnss  graff  hen  in  vervloeken  sollen. 
Wante  daer  mit  benemen  wij  vnss  seluest  vnnd  vnse  naeko- 
melingenn  die  middelenn  daer  durch  wij  vnnse  kerckenn  vnnd 
schoelenn ,  die  nu  verwoest  liggenn  mitt  vrome  vnnd  gottsa- 
lige  geleerde  dienars  vnnd  Lehrars  wederomme  bestellen  sol- 
denn,  Alsoe  dat  wen  wij  schoone  woldenn,  den  vnraedt  vnnd 
vnnheil  voirgemddett  remedieerenn  wij  bij  mangell  dersel- 
uen  gaederen  die  macht  niet  hebbenn  soldenn  dat  seloige 
tho  doenn  vnnd  int  werck  richtenn.  ') 

Daerneuen  wordenn  wij  het  nummer  voir  Godt  noch  der 
werelt  konnen  verantwoordenn ,  dattwijder  armen  guedt, 
datt  dese  Koeuer  noch  jn  handenn  hebbenn,  alsoe  laetenn 
vmbrengenn  vnd  verlaeren  gaenn. 

Daermitt  wij  dat  Landt  voU  bedelaers  makenn  vnnd  tho 
uoele  stelenn  rouen  vnnd  straetenschenden  oick  moorden  oir- 
saecke  geuenn. 


*)  Het  Geldenche  diacours  voegt  hier  tusschen  in:  «Soe  sollen  oeck 
die  Gealachtenn  den  van  Adell  vnnd  anderen,  de  men  van  desen 
guederen  in  8tnd\js  solt  erholden,  vergaen  vnd  verarmen." 

De  steller  van  het  Geldersche  stuk  spreekt  tot  de  Landschap,  door 
ouderlingen  en  diakenen  daarentegen  wordt  tot  de  Regering  van  De- 
veenter  alleen  het  woord  gevoerd. 


273 

Tho  dem ,  soe  yerlongenn  w\j  hiennede  desen  tegenwoordi- 
gen  erbannelicken  vnnd  blodigenn  krieg,  vnnd  gestadenn, 
datt  vnse  viandt  die  gaeder  tho  handenn  gestald!  wordenn, 
YDS  tho  bekrljgenn»  daermit  w^  sie  seluer  kondenn  slaenn, 
vnnd  sint  alsoe  oirsaecken  vnser  eigen  yaderlandes  verder- 
oens  vnnd  vnwedderbrenglicken  schadens. 

Vnnd  kortlich  die  waerheit  tho  seggen ,  sien  wij  voer  ogen, 
dat  nijmant  deser  gader  eintlich  verbetertt  is,  off  nutte  daer 
vann  komptt,  dann  alleene  die  Monnickenn  vnnd  Papenn 
voirstenders  vnnd  Ouerstenn,  welcker  meererdeel  frembde 
vnnd  vtheimsche  gesellenn  sijnnt,  vnnd  vnse  vnnd  des  va- 
derlantz  affgesachte  viandenn. 

Eindtlich  gifftmen  alle  gottfrachtigenn  vnnd  eerbarenn  Lui- 
denn  tho  bedencken,  söe  verenn  dese  gotlose  gesellenn  oir 
fretent,  vnnd  suipenti  vn tucht,  vnnd  hoererije,  ehebruck 
grauwelicke  affgoderie  vnnd  Godtzlasteringe  schentlich  vnnd 
vervloeckt  leaenn,  niet  bij  tijdenn  geweerett  vnnd  verbaden 
wordtt.  vnnd  wij  sie  hierin,  wie  sij  doenn,  uoirtfiurenn  la- 
tenn,  Ofit  wij  daermit  niet  soidenn  deser  lossn  gesinde  oir- 
saecke  geuenn  in  denseluen  so  lenger  so  meer  vuir  tho 
faerenn,  vnse  wijuer  vnnd  kinder  tho  schenden,  vnsen  lie- 
uenn  vaderlant  voll  huerenn  vnnd  boeuen  tho  makenn ,  vnnd 
mit  alle  Laster  vnnd  schandt  tho  verfullen  vnnd  tho  vervn- 
reinigenn. 

Neuens  desen  voirss.  swarichedenn  bij  denn  Gelderschenn 
geponderiertt,  gifftmen  noch  andere  dergel^cke  Inoonuenien- 
ten  tho  bedenckenn,  dewelcke,  soe  veme  die  administratie 
bij  denn  Oeestlickenn  noch  langer  verblijuenn  vnnd  niet  bij 
een  Erbar  Baedt,  durch  ennigenn,  soe  daer  tho  oommittiert 
sollenn  sijnn,  worde  angeuierdt  daer  vth  entstaen  vnd  vnge- 
twiffelt  erfolgen  sollen.  Dan  anfencklich  is  tho  besorgenn, 
soe  lange  die  administratie  der  G^eestlicken  guederen  bij  een 


274 

Erbar  Baedt  niett  wordt  voirgenamen ,  Sollenn  dieselue  een 
ijderenn  tott  een  rooff  gelatenn ,  vnnd  uan  dese  vnnd  andere 
Landtschappenn ,  daer  vnder  die  gelegenn  sinnen,  geplucket 
vnnd  verswendett  wordenn. 

Alsoe  hefitmen  vergangen  Jaer  gesien,  datt  dese  Landt- 
schap  de  kerekengaeder  deser  stadt,  uan  wegenn  dess  holt- 
gewasses  extra  ordinem  hefit  geschattett,  vnd  groote  pennin- 
gen daeruann  genatenn,  waer  tho  dannoch  niet  die  Landt- 
schap  dan  dese  stadt  vnnd  gemeinte  alleene  (dewijle  die 
gueder  toit  deser  kerckenngehoeren)  berechtigett  is ,  soewall 
nae  gemeinenn  rechtenn,  als  oick  dess  H.  Bijckes  banen  an- 
getagenn  affscheidt,  vnnd  mede  uermoege  der  pacificatie  van 
G«ndt,  welcker  «cBattinge  tott  behoiff  der  alinger  Landtschap 
abne  twijnell  niett  solde  vpgebrocht  sijnn,  wanneer  die  admi- 
nistratie bij  denn  Geestlickenn  niett  were  gewesen. 

Vnnd  soe  bauen  vnderholdt  der  kerckenn  schoolenn  vnnd 
armen  deser  Stadt  van  die  kerekengaeder  in  dese  tijdt  noch 
etwas  mochte  auerschietenn ,  Sulches  hadde  dese  Stadt  tott 
oiren  noodt  tho  imploijerenn ,  vnnd  oire  oonlributienn  daer- 
aan  tott  die  gemeine  saecke  tho  verrichtenn,  soe  wall  tho 
genietenn  int  particulier  tott  deser  stadt  meesten  voirdell, 
als  die  Landtschap  int  generaell,  die  daer  tho  beneffens 
die  voirhaelde  redenen,  oick  krafit  des  Decreetz,  bij  sijne 
Altesse  gegeaenn,  vnnd  banen  gementioniertt,  niet  is  be- 
faegett 

Dergelijcken  wordt  menn  berichtet,  datt  dese  Landtschap, 
offt  tenn  weinichsten  die  van  der  Bijdderschap ,  daema 
trachtenn  vnnd  staen  soldenn,  vmme  die  gueder,  tott  datt 
Gloester  vann  depenueene  gehoirende,  tott  behoiff  der 
Landtschap  an  tho  ueerdenn  tho  beswarenn  vnnd  verpandt- 
schappenn  Tott  weicke  gueder  (also  datt  cloester  vth  de  stadt 
gespratenn   vnnd  fundirtt  is,   vnnd    nae   die  destructie  des 


275 

Cloesters  oir  residentie  Iiier  binnen  wedder  genamen  hefit, 
oick  datt  verwoestede  Cloester  in  deser  stadt  Jurisdictie 
gelegen  is  (woe  bauen  geremonstriertt )  gelijck&b  niet  dese 
Landtscliap,  dann  dese  Stadt  vnnd  gemeinte  bereebtigett  is, 
ynnd  derw^nn  soedaene  voimement  als  voirss.  deser  ge- 
meintenn  gehele  yndracMick  is ,  Jnsonderheit  diewijle  die  van. 
der  Eijdderschap  voimeemlick  dieselve  gueder  tho  yerpandt- 
schappen  gesinnet  sijnn  soldenn,  dewelcke  nae  bij  die  Stadt 
ynnd  jn  derseluenn  angeworuene  Jurisdictie  vnnd  gebiedt 
gelegenn  sinnen.  Alsoe  is  men  oick  berichtett,  datt  die  Gel- 
derscbenn  wie  wall  sie  die  gueder  deser  kercken  niet  mogenn 
▼th  oirsaecken  bauen  verhaelt  vnderslaen ,  dannoch  die  S  c  h  a  t- 
tungen  dair  ouer  hoiger  als  ouer  andere  gueder  solden  an- 
slaenn,  Item  dat  sie  datt  spilsaedt  off  schijpkoem ,  datwelcke 
de  Fraeffst  den  Gapittelsheeren  vth  die  veluwe  tho  leueren 
schuldich  is,  oick  int  particulier  nu  nieuwelick  hoc  anno 
primum  geschattet  hebbe,  niettegenstaende  dat,  soe  wall  de 
Lantheer  als  pachter,  oire  schattingenn  van  die  eruenn  mett 
die  yoerss,  stedicheit  beswarett  sijnnde ,  gelijcke  wall  ten  vol- 
lenn  moeten  dragenn,  sonder  daeran  tho  mogen  kortenn  de 
Schattingen  van  dese  stedicheit  als  van  anderen  vthganck  ge- 
daen  wordt. 

Ynnd  iss  men  dergelickenn  belastingenn  auer  die  gueder 
deser  kerckenn  noch  dagelicks  meer  verwacl^tende,  soe  lange 
die  administratie  bij  denn  G^eestiickenn  (die  nu  int  gemein 
bij  iederman  vth  voirgemeldtenn  oirsaecken  verhatett  sinnen) 
worde  verblijuenn,  vnnd  een  Erbar  Baedt  deser  recht  priui- 
legienn  vnnd  gerechticheit  niett  worde  voirstaenn. 

Tho  dem,  is  wall  tho  oonsiderierenn ,  dat  bij  denn  H. 
Boms.  Bijcke  denn  seluen  Stendenn  die  Oeestlicke  gueder 
henforder  tho  heffenn  toegelaten  sij,  dewelcke  albereidtz  de 
possessie  ingenomen  vnnd  die  administratie    daeruan   ange- 


276 

fangenn  haddenn,  als  oick  eensdeels  blijckett  vth  denn 
artickell  dess  Ausburgischenn  abscheidtz,  hierbauen  inse- 
riertt 

Vnnd  sinnen  desgelijckenn  die  van  Hollandt  vnd  Zelandt, 
diewijle  sie  die  administratie  der  geestlickenn  guederen  in 
die  voirss.  Landenn  tho  huis  gehoerende,  angeuangen  had- 
denn, oick  daerin  mit  die  Pacificatie  van   Gendt  bestedigett. 

Welckes  alles  deser  kereken  een  voirschrifFt  is,  vmme  die 
kerckengueder  gelijckfals  an  tho  ueerdenn ,  daermede  dese  ge- 
meinte  (wanneer  eenige  pacificatie  kompstlich  salt  getroffen 
wordenn)  oire  possessie  moge  continueeren  vnnd  niett  ten 
eewigen  dagen  van  die  kerckengueder  durch  ennige  ledich- 
genger  berouett  sijn,  wie  op  sommigenn  oirdenn  int  Bijck 
alnoch  geboerett,  daer  die  gemeinte  offte  Auericheitt  die  pos- 
sesie  der  guederen  voirss.  bij  tijdes  niet  angenamen  vnnd 
angeveerdett  hefft. 

Hierenbauen,  soe  lange  desenn  Oeestlickenn  die  adminis- 
tratie wordt  toegelaten,  sullen  sie  stedes  verdechtich  gehol- 
denn  wordenn,  niet  alleene  van  quade  administratie,  dann 
oick  daer  voir  angesien,  datt  sie  sich  voer  ijrst  versorgenn, 
vnnd  die  gestalde  vntfangers  van  die  viffbhe  halue  Ganonije 
worde  naelopenn  laetenn  als  oick  nu  ter  tijdt  geborett. 

Vnnd  nae  denn  vnnse  Predicantenn  vnnd  kerckendie- 
naers  soe  qualicken  worden  vnderholdenn ,  die  schoolmeisters  als 
oick  die  kosters  vnnd  oi^nisten  vnnd  andere  dienars  denn 
honger  moetenn  kauwenn,  die  groote  kercke  soe  woest  vnnd 
vngerepariertt  blijfft  staen  (wante  die  tijdt  mett  vnns  noch 
niet  gekamen  is  dat  men  dess  heren  huisbouwe)  Datt  Grast- 
huisvan  S.  Geertruidtt  ( woewall  datt  in  deser  pestenn  tijdt 
besorchlickenn  seer  sall  verfullet  wordenn,' vnnd  diepromso- 
remi  sich  verclarenn,  wanneer  sie  geen  vorder  behulp  daer 
tho  bekommen  datselue  tho  willen  verlaetenn)  als  oick  ander 


277 

Oasthuiser  geheel  coUabierenn  vnnd  tho  rugge  gaen,  die 
Annen  deser  Stadt  geen  vnderlmlt  hebbenn,  vnnd  dat  bede- 
lenn  derenthaluenn  noch  woordt  toegelatenn  vnnd  noodtwen- 
dich  geleddenn. 

Vnnd  dan  die  Geestlickenn  (niet  t^nstaendedattsieniett 
meer  voir  kerckendienars  agnocierit,  dann  geheel  van  die 
kercke  uerworpenn  sinnen )  die  administratie  van  die  kercken- 
gueder  gelijckewall  de  facto  continaeerenn  mett  die  vaderende 
prebendenn  andere  personenn ,  die  gelijckfEds  in  geenen  dienst 
der  kercken  sinnen,  conferieren,  der  absentenn  presentien,  vnnd 
die  dienst  vaderende  vpkompsten  neuens  oire  eigenn  presen- 
tienn  vnnd  prebenden  boerenn ,  Die  gueder  vant  fabrijck  vnnd 
Thesaurije  vnderslaen  vnnd  inholdenn,  van  die  vijftehalue 
Ganonije  oires  geuallens  uthenn,  Die  kercke  vnnd  armen 
van   die  kerckengueder  vnnd  aelmissenn  beroaen. 

Is  öick  tenn  Lestenn  tho  erweegenn  hoichlick,  wanneer 
een  Brbar  Baedt  bij  tijdes  hierin  niet  wordt  remedierenn, 
vnnd  die  reformatie  mit  ernst  voirnemmenn,  sonder  denn 
Geestlickenn  alnoch  worde  communicerenn ,  datt  alsdann 
niet  weinich  tho  besorgenn,  datt  die  gemeine,  siende  die 
gueder  der  kercken,  vnnd  die  almissenn  alsoe  den  viandenn 
der  waerheit  tott  een  roeff  gelaten,  vnnd  oire  kerckendie- 
nars, schoolmeisters  vnnd  armen  daeruann  uerlatenn  vnd 
abandoniert,  derhaluen  bi^  faute  van  ordnunge  lichtlick  sall 
nerorsaeckett  wordenn,  jnn  datt  Ampt  der  Ouericheit  tho 
tredonn,  vnnd  alles  sonder  ordnung,  wie  tot  meermaelenn 
in  snlckenn  vallen  gesien  is,  understaen,  tho  beterenn  vnnd 
vth  tho  foirenn,  vnnd  niet  alleene  die  nijes  qualickenn  ver- 
geuene  vicarie  vann  zall.  heer  Hubertt,  vnnd  andere  vade- 
rende prebendenn,  absentenn  presentien  dienst  vaderende 
renthenn,  datt  fabrigck  Thesaurie  vnnd  dergeliyckenn  (waer 
tho  dese  Geestlickenn  geensins  vnnd  weiniger  dann  niet  be- 


278 

rechtigett  sinnen)  anveerden  vnd  occupierenn,  dannoickden 
itzigenn  Geestlickenn  oire  Jaerlickse  vpkumpstenn  vermits  oire 
qoaetwilliclieit  qnade  administratie  sacrilegienn  ^  vnnd  kerc- 
kenrouerijo,  geheel  benemmen,  vbi  enim  maltitado  ibi  con- 
fdaio. 

Ynnd  nae  dem  dese  die  hoeaett  stadt  is,  vnnd  oick  dese 
kercke  tott  ijeder  t^dt  durch  die  PraefGsten  Deken  vnnd  Ga- 
pittell  vp  die  Greestlicke  gueder  int  Landt  (diewelcke  oick 
buiten  deser  kerekenn  decreet  niet  mochtenn  veralieniertt 
wordenn)  vpsicht  gehadi  vnnd  Jus  patronatus  allenthaluen 
angenomen  hefit,  Js  men  oick  der  toeuersicht,  datt  eenErb. 
Baedt  niet  alleen  die  Beformatie  auer  die  Geestelicke  gueder 
deser  Stadt  wordt  voimemmen,  dan  oick  bij  die  Landtscap 
die  middelen  vindenn,  dat  vp  die  administratie  der  geestlic- 
kenn guederen  int  Landt  gehoerich  (daermede  dieselue  niet 
geheel  verfrembdt  verswendett  gesplittertt,  dan  uolgende  die 
exemplen  van  Gelderlandt  vrieslandt  vnnd  andere  Prouincien 
alle  die  gueder  wall  geconserueertt  bij  een  geholdenn,  vnnd 
in  pios  vsus  allene  angewandett  moegen  wordenn)  sekere 
ordnung  vnd  reformatie  gestaldt,  vnnd  geleek  in  G«lderlant 
vnnd  elders  angefangen  is ,  een  kercken  Rekenkamer  daer- 
van  vpgerichtett,  vnnd  dieselue  hierbinnen  vth  redenn  voirss. 
gelacht  worde." 

Omtrent  het  onderhoud  der  predikanten ,  kosters  en  school- 
meesters in  de  dorpen  heeft  het  G^ldersche  discours  op  het 
einde  der  5"  rubriek  fol.  13  en  v^.  //Dew^le  oeck  vp  den 
dorperen  aen  etlicken  oerdem  neuen  der  pastorien ,  etlickevi- 
carien  s^n,  vnd  vnderwijlen  in  een  dorp  6  offte  7mispries- 
ters  gewesen,  die  niet  anders  dan  in  der  weeken  mijss  ge- 
daan, offte  laeten  doen  hebbenn,  soe  sal  men  dieselue  ueel- 
heit  der  mispapen  affschaffen,  vnnd  in  een  ijder  dorp  eenen, 
in  grothen  dorpen  auerst  twee  predicanten  holden. 


279 

Ynnd  dewijle  dat  dagelixse  offergelt,  vnnd  andere  kremerije, 
welcke  sie  accidentalia  noemen,  vphoren  werden,  vnnd  der- 
halaen  dat  inkommen  der  Pastorien  aen  etlicke  oerden  seer 
gering  vallen  wert,  salmen  den  predicanten  vp  den  dorpen 
vanden  vicarien  voerss.  liaere  belonung  uermeeren. 

Daennit  oeck  die  Jugent  op  den  dorpen  niet  uersuijmt, 
sonderinden  Catechismo  flijtig  vnderwesen  werden,  solman 
in  den  grothen  dorpen  eenen  besonderen  Schoolmeister 
holden,  vnnd  in  den  cleijnen,  een  sulcken  Coster  annemen, 
die  öeck  insgelick  der  Jugent  den  Gatechismum ,  vnnd  Lesen 
vnnd  scrijaen  leren  conden^  welcken  man  oeck  vander  vica- 
rien voers.  konde  nootdrufitig  vnderhalt  maecken. 

Waer  tho  men  oeck  nemen  konde  wat  in  den  dorpen  tott 
olij  wass  vnd  andere  vnnodige  dingen  meer  voerhen  ange- 
lacht  worden,  daer  van  men  den  kerckenmeisteren  aen  allen 
oerden  tho  fragen. 

Alle  lendrien  tho  nerpachten  vnnd  ordentlich  wat  sie  doen 
konnen  in  een  Begister  scrijaen. 

Die  schulden  vnnd  Thijenden  in  tho  manen  vnnd  te  exe- 
cutiren  alsmen  heren  Thijenden  execatiert. 

In  alle  steden  vnnd  dorpen  tho  besien,  woe  vele  Predi- 
canten vnnd  Schoolmeister  daer  van  noden,  woe  uele  men 
haer  geuen  vnnd  toeleggen  sall,  vnnd  datseluige  ordentlich 
opgeschreuen  vnnd  in  een  Begister  gebracht. 

Van  alles  inkommen  vnnd  vtgeaenn  sall  guede  rekeninge 
geholden  worden.  Vnnd  soe  feme  in  tho  kompstich  wat  auer- 
gespaert,  sall  tott  ennige  nije  salige  fandation  offt  tott  ver- 
beteronge  der  Gast  vnnd  krancken  huiser,  item  tott  vnder- 
holdinge  der  weesen  vnnd  fandelingen ,  vnnd  dergelijcken  din- 
gen angewandt  werden." 

Volgt  een  gedrukt  Exemplaar  van  het  Placaat  ter  instelling 
eener  Bekenkamer  van  de  Geestelijke  goederen  in  Gelderland 


280 

van  ,81  Mei  1580.  En  eindelgk  weder  in  schrift  de  //Ordinantie 
vnd  Instructie  nae  diewelcke  die  Luidden  vander  kercken 
Eeckenkamer  die  bij  mijne  Genedige  heer  Stadtholder  vnd 
Raeden  als  geaathorisiert  b^  Bannerheren  Bidderschap  vud 
Steden  des  Forstendoms  Qéie  vnd  Graefechap  Zutphen  tot 
Begieronghe  vnd  administratie  vanden  G^estelicken  goederen 
jntt  voirss  Furstendom  vnd  Grae&chap  geordiniert  js."  (1 
lunij  1580). 

V.   D. 


ALMISSERS  ORDENINGE  DER  STADT  DEVENTER. 


Ongetwijfeld  bestaat  er  een  naauw  verband  tusschen  het 
Yooi^aande  ^/Discours"  en  de  Verordening  op  de  Huisarmen, 
onder  bovenstaanden  titel  waarschijnlijk  in  hetzelfde  jaar  1581 
door  S.  en  R.  vastgesteld,  doch  eerst  later  (1584?)  van 
kracht  verklaard  (zie  bl.  201  en  208  hierboven).  Men  vindt 
deze  in  tusschen  niet  op  het  stedelijk  archief,  ipaar  in  een 
HS.  dat  tot  titel  voert:  ,/Prothocollum  daerjnn  derer  Huijs- 
armen  besegelde  Brieuen,  jaerUckse  Renthen  vnnd  vpkomp- 
sten  bescreaenn  sinnen  anno  1584.  Frouisoren  pro  tempore 
als  Herberth  Dapper,  Marten  van  Litth,  Gerrit  ten  Berge", 
')  Deze  foliant,  thans  in  het  bezit  van  het  Kinderhuis  te  De- 
venter, bevat  o.  a.  de  volgende  even  merkwaardige  als  uit- 
voerige   Aimissers   Ordeninge   ( Aalmoezeniers  verordening). 


(A)l8oe  Schepenn  vnnd  Raith,  vp  volualdich  bitlich  ver- 
soick  derr  Prouisorenn  vann  den  Huissarmen ,  dennebequeme 
Ordinantie  thoe  stellenn,  vp  hett  Punctt  vann  denn  Huiss- 
armen, den  seluen  verscheidentlich  desenn  beuell  hebbenn 
gedaenn,  datt  die  Prouisorenn  ennige  bequeme  Ordinantie 
vnder  sich  irst  soUenn  beraemenn ,  vp  behaegen  vann  Schepen 
vnnd  Raith,  Hebbenn  gedachte  Prouisoren,  alsulcken  beuell 
nhae  dese  Ordinantie  vnder  sich  jrst  beraempt  ( mede  gesienn 
hebbennde  seckere  Ordinantien  vann  ennige  andere  plaetsen 
vnnd  alhier  schriftlick  veruatet)  Allent  wth  beuell  vnnd  be- 
hagennt  vnnd  verbeteringe  vann  Schepenn  vnnd  Raeth. 

')    Zoo   althans   8ch\jat   te  staan  op  den  verre  vau  duidelyken  titel. 
BUDR.  III.  19 


282 

Dewijle  nha  niet  alleine  Gk)dt  die  Heere  jnnt  gemein, 
wess  sijnen  armen  gelijderenn  geschaett,  will  hebbenn,  alss 
sijne  Godtlicke  Matt.  vnnd  heerlicheidt  selffs  gescheenn ,  mehr 
oick  die  verordente  voorstenderenn  vnd  Eegenthen  oiren  vp- 
liggenden  Amptz  schuldich  sijnnenn,  soe  wall  voor  Armenn 
als  Bijckenn  behoirlicke  sorge  thoe  dragenn,  daerroit  niett 
alleine  eenn  deel  der  Gemeenthenn,  Sunder  dat  gantze  Cor- 
pus gantz  bedient  worde,  Mede  voir  te  kommenn  die  erua- 
rene  schandeleuse  Laster  end  sondenn,  soe  men  wth  datt 
vrije  vnbedwungenn  bedelenn,  soe  wall  denn  frembdelingenn 
als  Ingesetepen,  junck  vnnd  altt  dagelikx  saeth  (ziet  P)  errijsenn, 
Hebbenn  Burgermeijsteren  Schepenn  vnnd  Baith  der  Stadt 
Deuenter,  mitt  oire  geswarenn  gemeinte,  vmb  hierjn  guede 
verseheninge  to  doenn,  besloetenn  dese  tegenwoirdige  Ordi- 
nantie. 

1.  Inn  denn  Irstenn  wort  verbadenn,  datt  Nijmant,  hie 
sij  wie  hie  will,  Mans,  vrouwen,  kijnderen,  Hantwerckx 
Jongenn,  vnnd  andere  Persoenen,  soe  wall  Borger,  Ingese- 
tenen,  als  alle  frembdelingenn.  Mede  oick  giene  Lazarus, 
jnn  ennige  plaetze  vander  Stadt,  noch  voer  der  Stadt,  jnnt 
heimelicke  noch  jnnt  apenbaer,  doer  sich  selfiis,  ofil  jmantz 
anders,  bij  arbitrale  correctie,  niet  soUenn moegenn bedelenn. 
Noch  oeck  int  Uillige  Geest  thoe  slapenn  mo^nn  geholdenn 
off  angenaemenn  wordenn,  anders  dann  vp  nauolgende  Or- 
dinantie. 

2.  Yrembde  Schoelers,  Dew^le  men  beuint,  datt  sie  dickwijls, 
guides  vermoegens,  off  vann  vermoegende  Olderss^nde,  hier 
geschickt  wordenn ,  thoe  bedelenm ,  Sall  voertann  gienen  fremb- 
denn  Scholer  sulcks  gegunt  wordenn,  hie  brenge  dann  jrst 
andenn  Proiusorenn  der  Huisarmen  jnder  tijtt  eenn  schrifit- 
Uch  schijn  sijner  Armoet,  Mede  brengende  sijnenn  Naem  vnnd 
thoenaem,   vann  die  wertliche  Ouericheidt  des  oerdee  hij  ge- 


283 

baren,  als  Stadt  offt  Schultis,  bezegeltt  ynnd  vnderteickentt 
sampt  die  vnderteickeninghe  des  Pasteers,  Dairuntbauenn 
oeck  brengende  alle  Maent  eenn  schriftlich  schijnn  vandenn 
Bectoer  ofit  Schoelmeijster  vander  Schoelenn,  daer  sie  schoe- 
lenn  gaenn  vnnd  sich  wall  hold^nn,  Denwelckenn  dieProui- 
sorenn  aissdann,  vnnd  ehr  niett,  soUenn  vergunnenn,  vp 
eenn  secker  handteickenn ,  soe  sie  hem  geuenn  sollenn,  te 
moegen  vmmegaen,  des  Middages  tusschen  elff  vnnd  twalff 
vhrenn,  des  auentz  jndenn  W^jnnter  tusschen  Sess  vnnd 
Soeuenn  vhrenn,  jndenn  Sommer  tusschenn  Soeaenn  vnnd 
acht  vhrenn. 

3.  Alle  andere  frembde  Bedeiers,  soe  wall  Lazarenn, 
als  andere,  sollenn  van  die  Wachte  ander  Poerten  angehol- 
denn  werdenn  vnnd  gefraget,  woesiehietenn?  Waersiehenn 
kommenn,  vnnd  henne  willenn,  watt  sie  voerhandenn  heb- 
benn,  waer  sie  gebaerenn,  woe  lange  sie  daer  gewoent  heb- 
benn  daer  sie  henn  gekaemen ,  vnnd  mit  alle  neersticheit  ver- 
nemmen,  ofit  sie  Landtloepers  sijnnen  ofit  niet,  Die  Landt- 
loepers  niet  intolatenn ,  die  anderenn  sall  die  Wacht ,  soeaehr 
sie  giene  schuwelicke  sieckten  hebbenn,  brengen  int  hillige 
Greesl,  daer  sie  sollenn  blijvenn,  hent  dat  hett  hillige  Greest 
des  auentz  vann  eenenn  vann  denn  junge  Prouisorenn  (dat- 
welcke  alle  auende  gescheenn  sall)  geuisitirt  wortt,  vnnd 
daiijnne  twee  dage  geduldet  wordenn,  then  wehre  mit  ge- 
meinen  beraede,  mede  oeck  mett  beraeth  der  Prouisoren  des 
Bades,  wijders  daiijnne  geordiniert  worde,  nae  gelegenheitt, 
doch  Nijmandt  sall  moc^nn  gaenn  biddenn,  dann  vp  een 
secker  handteickenn  der  Prouisorenn  vurss. 

4.  Die  hanntteiekennenn  sollen  mitt  gemeenenn  berade 
der  Olden  vud  Nijen  Prouisoren  gegeuen  wordenn,  mede 
oeck  die  Prouisoren  des  Bades,  holdeqde  vann  Maentt  toe 
Maendt,   ennd  alle  Maendt  wedder  veruerschett   wordenn, 

ld» 


284 

Mede  brengende  den  Naem  vnnd  gelegenheidt  vann  den,  die 
sie  gegeuenn  sijnnt,  vnnd  wess  sie  van  den  Huissarmen  ge- 
nietenn,  vnnd  denn  datum  des  hanndteickens ,  vnnd  tijtt, 
als  hie  sall  moggenn  biddenn,  wesende  vann  eenenn  der 
Prooisoerenn  mit  eigener  handt  vnderteickent. 

5.  Die  Lazarus,  wonnende  jnder  Stadt  Jurisdictie,  sol- 
lenn  jngelijkenn  buitenn  der  Poerten  geholdenn,  doch  ter 
noetdrufit  mitt  eenenn  wekelickenn  Penninck,  soe  hem  die 
Prouisorenn  der  Huissarmenn  verschaffen  sollenn ,  ahnn  Sanct 
lorrienn  mitt  gemeinen  beraedt  vnderholdenn  wordenn,  bij 
alsoe  dat  giene  frembde  Lazarus  aldair  mitter  wonninghe  mehr 
anngenhaemen  wordenn. 

6.  Dairmede  oick  dese  Stadt  niet  mett  alle  frembde  Ar- 
menn  beladenn  worde ,  vnnd  dardurch  den  vnsenn  oere  noet- 
dnifft  vntagenn,  Sall  publicatie  gescheenn,  datt  nijmandt 
ennige  frembde  luiden,  Bijck  offt  Arm,  sall  huiserenn,  ka- 
merenn  Solderenn,  offb  kelderenn  verhuirenn,  Sonderenn 
siilckx  irst  denn  Burgermeijster  jnnder  tijtt  ann  thoe  seggenn, 
vmme  getuichenisse  vann  sie  tho  hebbenn  oers  vorigen  leuens, 
vnnd  to  wettenn,  wairmede  sie  sich  konnenn  vnderholden, 
off  sie  oere  kost  wijnnenn  konnenn,  vnnd,  soe  vp  Jmantz, 
wie  hie  oeck  wehre ,  ennich  bedencken  viele ,  sall  sulcx  staenn 
tott  Ordinantie  van  Schepenn  vnnd  Baith. 

7.  Gelijcker  gestalt  sall  geholdenn  wordenn  jn  annem- 
minge  frembder  Persoenemi  tott  Borgerenn ,  bisunder  die  die 
Burgerschap  begerenn,  vmb  tho  verhoedenn,  datt  doer  soe 
eenn  kleijnn  proffjtt  die  Stadt  mett  Armenn  luidenn  niett 
veruullet  worde. 

8.  Vnnd  alle  andere  Armenn,  soe  bijnnenn  Jaers  hier 
mitter  woninge  sijnnen  gekaemenn,  die  oere  kost  niet  en 
konnenn  wijnnenn.  Sollen  staenn  tot  discretie  vann  Schepenn 
vnnd  Baith,  wall  thoe  verstaene  die  ^nnige,  soe  hier  alleene 


285 

sijnnenn   gekaemenn,    vmb   tbedelenn    vnnd  anders  nergens 
ymme. 

9.  Die  Prouisorenn  yandenn  Huissarmenn  soUenn  Twee 
stareke  Armenn,  die  sie  docli  Icdich  sollenn  voedenn  moe- 
tenn,  holdenn,  vmme  die  gene,  soe sonder  handteicken gaenn 
biddenn,  thoè  brenghenn  ahnn  die  Prouisorenn  vandie  Huis- 
armenn,  vmb  mett  gemeenenn  beraedt  nae  gelegenheidfc  wij- 
der  thee  ordinleren,  off  sie  geduldet  sollenn  wordenn  tbid- 
denn  offt  niett,  die  moetwilligenn  sollenn  denn  Borgermeijs- 
ter  jnder  tijtt  auergeleuert  wordenn,  vmb  nae  gelegenheidt 
henn  thoe  settenn  ynnd  thoe  straffenn. 

10.  Alle  Jaer  sollenn  die  affgaende  Prouisorenn  der  Huiss- 
armenn Schepenn  vnnd  Baith,  jn  die  weeke  voer  nije  jaer, 
schriffUickenn  voerstellenn  ennighe  andere,  soe  wall  wtli  die 
grote  Gremeinthe ,  als  wth  die  geswaerne  Gemeinthe ,  daer  wth 
Schepenn  vnnd  Raett  sollenn  drie  Nijenn  keesenn ,  soe  vehre 
sie  daer  vnnder  bequeme  sollen  beiindenn  wordenn,  twee 
ahnn  die  Hoffisijt  ennd  eene  ahnn  die  Berchzijt,  tottdiegen- 
nigenn,  soe  des  vorigenn  jaers  bijnnenn  gekaerenn,  Aldus 
sollenn  altijt  sijnn  Sess  Prauisoerenn ,  vnnd  eens  jederenn 
officium  sall  duirenn  twee  jaer ,  Neffens  die  Heerenn  Proui- 
sorenn des  Eades ,  die  gecaerenn  wordenn  jairlix  vnnd  alle  jaer. 

11.  Die  Prouisorenn  vann  hett  vorige  jaer  sollenn  die 
nijenn  auerleuerenn  dese  Ordinantie,  sampt  hett  Eegister 
der  Armenn,  elck  in  sijn  quartier,  vnnd  die  Nijenn  intan- 
nemmenn  oers  Officij  sollenn  ann  handenn  der  Borgermeljs- 
ters  jnder  tijtt  jnn  eenenn  vullenn  sittenden  Eaeth  mett  hand- 
tastinge  belaeuenn  vnnd  seckerenn ,  dese  Ordinantie  oeres  bes- 
tenn  vermoegens  thoe  wiUenn  nakommenn. 

12.  Die  olde  Prouisorenn  sollenn  denn  Huisarmenn  Pen- 
ninghenn  jnboerenn,  vnnd  alle  nootdrufft  tott  denn  deilin- 
genn  mett  denn  gemeenenn  beraedt  vp  hett  orbarlickste  jnn- 


288 

16.  Voertz  sollenn  die  Prouisorenn  vanden  Huissannen 
goett  vpsicht  hebbenn  vp  die  Tabernen,  vnnd  soe  jmant» 
vandenn  Huissarmen  offt  oere  familien,  die  der  Almissenn 
genietenn,  in  apenbarenn  Tabernenn  drinckende  bafundenn, 
Sollenn  sie  den  seluenn  oire  gewontlicke  deilinge  und  AJ- 
missen  soe  lange  entreckenn  vnd  voerentholdenn ,  wess  datt 
sie  sich  bekentlickenn  tot  discretie  vann  die  Prouisorenn  tott 
beteringe  gestaltt  sollen  hebbenn. 

17.  Nijmantz  sall  der  Armenn,  die  jnt  apenbair  die  al- 
missenn  genietenn ,  guede  bewechlicke  Huisraett  kleder  vnnd 
dergelijckenn ,  wthbenaemen  wes  oeres  handtwerckes  is,  daer 
sie  sich  dagelickx  mit  erneerenn,  wetenlickenn  moegenn  ver- 
koepenn,  koepenn,  thoe  pande  settenn,  off  nemmenn ,  Sonder 
wettenn  offt  beHeuenn  der  Prouisorenn,  bij  dee  peene  van 
eenn  punt  groett  tott  elckermaell  tott  der  Armenn  behoeff, 
vnnd  die  Armenn,  die  sulcks  doenn,  tott  discretie  der  Pro- 
uisorenn eenn  tijtlanck  der  Almissenn  beroeuett  tsijnn,  Sall 
oeck  denn  Armenn,  wenn  sie  seggenn,  sulckx  den  Prouiso- 
renn tobelieaenn,  hierjnne  niett  geloeuett  wordenn. 

18.  Sall  oick  een  jder  Huisheer  sijn  selffs  huiszgesin, 
knechte  vnnd  Megede,  wannehr  sie  met  kranckheidt  beual- 
lenn,  soe  niett  schauweHcke  sint,  niett  strackx  tott  Laste 
vandie  Prouisorenn  der  Huissarmenn  wth  denn  huise  ver- 
wijsenn,  dann  die  tijtt  van  Sess  weeken  vpt  alder  korste  sel- 
uest  vnderholdenn,  doch  eenn  jder  nae  sijnn  vermoegen  vnnd 
tott  discretie. 

19.  Bairmit  dann,  bij  gebreck  vann  apenbair  biddent, 
giene  Armen  noetdruffligenn  thoe  kortt  geschee,  Sonder  die 
rechte  Armenn  doer  die  gantze  Stadt,  soe  wall  heimeückals 
apenbair  ther  noetdrufft  vnderholdenn  wordenn.  Sollen  die 
Prouisoren  vandenn  Huissarmenn,  sampt  denn  Heerenn Pro- 
uisorenn des  Ettdes  vnnd  Prouisorenn  van  die  groete  Gildenn, 


289 

mett  sampt  den  Kefckmeijsters  van  die  grocte  Kercke,  eenn  jder 
in  sim  qoartier,  nu  voertz,  nae  vpgerichter  jegenwoerdiger 
Ordinantie,  Eontz  vmme  gaen  in  allenn  straten  vnnd  sich 
soe  Toele  moegelickenn  jnsunderheit  gaeder  naberscliap,  am 
vlitichstenn  erkrmdigenn,  watt  Armen  heimelick  ofitintapen- 
baer  jnder  naburschap  wonnenn,  woe  sie  sich  holdenn,  offt 
sie  kranck  ofit  euchticli  sijnnenn,  junck  ofit  oltt,  woe  vuile 
kijnderenn  sie  hebbenn,  watt  oersaeke  sie  Arm  sijnnen,  woe 
lange  sie  Arm  sijnnen  gewest,  vnd  waer  sie  wonnen,  off  sie 
sich  oeck  tott  biddenn  vnnd  ledich  gaenn  begeuenn,  datt 
oere  verbrassenn  oflit  verdrincken,  waer  vann  sie  leuenn,  vann 
watt  frundenn  oflit  Mage  sie  sijnnt,  welckes  alsoe  perfect  an- 
geteickent  sall  wordenn. 

20.  Dann  sollenn  sie  sie  aUe  besichtigenn  vnd  spreken 
hoeft  voer  hoeft,  doch  die  heimelickenn ,  soe  heimelick  aLst 
gescheenn  kann ,  vmb  to  wettenn ,  watt  eenn  jder  verdienen 
kann,  ofit  touerdienenn  behoirtt,  Vnnd  die  wat  verdienenn 
konnenn,  sollen  nae  gelegenheit  heel  wtgemonstert ,  ofit  dess 
thoe  leger  angeschreuenn  werdenn ,  vp  dat  nijmantz ,  des  ver 
moegens  sijnnde,  ledich  geuoedet  worde. 

21.  Soe  vehr  oeck  jmantz  befiindenn  worde,  vann  ver- 
moegende  fninde  thoe  sijnn,  die  hem  billeken  beholrt  thoe 
vnderholdenn ,  sollenn  die  Prouisoren  oeres  besten  vermoegens 
bearbeedenn  vnnd  verschaffenn,  dat  snlcks  geschee. 

22.  Die  kijnder,  soe  Dochters  soe  Sohns,  sollenn  vp  eenn 
bequame  Ampt  gebracht  wordenn,  dair  eens  jderen  Natuir 
vnnd  Lust  ahm  bestenn  sich  hen  streckett,  die  starckenn, 
soe  Meetijens  als  anders ,  bij  denn  vermogendenn  thoe  dienenn, 
soe  volle  mogelickenn  geholpenn  vnnd  bestadett  wordenn , 
vnnd  alle  hantwerckxluide ,  doch  tot  discretie  der  Prouisorenn 
des  Bades,  sollenn  vermaent  worden,  thenn  weinichstenn 
eenenn  Leerjongenn  antonemmen  vp  sulcke  conditie,    als  sie 


290 

offt  andere  hierbeuoerens  andere  Lehrjongenn  anthonemmenn 
plegenn,  offt  als  die  Prouisorenn  nae  gdegenheidt  sollenn 
konnenn  accordiren. 

23.  Vnnd  souehr  alsdan n  noch  ennige  arme  kijnder  auer- 
entsdch,  sollenn  Neijtaeffelenn  offt  werckstedenn  eenenn  ofil 
mehr  togestelt  wordenn ,  vann  die  gemeinstenn  Amptenz ,  alss 
vnder  die  jungenn,  Schroer,  Schoemaecker ,  offt  dergelijkenn, 
vnnder  denn  Meljtiens,  Neijenn,  vnd  andere  dergelijkenn 
handtwerkenn ,  verdeilende  dairvnder  die  restirende  Arme 
junge  jo^ett,  als  die  tsemptlicke  Prouisorenn  ahm  bequaem- 
stenn  befindenn  wordenn,  welcke  nije  werckstedenn  allene 
sollenn  dienenn  denn  Gkisthoiserenn  vnnd  andere  armenhui- 
serenn,  Mede  oick  denn  Huissarmenn,  vp  dat  hetgene,  soe 
denn  Armen  anfenklickenn  gegeuenn  is,  vnder  den  Armenn 
blijue,  yerdienett,  vnnd  gebruickett  worde. 

24.  Sollenn  oick  frembde  Meijsters  offt  Meisterschen  an- 
genamenn  wordenn,  tot  Saijetten  Passament,  sijdenn  vnnd 
Lijnenn  lindt,  vnnd  dergelijkenn  thoe  lehrenn  maeckenn. 

25.  Innsrmderheit ,  dew^le  die  wulle  jrst  vann  hier  jnn 
andere  Landenn  gefoirt,  vnnd  dairnae  weddervmb  datwerck 
uann  daer  herwertt  gebracht  wortt. 

26.  Vnnd  soeuehr  jnn  die  groite  Cloesters  offt  Gkisthuiser 
ennige  huise  offl  plaetzenn  befimdenn  wordenn,  die  sie  niett 
noettwendich  en  gebroickenn,  Salmenn  mett  sie  spreckenn, 
dat  dieselue  tot  alsulck  handtwerck  jmploijert  wordenn  tot 
discretie  van  Schepenn  vnnd  Baith. 

■ 

27.  Sollenn  oick  Buitsche  scholenn  vpgericht  wordenn  eene 
offt  mehr,  dair  die  genne,  soe  toejonck  sijnnenn,  vpAmpter 
to  setten,  sollenn  geleert  wordenn,  welcke  Scholen  oick 
sollen  geoisitirt,  die  gennenn,  die  vp  Ampter  sijnn  gestalt, 
des  Sondages,  offt  oick  vp  seckere  andere  dagenn  in 
die    weecken    nae  eens  jderenn   gelegentheit,    Vp   dat   sie 


291 

vannderr  stratenn  geholdenn,  vnnd  aller  sijdenn  jnn    tucht 
vnnd   erbarhdtt  soeuoelle  mogelickenn  vpgetagenn  vordenn. 

28.  Soe  vehr  einenn  yann  denn  Armenn  daerentbauen  vp  der 
Straetenn,  offt  andere  oerde  vannder  Stadt  befandenn  wor- 
denn  thoe  spollenn,  SoUenn  een  tijtlanck  ofFt  oire  olderenn 
vani^  die  Almissenn  wordenn  priuiert. 

29.  Dairmit  oick  die  Armenn  des  tho  beter  befandenn 
mogenn  wordenn,  Sollenn  alle  Predicanten  und  Cappellanenn, 
als  oick  die  Wijsemoers  hertlickenn  vermaent  worden,  dat  sie 
die  genenn,  soe  sie  in  oirenn  noedenn  bedruffücli  uindenn, 
ann  stundenn  an  denn  Prouisorenn  jnder  tijt  in  eens  jderenn 
quartier  sollenn  angeuenn,  dairvp  die  Prouisorenn  sich  wij- 
ders sollenn  hebbenn  toe  erkundigenn,  vnnd  nae  gelegentheit 
thoe  richtenn. 

80.  Wann  dann  die  Prouisorenn  der  Huiszarmenn  mett 
denn  Heerenn  Prouisorenn  des  Bades,  vnnd  die  Prauisorenn 
vann  die  groite  gildenn  vnnd  kerckmeijsterenn  der  groter 
kercken,  eenn  jder  in  sijn  quartier,  alsoe  eenenn  gemeenen 
Staet  bij  sich  ghemaecket  hebbenn,  vnnd  alle  kranckenn, 
beddereden,  dere  noetdrufitigenn  verlatenn  schemelen  Armenn, 
soe  yann  heimelicke  huisarmenn,  als  andere  int  apenbair, 
beide  junck  vnnd  olt ,  vnnd  die  dair  thoe  bequame  sijnnenn, 
vann  der  Straten  vnd  Stegenn  vp  Ampter  vnnd  ther  Scho- 
lenn  gebracht  sollenn  sijnn,  Will  nodich  sijnn,  oick  eenenn 
staett  to  maken  vann  goett,  daermit  sie  alle  in  eten  vnnd 
drinckenn,  kleder,  huiszhuir,  brandt,  lucht  vnnd  deszgelijc- 
kenn  noettdrufit  des  Lichams,  als  oick  ther  Scholenn  vnnd 
handtwerck  vnderholdenn  moegenn  wordenn. 

31.  Vp  dat  dann  die  GK)dtsalige  werckenn  einen  voert- 
ganck  mogenn  hebbenn  ther  ehren  Gades  Almechtich,  tot 
stichtunge  der  jungenn  jo^tt,  vnnd  tot  sunderlingen  heill 
vnnd  walfaert  deser  Stadt. 


292 

32.  Sollenn  voer  jrst  die  vpkumpstenn  van  Sanct  Lebui- 
nus  kercke ,  soe  wess  sie  tot  wthdeilunge  der  armenn  jairlix 
plegenn  wtgedeilt  to  wordenn,  Mede  oick  die  vpkumpstenn 
vann  alle  die  Gildonn,  soe  deilingen  plegenn  to  doene,  jnn 
eene  Massa  gebracht,  vnnd  doer  die  Prouisorenn  vann  denn 
Huissarmen  denn  behoeftigenn  wtgedeilt  wordenn ,  Wthbenae- 
men  dan  noch  Sanct  Augustinus  gilde,  vnnd  Sanct  Antho- 
nius  vp  deun  Berch,  diewelcke  twee  alleene  in  esse  blijuenn, 
vnnd  die  Prouisorenn  darvan  har  gewontlicke  destributie 
doenn  sullen n. 

38.  Wall  touerstaenn,  dat  die  Prouisorenn  vann  die  twee 
vurgeschreuenn  grote  gildenn,  thennende,  datt  die  Almissenn 
recht  wtgedeilt,  vnnd  die  eene  niet  dubbelde  portie  en  be- 
komme,  vnnd  die  ander  dairvann  gepriuiert,  vnnd  alsoe 
denn  eenenn  thoe  vuile  vnnd  denn  anderenn  thoe  wei- 
nich  gedeilt  vnnd  gegeuen  worde,  denn  Prouisorenn  vander 
Huisarmen  perfecte  anteickeninge  geuenn  sollenn ,  mit  namen 
vnnd  thonaemenn  vanndenn  Armenn,  denn  sie  hoer  gewont- 
licke deilinge  doenn  willenn. 

84.  Sollenn  oick  gedachte  Prouisorenn  der  gildenn  vpkump- 
stenn ,  vnnd  die  vpkumpsten  van  Sanct  Lebuinus  kercke  vurg. 
alsoe  wtdeilenn,  dat  sie,  soe  voUejmmersmogelick,  jnn  aller 
gestalt  dieselue  jrstenn  ^dirt  vnnd  susslange  geschiet  sijn- 
nenn,  vnnd  vp  dieselue  dagenn  voirtan  vnderholden  wordenn. 

35.  Vnnd  sollenn  met  die  kleder  nu  nicht  mehr  gewachtet 
wordenn  hent  tot  kerssmis,  sonder,  vmb  alle  beswairHcke 
kranckheit,  denn  Armenn  jnden  anstoet  des  koldenn  wijn- 
ters,  soe  uoUe  mogelickenn  voer  to  kommen,  Sollenn  alle  Cleder 
voirtan  denn  Armenn  wtgedeilt  wordenn  vair  aller  hilligenn. 

36.  Vnnd  alle  Prouisorenn  der  Gilden,  soe  bij  deser  Or- 
dinantien  tott  vnderholdinge  der  Huissarmen  gedestinirt  to- 
behoerende,    sollenn  van  nu  voerttann  bg    die  Prouisorenn 


293 

yandenn  Huissarmeim  verwaert,  ynnd  die  profijtenn  dairvann 
kommende  geboirt  vnnd  tott  vnderholdinge  der  annenn  im- 
ploijrt  wordenn,  Datt  Hillige  Geest,  Manhuis,  Sanct  Elijs- 
bettenn  gasthuis  voer  irst  vnnd  voer  alle  andere  Grasthuise- 
renn  ofil  vergaderingen  vann  Armenn  clein  ofit  groett  soUenn 
bl^uenn  in  esse,  vnnd  vann  oer  selffst  Prouisorenn  werdenn 
bedient  nae  alder  gewontte,  Die  Collatie  der  plaetzenn  sall 
oeck  staenn  vnnd  blijuenn  bij  Schepenn  vnnd  Baitt,  Maer 
die  Prouisoerenn  vandie  Huissarmenn  soUenn  moggen  recom- 
mendiren  oire  noitdrufftige  Armenn ,  met  Baett  der  Heerenn 
Prouisoerenn  vandie  Huisarmenn  vandenn  Baede,  jnn  ver- 
hoepinge  datt  oer  voerbede  angenamen  saU  worden,  als  die 
Huissarmenn  best  wettenn. 

37.  Doch,  dair  befundenn  wortt,  datt  die  Originale Fun- 
datoren  vann  deme  verordent  hebbenn,  datt  die  collatie  ofit 
presentatie  vann  dienn  sall  staenn  bij  jmant  vant  gebloete, 
offt  andere  particulier  Personenn,  ofit  in  ennige  possessien 
vann  denn  welckenn ,  saU  die  Collatie  blijuenn  nae  older  ge- 
wontten,  doch  met  Becommendatie  der  Prouisorenn  vanden 
Uuissarmen. 

38.  Die  vann  Diepenueene,  nadienn  sie  niet  alleene  ge- 
holdenn  wordenn  in  beschuttinge  vnnd  protectie  deser  Stadt, 
Maer  oeck  dairuntbauenn  vann  die  excessiue  gewontlicke 
Lastenn  vann  denn  Huissarmensijnnen  bevrijett,  Ingelijkenn 
hett  r^cke  Fraterhuis  vnnd  die  andere  Cloesterenn  sollen 
geuen  alle  Maendt  soeuolle  mudde  roggenn,  als  GMeputier- 
denn  vann  Schepen  vnnd  Baett  mit  sie  luidenn  soUenn  ver- 
accordieren  konnenn. 

39.  DewLJle  bick  die  Fabrijck  vann  Sanct  Lebuinus  kercke 
temelick  versehnn,  sollenn  die  Fabrickmeijsters  daer  henn 
bewegett  wordenn,  datt  sie  die  Huissarmen  geuen  alle  Maent 
Vnnd  die  Kerckmeijsters  vpten  Berch 


294 

tott  beforderinge  eenes  soe  Godtsaligenn  werckx  alle  Maent, 
soe  volle  als  menn  bij  dieselue  erholdenn  kann. 

40.  Die  Bargeuaers  geselschap  sall  begroetett  wordenn, 
to  willen  consentierenn ,  datt  die  verordente  Yrachtmeisters 
vann  elck  schip,  datt  sie  tzewartt  wthreidenn,  denn  huissar- 
menn  een  sekers  geuen,  soe  volle  menn  bider  geselschapsall 
konnenn  erholden. 

41.  Oick  sollenn  die  Frouisorenn,  strax  nae,  als  dese 
Ordinantie  int  werck  gestalt  sall  sljnn ,  mett  Voerwettenn  vann 
Schepenn  vnnd  Eaeth,  gaenn  huiss  bij  huiss,  doer  die  gantze 
Stadt,  eenn  jder  in  sijnn  quartier,  vnnd  versoeckenn  wess 
eenn  jder  tott  stichtinge  eenes  soe  Godtsaligenn  werckx  an- 
geuangenn,  contribuirt,  niett  twijuelende,  wann  datt  bedenn 
voerder  doerenn  aff  is,  vnnd  sunst  nijmantz  ennige  bisunder 
hantreickinge,  als  gewontlickenn ,  ter  noetdrufft  mehr  vann 
doenn  wort  hebbenn,  Die  Borgerie  vnnd  jngesetenenn  sollenn 
oir  goetherticheit  hieijnne  mildelick  bewijsenn. 

42.  Alle  Sonndage,  Vierdage  vnnd  Bedeldage  Sollen  die 
Frouisorenn  jnder  kercken  vnnder  die  Fredige  vmmegaen, 
nae  older  gewontenn. 

48.  Inn  alle  kercken  sollenn  beslatenn  kistenn  ofil  Bloc- 
kenn  gestaltt  wordenn,  vnnd  in  alle  Voernaempster  Coep- 
loidenn  huiser.  Mede  oeck  jnn  die  Munte,  vnnd  jnn  die 
Wage,  vp  denn  Tolhuisenn,  Sollenn  besloetenn  bussen  han- 
genn  voir  denn  Huissarmenn,  Diewelcke  thenn  weinichstenn 
alle  halue  jarenn  eenns  sollenn  erapent  wordenn. 

44.  Alle  die  gene,  die  sich  jndenn  echten  staet  begeuen, 
sollen  vandenn  Fredicantenn  vermaent  wordenn ,  dat  sie  denn 
Huissarmenn  bedencken  vnnd  dairmit  oerenn  echten  staat 
anuangenn,  Thoe  welckenn  eenn  busse  stedes  sall  hangenn 
b\j  denn  Fredickstoell ,  als  vp  meer  anderenn  oerdenn  ge- 
bruicklickenn  is* 


295 

45.  Alle  die  genne,  soe  die  Borgerschap  nhu  voirtahnn 
winnen,  heel  o£f  ludff,  sollen  die  Huissarmen  thenn  weinich- 
stann  watt  geuenn,  souoele  hem  seluest  belieuett,  ahn  handen 
des  Gameners  jnder  tijtt,  die  daerjnnehett  beste  doen  soUenn. 

46.  Dairmit  oick  die  auerdadige  raeth  ynnd  meensssmae- 
lenn  vermijdet  vnnd  dair  voir  die  hongerige  krancken  vnnd 
naeckte  Lazarus  worde  bedacht  soUenn  die  Heerenn  des  Bades 
ynnd  die  Straetenn  frundtlickenn  angesacht  sijnn,  datt  hem 
will  belieuenn ,  dairjn  ennige  beqoame  Ordeninge  toberaemen, 
tott  fordell  der  Armenn. 

47.  Alle  broekenn  vnnder  der  Burger  Venlijnn,  dieniett 
en  kommenn  tott  vnderholdinge  der  Wachte,  voertz  oeckdie 
broekenn,  herkommende  van  Woecker  vnnd  Horerie,  soUenn 
die  Huissarmen  halff  genietenn. 

48.  Alle  die  genne.  soe  die  Stadt  verwercket  hebbenn, 
ynnd  wedderomme  remissie  erholden,  yoertz  alle  die  genne, 
diewelcke  ennige  verboerde  peene,  hettzij  ann  Lijff,  ehre, 
offte  glimp,  ynnd  denn  an  gelde  ex  gratia  worde  thoeguede 
gelatenn.  Sollen  die  Huissarmenn  geuenn  tott  discretie  yann 
Schepenn  ynnd  Eaith. 

49.  Ynnnd,  dewijle  dair  dat  lichte  broet  die  Armoett, 
soe  datt  broitt  bij  die  Beckers  moetenn  halenn,  Insonderheit 
yerhandelt  wortt ,  sollenn  die  Prouisoerenn  jnt  geheim  ylijtich 
ypsicht  dairyp  dragenn,  ynnd  die  gebrecke  denn  broetwegers 
yermeldenn,  vnnd  alle  broeken,  soe  daer  yann  kommenn, 
als  die  lichte  broeden  irst  bij  gedachte  Prouisoerenn  ypge- 
spoirt  sijnnenn,  sollenn  denn  Huissarmenn  thoe  goede  kommenn. 

50.  Wann  ennige  schelinge  yannden  Heerenn  Gedeputier- 
denn  des  Eades,  yp  hett  Baethuis,  ofit  buiten  dattBaethuis 
yann  anderenn,  ter  firundtlicheit,  bij  Moetzoene,  ofitoeckbij 
Compromis,  hengelacht  wort,  Sollenn  die  Heerenn  Gedepu- 
tierden   ofil  andere  ynderhandlers  ynnd  Compromissari   por- 


296 

thien  ahnn  beiden  tzijdenn,  voer  hett  besluitenn  vnnd  voer 
der  wtspraecken,  dair  henn  beredenn,  datt  sie  den  Huiss- 
armen  dair  watt  van  toleggenn  soUenn,  Datwelcke  dann  jn- 
sunderheit  sall  gescheenn,  wanneer  sich  parthienn  vann  eenen 
doettslach  vnnd  dergelijckenn  eenformlich  versoenenn. 

51.  Die  Schepenn,  dair  voir  Testamente  vpgerichtett  wor- 
denn,  als  oick  die  Fredicanten  ofit  Gappellacnenn  soUenn  der 
Huissarmenn  l>este  doenn,  Wess  den  Armenn  bij  Testamente 
gegeuen  wortt,  Sall  vann  der  anwesende  Secretaris,  voirt 
nae  doede  des  Testatoris  jnn  dehm  Armenn  ligger  jnn  die 
Schrijffkamer  geteickent  wordenn,  Die  Predicantenn  offtCap- 
pellanenn  Sollenn  die  Testamente,  soe  voer  oer  sijnnenn  vp- 
gerichtett, Soe  lange  by  sich  holdenn,  dat  der  Armenn  gifF- 
tingen  irst  vandenn  Secretario  sijnnenn  ingeteickennt 

52.  Alle  Testamente,  gifftenn,  Contracten  vnd  andere 
dergelijcke  dispositienn ,  bijnnen  vnser  Stadt  vpgerichtett ,  dair 
in  denn  armenn  wes  gegeuen  is,  sollenn  hier  bijnnenn  wt- 
gekiert  wordenn,  Vnnd  sollenn  die  Armenn,  dair  gienn  bi- 
sunder  mentie  vann  andere  Gasthuiser  offt  vergaderinge  ge- 
scheen,  verstaenn  wordenn,  alleene  die  huissarmenn,  vnnd, 
soe  vere  dairbeneffens  ennige  bisunder  Exequutoren  giestlick 
offt  wartlick  gestalt  sijnnenn  wthodeilenn,  Sollenn  gemelte  Exe- 
cutorenn  die  wthdeilinge  daeruann  mogenn  doenn,  mett  gemee- 
nenn  beraidt  der  Prouisorenn  vandenn  Huissarmen,  vnnd  anders 
niett,  vnnd  daer  vann  voer  die  Straetschepens,  vnnd  Prouisorenn 
vanndenn  Huissarmenn,  vnd  anders  niett  Bekeninge  doenn. 

53.  Doch  souehr  jemande,  die  alsulcke  Testamentischen 
gifftenn  gedaenn,  daerjnn  wthdrucklickenn  wtbescheidenn 
hadde,  datt  sijne  arme  frunde  voir  andere  dair  vann  gehol- 
denn  soldenn  worden,  Sall  die  deijlinge  oick  wall  buetenn 
vnnse  Stadt  dairuann  moegenn  gescheenn,  bij  alsoe,  datt 
vann  oir  Armoett  tot  discretie   vann  Schepenn   vnnd   Raeth 


297 

alhier  irst  behoirlick  sall  blijkenn,  vnnd  Bekeninge  dairuann 
doenn  alss  vurscbreuenn. 

54.  Wann  die  olders  ofil  kijnnder  bij  Testamente  jnn  oir 
Legitima  sijnnenn  vercortett,  sollenn  sie  oir  Supplement  irst 
verhalen  ann  die  ander  Legata,  ehr  sie  kommenn  tott  hett 
Legaett  der  Armenn. 

55.  Soe  vehr  nu  mett  alle  dese  Middelenn  die  Huissar- 
menn  niet  sollenn  konnenn  vnderholdenn  wordenn,  Sollenn 
die  Prouisorenn  oerenn  noettdrufiligenn  Armenn  henn  vnd 
wedder  jnn  guider  luide  huiser  seckere  maeitijdenn  voirbiddenn. 

56.  Vnnd  ehr  sie  jmandt,  hie  sij  wiè  hiewill,  heimelick 
ofit  apenbair  latenn  gebreck  lijdenn,  offt  selffst  gaenn  bid- 
denn,  sall  bauenn  dessenn  alienn  tot  oiren  laste  staenn  en- 
nige^  vermogende  goethertige  luide  jnt  heijmelick  alsulch  ar- 
moett  to  kennenn  to  geuen  vnnd  tho bidden,  vmb etlich geltt 
der  armenn  buidell  thoe  lienenn,  soe  sie  het  niet  konnenn 
gegeuenn  krigenn ,  datwdcke  sie ,  mit  denn  alder  irstenn  die 
Armenn  buidell  des  vermoegens  sijnn  sall,  denn  seluigenn 
sollenn  wedder  geuenn. 

57.  Soe  vehr  die  armoet  hieruntbauenn  noch  gebreck  lij- 
denn  worde,  Sollenn  die  Prouisorenn  seckere  armenn  nae  dat 
der  Armenn  gebreck  noch  groett  is,  eenn  secker  handtteic- 
kenn  geuen,  vmb  selffs  huis  bij  huis  tbiddenmoegenn,  jndie 
manierenn  als  vann  die  handteickens  vermaennt  is,  Alle  die 
genne,  soe  die  Stadt  sgnnenn  vereedet,  vnnd  vander  Stadt 
Solaris  offt  Loenn  vnntfangenn ,  sollen  die  Prouisorenn  dienenn 
vmme  Gades  willenn. 

58.  Mett  die  Stadtmeister  vnnd  alle  andere  Chirurgienn, 
als  oèck  mett  denn  Appoteker  sollenn  die  Prouisorenn  inder 
tytt,  mett  todoenn  der  Prouisorenn  des  Baedes,  jnn  alienn 
voiruaUendenn  saeckenn  ahnn  forderlichstenn  vnnd  bequaem- 
sten  handelenn  nae  gelegennheitt. 

BLIDB.  III.  20 


S9d 

59.  Wannt  etwes  des  Htdssannenn  int  particulier  ansterfft 
die  tijtt,  dat  sie  die  Almissenn  noch  leuen,  ofit  soe  ennige, 
die  der  Almissenn  etwann  genoetenn,  tott  vermo^ntheit  ge- 
kaemenn ,  Sollenn  dieseluige  ofit  oire  Erffgenaemenn  geholdenn 
wesenn,  dair  voir  datt  sie  die  Almissenn  genoetenn  hebbenn, 
tott  discretie  vann  Schepenn  ynnd  Baith  eenn  kentenisse  tdoenn. 

60.  Datt  oick  jmandt  vanndenn  Huiszarmenn  wedder  tott 
guidenn  stannde  kommenn  worde,  dieseluige  sall  schuldich 
sljnn  denn  Huissarmenn  ann  handenn  vandenn  Prouisorenn 
jnnder  tijtt  wedder  danckbaer  wesenn,  vnnd  datt,  soe  walj 
off  dair  kijnnder  weeren,  als  anders,  thenn  weere  Schepenn 
vnnd  Baetth  bij  discretie  hierjnne  anders  worde   Ordinirenn. 

61.  Nijmanth  sall  sich  tegenns  die  Prouisoerenn  jnder 
tijtt  jnn  die  bedieninge  oires  Amptes  misgrijpenn  mett  woir- 
denn  ofit  werckenn,  bij  Arbitrale  correctie.  Alle  affgaende 
Prouisorenn  sollenn  oiie  Bestantenn  bijnnenn  jaers  selfiEs  jn- 
manen  vnnd  soeYoUemogelickaffdoenn,  Dairuntbauen  sollenn 
alle  affgaende  Prouisoerenn  oeck  alle  swaricheit  vann  Bechts* 
forderinge,  soe  in  oir  jaerenn  sijnnenn  veruallenn,  selfist  wth- 
fuirenn,  sonder  datt  denn  anderenn  Prouisorenn  jnder  tijtt 
ennige  mo\jte  dair  vann  sollenn  hebbenn. 

62.  Alle  yierdell  jairs  ofit  dairumbtrent  doch  achtdagenn 
vnder  ofil  auer,  sollen  die  tsamptlicke  Prouisorenn  vandie 
Huissarmenn  bij  eene  kommen ,  vmb  t^preken  vanndenn  Staat 
der  huissarmenn,  vnd  thoe  sehenn  wes  mett  denn  gedaenn 
ofit  gelatenn. 

63.  Besse  Ordinantie  sall  tott  discretie  van  Schepenn  vnnd 
Baett  vnnd  oere  geswarenn  gemeinte  jnn  allenn  oirenn  Punc- 
tenn,  nae  gel^nheit  der  tijtt,  verandertt,  vermindert  ofit 
vermeertt  worden n. 

TfAWf 

Finis.  v.  d. 


BRIEVEN  VAN  JOANNES  TOLLIUS 

UIT   HET  LEGER   UBR  QEALLIEEBDEN     IN    F^ANSCH 

VLAANDEREN,    1710. 


Joannes  Tollius,  de  schrijver  van  de  brieven  welke  ik  hier 
zal  mede  deelen,  was  een  zoon  van  D'  Philippus  Theodorus 
Tollius,  uit  diens  tweede  huwelijk  met  Sara  van  Oelen  en 
werd  te  Kampen  geboren.  Hij  huwde  V.  Henrika  Aleida 
ter  Welberg,  uit  welk  huwelijk  hij  eene  dochter  Sara  Maj- 
griet  Tollius  had,  in  1714»  geboren,  en  2^  Aleida  van  der 
Sluis,  uit  welk  laatste  huwelijk  geene  kinderen-  schijnen  te 
zijn  gesproten. 

In  1708  werd  hij  in  zijn  vaderstad  Kampen  tot  lid  van 
den  raad  verkozen  in  de  plaats  van  Gosen  van  Erckelens. 
In  1710  was  hij  gedeputeerde  te  velde,  en  als  zoodanig 
maakte  hij  in  dat  jaar  den  veldtocht  mede  in  de  zuidelijke 
Nederlanden. 

De  Spaansche  successie  oorlog,  sedert  1700  ontbrand, 
scheen  in  den  aanvang  van  't  jaar  1710  voor  een  oogenblik 
door  bemiddeling  geëindigd  te  zullen  worden ,  doch  toen  men 
den  11*^  Mei  in  den  Haag  het  verslag  van  de  afgezanten  der 
Staten :  Buijs  en  van  der  Dussen ,  aangaande  het  verhandelde 
op  de  bijeenkomst  te  Geertruidenberg  vernam,  geloofden  de 
Staten  dat  de  onderhandelingen  tot  geen  bevredigenden  uit- 
komst zouden  leiden  en  besloot  men  den  veldtocht  in  de 
zuidelijke  Nederlanden  te  openen.  Marlbourough,  Prins  Eu- 
genius  van  Savooie  en  de  andere  legerhoofden   begaven    zich 

20» 


800 

tot  dat  einde  in  H  midden  van  April  naar  het  l^r,  dat 
te  Doornik  werd  verzameld.  De  graaf  van  Albemarie,  die 
't  bevel  in  deze  stad  had,  maakte  zich  weldra  meester  van 
't  kasteel  Montagne,  moest  dit  echter  spoedig  weder  ontrui- 
men, doch  heroverde  het  kort  daarna. 

Het  gros  van  't  leger  toog  van  Doornik  door  de  vijande- 
lijke linien  bij  Douay,  en  belegerde  deze  stad.  Tegelijk  trok 
Marlborough  met  een  deel  van  't  leger  over  de  Scarpe  en 
sloeg  zich  bij  Yitry  neder.  De  vijand  werd  [daardoor  genood- 
zaakt op  Kamerijk  terug  te  trekken,  en  Douay  werd  toen 
onder  den  Prins  van  Oranje  en  Van  Anhalt  Dessau  aange- 
vallen. Den  4«"  Mei  opende  men  de  loopgraven.  Den  7*" 
Mei  daaraanvolgende  deden  de  belegerden  een  hevigen  uitval, 
maar  werden  door  den  Prins  van  Oranje  teru^  geslagen.  De 
maarschalk  De  Villars  trok  weldra  aan  't  hootd  van  'tPran- 
schft  leger  de  Schelde  tusschen  Bouchain  en  Eibecourt  over 
en  trachte  Douay  ie  ontzetten.  Zoo  was  de  stand  van  zaken 
toen  Tollius  den  eersten  brief  schreef,  dien  ik  hier  mededeel. 

Ofschoon  hij  reeds  vroeger  een  brief  aan  den  raad  schijnt 
geschreven  te  hebben ,  en  ook  andere  brieven  uit  deze  corres- 
pondentie ontbreken ,  geloof  ik  toch  dat  de  nog  aanwezigen , 
van  veel  gewicht  zijn  voor  de  kennis  der  krijgsgebeurtenissen 
in  het  jaar  waarin  ze  werden  geschreven  en  vooral  voor  de 
geschiedenis  van  't  beleg  van  Douay. 

Thans  mogen  de  brieven  zelve  volgen. 

1. 

't  Sedert  mijne  laatste  aan  UwelEd.  Hoog  Agtb.  is  alleen 
van  merite  voorgevallen,  dat  deezen  morgen  vroeg  onderrigt 
wierden  dat  den  viand  voor  het  aanbreeken  van  den  dag, 
sig  had  in  mersch  begeven,  hebbende  vervolgelijk  tussen 
Blanges  en  S^  Laurent  vier  bruggen  geslagen ,  waar  over  haar 
armee  met  het  aanbreken  van  den  dag  is  getoogen ;  men  zegt 


301 

met  intentie  om  in  de  vlakte  van  Lens  te  gaan  legeren  en 
morgen,  zijnde  Hemelvaartsdag,  op  ons  af  te  komen;  de 
Generaals  van  het  Greailleerde  leger  hebben  daarop  hetzelve 
een  beweging  doen  maken ,  komende  de  regtervleugel  te  Mon- 
tigny  en  de  lincker  vleugel  te  Vitry,  *)  verder  sijn  alle  nodige 
mesures  genomen  om  den  viand,  indien  lust  heeft  ons  aan 
te  grijpen,  wel  te  ontfangen,  sullende  tot  dien  eijnde,  de 
regter  vleugel  door  den  Prins  Eugenius ,  de  linkervleugel  door 
de  Graaf  Tilly  en  het  corps  de  bataille  door  Milord  Duo  *) 
worden  gecommandeert.  Wij  hopen  een  geluckigen  dag,  om 
alsoo  tot  het  gewenst  eijnde  van  een  vaste  vrede  te  'geraken. 
Ik  sal  niet  af  sijn  UWelEd.  Hoog  Agtb.  van  alles  exacte 
kennis  te  geven  en  in  alle  voorvallen  betonen  dat  met  veel 
respect  ben  enz. 

Berbieres  *)  28  Maij 
des  avonts  ten  7  uuren  1710. 

PS.  Soo  ontvangt  den  Heer  Croonstroom  *)  advijs  door 
een  sijner  spions,  dat  den  vijand,  die  al  gezeid  was  de 
Scarpe  *)  te  sijn  gepasseerd,  tegenwoordig  beesig  is  daerover 
te  trekken  om  morgen  de  attacque  te  doen.    In  haast. 


Y  Vitry  een  dorpje  aan  de  Scarpe,  ongeveer  midden  tnsschen  Arras 
en  Douay.  Montigny  of  Montony,  een  dorp  eenige  uren  noordelijker 
gelegen. 

*)    Milord  One,  nl.  Be  Marlboorough. 

')  Berbieres,  moet  Brebières  z\jn,  een  dorpje  een  paar  uren  znide- 
lyk  Tan  Donay  aan  de  Scarpe. 

*)  Croonstroom,  Isaak  baron  van  Cronstrom  in  1662  te  fort  Aresta 
in  Dalecarlië  geboren ,  trad  op  jeugdigen  leeftijd  in  Hollandschen  dienst. 
Destgds  was  hij  brigadier,  hij  klom  venrolgens  door  zyn  dapperheiden 
beleid  pp  tot  den  rang  van  generaal  en  overleed  in  1751  als  gouverneur 
van  's  Hertogenbosch. 

*>  De  S  e  a  r  p  e  is  een  rivier  in  Artois ,  waarvan  hier  het  deel 
wordt  bedoeld  tasschen  Arras  en  Douay. 


302 

2. 

Gisteren  avond  hebbe  mij  d'  eere  gegeven  per  expresse 
courrier  aan  haar  Hoog  Moog.  afgesonden,  üwelEd.  Hoog 
Agtb.  de  dispositien  der  vianden  te  melden ,  volgens  dewelke 
geen  andere  verwagtinge  hadden,  als  van  deezen  morgen  tot 
een  bataille  te  koomen,  tot  welken  eijnde  onse  armee  sig  in 
de  gemelde  dispositie  hadde  gestelt  Edog  tot  deeze  uure  te 
vergeefs,  also  geen  haast  maken  en  iangsaam,  sodegerugten 
willen,  de  Scarpe  tussen  Blangis  en  S^  Laurent  passeeren, 
waarom  een  gedeelte  van  ons  leeger  sig  weederom  in  haar 
vorige  fposten  heeft  begeeven.  Milord  Duo  en  veele  andere 
Generaals  hadden  sig  heeden  een  goeden  dag  tot  Hemelvaart 
der  Fransen  belooft,  dog  kunnen  niet  denken  dat  yts  anders 
in  't  sin  hebben  als  ons  door  marches  en  contramarches  de 
convoijen  moeijelijk  te  maken;  altoos  indien  in  H  sin  hebben 
yts  te  doen ,  moeten  sulks  int  kort  werkstellig  maken ,  door- 
dien vemeeme  in  haar  leeger  schaarsheid  van  broot  en  fou- 
rage  is.  Het  rapport  van  de  beleegering  is  nog  niet  ingeko- 
men, dog  kan  in  H  generaal  zeggen  Iangsaam  vordert  In- 
dien voor  *t  sluLJten  deezes  yts  naders  vemeeme,  sal  *t  UwelEd. 
Hoog  Agtb.  aan  den  voet  deeser  melden ,  waarmeede  met  veel 
respect  blijve  enz. 

Brebiéres  den  29  Maij 
1710  des  avonts. 

Ben  vijand  is  de  Scarpe  nog  niet  gepasseerd,  maar  alleen 
is  het  gerugt  veroorsaekt  door  het  overtrekken  van  eenige 
bagage  en  broodwagens.  Milord  duc  logeert  in  het  dorp  Es- 
querchin ; ')  ik  zal  de  eere  hebben  per  naesten  UwelEd.  Hoog 
Agtb.  de  l\jst  der  troupes  tot  de  Bataille  gedestineert  en  der- 
selver  ordre  over  te  senden. 


')     Esquerchiii,  een  dorp  in  Artois,  een  weinig  ten  noordwesten  van 
Dooay,  aan  't  canal  de  Dooay; 


303 

3. 
Niettegenstaende  de  groote  roep  en  de  geweldige  snorkerije 
van  den  vijand,  voorgeevende  ons  in  onse  voordeelen  te  willen 
koomen  aentasten,  waer  toe  ook  desdve  tot  drie  agter  een 
volgende  daegen  sig  scheen  geprepareerd  te  hebben,  door  de 
gedurige  beweegingen  die  in  desselfs  leeger  gemaakt  wierden, 
heeft  egter  den  uitslag  niet  geweest,  soo  als  men  sig  met 
reeden  daervan  soude  hehben  kunnen  verbeelden.  Want  tot 
op  gister  ogtend  den  4  deeser  in  deselve  leegerplaats  hebbende 
blijven  liggen,  maekte  deselve  een  mouvement  met ziji^ linker 
vleugel  nae  Lens  toe,  van  waer  weer  marcheerde  langs  de- 
zelve route  van  waer  hij  was  gekomen.  Milord  Duc,  den 
Graeve  Tilly,  Albemarie,  Athlone,  ^)  en  andere  generaels 
waeren  in  het  dorp  Vitry  en  hadden  den  Heer  Yvoy  booven 
op  den  tooren  gesonden  om  der  vQanden  marches  te  obser- 
veeren,  dewelke  ons  dan ,  soo  als  ik  hier  bovengemeld  hebbe, 
adverteerde;  de  meeste  tenten  der  vijanden  waeren  a^broo- 
ken,  en  hebben  wij  nog  geen  onderrigt  dat  de  selve  weer  op- 
geslagen zijn,  meenende  dat  de  vijand  sijnen  marsch  agter- 
waerds  genoomen  heeft,  om  sig  te  vernoegen  met  het  consu- 
meeren  der  fourage  daer  anders  onse  cavaUer^e  seer  wel  b^ 
soude  gevaeren  hebhen ;  ik  sal  deesen  middag  nog  wel  naedere 
circumstantien  vernoemen,  die  ik  d*  eere  sal  hebben  hier 
agter  aen  te  voegen.  Ondertussen  geeve  ik  mij  het  geluk  van 
aen  UwelEd.  Hoog  Agtb.  over  te  zenden  het  plan  van  Douay 
met  de  omliggende  plaetsen  en  dorpen ,  daer  bij  desituatie  van 
het  leeger  van  den  Staet ,  synde  dit  pkn  den  24  der  voorleedene 
maend  gecoucheerd  en  daaromtrent  voorgevallen  deese  veran- 
deringe,  naementlijk:  dat  de  retranchementen  voor  het  leeger 


')  'Athloae,  FrederikChriBtiaan  vanBeede,  graaf  van  Athlone,  haron 
van  Reede  en  Agrim  enz.,  in  1719  als  luitenant  generaal  der  mitery 
van  den  Staat  overleden. 


304 

die  hier  separaet  vertoond  worden ,  naderhand  aen  malkander 
sijn  gehegt  door  18  redouten  met  haere  linien,  soo  verre  als 
de  stippels  daer  omtrent  gehaeld  zijn ;  de  tweede  veranderinge 
is  deeze:  dat  aen  beide  de  vleugels  vanhetleeger,  drielioien 
staen,  eene  van  infanterije  en  twee  van  cavallerie,  sijndehet 
corps  de  bataille  onder  Milord  Dac  maer  van  twee  linien, 
eene  infanterije  ende  de  tweede  cavallerije,  de  geheele  voorste 
linie  van  het  leeger  van  Vitry  af  tot  aen  Montigny,  bestaet 
uit  enkelde  infanterije,  de  schoonste  die  men  ooijt  kan  sien 
en  agter  deselve  is  alle  cavallerie  geposteerd,  soo  als  ik  gemeld 
hebbe,  sonder  dat  tussen  het  voetvolk  een  eenig  ruiter  is. 
Voor  het  tweede  neeme  ik  de  vrijheid ,  4ien  UwelEd.  Hoog 
Agtb.  te  senden  de  lijste  van  het  voornoemde  leeger,  eenieder 
in  sijne  brigades  verdeeld,  waartoe  UwelBd.  Hoog  Agtb.  in 
het  formeeren  van  een  nette  idee  van  des  zelfs  staet ,  gelieven 
de  voorige  aenmerkinge  over  het  formeeren  der  linien  sig 
te  erinneren.  Ik  wil  hoopen  dat  mijnen  ijver  in  deezen  aen 
UwelEdel  Hoog  Agtb.  niet  onaangenaem  sal  sijn.  Den  com- 
missaris Fleertman  heeft  deesen  ogtend  gerapporteerd,  dat 
aen  de  regter  attacque  een  brugge  was  voltrokken,  en  dat 
insgelijks  aen  de  linker  op  hoeden  zoude  geschieden ,  vorders 
was  een  Lieutenant  van  de  mineurs  met  eenig  volk  gespron- 
gen en  begraven.  Men  heeft  hier  gister  avond  koomen  rap- 
porteeren dat  den  ingenieur  Meijer  ook  door  een  mijn  soude 
sijn  gesprongen,  en  is  het  zelve  reeds  na  Holland  geschre- 
ven, dog  versoeke  ik  dat  UwelEd.  Hoog  Agtb.  gelieven  ver- 
zeekerd  te  zijn  dat  sulx  voor  die  keer  onwaer  is,  want  ik 
gister  avond  ten  vijff  uiren  van  hier  nae  Vitry  rijdende,  den 
ingenieur  Meijer  op  den  weg  gesprooken  hebbe,  soo  dat  wan- 
neer sijne  ouders  het  eerste  gerugt  mogt  ter  ooren  koomen, 
deselve  kunnen  gerust  gesteld  worden  door  deese  verseeke- 
ringe.   Voor  zoo  veel  het  gepasseerde  in  de  voorige  nagt  be- 


305 

langd ,  wat  nu  de  laatste  nagt  is  yoorgeyallen  vinden  UwelEd. 
Hoog  Agtb.  in  het  relaes  van  Pleertman.  Soo  aenstonds  ver- 
neeme  dat  des  vljands  regter  vleugel  tot  digt  onder  Arrasis 
geweeken,  omtrent  een  heel  uir  van  haer  voorige  posteeringe, 
de  linker  leidt  nog  in  ^t  gesigt.  Wat  er  heeden  meerder  van 
vallen  sal  weet  men  niet  te  gissen.  Soo  aenstonds  koomt 
een  ingenieur  uit  ordre  van  Hartel  en  de  Bruin  rapport  doen 
aen  de  gesamentlljke  heeren  Gedeputeerden  van  het  gepas- 
seerde deese  nagt,  sijnde  de  werken  werkelijk  geadvanceerd; 
een  vijandelijke  mijn  door  de  onze  gevonden ,  is  met  eenige 
Fransen  opgevlogen,  ende  nog  eene  is  men  besig  leedig  te 
maeken  en  dan  met  weinig  kruid  en  twee  bomben ,  die  daer 
in  sijn  ook  te  doen  springen.  Het  is  waer  dat  er  een  inge- 
nieur Meijer  gesprongen  is ,  maer  is  een  ander  als  den  onzen, 
hoewel  weder  uitgegraven  ende  ongequetst.  Ik  blijve  met  diep 
respect  enz. 

Berbières  den  6  Junius  1710. 

PS.  Bij  Prins  Eugenius  gegeeten  hebbende,  wierd  naede 
maeltijd  iets  voorgesteld  daer  niemand  als  de  Princen  en  de 
(Gedeputeerden  present  waeren,  en  daerover  ik  per  naesten 
de  eere  sal  hebben  UwelEd.  Hoog  Agtb.  te  schrijven,  kon- 
nende  nog  niets  seekers  melden  van  het  geene  verder  mogte 
komen  voor  te  vallen  of  voorgevallen  z^n  ^tsederd  elf  uiren 
dat  van  huis  s^n  geweest. 

4. 

« 

Bijaldien  iets  van  belang  wasr  gepasseerd  geweest,  ik  had 
mij  de  eere  gegeeven  sulx  aen  de  taefel  van  UwelEd.  Hoog 
Agtb.  gedienstiglijk  over  te  senden,  dog  sulx  niet  hebbende 
gehad,  oordeelde  te  moeten  wagten,  tot  dat  iets,  UwelEd. 
Hoog  Agtb.  attentie  waerdig,  mogte  voorkomen.  Donderdag 
laestleeden,  geweest  zijnde  den  19  deezer,  vonden  de  heeren 
Greneraels  goed  op  het  rapport  der  ingenieurs  dat  de  bressen 


806 

in  staet  waeren  op  de  beijde  ravelijnen  aen  de  attacque  van 
den  Heere  Prince  &  Stadhouder  van  Friesland,  ^)  te  stormen. 
De  Heeren  gedeputeerden  te  velde,  wierden  versogt  daerbij 
te  willen  assisteeren,  sulx  geschiede  en  wierden  wi:  door  de 
Heeren  Hartog  en  Frincen  van  Savoijen  en  Nassauw  ')  in 
de  trancheen  geleid,  eene  ter  regter  en  de  vier  andere  ter 
linker  zijde  van  de  attacques;  wij  gingen  ten  7  uiren  in  de 
loopgraeven,  de  Heeren  Hooft,*)  Posters,*)  ik  en  Wichers,  *) 
waeren  in  de  redout,  die  voor  de  eerste  batterij  leid,  daer 
de  heer  Generael  Majoor  Yegelin,  *)  doenmaels  commandee- 
rende,  sijn  hutte  had,  waerin  wjj  onder  het  musycq  van  ca- 
non ,  granaten ,  musquetten  en  bomben  in  een  overgroot  getal, 
aenschouwers  waeren  van  de  bravoure  onzer  infanterije,  en 
de  dappere  teegenstand  der  vijanden,  d^  aenval  die  ten  half 
tien  uir  geschiede,  duirde  tot  oven  over  tien,  wanneer  wij, 
met  verlies  van  zes  of  seeven  honderd,  zoo  dooden  als  ge- 
quetsten,  meester  van  de  bres  bleeven,  daer  ons  volk  zig 
met  30  grenadiers  logeerde,  tot  dat  de  vijanden  zig  gereti- 
reerd hebbende,  het  logement  door  12  man  bewaard  wierde; 
uit  vreeze  voor  de  vijandelijke  mijnen  had  men  daer  zoo  weij- 
nig  volk  geUeten,  het  welk  egter  niet  belettede,  dat  de  vij- 


')    Johan  Willem  Friso. 

*)  Gomelis  graaf  van  Nassaa  Woudenberg,  zoon  van  Hendrik  van 
Nassau,  heer  van  Ouwerkerk  en  Fran9oise  van  Aerssen  van  Sommels- 
dyk,  generaal  miyoor  in  Juli  1712  by  Denain  in  de  Schelde  ver* 
dronken. 

*)    WaarschQnlyk  Gerrit  Hooft,  burgemeester  van  Amsterdam. 

*)  Zeker  een  gedeputeerde  te  velde,  waarschguUjk  dezelfde  die  later 
resident  der  Staten  aan  het  hof  te  Brussel  was. 

*)  Waarschynl^k  Wicher  Wichers,  zoon  van  Abraham  Wichers  en 
Wibbina  de  Drews,  in  1651  te  Groningen  geboren,  gedeputeerde  te 
velde  en  burgemeester  van  Groningen. 

•)  Frederik  Vegelin  van  Claerbergen,  geboren  1667,  overleed  2 
Jan.  1718. 


807 

anden  des  daegs  daeraen  80  man,  daeronder  den  Gapitein 
van  een  compagnie  grenadiers,  genaemt  Terville  in  het  regi- 
ment van  den  Heere  Prins  van  Friesland  in  de  logt  deeden 
vliegen,  sijnde  apparent  dat  den  lieutenant  Siegers,  wiens 
Gapitein  de  gesprongene  is,  en  tot  nog  toe  vermist  word, 
die  compagnie  weeder  sal  bekoomen.  Men  heeft  sig  in  het  hol 
van  de  mine  gelogeerd  en  daer  gemainteneerd,  beide  derae- 
velijns  sijn  door  de  vijanden  verlaeten;  wij  quaemen,  niet 
teegenstaende  wij  de  lengte  van  onze  visbrugge  niet  van  de 
attacque  waeren  geweest,  en  geduirende  de  zelve  onze  Heeren 
en  Meesters  en  goede  vrienden  met  een  glaesjen  Moeselwijn 
waeren  gedagtig geweest,  des  nagts  ten  elf  niren  met  alle  de 
Heeren  en  Hooge  Generaels  uit  de  loopgraeven ,  en  ieder  be- 
gaf zig  nae  huis,  daer  ik  ten  een  uir  des  nagts  aenqoam, 
zijnde  twee  uir  van  de  tranchec.  Deezen  ogtend  ten  8  uir 
heeft  de  Prins  van  Anhalt  Dessauw  sig  meester  gemaektvan 
de  beide  'raevelijns  van  sijn  attacque,  aen  de  regter  hand 
had  ons  volk  met  200  man  gepasseerd  en  de  schanskorven  half 
gevuld,  eer  de  vijand  sulx  gewaer  was  geworden,  soo  dat 
daer  weinig  of  geen  verlies  is  geweest,  maer  aen  de  linker 
attacque  is  men  geen  meester  gebleeven  als  nae  de  vierde 
attacque,  sijnde  ons  volk  tot  vier  mael  gerepousseerd ,  maer 
telkens  door  den  Prins  van  Holstein  Beek,  ^)  die  mij  soo 
door  sijn  adjudant  kennis  hiervan  geeft,  weer  aengevoerd; 
Sijn  Hoogheid  heeft  laeten  zeggen  dat  niet  twijfelt  of  men 
sal  sig  moogen  feliciteeren  binnen  een  dag  of  twee  met  d* 
overgave  der  stad.    Meest  de  officiers  van  de  linker  attacque 


*)  De  prins  van  Holstein-Beok ,  die  in  1704  aan  *t  hoofd  eener 
HoIlandBche  brigade  in  de  slag  van  Hochstadt  vechtend  gewond  en  ge- 
vangen genomen,  doch  weder  was  ontset. 


_k 


808 

yan  Anhalt  Dessaa  ^)  sijn  of  dood  of  gequetst,  die  hier  toe 
gebruikt  s^n  geveest.  Tot  ieder  attacque  waeren  geordon- 
neerd 100  grenadiers  en  300  mousquettiers ,  gesouteneerd 
door  gelijk  getal,  vaer  van  aen  het  linker  ravelijn  weinig 
gesond  sijn  afgekomen ;  aen  de  regter  attacque  heeft  de  vijand 
naederhand  ook  nog  veel  schade  gedaen  van  de  capitaele  wal, 
sijnde  des  v^jands  geheele  guarnisoen  in  de  waepenen  geweest 
om  deeze  post  te  mainteneeren,  dogeindeling  genoodsaekt die 
aen  ons  over  te  laeten.  Men  heeft  een  vijandelijk  mineur 
door  het  af  houwen  van  sijn  arm,  in  de  actie,  soo  als  besig 
was  de  lonte  in  het  kruid  van  een  mijn  te  steeken,  belet 
zulks  uit  te  Toeren  en  daerdoor  nog  veel  volk  gespaerd.  Wat 
verders  hier  op  mogte  volgen  ofte  beraemd  worden,  sal  ik 
de  eer  hebben  UwelEd.  Hoog  Agtb.  op  het  netste  tecommu- 
nioeeren.  Ik  heb  nog  niet  gehoord  dat  eenige  van  onse  Over- 
Qsselsche  ongemak  hebben,  als  alleen  is  de  vaendraeger  Win- 
terdijk  in  het  regiment  van  den  Heer  Baron  van  Heiden  *) 
als  ingenier  gesneuveld,  en  nae  men  mijn  onderrigt ,  hierdoor 
een  taendel  aen  de  stad  vacant ;  ik  meen  ook  een  lieutenant 
Plaets  onder  Groonstroom,  door  advancement  in  duitsche 
trouppes  niet  weer  hier  gekomen:  soo  hieromtrent  iets  van 
UwelEd.  Hoog  Agtb.  bevoelen  mogte  sijn,  ik  sal  de  ordres 
met  veel  respect  afwagten  en  voor  soo  veel  in  mijn  is,  exact 
uitvoeren.  Ik  heb  de  eere  hier  nefiens  te  zenden  de  lijste  der 
vijandelijke  armee,  die  versoeke  dat  bewaerd  mooge  werden, 
alsoo  maer  twee  of  drie  daervan  hier  sijn;  dezelve  hebben 
uit  haere  armee  gedetacheerd  80  bataillons  nae  deVlaemsche 


^)  Leopold,  zoon  yaa  Johanaes  Georgius  ea  Henriette  Catharina, 
dochter  van  prins  Frederik  van  Oraige  Nassau. 

*)  R«inhard  Vincent  baron  van  Heiden  Hompesch,  geboren  1660, 
een  Guliksch  edelman,  generaal  miyoor  der  miter\j  in  Nederlandschen 
dienst    Hg  overleed  in  1733,  ab  gouverneur  van   Geertruidenberg. 


309 

forteressen  als  Duinkerken,  S*  Wijnox,  S*  Venant,  Aire,  S* 
Omer  en  Ypres  en  Bethune,  soodat  dezelve  nog  als  vooren 
gecampeerd  liggende  van  Arras  tot  Oisy,  seer  verminderd  is 
en  ligt  morgen  of  overmorgen,  hoewel  van  verre,  ooggetui- 
gen sullen  kunnen  s\jn  van  het  overgaen  der  plaets.  Ikneeme 
de  vrijheid  UwelEd.  Hoog  Agtb.  te  verseekeren  dat  ik  met 
veel  respect  blijve  enz. 

PS.  Deeze  caerte  van  de  attacques,  oordeele  ik  niet  on- 
dienstig, te  sullen  sijn  tot  beeter  elucidatie  van  het  gepas- 
seerde, hebbe  daerom  het  geluk  dezelye,  hoewel  wat  gebeezigd, 
meed&  over  te  zenden.  ')  Soo  nog  iets  mogte  passeeren  voor 
het  afgaen  van  de  post,  sal  ik  de  eere  hebben  hetzelve  hier 
agter  te  laeten  volgen. 

Brebières  den  24  Junius  1710 
des  morgens  ten  9  uiren. 

De  Heer  Siegers  heeft  mij  deezen  nae  den  middagh  doen 
seggen  det  Sijn  Hoogheid  de  goedheid  gehad  heeft,  de  va- 
cante Grenadiers  Compagnie  aen  hem  te  offereeren. 

5. 

Ik  geeve  mij  de  eere  WeLEd.  Hoog  Agtb.  mits  deezen  te 
communiceeren  dat  de  belegerde  van  Douay ,  deezen  nademid- 
dag  ten  drie  uuren  witte  vaendels  op  de  beijde  bressen  van 
de  stadswallen  hebben  geplant,  waerop  men  wederzijts  osta- 
giers  uijtgesonden  heeft.  De  propositie  der  vianden  gehoord 
s^nde,  heeft  men  dezelve  verworpen,  ende  geweijgerd  de  ca- 
pitulatie die  gepresenteerd  wierd  te  sien,  dog  de  ostagiers 
versoeckende  sig  per  piissive  nader  aen  den  Grave  d'Alber- 
gotty  te  mogen  adresseeren,  om  sig  te  declareeren  op  de  ree* 


*)  De  kaart  waarran  TollioB  spreekt,  is  niet  meer  voorhanden ,  men 
vindt  echter  in  den  Atlas  of  Toneel  des  oorlogs  in  Enropa  in  1734  bij 
de  Erven  J.  Ratelband  en  Compagnie  te  Amsterdam  uitgegeven,  een 
naauwkeurig  plan  vau  de  belegering  van  Donayinl710,  onder  no.  138. 


310 

den  van  weigeringh,  is  zulks  geaccordeert  en  word  tot  nog 
toe  na  desselfis  verdere  resolutie  gewagt;  indien  dezelve  niet 
conform  de  genoome  sentimenten  is,  sal  men  voortvaaren  de 
saake  met  geweld  te  vorderen ,  wordende  de  conduite  van  de 
vianden  geadmireert,  dog  niet  getwijfeld  aan  een  goed  succes, 
en  sop  als  w^  denzelven  hebben  aengekondigt.  Ik  blijvemet 
alle  bedenkelijke  eerbiedigheid  enz. 

Brebidres  26  Junij  1710 
Vnagts  ten  12  uuren. 

6. 

Men  heeft  aen  den  vijand  toegestaen  te  moogen  capitulee- 
ren  voor  de  stad  en  het  fort,  waertoe  dezelve  [in  het  eerst 
seide  ongelast  te  sijn,  dog  op  refus  van  te  handelen  buiten 
het  fort ,  heeft  hij '  sig  gister  gedeclareerd  sulx  voor  beide  te 
sullen  doen;  nae  de  extraditie  van  de  articulen  der  capi- 
tulatie die  den  vijand  eischte,  is  men  in  onderhandelinge 
getreeden  en  heeft  geresolveerd  denselven  te  accordeeren  op 
Sondag  den  29  deezer  door  de  poort  van  St.  Eloy  met  alle 
teekenen  van  eer  te  moogen  uittrekken  nae  Gamerick  met  zes 
stukken  canon  en  2  mortiers  uit  de  stad,  beneffens  ses  be- 
dekte waegens  met  2  stukken  canon  en  twee  bedekte  waegens 
uit  het  fort.  Ten  elf  uiren  van  deesen  ogtend,  sal  de  porte 
Moulle  aen  ons  ingeruimd  worden  en  de  buitenwerken  van 
het  fort,  aen  het  welk  maer  eene  poorte  is;  wanneer  den 
vijand  die  déesen  ogtend  ten  9  uiren  aen  het  duartier  van 
den  Heere  Prince  van  Savoyen  het  antwoord  sal  brengen, 
sulx  geaccepteerd  sal  hebben,  sullen  UwelËd.  Hoog  Agtb. 
zulks  hier  agter  vinden ,  en  ik  de  eere  hebben  UwelËd.  Hoog 
Agtb.  te  verseekeren  dat  ik  met  alle  respect  ben,  enz. 

Brebières  den  27  Junius  1710 
des  morgens  ten  6  uiren. 

PS.    de  capitulatie  is  aengcgaen. 


811 

7. 

Ik  heb  de  eere  mits  deezen  te  advizeeren,  dat  op  gisteren 
het  vijands  gnarnisoen  hier  zijnde  uitgetrokken  ten  getaele 
Tan  1700  man,  een  overschot  van  tassen  de  8  en  vier  dui- 
zend, op  heden  vij  hier  in  zgn  gekoomen;  morgen  sal  het 
leeger  opbreeken  en  herwaerds  aen  naederen,  om  de  beleeg&- 
geringen  van  Aire  en  St.  Yenant  te  dekken,  die  *t  effens 
sullen  ondemoomen  worden.  Over  het  commando  der  (Gene- 
raals is  men  nog  ongerust  en  onzeeker,  doordien  de  Heere 
Prince  van  Nassauw  pretendeert,  ouder  (Generael  te  zijn  als 
den  Heere  Prince  van  Aniialt  Dessauw,  die  nae  het  zeggen 
der  Heeren  Princen  van  Savoyen  en  Marlboroog  nae  de  ba- 
taille  van  Hochstetten  eerst  Gknerael  is  geworden.  Men  hoopt 
de  saecke  te  sullen  modereeren  ofle  een  ander  expediënt  te 
vinden  om  alle  onheilen  voor  te  koomen.  Onze  campagne  sal 
door  deeze  beide  beleegeringen  wel  zeer  laet  koomen  te  ein- 
digen, wordende  staet  gemaekt  op  het  midden  of  laetstevan 
November,  teegen  welken  tijd  ik  hoope  de  eere  te  zullen 
hebben  UwelEd.  Hoog  Agtb.  mondeling  te  verzeekeren  dat 
ik  met  alle  eerbiedigheid  ben  enz. 

Bethune  den  1  Augostus  1710. 

8. 

Ik  heb  de  eere  UwelEd.  Hoog  Agtb.  mits  deezen  toe  te 
senden  een  plan  van  de  stad  Bethune  met  dessel&  sterkten 
en  de  attacques  die  op  dezelve  geschieden ;  ik  had  m\j  al  voor 
lang  de  eere  gegeeven  dezelve  over  te  senden,  maer  de  direc- 
teurs der  approches,  klaegen  zeer  dat  de  ingenieurs  geen  tijd 
hebben  om  dezelve  te  telkenen,  hebbende  dezelve  gestaedige 
beezigheeden  met  het  aftappen  der  inundatien,  welke  niet- 
tegenstaende  men  egter  hoopt  teegen  den  21  of  22  meester 
van  de  plaetse  te  sullen  z\jn,  ten  s\j  de  reegen  dieeenigzins 
extraordinair  gevallen  is,  continueert,  als  wanneer  sulx  see- 


312 

kerlijk  de  verooveringe  eenige  daegeD  sal  te  rogge  zetten.  Ik 
heb  de  eer  met  veel  respect  te  zijn  enz. 

Uit  \  leeger  tot  Aubigny 
den  14  Aog.  1710. 

PS.  de  Heer  Generael  Majoor  Wittinghoff  heeft  yersogt ,  ik 
wilde  bij  UvelEd.  Hoog  Agtb.  sijne  sollicitatie  oyer  de  be- 
wuste 160Ö  guldens  fEivorabel  recommendeeren ,  ik  heb  aen- 
genoomen  hiervan  mentie  te  zullen  maeken  gelijk  mits  doezen 
koome  te  doen,  verzoekende  daerop  zoo  veel  reflexie  mooge 
genomen  werden  als  moogelijk  is.  De  cadets  van  de  stad 
Campen  onder  de  provinciale  regimenten  ofte  gedetacheerden 
staende ,  als  Jonker  Morrhe ,  Tuissink  en  van  de  Weeteringe, 
hebben  zig  iterative  door  mijn  in  UwelEd.  Hoog  Agtb.  favo- 
rabele  gedagten  doen  recommendeeren ,  hoopende  nu  de  occasie 
te  sullen  s\jn  gebooren,  van  door  UwelEd.  Hoog  Agtb.  gunst 
geadvanceerd  te  sullen  worden. 

9. 

GtoHjk  ik  de  eere  gehad  hebbe  gister  avond  aan  UwelEd. 
Hoog  Agtb.  te  adviseeren,  heeft  men,  kort  nae  het  afgaen 
der  post  een  courier  uit  het  beleg  ontfangen  met  advijs  van 
het  slaen  der  chamade,  waerop  deezen  ogtend  alhier  zijnde 
gekoomen ,  heeft  men  de  capitulatie  ^eslooten  en  sal  den  vijand 
sondag  ten  9  uiren  uit  trekken  naar  St  Omer  met  twee  stuk- 
ken canon  en  drie  bedekte  waegens;  de  verdere  capitulatie  is 
bijnae  dezelve  als  die  van  Douay.  Dingsdag  of  Woensdag 
sal  het  leeger  decampeeren  om  zig  te  posteeren  tot  uitvoe- 
ringe  van  het  geprojecteerde  dessein  op  Aire;  bij  aldien  het 
reegenagtig  weer  geen  meerder  verhinderinge  aenbrengt,  hoope 
ik  ook  nog  voor  het  einde  van  October  de  eere  te  hebben 
UwelEd.  Ho(^  Agtb.  insgelijks  met  dezelfs  conquest  te  con 
gratuleeren,    terwijl  ik   met   alle  eerbiedige    onderdiienigheid 


313 

het  geluk  hebbe  UwdEd.  Hoog  Agtb.  te  verzeekeren  dat  ik 
ben  enz. 

Bebry  29  Augustus  1710 
des  nagts  ten  elf  uiren. 

10. 

Den  vijand  heeft  nae  agt  weeken  nae  het  openen  der  tran- 
chees  goedgevonden  op  gisteren   8   deezes  ten   7   uiren  des 
avonds  de  chamade  te  slaen,  nae  buiten  zendende  een  Lieu- 
tenant  colonnel ,  gevolgd  zijnde  kort  daer  nae  van  een  briga- 
dier en  een  colonnel,  zijnde  een  gelijk  getal  en  van  dezelve 
character   nae   binnen  gezonden.    Ik  had  bij  het  project  der 
vinterquartieren  op  de  lijste  doen  stellen  voor  onze  Provintie 
twee  regimenten  van  die  naer  het  noorden  gedestineert   sijn, 
alsoo  anders  niets  konde  daer  voor  besorgd  worden ,  nu  liebbe 
ik  met  veel  vermaek  gesien   dat   Uaer  Hoog  Mog.   van   de 
goedheid  geweest  zijn ,  v\jff  regimenten  van  die  zelve  trouppes 
in  de  provintie  te  zenden,    waervan   maer  een  voor  Campen 
gedestineert  is  en  het  zesde  voor   Zutphen;   wat  reeden  de 
Heeren  t«r  Generaliteit  gedeputierd  uit  onze  provintie  en  stad 
gehad  hebben,   minder  voor  Campen  als  Deventer  en  Zwolle 
te  sorgen,    kan  ik  niet  beseffen  daer  nae  het  rapport  mijner 
correspondenten,  maer  drie  Heeren  in  den  Haeg  sijn  geweest 
uit  de  Provintie  als  de  Heer  van  Alerdinck,   Oosterhoff  en 
Steenbergen  doch  zullen  UwelËd.  Hoog  Agtb.  gelieven  gein- 
formeerd  te  zijn,  dat  den  Heere  liandgraeve  van  Hessen  door 
den  Heer  Graeve  van  Begteren  heeft  aen  den  staet  doen  ver- 
soeken, dat  sijn  corps  van  3000  man,   of  aen  de  Maes,   of 
in  Overijssel  mogte  geleid  worden;  ik  sal,  alsoo  Haer  Hoog 
Mog.  de  eerst  geprojecteerde  lijste  hebben   gèdisapprobeerd, 
sien  of  die  Hessische  troupes  op  de  provintie  kan  doen  bren- 
gen, om  absoo  dezelve  de  consumtie  dier  troupes  te  doen  ge- 
nieten. Soo  als  ik  het  voorenstaende  vooraf  gecouchecrd  hadde 
BIJDR.   UI.  21 


&14 

ontbied  de  Heer  Hartog  yan  Marlbouroug  ons  om  de  capitu- 
latie te  koomen  sluiten.  Den  vijand  maekte  twee  chicanes, 
die  ons  van  des  ogtends  ten  tien  uiren  tot  drie  uiren  nae 
den  middag  ophielden,  dog  eindelijk  toegegeven  sijnde  van 
den  vijand,  is  de  capitulatie  geslooten  en  geteikend  door  de 
beide  Heeren  Princen,  den  Heer  Posters  en  mijn,  bij  siekte 
en  absentie  der  drie  andere  leeden.  De  voornaemste  condi- 
tien  sijn:  dat  deezen  avond  de  poorte  van  Arras  moet  inge- 
ruimd worden ,  en  ook  die  van  't  fort  van  St.  Pranqois :  den 
vijand  sal  Dingsdag  den  11  uittrekken  ende  nae  St.  Omer 
geleid  worden  met  vier  stukken  canon ,  twee  mortieren  en  zes 
bedekte  waegens.  Ik  heb  de  eere  UwelEd.  Hoog  Agtb.  met 
dit  conquest  van  soo  groote  aengelegenheid  om  het  verloopen 
saysoen  en  siekte  der  militie,  te  feliciteeren ,  hoopende  in 
het  midden  van  de  aenstaende  maend  de  eere  te  zullen  heb- 
ben UwelEfl.  Hoog  Achtb.  mondeling  te  verzeekeren ,  dat  ik 
met  alle  respect  blijve  enz. 

St.  Quentiii  *)  den  9  November  1710 
des  avonds  ten  10  uiren. 

N.  u. 


•)    Een  dorpje  bij  Aire  gelegeu. 


TWEEDE  BIJDRAGE 
ÏÜT  EEN  OVERIJSSELSCH  WAPENBOEK. 


Tot  aanvulling  van  en  ten  vervolge  op  mijne  eerste  bijdrage 
in  den  vorigen  jaargang  van  dit  tijdschrift  te  vinden ,  wensch 
ik  hier  mede  te  deelen  hetgeen  mij  de  zegels ,  welke  ik  sedert 
dien  tijd  onder  oogen  kreeg,  geleerd  hebben  aangaande  Over- 
ijsselsche  geslachtwapens.  Toen  voegde  ik  aan  het  slot  daarbij 
eene  opgave  van  op  glazen  geschilderde  wapens;  nu  laat  ik 
aan  het  eind  volgen  eenige  wapens  met  huismerken,  welke  ik 
aantrof  in  het  Zerkenboek  der  S.  Clemenskerk  te  Steenwijk, 
afgeschreven  door  wijlen  den  heer  A.  E.  Ebbinge  Wubben.  De 
80  laatste  afbeeldingen  zijn  daaraan  ontleend,  de  64  eerste, 
zoowel  als  de  slechts  door  omschrijving  aangeduide  wapens, 
aan  zegels  aanwezig  in  het  archief  van  het  Groote  en  Voorster 
gasthuis  te  Deventer,  in  het  Provinciaal  archief  van  Overijs- 
sel of  in  de  Bibliotheek  der  Overijss.  Vereeniging.  Ik  verwees 
somtijds  ook  naar  de  zegelverzameling  in  het  Rljks-archief, 
voor  zoover  deze  beschreven  is  in  in'.  L.  Ph  C,  van  den 
Bergh^s  Grondtrekken ,  waarvan  ik  evenals  in  mijne  eerste 
bijdrage,  ook  gebruik  maakte  bij  het  omschrijven  der  niet 
afgel}eelde  zegels. 

Wanneer  bij  van  Mierloo  of  Fahne  het  wapen  van  hier 
genoemde  geslachten  te  vinden  is,  heb  ik  gemakshalve  daar- 
van melding  gemaakt. 

De  hier  volgende  opgaven  bevestigen  grootendeels  het  in 
mijne  eerste  bijdrage  gezegde.  Een  paar  aanteekeningen  dien- 
aangaande wil  ik  echter  niet  verzwijgen:  zij  strekken  tot 
verbetering  van  kleine  onjuistheden. 


316 

Vooreerst  heb  ik  vernomen  dat  een  geslacht  Edel-Stecke 
wel  degelijk  voorkomt,  zoodat  ik  van  Mierloo  geen  verwijt 
had  mogen  maken  van  de  opname  daarvan.  Ik  zag  den  naam 
intosschen  tot  nog  toe  op  geen  enkel  authentiek  stuk. 

In  de  tweede  plaats  mag  ik  niet  nalaten  mede  te  deelen, 
dat  het  geval,  dat  een  ambtenaar,  die  in  qualiteit  zegelen 
moest,  geen  wapen  bezat,  mij  inderdaad  een  paar  maal  voor- 
gekomen is.  In  1420  toch  zegelde  een  Rigter  te  Ulzen  met 
zijne  voorletters,  in  1459  eveneens  Johan  Dircssoen,  Bigter 
te  Golmschate,  en  in  de  18*  eeuw  trof  ik  dit  ook  in  het 
kwartier  van  Yollenhove  een  paar  keeren  aan. 

Eindelijk  sprekende  van  hetgeen  op  van  Mierloo^s  kaart 
ontbreekt,  had  ik  er  op  kunnen  wijzen,  dat  niet  vermeld  is 
het  geslacht  Van  der  La  wiek,  dat  in  1461  geadmitteerd 
werd.  Dat  men  te  vergeefs  daarop  zoekt  naar  wapens,  als 
Van  Hambroek  in  1686,  Van  W-assenaar  in  1701, 
Van  Munckhausen  in  1705,  Van  Wartensleben  in 
1758,  Van  der  Capelle  in  1772  geadmitteerd,  ^)  mag 
hem  natuu^rlljk  niet  geweten  worden. 

V.   D. 


*)     Zie    V.  üooraiuck,  Gesl  aautcek.  bl.  219,  337,  356,  en2. 


317 

Aeswe  (Gerrit  v.)  Ridder  1847.  Vijf  baren. 

(Van  Mierloo  heeft  6  baren  van  keel  op  zilveren 
veld.  Aeswijn  en  Aeswe  is  hetzelfde.  Fahne,  Clev. 
Geidr.  u  Moers.  Geschl.  3.  210  heeft  5  banden  van 
keel  op  gouden  veld  met  een  wassenden  beer  als 
helmteeken. ) 
Alferszoon  (Hessel)  1375.  Een  keper  vergezeld  van  8  vogels 

(v.  Isselmuden. ) 
Aller  (Wolter  v.)   Sch.  te  Deventer    1504.   Een   aanziende 

oesekop. 
Almelo  (Amoldus  tot)  Vicaris  te  Almelo  1411.  Zes  driehoe- 
ken met  de  punt  naar  beneden,  3,  2,  1. 
,/      (Egbertv.,  Egbert  jonkheer  tot)  1408  —  1422.  Drie 
&assen  beladen  met  6,  4  en  3  ruiten. 

(Bij    V.   Mierloo   zijn   het  veld  van   goud,    de 
iaassen  blaauw  en  de  ruiten  zilver.) 
//      (Heinric  v.)  Bidder  1259.    Zes   leliën,    3,    2,  1. 
(  B^ks  -  archief). 
Ambe  (Johan  v.)  Drie  rozen,  2,  1. 

(Fahne,  Clev.  Geldr.  u.  Moers.  Geschl.  209,  geeft 
als  zegel  van  Jacob  v.  Ambe  1361  hetzelfde  op.) 
Ampsen  (Henrikv.)  Schulte  v.  Salland  1376.  Een  ankerkruis. 
//      (Andries  v.)  Schout  v.  Zutphen  1379.    Als  voren; 
het  veld  bezaaid  met  blokjes. 

(In   de   oude  stukken  worden  van  Ansen  en  v. 
Ampsen  verward,  of  het  is  oorspronkelijk  hetzelfde 
geslacht.    Volgens  v.  Mierloo  voerde  echter  v.  An- 
sen:  3  zilveren  arenden  2,  1  op  blaauw  veld.) 
Apeldoorn  (Uenrik  v. )  Eigter  te  Deventer  1320.  Plaat  no.  217. 
//      (Johan  V.)  Secretaris  te  D.  1692.    Een  zwaan. 
//      (Ghelmer  v.)  Sch.  te  D.  1407.    Gedeeld:   1.  drie 
sterren  2  en  1;  2.  een  ankerkruis. 


818 

(Op   de  kaart  van  v.  Mierloo  voert  dit  geslacht 
in  goud  een  rooden  adelaar  met  zilveren  liggenden 
sleutel  op  de  borst.) 
Arentsen  (Harbert)  Apotheker  te  D.  1660.    Plaat  no.  218. 
Arnhem  (Johan  v.)  Sch.  aldaar  1346.  ^/       n    219. 

(  Een  arend  van  keel  op  zilveren  veld  volgens  Navor- 
scher  VI.  861.    In  een  MS.  Wapenboek,    in  mijn 
bezit,  is  het  een  ruit  van  keel  op  gouden  veld;  over 
de    ruit    2    ruggelings   geplaatste  wassenaars    van 
sabel;    helmteeken    een    halve   vlugt   van  goud  en 
eene  halve  van  sabel.) 
Asbeke  (  fohan  v. )     1420.  )     Tien  ruiten  in  2  rijen  baars- 
//      ( Berend  v. )      ;/      j  gevijze  met  de  punten  aan  el- 
kander, 4,  6. 
//  //  knape  1441.  Als  voren,   doch  6,  4. 

(Fahne,    Westphal.   Geschlachter  heeft  10  ruiten 

van  keel  5,  5,  op   zilveren  veld,  helmteeken  eene 

hand,    die   eene  paauvestaart  in  de  hoogte  houdt, 

doch  vermeldt   tevens  als   wapen   van  Degenhardt 

van  der  Asbecke  in  1885  een  visch.) 

Averenck  (Hessel  v.)  Sch.  te  Deventer  1511.    Een  pijlspits. 

(Van  zilver  op  veld  van  sabel  volgens  v.  Mierloo). 

Averheijne  ( Albert  v. )  Bigter  te  Ommen  1404.  Plaat  no.  220. 

Awijc  (Johan  v. )  Boelofsz  1402.  ,i     ff    221. 

Bakerwerden  (Willem  v.)  Schout  te   Wijhe  1487.   Een  faas 

aan  het  linkereind  beladen  met   een  ster.   In  het 

midden  van  het  hoofd  een  hart. 

(v.  Mierloo:    een  zilveren  faas  op  veld  van  keel 

zonder  ster  en  hart.) 

Beke  (Barthold  v.  der)  Sch.  te  Deventer  1511.  Een  adelaar. 

( V.  Mierloo :  Een  gouden  adelaar  op  blaauw  veld. ) 

Bentinch  (Steven)  1402.    Een    ankerkruis.    (Van  zilver  op 


319 

veld   van    lazuur  bij   v.  Mierloo;   zoo  ook  Fahne, 

Clev.  Jül.  u.  Berg.  Geschl.  I.  25.) 
Bentinck  (Euseb.  Borchard)   tot   Schoonheeten ,  Uoogschout 

V.  Hasselt  1674.     Grequarteleerd :    1.  Bentinck,    2. 

een  bloem  tusschen  twee  heuvels ,  3.  V.  Ittersum,  de 

ezelskoppen  links  gewend,  4.  een  adelaar. 
Berendsz  (Lombert)  Sch.  te  Deventer  1576.  Plaat  no.  5. 
Besten  (Johan  v.)  geb.  de  Pape  (vader)   1447.    Een  baar 

beladen  met  3  ringen. 
,1        li      if        ,1     ff      ff      (zoon)    1447.    Een  band 

beladen  met  3  ringen. 

(v.  Mierloo:  zilveren  band  op  veld  van  keel,  be- 
laden met  3  ringen  van  keeL  Vgl.  Fahne:  Westph. 

Gbschl.  en  Glev.  Jül.  u  Berg.  Geschl.  in  voce  Beesten 

(V.)   Navorscher  VI.  355  een  band  enz.   Ook  het 

helmteeken  is  daar  beschreven.) 
Bezuden  (Henrick)  1416.    Een   klaverblad,    waaronder  een 

driehoekje  (bloempot?) 
Bilrebeke  anders  v.  Ootmarsum  (Egbert)   1418.    Een  vogel 

op  een  tak. 

(Fahne,    Westph.  Greschl.  in  voce  Billerbeck:   3 

mispelbloemen  2,  1.) 
Bisscops  (Engele)  Bigier  te  Olst   1381.    Een   geschakeerde 

keper,  in  het  hoofd  regts  vergezeld  van  een  ster. 
Bitter  (Johan)  Schont  te  Cuinre  1528  :=  Jan  Vos,   Schout 

aldaar. 
Blaifert  zie  op  Damme  gen.  BI.  (v.  d.) 
Blomendall  (Alffert)  1554.    Drie  mispelbloemen   2,  1,  waar 

boven  een  liggende  wassenaar. 

(Zoo  ook  V.  Mierloo,  bij  wien  het  veld  van  keel, 

de  bloemen  van   zilver  en  de  wassenaar  van  goud 

zyn.) 


320 

Bloijs  (Herman  v. )  Sch.  te  Deventer  1615.  Twee  dubbel  ge- 
tinneerde  faassen»  met  een  vrij  quaiider  waarin...? 

Boeckholdt  (Adriaen  v.)  Sch.  te  Deventer  1634.  Een  sprin- 
gende bok. 
//      ( D'  Bemard  v. )  Secretaris  van  D.  1660.  Als  voren. 

Bolman  (Albert  en  Andreas)  1387.  Een  ankerkruis. 

( V.  Mierloo  heeft  Boelman :  zilveren  £eias  op  blaauw 
veld.) 

Borch  (Hendrik  Ter)  Sch.  te  Deventer  1676.  Een  leeuw. 

Borculo  (Henrick  en  Godert  v.)  geh.  v.  Dodingweerde  1397. 
Drie  koeken  2 ,  1,  (van  keel  op  gouden  veld ,  volgens 
V.  Mierloo). 
;,      (Fije  V.)  geh.  v.  Dodingweerde  1413.    Gedeeld:  1. 
Drie  koeken  2,  1;  2.  Drie  ^eiassen. 

(Volgens  Jan  v.  Heelu  vs.  6532  voerde  Hendrik 
Hr.  V.  Borclo  in  den  slag  bij  Woeringen  1288  ,/Eene 
baniere  van  goude,  Daer  waren  in  3  Coken  root.") 

Borre  (Wolter)  Sch.  te  Deventer  1372.  Drie  ruiten  2,  1;  in 
het  schildhoofd  links  eene  ster. 

( Bij  V.  Mierloo  ontbreekt  de  ster ;  het  veld  is  bij 
hem  van  keel,  het  schildhoofd  en  de  wielen  van 
zilver. ) 

Brakel  (Bobert  v.)  Schout  te  Oldemarkt  en  Paaslo  1662.  Een 
kruis  vergezeld  van  4  hoefijzers  met  de  opening  naar 
onder  gekeerd. 

Brandijs  zie  op  Weijenberge  geh.  Brandijs. 

Breler  (Dirk  v.)  1419.  Een  baar  beladen  met  .  .  .  ? 

Brincke  (Arend  v.  den)  1371.  Een  liggende  wassenaar  ver- 
gezeld van  3  sterren  2,  1, 

Bronkhorst  (Willem  Heer  v.)  1360  —  1366.  Een  leeuw. 
if      (Johan  V.)  1489.  Als  voren.    ( Rijks  -  archief. ) 

Bruijns  (Dirk)  Sch.  te  Deventer  1455.    Plaat  no.  222. 


321 

Bruijns  (Henrik)  Sch.  te  D.  1480  —  144.1.     Plaat  no.  223. 
//      (Luljcken)  Sch.  ie  D.  1531.    Een  leeuw  waarover 

een  faas  loopt. 
//      (Johan)  Sch.  te  D.  1674.    Als  voren. 

Boggenberge  (Herman  v.  den)   1420.  Vijf 3,2. 

Buckhorst  (Johan  v.)  1391.  Een  leeuw  (van  sabel  op  solve- 
ren veld  volgens  v.  Mierloo.) 
Balderen  (Lombert  v.)  Sch.  te  Deventer  1544.  Plaat  no.  26. 
Busch  (Gerbrand  ten)  Hermansz  1479.  Een  haan  (?). 
Bossche  (Gherbert  ten)  Ambtman  der  Abdis  v.  Essen  1392. 
Bentm'.  v.  Salland  1400.  Plaat  no.  224. 
II      (GFeert  ten)  1421.   Een  haan,  onder  en  boven  ver- 
gezeld van  een  ster. 

(Van  Mierloo  heeft  als  wapen  van  Ten  Bossche : 
een  zilveren  band  op  veld  van  lazour.  In  Navorschbr 
VI.   335   wordt  het  aldos  beschreven:    d'azor  a  la 
bande  d^argent;  cimier :  boorrelet  azur  et  argent.  7  lis 
dejardin  d'argent,  tigés  desinople.  InFebr.  1861  werd 
te  Leiden  bij  Briil  (  no.  6  van  den  catologos)  verkocht 
de  brief  van  adeldom  voor  Bein.  van   den  Bossche. 
Botend^c  (Johan)  1365.  Een  meikever  (?) 
Bamme  geh.  Blaffert  (Boelof  v.  den)  Plaat  no.  225. 
Dircssoen  (Evert)  Sch.  te  Deventer  1438  — 1439.  Drie  baren. 
//      (Johan)  Bigter  te  Colmschate  1459.  Naar  *tsch\)nt 
de  letters  D.  I.  B.  X. 
Doedenweerde  ( Gheert  v. )  Leenman  des  Hertogs  v.  Gelre  1393. 
Drie  ringen  2,1;  over  de  bovenste  2  een  barensteel. 
(Vgl.  Borcolo  geh.  v.  D.) 
Doetinchem  (Otto  v.)  Sch.  te  Deventer  1504.  Een  ankerkrois. 
(Van  lazoor  op  zilveren  veld  volgens  v.  Mierloo. ) 
II      ( Albert  v. )  Sch.  aldaar  1438.    Een   ankerkrois,  in 
het  hoofd  regts  vergezeld  van  een  ster. 


322 

Dolre  (Johan  v.)  U22.   Een  baar  vergezeld  van  6  leliën  2 ,  3. 
Dompselaer  (Wolf  Jan v.)  Schout  teCainre  1652.1   Een  ver- 
,/      (Ant«  V.)  „      „      ft     1686.)  kort  kruis. 

Donckel  (Gerhard)  J.  U.  L.  1649.  Een  liggend  hert. 
Doornick  (Henrick  v.)  Sch.  te  Deventer  1514.    Een  faas. 
Dornic  van  Hemmen  (Borre  v. )  1339.  Een  taas.  ( Kijks-archief.) 
(Volgens  V.   Mierloo   voerde  Doominck  een  faas 

van  keel  op  zilveren  veld.  Fahne ,  Qev.  Jül.  u.  Berg. 

Geschl.  geeft  dit   ook   als  wapen  van  v.  Dornick, 

afkomstig  uit  de  heerlijkheid    van   dien    naam   bij 

Emmerik,  met  bijvoeging  van  een  zittenden  witten 

hond  met  zwarten  halsband  als  helmteeken. ) 
Doorninck  (Damiaen  Joan  v.)  J.  U.  D.  Schepen  te  Deventer 

1784.   Een  visch   met  den  kop  naar  beneden,    als 

paal  gesteld. 
//      (Martinus  v.)  J.  U.  D.  Secr.  van  D.  1750.  Als  voren. 
Domebuss  (Johan)  Sch.  aldaar  1545.     Plaat  no.  226. 
Dorre  (Henrik)         ,/         „       1559.        „      „    227. 
Dorth  (Elegher  v.)  Johansz.  1366.  Drie  kepers  waarover  een 

barensteel. 
//      ( Arndt  vrouw  V.  Henrik  v.)  Bidder  1382.  Gedeeld: 

1.   Drie  S.  Jacobs  schelpen   2,   1;  2.   Drie  kepers 

waarover  een  barensteel. 
„      {Henrik  v.)  de  Jonge,  Bidder  1375  —  1382.  Drie 

kepers. 

„      (Dirk  V.)  1408.  )    ,, 

>  Als  voren. 
„      (Seijne  V.)  1422  —  1439.  j 

( Drie  kepers  van  keel  op  gouden  veld  bij  v.  Mierloo 

en  bij  Fahne,    Glev.  Jül.   u.   Berg.  Geschl.  I.  80, 

die  ook  een  helmteeken  opgeeft. ) 

Douvelt  (Willem)  Meijer  te  Colmschate  1368.   Plaat  no.  27. 

Duijne  (Coenraadten)  Sch.  te  Deventer  1499  —  1501.  Een 
ankerkruis. 


328 

Duno  (Goossen  ten)  Sch.  aldaar  1369.    Plaat  no.  228. 

Duren  (Joan  v. )  Burgem'  van  D.  1660.  Drie  degens  met  de 
punt  naar  beneden,  naast  elkander; 

(Elders  vind  ik  8  gouden  degens  op  een  rood 
yeld;  zoo  ook  v.  Mierloo,  die  ze  echter  2,  1 
plaatst.) 

Echten  (Aloff  v.)  Sch.  1439  —  144.7.    Drie  adelaars  2,  1. 
(Volgens  V,  Mierloo   van  sabel  op  gouden  veld. 
Elder§    schijnen    de    adelaars    van    lazuur    te   zijn 
voorgekomen,  zie  Navorscher  VIL  58  vgl.  VI.  85). 

Elschaete  (Johan  ten)  1498.     Een  haan.  (?) 

Essching  (Lubbert)  Ambtman  v.  Salland  1408.  Drie  hane- 
pooten,  2,  1. 

(Bij  r.  Mierloo  wordt  een  boom  als  wapen  van 
Esschinck  gevonden). 

Essen  (Evert  v.)  1867.    Een  band  (naar  't  schijnt  niet  be- 
laden met  ruiten). 
if      (Luetken  v.)  1654.  Een  baar  beladen  met  3  ruiten. 
//       (Klaas  V.)   Sch.  te  Deventer  1585.     Plaai  no.  32. 

Ghebing  (Johan)  Kanunnik  en  Vicaris  te  D.  1419.  Een 
regtsziend  manshoofd. 

Geertszoon  (Evert)  te  Campen  1407.    Plaat  no.  229. 

Gerboldlng  (Bertold)  Bigter  te  Hasselt  1404.  Plaat  no.  230. 

Goijl  (Nicolaas)  Priester  1466.  Aanziende  hertekop,  met 
eene  ster  tusschen  het  gewei. 

Gramesberghe  (Jonker  Henrik  v.)  1421.  Drie  koeken,  2,  1 
(van  keel  op  gouden  veld,  volgens  v.  Mierloo. 
Fahne ,  Clev.  Jül.  u.  Berg.  Greschl.  heeft  als  wapen 
van  het  Cleefsche  adelijk  geslacht  Gramsberg:  3 
roode  k(^ls  2,  1  op  zilveren  veld,  helmteeken  2 
roode  adelaarsvleugels). 

