Skip to main content

Full text of "Bijdragen tot de taal-, land- en volkenkunde"

See other formats


Google 


This is a digital copy of a book that was preserved for generations on library shelves before it was carefully scanned by Google as part of a project 
to make the world’s books discoverable online. 

It has survived long enough for the copyright to expire and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject 
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books 
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that’s often difficult to discover. 


Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book’s long journey from the 
publisher to a library and finally to you. 


Usage guidelines 
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the 


public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to 
prevent abuse by commercial parties, including placing technical restrictions on automated querying. 





We also ask that you: 


+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individual 
personal, non-commercial purposes. 





and we request that you use these files for 


+ Refrain from automated querying Do not send automated queries of any sort to Google’s system: If you are conducting research on machine 
translation, optical character recognition or other areas where access to a large amount of text is helpful, please contact us. We encourage the 
use of public domain materials for these purposes and may be able to help. 


+ Maintain attribution The Google “watermark” you see on each file is essential for informing people about this project and helping them find 
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it. 


+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just 
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other 
countries. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can’t offer guidance on whether any specific use of 
any specific book is allowed. Please do not assume that a book’s appearance in Google Book Search means it can be used in any manner 
anywhere in the world. Copyright infringement liability can be quite severe. 






About Google Book Search 


Google’s mission is to organize the world’s information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers 
discover the world’s books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full text of this book on the web 
ai[http: //books . google. com/| 














Google 


Over dit boek 


Dit is cen digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat 
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken. 

Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke 
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land 
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van 
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. 

Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de 
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u. 


Richtlijnen voor gebruik 


Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken 
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven 
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op 
automatisch zoeken. 


Verder vragen we u het volgende: 


+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door 
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden. 


+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek 
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe- 
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien 
hiermee van dienst zijn. 


+ Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het 
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet. 


+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er 
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is 
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval 
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het 
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. 


Informatie over Zoeken naar boeken met Google 
Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit 


allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken 
op het web viajnttp: //books .google.co 





























BSY 








BIJDRAGEN 


TAAL- LAND- EN VOLKENKUNDE 
NERRLANDSCH INDIË. 


TIJDOCHRIFT VAN HET KONINKLIJK INSTITUUT 
FAAL- LAND EM VOLKENKUNDE VAN NRIRLANDSCH INDIE. 


EERSTE DEEL. 


’S GRAVENHAGE, 
K. PUHRI. 
18633. 


©: 
. . …* 
~ e+ 
. |. 
os © … had 
- 
N 
. 
Nn 
€ 


—__— 





e 
mn en en en 


GEDRUKT MS C, A. SPIN & ZOON. 


INHOUD. 


VOORWOORD. « « « « «so soe veevoer eeeeeveesverenseeenseeseee en veen see ee ve « Blz. Ill. 


VERSLAG VAN DE EERSTE ALGEMEENE VERGADERINGe sees see sees eee ese ee 


NAAMLIJST DER LEDEN. seesseovseseseeoseeeseesseeesenseenseeeeenseeel 
VRAGEN ss soos orsoscoseneeeeseenseeeeseeseeneerserssendersessenseeevel 
‘VERSLAG VAN DE TWEEDE ALGEMEENE VERGADERING es ese eseseeseseseee ee If 
OVERZIGT VAN DEN STAAT EN DE WERKZAAMHEDEN DES INSTITUUTS GEDU- 

RENDE HET JAAR 1851/52... .....seesseesseosesseesseeeseeeessesenel 
AANSPRAAK TER OPENING DER EERSTE ALGEMEENE VERGADERING « « « « « « « « « // 
PALEMBANG IN 1811 Ex 1812, DOOR DEN HEER J. C. BAUDee ese e soes seo 
BLITON, DOOR DEN HEER J. C. BAUD.sseeseesesecessseevesesssverserseeeef 
DJAJA-LENKARA, DOOR DEN HEER A. B. COHEN STUART esse eeesssevees. sow 
DE AMBOINS, DOOR DEN HEER If. C. VAN DER WIJCK so cscccccccececccecel 
MEDEDEELINGEN.occcccccccccecececes cscs eee se ccc cess ececesceeescceeell 


PROEVE VAN EENE GESCHIEDENIS VAN DEN HANDEL EN HET VERBRUIK VAN 


OPIUM IN NEDERLANDSCH INDIË, DOOR DEN HEER J. C. BAUD. .. «oee «#/ 


307216 


76. 


79. 


II INHOUD. 


GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER, DOOR DEN HEER J. J. B. GAAL. Bla. 221. 
HET HEMEL-AARDE-VERBOND, EEN GEHEIM GENOOTSCHAP IN CHINA EN ONDER 

DE CHINEZEN IN INDIË, DOOR DEN HEER D”. J. HOFFMANN.cccecccceees.# 260. 
REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL VAN IMHOFF, OVER JAVA, IN HET 


JAAR 1746 .........eeeseeaaeeeeeesseeeeseeeeeseeseeseseveeesseseveee eN 291. 


: ERRATA. 


Pag.xxi, reg. 9 v. b staat: 1852/53, lees: 1851/52. 
. ” wm  Ambtenaar, lees: Ambtenaren. 
waarin, lees: waarop. 
» Publicatie van 11 September, lees: Capitulatie van 18 
September. . 
u _- voedsterzoon, lees: oudsten zoon. 
vu Gallispie, lees: Gillespie. 


= 
_— 
aq 
w 
Rm 
an 
a 3 ; 
ao so 6 
zs 


v abouth, lees: about. 
w te be, lees: to be. 


w  deponent, lees: deponents. 


vw 30, « 2 v. 
uv 31, ” 5 V. 
v 31, wy lly. 


. 0. 
- 0. 
„ 19, wv 1lv.o. w vonden, lees: vinden. 
vw 29, » 16 v.o. w. send, lees: sent. 
w 29, wu 14 v. o. troop, lees: troops. ° 
n 29, rv 8 v.o. w the sword, lees: his sword. 
u 29, » Tv.0. w with exception, lees: with the exception. 
v 30, v 12 v.b. w afther, this, lees: afther this. 
» 80, » 18 v.o. wv Sereef, Mahomet, lees: Sereef Mahomet. 
„ 30, „ 10 v. 0. « = mounth, lees: month. 
0. 
b. 
b. 


82, boven de Bijlage N°. 7, staat: Wateringe, lees: Wetering. 


” 
„ 85, viv ” v 8, w Weteringe, lees: Wetering. 

„ 88, reg. 4 v. b. staat: Ratoe Sultan, lees: Retoe, Sultan. 

n 38, w 1l v.o „zijne oudste, lees: zijnen oudsten. @ 


„ 38, « 3v0O wv Pangeran, lees: Pangerans. 
v 39, wv 14, 20, 25 en 27, staat: degene, lees: degenen. 


w 41, v 3 v.o. staat: zijner zijde, lees: zijner zijds. 

„ 41, vw 1 vo prijs, lees: prijzen. 

vw 5l, » 1 v.o y ; sir, lees: lar. 

v TT, nm Sv. 0. wv Koeta-Ardjo, lees: Koeta-Ardja. 
v 11, uw 8 v.o. w nog, lees: noch. 

v 86, w v.0. « Pigaffeta, lees: Pigafetta. 

7 92, w 15-v.b. wv Xoelaschen, lees: Soelaschen. 

» 299, v 5 v.b. « Remlang, lees: Rembang. 

v uw» 6 v.b. w  begeepen, lees: begrepen. — 

# 306, « 3 v.o. 4  Kastasoera, lees: Kartasoera. 


De Bijlagen N°. 1, 2, 3, 4, 5, 7, en 8 van het Opstel “Palembang in 1811 en 1812” 
zijn gedrukt zoo als wij die ontvingen, dat wil zeggen, met de talrijke, daarin voorko- 
mende afwijkingen van de regelen van taal en interpunctie. — Wij onthielden ons van 
het herstellen dier afwijkingen, omdat, onzes inziens, het regt van zuivering zich niet tot 
zulke bewijsstukken mag uitstrekken. 


I 


VOORWOORD. 


Ofschoon niet gebonden door eenige bepaling in het reglement, om 
op vaste tijden deze Bijdragen te leveren, heb tk het mij echter ten — 
pligt gesteld, om nog voor het einde van het eerste instituutsjaar 
althans een eerste nommer aan de leden te bezorgen. Gaarne had 
ik meer gegeven, maar de vrees om den inhoud aan den omvang 


op te offeren, heeft mij weerhouden om opzettelijk zelf te willen aan- 


vullen, wat mij voorkwam aan een behoorlijk aantal bladen te ont- 


breken. Niets zal mij meer genoegen doen, dan dat ruime bijdragen 


den redacteur in het vervolg in staat stellen om eenige malen in het 


gaar te kunnen herhalen, wat mij nu noode heeft mogen gelukken eens 


| gedaan te krijgen. 


Er blijft mij verder weinig over om als snleiding hierbij te voegen. 
Het komt mij van belang voor, dat in volgende nommers onder den 
titel Bibliographie eenige bladzijden gewijd worden, zoowel aan de 
literatuur van den tegenwoordigen tijd, als aan die van het verledene. 
Jmmers deze laatste, voor zoo ver zij voornamelijk strekken moet om 


de kennis der Bronnen te vermeerderen en om de geschiedenis der 


wetenschappen zelven op te bouwen, kan niet missen voor de studie 


dier wetenschappen van groot gewigt te zijn. Het is hierom, dat ik 


IV VOORWOORD. 


de aandacht der leden op dit vak van literatuur vestig, en een ieder, 
die op dit punt iets kan bijdragen, in het belang der zaak verzoek zijn 
deel niet terug te houden. | 

Onder den titel mededeelingen, ben ik reeds in dit nommer be- 
gonnen korte berigten te verzamelen — ook hier was de oogst nog niet 
groot — die, anders verloren, nu ter kennisse van een grooter publiek 
gebragt, bij dezen of genen ligtelijk belangstelling zullen opwekken voor 
de zaak zelve, waarop zij betrekking hebben, en, op die wijze, nu en 
dan aanleiding kunnen geven, of tot geheel nieuwe onderzoekingen, of 
tot eene meer algemeene deelneming in ons gemeenschappelijk streven, 
de bevordering van de kennis onzer kostbare kolonién. Het is wel 
niet noodig te herinneren, dat ook hier een enkele persoon moetjelijk 
alle mededeelingen alleen kan doen. 

Om de stukken zelve te beoordeelen of aan te prijzen, die in dit . 
eerste nommer bevat zijn, komt mij de bevoegdheid niet toe. Bij het 
stuk, dat met een menigte vervolgen, zoo wij hopen, krachtig bij zal 
dragen ter betere kennia van de Javaansche literatuur, komt het mij 
echter niet ongeraden voor om het gezag des schrijvers te waarborgen 
door mede te" deelen dat hij dezelfde is, die onlangs eene eerste proef 
van Javaansche poëzij openbaar gemaakt heeft, door het uitgeven, 
met vertaling en aanmerkingen, van het Javaansch gedicht, getiteld 
Baron Sakènder. 

En Atermede zij dit tijdschrift aan de belangstelling der leden - 


aanbevolen. 
J. PIJNAPPEL GZ. 


Secretaris van het Instituut. 


VERSLAG VAN DE EERSTE ALGEMEENE VERGADERING 
VAK HET KONINKLIJK INSTITUUT VOOR DE TAAL” LAND- 


EN VOLKENKUNDE VAN NEÊRLANDSCH INDIË. 


GRROUDEN TK DELFT, pax 4° seni 185) 


oe 


De verqalering werd geopend door den Heer simOns, als tweede 
onderteckenaar der circuluire, waarbij de leden tot het bejwonen de- 
zer eerde böjeenkomat zijn uitgenoodigd, daar de eerste onderteske- 
naar, de Heer BAUD, verhinderd was om tegenwoordig te zijn. De 
eanspraak bij deze gelegenheid gehouden ts afgedrukt als inleiding tot 
dese Bijdragen. 

In de eerste plaats is daarop aan de vereenigde leden cen Regle- 
went voorgesteld geworden, zoo als dit, onder pracsidium der drie 
eerste oprigters can Ad Instituut, de Îleeren BAUD, SIMONS en 
BOORDA, door eenige leden was ontworpen. Behalve enkele veran- 
deringen van minder belang, ws er in dif ontwerp ceno meer weten- 
lede gemaakt, door beij het hoofdstuk dat over de leden handelt, en 
waarbe) bepaald was, dat er derderlei soort van leden zijn zou, ge- 
wone leden, leden donateurs en buitenlandsche loden, nog eene 
eerrde soort can deedgenooten te voegen onder de naam van corres- 
pondenten. Men begreep namelijk, dat Act ligt gebeuren kon, 
dat men personen, die door geldelijke bezwaren verhinderd waren om 
leden fe worden, om hunne kennis van zaken toch aan het Instituut 
cow wenschen verbonden te zien, en dat men dit door het verleenen 

wen dicn tifed het best zoude kunnen bereiken. Na aoop der beruad- 


VI VERSLAG VAN DE EERSTE ALGEMEENE VERGADERING. 


slagingen is het reglement vervolgens vastgesteld geworden zoo als het 
later door Z. M. gesanctioneerd en daarna in druk aan de leden 
toegezonden ts. 

De Huishoudelijke bepalingen, die mede in het ontwerp begrepen 
waren, zijn niet tn overweging genomen, daar er goedgevonden is, 
om die, na opgedane ondervinding tn een eerste jaar, eerst in de 
volgende voorjaarsvergadering ter beoordeeling der leden te brengen. 

Vervolgens ts men overgegaan tot het benoemen van een Bestuur. 
De groote zwarigheid, die zich hier opdeed, om terstond een twaalftal 
leden daar voor te benoemen, ts opgelost door aan de drie oprigters 
over te laten, om zich voor het eerste jaar het vereischte getal leden 
toe te voegen, om met hen een voorloopig Bestuur te vormen, ’t geen 
dan een jaar later door een vast Bestuur zou vervangen worden. 

Na nog een paar voorstellen omtrent het benoemen van een secretaris 


en het uitnoodigen tot het lidmaatschap is de vergadering gesloten. 


NAAMLIJST 


LEDEN IN NEDERLAND 


ten ET 


KONINKLIJK INSTITUUT 


rasa se 


TAAL- LAND- EN VOLKENKUNDE VAN NEERLANDSCH-INDIE. 


mm Pe 
BROCHERMNEER : 
Z.M. BDR KONING. 
LEDEN 1PONATEU RS. GEWONE LEDEN. 


EZ A M Pras auvnaug der Nedrrlanden Het Nederlandsche Bijbeigemootschap 
E A ON. Prme preven der Nederlanden. „ Het Nederlandsche Zradchaggeneutschsp 


De Nederlandsche Mandelmaatechappy — | 
| bl RERKEN 


DE MEEREN 'D. VAN AALST, te Nebsbesch by Ngmecre. 
© maxnxn, te Rotterdam. ‚Jhr r van aLPUKs, te ‘o Gravenbage. 
8 « natn, te ‘so Gravenhage ‚Mr u. a anwraxnice, te Delft. 

‘ 


Mr u 2 van meng, te Rotterdam 
7 A © VAS WAVERES PANCRAS CLIFFORD, 
te Amsternism. 

SC a VAR MKE, to” Ammsterdaan 

& t Jaconeon, te Rotterdam. 

v trcasecn, te oGravenbagr 

Frl o 2 mriven, te Utrecht. | 

C P PANUD, te ‘os Gravenhage 

= romans, te Arnhem | 

A Vas BICKETORSEL, te Rotérrdam | 
| 
| 


wang, te Utreebt. 
Batt, te ‘oGravenhage 
nix, te Amsterdam. 
2 svercaamD, te 's Grovenhage 
BORST 
BOGCH RESTE, te Amsterdam 
BOSSCHER, te Ameterdam 
Baron VAN BASES ES VAN UE GRUOTE 
LINDT, te Amsterdam. 
Fv Db counsvs, te Voorburg 
3 w yp Barua ceezor v'zectur, tel aden 
Id C a Wigan. te ‘so Grscenhoge 
‚ew 
3 u 


b VN Ce CP 6 8 
qe a Tee rp 





s Van nrcarxvonen:, te Retterdem. 
Ur o serene, te Delft. 


4 ertectan, te Amsterdam C pimrenmmsm, te ‘o Greveahoge. 


a orars, te ‘»Gravenhage. 3 vas pouns, cp des Mase Ltc 

© 3 vauurrcu, te Leiden. | by Grealo 

FP VAS VLSDOERGKE, te Amsterdam. 'n. Pp rogers, te U tserkt 

© wnises, le Aamsterdasm ‘gy vo rouatusu, te Il oardemm 

A t waseun, te ‘os Gravenhage 12.3 B vaas, te Delf 

a te wnze, op den Hasse Pyacabarg bij | Dr vy. van atas, te Rotterdam ° 
Lerstdgt | Jhr GEVERS van EsteusseT, te Gre 


| venhage 


VIII 


G. J. F. GUFFROY, te Delft. 

Mr. M. A. M. 8 GRAVESANDE GUICHERIT, 
te Delft. 

P. C. G. GUYOT, te ’s Gravenhage. 

J. HAGEN, te Delft. 

J. D. VAN HERWERDEN, te ’s Gravenhage. 

G. J. HEYLIGERS, te Zalt-Bommel. 

H. HIEBINK, te Rotterdam. 

Dr. w. r. Baron van moëvell, te ’s Gra- 
venhage. 

Dr. J. HOFFMAN, te Leiden. 

Prof. P. HOFSTEDE DE GROOT, te Groningen. 

Dr. J. J. DE HOLLANDER, te Breda. 

w. M. HOP, te Rotterdam. 

A. J. F. JANSEN, te Delft. 

Jhr. ©. L. DE JONGE, te ’s Gravenhage. 

Dr. F. JUNGHUHN, te Leiden. 

Prof. T. w. J. JUYNBOLL, te Leiden. 

Mr. 8. KEYZER, te Delft. 

Mr. H. J. KOENEN, te Amsterdam. 

H. T. KRABBE, te ’s Gravenhage. 

H. M. LANGE, te ’s Hertogenbosch. 

Dr. C. LEEMANS, te Leiden. 

Mr. J. A. A. LEEMANS, te Warmond. 

D. LENTING, te Zeist. 

C. MAAS GEESTERANUS, te Delft. 

Mr. u. w. MEES, te Rotterdam. 

H. J. DE MEYIER, te ’s Gravenhage. 

Prof. H. C. MILLIES, te Amsterdam. 

T. DE MOLL VAN OTTERLOO. 

E. P. DE MONCHY, te Amsterdam. 

N. C. MULDER, te ’s Gravenhage. 

JOH. MÜLLER, te Amsterdam. 

G. K. NIEMANN, te Rotterdam. 

A. NOTTEBOHM, te Rotterdam. 

J. J. PEETERS, te Delft. 

J. PENNING NIEUWLAND, te Amsterdam. 

Dr. J. PYNAPPEL Gz., te Delft. 

Mr. J. K. W. QUARLES VAN UFFORD, te 
’s Gravenhage. 

C. J. RIESZ, te ’s Gravenhage. 

W. A. ROEST, te ’s Gravenhage. 

Prof. T. RoORDA, te Delft. 


C. RUEB, te Rotterdam. 

C. RUEB cz., te Rotterdam. 

Prof. A. RUTGERS, te Leiden. 

J. A. A. SANTHAGENS, te Amsterdam. 

w. A. Baron SCHIMMELPENNINCK VAN DER 
OYE, te Arnhem. 

Jhr. J. G. 0. 8. VON SCHMIDT AUF ALTEN- 
STADT, te ’s Gravenhage. 

T. SCHUURMAN, te Amsterdam. 

J. W. H. SMISSAERT, te ’s Gravenhage. 

Jhr. H. J. J. L. RIDDER DE STUERS, te 
Maastricht. 

Jhr. F. Vv. A. RIDDER DE STUERS, te 
’s Gravenhage. 

W. L. DE STURLER, te Groningen. 

YX. D. C. SUERMONDT, te Utrecht. 

W. H. SURINGAR, ‘te Amsterdam. 

J. F. THIEL. 

Mr. L. 3. J. VERENET, te Amsterdam. 

Q. M. R. VER-HUELL, te Arnhem. 

W. C. VERSTEEGH, te Rotterdam. 

Prof. P. J. VETH, te Amsterdam. 

Prof. G. W. VREEDE, te Utrecht. 

A. VROLIK, te Utrecht. 

Mr. w. WINTGENS, te ’s Gravenhage. 


LEDEN DIE SEDERT NAAR INDIE 
VERTROKKEN ZIJN. 


RADEN SALEH, lid donateur. 


GEWONE LEDEN. 


J. BAART DE LA PAILLE. 

W. H. VAN DER HELL. 

Mr. w. A. HENNY. 

U. HOPE LOUDON. 

P. JANSZ. 

R. MELBOURN. 

C. W. F. NEYS. 

Mr. P. J. ROOSEGAARDE BISSCHOP. 
H. M. VAN RYSSEN. 

Jhr. Mr. H. C. VAN DER WIJCK. 


Reeds Overleden. 


Prof. P. P. ROORDA VAN EYSINGA, te Leiden. | w. A. KEUCHENIUS, te ’s Gravenhage. 


VRAGEN, 


TER VOLDOEKIXO AAN ART. 97 EN 29 VAN HET REGLEMENT. 


Mea wordt verzocht de antwoorden duidelijk te onderteekenen, en 
ep le geeen, of men, wanneer hel ingezonden antwoord geheel of 


gedeeltelijk in de Bijdragen geplaatet wordt, verlangt dat des schrij- 
errs noem medegedeeld worde. 


magneten 


TAALKUNDE 


1  Wetke mjn de verschillende inbeemsche talen en dialecten, op de 
ettaacien buiten Jaen, behoorende tot het Nederlandsch gebied, in gebruik * 

Mea vraagt daarbij cence 200 veel mogrlijk volledige aanwijzing der meer- 
dese of mindere verwantschap tusschen die talen, en wenscht ook daarvan 
te cetvaagen volledige woordenlijsten, naauwkcurig naar de Nederlandsche 
speling en uitepraak geechreven, met vermelding der bijsonderheden , welke 
hej dem tnboorting in de uitspraak voorkomen. 

Alle opbeldenngen betrefiende de regelen der epraakkunet zalen welkoen zijn 

2 Door welke bijzonderbeden onderscheidt sch de spreektaal in de on- 
deverbenlenr Hesidentirs van Javea (met uitzondering van de Soenda-landen) 
cam de taal, zoo ale dee grsproken wordt in bet Soerakartaerhe ® 

Al wat rewand, im de cen of andere Hesidentse wonende, dasromtren’ 
kan mededericn, hetzij verl of weinig, ral aangraaam ziju. Hyscadre aan. 
grassen ml bet zijn, behalve algemrenc opmertingra ocmérent usteprash. 


Xx VRAGEN. 


grammatica en spraakgebruik van woorden, daarvan een proeve te ontvan- 
gen door het overschrift van cenige reeds uitgegevene Javansche gesprekken 
of zamenspraken (zoo als die van den Heer WINTER) met al die verande- 
ringen, die het afwijkend spraakgebruik in zulk een andere Residentie zou 
vorderen. 

3. Welke taal is het Madureesch, zoo als dit gesproken wordt? — Elke 
bijdrage tot de kennis van deze taal, hetzij dan meer of minder volledig, 
zal met genoegen ontvangen worden. Als proeve wenscht men eenige uit- 
gegevene Javaansche gesprekken of zamenspraken in het Madureesch over- 
gebragt te zien, Ook zal de mededeeling van allerlei Madureesche geschrif- 
ten in proza, zoo als verhalen of legenden, brieven en dergelijke stukken, 


zeer aangenaam zijn. 


LAND- EN VOLKENKUNDE. 


4, Men verlangt te bezitten portretten van inlanders van alle mogelijke 
stammen in den Indischen Archipel, in kleuren. — De portretten moeten 
zijn en face en en profil. Waar de geheele ligchaamsbouw de stammen ka- 
rakterisecrt, zal het van belang zijn, ecne afbeelding ten voeten uit te ont- 
vangen. Van de eilanden, waar de bevolking in berg- en strandbewoners 
onderscheiden is, verwacht men afbeeldingen van individus dier beide af- 
deelingen; en even zoo waar een verschil als ’t ware in kasten, op een 
oorspronkelijk uitheemschen oorsprong van een gedeelte der bevolking schijnt 
te wijzen. De grootte der portretten moet niet minder zijn, dan 4/, der 
natuurlijke. Het is noodig, dat de afbeelding, behalve van de juiste aan- 
wijzing der woonplaats van den individu, tevens van eene schriftelijke op- 
vaaf der in hem voorgestelde tijpe vergezeld zij. 

Men maakt van deze gelegenheid gebruik ter aanbeveling van het ver- 
zamelen van schedels. In de belangrijkste schedel-collectién in ons Vaderland 
zijn Oost-Indische schedels nog steeds eene zeldzaamheid. 


Ten cinde de grootste gapingen in onze geographische en ethnographische 


VRAUABN. AL 


kennis van de Ned. Oost-Indische Bezittingen aan te vullen, zijn in ecru 
verse plaate wenschelijk : 

Van het ciland Sumatra: 

5. Eene breedere beschrijving der Palembangsche bovenlanden en 

6. van het zuidelijk gedeelte van het Gouvernemt van Sumatra's West- 
Lost, om mog niet te spreken van cene opzettelijke beschrijving van dot 
geheede Gouvernement. 

Van het ciland Borneo : 

3. Eene meer uitvoerige beschrijving der Westkust, vooral van het zui- 

à. Eene van de westelijke helft der Zuidkust. 

9. Van het zuidelijk gedeelte der Oostkust (Tanah Boemboe). 

Van Celebes: 

10. Eese van de Westkust. 

Bt In het algemeen van het geheele middengedeelte ; maar vooral 

18. van bct Gouvernement van Makassar. 

De beschrijvingen diencn zoo naauwkeurig mogelijk grographiwh cu etl 
aagraphesch te zijn en van de noodige kaarten en afbeeldingen voorzien. 

By de mindere bekendheid der streken bedoetd in n® 8, 10 en LD ated 
gem hier reeds blootc bijdragen op prijs. 

13. Welke verandering heeft de kust van het ciland Java, gedureiuc 
ere aam te nemen tijdvak, door aanwas of afspoeling van grond onderen: 
ca van welken invloed is zulks op de scheepvaart, door de toe- of ate 
samen bruikbaarbeid der vaarwaters, basijen of reeden geweest? Men 
érebe voorts de erkende of waarschijnlijke oorzaken mede, aan welke dere 
gadaenteverandering der kust moet worden torgeschreven; dit laatste 
serbmmd met de omstandiybed, dat beduckle szanwss van grund oh | 
eamge oorden daar plaste grijpt, waar gene rivieren van wenig aantelan; 
am see uitwateren, welke, zoo als wel elders, aanslibbing daantcilen. 

16. Mem vraagt ceno beschrijving der op sche plaateca verechilbeude 4: 
wenhken ct: foevtelykheden, dic onder de snlandsche berelking vaa bart «share 
deva bij beewijdenie, huwelijk, begrafenis en dergelijke, plaa bette: 
an waerbg vooral bet onderm heid der -tonden veel rovkwd wile fe ut 


Tar vermgpdeng van vamovlige bri'alung Pr: uret men san betpren ip de \c:tinie - 


XII VRAGEN. 


van den Heer wiNTER in het 1ste Deel van den 5den Jaargang van het Tijdschrift van 
Ned. Indië, en in boeken, als bijv. de beschrijving der Preanger-Regentschappen van den 
Heer DE WILDE, daaromtrent reeds voorkomt. 

15. Welke zijn de volksvermakelijkheden der Javanen, zoowel diegene, 
welke men overal op Java, of althans in de meeste residentiën aantreft, 
als zulke, die slechts aan enkele distrikten eigen zijn? Hoe hebben zij 
plaats? Wat is haar waarschijnlijke oorsprong? In hoever kunnen zij ge- 
acht worden het eigendommelijke volkskarakter uit te drukken ? 

Feesten als bedoeld in Vr. 14, zijn hier uitgezonderd, en de meest bekende der in deze 
vraag bedoelde volksvermakelijkheden komen, daar zij reeds dikwijls beschreven werden, 
thans voor die beschrijving niet meer in eene eerste plaats in aanmerking. 

16. Welke zijn die zeden en gewoonten en de vooroordeelen der Jáva- 
nen, wier kwetsing de Europeaan op Java in zijn’ omgang met den In- 
lander niet alleen goedschiks kan, maar, ter bevordering der meest moge- 
lijk goede verstandhouding met hem, ook daarenboven zorgvuldig behoort 
te vermijden ? 

17. Er wordt verlangd eene zoo veel mogelijk volledige beschrijving van 
het maatschappelijk leven in eene Javaansche désa of dorpgemeente. On- 
der anderen wordt gevraagd: Welk onderscheid in rang of in regten be- 
staat er tusschen de verschillende inwoners? Wie zijn de Séntana’s? Welke 
zijn de vercischten van geboorte of anderzins, om het Békélamt te kunnen 
bekleeden? Welke zijn de regten en verpligtingen van den Békél? Hoe 
en naar welke regels geschiedt de verdeeling der sawah’s en andere akker- 
gronden? Zijn de akkergronden gemeentegronden, of heeft er ook parti- 
culier grondeigendom plaats? Waardoor is dit regt van eigendom dan ver- 
kregen? Waarin bestaat het particulier eigendomsregt op het water tot be- 
watering der sawah’s? Welke inwoners zijn tot het doen van heercdicnsten 
verpligt? Wie zijn daarvan uitgezonderd? Welk aandeel verkrijgen zij, 
die geen rijstvelden ter bearbeiding ontvangen hebben, in de rijstoogst * 
Welke regten hebben de inwoners op de onbebouwde of zoogenaamde woeste 
gronden, die tot hun dèsa behooren? Kan iemand door ontginning van 
ven gedeelte daarvan zich eenig particulier grondeigendom, of eenig ander 
voorregt, verwerven? Hoe en naar welke regels heeft de repartitie van de 


op te brengene padjég of landrente plaats? 


bd VRAG EN. Xt 


De beschrijving van deze cn van alle andere merkwaardige bijzonderhe- 
n, die bet maatschappelijk leven van een Javannsche dorpgemeente kun- 
n echeteem, verlangt men door cen statistiek van cen desa apgebelderd 
Sien, met opgave van de dies en het zeweet, dat men bepaaldelijk op 
t ong berft, en welke afwijkingen daarvan in andere gewesten of desas 
n des besatwoorder bekend zijn. 

15. Waarin bestaat de straf van tentoonstelling, die Aipgetang, dat ir 
brid warden, genoemd wondt, en volgens de Aaageregede art. 20 en de 
wrdr-arorbiroe art. 1, in de vorstenlanden van Soerakarta en Johjokarta 
inte hee©l® Wort met dea straf ook pijnieing, of alleen schande, be- 
ahi? is dese of denrrlijke straf ook elders op Java of in Nederlandsch 
det in gebruik ? 

19. Waasrasa schrijft meu het tee, dat in de Residentie Ragelen voor 
waardagen omze gewone damn worden genomen, terwijl men daar anders 
n exeea week van 5 dagen voor heeft? Heeft dit ook elders op Java 
mats ° 

20. Wordt gevraagd eene naanwkeunge omschrijving van alle zaken, 
» door de priesters volgens het Mohammedasneche rezt worden beslist. 
8. Uit welke priesters zijn de priederraden ramenzesteld, en welke 
mimrhten morten zij bezitten om beden van die raden te Kunnen warten 
hoemd® met opgave bo: en waar dit in de verschillende streken van Java 
mrhilt. 

23. Word: gevraagd cene beechrijv.nw van de regtertijke inristingen of 
bracken van het rijk van Jogeharta, voor ze verre zij nut in stnjd zijn 
a de bepalingen van het Th-luit van HI Jun: 1931, n® 2u 

83. Wort cr creens op Java de bepaling ook in acht senemen, dat 
p benden door hunstmatice middelen beastend, § der oct wordt op. 
bragt, terwijl van die, waar dit aan de natuur overvlaten ie, * „ be- 
Md worl? 

38 Onder de Jaranen leefden weleer stammen, dic des lfde tail opra- 
B, maar ch van hen onderscheidden door het betrackten van by zoete re 
rheden bij huwelijken, seboorten en sterfgernilen Meu zenmt re Aa- 
wy. Pengge on (radjak-mat: 


In de Naos Praddy (ast 24: word: van deze oetammen zenorw geared 


XIV VRAGEN. 


tot opwekking, niet genoeg tot bevrediging der nieuwsgierigheid. Maar dit 
blijkt er althans uit, dat het onder de regering van PAKOE BOEWONO den 
II"", nog der moeite waardig werd geacht te bepalen, dat het kind, onder 


de Kalang’s den staat des vaders, onder de Pingir’s en Gadjah-mati’s, dien 
der moeder volgt. 





De aanteekeningen van MOUNIER op dat Wetboek (Tijdschrift van W, Z 
Zesde Jaargang, I™ deel), herhalen eenige der reeds door RAFFLES, in zijne 
History of Java, ter nedergeschrevene overleveringen omtrent den oorsprong 
der Kalang's. Zij verspreiden niet veel licht over het onderwerp. 

Tijdens de scheiding van het Mataramsche Rijk, waren de Kalang’s nog 
talrijk. De akte van verdeeling van het jaar 1755, wijst aan elk der beide 
Vorsten een getal van 3000 tjatja's van den stam der Kalaag's toe. 

De tegenwoordige orde van zaken heeft de onmiskenbere strekking om 
de ineensmelting der opgenoemde stammen met de overige Javanen te be- 
spoedigen. Wil men derhalve omtrent de Kalang’s, Pinggir’s en Gadjah- 
mati’s berigten opzamelen, geschikt om de bestaande duisterheid te doen 
ophouden, dan behoort het onderzoek niet te worden uitgesteld. 

Het Instituut voor de Taal- Land- en Volkenkunde van Neêrl. Indië 
vraagt: 

a. Zijn heden nog onder de Javanen bekend de benamingen van Ke 
lang, Pinggir en Gadjah-mati ? | 

b. Hoe groot is hun aantal in de verschillende provinciën of distrikten 
van Java? | ; 

c. Wat is de oorsprong dier stammen, ook volgens hunne eigene over 
levering ? 

d. Wat was hun toestand onder de oorspronkelijke vormen van het Jas’ 
vaansch bestuur, bij voorbeeld, onder de regering van den tweeden Peko 
Boewono? Leefden zij toen in afzonderlijke dessa’s, onder eigene hoofde” 
Waren zij aan bijzondere lasten of dienstbaarheden onderworpen? Oefends. 
zij bepaalde beroepen uit en waren de overigen hun verboden? 

e. Welke bijzondere plegtigheden waren eertijds en nu nog bij hen iS 
gebruik, en wat is de beteckenis van dezelven. 

f. Wat is hun tegenwoordige toestand, zoo wel maatschappelijk als 
rodsdienstag ? 


VRAGEN. xv 


g. Zijn sj van de overige Javanen door ligchsamsbouw en gelaatstrek- 
ken onderwheid Yoo ja, dan zouden opbelderendo teekeningen be- 
aagrijk sje 

23. Men vraagt cen vertoog over den toestand der foonkuaat onder 
de inboorlingen der verschillende eilanden buiten Java, en zulks onder 
ongzee der diverss gebruikelijke : lodicn, hare verwantschap, tevens inct cence 
beschrijving on afbeelding der muziekinstrumenten en van de wijze om ze 
te bespelen. 

26. Men vraagt cen beredeneerd vertoog over bet algemeen ruilmiddel 
onder de volken der cilanden buiten Java, met opgave der uitgreatrcht- 
beid van bet gebruik, de waarde vergeleken tot cenig algemeen voorwerp, 
by voorbeeld, tot de rijst, of het algemeen voedingsmiddel, cn van de ver- 
bending tot de in omloop zijnde Noderlandsche en andere munten. 

97. Men wenscht te ontvangen, betreffende de Hleedsng der bevolking 
san ds aianden buiten Java, de beantwoording der volgende vragen: 

Waarin bestaat de kleeding der hoofden en van de verschillende klassen 
der bevelking bij gewone en bij plegtige gelegenheden, en waarin die der 
weewen en kinderen? 

Van waar worden de stoffen, daartoe gebezigd, verkregen ? 

Welke is de waarde der stoffen van elders aanvevoerd, on welke soorten 
daarvan zijn het meest gezocht? 

Hes worden de inbeemsche stoflen vervaardigd, en welke is hunne 
wunnde ? 

Hes ihag worden beide gebruikt: 

Hoeveel bedraagt bet verbruik aan kleedinsstuhken voor ecnen man, 
eas ermc vrouw cn voor cen kind, van de diverse standen der bevolkin.:. 
gemiddeld per jaar? 

28. Men verlangt cene zooreel mogelijk volledige beschrijvinx van de 
Ggwwoordige politieke cn commervicele torstaud van het Kijk van offers 
@ Sumetra, strekkende tot cn met het staatje Trocmon; ern en ander mt 
Gawijsiag der bronnen waaruit geput is. 

89. Men wenscht te ontvangen cen op goede gromicn steuncad verton- 
eme de afkomst der inbeemerhe bevolking van bet cilend Anes. 

88. Men vraagt ern berodenerrd vertoog nopens heteen schisken 1 


XVI VRAGEN. 


van eene nederzetting, in oude tijden, van eene boeddhistische volkplanting 
in Padang-lawas, en in de vallei van Groot Mandheling op Sumatra, met 
aanwijzing van den invloed, welke die nederzetting op de reeds gevestigde 
bevolking dier streken gehad heeft, welke, immers wat Mandheling be- 
treft, onmiskenbaar schijnt. 

31. Men verlangt eene naauwkeurige beschrijving der gewoonten en 
vooral van de taal der nog overgeblevene Loeboes, in het binnenland der 
Westkust van Sumatra. 

32. Men vraagt eene zoo volledig mogelijke opgave der voorouderlijke 
wettelijke gebruiken, Aadat, zoo als die bij de diverse bevolkingen in het 
gebied der Westkust van Sumatra bestaan, en wel met vermelding van de 
oorspronkelijke spreuken, waarin die adaé vervat is, in de landtaal. 

33. Men verlangt cene omstandige beschrijving der verschillende bevol- 
kingen, dic den Archipel bezuiden de straat van Singapoera, en die van: 
Lingga en bijbehoorende eilanden bewonen, voornamelijk met vermelding 
hunner afkomst, taal en gebruiken. 

34. Men wenscht een vertoog over de aangelegenheden van het regé 
tan eigendom en bezit op Borneo. 

35. Men vraagt naar een zooveel mogelijk juiste beschrijving van den 
handel, die plaats vindt voor Palo, aan de Westkust van Celebes, en Ps- 
rigi, in de baai van Tomini. 

36. Men wenscht te ontvangen cene topographische, ethnologische en 
klimatographische beschrijving van het noord-oostelijk deel van het eiland: 
Cera, van de post Wahaai af tot den oosthoek des eilands, en binnenlands 


tot het waterscheidend gebergte. 


OUDHEIDKUNDE EN GESCHIEDENIS. 


37. Gelijk overal elders, zoo worden ook op Java, als overblijfsels van 
vroegere onbeschaafde of minder beschaafde bewoners, eene menigte uit ver- 
schillende steensoorten bewerkte voorwerpen gevonden, wier bestemming en 


gchruik als wapenen, werktuigen of gerecdschappen, in eenen tijd waarop do 


VRAGEN. xXVit 


bewerking van metalen nog niet bekend of algemeen ingevoerd was, als 
genoegzaam acker kunnen worden aangenomen. 

In den laatsten tijd is de aandacht ook op Jara, meer dan vrocger, op 
dergelijke aldaar voorkomende overblijfsels gevestigd. 

Als bouwstoffen en tot voorberciding van een opecttelyk onderzoek om- 
trent dit onderwerp wenscht men te vernemen: 

a. Wéér die stoemen werktuigen, wapenen ens. op Java, Sumatra, 
Bornco en Bali, of ook op andere eilanden onser Oost-Indische Bezittin- 
gen, ale omerblijfwia eener vroogere bevolking of eerde boarhoning gevonden 
worden? 

Wáár en in welks gedeelten vooral op Java? — Bevestigt zich daarbij 
de opmerking, dat zij nict, of seer zelden, in bet oostelijke gedeelte 
van Java, dat rijk is in prachtige steenen gebouwen en beelden, voorko- 
men, en daarentegen in groote menigte gevonden worden in de westelijke 
gedeelten, waar dic oude overblijfsels van bouw- en beeldhouwkunst ont- 
breken? Zoo ja, welke redenen meent men hiervan te kunnen geven? 

4. Welke zijn de vormen, afmetingen en steensoorten dier oudo werk- 
tuigen ens? Waarin onderscheiden zich die steenen voorwerpen (wiggen, 
homers, bylen, mesorn, sperr- en pyl-punien, ael- en sprnsternen, ons. ens) 
van deespelijke dio nog bij naburige wilde volken in gebruik zijn, — en 
waarin komen zij daarmrde overeen ® 

e. Welke is de meening van de inwoners omtrent hunnen oorsprong 
en gebruk?” Kennen zij aan die voorwerpen ook eenige heiligheid cn 
kracht toe, of stellen zij hun besit om andere redenen op eenige prijs” 
Jao ja, welke zijn die redenen? 

d. Onder welke omstandigheden en bijzonderheden, door behoorlijk we- 
zag hebbende en vertrouwen verdienende opgaven gestaafd, wenden zij gr- 
vonden In welke lagen? op welke diepte® met welke andere voorwer- 
pen? ens. 

1e Ten einde later in staat te rijn om in nju gebeele uitgesterkthed 
den insiord tr beoordeelen, die, wasrehijalijk daor de aiterbreide magt van 
het vrnegeer Javaanerhe voretendom Madjapast, de Hindoreche godadiend 
‘ea op de andere e:landen van dea Oost-Indischen Archipel gehad heeft. 
ertiech( men voorrere de asadarht te rieten op de greladhenetige meoamet: 


XVIII VRAGEN. 


ten van Hindoeschen oorsprong, welke op onderscheidene plaatsen buiten 
Java en Bali gevonden worden. Men zoude daarom gaarne iets naders te 
weten komen van: 

a. De ruine van een tempel in de binnenlanden van Djambi, 

6. De menigte van dergelijke ruines in Kwantan, 

c. Een vervallen tempel te Boetar, in Deli, op de Oostkust van Sumatra, 

d. Hindoesche beelden in de binnenlanden van de Kapoeas, 

e‚ Hindoesche oudheden te Margasari, aan de Bahan, . 

f. Eene begraafplaats te Lamoeroe, in ’t Zuiden van Celebes; 

en in ’t algemeen alle berigten en beschrijvingen willen verzamelen van 
wat er reeds nu van zulke overblijfselen van Hindoesche bouw- en beeld- 
houwkunst bekend is en in ’t vervolg nog bekend worden zal. 

39. Men vraagt eene geschiedenis der Portugezen in den Oost-Indi- 
schen Archipel, waarin voornamelijk in het licht gesteld worden, de aard 
en de invloed hunner heerschappij in die streken, benevens de redenen van 
haar verval, en waarin al datgene wordt aangetoond, wat nog heden van 
dien invloed in taal, zeden en gewoonten overig is, en in eene eerste plaats 
ook dat gedeelte der bevolking wordt beschreven, dat nog steeds naar hen 
genoemd wordt. Alle belangrijke bijdragen ter beantwoording van deze vraag 
zullen welkom wezen. 

40: Eene geschiedenis van den handel en het verbruik van Opium in 
Nederlandsch Indië, verdeeld in vier tijdperken, als; 

a. Het tijdvak waarin de Nederlanders geen invloed op den Indischen 
Opiumhandel uitoefenden, eindigende met het jaar 1600. 

6. Dat, waarin die invloed slechts op eene middellijke wijze bestond, 
en door geen uitgestrekt territoriaal bezit werd ondersteund, namelijk van 
A0, DO. 1600 tot het jaar 1740. 

c. Het tijdvak waarin de Oost-Indische Compagnie haren Opiumhandel 
door het verworven oppergezag onmiddellijk kon bevorderen, aanvangende 
met 1740. 

d. Het tijdperk, aanvangende met de herstelling van het Nederlandsche 


gezag in 1816. 


VRAGEN. Xiv 


LANDBOUW. 


41. Rijetkulture. 
e. Kent men, in do gedeciten van Nofriandsch Indië, thans of vroeger, 


doos u bewoond, soorten van rijst, dio, onder gelijke omstandigheden, meer 
of minder tijd behoeven om tot volkomen outwikkeling te komen, dan 
andere * 

4. Eno je; dan vraagt men ccne opgave van bare namen, in het dis- 
triet waartoe uwe opgaven betrekking hebben, met bijvoeging, voor elko 
soort, van dan tijd, die gemeenlijk verloopt, van den dag der verplantiag 
uit de amsibedden, tot dien van den oogst? 

(NB. De rijstsoorten dic in kleine hoeveelheden en tot bijzondere cinden 
werden geteeld, worden in deac vraag niet bedoeld, zoo als de roode, 
witte en swarte kleverige rijst (orvza giutinosa — Jav. kelen. — mal. porlord.) 

e. Welke zijn de onderscheidende kenmerken der in de vorige vraag 
bedeelde enorten met opzigt tot de volgende bijzonderheden : 

Uitwendigen vorm en kleur der korrcle. 

Gewone evenredigheid tusschen de gezaaide en geoogste korrek. 
Gewigt van cen bepaald getal, bij voorboeld, van 5000 korreh 
Oordeel der Inlanders over de voedende cigenschappen van elke voort. 
Geerhiktheid van elkc soort tot bewaring en terarnding. 

d. Weet de landman dadelijk te onderscheiden, of de korrel, dic hij 
ander de oogen krijgt, vrocg @ feat mi rijpen? 

e Wat bepaalt in bet algemren de belising dee landmans, wanner 
hi) tusschen bet zaaien van een der bekende rijstsoorten, be paakdelijk tue- 
srhen late en vmege nst, te kiezen heeft? 

JS Welke is in bet algemeen dr cvenredighesdd tusechen den tyd der 
ontwikkeling van bepaalde rjetennrten, en de bongte , boven de oppervlakte 
der sre, waarop nj geplant wonten? Men wenscht dit drsor voorbrekicn 


aangeucara te orn. 


PaP ep 


g Waar zijn, in betrekking tot de hoogste boven de oppervlakte der 
eer, che grenarn der njethultuur * 


XX VRAGEN. 


h. In welke gevallen wordt, na het snijden der rijst, een tweede gewas, ° 
op hetzelfde veld, „geplant, hetzij van rijst, hetzij van andere voorwerpen — 
van kultuur? — Welke zijn die voorwerpen? — Wat bepaalt gewoonlijk de 
keuze des landmans in deze? en is het winnen van een tweede gewas 
algemeen ? 

i. Welke van die voorwerpen van tweede kultuur worden door de In- 
landers beschouwd als uitmergelend, en welke als onschadelijk of nuttig 
voor den grond? Worden in het eerste geval meststoffen, en, zoo ja, welke, _ 
gebruikt ? . | 
_ & Welk gewigt aan gezuiverde rijst wordt bij eenen middelbaren oogst in 
het distrikt over hetwelk uw antwoord loopt, opgeleverd door twee velden 
van 500 vierkante Rijnl. roeden, en van nagenoeg gelijke vruchtbaarheid, 
beplant, het eene met de rijstsoort die het vroegst, en het andere met die 
welke het laafst tot rijpheid komt. 

l. Wat was, gedurende het tijdvak over hetwelk uw antwoord loopt, 
de onderlinge verhouding der rijstvelden, met late en met vroege rijstsoor- 
ten beplant? 

m. Was die verhouding dezelfde gedurende de laatste tien jaren? Zoo 
neen, hoedanig en wanneer is zij veranderd? 

n. Wat is de adat omtrent de rijstkultuur? | 

o. Geeft de adat aan den rijstplanter volkomen vrijheid in zijn be- 
drijf, of is hij daarbij aan eenig toezigt onderworpen, hetzij als een waar- 
borg tegen zorgeloosheid, hetzij in verband tot het gemeenschappelijk ge- 
bruik der waterwerken, bestemd tot bevogtiging der rijstvelden? 

p. Is dat toezigt hetzelfde, daar, waarde rijstvelden gemeentegronden 
zijn, en daar, waar, zoo als in Westelijk Java, individuéele grondeigendom 
bestaat. 

42. Is bemesting op Java bij den inlander in gebruik, en zoo ja, op 
welke wijze en in welke gevallen? In ’t bijzonder wenscht men dit te 
weten ten opzigte van de suïker- en de koffijkultuur. Heeft de bemesting 
daarbij plaats, op welke wijze geschiedt die dan; en zoo neen, door welke 
middelen wordt dan de vruchtbaarheid van den grond in koffij- en suiker- 


plantaadjes bewaard? 


VERSLAG VAN DE TWEEDE ALGEMEENE VERGADERING VAN 
HET KONINKLIJK INSTITUUT VOOR DE TAAl LANDe EN 


VOLKENKUNDE VAN NEÊRLANDSCH INDIE. 


CEBOCDEN TE DELFT, DEX 2073 Arni 1952, ‘so monasens TEN ÌÌ cre. 


De President opent de Vergadering met eene korte toespraak. 

De Netulen der voorgaande Vergadering worden qelezen ei gaed- 
„ekeurd. 

De Secretaria doet, namens het Bestuur, ceralag van den staat en 
de werkzaamheden dee Inatituuts gedurende het jaar 1852 53. 

Cp coorsel van den President wordt besloten dit stuk te plaatsen 
ia het ceratcolpende nommer der Bijdragen (Zie Bylage A). 

De Premdent stelt ain de orde de stemming over Act aanunemen 
man nieuwe Laden. Op sya voorstel wordt het Bestuur gemmurturd 
on ney voor den tijd van cen jur allen die zieh voor Act lein.sat- 
se kip mayten aanmellen, zender stemming ala Le "en aan te nemen. 

tom gelijke acera woordt de derinitree castetelling van de lais. „dede,de 
Begardinjen uitgesteld tot de vedjende Voorpsarece rij nde rong, 

Ahern: wordt de Vergadering cour een kwarner ware geek od. 

Bie) Aervutlting der werks.ramheden velt de Prendent aan de orde 
ht bencinen vun een Bestuur. Je Laden van hel v - rlepnge Bee 
afuwr worden allen Aerl..zen, tehalre dat in plots can den Lhe 


Vee MENMIOT AUF ALLTINSTADT, clic ven ten orertret snare Stee 


XXII VERSLAG VAN DE TWEEDE ALGEMEENE VERGADERING. 


riname voor het Lidmaatschap van het Bestuur heeft moeten bedan- 
ken, verkozen ts de Heer Dr. J. HOFFMANN, te Leiden. 

Een der Leden voert het woord over de oprigting van een Fonds 
van uitvoering. Op verzoek van den President neemt hij op zich 
in eene volgende Vergadering daaromtrent een voorstel te doen. 


Niemand meer het woord verlangende wordt de Vergadering ge- 
sloten. 


liniage A 


OVERZIGT 


TAR 


DEN STAAT EN DE WERKZAAMHEDEN 


HET INSTITUUT VOOR DE TAAL-, LAND- EN VOLKENKUNDE VAN 


NEEBLANDSCH INDIE, GEDURENDE HET JAAR 1551 52. 


Mijne Heeren! 


De voorgelezen Notulen hebben U herinnerd, dat in de Algemeene \cr- 
mârnag van 4 Junij jl vastgesteld werd cen Reglement, bestemd om te 
worden omderwarpen aan ‘a Konings bekrachtiging. Deze is, sedert die 
bwenkomst, verieend geworden en het heeft tevens 2. M. behaajnd, te vol- 
dora aan eenen teceledicen wensch, Inj gelegenhcid der aanvrage gcopen- 
beard, door rch te verklaren tot Beschemnuhesr van het Enetituut en door 
te scrooricren dat bet den naam van Acmankipé zal dragen. 

Ite dre ondrruehenaars der Corvulaire van February 1951 werden in 
CararSde Algemeene \ergaderins gemagtied, om, uit aanmerking def cu 
Randigbaden waarin bet toen pas gebeenn Tuststuut verkeerde, bet Hemsaur 
gern te etrilen op vene wijse, afwijkende van den in Art 16 van hee 
Beek arnt gretelden pl, waarvan de ivermis been efdetel wert aan 
grate zrenels hleden eaverhevng Me on Nan Gab Sesh me ening ore 
green zijmde, beef rho oa ane op dea Se N pier jbo arbezinge 


Vesgadenneg cen Teeter cenetitue rd, thane te samennebal ated Meern 


XXIV OVERZIGT. 


J. C. BAUD en G. SIMONS, als Voorzitter en Onder-Voorzitter, T. ROORDA, 
P. C. G. GUIJOT, J. D. VAN HERWERDEN, C. LEEMANS, Jhr. E. H; YON 
SCHMIDT „AUF ALTENSTADT, J. W. H. SMISSAERT, A. L. WEDDIK en Mr. w. 
WINTGENS, als Leden, a. L. BAUD, als Penningmeester en J. PYNAPPEL en. 
als Secretaris. | 

Om laatstgemelden in de redactie der Bijdragen en de uitgave der afzon- 
derlijke Werken bij te staan, wil Art. 32 van het Reglement, dat eene 
Commissie van Redactie zal worden zamengesteld. Op verzoek van het Be- 
stuur hebben zich met die taak wel willen belasten de Heeren tT. ROORDA 
cn S. KEIJZER. 

Tijdens het houden der laatste Algemeene Vergadering was het aantal 
Leden van het Instituut drie en negentig. Sedert is het met seven en twintig 
aangegroeid, gelijk u zal zijn gebleken uit de Naamlijst, opgenomen in het 
1°. nommer onzer Bijdragen, Na het afdrukken daarvan is de lijst ver- 
rijkt geworden met eenen naam, reeds vermeld in de voo van 
onzen Voorzitter. Het is dien van den Heer Minister van Staat J. J. RO- 
CHUSSEN, Oud Gouverneur-Generaal van Nederlandsch Indië, weinige dagen 
geleden van daar in het Vaderland terug gekcerd. Ten aanzien van de 
_ aan de ambtenaren en ingezetenen van Nederlandsch Indië te zenden uit- 
noodigingen, bevond het Bestuur zich in eenen ongewonen toestand. De 
bevordering der belangen van het Instituut kon ginds niet worden opge- 
dragen aan leden; deze waren er niet. Men loste die zwarigheid op door 
een beroep op de welwillende medewerking van de Heeren Mr. A. PRINS, 
Algemeen Sceretaris van het Gouvernement van Nederlandsch} Indië en 
J. C. TEENGS, Lid van de Factorij der Nederlandsche Handel-Maatschappij 
te Batavia. Men verzocht den eersten zich met het verspreiden onzer brie- 
ven van uitnoodiging, den laatsten zich met de betrekking van Adjunct- 


Penningmeester in Indië te willen belasten. 


OVERZIGT. AXV 


Het gevolg van honve bemoeijingen kan ons nog nict bekend zijn, vere 
mits bet schip Prise Frederik, hetwelk de talrijke brieven des Bestuurs 
medenam, cerst den 27°* December jl. in we stak, — en derhalve Java 
giet kan bereikt hebben voor de maand, welker laatste Zaturiiag ons hier 
vereenigd vindt. 

Bj Art. 5 van bet Reglement is bepaald, dut peronen buiten Neder- 
land en zijne Overmeerhe Bezittingen woonachtig, wier verbinding aan het 
Instutuut wenschelijk geacht wordt, tot Buitenlandsche Leden kunnen war- 
dea bemoessd. Zij zijn volgens het slot van Art. 6 niet aan stemming on- 
derwerpen. Uit dit cen en ander heeft het Westuur aanleiding gevomen 
om tet Buitenlandsche Laden te bennemen, de Heeren: 


Tacomas sonerizun, Dineteur van het Museum der Oost-Indiehe Com- 
peguie, te London, 

Jamz caawriap, Sehrijver van cone Gewhicdenis van den Indischen 
Archepd ; 

IP, camtetiaas Lawes, gewoon Hoogleergar in de Oud-Indische Taal cu 
Letterkunde, te Bonn; 

Exoainxe stasotr, Moogieeraar in het Sanskrit tee Parys, 

FEpotamp puLaURIER, Hoogleeraar in het Maleiwh, aan de school voor 


hesemde Oualervche Talen, te Fars. 


Hocarer mitadien onze betrekking tot Nederlandsch Indie nog niet mn 
geeestcd. en de bron van waar wij hepen dat tinke Prijdesrn aan het In- 
tea: ralen Garvin yen, ners miet onteceten is, ondervinden a: van vene 
amdere ade onverwachte medewerking. Het Monieten- van Ketone in ze 
ams dour bet afstaan tan Iniangnjhe Icrrarsen te rme! graowen, fy. 
madesr pereonen brbtars heenne verzamelen vr ops geopend. Met 1, 


ettart has Perde beechthaen over de torgende handschiifio 


AXVI 


1°. 


2°, 


"3°, 


40, 


5°. 


6°. 
7°. 
8°, 


9°. 


10°. 


OVERZIGT. 


De mineralogische Verslagen van D'. CROOCKEWIT, omtrent Banka, 
Billiton en Malakka. 


Eene natuurkundige en ethnographische Beschrijving van Borneo, 


door D". SCHWANER, in leven Lid van de Commissie voor het Na- 


tuurkundig onderzoek in Nederlandsch Indië. 


Een berigt omtrent de Reizen en onderzoekingen van D'. 5. MUL- 
LER op Sumatra. 

Deze drie Stukken heeft het Instituut te danken aan de welwil- 
lende hulpvaardigheid van den Heer Minister van Kolonién. 
Een Javaansch Handschrift, hetwelk onder den titel van Kitad Toe- 
pak, in 359 Artikelen, eene vrij volledige vertaling geeft van het, 
kort begrip van het Mahomedaansch regt, door de Arabische Ju- 
risten Modmelat genoemd: 
Een Javaansch Handschrift, behelzende eene Geschiedenis van Java, 
beginnende met apsi-sixa en loopende tot na den dood van Soesoe- 
hoenan MANGKOERAT, in het jaar 1626 der Javaansche tijdrekening. 
Het Handschrift eindigt’ midden in het verhaal van de aanleidende 
oorzaken der uitwijking van PANGERAN POEGER naar Samarang. 
Twee Kawi-Handschriften, waarvan het eene waarschijnlijk de Wi- 
waha is. 
Eene Verzameling van Chinesche Wetten in het Nederduitsch. 
De beschrijving van eenen ouden Tempel te Brambanan. 
Eenige Javaansche papieren, zoo als de staat des boedels van Z. H. 
Sulthan AMANGKOE BOEWANA IV en dergelijken. 
Eenige Afschriften van Maleische Brieven en andere Stukken, be- 
trekking hebbende tot de gebeurtenissen van Palembang in de jaren 
1811 en 1812. 

De Stukken N°. 4 tot 10, aan het Instituut welwillend afgestaan 


OVERZIGT. RAXVUL 


door Jhr. r. £. M. VAN ALPHEN, zijn volgens zijne opgave her- 
komstig van wijlen den Heer N. ENGELHARD, dic tot het jaar 1605 
gewigtige ambtsbetrekkingen op Jara bekleedde. 
11°. Ken Geschrift op lontarbladen in de Kawi-taal, gevonden in de 
reaulentic Kadoe op Jaca. 
Het Stuk N°. 11 is aan het Instituut afgestaan door den Heer 
3. €. MAUD. 

Met Testuur beeft zich gehaast om de aldus ontvangrne bewijzen van 
eeluiliende medewerking zoodanig te benuttigen, als zomer twijfel lag in 
de bedorling der inernders. 

Er is besloten aan de Commissie van Redactie over te geven de Hand- 
schriften N°. 1, 2 en 3, om daarvan, naar asniculing van het bepaalde 
by Art 25 van het Reglement, de uitgave als afsenderlijke werken van 
wegr het Instituut te bezorgen. Jan die werken ziju de twee eerste reeds 
ander de pers. Het Handschrift N°. 4 wordt voor den druk gereed ge- 
maakt dour den Heer s. Kerzen, de uitgasc zal kunnen aanvangen, zoodra 
de Mar winren, te Soerakarta, eenige aan fijne rijpe keanis onderworpen 
rra n, met zijne gewone bereidveardigheid, zal hebben beantwoord. De 
Papieren vermeld onder N°. 10, bebben gediend voor het opstel “Palem- 
tens an ISI en 1812," voorkomende in N°. 1 der “Bijdragen” van hut 
Iastutuut = Voor bet bearbeiden der Aari-Handwhriflen wordt cerne meer- 
den Hennie van die doode taal vervascht, dan wij any beaten. 

Het ze hier de plaats om te epreken van oen Handschnft, in twee deelen in 
On sau den berocmden atuPwits, ten titel voerende “de Ambrase His 
tor, tan hetwelk inzage us vcrieend aan bet Bestuur. Het Bestuur zal 
cene (Comme uitnouligen om tc ondersorken of d:t Handerhnft, almesk 
tot de verzameling van wijlen den Heer \ ancrimaap brboneenmide, ict: 


vewat hetwelk mart roeds door VALENTIJN en anderen :» ‘head gemaakt. 


XXVIII OVERZIGT. 


Eindelijk, Mijne Heeren! wijs ik U op de uitvoering door het Bestuur 
gegeven aan Art. 27 van het Reglement. Eene reeks van vragen is opgc- 
maakt, en, als gedeelte van den inhoud van het 1° Nummer der “Bijdra- 
gen” rondgezonden. De beantwoording dier Vragen, allen liggende binnen 
den kring, waarin het Instituut wenscht werkzaam te zijn, zal, hopen wij, 
ook buiten dien kring nut kunnen stichten en een nieuw leven schenken 
aan den geest.van onderzoek en werkzaamheid, waarvan de opwekking een 
der oogmerken van onze Vereeniging is. 

Aan onzen Penningmeester is dank verschuldigd, voor de wijze waarop 
hij de nog geringe geldmiddelen van het Instituut heeft beheerd. In het 
tijdvak van November 1851 tot Maart 1852, hebben de ontvangsten we- 


gens contributiën bedragen....... voenseeseesserenseren es f 1713.00 
De uitgaven voor brievenport............ Cece cece ceesesee v 2.55 
Het saldo in kas was op den 27% Maart jl..............f 1710.45 


DELFT, 24 April 1852. ; 
De Secretaris, 


J. PIJNAPPEL GZ. 


Door een stuk over Billiton van den Heer c. pE Groot, voorkomende in het Natuur- 
kundig Tijdschrift (Jg. 3, afl. 1, 2), ben ik in staat om een paar namen te verbeteren, 
die in het onlangs verschenen Banka, Malakka en Bilkton, 'aGrav., K. Fuhri, 1852, 
verkeerd staan opgegeven. 

Voor Badan (bl. 104 en verder) lees Badau. 

— Tadjan (v 107 al.) en Padjam (bl. 118) — Tadjem. 

— Mang (wv 108) — Liang. 
Bij andere namen zijn het slechts spelfouten, van te weinig belang om er hicr opzet- 


telijk op terug te komen. 


AANSPRAAK 


DE EERSTE ALGEMEENE VERGADERING 


KONINKLIJK INSTITUUT 


TAAL-, LAND- EN VOLKENKUNDE VAN NEERLANDSCRH-INDIE. 


GEHOUDEN oP DEN 4™ Junu 1851. ' 
nn GE 


Maru I[zengn! 


De bijval, door u geschonken aan de oprigting van een Instituut voor de 
Taal, land- en volkenkunde van Nederlandsch Indië, stelt hon, die dat denk- 
beeld san uwe goedkeuring onderwierpen, in staat, om heden met u erne 
gretige schrede te doen tot vestiging van dat genootschap. 

De medewerking, die gij daartoe verleent, is boven onsen lof en onsen 
dank verheven. Gij begeert die trouwens niet. Zij die zich vereenigen 
tt een nuttix doel, smaken reeds het hoogste loon, dat der selfvoldorning 

Geroepen om in dese voorbereidende bijrenkomet het voorzitterschap te 
bekleedden en eenige woorden van inkciding te spreken, heb ik wit den rijk- 
dom van stof, die zich aanbood, twee punten gekozen, die mij voorkwamen, 
im het belang der inrigting, op den voorgrond te moeten worden gestekl 

Die panten zijn: de betrekkingen van het Instituut tot de Regering, en 
tet de ambtenaren van Nederlandsch Indié. 

In eenen tijd, waarin met hevigheid geetreden wordt vóór en tegen de be- 
ginselen door het Bestuur ran Nederlandsch Indië gevoled , — bij de dandtenak. 
dat ambtenaren zich, betzij openlijk, hetzij bedektelijk, in dien strijd men- 
gen. — en bij de omstandigheid, dat de Regering die iamenging brechouwt 
als eene gevaarlijke inbreuk op de eischen van het stastebclang en ale eene 
leak hare afwijking van onbetwistbare pligten, kan het Instituut niet nals- 


meente -_ 


* tise sonrpenah be, tem gevolge ven de onverweckts aferngterl van dre Heer s + 
B, vesgredrigen door dre Heer @ atuome 


2 AANSPRAAK TOT OPENING VAN DE 18te€ ALGEM. VERGADERING. 


ten, reeds bij zijne optreding te doen blijken, dat zijne verhouding tot het 
Bestuur van Nederlandsch Indië een onderwerp is geweest van zijne overleg- 
gingen. Het Instituut behoort dit te minder na te laten, omdat daarvan za} 
afhangen de graad van bijval, in Indië aan zijne bemoeijingen te schenken. 

Het doel, in den oproepingsbrief van 3 Februarij 1851 aangewezen, is 
“de bevordering van de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch Indië, 
“in den uitgestrektsten zin’ Dat ook de inlandsche zeden en instellingen 
daarin begrepen zijn, zou, na die alles omvattende woorden, niet twijfelach- 
tig zijn, al was het ook niet in den aanhef des briefs uitdrukkelijk gezegd. 

Die woorden zullen schroomvalligheid. doen ontstaan, zoo wel bij de Re- 
gering als bij den naauwgezetten ambtenaar, wanneer er spraak zal zijn van 
het verleenen van ondersteuning ea medewerking aan het Instituut. Beider 
vertrouwen te winnen is intusschen het belang der instelling. Zonder dat 
vertrouwen zouden gewigtige bijdragen aan het Instituut worden onthouden, 
en zouden zijne grondslagen in Indië eene schadelijke beperking ondervinden. 

Ik hoop, Mijne Heeren! dat ik uw aller overtuiging uitspreek, wanneer 
ik stel, dat het Instituut geenerlei beoordeeling van regeringsdaden bij an- 
deren uitlokken, noch zelf uitspreken moet; — maar dat het daarentegen 
zonder schroom alle ethnographieche en statistische vraagstukken kan helpen 
toelichten, al staan die ook met regeringsdaden in verband. 

Gewigtig, om hier eenige voorbeelden te noemen, zal voor de bijdragen 
van het Instituut zijn: een naauwkeurig overzigt van de verschillende ge- 
bruiken en instellingen op Java ten aanzien van de aan den Vorst verschul- 
digde heerendiensten. In verband daarmede zal hoogst belangrijk zijn: een, 
in alle gedeelten van Java ingesteld en vervolgens te zamengevat, onder- 
zoek omtrent de regten en verpligtingen der bezitters of gebruikers van 
sawaks. Van evenveel gewigt zullen zijn: naauwkeurige berekeningen , hoe- 
veel, in elk district van Java, aan den landbouwer overblijft, wanneer hij, bij 
een middelbaar rijstgewas, het snijloon, de landrente cn de kerkelijke tienden 
heeft gekweten. Eene beschrijving van het Soekoe's bestuur op Sumatra zal 
welligt spoedig onder de vragen van het Instituut worden opgenomen. 

Deze onderwerpen nu, waarvan er geen ligt buiten den kring der gedane 
aankondiging, zou de Indische Regering welligt met achterdocht zien te 
berde brengen; de gemoedelijke ambtenaar zou ze welligt met schroom be- 


AAKSPRAAK TOT OPENING VAN DE 14¢ ALGEM. VERGADERING. 3 


handelen; wannecr de zekerheid niet bestond, dat bet Instituut in geene 
beoordeeling denkt to treden van cenigen met die onderwerpen verwandten 
segeringumaatrege|. 

Die sekerbeid schijnt te kunnen en te moeten gegeven worden: zij die 
m een later gedeelte van deze onze samenkomst tot Leden van het Bestuur 
sullen worden gekozen, zullen dit belangrijk punt niet uit bet oog verticsen 
by het aankondigen van het Instituut aan den Landvoogd over Nederlandsch 
Indië en aan de ambtenaren cn ingezetenen van die gewesten. 

Behoudens dio eckerheid mogen wij, Mijne Heeren! vertrouwen, dat het 
instituut aldaar bijval vinden zal, als oen krachtig middel om niet slechts 
wetenschapgelijke studiën, maar ook de cogmerken eener regtvaardige , ver- 
hebte en welwillende Regering te bevorderen. 

Of sal dit geen plaats hebben, wanneer het Instituut een holder licht 
gal hebben verspreid over zoo vcle onderwerpen, nu wog in het duister of 
althans in eencn nevel verborgen? Wanneer de Regering, bij dat licht, de 
gevolgen van hare eigene handelingen, beter dan thans, zal kunnen waar- 
deren? Wanneer dat licht der Regering zal dicnen tot wegwijzer, om grie- 
ean op te beffen en misslagen to vermijden ? 

Mij dunkt dat op dear vragen alechts een toestemmend antwoord mogelijk is 

Maar, Mijnc Heeren! de oogmerken der Regering sullen door het Insti- 
Gut nog op cene andere wijen bevorderd worden. 

Eeue instelling van dezen aard zal onmisbaar den lust der ambtenaren tot 
het doen van statisticke en wetenschappelijke onderzoekingen opwekken, en 
daardoor aal bij hen de geschiktheid toenemen voor hunne eigenlijke taak. 

Vergun mij, dat ik bij dit cemystspunt cen oogenblik verwijl. Dat verwijlen 
@ eigemaardig in cene vergadering, waarvan soo vele eden ale Indische 
ambtenaren gewistise diensten hebben bewezen. Dat verwylen ie eigenaand:g 
in ecm gebouw, gewijd aan de vorming van hen, dic zich voorbereiden om 
dmt opoor waanligtijk te volgen. 

Er ie, wic zal het tegeneperken? geen geuszueer oretemming, dan dic 
sen Oost-Indisch ambtensar. Reais spordig na drs asnbtenaars komst in 
Amdiê, ziet hij zich met gezag bekieed. De welvaart van dussenden hanzt 
ef van de wijse, waarop hij dat gezag uitoefent. Zijne reetvaandighesd kan 
sagen vesupreides. Zijne opbritetde zorg kan rampen afwenden Tojn woord 

1° 










4 AANSPRAAK TOT OPENING VAN DE 15t¢€ ALGEM. VERGADERUN. 


kan een schild zijn tegen willekeur en onregt. Hoe hooger hij stijgt 
te wijder wordt de kring, waarin hij al dat goede kan verrigten. 
lijk wordt den ambtenaar cene residentie toebetrouwd. Zijn invloed « 
nu uitgestrekte regentschappen. Op eene breede schaal kan hij nu: 
wikkelen, aanmoedigen en beschermen. 

Voorwaar, er is geen gewigtiger bestemming, dan die van am 
voor Nederlandsch Indië. 

Onze voorouders erkenden deze waarheid reeds in eenen tijd, toen 
gezag binnen veel enger grenzen beperkt was in de landen, thans N 
landsch Indië uitmakende. 

In zijne bekende Memorie van 24 November 1741, drong VAN 
reeds aan op eene opleiding der ambtenaren, meer evenredig aan de 
die hen in Indië wachtte. “De zaken der inlanders (zeide hij) moet m 
“niet en bagatelle tracteren; de dienaren, die zich daarin evertueren, mo 
“men alleen daaromme recompenseren” Om menschen van dezen stemp 
aan te kweeken wilde hij “de dienaren van de Compagnie, als zij eerst | 
Indië koomen, wat meer houden tot het aanleeren der inlandsche talen en g 
“sooonten, en het ezcelleren in dat stuk tot een merite hunner bevorders 
“stellen, dat (dus vervolgde hij) beter is als tot die diensten menschen te g 
“bruiken, die noch de taal, noch den aard en de gewoontens van den landaa 
kennen, en daarbij nog veelmaals onhandelbaar van humeur, en niet mind 
“aan de algemeene ziekte (schraapzucht en zedeloosheid) Jladorerende zij 
hetwelk niet anders dan onheilen kan verwekken.” 

De besluiten, welke de vergadering van Zeventienen op de Memorie wi 
VAN IMHOFP nam, waren veclal weerklanken ‘van zijne voorstellen. Er we 
bevolen, dat de ambtenaren zouden gehouden worden tot het aanleeren d 
inlandsehe talen. | 

Gelijk van zulke algemeene aanbevelingen, zonder regel, zonder poent 
sanctic, te wachten is, bleef het besluit, waarvan hier sprake is, eene doo 
letter. Toen Java in handen der Engelschen viel, waren sedert dat besh 
ongeveer zeventig jaren verloopen. Het had geene verbetering aangebra, 

De veroveraars van Java in 1811 waren door slechts weinige burgerlij 
ambtenaren vergezeld. Aan de officieren hunner legermagt viel het burg 
lijk bestuur van Java veelal ten deel. Nu sprongen de voordeelen eer 


NSPRAAK TOT OPENING VAN DE 1°¢ ALGEM. VERGADERING. 5 


glijke opleiding in bet oog. Die officieren hadden onderwijs ontvan- 
m de taal-, land- cu volken-kunde van Britsch Indie. Zij hadden, het 
ar, noch Javsausch, noch Maleisch geleerd : maar zij hadden opgedaan 
cht naar wetenschappelijke studien cn nasporingen. Hct was dic op- 
g, welke vele nog jeugdige officieren van het Britsche veroveriugsleger 
at stelde, om met eer voor hun zelve cn met roem voor hun vader- 
op te trede, in de plaats der ontslagene burgerlijke ambtenaren van 
lollandsch bewind. Door hunne bemocijingen was onder RAFFLES cen 
estck van vier jaren voldoende, om de grondslagen te leggen cener 
be hervorming in het inwendige bestuur van Java, en om over de ge- 
denis van dat ciland cen licht te verspreiden, zoo helder, dat de arbeid 
ransche ceuw, die voornf was gegaan, daardoor werd verduisterd. 
rie onwedericztare daadzaken, deze voor ons verleden 200 beschamende 
rn van vermelijking, waren nog versch in het geheugen, toen de edele 
DER CAPELLEN in 1816 hct bewind aanvaardde over het aan Nederland 
} grgevene Java. — Fene betere tockomst rou nu bet verledene uitwis- 
L -- Zijn hesiuit van den 25° Maart 1819 moest daartoe den grond 
m. — Maar dat besluit bad het lot van dat van Heeren Zeventienen van 
là bet bleef cence doode letter. 
sten jaren later beproefde men cen ander middel. In 1932 werd cen 
mah Instituut te Soerakarta opgerigt. Het voldeed niet saa de opee- 
verwachtingen. Eene zoo nederige inrigtug kon, trouwens, de zucht 
taalstulie en cthnersraphisch onderzoek, slechts bij wesnise ambtrnaren 
ande, niet :lgemeen opwekken. 
middels namen, bij de uitbrviding van bet kultuurstelsecl, de beboefte 
et gebrek ain Inhwame ambtenaren meer cn meer toc. Dat gebrek 
bet onderwerp van gestedige klasten van den Gouverneur-{ieneraal 
Es. Nu verscheen des Konings besluit van 6 Decrmber 1542. Hee 
de uitdrubking der overtuiging, dat alleen de aanneming van br? Engel- 
beginsel die kiagten hon doen ophouden, en de wthomsten h: a verte- 
b, maar Weske men sedert 1743 vruchteloos had geetreefd. De \sademic 
eft wcrd opgengt. Záj zou voor Nederlandsch Indic worden, wat bet 
Jadsarh Cdsegue te Maalepbury cn het Melstaa- Semusersam te 44deo- 
r sedert veter jaren voor Bntech Indie warca grecot. 


6 AANSPRAAK TOT OPENING VAN DE 18t€ ALGEM. VERGADERING. 


Het Instituut voor de Taal-, land- en volken-kunde van Nederlandsch 
Indië, waarvan heden, als het ware, de cerste steen wordt gelegd, is de 
aanvulling des maatregels van 6 December 1842. De gemeenschap met dat 
Instituut zal voor de te Delft gevormde ambtenaren zijn eene voortzetting 
en uitbreiding van de hier aangevangene studiën. De gemeenschap met dat 
Instituut zal voor hen, die van deze vorming verstoken bleven, het middel 
zijn, om zich later de voorregten van het Delftsch Diploma gemakkelijker 
eigen te maken. Voor allen, van wat rang en staat ook, zal het Instituut 
zijn een prikkel tot nuttige werkzaamheid. Het zal dienen tot vereeniging 
van krachten, die anders nutteloos zouden verspild worden, tot bewaring 
van hetgeen anders verloren zou gaan. Verspreide lichtstralen zullen daar, 
als in een brandpunt, worden te zamen gebragt, en alzoo tot uitkomsten 
leiden, zonder die vereeniging onbereikbaar. 

Dit vlugtig overzigt, zoo ver beneden den omvang en het gewigt des 
onderwerps, doet zien, dat de betrekkingen tot de Regering en tot de ambtena- 
ren van Nederlandsch Indië voor het Instituut zijn van het hoogste gewigt ; 
dat die betrekkingen, bij eene wijze onthouding, kunnen zijn menigvuldig en 
wederkeerig nuttig; en dat, wanneer die gedragsregel door het Instituut 
met naauwgezetheid wordt in acht genomen, geene der partijen, thans over 
de beginselen van koloniaal bestuur in geschil, hunne medewerking aan het 
zuiver wetenschappelijk doel des Instituuts behoeven te onttrekken. 

Dat doel ondervindt aanvankelijk in Nederland goedkeuring. Eene uit- 
gebreide lijst van Leden, prijkende met de namen van Hunne Koninklijke 
Hoogheden de Prinsen FREDERIK en HENDRIK der Nederlanden, getuigt van 
bijval en vertrouwen. De Koninklijke sanctie zal spoedig, dit wachten wij, 
daarop het zegel’ drukken, en ons in staat stellen de medewerking in te 
roepen der ingezetenen van Nederlandsch Indië. 

Een wensch, waarin wij ons allen zullen ontmoeten, zal het slot mijner 
voorafspraak zijn. 

Mogten de wetenschappelijke vruchten, die wij van den arbeid des Insti- 
tuuts te gemoet zien, bevorderlijk worden aan eene gestadige vermeerdering 
van den bloei en de welvaart van Indië, en, bij gevolg, aan den roem en 
den voorspoed van Nederland! 


PALEMBANG ix 1811 EN 1812. 


Ia bes jaar 1511 werd Palemban;; het tooncol van eenen wreeden moord ; 
de Hollamiehe ambtenaren cn militairen werden in koelen bloede omge- 
bragt, terwijl zij zich bevonden op eenige vaartuigen, waarmede men 
vorsaf ben naar Java te zullen terug voeren. Die gebeurtenis ie het tee- 
ken geweest vag eene reeks van oorlogen cn botsingen, die geëindigd sijn 
met den ondergang van het regerende Vorstengealacht, en met de inlijving 
van hun rijk, ale dirckto bezitting van Nederland, onder de namen van 
de Residentsen Palembang en Hanks. 

Zoo wereldkundig dese uitkomsten zijn, soo duister is nog, bij velen, 
de aanleiding tot den ramp van 1811, die er de oorzaak van was. In het 
Tigdechrift van Nedriandsch-ladic ', wordt hij geweten aan den Christenhaat 
dee Sultans en aan de wraakzucht van cenen loshandigen prins, die door 
den Hollanischen resident in zijne buitensporigbeden was gestuit. Een an- 
des achrijter noemt RAFYI3S ale den aanstoker van den moord, maar ver- 
werpt dat vermoeden even spoedig weder. Eem derde trekt de schuld 
vem RAFTLES nict in twijfel ®, terwijl cen vierde met warmte zijne parti 
kiest, cen ten elotte verklaart, dat, wat wij van BAFPLES weten, une geen 
vert gecft om te veronderstellen, dat hij tot zulk vene laagheid en wreed- 
hesd in staat was ¢. 





VIT Jaargang, INI deel, p 997885 

* Temurmca, Coup d'onl greeral sur Clade arciapelagnges, Tom Il, p 13 

® Prevee sraar beschrynag can Poicabeng, doce ©. Lt ne otvarsa,p 9 

* Jac geacherdsant san Sumatra, exact terks var astsbcle se dr Comte, dure den Hang 
werent P J vern 


8 PALEMBANG IN 1811 En 1812. 


Eene toevallige omstandigheid stelt ons in staat het geschilpunt tot meer- 
dere klaarheid te brengen. Toen in 1816 het Nederlandsch gezag in Indië 
stond te worden hersteld, zond de door de Engelschen afgezette Sultan, on- 
der wiens regering de moord had plaats gevonden, de daartoe betrekkelijke 
brieven van RAFFLES aan eenen ouden vriend te Batavia, ten einde daar- 
van gebruik te maken tot het afwenden der onheilen, die hij verwachtte, 
dat over hem en zijn geslacht zouden losbreken, na het hijschen der Ne- 
derlandsche vlag. Die brieven werden aan de Nederlandsche Commissarissen- 
Generaal overgegeven, nadat daarvan afschriften waren gehouden, en het zijn 
deze afschriften, die wij thans voor ons hebben, met eene menigte andere, 
ter zake dienende, en uit dezelfde bron voortgekomen papieren. Wij heb- 
ben voorts geraadpleegd de Javasche officiele Courant van dien tijd en het 
bekende werk door de weduwe van RAFFLES, omtrent de diensten van haren 


man in het licht gegeven !. 


De Engelsche Oostindische Compagnie vestigde zich in het begin van 
deze eeuw op Poelo-pinang, cen klein eiland gelegen aan den noordelijken 
ingang van de zee-engte van Malakka, nabij de kust van Kedah. Dat ei- 
landje, herdoopt Prince of Wales Island, moest worden wat eertijds Ma- 
lakka was, cene stapelplaats voor den handel tusschen Indië, China en den 
Oostelijken archipel; het moest wijders, door de teelt der fijne specerijen, 
Engeland onafhankelijk maken van het Moluksche monopolie, — een doel 
naar hetwelk men reeds vroeger, hoezeer vruchteloos, gestreefd had op het 
ten noorden van Borneo gelegen eiland Blaimndangan. 

Onder de eerste bezending van ambtenaren naar de nieuwe vestiging, 
was er een van grenzenlooze eerzucht. De betrekking van Adjunct-Secreta- 
ris van het bestuur der pas geboren kolonie bevredigde hem niet. Toen 
de verovering der Molukkos door de Engelschen werd ondernomen, dong 
hij naar het ambt van Gouverneur der Specerij-eilanden, en begaf zich tot 
dat cinde naar Calcutta. Die bevordering hem ontsnappende, wendde hij 
het begeerig oog naar Java, destijds nog de zetel der Hollandsche magt in 
Indië. De roemzucht van Lord MINTo, den Britschen Gouverneur-Generaal, 


' Memoir of the public services of Sir Stamford Raffles, by his widow. 


PALEMBANG IN 1811 kx 1812. 9 


werd behendiglijk opgewekt; men hield hem voor, dat de verovering van 
Mauritius ca Bourbon, waartoe uit Engeland het bevel gegeven was, niet 
belen sou, wanneer aan de Franschen de mogelijkheid werd gelasten om zich 
op Java te vestigen; Lord Minto moest die gelegenheid om zijnen naam te 
vereeuwigen, nict lasten ontsnappen. Hij liet zich overreden, en besloot 
tot bet doen cencr expeditie naar Java, zoodra de Fransche cilanden sou- 
den zijn ten onder gebragt. 

Intusschen was de cerzuchtige Adjunct-Secretaris van Poclo-pinang, dic, 
met zijnen vriend Dr. LEYDEN, deze \croveringszucht had opgewekt en aan- 
gehlanen ', door Lord MINTO aangesteld als Agent voor de Maleische Staten. 
Als soodenig moest marries (want hij is bet van wien wij hicr sprekeu) zich 
te Malakka vestigen, en, van daar, ecne geheime briefwisseling opcacn met 
de, onder bet Hollandsch gezag staande, inlendeche Vorsten en Hoofden, en 
self met de Hollandsche ingezetenen, ten cinde de medewerking van de 
ceïsien te verwerven tot het bevurlogen der Hollanders, cn de toestemming 
des lanâsten, om, dus hoctto het, te worden verlost van het Fransche juk. 

Een der eerste inlandeche Vorsten, tot wicn marries zich wendde, was 
MARMORD RED8-EDDIA, Sultan van Palembang. De Britsche Agent hed 
aah cen overdrercn denkbeeld gevormd van het gewigt van bet bondgenoot- 
aiep diene Sultans: “De Sultan (dus hooren wij hem in eenen bncf aan 
“Lard MIxTO seggen) was sedert lang groote enbdo's echuldig aan de regc- 
“sing te Batavia. Men wist dat hy buiteugemeern rijk, cn bezitter was van 
“eenea eanncniijken sedert lang opceagehoopten schat. Hij (Rarrues) duchtte, 
“det de Sultan zich door de veerkrachtige houding van DAEADELS trree su 
“leten aanjagen en sich sou laten bewegen tot hct betalen dier saldo's, het- 
“welk voor de geldmiddclea des Maarschalks, in dic oogenblikken, van bet 
hoogste belang zou zijn. Ik wist (dus vervol.t marries), dat de Maar 
“erhalk den Sultan niet slechts had doen dreigen, maar ook dat bij bezig 
“wes maatrogelen te beramen om bem tot betaling te duinen. Duc om- 


* De invloed op Lond morro uitgeoefend door trrprs en xarviss, b.jht veder aa 
@uere ut de volgende barakterutiete woorden, gracemen ut eenen bref van LETDES 
an agamen eriend. “Ia short, maker a erent ond mughty pese. ft we will ecampel bio 
“Lemdebsp to be a grenier man than te © abl meh tw he. if fh etste © War of the 
b/s amd pobbe services A Ss Maufed Rais. p 9 


10 PALEMBANG IN 1811 EN 1812. 


“standigheden noopten mij tot het aanvangen eener onderhandeling, omdat, 
“hetzij de Sultan mijne voorstellen aannam of verwierp, zij hem, in allen 
“goval, zouden terughouden van eenige schikking met den Maarschalk 
“DAENDELS, terwijl daardoor tevens nieuwe moed zou worden ingeblazen 
“aan de Bantammers en Lampongers, ter nedergeslagen door hunne jongste 
“nederlaag 1. Mogt de Sultan in mijne voorstellen treden, dan zouden wij 
“eenen magtigen bondgenoot hebben gewonnen, met wiens hulp eene ern- 
“stige demonstratie zou hebben kunnen gemaakt worden aan den kant van 
‘Bantam, zonder onzen hoofdaanval te verzwakken. Overigens zou des Sul- 
“tans vrijwillige verbindtenis met ons, hem hebben ontheven van de gevol- 
“gen van den loop des oorlogs in Europa, terwijl wij ons, zonder verdere 
‘moeite, zouden hebben gezien in het bezit van den alleenhandel in tin 2,’ 

Na aldus van RAFFLESs zelf te hebben vernomen, waarom hij zich had ge- 
haast eeno briefwisseling met den Palembangschen Vorst te openen, gaan 
wij over tot het beschouwen dier briefwisseling zelve, vooraf nog hierbij 
voegende, dat de overbrengers zijner brieven en van zijne mondelinge bood- 
schappen waren, RADEN MOHAMAD, alias TOBWANKOE SJERIE MOHAMAD, een 
Maleijer, en SEID ABOE BAKAR, een Arabier, beide wonende op Poelo-pi- 
nang, die zich waarschijnlijk, ten einde hunne zending te bedekken, als han- 
delaars zullen hebben vermomd. 

De cerste brief van RAFFLES aan den Sultan is ons niet bekend, maar 
wel de tweede, vijf dagen later geschreven en de dagteekening voerende van 
den 174 der maand Dzocl-Kaida van het jaar 1224 (11 Dec. 1809). 

RarFrLEs maakt zich daarin aan den Sultan bekend als een groot Vorst, 
plaatsvervanger van GILBERT Lord MINTO, den Koning, verheven boven alle 
Vorsten, die in het land van Bengale, moeten bukken voor de vlag van den 
Koning van Engeland. 


1 Waarschijnlijk doclt narrixs hier op het innemen van 7yi-bongor, door de Holland- 
sche troepen, aangevoerd door DAENDELS, in het jaar 1809. 7yi-bongor ligt in de Peper- 
baai, en was door de Bantammers en Lampongers, geholpen door vreemde zeeroovers, 
versterkt. Uit de woorden van Ra¥FLEs blijkt overigens, dat RADEN INTANG, die des- 
tijds de aanvoerder was der Bantamsche oproerliugen, in naauwe verstandhouding met de 
Engelschen stond. 

2 Memoir etc. p. 42. 


PALEWRANG IN 1811 zn 1812. 11 


Na te hebben herinnerd, dat bij, op bevel van den Gouvernour-Generanl 
raa Beitsch Indic, onderhandelingen wenscht aan te kuoopen met al do Ma- 
leische Vorsten, ergt marries, dat hij zich in de cerste pleats wendt tot 
den Palemthangschen Sultan, voor wien hij eene bijzondore gemegenbeid ge- 
voelt, cn met wien hij eene vriendschap wil aangaan, uitsluitende die met 
anderen, vooral met de Hollanders: “Wat nut heeft hot (dus vraagt hij) 
“det mijn vriend de Hollanders to Palembang laat blijven?” Zij sijn boos- 
“saniig en willen mct mijnen vriend cen’ kwaden weg inslaan ‘.” 

Het schijnt dat deze brief door drie Engelsche corlogevaartuigen is over- 
gebragt, immcrs dit wordt geangd in een schrijven van deaciide dagteske- 
tung, gerigt eas de Aoofden van S.encang, het aan den mond der Palem- 
bangsche rivier gelegene dorp, welks ingvastenen worden gerustgesteld om- 
trent bet cigenlijke voornemen der Engelsche echepen, het verdrijven der 
Hollanders: “met wie,” dus segt navrizs ten slotte, “gijlieden geene vriend- 
“schap houden kunt, sonder vijanden te zijn van mij on ven al de Engel- 
schen *.” 

Uit dea volgenden brief geschreven op den 8°" dag der maand Toafar 
1286 (3 Maart 1810) verklaart narvi.ns sich scer voldaan over de strekking 
en de oprecthcid van cen van den Suites ontvangen antwoord ; maar betuigt 
tevens zjno teleurstelling over het niet verschijnen, te Malakka, van eenen 
gevelmagtigde, met wien alles sou hebben kunnen besproken worden. Daar- 
em mi narries nu duidelijk verklaren wat hij eigenlijk verlangt, want 
er is geen tijd voor langer beraad; de mak moet nu, sonder verder uitstel , 
werden afgedaan; uit langer dralen kaa voor den Sultan nicis goeds ge- 
boren worden; er meet gehandeld worden. Om den Sultan to beter tot det 
mel handelen te bewegen, neemt RAPFLSD onwaarheid, of althans overdrij- 
ving, tc baat, en tracht den Sultan vrees aan tc jagen voor de oatwarpen 
der Hollanders: “dic,” zegt hij, “kort te voren, in het geheim, wapenen 
hennen Palembang hebben gebragt, en cenr corlogeplaste (tampat-praag) 
hebben gevestigd to Torleng-dewang®. Is dit geochied sonder het voor- 
“weten van mijorn vriend, dan moet mijn vnead gecnc verdere woorden 


' Eee bglage a? | Dee Aglare 3’ 2 
> Ben dorp w de Lempros:s, ant ver van de Polambanerche grease 


12 PALEMBANG IN 1811 EN 1812. 


“met de Hollanders wisselen, maar het bestaande kontrakt verbreken, en 
“hulp vragen van zijne ware vrienden, de Engelschen.” 

Wat bepaaldelijk van den Sultan verlangd wordt, is vervat in drie pun- 
ten. Wij zullen niet stilstaan bij het eerste, hetwelk de aansluiting aan 
de Engelschen betreft, noch bij het derde, rakende den handel in tin en 
peper; — maar zullen hier eene letterlijke vertaling geven van het tweede 
punt, omdat de Sultan zich daarop, tot vergoelijking van den moord der 
Hollandsche bezetting, heeft beroepen. Dat punt luidt aldus: ‘Ten tweede, 
“moet mijn vriend uitwerpen en vernietigen (boewang habiskan sakali-kali) alle 
“‘Hollanders benevens hunnen resident, allen die thans, onder het Hollandsche 
‘gezag, verblijf houden te Palembang. Laat daarna geene (Hollanders) wo- 
“nen of aankomen. Hollandsche residenten kunnen niets goeds verrigten. 
“Dat geene Hollanders binnen het land van Palembang komen, noch ook 
‘andere blanke menschen, behalve Engelschen. Mogten dezen begeeren in 
“een fort (lodji) te wonen, dan zullen zij dit kunnen doen op nader te be- 
palen voorwaarden” 

In cen verder gedeelte van den brief vindt men nog de volgende drin- 
gende waarschuwing om niet langer te dralen : “Laat men het tegenwoordig 
“oogenblik voorbijgaan, dan vervalt ook het nut der handeling.” 

Eindelijk bevat de brief van RAFFLES eenige aanwijzingen en raadgevin- 
gen, voor het geval dat de Sultan niet terstond met de Hollanders mogt wil- 
len breken. Een volledig afschrift van het te sluiten kontrakt is, zegt hij, 
in het bezit van RADEN MOHAMAD; niets ontbreekt daaraan, dan de handtee- 
keningen, de zegels en de dagteekeningen; de Sultan kan dit alles dnar- 
onder plaatsen en vervolgens de akte aan RADEN MOHAMAD geven, die, wan- 
neer ook RAFFLES het stuk zal hebben bekrachtigd, het van Malakka zal 
terugbrengen aan den Sultan. Dit alles kan in hct geheim geschieden ; een 
Engelsche gezant zal, eerst dan, in het openbaar optreden, wanneer de 
Sultan zelf dit zal begeren !. 

Het schijnt dat de Sultan de hem toegezonden overeenkomst niet be- 
krachtigd, maar RADEN MAHOMAD met een ontwijkend antwoord terugge- 


zonden heeft 2, 


' Zie bijlage n°. 3. 3 Zie Memoir etc. p. 48. 


rte 


nn tn en ee ned ag 


PALEMBANG IN 1611 EX 1812. 13 


De volgende brief in de verzameling is van den 11° dag der maand 
Rabincl-akir van het jaar 1226 (23 April 1811), en strekt in de eerste 
plaats om bij den Sultan aan te dringen op cenig beslissend antwoord, 
berm tevens waarschuwende, dat het Gourernements-vaartaig, hetwelk den brief 
overbrugt, aict langer dan ven ctmaal vertoeven kan, alzoo de tijd nu ge- 
komen is, om al de schepen bijeen te verzamelen, die naar Java moeten 
vertrek ken. 

“Vermits (dus vervolct nayries) de Hollanders nog tc Palembang zijn, 
“dearom send ik vier Aisten met Gowrernements-geweren. In alke kiel be- 
renden sich twintig geweren, en derhalve tachtig in de vier kisten. Voorts 
“sya er fin verzegelde manden \krepik) met patronen, gevuld met kruid en 
“hagele. Ik hoop dat mijn vriend alles behoorlijk zal ontvanzen. Al wat 
“myn vriend verder verlangt, vaartuigen, manschappen of wapenen, hij 
“schrijve et mj spoedig over.” 

Eandelijk sendt hij nog aan den Sultan afschriften der vrorgere brieven, 
Gc aan RADEN MoUAMAD zijn toevertrouwd geweest, want, zegt hij, ik weet 
art of ze al of nict zijn ontvangen $. 

De Isstste brief onzer verzameling is aan den Salten geschreven door 
den kap tein MacpoNaLp, bet bevel vocrende over cen’ aan den mond der 
Palembangsche rivier yeankerd oorlogwasrtuig. Hij regt gesonden te zijn 
an eenen brief eigenhandig san den Sultan over te prven, maar vermits 
BADEN WOHAWAD Ch SEID ABOE BAKAR bem geergl hebben, dat des Sultane 
serif ver van de ankerplaats is; erndt hij SED ABOE BAAAR in zijne 
plaats, als brenger der breide brieven en van ver iden geweren on fren 
laate beckrend, en betuigt zijn verlangen, dat de Sultan hem iemand vaa 
amer toezende: “aan wien hij mededeelingen, hem van hooger hand op- 
“pedeagea, omtrent de Hallenders zal kunnen doen, en van wien hi sal kun- 
“ra vernemen, wet des Sultans bevelen omtrent dr Jidlaaders zijn *.” 

Hee ws ons niet gebleken wat gevolg dear bricf heeft grhad, cn evenmin 
ef er verdere omderhandelinsen hebben plaats perenden Uit de opgaven 
ven aarviss last mch afleuicn, dat bij de aandacht zeer gendelingen op 
bet eland Banka veetacde, te bet bleck, dat de geacns ht: uitelag act ano 





+ Seo bolage, a? 6 ° Ze mylage. n° : 


14 PALEMBANG IN 1811 EN 1812. 


spoedig, als hij dit verlangde, te Palembang te verkrijgen was 4. Wij vin- 
den dan ook, dat die zendelingen den 22** Julij 1811, te Muntok (op 
Banka) waren, met last van den Heer RAFFLES, om hem, tot nader bevel, 
aldaar af te wachten, of, om hem naar Batavia te volgen, indien de Sultan 
hen niet toestaan wilde to Muntok te blijven. Het blijkt verder, dat zi 
zich, op eene uitnoodiging des Sultans, van daar naar Palembang hebben be- 
geven, en zich nog daar bevonden, toen de moord plaats greep ®. 

Tot goed verstand van de bovenvermelde bevelen van RAFFLES en van 
het verder gedeelte van dit verhaal, zij hier herinnerd, dat de Britsche ex- 
peditic, uit negentig zeilen bestaande, den 18% Junij 1811 van Malakka ver- 
trok, en den 44 Augustus voor Batavia ten anker kwam, — dat, na eene 
reeks van gevechten, de versterkte legerplaats te Meester-Cornelis, op den 
26°" Augustus door de Engelschen werd ingenomen, — dat Lord mrNro 
op den 11° September te Batavia eene proclamatie afkondigde, waarbij 
hij Java en onderhoorigheden verklaarde te behooren tot de territoriale 
bezittingen der Engelsche O. I. Compagnie, en dat do Generaal JANSSENS 
op den 18% dier maand de capitulatie sloot, waarbij dat gedeelte van 
Java, hetwelk nog niet door de Engelschen bezet was, en voorts de buiten- 
bezittingen, aan Engeland werden overgegeven. 

Wij hebben gezien, dat de Sultan lang, maar vruchteloos, door RAPFLES tot 
handelen was aangespoord. Hij besloot daartoe eindelijk op den 14% Sep- 
tember 1811. Het Hollandsche fort werd met list overweldigd en daarna 
geplunderd en, met al de daaromtrent staande gebouwen, geslegt; de amb- 
tenaar en militairen (24 Europeanen en 63 Javanen) werden in een vaar- 
tuig geworpen, on, den stroom afzakkende, op bevel des Sultans om het 
leven gebragt. Onwillekeurig ziet men in dit bloedig voorval de verwezonlij- 
king van het den Sultan zoo dringend aanbevolen uitwerpen en vernietigen. 

De bijzonderheden zijn beschreven in eenige der boekwerken op de eerste 


1 “Suspecting from the procrastination of the Sultan of Palembang, the turn which 
‘the negociation was likely to take, and being aware of the immense importance of the 
“island of Banca, I directed my agents to use every means in their power to obtain 
“the most particular account of the island and its productions, as well as the nature of 
“the Goverment aud the disposition of the inhabitans.” Jfemoir etc. p. 48. 


2 Zie bijlage, n°. 6. 


PALEMBANG IK 1811 zn 1812. 15 


bladsiide aamgehaald. Do tweo zendelingen van RAPYLES, die, soo ale ge- 
segd, op het oograblik van den moord te Palembang waren, on twoo aan 
het bloedbad ontenapte personen, WILLEM VAN DE WETERIXO BUYS en zijne 
geit LOUISE, gehawd met den almede vermoorden tweoden resident Haam- 

' wisorer, bebben verhalen geleverd, die minder algemeen bekend zijn. Mes 
al se hier achter vinden ‘. 

In het begin van November 1511 was bet gebeurde nog niet te Betavia 
rechthaar. Do Heer narrias, sedert 11 September bekiced met de waardig- 
heid van Laitenant-Gouverneur, sond ceno Commissio naar Palembang, ten 
einde de faktorij, krachtens do kapitulatie van 18 September, urcr to me 
men, de eudo kontrakten met ceuige wijzigingen tc hernieuwen, en den 
benoemden Engelschen resident, den Luitenant JACKSON, te installeren. 
De Sultan weigerde in de voorstellen der Commissie te troden; hij hield 
haar im cease eoort van gevangenschap, soodat zij geene vrije gemeen- 
schap met de ingezetenen hed; cn gaf te keanen, dat hij het fort en de ge- 
bouwen hed doen slegten, na al de Hollanders te hebben weggesonden; en 
det, vermits hij dit alles gedaan had op bet verlangen van het Briteche 
Gouvernement en voor dat de verovering van Java was tea einde gebragt, 
hy sch beschouwde als bersteld in zijne omafhankelijkbeid. De Commissie 
hsasde naar Java terug, onbekend met den moord, maar echter vermoedende, 
dt er gebeurtenissen hadden plaats gehad, dio men voor hear hed verbor- 
gen gehouden. 

Speedi; na de terugkomst der Commissie, in December 1811, loste het 
qubcim sich op. De Heer nAFFLES ontving van Malakka de verklaring van 
BADGE MOMAMAD em AEID ABOE BAKABS. Nu werd besloten tot het doen 

| amer expeditie waar Palembang, die erhter, uit hoofde van den toen hee 
| subemden Westmoceson, eerst in Maast 1513 kom vertrekken. Palembang 
werd ingenomen, de Sultan MANMOED BEDS-EDDIN, dsc naar bet binnenland 

| gevingt wae, vervallen verklaard van den troon, cn gijn broeder AuwED 
| KEBJW-EDDIN in sijne plaats gesteld, tegen afstand van Banka en Billiton. 
leer opmerkelijk zijn de openbare stukken bij die geicernheul dour den 
Hees marries uitgevaardigd. Als cesms belli necmt hij usct op het bled: 





| Ge ip, 6,705 Zwe hage ef 


16 PALEMBANG IN 1811 EN 1812. 


bad van 14 September 1811, maar het aanrigten van dat bloedbad, sadat 
de Hollanders hadden ingeroepen de bescherming van de reeds op Java gever 
tigde Britsche magt *. Van dat inroepen (dit zij in het voorbijgaan aange- 
merkt) bestaat geenerhande bewijs. 


Zic hier wat ons voorkomt het besluit te moeten zijn van elken zaakkun- 
digen en onpartijdigen lezer der thans geraadpleegde stukken. 

Het bevorderen van den goeden uitslag der expeditie tegen Java, was 
de groote drijfveer der handelingen van RAFFLES; hij toch had het eerste 
denkbeeld van die expeditie geopperd, en zag daarin het middel om zijne eer- 
zucht te bevredigen. Dat iemand van zijnen stempel, aldus geplaatst, zieh 
niet gemakkelijk door bezwaren zal hebben laten terughouden, noch bijzonder 
gemoedelijk zal zijn geweest in de keuze zijner middelen , spreekt van zelve. 

Het openlijke bondgenootschap des Sultans van Palembang scheen hem 
krachtig te zullen kunnen bijdragen tot de verovering van Java; van daar 
zijne aanhoudende pogingen om den Vorst over te halen tot deze of gene 
daad, waardoor hij onherroepelijk met het Hollandsche bestuur zou hebben 
gebroken, en verpligt zou zijn geweest zijn heil te zoeken in de vriendschap 
van Engeland. 

Dat RAFFLES, door het bezigen der uitdrukkingen “uitwerpen en ver- 
“nietigen” (boewang habis-kan sakali-kali), bepaaldelijk een’ moord in koe 
len bloede zou hebben bedoeld, mag worden in twijfel getrokken. Maar 
hij spoorde den Sultan aan tot het overmeesteren van het fort en zond hem 
tot dat einde geweren, kogels en buskruid. Nu kan men niet wel aanne- 
men, dat RAFFLES, bekend gelijk hij was, met de zeden en den aard der 
Malcijers, en wetende, dat het geven van kwartier in hunne oorlogen zeld- 
zaam is, zich zal hebben voorgesteld, dat Sultan MAHMOED BEDR-EDDIN, 


1 “Having taken into full and mature consideration all the ciréumstances connected 
‘with the condact of the Sultan of Palembang; the barbarous and treachcrous manner 
‘in which that Prince directed the murder of the European resident and establishment, 
“after they had claimed the protection of the British power, already paramount on 
“Java,” en verder “the demolition of the fort and public buildings, and tho indiscrimi- 
‘nate destruction of the European property of every description, after being aware of the 
“success of the British arms on Java (Java Govt. Gazette extraordinary, 30 May 1812). 


PALEMBANG IN 1811 ew 1812. 17 


fort overweldigende, grootmoedig zou handelen met gevangenen, hem 
mavyies bij herhaling afgrschilderd als zijne bitterste vijanden. 
remt men bij dat allen in aanmerking, dat narruas self, in de in 1513 
waardisde stukken, den moord niet mo zeer in het afgetrokkene, als 
erband tot het tijdstip waarin bij plaats had, strafbaar acht, dan sal 
ams niet van ingenomenheid beechuldigen, wanneer wij stellen, dat, 
sd bet zich aan zijnen geest voorgedaan, dat het opofferen van de te 
nheng gevestigde Hollaaders wel eens bet gevolg sou kuanen wesrn 
sijer opruijende brieven, hij zich daarom niet van bet senden dier brie- 
wee hebben laten terughouden, zoo lang de hoop bij hem bestond, dat 
deer emme ontknooping kon worden hevorderd, waarvan de bevrediging 
w assunchtige ontwerpen afhing. De Nederlandsche Casmmissarissen-{(ie- 
0 hebben dan ook niets te veel gezegd, toen zij in hua bekend protest 
& October 141%, sprekende van de kuiprrijen die met den Palembang- 
» moord zijn geeindigd, verklaarden: “qu'on auroit di prvoir que 
se devosent ¢tre natureliement les suites de cos manoeuvres sourdes, 
demmment imprudentcs ct inddsestes, sinon criminelics — manvueuvres ré- 
uvéee par les politajucs les plas relichée cn morale, même dans |'etat 
geerte — manoeuvres qui pourroicnt compromettre I’honneur ct les inté- 
» de Ia nation ls plus lovale en politique.” 
ag cene aanmerking vorgen wij hierbij. De Communic, in November 
|, door sarries afgemaden om Palembang over te nemen, ging der- 
@, ot uit keaehte van bet voor het Hollandsch (Fransch) leger zoo 
Hott gevecht van 26 Augustus, noch vaa de ernigzins voortmanyr publs- 
van Lord wirro van den \ 1“ September, maar van de capitulatie van 
eptember, waar!j alle gedeelten van Hollindsch-Indic, torn nog not 
makelijk in de Engvleche magt, aan haar werden overgegeren *. Omg 
‘Le General saxomsno remetira an Geerral arcu TT, Mir de Jara et ven dependan 
Int artahel der capetulater werd met de volgende usg ng dar Ser MAULEL atin 
beÀrechtagd “The cunts of war haring place! ell the prormcen «cf Java Went 
lamasung ta posereaica .f the British furere, General satanins can ce’) be alert 
Mapalsse for those which remus t the enstward of Semarang ond wherd arr mof pet 
searamen of lise Brittamc Mayesty's “rees” (Cap.tulatae van 1S Sept nil, art ho 
bees the huasf of srpurtng t: your Lordshup, that on the 3 of Nivembet laet. 