Grimberge  (Johan  v.  den)  Domheer  te  Munster  1413.    Ge- 


324. 

deeld:    1.  een  halve  mispelbloem ;  2.  drie  faassen, 
beladen  met  6  ruiten  3,  2  en  1. 

Grimberge  (Dirk  v.  den)  1417.  Als  voren,  doch  de  helften  omgezet. 
(Van  Mierloo  heeft  het  wapen  als  dat  van  Dirk. 
Onder  de  papieren  op  het  Huis  den  Grimberg 
komt  oen  zegel  van  Johan  van  Grijmberghe  a*  1447 
voor,  vertoonende  3  werpspiessen  onder  elkander 
met  de  punt  regts  gekeerd.  De  Heeren  van  Grim- 
bergen voerden  een  geheel  ander  wapen.  Zie  v.  d. 
Bergh,  bl,  68). 

Grone  (Anthonij  v.)  Rigter  te  Ulzen  1447,  Ambtman( Drost) 
te  Nijenhuis  1441 — 1443.  Een  gelijkzijdige  driehoek 
met  de  punt  naar  boven,  waarin  3  schijven  1,  2. 

Griibbe  (Arend)  Eigter  te  Ulzen  1398.    Plaat  no.  231. 
II    (Harmen)  1531.    Een  loopende  ram. 

(Bij  V.  Mierloo:   zilveren  ram  op  een  rood  veld). 

Haerst   (Steven  v.)    Eigter   te   Hellendoorn    1620  —  1521. 
Twee  kepers. 
,1      (Mense  v.)  1564.    Plaat  no.  232. 

(Het  geslacht  v.  Haersolte,  dat  steeds  voor  het 
zelfde  als  v.  Haerst  gehouden  is,  voerde  3  zwarte 
kepers  op  gouden  veld,  zie  v.  Mierloo.) 

Haert  (Marten  v.  den)  Schout  te  Cnijnre  1606.  Drie  zui- 
len (?)  2,  1. 

Haghenijngh  of  Hegening  (Willem)  1360  —  1371.  Eenefaas. 

Halle  (Hughe  v.  den)  de  oude  1371.  Vijf  baren,  waarover 
eene  faas  loopt. 

Hardenberg  (Johan  v.  den)  Schout  te  Olst  1692.  Twee 
faassen  waartusschen  eene  ster. 

(Bij  Fahne  Westph.  Greschl.  komen  2  geslachten 
van  dezen  naam  voor  met  geheel  ander  wapen). 

Hattijngen  ( Arend  v. )  Bigter  te  Ootmarsum  1565.  Plaat  no.  233. 


325 

( Ook  van  dezen  naam  heeft  Fahne  IL  een  geslacht 
met  ander  wapen). 
Uegeninch  =  Hagening. 
Heijden  (Marten  v.)  1554.    Plaat  no.  234. 

//      (Dirk  y.)  lUgter  te  Ootmarsum  1419.  Drie  bassen. 

(Ook   bij    Fahne  komen  de    3  faassen  voor;  v. 

Mierloo  heeft:    3  zilveren  faassen  op  blaauw  veld. 

In  een  oud  HS.  Wapenboek  vond  ik  het  afgebeeld: 

3  blaauwe  faassen  op  zilveren  veld.) 

Hekeren,  Heker  (Everd  v.)  Heer  tot  Almelo,  knape  1888. 

Een  kruis,   in  het  hoofd  regts  vergezeld  van  een 

leeuwtje. 

„      (Wolter  de  Bode  v.)  Scholte  v.  Salland  1365.  Een 

kruis. 
;/      (Seijne  v.)  Leenheer  1321.    Drie  kepers  waarover 
een  barensteel. 

(Yan  Mierloo  heeft  Hekeren:  van  goud  met  een 

kruis  van  keel.  —  Zie  ook  beneden  op  Eechteren. ) 

Helm   (Johan)  Sch.  te  Deventer  1591.    Een  gesloten  regts- 

gekeerde  helm. 
Hendricx  (Bene)   Pander  v.  Paasloo  en  Oldemarkt  1662. 

Een  aanziende  stierekop. 
Henrekinck  anders  v.  Ulzen  ( Johannes)  1423.  Plaat  no.  235. 
Heijing    (Ghert)   Proost  te  Deventer   1325  —  1327.     Plaat 
no.  236. 
;/      (Bernard)  Scholaster  der  kerk  aldaar.  Plaat  no.  237. 
Hillincberch  (Johan)  1395.    Plaat  no.  27. 
Hofstede  (Herman)  Sch.  aldaar  1479.     Drie  mispelbloemen 

2,  1. 
Hoijer  (Werner)  Sch.  aldaar  1425.     Plaat  no.  50. 
Holleken    (Johan)    erfg.   van    Haersoltermarke    1450.     Een 
keper. 


326 

Holleken  (Volkier)  Mensenzoen,  idem,  1450.  Als  voren. 
Honerden  (GFeerd  toe)  Sch.   te  Deventer  1459.    Een  halve 

leeaw. 
Huijsmanninck  (Seijne)  Rigter  te  Ommen  1441.    Een  links 

gekeerd  loopend  paard. 
Hulsinck   (Sweer)    Schout   te   Bathmen    1563.     Een  keper, 

Vergezeld  van  3  hnlstbladeren. 
II      ( Adriaao  )  Schout  te  Bathmen  1599.    Als  voren. 
Huerninck  (Willem )  Sch.  te  Deventer  1585.3  mispelbloemen  2, 1. 
Jacobs  (Eelke)  te  Cuinre  1649.     Plaat  no.  238. 
Juns  (Koep)  Schout  te  Staphorst  1598  —  1600.  Plaat  no.  239. 
Janssen  (Peter)  te  Cuinre  1632.     Plaat  no.  240. 
Johanszoon    (Ludiken)   Bigter  te  Zwolle  1409  — 1421.  Ge- 

quarteleerd,  in  het  1*  een  klaverblad  (?) 
Johansz  (Barthold)  Schout  opVriezeveen  1627.  Plaat  no.  241. 
Issolmuden   (Lambert   v.)    1371.     Een  keper,  vergezeld  van 

3  meerles. 
,/      geh.  Roddenkoec  (Alfer  v.)  1441.     Als  voren. 

(Vgl.  Alferszoon.    Bij  v.  Micrloo  zijn  de  figuren 

van  zilver  en  het  veld  van  keel). 
Cadeneter  (Geerlich  die)  Sch.  te  Zwolle  1400  —  1403.  Plaat 

no.  242. 
Kamferbeke  (Dirk)  Ambtman   v.  Salland  1460.    Een  leeuw 

(denkelijk  als  bij  v.  Mierloo). 
Kamphusen  (Spaen  v.)  1466.     Drie  baren. 

(Pahne    geeft  in    Ciev.    Jül.    u.   Berg.    Geschl. 

als  wapen   van  Camphausen  3  roode  baren  op  zil- 
veren veld). 
Catreep  (Gert  v.)  1371.    Drie  ruiten  2,  1. 
Kemenade  (Berend  v. )  1419.     Plaat  no.  243. 

(Fahne  Westph.  Geschl.  en  Clev.  Geldr.  u.  Moers. 
.  Geschl.  heeft  geheel  afwijkende  wapens  van  dit  ge- 


327 

slacbt  Hij  deelt  den  oorsprong  van  den  naam  mede.) 
Kenneken  (Evert)  1395.     Drie  kannetjes  2,  1. 

//      (Johan)       II  II  II  tl     II  tusscben  de 

eerste  eene  ster. 
Keppel   (Heer   Herman   v.)  Bidder,   Ambtman   v.  Twenthe 
14)17.    Vijf  ruiten  met  de  punt  aan  elkander  als 
baar'  gesteld. 
ir      (Derk  v.)  Ambtman  v.  Salland  1420.    Drie  S.  Ja- 
cobsschelpen  2,  1. 

(Bij   V.  Mierloo  zijn   zij  van  zilver  op  veld  van 
keel). 
„       (Ghert   v.)   Ridder    1469.     Gedeeld:    1.  latwerk, 
2.  vijf  ruiten  met  de  punt  aan  elkander  gesteld  als 
baar. 

(De   drie   genoemde   varianten    komen   alle  ook 

voor   in    Fahne    Westph.   Geschl.     In  den  slag  bij 

Woerin^n  1288  voerde  Dirk  Heer  van  Keppel  een 

rood  veld  met  3  mosselen  er  in.  Heelu  vs.  6444). 

Kistenius  (Arnold)  Sch.  te  Deventer  1591.     Een  keper  ver- 

gezdd  van  3  kUverbladen  2,  1. 
Kijver  (Henrick)   Sch.    te   Deventer    1615.    Drie    hoeden, 

2,  1. 
Kijvit  (Johan)  1419.    Een  getande  &as. 
Clooster  (Johan  v.  den)  1354.     In  een  gezoomd  schild  19 
penningen  4,  5,  4,  3,  2,  1. 

(Bij  V.  Mierloo  komt  het  evenzoo  voor.  Zie  ook 
Fahne  Westph.  GeschL ,  die  eene  genealogie  opgeeft 
en  zegt,  dat  dit  geslacht  uit  dat  der  Graven  van 
Bentheim  gesproten  is). 
Goeps  (Lambert  Jan)  Schout  te  Cuinre  1620.  Eene  faas 
vergezeld  boven  van  2  sterren ,  beneden  van  3  mis* 
pelbloemen  2,  1.    (VgL  Copessoen). 


828 

Coesfeldt  (Johan  v. )  Schout  te  Vollenhove  1604.  Een  lig- 
gende wassenaar  waar  boven  eene  ster. 

Coesvelt  (Peter  v.)  Pander  v.  Paaslo  en  Oldemarkt  1632. 
Als  voren. 

Coevorden,  Covorden  (de  Heer  v.)  1370.  Drie  adelaars  2,1. 
//      (Wolter   V.)    Ambtman    v.   Twenthe    1419.     Als 
voren. 

( In  een  HS.  met  Overijss.  Land-  en  Dijkregten  op 
het  Huis  Almelo,  door  Henrik  van  Heerd,  Schout 
te  Ommen  in  Aug.  1645  aan  Henrik  van  Coevor- 
den  geschonken,  voert  v.  C.  tot  devies:  //En  dieu 
mon  espérance  et  mon  espee  a  ma  défense." 

In  een  oud  armoriaal,  berustende  in  het  archief 
van  den  H.  Eaad  v.  Adel  uit  het  begin  der  16* 
eeuw  komt  als  wapen  van  dit  geslacht  voor:  één 
roode  adelaar  op  gouden  veld.  Van  Mierloo  heeft  3 
arenden  van  keel  2,  1,  op  gouden  veld.  Over  de 
kleur  van  het  helmteeken  wordt  gehandeld  Navor- 
scher  VIL  53.  Fahne,  Clev.  (feld.  u.  Moers.  Geschl. 
heeft  het  wapen  als  v.  Mierloo  en  een  roode  ade- 
laarsvlugt  als  helmteeken.) 

Colcke  (Willem  ten)  Sch.  te  Deventer  1486  —  1501.  Een 
regtsgekeerde  halVe  beer  (niet  een  hond  zooals  ik 
vroeger  opgaf.) 

C!opessoen  (Johan)  1417.  Plaat  no.  244.  ( Zie  ook  op  Coeps. ) 

Kornute  (Albert)  1412.  Een  aanziende  hertekop,  tusschen 
het  gewei  eene  ster. 

Kosingcampe,  zie  op  Twickdo. 

Gost  (Willem  Herman)  J.  U.  D.  lid  der  Gezw.  Gem.  te 
Deventer  1780.    Drie  lindebladeren  2,  1. 

Coteken  (Ludekcn)  Sch.  te  Zwolle  1376.  Plaat  no.  246. 

,/      (Henrik)     „      „       „     1379  —  1408.    „     „    246. 


829 

Coteken    (Uertcher)  Rigter  te  Baalte  1402.    Ander  wapen, 

doch  onduidelijk. 
Grede  (Arend)    14ill.   Een    geschakeerd  kruis,    op  de  zijd- 
armen een  n 
Kreyinck  (Andries)  Sch.  te  Deventer  1481.  Een  keper  ver- 
gezeld van   3   adelaars.   (?)     In  den  voet  van  het 
schild  nog  een  keper.  (?) 
Crullinck  (Albert)  Eigter  te  Hellendoorn  14.15  — 14.16.  Plaat 
no.  247. 
//      (Albert)    Rigter  te  Hardeuberg  1423.    Als   voren, 
doch  tusschen  de  2  bovenste  figuren  eene  ster. 
Kruemvoet  (Heer  Gerlich)  Pastoor  te  Wierden  1483.    Plaat 

no.  248. 
Cuinre  (Johan  v.)  Ridder  1367.   Een  halve  leeuw. 
„      (Herman  Hr.  v.)    1371.    Vijf  banden. 
„       (Johan  V.)  Ridder  1383  —  1387.  Een  halve  leeuw. 
f/  ff  zoon  des  vorigen   1387.    Een  links  ge- 

wende leeuw  (onduidelijk.) 
,/      (Henrik  v.)  Ambtman  v.  Diepenheim  1417  —  1421. 
Vijf  baren. 

(Van  Mierloo  heeft:  gequarteleerd :   1  en  4  door- 
sneden goud  en  blaauw ;  2  en  3  vier  baren  van  keel 
op  veld  van  goud. 
Laer  (Henrik  v.  den)   1466.  Plaat  no.  249. 

„      (Willem  v.den)  ^,  „    *  „      „ 

//      (Henrik  v.)  geh.  v.  Heest  1439.  ,,       „      „ 

,/      (Hademanv.)  Sch.  te  Deventer  1574.      ,,       ,,      „ 
Lare  (Albert  v.  den)  1365  —  1383.    Elf  lelies  4,  4,  3. 
ff      (Henric  v.   den)  Sch.    te   Deventer    1398.     Plaat 
no.  68. 

(Bij   V.  Mierloo  vindt  men:    Laer,    7  lelies  van 
zilver  op  blaanw  veld.  Pahne ,  Westph.  Geschl.  heeft 
BIJBR.  lil.  22 


Een  golvende 
faas  met  twee 
sterren  in  het 
hoofd. 


3S0 

Laer,    een  groen  gedamasseerd   hartschild    op  een 
gouden  veld. 
Laghe  anders  Muelert  (Zweder  v. )  1416.  Een  springende  bok. 
(Van  Mierloo   heeft  voor  Lage  een  geheel  ander 
wapen,  nl.  een  soort  kruis  met  8  armen.) 
Lawick  (Arend  v.  der)  Kigter  van  Veluwe 
1867. 
„       (  Arend  v.  der  )  Ridder  1391 ,  1422. 
II       (Aleid,   Roelof  en  Hendrik  v.  d.) 
kinderen  van  Arend  voorn.   1891. 
„       (Gerrit  v.  der)  1419, 
I,      (  Hendrik  v.  der  )  Jordenszoon  1419. 
,/       ( Roelof  V.  der )  1494.  (Rijks-archief.) 

(Bij  V.  Mierloo  niet  vermeld.  Vgl,  boven  blz.  802. 
In  Navorscher  VI.  86:  gegolfde  fiias  van  zilver  op 
veld  van  keel,  zonder  sterren.  Het  geslacht  Ingen- 
nuland  voerde  hetzelfde  met  wisseling  der  kleuren. 
In  een  oud  HS.  Wapenboek  vond  ik  het  wapen 
V.  d.  L.  gedekt  met  een  gouden  kroon ;  helmteeken 
een  uitkomende  vos  van  keel  met  de  zilveren  gol- 
vende faas  op  den  hals. 
Leijden  (Geerd  v.)  Sch.  te  Deventer  1447.  Plaat  no.  69. 

(Bij   V,  Mierloo  is  de  figuur  van   zilver   en   het 
veld  van  keel.) 
Lienen  (Henrik  v.)  1417.    Een  leeuw;    naar  het  schijnt  is 

het  veld  gezoomd. 
Linthorst  (Henrik)  Rigter  op  Almelerveen  1418.     Een    veld 

bezaaid  met  schijven, 
lipperus  (Georg)  J.  U.  D.  1660.  Een  vogel  (?)  vergezeld  van 

3  sterren,  2,  1. 
Loenis  (Derk)  1419.    Plaat  no.  250. 
Loon  (H.  V.)  Schout  te  Steen w\jk  1702.  Een  verkort  kruisje 
en  eene  ster  er  onder. 


381 

Labbers  (Johan  Peter)  Schout  te  Boveen  1560.  Een  sprin- 
gend paardi 

Laden  (Berend)  Bigter  te  Delden  1387.  Drie  koeken,  2,1, 
waarover  een  smalle  baar  (vanbastaardij?)  loopt. 

Ludenzoon  (  Lude)  Bigter  op  Almeloveen  1422  —  14i40.  Plaat 
no.  251. 

Luesse  (Johan)  Sch.  te  Deventer  15  4il  — 1545.  Plaat  no.  252. 

Martens  (Ghisbert)  te  Cuinre  1553.     Plaat  no.  253. 

Meijer  (Egbert  de)  te  Ootmarsum  1366.  Een  gebladerde  tak. 

Meijerinck  (Albert)  Bigter  te  Oldenzaal  1410.  Een  anker- 
kruis. 

Menningh  (Johan)  Priester  en  kerkheer  te  Wierden  1415. 
Drie  ruiten  2,  1. 

Mersen  (Esken)  of  Scheel  Esken  1412.     Plaat  no.  254. 

Mol  (Berend)  1397.    Een  gebonden  jagthoorn. 

Momene  (Otto)  1413.    Een  leeuw. 

Mulard  (Albert)  1381.  Bigter  te  Hasselt  1383.  Drie  kepers. 

Mulert  (Henrik)  ,/       n       n       1479.      n        ,/ 

( Van  Mierloo  heeft  3  kepers  van  sabel  op  gouden 
veld;  volgens  Fahne  Westph.  Gteschl.  is  het  veld 
van  zilver.  Bietstap  en  v.  d.  Bergh  geven  op  van 
goud.  In  Fahne  Clev.  Geld.  u.  Moers.  Geschl.  vindt 
men  als  het  wapen  van  Mulart  von  Broijcke  1357: 
doorsneden:  1.  een  wassende  leeuw,  2.  drie  palen. 
Vgl.  voor  dit  geslacht  Bydr.  L,  bl.  287,  384.) 

Muelert  (v.  Laghe  anders)  zie  op  Laghe  (v.) 

Nagge  (Wilhelm)  Predikant  te  Twello,  Historieschryver  v. 
Overijssel  1666.  Een  ankerkruis  vergezeld  van 
vier ? 

Neghennap.  ( Bruijn )  Sch.  te  Deventer  1446.   Plaat  no.  255. 

Nuijl  (Jacob  ten)  1660.  Gedeeld:  1.  een  aanziende ossekop ; 
2.  een  ankerkruis,  waaronder  3  schijven  2,  1. 

22* 


332 

(In  Navorscher  1869,  bl.  585,  wordt  als  wapen  van 
dit  geslacht  opgegeven :  een  beestekop  van  sabel  met 
gouden  borens  op  zilveren  veld ;  cimier  de  beestekop.) 

Oenden  (Henrik  v. )  1440.  Een  keper  vergezeld  van  3  meerles. 

Olijman  (Hughe)  1400.     Een  verkort  kruis. 

Ootmarsum  (v. )  Zie  op  Bibebeke  anders  v.  O. 

Osthus  (Everd)  Priester  en  kerkheer  te  Hasselt  1435.  Plaat 
no.  256. 

Otterbeeck  (Henrick)  Schout  te  Steenwijk  1630.  Een  S.  An- 
dries-kruis. 

Pape  (v.  Besten  geh.  de)  Zie  op  Besten  (v.) 

(Het  wapen  van  Pape  komt  in  3  varianten  bij 
Fahne  voor,  doch  verschilt  van  het  boven  opgegevene). 

Paffraet  (Nijcolaes)  Schulte  te  Paaslo  en  Oldemarkt  1631  — 
1632.  Eene  faas  door  6  verticale  lijnen  in  8  deelen 
verdeeld ;  vergezeld  van  3  lelies ,  2  boven ,  1  onder. 

Peijng  (Gosen)  Sch.  te  Zwolle  1399.  Een  keper,  vergezeld 
van  3  vogels. 

Peijze  (Geert  v. )  1413.  Een  leeuw;  het  schild  bezaaid  met 
schijven. 

Ploech  (Steven)  1385.  Een  kruis  beladen  met  een  verkort 
kruisje. 

Poger  (Meinard)  Schout  te  Cuinre  1603  —  1608.  Gedeeld: 
1.  een  halve  dubbele  adelaar,  uitgaande  van  de 
deelingslijn ;  2.  een  faas,  vergezeld  van  3  lindebla- 
deren, 2,  1. 

Poleman  (Gerd)  1404.  Plaat  no.  257.  (Zie  over  dit  ge. 
slacht  Magnin,  Drenthsche  kloosters,  bl.  226). 

Poerten  (Johan  ter)  Rigter  te  Deventer  1378.  Plaat  no.  90. 

Post  (Frederik)  Ambtman  v.  Essen  1391,  Rigter  te  Oot- 
marsum 1412  — 1421.     Een  leeuw. 

Putte  (Heijneman)  1440.    Drie  S.  Andrieskruisjes ,  2,  1. 


I 

I 


333 

Puijze  (Henrick  v.)  Sch.  te  Deventer  1444  — 1447.    Plaat 

no.  258. 
Quadacker  (Lambert)  Sch.  aldaar   1643.    Drie  boomen  op 

natuurlijken  grond. 
Bedamme  (Pelgrim  v.  den)  1398.     Een  ledig  hartschild. 
Reefs   (Hendrik)   Een   ankerkruis,  vergezeld  van  7  blokjes, 
3  boven,  4  beneden. 
//      (Jacob)  of  Revius.     Als  voren. 
Rechteren  (Sweder  v.  Hekeren  geh.  v.)  1394.    Een  kruis. 
fi      (Frederik  „        „  „     /,)  1414.       „       // 

I,      (Johan  V.)  Schout  te  Hardenberg  1420.  Drie  kepers. 
( Van  Mierloo  heeft  een  rood  kruis  op  gouden  veld ). 
Reijnerszone  (Ode)  Sch.  1346.     Plaat  no.  259. 

/,       (JongeClaes)  te  Cuinre  1603  —  1608.  Plaat  no.  260. 
Rensen  (Lubbert  v.)  Sch.  te  Deventer  1496.  2  &assen,  waar- 
boven 2  lelies. 
Rentinck  (Egbert)  te  Vollenhove  1604.     Plaat  no.  261. 
Bickertz  (Pouwel)  Sch.  te  Deventer  1607.    Een  valk. 
Rijnen    (Johan   v.)   Knape,   Schout   v.  Salland  1299.    Drie 

mispelbloemen  2,  1  met  een  effen  schildhoofd. 

Roessijnck  r  Willem)     Sch.  te  Deventer  1488.    Plaat  no.  262. 

Rouse  (Everhard)  „     ,/        „      1614.  Drie  rozen  2, 1. 

„      (JoanArnold)  „     „        „      1769.      „       „     „  „ 

Ruring,  Ruerijnch,   Roerinc  (Lambert)  1367.     Drie  koeken 

(bloemen?) 

//      (Roelof)  1367.    Drie  bloemen  2, 1  met  eene  ster  ( ? ) 

in  het  midden. 
ff      (Jacob)  1367.    Gothische  M.  vergezeld  van  3  mis- 
pelbloemen 2,  1. 
f/      (Henrik)  Rigter  in  de  heerl.  Borculo  1386.    Twee 

wilgea  (of  planten)  met  den  Voet  b\j  elkander. 
//      (Steven)  Rigter  te  Hellendoorn  1897.  Drie  koeken. 


584 

Eijssen  (Gerrit  v.)  1405.    Een  baar  beladen  met  3  sterren. 

Bijswick  (Gerrit  v. )  Een  faas  (onduidelijk). 

Zande   (Eoelof  v.  den)  Eigter  te  Hardenberg  1403.    Plaat 

no.  263. 
Schelenborch  (Helmich)  1397.     Een  ankerkrtds. 
Scherfif  (Diderik)   Sch.  te   Deventer    1561.     Drie   liggende 

wassenaars  2,  1. 
Schetlijken  (Gherd)  Eigter  te  Zwolle  1385.  Drie  ruiten  2, 1, 
waarover  eén  smalle  baar  (van  bastaardlj?)  loopt. 
Schonevelde  (Arend  v.)  1382.    Plaat  no.  264. 

ff      (  Mattheus  v. )  anders  v.  Gravestorpe  1420.  Als  voren. 
/,      (Ludolf  V.)         „       ,/  „        1422.     ,/       ,/ 

ff      (Jolian  V.)  /,       ,/  ,/  ,/        //       // 

Schrieck  (Johan  v.)  J.  U.  D.  Sch.  te  Deventer  1660.   Smal 

8.  Andrieskruis,  veagezdd  van  4  meerles. 
Schulenborg  (Simon  v.  der)   1408.    Drie  leeuwen  2,  1. 
Schuren  ( Cijse  v.  der)  1370.  Een  keper,  vergezeld  van  3  vogels. 
„       (Alferv.d.)     „        „       „  „         „    1   vogel 

in  het  hoofd  regts. 
ff      (Alferv.d.)  1421.     //       //  ff         ff    3   links 

gekeerde  meerles. 
//      (Cijse  V.  d.)  1434.    Als  voren. 

(Vgl.  Fahne,   die  als  wapen  opgeeft  een  door  2 

horizontale  lijnen  en  1  verticale  in  6  vakken  gedeeld 

schild,    waarvan   1,    4,    5   zwart,  2,  3,  6  zilver. 

Zoo   ook  zeker  oud  HS.  Wapenboek  v.  Overijssel.) 

Sclenseken  (Johan)  Bigter  te  Heilendoorn  1403.    Een  ledig 

hartschild. 
Sloet  (Herman  Joan)  Sch.  te  Deventer  1688.    Een  liggende 
wassenaar  (van  keel  op  een  zilveren  veld,  volgens 
V.  Mierloo). 
//      (Jan)  1351.     Als  voren,  doch  met  een  ster  in  het 
hoofd.    ( Eijksarchief. ) 


335 

Smitten  (Peter  ter)  Sch.  te  Deventer  1643.  Een  vijfbladige 
bloem  met  stengel. 

Smijt  (Johan)  Ambtman  v.  Essen  1403.    Plaat  no.  265. 

Splitof  (Gelmer)  Bidder  1367.     Drie  sterren  2,  1. 

Steen  (Henrick)  1565.  Twee  opgeheven  buiten waarts  ge- 
keerde handen  geplaatst  binnen  een  als  cirkel  ge- 
legde keten. 

Steenbergen  (V.)  Zie  op  Struuck. 

Stegeman  (Gerhard)  Sch.  te  Deventer  1612  z=  Stegeman 
(Marten). 

Steghen  (Henrik  ter)  Eigter  te  Ootmarsum  1380.  Plaat 
no.  266. 

Stellinck  (De  gebr.  Gerrit,  Helmich  en  Herman)  1395.  Een 

keper,    vergesseld   van   3  meerles,  1  en  3  links,  2 

regts  gewend. 

//      (  Wolier )  Ambtman  te  Usselmuiden  1440.  Als  voren. 

(Zoo  ook  V.  Mierloo,  bij  wien  het  veld  van  keel, 

de  figuren  van  zilver  zijn). 

Sticke  (Pelgrim)  1398  —  1409. 

„      (Berend)  1409.  f^,    .        .^^ 

,T,      /..^^  Plaat  no.  106. 

//      (Johan)  1409 

„      (Dirk)  Sch.  te  Deventer  1615. 

ff      (Arend)  1409.     Een  ledig  hartschild. 
Sticker  (Evert)  1440.    De  linker  helft  eener  vertikaal  door- 
gesneden lelie. 

ff      (Henrik)  1440.    Als  voren. 
Strockel  (Assueros)  Secretaris  van  D.  1660.    Een  valk. 
Starodinck  (Johan)  te  Ulzen  1420.     Drie  faassen. 
Struijck  (Joan)  van  Steenbergen,     Scholte  te  Havelte  1641. 

Plaat  no.  267. 
Struuck  (Gerrit)  Schout  te  Havelte  1641.  Drie  struiken  2, 1. 
Stuerman  (Evert)  Sch.  te  Deventer  1514.   Een  halve  leeuw. 


336 

Zure  (Henrik  de)  Scholte  v.  Salland  1367.     Een  keper,  in 
het  hoofd  regts  vergezeld  7an  een  vogel  ^?) 

(Van  Mierloo    heeft   als  wapen  van  Suijre:  een 
keper,  vergezeld  van  3  regtsgekeerde  meerles,  alles 
van  zilver  op  veld  van  keel). 
Sweten  (Willem  v. )  Sch.  te  Deventer.     Plaat  no.  268. 
Zwolle  (Johan  v.)   Bigter  te  Hellendoorn    1498.     Plaat  no. 

269. 
Tel  voren  (Winold)  J.  U.  D.  te  Vollenhove  1661.  Drie  zwem- 
mende vorens  1  en  3  regts,  2  links  gewend. 
Therijnden  (Joachim)  1566.    Een  ankerkrms. 
Thomaés  (Gerrit)  Sch.  te  Zwolle  14.08.    Plaat  no.  270. 
Tijasen  (Johan)  1439.    Een  golvende  &as. 
T^e  (  Jaoob  v.  den )  de  olde  1380.  Een  kniis  (  vergezeld  van  ?  ) 
Tijghe  (Johan  v.  den)  1398.    Een  leeuw. 
Timmerman  (Willebrant)  Scholte  te  Campen.  Plaat  no.  271. 
Toerne  (Johan  ten)  Aigter  te  Hasselt  1400.  Drie  torens  2, 1. 
(Van  Mierloo  heeft  Toerne:  3  naast  elkander  ge- 
plaatste torens  van  keel  op  gouden  veld.) 
Toneman  (Johan)  Ambtman  ov.  de  laden  des  Hgs.  van  Gelre 

in  Salland  en  Twenthe  1368.  Plaat  no.  272. 
Twiclo  (Frederik  v.)  1402.   Een  haal  gelijk    Plaat  no.  114 
(iets  gewijzigd  in  vorm.) 
//      (Herman  v. )  Ambtman  v.  Twenthe  1403.  Als  voren. 
//      (         //        )  de  jonge  1409.  Als  voren. 

( Van  Mierloo  heeft  de  zwarte  haal  op  zilveren  veld. ) 
Twickele  geh.  v.  den  Kosingkampe   (Butger  v.)  1398.  Drie 

zwanen  2,  1. 
II         II     II     it  II  (Egbertv.)  1398.  Als  voren 

of  3  andere  figuren. 
Versene  geh.  v.  Vlederinghe   (Hughe  v.)  Rigter  te  Ootmar- 
sum  1406.   Drie  baren. 


887 

( Van  Mierloo  zocht  te  vergeefs  naar  het  wapen  van 
van  Vlederingen. ) 
Vijernenborch  (Eobbrecht  v.)  Schulte  v.  Salland  1370.  Zeven 
ruiten  4,  3,    waarover  een  baar   (van  bastaardij?) 
loopt. 

(Vemeborch    voerde  volgens  v.  Mierloo   7  ruiten 

van  keel,  4  en  3,  op  zilveren  veld.) 

Vlecke  (Steven  v.  Beele  geh.)  Rigter  te  Eijssen  1408.    Drie 

ankerkruizen ,    2,    1,     waarover    een    smalle   baar 

loopt. 

Voerne  (Pelgrim)  Schulte  te  IJsselmuiden  1371.    Een  links 

gekeerde  haan  (?) 
Voerst  (Herman  v.)  de  jonge,  Heer  Dirksz 
1371. 
//       (Blizabeth   v.)    Vrouw  te  Almelo 

1410  — 1422. 
//      ( Herman  V.)  1441. 
„      (        „        )  Eidder  1269.  (Rijks- 
archief. )  I 
//       (Johan  V.)    1394.    Drie  kepers,  in  het  hoofd  regts 

eene  ster. 
if      (Dirk  V.)   1466.    Gegeerd   met   een    middelschild. 
( Eijks  -  archiel ) 

(De  8  kepers  van  keel  op  gouden  veld  vindt 
men  ook  bij  v.  Mierloo.  In  een  oud  HS.  wapen- 
boek komen  8  wapens  voor:  1.  Drie  roode  kepers 
op  gouden  veld ;  2.  een  zwarte  bok  met  zilv.  horens 
op  een  goud  veld ;  3.  Drie  roode  foassen  op  zilv. 
veld.  Het  tweede  is  van  het  Utr.  geslacht  v.  Voorst.) 
Voet  (Everhard)  Schout  te  Cuinre  1738.  Drie  lelies  2,  1. 
Vorden,  Vurden,  Voerden  (Willem  v.)  geh.  Beeming  1387. 
Een  geschakeerd  kruis. 


Drie  kepers. 


888 

Vorden  (Heer  Steven  v.)  geh.  Beerning  1887  — 1395.    Als 
voren. 
//      (HeerSweder  y.)  1895,  Als  voren  (?  onduidelijk.) 
//       ((3atharina  v.)  1422.  Een&as;  het  schild  gezoomd. 
Vos  (Jan)  Schout  te  Cuinre  1640  —  1558.    Plaat  no.  278. 
„      (Roelof  de)  1417.    Drie  ....  2,  1. 
//      (M'  Derk)  Burgem'  te  D.  1699.  Plaat  no.  274. 
//      van  Hokesberghe  (Albert  de)  1369.  Gequarteleerd: 
in   2.  een  ring,  1,  8  en  4  ledig. 
Warmelo  (Arend  v.)  1398.    Het  schild  in  6  deelen  verdeeld 
door  1  verticale  en  2  horizontale  lijnen. 
//      (Sweder  v.)    1898.     Als  voren. 

(Volgens  V.  Mierloo:   1,  4,  6  blaauw;  2,  8,  6 
zilver. ) 
Water  (Jacob  ten)  1489.  Doorsneden:    1.  Een  halve  leeuw; 
2.  Drie  lelies  2 ,  1. 

(Bij  V.  Mierloo  is  de  leeuw  van  zilver  op  veld 
van  keel  en  zijn  de  lelies  zwart  op  zilveren  veld.) 
Weijenberge  geh.  Brandijs  (Glt)sen  v.)  1898.  Pluat  no.  275. 
Welvelde  (Johan  v.)  1866.  Als  by  v.  Mierloo. 
Wernherszoon  ( Hademan )  Sch.  te  Deventer  1320.  Plaat  no.  276. 
Wemerszoon  (Johan)  Sch.  te  Zwolle  1375.  //      //  277. 

Weseke  (Bemhard  v.)  Sch.  te  Deventer  1617.   Een  regtsge- 

•  wende  dansende  beer. 
Wesenberg  (Herman  v. )  1375.    Plaat  no.  122. 
Wijer  (Geert)  1886.  Een  kruis  beladen  met  5  sterren  1,  3,  1. 
Wijhe  (Johan  v.)  Ridder  1381.   Een   halve   leeuw,    in    het 

hoofd  regts  vergezeld  van  een  bloem  of  ster. 
Willemszoon  (Lubbert)  1399.    Plaat  no.  278. 
Winikenszoon  (Gerrit)  Sch.  te  Deventer  1369.  Plaat  no.  279. 
Wijnkens  (Rotg^)  if    n        ff       1468.     //      //     110. 

(niet  111.) 


889 

Wijnkens  (Frederik)  Sch.  te  Deventer  1496.  Plaat  no.  110. 

Wijtman  (Johan  v.)  Kigter  te  Wijhe  1467.   Een  leeuw. 

(  Van  Mierloo  heeft  8  zwarte  baren  op  zilveren  veld , 
beladen  met  %,  8  en  2  ruiten  van  keel,  d.  i.  als 
V.  Wilsum  met  verandering  van  de  banden  in  baren. 
Zie  over  bet  wapen  van  laatstgenoemd  geslacht 
Bijdr.  I.  384.) 

Wolbertszoon  (Derk)  Rigter  te  Olst  1412  —  1416.   Een  ge- 
schakeerde keper,  in  de  punt  vergezeld  van  een  lelie. 

Wonder  of  Wunder  (Johan)  1403  —  1410.     Pkat  no.  280. 


UIT  HET  ZEEKEBOEK 
DEE  S.  CLEMENSKEEK  TE  STEENWUK. 


Evert    Albers 

Harmen    // 

Hendrik  Eoelofs  Arents 

Bruin  Bakker 

Harmen  Wicgers  Backer 

Jan  Bart 

Albert  Jansen  Been 

Jan  Berends 

Harmen  van  den  Bergh 

Berend  Boucken 

Jan  Jans  van  den  Briel 

Jan  Jansen  f,      ,/     Brielle 

Derk  Meinders  Dortman 

Jan  Derks 

Albert  Douwen 


Plaat  no. 
281 


// 


282 
283 
284 
285 
286 
287 
288 
289 
290 
291 
292 
293 
294 
295 


Plaat  no. 

Eoeloi  Hendriks  Drent  296 

//           //            ff  ^^"^ 

Harm     Gerrits  Fokking  298 

Hendrik      ,/             /,  299 

Gerrit  J(an8e.?)Glazemaker  300 

Broer  Govers  301 

Peter  Geerts  Groenhout  302 

Klaas  Harmens  303 

Arent  Hendriks  304 

Govert       //  806 

Michiêl  Jans  Heijden  .306 

Geert  Hidding  307 

Lukas  Hogedink  308 

Jantien  Jans  309 

Arend      //  91Q 


840 


Plaat  no 

Plaat  no. 

Egbert  Jans 

311 

Louw  Pieters 

336 

Boelof  Jansen 

312 

Marien     // 

337 

Gerrit  Clasen 

313 

Jan  Smidt  ten  Polle 

33d 

Gosen      // 

314 

Jantien  Pouwels 

339 

Gosen       jf 

316 

Jan  Willems  Put 

340 

Hendrik  Jans 

Krodijl 

316 

Jan  de  Eadt 

341 

Wolter       1, 

ff 

317 

Eoelof  Jans  Eam 

342 

Koep  Willems 

Kuiper 

318 

Koop  Hendriks  Eamhorst 

343 

Harmen  Jansen  Lanius  319 
Ernst  Lauwerens  (Otterbos)  320 

Jantien        //  321 

Pieter  Boelofs  Loothooft  322 

Lambert  Louwen  323 

Harmen  Lubberts  324 

Willem         „  325 

Boelof  Luitiens  326 
Berend  Lucas                    *     327 

Procureur  ter  Maat  328 

Albert  Martens  329 

Jantien       //  // 

Pieter  Meeuwsen  330 

Doctor  Nieuwenhuis  331 

Berend  Pelsen  332 

Jonge  Pieter  333 

Jacob  Pieters  334 

Jan          ,f  335 


Bichard  Bicbards  344 

Harmen  Tonis  Scharp  345 
Jan  Wiechers  Schoenmaker     346 

Arend  Thomas  Smidt  347 

Pauwei  Albers  Smit  348 

Jan  Smit  349 

Thomas  Jans  Smit  350 

//  ff       ft  351 

Lubbert  Jans  Thomas  352 

Jochem  Thijs  353 

Pieter       //  354 

Berend  Tollinck  355 

Harm  Jans  Yedder  356 

Hidde  Veltcamp  357 

Tiemen  Willems  358 

Butger  Winter  359 

Arend  Wolters  360 


X89\ 


Z90 


iPl 


vdb 


'i5l 


Li^ 


D 


29<^ 


S9S 


+ 


2P6 


29y 


398 


299 


30O 


-h 


30f 


J02 


303 


30^ 


Ki4^H 


VjJErW 


4^ 


E-1-.I 


JOÓ 


jor 


JOS 


309 


3fO 


Jrr 


J/2 


A 


«A" 


3fJ 


J/4- 


J/S 


J/6 


J/r 


T 


j/ê 


3f9 


320 


7)^m 


J£/ 


J^£ 


JZJ 


JZÓ 


3X6 


A 


J27 


328 


329 


330 


B+  P 


X* 


33f 


332 


333 


334^ 


336 


336 


^ 


Al 


jjr 


33S 


339 


3*rO 


34f 


XOI 


^ 


J«J 


^^4 


3^ 


3^6 


3*^r 


3*8 


3^9 


360 


36f 


362 


i'^ 


363 


364^ 


336 


H  K-V 


366 


33  y 


/s 


369 


369         I  3/fO 


^ 


PREDIKANTSBEROEPING  TE  OOTMARSUM. 


Abraham  vanLaer,  geboren  te  Zutphen  den  28'" 
Februari  1630  uit  het  huwelijk  van  Hendrik  van  Laer  en 
Geesjen  Abrahams  Vos,  en  ab  Abrahamus  a  Laer,  Zutpha- 
niensis  den  11**"  Maart  1661  in  het  Album  Studiosorum  der 
Leidsche  hoogeschool  als  student  in  de  godgeleerdheid  inge- 
schreven, legde  den  26^  Juni  1656  proponentsexamen  te  Leiden 
af  en  preekte  met  onderscheidene  proponenten  te  Ootmar- 
sum  op  beroep,  toen  door  het  overlijden  van  den  predi- 
kant Homoet  de  tweede  predikantsplaats  aldaar  vacant  was 
geraakt.  Hij  voldeed  zoo  goed,  dat  de  gemeentenaren  open- 
lijk verzochten  dat  hij  zou  beroepen  worden;  maar,  daar  de 
predikant  Nijhoff  ten  gevolge  van  een  borstgezwel  verhinderd 
was  geweest  zijne  predikatie  bij  te  wonen,  die  ook  door  eenige 
lidmaten  verzuimd  was,  werd  hij  uitgenoodigd  zich  andermaal 
te  doen  hooren.  Toen  nu  de  gunstige  meening  omtrent  hem 
zich  staande  hield,  werd  hij  den  16**  Augustus  1659  met 
eenparige  kennisse  der  burgemeesters  beroepen.  Wel  had  de 
advocaat  Grop,  als  burgemeester,  daar  hij  liever  een  zijner 
vrienden  had ,  de  beroeping  van  van  Laer  eerst  tegengewerkt, 
maar  later,  door  eenige  gemeenteleden  overgehaald,  er  in 
bewilligd.  Burgemeester  Jacob  Westenberg  bracht  hem  den 
beroepsbrief  te  Deventer,  ten  huize  van  den  praeceptor  Sandra. 

Na  door  zijn  ambtgenoot  Nijhoff  den  2*"  October  1659 
bevestigd  te  z\jn,  deed  h\j  zijn  intreepredikatie  te  Ootmarsum 
naar  Col.  IV  :  3 ,  en  trad  den  1"  Juli  1663  aldaar  in  het 
huwelijk   met   Hendrickjen   Staverman,    dochter  van  burge- 


342 

meester  Hendrik  Staverman  en  Walburgh  Wesselinck;  hij 
overleed  den  17"  November  1701,  behalve  twee  3K)ons  Hen- 
ricos  en  Willem  Arnold  een  viertal  dochters  nalatende,  van 
welke  Anna  Gesina  gehuwd  was  met  Johs.  Strick,  rector  en  pre- 
dikant te  Enschede ,  Margaretha  Elisabeth  met  Hendrik  Molt, 
burgemeester  te  Ootmarsum  en  Hendrica  met  Gerrit  Albrinck , 
mede  burgemeester  te  Ootmarsum,  hierna  genoemd. 

Gedurende  zijn  ruim  40jarig  pastoraat  hadden  de  beide 
invallen  der  Munsterschen  plaats,  welke  voor  hem  persoonlijk 
vele  onaangenaamheden  meebrachten  en  daaronder  dat  hij 
door  hen  tot  twee  malen  toe  gearresteerd  werd.  *) 

Omtrent  vier  jaren  na  zijnen  dood  had  het  beroepingswerk 
nog  tot  niets  geleid  en  was  zijne  plaats  nog  onvervuld; 
terwijl  ook  de  predikant  Abraham  Franken  was  komen 
te  overlijden,  hetgeen  ten  gevolge  had  dat  de  kerkedienst 
niet  naar  behooren  werd  waar^nomen  en  vele  kinders  van 
lidmaten  van  de  gereformeerde  gemeente  tot  het  pausdom 
overgingen,  gelijk  beweerd  wordt  in  een  verzoekschrift  aan 
Bidderschap  en  Steden,  dat  met  onderscheidene  bijlagen  in 
het  archief  der  gemeente  Ootmarsum  aanwezig  is. 

Hieraan  ontleen  ik  de  stof  tot  dit  opstel  en  doe  opmerken 
dat  de  kerkeraad  in  twee  partijen  verdeeld  was;  de  ouder- 
lingen J.  L.  Beerents  en  A.  Egbers  en  de  diaken  H.  J. 
Cremer  wilden  den  magistraat  en  de  gemeente  niet  in  het 
beroep  kennen:  terwijl  de  ouderling  A.  Beerents  en  de  di- 
aken Schiphorst  van  een  andere  meening  waren  en  zich  ver- 
plicht rekenden  dit  wel  te  doen.  Op  welke  wijze  de  meer- 
derheid de  minderheid  voor  haar  gevoelen  trachtte  te  winnen 
en  welke  invloeden  op  deze  aangewend  worden,  blijkt  uit 
de  interrogatoria,  ondergaan  voor  den  richter  Eaeterinck  door 


•)  Over.  Alra.  1843.  bl.  122  v. 


34.3 

Schiphorst,  diens  vrouw  Hadewig  Palte  en  door  Fenna  Poert, 
vrouw  van  A.  Beerents. 

Van  de  zoons  van  den  predikant  van  Laer  was  de  oudste, 
Henricus,  proponent  die ,  naar  het  schijnt ,  door  eenigen  in  de 
plaats  zijns  vaders  gewenscht  werd.  Immers  had  J.  L.  Beerents 
aan  de  vrouw  van  Schiphorst,  toen  zij  bij  zijne  talrijke 
bezoeken  aan  haren  man  er  op  aangedrongen  had  dat  er 
toch  gezorgd  zou  worden  voor  het  beroep  van  een  pastor, 
aangenaam  aan  de  gemeente,  geantwoord:  ^/Sullen  wij  de 
(/duivels  haar  wille  doen,  die  in  't  beroep  van  Laar  ons 
//sooveel  spijt  hebben  aangedaan";  en  had  dezelfde  Beerents 
met  Hendrik  Molt,  onder  aanbod  van  honderd  dalers  aan 
Schiphorst  als  hij  op  Ds.  Strik  wilde  stemmen,  met  hand- 
tastinge  beloofd  dat  door  dit  beroep  Henric  van  Laar  voor- 
deel zoude  hebben  en  dat  Ds.  Strik  geen  predikant  zou  wor- 
den of  bedanken. 

Het  beroep  van  Strik  had  plaats  gehad  en  Schiphorst  had 
dat  niet  wiUen  handhaven,  daar  Strik  aan  de  gemeente  on- 
aangenaam was.  Deze  had  ondertusschen  bedankt  en  den 
12""  Mei  1705  deden  Burgemeesteren  en  gezworen  gemeente 
nogmaals  herinneren  aan  Ouderlingen  en  Diakenen,  om  in- 
gevolge resolutie  van  Bidderschap  en  Steden  van  5  April 
1666  de  oude  ouderlingen  en  diakenen  er  bij  te  roepen,  als- 
mede om  vooraf  aan  de  Burgemeesteren  den  dag  van  het 
nieuw  beroep  mede  te  deelen,  met  order  om  binnen  drie 
dagen,  Aiet  assistentie  van  twee  predikanten,  tot  een  ander 
beroep  over  te  gaan. 

De  straks  gemelde  meerderheid  had  nu  hare  keuze  ge- 
vestigd op  en  hare  stemmen  beloofd  aan  Hulsken,  predikant 
te  Yeldhausen,  wiens  vader,  burgemeester  te  Oldenzaal,  onder 
belofte  van  eene  vereeringe.  Schiphorst  trachtte  over  te  halen 
om  ook  zijne  stem  op  zijn  zoon  uit  te  brengen ,  gel^k  h\j ,  aan- 


344 

voerende  dat  eene  vrouw  veel  bij  baren  man  kon  doen,  onder 
gelijke  belofte  van  eene  vereeringe,  de  vrouw  van  Antoni 
Beerents  poogde  te  overreden  om  haren  man  te  bewegen  aan 
zijn  zoon  de  stem  <e  geven. 

Ook  de  praeoeptor  ten  Dam  uit  Oldenzaal,  zeggende  vol- 
komen macht  van  Ds.  Hulsken  daartoe  te  hebben,  bezocht 
den  diaken  Schiphorst  en  bood  hem  eene  vereeringe  aan,  zoo 
goed  als  de  andere  kerkeraadsleden,  er  bijvoegende  dat 
Hulsken  wel  is  waar  van  de  stemmen  der  meerderheid  zeker 
was,    maar   gaarne  met  eenparigheid  wilde  beroepen  worden. 

Toen  nu  op  Vrijdag  15  Mei  het  beroep  zou  gedaan  worden, 
liet  de  meerderheid  uit  den  kerkeraad  Donderdag  avond  14 
Mei  den  diaken  Schiphorst  bQ  zich  komen  ten  huize  van 
Gerrit  Albrinck,  waar  hij  in  hun  gezelschap  en  in  dat  van 
den  proponent  Henricus  van  Laer  tot  's  nachts  vier  uur  in 
drinkgelag  vertoefde ;  wordende  hij ,  onder  belofte  van  eene 
belooning,  met  aandrang  verzocht  om  op  den  predikant 
Hulsken  te  Yeldhausen  te  stemmen. 

Wat  die  15"*'  Mei  opleverde,  kan  het  best  blijken  uit  de 
notulen  over  de  beroepinge  tot  Ootmerschen,  opgesteld  door 
Butger  ab  Eibergen,  predikant  te  Weerselo  en  door  dezen  en 
Joan.  Henr.  Weerman,  predikant  te  Denekamp,  ondertee- 
kend, welke  hier  eene  plaats  mogen  vinden: 

//Den  12  Maji  heeft  de  Kerckeraedt  van  Ootmerschen  door 
Herman  Jan  Cremer  een  brief  laeten  schriven ,  waar  in  deden 
vernemen,  wanneer  tot  Ootmerschen  soude  konnen  komen, 
om  haer  in  de  beroepinge  van  een  Predikant  te  assisteren. 
Bij  rescriptie  hebbe  gestelt  den  15  Maji. 

Ter  bestemder  tijdt  tot  Ootmerschen  komende,  des  voor- 
middaeghs  omtrent  10  uijren,  verstondt  ick,  dat  allene  was 
ontbaden  ende  ghene  meer:  waerom  door  de  custos  aen  de 
kerckenraedt  dede  bekent  maeken;  dat  indien  in  dese  saeke 


34>5 

begeerden  voort  te  gaen,  sij  noch  een  tweede  predicant  uit 
het  district  mosten  ontbieden,  dewljle  na  kerckenordre  twie 
predikanten  over  de  beroepinge  mosten  staen. 

Hierop  wirde  aenstons  Dom:  Weerman  van  Degnekamp 
ontboden,  die  des  acbtermiddaegs  omtrent  drie  uiren  quam. 
Als  wij  dan  veerdig  stonden,  om  na  de  kercke  te  gaen,  quam 
een  stadts  dienaer  en  seide :  dat  de  Burgmesters  en  gemeens- 
luiden  ons  versochten,  dat  wij  eerst  bij  haer  souden  komen, 
eer  wij  ons  na  de  kercke  souden  begheven. 

Op  het  stadthuLJs  komende,  wirt  ons  door  de  Burgemes- 
teren  en  Gemeensluiden  voorgehouden  dat  drie  Leden  uit 
den  Kerckeraedt  met  namen  Jan  Leonard  Beerents,  Antoni 
Egberts  en  Herman  Jan  Kremer,  den  geheelen  nacht  tot  des 
morgens  om  vier  uijren  in  de  herberge  ten  huijse  van  G^erryt 
Aelbrinck  hadden  sitten  drincken;  dat  dese  personen  om 
dese  en  andere  reedenen  meer,  bij  haer  en  bij  de  gansche  ge- 
meente verdaght  waeren.,  van  een  comploot  gemaeckt  te  heb- 
ben, om  een  persoon  te  willen  kiesen,  die  niet  dienstig  voor 
de  gemeinte  en  niet  aengenaem  mochte  sijn. 

Versochten  ons  dat  wij  voorsichtig  omtrent  die  te  doene 
beroepinge  wilden  te  werk  gaen,  ende  daer  bij  observeren 
dese  navolgende  poincten. 

1.  Dat  nae  inhoudt  der  kerkenordre  art.  4  en  5  de  be- 
roepinge met  goede  correspondentie  van  haer,  als  sljnde  de 
wettige  magistraet  van  Ootmerschen  soude  geschieden:  te 
meer  mosten  de  wetten  in  de  kerckenorder  plaats  hebben  bij 
haer,  omdat  het  pastorie  huijs  mosten  onderhouden. 

2.  Dat  ghene  nieuwe  nominatie  souden  maeken  om  alle 
comploterien  uit  den  wegh  te  nemen;  maer  die  voor  desen 
gemaeckte  nominatie  van  10  è  12  personen  op  4  a  5  redu- 
ceren en  daar  uit  die  verkiesinge  doen. 

3.  Dat   ingevolge  resolutie  van  Ridd.  en  Steeden  in  den 

BUDB.  III.  23 


346 

jaere  1666  genomen  de  oude  kerkenraedt  in  de  yerkiesinge  soude 
worden  geadmitteert ,  geleek  oock  tot  Degnekamp  was  geschiedt 

Te  meer  dewljle  de  kerckeraedt,  wanneer  compleet  sal 
sijn,  uit  acht  personen  bestaet,  en  dat  weegens  hetoverliden 
der  twie  predicanten  en  een  diaken,  nu  daer  allene  yijff 
personen  overigh  waeren.  Ende<  sij  Burgemesteren,  Gemeens- 
luiden,  neffens  de  gehele  gemeente  wilden,  dat  op  deseende 
ghene  andere  maniere  de  beroepinge  soude  gedaen  worden, 
opdat  also  het  vier  van  oneen  igheit  mochte  worden  uitgeblust. 

Waer  op  wij  ons  na  de  kercke  hebben  begheven  endeden 
kerckenraet  voergestelt  het  advijs  van  de  Burgemesteren  en 
Gbmeenslu^'den ,  hoedanig  wilden,  dat  het  beroep  soude  ge- 
schieden ,  ende  versocht  dat  commiinicatijf  met  haer  souden  han- 
delen ten  üne  alle  verschillen  mochten  worden  weggenomen. 

Antoni  Beerents,  ouderlingh,  en  Herman  ter  Schiphorst 
waeren  hier  meede  te  vreeden,  maer  Jan  Leonard  Beerents, 
Anloni  Egberts  en  Herman  Jan  Crpmer  seghten  dat  sij  geen 
magistraet  off  gemeente  in  desen  en  kenden,  maer  dat  het 
beroep  aen  desen  tegenwoordigen  kerckenraedt  stont,  makende 
daerop  een  voorstel  van  vijff  personen  die  op  de  nominatie 
souden  gebraght  worden ,  tegen  welcke  die  twie  protesteerden. 

Wij  versochten  dat  dese  vijff  personen  aan  de  magistraet 
en  gemeente  mochten  worden  voorgestelt  en  gevraegt  off 
haer  niet  aengenaem  en  was,  dat  uit  deselve  een  beroep 
wirde  gedaen. 

Antoni  Beerents  en  Herman  ter  Schiphorst  stemden  sulx 
toe ,  maer  de  andere  en  wilden  het  geensins  gedogen.  Daerom 
wij  predicanten  van  onse  plight  achteden,  uit  onsen  naeme, 
hetselve  aen  de  magistraet  bekent  te  maeken  volgens  de  ge- 
allegeerde  kerkenordre  Art  4  en  5  als  oock  87. 

De  Burgemesteren  en  Gemeensluiden  erschenen  hierop  in 
de  kercke ,  persisteerden  b\j  drie  aen  ons  voorgestelde  pointen 


I 


347 

« 

ende  verboden  ons  biiiten  deselve  tot  eenigh  beroep  te  treeden. 
Hier   nae   sochten   wij    de  kerckenraedt  tot  vreede  te  be- 
weegen,  ende  deden  baer  dese  twie  voorslaegen: 

1.  Dat  souden  toestaen,  dat  de  oude  kerckeraedt  mede 
souden  stemmen  ende  een  pastoor  maeken  uit  haere  geprojec- 
teerde vijff  personen. 

2.  Off  dat  sij  souden  inwilligen  dat  uit  dese  vijff  personen 
b^  lotinge  de  predicant  wirde  gemaeckt. 

En  in  cas,  dat  na  eene  van  dese  voorslaegen  wilden  lui- 
steren, dat  wij  dan  de  magistraet  en  gemeente  mede  souden 
soeken  te  persuaderen  dat  daer  in  consenteerden. 

Maer  gemelde  diie  personen  en  wilden  onse  voorslaegen  niet 
aennemen  ende  wirde  also  onse  verdere  handelinge  afgebroken. 

Als  wij  na  huijs  wilden,  wirde  ons  door  de  custos  ge- 
seidt  dat  voor  pinxteren  een  beroep  moste  gedaen  worden, 
ende  gevraeght,  wanneer  het  ons  soude  te  passé  komen  om 
hetselve  nader  bij  te  wonen:  En  wirde  daerop Sondag achter- 
middag om  8  uijren  vastgestelt. 

Wij  op  bestemde  tijdt  wederkomende  vonden  de  Burge» 
mesteren,  gemeensluiden  ende  voorts  gehele  gereformeerde 
gemeente  in  de  kercke,  ende  beide  oude  ende  nieuwe  kercke 
raedt  voor  de  gerfkamer. 

De  gerfkamer  geopent  en  w^  daer  in  gegaen  s\jnde,  vraegh- 
den  wij  de  leden  van  den  nieuwen  kerckenraet,  hoe  sij  haer 
bedagt  hadden,  baden  en  vermaenden  haer  tot  vreede:  maer 
Jan  Leonard  Beerents,  A.ntoni  Egberts  en  Herman  Jan 
Cremer  bleven  bij  haer  seggen  dat  niet  wilden  toelaeten  dat 
de  oude  kerckenraet  mede  soude  stemmen  ende  ingeval  sulx 
soude  geschieden,  dat  s^  uit  de  kercke  wilden  uitgaen. 

Wij  seiden  hierop,  dat  sij  wel  saegen  en  hoorden  dat  de 
Burgemesteren ,  Gemeensluiden  ende  voorts  de  gehele  ge- 
meente  het  so    wilden    hebben,    versoekende  dat  sij  souden 

23* 


848 

blijven,  ende  so  dogh  wilden  uitgaen,  dat  dan  baere  stem- 
men souden  moeten  verliesen.  Al  onse  versoeken  ende  smeken 
verachtende,  sijn  dese  uitgegaen  uit  de  kercke. 

Antoni  Beerents,  ouderlingh,  Herman  ter  Schiphorst,  di- 
aken uit  de  tegenwoordige  kerckenraet,  mitsgaders  d^  oud 
Burgemesteren  Eeint  Staverman,  Willem  Cremer  en  Jan 
Hendric  van  Niel  in  qualiteit  als  oude  kerckenraden  ende 
voorts  de  gehele  gereformeerde  gemeente  in  de  kercke  ver- 
gadert, insteerden  en  versoghten  dat  men  met  de  saekesoude 
voortvaeren  en  dat  een  beroep  soude  worden  gedaen  ende 
convenieerden  in  desen: 

1®.  dat  de  oude  nominatie  soude  worden  gehouden,  be- 
staande noch  uit  10  a  11  personen,  en 

2®.   dat  die  op  4)  a  5  soude  verkleent  worden, 

8®.  dat  daeruit  bij  lotinge  een  predicant  soude  gemaeckt 
of  verkoren  worden  na  't  exempel  van  den  apostel  Matthias, 
die  sodanig  gekoren  is. 

Op  de  kleine  nominatie  wirden  gestelt  D.  D.:  Koek  tot 
de  Gronouwe,  Koek  tot  Gasseler  Nieuveen,  Sehrader  tot 
Wilssum,  Dragter  en  van  Bhe. 

Als  wij  nu  bezigh  waren  met  de  loten  te  schrijven,  quamen 
de  drie  leden  van  den  kerckenraet,  die  weg  gegaen  waren, 
wederom  in  de  gerf  kamer  tot  ons ,  seggende ,  dat  haer  de  gerf- 
kamer  bevolen  was,  ende  dat  wij,  die  daer in waeren souden 
uijtgaen ;  maer  de  vergaderinge  die  in  de  kercke  was  en  ver- 
stout sulx  niet  en  wilde  dat  men  met  het  beroep  soude  voortgaen. 

Gelijck  dan  na  aenroepinge  van  des  Heere  Heiligen 
Naeme  is  geschiedt,  ten  overstaen  van  de  voorgenoemde 
Leden  van  den  nieuwen  en  ouden  kerckenraet  en  in  tegen- 
woordigheit  van  Jan  Leonard  Beerents  en  Antoni  Egberts, 
sgnde  deleten  door  twie  doove  en  stomme  menschen  getrocken. 

Ende  is  voort,  door  de  treckinge  van  het  eerste  lot,  D.  van 


349 

Bhe  tot  predikant  geworden,  hetwelcke  van  allen  een  son- 
derlinge  directie  van  Grodt  wirde  gehouden,  ende  hebben 
alle  aenwesende  so  in  de  kerckenraet  als  Magistraet  en  voorts 
ide  gehele  gemeente  daer  in  een  groot  genoegen  geschept: 
exceptis  perpauds  illis." 

Onmiddellijk  werd  de  beroepsbrief  opgemaakt,  waarbij  de 
Eerw.  Ds.  van  Ehee ,  S.S.  Th.  Candidatus  werd  verkozen  ten 
einde  ^/het  heilige  woort  des  Heeren  suiver  moge  predicken, 
//de  Sacramenten  nae  des  Heeren  instellinge  bedienen  en 
//vorder  alles  doen,  H  welck  tot  het  predikambt  is  behorende^\ 
welke  beroepsbrief  geteekend  werd  door  Staverman  en  Willem 
Gremer  als  oud-ouderlingen,  J.  H.  van  Niel  als  oad-diaken, 
A.  Berents,  ouderling,  H.  ter  Schiphorst,  diaken,  B.  ab 
Eibergen  en  J.  H.  Weerman  als  getuigen. 

Op  dienzelfden  dag  nog  had  Burgemeester  Hulsken  van 
Oldenzaal  den  stadsdienaar  verzocht,  dezen  daarvoor  een 
a  twee  ducaten  belovende ,  om  uit  te  werken  dat  hij  de  bur- 
gemeesters mocht  spreken  en  bij  deze  op  het  stadhuis  toe- 
gelaten zijnde ,  hun  verzocht  dat  zijn  zoon  tot  predikant  mocht 
beroepen  worden. 

Be  meergemelde  meerderheid  in  den  kerkeraad  bracht 
inmiddels  het  beroep  uit  op  haren  meergenoemden  candidaat 
Hulsken  en  op  beide  beroepingen  werd  de  goedkeuring  der 
classis  ingeroepen.  Toen  deze  het  beroep  op  Hulsken  voor 
wettig  en  naar  kerkenordre  gedaan  goedkeurde  en  approbeer- 
de,  deden  burgemeesteren  en  gezworen  gemeente  vanOotmar- 
sum  door  den  Secretaris  A.  Vosdingh,  als  hun  gecommitteerde 
in  de  classicale  acten  van  11  Juni  1705  insereeren  dat  zij  dit 
goedvinden  der  classis  niet  aannamen  en  er  tegen  protes- 
teerden, onder  reserve  van  alle  nadere  exceptien  en  defensien. 

De  voormelde  oude  en  nieuwe  kerkeraadsleden,  die  het 
beroep  op  van   Ehee  hadden  uitgebracht,  en  hunne  gevoeg- 


350 

dens,  de  Burgemeisteren  en  Gemeentsluiden ,  neffens  de  lede- 
maten van  de  gereformeerde  gemeinte  wendden  zich  nu  met 
het  voormelde  verzoekschrift  tot  Ridderschap  en  Steden  en, 
onder  mededeeling  der  feiten,  in  voormelde  notulen  opge- 
nomen, en  overl^ging  van  onderscheiden  bescheiden,  betoogden 
zij  de  onwettigheid  van  het  beroep  van  Ds.  Hiüsken. 

Zoowel  omdat  dit  beroep  zonder  correspondentie  met  den 
magistraat ,  zonder  assumptie  van  den  ouden  kerkeraad  en  zon- 
der bijstand  van  twee  naburige  predikanten  en  alzoo  in  strijd 
met  de  dassicale  wetten  en  de  resolutie  van  R.  en  S.  ge- 
schied was,  alsook  omdat  de  beroepene  aan  de  gemeente 
onaangenaam  was  en  er  ongeoorloofde  middelen  gebruikt 
waren  om  hem  in  te  dringen,  beriepen  de  rekwestranten 
zich  op  het  onpartijdig  oordeel  van  R.  en  8.  en  verzochten 
dat  de  beroepen  predikant  Hulsken  hun  niet  zou  worden 
opgedrongen ,  maar  integendeel  het  beroep  van  den  proponent 
van  Rhee  zou  worden  geapprobeerd ,  met  last  aan  de  classis 
om  nem  te  examineeren  en  te  bevestigen. 

Al  is  er  geene  beschikking  op  dit  rekwest  aanwezig, 
toch  is  het  bekend  dat  het  eene  goede  uitwerking  had:  want 
Theoderikus  van  ^hee  werd  predikant  te  Ootmar- 
sum ,  welke  gemeente  hij  tot  aan  zijn  dood ,  volgens  Moonen 
in  1746  voorgevallen,  bediende.  Den  2*"  December  1712 
werd  hij  te  Tubbergen  in  het  huwelijk  vereenigd  metEngele 
Margareta  Perizonius. 

Dat  men  zich  in  deze  aangelegenheid  beriep  op  hetgeen  in 
1659  bij  de  voorziening  der  2*«  predikantsplaats  en  niet  op 
hetgeen  in  1664  bij  de  vervulling  der  1'  predikantsplaats  had 
plaats  gevonden,  wordt  verklaard,  doordat  de  laatstgemelde 
in  de  plaats  was  gekomen  der  pastoorsplaats ,  welke  eene  col- 
latie van  het  stift  te  Weerselo  was,  zijnde  deze  collatie  ver- 
volgens op  de  Ridderschap  ^)  overgegaan. 

')     Ov.  Ahn.  1848.  bl  121. 


351 

Na  het  overlijden  van  Nijhoff  was  duidelijk  gebleken  dat  de 
gemeente  in  de  vervulling  van  deze  vacature  niets  te  zeggen  had. 
Bij  volmacht  van  20  Maart  1664  hadden  de  burgemeesters 
van  Ootmarsum  aan  hun  ambtgenoot  Krull  in  last  gegeven 
de  vergadering  der  classis  te  Deventer  bij  te  wonen  en  zorg 
te  dragen  ^/datt  niet  tott  praejudide  van  der  stadt  Ootmersen 
int  point  van  een  Pastoor,  in  plaets  van  zal.  Heer  Nijhoff  te 
eligereUi  moge  worden  gehandelt  en  voorts  iterativelljk  en 
instantlijk  te  versoocken ,  datt  Dominus  Koek  ( :  so  niet  alleen 
bij  hett  consistorium ,  maer  oock  van  Borgemeisteren  en  Meents- 
luiiden,  nij  en  olt,  met  respective  geteijckende  handen  en 
affgegevene  nota  is  gewenschet  enversocht,  gelijck  tselve  oock 
van  de  geheele  gemeente  gewenschet  en  versocht  wordt)  in 
plaets  van  zal:  Dominus  Nijhoff  als  Pastoor  moege  succede- 
ren/*  Of  de  classis  in  hun  geest  meewerkte,  blijkt  mij  niet, 
maar  wel  dat  de  heeren  van  de  ridderschap  ter  Statenverga- 
dering bekend  maakten ,  dat  het  jus  van  collatie  van  de  pre- 
dikantsplaats  te  Ootmarsum  indisputabel  behoorde  aan  het  stift 
Weerselo,  hetwelk  ook  diensvolgens  getreden  was  tot  het 
weder  bestellen  van  den  voormelden  vacanten  pradikstoel,  en 
dat  de  Magistraat  en  Kerkeraad  te  Ootmarsum  zich  tegen 
deze  collatie  ongefundeerd  opponeerden;  weshalve  de  Staten, 
blijkens  extract  uit  het  register  der  resolutiën  van  15  April 
1664,  Magistraat  en  Kerkeraad  voor  zich  ontboden  om  rede- 
nen van  hunne  oppositie  te  geven,  ten  einde  daarna  gedis- 
poneerd konde  worden. 

Abraham  Franken,  en  niet  Koek,  werd  Nijhofis  opvolger, 
trouwde  in  1675  met  Margareta  ter  Linde  en  overleed,  ge- 
lijk voormeld,  hangende  het  beroepingswerk  in  de  vacature 
van  Laer. 

Kt    H»    H* 


KONINGSPREBENDE  IN  HET  STIFT  TER  HÜNNEP. 


Be  vraag  aan  het  slot  yan  dat  stukje,  (zie  B^dr.  ni.  bl. 
168)  gedaan,  meen  ik  te  kunnen  beantwoorden  door  de 
volgende  mededeeling: 

In  1542  gaf  keizer  Kaïd  V  aan  zekeren  Ulrich  Friess  een 
leeken  prebende  in  de  abd\j  van  Aduard  op  volgende  consi- 
derans: 

i/Ctuam  nobis  sacri  Romani  Imperii  diademata  per  manos 
beatissimi  quondam  in  Cristo  patris  nostri  Glementis  Vlli 
Pontifids  Maximi  felicis  recordationis ,  in  urbe  Bononia  deco- 
ratis  pro  jurum  et  consuetudinum  sancti  Imperii  conservatione 
et  uti  precipno  monasteriorum  et  aliorum  piorum  locorum 
defensori  et  protectori,  jus  competat  ad  omnes  et  singulas 
abbatias,  conventus  hospitaiia  et  alia  quaecunque  monasteria 
cuiuscunque  ordinis  et  nominis  existant ,  per  universum  Bo- 
manum  Imperium  et  alia  dominia  nostra  constituta,  litteras 
nostras  dandi  et  concedendi  ad  assequendam  prebendam  lay- 
calem,  vel  si  monasterium  alicujus  ordinis  aut  hospitale  fuè- 
rit,  ad  collocandum  in  eo  personam  honestam,  quaeautcajus 
porentes  vel  propinqui  de  nobis  bene  meriti  existant  aut  quem 
aliter  hac  nostra  eleemosijna  et  gratia  dignam  et  ^ntem 
cognoverimus,  et  huiusmodi  precibus  semper  hactenus  reve- 
renter paritum  fiierit,  idcirco  maiorum  nostrorum  vestigüs 
inherentes  etc.  (Zie  mijn  Gbsch.  der  Abdij  der  Bernardijnen 
te  blz.  102.) 

Drie  jaren  later  gaf  hij  op  gelijke  wijze  een  leeken  pre- 
bende in  't  klooster  te  Wittewierum. 

N.  ü. 


B  IJ  DRAGEN 


TOT   DE 


GESCHIEDENIS  VAN  OVERIJSSEL 


BIJDRAGEN 


TOT  DB 


NIS  Til  ÖVEKIJ 


> 


UITOSOBYEN  DOOR 


Mr.   J,   L  van   DOORNINCK, 

Archivaris  van  Overijssel  j 


ER 


Mr.   J.   NANNINGA   UITTERDIJK, 

Archivaris  van  Kampen. 


VIERDE    DEEL. 


"-'  ^^.'sr,^v'>'"Vv-' 


Z  W  OLL  Ef 

DE    ERVEN    J.    J.   TUL. 

1878. 


I 


INHOUD. 


BLZ. 

RacionariuB  Proventuum  Incertorum  Ecclesie  Cam- 

pensis,  1532 1 

De  geneeskunstbeoefenaren  te  Kampen 26 

I.     De  Stadsdoctoren 27 

Ootmarsum  voor  het  veemgericht 61 

Bouwstoffen  voor  eene  geschiedenis  van  het  onder- 
wijs in  Overijssel 67,     140,  233 

I.     Schoolboeken 67 

II.    Erasmus  over  de  Zwolsche  school.     ...  77 

III.    De  school  afgebeeld B2 

rV.     Scholier-privilegie 140 

V.     Latijnsche-schoolwetten 145 

VI.    Hollandsche-schoolwetten 238 

VIL     School-ordre  voor  het  platte  land.     .     .     .  243 
Zegels  van  de  Provinciale  Sinode  en  van  de  Classes 

in  Overijssel 84 

Bauvegarde 86 

Jan  Adriaensen  Leeghwater  te  Kampen,  1647  .     .  87 

Gerard  ter  Burg,  1651 88 

Bijdrage  tot  de  geschiedenis  van  Twenthe.  1581 — 

1608 89 


n  INHOUD. 

BLZ. 

Aanteekeningen  uit  de  Synodale  acten,  nopens  de 

Roomsch-Catholieken  1611—1630 112 

Iets  over  gemeente- weiden 125 

Inrichting  van  het  armeweeshuis  te  Deventer    .     .  133 

Camper  lof  door  Franciscus  Martinius 158 

Vganden  en  vrienden  van  Spanje 167 

S.  Aagustinus-gilde  te  Deventer 182 

Volksvermaken  te  Hasselt 183 

Hondsdolheid,  1613 184 

Burgerboek  van  Vollenhove,  1379—1493  ....  185 

Iets  over  tijdrekenkunde 203 

De   Provinciale    Overijsselsche    en    Zwolsche  Cou- 
rant      217 ,  346 

Stadbrief  van  Hardenberg,  1362 226 

Horigheid  .     .    .     , 231 

Gardes-d'honneur 250 

Moest  Hasselt  te  Deventer  regt  halen?     ....  253 

Het  wapen  van  Overgssel 254 

,,Paepsche  superstitien   omtrent  de  begravinge  der 

dooden" 261 

Vereering   van   geschilderde  glasvensters  door  den 

Raad  van  Kampen 263 

Willem  Nagge .266 

Geslachtkundige  aanteekeningen.  kkoppert    .    .    .  268 
Aanteekeningen  uit  de  rekeningen  der  St.  Nicolaas- 
kerk   te   Kampen,    betreffende   kunst   en  kunst- 
voorwerpen, 1526—1536 281 

Een  kgkje  in  de  bibliotheken  te  Kampen,  1570    .  306 

De  Kamper  plakalmanak 355 

Huldiging  van  Karel  V  te  Kampen,  1528.     .     .     .  360 

Diefstal  in  't  klooster  Sibkelo,  1489 361 


INHOUD.  III 

BLZ. 

Merkwaardige  ordonnantie  uit  1384 362 

Ommen  verbrand,  1624 .  363 

Heilige  boomen 364 

Collecte  te  Kampen  Yoor  den  bouw  der  Si  Michaels- 

kerk  te  Zwolle.  1548 365 

Gerecht  yan  Desperatie,  1494 *    .  366 

De  eerste  Archiyaris  yan  Deyenter 367 

De  henrorming  te  Albergen  yemomen.  1521.    .    .  ^68 


VERBETERINGEN. 


B.  268  r.    7  y.  o.    staat:  Boethis       lees  Eoetkens. 
„   273   „  13   „    ^        „       Zooten  (?)     „     Xanten. 
y,   276   „     6   „    „        „       Yanenberch  „     Kenenberch. 


RACIONAMUS  PROVENTTJUM 
INCERTOEUM  ECCLESIE  CAMPENSIS,   1532. 


In  een  vorigen  jaargang  dezer  bijdragen  deelde  ik 
reeds  iets  mede  omtrent  de  inkomsten  der  pastorie  van 
de  St.  Nicolaaskerk  te  Kampen.  In  aansluiting  daaraan 
moge  dienen  de  racionarius  van  de  onzekere  inkomsten 
der  pastorie  dezer  kerk  uit  het  jaar  1532. 

Daar  de  St.  Nicolaaskerk  de  parochiale  kerk  was,  en 
alzoo  ook  de  L.  V.  kerk  onder  het  bestuur  van  den  pas- 
toor dezer  kerk  stond,  zoo  vindt  men  daarin  ook  voor 
een  deel  de  onzekere  opkomst  der  L.  V.  kerk  verant- 
woord. 

Het  stuk  is  een  kalender ,  aanvangende  postridie  octavo 
ascensionis  domini,  feria  sexta  (17  Mei)  1532  en  loopt 
vervolgens  over  de  rest  van  dit  jaar  en  tot  29  Mei  1533. 

Yan  dag  tot  dag  heeft  de  pastoor  aangeteekend  wat 
hij  aan  onzekere  inkomsten  genoot,  en  wat  hij  daarvan 
aan  onkosten  betaalde ,  zoodat  het  stuk  van  veel  gewicht 
is  voor  de  kennis  van  den  toemaligen  toestand  der  pa- 
rochiekerk te  Kampen. 

Deze  rekening  is  ongetwijfeld  opgesteld  door  M'.  Cle- 
ment, die  in  1532,  waarschijnlijk  op  den  dag  waarop  de 
racionarius  aanvangt,  de  bediening  der  pastorie  aan- 
vaardde en  die  tot  1536  bleef  bekleeden. 

Uit  de  rekening  schijnt  te  blijken ,  dat  hij  vóór  hij  naar 
Kampen  overkwam,  te  Amsterdam  pastoor  is  geweest. 

Na  deze  korte  toelichting  moge  het  stuk  zelf  volgen. 

BIJDR.    IV.  1    • 


Racionarius  prouentuum  incertorum  ecclesie  Cam- 
pensis,  incipiendo  ab  octaua  ascensionis  exclu- 
siue  Anno  xv^xxxii. 

Postridie  octaue  Ascensionis  domini  feriasexta,  ^)  accepi 
drie  stuuers  hollants  geit  of  yyff  ghosselers.  *) 

Sabbato,  yi  ghosselers. 

Dominica  penthecostes,  xiiii  k.gulden,  non  defalcatis  expen- 
sis  ipsius  festi.  Elcke  gulden  xx  claesgens. ')  Item 
noch  wat  quaet  ghelt.  Item  nota,  pro  obedientia,  *) 


')  Deze  racionarius  Tangt  aan  met  postridie  ootane  Ascensionis 
Domini  feria  sexta.  De  octaua  of  dies  octaua  is  de  achtste  dag  na 
sommige  feesten,  nl.  na  Kerstmis,  Stephanos,  Johannes  den  Evange- 
list, Innocentes,  Epiphania,  Paschen,  Hemelvaart,  Pinksteren,  fes- 
tum  oorporis  Christi,  Johannes  Baptista,  Petrus  et  Paulus,  Lauren- 
tius,  Maria  Hemelvaart  en  Geboorte,  Aller  Heiligen  en  €k)nceptio 
Mariae,  soms  ook  Maria  Lichtmis.  Deze  feesten  duren  door  heilige 
missen  en  in  het  brevier  acht  dagen  en  de  achtste  dag  is  de  octava, 
de  dagen  daarna  infira  octavam  of  zooals  hier,  postridie  octavo. 

Asoensio  domini  was  in  1532  op  Donderdag  den  9  Mei  en  postridie 
octave  asoensiones  Yqjdag  den  17  Mei,  wat  alzoo  de  datum  is  waarop 
men  de  racionarius  aanving  te  houden.  Feria  sexta  is  de  zesde  dag 
der  week.  Men  zal  verder  in  dezen  kalender  steeds  vinden  Dominica, 
feria  secunda  tot  sexta  en  dan  Sabbatum  of  Saterdag. 

*)  Een  gosselaer  was  een  munt  ter  y^aarde  van  ruim  een  hal- 
ven stuiver,  twintig  gosselaers  maakten  een  koopmansgulden ;  de  naam 
moet  afgeleid  worden  van  de  stad  Qoslar.  Wellicht  dat  vroeger  mun- 
ten van  die  stad  hier  in  omloop  zgn  geweest,  of  dat  men  naar  type 
van  de  munten  dier  stad  hier  in  Over^ssel  munten  heeft  geslagen. 
Het  wapen  der  stad  Goslar  komt  met  dat  van  Deventer  overeen,  en 
er  z|jn  door  de  drie  steden  in  de  16e  eeuw  stukken  geslagen  van 
tien  gosselaers  en  enkele  en  dubbelde  gosselaers. 

*)  Een  claesge  was  een  stuk  ter  waarde  van  eenen  stuiver,  ge- 
munt door  de  stad  Kampen  en  vertoonende  aan  de  eene  zgde  de 
beeldtenis  van  St.  Nioolaas,  de  beschermheilige  der  stad,  waaraan 
deze  munt  haren  naam  ontleende. 

^)     Obedientia,    dit   woord   dat  in  onderscheiden    beteekenissen 


yt  Yocant  Campenses,  zoe  is  my  een  ieghelick 
die  hoechtyt  hout  sculdich  een  licht  oertgen,  fac. 
het  yierendeel  van  een  goslaer  tot  alle  vier  hoech- 
tyden  des  iaers.  Ergo  siaers  is  my  een  iegelic  die 
hoechtyt  holt  sculdich  een  goslar. 

Feria  2*,  y  ghoslaers. 

Feria  3*. 

Feria  quarta. 

Feria  quinta,  yii»  ghoslaers. 

Feria  sexta  twee  kraemkaerssen. 

Sabbato  Yrbani,  iiii  st.  (claesgens)  ')  ende  een  goslaer. 

Dominica  festum  dedicationis  in  ecclesia  Sancti  Nicolai.  *) 
Die  schutters  offerden.  ')  Item  daer  quam  een 
weynich  in  de  missen  die  ghedaen  worden  in  altare 
animarum.  Daer  af  heb  ie  een  deels  betaelt  die 
oncosten  yan  dien  dach ,  te  weten  deselfde  missen 


Toorkomt,  zal  hier  zeker  ongeyeer  beteekenen,  een  geldelgke  census 
van  ieder  die  de  vier  hoogtyden  bezocht 

Ieder  die  ^e  vier  hoogteden,  nL  Kerstmis,  Pasohen,  Pinksteren 
en  O.  L.  y.  Hemelvaart  in  de  kerk  vierde,  was  verplicht  tot  obedientie 
aan  den, pastoor  te  betalen  het  vierde  gedeelte  van  een gosselaer.  We 
vinden  hier  aangeteekend  dat  de  pastoor  op  Pinksteren  ontving  14 
koopmansguldens  behalve  nog  eenig  „quaet  geit"  dat  is  slecht  of  niet 
gangbaar  geld.  Een  koopman^gulden  had  twintig  gosselaers;  we  heb- 
ben dus  14  X  20  =  280  X  4  =  1120,  zoodat  ruim  1120  personen  op 
het  Pinksterfeest  in  de  beide  kerken  zgn  geweest 

*)  Ik  merk  hier  eens  voor  al  op  dat,  waar  hier  iu  den  tekst  iets 
tusschen  haakjes  staat,  dit  zoo  in  't  oorspronkel^ke  wordt  gevonden. 

*)  Dit  was  de  gedenkdag  van  de  toewgding  der  parochiale  kerk 
aan  den  Heiligen  Nicolaas.  In  het  memorieboek  of  neorologium  der 
kerk  vind  ik  dan  ook  op  de  maand  Juni  aangeteekend :  „In  octauis  pente- 
kostes  est  dedicatie  huius  ecdesie  consecrate  in  honorem  Sancti  Nicolfiy". 

*)  Die  schutters  offerden,  zeker  de  schutters  vanStGeorge 
of  8t  Anna  of  wel  beide,  welke  ook  jaarl^ks  op  Sacramentsdag  in  *t 
harnas  gingen  en  de  processie  mede  maakten  om  de  stad. 

1* 


Feria  2.. 

Feria  3*. 

Feria  4*  iii  st.  (claesgens). 

Feria  quinta  Sacramenti,  ix  claesgens. 

Feria  sexta,  ix  claesgens,  begancknis.  ^)' 

Summa  twee  koepmansgulden  of  veertich  claes- 
,    gens  wthghenomen  die  festalia  van  Pinxteren. 
Van  deze  tyt  al  te  samen  heft  er  nyet  meer  dan  een 
beghanckenis  gheweest,  die  cleyn  was ,  want  het  was  een 
man  van  buten. 

JUNIUS. 

Sabbato,  ix  st.  yan  een  bruyt  in  te  leen.  ') 

Dominica,  yiij  goslaers  ende  een  buttgen.  ') 

Feria  2',  ses  claesgens. 

Feria  3*,  iiii  claesgens  d'een  met  d'ander. 

Feria  4*  Bonifacii,  xii  st.  (claesgens)  erant  exequiae. 

Feria  quinta,  twee  kinderkaerssen  elck  is  xii  placken; 

item  een  bruytkaers  xiiii  placken. 
Feria  sexta,  xi  claesgens  buten  ^)  inghecomen. 

*)  Beganckenis,  exeqaie  elders  in  dit  stuk  genoemd,  een  uit^ 
Taartdienst  die  kort  voor  of  na  de  begravenis  in  de  kerk  werd  gehouden, 
terw^l  eene  missa  pro  defunctis  of  lijkdienst  in  den  regel  eerst  later 
plaats  Tond. 

^     In  te  leen  =  in  te  leiden. 

*)    Buttgen  of  butgen  ter  waarde  yan  een  stuiyer. 

^)  Buten,  buiten.  De  stad  Kampen  was  oudtyds  en  nog  thans 
yerdeeld  in  twee  hoofdwgken,  de  bovenwgk,  waarin  de  St  Nicolaas- 
kerk  zich  bevond,  en  de  buitenw^k,  waarin  zioh  de  Lieve  Yrouwen- 
kerk  bevond,  van  daar  dat  men  dan  ook  spreekt  van  boven-  en  bui- 
tenkerk.   Oorspronkelijk  echter  mag  men  aannemen  dat  de  buitenstad 

de  buitenw^k,  niet  tot  de  eigenlgke  stad  heeft  behoord,  maareen 
voorstad,  een  suburbium  heeft  gevormd.  Er  bestond  te  Kampen  slechts 
eene  parochie,  die  van  den  Heiligen  Nioolaas,  en  de  pastoor  dier  kerk 
had  alzoo  als  rector  der  parochie,  ook  het  bestuur  over  de  buitenkerk. 


Sabbato,*  vili  goslars   de  prima  inscriptione  ^)  yt  vocant 

Campenses.   Item  yiii  goslars  de  prima  inscriptione 

in  onse  Vrouwen  kerck. 
Dominica. 
Feria  2,. 
Feria  3*. 

Feria  4*  Odulphi,  twee  kinderkaerssen  f.  xxyplacken. 
Feria  quinta,  yijf  claesgens. 

Feria  sexta,  een   beganckenis   buten  yij  st.  (claesgens.) 
Sabbato,  een  kraemkaers  xiii  placken. 
Dominica,  een  beganckenis  buten  yii  st.     claesgens). 
Feria  2*,  yijff  claesgens. 
Feria  8*,  iii  claesgens  ende  yii  placken  an  kinderkaersen 

ende   kraemkaersen ,    ende   daerin    gherekent   het 

offer  quod  fit  quotidie  yan  een  die  binnen   siaers 

ghestoruen  is. 
Feria  4*. 
Feria  quinta. 
Feria  sexta,  anderhalf  claesgen.    A  prandio  accepi   pre- 

terea  duos  stuueros  eiusdem  yaloris. 
Sabbato,  yijff  claesgens  binnen  gecreghen. 
Dominica,  twee  claesgens;  item  een  kraemkaers  fac.  xiiii 

placken. 
Feria  2*  Johannis  Baptiste. 
Feria  3*,  Lebuini  een  beghancknis  in  Sinte  Niclaes  kerck 

xyi  claesgens. 
Feria  4",  twee  claesgens  ende  yi  placken;  a  domino  Gos- 


')  Prima  inscriptio  zal  beteekenen  de  inschrijving  van  afge- 
storvenen in  liet  memorieboek  der  kerk,  waarvan  de  namen  soms  een 
of  twee  jarenlang  werden  voorgelezen  op  de  datums  van  H  overlijden 
der  betrokken  personen. 


wino  qui  celebrauit,  primitias  legendo  ^)  accepi 
een  half  olt  schilt  f.  xxi  brabantsce  st.  Mer  daer 
ghinc  of  een  take  wijns.  Item  dat  ie  offerde  te 
weten  yi  claesgens.  Item  mijn  grote  kaersen  bam- 
den.  Ergo  laet  mij  vrijgehouwen  hebben  vüi  claes- 
gens. 

Feria  quinta. 

Feria  sexta. 

Sabbato  Petri  et  Pauli  apostolomm. 

Dominica,  yii  poslaers  de  prima  inscriptione. 

Eodem  die  twe  beghancknissen  xy  claesgens. 
Item  een  kas  iii  claesgens. 

Summarum  yii  koepmansgulden  ende  yii  st.  (claes- 
gens). 

JULIU8. 

Feria  2«,  een  beghanckenis ,  xyi  claesgens.  Item  een 
kraemkaers. 

Feria  3»  Yisitationis,  yan  een  bruyt  in  te  leen  yi  claes- 
gens, yidelicet  een  snaphaan.  ^) 

Feria  4«. 

Feria  quinta,  een  beghanckenis  yiii  claesgens.  Item  een 
kinderkaers. 

Feria  sexta,  yiii  claesgens. 

Sabbato,  een  claesgen  ende  ix  placken. 

Dominica,  drie  beghanckenissen  xxy  claesgens. 


^)  Primitias  oelebrare  zal  beteekenen,  het  opdragen  der  eerste 
mis  door  een  priester. 

*)  Snaphaan,  eene  muntsoort,  waarschijniyk  zoo  ^noemd  naar 
den  arend  met  open  bek  die  er  op  Yoorkwam,  (zoo  Tindt  men  ook 
grgphonen,  naar  de  klauwen  yan  den  arend  dus  genoemd)  en  die  de 
waarde  van  ongeyeer  zes  stuiyers  hadden. 


Feria  2«,  ii  claeBgens  ende  een  butgen.  Profectus  sum 
Dauentriam  ad  gynodom,  dedi  pro  officiatione  ^) 
een  out  schilt.  Item  noch  xxii  st.  tot  oncosten 
yan  het  mael.  In  absentia  capit  ancilla  vi  aut  yii 
claesgens. 

Feria  3». 

Feria  4«. 

Feria  quinta,  een  beghanckenis  ix  claesgens. 

Feria  sexta,  twee  claesgens;  item  nog  iiij  claesgens. 

Sabbato,  een  beghancknis  vij  st.  of  vi  st.  Item  noch  iüi 
claesgens. 

Dominica. 

Feria  2*,  iiii  claesgens. 

Feria  3*,  iiii  claesgens. 

Feria  4«. 

Feria  quinta,  iii  claesgens.  Item  van  een  bruyt  in  te  leen 
een  camper  snaphaen. 

Feria  sexta. 

Sabbato,  beganckenis  van  heer  Willem  myn  cappelaen, 
saligher  ghedachten,  x  claesgens.  De  prima  in- 
scriptione  viü  goslaers. 

Dominica,  twee  beghanckenisse  xij  st. 

Feria  2*  Magdalene,  fit  sermo  ab  nno  cappelanorum  in 
sacello  S^  Eatherine.  ')  Idem  capelanus  cantat 
ibi  yesperas  finito  sermone,  vyff  claesgens. 

')  Dedi  pro  officiatione;  de  proTinoiale  slnode  gelgk  deze  er 
een  was,  wordt  geopend  met  het  celebreeren  eener  mis.  Het  zou  hier 
dns  knnnen  beteekenen  dat  de  pastoor  yan  Kampen  dest^ds  die  mis 
heeft  geyierd,  of  Toor  het  Tieren  dezer  mis  eene  geldeiyke  bedrage 
heeft  gedaan. 

*)  In  sacello  S'«  Katherine.  In  de  bovenkerk  bevond  zich 
een  altaar  ter  eere  van  de  Heilige  Katharina,  waaromtrent  het  me- 
morieboek  der  bovenkerk  zegt:    Dominica  post  Katharine  virginis  est 


8 

Feria  8',  xiiii  placken  van  een  kraemkaers. 

Feria  4«. 

Feria  quinta  Jacobi,  due  exequie  xy  claesgens. 

Feria.  sexta,  iiii  claesgens. 

Sabbato ,  vij  claesgens. 

Dominica,  due  exequie  xii  st. 

Feria  2*. 

Feria  3\ 

Feria  quarta.  Nota  pro  culina.    Ooep  salm  voir  iii  of  iiij 
koepmansgulden  of  daeromtrent. 
Solui  hac  mense  vnam  peticionem  Martini.  ^) 

Summarum  yü  koepmansgulden  ende  yii  claes- 
gens. Hier  teghens  heb  ick  ghehadt  die  oncosten 
van  te  Deuenter  te  reisen  ad  synodum. 

AUGUSTUS. 

Feria  quinta  Petri  ad  vincula,  vij  claesgens. 

Feria  sexta. 

Sabbato,  van  Henric  van  Wilsem  ende  zyn  bruyt  in  te 

leen  drie  brabantsce  st.  fac.  twe  claesgens  ende 

een  gheualueerde  brabantsce  st. 
O  prodigam  liberalitatem  sponsi  et  sponse.  ') 

dedicatio  altaris  eiusdem  yir^nis.  Op  dit  altaar  was  eene  yicarie, 
welke  het  laatst  bediend  werd  door  Otto  Henrycx,  en  waarvan  in  't 
laatst  der  16e  eeuw  de /opkomsten ,  behalve  drie  kop  boter,  bedroegen: 
58  goudguldens  en  18  stuivers,  o.  a.  15  goudguldens  uit  een  huis 
onder  de  klok  te  Kampen,  genaamd  de  Gulden  Arent  en  even  zooveel 
uit  een  ander  huis  te  Kampen,  de  Witte  Arend  genaamd. 

')  Petitio  Martini  is  de  St.  Maartens  bede,  eene  geldel^ke 
belasting,  welke  jaarl^ks  door  den  pastoor  aan  het  kapittel  te  De- 
venter moest  worden  betaald.  Zoo  moest  door  de  stad  ook  een  St. 
Maartensbede  worden  betaald  voor  de  eilanden,  voor  de  school  en  voor 
de  wedome  of  pastoorswoning. 

*)    De  pastoor  kan  niet  nalaten  zich  hier  te  beklagen  over  de  schriel- 


Dominica, 

Peria  2«, 

Feria  3.,         l   summatim  ix  claesgens. 

Feria  4*, 

Feria  quinta, 

Feria  sexta,  vi  claesgens. 

Sabbato  Laurentij,  vne  exequie  xij  st.     Item  yan   Sunte 

Comeliskas  iii  claesgens. 
Dominica,  due  exequie  buten  xxii  st. 
Feria  2",  vne  exequie  buten  yii  st. 
Feria  3',  vne  exequie  buten  ix  st.    Item  noch  vi  st. 
Feria  4*,  vii  st. 
Feria  quiifta  Assumptionis  festalia,  xx  koepmansgulden 

ende   drie   st.  non  defalcatis  expensis  ipsius  festi. 

Confessionalia  yix  xx  claesgens  een  gheualueerde 

brabantsce  st.  of  een  kraemkaexs. 
Feria  sexta. 

Sabbato,  iiij  st.  ex  solemnisatione  matrimonij  iii  si 
Dominica,  vne  exequie  bouen,  ix  st. 
Feria  2«,  vi  st. 
Feria  3*. 
Feria  4",  iiiist. 
Feria  quinta,  ij  st. 

Feria  sexta,  vne  exequie  ix  st.    Item  noch  iii  st. 
Sabbato,  prima  inscriptie  viii  goslars. 
Dominica,  iij  st. 
Feria  2»,  ii  st. 

Feria  3*,  iiij  st.   Item  noch  een  butgen. 
Feria  4*. 


heid  van  Hendrik  yan  Wilsem,  behoorende  tot  eon  aanzienlek  Kam- 
per geslacht,  die  hem  yoor  't  inleiden  zyner  bruid,  met  slechts  drie 
brabantsche  stuivers  vereerde. 


10 

Feria  quinta  Decollacionis  Johannis.  Yne  exequie  buten 

iii  st.  ende  een  butgen. 
Feria  sexta  iiii  st.  ende  een  butgen. 
Sabbato ,  ex  solemnisatione  matrimonij  een  snaphaen. 

Betaelt  vna  petito  Martini.  Item  betaelt  die  kaer- 

semaecster  van  het  verleen  yierendeliaers  xyü  gos- 

laers. 

Summarum  yiii  koepmansgulden  exceptis  festali- 

huB  festi  Assumptionis,  exceptis  et  confessionalibus 

eiusdem  festi. 

SEPTEMBER. 

Dominica,  yi  st.  ende  een  butgen.  Item  YÜi  goslars  de 
prima  inscriptione. 

Feria  2*,  een  kinderkaers. 

Feria  3",  iii  goslaers  van  kleyn  oflfór.  *)  Item  een  kin- 
derkaers. 

Feria  4%  een  snaphaen  van  een  gesel  die  van  buten  ghe- 
comen  was,   ende   sterf  haestelic  binnen  Campen. 

Feria  quinta,  een  kraemkaers  ende  een  kinderkaers. 

Feria  sexta,  drie  st.  item  xii  placken  van  een  kinderkaers. 

Sabbato,  iii  goslars  ende  een  butgen. 

Dominica  Natiuitatis  Marie,  beghancknis  buten  iiii  st.  ende 
een  butgen.   Item  een  kinderkaers. 

Feria  2",  iiii  st. 

Feria  3*,  begancknis  bouen  xx  st. 

Feria  4",  vi  st. 

Feria  quinta  iii  st. 

Feria  sexta,  vii  st. 

Sabbato,  viii  st. 

*)     Clegn  offer  eene  bepaalde  oblaoio  panra,  kleine  geldel^ke  be- 
drage, welke  op  gezette  tijden  aan  den  pastoor  werd  verstrekt 


11 

Dominica,  yyff  beghanckenisse  xli  st. 

Feria  2\ 

Feria  8*  Lamberti,  beghanckenis  buten  viü  st. 

Feria  4,,  4"'-  temponun  vi  st. 

Feria  quinta,  iii  st. 

Feria  sexta,  iiii  st.  ende  een  butgen. 

Sabbato  Matthei,  de  prima  inscriptione  yiii  goslars. 

Dominica,  een  beghancknis  bouen  xst. 

Feria  2*,  iiii  st.  ende  een  goslar. 

Feria  3",  iii  st. 

Feria  4",  xxv  placken  van  ii  kinderkaersen. 

Feria  quinta,  een  goslaer;  item  een  kraemkaers. 

Feria  sexta ,  iij  stuuer. 

Sabbato,  een  kraemkaers. 

Dominica  Michaelis,  beghancknis  bouen  yiii  st. 

Feria  2«,  ex  oblacionibus  receptis  in  ambabus  eccleciis 
hoc  die  et  pridie,  superfuerunt  viii  stuueri,  idque 
defalcatis  expensis.  Item  ghekreghen  testament 
yan  salighe  Borchgart  Ghye  een  haluen  gouwen 
gulden  of  xy  claesgens.  Hoc  fuit  primum  legatum 
quod  mihi  Campis  obuenit. 

Summarum  x  coepmansgulden  ende  ii  goslars. 
Betaelt  yna  petitie  Martini.  Betaelt  een  paer  tof- 
felen  yoir  yiii  st.  te  Amsterdam.  Item  een  benet 
yoir  xxxii  st.  te  Amsterdam.  Hoc  benetum  mihi 
attulit  senex  ancilla  mea,  quam  habui  Amsterdami. 

OGTOBER. 

Feria  3*.  Daer  was  een  arme  beghanckenis.  Ie  ghaff 
juffer  yan  Yoerst  ( die  de  oncosten  dade )  xii  weg- 
ghen  ^)  iii  kaerssen  ende  tot  meerder  subleuacie 
yan   de   oncosten  ghaf  ie  haer  yyff  ghoslars,  doe 


12 

behielt  ie  xxii  placken  yan  het  offer .  dat  in  quam. 
Feria  4*,  ijj  st.;  item  een  kinderkaers. 
Feria  quinta,  üij  st.  ende  een  butgen. 
Feria  sexta,  üi  st.  ende  x  placken. 
Sabbato,  een  kinderkaers. 
Dominica,  beghancknis  bouen  xiiii  si 
Feria  2",  v  st. 

Feria  8*,  een  goslar  van  cleyn  offer. 
Feria  4*,  ii  st.  v  placken. 
Feria  quinta  Yictoris,  drie  exeqnie  buten  xvist. 

^  , ,  (  yiii  st.  y  placken :  item  noch  een  half  si 

Sabbato  » 

Dominica,  bouen  drie  beganckenissen  xxi  st. 

Feria  2*,  iiii  st.;  item  noch  een  kinderkaers. 

Feria  3",  iiii  st.   Item  noch  ii  st. 

Feria  4',  iii  st.  Item  ii  st.  xi  placken. 

Feria  quinta,  i  st. 

Feria  sexta,  iii  st.  x  placken. 

Sabbato,  de  solemnisatione  non  sub  diuinis  iii  st.  ') 

Dominica,  x  st. ;  item  noch  xxy  placken. 

Feria  2*,  ii  st.;  item  noch  een  st. 

Feria  3*,  iiii  st.;  item  noch  een  kinderkaers. 

Feria  4*,  iist.;  item  yan  een  arme  beghancknis  buten  i  st. 

Feria  quinta,  ii  st.  ende  een  butgen. 

Feria  sexta,  twee  kinderkaersen  fac.  xxy  placken.    Item 

een  kraemkaers. 


')  Wegghen  een  soort  witte  brood,  men  had  toenmaals  ook 
stapel  wegghen. 

*)  Solemnisatio  sub  diuinis;  de  solemnisatio  matrimonii  is 
de  kerkel^'ke  Toltrekking  yan  een  huwel|jk ;  dit  kan  geschieden  onder 
de  mis,  zooals  hier,  en  dan  is  het  plechtiger,  doch  ook  op  andere 
tyden  als  geen  mis  gecelebreerd  wordt 


13 

Sabbato,  yijff  st. 

Dominica,  bouen  vier  beganckenissen  xvi  si;   item   be- 

ghanckenis  buten  vi  st. 
Feria  secunda  Symonis  et  Jade ,  beghanckenis  van  Hen- 
riek  Wynsen  xiüi  st.  ende  een  butgen. 
Feria  3',  iii  st.  ende  een  butgen. 
Feria  4*,  ii  goslars;  item  een  halue  st. 
Feria  quinta,  van  twee  kinderkaersen  xxv  placken. 

Summarum  neghen  coepmansgulden  ende  vii  st. 

lek  heb  myn  maecht  die  te  Amsterdam  by  my  woende 
gegheuen  xxv  st.  gheualuiert  ghelt,  dat  se  quam  wt 
Hollant  ende  hulp  in  de  slachttijt. 

lek  heb  in  een  eerste  mis  ad  Brigittanos  geschoncken 
of  gheoffert  een  berch  gulden,  idque  pro  tuendo  honore 
pastoratus  seu  Pigghij.    ^) 

Item  ick  heb  gegheuen  die  slaghers  x  claesgens  voer 
ii  ossen  te  slaen  ende  iiii  goslars  voer  twee  vereken  te 
slaen.   Mer  een  beer  is  dubbelt  ghelt 

NOÜEMBER. 

Omnium  Sanctorum.  Tot  het  offer  dat  inquam  Omnium 
Sanctorum  sub  vesperis  ende  's  anderdaeghs,  heb 
ie  gheleit  het  geen  datter  quam  ex  solemnisatione 
matrimonij  Wemeri  de  Werden  cum  sponsa  sua, 
ende  was  een  hoerentsgulden ,  et  ita  exsolui  ex- 
pensa  festi  omnium  sanctofum  et  commemorationis 

*)  Pro  tuendo  honore  pastoratus  seu  PigghiL  De  be* 
noemde  Albertus  Pigghius  was  toenmaals  oureet  van  de  St.  Nioolaas- 
kerk  te  Kampen,  ter¥r|jl  de  pastoor  eigenlijk  z^jn  plaatsvervanger  of 
vice-curatus  was.  Als  zoodanig  zal  hfj  tot  de  bg  woning  eener  eerste 
mis,  welke  in  het  klooster  der  Birgitten  op  den  Vloeddijk  te  Kam- 
pen gevierd  werd,  z^n  uitgenoodigd  geworden  en  als  plaatsveryanger 
van  Pigghius  eene  oblacie  hebben  gebracht 


14 

animarum.     Zoe  hebbe  ick  ouerghehouden  yiii  st. 

Animarum.    Op    desen    dach   sauonts  heb  ick  ontfangen 

*yan  die  capellaens  duos  primas  inscriptiones ,  een 

van  Borchgart  Ghye,  de  ander  van  Henric  Wynsen. 
Dominica.  Ie  ghae  mit  myn  capellaens  eeten  bij  die  heer 

van   sint   Antonis    sondag  smiddags  ende  sauonts 

van  myn  heer  St.  Antonis  vi  st.  *)  Item  van  twee 

beghancknisse  buten  xi  st. 

Feria  2», 

Feria  3 

„    .     /'  J    vi  st.  ende  een  butgen. 

Feria  4',  '  ° 

Feria  quinta, 

Feria  sexta,  iiii  st. 

Sabbato.    Mit  die  luycksche  sns^haen  die  wy  hadden  van 

die  memorie  van  M.  Herman  Wterwyck  ix  st. 
Dominica ,  begancknis  bouen  vii  st. ;  item  noch  ii  goslaers. 
Feria  2*  Martini,  de  prima  inscriptione  viii  goslars  *,  item 

noch  ii  st. 
Feria  3* ,  twee  beganckenissen  buten  xv  st. ,  item  noch  ii  st. 
Feria  4',  iiii  st. 
Feria  quinta,  1 
Feria  sexta,     }    ""  «*•  ^^^^  ^^^  ^^*^^^- 

')  Mynheer  St.  Antonis,  dit  is  zeker  de  deken yan  de  muziek- 
kapel Tan  St  Anthonius,  die  jaarl^ks  op  kermisdag  en  H.  Sacraments- 
dag by  de  processie  om  de  stad  muziek  maakte  en  jaarl^ks  op  St. 
Antoniusdag  bovendien  van  den  raad  12  heeren  ponden  ontving.  In 
1522  was  Jan  Korte  deken,  in  1535  Herman  Selle.  Zie  de  door  mg 
uitgegevene  Kameraarsrekeningen  der  stad  Kampen,  bL  9, 
21,  52,  54,  59,  61,  65,  67,  71,  74,  75. 

In  de  St.  Nicolaaskerk  bevond  zich  ook  een  altaar  ter  eere  van  St 
Antbhonius,  waaromtrent  men  leest  in  *t  memorieboek  der  St  Nico- 
laaskerk: „Dominica  Odolphi  confessoris  [dedicatie  est  altaris  in  hono- 
rem]  Kunere  virglnis,  Antony,  Jodod  et  Seruaty.  Het  hier  tusschen 
haalges  gestelde  is  door  mjj  aangevuld,  daar  een  stuk  uit  dit  blad 
mist  op  die  plaats. 


15 

Sabbato ,  van  een  arm  vrouken  gestoruen  int  gasthuys,  de 
exequiis,  inquam  paupercule,  et  de  prima  inscrip- 
tione  yi  goslars.  Die  twee  goslaers  heb  ie'  haer 
quyt  ghelaten. 

Ëodem  diei  dedicatie  in  sacello  Bancte  Katherine 
daer  hebbe  ie  laeten  lesen  ii  missen  dat  was  vier 
goslaers  ende  ick  heb  die  schoelkynderen  geghe- 
uen  iii  goslaers  yan  een  mis  daer  te  singhen  ende 
twee  yesperen  te  singhen.  Ende  het  offer  dat  in- 
quam was  xyi  placken.  Zoe  ghae  ick  iüi  goslars 
min  een  plack  ten  afteren. 

Dominica. 

Feria  2*,  iii  st. ,  item  ex  solemnisatione  matrimonij  iii  st. 

Feria  3",  ex  solemnisatione  matrimonij,  gout  ende  siluer, 
summa  x  st. 

Feria  4»,  iii  st. 

Feria  quinta,  iiii  st. 

Feria  sexta,  ii  st. 

Sabbato  drie  exequie  bouen  xi  st. 

Dominica  dedicationis  ecclesie  Sancti  Nicolai.  Ick  creegh 
yant  offer  yi  st.  daer  af  heb  ick  betaelt  twee  sin- 
ghende  missen,  een  opt  hoech  outaer,  ende  een 
opt  sielen  outaer,  Solui  pro  singulis  illarum  15 
brab.  st.  Item  die  ionghen  ii  st.  goslars  yan  die 
missen  te  singhen.  Item  betaelt  bier  of  wyn  ende 
broet  tot  behoef  yan  die  missen.  Item  curator  doet 
oeck  een,  daeryoir  komt  hy  eeten  ende  ick  gheef 
hem  een  quaert  yreemt  biers.  Ad  hanc  missam  obli- 
gatur  ipse ,  et  ego  e  contrarie  obligor  illi ,  ad  dan- 
dam  portionem  et  quartam  externe  cereyisiae ,  siue 
requisiero  eum  ad  faciendum  hanc  missam ,  siue  non. 

Feria  2,   beghanckenis  buten  yiii  st. 


16 

Feria  3*,  üi  st. 

Feria  4*,  iii  st.  ende  dieselffde  dre  stuuers  héj^  ick  ge- 
gheuen  een  schipper,  die  my  van  Amsterdam  te 
land   brocht   die    hantschoenen    die  ick  behoefde. 

Feria  quinta,   j   dese  drie  daghen  summatim  mit  diebe- 

Feria  sexta,     |   ghanckenis   die  buten  was  ipso  sabbato 

Sabbato,  /   in  festo  Andree  xyü  st. 

Betaelt  twee  petitiones  Martini  behaluen  Omni- 
um Sanctorum  ende  daechs  daer  nae,  de  quibus 
vide  supra. 

Summarum  viii  koepmansgulden  viii  st.  1  butgen. 

DECEMBER. 

Dominica,  prima  inscriptie  van  een  iuffer  gestoruen  bouen 

int  conuent. 
Feria  2",  iii  st. 
Feria  3-,  ii  st. 
Feria  4",  iiii  st. 

Feria  quinta,  twee  beghanckenissen  bouen  viii  st. 
Feria  sexta  Nicolai,  yii  st. 
Sabbato,  iiii  st. 
Dominica  conceptionis   Marie  xii  st.  yan  een  beghancke- 

nisse  bouen. 

Feria  2%  ii  si 

Feria  3%  iii  st. 

Feria  4",      i 

„    .     ^         j   iii  st.  item  noch  i  st. 

Feria  5",      j 

Feria  sexta,  drie  beghanckenissen  buten  xyii  st. 

Sabbato  iii  st. 

Dominica  alique  exequie  bouen  ende  buten  xxxix  st.  In  hos- 

pitali  Sancte  Gertrudis  heb  ie  ghegheuen  *)  iiij  gos- 

')    Hospitale  sanote  Gertrudis,    het  Geertnüds  gasthuis  te 
Kampen,  thans  het  Boven-Pr oveniershuis  gencuimd. 


17 

lar  van  een  vesper  ende  een   heelen  mis  ende  iii 
halue  missen  te  singhen. 

Feria  3',      |   ^  ®^- 

Feria  4', 

Feria  quinta,  twee  beganckenissen  buten  vijj  st. 

Feria  sexta,  prima  inscriptie  buten  viii  goslaers. 

Sabbato  Thome,  xi  st.  het  was  beganckenis  buten. 

Dominica.  Quidam  pauperculus  redemit  exequias  matris 
sue  paupercule  pro  vi  st. 

Feria  2",  v  st. 

Feria  3'. 

Feria  quarta  Natiuitatis  Domini,  festalia  seu  obedientie, 
vt  appellant  Campenses,  neghentyen  coepmans- 
gulden  ende  xii  st.  non  defalcatis  expensis  ipsius 
festi.  Van  bijcht  te  hoeren  x  of  xi  st.  Nolui 
multorum  confessiones  audire  quia  conquerebantur 
capellani. 

Feria  quinta,  v  st. 

Feria  sexta,  iiii  st. 

Sabbato,  vi  st. 

Dominica,  vijff  beghanckenissen  bouen  ende  een  buten 
xli  st. 

Feria  2^  ii  st. 

Feria  3",  iiii  st. 

Betaelt  twee  petitiones  Martini,  behalue  natiui- 
tatis domini.  Item  betaelt  de  kaersemaeckster  een 
hoemsgulden. 

dummarum  x  koepmansgulden  xvi  st.  exceptis 
festalibus  festi  Natiuitatis,  exceptis  et  confessiona- 
libus  eiusdem  festi. 

BIJDR.   IT.  2 


18 


JANÜARIUS. 


Feria  quarta  Circumcisionis,  iiij  st. 

Feria  quinta    i   ....     ,      .^  ,    ...    . 

„    .  uil  st.;  item  noch  ui  st. 

Feria  sexta      ; 

Dominica,  beganckenis  bouen  vi  st. 

Feria  2*  Ëpiphanie. 

Feria  3%  v  st. 

Feria  4*,  iiij  st. 

Feria  quinta,  beghanckenis  bonen  xvii  st. 

Feria  sexta,  iij  st. 

Sabbato. 

Dominica,  dedicacionis   ecclesie  beate  Marie  virginis.  ^) 

lek   creegh   vant  o£fer  twee  brabantsce  st.  ende  i 

oertgen. 

Ëodem  die  was  bouen  beghancknis,  iiii  st. 
Feria  2*,  vi  st.  ende  een  oertgen  of  ii  placken. 
Feria  3*  Pontiani,  ex    solemnisationibus  matrimonialibus 

duabus  aut  tribus  iii  st.    Ëodem  die  vne  exequie 
'     in  templo  diui  Nicolai  YÜi  st.   Item   due  exequie 

in  templo  diue  virginis,  xv  st. 
Feria  4",  iii  st.  Item  ex  capsula  illa  forrea  tribus  clau- 

stris  observata,  coram  statua  deipare  virginis  ( wat 

daer  in  koemt  is  my  half  ende  die  kerck  half) 

xxiiii  placken. 
Feria  quinta,  ii  st. 
Feria  sexta  Antonij,  iii  st. 
Sabbato,  van  Henrick  Eistemaeckers  soen  mit  zijn  bruit  in 

te  leen,  een  snaphaen  van  vi  st. 

*)  Eoolesia  beate  Marie,  de  Lieve  Yroawenkerk  of  buitenkerk, 
thans  de  R.  C.  Parochiekerk  van  de  Parochie  van  O.  L.  V.  Hemel- 
vaart. 


19 
Dominica,  xij  et.  Item  van  een  arme  beghanokenis  bate 

•  •  •  •  ■ 

iiu  st. 
Feria  2",  vij  st. 
Feria  3*,  Agnetis  iii  st. 
Feria  4',  vii  st. 
Feria  quinta,  iiii  st. 
Feria  sexta,  vi  st. 

Sabbato  Conuersionis  Pauli,  beganekenis  bouen  ix  st. 
Dominica,  prima  inscriptie  van  Claer  Bredae. 
Feria  2",  vj  st. 

Feria  3",  xiiii  st.  erant  due  exeqnie  bouen. 
Feria  4',  viii  st. 
Feria  quinta,  ii  st. 
Feria  sexta,  i  st. 

Behaluen  die  oncosten  die  ie  doen  moet  in  pro- 
feste circumcisionis,  soe  heb  ie  noch  van  dese  maent 
betaelt  twee  peticiones  Martini. 

Summarum  ix  koepm.  galden  xi  st. 

Hic  nota  iam  tempus  esse  vt  fiat  prouisio  in  quadrage- 
simam.  Zoe  behoef  ick  pro  domo  dotis  ^)  twee  kinnet- 
gensharings,  het  stuck  yoer  xxiiiiofxxy  st.  gheualueert 
ghelt.  Anno  xxxii  had  ick  ghenoch  an  een  half  yat  ha- 
rings  zee  stuck  ende  stont  voir  xxxii  st.  gheualueert 
Des  heb  ick  veel  rubbespecks  *)  ghehadt. 

Stroebucking  voer  een  gouwen  gulden,  of  daer  omtrent. 
Item  een  vaetgen  aels  voir  ii  Rinsgulden  meer  of  min 
Item  erweten,  of  is  in  den  hof  guet  tyt,  wermoes,  zoe 
gheef  ick  die  cappellaens  warmoes. 

')  Domns  dotns  is  de  wedeme  of  pastoorswoning,  hier  meer 
bepaald  de  keuken  van  den  pastoor  en  z^ne  oapelaans. 

*)  Rnbbespeck,  het  spek  yan  zeerobben,  een  kost  waarin  men 
thans  niet  zou  smullen,  maar  die  toenmaals  door  onze  voorouders  nog 
Teel  werd  gebruikt* 

2* 


20 

Item  oly,  het  zy  oly  van  de  olyf  of  raepoly  ende  vy- 
ghen  met  resinen  aal  ie  hier  te  Campen  kopen. 

FEBRUARIUS. 

Sabbato,  iii  Bt. 

Dominica  Purificationis,  yiii  st. 

Feria  2',  viij  st. 

Feria  3»,  beghanckenis  bonen  ad    diuam    Catherinam.   *) 

et  ex  aliis  parnis  prouentibus  xxii  st. 
Feria  4„  beghanckenis  bonen  ende  bnten  xxiiij  st. 
Feria  quinta,  iiii  st. 
Feria  sexta,  iii  st. 
Sabbato,  iiii  st.  Item    de    prima   inscriptione  bonen  viii 

goslaers. 
Dominica,  beghancknis  ix  st. 
Feria  2-,  üj  st. 
Feria  3",  v  st. 
Feria  4*,  iiii  st. 
Feria  quinta,  ii  st. 
Feria  sexta,    \   .... 
Sabbato ,  j 

Dominica  vj  st. 

Feria  2",  iiij  st. ;  de  prima  inscriptione  buten  yiii  goslars. 
Feria  3',  iii  st. 
Feria  4»,  ii  st. 
Feria  qninta,  iij  st. 
Feria  sexta,  iii  st. 
Sabbato  Petri  ad  Cathedram,  iii  st. 
Dominica  in  Quinquagesima,  une  exequie  bonen  viii  st 

Item  de  prima  inscriptione  viii  goslaers. 


')     Zie  noot  ")  op  bl.  7  hiervoren. 


21 

« 

Feria  2»,  Matthie,  viii  si 

Feria  3«,  iiij  st. 

Feria  4*  Cinerum,  vne  exequie  bouen  viii  st. 

Feria  quinta,  iiij  st. 

Feria  sexta,  ij  st. 

lek  heb  betaelt  ynam  petitionem  Martini. 

Summarum  viii  koepm.  galden  xv  st. 
Hier  is  te  weten  anghaende  de  vasten ,  dat  in  die  vas- 
ten moet  ie  die  cappelaens  gheuen  drie  porcyen.  Die 
eerste  pekelharing  pottagy,  braethaering  of  srétharing. 
Item  ael  ende  bueking  of  rubbespeck.Die  anderde  soute 
bergher  visch,  salm  of  wat  anders.  Die  derde  noch  wat 
anders.  Item  smanendaehs,  swoensdeehs  ende  des  vri- 
daeehs  gheef  ick  vyghen  ende  resinen ,  mer  op  ander  da- 
ghen niet.  Dus  heft  mij  heer  Gherit  van  Loe  gheseit. 
Den  selfde  heer  Gheert  seit,  dat  in  de  vasten  sanonts 
en  ghaf  die  pastoor  anders  niet  tot  eollacy  dan  broet 
ende  bier.  Ende  die  cappelaens  mit  den  pastoor  droncken 
een  kanne  hops  of  twee ,  elck  op  zyn  buyll. 

MARTIÜS. 

Sabbato,  iii  st. 

Dominica  Inuocauit,  vne  exequie  bouen  xi  st.    Item  vne 

exequie  buten  x  st. 
Feria  2",  iii  st.  item  noch  i  st. 
Feria  3.,  iiij  st. 
Feria  4%  4**'  temporum,«une   exequie  bouen  v  st.    Item 

ex  solemnisatione  matrimonij  non  sub  diuinis  iii  st. 
Feria  quinta,  iii  st. 

Feria  sexta,  iüi  st.  ex  exequiis  cuiusdam  pauperi ,  buten* 
Sabbato,  iüi  st. 
Dominica  Beminescere,  due  exeqiue  bouen  xüii  st. 


22 

Feria  2*,  de  prima  inscriptione  buten  TÜi  goslaers. 

Feria  3,,  v  st. 

Feria  4»  Gregorij,  iig  st, 

Feria  quinta,  üi  st. 

Feria  sexta,  iii  st, 

Sabbato,  1  st, 

Dominica  Oculi,  een  arme  beganckenis  buten,  iiii  st. 

Feria  2%      j 

Feria  3%      I     iiii  st. 

Feria  4*,      / 

Feria  quinta,  iii  st. 

Feria  sexta  Benedicti,  iiii  st. 

Sabbato,  iii  st.  non  audiui  confessiones  apud  Brigittanos  ') 

quia  alius  quidam  yenerat  in  locum  meum. 
Dominica  Letare,  ex  confessionibus  apud  Brigittanos  iiii 

st.  X  placken. 
Feria  2.,  ij  st 

Feria  3*  Annunciationis  Marie,  iij  st. 
Feria  4„  vij  st.  , 

Feria  quinta, 
Feria  sexta, 
Sabbato,  iij  st. 
Dominica  Judica,  due  exequie  bouen  x  st.  Item  due  exe- 

quie  parue  ac  tenues  buten  yiij  st.   Noch  ontfan- 

ghen  eodem  die  iii  st. 

Feria  2«,  v  st. 

Ie  heb  betaelt  een  petitionem  Martini. 
Summarum  yiij  Rynsgulden  of  koepmansghulden 

ende  drie  stuuers. 

^)  Brigittanos  het  klooster  der  Birgitten,  want  zoo  dient  men 
te  schrjjYen  en  niet  zoo  als  veelal  wordt  g^edaan:  Brigitten;  thans  het 
arme  weeshuis  op  den  Vloedd^k  te  Kampen.  Eene  belangr^ke  codex 
uit  de  15de  eeuw,  behelzende  het  leven  van  St.  Birgitta  en  St  Ca- 
tharina,  berust  op  het  Kamper  archief. 


I   iii  st.;  item  noch  ii  st. 


23 

APRILIS. 

Feria  3»,  Ui  Bt. 
Peria  4",  iij  st. 
Feria  qtiinta,  i^*  st. 

Feria  sexta  Ambrosij ,  vne   exequie   buten   yan  Herman 
Spaerleer  zyn  huysvroaw  xyi  si ;  item  noch  iiij  si 
Sabbato,  iij  st. 

Dominica  Palmarum,  i  st.  ende  die  heb  ie  ghegeuen  den 
diaken  ende  subdiaken.  ^)  Item  ie  heb  op  dese  st. 
gheleit  noch  twee  st.  want  op  dezen  dach  behoort 
diaken  ende  subdiaken   elck  te  hebben  anderhalf 
brabantsoe  st. 
Feria  2*,  ij  st.;  item  noch  twee  st. 
Feria  3*,  iii  st. 
Feria  4,,  iiij  st. 

Feria  quinta  Gene  Domini,  ex  oblationibus  scholasticorum 
qui  capiebant  sacram  communionem  *)  iiii  st. 

Summa  omnium  que  recepi  hoc  tri- 
duo, videlicet  festalium  seu  obedien- 
tiarum,  confessionalium  etoblatio- 
num  circa  crucem,  defalcatis  ex- 
pensis  fac.  xxviii  koepmansgulden, 
elck  gulden  xx  claesgens. 
Feria  3",  twee  beghanckenissen  bouen  xv  st. 

')  De  priester  heeft  zeyen  wijdingen  te  doorioopen  in  deze  volg- 
orde:  aocolytus,  exoroista,  ostlarius,  lector,  subdyaoonus,  dyaoonus, 
presbiter. 

De  diaken  en  subdiaken  zQn  twee  personen ,  die  den  priester  in  de 
plechtige. mis  assisteeren,  terwjjl  daar  nog  b^  kannen  gevoegd  wor- 
den  thuryferarU ,    oereferarü,    enz. 

*)  Scholast i ei,  de  leerlingen  yan  de  paroohieschool  van  St.  Ni- 
colaas  of  van  de  school  der  L.  Yrouwenkerk,  of  misschien  yan  beide 
scholen.  De  school  der  St  Nicolaaskerk  was  de  oudste  en  telde  de 
meeste  leerlingen.  In  1 300  yindt  men  reeds  yermeld  Hermannas  rector 
soholanun  in  Gampen.  De  school  der  L.  Yrouwenkerk  stond  ook  onder 
het  oppertoezioht  yan  den  rector  der  St  KioolaasschooL 


Sabbati  dies 
Festus  dies  Pasche 
Feria  2*  Pasche 


24 


Feria  4 


»y 


1 


iii  Bt.  item  noch  ii  st. 


«  •  •  •         j 

1111   8t. 


Feria  quinta, 

Sabbato,  ix  st. 

Octaua  Pasche,  beghanckenis  bouen  vi  st.  Item  iii  be- 
ghankenissen  buten  xxvii  st. 

Feria  2",  beghanckenis  van  Igermans  dochter  onse  na- 
buir  XV  st. 

Feria  3', 

Feria  4", 

Feria  quinta,  beghanckenis  buten  vii  st.  Item  van  kin- 
derkaersen,  bruytkaersen  etc.  iii  st. 

Feria  sexta,  v  st. 

Sabbato,  Accepi  a  primitiario  qui  feeit  primitias  in  8*  Pasche 
xxi  claesgens,  idque  iuxta  omnem  modum  quiha- 
betur  in  adnotatis  circa  mensem.  Junium  de  pre- 
mitiis  Domini  Goswini.   Noch  iiij  st. 


Dominica 
Feria  2o. 
Feria  3*. 
Feria  4". 


Feria  quinta 
Feria  sexta 
Sabbato 
Dominica 
Feria  2* 
Feria  3' 
Feria  4» 
Feria  quinta 
Feria  sexta 
Sabbato 


Ab  hac  Dominica  inclusiue  abfui  in  Hol- 
landia  vsque  ad  Dominicam  Cantate  exclu- 
siue.  Quid  interea  proueuerit  vide  inse- 
quenti  semipagina. 

MAIÜS. 

Intra  vltimam  dominicam  superioris  men- 
sis  (de  quo  vide  in  precedenti  semipagina) 
et  sabbatum  ante  Dominicam  Cantate,  re- 
cepit  ancilla  xxj  st.  van  kinderkaersen 
ende  kraemkaersen. 

Item  dominus  Jodocus  sacellanus  meus  re- 
}  cepit  in  absentia  mea  ex  oblationibus  iij 
koepmansghulden  ende  vi   claesgens  of 
stuuers. 

Item  de  prima  inscriptione  van  Timen  van 
Voorst  zijn  wijf  viii  goslaers ;  de  prima  in- 
scriptione vicini  nostri  Igermans  dochter 
viii  goslaers. 


25 

Hoc  Sabbato  vesperi  redii   ex   Hollandia  Campos. 
Dominica,  vne  exequie  bonen  van  Jan  Koster  in  Dronthen 

xii  Bt.;  noch  iii  st. 
FeHa  2*  Pancratij,  yne  exequie  bonen  xi  st. ;  van  desen 

selfden  doden  prima  inscriptie  viii  gosselaers. 
Feria  3',  Seruatij,  yne  exequie  bonen  ix  st. 
Feria  4",  loco  exequiarum  cuiusdam  pauperculi  accepi  yi  st. 
Feria  qninta,  vij  st. 
Feria  sexta,  iiij  st. 

Sabbato,  ex  solemnisatione  matrimonij  y  st. 
Dominica,  tres  exequie  buten  xix  st.;  item  noch  iiii  st 
Feria  2*,      j 

Feris  3",      j   rogationum  iii  st. 
Feria  4',      )  ij  st. 

Feria  quinta  Ascensionis  Domini,  iij  st. 
Feria  sexta,  beghanckenis  buten  iiii  st. 
Sabbato  ix  st. 

Dominica  ii  beghanckenissen  buten  xyi  st 
Feria  2",  iii  st. 
Feria  3",  iij  st. 
Feria  4»,  ij  st. 
Feria  quinta  Octaua  Ascensionis  Domini  i  st. 

Summarum  Aprilis  et  Maii  ysque  ad  Octauam 

Ascensionis  inclusiue  (exceptis  obedientijs  et  aliis 

que  prouenerunt  in  festo  Pasche ,  de  quibus  supra 

suo  loco  notaui)  twintich   koepmansghulden    ende 

iij  st.  daesges. 

N.    ü. 


DE  GENEESKUNSTBEOEFENAREN  TE  KAMPEN. 