18 PALEMBANG IN 1811 EN 1812. 


RAFFLES nu, en te regt, van die akte uit, toen hij Palembang beschouwde 
als vekomen onder de Britsche Souverciniteit, hoe kon hij dan later be- 
weren dat een moord, gepleegd vier dagen voor het sluiten dier akte, 
en toen men wel kon kennis dragen van de nederlaag van 26 Augustus, 
maar nog niet van de publicatie van 11 September, een aanslag was tegen 
die zelfde Souverciniteit? f. Dit alles wordt echter duidelijk wanneer men 
zich uit RAFFLES brief aan Lord minto zijne hooge ingenomenheid met des 
alleenhandel in tin herinnert. Het anachronismus van eenige dagen was noo- 
dig om de maatregelen te regtvaardigen, ten gevolge waarvan Banka en 
Billiton van Palembang gescheiden en aan Engeland afgestaan werden. 
Wij zouden nu onze taak als volbragt kunnen beschouwen, maar er is 
eene omstandigheid, die in dit historisch overzigt eene plaats behoort te be- 
kleeden, en waarvan slechts zeer ter loops gesproken is, namelijk de drijf- 
veer van MAHMOED BEDR-EDDIN, toen hij met RAFFLES onderhandelende, 
steeds den beslissenden stap ontweek, tot op den 14% September 1811. 
In de cerste helft der zeventiende ecuw waren de Engelschen onze mede- 
dingers in den Indischen archipel; zij ruimden ten laatste het lang betwiste 
veld, waardoor de Hollanders aan de inlandsche Vorsten de magtigste der 
twee volken schenen. Een langdurige omgang en steeds toenemende ver- 
overingen, bevestigden eenen dunk, die slechts weinig geschokt werd door 
de gebeurtenissen van 1795—1810. Er was blijkbaar eenigo verslapping 
in den arm des ouden meesters — maar dat de Engelschen, zoo aanhoudend 
op het vaste land in bloedige oorlogen gewikkeld, met goed gevolg zouden 
kunnen beproeven, dien ouden meester zijn erfdeel te ontwringen, dat 
wilde geen inlandsch Vorst gelooven, en het allerminst de Sultan van Pa- 
lembang. Toen zendelingen van RAFFLES zijne vriendschap en zijn bond- 
genootschap kwamen vragen, moet hij in zijn ongeloof zijn versterkt ge- 
worden. Zouden de veroveraars van gansch Java en zoo vele andere lan- 


den iets te vreezen hebben van een volk, hetwelk behoefte heeft aan het 


“tinding that the season of the year afforded the probability of commnnicating with Pa- 
“lembang, 1 dispatched a Commission to that place... for the purpose of taking charge 
“of the Dutch factory there, tx prrauance of the capitulation.” (Dispatch to Lord 
MINTO, dated 7 March 1918). 


' Zie nota op pag. 16. 


PALEMBANG tN 1811 en 1812. 19 


dgenectchsp van mij, Sultan van Palembang, ecn van de geringste 

erdanca van bet magtige Holland? Det, meenen wij, zal wamwoap 

B-EDOT* asavaikelijk gedacht hebben. Toen hij later bespeurde, dat het 
den aanval op Java ernst werd, sal hij hebben besloten sich 200 te gedrs- 

‚ dat, wat ook de uitslag der expeditie werd, hij sich altoos bij do over- 

nende partij ecn verdienste sou kunnen maken van zijne houding. Toen 

) vervolgens het geweldadig verdrijven der Hollandsche beastting tot 

rwaarde cener zelfstandige Engelsche alliantie werd gesteld, mi hij, boe 

weelg ook naar onafhankelijkheid, evenwel nog zijn teruggedcined voor de 
gelijkheid , dat het krijesgeluk den Hollanders gunstig werd. In desen 
atta, en met dic mo veel omvattende woorden witwerping en vernie- 
gp veor zich, zal hij van lieverlede de mogelijkheid hebben ingezien, 

‚ smmder iets te wagen, zijno onafhankelijkheid te herkrijgen. Dit kon 
aijus insiens, mo hij slechts wist te handelen ín het goede oogenblik, 
nasmelijk, waarin het Hollandsch leger onherstclbare tegenspoeden sou 

bem geleden, zonder dat de Briteche Souvcreiniteit mog den tijd zou 

bem gehad zich te vertigen. 

Me was dan ook de regel, dien wij in MANMORD BEDS-EDDIN’s hande- 
wedervinden. Hij kreeg berigt, dat de Hollandeche krijgsmagt op den 

™ Augustus, bij Meester Cornelis, was verslagen, en dat de Gouver- 

Mbeneraal JAXSSEXS naar Samarang wae geviugt, om nog den laatsten, 

b bopeloosrn kans te wagen. Nu was het beslisernd oogenblik voor den 

mn gekomen, en hij liet bet niet onbenut voorbijgean. De Hollanders 

oréde hij nu niet meer te vreeacn, en bij de Eagrlechen kon hij sich 
de brieven van RAPYLES verantwoorden. 

n een der gedrukte verhalen * wordt de moord uitsluitend toegeerhreven 
de prrenomlijke wraakzucht van des Sultans voedsteraoon, den Pange- 
Ratne. Daarvoor bestaat geen andere grond, dan geruchten, wel- 
door den Sultan zrlf verspreid, by de komst der etprilitie van den 

onel GiLtIePtE, in April 1812, ten einde zieh eriven des noods tc kun- 
rrdiden door het opnfferen van zijnen zoon, een redmiddel grenzine 

md in de jaarbocken der (k»tersche staatkunde. Wij vonden dan ook 


Tiplechri® van Nesdertandsch-Indie, VIII Jearmag IIG Beel, p 85% em wig 


2° 


20 PALEMBANG IN 1811 EN 1812. 


geene melding van den Pangeran Ratoe gemaakt, in de verklaringen der 
ooggetuigen hier achter gevoegd, onder n°. 6, 7 en 8. De waarheidsliefde 
verbiedt ons echter te verhelen, dat ook Sultan NEDJM-EDDIN melding heeft 
gemaakt van het voorgevallene met den Pangeran Ratoe, niet echter als de 
eenige of voorname, maar slechts als eene bijkomende reden, om op den 
149 September 1811 de Hollanders aan te vallen, of, zoo als de Sultan 
het noemt, het kontrakt te breken. — Het verhaal van dien Vorst, hier ach- 
ter gevoegd f, verdient echter geen onvoorwaardelijk geloof. Toen hij het 
deed, werd de legermagt gereed gemaakt, bestemd om onder aanvoering 
van den dapperen DE KOCK, MAHMOED BEDR-EDDIN te gaan onttroonen. 
Aan NEDJM-EDDIN was het uitzigt geopend, dat hij, of althans iemand van 
zijnen tak, op den troon zou worden geplaatst. Het was derhalve in zijn 
belang, den oudsten zoon zijns ouderen broeders, bij de Nederlandsche re- 
gering, te doen voorkomen als ongeschikt om zijnen vader te kunnen 
opvolgen. 


J. C. BAUD, 


! Bijlage, n°. 9. 


BIJ LAG EN. 


BIJLAGE N°. |. 


Jnie sneramt njang betoel darie beta poenja atie; serta kasie sayang, 
njang trade berpoctora beta poeuja tjienta, darie pada Radja besser Th’. 
me Raffles Sq” njang mla ganti maja besaar Galbatlet (aber?) Lord Minto 
Goaserneur General, Radja diatan Sevala liadja Radja — njang ada tocn- 
doek dihawa Randera Katja Ingres — dia itor Radja Negrie Rengala - 
Gumpehan socrast jang betocl inie dalam tangan toran Sulthan Machmoet 
Redarocdicn njang ada sakarang diatas kossic Radja Negrie Plembang. Ja-la 
Radja njang here te shor kemana mana 

Fuse toclicssan dane beta, kasie tane njang beta sonia kiricm satoe 1oc- 
rast Karma arie Icbe dolo dane ienie snernat — sama ashahat beta Înie 
lame sator snernat beta hinem dalam tangan Radern Mochamat — jadie 
ertoramn, stor Wachicl dane beta Namprkan ama sahabat beta. 

Jaw la sakarang bets ada gantie Gouverncurdicneraal die nigrie Rengala- 
detang die negrie Malanca maoe bekeen bitjara njans bemar sama sagala 
Marijs Malarn sampe die negrie Plembang — kerva Gouverneur Cicncraal 
eda hanjag eka mane jadie schat niang beter! sams sezala Radja Kad): 
mals eer, maka inie beta ada banjag tjienta sama sshahat beta, mane menyja 
dar whatbet many haer dengan bere att. nyang jansen die blahang are 
ber eshahat sama laren orang - maka itor orang Olanda apa goena what 
berta 'etnrikan baee tenen! dal-m neer: Plembang, hema oranz (Manda 


wis Varjag jahat — dia maen bekern cater jalan — pnjanz sabat | us 


22 PALEMBANG IN 1811 EN 1812. 


sama sahabat beta, sebab itoe beta ada banjag soesa ati darie sahabat beta 
trada jadie, sahabat sama Compenie Jngrics — Dan kaloe sahabat beta 
ada soeka menjadie sahabat njang betoel sama Companie Jngries miesti 
sahabat beta tentoekan sekalie kalie: lagie mienta balas soeraat inie — 
dan soeraat njang dolo dengan begitoe lekas — lagie dengan sagala biet- 
jara bitjaranja orang Olanda dengan sobat beta, lagie beta mienta satoe 
orang Wachil darie pada sobat beta — biar datang kepada beta. 

Dan lagie lepas tocjoe arie Radeen Mochamat dalam negrie Plembang 
biar sahabat beta, kieriem baleck dengan begieto lekas bole, sampe sama 
beta — dan kaloe soeda bace segala bitjara den janjie sahabat beta, den 
beta: bole beta poctoeskan sckalic-kalic, den lagie ada dalam ienie toelies- 
san beta ada kasie satoe saliennan of Copy saparti soeraat njang dolo, 
darie socraat inie. 

Jnie la tanda darie beta ada kaeen tjieta Europa doca kayoe, doea Spryen 
njang bagoes. 

Die bekeen soeraat inie 17° arie boelan Doelkaijda taoon Jiem 1234. 


BIJLAGE N°. 2. 


Jnie soeraat njang betoel darie beta, poenja atie; serta sayang, njang 
trada ber poetoes beta poenja tjienta — daric pada Radja besaar Th*. St*. 
Raffles Sq”. njang ade ganti Radja besaar Galbatlat Lord Minto Gou’. Gen’. 
Radja diatas segala Radja Radja — njang ada tocndoek dibauwa bandera 
Radja Jngries — Ja itoe Radja negrie Bengala Sampekan goeraat njang 
betocl inie, dalam tangan sobat beta orang besaar besaar dan Panghoeloe, 
njang docdock die moeka negrie Plembang Campong Soengsang, 

Beta kasie taoe dalam ienic soeraat darie pada tiega kapal perang da- 
tang disieni, beta ada dengar kabaar kapal Olanda ada dic moeka negric 
Plembang — sekarang beta maoc oesier, njangan sobat beta menjadi soesa 


atie, kerna beta trada maoe bekecn megapa megapa sama sakalian orang 


PALEMBANG IN 1811 EN 1812. 23 


malayoe — O-tace saparonja ketjiel den besaar — jangan eobst beta jedie 
takoot — Dan lagic sobst beta jangan tjampoer sama orang olande — darie 
ttes beta soeroo Kapal perang per oesier sama dia orang kepal olanda, Den 
esbet beta bole tingal diam bare bace, jangan sores ati, bigic mann daulo 
egitoc enkarang sobat heer jocge sama beta, eama samocaja Malayor, Di- 
dalem itoe, kaloe sobet beta tjampocr sama orang olanda, tentoe sobst bots, 
jodie momos cama beta, eakalian orang Jogrics. 
Geurnst inie 17° arie boelan Doclhsijja. 


BIJLAGE N°. 8. 


(TITUL VOOR DEN sCLrwan). 


Sakarang inic beta kincm soeraat, per gente lida beta berkate-kets sama 
whet beta, dan darie Îtoe socrant sobat beta njang die dalam tangan Radecs 
Meshamat, Itoc socda sampe sama beta, den orgala kiriemman njang be- 
beens didalam itoe sovraat, maka beta trima dengan brape benjak hormat — 
espenta beta eocda mangarti aps njang beboeni dudalam socrast Itoc — maka 
hete telaloe socka dengar beborni soeraat itoe, kerna telaloe bersie ati, to- 
tapie; ala socen sadikict beta, darie sebat trada astoe orang ootoessan — 
darie pads sobat beta, eeparti njang sorda bets mienta daulo itoo — 

Dea sekarang inie beta lat bictjara, daric peda beta scadiric jocga, den ape 
agemg ada kabear, dalam soerast sobat beta — njang ada soesar itoc, krena 
enkarang [nic trada lagic ticagal lama dic dalam bitjars into — kaloc trads 
dst behoes abice die dalam tempo inie — dan kaloe dis tienggal pada eatoe 
tempo njang lacen trada bole jadie bece dic atas sobst bete - enharang 
macsts bekera abies inie bijars dengan begitoc kehae, dan trads jadie sstor 
eeusn die wagtoe inic, dance ecbab taada pake wachil njang trada bole meng- 
guru deme agals l'crjanjicen mjang bezaar jalan bekeen beec. 

Dan lagie bets pikier tclalor bace eobat beta, danc schel, orang vleads 


24 PALEMBANG IN 1811 EN 1812. 


baroe datang die moeka Plembang, kiriem sienjata dalam samboeni of den- 
gan gelap —dan dia bekeen satoe tempat Perang, die toelang bauwang, 
dengan sobat beta trada taoe itoe tempat, darie sebab itoe miesti, sobat beta 
bekeen abies sagala bitjara, den janjie dengan olanda — mienta toeloeng 
sama sobat njang tentoe Compenie Ingries, separti bitjara njang ter. seboet 
die bauwa soeraat inie. 

Inie bitjara njang bermoela, darie arie inie bole tentoe sobat beta, men- 
jadi sobat ber sobat dengan Compenie Ingries, njang trada bole beroba 
lagie, selama lamanja: selagie ada boelan den mataharie ; 

Tinie njang kedoea, miesti sobat beta boeang, abieskan sekalie kalie; se- 
gala orang olanda. — den Residentnja. — Den segala Orang njang die 
bauwa hoekoen Olanda; mana njang doedoek sekarang inie die dalam ne- 
grie Plembang, yangan kasie tiengal lagie. 

Dan sampe die blakang arie, trada bole die bekeen betoel sakalian Re- 
sident Olanda — Olanda; jangan Olanda masook die nigrie Plembang, en 
sembarang Orang Poeti laeen, darie Orang Ingries-Dan kaloe soeka Ingries 
tiengal dalam satoe loge separti janjie njang diblakang bole dia tiengal. 

Bitjara njan ketiga, sobat beta miesti soeka sendirie Kasie sama Com- 
penie Ingries, sekalian janjie bèr joeal tima den lada, ataoe laeen lacen 
njan tiengal dengan Olanda Kaloe Compenie Ingries maoe.masook dalam 
joeal belie barang barang itoe, bole dia abieskan dalam doeablas boelan — 
dan tentoe sobat beta dalam itoe jangan joeal Tima sama laeen kapal ka- 
pal kaloe trada Pas Ingries — tatapie Ingries mace kasie pas, sama segala 
kapal njang keloear darie Negrie Ingries. 

Bitjara njan keampat. — Sebab die bekeen abies bitjara inie den janjie, 
maka tentoe — sobat beta kiriem satoe orang oetoessan darie Plembang 
kepada beta die negrie malacca. Dan kapan soeda abies segala bitjaranja, 
bole sobat beta trima satoc orang oetoessan darie Ingries — sampe ke Plem- 
bang — sebab die abieskan perjanjiean njang besaar separti sirantanja den- 
gan socnggoe nja. . 

Di blakang Lagie, die kasie taoe kepada soabat beta sekalian bitjara itoe, 
daric scbab sobat beta bale bekeen abies bitjara itoe dengan lekas — Beta 
soeda kasic kabar sama Radien Mohamat njang wachicl beta, maka sakar 
rang inie bole diea bictjara diatas samoea Bietjara itoc, dia socda taoe daric 


PALEMBANG IN 1&1] Ex 1812. 25 


eemocs schabnja - dan kaloe tencla dengan begictoe lekaatrmda la, ada goe- 
annje lagic. Inic la perjanjan njanz besaar, scbab danc inie bitjara so- 
bas beta cama Companie Ingres jede sobat brasar — den Negric sobdat 
hets, sama negric Coup’. Ingrice manjadie satoe dalam bitjars. 

Lagie darie Itoe maka beta pipter perjanjian inie adabesaar, meoe be- 
keen srparti adat nja, schol itwe trade patoct — die kasie dicdalam tangen 
iseen estoe orang, kaloc berangbarang sape trade joegn Patoet — maks itoe 
beta ada kasic ienie bitjara die dalam tangan Redcen Mohamat eator soc- 
gaat per janjian, maka njang ter ecboet dalam evcrast itor — kaloe sorda 
eseka — sobst beta, — miceti eobat beta taro taada tanggsn en lagie Tjep 
achat beta, dalamnje — screnia sakalian arie boelannjs, Dalam Plembang, 
kisten sara beta dengan lekas sama kapel njeng beuwa socrest inie — 
dan itor kapal bets socroe per kerja itoe jorgs, bolo dia baleek dengan 
bekas — Dan kapan soeda sampr soerat itoo seronta deagan satoe orang 
artoessan daric sobst beta — datany sama beta — kaloe bole sebolenja de- 
ne inie enc sampe satoe boelan, bicer sampe same bets, bole beta bekesn 
satoe socraat Copy bigic mana die dalam soerat janjie sobat beta — kiriem 
mma betas, nanti beta taro tanda tangan en tjap darie kwass Comp”. Ingrics 
mena dia poenja aric boelsanje, beta bold kiriem koembalie dalam tangen 
Oxtorman enbat beta —- dengan begitne lekas. 

Dan lame darie pada itoe, maka erkarang venic barangkaler sobst beta 
maor brhico, srgale bitjare inie dalam gelap, make pekerjan inte bole 
kekisttan bane mane dalam sti sendirie. darie schat itor beta trada ki- 
mem sator crang octnsssan Ínssree — per dapat bertemoe sohbet beta — 
mabnzhan bene mana sohbet beta porns encka- beta sorda kaste horas 
ama fis'+n Mohamat, hole dis bitjara; dane ergaln bitjara njang ter 
erbnet itr dan kalne eobet beta beloon ada erdia orang ortorman kerna 
trada bole datang die nege malncen boic Radecn Mehamat trams itoe 
eneraat prranjan, dane tangan enbet berta, bawa datang mma bria den- 
wan has 

Ada lune satorc hineman dane beta, sator borngkore Laken mere-Laropa , 
stoer heren antelas bengals — den eepawang eapoetangan boraga maas, 

Tertorp soeratinse dalam Kotte malerra * ane boelan Sapar. 


nnn ned 


26 PALEMBANG IN 1811 EN 1812. 


BIJLAGE N°, 4. 


Oebado. Koemdien deri pada itoe adalah beta kasih taoe, deri itoe soerat, 
jang dibawa Raden Mohammed itoe, lama soedah sampe, sekarang ini 
tiada lagi sohbat beta kasih djawab itoe; maka beta terlaloe soesah hati 
akan fatzal soerat itoe. Koemdien maka beta soeroeh poela satoe kapal pergi 
ka Palembang, maka kapal itoe ija tinggal di kwala Palembang; make 
hal deri pada itoe soewatoe pon beta tiada arti. Sjahadan deri pada itoe, 
sekarang ini ada beta soeroeh poela satoe kapal kompanie pergi ka Palem- 
bang, sebab dengen sekalien fatzalp itoe. Maka adalah kapal itoe, serts 
sampe ija ka Palembang, tiada boleh ija tinggal lama deri pada kotieks 
sampénja itoe, sahengga sahari samalam djoega boleh ija tinggal, kerna se- 
kalien kapal prang deri negri Malaka maoe belajar sigra katanah Djawa. 
Maka didalam itoe djoega sohbat beta mace habiskan sekalien bitjara itoe, 
dan membri sekalien soeratf? belasan soeratf beta itoe hantar mari, didalem 
tangan kapitan kapal itoe. Sjahadan lagi, maka adalah dengen sebab orang 
oelanda ada tinggal di Palembang itoe, maka, sebab itoe, beta ada kirim 
ampat peti snapang kompanie. Maka didalam satoe peti itoe doea poeloeh 
snapang, djadi kaämpat peti itoe, doelapan poeloeh snapang banjaknja. Dan 
lagi ada sapoeloeh krepi, jang soedah siap dengen pantroon, jang berisi 
obat peloeroenja, didalam boleh sohbat beta trima. Sjahadan lagi apaf be- 
rang, jang sohbat beta mace, atau kapal, atau orang, atau sindjata, boleh 
sobat beta kirim soerat kapada beta, dengen sigranja. Sjahadan lagi maka 
adalah didalam, bersama dengen soerat ini, soerat salinan, jang didalam 
tangan raden Mohammad dholo itoe, kerna soerat itoe beta tiada boleh taoe, 
atau sampei, atau tiada; maka dengen sebab itoe beta kirim socrat salinan 
soerat itoe. Koemdien deri pada itoe tiadalah apa, jang di pesertakan da- 
lamnja tjinta kasih deri pada beta, hanja bertambah? djoea, kiranja, sohbat 
bersohbat antara beta dengen sohbat beta. Ahoewal itoe lah. Termaktoeb 
warkat inie didalam kota negri Malaka, kapada 11 hari boelan Rabielakir 
pada taoen 1226 (22 April 1811). 





PALEMBANG IM 1811 ex 1812. 27 


BIJLAGE N°. 5. 


socraat njang betoel darie bets poenja stie — Capitan Machodonal, 
bawa prents dengan soeraat darie Generaal, Bengals lord Minto 
belaboe dic mocka negrie Plembang, datang eama Radja njang be- 
4osan Sultan Hatoe njang diatas krusic Radja negric Vlembang — 
mdian darie stoer maka kita kasie taoc, soerat njanyg kits bawa inic 
sean Sultan mitoc, maka pcenan Generaal Bengala soeroe kita bawa 
le, cama tocen Sultan maks kata Radoen Mobamat den Tocan Sait 
kar itoe negrie ada banjag jao — sebab itoe kita eocroe gamti sama 
Baist Abovbakar bewa inie bagang sema toesn Sulthan, kerna kits 
ree brieuti dora aric joega dalam inie kerja, sebab njang pocajs 
nie Generaal Kongale, maka njang die baws toen GSaict aboobakar 
erat doce — scnapaag almpat peti — obat bediel espocioe peti. darie 
B pocnja perminia same tocen Sultan seegnat jinie, samme soerat, njang 
a dengan tocan Sait abosbekar — inie kita micata tosan Sultan poenja 
4 — dengan satoc orang besser ajang bole die perijaije, njang kite 
we haber sams dia, darie itoc omag Olande; Premta orang besar por 
ita kasic kalocarkan, didalam itos eps joogn Salias poenja Preete, 
aa micsti bekeen, dane sos orang olenda soe la soeds alice, 

ep sorraat inie Arie saptoe 85 arie boelan Rabioel awal. 


28 PALEMBANG IN 1811 EN 1812. 


BIJLAGE N°. 6. 


DEPOSITIONS OF TOENKO MAHOMET AND SEYED ABU BAKAR. 


This 12th day of December 1811. 


Appeared before us subscribers, Commissioned Members of the Court of 
Justice. 

The Malay Toenko Shereef Mahomet and Seyed Abu Bakar Bin Oesien 
Room, both of Pulo Penang, now present here, who by order of Major 
W. Farquhar, commandant of this place, have declared as real and tree 
facts, that they, the said Toenko and Seyed arrived five days ago at this 
place, with a small vessel from Palembang; that they had been sent as 
Agents bij Thomas Raffles, Esq. from hence to Palembang; that they on 
the 8d of this mounth Redjab or the 22d of July last, arrived at Minto, 
from whence they advised the Sultan of their arrival, stating: 

“That Mr. Raffles had sent them to stay at Minto until his arrival 
“there, or receiving further orders from him in writing, and that in case 
“the Sultan of Palembang would not allow them to remain at Minto, they 
“would follow him, (Mr. Raffles) to Batavia.” 

One of the chiefs wrote them an answer in the name of the Sultan as 
follows : 

“That the Sultan was very much pleased with their arrival at Minto, 
“but wished very much to see and converse with them.” 

That they, the said Toenko and Seyed, upon the receipt of this invita- 
tion, went to Palembang to meet His Highness and repeated to the Sultan 
all that they had written to him, to which the Sultan replied that they 
should reside at Palembang, and that whenever they got any tidings of 
Mr. Raffles they should return to Minto, cither to meet Mr. Raffles, or 
to reccive any communications he might make; that after having been so- 
metime at Palembang, a vessel from Java arrived, which brought the news 


of the surrender of the Island of Java to the English, which however was 


PALEMBANG IN 181] EN 1812. 29 


discredited bij the Sultan -— that cight days more Sevcd Sin Bil Pake, 
som in law of Pangerang Sjervef Oemar, arrived from Semarang, and con- 
Qrmed the surrender of the Inland, and mentioned that General Janmene 
and thre other gentlemen had fled from Hatavia to Samarang, where he, 
the said Sryed Sin bad sern and spoken to the (icncral. — Tho Sultan began 
gow to give full credit to the above mentioned circumstances ~- that threo days 
ees this, or the 27th of the month Saban, being cqual to the 14th of Sep- 
tember last, the pnncipal chicfs of the place were sent by the Sultan to the 
fest, im order to inform the resident of the surrender of Batavia. — That suc 
eeamvely , all the chiefs, with their suite, were sent to the fort under pretest 
af consalting with the Resident, which lasted until 3 or 4 o'clock in the after- 
asss, when the fort was filled with people. — The chicfs now informed the 
Resident, that be and his troops must quit the fort, on which the Resident 
answered: “Where shall I go? 1 have no vessel to depart with; I request to 
“be allowed to remain three days longer, that I may prepare a vessel to con- 
“vey me from hence.”” The chiefs said, that they had orders from the Sultan to 
duct the Resident to quit the fort immediately, and if he had any request 
te make he must addreas himself to the Sultan to inform hum of this re- 
quast. — The Sultan granted the Resident an audience and send two chicfs 
we evndect the Resident to him. The Resident and his assistant, the Com- 
gander of the troop and Secretary, followed the two chiefs who had been 
aant to conduct them, and within a short distaner of the Palace, were 
met by arveral other chicfs who interrogated the Kesident, what he had to 
sy to the Sultan. The Hesident replied, I intend to rrqucst to be pro- 
cidad with a vcascl, where upon the chiefs said. “It is unnecessary , here 
“are two vemels in readinces for the genticmen to embark in.” They now 
wok from the Commander the sword and ordered all the ecrvants of the 
Casngaay, with ciccption of the women, on board of a panchallang, which 
wep bying ‘here. Thies vraorl remained there until evening, when she disap- 
geared. That shortly after this some of the chiefs came to the said Tornko 
amd said that they had orders from the Sultan to murder all the (ompe- 
wy’e servants on board the panchallang and to demolish the fort and bul- 
dings. That said Toenko, upon hearing this, addresecd humerìf to the Sultan 
end requested that the people of the Dutch Pactory mik: ont be moletal, 


30 PALEMBANG IN 1811 EN 1812. 


but that they might be allowed to depart to Batavia, and not to demo- 
lish the fort and buildings, because it was unlawful; as Batavia had sar- 
rendered, its dependencies must be considered a conquest likewise ; on which 
the Sultan replied: “I am not like other native Princes, I dread nobody, 
“J fear no nation; I shall listen to nobody and let me not hear this a 
“second time.” This he uttered in a. violent passion. 

That three days after this, the said Tocnko and Scyed saw the fort and 
buildings demolished, and inquired of some of the chiefs, why this was done. 
They were answered: ‘What have we to do with the fort longer as all 
“the Dutch men have been murdered (it is said they consisted of 24 Eu. 
“ropeans and 63 native soldiers).” 

Six days after, this the Sultan sent for the said Toenko and Seyed. Fhe 
Sultan did not make his appearance and they were met by his son Raph 
Moeda Pangerang Ratoe, who shewed them a letter and ordered them im 
the name of the Sultan to form four letters out of it, to be written by 
him the said Toenko, and to be sealed with his scal; that the said Toenko 
having perceived this letter contained gross falsehoods, refused to write 
it, and declined complying with the Sultans orders on this subject — that 
the said Rajah Moeda warned the deponent of the consequence, that would 
result from a disobedience of the Sultan’s commands, and that he aceor- 
dingly wrote the letter, which was to tho following effect: 

“This letter comes from Toenko Sereef, Mahomet to my friend Mr. T. 
«S, Raffles.” 

“T have to communicate to my friend my arrival at Minto on the 18th 
“of the mounth Redjab, or the 5th of August last, and that I have received 
“tidings that the enemies of my friend (the Dutch) have been sent away 
“by the Sultan — I have sent people thither, and they have confirmed it, 
“and that no signs of them are left. I also have learned, that there are 
ambassadors from Palembang at Java. I request you to assist these people, 
“that they may be enabled speedily to return. My letter, the original of 
“this, sent to von from Minto, I hope you received in duc time.” 

That the said Toenko and Seyed have sworn by order of the Sultan never 
to say any thing abouth the circumstances, but according to the contents of 


the above letter; and that, if ever they divulge the truth, they should be 


PALEMBANG mt 1811 zr 1812. 81 


pemisbed with death, and their familics at Palembang murdered. That 
the said Toenko and Seved, through the medium of Rajah Moeda, solicited 
permission to reside at Minto, which the Sultan refused, but added, that 
they might go to the mouth of the river at Socnsang and live there. 

That they by their familics and several chiefs were cautioned te be on 
their guard, that the Sultan intended to send a party after them to attack 
eed murder them on their way to Soensang, to prevent which they assem- 
led their friends, who escorted them down the river, having with them 
dz geows well manned; that, on their way, they met four of the Sultan's 
grows, which being unequal to cope with the well armed prows of the De- 
poerat, no hostility was offered on the part of the Sultan's people. 

What, having been three days at Socnsang, they received an order from 
Ge Sukan delivered to them by the chiefs Kee Maas Hahil and Ingebey 
Jelal to repair to the capital, and at the same time they had intelligence 
been their fricnds, desiring them mot tn come up the river, as several peo- 
pie were scent to attack end murder them, end cautioned them against going 
te Batavia, the Sultan having dispatched four armed prows, to intercept 
thom, lest they should proceed to that place and divulge the truth of hie 
geecerdings. That the said Toenko and Seyed on the receipt of this com- 
wantention, refusal to return to the Sultan, intimeting thet they were in 
daily expectation of the arrival of a vrasel from Ratavis, bet if the Sektan 
hed any thing of consequence to communicate, they would procerd to the 
anpital. 

En the mean time a prow arrived from Minto; by st they learned, that 
es thet plecr orders from the Saltan hed been received, in the event 
ef anv English vessel arriving there and any caquiry bring made after 
the deponents, it should be tok) that they accompanied the Duteh from 
Paleasbane. 

Seeing the dancer, to which they were exposed, daily increnaing, and 
Ganag to be murdered by the numerous eminaries of the Sultan, who werr 
every where m waiting for them, they thoeght it mow prudent to leave 
Germeang sm! go to Malarca, which they cfircted, leaving behind them all 
Goce baggage. On the voyager they were met by eeucral vesnele. who, |o- 
evver, dud not molest them. 


32 PALEMBANG IN 1811 EN 1812. 


Dated at Malacca this 13th day of December 1811, and signed by se- 
veral Malay characters being the signatures of Toenko Sjereef Mahomet and 
Seved Aboe Bakar. 

In my presence 


(Signed) J. H. STECKER, Secy. 


_The commissioned Members of the Court of Justice. 
(Signed) A. KOCK, 


C. WALBEHM. 


BIJLAGE N° 7. 


Willem van de Wateringe Buis verhaald: 

Dat den 29. Dee. 1811. des morgens om negen uuren in ’t fort is ge- 
koomen den eerste minister van de Sulthan Tommongon Soero Nindìta, met 
nog vier mindere Hovelingen aan hem Relatant bij naame onbekend met een 
gevolg van 160 gewaapende manschappen. 

Dat gem‘. minister het Compliment van de Sulthan bragt aan den Resident 
Woordman, met te kennen gaave dat de Hoofdplaats Batavia reeds in be- 
zit was van de Engelsche; en de Sulthan hem dicrhalve vriendelijk verzoe- 
ken lict om ’t fort te willen verlaaten. — waar op de Heer Woordman ten 
antwoord gaf dat hij niet konde gelooven dat Batavia recds over was, alzo 
hij dienaangaande nog geen schrijvens ontfangen had, en hij, behalve dien, 
het fort niet konde verlaaten, zonder speciaale order van 't Hollandsche 
Gouvernement. 

Dat zij hicrop niets geantwoord hadden, dog zig in een circel rondsom 
de ecrste en tweede Resident nevens den Commandant plaatste. 

Dat omstreeks den middag nog ruim 600 gewapende manschappen het 
fort kwaamen binnen stormen, en, na de schildwagt, die zulks wilde be- 
letten, zijn snaphaan te hebben ontweldigd, de helft van hun het huis van 
de Heer Woordman bezette en de andere helft de wallen, alwaar zig bij 


ieder stuk geschut eirea 100 man posteerde. 


PALEMBANO IN 1811 EN 1812. 83 


[at dem Resident Woordman gevraagd hebbende naar do reden dat er 20 
ib valk im 't Fort kwam? gem‘. Tommongong ten antwoord gaf, dat dit 
| volk was, bet welk hem volgde. — waarop de Heer Woordman versogt 
| aam de selve te doen vertrekken, zeggende dat hij gaarne wilde ceten 
wat gaan rusten, on dat bij den volgende dag de Sulthan zoude spree- 
be == dog waarop Soeroc Nindita repliceerde dat hij vecl met hem af te 
Belen had en bet uiet nodig was dat hij, Woordman, at of «liep. 

Det de Heer Woordman al verder aandringende dat hij dog maar met 
| gevolg vertrekken mogte en hij verzogt om de Sulthan den volgende 
‚te moogen sprocken. hij als toen de King Beij (/ageber) Rasen Sedans 
w @m Solthan af zond; zeggendo dat wanncer de vorst hem toe stond 
‚4 vertrekken hij alsdan soude been gaan dog so niet, hij alsdan solve 
gehele magt zoude blijven. 

Dat emstrecks vier uuren na de middag gemelde sendeling terug keerde 
paseld van de Pangcrangs Nata Deradja en Nota, nevens con ontelbaar 
elg van gewaapende manschappen op 150 schep Pranwen verdeeld, ge- 
and sent Donder Bussen Snaphaanen Pistoolen, Kortom, met allerhande 
& vem moordthyig. 

let de gem‘. rendelingen vervolgends aan de Heer Woordman overban- 
ie eem smaleidsche Brief van do Salthan, bebeleende, dat, indien hij het 
@ miet wikle verlaaten hij alsdan deadelijk bij de Salthan moest koomen. 
wep de Heer Woordman nevens de 8° Resident Haarviecter en de Com- 
adams Headriks zig op weg begaaven met intentie om tot de vorst te 
B, dog buiten het Fort gekoomen zijnde, zij van hunne Deegens beroofd, 
wmden en op cen oude Prauw Pinjajap geplaatst wierden . (NB. tot dus 
m geloof ik det des Relatants opgaave vrij nasuwkoung is alm hij zig 
heise van de Heer Woordman bevond, cn de wed: Haarsleuter in haar 
m huis was). 

Dat zij vervolgends alle de overige Eurnpeaanen so wel als de Javaanerbe 
Ânaten gepakt gebonden en naar de voormelde Praaw getransporteerd beb- 
… terwijl oj tevens begonnen te plunderen, en bij die gelegenkeid twee 
Europeaanen naamens Jacob Otten njnde de Beas meterlasr en Frans 
mes cen mattrom den ceretarm’. in zijne wooning en den laatste ir t 
gatanl dood etaaken 


34 PALEMBANG IN 1811 EN 1812. 


Dat het reeds donker zijnde en regenagtig weder hij Relatant nevens zijn 
Moeder en een Portugecs genaamt Anthonij, van ’t Retranchement afge- 
sprongen en ontvlugt zijn, tot in een Bosch, alwaar zij zig Negen maan- 
den lang onthouden en zig met Piesang en andere vrugten die zij des nagts 
in de nabijheid der Dessas gingen op zamelen, erneerd hebben tot na de 
komst der Engelschen, wanneer hij cen brief naar Palembang verzonden 
had door zijn moeder (zijnde een Inlandsche vrouw) die dezelve aan Villa 
Rubi had afgegeeven. (NB. Deze brief heeft hij geschreeven op Papier van 
een door hem gevondene vlieger, met een hoender veder en met door bem 
van houtskoolen vervaardigde Inkt). 

Dat gem‘, Villa Rubi alstoen een escorte van gewapende manschappen 
afzond en hun liet af haalen. | 

Dat hij vervolgends van de Inlanders vernoomen heeft, dat de bovenge 
melde Prauw Pinjajap, van geene levensmiddelen hoe ook genaamd voor. 
zien was, en zij dezelve hebben laaten afzakken tot Poelo Pajong alwau 
zij de Europeanen, één voor één, doodgestoken en vervolgends, naar de 
Prauw van boven te hebben digt gespijkerd, er van onder cen gat in go 
boord en met alle de Javaansche soldaaten nevens derzelver vrouwen en 
kinderen in de grond hebben laaten zinken. 

Dat hem niet bewust is in hoe verre den toenmaalige Rijxbestierder (de 
tegenswoordige Sultan) in al het bovenvermelde al of nict eenig aandes 
heeft gehad. 

Dat zo hij vernomen heeft, bij het ombrengen der Europeanen de voor 
naamste rol gespeeld hebben. — King Bey Djalan, Demang Sing Joeda ex 
King Bey Modien. 

Dat het bovenstaande alles is, wat hij nopens deze treurige gebeurteni: 


weet op te geeven zonder meer. 


PALEMBANG IN 1811 EN 1813. 38 


BIJLAGE N°. 5. 


suien van de Weteringe Buis weduwe Haarviegter verhaald : 
wt op ackeren morgen omstroeks zeven uuren te Palembang in 't Port 
amen waaren vicr zendelingen waarvan drio genaamd Kiag Rey Tjariet 
nak), Tommongong Lanan en Radoen Mohamat; sijnde de vierdc haar 
bend, dewelke san den Keeident Woordman overhandigde cen Brief van 
leithen bebelzende dat dewijl Java als nu in bezit van de Engelsche was, 
Belendders dus het Fort van Palembang ontruimen moesten. 
ut de Heer Woordman cn haar Relatantee man daarop geantwoord had- 
Gxt zij aan deze begeerte van den Sulthan niet konden voldoen also 
de ben tocicrirouwde Posten niet mogten verlaaten sonder speciaale 
rp wan het Gouvernement dat zij dienden, en zij de Engelechen zouden 
gien. 
mt daarop de King Bev Tjarie zig tot don Sulthan begaf om van dit 
werd report te doen en vervolgends terugkeerde vergemeld van mog 
andere Hoofden met to kennen guave dat indien den Resident C: S: 
Best mict vrijwillig wilde verlaaten zij alsdan moesten dagten voor de 
igen. 
wt de Heer Woorlman standvastig bij zijne weigering blijvende per 
wen, er alstoen plotseling circum circa 600, gewapende manschappen 
en het Fort rukte en het huis van de Heer Woordman cemeingelde. — 
sep zij Relatante door schrik bevangen met haar kind nevens hear 
w en cen jonge en cen meid de vlugt naamen naar 't Chineesch- Camp 
hue van cen Arabier genaamd Hadjie Bestan, van waar zij de met hear 
igde kleine slaare jongen afzond naar ‘t Fort ten einde dee muoglyh 
man tc sprecken en hem te arggen waar zij Was, met verzoek tevems 
haas te koomen afhaalrn sandra alles wederom rustig soude mjn — 
r dat de gen Jonze terug hwam mrt bergt dat men rerde beng was 
de Furupeaanca mct geweld uit het Fort te aleepen. 
5 dee avonds umstreeks negen uuren den Pangerang Katoe (non dee 
mas) aan bet boofd van orn gewaapende Bende ten huise van een 
3° 


36 PALEMBANG IN 1811 EN 1812. 


Arabier naar haar kwam vraagen dog den laatstgen. ten antwoord gaf dat 
zij er niet was. Waarop gezegde Pangerung hem bedreigde zijn huis en 
de gehecle campong te zullen verwoesten indien hij haar niet daadelijk 
aanwees hetgeen dan ook ten gevolge had dat hij haar aan denzelve over- 
leverde. 

Dat meerm. Pangerang haarlieden alstoen naar ’t Fort transporteerde en 
haar Relatante beloofde haar bij haar man te zullen brengen, dog dat zij 
in ’t Fort koomende geen een Europeaan meer zag zijnde alles leeg ge- 
plunderd en de deuren en vengsters verbrijseld, terwijl alles met Palemban- 
gers bezet was. 

Dat omstreeks van tien uuren des avonds aldaar insgelijks aangebragt wier- 
den de vrouwen van den schrijver Volkers en van de corporaals Reinwits en 
Katsenbeitzer: van welke zij vernam dat de vrouw van den sergeant Scheffer 
haar man gevolgd was. 

Dat zijieden des morgens ten vijf uuren wierden afgehaald door den 
Pangerang Wiera Dienata en gebragt ten huise van een Chineesche vrouw 
alwaar hun door een Maleidsche vrouw wierd aangeraaden om indien hun 
gevraagd wierd of zij hunne mans wilde volgen zij alsdan moesten zeggen 
van Neen: alzoo zij anders onfeilbaar vermoord zouden worden. 

Dat hun kort daarop deze vraag ook werkelijk door een mantrie naamens 
den Pangerang Wiera Diemata gedaan wierd en zij zig alstoen overeenkom- 
stig de hun gegeevene raad gedroegen. 

Dat zij vervolgends successivelijk getransporteerd zijn naar Poelo Seriboe, 
Padang Roera en Pancalang-Lampon. — Zijnde hun verblijf op ieder der 
twee eerstgem. plaatsen twee en op de laatstgem. drie maanden geweest. 

Dat zij geduurende al die tijd van een redelijk verblijf en genoegzaame 
Rijst tot hun levensonderhoud voorzien en niet mishandeld geworden zijn. 

Dat het volk dat haar lieden bewaakt van tijd tot tijd afwisselde en het 
dus gebeurde dat zig één onder dezelve bevond die hun berigtte dat haar- 
lieder manngn alle vermoord waaren cn hij daarvan zelve ooggetuigen ge- 
weest zijnde, dienaangaande het volgende verhaalde. 

Dat alle de Europeaan zo wel als de Javaansche soldaaten na drie Et- 
maalen geconfineert gehouden te zijn ten huise van den Tommongong Lanan 


vervolzends tot op ’t hemhd toe zijn uitgekleed en dusdanig aan de hitte van 


PALEMBANG IN 1811] EN 1812. 37 


pon blootgesteld. op een “ledige prauw onvoorzien van masten seilen of 
rise geplaatst zijn, de Furopeaanen op het dek en de Javaanen beneden. 
ht hij Porla Paijong eerst den Resident Woordman en so vervolgends 
voor een naar rang aan de wal gebragt en door onderscheidene sterken 
krissen en picken van 't leeven beroofd zijn, dog dat zij de Comman- 
8 die cen corpulent man was agter over gelegd en de buik open geaner- 
hebben. 

het den sergeant Scheffer bespeurende dat de beurt aan hem kwam zijn 
mje van circa twee jaarcn oud met eigen handen den hals omdraaijde ; 
sns hij en zijn vrouw insgrlijks wierden omgebragt. 

Du®-me dat alle Europraanen van kant gemaakt waaren zij de prauw van 
me digt spijkerden en door het booren van een gat benerden met alle 
SJeweemen nevens dereeiver vrouwen en kinderen deeden zinken. 

Des de slaaven en goederen alle buit gemaakt en onder de onderscheidene 
Giem verdeeld waarcn. 

aarts verhaald de Relatante dat de Generaal Gelispic haarlirden opge- 
it hebbende zij getransporteerd wierden tot bij cen pleats prnaamd Pro- 
alwaar eenige batterijen waaren dog men hun aldaar in cen binnen- 
wis loopend spruitje had gebragt alwaar cen van het prauwvolk ben 
weshouwde dat zij vermoord souden worden en men dan aan de Engelsche 
mie anggen dat zij nict te vinden waaren. 

Dat juffrouw Folkers daarop onder voorwendsel van haar behoef te moe- 
) deen op cen hoogte geloopen was en cen detachement Engeische te zien 
mg die op hear geroep toekwamen en haarlieden alle onder bescherming 
men. 

Det zij Relatante niet weet of de tegenswoordige Sulthan aan bet gebeurde 
i hee gunomen. 

Dat de overige vrouwen volgends hear best weeten nog op Palembang zjn 
gassaderd juffr. Katsenbeitacr welk sederd overleeden is — sonder meer 


38 PALEMBANG IN 1811 EN 1812. 


BIJLAGE N°. 9. 


VERHAAL VAN SULTAN NAYAM OEDIEN OVER HET GEBEURDE IN 181]. 


Het deel, dat de Engelschen in de gebeurtenissen van 1811 gehad hebben, 
is zeer bekend. Het volgende voorval was de dadelijke aanleiding tot het 
verbreken van het Contract. 

De Pangeran Ratoe Sultan Machmoed Badar Oedicn’s oudste zoon was 
zeer losbandig en ging somwijlen des nachts in de Kampong der Chinesen 
om baldadigheden te bedrijven. 

In de maand 1811 gebeurde het, dat hij met eenige makkers 
een’ Chinees ging berooven, die digt bij de Hollandsche factorij woonde. 
Deze Chinees verzocht hulp aan den Resident, die daarop met eenige soldaten 
uit het fort kwam om de dieven te vervolgen. Zij sprongen echter in het 





water en ontkwamen aldus. 

Des ochtends ging de Resident naar den Kraton om den Sultan te verzoe- 
ken order te stellen, dat zijne onderdanen niet meer kwamen rooven in de 
Chinesche Kamp, veinzende niet geweten te hebben, dat de voorname sehul- 
dige de Kroonprins was. Doch de Sultan, die zich verbeeldde, dat de Resi- 
dent van deze omstandigheid kennis had gedragen en zijn huis willens had 
beleedigd, door zijne oudste zoon met soldaten na te jagen, weigerde hem 
te zien. 

Intusschen riep de Sultan zijne vertrouwde raadslieden bijeen en het ge- 
vole daarvan was, dat men besloot het contract te breken. 

Nadjm Oedien, toen Pangerang Adipatti, was zeer verwonderd, dat om 
zulk een nietige reden het contract verbroken moest worden; doch hij kon 
zulks nict belctten om dat hij geen gezag en geen invloed had, want de 
Sultan droeg hem nimmer eenige werkzaamheden op. In dien tijd wierden 
al de zaken verrigt door de Pangeran Notto di Redjo en Wicraydi Nata. 

Nadat de Hollanders alle het fort hadden geruund en op last van den 


Sultan ontwapend waren geworden, zond men dezelven allen met praauwen de 


PALEMBANG IN 1811 EN 1612. 39 


nvser af, ten cinde sich naar welgevallen maar Java of clders te kunnen 
begeren. 

Toen echter gaf de Sultan ecn bevel om hen van het leven te berooven. 
Dit bevel hield ook in, dat cen ieder, die weigeren mogt aan dien last te 
valdorn, sclf van het leven soude beroofd worden ; welk lot ook treffen soude 
esn ieder, dic immer van het gebeurde durfde reppen. 

Dese strenge bevelen waren oorzaak, dat al de Hollanders vermoord 
wanien, en dat, hoezeer het gebeurde wel langzamerhand uitlekte, er wel cen 
mand en moer verliep cer hct zelve aan Nadjm Oedicn bekend werd. Toen 
de moord plaste greep was Nadjm Oedien in zijn huis te Palembang, cu 
dan wer ver van de plaats verwijderd. 

De volgende zijn de personen, die door den Sultan gebruikt sijn in den 
mecsd der Hollanders. 

Degene dic gewapend met hun volk naar de factorij gegaan zijn, waren: 


Pangeran Tjitra Diredja. 
» Nata Wikrama. 
e Soera di Laija. 
e  Sjericef Oemar. 
Ke Maas Tommenggong Kerto Negoro cn Ke Demang Ocaman. 


Degene die de Hollanders aan den overkant bij het rivierbookd hebben 
qubregt zijn: 


Pangeran Sjenef Ocmar, 
Ke Demang Ocaman 


en Tommenggong Socroc Nandita, dic bet bevel over de prasuwen had. 


Deerne die de Hollanders ontwapend beeft op last van den Sultan, os 
Pangeran Wicra Kasocma. 
Degene die de Hollanders hebben afgrroerd naar den Socngsang en vervol- 
gene afgrmaakt, zijn : 
Pangeran Wiera Kasocma. 
Dese beiden waren toen , Wiers d: Wangre. 
nog geen Pangeran. | ° Wiero Sentiko. 


40 PALEMBANG IN 1811 EN 1812. 


Tommenggong Kerto Negoro. 


Demang Oesman. 
v Soera Jocda. 
Ingebei Wiera Joeda. 
u Kepinding. 
Pi Krettel. 
W Dyalil. 


Degene onder hen, die het bevelschrift van den Sultan in handen had, 
was de Tommenggong Kerto Negoro. 

Dit verhaal is in de maand April 1821, te Tjandjoer op het eiland Java, 
door Sultan Achmed Nadjm Oedien gedaan, en uit zijnen mond opgeteckend 
door de Heeren J. C. Baud en R. L. J. can der Capellen. 


BLITON. 


wieder, die gedurende de laatste dertig jaren gemeenzasm is geweest 
‚de aangelegenheden van Nederlandsch Indië, weet dat het als cen on- 
wistheme daadsaak werd beschouwd, daf Bliton even rijk is aan tin als 
ihe. — Menigeen zal met den schrijver dezes hebben hooren seggen, 
macer de mijncn van Banks rellen zijn uitecput, dan sullen die van 
Mon ons schadeloos stellen.” 

sen er, niet lang geleden, sprake wae van cenc concessie, krachtens bet 
Gekigk Besluit van $4 October 1850, n°. 45, aan cene bijzondere verveni- 
g verleend of te verleenen, om den mineralen rijkdom van Bliton te be- 
lagen, begon men op eenmaal aan het bestaan van dien rijkdom te twijfe- 
— Men deed navorschingen in de archieven, men vroeg links cn regts, 
keum ten laatste tot de slotsom, dat het aanwezen van tin op Bliton 
eene micte moer kon wesen dan een hersenschim. — Fen oparttelijk on- 
mek, in 1850 door den Heer caoockswriet ingesteld, scheen dese on- 
ige meening te bevestigen, tot dat, cen jaar later, cen nieuw onder- 
, van den bekwamen en ijverigen Ingenieur c. DB GROOT, het eiland 
on rchabiliteerde in zijne aloude minerale reputatie. 

lene strande intusschen geenszins op cen los gerucht. Dit zal blijken 
de volgende bijzonderherlen. 

le vredeskontsakten tusschen de Vorsten van Palembang en de Neder- 
larbe Oost-Indische Compagnie behelsden steeds de belofte, zijner zijde, 
af het tin, heterclk zijn rijk opleverde, uitsluitend aan de Compagnie t- 
m verkoopen tegen bij overeenkomst vastgestelde prijs. In die hon- 


42 BLITON. 


trakten nu, werd Banka nimmer alleen, maar steeds vereenigd met Bliton ge- 
noemd. Zoo lezen wij in art. 10 van ecn kontrakt van het midden der vorige 
ceuw: “Alle de thin op Banca en Bliton vallende, verbindt zich Zijne 
“Hoogheid aan de Edele Compagnie, met uijtsluijting van alle andere Na- 
“tién te zullen leveren, en dat in zoodanige quantiteijt als de Compagnie 
“zal komen te acquireren (reguireren7), en het capitaal, die ze tot den in- 
«koop van dat Mineraal komt over te maken, zal bedragen.” 

In het jaar 1755 wilde de Compagnie zich verzekeren van de hoeveel- 
heden tin, welke die eilanden opleverden, en zond den Heer VAN HAAK tot 
dat einde derwaarts. Hij gaf zich uit voor eenen partikulier, te Malakka 
woonachtig, om geen achterdocht op te wekken. Toen hij van Banka naar 
Bliton wilde oversteken, werd hem dit door de Hoofden ontraden, eens- 
deels omdat hij gevaar zou loopen van in de handen der zeeroovers t 
vallen, en ten anderen “om dat (dus zeide men) aldaar niets valt dan ijzer.” 
De Heer VAN HAAK schijnt intusschen kennis te hebben gemaakt met eenen 
Malcijer (dien hij “een zeer geloofwaardig man” noemt), die een jaar op 
Bliton gewoond had en hem het volgende verhaalde : 

‘Men ontmoet in het Zuijden (van Bliton) de plaats Tanjòng Gosneng — 
«in het Zuijd-Westen Sijok — en Balok in het Oosten — de beijde eersten 
“gevacrlijk zijnde in het naederen, en de laatste geheel ongesond. — In ’t 
«Noorden heeft het (eiland) gebergte tot den oever, die bar is en ongenaek- 
haer. De rivieren zijn er verscheijden, dog niet groot, latende de voor 
‘nnamste pas cen vaartuijg, ter diepte van ses voeten, binnen komen. 


«Het (eiland) staat onder het gebied der Koningen van Palembang, die er 


“teen regent houd, KEDEMANG TWEMA (TIMA?) geheeten, tot Tanjong goenong 
voornoemd, en word bewoont, aan het strand, door Bougineesen en Chi- 
‘‘neescn, cn van eiijgen inlanders in het gebergte, ieder bijsonder nog haare 
mindere hoofden, uit de hare, hebbende. — Ende speelen de beijdo eerste 
eevolslacgen den baes, van buijten met consent ingekomen. — Ende besit 
«den bergman een goeden aart, tot zoo verre zelfs hij gedicnstigheden aan 
“een vreemde bewijst. — De producten landwaard in, zijn hooning, wax, 
‘aloé-hout en rottingen. 

«De Thin, wil men, is er eerder gevonden, als tot Banca, doch niet 
‘in sulke overvloed, en, sedert het ontdekken van dit laatste, heeft de 


eden 


BLITON. 43 


an het soeken verbooden, om reeden de sluijking te verhoeden , waar- 
scewaartijk soude konnen meester zijn, mits dies afgelegentheijt, dog 
t hetjlig waargenomen werd, is beswacrlijk om te gelooven." 

Bog cenige bijzonderheden omtrent het eiland te hebben medege- 
die wij, als onbelangrijk, hier mict opaemen, zeide de Malcijer nog 
kgende omtrent de secroovers: 

iten de vaert dic van hier (Palembang) cr op is, cn van Banca, 
RB ginter nog prauwen van Java, ten handel, cn gaan ook wel vaar- 
m naer Bantam ter negotie, dic ik daer selven gezien beb, gelijk de 
aiders, namentlijk dic van Matham en Succadans, op Rornco, mede 
heer, ter voorschreven cijnde, besogt worden; dog ik kan nict vernee- 
heteelve zoo voel opzang maakt, als wel de verkeering der arcroovers 
leker, die jarrlijks langs deese kust cn Java stroopende , op de t'huije 
‚ im het cijnd der oostmoesson, daar aangicren, hunne roof gedeelte 
meten in ruijling, sonder dat het hof hicr (te Palembang) zig des lest 
men tot teeenveng, maer veeleer heterlve ooginijkende lijkt toe to 
schijnt det de betrekkingen der inwoners van Bliton tot de seo- 
‚ Redurende dr verloopen honderd jaren, niet zijn veranderd. Im- 
rij learn in het openbaar gemaakt verlag der Commissie wegens de 
Hynaningen in Oost-Indië, van den 34“* Julij 1550, det, volgens 
migrnie done den Resident van Banks, in 1849 afgelegd: Elion, 
le Epmnc van dat eiland, ceno vermmelplests is van steechmimers, 
telaars en allerlei andere vagebonden…'’ 


2. © BALD. 


OVERZIGT 


. 0 0 0 0 
VAN T JAVAANSCHE DICHTWERK DJAJA LENKARA. 





VOORREDE. 


Zoo er onder de lezers van dit Tijdschrift zijn, die de voortbrengselen der 
Javaansche letterkunde niet anders op prijs stellen dan als dorre leerboe- 
ken voor de taalstudie, als bronnen voor woordenboek en spraakkunst, zij 
zullen zeker weinig waarde hechten aan de bijdragen, waarvan hun hier 
*t begin wordt aangeboden. Voor zoover echter die eenzijdige beschouwing 
slechts uit onkunde voortspruit, en geen gevestigd vooroordeel de overtai- 
ging in den weg staat, wanhopen wij niet, den lezer meer achting voor 
die geschriften in te boezemen, en hem tot de erkenning te brengen, dat 
ze ook uit menig ander oogpunt, van geschiedenis en overlevering, van 
land- en volkenkunde, van letterkundige en zedelijke schoonheid zelfs, zijne 
aandacht in de hoogste mate waardig zijn. Om voor elk dezer punten van 
beschouwing het belangrijkste bijeen te gâren, zonder het te versmelten of 
te versteken onder het wigt van herhalingen, van langdradigheid en uit- 
heemsche stijldwang , waarmede eene naauwgezette vertaling onvermijdelijk be- 
laden is, schijnt geen vorm van bewerking beter geschikt, dan die van 
overzigt, in den zin, welken wij aan dat woord, welligt met eenige wille- 
keur, hechten. Een overzigt namelijk, dat, den loop des oorspronkelijker 
werks op den voet volgende, niet alleen den zakelijken inhoud, do namer 
en lotgevallen der opgevoerde personen, beknoptelijk zamenvat, maar teven: 
in ‘t voorbijgaan bij clke schoone of merkwaardige plaats stilstaat, om die, 


naar eisch der omstandigheden, bij uittreksel of in haar geheel op te nemen, 


— - | 45 
er sich ook da. in de knellende vormen cener taalkundig juiste over- 
ag te listen dringen. 

%& eene billijke beoordeeling echter van de zeker hoogst onvolkomene 
', Wasrop men de hier voorgestelde bewerking in de volgende proeven 
eegepest vinden, behooren de omstandigheden in aanmerking te komen, 
p tet hare uitgave aanleiding gaven. Die uitgave toeh, hoe belangrijk 
ep sich selve, indien het voorgestelde doel niet geheel gemist wordt, 
met het oog op de meer volledige bewerking, waaraan wij deselfde 
masche geschriften later hopen te onderwerpen, noch het uitsluitend, 
‚alle een hoofdzakelijk voorwerp van onsen arbeid uitmaken. Zij dient 
Mp tet voorloopige benuttiging van bouwstoffen, welke anders jaren lang, 
Is altijd, ongebruikt zouden blijven liggen. Nevens de langwijliger 
ages, om ons studicn aan wetenschap dienstbaar te maken, willen 
schie bij voorraad en als in 't voorbijgaan datgene medercelen, wat 
meest vóor de hand ligt en weinig bewerking behoeft. Men verwachte 
asch eene zorgvuldige keus van de meest geschte geschriften — wij 
men met het cerste dat ons voorkoent, — noch uitvoeriger aantecke- 
m ep den inhoud — wij zullen ons bepalen tot de beknopte ophel- 
ng van datgrnc, wat se volstrekt te behoeven schijnt, en ons selven 
a is, — noch ook in de vollediger medegedeelde uittreksels verklaring 
de duisterheden van den tekst — wij laten die voorloopig in 't mid- 
‚ eatwijken ze zelfs opzettelijk, wanneer de poging, om ze weg te 
mm, ons te lang sou opbouden. Alleen dit stellen wij ons tot wet, 
Mode wnjhricn, welke de aard van onsen arbeid vordert, om daar 
r wij onsen Javaanschen schrijver zelven laten spreken, sijne denkbeel- 
maar ons beste weten zuiver en grtroawelijk weder te geven, onder 
' deraden van cigen vinding tusschen te mengen. Men houde intus- 
m ia 't oog, dat wij die getrouwheid slechts voor de denkbeelden, 
voor de woorden of volzinnen waarborgen, daar wij grene taalkundige 
akng voor hebben, cn ons veeleer beijveren moeten, om den lezer a! 
onasngeasroe indrukken te besparen, welke niet uit werkelijke orhreken 
‘t oorspronkelijke, maar alleen uit de eigenaardigheden van 't rrecmd- 
akgrbruik souden ontstaan. In dien zin duren wij de vererierinz 
mira, dat al bet schoone, wat men ucllist bier en daar versprend zal 


46 _____ 


vinden, onverdeeld aan de Javaansche letterkunde toekomt, en wenschen 
voor ons zelven geen’ hoogeren lof, dan het eenvoudig en onbedorven te 
hebben wedergegeven. 

Ten aanzien van het dichtwerk, met welks behandeling wij thans onze 
proeven openen, kunnen wij voor alsnog weinig bijzonderheden mededee- — 
len, daar wij zelven het nog slechts ten deele gelezen hebben. De Djajé 
Lenkara Pandji, zoo als men het in onderscheiding van ’t leerdicht Djajé 
Lenkará Woelang noemt, schijnt bij de Javanen tamelijk in achting te staan, 
ofschoon het niet onder hunne klassieke letterkunde kan gerekend worden. 
Het eenige MS., dat ons daarvan ten dienste staat, vult een folio-boek vaa — 
drie vingers dikte, en bevat 132 zangen (sekar), in hedendaagsche dichttrant 
(matjapat) geschreven. De tekst schijnt door de afschrijvers veel geleden te 
hebben, en is thans onder handen van den Raden Ngabèhi KART PRADA, 
voormalig onderwijzer in de Javaansche taal alhier, die reeds meerdere 
dichtwerken op eene zeer verdienstelijke wijze heeft toegelicht, en waar- 
schijnlijk ook onzen tekst hier en daar zal weten te zuiveren en op te 
helderen. Intusschen bevatten voor alsnog bepaaldelijk de cerste sangen 
een aantal duisterheden, naar ’t schijnt zelfs belangrijke tegenstrijdigheden 
en persoonsverwarringen, die ons bijna de lezing deden opgeven. Maar 
weldra troffen ons echt romantische schoonheden, levendige verhalen en 
aandoenlijke tafereelen, waardoor wij ons bemoedigd vonden, om door de 
min voldoende plaatsen heen te worstelen. Wij noodigen den lezer uit, 
om ons op dien weg te volgen: wij zullen trachten, hem dien korteren ge- 
makkelijk te maken, en zijne aandacht niet langer vergen, dan wij de onse 
beloond zullen vinden. 


Soerakarta, November 1850. 
A. B. COHEN STUART. 


DJIAJA LENKARA. 


1. Geschreven op Maandag 19 Jorlkengideh van ‘t jaar [jd Windee 
&mgdrd 1738 (A. J.); 21%* dag der 10% maand van den éentjet, manges- 
jaar Mapt Mándo 1673, Hedjirah 1246. 

4. Lef van den Vorst nsâsa-Lankans van Mendeng Komorlen: zijne 
apen, zijn aanzien en geluk. | 

Al. De voorspood zijner regering wordt gestoord door den afval ea de 
qQueeige bouding van Dsasa sxNoaRA, .fdipati van Mendang Agorng, wien 
bj de hand zijner dochter had geweigerd. Velen van . Vorsten maantri’s 
Eben gesmoene zaak met den opstandeling. — 13. Hunne namen. — 14. Die 





© Dane dagtecken:ng kan miel joist zyn Ie 12 Javldengsdak Lye is, sou lang de 
chasresp artempaA bearecht (sie daarover Tydechnf sar N 1, Jearg 1580, D. I, 
pg SIS, vig. 3), altyd cen Zondag. Ihe van ‘t jaar 1555 J komt cvrrcen met onsen 96 
tgrd 183). — Tot welke todrekening het soogrncrmde memyed-janr (labore menges) 165% 
waeert, oo my eabehem! ‘aa den benipet «f Jarnanschen sz: anruyser, or dor de meer 
depo cf mundeve lengte der schadewen de uren van den dag. en triems, :n veras met 
de ures. se wwerling der jeargetylen asageeft, vindt mon ever af bersiurs i (RAUF abe 
Baty «the latean Archopelago, Meel 1, PL NIV — Sagara wo, v levee, cpeare oe 
@ude ven omm cyeias van vier Mindoe's, die cihads in dear crde s chen cpvugen he, 

" Amri, Aragars, Koraté. ese upgave bebueft echter beveling, daar sh. in teyen 

qeneh dens mods, con MS van Demer Woeles met A J 1565, Minto Us eniateer 
ent le 't Ja. Ned. Woordenboek wordt Korstárá als ¢: zaam van den derden Doe. 
Gas ourmald. 


48 DJAJA LENKARA. (L) 


onheilen overkomen den Vorst als kustijding van hooger hand voor zijne 
bloedschendige gemeenschap met zijne ouderc zuster, DEWI TJÄNDRâ SWARA. — 
Uit het wettig huwelijk met TsunDRa Lira heeft hij twee kinderen, eene 
dochter RETNi PAMBAJOEN, en een’ zoon, BADEN SOEBRÊT&, en buiten echt 
nog drie, oudere zoons, PARIDJNKi, DJiK& WIDà Cn SOEWIDA. 

17. Deze en andere trouw geblevene grooten zijn vóór den Vorst ver- 
gaderd. De Patih Dandi sräsà doet verslag van den gevaarlijken toestand 
des rijks. De geest van oproer wint allerwege veld; de grensplaatsen zijn 
grootendeels in de magt van DJaJaé SENGâRa, dic bij de hoofden een gun- 
sti onthaal vindt, en gereed is, om, met hunne ondersteuning, de hoofd- 
plaats te omsingelen. 

22. De Vorst erkent zijne schuld aan de rampen des rijks, en wil die 
boeten, door met den Patikh en de overige rijksgrooten ten hemel op & 
varen !. Hij verwisselt zijn’ naam met dicn van KüLâ SOERJà, geeft am 
zijn’ Patih den naam Kärâ TJäkRA, en verwisselt ook die van zijne overige 
volgelingen. Na volbragte bocte zal hij, in eene nicuwe incarnatie, ten 
strijde terugkeeren. MENDANG KAMOELAN moet intusschen, naar de be- 
schikking der Goden, in eene woestenij veranderd worden. In ’svaders 
afwezigheid moet dus sorBRÄTä, onder de hoede zijner oudere broeders, 
dienst zoeken bij ’s Vorsten neef, den Vorst van Mdadjá-pakit. De pénake 
Wan's KAiLii BOEMI 3 en KaLa BAJOE worden mede achter gelaten, om 's Vor 


sten zoon te bewaken. 


' Die hemelwaart tot boete verliest den schijn van tegenstrijdighcid, wanneer men daar- 
bij nict aan cen verbeerlijkt opgaan in ’t verblijf der Godheid, maar aan een” tijdelijken 
dood, aan een’ afstand van aardsche magt en voorregten denkt, gelijk hier en elders it 
de geschiedenis van 094s LENKÀRà blijkbaar de bedoeling is. Overigens vindt mea ‘ 
beginsel der zelfkastijding voor de zoogenaamde boetclingen of kluizenaars (fapa-plegers 
der Javaansche letterkunde dikwijls op cene verwonderlijke wijze uit het oog verloren 
en hunne hermitages als prachtige en welbevolkte lustverblijven geschilderd. Is het oa 
onzen monniken en eremieten wel altijd gelukt, ’smenschen natuurlijke neiging tot ge 
luk , naar den wil hunner dweepzieke voorgangers, in tegengestelde rigting te dwingen! 

2 Kârâ nori schijnt dezelfde te zijn, die later doorgaans sKMAR genoemd wordt. Des 
Komi-che persvnaadje, dien men den SANCHO PANSA der Javaansche riddertijden, of 


met meer regt iisschien, den PiERROT van “t Javaansch tooneel zou kunnen noemes 


DIA LENKARA, (Ì.) 49 

§. De Koningin TJaNDRà Lata is in de Wildad gezeten met hare dienst- 
tden. — Haar kostuum. — Zij vraagt de Amben sINGARSG naar de re- 
van 't aanhoudend geween van 's Vorsten zuster TJäNDRá swâná. De 
sn betuigt hare onkunde. De Vorstin geeft hare vrees te kennen voor 
mabeilen, die 't rijk bedreigen door het zondig gedrag van den Vorst. 
lei teekenen schijnen rampen te voorspellen: veelvuldige aardbevingen, 
Becht, regenbogen, ontijdige regens, staartsterren, ravengekras, afval 
rykegrooten, enz. 
b. Terwijl zij spreekt, komt de Vorst binnen, en deelt haar 't voor- 
m mede, om met haar ten hemel te varen. Zij verklaart sich bereid, 
Bef cn leed met heen te deelen, maar vraagt naar de oorzaak van 't 
ming verval zijner vroeger ongvschondene heergehappij. — “Hoe kunt 
dak vragen?" is 't antwoord, “het is de onveranderlijke wil der (sod- 
@, die zich thans aan mij openbaart. De mij toebeschikte tijd is ver- 
pen, cn die afvallige mantrs's zijn slochts werktuigen in de hand vaa 
» Almaytizr. Niet zij, zuster, zijn in staat, om mijne regering ten 
te brengen; slechts de Godheid is het, die mg verdelgen kan, en dic 
digen zal, met mij te verherriijken.”’ 
7. Daasa 1ENKaRa voort vervolgens zijne gemalin met zich near bed, 
maakt haar nader bekend met zijn voornemen, om met hear en zijne 
sf ten hemel te varen. Terwijl hij zijn’ wil aan rsâxpaa Léta vol- 
at, voeren de dicnende vrouwen, LOENGING SIH en SINGARSS, een spot- 
gesprek over ‘t langdang muingenot van hare mersters en over de 
dijke schoonheden van den Vorst. 


tm de We sag Parvrwá (\eveceiveorsictngen ast dre ouden tyd) reeds by T+ roegr:e 
reaterht der Sendawa's ala cen coheed grOmerd voorgrotrid, en volgt, oreo ait 
a, ale parsagoog, ale trouw beende en gebeien raodemas, de voornaamste per 
» van dorm bridrestam Zijne betrekking tet het grolecht van risk crwniad lekt 
bert vermoorden, det dese door de overlewering che own macsat der Pandard: be 


ed eer! 


50 DJAJA LENKARA. (IL) 


II. 

1. In Mendang Agoeng is de Adipati D3JiJ& SENG&RG met zijn voornaam. 
ste bondgenooten vergaderd. — Hunne namen. — Hij stelt voor, den aan 
val op Mendang Kamoclan den volgenden dag te ondernemen. Een de 
bondgenooten, SANG IIJANG BOEDJäKä, ondersteunt dat voorstel, en verse 
kert, dat de val des rijks en de dood des Vorsten door de Aksdra’e tegen 
den dag van morgen is voorspeld !. BRaMina SEKTI verzet zich daartegen 
op grond, dat door de Godheid van dat vonnis des noodlots uitstel is ver 
leend tot de volgende volle maan, die nog zeven dagen verwijderd is. De 
Vorst heeft nog een blijk van magt gegeven door de naamverwisseling van 
al zijne onderhoorige hoofden, en de opstandelingen zouden een’ zekere 
ondergang te gemoet gaan, door hem vóór de volle maan te willen aan 
vallen. De Adipati wil echter van geen uitstel hooren, en wordt in zijn 
wensch door al de verbondenen eenstemmig ondersteund. — Bij den onder. 
gang der zon gaan zij uiteen. 

De zonen van DJËJä LENKARA zijn gehuwd met de vier dochters van 8A 
Pikà, Vorst van PANATARAN. De jongste, TJITRASMARÀ geheeten, is d 


gemalin van SOEBRATa, en thans ééne maand zwanger. Zij is met hem i 


1 Wat men eigenlijk onder deze profetische AAsárá's (letters) te verstaan hebbe, is m 
nog niet geheel duidelijk. Uit de woorden van MAHESWaRA in den volgenden zang (III, 4 
Ph Shami crema aman aam nor ran ng aR AAI TY 05,3 Grote zeg Bon 
OI AAT UI Kh IZLIZN Earp epos Ti hey earamem am dj ag onp ray oen am the. 
gen aman Amn apogee aa ashy) zou men opmaken, dat er sprake was van een 
soort van tooverletters, in spiegels opgewekt. Elders (III, 27) doet hetgeen tussche 
SEMAR Cn Kana TJakRì voorvalt qqertd er pon Pam egen aag OL) otd er on aan ake a. 
BR x ech ams am ej meng an osn eem raa enn en 5D Bangg oqy2 
aar unrggng qu jj aen a vraa oy enz.), veeleer denken aan lijnen of teeker 
in de menschelijke huid. Overigens is t bekend, dat het Javaansche Lijgeloof uit aller 
lei toevallige omstan-ligheden geheimzinnige wenken omntreut de toekomst affeidt. Zo 


worden ook de figuren, die zich bij het afdrnipen van heete was vormen, aan caballisti 


sche berekeningen dienstbaar gemaakt. 


DJAJA LENKARa. (ÌÌ.) 51 


een watrrpaviljoen geacten, wnar hij haar onderrigt omtrent het voornemen 
van zijn’ vader, de aanstaande verwoesting van Mendang Kamonen cu de 
heen aanbevolene dicnstbaarheid bij deu Vorst van Madja-pahit. Lij ver- 
klaart sich bereid, om hem overl te volgen; hij betuigt haar zijne weder- 
keerige trouw, en voert haar mede naar bed. 

17. 's Vorsten zuster T5nNDaî swanrd ligt op hare slaapstede erbarmelijk 
te weeaen. — Haar kostuum en hore schoonheid: zij is als eene naderm- 
@ealde Widaderi, als do maan in evn’ vrouwe rok‘, hare stem zncter dan 
hewig, bare kuiten als omgekeerd poedak $ Lit wanboop wil zij de hau- 
den aan zich arlve slnan, maar wordt, op 's Vorsten last, dar cn nacht 
sergveldic bewaakt door BAJAN, SOEGANDIKA, TJOXDONG, SANGQIT en an- 
dase dienende vrouwe, dic alle wapenen van haar verwijderd houden. Meeds 
bee aj in hare razernij alle omringende voorwerpen vernield, en smeekt 
vrerhteles om en’ dolk. Bazan, door saxcort ondervraagd over de re- 
da van die wanhoop, verhaalt haar in ‘t gebeim den gruwel, door den 
Vert aan zijne zuster gepleemt. Hij had niemand bij zich dan Kaba BOEM! 
en Kata BaJOr, toen hij door dezen de Prinma let ontbieden, orn haar 
m 't zebeim te onderhouden. Alleen rij, BasaN, had hare meesteres vere 
gezeild. Be Vert was Inconnen, met haar cen raaderl op te geven, cn heel 
haar na de oplossing daarvan, cert bedekulyk, maar vervolgen: or.dublel- 


wenig, zjn misdadicen en vrucht Inne hestruden bartatenst bekend Zij had 


5 Jie masa ve un de Jaraansrbe pucsy ven ceauve beeld van menschelijke, insee lesbenì 
en trae ke schaorheed, By de wer onse Gree memig strvelender verwergksns van 
Rabened owin. mrt de maan 1m ers mer vk sur or. clam Siecsren) hist geen 
mder Geahiee:: ten pr udelag dan dat van vene och-arhent, san dre der masa ret kh, 
mas? caier vr sac'i\ gewens, d u Car eene Unen ten Lea zeprr.! Neh + oar 
Bat ge vontelling vin de werkejke maim tret ees’ sarcus om Wit. awh, wat we, 
agt-? verrecaion 2a, cenugr jerm.nsbenter van dat b car. cht 6. ce peasants cent on 
velie pathos! ovt ber colrrteid worden le Lea baemed> meth lame uri: ben Ma 
se ár.rgrame mairnneijk wer, on de Jaras:.erhe mear, easisal ehantewunms © fa 
erat Colen te worden « j-eevat 

© Pan/sd we Sr tiem van dem palen foaled waar (Pe eeeite burn se 
Aengrnde , virmt nj .a suo rr Jaezscseke -bters het beet 11e ewer oc zeur ¢ het. 
of wep bet bert tas de Aner t ! den epbel 


b 


5 DJAJA LENKARA. (II) 


toen willen vlugten, maar was door den Vorst teruggehouden en met ge- 
weld onteerd; en ’t is uit afschuw van de gepleegde bloedschande, dat zij 
zich thans ’t leven benemen wil. 

26. Inmiddels komt de Vorst binnen; — zijn kostuum; — hij deelt aan 
zijne zuster de onheilen mede, die hem als straf voor zijn vergrijp door de 
Godheid worden toegezonden, en wenscht, dat de beminde in eene volgende 
incarnatie hem geheel moge toebehooren. Zij verzekert hem van hare voort- 
durende gehechtheid, en smeekt slechts spoedig door hem naar den hemel 
te worden medegevoerd, opdat zij verlost worde van hare schande; want 
zij kan den aanblik harer medemenschen niet langer verdragen. — Zij be- 
schildert vervolgens zijn voorhoofd voor den uittogt op den volgenden dag, 
waarna zij, op zijn verzoek, de gamelan bespeelt: de voorbijgangers Juis- 
teren met opgetogenheid naar haar gezang, de vogels houden stand in 
hunne vlugt, het water in zijn’ stroom, om de liefelijke toonen te hooren. 

46. De koningin wordt ontboden, en met hare dochter RADEN PAMBA- 


JOEN minzaam door ’s Vorsten zuster ontvangen. 


IIT. 


Ll. De Adipati DJäJâ SENGARA is met zijn vrouw MAHESWARA en met zijn’ 
bondgenoot DJisi SAMOEDRA bijeen. MarÉswänaà bevestigt de uitspraak 
van BRAMuNi SEKTI omtrent het uitstel, door de Godheid aan den Vorst 
verleend, en herinnert haar’ man, dat de aksara’s zich thans anders voor- 
doen dan vroeger, weshalve zij aandringt op uitstel der vijandelijkheden, 
tot ’s Vorsten noodlot zal vervuld zijn. De Adipati ziet zelf de noodza- 
kelijkheid in, om de volle maan af to wachten, en wanhoopt aan den 
uitslag des strijds, wanneer dic,door den \orst vroeger magt worden aan- 
gevangen. DJasa SAMOEDR4 raadt hem, door tusschenkomst cener schoone 
vrouw den Vorst te bewegen tot uitstel der vijandelijkheden, en beider 
keus valt tot dat einde op Mamgéswiki, welke diensvolgens wordt gelast 
het vermogen harer bekoorlijkhedea op den Vorst te beproeven, en zelfs 


tot he! uiterste zijn’ hartstogt te voldoen. Zij voelt zich door die zending … 


DJAJA LENKARA. (IIL) 53 


eedigd, en neemt de wijk naar haar slaapvertrek. Do Adipati volgt 
ww, en houdt haar voor, dat van har gehoorzaamheid het behoud van 
w’ echtgenoot cn van al zijne bloedverwanten afhangt, voor wie cen 
egtijdige oorlog buiten twijfel noodlottig worlen zou. Tevens ontvangt 
de plegtige versckering, dat het overspel haar nimmer zal verweten 
rem, en ten laaste onderwerpt zij zich aan de begeerte van haar’ man. 
‚Zj vertrekt met 40 vrouwen, cn ontmoet op weg SEMAR en eenige an- 
e volgelingen van den Vorst, die in gesprek zijn over de veranderde 
derde en 't uitstel van 's Vorsten levenseinde, door de voorbrde van ss- 
B verworven. 35. Maunéswana zendt hun hare bediende (Easbaa) ona- 
B te gemoet, en treedt daarop zelve met hen in onderhoud, versoekende 
dem Vorst te warden aangemekl, onder voorwendsrl, van zich aan den 
al van haar’ man uiet te willen medepligtig maken, en daarom zich aan 
Voesten dienst te komen verbinden. 42. Na eenige bedekte toespelingen 
de verdachte trouw van haar aanbod gaat sear den Vorst daarvan 
derrigten , wiaar hem tevens voor de donr hem vermoede bedoelingen der 
ekster waarschuwen. De Vorst weigert haar te ontvangen, vreezende 
b door overspel nieuwe straffen van de Godheid op den hals te halen, 
ar SKMAR weet die gewetensbezwaren weg te nemen, verklaart zich self 
we de gevolgen verantwoordelijk te stellen, en op zijn’ raad wordt Ma- 
wwana vóór den Vorst geroepen. Hij houdt zich onkundig omtrent hear 
pmerken, en vraagt, of zij door haar’ echtgenoot tot hem gesonden is. 


IV. 


1 Maufswaas verhaalt dezelfde fabel omtrent haar afschuw van den 
al van haar man, en Isat zich door den Vorst naar zijne slaapstede 
dvorrea. Terwijl daar ‘t overspel voltrokken wonlt, onderhouden zich 
Grerede vrouwen over ‘se Vorsten verkeer wet Manrswins IS Srwaz 
mgt Buskes GRANITa naar den aard der tenting van han: meester 2. 
edt otammutr, dat dese uit cigene beweging haar vor verlaten heeft, em aar 


oe tran otraf oonr haar leggen don: sram s wondermagt mr: camtr.d 2 


54 DJAJA LENKARA. (IV.) 


slagen, en niet cer door zijne voorbede genezen, dan na hare schuld be 
kend te hebben en zich ten bijslaap aan hem te hebben overgegeven. 

30. Maníswarä aan ’s Vorsten wellust voldoening hebbende gegeven, 
vraagt tot loon daarvoor de belofte, dat hij den strijd niet vóór de nade- 
rende volle maan zal aanvangen. Hij verklaart zich daartoe persoonlijk be- 
reid, maar kan niet instaan voor de bedoelingen zijner aanhangers. Op haar’ 
aandrang helooft hij echter ook aan hen de noodige bevelen te zullen geven, 
37. waarna hij haar naar ’t bad geleidt, en heiden elkander kleeden en 
tooijen. — 41. SEMAR wordt bij den Vorst ontboden, en met de afgedischte 
toezegging bekend gemaakt. [Lj geeft den Vorst heimelijk den raad, om 
die belofte, voor zoo veel zijn’ persoon aangaat, gestand te doen, en den 
oorlog slechte door zijn’ zoon te doen voeren. 44. De Vorst verlaat mae 


HÉSWäRà voor cene korte poos om TJANDRA swarä te bezoeken. 


V. 


1. Tsunpra swiirat is gekleed en getooid, en vraagt hare dienstmaagd 
BAJAN naar den Vorst. Zij wordt door haar bekend gemaakt mct de komst 
van MARÉSWÔRÖ, dic, zeet zij, haar’ echtgenoot verlaten had, om zich den 
Vorst te komen aanbieden, en met dezen den afgeloopen nacht in overspe- 
lige omarming had doorgebragt. 13. Tyinpra swara beklaagt zich over het 
telkens buitensporiger gedrag van haar broeder; en terwijl BAJAN haar tracht 
te bevredigen, 16. komt de Vorst zelf binnen met seMAR. Hij verwittigt 
zijne zuster van zijn voornemen, om den krijg en de hemelvaart uit te 
stellen, waarop zij in wanhoop de bloemen van haar hoofd weewerpt en 
haar gordel van cen scheurt. SEMAR tracht haar gerust te stellen, door de 
verzekering, dat het uitstel zich slechts tot de eerstkomende volle maan 
uitstrekt, omdat de tegenwoordige dag onheilspellend is; hij biedt haar 
ververschingen aan, en vraagt, of hij haar’ broeder den Vorst niet moet 
noodigen, daaraan deel te nemen, maar zij antwoordt: “Ik heb geen 
broeder! 


25. De Vorst zendt de dienstmaagd sANGGIT naar de Koningin, om haar 


DJAJA LENKÁRA. (V.) 55 


sn. Dene ie geeeten onder cen’ Nage-ears boom , met hare dochter, 
de jaren der huwbaarheid bereikt heeft. De Vorstin venagt naar 
al, de dienstmaagd sinGansa doet ook haar 't verhaal van 's Vor- 
pel mot MANKsWand, waarop woder klagtcn cn verwijtingea vol- 
Intusechca komt saxocit haar 's Vorsten boodschap overbrengen, 
haar naar ‘t verblijf van TJäxoaa swans bij den Vorst, 
stin vraagt haar’ gemaal met ironische scherts maar sijue gest, en 
wt, haar in den kembeng ' to hebben gelaten. 

Vorst last vervolgens door KaLé BAJOR zijne zonen cn de var: 
de bijcen roepen, en beveelt de Redéns SOEBRST:, PARIDJAKS CD 
Bk om bij den op handen zijnden strijd uit te rukken, met aan- 
om zich aanvankelijk tot de verdelging van Mendeng All to be- 

den strijd met flaausheid te voeren, ten cinde den vijand tot 
uit te lokken. 43. Na die schikking wordt het overig gedeelte 
dag met feestvieren, cten, drinken en bernadalagen over den voor- 
strijd doorgebragt. 

MiEsmana voclt door haas’ omgang met den Vorst de lickle voor 
tgrucot verflaauwen, ca vindt maauwclijke nog ern gewetcusbde- 

"2 echendeu van de huwelijkstrouw, trachtende hare arlfverwijten 
; rodeuernngen tot swijgem te brengen. Gaara vraagt, wat sij 
' voorpemens is te doen, daar here sending volbragt ie, en de 
et versmading van hear verzoek, uch mu sveds tot onvcrwijkien 
vod maakt, dio doodelijk voor haar’ ochtgemoot worden sal, tes- 
imtusechen aan 's Vorsten wellust ten prooi aal blijven. Zij ant- 
zicte andere te Kunnen doen, dan 't uitdrukkelijk verlangen van 
tgemoot ns te komen, door sich sonder terughouding aan den 
onderwerpen. 60. Middelerwijl komt dese arif terug, cn mecemt 
RÂ mede naar bed. 

Man volut den Vorst, en snakt Gasuits, dic tuschrn dc daenst- 
verscholen is. Hij verlaagt dat aj, als zijne gade, hem worde 
d, dreigende anders aan al de vrouwen ern voor ern sijne lusten 


mg, ooh jásd bambeng of bale dambdeng, 1 couse wert van soterprenl of 


56 DJAJA LENKARA. (V.) 
te boeten. GRAHITù wordt daarop door de andere vrouwen genoodzaakt, 
zich aan SEMAR over te geven. 

53. De Raden SOEBRITA rust zich tegen den volgenden morgen ten strijde 
uit, en zegt zijne vrouw vaarwel. Zij wil hem vergezellen, om met hem 
te leven of te sterven, en laat zich noodc hier van afbrengen. Zij geleidt 
hem nogtans naar de paséban, waar zijn volk met de andere prinsen ge 
schaard staat. Hij stijgt te paard, cn gaat met de troepen op weg, door 
haar mct de oogen gevolgd. De krijgslieden betuigen om strijd hunne ver- 


ontwaardiging en verbittering tegen de muitelingen. 


m$ =e 


VI. 


1. Bij de opkomst der zon hebben de koninklijke troepen MMendang-Ait 
bereikt. De Toemenggoeng DJaja KOEMALA, dic deze plaats voor de opstan- 
delingen bewaarde, had, vertrouwende op den uitslag der zending van Má- 
HEswaRa nog geen’ aanval verwacht. Hij heeft geen’ tijd, zijn volk ten 
strijde te scharen; de aanvallers willen geen geregeld gevecht aannemeú, 
maar steken een der huizen in brand, waarop zich weldra ’t vuur verspreidt. 
De opstandelingen doen ecn’ uitval, maar worden met groot verlies terug- 
geslagen. De Toemenggoeng rukt daarop te paard, aan ’t hoofd van 200 
volgelingen, uit; men ontwijkt hem, maar doodt velen van zijn volk. De 
mang SAGOEN& alleen biedt den Zoemenggoeng zelven ’t hoofd, maar staat 
op het punt van het onderspit te delven. De zoon des Konings, sozwma, 
komt hem te hulp; de Zoemenggoeng verdedigt zich met wanhoop, en heeft 
reeds twee krissen stomp gestooten, als zijn paard bezwijkt, en hij ten ge- 
volge van den val gedood wordt. Zijn volk neemt de vlugt naar Mendang 
_Agoeng. 7. Evenzoo verloopen achtereenvolgens de benden van GOESTI WI 
TJARâ en WOEGAN WIDJâJä na den dood hunner aanvoerders, en de plaats 
wordt geheel verdelgd. 

De Adipati DJâJâ SENGaRâ begon reeds berouw te gevoelen over de zen- 
ding zijner vrouw, toen cene dienstmaagd vóór hem verscheen, en hem 


kennis oaf, dat MABESWaRa zich in ‘s Vorsten armen had overgegeven, maar 


DIMA LENKaRA. (Vl) 57 


arvategen de vereischte toezeezing van uitstel verkregen. Op dit bergt 
kt de .fdipals wif ten strijde. Brawanxa sextt was recds naar over are 
ragpekeerd, SANG HJANG ROEDJaKa gestorven, en zijne ziel in den Vorst 
m Nerd Kentjand Overman. 

18. De aankomst ven den „Adipati met de zijnen ecrnieuwt den strijd. 
Mad SAMOEDRA velt verscheidenen van de uanvoerders der \oestelijke troe- 
m, onderanderen Demang GAGOENK, Ngabehi SATRMA, BANGOR SATATA ch 
Ih WALALAT LamaTi. 18. Nu nadert Aaden sopwids, de mmuitclingen 
engen hukle aan zijn’ vorstelijken rang. en wijken schtcruit. Maar één 
maer, Drmang MOELALATS wordt door den Prins gegrepen en gedood, en 
sep vallen alin gezamenlijk op bem aan. 

90. De Madras PARIDJAKA, DIAKS WIDA cn SOERKATs homen hun’ brovder 
balp, cn in cen’ hevigen strijd worden vele opstandelingen grdood. 

29. De I'nnarn zenden intusechen berigt van hun’ gevaarlijken tacstand 
@ den Vorst, die daarop wif met al de zijnen ten strijde trekt. Kara 
woe draagt het vaandel, dat zwart is met wit afgezet. Er ontstaat een 
Wig gerecht, waarin nJâJä sAMOEDRA cn vele andere belhamels, onder an- 
WER RADIA GOENDAL, DANOE RADIA cn DJOEROE PANGALASAN sncurelen. 
$6. De .fdepati trekt in persoon deu Vorst te gemoct, die de oenringende 
amscheppen dort ter zijde staan, om acif den hoofdmuiter te bestrijden. 
me wil hem cen’ steck met de pick toebrengen, maar de Vorst grijpt de 
eb, trekt bem naar zich toe, en werpt hem met een’ slag van den eter! 
jaer lams op vecrtig vademen afstands van zijn paard, zoodat hij dood 
verval. Het lijk verdwijnt echter terstond, tot loon der standvastige boetc 
m den fd:pal: 

31. De Vorst keert no met de Sralénd’s naar den Kratos terug De Ko- 
agin komt hem hare opwachting maken met hare vrouwen, en laat, op 
Varsten bevel, coh wangswara onthieden Deze, dane den Vorst verwit- 
Ml van den domi van haar’ echtgrnoot, stort in cence laatste opectling 
@ husclykelefde een’ viord van trancn, ofschoon werkelijk de Vorst haar 
der aan ‘t hart ligt dan de meriedene Tee Koning wordt mrt haar te- 
me, mremt ze bij de hand, last ac naast zich nederution, en vraact “toy 
hat bem dan oer lief “Als ik bem werkelijk had bef ached, roo 4 


em in den level volgen Th ween uit aandoening. nwt ut lichde Aters 


58 DJAJA LENKARA. (VI.) 


“op U is mijne hoop gevestigd!’ De Vorst tracht haar te troosten en er 
worden ververschingen voorgediend. 

37. De nacht der volle maan is nu daar, en de tijd van *s Vorsten he- 
melvaart nadert. Hij reinigt en tooit zich, en de Vorstin benevens zijne 
zuster en zijne verdere bloedverwanten volgen zijn voorbeeld. 89. Hij roept 
ze allen bijeen om zijn’ uitersten wil te vernemen, en beveelt hun trouwe 
gehoorzaamheid jegens ’t bestuur van KäLÀ BOEMI (SEMAR) en KälLä BAJOS 
aan. 10. Hij stijgt vervolgens met zijne vrouw, zijne zuster en verders 
bloedverwanten (Kadéjan) in ’t bidhuis, vanwaar hij, na ’t strooljen van 
wierook, met hen allen verdwijnt cn slechts zijne kinderen achterlaat. 

11. Kits BOEMI mgt onder ’t bidhuis een’ brandstapel aan, de vrouwen 
der Aad‘jan, BAJAN, SOEGANDI, TJONDONG, SANGGIT, SINGARS&, LOENGDS 
sr slijzen er op, en doorsteken zich ‘met de krissen. Allen worden ger 
menlijk door ’t vuur verteerd, en hare ziclen volgen dic des Vorsten. 

42. De RADEN PAMBAJOEN wenschte mede met haren vader te sterven, 
maar *t wordt haar niet toegestaan, en in hare wanhoop verandert zij in 
eene groote slang. 

4+. MAIEswWäRa bencemt zich ’t leven met de kris en verdwijnt; hare 
ziel volgt den Adipati, ofschoon zij zich uit verlangen naar den Vorst had 
te kort gedaan, maar later zou zij met dezen hercenigd worden, die alleen 
haar hart vervulde. 

46. Raden soeBRita verlaat het vaderlijk rijk met zijne vrouw en brote 
ders, verzegeld door KäLù BOEMI en K. BAJOE, en 800 getrouwen, bene 
vens cen 200-tal vrouwelijke bedienden, terwijl andere inwoners naar hua 
bloedverwanten vlugten, en alleen de slang (Radén PAMBAJOEN) den verka 
ten kraton bewaken blijft. 

48. De Prinsen trekken voort naar ’t zeestrand, brengen daar in drie 
dagen tijds cene vloot in gereedheid, en schepen zich met al de hunne 
in. Na cene zeereis van zeven dagen bereiken zij Garoeda (in Madja-pahit?), 
en varen de rivier op tot Afangari, waar zij aan land gaan. 

19. De Vorst van Madja-pahil is te midden van zijn hof gezeten, door 


al zijne onderhoorigen omstuwd. 


hem 


DJAJA LENKARA. (VI) 59 


VI. 


Voarsan st de Pefih sOEKDJALI, verder 's Vorsten soon, Raden rú- 
gad, en verscheidene andere aanzienlijken. Het onderwerp der beraad- 
pen ie de opstand van LEMBOE SORRANGGANA, Toemenggocag van Dieng- 
De Pati, door den Vorst geraadpleegd, dringt aan op onmiddellijk 
ng des opstands, die zich anders welden over 't gansche land sal uit- 
am, “als eene vuurvonk, dic, niet tijdig gebluscht, orn geheel bosch in 
Bere” De Raden biedt zich aan tot uitvoerder van dien maatregel, 
wilt, door dea Vorst gemagtig! tot verzameling der gewapende magt. 
Embusschen is SORBRATS, met KALA BOEMI, K. BAJOE en twintig man 
sd, en hoeft zich achter den peted nedergezet. De Vorst vraagt: wie 
semmdelius is. Île patch antwoordt: “De zoon van den Koning van 
lang Kemoclen.” “Ale dat zoo is,” zegt de Vorst tot sormaata, 
dan vader. Brengt gij cene boodschap van uw’ vader?’ — “Neen, 
» doed, maar zijn uiterste wil was, dat ik u zou gaan dienen. Het 
van Mendang Kamoelan ia geheel verlaten; niemand durft er blijven, 
raes voor de groote slang, die den kraton bewaakt. — De Vorst 
‚over den dood zijns zwagers !, dien hij gencgen was, en met wien 
ikwajle geschraken gewisseld had. Iii) vraagt den Prins: “Hoe mijt 
hier gekomen?" — “Over zee, in geven dagvu tijds." — “Mijn roon!" 
de Vorst tot TEpsANKaRA: “deze is uw achterneef, uwe moeder ie cenc 
pe nicht van zijn vader. Gij, neef, mat bij mijn’ soon uw’ intrek 
en 
‚. De Pansen be‚setca zich gezamenlijk naar de soning van TinJar- 
‚en actien zich naast elkander neer. TenJaxkan: segt: “Ik moet 
aarsrhuweo, dat pij bier als te midden van cen gront woud (in ecn 
r optorr vcrontrust land*) zijt. — Verder moct gy ecten, dat sk neg 
getrouwd bra.” — “Waarom nict?' — “Omdet myn hart nog nict 


——_ ee 


paper: voer aangetroande atef, eren ale Brorder voor melle oref, vader vor 
ms 


60 DJAJA LENKARA. (VIL) 


“cotroifen is. — Morgen ga ik ten strijde, om ’t oproerige Djenggdla tot 
“onderwerping te brengen. Blijf gij hier, en beschouw mijn huis als ’'t 
“uwe.’” — “Veel dank voor uwe welwillendheid, maar ik wil u ten oorlog 
“vergezcllen.”? — “Doe dat niet, dit zou stof tot kwaadsprekendheid (tegen 
“mij als uw’ gastheer?) geven. Gij komt hier op last van uw’ vader, 
wiens bevelen, zegt men, nict straffeloos overtreden worden, en hij zou 
«et u zeker niet vergund hebben’ — Spreek zoo nict! Indien ik nog te 
“Mendany Kamoelan was, en uwe ongelegenheid vernam, zon ik u even 
“zeer zijn te hulp gekomen.” — “Gij zijt van nu af aan mijn eenige broe- 
“der!” zegt TÉDJANKARA getroffen, en laat zijn Patih SOENDJäJà, den zoon 
van SOENDJALI, roepen. 

26. Deze, verschenen zijnde, wordt door TEDJANKARA met den voorge- 
nomen’ krijgstogt en met het onveranderlijk voornemen van SOEBRâTà tt 
deelneming bekend gemaakt, en gelast, tegen den volgenden morgen de 


noodige toebereidselen te maken, maar acht zich verpligt, eerst ’s Vorsten 


tocstemming in te rocpen. 28. Een 40tal mannen komen van wege den - 


Vorst den Prinsen ververschingen aanbieden, en noodigen hen, na ’t ge 
bruiken daarvan vóór de Vorstin te verschijnen, die haar’ ncef wenscht te 
verwelkomen. Na ’t vertrek der boden worden de Prinsen door SOENDJä 
verwittigd, dat de aanhang der oproerlingen veld wint, en dat onder an- 
deren ARJi SINGâ SARI, de Toemenggoeng van Mamenang‘ cn GADJAH OERA- 


WAN * verraderlijke oogmerken koesteren. SoEBRiti raadt, dic beschuld 


en 


1 Maienang schijnt, even als Haka, cen oude naam van het tegenwoordig gewest 
Kadirt te zijn: alle drie worden in dit werk als synoniem met clkair verwisseld. 

2 Tusschen de namen van GADJAH OERAWAN, GADJAIT IRAWAN, R&DJ& IRAWAS, 
DJÄJà IRAWAN, DJÂJâ OERAWAN, heerscht in den loop des verhaals eene verwarring, 
wnarvour ik voor als nog geenc oplossing weet, duar ze op de eene plants cven ontwij- 
felbaar aan denzelfden persoon, als clders aan verschillende, ten minste aan twee, schij- 
nen te behooren. De ontzettende menigte handelende personen geeft in de Javaansebe 
verhalen, vooral in die van grooten oinvang, veeltijds aanleiding tot onnaauwkeurigheid 
in hunne onderscheiding; en daar bovendien de dichters er belagen in vinden, om elk 
hunner hoofdpersonen met een aantal namen en bijnamen te versieren , zonder zich altijd 
verplizt te achten, van de daaruit ontstaande verwisseling, hoe willekeurig ook, reken- 


schap te geven, moet de lezer piet zelden zijne toevluut nemen tot bloote gissingen om- 


dend 


DJAJA LENKARA. (Vl) 61 


iet sonder nader bewijs aan te nemen, maar de verdachten in den 
vooraan te plaatsen, ten einde zich omtrent hunne bedoelingen te 
man. 

Het overig gedeelte van den dag wordt met muzijk en zang door- 
1, waarna do twoo Radène zich naar den Vorst begeven. 

Het verhaal wendt zich tot LEMBOR SOERAXGGâXs, don oproerigen 
nggeeng van Djenggala. Wraakzucht over den overspeligen omgang van 
TEDIANKARA met zijno vrouw MaHÉmamas heeft hem tot afval verleid. 
Hij onthaalt zijne voornaamste aanhangers, die bem trouw tot den 
hebben gezworen. 

Er komen dric afgezanten, van wege ARJâ SINGA SARI, R&DJÂ rRA- 
m den Tormenggoeng van Mamenang, met berigt van den voorgeno- 
welitogt der koninklijke troepen onder aanvoering van 's Vorsten soon. 
lag@MaxGGaNxa verklaart, hun zelf te zullen tegentrekken, waarna de 
Mm, met nieuwe Äleederen verrijkt, terugkeeren, en bet volk ten 
wordt toogerust. Vervolgens wordt bet gastmaal met nieuwe luid- 
paeid voortgezet. 

Manéaanss, de schoone gemalin van SOERANOGANA, is met hare 
em bijeengezeten, en vraagt naar haar’ man. De Amben BRAMINTS 
dat hij met de hoofden focstviert, en dat bet volk ten strijde gereed 
tengevolge 't berigt, door de gezanten aangebragt. Maufnanas 
bt beienclijk de overwinning aan den Prins, die haar herhaaldelijk 
rra heeft, nimmer met cenc andere dan haar te huwen. Zij vraagt 
RAMINTa, wat de Tormenggoeng voor heeft, en krijgt ten antwoord, 
) self de wapenen wil opvatten. 

Op dat oogenbbk komt sogmaxcuasa binnen, neemt naast gjne 
pleats en herhaalt dezelfde berigten. 

Erne bediende komt srgyen, dat Hedew GADJAH IRAWAN van Sidayer 
here broeder van den Tormenggorag, buiten staat, en torgang verzoekt 


—_— 





m permon, de mrt den aruwen maam bade wondt Geerne dezer ergemaardig 
geef amtnserhben vollvende verklaring omtrvas de vegbveling tasscrhra cansan 
LS, © MRaWar ens We' ret 10 haer de leer der srctheverhuinng ta ‘t ope’ doe me 
wel, gelgh za meng anicr gearccht der Javaamerbe jers. tet m de brstrang: 
Sereuten gaireven wurdt 


62 DJAJA LENKARA. (VII.) 










Hij wordt binnengeroepen, en antwoordt op de vragen zijns broeders, dat & 
hij de reis in één’ dag heeft afgelegd, en dat het vijandelijk heir ongever 
100,000 man bedraagt. SOERANGGâNà wenscht zijne vrouw spottend gelk B 
met de ontwijfelbare zege van haar minnaar, die zelf de koninklijke tre- 
pen aanvoert. — ‘Mijne krijgsmagt,” zegt hij, “is tegen de zijne als en §- 
“korrel zout in den oceaan; nogtans hangt de uitalag van de wil der Gol-#: 
‘heid af.” — MAHÉRARAS verklaart, de overwinning aan haar’ echtgessst 
toe te wenschen, ‘“‘maar ’t is slechts cen wensch van den mond, die gems 
grond hecft in ’t hart;” want dit is geheel vervuld van TEDJANKARS, die 
hare gunsten verworven had bij gelegenheid, dat zij haar’ man op een 
bezoek ter hoofdplaats vergezelde. . 

58. GADJAH IRAWAN geeft de mecning te kennen, dat onder de konish- | 
lijke troepen zich niemand bevindt, dic hem ’t hoofd kan: bieden, dan @ 
Patih SOENDJALI, DJiJA OERAWAN, ARJà SINGâ SARI cn de Toemengoeng van 
Kairi, SOERANGGäN& antwoordt, dat de drie laatsten zijne partij zijn tor: 
gevallen, en deelt tevens de berigten mede, hem zoo even door hunne ge 
zanten aangebragt. GADJAH IRAWAN besluit daarop, in den nacht selven 
naar de grenzen der hoofdplaats vooruit te trekken, cn SOERAN@GAMA wil 
hem vergezellen. : 

63. Tot zonsondergang worden de foestelijkheden door de opstandelingen 4 
voortgezet. 

Gt. TEpJANKara is met de hoofden van zijn aanhang, SOENDJALI, 
IRAWAN, den Zoemenggoeng van Kadiri, AnJä sINGä SARI en anderen, 
miderd; achter den Vorst zitten SOEBRATA en zijne broeders, 

SEMAn en TOERAS!, Hij vraagt den raud van SOENDJALI omtrent de 

kiezen aanvoerders, en deze stelt daartoe DJiJi IRAWAN, ABJ& SING SARI; 
en den Toemenggoeng van Kadiri voor, welke keuzo eenparig wordt toe’ 
gestemd. 

72. Onder eten, drinken cn allerlei vermakelijkheden, dans, zang an; 
wapenspelen wordt de dag ten einde gebragt. | 


7+. Omstreeks 3 uren ’s nachts gaat men naar buiten, om zich tot den 


' In TOERAS vermoed ik den persoon, die vroeger KALA BAJOE genoemd is, even als 


iit S_LMAR dien van K&L BOEML. 


DJAJA LENKARA. (VII) 63 
wiggutegt gereci en. Sozpaata kleedt sich in oorlogsgewaad, en 
meent efcheid « zijne vrouw. Ilij beveelt haar aan, voor hem te bid- 
lam, tt hij verwinne of sterve. Zij verbindt zich, in 't laatste geval hem 
pom dag te ovorleven, en zict heen weenend vertrekken. 

Buitengekomen, vindt hij zijne broeders, benevens SEMAR en TOERAS, reeds 
\mijdeaardig, aam ‘t hoofd van 800 man, van do onkwetsbere Bortd-Rinente. 
b 88. Tmsaxziak dost zich in krijgegewaad, en rijdt uit op cen’ olifant. 
06. Aan den spite van den trein bevinden zich de Mstiks sOENDIALI cu 
B te paard gezeten, achteraan soxnzatTs en zijne bronders, mede 
te gard, en gevolal dour seman, terwijl TORRAS al zingende op een’ ruin ' 
edt. Zij zijn recds cen cindwrgs voortgerukt, als de son opkomt. 






VUL. 


2. Lawpog ROERANGGANA cn OADJAR IRAWAN zijn des nachte met cenic- 
Ganscheppen uitgerukt, en brengen echrik en verwarring in de grenslanden 
hun Madópaid. Zij verbranden en planderen de desa's, en doen de in- 
Wane maer alle kanten vIngten. 
8. Gapsan urnsik, cen djineman (policie-diennar, wachter) van Medjá 
8, de grenelauden doonmande, ontmoet overal weeklacende vlugtelin- 
en vraagt, wat cr gaande is. Men mit hem, dat eene vijande hjke 
'hemde 't land afleopt, en, zijn’ weg vervolzende, ontmart hij de plunder- 
‘ome, Wier aanvoerders bij herhent. Hi) keert daarop terme naar € kerr, 
en hoest de drie aanvoerders der voorhoede, Dada IRAWAN, GR SING: 
eass en deu Jormenggucag van Vamenan; teen. Hy ine ft hun Kenzie var 
de sskewst der vijanden, maar in stale san mech ter verdediging zene! 
@ amban, loopen zij met de hunnen tot de mmters ocr Ginn az. 
Qenes van hun verraad overtuimd, vervobst zijn ure, waarmchuut al de 





© Babess on merrive rn Dj den Imran sie rijkreeten wees mert in arbeg fin | 
amis hg cm 


G4 DJAJA LENKARA. (VIII) 


poenggawa’s van Madjäpahit, die hij tegenkomt, en begeeft zich naar . 
TÉDJANKRä, om dien mede verslag te doen van zijne bevindingen. 

12. Het krijgsvolk van Madjapakit is reeds strijdvaardig. Tépsax 
door GADJAH REDJásä van ’t gebeurde verwittigd, gelast zijn’ Patih za 
SOENDJuJä, om ’t volk te doen uitrukken. 

13. Een gedeelte der koninklijke troepen onder BANJAK MODANG, 
moct op ’t gebergte de benden van Sidajoe, en raakt met hen in ge 
De opstandelingen verliezen veel volks. Een hunner, RÄTâ WANG@S&, 
van zijn paard, en werpt zich met de piek woedend op den vijand; 
hij wordt ingesloten, en door BANJAK MÓDANG eigenhandig gedood, w 
de overigen op de vlugt slaan. 

19, GADJAH IRAWAN herzamelt de vlugtelingen, en doet BANJAK MÓDA! 
zijne beurt met groot verlies wijken. PETJAT TANDA komt BANJAK u 
te hulp, en valt op GADJAH, IRAWAN aan, magr wordt door hem ged 

25. Onder ’t gejuich der muiters rukt de Toemenggoeng van Kadiri 
waarts. BANJAK PaTRa, van de zijde der koninklijke troepen, wil he 
hoof bieden, maar ziet de zijnen wijken. Vruchteloos tracht hij des 
wienggoeng met do pick te treffen, en wordt zelf genoodzaakt, naar @ 
terhoede te vlugten. De Toemenggoeng volgt hem, terwijl PANDJANG 1 
hem zijne lafhartige vlugt verwijt. “Inderdaad” antwoordt BANJAK FP 
“ik wensch mijn leven te behouden. Zoo gij 't uwe nict telt, welnu 
“den strijd van mij over!’ — ‘®t Zij zoo,” herneemt de ander: “gee 


“acht op ’t geen ik ga uitrigten…” 


IX. 


1. PANDJANG DJIWA valt aan op ’t volk van Aadiri. Zij wachten 
af, en brengen de zijnen aan ’t wijken. Hij bedreigt den Toemen 
met zijne lans, maar sterft door zijne hand. 

4. De Toemenggoeng vervolgt zijne overwinning, en drijft achtere 
sens ARJ WIRGSR:, ARJ MENG cn ARIA DJAPAN met de hanne 


de vlugt. 