Eene  volledige  geschiedenis  van  de  uitoefening  der  ge- 
neeskunst in  ons  vaderland  moet  nog  geschreven  worden 
en  opdat  dit  kunne  geschieden  is  het  noodig,  dat  er 
eerst  uit  de  archieven  meerder  licht  omtrent  dit  onder- 
werp worde  verspreid.  Tot  dezen  voorbereidenden  arbeid 
wensch  ik  bij  dezen  een  klein  steentje  aan  te  brengen, 
in  de  hoop,  dat  anderen  in  ons  vaderland,  die  daartoe 
in  de  gelegenheid  zijn,  dit  voorbeeld  zullen  volgen,  op- 
dat later  het  aldus  gepubliceerde  eene  belangrijke  bouw- 
stof voor  zoodanig  werk  moge  opleveren.  Belangrijk 
zou  zulk  een  arbeid  in  meer  dan  een  opzicht  zijn.  Im- 
mers, het  zou  eene  ontwikkelingsgeschiedenis  opleveren 
van  een  der  belangrijkste  takken  van  wetenschap,  het 
zou  den  roem  onzer  landgenooten  in  dezen  nader  bekend 
maken  en  bevestigen,  het  zou  een  aanwinst  zijn  voorde 
kennis  van  den  maatschappelijken  toestand  in  ons  va- 
derland in  vroegeren  en  lateren  tijd. 

Gelijk  het  opschrift  aanduidt,  zal  ik  hier  mededeelingen 
doen  over  de  verschillende  geneeskunstbeoefenaren  die  te 
Kampen  hebben  gefungeerd,  zooveel  mogelijk  met  bij- 
voeging hunner  instructiën  die  ze  van  de  stad  ontvingen 
en  andere  gegevens  die  mij  gewerden  omtrent  de  wyze 
van  de  uitoefening  hunner  practijk. 

Ik  zal  daartoe  het  onderwerp  in  zes  afdeelingen  ver- 
deelen   en  behandelen:   1^  de  stadsdoctoren,  2^  de  chi- 


27 

rugijns,  8*.  de  yerloskandigen,  4^  de  apothekers,  5'.  de 
kwakzalvers,  6^.  de  ziekentroosters. 

Ofschoon  de  laatsten  geen  geneeskundigen  waren,  heb 
ik  gemeend  hen  toch,  om  de  betrekking  waarin  ze  tot 
het  ziekbed  stonden,  onder  mgne  bijdrage  te  moeten 
begrijpen. 

DB  STADSDOCTOREN. 

De  eerste  melding  van  eenen  stadsdoctor  welke  ik  in 
de  archieven  vond,  is  gedateerd  van  1434,  en  toch  ben 
ik  stellig  overtuigd  dat  er  ook  reeds  vóór  dien  tijd  doc- 
toren te  Kampen  zullen  zijn  geweest,  hetzij  dan  al  of 
niet  door  de  stad  aangesteld.  Immers  reeds  in  1355 
vinden  we  vermeld,  dat  de  stad  zekeren  Johan  de  Cru- 
dener  tot  apotheker  aanstelde,  en  ofschoon  deze  tevens 
de  rol  van  confiseur  en  wijnhandelaar  vervulde,  zal  hij 
zich  toch  zeker  eveneens  met  het  bereiden  van  medicijnen 
hebben  onledig  gehouden,  en  dit  doet  weder  niet  geheel 
zonder  grond,  de  aanwezigheid  van  doctoren  vermoeden. 

In  1434  dan,  nam  de  raad  Mr.  Gheert  van  Benthem 
voor  den  t^'d  van  twee  jaren  tot  stadsmedicus  aan,  op 
een  jaarlijks  tractement  van  zeventig  heeren  ponden.  Hij 
zou  verplicht  wezen  om,  zoowel  in  tijd  van  pestilentie 
als  in  gewone  tijden,  al  de  zieken  in  de  stad  te  bezoeken. 
De  armen  zou  hij  gratis  behandelen,  maar  van  hen  ^e 
het  betalen  konden  zoude  hij  van  elke  visitie  een  men- 
gelen wijns  ontvangen;  waar  hij  echter  drie  of  meer  vi- 
sites per  week  maakte,  zou  hij  een  heeren  pond  in  de  week 
ontvangen,  maar  dan  geen  mengelen  wijns  mogen  in 
rekening  brengen. 


28 

Op  dezelfde  voorwaarden  werd  hij  in  1437  voor  drie 
jaren  gecontinueerd,  thans  echter  op  zestig  heeren  pon- 
den tractement,  terwijl  hij  in  1439  voor  weder  vier  jaren 
op  dit  honorarium  werd  aangenomen.  Toen  bepaalde  de 
raad  echter  tevens,  dat  hij  in  tijden  van  pestilentie 
dubbel  geld  voor  zijne  visites  zou  mogen  rekenen.  Den 
9*"  December  van  dat  jaar  kwam  hij  reeds  te  overlijden.  ^) 
Mr.  Jacob  van  Bokel,  in  1443  tot  stadgeneesheer  aan- 
gesteld, was  waarschijnlijk  zijn  opvolger.  Voorloopig 
luidde  zijne  aanstelling  voor  den  tijd  van  eenjaar,  op  een 
tractement  van  zevenenzeventig  heeren  ponden..  Ook  hij 
zou  van  de  gegoede  burgers  betaling  ontvangen  en  wel 
een  stuiver  per  visite,  en  van  de  zieken  waar  hij  da- 
gelijks kwam  of  twee  of  drie  keer  per  week ,  een  heeren 
pond  in  de  week,  welk  honorarium  echter  in  tijden  van 
pestilentie  ook  het  dubbele  zou  bedragen. 

In  het  volgende  jaar ,  1444 ,  werd  hem  tevens  den  post 
van  schoolmeester  opgedragen  op  50  rijnsche  guldens 
tractement,  op  voorwaarde,  dat  hij  op  zijn  kosten  een 
goeden  rekenmeester  en  een  sublector  of  ondermeester  zou 
aannemen.  In  1459  werd  zijn  tractement  op  tachtig  heeren 
ponden  gebracht  en  bepaald  dat,  zoo  hij  ziek  werd,  zijn 
dienst  zou  geëindigd  zijn ;  zeker  een  krachtige  maatregel 
om  den  doctor  zelven  zijne  gezondheid  te  doen  in  acht 
nemen.  De  stad  hield  zich  toen  tevens  het  recht  voor, 
om  nog  een  medicus  naast  hem  aan  te  stellen.  Er  wa- 
ren echter  toenmaals  reeds  meerdere  stadsdoctoren.  De 
raad  bepaalde  in  1462  dat,  zoo  er  „wtsettsche  luden" 
waren ,  waaronder  men  zeker  personen  moet  verstaan  die 
met   eenen  uitslag   behebt   waren  en  van  melaatschheid 


*)     Fol.  I  foL   18. 


29 

yerdacht  werden,  hij  die  op  zijnen  ambtseed  zou  onder- 
zoeken. ') 

Meester  Henrick  van  Gorinchem  werd  met  paschen 
1447  op  dezelfde  voorwaarden  tot  stadsmedicus  aange- 
steld, op  90  heeren  ponden  tractement  en  een  kwart  wijns 
op  eiken  hoogtijd,  terwijl  hij  in  1448  en  1449  telkens 
voor  een  jaar  op  80  heeren  ponden  werd  gecontinueerd.  *) 
In  1453  werd  Meester  Claes  van  Wilsem  voor  den  tijd 
van  drie  jaren  tot  stadsmedicus  aangenomen,  op  55  heeren 
ponden  des  jaars.  ')  Mr.  Francke  Johanssoen  werd  in 
1467  als  zoodanig  aangesteld,  op  voorwaarden  dat  hij  in 
en  buiten  pestilentietijden  alle  zieken  die  zulks  verlangden 
zoude  bezoeken.  Yan  iedere  visite  of  van  een  onderzoek 
der  urine  zou  hij  erlangen  een  mengelen  wijns,  en  van 
zieken  waar  hij  twee  of  driewerf  per  dag  kwam,  een  hee- 
ren pond  in  de  week ,  terwijl  dit  honorarium  in  tijd  van 
pestilentie  het  dubbele  van  dien  zou  bedragen.  Hij  zou 
verder  gehouden  zijn  om  twee  of  drie  malen  in  't  jaar, 
of  zoo  dikwijls  als  de  raad  dit  van  hem  mocht  vorderen, 
met  de  gedeputeerden  van  den  raad  de  stadsapotheek  te 
bezoeken.  Als  tractement  van  de  stad  zou  hij  jaarlijks 
honderd  heeren  ponden  genieten,  terwijl  deze  hem  uit 
haren  dienst  mocht  ontslaan,  witnneer  ze  hem  dit  drie 
maanden  te  voren  had  aangezegd,  en  de  bevoegdheid 
zou  hebben  om  een  of  twee  goede  medici  naast  hem  aan 
te  stellen.  In  1470  komt  hij  nog  als  geneesheer  voor, 
thans  echter  op  72  heeren  ponden  tractement.  ^) 

Mr.  Beemt  Monnick  wordt  in  1469  aangesteld  om  met 


*)  FoL  I  foL  15  TBO. 

»)  FoL  I  foL  15  VBO. 

*)  FoL  I  foL  10  rto. 

*)  FoL  I  foL  11  rto. 


30 

hem  stadsgeneesheer  te  zyn  en  onder  Toorwaarde,  dat, 
zoo  de  stad  het  noodig  oordeelde  om  hem  ergens  heen 
te  zenden,  hfj  dan  zou  trekken  op  stads  kosten  en  de 
stad  een  trouw  bode  zou  wezen.  ^) 

In  1464  werd  Mr.  Simon  yan  Santwedel  op  80  heeren 
ponden  des  jaars  voor  vier  jaren  tot  stadsgeneesheer 
benoemd  en  in  1466  voor  vier  jaren  op  hetzelfde  hono- 
rarium gecontinueerd.  *)  Mr.  Johan  Romer  werd  in  dit 
zelfde  jaar  voor  den  tijd  van  een  jaar  voor  dezelfde  be- 
trekking aangesteld,  op  50  heeren  ponden  tractement.  ') 

Ongeveer  in  1470  stelde  de  raad  eene  aÊsonderlijke 
instructie  voor  de  stadsdoctoren  vast,  waarvan^ echter 
een  groot  gedeelte  in  de  reeds  vermelde  aanstellingen 
wordt  gevonden;  ze  luidt  aldus:  *) 

Medicus. 

,)Die  medicus  sall  alle  siecken  visiteren  die  synre  be- 
geren in  off  buten  pestilencien ,  ende  sal  van  den  siecken 
te  visiteren  off  water  toe  besiene  een  myngelen  wyns 
hebben;  dair  hie  des  dages  §  off  drie  reis  en  gaet  visi- 
teren, dairvan  sal  hie  ter  weken  hebben  een  heeren 
pont,  ende  dan  geen  myngelen  wyns  toe  hebben.  Daar 
pestelencie  is,  sal  hie  dubbelt  loen  hebben. 

Hie  sal  den  armen  lasarsschen ,  den  hem  die  Raet  hiet 
proeven,  besien  ende  proeven,  ende  daer  geen  geit  van 
hebben,  van  den  rycken  toe  proevene  mach  hie  redelic 
loen  nemen. 

Jtem  hie  sal  die  apotheke  jairlix  twee  reisen  visiteren 


*)  FoL  I  foL  10  rto. 

*)  FoL  I  foL  15  VBO  en  16  rto. 

*)  Ibi  foL  52  VBO. 

•)  FoL  I  foL  74  vso. 


31 

off  806  vaecke  als  men  dat  yan  hem  begeert,  mittende- 
putaten  van  den  Raede. 

Hie  en  sal  geen  materialia  seWen  koecken,  noch  pairt 
off  deel  hebben  mitten  Apotheker;  hie  sal  den  siecken 
helpen  met  groenen  cruden  ende  hem  die  noemen,  dair 
hie  mach,  ende  anders  sal  hie  scriuen  in  der  stat  apotheken. 

Hie  sal  die  recepte  den  luden  in  die  hant  geuen  ende 
die  apotheker  sal  sie  ophangen  aen  eenen  draet,  off  sie 
die  lude  naemaels  beth  behoefden  in  lycker  saken,  dat 
men  die  vinden  mochte,  nae  older  gewoonten. 

Hie  en  sal  niet  wt  der  stat  reisen  sonder  oirloff  van 
den  Raede.  Jtem  die  stat  mach  noch  eenen  medicnm 
off  meer  tot  hem  aennemen  ende  hoilden." 

Op  deze  voorwaarden  werd  in  1470  Mr.  AlbertHoijng 
tot  stadsgeneesheer  aangenomen,  om  tegelijk  met  Mr. 
Beernt  Monnick  te  practiseeren,  op  eene  jaarlijksche  be- 
looning van  32  hoeren  ponden  en  een  kwart  wijns  op 
de  hoogtijden  en  onder  bepaling :  „of  enige  armen  in  den 
gasthusen  syns  raets  toe  doene  hadden,  dat  hie  sich  dair 
goedertierenlyck  in  holden  sal."  ') 

In  1471  werd  hij  op  50  hoeren  ponden  tractement  voor 
drie  jaren  gecontinueerd,  gelijk  ook  in  1474,  1477  en 
1480.  Sedert  1474  werd  hem  echter  ook  vijf  heeren  pon- 
den des  jaars  voor  kleeding  toegelegd.  *) 

Mr.  Johan  Berentss  of  Johan  van  Leiden,  werd  in 
1474  tot  stadsgeneesheer  aangesteld^  voor  den  tijd  van 
drie  jaren ,  op  tien  pond  groot  vlaamsch  jaarlijks.  Voor 
drie  jaren  op  46  Rijnsguldens  current  werd  hij  in  1480, 
voor  zes  jaren  op  tachtig  heeren  ponden  in  1482  gecon- 


*)    FoUant  I  fol.  11  tso. 
^    FoL  I  fol.  76  rto. 


32 

tinueerd,  terwijl  hij  in  1489  nog  in  deze  betrekking 
voorkomt.  ') 

Mr.  Derck  yan  Ulssen,  doctor  in  medicinen,  werd  in 
1487  tot  deze  betrekking  aangesteld  op  een  salaris  van 
70  heeren  ponden ,  op  voorwaarde  o.  a.  dat ,  zoo  de  raad 
begeerde  dat  hij  naar  heeren  of  steden  zoude  reizen,  hij 
dit  zoude  doen.  *) 

In  1489  komt  Mr.  Goert  Yelthuus  als  stadsgeneesheer 
voor  op  55  heeren  ponden  pensie,  welke  echter  in  1491 
70,  en  in  1513,  80  heeren  ponden  bedraagt,  terwijl  hij 
tot  1515  werkzaam  bleef.  Van  1516 — 1519  ontmoeten 
we  als  zijn  opvolger  Mr.  Jan  van  Poertflijt  op  een  trac- 
tement  van  66  heeren  ponden,  terwijl  van  1520 — 1537 
als  diens  opvolger  voorkomt  Mr.  Jan  Wolfsen  op  zestig 
heeren  ponden  salaris.  ') 

Mr.  Jasper  Stevens  van  Arnhem,  doctor,  wordt  in 
1538  aangenomen  tot  stadsphysicus  in  zijne  plaats,  op 
90  heeren  ponden  salaris.  In  1544  verwisselde  h^'  zijn 
geneesheerschap  met  de  priesterlijke  waardigheid,  hij 
werd  namelijk  door  den  Raad  der  stad  in  de  plaats  van 
Johan  Buust  tot  schepen-kapelaan  aangesteld.  De  raad 
had  in  do  St.  Nicolaas  of  Bovenkerk  eene  capel,  de  sche- 
pencapel,  waar  door  eenen  afzonderlijken  kapelaan,  door 
den  raad  aangesteld  en  bezoldigd,  de  kerkdienst  werd 
waargenomen.  *) 

Mr.  Justus  of  Jodocus  Zacharus  van  Groningen,  werd 
in    1544   zijn   opvolger.    Hij   zou  de  stad  vast  zes  jaren 


»)    Fol.  I  fol.  75  rto. 
*)    Ibidem. 

*)    Van    1489—1537  uit  de  pachtlappen  en  rekeningen,  daar  aan- 
stellingen ontbreken. 

")     Ordinar.  Antiq.  foL  28.  Sted.  Reken. 


33 

dienen  op  een  tractement  van  twintig  ponden  vlaamsche 
groeten  of  120  carolusguldens  van  20  stuivers  Hollandsch, 
gevalueerd,  terwijl  men  hem  bovendien  voor  zijn  op- 
breken uit  Groningen,  zou  tegemoet  komen  met  10  k  12 
carolusguldens.  Hij  zou  de  stad  getrouwelijk  dienen,  ter- 
wijl de  regeering  van  haar  kant  beloofde,  dat  ze  niet 
zou  toestaan  dat:  „bijmeisteren ,  mannen  oif  vrouwen, 
lantloopers  ende  empyreurs  offte  dier  gelijcken",  in  de 
stad  practiseerden.  In  1550  werd  hij  voor  acht  jaren 
op  200  hoeren  ponden  gecontinueerd.  Er  werd  hem  nu 
ook  toegestaan  dat  hij  jaarlijks  tot  discretie  van  den  Raad 
zes  weken  uit  de  stad  zou  mogen  gaan.  ')  Mr.  Justus 
overleed  echter  reeds  in  het  volgende  jaar  1551 ,  en  de 
stad  benoemde  toen  om  haar  vast  zes  jaren  in  deze 
betrekking,  op  een  tractement  van  120  koopmansguldens 
van  20  stuivers  brabantsch  gevalueerd,  te  dienen.  Dr. 
Mr.  Johan  Golt.  Zonder  verlof  van  de  tijdelijke  burge- 
meesters zou  hij  de  stad  niet  mogen  verlaten,  terwjjl  de 
stad  de  empyreurs,  bijmeesters  enz.  zou  weeren,  met 
uitsluiting  echter  van  den  schepen-cappellaan  Mr.  Jasper, 
bovengenoemd,  die  tot  discretie  van  den  Raad  nog  wel 
een  enkelen  keer  praktijk  zou  mogen  uitoefenen,  als  de 
ingezetenen  zijne  diensten  uitdrukkelijk  begeerden.  ^) 

Lang  bleef  Golt  echter  niet  in  Kampen  werkzaam; 
den  30**^  Maart  1554  zond  Christiern  II,  gewezen  koning 
van  Denemarken  en  Noorwegen,  een  schrijven  aan  den 
Raad  van  Kampen,  daarin  te  kennen  gevende,  dat  hij 
voor  eenigen  tijd  Johan  Golt,  licentiaat  in  de  medicijnen, 
tot  zich  had  doen  komen  en  dat  deze  zich  een  wijl  bjj 
hem  had  opgehouden.  Dat  hjj  met  hem  onderhandelingen 

')     Ordinarius  Antiq.  foL  2S  rto. 
*)    Ordinar.  Antiq.  fol  28  vso. 

BIJDR.   IV.  3 


34 

had  aangeknoopt  om  hem  tot  zijn  lijfarts  aan  te  nemen, 
doch  dat,  daar  Golt  hem  had  medegedeeld  nog  aan  de 
stad  Kampen  verbonden  te  zyn,  hij  de  regeering  verzoekt 
hem  uit  haar  dienst  te  ontslaan  en  toe  te  staan,  dat  hij 
zoo  spoedig  mogelijk  met  vrouw  en  kind  naar  Dene- 
marken verreize.  *) 

« 

Christiern  die  in  1528  wegens  zijne  wreedheden  en  wan- 
bestuur door  zijne  Deensche  onderdanen  het  land  was 
uitgejaagd  en  met  zijne  gemalin  en  kinderen  op  het 
Zeeuwsche  eiland  Walcheren  aan  land  stapte,  om  acht 
jaren  lang  den  Nederlanders  tot  last  te  verstrekken,  had 
Golt  zeker  gedurende  dit  verblijf  hier  te  lande  loeren 
kennen.  In  1532  ondernam  hij  met  eene  vloot  een  aan- 
val op  Denemarken,  maar  werd  door  den  goevemeur 
daarvan ,  Canut  Goldenstiern ,  gevangen  genomen  en  naar 
Sonderburg  gevankelijk  overgebracht.  In  1546  deed  hij 
voor  zich  en  zijne  kinderen  afstand  van  de  kroon  van 
Denemarken,  onder  voorwaarde  dat  zijne  dochters  een 
behoorlijken  uitzet  en  hij  het  efland  Samsoê  benevens 
het  ambt  en  het  slot  Calundborg  zou  erlangen.  Daar 
woonde  hij,  toen  hij  in  1554  Johan  Golt  tot  zich  riep 
die  inderdaad  derwaarts  schijnt  vertrokken  te  zyn,  want 
sedert  dit  jaar  komt  hy  niet  meer  onder  de  stadsoffici- 
anten voor. 

In  zijne  plaats  werd  in  1554  aangesteld  Doctor  Mr.  Gijse- 
bertus  Lappe ,  op  een  tractement  van  honderd  goudguldens 
van  28  stuivers  brabantsch  het  stuk,  voor  den  tijd  van 
acht  jaren.  Hij  zou  niet  verplicht  wezen  eenige  kranken 
te  bezoeken  die  aan  de  pest  lijdende  waren:  ,^soe  die 
selue  siecte  contagioes  ende  ancleuende  is",  opdat  alzoo 


')     Register  Kamper  Archief  n^  2048. 


35 

niet  gezonden  door  den  doctor  zouden  geïnfecteerd  worden. 
De  stad  zou  geen  yreemde  kwakzalvers  laten  practiseeren, 
maar  Mr.  Jasper  de  schepen-cappellaan  zou,  bij  zieken 
geroepen  wordende,  die  met  Mr.  Gijsbert  in  consult  mo- 
gen bezoeken.  De  overige  voorwaarden  zijner  aanstelling 
komen  volkomen  met  de  instructie  van  1470  overeen.  ') 

Dr.  Gijsebert  Lappe ,  meer  bekend  als  Dr.  Gijsbert  Lap 
van  Waveren,  werd  in  1511  te  Weesp,  waar  zijn  vader 
baljuw  was,  geboren.  Hij  was  een  leerling  van  den  be- 
kenden Lambertus  Hortensius  van  Naarden,  en  onderwees 
later  zelf  de  latijnsche  taal  te  Zierikzee.  Vervolgens 
student  in  de  medicijnen  te  Leuven  geworden  zijnde, 
genoot  hij  daar  het  onderricht  van  Regnerus  Gemma. 
Vandaar  begaf  hjj  zich  naar  Boulogne,  waar  hij  den  10^ 
October  1545  den  doctoralen  graad  in  de  medicijnen  uit 
handen  van  Jacobus  Arrichius  ontving.  Men  vindt  ver- 
meld dat  hij  na  zijne  terugkeer  in  het  vaderland  zich 
het  eerst  in  Kampen  vestigde  als  geneesheer.  Aangezien 
zijne  vestiging  te  Kampen  echter  eerst  negen  jaren  na 
zijne  promotie  plaats  vond,  moet  hij  óf  gedurende  dien 
tijd  zich  in  't  buitenland  hebben  opgehouden,  öf  zich 
eerst  ergens  elders  hier  te  lande  neergezet  hebben.  In 
1561  (en  niet  in  1559  zooals  men  vermeldt  vindt)  vertrok 
Lap  naar  Utrecht ,  waar  hij  huwde  met  Jacoba  van  West- 
renen  en  in  1574  overleed. 

In  1559  stelde  de  raad  Dr.  Johan  Golt  weder  tot  stads- 
geneesheer aan.  Deze  was  zeker  wegens  den  dood  van 
Christiem  II,  welke  in  dit  jaar  voorviel,  weder  uit  De- 
nemarken teruggekeurd.  Hy  zou  in  dienst  treden  als 
Dr.  Lap  zijne  betrekking  neerlegde.    Dit  geschiedde  blij- 


')    Ordinor.  Antiq.  foL  45  no  en  46  ^so. 

3* 


36 

kens  de  rekeningen,  gelijk  ik  reeds  opmerkte,  in  1561, 
en  sedert  1562  komt  Golt  daarin  dan  ook  als  stadsdocter 
voor.  Hij  werd  op  een  tractement  van  honderd  goud- 
guldens voor  den  tijd  van  tien  jaren  aangesteld,  terwijl 
gedurende  dien  tijd  de  stad  hem  niet  dan  om  bizondere 
redenen  zou  mogen  ontslaan ,  terwijl  hij  zich  wederkeerig 
verplichtte  om  aan  haar  gedurende  dien  tijd  den  dienst 
niet  op  te  zeggen,  waarvoor  hij  als  borgen  stelde  Lode- 
wijk  Voeme  en  Arend  toe  Boecop.  Daar  hij  verder  aan 
den  raad  verklaarde  dat,  zoo  hij  zijne  praktijk  „conscientia 
boni  viri"  zou  waarnemen,  hij  met  geene  andere  bezig- 
heden moest  belast  wezen  en  derhalve  vrijstelling  ver- 
zocht van  de  verplichting  om  de  stadsapotheek  te  visi- 
teeren, zoo  onthief  de  raad  hem  daarvan.  ') 

Tot  1570  bleef  hij  zijne  betrekking  waarnemen.  *)  Den 
17^  Juli  van  dat  jaar  beval  de  raad  der  stad  Zwolle  aan 
Kampen  tot  stadsgeneesheer  aan  den  zoon  van  hun  mede- 
raadslid  Albert  Tyaerss,  genaamd  Matthgs  Tyaerss,  doctor 
in  de  medicijnen,  die  ettelijke  jaren  te  Leuven  en  in 
Italië  gestudeerd  had,  en  zich  vervolgens  te  Zwolle  en 
eindelijk  in  Denemarken  tot  de  uitoefening  der  praktijk 
had  gevestigd,  waar  hij  zich  toenmaals  nog  ophield.  ') 
Het  schijnt  echter  dat  de  raad  hem  niet  gewild  heeft, 
althans   we    ontmoeten   als    den    opvolger    van    Golt  in 


')     Ordinar.  Antiq.  foL  45  tso  46  rto  en  vso. 

*)     Kamper  Archief  Reg.  no.  2340. 

*)  In  het  archief  Oabbema  te  Leeuwarden  zag  ik  een  brief  door 
een  ongenoemde  in  1563  fcreis  Miohaelis  uit  Teutoburg  geschreven 
aan  Johannes  Chrysaeus  medicus  Campensis,  ongetwgfeld  onzen  Qolt 
met  een  yerlatiniseerden  naam.  De  Bchr|jyer  yerklaart  zich  in  dien 
brief  zeer  tegen  de  inquisitie  en  yerzoekt  de  groeten  aan  D.  Cuner- 
thoryius  en  M.,  Christianus.  Deze  laatste  was  waar8ch||nl|jk  Christiaan 
yan  Beesten,  toen  preceptor  aan  de  Latljnsche  school  te  Kampen. 


37 

1570,  Henricus  de  Turri  of  Henri  de  la  Thour,  genees- 
heer te  Leeuwarden. 

Den  21^  Augustus  1570  schreef  hem  de  raad  yan  Kam- 
pen dat  hun  medelid  Coenraad  van  der  Yecht  hem,  on- 
langs te  Leeuwarden  zijnde,  ')  had  gesproken  over  de 
aanneming  van  de  betrekking  van  stadsgeneesheer  te 
Kampen,  waarop  door  hem  was  geantwoord  geworden, 
dat  hij  dienaangaande  niet  konde  beslissen  vóór  hij :  „die 
situatie  ende  gelegentheit^^  der  stad  had  in  ^oogenschouw 
genomen.  De  raad  verzocht  hem  derhalve  daartoe  eerst- 
daags op  stadskosten  over  te  komen,  om  dan,  zoo  hem 
de  stad  beviel,  verder  met  hem  over  de  aanneming  der 
betrekking  te  kunnen  onderhandelen.  De  la  Thour 
antwoordde  daarop  den  24«"  Augustus,  dat  hij  op  dit 
oogenblik  patiënten  onder  behandeling  had  aan  wier  le- 
ven veel  gelegen  was,  en  die  hij  niet  konde  verlaten, 
doch  dat  hij  over  vier  of  vijf  dagen  dacht  ie  zullen  kun- 
nen overkomen. 

Den  30*°  Augustus  kwam  hij  dan  ook  te  Kampen;  we 
lezen  in  de  stadsrekening:  „Jtem  den  30  Augusti  be- 
taelt  Anne  in  H  Eenhoren  Ivi  maeltyden  tot  haeren  huyse 
bij  verscheiden  Raedtpersonen  ende  anderen  verteert,  als 
Mr.  Henrick  de  la  Thour,  verschreven  wesende  van Leu- 
werden,  voer  doctor  in  der  medicinen  in  deser  stadt 
angenoemen  solde  worden,  voer  yder  maeltyt  üij  st.  br. 
ende  voer  18  st.  br.  weggenen  *)  den  kinderen  doemaels 
gegeven  f.  2  xv  h.  ^  iiij  st  br. 

Jtem  op  dach  voersz.  den  voergen.  Doctor  vuthbeuell 
des  E.  Raedts  tot  een  vereeringe  gegeuen  vij  nye  Ryx- 


')    Yolgens  de  stadsrekening  den  Hen  Angostus. 
*)    Weggen  een  soort  wittebrood,  schoenbroot,  was  de  algemeene 
naam  Toor  wittebrood. 


1 


38 

dalers,  soe  syn  weerde  hier  yan  Leuwerden,  omme  mit 
hem  te  handelen  ende  tot  een  docter  angenoemen  te 
worden  verschreven  was,  facit  xvi  h.  fg." 

Eene  commissie  uit  den  Raad  bood  hem  een  salaris 
yan  honderd  goudguldens  's  jaars  aan,  beneyens  honderd 
goudguldens  in  eens,  yoor  te  gemoetkoming  yan  de  kos- 
ten yan  yerhuizen,  beneyens  yrijdom  yan  accijnsen  en 
eene  koeweide  op  de  burgerweiden;  yeertien  dagen  tijds 
werd  hem  gelaten  om  zich  op  dit  aanbod  te  bedenken. 
Nadat  deze  bijna  yerstreken  waren,  op  den  14^  Sep- 
tember, schreef  hij  aan  den  Raad,  dat  hg  dankbaar  was 
Toor  de  gulle  ontyangst,  bij  zijn  bezoek  aan  de  stadge- 
noten, en  op  de  gestelde  yoorwaarden  de  betrekking 
aannam.  De  raad  schreef  hem  hierop  den  17**^  Sep- 
tember, dat  hij  de  aanbiedingen  der  raadscommissie  had 
goedgekeurd  en  hem  het  stadsburgerschap  yereerde,  hem 
yerder  uitnoodigende  om  ten  spoedigste  naar  Kampen 
oyer  te  komen.  Reeds  den  laatsten  September  herhaalde 
de  raad  deze  yermaning,  omdat  er  yele  zieken  in  de 
stad  waren,  terwgl  bg  het  aandringen  dat  de  stad  ten 
derden  male,  den  12*°  October,  deed,  de  opmerking  ge- 
yoegd  werd ,  dat  men  reeds  genoodzaakt  was  geweest  de 
hulp  yan  doctoren  uit  de  naburige  plaatsen  in  te  roepen, 
zoodat  men  zijne  onmiddelijke  oyerkomst  yerwachtte.  Den 
3en  Noyember  werd  zijne  instructie,  gelijkluidend  met 
yroeger  medegedeelden ,  yastgesteld,  en  schijnt  hij  zich 
reeds  in  Kampen  beyonden  te  hebben.  ^) 

Tot  1583  bleef  de  la  Thour  te  Kampen  werkzaam, 
toen  op  den  23*"  Februari  in  z^'ne  plaats  werd  aange- 
steld Hendrick  yan  Brae  der  medicynen  doctor,  yoor  den 


')    Kamper  archief  no.  2349. 


a9 

tijd  van  drie  jaren,  op  een  tractement  van  honderd  goud- 
guldens jaariyks,  en  de  gewone  voorwaarden,  behalve 
dat  de  stad  hem  zijne  bediening  een  halfjaar  te  voren 
zoude  kunnen  opzeggen.  ^) 

Hendrick  van  Brae,  van  Bra  of  k  Bra,  werd  den  20^ 
September  1565  te  Dockum  geboren  als  zoon  van  Lub- 
bert van  Bra,  van  Oostfriesche  afkomst  en  stadsge- 
neesheer aldaar,  en  Anna  van  Besten,  uit  een  aanzienl^'k 
Bentheimsch  geslacht  gesproten.  Hij  ontving  z^ne  eerste 
opleiding  te  Dockum,  toog  van  daar  naar  Norden,  om 
zich  verder  te  bekwamen,  en  studeerde  vervolgens  twee 
jaren  in  de  medicijnen  te  Keulen.  Van  daar  trok  hij 
naar  Bazel  en  Weenen ,  om  na  drie  jaren  studeerens  van 
laatstgenoemde  plaats  zich  weer  naar  Bazel  te  begeven. 
Wegens  familieaangelegenheden  naar  Dockum  terugge- 
ke^d,  oefende  hij  daar  korten  tijd  de  praktik  uit.  Yervol- 
gens  naar  Italië  reizende  hield  hy  te  Rome  zich  een  jaar 
op,  om  de  lessen  van  den  geneeskundigen  Petronius  te 
volgen  en  vertrok  van  daar  in  1577  wegens  het  heer- 
schen  van  de  pest  en  bezocht  achtereenvolgens  de  hoo- 
gescholen  van  Florence,  Sienna,  Ferrara  en  Boulogne. 
Na  tweejarig  verblijf  in  Italië  trok  hij  naar  Frankrgk, 
bezocht  ook  daar  onderscheidene  hoogescholen,  waaronder 
die  van  Parijs  en  zou  die  van  Montpellier  bezocht  heb- 
ben, zoo  de  losgebroken  burgeroorlog  hem  daarin  niet 
had  verhinderd.  Thans  begaf  hij  zich  naar  Genève,  toefde 
daar  eenige  maanden,  trok  toen  weer  naar  Bazel  en  werd 
daar,  25  jaren  oud,  in  1580  tot  doctor  in  de  genees- 
kunde bevorderd.  Naar  zijn  vaderland  teruggekeerd, 
vestigde  hij  zich  als  geneesheer  te  Leeuwarden  en  bleef 


')    Ordinarias  Antiq.  foL  47  vso. 


40 

daar  tot  1583  werkzaam,  toen  hij  naar  Kampen  oyer- 
kwam.  In  1591  trok  hij  weer  naar  Dockum,  waar  hij 
van  den  Katholieken  tot  den  Hervormden  godsdienst 
overging,  doch  den  21"»  April  van  het  volgende  jaar, 
werd  hij  weder  op  de  oude  voorwaarden  en  onder  't  ge- 
not bovendien  van  een  last  turf  jaarlijks  te  Kampen,  tot 
stadsgeneesheer  aangesteld.  Tot  1595  bleef  hij  daar  werk- 
zaam, toen  hij,  naar  het  schijnt,  door  de  regeering  van  't 
graafschap  Zutphen ,  tot  geneesheer  van  de  geheele  graaf- 
schap werd  aangesteld. 

Zijne  werkzaamheden  werden  nu  te  Kampen  tijdelijk 
waargenomen  door  Berend  Avercamp,  den  stadsapotheker. 
Den  9«"  Juni  1596  besloot  de  raad  n.L:  „Alsoe  tot  deser 
tyt  ghien  doctor  medicinae  binnen  deser  stadt  Campen 
en  is,  ende  derhaluen  Mr.  Berendt  Auercamp  mit  meer- 
dere diensten  beswaert  wordt,  hefft  die  E.  Raedt  der- 
seluer  stadt  den  voersz.  Mr.  Berent  geaccordeert  hondert 
heren  ponden,  jaerlicks  op  twee  terminen  (toe  weten  op 
Paesschen  ende  op  Michaelis)  bouen  syn  ordinaris  pension, 
daervan  het  ierste  termyn  op  Paesschen  lestleden  ver- 
schenen is  gewest;  dit  duyrende  tot  des  Raedes  weder- 
seggen.    Actum  den  9  Junij  1596."  *) 

In  de  stadsrekeningen  van  1596  tot  en  met  1603  ont- 
breekt dan  ook  de  doctor,  maar  leest  men:  „Aen  den 
Apotheeker  Mr.  Berent  Auercamp  betaelt  voer  dat  hy 
het  doctorschap  respiceert  100  h.  fg." 

Den  29*"  April  1604  voorzag  de  raad  in  de  ledige 
plaats,  door  de  aanstelling  van  Artus  Dalemius  Delphen- 
sis,  doctor  in  de  medicijnen,  die  op  een  jaarlijks  trac- 
tement   van    200  goudguldens  van  28  stuivers  het  stuk, 


■)    Raadsresol  1596  blz.  54. 


41 

voor  den  tijd  van  drie  jaren  werd  aangesteld.  Van  de 
urine  te  bezien  zou  hij  drie  stuivers,  van  't  bezoeken 
van  een  kranke  vier  stuivers  ontvangen  of  20  stuivers 
in  de  week.  Den  24*"  Augustus  1606  werd  hij  voor  zes 
jaren  gecontinueerd  {op  dezelfde  voorwaarden,  behalve 
dat  hij  nu  voortaan. ook  nog  jaarlijks  voor  huishuur  en 
brand  veertig  goudgulden  zoude  ontvangen.  ') 

Tot  in  1613  bleef  Dalemius  deze  betrekking  waarnemen, 
toen  de  raad  Henrik  Brae  of  Brahe  waarschijnlijk  weder 
uit  Zutphen  beriep,  althans  sedert  1613  komt  deze  weder 
als  stadsdoctor  in  de  rekeningen  voor  tot  1616,  toen  hij 
weder  naar  Leeuwarden  toog  en  de  raad  in  zijn  plaats 
aanstelde,  doctor  Cornelis  Sinapius.  Deze  beviel  den  raad 
echter  niet,  weshalve  men  den  22  Januari  1620  besloot 
om  aan  Sinapius  met  Johannes  e»  k.  den  dienst  op  te 
zeggen,  en  om:  „doctorem  Henricum  Brahe,  tegenwoor- 
dich  tot  Leeuwerden  resideerende ,  wederom  tot  ordinaris 
doctor  Medicinae"  aan  te  nemen,  om  tegen  Johannes 
naastkomende  over  te  komen.  *) 

Den  26""  Januari  schreef  hem  de  Raad  den  volgenden 
brief: 

„Erentfesten,  Hoochgeleerden,  wijse,  seer  voorsienige 
insonders  veelgunstige  goede  vrundt. 

Also  de  dienst  onses  ordinarien  doctoris  medicinae, 
op  toecompstige  Johannis  coempt  te  exspireeren,  so  dat 
wy  daar  teegens  wederom  in  tyts  op  eenen  goeden  ende 
ervarenen  medicum,  daer  met  onse  burgerie  ende  inge- 
setenen  behoorlyck  moegen  worden  gedient  ende  ver- 
sorcht,  sullen  moeten  verdacht  wesen,  ende  ons  dan 
U.  E.  ervaerentheijt  ende  wetenschap  in  den  medicienen 

*)    Raadsresol.  1620  22  Jan. 
')     Ordinar.  Antiq.  foL  48  yso. 


42 

genoechsaem  bekent,  snlcks  dat  wy  tot  U.  E.  persoen, 
als  de  welcke  oock  voor  deesen  in  onsen  dienst  als  doc- 
tor geweesen,  wel  genegen  syn  om  weederom  tot  ordi- 
nariom  doctorem  onser  stadt  aen  te  nemen.  So  hebben 
wy  voor  goet  aengesien  U.  E.  daeryan  by  deesen  te  ver- 
wittigen ende  tot  ordinarium  med^cum  onser  stadt  tee- 
gens  toecompstige  Johannis  in  deesen  tegenwoordigen 
jaere  1620  te  versoecken,  opdat  UEd.  onse  bnrgerie  door 
den  segen  Godts  in  alle  yoorvallen  den  sieckten  ende 
kranckbeyden  nae  U.  E.  weetenschap  ende  eruarentheyt 
so  veel  moegelyck  moegen  byplichten.  Begeerende  der- 
balven  ganss  yruntlyck  U.  E.  gelieven  willen  deesen 
dienst  onser  stadt  ende  burgerie  aen  te  neemen,  op  al- 
snlcken  salaris  ende  tractement  als  Y.  E.  voor  deesen 
daer  van  genooten,  ofPte  soo  wij  des  naeder  met  U.  E. 
muntl^ck  sullen  moegen  verspreecken  Ende  dat  UEd. 
sich  daerop  teegens  Johannis  vqorsz  herwaerts  met  U.  E. 
familie  gelieven  te  vervoegen,  waeraen  ons  sonderlinge 
vrundtschap  geschieden  sal.  Ende  off  wy  wel  niet  en 
twyfelen  off  U.  E.  werden  sich  onse  versoeck  laeten  ge- 
vallen ende  verdere  saecken  daer  nae  richten,  willen 
wy  eevenwel  U.  E.  weederbeschreeven  antwoordt  by  bren- 
geren deeses,  die  wy  daertoe  expres  affgeveerdicht  heb- 
ben ,  verwachten ;  deesen  ons  dan  also  tot  U.  E.  vastelyok 
vertrouwende,  willen  wy  U.  E.  in  schuts des  Almachtigen 
Godts  bevoelen.  Datum  Campen  den  26  Januarij  1620. 
Opschrift :  UEd.  Gunstige  goede  vrunden, 

Den  Erentfesten  Hoochgel.     Burgem.  Schep,  ende  Raedt 
Welervaerenen,  wysen  ende  der  stadt  Campen. 

seer  Yoorsienigen  Henrick 
Brae  der  medininen  doctor 
tot  Leeuwerden,  onsen  gun- 
stigen  goeden  vrundt. 


43 

Men  vindt  dan  ook  de  aanneming  van  Brahe  (want  zoo 
wordt  zijn  naam  ook  gespeld,  en  dit  schijnt  zelfs  wel  de 
richtige  spelling  te  zijn)  in  den  ordinarius.  Hij  zou  de 
stad  zes  jaren  lang  dienen  op  een  jaarl^ks  tractement 
van  200  daalders  van  30  stuivers,  zonder  echter  huishuur 
of  brand  te  ontvangen.  Zijne  verplichtingen  waren  gelijk 
aan  die  zijner  voorgangers.  ') 

In  den  aanvang  van  het  jaar  1622  kwam  Doctor  Hen- 
drick  Brahe  echter  reeds  te  overlijden ,  weshalve  de  raad 
met  den  9*"  Februari  van  dat  jaar,  om  met  paschen  in 
dienst  te  treden,  doctor  Emanuel  Pletinck  voorloopig 
voor  [een  jaar  op  100  car.  gl.  tractement,  als  zijn  opvol- 
ger  aanstelden.  ') 

Pletinck  kwam  in  1625  echter  reeds  te  overlijden  en 
had  tot  opvolger  Doctor  Comelius  Nijhovius,  die  den 
11^  Juli  op  200  dalers  van  30  stuivers  tot  stadsgenees- 
heer werd  aangenomen,  terwijl  hij  voor  de  praktijk  in 
de  armen-,  gast-,  wees-  en  werkhuizen  nog  50  caroli- 
guldens  jaarlijks  van  de  stad  zou  genieten.  Van  de  urine 
te  bezien  zou  hij  drie  stuivers  ontvangen,  van  een  kranke 
te  bezoeken  vier  stuivers ,  of  twintig  stuivers  in  de  week, 
terwijl  hij  zich  in  tijd  van  „haestighe  sieckte  (daer  Godt  de 
Heere  dese  stadt  voer  behoeden  wil)^'  naar  eigen  discretie 
mocht  doen  betalen.  Bovendien  begiftigde  de  stad  hem 
voor  den  duur  van  zijn  dienst  met  het  grootburgerschap 
en  de  rechten  daaraan  verbonden.  ') 

Nghovius  schijnt  niet  bizonder  aan  de  stadsregeering 
voldaan  te  hebben,  althans  den  30  April  1631  besloot 
ze :  „alsoe  die  gemeente  van  den  doctor  Nienhovio  geheel 


')     Ordinar.  Antiq.  fol.  49  rto. 

')    RaadsresoL  1622  foL  154.  Rekeningen. 

')    Ordin.  Antiq.  foL  49  rto. 


44 

afkierich  is  ende  weijnich  dienste  dezelve  is  doende,  offt 
gebruickt  wordt"  om  hem  tegen  Michaelis  van  dat  jaar 
den  dienst  op  te  zeggen.  ') 

Op  zijn  gedaan  verzoek,  om  hem  nog  met  het  laatste 
kwartaal  tractement  van  dat  jaar  te  begunstigen  „we- 
gens eenige  alnoch  gedaene  curen'',  beschikte  de  raad 
gunstig,  hem  dit  voor  zijn  opbreken,  den  12"*  October, 
als  een  viaticum  toeleggende.  *) 

Yoorloopig  werd  de  praktijk  in  dat  jaar  waargenomen 
door  een  doctor  die  uit  Maagdenburg  was  verdreven,  en 
die  den  3"  Nov.  1631  wegens  zijne  goede  diensten  door 
de  stad  met  zestig  carolusguldens  werd  begunstigd.  ') 

Den  19«"  December  1631  besloot  echter  de  raad  om  in 
de  plaats  van  Nijenhoven,  twee  andere  „goede  ende  wel 
experimenteerde  doctores  medicinae"  aan  te  stellen,  ieder 
op  200  caroliguldens  tractement. 

Dientengevolge  verzocht  Eduwart  van  Nijenhoven,  doc- 
tor in  de  medicijnen  en  in  de  chirurgie  te  Yollenhove, 
en  die  als  zoodanig  reeds  veertien  jaren  had  gepractiseerd, 
daarmede  begunstigd  te  worden.  Gelijk  verzoek  deed 
Wilhelmus  de  Spina,  straks  genoemd.  In  zijn  verzoek- 
schrift deelt  deze  o.  a.  mede  dat  hij  was  licentiaat  in  de 
medicijnen,  in  welke  hoedanigheid  hij  een  tijd  lang  in  de 
armee  van  den  koning  van  Zweden  (Gustaaf  Adolf)  had 
gediend,  maar  bij  de  verovering  van  Maagdenburg  al 
het  zijne  had  verloren,  zoodat  hij  genoodzaakt  was,  voor- 


*)    RaadsresoL  1631  fol  109  vso. 

')     ApostUlen  1631.  fol.  135  vso. 

^  Ibidem  foL  134  rto.  Uit  de  rekening  van  1631  blgkt,  datzgn 
naam  was  Wilhehnus  de  Spina:  „An  doctor  medicinae  Wilhelmo  de 
Spina  uut  last  van  Schepenon  ende  Raedt,  vermeuge  Apostille  be- 
taelt  f  60.'» 


45 

namelijk  ook  wegens  den  krijg  in  zijn  vaderland,  Fran- 
kenland,  zijn  fortuin  elders  te  beproeven;  waarop  hij 
naar  Nederland  vertrokken  en  daar  onderscheidene  plaat- 
sen doorgereisd  zijnde,  eindelijk  te  Kampen  aankwam, 
waar  hij,  gelijk  we  reeds  zagen,  toen  reeds  eenigen  tijd 
de  praktijk  had  uitgeoefend.  ') 

Beiden  werden  den  21"  November  ieder  op  200  car. 
gl.  tractement  en  de  oude  bepaling  omtrent  hun  hono- 
rarium van  de  patiënten,  aangesteld.  ') 

Nyenhoven  viel  de  praktijk  in  Kampen  niet  mede,  zoo- 
dat hij  in  't  volgende  jaar  1632  reeds  een  verzoek  om 
ontslag  bij  den  raad  indiende.  In  de  eerste  plaats  geeft 
hij  in  zijn  verzoekschrift  te  kennen ,  dat  hij  niet  verwacht 
had  dat  de  stad  twee  doctoren  zoude  aanstellen,  maar 
daar  bovendien  de  praktijk  „seer  sober  ende  vangeenen 
aensiene  geweest  is^'  heeft  hij  zich  met  zijne  familie  daar- 
van niet  behoorlijk  kunnen  onderhouden.  Hij  verzoekt 
derhalve  op  Michaelis  eerstkomende  (29  Sept.)  ontslagen 
te  worden,  maar  daar  hij  veel  kosten  van  opbreken  zal 
hebben  en  bovendien  een  huis  tot  Paschen  van  't  vol- 
gende jaar  heeft  gehuurd,  zoo  verzoekt  hij  eenige  tege- 
moetkoming. Den  11"  September  ontsloeg  hem  de  raad 
en  schonk  hem  een  half  jaar  huishuur.  ') 

Het  tractement  van  Dr.  de  Spina  werd  wegens  zijn 
vertrek ,  den  5"  Febr.  1633 ,  tot  300  car.  gl.  verhoogd.  *) 
Voor  kerstmis  1633  overleed  echter  de  Spina,  zeer  waar- 
schijnlijk reeds  in  Juni  of  in  't  begin  van  Juli,  weshalve 
den  27  Juli  van  dat  jaar  Wilhelmus  Puttius  op  200  da- 


')     RaadsresoL  16S1  foL  116,  117. 
*)  '  Ordinar.  Antiq.  foL  81  rto. 
*)    RaadsresoL  1632.  foL  129,  130. 
')     ApostiUen  1633  fol  16. 


46 

Iers  yan  30  staivers  tot  stadsgeneesheer  werd  aangesteld, 
voorloopig  voor  den  tijd  van  twee  jaren  en  verder  op 
de  gewone,  meermalen  genoemde  voorwaarden.  ^) 

Het  schijnt  echter  dat  er  toenmaals  te  Kampen,  be- 
halve de  stadsdoctoren,  ook  reeds  andere  doctoren  ge- 
vestigd waren;  immers  den  16"  December  1634  verleent 
de  stadsregering  aan  Doctor  Jacob  van  den  Bogart,  we- 
gens zijne  vele  diensten  aan  arme  personen  bewezen, 
jaarlijks  25  car.  gl.  voor  huishunr.  *) 

Den  1"  December  1640  stelde  de  stadsregering  als 
tweede  geneesheer  naast  Dr.  Pattius  aan  Dr.  Avercamp, 
op  20  ponden  vlaamsch  jaarlijks,  ')  terwijl  aan  Pattius 
den  21*"  Januari  1641:  „wegens  de  goede  diensten  aen 
verscheidene  crancke  soldaten  ende  andere  armen,  als- 
mede in  de  contagieuse  tijden,  voir  den  tijt  van  ses  jaren 
herwaerts  geleist  heeft",  een  geschenk  van  100  car.  gl. 
werd  gedaan ,  en  tevens  bepaald  werd  dat,  zoo  hij  voort- 
aan van  stadswege  ergens  heen  werd  gezonden  of  gebruikt 
werd,  hy  daarvoor  eene  afzonderlijke  declaratie  zou  mo- 
gen indienen.^)  In  1644  verzocht  hij,  omdat:  „sijn  dienst 
van  daeghe  tot  daeghe  swaeder  valt  ende  de  stadtpopu- 
leuser  wordt'*  verhooging  van  salaris,  waarop  de  raad 
zijn  jaarwedde  met  70  car.  gl.  jaarlijks  verhoogde. 

In  1649  kwam  Puttius  echter  te  overlijden.  Jacobus 
Moeck ,  med.  doctor,  doch  geen  stadsgeneesheer  en  die  in 
1645  reeds  140  car.  gl.  toelage  van  de  stad  had  ontvan- 
gen voor  zijne  vele  diensten  gedurende  jaren  aan  de 
burgerij  bewezen,  ontving  bij  besluit  van  27  Febr.  1649, 


')  Ordin.  Antiq.  foL  50.  Rekeningen. 

')  Apostillen  1634  foL  51  tso. 

*)  RaadsresoL  1640  foL  26. 

")  Raadsresol.  1041  foI.'27. 


47 

omdat  hij  gedarende  de  ziekte  van  Puttius  en  na  diens 
overlijden  vele  patiënten  van  dezen  had  bijgestaan,  eene 
vereering  van  200  car.  gl.  O 

Den  é**"  October  stelde  de  Raad  tot  stadsgeneesheer 
in  de  plaats  van  Puttius  aan:  Henricus  van  der  Lindt, 
medicinae  doctor,  op  vier  honderd  carolus  gl. tractement 
jaarlijks,  terwijl  hij  150  car.  gl.  voor  huishuur  zoude 
ontvangen.  Yan  urine  te  bezien  zou  hij  ontvangen  vier 
stuivers,  van  een  kranke  te  bezoeken  zes  stuivers  of  30 
stuivers  in  de  week.  Terwijl  hij  in  tijd  van  ,)haestighe 
sieckten*'  naar  zijne  discretie  de  visites  zou  mogen  be- 
rekenen. ^)  Hij  kwam  uit  Amsterdam,  blijkens  de  res- 
titutie van  reiskosten  van  daar  naar  Kampen,  welke  de 
stad  hem  in  1653  tot  een  bedrag  van  52  car.  gl.  ver- 
leende. ') 

Den  17^"  Juli  werd  aan  van  der  Lindt  door  de  stads- 
regeering,  op  zijn  verzoek  om  hem  een  plaats  te  ver- 
schaffen waar  hij  kruiden  zou  kunnen  aankweeken  die 
in  de  stad  niet  waren  te  bekomen,  daartoe  het  Boven 
Broeks  bolwerk  aangewezen.  ^)  Hij  zal  dus  hier  een 
soort  van  botanischen  tuin  hebben  aangelegd,  die  in  die 
dagen  echter  minder  diende  voor  het  onderwijs  in  de 
plantenkunde ,  dan  wel  om  daaruit  geneesmiddelen  voor 
de  zieken  te  nemen. 

Van  der  Lindt  komt  na  1653  niet  meer  als  stadsdoctor 
voor,  maar  sedert  1655  ontmoeten  we  in  de  rekeningen 
als  zoodanig  Dr.  Antonius  Yillerius  en  Dr.  Egbertus  Yeen. 
Deze   laatste   vertrok   echter   in  1656  naar  Amsterdam, 


')  ApoBtiUen  1645  foL  125  vso,  1649  fol.  79  T80. 

*)  Ordin.  Antiq.  foL  52. 

*)  ApoBÜllen  1653  foL  88  tbo. 

')  Apostillon  1651  foL  24  vso. 


48 

waar  zijne  familie  woonde.  ')  Hij  was  te  Amsterdam  in 
1629  geboren,  werd  in  1653  op  een  dissertatie  de  Scor- 
buto  tot  med.  doet.  bevorderd,  en  werd  in  1694  deken 
van  H  collegium  medicum  te  Amsterdam.  Als  lid  van 
een  aldaar  door  Gerard  Blasius  opgericht  genootschap, 
om  ontleedkundige  onderzoekingen  te  doen,  had  hij  deel 
in  een  werk  dat  als  slotsom  der  onderzoekingen  van 
1661-1666  gedaan,  in  1667  onder  den  titel:  Observa- 
tiones  anatomicae  selectiores  coUegii  pri- 
yati  Amstelodamensis  figuris  aliquot  il- 
lustratae,   werd  uitgegeven. 

Aan  Antonius  Yillerius  werd  nu  in  stede  van  300 
400  car.  gl.  tractement,  benevens  100  voor  huishuur  toe- 
gekend, terwijl  den  20*="  October  1661  Dr.  Comelis  Veen, 
op  een  tractement  van  200  car.  gl. ,  tot  zijn  ambtgenoot 
werd  aangesteld,  *)  terwijl  sedert  1663  ook  Dr.  Theodorus 
van  't  Engbert,  op  200  car.  gl. ,  als  zoodanig  in  de  re- 
keningen voorkomt.  Nog  nam  de  stad  den  14«"  Januari 
1665  tot  stadsdoctor  aan,  op  een  tractement  van  200  car. 
gl. ,  Dr.  Abraham  van  de  Grunde,  doch  ze  bepaalde 
tevens  dat  zoo  er  een  van  de  toenmalige  stadsdoctoren 
zoude  komen  te  overlijden,  geen  ander  in  de  plaats 
van  dien  zou  worden  aangenomen,  of  eenig  tractement 
daarvoor  zou  worden  gegeven,  ^)  een  besluit  dat  den 
23«"  Nov.  van  dat  jaar  nader  werd  herhaald,  onder  bij- 
voeging dat,  zoo  een  der  doctoren  kwame  te  overlijden 
ook  de  tractementen  aan  niemand  anders  zouden  worden 
uitbetaald ,  of  daaromtrent  iets  zou  gedisponeerd  worden. 


*)     RaadsreBoL   1656  6  Sept  foL  99  vso. 

')    RaadsresoL  fol.  18  vso.  Ordin.  Antiq.  f  52. 

^     Raadsresol.  1665  foL  90. 


49 

dan  met  eenparige  stemmen  en  als  de  magistraat  in  com- 
pleten getale  vergaderd  was.  ') 

Van  't  Engbert  schijnt  in  1666  ontslagen  te  zijn  of 
gestorven ,  althans  hij  komt  sedert  dat  jaar  niet  meer  in 
de  rekeningen  voor.  En  in  1667  toen  de  raad,  wegens 
de  goede  diensten  door  de  doctoren  bij  de  jongste  „con- 
tagieuse  sieckte"  bewezen,  hun  tractement  van  200  op 
300  car.  gis.  bracht,  is  er  ook  alleen  sprake  meer  van 
de  doctoren  Comelis  Veen  en  Abraham  van  de  Grunde.  *) 

In  1681  kwam  Comelis  Veen  te  overlijden  en  in  zijne 
plaats  werd  den  10*"  November  van  dat  jaar  aangesteld 
Nicolaes  Munt,  die  reeds  sedert  jaren  gepractiseerd  had 
te  Kampen,  op  een  tractement  van  300  car.  gl.,  waar- 
voor hij  alle  arme  zieken  in  de  stad  zou  moeten  bijstaan, 
terwijl  de  raad  verder  bepaalde,  dat  het  getal  stadsdoc- 
toren ook  in  't  vervolg  steeds  twee  zou  bedragen,  als 
van  ouds.  *) 

Ook  hij  practiseerde  dus  vroeger  te  Kampen,  ofschoon 
geen  stadsdoctor  zijnde,  zoodat  dergelijke  doctoren,  gelijk 
ik  ook  reeds  zooeven  opmerkte,  meer  zich  daar  zullen 
hebben  bevonden;  een  bewijs  daarvan  is  bovendien  is  het 
feit  dat  de  stadsregeering  den  15*"  Mei  1689  vergunde 
aan  Henricus  van  Ophuisen ,  medicinae  doctor ,  om  in  de 
stad  te  mogen  practiseeren ,  waaruit  men  mag  afleiden, 
dat  ze,  hoewel  dan  niet  door  de  stadsregeering  aange- 
steld, toch  de  vergunning  tot  vestiging  en  uitoefening 
van  hun  beroep  van  haar  moesten  erlangen.  *) 

Den  9*"  September  1695  besloot  de  raad  dat,  tot  ver- 


*)  Raadsresol.  1665  foL   108. 

*)  Raadsresol  1667  foL  127  vso. 

')  Raadsresol.  1681  fol.  132  vso. 

^)  Apostilien  1689  foL   14S  rto. 

BIJDK.   lY. 


50 

lichting  van  stadslasten ,  yoortaan  zoo  een  der  doctoren 
kwame  te  overlijden,  diens  plaats  niet  vervuld  zou  wor- 
den en  de  overblijvende  geen  meerder  tractement  dan 
thans  (300  car.  gl.)  zou  genieten.  Mocht  men  noodig 
oordeelen  dat  er  toch  twee  zouden  zijn ,  dan  zon  elk  van 
hen  slechts  150  car.  gl.  ontvangen.  ') 

Toen  Abraham  van  de  Grunde  in  1700  overleed, 
stelde  men  dan  ook  niet  een  ander  in  zijn  plaats  aan, 
maar  komt  zijn  collega,  Dr.  Nicolaas  Munt,  nog  op  300 
car.  tractement  als  stadsgeneesheer  voor. 

Den  20"*  Februari  1712  stelde  de  gezworene  gemeente 
aan  den  raad  voor:  „dat  men  in  het  toecoomende  met 
een  doctor  in  de  medicine  behoorde  te  continueeren, 
zoo  als  nu  bereits  in  het  gebruick  is,  ofte  aen  twe  me- 
dicinae  doctoren  niet  meer  toe  te  leggen,  als  ieder  hon- 
dert  guldens  bij  provisie,  ten  waere  de  noodtsaecklyck- 
heydt  des  tijdts  anders  sonde  coomen  te  vereyschen."  *) 

Schepenen  en  Raden  antwoordden  hierop,  dat  zij  voor 
eenige  jaren  omtrent  de  stadsdoctoren  reeds  eene  resolutie 
hadden  genomen  (de  straks  medegedeelde  van  1695)  en 
dat  ze  vermeenen  dat  de  dispositie  over  het  tractement 
der  stadsdoctoren,  chirugijn  en  postmeester  aan  hen  be- 
hoort te  verblijven,  om  daaromtrent  naar  tijdsomstan- 
digheden, ten  beste  der  stad  en  hare  ingezetenen,  te 
beschikken ,  terwijl  de  zuinigheid  zooveel  mogelijk  hierbij 
zal  in  acht  genomen  worden. 

De  gezworene  gemeente  stelde  toen  tevens  voor,  om 
voortaan  het  grootburgerschap  alléén  gratis  aan  de  Ne- 
derduitsche  en  Fransche  predikanten  te  verleenen  en  niet 


')    RaadsresoL  1695  fol.  75  yso. 
*)    Res.  R.  en  M.  20  Febr.  1712. 


51 

meer  aan  de  stadsdoctoren  ca  andere  ambtenaren,  doch 
de  raad  verklaarde,  dat  hij  bij  de  oude  gewoonte  dacht 
te  verblijven  om  het  ook  aan  die  ambtenaren,  die  be- 
roepen worden  om  door  hunne  wetenschap  en  kunst  de 
burgerij  van  dienst  te  zijn,  gratis  het  grootburgerschap 
te  verlèenen. 

Het  schijnt  echter  dat  de  gezworene  gemeente  maar  niet 
kon  begrijpen  dat  het  noodig  was  om  tractement  aan  een 
stadsdoctor  te  betalen.  Den  20"»  Februari  1717  vroeg 
ze  aan  de  stad,  onder  verschillende  andere  punten,  sub 
n^  M:  ,)Wat  de  stadsdoctor  ende  apotheker  ende  chiru- 
gijn  als  postmeester ,  voor  haar  tractement  doen  ?''  waarop 
de  Schepenen  en  Raden  antwoorden :  „nemen  haer  dienst 
in  cas  van  nood  waer'\  en  de  zaak  bleef  daarna  zoo 
ze  was. 

Toen  in  den  aanvang  van  het  jaar  1720  Nicolaas  Munt 
was  komen  te  overlijden,  stelden  schepenen  en  raad  dan 
ook  in  den  persoon  van  Rudolph  Veen,  medicinae  doctor, 
een  opvolger  van  hem  aan,  op  hetzelfde  tractement  van 
300  car.    gulden. 

In  1726  overleed  Rudolph  Veen,  en  het  duurde  tot 
12  Julij  1728,  door  samenloop  van  verschillende  omstan- 
digheden, eer  er  een  opvolger  in  zijn  plaats  benoemd 
werd.  Op  dien  datum  echter  werd  op  gelijk  tractement 
aangesteld  Dr.  Gooswinus  van  der  Linde.  ') 

Toen  van  der  Linde  in  1742  overleden  was,  werden 
er  twee  doctoren  in  zijne  plaats  aangesteld,  n.1. :  Rudolph 
Woltgraaf  en  Berhard  van  Goutum,  die  ieder  slechts  ƒ  150 
tractement  zouden  genieten ,  alzoo  thans  met  hun  beiden 
evenveel  als  hun  voorganger  alleen  genoten  had.  *) 

*)    BaadsresoL  1728,  12  JoU  ot  R.  en  M.  8  April  1726. 
*)    BaadsresoL  1742,  22  Dec  cf.  Ordinarius  foL  248. 

4* 


52 

Schepenen  en  raden  stelden  toen  tevens  eene  nieuwe 
instructie  Yoor  hen  vast,  luidende  aldus: 

Instructie  yoor  de  stads  medicine  doctor. 

De  stads  medicinae  doctor  sal  generalij k  voor  niets,  en 
sonder  eenige  declaratie  moeten  bedienen,  alle  sieken 
welke  gevonden  en  verpleegd  worden,  in  het  Siekenhuis, 
de  beide  Weeshuisen  en  Gasthuisen,  alsmede  in  de  res- 
pectieve vergaderingen;  dog  de  laetste  niet  anders  ten 
sij  deselve  sulx  expresselijk  pro  deo  begeerden,  en  wij- 
ders alle  arme  menschen  die  uit  de  arme  kamer  trecken. 

Sal  voorts  als  doctor  medicinae  moeten  fungeeren^aer 
en  in  alles,  waar  Schepenen  en  Raden  sulx  sullen  mo- 
gen requireeren,  niets  uitgesonderd ,  en  dit  alles  almede 
sonder  enige  declaratie. 

Sag  sig  geen  nagt  uit  de  stad  mogen  absenteeren,  als 
met  expres  voorweten  en  toestenuninge  van  de  tijdelijke 
president  burgemeester. 

Dit  alles  dan  nog  bij  provisie,  en  onder  expresse  re- 
serve, omme  dese  instructie  sodanig  te  altereren,  daer 
bij  ende  af  te  doen ,  als  Schepenen  en  Raden  na  exigentie 
van  tijden  en  saken  sullen  vinden  te  behoren. 

Het  blijkt  hieruit  dat  de  stadsdoctoren  toen  verplicht 
werden  voor  weinig  geld  veel  te  doen. 

Den  28*"  November  1772  bepaalden  Schepen  en  Raden 
nog,  dat  de  stads  medicinae  doctoren  minstens  eenmaal  per 
dag  het  stadsziekenhuis  zouden  moeten  bezoeken  en  de 
zieken  aldaar  bijstaan  en  de  herstelden  bevelen  het 
huis  te  verlaten,  terwijl,  zoo  deze  hierin  nalatig  bleven, 
ze  hiervan  aan  de  stadscameraars  zouden  moeten  kennis 
geven.  *) 


*)     Ordinar.  fol.  248, 


53 

Het  schijnt  dat  de  beide  stadsdoctoren  onder  elkander 
eene  bepaling  hadden  gemaakt,  omtrent  de  uitoefening 
der  armenpractijk  en  de  wijken  onder  elkander  yerdeeld 
hadden,  althans  den  3P°  October  1777  bepaalt  de  raad: 
,,dat  de  schikkinge  tusschen  de  stads  medicinae  doctoren 
omtrent  het  visiteren  der  krancken  gemaeckt  bij  provisie 
en  tot  naeder  dispositie,  sal  blijyen  stand  grijpen,  dog, 
dat  des  niettemin  deselve  doctoren  sallen  gehouden  sijn, 
op  aenseggen  van  den  tijdelicken  heer  president,  alle 
krancken,  sonder  onderscheidt  in  wiens  wyck  deselve  woon- 
Agtig  sijn,  sonder  eenig  uitstel  te  visiteren.^'  ' 

Toen  Rudolfus  Woltgraaf  in  1779  was  overleden,  be- 
sloot de  raad  den  30~  September  van  dat  jaar ,  om  voor 
dezen  geen  plaatsvervanger  te  benoemen,  en,  zoo  de 
toen  nog  levende  stadsdoctor  Bernardus  van  Goutum  zou 
zijn  overleden,  iemand  te  benoemen  die  med.  chir.  et 
obst.  doctor  was. 

Van  dit  besluit  werd  door  den  raad  echter  kort  daamay 
voor  een  gedeelte  althans,  afgeweken.  ' 

Den  27*"  Januari  1780  werd  namelijk  tot  stads  medi- 
cinae doctor,  alsmede  tot  lector  Anatomes,  Chirurgiaeet 
artis  obstetriciae  benoemd,  de  kundige  Menardus  Simon 
du  Pui,  A.  L.  M.  Phil.  doctor  enz.  te  Leiden,  op  een 
tractement  van  600  guldens.  Hij  zou  met  zijn  collega. 
Dr.  van  Goutum,  eene  schikking  moeten  maken  omtrent 
de  bediening  der  stadszieken,  en  na  diens  dood  deze 
alleen  moeten  bedienen. 

Zijne  instructie  luidt  als  volgt: 
Instructie  voor  den  stads  lector  Anatomes  Chirurgiae  et 

artis  obstetriciae. 
Art.  1. 

Zal    door   zijne   aanstelling  tot  deezen  post  ipso  jure. 


54 

en  zonder  nader  examen ,  hebben  het  regt  om  in  de  Btad 
en  derzelver  vrijheid  te  oeffenen  de  praktijk  der  chirurgie 
en  yroedkonst ,  invoegen  hierna  nader  zal  worden  bepaald. 

2. 

Zal  gehouden  zijn  de  heeren  van  de  magistraat  te 
dienen  met  zijn  rapport ,  advijs  en  konst  in  allen  gevallen 
daar  zulks  door  Schepenen  en  Raden,  of  den  heere Pre- 
sident burgemeester,  in  hunne  qualiteit,  nodig  zal  wor- 
den geoordeeld;  ten  dien  einde  te  doen  wond-  en  lijk- 
schouwingen, exarainatien  en  operatien,  hetzij  van  ontleed-, 
heel-  of  vroedkunst,  naar  vereisch  van  voorwerpen  en 
omstandigheden,  alles  zonder  salaris,  doch  zal  hem  in 
deezen  de  nodige  dienst  van  een  chirugijn  worden  verschaft. 

3. 

Zal  jaarlijks  ten  nutte  van  chirugijns  en  leerlingen  en 
van  vroedvrouwen,  houden  zoodanige  openbare  lessen, 
als  ter  bevordering  dier  konstoeffeningen  meest  dienstig 
zal  oordeelen,  zullende  hem  hiertoe  een  plaats  worden 
aangeweezen,  als  ook  de  dienst  van  een  chirugijn. 

4. 

Zal  verpligt  zijn ,  de  zieken  aan  de  chirugijns  van  stad- 
en armekamer  (ingevolge  art.  2 ,  3  en  4  der  instructie 
voor  de  stads  chirugijns)  gedemandeerd ,  op  vaste  tijden 
en  zo  dikwijls  nodig  is,  of  daarenboven  wanneer  daar- 
toe van  de  magistraat  speciaal  gelast  mogt  worden,  met 
die  chirugijns  gratis  te  gaan  visiteeren,  zijne  direotien 
te  geven  ter  behandeling,  ook  operatien  en  verbanden 
van  aanbelang  zelf  te  doen  en  te  bedienen,  zo  dikwijls 
hij  zelf  dit  nodig  oordeelt ,  of  ook ,  wanneer  de  chirugijns 
hem  hiertoe  requireren,  zullende  in  allen  deezen  een 
chirugijn  hem  hierbij  ten  dienste  moeten  zijn,  of  de  nodige 
assistentie  voor  het  gemeene  werk  verschaffen. 


55 

5. 

Zal  hij  de  functie  yan  stadsyroedmeester  moeten  waar- 
nemen, zo  dikwils  ter  adsistentie  yan  een  vroedvrouw, 
of  ook  wel  zonder  dezelve  in  zwaare  gevallen  wordt  ge- 
requireerd  bij  barende  of  zwangere  vrouwen,  die  van 
wegen  de  stad-  of  armekamer  worden  gealimenteerd ,  of 
ook  bij  zodanige  andere  vrouwen,  die,  zijn  dienst  nodig 
hebbende,  deselve  gratis  begeeren  zullen;  zullende  ook 
in  dezen  de  stads  vroedvrouwen,  des  nodig,  ten  zijnen 
dienste  moeten  bij  de  hand  zijn. 

6. 

Zal  verpligt  zijn  'en  zich  niet  mogen  onttrekken,  om 
zijn  raad,  hulpe  en  konstbewerkingen  aan  te  wenden, 
zo  wel  in  Heelkonst  als  Yroedkotnst,  in  allen  gevallen 
waarin  daartoe  wordt  geroepen  of  gerequireerd,  hetzij 
door  een  ingezeten  der  stad  en  derzelver  vrijheid,  hetzij 
door  een  chirugijn  of  vroedvrouw ,  die  bij  een  lijder  of 
baarende  vrouw  adsistentie  nodig  mogten  hebben;  wel 
verstaande,  dat  hij,  (uitgezonderd  in  de  gevallen  in  art. 
4  en  5  bepaald)  voor  zijn  verrigten  dienst  in  dezen,  zich 
behoorlijk  en  naar  omstandigheid  van  zaaken,  van  een 
ieder  zal  kunnen  doen  salariseeren. 

7. 

Zal  eindelijk  zich  geen  nacht  uit  de  stad  mogen  ab- 
senteeren, als  met  expres  voorweeten  en  toestemminge 
van  den  tijdelijken  heer  President  Burgemeester. 

Dit  alles  bij  provisie,  en  onder  expresse  reserve,  om 
deze  instructie  zodanig  te  altereren,  daar  bij  en  af  te 
doen,  als  Schepenen  en  Raden,  na  exigentie  van  tijden 
en  zaken,  zullen  vinden  te  behoren. 

Aldus  gearresteerd  in   Senatu  den  24^  Januarij  1780. 

Den  3*"  April  1788  werd  aan  du  Pui,  wegens  zijn  ver- 


56 

trek  naar  Alkmaar,  eervol  ontslag  verleend.  Du  Pui 
werd  21*^"  April  1754  te  Enkhuizen  geboren,  waar  zijn 
vader  geneesheer  was.  Na  te  Groningen  tot  Art.  Lib. 
Mag.  en  Phil.  doet.  bevorderd  te  zijn  op  eeno  dissertatio 
de  formulis  mechanicis  et  nonnulils  earum 
usibus.  Vervolgens  legde  hij  zich  eerst  te  Groningen, 
vervolgens  te  Leiden,  te  Londen  en  Parijs  op  de  studie 
der  medicijnen  toe  en  promoveerde  te  Leiden  ook  tot 
doctor  in  dit  vak.  In  1780  door  den  invloed  van  Van 
Geuns  te  Kampen  benoemd  tot  stadsdoctor,  en  zooals 
we  zagen  tevens  tot  lector  in  de  ontleed-,  heel-  en  ver- 
oskunde,  aanvaardde  hij  deze  laatste  betrekking  met 
eene  „oratio  de  homine  dextro  et  sin  is  tr  o." 
Na  in  1788  naar  Alkmaar  vertrokken  te  zijn,  werd  hij 
in  1791  tot  hoogleeraar  in  de  heel-  en  verloskunde 
te  Leiden  benoemd.  In  1826  kreeg  hij  wegens  hoogen 
ouderdom  zijn  emeritaat  en  overleed  14  Juni  1834.  Hij 
was  Ridder  van  de  orde  van  den  Nederlandschen  Leeuw 
en  lijfarts  van  Koning  Willem  I.  Hij  heeft  een  groot 
aantal  medische  geschriften  uitgegeven. 

Den  4®"  Augustus  1788  werd  in  zijne  plaats  tot  stads- 
doctor en  vroedmeester  aangesteld  J.  W.  Heppe,  med. 
doctor  te  Almelo  op  een  tractement  van  400  guldens, 
en  wel  op  volgende  instructie: 

Art.  1. 

De  stads  medicinae  doctor  zal  generalijk  voor  niets  en 
zonder  eenige  declaratie  moeten  bedienen  alle  zieken, 
welke  verpleegd  worden  in  het  Pesthuis,  Ziekenhuis, 
de  beide  Weeshuizen  en  beide  Gasthuizen,  alsmede  in 
de  respectieve  vergaderingen,  edoch  de  laatste  niet  an- 
ders, dan  wanneer  de  zieken  daarin  zulks  expresselijk 
pro  deo  begeerden,  en  voorts  alle  arme  menschen,  die 
uit  de  armekamer  trekken. 


57 

2. 

Hij  zal  ten  allen  tijden  als  doctor  medicinae  moeten 
fungeeren,  daar  en  in  alles  waar  Schepenen  en  Raaden 
ofte  wel  de  tijdelijke  Heer  President  Burgemeester  zulks 
zullen  requireeren,  niets  uitgezonderd,  en  dit  alles  al- 
mede zonder  eenige  declaratie. 

3. 

Hij  zal  zig  geen  nagt  uit  de  stad  mogen  absenteeren 
als  met  expres  voorweeten  en  toestemming  van  den  tij- 
del ijken  Heer  President  Burgemeester. 

4. 

De  stadsdoctoren  zullen  omtrent  de  waameeminge  van 
hunne  posten ,  en  verdeeling  van  de  wijken  van  de  stad, 
en  der  respective  Godshuizen,  wel  onder  «jch  eene  ge- 
voeglijke schikking  mogen  maken,  zo  echter  dat  beide 
doctoren  altijd  zullen  gehouden  zijn,  alle  krknken,  zon- 
der onderscheid  in  welke  wijk  dezelve  mogten  woonachtig 
zijn,  op  aanzeggen  van  den  tijdelijken  Heer  President 
Burgemeester  zonder  uitstel  te  moeten  visiteeren,  gelijk 
ook  bij  vacaturen,  ziekte  of  afwezendheid ,  de  een  voor 
d^  ander  altijd  zal  moeten  fungeeren,  en  de  patiënten 
waarneemen,  zonder  zich  daarvan  uit  eenigen  hoofde  te 
mogen  excuseeren. 

•    5. 

Hij  zal  ten  minsten  eenmaal  daags  het  stads  ziekenhuis 
moeten  visiteeren,  en  de  zieken  aldaar  naar  behooren 
bedienen  en  teffens  diegeene  die  tot  genoegsaame  her- 
stelling gekoomen  zgn,  aanseggen  om  zich  uit  hetzelve 
huis  te  begeeven ,  en  bij  nalatigheid  daarin  daarvan  ken- 
nis geven  aan  de  tijdelijke  Heeren  Cameraars  van  de  stad. 

6. 

De   stadsdoctor   die  teffens  als  vroedmeester  is  aange- 


58 

steld,  zal  in  deeze  qualiteit  moeten  fungeeren,  zoo  dik- 
wils  ter  adsistentie  van  eene  vroedvrouw,  of  ook  wel 
zonder  dezelve  in  zwaare  gevallen  wordt  gorequireerd, 
bij  baarende  of  zwangere  vrouwen ,  die  van  wege  de  stad 
of  Armekamer  worden  gealimenteerd ,  of  ook  bij  alle  an- 
dere vrouwen  die,  zijn  dienst  noodig  hebbende,  dezelve 
gratis  begeeren  zullen,  zullende  ook  in  deezen  de  stads 
vroedvrouwen ,  des  noodig ,  ten  zijnen  dienste  moeten  bij 
de  hand  zijn. 

7. 

Zal  verplicht  zijn  en  zich  niet  mogen  onttrekken  j  om 
zijnen  raad,  hulpe  en  konstbewerking  aan  te  wenden, 
in  alle  gevallen  der  Yroedkonst  waarin  hij  zal  worden 
gerequireerd ,  hetzij  door  een  ingezeten  der  stad  en 
derzelver  vrijheid,  hetzij  door  eene  vroedvrouw,  die  bg 
eene  baarende  vrouw  adsistentie  mogte  noodig  hebben, 
zoo  egter,  dat  hij  (uitgezonderd  de  gevallen  in  den  vori- 
gen  artikel  bepaald)  voor  zijn  verrigten  dienst  in  dezen, 
zich  behoorlijk  en  naar  omstandigheid  van  zaaken,  van 
een  ieder  zal  kunnen  doen  salariseeren. 

8. 

En  reserveeren  zich  Schepenen  en  Raden  om  deeze 
instructie  ten  allen  tijde  zoodanig  te  kunnen  veranderen, 
daar  bij  en  af  te  doen,  als  zij  na  exigentie  van  tijden 
en  zaaken,  zullen  oordeelen  te  behooren. 

Op  dezelfde  instructie  werd  den  19"»  Juni  1794,  we- 
gens den  ouderdom  van  van  Goutum,  tot  tweeden  stads- 
doctor  aangesteld  Pieter  Jacob  van  Maanen,  Med.  doctor 
te  's  Gravenhage,  die  als  zoodanig  en  tevens  als  lector 
Chirurgiae,  Anatomes  et  artis  Obstetriciae  800  car.  gl. 
tractement  zou  genieten;  terwijl  hij  bij  overlijden  of  ver- 
trek van  Dr.  Heppe,  op  een  verhoogd  salaris,  alleen 
stadsdoctor  zou  worden. 


59 

Hij  was  een  zoon  yan  Mr.  Jan  Maanen,  raadsheer  in 
den  Hove  van  Holland  en  Zeeland,  en  Maria  van  Overzee 
en  werd  2  Nov.  1770  te  's  Hage  geboren;  na  te  Leiden 
tot  candidaat  in  de  medicijnen  bevorderd  te  zijn,  bezocht 
hij  van  1793-94  de  voornaamste  hospitalen  te  Londen, 
waar  hij  zich  onder  Lucas  en  Asthley  Cooper  op  de  prak- 
tische heelkunde  en  onder  Lowder  en  Haigthon  op  de 
vroedkunde  toelegde.  Den  20™  Juni  1794  te  Leiden  tot 
doctor  in  de  geneeskunde  bevorderd,  kwam  hij  te  Kampen, 
waar  hij  nog  in  't  zelfde  jaar  door  't  Bataafsch  genoot- 
schap met  goud  bekroond  werd  voor  eene  latijnsche  ver- 
handeling over  het  recht  gebruik  van  brillen  en  andere 
oogglazen.  Op  't  einde  van  1795  tot  hoogleeraar  be- 
noemd aan  de  hoogeschool  te  Harderwijk,  aanvaarde  hij 
den  15  Juni  1796  deze  bediening  met  eene  „oratio 
de  studio  chirurgiae  nostra  in  patria  melius 
excolendo  et  illustrando."  In  1806  tot  Hoog- 
leeraar te  Groningen  benoemd,  verbood  hem  koning  Lo- 
dewijk  die  betrekking  aan  te  nemen,  ten  einde  de  Gel- 
dersche  Hoogeschool  voor  dit  verlies  te  bewaren.  In 
1808  werd  hij  echter  door  dien  vorst  tot  commissaris- 
generaal  voor  den  geneeskundigen  dienst  en  zijnen  ge- 
wonen lijfarts,  benevens  tot  ridder  van  de  orde  van 
de  Unie  en  officier  van  's  Eonings  Huis  benoemd.  In 
1810  tot  Hoogleeraar  te  Amsterdam  aangesteld,  bedankte 
hg  daarvoor  in  1813,  en  practiseerde  te  Amsterdam,  waar 
hg  in  1854  op  84jarigen  ouderdom  overleed. 

Den  21"'  November  1803  werd  in  de  plaats  van  van 
Maanen  op  de  vorige  instructie  tot  stadsdoctor  aangesteld 
Dr.  C.  C.  Büchner,  nadat  de  raad  vooraf,  den  29'»  Au- 
gustus van  dat  jaar,  het  volgende  tarief  voor  de  visites 
der  stadsdoctoren  had  vastgesteld: 


60 

Ordinaire  visites  binnen  de  stad: 

Voor  een  dagvisite  8  st. 

Yoor  een  nagtvisite,  sijnde  des  avonds  naa  10 
uuren  tot  8  uuren  des  morgens  ingeslooten  16  st. 

Extra  ordinaire  visites  buiten  de  stad: 

Dagvisite  een  quartier  uurs  afstand  10  st 

Yoor   minderen   afstand   gerekend  als   binnen 
de  stad. 

Voor  een  half  uur  afstand  16  st. 

Voor  verderen  afstand  op  het  Eyland  of  ander- 
zints  binnen  stadsjurisdict^e  1.10  st. 

Voor  de  nagtvisites  buiten  de  stad  op  bovengemelde 
afstanden,  voor  ieder  visite  het  dubbeld  der  boven  be- 
paalde sommen,  de  wagenvragten  en  reiskosten  in  allen 
gevalle  hier  buiten  gereekend. 

{Wordt  vervolgd.) 


s.  V. 


OOTMARSUM  VOOR  HET  VEEMGERICHT. 


De  heer  Havard  deelt  in  zijne  beschrijving  van  Gro- 
ningen ')  mede,  dat  zelfs  steden  voor  het  Yeemgericht 
gedagvaard  zijn,  als  zoodanig  noemende  Zutphen,  Oot- 
marsum  en  Groningen. 

Omtrent  de  eerste  plaats  verwijst  hij  naar  het  opstel 
van  den  heer  mr.  L.  A.  J.  W.  baron  Sloet  „Zutphen 
voor  het  Veemgerigt"  *);  met  een  enkel  woord  geeft  hij 
de  aanleiding  op  van  de  dagvaarding  van  Groningen, 
maar  Ootmarsum  vermeldt  hij  zonder  eenige  toelichting. 

Hieruit  neem  ik  aanleiding  om  terug  te  komen  op  de 
stukken,  betrekkelijk  de  indaging  van  Ootmarsum,  door 
den  heer  P.  C.  Molhuijsen  medegedeeld  '),  waarvan 
deze  geene  uitlegging  heeft  willen  beproeven,  het  be- 
treurende dat  men  van  den  aard  en  de  gevolgen  van 
deze  aanklacht  niets  weet. 

Ik  herinner  dat  deze  stukken  betrekking  hebben  op 
eene  klacht  door  Johannes  de  Hetersche  inge- 
bracht, tengevolge  waarvan  Johan  Hakenberch,  vrij- 
geve  ter  Nijerstat  *)  in  dem  Suderlande,  den  richter, 
burgemeester,  schepenen  en  alle  meer  dan  14  jaren  oud 
zijnde  manspersonen  van  Ootmarsum,  met  uitzondering 
van  papen  en  vrijschepenen ,  had  ingedaagd  voor  den 
vrijstoel. 


')  Les  frontières  menacées  bL  112. 

*)  Bedragen  voor  Taderlandsche  geschiedenis  en  oudheidkunde  van 

J.  A.  Nghoff  II.  bL  138. 

*)  Overgsselsche  Almanak  Yoor  oudheid  en  letteren  1843  bl.  112. 

*)  Dezelfde  Johan  Hakenberch,  vr)jgreve  ter  Nyerstadt,   (Neustadt 


62 

Het  eerst  meegedeelde  stuk  houdt  in  de  verklaring  van 
Dyrck  van  Heyden,  richter,  Johan  Morbecke, 
de  gemeene  schepenen  en  raad  van  Ootmarsum,  dat  zij 
aan  den  klager  en  het  gericht  tot  borgen  stellen  T  o  n  ij  s 
Pulcien  *)  en  Warner  van  Scharpenhusen  en 
de  aan  deze  gegeven  belofte  van  hen  schadeloos  te  zul- 
len houden. 

Het  andere  stuk  is  een  open  brief  van  Pulcien  en 
Scharpenhusen  voornoemd  aan  Hakenberch  of  dien  vr^- 
graaf,  welke  ,,den  vryenstoel  ter  Nyerstat  nest  vor  den 
poerten  gelegen  jn  dem  Suderlande"  op  den  tweeden  Don- 
derdag na  St.  Michiel  „in  heymeliker  achte  unn  in  rechte 
,, stede  na  rechte  besittende  wort",  waarbij  zij  verklaren: 
,,So  gij  Johan  fPrygreue  vorg.  hebt  verbadet  unn  verbreuet 
dem  Ërsamen  Richter  Borgemeistere  Schepenen  ende  Raet 
enn  gansse  gheipeenheyt  van  manspersonen  van  Oetmer- 
sem,  de  bouen  viertien  jaer  oelt  syn  unn  myt  namen 
Dyrike  van  Heyden,  Johan  van  den  Ouerhaghen,  Johan 
Zuest,  Johan  Tenckinc,  kracht  ^)  Johan  van  Couorden 
unn  synen  sone,  vitgescheiden  papen  unn  vrij  gschepenen 
van  clage  enn  anbrenghens  wegen  Johannes  die  Heter- 
Bchen  vermyts  Diderick  van  Heterscheiden  synen  proca- 
ratoer  enn  cleger  erbordert  gesant  hebn  dar  den  Erberen 
Richter  Borgemeistere  Schepenen  ende  Raet  ende  gansze 


in  Westphalen)  deed  in  1464  Johan  yan  Laer  en  onderscheidene  an- 
dere burgers  van  Deyenter  voor  zgn  gericht  dagvaarden:  de  daarop 
betrekkel^ke  stukken  deelt  Dumbar  mee  in  „Het  Kerkelijk  en  We- 
reltiyk  Deventer  bl  578.  vlg. 

*)     Molhu^sen  leest:  Pulaen. 

*)  Molhu^sen  leest:  Johan  Zuest,  Johan...  Kracht,  Johan  van 
CoTorden;  de  naam  Tenckino  is  echter  zeer  duidel^k  leesbaar.  In 
kracht  lie  ik  niet,  gelQk  M.,  een  zelfstandig  naamwoord,  maar 
een  voorzeteel,  aan  het  Hoogduitsche  krafft  oorrespondeerende. 


63 

ghemeenheyt  ende  gude  mans  vorg.  meynt  em  *)  onbe- 
hoerliken  an  geschreuen  sy  na  gelegenheyt  der  zaeken 
jo  *)  doech  soe  wyllen  die  Erber  Richter  Borgemeistere 
Schepenen  ende  Raet  ende  gansse  ghemeenheyt  van  Oet- 
mersem  vorg.  om  sulcke  claghe  na  luede  des  vorberoirden 
uwes  ladebreffs  dem  vorg.  cleger  eder  dem  de  der  dage 
na  rechte  to  done  hedde  unde  dem  gerechte  doen  up 
geboerliken  verselligeden  [?]  steden  unn  bynnen  een  gebor- 
like  tyt  des  ze  dar  van  oerre  eer  weghene  unn  rechte 
weghene  schuldich  unde  plichtich  synt  to  done,  dd,r  wy 
g^et  vor  wesen  wyllen  alse  rechte  borghen  na  vrygstoels 
rechte  unde  loTon  ju  dat  jn  kraffte  desses  breffs  by  uns- 
sen  eeden  den  wy  deden  den  hillighen  rike  du  wy  vryg- 
schepenen  worden  gelouet  ende  gesworen  hebt.  In  dem 
gy  ju  dar  voert  boerliken  na  hebn  ene  daech  stede  enn 
tyt  daer  toe  locghen  ')  unn  uns  unde  den  vorbenoemden 
Richter ,  Borgemeistere ,  Schepenen  enn  Raet  ende  gansse 
gemeenheyt  vorg.  tytliken  vermyts  uwe  scrifften  sick  na 
te  richten  weten  dan  so  sick  dat  gheboert  na  des  ge- 
richts  rechte." 

Beide  deze  stukken  zijn  van  St.  Remigiusdag,  1  Oc- 
tober,  1462  en  kunnen,  naar  mijne  gissing,  eenige  op- 
heldering vinden  in  de  kerkelijke  uitspraak  van  21  Februari 
1463,  meegedeeld  in  m^ne  bijdrage  tot  de  kerkelijke 
geschiedenis  van  Tubbergen  ^)  en  in  een  dezer  dagen 
door  mij  in  het  archief  te  Ootmarsum  gevonden ,  en  aan 
Molhuijsen  zeker  onbekend  gebleven,  stuk  van  23  Ja- 
nuari 1462 ,  des  saterdages  na  agneten  virginis,  van  den 


')  B^  Molhu^sen  onleesbaar. 

*)  MoUiu^sen  leest:  so. 

*)  Molhu^sen  leest:  laghen. 

*)  O.  R.  e.  O.  Verslagen  en  Mededeelingem  IX  bl  128. 


64 

volgenden  inhoud:  „Wij  Gerhardus  van  Randen, 
prauest  van  Oeldenzael,  laten  ju  weten  Richter  Burge- 
meister, Scepenen  enn  raedt  der  stadt  van  Oetmersem 
dat  bij  unssen  gestliken  gerichte  van  Oeldenzael  myt 
warachtighen  tugen  undervunden  is,  dat  Johan  de  He- 
tersche  an  den  hillighen  dage  to  mede  wynter  lest  ver- 
leden hefift  in  der  kapellen  to  Tubberge  van  der  altair 
geit  enn  offer ,  dat  dar  geoffert  was  dat  den  pastoor  van 
Oetmersem  na  oelden  rechten  enn  gewoonten  tobehoe- 
rendo'  genomen  enn  en  wech  gebraecht  buten  wylle  enn 
consente  des  pastoors  voirg.  off  zyns  capellaens  den  de 
selue  pastoor  du  dair  gesaent  hadde  de  misse  to  doene 
enn  sodane  costumelyc  offer  to  entfangen  welken  capel- 
laen  oeck  up  die  selue  tydt  verboden  is  gewest  van  Jo- 
han die  Uetersche  vorg.  dar  in  de  capelle  to  Tubberge 
gene  misse  toe  done  in  name  off  van  beuele  des  pastoors 
van  Oetmersem  vorg.  also  dat  die  selue  capellaen  syn 
misse  gewade  dat  he  an  getogen  hadde  dar  um  wtdoen 
most  enn  de  misse  laten  staen  ongedaen  van  hem." 

Ik  meen  dat  deze  stukken  in  onderling  verband  en 
samenhang  het  navolgende  waarschijnlijk  maken. 

Zekere  Johannes  de  Hetersche  gedroeg  zich  even  alsof 
hij  pastoor  te  Tubbergen  was  en  deze  kapel  niet  onder 
de  parochiekerk  te  Ootmarsum  behoorde.  Niet  alleen 
toch  beging  hij  met  Kerstmis  1461  de  hiervoren  vermelde 
feitelijkheden,  maar  in  het  algemeen  beroofde  hij  den 
pastoor  van  O.  van  alle  fructus,  reditus,  oblationes,  jura 
et  alimenta  der  kapel  en  eigende  ze  zich  zelven  toe,  be- 
werende „dictam  capellam  fore  ecclesiam  parochialem  et 
„habere  omnia  et  singula  jura  et  insignia  vore  parochialis 
„ecclesiae." 

De   booordoeling   van  zijn  recht  op  de  inkomsten  dier 


65 

kapel  en  yan  de  rechten  der  kapel  zelve  had  de  Heter- 
sche  onderworpen  aan  Gerardus  ten  Bussche,  de- 
ken der  Plechelmikerk  te  Aldenzalen,  na  zulks  eerst  ge- 
daan te  hebben  aan  Adolphus  van  Ruttenberghe, 
proost  der  Mariakerk  te  Utrecht,  zijnde  beiden  door  den 
Apostolischen  Stoel  gedelegeerd  als  rechter-commissaris. 
Johannes  van  Drenten,  rector  der  parochiekerk  te 
Ootmarsum,  als  tegenpartij  voor  den  deken  ten  Bussche 
opgeroepen,  werd  door  dezen  in  het  ongelijk  gesteld  en 
alzoo  werden  hem  de  opkomsten  der  kapel  te  T.  ontzegd. 

Naar  aanleiding  van  of  hangende  dit  geding,  gaf  de 
proost  van  Randen  kennis  aan  R. ,  B. ,  S.  en  R.  yan  Oot- 
marsum  van*  hetgeen  ter  kennisse  van  het  geestelijk  ge- 
richt te  Oldenzaal  gekomen  was,  omtrent  het  gebeurde 
te  Tubbergen  met  Kerstmis  1461. 

Dientengevolge  zullen  R. ,  B. ,  S.  en  R.  van  Ootmarsum, 
dp  vier  door  den  prodst  van  Randen  officieel  in  kennis  ge- 
stelde, tevens  de  vier  voor  den  vrijstoel  gedaagde,  auto- 
riteiten, wel  niet  stil  gezeten  hebben,  maar  integendeel 
uit  voormeld  schrijven  aanleiding  genomen  hebben  om 
de  Hotersche  moeilijkheden  in  den  weg  te  leggen.  Hunne 
handelwijze  zal  dan  de  Hetersche  er  toe  gebracht  hebben 
om  hen  ter  dezer  zake  te  dagvaarden  voor  den  vrijstoel 
te  Noustadt ,  al  is  het  ook  onbekend  waardoor  dit  gericht 
een  competent  forum  en  van  welken  aard  de  ingestelde 
vordering  geweest  is. 

Op  het  hooger  beroep  van  voormelde  beslissing  van  den 
deken  ton  Bussche ,  inmiddels  door  van  Drenten  tegen  de 
Hetersche  ingesteld,  vonnisde  De  Cesarinis,  jur.  utr. 
doet. ,  kanunnik  der  Basiliek  van  den  Prins  der  Apostelen, 
causarum  auditor  van  het  apostolische  paleis  en  kapellaan 
van  Paus  Pius  II ,  aan  wien  deze  de  behandeling  der  zaak 

BIJDR.    IV.  5 


06 

had  opgedragen  „capellam  in  Tubbergen  ad  dictam  paro- 
chialem  ecclesiam  de  Oetmersem  ac  illius  pro  tempore  Rec- 
torem  spectasse  et  pertinuisse  ac  spectare  et  pertinere  de 
jure,  molestationesque,  vexationes,  perturbationes,  iniqui- 
tationes  et  impedimenta  dicto  domino  Johanni  de  Dron- 
ten,  modemo  Rectori  siue  curato  dicte  parochialis  ee- 
clesie  de  Oetmersem,  super  eadem  capella  in  Tubbergen 
et  illius  curata  per  prefatum  Johannem  de  Hetterschen 
in  huiusmodi  causa  adversarium  et  ejus  nomine  quomo- 
dolibet  factas  et  prestitas  ac  facta  et  prestita  fuisse  et 
esse  temerarias,  illicitas,  iniquas,  indebitas  et  injustas 
ac  de  facto  presumptas,  temerariaque ,  illicita,  iniqua, 
indebita  et  injusta  ac  de  facto  presumpta;  weshalve  aan 
de  Hetersche,  die  in  dat  vonnis  ook  de  Hetterscheijt 
genaamd  wordt,  omtrent  die  kapel  een  eeuwig  stilzwij- 
gen werd  opgelegd,  met  veroordeeling  in  de  kosten. 

R*    E»    n» 


BOUWSTOFFEN  VOOR  EENE  GESCHIEDENIS  VAN  HET 

ONDERWIJS  IN  OVERIJSSEL. 


I.   SCHOOLBOEKEN. 

Wie  de  geschiedenis  van  het  onderwjjs  schrijven  wil, 
zal  stuiten  op  de  moeijelijkheid  om  bekend  te  worden 
met  den  inhoud  der  oude  schoolboeken.  Bijna  zonder 
uitzondering  toch  zijn  deze  alle  uiterst  zeldzaam  gewor- 
den, van  vele  zal  welligt  geen  enkel  exemplaar  meer  te* 
vinden  zijn.  Zoo  weet  men  b.  v.  dat  latijnsche  Gram- 
matica^s  uitgegeven  zijn  door  Gerardus  Roven ius  en  Gualth. 
Sylvanus,  beide  Rector  aan  de  Deventer  school,  in  1574 
en  1602,  door  Mr.  Jan  Evertsz  van  Limburg,  Rector 
te  Kampen  omstreeks  1540,  enz.  ')  —  maar  waar  vindt 
men  een  exemplaar  dier  werken? 

Loffelijk  is  zeker  de  poging  van  den  Heer  J.  Tideman 
te  ^s  Uage  ')  om  eene  verzameling  van  Nederlandsche 
kinderboekjes  aan  te  leggen ,  met  het  doel  om  deze  later 
aan  de  Maatschappij  der  Nederl.  Letterkunde  te  Leiden 
ten  geschenke  te  geven.  Doch  niet  spoedig  zal  deze  tot 
eene  gewenschte  volledigheid  te  brengen  zijn. 

Het  gemakkelijkst  vindt  men  nog  de  uitgaven  van 
klassieken  voor  schoolgebruik.  Deze  toch  behielden  lan- 
ger zekere  waéirde,  dan  de  andere,  omdat  zij  niet  zoo 
dikwijls  door  verbeterde  werkjes  vervangen  werden.    Op 

')    Zie   dezo   By dragen  I.  bl.  11  en  251;   Yersi.  en  Mededeel,  der 
Over^ss.  Vereen.  7e  stuk,  bL  44. 
*)     Zie  Bibliogr.  Ad  versaria  II.  146. 

5* 


r>8 

de  Deventer  Bibliotheek  bevinden  zich  dan  ook  een  me- 
nigte van  dergelijke  boekjes  uit  de  15^  en  16*  eeuw, 
blijkens  de  Notices  Bibliographiqnes  des  livres  imprimés 
avant  1525  par  Adr.  Mar.  Ledeboer  Deventer  1867.  Ook 
in  de  Annales  Typographiques  van  Dr.  Campbell  vindt  men 
menig  schoolboek  op  Overijsselsche  persen  gedrukt  en 
dus  hoogstwaarschijnlijk «  ook  op  de  gewestelijke  scholen 
gebruikt. 

Ik  acht  het  onnoodig  de  daar  voorkomende  titels  te 
herhalen,  maar  vertrouw  geen  onnut  werk  te  doen,  met 
hier  do  titels  en  soms  ook  den  inhoud  op  te  geven  van 
eenige  jongere  schoolboeken,  welke  grootendeels  in  mijn 
bezit,  alle  als  vrij  zeldzame  geschriften  weinig  bekend  zijn. 
Welligt  is  het  een  spoorslag  voor  anderen ,  om  deze  lijst 
aan  te  vullen  met  hetgeen  in  hun  bezit  is. 

1.  Arithmetica.  Reeckeninge  op  den  Linien  unde  Cyf- 
feren  na  allerley  Hantieringe.  Daar  by  een  voorgereec- 
kent  Boeckxken  van  Koorne,  Wijn,  Botter  unde  Jaergelt^ 
op  Deuentersche  Mate,  Eijcko,  Gewichte  unde  Munte  ghe- 
ordiniert.  Door  M.  C.  Creszfelt,  Rekenmeyster  tho 
Deuenter.    Reesz,  D.  Wjjlicx  1577. 

Met  portret.  In  plat  nederduitsch.  Cat.  Potgieter  n".  598.  B^  Re- 
yius  leest  men  p.  321:  „Anno  CIDIOLVII  XXIY  Junii,  cdidit  Mar- 
tinu8  CaroluB  Cresvelt  (qui  Arithmetices  in  urbe  Dayentriensi  ludum 
aperuerat)  suae  artis  opusculum  lingua  yulgari,  nempe  Arithmeticam 
cum  adjuncto  libello,  quo  omnia  juxta  mensuram,  pondus,  et  mone- 
tam  Davcntriensem  expendendi  et  supputandi  rationem  tradidit,  de- 
dicavit  opus  Magistratui  Daventriensi  quod  primo  excusum  DaYentriae 
a  Theodoro  Bomio,  hoc  anno  denuo  recusum  est  Reessae  Clivorum, 
apud  Tbeodorum  Wylix  Xantensem.  In  dedicatione  ait  se  in  hanc 
regionem  appulisse  Anno  CIOIOLV.  Exstat  cjusdem  Cresveldi  exigua 
Charta  topographica  fluvii  Isalae  cum  annexis."  Waar  vindt  men  die 
IJsselkaart? 

2.     Caspari  Holtstech  Monasterionsis.  Passio  Do- 


69 

mini  nostri  Jesu  Christi ,  secundum  quatuor  evangelistas. 
Campis,  P.  Warner  (1565.) 

Tot  schoolgebruik  bestomd  en  opgedragen  „Studiosae  Gampensi  Ju- 
ventuti."  —  Letterkunde  heeft  een  exemplaar. 

3.     Een  neuw  A.  B.  boeck  in  refrein, 
Dienstlick  vor  die  kinderen  kleijn, 
Christlick  vnd  fijn  to  samen  bracht , 
In  dit  Jar  van  tseuentich  acht. 
Binnen  Deuenter  met  consent 
Eenes  Eerbaren  Raets  geprent. 
Dorch  Symon  Steenbergen  an  den  Poet, 
Daer  loept  vnd  koept  met  grooter  spoet. 
Want  het  is  goet:  maeckt  dromb  gheen  woort, 
Telt  slechts  drie  oort:  so  gat  die  koep  voort. 

Auth.   L u d.    Sol. 

Van  dit  boekje  bezat  dr.  Halbertsma  een  exemplaar  „Revius  ver- 
meldt het  p.  323.  Het  behelst  bulten  een  A.  B.  C.  een  zestal  gebe- 
den voor  kinderen  met  eenige  regelen  van  welvoegelijkheid  en  zede- 
lijkheid in  't  laatste  van  dat  zestal.  Over  *t  geheel  ziet  het  er  meer 
Katholiek  dan  Protestantsch  uit 

Of  het  met  consent  des  Rades  gedrukt  is,  komt  mij  twijfelachtig 
voor.  Ik  vind  er  niets  van  in  de  Resol.  van  Schep,  en  Raad  van  11 
October  1576  tot  21  Febr.  1582,  maar  wel  op  10  Nov.  1579  't  vol- 
gende besluit: 

„Also  8ijmon  van  Steenbergen  boeckdruoker  gedruckt  hebbende 
die  Almanaoken  des  jaers  80  neffens  prognosticatien  vnd  anders,  darop 
stellende  dat  sie  bg  een  Erb.  R.  gevisitiert  vnd  darop  also  vthgegaen 
synnen,  diewelcke  visitatie  bg  een  Raedt  nget  geschehn,  Dan  naeder- 
handtt  wie  die  exemplaren  all  gedruckt  vernamen  vnd  die  Raet  heft 
laten  halen.  Vnd  dan  oick  mit  waerheit  vemanen  eenige  gedruckte 
exemplaren  algereetz  in  andem  Landen  versandt  tho  hebben  allet  con- 
trarie syner  loffte  vnd  alden  gebruick.  Soe  hebben  8.  vnd  R.  hen 
operlaoht  desfals  borghe  tho  stellen  ther  Schepen  und  daringhe,  ge- 
denkende alle  hinder  vnd  schaden  soe  dess  errgsen  muchte  op  sgne 
persoen  vnd  guederen  tho  uerhalen,  vnd  hem  bevalen  gantz  emstlich 
dat  hio  hinvorder  ghiene  Almanacke  oft  itzwes  anders  drucken  offt 
vthgaeo   sall   laten    sonder  consent  vnd  vervilligungh  van  S.  vnd  B. 


70 

anders  auerst  ^edencken  8.  vnd  R.  hem  daer  voer  an  tbo  sehn,  vnd 
tho  straffen  anderen  tot  een  exempell.  Actum  in  senatu  cons.  a°  et 
die  vts." 

4.  Corpusculum  Florum  Terentianorum  factum  in  usum 
Scholae  Daventriensis.  Daventriae,  Apud  Henricum  k 
Welberg,  Bibliopolam. 

183  bl.  12®.  Latijnsche  text  met  tusschenregelige  vertaling.  H. 
van  Welberg^n  drukte  volgens  Ledeboer  1675-1679. 

5.  Matery-boexken ,  of  Voor-Schriften  bequaom  voor  de 
Jonkheit  om  wel  te  leeren  lezen ,  schry ven ,  en  een  aen- 
porringe  tot  alle  deugden.  Noch  een  Tytel-boexken , 
hoe  men  aen  een  yegelijk  schrijven  sal,  van  wat  weer- 
digheit  staat  of  wesen  hy  sy,  Geestelijk  oft  Wereltlijk, 
met  opschrift,  beginsel,  en  besluitinge  des  Briefs,  in  't 
kort  begrepen.  Een  seer  profytelijk  Boexken.  Daar  by 
noch  gevoegt  een  maniere  om  te  schrijven  Obligatien, 
Quitantien,  Huercedulen,  Schuit-brie  ven ,  ende  Wissel- 
brieven. Wederom  op  een  nieu  verbetert,  en  noch  som- 
mige profitabelyke  dingen  by  gevoecht.  Proverbiorum 
Cap.  8:  vers:  1  Doctrinam  magis  quam  aurum  elicite. 
Tot  Deventer,  By  Henrik  van  Wijk,  Boekdrukker  in 
de  Bisschopstraet  1689. 

Ongepagineerd,  langwerpig  12*.  Voor  een  doel  herdruk  van  een  AToeger 
boelqje.  Immers  onder  de  Letterk.  Nalatenschap  van  P.  Wierdsma  vindt 
men  n^  87:  „£en  titelboexken :  hoemen  an  enen  ycghelicken  schriuen  saL 
Ghedruckt  toe  Campen  by  Peter  Wamerssoen"  [1576?]  Maar  boven- 
dien is  bet  geheel  een  herdruk  van:  „Matery-Boecxken  ofte  Voor- 
schriften: Bequaem  voor  de  Jonckhe^t,  om  wel  te  leeren  Leesen  ende 
Schrgven  veelderhande  stichtelijke  Exempelen.  Oock  Brieven  te  schrij- 
ven aen  alderhande  Staten  en  mensohen.  Midtsgaders  Obligatien  Qui- 
tantien, Huyrcedullen ,  Schuldt  ende  Wisselbrieven  etc.  Van  nieuws 
oversien,  verbetert  ende  met  schoone  voor-letters  versiert.  Gedrukt 
te  Leeuwarden,  By  Rinnert  SQdtses,  Ordinaris  Boeck-Drucker  der 
Edele  Mogende ^  Heeren  Staten  van  Friesland t  1671."  Dit  schoolboekje 
is  vr^  algemeen  in  zwang  geweest.  Op  den  Catal.  van  der  Willigen 
(1875)  n**.  1155  vindt  men  nog  een  druk  Deventer,  J.  de  Lange.  1772. 


71 

6.  Opregt  Onderwys  jn  de  Letter-konet,  zeer  bekwaam 
om  alle  personen  in  korten  tyd,  op  de  gemakkelijkste 
wijze  te  leren  spellen,  lezen  on  schrijyen.  Ten  dienst 
van  alle  gemene  Scholen  en  Schoolmeesters  beknoptelyk 
samengestelt.  Door  B.  Hak  voord.  Te  Deventer,  By 
de  Wed:  van  Enoch  de  Vries,  Stads  Dnikkeresse,  woont 
aan  den  Berg-Schilt.  (1702) 

5S  blz.  12^  Op  den  titel  de  afbeelding  eener  school.  (Plaat 
n^  3.)  In  het  „Berigt  aan  den  lezer"  gedagteekend  ^Zwolle,  den 
Ssten  van  Hooimaand  1702"  beklaagt  zich  de  schrijver,  dat  Jacobus 
Bonman  buiten  z|jn  voorkennis  dit  boek  zonder  H/s  naam  uitgegeven 
had,  „waardoor  de  Nieuwe  Nederduitse  Spel-,  Lees-  en  Schrjjf konst , 
zynde  een  zeer  bekwaam  School-boek,  daar  dit  van  woord  tot  woord 
uitgenomen  is,  voor  een  groot  gedeelte  bedorven,  of  ten  minsten 
merkelyk  in  zyn  loop  gestuit  word."  B.  H.  is  om  zgne  Spinozisti- 
sche  gevoelens  als  koster  afgezet.  Ygl.  Schotel,  Volksboeken  I.  245  c.  v. 

7.  Een  seer  korte  Onderwysinge ,  voor  de  Jonge  Kin- 
derkens,  In  de  voomaemste  Hooftstucken  der  Christelycke 
Religie.  Vraegs-  en  Antwoords  wijze  gesteld  door  Theo- 
doras  Dunkium,  Dienaer  des  H.  Euangeli  in  de  Gere- 
formeerde Christelycke  kerke  te  Emmerik.  Nu  ten  ernstigh 
versoek  veler  Christenen,  tot  Onderwysinge  harer  Kin- 
deren, in  druk  uitgegeven.  Matth.  19:  14.  Laet  de  jonge 
Kinderkens  tot  my  komen:  Want  het  Koningrijk  der 
Hemelen  behoort  hen  toe.  Te  Deventer,  By  de  Wed: 
van  Enoch  de  Vries,  Stads-Drukkeresse ,  woont  op  den 
Bergh-Schilt. 

16  blz.  12^  Hoewel  van  geen  jaartal  voorzien.  Iaat  zich  de  leef- 
tyd  van  dit  boekje  bepalen  tusschen  1700  en  1725. 

8.  Grammatica  Latina  Gerardi  Joannis  Yossii  contracta. 
Zwollae ,  Apud  Bemardum  Uakvoord,  et  Joannem  Blank, 
Bibliopolas.  1722. 

186  bl.  12**.     Achteraan  met  nieuwe  paginering  en  signatuur: 

Colloquiorum    Scholasticorum    Maturini    Corderii 


72 

Centuria.  Zwollae  Apud  Bernardum  Hakroord,  et  Joannem 
Blank,  Bibliopolas  1722. 

86  bL  12^  Eene  eeuw  vroeger  werd  dit  boek  reeds  te  Deventer 
gebruikt.     Zie  Bgdr.  I.  253. 

9.  School-Boek ,  Behelzende  de  Namen  der  geslagtec 
yan  Adam  af  tot  op  Christum  toe.  Met  nog  eenige  andere 
Namen  van  Landen,  Steden,  Plaatzen,  Ampts-Personen, 
enz.  Vertoonende  een  kort  beloop  der  H.  Schrifkure, 
bij  een  gesteld  om  aan  de  Jeugd  in  de  Nederduitsche 
Scholen  geleerd  te  worden.  Door  P.  Bakker,  Organist 
en  Schoolmeester  te  Medemblik.  Dezen  laatsten  Druk  van 
merkelijke  Fouten  '  gezuiverd.  Te  Zwolle ,  Gedrukt  by 
Frangois  Clement,  Boek  en  Papiorverkoper  aandeMelk- 
markt  op  de  hoek  van  de  Steenstraat,  (omstr.  1725). 

De  Heer  Ebbinge  Wubben  bezat  een  ex. 

10.  Nieu  verbetert  voorschrift  boeksken  bestaende  in 
eenige  stigtige  Versjes,  waerin  verscheiden  Geloofs  puncten, 
en  Regulen  van  het  Burgerlyke  Leven  zyn  aengetrokken. 
Benevens  een  korte  en  klare  beschryvinge  en  optellinge 
van  de  Delen,  Ryken,  Landschappen,  en  voornaemste 
Steden  des  Werelds,  als  mede  van  de  zeden  der  selver 
Inwoonderen.  Sijnde  hier  nog  bijgevoegt  een  kort  Ver- 
hael  der  Regeringe  van  den  Staet  deser  Vereenigde  Ne- 
derlanden, en  in  't  bysonder  de  Provincie  van  Overyssel 
rakende.  Tot  gebruik  in  druk  gegeven  door  Adrianus 
Stellingwerf,  Voorsanger  en  Schoolmeester  tot  Blok- 
zijl. Den  veertienden  Druk  op  nieus  oversien  en  van  vele 
drukfouten  verbetert.  Te  Campen,  Gedrukt  by  ^gidius 
Valkenier,  Boek  en  Papierverkoper  in  de  Broederstraat. 

88  bl.  langw.  12*.  De  Approbatie  van  de  Classis  van  Vollenhove 
en  Steenw^k  is  van  1  Mei  1680.  Bl|jkens  de  voorrede  schreef  hg 
dit  boekje,  omdat  ^het  Materi  of  Titel  Boexken,  dat  in  onse  Scholen 
gebruykt  word"  nog  door  niemand  naar  den  eisch  des  tjjds  was  verbeterd. 


73 

ofschoon  het  grootendeels  'onbruikbaar  was  geworden.  Uit  een  lofrers 
van  J.  J.  de  Vries  bl^kt,  dat  Stellingwerf  ook  voornemens  was 
Zeegezangen  nittegeven.  Denkel|jk  was  dit  werkje  getiteld:  Stich- 
telijke Zeeman,  zingende  vele  nieuwe  liederen.  Amst  1706  (zie 
Konst-  en  Letterbode,  1848',  II,  183.  In  Cat  Potgieter  n".  1554,  komt 
eene  uitgave  van  1708  hiervan  voor.)  Dezelfde  14e  druk  is  niet  vóór 
1733  versohenen,  daar  Valkenier  niet  vroeger  als  drukker  voorkomt. 
De  13c  druk  verscheen  te  Zwolle  1738,  de  16e  in  1753  by  J.  C.  Royaards. 

11.  DionisiiCatonis  disticha  de moribus :  In usum 
Scholarum.  Editie  prioribus  omnibus  castigatior.  Daven- 
triae,  Apud  J.  H.  van  Wyk,  Bibliopolam,  1745. 

32  bl.  12".     In  1611  reeds  gebruikt.     Zie  Bgdr.  I.  253. 

12.  Kort  uittrekzel  van  een  Belydenis,  en  Voorberei- 
dings  Catechisatie  Tot  dienst  der  gener,  die  begerig  zyn  tot 
Leeden  van  de  Christelyke  Gereformeerde  Gemeente,  en 
gebruikt  (sic)  van  des  Heeren  H.  Avondmaal  toe  gelaten, 
te  worden.  Kunnende  ook  gebruikt  worden  tot  een  Voor- 
bereidinge,  zo  dikwijls  als  men  ten  Avondmaal  gaat. 
Door  Antonius  Strick,  Bedienaar  van  het  H.  Euan- 
gelie  van  Jezus  Christus  te  Endscheide.  Twede  Druk. 
Te  Deventer,  Gedrukt  bij  de  Wed:  van  E:  de  Vries, 
Stads  drukster  aan  den  Berg-Schilt,  1745. 

32  blz.  12°.  „Uitgegeven  volgens  Kerken-ordre ,  na  visitatie  en 
approbcdie  van  de  E.  Classis  van  Franeker."  Vooraf  eene  „Opwekking 
aan  de  Gemeinte  tot  Enscheide"  in  vers  van  M.  V.  D.  P.  —  Strick 
was  eerst  pred.  te  Crummarum  en  Ferdgum;  van  daar  de  approbatie 
der  Classis  van  Franeker;  van  1741-1756  stond  h^   te  Enschede. 

13.  Leer  des  Geloofs  ofte  de  voornaamste  Hooftstukken 
der  waare  Christelijke  Religie  in  Korte  Vragen  en  Ant- 
woorden voorgemeld  en  verklaart;  Volgens  aanleidinge 
en  inhoud  van  de  XII  Artijkelen  des  Christelijken  Ge- 
loofs, vervat  in  't  Symbolum,  genaamt  der  Apostelen. 
Om  te  dienen  tot  onderwij zingo  van  Eenvoudigen.  Tot 
eigen  gebruik t'z uimgestelt door  Wilhelmus  Sluiter, 
Predikant  te  Rouveen.  Tweede  Druk.  Met  eenige  veran- 


74 

deringe  uit  onderrindinge  dienstig  geoordeolt.  Hier  agter 
is  gevoegt  de  Catechismus  in  rijm  weleer  uitgegeven, 
doch  thans  niet  meer  te  bekomen,  van  den  Eerw.  Jo- 
hannes  Sluiter,  in  leven  Predikant  te  Steenwijk. 
Te  Zwolle,  Bij  Johannes  Carolus  Roijaards,  Boekver- 
koper in  de  Dieserstraat.  1751. 

Do  Heer  Ebbinge  Wubben  bezat  een  ex. 

14.  De  Trap  der  jeugd  ofte  Nette  manier,  om  hetzij  jonge 
of  oude  Perzonen  op  goede  fundamenten  te  leren  lezen 
ende  schrijven.  Daar  benevens  een  kort  onderrigt  om  de 
penne  wel  te  snijden,  te  houden  en  te  voeren.  Vercierd 
met  Gebeden,  Dankzeggingen  en  Christelijke  Spreuken. 
Hier  agter  is  bij  gevoegd  de  maniere  van  allerhande  co- 
leuren van  Ink  te  maken,  etc.  Door  Carel  de  Gel- 
lier s,  Schoolmeester  der  Stad  Leeuwaarden.  Vermeerderd 
met  de  Namen  der  Steden  en  Dorpen  van  Vriesland, 
alsmede  die  van  de  Stad  Groningen  ende  Ommelanden. 
Mede  zijn  hier  bij  gevoegd  de  Namen  der  Boeken  des 
Ouden  ende  Nieuwen  Testaments  ende  eenige  Geslagt- 
registers  uit  dezelve.  Op  nieuws  nagezien  en  van  vele 
misstellen  en  spelfouten  verbeterd.  Te  Zwolle,  Gedrukt 
bij  Simon  Clement  Boek  en  Papierverkoper  aan  de  Melk- 
markt. 

Simon  Clement  drukte  volgens  Ledeboer  1753-87.  In  1739  werden 
dit  en  het  volgende  reeds  op  de  Zwolsche  school  gebruikt. 

15.  De  Proverbia  ofte  spreuken  des  allerwysten  Eonings 
Salomons.  Zeer  bequaem  om  de  jeugd  in  de  Scholen  tot 
hare  stigtinge  te  doen  lezen.  Zwolle,  S.  Clement.  4. 

16.  Linguae  Latinae  Rudimenta  concinnata  ex  Gramma- 
tica Lithocomo-Vossiana,  ex  decrcto  Nobl.  Ampl.  Coss.  Rep. 
Zwollanae  Renovata  et  prioribus  Correctiora.  Zwollae  Apud 
Simonem  Clement,  Bibliopolam.  1767  cum  privilegio. 


75 

144  blz.  8*.  TitelTJg^ct  een  wapen:  een  boom  waarb^  een  Zwaan 
of  Ooijevoar.  Uelmtoeken  een  Zwaan.  Aan  het  slot  oen  Zondagsgebed 
in  het  Lat|jn. 

17.  Kort  begrip  der  Christelijke  religie,  voor  die  zig 
willen  begeven  tot  des  Heeren  H.  Nachtmaal.  Verrijkt  met 
uitgedrukte  en  klare  Schriftuurplaatsen.  Ende  verdeeld 
in  dertien  zondagen.  Door  de  Dienaren  Jesu  Christi  bin- 
nen Deventer.  De  Drie  en  zeventigste  Druk.  Van  nieuws 
overgezien  en  verbeterd,  en  met  vernieuwde  Privilegie. 
Te  Deventer,  Oedrukt  by  Jan  de  Lange,  Boekdrukker 
en  Verkoper  aan  den  Brink,  1773. 

84  blz.  16*.  Het  oorspronkelijk  „Octroy"  om  dit  boelge  gedurende 
tien  jaar  alloen  te  mogen  drukken ,  was  aan  do  Lange  gegeven  10 
Jan.  1764.  De  opstellers  waren  dus  Martinus  van  Doelen 
(1742-1769),  Philippus  Theodorus  van  Riemsdijk  (1747-1779), 
Petrus  Isaak  Schriever  en  Wilhelmus  de  Koning 
(1763-1764). 

Blijkens  het  „Aan  den  Christelijken  Lezer"  had  de  kerkeraad  tot 
de  uitgave  van  dit  boogje  besloten,  vooral  ten  dienste  der  inwoners 
van  Epse,  de  Geldersche  burgerlijke  gemeente,  welke  korkeiyk  tot  de 
Deventer  gemeente  behoort.  Dat  het  echter  evenzeer  op  de  cathechi- 
satien  voor  de  jeugd  gediend  moet  hebben,  blgkt  m.  i.  uit  het  aantal 
drukken,  waarvan  m|j  echter  slechts  bovenvermelde  bekend  is. 

18.  Voorbeeld  der  Godlyke  Waarheden,  voor  eenvoudi- 
gen.  Die  zig  bereiden  tot  de  Belydenisse  des  geloofs:  Meest 
tot  particulier  gebruik  opgesteld,  door  A.  Hellenbroek, 
In  leven  Bedienaar  des  H.  Evangeliums  te  Rotterdam. 
Den  vijf-en-twintigsten  Druk.  Vermeerdert  met  een  Hoofd- 
stuk van  den  Raad  des  Vredes ,  en  uitdrukkinge  van  alle 
Schriftuur-Texten.  Te  Deventer,  Gedrukt  bij  Jan  de  Lange, 
Boekdrukker  en  verkoper  aan  den  Brink,  1775. 

10  en  109  blz.  12^  Biykens  de  keerzyde  van  den  titel  „Uitge- 
geven volgens  Kerkenordre."  Vooraf  een  toespraak,  waarboven  „Ge- 
liefde Leerling",  en  een  gedicht  van  G.  8.  „Aan  de  kleine  kinderen." 
Bewijzen  genoeg,  dat  het  op  de  catechisatien  gediend  heeft 


i 


76 

19.  Het  Epistelen  en  Evangeli-Boek  of  Enige  uitge- 
lezene  Texten  der  Heilige  Schrift,  door  last  van  de  Ho.  Mo. 
Heeren  Staten  Generaal  der  Vereonigde  Nederlanden  en 
volgens  't  besluit  van  de  Synode  Nationaal,  gehouden 
te  Dordrecht  in  den  jare  1618  en  1619  uit  de  oorspron- 
kelyke  Griekze  Tale  getrouwelijk  overgezet.  Bekwaam 
om  in  de  Scholen  van  de  Einders  geleert  te  worden.  Te 
Campen ,  Gedrukt  by  de  Erven  Egidius  Valkenier,  Boek- 
verkopere. 

De  Heer  Ebbinge  Wubben  had  oen  ex.  De  erven  E.  Valkenier 
komen  voor  1782-18..,  volgens  Ledeboer. 

20.  Nieuw  Groot  A,  B,  C,  Boek,  Zeer  bequaam  ende 
Profijtelijk  voor  de  Jange  Kinderen  te  Leeren.  Men  moet 
in  het  A,  B,  C  geoeffent  wezen.  Eer  men  in  eenige 
Boeken  iets  kan  lezen.  Te  Deventer,  Gedrukt  bij  J.  H. 
de  Lange,  Boekdrukker  aan  den  Brink.  1791. 

16  bL  12**.  Met  den  haan  aan  do  keerzgde  des  titels  en  de  af- 
beelding eener  school  op  den  titel.  (Plaat  n^  4.)  Donkelgk  een  herdruk 
van  het  Hanebook,  dat  te  Amsterdam  reeds  in  1781  b|j  Adam  Meger 
verscheen.    (Zie  Cat  v.  d.  Willigen,  n".  2378.) 

21.  De  Historie  van  Joseph,  Simson  en  Jonas,  verhaa- 
lende  alles  wat  haer  door  de  bestieringe  Gods  zoo  in  voor- 
spoed als  in  tegenspoed,  is  overgekomen:  zeer  nut  om  van 
de  Joekheid  in  de  Schooien  geleezen  te  worden.  Te»  De- 
venter, Gedrukt  bij  J.  H.  de  Lange,  Boekdrukker  en 
verkooper  aan  den  Brink.  1793. 

De  Heer  Ebbinge  Wubben  had  een  ex. 

22.  Schriftuurlijk  Schoolboekje  Begrijpende  over  de  ze- 
ven honderd  uitgelezene  Schriftuurplaatzen,  getrokken  uit 
het  oude  en  nieuwe  testament,  voorgesteld  na  de  ordre  van 
het  A.  B.  C.  en  de  afgedeeld  in  vier  A.  B.  C.  Zeer  be- 
quaam om  in't  School  gebruikt  te  worden.  Door  J.  Ma  es. 


77 

Te   Zwolle,    Gedrukt   bij  F.  Clement,    Boek  en  Papier- 
koper  bij  de  Melkmarkt  op  de  Groote  Aa. 

Verschenen  tusschen  1793  en   1807. 

23.  Overijsselsch  Schoolboek.  Deventer,  J.  H.  de  Lange. 
1805-1814. 

8  stukjes  in  8^ 

24.  Eenige  korte  vragen  voor  de  kleine  kinderen  door 
Jacobus  Borstius  in  zijn  leven  Predikant  tot  Rot- 
terdam. Mare.  10:  14.  Laat  de  Kinderkens  tot  mij  komen, 
want  zulkor  is  het  Koningrijk  der  Hemelen.  Te  Zwolle, 
Gedrukt  bij  Frangois  Clement,  Boek-  en  Papierverkoper 
op  de  Melkmarkt  aan  de  grote  Aa.  1807. 


II.      ERASMUS    OVER   DE   ZWOLSCHE    SCHOOL. 

Onder  de  Colloquia  van  Erasmus  is  er  één,  dat  uit 
een  Overijsselsch  oogpunt  meer  dan  de  andere  de  aan- 
dacht verdient.  Niet  opgenomen  in  de  oudste  uitgaven 
der  Colloquia,  is  de  eerste  mij  bekende  getiteld  „Con- 
flictus  Thaliae  et  Barbariei  Auctore  D.  Erasmo.  Dat  is, 
Stryd  tussen  Thalie  [eene  der  Zang-godinnen]  en  Barba- 
ries  [de  Woestheid ,  of  Bastaardy]  door  D.  Erasmus.  Een 
Geschrift,  dat  nooit  voor  dezer  is  gedrukt.  Te  Rotter- 
dam, By  Joannes  Borstius,  Boekverkooper  op  den  hoek 
van  de  groote  Markt.  Anno  1684."  Dit  stukje  is  ge- 
plaatst aan  het  slot  van  de  door  P.  Rabus  bezorgde  ver- 
taling der  Zamenspraken  van  Ërasmus  en  de  vertaler 
zegt  het  ontvangen  te  hebben  van  Johannes  Schalkius, 
predikant  te  Charlois,  die  het  handschrift  georven  had 
van  den  geleerden  heer  Lydius. 

Deze   bijzonderheden   mogen   niet    onvermeld  blijven, 


78 

omdat  het  niet  onverschillig  is  of  Erasmus  werkelijk  de 
schrijver  is  geweest  van  dit  geschrift,  dat,  gelijk  Rabus 
in  het  voorberigt  het  uitdrukt,  tot  oogwit  heeft  „eenige 
pedanten,  die  in  dien  tijde  [nl.  van  ErasmusJ  te  Zwol 
voor  Leermeesters  van  Talen  speelden,  te  hekelen,  over 
't  invoeren  van  hunne  grollen  in  d'  onderwyzinge  der 
Leerlingen,  en  quaad  Latyn  spreken;  en  boven  al  over 
hunne  belachelijke  manier  van  vaarzen  maken,  't  welk 
toen  ter  tyd  in  zwang  ging." 