DJAJA LENKARA. (IX) 65 


‚. Na komt Radès sorwénä (elders Snewidsa) te hulp, met 300 Boets 
andes, houdt de overwinnaars staande, en brengt hun groote verliezen 
Ongeveer 200 vijandelijke loeraÂs sneuvelen, terwijl geen der zijnen 
aad wordt. De Tboemenggoeng van Kadiri valt den Raden aan, maar 
We door hem nedergehouwen. | 
L De opstandelingen worden door schrik bevangen. Aza stNoasant, 
de geledene verliczen wreken wil, komt met velen der zijnen om. 
Bede soxwipa trekt op raad van sEMAR terug. 
ID. Dads’ raawax voert de opstandelingen nogmaals ten strijde, en 
M vele vijanden. Baxzax wópaxa zelf wordt, na eenigen tegenstand, 
Sijken gebragt. 
IR Beste enrnairà zendt zijne broeders tegen de opstandelingen uit. 
n demp worden weder ongeveer 200 loeraÂs cn veel volks grdood. Ga- 
MB MAWAX valt op de Prinsen aan. Panrnsâka wacht hem af. De verste 
gt seh met de lans op hem, maar de punt breekt er af. Hij trekt 
sep de kris, roaar PaniDJaka grijpt hem bij 't haar, en maakt hem af. 
la. Meaxa wins bevecht nyazi TRAWAN met de lans. Nadat beider wa- 
B verstopt jp, grijpt de eerste zijn’ vijand en slaat hem tegen cen’ 
im te pletter. 
Be suiters slaan op de vingt, terwijl 't volk van maNsakK wdénixo zijne 
biesen herstelt. 
Laassog sockaxcoana is nog met zijn hooklleger op 't gebergte peves- 
a, waar men zorgeloos feest viert. Tara oaTmRa, cen der volgelingen 
2 SOERAXOOANA, waarschuwt hem, dat zijne broeders (bondgenonten 5) van 
Paren, Siagiseri cn Memenang geaneuseld zijn. — “Welnu,” antwoonlt 
|, dat zijn de gewone kansen des oorlogs: de zwakkere moet met zijn 
men boeten.” Zijne vrouw vcrwitjgt hem intnsechen, dat ook ojn bra 
PGADJAE IRAWAN het leven verloren beeft. Op dit berigt etaygt hij te 
wd, doet alarm slaan, en trekt met zijne bende van den berg af. 
28. Bj de verschijning van sOERANGGaNs op 't alagvekd, stuiven de ko- 
kipke troepen zonder slag of stoot uiteen; sommicen loopen tot den 
md over, alleen BANJAK MGDANG en RANJAK PATRA houden stand 
Bô Maxsag MuDANG doodt ASTRA JOEDS, maar wornlt aancrvalicn des.r 


$ esta. ca op de vlugt zedreven. 


66 DJAJA LENKARA. (LX.) 


25. Radèn TEDJANKARA komt den zijnen te hulp, en doet den vijand w 

26. SOERANGGANà stijgt van zijn paard, en dringt met de kris 
hand, al amokkend, tot nabij den Radèn door. Maar soEBRâTÂ gaat 
tegen, gevolgd door SEMAR en TOERAS. 28. “Wie zijt gij?” vraagt 
RANGGÊNA, “ik ken u niet.’ — Juist,” is ’t antwoord, “ik ber 
vreemdeling, en ik kom alleen, om uw hoofd te halen!” — Sozranc 
valt aan, maar wordt opgevat, door de lucht gezwaaid, en tegen de gro 
pletter geworpen. Zijn lijk verdwijnt terstond , tot loon voor gepleegde | 

31. TÉDJANKARâ stijgt af van zijn’ olifant, en zendt BOENDIIË 
Djenggala, om den Kraton te plunderen, en schatten, vrouwen en 
deren weg te voeren. BANJAK PaTRi wordt met denzelfden last na 
dajoe gezonden, BANJAK MÓDANG naar Oerawvan, ARJÄ MENGà naar K 
ARJÂ DADALI naar Singasari. 


34. Tépyankara keert met sOEBRUTA naar de stad terug. 


X. 


1. TEDJANKARa en SOEBRATA vervoegen zich bij den Vorst, die den k 
de heerschappij over Djenggala toewijst, en hem bovendien twee stel 
deren cn 100 schoone vrouwen geeft. 

2. De tweo prinsen keeren terug naar de woning van répsannty 
nuttigen de daar gereed staande ververschingen. 

3. TÉDJANKâRâ bekent aan sOEBRâT& zijne liefde en misdadige b 
king tot MAHÉRASMI (of Mahéraras), de vrouw van den thans gesn 
den opstandeling, en vraagt haar aan SOEBRÄT& voor zijn aandeel ù 
huit. Sorsrita willigt het verzoek in, waarop zijn neef van zijn’ ka 
looft, hem den volgenden dag bij zijn vertrek naar Djenggald uitgeleide te: 
noodigende hem uit, om intusschen naar Sidajoe, Kadiri, Ocrawan et 


gasari te zenden, ten cinde van de Kratons, en al wat er in is, bezit te nes 


t De dichter schijnt hier uit het oog te verliezen, dat voor de plundering der 


worpene Kratous reeds gezorgd is. Zie boven, IN, 31. 


DJAJA LENKARA. (X.) Gi 

6. De son gant onder. Soxsniti begeeft zich naar zijne vrouw, en doelt 
aar mede, hoe hij meceter van vijf geheele landstroken geworden is. 8. Hij 
leet vervolgens door szMARk zijno broeders roepen, geeft hun ‘t solfde be 
gt, em belast somwrpk met de sending, om besit tc nomen van do Xre- 
me van Singdeari, Kadiri cn Ocrewan; zeggende, dat hij self naar Djeng- 
WJ moct gaan, en van daar naar de verschillende landen senden sal. 

18. Tot diep in den nacht viert men feet. Om 8 uur ‘snachts is ieder 
misvaardig. Soxmmara vertrekt, en wordt uitgeleid door rapyaxxans. In 
hm voormiddag ontmocten zij SOENDJÄJa, die maufRAsMI en hare vrouwen 
B dmagkocteen gevankelijk sanvoert. TÉDJANK&RA cn SOZBRATA zetten zich 
teke. Do eerste herhaalt zijn verzoek om Mamfrasul, cn wil aan SOKBRSTS 
B de amdero vrouwen, benevens de gooderen, laten, maar sOZBRATA staat 
hem al de vrouwen af, en laat alleen do goederen door sEMAR overnemen. 

16. Terwijl sorsrata zijne reis vervolgt, stijgt rÉnsaxkand in de drang- 
este bij marfnamas, en zij betuigen van weêrszijden hunne vreugde over 
le beseeniging. 

18. Sorsaâra komt met de zijnen des nachts in Djenggala, en betrekt 
fe woning van SOERAXOGANA; PARIDJaKâ dic van TaTa GATRA, DJEKÁ WiDs 
Ee van Tired RIMS, SOEWIDA dic van ASTS MENOGÄLÁ. 

90. Kara mason wordt met 100 man van Djenggdlá naar aiDas0£ gezonden. 

Ma drie dagen geef soxsaata aan clk zijner broeders 3000 man met de door 
deme bewoonde desen's, stelt van de Bortd- Rinante’s veertig als lorrah’s aan, 
& ever honderd van ‘s Vorsten dicnstpligtigen (aitep delen), en wil aan 
Eman mede 2000 man afstaan; maar dese verzoekt in de plaste daervan 
ds goede dessa’s van 400 man (ieder) met vrijdom van dienst, en Kala 
Basog verkiest liever penakewan tc blijven. 

$4. Na eene halve maand komt sogwind terug met de gevangenen van 
Bapsaari, Kediri cn Oeravan. Van allo drie dic platen hebben de ver- 
degene hoofden vicr dochters nagelaten, die door soKsaara met zijne drie 
wonders gedeck! wonlen. Hij necint de drie jongste dochters voor zich (zijnde 
we Mapdeeri Wisa MARTS, van Meamenong WisaPati, van Orrowaa hict nict 
meormd) Van GADJAH OERAWAN zijn mede twee mons gevankelijk meee- 
mvoerd, die cchicr op weg naar Dyenggalá amok gemaakt hebben, en done 
eupesti afgrm: t zijn 


68 DJAJA LENKARA. (X.) 


29. Kär BasoE komt. met gevangenen van Sidajoe terug , waaronder twa 
vrouwen van GADJAH OERAWAN. De oudste wordt gegeven aan KALA BAJOE, 
de jongste aan SEMAR, die zich echter ongenegen verklaart om .te huwen. 

31. Na 20 jaren zijn uit deze huwelijken verscheidene kinderen. geboren 
(welke, tot gemak van den lezer, met eenige vroeger en later vermelde per- 


sonen op de nevenstaande tabel vereenigd zijn ‘). 





XI. 


1. De Vorst van Madjapahit heeft bij PANDAN SARI cene dochter iv 
swara (elders TÉpJà SWARI) van uitstekende schoonheid, om wicr hand we 
vorsten en grooten vergeefs hebben gedongen. 

4. De Vorst is vergaderd met zijne ondcrhoorigen, met zijne dochter a 
vens zich, en doet TEDJANKARA, SOENDJALI, BANJAK MODANG en BAMA 
Pârr vóór zich ontbieden. Hij legt de regering af in handen van zjn 
zoon TEDJANKARi, neemt mct PANDAN SARI van de aanwezigen efecheil, 
om zich ter hemelvaart te bereiden, en gelast den Patik SOENDJALI, BE 
lijken afstand van zijn ambt ten behoeve van zijn’ zoon sOENDJiJà, hem t 
vergezellen. BANJAK MÓDANG en B. pire’ worden uitgezonden , om ’s Voer 
ten wil ter algemeene kennis te brengen, waarna hij met PANDAN SA 
door SOENDJALI en diens huisvrouw gevolgd, zich in ’%t bidhnis afst 
dert, en ten hemel opstijgt. Algemeene opschudding en droefheid in 6 
Kraton. 

13. De nieuwe Vorst van Mudjdpahit legt de grootste milddadigh¥ 
jegens al zijne onderdanen, bepaaldelijk jegens de gelcerden en dichters, 6 
den dag. 

14. Na verloop van 7 jaren keeren SOEBRuTâ cn zijne drie broeders 1 
hunne vrouwen ten hemel terug. 

16. De vier zonen van soEBRäTà begeven zich naar den Vorst TÉDJANKIRS 


en maken hem met de verdwijning huns vaders bekend. Mij belooft bv 








' Deze tabel zal in cen volgend nommer gevonden worden. 





DJAJA LENKARA. (XI.) 69 


voortaan ten vader to zullen verstrekken, cn doet hen onder verandenic 
masmen in de verechillende deelen van huns vaders rijk opvolgen. 

Lawson urozworn, krijgt den naam van DJAJkxo RÂNS (elders nsaskxo 
PATI, Daasd DI L406, DIAJENG KABÒT, DJAJÈNG KEWOKH, DJASÈNO PALOROON, 
eomnkwo rar: (XX), Daworu wand (XXIX)', en 't gebied van Djeaggdld 
(geifjk later blijkt); 

Leweor MARDJAJA den naam van DJOJÂ wacdna en 't gebicd van Me- 
msnang of Kadirf; 

Lawsos MANOARANO (vrocger L. Sengdra) den naam van pjiz4 easdxi en 
% gebied van Ocraas ; 

Lawson MARDADOE den naam van DJAJANTÈKS in 't gebied van Singdseri. 

SA. Aan clk der nicuw bemoemden worden bovendien 20 schoone vrou- 
en im dienst gegeven. 





© Al de tqgnsmen van LEMROE MILOKHOER zijn eigenlijk slechte epithets, die sfne 
wurteefielghe boelanigheien uitdrukken, grootendeels ook oynouymen, door den dichter 
qu willebrar afyewisecld, en die wij alleen opnemen, omdat se ale werkelijke cigenna- 
mm vorden gebezigd, ca in den loop des verhaals nu de ecm dan de andere meer ale 
taan op dem voorgrund treedt. Van de wijse, waarop soodamige naamgrorpre ontstaan 
@ opgeent moeten worden, zal de annhof van zang XIX voldoende opheldering geven 


(Wardt cerveigd.) 


DE AMBOINEES. 


In het cerste nummer van den dertienden jaargang van het Tijdschrift vow - 
Nederlandsch Indië, is eene bijdrage over de Molukkos, van den Heer mm 
SERIÈRE, opgenomen, waarin eenige aanwijzingen tot verbetering der nage : 


teelt voorkomen, en tevens de redenen van het vervallen van handelen - 





welvaart te Amboina zijn uiteengezet. 

In die verhandeling vinden wij, op bl. 45, eene beschrijving van den 
inlandschen Christen op Amboina, die, hoewel in vele opzigten waar, niet- 
temin ligtelijk een geheel verkeerd denkbeeld van den Amboinees zou kun- 
nen doen opvatten en hem in cen veel nadceliger daglicht plaatsen, dan . 
hij werkelijk verdient. In deze schildering toch en in die, welke de Heer 
ROSKOTT in datzelfde Tijdschrift van hem heeft gegeven, wordt alleen van | 
zijne gebreken, van zijne luiheid en zijn schijnchristendom gesproken. Dit . 
is nu den ijverigen zendeling, dic er op uit is om de bevolking, onder | 
welke hij werkzaam is, zedelijk te beschaven, wel nict zoo zeer ten kwade | 
te duiden; maar het zoude ons leed doen, daardoor de inboorlingen van 
onze oudste bezitting, van de bakermat onzer magt in Indië, aan de mîn- 
achting van den Nederlandschen lezer te zien blootgesteld. Treurig zoude 
het voorwaar zijn, indien ons meer dan tweehonderdjarig bestuur en de 
Christelijke godsdienst, welke een groot gedeelte der bevolking heeft om- 
helsd, op haar slechts een’ nadecligen invloed zou hebben uitgeoefend, 
en haar zelfs tot eenen lageren trap van zedelijke waarde gebragt, dan an- 
dere Indische volken. 


Wij willen toegeven, dat onder de Amboinezen in het algemeen nog cen 


DE AMBOINEES. 7) 


grof bijgeloof heerscht; dat zij dikwerf eene godadicnaticer nict verstaan, 
de hun veelal in cence taal wordt voorgedragen, waarvan bijkans de helft 
et hun vreemde, Arabische woorden bestaat, welker beteekenis de leeraar, 
&e daarvan gebruik maakt, slechts uit gebrekkige woordenboeken of wit 
de Malewche bijbelverklaring heeft lecren kennen; — wij willen nict tegen- 
spreken, dat onder hen, vooral op de hoofdplaats, vele worden gevonden, 
dr aan dew drank zijn verslaafd, en het grootste gedeelte van hunnen tijd 
2 lediggang doofbrengen, noch, dat zij in het algemeen twistziek zijn cn 
om vrijgevig gebruik weten te maken van de scheldwoorden, waarvan onze 
tmachtige mordertaal en het Maleisch hun cenen rijken voorraad sanbic- 
èn; — in den omvang tusschen de beide geslachten mogen zij nict altijd 
@& atrikteto lessen der zedelijkheid in acht nemen; — dit alles willen wij niet 
\utmaten ; mar wij gelooven vens, dat de lijst der ondeugden cn gebre- 
bm, die men hun kan voorwerpen, met deze opsomming vrij volledig is 
iagewehi, en stellen ons nu voor tot de aangenamere taak over tc gaan, 
Gm aan & wijzen, wat in hun te prijzen is en waardoor zij zich van ander: 
indische volkcn voordeelig ondersecheilen. 

be de eerste plaats veniicnt te worden opgemerkt, dat bet geval hoogst 
mbdzaam voorkomt, dat Amboinezen werkelijke misdaden begaan, dat rij 
san mooni, roof of di-fstal van verzwarenden aard kunnen worden beschul- 
Agl, welke misdrijven onder een groot gedeelte der andere Indische volken 
mesbeubdig zijn; en dit is toch waarlijk gren gering voorregt. 

Er is wel geen volk in Indic, dat zoo veel, niet alleen van onzer eerden 
mm gewoonten, maar ook van onze wijze van denken cn gevoelen beeft over- 
pamemen, als de Chnsten-Amboinces; hij is van cen openen, rokken 
mboret, vatbaar voor dankbaarheid en geestdnf\, en weet dit zeer goed te 
migen : icts dat men bij sndere Indische volken zelle nn vindt, al han ten hun 
mek die deugden zelve nict zoo grhorl ontzegmn, als veelal guschicdt; — 
hj tert weel cin voor musiek en dichtkunst, en heeft van deer laatste nit 
mibevailge procven grievend ; — onder geen Indisch volk gevac!t de Euro aan 
meh aco te huis, als onder de Amboincecn; hij kan zich wife met den pr- 
pensen ialaader of bunwr gemeenzaam maken en met ernosrn met heu: 
verbeawen, icte waaraan men wel \nawaarlijk by cen Jaraanub:u heals of 
bendheuwer zal denken; — de gewone Christen ancir i dikwest im teat 


12 DE AMBOINEES. 


om onze redeneringen te begrijpen en laat zich overtuigen, zoo hij ongelijk 
heeft, hetgeen men elders in Indië en ook op Amboina bij den mahonte- 
daanschen inboorling, die toch voor een groot gedeelte tot denzelfden volks- 
stam als de christelijke behoort, wel bijkans altijd te vergeefs zal beproeven. 
Do Ambonsche Christen-bevolking is dan ook inderdaad met de Europesche 
bevolking zoodanig ineengesmolten, dat het dikwerf niet kan worden bealist 
of iemand van zuiver Ambonsche of van gemengd Europesche afkomst is, 
daar de geslachtsnamen daaromtrent geene voldoende zekerheid geven. B 
worden velo afstammelingen van Europeanen gevonden, die zich door taal, 
gewoonte, zeden of denkwijze geenszins van den gewonen Amboinees ander 
scheiden. Niet alleen onder de Ambonsche regenten vindt men mans. 
van veel bekwaamheid, zoo als reeds uit de boven bedoelde bijdrage over 
de Molukkos blijkt; ook gewone inlanders zijn soms in staat, om versus 
schriften of stukken voor den landraad op te maken, die eenen prokureur 


van beroep geen oneer zouden aandoen. Er zijn voorbeelden: van Gouver- 


nementsambtenaren in hoogere betrekkingen, die evenzeer door hunne be 
kwaamhcid, als door vele beminnelijke en achtingswaardige hoedanigheden 
uitblonken, en toch, hoewel eenen Europeschen naam dragende, in gelaste 
kleur en trekken weinig van den Ambonschen inlander verschilden , in wer 
aderen welligt meer Amboincesch, dan Europeesch bloed vloeide, en die op 
Amboina hunne opvoeding genoten en het eiland nimmer verlaten hadden, 

Ook op Java zijn de Amboinezen als klerken of als opzieners bij parti- 
kulicren zeer gewild. ~ 


mn nend le 7 


Aan de trouw der Ambonsche schutterij heeft Nederland het behoud dier — 


kolonie in 1829 te danken, toen op eenen zekeren dag, des ochtends, door 
eenen in het geheim ingewijden Amboineschen soldaat, aan den militaires 
kommandant werd ontdekt, dat eene zamenzwering was gesmeed onder het, 
tot op weinige gebrekkige Europeanen na, geheel uit Saparoeëzen bestaande 
garnizoen, met het doel, om dien zelfden avond alle Europeanen, met uit- 
zondering van den predikant en eenen bijzonder beminden kapitein, te ver- 
moorden. Men kan zich voorstellen, welke ontsteltenis deze tijding moest 
veroorzaken, daar hoegenaamd geen hulp van buiten te verwachten was, 
en de wapenen der schutterij, tot welke het bestuur dadelijk besloot zijne 
tocvlugt te nemen, in het kasteel Victoria werden bewaard. Het gelukte 


DE AMBOIXERS. 78 


le sebutters ce kt, bij kleine partijen, in bet fort te brengen 
daar van geladen geweren te voorzien; vervolgens werden de op- 
soepen ongewspend bijcengerocpen, en door de welgewapendo schut- 
angen genomen, die daarop nog verscheiden maanden in do garni- 
aak voorzag, tot dat er nieuwe troepen van Java kwamen. 
meger tijden heeft doeelfdo schutterij gewigtige diensten bewezen 
ping van den in 1817, op Saparoes en Haroekoe uitgebroken op- 
ie aan zoo vele honderden der onsen het leven heeft gekost. 
hoedanigheid, door welke do Amboinees mede veelal gunstig boven 
se Indische volken uitmunt is zijne zindelijkheid. — Het is dikwerf 
@ genoegen, na cenen vermoeijenden togt in bet logoervertrek van 
sbonschen Christen-regent te rusten, 200 zindelijk is de met kun- 
amen van vogelvederen versierde slaspstedc, zoo zuiver bet innen, 
lam 200 goed gewit of uit de takken van den ssgopalm sierlijk ineenge- 
} de vloer met blinkend zand bestrooid. — Men herinnere zich daar 
ver bet nachtverblijf bij cen, zelfs welgesteld Javaansch deeen-hoofd 
marmedc alcchts kunnen de Ambonsche regenten, voor zoo ver hunae 
pg betreft, worden gelijk gesteld, geenszins met de hoogere Javaan- 
ibtenaren cn regenten), het talrijke ongenoodigde gezelschap, dat 
sijne slaapstedo vond, do kussens en overtrekken, die mimmer met 
sch water kennis gemaakt hadden, do met honderd voor ons weinig 
ike schoteltjes bezette tafel en de sombere, spaarmamveriichte pan- 
— of men denke slechts aan het nog veel troostlosere verblijf by 
lahomedaanschen regent op de tegenovergestelde zijde van het ciland 
b, die zijnen hongerigen gast ronduit verklaart, dat hij hem mct 
bem wil niets te eten kan voorzetten ! 

imdelyk tot het belangrijkste punt te kamen: — men beweert, dat de: 
ms alechts in naam Christen is. Wij willen ons hicromtrent geen: 
g veroorloven; het is zoo moeijelijk ook in Europa de juiste lin 
den waren cn den schijn-christen te trekken, dat wij dit bij ocn 
volk nog verl minder willen beproeven, maar er ons sicchts tor 
8B om te vragen, of het dan svo geheel voor nicts we te achten, dt 
wenecs trouw cn met liefdo de herken besocat, dat hij sich gees 
mm gedakicast vp cenc wijse gedraagt, ch, ten minste uiterlijk , cene 


74 DE AMBOINEES. 


aandacht vertoont, zoo als dit in menige christclijke gemeente in Europa 
nict beter kan worden verlangd; dat hij dikwerf uit eigen beweging, wan- 
neer hij zich alleen en onopgemerkt waant, uren lang in zijnen Maleischen 
bijbel leest? En aan wat anders, dan aan zijne godsdienst kan het verschil | 
in verstandelijke ontwikkeling tusschen hem en den tot denzelfden volks 
stam bchoorenden mahomedaanschen bewoner van het eiland, waarvan wij 
hierboven gewaagden, worden geweten? 

Zijne luiheid kan hem wel mede niet als cen zoo zwaar vergrijp worden 
aangerekend in een land, waar geen landbouw mogelijk is, en de inlan- 
der niettemin cen ruim voedsel vindt in zijne aan sago- en arenpalmm, 
en cen groot aantal verschillende vruchtboomen rijke doessons, en in d 
van visschen wemelende baai, tot wier vangst hij dikwerf eene bloote angel, 
zonder lokaas, bezigt. Men verbeelde zich nu, dat hier in Nederland & 
landbouwer of de daglooner door eenen dag werkens genoeg konde verdienen, 
om daarmede gedurende drie of vier dagen in zijn eigen onderhoud en @ 
dat van zijn gezin te voorzien. Zou hij dan nog zulk cen ijverige werk 
man blijven, als thans? Wij betwijfelen dit, en gelooven , dat van alle zijden, : 
behalven door de slijters van wijn, bier en jenever, luide klagten souden | 
worden aangcheven over de vele lediggangers in den lande. — Waar heter 
op aan komt kan de Amboinees, die doorgaans van een vrij krachtig hg- | 
chaamsgestel is, zeer goed werken; hij is een onvermoeide roeijer, en gunt | 
zich op eenen langen overtogt, dikwerf in de 24 uren naauwelijks een paar | 
uren rust; met welke behendigheid en vlughcid draagt hij niet, onder het 
zingen van vrolijke liederen, zijnen regent, of Europesche ambtenaren eu 
reizigers en het liefst zijnen geestelijken leeraar in eenen draagstoel over de 
steilste en mocijelijkste bergwegen? Als huisbediende geven velen hem nog 
de voorkeur boven den Javvaanschen bediende, die toch voorzeker tot de 
besten in Indië behoort; en voor sommige handwerken, zoo als bijv. dat 
van schrijnwerker en timmerman bezit hij veel aanleg. In het ten handel 
varen heeft hij mede groote liefhebberij, zoo zieh slechts de gelegenheid 
daartoe aanbiedt, die echter op zijn voor den landbouw ongeschikt, en, 
behalven nagelen, noten en oliën, aan handelsprodukten arm eiland zeer 
schaarsch is. Zijne vroegere betrekkelijke welvaart heeft hij dan ook, zoo 


als wij nit de bijdrage in het genoemde tijdschrift zien, aan het sedert in 
» 


DE AMBOINEES. 75 


egaakte monopclic van handel, en aan het aanwezen van cen groo- 
al Earopescho ambtenaren cn militairen tc danken gehad, en wij 
dat het, zelfs met de vrijzinnigste instellingen, moeijclijk zal zijn, 
» welvaart weder tc bezorgen, daar zijn eiland, met uitzondering 
shgronden, onvruchtbaar is, en ook deze gronden, uithoofde van den 
ard van den bodem, bij uitgebreider ontginningen en aanhoudende 
ng, wel spoedig door de hevige regens zouden uitgespoeld worden 
© vruchtbare deelen verliezen. Om deze roden ticrt daar alleen de 
| boomgewas, zooals nagelen cn noten, waarvoor de grond niet be- 
worden omgewoeld. De nopalkultuur, die eenen uitnemend cn aan- 
| vruchtbaren grond of swaro bemesting vereischt, welko op Am- 
& gebrek aan vee nict to bewerkstelligen is, zoude derhalvo waar- 
k niet slagen, en do teelt van zijde is, niettegenstaande veelvul- 
[ndië daarmede genomen proeven, nog nergens op den daur gelukt. 
\smboina tot ceno vrijhaven verklaard, soo soude er zich zeker cenigo 
ehandcl vestigen, hoczcer de mededinging van Makassar cn Menado 
4 nimmer zeer aanzienlijk sullen doen worden. Andere middelen 
edering der stoffelijke welvaart zullen wel bezwaarlijk zijn op te spo- 
van het (rouvernement kan men niet verlangen, dat het, zonder 
gt op vergoeding, nog voel moer zal ten koste leggen aan evnc be- 
die reeds sedcrt geruimen tijd, in stode van winst, verlies opker crt. 
en echter mede, dat moer moge worden grudaan voor de godedicn- 
| sedelijke ontwikkeling van den Christen-Amboinces, waarvoor hij 
beeft mer vatbaar te zijn. 


s, Mes 1431 
n.C. Vv. D. WIJCK. 


new ineen vv 


MEDEDEELINGEN. 









Bezock van den Boro-BOEDO (uit een schrijven van den Heer A. B. 
STUART, fe Soerakarta)..... Het werk van RAFFLES is ten aanzien van ke: 
in mijne oogen meest belangrijke gedeelte, het beeldhouwwerk, dat de mr 
ren van de benedenste omgangen ter wederzijde, van boven tot een 
ver beneden den tegenwoordigen grond, bedekt, uiterst onvolledig, 
zoover zijne platen betreft; want ik heb nog geen tijd gehad, om zijne an 
schrijving over te lezen. De Ramajana, en bepaaldelijk de apenoorlog, 
blijkbaar een der voornaamste onderwerpen van de daar voorgestelde j 
reelen. Ook herkent men mythen uit de vorige incarnaties van Wisa 
onderanderen herhaalde voorstellingen van den reusachtigen schildpad, war 
op zich een aantal menschen uit het water redden. Met meer kennis 
de Indische fabelleer en oudheidkunde zou ik zeker nog veel merkwaardigs' 
hebben opgemerkt, wat mij nu duister bleef. Zoo zag ik onder andere | 
verscheidene plaatsen het beeld van eene geit of een steenbok, waarss, : 
naar het scheen, goddelijke eer werd bewezen, als ook van een groot schip, 
welks gedaante aan de oude galeijen herinnerde. Uit het oogpunt van kun 
waarde lieten de menschenbeelden nog al wat te wenschen over, ofschoon 
sommige figuren vrij wel gelukt waren. Dit laatste was echter meer alge 
meen het geval met vele diersoorten, vooral apen, olifanten, geiten, gal- 
zen, cnz., die in de meest verschillende houdingen zoo natuurlijk en ku®- 
stie waren voorgesteld, als men ’t van een Europeesch beeldhouwer 9“ 
kunnen verlangen. Maar inzonderheid werd mijne belangstelling opgewekt 
door al, wat op de zeden en levenswijze der natie betrekking had, da 


MEDEDEELINGEN. 77 


i in monig opsigt de meest verrassende overeenkomst opmerkte met het- 
gen wij nog heden op Java zien. Danseressen, in houdingen, voel meer op 
Me der hedendaagsche ronggings gelijkende, dan de afbeelding in RAPFLES, 
mm begeleid door handgeklap cn gamelanspel; jagers, met blaasroeren ge- 
wapend, die nog heden nict geheel door het kostbaarder schictgewcer ver- 
Mengen zijn; landbouwers achter de ploeg, hunne karbouwen of gebulte 
Bengaaleche ossen besturende; vorsten of grooten, de hulde en de giften 
bameer onderhoorigen ontvangende, of onder statig geleide, met pajongs 
ma allerici teekenen van waardigheid, selven bezoeken afleggende, of in rus- 
| houding door vrouwelijke bedienden gepidjet; dergelijke taferceles 
men bij clken stap, en wordt er — zoo was 't mij althans — tel- 
mecr door overtuigd van de nationaliteit der stichting, maar tevens 
mam de hoogst ongunstige verhouding tusschen den voorledenen en den te- 
igen beschavingstocstand des volks. Opmerkelijk is het ook, bij 
overcenkomst, dat van de afschuwelijke mistormingen, welke tegen- 

als bij onveranderlijke conventie voor 't menschenbeeld door de 

zijn aangenomen — want de wajangpoppen strekken hun thans 













emnig voorboeld, zoo dikwijls zij zich aan het teekenen wagen, — in do 
van Boro-Boedhoer nog geen zwoem voorkomt, hetgeen, dunkt mij, 
waarschijnlijkheid geeft aan do onderstelling, dat de invoering van 
Islam die verregaande verbastering der kunst heeft tewerggebragt. In 
en andere opzigten houd ik mij overtuigd, dat uit de overblijfselen 
Boro-Boedhoer ontaagchelijk veel te leeren valt, ofschoon ik er geene 
inscriptie nog jearcijfer aan ontdekt heb. 
Ontdekking van tempelgrotten in Bagelen. Voor cenige maan- 
hebben wij door cen schrijven met de over-land-mail vernomen, dat in 
mabighesd van Koeta-Ardjo, in Bagelen, belangrijke tempeksrotten ontdekt 
a Met verlangen zien wij hieromtrent nadere berigten te gemoet, bij- 
Mader omdat men tot nog toc van tempelgrotten op Java geene, of 
des cen enkel acer onbeduidend voorbeeld — het hol Sela Mangieng , in 
Lec — kent. 


- 


MEDEDEELINGEN. 


Bezoek van den BORO-BOEDO (uit een schrijven van den Heer A. B. COMM 
STUART, fe Soerakarta)..... Het werk van RAFFLES is ten aanzien van bt 
in mijne oogen meest belangrijke gedeelte, het beeldhouwwerk, dat de mm 
ren van de benedenste omgangen ter wederzijde, van boven tot een cad 
ver beneden den tegenwoordigen grond, bedekt, uiterst onvolledig, alfhass 
zoover zijne platen betreft; want ik heb nog geen tijd gehad, om zijae ke 
schrijving over te lezen. De Ramajana, en bepaaldelijk de apenoorlog, # 
blijkbaar een der voornaamste onderwerpen van de daar voorgestelde tale 
reclen. Ook herkent men mythen uit de vorige incarnaties van Wisnee: 
onderanderen herhaalde voorstellingen van den reusachtigen schildpad, wasr- 
op zich een aantal menschen uit het water redden. Met meer kennis vas 
de Indische fabelleer en oudheidkunde zou ik zeker nog veel merkwaardigs 
hebben opgemerkt, wat mij nu duister bleef. Zoo zag ik onder andererop — 
verscheidene plaatsen het beeld van ecne geit of een steenbok, waarsm, 





naar het scheen, goddelijke eer werd bewezen, als ook van een groot schip, 
welks gedaante aan de oude galeijen herinnerde. Uit het oogpunt van kuss _ 
waarde lieten de menschenbeelden nog al wat te wenschen over, ofschoon 
sommige figuren vrij wel gelukt waren. Dit laatste was echter meer alge 
meen het geval met velo diersoorten, vooral apen, olifanten, geiten, ga 
zen, cuz., die in de meest verschillende houdingen zoo natuurlijk en kus- 
tix waren voorgesteld, als men ’t van cen Europeesch beeldhouwer #2 
kunnen verlangen. Maar inzonderheid werd mijne belangstelling opgewekt 
door al, wat op de zeden en levenswijze der natie betrekking had, das 


MEDEDEELINGEN. 77 


t im menig opzigt de meest verrassende overeenkomst opmerkte met het- 
pen wij nog heden op Java zicn. Danseressen, in houdingen, voel meer op 
Ke der bedendaagsche ronggings gelijkende, dan de afbeelding in zarruas, 
m begeleid door handgeklap cn gamelanspel; jagers, met blaasroeren ge- 
Bepend, die nog heden nict geheel door het kostbaarder schictgewcer ver- 
oagen zijn; landbouwers achter de ploeg, hunne karbouwen of gebulte 
Beagaaleche ossen besturende; vorsten of grooten, de hulde en de giften 
hunner onderhoorigen ontvangende, of onder statig gricide, met pajongs 
m allerlei teekenen van waardigheid, selven bezoeken afleggende, of in rus- 
lade houding door vrouwelijke bedienden gepidjet; dergelijke tafcroelen 
Bemoet men bij elken stap, en wordt er — zoo was 't mij althans — tel- 
heme meer door overtuigd van de nationaliteit der stichting, maar tevens 
van de hoogst ongunstige verhouding tusschen den voorledenen en den te- 
pauwoordigen beschavingstocstand des volks. Opmerkelijk is bet ook, bij 
Beveel overeenkomst, dat van de afschuwelijke misvormingen, welke tegen- 
peordig als bij onveranderlijke conventie voor 't menschenbeeld door de 
lpvanen zijn aangenomen — want de wajangpoppen strekken hun thans 
8 eenig voorbeel}, zoo dikwijls zij zich aan het teekenen wagen, — in de 
wliefa van Born-Bocdhocr nog geen zweem voorkomt, hetgeen, dunkt mij, 
mige waarschijnlijkheid geeft aan do onderstelling, dat de invoering van 
hen Islam dic verregaande verbastering der kunst heeft teweeggebragt. In 
lene en andere opsigten houd ik mij overtuigd, dat uit de overblijfselen 
mm Boro-Boedhoer ontzagchelijk veel te leeren valt, ofschoon ik er geene 
mkele inscriptic nog jaarcijfer aan ontdekt heb. 

Ontdekking van tempelgrotten in Bagelen. Voor eenige maan- 
fea hebben wij door een schrijven met de over-land-mail vernomen, dat in 
de nabijheid van Koeta-Ardjo, in Bagelen, belangrijke tempelgrotien ontdekt 
myn. Met verlangen sien wij hieromtrent nadere berigten te gemoet, bij- 
wader omdat men tot nog toe van tempelgrotten op Java geene, of 
slechte cen enkel seer onbeduidend voorbeeld — het hol Sá Mangleng, in 
Kediri — kent 


BIJ DRAGEN 


TAAL- LAN D- EN VOLKENKUNDE 


NEERLANDSCH INDIË. 


TISPSCHRIFT VAN HET KONINKLIJK INSTITUUT 


PAat- TAAD PN VOLKPSATNDE VAN SERRE ANESCH TNT) 


AMSTERDAM, 
UTORIAT BIJ t. A. SPIN @ ZOON 


159. 


VERSLAG VAN DE TWEEDE ALGEMEENE VERGADERING VAN. 
HET KONINKLIJK INSTITUUT VOOR DE TAAl- LAND- EN 
VOLKENKUNDE VAN NEERLANDACH INDIE. 


GEBOUDEN TE DELFT, pew 246783 Arni 1852, ‘s wonoxss ren 11 cre. 


De President opent de Vergadering met eene korte toespraak. 

De Notulen der voorgaande Vergadering worden gelezen en goed- 
gekeurd. 

De Se-retaris doct, namens het Bestuur, verslag van den staat en 
de werkzaamheden dee Instituuts gedurende het jaar 1852 53. 

Ch» voorstel van den President wordt besloten dit stuk te plaatsen 
wm Act ceratrolgende nummer der Bijdragen (Zie Bijlage A). 

De Premdent stelt aan de orde de stemming over het aannemen 
can nieuwe Leden. Op sijn voorstel wordt Act Bestuur gemagtigd 
om nej coor den tijd can cen paar allen die zich coor het lidmaat- 
srhap mogten aanmeliien, sunder stemming ale Leden aan te nemen. 

(wp gelijke wye wordt de derinitiee vaststelling van de Huishoudelijke — 
bepalingen uitgesteld tot de volgende Voorzaarscergadering. 

Ihurna wordt de Vergadering coor een kwartier uurs geschord. 

Biv) hervatting der werkzaamheden stelt de President aan de orde 
het benoemen can een Bestuur. De Laden van het voorloopsge Be 
stuwr worden allen herkozen, behalee dat in plaats van den Leer 
VON SCHMIDT AUF ALTKKSTADT, die om rijn oortrek neer Se 


XXII VERSLAG VAN DE TWEEDE ALGEMEENE VERGADERING. 


riname voor het Lidmaatschap van het Bestuur heeft moeten bedan- 
ken, verkozen is de Heer Dr. J. HOFFMANN, te Leiden. 

Een der Leden voert het woord over de oprigting van een Fonds 
van uitvoering. Op verzoek van den President neemt hij op zich 
in eene volgende Vergadering daaromtrent een voorstel te doen. 

Niemand meer het woord verlangende wordt de Vergadering ge- 
sloten. 


ee ee dn 


OVERZIGT 


DEN STAAT EN DE WERKZAAMHEDEN 


BERT INSTITUUT VOOR DE TAAL”, LAND- EN VOLKENKUXDE VAN 


NLERIANDSCH INDIË, GEDURENDE HET JAAR 185] 52. 


Mijue Heeren! 


_soorzeleern Notulen hebben U herinnerd, dat in de Algemeene Ver. 
ming van 6 Junij jl vastgesteld werd een Keglement, bestemd om te 
den onderworpen aan 's Konings bekrachtiging. Ilze ie, sedert die 
emkomet, verleend geworden en het heeft tevens Z. M bebaagd, te vol- 
B aan venen tuceledigen wensch, bij gelegenheid der aanvrage geopen- 
rd, door zieh te verklaren tot Beerhermheer van het Instituut en door 
ierweorlosen dat het den naam van Aomallyé zal dragen. 

le dre ondertekenaars der Circulaire van Februanj 1551 werdep in 
rifle Algemeene \ergadering gemagtied, om, uit aanmerking der om- 
digheden waarin het toen pas geboren Insttuut verkeerde, het Bestuur 
en te etrilen op crne wijer, afwijkende van den in Art. 16 van het 
bant west iden regrl, waarvan de uitvoering toen erkend werd aan 
de merel: iheden onderhevig te mijn. Aan dat besluit uitvoering ge- 
3 zyjnde, beeft zich im eene op den 30° September j|. gchoudenc 
radenng cen Heetuur geconstitucerd, thans te mmengesteld uit de Heeren 


XXIV OVERZIGT. 


J. C. BAUD cn G. SIMONS, als Voorzitter en Onder-Voorzitter, T. ROORDA, 
P. C. G. GUIJOT, J. D. VAN HERWERDEN, C. LEEMANS, Jhr. B. H. VON 
SCHMIDT AUF ALTENSTADT, J. W. H. SMISSAERT, A. L. WEDDIK en Mr. w. 
WINTGENS, als Leden, G. L. BAUD, als Penningmeester en J. PYNAPPEL QE. 
als Secretaris. 

Om laatstgemelden in de redactie der Bijdragen en de uitgave der afgon- 
derlijke Werken bij te staan, wil Art. 32 van het Reglement, dat 
Commissie van Redactie zal worden zamengesteld. Op verzoek van het Be- 
stuur hebben zich met die taak wel willen belasten de Hecren T. ROORDA 
en S, KEIJZER. 

Tijdens het houden der laatste Algemeene Vergadering was het aantal 
Leden van het Instituut drie en negentig. Sedert is het met zeven en twinkig 


aangegroeid, gelijk u zal zijn gebleken uit de Naamlijst, opgenomen in het 


1°. nommer onzer Bijdragen. Na het afdrukken daarvan is de lijst ver- | 


rijkt geworden met eenen naam, reeds vermeld in de voorafspraak van 
onzen Voorzitter. Het is dien van den Heer Minister van Staat J. 3. Roe 
CHUSSEN, Oud Gouverneur-Generaal van Nederlandsch Indié, weinige dagen 
geleden van daar in het Vaderland terug gekeerd. Ten aanzien van de 
aan de ambtenaren en ingezetenen van Nederlandsch Indië te zenden uit- 
noodigingen, bevond het Bestuur zich in eenen ongewonen toestand. De 
bevordering der belangen van het Instituut kon ginds niet worden opge- 
dragen aan leden; deze waren er niet. Men loste die zwarigheid op door 


een beroep op de welwillende medewerking van de Heeren Mr. A. PRINS, 


Algemeen Secretaris van het Gouvernement van Nederlandschj Indië en 


J. C. TEENGS, Lid van de Factorij der Nederlandsche Handel-Maatachappij 


te Batavia. Men verzocht den ecrsten zich met het verspreiden onzer brie- 


ven van uitnoodiging, den laatsten zich met de betrckking van Adjunet- 


Penningmeester in Indië te willen belasten. 


| 
| 
| 
| 


OVERZIGT. XXV 


Met gevolg van hunne bemocijingen kan ons nog niet bekend zijn, ver- 
is het schip Prine Frederik, hetwelk de talrijke brieven des Bestuurs 
denam , eerst den 27°* December jl. in sce stak, — en derhalve Java 
@ ken bercikt hebben voor de maand, welker laatste Zaturdag ons hier 
wemigd vindt. 

BR Art. 5 van het Reglement ie bepaald, dat personen buiten Neder- 
nd em zijne Overzeesche Bezittingen woonachtig, wier verbinding aan het 
siamut wenschelijk geacht wordt, tot Buitenlandsche Leden kunnen wor- 
B benoemd. Zij zijn volgens bet slot van Art. 6 niet aan stemming on- 
peerpen. Uit dit cen en ander heeft bet Bestuur aanleiding genomen 
B tat Buitenlandsche leden te benoemen, de Heeren : 


Tuomas nousrieLD, Directeur van het Muscum der Oost-Indische Com- 
gate, te London; 

Joux crawrumw, Schrijver van vene Geschiedenis van den Indischen 
rehipe! ; 

DY. CHRISTIAAN LASSEN, gewoon Hoogleeraar in de Oud-Indische Taal en 
terkunde, te Honn; 

Erokxr sursotr, Hoogleersar in het Sanskrit te Parijs; 

Epocarp puLaumiem, Homzleeraar in het Maleisch, aan de echool voar 


sende (katerche Talen, t Pan). 


Hoeseer mitadien onae betrekkingen tot Nederlandsch Indie nog uiet zijn 
mestagd, en de bron van waar wij hopen dat rijke bijdragen ean bet In- 
Buut zullen tocviorijen, mog niet ontsloten ie, ondervinden wij van ecne 
phere wide onverwachte medewerking. Met Ministerie van Kolonia is 
mw dour het afstaan sau belangrijke verslagen te gemoct gekommen; bij- 
edere persoorn hebben hunne verzamelingen voor ons gropend. Het In- 
meet han reeds beechikhen mer de volgende bandechrifice : 


XXVI 


3°. 


40, 


6°. 


1°. 


8°.. 


9°. 


10°. 


‘Een Javaansch Handschrift, hetwelk onder den titel van Kita Toe- : 


OVERZIGT. 


De mineralogische Verslagen van D", cROOCKEWIT, omtrent Banka, . 
Billiton en Malakka. 
Eene natuurkundige en cthnographische Beschrijving van Borneo, 
door D". SCHWANER, in leven Lid van de Commissie voor het Ne- 
tuurkundig onderzoek in Nederlandsch Indié. 
Een berigt omtrent de Reizen en onderzoekingen van D*. s. MUL- 
LER op Sumatra. 

Deze drie Stukken heeft het Instituut te danken aan de welwil- 


lende hulpvaardigheid van den Heer Minister van Koloniën. 


pah, in 359 Artikelen, cene vrij volledige vertaling geeft van het 
kort begrip van het Mahomedaansch regt, door de Arabische Ju- 
risten Modmelat genoemd. 

Een Javaansch Handschrift, behelzende eene Geschiedenis van Java, | 
beginnende met ApJI-säkä en loopende tot na den dood van Soesoe- : 
hoenan MANGKOERAT, in het jaar 1626 der Javaansche tijdrekening. 
let Handschrift eindigt midden in het verhaal van de aanleidende 





oorzaken der uitwijking van PANGERAN POEGER naar Samarang. 
Twee Kavi-Handschriften, waarvan het cene waarschijnlijk de Wr 
wdhaá is, 
Eene Verzameling van Chinesche Wetten in het Nederduitsch. 
De beschrijving van eenen ouden Tempel te Brambanan. 
Eenige Javaansche papieren, zoo als de staat des boedels van Z. H. 
Sulthan AMANGKOE BOEWANA IV en dergelijken. 
Kenige Afschriften van Maleische Brieven en andere Stukken, be- 
trekking hebbende tot de gebeurtenissen van Palembang in de jaren 
18]1 en 1812. 

De Stukken N°. 4 tot 10, aan het Instituut welwillend afgestaan 


OVERZIGT. XXAVII 


door Jhr. r. KE. M. VAN ALPHEN, zijn volgens zijne opgave her- 

komstig van wijlen den Heer N. ENGELHARD, die tot het jear 1805 

gewigtige ambtsbetrekhingen op Jaca bekleedde. 
13°. Een Geschrifl op lontarbladen in de Kawi-taal, gevonden in de 

vesidentic Aedoe op Jaca. 

Het Stuk N°. 11 is aan het Instituut afgestaan door den Heer 

3. C. RAUD. 
Wet Bestuur heeft zich gehaast om de aldus ontvangene bewijzen van 
Weiende medewerking zoodanig te benuttigen, als zonder twijfel lag in 
p badeeling der inzenders. 
Be is besloten aan de Commissic van Redactie over te geven de Hand- 
Belen N°. 1, 2 en 3, om daarvan, naar aanleiding van het bepaalde 
§ Ast 28 van het Reglement, de uitgave als afzonderlijke werken van 
age bet Instituut te bezorgen. Van dic werken zijn de twee cerste reeds 
pies de pers. Het Handschrift N°. 4 wordt voor den druk gereed ge- 
wakt door den Heer s. Krrzem; de uitgave zal kunnen aanvangen, zoodra 
p Haer wixtan, tc Socrakarta, eenige aan zijne rijpe kennis onderworpen 
ngen, met zijne gewone bereidvaardigheid, zal hebben beantwoord. [De 
lesen vermeld onder N°. 10, hebben gediend voor bet opstel “Palem- 
mg tm 1811 en 1512," voorkomende in N°. 1 der “Bijdragen” van bet 
weteat. Voor het bearbenten der Aasrs-Mandschrifien wordt cene meer- 
me Kennis van die doode taal vervischt, dan wij nog bezitten. 
Hest ie bier de plaats om te spreken van cen Handschrift, in twee deelen in 
ho. tan den beroemden atwrnits, ten titel voerende “de Ambonse Hie 
me, van hetwelk inzage is verleend aan bet Bestuur. Het Bestuur zal 
me Commissie aitnoodigen om te onderzoeken of dit Handerknft, alsmede 
t de verzameling van wijlen den Heer x. sxogimarp behoorende, irte 
wat hetwelk niet reeds door ValENTIJK cn anderen 1e bekend gemaakt. 


AXAVITI OVERZIGT. 


Eindelijk, Mijne Heeren! wijs ik U op de uitvoering door het Bestuur 
gegeven aan Art. 27 van het Reglement. Eene reeks van vragen is opge- 
maakt, en, als gedeelte van den inhoud van het 1° Nummer der “Bijdn- 
gen” rondgezonden. De beantwoording dier Vragen, allen liggende binnen 
den kring, waarin het Instituut wenscht werkzaam te zijn, zal, hopen wij, 
ook buiten dien kring nut kunnen stichten en cen nieuw leven schenken 
aan den geest van onderzoek en werkzaamheid, waarvan de opwekking een 
der oogmerken van onze Vereeniging is. 

Aan onzen Penningmeester is dank verschuldigd, voor de wijze waarop 


hij de nog geringe geldmiddelen van het Instituut heeft beheerd. In he 
tijdvak van November 1851 tot Maart 1852, hebben de ontvangsten we- 


gens contributiën bedragen. ...................…... ef 1718.00 
De uitgaven voor brievenport.......... ccc cece rece arcane r 3.55 
Het saldo in kas was op den 27% Maart jl.............. F 1710.45 


DELFT, 24 April 1852. 
De Secretaris, 


J. PIJNAPPEL GZ. 


Door een stuk over Billiton van den Heer c. pr GROOT, voorkomende in het Natuur-- 
kundig Tijdschrift (Jg. 3, afl. 1, 2), ben ik in staat om cen paar namen te verbeteren, 
die in het onlangs verschenen Banka, Malakka en Billiton, 'aGrav., K. Fuhri, 1882, 
verkeerd staan opgegeven. 

Voor Badan (bl. 104 en verder) lees Bada. 

— Tadjan (w 107 al.) en Padjam (bl. 113) — Tadjem. 
— Mang (w 108) — Liang. 
Bij andere namen zijn het slechts spelfouten, van te weinig belang om er hier opzet- 


telijk op terug te komen. 


P. 





PROEVE VAN EENE GESCHIEDENIS 
van Das 


HANDEL EN HET VERBRUIK VAN OPIUM 


NEDERLANDSCH INDIË. 





~ 


Ha Koninklijk Instituut voor de Taal-, land en volkenkunde van Neder- 
landech Indie, beeft, blijkens het 1°. Nummer van zijne bijdragen (blads. 
XVIII), de geschiedenis van den handel cn het verbruik van opium in Ne- 
derlandsch-Indie onder de vraagpunten opgenomen, bedoeld bij art. 27 van 
zijn reglement. 

Die geschiedenis is voor de kennis der seden van de inheemsche berol- 
king dier landcn van zoo hoog gewigt, dat men gerustelijk mag beweren, 
dat eene beschrijving dier seden onvolledig sou zijn, wanneer het belang- 
rijk onderwerp, waarvan thans sprake is, daarin werd voorbij gezien. 

Men zrege nict dat de zaak reeds genoegzaam opgehelderd ie. Zonder 
de verdiensten te willen verkleinen van hetgeen dasroantrent voorkomt in 
het Jndisrh Magparyu en in het Tijdschrift voor Nederlandsch fndid‘, zijn 
dig, maar laten de vroegere geschiedenis van den Opiumbandel geheel in 
het duister, soodat de gewigtige vragen, wanneer en wear het verbruik 
brgonnen is, en of bet al dan niet tocnermt, door de schrijvers dier ar- 
kelen geenzins op eene voldoende wijze zijn toegelicht. 

Hocacer bet tegenwoordig opstel bestemd ie om de onvoliedigheid der 


' fadseà Magasys, door 1. DE waat, 1866, p. MM on velgg Fyderdryt voor 
\ -scviendagh lade, doer In ow. B. van BOtvELL, 19% Jaaryang 


had 


AXVIT OVERZIGT. 


Eindelijk, Mijne Heeren! wijs ik U op de uitvoering door het Bestuur 
gegeven aan Art. 27 van het Reglement. Eene reeks van vragen is opgt- 
maakt, en, als gedeelte van den inhoud van het 1° Nummer der “Bijdr- 
gen” rondgezonden. De beantwoording dier Vragen, allen liggende binnen 
den kring, waarin het Instituut wenscht werkzaam te zijn, zal, hopen wij, 
ook buiten dien kring nut kunnen stichten en cen nieuw leven schenken 
aan den geest van onderzoek en werkzaamheid, waarvan de opwekking een 
der oogmerken van onze Vereeniging is. 

Aan onzen Penningmeester is dank verschuldigd, voor de wijze waarop 
hij de nog geringe geldmiddelen van het Instituut heeft beheerd. In het 
tijdvak van November 1851 tot Maart 1852, hebben de ontvangsten we- 
gens contributiën bedragen.................e.es econ ence f 1713.00 


De uitgaven voor brievenport. ............ seven eere ee r 3.55 
Het saldo in kas was op den 27%" Maart jl..............f 1710.45 


DELFT, 24 April 1852. 
De Secretaris, 


J. PIJNAPPEL GZ. 


Door een stuk over Billiton van den Heer c. pr GROOT, voorkomende in het Natuur-- 
kundig Tijdschrift (Jg. 3, afl. 1, 2), ben ik in staat om cen paar namen te verbeteren, 
die in het onlangs verschenen Banka, Malakka en Billiton, 'sGrav., K. Fuhri, 1852, 
verkeerd staan opgegeven. 

Voor Badan (bl. 104 en verder) lees Badaw. 

— Tadjan (w 107 al.) en Padjam (bl. 118) — Tadjen. 
— Mang (w 108) — Liang. 

Bij andere namen zijn het slechts spelfouten, van te weinig belang om er hier opset- 

telijk op terng te komen. 


P. 


PROEVE VAN EENE GESCHIEDENIS 


van Das 


HANDEL EN HET VERBRUIK VAN OPIUM 


NEDERLANDSCH INDIË. 





Hea Koninklijk Instituut voor de Taal-, land en volkenkunde van Neder- 
landsch Indie, heeft, blijkens bet 1°. Nummer van zijne bijdragen (blads. 
XVIII), de geschiedenis van den handel en het verbruik van opium in Ne- 
derlandsch-Indie onder de vraagpunten opgenomen, bedoeld bij art. 27 van 
zijn regierment. 

Ihe geschiedenis is voor de kennis der seden van de inheemsche bevol- 
hing dier landen van zoo hoog gewigt, dat men gerustelijk mag beweren, 
dat eene beschrijving dier seden onvolledig sou sijn, wanneer het belang- 
njh onderwerp, waarvan thans sprake is, daarin werd voorbij gezien. 

Men ergge nict dat de zaak reeds genoegzaam opgehelderd ie. Zonder 
de verdiensten te willen verkleinen van hetgeen daaromtrent voorkomt in 
het IJndisrh Megaryn en in het Tijdschrift voor Nederlandsch Fndif*, zijn 
die mededeelingen slechts ten aanzien van dea Interen tijd cenigzine volle- 
dg, maar laten de vroegere geschiedenis van den Optumhandel geheel in 
het duster, soodat de gewigtige vragen, wanneer en waar het verbruik 
begonnen is, en of het al dan niet toeneemt, door de schrijvers dier ar- 
tikelen geenzins op cene voldoende wijse zijn toegelicht. 

Hocarer het tegenwoordig opstel bestemd ie om de onvolledigheid der 


' ladarh Magasje, door &. DE waat, 1666, p. & cn veigg Fydrdryt cow 
\racvlendach Jadu, deer Dr ww. un van wotvrrs, 19% Jaargang 


oe 


80 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


zoo evengenoemde aan te vullen, durft men daaraan geen’ anderen naam 
dan dien van eene proeve te geven. Het is de zamenvoeging van een aan- 
tal verspreide aanteckcningen, gemaakt gedurende eene veeljarige gemeen- 
zaamheid met de Indische zaken, aanteekeningen, nu voor het eerst aan 
eene stelselmatige rangschikking onderworpen, en daarbij vol leemten be- 
vonden. Die leemten zullen, voor een groot gedeelte, slechts door de 
welwillende medewerking van in Indië woonachtige leden des Institunts 
kunnen worden aangevuld. Zij wordt dan ook met aandrang ingeroe- 
pen, vooral ten aanzien van den tegenwoordigen toestand van het Opium- 
verbruik in die gedeelten van Nederlandsch-Indië, alwaar de voorwaar- 
den der pacht zoodanig zijn ingerigt, dat zij geen licht verspreiden over 
de verbruikte hoeveelheden. Dic medewerking wordt ook ingeroepen met 
betrekking tot do kennis der standen, onder welke het opiumrooken het 
meest in zwang is, en der uitwerkselen, welko dat gebruik heeft, op 
den ligchamelijken en zedelijken toestand der bevolking. Zoo er toch velen 
zijn, dic aan hot hebbelijk gebruik van opium de ergste gevolgen toe- 
schrijven, anderen beweren daarenteren, dat die gevolgen zich alleen ver- 
toonen bij do weinigen, bij wie het gebruik in misbruik is ontaard, en die 
met onze dronkaarde kunnen worden gelijk gesteld, terwijl de groote hoop 
daarvan geene schadelijker uitwerkselen ondervindt, dan onder ons worden 
toegeschreven aan het dagelijksch inslurpen van ceno geringe hoeveelheid 
sterken drank. 

Zoo gelooft MARSDEN, dat de bestrijders van het heulsap zich aan over- 
drijving schuldig maken. Hij erkont wel opiumrookers gezien te hebben, 
dic allo uitwendige teekenen van uitputting vertoonden, maar hij voegt er 
bij, dat die personen zich ook aan andere buitensporigheden schuldig maak- 
ten, en waarschijnlijk, ook zonder het opiumrooken, een ongunstig voorko- 
men zouden gehad hebben. “De goudhandelaars van Zimoen en Batang 
€ Assei,” zegt hij, “eene arbeidzame on dadige klasse van menschen, en ech- 
“ter, zoo ruimschoots als eenig volk, aan het gebruik van opium verslaafd, 
“zijn desniettemin de gezondste en krachtigste menschen, die men op Su- 


“matra ontmoet £” Een ander schrijver, de Sondies, een tak van de be- 








' Marsney, lisstory of Sumatra, p 27% 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 8] 


kende Rayports, beschrijvende, noemt ze “cen krachtig en dedig, maar on- 
scheerhaafd en onkundig volk, overgegeven aan het gebruik van sterke dran- 
“ken en vooral aan dat van opium |.” 

Het Instituut wil het antwoord op de gedane vraag verdeeld hebben 
im vier tijdperken, als: 

1°. Het tijdvak, waarin de Nederlanders geen invloed op den Indischen 
opiumhandel uitoefenden, eindigende met het jaar 1600 der Christelijke 
tijdrekening. 

2°. Dat, waarin die invloed slochts op cene middelijke wijze bestond, en 
decor geen uitgestrekt territoriaal bezit werd ondersteund, namelijk van het 
jaas 1600 tot 1740. 

8°. Het tijdvak, waarin de Oost-Indische Compagnie haren opiumhandel 
deor bet verworven oppergezag onmiddelijk kon bevorderen, aanvangonde 
met het jaar 1740. 

4°. Het tijdperk, asanvangende met de herstelling van het Nederlander he 
gumg in 1816. 

Men sal zich in deze procve zoo veel doenlijk aan die chromologisrhe 
venderding houden, na cenige algemeene herinncringen en aanmerkingen . 
bij wir van inleiding, te hebben laten voorafgaan. 


Sedert vele ecuwen was bet gebruik van opium in Arabie, Turkije, Perzië 
en Hindostan, als voorwerp van weelde, in zwang. Niet slechts in de 
verblijven der aanmienlijken en in de versamelpleatecn der lediggangers word 
het kasuwen van fors van lieverlede cene dagelijkerhe gewoonte, maar 
het beulsap werd, vooral bij de Turken, soms op grooter echaal gebruikt. 
Men gaf het den krijgslieden als opwekkingsmidde! gedarende cenen veld- 
tegt, en dan was de gchecic voorraad der omliggende provincièa wel cene 
ontoereikende voor de behoefte des legers, wanneer aansacnlijke otrydkrach- 
ten waren bijcengetrokicn. 

Eene lange worsteling ging in Turkije san dicen toestand vooraf. De 
strenge uitieggers van den Koran verklaarden het gebruik van opium voor 


' Marencm’es Ceefral Jada, U, p 154 
° Het weord ekoru te bijkkaar ere verbasteneg van bet Letymerbe open. ofstam 
arme van het Grekerbe baie (onp) 


4° 


82 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


onwettig, ofschoon Mohammed het niet uitdrukkelijk heeft verboden; maar 
die uitspraak belette niet dat de mode van het opiumeten zich meer en 
meer vestigde. De sultans bleven langen tijd onzijdig, tot dat murap IV 
(A°. D°. 1638) partij koos tegen de Opiophagen, en hen met zijne gewone 
gestrengheid vervolgde. Na zijnen dood werd het opiumeten met ver- 
nieuwde kracht hervat, breidde zich wijder en wijder uit, en bleef zelfs 
niet altoos vreemd aan de paleizen zijner opvolgers !. 

De vorm, waarin het heulsap in Turkije, Arabië, Perzië en Hindostan bij 
de rijken en aanzienlijken wordt gebruikt, is die van een opiat, gemengd, 
naar gelang van den rijkdom der verbruikers, met specerijen, amber, aloë, 
cochenilie, muskus en zelfs met poeder van paarlen en edelgesteenten. 

Voor het gebruik der mindere Klassen wordt het opium gemengd met 
rijst of andere gelijksoortige zelfstandigheden, en verkocht in de gedaante 
_ van kleine pillen, die men in een doosje bij zich draagt. 

Men beweert, dat de in het Oosten zoo menigvuldige kwakzalvers veel 
hebben bijgedragen om het gebruik van opium algemeen te maken, door 
het aan te prijzen als behoedmiddel tegen vele kwalen. Zij die er op ver- 
zot zijn, beweren dat het wellustige neigingen opwekt, het genot van den 
bijslaap rekt, aangename droomen verschaft, en, wakende, moed en krachten 
schraagt, en de verdrietelijkheden des levens doet vergeten. JUAN DE BORBA, 
een Portugees, wiens schip in 1521, in cenen hevigen storm, in de In- 
dische zee, zonk, redde zich, met acht personen der bemanning, in eene 
boot, en kwam, na negen dagen zwervens, ‘“‘wonderbaarlijck tot Aches, 
“alsoo hij en d'andere agt, in alle dien tijd niet en aten of droncken, 
“maar nuttigde ieder van haar alleenlijck een korrel opium, dat soo groot 
“is als korrel peper, die een Moor denwelcken derwaarts ging, tot het 
‘grootst geluk van de weereld, bij zig had, alsoo dat volck soo daaraan 
“gewent is, dat zij sonder hetselve niet konnen zijn 2.” 

In den Imdischen Archipel en in China wordt het opium zeldzaam ge- 
kaauwd, maar algemeen gerookt. Wij kunnen voor die afwijking van het 


oorspronkelijk Turksch en Aziatisch gebruik geen’ anderen grond vinden, 


' D'onssox, Tableau général de Tempire Ottoman. 


* De ceertrefelijke voyagién door de Portugrisen gedaan na Oost-Indië, II, p- 116. 


DE OPILMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 83 


dan hct onophoudelijk kaauwen, door de Javanen en Maleijers, van siri 
met kalk co pinang (betel) en tabak. De mond aan de krachtige prikke- 
ling dier selfstandigheden gewoon, zal weinig smaak hebben gevonden in 
bet kaauwen van opiumbercidingen. Ilet voorbeeld der Europesche rookers 
van de gedroogde bladen der tabaksplant, zal toen het denkbeeld hebben 
doen ontstaan om op soortgelijke wijze het opium in te ademen. Welligt 
geloofde men, of had men ondervonden, dat het rooken minder schadelijk 
ie, dan bet eten. Dat gebruik, eenmaal in den Indischen archipel alge- 
meen geworden, zal van daar naar China zijn overgebragt. Valgens OUTZLarr 
werd het tabakplanten en rooken eerst onder JOXG-TSCHING (1723—1785) 
algemeen in China. Veel later kwam het rooken van opium (dusver slechts 
bij de artscnijmengers bekend) in rwang, denkelijk, argt hij, op het voor- 
beeld van Chinczen, die dit gebruik godurende han verblijf onder de Ma- 
leijers hadden aangenoroen. 

Het beulsap, zoo als bet door den handel wordt geleverd (opiam cradum), 
wordt voor de rookers in water opgelost, gezuiverd van de veselen en an- 
dere careinbeden, waarmede het is vermengd, en vervolgens verdampt en ge- 
kookt tot dat de lijvigheid van gewone stoprerw is verkregen. Dit deeg wordt 
in de grdaante van dunne koeken aan cen sterk vuur blootgesteld, welligt 
om bet gebruik minder schadelijk te maken of om aan bet heulsap eenen 
bijannderrn, den rookers aangenamen, smaak mede te deelen. [eze koeken 
worden daarna weder in water opgelost, andermaal tot de dikte van siroop 
verkookt, en eindelijk met fijn gekorven tabak vermdigd, tot dat het ge- 
beri zich tot kleine pillen laat kneden. Het zijn dese pillen, eoms ook 
sonder tabak gemaakt, welke de opiumrooker ontsteekt, om den damp 
daarvan, door middel van eene pijp, in tc ademen en weder door de nrus- 
gaten uit te blasern. Men kan aannemen, dat, bij doorelag, uit 100 deelen 
epeum cradem 50 deelen opium deprratum worden getrokken. 

In den Indiechen Archipel beeft bet opens ormdem den Turkechben seam 
van efarn — gewoonlijk epsorn uitgesproken — behouden. In de acdmini- 
etraticve taal van Nederlanderh-indie is dit emfioen geworden. In China heet 
het ()-for-yorng, ook url {porn of Ve-pi-en, in Japan, 4fen. De volken van 
den Indiwben Archipel noemen bet opiom deparetem (jender, de voor het 
ecbeuk geechikte opium, met of zoader tabak gemengd. mortel 


84 DE '‘OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


De teelt van opium in het groot schijnt gedurende eenige eeuwen geene 
verplaatsing en getne andere wijziging te hebben ondergaan, dan eene 
trapswijze uitzetting, evenredig aan het toenemende verbruik. Nog altoos 
zijn Klein-Azië, Egypte, Arabië, Perzië en het voormalig gebied der Groote 
Mogols, de plaatsen van productie. De teelt van het heulsap in Opper- 
Egypte (Thebais), die sedert de tijden der grijze oudheid langzamerhand 
was verminderd, is door MEHEMED-ALI, als eene verpligte kultuur, op 
nieuw uitgebreid. _ 

China, thans de zetel van het aanzienlijkste opiumverbruik, heeft deze, 
in vele opzigten zoo merkwaardige, koopwaar nimmer in het groot voort- 
gebragt, hoezeer de papaver in China groeit, en de eigenschappen van het 
maansap aan de Chinezen bekend zijn, en in hunne geneeskunde worden 
aangewend. De aanvoer in het groot, voor het gebruik der rookers, kwam 
steeds uit het Westen. Dit blijkt onder anderen uit eene Memorie, in het 
jaar 1836 aan den keizer van het Hemelsche rijk ingeleverd door Hzv- 
NAETSE, cen voornaam staatsdienaar, die den invoer van opium weder als van 
ouds, tegen betaling van een inkomend regt, wilde hebben toegestaan, om- 
dat het gebleken was, dat het verbod van invoer krachteloos was, en slechts 
voedsel gaf aan eenen toenemenden sluikhandel. 

“Oorspronkelijk,” zegt HEU-NAETSE, “werd het heulsap onder de genees- 
‘middelen gerangschikt; zijne eigenschappen zijn opwekkend, het stuit over- 
“vloedige ontlastingen en keert de kwade gevolgen van schadelijke dampen. 
“In de materia medica van LI-SCHI-TSCHIN, van de tijden der dynastie van 
‘Mina, wordt het .4-foe-yoeng genoemd.” 

Na de gevolgen van het inademen (rooken) van opium te hebben beschre- 
ven, vervolgt hij aldus: 

“Tijdens de regering van KIEN-LUNG *, en ook vroeger, werd opium in 
“het Cantonsch tarief opgenomen onder de geneesmiddelen, en betaalde een 
“inkomend regt van 3 taël per 100 katti, behalve een additioneel regt van 
“2 taël, 4 mas en 5 condorijn voor clk pak, onder den naam van pak- 


“kengeld. Daarna werd de invoer verboden 2,” 








' Van het raar 1736 tot 1796. 


* Carvespoa tener relalice te China, presented lo both houses of Parliament, 1840. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 853 


Ten aanzien van de materia medies van LI-TSCHI-TSCHiN, en van de be- 
kemdheid der Chinesen en Japanners met de eigenschappen van het opium, 
in vroege tijden, zal men belangrijke bijsonderheden aantrefien in enne 
nota van mijnen geachten vriand Dr. norruaxn, te Leyden, achter deer 
peeove gevoegd '. 


EERSTE TIJDVAK, 
rindigende met het jaar 1600. 


Men heeft uiet kunnen ontdekken, wanneer bet gebruik van opium in 
Nederlandsch Indid is aangevangen. De papsaver niet tot de inhosmeche 
planten beboorende, moet het verdikte sap em zijne cigenechappen, in den 
Indiechen Archipel zijn bekend geworden door middel der seohandelenrs. 
Reeds vroeg waren Singepoers, later Malaka, algemeene stapelplaatsen voor 
Westelijk, Zuidelijk en Oostelijk Azic, werwaarts de kooplieden van Java, 
Sumatra cn de verdere gedeelten van dien Archipel zich begaven, om de 
voortbrengselen hunner eilanden iu te ruilen tegen vreemde voorwerpen 
van behoefle en weelde *. 

Det daaronder cok opium behoorde is meer dan waarschijnlijk; de Por- 
tagesen althans voerden opium naar Malska, voor de verschijning der Ne- 
derinaders on E.ngelschen in Indië ®. De Malsijer van het Schiereiland mi 
tm de algemeene verzamelpleatsen pict vreemd sijn gebleven aan de, bij de 
taboorlingen van Westelijk-Azië hecrechende, opiophagic, en zoo sal het opium- 
eten zieh van eiland tot eiland hebben voortgeplaat. 

Dear, waar de grond de kostbaarste produkten cu de handel de mecste 
voordeelen opleverde, zal dese nieuwe weelde de cerste navolgers hebben 


* Le bylage, N° | 

2 Ds sansue, Srherpatoyt vem ALFUMMO DalstQqtssqts, p 200 om volgg 

Ky (de Portageermì cofte mende in Cambeys ende Beretta, veel geamolicn bnoter 
on verte, potten of balen, hingh, amfvce, comijn, moetertaandt, meeniedte van catorn 
mende gpneren daarvan geoponsen , ds ce wederom mars Maienn , Maren cade Chems ter 
~errre” Reordepmagbe rea t Comagriche Gessaretce, m hei verk geideld Arye 
rade rootgang can de | O0 | Compegues 


86 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


gehad, en wij vinden dan ook de eerste sporen van het gebruik van opium 
in de Molukkos en in de landen waar de peperteelt bloeide. — 

In de Malcische en Javaansche woordenlijsten door de reizigers van de 
zestiende eeuw gegeven, komt het woord afioen niet voor’, hetwelk in 
allen geval bewijst, dat die reizigers het gebruik van opium niet hadden 
opgemerkt. 

Op welk tijdstip het rooken van opium het kaawven daarvan heeft ver- 
vangen, kan eenigermate worden bepaald, vermits dat gebruik zonder eeni- 
gen twijfel ontleend is geworden aan het rooken van tabak, volgens de 
Javasche geschiedboeken, aldaar begonnen in het jaar 1601%. Al bezaten 
wij deze aanwijzing nict, de naam van ¢émbakoe, in den geheelen archipel 
aan de tabak gegeven en klaarblijkelijk van Portugeschen oorsprong, zou 
eene voldoende aanwijzing verschaffen, dat wij hier te denken hebben aan 
de laatste tijden der Portugesche heerschappij in die landen. 

De hoegrootheid van het verbruik van opium in den Indischen archipel 
in het laatst der zestiende eeuw, kan niet met eenige zekerheid worden 
berekend. 

Het was de gewoonte der Aziatische Vorsten niet, naauwkeurige santecke- 
ningen te doen houden van den in- en uitvoer in hunne staten. Bijaldien 
zulke aanteekeningen al bestaan hebben onder het gezag der Portugezen 
schijnen zij bij het veroveren hunner bezittingen door de Nederlanders te 
zijn te loor gegaan. Ware het anders, men zou in de archieven van Ma 
laka gewigtige bijdragen behooren te vinden voor het onderzoek, hetwelk 
ons thans bezig houdt. 

De reisbeschrijvingen van het einde der 16% en het begin der 17% eeuw 
zijn de eenige bronnen, waaruit, ten aanzien van den opiumhandel in dat 
tijdvak, ophelderingen konden worden gezocht. Men heeft dit beproefd , en 
ziet hier den uitslag van die poging. 

De reis van JAN HUYGEN VAN LINSCHOTEN had plaats in 1588 en drie of 


vier volgende jaren. Zijne beschrijving van eenige Indische handelplaatsen, 


' Zic onder anderen die van PIGAFFETA, in zijn Premerr voyage autour du monde 
pendant les années 1519—22. 


7 Crawrirn, Hlistorw of the Indian vrchiprligqe, 1, 14 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. $7 


gedeeltelijk aan Portugesche schrijvers ontleend, geven cen vrij duidelijk 
denkbeeld van den handel, dic daar gedreven werd. Malaka had destijds cen 
boogrn trap van voorspoed bereikt. De handel van Suade-Aalapa, bet 
tegenwoordig Batersa, was mede aanzienlijk. Na de artikelen te hebben 
beschreven, die van daar werden uitgevoerd, zoo als peper, specerijen cn 
dergelijken, wet hy. “De waren dic daer begheert ende verhandelt wer 
“den, in mangrlinghe van dese specerijen, sijn dese naer volghende, te wee- 
“fen differente soorten ende coleuren van cattoenen lijwact, welck comt 
“at Cambava, Choromandel cnde Bengala, als Serrasecs de Gebayes cn- 
“de gheschildrric tapen van sint THOMAS, van 5 ellen, sijn doecken alsoo 
“ghenacmt. [ijt Hengalen wit catoenen lywart, te weten: sarampuras, 
“cnesas, sateposas ende swarte satopasen ende sommigh ongebleijckt lij- 
cwact.”" Van cenigen aanvoer van opium spreckt hij nict, hoezeer hij de 
landen opnormt, al waar ook destijds het beuleap in groote hoereelbeid werd 
toortgrbragt. 

Det hy met het verdikte sap van den slaapbol seer goed bekend was, 
bigkt uit de beechrijving, die hij er van geeft, onder de voortbrengeclen van 
Cambaya en Deccan, eenc beerhrijving wel waardig om gelcern, maar we- 
gras de erofieche bijzonderheden welke zij bevat, onvatbaar om hier over- 
grmoemen te worden |. 

Het ertererhaal van CORNELIS HOUTMAN bevat erne naar het leven ge- 
schetste brachnjving der paserrs of markten te Bantam, met cene uitvoerige 
vermekding der handelsvoorwerpen, welke in elko afderling dier pamere te 
vinden waren. In die opsomming ie van gern opium sprake, evenmin als 
m cence beschrijving, dic hij verder geeft, van den buitenlanderben handel 
ran Hentam. 

In njne optelling van de maten cn gewigten, in 1599 op Java in ge- 
hemsk, ect hij, welke koopwaren met de groote, en welke met de Mane 
bade werden verkocht Onder de scien, dee hy opwoemt, treft men geen 
penn aah 

Tern WIJRKANDT VAN VWARWijck in 1608 vergunning van den Rowing 


me ennen 


* Eee fimcvanen Pir cwage cade de orhageaar! Vem FAS MI IGEN Vat LENK MOTEN, 


se 3 


YO DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


in 1612 cen Aaul verkregen, waarbij haar het handeldrijven in Coroman- 
del, op gunstige voorwaarden, werd tocgestaan; in 1631 werd zij wel toe 
gelaten in Bengalen; de zeeslag voor Ormus, in 1629, had de onzen wel 
in groot aanzien te Suratte gebragt; — maar de Compagnie kon van die voor- 
deelige omstandigheden niet veel partij trekken voor den handel van haven 
tot haven in Indië, zoo lang Malaka in het bezit der Portugezen was, 
en daardoor de gemeenschap, onder de vlag der Republiek, tusschen de 
West van Indië en het nieuw rendez-vous Batavia en de verdere gedeelten 
van den Indischen Archipel, onveilig bleef. 

De Portugezen hadden op dien handel den overwegenden invloed, die 
het gevolg is van gevestigde betrekkingen. ‘Soo haast en hadden sij Malakka 
“niet vermeestert, of is haer dacrbij toegevallen den handel die van ’t wes- 
“ten en ’t oosten en noorden, met kleeden of lijwaten, tegens de specerijen, 
«“Chinesche wacren en andersins, wiert gedreven, die sij daarmede alle an- 
“dere natién hebben ontsct en de stapel daervan tot Malacca overgebraght, 
“alwaer hacr alle nootsackelijkheden, voorts specerijen, als nagelen , nooten, 
‘foulje en peper, Chinesche en andere waeren, cn dat voornamentlijk in 
“ruijlinge van Coromandelsche en Suratsche kleeden, neffens andere koop- 
“manschappen, in grooten overvloet wierden aangebraght, waerdoor sij ge- 
“legenheijt hadden, om daarvan mede voorsieninghe voor Europa te doen. 
“Seer groote voordeelen hebben de Portugeesen hier uit getrokken, waarbij 
‘nogh komende, dat door de bezittinge van Malacca, niemant die straat 
“konde of mogte passeren dan die sij suleks toelieten '.” 

Er werd evenwel door de Compagnie eenigen handel in opium gedreven. 

In een overzigt van haren Zudischen handel bij het einde van het bestuur 
van den Gourerneur-Generaal Borm (1613), wordt opgegeven, dat in de 
Molukkos jaarlijks konden verkocht worden 200 ponden amfioen, en dat de 
verdere landen, waarheen met voordeel het heulsap kon gezonden worden, 
waren, Siam, Pegu en China, waarschijnlijk voor geneeskundig gebruik. 
Naar de havens van Java, zoouls Bantam, Djoartan en Grésik, en naar die 
van Sumatra, schijnt destijds geen opium te zijn gezonden geworden door de 


Compagnie. De Guzuratsche kooplieden begaven zich jaarlijks naar /fjik 


1 Manuscript van VAN DAM. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 89 


u De verhalen der zeetogten van onze eerste Indische avanturiers vermel- 
| den onophoudelijk het nemen van Spaansche en Portugesche schepen, met 
s Opgave der ladingen, die werden buit gemaakt. Onder die opgaven treft 
‚ men geen opium aan, niettegenstaande een aantal van die bodems Indische 
‚ kustvaarders waren, wier ladingen derhalve kunnen worden beschouwd als 
‘ maatstaf van de toen heerschende behoeften en neigingen. Hieruit mag men 
‚ veilig besluiten, dat het vervoeren van opium destijds in zulke onbeduidende 
_ hoeveelheden geschiedde, dat zij der vermelding niet werden waardig ge- 

keurd, of wel, dat opium, als een voorwerp van klein volumen en groote 

waarde, werd verheimelijkt, hetzij door de overwinnaars, hetzij door de 
. overwonnenen. 

In de beschrijving der vierde reis van de Engelsche Maatschappij naar 
Oost-Indië, in 1608, wordt gezegd: ‘Hier, (te Sinde) is ook overvloed van 

“opium, die tot Bantam en in die gewesten zeer goede waar is 1” 

In deze berigten ligt veel tegenstrijdigs, maar zij wettigen , in allen geval, 
de gevolgtrekking, dat in het tijdvak eindigende met het jaar 1600, de 
Specerij-eilanden de eenige gedeelten van het tegenwoordig Nederlandsch- 
Indié waren, van welke men met zekerheid weet, dat het gebruik van 
opium aldaar was doorgedrongen; dat men hetzelfde, hoezeer met minder 

_ stellige zekerheid, kan aannemen van Bantam en eenige andere Javasche 
zeehavens; dat het gebruik ook bestond in Atjih, en waarschijnlijk ook in 
de overige peperhavens van den Archipel; — en eindelijk dat zij, die tot 
het opium eten of rooken waren overgegaan, alleen te vinden waren onder 
de in de zeehavens gevestigde vreemde Oosterlingen en onder de rijken en 


voornamen onder de inheemsche bevolking. 


TWEEDE TIJDVAK, 
van 1600 tot 1740. 


Gedurende de eerste 40 jaren van dit tijdvak, was de Compagnic meer 
eene oorlogvoerende, dan eene commerciële vcreeniging. Zij had wel reeds 


' De wijtberoemde voyagién der Engelschen, sedert 1558 enz., bij PIETER VAN DER 


AA, te Leyden, II, p. 16. 


02 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


‘van soodanige moorden, buiten en binnen de stad Batavia geschiet te sijn ; 
‘on dat komt van wegens het overdadigh nuttigen van den opium, daer 
meest alle de indianen van het Oosten wonderlijck op versot sijn, waer 
door als dol en raesende worden. Dit was de derde amock roeper, die 
“nu al in mijn tijt binnen Batavia, om suleke snoode moorderijen, op 
schavot geradbraeckt wiert 1.” 

In het jaar 1656 deed de Heer vAN GOENs, als Gezant der Hooge Re 
eeriug van Indië, eene reize naar de verblijfplaats des Socsoehoenans van 
Mataram. Van de slaafsche onderdanigheid der hovelingen sprekende, die 
den Vorst in alles navolgden, zegt hij: “veel andere precijsheden sijn 
sdeeze menschen onderworpen, te lange om te verhalen, alle van des Ko- 
éeninck's wil dependerende. Bij exampel den Koninck geen brem ofte taback 
“drinckende, niemant mach drincken, dex Koninck geen amfijoen gebruije- 
chende d'andere moeten ’t navolgen 3.” 

Bij het vermelden van den dood van den Xoelaschen Kimelaha TERBILE 
(op last van den Gouverncur DE VLAMING, in 1652, te Ambon onthaled), 
wordt de trotsche klockmocdighcid , waarmede hij zijn hoofd den beul toe- 
reikte, door den geschiedschrijver gissender wijze toegeschreven “aan de 
“stuipen van den amfioen %” 

In eene beschrijving van Borneo, van het jaar 1656, wordt ten aanzien 
van Burnai (Borneo proper) het volgende gezegd. “D'amphioen en kleeden 
sijn daer mede wel begeert en tegens stofvoud om te sctten.” Dezelfde 
hand schrcef ten aanzien van den handel op Sumatra, dat, “soo in Palem- 
“hbangh als in Jambi, men nict als met mexicaensche realen, verstaende 
‘hoven of beneffens de kleden, en oof eenigh amphioen, te merckt kon gaan 
‘of peper bekomen +.” 

Opmerkelijk is het, dat, in weerwil van de toenemende belangrijkheid 
van het opium als handelsartikel, de Compagnie het destijds niet noodig 


achtte, zieh van eenen onbelemmerden aanvoer uit Bengalen te verzekeren. 


mm we td © 


Tw. SCHOUTEN, Oos!-lidische royagie, 1, p. 27. 
? Jearaensche Reijse gedaan van Batavia oerr Samarangh na de Konincklijke hooft- 
rlunts Matarm, in den gaere 1656. Tot Dordrecht bij viNCENT camax, anno 1666. 


5 Varcarrx. TP, p. 301, B. t_Mauvserijt van VAN DAM. 


mee ew ee ee 


DE OUPIUMHANDEL IN NEDKKL. INDIE. 93 


Toen de Gezant der Maatschappij, de Heer Dinx VAM ADRICHEM, in 1668 
BEDE AURENG-EEB verscheen, om van bem te verkrijgen, dat de toen reeds 
im Bengalen, Orissa en Patna gedreven handel der Nederlanders op con 
vasten vost mogt worden gevestigd, eprak hij niet over den opiumhandel. 
Jansmese do frmen bij die gelegenheid door den Grooten Mogol verleend, 
helsef\ aan de dienaren der (ompagnic en hunne makelaars alle vrijheid 
in bet koopen en uitvoeren van “lijwast, suiker, salpeter, zijde en was,” 
maar meakt geen gewag van het beulsap, horacer het ook toen een der 
voormeamste voortbrengeclen was van het in den firman genoemde gewest 
Pasma. De firman bezigt wel is waar do woorden “en andero waaren 
ese dat opium grenstins was uitgesloten, maar dit bewijst in allen geval, 
dat de uitvoer daarvan destijds niet aanzienlijk genoeg was om de aandacht 
der Maatschappij to trekken '. | 

Dit was de eerste fren dien de Compagnie in Rengalen verkreeg. Zij 
was wel in bet bezit van vroegere toelntingen, onder anderen die van 
Mjab-Seedjeh, van het jaar 1643, maar dit waren Nessane en Sunnude, do- 
amnenten van minder plegtigen cn verbindenden aard, dan cen keszeetijke 
Gzeman. Ook dit sou een rrden zijn geweest om den opiumhandel uitdruk- 
baligk te noemen, ingeval men daerin een bijzonder belang had gesteld. 

Sou dat ctilrwijgen welligt opsettelijk zijn geweest? Bij de vele bewij- 
am, die voorhanden zijn van de pogingen der ('ompaguie's-dicnaren om 
bene met opzigt tot den opiumhandel, volgens cene figuurlijke uitdrukking 
dar bewindhebbers, ‘ds deenen onder hel igf wegh te alarm," kan men nict 
aninten te vermoeden, det bet nist noesmen van het opiem in den firman van 
@ureng-Eeh, te wijten in aan de vrees der dienaren, om de seandarht der 
Oumpagnie te vestigen op comen handelstak, waarvan zij hoopten de vrach- 
tam vaar sich to behoeden. 

Wat hiervan zijn mag, die hoop, soo zij al href bestaan, was ijdel. 
U ern rapport door den Heer HistTAART, in 1666 aan Couvernecur-Gear- 
sand en Raden overgegeven, wegens de zaken van Malabar en Ceylon, blijkt, 
dat de Compagnie toen opium zond naar Cochin, om tegra peper tc wor- 
dem ingeruild, en dat het opium aklaar brechouwd wend als “d+ prieripaa! ade 


nemend 


e Vaczerve IN, p 261, Kh 


02 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


“van soodanige moorden, buiten en binnen de stad Batavia geschiet te sijn; 
‘on dat komt van wegens het overdadigh nuttigen van den opium, daer 
‘meest alle de indianen van het Oosten wonderlijck op versot sijn, waer 
“door als dol en raesende worden. Dit was de derde amock roeper, die 
“nu al in mijn tijt binnen Batavia, om suleke snoode moorderijen, op een 
schavot geradbraeckt wiert !.” 

In het jaar 1656 deed de Heer vAN GOENs, als Gezant der Hooge Re 
gering van Indië, eene reize naar de verblijfplaats des Soesoehoenans van 
Mataram. Van de slaafsche onderdanigheid der hovelingen sprekende, die 
den Vorst in alles navolgden, zegt hij: “veel andere precijsheden sijn 
“deeze menschen onderworpen, te lange om te verhalen, alle van des Ko- 
‘ninck’s wil dependerende. Bij exampel den Koninck geen Arens ofte taback 
‘drinckende, niemant mach drincken, den Koninck geen amfijoen gebruije- 
kende d'andere moeten °t nacolyen 3.” 

Bij het vermelden van den dood van den Xoelaschen Kimelaha TERBILE 
(op last van den Gouverneur DE VLAMING, in 1652, te Ambon onthalsd), 
wordt de trotsche kloekmoedigheid, waarmede hij zijn hoofd den beul toe- 
reikte, door den geschiedschrijver gissender wijze toegeschreven “aan de 
«stuipen van den amfioen 3,’ 

In eene beschrijving van Borneo, van het jaar 1656, wordt ten aansien 
van Burnai (Bornco proper) het volgende gezegd. “D’amphioen en kleeden 
sijn daer mede wel begeert en tegens stofyoud om te setten.” Dezelfde 
hand schreef ten aanzien van den handel op Sumatra, dat, ‘soo in Palem- 
<hangh als in Jambi, men nict als met mexicaensche realen, verstaende 
“hoven of beneffens de kleden, en ook cenigh amphioen, te merckt kon gaan 
“of peper bekomen 4.” 

Opmerkelijk is het, dat, in weerwil van de toenemende belangrijkheid 
van het opium als handelsartikel, de Compagnie het destijds niet noadig 


sehlte, zich van eenen onbelemmerden aanvoer uit Bengalen te verzekeren. 


es nn ee 


Vw. SCHOUTEN, Oost-Indische coyagie, I, p. 25. 
? Jeraensche Reijse gedaan van Batavia orer Samarangh na de Konincklijke hooft- 
rlza!s Matarm, in den gacre 1656. Tot Dordrecht bij viscext CArtax, anno 1666. 


*Varrntrys, [. p. 301, B. t_Masruserijt van VAN DAM. 


3 


| 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 93 


Toen de Gezant der Maatschappij, de Heer DIRK VAN ADRICHEM, in 1662 
voor AURENG-ZEB verscheen, om van hem te verkrijgen, dat de toen reeds 
in Bengalen, Orissa en Patna gedreven handel der Nederlanders op een 
vasten voet mogt worden gevestigd, sprak hij niet over den opiumhandel. 
Immers de firman bij die gelegenheid door den Grooten Mogol verleend, 
belooft aan de dienaren der Compagnie en hunne makelaars alle vrijheid 
in het koopen en uitvoeren van “lijwaat, suiker, salpeter, zijde en was,” 
maar maakt geen gewag van het heulsap, hoezeer het ook toen een der 
voornaamste voortbrengselen was van het in ‘den firman genoemde gewest 


Patna.. De firman bezigt wel is waar de woorden “en andere waaren,” 


- zoo dat opium geenszins was uitgesloten, maar dit bewijst in allen geval, 


dat de uitvoer daarvan destijds niet aanzienlijk genoeg was om de aandacht 
der Maatschappij te trekken !. 
Dit was de eerste firmas dien de Compagnie in Bengalen verkreeg. Zij 
was wel in het bezit van vroegere toelatingen, onder anderen die van 
Sjah-Soedjah, van het jaar 1648, maar dit waren Nessans en Sunnuds, do- 
cumenten van minder plegtigen en verbindenden aard, dan een keizerlijke 


firman. Ook dit zou een reden zijn geweest om den opiumhandel uitdruk- 


_ kelijk te noemen, ingeval men daarin een bijzonder belang had gesteld. 


oe 


Zou dat stilzwijgen welligt opzettelijk zijn geweest? Bij de vele bewij- 
zen, die voorhanden zijn van de pogingen der Compagnie’s-dicnaren om 
haar met opzigt tot den opiumhandel, volgens eene figuurlijke uitdrukking 
der bewindhebbers, “de beenen onder het liff wegh te slaen,” kan men niet 
nalaten te vermoeden, dat het niet noemen van het opium in den firman van 
Aureng-Zeb, te wijten is aan de vrees der dienaren, om de aandacht der 
Compagnie te vestigen op eenen handelstak, waarvan zij hoopten de vruch- 
ten voor zich te behouden. 

Wat hiervan zijn mag, dio hoop, zoo zij al heeft bestaan, was ijdel. 
Uit een rapport door den Heer musTAART, in 1664 aan Gouverneur-Genc- 
raal en Raden overgegeven, wegens de zaken van Malabar en Ceylon, blijkt, 
dat de Compagnie toen opium zond naar Cochin, om tegen peper te wor- 


den ingeruild, en dat het opium aldaar beschouwd werd als “de principaalste 


1 VALENTYN, IV, p. 261, B. 


94 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


‘“soorle van profijtyevende koopmanschap,”’ tot dat de sluikhandelaars uit het 
binnenland middel vonden om het heulsap binnen te brengen “over het ge- 
“‘bergte, waartegen weinig remedie is te schaffen 1,” | 

Na de ondervinding door de Compagnie op de kust van Malabaar op- 
gedaan, omtrent het voordeclige van den opiumhandel? maar tevens om- 
trent de plaatselijke bezwaren, die het weren van mededingers aldaar belet- 
teden, is het niet onnatuurlijk, dat de Indische Archipel, en vooral het 
volkrijke en welvarende Java, zich aan de Compagnie voordeden als een 
geschikt veld om de in Malabar genomen proeve te herhalen. 

Weldra bood zich cene geschikte gelegenheid aan om van den Soesoe- 
hoenan vergunningen te erlangen, die het welgelukken dier proeve boven 
allen twijfel schenen te stellen. 

In het jaar 1676 vroeg de Mataramsche Vorst, krachtens het verdrag 
van 1646, de hulp der Compagnie tegen TROENä DJäJâ en de Makassa- 
ren, die zich bij hem hadden gevoegd. Een leger, onder het bevel van 
SPEELMAN te velde gebragt, stelde den Soesochoenan in staat om over 
zijne vijanden te zegevieren. Dit werd, zijner zijds, door het verleenen 
van nieuwe gunsten aan de Compagnie erkend; onder anderen door de uit- 
breiding der grenzen van het Nederlandsch grondgebied op Java, Zuidwaarts 
tot aan de zee en Oostwaarts tot aan de rivier van Pamanoekan; en hoofd- 
zikelijk door de vergunning om, met uitsluiting van alle anderen, lijnwa- 
den en opium te mogen invoeren in des Vorsten landen, met ‘“‘rerbodt aan 
‘sijne onderdanen, groot of kleijn, ecnige diergelijke goederen te mogen 
“koopen of dragen of gebruiken, als alleen van de kompagnie of die daar- 
“toc van dezelve zullen weesen gelicentieert; dat oock geene van sijne on- 
“derdanen die gewoon sijn haar met de vaart buijten ’slands te erneren, 
““suleke kleeden of amphioen van buijten sullen moogen inbrengen, als die 
“sij tot Batavia of in andere compagnies steden of forten, als Malacca enz., 


“zullen bewijsen te hebben ingekoft.” 


' VarLENTEN, V, p. 187, DB. 
? In het jaar 1667 waren niet minder dan 85,000 ponden opium uit Bengalen geëischt , 
voor de behoefte van Cochin en omliggende landstreek. Brief aar de Heeren Majores, 


vont PS Noeeuber 10476. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 95 


Deze cn andere bepalingen, die met stilzwijgen worden voorhijgecaan, als 
geene betn kling hebbende: tot ons onderwerp, waren vervat in drie akten 
of oscreenkomsten, in het jaar 1677, t Japara, ondertekend. 

De territonale aanwinst dien ten gevolge door de Compaunie verkregen, 
sou erringen invloed op den opiumhandel hebben uitgeoefend ;, maar het was 
vooral het aan de Compagnie toegestane monopolie, hetwelk haar tot het 
uitbreiden van dien handel in staat etelide. 

Opmerkelijk ie het, dat deze voor do Compagnie zoo gunstige bepaling, 
im de getroffene orcrvenkomsten voorkomt als cen middel tot het beteuge- 
fem der vreemde Oosterlingen (Makassaren, Malcijers, Baliers, Chinezen en 
Meoren), dic ern levendig deel namen in de onlusten, waardoor het Ma- 
tarameche rijk destijds werd verscheurd. Net tot cigra voordeel, dus sal 
men het hebben doen voorkomen, werd het opium- en klecden-monopolie 
san den Socsochoenan gevraagd, men wilde het alechts in handen hebben 
om bem ca zijne onderdanen te beter te hunnen verlossen van deu over- 
last dier ov rmoedice vreemdelingen, die zich voornamelijk met den han- 
del in lijnuadn en opium erneerden. Daarom ook werden die vree mde- 
uagen, hoezeer binnen des Sucsoehnenans landpalen gevestigd, verklaard te 
staan “onder het grbied en de diecipline van de Compare.” 

In het jaar 1675 werd aan de Compagnie de uitaluitend: baudel in 
opium in de staten van den Sulthan van Tjeribon vere kend. 

De Compagnie whijnt aanvaniclijk gevreesd te hebben, dat bet monope- 
begren van den lijneaad- en optumbandei op Pszap haar in coaangrnaam- 
heden wikkelen zou smet andere natien. Toen han dienaren te Japara aan 
dem Gouserneur-Gencraal on Raden het heuse berigt gaven, dat er uit- 
mgs was om den Scenheenan “ter consslerate van de breederbijeke en 
mtroeshart.ze ad -setintie In eijten Duet le wesen,” over te Basu te bet 
eters aan de Comparne van doen ze Wister n alle shagdel, le ante «nl. 
dem z, tj voorrad verser Boelensa.ns, die oy te geist asen, ten „anrea 
ven d vraag, ef de Compagnie EL eene Ge edan ze muon etic ben Over 


amber poten we. levee as | “as. Da: Tai. pp ae gener hedherde “en 


Went tan eater votrender te ed cap vt onde So Vaten ag ef terete ud 
<p 8 at “pore vee wank Jan er rte te" fe {. . “a vei ." Le. a.e ered. 
° dà 


zr met deep ar ret vn al frag. etat verf et. ©) haere 


96 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


gewin daer te soecken, gesecludeert, cn over sulxs vermeijt de hatigheyt 
van exclusive contracten, want het alle souveraine Vorsten vrijstaat ijemant 
“met octrooijen en prerogatieven te beneficeren 1,” 

Die vrees belctte de Compagnie niet om het verkregen monopolie al da- 
delijk met ernst te benuttigen. Dusver had zij slechts geringe hoeveelheden 
opium uit Westelijk Indië te Batavia ontvangen. Van 1640, toen zij voor 
het eerst cene ontbieding van 187 ponden ?® deed, tot 1650, toen de invoer 
voor hare rekening 648 ponden bedroeg, kocht zij het heulsap in Suratte. 
In 1659 begonnen de aanvoeren uit Bengalen; die van dat jaar was slechts 
1312 ponden; in 1677 was hij geklommen tot 12025 ponden. In 1678, het 
jaar na het verkrijgen van den alleenhandel in de staten van den Soesoehoe- 
nan, bespeuren wij eene aanzienlijke vermeerdering ; de invoer uit Bengalen 
voor rekening der Compagnie, steeg nu eensklaps tot 67444 ponden, en 
nam van dat tijdstip gedurende ongeveer honderd jaren gestadig toe, hocwel, 
gelijk nader zal worden aangetoond, op eene onregelmatige wijze, hetwelk 
moet worden toegeschreven, gedeeltelijk aan den verstorenden invloed, dien 
de staatkundige gebeurtenissen in Hindostan meermaals op eigen landbouw 
en nijverheid uitoefenden, maar hoofdzakelijk aan de mededinging van ande- 
ren, waaronder die van ’sCompagnies eigene dienaren. 

Te Bantam waren destijds nog vreemde faktorijen gevestied, die deel 
namen in den opiumhandel; dit was ook het geval met den Sulthan. De 
Compagnie schijnt om die redenen geene pogingen te hebben aangewend 
om ook daar den alleenhandel te verkrijgen. 

Met den Sulthan van Bantam en de Engelsche faktorij aldaar moest men 
aanvankelijk eenige inschikkelijkheid gebruiken. Dit duurde echter niet 
lang; de Bantamsche vaart werd verboden, hoewel men beducht was, dat 
eene zoo ernstige handhaving van het monopolie aanleiding geven zou tot 
klagten in Europa. De Gouverneur-Generaal cn Raden schreven aan de 
bewindhebbers: ‘Den handel in amphioen wert ons weder seer onderero- 
“pen, want of wel de particuliere handelaars bij de jongst ceémancerde 


' Brief van den Gouverneur en Raden te Japara aan den Goucerneur-Geacraal en 
Faten te Batavia, ao. 6 Oetober 1677. 


2 Telkens wanneer in deze proeve zal worden gesproken van ponden, mocten daardoor 
oude Amsterdarnsche ponden worden verstaan. 


DE OPIUMMANDEL IN NEDERL. INDIË. 97 


eepdaraten, zeer mijn grtcusld ende tegen gegaan, soo comt die coopman- 
cerhap prvsent met Decne, Portugeese, Engelse en Moore vaertuijgen op 
“Rantrem, en dewijl eenige der voornaamste Mattaramee havens, present 
“gacder Campagnics macht, en, volgens contract, aan d'Ed. Compagnie als 
ein hypotherk verbonden staan, so werden wij egter van den jongen Co- 
“ningh van Ïlantam (die quanswijs sijn vader den oorlogh afraad cnde one 
“vnentechap ;saarne woude willen vijnscn, ende die wij nogtans niet ern 
“herr meer als sijn vader mogen vertrouwen) lastigh gevallen om passen 
“oen de lost, ende aldaer sijn am:pAien te moogen vercopen, 't welk wij 
“ceamaal hebbende tecgestain, werden wij nogh nader van den Engelee 
“agent PABCKER trrengt om di. zehike nassen, “t welek om do conequentic 
“ajade afgesiagcn, toonen hear sie vrienden seer miennezbt Om even- 
cowel de cortasie niet te misdoen, hebben wij na Bantam erslan:e: brief 
een antwoord geechmrien, ale UR in 't brefborck onder date 12 cn 15 
“rourant sal blijken, cod: daarin aang balen, dat sijn 10 picule amphows , 
“die hij sersocht na de Oost te senden, aan one wil laten tocenomnen . ende 
‘dat wij die voor deve maal voor hem geerne sullen tercoopen ende het 
“readement wort toesenden Of dal nu endanigh vrl 7 amplecteerd warden, 
nerd de tut leeren, het mienewyon wer '( verbodt der Bantamse ras?t soo 
@gred snjade ouder de Engel en Deenen, dal men meyal de ericntsrhap in 
“BZurepe daardoor 9 ;ned ia, eren of UEdas , un haar Somrereyne juriediche , 
“set menten Aar interest Beerzen Op alle deese dingen sullen wij dan 
“a taplen ers mijden FRA postive bevelen, hoe cer hae licver, afwaghten en- 
“de ome middelerwijl sonder afajeken naar CEL gegeven onder reguieeren € © 

Teen Rantam opbield cen voornaam hand: lsoord te zijn en toen de vreemde 
Ghtorijen van daar waren vorhinel, verveel de zom eren beechrvene meee- 
Gaging van zelf Minder semakkelijk viel het d 7 Compagnie die van heer 
Spear dienaren t. heteusrl n 

Het ie bekend dat de Compagnie ach niet tot den groothandel bepaalde, 
Waar in hare ondernemingen tet Aleinighesden afdaalde, harer onwaanhg, 
taerae! Won zij het Nouteerin wezag over uitgestrekte landen had verkre- 


en Wat net uetefrud kelijk der dr Compagnie van haren rigenen handel 


' aed ran fo-sperasae '.cusvee!l re haden ase Íj-rren Lrvecahrere Laa 18 Fedo 1679 


98 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 

was uitgesloten, mogt geen voorwerp van handel voor hare onderhoorigen 
zijn. Deze intusschen, stoorden zich niet veel aan de verbodsbepalingen, 
die zij, bij den artikelbrief, hadden bezworen te zullen naleven. Volgens 
een schrijven van den Gouverneur-Generaal BOTH, was reeds in het jaar 
1612 de verboden partikuliere handel zoo algemeen in Indië, “dat soo men 
volgens de ordre soude straffen en na huijs senden die daarmede soude 
“wesen besmet, hij vreesde dat seer weijnigh daer souden blijven.” 

In 1630 schreven de heeren Zeventienen oan den fiskaal te Batavia “dat 
“sij met verwonderingh hadden gelesen, hoe dat de meeste en gequalifi- 
“ceerste dienaars van de Compagnie haer soo groffelijck in den particulie- 
“ren handel hadden verlopen” 

Nu de opiumhandel in den Archipel groote voordeelen aan de Compagnie 
beloofde, werden nieuwe edicten tegen den partikulieren handel uitgevaardigd. 

Uit de resolutie van 29 Dec. 1677 blijkt, dat het plakkaat van 18 Febr. 
1678, op specialen last der bewindhebbers uitgevaardigd, en gegrond was 
op den toenemenden sluikhandel, vooral in opium. Daarbij werd het ver- 
koopen van amfioen binnen de stad Batavia en hare jurisdictie geinterdi- 
ceerd, met uitzondering van hetgeen uit den voorraad der Compagnie was 
verkregen. De met verzwarende straffen gepaarde renovatiën van 22 Ja- 
nuarij 1680 en 29 Mei 1683, bewijzen, dat het verbod bij aanhoudend- 
heid werd overtreden, in weerwil dat ten laatste de doodstraf daartegen 
werd bedreigd. Er bestond misdadige verstandhouding tusschen de dicna- 
ren der Compagnie in Bengalen en dic te Batavia. Aan de cerstgemelden 
werd in Mei 1683 meerdere vigilantie aanbevolen, na dat verscheiden aan- 
halingen aan boord van ’sCompagnies eigene schepen, van Bengalen ko- 
mende, waren gedaan. Men vindt, bij voorbeeld in de resolutiën van 4 en 
23 Mei 1683, vermeld eene aanhaling van 22 pakken 1, cene andere van 
8210 ponden, nog eene van 40 kanassers en eene van 2 potten gevuld met 
opium, en dat deze slechts een klein gedeelte van het ter sluik inge- 
voerde bedroegen, schijnt te moeten worden afgelcid uit de daadzaak, bij 
de laatstgemelde resolutie geboekstaafd, dat de murktprijs te Batavia bin- 
nen korten tijd was gedaald van 300 op 220 Rijksdaalders. 


' Volgens vALENTYN, IV, p. 61, was het pak 136 katti of 170 oude Amster- 


damscue pouden. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 99 


De reeds mecrmalen vermelde schrijver over de zaken der Compagnie 
segt dan ook: “Maer gemerekt niettegenstaande al hetselvige co onaange- 
«gien het voorschreven s00 weijnig tijte te voren geëmaneert placcect, den 
“voorschreven handel even grof en groot bleef continucren, voornsenlijck 
“tmechken Bengalen cn Batavia, cn dat vooral és den empêioen, con koop- 
manschap vonr de Compagnie alleen gereeerveert, die de luijden op veel. 
derhande manicren wisten te verbergen en met crote en kicijne packjes over 
“te voeren, wasrdoor Comp®. cijern goet tot cen instal wiert gebraght en de 
omerekt °t cearmaal bedorven, (sijnde notabel dat deaclve voor die tijt op 
“beeren acugebragten en vertierden amphioen, in een jaar tosschen de se- 
“ven en echt tonnen hadde geprofiteerd) is in raede van Indië die nacdere 
“ordre beracmt, en dat verbodt gestatueert, dat s00 wie bevonden soude 
“werden, steh in den voorschr. particulieren amphiorn te hebben vergre- 
“pen, 't ev tot Ratavia of in Bengale, of oock wel ehders, 't sij te lande 
Sef in de schepen, tegens deselve soude worden grprovedecrt, op de aller 
“gtrengue wijse aan den lijve, tot bannissement ineluijs £,°° 

Als eea auziliair middel om den sluikhandel tegen te gaan, werden om- 
streeks het jaar 1679 bepalingen uitgevaardigd tegen de toenemende weelde 
onder de Rataviasche burgers. 

Het is bier de plaate, om aan te merken, dat de Compagnie zich destijds 
giet schijnt te hebben ingelaten met den verkoop van opium in het klein. 

Bij brief van 15 Julij 1717 vroegen de Heeren Zeventicnen cene opgare 
vaa de gemeene middelen in geheel Indie. Uit ern verslag, dientenge- 
volge tc Batavia opgmsakt onder dagteckening van den 26°" December 
1920, tblijkt, dat destjds .laar waren eerpacht de volgende hefiingen, als: 
de grvente-kramen en Winkeliers, het honfdgeld der Chinezen, de viech- 
smarkt, de aankomende rijst, bet varen en handelen aan de erbrpen, de 
wree. de vleeechksl of het slasten van ter, de herbergicrs binnen de 
stad, de herbergier buiten de stad, de korenmolen, de Chinesche toptafele, 
bet kerven van Chineeche tabak, de washaarern, en de rijstmarkt 

Zonder verpachting, en alsoo bij dererde rolleete werden gevorderd, de 
briast.nx op de arakbrandenjen, 'e Herren sseregtigbend der verkochte hui- 





 Meecarmsi vee Van hae 


100 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


zen, erven en landerijen, het klein zegel, de inkomende en uitguande li- 
centiën pas- en ankerage-gelden, de geregtigheid op den verkoop van vaar- 
tuigen en het beestiaal te land aangebragt. 

Het uitsluitend regt, om, binnen zekeren kring, opium in het klein te 
mogen verkoopen, werd alzoo toen nog niet verpacht; en men moet der- 
halve vermoeden dat destijds de zoogenaamde amficen-kitten, of verzamel- 
plaatsen der liefhebbers van het opiumsooken uit den geringen stand, niet 
bestonden. 

De heffing der inkomende en uitgaande regten te Batavia, goschiedde 
volgens eene ‘lijst van tollen en geregtigheden,” gearresteerd bij resolutie 
des kasteels van den 27 Februarij 1671. De invoer van amfioen komt 
daarop voor als verboden, omdat de Compagnie zich dien invoer had voor- 
behouden. Bij witvoer was opium bezwaard met cen regt van 10 Rijks 
daalders per pikol. 