Tot  bevestiging  van  het  beweren,  dat  we  hier  inder- 
daad met  eene  pennevrucht  van  den  groeten  Rotterdammer 
te  doen  hebben,  wordt  in.  een  „Aan  den  lezer"  nog  aan- 
gehaald een  brief  van  Erasmus  aan  Cornelis  van  Gouda, 
voorkomende  in  de  uitgave  van  Paulus  Meruia,  2*  dl. 
8*  brief,  en  in  den  Londenschen  druk  van  1642 ,  31* 
boek  17'  brief.  De  daarin  voorkomende  woorden,  welke 
hier  van  toepassing  zijn,  luiden  aldus:  „Tune  caepere 
illiteratissimi  quique ,  qui  nunquam  didicere,  docere  quod 
nesciebant;  docere  inquam,  magna  mercede,  nil  scire; 
stultiorcs  reddentes  discipulos,  quam  acceperant,  imo  et 
eo  redigentes ,  ut  se  ipsos  quoque  nescirent.  Tum  a  tergo 
rejectis  veterum  praeceptionibus ,  itum  est  ad  recentia 
quaedam  imperitiae  praecepta,  puta  modos  significandi , 
verbosa  commenta,  et  ad  ridiculos  Grammaticae  doctri- 
nae  regulas,  deliramentaque  innumera.  Et  cum  jam  omnia 
summo  sudore  perdidicerant ,  in  id  literarum  eloquentiae- 
que  conscenderant  fastigium,  ut  ne  unam  quidem  orati- 
onem  Latino  proferre  noverint.  Et  sane,  quantum  mihi 
videre  videor,  si  id  Barbarum  hominum  genus,  eo  quo 
caeperat  cursu  perroxisset,  nescio  in  quam  novam  ser- 
monis  speciem  nostram  Thaliam  vertissent."  In  het  hand- 
schrift van  Pieter  Opmeer  stond  hierby  als  kantteekening ; 
„Thalia  Erasmi  opusculum." 


79 

Ik  geloof  niet,  dat  hiermede  voldingend  bewezen  is^ 
dat  niemaiid  anders  dan  Erasmus  de  schrijyer  van  den 
„Conflictus"  geweest  is. 

Mogelijk  heeft  het  zijn  nut  hier  nog  te  zeggen,  dat  het 
stukje  ook  te  vinden  is  in  de  Latijnsche  uitgaven  van 
1693,  1712,  1747  en  1774,  in  de  HoUandsche  uitgave 
Leiden  1703  n^  411  p.  1797  en  in  de  fransche  door 
Gueudeville  bezorgde  uitgave  Leiden  1720  tom.  V.  dial. 
40,  doch  dat  men  het  te  vergeefs  zoekt  in  de  door  Cle- 
ricus bezorgde  Opera  Omnia. 

Thalia ,  vergezeld  van  Calliope  en  Melpomene,  ontmoet 
op  haren  weg  naar  den  Zangberg  de  Bastaardij  met  haar 
gevolg,  welke  het  voorhoofd  eener  maagd  heeft,  doch 
onder  de  borst  op  een  ezel  gelijkt  en  op  het  hoofd  groote 
hoornen  en  hangende  ezelsooren  draagt.  Melpomene 
weet  te  verhalen,  dat  de  stad,  waar  dit  monster  ge- 
biedt, Zwolle  is.  Weldra  zijn  de  hoofdpersonen  in 
een  hevigen  woordenstrijd  gewikkeld,  waarin  zij  elkander 
den  voorrang  op  letterkundig  gebied  betwisten.  Ik  sla 
dat  alles  over  tot  waar  de  Bastaardij  zich  op 'hare  be- 
roemde Zwolsche  school  beroept. 

B.  In  meo  quod  Zwollis  est  gymnasio,  quae  sit  gloria, 
quis  rigor ,  quis  vigor,  si  tibi  memorare  incipiam  continuo 
rumperis  invidia.  ' 

T.  Nimirum.  Ët  potes  columnasque  tuo  rumpas  gran- 
diloquio.  Yerum  incipe.  Rumpe  si  potes. 

B.  Longum  est.  T.  Fac  breve,  ut  nosti.  B.  Summum 
complector.  Ad  illud  itaque,  quod  paulo  ante  memoravi, 
gymnasium  nobilissimum ,  ex  omnibus  mundi  latissimi 
regionibuB,  quanto  confluant  agmine,  nemo  tibi  facile 
explicuerit. 


80 

T.  Hui  stupendum  asinum  illum  Zwollorum  (gymasjl 
campanam  loquor)  tam  sonora  voce  rudere  cunctosque 
turmatim  allicere. 

B.     Inepta.  Abstine  convitijs,  et  audi. 

T.     Audio. 

B.     Illic  confestim  instituuntur ,  crudiuntur. 

T.     Mirnm  in  modum. 

B.  Optimus  glosulis,  vocabulariis ,  argumentis,  nota- 
bilibus  innumeris. 

T.     Quam  rectissime. 

B.  Quid  nares  contrahis?  Imo  eo  perduco  ut  nihil 
nesciant. 

T.    Novum. 

B.  Crescunt  illis  interea  cum  corporo  tempora,  ut 
exacte  docti  jam  praesint  aliis.  Tum  taleB  remitto,  ut 
beati  vivant,  boati  moriantur. 

T.  Ha,  ha,  he.  Parum  abfuit,  quin  cachinno  rum- 
perer;  tam  iis  invideo  scilicet. 

B.     Quid  rides  fatua?  an  ego  risu  digna  fari  videor? 

T.     Ego  ista  tibi  rectius  memorare  potere. 

B.     Tun'?    T.    Ego.  Si  placet  nunc  audies.   B.  Incipe. 

T.  Quin  ita  se  res  habet.  Confluunt  ad  te  innumeri, 
fateor.  Qui,  si  quid  recte  in  scholis  prius  didicerant, 
id  continuo  dediscant  necessum  est.  Deinde  his  (quas 
plurima  enumerasti)  dispendiis  non  tam  imbuuntur,  quam 
obruuntur,  tandem  ut  sciant  nihil.  Immo  eo  perducis, 
ut  et  se  ipsos  nesciant.  Crescunt  interea  circum  tempora 
cornua,  sibique  videntum  scioli,  et  qui  praesint  magis 
quam  subsint  idonei.  Tum  tales  remittis,  ut  beani  vi- 
vant, beani  moriantur. 

B.  Tu,  ut  video,  linguam  a  probris  non  cohibes.  At 
cave  mihi  bilom  moveas"  etc. 


81 

Het  gesprek  komt  vervolgens  op  de  waarde  der  verzen 
door  beider  leerlingen  vervaardigd  en  de  Barstaardij 
geeft  als  proeve  van  haar  eigen  dichterlijke  vlugt  het 
volgende : 

Zwollenses  tales,  quod  eorum  Theutonicales 
Nomen  per  partes  ubicunque  probantur  et  artes, 
Ët  quasi  per  mundum  totum  sunt  nota  rotundum, 
Zwollensique  solo  proferre  latinica  solo 
Discunt  Clericuli  minium  bene  verba  novelli. 

Nadat  dit  vers  door  Thalia  beantwoord  is',  scheiden  de 
dames  van  elkander  en  daarmede  is  het  stukje  uit. 

Ik  wil  nog  even  stilstaan  bij  de  personen ,  die  de  Bar- 
baarschheid  aanhaalt  als  door  haar  opgeleid  en  door 
geleerdheid  befaamd.  Het  zijn  Floristes,  Papias, 
Huquiton,  Michiel  Modistes,  Jacobus  Glos- 
sator  en  vooral  Johannes  de  Garlandia.  Welke 
letterkundige  zonden  genoemde  schrijvers  in  Thalia^s  oog 
begaan  hebben,  kan  ik  niet  opgeven,  daar  het  allen 
weinig  bekende  schrijvers  zijn.  Papias  schreef  in  het 
midden  der  IV  eeuw  een  Glossarium;  Jac.  Glossator  was 
een  jurist  uit  de  school  van  Irnerius  in  het  midden  der 
12'  eeuw;  met  Huquiton  zal  mogelijk  Hugolinus  (de 
Porta  Ravennate)  bedoeld  zijn,  van  wien  hetzelfde  ge- 
zegd kan  worden  als  van  den  vorigen;  van  Garlandia 
vind  ik  een  berijmd  geschrift,  dat  hier  denkelijk  op 
zijn  plaats  is,  getiteld:  „Johannis  de  Garlandia. 
Comutus  etOttonis  de  Lunenborch.  Cornutus  qo- 
vus,  ambo  cum  commento  Johannis  Drolshagen.'' 
Het  verscheen  zonder  naam  van  plaats  en  drukker,  doch 
volgens  Campbell,  Annales  typogr.  n".  1030,  te  Zwolle  bij 

BIJDR   IV.  6 


82 

Petrus  van  Os  van  Breda  omstreeks  1481.  *)  Drolshagen 
was  Lector  aan  de  Zwolsche  School  en  deze  zal  bij  het 
onderwijs  dus  wel  van  genoemd  werkje  gebruik  gemaakt 
hebben.  Een  ander  geschrift  van  de  Garlandia  over  de 
Verba  deponentalia  te  Deventer  gedrukt  (Campbell  An- 
nales  n°.  1031)  zal  hier  wel  minder  in  aanmerking  be- 
hoeven te  komen. 

Wat  het  onderwijzend  personeel  der  Zwolsche  school 
betreft  in  den  tijd  toen  Erasmus  den  Conflictus  geschre- 
ven moet  hebben,  trof  ik  aan  Kempo  Theslanensis 
„bonorum  artium  professor  et  scholasticorum  4**'^  classis 
in  Oppido  Zwollensi  magister",  schrijver  van  een  Com- 
mentum  in  secundam  Doctrinalis  Alexandri  Galli  partem. 
Item  carmina  ineunte  sec.  16. 

Hij  schijnt  1530  nog  geleefd  te  hebben ,  komende  toen 
voor  „domus  et  aria  magistri  Kemponis  de  Texalia  in 
de  Diezerstraat." 


III.      DE    SCHOOL   AFGEBEELD. 

Hoe  de  schoollokalen  er  in  vroegeren  tijd  uitzagen,  is 
hier  en  daar  reeds  door  het  herdrukken  van  oude  afbeel- 
dingen aangetoond.  Voor  de  17*  en  18*  eeuw  kan  men 
er  verscheiden  vinden  in  het  tijdschrift  „de  Oude  Tijd"  *) 
en  bij  Schotel  in  zijne  „ Vader landsche  Schoolboeken.  *) 
Daaruit  leert  men  menige  bijzonderheid  aangaande  de 
inrigting  van  het  onderwijs  kennen. 


')  Delprat  noemt  in  ^ijne  Broederschap  v.  G.  Groote  bl.  IOC  den 
uitgever  van  dit  boelge  Nehemias  Drolshagen ,  Lector  in  het  Frater- 
huis  te  Zwolle. 

*)     1870,  bl.  S64  en  365,  1872  bl.  225  en  226. 

*)     I.  212,  246. 


word 
kend 
voor 

VOOl 

diei 

uit 

lin^ 

nie 

der 

ziti 

vo 
h€ 

V€ 

K 


C 

V 

o 


83 

Hierdoor  is  het  echter  nog  geenszins  overbodig  ge- 
worden, om  ook  aan  andere  zoodanige  afbeeldingen  be- 
kendheid te  geven,  want  ze  zijn  verre  van  gelijkvormig 
vooral  in  onderscheiden  tijden  en  plaatsen. 

N*.  1  der  plaat  is  van  1457  en  stelt  eene  Kamper  school 
voor.  Al  is  het  lokaal  zelf  daarbij  niet  te  zien ,   toch  ver- 
dient dat  kleine  teekeningetje  de  aandacht.  Het  is  genomen 
uit  het  H.  S.  getiteld:  „Digestum  vetas",   eene  verzame- 
ling van  keuren  der  stad  Kampen.     De  meester  zit  hier 
niet   zooals   later  in  een  soort  van  katheder,  en  de  kin- 
deren schijnen  althans  gedeeltelijk  niet  op  de  banken  te 
zitien,  maar  op  de  knieën  te  liggen.  (Vgl.    Bijdr.  I.  bl.  4.) 
N*.  2  behoort  niet  in  Overijssel  te  huis,  maar  verdient 
vooral   de  aandacht  wegens  het  ontbreken  van  de  plak, 
het    oude  zinnebeeld    der  schoolmeesterlijke  magt;   ze  is 
vervangen   door   eene  roede.    De  afbeelding  komt  voor 
op    den    titel   van   Boëtius,  de  consolatione  philosophiae 
Keulen  1497. 

N^  3  is  ontleend  aan  het  titelblad  van  Hakvoord^s 
Opregt  onderwijs  (boven  n'.  6),  Daar  dit  boekje  te  De- 
venter gedrukt,  maar  te  Zwolle  geschreven  werd,  is  het 
onzeker  tot  welke  der  beide  plaatsen  het  plaatje  behoort. 
N'.  4  vindt  men  op  den  titel  van  het  bekende  Haneboek 
(boven  n^  20).  Ik  weet  niet  of  vroegere  elders  versche- 
nen drukken  dezelfde  afbeelding  bevatten;  in  dit  geval 
heeft  geene  Deventer  school  tot  model  gediend. 

(Wordt  vervolgd.) 

V.    D. 


6* 


ZEGELS  VAN  DE  PROVINCIALE  SINODE  EN  VAN 
DE  CLASSES  IN  OVERIJSSEL. 


In  het  Kerkhistorisch  Archief,  dl.  I  blz.  443 
en  vlgg.,  plaatste  vroeger  de  heer  N.  C.  Kist  eene  rae- 
deeling  over  de  zegels  en  zinnebeelden  der  Nederlandsche 
Hervormde  kerken. 

De  zegels  van  de  provinciale  sinode  en  van  de  classes 
in  Overijssel  zal  men  daarin  echter  te  vergeefs  zoeken. 
Ook  deze  hebben  echter  bestaan  en  ik  wensch  daarom 
hier  mede  te  deelen,  wat  mij  dienaangaande  bleek. 

In  de  sinode  den  15'"  Juli  1622  te  Zwartsluis  gehou- 
den, werd  besloten  dat  de  credentiebrieven  van  de  af- 
gevaardigden ter  sinode ,  voortaan  met  een  zegel  zouden 
moeten  bekrachtigd  zijn,  waartoe  elke  classis  der  pro- 
vincie haar  eigen  zegel  zouden  hebben,  en  dat  het  sym- 
bolum  van  het  zegel  op  de  eerstkomende  sinode  ter  tafel 
zou  gebracht  worden,  om  daarvan  alsdan  kennis  te  ne- 
men en  het  aan  de  goedkeuring  der  vergadering  te  on- 
derwerpen. Tevens  werd  toen  in  overweging  gegeven, 
of  het  niet  raadzaam  zou  zijn ,  dat  ook  de  sinode  zelve 
een  zegel  bezat,  waarop  men  besloot  dat  in  deze  verga- 
dering een  zegel  der  sinode  «ou  worden  ontworpen. 

Op  't  eind  der  sinode  werd  dan  ook  besloten:  „Int 
besluyten  van  desen  synode  is  nae  den  art.  3  van  een 
zeghel  Synodi  Tranyssulaniae  gesproken  worden,  ende  fina- 
lycken    resolveert    dit    naevolghende :    voortaen    te   ghe- 


85 

bruycken :  Een  brannonde  Lainpe  op  een  boock,  cnde  sal 
classis  Campen  het  laten  maken." 

Den  17*°  December  1622  werd  in  eene  vergadering  der 
gedeputeerden  van  de  sinode  te  Zwolle,  vertoond:  ^het 
sigillum  van  den  synode,  classi  Carapensi  opgelecht  te 
maken,  hetwelck  den  aenstaenden  synodo  sal  overlevert 
worden." 

Sub  12  werd  den  17"*  Juni  1623  te  Deventer  in  de 
sinode  besloten:  „Nopende  't  geene  dat  in  tertio  membro 
des  derden  artickels  ge  resolveert  is,  van  dat  een  yder 
Classis  huius  Provinciae  zijn  eygen  segel  zoude  hebben, 
ende  ten  dien  eynde  een  yder  het  syne  op  deesen  Sy- 
nodum  inbrengen,  omme  besichticht  ende  geapprobeert 
te  worden,  so  ist,  dat  de  E.  Broderen  van  Zwolle  hyr 
over  gehoort  synde,  hebben  hyrover  tot  antwoort  ge- 
geven sulx  onnodich  te  syn ,  ende  noyt  als  een  gravamen 
om  ad  Synodum  te  brengen,  in  haren  Classe  voorgecomen 
te  zyn,  hebben  niettemin  aengenomen  sulcx  ad  classem 
te  refereeren,  ende  is  hyrop  van  den  E.  Synodo  goet- 
gevonden  darmet  te  supersedeeren  totten  Nationalem  Sy- 
nodum, blyvende  de  voorighe  acte  in  esse." 

Sub  13  werd  vermeld:  „Sal  sigillum  synodï^el  van  de 
E.  deputato  Synodi  ingebracht  worden.  Is  van  domino 
Paulo  Leonardo  gedaen." 

In  de  acta  der  Sinode,  den  1'"  Juni  1624  te  Kampen 
gehouden ,  leest  men  sub  6^  dat  besloten  is :  „de  acta 
des  voorgaenden  Synodi  syn  horleesen,  ende  is  op  het 
12*  artickel,  elckes  classis  scegel  gevordert,  ende  hebben 
ingebracht  het  classis  van  Deventer  litteram  n?  niet: 
novit  Dominus  qui  sint  sui.  Het  classis  van  Swolle 
eenen  openen  bibel  met:  Scrutamini  scripturas. 
Het  classis  van  Steenwijck  ende  Vollenhoo:  twee  handen 


86 

in   elkanderpn  met:   en  dextra  fides;   dewelcke  syn 
goetgevonden." 

Het  zegel  der  classis  van  Kampen  werd  in  de  verga- 
dering den  22  Juni  1625  te  Zwolle  gehouden,  overgelegd. 
We  lezen  sub  9^:  „de  broeders  der  classis  Campen  heb- 
ben volgents  den  6  artickel  haer  classicaal  zegel  inge- 
bracht 't  welck  is  een  geestelycken  ridder  met  dese  op- 
schrift: Die  wel  campt  word  ghecroont.  Dit  si- 
gellum  heeft  Synodus  geapprobeert." 

SAUVEGARDE 

In  het  vorige  deel  dezer  Bijdragen ,  blz.  283 ,  doet 
mjjn  mederedacteur  de  vraag,  naar  aanleiding  van  het 
verleenen  van  sauvegarde  aan  het  klooster  ter  Hunnep 
door  den  Graaf  van  Arenborg  in  1566,  of  het  plaatsen 
van  een  wapen  in  een  slot ,  klooster  of  huis  meer  plaats 
vond  om  aan  te  duiden,  dat  zoodanig  gebouw  stond 
onder  bescherming  van  den  vorst  of  heer,  wiens  wapen 
het  in  zijn  gebouw  of  poort  had  geplaatst;  tot  beant- 
ding  daarvan  kan  dienen,  dat  Hertog  Filips  van  Bour- 
gondie  den  19  December  1461  het  begijnhof  te  's  Her- 
togenbosch  in  zijn  bescherming  nam,  en  beval  aan  den 
Drossaard  van  Brabant  en  Limburg,  den  schout  van 
Antwerpen  en  's  Hertogenbosch  en  alle  andere  ambtena- 
ren in  het  land  van  Brabant,  om  het  te  beschermen. 
Voorts  machtigde  de  Hertog  do  oversten  van  dat  begijnhof, 
ten  bewijze  hiervan,    's  Hertogs   wapen  aan  te  brengen. 

Men  ziet  hier  dus  een  gelijk  geval ,  eveneens  voor  een 
geestcljjk  gesticht. 

N.    ü. 


JAN  ADRIAENSEN  LEEGHWATER  TE  KAMPEN.  1647. 


Uit  de  stedelijke  rekeningen  bleek  mij,  dat  de  stad 
Kampen  den  beroemden  molenmaker  en  ingenieur  Leegh- 
water  een  paar  malen  heeft  geraadpleegd,  en  wel  over 
het  recht  zetten  van  den  toren  der  boTonkerk  en  het 
maken  van  een  plan  voor  't  bouwen  van  eenen  nieuwen 
toren,  in  de  plaats  van  de  in  1646  afgebrande  kerk  en 
toren  van  het  Heiligen  Geest  Gasthuis. 

Omtrent  het  eerste  punt,  lezen  we  in  de  rekening 
van  1647: 

„Den  15  Martij  hebben  Gedeputeerden  met  Mr.  Jan  Ari- 
aentsen  Legewaeter  in  de  bouenkercke  ende  op  de  bouen 
tooren  geweest ,  om  te  besichtighen  de  gelegentheyt  ende 
het  ouergaen  van  den  tooren  ende  dat  op  middelen  mochte 
verdacht  worden  f  3 — 1 — ". 

d'  Ingenieur  Legewaeter,  wegens  consultaties  en  ya- 
catiën  alhyer  om  die  bouen  toorn,  vereert  f  60. — . 

Men  raadpleegde  toen  ook  den  Ingenieur  Nemant  van 
Zutphen  en  zekeren  Morlet,  en  bepaalde  zich  er  toen 
toe  om  de  klokken,  behalve  twee,  uit  den  toren  te  ne- 
men. Eerst  in  1689  word  de  toren  door  den  ingenieur 
mr.  Jan  de  Jonge  kunstig  recht  gezet. 

Betreffende  't  ontwerpen  van  een  plan  voor  een  nieuwen 
toren  door  Leeghwater,  vinden  we  aangeteekend  in  de 
rekening  van  1647: 

„Den  7  Meij  ande  secretaris  Hoff  getelt,  dertich  car, 
gulden  om  durch  syn  E.  ande  Ingenieur  Legewaeter  ge- 


88 

sonden  te  worden,  tot  een  recorapens  ofte  vereeringe 
voor  een  conterfeitsel  offte  model  van  een  toren  nieuws 
te  maken,     f  30. — ". 

De  Nieuwtoren,  waarvan  men  in  1649  de  fondamenten 
logde ,  is  echter  niet  naar  't  plan  van  Leeghwator  gebouwd. 

De  30  guldens  voor  zijn  ontwerp ,  werd  hem  toegelegd 
krachtens  volgende  raadsresolutie : 

,,Den  6"  Maij  1647. 

Hebben  Schepenen  ende  Raedt  de  Cameners  in  tem- 
pore geordonneert ,  om  aen  Jan  Adriaenz  Legewator, 
Ibgeniour  ende  Molenmaecker ,  te  doen  betaelen  dertich 
caroli  guldens,  wegens  het  maeicken  van  een  model  van 
een  toren". 

Volgens  het  Biographisch  Woordenboek  van  Van  der 
Aa,  zou  Leeghwater  in  1644  reeds  overleden  zijn.  De 
hier  door  mij  medegedeelde  feiten  bewijzen,  dat  hij  in 
1647  nog  in  leven  was. 

N.    ü. 


GEHARD  TER  BURG.    1651. 

,         „Martis  den  30  Decembris  1651. 

Wegents  offereren  van  dre  ende  twintich  prenten  van 
de  heeren  Plenipotentiaren ,  geweest  hebbende  ouer  de 
vredehandelinge  tot  Munster,  is  mr.  Ter  Borch  uit  het 
ouerschot  van  deser  stads  Camer  van  den  E.  Witten 
ende  Vreese,  begunstiget  met  hondert  car.  gl.  eens." 

Dus  leest  men  in  het  Resolutieboek  van  den  Raad  van 
Kampen. 

N.    ü. 


BÜDRAGE  TOT  DE  GESCHIEDENIS  VAN  TWENTHE. 

1581-1608. 


De  rekeningen  yan  Johan  Mulert  tot  Voorst,  Drost  van 
Twenthe,  van  1581  tot  1597  en  van  1605  tot  1610  van 
de  Spaansche  zijde,  leveren  op  eigenaardige  wijze  vele 
kleine  bijdragen  tot  de  geschiedenis  van  het  door  hem 
beheerde  kwartier  gedurende  een  tijdvak,  waarvan  zich 
de  geschiedenis  uit  haren  aard  niet  dan  moeijelijk  uit- 
voerig en  juist  beschrijven  laat. 

Terwijl  Zalland  reeds  bijna  geheel  door  de  Staten  ge- 
nomen was ,  bleef  Twenthe  nog  in  handen  der  Spanjaarden 
en  het  was  aan  den  Drost  opgedragen  de  belangen  van 
het  Hof  van  Madrid  waar  te  nemen,  hetgeen  aanleiding 
gaf  tot  vele  belangrijke  handelingen,  waarvan  in  zijne 
rekeningen,  aan  de  Rekenkamer  te  Maastricht  afgelegd, 
een  vrij  uitvoerig  verslag  te  vinden  is.  Zonder  dat  toch 
werd  menigmaal  een  post  in  zijne  rekening  geschrapt, 
als  niet  behoorlijk  omschreven  of  niet  met  voldoende  be- 
wijzen gestaafd. 

Daardoor  zijn  die  rekeningen  tegelijkertijd  een  soort 
van  dagboek,  dat  niet  zelden  gebeurtenissen  vermeldt, 
welke  elders  niet  geboekt  kunnen  zijn.  Ik  laat  voor  het 
oogenblik  alle  door  hem  genoemde  plakaten,  publikatien, 
enz.  achterwege,  omdat  daarvan  elders  gebruik  gemaakt 
zal   worden,    en  bepaal  mij  tot  de  overige  belangrijkste 

BIJDR.   IV.  7 


90 

posten,  vooreerst  uit  zijne  rekening  van  30  Mei  1581— 31 
Dec.  1586. 

Onder  de  uitgaven  op  fol.  XXIY  brengt  hij  een  post  van 
190  daler  en  6  stuiver  of  285  brabantsche  gulden  en 
6  st.,  welke  hij  betaald  had  aan  Joest  de  Yoecht  van  Rij- 
nevelt,  Hopman  over  twee  vendelen  Duitsche  knechten 
„herkomende  van  sekere  justicien,  soe  gemelte  Rijnevelt 
gedaan  int  jaer  LXXX  vnnd  jnt  beginsell  vant  jaer 
LXXXI,  eer  die  Drost  gecommitteert  was  totdenDrost- 
ampte  vnd  nijemant  het  voerss.  Amt  respiceerde.'' 

Voorts  had  hij  in  het  ontzet  en  daarna  in  het  beleg 
van  den  vijand  te  Goor  gevaceerd  16  dagen,  19  Julij 
tot  4  Aug.  LXXXI ,  en  zulks  niet  zonder  groote  kosten, 
moeite  en  perikel  „want  vermijtz  kranckheijtt  vnd  aff- 
sterven  des  Graven  Rennenberch  Stadtholder,  nijmant 
was,  die  op  het  genne  nodich  wass  ordre  stellen mochte, 
als  om  het  Crisvolck  willich  tho  maken,  vnnd  annder 
nodruft,  so  daer  van  doen  mij  proviande,  pioniers,  pul- 
ver, gescutt,  onderholt  voert  Crisfolck  etc.  als  blijckt  bij 
adtestatie  des  Raetsheren  van  Overjssell  Derich  van  Till 
jn  dato  den  xxiii  Junij  jnt  jaer  LXXXIX,  des  dages 
vier  Carolus  gulden  vermits  den  tijtt  nu  dubbelt  vnnd 
dree  dubbelt  duerder  js  als  jn  tijdt  der  voerdrosten, 
facit  LXim  £." 

De  Rekenkamer  reduceert  dien  post  tot  vier  ponden 
daags  van  40  gron.  vlaems  en  nog  zonder  consequentie. 

Fol.  XXV  v«.  In  het  voorjaar  van  1582  „Ruter  toe  Ghoer 
vnd  opt  huis  toe  Grimbergen"  van  de  Spaansche  zijde 
„geaccommodeerd." 

Bij  gelegenheid  dat  hij  de  justitiekosten  wegens  het 
onthoofden   van   eenen   misdadiger,   die  eene  vrouw  om 


91 

't  leven  had  gebragt ,  in  rekening  brengt ,  treft  men  deze 
kantteekening  van  de  Rekenkamer  aan: 

„Deze  Drost  wordt  belast  op  dit  poinct  ende  alle  andere, 
daer  straffe  vande  lijue  enden  confiscatie  van  goeden  valt, 
over  te  brengen  de  sententie ,  ende  wat  goeden,  haeffelick 
ofk  erffel. ,  den  gevanghenen  achtergelaten  heeft,  omme, 
daer  verboertenisse  ofte  confiscatie  van  goeden  valt,  de- 
zelue  tot  zijne  Ma**  profijte  te  appliceren  ende  berekenen. 

Den  Drost  seijt,  dat  in  zijn  district  ende  beuolen  am- 
bacht alle  sententien  criminele  alleen  door  hem  alleen 
werden  geraempt  ende  bij  den  scherprichter  gopronuncieert, 
Ende  dat  aldaer  geene  confiscatien  van  goeden  en  valt, 
ouermits,  soe  hij  seijt,  die  het  lijff  verboert,  genouch 
verliest,  mede  dat  aldaer  geene  confiscatie  en  valt. 

Loquitur  ten  bureele  ')  die  difficulteijt,  begrepen  in  dese 
gemoueerde  memorie,  sal  werden  geleden  bij  forme  van 
aduertissement ,  tot  dat  naer  die  reductie  ofte  reunie 
vande  resterende  Prouincien  hierop  naerder  informatie  sal 
moegen  genomen  werden ,  omme  naer  aduenant  van  dien 
vorder  ende  absolutelicken  hierinne  geordonneert  te  wer- 
den, soe  tot  dienst  van  heure  hoocheijden  sal  beuonden 
werden  to  behoeren,  daervan  hier  Memoria." 

De  rek.  is  bij  de  Kamer  ingekomen  op  9  Sept.  1589. 
De  kantteekening  spreekt  dan  ook  in  het  begin  van  dit 
art.  van  „sijn  Ma*."  Het  schrift  daarentegen  gelijkt  veel 
op  het  slot,  waarin  het  jaartal  1607  voorkomt,  en  mo- 
gelijk behoort  dat  gedeelte  van  die  kantteekening  ook  tot 
dezen  laatsten  tijd,  wegens  de  daarin  voorkomende  uit- 
drukking van:  „heure  hoocheijden." 

Het  punt  van  de  confiscatien  gaf  —  om  dit  hier  in  het 
voorbijgaan    aan   te  teekenen  —  in  het  laatst  van  1614 


')     Dat  wil  'zoggon:  de  Rekenkamer  merkt  hierop  aan. 


92 

ook  aanleiding  tot  geschil  tusschen  de  Rekenkamer  te 
Roermond  en  Otto  van  Egmond,  Drost  van  Zalland, 
welke  laatste  antwoordt,  dat  alleen  moordenaars  en  zelf- 
moordenaars ')  volgens  het  Landregt  van  Overijssel  Igf 
en  goed  verbeurden;  doch  ten  aanzien  der  goederen  van 
Rebellen,  „dat  die  Raetsheer  Dicrick  van  Thill  van  om- 
trent anno  81  lestleden  ettelijcke  jaeren  ontfanger  geweest 
is  van  de  geannoteerde  goederen  der  Rebellen  jn  Over- 
yssel,  dan  js  sommige  jaren  daernae,  jn  consideratie, 
dat  die  van  den  Lande  ')  te  Hove  remonstreeren ,  geen 
confiscatie  van  goederen  jnden  Lande  van  Overyssel  te 
plegen  plaets  te  hebben,  ende  andere  Redenen  daerbg 
gevoecht,  de  voorss  Annotatie  sedert  altyts  jn  stille  stant 
gebleven." 

Fol.  XXX.  ,,Noch  heft  die  Richter  van  oldensell  (den- 
keiyk  Herman  van  Hoevel)  denn  Drosten  tho  kennen 
gegeuen ,  we  datt  sijn  broeder  Heer  Wolter  van  Hoeuell, 
Prior  tho  Deuenter,  gekomen  was  Jnt  styfft  van  Munster 
vnnd  van  henn  verstaenn  eijnige  middele  thoe  weetenn, 
waermede  de  stadt  Deuenter  toe  reduceren  vnder  die 
gehoersamheyt  van  zijnn  Ma^  vnd  den  droste  begeerde 
daerop  tho  spreken,  alsoe  datt  die  Droste  hem  entegen 
gekomen  ter  Coppell  vnd  Asbeeck  jnt  stijfftvann  Munster 
vnnd  gemelten  prior  gehoertt  hebbende  in  presentia  des 
Drosten  Westerholt  vnnd  heer  van  Almeloe  geraetsAm 
benenden  syn  g.  daeruann  to  verstendigen ,  Derwegens 
is  den  Droste  inn  perzoen  getogenn  denn  vij  Martij  Af. 
LXXXIII  stilo  Nouo  nae  Groeninghen  bij  zyne  gen.  vnnd 
die  saeke  tho  kennen  gegeuen ,  diewelcke  gemelten  Prior 


')    Vgl.  Winhoff.  uitg.  Chalmot,  bL  230 ;  Racer  III.  288 ;  Bijdr.  III.  360. 
*)     Iets  verder  bezigt  h^  in  plaats  hiervan  „die  van  der  Lantschap 
oft  Ridderschap.** 


99 

seluest  begerende  tho  sprekenn,  Is  raijt  na  oldennzeell 
getagen  vnnd  denseluen  Prior  gesprakenn  omtrent  Sa- 
seloe  int  feit  ter  presentie  die  yoerss.  persoenen,  in 
alles  geuaceert  xx  dage  des  dages  vier  Carolus  guldenn 
Blijkende  by  adtestacie  des  Heeren  Stadtholder  Yerdugo 
jn  dato  den  x  Julij  jnt  jaer  LXXXIX  facit  LXXX  £." 

De  Rekenkamer  merkt  op  dezen  post  aan:  „Alzoe  dit 
zijn  vacatien,  geschiet  om  crijchszaeken ,  niet  gheméens 
hebbende  mette  oncosten  deser  Drostampts,  Transeat 
als  voren  fol.  XXV  verso  articulo  1*." 

Fol.  XXXI.  ,,Int  Jaer  LXXXIII  den  viii  maij  js  die 
Drost  dnrch  ordinancie  vnnd  beuell  des  Heeren  Stadt- 
holder Yerdngo  getogen  vann  Oldenzeell  op  Ghoervnnd 
vandaer  mitnemende  Conuoij  niet  sonder  groet  perikell 
vnd  geuaer  des  viandts  op  Rijssen  om  eijnige  Burge- 
meijsteren  der  stadt  Rijssenn  an  te  vangen,  vermitts  sij 
van  wegen  arer  Stadt  gesantenn  gescickett  vht  aren  Raett 
bijnnenn  vtrecht  sonder  voerweeten  ader  consent  van  zijn 
gen.  an  de  sich  seggende  staten,  geuaceert  viff  dage, 
des  dages  vier  Carolus  guldenn  blikende  bij  adtestatie 
des  Heeren  Statholders  Yerdugo  etc.  jn  dato  den  x  Julij 
jnt  jaer  LXXXIX  facit  XX  £" 

In  de  kantteekening  staat :  dat  men  eenige  burgemees- 
ters gevangen  wilde  nemen  „doer  dien  zij  mitten  vijant 
getracteert  hadden  buijten  Consent."  Onder  ontvangst 
fol.  XYII^*".  leest  men  dat  die  stad  twee  Burgemeesters 
naar  Utrecht  had  gezonden,  en  dat  de  zaak  afgemaakt 
is  met  eene  boete  van  214  gdgl.  8  st. 

Fol.  XXXY*«.  „Noch  js  die  Drost  vann  Twent  tot 
versoeck  van  wilen  Joan  baptista  van  Taxis,  ijnn  zijn 
leuen  overste  Leutenandtt  des  Billischen  Regiments,  vnnd 
als   gecommitteerde   des  Heerenn   Stadtholders  Yerdugo 


94 

etc.  verschenenn  vnd  getagen  vht  die  Twente  ijnn  Zallandt 
den  XXV  aprilis  jnt  jaer  LXXXV  mijt  gemelten  auersten 
Luetenant,  om  die  huijsen,  Boe  van  denn  viandt  inge- 
nomen, als  Rechteren  Raen  vnd  Schulenborch ,  wedder 
toe  reduceren  vnder  zijn  Ma%  diewelcke  het  Landt  van 
Twenth  vnd  sunst  ander  plaetzen,  onder  die  gehoer- 
saemheit  vann  zijnn  Ma*  zijnde,  zeer  beschadigen  vnd 
beroofden ,  Derwegen  Ruter  vnnd  knechte  versamelt  zijnde 
neffens  gemelten  ouersten  Taxis  vnd  Drost  van  Zallandtt, 
aldaer  ordinantie  gemaeckt  soe  vann  wagens  Pioniers 
Prouiande  voringe  vannt  gescutt  vnd  andere  prouisien, 
tot  der  zelue  belegeringe  dienende,  weshaluen  die  Drost 
vann  Twentt  tot  voldoeninge  der  voerss.  ordinancie  wed- 
der getagen  van  daer  op  Rijssen  Goer  Delden  vnd  01- 
denzel  tott  denn  zesten  Maij  jnt  selue  jaer  vnd  alsoe  in 
alles  geuaceertt  tweleff  dage  des  dages  vier  Carolus  gul- 
den. Blijkende  bij  adtestatie  des  Drosten  van  Zallandt 
jn  dato  den  tweden  Augusti  jnt  jaer  LXXXVII  facit 
XLVIII  £. 

Fol.  XXXVI*".  Den  Drost  vann  Twente  ijs  durch  des 
Heeren  Stadtholder  Verdugo  neffens  den  Drost  van  Zal- 
landtt verscreuen  zijn  gen.  entegenn  toe  koemen  op  Schu- 
lenborch ,  om  die  voerss.  Drosten  toe  spreken  vann  saeken, 
zijn  Ma'  deijnst  angaende  geuaceert  drije  dage,  des  da- 
ges  vier  carolus  gulden.  Blijkende  bij  zijnn  gen  Mijssiue 
jn  dato  den  xxx  Maij  jnt  zulue  jaer  etc. 

Fol.  XLIII'".  Noch  heft  die  Drost  van  Twente  sulffs 
vnnd  durch  sijnen  vulmechtigen  alle  Jaer  op  S"  Peter 
ad  cathedram  van  wegen  Co*  Ma"  bijnnen  de  stedenn 
Enschede  vnnd  Goer  den  Raedtt  helpenn  kesen,  Daer- 
auer  die  Drost  des  jaers  geuaceert  twee  dage,  sdages 
vier  Carolus  gulden  vnnd  die  volmachtiger  ock  twe  dage, 


95 

sdages  twee  Carolus  gulden  facit  in  die  yoerss.  ses  jaren 
XXX  £." 

Hem  en  zijnen  Yolmagtigen  worden  5  jaren  (1582 — 1586) 
gepasseerd  omdat  de  verkiezing  plaats  Yond  op  Petri, 
en  wel  hem  f  2  per  dag,  den  anderen  f  1. 

Fol.  XLIIII.  ,,Noch  hefft  die  Drost  van  Twente  tot 
dienst  van  zijn  Ma^  doer  versuick  des  Heeren  Stadthol-* 
ders  Yerdugo  in  verscheidenn  plaetzen  vnnd  mit  veele 
perzoenen  heimelicke  jntelligencien  vnd  correspondentien 
^eholdenn  ock  verscheidenn  perzoenen  vthgesandt  soe  om 
eijnige  plaetzenn  toe  Reduceeren  onder  die  gehorsamheit 
Tan  zijnn  Ma^  als  oock  om  dickwils  kondtschap  vnd  die 
^elegentheit  vann  den  viandt  soe  in  anslagen  als  anders 
thoe  weetenn ,  soe  wel  binnen  als  buten  Landes  Hetwelcke 
denn  Drost  alle  jaer  een  grots  gekostet,  daervan  niet 
gelegen  noch  oeck  dienlich  offte  mogelich  pertinente 
specificatie  offfce  documenten  bij  tho  brengen  vnd  hir  to 
stellen,  soe  well  vann  die  baden  daerto  gebmiket  als  an 
wat  perzoenen  vnd  jn  wat  platzen  dann  blijket  sulcks 
genoech  vht  diversche  Mijssiuen  des  voerss.  Stadtholders 

Verdugo,   hierbij  vertoont,  vnd,  alsoe  Zijnn  Ma"  Ricker 

• 

Js  den  drosten  daer  voer  alle  jaer  etwen  tho  toe  leggenn 
van  sodanighe  deijnsten  Moijten  vnnd  kostenn,  als  die 
Droste  ijs  an  zulcks  toe  missen,  vnnd  daermede  dan  die 
Drost  niet  geoersakett  en  woertt  sulcks  voertan  hinder- 
wegen  toe  laten  hetwelcke  nochtans  zeer  noedich  in  dusse 
tijdtt  stellet  die  Drost  tot  discretie  vann  die  Heeren  van 
die  Camer  wat  zij  dem  Drosten  daervoer  jn  dusse  sess 
Jaeren  willen  toe  staenn. 

Lo'.  hiervan  ten  Burele:  Alzoe  ghelgke  oncosten  niet 
en  mogen  gebracht  noch  geleden  worden  op  den  Drosten 
Rekeninghen  wordt  desen  text  alhier  doorslagen  zal  niet- 


96 

min  dese  Drost  daervan  zijn  yerzoeck  mogen  te  hoere 
doen  om  daervan  gerecompenseert  te  werden  vnij  te  con- 
tributien  oft  elders  zoe  hij  te  Raede  werdt." 

Uit   de   Rekening  van  1  Jan.  1587  tot  31  Dec.  1592. 

Fol.  LXXIIP».  „Die  Drost  van  Twenthe  heft  den  ix 
Februarij  jnt  jaer  LXXXVII  op  den  Lantdach  t  oldenzel 
gewest  vnnd  geuaciert  vier  daege  vnd  alsdoe  requireert 
vnnd  versocht  tot  dienst  van  zine  Ma^  dewijl  de  Stadt 
Deuenter  onder  die  gehoirsamheit  van  zine  Ma^  reduciert, 
to  trecken  nhae  Deuenter  omme  mit  den  Raet  aldaer 
vnnd  sunst  te  communiceren  vnnd  auiseren  middele,  die 
Steden  Campen  vnnd  Zwoll  van  gelicken  onder  die  ge- 
hoersaemheit  van  zijne  Ma^^  mochten  gebracht  worden, 
vnnd  middele,  waermede  die  Stadt  Deuenter  mochte  er- 
holden  wordden ,  daerouer  -  geuaciert  xvii  daege ,  ja  xxi 
daege  sdages  vier  Carolos  gulden,  blijckende  bij  de  at- 
testatie van  Lambertus  Budde,  Richter  van  Enschede, 
als  Landtschriver,  in  date  den  xiiii'"  Februarij  jnt  jaer 
XCI  facit  LXXVI  £. 

Fol.  LXXV.  Die  Droste  van  Twenthe  heft  den  achsten 
Aprilis  int  jaer  LXXXYII  gesandt  Lambertus  Budde, 
Richter  t'  Enschede ,  nae  Delden  omme  sich  vuith  namen 
des  Drosten  tot  conseruatie  van  zijne  Ma^  Hoicheit  vnnd 
gerechticheit  te  jnformeren  vnnd  gerichtlicke  kondtschaft 
te  nemen  van  den  Richter  van  Delden,  Derck  Ëngelkens, 
als  lange  jaeren  gedient  hebbende  voir  Schriuer  bij  den 
zaligen  Drosten  van  Twenthe  Goesen  van  Raesfeldt,  die 
olde,  vnnd  omtrent  dertich  jaren  Richter  thoe  Delden 
gewest,  whe  het  bij  tiden  des  voergh.  van  Raesfelt  mit 
den  gicht  van  zine  Ma^  broecken  in  de  Heerlicheit  Al- 
melo geholden,   ingelicken  die  geuangens,  soe  daar  ge- 


97 

apprehendiert  wordden,  vermits  Rotger  Torck  zu  voerhelm, 
tegenwoerdiger  besitter  yan  Almelo,  sich  daeijn  weige- 
rioh  laet  finden ,  als  blijcket  bij  het  Notariaet  schijn  Van 
Joan  Oelen  jn  dato  den  xx*°  Junij  jnt  jaer  LXXXYI 
vnnd  gerichtlioke  kundtschap  van  Derck  Engelkens,  Rich- 
ter van  Delden,  in  dato  den  Negeden  Aprilis  jnt  jaer 
LXXXVIJ,  jn  des  Drosten  Rekenonge  finij  lesten  De- 
cembris  jnt  jaer  LXXXYI  auergelecht,  Daerauer  geua- 
ciert  mit  vuijt  vnnd  intrecken  drije  dage  des  dages  twe 
Carolus  gulden  facit  VI  £" 

Het  gedeelte  der  vorige  Rekening  waarop  het  boven- 
staande slaat,  luidt  in  zijn  geheel: 

Fol.  XIX.  „Yann  almeloe  js  dusse  ses  jaeren  niett 
gekoemen  vnd  dat,  vermits  Rottger  Turch,  itzijger  be- 
sitter des  huses  almeloe,  den  Drosten  van  Twente  weij- 
gerich  is,  die  broekenn,  soe  sijnn  Ma^  aldaer  veruallen, 
toe  gijchtenn ,  seggende  hem  sulcks  nijett  toe  gebuerenn, 
dan,  soverre  die  Drost  vernemen  kan  durch  die  naest- 
gesetene  Richteren  ofl;e  anders,  Datt  in  der  heerlicheijt 
eijnige  broeckenn,  sijn  Ma^'  toebehoerende ,  veruallenn, 
liden  kann,  die  drost  dersuluen  jnvorderenn,  hetwelcke 
alsoe  onmogelich  vnnd  streckenn  weerdt  tot  groet  preiu- 
dicie  vnd  jnterest  vann  zijn  Ma^^,  tensij  daer  anders  jn 
verseen  woerdtt,  wandtt  sonder  twijfell  onder  zoe  eijnn 
gemeente,  daer  vele  schuire  bouenn  vnd  anders  zijn, 
veele  ondaden  geschien,  so  bij  gebreck  als  voerss.  on- 
dergeslagenn  wordenn,  och  inn  voirgaende  Rekeninge 
der  zaligen  Drosten  beuonden  sall  worden  alle  tijdt  wat 
gedaen  thoe  hebben  vnd  alsoe  blijcket  bij  der  Contscap 
des  Richters  van  Delden  hierbij  vertoont  jn  date  den  ne- 
genden Aprilis  An®  LXXXVIJ,  die  welcke  lange  jaeren 
den   Drosten   Raesfelt   voer  schriver  gedient  vnd  na  on- 


98 

geveerlich  dertich  gaeren  Richter  gewesenn:  dat  eenbe- 
sitter  Tan  Almeloe  sulcks  schuldich  is  weij  och  alle  ge- 
uangenenn  jn  handen  des  Drosten  tho  leueren,  daer 
nochtans  ter  Contrarie  bij  Rotger  Turch  js  verscheijdent- 
lich  gedaen  worden,  als  eendeels  blijcket  bij  het  Nota- 
riaetschinn  van  Joann  oelenn  jn  dato  den  xx  Junij  jnt 
jaer  LXXXVI  hirbij  vertoentt,  versuickt  de  Droste  we 
het  daermede  tot  consenia4ie  van  zin  Ma*  Hoech"  ge- 
holdenn  sall  wordenn,  als  oeck  mit  hetgene,  soe  der 
voerss.  Rotger  Turck  durch  geuanckenisse  sommigen  aff- 
gedrongen  hefït,  hem  tho  moten  geuen  eer  zij  hebben 
konnen  los  koemen  als  andere  Memorie. 

Lo^  hiervan  ten  Burele  zij  van  dit  article  gemaect 
extract  ende  gesonden  aen  Cancelier  ende  Raeden  van  zijne 
ma**  Raede  jn  Overijssel  ten  eijnde,  dat  zij  dese  camere 
aduerteren  van  zijne  ma**  gerechticheijt  Ende  breuken, 
vallende  binnen  desen  kerspel  Almelo  ende  wat  op  H  ver- 
souck  desser  droste  bij  tselue  article  tot  conseruatie  van 
zijne  Ma**  hooch  ende  gerechticheit  oirboirlicxst  zal  die- 
nen ghedaen  te  zijne. 

Lo'.  ten  bureele  ende  zij  gecommuniceert  aldaer  met- 
ten Drost ,  wat  men  tot  conseruatie  van  heure  hoocheijden 
recht,  hier  in  den  text  vermeit,  het  oirboerlicxst  sal  moegen 
doen,  tot  welcken  einde  mede  dienen  geexamineert  die  brie- 
ven van  Cancelier  ende  raeden  van  Oeuerjssel  aen  dese  Ca- 
mere geschreuen  in  dato  den  20*^"  Septemb.  1590  responsif 
op  de  voergaende  deser  Cameren,  mitsgaders  den  brief  aen 
Rutger  Turch  ambachtsheere  van  Almeloe  van  x  Nouemb. 
1590,  daerop  geen  antwordt  en  is  gekommen,  volgenn 
het  verclaeren  van  den  rendant,  dese  partije  zal  werden 
geleden  bij  memorie  in  regardt  van  den  Rendant,  Ende 
nietemin,   soe  bij  voergaende  rekeninge  van  Qoesen  van 


99 

Raesfelt,  voorsaet  in  oflBcio  van  den  voerss.  Rendant, 
claerlicken  blijckt,  dat  van  de  amenden,  gevallen  inde 
heerlickheijt  van  Almeloe,  behoerlicken  wordt  verant- 
wordt,  8oe  werdt  den  Rendant  expresselicken  geordon- 
neert ,  die  voerss.  erffgenamen  ende  besitters  van  de  voerss. 
ambachtsheerlicheit  van  Almeloo  daertoe  te  houden,  dat 
zij  oeuergeuen  jn  zijnen  handen  die  declaratie  van  de 
breucken,  geuallen  zedert  den  tijd  deser  rekeninghe,  tot 
welcken  einde  hem  zullen  geleuert  werdden  iteratiue 
briefüen  deser  Gamere  ende  duplicaet  van  de  brief,  van 
deselue  aen  de  voerss.  van*  Almeloe  geschreuen  desen 
angaende  den  x  Nouembris  XY'XC,  Ende,  ingeualle  uan 
uordere  vuijtstell  ofte  weijgeringhe  werd  den  voerss.  ren- 
dant wel  expresselick  geordonneert ,  tegens  dieselue  te 
procederen  ende  contenderen  tot  verbeurte  van  het  leen 
naer  gewoentelicke  maniere,  daertoe  den  rendant  zul- 
len werden  geadministreert  alle  ins  truc  tien  ende  titulen 
noedich. 

Zij  gedacht,  dat  van  de  amenden  dien  volgende  werde 
verantwoert  in  de  rekeninghe  van  desen  rendant  van  den 
Jaere  1608:  bij  briefüen  deser  Gamere  van  xiii  decemb. 
1607  is  dienaengaende  iteratiuelick  aende  douagiere  van 
Almeloe  geschreuen  ende  desen  rendant  die  briefüen  mede- 
gegeuen. 

Fol.  LXXIX  v«.  Die  Drost  van  Twenthe  heft  den  vijff- 
entwintichsten  Junij  int  jaer  LXXXVIJ  op  den  Lantdach 
t^  Oldensel  gewest  vnnd  geuaciert  drije  dage  des  dages 
vier  Garolus  guldens  vnnd  doemaels  tot  dienste  van  sijn 
Ma*  vnd  beuorderenge  van  Justitie  gerequiriert  vnnd  ver- 
socht  tho  trecken  an  den  Drost  van  Zallandt  vnnd  Bur- 
gemeisteren  vnnd  Raet  der  Stadt  Deuenter,  omme  te  com- 
municeren,   met    wat    middelen    men    parthien,    dewijle 


100 

daeruan  groete  clachte  kommen  tot  expeditie  yan  Ju8- 
ticie  mochte  helpen  nan  saecken,  in  claronge  beroepen, 
waer  sijn  Ma^  oijck  wiegen  dersnlnen  broeken  ten  hoich- 
sten  ahn  gelegen  js ,  jnsunderheit  mit  den  Riddermatigen, 
die  anders  nergentz  convenibell,  geuaciert  seuen  dage, 
des  daechs  vier  Carolus  gulden,  blijckende  bij  de  attes- 
tatie van  Lambertus  Bndde,  Richter  t'  Enschede,  als 
Landtschriver  in  date  den  xiiii  Februarij  jnt  jaer  XCI 
facit  VI  ^. 

Lo'  ten  bureele.  Wort  alhier  geleden  die  vacatien  jn 
loco  residentie  tot  IJ  £  daechs,  ende  die  andere  boijten 
slantz  ter  requisitie  van  der  Lantschap  geroijeert  onder 
soufi&anees." 

Aan  de  andere  zijde  van  den  zoo  even  afgeschreven 
post:  „Sauffrance  van  zess  maenden  voor  XXVIII  £." 

„Die  Drost  van  Twenthe  heft  uith  benei  des  Heereii 
Stadtholders  Verdugo  doen  accommodieren  vund  vnder- 
brengen  twie  veenlein  welsche  knechte  een  binnen  Oeth- 
mersum  vnnd  een  binnen  Enschede,  Daerauer  geuaciert 
vier  dage,  des  dages  vier  Carolus  gulden,  blijckende  bij 
des  voergh.  Heeren  Stadtholders  missiue  in  dato  den  jer- 
sten  JuUj  int  jaer  LXXXVn  facit  XVI  £. 

Fol.  LXXXII'*'.  Die  Drost  van  Twenthe  heft  den  Ne- 
geden  Septembris  jnt  Jaer  tachtentich  seven  ontfangen 
van.  den  Heeren  Stadtholder  Verdugo  seker  beuelschri- 
uendt,  dat  die  viandt  sich  vergaderde  omtrent  Zwoll, 
besorgende  deselue  in  Twenth  mocht  jnfallen,  dat  die  Drost 
daeran  die  Buiren  daer  tho  holden  sal,  om  haer  gewas 
in  de  Steden  to  brengen,  jngelicken  die  Edelluiden  tho 
adverteren  haer  huiseren  wall  to  bewaeren,  derwiègen 
sulcx  inden  Gerichte  Oldenzel  Oetmersum  Redingen  En- 
schede  Delden   Borne  vnnd  Almelo  bij  kerckenspraecke 


101 

doen  beuelen  Jngelicken  ande  Ëdeluijde  huiseren,  als 
Soesfeldt,  Welvelde,  Hengelo,  stelt  daeruoer  alhier  thin 
bladen,  jeder  blat  oierdehaluen  stuuer,  want  het  stoff 
nu  daer,  blijckende  bij  de  missiue  des  yoerss.  Heeren  Stadt- 
holders,  datert  den  Soeueden  Septembris  int  jaer  LXXXYII 
facit  I  £. 

Die  Droste  yan  Twenthe  heft  den  seuenden  Octobris 
jnt  jaer  LXXXYIIJ  op  den  Landtdach  t  Oldensel  ge- 
west ynd  geuaciert  drije  dage  ynnd  als  doen  requiriert 
wordden ,  tot  dienst  yan  z^ne  Ma^  ynnd  beter  yorderonge 
yan  Justitie  toe  trecken  mit  den  Drost  yan  Zallant,  Otto  uan 
Egmont  ynnd  Johan  yan  Steenwick  an  den  Heeren  Stadt- 
holder  Yerdugo,  dhomaels  to  Couorden  sijnde,  geuaciert 
seuen  dage  ynnd  alsdoen  yan  gelicken  gerequiriert  om 
to  trecken  ahn  zin  Al***,  de  Hertoch  yan  Parma,  om  bij 
sijn  Al^  tho  remonstreren  solliciteren  ynnd  beuorderen 
tot  dienste  yan  zine  Ma^  approbatie  yan  zeekere  articulen, 
so  bij  de  Landtschap,  met  yoergaende  communicatie  des 
Heeren  Stadtholders  Yerdugo,  concipiert  ynnd  auercom- 
men,  om,  geduirende  die  demembratie  yan  Ridderschap 
ynd  steden  yan  Ouerjssell,  parthien  soe  yoell  moegelick 
clageloes  to  stellen  ynnd  tot  expeditie  yan  Justitie  te 
mogen  helpen  wiegen  saecken  yair  die  hooge  banck  ynnd 
indes  Heeren  Claronge  huirende,  dairahn  dan  sine  Ma^ 
ten  hoichsten  mede  angelegen  wiegen  desseluen  broecken 
ynnd  amenden,  sunderlinge  met  denn  Riddermaetigen , 
die  anders  nergentz  conyenibel,  oijck  wegen  andere  sijne 
Ma^  broecken ,  soe  yan  de  lege  bancken  appelliert  worden, 
ende  alsoe  by  gebreck  ongestraffet  blyyen ,  ynnd  jmmid- 
dels  hen  sternen  by  gebreck  yan  Claronge  tot  groet 
naedeel  ynnd  preiudicie  yan  s^n  Ma^  hoicheit  ynnd  ge- 
rechticheit,  oick  naedeel  yan  Justitie  ynnd  Jnteressierden 


102 

parthien,  als  van  gelicken  thoe  Remonsteron  vnnd  ahn 
tho  holden,  het  ampt  Clomenschatte  wedder  ahn  het 
Drostampt  vnnd  Rentampt  Zallant  mochte  appliciert  word- 
den vnnd  anders ,  vuijtgetaegen  van  Oldensel  den  twieden 
Decemhris  jnt  Jaer  LXXXVIJ  vnnd,  dewijle  het  sheer 
geuaerlick  vnnd  ohnuelich,  deur  Suerlant  omme  getagen 
vnnd  toe  Audemach  auer  den  Rhijn  vnnd  van  daer  op 
Bruissel,  alwhaer  sijn  Al'*'  niet  vindende  getaegen  op 
Antwerpen,  van  daer  denseluen  geuolght  op  Gent,  vnnd, 
alsoe  deselue  nhiemandt  van  den  Raeth  bij  sich  hadde 
anders  als  den  Secretarius  Cosmo,  hebbe  moeten  wachten 
bes  den  Heer  President  Richardot  van  Brugge  mit  den 
Secretarius  Moriensart  tho  Gent  angekomen  vnnd  alzoe 
sin  Alt*"  etlicke  daege  daernae  van  Gent  op  Bruissel 
vertaegen,  all  voir  een  resolution  thebben  sijn  met  den- 
seluen getaegen  op  Brussell  vnnd  van  daer  den  elfften 
Aprilis  jnt  jaer  LXXXVIII  weder  t'  Oldensell  angeco- 
men,  maekt  bouen  opgh.  thin  dage  hundert  een  vnnd 
dertich  daege  des  daeges  vier  Carolus  gulden,  vnnd  waer 
den  Drost  nicht  gelegen  om  thijn  carolus  guldens  sdaeges 
soe  een  geuaerlichen  moijelicken  reijse  int  herte  vanden 
winter  wedder  te  doen,  blijckende  bij  de  attestatie  van 
Lambertus  Budde  Richter  t'  Enschede,  als  Landtschriver, 
datiert  den  xiiii»°  Februarij  jnt  jaer  XCI  facit  V^XXXIIU  C. 

Lo'  ten  bureele.  Bij  deliberatie  derseluer  so  wor- 
den alhier  geleden  voor  drije  dagen  vacatien  tot  oldenzeel 
gedaen ,  plaetze  van  zijne  residentie  tegens  II  ^.  's  daechs 
tot  YI  £.,  ende  die  andere  zeuen  daegen  buijten  zijne 
residentie  tegens  HIJ  £.  sdaechs  tot  XXVIIJ  £. ,  dien- 
volgende  dwijtgetogen  somme  gerecht  op  XXXII II  ^. 

Dan  op  de  verdere  geeijschte  vacatien,  tot  requisitie 
van  de  Lantschap  met  communicatie  vandon  Heere  Stadt- 


103 

holder  Verdugo  gedaen,  jnden  texte  angetogen,  Bij 
faulte  van  blijcken  van  Commissie  ende  jnstmctie  van 
den  heere  Verdugo,  ende  omme  verdere  redenen,  hier- 
voren  folio  LXXIIJ  (of  dergelijke  vacatien  te  voren  al- 
tijd ten  laste  des  konings  waren  gebragt?)  worden  dieselue 
verdere  vacatien  alhijer  doorslagen  nochtans  met  Souffrance 
van  zesse  maenden  als  -aldaer.  Dien  volgende  js  vuijtge- 
togen  somme  gerecht. 

Souffrance  van  zess  maenden  voer  HIJ*  XCIIIJ  £." 

FoL  LXXXVIJ.  9  Mei  1588  Joan  van  den  Cloester 
toe  Hauerhorst,  Drost  van  Yollenhove,  namelijk  van 
de  Spaansche  zijde. 

Fol.  LXXXVIIJ^<»  en  LXXXIX.  In  de  laatste  dagen 
van  Mei  1588  onderzoekt  die  Drost  op  last  van  den  Stadh. 
Verdugo  of  het  waar  was,  dat  Hendrik  Schroots  met  de 
zijnen,  als  gevolmagtigde  van  Adriaen  van  Rheede,  ge- 
weigerd had  gamisoen  van  Z.  M.  op  't  huis  Saasfeld  in 
te  nemen. 

Fol.  XC"".  „Die  Drost  van  Twenthe  heft  een  schry- 
vendt  van  den  hoeren  Stadtholder  Verdugo  ontfangen, 
inholdende,  dat  die  huisluiden  des  Landes  Twenthe  die 
wapenen  nemen  sollen,  om  neffens  sine  Ma^  Ruijteren 
vnnd  knechten  to  resisteren  tegens  den  viandt,  derwiegen 
die  Buijren  van  de  Gerichten  Oldenzel,  Othmersum,  Ke- 
dingen ,  Enschede ,  Delden  vnd  Bome  gemonstert  ende  op 
gewheer  gesath,  Daerauer  geuaciert  jnth  hen  vnd  wed- 
der trecken  acht  dage,  des  dages  vier  Carolus  gulden, 
blijkende  bij  des  voergh.  Heeren  Stadtholders  missiue,  da- 
tiert  den  iij«  Junij  jnt  jaer  LXXXVIIJ  facit  XXXII  £. 

Fol.  CVUI.  Die  Drost  van  Twenthe  heft  den  xvi  Fe- 
bruarij  int  jaer  LXXXIX  vanden  Heeren  Reckemeijster 
Grammeij  ontfangen  secker  missiue ,  waerbij  geuoecht  een 


104 

schrijuent  ande  wedtfrauwe  vnnd  Erffgh.  van  salige  Gos- 
wijn  van  Raesfeldt,  die  Junge,  omme  an  deselue  Yoirt 
to  bestellen,  omme  gemelten  Raesfeltz  leste  Reckeninge 
auer  te  geuen,  Als(o)  heft  die  Droste  dselue  missiue 
voert  gesandt  bes  ten  Ruitenberch,  daer  voergh.  wedt- 
firauw  henr  wonneplaetze ,  sijn  uijff  milen  yan  Oldensel, 
settet  daer  Yoir  albijr  xxxv  stuver ,  blijckende  bij  de  mis- 
siue des  voergh.  Rekemrs,  datiert  den  ix  Februari)  jnt 
jaer  LXXXIX  facit  I  £  XV  st. 

Fol.  CVIIJ^*».  Die  Drost  van  Twenthe  heft  van  den 
Heeren  Stadtholder  Yerdugo  secker  missiue  ontfangen, 
daer  dselue  den  Drost  onder  anderen  is  beuellende,  die 
huisluiden  sins  beuaellen  Ampts  inde  waepenen  tho 
stellen  vnd  die  beqaemsten  daruan  in  Enschede  vnnd 
Othmersum  in  gamisoen  tleggen,  vermitz  die  viandt 
voirhanden  vnnd  ein  anslach  op  eenige  platzen  in  Twenth 
hadde,  derwiegen  die  huijsluiden  vant  Gericht  Oldenzel 
Othmersum  Kedinge  Enschede  Delden  Bome  vnnd  Al- 
meloe  gemonstert,  daerauer  geuaciert  int  hen  vnnd  wed- 
der trecken  acht  dage,  des  daeges  vier  Carolus  gulden, 
blickende  bij  des  voergh.  Stadtholders  missiue,  datiert  den 
ij«»  Martij  jnt  jaer  LXXXIX  facit  XXXII  £. 

Fol.  CVIIIJ^^  Die  Drost  van  Twenthe  hefk  van  den 
Heeren  Reckenmeister  Grammeij  ontfangen  seckere  mis- 
siue ,  daerbij  den  Drost  toegesant  Copie  van  de  leste  Rec- 
kenonge  van  wijlen  Goswin  van  Raesfelt  die  Junge, 
groet  zinde  drij  vnnd  dertich  blaederen,  daer  voer 
heer  Reckenmrs.  Klerck  gegeuen  uier  Carolus  gulden 
blijckende  bij  de  missiue  des  voergh.  Heeren  Rekenmrs. 
Grammey  datiert  den  naegstlesten  Martij  int  jaar  LXXXIX 
facit  IIII  £. 

Fol.  CXXI.    Die  Drost  van  Twenthe  heft  den  xxxi  Oc- 


105 

tobris  int  jaer  LXXXIX  ontfangen  seeckere  missiueyan 
den  Heeren  Stadtholder  Yerdugo  omme  die  hoijsluijden 
in  waepenen  tho  stellen  vnd  jnsunderheit  die  gedient 
hebben  offte  met  waepenen  weten  onune  to  gaen,  omme 
binnen  Oldensel  in  tijdt  yan  noot  to  leggen  derwiegen 
die  yhant  Gerichte  Oldensell ,  Ottmersum ,  Redingen,  En- 
schede, Delden,  Bome  gemonstert,  daer  auer  geuaciert 
mit  hen  ynd  weddertrecken  acht  dage,  des  dachs  yeer 
Carolus  gulden,  blijckende  bij  de  missiue  des  yoergh. 
Heeren  Stadtholders ,  datiert  den  xyi""  Octobris  int  Jaer 
LXXXIX  facit  XXXTT  £. 

Fol.  CXXIX.  Die  Drost  yan  Twenthe  heft  ontfangen 
yanden  Heeren  Stadtholder  Yerdugo  seeckere  missiue, 
om  sich  t'informeren  summige  yan  Adell  ynnd  andere, 
als  Hoeuel,  Beuerfoerde,  Ripperda,  die  huisfraue  yan 
Baesfelt ,  die  Drostinne  bij  Goer  ynnd  anderen ,  soe  sun- 
der  sin  G.  consent  daegelix  nae  die  yiandts  plaetzen, 
als  Hollandt,  Zwoll,  Campen,  Lochum,  trecken  ynnd 
daemhae  sijn  G.  aduerteren,  Oijck  dien  Lieutenant  Oc- 
kinga  alle  assistentie  tdoen  tot  reparatie  der  Schansen 
Goer,  Der  wegen  die  Drost  nae  Goer  getaegen,  ynnd  sick 
daer  jnformiert  yan  die  daeromtrent  woenen  ende  daer- 
nae  getagen  op  Delden,  omme  sich  yan  die  ghenne,  soe 
omtrent  Delden  geseten  t'informeren,  ynd  Goer  doen 
repareren ,  ynnd  den  Heeren  Stadtholder  yan  syn  wedder- 
uaren  geschreuen  ende  die  jnformationes  toegesant,  in 
alles  geuacirt  thin  daege,  des  daechs  yier  Carolus  gul- 
den, blijckende  bij  des  yoergh.  Heeren  Stadtholders  mis- 
siue,  datiert  den  jersten  Maij  int  jaer  XC  facit  XL  £. 

Lo'.  ten  bureele.  Bij  deliberatie  derseluer  alhier  door- 
slagen, als  debuoir  yan  den  Rendantz  officie. 

Pol.  CXXXIJ.    Die  Drost  yan  Twenthe  heft  den  xxiiij 

BUDR.  ly.  8 


106 

Juny  int  jaer  XC  ontfangen  van  den  Heeren  Stadtholder 
Verdugo  seckere  Missiue ,  waer  jnne  sijn  G.  den  Drosten 
beuolen,  sick  neffens  die  van  sijne  Ma^  Raet.coniunctim 
tUnformeren,  wiegen  dat  dree  Borgemeisteren  yan  01- 
densel  sollen  gesecht  hebben  tegens  malcanderen :  die 
Spaingarts,  soe  daer  binnen  laegen,  den  hals  aff  to  snij- 
den ,  ynnd  daernae  den  Yiant  toe  sick  toe  laeten  comen. 
Daerop  die  Drost  neffens  die  van  den  Raet  geuaciertses 
dage  des  daechs  vier  Carolus  gulden,  blijkende  bij  de 
Missiue  des  Heeren  Stadtholders ,  datiert  den  xix  Junij 
int  jaer  XC ,  vnnd  attestatie  des  GriflSers  van  Ouerjssel, 
datiert  den  lesten  Februari)  int  jaer  XCI  facit  XXUIJ  £. 

Lo'.  ten  bureele.    Geroijiert  als  voren. 

Fol.  CXXXV^o.  Die  Drost  van  Twenthe  heft  den  xxx 
Januari)  int  jaer  XCI  van  Herman  van  Westerholi  ter 
Coppele  een  missiue  gekregen ,  waerinne  dselue  den  Dros- 
ten aduertiert,  woe  dat  die  Graeff  van  HoUach  starck 
int  Stift  van  Munster  jngetogen,  vnd  to  besorgen  int 
wedderomme  trecken  durch  die  Twenthe  sin  pas  nhemen 
mocht,  derwiegen  gude  kondtschap  ende  toesicht  to  halden, 
Die  bodde  des  nachts  bi  den  Drosten  gebleuen,  inetten 
vnnd  drincken  vnderholden,  stellet  daeruoer  alhier  nef- 
fens eenen  gegeuenen  drinckpenninck  xxiiii  st.,  blijckende 
bi)  de  Missiue  Hermans  van  Westerholt  voergh,  datiert 
den  xxix  Januarij  int  jaer  XCI  facit  I  £  HIJ  St 

Fol.  CXXXIX.  Die  Drost  van  Twenthe  heft  den  sesten 
Maij  int  jaer  XCI,  dewijle  het  Geruchte  waer,  dat  die  viant 
in  Stifft  Munster  een  Loopplatz  genommen,  geschreuen 
vnnd  een  badde  gesandt  an  Johan  Olthuis  ter  Welberch  om 
daervan  kondtschap  te  hebben ,  Daermedde  die  Droste  die 
Luijde  in  Twenthe  bij  tijde  mochte  waeruen,  sijn  drije 
mijlen,   den   baeden  betaelt  voir  jeder  mijle  ses  stuuer, 


107 

vnnd,  alsoe  loan  Olthuiss  alsdoen  nicht  bij  huijs,  is  der 
bodde  Bunder  antwoirt  wedderkommen  vnnd  heft  voergh. 
Olthuijs  op  den  xii  Maij  int  jaer  XCI  wedder  tho  huijs 
komende  den  Drosten  antwoirt  geschreuen  bij  sinen  jungen, 
denseluen  des  nachtes  sich  bij  den  Drosten  erholden  in 
cost  ende  dranck,  stellet  dairvoir  alhier  achtien  stuuer 
blickende  bij  noergh.  Olthuis  sijn  missiue,  datiert  den 
xü  Maij  int  jaer  XCI  facit  I  ü  XVI  St. 

Fol.  CXXXX.  Die  Drost  van  Twenthe  heft  den  x*» 
Junij  int  jaer  XCI ,  als  viandt  voer  Deuenter  lach,  dewijle 
tijdonge,  dat  Ruiter  tot  behoeff  des  viandts  vuijt  het 
Landt  to  Brunswich  voirhanden,  derwiegen  omme  daer- 
van  kondtschap  thebben  gesandt  ende  geschreuen  ahn 
Herman  van  Westerholt  ter  Coppele  in  Stifft  Munster, 
om,  soe  sulx  whaer,  die  Luijde  jn  Twenthe  tewaernen, 
sindt  uier  mijlen,  voir  jeder  mijle  den  badden  ses  stui- 
uers,  blickende  bij  de  missiue  van  Herman  van  Wester- 
holt datiert  den  x'°  Junij  int  jaer  XCI  facit  I  £  HIJ  st. 

Fol.  CXXXXvo.  Die  Drost  van  Twenthe  heft  van  den 
Hoeren  Stadtholder  een  missiue  ontfangen ,  waerinne  sijn 
G.  den  Drosten  beuelen,  dewijle  sijn  Al*^  met  het  Leger 
voirhanden,  in  allen  plaetzen  sijns  beuolen  Ampts  te  doen 
backen  vnnd  brauwen  tot  sulcker  qualiteit,  als  vmmer 
mogelick,  Als(o)  heft  die  Droste  nhae  sijn  G.  beuell  om 
sulx  int  werck  te  stellen,  anden  Richter  samt  Borgemrs 
tOldenzael  Richter  vnnd  Borgemeisteren  t^Othmersum, 
Èichter  van  Redingen,  Richter  vnnd  Borgemeisteren  t'Ën- 
schede ,  Richter  vnnd  Borgemeisteren  toe  Delden ,  Richter 
vnnd  Borgemeisteren  tAlmelo,  Richter  to  Bome,  Bor- 
gemeisteren to  Goer  vnnd  Rijsen  beuolen  unnd  geschre- 
uen, jeder  een  blat  groot  zinde,  stellet  daeruoir  alhir 
voir  jeder  blat  soe  voirschriueli  als  voir  papijr,  want  het 

8* 


108 

stoff  nhae  deur,  vierdehalue  stuuer,  blickende  bij  de  mis- 
siue  des  Yoergh.  Heeren  Stadtholders ,  datiert  den  xiiii 
Junij  int  jaer  XCI  facit  I  £  XI^  st.  (Veranderd  in 
:^Vm  6t.) 

Fol.  CXXXXI.  De  Droste  van  Twenthe  hefft  van 
den  Heeren  Stadtholder  Yerdugo  ontfangen  noch  een  mis- 
siue,  waerjnne  sin  G.  den  Drosten  beuolen  tselue,  whe 
in  den  naegest  Yoergaenden  Articul  verhaelt,  blijckende  bij 
de  missiue  des  voergh.  heeren  Stadtholders  datiert  den 
xviij  lunij  int  jaer  XCI  facit  I  gl.  XI^  st.'  (Veranderd  in 
XVIII  st.) 

Fol.  CXXXXI^o.  Die  Drost  van  Twenthe  is  van  Graeff 
Herman  van  den  Berge,  als  in  absentie  des  Heeren 
Verdugo  Stadtholder  Commanderende,  verschreuen  bij  syn 
G..te  Couoerden  te  commen,  vmme  met  den  Drost  in 
saecken,  sijne  Ma\  dienst  angaende,  te  sprecken,  Al8(o) 
heft  die  Drost  bij  sijn  G.  te  Couoerden  getaegen,  daer- 
auer  vaciert  drije  daege,  des  daechs  vier  Carolus  gulden, 
blickende  bij  sijn  G.  missiue ,  datiert  den  xvii  Decembris 
int  jaer  XCI  facit  XII  £. 

Fol.  CXXXXVIvo.  Die  Drost  van  Twenthe  heft  van 
den  Heeren  Stadtholder  Verdugo  schrijuent  ontfangen 
wiegen  dat  die  Borgemeisteren  van  Oldensel  sekere  steen 
gesadt  mit  heur  stadt  waepen  daerop  gehouwen  buijten 
haere  bepalerie,  oft  wigbolt,  op  heur  eigener  authoriteit, 
vnnd,  alsoe  hetselue  was  streckende  tegens  d'authoriteit 
van  sijn  Ma^,  derwiegen  den  Drosten  beuolen,  dselue 
steenen  nedder  te  werpen ,  daerauer  geuaciert ,  soe  in  de 
jnformatie  te  nhemen  als  met  Cancelier  vnnd  Raet  in 
Ouerjssel  vnnd  Rentmeister  van  Twenthe  to  communice- 
ren ,  als  int  nedderwerpen  vnnd  en  twie  slaen  der  steenen, 
elfT  dage,  des  daechs  vier  Carolus  guldens,  blickende bjj 


109 

de  Missiue  des  Heeren  Stadtholders  datiert  den  xi  Junij 
int  jaer  XCIJ  ynnd  attestatie  des  Greffiers  in  Ouerjssel 
datiert  den  vij  Martij  int  jaer  VIc  facit  XLIIII  £.  (Ver- 
and.  in  XXII  £.) 

Fol.  CLIJ.  Die  Drost  van  Twenthe  heft  den  xxxi  Ja- 
nuari) int  jaer  XCI  bij  den  bodde ,  soe  Herman  van  Wes- 
terholte an  den  Drost  den  xxx  voerss.  Maent  vnd  jaer 
gesadt,  Daervan  fol"  CXXXV  verso  art.  1®.  gemeldet, 
wedder  toe  rugge  geschrenen  aen  Westerholte.  vnd  van 
denseluen  begeert,  wat  ehr  van  des  viandes  aenslege  ver- 
nhemmen  konde ,  den  Drosten  sulckes  wolde  verstendigen. 
Daerop  die  Droste  van  Twenthe  wedder  ter  antwoirdt  be- 
commen  durch  een  expressen  bodden  de  gelegentheit  des 
viants ,  als  dat  de  Graue  van  Hollach  vnnd  anerstein  onder 
sich  onennich  geworden,  vnnd  der  van  Onersteijn  mit 
enich  volck  toe  rugge  wedder  nae  sijn  quartier  getogen, 
Der  van  Hollach  vnnd  Graeff  van  Nassauw  auerst  op 
grenen  getogen,  Den  bodden  des  nachts  bij  den  Drosten 
sich  erholden  in  kost  vnnd  dranck ,  stellet  daemoer  nef- 
fens  eenen  gegeuenen  drinckpenninck  xxiii  st.,  vnnd  is 
der  Ooppele  vier  milen  van  Oldenzael,  blickende  bij  de 
Missiue  des  van  Westerholte  voerss.,  Datiert  den  vierden 
Februarij  int  jaer  XCI ,  facit  I  £  IIII  st." 

Fol.  ChlUyo,  De  Drost  helpt  weder  elk  jaar  op  Petri 
den  Raad  te  Enschede  en  Goor  kiezen. 

Uit  de  derde  Rek.  van  1  Jan.  1593  tot  23   October 
1597  //tijde  van  het  verliesen  vande  steden  ouer 

den   Rhijn." 

Fol.  LXIIIJ.  Item,  alsoe  der  Welgeboiren  Heer  Graeff 
Frederick  van  den  Berge  den  viij  Septembris  int  jaer 
XCIU  met  sijn  MaS  veltleger  vnnd  geschut  vanden  Rhijn 


110 

gecommen  vnnd,  op  gemelten  dach  daermedde  verbij  01- 
densell  treckende,  Yoir  het  huis  Saesfelt,  hetwelcke  met 
viants  gamisoen  besat,  is  gecommen  Tnnd  sulcxjngeno- 
men,  vnnd  yandair  voir  de  Stadt  OthmersBum  getagen, 
oick  met  viants  garnisoen  besath,  vnnd  beschoten  sijn- 
de  jngenommen ,  heft  die  Drost  van  Twenthe  met  sijn  G. 
getaegen  nae  die  beijde  plaetzen,  in  sijn  beuolen  ampt 
gelegen-,  om  d'selue  sijn  G.  te  assisteren  met  wagens 
pionners  vnnd  wat  sunst  sijn  G.  hem  Drost  tot  dienst 
van  zine  Ma*,  geliefde  te  beuelen ,  als  oick  nae  innemonge 
gemelter  Stadt  die  Magistraet  tó  veranderen  vnnddselue 
neffens  die  Burger  wedder  in  den  Ehet  van  sijne  Ma*,  to 
brengen  vnnd  die  bresse  doen  reparieren,  daerauer  ge- 
uaciert  acht  ^age  des  daechs  vier  Carolus  gulden,  blgc- 
kende  bij  de  attestaiie  van  Otto  van  Egmondt,  Drost 
Slants  van  Zallant,  datiert  den  xxiii  Septembris  jntjaer 
XCIII,   facit  XXXII  gl. 

Fol.  LXV'o,  Die  Drost  van  Twenthe  is  in  opgemelte 
missiue  van  den  Heeren  Stadtholder  Verdugo  (15  Oct. 
1593)  oijck  beualen  vnnd  toegeschreuen ,  dat  sich  etlick 
krigsuolck  erholde  in  Twenthe ,  ranconnerende  dat  Lant, 
vnnd  sich  des  nachtes  vertegen  binnen  dat  Stedeken  Del- 
den,  dat  die  Droste  dsuluen  glijch  solde  vermaeüen  wie- 
gen gemeltes  Stadtholders ,  om  sich  weder  bij  oer  venlen  to 
verfuegen ,  vnnd ,  bij  mangel  sulcx  nicht  geschoege,  solde 
die  Droste  den  huisluiden  die  waepenen  in  die  handt  ge- 
nen ,  vnnd  van  daer  drijuen ,  ofte  wolde  sick  des  bij  man- 
gel anden  Drost  verhaelen ,  Als(o)  is  die  Drost  den  xxi*" 
Octobris  jnt  jaer  XCIII  van  Oldensel,  opt  huijss  Twic- 
kelo,  vaste  an  Delden  gelegen  vnnd  met  Con.  Ma*,  gar- 
nisoen besath,  getogen  an  den  soldaeten,  soe  daer  van 
alle   natiën  waeren,    des    Heeren   Stadtholders  beuel  an 


111 

tho  melden,  daerauer  geuaciert  twie  daege  des  daechs 
vier  Carolus  gl. ,  blijckende  bi|  des  vorgh.  Stadtholders 
missiue,  datiert  den  xv*°  Octobris  A®.  XCIIJ,  vnnd  ge- 
meltes  Drosten  antwoirt ,  daenian  die  minute  hierbij ,  da- 
tiert  den  xxiiii  Octobris  int  jaer  XCIIJ,  facit  VIIIJ  ^. 

Fol.  XCIIIJ.  Die  Drost  van  Twenthe  is  van  den  Hoe- 
ren Stadtholder  Graeff  Frederich  van  den  Berge  eto  op 
Lingen  to  kommen  verschreuen  wiegen  alsulcken  schrij- 
uent  als  sijn  G.  van  sijn  Hoich^  becommen  om  ordinantie 
op  het  holthouwen  der  krijgsluiden  vnnd  Commissarien 
to  maecken,  in  Oldensel  Oethmersum  vnnd  Enschede 
liggende,  allent  nae  wij  deren  inholdt  voergh.  Missiue, 
daerauer  geuaciert  thien  daege,  des  daechs  vier  Carolus 
gulden,  blijckende  bij  voergh.  heeren  Stadtholders  Mis- 
siue, datiert  den  x  Februari]  int  jaer  XCYIJ  vnnd  at- 
testatie des  Griffiers ,  datiert  den  xix  Decembris  jnt  jaer 
XCVIJ,  facit  XXXX  £. 

Fol.  XCYI.  Den  18  Sept.  1597  den  laatsten  Landdag 
van  dit  tijdvak  te  Oldenzaal  gehouden 

De  Drost  heeft  nog  zelf  en  door  eenen  volmachtigen 
den  Baad  te  Enschede  en  Goor  helpen  kiezen. 

Fol.  XCYIJ.  Deze  rekening  te  Maastricht  gesloten  op 
31  Oct.  1608. 

V.    D, 


AANTEEKENINGEN  UIT  SINODALE  ACTEN, 
NOPENS  DE  ROOMSCH-CATHOLIEKEN  1611—1630. 


(Vervolg,) 


Den  22*"  Juli  1611  werd  in  de  Sinode  te  Deventer 
o.  a.  sub  5  besloten:  „Also  men  noch  weijnich  effect 
spuert  dat  die  kinderen  uit  der  Jesuiten  schoeien  te  huis 
ontboeden  werden,  oeck  dat  het  incruipen  der  Jesuiten 
vaganten  niet  geweert  wort,  is  goet  bevonden  dat  het- 
selve  wederomme  met  eemst,  so  bij  den  EE.  Heeren  Ge- 
committeerden ,  so  oeck  bij  den  Burgemeisteren  der  steeden 
versocht  sal  worden,  dat  het  placcaet,  van  Ridderschap 
en  Steden  geevulgeert,  mach  geeffectueert  werden." 

In  de  Sinode  den  13«"  Juni  1615  te  Zwolle  gehouden 
werd  sub  20  besloten:  „Voert  sal  men  versoecken  bij 
het  E.  Collegio  (der  Gedeputeerden)  dat  sy  bij  placcate 
bevelen,  dat  niemant  tot  eenige  segenspreeckers ,  toeve- 
naers ,  duijvelbanners,  om  raet  uijtloope,  oock  mede  dattet 
voorlesen  der  paapschen  postillen,  waerdoor  veele  huijs- 
luiden  uit  de  kercke  gehouden  werden ,  so  wel  den  edel- 
luijden  als  andere  werde  verhoeden."  Sub  23  werd  in 
diezelfde  zitting  besloten:  „Op  de  de  dachten  van  het 
bedevaert  te  gaen  tot  Hasselt,  is  goetgevonden  dat  den 
achtbaeren  raet  derselver  stad  sal  versogt  werden  sulx 
met  alle  mogelij cke  discretie  meer  en  meer  te  verhinderen." 

De  classis  van  Steenwijk  bracht  in  de  Sinode  van  29 
Sept.  1618  te  Vollenhove  een  gravamen  ter  tafel,  om  „de 
vergaderinghen  der  papisten,   die  seer  toenemen"  tegen 


113 

te  gaan ,  waarop  besloten  werd  bij  Ridderschap  en  Steden 
aan  te  dringen  om  hiertegen  maatregelen  te  nemen. 
Onder  de  graramina  die  naar  de  Nationale  Sinode  zou- 
den gezonden  worden  komt  o.  a.  sub  16  voor:  „datopsicht 
genomen  werde  op  het  heijmelick  incomen  der  Jesuiten 
ende  het  houden  des  paapschen  alsoock  anderen  conventi- 
culen,  daerdoor  soo  wel  yan  edelluijden  als  andere  die 
ingesetenen  der  kerspelen,  vant  gehoor  worden  afgehou- 
den, (^at  dan  Haere  H.  Mogenten  resolutien  daertegen 
voor  desen  genomen,  ter  executie  werden  gestelt."  In 
hetzelfde  stuk  werd  sub  19  voorgesteld:  „dat  de  heij- 
densche  waersegginghen  ende  paepsche  misbruijcken  in 
Almenacken  ende  Pronosticatien,  moghen  weggenomen 
werden";  en  sub  25:  „offte  niet  de  papistische  organisten 
sooveel  mogelijk,  afgeschaft  ende  in  haere  plaetse  sullen 
gestelt  werden,  die  waere  gereformeerde  religie  toege- 
daene."  Te  Deventer  werd  den  16*"  Augustus  1619  in 
de  Sinode  besloten:  „terwijl e  noch  op  Urck ende Emmel- 
Oort  eenighe  Papen  staen  ende  misse  doen,  met  groet 
nadeel  ende  afbreucke  der  kercken  deser  provincie,  naest 
aen  de  plaetsen  gelegen,  wort  goet  gevonden,  dat  de 
Sijnodus  aen  de  Ed.  Hooch  mog.  Heeren  Staten  Generaell 
schrifftelick  versoecke,  dat  hierin  moge  versien  ende  de 
plaetsen  met  gereformeerde  predikanten  versorgt  worden." 
Het  schijnt  dat  men  ook  nog  altoos  vrees  koesterde 
voor  de  prognosticatien  en  almanakken,  althans  de  Sinode 
besloot  in  diezelfde  zitting  sub  11  het  volgende:  „Ver- 
staet  hier  benevens  de  Synodus,  dat  de  afgeloovige  ende 
superstitieuse  heijdensche  ende  paepsche  prognosticatien, 
die  ten  respecte  der  jaerlijxse  Regieringhe  der  Planeten 
voorsegginghe  van  crijch  ende  oorlogh,  vrede,  diere  ende 
goede  jaeren ,  gesondtheit  ende  sieckten ,  soo  wt  den  loop 


114 

der  planeten  vercondigt  worden,  alsmede  der  Paepsclie 
misbruicken,  wt  de  Almanacken  behooren  uijtgelaten  te 
worden".  Sub  46  2°.  stelde  men  voor,  dat  de  deputati- 
Synodi  aan  Riddersch.  en  Steden  zouden  remonstreeren 
dat  de  schoolmeester  te  Delden,  „die  den  arbeijt  doet", 
terwijl  „de  coster,  sijnde  paeps-gezind ,  de  profijten  ge- 
geniet",  een  behoorlijk  tractement  zouontrangen;  terwijl 
sub  3^.  van  datzelfde  artikel  aan  hun  werd  opgedragen 
om  aan  Ridd.  en  Steden  Yoor  te  houden:  „dat  de  oosters 
overal  mogen  lidtmaten  van  de  kercke  wesen  ende  pro- 
fessie van  de  religie  doen,  daerentegen  de  paepsgesinden 
geweert  worden,  als  daer  sijn  tot  Raelte,  Hellendoom 
en  Blanckenham" ,  en  sub  d^. :  //dat  de  paepsche  vergade- 
ringen, welcke  niet  sonder  perickel  van  het  landt,  ende 
affbreucke  der  kercke  geschieden,  alsmede  de  dootslagers, 
ende  andere  bloetschenders ,  duijvel-banders  ende  waer- 
seggers  moegen  geweert  ende  gostrafft  worden,  waerover 
insonderheijt  doleeren  de  broederen  van  't  classis  Steen- 
wijck  ende  Vollenhoe". 

Den  14*"  October  1618  stelden  de  ordinaris  gedeputeer- 
den van  de  Sinode  aan  Ridderschap  en  Steden  voor:  „dat  de 
vergaderingen  der  papisten,  die  zeer  toeneemt,  moegen  ver- 
hindert worden",  wat  Ridd.  en  St.  beloofden  te  zullen  doen. 

In  de  acte  Deputatorum  Synodi  van  1619  komt  onder 
no.  32  voor:  den  10  Martij  1619  hebben  Deputati  Synodi 
Ridderschap  ende  Steden  geremonstreert,  dat  ze  ,door 
haeren  medegedep.  J.  Voscuil  wierden  geadverteert  dat 
in  Steenwijckerwolt,  Oldemarckt  ende  Paesloo  de  Paepsche 
t'samenrotten  en  bovenmaten  toenemen,  biddende  Haere 
Ed.  Mog.  ten  dienste  van  't  landt  ende  van  Godes  wercke 
daerin  te  willen  versien,  waerop  haere  £.  Mog.  belooft 
hebben  datelijck  ordre  te  stellen". 


115 

Sub  34  derzelfde  acte  komtyoor,  dat  de  gedeputeerden 
der  sinode  den  1^  April  van  dat  jaar  op  yerzoek  yan  de 
classis  van  Kampen  onder  anderen  geëxamineerd  hadden : 
„D*  Jo.  ab  Alcumade  voor  dessen  geweest  pastoor  int 
Pauwsdom,  door  Godes  Genade  na  vele  swaricheyts  wt 
de  Babylonische  geyanckenisse  verlost"  en  dezen  tot  den 
dienst  hadden  toegelaten. 

In  de  zitting  der  Sinode  te  Kampen  van  20  —  23  Juni 
1620  kwam  o.  a.  sub  21  een  gravamen  van  de  classis 
yan  Kampen  ter  tafel,  van  volgenden  inhoud:  „op  het 
eerste  van  de  remonstreeringe  totte  affsettinge  der  papen 
ende  weeringe  des  afgodendienstes  te  Urck  ende  Emmel-» 
oert  bij  de  Hoogh.  Mog.  Heeren  de  Staten  Generael,  wordt 
goet  gevonden,  dat  men  sulx  sal  versoeken  aen  hare  Hoogh 
Mog.  ende  de  mogende  Ridderschap  ende  Steden,  om 
door  hare  mogende  gecommitteerden  in  den  Hage  gere- 
commandeert  te  worden".  Sub  38  werd  in  dezelfde  Sinode 
besloten:  „dat  de  kerckmeisters  hier  ende  daer  sijnde 
wederdoperen ,  openbaere  papisten  ende  vianden  van  de 
Gereformeerde  religie  ende  den  welstant  der  kercken  ofte 
tempelen ,  die  seer  qualick  worden  waergenomen  te  Gyt- 
hom,  Blanckenham  etc.  doer  hare  Ed.  Mog.  na  hare 
Mog.  wijsheyt  werden  gebetert  ende  gehouden  allenthal- 
ven  tot  goede  opsicht  der  kercken  ende'dersehier  gele- 
gentheden;  sullen  ook  Synodi    deputati  sulx  bevlijtigen. 

In  de  acta  deputatorum  van  1620  stellen  deze  aan  Rid- 
derschap en  Steden  sub  24  voor  :  „dat  Martinus  Gensnerus 
soe  onlanx  uwt  het  Pausdom  is  gescheiden  ende  hem  tot 
de  ware  Geref.  Kercke  vervoecht  heft,  begeerende  noch 
wat  langer  in  onze  Academie  te  studeren,  met  een  sub- 
sidium  moge  versien  werden."  Ridderschap  en  Steden  leg- 
den hem  hierop  50  Car.  gl.  in  eens  toe.    Tevens   wordt 


116 

door  hen  sub  16  in  overweging  gegeven:  „de  Jesuytsche 
vergaderingen"  paepsche  bedevaerten  als  tot  Marckel  ende 
andere  plaetsen,  te  verbieden,  waarop  door  R.  en  St. 
wordt  geantwoord  „dat  de  oflBcieren  der  respectieve  plaet- 
sen worden  gelast,  hierinne  te  remedieren  sonder  eenige 
connivontie"  en  verder  sub  94:  „dat  expresselyck  moge 
verboden  worden  dat  niemant  sijne  kinderen  bij  eenige 
papen  moge  brengen  om  gedoopt  te  worden,  gelijck  bij 
experientie  bevonden  wordt."  De  apostille  van  R.  en  Ste- 
den luidt:  „Int  placcaet toe gedencken" ,  en  eindelijk  sub 
97 :  „Dat  de  bagijnen  pater  tot  Almeloe  zijn  predicken  int 
clooster ,  streckende  tot  affleydinge  der  huysluyden  vth 
de  karcke,  ook  moge  verboden  worden."  Ridderschapen 
Steden  antwoorden:  „sal  men  hierop  moeten  nasien  het 
naerder  accort  met  den  Grave  van  Solre  geholden,  ende 
soe  vele  tzelue  kan  lijden,  daerinne  versien." 

In  de  acta  ende  gravamina  Synodi  Campensis,  door  den 
ordinarissen  Synodi  deputaten  te  bevorderen  van  1621 
leest  men  sub  1 :  „Vooreerst  door  den  Synodum  zelve 
versocht  aen  de  Hooch  Mog.  Heeren  Staten  Generaell 
van  de  Vereenichde  Provinciën,  dat  de  papen  ende  af- 
godendienst te  Urck  ende  Emmeloort  mochte  werden 
gestouwet  ende  geweert,  waervan  het  andtwoort  te  sien 
is  bij  den  2  art.  datum  sub  Litt.  A".  Dit  antwoord  luidt: 
„Alsoe  wij  verstaen  dat  door  aenschrijvinge  der  Synodi 
ende  recommendatie  uwer  in  den  Hage  resideerende  Ge- 
committeerden, die  Mog.  Heeren  Staten  Generaell  hebben 
geaccordeert  ende  goetgevonden  de  reformatie  der  kerc- 
ken  van  Vrek  ende  Emmeloort,  als  dat  aldaer  in  plaets 
der  Papen  predikanten  mochten  werden  ingevoert  ende 
geplantet,  het  welcke  bij  den  Ed.  Heere  van  Emmeloort 
mede  wert  toegestaen,  indien  de  middelen  tot  onderhout 


117 

eenes  predicants  mochten  sufficiant  zijn ,  dat  Uwe  Ed.  ge- 
lieve ons  copiam  al  sulcker  goetvindinge  doer  haer  voor- 
genante in  den  Hage  residerende  Gecommitteerden  te  Pro- 
cureeren  ende  alsdan  ons  te  laeten  toecomen,  om  onzen 
principalen  tot  verzekeringe  onzes  devoirs  te  vertoonen 
ende  daerbij  eejiige  Politijken  te  ordineren ,  authoriseeren 
ende  met  instructie  der  kercken  te  adjungeren,  om  die 
vorsz.  reformatie  der  voorschrevene  plaetsen ,  insonderheit 
der  naestgelander,  als  Emmeloort ,  te  helpen  beginnen  ende 
effectueren,  tzij  eenen  besonderen  Predicant  met  middelen 
aldaer  versien  te  stellen,  ofte  ten  minsten  vooreerst  tot 
naeder  dispositie  met  Ens  te  combineren. 

Waerop  is  geapostilleert :  alsoo  de  gecommitteerde  in 
's  Gravenhage  sullen  aengeschreven  worden  om  de  reso- 
lutie van  Haere  Hoog  Mog.  per  copiam  over  te  zenden,  om 
deselve  gesien  sijnde  wijders  daerinne  gedaen  te  worden." 

Sub  B  1  stelden  de  deputati  Synodi-  toen  aan  K.  en 
S.  voor:  „Alsoo  die  menschen  van  natuere  wennen  tot 
faveur  van  haers  gelijcke  gesintheden ,  waerdoor  geschiedt, 
dat  wanneer  die  kerckvoochden  ofte  kerckmeesteren,  zijn 
wederdoopers,  openbare  Papisten  ende  vianden  van  de 
reform.  Religie,  alsdan  de  welstandt  der  kercken  ende 
Godshuysen ,  daerin  de  Reform,  religie  wort  geleert,  qua- 
lycken  werden  waergenoemen ,  dat  dan  uwe  E.E.  gelieve 
sulck  gebreck  door  hare  authoriteyt  tot  Geythoom,  Blanc- 
kenham  etc.  te  verbeteren  ende  te  ordonneeren  dat  sulcke 
bedieninge  geenen  anderen  als  liefhebbers  der  Religie 
werden  bevohlen." 

De  daarop  gevolgde  beschikking  was  deze: 

„Waerop  ingewillicht:  dat  de  respectieve  officieren  sullen 
die  bevorderinghe  doen,  dat  de  liefhebbers  van  de  ware  Re- 
ligie anderen  prefereert  ende  hiertoe  sullen  worden  gestelt." 


118 

Men  verzocht  toen  ook  aan  van  den  Griffier  der  Land- 
schap te  verzoeken,  het  accoord  gemaakt  tusschen  de 
Staten  Generaal  en  den  Graaf  van  Solre:  „betreffende  de 
weeringhe  des  Paeps  van  Almeloo".  Dit  stuk  bekwam  men: 
waervan  d'inholt  i8\,dattetaende  Twente  sal  blijven  ge- 
lijck  het  in  den  begin  des  Treffues  geweest  is". 

In  de  zitting  der  Sinode  van  15  Juli  1622  leest  men 
onder  de  gravamina  3  en  4  van  de  classis  Deventer,  de 
volgende  dispositiën :  „Op  het  derde,  van  eene  sekereaff- 
godische  bedevaert  tot  Merkel,  sullen  deputaten  Synodi 
oock  bij  Ridd.  ende  Steden,  dat  de  afgeschafft  werdo, 
versoecken.  „Op  het  4***  van  d'instellinghe  eens  nieuwen 
Paters  tot  Almeloe  sullen  oock  deputati  Synodi  bij  Ridd. 
ende  Steden  versoecken  „dat  sodaenighe  insettinghe,  strij- 
dende teghen  de  Reformatie,  belet  worde". 

Den  31«*  Januari  1622  zonden  de  deputati  Synodi  vol- 
genden brief  aan'  de  Staten  Generaal  over  de  uitoefening 
der  R.  C.  godsdienst  op  Emmeloort: 

Aen  die  Illustre  Edele  Hoogmog.  Heeren 
de  Staten  Generael. 

Illustre  Hoochmog.  Heeren. 

Het  Synodus  van  Overissel  in  't  jaor  1620  in  Junio 
te  Campen  gehouden,  heeft  aen  Uwe  Hoochmogenden 
dienstelijck  geremonstreret ,  dat  tot  ürck  ende  Emmeloort 
noch  Paepen  stonden ,  doende  Misse  ende  andere  affgoden- 
dienste,  met  naedeel  ende  afbreucke,  voomaemelijck  der 
naeburiger  kercken  van  Overissel  ende  onteeringe  van  de 
ware  Christelijcke  Religie. 

Ende  also  dezelve  affgoderijen  noch  worden  gepleget, 
verschijnen  voor  uwe  Illustre  Hoog  Mog.  uyt  last  ende 
in  den  name  des  laetstgeholden   Synodi   te   SwoUe,   de 


119 

deputati,  met  oetmoedicheit  versoekende,  dat  tot  verder- 
vinge  van  't  rijcke  des  Satans,  tot  meerdere  oprichtinge 
ende  verbreydinge  des  Coninckrijcx  Cristi,  oock  welvaerdt 
van  den  vaderlande  ende  voorall  tot  vermeerderinge  van 
de  Eere  Godts,  sulcke  Papen  ende  affgoderijen  nae  uwe 
Hoochmog.  groeten  iver  ende  wijsheyt,  metten  eersten 
mogen  werden  geweret.  Is  oock  doenmaels,  ende  wert 
ingelijcken  ook  nu,  oetmoedelijck  aengedieüet,  indien  het 
uwe  Hooch  Mog.  geliefde  onsen  Synode  als  naestgelegen 
t'authoriseren  ende  belasten,  de  Reformatie  aldaer  onder 
d'ordonnantie  van  de  Ed.  Mog.  Hoeren  Staten  der  Pro- 
vintie  Overissel  te  bevlijtigen ,  dat  deselue  niet  en  sal  in 
sulcke  noodige  ende  heylige  belastinge  traege  weesenint 
gehoersamen.  Godt  biddende  Uwe  Hooch  Mog.  metsijne 
allerbeste  segeninge  in  salige  overvloedicheyt  te  overstor- 
ten  ende  Uwe  Hooch  Mogende  regeeringe  allesins.  wel- 
geluckich  te  maken,    gedaen  in  den  naeme  des  Synodi, 

Uwer  lUustre  Hooch  Mog. 

gansch  onderdanige  dienaren,  de  deputaten  des 
Synodi  van  Overyssel. 

1622  31  Jan. 
Het  antwoord  der  Staten  Generaal  luidde  als  volgt: 
Extract  uyt  H  Register  der  Resolutiën  van  de 

Ho.  Mog.  Hoeren  Staten  Generael  der  Yereenichde 

Nederlanden. 

Jovis  den  xij  Maij  1622. 
Op  het  voergeven  ende  versoecke  van  de  Synodi  van 
Overijssel,  belangende  dat  den  Paep  op  't  Eylandt  Em- 
meloort  van  daer  geweert,  ende  dat  den  kerckendienst 
aldaer  bg  het  Classis  van  Campen  bestelt  ende  door  den 
Predicant  opt  Eyland  Ens  staende,  gepleecht  ende  be- 
waert  mach  worden,  wort  tzelve  in  dier  vougen  goetge- 


120 

vonden  ende  dVoorschreven  Synode  ende  classis  van  Cam- 
pen  geauthoriseert  ende  versocht,  daer  op  tot  meesten 
dienst  van  de  kercke  ende  d'ingezetenen  op  Emmeloort, 
Yoirsienonge  twillen  doen,  dat  den  kerckendienst  op  Em- 
meloort  doir  den  voorges.  Predicant  op  Ens  mach  gedaen 
ende  bewaert  worden,  versouckende  hare  Ho.  Mog.  de 
Staten  van  Overijssel,  off  hair  Ed.  Gecommitteerden,  de 
voirsz.  Synode  ende  Classis  hierinne  te  willen  assisteren, 
tgunt  voirsz.  te  helpen  effectueren  ende  den  voirsz.  Paep 
ende  pausselijcke  superstitie  van  Emmeloort  te  weeren. 
Ende  dit  al  onvercortet  een  ieders  gerechticheit. 

Onderstont 

Accordeert  met  't  voirsz.  register 

Get.    Aerssen. 
1622. 

In  1622  den  10^  Augustus  gaven  de  deputati  Sinodi 
aan  Ridd.  en  Steden  o.  a.  te  kennen  hun  verlangen:  ,,alsoo 
tot  Merckel  groote  affgoderije  ghedreven  wert  met  bede- 
vaert  ende  vereeringhe  des  affgots  aldaer,  ende  oocktot 
Almelo  eenen  nieuwen  Pater  in  het  Baghinen  klooster 
inghevoert  is,  sijnde  een  sake  strijdende  teghen  de  re- 
formatie ende  ruste  deser  landen ,  dat  sulx  mochte  belet 
worden'';  benevens:  „dat  alle  vreemde  doopinghe buijten 
Gods  kerck,  so  in  dese  Provincie  van  Papen,  Arminia- 
nen  ende  anderen  dwaelgeesten  gheschieden  moghen,  ver- 
hindert werden."  Het  antwoord  luidde:  „is  bij  Ridd. 
ende  Steden  den  7»  Julij  1621  en  den  25  Martij  a*'.  1622 
hierop  ghedaen." 

Den  17^  December  1622  stelden  de  gedeputeerden  der 
Sinode  aan  Ridd.  en  Steden  voor:  „dat  Haer  E.  M.  ook 
believe  t'  executeren  de  plaecaten  bij  d'  H.  M.  Heeren 
Staten  Generael  van  de  papistische  ende  andere  ketteri- 


121 

schen  vergaderinghe",  waarop  geapostilleerd  werd  door 
B.  en  S.  dat  door  de  officieren  en  magistraten  er  op  gelet 
zou  worden,  dat  dé  placcaten  striktelijk  geobserveerd  en 
geëxecuteerd  werden. 

In  de  Sinode  den  1*'^  Juni  1624  te  Kampen  gehouden, 
die  reeds  in  den  aanvang  door  de  broeders  van  Kampen 
werd  verlaten,  omdat  de  vergadering  volgens  hunne  mee- 
ning de  besluiten  van  de  Nat. 'Sinode  te  Dordrecht  met 
voeten  trad,  werd  sub  39  in  de  vijfde  sessie  besloten: 
„op  het  6"*«  van  de  correctie  der  Evangelij-boecken  in  de 
scholen,  van  de  paepsche  abusen ,  is  goed  ende  seer  no- 
digh  gevonden,  dat  de  paepsche  abusen  worden  weghge- 
nomen  ende  ook  de  translatie  verandert  na  degene  die 
in  de  geref.  kerke  worden  gebruijkt."  Sub  62  werd  in 
diezelfde  Sinode  besloten :  „over  het  10^  (gravamen  classis 
Zwollensis)  om  te  versoecken  tegen  de  toeneeminge  der 
papistische  ende  andere  sectische  vergaderingen,  gelijck 
hierover  allenthalven  word  geclaeght  ende  gewenschtom 
nodige  remedie,  werd  den  E.  Deputaten  des  Synodi  wel 
sonderlinge  gelast  dese  gewichtige  sake ,  de  swarigheden 
der  kercke  betreffende,  alsoock  der  politie,  den  E.  Mog 
Ridd.  ende  Steden  op  het  ijverigste  ende  voorsightighste 
voor  te  dragen,  om  na  hare  Ed.  Mog.  voorsienigheyt 
getrouwicheyt  ende  ijver ,  tot  het  beste  der  kercke  ende 
des  vaderlants  met  de  allernultighste  remedien,  daer  in 
de  hant  te  willen  aenslaen.*^ 

Men  besloot  in  de  Sinode  den  22  Juni  1625  te  Zwolle 
gehouden,  sub  21: 

„Op  het  9«  (g^avamen  class.  Daventr.)  is  geresolveert: 
dat  de  deputati  Synodi  bij  Ridderschap  ende  Steden  offte 
derseluer  Gedeputeerden  sullen  aenhouden,  dat  het  plac- 
caet  waerin  verboden  word,  dat  niemand  zijne  kinderen 

BIJDR   IV.  9 


122 

nae  Paepsche  steden  ende  plaetsen  sal  brenghen  om  aldaer 
van  Papen  gedoopt  te  worden,  moge  vernieuwt  worden, 
ende  sonder  conniventie  geexecuteert  worden.  Item  dat 
den  ijdelen  ende  superstitieusen  doop  van  wijven  bedient, 
emstelijck  verboden  ende  afgeschaft  worde." 

En  sub  38  op  het  2"  Gravamen  der  Zwolsche  classis: 
//Sullen  die  predicanten  in  de  steden  ende  ten  platten  lande 
bij  haere  respective  magistraeten  ende  drosten  haer  beste 
doen,  dat  die  papistische  ende  andere  schadelijcke  verga- 
deringhen, die  niet  alleyn  ten  platten  lande,  maer  oock 
in  die  voornaemste  steden  dezer  provincie  tot  grote  schade, 
niet  alleyn  van  die  christelijcke  Gereformeerde  kercke, 
maer  oock  van  de  republique  zelfs,  geholden  worden,  door 
emste  interdicten  ende  executie  van  dien,  belettet  worden, 
zijn  oock  deputati  Synodi  gelastet,  deselve  aen  de  £d. 
Mogh.  Heeren  van  Bidderschap  ende  Steden  te  remon- 
streren". 

In  de  Sinode  13  Juni  1626  te  Zwartsluis  gehouden, 
werd  sub  22  medegedeeld:  „Yan  art.  21  (der  vorige  Sinode, 
zie  boven)  spreeckende  van  die  affschaffinge  des  doops 
der  kinderen  van  papen  ende  wijven ,  hebben  domini  de- 
putati rapport  gedaen,  dat  die  Ed.  Ridderschap  ende  Steden 
geapostilleert  hebben,  dat  sulks  an  die  Officyren  ende 
magistraten  ter  plaetse  alwaer  soodanigh  doopen  geschiet, 
behoort  te  kennen  gegeeven  te  werden,  die  daer  over 
volgents  die  placcaeten  sullen  executie  doen". 

Men  besloot  in  diezelfde  Sinode  sub  25,  naar  aanlei- 
ding van  art.  38  der  vorige  Sinode ,  mede  boven  vermeld : 
„Op  art.  38,  inholdende  van  die  paepsche  ende  Mennis- 
tische  conventiculen  ende  schaedelicke  byeenkompsten , 
hebben  die  Ed.  Bidderschap  ende  Steeden  an  dominos 
Deputatos  tot  antwoort  laten  toekomen,    dat   haer  Ed* 


123 

daer  in  sullen  doen  sonder  eenige  conniyentie,  soo  veel 
doenlick  is,  waermede  die  Eerw.  vergaderinge  niet  en  is 
gecontenteert  geweest,  ende  referyrt  haer  op  dienaevol- 
gende  gravamina,  in  die  welcke  hier  van  te  spreecken 
wederomme  geleegentheid  voorvallen  sal." 

Het  zesde  g^avamen  der  classis  Kampen  behelsde  dan 
ook  't  volgende :  „dat  die  placcaten  van  die  paepsche  ver- 
gaderingen hier  in  onze  provincie  mogen  geefifóctueert 
werden,  is  ten  hoochsten  noodich  geachtet,  ende  sal 
daeromme  sulcks  wederomme  door  die  deputatos,  die  £d. 
Ridderschap  ende  Steeden  geremonstreert  worden  ende 
sal  daervan  geen  opholden  geschieden ,  tot  dat  deese  er- 
gemisse  eenmael  wechgenoomen  ende  deese  sake  tot  een 
effect  mach  gebracht  werden". 

In  haar  1'  gravamen  drong  ook  classis  Zwolle  hier  op  aan. 

Naar  aanleiding  van  dezelfde  zaak  vindt  men  sub  18 
in  de  acten  der  Sinode,  den  5*"  Juni  1627  te  Deventer 
gehouden,  vermeld,  dat  Bidderschap  en  Steden  beloofd 
hebben,  de  hooge  en  lage  ambtenaren  ernstig  te  zullen 
gelasten ,  de  paapsche  vergaderingen  in  de  provincie  tegen 
te  gaan  en  ten  eenenmale  te  doen  ophouden.  De  Classis 
van  Steenwijk  en  Vollenhove  drong  in  haar  13«  gravamen 
aan,  op  H-  beletten  van  den  kinderdoop  door  priesters , 
waarop  werd  besloten  dat  elke  Classis  en  kerk  daarop 
bij  hare  overheid  zoude  aandringen. 

Sub  48  werd  in  de  Sinode  den  17«  Juni  1628  te  Kam- 
pen gehouden  besloten,  aan  Ridderschap  en  Steden  te 
verzoeken  te  willen  verhinderen  en  expresselijk  verbieden, 
het  drukken  en  verkoopen  der  papistische  en  andere  ket- 
tersche  boeken. 

In  de  Sinode  den  9***  Juni  1629  te  Zwolle  gehouden, 
deelde  men  naar  aanleiding  van  dit  punt  mede,  datRidd, 

9* 


124 

en  Steden  de  steden  in  de  provincie  hadden  aangeschre- 
ven, om  met  alle  naarstigheid  het  drukken  en  verkoopen. 
van  papistische  en  andere  kettersche  boeken  tegen  te 
gaan,  en  dat  de  steden  daarvan  dadelijk  werk  gemaakt 
hadden  door  te  verbieden,  dat  zonder  hunne  voorkennis 
geene  boeken  zouden  mogen  worden  gedrukt. 

Als  haar  eerste  gravamen  stelde  de  classis  van  Deven- 
ter in  dezelfde  Sinode  de  vraag,  of  het  niet  wenschelijk 
was  bij  de  overheid  aan  te  houden,  dat  er  toe  werd  ge- 
zien dat  de  kinderen  ten  platten  lande  geboren ,  in  hunne 
kerspelkerken  werden  gedoopt,  voornamelijk  daar  bevon- 
den werd,  dat  de  Papen  van  Oldenzaal  het  platte  land 
doorliepen  en  op  verscheidene  plaatsen  predikten,  doop- 
ten en  herdoopten  en  trouwden. 

De  Sinode  besloot  de  zaak  aan  Ridderschap  en  Steden 
te  remonstreeren  en  deze  te  verzoeken,  door  placcaten 
hiertegen  maatregelen  te  nemen. 

N.    ü. 

{Wordt  vervolgd,) 


IETS  OVER  GEMEENTE -WEIDEN. 


Wie  geen  vreemdeling  is  in  de  geschiedenis  van  ons 
gewest,  weet,  hoe  zich  de  zucht  tot  ontbinding  van 
markgenootschappen  en  verdeeling  van  gemeente-weiden 
in  de  laatste  tijden  in  sterke  mate  openbaart.  Niets  is 
natuurlijker  dan  deze  geneigdheid ,  om  een  meer  produc- 
tief karakter  te  geven  aan  gronden ,  waarvan  de  waarde 
thans  zoo  aanzienlijk  gestegen  is.  En  op  vele  plaatsen 
zoude  hieraan  zonder  twijfel  reeds  lang  gevolg  gegeven 
zijn ,  ware  het  niet ,  dat  het  eigendomsregt  op  zulke  on- 
verdeelde landerijen  vaak  een  moeijelijk  juridisch  vraag- 
en  twistpunt  opleverde. 

Het  spreekt  van  zelf,  dat  de  vraag,  wie  eigenaar  is 
van  de  zoogenaamde  gemeente- weiden ,  voor  elke  gemeente 
afzonderlijk  onderzocht  en  beantwoord  moet  worden  en 
dat  er  geen  uitspraak  valt  te  doen,  welke  onvoorwaar- 
delijk op  alle  van  toepassing  is. 

Maar  toch  laten  zich  algemeene  waarheden  dienaan- 
gaande gelden,  welke  men  goed  zal  doen  in  het  oog  te 
houden.  Ik  zal  ze  hier  niet  ontwikkelen ,  omdat  zij  reeds 
m.  i.  zoo  juist  uiteengezet  zijn  in  de  brochure  (van  M'. 
J.  C.  Bijsterbos)  Een  woord  over  Gemeene-  of  Burger- 
weiden.  Deventer,  J.  de  Lange  1866. 

Hetgeen  ik  alleen  doen  wil,  is  een  voorbeeld  bijbren- 
gen, waaruit  men  zien  kan,  hoe  oudtijds  vaak  de 
marke  te  niet  ging  door  het  overwigt  der  steden,  in  of 
bg  de  marke  ontstaan.  Het  ligt  voor  de  hand,  dat  naar- 


126 

mate  de  magt  der  stad  grooter  was,  de  marke  te  eerder 
verzwolgen  werd.  En  het  behoeft  dus  niemand  te  ver- 
wonderen, dat  steden  als  Deventer,  Kampen,  enz.,  zich 
zooveel  regten  op  de  omliggende  markegronden  aanma- 
tigden, dat  er  van  het  wezen  der  marke  slechts  weinig 
spooren  meer  aanwezig  zijn. 

Procedures  tusschen  de  erfgenamen  van  marken  en  de 
steden  daarin  gelegen]  of  [daaraan  grenzende,  komen  in 
grooten  getale  voor.  Ik  noem  slechts  als  eenige  voor- 
beelden uit  vele,  het  proces  tusschen  de  boeren  van  Cot- 
wijk  en  Weddehoen  en  de  regering  der  stad  Goor  in 
1520,  het  geschil  over  het  hakken  van  hout  door  de  stad 
Enschede  in  de  marken  van  Driene ,  Lonneker ,  Enschede , 
Twickelo  en  Usselo  in  1617—1619  en  1636 ;  de  twist 
tusschen  de  erfgenamen  der  heerschap  Bergentheim  en 
Burgemeesteren  en  ingezetenen  van  de  stad  Hardenberg 
over  vischregt  in  1644;  het  geschil  tusschen  den  Heer 
van  Almelo  en  de  markgenooten  van  Geesteren  over  het 
graven  van  turf  in  de  marke  in  1619;  de  oneenigheden 
tusschen  de  erfgenamen  der  marke  van  Lutte  en  Groot 
Agelo  over  het  regt  van  weiden,  plaggensteken ,  enz., 
van  1600  —  1618;  de  klagten  der  markgenooten  over  het 
uitbreiden  der  limitcn  van  Zalland  in  de  marke  van  Coe- 
vorden  door  den  Drost  van  Zalland  in  1618;   enz.,   enz. 

En  hetgeen  die  en  dergelijke  voorbeelden  vooral  merk- 
waardig maakt  is,  dat  de  klagende  markgenooten  bijna 
altijd  in  het  gelijk  gesteld  worden. 

Slechts  ééne  uitzondering  trof  ik  aan  —  ofschoon  er 
welligt  meer  zijn  —  welke  ik  om  dor  wille  der  onpartij- 
digheid hier  zal  mededeelen,  ofschoon  het  niet  boven 
allen  twijfel  verheven  is ,  of  de  regter  die  dit  vonnis  wees, 
namelijk  de  regering  van  Deventer,    wel  geheel  onpar- 


127 

tijdig  was.    Haar  uitspraak  vermeld  in  het  boek  van  re- 
solutien  der  stadt  Deventer,  luidt  aldus: 

„Yeneris  30  Augusti  1661  coss.  Cam.  Sticke, 
Berdenis  ]?'. 
,,  Schepenen  ende  Rhaedt  gehoort  hebbende  het  rapport 
vande  Heeren  Cam.  Nijlant  en  Berdenis  P",  nopende  de 
verschillen  voorgevallen  tussohen  Borgemeisteren  ende 
gemeensluiden  van  Ommen  ter  eenre,  Ende  eenig  vande 
Borgerije,  waermede  sich  was  voegende  de  Hoffmeijer 
aldaer  ter  andere  sijde,  oever  t'  timmeren  van  seecker 
Huis  ende  Harberg  ende  uijtgraven  van  eenig  Landt  daeran 
in  Ommermarcke  omtrent  d'  wech  van  Ommerschans, 
ten  dienste  ende  behoeff  van  de  Stadt  Ommen  voorgenomen, 
welck  timmeren  ende  uijtgraven  de  voorss.  Borgerije,  onder 
prsBtensie  van  haere  Jnteresse  ende  prsejudicie  sochten  te 
beletten.  Ende  dan  bij  genomen  oogenschijn  der  voerss. 
Gecommitteerden  gebleecken ,  ook  Scheepenen  ende  Raedt 
bij  de  vertoonde  caert  van  Ommermarcke  door  een  ge- 
sworen  Lantmeter  gemaeckt  ende  anders  daergedaen  is, 
dat  noch  der  Borgerije  noch  des  Hoffmeijers  Jnteresse 
daerbij  versere  consten  dat  de  Borgermeisteren 
ende  Meentluiden  van  Ommen  t'allentijdende 
dispositie  ende  't  gesach  oever  gem.  marcke 
hebben  gehadt;  Soo  hebben  Scheepenen  ende  Raedt 
als  Appellanten  van  voorn.  Borgermeisteren  daertoe  ver- 
sochtsijnde,  verstaen,  de  voorss.  Borgerij  ende  Hoffmeijer 
als  gevoechde ,  nijet  berechtiget  te  sijn  t' voorss.  timmeren 
ende  angraven  tegen  de  welmennig  van  de  Borgemeiste- 
reh  ende  meentsluiden  van  Ommen  te  weeren. 

Pro  vera  Copia  Extract 
(get.)    Meijnard  Theod.  Eesvelss 

Secret," 


128 

Een  welsprekend  voorbeeld  in  omgekeerden  zin,  levert 
de  geschiedenis  der  marke  van  Rijssen  op,  gel^k  uit 
de  volgende  bladzijden  blijken  zal. 

,,Yuijt8prake  opte  scholingen  tusschen  mijnen  gene- 
digen  heren  die  erfgenamen  van  Rijssen  ende  die 
stadt  Rijssen. 

Soe  als  twist  ende  schelinge  geweest  es  tusschen  den 
hoochweerdigen  hoochgeboren  vermogenden  fursten  mijnen 
genedigen  lieven  hoeren  van  vtrecht  ende  den  gemeenen 
erfgenamen  des  kerspels  van  Rijssen  ter  eenre ,  ende  bor- 
germeesteren,  scepenen  ende  Raedt  der  stadt  Rijssen  ter 
andere  zijden  beroerende  die  broecken  buijten  dor  voer- 
screvcn  stadt  Rijssen  geschien,  ende  dat  de  selve  stadt 
Rijssen  sich  wil  onderwinden  dor  marcke  ende  gemeente 
van  Rijssen  sonder  den  voirscreven  erfgenamen  daerjnne 
te  willen  kennen,  Welcke  scelinge  naer  dat  van  wegen 
mijns  gen.  heren  ende  zijnre  gen.  Ridderscap  ende  Steden 
daerop  geschiet  es  geweest  omme  besiohtinge  daer  van  te 
doen ,  tot  erkanf enisse  mijns  voirscreven  gen.  hoeren  ge- 
stalt  es  Dus  hebben  zijne  gen.  met  goeder  deliberatie 
daerop  vuijtgesproken  ende  verclaert  dat  de  voerss.  stadt 
Rijssen  sich  niet  meer  onderwinden  en  sal  oenige  broec- 
ken te  voerderen  anders  dan  over  hore  borgeren  ende 
binnen  horer  stadt  soe  verre  hore  grauen  strecken  mo- 
gen, oec  en  sal  de  voirscr.  stadt  Rijssen  die  marcke  niet 
mogen  beslaen  noch  luijden  oirlof  geven  jnder  selver 
marcke  torf  te  graven  offc  holt  te  houwen  noch  oic  vuijt- 
hemschen  luijden  opter  gemeente  annemen  mogen  buijten 
consent  ende  beliefhisse  der  voirscr.  erfgenamen  Ende 
soe  dan  allen  stedekens  slantsvan  twenthe  geconsenteert 
es  lant  te  beslaen  om  hore  schaden  vander  gheldersche 
vehede  te  vervallen  heeft  mijn  gen.   heere  geordineert 


129 

datmon  tlant  werderen  sal  die  slSkdt  Rijssen  geslagen  mach 
hebben  ende  sien  hoe  hooge  de  somme  sich  extendeert 
ende  tghene  de  voirscr.  stadt  geslagen  heeft,  daer  wel- 
licht twist  vuijt  verrijsen  mochte  salmen  weder  voer  ge- 
meente liggen  laten  ende  beslaen  op  plecken  daert  minst 
hinderen  sal ,  ende  es  sullen  die  van  Rijssen  sich  gheenre- 
leije  saken  voertaen  onderwinden  die  der  mareken  ende 

gemeenen  besten  des  kerspels  van  Rijssen  angaen  buijten 

* 

consent  der  voerscr.  gemeenen  erfgenamen  van  Rijssen, 
Ende  als  van  den  broecken  daer  noren  die  van  Rijssen 
angesproken  sijn ,  zullen  zij  sich  verlijcken  metten  droisten 
slants  van  twenthe  van  wegen  mijns  gen.  heren.  Actum 
to  deuenter  xv*  februarij  anno  vicesimo." 

Deze  uitspraak  van  15  Februarij  1520,  welke  zich  be- 
vindt fol.  38  van  het  Diversorum  van  Bisschop  Philips 
van  Bourgondie,  behoeft  zeker  geene  verklaring;  zij  stelt 
de  marke  ondubbelzinnig  in  het  gelijk  en  men  zoude  ver- 
wachten, dat  dit  vonnis  de  erfgenamen  der  marke  vrij- 
waren zoude  tegen  latere  aanrandingen  van  wege  de  stad. 

Het  tegendeel  is  echter  waar.  Nog  geen  eeuw  later 
klagen  de  erfgenamen  der  marke  bij  Ridderschap  en  Ste- 
den, dat  zij  in  de  marke  verkort  worden  door  de  inge- 
zetenen des  stedekens.  Aan  den  Drost  van  Twente  wordt 
dientengevolge  14  Mei  1618  opgedragen,  partijen  zoo  mo- 
gelijk in  der  minne  en  anders  in  regten  te  „ontscheijden." 
Mogelijk  is  de  Drost  er  in  geslaagd  de  geschillen  een 
tijd  lang  op  te  heffen;  althans  in  de  eerstvolgende  jaren 
verneemt  men  geen  klagten.  Maar  in  1633  vervoegen 
zich  de  Goedheeren  der  marke  opnieuw  bij  R.  en  St. 
met  het  berigt,  dat  zij  genoodzaakt  zijn  tegen  de  inge- 
zetenen van  Rijssen  te  procederen,  wegens  verscheiden 
buiten  hun  voorkennis  aangegraven  en  verkochte  toesla- 


130 

gen  uit  de  marke,  enz.  én  met  het  yerzoek,  dat  R.  en  St. 
een  anderen  onpartijdigen  Rigter  delegeren  zouden  „om 
daanroor  alsuloke  actiën  te  institueren,  ende  dat  die  Toorss. 
meijerluijden  geconstringeert  sijnde  van  Borgerrecht  te 
winnen  etc.  die  yan  Rijssen  gemandeert  worden  om  haar 
van  Bulcke  attentaten  te  onthelden  ende  die  panden  te 
restitueren."  Regt  duidelijk  is  dit  alles  niet,  maar  het 
bewijst,  dat  de  voorafgegane  maanden  niet  vredig  voor- 
bijgegaan waren.  Op  7  Junij  1633  beschikken  R.  en  St 
op  dit  verzoek  en  wijzen  den  Rigter  van  Oldenzaal,  Lub- 
bert van  Rensen  aan ,  tenzij  partijen  reden  mogten  hebben 
dezen  te  „suspecteren." 

Partijen  namen  hiermede  genoegen  en  begonnen  het 
proces  te  voeren.  Doch,  hangende  dit  geding,  maakten 
Burgemeesteren  en  ingezetenen  der  stad  zich  opnieuw 
schuldig  aan  het  uitgraven  en  verkoopon  van  percelen 
uit  de  marke ,  zonder  medeweten  zelfs  van  de  erfgenamen 
en  niettegenstaande  Burgemeesteren  en  ingezetenen  in 
de  marke  „int  minste  niet  en  sijn  gowaert." 

Na  herhaalde  malen  beide  partijen  hierover  gehoord 
en  te  vergeefs  getracht  te  hebben,  hen  tot  „accommodatie 
en  submissie"  te  brengen,  veroordeelen  Gedeputeerden 
op  10  Sept.  1635  Burgemeesteren  en  ingezetenen,  om 
binnen  eene  maand  na  dato  weder  in  te  werpen  en  tot 
de  meente  te  leggen  alle  toeslagen,  welke  zij  pendente 
lite  en  nadat  de  aanspraak  of  eisch  ten  principale  tegen 
hen  ingediend  was,  aangegraven  en  verkocht  hadden, 
met  verbod  om  hangende  het  proces  dit  opnieuw  te  doen, 
„bij  pene  van  gewalt"  en  voorts  met  bepaling,  dat  zoo 
zij  binnen  genoemden  tijd  niet  aan  dit  vonnis  voldaan 
hadden,  de  Rigter  van  Redingen  „hem  starck  gemaeckt 
hebbende   met   het   gerichte"  op  verzoek  der  klagers  de 


131 

inwerpingen  volbrengen  zal,  terwijl  de  kosten  in  dit  in- 
cident gecompenseerd  worden. 

Toen  de  maand  verstreken  was  en  de  Rigter  yan  Ee- 
dingen  het  vonnis  ten  uitvoer  wilde  leggen,  kwam  de 
Regering  van  Rijssen  echter  gewapenderhand  in  verzet 
en  *belette  het  inwerpen  der  toeslagen.  De  Goedheeren 
vervoegen  zich  dus  opnieuw  bij  Gedeputeerden,  die  den 
9  Februarij  1636  den  Drost  van  Twenthe  magtigen  het 
inwerpen  der  toeslagen  te  effectueren  en  de  burgemees- 
teren van  Rijssen  ,,ofte  de  principale  beleijders  van  dese 
dadelijke  oppositie  alhijer  binnen  Swolle  gevanckeliek  te 
doen  aenhalen ,  ende  tegens  die  selue  nae  reghte  te  pro- 
cederen." 

Hoe  het  met  de  weerspannige  burgemeesters  afgeloo- 
pen  is ,  heb  ik  niet  kunnen  vinden.  Dat  het  proces  hier- 
mede niet  ten  einde  liep,  bleek  mij  echter  duidelijk. 