De wijze, waarop de Compagnie destijds voordeel van den opiumhandel 
trok, was deze: hetgeen zij in het groot te Batavia invoerde, werd aan den 
meestbiedende bij het pak (later bij de kist) verkocht. De koopers werden 
voorzien van licentiën tot invoer in een der Mataramsche zeehavens of wel 
tot uitvoer naar de andere Eilanden van den Archipel. De opium was in 
de havens van oostelijk Java onderworpen aan een inkomend regt, en bij 
vervoer naar het binnenland, aan de Keizerlijke belasting der tolpoorten. 

Reeds is aangemerkt dat de Gouverncur-Generaal en Raden slechts ge- 
ringe hoeveelheden opium wit Westelijk-Indië te Batavia ontvingen, voor 
dat de Compagnie, in 1677, den alleenhandel in dit artikel van den 
Soesochoenan van Mataram verkreeg. 

Van 1640 tot 1652, en dus in twaalf jaren, hadden die aanvoeren slechts 
bedragen, gemiddeld 500 ponden jaarlijks. 

Van 1653 tot 1665 en dus almede in twaalf jaren, gemiddeld 1100 
ponden ‘s jaars. 

Van 1666 tot 1677, dus andermaal in twaalf jaren, gemiddeld 10,000 
ponden 's jaars. 

De invloed der traktaten van 1677 en 1678 vertoont zich in de vol- 


gende opgave der invoeren van 1678 tot 1715. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 101 


INVOEREN VAN OPIUM TE BATAVIA VOOR REKENING DER 
O. 1. COMPAGNIE, VAN DE JAREN 1678 TOT 1768. 














1678 oe 
vern 7,848 © \ 
1080 35,45 . 
tear ona « | 
rens sela + | 
1aas 53,400 » j 
ed 110 » 
vens 207,519 « | 
1086 17,008 » 
1087 Miki 1 
|- same © ue € 
less ae 
Leno | SEAS © 
1eso ! an + 
168) ! 78,000 „ 
less 92,009 + 
les 06,540 « ' 
ry | Wor ' 
1008 1 106,430 - . 
1es6 105,783» ' 
1 | 106,700 « 

i oe i waas « $3,040 « 
res | mame : 
1e 17e « 

4700 ‚om 
1701 8,00 © 
ves was 
1:08 86,340 + 
150 io 
Ios | 7200 
1708 ‘ mbt » 
10 i us « 

bmm sel vares: « Ios 966 « 
1708 \ Nidal 
1700 1 mme 
1710 1 oes » 
anr 116,000 
ue | mas … 
ims sam 





DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


Dn 























INVOER. 
JAREN. GEMIDDELD 'S JAARS 
a JAARS- Is 10 JAREN. | py erk misDVAK- 
174 159,355 © 
1715 160,152» 
1716 97,440 « 
1717 146,396 » 
976,883 @ 97,688 & 
ms 46,090 & 
1719 165,737 ¥ 
1720 10,9% # 
1721 174,785 
1722 112,955 » 
1728 134,560 » 
17% 95,700 wv 
1735 174,000 7 
1726 46,667 © 
1737 125,570 wv 
1,187,529 » 118,752 » 
1798 161,148 @ 
1729 170,520 » 
1780 177,918 + 
1731 102,515 » 
17388 124,700 v 
1788 ” 
1784 dl 
1735 Â 
1786 i 
1737 ld 
1,423,436 v 149348 v 
1788 : 
1789 ed 
110 229,898 » 
al 119,052 « 
vas 108,508 » 
1748 
1744 458,270 © 
1745 
1,249,185» 156,148» 





Ict laatste dezer tijdvakken is slechte van acht jaren. 


In weerwil van de aanzienlijke verkoopingen van opium, tot welke het 
verkregen monopolie de Compagnie in staat stelde, ontbrak het niet aan 
klagten van den kant der Heeren Zeventienen, uitgelokt, hetzij door de te 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 103 


groote verwachtingen, in den aanvang van den amfioen-haudel gekoesterd, 
hetzij door het algemeen geloof, dat dic verkoopingen de gansche behoefte 
geenseins vervulden, maar nog een mim veld aan den aluikLandel ovcrlic- 
ten. Eeuige van die klagten zijn zoo karakteristick, dat wij zc, als ge- 
erhiedkundige oorkonden, hier inlasechen. 

Men hield het daarvoor (cn blijkens het reisverhaal van DAMPIER! niet 
sonder grond), dat Malaka cen van de stapelplaatsen van den sluikhandel 
m opium was, maar zag geen kans om het te beletten; want, dus rede- 
seerde men, sluit men Malaka, dan gaan de morshandclaars naar elders. 
“Ondertuschen ,”” dus vervolgden de Heeren Majores, “knight den handel 
“im den amphioen, daervan men sigh, voor descn, zoo ‘cel heeft gcima- 
“gimeert, en die sulcke voordeelen beloofde, mede geen clijne crack, te 
“veel sijnde, dic, om de groote profijten daarinne residerende, tockeyh 
“doen mecckcn, deselve op Java es elders wetende acn te brengen, co 't 
“verter van de onse te stuijten 8." 

Het hooge cijfer van 1655 deed wel den moed weder opwakkeren, 
maas vermeerderde tevens de vrees voor mededinging. “De handel in den 
“waphice,” dus schreven de Hoeren Majores, “schijnt meer cn meer van 
“anpertantic te worden, deselve considerabele voordeelen aen de Compagnie 
Seeheenghende, en dacrom sal men met alle vigucur dic moeten tragten 
“te matactineren voor de Compagnie cijgen, co de particuliere daer buiyte 
Asuka °.” 

De mindere onthicding in 1656, de stilstand in 1657, cn de beneden 
da verwachtingen geblevcn reactie van 1688 cn 1659 gaven ecu mruw 
reen aan de vrees voor de sluikers. “Door swaere pijacn (dus luidde het 
“tevel) sullen sijlicden daervan morten worden afgeschrikt *” 


® Dasnes verhankt in alle bijzonderheden op welke wyse (in 1689) cerne hoever lhrad 
eum @800 peed opium van zijn schip te Malaka werd ma lend gesmokkeld, en bc 
grant de outerredenheid van con der hooge dicnarve van de Compagnie sldear wee, det 
Ge Saprusryu zach miet tet hem, maar tot erven pervove vaa minderen rang he! pewend. 
Begerwes Anera, 11, 108, 118. 

© Brof om 8 Ontader 1685 

© Brof om 16 Norrmber 1087 

© Bred van Beweedisclievs can 85 (egestas 1683 


104 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


Deze aanbevelingen schijnen van eenig gevolg te zijn geweest, vermis . 
uit de opgegeven cijfers blijkt van ecnen toenemenden aanvoer te Batavia | 
van 1690 tot 1699. | 

In openbare geschriften liet men zich, zonder omwegen, over den sluik- . 
handel in opium uit. Een ooggetuige verhaalde, dat hij in Bengalen, midden 
op den dag, door cen moorsch vaartuig, meer dan 200 kanassers opium 
had zien brengen aan boord van een schip, hetwelk zijne zeilkooi tot aan 
den overloop daarmede had gevuld. De schrijver verwondert zich dan ook 
niet, dat de handelaars groote rijkdommen vergaderen. Zij koopen (segt 
hij) de maund opium in Bengalen voor 70 of 75 ropias, en verkoopen … 
die te Batavia voor 200, 225 of meer. Sommigen (dus vervolgt hij) val | 
len groote Bengaalsche potten met opium, besmeren het deksel met Ben- 
gaalsche boter, en brengen deze potten als boter aan boord; en geen won- 
der, want onder alle verboden goederen zijn er geene (dus zegt de schrijver 
verder) waarmede meer geld gewonnen wordt als met Bengaalsch amfioen '. 

In 1700 verminderde het vertier plotseling op 69,020 ponden ; in 1704 
klom het wederom tet 145,870 ponden, maar kon zich in de Jaren 1706 
tot 1708 niet boven de hoeveelheid van gemiddeld 70,000 ’sjaars verhefien. 

De sluikhandel was ook thans weder de oorzaak van het afnemend debiet 


‘ 


der Compagnie. Het waren nu nict mcer hare dienaren en ingezetesen 


~ _ en ee 


alleen, maar ook Engelschen, welke dien morshandel, in gemeenschap met 
hen, dreven. In het jaar 1708 schreven de Heeren Zeventienen aan Got 
verneur-Generaal en Raden. “Het is ons niet sonder groote verwondering® 
“te ooren gekomen uit den brief van daer (Bengalen) op den 9** Oct’. 1706 
“geschreven, dat de Engelschen dat jaer 800 man (maunds) off 400 kiste 
‘amphiocn van Pattena, mitsgaders nogh 200 dergelijcken van daer pad- 
“den ingekocht en afgebraght, en dat zij de cust van Java, ale bevor 
“soude gaan besoecken, ’t welek wij met cen bekommerlijck oogh come? 
“aan te zien, nademael daerdoor niet alleen cen voet soude werden ghelegt 
‘yan voorschr. waer op voorschr. cust, maer oock alle andere coopmansch8P” 
“pen, te kunnen debiteren, en dat wel aan ’s Comp. bediendens naer ons sale” 


‘is voorkomende. Weshalve wij UE. tot voorkoming en stremming var 


eN. pr anaye, Ooet-Ladische Spteyhe!. Amsterdam. 140) 


DE OFIUMMANDEL IN NEDERL. INDIE. 105 


oo schaadslijcke bemiddelinghe met crnst recommandcren cn gelas- 
er deecive con strikte cn exacte indagatie to doen, on die gvea off 
‚die dabraf schuldigh mogten bevonden worden, sonder eenige con- 
ie, volgens ngucur van placcacten, te straffen. 

sem brief van bet jaar 1713 blijkt, det eenigen tijd te voren 15 
amfioen te Malaka waren aangehaald, aan boord van een Engelsch 
fe grvoerd door ALEXANDER HAMILTON. 

gecheiden resolutien tot en met 1721, getuigen van onophoudelijke 
jem, waartoe cok werden gebezigd inlandeche en Chinesche vaartui- 
Jek lange de Molukkoe, was, zoo het schijnt, een smokkelhandel 
mm met Java geregeld, door middel van de zoogenaamde Ambon- 
burgers, dic zich met de zecvaart erneerden. “Die na Java of 
a vertrekken, gieren op Grissec, op Java's Noord-Oost kust san, 
mr eerst hunne lading met rijst, zout en andere saaken, te versor- 
mom den amfore, zoo sij die hebben, daar in stilte te verpassen, 
esn pekol van deerlve daar seer veel geld, en de Javanen die met 
mengen en dit daar madet noemen, waarop sij ecer verzot zijn !.” 
1328, werd te Hatavia cen “morewinkel” ontdekt, gehouden door 
B OOECK co HELENA KAKELAAR, waarin 765 kistcn opium werden 
mld. Het aandeel in dese aanhaling van den landdrost vouaraipus 
ry, bedroeg 11,00 Rijkedalers. 

Engelsche brgantijn Sects werd wegens smokkelhandel in opium ver- 
verk haard. 

hendel werd vooral met tornemende onbesrhaarmlbesd door de die- 
der Compagnie gedreven. Tijdens het aanwesen te Hetavis, im 1727, 
f van hare schepen, die uit Rengaien kwamen en coor de Compaguie 
md emforn hedden eangebragt, werd cene arer aanzscnlijke aanhaling 
Meede grvlaan, maar boewe! het bleek dat de aangehaalde kasten uit 
epen waren gelost en de ovecrtuiging algemeen was, dat de erbeepe- 
den in de zaak naauw betrokken waren, werden mij, bij ontsteaten:e 
sig bewys. enssreproken door den regter 

dare” due schreren Gouverpeurdiencraal cn Mader over dit wer- 


casyre Il p 36 


106 DE OPIUMIIANDEL IN NEDERL. INDIE. 


val aan de bewindhebvers, “Onlangs zijn door den Advocaat-Fiscaal van 
“India Mr. JACOB GRAAFLAND, uijt twee losboots, ontdeckt en aangesle 
“gen 210 kisten met amphioen, die volgens het getuijgenisse der daarop 
‘beschijden zeevarende zijn gelost uijt de schepen Margaretha, het Lead 
‘pan Beloften, ’s Heer Arendskerke cn Opperdoes, kort na hun retour uy 
“Benvale, buijten nog andere 20 diergelijke kisten die door voornf. Off 
“vier sijn gevonden in het schip Petronella Alida, dat op den 14ä= deser 
“almede van daer is gereverteerd, sonder dat met die bodema sets van dew 
‘“soakre is aangebragt voor de Ed. Compagnie, die dus, door de vuijle bast 
“suet van haar dienaren en sommige pernitieuse ingesetenen, in die voor 
‘name handel op cen schendige wijse werd onderkropen, en nogtans met 
“de lasten der comptoiren en scheepen moet beswacrt blijven; dog de regte 
“‘cijgenaars sijn nog niet ontdekt, en nog minder of aan dien morspot ook 
sommige dienaren in Bengale participeert, maar den gem. Fiscaal is nog 
‘besig daarna te inquireeren. Ondertusschen is het cen bedroefde saak te 
‘Gnoeten zien, dat niet alleen ontrouwe loontreckers haar bestaan de Ed. 
“Compagnie soo grovelijck te benadeelen en de scheepen te misbrugken, 
‘maar ook vermogens sijn die gewilde whare, cerder als de Compagnie, al- 
“daar in cen kloeke quantiteijt, te bemagtigen en alhier over te brengen, 
“tot bederf van den prijs, die in het verleden jaar tot 615 R. ieder kist 
‘twas geklommen, en onlangs tot 289} R™. is gedaalt, waarvoor men de over 
“gehoudene 205 kisten van het vorige jaar heeft moeten omsetten tot voor 
“koming van verdere schade, en ook omdat den nieuwen amphioen dage- 
“lijks uit Bengale wierdt verwagt, die egter niet voor den 27" deser ont- 
‘vangen is ter quantiteijt van 600 uijt de afgebragte 866 kisten van Pattena, 
“soo als dat hiervoren in het capittel van ‘““Bengalc” is aangehaald, nadat 
“ter resolutie van den 20° deser was besloten de schippers PIETER GROOT- 
“HUYS cll GERRIT STOCKE, den eersten beschijden op het Land van Beloften, 
“dat althans voor de kamer tot Enckhuijsen vertrekt, en den anderen op 
Og Heer Arendskerke, dat binnen weinige dagen staat te zeijlen na Cor- 
“mandel, van die scheepen te verplaatsen op andere, om alhier aan de hand 
“te blijven, en door den Advocaat-Fiscaal over het aanbrengen van den 
“voorschr. particuliere opium, voor den regter te worden betrokken, met 


edie hi verder aan dit morswerk  schuldig zal bevinden, hebbende de 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 107 


iealagene $860 kisten bij vendutie grrendcerd R®. 67,506 die in Com- 
paises kassa eijm ontfangen cn aldaar berusten sullen, tot dat de voorz. 
w bij den Rasd van Justitie sal wescn getermineerd, om als dan, na 
bekende order, te werden verdeelt, van welck cen cn ander wij den 
wing mogelijk ten naasten aan U. Hoog Agtb. sullen komen mede- 
en 6.” 

e echerpe afkeurende toon, waarin Gouverneur-Generaal en Reden dit 
val madedeciden, belette hen echter niet den bevelhebber van het schip 
up Mrandaberde, dic men algemeen beachouwide als den voornamen hand- 
ss vam dese midukte sluikerij, na zijn geregtelijke vrijspraak, te be- 
man tet Bemmandenr der relourvloot. Groot was deswege de verontwaar- 
mg der bewindhebber, die aan Gouverneur-Generaal en Raden srhre- 
t Gaarwt sien wij hoc beswaarlijck bet valt de schuldigen aan eulekc 
eme vuiligheden, in Indië te straffen, bijsonder als de misdaad wat 
meen is, en cr veele nan participeren gelijck bet ons jegenswoordig 
cheant 6.” 

p werd ap bevel gegeven, dat de schepen bij vertrek uit Bengalen en 
mamkoesst te Batavia souden gevisiteerd worden, niet alleen door den 
al, saar ook “door twee grqualificrerde persopen die men sal moeten 
edigen en op allerlei manieren, door beloften van avancement, als an- 
was, tot betragting van hun pligt in deesrn, sal morten animeren” 
m Engelsch schip kwam ter reede van Semarang met cene lading van 
kisten opium. De superrarga, de schippers en de sloeprorijers wer- 
aangrhoeden, maar men liet bet corpus delicti (echip en lading: out- 
pen. Torn de aangrhondene personen, op last der bewindbel-bers ®, aan 
lmetitie waren osergeleverd, werden zij, bij gebrek van bruys, vrijgr- 
hes, met veroonderling van den Heer stranenegac, gezaghebber te 
FER, om, in zijn privé, de kesten te betalen. 

e breven van de bewindhebber bleven opgevuld met klagten over den 
hendel en over de conniventie der ambtenaren. De Indierhe meenne 
de, in den Gereralen bricf van het jaar 1740, die ongunstiger strm- 


Enr-/ raa 3) Jer MCs 0 PS ree 18 VW,’ ater 55 


Pe, ” a 1 rp fre "vn itv. 


108 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


ming te doen veranderen door te wijzen op cene, in het vong jaar, m! 
ralen verkregene prijsvermindering op den aldaar ingekochten voorraad « 
de betere uitkomsten, welke de verkoopingen te Batavia hadden opgele 
maar de bewindhebbers lieten zich daardoor niet afleiden van den 1 
rond van hunne ontevredenheid. “Wanneer U. E.” dus schreven zij aa 
Gouverneur-Generaal en Raden, “bij voorz. brief nog bijvoegen dat U. EB 
‘<hoopten, dat wij nu door die voorz. mindere betaling en meerdere ad 
‘zoude wederhouden worden, om in den aanstaande, sodanige klagten 
‘‘desen handel te doen, als bij onsen brief van September 1738 staat ven 
‘zoo moeten wij daeromtrent seggen dat U. E. sig met een iedele hoor 
‘men te vleijen, want als wij bij onze voors. bricf, over de hoe lang 
‘meer vervallene amphioenhandel hebben geklaagd, mitsgaders URS, gen 
‘“mandeerd de geene wiens eed en functie mede brengt daar tegens te v 
“ren, met er daad, tot hun pligt te houden, of bij nalatigheid vand 
“ampten te removeren, dan wel anders na merite te corrigeren, 990 
“ben wij zuleks niet geschreven met intentie om daar door de amp 
“in Bengalen cen ave drie à vier per maon, beter koop te krijgen en ¢ 
‘bij verkoop tot Batavia, een geringe verhooging, boven de prijs va 
vorige jaar, te erlangen, en ons dan daermede te houden voor vol 
‘maar wij hebben met dat geschrevene beoogt, om dien vervallen ] 
‘’sComp. wegen weder op te beuren en te herstellen, door middel 1 
‘particuliere morshandel die daarinne gedreven word, te weeren. W 
‘grijpen seer wel, dat het aan Engelsen, Fransen, Mooren cte. x 
“vrijstaat als aan ons om te Bengale amphioen in te koopen, ma 
‘meenen teffens ook dat het buijten tegenspraak is, dat wanneer he 
“yen van die morshandel door die natien op onze comptoiren te Cor 
‘<del, Mallabaar, Suratte, ja zelfs te Malacca etc. wierde belet en v 
‘derd en daardoor geprevenieerd, dat dat sap met geen particuliere 
“tuijgen naar Batavia en Samarang in groote menigte aangevoert, 4 
‘ders derselver invoer met het betalen van zekere bepaalde prijs : 
“geene dic dat amptshalve moeten beletten, aldaar opentlijk getoller 
“ygefavorisecrd wierd, dat die vreemde natien alsdan, wijt hacr sel 
«zouden afzien, om van die gom in Bengale inkoop te doen, wa 


“dan de Comp. deselve aldaar tot een geringe prijs zou kunnen 


DE OPIUMHANEEL IN NEDERL. INDIE. 109 


n weder te Batavia met considerabele advances omaction co verne- 
eof.” 
reeke desen tijd werd uit Nederland aan den Gouverneur-Generaal 
m last gegeven om den (rouvermeur, den Fiskaal en den Shaban- 
) Malaka, in arrest naar Batavia te zenden, om aldaar wegens het 
van morsbandel in opium met de Engelschen, geregtelijk te wor- 
wolgd. Welke uitslag de vervolging tegen deze drie ambtenaren 
hed, is niet gebleken. 
vasbruik van opium in het tijdvak, hetwelk wij thans besrhrijven, 
bh mist brengen tot con bepaald cijfer. Het minimum van verbruik, 
t de invoer der Compagnie, is bekend; tot welk cijfer de morshan- 
opvoesde, blijft in het duister. 
8 em echrijver, dic bepaalde hoeveelheden opnoemt, voor zoo veal 
ta. Zijne opgaven ontleenen geloofwaardighesd aan de tweeledige 
ligheid, dat hij toegang hal tot de Archieven, en dat hij gedurende 
ttienjaniy verblif in Indie, in de gviegenbeid was om bekend te wor- 
4 bet algeincen gevoelen omtrent conen handel, waarin de meeste 
wen en ingezetenen, met welke hij cen dagrlijkschen omgang had, 
en waren. Îlij was derhalve in de gelegvabrid om juiste berigten 
ingen, mouwel omtrent den wettigen, ale den onwettigen invoer. 
de Javancn sprekende argt hij: “Het zijn madat rookers, en am- 
‚eeters by uituemendheid, meencnde dat dit ben dapper in den 
en sterk by de vrouwen (daar zij dog erect op veruikkerd zijn) 
Men zal dit lecht gelooven, ale men maar veracemd, dat Java 
330 pak aruphiven, ieder van 136 cutti (hoewel zij bij de FE. Maat- 
sj 145 cats doen: ‘oe maands verticni, daar de F. Maaterhsppy jaar- 
pass cantrent 100U pak bekomt. Fgter heeft men. ardert den onr- 
ene methelyhe verlappug op dit eland m den aftrck vernemen, 
de Javaan gren peice meer vinden how en zijn doosje ledig wee” 
groote (dust . Molukhos), Makasar en Bentam, erhoon het mer sterns 
len laatsten Koning verboden 1e, wekt mede wel verl. doe dit ken 


mr ua by Java noet halen 8." 


ee er Neem or st ) Vasrsvrre. IV, p 6! 


108 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


ming te doen veranderen door te wijzen op cence, in het vorig jaar, in Ben- 
galen verkregene prijsvermindering op den aldaar ingekochten voorraad en op 
de betere uitkomsten, welke de verkoopingen te Batavia hadden opgeleverd; 
maar de bewindhebbers lieten zich daardoor niet afleiden van den waren 
grond van hunne ontevredenheid. ‘Wanneer U. E.” dus schreven zij aan den 
Gouverneur-Generaal en Raden , “bij voorz. brief nog bijvoegen dat U. E. ver- 
‘<hoopten, dat wij nu door die voorz. mindere betaling en meerdere advance 
“zoude wederhouden worden, om in den aanstaande, sodanige klagten over 
“desen handel te doen, als bij onsen brief van September 1738 staat vermeld, 
“zoo moeten wij daeromtrent seggen ‘dat U. E. sig met een iedele hoope ko- 
‘nen te vleijen, want als wij bij onze voors. bricf, over de hoe langs hoe 
‘meer vervallene amphioenhandel hebben geklaagd, mitsgaders UE*. gerecom- 
“mandeerd de geene wiens ecd en functie mede brengt daar tegens te vizele- 
“ren, met er daad, tot hun pligt te houden, of bij nalatigheid van hunne 
“ampten te removeren, dan wel anders na merite te corrigeren, zoo heb- 
“ben wij zulcks niet geschreven met intentie om daar door de amphioen, 
“in Bengalen cen ava drie à vier per maon, beter koop te krijgen en daarop 
‘bij verkoop tot Batavia, een geringe verhooging, boven de prijs van het 
“vorige jaar, te erlangen, en ons dan daermede te houden voor voldaan, 
“maar wij hebben met dat geschrevene beoogt, om dien vervallen handel 
“*sComp. wegen weder op te beuren en te herstellen, door middel van de 
“particuliere morshandel die daarinne gedreven word, te weeren. Wij be- 
“erijpen seer wel, dat het aan Engelsen, Fransen, Mooren ete. zoo wel 
“vrijstaat als aan ons om tc Bengale amphioen in te koopen, maar wij 
‘meenen teffens ook dat het buijten tegenspraak is, dat wanneer het drij- 
“ven van die morshandel door die natien op onze comptoiren te Coroman- 
“del, Mallabaar, Suratte, ja zelfs te Malacca etc. wierde belet en verhin- 
“derd en daardoor geprevenieerd, dat dat sap met geen particuliere vacr- 
“tuljgen naar Batavia en Samarang in groote menigte aangevoert, mitsga- 
“ders derselver invoer met het betalen van zekere bepaalde prijs aan de 
“scene die dat amptshalve mocten beletten, aldaar opentlijk getollereert en 
“ocfavoriseerd wierd, dat die vreemde natien alsdan, uijt hacr selfs wel 
“ouden afzien, om van die gom in Bengale inkoop te doen, waardoor 


“dan de Comp. deselve aldaar tot een geringe pil} zou kunnen imkoo- 


DE OPIUMHANEBL IN NEDERI.. INDIK. 109 


“peu, eu weder te Hatavia met considerabele advances omacticn en verne- 
“gotierrrn '.” 

Omstreeks dezen tijd werd uit Nederland aan den Gouverneur-Genereal 
en Ralen last gegeven om den (iouvermeur, den Fiskaal en den Shahan- 
dhar tc Malaka, in arrest naar Batavia te zenden, om aldaar wegens het 
drijven van morshandel in opium met de Engelechen, geregtelijk te wor- 
dem vervolgd. Welke uitslag de vervolging tegen dese drie ambtenaren 
heeft gehad, 1s nict gebleken. 

Het verbruik van opium in bet tijdvak, hetwelk wij thans beschrijven, 
leat zich nict brengen tot een bepaald cijfer. Het minimum vaa verbruik, 
maroeljà de invoer der Compagnie, is bekend; tot welk cijfer de morshan- 
del dit “opvoerde, blyft in het duister. 

Er is cen whnijver, die bepaalde hoevcelboden opnoemt, voor zoo veal 
Java betreft Zijne opgaven ontleenen grloofwaardigbesd aan de tweeledige 
ematandighad, dat hy toegang hal tot de Archieven, en dat hij geurende 
cen ahttaenjar verblijf in Indic, in de gedegenbeid was om bekend te wor- 
den mit bet algemecn gevoelen omtrvnt cenen handel, waann de meeste 
ambtenaren en ingvzetenen, wet welke bij cen dagelykehen omgang had, 
etn àkhen warn. Hij was derhalve in de celegenhtid om juiste berigten 
te ontvangt, rouwel omtrent den weltigen, ale den ommettigen invoer. 

Van de Javancu sprekende argt hij: “Iet zijn madat rookers, em am- 
“phan «tir by uitnrmendbeul, meenende dat dit ben dapper in den 
“oorla; co sterk by de vrousen (daar sy dog exer op vernibkerd zijn) 
“maakt Men zal dit lacht grlooten, ale mem maar veracemd, dat Java 
“aleen 350) pak amphioen, sealer van 136 catt: (hoewel zij bij de KE Mant- 
“mhappy 145 catta doen) ‘oe maands vertierd, daar de F Maatarheppij jaar- 
“lijke maar omtrent 1O0U pak bekomt. Egter heeft men. ardert den onr- 
“has, cone merkeljke verlapmag op dit eland in den afirck vermommen. 
“adat de Javaan gren peice meer vinden kom em zijn doosje ledig wee” 

“Ir grate (kast | Molukkoe), Makamer en Bentam, erbonn het seer sirene 
“Ser den sasteten Komng verboden te, trekt mede wel verl doz det ken 


“togt verm ta ti Jara mort halen 8 


os \rvormler lié 'Varenvys, (5. p €: 


108 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 









ming te doen veranderen door te wijzen op cene, in het vorig Jaar, in 
ralen verkregene prijsvermindering op den aldaar ingekochten voorraad en 
de betere uitkomsten, welke de verkoopingen te Batavia hadden opgeleval; 
maar de bewindhebbers lieten zich daardoor niet afleiden van den wam 
grond van hunne ontevredenheid. ‘““Wanneer U. E.” dus schreven zij aan da 
Gouverneur-Generaal en Raden, “bij voorz. brief nog bijvoegen dat U. E. ve 
“hoopten, dat wij nu door die voorz. mindere betaling en meerdere advane 
“zoude wederhouden worden, om in den aanstaande, sodanige klagten over 
desen handel te doen, als bij onsen brief van September 1738 staat vermeld, 
zoo moeten wij daeromtrent seggen dat U. E. sig met een iedele hoope ko 
“men te vleijen, want als wij bij onze voors. bricf, over de hoe langs he 
meer vervallene amphioenhandel hebben geklaagd, mitsgaders UE*. gerecom- 
‘“‘mandeerd de geene wiens eed en functie mede brengt daar tegens te vigele- 
“ren, met er daad, tot hun pligt te houden, of bij nalatigheid van hunne 
“ampten te removeren, dan wel anders na merite te corrigeren, zoo heb- 
“ben wij zulcks niet geschreven met intentie om daar door de amphioen, 
“in Bengalen een axa drie à vier per maon, beter koop te krijgen en daarop 
“bij verkoop tot Batavia, een geringe verhooging, boven de prijs van het | 
vorige jaar, te erlangen, en ons dan daermede te houden voor voldaan, 
“maar wij hebben met dat geschrevene beoogt, om dien vervallen handel 
‘’sComp. wegen weder op te beuren en te herstellen, door middel van de 
‘particuliere morshandel die daarinne gedreven word, te weeren. Wij be 
‘grijpen seer wel, dat het aan Engelsen, Fransen, Mooren etc. zoo wel 
vrijstaat als aan ons om tc Bengale amphioen in te koopen, maar wij 
‘meenen teffens ook dat het buijten tegenspraak is, dat wanneer het drij- 
‘ven van die morshandel door dic natien op onze comptoiren te Coroman- 
“del, Mallabaar, Suratte, ja zelfs te Malacca etc. wierde belet en verhin- 
“derd en daardoor geprevenieerd, dat dat sap met geen particuliere vaer- 
‘tuijgen naar Batavia en Samarang in groote menigte aangevoert, mitsga- 
‘ders derselver invoer met het betalen van zekere bepaalde prijs aan de 
“svene die dat amptshalve mocten beletten, aldaar opentlijk getollereert en 
gefavoriseerd wierd, dat die vreemde natien alsdan, uijt haer selfs wel 
“youden afzien, om van die gom in Bengale inkoop te doen, waardoor 


“dan de Comp. deselve aldaar tot een geringe prijs zou kunnen inkoo- 


DR OMUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 111 


Ja het wesenlijk verbruik van opium in de cerste helft der 19% eeuw 
enseker voor mo veel Java betreft, nog onsekerder is de hoegrootheid der 
quneumtic in de overige bezittingen. 

In de Molukkos gingen do Vorsten aanvankelijk voort met het geven van 
een shscht voorboeld. De Saltan van Ternate, die in 1675 op den troon 
ant, wes, in dit opsigt, cen waardig navolger van zijne voorgangers *. Om- 
trong desen tijd nam de Compagnie ernstige maatregelen om het opiumroo- 
ben im de Molukkos tegen te gaan, waarschijnlijk uit vrees, dat het ge- 


| dasdte der ingesrtenen hetwelk voor de Compagnie spocerijen moest tesira, 


Geer het emfioenschuiven sou belet worden zijno taak te volbrengra, en det 


_ @agenen aan wie het planten van epecerijen outaegd wes, door de neiging 


Gsf opium te eerder tot verboden kulture en handel souden worden aangespoord. 

Bij cen plakkaat van den Gouverneur muapr, den 11% October 1674 te 
Amboa afgekondigd, was het medefrooten verboden op cene beste van 6 Rijks- 
Galers en lijfstraf, terwijl het verkoopen van opium verboden was op cene 
boete van 18 Rijkedalers voor de cerste, 18 Rijkedelers voor de tweede, en 
arbrid in den ketting voor de derde maal. Dit plakkapt werd den 4 Mei 
1664 met rwaardere strafien hernieuwd, en den 18 Jalij 1693 op nicaw 
afigrkoud:gd. 

De reeds vermelde oenstandigheid, dat de Ambonsche vrijburgers opium 
Ger elaik uit de Molukkos bragten waar Java, echijnt te bewijsrn, det die 
etsenge bepalingen niet sonder uitwerking waren gebleven. 

Op Sumatra schijnt de smaak naar opium sich te hebben verspreid, waer- 
ton de Engelsche vestiging te Bangkahoeloe (Renkoolen) ongeterijfeid ml 

Te Atjth, dit weten wij, wee het gebruik reeds vroeg in swang, cok 
es Palembang hed het wortel gevat. Blijkens de resoluties des Kasterls van 
3 Jely 1742, werden aan de toen te Batavia aanwesigs Palembanguche 
guzanten, op bun verzoek, vertocht 60 kisten opium. Op Celsbes snhijnt 
sich imagelijks de trek naar opium te hebben verspreid, doch alle opgaves 
amtrent de horgrootheid van bet verbruik, ontbreken. 

CM er veel verbruik op Rorneo bestond, blijkt miet. In 1780 werden 


nn en oe 


' Vataerrn, U, 333, B 
ate 


110 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


Tot oud Amsterdamsch gewigt herleid, is de jaarlijksche aanvoer der Com- 
pugnie hier opgegeven ruim 180,000 ponden te hebben bedragen. Dit is 
overdreven. Wij hebben gezien, dat zij in het algemeen ver beneden dat 
peil bleef, en slechts in de jaren 1685, 1697 cn 1698 daar boven steeg. 
Het is waarschijnlijk dat VALENTYN, toen hij in het begin der vorige eeuw 
schreef, de opgaven der twee laatstgenoemde jaren voor zich zal hebben ge- 
had en gemeend zal hebben die als doorgaanden maatstaf te kunnen aanne 
men. Dat er behalve de 1000 pakken (180,000 pond) der Compagnie nog 
in sommige jaren 3200 pakken (576,000 pond) door de sluikhandelnars zou- 
den zijn aangebract geweest, is, zonder stellig bewijs, onaannemelijk, hoewel 
de “enorme vuijligheden ,” waarvan wij voorbeelden hebben opgenoemd en de 
Engelsche speculatie van 600 kisten in den brief der bewindhebbers van 1708, 
vermeld, van eenen uitgebreiden cn stoutmoedigen smokkelhandel getuigen. 

Iet mag overigens niet worden voorbij gezien, dat de aanhoudende oor- 
logen, dic op Java van 1600 tot 1740 woedden, veel invloed zullen heb- 
ben uitgeoefend op het verbruik van opium op dat eiland. Aan VALENTYN 
was dit trouwens niet ontsnapt; maar hij schijnt te hebben geoordeeld, 
dat de oorlog het verbruik heeft gestuit. Het tegendeel is waarschijnlij- 
ker. Zij die een ongeregeld leven leiden, een leven waarin rust en ver- 
mocijenis, overvloed en ontbering zich gestadig afwisselen, de krijgsman, 
de koclie en de zeeman, zijn gewoonlijk het meest aan het gebruik van 
opium verslaafd, en daarom gelooven wij, dat toen de Compagnie, de Soe- 
sochocnan, TROEN DJ, SOERAPATI cn anderen, talrijke gewapende 
benden op de been hielden, het aantal opiumrookers op eene grootere 
schaal zal zijn vermeerderd, dan wanneer de rust ongestoord ware blij- 
ven heerschen. Toen de vrede werd hersteld, bleven de sporen des oor- 
logs achter, en daar onder de hebhlijkheid om opinm te gebruiken. 

De hoogste standen waren met het euvel besmet. Dit leren wij onder 
anderen uit de door den Ileer winter mederedeelde bijzonderheid uit het 
leven van PAKOE BOEW4Nä den I]%, die slechts door cen stukje opium, in 
de tasch van zijnen Rijksbestierder gevonden, in staat werd gesteld zijne 
vlugt uit Kartasoera voort te zetten 8. Uit die ancedote mag worden af- 
geleid dat beiden, de Vorst en zijn Staatsdienaar, opiumeters waren. 


1 Tijdschrift van Nederlan-lech-[ndic, 3de jaarjrang, &le eel, p. SSS, 


DE OMUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 111 


Bs het wesenlijk verbruik van opium in de cerste helft der 18” eeuw 
masker veor soo veol Java betreft, nog onsekerder is de hoegrootheid der 
masnsstie in de overige bezittingen. 

En de Molukkos gingen de Vorsten aanvankelijk voort met het geven ven 
em ehscht voorbeeld. Do Sultan van Ternate, die in 1675 op den troon 
ma, wes, in dit opsigt, cen waardig navolger van zijne voorgangers *. Om- 
sang dezen tijd nam de Compagnie ernstige maatregelen om het oplumroo- 
we fm de Molukkoe tegen te gaan, waarschijnlijk uit vrees, dat het ge- 
laate der ingesctenen hetwelk voor de Compagnie epocerijen moest testen, 
leer het amfoenschuiven sou belet worden zijne taak te volbrengen, en det 
lagenen aan wie het planten van specerijen ontergd was, door de neiging 
st opium te eerder tot verboden kulture en handel seuden worden aangespoord. 
Bij een plakkaat van den Gouverneur muapr, den }1™ October 1674 to 
\smben afgekondigd, was bet medetrooten verboden op cene beste van 6 Bajks- 
lalers en tifetref, terwijl het verkoopen van opium verboden was op ceno 
wete van 18 Rijkedalers voor de eerste, 18 Rijksdalers voor de tweede, en 
shed in den ketting voor de derde maal. Dit plakkagt werd den 4“ Mei 
686 met rwaarderc strafien hernicuwd, en den 18 Julij 1693 op nieuw 
Sgerkondigd. 

De reeds vermelde omstandigheid, dat de Amboneche vrijburgers opium 
er ebeik uit de Molukkos bragten naar Java, ochijnt te bewijzen, det die 
Op Sumatra schijnt de smaak naar opium sich te hebben verepreid , waer- 
pe de Engelsche vestiging te Bangkahoeloe (Benkoelen) ongetwijfeld mi 
Te Atjih, dit weten wij, was het gebruik reeds vroeg in swang, cok 
p Palembang hed het wortel gevat. Bilijkens de resolutie des Kasteehs van 
. Jalgj 1742, werden aan de toen te Batavia eanwenge Palembaagsche 
naanten, op bun verzoek, verkocht 60 kisten opium. Op Celsbes schijnt 
ich imageljks de trek naar opium te hebben verspreid, doch alle opgaven 
astrent de horgrootheid van bet verbruik, ontbreken. 

CU er veel verbruik op Rorneo bestond, blijkt niet. In 1730 werden 


‘ Vasazerrn, Ì, 333. B 
ote 


112 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


vier kisten opium, als eenc proeve, naar Bandjermasin gezonden, maar die 
procve viel ongunstig uit, vermits slechts één kist werd verkocht. Er is 
echter grond om te gelooven, dat in de behoefte van Borneo grootendeels 
door Engelsche aluikhandelaars werd voorzien. 

Omtrent de wijze van verkoop in 1740 blijkt, dat de Compagnie, te Ba- 
tavia, op geregelde tijden openbare verkoopingen van opium bleef houden, 
telkens met eenen bepaalden stilstand. Gewoonlijk werd vooraf een minimmn- 
prijs door den Gonverneur-Generaal en Raden bepaald. Men was gemakke- 
lijk in het geven van krediet, behoudens voldoende borgtogt. Op de dekeels 
on bodems der kisten, dic sedert eenige jaren de vroegere pakken hadden 
vervangen, werd ingebrand het gewone merk der Compagnie yy, met het 
jaartal der verkooping. Bovendien werden de kisten verzegeld met het cachet 
der Compagnie en dat van den Directeur-Generaal. Aldus gewaarmerkt, 
konden de kisten ongehinderd worden verzonden, mits betaald werden, het 
uitgaande regt te Batavia, volgens de lijst van 1671, de inkomende regten 
in de zeehavens van Oostelijk Java, en bij vervoer naar binnen, de landtollen. 
Beide laatstgemelde heffingen waren door de Inlandsche Vorsten, in den regel, 
aan Chinezen verpacht. Bij de meeste zee-tolkantoren of sabandarijen be- 
hoorde een bepaald aantal tolpoorten of hekken. 

Op de opium-veilingen der Compagnie, te Batavia, bestond eene vrije 
mededinging. Het is waarschijnlijk dat de Bataviasche burgers eene soort 
van tweede hand vormden, tusschen de Compagnie, die in het groot han- 
delde, en de personen, die een of meer kisten opium aansloegen, om die 
weder in het klein te verkoopen. Wie die personen waren blijkt niet; ver- 
moedelijk zal elk van de Bandars of pachters der Sabandarijen, binnen den 
kring zijner pacht, eenige van hem afhankelijke amfioenkitten hebben op- 
gerigt, waarin de opium in het klein werd verkocht, voor rekening, hetzij 
van den Bandar, hetzij van eenen onderpachter. 

Het later ingevoerd gebruik, om van Gouvernements wege het debiet in 
het klein te verpachten, bestond destijds niet, en zou zich trouwens in Oos- 
telijk Java niet hebben verdragen met de verhouding, waarin de Compagnie 
nog tot den Soesoehoenan stond. Zij alleen mogt opium in zijne staten in- 
voeren; maar belastingen op het binnenlandsch verbruik van opium mogt 


zij er niet heffen. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 118 
De Compagnie vorgenoegde zich met de winst, bestaande wit hot ver- 
schil tusschen den inkoopeprije in Bengalen en den verkoopsprijs te Batavia. 
De Bataviascho speculanten genoten het verschil tusschen den marktprijs te 
Batavia on den prijs in de verschillende havens van den Archipel. De 
_ imlandeche Vorsten steldon sich te vrede met de zee- em lendtollen. 
In Tjeribon bevonden sich acht Sebaadarijen, te weten Pamancchan, 
Tjsssem, Indraanajoe, Tjeribon, Gebang, Losseri, Kerangaamm cn Probes. 
Asa dezen waren geene lolpoorten verbonden. 

De Sabandarijon van Tegal, Soember, Pamalang, Pekalongan, Betang, 
Kendal, Kali-woenggo, Kalienjer, Teegoe, Semarang, Kali-gsweh, Tor- 
baja, Goemoclak, Demak, Djspare, Toedoenang, Djewans , Rembeng, Too- 
baa, Sidsjoe ce Gresik, allen behoorende tot het rijk van Matamm, sten- 
den elk met con of meer telpoorten in verband. Die van Beahan, We- 
dong ca Parademi, maakten cons uitzondering op den regal; daar werd slechts 
seuf verhandeld, hetwelk dem pachters door da dessa’s moest woeden geleverd. 
Ten aanzien ven de stad Batavia bestonden bijsondere bepalingen, af- 
geleed uit het beleng dat de meesters er bij hadden, om aan hunne talrijke 
daven (want destijds behoorden bijen alle bedienden tot dem slavonstand) 
het gebruik van amfioen te onthouden. Onder de slaven, gestadig van Cr- 
heben, Bali, Timor en Soembawa aangevoerd, waren veel gesoofde meusehen , 
em het was gevaarlijk desen de gelegenheid te inten, om sith, door mid- 
del van opium, te brengen in den toestand van opgewondenheid, dic 
dikwijls in het bekende amebiespen eindigde. Hetselfde gold ten eonsion 
van slaven, wier meesters een te streng gebruik maakten van de toen 
weinig beperkte huiselijke Jariedictie. De voorbeelden van moorden, die 
men aan het onmatig gebruik van opium toesshsuef, waren, gelijk wij genien 
hebben, nict soldsasen in de sted‘. Daarom, en omdat de slaaf die opium 
rookt meest altoos oneerlijk is, werd het verkoopen binnen de Jariedistie 
der stad van opium on boat gemengd met anfiem strong verboden. 
Opmerkclijk is het, dat van dat mengsel in 1671 gesproken werd als 
van icts nieuws, det toen nog mist tot de stad was deesgedrongra * 

' Ze pag 91 

“\lam ceo tor hemmisse gebamen of, def eumsge Chensmen on ondere smonsutense 

5° 


114 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


Wij hebben reeds gezien, dat de Compagnie 67,444 ponden opium in. 
voerde in het eerste jaar, nadat zij den alleenhandel had verkregen, dat’ 
de volgende invoeren aanvankelijk geringer waren, en dat de gemiddelde 
jaarlijksche invoer van het eerste tienjarige tijdvak 55,620 ponden bedroeg, 
Het is waarschijnlijk dat het verbruik van opium op Java in het jaar 1678 
reeds grooter dan die invoer was, en dat de sluikhandelaars in een ge- 
deelte der behoefte bleven voorzien. Toen de herhaalde scherpe brieven van 
de Bewindhebbers het Indische bestuur tot grootere waakzaamheid hadden 
opgewekt, werd het aandeel der Compagnie in dezen handel steeds grooter, 
en bereikte in het tweede tienjarige tijdvak een gemiddeld cijfer van 93,640 
ponden, zijnde 69 pCt. boven het gemiddelde van de eerste tien jaren. 

Aannemende dat de helft van dat verschil aan vermindering van sluik- 
handel moet worden toegeschreven, en de wederhelft op rekening komt van 
een toenemend verbruik, dan is de slotsom, dat reeds in 1678 op Java heeft 
bestaan een verbruik van ongeveer 70,000 ponden opium ’sjaars. De ge- 
ringe consumtie, die bij den aanvang der 17** eeuw bestond, en welligt 
geen 4000 ponden te boven ging, was derhalve in de eerste 77 jaren dier 
eeuw vermeerderd, als 1 tot 18. In de daarop volgende 68 jaren verhief zij 
zich tot een gemiddeld van 156,000 ponden jaars, dat is, zij groeide aan in 
de rede van 1 tot 2. 

Om over die vermeerdering een juist oordeel te vellen, is eene verge- 
lijking met het zielental op verschillende tijdstippen noodig. De volgende 
grondslagen eener zoodanige berekening steunen genoegzaam op de waar- 
schijnlijkheid om aannemelijk te kunnen worden geacht. 

Volgens VALENTYN bedroeg de bevolking van Java in het begin der vo- 
rige eeuw ongeveer 3,500,000, maar hij voegt er bij, dat die van som- 
mige gedeelten van Bantam en Mataram te laag is opgegeven. Zijn cijfer 
schijnt alzoo veilig te kennen worden gebragt op 4,000,000 1. Stellen wij 
voorts dat het eene eeuw vroeger 3,000,000 bedroeg. 


“allier, haar werk beginne te maken van tabacq te mengen met amphioen, en deselve 
“te verkoopen, een mixtuur sijnde daar degeene die se gebruijcken, als kranksinnigh | 
“en dol van worden enz.” Resolutie des Kasteels, 18 December 1671. 

1 Bantam. ...essssoosesvenve« 40,850 zonder mede te rekenen ecn aantal dorpen 


binnen ’slande 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 118 


Volgens do lasteto sem de Staten-Generaal gedane opgaven ', wes do be- 
volking van Java en Madura gestegen tot 9,500,000 in 1850. Is de aan- 
was sedert 1707 gelijkmatig geweest, dan moet het cijfer in 1745 ongeveer 
6,665,000 hebben bedragen. 

Uit dese gegevens laat zich de volgende vergelijkende opgave samenstellen. 


VERHOUDING VAN HET ZIELENTAL TOT HET VERBRUIK VAN 


OPIUM OF JAVA EN MADURA IN DE ONDERSTAANDE JAREN. 





Het verbruik van opium nam mitsdien veel sneller toc dan de bevolking. 
In het tijdvak van 1600 tot 1678 was de aanwas het grootst. 

Alvorens de behandeling van het tweede tijdvak van den opiumhandel 
op Java te besluiten, moeten wij ophelderen, hoe het komt, dat onze op- 
gaveu 200 breed verschillen van die, voorkomende in het Indisch Magazijn, 
cm, in navolging daarvan, in het Tijdschrift van Nederlandech-Indie $, 

Wij hebben uit onloochenbarc bewijzen gestaafd , dat de Oost-Indische Com- 
pegnie, van het oogenblik dat zij invloed of gezag in Indic verkreeg, daar- 


Transport van de vorige bis  40,830 


Jahelra. eee sees eener 96,060 
Tyernbue .…….........ssevee. Ins, enn 
Mataram. .......esse.-sevee 1,716,009 hebalse veel cobrkende dorpen 


Prieirigh. Kadeowang ens .... 699,859 
Serrebage, Pasorrecan en Madara. Of) 534) 
Raiemboesmg .........000-% 300,Gou 
3,383,000 
' Verviag ven den Mintetee van Kedonien vem 2 (etober 145! 
- Jadverà Magamya, N°. 1.3.3. p. BU. Fydechrft vaar Nedeviaedech Lote , | Die aar 
geor, 2% deel, p 190 tot 19D em p 225 tot 219 


116 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


van gebruik maakte om, aanvankelijk op de kust van Malaber en daarna 
in den Indischen Archipel, den opiurtthandel te drijven. De schrijver van 
het artikel in het Indisch Magazijn beweert daarentegen, dat de Compagnie, 
gedurende de eerste tijden van hare bepaalde vestiging op Java, dien han- 
del verbood en zoo zeer verfoeide, dat zelfs, krachtens het plakkaat van 
1683, de aangehaalde opium moest worden verbrand. De eerste bewering 
steunt op een misverstand; de tweede op eene schrijffout. Het is waar, de 
Compagnie verbood den handel in opium onder strenge straffen, zelfs die 
des doods, — maar zij zelve was niet in het verbod begrepen. Zij ver- 
foeide dien handel geenszins, maar verfoeide de sluikers, welke de voordee- 
len daarvan met haar wilden deelen. In anderhalve eeuw hielp zij het ver- 
bruik van opium op Java twintigvoud toenemen, onder onophoudelijk kla- 
gen, dat het vertier niet nog grooter was. 

En wat nu betreft het voorgewende verbranden van aangehaald opium, 
daarvoor zal wel verbeuren moeten gelezen worden, immers dat woord vinden 
wij in ons afschrift van de aangeduide publicatie. 

Het vermoeden des schrijvers: “dat de Corhpagnie er belang bij had om 
“aan de opbrengsten der papaver-cultuur in Bengalen nieuwe uitwegen te 
“verschaffen,”’ is even ongegrond. De Compagnie had geen belang hoe- 
genaamd bij die kultuur; zij was cene vrije industrie, gevestigd in een ge- 
deelte van Hindostan, alwaar de Compagnie gecrierhande souvereine regten 
uitoefende, en waar zij slechts tot het drijven van koophandel, in het 
gemeen met eenige andere Europesche volken, was toegelaten. 





DERDE TIJDVAK, 


van 1740 tot 1816. 


Wij hebben uit het voorafgaande gezien, dat de Compagnie het alleen 
aan haren staatkundigen invloed, geenszins aan territoriaal bezit, te danken 
had, dat zij den alleenhandel in opium op Java verkreeg, en dat de door 
haar ingevoerde hoeveelheden, in den tijd van 62 jaran, klommen van ge- 
middeld 55,620 ponden tot 156,148 ponden 'sjaars. mA 


In het tijdvak hetwelk thans aanvangt, nam het groitdgebicd der Com- 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 117 


pegnie met rassche schreden toe; het debiet van opium vermeerderde nist 
in deselfde evenredigheid. 

The uitbreiding van grondgebied sullen wij soo kort megelijk aanstippen 
om cr later niet meer op terug te komen. 

Nadst de O. I. Compagnie, bij akten van den 15° Januarij 1678 en 
S October 1706, wan gesteld geworden, aanvankelijk in het beheer en ver- 
volgens in den eigendom van Semarang en Torbaje, en nadat de Socsor 
hornan aan baar had afgestaan de landschappen Sumansp en Pameckacesa , 
tevens afsiende van de wel cams door hem gesustincerde oppermagt over de 
Tjeribonsche provinciën, verwierf de Compagnie, bij de artikclen van re- 
conciliatie en vrede van den 11° Nov’. 1748, in volle souvereiniteit : 

1°. het gansche etland Madera; 

2. den Oosthoek van Java, det is, al het lend, lHiggende ten Oosten 
van ocne lijn, getrokken van Pascercean suidwaarts tot aan de soe. 

S°. het land gelegen ten Westen van de rivier Lossari, voor soo ver het 
dusver onder den Sossochoenan hed gestaan ; 

4°. zeshonderd roeden lands, langs den oever der sce, en langs de boor- 
den van alle rivieren die in sre uitloopen ; 

$°. Soerabaja, met de onderhoorige regentschappen ; 

6°. Rembang cn Djepera met de dijati-bosechen daartoe behoorende. 

In 11 December 1749 gaf panos sozwaxé de II zijn rijk en gemz 
over aan de Compagnie, die mitsdien van dat oogenblik regtens de souve- 
rriniteit over geheel Oostelijk Java verkreeg. Toen zij vervolgens in 1755, 
tij de destijds gesloten kontrakten, de soogenaamde Javaarhe hoveslandrn 
in ken gaf aan den Sorsoeboenan en Sultan, elk voor de helft, bleef de 
Compagnie in bet bezit van al de Noordelijke Kust-Provincien. 

Inmiddels waren rede in 1743 onder bet beheer der Compagnie geplaatst 
al de Nabandarjen langs de Noordkust. 

De witheriding van grondgrbied en magt, in cn na 1743 verkergen, morel, 
dus meende men, gunstig werken op het opium-monopnlie. Men verwachtte 
dat de rusere winsten, die reede geetegern waren gedurende de oorlagshr- 
setting der stranden door de Anjgemagt der Compagnic, zich na bet duiten 
der artikelen van vrede en rrconriliatie op cen toenemend cijfer maden bitje 
handharen Iteze uithoenst erheen inbtdaad nit hersenschimmig tr Ih 


118 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


opium-veilingen te Batavia schenen hoogere rendementen te zullen moeten 
opbrengen, van het oogenblik dat de koopers in het groot zich, uit het 
bezit der kusten en zeehavens van Java door cene Europesche magt, cene 
grootere waakzaamheid tegen den sluikhandel konden voorspellen, terwijl de 
verkoopers in het klein zich van het: toenemend gezag der Compagnie eene 
krachtiger bescherming voor hunne personen en goederen konden belooven. 

Nieuwe verbodswetten waren inmiddels tegen den sluikhandel uitgevaar- 
digd. Men had zich de mogelijkheid van een geregeld jaarlijksch debiet van 
1200 kisten, of 168,000 ponden opium, tot betrekkelijk hooge prijzen, voor- 
gespiegeld. Van 1731 tot 1740 was het gemiddeld jaarlijksch vertier niet 
meer geweest, dan ruim 140,000 ponden, en, hoewel dat tijdvak jaren ople- 
verde, waarin de winst tot (860,000 steeg, in andere jaren was zij aanmerke- 
lijk minder, en daalde zelfs eenmaal tot f 187,000. Zulke onbeduidende win- 
sten waren allezins geschikt om de ontevredenheid der Bewindhebbers tel- 
kens weder op te wekken, eene ontevredenheid die zich gewoonlijk oploste 
in eene vernieuwing of uitbreiding der reeds zoo dikwijls afgekondigde, veelal 
vruchteloze, plakkaten. Bij dat van 18 Julij 1742 werd gewezen op “den hoe 
“langer hoe meer toenemende clandestine aanbreng van amphioen en de sluiijk- 
“handel die daarinne door particulieren, op een stoutmoedige wijse, opent- 
“lijk werd gepleegd, ja selfs gesecoureerd en gefavoriseerd door de geene 
“die amptshalven verpligt sijn, sulx op de Comptoiren van d’E Compie tot 
““Cormandel, Mallabaar, Suratte en Malacca te beletten en tegen te: gaan, 
“gelijk dan ook op een genoegsaam licentieuse wijse den voornoemden am- 
‘‘phioen, soo door Engelse, Franse cn Moorse, uls met ’s Compie’s schepen 
“en mindere vaartuigen selver, uit de directie van Bengalc en van elders, 
‘ja sclfs wijt Europa werd overgebragt, na deze hoofdplaatse (Batavia), als 
‘ook na Java’s Oost-Cust, mitsgaders Sumatra's binnen en West-Cust en 
“andere plaatsen meer, waardoor D'Ed. Comp. in dien precieusen handel 
“(welke alleen aan deselve is behoorende) merkelijk werd geprejudiceert, en 
“bij verkoping alhier seer groote schaden toegebragt door de sobere advan- 
“cen die daarop werden behaalt, niettegenstaande de sware stralen voor heen 
‘daar tegens bij placcaten gestatucert.”’ 

Ten einde deze schandelijke misbruiken tegen te gaan, werd ten scherpste 


verboden: ‘niet alleen den particulieren vervoer van amphiocn met 's Comp". 


DE OPIUMHMANDEL IN NEDERL. IXDIË. 119 


“en andere schepen of mindere vaartuijgen uijt Europa, de directic van Ben- 
“gale, of cenig ander Comptoir van d'Ed. Compile na dese hoofdplastec, 
dan wel elders, maar ook dies invoer en verkoop door eanige vreemde natie 
ternet haer echepen em mindere vaartuijgen alhier, op Java's Oost-Cust, Ma- 
“lecca of andere plaatsen van d'Ed. Compit, op posne dat wie bevonden sal 
“worden voortaan sig eam sodanige particulieren vuijlen morshandel in am- 
‘ephioen, door eversending en vervoer, mitsgaders inkoopen of verkoopen, 
vergrepen en schuldig gemaakt, dan wel daarinne op cenigerhande wijse 
‘geparticipeerd of do hand geleend te hebben, det sij hier, in Bengale of 
“wel chicrs op cene van ‘s Comp. Commptoircn, waar het ook soude moeten we- 
“sca, t'sij te lande, of op de echeepen en mindere vaartuijgen, sonder conige 
“conniventie, gratis of dissimulatie, van wat qualiteit, conditie sij ook souden 
‘mogen weeen, len czempel van anderen, boven confiscstie van hecro goe- 
‘deren, elamede de particuliere schepen en vaastuijgen decrmede de voorn“. 
“amphioen sal wesen vervoest of aangebragt, ean lijf on leven sal worden 
gestraft, na ezigentie van sseken. Ende op dat dem voorz. vuijlen mors- 
“handel des te beter bekent komt te geraken, so beloven wij den aanbren- 
“ger van dicn, onder sccretesse van dessolfs naam, niet alleen de waande 
“vas cen quantiteijt, gelijk eem de portie van den officier die de calange 
doen sal, van sodanige particuliere amphioen dic door sijn aangeven sal 
engterhaald en grconfieceerd worden, maar ook bovendien cen volkomen im- 
=puniteit san descive, ingevalle hij sig aan meerm. morshandel mede schul- 
dag gesmaakt mogt hebben. Gelastende ca beveelende dierhalven, alle officie- 
ceren soo Gscaals, Heilluw en Landrost hier te stecde, als de fecaals op 
de buyten Comptoiren, daarop ten naauwkeurigste te letten cn regard tr 
“slean, mitagaders dese onse ordre, gefondcert en gereguicert op en na de 
“exprreec bevelen en intentie der Hoeren en Mersters, ten mgourcusten uit 
“se voeren, maardien het interest en welvaren van de Mastechappy daarsan 
“tre hoogste is gelegen, ca bij nalatigherd ofte versuyin van doen, tot stuy- 
“ting en tegengang van dat quand, daar voor selver aansprechelijk sullen 
“bliven ” 

in weerwil van deme verordeningen en van den tornemenden inviord drs 
Compara, werden de verwarhtingen , dic men van de aanwinst van gromd- 
getard op Java's Noord-Ooetkuet had opgevat, door de uithomst gringea- 


120 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


straft. De sluikhandelaars, na zich aanvankelijk te hebben terug getrokken 
toen hunne oude betrekkingen met de ambtenaren des Soesoehoenans plot- 
seling werden verbroken, bespeurden weldra bij die der Compagnie de- 
zelfde genegenheid om hunne ondernemingen te begunstigen. De Chinesche 
opstand kan almede hebben bijgedragen om den gewonen loop des aluik- 
handels gedurende eenigen tijd te stuiten. Nadat de overgeblevene Chi- 
nezen in onderwerping waren gekomen, zullen zij hunne oude bedrijven 
weder van lieverlede hebben opgevat, en daaronder zal de sluikhandel in 
opium, zonder eenigen twijfel, eene plaats hebben bekleed. 

Zoo lang de meeste ambtenaren der Compagnie regtstreeks of zijdelings 
in dezen sluikhandel betrokken bleven, was het miet te verwachten dat de 
algemeene conniventie, die blijkbaar bestond, zou ophouden. Elke poging 
tot verbetering werd door eene onzichtbare kracht verijdeld. De wetten 
werden niet uitgevoerd, in eene maatschappij, waarvan schier elk lid belang 
had bij hare werkeloosheid. Men mag zelfs in twijfel trekken of de streng 
veroordeelende taal der Indische plakkaten wel ernstig gemeend was. 

Degenen wien het welzijn der Compagnie ter harte ging, kwamen ten 
laatsten tot de slotsom, dat cr een middel moest worden gezocht om de 
belangen, zoo vijandig tegenover de Compagnie geschaard, met de hare te 
vereenzelvigen, en om het vijandelijk leger der sluikers, voor zoo ver zij in 
het gebied der Compagnie woonden, in een leger van bondgenooten te her- 
scheppen. 

De Gouverneur-Gencraal vAN IMHOFF geloofde dat vrijheid van handel het 
eenige middel was om de Compagnie te redden uit den valschen cirkel 
waarin zij zich bewoog. In de welbekende “Memorie” door hem aan de 
Bewindhebbers ingeleverd, gedurende zijn gedwongen verblijf in het Va- 
derland (1741), prees hij dat middel aan. 

De Bewindhebbers stemden daarin toc, met dit voorbehoud, “dat ten 
“reguarde van de recognitién op den amphioenhandel, dezelve ten minsten 
“ccnoomen moeten worden op 60 Ropijen in Bengalen voor uitgaande en 
“50 Rds. voor inkomend Regt te Batavia voor een ordinaire kist, waar- 
“door dan ‘s Compagnic’s omslag in die quartieren (Bengalen), op meer dan 
‘dan de helft zal konnen worden gereduceerd, en egter dezelfde retouren voor 


“Nederland als tegenwoordig mgezameld.” 


DE OVIUMRANDEL IN NEDERL. INDIË. 121 


“En ten einde tergen het frauderen van ‘s Comps. inkoomende regten 
“4m deenen, te vigeleeren, en wel principaalijk met opsigte van den open- 
‘“geecticn amphiconhandel, in voegen als vooren, als alleen in deesen van 
oo veel remarque sijnde, als alle de overige artijkelen uit Bengalen te 
“samen, calculeerende dice aanbreng ten minsten op $000 hiefjee, en de re 
“coguitio op 60 Ropies in Bengalen voor uitgaande on 56 Ris. te Ba- 
‘tavia voor inkomend regt van ieder kistje, sullen alle deselve aan de 
meestbiedende publijkclifk worden verkocht *.” 

Tens beslissing der Bewindhebbere schijnt in deser vorge te meeten 
worden verstaan, dat de handel in opium geheel son worden overgelaten 
ean partikelicren, mite betslonde de sso evengemelde segten van tit- en 
invorr, te samen bedragende f 165 per kist, behoudens verpligting voor 
de invoerders te Batavia, om het opium wiet andere dan op publieke ven- 
dutie to ruilen verkoopen, opdat de Compagnie sich van de werkelijk in- 
gevoerde hoeveelheden sou kunnen versekeven. 

Tegen het verwenenlijken van dese, door van nmoer self voorgestane 
denkbcekion , schijnen swerigheden te zijn gerenen. Waarin sij bestaan 
hebben is niet geblekca. Hij aanvaarde bet bewind in Mei 1748, en ech- 
ter werd loen en in 1744 voortgegaan met, op den ouden voet, opium 
voor rekening der Compegnic uit Bengalen te ontbinden, om te Batavis 
door haar te worden verkoeht. Die cntbiedingen en verkoopingen verkre- 
een strife ploterling cene te voren ongekende hoogte. In 1744 werden 
455,370 ponden opium uit Rengalce ontvangen, zijnde meer den het dub- 
bede van de grontste hoevcelbrid, immer in cen jaar voor de Compagnic 
aangebragt. Hij resolutie van 10 Maart 1744, besloot men dan ook om, 
met venen dilstand ven cen geheel jaar, op crumaal $000 kisten bij opcn- 


hare veiling te verkoopen. 
Oprgtang der Amflorn-Sarasterd. 
In 174% kuam de (lourermrartienersal van IuNOrr mrt ern amer micl- 


del vert den dag Hij beagt het ontwerp van cear partikulier atenrmmin 
var den amtoenhbandr) in den Haad van Indit ter tafel De Compagnx 


© Margins’. beordnddingen j ar Gears rea tas ruwer 


122 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


zou haren alleenhandel aan die associatie afstaan, en zich alleen blijven be- 
lasten met de inkoopen in Bengalen en het vervoeren van het gekochte 
naar Batavia. De Associatie zou instaan voor het jaarlijksch debiet van eene 
bepaalde hoeveelheid opium (1200 kisten), tegen vaste prijzen aan haar te 
leveren. 


Het voorstel van den Gouverneur-Generaal werd voorafgegaan door de 
volgende inleiding. 


“Door den Heere Gouverneur-Generaal aan de vergaderingh te kenmen 


“gegeven zijnde, dat welgem. Zijn Edelheyt zijne gedagten al lange heb- 
“bende laten gaan over de maniere van den verkoop van amphioen alhier 
‘ter plaatse, nademalen deselve zijn Edelh. van die natuur was te voren 
“gekomen, dat hoeseer de avancen ook aanmerkelijk voorquamen, egter 
“daerop met geen volkomen sekerheyt konde werden becijffert voor het ver- 
“volgh, om het ongemeene verschil dat men in den prijs van het eene jaar 
“ofte het andere alhier, zoo in dit articul, als alle andere poincten van 
“negotie komt te ontmoeten, buijten dat ook te meermalen gelijk ook 
“jongst weder gebleken is, cenige van de verkochte parthijen, door de ko- 
“pers onafgehaalt in de pakhuizen zoo lange blijven staan, tot dat die wel 
“voor rekening van de kopers voor de tweede maale zijn verkocht, dog 
“het nadeel bij de Compagnie gedragen geworden, alsoo men d’ eerste 
“kopers selden of nooijt bij sodanigen geleegentheid vinden konden, gelijk dat 
“ook ontwijffelbaar omtrent eenige der parthijen van de jongste verkoop in 
“de maand Maart 1744 soude hebben plaats gehad, indien se met de aan- 
‘“‘komste der schepen Noortwolfsbergen en de Jonge Willem, uit Bengale, 
“op den 28 Augustus passato en dus na cen lang verloop van het op den 
“30 April jongstleden geéijndigt tweede termijn ter sessie van den 2 Fe- 
‘<bruarij deses jaars bepaald, niet hadden komen te ontwaren, dat daar- 
“mede geen amphioen alhier was aangebragt geworden, hetwelk dan ook 
‘veroorzaakt heeft, het reijsen van dies prijse, en het verzoek tot beko- 
‘ming van de gekogte parthijen door eenige Chinezen op den 17 dezer 
‘maand, na het aangeteekende ter resolutie van dien dage, en welke in- 
“conveniénten zijn Edelheijt vermeende dat te boven zoude komen en ook 
“te bepaalen wesen een vaste avance, na het geene welgemelde zijn Edel- 
“heijt hadde begreepen, en ter nedergesteld bij een geschrift, dat daarvan 


DE OPIUMMANDEL IN NEDERL. INDIË. 138 


“eatworpen hadde, on by resumtic bevonden wierd te weesen van de vol- 
«gende inhoud.” 

Nadat het uitgewerkt voorstel van den Gouverneur-Genereal was voor- 
gelesen , werd daar over gedelibereerd on in aanmerking genomen “dat ne- 
“demsalen het groote oogmerk omtrent den emphicenhandel ie, de Com- 
‘spagnic daervan soo veel mogelijk privatief te doen gaudeeren, men cok 
“niet anders dan voorvorderlijk tot det doelwit rekenen kan het exten- 
“deoren van het interest det de Compagnie deerin heeft tot soo venle andere 
cemenschen , ja de geheele Colonie alhier, dewelke door den teijdt daaraan 
cagelegen zal leggen, dat er geen andere amphioen inkomt als die van de 
«Compagnie; buijten dat ook in 't geheel eulke socisteijten voordeelig sijn, 
Soensdeele door de profijten die sij geven over het geheele ligcheam en dis 
se,netede van winsten op koopmanschsppen door den tijdt veranderen in 
‘orcs goeden intercet van uijtgestelde penningen. Soodat erm mantig profijt 
“voor cea Societeijt mog toersijkende is em eon kieijn verlies haar miet 
eadseren kan door het groote lighaam det daaraan participeert, maar ook 
“emdat op deens wijes cen dubbeld ronllement van penningen wert verwekt 
een den handel, eens met het geld det gefourncert werd, en cone met de 
“actses of postiën in de Societeijten, tot ern dubbeld voordeel en meerder 
“leven in de negotie ; waarbij nog komt det in al sulke fondsen een ieder 
ese wel buiten ale binnen ‘es lands seer gemackelijk deel nemen, en dus 
bet interest van de ganteche Colonie daerdoor cok verder geëztondeert 
eowerden kan, en de Compagnie al ogter op desen voet mag hopen bij den 
ceAsmphioenhandel te zullen kunnen profitesren circa cen millioen guldens 
“janstijls, vooral soo de prijeen in Pattona, gelijk nist buijten appareatic 
is, wet mogte dalen, het welke alles is wat men van cen enkeld artiral 
“vam megotve protendesren of verwagten kan. Zoo wierd om alle dese re- 
ademen, met craparigheyt van stemmen, goedgevonden en verotaan in bet 
“tes ardergestelde bij het voores. project te consentcerea '.” 

Aldes werd bet denkbeeld verweseniijkt, om aan den sluikhandel, voor 
ase verl Java betreft, zijne voornaamste werktuigen te ontacmen, ter self- 
der tyd dic werktuigen dienstbaar makende aan de bevordering en uit- 


© Ronsdntre deo Kasteele, 4 September 1745 


124 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


breiding van den geoorloofden opiumhandel en daardoor van de -inkomsten 
der Compagnie. 

Op den 80°" November 1745 verkreeg de inmiddels tot stand gebragte 
vereeniging, onder den naam van “de Amfioen-Societeit” cen uitsluitend 
octrooi, voor den tijd van tien jaren, eindigende met ult® Augustus 1765. 
Dat octrooi, aan welks inhoud wij verwijzen ', is vervolgens van tijd tot 
tijd, met eenige veranderingen, verlengd geworden ?, tot dat, op ult° No- 
vember 1792, de Societeit, bij ontstentenis van verdere verlenging, regtens 
ophield te bestaan. Zij bleef evenwel, gelijk wij nader sullen zien, neg 
tot het jaar 1794 in het daadeakelijk bezit van den opiumhandel. 

Gelijk wel te voorzien was, beantwoordde de Amfioen-Societeit niet aan 
het oogmerk harer oprigting, om namelijk den sluikhandel op eene afdoende 
wijze te beteugelen en aan de Compagnie de voordeelen te bezorgen van 
cen geregeld jaarlijkech debiet van 1200 kisten opium. Wij zullen later 
zien, dat reeds van het jaar 1762 het debiet zich ter naauwernood op 800 
kisten kon handhaven. Eene aanzienlijke klasse van ingezetenen, vroeger 
op de eenc of andere wijze in den sluikhandel betrokken, kreeg nu wel 
belang in het bestrijden van den onwettigen invoer van het heulsap, maar 
hct aantal dienaren en burgers, die geene aktichouders waren, bleef groot | 
genoeg om zich met den sluikhandel in te laten, vooral toen na eenige 
jaren de meeste aktiën het cigendom waren geworden van gerepatriéerden, 
en van erfgenamen in Nederland wonende. Er was ecn oogenblik waarin 
slechts 67 van de 800 aktiën op Java waren gedomiciliëerd ! 

De plaatselijke prijsverhooging, door de tusschenkomst der Amfioen- 
Societeit te weeg gebragt, bood den sluikhandelaar een nieuw lokaas 
aan. Vroeger bestond dat lokaas in het verschil tusschen den inkoope- 
prijs in Bengalen, vermeerderd met vracht en andere onkosten, en den 


1 Zie bijlage Ne. 2. 

2 Zie Patriasche Missiwes von den 25sten October 1764, 21 October 1765, 18 Octo- 
ber 1771 en 20 October 1778; Resolutie des Kasteele van 29 November 1774; Am- 
sterdamsche Kamerbrief van 8 December 1774; Zeeuwsche Kamerbrief van 30 Decem- 
ber 1776; Resolutse des Kasteels van 29 December 1778 en Patriasche Missives van 
25 September 1778, 23 October 1779 eu 7 December 1782. 


er 


DR OPIUMMAKDEL IN NEDERL. INDIË. 125 


astuurtijken prijs op Java, cen verschil, some aansienlijk, maar some ook 
betrekkelijk gering. De Compagnie had sedert de traktsten van 1677 en 
1678, dis haar den alieembandel in het artikel op Java schomken, stesds 
de markt gevolgd, zij verkocht te Batavia in het publiek ean den smeest- 
biedende, nu en dan met een groot, op andere tijden met cen klein avans. 
Thans was con kunstmstigo prijs in het leven geroepen. De Compaguie 
bedong eecoe winst van f 600 à / 600 per kist van do Amfcen-Socie- 
test, dic op ham beurt eens evenredige prijeverhooging moest eischen van 
de koopers uit de tweede hand. Het opiam sal mitsdien in het bin- 
menlan) doorgaans ecus hoogere waarde hebben grhed dan vroeger, welke 
hoogere waarde als canc premie voor den smokkelaar kon worden be- 
schouwd, tmmers soo lang de hoeveelheid, deor de tusschenkomet van 
de Amforn-Bocietet aan den verbruiker geleverd, beneden de wenenlijke 
behoefte bleef. 

Tr Betavia nam men emme planteclijko maatregel, die tot verhooging van 
den consumptieprijs aldaar strekken moest. Ïlet verpachten van het uit- 
elustem) regt om opium tc mogen bereiden en in het klein verkoopen 
werd beprosfd. Dic pacht, de corste van hare soort in de administratieve 
geschiedenie van Noêrlandsch-Indië, werd met 1 Jamaarij 1747 aan den 
kapitein der Chinessen, LIM BEEXO KANO veriecnd, met iatardictie echter om 
madet tc mogen verkoopen binnen de stad, de suider voorstad cn de blok- 
hem brooston de stad tot aan den Porawosschen weg '. In do conditicn dier 
pacht work de benaming van medelditden nict gebruikt; er is alechte sprake 
van ‘“huijern dear madet grkeokt, gureokt cn rerkogt wondt,’ en het 
erhijnt aeifs, uit crnen spocdig daarna genomen aatidotalen meatrcgel, dat 
de medai-initen, soo als zij thans bestaan, toen mog aict bekend warm. 
Teen de pacht ruim dric maanden hed gewerkt, werd nameclyh in ornc 
extre-ordinaire vergadering van Gourerneur-Generaal cn Raden besloten, 
dansive met ult. April 1747 weder in tc trekken, “cn bet rooken cu 
“wrkeoprn van medai, ceren als bevorens, aan cen ieder tor te laten, 
“tomsder deze conditie nogthans, dat het laatste aan geene slatcn eal magen 


° Vasruserden dev prwoer Loudemeddrien te Bateme , grvendesrd co granghterd vo 
Kade coe lads, op dru 134° Inemmber 1766. 


126 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


‘geschieden, nochte ook niet binnen de limieten ter resolutie van den 
13% December 1746 en de daarvan geformeerde conditiën in het breede 
“vermelt, maar op arbitraire straffen te snterdiceeren het sitten van madat- 
“rokers, by forme van kroegh, of gemeensame rookplactsen, en also dit laatste 
point geheel en al af te schaffen 1’. 

De gronden voor deze afschaffing aangevoerd, waren, dat de pachter en 
zijne onderpachters zich aan de gestelde restrictiën niet gestoord, maar van 
het verleende privilegie misbruik gemaakt hadden, zoo dat, “in stede van 
‘daardoor te bereijken de goede oogmerken waarmede de voorzeide pacht 
“is ingevoert, integendeel hetselve tot prejuditie van vele komt te streo- 
“ken, doordien sommige sig verbeelden straffeloos, onder den dekmantel van. 
“dese vergunning tot het roken van madat, op sekere gepermitteerde plaat- 
‘sen te mogen favoriseren allerleij versamelinge van quaad volck en oon- 
“venticulen, daar veeltijds den toeleg wordt beraamt tot roven en steelen, 
“sonder dat de dienaren van de Justitie haar aldaar vermogen op te pak- 
“ken, so sij anders daarvan niet te overtuijgen sijn. Ongerekend de strem- 
“ming die de pachter verwekt in den debiet van den amfioen, eensdeels 
‘door dies excessive verduring also diverse andere pachters exhorbitant op 
“dat goed winnen willen en ten anderen, door het beletten van dies pre- 
<paratie aan de aankomende handelaars, het een en ander blijkende bij 
‘deswegens gepresenteerd berigt van den Drossaart TRABE.” 

De consumtieprijs in de Oostelijke provinciën van Java werd ter zelfder 
tijd opgevoerd door het verhoogen van 10 op 20 Rijksdalers per kist, 
van het uitgaand regt bij den uitvoer van Batavia geheven, behalve 44 
Rijksdalers voor waaggeld. Dit blijkt uit de pachtconditiën van de nu 
voor het eerst ingestelde pacht van den boom *. 


Het 17® artikel der vastgestelde voorwaarden voor die nieuwe pacht, 
luidt als volgt: ‘Den amphioen, welkers invoer (door particulieren) op 
‘de daartoe gestelde straffen verboden blijft, zal bij den wsitvcer betalen 
“van ieder kistje twintig Rijked. voor uitgaande regten, sonder eenige re- 


1 Resolutie des Kasteels, van den 13den April en Advertentie van 19 April 1747. 
3 Voorwaarden der gewone landsmiddelen ter stede Batavia enz., bij resolutie van 
13 December 1746. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 137 


“factie op den prijs of markt, hier of elders, cn den pagter van den boom, 
“ten wiene behoeve dit uiijtgaand regt wordt gebeft, zal daarentegen ook 
“weder verpligt zijn tegens de sluijkcrijen in den emphéoes zoo zorgvvaldig 
“als omtrent andere dingen te waken, en wanneer hem iets daarvan voor- 
“komt, verre van door betaling van zulk een of grooter inkomend regt 
“ng te laten corrumperen, hetaclve nict mogen verzwijgen, sonder aan dif 
“of leven strafbaar te zijn, na exigentie en bevinding van saken.” 

Te dier tjd was het verkoopen van madef in het klein, in do Ooste- 
lijke Provinciën van Java nog niet verpacht, maar de kist opium was 
onderhevig aan cen inkomend regt van 10 Rijkedalers en verder aan cone tol 
van 20 Spaansche Realen, bij vervoer naar bet binnenland. Door dit 
cen cn ander was de kist opium met 544 Rijkedalers aan regten boven den 
Hataviaschen prijs bezwaard, alvorens den verbruiker op Java te bereiken. 

De volgende uittreksels uit eene versameling, getiteld: “Javasche ' ver- 
“pegtingen, alle voor den tijd van drie jaren, ingaande 1 Jan. 1753 en 
“eindigende ult® December 1754,’ zullen een vrij duidelijk denkbeeld geven 
van de toenmalige finantiéle inrigtingen, in het gedeelte des cilands waar- 
van thans sprake is, voor zoo veel het debiet van opium kan geacht wor- 
den daarin betrokken te zijn. 

“Art. 2. De pagter van de Sebandharije (dat wil zeggen van de inko- 
“meade en uitgaande regten) sal teffens ook pagter van de tolpoorten zijn.” 

“Art. 3. Dog sullen op cen Sabandharije uijteriijk niet meer als drie 
“tolpoorten magen worsen, waarvan de plaste ea] werden aangewesen aan 

“Art. 6. Nogthans mag er maar cens tol geheven wonden van de op- 
gaande gooderen en nict aan iedere tolpoort eens” 

“Art. 6. Ook mag er op cenige beseare in de bovenlanden, of ergens 
eteidere, waar bet ook moge aijn, geen thol of bassargeld, poortgeld of 
“ernigerbande gerechtigheijt van goederen, die gekogt of verkogt werden, 
“genomen werden, ca dus blijft er geen andere thol dan de uitgaande en 
Ssskomende are-thol alleen, en voor de goederen die opgevoert werden vaa 


© Men bensaert bers det Jans, volgens het tormmaleg rprankgebruk. de Sundaccbe 


dutrikiew asft vant alte 


128 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


“yan de stranden, eenmaal de landthol, aan de tholpoorten te betalen, 
‘sonder meer.” 

“Art. 7. De opgaande thol aan de poorten is vijff ten hondert, uijtgeson- 
«dert alleen de amphioen, waarvan op Java betaalt wert, gelijk thans in 
“gebruijk is, twindig spaense realen, het /icol.” 

«Art. 8. De zeethol, inkomende, is vijff van de hondert, uijtgesondert 
“de volgende articulen : 

1°. De amphioen betaald op Java overal thiex rijxdalers het picol , doch op 
‘“Cheribon, Gebang en Indramayoe twintig, dewijl daar geen tholpoorten zijn.” 

Uit dit alles volgt dat er ook nu nog geene, van regeringswege verpachte, 
madatkitten in Oostelijk Java waren, cn dat mitsdien de toestand op de 
bladzijden 112 en 113 beschreven, in 1754 nog voortduurde. 

Blijkens het 40° art. van het oktrooi der amfioen-societeit, was zij be- 
voegd tot het in dienst nemen van gewapende vaartuigen, om tegen de slui- 
kers te kruisen. Het blijkt nict dat zij zich die middelen immer heeft 
aangeschaft. 

De Regering deed, van haren kant, nicuwe pogingen om den onwettigen 
handel te beteugelen. Direkte middelen werden door indirekte geschraagd. 
Reeds in het eerste tijdperk van het bestaan der Maatschappij, had het 
tegengaan der weclde, als aansporing tot het najagen van ongeoorloofde 
winsten, in de oogmerken der bewindhebbers gelegen. De Gouverneur-Ge- 
neraal MOSSEL gaf aan de sumptuaire wetten van vroeger tijd in het jaar 
1755 eene groote uitbreiding, door, te gelijk met een nieuw plakkaat tegen 
den morshandel, uit te vaardigen het bekende ‘Reglement tegen de pracht 
‘en praal.” 

De volgende bijzonderheden zijn, als bijdragen tot de wijze waarop de 
smokkelhandel destijds gedreven werd, niet onbelangrijk. 

De ondervinding geleerd hebbende, dat de “Jorrendraaijers” dikwijls de 
havens van Java bezochten, onder het voorwendsel van gebrek aan water 
en ververschingen, werd het in acht nemen van eene norsche stroef heid, 
jegens alle vreemde schepen , als regel voorgeschreven. Men verstrekte hun het 
koog noodige, wees het verdere van de hand en gaf onbewimpeld te kennen, 
dat een gerekt verblijf onaangenaam zou gijn. De Engelsche ingezetenen 


van Benkoelen (op Sumatra), die onder verdenking lagen van zich bijzon- 


DR OPIUMHANDEL IN NREDERL. INDIË. 129 


der op den sluikhandel toe te leggen, zagen hunme vaartuigen dan ook wel- 
dra uit onze havens gebennen. Het ongerief daaruit voor die bezitting 
crhoren, gaf aanleiding tot het naive aanbod der Engelsche 
aldaar, om sich van den morshandel in opium te onthouden, mits men han 
den aanbanden zijnde voorraad afkocht, “en aan het ctablissement van Ben- 
“roelen weder ale bevorens, alle hip en gerlinde correspon: 
““lentie met Batavia wilde bewijzen 1.’ 

Gedurende de reize over Java van den Gouverneur-Generaal van rammoer 
in 1746, werd overal aan de Javaanscho regenten ingescherpt , det de zaau- 
wen betrekking waarin zij thans tot de Compagnie waren gekomen, ben 
het tegeneaan van den sluikhandel, vooral in opium, tot pligt maakte. 

Op den 29 April 1746, werd bij een bevelschrift, uitgevaardigd te 
Kamhlangen op het eiland Medure, ean alle aanhalere of ontdekkers van 
sluikwaren, de volle waarde derzelve toegenegd als belooning. 

Uit dat stuk blijkt, dat de smokkriaars hunne waar veelal bragten op 
het cilan! Bewvan, ca dat zij gewoonlijk kwamen van Malaka, Djohor, Su- 
matras hinnenkust, Palembang, Bangka, Rlitong, Beli, Bandjermassin en 
andere plaatern op Borneo. Ook te Halemboangan en andere havens op 
Java, waar de Compagnie zich weinig of niet kon doen gelden, werd sluik- 
handel gedreven 9. 

De inviord der Compagnie in den uitersten Onsthoek van Java was des- 
tijde zrer gering. De distrikten van Malang, Antang, Lamadjang en Poe- 
ger waren in bet besit dergenen, die vroeger de Ralierhe partij en die 
van den heruchten Soerdpati hadden ombeisd. Zij stonden in gestadige 
gemeenerhap met de op Noces-Rarong (een klein eiland op de Zuidkust 
van Java) nitgewckene Balemboangers, waarbij rich gevorgd hadden vele 
Belsers, als ook handelaars en serechuimers van Mandar cn Roegis. Fert 
tn 17467 werd in erretgemelde distrikten het gezag der Compagnie ceniger- 
mate srvestigd, door het ten onderbrengen van Malajoe Korecems, den 
nakomeling van Soerapati. Tien jeren later (1777) werd het uitroeijen 
san bet roof. en smokkeinest op Noresa-Barong volbragt, door het wegvor- 


9 Soevere comlalic van 23 Apnl 1763 
2 Jremepnites dee onse eon dre (ceveverer-Greeresl van twaney, vo 1566 
9° 


130 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


ren naar Java van de gansche bevolking, die, ten getale van twee duizend 
zielen, over onderscheidene provinciën werd verdeeld |. 

In dien tijd werden Sumanap cn Bawean nog beschouwd “als konkelnes- 
“ten voor smokkelaars en lorrendraajjers.” Die van het laatstgemelde e+ 
landje werden beschreven als “bij nagt en ontijden met kleijne -vaartuigjes 
“over en weder varende en op afgelegen plaatsen met hunne sluijkwaaren 
“op Java landende, onder Lassum en Touban.” Zij lagen zelfs onder ver- 
denking van verstandhouding met de zeeroovers en van regtstreeksche ge- 
meenschap met verboden handelplaatsen, zoo als Djohor en Riouw. De Com- 
pagnie had er geene ambtenaren om een.oog in het zeil te houden. Het 
inlandsch hoofd, dat zich onbevoegdelijk Pangeran lict noemen, deed wat 
hij goed vond, en kwam slechts nu en dan homage bewijzen te Samarang $, 

Was dit de toestand van Bawean nog in 1780, vroeger zal men zich 
daar en te Sumanap gewis op grooter schaal aan den sluikhandel hebben 
overgegeven. Malaka, Benkoelen en de Westkust van Borneo schijnen de 
stapelplaatsen van den verboden opiumhandel te zijn geworden , toen de En- 
gelsche schepen zich niet meer op de kusten van Java durfden wagen. Van 
die twee plaatsen werd de opium, in kleine hoeveelheden, met inlandsche 
vaartuigen, overal heen gevoerd. Wat voor Oostelijk Java bestemd was, 
ging in de eerste plaats naar Bawean, Sumanap, Noessa-Barong en Bali, en 
werd van daar binnen gesmokkeld. In 1765 werden 68 kisten opium uit 
de Engelsche schepen Camis en Neptune aangehaald, welke men met het 
voormelde doel te Malaka wilde aan wal brengen. 

Niet altoos echter viel de handhaving der bestaande verbodsbepalingen 
in zulke eerlijke handen, en er is alle grond om te vermoeden, dat het 
sluiken van lieverlede weder algemeener geworden was onder de dienaren 
der Compagnie. In het jaar 1800 verrijkte cen Fngelsch zeeman de hy- 


drographic van Indië met de vruchten eener twintigjarige, ondervinding 3. 


1 Memorie van den afgaanden Javaschen Gouverneur en Directeur J.R. VAN DER 
BURGU, aan zijnen opvolger 3. SIBERG, dd. 19 Sept. 1780. 

3 Ut supra. 

3. M. ELLMORE, The British mariner’s directory and guide to the trade and navi- 


vation of the In:'tan and Chinese seas. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 181 


Sedert 1753 had hij aldaar nict slechts van haven tot haven gevaren, 
maar ook gehandeld en geemokkeld, en doelde nu aan zijne landgenoten 
mede, hoe men het aanleggen moest om eene lading van 500 kisten 
opium in het gebied der Nederlandsche O. I. Compagnie aan den man te 
brenevn. De eerste bezitting in sijne instructiën voorkomende is Malaks ; 
dass, met hij, was kans om 100 kisten opium te verkoopen. Op Lingge 
konden 20 kisten te gelijk afgezet worden, hoezeer er jaarlijks behoefte was 
aan 50 tot 100 kisten; op Bengks kon men niet meer dan 10 kisten op 
cenmaal hwijt raken, omdat de bezoeken der smokkelaars zich daar mog 
al snel opvolgden; de tegenwoordigheid der Compagnies-kruisers was geen 
beke teel, mite men ackere belecfdhedes in acht nam, die do bevelhebbers van 
alle vnvmden verwachtten. 

“[umsddels (dus vervolgde hij in substantie) is uwe barkes van Mantok 
“naar Palembang gesonden, onder voorwendsel van de watervaten te vul- 
ko, doch eigenlijk om den resident en den Sultan te vragen of zij gene- 
“ern gyn zaken te doen. Des noods kunt gij aan eerstgemelden specie of 
“opium achterlaten, naderhand weder te Palembang aangierende, om de re- 
“kening te sluiten. Te Betavia aankomende, moet gij uwe gansche lading. 
“ook opium‘, aan de regering aanbieden, met achterhouding van 20 of 
“30 kisten voor den pertiknlieren handd. Nu moct uitgevischt worden of 
“de Fiskaal of Shabander ook nog een eigen voorraad opium hebben: 
“ano ja, dan zijn er geene saken met hen te doen en moet men zeer op 
“nyne horde zijn, hebben zij geen voorraad, dan is er kans dat zij den uwen 
“aemen, behoudens levering op cen der kleine eilanden nabij de reede. Met 
ondergeschikte personen kan ook gehandekd worden, 200 als met den Raas 
“van Onrust, mct den beunhaas (the Wihipper-in) die op Edam woont, en 
met den Vice-Vice kommandeur op Kuipers-etland '.” 

Te Mempawre (Borneo) konden destijds 500 kisten opium 'sjaars worden 
verborht, te Semées was de behoefte iets grooter, Sorkedene waa insgelijks 
«ene teer puede markt ®. 


© Me bet heem det, wo den ted door etimear bekocht, opsam door Engrimtrn te 
Materre verl songebregt, cal bijken wt den verderen lonp van dt verkee: 


1 Vage e = Darectovy cic 


A 


132 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


Hoewel deze bijzonderheden betrekking hebben tot verschillende jaren van 
de tweede helft der vorige eeuw, de laatsten zelfs tot een tijdvak hetwelk 
wij in ons geschiedkundig overzigt nog niet bereikt hebben, zoo geven zij 
evenwel een vrij duidelijk denkbeeld van den staat des opiumhandels, der- 
tig jaren nadat de Amfioen-Societeit in volle werking was gekomen. Die 
staat was, uit het oogpunt der Compagnie, niet gunstig, want men rekende 
dat jaarlijks 500 kisten ter sluik werden ingevoerd op Java, zoodat het on- 
mogelijk werd, de bij het oktrooi der Amfioen-Socicteit bepaalde 1200 kis- 
ten opium aan den man te brengen !. De Gouverneur-Generaal en Raden 
zagen zich dan ook genoopt om in 1778 nieuwe bepalingen uit te vaar- 
digen, met het doel om den handel en de vaart met de plaatsen, bekend 
als de stapel- of verzamelplaatsen der sluikers, te beletten of onder eene strenge 
politie te brengen. Daartoe moest Batavia het middenpunt worden van de 
kustvaart; alle schepen en praauwen komende van Malaka, Palembang en 
den Overwal®, of derwaarts bestemd, moesten zich te Batavia komen voor- 
zien van passen, die niet verleend werden dan na cene strenge visitatie. De 
vaart van en naar Djohor en onderhoorigheden en langs de Maleische kust 
werd geheel verboden. ' 

Alvorens deze schets van den opiumhandel in Nederlandsch Indië te ver- 
volgen, moeten wij cenige oogenblikken stilstaan bij de groote moeijelijk- 
heden welke aan de Compagnie van lieverlede door de Engelschen werden 


in den weg gelegd, met opzigt tot het doen van harc inkoopen in Bengalen. 


Twisten met de Engelschen in Bengalen. 


De inkoopen van opium in Bengalen hadden nimmer ernstige belemme- 
ringen ondervonden. Er bestond vrije mededinging tusschen de agenten 
der onderscheidene Maatschappijen. Elk had zijne Gomasta’s of inlandsche 
makelaars, dic zich naar de opium-distrikten begaven en door middel van 
Pykars of onder-makelnars, de vereischte overeenkomsten sloten voor hunne 


meesters. Niet altoos gelukte het hun, zieh gemakkelijk van dien last te 


\ Ferhandeling van W. CRAANE, oud Secretaris der Hooge Regering en voormalig Kas- 
sier van de Amfwen-Socieleit, 1791. 


3 De Westkust van Borneo. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 133 


keyten Nu cens werden landbouw, nijverheid en handel door binnen- 
landeche onlusten en oorlogen gretremd. Dan weder plaatsten gunstolingen 
van den \orst of van de in bet serail (senane) heerschende schogahcid zich 
tusschen planter cn Gomede, cn maakten het sluiten van eenigen koop, 
tember aaussenlijke handvullingrn, onmagelyk. Some wierpen de Gomaste’s 
verdicht: zwarigheden op, ten einde prjeterhougingen of trage leveringen 
te verzeelijken. Op andere tijden veroorzaakten de gewaagde speculatiën 
van bijzonder: personen plotselinge prijsverbuogingen, die aan het uitvoe- 
ren der bevelen van de Compagnie in den weg stonden. Hare dienaren 
maakten zh some, Voor eigen sluikhandel, meester van het opium, dat zij 
voor Liane lastgevers hadden behooren te koopen. 

Ihce woryclykbeden hadden och reads in de arventiende eeuw doen ge- 
verden Tu het jaar 16897 zonden de Bewindhebber H. a. VAN RHEEDE 
TUT DKAKESTENN, Hecr van Mijdregt, als Commissaris naar Bengalen, teu 
cinde voorzcuungeu te maken togen de kwade praktijken der Compagnics- 
dienen u. Hij voerde cen nieuw reglement in omtrent den handel, hetwelk 
dune de Heeren Majores werd goedgekeurd, “macr soo hacst was hij van 
“-Lacr uiet verteoeken, off die ordres aijn ten meerendeele weder in duijgen 
gere ht, eu ongeobeerverrt gebleven 6.’ 

In de laatste helft der 18% eeuw kwamen mededingers in den Deuggaal- 
mhen handel opdagen, die nog minder, dan de bovengemelde, door het 
zenden van Commissarissen te bedwingen waren. De Engelsche Oost-fuidi- 
sche Mastechappy, aa in 1675 cen nedeng agentschap in Hengalen te heb- 
ben gustagl, verkrerg in 1699, door cen onderdanig en cerbiedig gelrag * 
pracus den Mogul, de vergunning om ach op grooter schaal te Calrutta te 
moven iangicn. Lij ontwierp het plan van vene vesung, doch om pon 
angeaan op te wekken, sommde zij dat daaraan elwhts langzaam ch ouse 
mctat wend srarbeid. Zoo werden de grondslagen zeiesd van bet nog tx- 
aant: fit Wiikem. Vijg janu later trad de Britarbe handels-ver- 
eeoging op ale eene krijgvoerende mogendberd, by ge begenbend dat de voor 


be as bazen ben Enge land en Frankryh cen gruoter a.ttal scklaten had dee u 


Men Cet een NRS bam 


"pe, tee te et rperse ari beej aft tehar. QE ‘tans. Mot ve of Jure daver 


134 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


in dienst nemen, dan tot bloote bescherming werden vereischt. De ver- 
overings ontwerpen van Dupleiz lokten die van Clive uit, en spoedig was 
de Engelsche Compagnie gewikkeld in de oorlogen, die het Indische schier- 
ciland onophoudelijk verontrusteden. De invloed der Engelschen nam ge- 
stadig toe, nadat de rampen van het jaar 1757 waren te boven gekomen. 
In 1759 deed de Hooge Begering te Batavia eene poging, om ook den 
Nederlandschen invloed in Bengalen te doen stijgen. Eene versterking van 
militairen , bestemd om in de Nederlandsche factorij te Chinsura post te 
vatten, werd door CLIVE, in naam van de inlandsche Overheid, aan- 
gevallen en verslagen, hoewel de republiek destijds in vrede was met Groot- 
Britannië. In 1765 werd aan de Engelschen door den Nabob van Bengalen 
(thans een bloot werktuig in hunne handen) de verdediging van dat landschap 
opgedragen. De aldus verkregene magt werd in dat zelfde jaar benuttigd 
om van den Mogol te verkrijgen cen firman, de Engelsche O. I. Compagnie 
verklarende tot zijnen Dewar (schatgaarder) in Bengalen, Behar en Orissa. 

Het was deze hoedanigheid, die de Engelschen in staat stelde, om de 
zijdelingsche middelen, dusver tot het verdringen van den handel der Neder- 
landers in het werk gesteld, door openlijke maatregelen te doen opvolgen. 
De kwellingen en afpersingen, dusver door of in naam van den Onderko- 
ning of Soebahdar, op geheime aandrang der Engelschen, jegens de onzen 
gepleegd 1, wêrden nu vervangen door daden, waartoe de Dewan (schat- 
waarder) van den grooten Mogol zich bevoegd achtte. 

Een voorbeeld der vroegere kwellingen zal niet te onpas zijn. In 1761 
wist de Heer macquire, hoofd der Engelsche factorij te Patna, den Soe- 
bahdar te overreden tot het uitvaardigen van een bevelschrift (perwanzad), 
waarbij aan hem (MACQUIRE) het uitsluitend regt tot het opkoopen van 
opium werd verleend, hoezeer die Soebahdar geenerlei bevoegdheid had om 
inbreuk te maken op den vrijen handel, den: Hollanders bij firman van den 
Mogol, zijnen Souverein, geschonken. De ernstige vertogen en bedreigingen 
der Hollandsche ambtenaren waren oorzaak, dat de eer MacaurRE zijn 


privilezie aan den Soebahdar terug gaf 3, waarschijnlijk uit vrees, dat de 


1 Memori: van den Heer L. TAILLEFERT, van den 1749 November 1763. 


? Hij schreef op den 14 Mei 1761 aan het Nederlandsch Opperhoofd te Patna. “J re- 


DE OPIUMMANDEL IN NEDERL. INDIE. 135 


torn reals van alle kanten oprijzende klagten over de verregaande afper- 
sangen cu knevelarijen der Engelsche ambtenaren in Indië, de aandacht van 
bet Britach Ministerie zouden trekken, wanneer zij ook door den Staat der 
Vereenigde Nederlanden, in den naam der Hollandsche O. I. Mastechappij, 
wenden aangcheven. Dit voorval verhinderde den Heer zLurs, vervanger 
van den Heer wAcaUIRE, nict om zich in 1762 en 1763 nog dieper in- 
ETijpingrn in onze regten te veroorlooven !, tot dat de Engelsche Gouver- 
neur VAN MITTART, in persoon naar Patna gekomen, het in eene monde- 
linge onderhandeling met den delinquent zoo ver bragt, dat hij in tegen- 
woordigheid van het Nederlandsche Opperhoofd plegtig beloofde, geen hin- 
der meer te zullen toebrengen aan onzen opiumhandel. “Dan (das segt een 
“ounertuige), bet is naderhand gebleken dat het Engelsch Opperhoofd sig 
‘whe overvenkoaet en der ordres van sijnen Gouverneur weijnig bekreunde, 
«althans hij vorr dien ongeacht voort met sijne geweldige handelwijze ©’ 
Men weet schier niet waarover zich meer te verwonderen, over de onbe- 
schaamde hebzucht van den ondergeschikte, of over de zwakheid van den 
meerdere, dic onderhandelde en overrerdde, waar hij had moeten bevelen 
en strafien. Hierbij moet cchter worden in het oog gehouden, dat de En- 
erterbe Giouvemcur destijds slechte cene stem had in het Collegic van ‘4ou- 
vermeur cn Haden” en dat dic stem te kampen had met die van vier of 
eyf medepligtigen, van wie grargd wordt: “of the council a great propor- 
“on were deriving vast cmoluments from the abuses, the existence of which 
“they denied 5” Hetgeen destijds in Bengalen voorviel regtvaardigt gehe | 
de woorden van denarlfden echrijver: “The conduct of the Company's 
servants furnishes one of the most remarquable instances upon neon, of 


the precr of interest to estinguish all sense of justice and even of shame & 


“tarerd the perwesmah Ww the Raja, sgreeable ts my premier, the nett morning. 0. 
“the wme day write to all my (somastah’s to ore) back the copie They sre aot ar 
“vyroed ze yet, but | daly espert (beam However | shail apum ora! then under to 
“retire thes 

+ Mere san dee Heer 3. mecunmacur, Inreeteur van den handel in Heagaxs 
Qo 13 bebeary 1997 

Et vopva 


Mist's Mate A Break Jada, 11, 293 ° Ft sopra, HI, vw 


136 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


In 1771, alzoo zeven jaren nadat de Engelsche O. I. Maatschappij was 
bekleed geworden met de waardigheid van Dewan, bleek het, dat hare die- 
naren wel is waar groote sommen ingezameld, maar nog grootere verspild 
hadden. De bewindhebbers (¢he Court of Directors) wakker gemaakt door 
de allerwege oprijzende stemmen, zagen de noodzakelijkheid van cene meer 
onmiddelijke bemoeijing met de wijze waarop hunne dienaren zich van de 
pligten van het schatgaarderschap kweten. Zij wilden zich inlaten met de 
inkomsten van het Dewant, maar ook met de wijze waarop die inkomsten, 
in naam des Grooten Mogols, werden besteed. De toen beraamde maat- 
regelen van controle konden evenwel niet spoedig genoeg werken om het 
ontstaan van een aanzienlijk te kort, in tegenspraak met vroegere verzeke- 
ringen, te verhoeden. De Britsche Ministers, gebruik makende van de ver- 
legenheid waarin de Maatschappij door de onberaden handelingen harer die- 
naren werd gewikkeld, drongen haar de veranderingen in hare constitutie 
op, die zij noodig oordeelden. De Parlementsakte van 1773 bepaalde on- 
der anderen, dat aan het hoofd des bewinds in Indië zou worden geplaatst 
een Gouverneur-Generaal, met grooter magt dan dusver door den Gouver- 
neur was uitgeoefend. Deze waardigheid werd opgedragen aan WARREN 
HASTINGS. 

Bij eenen brief van den 22°** October 1774, maakte hij zijne komst 
te Calcutta bekend aan de Nederlandsche bedienden, daarbij betuigende 


van zijn “carnest desire to promote the most cordial intercourse and rec 


‘nrocation of good offices,” met gelijktijdige verzekering dat zij zouden — 


kunnen rekenen op “every assistance towards the carrying on and facili- 
“tating the allowed commerce of your nation in these parts.” 

De Nederlandsche bedienden waanden nu het einde nabij van huune 
lange en vruchteloze worsteling tegen het zedeloos bestuur van fort Wik 
liam, hetwelk met de snelheid van cenen Proteus van gedaante verwisse- 
lende, steeds de misbruiken, die het in de eene hoedanigheid bedreef of 
toeliet, van zich afwierp, door de magt te beschuldigen, die het, in eene 
andere hoedanigheid, zelf uitoefende. Nu als Compagnie, dan weder als 
Dewan, op eenen anderen tijd als Soebakdar handelende, was dat bestuur 
alles of niets, of een gedeelte van zich zelve, al naar mate het een of het 


andere voorgeven bevorderlijk was aan zijne oogmerken. Thans, meende 


— es Oo Lee CV * 


- we 


- ec. ween 1 


"Er re =. 


DE OPILMEHANDEL IN NEDERL. INDIE. 137 


men, zou dat verdrietig strijden teen een geheimzinnig en arglistig wenen 
opbouden. 

De nieuwe (souverncur(encrnal en zijn HKaad weren door de Britscho 
Wetgeving met eene groote magt beklecd; hunne maunclijke en openhartige 
taal arhren de waarborg, dat de oulvochenhare regten der Nedcrlanders niet 
langer mrueden wonden verireden. 

Val van dit vertrouwen gingen de Nederlandsche bedienden over tot het 
opstrilen van veur “memorie van beswaareniseen,” die door twee hunner, 
de Meeren VAN DANCKELMAN eu KILSBACHT, naar Calcutta gebragt en aan 
BARKEN HASTINGS en mijnen Rasd overgeleverd werd, mct aanbod om de 
vervsmheta opbulderingen bij monde te geven. 

In dic Mesnorie, godagtwokend Hougly den 10™ April 1775, beriep men 
ach op de bestaande firmans van den Grooten Mogol, als de groudslay 
der teclaung van bride Maatschappijen (de Engelsche en de Nederlandsche) 
tos venen geberl vrijen: handed in alle landsproducten. Na oene herhalins 
van deu inboud deer Staatestukken, zeide de Memoric, “in een woord, d- 
“Compagnx: beeft door de Armans verkregen cen rocht ca gezag, zoo uit- 
egebred on aanzienlijk, dat uicts als openbaar gewell dezelve omver kun 
“touten of vernicugeo.”” Na tw hebben berinnerd, dat behoudens Meine 
kwellingen van den kant der Iulandische rmgering, waarop gewooulijk spool: 
herstel was gevold, de inhoud dier Armans steeds nagelecfd en de handel 
engestaord en voorspemdis guinven was gewonkn, sprak de Memorw vu: 
“de aemmcrkelijke revolstic van den jaars 1756. Van toen af aan (am 
“wrreolgic bet stuk), ofte cyyenlgh ma de herovering van Kalcatten (Calcutta 
wen de op ‘s lands Soubab, door bet lot der wapenen, semaakte progrea~ 
“wm den jare 1737, namen de veratien hand over hand toe. [a alle taaken 
“san den handel wierden wij vermoegejkt, cn jaar op jaar venaindeni 
“m ons respoctiete insamen. Het regt om salpeter uit de come hand on 
“tosprn, wicnl geetremd, door cen uitalustend verlof van dus imeaam, da: 
wDeaiietive zes ten beborve van de hugrlerbe Compagnie had weten U 
heen IJir opens, een son important artikel, sort men one monk te 
“ante nngra dant outwechrijfelijke dwandnjvenyn eu tenlenelyhe mone 
“pede van particulicren, en het weynige dat wij daarvan, ale bi) tals 


“ues. marter wornden, masten wij ton allee duureten Intahu, eds les 


138 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


‘nog toc, in verre na, zoo veel te konnen obtineeren, als er, ter voldoe- 
“ning van onse gewoone eischen, jaarlijx noodig is.” 

De Heeren VAN DANCKELMAN en EILBRACHT werden uiterst beleefd te Cal- | 
cutta ontvangen, maar ten aanzien van den opiumhandel volgde geene voor- 
ziening, hetwelk te opmerkelijker was, omdat een bevelschrift van de Bat 
sche bewindslieden van 28 April 1775, de opheffing beval van alle bestaan 
hebbende hindernissen omtrent het inkoopen van lynwaden. Men gaf even- 
wel voor, dat ook ten aanzien van het opium voorziening volgen zou. Wak 
REN HASTINGS vroeg afschriften van alle aan de Nederlanders verleende fr- 
mans, nessaans en sunnuds, maar, voor dat hij die ontvangen had , was reeds 
op zijn’ last eene bekendmaking afgekondigd, waaruit duidelijk bleek dat 
hij zich, als dewan, bevoegd achtte om aan de Engelsche O. I. Compagnie, | 
welke hij vertegenwoordigde, het monopolie van den opiumhandel, zonder 
omwegen, te schenken. “As the opium (dus schreven de Engelsche dienaren - 
“te Patna, in antwoord op de klagten der Nederlanders, op den 31*** Aw 
‘gustus 1775) as the opium forms a considerable branch of the Conrpany’s 
“revenue, and is by no means esteemed an article of public commerce, we 
“do not think ourselves authorised to countenance any person in the provi- 
“sion there of without the express directions of our superiors.” 