Op  18  Junij  1636  toch  ordonneren  Gedeputeerden  op 
verzoek  der  Goedheeren  aan  den  Rigter  van  Redingen 
het  opgegraven  land  weder  in  te  werpen.  Tevens  wijzen 
zij  in  plaats  van  den  overleden  rigter  van  Rensen,  tot 
gedelegeerden  Rigter  in  dezen  aan  Edsard  van  der  Marck, 
Rigter  te  Ootmarsum,  tenzij  deze  mogt  worden  gesus- 
pecteerd.  Naar  het  schijnt  is  hij  gewraakt,  want  op  17 
Nov.  wordt  in  plaats  van  van  Rensen  door  Gedeputeerden 
benoemd  de  Verwalter  (Drost)  Adam  van  Heerdt.  Bo- 
vendien werd  op  9  Sept.  aan  de  Gedeputeerden,  die  ter 
zake  der  verpagtingen  van  Twenthe  reizen  zouden,  op- 
gedragen eene  conferentie  met  de  Goedheeren  te  houden 
over  de  verkochte  toeslagen. 

Nog  eens  —  en  nu  naar  't  schijnt  voor  de  laatste 
maal  —  dienen  de*  erfgenamen  van  de  marke  een  request 
bij   Ridderschap    en   Steden    in,    waarbij  zij    te    kennen 


132 

geven,  dat  de  processtukken  door  de  erfgenamen  van 
Lubbert  vanRensen  ^^niet  ten  voorschijn  kunnen  worden 
gebracht''  en  dus  verzoeken  hunne  actie  bij  nieuwe  aan- 
spraak voor  den  Yerwalter  Heerdt  te  mogen  institueren. 
Op  21  Maart  1639  magtigen  R.  en  St.  den  Drost  van 
Twenthe  partijen  daarover  te  hoeren  en  hierin  te  dis- 
poneren. 

£n  hiermede  schijnt  de  marke  van  Rijssen  voor  goed 
van  het  wereldtooneel  afgestapt  of  althans  van  liever- 
leede  door  de  regering  van  het  stedeken  Rijssen  in- 
geslikt te  zijn.  Te  vergeefs  toch  zocht  ik  naar  eenig 
later  bewijs  van  het  voortbestaan  der  marke,  tenzij  de 
Rijssensche  veenen,  waarover  in  lateren  tijd  geschillen 
gevoerd  zijn,  daartoe  behoord  hebben,  hetgeen  echter  , 
niet  boven  twijfel  verheven  schijnt  te  zijn. 

V.    D. 


INRICHTING  VAN  HET  ARMENWEESHUIS  TE  DEVENTER. 


Volgens  den  schrijver  van  den  Tegenwoordigen  Staat 
van  Overijssel,  werd  in  1652  door  de  gezworene  gemeente 
te  Deventer  aan  den  raad  dier  stad  een  voorstel  gedaan, 
om  een  weeshuis  op  te  richten  voor  de  weezen  der  niet 
het  burgerrecht  genietende  inwoners,  terwijl  de  raad 
tot  1670  wachtte  met  het  aanwijzen  van  een  plaats  daar- 
voor en  de  inrichting  eerst  in  1679  werkelijk  tot  stand 
zou  zijn  gekomen. 

Omtrent  de  inwendige  inrichting  van  dit  armen  wees- 
of  kinderhuis,  vond  ik  in  het  Kamper  archief  eene  aller- 
belangrijkste memorie ,  waarin  zeer  zorgvuldig  alles  wordt 
medegedeeld  wat  betrekking  heeft  op  don  geheelen  toe- 
stand van  dit  gesticht.  Dit  stuk  is  ongedateerd,  maar 
ik  geloof  toch  ten  naasten  bij  het  jaar  waarin  het  werd 
opgesteld,  te  kunnen  bepalen. 

In  de  eerste  plaats  geeft  ons  de  inhoud  van  het  stuk 
daartoe  een  leiddraad.  Er  wordt  namelijk  in  gezegd,  dat 
tijdens  de  opstelling  daarvan,  de  heeren  Lennep  en  Marckel 
als  opperprovisoren  uit  den  magistraat  het  beheer  over 
het  gesticht  voerden. 

Nu  vinden  we  op  de  regeeringslijsten  bij  Dumbar:  Jo- 
han  van  Lennep  en  Jasper  van  Marckel  van  1681 — 1690 
vermeld,  doch  van  1690 — 1699  komt  Johan  van  Lennep 
nog  op  de  regeeringslijsten  tegelijk  voor  met  Hendrick 
van  Marckel  voor.  Was  derhalve  van  Marckel ,  in  dit  stuk 
genoemd,  Jasper  van  Marckel,  dan  moet  het  stuk  vallen 
tusschen  1681 — 1690,  was  hij  Henrick  van  Marckel,  dan 


134 

tusschon   1690 — 1699,   in   ieder  geval   is  dus  de  leeftijd 
van  het  stuk  bepaald  tusschen  1681  en  1699. 

We  hebben  intusschen  nog  eene  nadere  aanwijzing 
omtrent  den  leeftijd  en  den  oorsprong  er  van.  Den  3en 
Januari  1687  besloten  schepenen  en  raden  der  stad 
Kampen  tot  de  verbouwing  van  het  Armenweeshuis  bin- 
nen hunne  stad,  ten  einde  daarin  omtrent  honderd  kin- 
deren ten  dienste  van  de  spinnerij  voor  de  rolreders  te 
logeeren,  en  committeerden  tot  alles  wat  dien  bouw  en 
de  verdere  inrichting  van  dit  weeshuis  betrof,  de  heeren 
ter  Berchorst  en  van  Marie. 

De  bouw  en  inrichting  van  het  weeshuis  en  de  werk- 
zaamheden dezer  beide  heeren,  duurden  tot  den  22en  Mei 
1693,  toen  ze  door  den  raad  werden  gedechargeerd. 
Hoogstwaarschijnlijk  hebben  deze  beide  heeren  zich  in 
dien  tijd  begeven  naar  Deventer,  om  het  daar  voor  eenige 
jaren  opgerichte  armenweeshuis  in  oogenschouw  te  nemen, 
ten  einde  dat  te  Kampen  daarnaar  te  kunnen  inrichten, 
en  is  het  stuk,  dat  ik  hier  wensch  mede  te  deelen,  een 
rapport  dat  ze  omtrent  de  Deventer  inrichting  hebben 
opgesteld.  De  geheele  inrichting  van  het  stuk  pleit 
daarvoor,  en  is  dit  werkelijk  het  geval,  dan  moet  alzoo 
het  stuk  vallen  tusschen  de  jaren  1687  en  1698. 

Nog  een  ander  feit  licht  ons  omtrent  den  leeftijd  van 
het  stuk  in.  Ër  wordt  namelijk  in  gezegd,  dat  de  bin- 
nenvader  van  het  weeshuis  te  Deventer  in  de  gelegenheid 
is,  om  een  bekwaam  persoon  aan  te  wijzen  voor  die  be- 
trekking in  het  weeshuis  te  Kampen.  Nu  werd  den  7en 
November  1692,  op  voordracht  van  de  beide  gecommit- 
teerden tot  de  inrichting  van  het  armenweeshuis  te  Kam- 
pen, bovengenoemd,  tot  eerste  binnen  vader  van  dat 
weeshuis  aangesteld,  Jacobus  Koeburgh  en  zijne  vrouw. 


135 

Wellicht  was  dit  de  persoon  door  den  binnenvader  van 
het  weeshuis  te  Deventer  bedoeld,  in  ieder  geval  wijst 
dit  feit  aan,  dat  het  stuk  vóór  dien  datum ,  maar  hoogst- 
waarschijnlijk toch  in  den  loop  van  dat  jaar  1692  is 
opgesteld. 

Het  Deventer  archief  zou,  voor  zooverre  dit  na  het 
aangevoerde  nog  noodig  mag  geacht  worden,  omtrent 
den  datum  nog  wel  nadere  bizonderhedeu  kunnen  leve- 
ren, daar  onder  no.  1571  in  het  register  op  dat  archief 
de  rekeningen  van  het  onderhavige  weeshuis  zijn  geïn- 
ventariseerd en  de  namen  van  Willem  Marienburgh  en 
Arent  Aertsen,  in  dit  stuk  als  provisoren  genoemd,  een 
leiddraad  aan  de  hand  geven. 

Daar  men  te  Kampen  de  armeweezen  ook  wilde  laten 
spinnen,  gelijk  ik  reeds  boven  zeide,  is  de aanteekening 
die  aan  het  slot  voorkomt  nopens  de  kosten  van  een 
spinnewiel  en  een  haspel,   hier  ook  zeer  verklaarbaar. 

Na  het  stuk  aldus,  naar  ik  meen  voldoende ,  te  hebben 
toegelicht,  moge  het  thans  volgen. 

Memorij. 

Int  Arme  Wees-  ofte  Kinderhuijs  tot  Deventer  sijn  85 
kinderen  ende  gaan  aldaer  11  wijsen  die  ongeveer  haer 
kost  kunnen  verdienen. 

Dese  kinderen  worden  onderwesen  in  de  waero  gere- 
formeerde relijsie,  gaende  Sondaeghs  2  mael  terkercken 
ende  worden  eens  in  de  weeck,  te  weeten  Swoensdaeghs 
nademiddaghs  ten  half  een  gecatigiseert  door  een  pre- 
dicant  van  de  stadt  en  de  duijrt  de  catigisatie  omtrent 
een  uijr.  Ende  wort  alle  middagen  ende  des  avonts  on- 
der de  maeltyt  een  capittel  uijt  het  oude  ofte  nieuwe 
testament  door  een  jongen  geleesen. 

Dese   kinderen  worden  gespyst  smaendags  smiddagha 


136 

met  boonen ,  somtijds  met  carnemelck ,  somtijds  met  booter 
ende  leek  ende  savonts  meede  met  carnemelck  gesooden 
des  winters,  ende  soomers  kolt,  ofte  anders  warm  bier. 

Dinghsdaeghs  smiddaghs  des  winters  wortelen ,  geele 
ende  witte  door  malkanderen,  met  ossen  huspot  ende  des 
avonts  gorten  brQ  gekoockt  in  soetemelck. 

Swoensdaeghs  smiddaghs  geele  erwten  ende  des  savonts 
warm  bier. 

Donderdaghs  des  winters  op  den  middagh  knollen  met 
suite  ende  des  avonts  roggen  brij  in  water  gekoockt 
ende  met  melck  gegeeten  ende  des  somers  smiddaghs 
pannekoecken. 

Des  Yrijdaeghs  smiddaghs  boonen  geprepareert  als 
smaendaghs  ende  savonts  brij  van  half  boeckweijten  ende 
half  weijten  meel ,  gesooden  in  soete  melck. 

Des  Saterdaeghs  smiddaghs  half  havergort  ende  half 
garste  gort  met  booter  daer  over  na  behooren  ende 
savonts  gesooden  karnemelck. 

Sondaeghs  smiddaghs  brootsop  met  een  stuck  sprenck- 
vlees  des  winters  ende  roockt  vlees  des  soomers,  ofte 
schapenvlees  met  gepelde  garste,  des  avonts  soetemelck 
met  gepelde  garste. 

Dese  kinderen  drincken  dunne  bier,  gemaeckt  van  10 
mudde  molt  25  tonnen  bier,  des  middaeghs  ende  des 
nademiddaghs  te  Suijren  ende  des  savonts,  soo  veel  als 
haer  lust. 

Deese  kinderen  slapen  op  kribben  boeven  op  den  sol- 
der drie  en  drie,  te  weeten  2  groeten  en  een  kleijne. 

De  kinderen  krijgen  des  smorgens  ten  negen  uijren 
een  stuck  rontom  vant  broot,  met  booter  wel  gesmeert, 
tot  een  ontbijt,  ende  wercken  des  soomers  van  half  sas- 
sen tot  negen   uijren,    ende  beginnen  wederom  te  half 


137 

thijnen  tot  twalef  uijren,  als  wanneer  eeten  ende  begin- 
nen dan  wederom  te  wercken  te  een  uijren  tot  zes  uijren 
des  savonts  de  kleijne,  ende  de  groote  die  een  ambacht 
loeren  buitens  huijs  tot  acht  uijren. 

Deese  kinderen  laet  men  een  ambaght  leeren  daer  lust 
ende  bequaemheijt  toe  hebben,  tot  haer  11,  12  ende  13 
jaeren,  na  dat  bequaem  sijn. 

In  dit  huijs  daer  deese  kinderen  worden  opgeyoet  s^n 
2  meesteren,  een  die  opt  spinnen  past  ende  treckt  des 
weecks  5  gulden  10  stuijvers  op  sijn  eigen  kost,  ende 
den  anderen,  te  weeten  de  binnen  vaer,  genoemt  Claes 
üoeyenaer,  geboortigh  van  Ënckhuijsen,  met  sijn  vrouw 
des  jaers  240  gulden  met  de  kost. 

De  grootste  meijsies  dienen  daer  voor  maegden  soo  in 
de  keucken ,  te  weeten  2 ,  alsoock  2  op  de  jongens  ka- 
mer ende  2  op  de  meijsies ,  om  dieselve  te  reijnigen  van 
ongedierte,  ende  worden  de  jongens  en  de  meijsies  2 
maal  ter  weeck  gereinight. 

Int  selve  huijs  is  een  backerije  met  sijn  toebehooren 
ende  wordt  des  sweecks  2  mael  gebackt,  te  weeten  rog- 
gen broot  ende  treckt  de  hacker  12  st.  per  mudde. 

In  dit  huijs  is  een  kleermaecker  die  dagelijcks  treckt 
11  stuijvers  sonder  de  kost  ende  verstelt  ende  maeckt 
kleeren  daer  dan  een  a  2  jongens  bij  leeren  ende  helpen. 

In  dit  huijs  is  een  schoenlapper  ende  treckt  des  daeghs 
vrij  geit  13  stuijvers,  dogh  op  sijn  kost. 

De  schoenen  worden  buijten  dit  huijs  gemaeckt,  alsmede 
het  bier  buijten  gebrouwen. 

Dese  kinderen  draegen  kaerseijen  kleeren  van  roodt 
ende  crap  paerse  kerseij ,  ende  haer  namen  op  de  kleeren 
genaeijt,  te  weeten,  soo  wel  op  de  hoeden,  kousen, 
schoenen,  dassen,  hemden  als  al  haer  goedt. 

BIJDK.   IV,  10 


138 

De  jongens  hebben  tot  haer  lijff  3  hemden  ende  3 
dassen  ende  3  neusdoeken  ende  de  meijssiens  alles  na 
advenant. 

Tot  deese  kinderen  is  een  aparte  sieckenkamer,  daer 
de  jongens  ende  meijsies  elck  apart  worden  gebedt  ende 
verpleeght,  soo  wanneer  sieck  sijn. 

BooYon  op  de  solder  sijn  haer  backen  daer  de  gort, 
800  haver  als  garste  gort  en  oock  haer  rogge,  erwten 
ende  boenen  in  sijn,  alsmede  kassen  daer  de  iongens  ende 
meijssiens  haer  kleeren  in  sijn,  doch  elck  besonder  als 
meede  de  hoeden  ende  schoenen. 

Op  de  slaepkamer  van  de  jongens  ende  meijssies  die 
geslooten  worden,  hangt  een  konstige kartesiaense lampe 
met  2  lighten  die  het  geheele  gemack  genoeghsaem  ver- 
lighten. 

De  binneuvaeder  leert  de  kinderen,  soo  jongens  als 
me^sies  leesen  ende  schrijven,  te  weeten :  staende,  loopende, 
ende  italiaansche  handen  ende  dat  alle  dagen  soo  voor 
als  nademiddaghs ,  soo  wanneer  dat  schaften  is. 

Dese  kinderen  slapen  boeven  als  geseght  is,  in  kribben 
3  en  3  ende  hebben  des  winters  2  deeckens,  te  weeten 
een  groene  ende  witte,  ende  des  soomers  alleen  een  groene. 

De  kinderen  hebben,  soo  wel  de  jongens  als  meijsies, 
2  paer  schoenen,  te  weeten  een  paer  des  sondaghs  ende 
een  paer  in  de  week. 

Des  werckendaeghs  dragen  de  jongens,  als  wanneer 
wercken  ende  niet  uijtgaen,  een  pijen  rock  ende  kersaijen 
hoosen  ende  een  Reijlijff  met  mouwen,  de  meijsies  met 
een  schort,    des   soomers  ende  des  winters  een  boijsien. 

Alle  maenten  worden  de  bedden  verschoont,  te  weeten 
de  eene  14  daegen  de  jongens  bedden,  ende  de  andere 
14  daegen  de  meijsies  bedden. 


139 

In  dit  huijs  wort  alle  veertien  daegen  gewassen  ende 
wort  5  mael  gebrouwen  een  brouwe  van  25  tonnen. 

^  Ende  wort  jaerlijcks  geslagen  7  a  8  ossen  ende  geen 
verckens. 

De  melck  ende  booter  wort  in  dit  huijs  altemael  gekofft. 

Op  paeschen,  pincksteren  ende  karstijdt  wordt  een 
stuck  gebraden  vlees  van  ossen  offte  schapen  vlees  met 
rijsenbrij  geschafft. 

Op  karstgdt  wordt  wel  fijs,  versche  offte  stockvijs,  ge- 
schafft. 

Voor  dit  huijs  wort  alle  weecken  een  collecte  door  de 
heele  stadt  gedaen,  als  wanneer  de  hackers  wittebroot 
geeven,  dat  dan  de  kinderen  eeten,  ende  anders  geen 
wittebroot. 

De  meijsies  die  niet  spinnen  het  canifaesgaeren,  spin- 
nen ander  gaeren,  naijen  ende  doen  wat  anders. 

Over  dit  huijs  sijn  gesteld  2  provisoren  dat  nu  sijn 
Willem  Marienburgh  ende  Aerent  Aertsen, 
die  met  malkander  de  huijshoudingh  waernemen,  ieder 
een  vierendeel  jaers,  visa  versa. 

Ende  sijn  uijt  de  Magistraet  2  over  provsooren,  dat 
tegenwoordigh  sijn  de  Heeren  L  e  n  n  e  p  ende  M  a  r  c  k  e  1. 

De  binnenvaer  van  dit  huijs  sou  onse  stadt  van  Cam- 
pen  wel  aen  een  goet  binnenvaer  kunnen  helpen,  die  eens 
overkoomende,  sijn  bequaemheijt  konde  toonen. 

N.B.  Een  wiel  met  een  haspel  daer  het  canifaes  gaeren 
meede  wordt  gemaekt,  kosten  tot  Deventer  3  gl.  3  stuijvers. 


10* 


BOUWSTOFFEN  VOOR  EENE 


GESCHIEDENIS  VAN  HET  ONDERWUS  IN  OVERUSSEL. 


lY.      SCHOLIER  -  PRIVILEGIE. 

Een  zeldzaam  geval  deed  zich  in  1589  voor.  Een  arme 
scholier  („schamele  clerck")  bij  de  poort  van  Zwolle  bezig 
met  het  balspel,  werd  door  te  Deventer  in  garnizoen 
zijnde  en  dus  vijandelijke  soldaten,  gevangen  genomen 
en  medegevoerd,  terwijl  een  zijner  makkers  doodelijk  ge- 
wond werd.  Hiervan  was  het  gevolg,  dat  de  regering  van 
Zwolle  en  de  Rector  der  school  aldaar  vertoogen  bij  de 
Deventer  regering  inleverden ,  dat  de  knaap  naar  krijgs- 
regt  vrijgelaten  moest  worden.  Het  Corpus  Juris  ( Cod. 
lib.  IV.  tit.  XIII  in  fine)  kwam  er  bij  te  pas  en  waar- 
schijnlijk heeft  men  eene  gunstige  beschikking  erlangd, 
ofschoon  dit  niet  stellig  blijkt.  Ziehier  de  brieven  uit  het 
Deventer  archief. 

Zwolle  aan  Deventer. 

„Ersame  wij  se  voersichtige  Insonders  gunstige  guede 
Yrunde,  Alsoe  vergangen  donderdach  etlicke  Soldaeten 
vth  V.  Ers.  Stadt  alhier  hardt  voer  vnsse  Stadt  vndert 
sluiten  vander  Poerten  gekommen  vnd  daerselvest  biss 
die  klercken,  als  gewundtlich  vp  solcken  dach  copiam 
ludendi  hebbende,  vmb  sich  pila  palmaria  to  exerci- 
ren,  vth  vnser  Stadt  gekommen,  verborgen  vnd  verhal- 
ten vnnd  sie  dan  einen  klerck  vnchristlick  ther  doet  ver- 


141 

wundet ,  vnnd  einen  genandt  Jacob  Wernerssen  hen  wegh 
genhommen ,  vnnd  binnen  V.  Ers.  Stadt  gebracht  heb- 
ben, alwaer  hie,  wie  wij  berichtet,  vngebuerlick  jnde 
gefenckenisse  verhalten  vnnd  oeuel  getra^^tiert  werdt. 
Vnd  dan  gemelter  Jacob  Wernerssen  als  ein  jonger  klerck 
die  sich  mit  giener  parthie  bekummort,  alhier  jn  vnser 
Stadt  ther  Schoeien  vnd  jn  studijs  gewest,  vnnd  solcke 
klercken  nae  die  olde  wolhergebrachte  kriegesrechten 
vnnd  costumen  vnnd  sonst  oick  nae  alle  reden  vnnd  bil-- 
licheidt  vor  anderen  behoeren  gepriuilegiert  to  wesen.  Is 
hiermede  vnse  gantz  frundtlich  begeren  Y.  Ers.  wollen 
sich  gunstichlichen  gefallen  laeten  bij  den  jnliggenden 
Capiteinen,  Daer  onder  die  vorgemelte  Soldaeten  sortie- 
ren,  die  guede  beforderinge  to  doen,  Dat  gemelter  jon- 
ger klerck,  van  gaer  geringen  vermuegen  wesendevnnd 
then  beijden  sijden  vnpartheijch ,  Die  olde  kriegesrechte 
vnnd  costumen  genieten,  vnnd  kost  vnnd  schadeloess 
gerelaxiert,  vnnd  wederumb  op  sijne  frije  voete  gestalt 
werden  muege.  Daeran  doon  V.  Ers.  ein  billick  Christ- 
lich  vnnd  mitlidelick  werck,  vnnd  wij  vertroosten  vnnss 
solchs  tot  V.  Ers.  vnnd  wollens  jn  gelicken  vnnd  mehr- 
deren  saeken  jeder  tijt  geme  verschulden,  vnd  doen  V. 
Ers.  hiermede  jn  schutz  dess  Almechtigen  empfelhendt 
Datum  den  20  Julij  Anno  etc.  89." 

Borgermeisteren  Schepen  und  Raedt  der  Stadt  Zwolle, 
Den  Ersamen  wijsen  voersichtigen  Borgermeisteren  Sche- 
pen vnnd  Raedt  der  Stadt  Deventer  vnsseren  gunstigen 
gueden  vrunden.  (Adres.) 

Lectae  in  Senatu  opten  5  Augusti  A^  1589  Conss. 
Luesse  Heeck.  (Op  den  kant.) 


142 

De  rector  aan  Deventer. 

//Edele  Ehrntfeste  hoecligeleerde  Eersame  wijse  voir- 
sichtighe  discrete  heren ,  vnde  nha  gelegenheytt  vrunde  — 
lek  bedroeue  mij  dat  ick  geen  ander  oersaeke  an  Y.  A. 
"W.  hebbe  tho  schriven,  dan  dese  bedroefde  tijt  nu  me- 
debrenget.  Wilt  derhaluen  mijn  schriuent  ten  gunstich- 
sten  annemen  vnde  het  beste  doen  bij  onsen  schaemelen 
Clerck ,  soe  die  soldaeten  bijnnen  Deuenter  in  gamijsoen 
.liggende,  dichte  alhijr  voer  die  poerte,  hebben  hen  ge- 
haelt,  die  enen  bal  in  sijner  handt  hebbende  nha  sijn 
gewontlijcke  spolplaetse  genck ,  want  het  oerlof  dach  was. 
Vnde,  diewijle  nha  allen  keijserlijcken  unde  gemenen 
Ricksuorsten  Priuilegien,  den  schoeien  gegeuen,  die  Clerc- 
ken  allenthaluen  tho  water  vnnde  tho  lande,  vp  tollen 
in  krigeshandel ,  belegeringhe  van  Steden,  exempt  vnde 
vrij  van  alle  Captiuiteijten  spoliatie  vnde  iniurio ,  vrij  ge- 
holden  pleghen  tho  worden,  Alsoe  dat  sij  vrij  moegen 
passieren  vnd  repasseren ,  doer  viande  landt  vnde  legeren, 
welck  met  exemplen  wel  tho  bewjjsen  waer,  dan  om 
kortsheijtshaluen  verbijgaen.  Angaende  die  Priuilegien, 
die  welcke  veel  en  verscheijden  sijn,  soe  V.  A.  "W.  seer 
wel  kundich,  hebbe  dan  noch  desse  ene  derjungstenge- 
raetsaem  geachtet  hijr  bij  tho  voegen.  * 
Dig.  ne  filius  pro  patre  L.  fine. 

Habita  quidem  super  hoc  diligenti  inquisitione  episco- 
porum  abbatum,  ducum,  omnium  iudicum,  et  aliorum 
procerum  nostri  palatij  examinatione ,  omnibus,  qui 
caussa  studiorum  peregrinantur ,  scholaribus  et  maxime 
diuinarum  atque  sacrarum  legum  professoribus,  hoc  nos- 
trao  pietatis  beneficium  indulgemus,  vt  ad  loca,  in  qui- 
bus  literarum  exercentur  studia  tam  ipsi ,  quam  eorum 
nuncii    veniant,    et  cum    eis    secure    habitent.     Dignum 


143 

namque  existiraamus ,  vt  cum  omnes  bona  facientes  nos- 
tram  laudem  et  protectionem  mereantor ,  quorum  scientia 
totus  illuminatur  mundus  ad  obediendum  Deo,  et  nobis 
eius  ministris  yita  subiectorum  informatur,  quadam  spe- 
eciali  dilectione  ab  omni  iniuria  defendamus.  Quis  enim 
eorum  non  misereatnr,  qui  amore  scientiae  exules  facti, 
de  dinitibus  pauperes  se  ipsos  exinaniunt,  vitam  snam 
multis  periculis  exponunt,  et  a  yilissimis  saepe  homini- 
bus  (qnod  grauiter  ferendum  est)  corporales  iniuriassine 
causa  perferunt.  Hac  igitur  generdli  et  in  perpetuum  va- 
itural  lege  decemimus,  vt  nullus  de  caetero  tam  audax 
inueniatur,  qui  aliquam  scholaribus  iniuriam  inferre  prae- 
sumat:  nee  ob  alterius  einsdem  prouinciae  delictum  aut 
debitum  (quod  aliquando  ex  peruersa  consuetudine  fac- 
tum  audiuimus)  aliquod  damnum  eis  inferat.  Scituris 
huiusmodi  Constitutionis  temeratoribus  et  etiam  ipsis  lo- 
corum  rectonbus,  qui  hoc  vindicare  neglexerint,  resti- 
tutionem  rerum  ablatarum  ab  omnibus  exigendam  in 
quadruplum,  notaque  infamiae  ipso  iure  eis  irrogata, 
dignitate  sua  careant  in  perpetuum.  Yerumtamen  si  litem 
eis  quispiam  super  aliquo  negotie  movere  Yoluerit:  hujus 
rei  optione  data  scholaribus,  eos  coram  domino  vel  ma- 
gistro  suo,  yel  ipsius  ciuitatis  episcopo,  quibus  hanc 
iurisdictionem  dedimus,  conueni  ant.  Qui  vero  ad  alium 
iudicem  eos  trahere  tenta  uerint ,  etiamsi  caussa  iustissima 
fuerit ,  pro  tali  conamine  cadant.  Hanc  autem  legem  inter 
impériales  constitutiones  scilicet  sub  titulo,  ne  filius  pro 
patre  inseri  iussimus.  Datum  apud  Roncalias  anno  Do- 
mini  M.  CCCCLVIIJ  mense  nouembr. 

Authentica  habita  C.  Ne  filius  pro  patre. 

Fridericus  Imperator  abauus  regis  huius. 


144 

Maximilianus 

Philippus 

Carolus  5 

Philippus  Hispaniarum  Rex. 

Fridericus  III  Ernesti  F.  Archidux  Austriae,  Impera- 
tor, Pater  Maximiliani ,  Proauus  Caroli  V  cognomine 
paoifictis,  nascitur  anno  Christi  1415  hora  dimidia  post 
octauam  pomeridianam. 

Is  derhaluen  mijne  vnde  der  gemene  onser  schoeien 
lectoren  frundtlijck  begheren ,  V.  A.  "W.  sich  willen  onses 
afgeuangenen  schamelen  Clercken  n.oet  annemen  vnde  met 
den  Edelen  Ehrentfesten  manhaftigen  YL.  Auersten  Luij- 
tenant  Georgium  Laukema,  onser  schoeien  wel  ehr  ge- 
wesener  alumnus,  sprecken  dat  der  geuangener  Clerck 
sijn  E.  L.  nha  schoelrecht  vnde  olde  vrijcheijden  wijl 
weder  gelieven  sonder  randtsoen  tho  relaxeren,  vnd  tot 
sijne  temlick  angeuange  studia  weder  repassiere.  Beue- 
lende hjjr  mit  vwe  Achtbare  wijsheijdt  Godt  Almechtig 
jn  sijn  schutz  vnd  beschermijnghe  vnde  soe  tot  enigen 
tijden  des  gelijcken  vwer  schoeien  Clercken  wedderuoere 
(wellick  Godt  verhoeden  moet)  werden  wij  met  sampt 
enen  Eersamen  Raedt  alhijr  tuwen  besten  allen  moege- 
Ijjcken  vlijth  anwenden.  Ilich  wth  Zwol  Anno  1589  nha 
den  olden  stijll  den  21  Juljj. 

V.  A.  "W.  dienstwilliger  diener  nha  gelegenheijt 

Petrus  Brouerus  Rector  van  wegen  der  schoeien 
vnde  gemene  lectoren. 

Der  heer  van  Hoge  Saxen  heft  in  het  auerquartier 
van  Gelderlandt ,  Bentijnges  beijde  soens  geuangen  gehat, 
dan  angesijen  sij  studenten  waeren  wederom  kosteloos 
vrij  gerelaxiert." 

Den  Edelen  Ehrntfesten  Hoechgeleerdén  wolwijsen  voir- 


145 

sichtigen  vnde  discreten  heren  Borgermeijsteren  vnde 
Raedt  der  wijtberoemten  stadt  Beuenter  mijnen  gonsti- 
ghen  heren  dienstlijck  geschreuen.  (Adres) 

Lect.  in  Senata  opten  5  Augustie  A®.  89  Cons.  Luesse 
Heeck.  (Op  den  kant.) 

V.      LATIJN8CHB  -  SCHOOLWETTEN. 

Leges  Scholae  Dayentriensis. 

Pro  Rectore. 

1.  Rector  ab  Amplissimo  Senatu  et  prudentissimis 
Scholarchis  ad  Scholae  g^bemationem  yocatus  summo 
studio  ut  salus  Scholae  non  solum  conservetur  sedetiam 
amplificetur  curato. 

2.  Supremae  classi  principaliter  docendo,  caeteris  aequè 
in  yit4  ac  moribus  praeesto. 

3.  Singulis  horis  quibus  classes  frequentantur,  quoad 
ejus  per  alias  grauiores  occupationes  fieri  potest,  classes 
yisito  et  ipse  in  absentes  inqnirito. 

4.  Singulis  septimanis  notas  turn  linguae  turn  malorum 
morum  exigito,  et  transgressores  ut  par  est  plectito. 

*  5.  Non  solum  discipulorum  sed  etiam  collegarum  yitam 
et  mores  observato,  et  sicubi  opus  est  emendato. 

6.  Collegas  in  ofBcio  negligentes  ad  diligentiam  co- 
hortator,  refractarios  et  contumaces  ad  Dn.  Scholarchas, 
ut  vel  in  officie  contineantur  vel  ab  officie  amoveantur, 
deferto. 

7.  Collegas  docentes  ipse  nonnuraquam  audito ,  deque 
modo  docendi  utrum  satis  conveniens  et  fructuosus  sit, 
cognoscito;  rationem  item  disciplinae  ne  yel  rigidior  vel 
remissior  sit  obsenrato. 

8.  CoUegis  officium  gnayiter  et  dextrè  facientibus  om- 
nia   humanitatis   officia   praestato,     ipsorumque    famam 


U6 

ubcunque  opus  fuerit  defendito,  existimationen   maxime 
apud  discipulos  praeclaram  servato. 

9.  Disciplinae  in  pietate  et  honestis  moribus  per  totam 
Scholam  vigilantissimus  custos  esto. 

10.  Si  quas  simultates  ac  discordiarum  incendia  inter 
collegas  gliscere  animadverterit ,  de  ijs  abolendis  mature 
ac  sollicitè  cogitato,  quod  si  nihil  e£fecerit,  Dominis 
Scholarchis  significato. 

11.  Si  quis  collegarum  functione  sud  sese  abdicare 
constituerit ,  in  tempore  de  allo  apto  et  idoneao  rocando 
et  sufficiendo  cum  Dn.  Scholarchis  communicato. 

12.  NoYum  Collegam  ab  Amplissimo  Senatu  et  Dominis 
Scholarchis  jam  receptum  et  confirmatum ,  sibi  vero  com- 
mendatum,  solemniter  in  Scholam  introducito,  discipulis 
sistito,  quibus  ut  nouum  hunc  praeceptorem  in  studio 
et  obedientid  debito  honore  prosoquantur ,  grauiter  in- 
jungito. 

13.  Nullum  discipulum  nisi  ante  probè  examinatum, 
legibusque  sanctè  fide  obstrictum ,  recipito  oique  deinde 
locum  conyenientem  in  Schold  assignato,  fideique  prae- 
toris  commendato. 

14.  Exercitia  sive  compositiones  inferiorum  classium 
quomodo  k  praeceptoribus  corrigantur  ipse  interdum  in- 
cepspicito. 

15.  Singulis  binis  mensibus  ut  una  atque  altera  oratio 
k  supremae  classis  discipulis  publicè  declametur,  curato. 

16.  Disputatoriis  exercitationibus  quae  a  supremae 
classis  discipulis  habebuntur,  praesideto  easque  dirigito. 

17.  In  discipline  non  saevitiam  sed  severitatem  cum 
paterno  affectu  temperatam  ostendito. 

18.  Singulis  semestribus  publicum  examen  per  omnes 
et  singulas  classes,  alterum  vernale,  alterum  autumnale, 
instituito,  ad  quod  Dn.  Scholarchas  inyitato. 


147 

19.  Finitis  examinibus  publicis  ferias  trium  septima- 
namm  concedito  diemque  reditus  ad  lectiones  dicito. 

20.  Ex  discipulis  diligentiores  ad  Buperiora  promoveto, 
negligentiores  ad  inferiora  dejicito. 

21.  Catalogum  omnium  discipulorum  semper  habeto, 
inque  eum  nomina  illomm  qui  recens  ad  Scholam  acce- 
dunt,  referto. 

22.  DiebuB  Dominicis  unk  cum  collegis  discipulos  ex 
Scholè  in  summum  templum  ad  audiendam  concionem 
deducito  sed  semestri  aestivo  praeeunte  brevi  graeci  textus 
Evangelici  enarratione;  ex  templo  vero  in  Scholam  ad 
habitae  concionis  brevem  cLjfXKi^aXociaiffHf  eodem  modo 
reducito. 

Pro  PraeceptoribvB. 

1.  Praeceptor  jam  ad  docendi  munus  ab  Amplissimo 
Senatu  et  Dominis  Scbplarchis  admiBsus  Rectori  soBe  ad 
fidelitatem  et  observantiam  obBtringito,  legibusque  bobo 
Btipulatè  manu  sabjicito. 

2.  De  optimo  docendi  modo  praeceptores  soliciti  sunto, 
semperque  parati  ad  lectiones  accedunto ,  nee  unquam  ut 
perfunctoria  et  superficiaria  sit  institutie  admittunto. 

3.  lusto  et  statuto  tempore  in  suis  classibus  singuli 
adsunto ,  nee  obambulationibus  vel  confabulationibus  tem- 
pus inaniter  terunto. 

4.  Domesticis  negotijs  sese  ne  nimis  implicanto,  sed 
potiorem  curam  in  Scholasticd.  functione  defignnto. 

5.  Singulorum  discipulorum  ingenia  et  naturas  per- 
noscunto ,  indeque  ad  singulorum  captum  institutionem  ef- 
formanto,  ac  disciplinam  in  moribus  componunto. 

6.  Lectionum  multitudine  discipulos  ne  obruunto ,  eas 
yero,  quas  proponunt  judiciosè  excutiunto;    phrases  ele- 


148 

gantiores  seligunto,  earunquo  usum  monstranto,  et  tum 
memoriam  tum  judicium  excolunto ,  imprimis  voro  judicij 
rationem  habento. 

7.  Lectionis  nondum  intellectae  recitationem  ex  me- 
moria  ne  posounto. 

8.  Manè  lectiones  non  nisi  praemissis  precibus  incho- 
anto;  Vesperi  vero  lectiones  cum  precibus  concludunto. 

9.  In  exercitiorum  correctione  diligentiam  adhibento, 
errata  in  \mk  atque  altere  periode  primum  k  discipulo  au- 
tore, qui  si  deprebedere  non  potuerit,  k  caeteris  inves- 
tigari  curanto. 

10.  Discipulorum  mores  in  Scbol&  et  alibi  diligenter 
observanto,  agrestes  et  scurriles  reprehendunto ,  emen- 
danto,  et  si  opus  fuerit  gravius  coorcento. 

11.  Notas  tum  linguao  tum  malorum  morum  diligenter 
exigunto ,    et  pro  ratione  transgressionis  justam   poenam  * 
irroganto. 

12.  Sine  pace  Rectoris  k  lectione  nemo  ex  praecepto- 
ribus  abesto,  multó  minus  peregrè  abito. 

13.  Nee  lenti  Mitiones  nee  plagosi  Orbilii  sunto,  sed 
justam  in  irrogandis  poenis  moderationem  sine  ull4 
Tr^offutTTo^fi^tx  adbibento. 

14.  Pietatis,  justitiae  et  temperantiae  exemplo  discipu- 
lis  suis  praelucento,  et  quod  docendo  acdificant  vitaein- 
tegritate  communiunto. 

15.  Concordiam  in  ter  se  et  pacem  alunto,  omnemque 
rixandi  occasionem  fugiunto. 

16.  Alter  alterius  famam  et  existimationem  studiosè 
et  sincerè  defendito. 

17.  Praeceptor  functionem  suam  deserturus,  posteaquam 
discessum  suum  indicavit,  nee  qui  in  locum  surrogetur 
praesto  fuerit,  ad  quartam  anni  partem  qu&  functionem 
obire  pergat,  obligatus  esto. 


149 

Pro  Discipvlis. 

1.  Ad  Scholam  nostram  qui  admitti  cupiunt,  sive  in- 
digenae  sive  peregrini ,  Rectori  sese  sistemto ,  sua  nomina 
profitentor,  et  legibus  sese  hisce  parituros  sancte  pro- 
mittunto. 

2.  Lectiones .  diligenter  et  statuto  tempore  prompte 
frequentanto. 

3.  Matutinas  horas  stertendo  ne  perdunto ,  sed  antelu- 
can&  industrie  studia  tractanto ,  nee  ad  ea  sine  praemissis 
pijs  precibus  accedunto. 

4.  Yespertinis  vigilijs  mediocriter  sese  danto,  post 
nonam  vero  horam  fdsis  ad  Deum  precibus  cubitum  sese 
recipiuuto. 

5.  Aestivo  semestri  ut  manè  in  puncto  horae  sextae 
in  Schold  adsint  sese  paranto ;  semestri  vero  hyberno  manè 
hor&  septime  parati  ad  lectionem  veniumto. 

6.  Praeceptoris  adventum  modeste  expectanto. 

7.  Praeceptorem  in  auditorium  ingredientem  honorificè 
et  capitis  detectione  excipiunto. 

8.  Sub  lectione  quid  dicatur  omnes  diligenter  et  attente 
auscultanto,  et  k  libris  scriptorijs  confusaneis,  in  quos 
quae  k  praeceptore  obiter  dicuntur  conjiciant,  parati  sunto. 

9.  A  Praeceptore  interrogati  apertis  capitibus  modeste, 
tardè,  clarè  et  dinstinctè  respondento. 

10.  Domi  lectiones  suas  diligenter  percurrunto,  the- 
mata  ex  lectionibus  ipsieruunto,  in  chartam  adscribunto 
et  deinde  in  Schol&  sicubi  erratum  fuerit  ex  ore  praecep- 
toris corrigunto. 

11.  Compositiones  furtivas  sub  gravissim^  poen&  ne 
offerunto. 

12.  Latino  inter  sese  et  ubivis  looorum  colloquuntor. 

13.  Concionibus  sacris  attentis  ac  devotis  animisreli- 


150 

giosè  intersunto,  h  confabulationibus  alijsque  ludicris  pe- 
nitus  abstinento,  singuli  autem  locum  sibi  destinatum 
occupanto. 

14.  Omnes  concordiam  alunto,  nee  sub  graYisBÜn^ 
poene,  manus  conserunto. 

15.  Incessus  honestus  caeterique  gestus  omnes  ad  de- 
coram  honestatem  compositi  sunto. 

16.  Ociosas  obambulationes  extra  feriatos  dies  evi- 
tanto. 

17.  A  Comessationibus ,  noctumis  divagationibus ,  in 
frigide  natationibus ,  in  glacie  discnrsationibus ,  piscatio- 
nibus,  aucupiis,  et  quibusvis  lusibus  illiberalibus  quam 
diligentissimè  sese  abstinente. 

18.  Loca  suspecta  et  tnrpium  libidinum  irritamenta 
ne  adeunto. 

19.  Praeceptores  justo  ac  debito  honore  afficiunto,  de 
illis  honorificè  sentiunto  ac  loquuntor,  illorunque  moni- 
tionibus  prompte  et  alaeriter  parento. 

20.  Yiris  honoratis,  praecipuè  vero  ijs  qui  in  officio 
aliquo  constituti  sunt  ut  et  honestioribus  matronis  con- 
yenientem  honorem  reverenter  exhibento. 

21.  Ab  algs  lacessiti  ne  ipsi  vindictam  meditantor,  sed 
Rectoris  auxilium  imploranto. 

22.  Sine  Rectoris  et  Praeceptoris  pace  nemo  discedito. 

23.  Omnia  dicta  et  facta  ad  pietatis  et  honestatis  re- 
gulas  composita  sunto. 


Index  Leotionym  pro  Schola  Daventriensi. 
Lectiones  singulis  classibus  communes. 
Catechismus  Heydelbergensis, 
Musica. 


151 

Pro  classe  suprème  sive  tertiê,. 
Harmonia  Dialecticae  P.  Rami  et  Philippi  Melanchtonis. 
Analysis  logica  et  rhetorica  orationis  alicujus  Oiceronis. 
Isocrates. 
HomeruB. 
YirgiliuB  et  Horatius  altematim  in  conjunctione    classis. 

tertiae  et  quartae. 
Syntaxis  et  Prosodia  Graeca. 

Exercitatio  oratoria  et  poëtica  turn  in  graecis  turn  in  latinis. 
Exercitatio  disputatoria ,  maxime  yero  ex  artibus  logicis. 
Sleydanus  de  quatuor  summis  imperijs. 
Textus  Evangelicus  Dominicalis  graecè  in  classis   tertiae 

et  quartae  conjunctione. 

Pro  classe  quart&. 
Dialectica  P.  Rami. 
Rhetorica  Audomari  Talaei. 
Oratio  aliqua  breyior  M.  Tullij  Ciceronis,  vel  libei^  de 

officijs  ejusdem. 
Grammatica  graeca  Theophili  Golii. 
Liber  aliquis  Novi  Testam.  graecè. 
Terentius  in  conjunctione  cum  classe  sequente. 
Yirgilius  et  Horatius  ut  supra. 
Compositie  in  pros4  et  ligat^  oratione. 

Pro  classe  quinta. 
Grammatica  LithocomL 
Flores  TibuUi. 
Prosodia. 

Terentius  ut  8upr4. 
Epistolae  Ciceronis. 
Rudimenta  linguae  Graecae. 
Compositie. 

Pro  classe  sext&. 
Grammatica  Lithocomi,  praecipue  yero  Etymologia. 


152 

Colloquia  Corderij. 

Fabulae  Aesopi  et  Epistolae  Ciceronis  selectae  alternatim. 

Compositio. 

Pro  classe  septimd. 
Rudimenta  Grammaticae. 
Nomenclator  Hadriani  lunij. 
Colloquia  Corderij. 
Precationes  et  Disticha  Catonis  alternatim. 

Pro  classe  octaya. 
Flexiones  Nominnm  ac  Verborum. 
Formulae  Sebaldi  Heiden. 
Vocabula. 
Precationes. 

Mense  Octobris  Anno  Christi  1619.  ') 


Consules,  Scabini,  ac  Senatores  reipub.  Zwollanae 
Amico  ac  candido  Lectori. 

Quae  gentes  prae  caeteris  sapientiae  laude  floruerunt, 
et  Remp.  ex  usu  civium  optimis  legibus  et  institutis 
domi  militiaeque  prudentissimè  administrarunt ,  eaedem 
literis  maxime  fuerunt  excultae,  nihilque  habuerunt  an- 
tiquius,  quam  ut  Scholas,  quasi  publicas  quasdam  vir- 
tutum  et  liberalium  artium  officinas ,  et  Reip.  Seminaria, 
instituerent ,  in  quibus  tenara  et  in  yitium  flecti  corea 
aetas,  a  primis  annis,  et  ab  ipsis  velut  incunabulis, 
bonis  moribus  et  artibus  imbueretur.  ld  spectarunt  Ma- 
jores  nostri,  homines  prudentissimi ,  qui  hanc  Scholam, 
ceu  publicum  quoddam  literarum  domicilium  magno  ani- 
mo, ingenti  sumptu,  exaedificarunt ,  nobisque  ac  poste- 
ritati   eandam   conservandam ,    exornandam,    augendam 

')     Ygl.  met  deze  Leges  Bydr.  I.   251,  en  zie  ald.  bL  8. 


153 

reliqüerunt.  Sic  n.  existimabant  magnam  humanae  fe- 
licitatis  partem,  adeoque  Reipub.  salutem  et  incolumitatem, 
rectd  puerorum  educatione,  quae  sine  justa  Scholarum 
constitutione ,  diligentique  morum  ac  litorarura  informa- 
tione  habori  nequit,  contineri.  Horum  nos  vestigia  secuti, 
non  alicnum  a  nostro  munere  et  officio  duximus,  pueri- 
lium  studiorum  curam  suBcipere,  in  eoque  nunc  vel  maxime 
8umus,  ut  nostram  hanc  Scholam  (quod  Deus  opt.  max. 
secundet)  pristino  splondori  restituamus ,  et  quam  floren- 
tissimam  efüciamus.  Itaque  maturadoliberatione  acjudicio 
adhibito,  quae  ad  Scholam  nostram  rectè  constituendam 
pertinere  sunt  visa ,  collegimus,  certamque  praeceptoribus 
juventutis  instituendae  norman  praescripsimus ,  quam 
tecum,  amice  lector,  publico  hoc  programmate  communica- 
mus ,  ut ,  si  (quod  speramus)  haec  Scholae  disciplinaeque 
ratio  tibi  non  improbetur,  conatus  nostros,  publicae  rei 
bono  devotos,  favore  tuo  et  amore  prosequaris,  frequen- 
tiam  scholasticam  pro  virili  adjuves  et  promoveas,  tibique 
persadeas  fore,  si  qui  studiorum  caussè  exteri  ad  nos 
accedant ,  ut  pro  veteri  ac  perpetuo  civium  nostrorum  in 
literas  affectu,  benignè  honesteque  habeantur. 

1.  Primum  itaque  visum  est,  universum  pueorum 
gregem  in  quinque  Classes ,  pro  ingenij  et  profectus  mo- 
dule, distrobuendum. 

2.  Singulis  Classibus  singulos  praeceptores  praeci- 
siendos ,  qui  et  quid  sui  sit  muneris  probè  intelligant ,  et 
quod  norint  diligenter,  fidoliter,  et  cupidè  prestent. 
Hi  ad  horae  sonum  praesto  sint,  pucros  in  officio  conti- 
neant ,  caveantque  ne  quid  disciplina  Scholastica  dctrimenti 
capiat:  nee  tantum  se  literarum  Magistros,  sed  morum 
quoque  praeceptores,  et  animorum  quasi  parentes,  esse 
meminerint;  ideoque  undecunquc  arrepta  occasione,  pie- 

BIJDR.   IV.  11* 


154 

tatem,  probitatem,  morumque  civilitatem  teneris  animis 
instillenti  si  quid  memoriter  recitent  pueri,  aut  legant, 
aut  rogati  respondeant,  aut  disputatione ,  velut  cote,  in- 
genium  acuant,  diligenter  auscultent;  si  quid  perperam 
recitari,  itemque,  si  quae  oris  yitia  in  pueris  animad- 
vertant,  sedulo  corrigant:  utque  clarè  voce,  articulatè, 
distinctè  ac  tardè  pueri  pronunciare  discant,  et  gestus 
Buos,  totumque  corporis  habitum  decenter  componant, 
annitantur.  Dominicis  festisque  diebus  è  Schola  pucros 
ad  sacras  conciones  deducant:  postridiè  in  tribus  superi- 
oribus  Classibus  quid  audiorint,  observarint,  dedicerint, 
pro  cujusque  captu,  praecipuè  e  doctrina  Catechetica, 
exigant;  authoritatem  suam  doctrine,  vitae  integritate, 
ac  moderate  seyeritate  tueantur;  et  inter  se,  ut  probos 
Collegas  decet,  conjunctis  animis  et  laboribus,  hoc  sta- 
dium literarium  decurrant. 

3.  Classes  in  decurias  aut  octurias,  pro  discipulorum 
numero ,  distribuendas ,  cuivis  decuriae  suum  decurionem, 
morum    observatorem ,    officii  exactorem,  praesiciendum. 

4.  Leges  Scholasticas  singulis  in  Classibus  affigendas, 
discipulisque,  anniversarijs  ferijs  exactis,  praelegendas, 
explicandas,  diligenter  inculcandas,  et  servandas. 

5.  Lectiones  singulis  in  Classibus  ab  inyocatione  di- 
vini  nominis  inchoandas,  et  claudendas. 

6.  Trium  superiorum  Classium  discipulis  non  nisi  La- 
tinè  loquendum:  eorum  desidiam  publicè  k  praecepteo- 
ribus  inerepandam ,  industriam  laudandam,  quotidianisque 
concerationibus ,  ambitu  et  praemijs  excitandam  aemula- 
tionem ;  qu&c  licet  ipsa  vitium  sit,  frequenter  tarnen  caussa 
virtutum  est,  ut  ait  Quintilianus. 

7.  Classes  quotidio  k  Rectore  visitandas,  absentesno- 
tandos,  absentiaeque  rationcm  exigendam,  utque  omnia 
rite  atque  ordine  fiant,  curandum. 


155 

8.  Classes  sic  distinguendas ,  ut  infima,  quae  quinta, 
Alphabetarios ,  hoc  est,  puellos  e  sinu  materno  nunc 
primura  in  Scholam  productos ,  recipiat ,  quos  praeceptor 
ei  praefectus  Classi  non  acerbè,  sed  leniter  et  comiter 
habeat,  ne  studia,  quae,  per  aetatis  istius  imperitiam, 
amaro  nondum  possunt,  oderint,  et  amaritudinem  semel 
perceptam  ultra  pueriles  anno»  reformident.  Ludus  quidam 
hic  sit  verè  literarius,  et  quasi  lusus:  laudentur  subinde 
qui  alios  diligentiê,  praecesserint ;  praemiolis  etiam  quo- 

tidianis,   aut    saltem  hebdomadarijs ,    et  locorum  praero- 

* 

gativa,  ad  diligentiam  et  studiorum  amorem  excitentur, 
ut  et  ipsi  vicisse  se  gaudeant,  et  alios  ad  honestam 
aemulationem  accendant,  et  omnes  spe  victoriae  redire 
ad  Scholam  et  consimilem  confiictum  gestiant.  Incredi- 
bile  dictu  est,  quantopere  id  animos  pueriles,  qui  glo- 
riola  et  laude  ducuntur  afficiat :  quamobrem  idem  institu- 
tum  in  superioribus  quoque  Classibus  vel  maxime  retinen- 
dum.  Hic  ergo  summa  diligentia  praeceptori  annitendum, 
ut  pueri  literarum  formas  de  facie  norint;  tum  ut  rectè 
sonare;  deinde  scité  conjungere ;  post  prompte  et  expiedité 
legere;  praeterea  eleganter  literas  manu  formare  et  effin- 
gere;  postremo  supellectilem  quandam  vocabulorum  sim- 
plicium,  e  libello  ad  id  peculiariter  typis  excuso,  et 
'declinationum  ac  conjugationum  paradigmata  e  öramraa- 
ti^e  Rudimentis  ediscant.  His  mediocriter  perceptis,  ad 
sequentem  Classem ,  quae  ordine  Quarta  est,  traducantur. 

9.  Hic  diligenter  in  declinationibus  et  conjugationibus, 
in  nomimum  generibus,  in  formatione  comparativi  et 
superlativi,  itemque  praeteritorum  et  supinorum;  quid 
substantivum,  quid  adjectivum ,  quae  utriusque  proprietas 
et  convenientia ,  quae  item  vorbi  cum  nomino  conve- 
nientia ; 'quae  rectio   substantivi,    que  adjectivoruni    ver- 

11* 


150 

borum ,  adverbiórura ,  praepositionum ;  et  in  similibus 
maxime  communibua  et  necessarijs  Etymologiao  et  Syn- 
taxeos  regulis,  pueri  exerceantur:  usus  praeceptorum  e 
facili  et  puro  colloquiorum  Corderij  libro,  et  Catonis 
distichis  moralibus  itemque  Catechesi  Hcidolbergensi , 
quae  interpretationem  belgicam  e  regione  habeat,  (ut 
simul  Belgicè  legere  discant ,  et  quasi  ludibundi  a  teneris 
Christianae  Religionis  fundamenta  imbibant)  pcrspicue 
demonstretur ;  vocabulorum  simplicium  e  dicto  libello 
Bupellex  augeatur;  phraseologiae,  libello  ad  id  peculia- 
'riter  destinato,  excipiantur,  ac  quotidie  exigantur :  denique 
emendatae  scriptionis  (quod  in  omnem  aetatem  profutu- 
rum    sit)    elegantiae    opera  non  perfunctorié   adhibeatur. 

10.  Hinc  ad  Tertiam  Classem  evectis  Grammatige  pre- 
cepta  plené  tradantur,  nee  ante  ad  Classem  altiorem, 
quam  iis  probé  cognitis ,  provehantur :  usus  praeceptorum, 
in  classicis ,  authoribus  huic  ordini  maxime  accommodatis, 
quotidie  demonstretur;  significationes  ususque  vocum  di- 
ligentor  notentur;  phraseolagie  calamo  excipiantur  et 
exigantur,  atque  usum,  quotidianis  exercitijs,  qua  lo- 
quendo ,  qua  scribendo ,  applicentur :  Prosodiae ,  versuum- 
que  maxime  vulgarium  dimetiendorum ,  disiectorumque 
carminum  suis  numeris  ac  metro  restituendorum  ratio 
doceatur:  Christiane  quoque  Religionis  fundamenta,  e 
Catechesi  Heidelbergensi ,  memorie  mandanda ,  ac  sequen- 
tibus  in  classibus  plenius  explicanda,  proponantur. 

11.  Hos  ita  paratos  secunda  classis  excipiat,  in  qua 
Grammatige  preceptorum  usus ,  explicandis  classicis  Autho- 
ribus ,  Cicerone  precipué  ac  Virgilio ,  uberrimis  latinitatis 
authoribus,  elegantissimis  quoque  Buchanani  Psalmis, 
majore  curA  demonstretur ,  ac  pretor  assiduam  latiné  lo- 
quendi  consuotudinem ,    stylus,  optimus  (Cicerone  teste) 


157 

dicendi  Magister  et  effector,  diligenter  exerceatur:  Aldi 
Manutij  phrases  elegantissime  memorie  mandentur :  phra- 
soologie  undecunque  colligantur  et  exigantur:  poëtica 
doceatur,  et  quotidianis  exercitijs  ad  praxin  deducatur: 
Dialecticae  et  Rhetoricae  praecepta,  quam  simplicissimé^ 
et  ad  captum  discipulorum  maxime  accommondaté ,  tra- 
dantur.  Graecae  quoque  hic  linguae  fundamenta  jacian- 
tur,  Grammaticae  que  praecepta  explicatione  Novi  Tes- 
tamcnti,  ac  praecipué  Euangelistarum ,  illustrentur. 

12.  Inde  ad  primam  traducantur,  quaeque  super iori- 
bus  Classibus  tradita  sunt,  Universa  ad  praxin  deducan- 
tur:  Poëtica,  Rhetorica,  Dialectica,  Graeca  lingua,  ple- 
nius  tradantur:  horum  omnium  usus  quotidianis  bonorum 
authorum  praelectionibus  et  repetitionibus  diligenter  in- 
culcetur :  crebi  disputationum  conflictus  instituantur:  Ora- 
toria quoque  doceatur,  et  quotidiana  exercitatione,  aut 
splendida  quadam  narratione,  aut  insigni  amplificatione, 
aut  Ëpistola,  aut  declamatiunculè ,  ad  praxin  tradu- 
catur. 

13.  Diebus  feriatis  primd,  pomeridian^  conjunctis  Clas- 
sibus,  Mercurij  quidem  Arithmetica,  Saturni  vero  Psal- 
modia,  doceantur.  Comaediae  quoque  nonnunquam,  sub- 
secivis  horis  a  secundae  et  primae  Classis  discipulis  me- 
moriae  domi  mandatae,  in  Schol a  agantur ,  et  servato  de- 
coro  recitentur. 

Jussu  Senatus,    Wulfio  ab  Ittersum, 
Henrico  ter  Cuilon,  Scholarchis  et 
Camerarijs,  anno  1635.  Maji  25. 
Thimannus  Vriesen  Secretarius. 

V.    D. 


CAMPER  LOF  DOOR  FRANCISCUS  MARTINIUS. 


Toen  in  1729  de  Haagsche  boekdrukker  Jacobus  de 
Jongh  de  gedichten  van  Franciscus  Martinius  uitgaf,  be- 
tuigde hij  in  het  voorwoord:  „Te  beklagen  is  het  zeker, 
dat  er,  buiten  de  Gedichten  op  het  Lijden  en  d'  Opstan- 
ding dos  Heeren,  zoo  weinigh  vruchten  van  dit  eedelc 
vernuft  gevonden  worden ,  welke  alle  echter,  voor  zooverre 
ons  bekent  is,  den  Liefhebberen  dor  Dichtkunde  alhier 
bijeen  verzamelt  worden  aangeboden." 

Dat  de  Jongh  niet  alles  heeft  gekend  wat  door  dezen 
dichter  is  gezongen,  blijkt  uit  een  gedicht,  in  folio,  in 
het  jaar  1641  door  hem  in  't  licht  gegeven,  waarin  hij 
de  heerlijkheden  van  zijn  en  mijn  geboortestad  bezingt 
en  dat,  slechts  acht  bladzijden  tellende,  voorzeker  tot 
de  grootste  zeldzaamheden  in  de  Nederlandsche  biblio- 
grafie behoort. 

Een  afdruk  (wellicht  de  eenig  overgeblevene)  van  dat 
zeldzame  gedicht  berust  in  de  Koninklijke  bibliotheek  in 
den  Haag,  gebonden  met  tal  van  andere  geschreven  of 
gedrukte  stukken,  die  door  den  bekenden  geleerde  en 
boekliefhebber  P.  Bondam  zijn  bijeengebracht. 

In  dit  aan  Overijssel scho  belangen  gewjjd  tijdschrift 
moge  een  nieuwe  afdruk  er  van  eene  plaats  vinden. 

Over  Martinius  zelf  die,  op  11  Julij  1611  te  Kampen 
geboren,  den  24  Januari  1653  te  Epe  op  de  Veluwe  als 
predikant  is  gestorven,  zal  ik  niet  uitwijden,  en  ook 
niet    treden    in    het    debat    der  kunstrechters  die  of,  als 


159 

Hooft,  hem  een  „roselaer  onder  do  doornon"  noemen, 
of,  als  David  van  Hoogstraten,  hem  den  eemaam  van 
„uitnemend  HoUandsch  poëet"  geven,  of  wel ,  als  Bidloo, 
hem  slechts  een  tweedon  rang  onder  zijne  dichtende  tijd- 
genooten  aanwijzen.  Ik  zal  er  mij  toe  bepalen  voor  latere 
beoordeelaars  nieuwe  stof  tot  kritiek  en  waardeering  te 
geven.  Sommige  geschiedkundige  toelichtingen  zouden 
voorzeker  aan  dit  gedicht  voor  den  hedendaagschen  lezer 
meer  belangrijkheid  bijzetten  (bijvoorbeeld  over  de  woord- 
speling „Kemper-steur"  en  „Camper-steur"  in  de  afdee- 
ling  „DE  CAMPER  visch");  die  taak  is  bij  de  hoeren  uit- 
gevers in  de  beste  handen. 

's  Gravenhaoe,  17  Maart  1877. 

M.  J.  A.  G.  Campbell. 


Blz.  1 

CAMPER  LOF. 

(de  titel). 

Blz.  2. 

4 

DEN    EDELEN,     ERENTYE8TEN ,     HOOCHOELEERDEN , 

WY8EN,     YOORSiENiQEN    HEEREN ,     Mijn    Heeren , 

BVRGEMEESTREN  SCHEPENEN  EN  RAAT, 

EN    HAER    ED.    SECRETARISS:    mitsgaders  DIE  OESWO- 

REN   GEMEENTE   der   Vrije  Ryk-Stadt  CAMPEN, 
Geluk  en  Salicheyt. 

Soo  moet  u  nieuwe  Son  met  aangename  stralen. 

Het  oude  Camper  licht  en  lof  weer  achterhalen; 

Don  Hemel  u  Gebiet  verleene  nu  voortaen. 

De  voorspoet  van  August,  de  goetheyt  van  Trajaen. 

Geen  beter  wenschen  mocht  den  Keiser  oyt  gebeuren 

Van  wien  u  Rijk-staf  komt  en  jaorelijksche  keuren:  ') 

Al  braat  men  hier  geen  Os  vol  allerley  gediert, 

Ghy  wort  nochtans  daer  med*  ook  Keyserlyk  geviert. 

So  't  wenschen  heeft  syn  kracht,  en  't  groeten  syn  ver- 

moogen , 
Noch  meerder  heyl  als  dit  toekoom  u  uyt   den   hoogen, 
En  neemt  in  uwe  gunst  't  geen  dat  u  sent  van  vert, 
Misschien  een 'Gelders  pen,  maer  Overyssels  hort. 

FRANC1SCV8   MARTINIVS. 


*)  De  oudo  stadbrief  waarby  aan  Kampen  stadrecht  werd  rerleend, 
18  niet  meer  aanwezig,  en  van  wien  de  stad  het  recht  erlangde  om 
dejaariytcsche  keur  der  magistraat  te  doen  is  onbekend,  wel  is  zeker, 
dat  ze  dat  recht  reeds  zeer  vroeg  bezat  en  uitoefende.  De  keizer 
hier  bedoeld,  zal  waarsch|jnl|jk  Karel  Y  z|jn,  die  aan  de  stad  dat 
voorrecht  echter  niet  sehonk,  maar  by  het  tractaat  van  1529  aan 
haar  hare  oude  stadrechten  verzekerde.  De  twee  volgende  regels 
zullen  doelen  op  de  gebruikelijke  schepen  maal  ty  den ,  die  soms  zeer 
kostbaar  waren. 


161 

Blz.3.  DE   CAMPER   NAGEL.    ') 

Kartouwen  (ik  beken  't)  ghy  hout  alleen  het  velt, 
En  ik  ben  uytgedient,  en  door  u  afgestelt. 
En  sta  nu- op  het  drooch.    Noch   ben  ik  in  de  boeken 
Veel  meer ,  als  ghy ,  vernaomt  door  al  des  werelts  hoeken. 
Konstabel  komt  en  ziet:   Dat  is  een  Arm  van  't  lyf, 
Een  Vleughel  van  de  romp,    een  Kryghsmans  overblyf, 
Een  Nagels  stompe  punt,  of  lange  staert  der  Bliden, 
.  Daer  met  men  eertyts  plagh  de  Steden  te  bestryden, 
Een  Horen  van  de  Bok  op  stormen  afgericht, 
Die  Herbert  heb  gevelt,  en  Puttensteyn  geslicht.    ,  A*:  1375. 

Gaat  dondert  nu  met  kruit  op  alle  die  vier  winden!       wesop  en 
Waer  salmen  myns  gelyk  nu  in  de  werelt  vindou?  '^    ^^^^ 

Soo  ik  te  Leyen  quam  des  Graven  Burgh  aen  boort, 
De  Spille  van  den  Haagh  sou  mij  niet  kruyen  voort, 
Ik  sou  met  eenen  stoot  Engistus  heel  doen  vallen,  Koningh 

dor     Vric~ 

En  si  aen  een  gapent  gat  in  d'averoude  wallen.  ^^^^   g^j^j,. 

Maer  Campen  hout  u  vast ,  aen  't  gene  dat  ghy  hebt ,   ^^  van  de 
Ghy  syt  alleen  die  roemt ,  daer  d'ander  Eeu  van  rept.     j^o.  ^^g 

HET  CAMPER  CHOOR.    ») 

De  Papen  vieren  't  Choor  om  't  Heylichdom  van  binnen, 
Syt  ghy  nu  Phariseisch,    op  't  buytenst   stelt  u  sinnen, 

')  Met  de  Camper  nagel  bedoelt  de  dichter  do  oude  stormrnra, 
(aries  compositus)  die  in  1375  gebezigd  werd  door  de  stad  bjj  de  be- 
storming van  Puttenstein  en  sedert  bewaard  werd  in  hot  U.  Geest- 
gasthuis te  Kampen,  maar  bjj  den  brand  van  dat  gesticht  in  1646 
door  't  vuur  vernietigd  werd.  Isaac  Pontanus  heeft  ons  er  eene  be- 
Bchryving  en  afbeelding  van  gegeven,  die  naar  hom  weer  in  den 
Almanak  voor  Overysselschc  Oudheid  on  Letteren  voor  18  .  .  werd 
overgenomen.  Ten  tjjdo  van  Mortinius  moot  hot  voorworp  nog  aan- 
wezig z|jn  geweest 

*)     De    dichter    verkondigt    hier  den  welvertlienden    roem  van  het 


162 

En  siet  de  konst  eens  aen  van    myn  volmaekten    steen, 

En  oordeelt,  ofinen  ook  meer  Hirams  vint,   als  een?        2.  ChroE- 

De  werelt  is  vervult  met  meer  dan  seven  wondron ,  ^^^^  ^'  ^" 

Myn  t'  samen-voèchsel  spreekt  van  boven  en  van  ond'rea, 

Dat  eener  wel  te  recht  my  't  Camper  wonder  hiet.  itaim 

Ik  nam  de  lof  ook  aen.    Maer  Vtrecht  belght  u  niet. 


tOfi. 


Al  boogh  myn  Stadt  voor  't  Sticht ,  syt  daerom  niet  ver- 
metel , 
Myn  Baathuis  voor  u  Hof,  myn  stoelen  voor  u  Setel, 
Myn  Stokken  voor  u  Staf,  ')  dat  hadde  syn  waerom, 
Maer  nu  en  buygh  ik  niet  myn  Kerke  voor  u  Dom. 

Blz.4.  DE   CAMPER  BRVGH.    «) 

Ben  ik  de  schoonste  Brugh  van  Nederlants  Rivieren, 
En  soumen  my  dan  niet  met  hooger  eeren  vieren? 
BruggheSo  ik  in  Vlaenderen  by  myn  Öenant-Stadt  ')  stont, 
Ik  sou  met  meerder  lof  vervullen  haeren  mont. 
Waer  vintmen  in  de  lucht  so  veel  gekroonde  balken? 
Noch  komt  het  schielyk  Ys  my  somtyts  wel  verschalken. 


fraaie  koor  van  de '  St  Nicolaas-  of  Bovenkerk  te  Kampen ,  in  de' 
eerste  helft  der  14e  eeuw  gebouwd.  De  juiste  tijd  van  den  bouw 
dier  kerk  is  tot  nu  toe  niet  opgegeven.  De  berichten  dienaangaande 
hoop  ik  weldra  aan  eene  herziening  te  onderwerpen. 

^)  Namelijk  de  roeden  der  stadsdienaren  voor  den  bissohapsstaf, 
als  zijnde  de  oude  residentie  der  bisschoppen  van  Utrecht 

*)  De  oude  brug  over  den  IJssol  in  de  17e  eeuw  heeft  steeds 
voor  eene  merkwaardige  constructie  gegolden,  merkwaardig  vooral 
daarom,  omdat  de  draagkracht  boven  was  aangebracht  door  houten 
galgen.  Toen  in  de  achtiende  eeuw  de  brug  geheel  verbouwd  was 
en  de  constructie  eene  geheel  andere  was  geworden ,  veel  minder  kun- 
stig, verkondigde  men  nog  uit  oude  gewoonte  de  lof  van  de  Kampor- 
brug,  tot  zelfs  op  onzen  tgd  toe.  In  de  atlas  van  Blau  vindt  men 
eene  volmaakte  afbeelding  van  de  oude  door  Martinius  bezongen  brug. 

')  Gcnant-Stad  =  de  stad  naar  mj}  (nL  naar  een  brug)  genoemd, 
Brugge. 


168 

Swart  moet  de  dagh  altyt  en  sonder  Sonne  syn! 
Of  liever  al  het  Ys  versmelten  van  haer  schyn! 
De  my  benydelyk  lest  bruggeloos  quam  maken,  *) 
En  sneet  myn  jokken  af,    en  gingh  myn  eere  schaken. 
Maer  Ys  het  baat  u  niet,  ik  ben  daer  door  geret, 
En  heb  de  groote  scha  met  meerder  macht  verset. 
Laat  nu  den  trotsen  Tems,  met  al  de  Soyne-stromen , 
Den  rykken  Rhyn,  en  ook  de  radde  Rhone  komen: 
Myn  Isel  wykt  haer   niet.    Maer  Isel  hoort  een  woort, 
So  ghy  weer  stormen  wilt,  soo  roep  ik  om  akkoort. 

DE   CAMPER  VISCH. 

Geen  stommer  ding  als  visch ,  noch  moet  ik  mee  al  spreken 
Om  onse  waterroem  van  ander  roem  te  wreken. 
Al  waer  het  ook  met  scherp.    Waer  vintmen  een  banier 
Van  Visschers  wel  geleerst ,  maer  niet  gespoort ,  als  hier  ? 
Syt  ghy  op  visch  belust,  met  uwe  blanke  konen, 
Hollander,  om  't  gerief  so  gaat  te  Oampen  wonen. 
'Tsy  ghy  do  roode  vin,  of  graeuwe  schubben  pryst. 
Of  aen  de  soete  smaak  noch  hoger  eer  bewyst, 
'Tsy  dat  ghy  allo  maent  verandering  wilt  hebben. 
Of  soeken  wilt  u  keur  in  staerten  en  in  nebben ,  ') 
Kiest  wat  u  herte  lust,  en  wat  u  mont  begeert, 
Ia  soekt  al  wat  de  School  der  Aspicinen  leert. 


')  In  den  aanvang  van  U  Jaar  1635  was  nameiyk  door  zwaren 
Ijsgang  een  groot  deel  van  do  IJsselbrug  vernield.  Do  raad  besloot 
daarom  den  1 6en  Mei  van  dat  jaar,  voorloopig  oen  pontveer  te  leggen 
om  *t  verkeer  te  onderhouden  en  do  brug  in  plaats  van ,  zooals  tot 
nu  toe,  met  vijf  jukken  on  vijf  galgen  ,  met  drie  Jukken  en  drie  gal- 
gen te  maken. 

*)  Dit  ziet  op  de  ziümmarkt  die  te  Kampen  gehouden  werd  on 
waar  de  visch  door  daartoe  van  wege  de  stad  aangestelde  personen 
in  moten  werd  gesnodcn  en  dan  geveild. 


164 

Bekberger  bresoms  wykt,  wanneer  de  myne  komen, 
En  duykt  mot  al  u  lant  voor  d'eero   van    myn   stromen. 
Blz.  5.  Schaft  Kemper-steur ,  o  Kok,  al  waer  niet  anders  is,  *)   MacwK 
Maer  Camper-steur  die  past  aen  't  hooghste  van  don  disch.y^  ^ 

HET  CAMPER  DIEP.  ') 

Hoe  menigh  dingh  heeft  ook  een  averechtsche  naem! 

So  gaatet  ook  met  my,  na  't  seggen  van  de  faem. 

Myn  Suntvloet  mocht  ik  wel  myn  Santvloet  laten  heten, 

En  al  myn  hooge  diep  in  ondiep  gaen  vergeten. 

Nu  vlot  de  Schipper  eens,  dan^sit  hij  weder^vast, 

Na  dat  het  water  sinkt,  of  wederomme  wast. 

So  vloeyt  en  ebt  het  ook ,  na  dat  ik  hoor ,  te  lande : 

De  beurt  on  wederbourt  des  Lux  is  velerhande. 

Maer  Veerman  syt  getroost,  hout  u  by  d'  oude  leer: 

Daer  water  is  geweest,  daer  quam  wel  water  weer. 

Nochtans  so  vijant  waer  versien  met  vijants  gaven , 

Ik  wenschten  al  myn  Sant,  Duynkorkcn,  in  haer haven, 

Of  liever  in  de  mont  van  Tagus  de  Rivier: 

By  't  goude  sant  past  bet  het  silver  sant,  dan  hier. 

CAMPER  OORLOOÖS  DADEN. 

De  jongen  swygen  stil ,  wanneer  dat  d'  oude  spreken , 
Doch  d'  oude  syn  meest  wech ,  haer  tyt  is  al  verstreken, 

*)  Dozc  woordspeling  zal  bedaidon,  dat  oen  kok,  als  hjj  niets  be- 
ters weet  to  schaffen  dan  Kamper  steur,  een  gerecht  uit  eieren  be- 
reid kan  opdisschen ,  maar  dat  do  Kamper  steur  daar  verre  boven  gaat. 

*)  Kampen  ondervond  in  de  dagen  van  Martinius  voor  haar  scheep- 
vaart en  handel,  reeds  al  de  nadeelige  gevolgen  van  de  verzanding 
der  IJsselmonden.  In  1627  had  men  reeds  het  Zuidcrdiep  en  de 
Ketel,  in  1634  het  Noorderdiep  afgodamd,  om  daardoor  op  H  Kamper- 
diep  meer  stroom  te  krygen.  Jaarl|jks  werden  er  sommen  aan  be- 
steed om  dit  bevaarbaar  te  houden,  en  oven  als  thans  nog,  was  dit 
onderwerp  toen  reeds  cene  levenskwestie  voor  de  stad. 


165 

Haer  heugenis  is  doot,  haer  schriften  syn  verbrant,  *)      A".  1543. 
Een  weynich  isser  noch,  dat  komt  van  trouwer  hant. 
Dat  wort  u  weer  vernieuwt,  O  Vaderlant,  ter  eeren, 
Ghy  kont  het  aen  u  saat,  en  kinderen  doen  leeren. 
En  houden  't  tot  een  punt  in  eeuwiger  gedacht. 
Dat  ik  het  u  verhaeld',  en  is  niet  of  ik  bracht 
Weer  water  in  u  Zee,  of  sparren  in  Noorwogen, 
Ghy  solver  trokt  wel  eer  den  selven  Koningh  tegen         A".  1286. 
Met  oorlogh,  sonder  spar  of  speeren  aengevat. 
En  dwonght  hem,  dat  hy  gaf  meer  vryheyt  aen  u  Stadt. 
Blz.  6.  Quam  naderhant  de  Sont  den  Jsel  niet  begroeten , 

En  boogh  syn  Deensche  Kroon  oorbiedich  voor  u  voeten, 

En  gaf  u  groote  macht  te  water,  on  veel  eer? 

Nu  sit  ghy  inde  kley,  en  voet  syn  ossen  weer. 

De  nader  kryghen  syn  noch  nader  in  gedenken 

De  Bisschop  kond .  u  noyt ,  noch  woud  u  ook  niet  krenken. 

Maar  't  sweort  van  Gideon  was  meest  des  Hoeren  sweert, 

En   hanght  het  dan  niet  op,   of  't  sy  den  Heer  vereert. 


Blz.  7.  EPIGRAMMA. 

Historici  quaerunt ,  an  sint  Navalia  ')  campi  , 
Quae  Tacitus  nostris  asserit  esse  locis? 

Contendnnt  pariter  poj)uliqt(e  nrhesque  vicissim^ 
Et  fluvios  cursum  nunc  variasse  putant. 


')  De  schrijver  doelt  hier  op  den  brand  die  in  1543  op  vastelavond 
het  raadhuis  teisterde  en  een  schat  van  privilegiën  en  oude  stukken 
vernietigde. 

*)  De  dichter  bedoelt  hier  den  tvrist  tusschen  Erik,  koning  van 
Noorwegen  en  de  stad  Kampen,  door  het  vredesverdrag  van  31  Juli 
1289  beëindigd,  en  de  handelsvoorrechtcn  die  de  stad  in  de  13e  en 
14e  eeuw  van  Denemarken  erlangde. 

*)  De  onder  dezen  naam  b|j  Ptolcmaeus  voorkomende  plaats,  was 
volgens  Monso  Alting  de  stml  Oenemuiden*  Dumbar  K.  en  W.  De- 
venter Ie  dl.  bl.  2  bestrijdt  dit  gevoelen. 


166 

Lia  oritur,  nee  adhuc  litem  Natura  diremit^ 

Qucie  prope  tam  terris ,  quam  prope  fatnt  aquis. 

Nam  siccum  Navale  facit  ^  madidumq;  Novale, 
Sic  manet  in  dubio  quaestio  tanta  suo. 

Constde  tam  DdphoSj  nnm  sint  Navalia  campi, 
Qui  toties  terris  dt  variantur  aquis? 

ALIVD. 

Urbs  nostra  in  medijs  quondam  surrexerat  undiSy 
Atque  inter  nassas  aedificata  f  uit 

Dordracum  contra  medijs  surrexerat  agris^ 
Atque  inter  Cereris  condita  fertur  opus, 

Utraqtie  fortunam  mutavit^  é  utraque  fortnam, 
Haec  medijs  agris  incubatj  üla  fretis. 

Cedite  iam  Veneti  nobis,  quéis  terra  maligna  est^ 
Blz.  8.  Divisum  imperium  cum  mare  terra  temt» 

Tot  CAMPEN, 

Ghedrukt  bij  Roelof  Dirksen  Worst, 

Boek-drukker ,  woonende  in  de 

Nieu  straat  in  't  Fortuyn, 

in  't  jaer  1641. 


VIJANDEN  EN  VRIENDEN  VAN  SPANJE. 


De  Vereeniging  tot  beoefening  van  Overijsselsch  Regt 
en  Geschiedenis  bezit  (No.  115  harer  Bibliotheek)  een 
HS.  in  folio  getiteld:  ^Quohijer  ende  Register  yande 
crffuen  Landerien  thienden  ende  jaerlicksche  pacht  van 
dien,  oeck  van  Renten  etc.  jnden  quartier  van  Sal- 
1  a  n  t  jnden  Lande  van  Ouerijssel  gelegen,  toebehoerende 
Co*"  Ma**  vianden  ende  Rebellen,  die  jn  Steden, 
Landen  ende  plaetsen  contrarie  parthie  van  zijne  Ma^ 
holdende ,  woenen  ende  anders  oeck  vertrocken  ende  niet 
gereconcilieert  en  zijn."  Dit  Register  is,  blijkens  eene 
kantteekening  naast  den  titel,  „Ouergeleuert  bij  den  Re- 
kenm'  Gijsbert  Gramaije  binnen  Ruermunde  op  den  xiiii''" 
Augnsti  LXXXVII",  doch  werd  reeds  eenige  jaren  vroe- 
ger opgesteld. 

Voor  Twenthe  heeft,  zooals  beneden  blijkt,  een  der- 
gelijk register  bestaan,doch  waar  dit  schuilt  is  onbekend. 

Met  welk  doel  deze  registers  opgemaakt  zijn,  is  niet 
twijfelachtig.  De  Koning  van  Spanje  wenschte  de  be- 
zittingen der  rebelle  onderdanen  verbeurd  te  verklaren 
en  als  dit  plan  niet  ten  uitvoer  gebragt  is,  is  dit  meer 
aan  den  loop  van  zaken  toe  te  schrijven,  dan  aan  de 
betoogen  dezerzijds  naar  het  schijnt  ')  gedaan,  dat  dit 
niet  met  het  landregt  strookte. 

Weldra  zal  de  Vereeniging  zelve  het  geheele  Quohier 
in  het  licht  geven.  Tot  vergemakkelijking  van  het  over- 
zigt  laat  ik  hier  alleen  de  namen  volgen  der  daarin  ver- 

*)     Zie  boven  bl.  92. 


168 

melde  personen  en  Corporation ,  die  dus  allen  als  de  parti| 
der  Staten  houdende  te  beschouwen  zijn. 

Coerts    van    der    Vecht    weduwe    binnen   die   Stadt   van 

Campen  woenende. 
Die  weduwe  Crusen  toe  Campen. 
Christoffel    Scheel    van   Welvelde   die   laest  jn  Twenthe 

op    zijn  huijs  Welwelde   toe    Sonderen    onder    tgericht 

van  Boirne  gewoent ,  nv  ver  toegen  jn  Stifft  Osnebrugge 

op  sjjn  huijs  ter  Schelenborg. 
Jan  van  Eerde  binnen, de  stadt  van  Deuenter  woenende. 
Hendrijck  van  Marckelo  burger  toe.  Deuenter. 
Wijnalt  Grenen  binnen  die  stadt  Swoll  woenende. 
M'  Jan   ten  Oever  barbier  ende  burger  binnen  die  stadt 

van  Swoll. 
Wolter  Voet  tzwoll  woenende. 
Herman    van    Voorst   toe  Beersse  die  laest  op  zijn  huijs 

toe  Beersse  gewoent,  vertrocken  binnen  Deventer. 
Herman   Ripperda  die  laest  op  zijn  huijs  Vogelsanck  bij 

Enschede  jnde    Twenthe  gewoent,    vertoegen  jn  Stifft 

Munster  binnen  der  Nijerborgh. 
Jan  Quaede  burger  toe  Deuenter. 
Jan  Basters  ende  Beernt  Ruijck  burgers  toe  Deuenter. 
Swiers  Oosters  weduwe  toe  Deuenter  woenende. 
Hendrijck  Velthuijssen  ter  Ouijlen  binnen  Swoll  vertoegen. 
Goessens    van    Raesfelts    die  jonge  weduwe,  Die  in  zijn 
leven  geweest  js  Drost  jn  Twenthe  vertoegen. 
(Vooraf  staat  aangeteekend :) 
Alhoewel  die  weduwe  van  Raesvelt  hare  reconciliatie  voer 
haer  ende  haere  Kinderen  van    zijne   Maj.    genadelijck 
geimpetreert  ende  jn  haere  gueden  roerende  ende  on- 
roerende gerestitueert  zij  waervan  bij  den  quoijer  van 


169 

Twenthe  uwe  hocheit  overgesonden ,  copie  auctentijque 
onder  die  Lettere  (?)  js  gevoecht  nochtans  aengesien 
die  voers.  weduwe  haer  met  haere  familie  naderhandt 
jnde  stadt  van  Swoll,  contrarie  parthie  van  zijn  ma^ 
al  noch  haldende,  begheuen  ende  aldaer  metter  wne- 
ninghe  getoegen,  hebben  wij  commissarissen,  n£ie 
daerop  genomene  Informatie  ende  deliberatie  van  de 
hoeve  jn  Ouerijssel  den  ontvanger  van  de  geannoteerde 
gueden  M*^  Derick  van  Thil  geordonneert  dese  erffüen 
ende  gueden  ende  oock  die  bij  den  quoijer  van  Twenthe 
geannoteert,  als  alle  andere  rebelle  gueden  te  respec- 
teren ten  tijt  toe  bij  uwe  hoocheijt  daer  jnne  anders 
gedisponeert  sal  zijn. 

Adolph  van  Ruijtenberch ,  die  laest  op  zijn  huijs  Sutten 
jn  Swollerkerspel  gelegen  gewoent. 

Jan  Sloet,  die  Drost  van  Vollenhoe  geweest  nv  binnen 
Campen  hem  verhaldende. 

M'^  Jan  ten  Holten  Secretarijs  der  Stadt  van  Swoll. 

Herman  van  Jherusalem  tzwoll. 

t  Conuent  van  Brunnepel  binnen  die  Stadt  van  Campen 
vertoegen. 

Die  weduwe  van  Essen  jnden  Ham  binnen  die  Stadt 
Deuenter  vertoegen. 

Jan  van  Besten  tzwoll  woenende. 

Jan  Öulijcker  burger  toe  Deuenter. 

Arnt  van  Jherusalem  tzwoll. 

Jan  van  Graes  burgemeester  binnen  Swoll. 

Oxuelder  erffgen.  toe  Swoll. 

Bolten  tzwoll. 

Die  weduwe  van  Twijckel  toe  Eerde  die  laest  op  haer 
huijs  toe  Eerde  gewoent,  vertoegen  binnen  Swoll. 

Geert  Hanegreeff  toe  Deuenter. 

BIJDR.   IV.  12 


170 

Geert  van  Wullen  tzwoll  woenende. 
Euert  van   Tongeren  die  geweest  Schelt  T  Ommen,  al- 
thans binnen  Swoll. 
N.  Schol  tis  toe  Wij  e,  althans  toe  Deventer. 
Tongerens  erffgen.  tzwoll. 
ËusebiuB   Bentinck  die  op  zijn  huijs  Werckeren  jn  Mas- 

tenbroeck   bij    Swoll    woenende  js,    Drost  toe  IJssel- 

muijden. 
Vrouw  Lubeleis  toe  Deventer. 
Robert   van  der  Beeck  die  geweest  Rentm'  van  Sallant, 

binnen  Swoll  wonende. 
Johan  ter  Beecke  burger  toe  Deuenter. 
Lambert  Beernts  erflfgen.  toe  Deuenter. 
Gerrijts  ten  Laer  weduwe  binnen  Swoll. 
Gerrijdt  van  Laer  toe  Ghennen  althans  binnen  Swoll. 
Haddemans  van  Laer  weduwe  toe  Deuenter. 
Juffer  van  Laer  binnen  Deuenter. 
Joests  ten  Groethuijs  erffgen.  toe  Deuenter. 
Theilige  Gheest,  offt  armenhuijs  binnen  Deuenter. 
Heer  Jan  Schaep  toe  Doesburch  off  01de  Koppel  jn  den 

Lande  van  Gelre  gelegen. 
Die  pastorie  van  IJsselmuijden  ju  Mastenbroeck  liggende 

die  althans  vaceert. 
Jan   van  Voerst  die  laest   op  zijn  huijs  Grimbergen  bij 

Rijssen  jn  Twenthe  gewoent,  nv  geuangen  op  Blijen- 

beeck. 
IJsselt  toe  Swoll  wonende. 

Die  weduwe  Georgens  van  Twembergen  binnen  Swoll. 
Lamberts  van  Twenhuijssen  wed*  binnen  Swoll. 
Heer  Jan  van  Vreen  tzwoll. 
Hillebrant  ter  Cuijlen  tzwoll. 
Wijcherlincx  erffgen.  toe  Swoll. 


171 

Derick  ende  Wijnant  van  Eenschaete  toe  Deuenter. 

Eggerick  Ripperda,  die  Drost  van  Sallant  geweest  hem 
binnen  die  stadt  van  Deuenter  verhaldende. 

tLammen  offt  Buijskens  Cloester  binnen  Deuenter  ende 
Jan  Jnt  hart  toe  Deuenter. 

Sweer  Luessinck  toe  Deuenter. 

Baecks  erffgen.  toe  Swoll. 

T  Armenhuijs  van  Berchkerke  toe  Deuenter. 

Geert  Rengers  ter  Aernshorst  althans  toe  Hatthem. 

Egbert  Rengers  toe  Harderwijck  op  die  Veluwe  jn  Gel- 
derlandt  wonachtich. 

Jan  Rengers  ter  Aernshorst  toe  Swoll  wonende. 

Seijne  Rengers  erffgen. 

Sander  van  Voerst  cum  suis  ende  Gerrijt  Splinter  toe  Swoll. 

Jan  van  Holthen  wonende  binnen  der  Elburch. 

Trijne  weduwe  van  Jan  Velincx  binnen  Deuenter. 

Henrick  Backer  toe  Deuenter. 

Buschcloester  toe  Swoll. 

t  Convent  van  de  Mathe  bij  Swoll. 

Jan  Bruijns  burgem'  toe  Deuenter. 

Thijmen  Goijer,  Scholt  toe  Swoll. 

Aeltgen  weduwe  van  Wijnalt  Bruijns  toe  Deuenter. 

Gerrijdt  Boecop  toe  Campen. 

T  Conuent  van  Diepenueen  bij  Deuenter  vertoegon  bin- 
nen Deuenter. 

Aloff  van  Rechter  en  die  op  zijn  huijs  Rechteren  toe 
Dalffzen  gelegen  bouen  zijne  Reconciliatie  van  den 
Grave  van  Rennenborch  etc.  Stadtholder  etc.  Staeten 
guamisoen  onlancx  genomen  heefft. 

Seijger  van  Rechteren. 

Otto  van  Rechteren,  althans  binnen  die  stadt  van  Has- 
selt wonende. 

12* 


172 

ReiJDt  van  Rechteren  toe  Hasselt  voers.  hem  verholdende. 

Henrick  van  Rechteren. 

Die  van  Rechteren  jnt  generael. 

Jan  Gassen  erffgen.  toe  Campen. 

Herman  Hessels  burger  toe  Deuenter. 

Luloff  Hessels  burger  toe  Deuenter, 

S*.  Lijsbeth  gasthuijs  binnen  Deuenter. 

Vrouw  Molners  binnen  Deuenter. 

Waeterman  binnen  Swoll. 

Boecholts  erfifgen.  toe  Deuenter. 

Jouffrouw  Boecholt  toe  Deuenter. 

Cornelis    van    Sallant  wonende  Tamhem  jn  Gelderlandt. 

Wijnalts  van  Sallaut  erffgen. 

Arnt  Joncker  toe  IJsselmuijden  jn  Mastenbroeck  wonende. 

SS  Jorrijen  ghasthuijs  binnen  Deuenter. 

T.  Convent  van  Swartenwaeter  binnen  Hasselt  vertoegen. 

Henrijck  Muijlert  opgen.  [op  den]  Ordel  bij  Swoll  d  olde 
Dijckgreeff. 

Seijne  van  Dorth,  die  op  zijn  huijs  Dorth  toe  Bathmen 
gelegen  wonende  js ,  daerop  der  viandt  gamisoen  lejjt. 

Derick  van  Haefften  toe  Verwoelden  bij  Lochem  nv  ge- 
vangen binnen  Steen wijck  die  oeck  op  zijn  huijs  der 
Staeten  gamisoen  genomen. 

Arnt  ten  Boecop  toe  Campen. 

Die  voers.  Boecop  ende  Jouffrouw  ten  Bosch  toe  Campen. 

Jochem  Splietloeff  tzwoU. 

Goert  Splietloeff  tzwoll. 

Johan  Kueckeman  tzwoll. 

Die  weduwe  Mulert  toe  Voorst  althans  binnen  Swoll 
wonende. 

Jan  Muijlert  bij  Swoll  opgen.  [op  den]  Ordel. 

Pieter  Muijlert  vertoegen  jn  Hasselt. 


173 

Die  weduwe  van  Jan  Muijlert  toe  Hasselt. 

Wolff  van  Haerst  toe  Hatthem  wonende. 

Simons  van  Haerst  weduwe  toe  Swoll. 

Jan  van  Haersholte  opgen.  [op  den]  Leemkuijl  bij  Dalff- 

zem,  nv  binnen  Swoll. 
D  erffgenaemen  van  Frans  van  Haerst  wonende  op  thuys 

toe  Eerst  bij   t  convent  van  Claerenwater  over  Dijssel 

jn  Gelrelandt. 
Steuen  van  Haerst  erffgen.  jngen.  Berch  bij  Daltfzem. 
Jan  van  Haerst  Steuens  jngen.  Berch. 
Jan  van  Haerst  burgem'.  toe  Swoll. 
Jouffrouw  Brantz  erffgen.  tzwoll. 
Jan  Dircx  binnen  Swoll. 
Die  fratres  binnen  Deuenter. 
Frans  van  Brandenburch  erfgen.  toe  Hasselt. 
Jan  van  Marckele  toe  Deuenter. 

Bruijne  Baken  tzwoll  ende  Dauid  Roetgens  erffgen.  tzwoll. 
Die  Rijcke  fraters  binnen  Swoll. 
TRijnderenhuijs  toe  Zwoll. 
S'.  Geertruyden  Cloester  te  Zwoll. 
Willem  van  Doetinchem  binnen  Deuenter. 
Jouffrouw  van  Doetinchem. 

Die  weduwe  van  Engbert  van  Dotinchen  binnen  Deuenter. 
Otto  van  Dotinchems  weduwe  toe  Deuenter. 
Jan  van  Walbeecke  burger  toe  Deuenter. 
Albert  die  Ruze  toe  Swoll  cum  suis. 
Henrick  Oamfferbeeck  toe  Zwolle. 
Assink  toe  Deuenter. 
Jorrijen  Stick  toe  Deuenter. 
Pieter  ten  Holth  binnen  Deuenter. 
Jan  Camphuijs  ter  Heijno,  binnen  Swoll  vertoegen. 
Jan  Camphuijs  toe  Zwoll. 


174 

Vrouw  van  NahuiJB  toe  Deuenter. 

Sallazar  die  Monsterheer ,  althans  op  die  Yeluwe  jn  Gel- 

relandt  wonende. 
N.  Haemaker  toe  Deuenter. 
Egbert  ton  Dompzeler  wonende  ter  Elburch  op  die  Veluwe 

jn    Gelrelandt   ende  jouffrouw  Marij  van  Twenhuijsen 

binnen  Swoll. 
Pelgrim  ten  Hardenstoijn  ende  Henrick  Gracht  toe  Campen. 
Lodewijck    Bruininck    Tamhem  jn  Gelderlandt  wonende 

ende  die  weduwe  van  Vorden  tzwoll. 
T  Convent   ter  Honneppe  bij  Deuenter  jn  die  stadt  van 

Deuenter  getoegen. 
Gillis  dieVriese,  burger  toe  Deuenter. 
T  Convent  Ysendoern  toe  Zutphen. 
Derick  die  Quaede  toe  Deuenter. 
T  Conuent  offt  prioraet  opten  Berch  tDeuenter. 
Goert  van  Rhede  binnen  Vtrecht  wonende. 
Herman  van  Hoem  toe  Deuenter. 
Theilige  gheest  tzwoll,  een  armenhuijs. 
Theilige  crujjs  vande  melaeten  tzwoll. 
Die  van  Aeswijn  toe  Gramsbergen  vertoegen. 
Euert  van  Aeswijn  bij  do  wederparthie  zich  vnthaldende. 
Statius  van  Aeswijn  bij  Co^  Ma^  vijanden  hem  verhaldende. 
Jouffrouw  van  Brienen  toe  Zwoll  daervan  Johan  Neulandt 

een  dochter  heefft. 
Wolter  van  Brienen  toe  Deuenter. 
Eijssuelt  Buijser  toe  Deuenter.  « 

Jouffrouw  van  den  Bosch  tzwoll. 
Theilige  Sacramentsmemorie  toe  Swoll. 
Jan  Wolters  toe  Swoll. 
Herman  Wolters  toe  Swoll. 
Hidde  van  Yoerst  die  laest  op  zijn  huijs  toe  Hagenford 

gewoent,  vertoegen  binnen  Deuenter. 


175 

Scherffs  erffgenamen  toe  Deuenter. 

Jan  van  Echten  Janss  toe  Vollonhoe. 

Tdomcapittel  Tvtrecht. 

Johan  Kreijnck  bu^gem^  der  stadt  van  Deuenter. 

Brunsfelt  burgem'  toe  Deuenter. 

Hendrick  die  Vos,  die  laest  op  zijn  huijs  ter Roderbrug- 
gen  ter  Ansen  bij  Ruijnen  jn  Drenthe  gewoent,  ver- 
toegen  binnen  Campen. 

Wijnant  van  Mouwijck  burger  toe  Deuenter. 

Derick  van  Mouwijck  toe  Deuenter. 

Roel  off  van  Twijckel  toe  Deuenter. 

Jan  van  Twijckel,  die  Scholtis  toe  Raelte  geweest  ende 
nv  hem  binnen  Swoll  verhaldende  is. 

Duijsterbeecx  weduwe  althans  toe  Campen. 

Joost  ter  Bruggen  weduwe  toe  Deuenter. 

Henrick  ter  Bruggen  toe  Deuenter. 

Jacob  van  Vterwijck  van  zijn  huijs  toe  Heemsse  vertoegen 
toe  Nijenhuijs  jnt  graeffschap  van  Benthem. 

Macharijs  Pinninck  burger  toe  Deuenter. 

Hans  van  Onna  burger  toe  Deuenter. 

Cornelis  Velthuijs  tzwoll. 

Lucas  ten  Blanckenae  erffgenaemen  toe  Campen. 

Derix  van  Blanckena  toe  Weeracker  erffgen.  bij  Zutphen. 

Jouffrouw  Wanincx  dochter  althans  toe  Deuenter. 

S^  Thonisgilde  oft  armenhuijs  toe  Deuenter. 

Jouffrouw  van  Irte  toe  Deuenter. 

Johan  ende  Michiel  van  Irte  toe  Deuenter. 

Henrick  Barterinck  tzwoll. 

Gerrijts  van  Twijckels  weduwe  toe  Deuenter. 

Gerrijt  ten  Acker  tzwoll. 

Henrick  Kistemaecker  tzwoll. 

Albert  Boets  erffgenaemen  tzwoll. 


176 

Die  jonge  Cloppenburch  van  IJsselmujjden   toe  Campen 

wonende. 
Spueld  binnen  Swoll. 

Gernjt  van  Spueld  ende  Vterwijck ,  beijde  tzwoll  wonende. 
S'.  Augustijn  gasthuijs  toe  Deuenter. 
T  Conuent  toe  Hasselt. 
Pieter  Scholier  toe  Deuenter. 
Gerlichs  Ingen  Blanckensteijn  erfiPgen.  tzwoll. 
T  Conuent  van  Berchclo ester  bij  Swoll. 
Henderick    van  Essen  tHarderwijck  ende  Willem  Lucasz 

toe  Swoll. 
Wendele  Comffen  toe  Campen. 
Jouffrouw  van  Essen  toe  Deuenter. 
Gelmer  jn  Deuenter  vertoegen. 
Hèndrick  van  Brenen  toe  Harderwijek. 
Hendrick  van  Essen  tzwoll. 
Hopman  Gruijter  toe  Deuenter. 
Oldeniels  weduwe  toe  Deuenter. 
Vrouw  Tengnagels  erffgen.  toe  Deuenter. 
Oldeniels   weduwe    toe    Hengforde    nv    binnen  Deuenter 

vertrocken. 
T  Conuent  van  Winssem  bij  Swoll. 
N.  Burgers  toe  Deuenter. 
Thilman  ten  Sonnenberch  toe  Deuenter. 
Ewalt  Kannegioter  toe  Deuenter  cum  suis. 
Thomas  Knoppert  toe  Swoll. 
Herman  Knoppert  toe  Swoll. 
Die  Knopperts  tzwoll. 
T  Conuent  van  Clarenwaeter  ouer  Dijssel  bij  Hatthemjn 

Gelreland  gelegen  nv  binnon  Swoll  wonende. 
T  conuent  van  Beelheem  binnen  Swóll. 

Tot    dontfanck   van    Beelheemsche    gueden  js  bij  den 


177 

heer  ouerste  Verdugo  gecommitteert  ende  geauthori- 
seert  heer  Herman  Willebrordi ,  lidraaet  desselues  con- 
uents  etc.  als  bij  dordonnantie  ende  commissie  van  dien 
gedateert  den  xv  Decembris  LXXXI  waervan  alhier 
copie  onder  die  Lit.  B. ,  breder  te  vernemen. 

Jan  Strubbe  die  laest  zijn  domicilium  gehadt  op  zijn  huijs 
Effinck  bij  Goer  in  Twenthe  gelegen,  althans  binnen 
Deuenter. 

Mechtelts  van  der  Weij  erffg.  toe  Deuenter. 

Jouffrouw  Crijt  toe  Deuenter. 

Jan  van  Niel  toe  Deuenter. 

Vrouw  Schrijuers  toe  Deuenter. 

Henrick  Jacobss  toe  Deuenter. 

Herman  Bulloe  ende  Johan  Bulloe,  beijde  toe  Deuenter. 

Jouflfrouw  Auerengh  toe  Deuenter. 

Thijs  van  Wenckum  toe  Deuenter. 

Reijner  Swaeffken  toe  Deuenter. 

SwaeflTken  toe  Doesburch. 

Vrouw  Tichelaers  toe  Deuenter  ende  Henrich  Cremer. 

Hacfoerd  bij  Zutphen  wonende. 

Jan  ten  Wal  bij  Zutphen  wonende. 

Roeloff  van  Hoeuel  die  laest  op  zijn  huijs  bij  Goer  ge- 
woent  ende  uertrocken  js. 

Jacob  Goyer  toe  Swolle. 

Burgem'  Winssem  toe  Deuenter. 

N.  binnen  Vollenhoe  nv  toe  Campen. 

Jngens  weduwe  anders  Jouffrouw  Huerlincx  toe  Deuenter 
nv  binnen  Campen  woenende. 

Aernt  Huerlincx  toe  Deuenter. 

T  nonnencloester  toe  Harderwijck. 

Gijsbert  Luijssen  toe  Deuenter. 

Willem  Huvelinck  toe  Deuenter. 


178 

Henrick  van  Keppel  die  t  olst  gewoent. 

Derick  van  Keppel  bij  Loehem  wonende. 

Herman  van  Keppels  erffgenaemen  toe  Deuenter. 

Jan  Kamerlincx  toe  Swoll. 

Jan  van  Itterssum  geuangen  op  t  huijs  Bljjenbeeck. 

Robert  van  Itterssum  althans  geuangen    op  Blijenbeeck. 

Gijsbert  van  Bcoeckhuijssen  bij  Doosburch. 

Jan  ten  Broechuijsen  erffgen.  Tzutphen. 

Claes  van  Gorckum  toe  Deuenter. 

DerfiPgen.  van  Haefften  toe  Hattem. 

Die  stadt  van  Deuenter. 

M'  Geerts  cloester  t  Deuenter. 

T  convent  opgen.  [op  den]  oerdt  toe  Carapen. 

Fredericx  Wijntgens  erffgenamen  toe  Deuenter. 

D  erffgenaemen  van  Vrouw  Oosters  toe  Deuenter. 

Jan  Kijuer  burgem'  toe  Deuenter. 

Tghasthuijs  toe  Voorst  toe  Deuenter. 

Hoelinck  toe  Deuenter. 

S'  Anthonis  gasthuijs  toe  Deuenter. 

Hans  Mentinck  toe  Laer  bij  Loehem  wonende. 

Otto  ten  Stal  toe  Deuenter. 

Vrouw  ten  Stal  toe  Deuenter. 

Jouffrouw  Diepenbroeck  t  Zutphen. 

Wulff  van  Ittersum  toe  Swoll. 

Vrouw  Greuen  toe  Deuenter. 

Theiligho  ghoest  toe  Campen. 

Jan  ter  Spill,  burgem*"  toe  Deuenter. 

Henrick  ter  Spille  toe  Deuenter. 

Wilhelm  Doijs  toe  Deuenter. 

Henderick  offt  Jan  Martens  toe  Deuenter. 

Die  weduwe  ter  Helle  tzwoll  cum  suis. 

Die  heilige  stede  toe  Hasselt. 


179 

Henrick  ten  Holthe  tzwolL 

Jan  Loeze  erffgen.  tzwoll. 

Jan  van  Steenwijck  die  op  zijn  huijs  ter  Scheer  woent 
In  den  kerspel  van  Hardenberg  gelegen. 
(De  graaf  van  Rennenberg  had  hem  6  Mei  1581  brie- 
ven van  reconciliatie  met  den  koning  gegeven  en  na- 
derhand had  Jan  den  eed  van  trouw  aan  den  koning 
afgelegd.) 

Bitter  ten  Marsch  tzwoll. 

Pelgrim  ten  Gruijthuijs  toe  Arnhem  in  Gelrelandt  wonende. 

Goossen  van  Couerden  die  laest  op  zijn  huijs   toe  Raen 
jn  Hellendoem  gelegen  gewoent  nv  vertoegen. 
(Had  brieven  van  reconciliatie  en  sauvegarde  voor  per- 
soon en  goed.) 

Jacob  van  Couerden  die  toe  woenen  pi  ach  op  zijn  huijs 
Stuveler  toe  Herike  bij  Goer  gelegen,  vertoegen. 
(Had  brieven  van  reconc.  en  sauvegarde  als  voren.) 

M'  Henrijck  ten  Holthe  zecret".  der  stadt  Swoll  cum  suis 
ende  Kueckemans  erfiPgen.  toe  Deuenter. 

Die  pastorie   toe    Gramsbergen  althans  vacerende  doer  t 
verloep  van  de  pasteer  aldaer  geweest 

Buecker  toe  Deuenter. 

D  erfTgenaemen  van  Lennep  toe  Hatthem. 

Visbeecke    Canonik    toe    Deuenter    Die  Vicarius  van  S*. 
Anthonijs  Altaer  jnde  kercke  tot  Hellendoem. 

Gerrijdt    van    Rechteren,    die  den  viandt   gedient,    ende 
zeeckeren  tijt  wederom  toe  Gramsberghen  gewoent  heefft. 

Die  van  Wijttenhorst  jn  Gelrelandt 

N.  Capittelsheeren  daervan  een  binnen  Deuenter   woent 

Baecke  erffgen.  toe  Dalffzem. 

Derick  Ëssinck  cum  suis  althans  binnen  Swoll. 

Derffgen.  van  M'  van  Oostendorp   waervan  een    dochter 
binnen  Swoll  js. 


180 

Als  tegenhanger  laat  ik  volgen  eene  lijst  van  hen, 
wier  goederen  wederkeerig  door  R.  en  St.  verbeurd  zouden 
worden  verklaard,  als  heulende  met  het  Hof  van  Madrid, 
volgens  besluit  van  den  Landdag  van  den  16  Nov.  1582.  ^) 

De  Heer  van  Keppel. 

r,       fi        j>     Almelo. 
De  Drost  van  Lingen. 

Ti       n        'v     Coevorden  met  zijn  broeders  Herman ,  Ger- 

rit  en  Reijner. 
De  Commandeur  van  Ootmarsum. 
Adolf  van  Twickeloe. 
Johan  van  den  Cloester. 
Herman  vau  Westerholt. 
Lubbert  Mulert. 
Johan  van  Steenwijck. 
Johan  van  Echten. 
Berent  van  Ittersum. 
Geerlich  de  Bever. 
Gerdt  Luikensz. 

Joachim  van  den  Boetzler  ( gesurcheerd ). 
Adriaen  van  Twickeloe. 
Walravens  huisvr. 
Gerrit  van  Oostendorp. 
Henrick  van  Till. 
Derrick  Hargersz. 
Herman  Kistemaker. 
Goossen  van  Ee. 
Johan  van  Wilp. 
Carel  van  Twenbergen. 
Swaveken,  gewezen  Scholtus  van  Hasselt  (gesurcheerd). 

*)     Zie  0ver|j88.  Alm.   1848,  bl.   19. 


181 

Otto  van  Egmont. 

Johan  Mulert  tho  Voerst. 

Johan  Golt.  ^ 

Herman  van  Hoevell. 

Henrick  Bamden. 

Hopman  Splinter. 

Bitter,  Rentm.  van  Twenthe. 

Berent  Bruins  van  Deventer  (gesurcheerd). 

Johan  Sluiter. 

Ludolph  van  der  Veene. 

Tijs  Oirdt,  Drost  te  Wedde. 

De  Richter  van  Kedingen. 

Het  klooster  te  Albergen. 

y>  7»  n  Almelo. 

Goossen  van  Raesfelt,  gewezen  Drost  van  Twenthe. 
Johan  van  Raesfelt. 
Jacob  van  Coeverden. 
Herman  van  Twickeloe  te  Boeningen. 
Gerdt  van  Beverfoirde  te  Wemseloe. 
Henrick  van  Rehede. 
Goerdt  Peckedam,    als  eigenaar  der  helft  van  het  goed 

Swervolt  onder  Wijhe. 
Lubbert  Blanckfoirdt. 
Johan  Schaep,  gewezen  op  het^huis  te  Keppel. 

V.    D. 


S.  AU6ÜSTINUS  -  GILÜE  TE  DEVENTER 


Van  dit  weinig  bekende  armen  -  gilde  trof  ik  in  het 
archief  van  het  H.  Geesten  ( nu  Groote  en  Voorster )  gast- 
huis de  volgende  acte  aan: 

„Wij  Johan  Maes  ende  Geert  Hobijngk  Jnder  tgtPro- 
uisoers  sunte  Augustijns  gilde  bijnnen  Deuenter  bekennen 
Jn  dessen  apenen  brieue  dat  wij  van  weghen  ende  Con- 
sent der  gemeijnre  brueder  ende  zuster  des  voirss.  gildes 
giestlick  ende  werlick  ontfangen  ende  geboert  hebn  tot 
behoeff  des  gildes  voirss.  vanden  Testamentors  zeligen 
Heren  Geert  Visscher,  Vicarius  sunte  Lebuins  kerke  toe 
Deuenter  hondert  golden  Rijnsche  gulden ,  dair  die  Pro- 
uisoren  des  voirss.  gildes  Jairlix  tot  ewigen  tiden  alle 
jair  van  cleden  sullen  drie  arme  menschen  die  des  van 
node  is ,  mit  tabbert,  kouel,  hazen,  schoen,  eten  ende  drin- 
ken, ende  anders,  op  den  dach  alsmen  dat  voirss.  gilde 
drincket,  gelijck  alsmen  dan  die  ander  neghen  armen 
Jairlix  plecht  te  cleden,  ende  te  doen  vandes  voirss. 
gildes  wegen ,  ten  ewigen  testamente,  voir  zelighen  heren 
Willam  Visscher,  die  Canoniek  plach  te  wesen  des  voirss, 
kerken  ende  voir  heren  geerts  voirss.  sijns  brueders  zijlen, 
gelijck  als  dat  jn  des  voirss.  gildes  boeck  alingk  is  be- 
screuen.  Sonder  al  argelist.  Des  tot  oirkonde  hebn  wij 
Johan  ende  Geert  voirss.  alse  prouisoren,  van  weghen 
consent  ende  beuele  der  gemeijnre  brueder  ende  zuster 
des  voirss.  gildes  giestlick  ende  werlick  des  gildes  zeghel 


18B 

an  dessen  brieff  gehangen.  Gegeuen  inden  jare  ons  heren 
Dusent  vier  hondert  vijffendevijftich  op  sunte  Ëgidius 
auondt." 

V.    D. 


VOLKSVERMAKEN  TE  HASSELT. 


^Ick  Eusebius  Bortgrard  (sic)  Bentinck  tot  Schoon- 
heeten  wegen  sijn  Conincklijcke  Hoogheijt  de  Heere  Prince 
van  Orangien  Hooghschultis  tott  Hasselt  ende  aver  Has- 
seler  Ampt ,  doe  mits  desen  jeder  ingezeten  van  Hasseler 
Carspel  wel  ernstlijck  verbieden,  dat  niemand  weder  sal 
veryallen  tott  de  vastelavonts  insolentien,  gans 
enkrans  te  trecken,  mommerijen,  kockerellen, 
bieren  in  andere  huijsen  als  ordinairie  Herbergen  in  te 
leggen  omme  drinkerijen  in  te  richten,  schieten  voor 
Bruijdegom  en  Bruijd  om  haer  te  schutten,  bij 
poene  dat  jeder  sall  verbeuren  vijff  olde  schilden. 

Actum  Hasselt  den  12  febr.  1675." 

Deze  publicatie  strookte  met  den  geest  van  dien  tijd, 
toen  men  door  provinciale  en  plaatselijke  verordeningen 
de  buitensporige  vreugdebedrijven  des  volks  trachtte  te 
beteugelen.    Meesttijds  werkten  zy  echter  weinig  uit. 

V.    D. 


HONDSDOLHEID.    1613. 


Dat  er  in  den  aanvang  der  17*  eeuw  ook  reeds  honds- 
dolheid  in    Overijssel  voorkwam,    en   dat  do  regeringen 
•  daartegen    maatregelen    namen ,  bewijst  de  volgende  pu- 
blicatie van  het  bestuur  der  stad  Kampen: 

Den  6  December  1613. 

,,  Burgemeesteren  Schepenen  ende  Raedt  doen  te  weeten. 
Alsoe  haer  Eers.  in  ervaeringe  koemen,  dat  omtrent  deser 
stadt  ende  die  vrijheijt  derseluer  verscheijden  menschen 
ende  beesten  van  rasende  honden  gebeten  sinnen,  ende 
dat  sulcx  alhier  oock  solde  kunnen  gebeuren,  ten  waere 
dat  hier  inne  promptlick  worde  versien ,  soe  ist  dat  haer 
Eers.  allen  ende  ijderen  bij  desen  gebieden  dat  sie  haere 
honden  daetlijck  opbijnden  ende  in  haere  huijsen  bewae- 
ren  sullen,  ende  daer  sulx  niet  en  geschiede,  sullen  die 
honden,  die  nae  drie  daegen  van  dato  deses  aff  te  re- 
kenen opter  straten  bevonden  worden ,  durch  den  scherp- 
richter  daetlick  doot  geslagen  worden." 

Men  ziet  dus  dat  de  maatregel  thans  te  Amsterdam  en 
elders  toegepast ,  voor  meer  dan  250  jaren  reeds  in  Kam- 
pen werd  in  praktijk  gebracht. 

H.  ü. 


BURGERBOEK  VAN  VOLLENHOVE,  1379-1493, 


Zoover  mij  bekend  is  steekt  Kampen  de  overige  steden 
van  Overijssel  de  loef  af  door  de  oudheid  van  zijn.  bur- 
gerboek.  De  lijst  van  daar  aangenomen  burgers  klimt 
op  tot  het  jaar  1302.  Van  Deventer  is  de  oudste  mij 
bekende  van  1410  (no.  1230  van  het  gemeente-archief). 
Te  Hasselt  begint  het  burgerboek  met  het  jaar  1463. 
Vollenhove  klimt  op  tot  1379  en  schijnt  dus  het  tweede 
in  rang  op  dit  gebied  te  zijn.  Zoowel  de  oudheid  waartoe 
bet  stuk  opklimt,  als  de  belangrijke  plaats,  welke  Vol- 
lenhove oudtijds  als  zetel  des  Bisschops  innam,  nopen 
my  tot  eene  uitgave  er  van* 

Wat  men  aan  zulke  lijsten  heeft?  —  zal  ik  niet  uitvoe- 
rig behoeven  te  betoogen. 

Als  bron  voor  de  hier  volgende  heb  ik  het  oude  Stad- 
boek  van  Vollenhove  te  noemen,  waarin  die  namen 
echter   zeer   onordelijk   en  verspreid  voorkomen. 

Van  dat  Stadboek  bestaan  twee  exemplaren,  het  eene 
in  het  net  geschreven ,  het  andere  naar  ik  meen ,  de  zeer 
slordige  minute  daarvan.  Aan  dit  laatste  ontleende  ik  de 
namen  der  burgers. 


BIJDR.    IV.  13 


186 


Vollenhove. 

Jnt  Jaer  onss  heren  Dusent 
CCCLXXIX  sint  desse  naebe- 
screuen  burghers  gheworden. 
Jtem  Coenraet  van  Grieke. 

„     Gherijt  Goessensz. 

^     Merten  Reijnerssz. 

^     Johan  Johanssz. 

Jnt  Jaer  onss  Heren  Dusent 
CCCLXXX  worden  desse  nae- 
bescr.  burgers  tot  Vollenhoe. 
Jtem  Gherijt  van  der  Moeien. 

„     Gherijt  Lambertssz. 

y,     Zegheuaert  van  Cadoelen. 

y,     Johan  Hermenssz. 

„     Albert  Dirxssz. 

„     Johan  ten  Pucke.    (?) 

^     Johan  Arentsz. 

Jnt   Jaer  van   LXXXI    sint 
desse  nae  bescreuen  burgers  ge- 
worden. 
Jtem  Bertolt  die  Wij  se. 

Jnt  Jaer   ons  heren    MCCC 
LXXXI(I)  sint  desse  naebescr. 
burgers  gheworden. 
Jtem  Clawes  Ottensz. 

„     Gheise  Weerdes. 

„     Gherijt  Henrixsz. 


Jtem  Arent  Drent. 

jf     Roloff  Clleijman. 

„     Roloff  Lansinckt. 

„     Johan  van  Aferden. 

y,     Berent  die  Bodekor. 

y,     Arent  Noijdo. 

„     Alert  van  der  Moeien. 
1383.    •) 
Heijne  Henrixsz. 
Herman  Brekenap. 
Heijne  Cluisse. 
Mathijs  die  Koe. 
Gherijt  Lamberts  soon. 
Lambertus  Johans  soon. 
Femme  Sterke  Beernts  dochter. 
Woltor  van  Endolt. 
Alijt  Ludekens. 
Kersteken   die  Vleijshouwer. 
Henric  Pruijt.  (?) 
Gijsbert  Goetmans  soon  neae. 

1384. 
Reijner  Hermenssoon. 
Clawes  Danckert. 
Henric  Menssoon. 
Goossen  ten  Lake. 
Jacop  Ghateman. 
Henric  Aleffssoon. 
Hermen  van  Kuenre. 
Johan  Schaerdeken. 

1385. 
Gherijt  die  Smit. 


')     Voortana  laat  ik  het  hoofd  en  de  Items  weg. 


187 


Daen  Wolterssoon. 
Rijcwijn  die  Wulleweuer. 
Jacop  Raqwijnssoon. 
Gerijt  Rijcqwijngsoon. 
Peter  Rijcqwijnssoon, 
Meister  Gerijt  die  Tijmmermaii. 

1386. 
Tijdeman  Scuijll. 
Lange  Arent. 
Boele  Roloffssoon. 
Henric  Ludikenssoon. 
Lubbert  van  Ghore. 
Lambert  die  Boere. 
Ghijsbertus  Goldenssoon. 
Clawes  Kuest. 
Clawes  Johanssoon. 
Arent  Besteman. 
Lodewich  Cocnraetssoon. 
Bertolt  CoenraetsBoon. 
Ghijsbert  die  Koek. 

1387. 
Herman  Starke. 
Johan  die  Boer. 
Gheert  Poppensoon. 
Heijne  Regelandesoon. 
Dirck  HermansBoon. 
Gheert  van  Zuren. 
Gheert  ten  Gaerthues. 
Johan  optet  Clijff. 
Tijdeman  Euertssoon. 
Frederic  Paesschedach. 
Hermen  die  Voss. 


Willem  Dirxsoon. 
Johan  Matthijssoon. 
Guert  DomersBoon. 

1388. 
Henric  Staell. 
Arent  Johanssoon. 
Dirc  die  Scróeder. 
Roloff  die  Pelser. 
Johan  die  Traesser. 
Wycher  Albertssoon. 
Johan  Euertssoon. 
Johan  die  Holtgrauer. 

1389. 
Johan  Hagen  als  bauen. 
Gherijt  die  Rademaker. 
Peter  Wernerssoon. 
Heijneman. 
Gijsbert  Hacke. 
Peter  die  Hont. 
Henric  Johanssoon. 
Egbert  Johanssoon. 
Arent  Tijdemanssoon. 
Coenraet  Branthoff. 
Herman  die  Bodeker. 
Albertus  die  Monick. 
Lijsebet  Lubberts. 
Arent  van  Arepp. 
Lodewijch  die  Bodeker. 

1390. 
Henric  die  Ketelaer. 
Johan  Zoest  die  Sadelmaker. 
Henric  Gadefortsoon. 


13* 


188 


Geert  van  Ruithenberghe. 
Gheert  geheten  Qwellepage. 
Goessen  Henrixsoon  van  Een- 
wij ck. 
Lambertus  Mathiassoon. 

1391. 
Arent  Ottensoon. 
Johan  LubbertsBoon. 
Lourens  Henrixsoon. 
Willem  Johanssoon. 
Frederic  die  Wilde. 
Arent  van  Bueren. 
Peter  Henrixsoon. 
Gherijt  Lamberdinck. 
Johan  Banc. 
Dirc  Bisscop. 

Euert  die  Ritter  (Ruter?) 
Gheert  Cokenbacker. 
Herman  die  Joede. 
Herman  Roloflfssoon. 

1393. 
Lubbert  ter  Lake. 
Heijne  ter  Smitten  ende 
Dirck  sijn  soen. 
Lambert  Scroder. 
Jacop  Andreessoon. 
Jacop  Jacobssoon. 
Johan  WillemsBOon. 
Beernt  Pelser. 
Hermen  Schomaker. 
Johan    Johanssoon    die  Baert- 
scherer. 


Johan  Makee. 
Egbertus  van  Venen. 

1394. 
Ceelken    Jacopssoon    van    den 

Holte. 
Arent  Mertenssoon. 
Johan  Snoeck. 
Willem  die  Zwarte. 
Claes  Persijn. 

1395. 
Heijne  Beliensoon. 
Gheert  wt  den  Winckel. 
Wemer  die  Goltsmit. 
Rotgher  Johanssoon. 
Engelcke  Johanssoon. 
Engelbert  Johanssoon. 

1396. 
Henric  Johanssoon. 
Jacop  Johanssoon. 

1397. 
Johan  Hont. 
Sijmon  Henrixsoon. 
Hermolt  van  Bueten.  (?) 
Thenijs  Bertoldssoon. 
Tideman  Egbertssoon. 
Arent  van  Wespen. 
Johan  Heijnensoon. 
Jacop  van  den  Ghire. 
Henrie  Dirxsoon. 
Johan  Maessoon  des  Gmters. 
Herman  Staell  dj  e  jonge. 
Goert  Hesselssoon. 


189 


1398. 
Kerstken  Coepsseon. 
Coenraet  Mertensoon. 
Herman  Prekei  Claessoon. 
Johan  die  Kastemaker. 
Johan  Peterssoon. 
Willem  van  Heelde. 
Johan  Goertssoon. 
Henric  die  Kueper. 
Frederic  Sasperinck. 
Henric  die  Pelser. 
Egbert  die  Ghier. 
Henric  van  Graue. 
Johan  Goessensoon. 

1399  (en  1400?) 
Folckier  Lambertinck. 
Henric  Heijnensoon. 
Johan  van  der  Haer. 
Willem  Willamssoon. 
Egbert  die  Smit. 
Henric  Johanssoon. 
Hermen  Dumekenssoon. 
Lubbert  Johanssoon. 
Bertolt  Johanssoon. 
Clawes  Goertsoon. 
Henric  Duest. 
Hessel  Coepssoon. 
Henric  Henrixsoon. 
Geert  Geerdessoon. 
Johan  van  Eppe. 
Clawes  Lubbertssoon. 
Huge  Pappe. 


Goetscalc  Johanssoon. 
Johan  Coenraetssoon. 
Wolter  Scade. 
Hermen  Besteken. 
Johan  Wolterssoon. 

1401. 
Johan  Hesselssoon. 

1402. 
Hermen  Hermenssoon. 
Johan  van  der  Buer.  (?) 
Johan  Wituoet. 
Johan  Berentssoon  geheten  die 

Vrolike. 
Jacop  Johanssoon. 

1403. 
Berent  Remboltssoon. 
Albert  Maessoon. 
Claes  Claessoon  van  der  Eem. 
Egbert  Henrixsoon  van  Dalfsen. 
Peter  Johan  Ripen  soon. 
Herman  Hermens  soon  Keme- 

water. 
Johan  Willem(ssoon). 
Johan   KeijU   ende    Gerij t    sijn 

soon. 
Willem  Nagell. 

1404. 
Henric  van  der  Eze. 
Johan  Wegmont. 
Johan  Maken  broder. 
Mette  Geerdes  dochter. 
Aiyt  Lamberts  dochter. 


190 


Egbert  Egbertssoon. 
Herman  Hagen  die  bade. 
Lambert  JohansBOon.         ' 
Herman  Voss. 
Jonge  Wegmont. 
Peter  Scrodcr. 

1405. 
Hoijne  Aerntssoon  van  Weune- 

pervene. 
Lubbert  Haninghe. 
Bertolt  ten  Doerganc. 
Johan  die  Touslager. 

U06. 
Johan  Vorschepoell. 
Alberfc  Koe  Lamberthsoon. 
Johan    Johanssoon    van    der 

Voert. 
Johan  Winter. 
Johan  Geertssoon. 
Gharmich  Johanssoon. 
Johan  Euertssoon. 
Johan  Johanssoon. 
Gijsebert  van  Grotendonck. 

1408. 

Lude  ten  Sijlle. 
Gheert  Ghunicke. 
Arent  Rolofssoon. 
Johan  van  Middelborch. 
Guert  Goertssoon. 
Nota.     Egbert  Kroijll  nomen . . 
si  siraile. 


Bertolt  Claessoon. 
Henrie  van  Lanchakeren. 
Gerijt  van  der  Steghe. 
Willem  Alertssoon. 

1409. 
Roloff  WillemsBOon. 
Johan  die  Roesse. 
Berent  Peterssoon. 
Albert  Egbertssoon. 

1410. 
Herman  Hoijnensoon. 
Weemse  Wijchers. 

1411. 
Arent  die  Beijer. 
Henrie  van  Munster. 
Willem  Dirxsoon. 
Louwekeü  Willemssoon. 
Gijsbert   jndon   Napell    ad  nos 
expectans  nu  Johan  Philips 

anno  1556  altera  De- 

cembris. 
Ludeken  Coenraotssoon. 
Arent  Bloc. 
Johan  Tijchler. 
Peter  Boldewijnssoon. 
Gaetscalc  Munter. 

1412. 
Bruninek  Arentssoon. 
Henrie  Ludikonssoon. 
Johan  Arentssoon. 
Franke  Touslager. 
Willam  Botterraan. 


191 


Johan  Tijessensoon. 

1413. 
Gijsbert  Zwager. 
Willam  van  Bueren. 
Herman  die  Reteler. 
Henric  Johanssoon. 
Henric  Stalthals/ 
Herman  van  Heelde. 
Wolter  Wolterssoon. 
Johan  Middelborch. 
Peter  Middelborch. 
Johan  Johanssoon. 
Rembolt  Heijnensoon. 
Frederic  ten  Doerganck. 
Willam  Gheijnkenssoon. 
Johan  van  Nubeke.  (?) 

1414. 
Henric  Brant. 
Albert  Wijnkenssoon. 
Ancelmns  Johanssoon. 
Otte  Gheenkens. 
Geert  ten  Doerganc. 

1415. 

Huge  Bensinc. 
Herman  ter  Hoeuen. 
Wolter  Gheneken. 

1416. 

Coene  Gijskenssoon. 
Gheert  Lubbertssoon. 
Geert  van  den  Velde. 


1417. 
Willem  Valkenssoon. 
Gheert  die  Kremer. 
Hessell  Duijst. 
Maes  Scroder. 
Dirc  Smedinck. 
Gabele  Poll. 
Rotger  Geertsoon. 
Willem  die  Pelser. 

1420. 
Gheert  Johanssoon. 
Alfer  Reijnkenssoon. 
Henric  ten  Stene. 
Johan  van  Schutroep. 
Clawes  Peterssoon. 
Jacop  van  Dammeren. 
Frederic  Heijnensoon. 
Johan  Pric  Hillemanssoon. 
Peter  van  Raden. 
Henric  Ranse. 
Koman  Albert. 
Engbert  Branthoff. 
Maes  die  Mulner. 
Aelwijn  Claessoon. 

1421. 
Johan  van  Broijlle. 

1422. 
Femme  Persijns. 

1423. 
Sijse  Helmichs. 
Willem  Kroijll. 
Rutger  Geertssoon. 


.  192 


1424. 
Hebelc  Peterssoon. 
Johan  van  Renen. 
Bijmon  Henrixsoon. 
Goessen  Bij  westen 
Geert  Lebbe. 
Lubbert  die  Verwer. 
Johan  JohansBOon  die  Tijmmer- 

man. 
Gadiken  die  Badiker. 
Henric  Falkerssoon. 
Roloff  Scroder. 
Henric  Pijll. 
Herman  Scojjer. 
Tabe  Duijmkenssoon. 
Henric  van  Ohenemuidon. 
Henric  van  Hasselt. 
Henric  die  Pelser. 
Johan  Monen  soon. 
Geert  Vierackers  soon. 
Lijsbet  die  Wullekemster. 
'Albert  Baterman  Willemssoon. 
Moerlijn. 