De Nederlandsche bedienden besloten nu de proef te nemen, of men van 
de Britsche zijde tot dadelijkheden zou overgaan, wanneer zij, ongeacht he 
verbod van den Dewan, gebruik maakten van den nog altoos jure bestaanden _ 
Firman van den Keizer. Zij zonden, als van ouds, hunne Gomaséa’s nest 
de opiumdistrikten, om voorschotten te geven en overeenkomsten te sluites 
Het bleek nu dat het den Dewan ernst was, zich niet aan den keizerlijke 
Firman te storen. De Nederlandsche Gomasta’s werden verhinderd en mit 
handeld door de bedienden van zekeren GRIFFITH, aan wien WARREN Maf 
TINGS en zijne Raden inmiddels het uitsluitend regt tot opkoopen van de 
opiumoogst hadden verleend, ten spot der menigvuldige, hun door de Ne 
derlandsche ambtenaren te Hougly geschrevene brieven. | 

In Januarij 1776 werd eindelijk een antwoord ontvangen, gevolgd dot 


een ultimatum van den 7% Februarij f, waaruit blijkt, dat inmiddels =e 


1 Zie Bijlage N°. 3. 





DE OPIUMHANDEL IX NEDERL. INDIE. 189 


e Engelsche zijde het aanbod aan de onzen was gedaan om hun 900 
wands ($50 kisten) opium af te staan tegen inkoopsprije, terwijl men ove- 
gene ontkende, dat bet karakter, waarmede de Heer GRIFFITH was bekleed, 
at was van cenen monopolist; hij was blootelijk, dus beweerde men, een 
omtraktant, die op zith had genomen, al het opium te bezorgen, benoo- 
sed bij de Engelsche Compagnie, welke cvenwel, dus zeide men verder, 
wh als Deren allezins bevoegd rekende om veranderingen te maken in het- 
ern dusver had bestaan. 

Dit antenord van den Britechen CGouverneur-Generaal en zijne Raden 
ae cen waanhz vervolg op de reeds zoo dikwijls door de Nederland- 
ke ambtenatrn ondervondene eguivocetien. Al was het waarheid, dat 
ARREN HASTINGS, ale beafuurder der zaken van de Engelsche Maatschappij, 
vet CAIFPTTM cerne overeenkomst wegens de levering van opium aan die 
laaterhappij had gesloten, evenzeer was het waarheid, dat hij, in hoeda- 
heid van Deres, op den $** Maart 1776, en derhalve slechts eene maand 
rna, cen briclechrift (prrwenneÂ) had uitgevaardigd, waarbij aan de plan- 
re wend verboden, aan andere Gemasta's dan die van GRIFFITH opium af 
' hevereh, met uitdrukkelijke vergunning om de voorschotten van die an- 
pre (somasta's omtvangen, tpor zich te behouden, met verbod aan den 
ter, om de klagten aan te hooren, die deswege mogten worden gedaan !. 
Op den 12° Februarij, en derhalve voor dat de inhoud van dat bevel- 
chrs\ san de Nederiandeche bedienden kon bekend zijn, werden, in den 
land te Hougiy, de grondslagen van het aan de Engelschen te geven ant- 
baord vastgreteid. Het loet zich op in cene wederlegging der Engelsche 
weenngrn, maar tevens in het esndbesluit om def balre es be verkiezen bo- 
me dre iedsgen dop. Mogten de Engelschen volbanten, dan zou men van 
ben aanbod tut levering van cenc bepaalde boeverlheid opium, yen in- 
beepon:, aan de Nederlandsche Maatschappij, gebruik maken , maar teven: 
Weruen dat cijfer op meer dan 450 kisten vastgesteld te hry Dit as 
Plemeel nwt velukt, de Enerlechen deden bet aanbod van 450) kisten, om- 
Ott de Lemverihend wae door de Compagnic, in het laatet. jase van chen 


Pie: oren handel, wal de corde hand gekocht. nj achteren moh ont! - 


—=— nr 


140 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


den om een voordeeliger jaar tot maatstaf te nemen van hun aanbod. Het 
werd na eenige onderhandelingen aangenomen en bleef als regel gelden tot 
in het jaar 1795, toen de oorlog tusschen Engeland en het Gemeenebest 
uitbarstte f. 


Nadat. aldus de geschillen met de dienaren der Engelsche O. I. Mast- 
schappij waren beslecht geworden, door cene, ons door den nood opge- 
drongene, overeenkomst, hernam de opiumhandel eenen geregelden, gedeel- 
telijk nieuwen gang. Al wat de Compagnie meer noodig had dan 450 kisten 
’s jaars, moest zij van nu af uit de tweede of derde hand, cn mitsdien 
tot veel hooger prijzen koopen, dan zij zou besteed hebben, ware de handel 
vrij en zij in de gelegenheid gebleven om onmiddellijk met de planters te 
handelen. In het vervolg werden ook inkoopen van opium te Batavia 
gedaan, meestal aangebragt door Engelsche handelaars. Intusschen was de 
Compagnie reeds sedert lang gewoon geworden aan het besteden van prijzen, 
ver overtreffende die van den goeden ouden tijd, toen de Bewindhebbers 
aan Gouverneur-Generaal en Raden schreven. “’T is voorwaar geene geringhe 
winst, die, volgens UEd. schrijven, op de amphioen wort behaelt, wan- 
‘meer die tot 64 Ropias (f80) de man (maund) tot Pattena ingekoft 
“wort, en deselve op de Oosteust van Java weder van 320 tot 340 Rijx- 
“daalers ’t picol (sijnde eijgentlijk twee man) wort verkoft en daerom is ’t 
‘noodigh, gelijck wij bemercken, dat UEs mede practiseren, dat dien handel 
‘voor de Compagnie alleen, immers zoo veel doenlijk werd geconserveert 9.” 

In 1730 was de inkoopsprijs gestegen tot f 162. In 1731 kochten Ea- 
gelsche speculanten alles op voor f 174 tot f 181, hetwelk aanleiding gaf 
tot een bevel aan de Bengaalsche bedienden (die meenden dat zij door li- 


mites waren gebonden) om den loop der markt te volgen 3. 





1 Toen, in 1817, de kentoren der voormalige O. I. Compagnie in Bengalen door het : 
Nederlandsche Gout. werden overgenomen, heeft het pogingen aangewend, om ander- 
maal ven het Britsch bestuur de jaarlijksche afstand van 450 kisten opium, tegen in- 
koopsprijs, te bekomen. Die pogingen hebben geen gevolg gchal, blijkens verslag van 
den Kominissaris J. A. VAN BRAAM, dd. Chinsurah, 29 Auguetus 1817. 


> Misser. 85 October 1646. 3 Resalatie 16 Jen, 1732. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 141 


In het jaar 1760 was de inkoopsprijs f 222, in 1761 f 278, in 1762 
f 3826, in 1763 f 375 en in 1764 £402, per maund. 

Bij het tweede artikel van het oktrooij der Amfioen-Societeit, had de 
Compagnie zich verbonden de kist opium te leveren voor 450 Rijksdalers 
. courant of f1125 de kist van twee maunds. In 1768 kwam elke zoo- 
danige kist aan de Compagnie te staan op f 804. Zij won derhalve 
slechts f 321 per kist, en ondervond de onjuistheid der bij de oprig- 
ting der Societeit gemaakte berekening, dat men zich daardoor van eene 
jaarlijksche winst van f 1,000,000 op 1200 kisten, of van f 833 per 
kist, zou verzekeren. Nu werd aan de Amfioen-Socicteit onder het ‘oog 

gebragt, dat men in 1745 niet had gerekend op eene zoo aanzienlijke ver- 
| hooging als de inkoopsprijzen in Bengalen hadden ondergaan, dat cene 
‚ evenredige vermeerdering van den oktrooiprijs met de billijkheid overeen- 
kwam, en dat de Societeit zich daarover te minder kon beklagen, omdat 
zij van haren kant partij trok van de “excessive prijzen waarop het slaap- 
“sap inmiddels op Java was gestegen.” Op die gronden werd de prijs in 
artikel 2 van -het oktrooij genoemd, vermcerderd met 100° Rijksd. per kist, — 
en alzoo gebragt op 550 Rijksdalers 1. | 

Wat de “excessieve prijzen” waren, in 1768 op Java gemaakt, is niet 
gebleken, maar zij schijnen niet ‘bestendig te zijn geweest, want reeds in 
1767 zien wij, op het voorbeeld daartoe door den Directeur REYNIER DE 
KLERK gegeven, al de ambtenaren der Societeit vrijwillig afstand doen van 
een gedeelte hunner salarissen, uit hoofde van de aanhoudend verminde- 
rende winsten. Negen jarcn later werden die jaarwedden weder gebragt op 
de vorige hoogte 2. 

Overigens zullen die ‘excessieve prijzen” hebben in verband gestaan met 
de betrekkelijk geringe aanvoeren van de jaren 1762, 1763 en 1764, te 
zamen bedragende 174,750 ponden, of slechts zoo veel als sedert de op- 
rigting der Societeit jaarlijks was ontvangen geworden. Die geringe aan- 
breng was (dit zij hier ter loops aangemerkt) te weeg gebragt “door de 


“zoo superieure als willekeurige rol die de Engelschen toen in Bengalen 


1 Resotutie, 31 Maart 1763. 
2 Resolutiën van 13 Maart 1767, en 12 Maart 1776. 


_ 


142 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


“speelden en welke hen animeerde tot eenen meer dan gewonen assuranten 
“morshandel langs Sumatras Westkust en Straat Malacca, van waar het 
‘heulsap dan wederom vervoerd werd naar Borneo, Celebes, langs Java enz. 
“waardoor het genoegzaam onmogelijk geworden was de bepaalde hoeveel- 
“heid van 1200 kisten aan den man te brengen 1.” 

In 1776 werd bepaald dat de Amfioen-Societeit, boven den reeds vastge- 
stelden prijs per kist opium, aan de Compagnie zou uitkeeren de helft van 
de daarop bij verkoop behaalde winst 2. 

Reeds hebben wij gezegd dat de Societeit in het jaar 1794 werd ontbon- 
den. Die maatregel werd voorafgegaan door eene vecljarige wijfeling. Een 
rapport van twee ervaren dienaren der Compagnie, aan wie een onderzoek 
deswege was opgedragen, strekte tot verlenging van het oktrooi 5. Dit was 
ook het gevoelen van den schrijver van cen stuk, ingeleverd aan de Staate- 
Commissie, die in het jaar 1791 een uitvoerig verslag uitbragt over den 
Staat der Oost-Indische Compagnie, cen onderzoek hetwelk de zending van 
de Heeren NEDERBURGH cn FRYKENIUS, als Commissarissen-Generaal , ten ge- 
volge had *. Op de plaats gekomen, oordeelden die Staatsdienaren daar 
anders over. Het was, na gehouden onderzoek, hunne overtuiging, dat de 
maatregel van 1756, “grootendeels haar dael was komen te missen, door- 
«dien de aktiën of aandeelen in de gemelde Societeit door alienatiën , sterf- 
“gevallen, als anderzins, voor ver het grootste gedeelte waren gekomen in - 
handen van lieden zich in Europa bevindende, terwijl dic aandeelen welke 
‘nog in Indië *thuijs hoorden, meerendeels competeerden aan vermogende 
“lieden, ofte dienaren van de Compagnie, en derhalve de voorzeide in- 
“tentie, gestrekt hebbende om de voorschreven Societeit te doen dienen tot 
“cen vast en geaccrediteerd fonds voor de gemeente, om daarin haar Ca- 
‘pitalen en middelen te besteeden, door middel van voorschreven Societeit 
“niet langer kon worden bereikt, en dat ook de omstandigheden van de 
Maatschappij en .de drukkende lasten, welke zij moest dragen tot onder- 


¢ 
1 Verhandeling van W. CRAANE, enz., 1791. 


2 Resolutie, 4 Junij 1776. 

3 Rapport der Heeren SMITH en VAN STOCKUM, dd. 28 Dec. 1780. 

4 Rerolutie van Bewindhebbers, van 14 Mei 1791, tn het werk getiteld: Staat der 
geaerale Neeerlendsche O. TE. Compayzie Mp. 199. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 148 


«houd en beveiliging van hare bezittingen, niet langer toelieten om een 
“gedeelte der voordeelen, uit den verkoop en het debiet der amfioen pro- 
“fluerende, so en in dier voegen, als deselve tot dus verre door de amfioen 
“societeit waren genoten, aan particulieren af te staan f” Op deze en 
_ meer andere gronden, werd de Societeit verklaard te zijn ontbonden met den 
15% Maart 1794, en werd de amfioen-handel verklaard te zullen worden 
gedreven door de Compagnie zelve, met vernieuwing van alle vroegere pu- 
blicatiën, placcaten en resdlutién, waarbij die handel aan particulieren, op 
het scherpst, was ontzegd in alle bezittingen der Compagnie en hare on- 
derhoorigheden in en bezuiden de Straat Malaka. Van dat verbod werd uit- 
gezonderd het opium te Batavia van de Compagnie gekocht, hetwelk mits- 
dien zou mogen worden vervoerd naar alle plaatsen onder het gebied en de 
gehoorzaamheid der Maatschappij staande, “uitgenomen alleenlijk de pro- 
“vintie Banda alwaar de invoer van amfioen, als schadelijk geoordeeld wor- 
“dende, ten eenenmaal wordt verboden’ In de havens van Oostelijk Java 
mogt geen andere invoer van opium plaats hebben dan direkt van Batavia; 
dienvolgens zou opium, uit die havens naar den overwal of elders uitgevoerd 
en aldaar onverkoopbuar bevonden, slechts te Batavia weder ingevoerd mo- 
gen worden, na te zijn erkend geworden als opium herkomstig van de vei- 
lingen der Compagnie 4. 

De opiumhandel werd nu opgedragen aan eene Amfioen- Directie, bestaande 
uit eenen Directeur (een lid der Hooge Regering), twee Administrateurs, 
een Kassier en een Boekhouder, tevens belast met de functiën van Scriba °. 

Uit de voor die Directie beraamde instructie blijkt, dat men rekening 
maakte op een jaarlijksch vertier van 1000 kisten; dat die hoeveelheid 
op eenmaal, met eenen stilstand van tien of twaalf maanden, in het open- 
baar verkocht zou worden, eerst bij opbod en daarna bij afslag. Van het 
zuiver rendement zou worden afgetrokken 7} procent, om te worden ver- 
deeld op de wijze in de instructie bepaald. Aan den Gouverneur-Generaal 
en den Directeur-Generaal werd elk Î/g van de alzoo ingehouden procenten 


1 Placcaat van den 15 Maart 1794. 
2 Verbaal van Commissarissen-Generaal, 22 Februarij 1794. 
3 UL supra. 
10 


144 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


toegewezen, vermoedelijk om het belang dier hooge ambtenaren aan de 
uitbreiding van het debiet te verbinden f. 

Het ontbinden der Amfioen-Societeit bragt alzoo geene verandering in 
den opiumhandel te weeg. Een raderwerk, voor het drijven van dien 
handel onnoodig en voor den Souverein onvoordeelig geacht, werd weg- 
genomen, maar overigens bleef alles op den ouden voet. De Amfioen-Di 
rectie deed, wat vroeger de Amficen-Societeit had gedaan: zij verkocht is 
het groot. De voordeelen door de Compagnic uit het opium-monopolie 
getrokken, bleven zich tot zuiver commerciële winsten bepalen, namelijk 


tot het verschil tusschen den prijs van inkoop en dien van verkoop. Men 


liet zich niet in met het debiet in het klein. 

Dit duurde voort tot de komst van den Gouverneur-Generaal DAENDELS 
op Java, in 1808. Hij keurde de toen bestaande inrigting van den amfioenhan- 
del af. Die handêl, door de Commissarissen-Generaal geschat te zullen op 
brengen een voordeel van f 1,250,000 ’s jaars, had, volgens hem, genoegzaam 
niets opgeleverd. ‘De gestrengste wetten, zelfs die van doodstraf op den 
“verboden invoer, waren (zegt hij) ontoereikende, zoodat het debiet van het 
“Gouvernement zeer gering was, hetwelk voornamelijk aan den morshan- 
‘del in dat artikel toe te schrijven was, en waarbij de hooge ambtenaren 
“te veel belang hadden, dan dat er van hen eenige ernstige handhaving der 
wetten was te verwachten 3.” 

De Amfioen-Directie werd dan ook afgeschaft, en zoodra de stilstand bij 
de laatste verkooping dier Directie bepaald, op den 1"* September 1808 
was verstreken, werd van lieverlede overgegaan tot het verpachten der ma- 
datkitten over geheel Java. Het stelsel in 1747 te Batavia, op eene kleine 
schaal, beproefd doch als gevaarlijk weder afgeschaft (zie p. 125), werd van 
en met het jaar 1809 algemeen ingevoerd. 

Vooraf echter nam de Gouverneur-Generaal een’ tusschenmaatregel van 
eenen zonderlingen aard. Aan elken plaatselijken gezagvoerder werd een 
zeker aantal kisten opium van Batavia gezonden, toereikend voor de ver 


' Verbaal van Commissarissen-Gencraal, 22 Februarij 1794. 
2 Slaat der Nederlandsche O. I. Bestttengen onder het Bestuur van H.W. DAEKDELS, 
in de jaren 1808-1811, p. 18 en 102, 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. * 145 


onderstelde behoefte van zes maanden; voor de waarde, gerekend tegen 1500 
piasters per kist, werd hij gedebiteerd, en men verwachtie van elke ijver, 
dat hij de hem toegezonden hoeveelheid binnen den bepaalden tijd zon heb- 
- ben verkocht. Hem werd veroorloofd, bij dien verkoop , eene winst te nemen 
van 100 piasters, zonder meer. Na eenigen tijd moest eene heöedigde ver- 
klaring worden afgelegd van hetgeen omtrent de wezenlijke behgefte van 
elk distrikt bekend zou zijn geworden. Kwade trouw zou met deportatie 
en cassatie worden gestraft Alle verkoop en vervoer van opium, niet bij 
de Residenten ingekocht, werd verboden 4. Spoedig daarna werd, uit hoofde 
van den geringen aanvoer en de toenemende duurte van opium, de Gou- 
vernementsprijs verhoogd tot 1700 piasters per kist %. 

De Gouverneur-Generaal zond aan den Minister van Koloniën eene uit- 
voerige opgave van de gronden, welke hem tot het nemen van dien maat- 
regel hadden bewogen. 

‘Nog een tweede bron (dus zeide hij) is ter vermeerdering van ’s.lands 
“inkomsten op Java door mij geopend, door eene geheele nieuwe inrig- 
“ting welke ik aan den handel in amphioen aldaar heb gegeven.” 

‘Van dat artikel, waarvan het gebruik, hoe schadelijk ook, eene onont- 
“beerlijke en onveranderlijke behoefte bij de mindere Javanen gewarden is, 
“bevreemde het sommigen, en klaagden bovenal de pachters der uitgaande 
“regten te Batavia, dat gedurende de laatste jaren bijkans geen enkele 
“kist naar het Gouvernement van Java’s Noord-Oostkust werd uitgevoerd, 
“en zulks niettegenstaande men zich op goede gronden overtuigd hield, dat 
“de consumptie van hetzelve, onder de Javanen, in geenendeele was ver- 
“‘minderd.” | | 

‘Dan, hoe gemakkelijk het ook viel de ware redenen van-dit vreemd 
verschijnsel te bevroeden, de middelen om met de ontdekking van dezel- 
ve, tevens aan ’s lands kas de voordeelen terug te brengen welke men 
‘door dit schijnbaar gebrek aan vertier moest derven, wierden onbeproefd 
‘<gelaten…” 

Trouwens, hoe kande zulks ook anders zijn, daar, wel is waar, de oor- 


zaken van dit verschijnsel eeniglijk gelegen waren in eene openbare over- 


1 Besluit van 25 Mei 1808. 2 Beslait van 18 Augustus 1808. - 
10* 


146 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


“treding van de gestrengste wetten tegen den handel in amphioen, maar 
“de Gouverneurs van Java, met hunne onderhorige residenten en andere 
“ambtenaren, in dat geval de eerste presumtive overtreders waren, en de- 
“zen, zoo als het uit dit geheel verslag aan Uwe Excellentie genoegsaam is 
“gebleken, de magt der hooge Indische regering te verre waren ontwassen, 
‘dan dat zij aan eene getrouwe observantie der wetten konden worden 
“verbonden.” | | 

“Dit kwaad dierhalve in zijnen eersten oorsprong willende aantasten, 
“heb ik vermeend daarin niet beter te kunnen slagen, dan door de Java- 
“sche ambtenaren voor het vervolg, door hun eigenbelang, van vermoedelijke 
“overtreders der wet in de eerste instrumenten tot handhaving van deselve 
“te hervormen.” — . 

“Om dit te bewerkstelligen heb ik in de eerste plaats de consumptie der 
“amphioen op Java doen begrooten, daarbij voornamelijk tot basis nemende 
“het vertier en de verzending welke in vroegere jaren derwaarts pleegden te 
“geschieden. Op welke grond, door deskundigen, berekend zijnde dat de 
“consumptie ruim op 400 kisten kan worden gesteld, zoo heb ik dit getal, 
“naar evenredigheid der populatie in elk gedeelte van Java’s Noord-Oost- 
“kust, over de verschillende prefecturen, het gezaghebberschap in den Oost- 
“hoek en de beide hoven van Java, verdeeld; de respective prefecten en 
“gezaghebbers in den Oosthoek en de Ministers aan de Hoven tot het debiet 
“der hun toegedeelde hoeveelheid verbindende, doch hen tevens daartoe, by 
“nitsluiting, een ieder in den hunnen authoriserende.” 

“Daar nu de prijs waarvoor dit verpligt debiet aan do respective prefecten 
“ig opgedragen, mede bepaald en gesteld is op 1700 Spaansche Reaalen 
“de kist, terwijl de inkoop, ook thans nog gedurende den oorlog, waar- 
“schijnlijk zalN- kunnen geschieden tegen Sp. 800 tot 900 de kist, zoo sal 
‘dit artikel alleen eenc aanzienlijke vermeerdering geven aan ’s lands inkom- 
“sten tot ruim 400,000 Rds. zilvergeld ’s jaars 1,’ 

Het opium krachtens den genomen maatregel aan de plaatselijke Gezag- 
hebbers gezonden en berekend voor de gegiste behoefte van ges maanden, 
was verdeeld als volgt. 


' Brief van den Gomwerneur-Generaal DAENDELS aan den Minister van Kolonien ven 
het Koningrijk Holland, dà. 12 November, 1808. 


DE OPIUMHANDEL IN. NEDERL. INDIË: 147 


Samarang en de onderhoorige distrikten....54 kisten. 


Soerabaja en onderhoorigheden............ 48 w 
Tegal.................…. ereen 9 or 
Pekalongan.....................ve.. 9 
Djapara..... cece cece cece cece cere cease 14 @ 
Rembang..........c ccc cv ccs ccecevcsves 13 a 

De Vorsten-landen...................……. 48 ww 

In zes maanden......................…. 195 kisten. ! 


De behoefte van Tjeribon en het westelijk gedeelte van Java was hier 
onder niet begrepen. Daarheen werd geen opium van. Gouvernementswege 
gezonden, vermits aldaar de inyoer en het debiet aan pachters waren afge- 
staan. — Het verdient te worden opgemerkt, dat de Gauverneur-Generaal 
DAENDELS, bij het nemen van dezen tusschenmaatregel, uitging van het be- 
ginsel, reeds zestig jaren te voren door den Baron vAN IMHOFF, bij het op- 
rigten der Amfioen-Societeit, vooropgezet, dat men de ambtenaren, door het 
eigenbelang, van vermoedelijke overtreders der wet in handhavers derzelve 
moest trachten te herscheppen. Wij willen, overigens, het op de ambtenaren 
geworpen vermoeden niet als geheel ongegrond verklaren, maar kunnen even- 
wel de aanmerking niet terug houden, dat de Gouverneur-Generaal DAEN- 
DELS, bij het vellen van zulk een streng oordeel, geheel schijnt te hebben 
uit het oog verloren de snel afnemende welvaart van Java in dat tijdvak, 
waaruit noodwendig eene vermindering van debiet moest ontstaan. Maar 
wij komen op dat onderwerp terug, na het geven van eene korte schets, 
hoedanig, na den afloop der tweede verpachting, de amfioenkitten waren 
verdeeld. 


Bantam (onbekend). 
Batavia idem. 
Preangerlanden en ) onbekend, blijkende slechts dat er zes kitten waren 
Krawang. langs de Tji-taroem. ae 


1 Resolute van 25 Mei 1808. 


148 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


Indramajoe ..............e.senee megen....... «. ‚latten 
Tjeribon......... Cece eee c ree eees negentien....... ary 
Tegal. ..........seesessesev eenen Zeven. ......... EEN 4 
Pekalongan...... meee cece tcc ecsones een en twintig......% 
Samarang...... ccc e cece eenen zes en twintig.....0% 
Djapara en Djawana................ zeven en twintig... .r 
Rembang. .…….........esss erven negen … eee eevee Tf 
Gresik (daaronder begrepen Toeban)....vijftien............ ro 
Soerabaja ...............sseesee ‚twee en zeventig... 
Pesoeroean, .........s..seesseess tien .……............ ” 
Besoeki en Panaroekan.............. ZEB nce cerccccccces f 
Banjoewangi....ceseee. Coe ccceneces CEN cc eccrcccc ccc ef 
Madura en Pamekassan ............. ZEB. vcccrscvecens wv 
Soemanap ….....esesessseseese se twaalf ............. v 
Bawean .........e..s.. veesvevee: OON... ov Î 


De kist opium was overigens onderworpen aan een inkomend regt (re- 
cognitie) van 500 Rijksdalers *. 

Sedert het uitbarsten, in 1795, van den oorlog tusschen Engeland en 
de Republiek, was het verkrijgen van opium uit Bengalen voor de be- 
hoefte van Java, kostbasr en wisselvallig geworden. Aanvankelijk voerden 
Arabische, Amerikaansche en Deensche schepen het benoodigde aan, maar 
toen bijna geene onzijdige vlaggen overbleven, en het blokkade-stelsel op 
ruime schaal werd toegepast, verminderden de aanvoeren en stegen de prijsen, 
terwijl ter zelfder tijd de consumtie in China met rassche schreden toenam. 

In het jaar 1804 was de prijs van een katti opium (1} pond), te Se 
marang weleer verkrijgbaar voor 7 Piasters, gestegen tot 41 Piasters ko 
pergeld 8. 

Eene andere oorzaak beperkte de toevoeren; het was het verdwijnen der 





1 Publikatien van 7 September en 16 November 1810. 
3 Overzigt van den Staat der Nederlandsche O. I. Bezittingen, onder het beheer van 
H. W. DAENDELS, door N. ENGELHARD, 1816, p. 281. 


3 Rapport van de Heeren SMISBAERT Cn MIDDELKOOP, aan den Gouverneur van Java's 
Noord-Oost Kust, 1804. 


a 


Ld 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 149 


zilveren munt op Java en de ongeschiktheid der meeste koloniale voort- 
brengselen om als ruilmiddel te dienen, toen het opium schier uitsluitend 
met kleine inlandsche vaartuigen van Beli ‚ Borneo en elders werd, aange- 
bragt, zoo als het geval was in de jaren 1809, 1810 en 1811. Ook de 
sluikhandelaar vertoonde zich ten laatsten schaars, vermits de eenige waar 
die hij terug begeerde, (zilver geld) bijna niet meer aanwezig was. 

Naast den minderen aanvoer stond een afnemend vertier, als een gevolg 
van den stilstand des buitenlandschen handels, waardoor de middelen der 
inlanders, om zich het gebruik van opium te kunnen veroorloven, aanmer- 
kelijk waren ingekrompen. De verovering van de meeste buitenbezittingen 
door de Engelschen, stremde het uitvoeren van de aanzienlijke hoeveelheden 
rijst, olie, zout en andere produkten van Java, die vroeger, grootendeels 
door inlandsche handelaars, derwaarts werden gebragt. Schepen uit Europa 
en Amerika bezochten Java niet meer; de suikerkultuur stond bijna ge- 
heel stil. De prijzen van alle voortbrengsels van Java waren aldaar tat eenc 
onbekende laagte gezonken. 

Door de zamenwerking van al deze oorzaken verklaart zich gemakkelijk het 
verminderd vertier van opium in de laatste jaren voor de Britsche verovering, 
zonder die uitsluitend aan de oneerlijkheid der ambtenaren toe te schrijven. 

Zeer snel was die vermindering toegenomen. In 1794 had de jaarlijksche 
amfioen-verkooping nog 973 kisten bedragen, waarop gewonnen was eene 
som van f 1,378,887. Daaruit hadden de Commissarissen-Generaal aanlei- 
ding genomen om der Indische regering op het hart te drukken, het debiet 


weder te brengen op 1200 kisten. Het is beter, zeiden zij, dat eene ge- 


geven winst worde behaald op de grootst mogelijke hoeveelheid, vermits 
daardoor “de lorrendraaijers en andere waaghalzen” meer worden afgeschrikt, 
dan wanneer die zelfde som op eene kleine hoeveelheid wordt gewonnen !, 

In Julij 1796 bedroeg de jaarlijksche verkooping der Amfioen-Directie 
950 kisten, in 1797 was de aanvoer 1070 en in 1798 steeg hij tot 1137 - 
kisten. In 1799 daalde hij tot 339 kisten en bleef vervolgens gering. Tien 
jaren daarna zien wij den Gouverneur-Generaal de behoefte van drievierde 
gedeelten der bevolking van Oostelijk Java ramen op 400 kisten, hetwelk 


1 Besluit van Kommissarissen-Generaal van 35 October 704. 


150 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


voor het gansche eiland eene behoefte van 538 kisten veronderstelt, of 
slechts 46 ten honderd van hetgeen nog in 1798 werkelijk was verkocht 
en 44 ten honderd van het vertier van 1200 kisten, hetwelk men nog in 
1794 mogelijk achtte. 

Wij zijn thans aan het tijdstip der Britsche verovering genaderd en daar- 
mede stappen wij voor goed af van de inrigtingen der voormalige O. L 
Compagnie. Alvorens dat nieuwe tijdperk in te treden, deelen wij de val 
gende bijzonderheden mede, als bijdragen tot de juiste beoordeeling van 
het behandeld onderwerp. 

Hoezeer de doodstraf tegen de opiumsluikers was bedreigd, deinsde men 
veelal terug voor de strenge toepassing van die straf. Zoo werden in het 
jaar 1773 door den Raad van Justitie te Batavia, wegens gepleegden mors- 
handel in amfioen ter dood veroordeeld, J. A. HANEWINKEL en J. TRAPPE. 
De executie van het vonnis geschorst geworden zijnde, tot dat bescheid zou 
zijn ontvangen op een door de veroordeelden aan de Heeren Majores in- 
gediend verzoek om pardon, verkregen zij in het jaar 1775 abolitie van 
die sententie, uit aanmerking van eene detentie van twee en een half jaren 
“bevangen met de vrecze des doods” Zij werden evenwel als schadelijke 
subjecten uit Indië gebannen f. 

De sluikhandel had ook in Nederland zijne vertakkingen. In 1778 wer- 
den de personen van TIEDEMAN en SILO, aldaar woonachtig, bij edicte 
ingedaagd, maar, niet verschenen zijnde, door den Raad van Justitie te 
Batavia, als defaillanten, verstoken verklaard van alle verdeedigingsmidde- 
len, met confiscatie van de op twee facturen bekend gestelde en aange- 
haalde 198 bussen met amfioen, door hen naar Indië gezonden 8. 

Het sluiken van opium was zoo algemeen, dat men zelfs van de Bevelheb- 
bers van Britsche oorlogschepen die te Batavia ankerden, eene verklaring 
op hun woord van eer eischte, dat zij geen amfioen aan boord hadden 8. 

Ten einde den morshandel der vreemdelingen zoo veel mogelijk te be- 


perken en in aanmerking nemende dat zij het Javasche vaarwater veelal 


1 Resolutien des Kasteels van 22 Junij 1778 en 15 December 1775. 
2 Resolutie des Kasteels van 9 December 1778. 
3 Resolutie des Kasteele van 6 October 1750. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 151 


bezochten om voor het bij den inlander zoo gewilde heulsap eenen uitweg 
te zoeken, werd bepaald, dat men aan vreemde particuliere schepen, welke 
amfioen aan boord hadden, geene geriefelijkheid bewijzen, noch ten hunnen 
behoeve eenig verzoek toestaan zoude |. 

In 1753 gaf de gebrekkige voldoening der Bengaalsche eischen, aanlei- 
ding tot het ontbieden, uit Nederland, van 15,000 ponden Levantsch 
opium als eene proeve. Het blijkt niet of daaraan destijds door de Be- 
windhebbers is voldaan, maar in 1778 zonden zij ongeveer 13,000 ponden 
van dat opium, ter preuve. De bezending voldeed niet aan de verwach- 
ting en dat opium bleek schier onverkoopbaar te zijn, zoodat de Gou- 
verneur-Generaal en Raden verzochten van verdere uitzendingen verschoond — 
te blijven. Bovendien vreesde men dat het brengen van die soort van 
opium op de Indische markt, baatzuchtige lieden zou aanmoedigen om 
daarvan, gelijk reeds was geschied, “in botervaatjes, blikken of andere 
‘“‘verbloemde dekkingen,” partijen naar Indië te zenden 3. 

In 1753 werd een onderzoek bevolen, of niet op het eiland Boeroe, of 
op andere plaatsen in de Molukko's ‚ waar geene nagelen groeijen, opium 
zou kunnen geteeld worden, omdat de aanzienlijke vermeerdering van ver- 
bruik in Hindostan, nieuwe moeijelijkheid deed vreezen in het verkrijgen 
der benoodigde hoeveelheid uit Bengalen. De uitslag van dat onderzoek 
is ons niet bekend 3. | 

De sluikhandel op Java werd, in het laatst der vorige eeuw, voor een 
gedeelte op de volgende wijze gedreven. ‘De Chinezen, die onbetwistbaar 
“drievierde gedeelte van dezen morshandel in banden hebben en wier be- 
“lang medebrengt, dat de amfioen te Batavia en langs Java, op een hoo- 
‘gen prijs gehouden wordt, om daardoor de hunne, ter sluijk ingevoerd, 
‘‘aan den man te helpen, dragen steeds zorg om de opium die bij de 
“Societeit verkocht wordt, meer en meer op te jagen, en, als ’t ware, bo- 
yen zijn kracht te doen reijzen.” | 

“Hoezeer de Justitie waakt om den sluikhandel in amfioen tegen te gaan, 


1 Resolutie des Kasteels, 15 Mei 1777. 
2 Resolutien des Kasteels, 18 Januarij 1779 en 12 Januarij 1780. 
3 Secrete resolute, van 28 Julij 1753. 


152 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


‘en welke middelen men daartoe in het werk gesteld heeft, is het nogthans 
“tot heden toe niet mogelijk geweest te beletten, dat ongeveer 500 kisten 
Cg jaars clandestiën werden ingevoerd en verkocht onder de partijen, welke 
men bij de Amfioen-Societcit publiek heeft ingekocht, een middel des te 
‘‘remakkelijker, omdat de amfioen, die men thans Compagnies wegen van 
‘‘Bengalen ontvangt, niet te onderscheiden is van die, welke de Engelsche 
“schepen particulier aanbrengen of clandestien word ingevoerd !. 

De Engelsche schepen die opium aanbragten voor de Compagnie, hielden 
steeds eene hoeveelheid terug voor de sluikers, omdat die hoogere prijzen 
betaalden. Wij hebben reeds van ELLMORE vernomen hoedanig het voor dea 
smokkelhandel bestemde werd aan land gebragt 2. Ook van Benkoelen en cl- 
ders werd door morshandelaars opium aangevoerd. De vaartuigen, ge 
woonlijk door Chinezen uitgerust, ankerden voor Tjilintjing en Maronds, 
‘contecheepten bij nacht en ontijden de medegebragte amfioen in kleins 
<praauwen, en zonden dezelve langs hen bekende en zig aldaar aller 
“wege in zee ontlastende kleijne kreken en rivicren, naar den wal, van 
‘‘waar zij vervolgens, in allerleij gedaantens, ook wel in ledig gevallen 
kisten, met het merk van de Amfioen-Socictcit gebrand, stedewaards, of 
‘naar de bovenlanden vervoerd wierden ®,” 

Merkwaardig is het, dat de Heer NEDERBURGH, dic in 1794, als Com- 
missaris-Generaal, aan de Indische regering had op het hart gedrukt, om pe 
gingen aan te wenden, ten einde het debiet van opium weder te brengen 
op 1200 kisten +, in 1803, als lid der Staats-Commissie belast met het 
ontwerpen van een nieuw Charter voor de Oost-Indische Bezittingen, ia 
krachtige bewoordingen den opiumhandel veroordeelde en met zijne medeleden 
het voorstel deed om wel dien handel te Malaka vrij te stellen, mits geen 
wederuitvoer plaats had naar bezittingen van den Staat; maar om den invoer, 
in de bezittingen beoosten Java gelegen, te verbieden, en om eindelijk den 
invoer op Java wel toe te staan, doch niet anders dan op uitdrukkelijk 
bekomen permissie van de Hooge Regering, aan welke tevens zou moeten 
worden in last gegeven, onder het opleggen van eene bepaalde verantwoor- 


| Verhandeling ens. van W. CRAANE, 1791. 2 Zie pag. ial. 
‘ Ferhandeling enz. van W. CRAANE, 1791. * Zie pag. 149. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. _ 153 


delijkheid ‘‘om alle maatregelen in het werk te stellen, welke de- plaatse- 
‘lijke omstandigheden zullen toelaten, om het gebruik van de amfioen op 
‘het eiland Java te doen verminderen, en, is het mogelijk, geheel te doen 
_ “ophouden !.” | 

“Het is waarschijnlijk dat DIRK VAN HOGENDORP, die met NEDERBURGH 
lid der ‘Staats-Commissic van 1803 was, de bovenstaande beperkingen op 
het vertier van opium zal hebben voorgesteld en doorgedreven. Immers hij 
had het weren van dien handel reeds in openbare geschriften verdedigd, en 
verklaard ‘dat de handel in opium een der nadeeligste en schadelijkste za- 
‘ken was, die het toenmalig bestuur van Oost-Indië onteerden 3.” | 

Het destijds vastgestelde ontwerp van een Charter voor de Aziatische 
Bezittingen, door het weder,uitbarsten van den oorlog buiten uitvoering ge- 
bleven, behelsde werkelijk voorschriften in den geest der gedane voor- 
stellen. In latere reglementen en instructiën komt het bevel tot beperking 
van het vertier van oplum niet voor, 

Hoe groot dat vertier buiten Java geworden was, blijkt nergens. Wij 
mogen echter uit het werk van ELLMORE ® en uit de bijzonderheden, reeds 
in den loop van deze proeve opgeteekend, besluiten, dat het aanzienlijker 
was dan op Java, in verhouding tot de getalsterkte en de mindere welvaart 
' der bevolking. In 1746 zond de Amfioen-Societeit 100 kisten opium aan 
den Heer LOOTEN, Gouverneur van Makassar, met verzoek, die spoedig aan 
den man te brengen. Hij zond die gansche hoeveelheid den 26 April 
1747 naar Batavia terug, met de verzekering dat zij, te Makassar, in geene 
drie jaren te verkoopen was4, De vele beschuldigingen door de Bewind- 
hebbers tegen hunne dienaren ingebragt, doen hier als van zelf de vraag 
ontstaan, of men uit dit voorval wel voetstoots tot een gering verbruik 
op Celebes mag besluiten? De eenige schrijver die eene gissing omtrent 
de hoegrootheid van het verbruik buiten Java heeft gemaakt, stelt het 
op 350 kisten. Dit was in den tijd toen Bengalen geheel in de be- 


1 Rapport der Commissie tot de Oost-Indische Zaken van den 3lsten Aug. 1803 en 
bijlagen. | 

2 Berigt van den legenwoordigen toestand der Bataafsche Besittingen in Oost-Indië ens, 
door DIRK VAN HOGENDORP, 1790. 


4 Verhandeling van W. CRAANE, 1791. 3 Zie pag. 181. 


154 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


hoefte voorzag, en toen mitsdien noch van Malwa, noch van Turkije, eenig 
opium in den Indischen Archipel te markt kwam !. 


Britsch Bestuur op Java (1811 —1816). 


Op den 17% September 1811 ging Java en onderhoorigheden, bij ke- 
pitulatie over aan eenc Britsche legermagt. 

Met de schepen der expeditie, 90 in getal, en met die, welke haar als 
op de hielen, uit de havens van Britsch-Indië, volgden, werd, zonder 
eenigen twijfel, opium aangevoerd en onder begunstiging der algemeene 
wanorde, aan den staat van oorlog eigen, aan land gebragt, zonder betaling 
der bepaalde recognitie van 500 Rijksd. per kist. 

Nadat het Britsch bewind overal gevestigd en de rust hersteld was, tre 
den de pachters der amfioenkitten weder in de uitoefening der hun door 
het Hollandsch (Fransch) bestuur afgestane regten. 

In 1812 werd de recognitie van 500 Rijksd. vervangen door een inko- 
mend regt van 500 Piasters per kist 2. Slechts te Batavia mogt de eerste 
invoer plaats hebben. Hetgeen voor de pachters van oostelijk Java benoo- 
digd was, werd hun toegezonden door het Gouvernement, hetwelk tot dat 
einde steeds een voorraad opium te Batavia had. 

De opiumspeculanten te Calcutta beklaagden zich over dat hooge regt, 
waarop zij beweerden niet te hebben gerekend , toen zij op de Compagnies- 
veilingen te Calcutta als koopers optraden. Op bevel der Bengaalsche re- 
gering werd het inkomend regt weldra verminderd op 6 ten honderd op 
Java en op 12 ten honderd op de overige eilanden. Het regt van 500 
Piasters werd evenwel gehandhaafd voor opium, niet gekocht op de Com- 
pagniesveilingen ®. 

Weinige maanden daarna werd het invoerregt te Batavia andermaal ver- 
minderd en bepaald op eene vaste som van 30 Piasters per kist, en werd 
ook de direkte invoer te Samarang en Soerabaja, tot het algemeen regt van 
6 ten honderd, toegestaan. De invoer van opium, nict gekocht op de Com- 


1 Crawfurd's Indian Archipelago, TTI, 530. 
2 Customhouse regulations Of the 11th January 1812. 
+ Additional customhouse regulations, March 7 1812. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 155 


! pagniesverkoopingen te Calcutta, werd verboden. Slechts aan de Gouver- 


nementspachters mogt opium verkocht worden voor binnenlandsch gebruik 


> en niet anders dan bij de kist 4. - 


Daar de pachters in de Oostelijke Provinciën nu niet meer van Gouver- 
nementswege van opium behoefden voorzien te worden, vermits de invoer 
te Samarang en Sourabaja was toegestaan, werd de voorraad te Batavia 
voorhanden in het openbaar verkocht 3. 

In April 1813 werden op last van het bewind te Calcutt nieuwe ver- 
ordeningen omtrent den opiumhandel afgekondigd. Alleen te Batavia mogt 
de invoer plaats hebben. De pachter aldaar kon zich, bij den handel, van 
opium voorzien; de overige pachters zouden het noodige ontvangen van 
wege het Gouvernement, hetwelk zich, op de markt Batavia, een voorraad 
opium zou aanschaffen. In het inkomend regt kwam geene verandering °. 

In dat zelfde jaar werd Bengaalsch opium’, ingevoerd op de wijze bij de 
koloniale verordeningen omschreven, ontheven van inkomende regten *, ter- 
wijl ruim een jaar daarna, tveder een invoerregt van 220 ropijen per kist 
werd bepaald 5. Nu eens werden de amfioenkitten voor een geheel jaar, 
dan yederom van maand tot maand verpacht. 

De stelselloosheid en veranderlijkheid, met welke de Luitenant-Gouver- 
neur RAFFLES, ten aanzien van den opium-handel en de amfioenpacht te 
werk ging, en de sluikswijze invoer met de vele Engelsche schepen, die 
gestadig van Bengalen aankwamen, dit een en ander deed de inkamsten 
der pacht aanmerkelijke dalen. In het jaar 1815 werd eene verbodsbe- 
paling uitgevaardigd, die stof gaf tot het vermoeden, dat de Heer RAFFLES 
de opiumpacht met opzet had gedrukt, op dat geene bezwaren van eenen 
financiëlen aard zich tegen dien maatregel zouden verzetten. Op den 1*™ Sep- 
tember 1815 werd namelijk afgekondigd, dat zoodra de nog loopende 


pachten zouden zijn verschenen, het gebruik van opium op Java zou 


1 Additional customhouse regulations Sept. 17 1812. 

2 Advertisements of 19 Sept. and 29 November 1812. 

3 Notification of Oth February 1813, and additional customhouse regulations of 
9th April 1813. 

4 Custom house regulations of 29 November 1813. 

5 Custom house regulations of 1 February 1815. 


156 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 







beperkt worden tot de steden Batavia, Samarang en Soerabaja en de Ve tu 
sten-landen 1. De Luitenant-Gouverneur wil het, blijkens den aanhef 
zijne regulatie, doen voorkomen, als of de verminderde opbrengst 


bruik zou kunnen beschouwd worden, wanneer de maatregelen des Be § ux 


1 Regulation III, A®°. De. 1815, for restricting the retail vend and consumnties d 
opium. 

“The Honorable the Lieutenant Governor in Council, taking into consideration Ps 
“pernicious effects resulting from the use of opium, as well to the industry as to te 
‘morals of the population, and observing that the use of the drug has already so fs 
“decreased in the interior of the country, that this decided and acknowledged bencit 
“may be attained with but little loss of present public revenue, and with a well foundal 
“assurance, that such loss will soon be repaid by the increasing industry of the people, 
“He has been pleased to resolve that from and after the 1°. of January 1816, or whm- 
“ever the present farms and contracts for the retail vend of opium expire, the retail 
“vend of that drug will be exclusively confined within the British Territories on Java, to 
“the Towns and Suburbs of Batavia, Samarang and Sourabaya. From that date there- 
“fore the preparation of opium for private use, or the retail vend of the drag in any 
“shape whatever, is forbidden beyond the boundaries already fixed to the suburbs of 
“Batavia, Samarang and Sourabaya respectively, except within the territories of the Na- 
ive Prinees of Solo and Djocjocarta. 

“All persons found guilty of preparing and retailing opium beyond the limits thus 
“preseribed , or of aiding and assisting in the introduction of opium for this purpose, 
“shall be subjected to a fine of 500 rupees for the first offence, — for the second offence 
“to a fine of 1000 rupees — and for further offences of the same kind, to such farther 
“punishment as Government may direct. All opium imported or introduced into the i- 
“terior of the country, or otherwise sold in violation of this regulation being declared 
“liable to confiscation. 

“No opium is allowed to be sold from the date when the existing opium farms or 
“contracts expire, in any of the bazars situated beyond the limits of the suburbs of the 
“Towns of Batavia, Samarang and Sourabaya, respectively. 

“The officers of Justice and Police in each district will be strictly charged to see that 
“this regulation be not contravened or evaded within their Jurisdiction.” 

By order of the Honorable the Licutenant-Governor in Counell, 
C. ASSEY, 
BATAVIA, the 1 September 1815. Secretary to Government. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 157 


Stuurs de strekking hadden gehad om de pacht op de hoogte der consum- 
Be to brengen. Dit intusschen geschiedde niet; de houding des Bestuurs 
Dras geschikt om de pachters af te schrikken, om den wettigen handel te 
mntmoedigen en om slechts aan de smokkelaars de kans van eenig voor- 
eel over te laten. Het is mitsdien zeer denkbaar dat nevens een afne- 
mnende geldelijke opbrengst cene aangroeijende consumtie bestond, op het 
Wogenblik dat de Heer rAFFLES het tegendeel voorop zette in zijne regulatie. 
e. In zijn bekend werk beweert hij, dat onder zijn bestuur het vertier van 
“apium was verminderd tot 300 kisten, zonder gevaar van sluikhandel !. Uit 
$datzelfde werk blijkt dat de amfioenpacht opbragt in 1812/13 Ropijen 
€14,086, in 1813/14 Ropijen 583,230 en in 1814/15 Ropijen 875,818 2. 

Wat van dit alles ook zij, het opperbestuur in Bengalen keurde de mensch- 
dievende poging van RAFFLES af. Het beperken van het verbruik van opium 
op Java moest noodwendig invloed hebben op de opiumveilingen der En- 
gelsche Oost-Indische Compagnie te Calcutta en op den handel tusschen Ben- 
galen en den Indischen Archipel, en hij kreeg dan ook weldra het bevel 
om zijne regulatie van 1 September 1815 in te trekken. Aan dien last 
werd voldaan bij eene publicatie van 25 Januarij 1816 %, en toen in 
de maand van Augustus van dat zelfde jaar, het Nederlandsch gezag in de 
Oost-Indische Bezittingen werd hersteld, was de opiumpacht weder in volle 
werking. 

Men beweert dat de Heer RAFFLES zijnen mislukten afschaffings-maatregel 
nam op aandrang van den Heer H. W. MUNTINGHE, die hem bekend maakte 
met het rapport der Staats-Commissie van 1803, hetwelk, gelijk wij gezien 
hebben, een voorstel inhield tot beperking van den opiumhandel, in de 
Aziatische Bezittingen der Bataafsche Republiek. 


1 RAFFLEs, History of Java, 1, aan het slot dèr inleiding in de noot. 

2 Ibid. I, 206. 

3 “Notice is hereby given that in pursuance of instructions from the supreme Go- 
“vernment in India, the proclamation under date of the 1°. of September 1815, regar- 
“ding the retail vend of opium in the British provinces in Java, is rescinded. The use 
“and retail vend of opium will be placed on the footing on which it stood at the period 
tof the Calcutta opium sales in 1814/15, and the opium farm will be sold this year on 
“the same conditions which existed at that period in the different residencies of the Island.” 


158 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


Alvorens het vierde en laatste tijdvak van deze proeve in te treden, aten 
wij hier volgen eenige tabellarische overzigten van den opiumhandel in Ne 
derlandsch Indië, gedurende de zes en zeventig jaren, uit welke het derde 
tijdvak bestaat, vooraf herinnerende, dat de staat voorkomende op de blad- 
zijden 101 en 102, loopt tot het jaar 1745, en dat derhalve de hierm 
volgende cijfers eigenlijk slechts tot zeventig jaren betrekking hebben. 


INVOEREN VAN OPIUM TE BATAVIA VAN HET JAAR 1746 
TOT HET JAAR 1816. 
nn 
































INVOER GEMIDDELD 
JAREN. 'SJAARSIN |__ AANMERKINGEN 
"gsAARS. | ty 10 JAREN. [ELK TIJDVAR: 
1746 130,143 @ Van het jaar 1746 tot het 
1747 176,000 » jaar 1794, drukken de op- 
1748 217,500 » gegeven cijfers de hoereel- 
1749 207,000 w heden uit, door de Indische 
1750 188,500 » regering aan de Amfioen-So- 
1751 134,125 » cicteit verkocht, en door 
1752 171,514 # haar, bijna uitsluitend op 
1753 156,158 w Java, in consumtic gebragt. 
1754 180,425 w Wanneer het getal Sister 
1735 187,679 # en niet de hoeveelheid pon- 
| 1,755,104@ | 175510 | den opgegeven was, ix de 
1756 174,000 @ regel gevolgd, dat elke kist 
1757 174,000 » van twee maunds of 140 
1758 ponden, te Batavia heeft nit- 
1759 geleverd 135 ponden. 
1760 De getallen achter welke 
1761 het tecken * is geplastst, 
1762 hebben niet met de officiéele 
1783 81,500 » cijfers kunnen vergeleken 
1704 02,700 r worden, en wijzen derhalve 
1765 76,200 » slechts den gegisten invoer 
1,204,950 » | 129,495 7 | van. 
1766 119,850 & Het verbruik van 1818 
1767 140,550 » tot 1816 is, op het gezag 
1768 119,850 « van cRAWFURD (III, p. 520) 
1760 70,050 » | gesteld op 550 kisten 'sjaars. 
1770 108,000 » | Het laatste der in dezen 
Ww 108,000 » | staat voorkomende tijdvak- 
1772 108,000 » i ken omvat elf jaren. 
1773 108,000 » 
Wi4 108,000 » i 
1575 174,826 » | 
J 117795 9, DME | 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 159 


























INVOER. GEMIDDELD 
JAREN. =| 'ssaans is 
*sgaans, [as 10 dames. [eux mspvax. 
1776 81,300 @ 
1777 80,468 v 
1778 91,760 4 
1770 97,127 » 
1780 122,870 » 
1781 122,720 » 
1782 76,250 » 
1783 101,350 » 
1784 59,550 w 
1785 110,250 » 
943,045 TE | 04304 E 
1786 184,650 & 
1787 120,000 » 
1788 153,600 » 
1789 144,600 » 
1790 126,750 » 
1791 138,600 
1792 34,500 wv 
1793 139,950 » 
1794 218,190 w 
1795* ’ 
1,433,046 4 | 143,394 
1796* 
1707» 
1798* 
1799* 
1800* 
1801 * 
1802* 
1803 * 
1804° 
1805 * 
915,960» | 91,596” 
1806" 
1807" 
1808 * 
1809* 
1810" 
1811* 
1812* 
1813* 73,250 v 
1814* 73,250 # 
1815¢ 73,250 v 
1816= 78,250 » 
657,500 » 59,772 


AANMERKINGEN. 
De vermindering in het 
tijdvak van 1776/85 staat in 
verband met de onieenighe- 
den met de Engelschen in 
Bengalen, over het inkoo- 
pen van opium, ontstaan, 
en met de stremming uit 
den Engelechen oorlog ge- 
boren. De vermeerdering in 
de volgende tien jaren levert 
de blijken op van de aan- 
strenging der Amfloen-So- 
cieteit om het nuttige en 
voordeelige van eene verlen- 
ging van haar octrooi to 
doen in het oog vallen. 





un 


160 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


Wanneer men de cijfers in den voorafgaanden staat voorkomende, verge- 
lijkt met de veronderstelde zielentallen op het einde van elk tienjarig tijd 
vak, dan vertoont zich het verbruik van opium per hoofd, gedurende de 


nu behandelde zeventig juren, als volgt; 


VERHOUDING VAN HET ZIELENTAL TOT HET VERBRUIK 


VAN OPIUM OP JAVA EN MADURA IN DE ONDER: 


STAANDE JAREN. 






VERBRUIK VAE 
TOTAAL VERBRUIK 


JAREN. BEVOLKING. VAN OPIUM. orrum PER ZIEL 
8 JAARS. 
1755 6,000,000 175,510 @ 1/34 @ 
1765 6,380,000 129,495 w 1149 « 
1775 6,760,000 117,172 w 158 # 
1785 7,000,000 94,364 » 14 p 
1795 7,380,000 143,394 » 51 oe 
1805 7,760,000 | 91,596 » 1/84 9 
1816 8,000,000 59,772 » | 1/188 « 


Deze uitkomsten in verband beschouwende met die voorkomende op bl. 115, 
zict men dat van het jaar 1600 tot 1745 het verbruik van opium sneller 
toenam dan de aanwas der bevolking en dat die vermeerdering zich hand- 
haafde gedurende de volgende tien jaren, toen dat verbruik, voor zoo ver 
het uit officiële bescheiden kan worden bepaald, gemiddeld het hoogste punt 
had bereikt. In 1765 bespeuren wij in het tienjarig gemiddelde reeds eene 
merkbare vermindering, dic vooral na het jaar 1798 snel is toegenomen, 
zoodat het gemiddeld verbruik per hoofd in 1816, slechts cen vierde ge- 
deelte bedroeg van hetgeen het in 1755 was geweest. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. | 161 


VIERDE EN LAATSTE TIJDVAK, . 


van 1816 tot 1850. 


Het vier en dertigjarige tijdperk met hetwelk deze proeve zal eindigen, 
is merkwaardig. in de eerste plaats, door het toepassen der amfioenverpach- 
ting op de buitenbezittingen, en, in de tweede plaats, door het aannemen, 
bij de regering, van het stelsel, om, voor zoo veel Java betreft, de opium- 
pacht zoo voordeelig mogelijk voor de koloniale schatkist te maken, bij het 
geringst mogelijk vertier van heulsap; in tegenoverstelling van het sedert 
1677 bestaan hebbende streven, naar eene gestadige uitbreiding van het 
verbruik, en van het, nog in het jaar 1794, aangeprezen beginsel om zich 
van een bepaald inkomen te verzekeren, door het bevorderen van het grootst 
mogelijk vertier tot lage prijzen, als het geschiktste middel tot fnuiking 
van den sluikhandel f. 

Alvorens te wijzen op de regeringsmaatregelen, welke het invoeren van 
dat stelsel vooraf gingen, herinneren wij, dat korten tijd voor den aanvang 
van het nu ingetreden tijdvak, eene nieuwe soort van heulsap op de Indische 
markt was verschenen, namelijk het Turksch of Levantsch. Amerikaansche 
handelaars waren de eerste aanvoerders. In den beginne weigerden de Chine- 
sche pachters het aannemen van eene noemenswaardige hoeveelheid van det 
opium, voor de behoeften hunner pachten en bevestigden alzoo de uitspraak 
veertig jaren vroeger daarover gedaan 3. De handelaars haalden hen, door 
zeer lage prijzen, over tot het nemen van proeven op eene kleine schaal. Van 
lieverlede verdween het bestaande vooroordeel. Men ondervond dat, ja, een 
gegeven gewigt aan Levantsch opium, gewoonlijk minder in water oplos- 
bare deelen bevat dan een gelijk gewigt Bengaalsch opium, maar men over- 
tuigde zich tevens dat, wanneer de prijs in eene juiste evenredigheid blijft 
tot dat verschil, het Levantsch opium met even veel voordeel kan worden 
gebruikt als het Bengaalsch. Naar mate de pachters in deze ondervinding 
werden bevestigd, verlangden zij dat de behoeften hunner pacht, al meer 
en meer, eindelijk zelfs voor drie vierde gedeelten, in Levantsch opium zouden 

1 Zie pag. 149. _ 3 Zie pag. 151. 

IL* 


162 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


worden vervuld, niettegenstaande de aanvankelijk onevenredig gedrukte prij- 
zen zich, van lieverlede, in eenc goode verhouding hadden geplaatst tot de 


wezenlijke waarde. 


De bewindslieden dic, op den 19** Augustus 1816, het bestuur over Ne- 
derlandsch Indië, uit handen der Britsche Overheid, aanvaardden, hielden 
aanvankelijk de toen bestaande inrigting der opiumpacht in wezen, behou- 
dens het invoeren van meer regelmaat in het pachtbeheer, van eene meer werk- 
dadige politie tot het tegengaan van overtrelingen en van eene verkorte 
procesorde in het beregten van geschillen en vervolgingen uit die overtre- 
dingen ontstaan. Ten aanzien van de inkomende regten op het opium, 
werden de veranderingen tot stand gebragt die noodig waren, nu de be- 
heerschers van den Indischen Archipel niet langer belang hadden bij den 
voordeeligen afloop der Calcuttasche opiumveilingen. De wensch om den 
handel der Amerikanen, de voorname aanbrengers van Levantsch opium, te 
begunstigen, is in sommige van de uitgevaardigde verordeningen blijkbaar !. 

In 1824 traden andere bepalingen in werking. De betrekkelijk geringe 
omvang der pachtpercelen, had eene klasse van speculanten tot mededingers 
uitgelokt, die, uit een geldelijk oogpunt, weinig waarborgen opleverden. 
Nu werden, als middel om meer vermogenden als pachters te doen optreden, 
de pachtpercelen vergroot, zoodat de meesten drie residentiën omvatteden, 
terwijl de pachttijd van cen tot drie jaren werd uitgestrekt 2. 

De Preangerlanden werden van het pachtgebied uitgesloten en alle in- 
voer van opium aldaar verboden. Dit stond in verband met de vrecs 
voor sluikhandel in koffij. Verslaafden de inlanders zich aan het amfioenroo- 
ken, dan zouden zij, meende men, de Gouvernements koffij verkoopen om 
aan die neiging te kunnen voldoen. Dat verbod is thans nog van kracht 8, 

Het stelsel der groote pachtpercelen leverde voordeelige uitkomsten op. 


Men ging weldra een stap verder. 


1 Men zie de Indische Staatsbladen van 1817, N°. 21, van 1818, No. 58, van 1821, 
N°. 30 en van 1822, No, 7. 


* ludisch Staatsblad van 1823, N°. 36. > Ladisch Staatsblad van 1824, No. $4, 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 163 


De oprigting der Nederlandsche Handelmaatschappij (1824) was ontstaan 
uit eene grootsche nationale gedachte, waarvan de waarde en strekking hier 
niet zullen worden ter toetse gebragt. Als voortzetting van die gedachte, 
werd, met den 10, Jannarij 1827, de opiumpacht van Java en Madura, 
voor den tijd van drie jaren, aan dat ligchaam afgestaan. 

Hoezeer men hier onwillekeurig denkt aan eene herleving der in 1794 
opgehevene Amfioen-Societeit, bestond er tusschen dezen nieuwen maatregel 
en de inrigting van 1746 weinig overeenstemming. 

Terwijl toch de Amfioen-Societeit eene bepaalde hoeveelheid opium, tegen 
vaste prijzen, moest nemen van het Indisch bestuur, om die weder, in het 
groot, aan eene klasse van tusschenhandelaars te verkoopen, zonder zich te 
kunnen inlaten met de sleet in het klein, werd aan de Handel-Maatschappij 
vrijheid gelaten om het benoodigd opium te koopen uit de eerste hand, zon- 
_ der eenige beperking van Gouvernementswege, en zocht zij haar voordeel 
uitsluitend in den verkoop in het klein, hetzij dan dat zij dien zelf be- 
stuurde, of die aan een of meer onderpachters afstond, onder de verplig- 
ting om zich alleen bij haar van opium te voorzien. 

In het jaar 1830 werd de pacht andermaal gedurende drie jaren, en 
mitsdien tot den 31% December 1832, aan de Nederlandsche Handel-Maat- 
schappij gegund. 

Gedurende de eerste driejarige pacht had de Maatschappij zich tot de 
betaling in de koloniale kas verbonden van f 2,588,664 ’s jaars. Bovendien 
moest zij uitkeeren twee zevende gedeelten der zuivere winst door de pacht 
te behalen. | 

Aan de onderpachters werd door de Maatschappij geleverd, in 1827, 
eene hoeveelheid van 356 kisten Levantsch en 156 kisten Bengaalsch en 
Malwa opium, te zamen 512 kisten, tot de prijzen van f 5200 voor het 
Bengaalsch, ‚f 4000 voor het Malwa en f 3600 voor het Levantsch opium. 

In 1828 werden geleverd 358 kisten Levantsch en 82 kisten Bengaalsch 
en Malwa opium, te zamen 420 kisten, tot de prijzen van f 4800 voor 
Bengaalsch en Malwa, en van f 3000 voor Levantsch opium. 

In 1829 bedroeg de levering 459 kisten Levantsch en 118 kisten Ben- 
gaalsch, Malwa en Persisch opium, te zamen 577 kisten, die betaald werden, 
het Levantsch met f 4000 en het Bengaalsch en Malwa opium met f 4500. — 


164 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


De aan het Gouvernement uitbetaalde twee zevende gedeelten der winst 
bedroegen in 1837 f127,883, in 1828 £109,225 en in 1829 f 149,466. 

Gedurende den tweeden driejarigen termijn (1880— 1832) bedong het Gou- 
vernement eene jaarlijksche uitkeering van f 3,000,000, behalve de meer- 
dere te behalen winst, tot op f3,500,000. Mogt de zuivere winst f 4,000.000 
te boven gaan, dan zouden daarvan nog negen tiende gedeelten worden 
gestor in de koloniale kas. Wat de Nederlandsche Handel-Maatechappy 
betreft, aan haar werd van regeringswege ecne zuivere winst van f 800,000 
’s jaars verzekerd. 

De Maatschappij stond het debiet van madat, in het klein, aan eenen 
Chineeschen onderpachter af, voor eenen pachtschat van f 3,000,000 in het 
jaar, dat is, voor dezelfde som die zij als minimum aan het Indische bestuur 
moest uitkeeren. “De onderpachter verbond zich echter tot het maandelijks ont- 
vangen van eene bepaalde hoeveelheid opium (vier vijfde Levantsch en een 
vijfde Bengaalsch) tegen prijzen ver het inkoopskostende te boven gaande, 
te weten £3000 voor Levantsch en f 4000 voor Bengaalsch opium. Die 
prijsverhooging was de bron, waaruit de Maatschappij hare eigene winst en 
de verdere uitkeeringen aan de koloniale kas putte. Op dezen voet werden 
in de pacht geleverd: 


saves sesso. 581 kisten Levantsch. 
In 18304 *-………t………………: 203 Nf Bengaalsch. 


te zamen 734 « opium. 





weer cece ooo ‚379 y  Levantsch. 
In 18810 -eeece rec eeees 103 wv  Bengaalsch. 


te zamen 482 „ opium. 


assess ese ee 877 « — Levantsch. 
In 1839¢eceeceeeecceee 53 „ _ Bengaalsch. 


te zamen 430 „ opium. 


In deze drie jaren werd als winst aan de Indische kas verantwoord, over 
1830 f 208,454, over 1831 f 201,366 en over 1832 f52,629. Bedricgen 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 165 


wij ons niet, dan ontving en betaalde de Handel-Maatschappij steeds twee 
derden in zilver en een derde in kopergeld. | 

In welke evenredigheid het Levantsch opium zich, sedert het jaar 1816, 
in de pacht had ingedrongen, is uit de bovenstaande bijzonderheden blijk- 
baar. Wat aanleiding heeft gegeven tot de gestadige afwisseling van be- 
trekkelijke prijzen, zoo even aangewezen, is ons niet bekend. De verhouding 
der pachtprijzen van Bengaalsch en Levantsch opium was als volgt: 


In 1827 als 100 tot 65 
„ 1828 w„ 100 tot 62 
„ 1829 «„ 100 tot 88 
„ 1830 
v 18319 w 100 tot 75 
u 1832 


In eenige Singapoersche prijscouranten van het jaar 1850, verhouden de 
middenprijzen van Bengaalsch en Levantsch opium zich als 100 tot 78. Moet 
men dit als de onderlinge gemiddelde verhouding der bruikbaarheid van de 


beide opiumsoorten, ten behoeve van de opiophagen beschouwen 4? Het schijnt 


1 Mijn hooggeschatte vriend, de Hoogleeraar a. J. MULDER, schrijft mij over het ver- 
schil in prijs tusschen Levantsch en Bengaalsch opium: 

“Onder het wegnemen van het opium, hetwelk, na gemaakte insnijdingen in de slaap- 
“hollen, uitvloeit en dik wordt, neemt men, bij het Levantsche, veel van de epidermis 
“der slaapbollen mede. Uit de vele analysen, die ik gemaakt heb, vloeit voort, dat in 
“100 deelen Levantsch opium gemiddeld voorkomen 32 in water onoplosbare deelen, die 
&grootendeels uit stukjes van die opperhuid bestaan ; voorts 23 deelen water en 45 deelen 
“in water oplosbaar. In de laatste schuilen alleen de werkzame deelen. Zij bedragen naau- 
“welijks eene kleine helft van het gehetl en die kleine helft bestaat nog slechts voor een 
“deel uit werkzame beginselen” 

‚ “In het Bengaalsch opium komen veel minder deelen der opperhuid voor, even zoo in 
“het Epyptisch. Daarom moet Levantsch minder in prijs zijn.” 

“Het strekt niet tot eer der weteuschap dat zij geene goede analijscn van Bengaalsch 
“en Egyptisch opium aanwijzen kan. Terwijl men weet, dat in beide meer dan 45 op- 
“losbare deelen in 100 voorkomen, weet men niet of in die oplosbare deelen ook meer 
“werkzame beginselen gevonden worden” 


“De zaak is echter zeer moeijelijk, omdat er zoo veel verschil tusschen opium en opium 


166 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


zoo, maar dan ontstaat de vraag, wat noopt de pachters om zich gedeeltelijk 
van Levantsch opium te bedienen? Behoorde het hun niet onverschillig te 
zijn, welke soort hun in de pacht wordt geleverd, mits het verschil in 
prijs slechts evenredig zij aan het verschil in gehalte? De voorkeur door 
de pachters aan het Levantsch opium gegeven, doet vermoeden, dat er 
eenig verschil bestaat, hetzij in reuk of smaak, hetzij in de hoeveelheid 
morphine of andere werkzame deelen. Dit zijn punten die, welligt, door 
onderzoek bij de pachters zelf, zullen kunnen worden opgehelderd, even als 
de vraag, of het Levantsch en Bengaalsch opium, in het gebruik, gemengd 
worden en of er gedeelten van het pachtgebied zijn, waar men uitsluitend 


Levantsch, anderen waar men uitsluitend Bengaalsch begeert? 


“is van denzelfden naam, even als tusschen knollen en knollen en appelen en appelen. 
«Elke verscheidenheid in grond, in saisoen, in droogte of vochtigheid en zoo voorts, drukt 
“zich af in een plantenproduct. In wirze. zult gij de uitkomst vinden van vijf verschil- 
“lende analijsen, door nij van Smirnaasch opium gemaakt. ILoe loopen deze nict uiteen? 
«En toch zijn zij allen op denzelfden tijd en op dezelfde wijze door mij gedaan. Die ana- 
“lijsen zijn echter van 1835, toen men vele bestanddeelen van het opium nog niet kende; 
“de stukken (opium) waren bijzonder droog.” 

«Het verschil tusschen den prijs van Levantsch en Bengaalsch opium kan alzoo door de 
“wetenschap niet volledig toegelicht worden. Maar, bijaldien er slechts 10, in de plaats 
“yan 32, in water onoplusbare deelen in Bengaalsch opium voorkomen (en het kan ge- 
“middeld naauwelijks meer zijn) dan moet, bij overigens gelijke zamenstelling, de prijs van 
“het Bengaalsch tot dien van het Levantsch staan als 600 tot 403; want 45-23 (oplos- 
“bare deelen) staan tot 45, als 600 tot 403. Het safer heb ik in beiden even groot ge- 
“nomen, gemiddeld 23 ten honderd.” 

“Komen in het Bengaalsch 20 ten honderd onoplosbare deelen voor, dan hebben wij 
“45412 staan tot 45, gelijk 600 tot 474." 

“Behalve andere redenen, zoo als smaak, cn welligt ook een grvoter gehalte aan mor- 
“nhine enz., kan alzoo het verschil in prijs tusschen Bengnalsch en Levantsch opium 
“reeds alleen van het verschil der deelen van de opperhuid der slaapbollen, die mede 
“genomen zijn, worden afgeleid, en ik zou meenen dat men niets anders behocft aan 
“tenemen. Een gemiddeld kent men van geene soort van opium tegenwoordig meer, en 
“ik heb vruchteloos getracht eenige soorten Bengualsch en Egyptisch opium te bekomen, 
“ten einde eens eene goede analyse van alle soorten van opium te maken, hetgeen, trou- 
“wens, weiuig vrucht opleveren en zeker wel cen jaar tijds vorderen zou. De verschei- 


“denheid is schier grenzenloos.” 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 167 


Uit de schets door ons gegeven van de pachtvoorwaarden die geldig 
waren van 1827 tot 1832 blijkt, dat de Nederlandsche Handel-Maatschappij 
gehouden was tot eene jaarlijksche verantwoording. Deze verantwoording 
bragt uit den boezem der Maatschappij in dien der regering, eene mate van 
kennis, omtrent het huishoudelijke der pacht in het algemeen, en omtrent 
de behoefte van elk district in het bijzonder, die te voren niet had bestaan , 
noch kon bestaan, toen de pachters zich, buiten de regering om, van 
opium voorzagen. Uit dit oogpunt had de zesjarige tusschenkomst der 
Handel-Maatschappij eene, voor de regering, zeer nuttige strekking. 

Met de alzoo verkregene kennis gewapend, besloot men in 1832 tot het 
nemen eener proeve, om uit de opiumpacht een klimmend voordeel te 
trekken, zonder aanleiding te geven tot vermeerdering van het verbruik. 
Dat dit zich sedert 1817 had verspreid, scheen te blijken uit het toene- 
mend cijfer der pachtschat. In het jaar 1817 had dat cijfer f 614,908 
en in 1826 f 2,388,664 bedragen en het was bezwaarlijk te gelooven dat 
eene zoo aanzienlijke verhooging zonder vermeerdering van verbruik had 
kunnen worden verkregen. Van 1817 tot 1821 werden de registers van in- 
gevoerde goederen op Java niet naauwkeurig of althans niet in eenen voor 
de statistiek bruikbaren vorm gehouden, maar uit de registers van uitvoer 
te Calcutta bleek dat in 1819/20 en in 1820/21 van daar naar Java wa- 
ren uitgeklaard, in het eerste jaar 796 en in het laatste jaar 797 kisten 
opium !. Van 1822 af is de invoer op Java in officiële stukken vermeld *. 
Hij bedroeg in dat jaar 581 kisten Bengaalsch en 176 kisten Levantsch 
opium, te zamen 757 kisten. Deze cijffers bevestigden het gerezen ver- 
moeden van een toenemend verbruik, sedert 1817, toen het door RAFFLES 
op 300 en door cRAWFURD op 550 kisten werd geschat. In de jaren 
18231826 was de invoer doorgaans minder dan in 1822, maar het ver- 
moeden van sluiksgewijzen invoer vond algemeen geloof. 

Wij hebben reeds gezien hoe groot het debiet was sedert 1827, gedu- 
rende het zesjarig pachtbeheer der Handel-Maatschappij ; het handhaafde 


1 Zie bijlage N°. 5. 


2 Zie Verslag van den Handel, Scheepvaart, enz. op Java en Madura, in het jaar 
1825, pag, 25. 


1638 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


zich gemiddeld op ruim 500 kisten ’s jaars, en scheen derhalve niet toe te 
nemen, terwijl de pachtschat inmiddels was gerezen van f 2,388,664, het 
cijffer van 1826, tot f3,041,892, dat van 1832. 

Het waren deze uitkomsten en vergelijkingen welke de regering noopten 
om den straks aangewezen weg in te slaan, waardoor men niet slechts 
hoopte een toenemend voordeel uit de pacht te zullen trekken, zonder va- 
meerdering van het opium-verbruik, maar ook verwachtte, dat de pachters 
en hunne onderhoorigen, door hun cigenbelang zouden worden genoopt om 
mede te werken tot het weren van den sluikhandel. 

In 1833 werd de pacht, hier in groote, elders in kleine percelen, bij 
onderhandsche overeenkomsten afgestaan, op de voorwaarde dat de pachters 
eene vooraf, als minimum, bepaalde hoeveelheid opium van het Gouverne 
ment zouden moeten aannemen tegen den prijs van £100! per katti, of 
f 10,000 per kist. Hadden de pachters behoefte aan eene grootere hoe 
veelheid, zij zouden die almede van het Gouvernement moeten nemen, echter 
tegen eenen lageren prijs, die bepaald werd op f40,60 per katti. De vaste 
verstrekking van opium kreeg, in de pachttaal, den naam van fdan, de 
toegift dien van siram?. De pacht van 1833 leverde een voordeel op van 
f3,305,382, bij cene verstrekking van 423 kisten opium. 

Daar de hoop om de pachters, docr hun belang, aan het weren van den 
sluikhandel te verbinden, niet anders kon worden verwezenlijkt dan wan- 
neer de vaste verstrekking (tibau) tegen den buitensporig hoogen prijs van 
f 10,000 de kist, gelijk was aan de behoefte van het pachtgebied, en men 
het daarvoor hield, dat die behoefte meer dan 423 kisten beliep, werd de 
pacht, in 1834 en 1835, gegund aan hem die zich verbond om de grootste 
hoeveelheid opium, tot den eenmaal bepaalden pachtprijs, van het Gou- 
vernement te zullen nemen. Bij opbod werd deze hoeveelheid bepaald op 
440 kisten in 1834 en op 465 kisten in 1835, bij een stijgend inkomen 
van f 3,726,900 in het eene, en van /3,952,500 in het andere jaar. 





1 De bepaalde prijs was eigenlijk /' 120 kopergeld. Wij hebben dien prijs herleid tot 
zilvergeld, en zullen in het vervolg slechts die muntspecie noemen, ten einde vergelij- 
kingen gemakkelijk te maken. 

2 Tiban zal wel beteekenen Ae! fea deel gecalleste, van het Javaansche grondwoord 


tiha. Straw is, in het Javaansch en Maleisch, begieter. 


i 
E 


| 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 169 


Men geloofde nu het cijfer van het verbruik op Java en Madura te kun- 
nen stellen op ongeveer 430 kisten. Deze hoeveelheid werd, bij de ver- 
pachting voor 1836, als tian aangenomen, altoos tot den prijs van f 100 
het katti. Maar bovendien werd een pachtschat, bij opbod vast te stellen, 
gevorderd. De slotsom was, dat de verstrekking der bepaalde hoeveelheid 
opium aan de koloniale kas een voordeel opleverde van f 4,260,900. 

In de volgende zes jaren bleef het wettig debiet zich op nagenoeg de- 
zelfde hoogte handhaven en leverde een stijgend voordeel aan dc schatkist 
op, waarvan het cijfer in 1842 was geklommen tot f 6,940,400. 

Nu werd op nieuw de proef genomen of de behoefte inmiddels was ge- 
stegen. De pacht werd, voor de jaren 1843, 1844 en 1845, in de hoofd- 
zaak geschoeid op de leest van die der jaren 1834 en 1835, dat wil zeg- 
gen, er was geen sprake van het betalen van eenen afzonderlijken pacht- 


schat; de pacht zou worden gegund aan dengenen die het hoogste tidan zou 


- bieden, met andere woorden, aan hem die de grootste hoeveelheid opium 


van de regering zou aannemen, tegen den nu vastgestelden prijs van f 175 
per katti (f 17,500 per kist), een cijfer berekend naar hetgeen prijs en 
pachtschat te zamen in het vorige jaar hadden bedragen !. 

De uitslag dezer verpachting scheen te bewijzen dat het debiet niet 
noemenswaardig was toegenomen, want bij een inkomen van f 7,217,500 
bedroeg de verstrekking 437 kisten, of slechts 7 kisten meer dan in 
1842. 

In 1846 en 1847 bleven de pachtvoorwaarden, grootendeels ‚ op den- 
zelfden voet. De opbrengst daalde evenwel op f7,356,500 in 1846 en 
op f 6,695,100 in 1847, eene daling die men toeschreef aan de verliezen 
door de vorige pachters geleden. Iet wettig verbruik was 445 kisten in 
het eene cn 405 kisten in het andere jaar. 


Men keerde in 1848 terug tot het stelsel om het fdan vast te stellen 


en de pacht te gunnen aan den bieder van den hoogsten pachtschat. De prijs 


van het fiban werd bepaald op f 10,000, die van het siram op f 3500 per 
kist. Behalve de 350 kisten fan, werden door de pachters 70 kisten. stram 


1 Indiscke Staaisbladen van 1842, NO. 30 en 42. 
2 Indische Staatsbladen van 1845, N°. 28 en van 1846, Ne. 32. 


170 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


genomen, zoodat het verbruik bleef 420 kisten. De netto opbrengst der 
pacht was f 6,474,240. 

Een nieuw reglement omtrent de opiumpacht (thans nog van kracht) 
werd met de gewone publicatie wegens het opveilen der pacht afgekondigd '. 

In 1849 en 1850 was het wettig verbruik 420 kisten in het eene, a 
418 kisten in het andere jaar, bij een voordeel voor de schatkist vaa 
Ff 6,046,500 in 1849 en van f4,936,700 in 1850 2. 

Deze onderscheidene geldelijke uitkomsten komen niet overeen met die 
welke, van tijd tot tijd, zijn openbaar gemaakt. Dit ontstaat daaruit, dat 
de officiële staten van ontvangsten van Nederlandsch Indië, die men ge | 
woonlijk tot leiddraad heeft genomen, uit den aard hunner inrigting slechts 
bruto ontvangsten kunnen aanwijzen, vermits de onkosten, tot het verkrij 
gen der inkomsten aangewend, onderscheidenlijk voorkomen op de staten 
van uifgacen. Wil men tot de kennis der netto ontvangsten doordringen, 
dan behooren de witgaren van de bruto ontvangsten te worden afgetrokken. 
Dit heeft in de bovenstaande berekeningen plaats gehad. Daarbij is als grond- 
slag aangenomen, dat de verstrekkingen zijn gedaan voor vier vijfde ge- 
deelten in Levantsch en voor een vijfde in Bengaalsch opium, en dat het 
inkoopskostende daarvan, dooreengenomen, is geweest van 1833 tot 1840 
f 1500 en sedert f 1000 per kist. 

Nog eene andere oorzaak van verschil moet worden aangewezen. Zij is 
geboren uit de in Indië bestaan hebbende muntverwarring. Van 18383 tot 
1846 werden de inkomsten der opiumpacht steeds geheel ontvangen in ko- 
pergeld, naar rede van 100 duiten op den gulden. In zulke guldens vindt 
men de opbrengst der pacht veclal opgegeven. Van het oogenblik dat de 
regering op die verdecling terug kwam en tot regel stelde dat de zileeren 
gulden zou verdeeld zijn in 120 duiten, en dat de gulden van 100 duiten 
zou genaamd worden de koperen gulden, kon de opbrengst van de opium- 


pacht van 1833 en latere jaren, niet met dien van cen vroeger tijdvak ver- 





1 Indisch Staatsblad van 1847, N°. 42. 

2 Bij het berekenen der resultaten van de opiumpacht sedert 1833, hecft men gebruik 
gemaakt van de door den Heer F. EMBRECHTS uitgegeven Staten der opiumpacht en van 
alle andere Gouvernements verpachte middelen van 1830 tot 1848 enz., gedrukt te Ba- 
tavia, bij Lange en C°, 1848. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 171 


geleken worden, zonder vooraf de koperen guldens tot zilveren te herleiden. 
Deed men dit niet, men zou in en na 1833 eene plotselinge rijzing en in 


1847, na het geheel afschaffen van den koperen gulden, eene even plotsc- 


. linge daling in de opbrengst der pacht ontwaren, de eene grootendeels even 


=v 


schijnbaar en onwezenlijk als de andere. 
Alvorens over te, gaan tot het onderzoek der vraag, of en in hoever het 
stelsel van 1833 heeft beantwoord aan de daarvan opgevatte verwachtingen, 


brengen wij onder de aandacht onzer lezers eenen staat van het bekend ver- 


‘ bruik van opium in het tijdvak hetwelk wij thans behandelen, uitgedrukt, 


niet in kisten, maar in ponden, ten einde de vergelijking gemakkelijk te 
maken met de tabellen, voorkomende op de bladzijden 101, 102, 168 en 
159. 


172 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


AANTOONING VAN HET VERBRUIK VAN OPIUM OP JAVA 
EN MADURA VAN HET JAAR 1817 TOT EN MET 
HET JAAR 1850, 








GEMIDDELD 
JAREN. “SAARS IN AANMERKINGEN. 
[eas rroovam: 
1817 : Bij het herleiden der kik 
Isls | ten tot ponden iis in het oor 
Isl | gehouden, dat in het tijdrak 


120) 


waarvan thans spreke is, de 
kist is gebragt geworden op 
i het cenparig netto gewigt 
van 100 kati, gelijkstaande 
52,250 » met 125 onde Amsterdam- 
35,875 «| sche ponden. 

ENEN De jaren 1817, 1818 en 
1819 zijn aldas ingevuld op 
64,000 @ het gezag van cRawroRD 
52,500 wv | (LI, p. 520); de jaren 1820 
72,1 cn 1821 op dat der Caleut- 
tasche staten van uitvoer; de 
jaren 1822, 1823 en 184 
+ aanleiding van het Je- 
vasch handelsverdag va 
1425 (p. 25 van dat steld, 
de jaren 1825 en 1896 op 
het gezag van de staten vaa 
exorrcurs: de jaren 1887 
tot en met 1832 op grond 
van de opgaven der Has- 
del-Maatschappij , en einde- 
i lijk de volgende jaren near 
j aanleiding der staten van 
| esamecurs. 

| Het laatste tijdvak in 
| deze tabel voorkomende, is 
ij 

| 

















G15,875 # G1,587 # 


i van vier jaren. 


55,000 33,500 » 








| 
a 1 
i 
i 





an aes 207,875 6! 51,9694 | 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 173 


Eene vergelijking van deze cijfers met het zielental levert de volgende 


uitkomsten op. 


VERHOUDING VAN HET ZIELENTAL TOT HET VERBRUIK 
VAN OPIUM OP JAVA EN MADURA IN DE ONDER- 
"STAANDE JAREN. 








en en ae een ee ee — mmm ngen 
_ ny 


TOTAAL VERBRUIK VERBRUIK VAN OPIUM 





JAREN. BRVOLKING. VAN OPIUM. PER ZIEL ’8 JAARS. 
1826 8,440,000 67,937 © 1/137 @ 
1836 8,880,000 61,587 « 11142 w 
1846 9,330,000 53,500 » 1174 w 
1850 9,500,000 51,969 1/182 » 


Bij het beoordeelen van deze uitkomsten, moet worden in het oog ge- 
houden, dat het bekend verbruik van opium op Java en Madura, in het 
nu beschreven tijdvak, nog op eene andere wijze, dan door eene verminde- 
ring van het pondental afnam, namelijk, door het gedeeltelijk vervangen 
van Bengaalsch door Levantsch opium. Uit de noot op bladz. 165, volgt 
toch, dat de mindere prijs van laatstgemelde, in vergelijking van eerstge- 
melde opiumsoort, geen anderen grond hebben kan , dan eene geringere even- 
redigheid van de voor de opiumpacht bruikbare deelen. Dat mindere ge- 
halte stellende op een derde, en voorts aannemende, dat het aan de pachters, 
sedert 1833, verstrekt opium door een genomen, slechts voor de helft heeft 
‘bestaan uit Levantsch, dan vermindert daardoor het gemiddeld cijfer van 
51,969 ponden tot 43,307 ponden, dat wil zeggen, dat wanneer niets dan. 
Bengaalsch opium ware verstrekt geworden, het verbruik in de jaren 1847/50 
zou zijn geweest gemiddeld 43,307 ponden ’sjaars. Het verbruik per ziel in 
1847/50 is dan ook, inderdaad, 1/219 pond in stede van 1/182 pond. 

Het zal niet overbodig zijn, hier, bij voorraad, te beantwoorden eene 
bedenking die gemaakt kan worden tegen de rede waarin wij de bevolking 
. van Java en Madura, sedert het jaar 1700 hebben laten aangroeijen tot 
aan het, voor het jaar 1850, door den Minister van Koloniën opgegeven 
cijfer van 9,500,000. Onze regelen van aanwas zijn eenigzins willekeurig. 
Met tamelijke juistheid was niets bekend dan de tegenwoordige getalsterkte, 
terwijl het punt van uitgang (de volkstelling van VALENTYN) even weinig 


174 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


zekerheid opleverde als de latere opgaven van RAFFLES en anderen, die 
klaarblijkelijk te laag zijn. Hadden wij als grondslagen aangenomen, dat 
de bevolking van Java en Madura in 1815 slechts het, door RAPFLES op- 
gezeven, cijfer van 4,615,270, en mitsdien zestig Jaren vroeger ter naau- 
wernood 4,000,000 bedragen heeft, het zou ongeloofelijk zijn geoordeeld 
geworden, dat Java reeds in het tijdvak van 1746 tot 1755, ongerckend 
eenen veronderstelden sluikewijzen invoer van 500 kisten of 67,500 ponden, 
gemiddeld jaarlijks 1300 kisten of 175,510 ponden opium verbruikte, zijnde 
het driedubbele van de bekende consumtie die thans plaats heeft bij eene 
bevolking van 9,500,000 zielen. Om derhalve de opiomanic van het voor- 
geslacht niet in nog ongunstiger kleuren af te schilderen, dan reeds uit 
de opgegeven daadzaken en vergelijkingen volgt, zijn voor de vermeerde- 
ring van bevolking sedert het jaar 1700 eijfers aangenomen, geheel van de 
opgave van RAFFLES en anderen afwijkende. 

Onderzoeken wij thans of de in 1833 aan de opiumpacht gegeven inrig- 


ting aan het oogmerk heeft voldaan? Die vraag schijnt in vele opzigten 


toestemmend te moeten worden beantwoord. 

Hoewel het niet te loochenen is, dat het bekend verbruik van opium ook 
onder de vorige inrigtingen, sedert het jaar 1761, is afgenomen, en dat die 
vermindering is blijven voortduren na het invoeren der verpachting van de 
amfioenkitten in 1809, welke echter niet gezegd kan worden voor het jaar 1817 
aan orde en regelmaat te zijn onderworpen geweest, zoo bestaat er genoegzame 
aanleiding om het daarvoor te houden, dat toen, in en na 1833, het kultuur- 
stelsel jaarlijks vele millioenen guldens in handen der Javanen bragt, die zij 
voor dien tijd niet ontvingen, het verbruik van opium op eene evenredige 
wijze zou zijn vermeerderd, wanneer geene antidotale maatregelen waren geno- 
men. In 1826, wij herinneren het, was de pacht in de voorafgaande tien 
Jaren, van lieverlede geklommen van f 614,908 tot f 2,388,664. Sedert 
steeg zij tot boven de f 7,000,000, en bragt in 1850 nog f 4,936,700 
op. Nu ontstaat de eenvoudige vraag, of zij dic, blijkens de ervaring, ge 
negen zijn bevonden om gemiddeld van f3,000,000 tot f4,000,000 ’s jaars 
meer dan in 1827 aan opium te besteden, dit niet evenzeer zouden gedaan 
hebben, wanneer het heulsap hun tot de helft of twee vijfden van den te- 


genwoordigen prijs ware geleverd geworden? En wat zon bij het toestem- 


Dd 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 175 


mend antwoord hetwelk voorzeker op die vraag vòlgen moet, de uitkomst - 
zijn geweest, van het behouden van het oude stelsel? Geene andere, dus 
schijnt het, dan eene verdubbeling of verdriedubbeling van het verbruik, 
Een man, die de zaken waarover hij schreef van nabij zag en aan wien de 
Jof van een gocd waarnemer te zijn, niet zal worden betwist, had, in een 
gedeelte van Java, waar hij van 1811 tot 1816 het gezag in handen had, 
opgemerkt: “dat toen de verkoopprijs in het klein was 5000 piasters per 
“kist, zoo als tijdens de verovering van Java door de Engelschen, het 
‘gansche verbruik (in dat distrikt) slechts 30 kisten ’s jaars bedroeg. Toen 
‘de prijs daalde tot 4000 piasters, werd het verbruik 50 en bij eenen ver- 
‘koopprijs van 3500 piasters, 100 kisten ’sjaars. Bij matige prijzen 
(zegt. hij) begonnen velen opium te gebruiken, die het te voren niet 
“deden. Bij buitensporige prijzen, lieten velen, die slechts eén spaarzaam 
gebruik van opium maakten, het geheel achterwege, terwijl zij, bij wie 
“de hebbelijkheid vaster wortelen had geschoten, toevlugt namen, tot min-” 
“der aangename en meer schadelijke inlandsche surrogaten 1.” 

Onder de thans bestaande inrigtingen, is de inkoopsprijs, waartöor de 
pachter het opium van het Gouvernement nemen moet, weinig minder, dan 
de eerkoopsprijs in het klein, door caawrurD achier als prohibiticf be- 
schouwd. Men kan aannemen, dat de onvermijdelijke onkosten der pacht 
en de winsten van pachters, onderpachters, en kithouders, dien prijs met de 
heift vermeerderen, voor dat het opium den binnenlandschen verbruiker be- 
reikt en dat het hem, mitsdien, tot geen minderen prijs wordt geleverd, 
dan f 15,000 de kist, eene som die het hoogste cijfer van CRAWFURD nog 
met één vierde te boven gaat. | 

Door sommigen wordt gezegd dat de pachters; bij zoodanigen prijs, geen 
genoegzaam debiet zouden hebben, en dat zij, door de ervaring geleerd, 
trachten door middel van den sluikhandel jaarlijks eene zekere hoeveel- 
‚heid goedkooper opium meester te worden, ten einde in staat te worden 
gesteld tot eene algemeene verlaging hunner prijzen. Men beweert, bij 
voorbeeld, dat wanneer een pachter die 30 kisten fiban nemen moet, meer 
kans ziet om 45 kisten te slijten tegen £12,000, dan 80 kisten tegen 


1 CrawrurD's History of the Indian Archipelago, WII, p. 520. 
12 


176 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


¥ 15,000 de kist, hij niet in gebreke blijven zal om zich daartoe, door het 
binnensluiken van 15 kisten, in staat te stellen. 

Wij zullen niet pogen deze beweringen te wederspreken, indien althans 
de daarbij aangevoerde daadzaak met de waarheid overeenkomt, dat het 
onderzoek, op meer dan eene aanhaling van opium gevolgd, heeft bewezen 
dat bijna altoos de pachters, of hunne borgen, de hoofdaanleggers of me 
depligtigen dier mislukte eluikerijen waren, en dat zij zelfs gewoonlijk, 
zonder veel tegenspraak, het maximum der tegen de sluikers bedreigde asn- 
gienlijke geldboete (f 10,000) betaalden f. 

Maar al geeft men aan den eenen kant toe, dat er onder het sedert 
1838 bestaande stelsel, boven en behalve het erkend cijfer der opiumbe- 
hoefte, eene zekere hoeveelheid ingesmokkeld en in consumtie gebragt wordt, 
zoo bestaan er, aan den anderen kant, gronden om het daar voor te hov- 
den dat die sluikhandel, in betrekkelijken zin, beperkt is. 

In de eerste plaats mag men aannemen, dat hij schier uitsluitend gedre- 
ven wordt door de belanghebbenden bij de pacht, dat derhalve het daarin 
betrokken aantal personen gering is en dat zij elkander de hand bieden om 
te waken dat niemand, buiten hen, de wet overtrede. 

In de tweedo plaats volgt uit de geheele inrigting, dat des pachters be 
lang om opium in te smokkelen zijne natuurlijke grenzen heeft in de mo 
gelijkheid van debiet, tot eenen prijs die wel door het tocvocgen van ge 
sloken opium verminderd kan worden, maar die, in verband tot des pach- 
ters geldelijke verpligtingen jegens de koloniale kas, altoos zeer hoog sal 

moeten blijven. 

In de derde plaats moet niet vergeten worden, dat de regering van tijd tot 
tijd proeven neemt om te komen tot.de kennis der. wezenlijke opiumbehoefte. 
Zij doet dit, zoo als reeds is vermeld, door het gunnen der pachten, niet saw 
hen dic den hoogsten pachtschat bieden, maar aan degenen die zich voor 
de grootste hoeveelheid fan, tot den vasten prijs van f 12,000 de kist, 
willen verbinden. Die proeven hebben, in weerwil van de bekende onder- 
linge ijverzucht der Chinezen, die hen niet zelden tot roekeloosheid ver- 
leidt, het tar niet doen stijgen en hieruit mag men de gevolgtrekking 





\ Indisch Magazijn, p. 127 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 177 


afleiden, dat het éi&ax voorshands zijn maximum heeft bereikt, dat wil zeg- 


- gen, dat het, behoudens eene onbekende, doch waarschijnlijk almede vaste 


staande toevoeging van goedkooper opium, de grootate hoeveelheid verte- 
genwoordigt, die thans op Java kan worden gesleten , door de gezamentlijke 
pachters, zoo lang deze eene som van nagenoeg vijf millioen, of, inbegre- 
pen het kostende van het opium, van vijf en een half millioen guldens, 
moeten storten in ’s lands kas. | 

Wat hiervan zijn moge, uit de bekend geworden daadzaken is het blijk- 
baar, dat men in 1833 te hoog gespannen verwachtingen had, toen men 
geloofde, dat de destijds aan de pacht gegevene inrigting de pachters en 
hunne onderhoorigen zou maken tot bondgenooten : van het Gouvernement , 
in het weren van allen sluikhandel. Zij hebben, dus komt het voor, wel 
belang bij het weren van den sluikhandel in het algemeen, maar drijven 
eenen bijzonderen, echter door de omstandigheden beperkten sluikhandel, 
voor eigen rekening. | | 

Ten einde de sluikerij te bemoeijelijken, nam de regering verscheidene 
maatregelen van eenen repressieven aard, waaronder vooral behoort het 
aanzienlijk verhoogen der boeten. Welligt is zij daarin nog niet ver ge- 
noeg gegaan. Dit.althans zou men gelooven, bij: het vernemen “dat 
“een onderpachter, in het jaar 1889, tot tweemgel toe, binnen zeer kor- 
“ten tijd, op smokkelarjj betrapt en in de hoogste boete van £10,000 
geslagen, beide boeten terstond voldeed, ale waren zij posten op zijne be- 
grooting 1.” | 

In 1848 werd, gelijk reeds is vermeld, teruggekeerd tot den vroegeren 
tibanprijs van f 100 per katti of f10,000 per kist. Die prijsverlaging 
van f 7500 per kist, schijnt tot aanleiding te hebben gehad den wensch 
om daardoor het binnensmokkelen van opium door de pachters minder aan- 
lokkelijk en noodzakelijk te maken. 

Aan maatregelen van preventieven aard ontbrak het ook niet. De voor- 
naamste dier maatregelen was hét in 1841 uitgevaardigd verbod tegen het 
nederleggen van opium in de enfrepóts van Batavia, Samarang en Soerabaja , 
anders dan voor rekening van het Gouvernement, en de genomene voorr 


1 Judisch Magazijn, p. 127. 
. 19 * 


178 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


zorgen om het aanbrengen van opium met de handelsvaartuigen te ver- 
hinderen of onschadelijk te maken !. 

‘oor die maatregelen bestond eene voldoende aanleiding. Gedurende de 
jaren 1833 tot en met 1841 waren vrij aanzienlijke. hoeveelheden opium ia 
de entrepôts nedergelegd en vervolgens uitgeklaard geworden naar de om- 
liggende eilanden, hoofdzakelijk naar Bali. Men vermoedde, op goede gron- 
den, dat die uitklaringen tot niets anders dienden dan om het opium op 
eene wettige wijze aan boord van kleine handelsvaartuigen te kunnen brengen, 
maar dat het eigenlijke doel der belanghebbenden was om het uitgeklaarde 
heulsap, op vooraf bepaalde punten der kust van Java, weder te ontschepen. 
Op deze wijze schenen inrigtingen, bestemd tot bevordering van den wetti- 
gen handel, te zijn ontaard in ‘stapelplaatsen der opiumsluikers. Het op- 
heffen der vergunning kon het kwaad nict geheel beletten, maar slechts 
het bedrijven daarvan moeijclijker maken. 

De beweging welke in die entrepôts plaats had, geeft eenige grondslagen 
aan de hand, tot berekening van de hoegrootheid des sluikhandels destijds 


door de pachters gedreven, uitgaande van de aannemelijke onderstelling, 
dat allen zich bij voorkeur van het zoo gerieffelijk middel der entrepôts. 


zullen hebben bediend. 


De uitvoeren van opium uit de entrepôts bedroegen : 


in 1833 cen getal van 186 kisten. 


n 183+ yu 343 
„ 1835 7 lll w 
„ 1836 ” 279 
„ 1887 Ww 145° 
„ 1838 # 232 ow 
„ 1839 / 363 ow 
„ 1840 W 230 r 
„ 1841 W 201 w 


in negen jaren 2089 kisten. 2 





1 Sfaatsbladen ran Nederlandsch Indië van 1841, Ne. 35 en 42. 


3 Staten der in- en wilvoeren van opinm, door ¥. EMBRECHTS, Batavia 1S48, 


a 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 179 


Wanneer men nu aanneemt dat daarvan niets naar andere gedeelten van 
den Archipel is uitgevoerd, maar dat die gansche hoeveelheid weder ter 
sluik is binnen gebragt op Java, dan zou dit den clandestinen aanvoer der 
pachters in die jaren brengen op gemiddeld 232 kisten ’s jaars 1. 

Werden te Singapoera naauwkeurige aanteekeningen van in- en uitvoer 
gehouden, de handelsstaten van die haven zouden tot rigtsnoer kunnen 


dienen bij het beantwoorden der vraag, wat van 1842 tot 1850 het 


waarschijnlijk beloop van den sluikhandel in opium is geweest; want sedert 


dat de Javasche entrepôts zijn gesloten geworden voor het artikel, waarvan 
thans sprake is, mag men aannemen, dat al het Bengaalsch opium, het- 
welk op eene onwettige wijze op Java en Madura is binnen gebragt, te 


Singapoera ingekocht en van daar verzonden is geworden. Maar de Singa- | 


- poersche handels-staten zijn geenszins volledig. Slechts de tnvoeren worden 


daarop met eenige naauwkeurigheid , hoezeer niet zonder eene blijkbare nei- 
ging tot overdrijving, vermeld. De aangiften der witvoeren, die trouwens 
geheel onverpligt zijn, bepalen zich tot die, welke door den Zwropeschen 
handelstand worden gedaan, terwijl de inlandsche handelaars, in den regel, 
geenerhande aangiften doen van de ladingen die zij wegvoeren. Met betrek- 
king tot het opium, bij voorbeeld, vermeldt het algemeen overzigt van het 
jaar 1850, wel de hoeveelheden die ingevoerd en die welke tot uitvoer 
naar China aangegeven zijn, maar niet wat uitgevoerd is met eene andere 
bestemming. | 

Wij willen echter eene poging doen om uit die opgaven, in verband tot 
eenen uit ontwijfelbare bronnen geputten Staaf van den uitvoer van opium 
uit de havens van Britsch-Indië gedurende eene reeks van jaren 2, cenige 
gevolgtrekkingen af te leiden, tot toelichting van het onderwerp dat ons 
thans bezig houdt. » | 

Volgens het bewuste overzigt zouden in 1850 te Singapoera zijn aan- 
gebragt 4343 kisten Bengaalsch en 20 kisten Malwa-opium. Het eerstge- 
meld cijfer komt niet overeen met de zoo even vermelde bijlage, volgens welke 


in 1849/50 van Calcutta en Bombay zijn uitgevoerd naar Poelo pinang en 


1 Vergelijk Lauts, Balie en de Balienezen, pag. 9. 
2 Zie Bijlage N°. 5. 


180 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


verder oostwaarts, 4067 kisten, een uitvoer, niet uitaluitend»voor Singa- 
poera, maar ook gedeeltelijk voor Poelo pinang, Malaka en de verdere 
Strait’s settlements bestemd. Nemen wij echter aan dat die gansche hoe 
veelheid te Singapoera is aangebragt en dat het ware cijfer van den invoer 
is geweest, het gemiddelde tusschen de Singapoersche staten van invoer en 
de Calcutta- en Bombay-staten van uitvoer, dan komen wij tot de slotsom 
dat in 1850 in Singapoera zijn aangebragt 4170 kisten Bengaalsch en 45 
kisten Malwa-opium, of te zamen 4215 kisten. 

Hiervan zijn, blijkens de Singapoersche opgaven, in 1850 naar China uit 
gevoerd 1640 kisten. Wat van de overblijvende 2575 kisten geworden is, 
blijkt niet. Wij moeten daarvoor. derhalve eene bestemming zoeken, die 
alle landen zuidelijk van Poelo pinang gelegen kan omvatten, vermits uit de 
reeds aangehaalde bijlage blijkt dat in het jaar 1849/50, behalve 75 kisten 
naar Java, geen witvoer van opinm, thans in onze beschouwing vallende, 
heeft plaats gehad buiten de rubriek Poelo pisang en verder oostwaarts. 

De hoeveelheid opium voor welke eene bestemming moet worden gezocht 


Wij zien uit het handelsverslag van Java en Madura over 1850, 

dat, in dat jear, voor Gouvernements rekening zijn ingevoerd 

150 kisten Bengaalsch opium. Daarvan schijnen direct van | 
Calcutta te zijn aangebragt 75 en waarschijnlijk van Singapoera...75 w 


Een zeer aanzienlijk verbruik van opium heeft te Singapoera 
plaats, niet slechts in de talrijke wettige en onwettige amfi- 
oenkitten, die in en bij de stad bestaan en waar het heulsap 
slechts weinig boven inkoopsprijs verkocht wordt, maar ook 
onder de duizenden van inlandsche en Chinesche schepelingen 
die zich gestadig op de reede afwisselen en onder de talrijke 
scharen Chinesche gelukzoekers aldaar, die aanhoudend uit hun 
geboorteland aankomen en zich op de omliggende eilanden 
verspreiden. Het is niet overdreven het verbruik van deze 


aan ongebondenheid overgegeven bevolking te schatten op..... 500 kisten. 


Blijft 2000 kisten. 


DE OPIUMHANDEL IN: NEDERL. INDIË. . 181 


Wij nemen aan dat uit dien voorraad wordt. vaor= - 
zien in het verbruik van Poelo pinang, Malaka;. 


Patani, 


Kalantan, Perak, Trengganoe, Selangoor , 


Pahang, Rémbouw, Djohar en de verdere plaatsen 
op de Maleische kust gelegen, geschat op....... 350 kisten. 
Vervoerd naar Atjih en de peperhavens van 


veen enseesesers eeens evene 100 


Naar de meer zuidelijke Oostkust van Sumatra 
tot Djambi ingesloten ................4. cence 80. 
Naar Siam en Kambodja. .............:..... 80 


a w 
wv 


” 


Timor 


den Archipel van Riouw en Lingga...... 50. 
de Noordkust van Borneo, Laboean, enz.. . 80 
de Sooloo-archipel en verdere verblijven der 


de Westkust van Borneo........ cece 115 
de Zuidkust van Borneo............-. 9 
Pegattan. ...... cs ccc c cece ccc scncees 13. 
Klompang en Pemoekan...............10 
Passir. ........... vonsoossversseaesse 7 
Koetei, cum annexis...,.........e.see 20 
de Westkust van Celebes...... I 40 
de Baai van Gorontalo. ....…....... … «40 
de Boeginesche landen......... vee ee« +85 
de Molukken... .. voccoooseseeeeseeeeld 
de Westkust van Sumatra............. 60 
Palembang en de Lampongs...........12 
Bangka... ,.........….. errr rr rrr 2 
Bali, Lombok, Sumbawa, Flares , Boeton, 


en alle verdere, hier boven niet gemelde, ge- 


deelten van den Archipeh......csscseseeeeee 0160 





vee. 2000 kisten. 


U 


z= 8 


u 


18506 „ 





Blijft 670 kisten. 


182 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


Transport. ..... 670 kisten. 
Men kan voorts aannemen, dat behalve de aangegeven uit- 
voer naar China (waarschijnlijk met Europesche schepen), ten 
bedrage van 1640 kisten, nog met Chinesche jonken en wan- 


kangs, zonder aangifte, zijn derwaarts gevoerd. ......... …………330 # 
Blijft ten slotte. ......450 kisten. 


Voor deze hoeveelheid kunnen wij geene aannemelijke bestemming aan- 
wijzen, daar toch eene verdere verhooging van cijfers die, hoezeer op waar- 
schijnlijkheid steunende, echter reeds als willekeurig moeten worden erkend, 
niet kan in aanmerking komen. 

Het is uit dit veronderstelde overschot van 450 kisten, dat in den Jer 
vaschen sluikhandel moet worden voorzien. In welke verhouding het daar- 
toe staat, laten wij onbeslist; maar de daadzaak dat, onder het bestaande 
stelsel, de pachters de eenige sluikers van aanzienlijke hoeveelheden schij- 
nen te kunnen zijn, en dat Aunne sluikerij hare eigenaardige, welligt zeer 
beperkte, grenzen heeft, veroorlooft de veronderstelling dat zij die van den 
vorigen tijd (500 kisten ’s jaars) niet evenaart. Destijds vond zij steun en 
veelzijdige medewerking in het regt, hetwelk elke dienaar der Compagnie 
meende te hebben op het genot van zoogenaamde stille winsten; thans ont- 
moet de sluiker overal het sedert veertig jaren vastgewortelde begrip, dat 
zulke winsten strafbaar, cn, wat meer zegt, schandelijk zijn. Dé algemeene 
conniventie en daaruit ontstane straffeloosheid van de vorige eeuw, heeft 
plaats gemaakt voor eene openbare meening, die afwijkingen van den be- 
doelden aard streng veroordeelt en, op den duur, onmogelijk maakt. 
Dat de waakzaamheid “der ambtenaren meermalen te kort schiet, is waar- 
schijnlijk; maar dat hunne eerlijkheid zich, op eene groote schaal, zou 
kunnen verloochenen, is ongcloofbaar. Zoo cr uitzonderingen bestaan, zij 
zullen meestal gevonden worden onder het, karig bezoldigd, personeel van 
lagen rang. 

Het mag als zeker aangenomen worden, dat, gelijk de Chinezen reeds in 
beide vorige eeuwen de voorname handlangers van het opiumsluiken op 
Java waren, zij dit thans nog zijn, nu de pacht van het debiet in het 
klein algemeen ingevoerd is en de pachters bijna uitsluitend tot dien land- 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 183 


‘aard behooren. Hoedanig en waar die sluikhandel hoofdzakelijk gedreven | 
wordt, zal waarschijnlijk kunnen blijken uit de gedane aanhalingen en uit 
de regtsgedingen die daarvan de gevolgen zijn geweest. De aantcekeningen 
deswege bij de residenten, bij het openbaar ministerie en bij de regterlijke 
collegiën, gedurende de laatste tien jaren gehouden, zullen eenen rijkdom 
van leerzame feiten behelzen, waarvan het verzamelen’ en ontleden waar- 
schijnlijk een nieuw en nuttig licht zou verspreiden over de verborgenheden 
van den opiumhandel. 

Men beweert, 200 het schijnt op goede gronden, dat de talrijke Chi- 
nesche bevolking die zich, in de residentie Rembang, aan het strand heeft 
nedergezet, in eene naauwe betrekking tot dien handel staat. Daar en 
overal elders, waar zich zulke strandbewoners in groot aantal bevinden, 
schijnt eene scherpe waakzaamheid noodig. 

Ook Batavia is, zegt men, niet vrij van het euvel. Onze voorouders 
* duchtten reeds dat Levantsch opium derwaarts zou worden gezonden, “in 
‘“‘botervaatjes, blikken of andere verbloemde dekkingen.” Nog is dat mid- 
del aanwendbaar; nog is de reede van de hoofdstad: van Nederlandsch 
Indië omzoomd met de kleine eilanden, kreken en rivieren, die in de 
vorige eeuw het insmokkelen van het heulsap gemakkelijk maakten f; 
nog zijn de talrijke inwoners van het Chinesche kamp even tuk op voor-, 
deel als toen, terwijl, eindelijk, de uitbreiding der onder de Chinezen 
bestaande eedgenootschappen, thans aan overtreders eene grootere mate 
vant straffeloosheid schijnt te verzekeren dan vroeger. Men heeft dik- 
wijls gevraagd of geldboeten alleen wel genoegzaam afschrikkende straffen 
zijn, waar het uitzigt op voordeel zoo groot is? De zaak (dus heeft men 
meermalen gezegd) is geworden een gewoon hazardspel, dat zich, bij eene 
opvolging van kwade kansen, oplost in winstderving of geldverlies. Men 
heeft ook wel eens beweerd, dat de gezamentlijke pachters zich onderling 
tegen zulke kansen verzekeren. Deze vragen verdienen ernstige overweging. 
Onder het bewind der Compagnie behoorden de overtredingen tegen het 
opiummonopolie tot het gebied van den strafregter; er is grond om te ge- 
looven, dat dit beginsel thans, met meer vrucht dan toen zou kunnen wor- 
En 


- | Zie blads. 181, 151 en 152. 


184 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


den toegepast. Tegen veroordeelingen tot verbanning of iInbamning, tot ge 
vangenis of kettingarbeid, zou onderlinge assurantie krachteloos zijn. Zaike 
wetsbepalingen zijn, wij weten het, niet boyen bedenking verheven, west 
wil men ernstig het beginsel handhaven, om door kooge prijsen Act optmr 
vertier, zoo veel doenlijk, te beperken, dan moet men, dus schijnt het, uiet 
terugdeinzen voor de maatregelen, zonder welke dat doel niet kan worden 
bereikt. Men kan, ten deze, uit het verledene niet besluiten tot het toe 
komende. Wie het oog laat gaan over de cijfers der opium-exportatiën uit 
Britsch Indië *, zal zich in de eerste plaats bedroeven over de schier on- 
geloofelijke daadzaak, dat de uitvoeren naar China, in den tijd van dertig 
jaren, zijn geklommen van 3376 tot 47,715, of, met inbegrip van hetgeen 
van Singapoera derwaarts wordt gebragt, tot 50,000 kisten ’s jaars !! Maar hy 
zal, in de tweede plaats, het feit niet voorbij zien, dat, in dat zelfde tijdvak, 
de uitvoeren naar de streek van Asia, waarvan Nederlandsch Indië een gedeelte 
is, zijn toegenomen van ongeveer 900 tot meer dan 2000 kisten 2. Dat fait, 
hoezeer grootendeels zijne oplossing vindende in het uit het niet verrijasn 
van Singapoera en in den grooten aanwas, in den Indischen Archipel, van 
Chinesche kolonisten, de klasse van inwoners onder welke de opiomanis het 
meest algemeen is, dat feit getuigt echter, ook van cen toenemend verbruik 
van heulsap onder de inlandsche bevolking buiten Java. En geen wonder. De 
vermenigvuldiging van vrijhavens, rondom Java, zoo dringend sangeprezen 
om in de buitenbezittingen nijverheid en beschaving te ontwikkelen, maakt, 
en dit is de schaduwzijde dier maatregelen, het opium aldaar, hoe langue 
hoe meer, tot lage prijzen verkrijgbaar. Het gevaar van sluikhandel op 
Java en Madura schijnt derhalve te moeten beschouwd warden als aangroei 
jende, en daarom moet men niet terugdeinzen voor antidotale maatregelen, 
al druischen zij ook aan tegen de algemeene neiging van onzen tijd, om 
de strafwetten in de eerste plaats te toctsen aan de eischen dor mensoblie- 
vendheid. In het onderwerpelijk geval zouden die eischen zelfs, door 
meerdere gestrengheid, worden bevorderd ; want er is hier sprake van het be» 


1 Zie bijlage N®. 5. 
3 De uitvoeren van Calcutta naar Poelo-pinang en verder oostwaarte zijn veel grooter, 
maar wij hebben aangetoond (pag. 180) dat daarvan een aanzienlijk gedeelte naar China gaat. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 185 


teugelen van een zingenot, waarvan de schadelijke uitwerkselen niet zullen 
‘worden ontkend, al is men ook genegen om de schilderingen die daarvan 
worden opgehangen, te hoog gekleurd te achten. 

De vraag ontstaat hier, als van zelven, waarom niet teruggekeerd tot het 
voorstel der Staats-Commissie van 1803, en maatregelen genomen om het 
verbruik van opium, in onze Oost-Indische Bezittingen, aanvankelijk te doen 
verminderen en eindelijk geheel te verbieden, 

Het komt onbetwistbaar voor, dat het eerste doel, waarop de ‘Staate- | 
Commissie wees, vermindering, reeds is bereikt. Nadat het bekend vertier 
yan opium, in het tijdvak van 1746/55 zijn maximum had bereikt, trad. 
eene vrij geregelde vermindering in. Zij hield zulk een gelijken tred met 
den toenemenden invloed van het Europeesch gezag, dat men niet na- 
laten kan dezen als oorzaak, gene als gevolg te beschouwen, Bij den eersten 
opslag schijnt dit eene onhoudbare stelling, wanneer men zich herinnert 
hoe lang dat gezag het. beginsel bleef aanprijzen, om de grootst mogelijke 
hoeveelheden opium tot de laagst mogelijke prijzen te- verkoopen. Deze 
schijnbare tegenstrijdigheid lost zich daardoor op, dat terwijl het gebruik 
van opium krachtig werd bevorderd door de onophoudelijke rustverstoringen 
en oorlogen die aan de verdeeling van het Mataramsche rijk (1757) voor- 
afgingen en door de regeringloosheid die, zelfs in tijden van betrekkelijke 
rust, aldaar heerschte, dat verbruik, in strijd met het verlangen der Com- 
pagnie, werd beperkt door het ontbinden der allerwege opgerigte gewa- 
pende benden, door het invoeren van meer orde en regelmaat in het be- 
stuur dan immer te voren hadden bestaan , en door het verminderen en 
eindelijk geheel beteugelen der roovers, die, zelfs in diepen vrede, onder. 
den algemeenen naam van Kèfjoe's, de dessa’s overvielen en plunderden 
en den gemaakten buit grootendeels in opium verteerden. Dezelfde rege- 
ring die het verbruik van opium trachtte uit te breiden, wilde het aan 
de hoofden, die haar dienden, hebben ontzegd. De regel vestigde zich 
“de amfioenschuiver verdient geen vertrouwen” De Javascha Vorsten ver- 
boden, in de akten van aanstelling (piagém), die zij aan Wedana’s, Kli- 
scon's, Panèwoe's en Mantri's uitreikten, het opium rooken en stelden het 
op eene lijn met het dobbelen en wedden, met het plegen van valschheid, 
het beschermen van kwaad volk, en al wat zij begrijpen onder den naam 


186 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


van slecht bedrijf; de overtreders van een of ander werden door hen be- 
dreigd ‘met onheil f”” De oprigting en verpachting der amfioenkitten in 
1809 had almede eene beperkende strekking, omdat de verkoopprijs van 
het opium daardoor werd verhoogd. Het stelsel van 1833 eindelijk, gaf 
aan dat behoedmiddel eene nieuwe, te voren ongekende kracht. 

Maar de Staats-Commissie van 1803 wilde het gebruik van opium later 
geheel verboden hebben. 

Wie zou niet opregtelijk deelen in den wensch, dat een zoodanig verbod 
zich mogt kunnen verdragen met den finantiëlen toestand van Nederland en 
dat het, eenmaal uitgesproken, uitvoerlijk mogt worden geacht? De loop 
des algemeenen handels plaatst het laatste gedeelte van dien wensch, op de 
meest ontwijfelbare wijze, onder de pia cota. Overal vraagt men ophef. 
fing van belemmerende regten en formaliteiten, en toenadering tot een vol- 
komen vrij verkeer tusschen de volken. Met die cischen zijn verbodswet- 
ten, ook die welke in het belang der menschheid worden uitgesproken, on- 
bestaanbaar, want hare handhaving vordert juist de voortduring en selfs 
de versterking van datgene, wat men, als strijdig met den tijdgeest, wil 
hebben afgeschaft. Het is vooral ten aanzien van het opium, dat vol- 
strekte verbodsbepalingen onmogelijk schijnen. Kunt gij overgaan tot het 
intrekken van al de Nederlandsche vrijhavens die Java omringen en die 
zoo vele trechters zijn, waardoor het opium, tot steeds verminderende prij- 
zen, in den Archipel wordt verspreid? Al kondt gij het, zou de grootste 
van die trechters, Singapoera, niet blijven bestaan? 

Men kan op onzen toestand eenigcrmate toepassen wat onlangs tot ver- 
dediging van het opium-monopolie der Engelsche Oost-Indische Compagnie 
werd gezegd: “The failure of one attempt of the Chinese to exclude the 
“drug, has shown that they are not likely to effect that object, and, ¢f we 
“do not supply them, some one else will®.” De aangeprezen maatregel zou 
niet beletten dat anderen onzen Indischen onderdanen overvloed van opium 
bezorgden. “Zoo lang de Britsche handel jaarlijks zijne 53,000 kisten op de 
markten van Asia blijft werpen, zullen daarvoor koopers gevonden worden, 


1 T. ROORDA, Jacaansche Brieven , Berigten , enz. bl 55—60. 
3 Modern India, bij G. Campbell, 1852, 


wot 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 187 


en dic koopers zullen middel weten om den Indischen Archipel daarvan 
te voorzien, vooral dan, wanneer wij de opiumpacht uit ons budget van 
inkomsten doen verdwijnen, en daarmede ook het kunstig zamenstel doen 
in een storten, waardoor thans het verbruik beperkt en de sluikhandel 
binnen zekere grenzen gehouden wordt. 

Maar is er niet nog meer in het oog te houden? In Brtsch Indië wordt 
thans uit den opiumhandel een Staats-inkomen getrokken van 3,500,000 
ponden sterling; zonder dat inkomen zou er een-schrikbarend te kort zijn, 
hetwelk, in den tegenwoordigen maatschappelijken toestand der volken van 
het Indisch schier-eiland, niet door belastingen kan worden aangevuld. En 


echter hangt dat geldelijke te kort den beheerschers van Hindostan geheel 


of gedeeltelijk boven het hoofd. De reeds aangehaalde schrijver geeft er 


een wenk van: “The worst of it is, according to some people, that, if 


“the Chinese only legalised the cultivation (of opium) in their own country, 


they could produce it much cheaper and our market would be ruined. 
“Both for their sakes and our’s we must: hope that it is not so, or, that 
“they will not find it out!” Bij de mogelijkheid dat de Chinezen deze 
ontdekking kunnen doen, en bij de waarschijnlijkheid dat zij daaraan zul- 
len worden herinnerd door het algeheel verdwijnen, in het Hemelsche Rijk, 
der edele metalen, als’ gevolg van den opiumhandel, is het zeer denkbaar 


dat Engeland zich zal voorbereiden om de andere opium-debouchés, hoe gering 


ook in verhouding tot het Chinesche, te behouden en uit te breiden. Tot 
dat einde staan aan Engeland rijkelijk al de hoogklinkende argumenten ten 
dienst, welke tot verdediging van het vrij handelsverkeer worden gebezigd. 
Deze herinnering heeft eenige waarde in eenen tijd waarin de talrijkste 
vloot immer door den Noord-Amerikaanschen Vrijstaat uitgerust, op weg 
is, om, in den naam van het hedendaagsche volkenregt en van de heden- 
daagsche beschaving, de Japansche regering te overtuigen dat zij db ope- 


ning harer havens voor den algemeenen handel, niet langer kan blijven 


weigeren. Zal het tot de zegeningen van die opening behooren, dat de 


Japansche bevolking kennis zal maken met de verleidelijke eigenschapper 


der opiumpijp? Zal de Japansche regering zich, zonder dwang, laten over 


1 Ut supra. 


“as 











188 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. - 


tuigen dat het weren van het heulsap behoort tot de bekrompenheden 
het voortaan geslotene oude wetboek? De tijd zal het antwoord op 
vragen geven, maar men kan het, met tamelijke zekerheid en zonder 
buitengewone gave van profetie te bezitten, nu reeds voorspellen. 
Wordt eenmaal de opium-kultuur, als onzedelijk, in Britsch-Indië 
schaft, hetwelk gebeuren kan zoodra zij ophoudt onmisbere schatten op 
leveren aan het bestuur, dan, maar ook dan alleen, zal men met 
kunnen denken aan het- verwezenlijken van den menschlievenden raad 
Staats-Commissie van 1803. Inmiddels zorge de Nederlandsche regering 
door alle middelen binnen hare magt, dat het opium hare 
slechts tot afschrikkende prijzen bereike, en zij zal reeds veel nut hebben) ' 
gesticht. Wij beweren dit met meer ernst, dan waarschijnlijk de pen be| 
stuurde van den reeds aangehaalden schrijver, toen hij de 3,500,000 ponden 
sterling, welke uit den papaverbol in de Britsch-Indische schatkist vloegen, 
beschreef als: “obtained by promoting the morality and sobriety of the Chine 
“se, by taxing and restricting the supply to them of so noxious an artide” 


De loop des opiumhandels op Java is in de voorafgaande bladzijden ge 
schetst, met de uitvoerigheid die binnen ons bereik was; dat daaraan veel 
ontbreekt, hebben wij bij den aanvang en meermalen in den loop des op 
stels erkend, maar het zal in allen geval kunnen dienen tot wegwijzer van 
hen, die zich met het verzamelen van meer volledige berigten zouden willen 
bezig houden. De aandacht van de zoodanigen wordt vooral gevestigd op 
de vraag, welke de standen onder de Javanen zijn, bij welke, en de die 


tricten, alwaar het rooken en kaauwen van opium het meest in zwang is, 

en op de wijze waarop cen en ander plaats heeft. Wordt, bij voorbeeld, 
in de huizen der stad- of dorpbewoners opium gerookt — of wel — bege 

ven allen, wier rang het niet volstrektelijk verbiedt, zich tot dat einde 

naar de emfoenkit? In welke mate zijn de, op Java gevestigde, Chi- 

neten aan het opium verslaafd, en welke is de som die zij gerekend worden 

daaraan per hoofd op te offeren ? 

Eene belangrijke bijdrage zou zijn eenc, over verscheidene districten loo- 


pende, berekening van den prijs, die de bevolking voor het opium betaalt, 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. _ 189 


wen van de vermoedelijke winsten der pachters, onderpachters en kithouders. 
#Weleer werd het opiumrooken beschouwd als de oorzaak van vele misdaden ; 
tis dit nog het geval, en welke gevolgtrekkingen laten zich, te dien opzigte, 
=sfieiden uit eene vergelijking van de geregtelijke statistiek met die der opio- 
“manie in eenige distrikten? 
… Veel is reeds in deze proeve gezegd omtrent de geldelijke voordeelen welke 
sle handel, later de pacht, van opium opleverden. Fene tabel van die voor- 
. deelen, gedurende de 173 jaren, sedert het verkrijgen van het monopolie ver- 
loopen, zal evenwel niet onbelangrijk zijn. Zij wordt den lezer aangeboden !, 
met de aanmerking, dat, welke ook de zorg zij bij de zamenstelling aange- 
wend, het stuk slechts aanspraak maakt op die mate van naauwkeurigheid 
gevorderd bij het geven van een algemeen overzigt. 

Bij inzage van die tabel zal in het oog vallen, dat de aanhoudende rij- 
zing van den pachtschat onder het in 1883 ingevoerde stelsel, tot aan het 
jaar 1888 voortduurde, en toen werd gevolgd van eene daling die twee 
‘jaren aanhield. Daarop volgden zes jaren van rijzing, die sedert 1847 door 
‘eene jaarlijksche daling is vervangen. 

Voor die daling willen wij trachten eene aannemelijke oplossing te vinden. 

In een enkel jaar kan rijzing door groote mededinging, daling door gebrek 
daaraan worden te weeg gebragt; maar wanneer daling of rijzing eenige ja- 
‘ren achtereen voortduren, moeten andere oorzaken worden opgespoord. De 
‚ziekten die sedert 1846 een groot gedeelte van Java hebben geteisterd, zul- 
Jen van zelve het aantal opiumrookers hebben doen verminderen ; welligt zijn 
‘de dagelijksche bezoekers der amfioenkit de eerste slagtoffers geweest. De 
mislukte rijstoogst tn eenige residentiën, en het daarop gevolgd gebrek aan 
levensmiddelen, hetwelk in Demak en Grobogan tot valslagen hongersnood 
klam, gaf aanleiding tot groote sterfte en verhuizing. Een en ander zal 
niet hebben nagelaten invlood te oefenen op de pacht. De hoegrootheid 
der koffijoogsten komt hier almede in aanmerking. Terwijl in de jaren 
1841 tot en ‘met 1944 jaarlijks gemiddeld f 9,800,000 aan de bevolking 
werden uitbetaald wegens plant- en transportloonen en andere onkosten op 
koffij, bedroegen die betalingen in de jaren 1845 tot en met 1847, gemid- 


1 Zie bijlage, No. 6. 


190 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


deld f7,300,000 ’s jaars. De betalingen wegens den oogst van 1848 
stegen weder tot 8,300,000, maar bleven altoos nog 1,600,000 beneden 
die van het straks genoemde tijdvak f. De oogst van 1849 eindelijk, was 
zeer gering; de betalingen door de regering ter zake van dien oogst ge 
daan, daalden tot het betrekkelijk lage cijfer van J4,779,524 2, 

Al hadden geene andere oorzaken dan deze bestaan, zij zouden reeds eene 
voldoende oplossing geven voor de daling welke de opiumpacht in 1847 tot 
1850 heeft geleden. 


Wij gaan thans over tot het mededeelen van eenige tot het behandeld 
tijdvak betrekkelijke bijzonderheden, waarmede wij dit overzigt van de opium- 
pacht op Java en Madura zullen besluiten. - 

De herhaalde, veelal ongegronde klagten der pachters, over het uit Ne- 
derland gezonden Levantsch opium, gaven aanlciding tot een naauwkeurig 
scheikundig onderzoek, vóór de afzending van elke partij. Daarmede wa 
ren die klagten nict opgeheven. Opium, hetwelk bij de afzending van hier 
bevonden was de gewone evenredigheid opium depuratum (tjandoe) te be- 
zitten, werd op Java zeer dikwijls verklaard niet te voldoen aan de voor- 
waarde door het Gouvernement op zich genomen om deugdzaam opium te 
zullen verstrekken. Het oordeel van zoogenaamde deskundigen ondersteunde 
niet zelden de klagten der pachters, omdat het veelal rustte op indrooging 
en andere uiterlijke kenteekenen, die omtrent de innerlijke waarde niets be- 
slissen. Nu werd in de .pachtvoorwaarden de zeer rekkelijke uitdrukking 
van deugdzaam opium vervangen door de bepaling dat het criterium van goed 
opium zou zijn een gehalte van ten minste 15/32 tjandoe. 

Hoczeer vele geschillen hierdoor werden afgesneden , hielden zij niet geheel 
op, en nu ontstond in 1836 het denkbeeld om aan die klagten een einde 
te maken door het uitzenden van louter opinm depuratum, in stede van 
opium crudum. Verstrekte men aan de pachters de reeds op eene weten- 
schappelijke: wijze bereidde fjandoe, dan moesten, dus meende men, verdere 


1 Verslag over Nederlandsch Indië, van 1849, p. 188. 
3 Ibid. over 1850, p. 62. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 191 


geschillen over de hoedanigheid onmogelijk zijn, omdat zij zich allen op- 
losten in de vraag, hoe veel tjandoe ruw opium bevat. Men zag in het 
uitzenden van opium depuratum nog andere voordeelen. Men hoopte daar- 
door den sluikhandel meer dan door eenig ander middel te zullen kunnen 
‚ fnuiken, vermits het verstrekken van tjandoe aan de pachters zou kunnen 
gepaard gaan met een verbod tegen het oprigten van de kookhuizen waarin 
het tjandoe van de onbruikbare bestanddeelen van het opium wordt’ geschei- 
den. Eindelijk prees men dat ontwerp ook aan uit het oogpunt van.gel- 
delijk voordeel, eensdeels omdat de pachters, ontslagen van de uitgaven 
aan het bereiden van tjandoe verbonden, eenen evenredig hoogeren pachtschat 
zouden kunnen geven, en anderdeels, omdat men verwachtte dat de produc- 
ten van eene op wetenschappelijke gronden rustende, bereiding grooter zou- 
den zijn dan van die der Chinezen. — | | 

Eene hoeveelheid opium depuratum werd naar Java gezonden als eene 
proeve. Zij viel ongunstig uit. Dit was hoofdzakelijk, zoo niet uitsluitend, 
daarban toe te schrijven, dat de aanwijzingen die gegeven werden aan den 
met de bereiding belasten, zeer bekwamen scheikundige, niet steunden op 
volkomene zaakkennis. In die aanwijzingen was over het hoofd gezien het 
branden 1, hetwelk bij het Indische tjandoe een vereischte is. Daardoor 
„wordt meer water verdreven, er worden eigenaardige reukdeelen ontwikkeld 
en het extract wordt brandbaarder in de pijp. Men zou, om de zaak 
duidelijker te maken, kunnen zeggen, dat hot hier bereidde extractum opii 
werd gekookt, terwijl het, om gelijksoortig te zijn met dat der opium- 
pachters, had behooren gebraden te worden. Men zond een zuiver opium- 
extract, terwijl men een aangebrand had moeten zenden. Maar al had men 
die bijzonderheid ook geweten en in acht genomen, het blijft de vraag, 
of in elk pachtdistrikt van Java, dezelfde graad van aanbranding in. den 
smaak der verbruikers valt? Wat daarvan ook zij, de Chinezen verklaar- 
den het van hier gezonden extract ongeschikt voor de pacht, zonder eene 
nieuwe bewerking, welke veel deed verloren gaan. De proeve werd niet 
herhaald. | 7 

Tot het staken derzelve droeg ook bij het weldra aangevangen en tot 


1 Zie de bijzonderheden voorkomende op pag. 83. 


192 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


heden voortgezet verzenden van het opium in luchtledige kisten, waardoor 
aan alle klagten van den kant der pachters cen einde is gemaakt. Sedert 
eenigen tijd gaat een klein, tot dadelijk gebruik bestemd gedeelte, van 
Smyrna over Alexandrië en den zoogenaamden landweg, naar Batavia. De 
luchtledige afpakking bepaalt zich tot het gedeelte bestemd om op Java, 
eenigen tijd, te worden bewaard. 


Buitenberittingen. 


Reeds hebben wij gezegd, dat het tijdvak waarvan de behandeling thans 
ten cinde spoedt, onder anderen ook merkwaardig is, door het uitetrek- 
ken der opiumpacht tot de zoogenaamde buitenbezittingen, alwaar zij vroe- 
ger niet bestond. Kortelijk herinneren wij, dat onder het bewind der Com- 
pagnie, noch door haar, noch door de in 1745 opgerigte Amfioen-Societeit, 
noemenswaardige hoeveelheden opium naar de buitenberittingen werden ver 
zonden. Men behoeft slechts te letten op de veelzijdige door ons vermelde 
bewijzen en beweringen, dat opium destijds uit Bengalen langs Sumatra's 
binnen- en buitenkust, Straat Malaka, Borneo en Celebes, ter aluik wear 
Java werd vervoerd, om zich te overtuigen dat het omgekeerde niet ‘wear 
heeft kunnen zijn, daar toch uit dien sluikhandel bleck, dat het opium 
op Java veel hooger in prijs was dan op de omliggende eilanden.’ Dese 
werden dan ook, in het algemeen, door de sluikers voorzien, en noch de 
Compagnic, noch de Amfioen-Societeit, trokken uit die voorziening eemig 
voordeel. . 

Toen de Gouverneur-Generaal DAENDELS, in 1809, de verpachting van de 
amfioenkitten op Java invoerde, was de gemeenschap met de meeste buiten- 
bezittingen afgesneden;de maatregel strekte zich dan ook niet tot dezelve uit. 

Onder het Britsch bestuur bleef die toestand voortduren. Een inko- 
mend regt van 12 ten honderd werd echter bepaald voor het in de bui- 
tenbezittingen ingevoerd opium. Of het immer geheven is geworden, mag 
worden betwijfeld. 

IIet in 1816 hersteld Nederlandsch gezag streefde naar eenparigheid van 
belastingen en financiële inrigtingen. Van lieverlede werd de verpachting 


der amfioenkitten buiten Java beproefd, in zoo ver geene plaatselijke be- 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 193 


-zwaren, van overwegonden gard, ‚zich daartegen ‚verzetjeden. Zoo kwam 
die pacht tet stand ap Ambon, Timor, Riouw en Bangka en in eenige | 
gedeelten yan Celebes, .Borpep en Sumatra. | 

In het algemeen . was.bet, met uitzondering welligt.van Ambon, eene voor- 
waarde dat de pachter zich buiten bemoeijenis der regering van opium moest 
voorzien. Het beginsel om den verkoopprijs op te drijven tot beperking 
van het verbruik, werd buiten Java. niet aanwendbaar ,bevanden, omdat de 
gelegenheden :tot. het voeren van, sluikhandel daar menigyuldiger, en de mid- 
delen van beteugeling, zwakker gijn. :In weerwil van deze, „voor ‚de,pacht 
ongunstige omstandigheden, levert zij thans gen. voordeel. van ongeveer een 
‚half millioen gulden .asn -de -Koloniale ;Sehatkigt op. . 

De. vroegere geldelijke uitkomsten met stilzwijgen voorbijgeande, deelen 


wij hieronder mede 


HET ,NETTO RENDEMENT VAN DE OPIUMPACHT DER BUITEN- 


BEZITTINGEN, GEDURENDE DE JAREN 1847, 1848 EN 1849. 





| 
| 
| 
| 
| 


een 


JAREN 
MOLUKKEN 
TIMOR 
MAKASSAR 
EN 
ON DERHOORIGHEDEN 
PONTIANAK EN 
SAM BAS 
RIOUW 
BANGKA. 
PADAKG 
(Tor SINGKEL). 
BENKOELEN 
PALEMBANG 
TOTAAL 


ge | ef rns Kennen | fe Vennen fe om ag 


1847 | £23,767 | £2,160] 763,087 | 712,787 | 756,900 | 768,000 | 758,482 | £200,022| 719,126 | 723,400 | 608,049 
1848 | 82,412 [w 3,120|w 31,880 |v 4,480 | 71,800 [w 67,560 | 60,783 |1 189,640) 20,810 |# 25,200 | 523,407 
1849 [7 82,187 | 8,800|1 34,240 [1 15,482 | 59,466 |v 55,200 | 68,010 {v7 193,490) 21,120 |v 29,760 |v 581,684 


De hoegrootheid van het opiumverbruik in de bovenstaande pachten, 
alsmede in de buitenbezittingen waar nog geene pachten bestaan of waar, 
zoo als op Sumbawa, het verbruik voor rekening der inlandsche Vorsten 
is verpacht, hebben wij reeds opgegeven 1. Die opgave berust op ramin- 
gen, welker verbetering met aandrang wordt opgedragen aan hen, die, op 
de plaats, gelegenheid hebben tot grondig onderzoek. 

Inmiddels breidt zich het gebruik van het heulsap ook buiten Neder- 
landsch Indië uit. De schier ongeloofelijke invoer in China is reeds ver- 
meld 2. In Kambodja neemt de vraag toe en in Siam zijn de beletselen 

| / 

1 Zie pag. 181. | 2 Zie bijlage N°. 5 

13 * 


194 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


voorwaardelijk opgeheven, door eenen vroegeren Vorst tegen den opium- 
handel uitgesproken 4. Ook daar schijnt een vorstelijk monopolie het mid- 
del te zijn waarvan men zich wil-bedienen om voordeel voor de Staatakas 


te trekken uit gen misbruik hetwelk men geene kans ziet te keeren. 


Aan het einde van deze Proeve is cene dankbetuiging gepast. Zij is im 
de cerste plaats verschuldigd aan den Heer Minister van Koloniën, voor 
de vergunning om het oud Koloniaal Archief, tot opheldering en aanvul- | 
ling, te mogen raadplegen, en in de tweede plaats aan den Heer p. 1. DE 
MUNNICK , Agent van het Departement van Koloniën te Amsterdam, die, 
als bewaarder van dat Archief, steeds gepoogd heeft het doel des schrijvers, 


met zaakkennis en welwillendheid, te bevorderen. 


® 


10 Januarij 1853. 
J. C. BAUD. 


1 Overland Singapore free press, 1 Julij 1851. 


BIJLAGEN. 





BIJLAGE N°. 1. 


AANTEEKENINGEN OMTRENT HET GENEESKUNDIG GEBRUIK 
VAN DE PAPAVER, 


getrokken uit de Chinesche Materia medica, 


KE AN A 


Pén-ts'ad Kang mo 


van Li SCHÎ TSCHIN !, 


De papaver komt als artsenijplant onder den. thans gebruikelijken naam 
van Ying-tsz-so 2, d. i. kruikjes-gierst, in de Materia medica voor, wel- 
ke, gedurende het tijdperk K'aî-paò (j. C. 968—975), op hoogeren last, 
door eene commissie van negen artsen, zamengesteld en onder den titel 
K'aî-paò Pèn-ts'aò uitgegeven is. 

Eene beschrijving der plant bevindt zich reeds in de Materia medica van 
Tsang-K'í 4, uitgegeven in het tijdperk K'aî yoeén (j. C. 718—741). 
Toen werden twee soorten van papavers, eene witte en eene roode, onder. 


scheiden. | | 
Soe-yoeng 5, die tusschen 1023 en 1063 eene natuurlijke geschiedenis 


3 Pèn ts'ad KAng mo, uitgegeven in 1596. Japansche uitgave van 1608. 12 Kiuén 
in 25 boekdeelen. Kiuén 28 bldz. 20. 


EFR GN ABE 
wae | * it A 


196 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


schreef, maakte insgelijks eenc onderscheiding tusschen deze varieteiten. Ten 
zijnen tijde werd de papaver reeds overal als sierplant aangekweekt. “De 
‘“kweekers ,” zegt hij, “mesten den grond om het jaar, en zaaijen in de 
‘megende maand (November) de papaver, die in het daaropvolgend voor- 
‘jaar opschiet en zeer weelderig groeit. Plantjes, die achterlijk en zwak 
“zijn, wiedt men, omdat ze toch niet bijkomen, gewoonlijk uit.” | 

Een latere Schrijver, TSOENG SCHI Î (1111—1117), gewaagt ook van ge- 
vulde heulbloemen. 

Volgens het berigt van Li scat TscHIN (1596) “wordt de papaver in den 
‘cherfst gezaaid en komt hij in den winter op. De jonge plantjes zijn als 
eene keurige groente zeer gezocht.” [De Schrijver gaat de ontwikkeling 
der plant na tot op het tijdstip harer rijpheid) “Uit het witte zaad,” zoo 
vervolgt hij, “kan men door toevoeging van rijst, ecnen brij kooken. Ook 
“olie kan men daaruit persen. Het zaadkulsel dient thans veelvuldig tot ert- 
geni. De ouden hebben het niet daartoe gebezigd, want in de vroegere 
“natuurkundige boeken wordt daarvan geen gewag gemaakt. De zaad&alsels, 
“tot geneeskundig gebruik bestemd, worden in water geweekt en nadat de 
“stelen en ribben daarvan verwijderd zijn, wordt het buitenste dunne vlies 
“afvetrokken, in de schaduw gedroogd, fijn gesneden, daarna met rijst en 
‘azijn of honig gekookt, of ook in honig gebakken, en als geneesmiddel. 
“bij dysenterien gebruikt.” ° 

De schrijver geeft verscheidene andere wijzen van bereiding op, en noemt 
de ziektegevallen, waarin elke het meest te pas komt. Hij bemerkt echter 
dat het zaadhulsel, hoe snel ook zijne geneeskracht werke, bij verkeerde toe- 
diening de lijders doódt als een zwaard. Hij waarschuwt er tegen in het begie 
der ziekte, en raadt, eerst dan zijne toevlugt tot dit middel te ‘nemen, 
wanneer de dysenterie reeds eenigen tijd geduurd heeft, en de ingewanden 


reeds aanmerkelijk verzwakt zijn. 





of 
DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 197 


OVER HET GEBRUIK VAN HET OPIUM. 


Onze LI sCHÎ TSCHÎN, geeft, na de beschrijving van de papaver, een ar- 


tikel over het opium van den navolgenden inhoud: 


| Systematische naan. Ray Yi oF A-foe-yoeng (of O-foe-yoeng). 


Naamsverklaring. De beteekenis van den naam A-foe-yoeng, gewoon- 


lijk A-piën (éPí FP) of ook HE hr, Ya-pien, is ons niet be- 


kend. Sommigen houden A voor een plaatselijk woord, beduidende é% of 
mijn, en daar de bloem (van de papaver) in kleur overeenkomst heeft met 
de gewone Foe-yoeng-bloemen (Hibiscus mutabilis LINN.), zoo zoude 
de naam A-foe-yoeng zoo veel als mijn of onze Foe-yoeng beteekenen” 

Ophelderingen. In.vroegere tijden heeft men van het Afoe yoeng niet 
dan zeldzaam gehoord. Later hebben diegenen, welke deze stof als genees- 
middel gebruikten, beweerd, dat zij het uit de bloemen (l. zaadbollen) van 
papavers gedropen sap is. Wanneer namelijk de papaverplant cen’ groenen 
zaadbol gevormd heeft, wordt met eene groote naald het buitenste groene 
vlies op drie tot vijf plaatsen geprikt, zonder het harde binnenvlies te raken. 
Dit geschiedt na het middaguur. . Den volgenden morgen wordt het uitge- 
vloeide sap met een mes van bamboe afgeschrapt, te zamen in een aarden 
pot gedaan, in de schaduw gedroogd en vervolgens gebruikt. Van daar 
dat men in bet heulsap, dat thans verkocht wordt, nog stukjes van de schil 
vindt.” | 

In Arabië (Thiën fang koeë ) worden, zoo als Docter WANG LUN* 
in zijne Materia medica (1483—1505) opgeeft, papavers met roode bloemen 
"gekweekt. Men laat de toppen der plant niet door water bevochtigd worden. 

“In de achtste tot negende maand, wanneer de bloemen afgevallen zijn, 
prikt men de groene schil (van den zaadbol) en verkrijgt het sap. Ik moet 
[zoo vervolgt onze Schrijver) hierop aanmerken, dat deze bloem by ons 
“reeds in de vijfde maand (Julij) dorre vruchten heeft; hoe kan nu twee 
“of drie maanden later nog eene groene schil voorhanden zijn? Of zoude 
daar te lande de gesteldheid van den bodem anders zijn dan bij ons?” 


KH TE RE 


198 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 

Smaak. Zuur, adstringerend, warm, eenigzins vergifachtig. 

Gebruik. Het opium wordt als geneesmiddel bij dysenterie gebruikt en 
wanneer prolapsus ani niet ophoudt. Het werkt ook adstringerend -op de 
teelkracht van den volwassen man. 

Toelichtingen. ‘Het gemeene volk gebruikt deze stof als een apkrodéasiacon. 

«In de residentie verkoopt men (pillen, genoemd) Yi-li Kîn-tân ! (d. 
«ij, één korrel goud-vermilioen). Deze bestaan uit één fun of fên (9,09 gros) 
“opium met gekookte rijst tot pillen gevormd, en genezen, zoo als men 
«beweert, alle ziekten. Het zijn doorgaans geheime kunstmiddelen door ge- 
‘cncesheeren of apothekers in den handel gebragt.” 

Recepten. » Bij chronische Dysenterie. Recipe: Eene dosis A foe yoong 
ter ‘grootte van eene kleine boon, op de nuchtere maag, met warm water, 
’s daags ééne dosis. Men moet zich daarbij onthouden van uijen, knof- 
look, en bouillon, en den dorst met honigwater lesschen. 

Bij roode of witte loop. Recipe: Ya-piën (opium) Rad. Helenii, Rad, 
Alccac, Rad. Paeoniae officinalis, van elk één fun (9,09 gros). Stamp het 
tot poeder en maak er met gekookte rijst pillen van, zoo groot als sen 
kleine boon. Voor menschen van middelbaren leeftijd bedraagt de dosis 
1 fun, voor grijsaards en kinderen de helft. Men onthoude zich van zure 
spijzen, raauw en koud vet, thee, bier en tarwemeel. Heeft men niet on- 
verdragelijken dorst, zoo drinke men slechts nu en dan een weinig rijst- 
water. Dit recept is door Li scui tscnin overgenomen uit de reeds ver 
melde Matcria medica van WANG LUN. 

Een ander Recept. Men kan ook de twee groene kelkblaadjes (sepals), 
welke de papaverbloem, alvorens zij zich opent, omgeven, cn die afvallen, 
wanneer de bloem sich ontsloten heeft, inzamelen en tot poeder maken. In 
hoeveelheden van 1 tsien (0.9 gros) gewigt, met rijstwater genomen, 
heeft dit poeder eene verwondcrlijke uitwerking. 

‚Li sent rscnin laat hierop ccuc opgave volgen van 24 ziekten, waarin 
de opiumpillen goede werking doen. Hij geeft voor ieder bijzonder geval 
ook het afkooksel op, waarmede de pillen moeten ingenomen worden. Van 


het opium-rooken gewaagt hij met geen enkel woord. 


UE TF 


DE OPIUMHANDEL “IN NBDERL. INDIË. 199 


OVER HET GENEESKUNDIG GEBRUIK VAN OPIUM IN JAPAN. 


Het opium is in Japan onder de drie opgegeven Chinesche namen be- 
kend geworden. Zij luiden volgens de Japansche uitspraak: 4-foe-yd, 4-fen 
en Ya-fen. A-fen is de algemeen gebruikelijke naam. 

In de groote Japansche Encyclopaedie, uitgegeven in 1713, vindt men 
Vol. 103, blz. 19, de beschrijving van het opium insgelijks bij die van 
de papaver gevoegd. Zoo als gewoonlijk, geeft de. schrijver eerst een uit- 
treksel uit de Materia medicd van 1i scHî TscHÎN, dat echter minder vol- 
ledig is, dan hetgeen wij daaruit hier boven hebben medegedeeld, en be- 
handelt, bij wijze van aanteekening, datgene wat meer bepaaldelijk op Ja- 
pan betrekking heeft. De noot gevoegd bij het artikel over het opium 
is van den volgenden inhoud: 

‘<Men zaait de papaver meestal omstreeks 22 September. De planten 
“met eenvoudige bloemen ontluiken later, zijn echter rijk in zaad. De 
‘dubbele bloeijen vroeger, geven minder zaad. De apothekers verkoopen het 
“opium, dat tot genezing van dysenteriën dient, onder de namen van Njo- 
“zin-kwan ! (goddelijke pillen) en Itsi-rits-kwan? (één-graan-pillen) 
“De vermenging met andere artsenijstoffen is verschillend en wordt als een 
geheim van de dokters en apothekers beschouwd.” 

[Ook in het. aangehaalde artikel der japansche Encyclopaedie wordt van 
het opium-rooken niet gesproken, even min als in een ander artikel han- 
delende over den tabak en het tabakrooken. De Japanners hebben het 
opium slechts als geneesmiddel, en wel door de Chinezen, of door dezelver 
geneeskundige boeken, leeren kennen.) | ; 


HOFFMAN. 


a 


Klik EA 


200 DE OPIUMHANPEL IN NEDERL. INDIË. 


BIJLAGE N°. 2. 


GUSTAAF WILLEM Baron VAN IMHOFF, Gouverneur-Generaal, 
en de Raden van wegons den Staat der Vereenigde Neder- 
landen en de Generaale Geoctroijeerde Oost-Indische Com- 
pagnie, Allen den geenen die desen sullen sien, Salujjt, 

„doen te weten ; | 


Dat wij ten beste van de Generaale Maatschappije in deze gewesten, ite. | 
rative in overweging genomen hebbende het importante articul van haren, 
handel in amphioen,.om het selve na de intentie onser hoge Principals | 
te reguleeren op eenen vasten voet, voor het vervolg, sodanig dat dies | 
privative debiet de hooggem. Maatschappije, uijt kragte haare exclusive 
contracten met meest alle landschappen, alwaar men gewoon is van dak 
sap gebruijk te maken, soo evidentelijk competeerende, dog door de com 
tramineurs van haren handel so dikwils onbeschaemdelijk door allerlije pree- 
tijcquen en sluijkerijen g’infringeert ende ondermeijnt werdende, op de meest 
uijtvoerlijkste wijse, aan haar voor het vervolg versekert, en teffons op cen 
zeker jaarlijks inkomen, uijt dit voornaamste articul van haren handel, 
staat gemaakt kan werden, met uijtsigt tot verdere verbeteringe van dit 
middel door den tijd, na rijpe deliberatie hebben goedgevonden, dies ver 
koop en debiet in dese gewesten, vooral de boven vermelde daar de Maste 
schappije alleen tot den aanbreng geregtigt is, onder sekere conditiën en 
stipulatien, bij wege van privilegie over te laten aan eenige g’associeerde 
particulieren, volgens seker project of plan van associatie daar af gefer 
meert, bij onse Res. van den 24'** September 1745 g’approbeert, en na 
eene voltallige inschrijvinge van soo veel capitaal, als tot so groten onder- 
neming geoordeeld wierd vercischt te werden, bij onse nadere Resolutién 
van den 12de en 19%" October g’amplicert, als streckende niet alleen ter 
bereiking van de bovenstaande oogmerken, maar ook teffens tot cen vast 
en g’accreditcerd fonds voor de gemeente, om daarin hare capitalen en mid- 


delen te besteden, en dus tot cen algemeen welvaren, beijde van de Maat- 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 201 


4 


schappije en hare Colonie en ingesetenen, weshalven ook bij ons op den 
yoormelden 19%" Octob. goedgevonden zijnde, den eerst op vijff jaren ge- 
projecteerden tijd van deze privilegie, ten versoeke van de subscribenten, al 
aanstonds en ab initio te bepalen op tien jaren, ten eijnde een jegelijk dit 
fonds: des te meer moge accrediteeren: Soo hebben wij dan, om alle de 
voorsz. en meer andere redenen- ons daartoe permoveerende, uijt: kragte onser 
commissie en exerceerende Souveraine magt, goede kennisse en weten- 
schap, goedgevonden en verstaan, de voorsz. g'interesseerdens in de sub- 
scriptiën hieromme en ten dien fine gedaan, en hare regtVerkrijgenden 
voor het vervolg te incorporeeren in eene Socisteijt tot den handel in den 
Amphioen, en deselve te priviligeeren ende te octroijeeren , gunnen,. privi- 
ligeeren. en octroijeeren deselve bij dezen, voor den tijd van tien eerst 
volgende jaaren, ingaande met: primo September 1745, en eindigende. met 
ultimo Aug. 1755, beijde inclusive, onder volgende conditién: 
1. 

De Comp. sal geduurende den tijd van dit Octroij alle den amphieen, 
die zij uijt Bengalen krijgt, overlaten aan de societeijs en geene daar van 
verkopen of versenden. 

2. 

De societeijt sal gehouden wesen in te staam voor eene jaarlijxe dc- 
biet van 1200 kisten of 100 kisten ter maand, die zij ten prijse van 450 
Rds. courant per kist sal hebben, volgens d’ordinsire volwigtigheijd en- soort, 
bij de Comp: gebruikelijk, in ses termijnen of om de 2 maanden aff te 
haalen. | | 

3. 

Dog als het termijn verschenen is, en de Comp: niet voorzien zijn mogte, 
zal de sociefeijt ongehouden wesen het mankeerende aan dat termijn in het. 
volgende te ontfangen, maar zij zal volstaan kunnen met de twee hondert 
van ieder termijn op zijn tijd te ontfangen, en ook d’ vrijheijd hebben. 
om, wanneer de Comp: van een goede parthij voorsien mogte wesen, bij 
een goede aftrek, dé evengem. termijnen te mogen antieipeeren , en op cen- 
maal, al was het ook voor ses maanden, te gelijk ontvangen. 

4. 
Wat er meer als 1200 kisten gedebiteerd word, zal aan de g’associ- — 


202 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


cerdens werden overgedaan tot 400 Rds. courant ieder kist en wat zij meer 
als 1500 kisten komen te slijten, tot 350 Rds. 
5. 
De societeijt zal in het laatste jaar niet meer mogen neemen als in de 
voorgaande, of zij zal gehouden zijn met den aanvang van het thiende jaar 


de continuatie van haar privilegie te versoeken. 


6. 
De societeijt zal bestaan uit 300 actiën van 2000 Rds. ieder. 
6. 
7. 


Met medio Novemb. deses jaars een jder na het project associatie heb- 


bende moeten contribuecren een vierde van zijn actie, aan de Cassier van | 


de societeijt, en dat eerste fournissem'. met het tweede uijtterlijk voldaan 
zullende moeten zijn, op poene van verval der actie, ten behoeve van de 
societeijt, zal drie maanden na der hand het tweede quart moeten gefour- 
neert-werden, op deselve poenalitijt, schoon ook aan het eerste fournisse- 
ment niet gemanqueert hadde, en voorts van ses tot ses maanden de twee 
overige termijnen, en sal de socicteijt tot vergroting van haar capitaal geen 
nieuwe subscriptien mogen doen, dan met consent deser regering. 
8. 

De actiën van de societeijt zullen transportabel zijn, mits betalende een 
halff procento aan den Boekhouder voor de nota van het transport, en miet 
subject wesen eenige andere belastingen, cxcepto het zegul-geld, van welk 
halff procento den kooper en verkooper ieder de helfte betalen zal. Ook 
zullen de voorz. actiën geen arrest subject en gesz. moeten zijn op een ae 
gul van twee Rds. 

9. | 

De actiën zullen bij de societeijt zo wel, als bij ’s Comp. Groot-Caasier, 
bijwege van verpanding zonder intresse acceptabel zijn, voor 50 procento 
van het waare capitaal, bij provisie, in steede van contant geldt, immers 
tot zoo lange de societeijt noodig zal vinden, daarinne verandering te ma 
ken, en na mate dat de societeijt in crediet komt, zal derselver cours ook 
bij de compagnie vermeerdert werden. 

10. 


De societcijt zal hebben cen Directeur, twee Hoofdparticipanten, een 


| 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 203 


Cassier, en een Boekhouder, die teffens Secretaris sal zijn, welke drie eerst- 
gemelde de dagelijxe besorging der zaken hebben sullen, dog wanneer er 
‘jets te delibereeren is van importantie, sal de meerderheijd van dese vijf 
decideeren, en zullen de ambtenaren die daartoe thans verkooren werden „ 
dese societeijt bedienen den tijd van het octroij, en bij versterff, vertrek, 
of bij versogt en g’obtineerd ontslag van en bij dese Regering, nadat de 
societeijt in eene generale vergadering daar over alvoorens gehoort sal zijn, 
zullen de vaceerende plaatsen op de nominatie door de societeijt gedaan, 
van een dubbeld getal daartoe eligible personen, door dese Regeering ver- 
vult werden, soo als op eene thans geformeerde diergelijke nominatie tot 
eerste bewindsluijden en bediendens van deselve verkoren, en vervolgens 
ook behoorlijk in eed genomen zijn, de volgende, te weten, tot Directeur 
de Heer JACOB MOSSEL, tot de twee Hoofdparticipanten JACOB COOL, ‘en 
JAN VAN ’T HOFF, tot Cassier JAN CRANENDONK, en tot Boekhouder en 
Secretaris ABRAHAM BOGAART. 
11. 

Den Heer Gouverneur-Generaal, zal altoos, uijt hoofde van zijn ampt, 
Opper-Directeur van de societeijt wesen, en de vrijheid hebben in haare 
vergaderingen, zoo hij wil, to praesidecren, met de meerderheijd, of bij 
egualiteijt, met de dubbele stemme, als Praesident, die van den Directeur 
voor die tijd cesseerendé, te concludeeren, en ten allen tijde de boeken te 
laten opslaan en nasien, om te weten hoe de saaken van de societeijt be- 
handelt werden. 

12. 

Die tien acties heeft ‚ sal gerekent werden als- een Hoofdparticipant, 
mits deselve onverbonden en onbeswaart zijn, het welke hij des noods met 
eede sal moeten affirmeeren, met desen verstanden nogtans, dat daer onder 
niet begrepen zullen zijn, zodanige actién, die door de respective eijgenaa- 
ren bij de societeijt selfs beleent mogten weesen. 

13. 

De volmagten van de absente Hooftparticipanten zullen admissibel zijn 
ter vergadering, soo sij door vertooningen van haare gevolmagtschappen 
zig selfs behoorlijk en ook in die qualiteijt, haere principalen komen tc 


ligitimeeren, ten opsigte van de acties; maer daerentegen sullen zij ineli- 


204 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


gibel zijn tot eenige ampten van de societeijt, soo niet voor haer seb 
teffens hebben een radicaal van eligibiliteijt, uijt ‘hoofde van vijf of thie 
acties. 

14. 

Directeur of administreerend hoofdparticipant sal niemand kunnen wer 
den, dan die thien acties heeft. 

n 15. 

Niemand sal Boekhouder of Cassier kunnen worden, sonder selfs vijf 
acties in de societeijt te hebben. 
| 16. 

Den Cassier sal daarenboven nog borge moeten stellen, ten :beheeve: zn 
de societcijt, tot 10,000 Rds. 

17. 

Den Cassier van de socicteijt sal nooit meer contanten onder hem, magen 
houden, dan twintig duijsend Rds. en het overige moeten : brengen hij 
’s Comp. Groot-Cassier; en sal den Directeur nict alleen aenspreekelijk zjn, 
voor het geene boven de genoemde somme onder den Cassier mogte blij- 
ven, macr ook de faculteijt hebben, zig de restanten van de cases ven 
tijd tot tijd te laten opgeeven. 

18. 

Den Cassier en Boekhouder sullen verpligt wesen, het divident :van de 
uijtlandige participanten, indien deselve binnen een maand.na de, gediase 
advertentie bij de couranten van de te doene uijtdeeling, door hun „self, 
of door hunne gemagtigdens geen ordre sullen hebben gestelt, in ’s Comp’. 
cassa op wissel te tellen, ’t zij naar Nederland dan wel naar eem der 
buijten comptoiren, sonder daar voor cenige . provisie of andere ankoehen 
in rcekening te mogen brengen, of te genieten, dan het wisselgelt, datb 
de Comp. wordt afgekort, met de onkosten van het opmaken-derselve , item 
het half pereent voor ’s Comp". Cassier; en sullen wijders den voormnoessde 
Cassier en Boekhouder de daar van opgemaakte wissels in duplo met d’eesst 
derwaarts te vertrekkone schepen, moeten versenden, onder 's Comp. -papie- 
ren, naar de plaats waar de eijgenaar der actie, waarop het divident ge- 


vallen is, zig ophout. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 205 


19. 

Den Directeur sal hebben een salaris van drie duijsent Rds. des jaars, 
en een ieder der twee administreerende Hoofdparcipanten ‚ twee duijsent — 
vijf honderd Rds. ’s jaars, ten minsten voor het eerste jaar, en tot gesien 
sal werden bij de societeijt, wat daarop nader sal dienen te werden bepaalt. _ 

20. 

Den Cassier sal hebben een salaris van twee duijsent Rijds. en de Boekh. 
van een duijsent ’s jaars, sonder dat zij iets verder voor de onkosten aan 
de societeijt wegens hare diensten in reekening ‚sullen „mogen brengen. 

| 21. 

Den Boekhouder van de societeijt zal na 't -presteeren van een eed ge- 
qualificeerd wesen, om, ten overstaan van getuigen, sodanige instrumenten 
als tot de societeijt relatie hebben, ’t-zij obligatiën, borgtogten of van 
‘wat natuur dezelve mogen zijn, te passeren, die over zulx van dezelfde 
kracht en waarde sullen werden gehouden, als of-deselve- voor een Notaris 
dan wel een ander beampt-sohrijver gepasseert waren. 

22. 

Dese societeijt sal alleen gepriviligeert zijn omtrend den-amphioen, dog 
in alle overige articulen van negotie, ’t zij bij de Camp. of wel onder‘de 
gemeente, gelijkstandig staan met alle andere negotianten. 
| 23. 

‚De societeijt sal mogen hebben hij Comp. Boeken .een lopande-reekening , 
dic alle ses maanden voor de generale vergadering zal moeten effen gesteld 
of geconfronteert werden, en het onbenodigde geld cal in‘?s Comp’. .geld- 
cassa mogen geborgen werden. 

24. 

Zij zal tot haar zegul „mogen gebruijken: het. ordinaire. merk van de Comp. , 

‘tusschen de letteren AS boven een G en onder een B. 
25. 

De verdere Ordres en Reglementen, die.zij nodig heeft, zal zij. in tijd 
en wijlen moeten beraamen in hare: generaale vergaderingen, onder de toc- 
stemming van de Hooge Indiasche Regering. | | 

26. 
Zij-zal ook mogen hebben haare Factoors op de Comptoiren van de Comp., 


206 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


dewelke door de respective Opperhoofden naar de billijkheid zullen ge 
maintincert werden. 

27. 
_ De societeijt zal voorts alle protectie hulpe en bijstant van de Comp. 
genieten; alle cquipagie goederen met een capitaal advans van haar mo 
gen kopen, benevens zoo veel arthillerije als zij tot defensie van haar 
schepen en vaartuigen nodig heeft, dog bij aldien zij dienaren van & 
Comp. in haaren dienst wilde hebben, zal zij dat telken reijse special 
moeten versoeken bij de Hooge Regering. 

28, 

De societeijt zal den amphioen, die zij ’s maands van de Comp. stest 

te ontvangen, op de haar convenabelste wijze mogen debiteeren, en 200 





danig zij voor ’t gemeenc belang der intressanten geraden zal vinden, me 
mentlijk uijt de hand, of aan de meestbiedende, mits zulx geschiede door 
besorging van een of beijdde administreerende Hoofdparticipanten, en met. 
communicatie van den Directeur der societeijt; zullende vervolgens de af- 
levering geschiedden op eene ordonnantie van den Directeur, die inagelijks 
onderteckent zal moeten werden bij den Hoofdparticipant, die de parthije 
verkogt heeft, voor gesien, bij den Cassier voor den ontvangst van dies 
bedragen, en bij den Boekhouder voor geboekt. | 
29. 

Ook zal de societeijt den amphioen mogen verkoopen bij enkele kisten, 
zoo mede bij parthijen van 5, 10, 15 of uijtterlijk 20 kisten, maar in geen 
gropter quantitcijt teffens, gelijk dan ook vooral aan geen enkeld persoon, 
bij wege van overlating, de gantsche parthij zal mogen afgestaan, nog ook 
voor geen minder prijs, dan die van tijd tot tijd in de generale vergs- 
dering van alle de Hoofdparticipanten zal werden vastgesteld, voor welken 
prijs ijdereen, en zelfs de administreerende Hoofdparticipanten vrijheid zal- | 
len hebben inkoop te mogen doen, onder deze restrictic nogtans, dat in | 
zulk een geval de andere Hoofdparticipant, die daarinne niet participeert, 
de ordonnantie zal moeten tekenen voor gesien. | 

30. | 

Den Directeur der societcijt zal ook geobligeerd zijn, om zoo dra hij | 





ontwaren mogte, dat de prijs van den amphioen zedert de bij de generale 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 207 


vergaderinge gemaakte bepaling merkelijk begon te reijsen, daarvan da- 
delijk kennisse te geven aan eene, ten dien eijnde geconvoceerde, nadere 
vergadering der Hoofdparticipanten, om over de verhooging der prijs van 
den amphioen te delibereeren en die vast te stellen. 

31. 

Gelijk ook den Directeur en de Hoofdparticipanten, die de ad- 
ministratie hebben, den verkoop tot de bepaalde prijs niet zulien mo- 
gen extendeeren, boven de bepaalde quantiteijt van 200 kisten en twee 
maanden, sonder daartoe door de generale Vergadering gequalificeert te 
zijn. 

32. 

De betaling van den amphioen zal moeten geschieden in contant, dan 
wel bij verpanding van goud, zilver of juweelen, die onder een distincte 
notitie, ook na voorgaande taxatie, zullen werden ‘geseponeerd in de 
groote geldkamer ten desen Casteele; voorts bij hijpothecatie van vaste goe- 
deren, na de ordinaire wijse voor Scheepenen te doen, en eijndelijk ook 
onder borgtogt, die door den Directeur of administreerend Hoofdparticipant 
der societeijt geapprobeerd werdende, zal zulx voor hunne privative reeke- 
ning, maar indien bij meerderheijd van stemmen in de Vergadering van 
Vijven werd goedgekeurd, voor reekening van de societeijt lopen. 

‚38. 

Indien de betaling van den ingekogten amphioen niet dadelijk bij den _ 
ontfangst geschied, zo zal aan den koper geen langer crediet dan een ter- 
mijn van vier maanden geaccordeert mogen werden, dan bij de vergadering 
van Vijven, en bij dese ook niet langer dan uiterlijk tot negen maanden, 
het eene en andere onder dit beding, dat den koper boven de in ’t voor- 
gaande articul vermelde borgstelling, ook gehouden zij 3 percento intrest 
des maands, van den dag der verkoping af gerekent, te betalen. 

| 34. 

Indien de societeijt in *t vervolg van tijd hare negotie ook tot eenige 
andere articulen extendeerende, eenige partijen goederen mogte willen ver- 
koopen, zoo zal zulx niet dan bij publicque opveijlinge aan de meestbie- 
dende mogen werden gedaan, zullende geen onderhandsche verkoopingen 
of overlatingen gepermitteerd zijn, ten waare de Vergadering van Vijven, 
| 14 


208 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 


of de meerderheijd derselve, het contrarie voor de societeijt profijtelijker oor- 
deelde te zijn. 
35. 

Den inkoop van goederen voor de socicteijt zal door den Directeur met 
voorkennisse van de administreerende Hoofdparticipanten, ook des vereijscht 
werdende, bij een besluijt der Vergadering van Vijven geschieden, mtaar 
nog den Directeur, nog de administreerende Hoofdparticipanten, nog dea 
Cassicr of Boekhouder, zal geen inkoop van of voor zig zelfs mogen doen 
van zulke goederen, waarin de societeijt negoticert, uijtgezondert de pro 
ducten dezer Colonie, gelijk zuijker, arack, enz. en zullen zij van de im 
gekogte goederen alle ses maanden in de generale Vergadering moeten pro- 
duceeren specifique lijsten, en daarbij annoteeren de namen der verkopers 
of leverantiers, de tijd van den gedanen inkoop, item de prijzen der inge- 
kogte goederen, om des geraden geoordeeld werdende, in voorschreeve ge 
nerale Vergadering gerevideert en g’cxamineert te werden. 

36. 

Alle ses maanden sal ‘er door den Directeur on administreerende Heefd- 
participanten cene generale Vergadering van alle Hoofdparticipanten werden 
beroepen, waarin het divident zal werden geregulcert voor de verlopene ses 
maanden. 

37. 

En zal daarin wijders met de compareerende Hoofdparticipanten gedeli- 
bereert, en bij mecrderhijd van stemmen geconcludeert werden, alles wat 
ten beste van de socicteijt komt te strecken. 

38. . 

Van de winsten die betaald werden in de ecrsto vier jaaren, zal niet 
meer als uijterlijk de helfte mogen werden uijtgedeelt, het resteerende sal 
oplopen, ten faveuro van de socioteijt, tot dat men ziet of xij geconti- 
nueert zal werden of niet, in welk laatste geval dan teffens met het ordi- 
naire divident van het laatste jaar eal werden verreckent en uijtgegeven het 
opgelopene restant. 

39. 

De onbenodigde penningen in den hendel en het overschictende van de 

winsten, in het voorgaande articul vermelt; zullen door den Directeur en 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 209 


Administrateurs werden g’emploijeert in andere gocde articulen van ne- 
gotie, of uijtgezet op goede hipothequen, op die zelfde voet als bij Hee- 
ren Weesmeesteren geschied. 

40. 

De societeijt zal mogen versoeken en in haren dienst houden, zo veel 
inlandsche en Europeesche kruijsvaartuigen, met Commissie van dese Re- 
gering tegen de amphioen sluijkers voorsien, als zij nodig oordeelen zal, 
onder zekere reglementen, daarvoor bij gem. Regering te maken, en de 
aanhalingen die zij doen, zullen wel tot haar profijt zijn, dog haar egter, 
in cas die op een groot getal kassen amphioen liepen, niet kunnen be- 
vrijden van de vorenstaande verpligting, om voor 1200 kisten jaarlijx vast 
in te staan. 

41. 

Indien de societerjt in der tijd haren handel zo verre extendeeren mogte, 
en zij nodig hadde een scheepstimmerwerff te maken, én meer andere arti- 
culen van omslag, waar toe de plaats binnen desen haven te kleïn valle 
mogte, zo zal haar van de Comp. bij wijze van leening werden gegeven 
het eijland Engels Onrust of Onrust Kerkhof, tot zulk een gebruik, de 
Comp. de grond aan haar behoudende, dan wel daar over met haar, in der 
tijd, nader contracteerende. 

| 42. 

Dit octrooij zal standt grijpen voor de tijd van thien agter een volgende 
jaaren, beginnende met primo September 1745, en + etindigende met ultimo 
Augustus A®. 1765. 

En op dat alle de voorz. poincten en vrijheden, ‘hier boven ter neder 
gesteld, behoudens onse vorige Placcaten en Ordonnantien, en in specie 
dat van den jaare 1742, tegen allen anderen handel dan die van de Comp. 
in den amphioen, dewelke wij bij desen op nieuws zijn inhareerende, en 
onze nadere extensie van hetselve bij resolutie van den 16 Septembr. deses 
jaars, volgens dewelke allen particulieren ongepermitteerden aanvoer van 
amphioen in dese zéén, b’oosten Sunda en Malacca’s engte, voor de 
grootste contrabanden en saisabel bij een iegelijk werd verklaart, mogen 
blijven in volle kragt en waarde, geduurende de tijd van dit octrooij, Zo 


ordonneeren en bevelen wij bij deesen allen en een iegelijk, onder de ge- 
14* 


210 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


hoorsaamheijd van de Nederl. Oost-Indische ‘Maatschappij gehorende, de- 
selve te agtervolgen en te onderhouden, of te helpen onderhouden en ag- 
tervolgen, daar en so het vereijschen zal, zonder daar tegens directelijk 
of indirectelijk, nog binnen dese Colonie, nog daar buijten, te doen ofte 
te doen doen, in eeniger maniere, op poene van daar over als overtree- 
ders van onse ordonnantien en beveelen te zullen werden gestraft, volgens 
de wetten en placcaten, en voorts na exigentie van zaken: Ontbieden 
ten dien eijnde en beveelen wel expresselijk den E. President en Raden 
van Justitie deses Casteels, die van den E. Geregte deser Stad, en alle ver- 
dere Officieren en Justitieeren, zo te deser hooftplaatse als elders, voorts 
alle Gouverneurs, Directeurs, Commandeurs cn alle andere gesagvoerende 
personen, soo te water als te lande, mitsgaders alle ingezetenen en on- 
derdanen van meerm. Compagnie, dat zij de voorz. societeijt van geprivi- 
ligeerde koopluijden in den amphioen rustelijk en vredelijk laten genieten 
en gebruijken het volkomen effect van desen onsen octroije, consent en 
privilegie, cesseerende alle empechementen ter contrairie, want wij hetselre 
ten dienste en voordeele van meermelde Maatschappije bevonden hebben also 


te behooren. 


Gegeven in ’t Casteel Batavia op het eijland groot Java, den 30° No- 
vember A° 1745, G’expedieert onder het ordinaire Zegul van de Neder 
landsche Oost-Indische Compagnie, de paraphure van den Heer Gouver- 
neur-Generaal, en de signature van den Secretaris der Hoge Indiase Rege- 
ring. (was getekend) a. w. Baron vAN IMHOFF, (ter zijde stond) Ter or 
donnantie van haar Eds. den Governeur-Generaal en de Baden van India, 
(getekent) P. A. VAN DER PARRA, Secret. Zijnde op het spatium gedrukt 
het cachet van de gem. Comp., in roden lacque. 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 311 


@ 


BIJLAGE N°. 3. 


TO THE HONORABLE J. BACHERACHT ESQEE. 


Director and Council at Houghly. 


Gentlemen, 


We have had the honor to receive your letter of the 2%, instant. 

The declaration which we made to you, in our letter of the 29th. ul- 
timo, was grounded on the information , which we had collected , concerning 
the manner in which the provision and trade of opium have been imme- 
morially carried on in the province of Bahar, and from that declaration 
we cannot depart, unless you furnish us with proofs that you have ever, 
to this time, possessed the real exercise of the right which you assert to 
a freedom of trade in that article, 

Independently of long usage which, in this case, we have made our guide, 
we might justify our conduct by the universal principles of Government, 
which authorise us to make such regulations as we judge equitable and 
proper for the trade of the country, in those points which appertain to our 
j urisdiction as Dewan of the Provinces. Of this right we conceive that 
vou yourselves, Gentlemen, were well apprized when, in the year 1757, 
you petitioned the nabob Jaffir Ally Cawn for an exclusive grant, to your 
Company, of the trade in saltpetre and opium, from which you now com- 
plain of our endeavours to restrict your purchases, only to the limits within 
which they have been hitherto conducted. 

We believe you have misconceived the nature of the exclusive priviledge 
which we mentioned to have granted to M’. crirrirH. It does not convey 
the property of the monopoly of the opium trade to him or to any indi- 
vidual; but he holds a contract which only constitutes him the agent 
of Government for the provision of the opium on their account, on certain 
conditions. 

When we offered to deliver 900 maunds of opium to you, at the same 
rate that you paid for it last year, it was with the view that your agent 


212 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


might previously have liberty to examine the quality, in the customary man- 
ner, and to make choice of the best. But if you are content to receive 
it from our agent in the same manner as we do, without insisting on the 
right of rejecting such as your agents may not approve, we now make you 
a tender of it on the same terms which we have agreed to pay for it to 
the contractor, and we believe these to be much lower than opium has 
ever before been provided. We conceive this offer to be so advantageous, 
that we have no doubt of your ready acquiescence to it; but we cannot 
agree to increase the quantity which we before fixed, as the medium of 
what you had received for many years past. 
We beg to be favored with your determination upon this matter as soon 
as possible, that we may give orders in consequence to the Council of Patne. 
Fort Willam, 
We have the honor to be, Gentlemen, 
7th. Februry 1776 
Your most obedient servants 
WARREN HASTINGS, 
J. CLAVERING, 
GEO. MONSON, 


P. FRANCIS. 


BIJLAGE N°. 4. 


Perwannah verleend op den 8 Maart 1776 (Engelsche stijl) - 
onder de handteckening van Mijnheer den Gouverneur- - 
Generaal en onder het zegel van de Engelsche Compagnie | 


aan de bedienden van de Pergunnah’s. 


“Bevorens is een Percannah verleend geworden op de bedienden en om 
“derhoorigen van do Pergunnak's, afhankelijk van het Soebah-schap Behar, 
“dat niemand buiten de Gomasta’s (makelaars) van den Heer GRIFFITH, 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 218 


zich zou hebben te bemoeijen met de inzameling van afioen. Thans door 
“gezegden Heer bekend gesteld zijnde, dat door verscheiden Bengalers en 
“anderen, inwoners van Dynapore en andere plaatsen, in stilte veratrekkin- 
“gen (voorschotten) aan de pykars op afioen gedaan worden, zoo is het dat 
“aan de bedienden bij deze wordt geordonneerd, dat ieder in zijn ressort 
“zal zorgen, dat niemand van Dynapore of eenige andere plaats verstrek- 
‘kingen geven of afioen onvangen zal, uitgezonderd alleen de Gomasta’s 
“van gemelden Heer. Die daaraan niet voldoen, zullen te Azimabad ter 
“yerhoor gebragt worden, onder waarschuwing dat, als men naderhand mogt 
“gewaar worden dat temand in stilte opkoapen doet en deswege niet wordt 
“pesteld tot onderzoek en verhoor, daarvan verantwoording van Ulieden 
“staat te worden geëischt. De pijkar’s en inzamelaars van afioen, zullen 
moeten worden gelast, om als iemand buiten de Gomasta’s van den Heer 
‘“‘gpirritH verstrekkingen op afioen doet, de waar niet af te leveren en het 
ontvangen geld als hun eigen aan te merken, dat zij niet zullen behoeven 
‘terug te geven, zullende de klagten die deswegen mogten gedaan worden, niet 
worden gehoord.” 

Uit het Persiaansch vertaald, den 22%" April 1776. 

(get) C. L. BILBRACHT. 


214 DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIE. 


BIJLAGE N°, 5. 


STAAT VAN UITGEVOERD OPIUM TE CALCUTTA EN BOM 
NAAR DE ONDERSTAANDE PLAATSEN, SEDERT HET 
JAAR 1816/17 TOT 1849/60. 


CALCUTTA. 


Jut 


NAAR JAVA 
NAAZ DE KUST 
VAN 





1816/17 | 8,376 | 74 | 218 | 62) 588] 421 4,850 | De getale 
1817/18 | 2,911 | 46 | 149 | 160 | 485 | 10 

1818/19 | 3,575 | 12 aa | 119 | 549 7 
1819/20 | 1,741 | 80 | 796 | 117 | 351 | 96 | 8,091 | houdende 1 
1820/21 | 3,501 | 57 | 797 | 46 5 

1891/22 | 1,936 | 81 | 3818] 988 

1922/93 | 3,207 | 9 | 439 | 50 

1823/24 | 8,928 | 10 | 428] 47 

1824/25 | 5,865 | 65 | 294 | 73 | 1,258 | 981 | 7,086 | heid sedext , 
1825/26 | 4,627 | 80 | 141] 10 

1826/27 | 5,861 | a | 172| 64 

1827/28 | 7,841 |-18 | 19 | 28 

1828/29 | 4,908 | « 63 | 

1829/80 | 7,448 | 12 | 12| » 

1880/81 | 5,590 |» 8 

1881/83 | 6,750 |  w 

1882/38 | 7,530 | ev | w v | 1,842 | 13 | 9,885 | 1840/41 gaf 
1888/84 |10,151 | « 

1884/85 | 9,450 | » 80} w» | 1,512 | 20 111,050 

1885/86 {18,021 |» 85} 19 [1,624 | 58 114,807 
1886/87 |10,493 | v | 182] w | 9107 2 |12,734 | in de cerste ph 
1837/38 |16,112 | 80 | » [8,016 | 100 {19,807 | die vrijhaven « 
1838/89 |14,499 | w» | 189 | w» | 3,488 | 50 |18,221 | consigneerd. 
1839/40 | 8,755 | 728 50 | « |18,676 |. 801 |18,510 
1840/41 | 5,817] » v {11,424} 128 117,410 
1841/43 110,752 | w » | 8,761 | 171 [19,789 
1842/48 [11,867 " 75 w | 4,505 71 116,518 
1843/44 [18,067 |» 25 | w» | 4,727 | 40 [17,859 
1844/45 114,709 |» „ | 8822 | 39 118,792 
1845/46 |16,265 " 85 w | 4,099 81 |20,450 
1846/47 |20,668 | _ » " » | 4,377 | 43 124,990 
1847/48 |19,434 | » 90 | rv | 4,881 | 23 |98,877 
1848/49 |27,870 | « 50 | w | 4,858 | 15 |39,987 
1849/50 |80,996 | _ » 15 | » [8,997 | 25 |s5,093 







\, 37 


38 110,373 


39 


Baas CUINA 


‘90,883 
i 


DK OPIUMMAKDEL IN NEDERL. INDIE. 215 


BOMBAY. 









BAAR Jara, 
TetaLs 
tsmvvesa 


Vis 
| 193 
12,083 
14,063 


18,831 





16.171 Arahisshe secboeseme, 
175 94.990 | en athe 
188 |17,573 
61 Î1s.oss 
en [eran 
1e ;16,507 


218 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 
































y 5 ca TE BATAVIA. IN OOSTELIJK JAVA, 
AR : 
=) FBP | maaar. | OMA | oe | sar, | TO 
1754 |f 687,218| f 10,380 F 23,088 | f 38,480 |f 755,345 
667,310) » 10,800 © 24,000 | # 40,000 |» 790,110} 
659,640] » 10,022 » 22,273 | » 37,120 |» 778,598 
712,860! » 10,022 » 22,979 | v 37,120 |» 826,818] 
758,160| » 10,022 » 22,272 | » 97,120 |» 872,118] 
785,060] 10,028 » 22,272 | » 87,120 ly 849,918] 
764,440] » 10,022 » 22,972 | » 37,120 \e 868,898 
628,360| » 10,022 » 92,272 | 87,120 |« 742,818 
241,891| « 4,638 v 10,296 | » 17,160 |» 294,572 
108,386] » 1,814 » 4,032 | » 6,720 |» 129,016 
208,060! » 8,607 » 8,016 |» 13,360 |» 249,975! 
208,487; » 4,395 » 9,718 | » 16,80 j» 238,266 
352,301! » 6,901 w 15,336 | # 25,500 ly 430,770 
311,712| » 5,089 17,976 | « 29.960 |» 403,689 
206,556] » 0,901 » 15,836 | » 23,560 |» 378,024 
295,589] » 4,417 » 9,816 + r 16,360 jv 345,814 
266,017] » 6,220 1 13,824 |» 23,040 |y 387,649 
72,788] » 6,220 w 13,824 | © 28,040 ly 143,470) 
148,727| » 6,220 w 13,894 | » 28,040 Jy 219,489) 
184,030| » » 13,824 | » 23,040 | 254,768 
143,808] » 13,824 | # 23,040 |» 214,585) 
167,831] » w 22,368 | » 37,280 | 282,290] 
287,841| « » 13,824 | # 23,040 |» 398,873) 
139,184) # » 17,280 | # 28,800 |, 227,600 
149,932 « v 15,552 | w 25,920 |» 229,598] 
874,189] » v 15,552 | 25,920 |y 458,718 
332,248] w » 14,286 | « 23,760 |, 415,186 
353,474] v 17,136 | # 28,560 |, 441,153} 
292,503] « » 8,508 | » 14,280 |, 836,408 
1 w 11,544 | # 19,240 Jy 442,781 
, » 6,720 | » 11,200 |, 280,461 
” w 12,672 | # 21,120 Jy 489,961 
” w 21,264 |» 35,440 |y 579,994 
” 13,824 | # 23,040 iy 506,235, 
v . 20,490 |v 845,088 
. . 25,40 ‚ 640,142] 
° ’ 22,600 is 679,196 
772,015] w . 26,600 fy 854,377 
’ ” 6,900 |, 141,045 
. ” 28,120» 987,272 
" ” 19,560 |» 9,134,904) 
” ” 30,520 ie 1,993,696 
1796* « 1, ” ” 27,720 je 1,883,012. 








197,» 1,600,000) 











89,120 | r 








82,600 {1 3,500,082] 








ft 


HS 


iin 


vna ver 


219 


DE OPIUMBANDEL IN KEDERL. InDth. 








J 140000; f 058 
e 1,280,0001 . 8,548 








e vy con so, wn de Ke. 
e Mom, 800,000) renseto Kas, an dnt 
e 700,000, 700, bet gpastet gudsste 
e Gm 0), 00, van beige tn Oss- 
e MW, 800, niger Cs 
° wr 
; son oo dek wad ee 
000: R osu 
e 900.000, 900, 





TIJDVAK WAARIN HET DEBIZT IN HET KLEIN VAN 
REGERINGSWEGE IS VERPACHT GEWORDEN. 


| 


























. INKONERDE 

JAREN ‚FACHTSCHAT. 
len ! 96 GOD Gedurende de jaren 1808 
win! | | e 960,000 | en 1610, is tot gremdelng go- 
Bent | | |, 440,000 | toten het cfr van 600,088 
rere |  _&40,000 Rykad , door den Gouver- 
ais gg sos | 4 toom |, sreiss — uien Ia 
iste 670,716 | » 110,000 | » 780,716 loll de bd, ns ia 1818 
EBA 410918 | oe tio aqua! + 490,913 twee derden van det cOhr 
1816 410,918 | » 110,000 | se 330,913 De cader het Britech be- 
1e) 616.908 | » 131,000 | + 788,905 | steer = repyen gebeven 
tale acy sas |. 99,000 | e 7OR,S83 | pechterbet, ic tot guides 
1919 1.184,36 | . 99,000 | » 1,288,708 | berend maar rede van 71,15 
180 | 103.611  » 149,880 | « 1,346,601 | Pr "PO Rongen 
mil | 1,528,989 | e 163,440 | » 1.606.208 Sole ww 
bese 1,316,080 | - 30,380 | » 1,784,680 veranderde — 
ali 1 2ee.ore | e 1340380 | o 1,288,078 resem op opta, 
eeh lng hebben opguleverd /300 
vase (- 2,288,666, ov 190,330 | e 8,700,016 | por kust, on dat de leveor lo 
)a2s | » 3,588,666 €1,580 | v 8,680,616 | gewens soo als op bi. 180 
Kr |. 9349664 | © 76700 | vo 8,668,866 | w anngrevers. 
ez; |, 9 516,45 | e 2,716,867 





218 


DE OPIUMHANDEL IN NEDERL. INDIË. 











ad TE BATAVIA. 
x a 
ENE 
SPEER] | em pn | St 
1754 |f 687,219) f 10,389 | f 46,176 | f 28,088 | £ 38,480 |f 755,845 
1755 |v 667,310] « 10,800 | » 48,000 | » 24,000 | » 40,000 |» 790,110] 
1756 |» 659,640] » 10,022 | » 44,544 | » 22,272 | » 37,120 |» 778,598 
1757 | 712,860] » 10,022 | » 44,544 | » 22,272 | » 87,120 |» 826,818 
1758 |» 758,160] « 10,028 |» 44,544 | » 22,272 | » 37,120 |» 872,118 
1759 |» 785,960] » 10,022 | « 44,544 | » 29,972 | « 87,120 |» 849,918) 
1760 |» 754,440] » 10,028 |» 44,544 | » 22,272 | » 37,120 |» 868,808 
1761 |v 628,360] » 10,022 | » 44,544 | » 22,272 | » 87,120 |« 742,818 
1762 | 241,891) » 4,633 | » 20,592 | » 10,296 | » 17,160 |» 294,572 
1763 [r 108,36) v 1,814] » 8,064 |» 4,032 | » 6,720 |» 129,016 
1764 |v 208,960] » 8,607 | » 16,032 | » 8,016 | » 13,360 |» 249,975 
1765 |» 208,487| » 4,305 | » 19,436 | » 9,718 | » 16,280 |» 258,266) 
1766 |” 352,301] » 6,001 | » 30,672 | w 15,886 | » 25,560 Ie 480,770] 
1767 |v 311,712) » 8,089 | » 85,952 | « 17,976 | # 29.960 |» 408,689) 
1768 | 296,556] » 6,901 | » $0,672 | » 15,836 | » 25,560 |» 375,024 
1769 |« 295,589] » 4,417 | » 19,632 | » 9,816 | » 16,360 je 345,814] 
1770 |” 266,917] 6,220 |» 27,648 | » 13,824 | » 23,040 |» 387,049 
1771 |¥ 72,788] » 6,220 | » 27,648 | » 13,824 |» 28,040 |» 143,470) 
1772 |” 148,727] » 6,220 | # 27,648 | 13,824 | w 28,040 |y 219,459) 
1778 |” 184,080) » 6,220 | w 27,648 | » 13,824 | » 23,040 |, 254,762) 
1774 |” 148,808) » 6,220 | » 27,648 | » 18,824 | « 28,040 |» 214,685 
1775 | 167,851] « 10,055 |» 44,736 | » 22,368 | » 37,280 |» 282,200 
1776 |x 257,841] » 6,220 |» 27,648 | » 18,824 | « 23,00 |» 928,873 
1777 |» 139,184] » 7,776 | » 84,560 | » 17,280 | » 28,800 |, 287,600] 
1778 Je 142,052] » 6,998 | » 31,104 | » 16,552 | » 25,920 |, 229,526 
1779 |» 374,189] » 6,998 | » 81,104 | » 15,552 |» 25,920 Jy 458,718 
1780 |» 342,248] » 6,415 | » 28,512 | » 14,256 | r 23,760 |» 415,186) 
1781 |” 358,474] 7,711 | » 84,972 | » 17,136 | # 28,560 |, 441,153 
1782 J" 292,563) w 3,855 | w 17,136 | » 8,568 |» 14,280 |» 836,403) 
1783 |» 383,715] » 5,194 | » 28,088 |» 11,544 | » 19,240 |+ 449,781 
1784 |» 246,077] » 8,024 | » 13,440 | » 6,720 | # 11,200 |» 280,461 
1785 |v 425,118] » 5,702 | » 25,844 | » 19,672 | » 21,120 |» 480,951 
786 |v 471,194] v 9,568 | » 42,528 | » 21,264 | » 35,440 |y 579,994] 
1787 |v 435,503] » 6,220 | » 27,648 | » 13,824 | » 23,040 |» 506,285) 
1788 |" 754,560] # 7,059 | « 35,376 | » 17,688 | » 29,480 |y 848,088) 
1789 je 552,882] » 7,678 | » 84,128 | » 17,066 | » 28,440 iv 640,149) 
1790 |v 609,814] » 6,102 | » 27,120 | » 13,560 |» 22,600 |» 679,196} 
1791 |» 772,915] » 7,182 | » 31,920 | » 15,960 | » 26,600 i 854,577 
1792 |» 120,609] » 1,806 | » 8,160 | » 4,080 | » 6,800 |y 141,045) 
1793 ;v 900,946) » 7,592 |» 33,746 | » 16,872 | » 28,120 |» 987,273 
1794 |» 2,074,855] » 5,281 | » 23,472 | » 11,736 | # 19,560 |r 2,134,904 
1795* » 1,900,000] » 8,240 | » 36.624 | » 18,312 | » 30,520 |» 1,993,606) 
1706’, 1,750,000] » 7,454 | » 33,266 | » 16,034 ; # 27,720 |» 1,885,012] 
1797» 1,600,000] » 8,802 | * 39,120 | r 19,560 j » 32,690 |» 1,700,083) 


























DE OPIUMBANDEL IN KEDERL. INDIË. 219 






T} BATAVIA. 





IN OUSTELIJK JAVA. 





$280882D 





we! s).00,000) f 8748 | f SN,KAN 
Wee 1,250,000] . 9,548 ‘ 11,388 





a e  $00,000' 
|’ 400,900) 
pre 6 300,000' 
mer: 9150, 0n0! 





TIJDVAK WAARIN HET DEBIET IN HET KLEIN VAN 
REGERINGSWEGE [4 VERPACHT GEWORDEN. 


| IWROMEIDE . 














JAREN  racurecuat | spores | TOTAAL. AANMERKINGEN. 
eg 96,000 Gedurende de jaren 1808 
rie | e 960,000 | en 1910, ie tot grendalng ge- 
1811 ! ‘9 640,000 | nomen het e@fer van 400,008 
iste | © 640,000 | Hekel, door den Gouwer- 
isis Ssn6i9s f roan |, miejos | °Creerml  masmoms 

. opgegeven (zie Wi 166. la 
aslé ° 670,016 je 110,000 | . 700,714 19}1 de hed, eo in 1618 
EA e 410,918 ie 110,009 | © 690.013 twee derden ven daf eter 
1els © 610,918 | » 130,000 | » 330,015 De cader het Britech be- 
18)7 ¢ 616.998 © 131,000 © 788,905 | stans m repyen geheven 
tale e Gapsas |. sp, onn | e TOASK3 | pechterbet, is tot guisious 
talg | 1.186,36 5 ©  99,000 ' » 1,288,768 | berted near rede van /1,15 
Ins 14611 « 168,880 | © 1,346,001 | Pe Tepe. Men heeft aan 
ini |. 1580239 « 148,400 | + 1,666,299 | Some. del de me ari 
pes | » 1,316,080 |e 338,380 | » 1,334,680 “oe . 
| i : regten op opium. bq deer 
23 , © 1,246,998 | » 116,030 | « 1,388,078 clang hebben opgeleverd /388 
In3 17 9b 666) © 180,380 | © 8,700,016 | par bast, ve dat de invest bs 
1e2$ ' + 2,388,666 | + 61,730 | + 8.630.614 | gewenst soo ols op bi. 159 
1826 | e 938664 | 56700 | o 2,663,366 | w aangrweorn. 
tess |, 9516, ! e 2,716,867 











PACHTSCHAT. 





f 2,697,889 
« 2,738,180 
© 8,162,687 
# 8,140,188 
8,041,892 





TOTAAL. 





f 2,697,889 
# 2,738,130 
v 8,169,637 
v 8,140,188 
w 8,041,892 
v 8,805,882 
w 8,726,900 
w 8,952,500 
w 4,260,900 
» 4,788,160 
v 8,942,910 
8,608,900 
w 5,368,600 
6,712,900 
6,940,400 
7,217,500 
w 7,217,500 
7,217,500 
7,856,500 
r 6,695,100 
» 6,474,240 
w 6,046,500 
4,936,700 














De inkomende re 
in de jaren 1827/3! 
zonderlijk uitgetrok 
dat zij geacht kun 
den begrepen te zij 
aan het Gouvernem: 
de Handel- Maatsch 
gekeerde winst, zie 


volgende. 


De cijfers van 18 
met 1850, hebben tc 
slagen de Staten de 
pacht en van alle 
Gouvernemente + 
middelen op Java 
dura enz verzam 
¥. EMBRECATS, en 
te Batavia. 

Tot en met het ja 
werden uitaluitend 
Guldens van 100 dui 
vangen; deze sia, te 
koming van verkeerd 
stellingen, tot zilver 
dens herleid geword 

Om tot de kenni 
netto rendementen t 
is inelk jaar van 
opbrengst afgetrok 
worden, het ver 
kostende van het, + 
vernementswege, v. 
opium, Van 1888 te 
1840, is dat koste 
middeld gesteld 0; 
en vervolgens op f 
kist van 125 pond. 

Hoezeer in som 
ren, boven den fd 
van het opium, ee 
derlijke pachtschat 


taald heeft men 


en ander kortheidsl 
eengetrokken. 
Inkomende regt 
men niet te 
gogenblik dat het G 
ment de eenige i 
van opium was. 


BIJ DRAGEN 


TAAL- LAND- EN VOLKENKUNDE 


NEERLANDSCH INDIË. 


TIJDSCHRIFT VAN HET KONINKLIJK INSTITUUT 


8 68 
TAAL- LAND KN VOLKENKUNDR VAN NREBLANDOCH INDIE 


N°. 3. 


AMSTERDAM. 
LEDEUKT BU C. & BPIN @ BOON. 
1863. 


222 GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. 











sten tijd: ofschoon het jaar, wanneer het is opgesteld, niet juist te beps- 
len is, is het uit het tijdvak nadat de Hollanders zich op Java geve 
hadden, en daardoor, wat de taal betreft, niet zoo, zeer verschillend 
de tegenwoordig in gebruik zijnde ‘spreek- en schrijftaal, of hij die « 
kennis der laatste heeft, kan het, met weinig inspanning, gem 

verstaan. 

Ik wil eerst voor tien, die ‘het werk niet bezitten, een kort verslag 
van den inhoud van het verhaal, en daarna over de wijze van 
door den Heer sruanr gevolgd, spreken. 

Het begint met de geschiedenis eener familie, waarvan een lid de 
des verhaals is, en eindigt met de vestiging der Hollanders op 
Zeker koopman in Spanje, geheeten BARON KAWIT PAROE, woonde 
landgoed Boekit Tarki. Hij was een groot en rijk koopman en had t 
vrouwen, maar tot zijn groote spijt geene. kinderen. Eindelijk kreeg jn 
den droom cene ingeving, dat hij bij zekeren auroerd, die, in reuk way 
heiligheid, op den berg Zahsdmdld woonde, moest. gaan om een t 
tot vruchtbaarheid zijner vrouwen: hij zou vader worden van der 
waarvan één een groot held zou worden. meta 
naar MINTOENÂ, die cigenlijk cen booze geest (Boet) was. Vroeger was hij 
vorst geweest van Leboer Gängsë en had vier dochters, alle Boets, ge 
naamd: Kira psouar, ruiraiuest, gETNÂ raôraiä KOETHNÀ en RETNE SAaEMe 
prfinfi, Deze vier bestuurden het eiland Tembini, vauwaar SINGGORN-KARA, 
ook cen Boetä-vorst, door Muvrornk was verdreven. Do laatste had een 
broeder, die eerste Stmatsdienaar was) bij zijne dochters, en ophet eland 
Goewä Bidré (of Bidjri) woonde. De koopman werd vriendelijk door mas 
TOENà ontvangen, wiens verblijf zoer schoon was, als cen vorstelijk haf, 
maar eenzaam en stil, Hij stond den koopman zijn verzoek toe, op voor 
waarde, dat hij heen tot broeder, en ater ven zijner kinderen tot zoon mogt 
aannemen; daarna gaf hij hem eene- mangga, waarmede da koopman huise 
wearts keerde, Hij had eone zijner vrouwen, wegens huigselijk ongenoegen, 
met ééne bediende bij zich, op 't achtererf opgesloten, en had haar ‘door 
verloop van tijd vergeten. Zij heette pawn manrxixd. De olf andere kre- 
gen clk eene snede van de mangga, en de pit werd op den mesthoop ge- 
worpen. Maxixânâ had er vam gehoord en stuurde hare bediende om ven 


GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER, 


"een Javaansch verhaal, van Vertaling, Aanteekeningen en Alphabetische 
Woordenlijst voorzien, door A. B. COHEN STUART. Batavia, 


LANGE EN C°., 1850. 


Sinds de studie der Javaansche taal, opzettelijk en ‘met ernst, door Euro- 
peërs werd beoefend, zijn verschillende. Javaansche werken uitgegeven, door 
den Hoogleeraar T. ROORDA, een, door den Heer WINTER, en een in poézij, 
door den Heer WiLKENS, beide laatste in het Tijdschrift voor Neêrlandsch 
Indië, een, door den Heer GERICKE, in het XX Deel der Verhandelingen 
van het Bataviaasch Genootschap. Het was wenschelijk en te verwachten, 
dat ook een volgend geslacht zich zou beijveren de kennis der Javaansche- 
Taal- en Letterkunde te bevorderen en meer algemeen te maken, vooral ook 
door de uitgave van Javaansche werken, tot nu toe slechts in handschrift 
bestaande. . Die wensch en verwachting bereiken thans hare vervulling en 
de rei is geopend door den Heer COHEN STUART, tot Julij 1846, Student 
aan de Koninklijke Akademie te Delft, thans Ambtenaar 2%° klasse te Soe- 
rakarta, met de uitgave van het hierboven genoemde werk. 

Toen mij gevraagd werd eene aankondiging en verslag van die uitgave 
te leveren, nam ik die taak met genoegen op mij en bragt die met ge- 
noegen, (mogt het zijn, zoo als zulk een verdienstelijk werk, als dat van 
den Heer stuart, toekomt!) ten uitvoer. Ik stelde mij daarbij vor, dat 
ik, zoo mogelijk, den jongeren beoefenaars van Javaansche-taalkunde, waar- 
onder ik ook: mijzelven reken, bij de lezing van: den Baron Sakendher, 
moest van nut zijn; hierdoor zal een gedeelte van dit verslag bestaan uit 
opmerkingen die ik onder het lezen maakte. 

Het door den Heer stuart uitgegevene Verhaal, zoo als bijna alle Ja- 
vaansche werken, in poëzij, behoort tot de voortbrengselen van den nieuw- — 

16 


224 GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. 


een flaauwhartig en laag mensch te zijn. Op den berg gekomen, vleit hij. 
SAKENDHER op allerlei wijzen, en staat hem al zijne bezittingen af, maar 
verbiedt hem twee ‘kamers te, openen. Daarop ging hij elken deg van 
’s ochtends tot ’s avonds uit, om, zoo hij zeide, zijne velden te bezigtigen 
Op zekeren dag besloot saKENDHER die kamers te openen. Binnen eene 
deur vond hij cen fomuis met een grooten ketel, en achter eene tweede 
deur eenige hoopen menschenbeenderen. | Hij sloot spoedig beide 
en opende de andere kamer, waarin hij sincGorn-Kir& yond. Deze 
telde hem, dat hij door miNrorNä was opgesloten en dat die beenderen way 
ren van zonen van aanzicolijken, kwanswijs als kinderen adngenomen. Hij 
gaf sAkENDUER eon tooverwater, genaaind Mek Téed Daring, h 
die beenderen zou kunnen don. herleven tot ware menschen 
zulks en de-zonen der aanzienlijken herleefden. Spvoaoer-kär raadde hem 
alles voor MINTOENÁ geheim te houden. Deze zou, vroeg of laat, 
ten te dooden, door hem in den ketel met kokend water te werpen. 
keerde tot de vorige stilte ‘terug. Muvrorsä kwam hongerig te 
wilde sAKENDHER in den ketel werpen, maar deze ontliep hem 
hem daarop, met zijn zwaard, dood. Daarop werden de gevangenen be- 
vrijd, stNocorn-Kini, in het bezit van de plaats gesteld en den yorsten- 
zonen vrijheid gegeven naar hun land te gaan, op voorwaarde dat zij, op 
cen afgesproken teeken, SAKENDHER ter hulp zouden komen. we 
Saxenpune bleef bij siNeoorN-xiini, van wien hij allerlei toovermidde 
len en geheime wetenschappen leerde. Eens droomde hij, dat hij huwde 
met de prinses van Spanje. Sryocorn-Kink, wien hij dit verhaalde, 
raadde hem dadelijk naar Spanje te guam, voorspelde dat ‘hij een groot 
man zon worden, mtar veel mocijelijkheden zou ondervinden, en gaf hem 
een tooverwater mede, waardoor al, wat er meé bestreken werd, im goud 
veranderde. Sakener ging meê. Onder weg kwamen  achtereenvolgends, 
een groote slang uit den grond, een govleugeld paard door de Iucht en 
een arend, bij Sakenpnen: ieder van han zeide zijn broeder te zijn, en 
gelijktijdig met hem geboren en geheel tot zijne dienst bereid. Hij bestreek 
_ hen met het tooverwater en zij veranderden in goud. De slang liet hij maar 
weêr in den grond ‘kraipen; tot hij haar noodig zou hebben: het paard 
volgde-hem en dé arend vloog boven hem. t 











xX 


u 


A A SS © 


GESCHIEDENIS VAN BABON SAKENDHER. 223 


stuk van de mangga, maar vergeefs. De bediende zag de pit liggen en. 
mam die mede. Manikara kloof de pit af en de bediende slikte die im. 
Al de vrouwen werden zwanger en. de elf baarden ieder een zoon, maar 
MANIKARâ een zeeschelp en de voedster eene pit. Beide verzoegden £ echter 
hare onnatuurlijke vrucht als ware kinderen. 

De elf zonen kregen eene goede opvoeding. — Bij MANIKARà en hare voed- 
ster, was het of ’s nachts haar eten gestolen en bare. kloemen afgeplukt 
werden. « Zij. bealoten ’s nachte wakker te blijven op hare sponde, de 
eene met de schelp, de andere met de pit, in de armen. Weldra kwamen, 
uit beide twee jangelingen te voorschijn: die uit de schelp zagen er aan- 
zienlijk, de twee anderen gemeen uit: de eersten. hadden ieder een zwaard. 
Zij riepen elkander bij de namen. Die uit de schelp heetten: RARON SOEK- 
MOEL ER BARON SAKENDHER; de underen: BARON SQHHOBLMAN en BARON 
SAKÈRER. De vier knapen namen het eten, maakten pret en plunderden 
den bloemtuin: tegen den ochtend keerden zij in hunne schuilplaatsen. De 
moeders besloten den volgenden nacht even zoo te handelen, maar dan de 
schelp en de pit te vernietigen, om de knapen.bij zich te heuden: zij zorg- 
den voor lekker eten. ’s Nachts toen de knapen er uit waren, braken zij de 
schelp en de pit, op welk geluid de knapen schrikten en er weêr in wilden, 
maar door hunne moeders werden opgevangen en met liefkozingen overladen. 
Zij hadden weinig lust in eten en slapen, en SAKENDHER valstrekt niet. 

Op zekeren dag kwam MINTOENà bij den koopman, om dem éénen zoon, 
dien hij als kind zou aannemen, te vorderen. De elf zonen werden hem 
getoond; maar hij vroeg naar de twee anderen, herinnerde den koopman 
aan MANIKâr en vertelde boe ook zij twee zonen had gebaard, door do. 
kracht der mangga. Een’ bediende werd gelast SORKMOEL en SAKENDKER. 
te halen. MANIKâRâ was hierover zeer bedroefd. Maar SAKENBHER, 


troostte haar, verklaarde zich bereid MINTOENa te volgen, en verzocht, 


slechts sSAKEBER en het zwaard, waarmeé hij geboren. was, mede te ne- 

men. Hij gaf SORKMOEL een ring met een steen: als dege dof werd of weg- 

raakte, zou dat een teeken zijn dat hem ziekte of dood was overkomen; 

dan moest SOEKMOEL hem trachten op te sporen. Zij gingen near dex 

koopman. SAKENDHER werd door MINTOENâ gekozen en medegenomen. On- 

derweg doet hij een paar wonderen van sterkte en MINTOENA' blijkt in alles 
15 * 


226 GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDEER. 


De prinsessen van Zembini hadden gehoord, dat b p doce sam 
DHER gedood en zijne woonplaats door sinacorN-xiné i men was. 3 
verdubbelden hare zelfskwellingen, om spoedig genoeg bovennstaurtijke kaak 
den te krijgen, tot bloedige wraak. Op haar gebod, kwam haar com va 
Goewd Bädjrê bij haar, aan wien sazempeasi haar voornemen beke 
maakte. De drie andere zusters seiden, SAKEWDEER niet aan . te durven, 
daar hij niet dam met list te overwinnen was. SATENPSB& nam. het wp 
zich en gelastte haar, met haar oom, hare hofplaats goed te lewalim, 
benevens een gouden pisang en een gouden rijstdief, waaraan haar leven, 
en een gouden katoenhekel ‚ waaraan dat van haar volk hing. Zij vermi 
derdezich in eeme jongo, schoone vrouw en vertrok met slechts weimige be 
dienden. Toen zij in Spanje kwam liep ieder uit om haar te zien, : fj 
gaf zich uit voer eene koningsdochter uit het Frankische land en seide, a 
zij, om een gedwongen huwelijk te ontwijken, herwaarts kwam, dewijl qj 
‚gedroomd had te huwen met den vorst van Spanje. Dese liet haar bij aich | 
komen, verliefde op haar en verhief haar tot de cerste zijner vrouwen. 
Hij gef zich aan onafgebroken mingekooe met haar over en veronachinasisde 
zijne overige vrouwen, die achthonderd (in Javaansche werken het: gewete 
aantal) in getal waren. Van deze verdween ar elken nacht éóme; helme 
lijk door sasmeraênä verslonden. ii 

Zij was lang besletteloos hoe zij SAKENDEER. zou dooden. Eindelijk: be 
sloot zij hem alleen naar Yewdins te doen gaan, waar hij wel deer-hasr 
volk zou gedood worden. Zij hield zich zeer verdrietig en vroeg den verst, 
die niet wist hoe bear te troosten, om een schoonen gouden pisang, en wast 
een nagemaakten, maar een levenden. De vorst gelastte SAKENDEER Wem 
te zoeken, die, na eenige tegenwerpingen, het op zich nam. Hij bestug 
SEMBRANI, meet SAKEBER achterop, die met den rang van Factor en den td 
Foemenggoeng Reksa Negárd, het opperbewind had gekregen over: alle hen- 
delnars. GAROEDHÂ overschaduwde hen en zoo ging het door de lucht asker 
het verblijf van emxoaorw-xên. Na gewone wederrijdsche groeten; sseldde 
deze, die, ten gevolge zijner langdurige selfskwelling, bijzonder veel wist, 
wie eigenlijk die saszwrmäná was, welke hare plannen weren en waar die 
pisang tc vinden was; dat daarbij nog een gouden rijstdief en een gouda 
katoenhekel behoorden, aan welke voorwerpen het leven en de doed der ver 


| 


i 
I 
I 
| 


w 


GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. 225 


De magtige vorst van Spanje had- slechts één kind, eene dochter van 
buitengemeene schoonheid. Vele vorsten hadden naar hare hand gedongen : 
maar zij wilde niet trouwen, omdat zij gedroomd had te huwen met een 
edelman, SAKENDHER genaamd, die schoon was en heldhaftig. Zij vlood van 
het hof, door slechts ééne bediende verzeld, om dien SAKENDHER te zoeken. 

De koning liet bekend maken, dat wie haar terug vond, hare hand en 
den titel van kroonprins zou verwerven. De naburige vorsten zonden boden 
uit, om haar te zoeken. 

Zij was reeds ver van de hofplaats. In alles meende zij den geliefde te 
zien of te hooren: daar zag zij een geflikker in de lucht en bemerkte een 
grooten vogel, die langzaam kwam aangevlogen: daarop zag zij een jong en 
schoon edelman naderen, door een bediende vergezeld, gevolgd door een 
paard, overschaduwd door een gouden vogel: deze was het, van wien zij 
gedroomd had. | 

SAKENDHER, van zijn kant, zag eene vrouw onder een. boom rusten. 
Toen zij bij elkander kwamen, herkenden zij hun droombeeld. Zij maakten 
zich wederzijds bekend en, na eenig gevlei, gingen ze. zamen naar de hof- 
plaats van Spanje. Zij kwamen de boden der vorsten tegen, die de prinses 
met geweld wilden nemen; maar SAKENDHER versloeg hen, bijgestaah door 
zijn paard, SEMBRANI geheeten, en zijn vogel, genaamd @aROEDHS. De vor- 
sten, toen zij er berigt van hadden gekregen, besloten Spanje's hofplaate 
te vermeesteren en sloten die met hunne troepen in. 

- De prinses was, met haren geliefden, in de hofplaats gekomen, hetgeen 
algemeene vreugde verwekte. SAKENDHER bood den vorst zijne hulde aan, 
kreeg de prinses tot gemalin en werd tot kroonprins verheven. Hij nam 
op zich de vijanden te verdrijven en plaatste zich aan het hoofd van het 
leger, terwijl de prinses met hem ging, om het:volk moed in te boezemen 
door hare tegenwoordigheid. Men maakte zich gereed ten strijde. De le- 
gerhoofden zoudén eerst een persoonlijk gevecht houden. SAKENDHER reed 
eensklaps, gezeten op SEMBRANI en overschaduwd door GAROEDHS, naar ’t 
midden van ’t slagveld en daagde ieder, wie lust had, uit. De vorsten 
streden. met hem, de een na den ander, maar bezweken allen: de overigen 
oriderwierpen zich en zoo steeg SAKENDHER tot het toppunt van voorspoed. 


en aanzien. 


228 GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDEER. 


¢ 
den slag‘. SAKENDHER kreeg het te kwaad en steeg in.de Imoht, om oven 
SINGGOEN-KÂRâ te gaan spreken. Deze, reeds met de omstandigheden. be 
kend, deed door zijne kracht de vroeger herleefde vorstenzonen, met hums 
manschappen, bij zich komen. Zij waren juist aan-’t beraadslagen ,. tee 


SAKENDHER verscheen. Men besloot dat zij tegen de Boet&’s zouden teek- 


ken en SAKENDHER van uit de lucht den hekel zou grijpen. De vorsten 
zonen verheugden zich nu hunne dankbaarheid te kunnen toonen: huus 
benden stroomden onafgebroken voort, als ’t water uit eene aardkloof, « 


de Boeta’s breidden zich over de vlakten uit, den vloed der zee golijk...%. 


streden van weérszijden heldhaftig. SAKENDHER vloog op den hekel am: 
na dien bemagtigd te hebben, kwam hij zijn’ bondgenooten te hulp, e 
bijna al de vijanden werden gedood, de:vorst zelf in tweeën gekloofd: ds 
overigen vlugtten naar het gebergte. oe 

SakenDHEr keerde naar Spanje en bood den vorst den hekel aan. Sa 
JEMPRâBâ doorzag alles en vroeg om den rijstdief, dien SAKENDHER wel. 
gerde te geven; daarop gaf zij zich.geheel aan droefheid over. . Samssrmasb. 
vermaakte zich, met den rijstdief aan een ketting op te laten en dan-ader 
beneden te rukken, dat hij hijgend neêrviel. Tegelijk stortte de koningin 
bewusteloos neér; maar zoodra SAKENDHER den vogel waschte en smeerds, 
kwam deze bij en sasempripa ook. Toen vertelde zij van een vreceseijk 


schrikbeeld, dat ze gezien had, en zeide te zullen sterven, als zij den. zijt 


dief niet had. De vorst liet er om vragen, maar SAKENDHER weigerde. Ds - 
vorst was zeer bedroefd, want gade en zoon lagen hem even na aam 4 


hart. De laatste deed met den vogel als te voren, met hetzelfde gevolg. 
SAJEMPRABâ zeide, dat men hem met geweld moest afnemen: wat kwam % 
er op aan, SAKENDHER te dooden? hij was toch maar een landlooper! 
Op deze redenen, liet de vorst nogmaals den vogel opeischen, en var- 
bande SAKENDHER uit het rijk. Deze onderwierp zich aan de verbanning, 
maar weigerde den rijstdief te geven. Hij wilde afscheid, nemen van sijes 
echtgenoote, maar deze wilde hem volgen. Zij liet een brief op hare. vlaap- 


1 Men meent dat een Boetd, bij herhaling van den slag, die hem gewond of zelfs ge 
dood heeft, terstond met de vorige krachten herleeft: men moet hun dus maar één wel 


tocgebragten slag geven. 


GESCHIEDENIS VAN BARON SAKEN@EER, 237 


9 


‚schillende Boetd's van Tembies verbonden waren: hij meest nà vderestht 
maar den pisang, van uit de lucht, zien té bemagtigem; dart zom s&JBM- 
„PRÂBÂ om de andere dingen vragen; maat det rijstdief meest hij! nitemer 
afgeven. SaKENDHER leerde nog eenige geheime kunsteni en tooverepreu- 
ken, en vertrok, met SAKEBER, Of) SEMBBANI, En GAROZDHS vloog bowen 
hem. Zij kwamen, met opeet des naehts, op Tembins, waar alles, dedr 
de werking van een toovermiddel, in een zeer vasten slaap was. GARORDMA 
greep den pisang: SAKENDHER riep, tertende, de inwoners wakker ca vloog 
naar. huis. . 

De vorst van Spanje was verrukt over de wondermagt van zijn’ schhaen- 
zoon; Maar SAJBMPRABA zag zich teleurgesteld. Zij begon dus weder te: mak- 
ken en vroeg om eem gouden rijstdief em een gouden katoenhekel. Saman- 
DHER werd er op uitgestuurd, besteeg, met SAKEBER, zijm paart en ook de 
vogel ging meê. | 

’s Nachts boven. Zemiint gekomen, daalde de prins: neder im de staa, nam 
‘behendig den nijstdief met de kooi weg en vloog heen, naar sING@OMN- 
Kags, op den Rahsimald. Deze deelde hem mede, dat de katoenhekel zich 
bevond op een groot, zuidelijk vam daar gelegen, eiland, waer alle Boeta’s 
dien bewaakten, onder bevel van een oom van SAFBMPRaBä; dat dis. Boeta’s 
niet te dooden waren, zoe: lang de katoenhekel niet vermeesterd was. Sa- 
KENDHER aarzelde niet dem togt te ondernemen: zijn zwaard zou hen ver- 
delgen. Toen: hij to Goewd. Badra kwam, waren de Boeta’s op dat oogen- 
_ blik voor den vorst vergaderd, die. juist nadacht over de slimheid van: zijne 
nieht. Eensklaps staat SAKENDHER voor hem en eiseht, uit naam van Span- 
je’ vorst, den katoenhekel, welken: prijs men daarvoar ook vroeg. De Boeta- 
vorst verheugde zich, dat zijn vijand, hema zoe in dew mond liep. Zij kre- 
‚gen hevigen twist. De vorst zag er verschrikkelijk uit en sprak op hoogen 
en onbeschoften toon; maar SAKENDEAG bleef heel. bedaard. 