Arent  die  Brabander. 
Stijne  Werren. 
Joufer  Jutte  Zueren. 
Gerijt  Stelling. 
Gerijt  Benke  Wijcherssoon. 

1425. 
Gadiken  die  Vrolikfe. 
Gadiken  Willemssoon. 
Gadiken  Stratemaker. 


Jacop  Wulleweuer. 

m 

Henric  Hapesomer. 

Johan  Kuijt. 

Mense  Mesmaker. 

Wolbert  die  Drojjer. 

Roloff  Smediken. 

Tijken  Geertsöoon. 

Ëemst  Pentier. 

1426. 

Johan  Riqwijnssoon  van    Bun- 
scaten 

Riqwin  die  Bekermaker. 

Albert  Johan  Roesen  soon. 

Dirc  Gheert  Johans  soon. 

Meijster  Riqwin  Gul  snij  dor. 

Egbert  Pouwelssoon. 

Willem   Metseler  Truden  man. 

Henric  Schenck  van  Gheueros. 

Bertrum  Torfinaker. 

Henric  Huijsken  die  Dreijer 

1427. 

Henric  Smit  van  Groningen. 

Johan  van  Loesden. 

Heijne  Meij. 

Berent  Arentsoon  ten  Voerst©. 

Peter  Willemssoon  die  Here. 

1428. 

Heerijken  Johanssoon  die  Hol- 
lander. 

Johan  Hacke  die  Scomaker. 

Gheert   Egbertssoon    die    Sco- 
maker. 


193 


Bertolt  Pelgrimssoon. 

Johan  Meij  geheten  van  Loesden. 

Dirck  van  Sinderen. 

Dirc  die  Weuer  geheten  Groten- 
donck. 

Johan  Codde  die  Hollander. 

Henric  Elijssoon. 

1429. 

Peter  Bijwesten. 

Peter  Johanssoon  die  Scomaker. 

Johan  Peterssoon  Tocheuer. 

JohansHermenssoon  die  Greuer. 

Bertholomeus  die  Mulner. 

Johan  Henrixsoon  die  Smit. 

Johan  Bolte  Schomaker. 

Johan  die  Kremer  Arents  zwa- 
ger Bijwesten. 

Rembolt  Torf maker. 

Werre  ten  Napell. 

1430. 

Folkier  Noortwoltsoon. 

Johan  Ëgbertsoon. 

Otte  van  Meerten. 

Willem  van  IJttersim. 

1431. 

Johan  van  Monster  de  Brouwer. 

Albert  Mulert. 

Albert  Willem  Kokolen  soon. 

Mathijs  die  Tijmmerman. 

Johan  Godekens  soon  de  Weuer. 

Claes    Johanssoon     de  Wulle- 
weuer. 


Henric  Hubertsoon. 
Hubert  Hubertssoon. 
Hermen  Smit. 
Bertolt  Robertssoon. 
Euerardus  Spiker. 
Werner  van  Helendoern. 

1432. 
Wijcher  Coenraetsoon. 
Johan  van  Deueren. 
Dirck  de  Mulner  Dirxsoon. 
Hermen  Goertsoon  de  Mulner. 
Albert  Lijeneman. 
Johannes  die  Scriuer. 
Johan  van  Oss  Johanssoon. 
Claes  Albertsoon  die  Smiter. 
Johan  ter  Kinderhues. 
Johan  Klijff. 
Henric  Geertsoon  Dorstman. 

1433. 
Ghese  Gheert  Wijnens  wijff. 

1434. 
Peter  Spruijt. 
Henric  Winter. 
Johan  Peterssoon. 
Johan  Folkierssoon. 
Seijne  Plonijssoon. 
Hermen  Marqwerdssoon. 
Dirc  die  Jonker. 
Johan  Berentsoon. 
Eeffse  Lambert  dochter. 
Egbert  Zarijssoon. 
Hermen  Beek. 


194 


Peter  "Willemssoon. 

1435. 
Gadiken  Johanssoon. 
Tijdeman  Badiker. 
Johan  van  Nijenhoff. 

1436. 
Goesen  Gaden  soon  Touslager. 
Johan  GijsbertsBoon. 
Henric  Spaermaker. 
Henric  Onbescheiden. 
Johan  Gadikenssoon. 
Johan  Snijder. 

Lubbert  Tabe  Dumekens  soon. 
Johan  Johanssoon. 
Johan  Petorssoon. 
Henric  Stridelant. 
Gheert  Willemssoon. 
Roloff  Geertssoon. 
Lambert  Coepssoon. 

1437. 
Johan  van  Rutenberch. 
Johan  Geertssoon. 
Geert  Banke. 
Johan  van  Gelre. 
Hubert  die  Weuer. 
Johan  Gij  se  Gadewertssoon. 
Dijetmer  Dijetraerssoon. 
Henric  Vierlinc. 
Alfer  van  IJsselmuden. 

1438. 
Peter  Jacopssoon. 
Johan  Lubbertssoon. 


Schoen  Beemt. 

1439. 
Gheert  IJsserman. 
Otto  Wjjnkens. 
Henric  Dirxsoon. 
Ermelt  Arentsoon. 
Geert  Wjllemssoon. 
Heijne  ten  Zijle. 
Johan  Frederixsoon. 
Jacop  Sloetsemaker. 
Wijbrant  die  Hollander. 
Johan  die  Weuer. 
Sijmon  Jacopssoon. 

1440. 
Johan  Rolofssoon. 
Johan    Willemssoon    van     é&r 

Zedde. 
Herman  Wissemer. 
Willem  Trumper. 
Winike  (?)  Henrixsoon. 
Johan  van  den  Bossche. 
Wolter  Johan  Willemssoon. 
Frederic  Borre. 
Albert  Lamphensoon. 
Johan  Blomendael  die  jonge. 
Mense  Geertssoon. 
Symon  Dirxsoon. 
Johan  van  Someren. 

1441. 
Henric  Johanssoon. 
Johan  Lubbertsoon. 
Geert  die  Pelser. 


195 


Willem 

1442. 

Goessen  Hermenssoon. 

Mathias  Willemssoon. 

Meister  Geert  Barbier. 

Albert  van  Norden. 

Herman  van  Dalfsen. 

Johan  ter  Helle. 

Willem  Schomaker. 
1443. 

Johan  Lambertssoon. 

Gheert  Arentsoon. 

Johan    Lambertsoon    de  Scho- 
maker. 

Wessel  Goetscalc  opten  Burch- 
grauen. 

Egbert  Badijng. 

Albert  Albertsoon  die  Tijmmer- 
man. 

Johan  Johanszoon  die  Backer. 

Gadiken  die  Wollige. 

Wijcher  Johanssoon  die  Smit. 

Otte  Doijs. 

Johan  Henrixsoon. 

Lijsbet  Rutgher  Jacopssoon  we- 
duwe. 

Johan  Morriaen. 

Johan  Rijningo  Tabensoon. 

Mette  Lubbert  wijff. 

Sijbrant  Lambertsoon  van  Mo- 
«likedam. 

Wolter  Tabensoon. 


Egbert  van   den   Rutenberche. 
Elbert  Brant  geheten  Biesken. 
Johan  Bunte.  (P) 
Henric  Coppendreijer. 
Reijner  Riqwinssoon  de  Weuer. 
Dire  Johanssoon  die  Scroder. 
Lambert  Lambertsoon. 
Claes  Claessoon  die  Smit. 
Berent  Hermenssoon  die  Smit. 
Johan  Jacopssoon  die  Weuer. 

1444. 
Henricus  Holtappell. 
Willem  van  Daueren. 
Geert  Berentsoon  die  Backer. 

1445. 
Jacop  anders  die  Messeier . 
Willem  Nassijnc. 
Jacop  Roelofsz. 
Johan  Bolte  van  Deuenter. 
Egbert  Woltersz. 
Jan  Willemsz. 
Claes  Zwartekot. 
Hermen  Brethouwer. 

1446. 
Maes  Willemsz. 
Henric  Diercsz. 
Willem  Jansz  de  Mesler. 
Jan  Gelijsz  de  Weuer. 
Jan  Gherdsz  Kelman. 
Willem  Decker. 
Hermen  ten  Zijle. 
Helmich  Euertsz. 


196 


gebroder. 


Henric  Hermen  Zwedersz. 

1447. 

Andries  Smijt. 

Johan  Clawes  soen. 

Vrancke  Tijmmerman. 

Alijt  Drijeers. 

Mathijs  die  Weuer. 

Wolter  van  Daueren. 

die  Oelde  Brethouwer  mijns  he- 
ren poerter  was. . 

Boldewijn  van  den  Laer. 

1448. 

Henric  Lambertsoen. 

Johan  die  Hont   j 

Geert  die  Hont   * 

Bene  Houing. 

Berent  die  oelde  wagenkneeht. 

Johan  Zwederssoen. 

Willem    Johanssoen    gheheten 
Borre  Kremer. 
1449. 

Henric  Noertwoelde. 

Derck  Öeertsz  vanOestenwoelde. 

Julfer  Mechtelt  des  Vosses  zelij- 
gen  Bartholt  Hagens  weduwe. 

Ludeken  Jager. 

Tijmen  Euertssoone.    • 

Jacob  Scherrenberch. 

Rolof  van  Dolre. 

1450. 

Micheel  de  Vilthoedemaker. 

Wyilem  Gadensz  die  weuer. 


Berent  van  Bentem. 
Goesen  . . .  soon  ten  Brincke«(?) 
Garbert  Harmens  soon. 
Henric  ten  Haue  de  Weuer. 
Wermelt  ten  Wolthvse. 
Engbert  Derixsoene. 
Johan  van  Goere. 

1451. 
Peter  Wijtto. 
Peter  Arentsz  van  Hese. 
Karsgon  Euersz. 
Borre  Henrijcksz. 
Henrijc  Henrijcsz  van  Hamont. 

1452. 
Henrijc  de  Vos. 
Jacop  Vos  de  Weuer. 
Johan  Euersz  in  de  Halla. 
Harman  Claessz  gheheten  Wijtte 

Herman. 
Johan  van  Holthusen. 
Folker  Jager. 
Peter  Oeltgersoen. 
Willem  van  der  Zeeden. 

1453. 
Jacob  Jacobs  soene  de  Weuer. 
Peter  Hoppenbier. 
Geert  Brant. 

Herman  Verwer  Smeding. 
Albert  van  der  Vecht. 
Jacob  Jacobs  soene  de   weuer. 

1454. 
Willem    Hermans    soon    in  de 
Donkeringe. 


197 


Johan  Hermanssz  Zweders  sone. 

Claes  Gerijt  sone  Smijt. 

Henric  Stilling  van  den  Wene. 

Frederic  Johanssoene  anders  ge- 
heten Stennijng. 

Johan  Koep  Snellen  soene. 

Henric  Euerts  soon. 

U55. 

Johan  Hollander. 

Johan  van  Goere  de  Scroder. 

Deric  Johanssoene  van   Schar- 
wolde. 

Goesen  Henrixsoene  de  Teche- 
ner. 

Johan  Decker  Konneman  Aemts- 
soon. 

Rijcqwen  Jacobssoene  de  Tijm- 
merman. 

Herbert  (?)  van  Hasselt. 

Jacob  Ridder. 

Goossen  Hermanssoene. 
1456. 

Johan  Florkens, 

DerricHermanssoon  aliasMulner 

Willem  Willemsz  Decker. 

Henric  Rijcqwin  Sijmonsz. 

Johan  Berchorst. 
1457. 

Henric  Jacopsz. 

Berent  Hermensz. 

Remelt  Johan  Aerntsz. 

Arent  Harderecke. 


Ghert  Johansz. 
Lambert  WesseKnck. 
Harman  ,  Voss.    Jacop ,  Clawes, 

Harman  Voss  sijn  echte  kijn- 

deren. 

1458. 
Gheert  Backer  Beerntsz. 
Lubbert  Ëgbertsz. 
Leefken  ter  Kijnderhuus. 
JouferMechteltvanSonnenberge. 
Joufer  Gese  van  Oestenwolde. 
Nijese  Oostebrijnck. 
Ceelken  Johans  soen. 
Hermen  van  Dalfsen  Hermensz. 

1459. 
Derick  Hwt  (?) 
Heijlewich  Johans  wijff  van  der 

Ëeze. 
Johan  Glasemaker. 
Mille  Kaluerkamps. 
Johan  Valkenar. 
Sijmon  Backer. 
Harmen  Spieters. 
Stijne  Peters. 
Katherijne  Maembeken. 
Derick  Komen  man  de  Scroder 

geheten  Deric  Berentssoon. 
Grete  van  Deueren  Jacop  Aernt 

ende  Bartolt  oer  kijnder. 
Mechtelt  Bussches. 
Willem  Johansz.  de  Pelser. 
Claes  jnden  hilghen  geest. 


198 


1460. 
Z weder  Harmansoeo. 
Willem  Ilansen  de  Weuer. 
Rotgher  Willemsz  de  Tijmmer- 

man. 
Pelgrijm  Hardehsteijn. 
Roeloff  Johanssz. 
Jacop  Dirck  Alferssz  soen. 
Dirck  Gosensz. 
Gert  Ludensz  die  Dreijer. 

1461. 
Reijken  Johan  zoen. 
Enghele  Johan  Jaghers  wijff. 
Grete  van  den  Pol  Ie  ende  oer 

dochter  Jutte. 
Henric  Stenen  zoen. 
Lise  Groeters.   • 
Klaes  Naeghel. 

StijneWolterVrederinckdochter. 
Johan  Witte. 
Lisebet    Willem    Reijners  wijff 

en  Neesken  Peters  ors  zoens 

kint. 

1462. 

Derick 

Gheert  Florijssz. 

van  den  fiomgaerden. 

Peter  van  . .  essel. 
Albert  Johansz. 

1463. 
Johan  Henrije  . .  ylsz  soene* 
Rijquen  Sijmens  sone. 


Johan  van  DaetscUer. 

1464. 
Jacob  Leuersz  de  Trijponmaker. 
Lambert  Berensz. 
Henrijck  Baert  de  jonghe. 
Albert  de  Brabander. 
Heijmme  sijn  wijff. 
Ghert  van  der  Keeldonck. 
Werner  Jacobsz  Speijers. 

1465. 
Henric  Hermansz  de  Mulner. 
Johan  Sandersz. 
Uughe  Wegge. 
Alijt   Luijken    Schouwen  hnis- 

vrouwe. 
Claes  Aerntsz  ten  Broeke. 
Heiïric  Warnerssz  de  Smit. 
Wolbert  Harmens  soene. 

1466. 
IJsebrant  Hermensz. 
Zwaff  Ghertsz. 
Frerick  van  Weden. 
Willem    Harmensz  de  Kremer. 
Rotgher  Roloffs. 
Henric  Roloff  Megens  zwagher. 
Peter  de  Tijmmerman. 
Hermen  Henricksz. 
Johan  Johansz  Mensen  zwager. 
Henrick  Sticken. 

1467. 
Frederick  Winter. 
Andries  Joncker. 


199 


Jacob  Claessz. 

Willem  van  Hamme. 

Euert  Doeden  soene. 

Willem  Pauwei  de  Rademaker. 

Euert  van  Loenen. 

Albert  Johanssz  de  Weuer. 

Henric  Soenenssz. 

Rotgher  Johan  Yosses  soon. 

1468. 
Derck  Albersz. 
Henrick  van  Aernem. 
Grete  SiakebrandeB 
Johan  Willemssz  van  Eel. 
Rotgher  Lubbersz. 

1469. 
Meijster  Jacob  Geertssz. 
Roloff  Johanssz. 
Rouer  Jacobssz. 
Johan  Uenrixsz. 
Henric  Geertssz. 
Johanncs  Anderssz. 
Aernt  van  Karckhelle. 

1470. 
Ghert  Wenemers. 
Henrick  Johansz. 
Henrick  van  Venloe. 
Rolof  Rolofsz. 
Peter  Johansz. 
Peter  Kraen. 
Peter  Petersz  Peter  die  Kranen- 

zwacgher. 
Johan  Berensz. 


Ghert  Henricksz  deHoltsaegher. 
Sander  Ghertsz  zijn  soene. 
Claes  Hillebransz  Alijt  Hessels 

(?)  zwagher. 
Lubbert  Hermenssz  Johan  Hen- 

richsz  zwagher. 
Roeloff  van  Daueren. 
Johan  Spijeroert. 
Henric  Parsijn. 
Henric  Lamberts  soen. 
Andries  Henrix  sone. 
Geert  van  Ommen. 
Johan  AlbertsBoene. 

1471. 
Jacop  Nellen  soene. 
Peter  Henricsz  die  Barbier. 
Johan  Mulner  Wijbranssz. 
Ghert  Johansz  Tijmmerman. 
Henric  Johans  Persijns  neue. 
Gheert  Willemsz. 
Roloff  Holtsnijder. 
Willem  Lubbersoen. 
Jacop    Soltman  Meister  Johan 

Persijns  zwager. 
Lubbert     Backer     van    Osen- 

brugge. 
Roloff  Johans  Jan  Yossz. 
Jacop  Jan  Arensz. 

1472. 
Peter  Gerritsz  de  Holtsnijder. 
Claes  Gheert  Ludekensz. 


200 


1475. 
Cleijs  Ludekenssz. 
Herman  Reijnckensz.* 
Egbert  Willemsz. 
Johan  Goesensz. 

1476. 
Hermen  Mathijssz  van  Bueren. 
Reijnken     Tijmmerman    van 

Heerde. 
Aerent  Henricsz. 
Wij  Hem  Albertsz  van  Dalfsen. 
Hermen  Johan  Nijmen8z.(?) 
Henric  Koepsz. 
Egbert  Waenijnc. 
Aerent  Mathijssz. 
Aelt  Nijehoernsz. 
Gheerlich   Henricksz    de  Holt- 

snijder. 
Dirck  Hermonsz  deWeuer. 
Geert  Telenssone. 
Henrick  Wijcherssz  de  Witte. 
Johan  Wijcherssz  de  Witte. 
Dirck  Voertman. 
Johan  Rijcquensz. 
Lubbert  Jacob  Nellensz. 
Ludeken  Smijt. 
Willem  Hoppenbier  poerter. 
Jan  Dirck  Keldoncs  swager. 
Gheert  Aerensz. 
Johan  Hermansz  de  Scroer. 
Aernt  van  Holt. 
Johan  van  den  Werue. 


1478  (77?) 
Henric  Henricsz. 
Ghert  Jan  Rijnghbarches  sone. 
Dijrk  Goertssone  de  Holtsnijder. 
Meijster  Thijmen  van  Dasthorst. 
Berent  Egbertsz  mijt  sijne  kijn- 

deren. 
Heijnric  Luijtkensz  van  Hattem. 

1478. 
Jan  Jansz  de  Kuper. 
Euert  Berensz  de  Holtsnijder. 
Gosen  Euertsz  van  Campen. 
Van  Bijmmen. 

Assken  Henricsz  de  Decker. 
Gheert  Dericksz  de  Verwer. 
Mense  Pelser. 
Claes  Heijkens. 
Claes  Claesz  van  Murs.  (?) 
Albert  Noemken. 
Jacob  Jordenssz. 
Gheert  Jacopssz. 

1480. 

Berent  Wijllemsz. 

Johan  Johansz. 

Johan  Coekele. 

Aerent  Johansz. 

Alijt  ten  Brijncke. 

Johan  Claesz  de  Holtsnijder. 

Ghert  Wijchersz. 

Evert  Schouwe. 

Elseke  Flanders. 


201 


1481. 
Claes  Wicherssz. 
Lubbert  Pelser. 
Johan    Brabander    Steenhou- 
wer. (?) 
Albert  Jacopssz. 
Wyilem  Aemtsz. 
Gheert  Daemssz. 

1484. 
Claes  de  Messeler. 
Hebele  Mathijsz. 
Claes  van  Neerden. 
Johan  Lubbertsz. 
Henric  Henricsz  Stekkers. 
Herman  Henricsz  van  Campen. 
Hermen  Andersz. 

1485. 
Lubbert  Schomaker. 
Dewer  mit  haren  kijnderen. 
Lambert  Holtsnijder. 
Geert  de  Wever  int  gasthues. 
Sijmen  Jansz  de  timmerman. 
Henrick  Brasser  de  Goeltsmijt(?) 
Johan  Schultijnck. 
Willem  Gherrijssz  van  Bommel. 
Geert  Koek. 
Heijne  Koepssz. 

1486. 
Claes  Johansoen. 
Meijster  Ludeken. 
Hermen  Trijpmaker. 
Reijner  Ghertsz. 

BIJOA.    IV. 


Rolof  Arentsone. 

Albert  Hermesz. 

Jan  Jansz  de  Kremer. 

1487. 
Johan  Roelofsz  de  Kuper. 
Ëngbert  Johansz. 

1488. 
Dirk  de  Schomaker. 
Helprick  ten  Broke. 
Johan  Ghertsz     de  roller. 
Herman  Hermansz. 
Wedue  nel  (?)  Johan   Ghertsz. 
Maeriken  van  Deest. 

1489. 
Zweder  Wernersz. 
Wijllem  Henricksz  de  Smijt. 
Henrick  Prafest. 
Ëuert  Arensz. 
Henrick  Cloesen. 
Henric  ten  Cate. 
Wolter  Wolifersz. 
Dijrck  Mensz, 

1491. 
Thijmen  van  Oelst. 
Peter  Wijlmensz  ende  sijn  soene 

Arent. 
Wijllem  Cleijssz. 
Johan  Reijnerssz. 

1492. 
Wolter  Vijsken. 
Jacob  Momme. 
Wijcher  Schuerijng. 

14 


202 


Johan  Daemsz. 
Dijrck  Jacobsz. 
Henrick  Jacobsz. 
Vredorick  Tijmansz. 

1493. 
Henrick  Henrick  Berenssz, 


Johan  Legghe  van  Bome. 
Volkijer  Gijsen  Thurijges. 
Jaesper  Reijgher. 
Hughe  Wijmbrans.  (?) 
Reijner  Johansz  van  Borkelloe. 
Henrijck  Persijn. 

V.    D. 


IETS  OVER  TIJDREKENKUNDE. 


Bekend  is  de  moeijelijkheid,  welke  zich  bij  het  herleiden 
van  oude  dagteekeningen  tot  nieuwe  voordoet,  aangaande 
het  tijdstip,  waarop  eertijds  hot  jaar  begon.  Driekonin- 
gen, Paschon,  Kersmis,  Maria  Boodschap  (25  Maart),  1 
Maart,  ziedaar  zoovele  uiteenloopende  nieuwjaarsdagen 
in  verschillende  landen,  bisdommen,  diocesen,  provinciën 
of  steden  gebruikelijk.  Waar  dit  niet  in  het  oog  gehouden 
wordt,  maakt  men  grove  feilen  bij  het  herleiden  der  oude 
dagteekeningen  en  bij  het  uitgeven  van  charter-  of  oor- 
kondeboeken  behoort  m.  i.  eene  opgave  gevoegd  te  wor- 
den, tot  wegneming  der  onzekerheid,  welke  daarin  heerscht. 
Toch  wordt  dit  meesttijds  verzuimd. 

Dit  vindt  ten  deele  zijne  verschooning  daarin ,  dat  het 
niet  altijd  gemakkelijk  is  het  bewijs  te  leveren,  hoe  men  in 
dit  of  dat  gewest  op  een  gegeven  tijdstip  plagt  te  rekenen. 

Voor  Overijssel  vond  ik  tot  dusverre  nergens  zulk  eene 
aanwijzing,  behalve  in  de  Leenboeken.  Deze  stellen  Nieuw- 
jaar op  Paschen  tot  in  1456,  toen  men  het  jaar  op  1 
Jan.  begon  te  bepalen.  Waarschijnlijk  zal  men  dus  bij 
alle  oudere  dagteekeningen,  die  tusschen  1  Jan.  en  Pa- 
schen vallen,  1  jaar  bij  het  jaartal  moeten  optellen. 
Opmerking  verdient  het,  dat  men  in  het  sticht  van  Utrecht 
met  Kersmis  het  jaar  sloot. 

Ook  in  de  bepaling  der  vaste  heilige  dagen,  d.  w.  z. 
die  niet  afhankelijk    zijn    van  den  dag   waarop    Paschen 

14* 


204 

valt,  heerscht  somtijds  onzekerheid.  Zoo  heeft  men  ge- 
zocht naar  Zantgangen ,  over  de  beteekenis  waarvan  nog 
veel  onzekerheid  bestaat.  Daar  men  echter  hier  en  daar 
vindt  S.  Victor  geheeten  Santgangen  (zie  den  Bladwijzer 
op  het  Tijdrek.  Register  van  het  Overijss.  archief)  is  hier- 
mede de  zaak  vrij  stellig  beslist. 

In  het  overigens  zoo  uitstekende  Calendariun  historico- 
christianum  medii  et  novi  aevi  van  Weidenbach  wordt 
Odulphus  gesteld  op  18  Julij.  Dat  dit  althans  voor 
Overijssel  onjuist  is ,  blijkt  uit  de  Chronijk  van  Johannes 
de  Locheme,  uitgegeven  door  de  Vereeniging  tot  beoef. 
van  O.  R.  en  G. ,  waar  op  bl.  26  en  27  eene  rekening 
voorkomt,  welke  aantoont  dat  het  12  Junij  moet  zijn^ 
zooals  dan  ook  opgegeven  wordt  in  de  Primae  lineae 
van  Prof.  Kluitl 

Er  zijn  ook  heilige  dagen,  die  inderdaad  niet  overal 
en  in  alle  tijden  op  denzelfden  dag  gevierd  werden,  b.  v. 
S.  Margaretha.  Weidenbach  geeft  op  12,  13,  15  en 
20  Juiy.  Tegenwoordig  is  meest  laatstgenoemde  dag  haar 
jaardag,  oudtijds  meest  13  Julij.  Evenzoo -werd  S.  Ge- 
orgius  nu  eens  op  23,  dan  weder  op  24  of  25  April 
gevierd,  naar  gelang  van  land  of  tijd.  Met  een  ouden 
Overijsselschen  kalender  voor  zich  kan  men  bepalen,  dat 
S.  Margriet  op  13  Juli,  S.  Georgius  op  24  April  viel, 
enz.,  en  daar  zulke  zwarigheden  zich  niet  zelden  voor- 
doen, meen  ik  aan  dien  kalender  hier  eene  plaats  te 
mogen  geven,  na  een  enkel  woord  gezegd  te  hebben 
omtrent  de  plaats,  waar  ik  hem  vond,  de  inrigting  er 
van,  enz. 

In  het  archief  van  Overijssel  bevindt  zich  het  Memorie- 


205 

boek  van  het  klooster  Sipculo,  loopende  van  1501  tot 
1548.  In  dien  smallen  foliant  treft  men  een  kalender 
aan,  waarop  aangegeven  is  op  welke  dagen  de  klooster- 
lingen op  wijn  getracteerd  moesten  worden,  ten  einde 
des  te  vuriger  te  bidden  voor  de  zielen  van  op  die  dagen 
overleden  personen,  die  daartoe  epnige  gift  aan  het  kloos- 
ter gegeven  hadden.  In  tijden  van  gebrek,  of  als  men 
niet  gemakkelijk  aan  wijn  kon  komen,  werden  2  pitancien 
goed  bier  gelijk  gesteld  met  eene  pitancie  wijn. 

Ten  aanzien  van  den  almanak  valt  het  volgende  op 
te  merken.  De  eerste  kolom ,  die  in  het  Hs.  ontbreekt, 
is  gemakshalve  door  mij  er  bijgevoegd. 

De  2"  bevat  verkort  c'.e  vaste  heilige  dagen  van  het 
goheele  jaar;  zij  laten  zich  hier  en  daar  als  een  versje 
lezen,  hetgeen  niet  toevallig  is,  maar  gedaan  werd  om 
ze  gemakkelijker  van  buiten  te  leeren,  b.  v.  in  Maart: 
„Marcius  officie  decoratur  gregoriano  Ghertrut  albabene 
iuncta   Maria  genitrice."     Hiervan  valt 

Mar(tiu8) ....  'op     1  Maart. 

öre(goriu8)  .     .     .    „    12       „ 

Gher(trudi8)      .     .    „    17        „ 

Bene(dicti8).      .     .    „    21        „ 

Ma(ria  Boodschap)    „25       „ 
De    3'   kolom  bevat  de  dagen  van  de  week  van  a — g 
of  van    Zondag    tot   Zaturdag  als  1  Jan.  op  Zondag  is, 
en  laat  zich  gemakkelijk  voor  elk  jaar  wijzigen  door  den 
zondagsletter. 

De  4*  kolom  bevat  den  romoinschen  kalender  en  de 
5*  de  memorien ,  welke  hier  wel  niet  te  pas  komen,  maar 
mogelijk  nog  genoeg  belang  inboezemen  om  ze  niet  weg 
te  laten. 


206 


1 

Ci 

A 

2 

si 

b 

3 

0 

e 

4 

ia 

d 

5 

nu8 

e 

6 

E 

f 

7 
8 

si 

A 

9 

bi 

b 

10 

ven 

e 

11 

di 

d 

12 

cat 

e 

13 

oc 

f 

14 
15 

pon 
ti 

g 
A 

16 

mar 

b 

17 

an 

c 

18 

Pris 

d 

19 

ca 

e 

20 

fab 

f 

21 

Ag 

g 

22 

vin 

A 

23 

een 

b 

24 

ti 

c 

25 

pau 

d 

26 
27 

po 
no 

e 
f 

28 

bi 

g 

29 

Ie 

A 

30 

lu 

b 

31 

men 

e 

KI. 


ini 


•  •  • 
111 

■  • 

ü 
Nonas 

•  •  • 

viu 

•  • 

vil 
vi 


•  ••  • 
1111 


111 

11 

ydus 

xix 

xviii 

xvii 

xvi 

XV 

•  •  •  • 

Xllll 

•  •  • 

Xlll 

•  • 

Xll 

xi 

X 

ix 

•  •  • 

Vlll 

■  • 

vu 
vi 

V 

•  •  •  • 

1111 

•  •  • 

111 

■  • 

11 


J  A  N  U  A  B  IJ. 

Memoria  domini  Bernardi  de  Es- 
schendorp  et  omnium  suorum. 

Memoria  domine  Nezen  Voet» 
matris  Hillen  Voets  domine  de 
Kop(pel). 

Memoria  aui  et  auie  ac  matris  Jo- 
hannis  Slotboom  de  Zutp(hania). 

Memoria. 

Memoria  Hermanni  Croem  et  om- 
nium suorum. 

Memoria  domini  Thome  van  der 
Molen  et  omnium  suorum. 


Memoria  domini  Ghcrardi  de  Kep- 
pol  militis  et  uxoris  eius  Ilillc. 


Memoria    Nicholai    Gherardi    et 
uxoris  eius  et  omnium  suorum. 


Memoria    domicelli    Zeygcri    de 
Reehtoren  et  omnium  suorum. 


207 


1 

Bri 

d 

KI. 

2 

pur 

e 

•  •  •  • 

1111 

3 

bla 

f 

•  •  • 

111 

4 

*8U8 

g 

•  • 

11 

5 

a 

A 

Nonas 

6 

gat 

b 

•  •  • 

VlU 

7 

se 

c 

•  • 

vil 

8 

bru 

d 

vi 

9 

0 

e 

V 

10 

scho 

f 

•  •  •  » 

uil 

11 

las 

g 

•  •  • 

111 

12 

ti 

A 

•  • 

11 

13 

ca 

b 

ydus 

14 

va 

e 

xvi 

15 

lent 

d 

XV 

16 

Ju 

e 

•  •  •  • 

XllU 

17 

li 

f 

•  •  • 

XIU 

18 

con 

g 

•  • 

XU 

19 

iun 

A 

xi 

20 

ge 

b 

X 

21 

tune 

e 

ix 

22' 

pe 

d 

•  •  ■ 

Vlll 

23 

trum 

e 

•  • 

vu 

24 

ma 

f 

vi 

25 

thi 

g 

V 

26 

am 

A 

•  •  •  • 

uu 

27 

in 

b 

•  •  • 

UI 

28 

de 

c 

•  • 

11 

1 

Mar 

d 

KI. 

2 

ei 

e 

VI 

3 

us 

f 

V 

4 

of 

g 

•  •  •  • 

uu 

1 

F  E  B  R  U  A  E  IJ. 


Memoria  dom  in  i  et  magistri  Ge- 
rardi  de  Randen  prepositi  01- 
denzalensis. 


Memoria  Sweneldis  ter  Brugghen 
ot  omnium  suorum. 


Memoria    Wilhelmi    Auereng   et 
omnium  suorum. 


Memoria  domicelle  Mije  de  Voirst. 

M  A  R  c  I  J. 

Memoria  domini  Hormani  Pistoris 
et  omnium  suorum. 


Memoria  Johannis   do   Pedze  Et 
omnium  suorum. 


208 


5 

fi 

6 

ei 

7 

0 

8 

de 

9 

co 

10 

ra 

11 

tur 

12 
13 

gre 
go 

14 

ri 

15 

a 

16 

no 

17 

Gher 

18 

trut 

19 

al 

20 

ba 

21 

be 

22 

ne 

23 

iunc 

24 

ta 

25 

ma 

26 

ri 

27 

a 

28 
29 

go 
ni 

30 

tri 

31 

ce 

1 

A 

2 
3 

pril 
in 

4 

am 

0 

bro 

6 

si 

7 

• 

1 

A 

b 
c 
d 
e 
f 

g 
A 

b 

c 
d 

6 
f 

g 

A 
b 

c 

d 
e 


f 

g 

A 

b 

c 

d 

e 


•  •  • 

UI 

•  • 

11 
Nonas 

•  •  • 

viu 

>  • 

vil 
vi 

V 

•  •  ■  • 

uu 

•  •  • 

UI 

•  • 

11 

ydus 

xvii 

xvi 

XV 

•  •  •  « 

XlUl 

•  •  • 

XIU 

•  • 

xu 
xi 

X 


IX 

•  •  • 

Vlll 

«  • 

vu 
vi 

V 

■  •  »  » 

uu 

•  •  • 

UI 


u 


g 

A 

KI. 

•  •  •  • 

uu 

b 

•  •  • 

111 

c 

•  • 

u 

d 

Nonas 

e 
f 

•  •  • 

VlU 

m  • 

VU 

Memoria  Florencij  Johannis  pri- 
oris  fratris  nostri  Huberti. 


Memoria. 

Memoria  Ilermanni  ter  Weije  ca- 
nonici  Oldenzalensis  Et  om- 
nium suorum. 

Memoria. 


m 


Memoria  honesti  viri  Theodorici 
van  den  Wiell  et  omnium  su- 
orum. 


A  P  R  I  L  I  s. 


209 


8 

fes 

9 

tis 

10 

0 

11 

uat 

12 

at 

13 
14 

que 
ti 

15 

bur 

16 

ei 

17 

Et 

18 

va 

19 

Ier 

20 

sanc 

21 

ti 

22 

23 
24 

que 

ge 
or 

25 

mar 

26 

ei 

27 

28 

que 
vi 

29 

ro 

30 

pe 

1 

Phi 

2 

lip 

3 

crux 

4 

et 

5 
6 

got 
io 

7 

han 

8 

la 

9 

tin 

10 

e 

11 

pi 

A 
b 

c 
d 
e 
f 

g 
A 

b 

e 

d 

e 
f 

g 
A 

b 

c 


e 
f 

g 
A 


b 
c 


e 
f 

g 
A 

b 

c 

d 

e 


vi 

V 

•  •  •  • 

1111 

•  •  • 

UI 

•  • 

11 

ydus 

xviii 

xvii 

xvi 

XV 

•  •  •  • 

XllU 

•  •  • 

XIU 

•  • 

Xll 

xi 

X 

ix 

•  •  • 

VlU 

vil 
vi 

V 

•  «  «  • 

uil 

•  ■  • 

111 

•  • 

11 


KI. 
vi 

V 

•  •  •  • 

uu 

•  •  • 

UI 

•  • 

u 
Nonas 

•  •  • 

VlU 

•  • 

vu 
vi 

V 


Memoria  honesti  viri  Gherardi  ten 
Busch  et  omnium  suorum. 


Memoria  Johannis  Hoerniken  con- 
sularis  in  Groningen  Et  suorum. 

Memoria  Hermanni  Ghent  Et  om- 
nium suorum. 


Memoria  Johannis  Nyebrant  de 
Northoern. 


Memoria  domini  Jacobi  de  Hag- 
fort  militis  doo  deuoti. 


MAT. 


Memori   domini  Johannis  eeuns- 
voet  in  monasterio  et  suorum. 


210 


12 
13 
U 
15 
16 
17 


18 

19 
20 
21 
22 
23 
24 
25 
26 
27 
28 
29 
30 
31 


1 
2 

3 
4 
5 

6 

7 

'8 

9 

10 
11 


pan 

öer 

et 

soph 

Ma 

ius 


m 

hac 

se 

ri 

e 

te 

net 

ur 

ba 

num 

si 

iul 

e 

pe 

Tric 
mar 
cel 
Ie 
bo 
ni 
dat 
ium 
pri 
mi 
bar 


12      o 


f 

g 
A 

b 

c 

d 


e 

f 

g 
A 

b 

e 

d 

e 

f 

g 
A 

b 

c 

d 


e 
f 

g 
A 

b 

c 

d 

e 

f 

g 
A 


13  ,  dul 

14  phi 


c 
d 


1111 

•  •  ■ 

111 

•  • 

11 

ydus 
xvii 
xvi 


XV 

•  •  «  • 

XllU 

■  •  • 

Xlll 

•  • 

xu 
xi 

X 

ix 

•  •  • 

Vlll 

vii 
vi 

V 

•  •  •  • 

1111 

•  •  • 

111 

•  • 

11 


KI. 

•  •  •  • 

1111 

•  •  • 

111 

•  • 

11 
Nonas  \ 

•  •  •  ) 

Vlll 

1 
vu 

vi 

V  I 

•  •  •  •  j 

uil       ' 

•  •  •  I 

111       I 

•  ■ 

11 

ydus 
xviii 


Memoria  domini  Frederici  de  Be- 
veren  Commendatoris  in  Oet- 
raersem. 

Memoria  adhuc  Froderici  de  Be- 
veren  et  fratrum  suorum. 

Memoria  honorabilis  Hermanni 
do  Keppel  filii  domine  Hillen  de 
Koppel. 


J  ü  N  IJ 


Memoria   honorabilis   Theodorici 
de  Sculonborch. 

Memoria  Henrici  do  Oldonecl  Et 
omnium  suorum. 


211 


15 

16 
17 
18 
19 
20 
21 
22 
23 
24 
25 
26 
27 
28 
29 
30 


1 
2 

3 

4 

5 

6 

7 

8 

9 

10 

11 

12 

13 

14 
15 
16 
17 
18 

19 
20 
21 


Vi 

ti 

que 

mar 

pro 

thas 

al 

sanc 

ti 

io 

han 

io 

dor 

Ie 

pe 

pau 

Jul 
vi 


81 

trans 

la 

ot 

wil 

ki 

li 

fra 

be 

ne 

mar 

gar 

a 

pos 

tel 

Ar 

nul 

phuB 

prax 


A 

b 

c 

d 

e 

f 

g 
A 

b 

c 

d 

e 

f 


A 

b 
c 
d 
o 
f 

g 
A 

b 

c 

d 

o 

f 
g 

A 

b 


d 
e 
f 


xvii 
xvi 

XV 

•  «  •  • 

XlUl 

•  •  • 

Xlll 

•  • 

Xll 

xi 

X 

ix 

•  •  • 

Vlll 

•  • 

vil 
vi 

V 

«  •  «  • 

uil 

•  •  • 

UI 

•  • 

u 


KI. 
vi 

V 

•  •  •  • 

uu 

■  •  • 

UI 

•  • 

u 
Nonas 

•  •  • 

Vlll 

vii 
vi 

V 

•  •  •  • 

1111 

•  •  • 

UI 

•  • 

U 

ydus 

xvii 

xvi 

XV 

•  •  •  • 

XllU 

•  •  • 

Xlll 

•  • 

xu 


Memoria  Beatricis  Goltsmit  relicte 
Lubberti  Goltsmit. 


Memoria  Magarethe  Budden. 
Memoria. 


Memoria. 


J  U  L  IJ. 


Memoria. 


Memoria    omnium    benefactorum 
maxime  principalium. 


Memoria    domieelle    Ilenrice    de 
Schulonborch. 


212 


22 

23 
24 
25 
26 
27 
28 
29 

30 
31 


1 

2 

3 
4 
5 
6 

7 

8 

9 

10 

11 


12 
13 
14 
15 

16 
17 
18 
19 


20 


mag 

ap 

cris 

ia 

co 

bi 

pan 

fel 

ab 
don 


Pe 

stef 
stef 
parth 

08 

six 
ti 

cy 

ro 
lau 

ti 


bur 

yp 

eu 
Sump 

ei 
o 
a 

gap 
ber 


A 

b 
c 
d 
e 
f 

g 

A 

b 


d 
e 
f 

g 
A 

b 

c 
d 


g 
A 

b 

c 

d 
e 
f 

g 
A 


XI 
X 

ix 

•  •  • 

Vlll 

vii 
vi 

V 

•  •  •  • 

nu 

•  •  • 

111 

•  • 

11 


KI. 

>  • « • 
ini 

•  •  • 

111 

•  • 

11 

Nonas 

•  •  • 

Vlll 

•  ■ 

vil 
vi 

V 

•  •  •  • 

uil 

•  •  • 

UI 


11 

ydus 
xix 
xviii 

xvii 
xvi 

XV 

•  •  •  « 

XUll 


Xlll 


Memoria  adhuc  Margarethe  Bud- 
den  vt  supra. 


Memora  Nicholai  de  Beueren  Et 
omnium  suorum. 

Memoria  matris  patris  nostri  mo- 
nachi   Ëuerardi  Zutph(anie). 

A  ü  o  u  8  T  I. 

Memoria  magistri  Gerardi  Bruens 
Et  omnium  suorum. 


Memoria    domicelli    Honrici    de 
Gramsberch  Et  omnium  suorum. 


Memoria  Agnetis  de  Sassenem  ma- 
tris patris  Martini  Zutph(anie). 

Memoria  Femme  Plorencjj  matri» 
fratris  Huberti  Et  omnium  su- 
orum. 


Memoria. 


Memoria  domini  Theodorici 
Ouijnck  curati  in  Empne  Et 
omnium  'suorum.     - 

Memoria. 


213 


21 

nar 

22 

thi 

23 

mo 

24 

bar 

25 

tho 

26 

lo 

27 

ruf 

28 

an 

29 

col 

30 

auc 

31 

ti 

1 

2 
3 
4 
5 
6 


8 


10 
11 

12 
13 

14 
15 


E 


di 
vm 
Bep 
ha 


bet 


nat 


gor 

gon 
pro 

thi 
que 

crux 


nic 


b 
c 
d 
e 
f 

g 
A 

b 

c 

d 
e 


g 
A 

b 

c 

d 

e 


16  Em 

17  lam 


g 

A 
b 

c 
d 

e 
f 


g 
A 


xu 
xi 

X 

ix 

•  •  • 

vm 

■  • 

vil 
vi 

V 

•  •  •  • 

1111 

•  «  • 

UI 

•  • 

11 


KL 

•  •  • » 

Uil 

•  •  • 

lil 

•  • 

11 
Nonas 

•  •  • 

vm 

•  • 

vu 
vi 


1111 

«  •  • 

111 

•  • 

11 
ydu8 

xviii 
xvii 


xvi 

XV 


Memoria  Ottonis  relicte  Johannis 
de  Pèdze. 


SEPTEMBRIS. 


Memoria  Gerardi  de  Sassenem  pa- 
tris  fratris  Martini  Z(utphanie). 


Memoria   Frederici   domicelli  de 

Rech teren  Et  omnium  suorum. 
Jd^emoria  domini  Henrici  Hulscher 

pastoris  in  Almelo  et  fratris  eius. 
Memoria  domini  Johannis  Bonin- 

gherhoff  canonici  Oldenzalensis 

Et  omnium  suorum. 

Memoria  parentum  patris  nostri 
Hermanni  die  Maeck. 

Memoria  honeste  virginis  Hille- 
gunde  Steuenijnck. 

Memoria  domini  Symonis  de  Scu- 
lenborch  doctoris  et  militis. 

Memoria  Arnoldi  Grub  et  Bele 
uxoris  eius  Et  omnium  suorum. 

Memoria  Johannis  Keuinck  et 
Katherine  prime  uxoris  eius  Et 
omnium  suorum. 


214 


18 
19 
20 

21 

22 
23 
24 

25 
26 
27 

28 
29 

30 


1 

2 

3 
4 


5 
6 
7 
8 
9 

10 
11 
12 
13 
14 
15 
16 
17 
18 
19 
20 


ber 

ti 

que 

mat 


mau 

ri 

ei 

VS 

et 
da 
mi 
mich 

ger 


Ke 

mi 

sub 

oc 


to 
bri 
mar 
ei 

dy 

ger 

ar 

ti 

que 

ea 

lix 

Gal 

Ie 

lu 

cas 

et 


b 
c 
d 

e 

f 

g 
A 

b 

c 

d 

e 

f 

g 


b 
e 
d 


o 
f 

g 
A 

b 

c 

d 

e 

f 

g 
A 

b 

e 

d 

e 

f 


xiui 

■  •  • 

Xlll 
Xll 

xi 

X 

ix 

•  •  • 

YlU 

•  m 

Vil 

vi 

V 

•  •  •  • 

1111 

•  •  • 

111 

•  • 

11 


KL 
vi 

V 

« •  •  • 
1111 


111 

•  • 

11 
Nonas 

•  •  • 

Vlll 

•  • 

vu 
vi 

V 

•  •  •  • 

uil 

•  *  I 

UI 

•  • 

u 

ydus 
xvii 
xvi 

XV 

•  ■  •  • 

XllU 

•  •  • 

Xlll 


Memoria  domini  Wilhelmi  van 
Monster  vicarij  in  Almeloe. 

Memoria  sororis  Ghese  ter  Maet 
antiqui  eonventus  Zwol!  is. 


Memoria  domini  Bernardi  de  Am- 
sterdam et  sororis  eiusdem. 

o  c  T  o  B  R  I  s. 

Memoria    Elizabeth   Keuineks  et 
omnium  suorum. 


Memoria  Elyzabet  de  Alphen  ma- 
tris  fratris  nostri  Helio'et  om- 
nium suorum. 

Memoria  Seijnonis  Ësschinck  ci- 
uis  Zwollensis  et  omnium  suorum. 


Memoria  domini  Johannis  Witt- 
appel  vicarij  Dauantriensis. 


Memoria  Johannis  Voet  patris  Ril- 
len Voets  domiue  de  Keppel. 


215 


21 

vn 

g 

Xll 

22 

de 

A 

xi 

23 

se 

b 

X 

24 

ne 

c 

ix 

25 

cris 

d 

•  •  • 

VUl 

26 

pi 

e 

•  • 

vil 

27» 

ni 

f 

vi 

28 

sy 

g 

V 

29 

mo 

A 

•••  • 
1111 

30 

nis 

b 

•  •  • 

lil 

31 

quin 

c 

•  • 

11 

1 

Om 

d 

KI. 

2 

ne 

e 

•  •  •  • 
1111 

3 

no 

f 

•  •  • 

UI 

4 

uem 

g 

•  • 

11 

5 

ma 

A 

Nonas 

6 

la 

b 

•  •  • 

VUl 

7 

Wil 

e 

•  • 

vu 

8 

qua 

d 

vi 

9 

tu 

e 

V 

10 

or 

f 

•  •  •  • 

uu 

11 

mar 

g 

•  •  • 

UI 

12 

Ie 

A 

•  • 

11 

13 

brie 

b 

ydus 

14 

ei 

e 

• « • 

XVlll 

15 

• 

1 

d 

xvii 

16 

que 

e 

xvi 

17 

Post 

f 

XV 

18 

hec 

g 

•  •  •  > 

XlUl 

19 

e 

A 

•  •  • 

XIU 

20 

ly 

b 

•  • 

Xll 

21 

za 

c 

xi 

22 

te 

d 

X 

23 

cle 

e 

ix 

24 

cris 

f 

•  ■  • 

VUl 

25 

Ka 

g 

•  • 

TU 

26 

the 

A 

i 
VI 

N0VEMBR13. 


Memoria. 
Memoria. 


Memoria  parentum  Theodoriei  de 
Seulenborch. 

Memoria    honesti    viri    Oherardi 
Knijff  in  Traiecto  ete. 

Memoria    domine    Lut^rdis    de 
Kaesvelt  relicte  Ja.  de  H. 


216 


27 

ri 

b 

V 

28 

na 

C 

«  •  •  • 

1111 

29 

sat 

d 

•  •  • 

111 

30 

an 

e 

11 

1 

De 

f 

KI. 

2 

cem 

g 

•  ft  •  • 

1111 

3 

ber 

A 

«  ■  • 

111 

4 

bar 

b 

•  • 

11 

5 

ba 

c 

Nonas 

6 

ni 

d 

•  •  • 

Vlll 

7 

co 

e 

•  • 

vil 

8 

con 

f 

vi 

9 

cep 

g 

V 

10 

et 

A 

•  •  •  • 

1111 

11 

da 

b 

•  •  • 

111 

12 

ma 

c 

•  • 

11 

13 

lu 

d 

ydus 

14 

cia 

e 

xix 

15 

a 

f 

XYÜi 

16 

Sanc 

g 

xvii 

17 

tU8 

A 

xvi 

18 

ab 

b 

XV 

19 

in 

c 

•  •  •  • 

Xllll 

20 

de 

d 

ft  •  • 

Xlll 

21 

tho 

e 

•  • 

xu 

22 

mas 

f 

xi 

23 

mo 

g 

x 

24 

do 

A 

ix 

25 

nat 

b 

•  •  • 

Vlll 

26 

step 

c 

•  • 
vu 

27 

io 

d 

vi 

28 

pü 

e 

V 

29 

tho 

f 

•  •  •  ■ 
uu 

30 

me 

g 

•  •  • 

UI 

31 

8il 

A 

•  « 

11 

DECEHBRIS. 

Memoria   Henrici  Puijst  ac  Mije 
uxoris  eius  et  omnium  suorivn. 


Memoria    domini    Theodorici  de 

Elborch  capellani  in  Laghe. 
Memoria. 


Memoria  honorabilis  viri  Rodol- 
phi  de  Beuervoirde. 


Memoria  honorabilis  domine  Kil- 
len Voets   domine  de  Keppel. 

Memoria  Lubberti  Goltsmijt  in 
Groninghen  et  suorum. 


Memoria. 
Memoria. 

Memoria  Rodol.  de  Beuervoerde. 

Memoria  de  eodem. 

Memoria  de  eodem. 


V.  b. 


DE  PROVINCIALE 


OVERIJSSELSCHE  EN  ZWOLSCHE  COURANT. 


De  eerste  courant ,  welke  op  Overijsselsch  grondgebied 
het  licht  gezien  heeft,  was  het  Overijsselsch  Be- 
kendmakingsblad, dat  als  voorlooper  van  de  Pro- 
vinciale Overijsselsche  en  Zwolsche  Courant  mag  worden 
aangemerkt. 

Hoewel  geen  enkel  exemplaar  van  dat  blad  mij  onder 
oogen  kwam,  laten  zich  dienaangaande  eenige bijzonder- 
heden opmaken  uit  de  daarop  betrekkelijke  papieren,  voor 
zoover  deze  bewaard  gebleven  zijn. 

Het  Bekendmakingsblad  verscheen  van  1  Jan.  tot  31 
Dec.  1780  bij  den  drukker  Martinus  Tijl,  die  daarvan 
echter  niet  de  eigenaar  was.  De  onderneming  ging  uit 
van  eenige  Zwolsche  Heeren ;  J.  van  Riemsdijk  (Pro- 
cureur?) en  de  Overste  Schomaker  waren  de  hoofd- 
personen, eerstgenoemde  heette  Directeur  der  courant; 
bovendien  vind  ik  melding  gemaakt  van  vanDeventer 
mogelijk  de  Procureur  Salomon  van  Deventer,  ...  van 
derWyck,  ...vanLiereu  ...Bello,  doch  ponder 
dat  blijkt,  welk  aandeel  zij  aan  de  zaak  hadden. 

In  het  eerste  kwartaal  had  men  154  in  teekenaars ,  in 
het  tweede  124 ,  in  de  beide  volgende  nog  minder,  zoo- 
dat met  het  einde  van  het  jaar  de  onderneming  gestaakt 
werd. 

Voegt  men  bij  deze  weinige  bijzonderheden    nog,    dat 

BIJDR.    IV.  15 


218 

blijkens  twee  quitantiën  zekere  C.  van  Graau wen- 
haan  voor  het  leveren  van  Nouvelles  veertig  gulden 
per  kwartaal  ontving,  en  dat  voor  het  snijden  van  den 
stempel ,  denkelijk  voor  het  aan  het  hoofd  geplaatste  pro- 
vinciale wapen ,  aan  den  jood  Mozes  Salomon  vier  gulden 
betaald  werd,  dan  is  alles  gezegd,  wat  ik  aangaande 
dit  oudste  nieuwsblad  gevonden  heb. 

Eerst  tien  jaar  later  werd  hot  denkbeeld  om  een  gewes- 
telijk weekblad  uit  te  geven  op  nieuw  opgevat.  Op  aan- 
sporen zoowel  van  onderscheiden  Regeringsleden  als  van 
vele  particuliere  personen,  stelden  MartinusTijl  en 
zijn  zoon  Hendrikus  Tijl  zich  voor  een  O v e r ij s- 
selsch  Weekblad  tot  nut  van  't  algemeen  op  te 
rigten,  waartoe  zij  op  22  Mei  1790  een  berigt  van  uit- 
gave rondzonden.  Met  de  uitgave  van  dit  nieuwe  blad 
zoude  men  op  5  Junij  beginnen;  de  prijs  van  52  halve  folio 
vellen  zoude  24  stuiver  zijn,  eiken  Zaterdag  zoude  het 
uitkomen;  de  prijs  der  advertentiën  was  3  stuiver  per 
regel.  Geen  enkel  nommer  dezer  Courant  is  bewaard  ge- 
bleven; zoodat  een  juiste  opgave  van  vorm  en  inhoud  niet 
te  geven  is.  .De  onderneming  ging  echter  naar  wensch. 
Uit  vrees  om  mededingers  te  krijgen,  verzochten  de  uit- 
gevers tegen  het  einde  van  1790  aan  Gedeputeerden  een 
uitsluitend  privilegie  voor  de  courant,  hetgeen  hun  wel 
niet  toegestaan  werd,  doch  ondershands  werd  hun  te 
kennejü  gegeven,  dat  zij  zich  door  vreos  voor  mededin- 
ging niet  moesten  laten  afschrikken.  Op  Woensdag  5 
Januarij  1791  verscheen  bij  genoemde  uitgevers  n o.  1  van 
een  blad  getiteld :  Overysselsche  Courant,  aan 
het  hoofd  waarvan  het  Overijsselsche  wapen  zich  vertoont. 
Daarin  wordt  met  geen  enkel  woord  opgegeven,  voor 
weiken  prijs ,  op  welke  tijden  en  hoe  dit  blad  verschijnen 


219 

zal,  hetgeen,  ware  het  eene  nieuwe  uitgave,  zeker  niet 
achterwege  gelaten  zoude  zijn.  Op  grond  hiervan  mag 
men  besluiten  dat  deze  Courant,  hoewel  mogelijk  met 
gewijzigden  titel,  eene  voortzetting  van  die  van  1790 
was.  De  inhoud  der  Overijsselsche  Courant  is  grootendeels 
aan  buitenlandsch  nieuws  gewijd,  het  overige  wordt  geheel 
door  advertentiën  ingenomen. 

Tot  1795  schijnt  dit  blad  ongestoord  uitgegeven  te  zijn. 
De  troebele  tijden,  die  daarop  volgden ,  waren  verre  van 
heilzaam  voor  de  onderneming.  Bij  publicatie  van  8 
Mei  1 795  werd  de  straf  van  rustverstoorder  en  oproerma- 
ker  gesteld  op  het  verzitinen  en  verspreiden  van  onjuiste 
berigten  aangaande  het  naderen  van  vreemde  troepen  en 
reeds  op  den  20*°  dier  maand  vonden  de  Provisionele  Re- 
presentanten des  Zwolschen  Volks  in  de  Courant  een  berigt 
uit  Hamburg  van  den  13*^",  waarin  o.  a.  gezegd  werd;  „Vol- 
gens een  brief  uit  Lingen ,  zal  het  Corps  Pruissen ,  welke 
naar  Oost-Vriesland  gemarcheerd  is ,  van  daar  na  de  Pro- 
vincie Groningen  voortrukken"  —  woorden,  die  ten  gevolge 
haddon ,  dat  den  22*^°  Mei  aan  de  uitgevers  gelast  werd, 
zich  voortaan  zorgvuldig  te  onthouden  van  het  plaatsen 
van  allo  dergelijke  geruchten,  zelfs  al  waren  zjj  overge- 
nomen uit  een  of  ander  buitenlandsch  nieuwspapier,  „aan- 
gezien genoeg  bekend  is,  hoe  weinig  geloof  deze  in  veler- 
lei opzigten  verdienen",  en  zulks  op  straf  van  suppressie 
der  Courant  en  van  als  oproermakers  behandeld  te  worden. 

Den  daarop  volgenden  dag  (21  Mei)  ontvingen  de  uit- 
govers  van  hetzelfde  Bestuur  den  last  om  den  titel  der 
Courant  te  veranderen  en  vanden  1'"  Junij  af  uit  te  geven 
als  Zwolsche  Courant.  Wel  kwamen  zij  tegen  dit 
besluit  in  verzet  met  de  zeker  niet  geheel  onjuiste  bewe- 
ring, dat  wijziging  van  titel  voor  het  debiet  niet  zonder 

15* 


220 

gevaar  was,  dat  elders  hierover  anders  gedacht  werd, 
daar  immers  te  Leiden  de  Hollandsche,  te  Delft  de  Ge- 
neraliteits-  en  te  Groningen  de  Ommelander  Courant  ver- 
schenen, maar  het  flegmatisch  antwoord  luidde:  ^Het 
verzoek  ten  Requeste  gedaan  word  gewezen  van  de  hand" 
(28  Mei  1795). 

De  Zwolsche  Courant  verscheen  met  het  stedelijk  wa- 
pen aan  het  hoofd  tot  aan  het  einde  van  1795.  No.  1 
van  Zaturdag  2  Jan.  1796  heeft  het  wapen  niet  meer, 
maar  is  voorzien  van  Gelijkheid,  Vrijheid,  Broederschap. 
In  dat  nommer  komt  de  volgende  brief  voor,  die  als 
proeve  kan  dienen  van  den  toenmaligen  inhoud  der 
Courant: 

Brief  uit  'sHage  van  den  29  December  1795. 
Medeburger ! 

Gy  weet ,  Vriend  I  dat  het  oog  en  de  wensch  van  Neêr- 
lands  Braaven  reeds  lang  op  het  daarstellen  eener  Nati- 
onale Conventie  gevestigd  was,  dat  uwe  provincie  door 
het  mannelyk  neemen  der  Conclusie  daartoe  van  den 
Burger  Jordens  zo  zeer  uitgeblonken  heeft,  en  vooral 
dat  de  Stad  Zwolle  onder  alle  in  Overyssel  heeft  uitge- 
munt om  de  in  deeze  zo  nodige  spoed  bytezetten ,  hierom 
ben  ik  genoodzaakt  om  U  dadelyk,  zo  veel  my  voor  als 
nog  mogelyk  is ,  een  verhaal  toetezènden :  hoe  Overijssel 
thans  in  de  daad  een  vernietiging  dier  genomene  Con- 
clusie heeft  tragten  te  bewerken,  en  op  wat  wijze  men 
in  deeze  daartoe  is  te  werk  gegaan. 

Heeft  het  Vaderlandlievend  Zwolle  daarin  bewilligd  — 
of  zyn  deszelfs  Braaven  overstemd  of  verstrikt?  —  Ik 
mag  lyden ,  dat  Gy  myn  schry ven  publicq  maakt ,  op  dat 
Overyssel,  op  dat  Zwolle,  voormaals  steeds  bekend,  als 
die  geheiligde  plaats,   waar  de  Vryheid  een  schuilplaats 


991 

MM    i 

vindende,  thans  openlyk  haaren  zetel  vestigt,  zig  van 
den  agterdogt  ontheffe ,  als  of  derzelver  ingezetenen  voor 
bewimpelde  Aristocratie  gewillig  bukten ,  of  voor  derzel- 
ver listige  uitwerkzel  bezweek!  —  Zie  daar  wat  ik  U 
melden  moest,  maakt  'er  het  nodig  gebruik  van. 

Gister  kwam  dan  weder  by  H.  H.  Mog.  het  stuk  dor 
Nationale  Conventie  op  het  tapyt ,  doordien  de  ingekomen 
Rapporten  van  onderscheiden  Provinciën  deswegen  wier- 
den overgelegd.  Overyssel  bragt  zyn  Rapport  uit  door 
één  zyner  Gecommitteerdens.  —  Ik  zeg  door  één,  want 
weet ,  dat  er  twee  of  drie  Gecommitteerdens  namens  Over- 
yssel in  Hun  H.  Mog.  Vergadering  waren,  en  hoe  die 
eigentlyk  hiet,  die  in  deeze  het  woord  voerde,  weet  ik 
niet  anders,  als  dat  hy  van  wegens  het  platte  land  en 
wel  van  één  plaatsje  daar  slegts  10  of  12  huisgezinnen 
zyn  en  by  Steenwyck  ergens  moet  leggen,  is  gecommit- 
teerd. Deeze  Burger  voorzeker  in  last  gehad  hebbende 
om  dat  Rapport  in  te  dienen ,  heeft  zulks  niet  alleen  won- 
der wel  gedaan ,  maar  zelfs  een  door  hem  opgemaakt  ad- 
vys  over  dit  Rapport  daarby  overgelegd.  De  President 
van  de  Vergadering  hetzelve  voorlezende  vond  goed  het 
in  ommevraag  te  brengen,  zonder,  zo  als  anders  altoos 
een  constant  gebruik  is  dat  alle  zaaken,  waarin  verschil- 
len en  bedenkingen  voorkomen,  commissoriaal  worden 
gemaakt ,  ook  dit  stuk  aan  de  Commissie  tot  en  over  de 
poincten  der  Nationale  Conventie  of  Vergadering,  die 
steeds  werkzaam  is  geweest,  op  te  dragen  of  anderzints 
commissoriaal  te  maken.  Neen  men  kwam  dadelyk  tot 
een  Resolutie.  —  En  dit  begrypt  Gy ,  dat  zo  al  niet  over- 
legd, ten  minsten  zeer  gemakkelyk  was,  en  voorzeker 
een  berekend  gevolg  van  dat  Rapport  en  dadelyk  byge- 
voegd  advys  moest  zyn,   daar  Holland,  Gelderland,  Ut- 


222 

recht  en  Overyssel  nog  kortelings  het  stellen  eener  Na- 
tionale Conventie  besloten  hebbende ,  de  daarin  niet  toe- 
treden willende  Provinciën,  Vriesland,  Zeeland  en  Gro- 
ningen het  Rapport  bovendien  door  het  preadvys  van  den 
gezegden  Representant  van  Overyssel  zo  overtollig  voor 
hen  nog  smakelyker  gemaakt,  gretig  aannamen;  want 
hoewel  men  zegt,  dat  Overyssel  bij  monde belyd de nood- 
zakelykheid  eene  Nationale  Conventie  te  erkennen ,  heeft 
zjj  egter  door  dat  Rapport  in  de  daad  te  weeg  gebragt, 
dat,  zo  als  mede  door  haar  is  bepaald,  er  op  den  1  Fe- 
bruary  1796  geen  Nationale  Conventie  komen  zal;  zo 
om  dat  zy  dit  in  dat  vredelievend  Rapport  niet  als  een 
onwrikbaar  besluit  heeft  laten  berusten,  als  ook  voor- 
naamlyk,  om  dat  men  zegt,  dat  daarin  telkens  het  woord 
ALOEMEBNÈ  Natioualo  Conventie  kunstig  wordt  ingevlog- 
ten,  waardoor  zij  zig  bezwaard  vindt,  om  te  blijven  toe 
treden  in  val  die  niet  algemeen  wordt  vastgesteld.  Eene 
algemeenheid ,  dat  zo  lang  in  deeze  en  zoortgelyke  gevallen 
onmogelyk  zyn  zal,  als  er  in  den  lande  Vaderlanders, 
Aristocraten  en  Prinsgezinden  zyn.  —  Eene  algemeenheid, 
die,  had  men  daarop  altoos  gestaan,  nimmer  de  sedert 
lang  niet  meer  geweest  zynde  Unie  had  doen  daarstellen. 
Eene  algemeenheid,  die,  was  dezelve  1787  niet  reeds  ver- 
worpen, de  Revolutie  destyds  had  tegengehouden.  Nu 
dit  kan  ik  Uw  egter  melden ,  dat  Gelderland ,  Holland  en 
Utrecht  zig  tegen  die  genomene  Resolutie  verzet  hebben, 
en  de  laatst  genomene  Conclusie  reclameeren  en  willen 
doen  stand  houden.  En  hoe  zeer  nu  de  gezegde  Repre- 
sentant namens  Overyssel  zo  door  den  braven  Gecommit- 
teerden van  Gelderland,  als  zelfs  door  een  zyner  eigene 
Mederoprescntanten  wierd  aangezet,  ja  zelfs  gesommeerd 
om    het  voorbeeld    van  Holland,    Gelderland  en  Utrecht 


223 

te  volgen;  en  dat  hy  slegts  zoude  declareeren,  dat  de 
Resolutie  van  Overyssel  vervatte  een  goedkeuring  der 
vorige  genomene  Conclusie  en  voorts  poincten  van  be- 
schikkingen met  de  respective  Provinciën ,  en  dienvolgens 
tot  een  besqigne  deswegen;  dog  geenzins  tot  ééne  Con- 
clusie met  Vriesland,  Groningen  en  Zeeland  te  adviseo- 
ren,  was  dit  alles  vrugteloos.  Overyssel  of  liever  zyn 
Gecommitteerde  gaf  nog  aan  het  een  nog  aan  het  ander 
gehoor ;  en  de  President  gebruik  makende  van  den  staat 
der  zaaken,  sloeg  de  Conclusie,  hoe  zeer  daar  tegen  Hol- 
land ,  Gelderland  on  Utrecht  protesteerden.  Er  wierd  met 
de  hamer  op  de  tafel  geslagen  en  de  Vergadering  scheidde 
confus  uit  elkander. 

Wyders  kan  ik  U  nog  melden,  dat  ik  verschelde  Ge- 
deputeerdens  van  do  Staaten  Generaal  op  de  besoigne 
kamer  heb  gesproken,  die  alle  woedend  waren  wegens 
het  gedrag  in  doezen  door  Overyssel  en  deszelfs  Gecom- 
mitteerden voorn:  gehouden.  Wagt  dus  van  Holland  een 
allerstriktste  stap  zo  als  ook  van  den  Franschen  Gezant. 
Daar  men  nu  by  meerderheid  van  vier  Provinciën  tegen 
drie  geconcludeerd  heeft,  dat  te  Arasterdam  eene  Com- 
missie zal  komen,  om  een  plan  voor  die  vergadering  te 
beramen,  en  dus  doende  die  Provinciën  te  doen  bewil- 
ligen. —  Dog  op  deze  wijze  kan  men  nog  eeuwen  daar 
over  deliberoeren  en  het  land  gaat  verlooren  door  de 
eerzugt  en  familiebelang  van  eenige  weinigen. 

Is  het  niet  ongelukkig,  daar  de  zaken  buiten  's  lands 
zoo  goed  staan ,  dat  de  tweedragt  ons  ten  val  moet  bren- 
gen,   zo  er  niet  by  tyds  kragtdadig  in   voorzien   wordt. 

Ik  kan  Uw  ook  nog  melden,  dat  Uw  Medeburger  en 
namens  Overyssel  Gecommitteerde  in  de  Vergadering 
alhier    dor    gewapende  Burgeryen  J.  C.  van  Ligtenburg 


22t 

gister  by  de  eerste  Vergadering  heeft  geadsisteerd ,  ge- 
houden in  de  Marschals  kamer  in  het  gewezen  Stadhouder- 
lyk  kwartier.  Dat  Vriesland  op  straf  van  Bannissement 
voor  eenige  jaaren  heeft  verboden  aan  de  Gedeputeerde ns 
der  gewapende  Burgery  in  Vriesland  van  hier  te  komen. 

—  Kan  er  een  despotieker  stuk  worden  uitgedagt? 
Men  hoopt  nog  dat  die  van  Groningen  zullen  komen, 

Zooiand ,  of  eigentlyk  Middelburg  en  Vlissingen  verschoo- 
nen  zig,  de  eene  om  dat  men  hen  heeft  voorgegeeven, 
dat  dit  een  Vergadering  van  clubisten  zou  zyn ,  de  anderen 
om  dat  hunne   Representanten   tegen  de  Wapening  zyn. 

—  Is  het  nu  niet  te  verwonderen ,  dat  dit  juist  die  drie 
Provincies  zyn,  die  veel  tegons  de  Nationale  Conventie 
hebben. 

Daar  en  tegen  hebben  Bat^afsch  Braband,  Drenthe, 
Gelderland,  Utrecht  en  Holland  Gedeputeerdens  gezon- 
den. De  Burger  V.  D.  Spak  is  thans  voor  een  week 
President.- 

Zie  daar  Vriend  al  hot  nieuws  dat  ik  uw  melden  kan 
by  provisie ;  ik  herhaal ,  deel  het  niet  alleen  aan  uwc 
Stadgonooten  maar  ook  aan  uwe  andere  medeburgers  mede. 

Is  het  Volk  van  Overyssel  waarlyk  voor  eene  Conven- 
tie; heeft  inzonderheid  de  Burgery  van  Zwolle  by  de  ver- 
kiezing hunner  representanten  dezelven  laaten  beéedigen, 
dat  zy  zodra  mogelyk  eene  Nationale  Vergadering  zou- 
den helpen  daarstellen ;  dat  dan  de  wil  des  Volks  en  niet 
van  deeze  of  geene  Representant  of  Gecommitteerde  werd 
ter  uitvoer  gebragt,  en  dat  de  Burgery  van  Zwolle  met 
raad  en  daad  zo  nodig  haare  representanten  onderschraa- 
gen ,  op  dat  zy  aan  andere  Medeburgers  tot  een  voorbeeld 
kunnen  strekken  in  een  ogenblik,  daar  niets  schadelyker 
voor  de  Nationaale  Vrijheid  is,    dan  tyd  gewonnen  veel 


225 

gewonnen.  —  W^t  ik  schreef  is  waar,    wat  ik  zeide  was 
welmecnd  ofschoon  ik  mij  slegt  noeme. 

(was  get.)     BATAVUS  INDIVIDUUS. 

De  Zwolsche  Courant  werd  rustig  voortgezet  tot  in  het 
jaar  1805,  toen  de  uitgevers  met  schrik  ontwaardden, 
dat  het  voornemen  opgevat  werd,  om  een  tweede  plaat- 
selijk dagblad  op  te  rigten.  Van  wie  dit  uitging  is  mij 
niet  gebleken,  doch  waarschijnlijk  heeft  het  plan  geen 
voortgang  gehad ,  nadat  op  22  Junjj  do  Regering  op  ad- 
vijs  van  Heeron  Cameraars  aan  de  uitgevers  Tijl  de  ver- 
zekering en  vergunning  gegeven  hadden  om  alleen  binnen 
deze  stad  eene  courant  te  mogen  drukken  en  adverten- 
tiën  daarin  te  plaatsen.  Zij  zouden  voor  dit  regt  jaarlijks 
eene  recognitie  aan  het  huis  der  Weezen  betalen. 

(  Wordt  vervolgd), 

V     D. 


STADBRIEF  VAN  HARDENBERG  1362. 


Ofschoon  de  brief,  waarbij,  na  de  voltooijing  der  nieuw- 
gebouwde stad  Hardenberg,  de  reeds  aan  Nijenstede,  het 
oude  Hardenberg,  verleende  regton  bevestigd  en  uitge- 
breid worden,  eigenlijk  niet  tot  de  onuitgegoveno  behoort, 
mag  eone  opname  er  van  niet  overbodig  genoemd  wor- 
den. Vooreerst  toch  komt  het  „Requost  deductoir  voor 
Burgormeesteren,  Schepenen  en  Raaden  der  Stad  Harden- 
bergh,  aan  do  Edele  Mogende  Heeren  Ridderschap  en 
Steden,  do  Staaten  van  Overijssel,  tor  zaake  van  de  Jagt, 
overgegeven  op  het  tweede  reces  van  den  ordinaris  Land- 
dag, gehouden  binnen  Carapen  in  de  maand  October  1781. 
Te  Zwolle  Gedrukt  by  S.  Clement  en  Zoon,  Boekverko- 
pers. 1782",  niet  zoo  veelvuldig  voor,  dat  men  den  brief 
gemakkelijk  raadplegen  kan;  en  in  do  tweede  plaats 
is  de  lezing  daar,  hoewel  niet  erg  foutief,  toch  niet  zoo 
diplomatisch  juist,  als  men  dat  tegenwoordig  wenscht. 
Hij  wordt  hier  naar  het  oorspronkelijke  gegeven. 

Welke  de  regten  waren  vroeger  aan  die  van  Nijenstede 
gegeven,  is  thans  niet  meer  aan  te  wijzen.  De  aanleiding 
''ot  het  bouwen  der  nieuwe  „veste",  hetgeen  in  1354 
plaats  had,  is  uiteengezet  in  den  Overijss.  Almanak  voor 
1836,  bl.  30  e.  v. 

//\Vi  Johan  bi  der  ghenaden  Goeds  Bisscop  tutrecht. 
Doen  te  weten  allen  don  ghenen  die  desen  brief  zullen 
sien  oft  horen  lesen.    Dat   wi    om    oerbaer  onzer  kerken 


227 

van  vtröcht  en  de  om  roeste  ende  beschermenesse  ons 
lants  ene  veste  ghetimmert  hebben  ton  Herdenborch.  Ende 
hebben  alsulc  vriheit  ende  statrecht  als  onse  vooruadere 
Bisseope  Tütrecht,  dien  God  gbenedich  si,  tot  Niensteden 
ghegheven  ende  gbeleghot  haddon,  vernuwet  ende  ver- 
leghet  ten  Herdenborch  binnen  der  voste  voerscreuon. 
Ende  gheiien  voer  ons  ende  voer  onse  nacomelingho  Bis- 
seope Tutrecht  allen  den  burgheron,  die  binnon  den  Her- 
denborch nv  wonachtig  zijn  oft  namaels  wonen  zullen 
in  dor  tijt,  al  recht  ende  vriheit  also  als  onse  stat  van 
Zwolle  van  onsen  Vooruaderen  ende  van  ons  heeft  mit 
anders  sulken  punten,  als  hier  na  bescreuen  staet.  Voort 
willen  wij,  dat  die  borghere  al  Jaer  vp  sinte  Peters  dach 
ad  Cathedran  Schepene  kiesen  ende  eeden,  ende  waer 
dat  zake,  dat  don  merendeel  van  den  borgheren  dachte, 
dat  die  Schepene  oft  enich  van  den  Schepenen  onsor 
Stat  nutter  waren  ghehouden  langer  dan  een  jiier,  so 
moghen  zi  al  Jaer  die  solvo  weder  inkiesen,  die  hem 
daertoe  nutte  duncken  wesen,  ende  die  andere  sullen 
ontset  wesen  wanneer  hoer  een  Jaer  wt  is  daer  si  to 
ghocoren  waren.  Voert  wes  dat  meeste  deel  van  den 
scepenen  overdraghet  dat  sullen  die  andere  volghen  ende 
daer  en  moghen  zi  nijot  weder  segghen  noch  doen.  Ende 
waert  zake  dat  zi  niet  eendrachtig  en  weren  ende  op  elc 
zide  effen  vele  Scepenen  waren,  waer  dan  dat  meeste  deel 
van  den  Burgeren  to  vielo,  dat  zullen  die  anderen  uol- 
ghon  sonder  wodersegghen.  Voert  moghen  des©  voerscre- 
ven  scepenen  ten  Hardenberch  over  hoor  borghere  koer 
ende  wilkoer  maken  ende  setten  meeren  ende  vormin- 
ren  vernuwen  ende  aflaten  also  als  hum  dunct,  duttct 
onse  Stad  ten  Herdenborch  oerbaer  is  Indien  dattot  tije- 
ghons  onse  Heerlicheit  niet  en  gae.  Ende  wat  koeren  ofte 
penen  hoer  burghere  verhoren,  die  moghen   die  scepene 


228 

oft  hoer  ghesworen  boeden  bi  hum  selven  wtpanden. 
Ende  wie  hum  dat  kierde  die  sel  des  naesten  daghes 
comen  voer  die  Scepene  ende  verantworden,  dat  hi  met 
rechte  niet  verboert  en  hadde  alse  die  Scepenen  wisen 
dat  recht  is.  Ende  wie  tonrechte  pantweringhe  dede  die 
verboerde  also  manichwerf  hondert  schillinghe  als  hie 
pantweringhe  doet.  Voert  mach  onse  Richter  ten  Herden- 
borch  oft  enich  van  den  scepenen  ofte  twe  borgheren, 
die  onverseghede  lude  sijn,  vrede  bieden  ende  eijschen  van 
allen  vechtlic  ende  twist  also  dicke  als  hum  dunckt  dat- 
tet  orbaer  ende  noot  is.  Ende  wie  des  vreden  weigherde 
hi  is  burgher  ofte  gast,  die  verboerde  also  dicke  hondert 
Scillinghe  alse  hi  des  vreden  weijghert.  Ende  waer  dat 
zake,  dat  die  penen,  die  hi  verboerde,  hogher  beliepen 
dan  sijn  goet  werdich  were  dat  hi  binnen  der  Stat  ten 
Herdenberch  dan  hadde,  so  sal  onse  richter,  ist  een  gast 
ende  onse  scepene  ist  een  burgher,  des  gheens  lijf,  die 
den  vrede  ghe weigert  heeft,  daer  voer  aen  tasten  ende 
houden  in  onse  slot  totter  tijt,  dat  hi  den  vrede  gaue 
ende  die  koren  betaelde,  die  hi  verboert  heeft.  Ende 
waert  zake  dat  onse  richter  niet  tjjeghens werdich  en  were, 
so  moghen  die  scepene  den  gast  aentasten  ende  houden 
totten  tijt,  datten  onse  Richter  eijschet.  Voert  zullen  die 
ghemeijne  burghere  van  den  Herdenberch  onse  lant  hel- 
pen beschermen  ënde  onse  viande  weren  ende  ons  dienen 
in  onsen  orloghen  nae  hoere  bester  macht,  behoudelix, 
dat  die  Stat  ten  Herdenberch  wael  bewaert  bliue.  Voert 
waer  ijmant,  die  onse  oft  onser  nacomelingher  oft  onses 
Ghostichts  viant  waer,  ofte  openbaerlic  gheroeft  ofte 
gebrant  oft  ijemant  mit  gewelt  ghevanghen  hadde  binnen 
onsen  lande  ofte  die  wt  sinen  rechte  gheleghet  ware,  dien 
zullen  die  scepene  ende  die  ghemeijne  burghere  onsen 
richter  helpen  aentasten  ende  houden  tot  lantrechte,  wan- 


229 

neer  sijs  van  hum  vermaent  werden.   Ende  wie  des  niet 
en  dede  die  verboerde  drie  punt  also  raanichwerf  als  hie 
des  weijgherde  Ende   die   mach   onse  richter   van   onser 
weghen  wtpanden.  Desghelikes  sal  onse  Richter  den  Sce- 
penen  helpen  al  hc^er    vriheit    ende   recht  houden,  Ende 
die  koren,  die  verboert  sijn,  wt  helpen  panden  also  dicke 
als  hijs  van  hum  versacht  wert.  Voort  zullen  die  burghere 
van  den  Herdenbérch  ons  ende  onse  nacomelinghen  Jaer- 
lix  onse  bede  betalen  also   als  die  burghere  van  Nien- 
steden  van  ouds  te  betalen  plaghen.   Ende  daermede  sal 
al  der  burghere  goet  ten  Herdenbérch,  si  zijn  hoerachtich 
ofte  vrij,  ofte  te  wat  rechte    dat  si  ons  oft  ijemant  hoe- 
ren   moeghen,    roerende    ofte   onrorende,    dat    si  binnen 
der  vesten  hebben,  quijt  ende  vri  wesen  van  alre  onrech- 
ter bede  ofte  scattinghe,  behoudelix  ons  ende  aller  mail  ie 
anders  als  rechts  van  onsen  oft  horen  hoerachteghen  lu- 
den.  Voert,  want  wij  die  Stat  ten  Herdenbérch  selver  op 
onsen  cost  ghetijmmert  ende  gheuest  hebben,  so  sal  onse 
ende  onser  nacomelingher  Richter   ten  Herdenbérch  ofte 
de  ghene,  dien  wijt  bevelen,  der  Stat  poerten  ende  brug- 
ghen    sluten    ende    ontsluten,  Ende   die   sloetele  houden 
ende  verwaren  tot  ons  ende   onser   Stat  bester   oerbaer, 
Ende  die  richter  mitten  Scepenen  sal  die  wake  altijt  be- 
setten  also  stare  na  hoere  vermoeghen,  dat  die  Stat  daer- 
mede bewaert  si.  Voert  sal  die  kerspelkerke  mit  hoeren 
tobehoeren,  die  te  Niensteden  was,  voertmeer  binnen  den 
Herdenbérch   wesen   Ende    men    sal   al  die  doden   daer 
brenghen  ofte  begaen  Ende  voert   opt   oude    kerchof  te 
Niensteden  graven  to  alre  tijt  als  ment  van  noets  weghen 
to  brenghen  mach.  Voeit  sal   men  al  Jaer  voer  die  nije 
Scepenen  goede  rekeninghe  doen  van  allen  koeren  Ren- 
ten ende  verval,  dat  binnen   den   Herdenbérch   dan  ver- 
schenen is  Ende  den  nijen   Scepenen  ouer  leueren  ende 


230 

betalen  wes  die  oude  dan  schuldich  bliuen,  Ende  wes  daer 
dan  van  koeren  ofte  van  allen  broeken  ende  verval  ende 
renten  afterstadich  is,    daer   die  daeh  dor  botalinghen  af 
verleden  is,  dat  zullen  die  oude  Scepenc   inwinnen  ende 
drwt  panden   aen    goede    oft    aên    lijf  der  gheenre,  diet 
verboert    hebbon,    binnen    achte    daghen    nadat   die  nije 
Scepene    gheedet  sijn  ofte  die  oude  Scepenen   zullen  dat 
daerentendens    betalen    van    haer   selfs   goede.  Ende  dat 
zullen    die  nije  Scepenen  hum  afpanden    sondor    vertrec 
ende  wedersegghen.    Voort  gullen  si  ^1  woensdaghe  wee- 
kemarct  hebben.   Voert  gheue  wij  hum  jaerlix  vier  vnje 
Jaermarct,    Die  ijrste  sal  weson  op  sinte  Ohierden  dach 
te  halue  Merte,   Die  andere  des  Sonendaghes  voer  sinte 
Walburghen    dach.    Die   derde   op  sinte   Peters  dach  ad 
vincula ,  Die  vierde  op  sinte  Victoers  dach  in  den  heruesst, 
Ende  die  vriheijt  van  den  Marcton  sal  duren  achte  daghe 
voer  ende  achte  daghe  na,    Ende  die  Crame  zullen  vier 
daghe  staen  na  eiken  dach  voerscreuen.   Voert,  want  al 
die  burghero  van  den  Herdenberch  op  onse  eijghen  erue 
sitton  ende  wonachtich  sijn  ende  onse  koeters  sijn    ende 
ons  daer  jaerlix  enen  erfpacht  afgheuen,   so  gheuen  wij 
hum  ende  waren  si  van  onser  weghen  te  water  te  weijde 
te  turue  ende  te  tueenhoute  in  allen  Marken,  die  op  der 
vechtstroom    ligghen   ofte   daer  bi,  daer  wi  in  ghewaert 
sijn  Ende  ghelouon  hum  voer  ons  ende  voer  onse  naeo- 
melinghe  vastelic  te  houden  in  allen  Recht  ende  Vriheit 
voerscreuen.  Ende  deser  brieue  sijn  twe  alleens  sprekende. 
Ghegheuen  tot  Zwolle  vnder  onsen  groeten  wthanghende 
Zeghel  jnt  jaer  ons  heren  dusent  driehondort    twe  onde 
tsostich  des  Sonnendaghes  na  Sinte  Lamberts  dach." 

Het  daaraan  met  een  en  zijden  staart  hangend  zegel  in 
rood  was  schijnt  voor  korte  jaren  te  zijn  gebroken. 

V,    D. 


HORIGHEID. 


De  bibliotheek  der  Koninklijke  Academie  bevat  onder 
N®.  CLII  een  handschrift,  waarin  op  fol.  4  het  volgende 
merkwaardige  stuk  voorkomt: 

,,Copia  secundum  originalem  sigillatam  de  verbo  ad 
verbum. 

„Jch  Godert  van  Hekeren  Lijzebeth  van  Ohore  mijn 
echte  wijff  ïughet  onde  bekennet  in  dessen  openen  brieue 
dat  dat  guet  toe  Lantzijnck  vnde  dat  guet  toe  L a n- 
g h e  1  e r  inder  Buerscapp  toe  Wolde.  dat  Valenbroeck 
inder  Buerscap  toe  Dulre.  Deterding  inder  Buerscap 
toe  Leraesle.  Endo  Euerding  ende  tunsende  inder 
Buerscapp  toe  Elzene.  ende  den  lude,  die  toe  den  voir- 
gon.  guden  horet  ende  eijnlope  lude  die  dair  toe  horet 
alsoe  ghedane  recht  ende  echt  hebben  ende  ghehadt  hebbet 
van  onsen  voirvaren  alsie  hier  nae  bescreuen  steet.  Toe 
den  iersten  Wanner  eijn  steruet,  soe  mach  van  al  vier 
voete  guet  halff  nemen.  Voirtmeer  sijluor  ende  gold  ende 
rede  ghelt  halff.  Yoirtmecr  schuldich  ghelt  halff.  Voirt- 
meer speek  dat  in  weden  is  ghehangen.  Voirtmeer  eijn 
dat  beste  bedde  dat  sie  hebben.  Voirtmeer  menesedinghe 
die  op  ere  lant  nijcht  geseghet  en  is.  Voirtmeer  die  Cleder 
al  zullijck  alsie  mede  toe  kerken  gaet  thoe  paescheu  ende 
thee  pijnxkesteren.  Dat  selue  recht  heft  oeck  Dijderijck 
tho  Wecdamme.  Johanszoeno  tho  tunsende  ende  sijn 
wijf.  Desse  voirgen.  echt  ende  recht  zijnt  desse  lude  voirgen. 
alle  Jaro  verwaren  ende  oer  tijnseu  des  dinxedaghes  nae 


232 

pijnxkestcren  in  dat  huijss  ende  onse  guedt  tho  Lantzijnck 
thoe  wolde.  Dat  par  lude  mijt  eijnen  olden  groten  Ende 
moghe  oere  kijndere  mede  vrijen  alsoe  langhe  went  sie 
seiff  mondich  weerden,  voertmeer  eenloepe  lude  die  van 
der  echt  sijn  mijt  enen  haluen  olden  groten.  Wie  des 
rechtes  ende  der  echt  nijcht  vorwarede  op  die  voirgen. 
tyt  ende  verzete  die  tijt,  ene  werue,  ende  ander  werue, 
derde  werue.  Soo  weer  hie  vulschuldich  offte  men  wolde 

• 

Voirtraeor  mijt  dessen  voirgen.  tijnse  den  sie  des  Jairs 
gheuet,  vrijet  sie  all  oer  guedt.  Vthghesproken  alzul- 
lijck  guedt  alse  voirgen.  steet  in  dessen  brieue.  Toe  eijnen 
tughe  der  wairheijt  soe  hebbe  wij  onse  seghele  an  dessen 
briefF  ghehanghen.  Ghegheuen  jnden  jair  onses  heren 
dusent  dreehondert  tweendetachtentich  des  dunredaghes 
na  pinxkester  daghe." 

V.  I). 


BOUWSTOFFEN  VOOR  EENE 
GESCHIEDENIS  VAN  HET  ONDERWIJS  IN  OVERIJSSEL. 


VI.      HOLLAND8CHE-8CHOOLWETTEN. 

School  -  Articulen , 

^aer  naer  de   Duytsche   School-meesteren,  hier 

binnen  de  Stadt  Zwolle,  haer  sullen  hebben 

te  regulieren. 

1.  Dat  de  School-meesters  hare  School-kinderen  in 
't  Lesen  ende  Schryven  wel  ende  neerstigh  onderwij sen 
mogen,  ende  soo  veel  als  ^t  mogelick  is,  des  Sondages 
voör-middach ,  ende  nae-raiddach  nae  de  Kercke  gewennen 
te  gaen. 

2.  Dat  sij  haere  Kinderen  alle  goede  Zeden ,  Manieren 
ende  Deughden ,.  insonderheyt  alle  gehoorsaemheyt  tegen 
hare  Ouders  vermanen,  ende  altijdt  in  't  komen  ende 
gaen  van  de  Kinderen  met  een  kort  Gebedt  (waer  van 
een  Formulier  gemaeckt  sal  worden)  beginnen  ende 
eyndigen  sullen. 

3.  Dat  geene  School-meesteren,  sonder  speciael  con- 
sent der  Scholarchen;  voortaen  sal  vry  staen,  eenige 
andere  Boecken  in  hare  Schooien  te  gebruycken  als  dese 
naevolgende. 

1.  A,  B,  C,   Boeck  met  de  dagelickse   Ge- 
beden. 

2.  Catechismus  kleyn  ende  groot. 

3.  Euangeiy  Boeck  met  de   Sondaeghsche 
Ë  p  1  s  t  e  1  e  n. 

BIJDR.   IV  16 


234 

4.  Historie  van  de  Geboorte,  Lyden,  Op- 
standingeetc.  onsesHeerenlesuChristi. 

5.  Historie  van  Tobias.  6.  De  Sendt-brie- 
ven.  7.  Het  Nieuwe  Testament.  8.  Den 
Bijbel,  Psalmen  Davids,  etc. 

4.  Sullen  de  Scbool-meesteren  den  kleynen  Zeeu- 
schen  Catechismus  doen  leeren  sodanige  Kinderen,  die 
noch  niet  capabel  zyn  om  den  groeten  Catechismus  te 
onthouden. 

5.  Als  eenige  Ouderen,  de  Gereformeerde  Religie 
toe-gedaen  zijnde,  niet  willen  consenteeren,  dat  hare 
Kinderen  des  Sondages  in  de  Predicatie  komen,  om  al- 
daer  de  Catechisatien  by  te  woonen,  sullen  de  School- 
meesteren de  naemen  der  Ouderen  aen  de  Ë.  Predicanten 
bekent  maecken,  om  deselve  met  goede  redenen  daer 
van  naerder  te  onderrichten. 

6.  Dat  geene  School-meesteren  sal  vry  staen  op  Son- 
dagen  voor  de  middagh  eenige  School  te  houden,  doch 
sal  des  naer-middaeges  naer  de  Catechisatie  sulcx  getole- 
reert  ende  toegelaten  worden,  ten  aensien  van  alsulcke 
Persoenen  ofte  Kinderen,  die  op  werck-dagen  niet  ter 
Schooien  kennen  gaen. 

7.  Die  Articulen  tot  de  Catechisatie  beraemt,  sullen 
van  nu  voortaen  nochmaels  van  alle  de  School-meesteren 
moeten  worden  naer-gekomen. 

8.  Sal  oock  voortaen  door  eene  van  de  School-meesteren 
de  Vragen  ende  Antwoorden  des  Heydelberchschen  Ca- 
techismi,  den  Kinderen  des  Sondages  naemiddaegs,  on- 
geveer een  quartier-uyrs  voor  het  begin  der  Predicatie, 
af-gevraeght ,  ende  van  den  Kinderen  be-antwoord  worden, 
ten  eynde  de  Predioant  op  de  Stoel  komende ,  daer  mede 
syne  Toehoorderen  niet  behoeve  op  te  houden. 


235 

9.  Dat  mede  stricktelick  van  de  School-meesteren  on- 
derhouden worde,  den  Articul  in  de  School-ordre  spre- 
kende daer  van ;  dat  geene  School-meesteren  eenige  Kin- 
deren in  hare  Schooien  sullen  mogen  aennemen,  die 
voor  deseti  by  andere  meesteren  ter  School  hebben  ge- 
gaen,  voor  dat  haer  blijcke  dat  hare  voorige  Meesteren 
van  het  gewoonlijcke  School-gelt  voldaen  zijn. 

10.  Ende  in  gevalle  eenighe  Kinderen  van  haere 
Ouderen  van  de  School  worden  genomen,  ende  bij  eenige 
hant-wercken  bestaet,  sonder  eerst  den  Meester  voldaen 
te  hebben;  Sal  deselve  Meester  sulcx  konnen  bekent 
maecken  de  Heeren  Borgermeesteren  Jnder-tijdt,  die 
daer  in  terstondt  naer  gelegentheyt  der  saecken  sullen 
disponeren. 

11.  Ende  sullen  voortaen  boven  seecker  ghetal,  van 
de  Achtbaere  Magistraet  te  beraemen,  geene  nieuwe 
School-meesteren,  alhier  binnen  de  Stadt  ofte  Stadts- 
Vryheydt  van  Zwolle  getollereert  werden,  ende  so  der 
eenige  sodanige  mochten  wesen ,  sal  dieselve  het  School- 
houden werden  verboden. 

12.  Oock  sullen  voortaen  geene  School-meesteren  ge- 
admitteert  worden,  voor  ende  al-eer  dieselue  behoorlick 
ge-examineert  sullen  zijn. 

Aldus  Gearresteert  den  13  May  1650, 

Borgermeesteren  Lucas  Vresen  ende 
Gijsbert  van  Dedem. 
Ter  ordonnantie  van  de  selve, 

Joannes  Holt  Secret. 
Tot   Zwolle,    Gedruckt    bij    Jan    Gerritsz,     Ordinaris 
Boeck-drucker    der    E.   E.   A.  H.  Magistraet    der    Stadt 
Zwolle.    1650. 

16* 


236 

•  SCHOOLOBDRE 

van   de  Stad   Zwolle,   rakende   hare 
duitse   Schoolmeesteren. 

't  Geen  in  en  omtrent  een  Schoolmeester 
vereischt  word. 

Ëerstelijk :  Een  Schoolmeester  ( mitsgaders  zyn  Vrouw; 
indien  hij  getrouwt  is )  zal  zyn  van  de  ware  Hervormde 
Godsdienst,  en  van  geschikte  zeden,  en  Christel yke  wandel. 

2.  Hij  zal  de  tale  van  't  Vaderland  redelijk  verstaan, 
behoorlyk  konnen  spellen,  alle  soorten  van  druk  en  schrift, 
meest  gebruikelyk,  konnen  lezen,  en  met  goede  ordre  en 
lydsaamheid  onderwyzen. 

3.  Hij  behoort  te  konnen  schryven  Staande,  Lopende, 
Italiaans,    en  wat  Capitale   letteren   maken   en  trekken. 

4.  Is  ook  nodig  dat  hij  de  Cyferkonst  versta,  zoo 
verre,  als  die  in  de  gemeene  boeken  word  onderwezen, 
of  ten  minsten  door  de  practike  zy. 

5.  Hij  zal  moeten  konnen  zingen  de  Psalmen  Davids; 
of  zig  ten  spoedigston  daar  toe  bequaam  maken. 

6.  Niemand  zal  Schoolmeester  mogen  zyn,  dan  met 
goedvinden  van  de  £d.  Hoog-Agtb.  Magistraat,  en  zyn 
dienst  niet  mogen  aanvaarden,  als  na  behoorlyke  onder- 
zoekinge ,  die ,  ten  overstaan  van  de  Heeren  Praesidenten, 
zal  geschieden  door  de  Consistory  dezer  stad. 

Tyd  der   Schoolhouding  e. 

1.  De  Scholen  zullen  gehouden  worden  des  Zomers 
van  Maart  tot  November,  van  's  morgens  ten  half  negen 
tot  elf  uiren ,  en  van  's  na-middags  ten  half  tween  tot 
vier  uiren :  en  des  Winters  van  's  morgens  ten  negen  tot 
elf  uiren,   en  's  namiddags  van  half  tween  tot  half  vier 


237 

uiren.  De  Avond-schole  zal  van  vy f  tot  zeven  uiren  duiren. 

2.  Des  Wonsdags  en  Saturdags  na  de  middag  zullen 
de  Kinderen  oorlof  hebben :  als  mede  op  de  Feest-tijden 
enz.  naar  gewoonte;  dog  buitens  tyds  zullen  de  School- 
meesteren die  niet  ligt  geven ;  voor  al  niet  op  de  Paapse 
Feest-dagen. 

3.  De  kinderen  zullen,  alsse  niet  ter  School  komen, 
wettige  verontschuldinge  voortbrengen,  en  buiten  de  zelve, 
na  vereisch  van  zaken,  gestraft  worden. 

Wetten  in  de  Schooldienst,    in   't  gemeen. 

1.  De  School-onderwyzinge  zal  zyn  aanvang  nemen 
met  het  Gebed  tot  God ,  om  zyn  zegen ,  en  eindigen  met 
dank-zegginge. 

2.  Men  zal  de  Kinderen  in  rang  schikken,  hoger  en 
lager,  na  datse  hoger  of  lager  boeken  enz.  leren. 

3.  De  Jongens  en  Dogterkens  zullen  van  malkanderen 
afgezondert  zitten  moeten. 

4.  's  Wonsdags  en  Saturdags  zullen  de  Kinderen  in 
de  Christelijke  Godsdienst  onderwezen  worden ,  de  meer- 
derjarige in  den  Ileydelbergsen  Catechismus  met  enige 
Schrifttuirplaatsen ,  of  de  grote  Catechismus  met  schrift- 
tuirplaatsen ;  £n  die  jonger  zyn,  of  mindere  kennisse 
hebben,  in  ligtere  vragen:  En  men  zal  de  Jeugt  de  Ge- 
boden, 't  Gelove,  de  10  Geboden  onderwyzen,  en  enige 
der  Spreuken  Salomons,  of  and're  deelen  der  H.  Schrift, 
rakende  de  zeden,  en  gehoorzaamheid,  dieze  haren  Ou- 
deren, Overheden.  Leeraren  en  Meesteren  schuldig  zyn, 
en  van  't  gene  meer  tot  haren  pligt  behoort. 

5.  Alle  ongebondenheid ,  vloeken,  zwoeren,  vuil -spre- 
ken, slaan,  kijven,  en  wat  er  meer  van  zulken  quaad 
is,    zullen  de  Schoolmeesteren    met    alle   zorgvuldigheid 


238 

weeren;  gebruikende  behoorlyke vermaningen ,  bestraffin- 
gen, discipline  en  tugt;  alles  zonder  drift  en  ongestui- 
migheid,  en  alleen  voorzigtelyk  en  uit  liefde  tot  hare 
welstand. 

6.  Alle  Kinderen  zullen  voor  't  minste  eens,  gedai- 
rende  de  Schooltyd ,  moeten  opgehoort  en  geoeffent  werden. 

7.  Bij  aldien,  wegens  de  veelheid  der  Kinderen,  de 
Schoolmeester  sulx  niet  volkomen  kan  in  't  werk  stellen 
mag  hy  daar  toe  een  die  bequaam  is  aan-nemen;  en  ge- 
bruikt hij  een  gewonen  Ondermeester,  zo  zal  die  ook  te 
voren  moeten  onderzogt  zyn  aangaande  zyne  bequaam- 
heid. 

In  't  byzonder,   rakende  de  Boeken. 

1,  Alle  Boeken,  die  gebruikt  worden,  zullen  moeten 
stigtelijk  wezen,  en  leerzaam  voor  de  Jeugt,  als  mede 
geschikt  naar  haar  begryp;  en  daar  zullen  voor  al  gene 
Boeken,  de  Godsdienst  rakende,  mogen  werden  in  ge- 
bruik gebragt ,  als  die  van  de  ware  Gereformeerde  Gods- 
dienst zyn,  en  behoorlijke  approbatie  hebben. 

2.  De  Boeken  werden  in  de  volgende  rang  bequame- 
lyk  geschikt,  te  weten 

1.  't  A.  B.  C.  Boek,  en  de  kleine  engrote  Ka- 
techismus  met Schriftuurplaatsen. 

2.  't  Evangelium,    N.   Testament,  Psalmen 
en- de  Historie  van  Tobias. 

3.  De  Spreuken  Salomons,  Zend-brieven,  en 
iets  van  dezelve  trap ,  zo  't  nodig  wierd  geoordeelt. 

4.  De  Historie  Davids,    en  Uiterste    Wille. 

5.  'tLange Voorschrift-b oekj en,  en  de  Let- 
terkonst. 


239 

6.  De  Trap  der  Jeugd,  en  dan  de  Courante; 
eindelyken 

7.  Allerhande  Schrift. 

3.  Dog  werd  hier  in  den  Schoolmeesteren  middelma* 
tige  vryheid  gelaten ;  om  met  voorsigtigheid  te  zien ,  hoe 
zommige  Kinderen  best  geleid  worden  en  naar  vooryal 
ook  wel  eenig  ander  goed  en  stigtelyk  Boek  te  gebruiken. 

4.  Dog  het  zal  den  Kinderen ,  zelfs  den  Ouderen  niet 

* 

vrijstaan  hare  Kinderen  te  laten  tot  een  hoger  Boek 
overgaan ;  ten  zij  datse  het  voorgaande  zeer  vast  hebben 
geleert,  daar  van  de  Meester  in  goede  conscientie  zal 
oordelen. 

5.  Om  nu  deze  Boeken  in  gebruik  te  brengen,  zo 
zullen  de  Schoolmeesteren  de  Kinderen,  alsse  het  A,  B, 
behoorlyk  en  ten  vollen  kennen,  net  leeren  Spellen, 
met  de  syllaben  wel  te  onderscheiden,  en  dat  met  alle 
lydsaamheid  dus  lange,  tot  datse  van  zelfs  al  beginnen 
te  lezen.  Zij  zullen  haar  mede  woorden  buiten  het  Boek 
leeren  Spellen. 

6.  Terwijl  zy  loeren  Spellen,  zal  men  haar  mede  de 
voornaamste  en  meest  voorkomende  Cyferletters  onder- 
wijzen; om  Kapittels,  Yerssen,  Psalmen  enz.  te  leeren 
opzoeken. 

7.  Die  in  't  Lezen  onderwezen  worden,  zullen  zig 
gewennen  uit  de  borst  en  helder  uit  op  te  Lezen  met 
ernst  en  eerbiedigheid ,  inzonderheid  als  het  Boeken  van 
de  Godsdienst  zyn. 

8.  Men  zal  mede  daar  op  letten,  dat  de  Kinderen 
Lezen  onderscheidentlyk :  zo  dat  de  zin  net  en  volgens 
de  tekenen  van  punten,  twee  punten,  strepen,  en  wat 
dies  meer  is,  uitgebragt  werde,  en  aldus  zalmense  tot 
de  volmaaktheid  opleiden. 


240 

Rakende    het  Schryven. 

1.  De  Schryvcren  zullen  eerst  wel  vast  de  letteren 
leeren;  en  zulks  eerst  van  Staande  Schrift,  dan  van 
Lopende,  en  daar  na  van  Italiaans  enz.  nogtans 
wel  verstaande  dat  het  zal  geoorlooft  zyn ,  indien  jemand 
maar  eenerlei  hand,  als  bij  voorbeeld  de  Italiaanse, 
nu  zeer  in  gebruik,  begeert  te  leeren,  dat  zulks  den 
Schoolmeesteren  zal  vrystaan. 

2.  De  Kinderen  zullen  in  't  begin  gewend  worden, 
om  grote  Letteren,  en  die  wel  te  schryven,  en  voorts 
Syllaben,  "Woorden,  en  Redenen;  en  niet  oerder  daar 
van  mogen  afgaan,  voor  en  al  eerz'er  vast  in  zyn. 

3.  De  Schoolmeesteren  zullen  haar  van  goede  Pennen 
verzorgen,  of  maken  dat  zij  ze  zelfs  konnen  bereiden; 
zij  zullen  haar  goede  Voorbeelden  voorschry ven ,  of  ge- 
schrevene en  gedrukte  voorleggen,  en  hare  fauten  wel 
en  behoorlyk  aanwijzen,  en  haar  die  doen  verbeteren. 

4.  Men  zal  de  Jongheid  zomtyds  om  prys  laten  schry- 
ven,  om  haren  geest  tot  yver  op  te  wekken. 

5.  Men  zal  de  beste  Prijzen,  aan  de  beste  schrijvers 
toe  wyzen ,  en  daar  omtrent  alle  regtveerdigheid  gebrui- 
ken, zonder  aanzien  van  personen. 

En  het  Cyfferen. 

L  De  Rekenkonst  zal  geleert  worden  mot  byzondere 
goede  ordre,  en  verstand;  zo  veel  als  't  den  Leerling  kan 
verdragen :  waar  toe  de  Avond-scholen  de  bequaamste  zyn. 

2.  Men  zal  daar  in  houden  de  gemene  ordre  der  Cyf- 
ferboeken  in  de  Scholen  aangenomen,  en  niemand  laten 
opklimmen ,  voor  en  al  eer  hy  velerhande  sommen  heeft 
gecyffcrt ,  en  uit  zig  zei  ven  ,  met  bewys  van  dat  hy  't  vat, 
geleid  werd  om  vorder  te  gaan. 


241 

3.  Daar  toe  zal  een  Schoolmeester  juist  niet  over  al 
de  zelve  sommen  gebruiken;  maar  zomtyds  zyn  Leerling 
verrassen,  en  behoorlyk  ten  preuve  stellen:  en  hij  zal 
hem  van  alles,  dat  hij  Cyifert,    de  proeve  laten  maken. 

4.  En  dit  alles  zal  geschieden  met  neerstig  onderwys, 
en  vele  lijdsaamheid ,  met  goede  aanwyzinge ,  waar  in  de 
misslagen  bestaan ,  en  hoe  den  Leerling  daar  aangeraakt  ? 
mitsgaders  op  wat  voor  manieren  hij  dezelve  naderhand 
zal  ontvlieden ,  en  wat,  er  zig  moer  voor  een  verstandig 
Schoolmeester  in  't  onderwyzen  van  de  Jongheid  zou 
mogen  opdoen. 

De  Scholen  zullen  alle  Jaren  voor  't  minste  eens  ge- 
visiteert  worden. 

En  tot  vaststellinge  van  dit  alles: 

1.  Zal  een  Schoolmeester  zig  aan  't  bovengestelde 
Reglement,  zo  voel  doenlyk  is,  houden;  indien  hy  zon- 
digt, en  met  namen  tot  verderf  der  Leerlingen:  't  zy  in 
de  Konst,  Godsdienst,  of  Zeden,  zal  hy  censure  onder- 
havig zijn ;  en  ook  verdere  proceduren  te  wagten  hebben, 
zo  hij  zig  op  vermaningen  en  verdere  handelingen  niet 
betert;  alles  na  goedvinden  van  de  Ed.  Hoog-Agtb.  Ma- 
gistraat, en  voorzigtigheid  des  Eerw.   Consistorij. 

2.  Vorder  zal  een  Schoolmeester  alle  ander  employ 
moeten  verlaten,  en  zig  ten  vollen  tot  dienst  van  de 
Leerlingen  overgeven:  En  ten  dien  einde  dan  van  do 
School  behoorlijk  kennen  bestaan: 

3.  Daarom  zullen  die  gene,  die  op  Dag-  en  Avond- 
school gaan,  en  leren  Lezen,  Schryven  en  Rekenen, 
geven  in  't  vierendeel-jaars  twee  gulden  en  tien  stuiv. 
Die  des  daags  Lezen,  Schryven  en  Rekenen  een  gulden 
tien  stuivers.    Die   Lezen   en  Schryven  een  gul:    En  die 


242 

alleen  Lezen  twaalf  stuiv:  zullende  gelyke  twaalf  stuiv: 
betaald  worden  door  die  gene  die  halve  dagen  leren  Le- 
zen en  Schry  ven ,  en  zal  de  Meester  niet  meer  of  minder 
vermogen  te  nemen,  bij  de  boete  van  tien  goltgl: 

4.  Gene  Schoolmeesters  zullen  vermogen  Kinderen  van 
andere  Schoolmeesteren  aan  te  nemen,  als  met  kennisse 
der  vorige,  vernemende  ofse  nog  iets  te  pretenderen 
hebben:  on  indien  zy,  zonder  betaalt  te  hebben ,  tot  een 
Ambagt  gaan ,  of  haar  elders  toe  wenden ,  zullen  zy  zig 
kennen  adresseren  aan  de^  Heeren  in  der  tyd. 

5.  Ook  zal  haar  vrystaan,  met  zekere  verwagtinge 
van  verdediginge ,  als  haar  eenige  overlast  geschied,  waar 
't  ook  in  zij ,  of  van  de  Kinderen ,  Ouderen ,  Voogden , 
Vrienden  enz.  tot  infractie  der  voorsz.  Wetten,  aan  de 
Ed.  Hoog-Agtb.  Magistraat  te  klagen ;  om  onder  de  vleu- 
gelen van -haar  gezag  te  schuilen. 

Van  alle  de  voorn.  Wetten  zal  niemand  konnen  dis- 
penseren, als  alleen  Hare  Ed.  Hoog-Agtbaarheden ,  zo- 
danig als  de  nood  en  gelegenthoid  van  zonderlinge  voor- 
vallen haar  zal  leeren. 

Aldus  in  Senatu  gearres teert  dezen  2  Sept. :  Ao.  1691 
Coss:  Kamerer  van  der  Lawick  (Loco  Soury)  en  Theo- 
dorus  Queisen. 

Ter  ordonnantie 
Henr.  Holt,  Secret: 

Te  Zwolle ,  bij  Öerrit  Tydeman ,  ordinaris  Drukker  der 
Ed.  Hoog-Agtbare  Magistraat  der  Stad  Zwolle,  1691. 

Deze  School -ordre  is  20  Dec.  1738  onveranderd  gere- 
noveerd. 


243 

VII.  SCHOOL -ORDRE  VOOR  HET  PLATTE  LAND. 

Ridderschap  ende  Steden  de  Staten  van  Overyssel ,  heb- 
ben ,  naer  examinatie,  ten  dienste  van  de  gemeene  Ingese- 
tenen  deser  Provintie,  ende  om  derselver  Kinderen  be- 
hoorlijck  te  doen  onderwijsen  ende  opvoeden ,  goedgevon- 
den te  arresteren,  dese navolgende  School -ordre,  om 
in  alle  Schooien  ten  platten  Lande  g'observeert  te  wor- 
den ,  800  doch  nochtans ,  dat  die  van  tijdt  tot  tijdt  sal  mo- 
gen worden  gedresseert  ende  verandert ,  soo ,  ende  alsmen 
naer  constitutie  van  saken  sal  bevinden  te  behooren. 

Die  t'eeniger  tijdt  tot  den  Schooldienst  soude  mogen 
gevordert  worden:  Sal  zijn 

1.  Een  Lidtmaet,  gelijck  mede  desselfs  Huysvrouwe, 
van  de  ware  Gereformeerde  Kercke  Christi,  gesont  in 
geloove,  en  in  wandel  stichtelijek. 

2.  Beqnaem  om  de  Kinderen  lesen ,  schrijven  ende  so 
veel  doenlijck  reeckenen ,  en  oock  zingen  te  leeren ,  ende 
in  de  Religie  te  oeffenen,  ende  sal  proeve  van  de  Mee- 
sters bequaemheyt  genomen  worden  by  de  Scholarchen 
in  de  Steden,  ende  bij  eenige  gedeputeerde  Erfgenamen 
ten  platten  Lande. 

3.  Den  dienst  niet  gesocht  hebbende ,  noch  soeckende 
door  eenige  ombeschaemde  en  onbehoorlijeke  sollicitatien. 

4.  Welcke  beroepinge  geschieden  sal  van  de  gene  die 
daer  toe  bevoeght  zijn. 

5.  Den  dienst  niet  aenveerden,  tensij  dat  hij  bevoo- 
rens  sich  hebbe  aengegeven  aen  de  E.  Classis,  of  de 
gedeputeerden,  ende  ondertekent  't  gewooneljjcke  For- 
mulier van  eenigheyt. 

6.  Geene  oeffeninge  ofte  hanteringe  doen ,  den  School - 
ampte  eenichsints  oneerlijck ,  oftehinderlijck,  engeensints 
Tapperyen  houden. 


244 

7.  Schoolhouden  des  Somers  soo  wel  als  des  Winters, 
al  hadde  hy  maerdrieDiscipulen,  ingevolge  van  de  Plac- 
caten  daer  toe  sijnde;  ende  die  gesette  Schooltijdt  en 
uyren  selfs  vlytigh  waernemen. 

8.  Den  Schooldienst  noyt  anders  dan  met  den  Gebede 
beginnen ,  noch  eyndigen ,  't  welck  op  dat  met  ordre  en 
stichtinge  geschiede,  de  Scholieren  bij  beurten  de  ge- 
woontlijcke  Morgen-  ende-Avondt-gebeden ,  ende  die  voor 
ende  na  den  Eeten ,  een  yegelijck  op  sijn  behoorlijcke  tijdt, 
met   alle   zedigheyt  ende  eerbiedigheyt    doen    spreecken. 

9.  Sich  beneerstigen ,  dat  de  Kinderen  wel  loeren 
lesen,  de  letteren  eerst  pertinent  ende  met  ondersoheyt 
kennen,  daer  na  deselve  wel  weten  te  samen  te  setten, 
tot  het  lesen  niet  te  komen ,  ten  sy  de  fondamenten  van 
spelden  wel  gelecht  zijn,  dat  sy  oockdistinct  lesen,  ende 
lesendo  soo  wel  de  sillaben  als  de  woorden  onderscheyden. 

10.  Die  Kinderen  doen  sitten  in  bequame  ordre,  de 
Jongens  over  10  jaren  van  de  Meysjes  afgesondert,  ende 
die  selfs  in  ordre  verhooren. 

11.  Verboerende,  acht  nemen  op  de  zware  woorden, 
dat  die  wel  gevat  ende  onthouden  worden. 

12.  De  Jeught  niet  al  te  haestigh  van  het  eene  boeck 
tot  het  andere  laten  overgaan ,  met  eenen  leoren  verstaen 
het  Cijffergetal. 

13.  Die  bequaemheyt  hebbon  tot  het  schrijven,  aen- 
voeron,  't  selve  van  de  eerste  beginselen  uyt  de  gronden 
aenwijsen  in  de  Nederlandtsche  tale  ende  letteren,  dienen 
met  schriftelij cke  voorschriften,  t'elckens  de  fauten  aen-- 
wijsen  en  doen  verbeteren,  de  schriften  in  een  boeck  in 
laten  schrijven ,  om  op  de  progressen  te  beter  te  konnon 
letten. 

14.  De  Kinderen  boven  al  onderwijsen  en  opwecken 
in  de  kennisse  ende  tot  de  vreese  des  Heeren. 


245 

15.  Deselvo  laten  leeren  de  Hooftstucken  der  Chris- 
telijcke  Religie,  de  gewoontlijcke  Gebeden,  oock  de  Ca- 
techisation  en  Catechismus  vragen  en  antwoorden. 

16.  Die  800  eerst  beginnen,  d'eene  of  d'andere  kleyne 
Catechisatien ,  die  van  meerder  begrijp  zijn,  de  groote 
Catechismus,  en  oenige  Spreucken  uyt  de  Bijbel,  tot 
bewijs. 

17.  In  de  Catechisatien  deselve  ooiBFenen ,  t'ondervragen 
ten  weynighsten  des  weecks  tweemael ,  daer  toe  een  vaste 
uyre  bestemmende,  sonder  oyt  te  onderlaten. 

18.  De  dwalingen,  meest  van  die  in  het  Pausdom, 
na  vermogen  aenwijsen,  en  wederleggen. 

19.  Met  alle  bekommemisse  en  sorghvuldigheyt  in 
scherpen  de  practijcque  der  Godtzaligheyt. 

20.  Tot  sulcken  eynde  voorstellen  en  afmalen  de  grou- 
welyckheyt  der  sondon,  ende  de  schandelijcke  en  scha- 
delijcke  vruchten  daervan;  Insonderheyt  de  ontheyligingo 
van  Godts  Naem,  door  vloecken,  zwoeren,  en  alle  mis- 
bruyck  ende  profanatio  van  des  Hoeren  Rustdagh. 

21.  Van  die  souden  met  yver  ende  alle  bewooghl ij ck- 
hoyt  afmanen ,  tot  de  contrarie  deughden  vermanen,  voor- 
namentlijck  tot  gohoorsaemheyt  en  eerbiedigheyt  tegen 
hare  Ouderen,  Overheden,  Predicanten,  ende  alle  die 
haer  zijn  voorgestelt. 

22.  De  ongeregelde  en  wederspannige  bestraffen,  oock 
anderen  ten  exempel  straffen  na  den  eysch  van  de  mis- 
daet. 

23.  In  het  bestraffen,  ende  straffen  mijden  alle  pas- 
sien ,  bitterheyt ,  vloecken ,  schelden ,  vuylspreecken ,  har- 
digheyt  en  wreedtheyt ,  niemandt  beschadigen  ofte  eenigh- 
sints  aen  sijn  gesondtheyt  krencken ,  alles  doen  met  liefde 
ende  toegenegontheyt. 


246 

24.  Om  geen  ydele  oorsaken  oorlof  geven,  dan  op 
gesetto  speeldagen ,  noyt  op  Vastelavondt ,  Kermissen  ofte 
andere  Paepsche  Vierdagen,  ende  dat  de  Meesters  alle 
mogelycke  devoir  sullen  doen  om  haere  Kinderen  alsdan 
in  de  Schoole  te  krijgen,  oock  verbieden  alle  ongebon- 
denheyt ,  oock  soodanige  speelen  die  vermenght  zijn  met 
misbruyck  van  het  loth,  als  kaerten,  dobbelen,  voorts 
alle  geltspillinge ,  ende  geraes. 

25.  De  Kinderen  des  Sondaeghs  soo  veel  mogelijek 
ten  eersten  inde  Schoole  doen  t'samen  komen,  daer  nae 
met  ordre  na  de  Kerck  geleyden ,  datse  daer  ^sitten  met 
zedighey t  en  opmerkinge ,  oock  de  Vragen  opseggen ,  en 
Psalmen  singen;  daer  toe  in  de  weecke  te  bevoorents 
zijnde  gopraepareert.  Dat  mede  de  Meesters  in  de  Cate- 
chisatien  selfs  tegenwoordigh  zijn,  om  op  de  Kinderen 
acht  te  geven. 

26.  Des  Sondaeghs ,  ofte  des  Maendaeghs,  naer  gele- 
gentheyt  van  de  plaetse ,  uyt  de  Predicatien  ondervragen, 
ende  daer  uyt  occetsie  nemen  tot  onderwijsinge ,  endeop- 
weckinge  in  kennisse,  en  tot  Godtzaligheyt. 

27.  Voor  al  sigh  sèlfs  wachten  van  speelen,  droncken 
drincken,  achterklap,  ende  een  los  en  ergerlyck  leven 
daerentegen  met  syn  Vrouw  en  Huysgesin  andere  met 
een  Öodtzaligen  wandel  voor  lichten. 

28.  Sijn  dienst  in  de  Kercke  nae  behooren  waeme- 
men ,  behalven  de  Hooftstucken  der  Christelijcke  Religie, 
voorlesen  een  of  meer  Capittelen  uyt  den  Bijbel ,  nae  ge- 
legentheyt,  ende  Psalmen  voorsingen.  Jmmers  toesien 
dat  geene  boecken  in  de  Schooien  geleert  worden,  strij- 
digh  tegens  de  ware  Gereformeerde  Religie,  ende  de 
goede  zeden. 

29.  Vernoeght  zijn  met  het  ordinaris  Tractement  ende 


247 

gesette  Schoolgelt,  daerenboven  niet  nemen,  soodanigh 
dat  alle  Kinderen  onder  dat  Kerckdorp  ofte  daer  ter 
Schooien  gehoorende ,  gekomen  zijnde  van  acht  jaren  tot 
twaelf  jaren ,  sullen  betalen  Schoolgelt ,  schoon  deselve 
ter  Schooien  niet  en  quamen ,  ten  ware  die  haer  Kinde- 
ren lieten  gaen  bij  andere  geadmitteerde  Schoolmeesters, 
binnen  of  buyten  Kerspels  woonende. 

30.  Van  de  Arme  ende  onvermogene  geen  geit  eys- 
schen ,  ende  soo  der  Armen  Kinderen  yeel  zijn ,  sich  aen 
de  Magistraten ,  ende  Diaconie  addresseren ,  om  daer  yets 
te  versoecken. 

31.  Op  dat  de  Schoolmeesters  eerlijck  konnen  leven, 
en  alleen  haer  beroep  waerneraen ;  Sullen  geene  Cloppen, 
of  contrarie  de  ware  Gereformeerde  Religie  zijnde ,  Schoole 
mogen  houden;  en  alle  andere  by-schoolen  werden  ge- 
weert  ,  ten  ware  de  considerabelste  Erfgenamen  (ten  dienste 
van  de  Ingesetenen,  wegen  de  ongelegenheyt  of  verheyt 
van  de  plaetse)  sulcx  toestonden ,  onverkortet  de  ordinaris 
Schoolmeester  syn  gewoonlijck  schoolgelt. 

32.  't  Welck  alles  op  dat  nae  behooren  werde  achter- 
volght  ende  naegekomen;  Sullen  Deputati  Classis 
in  de  visitatie  der  Kercken  op  de  gelegentheyt  der  Schooien , 
ende  den  dienst  der  Schoolmeesters  sigh  genoechsaem  in- 
formeren, ende  de  respeotive  Predicanten  de  Schooien 
visiteren. 

33.  Bij  aldien  yemandt  dese  ordre  moetwilligh  quaeme 
te  vertreden ,  en  sigh  in  leere  ende  leven  ofte  bedieninge 
te  buyten  gaen,  sal  hy  na  eyschvan  het  delict  ingevolgh 
van  de  Kercken-Ordre  gecensureert  en   gestraft  worden. 

34.  Ende  op  dat  hier  niemandt  ignorantie  van  en 
sonde  mogen  noch  konnen  praetenderen ,  sal  een  yege- 
lyck    Schoolmeester  bij  't  aenvaerden   des  diensts,   dese 


248 

School-Ordre  worden  voorgelesen,  hem  een  Exemplaer 
gegeven ,  ende  sal  hy  by  monde ,  handttastinge  en  onder- 
teeckeninge  belooven,  sigh  daer  nae  te  sullen  gedragen. 

Aldus  gedaen  op  den  Landtdagh  binnen  Zwolle,  den 
5  April  1666. 

Ter  ordonnantie  van  welgemelte  Heeren   Staten. 

D.  Roelinck. 

Te  Zwolle,  Gedrukt  bij  Gerrit  Tydeman,  ordinaris 
Drucker  van  de  Ed.  Mog:  Heeren  Staten  van  Overyssel, 
1666. 


Deze  School-ordre,  die  moer  noodig  werd  nadat  Gede- 
puteerden op  11  Junij  1653  besloten  hadden,  dat  de  school- 
meesters ten  platten  lande  en  in  de  groote  dorpen  zoo- 
wel des  zomers  als  des  winters  onderwijs  zouden  geven, 
is  gerenoveert  en  geamplieert  binnen  Kampen  den  20 
July  1706,  met  de  volgende  veranderingen: 

Art.  2.  Bequaam  om  de  kinderen  leesen,  schrijven, 
en  80  veel  doenlijk  rekenen ,  en  ook  singen  te  leeren,  en 
in  de  Religie  te  oeffenen,  on  sal  de  Deputatus  Classis 
uit  het  Quartier,  nevens  de  naast-aangelegene  Predikant 
hun  exactelyk  informeren  over  de  bequaamheid  van  de 
respective  School-meesters ,  in  de  vorengemelte  Artikel, 
en  specialyk  over  desselfs  kennisse  van  de  fondamenten 
der  Religie,  en  daar  yan  certificatie  onder  hare  handen 
moeten  verleenen,  eer  deselve  geconfirmeert  konnen 
worden. 

Art.  29.  Volgt  achter  de  woorden:  „sullen  betalen 
Schoolgelt^'  ten  minsten  voor  ses  maanden. 


249 

Bovenstaand  art.  2  is  bij  publ.  van  R.  en  St.  van  12 
Nov.  1722  eenigzins  gewijzigd.  Daarbij  werd,  aangezien 
dit  art.  niet  behoorlijk  nagekomen  werd,  aan  hen,  die 
het  regt  hadden  Schoolmeesters  aan  te  stellen,  gelast 
zich  jnist  aan  dit  art.  te  houden.  „En  opdat  dit  beter 
worde  nagekomen ,  bevolen ,  dat  alle  nieuwe  Schoolmees- 
ters verplicht  zullen  zijn ,  de  Certificatie ,  omschreven  in 
art.  2,  ter  hand  te  stellen  aan  den  Drost  van  het  quar- 
tier,  om  te  onderzoeken  of  het  voldoet  aan  den  inhoud 
vaif  gen.  art. ;  zullende  de  Drost  deze  Certificatie  zenden 
aan  Gedep. ,  om  daarna  de  betaling  van  de  tractementen 
van  de  Schoolmeesters,  door  de  Rentmeesters  te  laten 
volgen." 

V.   D. 


BIJÜR.    IV.  17 


GARDES-D'HONNEUR. 
(departement  der  monden  yan  den  ijssel.) 

No. 

1.  Sijds  Maurits  Dolleman.  Wijhe  |        vrij- 

2.  Noel  Jean  Perwez.  )    willigenr. 

3.  Floris  van  Rhijn.  Dalfsen. 

4.  Borchard  Jean  Daendels.  Zwolle. 

5.  Jacqnes  Ëusebe  Hoboken.  „ 

6.  Gaspar  Diesch.  ^ 

7.  Johannes  Bernard  Hehiridi.  , 

8.  ComeüsHemiainnis  Swijghuisen.  Olst. 

9.  Paul  Jacques  Anfmorth.  Oldenzaal? 

10.  Arend  Jacques  Schikhart  van 

Coeverden. 

11.  Pierre  Jean  Bouwens. 

12.  Jean  Herman  Tegelaar. 

13.  Sibrand  IJssel  de  Schepper.        Deventer. 

14.  Gerard  Arnold  Everts.  Almelo. 

15.  L.  H.  C.  Nilant.  Zwolle. 

16.  A.  Sandberg.  „ 

17.  J.  W.  Grap  Hellingman. 

18.  C.  Sinkelaar. 

19 Monté. 

20 Crevecoeur, 

21 van  der  Ketting.        Zwolle? 

22.    Hendrik  Willem  Greven.  Zwolle. 

23 van  Baerel. 

24 Vaase  (of  Vaessen). 


251 
No. 

25 Zwaayink. 

26 Clignet. 

27 Revius. 

28 Weiting. 

29 Roest. 

80 Sluiterman. 

81 .    Jobannes  Willem  Czaar  Jacobus  Justinus 

Metelerkamp.  Zwolle. 

Commandant:    Beaugrand,   Luitenant  der  Gendarmes  te 

Zwolle. 
Marécbal  de  logis:  Mottet. 

Vorenstaande  lijst  beb  ik  opgemaakt  uit  de  op  bet  ProT. 
Arcbief  berustende  stukken ,  betreffende  de  gardes-d^bon- 
neur.  Daaronder  bevindt  zicb,  vreemd  genoeg  en  ofseboon 
er  wel  telkens  melding  van  wordt  gemaakt,   geene  lijst 
van  de  31  personen,  die  definitief  bebben  deelgenomen. 
Ik  beb  dus  de  stukken  zelf  doorgezocbt  en   daaruit   vrij 
goed  kunnen  opmaken  welke  reclames  wel,   welke  niet 
geldig  zyn  bevonden.    De  2  eerstgenoemden  zijn  alleen 
als  vrijwilligers  opgekomen,  als  bobbende  geteekend  op 
de  daartoe  van  20  —  24  April  gedeponeerde  lijsten.    No. 
3  — 12  zijn  blijkens  besluit  van  den  Prefekt  bepaald  ge- 
designeerd.  No.  13 —  18  zijn  vrij  zeker ,  daar  er  uitgaven 
voor  bun  équipement  blijken  gedaan  te  zyn.  No.  19  —  30 
ontleen  ik  aan  een  Ëtat  des  Chevaux  de  MM.  les 
Gardes-d'bonneur   qui   ont   été   ferrés    avant 
leur  départ  deZwollepourTours.  Daarop  komen 
25  namen  voor,  namelyk  de  31  genoemde  min  No.  1,  5, 
6,  9,  31  en  14,   indien  ten  minste   Sin  kei   identiek  is 
met  No.  18,  betgeen  wel  wat  twijfelacbtig  wordt  uit  een 

17* 


252 

ander  li}8tje,  waarop  Sinkel  en  Sinkelaar  (eldera 
Sincleaur)  beide  voorkomen.  Dit  kan  echter  wel  een 
abuis  zijn,  evenals  daar  Me  tel  staat  voor  .Me  tel  er- 
kamp.  Deze  No.  31  na  is  wel  niet  zeker,  maar  toch  vrij 
waarschijnlijk. 