De verschrikkelijke Boeta’s vielen hem aan, maar hij was onkwetsbaar; 
‚de schrijver zegt: “gelijk 't ijzer, mek tin geslagen, den ontvangen. schok 
met veêrkracht teruggeeft, zoo weerde. hij met de linkerhand de op hem ge- 
worpene steenen af, dat ze, teruggeslingerd op de vijanden, henzelven in 
menigte doadden.”’ SEMBRANI en- GAROEDHÂ vochten meê. Vele Boets 
vielen, maar toch nam hun aantal toe: de gedooden herleefdex bij een. twee- 


230 GESCHIEDENIS VAN BARON: GAXESDMED. 














overgaven; maar vooraf widen zij hem déa w tester Sdinatiog 
maar, en voor de grap. SAaKENDHER vroeg: “ . met. Mijn 
zeide, terwijl hij de vrouwen schuins aanzag: “zij willen :as-totscn aib 
“Jetje noodigen, *t welk beter zoo aanstonds bij nacht te: dome wars" ab 
prinsessen waren beschaamd en SAKENDHER zeide vriendelijk: | 
“het maar.” Zij stelden hem voor te dobbelen om zijn rijk: éapak:isn 
schatten. Het spel werd voor den dag gehaald: alles was panchtigj: ip 
KENDHER verloor en zette toen zijne schatten in; maar hij verhoor: heir 
keer. Hij zette @AROEDHA, SEMBRANI, zijne gemalin en eindelijk: aise 
ven op ’t spel en verloor alles. De pri sessen sarden hem ep halle 
toon. Daarop slokte KaL& DJOHAR den prins en zijne gemalin ám:-- 
DHA werd door TBÄTHÄHINI, SAKEBEE en SEMBRANI door THATES mi 
„verslonden. Daarna wisten zij een groot gedeelte van Spanje te 4 
tigen en baadden zich in onvermengden voorspoed. … 
BARON KAWIT PAROE genoot rust en voorspoed te Boekt Tibi : 
zonen deden de handelsreizen. SOEKMOEL, de oudere broeder vam 
DHBR, was geheel terneêrgeslagen, omdat de steen uit den ring. 8 
en dus zijn broeder dood moest wezen. Hij verzocht zijne mooden ens 4 
zwaard, waarmeê -hij geboren was, en besloot naar het verblijf van. zasvqaik | 
te gaan. Toen hij die plaats naderde, kwam sINGGOEN-mänh hem obj 
gemoet en ontving hem vriendelijk. SORKMORL was iarwendig. angel; 
daar hij vond dat MINTOENS veranderd was. Sinceorn-xaza bemeshber ba, 
hielp hem uit de dwaling, vertelde wat er alzoo gebeurd was :en > 
SAKENDHER verslonden was, en raadde hem ook near Tembini te gaan :em | 
te dobbelen, maar niet te laten blijken, det hij een broeder van games 
was: hij zeide, dat de zitplaats van KÄLÂ DJOHAR van cen magnuest ua 
voorzien; hij moest aandringen. om andere steenen, en, als zij opgestaan 
was, hare plaats innemen; dan sou zij alles verliezen em moest. hij, bear | 
met zijn zwaard verslaan. Hij moest daarop hare lijken opensnijden. en:an 
daar de verslondenen, nog ongeschonden, terugvinden; en, als. ki se: be- 
sproeide met een. levenswater, dat hij hem gaf, zouden ze hasleten. 
Op Zembixi gekomen begaf SOEKMOEL zich, met SORROELAFAN „ die- hem 
op zijn togt volgde, naar de speelplaats, mengde zich onder dev menight an 
ging bij de prinsessen zitten. Na de kennismaking, mgt hie van hear 










§ 


4 


GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. ‘929 


stede achter en vertrok met SAKENDHER, SAKEBER, SEMBRANI en GAROEDHA. 
‘De rijstdief werd hangend meêgevoerd en saJEMPRaBS verloor haar bewust- 
zijn. De. vorst liet het verblijf zijner kinderen uitplunderen. Men vond 
den brief en gaf hem dien: er werd in gemeld wie SAJEMPRABA was, en 
‚hoe zij al de overige gemalinnen had verslonden. De vorst had berouw en 
stoorde zich niet aan de bezwijming zijner gade. Intusschen werd de rijst- 
‚dief door SAKENDHER besproeid en gevoederd, waarop de vorstin. bijkwam 
en jammerde; maar de vorst liet haar maar praten. Zij werd hevig ver- 
-gramd en hernam hare Boetâ-gedaante, liep krijschend naar buiten het hof 
en tartte den vorst tot een gevecht. Alles raakte in opschudding. Op be- 
vel des. vorsten trok het geheele leger tegen haar uit. Men joeg haar een 
hagelbui van kogels op het lijf, maar zij werd niet gewond. Zij liep op de 
vijanden in, die haar staken en sloegen, maar zij stootte ze weg en ver- 
trad ze onder de voeten en vocht met de vuisten, tanden en klaauwen, 
tot dat zij volkomen overwonnen had. De overgeblevene Spanjaarden vlo- 
den in de stad en sloten de poorten. 


SAKENDHER zag dit alles en zeide tot zijne gemalin: “blijf gij hier, op 


-. GAROEDHä gezeten: ik ga den koning helpen. Houd den rijstdief in de hand 


‚en, als ik vermoeid word van ’t strijden, werp hem: dan op den. grond.” 


Toen sAsEMPRÄBÄ hem op zich af zag komen, tàrtte zij hem ten strijde. 


„Eerst vocht SEMBRANI tegen haar, en toen deze het onderspit delfde, kwam 


‚de prins hem te hulp en hieuw SAJEMPRABE met zijn zwaard door midden. 


Zij was nog niet dood en smeekte toch geheel afgemaakt te worden. Door 
een tweeden slag getroffen, herstelde zij geheel en vernieuwde den aanval. 
Toen de prins het moeijelijk begon te krijgen, smeet zijne gemalin den rijst- 
dief op den grond te pletter. De prins sloeg nu SAJEMPRâBâ nog eens door 
midden, en sloeg haar geen tweede maal, waarop zij, gelijk met den rijst- 


dief, stierf. SEMBRANI schopte, met zijn achterpoot, het lijk in zee, en de 
prins vloog de lucht in naar Temöint. 


De drie prinsessen op Tembini, gehoord hebbende, dat hare zuster ‘dood 
was, besloten zich maar over te geven met al hare schatten. Eensklaps 


‚zagen ze den glans van SAKENDHER en gingen hem te gemoet. Nadat hij 
zich bekend. gemaakt had, daagde hij haar ten:strijde. Zij antwoordden, 
‚dat ze daartoe niet in staat waren en zich, met al hare bezittingen, aan hem 


232 GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHAER. 


overlatende ; maar thans was zijn vertrouwen bevestigd. Saxuernisa K 
een waardige opvolger, want KAWIT PAROE was 's vorsteh ‘oudere’ broeder, 
maar uit eene andere moeder, na den dood door opening van: ‘t ligehaam, 
ter wereld gekomen: later was hij naar Boekit Tarbi verbannen. - 
SAKENDHER vertelde het een en ander van zijne familie en stelde svaz- 
Morr aan den vorst voor. Dezen werd opgedragen KAWIT PAROR te gaan Gi 
noodigen om naar de hofplaats te komen. Hij vertrok met een luisterrijk 
stoet. Op Boekit Tarbt meende men eerst door vijanden te worden: eve 
vallen. SoEKMOEL ging vooruit naar zijn vader, met een brief van SAKE 
DHER, tot groote vreugde van KAWIT PAROE en vooral ook van sexu 
DHER’s moeder. Alle gasten werden goed onthaald en daarop ging def 
milie, met plegtstatigen optogt, naar Spanje's hofplaats, waar men laiebersgt 
ontvangen werd. Binnen de stad kwam SAKENDHER zelf zijn vader te ge 
moet, gezeten op SEMBRANI en overschaduwd door GAROEDHA, sohittesead 
als de glans van een vlammend meteoor, terwijl zijne gemalin achter haat 
volgde. De koopman dacht, dat het de vorst zelf was; want hij herkende 
zijn zoon niet, ofschoon deze volkomen op SORKMORL geleek, ‘behalveds 
kroon, die hem verzierde. SAKENDHER steeg af. KAWIT PAROR twijfelde 
nog, maar de moeder herkende haar’ zoon en ijlde hem te gemoet, wanrep 
zij hem snikkend om den hals viel. Ook de vader omhelsde zijn soon,'mst : 
stille dankbaarheid aan God. SaxENDHER begroette al de loden vaï:de | 
familie en stelde hun zijne gemalin voor. Daarop ging men naar het palais. 
Den koopman liet men zitten naast den vorst, en de overigen zaten alls 
in eervolle en plegtstatige orde. SAKENDHER zelf zat links naast den vorst, 
op een zetel van blinkend goud. Hierop legde de vorst zijne waardigheid 
neêr, ten behoeve van SAKENDHER, waarna men feest hield. aime 
De regering van den nieuwen vorst was rustig. Zijne broeders hadden 
ieder een, slechts aan Spanje cijnsbaar, rijk. SoxKMoEL alleen bleef Wij 
SAKENDHER. Deze wilde echter de gansche wereld aan zich onderworpen 
zien en zocht dit door onthouding. en zelfskwelling te verkrijgen. Hij bragt 
het dan ook heel ver in alle geheime kunsten. Toen zeide hij, dat somm- 
MOEL het bestuur moest op zich nemen, terwijl hun vader nog leefde: er 
zouden wel groote moeijelijkheden komen, maar die moesten hem niet ver 
ontrusten; de broeders moesten zich rustig houden; hij zelf wilde sen ea- 


GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. — 231 


spel gehoord te hebben en het eens te willen zien. SoEHOELMAN shengt 
zich in '‘t gesprek, met eene zinspeling op den bijslaap. De toornige prinses 
wierp hem met een sirih-pruimpje, dat hij opving en in den mond nam, 
zeggende: “zie zoo, nu hebben wij denzelfden smaak.” SOEKMOEL werd 
genoodigd ook eens te spelen, maar hij vroeg om andere steenen, waarin 
hij eindelijk zijn: zin kreeg. Toen nam hij de plaats van Kal& DJOHAR in, 
en na eenige woordenwisseling hierover, gaf deze toe. SOEKMOEL wilde 
zich zelven en SOEHOELMAN op ’t spekzetten; maar zij zette haar rijk tegen, 
den laatsten, zich zelve tegen SOEKMOEL. Zij verloor telkens, stond drif- 
tig op en weigerde te betalen. SOEKMOEL greep haar bij den arm, en, na 
een hevigen twist, waarbij zij vrij verwaand sprak, nam zij de gedaante 
eener Boetâ aan en wilde hem verslinden; maar hij stak haar dood ; even 
zoo hare zusters, die met opgesperden muil, haar wilden. te hulp komen. 
Hij sneed hare ligchamen open en vond de verslondenen. Zij schenen maar 
te slapen. Hij was zeer aangedaan en jammerde als eene: vrouw om den 
dood van zijnen broeder; maar op eens dacht hij aan het levenswater van 
SINGGOEN-Kuka, besprengde er de lijken meê, die daarop in ’t leven terug- 
keerden. De broeders vielen weenend in elkanders armen en SAKENDHER 
“vroeg naar zijne ouders. SOEKMOEL vertelde, hoe ‘alles gegaan was, en, 
nadat de prinses hem was voorgesteld, meende hij dat zij naar Boekië 
Tarbi- moesten gaan, om de ouders in hunne. vreugde te doen deelen ; maar 
SAKENDHER vond beter eerst naar Spanje te gaan. Zij namen den buit van 
Tembini mede en SOEHOELMAN werd verheven tot Toemenggoeng Rekad Dyiwd. 

De vorst van Spanje was geheel in neérslagtigheid verzonken, over ‘zijne 
‘verliezen en zijne ligtvaardigheid. Eensklaps streek zijne dochter neêr' in 
de hofplaats. Alles was in beweging. Zij werd tot den vorst gebragt, 
die, even als zijne vronwen ‚ uitermate verheugd was. Zij werd verzocht 
‘haar man, die nog buiten was, te halen. De vorst verzocht SAKENDHER 
om verschooning en droeg hem de regering van Spanje op, terwijl hij zelf 
zich aan afzondering ging wijderi. SAKENDHER nam zúlks aan, maar ver 
zocht, eerst de toestemming van zijn vader te mogen vragen. Toen de 
vorst gehoord bad, wie SAKENDHER’S vader was, zeide hij verheugd: dat-hij 
vroeger SAKENDEEB voor een landlooperskind had aangezien, maar uit liefde 
voor zijne dochter had toegegeven, zijn lot aan de goddelijke beschikking 


234 GESCHIRDENIS VAN BARON SAKENDEER. - 

















eenbrengen tot een handelsfonds, dat zou genaamd wor wenge’ egaal. 
Zij moesten met hun twaalven cendragtiglijk daarvoor sm. Zij suede 
leven van bezoldigingen uit de winsten. Dat noemde hij Compaguae/ Gen 
besluit moest ten uitvoer gebragt worden, dat niet met elgemesne : shana 
genomen was; maar dan ook alles, al ware 't een diefstal, . Allerurindur 
moesten besteed worden tot bezoldigingen en van alles moet nesnwheuig. 
rekening gehouden worden. Dit was de oorsprong der twaalf Jilele Jim 
zen |: Kawir panos keerde in zijne afsondering terug. Saxmenmas see 
afscheid van zijne broeders en vermaande hen tot. eondragt.. Hij sou aag 
Java gaan, een land zeer geschikt voor handel, maar vrij ontoegankelijk 
Als hij lang weg bleef, was hij wel geslaagd en moest SOEKMORT eem: heer 
delstogt naar Java ondernemen: hij zou daardoor voordeel behalen, meng cg 
een verlies lijden. 8 
_ Boven Java gekomen, begaf SAKENDHER zich eerst naar ’t staamd, tol 
het door al de vier hemelstreken rond en had weldra alles onderen 
Boven Loewak, in ’t Mataramsch grondgebied gekomen, viel hijs " 
SAKEBER, het paard en den vogel, bedwelmd neder. Daar lagen. xij: ~ 
teloos. Hij nam varkensvet te hulp; daardoor konden zij weer opstijven 
maar vielen weêr bewusteloos neêr, tot zevenmalen toc. SAKENDHEE:- ER 
droevig, en begreep, even als zijn gezelschap, dat hunne krachten te hest 
schoten, en ootmoedig bekende hij, dat de godheid van ’t oord zijne heligy 
schennis gestraft had. Hij stelde voor, door list de vrijheid, om dian spank 
te betreden, te zoeken: zij zouden zich veranderen en vermengen: miet. ds 
geesten, cn daarna hunne diensten aan het hof aanbieden. 

Zij veranderden zich: SAKENDHER in een witten LawGon (een anbekaed 
dier), zoo groot als een heuvel: @AROEDHG in een gouden draak: seugmam, 





in de koe ANDINI, met goudon lijf, horens en hoeven: SAKEBER in cen wik 
den buffel, wit als boomwol en met een menschenhoofd. De LawGjan en -de 
draak zouden in dienst treden bij den vorst van Mataram, de koe by 
KJAHL DJOEROE MARTANI, de buffel bij wancsaprpripsaA. Ne zonsende- 


gang kwamen zij aan de stad. 


t Waarschijnlijk de Raden van Indië; ofschoon de schrijver hen in Europe laat schak. 
2 Namelijk, tloordien de beschermgod des lands vreemde indringern son waerws; 


GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. . 233 


der rijk gaan opzoeken, geschikt voor den. handel, omdat Spanje voor allen 
te weinig opbragt; hij zou zich vermengen. met de geesten (Djin's) tot wier 
geslacht hij eigenlijk behoorde: SOEKMOEL kon dus niet meêdoen. 

SAKENDHER vertrok met SAKEBER, SEMBRANI en GAROEDHS. SAKEBER 
deed voor zijn meester niet onder in bovennatuurlijke vermogens. Zij vlo- 
-gen lang door de lucht en hadden overal veel te zien. Eindelijk vermengden 
zij zich met de geesten, maar vonden niets dat hunne keuze bepaalde. 

In Spanje regeerde SOEKMOEL met luister. Maar, toen de elf broeders er 
kennis van kregen, dat SAKENDHER hem het bestuur had opgedragen, voelden 
zij zich vernederd door hunne ondergeschiktheid aan SOEKMOEL. Zij besloten 
voor zich zelven den troon te bemagtigen. Zij sloten Spanje van alle kanten 
in: de sterkste uit hun midden zou als vorst heerschen. Men streed hevig. 
De overige vorsten hielden er zich buiten. De schatten van Spanje geraak- 
ten ten einde. De vorstinnen baden de Godheid, dat SAKENDHER mogt 
wederkeeren, om een einde te maken aan den strijd. 

SAKENDHER zweefde nog steeds rond in de lucht. Hij had een angstig 
gevoel, als iemand, die een kind in de wieg heeft achtergelaten en vreest, 
dat het er uit zal vallen. Zijn blik viel op Spanje. Hij zag den strijd 
en ging, door de kracht van zijn wil, in een oogwenk naar ’t midden van 
*t slagveld. Door den kruiddamp bemerkte men hem niet; maar, eensklaps 
weigeren de geweren en er vloeit water uit de loopen! Nu begon men te 
gissen, dat hij was weêrgekeerd. Het gemeene volk week terug, maar de 
aanvoerders traden vooruit en daagden SOEKMOEL ten strijde; doch op ’t 
gezigt van SAKENDHER stonden ze verstomd. Deze berispte hunne handel- 
wijze, deed hen opmerken, dat, zoo zij alle twaalf waren omgekomen, de 
andere vorsten zich zouden verheugd hebben; indien zij nu nog lust had- 
den tot vechten, moesten zij maar alle tegelijk hem aanvallen of anders zich 
onderwerpen en vrede onder elkander houden. Zij onderwierpen zich en 
'SAKENDHER stelde voor de beslissing. aan hun’ vader over te laten : die zou 
wel niet partijdig zijn. Hij stelde hem de zaak voor en verzocht hem het 
rijk onder de broeders te verdeelen, tot erfelijk bezit: ieder zou een schrif- 
telijk bewijs der verbindtenis krijgen en den eed doen: hij zelf zou een 
ander land gaan zoeken. Nadat aan dit verlangen ir alles voldaan was, 
zeide KAWIT PAROE tot zijne zonen, dat zij hunne bezittingen moesten bij- 


236. GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. 


gevaren, kwam men bij Java: eens had men zeven ‘lang geen’ n- | 
kelen zonnestraal gezien. Men voer het eiland zuidelijk o on ‘kwamveer | 
Jakatra. De inwoners zagen alles verbaasd aan. De Hollanders stegen du 
wal, om water in te nemen, en kochten allerlei waren, voer :elkén pre, 
dien men er voor vroeg. Regts en links werden de vreemdelingen Audse- 
gen, en meenden nog zeer voordeelig gekocht te hebben. : Aam “¢ stemd 
ontstond een groote, drukke markt. De Hollanders hechtten zich ‘aan:Jen 
en namen van dag tot dag in aantal toe. SoEKmomL wist de gunit-w 
den vorst van Jakatra te winnen, en deze deed die gunst alls pele & 
buiten gaan, daar een noodlottige invloed zich van hem meester. had ib { 
maakt. SoZKMOEL verzocht een plek gronds, om een loodste ‘bowward 
bood duizend realen voor ’t eiland Odroce (Onrwaf): 't werd toegestede tii: 
en 







Hollanders waren vrolijk en vierden feesten. 
Bij de verovering van Padjadjaran, was eene prinses in ’s vijar 
gevallen. Eene andere, RETNÂ SEKAR MANDHÂPÂ, had de wijk .getmd 
den berg Gedid, bij den Adjar (Boedistisch leeraar) somnaRs&. ‘Op 
dag werd de Adjar op haar verliefd. Zij werd, op een wonderdadij 
nier, zwanger en baarde eene schoone dochter, geheeten rawormiet; dj 
om hare bekoorlijkheden, ‘door den ‘vorst van Jekatra werd opgeld: - 
Maar zij bleek voor mingenot ongeschikt te zijn, waarop zij wearer | 
eiland verbannen werd. De sulthan van Zjeribon nam haar tot sief, silt 
met hetzelfde gevolg. Hij zond haar, als bewijs van hulde, naar dem #ot 
van Mataram. . Deze wilde haar niet hebben en zij moest naar het akal 
terug. Eindelijk werd zij aan goRKMOEL verruild, tegen drie stukken ‘ge 
schut, die als erfstukken door: de Javaansche vorsten worden- bewaaid-e 
waaraan zekere voorspellingen verbonden zijn. SoEKMOEL ging met wilds 
Riga naar Spanje: zoo kwam voor ’t eerst eene Javaansche prinses: it de 
overzeesche landen. ‘Zoo luidt, zegt de schrijver, het verhaal der aloude 
Soendasche Kronijken.” ae 
TANOERAGS werd zwanger én baarde een zoon, die een schoon en hid 
haftig jongeling werd en van zijnen vader den rang kreeg van kapitefa. | 
Zijn naam was MOER DJANG KOENG (JAN PIETERSZ. KOEN. Moer is eee vir 
bastering van een Portugeschen titel , later ook op Hollanders toegepatf). 
Op zekeren dag vroeg hij zijne moeder, hoe het toch kwam, det hij in 











GESCHIEDENIS VAN BARON: SAKENDHER. | 385 


p-: De vorst zat san den maaltijd. - Alleen zijne vrouwen waren bij hem, 
is, even als hij, met den rug naar de deur zaten. De Lawejan en maxi 
RAR MONG, — zoo heette de draak, — werden dus niet bemerkt. Zij wil- 
gden wachten tot de vorst alleen was. Toen kwam KJAHI BOTJOR binnen, 
pem een aanslag te doen op ’t leven van den vorst. ‘Hij stak hem her- 
ghralde malen met zijn dolk, KEBO DHENGEN geheeten; maar de voest: 
perkte er niets van. De dolk spleet aan. de punt en daarin hechtte zich een 
phaarlok. De Lawejan stak Borsom in zijn been, waarop deze neêrstortte 
gen om genade smeekte. De vorst dit hoorende, vroeg en vernam de reden.. 
‚Hij schonk gorsor genade, die herstelde en naar huis ging. De vorst ging 
„alleen naar buiten, naar Lipoerd, waar hij een grooten witten steen tot bid- 
, Plaats had. Hij bad, dat de regering altijd in zijn geslacht zou blijven, en 
zag op eens de beide dieren, die hem waren gevolgd. Zij boden hunne 
déenst aan, die werd aangenomen. De vorst ging slapen. 

« Maprant zat met zijn neef, srr wincsdpiprapsi, in zijn huis te praten. 
Mij was niet heel gerust en stelde voor eens naar het paleis te gaan. Buiten 
gekomen, zagen zij de koe en den wilden buffel. Deze boden hunne dienst 
gen, die werd aangenamen. Toen MARTANI den vorst niet in het paleis 
vand , begreep hij, dat hij te Lipoerd zou zijn. Hij vond hem daar, slapende 
ep den steen, Op dat oogenblik kwam eene ster, schitterende als de zon, 
wit de hoogte, boven den slapenden vorst. MARTANI maakte hem wakker. 
De vorst zag de ster en vroeg haar, wie zij was. Deze zeide dat zij kwam 
weelden, dat zijne gebeden verhoord waren: hij en zijn geslacht zouden tot 
in de verste toekomst Java beheerschen. Zijn zetel zou te Mataram zijn. 
Zijn achterkleinzoon , de laatste vorst van Mataram ‚ zou door zijn broeder van 
den troon verdrongen worden. De ster verdween en de vorst was verheugd ; 
maar MARTANI raadde hem er geen geloof aan te slaan: hoe zou men van 
de ster de vervulling harer belofte eischen? dat ging niet zoo als onder de 
menschen; *t was best de Godheid te bidden: hij zou daartoe naar ’t ge- 
bergte gaan, de vorst moest zich naar de zee begeven. 

SORKMOEL en zijne broeders beheerden hunne goederen en deden bij beur- 
ten handelsreizen, waardoor sij al rijker en rijker werden. . SOEKMOEL zou 
eens een proefreis naar Java doen. Hij vertrok mef tien schepen, zwaar. . 
geladen met allerhande koopwaren. Na drie maanden zeilens en angehoorde 


Ld 


238 “GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. 


of zij gingen niet weg; maar hij wilde ’t in der minne haan ol 
drie duizend realen boete betalen. Dit werd aangenomen. _ 
De vorst verhuisde naar Goenoeng Sari, om wat verder van de Holla 
ders af te wezen, waarover deze zeer verheugd waten, hun gebied uik 
breidden, een nieuw kasteel bouwden en zich ten strijde gereed maakten. 
Goenoeng Sari was door den vorst. gekozen, omdat. er veel. doorntunie 
omheen was, waar de vijand niet gemakkelijk door kon. en 
De strijd begon. De Hollanders schoten. zoo hevig, dat de Jakatravey 
geen tijd hadden om zich te bewegen. Zij streden dapper, maar vele hue 
ner soldaten sneuvelden. Ook de vijand verloor veel volks; maar eindelijk 
moesten de Jakatranen binnen hunne verschansing terugtrekken. — 
De vorst had een jongeren broeder, Porrnisi genaamd, die 
magt begaafd was en door de lucht kon gaan. Deze kwam te help: di 
verlevendigde den moed: men streed van weörszijden dapper. zu 
streek op den vijand neêr, als cen arend op een slang: velen 
maar de nacht maakte een einde aan ’t gevecht. Den volgenden 
de vijand op in vier kompagnieën, onder de admiraals zowas, 
MAN), ARDIAN eh PALEK (VALK?): KoENG bevond zich in 't midden. We 
hevig gevecht. Pornsiyi, hoe magtig ook, durfde niet naderen. De Hak 
landers schoten zelfs op de voorbijtrekkende wolken, om hem toch wiek te 
missen. Zoo duurde de strijd eenige dagen zonder gevolg. 
Somkmorz, berigt van de omstandigheden gekregen hebbende, ging met 
drie vaartuigen naar Java. De schrijver zegt: “men zeilde bli 3 
en macht door, en kwam na vier maanden tan” Aan wal gekomen werd 
BOEKMORL met kanonsalvo's begroet en KORNG ging hem te gemoet, Ter — 
wijl streed men voort en de doornbamboe van Goenoeng Sari, door de hese | 
men en kogels beschadigd, werd nog gevaarlijker: Sorksorn glimlachte 
en zeide, dat men zoo wel drie jaar kon blijven vechten. Hij zou een 
middel leeren, dat geen tienduizend realen zou kosten: men moest niet met 
ware kogels schieten, maar met guldens, realen, dukatans, dertiend!halver 
en echellingen. De kanonnen werden met gemunte kogels gelnden en | 
met een donderend geraas afgeschoten. De doornheining vloog wijd en zijd 
uiteen. De Jakatranen, het geld ziende liggen, gingen er op af en dron- 
gep en vochten om het te grijpen: zij ruimden het rict weg en de plaste 
















ms 
. — 


GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. 237 


Manicren en kleur van de andere menschen verschilde. Zij verhaalde hem 
hare geschiedenis. Hij besloot een handelsreis naar Java te doen en wraak 
te nemen op den vorst van Jakatra. Hij vertrok met vijftien schepen, 
waarvan vijf met handelswaren, vijf met krijgstuig, vijf met soldaten, arak 
en wijn. Toen zij waren aangekomen, werd KOENG door den vorst ontbo- 
den, die meende dat SOEKMOEL was teruggekomen. Hij kwam met allerlei 
kostbaarheden aan het hof. De vrouwen hadden veel vermaak in het kiezen, 
en alles werd door de Hollanders verkocht, voor wat men maar bood. Korne 
steeg dagelijks in de gunst van den vorst, die hem zelfs zijne dochter ten 
huwelijk wilde geven. Eenigen tijd daarna verzocht hij, om. daarop een 
loods te bouwen tot verblijf als hij op Java kwam, een streek grond aan 
het strand, slechts zoo veel als hij met een koord, uit ééne buffelhuid ver- 
vaardigd, kon bespannen, en bood daarvoor een grondpacht van duizend 
realen. Het verzoek werd ingewilligd: ’t gebouw verrees, met een muur 
die aan de zee uitkwam, schanswerken en grachten, even als een kleine 
vesting: *s nachts werd er allerlei krijgstuig binnengehaald. 

Intusschen begonnen de Javanen zich allengs met de Hollanders te ver- 
mengen. De Javaansche taal verviel in onbruik: men sprak slechts Maleisch 
en vele vrouwen traden met Hollanders in ’t huwelijk. 

Korene bood nog drie duizend realen, als al de vuilnis van de plaats, 
niet verbrand, maar dáár bijeengebragt werd: het werd bevolen en zoo ont- 
stond een dijk aan ’t westen der stad. Dé4rop werd een steenen magazijn 
gebouwd voor kruid, lood en rijst: men maakte een weg naar 't binnenste 
der stad en nog een wachthuis. 

De zeden der Javanen waren geheel bedorven door den omgang met de 
Hollanders en KOENG besloot den strijd te beginnen. Hij liet kwanswijs 
zijne kanonnen beproeven en schoot in de stad, tot drie malen toe, ofschoon 
hij de eerste keer met duizend , de tweede keer met twee duizend realen be- 
boet was: de laatste maal vloog de kogel in het paleis. De vorst was zeer 
vertoornd en gelastte zijn eersten staatsdienaar de Hollanders te verjagen 
en, des noods, te dooden. Deze ging. Korne wierp de schuld op de 
domheid zijner onderhoorigen en. was zeer vriendelijk : hij zeide, dat zij nu 
al zoo veel geld hadden gegeven en zoo veel goed, tot eene waarde van 
duizenden en tienduizenden : daarvoor moesten zij schadeloosstelling hebben , 

16 


240 GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER.— 














geestkracht tegen over hare brutaliteit stelt. SOEHOELMAN CH SAKEBEE 
vervullen, op ‘hunne beurt, de’komische rol. Terwijl het niet te ontkennen 
valt, dat er in dit stuk vele platheden voorkomen en menige onkiesche gees 
tigheid (die echter den Javaan zoo niet stuit, maar hem stof geeft tot hae 
chen, zijn grootste wellust), zoo moeten wij erkennen dat schoone eigen 
schappen, b. v. broederliefde bij sAKENDHER en SOEKMOEL, kinderliefde, 
huwelijkstrouw en dankbaarheid, hier, natuurlijk getekend, uitkomen. Het 
geen misschien menigeen bevreemden zal, dat SAKENDHER eensklaps van 't 
tooneel verdwijnt en het verhaal toch voortduurt, kan welligt mede tot een 
bewijs strekken, dat de Javaansche schrijvers van dergelijke werken, waar 
schijnlijk zonder het zelf te weten, twee rigtingen volgen: die van verteller 
en die van geschiedschrijver, zoodat men b.v. ook in dit verhaal niet k 
zeggen, of hij de legende van SAKENDHER vertellen wilde, en het 
kundige er van zelf bijkwam, of dat hij wilde beschrijven hoe de 
peérs op Java zijn gekomen, en daartoe wat hooger ophaalt en de’ 
aanleiding vermeldt. Zeker, voor het eerste pleit de uitgebreide 

van SAKENDHER’s leven, maar, aan den anderen kant, zien wij den ri rer 
vrij goed bekend met de bedoelingen der Kompagnie, en anderg tot de ge 
schiedenis behoorende zaken, en hij schijnt wel andere werken, zoo als ven 
Sundasche kronijk (babad), tot bronnen te hebben gebruikt (ie Ul. 99 van 
de vertaling). De schrijver begaat hier en daar eenige onnaauwkourigtieden: | 
zoo spreekt hij, pd. 252, van den nog niet genoemden rjstdief, als ware die | 
reeds bekend; in pd. 417 heeft hij, misschien om ’t aantal sijlben, deg 
malin van SAKENDHER vergeten; in pd. 706 staat Djdkart voor Géatamg. | 
Sari. Zoo is ’t misschien ook wel vreemd, dat hij, na in pd. 621 geerd 
te hebben, dat cen afstand van drie maanden zeilens Spanje van Java scheidt, 
in pd. 704 vermeldt dat de reis, met bliksemsnelle vaart! in vier maanden 
volbragt wordt. — Het verhaal is in achttien, grootere en kleinere, zafigen 
verdeeld, volgens Javaansche manier. 

De heer ervanr meldt ons niets omtrent het door hem gebruikte Hand- 
schrift: ik zou meenen dat, bij de uitgave van Handschriften, het wensche- 
lijk is zulks te doen, zoo ver noodig wat het uiterlijke en inwendige be- 
treft, opdat een ander, een Handschrift vindende, spoedig kunne oordeelen, 
in hoeverre het van het door den uitgever gebruikte verschilt en in hoe- 





"GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. 939 


jag geheel bloot. De vorst was hevig vertoornd; maar er hielp niets aan. 
Toen schoten de Hollanders op tens met staal en ijzer: de Jakatranen vie- 
‚ len in menigte en Goenoeng Sari werd veroverd en door de Hollanders 
bezet. | | 
…_ De vorst nam met de zijnen de wijk naar ’t gebergte, ten zuiden van 
Jakatra. PorrsBâsâ kwam nog herhaaldelijk in *t luohtruim rondvliegen en 
noodzaakte de Kompagnie tot de uiterste behoedzaamheid. Uit overdreven 
zorg, schoot men op elke wolk: geen raaf, geen kraai of andere vogel kon 
zich laten zien of hooren, of er werd een schot op gelost. De vorst 
leidde intusschen met zijn gezin een treurig leven. Zijn volk verliep, on 
keerde naar Batavia terug. Nog eens beproefde men, met hulp van het 
volk van Prajangan (de Preangers?) de verovering van den rijkssetel, maar 
vergeefs. De vorst verweet zich, door zijne dwaasheid, van alles de schuld 
zijn: hij gevoelde zoo veel berouw, dat hij niet meer eten wilde noch slapen. 
Hij dacht: “Wat zou er van mij worden, als het den sulthan van Mata- 
‘ram bekend werd; want ik was niet waardig, dat mij de bewaking der 
grenzen werd toebetrouwd!” Maar hij troostte zich met de gedachte: 
‘°’t Zal zoo de wil van God geweest zijn !°’ | 


ee 


__Dit verhaal, hoewel misschien in menig opzigt achtersteande bij voort- 
brengselen van oude of nieuwe Europesche letterkunde, heeft toch ook zijne 
schoonheden. De held des verhaals is overal goed op den voorgrond ge- 
plaatst, als een ‘onverschrokken, maar bedaard en rustig man, die vrede 
sticht en de kwaadwilligen bestrijdt en verdelgt; op het oogenblik dat hij 
hoogelijk gevierd wordt, zien wij hem bezield met ongekunstelden eerbied 
en liefde voor zijne ouders; ‘t is in menig opzigt of de dichter een voor- 
beeld ter navolging wilde stellen. De andere personen komen meer of min 
uit, maar staan allen ver beneden hem. Zijne ouders spelen een onderge- 
schikte rol; zoo ook de vorst van Spanje en zijne dochter (t is missehien 
opmerkelijk, dat van deze laatste nergens de naam genoemd wordt). Mun- 
TOENâ, ofschoon wreed, is een laaghartig en zelfs vreesachtig wezen. Sina- 
GOEN-K&R&, hoewel minder kwaadwillig, is ook een flaauw mensch. De doch- 
ters van MINTOENA, ofschoon wraakzuchtig, zijn ligt te verwinnen, als men 
16 * 


243 GESCHIEDENIS VAN BARON § 

hen, die met de Javaansche taal onbekend zijn, is de tek 
evenmin het bijvoegsel op het Woordenboek (op 
juist: Alphabetische woordenlijst). i 

Juist, maar, mijns inziens, wet te langwijlig, 
van den heer stuart over de weinige bekendheid on : 
algemeen bekende, gebruiken, titels en verdere zaken; 
regtvaardig zijn en bekennen, dat tot nog toe d or g 
bestaat. Evenwel acht ik het onnoodig, in verder uit te 
sche of Maleische werken, it alles te verklaren: een lez 
mogt weten, zal toch wel in de gelegenheid zijn, het den 
vragen. 

Omtrent de belangrijkheid van de vertaling van den B. 
dan taalkundig oogpunt, zou ik van den heer srcaan- 
“loof dat deze alleen bestaat voor hen, die wat met de J; 
kunde willen bekend zijn, niet uit een historisch oogpunt, 1 
geschiedkundig in dit werk voorkomt, kon toch wel g 
een meer algemeen onderzoek naar de geschiedenis van Java 
bronnen. In hoeverre het hier voorkomende voor zulk onderzoek 
zij, zal zeker wel eenigzins afhangen’ van den tijd ws - 
waarop het geschrift ontstaan isy maar ik geloof. det he in 
na te vorschen, tenzij wij overtuigd waren de oorspro ij 
king te hebben: nu toch kunnen wij niet weten wat door 
is veranderd of bijgevoegd. 

Zeer nuttig acht ik hetgeen door den uitgever gezegd is, b 
regels en eigendommelijkheden van den Javaanschen poötisel 
de B. S. geschreven is; terwijl het tevons kan dienstig xij 
van andere Javaansche dichtwerken van lateren tijd. Het zij » 
hierbij een paar opmerkingen te maken: vooreerst zou ik (p. 3 
Voorrede en inleiding) de klinkers liever niet door ema 
door a, i, oe, enzv. zien uitgedrukt, zoo als zulks op pag: 
is; ten andere, zou ik p. xiv, r 12 in plaats van: “met dy 
en a) vóór vokalen,” lezen: “met den a-klank voor vokulon.” 

Nu volgt eene, zoo ik meen, juiste beschouwing van den 
waarde van "t Woordenboek van aerieke en roonpa, en de 


== 
























GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. 241 


verre dus eene. vergelijking van belang kan zijn. Wij weten nu ook niet of 
de tekst ons gegeven is, zoo als hij daar lag, of dat de heer stuart hier 
en daar gemeend. heeft verbeteringen te moeten maken. Het komt mij voor 
dat het handschrift zelf, niet een naschrift, ter drukkerij is gebruikt, en 
daaraan schrijf ik toe, dat hier en daar een pasangan onder den regel staat, 
in plaats van er op, waar misschien in handschrift een regel eindigde, 
en dat hier en daar eene onnoodige ruimte tusschen de woorden is gelaten , 
b. v.: pad. 5, 5; 13, 9; 14; 17, 6; 20, 8; 41 en 43. In deze uitgave, 
vooral bestemd voor hen, die zich met Javaansche poëzij willen beginnen 
bekend maken, is het zeker zeer goed, dat de spelling van ’t handschrift . 
gehouden is; maar bij volgende uitgaven, waarbij dat doel niet meer bestaat, 
houd ik het voor beter de nu algemeen in gedrukte werken aangenomene 
spelwijze te volgen, die, hoewel zeker niet in alles volmaakt, toch gere- 
gelder is. Op de eerste bladzijde vindt men een paar malen, na een pa- 
ten de pada lings& weggelaten, waarschijnlijk bij vergissing: ik geloof dat 
het beter ware zulks overal te doen, daar toch in poëzij de pad& lingsâ 
en paten tot hetzelfde einde dienen en dus de eerste na de tweede over- 
bodig is. 

Mij dunkt wel niet dat het noodig of nuttig is, zoo maar alle Javaan- 
sche werken uit te geven; dat men daarbij èn de wetenschap èn de Java- 
nen moet op het oog hebben: aan de eerste goede bronnen, den laatsten 
goede lektuur te verschaffen, moet het doel zijn: het laatste is tevens een 
gepast middel, om: de onkosten der uitgave te bestrijden. Ik zou dan ook 
niet durven beweren, dat niet, in de tegenwoordige omstandigheden, van 
sommige werken de verspreiding onder de Javanen door den druk, gevaar- 
lijk te noemen ware; maar dezen Baron Sakendher kan men, geloof ik, 
hun, gerust in handen geven: ofschoon toch de Kompagnie in een minder 
aangenaam licht geplaatst wordt, de schrijver gaat niet door tot op onze 
tijden en is in zijne schildering ook niet vijandig. De heer stuart 
schijnt zich als lezers alleen Europeërs te hebben voorgesteld en zijne tekst- 
uitgave niet voor Javanen bestemd te hebben: dan toch zou het mij minder 
gepast voorkomen, de aanteekeningen, uitsluitend voor de taalbeoefenaars 
bestemd „ (zie Voorrede en inleiding, p. xx1I) met cijfers in den tekst aan 
te duiden: het getal dezer laatsten toch is betrekkelijk klein; want voor 






























244 GESCHIEDENIS VAN BARO 


"In geheel de inrigting van het ch gedeel 
dat in zijne aanteekeningen voorkomt, heeft de hee: 
dacht aan de behoefte van het oogenblik, maar getr: 
voor spraakkundigen of lexicographen, cen geschikt 
te doen zijn, en evenwel den lezers, wien 't om. 
is, het voor hen afschrikkende van geleerdheid b 
digt zich over zijne, zoo hij zegt, al te wijdloopige oora 
mede te deelen, dat hij ze wil beschouwd hebben als b 
leen bij de uitgave van den Baron Sakendher, maar ook 
Jere Javaansche geschriften, die hij voornemens is te 
te geven; en voorzeker, niets kan ons meer lijd 
Jit werk beschouwen als het begin eener serie; en ik 
onderstellen, dat die arbeid, èn door de heerlijke geleg, 
stuart heeft door zijn verblijf te Soerakarta zelf, èn do 
heid en takt, heerlijke vruchten zal opleveren voor de ke 
sche literatuur: van zijn ijver, om deze meer toegankelijk 
aal oningewijden meer te maken, hebben wij eene ni 
in het Verslag van den inhoud van Javaansche werken, “doo 
nen in het eerste nommer der Bijdragen van het Instituut, 

Na nog een paar, mij minder naauwkeurig voorkomende, 
zangetoond, wil ik overgaan tot het spreken over de 
Voorrede en inleiding, p. xvm, r. 1 v. o. staat; “gesprek 
menspraken;” p. xxir, r. 6, staat: “voor den uit @ en o gen 
afschoon deze uitdrakking wel is te verdedigen, zou ik 
ling eener verkeerde opvatting, lezen: voor den a-klank, 
sproken wordt als de a in t Engelsche water, of als de o’t Fr 
r. 3 v. 0,, voor: #korte ¢," liever: stomme e; voor, ps 
lange e”, tot x, 3, “in les,” liever: de zachte e door ¢, 
loor è wedergegeven. Het is vreemd, dat, overal waar de ¢'s yam: 
SAKENDHER geaccentuéerd zijn, SaKÉNpubr, in plaats van 
drukt is, Ik zou verkiezen den ng-klank ( ~) altijd, ook vóór 
tg, niet door » uit te drukken, omdat ik voor het laatste geen 
In den Javaanschen tekst heb ik nag de volgende drukfouten o 
pd, 1S en 46 Gaf) in plaats van Was pd, 236 oja voors 


Ne 


GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. 248 


die, vooral tem gevolge van den, tijdens de nitgave, gevorderden spoed , 
dat werk aankleven, tot welker verbetering en asarulling wel niets beter 
zal zijn, dan dat bij elk wit te geven werk, een bijvoegsel op dat Woor- 
denboek wordt gegeven. Zulk een bijvoegsel was alreede bezorgd, door den 
Hoogleeraar T. ROORDA zelven, ten gebruike bij on naar aanleiding van de 
Javaansche zamenspraken van WINTER, 1°. deel: de heer sTvART zegt, terwijl 
hij over den aard van zijn Bijvoegsel spreekt, over 't geheel in denzelfden 
geest, maar in wat ruimeren zin verbeterende, het te hebben zamengesteld 
en uit zijne meening, dat de uit te gevene bijvasgsels, in afwachting van 
eene nieuwe uitgave van ’t Woordenboek, zoo moeten ingerigt zijn, dat 
zij met het bestaagde een bruikbaar geheel uitmaken: aan dat vereischte 
beantwoorden genoemd Bijvoegsel bij de Zamenspraken, en een tweede, 
bijna gelijktijdig met den B, & in ‘tlicht gekomen, mede van den Hoog- 
leeraar ROORDA, bij de 1001 Nacht en de <Anecdoten en Verhalen, en 
voorzeker ook dit Bijvoegsel bij den B. 8.;-— ofschoon, wat mij minder 
goed voorkomt, de heer sTuaRr eene verandering gemaakt heeft. ‘tn de 
Alphabetische orde, die onnoodig hem, die nu,eeamaal aan de orde van ’t 
Woordenboek gewoon is, eenige moeite oplevert. Hoewel ik gaarne toestem , 
* dat de meeste letterverdubbelingen in ’t Javaansch niet etymologisch noo- 
dig zijn; het zou voor den eerstbeginnenden moeijelijkheid geven, zoo hij 
woorden, die, zooals b. v. aegon door de meeste Javanen met dubbelc 
an geschreven worden en, althans in gedrukte boeken, altijd zoo voorkomen, 
met een enkele en moest zoeken; en, zoo al deze rangschikking verkieslijker - 
is, dan wachte men daarmede tot eene geheel nieuwe uitgave van *t Woor- 
denboek. Wat de heer sruaar zegt, pag. XxI, r. 4 en 5, dat in amen 
en epen de en als verdubbeling van de «m moet beschouwd worden, is 
minder juist: eej is voor En vgl. p. xiv, 2°. 3., en is dus eigenlijk 
eye (nä met péngkal) en hiervoor schrijft men dan epegp, of ook wel 
sem *. — De heer stuart betuigt zijnen dank voor de hulp en de in- 

liehtingen, hem, bij dit gedeelte van zijn werk, verleend door den heer 
WINTER , en zeker versterkt de bekendheid van die hulp daarvan het gezag. . 


1 Vgl. de nieuwe, thans nog ter perse zijnde, Javaansche Spraakkunst van den Hoog- 


lecraar T. ROORDA, § 32. 






















246 GESCHIEDENIS VAN BARON SAK! 


SAKENDHER el SOEKMOEL ook niet gedacht aan 
toch ook tweelingen?!; behalve, zeide ik, beide 
men hier een, naar °k meen, onnoodig en voor ’t ve 
bruik van Latijn, „Vooreerst zou men den b 
die hierin soms al genoeg afschrikkends. vindt, nog 
voor de kennis van deze taal, die van het Latijn 
andere, het is bekend, dat de meeste, althans der jonger 
*t Javaansch, het Latijn niet kennen; en nu is toch 
eigenaardigheden van eene taal, die zij trachten te leeren, hun 
met eene taal, die zij volstrekt niet verstaan. Zulks is hier 
teekening 62, waar gesproken wordt van eene “constru 
deze benaming herinner ik mij niet ergens in een werk: 
te hebben aangetroffen en ze is mij niet geheel duidelijk: — 
hier ook Let gehen al ieee om. zekere lig 


sarin faded ete Kit ier 
het Woordenboek (G. R.) is geschied , zou ’k zulks houden voor | 
en misschien gevaarlijk. Onnoodig acht ik dit gebruik, omdat men zn 
schroom spreekt van “geboorte, bevalling, zwanger zijn en q 
waarom dan niet even goed van de oorzaak of de middelen, als +; 
volg *; omdat voor hem, die Latijn kent, de naam of uitdrukki 
scher wordt, en hij, die het niet kent, toch vraagt naar de betes 
dan ligt dat verbodene meer bedenkt en in zijn geheugen b 
hij geen moeite had behoeven te besteden om het ‘te weten 
maakt het misschien voor sommigen gevaarlijk. Buitendien 


uitdrukking niet zoo onkiesch is. Men diende dan toch ook 
uitdrukking in pd, 431 wel in ’t Latijn te vertalen en b 3 
den bijslaap “een spelletje’ te noemen, zoo als pd. 364 geschied 
al genoeg hierover: ik stond misschien hier reeds te lang bij stily 
was om er nimmer op terug te komen. 





1 Zie bijv. We, O7 v‚ 0, en YS vb, van do vertaling. 


ie 


GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDBER. 245 


pd. 291, orbh anny lees : on han eny: pd. 427 gosnmensemneng lees: 
geen ngtasg neg pd. 467 ober lees : ageh eatin in de Aan: 
teekeningen, bl. 128,r.7 asagem lees: aseqem» Bij de verklaring der ver- 
kortingen, achter de Voorrede, is op te merken, dat de Brätá-joedá, tekst- 
uitgave van P. P.. ROORDA VAN EYSINGA, nog niet in den handel is; dat 
de Javaansche gesprekken door een Javaan van Soerakarta, met slechts kleine - 
veranderingen zijn herdrukt, in het thans ter perse zijnde leesboek bij de 
Javaansche Spraakkunst van den Hoogl. T. ROORDA: de twee uit het eerste 
aangehaalde plaatsen, p. 7 en 9, vindt men nu pag. 12 en 15. Nomen 
actionis, hiervoor liever: verbaal zelfstandig naamwoord, naamwoord: met de 
beteekenis van het plaats hebben der handeling of toestand, door het zegwoord 
(verbe) uitgedrukt. Van de verbeteringen is die op pd. 699 overbodig; 
bij die op bl. 229, leze men: 6 van onder. 


De vertaling is bestemd voor hen, die met de Javaansche taal onbekend 
zijn, en mag dus vrij wezen: evenwel is het doel van den heer STUART, 
geloof ik, ook hen eenigzins bekend te maken met den stijl, a. i, met de 
wijze van denken van de Javaansche dicht-verhalers en daarom is het ver- 
kieslijk, zoo veel mogelijk, het onderling verband der gedachten te behou- 
den. Maar verder geloof ik ook dat de vertaling, bij de lezing van den 
tekst, gebruikt zal worden door hen; die, reeds eenigzins in de taal erva- _ 
ren, zich met de gemeenzaamste voortbrengselen van hare poëzij willen be- 
kend maken, om de juistheid hunner opvatting daaraan te toetsen. Voor 
hen vooral moet de vertaling zoo zijn, dat er geene verkeerde gevolgtrek- 
- kingen uit te maken zijn. Met het oog vooral op hen, zij het mij ver. 
gund mijne opmerkingen mede te deelen. Maar eene meer algemeene wil 
ik nog laten voorafgaan: ’t kwam mij voor dat hier en daar een zekere 
ouderwetschheid de uitgave van dit werk aankleefde. Behalve toch het wat 
vreemde gebruik van het deelwoord, b. v. in de vertaling van pd. 459: 


> 


“en zij, naar buiten gegaan zijnde, kwam terug enz.,” waar in ’t Ja- 
vaansch maar staat: “zij ging naar buiten en kwam terug enz.” ; evenzoo 
pd. 29; en die vergelijkingen met de oorkonden der oude Israëliten, bijv. 
Aanteek. 20, waar bij MINTOENa aan SAMUEL gedacht wordt: waarom. bij 


(. 
oJ 























248 GESCHIEDENIS VAN BARON 8. 


eerst van beide te gelijk gesproken wordt, daarna vi 
en nu eerst verteld wordt, dat het wegraken van h r 
van manreiind trof, en haar aan de voedster de reden « 
dat ook bij deze hetzelfde had plaats gehad en dus 
lijkelijk gespannen was. Dan zouden de woorden: 
geruimen tijd werd beider aandacht (door iets) get 
loopige opgave kunnen zijn van hetgeen daarna omstandig 
its dat de eindig al 

Bu. 12, 14 wv, os, “keer op keer,” lees: “be ‘ 
biz. 9, r. 5 v. 0. ae 

Bk. 17, r. 17, “hield zorgvuldig de wacht,” liever 

Blz. 19, r, 15 en verv. zou ik vertalen: ‘maar b 
SAKENDHER en den JaKsi PANDHITÄ SINGGOEN-KÄrä. Zij wijd: 
dagen aan onafgebrokene boete: de prrisa deelde enz. ;” wi 
deed mee boete, verg. r. 8 v. 0. 

Bl. 20,r. 2 v. 0, “nam verres tai tet Va 
beter, geloof ik: “en nadat hij afscheid had genomen, verliet hij d 
en voor “kluis,” liever: “hermitage ,” zoo als bla. 3, r. 2 v. o. 

Bla. 25, r. 16, “en gaven zich aan de levendigste vreugde o 
(vergelijk ook het bijvoegsel op het Woordenboek, op de woo 
mam): “200 fraai als mogelijk getooid.” 

Blz. 30, r. 5, “ware ’t hem schande, vier dochters na te’ 
“ware ’t hem nutteloos, dat hij vier dochters verwekt had” — 

Bl. 33, r. 7 v. o., “ik ga er op uit” liever: “ik ga 
(waar de ambtenaren voor den vorst verschijnen), en hier won 
onder verstaan: “om last te geven er cen te zoeken.” 

Bla. 34, r. 6, “leide *t hoofd op den schoot van haar g 
‘hoog zich voor haar gemaal ;” gehen ai = « 
gelegenheid verklaren). 

Blz. 35, in "t midden; „maar zeg, mijn zoons” zoo vertaalt 
ver engines ik versta deze woorden niet; is sag oo 
wat doet daar anders oh ? 

Blz. 36, r. 6 v. 0. en verv., “zoo zij er om gevraagd heeft, © 
ver zou ik vertalen: “de rede, dat zij er om vraagt?..... 


% 


GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. 247 


_ Jn de-vertaling dun: bh. 2, r. 8: “intusechen”; dit woord kan wel weg: 
"t is ennoodig, in ’$ Hollandsch hier niet welluidend' en staat in ’t Ja- 
vaansch niet, tenzij men daardoor vertale aac neg t geen. verkeerd 
zou zijn; dan gou men, geloof ik, zeggen: ancy ong eng er staat: ge- 
noemde koopman zijn leeftijd was op de helft van de groei (of: leeftijd); 
d. i, van middelbaren leeftijd. excfp beteekent: een zekere tijd van den dag, 
b. v. acar ergeren de tijd van half vijf; (wij zeggen: om een uur of 
_ half vijf) of, figuurlijk: een zeker deel van den levensdag : zoo zegt men ook: 
Sruiney Sumer Seg tgen tenger en og Syereqerpiheg ena Gym 
eh aop — nr is groei, vooral van planten; zoo en bd gp 022) planten 
die in de groei zijn; zijn ze volgroeid, d. i. hebben ze voldaan aan hare 
bestemming, dan zegt men er van: eye». ook van menschen: volleefd, oud. 

Ald. r. 10, “en stelde’ — tot r. 15 “slaap;” hiervoor zou ik liever 
fezen: “en daarom was hij diep bedroefd: hij stelde zich voor, hoe hij 
„eener nemen, en werd daardoor hoe langer zoo treuriger te moede. 
Door smart overmand, gunde hij zich naauwelijks voedsel en slaap.” — 
r. 16, “deksel ;” liever “sprei” of “onderlaken;” ’t is iets waar men op, 
niet onder, ligt. — r. 17, “een steen of een boom;” liever: “steen of 
hout.” 

Bl. 4, r. 8, “zonder tal,” lees: allerhande. De heer stuart heeft 
zich waarschijnlijk vergist, door te lezen: «3. maar, én hier, én in ’t door 
mij vergelekene handschrift (zie beneden), staat ese? verg. pd. 620. 

Blz. 5, r. 17, “slechts door ééne voedster bewaakt ;” ik zou lezen: “met 
ééne voedster (zie Aant. 30) tot haar oppassing;” (op “eene” ligt juist in 
’t Javaansch geen nadruk;) die past niet op haar, maar past haar op, 
en is haar tot gezelschap; even zoo blz. 11, r. 4 v. o., voor: “om u te 
bewaken :” “am voor u te zorgen;” ook blz. 32, r. 9 v. o. 

Bla. 7, r. 5 en verv. “Na verloop enz.:”’ voor: “werd hare achterdocht 
opgewekt,’ zou ik liever lezen: “werd beider aandacht getroffen,” of iets 
dergelijks; en voor “haar eten” liever: “het eten van MANIKAR&:” zoowel 
dit, als, in ’t voorgaande, het meervoud, is in ’t Javaansoh uitgedrukt. 
Men zou hier den zin ook anders kunnen opvatten en wel met “doordien” 
een nieuwen zin laten beginnen en niet met “zij vroeg.” Ofschoon ik deze 


opvatting nict als beter durf aanprijzen, geloof ik dat daar voor pleit, dat 

























250 GESCHIEDENIS VAN B 


bragt, was hij aan de waarschuwing zijns. 
werd haar (of: toen de kroonprins, aan de we 
indachtig, de Boeti cen zwaardslag toebragt, was 
gekloofd, en, esr eee ea 
rijstdief.” 

Bla. 63, r. 9 en 10 y.0., “dan kunt — yoorzien”* Ii 
kunnen verliezen, is omdat hare zitplaats van een 

Biz. 67, r. 13 v. 0. “zetten. Ik maak met u— 
woorden geven, naar ik meen, vooral door het volge 
HOELMAN, niet goed den Javaanschen zin wader; ik zou 
ten, Want ik en gij, wij wegen tegen elkander op, zon 
van ons tot schando strekken zal (zij wil zeggen: onze 
zonder iets er bij, van mijn kant bijv. mijn rijk, van ar 
MAN, kunnen wij tegen elkandor inzetten: ik, ben niet te 
niet te min voor mij).”” 

Ble. 79, r. 2, v. part verdi, der tiennie 
die kon hij niet aan SAKENDHER geven om te beheerschan = 
“de grensgewesten” (in onderscheiding van de Negara). 

Bl. 83, r. 1, “De moeders” liever: “de mocder;” de mo 
MOEL en SAKENDHER zal wel bedoeld zijn: de overigen zull 
con tegenovergestelden wensch gekoesterd hebben. 

Blz. 85, r. 10 vy, o. “kan hij zelf ieder van ons toedeelen war 
dit is, geloof ik, minder juist: ik gis, dat de heer stvanm zich v 
door @ ga to verwarren met enen ik zou vertalen: “moot 
den zijn ;” eigenlijk staat in *t Javaansch: “is het ieders g 
de Javaan: “’t is mijn geluk,” (zie G. R. op het woord gp 
iets, al is het een ongeluk, overkamt, om uit te drukken da 
in Gods wil en overtuigd is te krijgen, wat juist voor hém 

Blad. 86, r. 7 vy. 0. “Houdt --- verbindtenis;” liever: &} 
ders eendragtig (vgl. pad. 554) en in der minne (van 
in ’t Javaansch) en vervalscht noch schendt de verbindtenis,”” 

Blz. 93, r. 16, “stad,” liever: “kraton” even als blz.«94, x. 

Bla. 95, r. 8 “insgelijks een spruit uit uw geslacht;” ik zou hi 
talen: “en hij door zijn broeder van den troon verdrongen zal 


_ GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. 249 


namelijk werkelijk ook zoo een; maar wie dien pisang heeft, weet gij niet.” 
Hij zal het hem dus zeggen en begint van vroeger ‘op te halen, volgens 
gewone Javaansche wijze:. “Uwe moeder is eigenlijk de dochter van een 
Dioe, enz.” (en dan vervalt de aanmerking over het: praegnante van den zin; 
en wie den pisang heeft, vermeldt hij later, pd. 250). 

Blz. 37, r. 14, “om zich te vermommen ;’”’ zoo vertaalt de heer STUART 
 &nemqentqeaw mij dunkt dan moest het zijn ath shh aar emmen aay liever zou 
ik het bij het volgende voegen en vertalen: “zij gebruikte als voorwendsel 
zich aan uw vader aan te bieden, maar eigenlijk had zij het op u gemunt ;” 
dan is ech vaar eener ia ongeveer zoo veel als Orana — Tr. bv. 0., “in 
*t hof;’’ hierbij vergelijke men Aant. 46. 

Bla. 38, r. 8 tot 4 v. o.; het schijnt dat de heer sruaRT ong door 
mijn heer’’ vertaald heeft en Sajempraba als subjéct van en ogen ang opvat: 
dit kan, geloof ik, wel; maar liever zou ik meenen, dat dit juist mee is, 
en vertalen: “en daarom, wanneer gij met den rijstdief in Spanje zult zijn 
terug gekomen, sta dien dan niet op haar verzoek af; pas op! gij zoudt 
zelf zeker omkomen;” dit laatste is dan een op zich zelf staande zin, even 
als pd. 272, 3. | 

Blz. 47, in ’t midden: “zeg maar, moeder, al wat gij wenschen zoudt 1”: 
ik zou vertalen: “moeder mag ’t noemen hoe ze wil,” (’t kan mij niet 
schelen). | 

Blz. 50, r. 7, “laat mij niet achter in leven noch in sterven enz. „’ 
liever: “ik ga meé! ’t zij wij leven of sterven, ik moet niet achterblijven. 
Ik kan niet van u gescheiden zijn.” | 

-Blz. 51, reg. 2, “las daarin het volgende;” in *t Javaansch staat : “hij 
overdacht in het hart den inhoud;” misschien is ‘overdenken in het hart,” 
zoo veel als het zoo gebruikelijke oq dram sen. | 

Bl. 55, r. 8, “op ’t zelfde oogenblik;” osas is, naar ik meen, als 
voegwoord in gebruik: “toen, gelijk met; en ziet dus altijd op het volgende; 
behalve als bijwoord in den zin van: “te gelijk „” bij een meervoudig onder- 
werp, zoo als bijv. pd. 352, 6 aeg zon jan nn mre “de drie prinsessen 
zeiden te gelijk;’’ dat het zou gebruikt worden om twee predikaten te ver- 
binden, zou ik betwijfelen; evenmin in den zin van: “en gelijk daarmede 7 


ik zou dus vertalen: “toen de kroonprins, de Boct& een zwaardslag toe- 


252 GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. 


als Óbject van cen. siibject, in de objective wijze van spreken iets gue! 
wordt, gebruikt men, als het accident aan het Shjeot wordt toegeschreven, 
het objective. passief; als het accident aan het» stibject wordt toegeschreres, 
het subjectief passief (vrg. RooRDA, Jao. Spr., pag. 101 en 177)s im bade 
gevallen nu wordt, ook aan het súbject gedacht, en wanneer mu nog = 
accident van dat súbject moet, uitgedrukt worden, dan aarzelt. do Jasons, 
de benaming van dit accident vlak vóór het objective zegwoord te alte | 
Dit geeft, als het dbject onmogelijk zelf súbject kan zijn, geene dubbel 

heid, b. v. in de plaats, pad. 8: mas ego dhacral aaah sau 
pad. 42, want de schatten of de spijzen. kunnen toch niet » n 
worden; — maar, als het voorwerp, dat als Set geht 
goed als súbject kan gedacht worden, kan er dubbelzinnigheid b 
want dan kan dat súbjective woord, predicaat zijn van het súbject 
Objective woord de benaming van ’ dbjecty b. v. “hij wil genaderd 
den,” waar “genaderd worden,” het Sbject is van “willen”, even als 
in den zin: “wat wil hijs” zoo Bsgasnqsog in emon-ragon- Ia 
pd. 107: zoo kan b. v. ahadqamaheyaamami@unagea bete 
wel: “die vrouw wil tot gemalin genomen worden,” als: “hij 
vrouw tot gemalin nemen;” hier is dus eenig oordeel en eenige 

























zich ook tot die hulp- (subjective) woorden uitstrekt, zoo dat, bijyoort 
Maarsen en wieashhsfun zouden te beschouwer zijn als Ghjectiv 
men van hese en «vana is, geloof ik dus, minder juist; » 
wat geheel iets anders is (de heer stuart zegt: “met andere 
dat die subjective woorden benamingen van accident van het 
Dat subjective woord moet ergens staan en kan dan wel niet beter (0 
schoon misschien volgens onze wijze van uitdrukking geheel verkeerd) dt 
vóór het predikaat. Even zoo worden asa en ash die volstrekt geert a= 
jectiviteit of dbjectiviteit, maar alleen collectiviteit, uitdrukken , védr een ob 
jectief predikaat gezet, terwijl zij dan, ook wel op het Sbject, minar ook evel 
ut 


eveneens heb ik een paar malen gewezen op de nieuwe Javaansche Sprankkunst van de 
zelfden schrijver, waarvan de afgedrukte bladen verkrijgbaar zijn, © 
% 


« 


GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. 253 


vaak alleen op bet súbjoet betrekking hebben, soo als in de door den heer 
BEVART opgegevene voorbeelden, in 't bijv. op 't Woordenb. bij essa. 

Wat nu betreft hetgeen staat blz. 116 in 't midden, en vervolgens; de 
beer stuart heeft acif gevoeld, dat de opvatting, vermeld biz. 117, r. 5 
em verv., minder juist is. Det de hier besprokene woordvorcging dubbel- 
zinnighesd zou bevatten, blijkt ook, mijns inziens, niet uit de plaatsen in 
pdd. 477, 653 en 108. De objective vormen van aasenteng cn amen ong 
worden gebruikt als predikaten, èn van het subjocticf-objcct waaraan gelast 
wordt, èn van bet object waaromtrent gelast wordt, en van dit laatste niet 
het minst. In het laatsto geval ook, staat in 't Javaansch, hetgeen gelast 
werdt, daar achter, niet, zoo als in ‘t Latijn, in den objectiven, maar, 
even als in 't Hollandsch, in den subjectieen vorm; vgl. ROORDA, Over de 
desien der rade, bla. 184, van onder. Iet verschil met ons taaleigen be- 
staat alleen hierin, dat wij van “laten” den objectiven vorm miet gebrui- 
ken, maar, al spreken wij eigenlijk van het object, toch den sulyecctiven 
vorm bezigen. Nu blijft alloen nog over dat, in pdd. 660 cu 383, dat 
poudscatsef complement van cenvoudig object verbogen is; maar dat dort hiér 
warts af. Want waarom zou nict de verbogene vorm, cren goed als de on- 
verbogenc, als benaming van object kunnen gebruikt worden? Buitendien is 
bet mog te betwijfelen, of deze verbuiging in zulk orne woordvorging sok 
is proza gebruikelijk is, of alleen hier cen gevolg van poetserbe vrijheid. 

Op aast. 9. “Slechta ten uwen beboere, enzv.:"” dat “ten uwen be- 
barre” komt mij minder juist voor. De Javaan gebruikt deer uitdrukking, 
wanvecr hij acggrn wil, dat hij cigenlijk iets niet doct, maar slechte het 
werktuis wm vam cen ander, voor wien dan natuurljk ook alle voor- cu 
naderen van de handeling komen, avo als bijv. by ons: cea huwelijk 
met de linkerhand; zoo, niet alleen uit belerfdhenl jegens ile persoon tot 
ec men spreekt, maar ook omtrent de godhesd. B. v. als oenige daal van 
vemand cvs ouverwecht oagelakkig gevolg boefl, dan aich hij zijn geweten 
sr oust, nict alleen door te acpgen, 200 ale bijv. aan bet emd van dit ver- 
haal. “waarschijnlijk was het de wil tam God!” maar ook door er by te 
vurgrn emapevebenepssergpgenerjengen. ik heb het maer alleen gedaan 
sie wcrhtum (van de gudbeed). 

(yy aamt 16 de eigenlijke ma der Javaaneche woorden schijnt mij tr 


i 

























254 GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. - 


zijn: “een oudere en een jongere, als waren het tweelingen ;* en de Javaanse 
schrijver wil zeker iiet uitdrukken, dat het verschil van leeftijd zoo gering 
“was. Want, behalve dat dadelijk daarop gesproken wordt van “de oudste" er 
“de jongste” is dat verschil in leeftijd van eenig belang in *t verhaal. Want 
juist omdat hij de jongste is, krijgt sakeNpuen de hoofdrol; vgl. aant. 20. 
Op sant. anijdunkti dat desiroorkettesidin dda Favaansehe valle 
verhalen aan de jongere leden des geslachts, bijna zonder witzonderine, 
wordt toegekend, niet als eene romantische opsiering te beschouwen isop 
zijn hoogst als eene afgesletene navolging van zoo iets uit heel ouden tjd. 
Want, behalve dat het bijna zonder uitzondering plaats heeft en dus all 
kracht van opsiering. verliest, schijnen de schrijvers zelve er ook geen ge 
wicht aan te hechten: in dit verhaal bijv. wordt heel eenvoudig verteld, 
dat de jongere broeder van den koopman Kawit Panos, koning van Spanje 
dat, in ouden tijd, de 
aan de eerstgeborenen, maar aan jougeren werd gegeven. 

Op aant. 34; ofschoon ik yolkomen erken, dat in den 
stijl praegnante volzinnen miet zeldzaam zijn, behoort daartoe, naart 
inzien, piet die in pd. 244; zie boven mijne opmerking bij de 
van die plaats; even min die in pd. 537, waar +rer volstrekt miet behoeft 
tweemaal gedacht te worden: in de vertaling is juist uitgedrukt wat de Ja 
vaansche tekst heeft: — de volzin in pd. 169 zou meer kunnen schijn 
tot de praegnante te behooren, ofschoon het mij voorkomt, dat de sehrijver 
wel vergeten kan zijn, dat hij met a» begonnen is; of, zoo dit wi 
het geval is, dan toch wel de npodosis kan doen aanvaigen met pan we 
dat geen ander woord hem kon dienen bij het bepaalde getal lettenem 
pen: — do aan rijm en aantal van silbon gebonden’ dichter is niet altijd 
zoo keurig in spraakkunst: — in pd. 435 is, geloof ik, de uitdrukking 
wel volledig en aldus te vortalen: “wat denkt gij toch? al zijn wij maar 
berglieden en met ons tweeën, zonder gevolg; als gij den baas wilt spelen, 
gewis het zal niet gelukken.’ 

Op aant. 62; over de, in deze nanteckening besprokene, soort van wite 
drukkingen, wil ik later, bij eene andere gelegenheid, mijn gevoelen rede 
deelen: thans zij het genoeg, dat mij de opvatting van deze plaats, die wij 
blz. 137, r. 1 on 2 vinden, de beste voorkomt. 


was, Ik zou geneigd. zijn te meene 





- 





GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. 253 


vaak alleen op het súbject betrekking hebben, zoo als in de door den heer 
STUART opgegevene voorbeelden, in ’t bijv. op *t Woordenb. bij asaaw 

Wat nu betreft hetgeen staat blz. 116 in ’t midden, en vervolgens; de 
heer stuaRtT heeft zelf gevoeld, dat de opvatting, vermeld blz. 117, r. 5 
en verv., minder juist is. Dat de hier besprokene woordvoeging dubbel- 
zinnigheid zou bevatten, blijkt ook, mijns inziens, niet uit de plaatsen in 
pdd. 477, 652 en 103. De objective vormen van emqemeeng en amqemeng 
worden gebruikt als predikaten, èn van het subjectief-object waaraan gelast 
wordt, èn van het object waaromtrent gelast wordt, en van dit laatste niet 
het minst. In het laatste geval ook, staat in ’t Javaansch, hetgeen gelast 
wordt, daar achter, niet, zoo als in t Latijn, in den objectiven, maar, 
even als in ’t Hollandsch, in den subjectiven vorm; vgl. ROORDA, Over de 
deelen der rede, blz. 184, van onder. Het verschil met ons taaleigen be- 
staat alleen, hierin, dat wij van “laten” den objectiven vorm niet gebrui- 
ken, maar, al spreken wij eigenlijk van het óbject, toch den subjectiven 
vorm bezigen. Nu’ blijft alleen nog over dat, in pdd. 660 en 333, dat 
predicatief complement van eenvoudig object. verbogen is; maar dat doet hiér 
niets‘af. Want waarom zon niet de verbogene vorm, even goed als de on- 
verbogene ‚ als benaming van object kunnen gebruikt worden? Buitendien is 
het nog te betwijfelen, of deze verbuiging in zulk eene woordvoeging ook 
- in proza gebruikelijk is, of alleen hier een gevolg van. poétische vrijheid. 

Op aant. 9. “Slechts ten uwen behoeve, enzv.:” dat “ten uwen be- 
hoeve’ komt mij minder juist voor. De Javaan gebruikt deze uitdrukking, 
wanneer hij zeggen wil, dat hij eigenlijk iets niet doet, maar slechts het 
werktuig is van een ander, voor wien dan natuurlijk ook alle voor- en 
_padeelen van de handeling komen, zoo als bijv. bij ons: een huwelijk 
met de linkerhand; zoo, niet alleen uit beleefdheid jegens de persoon. tot 
wic men spreekt, maar ook omtrent de godheid. B. v. als eenige daad van 
‘jemand cen onverwacht ongelukkig gevolg heeft, dan stelt hij zijn geweten 
gerust, niet alleen door te zeggen, 200 als bijv. aan het eind van dit ver- 
haal: “waarschijnlijk was het de wil van God!” maar ook door er bij te 
voegen : om aq nrsahh ein a 0h aa goe eejenqg en: ik heb het maar alleen gedaan 
als werktuig (van de godheid). 

Op aant. 16 de eigenlijke zin der Javaansche woorden schijnt: mij te 

17 


254 GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. 


zijn: een oudere en een jongere, als waren het tweelingen ” en de Javaansche 
schrijver wil zeker niet uitdrukken, dat het verschil van leeftijd zoo gering 
was. Want, behalve dat dadelijk daarop gesproken wordt van “de oudste” en 
“de jongste,’ is dat verschil in leeftijd van eenig belang in ’t verhaal. Want 
juist omdat hij de jongste is, krijgt SAKENDHER de hoofdrol ; vgl. aant. 20. | 

Op aant. 20; mij dunkt dat de voorkeur, die in de Javaansche volks 
verhalen aan de jongere leden des geslachts, bijna zonder uitzondering, 
wordt toegekend, niet als eene romantische opsiering te beschouwen is, op 
zijn hoogst als eene afgesletene navolging van zoo iets uit heel ouden tijd. 
Want, behalve dat het bijna zonder uitzondering plaats heeft en dus alk 
kracht van opsiering verliest, schijnen de schrijvers zelve er ook geen ge 
wicht aan te hechten: in dit verhaal bijv. wordt heel eenvoudig verteld, 
dat de jongere broeder van den koopman KAWIT PAROE koning van Spanj 
was. Ik zou geneigd zijn te meenen, dat, in ouden tijd, de voerkeur niet 
aan de eerstgeborenen, maar aan jongeren werd gegeven. 

Op aant. 34; ofschoon ik volkomen erken, dat in den Javaanschen 
| stijl praegnante volzinnen niet zeldzaam zijn, behoort daartoe, naar mit 
inzien, niet die in pd. 244; zie boven mijne opmerking bij de vertaling 
van die plaats; even min die in pd. 587, waar ee volstrekt niet behoef 
tweemaal gedacht te worden: in de vertaling is juist uitgedrukt wat de Je - 
vaansche tekst heeft: — de volzin in pd. 169 zou meer kunnen schijn 
tot de praegnante te behooren, ofschoon het mij voorkomt, dat de schrijver 
wel vergeten kan zijn, dat hij met aanzet begonnen is; of, zoo dit nit 
het geval is, dan toch wel de apodosis kan doen aanvangen met eer Ol 
dat geen ander woord hem kon dienen bij het bepaalde getal lettergre 
pen: — de aan rijm en aantal van sijlben gebonden dichter is niet altijd 
zoo keurig in spraakkunst: — in pd. 435 is, geloof ik, de uitdrukking 
wel volledig en aldus te vertalen: “wat denkt gij toch? al zijn wij maar 
berglieden en met ons tweeën, zonder gevolg; als gij den baas wilt spelen, 
gewis het zal niet gelukken.” 

Op aant. 62; over de, in deze aanteekening besprokene, soort van uit ° 

kingen, zal ik later, bij eene andere gelegenheid, mijn gevoelen mede- 
: thans zij het genoeg, dat mij de opvatting van deze plaats, die wij 


» r. 1 en 2 vinden, de beste voorkomt. 


GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. 255 


Op het bijvoegsel bij het Woordenboek: 

annem, dit ware beter op de - vlg. myc 

RN — aed beteekent niet juist: ‘in ruil nemen”, maar: voor iets 
in ruil geven”; het eerste object is de zaak die men krijgt, en zoo 
pd. 647: ‘tik werd verkocht aan uw vader, die voor mij drie stukken 
geschut aan den Pangeran van Djakarta in ruil gaf.” 

4 ehehe gedaante hebben, lees: gedaante hebbend. 

ayn — — «17 &\ beteekent niet: “zich gebrek aan iets opleggen, zich van 
iets onthouden”, maar: te weinig aan iets geven, op te kleine schaal 
iets doen; zoo: te weinig eten of slapen. 

aren, — — oven de heer stuart kan zich niet vereenigen met de vertaling: 
‘ongeveer, ten naasten bij”, daarvoor in B. W. J. Z. gegeven, en 
misschien ook is die verklaring in sommige zinnen bezwaarlijk aan te 
nemen: of echter de opvatting van den heer sruarr beter zij, zou ik 
niet durven zeggen: ’t ware zeker wenschelijk meer voorbeelden bij 
elkander te hebben en dan ook eenige in Ngoko: W.J. Z. bl. 191, r. 11, 
vindt men Ehemeng ne eng em B hetgeen misschien tegen de op- 
vatting van den heer stuart strijdt, daar toch as&h, in den zin 
van wegens, K. N. is. 

gnd „== Z. V. a. a4 Bangs lees: oy thongs 

opt zap zie mijne opmerking bij de vertaling van pd. 227. 

aan, bij vergissing wordt hier DJOEROE MARTANI, vader van SENAPATI ge- 
noemd, vgl. aant. 88. 

mann, ------- == au en ang lees: mad am 

BOA ------ - ce a arp lees: deg ON 

qenegaaramnpg =*= qeaenanen arten) eN) is niet een wederkeerige vorm, maar 
een collectief naamwoord; vgl. RooRDA Javaansche Spraakkunst , 
prg. 208—211; evenzoo aen nen nez «100 pn zie qena 

gewon — — men leze hier beide malen voor ‘“‘tmperatief”: jussief: — over 
de sterk ontkennende zinnen, waarvan hier sprake is, gevormd door 
enmeg? met volgend qaseng, vergelijke men het bijvoegsel op het 

- Woordenb. bij de Anecdoten en Verhalen, bij het woord eggs 

dremem Zie eamamems lees: en meman\ - 

qengc qenqene sep lees : gen yen ger a nf zie verder bij «ane 
| ane am’ 

17 * 


258 


GESCHIEDENIS * 


Padi 408 voor on 


» 405 „ A 

» 405 ge Ge 

„ 406 „ 

„ 416 „ 4 

„419 „ mfqar 

„44 eg 

„48 „ urg 

„488 „ emqagequnan 

„485 „gerda 

„448 „Bf 

„ 460 „ Suh 

„487 „ Snes BBrchetan 
uma 

» 498 „ umg 

» BOL „engen 

» 508 „ eq 

„510 „ emanarBageng 

„ 514 „  qemgegememd 

„516 „ a 

„549 „ bd 

„ 556 „ msmay 

„ 556 „ «aan 

„ 568 „ ember 

„564 „ emg 

„ 574 „mgee 

» 515 „ gegra 

„516 „ «eg 

„ 599 „ gege 

» 602 „ dea 

„613 „ A 

„64 „Gemma 

„ 680 „ enezonnag 

Het kan schijnen, dat ik, 


had kunnen weglaten. Ik stem zi 


tn 
nan ry oggrnen 


opener 
peng ag; Shanes 
sarin kins 
wetn eros 
Oh a1 Gay 


Pies qeq7Shatiann 


ard 





nergens ons 

nen 

qe nang 

ay 

Og 

Dima gaa 

an eh N 
de lezingen, me 
ik had daarbij 


GESCHIEDENIS VAN BARON SAKENDHER. 257 


Pgda 162 voor ends heeft het handschrift en 99) 


163 
168 
169 
174 
195 
196 
206 
209 
219 
219 
223 
223 
247 
251 
271 
277 
282 
283 
291 
295 
298 
312 
821 
328 
832 
338 
339 
350 
853 
360 
376 
389 
399 
400 


om aay ss 
ob abe g » 
jp 
aaan ld » 
amen " 
eh amehg » 
Oh epos zap » 
on daam emg esch » 
ann gins aay ” 
on an aon " 
am ein ah » 
ayer » 
AB Beng . 
aan eng 
en noa » 
ik " 
IO» 
Anan ij 99 
wes Cn 
amegan aegany ss 
zn eh 
Garen : 
Mone 9 
asn aA - 
prion Shen 09 Hog ang,, 
ams} anes . ss 
win ONG ” 
mead ” 
eem A ° 99 
nn 99 
chenonnsy . 5 
on a) EAD TUN) 99 
peten » 


agen eer » 


am a any 
EEN 
enanshag eng 
ano orn ld, 
aan 


amer 


Dejeeemp 


an Gemen zwin 
ashlar anys 
OW AARON 


Dh ofa Ar 
PPA 
nis Lh asnyr 
ann) an An 
aen 

am nej eg ang 
greenegbtven 
en an 

ane dead Dh 
em ogen Aegon \ 
aren 

Ran 

Eon 2, 

ahaa 

near Menger Keg any 
nya \ 
un bh (Sn 

aA aan 

amerem Af 
aan 
Beggen 
mag er eeem \ 
APN 


a 
oh an aap 


HET 


HEMEL-AARD VERBOND, 


KH ff 


TIËN-TÍ-HOEf, 


EEN GEMIEIM GENOOTSCHAP IN CHINA INDER DE CHINEZEN IN INDIE 
(Mune's en Monrnison’s lingen dienaangaande herder, 
aangevuld en gehandhaafd u, Rörroem’s Geschichte de 
Briiderschaft des Himmels den. Berlin 1852.) 
ee 


De dynastie, welke thans het Chinesche Rijk beheerscht, is, zoo als be 
kend is, niet van Chineschen, maar yan Tataarschen oorsprong. Tesa 
opstandelingen, die de vroegere Ming-dy tic ten val gebragt hadden, le 
hulp geroepen, trokken de Mandschoe-horden, na behaalde zege, in 164 


zelven als overwinnaars Pe-king aun jonge Vorst, een knaap van 
zeven jaren, dien de & st op hunne schouders droegen, 
werd door volk als Keizer | groet. Zoo kwam China onder 


den schepter van een ' 

De openlijke tegenstand, 1 \schoe-heerschappij in het begin 
in de zuidelijke provinciën des rijks ontmoette, werd door magt, beleid en 
‘list allengs overwonnen, niet echter de cgenzin tegen het vreemde juk, 
die zich bij voortduring in stilte tot werping der Mandschoe-dynastie 
gereed maakte, en meermalen de ellende en ontevredenheid des volks alt 
hefboom aangreep, om het in massa tegen zijne * “rukkers op te 


ruijen en met geweld de herstelling der vroegere et haar oud en 
verouderd bestuur te beproeven. 


HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZEN. 269 


zoo' als R. denkt, in bepaalden zin op; maar hij meent daarmede niets 
anders, dan het aloude, ook wel het veeljarige Middenrijk. De opvatting, 
als ware er hier werkelijk kwestie van tienduizend jaren, is in strijd met 
de tijdrekening der Chinezen, die het begin van de oudste periode der ge- 
schiedenis, die van den Keizer scHao Hao in het 41** jaar van den Eersten 
Cyklus, dus 2597 jaren vóór cHRIsTUs geb. plaatst f, en derhalve tot aan 
‘het jaar 1850 onzer tijdrekening slechts 4446 jaren omvat. De door den 
heer R. en den Schrijver van het voorberigt met zoo veel ophef op den 
voorgrond gestelde bewering, als waren na den dood van Keizer TAO KOEANG 
(1850) de tienduizend jaren van het Chinesche Keizerschap vervuld en af- 
gelopen, mist derhalve haren wetenscheppelijken grondslag. Wij gaan over 

tot de volgende afdeeling: 
Bestuur van het verbond. 

Volgens MILNE is het opperbestuur van het verbond in handen van drie 
personen, die den titel van Bt Kó voeren. Het woord beteekent “oudste 


93 


broeder ,”” maar ook mannen van denzelfden rang, hoewel geene bloedver- 
wanten, geven als bewijs van achting elkander dezen titel ®, Men onder- 


scheidt de drie hoofden des verbonds in “Eerste Broeder Oudste, Tweede 


Br. O., Derde Br. 0.” (__, ot Vi kó, = EL Orl kó, of volgens 
den Fokién-dialect Jk, — Pf sin 26). De overige medeleden 
noemen zich onder elkander Hibeng-tf®, d. i. Broeders, en voeren als partij 
den naam van Hoéng-kiá, overstroomers. De artikelen des verbonds, welke 
wij aan het einde dezer verhandeling zullen mededeelen (Zie Bijlage 2 en 3), 
waren MILNE nog onbekend. 

Ook de Heer R. vormt, blz. 9, het comité uit drie personen, maar be- 
perkt ten onregte den titel KO tot den president en noemt zijne ambtge- 
. nooten beide Hióeng-ti, meenende dat dit woord “jongste broeder’ betee- 
kent, terwijl hij, blz. 13 en 14, eenen “oudsten broeder’ daarvan maakt. 

De opneming in het geheim verbond geschiedt volgens MILNE bij nacht. 
Het aanstaande nieuwe lid betaalt eerst eene geldelijke bijdrage, offert aan 


1 1. IDELER, über die Zeitrechnung der Chinesen. Berlin, 1839, bldz. 27. 
2 “Morrison's Chin. Engl. Dict., N°. 6434. 
3 Hioeng, oudste broeder, fi, jongste broeder.Hioeng-ti, broeder of broeders in ’t 
algemeen. 
18 


= 
262 HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZEN. 


door vijf verschillende provinciën verspreid, trotseerden de regering, dast 

zij zich sterk genoeg achtten, om aan hare magt het hoofd te bieden. Ook } 
deze keer wilden zij den troon der Tataren omverwerpen. Maar dewijl 
onder de raddranijers, noch eensgezindheid, noch vaderlandsliefde heerschte, 
en zelfs deze slechts op roof bedacht waren, overstroomden de opstandelis 
gen het land, overal geld en levensmiddelen afpersende en niets dan ve 
woesting achter zich latende. Kindelijk besloten. eenige grooten van bt 
hof zich van, deze geheime genootschappen te bedienen, om den algeme 
gehaten Keizer kra KING van kant te maken. De cedgenooten overrom 
pelden werkelijk in 1818 (het 18% jaar van KrA KrNo) het paleis te Pe 
king; maar hun aanslag op het leven des Keizers mislukte, Daar het em 
oude gewoonte is, dat het Rijk van dergelijke voorvallen door eene 
proclamatie des Keizers kennis krijgt, werd ook ditmaal cen ke 
nifest uitgevaardigd, dat cenig licht over de geschiedenis dezer 
gen verspreidt. Jammer dat de twee vertalingen, welke Gurzuarr v 
manifest gegeven heeft, de cone in zijne Geschiedenis van het Chinesche Ri 
blz. 261, de andere in zijn Leben dee Tao Kuang, bl. 18, onderling ni 
genoeg overcenstemmen, om aanspraak op naauwkeurigheid te kunn 
ken. Zoo als echter het manifest, vergeleken. met eene andere ogrkon 
De uiterste wilsbeschikking van Kaa KING +, schijnt te zeggen,” heeft in} 
begin der regering van KIA KING de secte der “Witte Waterlelie” 


















Eerst na een’ oorlog van acht jaren, (dus in 1803), kwam er cen cin 
aan deze beroeringen; het “hemelsche stelsel,” (T'ién A, de. 

wettige regering) zegevierde, en er werd bevel gegeven om de 

uit te roefjens» Mant eventig sdecnerangitelingerArdogen dost alten 
nenste van het paleis, doodden de wachters en de dienaars, en eon klom 
reeds tegen den muur op, om in het keizerlijke vertrek door te dringen, 
toen ’s Keizers tweede zoon, de latere Keizer TAo KORANG een paar roovers 
doodschoot, en de Prinsen en Ministers te hulp snelden. Men heeft eenen 
nacht en twee dagen noodig gehad om de roovers te overweldigen.” 


1 The last Will and Testament of the late Emperor wia Kino. Z. Tudo-Chiterd Glee 
ner, Vol. TIE, th. a6. ad 


«i sae 


HET HEMEL-AARDR-VERBOND DER CHINEZEN. 


271 





De door maine er bij geplaatste Arabische cijfers duiden de volgorde der 
woorden aan, zoo als hij haar bij zijne vertaling heeft aangenomen. 

De Heer R. geeft bl. 11 hetzelfde diploma of zegel, duidt de volg- 
orde der woorden juist zoo en met dezelfde cijfers aan, verzekert even- 
wel (bl. 7) zijne lezers het volgende: 

“Wohl erwähnen die Dr. Dr. MILNE, MOBRIBON und GÜTZLAFF in ihren 
“Schriften dieser Verbindung als einer staatsgefährlichen Bande, aber zuerst 
“hielt man sie ihrer Zeichen und geheimen Versammlungen wegen für Frei- 
“maurer, später für Opiumschmuggler; auch kannten sie das geheimniss- 

18* 


264 HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZEN, 


Door gemelde mededeelingen van Britsche schrijvers, meer bijzonder door 
die van L'. Newsoup, was de vraag naar karakter en doel van het ge 
heime verbond wetenschappelijk beantwoord,»en de zaak voorloopig alge 
daan. Maar nu verschijnt onlangs eene Duitsche brochure van den Her 
E.H. ROTTGER, waarin het door sne behandelde onderwerp op niee 
wordt behandeld, en in een geheel ander daglicht geplaatst, terwijl aande 
aangehaalde Chinesche teksten cene zonderlinge beteekenis wordt toegekend. 

Wie van de twee Schrijvers, zoo moet het publiek vragen, heeft nu gelijk! 

Het onderwerp in kwestie is voor staatkunde en maatschappij gewiste 
genoeg, om deze vraag nict onbeantwoord. te laten, Ik zal dus beide ziens 
wijzen nagaan en toonen op welke gronden die van den Duitschen Schrijver 
steunt. Zijne brochure heeft tot titel: 


“KH Pt zie, ti, ron — Geschichte der Brides 
schaft des Himmels und der Prden der communistischen Propaganda 
China's von #. 1. Rörrarr, früher Missionsprediger im Indische 
Archipel. Der Ertrag ist fiir den Missions-Verein fir China be 
stimmt. Berlin 1852.” 


Miyz en RÖTTGER stonden een geruimen tijd in naanwe betrekking met 
de Chinezen, de eerste, als Principal of the dnglo-Chinese College, va Mae 
lacca, de Heer R. als zendeling op Riouw, waar hij van 1832 tot 1842 
onder de Chinesche kolonisten “werkznam” was, en ua eene afwezigheid yan 
twee jaren, in 1845, nog eens optrad, doch in hetzelfde jaar naar Europa 
terug keerde. Gedurende dit laatste verblijf op Riouw heeft nérreen, soo 
als de Schrijver der inleiding tot zijne brochure zegt, uit de meest geloof: 
waardige bronnen de berigten verzameld, waaruit zijne schrift över het He 
mel-Aarde-Verbond is zamengesteld. De Heer R. zelf geeft, blz. 19, als de 
hoofdbron van zijne mededeelingen zijnen Chineschen leermeester te Riou 
op. “Deze Chinees, die zelf tot het genootschap behoorde, wilde zich 


1 Door abuis slat op den tel zoo ai ook doorgaans in het werk GS (teng) ie 
plaats van ¢ oik of hoek 


HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZEN. 273 


Dit is de zin, dien ook een oningewijde uit deze zamengestelde woorden 
kan opmaken. Mogelijk, zegt MILNE, hecht het verbond aan die woorden . 
cene andere geheimzinnige beteekenis; mogelijk, voeg ik er bij, is het 
geheel niets anders, dan eene zinspeling op: “Overstrooming (revolutie) in 
het centrum, en zamenwerking van krachtige knapen van alle zijden.” 

Verhevener zijn de denkbeelden, welke RérrcER, volgens de opgave van 
zijnen leermeester, aan deze woorden hecht. Het eerste, b. v. (vloed op 
aarde) moet beteekenen: “Der grosse Strom — Hong — der aus der Höhe 
“Mittelpunkt entspringt, überströmt seine hohen Ufer, ersäuft und reisst 
“Alles was im Wege steht mit sich fort” Het laatste (ik zie de overige 
voorbij) moet zoo veel zeggen, als: “Erbleicht nicht Mars durch seinen 
‘Feuerglanz alle Sterne? darf es Jemand wagen sich seinem Feuer zu na- 
“hen? dem muthigen Helden zum Vorbild!” | 

Bij MILNE volgt de verklaring der karakters 11—24. Zij vormen twec 


zevenvoctige verzen met rijm : 


Fing-hibeng hoet-ho toefn-yoeén schi 
Hibeng-tl fén-Kat yi-sehede schi, d. i.: 
Wanneer de moedige hanen (mannen) te. zamen cen’ vollen kring vor- 
men, zeggen de broeders, elk op zijne beurt, één vers op. Of, zoo als 
t MILNE het niet onaardig wedergeeft : 
“The hero band in full assembly meet, 
‘Hack man a verse to make the ode complete.” 


De leden bedienen zich namelijk, wannter ze in gezelschap, zonder arg- 
waan te verwekken, zich door elkander willen doen kennen, van zekere 
gedichten, in dier voege, dat de een een vers geheel of half aanhaalt, 
waarop de andere het overige laat volgen. Bij een toereikend getal leden 
kan op deze wijze een geheel gedicht in de conversatie worden ingevloch- 

ten, zonder dat een oningewijde er iets van begrijpt. 

De vertaling, welke RéTTGER van dit distichon geeft, luidt: 

x MH B 4 
‘“(der) Held (und die) Schaar zählt (ihre) Macht 


Fg 


(in) runder — Gesellschaft vereinigt 





266 HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER OHINEZEN. 


De leden van het verbond noemen zich At vd Hong kid 4, een zaan, 
welken M. geheel woordelijk. door “Vloed-familie” teruggeeft. Daar echter 
het Chinesche kia, wel is waar, in de eerste plaats, “huis of familie” 
betcekent, maar gewoonlijk gebezigd wordt om namen van standen en g# 
den te vormen, zoo laat zich de uitdrukking Hoeng kia door “Lieden der 
vloed,” “overstroomers” vertalen. De naam beantwoordt aan hun se 
ven, om de tegenwoordige dynastie van het grondgebied des rijks weg 
te spoelen en eene vroegere terug te voeren. Op dezelfde wijze had die 
Chinesche demagoog, die de insgelijks vreemde Mongolen- 52 
1386 uit China verdreef en de Ming-dynastie grondde, den naam va 
“Ridder der overstrooming” vit nw Hoéug wod) aangenomm. 
De naam Hoëng kid heeft dus een’ veel beteekenenden en zelfs historische 
klank. 

MILNE onderscheidt van dit verbond het “Hemels-Koningin-ve . 
bond, RK Ia FF Tiën hede hoef," dat zich ook “Verbond van 


onze lieve vrouw, Jt Ki # Niang-ma hoef,’ noemt, en cade 


de bescherming van deze heilige, die alleen als patronesse der zeelieden 
vereerd wordt %, zich eigenlijk om handelsbelangen vereenigt. Dat daaros- 
der ook gaauwdieven zijn, welke in Britsch Indië tot inbraak en roef 
zamenspannen, bewijst alleen dat geene orde, geen gezelschap, voor alle 
stappen van hunne medeleden kan instaan. 

Ook rörrGER noemt ons de namen der drie geheime genootschappen, 


1 Volgens den tongval van Canton Hoeng ka, of Foeng ka. 

2 Deze patronesse der zeelieden geniet in China eene soortgelijke onderscheiding, als 
de hl. Nepomoek in hoedanigheid van patroon der binnenvaarders, langs de rivieren van 
een gedeelte van Europa. De Chinesche heilige was eene visschersdochter uit Fb-&iës, 
die zich in het jaar 987, ter bescherming der schepen in de zee stortte, en, zoo als men 
verzekert, vervolgens ten hemel opvoer, waarop cene stem uit de wolken gehoord werd: 
“Ik was cene incarnatie van Koedn-fn (de personificatie van den comtemplativen gest 
der Boeddhistische kerk), en ik zal van nu aan ieder die op zee vaart beschermen.” M.z 
Das Buddhapantheon von Nippon, bldz. 145. Fig. 592. Zij is dezelfde persoon, waar- 
van hier en daar onder den naam van Afa-tsoe-po gewag wordt gemaakt en die men is 
1832 nog eens is efigie heeft laten verdrinken. M. z. GÜTZLAFF's Reisen langs de hen 
ten ran China, bldz. 298. 


HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZEN. 275 


(Der) erkabne Bergstrom theilt sich in Kanüle 
Zekntausend-jäkhrig ist (er) heute.” 


In MILNE's Account volgt de verklaring van de incriptie, staande in den 
tweeden achthoek. Het zijn de woorden N°. 44—50. 


7 eb TD tschoe H 
ROI, Foei sachin ais, 


MILNE vond de eerste helft van deze inscriptie gedrukt, en wel met roode 
verf, de andere daarentegen geschreven met geele inkt, en giste derhalve, 
dat de eerste den vasten titel van het opperhoofd, de laatste zijnen tijde- 
lijken naam aanduidde. Men kan, zoo het mij voorkomt, deze inscriptie 
ook anders opvatten. Reeds de omstandigheid, dat hier de kleuren rood 
en geel mede in het spel komen, geeft aanleiding tot het vermoeden, dat 
ze betrekking heeft tét de beide dynastiën Ming en Tsing 1, het vroegere 

_ Chinesche en het tegenwoordige Mandsohoe-huis. De Ming-dynastie had rood, 
de Tsing-dynastie heeft geel tot keizerlijke kleur. Dit vermoeden wordt 
bevestigd door den inhoud der inscriptie : 


Perzik-rood heil! 
Tséng is nabij den val des troons! 


Hoe de heer R. | op de vertaling kwam: 


(Mit) Braun und Roth — vermenge nicht — 
“das schöne Weisse.” “Tritt — das Widersrebende — unter die Files” 


kan ik mij niet verklaren. 
De zes karakters in den vierhoek drukken, naar mate van de volgorde, 
waarin men ze leest, eene verschillende gedachte uit. De natuurlijke orde 
» 


zoude zijn . 
Ri KK aX Techósng foe xgo, 
De HMR Pf verte von.” 


1 Ming beteekent licht, Tefng, zuiver. 


268 HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINESE, 





















Alle tot dusver in het werk gestelde pogingen om dc stand in mees 
het doel te bereiken, gingen te loor, deels door de bande osheid vaa het: 
gepeupel, dát de roode vaan des verbonds volgde, deels door de selfsadt, 
besluiteloosheid en oneenigheid der aanvoerders. Daarentegen vorzaden sub 
uit de leden geheime roover- en dievenbenden, welke, magtig door het be- 
ginsel van onderlinge hulp, vooral in de Britache Koloniën nief weinig.gt 
vaarlijk werden. Want de geheime genootschappen verdedigen hunne lala 
tegen den arm der policie; zij verhelen begane misdaden, en helpen. ai 
dekte misdadigers op de vlugt. Zie daar het doel des verbonds, zoe @® | 
MILNE het opgeeft. 

De Heer R. houdt daarentegen een zuiver Communisme en Sociale 
voor de voornaamste drijfveer van dit geheim genootschap, an ziet ¢ | 





hoofd de oorspronkelijke strekking eener herstelling van de vroagee! 
monarchie, waardoor het Communisme als hoofddoel wordt uitgresloten… 3? 
haalt in zijn 2% en 8% $ redeneringen aan, wier inhoud en vorm met, 5 
Chinesche denkwijze strijdt. “Das höchste Wesen,’ zoo moeten b. v., 
R., de eedgenooten redeneren, “ill nicht, dass die Millionen von Hi 
“adhnen zu Sklaven von einzelnen Tausenden verdammt werden.” Sedext waits 
neer, moet ik den Schrijver vragen, noemen de millioenen Chinesem: pith “, 
zonen des hemels? slechts één in het geheele rijk — de Keiser ~ ef 
als zoodanig den naam van Hemelszoon (T'iés-tszê); een titel, de nin. 
ders tc kennen geeft dan wat men in het Westen onder “Wij bij de 
Gods” verstaat. Dat men in nieuweren tijd uit den naam T'sés tackle, » 4 
slechts het hemelsche (Keizerlijke) hof aanduidt, een hemelsch rijk gemak : 4 
heeft, mocten wij als eene soort van licentia poetica over het hoofd zien. Mae Ì 
die vrijheid gaat te ver, wanneer de verbeelding des Schrijvers het heanelechs 
rijk nu ook met “millioenen hemelszonen” en zelfs Gemelsbree 
ders” bevolkt. ‘ | 
Even zoo rust, hetgeen de Schrijver, bldz. 9, van de algemeen gewenschte 
bevrijding “aus den Fesseln des zehutausendjährigen Reiches und aus dum 
‘“Klammern der Koangs 1,” schrijft, op eene verkeerde uitlegging van cons 








Chinesche spreekwijze. Wanneer de Chinees van een “tienduizen djerig 
“middcnrijk” (Wán-niën tschéeng koeë) spreckt, zoo vat hij dit getal niek, 
7 De Schrijver bedoelt Koean, Mandarijn. 


HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZEN. 277 


A A Hi it 
<< deltester Bruder — Gottesbefehl — die zehntausend — Bruder — 
AO 
ist — gross — Reich’ er bijvoegende: “haben die Deutung: Es ist der 
Wille des aeltesten Bruders, dass den Zehntausenden auf Gottes Befehl das 
grosse Reich werde” En daarmede zet deze Schrijver zijne vertalingen uit 
het Chineesch de kroon op. 

Mogt nu nog de vraag zijn, of ROTTGER’s “Geschichte der Briiderschaft 
des Himmels und der Erden’ aanspraak kan maken op eenig gezag tegen- 
over de mededeelingen door anderen vóór hem gedaan, dan moet ik die 
vraag ontkennend beantwoorden. Zijne “Geschichte” heeft niet alleen geene 
wetenschappelijke waarde; zij is eene bespotting der wetenschap; en ter- 
_ wijl de titel verkondigt, dat hare opbrengst in de kas van “den Missions- 
verein für China” zal vloeijen, verkondigt haar inhoud, de onwetendheid van 
iemand, die vroeger met het vertrouwen van het Zendelingsgenootschap ver- 
eerd werd. 

Bij dit oordeel over de waarde" van genoemd werk zoude het onregtvaar- 
dig zijn, indien ik met stilzwijgen de typographische uitvoering voorbijging. 
Deze is voortreffelijk en de gebezigde Chinesche typen, door A. BEYERHAUS 
vervaardigd, verdienen als een toonbeeld van juistheid en sierlijkheid te 


worden aangemerkt en strekken den kunstenaar tot eer. 


270 HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZEN. 


een afgodsbeeld en legt voor hetzelve den eed des verbonds af, terwijl hij 
de zes en dertig artikelen, die de president hem voorleest, één voor & 
bezweert en eindelijk een haan den kop afsnijdt, eene'in China gebruike 
lijke zinnebeeldige handeling bij het afleggen van den eed, waarbij mea & 
kennen geeft, dat het den meineedige moge gaan als den haan *. Gede 
rende den eed knielt hij onder een dak van blanke zwaarden, welke & 
medeleden boven zijn hoofd houden. De inwijdingsplegtigheid wordt, zet 
men, “passeren der brug” GE ie Koeó-kido) genoemd. 

Wat RÖTTGER van den eed zegt, komt hiermede overeen. Maar wat hij 
als de gewigtigste punten van den eed opgeeft: “Jch kenne weder Vee 
noch Mutter, weder Bruder noch Schwester, weder Wel noch Kind, ola ot 
lein die Brüderschaft, u. 8. te” vindt men onder de 36 artikelen, niet al- 
leen niet terug, maar strijdt zelfs tegen Art. 22: «<Wanneer een breed 
niet zorgt voor zijne moeder, zoo geef hem 86 stokelagen.”” 

Van den eed gaat MILNE over tot de 

Geheime herkenningsteekens. 

De leden, zegt hij, gebruiken sprekende en schrijvende bij voorkeur de 
getallen 3, 30, 300, enz. Zij verbloemen hunnen naam Holng-kid door bet 
schriftteeken vik. (Hoeng) te ontleden in de elementen y IA tr- —, 
vatten deze als cijfers op en bezigen het daaruit ontstaande getal $21 (Aifs-ps* 
. érl-schi yi) als plaatsvervanger van Hong. Ook zekere bewegingen der vit 
gers, waarbij het getal drie eene rol speelt, behooren tot de herkenningsteckem 

De opgaven van RÖTTGER komen hiermede tamelijk wel overeen. Volgens 
hem dragen de Hoeng kia’s in de mouwen van hun buis een rieten stefje, 
negen duim lang, met rood zijden lint omwonden. 

Wij komen nu aan het belangrijkste gedeelte — aan het Verbonds Di 
ploma of zegel, waarvan MILNE een afdruk had op blaauwe zijde. Plast H 
der Transactions geeft daarvan de volgende kopij. 


' Tot de zinnebeeldige handelingen behoort ook die, dat het nieuwe lid eem papieren 
afbeeldsel van den regerendon Keizer in stukken snijdt. Indo-Chinese Gleaner, II. 88. 
2 Pe (honderd) wordt wegens overeenkomst der uitspraak in plaats van pe (8) gesteld. 


HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZEN. 479 


Keizerlijke regering (J. C. 184) 5. De Chinesche stedehouder der provincie 
doet eene oproeping, om tegen de oproerlingen onder de wapenen te komen. 
Onder het lezen dezer proclamatie maakt zrror-Pí kennis met TSCHANG- 
rzi. Zij gaan naar de dorpsherberg, en terwijl zij over staatkundige be- 
langen spreken, voegt zich bij hen de vlugteling KOEAN rox. De drie mak- 
kers begeven zich naar het huis van TSCHANG-FRÌ, om middelen tot herstel 
der orde te beramen. Zij doen dit, zittende onder eenen in den tuin staan- 
den bloeijenden perzikenboom. Door gelijken geest bezield, verbroederen , 
zij zich hier, offeren eene zwarte koe en een wit paard, branden wierook - 
en zweren dezen eed: 
“Lizof Pi, KOBAN YOE en TSCHANG FEÎ, alhoewel uit verschillende ge- 
slachten gesproten, verbinden zich thans als broeders en vereenigen zich 
met hart en hand tot wederkeerige ondersteuning en hulp in nood en ge- 
vaar. Wij zullen den Keizer staande houden, het volk rust en vrede we- 
dergeven. Wij onderzoeken niet, of wij geboren zijn in hetzelfde jaar, in 
dezelfde maand, op gelijken dag, wij wenschen alleen in hetzelfde. jaar, in 
dezelfde maand ‚op gelijken dag te sterven. Zij de Hemel boven onsen 
de Aarde beneden getuige van onzen eed, en bevestigen zij de gevdelens 
onzer harten. Zoo ooit een van ons zich aan verraad of ondank schuldig 
maakt, dat Hemel en Aarde zich dan vereenigen tot zijne verdelging!”’ 
Lxroe Pi, die zelf een telg van het regerende huis Hés was, wordt nu 
door de twee anderen tot “eersten broeder’ van het verbond benoemd, KORAN 
YÒE wordt de tweede, TSCHANG Fxî de derde. Zij werven. vrijkorpsen, 
trekken te velde, en voeren in vereeniging met de rijkstroepen krijg tegen 
de Geelmutsen. Na menig schitterend wapenfeit behalen zij de zege en her- 
stellen de rust.” Zoo ver de inhouds-opgave van de vermelde episode. De 
Keizer, zoo beweren de “leden der vloed” overlaadde de drie helden, die 
zoo moedig voor hun vaderland gestreden hadden, met eerbewijzen en gaf 
hun ten blijke zijner erkentelijkheid een zwaard en een ijzeren zegel. Later 
echter, verontrust door den invloed en de magt dezer helden, liet hij een 
groot gedeelte van hunnen aanhang van kant maken en verstrooide het 


eee 


5 Vergel. ciirzLaFP'’s Geschiedenis van het Chinesche Rijk, vertaald door K. N. MEPPEN, . 
Eerste Deel, bi. 133. 


272 HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZEN. 


“volle Siegel zwar der Form, aber nicht der Bedeutung nach, weshalb sich 
‘Herr GÜTZLAFF im vorigen Jahre darüber wunderte, dass ich die richtige 
‘“Aufeinanderfolgé der Buchstaben — besser Charakter — kenne; welche 
“ich in China selbst schwerlich erfahren hätte, sondern von Emigranten in 
“Riouw kurz vor meiner Abreise nach Europa, wie man von den gehei- 
“men communistischen Plänen der Weltumkehrung in London und Amerika 
‘mehr als in Duitschland erfahren kann.” 

NB. MriNeE's Account, met het zegel (diploma) benevens de vertaling 
daarvan, verscheen in het jaar 1825! 