Bij  de  mogelijkheid  intusschen ,  dat  ik  een  enkelen  on- 
juisten  naam  opgeef,  kan  het  nuttig  zijn  te  weten,  dat 
van  de  volgenden  mij  wel  is  gebleken ,  dat  zij  aanschrij- 
ving ontvangen  hebben,  doch  niet  of  hunne  reclames, 
zoo  zij  die  ingebragt  hebben,  geldig  verklaard  zijn. 
Pierre  Christiaan  Bondam  Kampen. 

Carel  van  Rechteren  Raalte. 

G.  Slichtenbree  Deventer. 

Reinier  Alexander  IJssel  de  Schepper        „ 
Hendrik  de  Schepper  „ 

Frangois  Egon  Bönnighausen  Tubbergon. 

Voorts  dat  er  3  paarden  van  Gardes  verkocht  zijn, 
waarvan  de  opbrengst  verantwoord  wordt,  nl.  Swig- 
huisen,  Sincleaur  en  Pottere.  Dat  hier  No.  8  en 
18  bedoeld  worden  is  waarschijnlijk ,  maar  laatstgenoemde 
is  mij  vreemd. 

Ten  slotte  voeg  ik  hierbij  de  lijst  dergenen,  van  wie 
mij  vrijstelling  in  handen  is  gekomen. 


Berend  van  Lochem 

Enschedé. 

Cornelis  Johannes  Themmen 

Deventer. 

Balthazar  Tobias 

Zwartsluis. 

Johannes  Schellenberg 
Jacob  Boom 

Kampen. 
Almelo. 

Willem  Hendrik  Schimmelpennink 
Willem  Sloet  van  Westerholt 

V 

Vollenhove. 

Jean  Rodolphe  Ie  Cavalier 
Leonard  Carel  Dull 

Deventer, 
Almelo. 

253 

Berend  van  Calcar  Deventer. 

Johannes  Spree  Kampen. 

Willem  Daniel  Hubner  Kampen. 

Willem  Anno  van  Palland  Huis  Eerde. 

Hot  contingent  was  bepaald  voor  Zwolle   op  16,   De- 
venter 7,  Almelo  6  (en  Kampen  2?). 

v.  D, 


MOEST  HASSELT  TE  DEVENTER  REGT  HALEN? 


Bekend  is  de  twist  over  bovenstaande  vraag  gedurende 
een  tal  van  jaren  gevoerd,  en  telkens  ten  nadeele  van 
Hasselt  beslecht.  Bijzonderheden  dienaangaande  vindt  men 
in  den  Tegenwoordigen  Staat  III.  607  en  in  den  vorigen 
jaargang  van  dit  tijdschrift,  bl.  162. 

Eene  curieuse  bijzonderheid  kwam  mij  dezer  dagen 
onder  oogen  in  het  oude  Stadregt  van  Hasselt,  op  per- 
kament geschreven  en  in  een  groeten  foliant  gebonden. 
In  den  bladwijzer  daarop  vindt  men  met  verwijzing  naar 
fol.  LXIII  den  titel:  „Van  recht  dat  to  Deventer gehaelt 
is.'^  Maar  slaat  men  dat  folio  op,  dan  staat  er:  ^Van 
recht  dat  gehaelt  is."    De  woorden  „to  De- 

venter" zijn  met  een  mesje  weggekrabd. 

De  onderstelling  ligt  voor  de  hand ,  dat  men  vergeten 
heeft  de  gevaarlijke  woorden  ook  uit  den  bladwijzer  te 
verwijderen. 

V.    D. 


HET  WAPEN  VAN  OVERIJSSEL. 


Onjuiste  historische  voorstellingen  komen  meesttijds  op 
dezelfde  wijze  in  de  wereld  als  logenochtige  geruchten 
in  het  dagelijksch  leven.  Zoowel  bij  de  eene  als  bij  de 
andere  is  somtijds  een  voorbedacht  bedrog,  maar  meest- 
tijds slechts  een  meer  onschuldige  daad  de  oorzaak.  A. 
bespreekt  eenige  feiten  in  zulk  een  zamenhang ,  dat  daaruit 
zekere  gevolgtrekking  zoude  kunnen  gemaakt  worden ;  B. 
spreekt  die  gevolgtrekking  op  eene  nog  twijfelachtige 
wijze  uit;  C.  maakt  daarvan  een  meer  stellig  verhaal.  Zoo 
ook  in  de  geschiedenis. 

De  provincie  Overijssel  levert  daarvan  een  voorbeeld  op 
in  de  geschiedenis  van  haar  wapen.  Men  had  waargeno- 
men, dat  dit  niet  overal  voorkomt  in  denzelfden  vorm, 
maar  dat  de  leeuw  ook  wel  achter  in  plaats  van  voor 
den  stroom  geteekend  werd.  Dit  feit  ontlokte  aan  den 
heer  T.  W.  van  Marie  in  den  O verijsselschen  Almanak 
voor  Oudheid  en  Letteten  (1841,  bl.  295)  de  vraag: 
„Zouden  Ridderschap  en  Steden  het  wapen  veranderd 
hebben?"  Die  vraag  is  vrij  onschuldig;  maar  uit  het 
verband,  waarin  zij  voorkomt,  blijkt,  dat  de  geleerde 
schrijver  op  het  denkbeeld  is  gekomen,  dat  misschien 
de  regering,  nadat  ons  gewest  een  zelfstandig  bestaan 
had  gekregen,  die  verandering  had  aangebragt,  om  te 
kennen  te  geven,  dat  het  nu  niet  meer  was  eene  bezit- 
ting, welke,  van  Spanje  (of  Utrecht)  gezien,  over  de 
rivier  lag ,  maar  nu  een  Staat  op  zich  zelf  geworden  was. 


255 

Welligt  gaf  die  vraag  den  heer  J.  vanSchreven 
aanleiding  om  in  de  Korte  Geschiedenis  en  Aardrijksbe- 
schrijving van  de  provincie  Overijssel  ( 2e  st. ,  bl.  2),  na 
het  tegenwoordige  wapen  beschreven  te  hebben,  te  zeg- 
gen: ,,In  oude  afbeeldingen  van  dit  wapen  vindt  men  den 
leeuw  achter  den  stroom  geplaatst;  men  zie  o.  a.  het 
titelblad  van  Winhoffs  Oude  Landreeht,  Deventer  1559. 
Op  den  titel  van  het  Overijsselsche  Landregt,  in  1630  te 
Zwolle  uitgegeven,  ziet  men  den  leeuw  reeds  vóór  den 
stroom.  Wanneer  echter  en  om  welke  reden  deze  ver- 
plaatsing van  den  leeuw  is  geschied,  is  evenmin  bekend, 
als  de  juiste  tijd,  waarop  Overijssel  dit  wapen  heeft  be- 
komen." 

Nu  is  het  zeker  niet  gewaagd ,  te  voorspellen ,  dat  een 
volgend  geschiedschrijver  deze  opgave  aldus  zal  uitwer- 
ken: „Overijssel  bezat  reeds  in  het  Spaansche  tijdvak  en 
dus  voordat  het  tot  een  zelfstandig  gewest  geworden  was, 
een  provinciaal  wapen.  De  bewijzen  hiervan  zijn  o.  a. 
voorhanden  op  het  titelblad  van  W  i  n  h  o  f  f.  Later  echter, 
mogelijk  terstond  na  de  afzwering  der  Spaansche  heer- 
schappij, heeft  het  eene  verandering  ondergaan.  Zooveel 
is  althans  zeker,  dat  het  reeds  in  1630  in  den  gewijzigden 
vorm  voorkomt." 

De  volgende  regelen  mogen  dienen  om  in  dezen  alle 
dwaling  weg  te  nemen.  We  behoeven  daartoe  niet  de 
toevlugt  te  nemen  tot  allerlei  gissingen:  de  feiten  spreken 
duidelijk  genoeg. 

Alle  schrijvers  zijn  het  daarover  eens,  dat  men  niet 
weet,  hoe  ons  gewest  aan  zijn  wapen  gekomen  is.  Is  daarin 
wel  iets  vreemds?  Kan  eene  der  andere  provinciën  wel 
aanwijzen  hoe  en  wanneer  zij  het  hare  ontving?  Zoover 
ik  weet,  niet    Het  zijn  bijna  alle  in  zekere  mate  zinne- 


256 

beeldige  wapens,  waarin  het  eigenaardig  karakter  der 
provincie  is  afgebeeld.  Men  denke  slechts  aan  Zeeland 
met  zijne  stroomen,  aan  Utrecht  met  zijn  bisschoppelijk 
kruis,  enz.  Maar  dit  geldt  niet  alleen  voor  de  provinciën; 
bij  de  stedelijke  en  de  familie- wapens  doet  zich  immers 
hetzelfde  voor ;  slechts  zeer  weinige  gemeenten  ')  en  ge- 
slachten kunnen  aantoonen ,  op  welke  wijze  en  in  welken 
tijd  zij  een  wapen  gekregen  hebben.  Dezelfde  oorzaak  heefb 
bij  allen  dezelfde  gevolgen:  er  bestond  namelijk  geene 
magt ,  welke  de  heraldiek  aan  banden  legde ,  en  daar  nu 
eenmaal  aan  een  zegel  in  regten  eene  verbindende  kracht 
toegekend  werd,  stelde  bijna  ieder  zich  er  een  toe,  die 
van  tijd  tot  tijd  iets  te  zegelen  had.  *)  De  fantasie  schiep 
zoodanig  zegel  en  zij  wijzigde  het  dikwijls  later.  Van 
daar  dat  men  in  verschillende  tjjden  van  elkander  afwijkende 
wapens  aantreft  voor  dezelfde  gemeente  en  dezelfde  familie. 
Zoo  kan  men  b.  v.  van  Zwolle  en  Deventer  3,  van  Kampen, 
Vollenhove  en  Enschede   2   gemeente-wapens    aanwijzen. 

Iets  dergelijks  schijnt  men  te  meenen,  dat  met  het 
wapen  van  Overijssel  heeft  plaats  gehad,  hetgeen  dan 
ook ,  op  zich  zelf  genomen ,  zoo  ongerijmd  niet  zoude  zijn. 
Toch  zijn  de  feiten  in  strijd  met  zoodanige  opvatting, 
gelijk  uit  het  volgende  blijken  kan. 

Het  is  moeijelijk  om  een  genoegzaam  aantal  zegels  bij 
elkander  te  vinden,  ten  einde  langs  dien  weg  de  vraag 
te  beantwoorden.  Maar  dezelfde  dienst  kunnen  ten  deele 
munten  en  officieele  stukken  bewijzen.  Ik  zeg  ten  deele, 
omdat  ik  geen  munt  of  officieel  stuk  met  het  wapen  aan- 

')  Tot  deze  behoort  Blokzijl,  dat  in  1590  een  wapen  ontvinjf. 
(Zie  Kamper  archief,  no.  2891). 

*)  Het  is  bjjna  overbodig  hier  b|j  te  voegen,  dat  dit  niet  van 
toepassing  is  op  de  meeste  oud-adolyke  zegels,  welke  ontleend  zgn 
aan  de  figuren,    door  de  ridders  op  hunne  schilden  afgebeeld. 


257 

trof  vóór  1607,  terwijl  er  zegels  van  1594  moeten  bestaan 
en  deze  dus  iets  meer  licht  zouden  opleveren.  Immers, 
de  eerste  —  en  tevens  eenige  —  Resolutie  van  Ridderschap 
en  Steden  aangaande  dit  onderwerp ,  welke  het  mij  gelukt 
is  te  vinden,  is  deze  van  8  Maart  1594:  „Vpte  suppli- 
catie  van  den  ijser  snijder  die  des  Lantschaps  grote  segell 
Cachet  gemaect  hefft  —  Is  denselven  toegelacht  60  gl.  ende 
indien  hij  het  silver  niet  mede  daerinne  gerekent  hefft, 
sal  men  hem  geven  tseuentich  gl.  dewelcke  hem  bij  den 
borgermr.  van  Campen  Jacob  Vene  betaelt  sullen  worden." 
Opmerking  verdient  het,  dat  hier  niet  van  een  nieuw 
zegel  gesproken  wordt,  maar  van  het  groote  zegel,  als 
het  eenige  bekende ;  en  ik  acht  het  verre  van  onmogelijk, 
dat  dit  het  eerste  is  geweest,  waarvan  zich  de  regering 
bediend  heeft.  Maar  —  zal  men  zeggen  —  het  staat  toch 
reeds  op  den  titel  van  het  „Landrecht  vail  Auerrissel.  Tho 
samen  gebracht  ende  vthgelecht,  dor  Melchioren  Win- 
hoff.  öedrückt  tho  Deuenter,  Bij  Simon  Steenberch, 
Anno  1559".  't  Is  waar ,  daarop  ziet  men  een  schild  met 
een  regtszienden  leeuw,  waarover  een  stroom  heenloopt; 
maar  bewijst  dit  niet  te  veel  P  Is  het  niet  ongerijmd  aan 
te  nemen,  dat  de  provincie  een  wapen  voerde,  terwijl  zij 
nog  was  onder  de  Spaansche  heerschappij?  Vóór  dien 
tijd ,  toen  zij  nog  een  deel  van  het  Sticht  uitmaakte,  had 
zjj  er  natuurlijk  geen :  zoude  zij  dit  nu  hebben  aangeno- 
men in  zulk  een  tijd?  Waarschijnlijker  is  het  zeker,  dat 
zich  de  behoefte  er  aan  het  eerst  heeft  doen  gevoelen, 
nadat  de  provincie  een  zelfstandig  gewest  geworden  was. 
Intusschen  is  het  verre  van  onmogelijk,  dat  het  vignet 
op  den  titel  van  \V  i  n  h  of  f  —  waar  naast  hjj  duidelijkheids- 
halve  den  naam  Auer-issel  nog  eens  liet  drukken  —  de 
aanleiding  is  geweest ,  om  den  leeuw  met  den  stroom  als 


I 


.  258 

wapen  aan  te  nemen,  in  welk  geval  aan  dien  rechtsge- 
leerde de  eer  der  uitvinding  er  van  toekomt.  Immers  het 
Landrecht,  zooals  hij  het  heeft  uitgegeven,  is,  gelijk 
men  weet,  niet  op  openbaar  gezag  gedrukt;  maar  het 
voldeed  zoozeer  aan  de  behoefte  zijns  tijds,  dat  het  in 
de  praktijk  dikwijls  een  gezag  heeft  uitgeoefend,  alsof 
het  door  den  wetgever  zelven  was  vastgesteld.  Zoo  mis- 
schien ook  met  het  wapen. 

Doch  laat  ons  aannemen,  dat  Winhoff  het  wapen 
inderdaad  heeft  afgebeeld ,  en  letten  wij  er  niet  op ,  dat 
overigens  van  1559  tot  1594  op  geen  spoor  van  een 
wapen  kan  worden  gewezen. 

Zien  wij  nu  wat  uit  de  munten  blijkt.  In  1607,  1628, 
1639,  1679,  1680,  1682,  1685,  1764,  1766,  1769  de 
regtsziende  leeuw  vóór  den  stroom.  Maar  in  1607,  1659, 
1677  en  1760  staat  hij  er  achter.  Hoe  nu?  In  hetzelfde 
jaar  1607  er  vóór  op  de  eene,  en  er  achter  op  de  andere! 
En  in  1760  is  bovendien  de  leeuw  naar  de  linker-  in 
plaats  van  naar  de  regterzijde  gekeerd!  Hoe  kunnen  de 
muntmeesters  zoo  willekeurig  te  werk  zfjn  gegaan? 

Nemen  wij  dus  liever  de  ofHcieele  stukken :  landregten, 
placcaten,  publicatiën,  ordonnantiën ,  notificatiên ,  en2., 
op  last  van  do  Staten  gedrukt  en  meesttijds  met  het  pro- 
vinciale wapen  aan  het  hoofd.  Ook  voor  deze  is  het  jaar 
1607  het  oudste,  dat  mij  in  handen  viel ,  maar  weder  doet 
zich  hetzelfde  voor  als  bjj  de  munten:  in  1607  de  leeuw 
vóór,  in  1625  achter  den  stroom;  in  1655  weder  er  vóór, 
in  1677  weder  er  achter.  En  eveneens  in  1625  de  leeuw 
regtsziende  op  het  eene,  links  op  het  andere  stuk;  in 
1626  weder  regts,  in  1630  weder  links;  in  1657  regts, 
in  1676  links,  in  1693  regts,  enz.  ») 

*)     Oeiyk  men  weet,  werden  de  landdagen  beurtelings  te  Deventer , 


259 

Die  feiten  spreken  te  duidelijk,  om  eene  opzettelijke 
verandering  van  het  wapen  aan  te  nemen  en  aan  iets 
anders  dan  aan  willekeur  en  achteloosheid  te  denken.  De 
fantasie  was  in  dezen  de  eenige  wetgever:  de  een  vond 
het  wapen  fraaijer  in  dezen,  de  ander  in  genen  vorm. 
En  om  nog  wat  moer  luister  er  aan  bij  te  zetten ,  kwam 
men  reeds  in  1632  op  den  inval  om  met  eene  kroon  het 
schild  te  bedekken:  de  een  vond  eene  vijfbladerige  rid- 
derkroon  het  fraaist ,  de  ander  gaf  de  voorkeur  aan  eene 
met  3  banden  versierde ;  wat  later  (1658)  schafte  men  een 
paar  leeuwen  als  schildhouders  aan:  nu  eens  gaf  men  hun 
eene  regtlijnige  figuur  tot  voetstuk,  dan  weder  een  gras- 
veld, terwijl  de  houding  der  leeuwen  door  den  een  weder 
sierlijker  dan  door  den  ander  geteekend  werd. 

Aan  deze  willekeur  is  eerst  een  einde  gemaakt  in  het 
jaar  1819,  toen  de  Hooge  Baad  van  Adel  den  vorm  heeft 
vastgesteld  van  de  wapens  der  provinciën  en  steden.  Van 
dien  tijd  af  staat  het  eerst  vast ,  dat  de  regtsziende  leeuw 
vóór  den  stroom  moet  staan. 

Als  men  aan  het  hoofd  van  de  Prov.  Overijsselsche  en 
Zwolsche  Courant  dien  stroom  nagenoeg  in  een  faas  ver- 
anderd ziet ,  denke  men  aan  de  fantasie  van  weleer ,  die 
in  het  nageslacht  blijft  voortleven.  ') 


Kampen  of  Zwolle  gehouden;  de  op  die  yergaderingen  vastgestelde 
publicatiën  werden  gedrukt  b|j  den  drukker  der  Staten  in  die  stad, 
waar  de  landdag  gehouden  was.  Men  zoude  kunnen  meenen,  dat  de 
stempel  van  den  oenen  drukker  afweek  van  dien  van  den  anderen  en 
dat  zoodoende  de  eenheid  verstoord  werd:  maar  ook  dit  is  my  gebleken 
niet  de  reden  te  zijn  der  afwijkingen;  want  dezelfde  drukker  bezigde 
onderling  verschillende  stempels. 

*)  De  Overijsselsche  Courant  staat  hierin  niet  alleen:  wekelijks 
versch^nt  de  Deventer  Courant  met  den  adelaar  op  een  zilveren,  in 
plaats  van  op  een  gouden  veld. 


260 
NASCHRIFT. 

Zoo  nagenoeg  schreef  ik  in  Dec.  1871  (in  de  Pror. 
Overijss.  en  Zwolsche  Courant),  doch  later  gevonden  be- 
scheiden hebben  mij  doen  zien ,  dat  ik  op  sommige  pun- 
ten gedwaald  heb.  Overijssel  schijnt  wel  degelijk  reeds 
een  wapen  gevoerd  te  hebben  voordat  het  een  zelfstandig 
bestaan  kreeg.  Immers  zoowel  op  den  bodem  van  het 
lavoer  van  het  jaar  1579,  in  het  Ie  deeltje  dezer  Bij- 
dragen afgebeeld,  als  op  het  door  Cancelier  en  Raden 
reeds  in  1569  gebezigde  zegel,  komt  de  regtsgekeerde 
leeuw  achter  den  stroom  voor. 

Ik  had  ook  melding  behooren  te  maken  van  de  wijzi- 
ging, die  het  wapen  onderging,  toen  in  1798  Drenthe 
met  Overijssel  yereenigd  werd.  Dat  toen  twee  sterretjes 
aan  het  wapen  toegevoegd  werden ,  blijkt  uit  het  volgende 
besluit  van  het  Departementaal  bestuur  van  7  Aug.  1805, 
toen  beide  provinciën  weder  gescheiden  waren: 

„Op  propositie  ter  vergadering  gedaan  en  in  aanmerking 
genomen,  dat  kort  na  de  erectie  van  het  vorig  Departe- 
mentaal bestuur  uithoofde  van  de  toenmalige  Combinatie 
van  Drenthe  met  Overijssel  een  verandering  in  het  wapen 
van  het  voormalig  Overijssel  is  gemaakt,  door  hot  bij- 
voegenvantweesterretjesinhetwapenschild, 
en  geconsidereerd  daar  Overijssel  en  Drenthe  thans  weder 
gesepareerd  zijn  de  reden  voor  gemelde  verandering 
cessoerd. 

Is  goedgevonden  voortaan  weder  het  vorige  wapen  van 
Overijssel  te  doen  gebruiken  en  is  dien  ton  gevolge  den 
Expediteur  gelast  de  zegels  welke  alhier  in  het  Depar- 
tementaal huis  worden  gebruikt  conform  dit  geresolveerde 
te  doen  veranderen  en  alzo  het  gewone  Wapen  van  Over- 
ijssel ^Is  van  ouds  weder  te  gebruiken. 


261 

En  ia  wijders  geresolveerd  om  hiervan  bij  Extract  dezes 
op  de  gewone  wijze  mede  kennis  te  geven  aan  het  De- 
partementaal Hof  van  Justitie  en  hetzelve  aan  te  schrij- 
ven om  ook  de  zegels  bij  den  Hove  in  gebruik  conform 
voorschreven  geresolveerde  te  doen  veranderen." 

V.    D. 


„PAEPSCHE   SÜPERSTITIEN 
OMTBENT  DE  BE6RAVINGE  DER  DOODEN." 


„Dewijle  op  de  klachte  over  de  superstitien  omtrent  do 
begravinge  der  doden  gepleeght  de  H.  Landdrost  van 
Twenthe  heeft  geapostilleert  //Dowijle  de  plaetsen  in  desen 
niet  worden  gespecificeert  ende  andere  consideration  heb- 
ben den  Pastoren  loei  versocht  om  met  het  Ëerw.  Classis 
hierover  te  confereren."  Soo  is  dit  wederom  in  omvrage 
gebracht  ende  verstaen  dat  een  ijegelick  Pastor  soude 
aenwjjsen  wat  superstitien  bij  hoerent  gepleeght  wierden 
ende  alsoo  getoont  dat  tot 

Oldensal  cruijcen  op  de  kiste  ende  tgraf  worden  ge- 
maeckt,  ende  bij  tgraf  gebeden  worden  gedaen. 

Enschede  de  bouren  oock  noch  bij  tgraf  knielen 
hoewel  de  cruijcen  opbouwden. 

Oedtmaersheim  oock  bij  tgraf  geknielt  wordt  ge- 
lijck  mede  tot 

Hengelo  geschiet  Ende  tot 

Borne  niet  alleene  cruijcen  gemaeckt  maer  oock  bij 
tgraf  geknielt  wordt  ende  6  k  7  tonne  gedroncken.  Tot 

Wierden  biddense  oock  in  de  Herberge. 


262 

Weerselo  wordt  bg  tgraf  gebeden. 

Degnekamp  wordt  in 't  huis  gebeden  voor  de  afge- 
storven ziele  ende  naestvolgende  dode. 

Rij 8 8 en  wordt  bij  tgraf  gebeden,  ende  cruijcen  met 
de  schoppe  gemaeckt. 

Marckelo  wordt  bij  tgraf  gebeden. 

Tubbergen  biddense  bij  tgraf  ende  in  de  herberge. 

Losser  wordt  gebeden  bij  't  lijck  in  huijs  op  den 
weghe  wanneer  ijemant  tlyck  ontmoet,  soo  geschiet oick 
op  den  kerckhoff. 

Oock  de  Broederen  des  Classis  uijt  Zallandt  getuijgen 
onder  harer  gemeinten  het  quaet  mede  te  schuijlen; 
wmi  tot 

Ho  Item  wordi  bij  't  graf  geknielt  ende  in  de  Her- 
berge gebeden;  en  tot 

Wesepe  wordt  gebeden  in  't  huijs  bif'tlyck,  op  den 
Kerckhoff  ende  inde  Herberge ,  ende  daer  worden  omgeen 
met  de  Schoppe  gemaedct. 

Tot  B  a  t  h  m  e  n  heeft  de  Schoutes  aengenomen  dit  quaet 
te  removeren. 

Ende  staet  Verders  te  vermoeden  dat  in  alle  plaetsen 
het  knielen  en  bidden  ten  minsten  in  de  Huijsen  bij  't 
lijck  geschiet. 

Sullen  daerom  Depp.  de  novo  dit  werck  den  Drosten 
van  Zallandt  ende  Twenthe  remonstreeren  ende  weeringe 
deeser  superstitien  versoecken." 

(Handelingen  der  Synode  van  Overjjssel  2  en  3  Mei 
1677.  In  1678  werden  de  klagten  over  dit  onderwerp  in 
de  Synode  herhaald.  In  1679  schijnt  er  een  verbod  door 
den  Drost  uitgevaardigd  te  zijn.) 

V.    D. 


VEREERING  VAN  GESCHILDERDE 

■ 

GLASVENSTERS  DOOR  DEN  RAAD  VAN  KAMPEN, 


1625,  8  Oct.  Borgemeijster  Jan  Loussen  wordt  geor- 
deneert  uit  syn  kaemer  te  betaelen  an  den  glaesemaeker 
het  geit  van  sodanich  glas,  als  J'  Johan  van  Haeften,  met 
believent  yan  een  Eers.  Raedt,  op  de  naeme  ende  met  het 
wspev  van  de  Stadt  van  Campen,  op  sijn  huis  te  Putten- 
stein  heeft  doen  setten.    (Apost) 

1627,  8  Febr.  Is  bg  Schepenen  ende  Raedt  geordi- 
neret,  datt  de  negentich  CarL  gulden,  an  Geerijt  Janssen 
Glaesemaecker  betaelt,  wegen  een  glas  op  de  naeme  der 
stadt  van  Campen  in  de  kercke  van  Dalfsum  gestelt, 
wederom  wt  het  overschot  van  de  kamer  vande  £L  Jan  Lous- 
sen sullen  gerestitueret  ende  vergoedet  worden.    ( A  p  o  s  t. ) 

1628,  15  Mei.  Op  het  versoeek  van  de  kerckenraet 
der  gereformeerde  kercke  bmnen  Oldenzeel ,  versoeckende 
een  glas  in  haere  Gasthuijskercke,  van  twelf  daler ,  mede 
op  het  versoeck  van  de  gemeente  van  Wesepe,  wesende 
insgelyckes  een  petitie  van  twelff  daelder  voor  een  glas 
te  setten  in  haere  nieuwe  weme,  was  geapostilleert : 
Schepenen  ende  Raed  ordonneren  den  coUecteur  Hendrick 
Sterck  to  betaelen  aen  toonder  dezer  requeste ,  de  somme 
van  24  daelder,  vuijt  die  Ecclesiastique  Camer  der  heer 
Tengnegel.    ( A  p  o  s  t. ) 

1630,  2  Maart.  Voert  hebben  Schepenen  ende  Baedt 
geresolueert,  vuit  het  auerschot  van  de  Camer  van  den 
£d.  Tegnegel  an  Simon  Lambertsen,  glaesemaecker  sul- 
len betaelt  worden,  alsodanige  140  Car.  g.  als  denseluigen 


264 

competerende  sijn,  wegen  deser  stadt  Campens  glaes  inde 
Broeder  korcke  gestelt  weesende.  (Resol. ) 

1630,  11  Maart.  Hebben  die  E.  Albert  Hoff,  Wolter 
Jansen  Westrinck, .  Marten  Alberts ,  Johan  Louwsen,  ende 
Johan  Jacobsz  Vene ,  als  specialicken  bij  Schepenen  ende 
Raedt  hijr  thoe  geauthoriseert  weesende,  met  M'  Ar  ent 
Joosten,  Peter  Kempe  ende  Simon  Lambertss  Glaese- 
maecker ,  gehandelt  wegen  het  maecken  ende  setten  van 
een  Raedes  glaes  inde  Broeder  Kercke  ende  sullen  die 
seluige  desfals  vander  Stadt  hebben  te  genieten  die  somme 
van  hondert  en  vijftich  Car.  guld.  (Resol.) 

1635,  4  Febr.  Opt  versoeck  van  den  kerckenraet  van 
Schenckerschanse  hebben  Schepenen  ende  Raedt  in  haer 
Eerweerde  nieuw  gebouwde  kercke,  ingevolch  van  de 
andere  Leeden  dezei*  Prouincie,  vereert  met  een  glaes, 
zoe  vuit  de  Camer  deser  stadt  de  A^  1634  sal  betaalt 
worden.    (Resol.) 

1637,^12  Dec.  Hebben  Schepenen  ende  Raedt  deser 
Stadts  Cameners  geordonnert ,  aen  een  glaesemaecker  van 
Deventer  te  betaelen  dertich  Car.  gl.  voirt  maecken  van 
een  dubbelt  glaesz  ten  huijse  van  de  Scholtes  Wilckes 
toe  Gist  ende  waermede  haer  E.  Achtb.  belieft  heeft  den 
voirsz.  Scholtes  te  begunstigen.  ^Apost.) 

1640,  21  Febr.  Hebben  Schepenen  ende  Raedt  opt 
verseuck  van  Henrick  Holt,  Scholtes  van  der  Hardenberch 
hem  vereert  met  een  glaes  in  zijn  nieuw  gebouw.  ( A  p  o  s  t. ) 

1640,  1  Aug.  Op  het  verzueck  van  M' Willem  Angel, 
hebbende  met  voorgaende  consent  van  Schepenen  ende 
Raedt ,  een  glas  met  het  Stadt  Campens  waepen  in  sijne 
voorgevel  doen  stellen,  geordonneert  dat  hetselve  vijt  de 
Ecclesiastique  Camer  vande  E.  Reijner  Heuricx  sal  wer- 
den betaelt.    (Apost.) 

1640,  12  Sept.     Hebben    Schepenen    ende   Raedt    opt 


265 

versoeck  vande  magistraet  der  stadt  Oldenzeel  die  eelve 
een  glas  vereert  in  de  groote  kercke  aldaer,  om  vuijt  de 
Ecclesiastique  Camer  van  de  E.  Reyner  Henrixz.  voldaen 
te  worden.    (Apost.) 

1644,  21  Aug.  De  huijs vrouwe  van  B"  Vos  tot  Vbl- 
lenhoe,  is  wegen  een  gemaeckt  glas  inde  kerek  op  Wan- 
nepervene,  met  het  wapen  deser  Stadt  Campen,  geordon- 
nert  te  ontfangen  vuitte  Ecclesiastique  Camer  vander  E. 
Ingen  twee  en  veertich  Car.  gl. 

Noch  is  deselue  geordonnert  te  ontfangen,  veerthijn 
Car.  gl.  wegen  een  gemaeckt  glas  bij  harer  v.s.  eheman 
ten  huise  van  Hubert  Glabeecke,  weerdt  ander  Swarte 
sluijse,  gestelt  weesende,  te  ontfangen  vuitte  Camer  deser 
stadt  in  welckers  Jaers  het  glas  gestelt  ofte  gesettet  is. 
Is  in  den  jaere  1644  gestelt.  Ergo  de  betaelinge  vuit 
den  seluen  Jare  gedaen  te  worden.    (Apost.) 

1645,  4  Nov.  Hebben  Schepenen  ende  Raedt  de  Ec- 
clesiastique Camer  der  E.  Ingen  geordonneert,  vuit  sijn 
auerschott  tè  betaelen  aon  Christiaen  Borchaert,  glase- 
maecker ,  Achtljn  Car.  gl.  wegen  een  gemaeckt  glaes  van 
de  stadt  Campen,  in  de  kercke  van  Campervene.  (Apost.) 

1646,  18  Juli.  De  Ecclesiastique  Camer  der  E. 
Brouwerius  is  geordonneert  te  betaelen  vuit  sijn  Camer, 
soeuen  en  soeuentich  Car.  gl.  10  st.  wegen  een  glaes 
soer  ter  eere  van  de  stadt  Campen  in  de  kercke  toe  Raelte 
gestelt  is.    (Apost. ) 

1648,  13  Febr.  Hebben  Schepenen  ende  Raedt  opt 
versoeck  van  de  kerckmeesteren  des  stedeken  Enschedé 
de  selue  in  hare  kercke  vereert  met  een  nij  glaes.  (Apost. ) 

1649,  5  Aug.  Opt  versoeck  van  de  Regierders,  pre- 
dicant  ende  Ouderlingen  der  Gemeente  van  de  Swartslujjg, 
waer  bij  van  de  drie  steden:  Deventer ,  Campen  en  SwoU 

BIJDR.    IV.  18 


266 

wort  begeert  een  glas  in  de  nieuwe  yergrotinge  yan  haer 
kerck.    Was  geapostilleerd : 

Schepenen  ende  Raedt  hebben  van  wegen  de  Stadt  van 
Campen  Supplianten  in  dit  haer  versoeck  gewilvaret, 
( A  p  o  s  t. ) 

1645,  30  Aug.  Hebben  Schepenen  ende  Raedt  gere- 
solveert  ende  goetgevonden,  dat  uit  het  averschot  van  de 
Camer  van  Burgem.  Rijnvisch,  sullen  betaelt  worden,  al- 
Bodanige  glasen  als  int  sael  van  H  weeshuijs  met  de  wa- 
penen van  een  Achtb.  Magistraet  en  van  haer  £d.  Secre- 
tarien  gemaeckt  sijn,  als  mede  tgeene  van  ramen  ende 
ander  verciringe  van  de  voirsz.  sael  gedaen  is. 

V,   V. 


WILLEM   NAQGE. 


Deze  Oyerijsselsche  geschiedschrijver  had  tot  vader 
Wilhelmus  Nagge,  als  proponent  te  Twello  tot  de  pre- 
dikdienst  geroepen  in  1601  en  overleden  1637.  Hij  volgde 
zijnen  vader  in  1638  te  Twello  op ,  huwde  met  Catalina, 
dochter  van  den  Schout  van  Holten  en  Bathmen  Willem 
Berdenis  en  van  Hilleken  Oolbeke,  werd  in  1650  weduw- 
naar, in  1685  emeritus  en  overleed  in  1690.  Van  zijne 
afstammelingen  zijn  Willem,  Herman  en  Frederika  jong 
overleden;  zijne  dochter  Hillegonda  huwde  in  1680  met 
Lubbertus  Elberti,  predikant  te  Loenen  op  de  Yeluwe; 
eene  tweede  dochter  Willemina  huwde  in  1676  met  Oijs- 
bert  Vastenouw  en  overleed  1677;  en  de  derde  dochter 
Christina  Nagge  trouwde  in  1650  met  Henricus  Elberti, 
Verwalter  Scholtus  en  Ontvanger  van  het  ambt  Voorst, 
broeder  van  Lubbertus  bovengenoemd. 


267 

De  oudste  Willem  Nagge  was  schrijver  yan:  „Tuba 
Dei.  Auctore  W.  Nagge.  Davent.  1608.  4«"  (Cat.  H.  W. 
Tydeman  V.  no.  411.)  en  van  „Censuro  ofte  Ordel  Wil- 
helmi  Nagge,  over  de  Beroepinghe  der  Kercken-Dienae- 
ren ,  aen  . . .  Reinhervm  van  Rensen  der  beider  Rechten 
Licentiaet,  ende  Ghedeputeerde  des  Betuschen  Quartiers 
in  den  Furstendom  Gelre . . .  Ghedruct  by  den  Autheur 
selfs  Anno  1616."  (Meulman  n^  1431).  Hield  de  schrij- 
ver er  dan  in  zijne  pastorie  eene  drukkerij  op  na?  Dat 
is  niet  wel  te  denken. 

Door  den  tweeden  Willem  Nagge  zijn  op  18  April 
1645  aan  R.  en  St.  van  Overijssel  eenige  historische  aan- 
teekeningen  aangeboden  om  gedrukt  te  worden.  Daar  juist 
in  dien  tijd  ten  Have  bezig  was  met  zijne  kaart  van 
Overijssel ,  houd  ik  het  er  voor,  dat  dit  de  „Korte  beschrij- 
vinge  van  Overijssel"  was,  welke  men  aantreft  op  folio 
bladen  aan  één  kant  gedrukt,  doch  die  men  gewoon  is 
tot  omstreeks  het  jaar  1700  te  brengen,  dat  in  ieder  geval 
onjuist  is.  Wel  kan  het  zijn ,  dat  zij  gedrukt  zijn  te  gelijk 
met  den  door  de  Lat  bezorgden  druk  van  ten  Havens 
kaart  in  1745. 

Het  groote  werk  van  dezen  zelfden  Nagge,  omstreeks 
1678  door  hem  voltooid,  bevattende  eene  geschiedenis 
van  Overijssel  in  zes  deelen ,  is  tot  dus  verre  onuitgege- 
ven. Dumbar  betreurt  dit  in  de  voorrede  van  het  Ie 
deel  zijner  Analecta,  waarin  hij  van  denizelfden  schrijver 
uitgaf  eene  Historia  Hollandica,  loopende  van  826  —  1197, 

Het  bovenstaande  moge  strekken,  om  de  schaarsche 
en  verwarde  berigten  aangaande  N.  eenigzins  aan  te 
vullen  en  te  verbeteren. 

V.  n. 


18* 


' 


6ESLACHTKUNDIGE  AANTEEKENIN6EN. 


KNOPPERT 

Hermannus  van  den  Tweenhuijsen,  anders  geseijdt  Knop- 
pert  1358.  Ux.  1374  ....  van  Vilsteren.  Bij  haar  3 
kinderen : 

1.  Hermannus  Knoppert  van  den  Tweenhuijsen.  Ux. 
1405  Susanna,  d'.  van  Jan  Hendriks  van  Ulsen  en 
Jutte  Wissen.    Kinderen    A. 

2.  Wibbe  Knoppert  van  den  Tweenhuijsen  had  bij  N.  N. 
eene  dochter  Aleid  Knoppert,  omstreeks  1472  kinder- 
loos f. 

3.  Hendrik  Knoppert  van  den  Tweenhuijsen,  denkelijk 
Pander  van  Zalland  1435,  Rigter  te  Colmschate  1442. 
Had  bij  N.  N.  geen  kinderen.* 

A.  - 

1.  Hermannus  Knoppert  f  kinderloos. 

2.  Mr.  Henricus  Knoppert,  Heer  van  den  Tweenhuijsen, 
beleend  met  de  Mole  ten  Lare  1473,  Rector  der 
Zwolsche  öchool  1477,  Burgem'.  te  Zwolle  1482. 
f  12  Aug.  1499.  Tr.  a.  Gertrudis  Boethis  Jans  doch- 
ter, bij  wie  3  kinderen :  Hermannus,  f  jong,  Hen- 
ricus, predikheer  te  Zwolle,  en  Gertrudis,  in  1493 
getr.  met  Petrus  Kruijse,  Schultus  van  Kampen  (f 
1553).  Hertr.  h,  in  1477  Aleida  Kruijse  (wier  moe- 
der van  der  Vecht),  f  1530.  Kinderen  uit  dit  2e 
huwelijk  B. 


269 

3.  Alfert  of  Albert   Knoppert  kinderloos    f  omstreeks 

1472. 
B.  — 

1.  Thomas  Kn.  f  jong. 

2.  Thomas  Kn.,  Burgem'.  te  Zwolle  1509—1544,  op  1 
Sept.  1500  na  doode  zijns  vaders  beleend  met  de 
M^olen  ten  Lare  en  f  1544.  Tr.  Margaretha  van 
Roederlo  (wioV  moeder  Kruijse),  die  nog  leeft  1553. 
Kinderen    C. 

3.  Susanna  Kn.,  geb.  1479,  Mater  in  Clarenwater,  f 
1552. 

4.  Lubbertus  Kn.  f  kinderloos. 

5.  Judith  (Jutte)  Kn.,  geb.  1487.  Tr.  Johan  van  den 
Have,  Burgem'.  te  Deventer  en  f  kinderloos   1548. 

6.  Margaretha  Kn.,  f  kinderloos.  Tr.  a.  J'.  .  .  .  van 
Vorden.  h.  J'.  Jurrien  van  Eckveld,  Pruissisch 
Edelman. 

7.  Hermannus  Kn..  J.  U.  D.,  studeerde  te  Parijs,  Tou- 
louse  on  Valenciennes  in  Dauphiné,  Cansellier  van 
den  Hertog  van  Gelderland  en  na  diens  dood  van 
Maria,  Koningin  van  Hongarije.  Hij  f  1547.  Tr. 
Zondag  na  S.  Marten  1530  Lutgard,  d'.  van  Wolf- 
gang van  Ittersum  tot  Gerner  en  van  Lubberta  van 
Ir  the.  (Lutgard  leeft  nog  1577.)  Kinderen  CC.  Nog 
had  hij  2  natuurlijke  kinderen  :  Andries  en  Hendrika 
Kn.,  de  laatste  gehuwd  met  Gerardus  Gujjlicker. 

8.  Jan  Kn.,  voor  1487  getr.  met  Aleid  SplijtlofF,  bij 
welke  geen  kinderen.  Hij  woonde  te  Deventer. 

9.  Alfert  (Albert)  Kn.  Tr.  Aloidis  .  .  .  .,  bij  welke 
geen  kinderen. 

10.  Henricus  Kn.,  Licentiaat  in  de  beide  regten,  studeerde 
ie  Poitou,  f  te  Parijs  1521.  Had  bij  N.N.  een  zoon, 


270 

Albertus  Kn.,  J.  U.  D.,  Raadsheer  des  Eonings  ^an 
Denemarken,   Professor   te   Koppenhage,   gedood  te 
Leuven  16  Maart  1577. 
C.  .     — 

1.  Henricus  Kn.  f  kinderloos. 

2.  Joannes  Kn.  f  kinderloos. 

3.  Lubbertus  Kn.  f  kinderloos. 

4.  Thomas  Kn.  de  01de,  Schepen  te  Zwolle  1559,  f 
voor  April  1595.  Tjr.  voor  1563  Anna,  d'.  van  Jan 
Mulert  tot  Voorst  en  Theodora  van  Dedom.  Zij  f 
na  April  1595.  Kinderen   D. 

CC.  — 

1.  Aleidis  Kn.  geb.  1532.  Tr.  Lubbert  van  Windesheim, 
zoon  van  Jacob  en  Johanna  van  Rensen.  Zij  f  kort 
voor  1597. 

2.  Carolus  Kn.  geb.  1533  (zijn  peet  de  Hertog  van 
Gelre.  doophouder  Marten  van  Rossem,  1558  Raad, 
Burgem'.  te  Zwolle,  f  1*582.  Tr.  1558  Anna,  d'.  van 
Jan  van  de  Vechte  en  Conrada  Kreijnck.  Zij  leeft 
nog  1578.  Kinderen :  DD. 

3.  Elizabeth  Kn..  geb.  1534  (Meter  Elizabeth  van  Bruns- 
wijk,  Hertogin  van  Gelre).  Tr.  Bitter  van  Marek 
(van  der  Marsch?) 

4.  Henricus  Kn.  geb.  1537,  studeerde  te  Keulen,  Leu- 
ven, Parijs,  Orleans  en  Bourges,  promoveerde  tot 
Licent.  in  beide  regten.  Burgem'.  te  Zwolle  1565, 
t  1587.  Tr.  a.  .  .  .  Polman,  h.  Gertrudis  te  Boecop, 
dr.  van  Jan  en  Joanna  van  Voorn,  in  1574.  Zij  her- 
trouwt 3  Oct.  1591  Hopman  Coenraad  Coenorsen,  die 
zelf  in  Junij  1601  hertrouwt.  Kinderen  uit  het  2e 
huw.  van  Kn. :  DDD. 

5.  Wolfgang  Kn.,  geb.  1539,  f  1550. 


271 

6.  Herman  Kn.,  gob.  en  f  1642. 

7.  Jan,  nu  gesoijd  Hermannus  Kn.,  Sehout  te  Zwolle 
1573  en  1602—13.  In  1597  Cameraar  en  Schepen. 
Tr.  1578  Sofia  ten  Bussche  (wier  moeder  Kreijnck) 
en  t  Nov.  1613.  Kinderen  DDDD, 

8.  Judith  Kn.     Tr.  Ernst  .  .  .    ' 
D.  — 

1.  Elizabeth  Kn.  Tr.  te  Zwolle  9  April  1594  J'.  Ernst 
van  dor  Lawijck,  Cap".  (moedor  v.  Brienen.) 

2  Anna  Kn.,  f  na  Mei  1599.  Tr.  3  Junij  1589  J'. 
Arend  van  der  Lawijck,  Burgem'.  te  Zwolle  (moeder 
V.  Brienen),  die  f  1605. 

3.  Joanna  Kn.  Tr.  Thomas  Oving  (moeder  v.  Lawijck). 

4.  Oertrudis  Kn.  Tr.  1582  J^  Jan  van  Haersolte  tot 
de  Leomkule,  Cap°.  (f  1604.) 

5.  Thomas  Kn.  de  Jonge,  Burg',  te  Zwol,  aan  de  Visch- 
poort.  f  voor  24  Mei  1637.  Tr.  Julij  1586  te  Campen 
Elizabeth  van  Uilenbroek  (moeder  v.  Wilsum).  Kin- 
deren E. 

6.  Theodora  of  JuflFer  Diederick  Kn.  Tr.  3  Aug.  1585 
Jan  van  Rijswijck,  Luit.  Colonel,  Commandeur  van 
Zwolle  (moeder  v.  Heeckeren).  Beiden  leven  nog  1612. 

7.  Margaretha  Kn.  Tr.  6  Doe.  1586  te  Zwolle  Hertoch 
van  Rijswijck,  Landdrost  van  Medemblik. 

8.  Gorardus  Kn.  tot  Oosterholt.  Tr.  18  Febr.  1593 
Henrica  van  Haersolte  (moedor  v.  Holte).  Kinderen: 
EE.  —  In  Oct.  1604  afgekondigd:  öerhard  Kn.  en 
Juffer  Dorothoa,  d'.  van  Johan  van  Lear,  doch  op 
don  kant:  „Sponsus  obiit". 

9.  Aleid  Kn.  Tr.  Arend  van  Haersolte,  Burgem'.  te 
Kampen. 


^ 


allen  f  jong. 


27? 

DD. 

1.  Herman  Kn. 

2.  Honrik  Kn. 

3.  Wolfgang  Kn. 

4.  Elizabeth  Kn. 

5.  Hendrik  Kn. 

6.  Oertrudis  Kn.  f  ^^  Jwljj  1615.  Tr.  27  Junij  1590 
Gerardus  Looso,  Bu^gem^  te  Zwolle  (f  1610). 

7.  Margaretha  Kn.  Tr.  .  .  .  van  Vordon  (moeder  Gruit- 
huis).  Mogelijk  is  zij  ook  Grete  Kn..  getr.  met  Derk 
Keiler,  van  wie  9  Juljj  1626  te  Zwolle  oen  kind 
gedoopt. 

8.  Jan  Kn.  f  voor  Junij  1626.  Tr.  te  Zwolle  24  Oct. 
1598  Mechtelina,  d^  van  wijlen  Godert  Splijtloff,  bij 
wie  3  kinderen :  Gerardus,  kinderloos  f  in  den  oorlog 
tegen  de  Turken;  Anna,  in  Junij  1626  te  Deventer 
getr.  met  Jo'.  Isaac  de  la  Currée,  Luitenant  van  den 
Ritm'  Beaumont  te  Zutphen ;  en  Carolus  Kn.,  bene- 
den zijn  stand  gehuwd,  doch  kinderloos  f.  (Denke- 
is  deze  Carel  Kn.  die  7  April  1662  als  wed',  en  mili- 
terende  onder  Col.  Haersolte  hertr.  met  Hendrickien 
Berents,  wed.  Jan  van  Soest.)  Op  23  Mei  1617 
komen  Herbert  Splijtlof  en  Jan  Kn.  voor  als  erfgen. 
van  Christina  v.  Velthuizen. 

DDD.  — 

1.  Henrick  Kn.  de  01de.  Tr.  te  Deventer  10  No v.  1605 
Sofia,  d'.  van  Macharius  van  Oldoneel  in  de  Assen- 
straat en  Anna  Kockman.    Kinderen :  ËËE. 

2.  Hermannus  Kn.    f  te  Douay,   denkelijk   voor  1613. 

3.  Joanna  Kn.    Tr.  1  Fobr.  1600  Jhr.  Derk  van  Dongen 
Beiden  f  voor  1613,  kinderen  nalatende. 

4.  Joannes  Kn»  f  jong. 


273 

5.  Wolfgang  (Wolf)  Kn.,  Heer  van  den  Vrijhof  Tr. 
te  Zwolle  Aug.  1615  Christina,  d'.  van  zal.  Reinier 
van  Lievendael  (moeder  v.  Ittersum).  Kinderen  uit  dit 
huwelijk:  EEEE.  Hertr.  31  Dec.  1642  te  Kampen  Geer- 
truid  Mulert  tot  Camferbeke,  wed.  Thijs  Hoolboom. 
DDDD.  — 

1.  Agnes  Kji.,  f  1  jaar  oud. 

2.  Lutgardis  Kn.  Tr.  3  Nov.  1607  Johan  Yseren,  zoon 
van  zal.  Andreas,  wonende  te  Zutphen. 

3.  Bertha  Kn.,  geostol.  dochter. 

4.  Jan  Kn.  Benedictijn  in  de  Abdij  van  Panthaloon  te 
Keulen. 

5.  Hendrik  Kn.    j 

6.  Rutger  Kn.     |  jong  f» 

7.  Hermen  Kn.    1 

8.  Elizabeth  Kn.  devota. 

9.  Egbert  Kn.  onder  de  Cavalerie  in  den  Elzas  aan 
de  pest  f. 

10.  Agnes  Kn.  jong  f. 

11.  Carolus  Kn.  f  aan  de  pest  1618. 

12.  Hendrik  Kn.  Capucijn,  f  te  Zooten  (?) 
E.  — 

1.  Thomas  Kn.  f  jong. 

2.  Henrick  Kn.  aan  de  Vischpoort.  Tr.  te  WijheAug. 
1642  Arnolda,  d'.  van  Henrik  Kn.  den  Olden  en  S. 
van  Oldenoel.  Hij  f  voor  29  Doe.  1670.  Kinderen  F. 

3.  Aaltjon  Kn.  f  27  j.  oud. 

4.  Joanna  Kn.  geestel.  dochter. 

5.  Thomas  Kn.  Luitenant,    kinderloos  f  te  Venlo  1634. 

6.  Anna  Elizabeth  Kn.  Tr.  April  1619  J'.  Wol  ter  van 
Hoëvell  tot  Hoickink,  nagel,  zoon  van  Johan  v.  H. 
Beiden  leven  nog  1657. 

7.  Joanna  Geertruid  Kn.  f  voor  25  Mei  1668. 


274 

EE. 

1.  Thomas  Kn.,  f  jong. 

2.  Joannes  Baptista  Kn.  tot  Oostorholt.  Cap".  Tr.  Dec. 
1629  Margaretha,  d^  van  Ernst  van  der  Lawijck  en 
Elizabeth  Knoppert,  geb.  omstr.  1602,  f  11  Mei  1646. 
Kinderen :  FF. 

3.  Margaretha  Kn.  Tr.  26  Julij  1625  te  Zwolle  Claas 
Romboutsen  van  Amsterdam,  Yaandrager  van  Com- 
mandeur Rijswijck. 

EEE.  — 

1.  Henrick  Kn.  de  jonge.  Tr.  te  Heino  Febr.  1639 
Sofia,  d'.  van  zal.  Johan  Yseren  en  Lutgardis  Knop- 
pert.   Kinderen:  FFF. 

2.  Arnolda  Kn.  Tr.  Aug.  1642  te  Wijhe  Henricus 
Knoppert  aan  de  Vischpoort. 

3.  Gertrudis  Kn. 

4.  Macharius  Kn.,  f  aan  de  pest. 

5.  Hermannus  Kn.  tot  den  Passé,  Burgem'.  te  Zwolle. 
Tr.  Anna  van  Yseren,  zuster  van  Sofia  bovenge- 
noemd.   Kinderen :  FFFF. 

EEEE.  — 

1.  Henricus  Kn.,  Heer  van  den  Yrijhof,  Landdrost  in 
't  Graafschap  Bergh,  f  te  Zwolle  voor  1  April  1699. 
Tr.  6  Aug  1648  Johanna  Wilhelmina  van  Uijter- 
wijck  (moeder  v.  Doetinchem),  begr.  in  Mich.  kerk 
13  Aug.  1704.    Kinderen:  FFFFF. 

2.  Anna  Kn.  geestel.  dochter,  f  1676. 

3.  Sofia  Gertrudis  Kn.    geestel.  dochter. 

4.  Maria  Magdalen.  Kn.  geestel.  dochter. 

(Op  29  Oct.  1701  is  in  Bethl.  kerk  te  Zwol 
begr.  jufter  Knopperts,  zijnde  een  klopjen,  en  op 
11  Aug.  1703  in  Mich.  kerk  de  geestel.  juffer 
Knopperts.     Welligt  ziet  dit  op  3  of  4. 


i 


275 

5.  Reinier  Kn.,  Burgem'.  te  Zwolle.  Tr.  10  Febr.  1666 
te  Zwolle  Maria  Gerardina,  d'.  van  Hendrik  Bruijns 
en  Margaretha  Stuerman.  (Gerardina  Bruijns  ter 
Brugge  staat  in  Huw.  Reg'.)  Zij  is  mogelijk  dezelfde 
als  Godelina  Bruijns,  wed.  Klnoppert,  die  4  Oct. 
1679  te  Zwolle  hertr.  met  J'.  Hendrik  Alexander 
Bruijns.    Kinderen:  FFFFFF. 

F.  — 

1.  Thomas  Henricus  Kn.  Jezuit  1665  f  *©  Trier  in 
het  noviciaat. 

2.  Elizabeth  Geertruid  Kn.  beleend  1670.  Tr.  11  Nov. 
1676  op  het  stadhuis  te  Zwolle  Evert  Gansneb  gen'. 
Tengnagel,  wed',  van  M.  G.  van  Twickolo,  die  voor 
29  Jan.  1690  haar  als  wed.  nalaat.  Zij  is  29  Julij 
1697  (?)  in  Mich.  kerk  begr. 

3.  Macharius  Kn.,  f  jong. 

4.  Jan  Macharius  Kn.,  Vaandrig,  f  1724. 
FF.  — 

1.  Gerardus  Kn.  tot  Oosterhol t,  Majoor  te  's  Ilage. 
Tr.  Aleida  Lomein ,  d'.  van  den  Luchtonborgh.  Kin- 
deren :  G. 

2.  Ernestus  Kn.  Luit.  Col.,  tweeling  met  n'.  1,  f  21 
Febr.  1701.  Tr.  juffer  .  .  .  van  Voorburg  (moeder 
Vredenburg),  f  2  April  1702. 

3.  Elizabeth  Kn.  Tr.  Luit.  Jan  Ovinck  (moedor  Bar- 
bara  van  der  Lawjjck.)  Beide  f  na  1662. 

4.  Hermannus  Kn.  f  kinderloos. 

5.  Anna  Kn.  beneden  haren  stand  getr. 

6.  Ernestina  Kn. 

7.  Hendrina  Kn.,  ged.  26  Febr.  1628. 

8.  ,  ,        ,        4  Junij  1629. 


276 

FFF. 

1.  Maria  Lutgardis  Kn.  f  20  j.  oud. 

2.  Sofia  Gertrudis  Kn.,  devota.  " 

3.  Maria  Elizabeth  Kn.  Tr.  1676  Jan  Willem  van 
Westphalen  toe  Furstenbergh  (moeder  Clara  Pad- 
burgh). 

4.  Macharius  Henricus  Kn.  Tr.  29  April  1699  Maria 
Margaretha  van  Montfoort.  De  vrouw  van  Macha- 
rius Kn.  in  de  Koestraat  te  Zwolle  15  Jan.  1709  begr. 

5.  Herman  Kn.  tweeling  met  n'.  4,  f  jong. 

6.  Joannes  Franciscus  Kn.  f  te  Kampen  14  j.  oud. 
FFFF.  — 

1.  Maria  Lutgardis  Kn.  f  jong. 

2.  Jan  Franciscus  Kn.  f  1^18  kinderloos. 

3.  Maria  Geertruid  Kn.  begr.  te  Zwolle  2  April  1706. 
Tr.  Frans  Palick  van  Oldeneel. 

4.  Hendrina  Kn.  Tr.  Cornelis  Simon  van  Dootinchem. 
Zij  f  voor  1718  kinderloos. 

FFFFF.  — 

1.  Albertus  Francis  Joseph  Kn.  Heer  van  den  Vrijhof, 
geb.  31  Mei  1649.  Tr.  20  Jan.  1677  Maria  Gertru- 
dis, d'.  van  Cornelis  van  Doetinchem  tot  Rande  en 
Amolda  van  Oldeneel.    Kinderen    GG. 

2.  Maria  Christina  Kn.  geestel.  dochter,  3  Dec.  1723 
te  Zwolle  begr. 

3.  Engelbertus  Kn.  geb.  23  Mei  1652.  Tr.  Henrica 
van  Ëgmond  Vanenberch,  d'.  van  •  Egbertus.  Kin- 
deren: GGG. 

4.  Franciscus  Kn.  geb.  7  Mei  1658.    Jczuit  1675. 

5.  Jan  Aloysius  Kn.  geb.  18  Nov.  1659.  Tr.  14  Jan.  1689 
Anna  Christina  Grotenhuijs,  die  echter  1711  reeds 
wed.  was  van  Joan  Albert  Hackfort  tot  het  Veenhuis, 


277 

bij  wie  eene  dochter,  Antonetta  Kn.,  getr.  met  Daniel 
Frederik    Coesrüchter.     Maria    Jannetta   Kn.    heet 
echter  in  1711  hun  eenig  kind. 
FFFFFF.  — 

1.  Wolfgang  Kn.  f  jong. 

2.  Margaretha   Maria   Kn.     Tr.    Herman  Henrick  van  • 
Buijninck,  waarvan  public,  te  Emmerik  16  July  1692. 
Zij  t  1733. 

3.  Hendrik  Jan  Kn.  Heer  yan  de  Blankena,  geb.  1670, 
t  13  Julij  1753.    Tr.  25  Nov.  1699  Maria  Clara  Sofia 

♦      van  Westphalen  tot  Furstenbergh,  d'.  van  J.  W.  v. 
F.  en  M.  E.  Knoppert.  f  28  Jan.    1714.    Kinderen 
GGGG. 
G.  — 

1.  Daniel  Kn.  Luitenant,  f  inde  Approches  van  Maas- 
tricht 1676. 

2.  Ludovicus  Kn.  Vaandrig. 
GG.  — 

1.  Maria  Gertrudis  Kn.  Tr.  5  Junij  1706  GerritFran- 
ciscus  van  Bokup,  Heer  van  Broeckhuijzen,  geb.  24 
Oct.  1674,  t  1734.    Zij  f  5  Maart  1 760  te  Maastricht. 

2.  Henricus  Joseph  Kn.,  geb.  1679. 

3.  Comelus  Francis  Kn.  Heer  van  den  Vrijhof,  geb. 
1680.  t  1720.  Tr.  Alberta  Theodora  de  Buissonet 
(moeder  v.  Hemert)  op  27  Oct.  1713.  Kinderen  H. 
Zij  is  1  Sept.  1762  te  Zwol  uitgevoerd  om  te  Dalfsen 
begr.  te  worden  in  den  grafkelder  der  Mulerts. 

4.  Wolfgang  Jan  Kn.,  Luitenant.  Tr.  .  .  .  vanRhemen 
tot  Loon  en  f  kinderloos. 

5.  Amoldus  Joannes  Kn.  Tr.  .  .  .  .  Bilant  en  f  kin- 
derloos.  Was  Luitenant. 

6.  Willem  Jan  Kn.,  Luitenant. 

7.  Engelbertus  Bernardus  Kn. 


278 

8.  Reinerus  Igaatius  En. 

9.  Herman  Antonius  Kn.  jong  f- 
10.  Hermina  Ohristina  Kn. 

GGG.  — 

1.  Joseph  Henricus  Kn.  geb.  1691,  f  kinderloos. 

2.  Joanna  Christina  Kn.  geb.  1692,  uitgevoerd  om  te 
Wijhe  begr.  te  worden  29  Nov,  1717. 

3.  Maria  Margaretha  Kn.    Tweeling  met  n'^.  2. 

4.  Henricus  Joannes  Kn.  geb.  1694,  Heer  yan  den 
Boskamp,  f  1760.  Tr.  1731  Maria  Ludovica  van 
Doetinchem,  geb.  1710,  wed.  van  Hoëvell,  Vrouw 
van  Boskamp.    Kinderen   HH. 

5.  Engelbertus  Joannes  Kn..  geb.  1695. 

6.  Reinerus  Joannes  Kn.,  geb.  1697. 
GGGG.  — 

1.  Maria  Elizabeth  Kn.  geb.  1701,  f  3  Maart  1787. 

2.  Reinder  Hendrik  Kn.  Heer  van  de  Blankena,  geb. 
1703,  f  ongehuwd  en  27  Julij  1774  te  Zwolle  begr. 

3.  Anna  Maria  Kn.  geb.  1704,  Eerwaarde  Moeder  der 
ürsulinnen  te  Brussel,  f  H  Febr.  1762. 

4.  Wolfgangus  Hermannus  Kn.  geb.  1706,  denkelijk 
8  Mei  1706  begr. 

5.  Joanna  Wilhelmina  Kn.  geb.  1707,  f  2  Jan.  1760, 
begr.  te  Zwolle  10  Jan. 

6.  Joannes  Wilhelmus  Kn.  geb.  1708,  f  voor  Maart 
1755. 

7.  Margaretha  Henrica  Kn.,  geb.  1709,  f  24  Maart  1755. 

8.  Gertrudis  Sofia  Kn.  geb.  1711,  f  28  Sept.  1786. 
Tr.  1767  Willem  Jan  Knoppert. 

9.  Hermannus  Franciscus  Kn.,  geb.  1712,  Gap",  onder 
Oranje  Friesland,  f  ongetr.  26  Junij  1758  en  begr. 
te  Zwolle  3  Juljj. 


279 

H. 

1.  Wolfgangus  Kn.  geb.  1714,  Vaandrig  onder  de  Mün- 
storschen.  Tr.  Maria  Agnes  van  Zinderen,  bij  wie  eene 
dochter,  Maria  Bernardina  Walburgis  Kn.,  geb.  1747. 

2.  Hendrik  Wolf  Kn.  minderjarig  Julij  1720.  Verkoopt 
den  Vrijhof  op  dien  tyd. 

HH.  — 

1.  Henrica  Joanna  Maria  Kn.  geb.  1732. 

2.  Willem  Jan  Kn.  tot  den  Heerenbrink  en  Wesenberg, 
geb.  18  Jan.  1734.  f  9  April  1818.  Tr.  1767  Öertrudis 
Sofia  Knoppert  (begr.  21  Sept.  1786),  bij  wie  geen 
kinderen.  Hertr.  Alexandrina  Maria  van  Oldeneel 
(geb.  14  Nov.  1758)  op  21  Dec.  1787.   Kinderen  J. 

3.  Joanna  Bolduina  Kn.  geb.  1735.  Maakt  als  wed.  van 
Heerden  'op  28  April  1817  van  Overink  onder  Didam 
den  dood  harer  zuster  A   M.  bekend. 

4.  Amoldus  Thomas  Ëngelbertus  Kn.  geb.  1737. 

5.  Joannes  Bernardus  Kn.  geb.  1739. 

6.  Anna  Machtildis  Kn.  geb.  1741. 

7.  Rudolphina  Stephina  Kn.  gab.  1742,  krijgt  23  Oct. 
1777,  34  jaar  oud,  dispensatie  van  R.  en  St.  om  te 
huwen  met  Marten  Gerrits  van  den  Belt,  gewezen 
koetsier. 

8.  Joannes  Antonius  Kn.  geb.   1745. 

9.  Maria  Joanna  Kn.  geb»  1747. 

10.  Josephus  Henricus  Kn.  geb.  1749,  f  jong. 

11.  Josephus  Kn.  geb.  en  f  1750. 

1.  Henrica  Amolda  Maria  Josepha  Kn.  geb.  18  Oct. 
1788.  Tr.  1815  Gellius  Josephus  Cremers,  geb.  15 
Sept.  1783.  t  25  Nov.  1857  haar  als  wed.  nala- 
tend0. 


280 

2.  Henrica  Johanna  Wihelmina  Maria  Josepha  Kn.  geb. 
16  Maart  1791.  f  5  Julij  1843. 

3.  Engelbertus  Bernardus  Joannes  Kn.  ^eb.  6  Julij 
1792,  kapitein,  f  30  Dec.  1864. 

4.  Margaretha  Maria  Josina  Gerarda  Ferdinanda  Kn., 
geb.  16  Sept.  1793.  f  12  Mei  1876. 

5.  Wilhelmus  Johannes  Josephus  Kn.  geb.  4  Maart 
1795.    Controleur  f  te  Luik  22  Febr.  1817. 

6.  Engelberta  Maria  Aloysia  Bernardina  Kn.  geb.  13 
Mei  1796.  Tr.  29  Oct.  1826  Willem  Theodorus  Ema- 
nuel  van  Middachten,  geb.  Nov.  1786.  f  29  Oct.  1839. 


Bovenstaande  gedachtslijst  berust  grootendeels  op  offi- 
cieele  gegevens ,  zoo  als  de  De  venter  sche  '  en  Zwol  scha 
huwelijks-,  geboorte-  en  sterfteregisters ,  processtukken 
van  het  jaar  1613,  aangiften  voor  den  50"  penning ,  enz. 
Toch  heeft  tot  grondslag  gediend  de  goslachtslijst  der 
familie  zelve,  mij  welwillend  verstrekt  door  mr.  W.  C.  I. 
J.  Cremers,  welke  wel  leemten,  maar  nagenoeg  geene 
strijdigheden  met  de  authenthieke  stukken  bevat  en  dus 
vertrouwbaar  is  te  achten. 

De  Knopperts  voerden  het  predikaat  van  Jonkheer. 
Of  hun  dit  door  den  Hertog  van  Gelre  of  een  ander 
geschonken  is,  heb  ik  niet  gevonden. 

V.    D. 


AANTEEKENINGEN  UIT  DE  REKENINGEN 

DER  8T,  NICOLAASKERK  TE  KAMPEN,  BETREFFENDE 

KUNST  EN  KUNSTVOORWERPEN.  1526-1536. 


Omtrent  de  fiere  St.  Nicolaaskerk  te  Kampen,  waarvan 
het  ranke  middenschip  zich  zoo  statig  omhoog  verheft, 
maar  die  in  den  loop  der  tijden,  en  vooral  in  deze  eeuw,, 
op  allerlei  wijzen  is  geschonden  geworden,  is  het  aantal 
geschiedkundige  documenten,  dat  bewaard  is  gebleven, 
niet  zéér  groot. 

Waarschijnlijk  is  in  de  troebelen  der  16'  eeuw,  tegelijk 
met  een  goed  deel  der  kerksieraden  en  kostbaarheden, 
ook  het  archief  geplunderd  en  vernietigd.  Het  heeft 
meermalen  mijne  aandacht  getrokken,  dat  in  het  gemis 
van  archieven  de  St.  Nicolaaskerk  te  Kampen  niet  alleen 
staat,  en  herhaaldelyk  heb  ik  mij  afgevraagd :  waar  toch 
zijn  de  archieven  der  St.  Lebuinuskerk  te  Deventer  en 
der  St.  Michael  te  Zwolle  gebleven;  zijn  ze  misschien  bij 
*t  opkomen  der  hervorming  door  de  kerkelijke  ^.utoriteiten 
als  herinneringen  aan  de  ,)pauwselicke  superstitien"  ver- 
nietigd geworden?  Wat  hiervan  ook  zij,  zeker  is  met 
deze  archieven,  die  gewis  dagteekenden  van  af  de  vesti- 
ging des  christendoms  in  deze  streken,  op  jammerlijke 
wijze  een  schat  van  oorkonden  voor  de  geschiedenis  van 
kerk  en  staat  in  dit  gewest  verloren  gegaan. 

Sed  quo  rariora  eo  cariora,  het  weinige  wat  is  over- 
gebleven, is  des  te  meer  onze  aandacht  waard,  't  Is  een 

BIJDB.  IV  19 


282 

paar  jaren  geleden,  dat  ik  toevallig  gewaar  werd  dat  er 
nog  oude  rekeningen  der  St.  Nicolaaskerk  onder  *t  be- 
stuur dier  kerk  berustende  waren.  Ik  maakte  werk  van 
de  zaak  en  bekwam  ze  ter  inzage  en  eindelijk  in  depo- 
situm  op  het  archief.  Ofschoon  ik  gehoopt  had  dat  de 
rekeningen  hooger  in  ouderdom  zouden  opklimmen,  was 
toch  de  inhoud  zóó  rijk  en  wetenswaardig,  dat  ik  recht 
verheugd  was,  dat  deze  althans  waren  bewaard  gebleven. 

Het  eerste  deel  dezer  rekeningen  is  een  handschrift  in 
klein,  folio  en  bevat  de  rekeningen  der  kerkmeesters  van 
de  St.  Nicolaaskerk  van  1526—1571. 

Op  een  schutblad  vooraan  vindt  men  na  het:  „ad 
vsum  Sancti  Nicolai  in  Campen"  het  volgende  opgeteekend: 

DE   SANCTO   KIGOLAO. 

Sancte  Dei  presul  Nicolae,  te  venerantes  protégé, 
namque  credimur  tuis  precibus  nos  semper  esse  saluandos. 
Adesto  nostris  precibus  pius  etpropicius.  Yersiculus:  Ora 
pro  nobis  sancte  pater  Nicolae,  vt  digni  efficiamur  pro- 
missionibuB  iesu  christi.  Deus  qui  beatum  Nicolaum  pri- 
mum  pontificem,  innumeris  decorasti  miraculis,  tribue, 
quesimus  vt  eius  precibus  et  meritis  a  iehouae  ignis  in- 
cendijs  liberemur  per  Christum  Dominum  nostrum.  Amen. 

Apocalypsis,    decimo    quarto. 

Timete  dominum  et  date  illi  honorem,  quia  venithora 
iudicij  eius;  et  adorate  eum  qui  fecit  celum  et  terram: 
mare  et  fontes  aquarum. 

Ad   Ephesios   quarto. 

Vnus  dorainus,  vna  fides,  vnum  baptisma  vnus  Deus 
et  pater  omnium,  qui  super  omnes  et  per  omnia  et  in 
omnibus  nobis. 

DE   SAirCTO   MARTINO. 

Domino  Deus  noster  cuius  gratia  beatus  Martinns  tres 


283 

mortnoB  snscitaait,  concede  propitlus  yt  per  eiuB  inter- 
flentum  a  morte  anime  resuscitari  mereamur.  Y  e  r  s  i- 
c  u  1  u  8 :  Ora  pro  nobis  beate  pater  Martine,  yt  digni 
efficiamnr  promissione  Christi.  C  o  1 1  e  c  t  a.  Da  nobis 
quesumuB  domine  salutem  corporifl  et  anime  beati  Mar- 
tini confesBoris  tui  atque  pontificis  intercessione  et  presta 
yt  cuius  deuotum  celebramus  obsequium,  continuüm  sen- 
tiamuB  auxilium  per  Christum  Dominum  nostrum.  Amen. 

2^   ad    CorinthioB,    quinto. 

OmneB  nos  manifestari  oportet  ante  tribunal  Christi,  yt 
referat  ynusquisque  propria  corporis,  prout  gessit,  fiiue 
bonum,  siue  malum. 

L  u  c  a  e    16. 

Redde  rationem  yillicationis  tuae,  jam  cum  non  poteris 
yillicare. 

Yillici  sunt  ecclesiarum  primates  et  mundi  principes. 

Qui  fidelifl  est  in  minimo  et  in  maiori  fidelis  est. 

Qui  in  modico  iniquus  est  et  in  maiori  iniquus  est. 

Biykens  het  bijgeyoegde  jaartal  1550  en  het  handschrift 
der  kerkrekening  yan  dat  jaar,  was  Mr.  Herman  Glauwe 
de  inschrijyer  dezer  regelen,  die  zulk  een  eigenaardig 
getuigenis  geyen  yan  den  godsdienstigen  zin  der  yaderen, 

De  rekeningen  yangen  aan  met  1526,  toen  de  kerk- 
meester Geert  Kreijinck  de  kas  en  rekening  oyemam  yan 
zijn  yoorganger  en  geselle  Marten  Yoirne,  kerckmeister. 
Er  waren  telkens  twee  kerkmeesters,  die,  naar  het  schijnt, 
yoor  hun  leyen  werden  benoemd,  en  die  om  den  ander 
yoor  een  geheel  jaar  met  de  boekhouding  waren  belast. 
Oyerleed  een  yan  hen  beiden,  dan  werd  yoor  't  eerst- 
yolgend  jaar  de  nieuwbenoemde  met  de  boekhouding 
belast,  ofschoon  de  beurt  aan  zijn  metgezel  was.  De  reke- 
ning werd  afgelegd  ten  oyerstaan  yan  twee  proyisoren* 

19* 


284 

Vroeger  heb  ik  reeds  medegedeeld  rekeningen  Tan  de 
pastorie  der  St.  Nicolaaskerk.  Daaruit  blijkt  dat  de 
inkomsten  der  pastorie  werden  beheerd  door  den  pastoor, 
die  daarvan  ook  weer  uitgaf  de  kosten  aan  den  dienst 
der  kerk  meer  bepaald  yerbonden. 

Het  1'  deel  dezer  kerkerekeningen  loopt,  zooals  gezegd, 
van  1526—1571 ;  het  tweede  van  1571-^1603,  en  een  derde, 
dat  in  eigendom  aan  't  archief  behoort,  van  1603 — 1615, 
terwijl  eindelijk  nog  aanwezig  is  een  rekeningboek  van 
de  get^demeesters  van  1534 — 1580,  waarin  de  inkomsten 
en  uitgaven  voor  de  getijden  worden  verantwoord  en 
waarover  ik  wellicht  later  spreek.  Alleen  merk  ik  op^  dat 
het  gewoonte  schijnt  geweest  te  zijn,  dat  de  kerkmeester, 
welke  niet  de  administratie  der  kerk  voerde,  voor  dat  jaar 
die  der  getijden  behartigde. 

De  indeeling  der  kerkerekeningen  is  ongeveer  de  vol- 
gende :  Men  vangt  aan  met  de  boeking  der  ontvangsten, 
bestaande  in:  1^  renten  van  kapitalen,  thinsen,  gelden  uit 
bussen  en  blokken  in  de  kerk  gecollecteerd,  huren,  pach- 
ten enz.,  bedragende  in  152Q:  787  heeren  ponden  van  15 
st.  brabantsch  het  stuk  en  10^  st.  brab.  vijf  plakken;  2* 
betaalde  sommen  wegens  testamenten,  graven  en  overlui- 
ding  van  doeden;  —  ieder,  die  een  testament  maakte, 
legateerde  nl.  in  den  regel  eene  kleinigheid  aan  de  kerk. 
Eene  gewone  groeve  op  de  straat  schijnt  drie  heeren 
ponden,  eene  olde  groeve  in  de  kerk  acht  heeren  ponden 
en  eene  nieuwe  groeve  in  de  kerk  eens  zooveel  gekost 
te  hebben,  terwijl  eene  overluiding  in  den  regel  met  drie 
heeren  ponden  werd  betaald.  Het  totaal  bedrag  van  de 
rubriek  dezer  inkomsten  bedraagt  in  1526:  198  heeren 
ponden  acht  stuivers  vijf  en  een  halve  plak.  Het  totaal  be- 
drag der  inkomsten  is  986  heeren  ponden  '3  stuiv.  6  plak. 


285 

Dan  volgen  de  uitgaven,  1®  voor  allerlei  zaken  betref- 
fende de  kerk,  tot  een  bedrag  van  762  heeren  ponden 
4  stoiverB  1^  plak.  Vervolgens  2*  de  renten,  die  de  kerk 
jaarlijks  moet  betalen,  waaronder  ook  nog  enkele  andere 
uitgaven  voorkomen,  als  eene  belooning  voor  Dubbelt, 
organist,  wegens  't  festnm  Lucae,  en  een  dito  voor  Hen- 
riek  van  Zutphen,  wegens  't  festum  Barbarae,  en  betaling 
gedaan  des  wonsdachs  na  id  nije  iar  an  den  pastor  van 
id  offer  viij  h.  |g  enz.  Het  totaal  bedrag  dezer  uitgaven 
is  116  heeren  ponden  15  plakken. 

Daarop  volgen  3®  de  uitgaven  aan  officianten  der  kerk  in 
1526:  Dubbelt,  organist;  meester  Rombol t,  sanckmeester; 
Evert  Wijtte,  priester;  Claes  dye  blaser  van  id.  blasen 
van  dye  kerricke  weghen;  Claes  Coster  van  id.  urwar- 
rick  te  bewaren,  voor  Ave  Maria  te  kleppen  en  huishuur; 
Jacob  Eetelbuter  voor  't  schuren  van  't  H.  Sacraments- 
huis;  Johan  Everts,  schoolmeester;  Peter  Spaarleer,  school- 
meester; Rembolt  Kremer  voor  was  enz.,  en  Wessel 
Beyerman.  Deze  uitgaven  bedragen  145  heeren  ponden 
8  stuivers  5  plakken. 

Het  totaal  der  uitgaven  is  993  heeren  ponden. 

Oogenschijnlijk  is  hier  een  deficit  op  deze  rekening 
aanwezig,  doch  na*  deze  afsluiting  volgt  eene  opgave  van 
achterstallige  vorderingen  der  kerk  tot  een  vrij  hoog 
bedrag;  en  in  den  regel  sluiten  de  rekeningen  ook  met 
een  batig  saldo. 

Nadat  ik  dit  in  't  kort  omtrent  deze  rekeningen  in  't 
algemeen  heb  medegedeeld,  wensch  ik  hier  eenige  aan- 
teekeningen  te  doen  volgen  nopens  kunst,  kunstenaars, 
kunstvoorwerpen  enz.,  door  m^  getrokken  uit  de  reke- 
ningen, loopende  over  het  tienjarig  tgdvak  van  1526— 
1536. 


286 

Daaronder  bevindt  zich  menig  belangrijk  gegeyen,  en 
ofschoon  ik  eene  uitgave  der  rekeningen  in  haar  geheel 
wenschelijker  zoude  vinden,  of  althans  nog  ruimer  geëx- 
traheerd, heb  ik  echter  gemeend  deze  uittrekselen  niet 
achterwege  te  mogen  laten,  daar  dergelijke  geheele  uit- 
gave, wegens  de  apathie  en  treurige  onverschilligheid, 
welke  voor  een  goed  deel  het  wetenschappel^k  publiek 
in  ons  land  onder  dergelgk  opzicht  nog  beheerschen, 
wel  tot  de  pia  vota  zal  blieven  behooren, 

In  stede  van  de  geschiedenis,  de  volksontwikkeling,  de 
zeden  en  gewoonten  uit  de  bronnen  te  leeren  kennen, 
vergenoegt  men  zich  veel  liever  met  onbetrouwbare  com- 
pilatiën  uit  nog  onbetrouwbaarder  auteurs  en  gelieft  dit 
alles  als  de  geschiedenis  op  te  disschen.  ^t  Zal  zeker 
nog  lang  duren  eer  daarin  hier  te  lande  verandering  en 
verbetering  komt,  maar  terwijl  we  geduld  oefenen,  kun- 
nen  we  toch  het  mogelijke  prestoeren. 

Thans  mogen  mijne  aanteekeningen  volgen. 

15  2  6. 

Item  betaelt  meister  Johan  Euerss,  bucbynder,  van  xxy 
buecke  dye  doppe  op  te  gytten  und  to  setten,  by  al 
zodane  condicie  dat  men  zye  nicht  vt  dye  liberie  lenen 
of  vt  dragen  sal  laten  by  verlos  dye  buecke,  end  of  daer 
gebreck  in  vyle  sal  men  alle  onkost  dye  kerricke  be- 
talen; dye  dan  dye  bucke  anspreken  wolde,  vnd  van  dye 
kettenen,  stat  int  olde  bueck  van  anno  xxv;  vnd  ge- 
geuen  vm  vor  syn  arbeyt  ij  heren  f^  xi  st.  brab.  ix 
placken. 

Item  gereiset  to  Antwerpen  op  manendach  post  Johan- 
nis,  myt  den  prouisor  Jasper  Janss,  um  te  besyn  end  te 


287 

eopen  nye  omaraenten  tot  deye  nye  eapelle,  kostet  dye 
reyse  vi  heren  fg. 

Item  gegeuen  Johan  Eyerss,  bueckbynder ,  van  id 
Yersiekel  bueck  te  verbinden,  vnd  noch  een  bneok  yan 
ix  bneck  pappers  te  bynden  myt  den  vmslach  nnd  clampe, 
Tnd  noch  hadde  hye  wat  gereperert  an  itelicke  buecke 
in  dye  liberie,  vm  gegynen  xiij  st.  brab. 

Item  op  den  dach  Eaterine  gesant  Yaesken  te  Dicke- 
linge  vm  7  alven  laeten  weyen,  kostet  vor  syn  arbeit 
und  des  abbes  dynre  dryncgelt  vij  st.  current. 

1527. 

In  den  iersten  hebbe  ick  ghecoft  van  der  kereken  wegen 
een  blauwen  sarck,  daer  men  dat  altaertgen  van  maecken 
solde  voert  sacraments  huess,  daer  voer  ghegeuen  van 
Henrick  Watermans  vij  heren  fg  ende  ij  stuuers  brab. 

Item  ghegeuen  Conradus  Piel,  van  dat  hy  dat  altaertgen 
ontwarp,  daer  den  bicker  nae  houwen  solde  xij  st.  bra. 

Item  ghegeuen  doe  wy  den  bicker  dat  altaer  anbestae- 
den,  toe  wyncoep  i  heeren  fg. 

Item  bestaet  Claes  Coster  ende  den  doetgrauer,  dat  se 
dat  altaertgen  slycht  scuren  solden,  daervan  ghegeuen 
ij  heren  f|^  vg  st.  corrent. 

Item  ghegeuen  van  ysers  toe  verstaelen  ende  toe  sly- 
pen,  ij  heren  ^  iij  st.  b. 

Item  doe  men  dat  altaertgen  settede  in  der  kereken, 

I 

ghehadt  Brant  messelar,  iij  dagen,  myt  enen  jongen , 
hem  ghegeuen  des  daegs  vij  st.  b.  des  dages  facit  ij 
heren  pont  myt  de  jonghen. 

Item  noch  ghegeuen  Conradus,  van  dat  altaergen  myt 
lien  oly  toe  drencken  ende  dat  swart  toe  maken,  i  heren 


288 

Item  noch  betaelt  dree  mengelen  ynckes  de  daer  toe 
gehaelt  waeren,  dat  mengelen  iiij  st.  corrent  fee  xj.st 
corrent. 

Item  ghegenen  langhe  Dirck  kystemaeker,  dat  hy  dat 
voetgen  makede  voer  dat  altaertgen  van  der  kercken 
holt,  des  dede  Dyrck  dat  wagenschot  daer  toe,  daer  hy 
de  lysten  van  maeckte  xxiiij  st.  hol. 

Item  noch  ghereekent  myt  bycker  soe  als  dat  hyheb- 
}yea  solde  in  al  van  dat  altaertgen  toe  maken,  myteene 
ende  ander  xij  heren  f$,  des  hadde  hy  de  kerek  oeck 
wel  xvi  dagen  ghedyent. 

Item  noch  gegeven  magister  Johan  orgelmakers  knecht 
Henrick,  doe  hy  hyr  was  om  't  orgel  toe  beseyne,  wat 
ghebreke  daer  weren,  hem  ghegeven  toe  drinckgelde 
ende  voir  oncosten  ij  heren  pont. 

Item  noch  ghegeuen  Conradns,  der  kercken  bredem  toe 
vemyssen  ende  tóe  vermaelen  x  st.  br. 

Item  ghegeuen  Lubbygen  van  Voorst,  van  datghene 
dat  meyster  Johan  Comelys  myt  hoer  toe  hnes  ghelegen 
hadde,  selfs  dorde,  doe  hy  hyr  dat  orgel  reparyrde,  van 
cost  ende  oncost  toe  samen,  vi  heren  pont  ende  x  ij  si 
corrent. 

Item  noch  doe  meyster  Johan  hyr  yrst  ghecomenvan 
Amsterdam,  ick  ende  myn  gheselle  by  hem  ghegaen, 
hem  ghescenket  van  der  kercken  wegen  ij  taeke  wyns, 
facit  ij  heren  pont  ende  ij  stuuers  corrent  i  pi. 

Item  noch  ghegeuen  Henrick  sijnen  dynre  doen  ze 
reysden  toe  drinckgelde  een  camper  gulden  xxiij  st.  br. 

1528. 

Item   op   manendach  vor  Petri  ad  Catedram    gekoft 


289 

eyn  hantvaet  dat  in  dye  kercke   henget  daar  men   dye 
hande  w.asget,  staet  ij  heren  fS  vi^  pi. 

Item  op  dynsdaech  daer  na  (na  den  ersten  sonendach 
in  dye  vasten)  betaelt  Johan  Euers  bucbynder  van  eyn 
Balter  to  verbynden  Tnd  itelicke  ander  buecke  to  repe- 
reren  kostet  xxvi  st.  brab. 

Item  Conradus,  maelder,  yan  dye  beste  vaenen  to  re- 
periren  vnd  to  vernissen,  vm  gegeuen  ix  heren  pont. 

Item  op  wonsdach  na  beloken  paschen  Conradns  mael- 
der van  xxiiij  nye  oly  crucen  te  maekenvndte  stoffyren. 
vij  heren  f^,  i  st.  br. 

Item  Derck  kistemaker  van  xxiiij  oly  crucen  te  be- 
reiden X  st.  brab. 

Item  op  den  auent  Angustini  betaelt  Ghoret  dye  bicker 
van  itlicke  stncken  to  repereren  an  den  predicstoel,  vm 
gegenen  thyn  st.  brab.  myn  iiij  pi. 

Item  Hendrick  Wyeghers  van  een  nye  slot  op  den 
tome  an  id  beyerhus,  vnd  voret  dye  slote  in  dye  trois 
kamer  to  verstellen  daer  dye  ornamenten  in  liggen,  vnd 
voret  an  dye  liberie,  vnd  voret  an  den  toren,  kostet  te 
samen  ij  heeren  pont. 

Item  betaelt  Johanneken  dye  neister  vor  i  elle  cleyn 
ducks,  tot  dye  vanen  to  lappen  xi  st.  brab. 

Noch  Aelt  Budel  van  den  Johannes  te  maecken,  vnd 
vordt  volle  gebacken  stucken  te  stoppen,  vnd  dye  troys 
kamer  volle  verleidt  vnd  in  dye  liberie,  hyr  Van  vm  ge- 
geuen X  heren  pont  vi  st.  bc 

Item  gereken t  myt  juffer  Johan  Rouers,  zye  dyt  iar 
verdynt  heft  myt  neyen,  ij  nye  aluen  te  maeeken  vnd  vordt 
den  gardyn  in  dye  vasten  vor  id  koer  henck  vemyet, 
vnd  vordt  eyn  vnd  ander  zye  gemaeckt  heft,  facit  or 
verdenste  iiij  heren  pont. 


290 
1529. 

Item  den  xi*^  Febmarij  ghegeuen  m.  Conradus  Pyel 
vant  ontwarp  ende  conterfeijtsel  der  nyer  paee  crone  x 
st.  br. 

Item  ghegheuen  m.  Amt  bildesnider  dat  hij  an  de 
nye  paescrone  verdient  hadde,  samen  ij  philippus  gulden. 

Item  noch  vor  een  holt  gheuen,  daer  de  stifte  of 
maket  is,  daer  de  paes  keerse  op  staet,  iij  st.  br. 

Item  den  xiii  martij  gehad,  zelf  anderde,  m.  Berent 
Koek  (do  hij  dat  hames  bonen  de  mannenbancken  ver- 
maecte)  üg  dach,  des  daghes  ellick  ghegeuen  y  st.  b. 
facit  XXX  y  st.  b. 

Item  noch  m.  Berent  gheuen  yor  een  stucke  grauen 
steen,  dat  tot  dyt  harnas  quam  yiij  st.  b. 

Item  noch  salige  Brant  soene  Comelis,  gheuen  van  dat 
hij  hem  mede  hullep,  iiii  st.  b. 

Item  noch  yor  pyck  ende  tallich  gheuen,  dat  men  hyer 
toe  besichde  iij  st.  b.  i  pi. 

Summa  dat  dyt  harnas  to  maken  gekost  hefk  is  in  al 
iij  heren  pont  yiiij  st.  b.  i  pi. 

Item  gheheuen  meister  Jacob  de  maelre,  van  de  crone 
mit  de  isers  ende  touwen  to  yergulden,  ende  to  yarwen 
boyen  de  paescrone,  samen  x  st.  br. 

Item  ghegeuen  Ghoyken  Schoeder,  yan  toe  yermaken 
iij  corsufels  een  stoel  ende  een  manipel,  samen  x  st.  br. 

A®  xv*'  ende  xxix  den  xi*"  Decembris  (was  des  sater- 
daghes yor  Lucie),  is  gewiet  dat  altaer  yort  weerdyghe 
Hillighe  Sacrament,  in  die  eere  der  hilliger  drieyoldicheit 
Ende  op  Sonnendach  yor  Lucie  is  karmisse  op  dyt  yorscr. 
altaer. 

Item  ghegeuen   den   Commissarius  ex  parte  Episcopi 


291 

iiij  Eemder  gulden,  tstucke  xxiiij  st.  b.  is  vi  heren  pont 
xij  8t.  b. 

Item  den  Sufib'agaen  pro  labore  xxxvi  st.  b.  Yaloris, 
is  y  heren  pont  vii)  st.  b. 

Item  den  commissarias  Albartus,  als  notarius  vor  den 
briff  i  enckel  philippus  gulden,  is  1  heren  pont  xi  st.  b. 

Item  den  eappellaen  to  drinckghelde  i  horensgulden  is 
xii  st.  b. 

Item  den  suffragaens  jonghe  iiij  st.  b. 

Item  noch  ghegeuen  den  Snffragaen,  vor  dree  orna- 
menten ende  aluen  to  wyen,  ror  syn  arbeit  mit  syn 
eappellaen  in  als  xxxii  st.  b.,  na  der  evaluatie^  is  ij 
heren  pont  iiij  st.  b. 

Item  geschoncken  den  Suffiragaen  den  wyn  ad  minores 
viij  quaerten,  de  quaerte  vi  st.  current  is  xlviii  st.  cur- 
rent  facit  ij  heren  pont  i  st.  b.  vij  pi. 

Summa  dat  dyt  vorser,  in  als  gekostet  heft  is  xvi 
heren  pont  x  st.  b.  vij  pi. 

Item  rest  an  Henrick  van  Trier  vant  jar  xxiiij ,  rest 
i  heren  pont..  Item  noch  de  anno  xxv,  xxvi,  xxvij, 
xxviij,  xxix,  op  paeschen  verschenen,  des  jaers  ij  heren 
pont,  facit  xi  heren  pont. 

Item  hyer  teghens  heft  hy  de  karcken  sulverwarrick 
gereperiert. 

15  30. 

Item  op  manendach  na  Palmen  betaelt  vor  xiij  ellen 
roet  says  vnd  ettelicke  nye  syde,  kostet  te  samen  iij  gold 
gl.  i  st.  br. ,  vnd  vor  parsche  v  st.  b.,  vnd  vor  die 
fi&engen  te  maecken  vnd  to  nyen,  betaelt  Henrick  har- 
nesmaeckers  dochter  xij  st.  b.;  vnd  sent  af  gemaecket 
gardine  vor  id  Hillige  Sacramentsaltaer. 


292 

Item  op  manendach  na  paschen  betaelt  Johan  Euena, 
bnecbinder,  vor  een  graduael  ende  somerstuck  to  ver- 
binden Tnd  daer  eyn  quateme  an  stoff  to  gedaen;  noch 
my  gedaen  x  doppe  an  buecken  meister  Henrick  Buest 
gegeuen  heft;  ynd  daer  makede  hij  dye  kettene  an,  ynd 
noch  hadde  hye  gebunden  ij  buecke,  daer  zelige  Lubbert 
yan  Hattem  musick  in  gescreuen  hadde,  ynd  dye  kercke 
gaff ;  ynd  noch  yan  een  cleyn  buecken  to  yerbinden,  hyr 
yor  betaelt  ij  phs.  gulden. 

Item  op  dinsdag  yor  Pancracij  gedan  her  Gerdt  Petergs 
to  stoff  to  eyn  nye  antiffonael,  int  irste  ij  golt  g.  y  si  b. 

Noch  den  yi*"  in  Junio,  her  Gerdt  Peterss  j.  g.  g. 
noch  xyij  in  Julio  noch  her  Gerdt  Peterss  i  phs.  gulden; 
noch  to  stoff  xij  st.  br. ,  daer  synt  wal  xxxiig  quater- 
nen  gedaen;  her  Gerdt  Peterss  op  syn  arbeit  1  phs.  gulden. 

Item  in  handelinge  gewest  myt  den  olden  prokerator 
yan  Hulsbergen,  yan  een  myssael,  ynd  de  kopgerick  af, 
hyryor  gegeyen  xxii  st.  br. 

Item  Conradus  maeler.  yan  yarwe  to  yrijwen  to  dye 
paskrone  ynd  eyn  stock  to  yermaelen  an  id  hogealtaer, 
kostet  samen  iiij  st.  br. 

Item  op  yridach  dair  na  (na  23  Juli)  betaelt  Jacob 
Eetelbuter  hye  yerdint  heft  eyn  stucke  to  gyten  an  die 
auerste  dore  yan  id  hillige  Sacramentshues ,  ynd  dye 
wirooksvatte  to  reperieren,  kostet  te  samen  x  yii  st.  brab. 

Item  Lubbiken  yan  Vorst  betaelt  Henrick,  des  orgel - 
maeckersknecht,  daer  yertert  hadde  do  hye  die  nye  pipen 
in  id  posityf  leyerde,  ynd  myt  syn  reysegelt  te  samen 
lij  st.  b.  y  pi. 

Item  Conradus  maelder,  yan  Sancte  Anthonius  tover- 
nyen  ynd  to  stofferen,  betaelt  ij  copmans  g. 


293 

Item  Conradus  maelder  van  Sancte  Hartens  tafele  bauen 
to  yermaecken,  betaelt  ij  heren  pont  y.  st.  br. 

Item  op  wonsdach  na  Sancte  Anthonius  gerekent  myt 
meister  Henrick  van  Tryer :  van  dye  arcke  te  maken  vnd 
daer  eyn  kruisse  op  gemaecket  kostet  i  heren  pontij  st. 
brab.  noch  dar  to  gedan  j  loet  silners  j  engels  j  troyken, 
facit  viij  st.  br.  mjn  ij  placken ;  noch  an  die  beyde  wirocks- 
vatte  gereperiert,  daer  an  verdent  myt  schone  maeken 
viij  st.  br.;  noch  den  groten  kroys  myt  thyn  an  gesol- 
dert  eyn  voet,  kostet  i  st.  current;  noch  vi  st.  brab.  an 
wirocksvatte,  verdent  den  voet  an  to  solderen  myt  siluer; 
noch  i  staf  gemaecket  wecht  j  engels  j  loet,  heft  Sancte 
Nicolans  in  dye  hand,  vnd  vor  mackkeloa  ij  st.  brab.  fac. 
X  st.  brab.  i  ort  myn. 

Noch  eyn  olyvaet,  wecht  y  loet  myn  i  engels,  dat  maec- 
ken  myt  id  vergulden  viij  st.  br.  fac.  in  al  vij  heren 
pont  vnd  des  ys  in  vi  jaren  nicht  myt  vm  gerekent. 

Item  gerekent  myt  Henrick  Wichgers  slotemaeker. 
Int  irste  heft  bye  eyn  sloet  vermaeckt  vnder  an  dye 
silver  spynde,  daran  yerdent  ij  st.  brab.;  noch  i  sloet 
verdich  gemaeckt  vor  id.  Hillige  Sacramentshues,  daer 
men  dye  musick  in  lecht,  daeran  verdent  ij  st.  brab.; 
noch  i  slotel  te  id  spynken  in  dye  troyskamer  bauen 
daer  dye  ornamenten  in  liggen,  daeran  verdint  i  st.  br.; 
noch  i  slotel  to  dye  Yeenestraten  dore,  daeran  verdent 
ij  st.  br.;  noch  i  sloet  verstelt  an  dye  troiskamer  myt 
ij  sloetelen,  daeran  verdent  iiy  st.  br.;  noch  dye  koster 
ifj  slottele  an  dye  pullemten,  daran  verdent  iij  st.  brab.; 
noch  g  slotels  an  Sancte  Anthonius  stoel  ij  st.br.;  noch 
i  slotel  to  dye  liberie  i  st.  br. ;  noch  ij  si  br.  an  beide 
watervatten  verdient;  noch  i  haecke  an  dye  dore  in  die 
troys  kamer  i  st.  br.;  noch  iiij  slotte  an  dye  kiste   daer 


294 

die  ornamenten  in  liggen  yor  id  Hillige  Sacramenthnes, 
vnd  daer  to  iiij  slottele,  hyr  vor  betaelt  lij  st.  br. ,  vnd 
id    ander  belopet  xx  st.  br.  facit  v  heren  pont  ij  st.  br. 

1531. 

Deze  rekening  is  zeer  onrolledig.  Ze  is  gevoerd  door 
den  kerkmeester  Willem  yan  Hengelen,  die  gedurende 
zgne  bediening  overleed  en  vandaar  zeker  de  mindere 
uitvoerigheid  en  nauwkeurigheid. 

Item  op  saterdach  na  alder  hilligen  betaelt  her  Gerdt 
Peterss  stoff  iij  g»g, ;  noch  op  sin  arbeit  ij  goltg. 

Item  Johan  Euerss,  bueckbinder,  van  eyn  dyscant  bneck 
te  verbinden  myt  j  vmmeslach  vi  st.  br. 

Item  Johan  Euerss  van  een  nye  musickbuck  to  bynden 
betaelt  ix  st.  br. 

Jaarlijks  wordt  in  de  rekeningen  een  post  gevonden 
voor  't  schuren  van  't  Heilige  Sacramentshuis  en  vindt 
men  meestal  daarbij  opgegeven  een  bizondere  post  voor 
steigerwerk,  zoodat  dit  een  zeer  groot  metalen  werk 
schijnt  geweest  te  zijn.  Jacob  Ketelbuter  wordt  daar 
telkens  mede  belast,  die  dan  ook  soldeert  als  iets  defect 
is  en  ook  den  arent  soms  schuurt,  zeker  dezelfde  waarop 
het  evangelie  (of  althans  een  boek)  volgens  een  vroeger 
door  mg  medegedeelden  inventaris  van  kerkelijke  voor- 
werpen en  misgewaden,  lag. 

1532. 

Item  Jacob  Ketelbuter  van  dye  dore  beneden  an  id 
Hillige  Sacramentshues  to  maeken,  vnd  noch  ipylderan 
gesolderet,  vij  st.  br.  hiyn  ij  pi. 

Item  meister  Jacob,  malder,  van  eyn  speer  vnd  rytte 
malen,  vnd  eyn  tafelken  vor  id  Sacrament,  betalt  xiiij  si  b. 


295 

Item  den  vg  dach  na  paschen  betalt  Yrancke  Hode- 
maker  van  dye  gardine  te  yarwen  vor  id  choer,  ynd  holt 
X  ellen,  dye  elle  v  butkens.     Summa  betaelt  xii  st.  br. 

Noch  meyster  Dubbelt,  gessmt  to  Amsterdam,  g  mael, 
yan  dye  orgelmaeckers  hyr  te  komen,  kootet  ij  heren  pont 
xy  st.  brab.  ynd  xyiij  st.  br. 

Item  op  yridach  yor  Michgelis  betalt  Johan  Euerss 
bnkbinder,  yan  eyn  leczionael  to  yerbinden,  daer  to 
gedaan  g  dampen,  ij  doppen,  betalt  xy  st.  br.  i  ort.  b. 

Item  den  xiij  in  October,  alzo  myt  meister  Anthonius, 
berduerwarcker,  to  Amsterdam  wonende,  auergekomen  ys 
alzo  hye  solde  hebben  yan  dye  grote  blomen  x  st.  br. 
ys  nu  op  eyn  ander  manire  gemaekt,  dat  hye  sal  hebben 
na  id  patron  id  damast  ytwiset,  ynd  sal  hebben  yan  dye 
grote  blomen  yig  st.  br.,  ynd  yan  id  kenneken  ij  st.br., 
dye  andere  cleine  blome  iij  st.  br.;  ick  was  to  Amsterdam 
myt  Comelis,  malder,  ynd  yerteret  myt  id  bestaden  ynd 
to  drincgelt  yan  id  snyden,  kostet  al  xxxxyiij  st.  br. 
yalueert.  Noch  dye  ierste  reysse  do  id  anbestadet  wordt,  yor 
S3rn  reysse  ynd  ontwerp  xiij  st.  br.;  noch  iij  quarten  wyns 
ys  ix  st.  br.  iiij  pi.;  de  kost  gaf  ick  te  yullenste  der 
ornamenten. 

Item  Comelis,  maelder,  yan  id  'patron  ynd  dat  hye 
myt  my  to  Amsterdam  was,  yor  sine  yersuyminge  betalt 
xxii  st.  br. 

Item  Eempe  Eetelbuter  yor  ij  nye  yurpannen  op  dye 
altaren  to  setten,  wogen  yy  pont  id  pont  iij  gude  st.  brab. 
^ac.  xxi  st.  br. 

Item  op  den  auent  Tomé,  ouergekomen  myt  Fye  or- 
gelmaeckers, in  bywesent  dye  prouisoren,  alzo  zye  hebben 
solde  op  Martini  ij^  phs.  gulden,  und  zo  solde  or  rente 
doet  wesen,  ynd  zo  dar  scelinge  was  in  het  cleine  orgel 


296 

and  mede  in  het  geblaes  in  het  grote  |orgel,  van  balghen, 
ys  gecomponeret  dat  dye  consientie  van  beiden  sjden 
doet  sal  wesen,  en  sye  sal  hebben  in  al  hondert  g.  g. 
hollants  geit,  vnd  dye  kerricke  sal  de  unkost  betalen  als 
xiij  quarte  wyns. 

Item  gescenckt  dye  orgelmaeckers  Tij  quarten  wyns. 

Item  op  Sancte  Agnetendach  betaelt  Henrick  Nyhof,  Tan 
Fyen  wegen,  hondert  golt  gl.  Hollants  geit;  hyer  op  te 
scade  op  den  gl.  Ij  pi.  —  i  h.  pont  t  pi.  Summa  twye 
hnndert  eyn  heren  pont  t.  pi. 

Item  anergekomen  myt  Henrick  Nyhoff^  orgelmaeeker, 
dat  hye  sal  maken  in  onse  cleyne  orgel,  nnd  Yort  in  het 
grote  orgel,  na  Termogen  dye  sater  daer  Tan  ys,  und 
hye  sal  hebben  Tor  syn  arbeit  vi  pont  vlems  nnd  dye 
kerrickmeysters  sollen  syn  kost  hyr  betalen  als  hye  idt 
leneret,   to  wynkop  Ti  quarte  wyns  ys  xxx  st.   current 

Noch  Dubbelt,  gesant  to  Amsterdam,  vm  to  besyn  of 
id  zo  dinen  solde  als  het  zater  yermelt,  Tor  synterynge 
y  heren  pont  to  xt  st.  br. 

Item  op  manendach  na  alder  Eynderdach,  Loy  Trese, 
dat  hye  my  id  yser  ingoet  baTen  Ecce  Homo,  undwarp 
den  snee  Tt  dye  gathen  ij  st.  br. 

Item  betaelt  Johan  Euerss  Tan  yi  bueken  dye  doppen 
op  te  setten  ynd  to  gyten,  ynd  dye  kettene  Tast  te 
maecken,  id  stucke  iij  st.  br.,  i  st.  b.  ouer  den  hop,  facit 
i  heren  pont  xt  st.  br.  iiij  st.  br.  (sic). 

Item  op  den  auent  trium  regum,  betaelt  Berent  tym- 
merman  Tor  i  apostel  ledder,  betaelt  Tij  st.  br. 

Item  reste  an  meyster  Hendrick  Tan  Tryer  anno  xxTiy 
a®  xxix,  a^  xxx,  a^  xxxi,  a®  xxx^,  ys  jaars  ij  heren 
pont;  hyrtegen  heft  hye  wes  gemaecket  vnd  heft  an 
siluer  to  Sancte  Bonifacius  arm  xi  loet  i  TirendeeL 


297 
15  3  3. 

Item  des  vridages  na  onsser  lyuer  Vrouwen  Katiuita- 
tis,  synnen  gewest  dye  provisoers  vnde  dye  kerckmeyster 
tot  her  Geert  Petersens  huis,  omme  myt  hem  toe  accor- 
deren als  van  dat  antyfPenaels  ende  andere  buecken,  daer 
thoe  oncoste  gehad  an  vleys  xxiiij  st.  br. 

Item  an  broet  ende  an  boettere  ende  hem  gegeven  van 
syen  onlede  xxviij  st.  br. 

Item  an  win  gedruncken  xvijj  quarten,  dye  quarte 
V  st.  current,  gehaelt  in  den  gulden  aerent,  fac.  yij  h. 
pont  vnde  iiij  st.  br.,  ende  noch  an  jopen  byer  vj 
gosseler. 

Item  gerekent  myt  her  Geert  Petersz  den  xx  dach 
in  Januario,  soe  dat  hem  noch  thoe  quam  als  van  dat 
antyffenael,*  vnde  dye  cleyne  bueckgyns,  hyermede  in 
bedungen  x  h.  pont  ij  st. 

Item  dyt  voersz.  antyffenael  was  xxxviiij  quaternen 
ende  her  Geert  voersz.  solde  hebben  x  st.  br.  van  dye 
quateme.  ^ 

Item  gegeven  her  Geert  Petersz  an  stoef  dat  tot  dat 
boeck  gegaen  is,  viij  h.  pont  ij  st.  br. 

Item  noch  vj  st.  an  stoef  tot  een  boeck  daer  dye  kyn- 
deren  wt  gekersten  worden. 

Item  noch  an  stoef  viij  st.  tot  een  boeck  daer  men 
wt   synget  in  de  crusel dagen  ende   synnen  ij  quateriien. 

Item  noch  gegeuen  den  librario  van  Deuenter,  iij  phs. 
gulden  guet  geit  voer  dat  bonk  toe  bereyden. 

Ynde  noch  ij  take  wins  geschencken  ende  vi  st.  ge- 
geven voir  syen  terynge  vnde  dye  jungen  dye  de  wyn  daer 
bracht,  een  haluen  st. 

Item  noch  gegeuen  den  librario  van   Deventer   xxxi 

BIJDR.  IV.  20 


298 

st.    b.    vp    rekenscap    als    van    een  fonteboeck  vnde  vüj 
regesteren. 

Item  gegeuen  her  Gert  Peters  nychte  een  paer  flue- 
wylen  mouen  daer  thoe  is  vyerde  hallef  vyrdel,  vnde 
staet  xj  scyllynch  guet  geit,  fac.  iiij  h.  fig  vij  st.  iiij  pi 

Item  men  sal  her  Gert  corten  een  golden  g1.  an  dat 
boeck  dat  hy  scrift  dye  hye  gegeuen  heft  syn  nychte 
thoe  desen  mouen,  vnde  sal  hebben  van  dye  quateme 
vi  st.  br. 

Item  gegeuen  Claes  bildesnider  iiij  st.  br.  van  loef- 
waerck  an  dye  paescroene,  daer  men  dye  roesen  mede 
maecket. 

Item  Aelt  Budel  vnde  Johan  syen  broeder,  dyt  na- 
bescreuen  betaelt  van  dye  glasen  thoe  maken  daer  hy 
van  den  voet  heft  x  pi. 

post  ali'. 

Item  bouen  dye  lybrerie  dat  crupel  aensygt  verbacken. 

Item  bouen  dye  Venestraten  deure  iiij  stucken  ge- 
backen. 

Item  bonen  meister  Gysebers  altaer  dat  aensygt  van 
Sancte  Jan  verbacken  unde  alle  dye  glasen  an  dye  syet 
ten  mynnesten  i  of  ij  stucken  verbacken. 

Item  betaelt  meister  Hendrick  van  Tryer  van  dye 
arcke  ij  st.  br.   . 

Item  noch  ij  loet  suluers  ende  een  half  engels,  ver- 
lecht  an  dat  wyerroecks  vat  te  maken,  viii  st.  br. 

Item  noch  dat  grote  cruse  gebruennyert  vi  st.  br. 

Item  noch  iiij  st.  br,  van  dat  andere  wyerroecks  vat 

Item  noch  dat  cruse  thoe  vergulden  ende  an  soldyeren 
viij  st.  br. 

Item  noch  viij  stucken  schone  te  maken  ende  thoe 
soldyeron,  viij  st.  br. 


299 

Item  noch  dye  grote  spuane  gelappet  vnde  schone  te 
maken  lij  st.  br.  ende  an  suluer  iij  st.  br.  ende  een  ort. 

Item    noch    gedaen    ij  styften  in  de  olyvaten  i  st.  br. 

Item  noch  dye  monstrancie  ende  dat  claesken  ende 
dye  sacraments  bussens  vnde  dat  schaelken  schone  thoe 
maken  ende  een  vierdel  suluers  dat  daer  thoe  quam. 

Item  noch  dye  andere  monstrancie  mytten  bussen 
iii|  st.  br.  • 

Item  noch  dye  grote  monstrancie  yj  st.  br. 

Item  noch  uerdyent  ande  groten  croes  ende  an  dye 
eene  monstrancie  ende  an  dat  claesgyn  vnde  een  spanne 
vnde  een  cruesgyn  vi  st.  br. 

Item  noch  iy  st.  br.  van  dye  dorde  spanne. 

Item  noch  van  een  olyvat  ende  een  cruesgyn  opge- 
maecket,  dat  suluer  ende  dat  vergulden  ende  dat  maken 
vij  st.  br. 

Item  noch  an  een  croes  den  leeu  angesoldyert  ij  st.  br. 

lem  noch  dye  schale  gesoldyert  iij  st.  b. 

Summa  soe  dat  mester  Henrick  verdyent  heft  in  allen 
vij  h.  fig  vnde  vi  st.  br.  ende  een  duyt.         % 

Item  betaelt  Jacop  Ketelbuter  als  van  soldyren  vnde 
maken  dye  vi  scymbelen  vnde  dye  groten  candeler  vp 
et  hoe  altaer  vnde  een  schelle,  vnde  dye  vluegel  van 
dye  engele  op  et  coer  x  st.  br. 

Item   noch  an  thyn  daer  hy  mede  soldyerde  ij  st.  br. 

Item  noch  heft  Kempe  Ketelbuter  vermaket  datdynck 
daer  men  syen  water  in  maket  in  de  troes  camere,  vnde 
daer  an  gemaket  een  neyen  bodem,  thoe  samen  x  st.  br. 

Item  noch  gecoeft  een  elle  roet  fluwyel  myn  een  ses- 
tyendeel,  dye  elle  staet  xiij  st.  tot  een  stoel  voor  dye 
pastoor  ende  noch  an  boordelynt  an  den  stoel  vi  elle, 
dye  elle  een  gosseler. 

20* 


300 

Item   noch  een  gewrochten  stoel  gecoft  voor  x  st.  br. 

Item  noch  laten  maken  van  roet  caesefae  dat  dye 
keirecke  toebehoort,  ij.  stoelen. 

Item  tot  dese  voersz,  stoelen  is  gegaen  iiij  loet  gruenne 
syden,  dat  loet  iiij  st.  br.  daer  dye  frenjen  van  gomaket 
synt,  vnde  van  dat  m^ken  yan  de  stoelen  Grete  Paels 
gegeuen  vij  st.  br* 

Item  noch  an*  zwart  swillych  ij  ellen  dye  elle  iiij  st. 
br.  facit  toe  samen  yan  de  yoersz.  stoelen  viij  h.  Sg.  ij  st. 

Item  noch  laten  maken  dat  faentgyn  vpet  koer,  daer 
is  thoe  an  saye  gaen  i  h.  gg.  ynde  dat  maken  een  st.  br. 

Item  noch  laten  lyemen  dye  ongele  dye  op  et  huisgen 
staet,  daer  men  dat  hyllyche  sacrament  vnder  draget 
omme  dye  stat,  daervan  gegeuen  ij  st.  br. 

Item  betaelt  meister  Jan  Voes  sangmeister  van  syen 
scriuen  als  van  dye  dyscant  buecken  ii  h.  fg  iiij  st.  br. 

15  3  4. 

Item  den  ij'°  in  Maijo  meister  Henrick  beeldesnider 
van  de  crusen  to  de  vaenen  to  repareren  vnd  vordt 
een  cruse  op  id  kerrickhof  betaelt  v.  st.  br. 

Den  xxij  Junij  betaelt  Jacob  maelder  van  ij  crusen  te 
stofferen  ene  op  id  kerrickhof  vnd  ene  bouen  de  porte, 
voor  golt  und  arbeit  vi  h.  pont. 

Item  den  vrwarricker  van  Hasselt  hyr  gehadt,  om  id 
vrwarrick  to  besyn  vnd  vm  gegeuen  vor  syn  teringe 
Tnd  reysse  vij  st.  br. 

Item  betaelt  meister  Sybrant  van  Warden  vor  syn 
missael  geprentet  vnd  ys  op  id  altar  vor  id  sacrament, 
vm  betaelt  ij  heren  pont,  de  beterscap  gaf  he  ons. 

Item  op  den  auent  Lamberti  betalt  her  Gerdt  Petersz 


301 

Tan  eyn  antiffonael  in  de  scole  te  Bcriyen  ynd  was  xvij 
qnatemen,  ellicke  quatern  vi  st.  br.  summa  ym  betaelt 
Tij  h.  pont  iij  st.  br. 

Item  den  vijj  Decembris  betaelt  ber  Henrick  van 
Rekel inchussen,  liberarius  to  Deyenter  in  domo  Florencij, 
van  eenen  salter  to  repareren,  vnd  myt  nye  sloetwarrick 
und  beslach,  noch  eyn  nye  boeck  to  bynden  dat  men 
dagelixs  in  de  scole  besiget  ynd  daer  nye  beslach  to 
und  doppen,  noch  hyr  to  gedaen  iiij  quaternen  an  stof; 
hyryor  in  al  betaelt  yj  phs.  gl.  to  xxyjj  st.  fr.  summa 
xi  h.  pont  xj.  st    br. 

Item  den  xyi  Januari)  gerekent  myt  Juffer  Johan 
Rouers  bouen  ii)  het  conuent,  und  heft  gemaket  iiij  nye 
aluen  und  ettelicke  hantduecken  und  yordt  yoUe  aluen 
opgenyet,  or  in  al  betaelt  i  heren  pont  ij  st.  br. 

Item  betaelt  meister  Henrick  yan  Tryer,  yan  den  knop 
to  maeken  an  de  nye  kappe  ij  phs.  gl.  i  ort  myn.  Noch 
yan  iiij  knope  an  de  dynrocke  yi  st.  br. 

Noch  yor  golt,  my  unbrack  an  de  krone  ick  ymdede, 
y i  st.  br.  yalueert ;  noch  he  yerdent  an*  de-  kerricke  iij 
st.  br.  Noch  yan  een  gordel  te  maecken  ij  st.  br.  fac. 
iiij  hereft  pont.  i  st.  br.  yi  pi. 

Item  zelighe  Willem  yan  Hengelen  gecoft  y  yirendel 
golden  laecken,  de  elle  xxxy  scillinge  ylems,  und  afge- 
dinget  i  sch.  ylems  fac.  xxxxii  sch.  yl.  ys  ix  goltg. 

Noch  y  yirendel  wyt  damast  myt  gulden  blomen,  de 
elle  xxy  sch.  ylems;  betaelt  yyf  g.  g.  x  st.  br. 

A*.  xxxij  den  xyi  in  Julio,  reisde  ick  Gerdt  Kreyinck 
myt  Jasper  Jansz  na  Antwerpen,  om  te  copen  to  de  nye 
ornamenten,  zo  en  koude  men  geen  wyt  damast  myt 
gulden  blomen  krigen,  so  hebben  wy  gekoft  xxxii  ellen 
wyt  damast,  steet  eyn  elle  yij  sch.  ylems;  hetwerdtmy 


302 

to  willen  overgedaan,  und  iiij  st.  liggen  bynnen,  snmma 
betaelt  Ixvij  coepmansguldens,  eumma  xxxxvij  golt  gl., 
xxiiij  st.  br.,  noch  vor  de  reyse  vnd  kost  yj  g.  gl.  v  ort  br. 

Item  den  xiii  in  Februario  betaelt  Jasper  Jansz  vor 
ij  pont  golts,  XXXV  coepraans  gl.  xiiij  st.  br.;  noch  de 
meister  to  syn  terjmge  xv  st.  br.  noch  Gertniidt  Zwarte 
Claess  op  vridach  post  Johannis  an  golt  to  Amsterdam 
vi  g.  V  st.  br.  'Noch  i  pont  golts  xvij  gl.  viij  st.  br., 
noch  i  pont  golts  xvij  gl.  viii  st.  br.  Noch  Qertruidt 
Zwarte  Claess  vi  coepmans  gl.  ij  st.  br.  an  golt;  noch 
xxxii  st.  br.  Summa  Ixxxv  coepmans  gl.  iiij  st.  br., 
summa  lx.  golt  gl.  xxiiij  st.  br. 

Item  meyster  Anthonius  Dirckp  to  Amsterdam  heft 
gemaeket  Ixxi  grote  blomen  ij  haluen  vor  een  helle, 
id  stucke  viij  st.  br. ,  noch  xxxix  kannicks  id  stncke 
ij  st.  br.  hoffyser  id  stucke  ij  st.  br.  summa  xxxv  coep- 
mans gl.  xix  st.  br. 

Noch  den  meister  vm  he  bedinget  was  ij  coepmans 
gl.  vij  st.  br. ;  noch  he  hyr  verteret  i  golt  gl. ;  noch  vor 
syn  vracht  vij  st.  br.  Summa  xxix  g.  g.  ij  st.  br. 

A®.  xxxiiij,  den  vij  dach  in  Julio,  reysde  ick  Gerdt 
Kreyinck  myt  Jasper  Jansz  na  Antwerpen,  und  hebbe 
gekoft  den  xiiij  in  Julio  van  Johan  de  Clarrick  de  bor- 
den tot  eenen  cappe  to  misgewaedt  und  dynrocken  vor 
xxxxiiij  pont  vlems,  noch  vor  de  reyse  v  coepmans  gl. 
ij  st.  br.  i  ort  br.  Summa  hondert  eenentnegentig  golt 
gl.  xxiiij  st.  br.  i  ort  br. 

Noch  voor  frengen  und  wierynge  und  maeckeloen 
xxxi  co'epmans  gl. 

Noch  to  tolle  to  Antwerpen  xxx  st.  br.  to  Ysericker 
ort  XV  st.  br.  ter  Gow  xii  st.  br.  ter  Gow  sluus  vi  st.  br. 

Noch  an  golt  to  den  knop  xxxiiij  st.  br. 


303 

Item  den  x  Aprilis  Tan  Bentemer  steen  laten  maken 
een  nye  harnes  by  dat  grote  orgel  an  dye  noert  syt; 
daer  ouer  gewest  mester  Berent  ynde  mester  Reynoelt 
omme  dye  pyellers  toe  houwen  vnde  dat  roende  vnde 
dye  goeten  thoe  stoppen,  vnde  noch  iij  peyllers  houwen 
laeten  in  dat  hames  an  de  suet  syt,  staen  in  dye  luesse, 
hyer  ouer  gewest  elck  xxv  dagen  vnde  dyQ  opperknecht 
XV  dage,  des  dages  v  claesgens  vnde  dye  opperknecht 
iij  claesgens  fac.  xviiij  h.  gg  x  claesgens. 

15  3  5. 

Item  meyster  Albert  dye  Vrese  anbestaet  myt  mester 
Johan  schoelmeyster  een  pullemte,  dat  staet  voer  dat 
hyllyche  sacramente  op  et  koer,  dat  maken  van  den 
pullemte  heft  gecost  vi  phs.  gulden  guot  geit,  myn  een  ort. 

Item  noch  meyster  Albert  thoe  verdrincken  gegeuen 
V  claesgens. 

Item  noch  Baltheser  gegeuen  van  iij  heydensge  goden 
dat  stucke  xiij  st.  hoe  snyden,  facit  xxxix  st. 

Item  dat  vyerde  heft  meister  Jan  schoei  meister  betaelt. 

Item  noch  Baltheser  voersz  gegeuen  van  dye  iiij  leeu- 
wen vnde  van  dye  y  clene  aengesychten  in  dat  clene  pul- 
lemte, toe  saemen  van  schnyden  xx  st.  guet  geit,  facit 
thoe  samen  van  dat  pullemte  vij  gl.  gl.  xj  st.  br. 

Item  dit  nabescreuen  heft  Henrick  van  Tryer  gemaket 
anno  xxxv. 

Item  dye  pullen  vermaket,  daer  thoe  gedaen  iiiij  engels 
an  suluers,  daer  an  verdyent  iiij  claesgens. 

Item  noch  dye  olyuaten  gemaket  daer  thoe  gedaen 
an  suluers  iij  engels  vnde  daer  an  verdeynt  iij  st. 

Item  noch  vp  en  ander  tyt  dye  olyuaten  schone  gema- 
ket vnde  gesoldyert,  daer  an  verdeynt  een  braspennynck. 


304 

Item  noch  dat  cruesse  van  mester  Jan  van  Vterwyck, 
daeran  verdyent  an  schone  thoe  maken  iiij  claesgens. 

Item  toe  Zwolle  gewest  by  den  abbet  van  Hulsbergen 
myt  myn  geselle  vnde  mester  Jan,  omme  dye  ornamen- 
ten thoe  wyen ,  dye  wagenman  gegeuen  van  wagen  huere 
XV  claesgens,  noch  verteert  mitten  abbet  an  wyn  ende 
oncost  xxxiii)  st.  br. 

Noch  dye  kellener  dye  hem  hullep,  een  halven  gl. 
gescencket. 

Item  noch  mester  Hans  gegeuen  orgelmaker  een  golt 
gl.  van  dat  hy  dat  onderste  valkbruet  opnam  vnde 
vermakede,  dat  verstoppet  was. 

Item  noch  mester  Hans  orgelmaker  gegeuen  vp  raken- 
scap,  als  van  dat  hy  maken  sal  an  dat  grote  orgel  viij 
coepmans  gl.  vnde  daermede  hebbon  se  hem  verpeent 
dat  werrick  toe  volbrengen  voer  pyncksteren  nae  uut- 
wysen  oer  hant. 

Item  noch  her  Geert  Peterss  gegeuen  voer  datbueek- 
gyn ,  daer  dey  jungen  uut  syngen  begynnen  xx  st.  holl. 

Item  noch  stoffe  xv  st.  holl. 

Item  ij  boek  pappyers  omme  dyscant  in  thoe  scriuen, 
het  bueck  yj  claesgens  facit  xi  claesgens. 

Item  noch  mester  Henrick  byldesnlder  gegeuen  'iiü 
claesgens  van  een  Judas  toe  schnyden  vnde  ander  fornyet. 

15  3  6. 

Henrick  bildesnider  van  de  crucen  ende  ongeile  to 
reparieren  viij  st.  br.  ij  pi. 

Item  betaelt  meister  Henrick  beldesnider  dat  he  ver- 
dient heft  an  de  tafele  an  id  hoge  altaer,  daer  hemedo 
wes  an  lymde  xiiij  st.  br. 


305 

Noch  op  deseluG  tyt  Jacob  Ketelbuter  dat  he  verdent 
heft  an  de  dore  van  id  sacraments^^ues,  und  an  de  sem- 
belen  und  vordt  an  de  larape  op  id  koer,  i  heren  pont 
i  st.  br. 

Noch    gegeuen    meister   Johan  clocgieter  und  meister 
Geret   und   woch  erst  i"  x  pont  und  wecht  nu  xc  pont;  . 
de   XX   pont    corten   se    my  vor  ij  copmans  gl.  valueert 
und  ick  gaf  to  an  gelde  lij  heren  pont  vj  st.  br. 

Noch  gegeuen  meister  Henrick  bildesnider  van  den 
predicstoel  to  renoveren  und  makede  mede  ij  n  je  stande- 
bilden und  ettelicke  renouerdt,  summa  in  als  betaelt 
iij  h.  pont  ix  st.  br. 

N.  u. 


EEN  KIJKJE  IN  DE  BIBLIOTHEKEN  TE  KAMPEN,  1570. 


Onze  kennis  van  wat  onze  voorouders  zooal  lazen  in 
de  16*  eeuw  en  welke  boeken  zooal  in  hunne  bibliotheken 
werden  gevonden  i»  niet  zoo  groot,  of  kleine  bijdragen 
daaromtrent  mogen  nog  altoos  welkom  worden  geheeten. 
't  Is  daarom  dat  ik  door  deze  bijdrage  een  kijkje  in  de 
bibliotheken  van  de  ingezetenen  van  Kampen  in  1570 
wensch  te  geven. 

In  de  achttiende  zitting  van  't  Concilie  van  Trente, 
op  den  16'"  Februari- 1562,  werd  een  lijst  van  verboden 
boeken ,  '  index  purgatorius ,  vastgesteld ,  welke  echter 
gedurende  den  duur  van  deze  kerkvergadering,  welke 
den  4*^"  December  1563  werd  gesloten,  niet  werd  bekend 
gemaakt. 

In  het  laatst  van  het  jaar  1569  vaardigde  de  koning 
van  Spanje,  Philips  II,  voor  zijne  Nederlandsche  ge- 
westen een  placcaat  uit,  waarbij  hij  gelastte  om  dezen 
index  te  doen  publiceeren  met  een  appendix  dat  hij 
daaraan  heeft  toegevoegd ,  en  om  maatregelen  tegen  't  be- 
zitten en  verspreiden  van  verboden  boeken  te  nemen. 

Den  22*™  April,  in  eene  vergadering  van  Ridderschap 
en  Steden  te  Windeshoim,  werd  met  hot  oog  daarop 
besloten,  om  eene  deputatie  naar  den  stadhouder,  den 
graaf  van  Megen ,  af  te  vaardigen  om :  „by  syn  Genade 
toe  vermaenen  in  wat  gestalt  men  C^  Ma'.  Placcaet 
ende  den  catalogum  van  den  verboden  boecken  inlatyn, 
duytsch,  franchoys  en  italiaens  solde  mogen  publicieren." 


307 

Dientengevolge  trok  den  25"*  April  daaraanvolgende  eene 
deputatie  naar  den  stadhouder  op  reis,  maar  daar  deze, 
te  Apeldoorn  aangekomen,  vernam  dat  de  stadhouder 
niet ,  zooals  men  verwacht  had ,  te  Arnhem  was ,  maar 
zich  te  Brussel  bevond,  keerde  ze  onverrichter  zake  weder 
huiswaarts. 

Volgens  het  Digestum  Novum ,  fol.  15,  werd  intusschen 
den  30*°  daaraanvolgende  dp  index  te  Kampen  afgekon- 
digd, we  lezen  n.1. : 

„Het  mandement  Con'.  Ma*,  vnses  alregenedichsten 
heren,  angaende  die  boecken  die  by  den  catalogutn, 
in  't  heilich  concilium  generaal,  lestmael  geholden  bin- 
nen der  stadt  Trente,  gera-empt,  vnde  den  appendicem, 
ter  ordinantie  van  syne  Majesteit  gemaekt,  gereprobiert 
ende  verhoeden  syn,  is  gepubliciert  vpten  xxx"*  Aprilis 
1570." 

Den  17*"  Mei  1570  schreven  de  drie  steden  dan  ook 
aan  den  griffier.  Mr.  Gisbert  Roelinck,  dat,  ingevolge 
bevel  van  den  stadhouder,  om  hem  en  den  audiencier 
des  konings ,  te  verwittigen  van  de  publicatie  van  't  plac- 
caat,  bevattende  de  catalogi  van  boeken  door  't  concilie 
van  Trente  veroordeeld,  benevens  de  appendices  ter  or- 
donnantie des  konings  daarbij  gevoegd,  zij  hem  verzoeken, 
om  aan  deze  personen  te  berichten,  dat  de  publicatie 
daarvan  den  30*"  April  1570  in  de  drie  steden  heeft 
plaats  gehad. 

Te  Kampen  volgde  weldra  een  nader  bevel  van  den 
magistraat.  Den  19*"  Juli  1570  werd  n.l.  het  volgende 
gepubliceerd : 

„Schepenen  ende  Raeth  laeten  ouermaels  weten,  alsoe 
haer  Eers.  opten  lesten  dach  vergangen  macnd  Aprilis 
sekere    C*.    MaS    vnses    alregenedichsten  heeren  placaet 


1 


308 

hebben  doen  publici^ren  ende  afroepen,  dat  alle  gere* 
probierde  ende  verboeden  boecken  verbrandt  sullen  worden 
bynnen  den  tydt  van  3  maenden,  nae  wyderen  inholt 
desseluigen  placcaets,  dat  demnae  een  yder  sich  alnocb 
daernae  sal  regulieren  ende  die  boecken,  die  alnocb  te 
repürgieren  ende  to  corrigieren  staen,  mit  den  inuen- 
tario  van  dien,  na  inholt  des  placcaets,  aal  brengen  by 
den  gerichte,  daernae  sich^  een  yder  moet  weten  to 
richten,  tot  vermydinge  der  penen,  in  den  placcate.be- 
grepen." 

De  rekening  van  1570  vermeldt  nog  dezen  post:  „Item 
betaelt  drie  mandamenten  inholdende  die  verboeden  boec- 
ken, voer  yder  v  st.  br.  facit  i  heren  pont  i  st.  br." 

Een  gevolg  van  deze  raadsordonnantie  was,  dat  de  in- 
gezetenen ,  welke  vermeenden  boeken  onder  zich  te  hebben 
welke  behoorden  gezuiverd  te  worden ,  deze  in  den  loop  der 
maand  Juli  1570,  naar  het  raadhuis  overbrachten.  Ieder 
legde  bij  zijne  boeken  een  catalogus  daarvan  over  en  deze 
catalogi  tot  een  getal  van  dertig  zijn  bewaard  gebleven,  en 
worden  hier  onder  de  oogen  onzer  lezers  gebracht.  Ze 
zijn  merkwaardig  in  meer  dan  een  opzicht.  Ze  zijn  nl. 
merkwaardig  uit  een  bibliografisch  oogpunt,  daar  er  meer- 
dere zeldzame  drukken  op  voorkomen  en  zelfs  de  jaar- 
tallen vermeld  worden  van  werken  zonder  deze  versche- 
nen. Ze  zijn  merkwaardig,  omdat  men  er  uit  kan  zien, 
wie  zooal  las  en  wat  men  las;  ze  zijn  merkwaardig  vooral 
omdat  ze  aantoonen  hoezeer  de  werken  van  Erasmus 
waren  verspreid  en  algemeen  werden  gelezen,  't  Is  vreemd 
dat  de  klooster-bibliotheken  zoo  schaars  zijn  vertegen- 
woordigd, men  vindt  alleen  boeken  van  't  Birgitten-  en 
Agnietenklooster  en  van  't  Oude  Convent,  onder  de 
nos.    1 ,   2  en  5  opgegeven,     't  Zal  nauwelijks  behoeven 


309 

opgemerkt  te  worden  dat  deze  catalogi  niet  al  de  boe- 
ken bevatten,  welke  de  betrokken  personen  bezaten, 
maar  enkel  die,  welke  zij  vermeenden  dat  ter  zuivering 
moesten  aangeboden  worden. 

Merkwaardig  zijn  de  nos.  9  en  10 ,  bevattende  de  boe- 
ken uit  de  boekwinkels  van  Femme  Peters  en  Berendt 
Peters,  benevens  no.  11,  zijnde  de  opgave  der  boeken 
welke  de  bekende  Arent  toe  Boecop  aanbood,  no.  25  van 
Willem  van  Wóu,  van  de  bekende  klokgietersfamil ie  enz. 

Een  groot  deel  der  gedeponeerde  boeken  werd  weldra 
teruggegeven  en  deze  zijn  dan  meest  met  een  kruisje  op 
de  lijsten  aangeduid,  terwijl  een  ander  deel  in  den  loop 
der  maand  Januari  1572  werd  weergegeven,  meest  met 
last  om  ze  ter  correctie  naar  den  pastoor  te  brengen. 

Opmerkelijk  is  bet  nog,  dat  onder  no.  23  wordt 
vermeld,  dat  een  boek  uit  de  bibliotheek  van  de  St. 
Nicolaaskerk  werd  overgebracht,  met  de  ijzeren  kettingen 
en  ringen  waarmede  het  in  de  bibliotheek  bevestigd  was, 
een  voorzorgsmaatregel  om  ontvreemding  te  voorkomen. 

N.    ü. 


Desse  nabescreuen  boecken 
hoeren  hynnen  Campen  tot  de  hroders  toe  S,  fiiryitten, 

f  Omnia  opera  Eusebij  Hyeronimi  Stridonensis  cum 
argumentis  et  scholijs  D.  Ërasmi  Roterodami.  Basilise  in 
sedibus  Johannis  Frobenij  An^  Millesimo  quingentesimo 
decimo  sexto.     In  tribus  voluminibus. 

f  Opera  D.  Joannis  Chrysostomi  Archiepiscopi  Cón- 
stantinopolitani.  In  quinque  voluminibus  Basili»  in 
oificina  Frobeniana  an^  1530. 


310 

f  Origenis  Adamantij  eximij  Bcripturarum  interpretis. 
Opera  quse  qnidem  exstant  omnia,  per  Desiderium 
Erasmum  Roterodamum  partim  versa,  partim  recognit^, 
cum  prsefatione  de  vita ,  phrasi ,  docendi  ratione  et  operi- 
bus  illius;  adjecta  epistola  Beati  Rhenani  nuncupatoria  ete. 

In  duobus  volumnibus.  Apud  inclytam  Basiliam  ex 
officina  Frobeniana  An^.  M.  D.  xxxvi. 

f  Opera  divi  CcBcilij  Cypriani  Episcopi  Carthage- 
niensis,  ab  innumeris  mendis  repurgata  etc.  Atque  htee 
omnia  nobis  prestitit  ingenti  labore  suo  Erasmos  Ro- 
terodamus  etc.  Apud  inclytam  Basiliam  ex  officina 
Frobeniana.  A^  Millesimo  Quingentesimo  Yicesimo  primo. 

f  D.  Hilary  Pictavorum  Episcopi,  lucubrationes  quot- 
quot  exstant,  olim  per  Des.  Erasmum  Roterod.  haud 
mediocribus  sudoribus  emendatse,  nunc  denuo  rigilan- 
tissima  cura  recognit». 

BasilisB  in  officina  Frobeniana  A^.  quingentesimo  tri- 
cesimo  quarto. 

f  Divi  Cyrilli  Archiepiscopi  Alexandrini  Opera  in 
tres  partita  tomos,  partim  Georgio  Trapezonto,  partim 
Joanne  Oecolampadio  interpretibus.  Basiliee  in  sedibus 
Andre»  Cratandri ,  Mense  Auguato  An^  Millesimo  quin- 
gentesimo Vicesirao  octavo. 

f  Opera  Tertulliani  etc.  per  Beatum  Rhenanum  e  tene- 
bris  eruta.  BasilisB  An^.  Millesüno  quingentesimo  vicesimo 
octavo. 

f    Athanasij   Episcopi  Alexandrini,  Opera  etc.  bis  in- 
terpretibus:   Cbristophoro    Porsena    Ambrosio  Monaeho 
Angelo    Politano,    Joanne  Capnione.    Accessit  prseterea 
operi,    Erasmi   Roterodami    Paraclesis   ipisiusque  Atha- 
nasij vita. 

f    Opera    B.    Fulgentii    Aphri    Episcopi   Ruspenensis, 


311 

Theologi  antiqui  etc.  Item  opeta  Maxentij  Joannis  serui  Dei. 
Impressa  in  Hagenau  in  officitia  Thomae  Anshelmi  An^ 
yicesimo.  Hic  prefixa  est  epistola  Bilibaldi  Pirckheymeri. 

f  D.  Gregorij  Nasianzeni  orationes  xxx,  Bilibaldo  Pirck- 
heimero  interprete ,  nunc  primum  editae ,  cum  epistola 
D.  Ërasmi  Kot  Basiliee  in  officina  Frobeniana  An^  M.  D. 
xxxi  mense  Septëmbri. 

D.  Aurel^  Augustini  Hipponensis  Episcopi,  tam  in  vetus 
quam  'in  novum  testamentum  commentarij  ex  omnibus 
eiusdum  lucubrationibus  passim  in  ordinem  vtriusqueca- 
pitum  collecti ,  per  Joannem  Gastium  Brisacensem  in  lu- 
cem  editi.  Basili®  per  Joannem  Hernagium  A^.  M.  D.  xlij. 

f  Divi  Joannis  Chrysostomi  Archiepiscopi  Constan- 
tinopolitani  in  totum  Geneseos  librum  homili®  sexa- 
ginta  sex,  a  Joanne  Oecolampadio  vers»  Basiliie  A^. 
M.  D.  xxiy. 

f  Theophilactus  in  quatuor  euangelia  Joanne  Oeco- 
lampadio interprete.  ColonisB  in  eedibus  honesti  ciuis  Petri 
Quentell  A^.  Dbmini  M.  D.  xxxi  mense  Januario.  In 
eodem  Tolumine: 

f  Theophilactus  in  epistolas  Diui  Pauli  Christophoro 
Porsena  Rhomano  interprete.  Coloniee  in  eedibus  honesti 
ciuis  Petri  Quentell,  anno  1529  mense  Januario. 

f  Item  Theophilacti  Archiepiscopi  Bulgariee,  in  qua- 
tuor euangelia  enarrationes,  denuo  recensitce  Joanne  Oe- 
colampadio interprete.  BasiU»  in  officina  AndresB  Cratandri 
Mense  Martio  A^  M.  D.  xxy.  In  eodem  yolumine  S.  Hier- 
onimus  in  psalterum. 

Item  Commentarij  initiatorij  in  quatuor  euangelia,  Ja- 
cobo  Fabro  Stapulensi  authore,  Basili»  ex  »dibus  Andre» 
Cratandri, «Mense  Martio  A^  M.  D.  xxiij. 

Commentarij  initiatorij  in    quatuor.  Euangelia  Jacobo 


312 

Fabro  Stapulensi  authore,  abique  nomine  loei  et  impres- 
soris,  quod  sció  A°.  M.  D.  xxvi. 

Jacobus  Faber  Stapulensis  in  epistolas  Pauli  ex  officina 
Henrici  Stephani  emissum  deinde  A**.  M.  D.  xv. 

f  Arnobius  in  psalterium  cum  prefatione  ËrasmL  Item 
D.  Ërasmi  in  psalmum :  Qnare  fremuerunt  gentes.  Basilise 
Frobenius  An^  M.  D.  xxii  mense  Sept 

Polydori  Vergilij  Yrsinatis  Adagiorum  liber,  Basilis 
ex  sedibus  Joannis  Frobenij,  Mense  Julio  An®.  M.  D.  xxi. 
Ëiusdem  de  inuentoribus  rerum  libri  Octo,  ibidem. 

In  eodem  volumine: 

Luciani  Samosatensia  Saturnalia  et  D.  Ërasmo  Rot.  in- 
terprete ,  Basili»  apud  Joannem  Frobenium  A^  M.  D.  xxL 

f  Nouum  Testamentum  D.  Ërasmi  Kot.  graece  et  latine, 
in  magna  forma,  jam  tertio  accurate  recognitum  A®  M. 
D.  xxij. 

D.  Ërasmi  Eoterodami  in  Nouum  Testamentum  Anno- 
tationes,  Basilise  An^  M.  D.  xxii. 

Item  eiusdem  Ëras.  annotationes  in  nouum  testamen- 
tum.  Basiliaö  A®.  1522. 

Tomus  secundus  continens  paraphrases  D.  flrasmiRot. 
in  omnes  epistolas  apostolicas  et  in  acta  apostoiorum. 
Basiliae  apud  Joannem  Frobenium  An^  M.  D.  xxiiii. 

Paraphrases  Ërasmi  Kot.  in  omnes  epistolas  Pauli. 
ColonisB  in  sedibus  Ëucharij  Ceruicorni  A^.  M.  D.  xx. 

Ëpistolse  D.  Ërasmi  ad  diuersos  et  aliquot  aliorum  ad 
illum  per  amices  eruditos  ex  ingentibus  fasciculis  see- 
darum  coUectae.  Basiliee  apud  Joannem  Frobenium  An*. 
M.  D.  xxi  pridie  Cal.  Sept. 

f  Apophtegmatum  opus  per  D.  Ërasmum  Eoterodamunu 
Parisijs  apud  Joannem  Kagny  sub  basilisco  in  vico  Ja- 
cobaeo  A^  M.  D.  xxxiii. 


313 


f  Nouum  Testamentum  per  D.  Erasmum  Rot.  Mogun- 
tiae  A^  M.  D.  xxxvi. 

t  Nouum  Testamentum  per  Desiderium  Erasmum  Rot. 
Basili»  apud  Joannem  Sebelinum  mense  februario  A^ 
M.  D.  xxvi. 

f  Nouum  Testamentum  por  D.  Erasmum  Rot.  An®. 
M.  D.  xxiiij,  absque  nominc  loei  et  impressoris. 

Paraphrases  D.  Erasmi  Rot.  in  nouum  Testamentum, 
videlicet  in  4  euangelia.  Antwerpise  apud  Joannem  Steel- 
sium  sub  scuto  Burgundiee,  A^  M.  D.  x1. 

Paraphrases  D.  Erasmi  Rot.  in  Acta  Apostolorum. 
Antwerpi»  apud  Stelsium  1541. 

Item,  Paraphrases  ejusdem  in  omnes  epistolas  cano- 
nicas;  in  sedibus  Joannis  Stelsii  An.  M.  D.  1y. 

Hatthei  \  Antwerpi»  apud  Michae- 

lem  Hillenium,  1522. 
BasUiee  apud  Frobenium 

Jl\  1524. 
Absque    nomine   loei   et 

impressoris. 
BasilisB  in  officina  Frobe- 

niana  A^  1523. 
Basiliee    in   officina  Fro- 

benH  k".  1524. 

t  Item  Paraphrases  D.  Erasmi  in  aliquot  epistolas 
S.  Pauli,  Basilise  apud  Joannem  Frobenium  mense  Maio 
An^  M.  D.  xxij. 

t  Item  Paraphrases  D.  Erasmi  Rot.  in  aliquot  epistolas 
Sancti  Pauli.  A^.  1521,  absque  nomine  loei  et  impressoris. 

t  Euangelia  et  epistolse  totius  anni  per  D.  Erasmum 
cum  annotationibus  eiusdem.  bis. 

t  Diui  Ambrosii  episcopi  Midiolanensis ,  commentarii 
in  omnes  diui  Pauli  epistolas  ex  restitutione  D.  Erasmi, 
Coloniae  apud  Joannem  Gemnioum  M.  D.  xxxü 

BIJDIU    IV  21 


Paraphrases 

in 
Euangelium 


Marci 


Lucce 


Joannis 


Acta  Apost. 


per 
D.  Erasmum 
Rot 


\ 


314 

f  Batio  seu  MethoduB  compendio  pemeniendi  ad  yeram 
theologiam,  per  D.  Ërasmum  Rot.  Coloniae  apud  Heronem 
Alopeciom  M.  D.  xxiij. 

f  Item  ibidem  Epitome  cbiliadum  adagioram  Erasmi 
etc.  per  Hadrianum  Barlandum  conscripta.  ColonisB  im- 
pensis  integerrimi  bibliopolee  Godefridi  Hittorpij  Anno 
M.  D.  xxyy  mense  Julio. 

f  Ibidem,  eiusdem  Erasmi  de  contempta  mondL 

f  D.  Joannis  Chrysostomi  etc.  commentarium  in  acta 
D.  Erasmo  Rot.  interprete.  Antwerpi»  in  eedibus  Johannia 
Stelsij  An».  M.  D.  xlij. 

Hos  libros  signo  cmce  assignatos,  nos  fratres  or- 
dinis   S.   Birgitt»  recepimus. 

Supradictos  autem  libros  omnes  non  signatos,  recepi- 
mus nos  Pater  et  fratres  Ordinis  S.  Birgitt» 
in  Campis  a  Senatu  ad  ferendnm  Pastori  pro  correctione 
An^  septuagesimo  secundo,  decimo  Januarg. 


2. 


t  Athanasij  Episcopi  Alexandrini  sapientissima  elo- 
quentissimaque  opera,  rursum  impressa  ac  studiosissime 
emendata;  commentarii  in  epistolas  Pauli,  qui  aquibus- 
dam  adscribuntur  Yulgario.  Impressa  oum  gratia  et  pri- 
vilegie. Parisijs  Anno  1520. 

f  Theophilacti  Archiepisoopi  Bulgariee  in  4  Euangelia 
enarrationes ,  denuo  recognit»  Joanne  Oecolampadio  in- 
terprete. Anno  1525. 

Paraphrases  Erasmi  R.  in  omnes  Epistolas  Pauli 
Apostoli  germanas  et  in  ea  qu8B  est  ad  Hebrseos  incerti 


315 

authoris  cum  ijs  quse  canonicae  yocantur.  Moguntiee 
Anno  1522. 

Paraphrases  in  4  Eoangelistas ,  unumquodque  per  se 
iinpactum,  Erasm.  Rot.  authore  cum  actie  apostolicis, 
absque  significatione  loei  et  anni,  sed  qnod  in  Mattheum, 
Hagoniee  expressum  Anno  1522. 

Dialogi  per  Hadrianum  Barlandum,  quibas  adhaerent  et 
alia,  tam  et  Erasmi  R.  libellus  de  ciuiltate  morum. 

Luciani  judicium  Dearum.  Louanij  impressum  1544, 
cum  Erasmi  epistola  de  euangelicis,  impactum. 

Collatie  Erasmi  R.  de  libro  arbitrio^  Antwerpiee  1524 
et  de  immensa  Dei  misericordia,  ibidem  A^  1524. 

Luciani  dialogi  aliquot  per  Des.  Erasmum  Rot.  Tersi 
onacum  Bello  per  Erasm.  R.  Antwerpiee  1524. 

D.  Erasmi  de  constructione  libellus,  Antwerpiee  1541; 
cui  adhaeret :  de  morum  ciuilitate  libellus,  Epitome  Chy- 
liadum  Adagiorum  Erasmi  R. 

t  Postilla,  hoc  est  enarratio  D.  Georgij  Wicelij  the- 
ologi  absolutissimi  eruditique,  linguarum  experimen- 
tissimi  super  euangelia  et  epistolas  de  tempore  et  de 
sanctis  per  totum  annum,  latine  sedulo  reddita,  inter- 
prete  Gerhardo  Loricbio  Hadamario.  Excudebat  apud 
inclytam  Coloniam  Agrippinam,  Petrus  Quentell  cum 
priuilegio  MD  xly. 

Possessore  Andrea  Nicolaiy 
Pater  Agnetis  apüd  Campenses, 

t  Tbeopbilacti  Archiepiscopi  Bulgarie ,  in  4  Euangelia 
enarrationes.  Yenumdantur  Jodoco  Badio  Ascensio  et 
Joanni  Roigny  sub  basilisco.  1534. 

Possessore  Gerbrando  Joannis. 
D,  Casparm  Henriet^  Bassus. 

21* 


3ir> 

D.    JasperuB   Henrici,    Bassus  fatetur  se  rece- 
pisse  quatuor  libros  cruce  signatos. 
CeteroB  a  Benatu  etiam  recepi. 


3. 


A\  1570  den  28  Julij  heft  Garyth  yan  Delden 
an  den  gerichte  gebracht  een  Testament,  per  Desideriom 
Ërasmum  recognitum ,  gedruckt  Antwerpi»  by  Michaelem 
Hilenium.    A».  1534. 

Noch  i  boeckxgen  ende  synth  precationes  Erasmi ,  ge- 
druct,  Coloniae  apud  Joannem  Kuremundanum.  A^  1542. 


4. 


Ëuangelium  Becundum  Mattheeum  per  Erasmam,  Co- 
loniee  A^  46. 

Catonis  disticha  moralia  cum  scholijs  auctis-  Erasmi. 
Eadem  disticha  greece  a  Maximo  Planude  e  Latino  versa. 
Antwerpiae  A®.  65. 

Epistola  Erasmi  contra  quosdam,  qui  se  falso  iactant 
Euangelicos,  ColonieB  A^  30. 

Johannis  Riuij,  in  copiam  verborum.  Dauentrice  A*.  64. 

Libellus  de  ciuiltate  morum  Erasmi,  Coloniae  A^  30 

Aliquot  epistolsB  Erasmi,  cum  interpretatione  graeca- 
rum  vocum,  Coloniae  A^  14.  (?) 

Modus  orandi,  per  Erasmum,  AntwerpiaB  A^  42. 

Passio  secundum  quatuor  Euangelistas,  Campis  A^  65. 

PraBcationes  Biblicae  Sanctorum  patrum  illustriumque  yI- 
rorum  et  mulierum  vtriusque  testamenti.  Antwerpiae  A®.  29. 


317 

Erasmi   in  Laurentij  Yallae  elegantiamm  libros,  epi- 
tome,  Coloni»  A^  58. 

Eiusdem  copia  yerbomm.     Colonise  A^  58. 

Albertus  Cuerbeeck. 


5. 

Opora  D.  Caecilij  Cypriani,  castigatione  Des.  Erasmi 
a  mendis  vendicata.  Impressa  Coloni»  A^  1544,  ex  offi- 
cina  Petri  Quentell. 

Annotationes  Des.  Eras.  Rot.  in  NoYum  Testamentam, 
impressse  Basiliae  in  officina  Frobeniana  A^  1542. 

Chiliades  Eras.  Rot.  Basiliee  impressse  A^  M.  D.  xliii. 

Ecclesiastes  siue  de  ratione  concionandi  libri  4  Des. 
Erasmi  Rot.  Impressfie  Basili»  M.  D.  xliiii. 

D.  Johannes  Bernardi  Campensis. 

Allent  nae  yermoegen  des  voersz.  inuentarij  heft  heer 
Johan ,  pater  op  het  Out  Cloester,  die  boecken  dair  inne 
gementionneirt ,  ouergeleuert.  Actum  den  ij"»  Augusti 
A«.  1570. 

Nicolaus  ab  Vrek,  secretarius  Campensis. 

Ego  D.  Joannes  Bernardi  Campensis  fateor  me 
recepisse  meos  libros  apad  senatom  Campensem  depositos. 


6. 


Quintuplum  Psalterium  Gallicum,  Romanum,  Hebrai- 
cum  vetus  conciliatum,  cum  prefatione  et  commentarijs 
Jaoobi  Fabri  Stapulensis. 


1 


318 

Ouergeleuert  dorch  den  E.  Henrick  Tan 
En 8 se  in  den  gerichte  der  Stadt  Campen  op 
den  xxiij~  Julij  A».  1570. 

Is  weder  by  syn  Ed.  ontvangen  op  den  ix*" 
Febrnarij  A«.  1572. 


7. 


Desse  nabescreuen  boecken  heft  an  den  gerichte  g^- 
bracht  Joffer  Armgardt  Voerns,  nagelaten  we- 
duwe van   Doctor  Jan   Goldt. 

Theophilactus  in  Euangelia  ac  D.  Panli  Epistolas.  In- 
terprete  Joanne  Oecolampadio. 

Paraphrases  Erasmi  in  epistolas  Pauli. 

Apophtegmata  eiusdem. 

Nouum  Testamentum  sine  typographi  nomine  et  loco 
impressionis,  per  Des.  Erasmum. 


8. 


Libri  Michaelis  Hetsroey,  Pastoris. 

f  Augustinus,  impressus  Basili»  A^  1556  tomi  6. 

f  Chrysostomus ,  ibidem  A^.  1558  tomi  4. 

f  Ambrosius,  impressus  Parisüs  A'.  1551  tomusvnus. 

f  Hyeronimus,  Basili»  A^*.  1565  tomi  4. 

f  Basilius,  Antwerpi©  A®.  1568  tomus  vnus. 

f  Athanasius  et  Hylarius,  Basiliee  et  Parisüs  annis 
1556  et  1544,  vnus  tomus  seu  vnum  volumen. 

t  Theophylactus  in  Euangelia  et  epistolas  Pauli,  Co- 
lonisB  impressus  Anno  1528. 


819 

f  Pasehasiofl,  Lanfrancus,  Gnitmandus,  Algerus,  de 
oorpore  domini. 

f  Epitom^  operum  D.  Angustini  per  Joannem  Pisca- 
torem  et  Joannem  Pesselium  aucta. 

f  Parafirases  Erasmi  in  Euangelia  et  epistolas  Pauli, 
in  tribus  partibos. 

f  Testamentum  nouum  versum  per  Erasmum. 

f  Testamentum  Grseco-Latinum  cum  Actis  Apostolorum. 

f  Epistels  ApostoIicflB  Gr»co-Latin8B  cum  Apocalyps!. 
ParisiJB  A».  49. 

t  Epiphanius  Jano  Comario  interprete.  Basili»  per 
Joannem  Operinum  et  Hernagium,  A^  60. 

Desse  voersz.  boecken  heft  die  weerdighe  heer  Mi- 
chael  Hetsroey,  Pastor  to  Campen,  in  den  gerichte 
derseluer  Stadt  Campen  doen  ouerleueren  opdenxxviij^ 
Julij  Anno  1570. 

My  tegenwoerdich 

Rei.  Jacobs  Secretarius  Camp. 

Ego  Gerardus  Becanus  fateor  me  nomine  Domini 
Pastoris  M.  Michaelis  Hetsroey  recepisse  a  Senatu 
Campensi,  omnes  preescriptos  libros  excepto  vno  qui  est 
Paraphrases  Erasmi  in  epistolas  Pauli  et  Euangelia  in 
tribus  partibus.  A®.  1570  18  Nouembris. 


9. 

3  De  duplici  copia  Erasm.  incompaoti. 
8  Testamenti  Eras.  lat  incompacti. 

1  Philippus  Decius  de  regulis  juris,  incompact. 

2  Elegantiarum  puerilium  ex  M.  Tullij  Cicoronis  Epist 
lib.  3,  Georgij  Fabri. 


8i0 

2  Oeorgij  Fabri  Chemnicei  elegantiarum  poeücaram 
ex  Ouidio,  Tibullo,  Propertio  etc. 

2  Elegantiarum  ex  Plauto  et  Terentio  lib.  g  coUect. 
a  Georgio  Fabro. 

32  M.  T.  Ciceronis  ex  familiaribus  breniores  Epistol» 
aliquot,  ab  Hermanno  Buschio  etc.  select». 

2  Expositie  Orationis  Dominicse  fratris  Hieronymi 
Sauanarol»  de  Ferraria,  ordinis  predieatorum  et  sermo 
eiusdem  in  vigilia  natiuitatis  Domini  coram  fratribus 
habitus. 

8  Leges  morales  e  libell.  D.  Eras.  Koterod.  de  ciuiltate 
morum  pueril.   per  Ëualdum  Gallum.  Loen,  Antwerpiffi. 

3  Paraphrases  Erasmi,  duytsch  in  Matheum. 

1  Paraphrases  in  Matheum  Erasm.  duytsch,  gebonden. 

16  Paraphrases  Erasmi  totten  Corinthen,  duitsch  on- 
gebonden. 

1  L.  Coelij  Lactantij  Firm.  Diuinarum  Institutionnm 
lib.  vij.  De  ira  Dei  lib.  1.  De  opeficio  Dei  lib.  1  per  D. 
Erasmum  Roterod.  rocog.  etc.  gebonden. 

1  Apophthegmata  Eras.  gebonden. 

1  Apophthegmata  Erasmi  in  4^.  gebonden,  olt.  Basilis 
Frobenii. 

2  Elegantiarum  ex  Plauto  et  Terent.  lib.  2  collect.  a 
Georgio  Fabro  etc.  gebonden  in  leer  mit  nastelingen. 

1  Constructiones  Erasmi  gebonden. 
1  Enchlridion  militis  Christiani  Erasmi  in  12  ^  gebonden 
in  leer  mit  nastlingen. 

1  Van  de  versmaotheyt  der  werelt  Erasmi  etc.  gebonden. 

Femme  Peters. 


321 
10. 

Berendt  Peterssz, 

2  Testamenti  Erasmi,  ongebonden. 
2  Testamenti  Erasmi,  gebonden. 
1  Precationes  Erasmi,  gebonden. 
,   Diui  Euseb.  Hieronymi  Stridonensis  Episc.  ad  Eu- 
I       stoth.  de  custodienda  yirg.  D.  Erasmi  scholijs. 
'^   I  Item,  eiusdom  Epistolse  3;  1  ad  Letum,  2  ad  De- 
o.  I       metriadem,  3  ad  Gaudentem,  scholijs  Erasmi. 
o   <   Item,  eiusdom  de  vitse  salutarise  prseconio  acmona- 

^   J       chorum    institutione :    3  Epist.   1  ad  Heliodorum, 

0   1  .  ^ 

^1       2  ad  Rusticum ,  3  ad  Paulum ;  nunc  argumentis  et 
I        scholijs  D.  Erasmi  Koterod.  locupletatis.  Colonise. 

Spongia  Erasmi. 

Acta  Apostel.  Eras.  transl. 

Epist.  Pauli  ad  Romanos. 
^        Eiusdem  ad  Corinth.  prior. 
'^       Epist.  Jacob. 

Erasm.  Roterod.  select.  Epist. 
g    /   Eiusdem  de  contemptu  mundi. 


a  A  Declamatio  Philippi  Beroaldi  de  tribus  fratribus. 

o 


Lucij  Annsei  Seneese  in  mortem  Julii  Caisaris. 
Aldus  Manutius  de  literis  ac  Diphtongis. 
Antonij   Menculli  Veliter.    Speculüm  do  raoribus  et 
(        officijs  et  alia  opuscula. 

1  Elucidarius  Poeticus  Antwerpise. 

11. 

Catalogus  librorum  quos  ego  ut  aliquo  modo  suspectos, 
27  Juiy  A.^.  1570  senatui  Campensi ,  praesenti  publico  no- 
tario,  commisL 


322 

f  Consilia  Alexandri  ab  Imola  cam  prsefationibas  Ca- 
roli  Molinsei.  Impressa  Lugduni  An.  1552;  in  breden. 

f  In  orationes  Ciceronis  tum  veterum  tum  recentiorum 
auctorum  commentaria,  ut  sunt  Sylnii,  Latomi,  Cslg 
Secundi,  Curionis,  AntonijLuscij ,  Camerarij  et  similiaiii, 
Sunt  autem  impressa  in  uno  Yolumine  Bas.  apud  Joannem 
Opecium;  in  breden. 

f  Basilius  Grsece  in  folio  cum  prsefatione  Greeca  Jaui 
Coruarij.  Impressus  Basilise;  in  breden. 

t  Pomponius  Mela  cum  commentarijs  Joachimi  YadianL 
Impressus  in  folio  Parisijs  An.  1580,  et  Strabo  de  situ 
orbis  in  eodem  yolumine.  In  papier. 

^  Joachimi  Camerarij  in  utramque  linguam  latinam 
et  grsecam  commentarij  qui  sunt  vice  lexici  grseco-latini. 
Impressi  Brasiliee  apud  Heniagium  An.  1551.  In  parkemeni 

t  Annotationes  Vincentij  Obsopsei  in  epigrammata 
Grseca,  impressa  BasilisB  An.  1540,  in  octauo  in  papier. 

t  De  rebus  gestis  Lodouici  Vndecimi  Philippus  Comi- 
naeus  latine ,  interprete  Johanne  Sleidano,  in  octauo.  Im- 
pressus Parisijs  An.  1545  in  papier. 

t  Erasmi  Roterodami  enarrationes  in  psalmos,  im- 
pressse  Colonise  AP.  1521  in  parkement. 

Hos  libros  ego  iussus  recepi, 

Arynt  toe  Boecop, 


12 

Heer  Berent  ter  Barchorst. 

Biblia  Hebraica  in  duas  partes. 

Tbeophilacti   arcbiepiscopi  Bulgariee,    in  4  Euangelia 
enarrationes  luculentissimee ,  diligenter  jam  tandem  atque 


323 

ad  amnssim  recognit»,  interprete  Johanne  Oecolampa- 
dio.  ColonieB  in  aedibus  honesti  ciuis  Petri  Quentell  A*. 
M.  D.  xxxyi,  editio  vltima.  In  eodem  yolamine:  Theo- 
philactus  in  epistolas  D.  Pauli  Christophoro  Porsena 
Rhomano  interprete,  Coloni»  in  «dibus  honesti  ciuis 
Petri  Qnentell  A®.  M.  D.  xxxi  mense  Januarii. 

Dictionarium  latinae  linguse  Ambrosij  Calepini  etalio- 
rum  hominnm  doctorum  opera,  ex  opitimorum  scriptorum 
mnlta  lectione  accnrataque  animaduersione  in  suum  or- 
dinem  descriptom.  Basilise  ex  officina  Joan  Valdeii,  mense 
Martio  Anno.M.  D.  xxxv. 

Flores  Bibliornm,  siue  loei  communes  omnium  fere 
materiamm  ex  veteri  ac  nouo  testamento  excerpti,  atque 
alpbabetico  ordine  digesti,  nnnc  denuo  castigati  apud 
Joannem  Steelsium  A*.  1555. 

Desse   yoers.  boecken  heft  H.   Berent   ter 
Barchorst   in    den   gerichte  der  Stadt  Cam- 
pen  ouergeleuert  op  denxxvjj'^Julij  Anno  1570. 
Rein.  Jacobs  Secretarius  Campensis. 

lek  heer  Berent  ther  Barchorst  hebbe  ont- 
fangen  desse  Yoersz.  boecken.  - 


13. 


Paraphrases  in  Euangelium  Mathaei  per  Desiderinm 
Erasmum  Roterodamum,  nunc  denuo  recognita. 

Ratio  seu  Methodus  compendio  peryeniendi  ad  yeram 
theologiam  per  D.  Erasmum  Roterod. ,  postremum  ab 
ipso  authore  castigata  et  locupletata. 

Paraclesis,  id  est  exhortatio  ad  studium  euangelicse 
philosophiiB ,  per  eundem. 


324 

Sancti  Maximi  Centurise  qnatnor  de  charitate  opera 
Vincentij  Obsopaei  verssB  et  editse.  Praeterea  aliquot 
pgalmi  TTO^ct^^xffiKió^  tractati  carmine  clegiaco  per  eundem 
Vincentium  Obsopsenm. 

D.  Erasmi  Roterod.  Bucolica,  lecta  dignissima  cnm 
schol  ij  8  Alardi  Amstelredami ,  cuius  studio  nunc  primiim 
et  repertum  et  editum  est. 

Locus  communis  de  vitando-  pernicioso  aspectu  eodem 
pertinens.  Sacerdotum  ceelibatus.  Muiier  iuxta  omnes 
inventionis  dialecticse  locos  explicata  per  Alardum  Aems- 
telredara. 

Catalogi  duo  operum  D.  Erasmi  Roterod.  ab  ipso  con- 
scripti  et  digesti  cum  praefatione  D.  Bonifacij  Amerbacbg 
j ureconsul ti,  vt  omni  deinceps  imposturae  yia  interclndatui 
ne  pro  Erasmico  quispiam  edat ,  quod  yir  ille  non  scrip- 
serit  dum  yiveret.  Accessit  yita  Erasmi  per  Beatum  Rbe- 
nanumad  ad  episcopum  Coloniensem. 

Monodia  Frederici  Nausese  Erasmi  yitam  graphice  de- 
pin  gens. 

Yita  Erasmi   ex  ipsius  epistola  ad  Seruatium  patrem. 

Erasmus ,  siue  Apotbeosis  Erasmi,  Jobanne  Sapido  au- 
thore;  item  epitbapbiorum  libellus. 

Marci  Hieronimi  Yidse  Cremonensis  de  arte  poëtica  lib. 
iij  ab  autore  recogniti  et  infinitis  locis  locupletiores  facti. 

Publ.  Ouidii  Nasonis  de  Tristibus  lib.  iiiij 

Annotationes  Ja.  Lopidis  Stunicee  in  annotationem  Eras- 
mi ex  Joannis  Cap.  II. 

Apologia  Erasmi  Roterod.  de  tribus  locis  quos  vt  recte 
taxatos  a  Stunica  defenderat  Sanctius  Caranzaa  theologus; 
item ,  eiusdcm  responsie  in  annotationes  Jacobi  Lopidis 
Stunic£e  ex  cap.  4  et  5  ad  Ephesior. 

Sanctii    Caranzase    a    Miranda    opusculum  in  quo  tres 


325 

• 

Erasmi    annotationes ,    quee    ad    theologicam  disciplinam 
videntur  pertinere,  scholastice  discuntur. 

Apologia  Erasmi   aduersus   libellum  Stunicae  cui  titu- 
lum    fecit:    Blasphemise  et  impietates  Erasmi. 

Ratio  seu  methodus  compendio  perueniendi  etc,  item 
Paraclesis,  id  est  exhortatio  ad  studium  etc.  yt  supra. 

Epitome  coHoquiorum  Erasmi. 

Joannis   Textoris  viri  doctissimi  coraoediee. 

Joannis    Lodouici  Viuis,    Bucolicse   Virgilii   expositie 
potissimum  alegorica. 

')  Annatationes  conscriptse  in  Bucolica  Virgilij. 

D.  Erasmi  opus  de  conscribendis  epistolis,  recognitum 
denuo  ab  autore. 

Libellus  nouus  et  elegans  D.  Erasmi  de  pueris  statim 
et  liberaliter  instituendis. 

Eiusdem  de  ratione  studij  epistola  ad  Petrum  Yiterium. 

Liturgia  Yirginis  Lauretanse. 

D.  Ambrosij  Apologia  Dauid. 

Eiusdem  de  Dauid  interpellatione. 

De  immensa  Dei  misericordia  per  Erasmum  concionata;  ' 
Virginis  et  martyris  comparatio  per  eiundem. 

Joannis  Atrociani,  Nemo  Euangelicus 

Item  eiusdem  uóltaoia^  ^oc  est  superbia  Ylrichi  Hutteni 
Nemo. 

D.    Erasmi   de  duplici  copia  verborum  ac  rerum  com- 
mentarjj  duo,  vna  cum  commentarij^  M.  Veltkirchij. 

Spongia  Erasmi  aduersus  adspergines  Hutteni. 

Declamatio    eiusdem    de    laude   medicinse;  item  decla- 
matie de  morte;  item  declamatiuncula  eiusdem. 


*)     Dg    titels    der  T^f  laatflte  werken  zgn  met  andere  inkt  doorge- 
haald, omdat  deze  boeken  waarschijnlijk  terstond  zyn  teruggeven. 


326 

Joannes  Ludouici  Yiuis  Ca  communione  remm  ad  Ger- 
manos  inferiores. 

D.  Erasmi  quaedam  Epitaphia. 

Frederici   Nausese   monodia   in    Erasmum    nuper   rita 
functum. 

D.   Erasmi    in  mortem  Thomse  Mori  heroica  monodia. 

In    epistolam   Pauli  Apostoli  ad  Romanos  paraphrasis 
per  Erasmum  ad  Cardinalen  Grimanum. 
Paraphrasis  in  daas  epistolas  ad  Corinthios  per  Erasmum 

D.    Erasmi    purgatio    aduersus  epistolam  non  sobriam 
Martini  Luteri. 

Epistola    Erasmi    contra  quosdam  qui  se  falso  iaetant 
Euangelicos. 

Declarationes  Erasmi  ad  censnras  Lutetiee  Yulgatas  sub 
nomine  facultatis  Theologise  Parisiensis. 

Turcorum  imperatoris  epistolse  ad  variae  Chriatiance  ac 
suse  etiam  ditionis  principes. 

')   Formulse  puerilium  colloquiorum ,  autbore  8ebaldo 

Heyden. 

Fredericus  Sasse. 


14. 

Catalogus  librorum  ineorum  corrigendonun. 

Tomus  Primus  D.  Jacobi  Schoepperi  concionum. 

Tomus  secundus  et  tertius  eiusdem  operis. 

Paraphrasis  siue  enarratio  in  epistolas  et  euangelia 
Erasmi. 

Tomus  primus  paraphraseoon  Des.  Rot.  in  noYum 
Testamentum. 


')     Met   andere    inkt   doorgehaald  en  waarBch^nlQk  terstond  terug 
gegeven. 


327 

In  euangelium  secundum  Joannem  .  paraphraBis  Des. 
Erasmi  Roterodam. 

Tomns  Becundus  paraphraseoon  Des.  Erasmi  Roterod. 
in  omnes  epistolas  canonicas  et  apostolicas. 

Ecclesiastse  siue  de  ratione  concionandi  libri  quatuor 
Des.  Erasmi  Roterod. 

Testamentiim  nouum  ex  Des.  Erasmi  Roterod.  versione. 

Ja^perus  de  Breda, 

Ego  Jasperus  de  Breda,  recognosco  me  hos  su- 
pradictoB  libros  recepisse  anno  Lxxii  xy  Januari). 


16. 

Conciones  D.  Jacobi  Scoepperi,  quos  Tremoniae  dum 
yiueret  cum  artificiosa  Methode  stiloque  succintissimo 
conscripsit,  turn  publice  ibidem  habuit. 

Cuius  concionum  libri  tres  in  rubro  coreo  compacti 
Tremonise    apnd  Albertum  Sartoriom  excusi  A**.  1560. 

D.  Zacharias  Suauius  ab  Wintersunck 
Sacellanus  Oampensis  a^.  1570. 


16. 

Catalogus   librorum   D.   Gerardi  Glauwe 
sub  fideli  custodia  D.  Consulum  ciuitatis  Oam- 
pensis traditorum  Anno  domini  1570  die  23  Julii. 
t    Opera   D.    Hieronimi,    impressa    Basilise  sub  prelo 
Joannis  Frobenij  anno  1516,  cum  argumentis  et  scholijs 
D.  Erasmi  Roterodami  in  quinque  voluminibus  etnouem 
thomos. 


328 

Adagiorum  ^pus  D.  Erasmi  Rotherod.  Basiliee  apad 
Joannem  Frobenium  Menso  februario  anno  1526. 

Epistolse  Desiderij  Erasmi  Rotherodam.  ad  diuersos,  in 
eedibus  FrobeniJ,  Basilise  anno  1521  pridie  calendas  Sep- 
tembris. 

Apophtegmatum  libri  octo  D.  Erasmi  Rotherod.  Colonise 
apud  Joannom  Gymnicnm  anno  1538. 

f  Nouum  Testamentum  omne,  ad  Grsecam  veritatem, 
Erasmi  Rotherod.  Basilise  in  sedibus  Joannis  Frobenii 
Anno  1521. 

t  Psalmorum  Dauid  cum  argumentis  fronti  cuiuslibet, 
adiectis  Hebraica  et  Caldaica  multis  in  locis  translatione, 
illustratum  per  Jacobum  Fabrum.  Impressum  Parisüs 
apud  Simonem  Colineum.  Anno  1524. 

f  Theophilactus  intorprete  Johanne  Oeeolampadio.  Co- 
lonise  in  sedibus  Petri  Quentell  anno  1531  mense  Januari). 

f  Georgius  Witelius  in  epistolis  et  euangeliis,  interprete 
Gerardo  Lorichio  Hademario.  Coloniae  sub  prelo  Petri 
Quentell  Anno  1545  cum  priuilegio. 

Rei.  Jacobs  Secretarius  Campensis. 

Hos  libros  sequentes  tradidi  sub  custodia  eiusdem 
ciuitatis  qua  supra,  anno  1570  28  Julij. 

f  Opera  Josephi  Ruffino  Presonero  interprete,  Im- 
pressa  Basilise  apud  Joannem  Frobenium,  anno  1524 
mense  Septembri. 

f  Juris  ciuilis  lexicon  per  Jacobum  Spirgel  Helesta- 
diensem,  Argentorati,  Jo.  Schottus  excudebat  1538  sub 
priuilegio  Imperatoris  Caroli  quinti  Augusti. 

f  Hispania  ecclesiastica  quam  tripertitam  yocant,  ab 
Epiphanio  Scholastico  versa.  Antwerpiee  in  sedibus  Jo- 
annis Steelsii  1548. 

Rein.  Jacobs  secretarius  Campensis. 


329 

Libri  qui  signati  signo  orucis,  mihi  traditi  sunt  testor 

manu  mea  propia. 

i>.  Gerardiés  Glauwe. 


17. 

Anno  1570  den  xxij  Julii  heft  die  weduwe  zal.  Hen- 
ricks  van  Wilsem  in  handen  des  gerichts  deser 
stadt  Campen  gebracht:  • 

f  Biblia  Sacra  ytrin^qne  Testaraenti,  impreësa  Nurem- 
bergie  per  Fredericum  Peypus  sumptu  Joannis  Koberger 
Ao.  1523  mense  Augusti  cum  premissa  epistola  Andre» 
Osiandri  ad  lectorem. 

Itemqne  argamentnm  in  epistolara  D.  Hieronimi  ex 
Aihanasio,  Erasmo  Roterodamo  interprete.  Desse  biblia 
heft  die  yoersz.  wednwe  op  den  xiiij  Martij  A^  1572 
weder  gehaelt. 

t  Anno  1570  den  xxiij**  Julij  vth  die  Scepencapelle 
is  onergebracht :  paraphrasis  in  Ëpistolas  et  euangelia 
quffi  dominicis  et  festis  diebus  per  annum  in  ecclesia 
legi  consueuerunt,  authore  Erasmo  Roterodamo.  Impressa 
Colonise  apud  heredes  Amoldi    Birckmanni  A^  1555. 

A*.  72  11  Januarii  geleuert  den  capellaen  Wou  om 
by  den  heren  pasteer  te  laten  repurgeren. 

Eodem  die  heft  die  £.  Mr.  Gaspar  Schepelar  doen 
ouerleueren : 

Paraphrases  Erasmi  Rot.  in  aliquot  diui  Pauli  apostoli 
ëpistolas  etc. 

Eodem  die. 

Die  E.  Symon  Glauwe  ouergeleuort:  Adagia  Eras^ 
mi  Roterod.  impressa  Yenetiis  in  eedibus  Aldi  Manuty 
A®.    1508.    Item   Novum    Testamentum    per    Erasmum, 

BIJOB.   lY.  22 


330 

BasilisB  apud  Joannem  Frobenium  A®.  1522.  Item  No- 
yum  Testamentum  per  eundem  Antwerpi»  apud  Marti- 
num  Caesarem  A^  1525. 

Den  25  Julij  heft  die  E.  Kaerle  Enoppert  ouer- 
gelenert : 

Theophilactus    interprete   Joanne    Oecolampadio ,    im- 

pressus  Basilise  apud  Andream  Cratandrum  mense  Martio 

A^.  1524.    Item   precationes    et  circulationes  aliquot  per 

Des.  i^rasmum  Roterod.  Colonise  Petrus  Horst  vsenit  MDlij. 

Item    Nouum    Testamentum  per  Ërasmum  Boterod.  Mo- 

guntiee  excudebat  Joannes  Schoeffer  A^  1551.  Item:exo- 

mologesis  siue  modus  confitendi,  per  Erasmum  Boterod. 
Basiliffi  A^.  24.  Eiusdem  methodus  perueniendi  ad  yeram 

theologiam  et  paraclesis,  Basilie  A".  21. 

Hos  quatuor  libros  recepi. 
Kairle  Knappert. 


18. 
Inuentarium  van  drien  hoken. 

Lexicon  siue  dictionarium  greeco-latinum ,  dictionum, 
explicationum,  et  allegationum  copia  uberrimum,  omniaque 
quse  alia  habent  et  multo  plura  complectens.  D.  Hadri- 
ani  Junii  Hornani  industria,  recognitum. 

Isocratis  Opera ,  summo  labore  et  diligentia  por  Hiero- 
nimum  Wolfium  Oetingensem  correeta.  Justini  ex  Trogi 
Pompeii  Historiis  externis  libri  xxxxiiij.  Simon  G-rinatus 
addidit  de  vtilitate  legendse  Historise  adhortatiuncula 

Jonge  Derrick  van  Ballen, 
Weder  ontfangen  by  my 

Jonge  Derrick.  van  Ballen. 


331 
19. 


Inuentarius  der  ongeoerloefde  boeken,  durch  Claea 
Witten  den  Raede  toe  Campen  a*.  1570  in  Julio  ge- 
lenert,  omme  gesuuert  toe  worden  bij  commissarium  als 
0^  Maj.  mandaet  vermeldet. 

f  In  den  iersten:  Omnia  opera  Hieronimi  in  nouem 
thomos  diuisa  et  compacta  in  quinque  magnis  volumi- 
nibus,  per  Erasmum  Roterodamum  argumentis  scholijs  et 
censuris  aucta.  Basilise  in  officina  Frobeniana  a^.  1516 
impressa  vt  refert  prima  pagina  secundi  Tomi. 

f  Item  omnia  opera  Cypriani  et  Lactantij  yno  Yolumine 
compacta.  Colonise  in  Angusto  A^  1544  impressa,  per 
Erasmum  Roterodamum  annotationibus  ancta. 

f  Item  omnia  opera  ^Athanasij  episcopi  Alexandrini 
aucta  Paraclesi  ad  pium  lectorem  per  Erasmum  Rotero- 
damum, in  yno  yolumine. 

f  Compendium  juris  ciuilis  D.  Conradi  Lagi,  olim 
prohibitum,  postea  per  doctores  theologes  Louanienses 
purgatum  a  yitiis.  Bartholomeo  Grauio  permissum  im- 
primere  et  diuulgare. 

Erasml  paraphrases  super  Lucam  et  super  Joannem,  in 
duobus  paruis  libellis  offerunter  purgandi. 

Augustini  quatuor  libelli  de  consensu  quatuor  euan- 
gelistarum;  in  yno  paruo  libello  connectuntur  Erasmi 
de  preparatione  ad  mortem  et  eius  spongia  aduersus 
aspergines  Hutteni. 

Polidorus  Yergilius  de  inuentoribus  rerum  A^.  1536, 
fiasilisB  impressus;  presentatur  commissariorum  purga- 
tioni,  in  yno  paruo  libello. 

f  Amoby  Psalterium ,  purum  quoad  in  sese,  sed  Erasmi 
Roterod.  prefatione  et  iargumento  commeutarij  in  psalmum : 

22* 


332 

Quare   fremuenint   gentes    etc.   offuscatiim;    presentatur 
commissariorum  purgationi,  in  vno  libello  paruo. 

Gramaticalia  et  moralia  qusedam  cum  Erasmi  Rotero- 
dami  concionibus  de  puero  Jesu  et  yirgine  Maria  com- 
pacta,  offeruntur  purganda. 

Libri  prouerbiorum  Ëcclesiastes ,  canticorum,  sapien- 
tiae  et  ecclesiastici ,  compacti  Erasmi  Roteradami  preca- 
tiouibus  et  meditationibus  Hieronimi  Ferrariensis  super 
Miserere  mei  Deus  et:  In  te  domine  speraui  etc.  paruo 
manuali  '  libello ,  purgandi  ad  mandatum  principis  offe- 
runtur commissarijs. 

f  Philippi  Cominei  de  Ludowico  xi  et  Charolo  yüi 
regibus  Francorum,  e  gallica  in  latinam  linguam  historise 
vers»  per  Schleydanum,  offeruntur  purgandse. 

Alle  desse  vóersz.  boecken  heft  de  E.  Claes 
Witten,  Schultz  to  Oampen,  in  den  gerichte 
derseluer  stadt  Campen  ouergeleuert  op  denxxvi 
Julij  Ao.  1570. 

Rein.  Jacobs  secret.  Campensis. 

De  gecruiste  boecken  heft  Claes  Witten  ontfan- 
gen  wederomme  1570  Nouemb.  13. 

De  ongecruisten  heft  hy  wederomme  ontfangen  A®. 
1572  Januari)  26. 

Claes  Witten  scripsit  et  subscripsit. 


20. 


Libri  purgandi ,* quos  ego  Thomas  Chytropoeus 
senatui  Campensi  exhibui  hi  sunt. 

t  Onomasticon  Cunradi  Gesneri,  dictionario  Calepino 
adiectum,  Basilise  Uenrici  Petri  impensis  A^.  51  impressum. 


333 

f  Item  lexicon  GrsBcum,  eiusdem  opera  locnpletatum, 
nee   non  typographi  eiusdem  impensis  A^.  60  excusum. 

t  Epistola  Andreee  Oratandri,  operibus  Ciceronis  Ba- 
silise  A^  21  per  eiusdem  Cratandrum  impressis,  prsBfixa, 
cum  annotationibus  Erasmi  Roteródami  in  aliquot  Cice- 
ronis  loca. 

t  I*ö^  Postilla  Wicelij  per  Gerardum  Lorichium  H^ 
damarium  yersa,  cum  sectionibus  eiusdem. 

*  

t  Epistola  Johannis  Rauisij  Textoris  suo  operi  Epi- 
thetorum  Basilise  per  Nicolaum  Brilingerum  impresso, 
prsemissa. 

Erasmi  liber  de  conscribendis  epistolis  cum  epitome 
Heghendorphini ,  Moguntise  per  Zuonem  impressus  A^,  50. 

Eiusdem  adagia ,  Antwérpise  A^,  45  per  Michaelem  Hil- 
lenium  in  Rapo  excusa. 

Item,  eius  Testamentum,  Francoforti  apud  Herman- 
num  Gulferricum  A^  51  impressum. 

f  Item  liber  de  vtraque  copia,  Coloni»  per  viduam 
Martini  Gymnici  cum  M.  Veltkirchij  scholijs  A®.  51 
impressus. 

f  Apophtegmata  A®.  53  per  Gualterum  Fabricium  Co- 
lonis  excusa. 

t  Liber  Eobani  Hessi,  de  tuenda  bona  valetudine, 
Prancofurti  ,apud  heredes  Christophori  Egenolphi  A^.  46 
impiressus. 

f  Catholici  cuiusdam  et  orthodoxi  iudicium  de  ado- 
randa  trinitate,  incerto  authore,  Colonise  per  Maternum 
Cholinum  A*.  65  impressum. 

t  Scholia  Hegendorphini  in  Epistolas  Ciceronis,  Ba- 
silisB,  A**.  58  per  Nicolaum  Brylingerum  impressa. 

t  Annotationes  Reinardi  Hedamarij:  in  libros  Inuen- 
tionis  dialectise  Rodolpi. 


334 

f  Libri  o£Sciomm  Ciceronis ,  opera  Sturmij  castigati , 
cum  annotationibus  Erasmi,  Colonise  per  Gyinnicam.  A*. 
53  impressi. 

Tabulse  Pötri  Mosellani,  scholijs  Bheinardi  Hadamarij 
illastratae. 

f  Libellas  Erasmi  de  ciuiltate  momm. 

t  Cathonis  disticha,  cum  scholijs  Erasmi  Antuuerpis. 
apnd ,  Michaelem  Hillenium  A®.  30  excusa. 

Selectissimamm  orationum  germanice  redditarum,  de- 
lectissimus  exercitus,  anthore  Johanne  Sartorio.  Ani- 
werpise  per  Joannem  Grauium  A®.  44  excusus. 

t  Romanorum  principum  effigies  cum  historiaram  an- 
notatione,  olim  a  Johanne  Huttichio,  nnnc  vero  opera 
Johannis  Sambatij  auctse.  Argentorati  apnd  Wolphinm 
Cephalseum  A®.  52. 

Item  dutsche  hoecken. 

CHristlixïhe  sunder  schones  vnde  Catholisch  betbuechlin 
ftir  alt  vnde  jungh ,  durch  den  Eerweerdigen  hem  Johan 
Wild  tzu  Mentz  angefangen ,  vnd  daernach  durch  andere 
Godtlieb^nde  minschen  treulich  ghemeert  vnde  gebessert, 
Gedruckt  tzo  Mentz  durch  Frantz  Behem  A^  67. 

Ein  Christlicher  rainer  vngofelschter  Catechismus  fur 
die  jugent,  durrich  D.  Johann  Fabri  von  Haiïbrun, 
Thumbprediger  zu  Augspurg.  Gedruckt  zu  Dilingen  durch 
Sebaldum  Maier  A^  63. 

Item  ein  nutzlich  bichtbuchlin  durch  D.  Johann  Fabri 
von  Hailbrun ,  thumbprediger  zu  Augspurg.  Gedruckt  zu 
Dilingen  A^.  63  durch  Sebaldum  Maier. 

Johannis  Tauleri  predicatien,  ghedruckt  tho  Franckfort 
by  Peter  van  Duren  A*.  65  in  nederlantsche  sprake. 

Hsec  ego   Thomas  Chytropeeus 
mea  manu  subscripsi. 


335 

Bekenne  ick  Thomas  Yorgenant  dusse  boeoken  soe 
myt  den  teyken  des  crliyts  getekent  synt,  yntfangen  tho 
hebben. 


21. 

Paraphrasis  in  Suangeliom  Matthei  per  Erasmum  Ro- 
terod. 

Enchiridion  militis  Christiani  per  Erasmum,  yna  cum 
similiboB. 

Adagiorum  epitome  Erasmi. 

Apophthegmata  per  Erasmum. 

Lambertua  Joannis. 

Cypriani  episcopi  Carthageniensis,  opera  oum  epistola 
ei  annotationibus  Erasmi  Roterod;  impressa  Antwerpiae 
per  Joannem  Crinitum  anno  1541. 

Diui  Ambrosij  Episcopi  Mediolanensis  commentaria  in 
omnes  diui  Pauli  epistolas,  ex  restitutione  D.  Erasmi 
diligenter  recogniti. 

Annotationes  Erasmi  Roterodami  in  epistolas  et  euan- 
gelia  quse  diebus  festis  in  templis  leguntur. 

Conciones  Jacobi  Schoeperi. 

Heb  ick  Thomas  Chytropjeus  van  wegen  her  Ja- 
cob  van  de  Straten  Cypriannm  vntfangen. 

Jacolms  van  der  Straten. 


22. 

Habet  D.  Georgius  Haersolte,  consul  oppidi 
Campensis  in  domo  ciuica  eiusdem  oppidi  quosadmanus 
legis  iuxta  edietum  deposuit,  libros  sequentes. 


336 

Nouum  Testamentum  Greece  et  Latine. 

Euangelium  secundum  Joannem. 

EpistolaB  breuiores. 

De  conscribendis  epistolis. 

Copia  verborum  et  rerum. 

A^.  1570  die  23  Juli  in  den  gerichte  ouergeleuert. 


ErasmL 


23. 

Pridie  Marie  Magdalene  A^.  1570  die  21  Julij  tradita 
8unt  ad  manus  eximij  senatus  Campensis,  Opera  beati 
Augustini ,  pertinentia  ad  ecclesiam  D.  Nicolai  Campensis, 
legata  eidem  ecclesia-  per  quondam  honestam  matronam 
Weyme  van  der  Straten,  in  nouem  tomis,  vna  cum  catenis 
et  annulis  ferreis  prout  ex  bibliotheca  deposita  sunt,  et 
sunt  impressa  Basilise.     Actum  Anno  1570  21.  Julij. 

Scripsi 

Michael   Hetsroey,   pastor. 

Gerardus  Becanus  fateor  me  recepisse  opera Diui 
Augustini  pertinentia  ad  ecclesiam  D.  Nicolai  A^.  1571 
8.  Augusti. 

24. 

t  Omnia  Opera  Chrysostomi  in  quinque  libros  com- 
pacta,  cum  annotationibus  ac  censuris  Erasmi  Roterodami, 
impressa  Basiliee  apud  Frobenium  A^  1547  ex  yersione 
quoque  Wolfgangi  Musculi  ac  Sigismundi  Geleng  in 
epistolas  Pauli. 

f  Hyeronimi  tres  tomi  vno  Yolumine  cum  scholijs, 
annotationibus,  epistolis  ac  censuris  Erasmi  RoterodamL 
Impressi  apud  Frobenium  A*.  1526. 


337 

t  Georgii  Wicelij  quatuor  partes  homilarium  de  tem- 
pore et  de  sanctis  et  quadragesimis  cum  scholijs  lectioni- 
bus  ac  versione  Gorhardi  Lorichij  Hadamarij  Parisijs 
apud  Clandium  Fremy  A*.  1565. 

t  Cypriani  Opera  in  vno  volumine,  cum  epistola  et 
annotationibns  Erasmi  Roterodami,  impressa  Basili» 
apud  Frobenium. 

t  Nonum  Testamentum  per  Erasmum,  Moguntise  A*. 
1537. 

t  D.  Irenaei  opera  in  vno  libello,  cum  epistolis  Erasmi 
Roterod.  prefixis  vnicuique  libro.  Parisijs  apud  Ghial- 
therot  X\  1545. 

t  Lanfranci,  Guitmundi,  Algeri  ac  aliorum  scriben- 
tium  contra  Berengarium,  cum  epistola  Erasmi  Rotero- 
dami  praefixa. 

f  Gregorij  Naziazeni  qusedam  opera  ex  yersione  Petri 
Mosellani  ac  Bilibaldi  Pirckhaymer. 

t  Libellus  quidam  sententiarum  ac  apothegmatum  Cice- 
ronis ac  quorundam  apothegmatum  Erasmi  Rotercdami, 
authore  Petro  Lagnerio. 

Flores  Bibliorum,  absque  nomine  authoris  apud  Johan- 
nem  Steelsium  Antwerpise  1555. 

Ego  Hendricus  de  Hoeue  fateor  omneslibros 
apud   Senatum  Campensem   depositos  me  recepisse. 


25. 


Catalogus  purgandorum  librorum  quos  ego  G uil  iel- 
mus de  Wou,  Senatui  Campensi  tradidi,  hic  est. 

Paraphrases  Erasmi  in  totum  nouum  Testamentum, 
praetereaque  in  Apocalipsin  in  duabus  partibus,  litera 
Probeniana  A®.  24. 


338 

Eiusdem  institutio  principis  Christiani.  Item  pangy- 
ricoB  eiusdem  ad  Philippum  Maximiliani  filinm  com 
quibusdam  alijs  opuscalis  yersis  ab  ipso,  tum  ex  Isoerate 
turn  ex  Plutarcho;  litera  Frobeniana  Anno  19. 

f  Idem,  de  duplici  copia,  cum  scholijs  Yeltkirchij, 
Coloniae  Anno  51. 

Idem,  de  conscribendis  epistolis,  Antwerpiae  Anno  50. 

t  Einsdem  apophtegmata ,  Parisijs  Anno  31. 

Eiusdem  adagia,  Antwerpiae  Anno  53. 

Eiusdem,  spongia  aduersus  adsperghies  Hutteni  litera 
Frobeniana  A®.  23.  Item  in  censuras  erroneas  Natalia 
BedcB  elenchus.  Item  catalogus  omnium  Erasmi  lucu- 
brationum  cum  alijs  nonnnllis. 

Einsdem  ratio  compendio  perueniendi  ad  veram  theolo- 
giam. .  Item  querèla  pacis,  ColoniïB  per  Gemnicum  Anno 
43.  Eiusdem  de  libero  arbitrio  apud  Frobenium. 

Enchiridion  militis  Christiani.  Antwerpiae  Anno.  43. 

Precationes  Erasmi  cum  libello  de  preparatione  ad 
mortem,  Colonise  A**.  41. 

f  Nouum  Testamentum  Graece  et  Latine  per  Erasmam 
yersum.  Basiliae  apud  Nicolaum  Briling,  Anno.  53. 

f  Lamfrancus,  Guitmundus,  Algerus,  Petrus  Abbas 
Cluniacensis  de  veritate  corporis  Christi  in  Eucharistia,  vbi 
inseritur  epistola  Erasmi  contra  Algerum,  A*.  51  Louanii. 

Abdias  teutonice,  Antwerpiae  apud  Petrum  van  Keer- 
bergen  et  Sebastianum  Baer  Delphinum. 

f  Officia  Ciceronis  cum  castigationibus  doctissimorum 
virorum.  Tiguri  A*.  53. 

f  Hadrianus  Cardinalis  de  sermone  latino,  cuiadditor 
epitome  chiliadum  Erasmi,  Coloniae  A^  24. 

f  Cyprianus  cum  annotationibus  Erasmi,  dnabus  par- 
tibus,  Coloniae  A».  22. 


339 

Adrianus  Junius  medicus ,  de  nomemclatnra  pmnium  re- 
rum.  AntwerpiaD  Anno  67  apud  Christophorum  Plantinura. 

Epitome  adagiorum  Erasmi  per  Oherardum  Tappium 
aucta.  ColoniaB  Wolterns  Fabricius  Anno  64. 

Libros  cmce  signatos  ego  Gnilielmas  de  Wou 
A<>.  70  14  Novembris  e  custodia  senaius  recepi.  Recepi 
etiam  reliqüos  non  signatos  11  Januarij  Anno  1572. 

26. 

Zal.  Mr.  Egbert  Mi)rrhen  erffgenaemen  hebben 
desse  naebeschreucn  boecken  ouergeleuert  an  den  E.  Raedt 
der  stadt  Campen. 

Les  apophtegmes ,  eest  a  dire  prompt,  subtilz  et  sen- 
tentieux  dictz  de  plusieurs  Roys,  chefs  d*  armees,  phi- 
losophes  et  aultres  grans  p^rsonnages,  tant  Grecz  que 
Latins.  Translatez  de  latin  en  frangois  per  Tesleu  Anacault 
notaire ,  secretaire  et  vallet  de  chambre  du  Roy  a  Paris. 

Arriani,  de  expeditione  siue  rebus  gestis  Alexandri 
Macedonum  regis ,  libri  octo,  cum  prefatione  Nicolai  Ger- 
belij.  Est  liber  griecus  BasiliaB  impressus. 

Philippus  Decius  in  titulum.  ff.  de  regulis  juris,  cum 
prsefatione  Caroli  Molinsci,  Lugdunum  1545. 

Concordantiae  maiores  sacrae  biblisB  cum  prefatione  Jo- 
annis  Gastij.  BasilisB  per  Johannem  Hernagium,  Anno  1553. 

Paraphrases  Erasmi  in  epistel  as  et  euangelia  qua3  do- 
minicis  et  festis  diebus  per  anni  circulum  in  ecclesia  legi 
consueuerunt,  autore  Dosiderio  Erasmo  Roterodamo.  Oo- 
loniaB  apud  haeredes  Amoldi  Birokman.  A^.  1555. 


Desse  naebeschreuen  boecken  heft  O  o n r  a e d t  van  der 
Vecht  ouergeleuert  an  den  E.  Raedt  der  stadt  Campen. 


340 

H.  Tullij  Ciceronis  eplBtolarum  volumen  primum  cum 
prefatione  Johannis  Sturmij  ad  Erasmum  Argentoratensem 
Episcöpum  delectuuL  Argentorati  41. 

Orationes  M.  Tullii  Ciceronis,  cum  prsfatione  Joannis 
Gasti  et  annotationibus  Joachimi  Camerarij.  Basiliae  apud 
Bartolomeum  Westhemerum  1546. 

Heures  de  nostre  dame  a  IVsage  de  Romme  en  latin 
et  en  frangois  nouuellement  imprimees  a  Paris.  On  les 
yend  sur  Ie  pont  au  Change  a  Penseigne  de  Thomme 
sauluage,  deuant  Thorologe  du  Palais,  1555. 


47. 

Henricus  Joannis  Stamiarius. 

f  Postilla  Georgij  Wicelij  latine  reddita  per  Gerardum 
Lorichium  Hadamariensem ,  Coloniae,  impressa  apud 
Quentel  Anno  57. 

f  Joannis  Stobaei  Sententiae  a  Conrado  Gesnero  in 
latinum  sermonem  traductae.  Impressse  Basiliae  apud 
Joannem  Operinum  Anno  49 

t  Opera  Vergilij,  scholiis  Philippi  Melanchtonis  illu- 
stratae.  Tiguri  apud  Christophorum  Froschouerum  Anno  61. 

t  Nouum  Testamentum  GraBcum  cum  versione  latina 
Erasmi  Roterodami,  Basiliae  apud  Nicolaum  Breling 
anno  53. 

f  Testamentum  Novum  per  Erasmum  Roterodamum 
translatum.  Francofurti  apud  Hermannum  Gulferricum- 
Anno  52. 

f  De  ratione  concionandi  lib.  4.  Erasmo  Roterodamo 
authore.  Basiliae  Anno  44. 


341 

f  Suetonius  cum  annotationibus  Erasmi  Roterodami, 
Antwerpiae  apud  Jo.  Loen. 

f  Rodolphi  Agricolae  liber  de  inuentione  dialectica,  cnm 
Bcholijs  Reynardi  Hadamarij  Coloiuae,  Anno  52. 

f  Annotationes  Philippi  Melanchtonis  in  omnes  epis- 
tolas  Ciceronis. 

f  Epistolae  Ciceronis  cum  annotationibus  Melanchtonis. 
Colonise,  Anno  34. 

Hos  fateor  me  recepisse. 


28. 

Inuentarius  seu  specificatie  purgandorum  librorum  do 
mini  Aegidij   Yessemij. 

Opera  D.  Cypriani,  cum  prefatione,  scholiis  et  anno- 
tationibus Erasmi  Roterodami.  Basiliae  apud  Joannem 
Frobenium,  mense  Februario  A^  1520  impressa  et  in 
yno  Yolumine  compacta. 

Opera  D.  Hylarij  Pictauorum  episcopi,  cum  prefa- 
tione  et  annotationibus  Erasmi  Roterodami,  Basilias  in 
aedibns  Joannis  Frobenij  mense  Februario  A^.  1523  im- 
pressa, in  mum  volumen  compacta. 

Opera  D.  Joannis  Chrysostomi  cum  prefatione,  scho- 
lijs et  annotationibus  Erasmi  Rpterodami.  Basiliae  in 
officina  Joannis  Frobeng  mense  Augusti  A^.  1530  im- 
pressa et  in  4  volumina  compacta. 

Item  Joannes  Chrysostomi  .in  diui  Pauli  apostoli  epis- 
tolas  commentarij  Wolphango  Musculo,  Francisco  Are- 
tino,  Erasmo  Roterodamo  et  alijs  interpretibus.  Basiliae 
in  officina  Joannis  Hemagij  A*".  1536  impressa,  et  in  duo 
yolumina  compacti. 


342 

Opera  diui  Athanasij  Archiepiscopi  Alexandrini ,  Co- 
loniae  in  officina  Melchioris  Nouesiani  A*.  1548  im- 
pressa.  Huic  annexa  sunt  opera  öregorij  Nysseni  fratris 
Basilii  magni.  Colomas  in  officina  Melchioris  Nouesiani 
Anno  (vt  in  primo  folio  1551,  vt  vltimo  vero  patet  folio, 
1550  impressa)  et  simul  in  vnum  volamen  compacta. 

Opera  diui  Hieronymi  cum  prefationibus ,  scholijs  et 
annotationibus  Erasmi  Roterodami.  Parisijs  in  officina 
Caroli  Guillard  A^.  1546  impressa  et  in  tria  volumina 
compacta. 

Opera  diui  Aurelij  Augustini  cum  prefatione,  argu- 
mentis  et  censuris  Erasmi  Roterod;  item  cum  indicibus 
et  alijs  nonnullis  nouis.  Basiliae  per  Ambrosium  et  Au- 
relium  Frobenios  fratres  A^.  1569  impressa  et  in  quinque 
volumina  compacta. 

Item  diui  Aurelij  Augustini,  tam  in  vetus  quam  in 
Nouum  Testamentum  eommentarij  ex  omnibus  eiusdem 
lucubrationibus  passim  in  ordinem  vtriusque  capitum 
collecta ,  et  in  gratiam  studiosorum  per  Joannem  Oastium 
Brisacensem  cum  prefatione  in  lucem  editae.  Basiliseper 
Joannem  Hernagium  A'^.  1542  impressae  et  in  vnum  vo- 
lumen compacti. 

Abdias  de  vitis  apostolorum  cum  carmine  de  passione 
domini,  incerto  autore,  et  nonnullis  alijs  historijs  sanc- 
torum.  Basiliae  ex  officina  Joannis  Oporini  A®.  1552  mense 
Martio  impressa.  His  annexi  sunt  canones  omnium  concilio- 
rum  a  temporibus  apostolorum  vsque  ad  concilium  sub 
Eugenio  quarto  celebratorum,  a  Joanne  Sagittario  collecti 
cum  carmine  Casparis  Bruschij  Egrani  et  prefatione 
Joannis  Oporini.  Basiliae  Anno  1553  per  Joannem  Opo- 
rinum  mense  Septembri  impressi  .et  simul  omnes  in  vnum 
yolumen  compacti 


343 

Opera  Flavij  Josephi  per  Sigismundom  Gelenium  cas- 
tiga4a,  praeter  librum  de  imperio  rationis  siuedeMacha- 
baeis ,  quem  recognouit  Erasmus  Roterodamus,  cum  pre- 
fatione  eiusdem  Erasmi.  Basiliae  per  Hieronymum  Fro- 
benium  et  I^icolaum  Episcopium.  A^.  1554  monse  Martio 
impressa. 

Opera  Gregorij  Kazianzeni,  Petro  Mosellano,  Rafino 
presbytero  et  Bilibaldo  Pirckheymero ,  interpretibus. 

IX  Algeras  de  yeritate  corporis  Christi  in  eucharistia 
ex  recognitione  Erasmi  Roterodami,  cum  prefatione  eius- 
dem ErasmL  Item  xii  paradoxa  Guerneri  Hackhusiani 
de  venerabili  sacramento.  Coloniae  impensis  Petri  Quentel 
Gaspar  Oeneprius  excudebat  A^.  1535 ,  et  simul  in  vnum 
librum  compactL 

Dominus  Aegidius  Yessemius  subscripsit. 

Alle  desse  voersz.  boecken  heft  h.  Aegidius  Yessemius 
in  den  gerichte  der  stadt  Campen  ouergeleuert  op  den 
xxii*"  Julij  Anno  1570. 

My  tegenwoerdich 

Reyn.  J^acobs  Secret.  Campen. 

Ego  dominus  Aegidius  Yessemius  fateor  me  a  magistratu 
Campensi  recepisse  omnes  libros  prescriptos,  praeter  duo 
Yolumina,  nempe  commentarios  tam  in  vetus  quam  in 
nouum  testamentum  ex  omnibus  operibus  D.  Augustini 
per  Joannem  Gastium  collectes  et  Abdiam  et  Joachimum 
petitionum  de  vitis  apostolorum  et  canones  conciliorum; 
in  cuius  rei  testimonium  haec  manupropriascripsretsub- 
scripsi,  actum  Campis  13  Nouembris  Anno  1570. 

Dominus  Aegidius  Yessemius. 
Item   duo   prescripta  volumina,  nempe  commentarios 


344 

in  vetus  et  nouum  testamentura  et  Abdiam,  recepi  xxiiij 

Januarij  A^  72. 

Dominus  Aegidius  Yessemius. 


29. 

Exhibuit  Gaspar   Schepelar  23  Julij  A\  1570. 

Paraphrases  Erasmi  in  Epistolas  D.  Pauli. 

Responsie  eiusdem  ad  epistolam  parenetieam  clarissimi 
doctissimique  viri  Alberti  Pii  Carponim  principis,  cum 
responsione  ad  notulas  Boedaicas.  Compactus  hic  codicillas 
Epistolis  sanctissimorum  patrum  D.  nempe  Anthonij^ 
diui  Ignatii  Antiocheni.  D.  Yirginis  ad  Ignatium.  D. 
Polycarpi  ad  Philipp.  D.  Dionisij  ad  Polycarpum  etc. 

Desiderij  Erasmi  Roterod.  libellus  de  praeparatione  ad 
mortem,  cum  paucis  epistolis  ad  Joannem  Yorgaram,  ad 
Joannem  Fabrum  episcopum  Yiennensem,  ad  Justiim  Deci- 
um  ad  Quillielmum  Chapusium  ad  Damianum  a  Goes  etc. 

Loei  communes  ex  sacris  et  prophanis  authoribus  ab 
Anthonio  Monacho,  cognomento  Melissa,  collecti,  Conrado 
Gesnero  et  Joanne  Ribitto  interpretibus. 

Precationes  aliquot  quibns  adplescentes  assuescant  cam 
deo  colloqui ,  item  auscultationes  aliquot .  e  scripturae  ca- 
nonicae  verbis  contextae  per  D.  Ërasmum  Roterod. 

Horas  de  domina  in  Franchois. 

Gaspar  Schepder. 


'  30. 

Dit  naeuolgende  bint  die  boecken  die  ick  H.  Hen- 
riek  van  Heerde  geleuert  hebbe,  na  dat  Mandement, 
in  handen  van  den  Raet  A**.  1570  don  23  Julij. 


345 

t  In  secnndum  tomum  diui  Joannis  Chrisostomi  ar- 
chiepiscopi  Constantinopolitani  quorum  catalogus  sequenti 
pagina  continetur,  per  Ërasmum  versa.  Erudita  commen- 
taria  in  Euangelium  Matthaei,  incerto  auctore.  Dit  een 
groet  boeck  mit  iiy  doppen  daerop. 

Index  in  quinque  tomos  operum  diui  Joannis  Chry- 
sostomi.  Eiusdum  vita  ex  Suida.  Basiliae  per  Cratandrum 
1522.  Tomus  quartus  et  quintus  simul  in  vno  yolumine. 

Item  noch  ij  boexkens  mit  riemkens  in  papieren  bant: 
Opera  diui  Cypriani  episcopi  et  martyris,  ex  recogni- 
tione  D.  Erasmi  Roterodami.  Coloniae  apud  Heronem 
Alopetinm  A^.  MDxxüij  Mense  Decembri,  primum  toIu- 
men;  secundum  yero  A^.  MDxxt  mense  Januario,  Co- 
loniae apud  Heronem  Alopetinm. 

Item  noch  1  plat  boeck  in  een  operkel  gebonden,  ende 
bint  tres  epistolae  ^ui  Hieronymi  ab  Erasmo  recognitae 
cum  argumentis  et  schol^s.  Coloniae  apud  Eucharium 
Ceruicomum  A®.  1517  nono  calendas  Augusti. 

Adhuc  tres  epistolae  diui  Hieronymi  per  Erasmum 
reuisae. 

Ego  Henricus  de  Heerde  presbiter,  fateor  hos 
libroB  omnes  reoepisse,  teste  manu  propia. 

N.  u. 


biJDR.   IV.  23 


DE  PBOVINCIALE 
OVERIJSSELSCBE  EN  ZWOLSCHE  COURANT. 

( Vervolg.) 


Naauwelijks  aan  het  gevaar  der  concnrrentie  ontsnapt, 
deed  er  zich  een  ander  op  in  de  invoering  der  belasting 
op  het  zegel  (1806).  Hoewel  eene  verhooging  van  den 
prijs  ten  deele  dit  bezwaar  wegnam,  verloren  de  nitgevers 
toch  in  dat  jaar  150  abonnés,  zoodat  het  debiet  zich  toen 
bepaalde  tot  850  inteekenaars ,  terwijl  bovendien  nog  on- 
geveer 100  exemplaren  geplaatst  werden. 

De  bepalingen  in  1810  gemaakt,  waardoor  de  buiten- 
landsche  berigten  schraler  werden ,  verminderde  dat  getal 
weder  met  ruim  100  exemplaren. 

Op  den  4«"  van  Louwmaand  1810  namelijk,  maakte 
de  Landdrost  ,, Bepalingen,  naar  welken  zich  deOou- 
rantiers  en  Uitgevers  van  Nieuwspapieren,  Dagbladen, 
Journalen  en  wat  dies  meer  zij,  zullen  hebben  te  ge- 
dragen." Daarbij  werd  aan  Redacteurs,  Schrijvers,  Druk- 
kers of  Uitgevers  van  Couranten,  Nieuwspapieren,  Dag- 
of  Weekbladen,  of  welken  naam,-  titel  of  opschriften 
dergelijke  periodieke  Schriften  dragen  mogten,  verboden 
(art.  1)  tijdingen  te  plaatsen,  welke  voor  het  Rijk  of 
zijne  geallieerden  iets  aanstootelijks  behelsden;  (art.  2) 
welke  op  ons  Gouvernement  betrekking  hadden,  tenzij 
woordelijk  uit  de  Koninklijke  Courant  overgenomen; 
(art.  3)  wetten,  besluiten,  benoemingen,  enz.  door  den 
Koning  of  het  Gouvernement  uitgevaardigd,  tenzij  woor- 


347 

deiyk  uit  de  Kon.  Courant  overgenomen.  Oyertreding 
werd  de  eerste  keer  met  schorsing  Toor  8  dagen,  de 
tweede  keer  met  schorsing  voor  6  weken,  de  derde  keer 
met  schorsing  yoor  3  maanden,  daarna  met geheele sup- 
pressie gestraft  (art.  4).  De  Officieren  van  Justitie  werden 
met  de  uitvoering  dezer  bepalingen  belast  (art.  5 — 7). 

Doch  de  inlijving  bij  Frankrijk  had  veel  erger  gevolgen 
voor  de  uitgevers.  Den  25  Jan.  Idll  toch  kregen  zij 
eene  aanschrijving  van  den  Directeur  général  de  la  Police 
en  Hollande,  om  voortaan  het  blad  in  het  fransch  en 
hoUandsch  tegenover  elkander  gedrukt  te  doen  verschijnen. 
Curieus  zijn  de  pogingen  in  dien  brief  aangewend  om 
deze  pil  te  vergulden,  door  de  bewering  dat  die  methode 
ypourrait  vous  procurer  des  abonnés  parsus  les  citoyens 
de  Pancienne  France*\  hoewel  tevens  als  motief  aange- 
voerd wordt,  dat  zjj  „contribuerait  beaucoup  k  répandre 
Fusage  de  la  langue  Fran^aise  parsus  ceux  des  sujets  de 
Sa  Majesté,  habitant  les  provinces  nouvellement  réunis." 

N®.  10  van  1  Febr.  1811  is  het  eerst  op  de  voorge- 
schreven wijze  gedrukt  Aan  de  eene  zijde  van  het  ste- 
delijk wapen  staat:  „Gazette  de  Zwolle",  aan  de  andere 
„Zwolsche  Courant''  en  voor  elke  taal  is  eene  kolom 
bestemd,  doch  de  advertentiën  ^)  zijn  alleen  in  het  hol- 
landsch. 

£en  maand  of  wat  later  ontvingen  de  uitgevers  van 
den  Secretaris-Generaal,  namens  den  Prefect  Hofstede, 
aanzoek,  om  iemand,  de  fransche  taal  volkomen magtig, 
tot  Corrector  aan  te  stellen  en  den  naam  der  Courant 
te  veranderen  in:  ,yGazette   du  dép.  des   bouches 

')  Onder  deze  trok  m^ne  aandacht  eene  oproeping  Yan  soUicitanten 
toor  de  Tacante  sohoolmeestersplaats  in  het  Nederland,  Bohoatambt 
Steenwijk,  op  een  traotement  Tan  Fuim  f  1001 

23* 


348 

de  rissel  —  Courant  van  het  Departement 
der  monden  van  den  IJssel"  —  en  ze  van  het  rijk»- 
wapen  te  voorzien.  De  meerdere  kosten,  welke  een  en 
ander  na  zich  slepen  zoude,  werden  ten  deele  vergoed 
door  de  yerpligting  voortaan  aan  alle  Maires  opgelegd, 
om  tegen  f  3  per  jaar  moer  dan  voor  particulieren  een 
exemplaar  der  courant  te  nemen.  De  post  van  corrector 
werd,  op  voorstel  van  den  prefect  zelven,  tot  niet  ge- 
ring genoegen  van  de  uitgevers ,  opgedragen  aan  hunnen 
neef  A.  H.  Ë.  Beurde  au  ^),  tot  dusverre  werkzaam 
op  het  bureau  van  Zijne  Excellentie.  Deze  bleef  als  zoo- 
danig fungeren  tot  in  het  begin  van  1812,  toen  hij  tot 
Ontvanger  te  Ootmarsum  aangesteld  werd. 

Den  2'°  Augustus  verscheen  de  courant  nu  in  haren 
nieuwen  vorm,  maar  de  verandering  was  niet  in  allen 
deele  eene  verbetering.  De  verpligting  om  de  stukken 
der  prefectuur  gratis  op  te  nemen,  gaf  daaraan  eene 
uitbreiding,  welke  wel  meerdere  drukloonen  vereischten, 
maar  voor  het  groote  publiek  het  blad  niet  aantrekke- 
lijker maakte.  Het  debiet  daalde  dan  ook  tot  500  exem- 
plaren. Bovendien  drukte  de  censuur,  waaraan  de  Prefect 
tevens  vooraf  elk  verschijnend  nommer  onderwierp,  zeer 
op  de  vrijheid  aangaande  den  inhoud.  Dat  deze  in  fransch- 
gezinden  geest  zijn  moest,  blijkt  o.  a.  eigenaardig  uit 
de  buitengewone  courant  van  Saturdag  den  26  October 
1811,  waarvan  de  UoUandsche  tekst  luidt: 

,,Zwolle,  den  25  October. 

Eindelijk  schijnt  het  zeker  te  zijn  dat  onze  wenschen 
staan  vervuld  te  worden,  en  dat  ook  dit  Departement 
gelukkig  genoeg   zijn  zal  om  zijnen  Doorluchtigen  Sou- 


')     Hendrikus  Tgl  was  met  eene  Bourdeau  getrouwd. 


349 

yerein  in  deszelfs  midden  te  zien.  Zoo  even  ontvangt 
de  Heer  Prefekt  de  officieele  tijding :  dat  Z.  M.  de  Keizer 
en  Koning  den  29  van  Rotterdam  naar  het  Kasteel 
zal  vertrekken,  en  dat  Hoogstdezelve  Woensdag  den  30 
te  Zwolle  zal  komen ,  om  van  daar  verder  over  Deventer 
naar  Zutphen  te  gaan." 

Reeds  vroeger  dan  verwacht  was  verscheen  Napoleon, 
hetgeen  den  28  Octobor  1811  aldus  in  de  courant  ver- 
meld werd: 

„De  wenschen  der  Inwoners  van  deze  Stad  zijn,  nog  vroe- 
ger dan  wij  Saturdag  in  eene  buitengewoone  Courant  aan- 
kondigden ,  vervuld  geworden.  —  Gisteren  kondigde  men 
de  komst  van  Z.  K.  en  K.  Majesteit  tegen  heden  morgen 
aan.  Ten  gevolge  hiervan  haddon  de  Departementale  en 
Stedelijke  Autoriteiten,  zoo  als  ook  de  Garde d'Honneur 
zich  gereed  gemaakt  om  onzen  Doorluchtigen  Souverein 
te  ontvangen ,  wanneer  men  de  tijding  vernam,  dat  Zijne 
Majesteit  deze  dag  niet  zoude  komen.  Ondertusschen 
hebben  wij  nog  het  onverwagt  geluk  genoten  van  Hoogst- 
dezelve heden  avond  om  5  uren  binnen  deze  Stad  te  zien 
aankomen.  De  herhaalde  toejuiching  van  Leve  de  Keizer ! 
leveren  blijken  op  van  de  gevoelens  van  eerbied  en  ver- 
knogtheid  aan  den  grootsten  der  Monarchen,  dien  het 
behaagt  ons  met  Zjjne  hoge  tegenwoordigheid  te  vereeren. 
Alle  de  Huizen  zijn  met  Groene  Festoenen,  Bloemkranzen 
en  Vlaggen  versierd ,  hetgeen  in  de  straten  en  openbare 
pleinen  eene  heerlijke  vertoohing  oplevert,  en  de  fraaije 
Ëerepoorten ,  inzonderheid  de  pragtige  Boog  op  de  Groote 
Markt,  verkondigen  door  hunne  opschrifken  de  gevoelens 
van  verkleefdheid  van  de  gehele  bevolking  dezer  Stad. 
Dezen  avond  is  de  gehele  Stad  geïllumineerd.  In  ons 
volgend  blad  hopen  wij  eene  omstandige  beschrijving  van 


S50 

deze  Toor  onee  Stad  ten  allon  tijde  gedenkwaardige  ge- 
benrdtenis  te  geren" 

Het  volgende  N'.  gaf  dan  ook  die  beschrijving  in  deze 
woorden : 

„Zwolle  den  31  October.  Na  de  blijde  inkomst  van  Onzen 
Doorluchtigen  Souverein  binnen  onze  mnren,  op  l.I.  maan- 
dag avond ;  (zooals  wij  in  onze  vorige  aankondigden)  zijnde 
Z.  M.  voorafgegaan  door  Z.Exc.  den  Minister  van  Binnen- 
landsche  Zaken ,  de  Heer  de  Montalivet,  die  's  mor- 
gens vroeg  alhier  was  aangekomen,  en  vergezeld  door  Z.  H. 
de  Prins  van  Neuchatel  [Berthier],  en  de  Maarschal- 
ken Hertogen  van  Conegliano,  Treviso  en  Reg- 
g  i  o ,  de  Maarschalk  Money,  verscheiden  Heeren  Gene- 
raals en  andere  Opper  OflScieren ;  behaagde  het  Z.  M.  nog 
dien  zelfden  avond ,  ten  huize  v.  Mevronwe  de  Donarrière 
van  Plettenberg,  Vrouwe  van  Windesheim  *),  —  alwaar 
Hoogstdenzelven  zijnen  intrek  genomen  had,  gehoor  te  ver- 
leenen  aan  de  aanwezende  Heeren  Divisie  Generaals  en 
andere  Opper  Officieren  van  de  Militie,  —  den  Heere 
Prefekt ,  de  Heeren  Secretaris  Generaal  en  de  Raden  van 
Prefekture,  de  leden  van  de  Regtbank  ter  Eerster  Instantie, 
den  Heer  Maire ,  met  Adjuncten  en  Municipale  Raden ,  — 
de  Commandanten  van  de  Garde  d'Honneur  en  van  de  Ge- 
wapende Burgermacht.  Vervolgens  aan  de  Kerkeraden  der 
onderscheidene  Godsdienstige  Gezindheden,  welke  alle  in 
gepaste  aanspraken  aan  Z.  M.  hunne  hulde  en  verknogtheid 
hebben  uitgedrukt,  't  geen  Hoogstdezelve  met  zijn  ge- 
woone  goedheid  welwillend  heeft  gelieven  te  beandwoorden. 


*)  Geb.  Feith,  weduwe  van  Baron  Joaohim  van  Plettenberg,  Oud- 
Gouvemeur-Generaal  van  de  Kaap  de  Goede  Hoop.  Dit  huis  behoort 
thans  den  Heer  Nobel.  Naar  ik  meen  betrok  Napoleon  de  beide  met 
gobelins  behangen  benedenkamers  aan  de  straat. 


35^ 

Dingsdag  morgen  om  8  nur,  reed  Z.  M  door  yerscheiden 
Toorname  straten  der  Stad,  en  bezigtigde  te  gelijker  tijd 
een  gedeelte  der  Wallen ,  begaf  zich  yervolgens  naar  een 
Weide,  even  buiten  de  Kamperpoort  der  Stad,  alwaar 
Hoogstdezelve  de  revu  hield  over  het  2"**,  37"**  en  125«*« 
Regiment  Infanterie  en  het  23'^  Regiment  Jagers  te 
Paard,  (alle  welke  troupes  alhier  Zondag  waren  aange- 
komen) bij  welke  gelegenheid  het  Z.  M.  behaagde  verschei- 
den Promotica  te  doen  van  Officieren  en  Onder  Officieren. 
Na  het  afloopen  van  de  manoeuvres  en  de  revu  dezer 
troupes,  keerde  Z.  M.  tegen  den  middag  naar  de  Stad 
terug.  —  De  Gewapende  Burgermagt  en  de  Departementale 
Compagnie  de  reserve,  stond  bij  't  uit  en  inkomen  van 
Z.  M.,  aan  de  poort  in  reijen  geschaard,  en  het  Depar- 
tementale Corps  Garde  d'Honneur  te  paard  had  de  eer 
Hoogstdezelve  te  geleiden.  Na  dat  Z.  E.  K.  M.  eenige 
verversching  genomen  had  vertrok  Hoogstdenzelven  om- 
streeks één  uur  na  den  middag  van  hier,  den  weg  naar 
Deventer  noemende.  Bij  het  uitrijden  des  Keizers, 
stond  den  Heer  Maire  en  verdere  Stedelijke  Autoriteiten, 
benevens  de  Gewapende  Burgermagt  en  de  Departementale 
Compagnie  de  reserve  geschaard  buiten  de  Sassenpoort, 
voorbij  dewelke  Z.  M.  passeerde,  —  de  Gardes  d'Hon- 
i\eur  verzelden  hier  ook  weder  Hoogstdenzelven  en  had- 
den de  eer  Z,  M.  naar  Deventer  te  geleiden.  —  De  leven- 
digste en  telkens  herhaalde  uitroepingen  van  Leve  de 
Keizer,  leve  Napoleon  de  Groote,  waren  de 
dankbare  uitdrukzels  van  de  Inwoonders  van  deze  Stad 
voor  't  genieten  der  altoos  gedenkwaardige  tegenwoor- 
digheid van  den  grootsten  der  Monarchen  en  grootsten 
Held.  —  De  vreugde  over  deze  luisterrijke  gebeurtenis 
wierd   noch   den  ganschen  dag  na  't  vertrek  van  Z.  M. 


352 

aan  den  dag  gelegd,  als  ook  dea  avonds  door  de  algemeene 
illuminatiën,  welke  even  als  den  Torigen  avond^  door  de 
gansche  Stad  en  op  de  Voorsteden  plaats  hadden,  en 
die  door  de  Guirlandes  en  andere  yersierzelen  aan  de 
huizen  een  schoone  vertooning  opleverden.  De  pragtige 
Eereboog  O  ^P  ^^  markt,  welke  nu  ook  met  Lampions 
yerligt  was,  gaf  eene  uitmuntende  yertooning,  en  aan 
het  Locaal  der  Prefekture,  't  welk  inzonderheid  met  smaak, 
Yersierd  was,  zoo  wel  als  aan  het  Huis  der  Gemeente 
en  de  Wooning  yan  den  Heer  Maire  munten  de  Humi- 
natiën  uit.  —  Alles  is  in  de  beste  order  tot  laat  inden 
nagt  afgeloopen."  *) 

Veertien  dagen  te  voren  was  Mr.  öerrit  van  Len- 
nep  tot  Inspecteur  over  de  drukkerijen  en  den  boekhan- 
del in  de  vijf  noordelijke  provinciën  aangesteld.  Natuurlijk 
kwam  hij  van  tijd  tot  tijd  met  de  uitgevers  in  botsing, 
maar  over  het  geheel  schijnt  hij  toch  getracht  te  hebben 
de  knellende  bepalingen  op  de  drukpers  zoo  dragelijk 
mogelijk  te  maken. 

Met  het  begin  van  1812  verscheen  de  courant,  in  plaats 
van  op  2  blz.  folio,  op  4  blz.  4^,  onder  denzelfden  titel 
doch  met  verkleind  rijkswapen  aan  het  hoofd.  Het  kei- 
zerlijk Decreet  op  de  dagbladen  van  26  April  1811,  werd 
met  1  April  1812  in  ons  gewest  ingevoerd.  Dientenge- 
volge ontvingen  de  uitgevers  eene  aanschrijving  van  den 
Prefect  tot  het  benoemen  van  eenen  bepaalden  redacteur 


')  De  Keizer  Bchcen  Intusschen  met  die  eerepoort  niet  veel  op  te 
hebben,  h|j  reed  er  niet  door  maar  om  heen. 

*)  Meerdere  bgzonderheden  aangaande  's  Keizers  bezoek  aan  Zwolle 
z|jn  te  vinden  in  Navorscher,  B^bl.  III.  CLXXI.  J.  M.  [Jurrien  Mou- 
lin]  deelt  daar  ook  mede,  hoe  men  te  Kampen  zioh  voorbereidde 
op  de  ontvangst  van  den  hoogen  gast,  die  echter  niet  verscheen. 


353 

in  plaats  van  den  corrector.  Met  de  redactie  had  zich 
tot  dusverre  de  jongste  der  beide  uitgevers  Hendrikus 
Tijl  belast;  op  voorstel  van  den  Secretaris-Generaal 
werd  daartoe  thans  aangewezen  Prof.  A.  van  Goud- 
oever te  Utrecht,  op  hetzelfde  tractement  (f215)  als 
de  corrector  genoten  had,  daar  inderdaad  zijne  werk- 
zaamheden dezelfde  waren.  Naar  het  mij  voorgekomen 
18,  was  V.  G.  nog  in  1817  met  die  taak  belast. 

Zoo  verscheen  op  1  April  1812  het  Journal  poli- 
tique  du  dép.  des  bouches  de  l'Issel. —  Staat- 
kundig dagblad  van  het  dep.  der  monden  van 
den  Yssel.  Het  rijkswapen  verdween  tevens  aan  het 
hoofd.  De  instructie  den  28  Maart  1812,  voor  den  uit- 
gever van  het  staatkundig  dagblad  door  den  Prefect  vast- 
gesteld, luidde  voortaan  aldus: 

1.  Het  Staatkundig  Dagblad  van  dit  Departement, 
zal  met  eene  goede  letter  zoo  duidelijk  mogelijk,  en  op 
goed  papier  worden  gedrukt,  zullende  de  Exemplaren, 
voor  den  Prefekt,  de  Onder-Prefecten  en  Maires  op  een 
beter  en  witter  soort  van  papier  moeten  gedrukt  worden. 
2;  De  Uitgever  zal  gratis  moeten  plaatzen,  al  wat 
hem  van  wegens  den  Prefekt  word  toegezonden  en  niets 
anders  vermogen  te  plaatzen,  dan  wat  hem  door  den 
Redacteur  word  gesuppediteerd ,  zullende  hij  ter  zijner 
decharge  van  elk  Nommer  een  door  den  Redacteur  on- 
derteekend Exemplaar  moeten  bewaren ,  om  op  rèquisitie 
te  kunnen  vertoonen. 

3.  Hij  zal  van  elk  Nommer,  de  drie  eerste  Exem- 
plaren op  schrijfpapier  gedrukt,  dadelijk  nadat  dezelven 
zgn  afgedrukt  ter  Prefekture  moeten  bezorgen,  terwjjl 
hij  voords  zoo  spoedig  doenlijk,  twee  Exemplaren  aan 
ieder   der   Heeren   Onder-Prefekten ,    en   een   aan  ieder 


354 

Maire   in   dit  Departement  zal  moeten  zenden,  gedrukt 
zoals  bij  Art.  1  is  vermeld. 

4.  Hij  zal  aan  ieder  Maire  voor  een  jaargang  dezer 
Courant  benevens  een  Register  op  de  daarin  vervatte 
besluiten  van  den  Prefekt,  en  de  daarbij  behorende 
Portefeuille,  behalve  het  port  Tien  guldens  mogen  im 
rekening  brengen. 

5.  De  vergoeding  door  hem  aan  den  Redacteur  te 
betalen,  zal  met  onderling  goedvinden,  ten  overstaan 
van  den  Prefekt  worden  geregeld. 

Yan  1  Mei  af  gold  de  gunstige  bepaling,  dat  geene 
bekendmakingen  van  verkooping,  verhuring  of  verpach- 
ting van  onroerend  goed  of  bosschen  en  hoornen  bij 
kerkespraak  of  op  andere  wijze  geschieden  mogten,  dan 
na  eerst  in  het  dagblad  opgenomen  te  zijn.  Doch  daar- 
tegenover werd  met  het  begin  van  1813  den  uitgevers 
eene  nieuwe  verpligting  opgelegd,  namelijk  om  het  blad 
in  tweeën  te  splitsen,  door  een  Advertentieblad- 
Feuille  d'a  f  fiches  bij  het  Journal  politique  te  voegen. 

Deze  dubbele  courant  verscheen  tot  12  Nov.  1813, 
toen  de  uitgevers  aan  den  Prefect  verzochten  voortaan 
de  fransche  kolom  te  mogen  weglaten. 

Dingsdag  10  Mei  1814  droeg  zij  voor  het  laatst  den  titel 
van  Departementale  Courant  van  de  monden  van  den 
IJssel.  Het  volgende  N°.  van  13  Mei  heette:  „O  ver  ij  s- 
selsche  Couran  t'*,  met  het  provinciale  wapen  aan  het 
hoofd,  en  dezen  naam  behield  de  Courant  tot  in  1845, 
waarvan  N*.  26  het  eerst  heette:  „Provinciale  Over- 
gsselsche  en  Zwolsche  Courant,  Staats-,  han- 
dels-, nieuws-  en  advertentieblad."  Bij  het  wa- 
pen der  provincie  werd  dat  der  stad  Zwolle  gevoeg^. 

V.   D. 


DE  KAMPER  PIAKAIMANAK. 


Habent  sua  fata  libelli ;  dat  is  ook  toepasselijk  op  den 
Kamper  plakalmanak  en  ofschoon  de  fata  daarvan  niet  zoo 
belangwekkend  mogen  wezen,  mogen  ze  toch  hier,  om 
aan  de  vergetelheid  ontrukt  te  worden,  een  plaatsje  vinden. 

Te  Kampen  werden  reeds  vroeg  almanakken  gedrukt, 
zoo  is  op  't  archief  voorhanden  een  Kamper  almanak 
voor  1567:  „ghedruckt  toe  Campen  in  die  Broederstrate, 
by  my  Peter  Warnerssoen  woenende  in  den  Witten  Valck." 

Het  bestaan  van  den  Kamper  plakalmanak  was  mij  ech- 
ter onbekend,  totdat  ik  voor  eenigen  tijd  tusschen  eenigen 
ouden  rommel  op  het  stadhuis,  een  plakalmanak  van 
't  jaar  1825  vond,  oogenschijnlijk  op  een  stuk  zwaar 
karton  geplakt.  Bij  eenig  nader  onderzoek  bleek  het 
mij  echter ,  dat  het  geheele  stuk  papier  bestond  iiit  enkel 
op  elkander  geplakte  almanakken.  Daar  deze  sedert 
jaren  herwaarts  zoo  op  elkander  waren  gevoegd  kostte 
het  veel  moeite  ze  weer  los  te  krijgen. 

Het  grootste  gedeelte  heb  ik  echter  ongeschonden  kunnen 
losmaken,  terwijl  ik  enkele  defecte  exemplaren  bekwam. 

Deze  almanak  had  waarschijnlijk  aan  het  volgende 
feit  zijn  ontstaan  te  danken. 

Den  21*"  Februari  1729  stelde  de  gezworene  gemeente 
aan  den  raad  voor:  „dat  int  toekomende  almanacken 
mogen  werden  gedrukt,  opdat  de  markten  kenbaar  mogen 
sijn",  waarop  de  raad  antwoordde:  „hierin  sal  voor  het 
toekomende  werden  voorsien." 


356 

• 

Naar  aanleiding  hiervan  schijnt  Aegidius  Valckenier, 
die  toen  van  J.  Steenbergen  de  drukkerij  had  overge- 
nomen ,  zich  tot  den  raad  gewend  te  hebben  met  verzoek, 
om  hem  octrooi  te  verleenen  voor  het  drukken  van  een 
almanak.  Althans  in  de  notulen  van  Schepenen  en  Raad 
en  Gezworene  gemeente  lezen  we  onder  21  Februari 
1733 :  „Op  de  requeste  van  Aegidius  Valckenier,  hebbende 
van  de  Heer  J.  Steenbergen  overgenomen  desselfs  boek- 
winkel en  druckerge,  versoeckende  voor  een  seker  getal 
van  jaren  octrooij  om  een  Camper  almanak  te  drucken, 
was  goapostilleert :  het  versogte  octrooij  word  aan  den 
suppliant  geaccordeerd,  voor  den  tijd  van  vijftien  agter- 
een volgende  jaeren." 

Het  eerste  nummer  dat  van  dezen  almanak  nog  voor- 
handen is,  is  getiteld:  Plack- Almanack  na  de 
Nieuwe  Stijl  op  het  jaar  onses  Heeren  1762, 
door  een  liefhebber  der  Astrologie,  welke  titel 
gevonden  wordt  onder  eene  ruwe  houtsnede,  welke,  ge- 
drukt over  de  geheele  breedte  van  den  almanak,  een 
gezicht  op  de  stad  Kampen  langs  den  IJssel  §eeft,  ter- 
wijl links  bovenaan  het  stadswapen,  in  't  midden  een 
strook  waarop :  C  a  m  p  e  n  en  rechts  bovenaan  het  schild 
met  de  stadskleuren  wordt  gevonden. 

De  almanak  is  gedrukt  op  twee  aan  elkander  gehechte 
vellen  papier  met  roode  en  zwarte  letter,  gevende  in  zes 
kolommen    de    12   maanden  des  jaars,  zoodat  Jan.  eene 
halve  kolom  uitmaakt  en  daaronder  volgt  Februari  enz. 
Boven  elke  maand  staat  een  versje,  zoo  boven  Januari: 
Het  oude  jaar  dat  is  verlopen. 
De  oude  zonde  dient  gemyd, 
Als  men  in  dees  bedroefde  tyd, 
Met  grond ,  op  beterschap  zal  hopen. 


357 

De  verschillende  markten  worden  in  den  kalender  aan- 
gewezen, gelijk  ook  de  maanstanden  met  voorspellingen 
omtrent  het  weer,  aanwijzing  welke  visch  goed  is  te 
eten,  teksten  voor  de  zondagen,  aanwijzing  der  Heilige 
dagen ,  op-  en  ondergang  der  zon  enz.  Onder  den  eigen- 
lijken kalender  volgt  nog  in  zes  korte  kolommetjes: 
„Extract  van  hef  Privilegie",  luidende:  „Het  gelibel- 
leerde  Octrooy  word  alnog  geprolongeerd,  en  aan  den 
Suppliant  by  continuatie  verleend  voor  de  tyd  van  vyftien 
volgende  jaren.  Actum  ter  vergaderinge  van  Raad  en 
van  de  Gesworene  Gemeente  den  21  Februarii  1748." 

Ter  ordonnantie, 

C.  Muntz,  secret. 

Dan  volgen  gedenkjaren,  waaronder:  „Na  't  verlaten 
van  Campen  88",  nl.  het  verlaten  der  stad  door  de  Fran- 
sche  troepen  in  1674,  vervolgens:  „Beduydinge der  Tey- 
kenen",  die  voor  de  markten  en  voor  de  maanstanden  in 
den  kalender  gebezigd  worden,  en  daaronder:  „Regeringe 
der  Maen  in  's  Meuschen  Lichaem",  waarbij  men  een 
in  zwart  gedrukt  houtsneedje  ziet  van  eene  menschelijk 
figuur,  zittende  op  een  bal,  terwijl  de  namen  der  ver- 
schillende hemelteekenen  om  haar  geplaatst  zijn  en  wijzen 
op  't  lichaamsdeel  dat  door  elk  van  hen  heette  beheerscht 
te  worden,  terwijl  het  onderschrift  leert: 


Aries  regeert  hel  Hooft, 
Taurus  de  Hals,  - 
Gemini  de  Armen, 
Cancer  de  Borst, 
Leo  het  Hart, 
Yirgo  het  Ingewant, 


Libra  de  Lenden, 
Scorpius  de  Schamelheit, 
Sagittarius  de  Dyen, 
Capricornus  de  Knyen, 
Aquarius  de  Schenen, 
Pisces  de  Voeten. 


Een   tafel    der   watergetijden,   eene   opgave   van  den 
aanvang  der  jaargetijden ,  van  de  eklipsen ,  van  den  zona 


358 

op-  en  ondergang,  berekend  naar  eene  poolshoogte  Tan 
52  graden  40  minuten ,  eene  notificatie  van  den  drukker 
met  verzoek  om  hem  opgave  van  miBstellingen  te  doen, 
benevens  een  ,,kort  chronyxken,  beginnende  met  den 
15  Jan.  1761  tot  dese  tyd  toe,"  maken  den  verderen 
inhoud  uit.  Het  adres  is:  Te  Campen,  gedrukt  by  Ae- 
gidius  Yalckenier,  Boekverkoper  in  de  Broederstraat 
met  Privilegie." 

Thans  zal   ik  eenige  ¥njzigingen  mededeelen  die  suc- 
cessivelijk  in  den  almanak  voorkomen. 

Die  voor  het  jaar  1766  bevat  het  volgende  Octroy: 

Burgemeesteren,  Schepenen  en  Raden  der  Stad  Cam- 
pen mit  hare  Gezworene  gemeente  doen  te  weten:  Dat 
sy  hebben  geconsenteerd  en  geoctroyeerd ,  gelyk  deselve 
consenteren  en  octroyeren  cragt  deses,  Aegidius  Yalcke- 
nier, Boekdrukker  binnen  dese  atadt,  om  alleen  binnen 
deselue,  gedurende  den  tyd  van  vyftien  achtereenvolgende 
jaren,  beginnende  met  den  1  January  1765,  te  mogen 
drukken  of  doen  drukken  den  Camper  Almanach,  ver- 
biedende ouer  sulx  alle  en  een  iegelyk  ingezeten,  in 
den  voorschreven  tyd  van  vyftien  jaren,  de'n  gemelten 
Camper  Almanach  na  te  drukken,  ofte  elders  gedruckt 
synde,  binnen  dese  Stad  in  te  brengen,  veilen  of  ver- 
copen,  direct  of  indirect,  by  de  boete  van  vyftig  goud- 
guldons ,  te  verbeuren  van  alle  sodane  exemplaren,  welke, 
desen  ter  contrarie  sollen  worden  ingebracht.  Actom  ter 
vergadering  van  Raad  en  Gezworene  Gemeente  den  21 
Febr.  1764. 

Ter  ordonnantie 

F.  Lemker,  secret. 

Waarschijnlijk    is    dit    octrooi    in   den   Almanak  voor 
1765   het   eerst   geplaatst,    maar    van   dat  jaar  is  geen 


359 

exemplaar  meer  voorhanden.  Die  voor  1781  bevat  nader 
verlenging  van  het  octrooi  met  15  jaren  ingaande  1 
Januari  1781. 

Yalckenier  was  inmiddels  in  1780  reeds  overleden  en 
't  adres  is  thans:  de  Erven  Aegidius  Yalckenier. 

Sedert  1787  zijn  de  B.  G.  vierdagen  met  roode  letter 
gedrukt  en  is  bij  de  dagen  op  welke  het  plicht  is  de  mis 
te  hooren  een  kruisje  gezet,  terwijl  sedert  1791  het  fi- 
guurtje, tot  explicatie  van  de  Regeringe  der  Maene  in 
's  Menschen  Lichaam,  in  rood  gedrukt  is. 

In  1797,  het  derde  jaar  der  Bataaf sche  Yrijheid  zooals 
't  opschrift  luidt,  is  alle  roode  druk  uit  den  almanak 
verdwenen  en  deze  enkel  in  zwart  gedrukt. 

Sedert  1795  komt  er  geen  afdruk  van  't  octrooi  meer 
in  den  almanak  voor  en  luidt  het  adres  ook  niet  meer 
„met  privilegie."  Het  octrooi,  in  1780  voor  15  jaren 
verleend,  was  in  1795  geexpireerd,  maar  tengevolge  van 
de  omwenteling  waren  de  octrooien  vervallen.  De  ver- 
houding waarin  men  in  1803  tot  de  Franschen  stond  was 
zeker  reden  dat  men  sedert  dat  jaar,  den  gedenkdag  van 
het  verlaten  van  Kampen  door  de  Fransche  troepen  in 
1674,  niet  meer  in  den  almanak  vermeldde. 

In  1809  plaatste  de  uitgever  het  volgende  in  den  al- 
manak: „Wij  willen  onse  Almanack-Lezers  kortelyck 
betuigen,  dat  wij  Hun  van  harten  alle  zegeningen  toe- 
wensohen,  dat  de  Yrede-Zon  moge  opdagen  en  dat  't 
menschdom  zich  in  dezelve  verblyde." 

Yan  1812  is  geen  exemplaar  voorhanden,  maar  dat 
van  1813  toont  aan  dat  de  almanak  geheel  is  veranderd. 
De  houtsnede  is  verdwenen,  het  formaat  veel  kleiner, 
op  één  vel  gedrukt  en  de  almanak  bevat  niets  meer  dan 
den  kalender ,  het  adres  is  te  Kampen  bij  de  Erven  Yalcke- 


360 

nier,  ter  drukkerij  van  H.  van  Beverwijk.  Merkwaardig 
is  dit  exemplaar  omdat  op  15  AuguBtus,  naast  Maria 
Hemelvaart,  de-  gedenkdag  is  gesteld  van  den  Heiligen 
Napoleon!  In  1817  is  ^t adres  weer  veranderd:  Te  Kam- 
pen by  de  Erven  Aeg.  Valckenier;  een  adres  dat  blijft 
tot  1826,  het  laatst  voorhanden  exemplaar  dat  nog  weer 
in  zoover  van  de  vorige  afwijkt,  dat  het  niet  met  gothieke 
maar  met  italiaansche  letter  is  gedrukt. 

H.    ü. 


HULDIGING  VAN  KABEL  V  TE  KAMPEN.  1528. 


In  dl.  II  dezer  Bijdragen,  blz.  187,  deelde  ik  mede, 
dat  in  1531  bij  gelegenheid  van  de  huldiging  van  Karel  V 
te  Oldenzaal,  van  het  raadhuis  dier  stad,  acht  guldens 
en  acht  stuivers  werden  gestrooid,  en  vroeg,  of  dat 
strooien  van  geld  bij  gelegenheid  van  de  huldiging  van 
een  landsheer,  meer  gebruikelijk  was  in  Ovenjssel,  en 
waarom  men  hier  juist  van  8  guldens  en  8  stuivers  vindt 
gewag  gemaakt. 

Tot  nu  toe  ontving  ik  daaromtrent  geene  opheldering, 
maar  zelf  vond  ik  sedert  in  de  kroniek  van  Johan  van 
Breda,  blz.  117,  opgeteekend,  ook  weer  naar  aanleiding 
van  de  huldiging  van  Karel  Y,  thans  te  Kampen,  in 
1528:  „Voirt  wordde  van  des  keysers  wegen  etlickegelt 
van  bouen  aff  (van  *t  raadhuis,  zooals  uit  't  voorafgaande 
blijkt)  onder  den  luyde  geworpen.'-  Alzoo  ook  te  Kam- 
pen werd  bij  die  gelegenheid  geld  onder  het  volk  gestrooid. 

Bij  herhaling  beveel  ik  dit  punt  in  de  aandacht  van 
hen,  die  belang  stellen  in  de  geschiedenis  dezer  pro- 
vincie, aan*  K.  ü. 


363 


persone  de  in  aldusdane  gheystlichet  draghet  enighes 
STimes ,  ende  neghien  tuch  te  doene  dan  bi  dien  Soepen 
ende  alduslike  gherochte  niet  meer  te  maken  van  pre- 
dike  ende  neghiene  hemelicke  verghadringhe  te  maken 
ende  neghienen  junefern  oer  vlechten  af  te  snyden  of 
louede  van  hem  nemen,  bi  e  oelden  schilden,  ende  de 
der  niet  betalen  en  mochte ,  de  solde  vyf  jaer  buten 
onser  stat  blyuen. 

N.    ü. 


OMMEN  VERBRAND,  1624. 


In  den  Tegenw.  Staat  van  Overijssel  IV.  1.  bl.  83 
vindt  men  opge teekend ,  dat  de  kerk  te  Ommen  korten  tijd 
na  1622  eene  prooi  der  vlammen  geworden  is,  toen  het 
gansche  steedje  tevens  door  een  zwaren  brand  zoo  veel 
schade  leed ,  -  dat  de  Staten  het  gedurende  twee  jaren 
van  sommige  belastingen  vrij  kenden,  en  daarenboven 
300  daler  toestonden  om  onder  de  minst  vermogenden 
uitgedeeld  te  worden  en  150  gulden  tot  opbouw  van  de 
kerk  (R.  en  St.  29  April  1624  on  18  Maart  1628).  In 
het  markeboek  van  Stegeren  wordt  deze  brand  aldus 
beschreven:  „Jnt  jaer  1624  is  niet  alleene  de  kercke, 
maar  leyder  Godt  oick  alle  de  huysen  vande  Stadt  Ommen 
verbrant,  uytgesondert  Tongerens  huys  ende  die  bouw- 
huysen  staende  ande  oestsyde  van  de  Stadt.  Godt  will 
haer  voertaen  voir  brant  ende  alle  ongelucken  genaede- 
lick  bewaeren  ende  met  het  karspel  segenen.   Amen." 

Tot  den  wederopbouw  der  kerk  werd  door  die  van 
Stegeren  150  car.  gl.  bijgedragen. 


V.    D. 


HEILIGE  BOOMEN. 


In  1637  ging  men  nog  yan  Deventer  en  elders  te 
bedevaart  naar  Holten  en  den  heiligen  boom  bij  bet 
Friezewijk.  Dat  men  zich  vijfentwintig  jaar  later 
nog  aan  de  vereering  van  heilige  boomen  schuldig 
maakte,  blijkt  uit  de  Handelingen  der  Deventer  Classis 
van  1  April  1663  art.  78:  „Is  men  gekomen  ad  par- 
ticularia  en  is  bekent  gemaeckt  die  exorbitante  ende 
noch  dagelij X  toenemende  superstitie,  omtrent  den  hilli- 
gen  boom  onder  R  aal  te,  gelegen  bij  J^  .  .  edenhuys 
bedreven ,  houdt  het  E.  Classis  voor  guet  per  Depntatos 
Classis  dit  der  Classe  van  Swoll  bekent  te  maecken 
ende  pastorem  loei  D.  "Wijrmannum  te  begroeten,  om 
met  assumptie  van  sijnen  daer  naest  aengelegenen  pas- 
tore van  Wesepe  dit  den  H.  Lantdrost  te  remonstreren." 

Aid.  4  Mei  1671  art.  25:  „Wegens  de  remotie  des 
heiligen  boems  [te  Raalte?]  hebben  D.  Deputati  verkre- 
gen dese  apostille  [van  den  Drost].  „Op  het  versoeck  in 
desen  vermeit,  sal  worden  gedaen.  Actum  Deventer  den 
27^»  April  1671.  Reinier  Schaep."  Ende  sullen  D.  De- 
putati vernemen  wat  hierinne  gedaen  is,  en  indien  nodich 
verder  urgeren  de  remotie  van  dien." 

V.    D. 


DIEFSTAL  IN  'T  KLOOSTER  SIBKELO ,  1489. 


Henrick  Hermanss  ten  Broechuus  bekent,  dat  hi  eenen 
monnik  toe  Sibykeloe,  geheten  Hocsdeu,  gemaket  hefft 
eenen  sloetel,  dair  die  selue  voir  genante  monnick  den 
cloester  yan  Sibykeloe  mede  gestolen  heft  omtrent  dusent 
golden  rynBche  gulden,  ende  heft  denseluen  behulp  ge- 
daen  ende  raet  gegeuen,  ende  des  ghenoten  twe  lewen, 
twee  Hollandschen  riders  ende  eenen  ducaet. 

Noch  bekent  deselue  Henrick  Hermanss  voirsz,  dathi 
denseluen  monnick  behulp  gedaen  heft  tot  acht  of  x 
reysen,  dat  hie  dat  cloester  bestall,  dair  hie  voir  ende 
nae  van  ghenoten  heft,  somwilen  enen  stoeter  ende 
somwilen  twee  of  drie  stuuers,  somwilen  een  of  twee 
rynsguldens,  totten  summe  xx  rynsguldens  of  dairom- 
trent.  Koch  bekent  desse  voirss.  Hermanss  dat  hie  dén 
kelner  van  Sibkeloe  seluen  gestolen  heft  Ixx  rynsgulden, 
die  de  voirsz.  kelner  van  Sybekeloe  geboirt  hadde  tot 
Yollenhoe  van  schapen,  wt  synen  schuyffselle  wt  synen 
cantoer,  dair  dat  meestendeel  lewen  van  weren. 

Suspensus   furca  opten  manendach  voir  Pan- 
cracij  Seruacyque  Anno  ut  supra.  ^) 

N.  u. 


')  Kamper  Archief,  Oerveden  boek,  foL  244, 

BIJDR.  IV.  24 


MERKWAARDIGE  ORDONNANTIE  UIT  1384. 


In  het  Collectorium  op  het  Kamper  Archief  fol.  64 
komt  onderstaande  ordonnantie  voor,  die  mijns  erachtens 
alleszins  het  epitheton  merkwaardig  verdient. 

Immers  daarin  bepaalde  de  Kamper  stadsregeering,  dat 
hare  burgers  geenen  priester  zouden  mogen  berispen 
wegens  zijne  predicatie  of  houding  op  den  predikstoel, 
noch  buiten  Kampen  daarover  aan  geen  persoon  zouden 
schrijyen  of  raad  inwinnen  ten  laste  van  zoodanigen 
geestelijke  (zoo  zal  men  indraghen  immers  wel  hebben 
te  verstaan)  en  geen  getuigenis  omtrent  hem  zouden  af- 
leggen dan  voor  Schepenen,  en  geen  onstuur  meer  zouden 
maken  omtrent  zijne  prediking,  noch  heimelijke  ver- 
gaderingen zouden  houden.  Het  schijnt  hieruit  te  bly- 
ken  dat  er  wegens  de  prediking  in  de  kerken  ongenoegen 
tegen  sommige  geestelijken  was  ontstaan. 

Wat  de  zaak  evenwel  curieuser  maakt  is,  dat  er 
tevens  in  bepaald  wordt  dat  niemand  eene  jonkvrouw 
hare  vlechten  zal  afsnijden  of  beloften  van  haar  zal  nemen. 

De  ordonnantie  dan  luidt  volgender  wij  ze: 

Anno  domini  mccc  octuagesimo  quar':o,  mensis  Junii 
die  prima. 

Item  de  Scepen  ende  Raet  mit  oero  ghemeente  heb- 
ben ouerdraghen,  dat  neghien  persene  van  oem  borgheren 
ende  jnnewoners  neghien  priester  beryspelen  soelen  van 
predikene  oft  op  den  predicstole  noch  buten  Campen 
an   nemande  te  scryuen,  noch  raet  nemen  van  ienighen 


DE  EERSTE  ARCHIVARIS  VAN  DEVENTER. 


Op  den  11*"  Februarij  van  het  jaar  165Ö  werd  bg 
Concordaat  —  dus  door  Schepenen  en  Raad  beneyens 
de  Gezworene  Gemeente  —  Assuerus  Strockel,  de  be- 
kwame Secretaris  der  stad,  aangesteld  om  de  Secreet- 
kamer  waar  te  nemen  en  alle  zaturdagen  ten  één  nre 
te  openen,  op  een  jaarlijksche  bezoldiging  van  100  goud- 
gulden. Zoo  werd  Strockel  de  eerste  Archivaris  van 
Deventer.  Immers  al  droeg  hij  dien  titel  niet,  toch  had 
hij  voor  een  groot  deel  dezelfde  bezigheden  te  vervullen, 
als  die,  welke  aan  het'  Archivarisschap  onafscheidelijk 
verbonden  zijn.  De  opening  toch  van  het  archief  had 
tot  doel  om  aan  de  leden  der  Gezworen  Gemeente  de 
gelegenheid  te  verschaffen,  om  inzage  van  het  archief — 
de  secreetkamer,  zooals  men  het  toen  noemde  —  te  nemen. 
£n  zoude  dit  geen  wassen  neus  zijn,  dan  behoorde  hij 
tevens  de  leidsman  en  vraagbaak  te  zijn  voor  de  bezoe- 
kers van  dat,  natuurlijk  niet  gecatalogiseerd,  archief,  het- 
geen hij  niet  kon  zijn,  zonder  zelf  zich  vertrouwd  te 
maken  met  den  inhoud  der  stukken  en  de  orde  waarin 
zij  geplaatst  waren. 

Beschamend  voorbeeld  voor  het  nageslacht! 

V.   D. 


DE  HERVORMING  TE  ALBERGEN  VERNOMEN.  1521. 


Ofschoon  Luther  reeds  in  1517  zijne  95  stellingen 
aansloeg,  blijkt  de  mare  yan  's  mans  optreden  eerst  in 
1521  tot  het  klooster  Albergen  te  zijn  doorgedrongen. 
In  dat  jaar  toch  maakte  Johannes  yan  Lochem,  de 
toenmalige  prior  yan  dat  klooster,  in  zijn  ,,Registnim^* 
eene  aanteekening ,  welke,  overgezet  zynde,  luidt:  Ook 
is  in  dit  jaar  een  zekere  Doctor,  genaamd  Martinus 
Luther,  opgestaan,  die  door  zijne  geschriften  bijna  de 
geheele  wereld  in  beweging  brengt.  Sommigen  houden 
hem  yoor  een  waarlijk  katholiek,  zijne  geschriften  hemel- 
hoog yerheffende;  anderen,  die  geschriften  veroordee- 
lende,  beweren  yoor  yast,  dat  hg  een  ketter  is,  enz. 
Wat  daaryan  ten  slotte  zal  zijn,  weet  ik  niet. 

£n  in  1523  toekent  dezelfde  prior  aan,  dat  hij,  y er- 
mits  Luther ,  naar  het  oordeel  van  yele  braye  mannen , 
bewijzen  yan  waar  geloof  gegeyen  had,  geen  ongunstig 
oordeel  oyer  hem  durfde  uit  te  spreken,  maar  het  oor- 
deel aan  de  goddelijke  gerechtigheid  oyerliet.  Hij  sprak 
daarbij  den  wensch  uit,  dat  men  yoor  zoo'n  groot  man 
zich  in  het  gebed  tot  den  Allerhoogste  mocht  wenden, 
opdat  deze  hem  mocht  doen  terugkeeren  ingeyal  hij 
dwaalde,  maar  hem,  zoo  hy  de  waarheid  leerde  en  in 
geschrift  stelde,  tot  yeler  nut  mocht  yrijwaren  yoor  eene 
onrechtyaardige  en  smadelijke  beoordeeling. 

(Yenameliiig  yan  stukken  betrekkel^k  het  klooster  Albergen,  bl 
126  en  846.) 

R.  fi;  H. 


COLLECTE  TE  KAMPEN  VOOR  DEN 
BOUW  DER  ST.  MICHAELSKERK  TE  ZWOLLE.  1548. 


Den  vijfden  Mei  1548  sloeg  de  bliksem  in  den  toren- 
spits der  statige  St.  Michaelskerk  te  Zwolle,  tengevolge 
waarvan  deze  en  de  kap  der  kerk  grootendeels  afbrand- 
den. Het  sch^nt  dat  ten  behoeve  van  den  opbouw  van 
die  kerk  o.  a.  ook  te  Kampen  eene  collecte  is  ge- 
houden, althans  den  !*■  Juni  van  dat  jaar'  schreven 
burgemeesters,  schepenen  en  raad  van  Zwolle  aan  de 
regeering  der  stad  Kampen  o.  a.  het  volgende:  Verder 
gunstige  vrunde,  alsoe  V  Eer.  ons  ende  onse  kerck- 
meysteren  onser  verbrander  kercken,  bynnen  v  Eer. 
stadt  (des  wij  v  Eer.  hoechlicke  bedancken)  eine  beede 
toegestaen  hebben,  begeeren  wij  v  Eer.  dengheenen 
dye  op  toecoemenden  Sondach  preken  ende  sermoenen 
doen  sullen  jn  v  Eer.  moeder  kercke  (de  St.  Nicolaas  of 
parochiale  kerk)  onss  Lieuer  Vrouwenkercke ,  ten  Broe- 
deren, ende  Sancte  Brigitten,  willen  dien  aenseggen  omme 
onser  armer  verbrander  kercken  gunstiger  vermaeninge 
te  doene,  tegens  den  volgenden  maendach,  op  welcken 
dye  beede  jn  v  Eer.  stadt  geschien  sal.  ') 

N.    ü. 


')     Kamper  Archief.     Brief  van  de  stad  Zwolle. 


GERECHT  VAN  DESPERATIE,  1494. 


AU  aanyulling  van  't  geen  daaromtrent  in  dit  tijd- 
schrift reeds  door  mijnen  geachten  mede-redacteur  en  mg 
is  medegedeeld ,  kan  nog  dienen  volgende  brief  van  den 
schulte  der  stad  Zwolle,  waarin  hij  verzocht  of  de  scherp- 
rechter  van  Kampen  mag  overkomen,  om  executie  te 
doen  over  iemand  die  zich  verhangen  had : 

„Eersaeme  voersichtige  guede  vrunde.  lek  begheer^ 
seer  vruntlyken,  my  by  brenger  sbriefs  willen  senden 
ende  eerlonen  vwen  scherprichter  om  eenen  man,  die 
zich  selfs  verhftngen  heeft,  syn  recht  te  doen,  des  my 
niet  te  weygheren,  verschulde  ick  altoos  geerne  tegew 
vwen  eersamen  liefton  die  god  almachtich  vrolick  ende 
gesont  bewaren  moet,  toe  langen  tyden.  Gescreuen  des 
dinxendages  nae  misericordiam.   Anno  xciiii^ 

Henrick  Koetkyn 

Schulte  t  Swolle." 

„Den  Eersamen  voirsichtigen  Bur- 
germeisteren  Scepenen  ende  Raedt 
der  Stadt  Campen,  mynen  besonderen 
gueden  vrunden." 

N.  u.