In zijne uitlegging van het diploma begint MILNE met de vijf woorden, 
die in de hoeken van den vijfhoek staan. Ze beteekenen de vijf elemsen- 
ten: Aarde, Hout, Water, Metaal, Vuur. Volgens deze worden ook de 
oude planeten gerangschikt, en de Astrologie wijst aan elk eene bepaalde 
streek der wereld tot gebied aan. De Aardster (Saturnus) regeert het Cen- 
trum , de Houtster (Jupiter) het Oosten, de Waterster (Mercurius) het Noor 
den, de Metaalster (Venus) het Westen, de Vuurster (Mars) het Zuiden 
Ook de streken der wereld worden naar de elementen genoemd. Aldus 
MILNE, wiens opgave ik eenigzins heb aangevuld. De Heer R., die (bl. 18) 
de vijfhoekige vorm van het diploma “theils die fünf Haupttugenden der 
Chinesen, als: Wohlthätigkeit, Gerechtigkeit, Weisheit, Glaubwürdigkeit, 
und Reichthum, theils ihre astrologische Wissenschaft” aanduiden last, 
noemt de planeten in dezelfde orde en schetst haren invloed op zijne wise, 
gelijk hij dan ook onder de vijf hoofddeugden der Chinezen, welke, 200 
als bekend is, zijn: welwillendheid, regtvaardigheid , welvoegelijkheid, wije 
heid en trouw, den rijkdom telt en de welvoegelijkheid afschaft. 

Op de namen der vijf elementen laat MILNE ecne verklaring der vijf k- 
rakters volgen, welke onmiddellijk onder de genoemde staan en met de- 
zelve zamengestelde woorden vormen. Zoo ook RéTTGER. De zamengestelde 


woorden zouden zijn : 


1. 6. T'oe-hoéng, vloed op aarde, of centrale overstrooming. 

2, 8. Mo hán, mannen als hct hout, of als de houtster (Jupiter). 
Schoèi-haò, strijders als hct water, of als de waterster (Mercurius). 
4. 10. Kin kia, pilaren als het metaal. 


wo 
~2 


t 
amt 
hed 


Hò-ying, helden als het vuur. 


HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZEN. 281 


. heid te werk gaan. Wie zulks niet doet, zal binnen honderd dagen aan 
eene neusbloeding sterven. 

3. Leden van het verbond mogen niet met elkander dobbelen. Wanneer 
blijkt, dat een broeder den anderen, die veel geld bezit, verleid heeft om 
te spelen tot hooger som dan gepast is, zal de verleider binnen honderd 

‚ dagen door het zwaard omkomen. 

4. Wanneer een der broeders in proces geraakt, of door de overheid wordt 
gevangen genomen, moeten de broeders hem helpen. Doen zij dit niet, 
dan zullen zij door den donder getroffen en gedood worden. 

5. Geen ‘broeder mag zich laten omkoopen, of een’ broeder gevangen 
nemen. Doet hij ‘dit, dan zal hij binnen honderd dagen omkomen door 
pijl en boog, of door het zwaard. | 

6. Geen broeder mag met de dochters van zijn broeder onbetamelijke 
verbindtenissen aanknoopen. Doet hij dit, zoo zal hij binnen honderd da- 
gen op zee omkomen. 

7. Ieder broeder, hij moge lang of kort tot het verbond behooren, moet 
de verordeningen daarvan opvolgen.. Doet hij dit niet, dan moet het op- 
perhoofd, die er kennis van heeft, hem gevangen nemen, een oor doen 
afsnijden en 10S slagen doen geven. 

8. Broeders van het verbond mogen niet gezamenlijk ligte kooijen be- 
zoeken. Doen zij dit, en geraken zij in twist, die op vechten uitloopt, dan - 
kan hun opperhoofd hen ter neder laten sabelen. 

9. Wanneer een broeder den anderen bezoekt, die hem rijst aanbiedt, 

, zoo mag hij er geen acht op slaan, of de rijst van toespijs is vergezeld. 
Verhaalt hij elders, dat hem rijst zonder toespijs is aangeboden, zoo dat 
hij zijnen broeder beschaamt, zoo zal hij binnen honderd dagen omkomen 
door het zwaard. 

„ 10. Geen broeder mag naijverig wezen op zijn opperhoofd, noch hem on- 
heil berokkenen. Doet hij dit, zoo zal hij, zich buiten zijne woning be- 
gevende, door slangen of tijgers gedood worden. 

11. Geen broeder mag het bargoensch der orde onderwijzen noch aan zijnen 
vader, noch aan zijnen zoon, zoo lang deze niet ingewijd zijn. Handelt hij 
tegen dit verbod dan zal hij binnen honderd dagen: het gezigt verliezen of 


door tijgers verslonden worden. 


274 HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZEN. 


HL HB ÁÄ EH 
«Der Aelteste Bruder theilt aus und kiindigt an 


— 8. 


jeden _inhaltareichen Befehl (Spruch)’’ —! 


De drie volgende woorden, 25, 26, 27 AE ot SF Kig-Hi ten, 
houdt MILNE, wegens de onzekerheid hunner gyntaktische verhouding tot ¢ 
kander, voor duister, meent echter, dat zij “een broederschap vormen 


beteekenen, en te regt. Zij laten zich vertalen door ‘verbonden broeden 
paart u” of “knoopt broederparen.” RörroER vervangt deze vertaling dou 
“Gleichwie Mann und Weib durch die Ehe verbunden sind, also verkuigh 
der jüngste Bruder die Hoih (het verbond) durch das Band dee ides.” 
De woorden N°. 28 tot 43, staande in den eersten achthoek : 

Hideng-ti teioeén tsch'in 

Ko yeve hao tobe 

Kaó-k's fou pas 

Wán-kòe yede tschocén. 


worden door MILNE teruggegeven door: 


“The Brethren all in battle join, 
Each ready with a chosen sign. 
An ancient brook with parting streams, 
Stall flowing down from long past times. 
De woordelijke vertaling is: 
Wanneer de Broeders zich in het gelid scharen, 
zoo heeft ieder zijne leus en zijn opperhoofd. 
Het bergwater uit de hoogte verdeelt zich in takken, 
Al het oude heeft zijne overlevering (of het plant sich voort). 
Volgens RÖTTGER: 


(Der) dalteste Bruder vereint zur Schlachtordnung 
Jeder sey bereit! (aufs) Zeichen (des) Oberkhauptes 


HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZEN. 288 


Daarna wordt bet ingeschonken kopje overdekt met eenen waaijer. Wordt 
ook deze met de vereischte formulieren opgeligt, dan gaat men tot het drin- 
ken der thee over.” . 

De opschriften voor deuren, vereenigingshuizen en bruggen behelzen het 
navolgende : 

“Al zijt gij ook geen onzer bloedverwanten, indien uw hart goed is, 
‘zullen wij u met eerbewijzen ontvangen” 

“Al deelt gij ook in onze gevoelens, indien uw hart slecht is, willen wij 
“ons niet met uw inlaten’ 

“Goud begeeren wij niet.” 

«Den regerenden vorst te dooden is eene onderneming voor brave mannen.” 

“Den kleinzoon van onzen vroegeren vorst weder op den troon te plaat- 
“sen zal eene heldendaad zijn.” | 


BIJLAGE N°. 2. 
HET FORMULIER VAN EED !. 


1. Gij moet de regels (van het verbond) in acht. nemen, zoo niet, dan 
moogt gij sterven door de beet eener slang ! . 

4. Gij moet niet op uwe krackten steunend een’ zwakken broeder mis- 
handelen; hij, die dat doet, dat hij sterve en dat miemand hem begrave ! 

3. Wanneer [uwe] eigene broeders twisten met broeders van het Héeng- 
verbond, help de Héeng-broeders; zoo niet, moogt gij vallen onder de 
10,000 zwaarden. 

4. Wanneer een broeder in uw huis komt en gij hebt een afkooksel 
van rijst, geef hem dat; hebt gij rijst, geef hem rijst. Onthaal hem (naar. 
uwe omstandigheden), zoo niet, moogt gij omkomen door eene groote et- 
terbuil. 

5. Indien gij in het huis eens broeders gaat, en do broeder heeft rijst, 
eet rijst, heeft hij [slechts] een afkooksel van rijst, stel u te vreden met 


1 Volgens de woordelijke vertaling van den Heer TOMLIN, Journal of the Royal As- 
siatie Society, Vol. VE, 137. 


Ld 


276 HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZER. 


en de beteekenis: ‘Braafheid beschutte mij; regtvaardigheid boven alles” 
of: “Als braafhcid mij (den pretendent, als hoofd van het verbond) beschat, 
gaat regtvaardigheid boven alles” — MILNE leest daarentegen: “Techey 
é foe; ngd tschoé théeng” en vertaalt zoo: “Let the faithful and rigtens 
unite so as to form a whole.” Wanneer de inscriptie werkelijk in die wig 
orde moet gelezen worden, dan beteekent ze: “Door de hulp der beara 
en regtvaardigen ga IK boven alles.” 

Volgens RÖTTGER bevatten deze woorden “schonklingend” de bevelen vn 
het werkelijk gevaarlijke verbond, en tegen de regels der grammatics om 
vertaalt hij: “Waarheid en opregtheid vorder ik van’ mijne navolgers.” : 

Wij komen tot het slot. — De beide karakters HE Hi jun-eching houdt 
MILNE, omdat ze met geele inkt geschreven (dus niet voor altijd bestend 
waren, voor den naam van het tijdelijk opperhoofd. Zijn. vermoeden bed 
veel schijn van waarhcid, hoewel ik de opmerking moet maken, dat het 
ook de tijdelijke leus des verbonds kan zijn, want de beide karakters beter 
kenen: “wassende opkomst.” De volgende karakters N°. 51, 58, 58, 
54 schijnen mij toe eene verbloemde aanduiding van den naam van he 
verbond te zijn, 52 en 54 (GK Hi Tién té) beteekenen hemel a 
aarde; 51 en 53 Ct TU zijn Chinesche vormen van de Oud-Indischs 
symbolen LE rH. welke in de eerste plaats het Al aanduiden en in dem 


zin door de Chinezen voor Ei win gebezigd worden, dat “Al” en is 
bepaalden zin “10,000” beteekent. Beide teckens schijnen derhalve hier 
het woord oef, verbond, geheel, te moeten vervangen. Hiermede stasi 
in verband de inscriptie onder den vijfhoek, wier beteekenis wegens uit 
latingen niet met volkomene zekerheid kan worden opgegeven. Miuxs gaat 
ze stilzwijgend voorbij. Leest men de woorden in de volgorde = Ay 


rea] Ed Bs tone DE, Bh Ted geod tochbeng koet wobn 


hideng ti. . . . zoo verkrijgt men, de vijf voorgaande woorden medege- 
rekend, de beteekenis: Hemel-Aarde-Verbond, sedert het bestaan van het 
middenrijk de tienduizend ..... sto Broeder .. ... ; eene opvatting 


dic met het karakter cens diplomas overeenstemt. De heer B., die 
(bid. 11) de laatste inscriptie, even als MILNE, zonder doorloopende cijfers 
laat, geeft daaraan (bl. 15) de volgende onzinnige constructie en vertaald: 


HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZEN. 285 


noeg is ter bestrijding der begrafeniskosten, al wie er niets toe bijdraagt, 
moge kinderloos sterven ! 
21. Indien een broeder in tegenspoed komt ten huize van een anderen, 
_ moeten zij te zamen eten en drinken. Degene die niet hulpvaardig is 
moge hij op reis sterven ! 

23. Indien een broeder geene zorg draagt voor zijne moeder, geef hem 
36 slagen met den bamboes! N 

23. Wie overspel bedrijft met eens brocders vrouw, laat hem met een 
zwaard doorstoken worden ! | 

24. Broeders moeten eendragtelijk zijn en niet met elkander strijden. 
Doen zij het, zoo geef hun 36 slagen! | 

25. Indien een lid zich laag gedraagt en niet geeft om eens broeders 
woord, laat hem 108 slagen met het roode hout krijgen! 
| 26. Indien een broeder geld wil borgen om het naar China [aan zijne 
ouders of betrekkingen) te zenden, en gij leent hem niets; moogt gij ster- 
ven den dood van een wees! (d. i. van allen verlaten. | 

27. Indien een broeder, op reis zijnde, zich niet behoorlijk gedraagt en 
ongehoorzaam is (jegens zijne meerderen), geef hem 32 slagen, met het 
roode hout. 

28. Indien een broeder ongehoorzaam is, na vooraf te regt gewezen en 
gewaarschuwd te zijn, geef hém 96 slagen. | 

29. Een lid dat, hoewel “tijd hebbende, niet komt op de bruiloft van 
_een broeder, zal 12 slagen ontvangen. 
30. Indien een broeder eenen brief zendt door een’ anderen, en deze 
hem niet overgeeft aan de familie van den afzender, moge hij in het water 
| vallen en de visschen hem opeten | 

31. Een broeder moet den anderen (in tijd van nood) voeden. Hebt 
gij voedsel, gij moet het deelen met hem; zoo niet, moge een tijger u | 


“_ verslinden ! 


39. Indien gij uw nachtverblijf neemt in de herberg aan eenen broeder 
toebehoorende, en gij betaalt hem geene twee kasjes, moge, wanneer gij 
sterft, niemand uw lijk opnemen ! | | 

33. Indien gij eene jonk hebt, en een broeder naar een ander land wil 


gaan, moet gij hem eene overvaart toestaan. 
19 


BIJLAGEN. 





BIJLAGE N°. 1. 


In de vroegere berigten aangaande het Hemel-Aarde-Verbond vindt mes- 


omtrent de stichters van dit genootschap nicts vermeld. L*. newnoup be 
handelt in zijn onderzoek voor het eerst deze vraag, en beweert, dat d 
“Overstroomers” den oorsprong van hun verbond tegen het eind der dens 
(m. leze tweede) eeuw van onze tijdrekening plaatsen, tijdens het Chinesehe 
Rijk door binnenlandsche beroeringen diep geteisterd werd, en de drie va 
maardste helden der oudheid, een LIEOE Pi‘, KOEAN YOE® en TscHûna rat?, 
cen verbond als wapenbroeders sloten en tot het in stand houden van hi 
ondermijnde gezag der dynastie Han het zwaard trokken. 

De broeders van het Hemel-Aarde-Verbond hechten thans bijzonder ge 
wigt aan de gebeurtenissen van dien tijd en bepaaldelijk aan eene episods 
uit den geschiedkundigen roman Sén koeë tsché (geschriften van de Drie Ste 
ten), waarin de avontuurlijke ontmoeting, de daarop volgende verbroede 
ring en de krijgsverrigtingen dezer helden met levendige kleuren geschi 
derd zijn. Met deze episode maakt ons L'. NewBoLD bekend, door de 
mededeeling cener vertaling, welke de Eerw. J. TOMLIN, te Malacca, op 
zijn verzoek gemaakt heeft. Daar deze vertaling cchter al te letterlijk naar 
het oorspronkelijk gevolgd en zelfs voor den ingewijde niet dan met de 
meeste inspanning te begrijpen is, zoo zal het niet ongepast zijn, de hoofd- 
trckken daarvan hier korfelijk aan te stippen. 

In westelijk China zijn de zoogenoemde Geelmutsen * in opstand tegen de 


Bk CREA BRR 
TE rs Ey Hodng kin tse 


HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZEN. 287 


10. “Allen moeten aalmoezen geven.” / 

1]. ‘“Bewaak den toegang tot de deur en ioder houde cen waakzaam 
oog” (er op). 

Toelichting. Houd het huis eens afwezigen broeders in het oog. 

12. “Als er iets gestolen is, verberg het niet.” 

Toelichting. — Wat eenen broeder ontstolen is, teruggeven. 

13. “Wat u toevertrouwd is, draag daar zorg voor en voed het.” 

14. “Indien er een gestorven is, wees behulpzaam bij de begrafenis.’ 

15. “Vrouwen en kinderen van hoofden moeten met achting bejegend 
worden.” 

16. “Eene deur binnentredende let op naar welke zijde ze gerigt is.” 

‘Een dief waarschuwen hoe hij kan ontsnappen,” zegt iemand die eenige 
kennis heeft van het verbond. | 

17. “Laat u niets voorstaan op uwe kracht, en veracht den zwakke niet.” 

Toelichting. — Een rijke broeder moet den arme niet verachten. 

18. “Zonder op groot of klein te letten moet gij de regtvaardigheid 
handhaven en doen wat regt is.’ 

Toelichting. — Dit heeft betrekking op het hoofd der loge. 

19. “Geef den arme, maak uwe (geld-) kist tot eene hulpbron voor 
hem.” 

Toelichting. — Leen een tiende van al wat gij bezit aan een armen broeder. 
[Wij laten dit voor hetgeen het is. J. H.] 

20. “Geef het kleine boek niet in handen van anderen.” 

Toelichting. — Niemand het zegel (diploma) of het reglement laten zien. 

21. “Wanneer broeders in nood zijn, maak het niet bekend.” 

Toelichting. — Wanneer men voornemens is om uw broeder te vatten, of 
hem eenig kwaad dreigt, waarschuw hem bij tijds, en ontdek zijne sehuil- 
plaats niet. | 

22. “Gij moet de roode bloem niet ontvangen en dragen.” 

Toelichting. — Laat u niet omkoopen om een broeder te vatten. 

23. “Indien een broeder van verre komt, onthaal hem gastvrij op wijn 
en ossenvieesch.” | 

24. “Indien vrouw en kinderen (eens broeders) u toevertrouwd worden, 
ontvang hen met behoorlijke achting en onthaal ze gastvrij.” 

19 * 


280 HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZEN. 


overige na een dapperen wederstand der broeders. Van het overschot, dat 
het bloedbad ontsnapte, leidt, volgens de opgave van L*. newsorp, het 
tegenwoordige Hemel-Aarde-Verbond zijnen oorsprong af. | 

Daargelaten nu of het Hemel-Aarde-Verbond werkelijk tot de tweed 
eeuw opklimt, dan wel tot die oudheid wordt gebragt, om er meerder ge 
schiedkundig gewigt aan bij te zetten ; zoo kan men toch voor waarschijnijk 
aannemen, dat het verbond der drie krijgsmakkers, zoo als het in dea ge 
noemden geschiedkundigen roman wordt verheerlijkt, bij de oprigting wa 
- het Hemcl-Aarde-Verbond tot voorbeeld gediend heeft en thans nog, wi 
het doel en de inrigting betreft, wordt nageleefd. Zoo heeft b. v. de ver 
broedering der drie patrioten in den perzikentuin voor de geheime geacd 
schappen der Chinezen eene even zoo verhevene beteekeriis, als de bekeads 
zamenkomst der drie Zwitsersche eedgenooten op den Rutli voor de geschie 
denis van Zwitserland; en met het oog op vermeld feit noemt zich kt 
Verbond der Overstroomers ook “het Perzikentuin-verbond.”* 

Er bestaat echter nog cene andere opgave, volgens welke de stichtisg 
van het H.-A.-V. eerst in het jaar 1732 plaats greep. In een Chinsssù 
geschrift namelijk, dat in 1846 bij een regtsgeding op Riouw ouder & 
papieren van eenen Hoeng kia gevonden werd, moet, volgens de vertaling, 
die toen te Batavia daarvan gemaakt en mij thans door den Heer 4. bh 
WEDDIK welwillend ter inzage gegeven is, zekere BANIN LIONG (waarschijs- 
lijk dezelfde, als de, blz. 261, vermelde Bonze WANG LOENG) als het eere 
opperhoofd van het Z"té-ti-verbond beschouwd worden. 

De aanteekeningen van den heer WEDDIK, destijds Commissaris op Rioes, 
bevatten belangrijke bijzonderheden, waarop wij welligt zullen teragkomen, 
wanncer wij er in mogten slagen, om een afschrift van het oorspronkelijk 
Chinesche geschrift te bekomen. Voorloopig willen wij evenwel eenige der 
belangrijkste punten van dit handschrift opgeven. 

Op het graf van den genoemden stichter staat, zoo als vermeld wordt, 
een driehoekige steen, waarop de navolgende artikelen voorkomen. 

1. “De leden van het T'ién-té-hoef vormen onderling één gezin. Zij moeten 
de sectegenooten en hunne familiën beschouwen als tot dit gezin te behooren. 
ij die zulks niet naleeft, zal binnen honderd dagen op zee moeten omkomen. 

2. Mij die tot lid van het verbond is aangenomen, moet met alle opregt- 


HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZEN. 289 


Deze zijn de zes en dertig artikels van het reglement. Het nieuwe lid 
verklaart: “Indien ik een van deze artikelen schend, mogen mijne dagen 
verkort worden.” - 


J. HOFFMANN. 


SLOTWOORD. 


Wanneer de lezer terugziet op het onderzoek naar den aard en het doel 
van de geheime genootschappen onder het Chinesche volk en bepaaldelijk 
van het Hemel-Aarde-Verbond, dan zal hij erkennen dat deze, waar zij 
ook bestaan, gevaarlijk zijn voor de handhaving der algemeene zekerheid 
en orde. Wordt het verbond in China zelf gedreven door den geest van 
aankanting tegen het gezag van eene ‘vreemde’ dynastie, dezelfde geest zal 
elders, waar hij geenen Mandschoe te bestrijden vindt, ligtelijk de wapens 
tegen ieder ander gevestigd gezag doen opnemen, zoo slechts de kans van 
wel te slagen schoon is. Het gevoel van veilig en Sterk te zijn door de 
deelname aan eene verbroedering, die over den Indischen Archipel ver- 
spreid is, heeft te veel aanlokkelijks, om niet hoe langer hoe meer ingang 
‘te vinden bij de daar gevestigde Chinesche bevolking. Het Gouvernement 
van Nederlandsch Indië heeft dan ook wijsselijk besloten, om aan deze . 
woelingen paal en perk te stellen; bij publicatie van den Gouverneur-Ge- 
neraal van den 8*" November 1851, is te kennen gegeven: 

“Dat Hij, in ervaring gekomen zijnde van het bestaan van geheime ge- 
‘“nootschappen of broederschappen onder de in Nederlandsch Indië geves- 
“tigde chinesche bevolking, bij dezen allen, wien zulks mogt aangaan, be- 
‘kend maakt, dat zoodanige genootschappen of broederschappen, wier doel 
“weldadig of onschadelijk is, van regeringswege kunnen worden geduld; 
“doch dat al dezulken, welker strekking maar eenigermate zou kunnen 
leiden tot aanranding of ondermijning van het “wettig gezag, hetzij door 
aanwending van middelen, strijdig met de voorwaarden, waarop de Chi- 
‘nezen in deze gewesten zijn toegelaten, hetzij door in de waagschaal te 


“stellen de rust der onder ’s gouvernements bescherming staande bevolking, 






282 HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZ 


12. Ook mag hij geen’ vreemden het bargoensch leeren, noch hen in de 
loges of vereenigingshuizen brengen, of hij zal op last van het opperbood 
worden nedergesabeld. 

13. Wil een broeder eene verkooping houden, 200 zal hij zijn opperhoofd 
en zijne medebroeders daarvan kennis geven. Verzuimt hij dit, zoo zal hen 
een stuk van het oor afgesneden en hem 108 slagen gegeven worden. 

13. Die zelfde straf zal hem opgelegd worden, die opperhoofd w wil wr 
den, alvorens tien jaren broeder te zijn geweest. 

14. Wil men iemand tot broeder voorstellen, moet men eerst onderzocht 
hebben, of de canditaat cen braaf, dan wel een slecht mensch is. Bik 
het laatste, nadat hij is toegelaten, zoo zal hij die daarvoor geld: ontvas 
gen heeft, gestraft worden met 108 slagen. . 

16. Indien iemand zich als broeder laat aannemen, die reeds vroeger ema 
broeder heeft doen gevangen nemen, zoo zal hij zonder vorm van pros 


gedood worden.” 

Dezelfde oorkonde bevat bovendien nog het volgende. “Ren broeder bij 
eenen hem onbekende binnen tredend, zal met den linker voet vooruitgass, 
op dat de huisheer, zoo die broeder is, kunne weten, dat de bess 
tot het verbond behoort. 

Wanneer de bezoeker zijne schoenen buiten laat staan, is dit een teekes, 
dat hij reeds gegeten heeft en niet verlangt te blijven. 

Zoo hij zijne schoenen binnen plaatst, is dit een toeken, dat hij wane 
te overnachten. 

Plaatst hij Één’ zijner schoenen buiten en éénen binnen het vertrek, dm: 
dient dit ten teeken, dat hij vrienden medcbrengt, welke nog buiten sijn. 

Wanneer hij binnentredende zijn pajong nederlegt, is dit een teeken, dst 
hij in proces of ongelegenheid is en hulp noodig heeft. Hetzelfde word 
ook te kennen gegeven, door den pajong zoo te dragen, dat de bloote sehoe- 
der zigtbaar wordt, of wanneer men eene der pijpen van de broek geheel 
laat afhangen, en de andere halverwege opstroopt. 

Wanneer broeders bij elkander aan huis komen, zonder als zoodanig be- 
kend te zijn, overdekt de huisheer den thecpot met een linnen doek. Ligt 
de bezoeker dezen op met inachtneming der vercischte formulieren, dan is 


dit een bewijs, dat hij tot het verbond behoort. 


REIS 


VAN DEN 


GOUVERNEUR-GENERAAL VAN IMHOFF, OVER JAVA, 


IN HET JAAR 1746. 


INLEIDING. 


Toen de befaamde opstand der Chinezen in de maand Junij 1741, in het 
westelijk gedeelte van Java gedempt was, door het verdrijven der bij Telok 
_ Angsana en Bekassi verschanste menigte, verplaatse de opstand zich naar 
oostelijk Java, en nam door het trouwloos gedrag van dex Mataramschen 
Keizer, PAKOE BOEWâNâ de II, spoedig de gedaante aan van eenen alge- 
meenen oorlog, klaarblijkelijk de geheele verdrijving der Nederlanders ten 
doel hebbende. Hunne loges of versterkte kantoren te Rembang, Djawana 
en Kwala-demak werden overrompeld of verlaten, die te Soerabaja en 
Pesoeroean werden ingesloten, Samarang werd door eene aanzienlijke magt 
belegerd, het fort te Kartasoera werd ontruimd en een gedeelte der bezet- 
ting verraderlijk vermoord. Kortom, de zaken der Compagnie op Java be- 
vonden zich in eenen veegen toestand. | 

Spoedig evenwel keerde de oorlogskans. Eene toereikende magt om 
aanvallenderwijs te handelen was weldra binnen Samarang vereenigd, en, na 
eenige welgeslaagde bewegingen, werd in de maand November 1741, op 
het Javaansch-Chinesche leger, hetwelk die stad ingesloten hield, eene zoo 
. beslissende zege bevochten, dat de regering besloot tot het uitschrijven van 
eenen Dank- en Bededag. Ook in den Oosthoek waren de wapenen der 
Compagnie en van hare bondgenooten, de Madurezen, gelukkig. 


284 HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHILEZEN: 


het afkooksel, en spreek niet met minachting (dharvan): indien gj het 
doet, moogt gij sterven als een geest zonder hoofd! (d. i. onthoofd) 

6. Indien een broeder in nood is, help hem; indien rampen hem tref- 
fen, ondersteuw hem; doet gij het niet, dan moogt gij vergaan in de 
groote zee. 

7. Indien een broeder van het Hoeng-verbond speelt, speel niet op d- 
zelfde plaats; doet gij het, moogt gij bloed spuwen en omkomen. 

8. Het is niet geoorloofd onbedachtelijk te spreken over de saken de 
verbonds; wie dat doet, dat hij sterve door een’ pijl in het wild afgeschotes! 

9. NB. De plaats van het negende artikel was in het Chinesche afschrift 
open gelaten. | 

10. Indien eene bejaarde moeder u een gordel overhandigt, verkoop 
hem niet, uit hebzucht aan een ander persoon [buiten het verbond); india 
gij het doet, moogt gij sterven door grof geschut! 

11. Indien een broeder arm is, help hem; anders moogt gij sterven 
aan den weg! 

12. Indien gij eens broeders kind niet opneemt, moogt gij sterven! 

13. Hij die zich onbehoorlijk gedraagt met de vrouw eens broeders, 
dat hij sterve door ’s hemels geregtigheid, of moge hij getroffen worden 
door den donder! 

14. Indien een broeder op reis in moeijelijkheden verkeert en gij helpt 
hem niet, moogt gij omkomen op den bodem der zee! 

15. Indien een zieke broeder om hulp smeekt en gij hem niet helpt, 
moge ’s hemels gerigt u treffen ! 

16. Indien men u eens na den dood eens broeders dringend verzoekt 
te komen en gij komt niet (op de begrafenis), moogt gij sterven op den 
‚bodem der zee! 

17. Indien een broeder, beschonken zijnde, niet gehoorzaam is aan den 
hoofdman, snijd de rand van zijn oor af! 

18. Indien cen broeder opium verkoopt, en de hoofdman (Koeng ese) 
het weet, snijd zijne beide ooren af! 

19. Indien een broeder twijfelt aan (de geloofwaardighcid van) oen an- 
deren broeder, geef hem 108 slagen! 


20. Indien cen broeder sterft in cen vreemd land en er geen geld ge- 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 293 


waarde hierna volgende, dewelke door mij en mijn opvolgers op den troon, 
waarop ik door de hulpe Godts en de magt van de doorluchtige Neder- 
landsche Comp°. nu op nieuw bevestigd werde, als een eeuwigdurende wet, 
heijlig en opregtiglijk zullen onderhouden werden. 

Art. 2. 

Daar zal dan nu en ten allen daagen een opregte vriendschap en har- 
mobie weesen tusschen de onderdanen van de doorlugtige Nederlandsche 
Oostindische Comp®. en de volkeren van Java, om malkanderen in allerleij 
nood en verleegentheijd getrouwelijk met raad en daad bij te staan, malkanders 
beste te soeken en schaeden af te weeren, eeven als of het een volk was. 

Art. 3. 

En om zulkx beeter te bevestigen ‚ sullen ook zo wel den Rijksbestierder 
als andere hooftregenten, en alle degeene dewelken aan de stranden eenig 
gesag hebben, wanneer zij door den Soesoehoenang worden aangesteld, al- 
voorens tot de exercitie van haer ampt te worden geadmitteerd, tot Sama- 
rang in persoon moeten koomen afleggen, in handen van den Commandeur 
die aldaar van weegens de Nederlandsche Oostindische Comp*. het gezag zal 
voeren, de eed van getrouw en gehoorsaamheid, eevens als omtrent haaren 
vorst en met gelijke betreckinge als tot denzelven, ja, met deese uijtdruc- 
kelijke belofften, dat wanneer de beveelen die zij van den eenen, zoo wel 
als van den anderen quamen te ontfangen, met den anderen strijdig waa- 
ren, zij altoos de preferentie zullen geeven aan die van hooggem. Comp'*. 
tot dat zij, op haare nadere vertoogen daarover, ’t zij na Samarang off 
na Batavia te doen, daaromtrent: nadere ordres bekoomen. 

Art. 4. 

Den Soesoehoenang zal ook niemand tot voorz. eerampten van Rijxbe- 
stierder off Hoofdregent mogen verheffen en aan de stranden eenig hooft off 
andere regenten moogen aanstellen, dan na voorgaande approbatie van hoog- 
gem. Generaal en raaden, aan dewelke de genomineerdens zullen worden 
voo en tot het erlangen van derzelver toestemminge, ’t zij door den 
Commandeur op Samarang, nadat hem zulx van het hoff zal weesen ver- 
eogt en opgedragen; gelijk ook den Soesoehoenang in zelver voegen nie- 
mand van de booven gem. Regenten uijt haare diensten zal moogen ver- 


stooten, zonder de reedenen van dien alvoorens te hebben opgegeven aan 


286 HET HEMEL-AARDE-VERBOND DER CHINEZEN. 

NB. Bij dit en het volgende artikel is geene straf gevoegd. 

84. Indien cen broeder het gebruik van handen em voeten mist, moet 
gij uwe beurs openen en hem helpen om voedsel te koopen! 

85. Indien een broeder bij zijn dood geen geld genoeg nalaat, om em 
grafstede voor hem op te rigten, moet ieder broeder iets daartoe bijdrages, 
hij die weigert, moge sterven van allen verlaten! 

86. Diegene die deze 36 eeden van het verbond openbaar maakt, zl 
216 slagen met het roode hout ontvangen. 


BIJLAGE N° 3. 


REGLEMENT VOOR HET TIfN-Tí-HORÍ!, 


1. “Maak de gebruiken des verbonds niet openbaar” 

3. “Zaken doende overtreed de gebruiken niet, noch schend de wetten” 

8. “Steel niet.” 

4, “Handen en voeten moeten naauw verbonden zijn,” d. i, eden var 
het verbond moeten zamenwerken als handen en voeten. 

B. “Vorm geene onbetamelijke verbindtenissen,” d. i. met eens anders 
vrouwen. 

6. “Hij die heeft moet hem bijstaan die niet heeft,” 

7. “Ondersteun de zieken.” 

8. Geef niet naar eigen goedvinden” | 
Toelichting van een ingewijden. Tike bijstand moet verleend worden met 
voorkennis van het ‘hoofd der loge. : | 
9. “Grondslag en top (d. i. alles van het begin tot het einde) moeten 

zorgvuldig geheim gehonden worden.” 
Toelichting. Bewaar het zegel (diploma) zorgvuldig, toon het niet en get 
geene inlichting omtrent de volgorde der teckens, 


1 Volgens de vertaling van den Heer routix, Journal of the B. Ai. Soe., Vol Vl, | 
139. De toelichtingen zijn door een* ingowijden aan Luit. NRwnOLD gegbeen. 


E De 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 695 


in de alderbeste form als hetselven geschieden kan, verklaarende voor hem 
en zijn successeurs in het Rijk nu nog ten euwigen dagen ooijt of te ooijt 
cenige gezag over het land off volk te zullen pretendeeren veel minder exer- 
ceeren, maar in teegendeel voorsz. afstand aan de B. Comp*. ten goeder trouw 
te sullen guarandeeren met alle zijne magt en vermoogen, zoo meenigmaal 
als hij daartoe door de Comp®. zal werden verzogt, tegens alle degeenen die 
de E. Comp®. in de vreedige beheersinge van die landen eenige hindernisse 
mogten willen toebrengen, het zij van binnen of van buijten, wie deselve 
ook zouden moogen weesen. 
Art. 7. | 

Den Soesoehoenang belooft ende verseekert wijders op het versoek van 
de E. Comp® om ten respect van deszelfs magtige intercessie voor de fa- 
mielje van den teegenwoordigen regent van Madura, Pangerang Tjacradie- 
ningrat, voortaan altoos te zullen geeven het regentschap van Sidayoe aan 
een van de zoons van gem. Pangerang, die door de Comp. daartoe worden 
aan den Soesoehoenang voorgedragen, welke regent van Sidayoe niet teffens 
zal mogen zijn regent van Madura, maar bij optreding van denzelven in 
dat regentschap zal een ander uijt die famielje aan den Soesoehoenang wor- 
den voorgedraagen tot het regentschap van Sidayoe, welke regent ook even 
als alle andere strand Regenten, den eed van getrouw en gehoorsaamheid 
aan den Soesoehoenang en de Comp®. beijden, tot Samarang, zal moeten af- 
leggen, alvoorens in dat regentschap te-konne treeden, en wijders verpligt 
zal zijn, jaarlijks op herre (hari?) Moelut, ten hooven te compareeren, ten 
waaren de Comp*. hem daarvan excuseerden, waarmede den Soesoehoenang 
verklaart te vreeden te zullen zijn. 

| Art. 8. 

In selver voegen belooft den Soesoehoenang aan den zoon van den over= 
ledene Pangerang Mankoenagara, dewelke thans tot Batavia woond, een be» 
hoorlijk onderhoud te zullen besorgen, na zijn geboorten, ’t zij dat hij daar 
met ’er woon mogte blijven, of dat hij geneegen was en de Comp*. hem - 
permitteerden na Cartasoera terug te keeren, waaromtrent. den Soesoehoe- 
nang verklaard zig althoos te zullen schikken naar het welbehaagen van de 
E. Comp*. 





























26. “Wees indachtig; san-gehenan beset 
en u verhandeld wordt. : 
27. “Eene kas moet gehouden. worden -voor noo 
Toelichting. — Het geld in kas moet alleen ¢ oor 
gen, reparatiën der loge, enz. ‚ 
28. Elen Die rijk i 
geven.” . 
29. “Gij moet uwe kleederen niet verkoopen,” 
Toelichting. — Men mag van het reglement en 
spreken dan als: “kleed” b. v. als iemand een. ander 
kregen heeft, moet hij hem vragen of hij “een kleed’ e 
30. “Indien een broeder ín nood vlugt, sta hem met 
om door de poorten. der stad te-ontsnappen.” ed 
Toelichting. — Indien een broeder een moord begaan h 
“misdaad, moet, gij hem niet uitleveren, maar hem de jn 
om uit het land ‚te, vlugten.| —— vt 
“81, “Broeders elkander op weg ontmoetende en niet he 
ten naar het jaar,en de maand (naar, het datum) vragen” — 
Toelichting. — Twee broeders tezamen gekomen, moeten ell 
nen door teekens, zoo als b. v. door de dagen en 
waarop de zamenkomsten bepaald zijn. 
32. “Op den 15% dag der eerste maand moet ge off 
33. “Op den 15" dag der zevende. maand verheugen en 
34. “Op de bepaalde dagen moet het opperhoofd {ter 
men, voor dat de offers gebragt worden. 
35. “Ga naar de vergaderplaats en Jnat de zaak daar eerst. 
Toelichting. — In alle gevallen zich eerst wenden tot het. o 
vorens de zaak ter beoordeeling te brengen bij de plaat 
36. “Wie dit genootschap is binnengetreden, mag het niet 
Toelichting, — Nooit van het verbond af te vallen, ‚n 
ander te worden. ie 


end 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 297 


over voorsz. zoomen, beijden van de zee en van de rivieren, geen de minste 
jurisdictie te zullen oefenen, ter boven bepaalde distantie, soo meenig maal 
als de Comp°. zulx komt te interdiceeren, en zig van het voorsz. regt van 
eigendom en deese afstand wil bedienen, nog ook niemand van de geenen 


die ter voorsz. distantie langs de zee off de rievieren gezeeten zijn, te zullen 


7 constringeeren van daar te verhuijsen en onder zijn jurisdictie te koomen 


woonen, wanneer de Comp*. goedvind van deeze cessie gebruijk te maaken, 
waar en teegen de Comp*. aan den Soesoehoenang toestaat om het gemelde 
districkt lands, daar en soo lange het de Comp°. niet eijgent, onder zig te 
moogen houden, tot weeder zeggens toe, en zonder dat het selve tot eenige 
consequentie en veel minder eenige prejuditie zal moogen strekken, van 
deese generaale en speciale afstand, die begreepen werd in de beste forma 
te weesen gedaan, met alle hoogheeden en préeminentien die den voorigen 
eigenaar daarover hebben gecompeteert. | 

Ten derden, werd in selver voegen met alle vrijheeden, heerlijkheeden en 
voorregten van de Souvereijniteijt, in vollen eijgendom afgestaan en overgegee- 
ven, Sourabaya met dies onderhoorige regentschappen of districkten ‚ In dier 
voegen als deselven onder den Soesoehoenang tot hier toe hebben gesor- 
teerd, en dus ook na de selfde limiten dewelke het districkt dier regenten 
tot hier toe heeft gehad, dewelke zoo er eenig verschil over ontstaan mogte, 
nader door ervarene inlandsche hoofden zullen werden aangeweesen , en be- 
paald, beijden ten zeekeren getallen aan de zijden van de contracktanten 
te benoemen, dewelke verklaren zig nopens dat poinckt ook met derselver 
uijtspraake te vreeden te zullen houden. 

Ten vierden, werd in selver voegen als zoo even van Sourabaya is gezegt , 
ook aan de Comp®. gecedeert, en afgestaan het geheele districkt van Rem- 
bang met de houtbosschen daartoe gehoorende, item Japara met dies hout- 
bosschen en alle andere voordeelen, geregtigheeden en inkomsten dier plaat- 
sen, in dier voegen als dezelve bij den Soesoehoenang genooten en gehefft 
zijn, en met soo volkomen regt als den Soesoehoenang daarop heeft gehadt. 

Ten vijfden, verklaart den Soesoehoenang ook te desisteeren van de Sa-” 
bandhareijen zoo op Samarang zelfs, als in dies onderhoorige districkte Ca- 
ligawe, Torbaya en Goemoelack, waar van den cerst gem. onaangesien den 


afstand en eijgendom van die plaatse, met dies onderhoorige dorpen off zee 








“zoowel in de nederduitsche als in de inlandscho 
“den afgekondigd en aangeplakt, ter plaatse waar 
“voorts worden opgenomen. in het Staatsblad van WV 
“de Javasche Courant. 

“Gelast en beveelt voorts, dat alle hooge en lage colle 
“justicieren en officieren, ieder voor zoo veel hem a 
“makoming van deze de hand zullen houden, 
“aanzien des persoons.” 


{ 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 299 


Comp., ten overstaan van Zijn Hoogheijds gecommitteerdens, tot Samarang 
te werden verpagt en openbaarlijk aan de meestbiedende opgevijld, mitsga- 
ders dies bedragen bij de Comp*. te ontfangen, om te dienen tot voldoening 
van de voorsz. onderhoudts penningen, en waarvan voor de Sabandarijen 
van Samarang, Japara, Remlang en Sourabaja, die onder de afstanden 
der boovengenoemde landen, in vollen eigendom, begeepen zijn, jaarlijks 
7200, zeggen zeven duijsent twee hondert Spaanse reaalen zal werden afge- 
trocken, zullende also de inkomsten der overige Sabandarijen, tot Samarang 
in voegen voorsz. te verpagten en bij de Comp* te heffen, tot voldoening 


van ’t restant tot 24000 Spr. realen moeten dienen, waarvan het deficieerende 


e 


bij den Soesoehoenang dadelijk in contante gelden zal worden gesuppleerd, 
gelijk hem daarentegen en in sulken voegen zal werden betaalt alles wat 
voorsz. Sabandharijen meer dan het bovenstaande bedraagen van 24000 Sp. 
reaalen koomen te monteeren. Hier teegen verbind de Comp’. zig van haare 


zijden het voorsz. getal van de troupen althoos, zo veel moogelijk, vol- 


_ tallig in de bovenlande te houden, zoo wel tot Cartasoera als langs de weg 


tusschen die plaats en Samarang, en zal den Soesoehoenang ten zijnen kos- 
ten, naar den sin en aanwijsinge van ’s Comp® Ingenieurs, laten herbouwen 
een ruijm en bequaam fort op Carta Soera, van steen, hout en aarden, 
zoo als het zal worden geordonneert, en ter plaatse men het train voor- 
deeligst oordeelt, item ook sodanige gedetacheerde wagten en noodige logi- 


menten voor officieren en gemeenen, en alles wat in het generaal daartoe 


gehoort, en in zelver voegen langs de weg van Carta Soera na Samarang te 
laten leggen twee of drie veldschansen tot posthoudinge voor ons volk, ter 
plaatse die men daartoe sal aanwijsen, om de communicatie met dat hoofd- 
comptoir althoos oopen te houden; en eijndelijk zal Zijn Hoogheid besorgen 
de vereijschte levensmiddelen en battoors tot den daagelijkse dienst dier 
forten en het onderhoud der besettelingen, alles agtervolgens het 4, 13 en 
14% artikel van het Contrackt A°. 1733 gesloten, geamplieert naar de thans 
geelausuleerde vermeerdering van het guarnisoen. 
Art. 12. 

Dewijl op hetgeene A°. 1733 tot Carta Soera Adieningrat, met den Soe- 

soehoenang, door wijlen den Heer coYEr‚ uijt name van de Nederlandse 


Oostindische Comp° gecontracteerd is, om jaarlijks booven de 15600 Sp". 


> 


292 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ 













De Soesoehoenan, bedacht op zelfbehoud, verliet weldra de zijde der op 
standelingen, die hij begon te wantrouwen. Hij kwam, onder het sm 
voeren van de gewone verontschuldigingen, in onderwerping. 

De Heer muco ventsssEL, Ontvanger-Generaal der Domeinen te Boter, 
werd als Commissaris en Plenipotentiaris naar het tooneel des oorlom = 
zonden, en bragt, op den 11°" November 1743, de artikelen van vreden 
reconciliatie tot stand, waarvan de inhoud hieronder volgt, 

Art. 1, 

Nademaal de Heeren, den Gouyerneur-Generaal en de Raaden van Indi | 
op de aanhoudende verzoeken van den Soesochoenang om vergiffonisse we 
hetgene in den jare 1741 tot Cartasoera, omtrent de Europesche bewtliee 
van de E‚ Comp. en vervolgens gedurende de troubelen met de Chinese 
op Java, voorgevallen is, met betuijging van een opregt leetweesen ove 
hetgeene hij in dat stuk van de pligt eens opregten bondgenoots 
ken is, en verseekeringen dat zulkx voortnamentlijk aan de quade rd 
geringen van eenige qualijk gesinde en ontrouwe Ministers moot well 
toegeschreeven, initsgaders met. beloften om, in den aanstaande, dese 
nieuwe weldaat van de E. Comp*. waar door hij zijn rijk en regeering als 
op nieuws van dezelve komt te ontfangen, met de uijterste opregthejl 
en aankleevinge nan de belange yan hooggem. Comp'., ten allen dasgea 
te sullen erkennen, uijt naame en van weegens de Nederlandsche Oostindie 
sche Maatschappije, den gem. Soesochoenanig vergevende ende geremitieen! 
hebbende alle sodanige reedenen van offensie en tot cen billijk reasentiment 
als, in opgem. gevallen, aan hooggem. haar Fdelens gegeven zijn, 
dien volgende goedgevonden is den voorm. Soesochoenang PAKOEROEANA 
voor hem en zijne erfgenamen, zoo lange dit Contract heijlig onderho 
den werdt, weder te herstellen op. den Mattaramschen, troony warp 
zijne voorvaaderen, naast God, alleen door de hulpe en bescherminge van 
de Nederlandsche Compagnie zijn geraakt, zoo verklaare ik, tuao wenrssrt, 
Plenipotentiaris van hooggem. Nederlandsche Compagnie aan mijn kant, 
uijt naamen als voorzegt is, den gem, Soesochoenang PAKOZBOBANA deurs 
te herstellen bij deesen, onder de conditie en voorwaarden hiemma volgende, 
en verklaare ik Soesoehoenang PAKOEBOEANA door de barmhartigheid en mee 
dedoogentheid van do Comp". mijn Rijk weder te ontfangen, onder de voer 


= 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 301 


computatie werd gebragt, gelijk hij zich in zulk een geval ook onderwerpt 
aan de vergoedinge, niet alleen van alle voorige pretentién, maar ook aan die 
van de jongste gedraagene oorlogslasten, en alle daaraan gehoorende schaa-. 
dens en winstverdervingen die de Comp*. eenigermaaten zal konnen opmaa- 
ken, om te toonen dat Zijn Hoogheijdts intentie, tot naakoominge van dit 
verbond, opregt en zuiver is. 

Art. 14. 

En om van zijne zijde te erkennen zoo eene genereuse quijdscheldinge | 
van zoo considerable agterstallen en nieuwe wettige pretentiën, dewelke in 
gelde bereekend wel op 20, zegge twintig maal hondert duijsent Sp*. reaalen 
en meer zoude loopen, zoo verklaart de Soesoehoenang door zijne onder- 
daanen van nu voortaan altoos jaarlijks aan de Comp*., over geheel Java, 
te zullen laaten leveren 5000, zegge vijf duijsent Coij*. rijst, voor de beta- 
ling yan 10 rd*. courant geld voor ijder coijang, door de leveransiers contant 
van de Comp°. te ontfangen, en te leeveren op sodanige plaatsen als bij een 
apart articul zullen werden aangeweesen, tot het meeste gemak van de 
Comp°. omtrent den afscheep dier graanen en ook tot zoo veel meer gerief 
voor den aanbrenger en leveransiers, en zal voorsz. leverantie absoluit moe- 
ten volbragt en verevent worden in jeder jaar, op pane dat het de Comp'. 


vrij sal staan door militaire executie zoo veel daar aan komt te ontbree- 


_ ken, uijt het naaste aan de hand zijnde graan, ’t zij van de booven of 


beneeden landen, na zig te neemen, waar van degeene die in gebreeke 
gebleeven is zijn contingent te leeveren, de schade zal moeten boeten, 
waaromme, tot beter observantie van dit articul, goedgevonden is bij een 
apart geschrift eene generaale verdeelinge van de voorsz. leverantie, naar 
’s Comp". goedduncken te maaken, op dat men weete wie men jaarlijks 
aanspreeken kan. 

Art, 15. 

De Soesoehoenang beloofd in selver voegen te zullen doen leveren 500 
lasten cadjang en boonen (van jeder de helft) tegen 20 rd“. courant 
voor de cadjang en 16 rd*. voor de boonen, zullende de Vorst, door zijne 
orders, de aanplantinge dier aardvrugten in dier voegen doen vergrooten , 
dat het opgem. getal van lasten ruijm zal kunnen voldaan worden, en is 
al verder verstaan, dat de leverantie van ijder der regenten en de plaats 

20 














294 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 


de heeren Generaal en Raden, en derselver toestemming te hebben erlame, 
alles om tot een oopenbaar bewijs te dienen dat de B, Comp“. en Jew 
voortaan onafscheijdelijk en als een zullen zijn. 

Art. 6, 

Den Soesochoenang verklaart en versekert ook bij deesen niemand ya 
de Regenten, thans in ’t leeven zijnde, ooijt eenige de minste moeijte* 
zullen aandoen ofte dezelven tot eenige verantwoording off reekenschap je 
zullen trecken, over hetgeen in deese troubelen voorgevallen is, en bt 
gedrag dat zij daarin gehouden hebben, maar, gelijk de Comp”. genere 
selijk vergeeven heeft alle het groote ongelijk dat haar is aangedaan, shee 
ook Zijn Hoogheid niet zal revengeeren, maar gaarne vergeeven wat dje 
onderhoorige omtrent hem hebben gepackeeert, ten minsten zal Zijn He 
heijd niemant uit de thans in *t leeven zijnde zoo booven als benedelsod 
sche regenten, over ijts dat in deese troubelen, en seedert het jaar “ 
voorgevallen is, mogen aanspreken, zonder alvorens de reedenen te 
opgegeeven aan de E. Comp*. en toestemminge daartoe te hebben e1 
Ook zal Zijn Hoogheid niemand van de thans in *t leeven zijnde regelen 
moogen constringeeren om in persoon ten hooven te koomen, wanneer sj 
uijt vreesen off om andere reedenen daartoe nict geneegen zijn, maar de 
voorschreeve regenten zullen kunnen volstaan met de jaarlijkse revenuen van 
Zijn Hoogheijdt en het geene haare landen contribueeren moeten , met ijvvad 
van haare familje of met een andér gedistingucerd persoon, wijt haar se 
gentschap ten hooven op te zenden, ten waare de Comp’. goedvond, sl 
neevens den Soesochoenang aan haar te ordonneeren, wanneer zij gehouden 
zijn dat te gehoorsaamen, op panen uijt haar ampt te werden verstooten, | 
en afgezet, dog zal zulks noöijt door de I. Comp, geordonneert wore 
zonder alvoorens na billijkheijdt te hebben ondersogt, de reeden die gem 
thans in ’t leeven zijnde regenten van haare weijgeringe komen te geeven. 

Art. 6. 

Den Soesochoenang verklaart bij deesen aan de Comp’, te cederen eu af 
te staan, het geheele landschap off cijland Madura met alle het regt van op- 
perheerschappij, dat Zijn Hoogheid en desselfs voorsaaten op het gem. ej 
land hebben gehad, ín diervoegen als bij contrackt van den 5% October 
1705 omtrent Sumanap en Pamacassan is geschiet, en soo het noodig is, 


nnn Ak 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 303 


' Art. 18. 

§ In selver voegen belooft en verbind zig de Soesoehoenang om de indigo 

N culture in desselfs landen alomme op het kragtigste te doen voortsetten ; en 
de Comp“. zal daartoe de noodige Europeese bediendens geeven tot onder- 
rigting van de Javaanen, zoo meenigmaal als daartoe door den Soesoehoe- 

| nang versoek zal werden gedaan. 

i Art. 19. 

‚ En vermits het waare voordeel van een land en gevolgelijk ook het regte 

| intrest van een Vorst, daarin bestaad, dat hetselve allerleij voordeelige pro- 

| ducten uijtlevere, waardoor de inwoonder zijn bestaan en de Vorst zijn in- 

| komsten zoo veel te ruijmer kan vinden, zoo is men ook overeengekomen , 
dat in de landen van den Soesoehoenang zal werden getenteerd de voortee- 
linge der zijdewormen en dat Zijn Hoogheid zijne onderdaanen zal houden 
tot de aanplantinge van genoegsame moerbesién stecken, tot voedsel van de- 
selve, na de onderrigtinge die daarvan door ’s Comp’. bediendens gegeven 
zal werden, ten eijnde de Soesoehoenang, is het doenlijk, in staat moogen 
zijn, na verloop van drie jaaren, al was het ook maar 10 Db zijde, uit de 
produckten van het land, aan de Comp’. te laaten leeveren; in het vijfde 
jaar 3 picol of 62} ib, in het 6% jaar een picol of 125 i, in het sevende 
jaar vijf picols of 625 5 en in het agste jaar 10 picols of 1250 Tb en 
voorts soo. veel moogelijk, ten prijse van 125, 150, 175, ja tot 200 en 
250 rd*. het picol, na proportie van de soorten, ten eijnde door deese 
langsame opklimminge de inwoonders tijd te geven om de moerbeesie stek- 
ken, tot noodig voedsel voor die wormen, in genoegsame quantiteijt aan 
te planten. 

Art. 20. 

Al het hout dat op Java valt, zal privative aan de Comp’. moeten gele- 
vert worden , met exclusie van alle anderen dan die door de Comp’. daartoe 
werden gepermitteerd , exoepto alleen de eijge benodigtheijd der Regenten en 
imwoonderén, en zullen voorschreeve Regenten en inwoonders ook, alleen voor 
haar eijge benoodigtheijd, permissie hebben tot het aantimmeren van eenige 
vaartuijgen langs de Javaasche stranden, dog het overschot van het hout 
dat zij daartoe benoodigt zijn, zullen zij niet moogen verkoopen aan particu- 
liere, dan met permissie van de Comp*. Ook zullen zij op haar naam geen 

20 * 


























Ayse 
Alle landen in deesen oorlog door de : 
verklaard dezelve bij deesen genereuselijk weder aan 
restitueeren en in vollen eigendom wederom te 
die districkten dewelken in het volgende articul 
paald, en verklaart den Soesochoenang met die 
als dezelven thans geschied, zig volkomen” gecontenteert 
volgende voor hem en zijne erfgenamen in het Ri 
alle pretensien noopens geleedene schaaden of verlies in d 
’ eenigen tijd konden gemaakt worden. 
Art, 10. 

In erkentenis van deese genereuse restitutie, en 
soehoenang in het Javasche Rijk, verklaart den 8 
aan de Comp*. te cedeeren, en met hetzelfde regt 
hij tot hier toe op die landen heeft gehad, volkomen” o 
te staan: 
© Eerstelijk, den Oosthoek van dit eijland Java, in die e 
lienje getrocken was, van Pasourouang dan wel eenige na bij g 
off rievier, zuijd- en noordwaarts op tot aan den oever der 
limiet scheijdinge voor het land van den Soesochoenang, en d 
wat beoosten die lienie legt, zal zijn en blijven aan de B. d 
bewesten legt aan den Soesoehoenang even en in diervoegen als ¢ 
Losarij aan de westkant de scheijding maakt tusschen Zijn Hoog 
en dat van de Comp”, welken Oosthoek van Java de Comp 
zal besitten met,’ hetzelfde regt Souvereijniteijt dat den 
daar over heeft gecompeteert, en zal de voorm. plaats al 
scheijding zal beginnen ten keuze van de E. Comp. gelanten, gel 
verdere liemiten ten haaren genoegen en zoo ras de g ij 
toe laaten, gereguleerd werden. 3 

Ten tweeden, werd generaalijk aan de Comp“. afgestaan, 600 
langs de boorden van de zee, en even zo. veel langs de: b 
de rivieren die in zee uijtloopen op en rontom geheel. Java, a 
van cijgendom, opperheerschappij en gebruijk naar eijgen welger 
klaarendo den Socsochoenang voor hem en zijnd erffgenaamen in hef 


ER We. 


‘ 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 305 


‘h advertentie zoo wel ’sComp*. weegen als ook van weegens den Soesoehoe- 


wi nang sal laaten doen, op dat ‘een ijder weete waarna hij sig te rigten en 


si voor schaaden te wagten hebben. 


B: 


Art. 22. 


gh” Voorts verklaart de Soesoehoenang ‘bij deesen nog aan de Comp’. te 


Ld 


cederen en af te staan, het regt dat hem, als een Souverijne Vorst, compe- 
teert om in zijne landen munten te Jaaten slaan, en sal hij daarvan, nog 
in klijne nog in groote specien, immer voor sig zelfs, buiten de Comp’. 
eenig gebruijk maaken; dog het sal de Comp*. daarentegen gepermitteerd 
zijn den stempel van den Soesoehoenang, zoo zij het goed vind, op haare 
munt te laaten zetten en die munt alomme in de landen van den Soesoe- 
hoenang te laaten slaan en vervolgens, na haare waarde, gangbaar te maa- 
ken, sonder dat de Soesoehoenang daarvoor ooijt iets sal moogen pre- 


tendeeren, ’t zij dat het goude, silvere, koopere, loode of groote of kleene 


muntspecien sijn; en zullen ook alle muntspecien thans bij de Comp“. cours 


houdende of dewelke na deesen moogen werden gangbaar gemaakt, eeven 
en in zelver voegen, zonder eenig onderscheijd, in de landen van den Soe- 
soehoenang gangbaar zijn alomme. 

Art 28. 

Bijaldien er nu of ’t eeniger tijd ontdeckingen mogten werden gedaan van 
goude, zilvere, of koopermijnen, of eenige andere mineralen, in de landèn 
van den Soesoehoenang, zoo bedingt de Comp*. en belooft de Soesoehoe- 
nang dat het haar vrij sal staan alle bergen en landen van Zijn Hoogheijd, 
die eenige goede apparentie mogten vertoonen’, zonder nadere toestemminge 
van den vorst off zijne regenten, te laaten ondersoeken, en dat de Soe- 
soehoenang daartoe, door het leenen van zijn onderdaanen en het leveren 


‘van allerleij benoodigtheeden in zijn land vallende, voor eene redelijke be- 


talinge, de behulpsaame hand zal bieden. Wijders dat na bevindinge van 
eenige goede apparentie, de Comp°. de vrijheid hebben sal sodaanige berg- 
werken, voor eijgen reekening, te bebouwen of aan andere, wie die ook 
zijn mogte, te verhuuren, aan te besteeden off in pagt of eijgendom over 
te geeven, onder zodanige conditiën als de Comp*. goed vinden zal. En 
sal ‘de Soesoehoenang de geregtigheeden, die de Comp®. over sulke bebou- 
wing van bergwerken bedingen mogte, met de Comp*. deelen ‚ mits daartoe 


298 REIS VAN DEN G 


plaatsen, Torbaya en Goemoelak booven gem. , n 
15 Jauuarij 1678 bij het contrackt van den S= 
Comp’. overgegeven, tot hier toc onder des Soesoel 
gereekent, dog maarten Zijn. Hoogheid yatcleart alata 
verder nog aan die afstand (voortijds gedaan) in cer 
mogte, zoo volkoomen te renuncieeren en hetzélve m 
dien zoodanig nan de Comp", te cederen als eeniger ma 
even en in zelver voegen als booven van Madura, den 
lands, Sourabaija en dies onderhoorige districten, Rembang me 
trickt en houtbossen, item Japara met dies districkt en hout! 
segt, beloovende de possessia van alle de voorsz. gecedeerde | 
Van de voorsz. 600 roeden diepte langs den oever van de 2 
boorden der rivieren, althoos te zullen guarandeeren, zoo m 
zulks door de Comp“. verzogt werden zal, waar en boven a 
en waarde blijft het geene in gevolgen seeker geschrift van den j 
tot nader interpretatie van het 10% art. van het boven gem. eon 
den 5% October 1705 is geclausulleerd, alens 
alleen vrij zal staan, op eenige andere plaatsen in Zijn gl 
den logies, forten, of vastigheeden’ te extruceren, en the tons 
estabuleren, het welke voor gerepeteerd en’ gerenoveerd. word gel 


deesen. 





















Art. 11: 

Dewijl men ook weederzijdts overeen gekomen is, dat de 
meerder gerustheijd van den Soesochoenang voortaan, zo op Cas 
tusschen het hoff en Samarang, in steedo van 200 koppen bij con 
A°. 1705 vastgesteld, een guarnisoen sal doen houden van 800 
voet en 50 ruijters, gereekent op 100 koppen te voet, us in 
koppen, zoo belooft den Soesoehoenang het voorschreven volk 
taalen, op de voet als tot hiertoe gebruijkelijk is geweest, ijder- 
reaal Spaans ter maand, off 2600 realen Sps. ter maand en 81200) janes, 
in contante gelden te voldoen, cedeorende Zijn Hoogheijd ten dien eijnden 
en om het nodige fonds daartoe te vinden, aan de Comp*, ‘alle doser 
dharijen aan de stranden, dewelke niet onder de boövenstaande afg 
landen en districkten gehooren, om jaarlijks door den Minister 







REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL , ENZ. 807 


verneur-Generaal hoopte ook, door zijne persoonlijke tasschenkomst, de ge- 
heele bevrediging van het Mataramsche Rijk tot stand te brengen, eene hoop 
die zich echter, gelijk bekend is, niet heeft verwezenlijkt. 

De reis en de verrigtingen van den Baron VAN IMHOFF worden besehre- 
ven in het Journaal hetwelk hier achter volgt. Het is eene, door hem zel- 
ven naar het leven geschetste, bijdrage tot de kenmis van den toestand 
waarin Oostelijk Java zich bevond, toen ‚ nu honderd jaren geleden, de 
Compagnie voor het eerst de Souvereiniteit over een gedeelte van die schoone 
landstreek verwierf. Men zal in het dagregister veel vinden dat uit het 
geschiedkundig oogpunt onbelangrijk is, doch waarvan de weglating schaden 
zou aan de oorspronkelijkheid en de eigenaardigheid van het tafereel. 


omen 


DAGREGISTER. 


DAGELIJKSCHE AANTEEKENINGEN VAN HET VOORGEVALLENE, 
GEDUURENDE DE REIJSE VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL 
GUSTAAF WILLEM VAN IMHOFF, NAAR JAVA'S OOSTKUST IN 


HET VOORJAAR 1746. 


Donderdag den 24%= Maart. De Scheepen de Herstelder en de Anna, 
nevens de hoeker de Jonge Princesse, de pantjallangs de Pepertuin en de 
Beschutter, en het jagtje de Vliegende Vis, in gereedheid gebragt zijnde 
tot ons transport, en de indispositie van den Gouverneur-Generaal zig zo 
verre gebeterd hebbende, dat hij in staat was zig te kunnen embarquee- 
ren, mitsgaders de siekte van den heere Directeur-Generaal ook eenigermate 
aan ’t staan geraakt zijnde, zodanig dat Zijn Ed. door de practizijns geoor- 
deelt wierd buiten merkelijk gevaar des levens te weesen, zo als dat, met 
de nodige mesures op de voorvallende zaken gestelt, nader kan blijken bij 
de resolutiën van den ... - we cc cves zoo gemeen als secreet, nevens het 
weinige ceremoniéel tot de afreise gehorende, vertrok men des morgens ten 
half seven van het Casteel, alwaar de heeren Raaden van Indié zig gesa- 
mentlijk hadden laten vinden om ons te valediceeren en waarvan de heeren 
VAN AARDEN, CLUIBENAAR, SCHUILENBURG en STAPEL, schoon buiten eenige 


300 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GEXERAAL, EES. 


reaalen voor het onderhoud van het Carta Soerasche zen, 10,000 Sy. 
rd*. den tijd van 22 jaaren na den anderen en 1000 coij®. : fet dem tijd va 
60 jaren, na den anderen, jaarlijks te leveren, na verloop van deess tien jun 
nog maar 204,800 Sp*. reaalen en 51,200 coij“. rijst voldaan, em dus tt 
heden toe nog Sp“. reaalen 51,200: zegge een en vijftig duijsent twee hm- 
dert, en coij* rijs 2691: zegge twee duijsent ses hondert een en negenit, 
restecrende zijn, zo sal Zijn Hoogheijd ordre stellen dat deese agterstslin 
ten spoedigsten en uijterlijk in den tijd van ses jaren werden verhevend. 
Art. 18. ; ' 
En nademaal het den Soesoehoenang ondoenelijk of ten minste swaer ssak 
vallen, neevens deese reedts begonne vergoedinge voor de excessive kets 
door de Comp* in voorige Javaansche oorlogen, om de willen van Zijn Hesp 
heijd en deszelfs voorsaten aangewend, alhoewel die in vergelijking w 
evengem. kosten seer gering genoomen en op verre na niet toereikende mf; 
in ’t vervolg ook te moeten dragen de lasten van de jongste troubelen me 
toe hij sckerlijk gehouden is en ook bij deesen verklaart volkomen genega 
te zijn, zoo verre zijn vermogen immer strecken kan, versoekende en 
’s Comp*. meedogendheijd over hem en zijn thans zoo zeer bedurve laad, 
zoo verklaard de Comp*. onder de voorwaarden bereets opgenoemd en verder | 
nog volgende conditie, aan den Vorst niet alleen generaalijk quijt te schel 
den alles wat zij in cas van vergoedinge van schaaden, nopens den jongska 
oorlog, zoude kunnen.pretendeeren, maar ook daar en boven alles wat sij 
uijt hoofde van eeven geciteerde contract A°. 1733, noopens ‘de vergoedings 
der voorige oorlogslasten nog te pretendeeren ofte volgens de daarbij be 
paalde termijnen in het vervolg nog te verwagten heeft, zijnde 190,008, 
zegge een hondert en twintig duisent Sp’, reaalen en 40,000, segge veertig 
duijsent coijangs rijst, voor niet, mits de conditáën van dit althoos duerend 
contract, zoo volkoomen aan Zijn Hoogheijd zijde werden vervuld, dat daar 
op niets het minste te zeggen is, want andersints houd de Comp”. alle haar 
pretensiën op het land en onderdanen van den Soesoehoenang in haars vol- 
komene kragt gereserveert, schoon ook eenige jaaren na de anderen dit con- 
tract wel onderhouden en daarna eerst cenige infractie in de nakominge der 
articulen vernoomen wierd, hetwelk den Soesochoenang verklaart wel te mo 
gen lijden en volkomen toe te stemmen, dat als dan ip geene de minste 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 309 


moesten komen, omdat nog een vaartuig, met goed, agteruit en voor het 
schip ook zo nodig was wat opgeruimt te werden als voor het volk, dat 
slecht en onbevaren was en de geheele nagt door hadden moeten op de been 
weesen, om wat uit te rusten, zoodat alhier g’ankert bleeven leggen, tot 
Vrijdag den 25%", wanneer met den dag onder zijl gingen, hebbende te 
baat een aangenaam en ruim landlugtje uit den Z. Z. W'. waarmede des 
middags de hoek van Crawang omstaken en doorzeilden naar de zooge- 
naamde Moordgnaarshoek, krijgende des avonds omtrent negen uuren een 
hevigen bui uit den noorden en noord-westen, dewelke ons, zoo om dat 
wat hard doorkwam, als ook om niet van de vaartuigen af te raken, met 
klijn zijl deed lopen tot dat de,voorsz. hoek gepasseert waren, wanneer het 
water aanstonds weder afdiepende van 16 tot 18 vadem, oost zuid-oost op- 
stuurden en de wind ook landelijk loopende in de dagwagt weder zijl 


maakten, gaande regt op de hoek van Indramajoe aan, binnen welken wij 


ons bevonden, 

Saturdag den 26%, door een favorable westelijke land en zeewind, voor 
sons ondergang, en deselve, na dat des namiddags den zergeant, aldaar post- 
houdende, ons eenige verversing hadde gebragt, nog tot in het westen ge- 
bragt hebbende door het opstuuren om de zuid-oost om wat meer na het 
rif van Cheribon te lopen, so ankerden met het opsetten van de 'wagt, om 
dat de wind uit de wal wat schraal doorkwam en men ook zulk slegt volk 
van de zeevaart hadde, dat het voor de officiers bijna niet mogelijk was het 
schip daarmede te regeeren. . 

Sondag den 27%, met het aanbreeken van den dag, ging men onderzijl 
met een ruime landwind uit den Z. W. dat vervolgens in een slap zeewindje 
uit den W. N. W. veranderde. Des voor de middags deed de Eerw. STROHE 
eene stigtelijke en welgeschikte leerrede over Lucas 28 vers. 39 enz. ten 
vervolge der passietexten, behelsende de geschiedenisse van den bekenden 
moordenaar aan: het kruis. Kort daarna kwam de resident van Cheribon 
VAN DER. HOOP aan boord en vertrok des nademiddags met den Secretaris 
JONGSMA, die daarom versoek deed, weder na land, met intentie, om, vol- 
gens verkreegene permissie, ons te volgen en op de verdere reise te versel- 
len ; dog zij konden nauwelijks ‘halfwegen zijn, wanneer de wind met een 


frisse coelte de wal uitkwam, zijnde aan het zuid westen, lopende wij we- 


302 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, Bk 


waar deselve zal moeten geschieden, bij een apart genehrift, even als bere 
rens van de rijst is gezegt, bepaald zal worden, ten einde de nelatign ow 
hetgeene hem opgelegt is, meede op gelijke wije, kune wade mp 
sprooken. 

Art. 16. 

Bij art. 11 van het Contrakt A°. 1788, tusschen de Comp’. en dn 
Soesoehoenang geteekent, Zijn Hoogheid zig verbonden hebbende ist 
cattoene gaeren in -grooter quantiteijt te zullen doen leeveren em sik 
tegens de bedongene prijzen van rd*. 86 p*. picul voor de eerste soort d 
Is. A: en 25 rd*., voor de tweede soort of L™. B., sonder dat men mist 
van deeze beloften het gewenschte gevolg heeft gehad, zoo ie het, dat & 
Comp*., tot meerder aanmoediging der leveranciers, bij dit nieuwe. Contad 
beloofd de prijs te verhoogen van 86 tot 40 rd‘. voor de eerste en van 3% 
tot 30 rd’, voor de tweede soort, dog op deese beloften, verbind zig ém 
ook de Soesoehoenang, tot een jaarlijkse vaste leverantie van 300 pics. 
of 37,500 ponden, waaronder een derde van de eerste soort, tegens opga 
prijzen, sullende voorts wat boven deeze quantiteijt door den inkeie 
mogt gelevert worden, tegens 50 en 40 rd’. het picul voor de twes owe | 
melde soorten betaald, dan wel tot den verkoop van dien aan de pun 
lieren, vrijheijd gelaaten worden. 

Art. 19. 

Ook belooft de Soesoehoenang alomme in sijn Rijk de nodige onder ta 
zullen stellen, dat de aanplantingen van peeper met meer vigeur als tot ang 
toe geschied is, werden in het werk gesteld, zodanig, dat Sijn Heogheijd 
in het vijfde jaar na deese contractatie, zig verbind aan de Comp". te lee 
veren 5000 picols peeper, droog en wel geharpt, en voor die tijd janstijks 
onbepaald zoo veel het land fourneeren kan; in het sesde jaar 6000 picele, 
in het seevende jaar 8000 en in het agtste jaar 10000 picols, tem prijss 
van 4 rd*. courant voor het picol; dog de Comp’. sal al hetgeens booven 
die quantiteijt geleverd werd, betaalen tot 6 rd*. het picol. Zullende de le 
verantie van dien korl geschieden ter plaatse daar het de Comp’. best gelee- 
gen komt die af te halen en den Soesoehoenang om deselve to leveren, waan 
over men sig in der tijd zal verdraegen. 


>_> = I> Hee ww 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ 811 


leggen, waar van men egter van omlaag het holle niet zien konden; de 
wind liep ondertusschen gaande weg oostelijker dog lieten het om de noord 
leggen op hope van een zeewind, dog teegens elf uuren wendende na de 
wal, en de wind aan ’t O. Z. O. blijvende en aan ’t O. hadden de 
slagboeg teegen en zoo ook de stroom; waardoor, om dat te vroeg gewend 
waren, teegens twee uuren na de middag, wanneer de wind benoorden 
het oosten liep, van de wal weder af moeten gooijen tot de agt glaasen, 
en toen weder na de wal leggende, kwamen wel iets nader aan land, dog 
meest op deselfde plaats ter houw, van waar des morgens afgevaren waren, 
en ankerden met het vallen van den avond, op 20 vadem, twee mijlen van 
de naaste wal, hebbende Poelo Mandalique O. 2%, Z Crimon Java N. O. 
ten N. 1/, N. ’snagts de wind fariabel en met een sterke travaat uit den 
oosten, waren genoodsaakt het touw op de tweede kleding te steeken. 
Donderdag den 31° Maart met den dag waren weder onderzijl, coers 
langs de wal, de wind Z. O. en O. Z. O. liepen zoo verre op zee dat 
Poelo Mandelique in ’t Z. t. W. bragten, en bleeven tot een uur om de 
N. O. leggen, dog kreegen den geheelen middag, op die tijdt gewend zijnde, 


‘geen andere wind tot circa 8 uuren, wanneer wel aan ’t O. N. O. en voorts 


aan 't N. O. en N. N. O. schoot, dog so slap bleef, dat de teegen stroom 
niet stoppen konden, waar door Poelo Mandalique weder in ’t Z. 3 O. kree- 
gen en te negen uuren op 25 vadem ankerden, krijgende des nagts al we- 
der een travaat uit den oosten. ‚… 

Vrijdag primo April. Met den dag een frisse dog schraale landwind uit 
den O. Z. O. dog gingen onderzijl en de wind wat boegende liepen om de 
O. N. O., hadden op de middag Poelo Mandelique in ’t W. 4. W. Ten 9 
uuren kwam een inlands vaartuig met een Europees mattroos, die over 
eenige dagen van Rembang uitgesonden was, om op het schip te kruissen, 
bij ons. aan boord, en vertrok weder aanstonds na de wal. Na de middag 
hadden het lugtje nog al schraal en slap uit den O. Z. O. tot Z. O*, waar 
mede de stroom teffens weder tegen krijgende tot op 12 vadem onder de 
wal liepen en vervolgens ankerden, hebbende de klip Mandalique m *t W. 
ten zuiden, en omtrent 10 uren het lugtje uit den N. O. wat doorkomende 
gingen weder ondersijl, dog moesten ten 2 uuren weder ankeren, doordien 


wij meer verloren als wonnen. 


304 meis VAN DEN EE ee 


vaartujjgen moogen timmeren voor andere menschen buijten Java, ook ee 
ter verkoop op Batavia, maar sullen de voorsz. benoodigde aantimmeringe, 
zoo wel van groote als kleine vaartuijgen, voor overwalders, Chinsess rs 
andere natiën, alleen tot Batavia voortaan geschieden moogen , w: 
ven niet alleen gerenoveerd word het geene, ten opsigte der houtlevensis, 
bij het Contrackt van 1733, art. 7, 8 en 9is bedongen, zoo wel nox 
het getal van het leverbaare als de taxatie van het onleverbaare hout, 
landen die aan den Soesoehoenang verblijven, maar men beding 

en boven, dat het aan de Comp". vrij sal staan die leverantie te 
na dat men gebruik daarvan kan: maaken, en dat de So 
zijn volkeren, als ‘het noodig is, de Compt. de behulpsaame: 
bieden, tot het mak en sle der houtwerken in de bo 


























zijne Regenten tot de weeder aanplantinge waan op pk 
hout bereeds soa veel weggekapt is, dat men daar door inder 8 
konde lijden. 

Art 21. 

Noopende de vaart der onderdaanen van den Soesochoenang, 
Zijn Hoogheid hun te interdiceeren alle andere vaart dam direckt « 
eene plaats op Java na de andere en van Java naar Batavia ‘heen « 
der; egter zal Balij, om de nabijheid, als aan dit cijland ge 
zoo ook Madura, worden gerekent; maar verder als het gem. eijlas 
zullen alle vaartuijgen van Java comende confiscabel zijn. Op dat » 
te beeter verseckert mag zijn dat do voorsz. gepermitteerde 
Java en heen en weer na Batavia, langs de wal heen, niet kome 
ken om eenige sluiijkvaart van en na de overwal daar onder te 1 iy 
zoo zullen alle vaartuijgen, verder als vijf mijlen. bijten de malve 
wordende, door *sComp'. scheepen of vaartuijgen moogen aangehouden es 
opgebragt werden als suspeckt van overtredinge deeser ordre, schoon ook 
de pas goed was, en zij zullen zelfs confiseabel zijn sla men deselve buijs 
ten de voorsz. vijf mijlen op zee vind, schoon ook tiets daarin gevonden 
word dat confiscatie, op sig selfs, subject mogte wesen, zoo als im” gelijke 
voegen confiscabel zullen. zijn alle vaartuijgen van de overwil, wanneer die | 
binnen voorsz. vijf mijlen werden aangetroffen, waarvan men de noodige 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR*GENERAAL, ENZ. 313 


van die menschen niet eenige zoude kunnen disponeeren om jaarlijks, voor 
een weinig vermeerdering van dagloon, geduurende de Oostmousson of van 
Apnl tot November, na Batavia of op Onrust, te gaan arbeiden, te meer 
bij zulks niet impracticabel oordeelde, en 200 veel volks hier bij continuatie 
geen werk zoude kunnen vinden. 

Men bezag ook teffens de grond waarop de vorige logie heeft gestaan , 
dewelke door de Chineesen in A°. 1741 ingenomen en geruineerd is, zoda- 
nig dat er buiten de gragt, aan dewelke men nog zien konde dat het een 
zeer klijn vierkant van circa 6 roeden ider zijde, met vier halve bastions, 
geweest was, niets van gemaakt konde werden, zijnde hier tot nog toe 
geen fortje weder gemaakt, maar de woningen en wagt alleen in een ge- 
pallissadeerd vierkant, aan strand geplaatst, regt voor een gelijke vierkante 
pallisadeering, waarin de Chineesen huis gehouden hebben, en aan dewelke 
de onse, na de herovering van deese plaats in den jaare 1742, alweder vier 
_ halve bastions hebben gemaakt, dog alles van geen of weinig defensie of 
nut, excepto over de 20 stukken canon, die hier nog leggen en ovefvloedig 
toerijkende zijn voor een plaatsje als dit, en de veldschans die hier mogte 
aangeleot werden, bestaande het presente guarnisoen alhier in 59 koppen, 


primo plan. 


Korte sterkte van alle zodanige ’s E. Comps. Europeese en Inlandsche 
dienaren ten deesen comptoire bescheiden, die op heeden in waren weesen 
bevonden zijn, namentlijk 

59 koppen in ’t geheel, te weten: 
31 koppen Europeese dienaren, als 
1 onderkoopman en resident DIRK WILLEM VAN DER BRUGGEN. 
1 boekhouder. 
1 baas der scheepstimmerlieden. 
1 adsistent. 
1 onderchirurgijn. 
1 scheepstimmerman. 
_1 schiemansmaat. 


1 zoldaat aan de penne dienstdoende. 





a 


8 koppen. 


306 RWIS VAN DEN GOUVERNBUR-GENBRAAL, -WRE. 


door zijn volk laatende leeveren het noodige hout en dem dingen da 
het land geeft, voor eene dragelijke betaaling. 
Art. 24. 
Eijndelijk en ten laasten, omtrent alle sodanige pointen die in dit nian 
contrackt van reconciliatie, vreede, vriend- en bondgenootschap, nist ge 
ciaal zijn aangeroerd, werden bij deesen, in de beste foxme, gereneveut de 
de voorige verbintenissen, overeenkon | contrackten tusschen de Can. 
en den Soesoehoenang, mitsgaders zijne voorvaders, geslooten em sangagun 
n speciaal dat van den jaare 1705 en 1783, dewelke bij deens gebw 
den werden voor geinsereerd, in sao verre in de Pometen, dari Wie 
gen, thans geen verandering is gemaakt. 


Aldus gedaan ende gecontrackteert in het hof van den Boesochoenang tt 
Cartasoera Adiningrat, op den 11% November 1748. 


De gebeurtenissen die zich oplosten in deze overeenkomst, bragten cena ge 
heele verandering te weeg in den toestand der Nederlanders in Oesbijk; 
Java. Het contractueel bezit van eenige kleine forten of versterkte ign, 
langs de kust, tot bescherming van den handel en tot verzekering der be 
dongene leverantiën, werd vervangen door de Souvereiniteit over uitgestrekie 
provintiën. De invloed vroeger ongemerkt ontstaan uit de betrekking u 
den schuldeischer tot den schuldenaar, en uit het overwigt der- Muropace 
staat- en krijgskunde, was van nu af gegrondvest op het regt van. verovering. 
Uitdrukkelijke bepalingen maakten de voorname diemaren des Keimens tt 
afhangelingen van de Compagnie en plaatsten het Mataramsche Rijk ender 
eene waakzame voogdij. De Compagnie bleef, door het gesloten verdrag, be 
heerscherease der im den oorlog gewonnen kusten, en. werd daardoor em deer 
het beheer over de tollen op den in- en uitvoer, meesteresse van dem handel. 

In het jaar 1746 begaf de Gouverneur-Generaal VAN IMOKOFF zich, met 
twee Raadsleden en een der Secretarissen van de Hooge Regering, naar het 
pas verworven grondgebied en. naar het Hof van Kastasoera. Het doel des 
reize was om plaatselijk de maatregelen te beramen, en, voor zoo ved 
noodig, terstond in werking te brengen, gevorderd om het gesag der Cam- 
pagnie, in hare nieuwe provintiën te vestigen, en om de hear verschuldigde 
inkomsten en leverantiën te brengen op ecnon geregelden voet. De Gou- 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENEBAAL, ENZ. 315 


niet implausibel voorkomt, wordende zulks dierhalven bij provisie overge- 
nomen in nadere bedenking en alhier g’insereerd. ° 


Namen der districten welkers dorpen successieve geraakt zijn 


onder andere. 


| Waero heeft de volgende ses dessas die nabij hetselve leggen en egter 
daar van vervreemt zijn. 
Oelacan digt bij Waero geraakt onder Patty. 
Cadeloetan ’ ’ ’ ’ ¥ 
Wator r) " v r v 
Coenirang u W u y # 
Magoenan y y ” w Joana. 
Matesse r ’ ” ” Y 
Banker heeft 4 dessas invoegen als booven, 
Bangie digt bij Banker geraakt onder Patty. 


Pata W ¥ y a u 
Boewong w y y w W 
Sering " oo eu 


Mortoteco, ad idem, drie, | 
Larang Assam digt bij Mortoeco geraakt onder Lassum. 
Soelang v ’ y W / 
Lambangan re u ” Y y 
Catterman , invoegen als boven, tien dessas 
Coernier  digt bij Catterman geraakt onder Lassum. 


Banjo Rowo v u y ” W 
Malawat Y / ‚ y / 
Carang Modjo « — y Y y # 
Anger Roekam sf w r) v " 
Poeman y ri y y r 
Malageew ’ ¥ " w y 
Matagal ” y / # " 
Camadoe y # ” „ Rembang 


308 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL ; BRE. 


omstandigheden vertrokken, de vriendelijkheid hadden met…oms ne boei 
te gaan, en men geraakte teegens seven uuren aan boord van: het ship 
de Hersteller, onder een salut van 21 schoten van *t Casteel en zoo vel 
van het schip ’s Heeren Arendskerke, leggende voor commandeur of wat. 
schip ter rheede, dewelke op het heissen van do vlag met de wimpel dur 
boven, zijn breede wimpel streek, waarop men het gedaan salut vet 
Casteel en de rheede liet beantwoorden met 21 schooten van ‘¢ stip, 
waarop o’embarqueerd waren, krijgende kort daarop een suidwest ingh, 
waarmede van de rheede onder zijl gingen onder een aridermalig enlut, dy 
nu van ’t Casteel alleen, omdat er geen wagtschip op de rheede buites a 
eigen was, van 21 schooten, waar voor, nadat ook de Engelsche schapn 
Augusta en Winchelsea geschoten hadden, met 21 schooten bedenkis, 
gaande kort daarna de voormelde heeren Raden weder van boord, em ® 
tachement van de lijfwacht in de kuil met geweer staande, met een offer 
voor het front, onder-het slaan van twee roffels, ende vertrokken zijnd, 
wenschte haar Ed. een goed verblijf met 15 canonschoten. 
Het geselschap dat den Gouverneur-Generaal op de reise verselde, besteal 
uit.de heeren Raden ordinaris en extra-ordinaris MOSSEL en VAN DEN BOM, 
den tweeden Secretaris van de regeering JONGSMA, den colonel CONV, - 
den lieutenant-collonel muNTs, den commandeur en equipagiemeester Wa 
LENGH, den eerwaarden sTROHE, den opperkoopman en sabandhar p’meas, 
‚den capitain ter zee en gouverneur der Academie de marine PAULUS, we, 





vens nog andere gequalificeerde dienaren, buiten de officieren van de lijf 
wagt, waartoe gedetacheerd waren 72 man in rijen en gelederen, met & 
nodige onder-officiers, onder commando van den ritmeester oeaxnmene, ds 
lieutenants FAURE en SUDECQ, de cornets VAN DER POEST en RILLENBUVS, 
versellende ons daarenboven nog twee pantjallangs, daar onder eene tot ga 
bruik van den heere Gouverneur-Generaal, door den koning van Benten 
gesonden, onder den tommengong DOCTA WIKARSA, om ons te scoompague- 
ren, hetwelke men, om de groote gedienstigheid van dit hoff, im de pra 
sente omstandigheden dat desselfs erfvolging nog in deliberatie is, niet had- 
den willen weigeren. 

Met het voorschreeven zuidwestelijk lugtje dat in een gekeol westelijke 
favorable wind veranderde, liep men tot bij Edam, alwaar egter ten amlsûr 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 317 


intentie om van Sourabaya een derwaarts te zenden, ten einde een kaartje 
daar af te formeeren. | 

Eens zo verre als Patjoeng Kongang, legt de bekende zoutplaats Par- 
radessij, daar. een groote quantiteit zout aangemaakt werd, en vier uuren 
van hier legt de residentie van Joana, daar thans de boekhouder rour- 
LEMONDE hooft is, werdende aldaar de rijst uit de landen van Patty, vol- 
gens het jongste contract met den Soesoehoenang en de gemaakte verdee- 
ling door den heer commissaris VERYSSEL met desselfs rijksbestierder, ge- 
leverd, en ook voor desen een sterke handel op de overwal gedreven, nu 
in zoo verre afgeschaft, dat de overwalsche vaart direct geschieden moet 
naar Samarang of naar Grissee, waar over — op de ingebragte swarigheden 
van den heer VERYSSEL, dat eensdeels daardoor, indien het strict van het 
gaan zo wel als van het koomen verstaan wierd, eene groote monopolie, 
tot verval van die vaart en nadeel van de gemeente op die twee en de 
overige langs Java’s stranden gesituéerde handelplaatsen, konde ontstaan en, 
aan de andere kant, ook alle de overige plaatsen langs de stranden zoo wel 
gedestituëerd weese zouden vam het gerief der van daar aangebragt wer- 
dende klijnigheden, als van de gelegentheid om hun zout, rijst en andere 
landvrugten, op eene voordeelige wijse, quit te werden — dese bedenking 
wierd geformeerd, of het, tot bereiking van het oogmerk niet genoeg zoude 
' weesen, de overwalsche vaart in het inkomen van daar alleen te bepalen 
aan die plaatsen en daar te doen vertollen; opdat door het laatst ook 
teffens dubbeld mag werden toegezien en gewaakt tegens de sluikerijen , 
latende, na behoorlijke visitatie en vertollinge, de vaartuigen met haar la 
ding onder een passe voortséilen werwaarts zij willen, om haar goed te 
verkopen, en van daar weder vertrekken naar de overwal; hoewel het 
laatste ook dit inconveniënt onderworpen is, dat dan ook wel de aan de 
Compagnie gereserveerde producten van het land, als peper, indigo, ca- 
toene garens enz., derwaarts konde werden vervoert, door toegeventheden 
van de residenten of sabandhaars dier plaatsen; zo dat dit point almede bij 
provisie in nadere overweging gehouden wierd, als een van de moeijelijkste 
zijnde, om sodanig geschikt te werden, dat er de minste swarigheden uit 
voortkomen. | 

De baas ‘van den scheepstimmerwerf solliciteerde ook zijn verbeteringe 

: 21 


310 REIS VAN DEN GOUVERNEUE-GENERAAT,, =e. 


derom met klijne zeilen, hadden vervolgens de nagt « newt stil, ge 
lijk ook 
Maandag den 28%, stuurden oost suiden dwars: over de byt 
heen, op de hoek van Japara off Poelo Mandelike na Rembeng, en dum 
demiddags lieten de hoeker jagen om die hoek op te loopen, dog deuin 
konde weinig of niet vooruitkomen; ’snagts almede motet stil, dip ® 
dert de middag meest altoos 27 vadem, hebbende van de hoek van & 
djong Tanna van 16 tot 19 vedem afgodiept, tot af em aan Tug, went 
gens tot 23 vadem af en aan Paccalongang, toen wat schielijker $5 en ff 
en daarop gebleeven tot 

Dingsdag den 29° Maart, wanneer met zonsopgang de hoek van % inl 
waar voor Poelo Mandalike legt, in *t oosten, en het hooge land, sppuut 
van Japara, in ’t oost ten zuiden, mitsgaders de twee gebroeders in *t EK, t 0, 
het bergje van Samarang in ’t Z. t. O. half O., en eindelijk Ourimun ku 
in het N.N. O en } noord peiijlden, zijnde doen nog wel 6 à 10 wijn: 
van de eerstgemelde hoek af na gissing; hadden toen en ook in de wag: 
26 en 25 vadem alles slek. Hadden voorts desen voormiddag weinigd 
geen wind als het overblijfsel van de W. N. W.en W. Z. W. wind vate 
nagt; des middags de hoek van ’t land of Poelo Mandelique in %t O.t.& 
hebbende, met 27 vadem diepte, hadden op de octanten 6 gr. 17 minuka, 
en gisteren middag hadden 6 graden 33 minuten zuider breete gehad. Is 
de middag quam de wind uit zee met een N. W. en W. N. W. busi 
dat vroeg na de wal zig keerden en van Z. W. naar het Z. Z. Q. suhet 
met reegen en frisse coelte, travatig met donder en weerligt. Met sous @& 
dergang hadden Poelo Mandalique O. iets zuidelijker en Carimon Java N, W., 
diep van 27 tot 26 vadems, waar op tegens agt uuren ankerden, overnis 
de wind nog al meer beoosten het zuiden liep. Men remarqueerde bij dmt 
gelegenheid dat eevengen. eilanden van Crimon Java wel 4 mijlen waste 
lijker dienen te leggen als deselve in de kaarten geplaatst zijn, hetwelk dm 
capitein PAULUSZ, als neemende teffens nog waar het opsigt over de kaarte- 
makerswinkel, geordonneert wierd te redresseeren. 4. . 

Woensdag den 80° de nagt over de wind aan ’t Z. O. gebleeven , dog 
tegens den dag wat zuijdelijker gelopen zijnde, zo ligten anker, evers bij 
de wind over, langs de. wal; sagen met zons opgang een schip voor Japers 











REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 319 


ten die zig hier bevonden, volgens de afkondiging die daar van gisteren 
gedaan was. | 

Dinsdag den 5 April, met het begin van de dagwagt, ging men met 
de eerstdoorkomende landwind onderzijl, coers om de N. Q. van de rheede 
en vervolgens O. N. O., langs de strekking van de wal, opboegende naar 
en om de hoek van Lassum, hetwelk met de landwind nog vrij wel suc- 
cedeerde, dog deese in de voormiddag naar het O. Z. O. lopende, en ver- 
volgens om de zuid gewend zijnde, tegens de middag, op hope van een rui- 
mer. zeewind, bevond men in teegendeel desen dag en ook | 

Woensdag den 6%, dat de zeewinden schraal en flauw bleeven, rui- . 
mende wel wat teegens twee uuren na de middag tot O. N. O. en N.O., 
| dog met zeer weinig kragt, en de stroom tegen, zoo dat maar dagelijks 5 
of 6 mijlen konden advanceeren, des gelijk ook 

Donderdag den 71°, wanneer des avonds voor de bogt van Toeban an- | 
kerden, op 84 vadem, zo als gisteren bij de hoek van Auer Auer op 7%, 
“en eergisteren aan de oostzijde van Lassums hogeland op 9 vadem. Tegen 
tien uuren des avonds sond de regent van Toeban vier koeijen, wat klap- 
pers en wat rijst aan boord. | | 

Vrijdag den 8%®, in de nagt de wind aan ’t Z. en Z. Z. W. lopende, 
ligten anker en deeden een goeden gang langs de strekking van de wal, 
over 9 tot 10 en 11 vadem, waar door met het uitgaan van de wagt de hoek 
genaamt Oedjong Panka in het Z. t. O en Z. hadden, en het zo genaamde 
Valsche Gat, of de opening tusschen Poelo Manara en de Javaanse wal, op 
een wind-booms lengte na, toegeseilt hadden, wanneer regt op het Valsche 
Gat aanstuurden, zijnde om de Z. Z. O., houdende het zelve op die dis- 
tantie om de modderbank te passeeren, tot dat men digt bij de zeroos of 
visschers luijkstokken komt, die bij Poelo Manara staan, dewelke men mij- 
den en dan regt op de pagger van Sambilangan, op Madura, aanstuuren 
moet, wanneer men het ware gat gaande weg openkrijgt, lopende dan om 
de zuid, middens vaarwater tusschen Poelo Manara en Madura, op Grissee 
aan, niet minder als 7 vadem water betrouwende; het meeste is 14 en 
15 vadem, alles slek grond. De stroomen lopen in dit gat tweemaal in ’t 
etmaal ebbe en vloed of liever uit- en inlopende, want het water aan strand, 
zegt men, dat maar eens in ’t etmaal hoog en laag is en met velerlij stroo- 

| 21 * 


312 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 


Saturdag den 2% April met sons opgang waren weder" sdensijl en wat 
op zee te lopen met een frisse bramsijla coelte uit den Z. O. tot 2. 2 0. 
dat met den dag doorkwam en om het met korte slagen op te halen, goei 
het. met vroegschaffen weder over om de.zuid, dog de wind weder kr 
lende over de boeg, met de drie glasen in de voormiddag, andermaal na 
om de oost en vervolgens tegens de middag de wind naar het Z. O.a 
O. Z. O. lopende weder naar de wal, het welke ditmaal succedeerdem, de-wal 
ruimende tot benoorden het oosten, waar door de Rembangsche rheede, was 
op de schepen Binnewijsent en Rijnhuisen, nevens de Brigantijn Sussm 
Catharina en de hoeker Vesuvius lagen, in ’t Z. 4 O. bragten en vervel- 
gens regt zuiden afhielden, om de droogtens ter wederzijde te mide a 
lieten het anker bij de voormelde scheepen tegens half vijf vallen, deweia, 
na dat van de pagger rondom los geschoten was, 31 en minder ‘school 
deeden, ieder hoofd voor hoofd schietende, die gesamentlijk met 17 sche 
ten van het schip b’antwoord wierden, en kort daar aan de Heer vanuit 
aan boord komende, salueerden denselven met 15 schooten, de wagt in tg 
weer, twec roffels slaande; vernamen dat zijn Ed. twee dagen bevorens hit 
gekomen was om ons te ontfangen, en voeren vervolgens met denselws 
naar land, werdende van ons schip en de verdere scheepen op de heek 
gesalueerd met 21 en minder schooten, zo als ook aan land het canon @ | 
lost wierd op onse aankomste, dewelke met zons ondergang was. 

Sondag den 3% April de godsdienst verrigt zijnde, met eene stigteljkn 
leerrede over CHRISTUS dood uit Lucas 23, zo besigtigde men vervolgen 
des namiddags de timmerwerf, waar op 18 van de gerequireerde overdekte 
vuijlings-schouwen voor Batavia en eenige overdekte chiampangs of plat 
boomde losvaartuigen, voor het werk ter rheede aldaar, ten deele timmerkiesr 
en ten decle nog maar opgeset stonden, welkers spoedige absolvatie aan den 
resident VAN DER BRUGGEN en baas van de werff DAMWIJK recommandeerds 
deselve teffens qualificeerden, om, na het aflopen van dit werk, nog een 
bark van 80 voet plus minus te mogen opsetten, om te dienen tot eem 
kruisvaartuig voor de Oostindische provincien of elders, terwijl men hies 
tog tans weder veele timmerlieden toegevloeit zag, waar van wel 190 thans 
in ’t werk waren, winnende van 4 tot 12 stuivers daags zonder meer, so 
dat men ook teffens ordre gaf aan den resident, om te proberen of men 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ÉNZ. 321 


In desen tusschentijd de Radeen Tommongong SOERADININGRAT, gewesen 
regent van Sidajoe, waar van bevorens gesproken is, en tans door de Com- 
pagnie tot regent van Madura of het district van Sampang, in zijns vaders 
plaatse aangesteld, naar dewelke de koopman siMONY, gewesen translateur 
in de Maleitse en ook kundig de Javaansche taal, gisteren avond naar 
Sambilangang. vertrokken was, om hem een particuliere visite te geeven, 
door een zijner mantries hebbende laten versoeken permissie om aan boord 
te komen, en zulks geaccordeerd zijnde ‚ zo verscheen deselve tegen den 
middag, werdende zonder eenige ceremonien gerecipieerd, dan dat men hem 
een chialoup sond . met een vlag, om hem van zijn vaartuig af te haalen, 
en de sabandhaar p'rsPAR hem tot in de kamer geleide, daar de Heeren 
MOSSEL, VAN DEN BOSCH en VERYSSEL zig bevonden, en. vervolgens ook 
geadmitteerd wierd de commandeur STERRENBERG, dewelke gisteren avond 
met den ritmeester MARSCHALK over land van Rembang aan Oedjong Panka 
gearriveerd was, en deesen morgen aan boord kwam. 

De Radeen Tommongong praesenteerde zijn kris aan den ondergeteekende, 
dewelke deselve niet aannam, maar hem weder op zijde deed steeken, onder 
deese uitdrukking, “dat hij tans een regent was door de Compagnie aange- 
steld en dat geweer nu konde dragen tot eere van de maatschappij , en ten 
beste van de geene die onder hem gesteld waren’ Hierop diet men hem, 
naar het afleggen der gewone complimenten, regt tegen over sitten en naar 
eenige onverschillige discourssen weder vertrekken, hem teffens bekend ma- 
kende, het voornemen om hem in persoon te gaan installeeren in zijn re- 
gentschap, hetwelke de Heer VERYSSEL, gereed om hetzelve te verrigten 
wanneer: tijding van des ondergeteekendens komst kreeg, tot dien tijd toe 
hadde uitgestelt. 

Geduurende dese visite schokte men met de voordeelige stroom naar de 
hoek van Poelo Manara en na de middag de wind met een stijve bramsijls 
coelte uit den noorden doorkomende, zeilden wel wat in middens vaarwater 
tusschen Poelo Manara en de Madureesche wal, dog kreegen de stroom zo- 
danig tegen dat van (zegge) twee tot vijf uuren geen mijl avanceeren, en 
bij verslapping van de wind de stroom: niet stoppen konden, waardoor ge- 
noodsaykt wierden te ankeren; dog wat voor sons ondergang de wind we- 


der vris uit den N. N. O. doorkomende en de stroom afnemende, ligten 


314 REIS VAN DEN GOUVERNBUR-GENBRAAL, EUS. 
8 koppen, sie vorige bladsijde. 
19 koppen militairen, te weten | 
2 corporaals, waar van een op commando na Samerang. 
1 tamboer en 
16 soldaten. 
4 koppen arthillerie bediendens, als 
1 constabels maat en 
8 bosschieters. 


31 koppen Europeese dienaren, als bovengemeld. 


28 koppen inlandsche militairen, namentlijk : 
1 iieutenant ABDUL CARION. 





1 zergeant. 
2 corporaals. 
24 soldaten. 





59 koppen als voorsz. ° 


Rembang den 30" Maart 1746. 
(was getekent) D.W. V. D. BRUGGEEL 


De resident gaf ook een lijst van verscheide dessas of dorpen onder d 
en de nabuurige districten, dewelke door den Seesoehoenang of zijne mi 
nisters, voor desen wonderlijken door den anderen vermengt, uitgegeven d 
bij de tot hooger en andere bedieningen bevorderde besitters van dessiv, 
oneijgentlijk behouden en dus vervreemt waren van de districten waar en 
der zij gehooren, sodanig dat een dorp, digt bij Rembang legwende, @ 
Joana of wel een bovenlands district gehoort en viese versa, waar door de 
volkeren, die als nog onder dit gebied gehoren, als zij tot de diensten van 
de Compagnie geroepen werden, zig hier gemakkelijk aan deselve kunn 
onttrekken, met zig, voor een tijd lang, naar de dorpen te begeven, die on- 
der een ander regent staan, zo als die wederom doen als zij van deselve 
worden ontbooden, zig dan ophoudende in de Rembangsche of Joanase dor- 
pen, het welke hij van gevoelen was dat sonder eenig inconvenient konde 
geredresseert worden, met de plaatsen te stellen en vervolgens ook te laten 
blijven onder de regenten, die het naaste daaraan leggen, zoo ale ook 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GEMNERAAL, ENS. 318 


niet implausibel voorkomt, wordende zulks dieshalven bij provisie overge- 
momen in nadere bedenking en alhier g'inserserd. ° 


Namen der districten welkers dorpen succeasieve geraakt zijn 


onder andere. 


Werro heeft de volgende ses desens die mabij hetesive leggen en ogter 
daar van vervreemt mjn. 
Oclacan digt bij Waero geraakt onder Patty. 
Cedeloetan 0 e a 0 9 


Wator 9 9 9 o 0 
Cocnirang ° ° ° 0 9 
Magocnaa 9 9 9 e Joana. 
Mateses e e o a e 


Ranker beeft 4 deneas invoegen ab booven, 


Pata P r) o Pr) P 


Mortoteen, ad idem, drie, 
Soelaag ° o a r a 
Lambaagan e e e r 9 
Cetterman, invoegen als boven, tien decane 
Corrnier digt bij Cattermen geraakt onder Lecsum. 


Benjo Rowo . 9 9 o PY) 
Malewat 9 0 e 0 e 
Caraag Medjo « Ld o Ld e 
Anger Reskam = # r e . Pi 
Porman o e o . o 
Malagerw 9 o o e . 
Matagal ° 9 o e . 
Cemedoe o . , e WRembeng. 


. 6 


316 REIS VAN DEN GOUVERNBUR-GENERAAL ; - BM 



















Rembang zelf twee dessas, 7 oe, 
Caringenang geraakt onder Joana. - 
. Baddrangan Y re re 


Maandag den 4% April, in den morgen, reed men te paard nme Bh 
tjong Kongang, leggende een uur gaans bewesten Rembang,.dasr enig 
zoutpannen zijn, en alwaar men bezig was voor (het: schip) . Bineujed 
zout af te schepen, het welke hier in groote abondantie. kan amg 
“worden en zo goed als gemakkelijk valt, zijnde de grond zo bekwaam der 
toe door de effenheid van het strand en de santagtige constitutie van | 
land, dat de zoutputten of zo genaamde pannen, eigentlijk nelij of pul 
velden zijn, daar de eene tijd het zout water in opgeschut werd ‘si « 
nabij lopend zoutspruitje, dat bij hoog water uit zee afgedaint wal; 
deselve vol te doen lopen en geseait of geplant werd, waarvan mien: 





plekken vrij wel sag staan. 
In het heenen rijden passeerde men eerst de campong - der " 
timmerlieden, daarna die der Chineesen, dewelke hier ten getalle vand 
. huisgezinnen zijn en nog al vermeerderen, behelpende zig met. ef 
rongs of kraampjes te houden, op de bazaar die hier dagelijks: 
werd, en wel niet van de grootste is, dog egter nog al. neering . 
doordien de bovenlandsche districten zig hier van zout komen voossiaifk 
ruiling voor de vruchten harer landen. Dese Chineese campong begint sj 
nu wat beter te herstellen, hebbende de voornaamste onder deselve ili: 
nog al vrij spacieuse wooningen en is gesitueert aan het spruitje ef 
rivier, door dewelke veele houtwerken konde afkomen, 20 er zo veels begin 
niet waren aan de mond of het uitlopen van deselve, hebbende eem. gi 
houte brug, over dewelke men -passearde en aan de westzijde eens kiss 
afwater van grond, ter linkerhand van de weg, leggende een snaphem- 
schoot van 't voorsz. rivier, en g’environneert van padij of nelijvelden es 
de zuidzijde, hetwelk dit plekje uit de natuur wat sterk maakt en deel 
projecteeren tot het aanleggen van een klijn veldschansje, als beter gelsegm 
zijnde dan daar het vorige geplaatst is geweest, dog vermits men gem 





ingenieur bij zig hadde, zo wierd zulks alleen in bedenking. genomen ; gast 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 825 

Ordre voor den Heer Colonel van de cavallerie en Comman- 
dant van de lijfwagt, JAN CONVERT, om daar na het ceremonieel 
van de militie op Sourabaya en Samarang te reguleeren, zoo wel 
voor gemelde lijfwagt alsde troupes, zoo te paard, als te voet, die 
aldaar guarnisoen houden. 


1. De dragonders van de lijfwagt zullen voor niemand eenig ceremonieel 
doen, dan dat de schildwagt, die voor het geweer staat, voor de hoofdoffi- 
cieren het geweer presenteeren zal, dog niet. de geene, die voor het logement 
„van den ondergeteekenden posthouden. Voor de secretaris van haar Eds, 
- de Heer sonasma, Uw. Ed. en den commandeur over Java den Heer E. STER- 
RENBERG, zullen die van de ordinaire wagt bij het geweer treeden, sonder 
meer,.dog voor de presente heeren van de regeering zullen zij het geweer 
presenteeren en een roffel slaan. | 

2. De hoofd en andere wagten van de guarnisoenen dier plaatsen zul- 
len de eerstgem. door hare schildwagten het geweer laten presenteeren voor 
de leeden van de politicque raden der plaatsen, geen hooftofficieren of ho- 
ger gequalificeerdens dan kooplieden zijnde, en de buitenwagten zullen ook 
voor deselve uittreeden, dog de hooftwagt alleen bij het geweer laten lopen 
voor de hooftofficieren, voor dewelke de buitenwagten het geweer bij de voet 
zullen hebben. De drie boovengem. gequalificeerde personen zullen aan de 
hooftwagt het geweer scherp geschoudert en aan de buitenwagten gepresen- 
teerd hebben, en voor de Heeren leeden van de Hoge Indiase regering zullen 
zo wel de hoofd als andere wagten salueeren, de eerste met twee, en d’ove- 
rige met drie roffels. De politicque gequalificeerdens, opperkooplieden en daar 
boven zijnde, zullen geconsidereert werden als de majoor van de militie, 
en de officiers van de zeevaart, als die te lande dienstdoen, de eerstgem. 
agter de ranghebbende, wat de capiteins aanbelangt, dog de lieutenants na 
den ouderdom harer acte en de commandeur VERLENG als lieutenant collonel. 

3. Geduurende het aanweesen van den ondergeteekenden zal er een capi- 
tain, lieutenant en een vaandrig met een vaandel aan de hooftwagt moeten 
weesen, en die wagt zal ook maar eenmaal ’sdaags ’t ceremonieel doen dat | 
boven vermeld is, uitgesonderd de leden van de Hoge regeering, waar voor 
het telkens, zo zij het begeeren, zal werden gedaan. | 


















- 
318 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ 


van /55 tot 70 guldens, hetwelke men hem om de extraordinaire tijde 
legentheid” beloofde. Hij scheen cen stil en goed subject te weesen ome 
den inlander om te gaan, en door experiéntie nog al vrij wat gevordert 
zijn in de scheepsbouwkunst, sonder theorie egter, dan hetgeene hij a, 
het maken van de drie barken geprofiteerd en hem zoo geanimeerd huit, 
dat hij versogt de vrijheid te hebben; de vierde, waartoe thans gege 
ceerd was, cen weinig naar zijn eige gedagten te mogen maken, 
men hem toestond. Hij versogte ook voor den Enropeesen 
zig hadde, om den titul van medsterknegt en wat verbetering, dat 
steld wierd tot dat men het werk van de werff op Japara zoude hebben. 
zien, en die twee waren gereguleerd na den eisch van ’s Compt, dienst, 

Onder Rembang gehoort ook Lassum, vier à vijf uuren ten oosten 
daar, zijnde het hoge land van Lassum ten oosten en dat van Japan 
westen, de beide hoeken dewelke dese inham van Lassum, He 
Paradessij en Joana formeren, die ruim 5 mijlen diep is; want op 
bangsche rheede, die, schoon men op 5 vadem water legt, wel een 
zuiden en noorden van strand is, heeft mên de eerstgemelde hock 
oost en het voorschreeven hooge land, het verste dat men daar yan a 
konde, in "tN: W. 4 W., waar bij nog komt het district van ‘Tocban lit 
den Heer venvsset, tans ook aan Rembang toegeweesen, omdat dio re 
tans aan de Compagnie leveren moet, hetwelke hem gemakkelijker 
doen op Rembang als op Grissee, so dat dese plaats, schoon. ook het gros 
gedeelte van het scheepstimmerwerk na Japara overgebragt werd, exter 
zal blijven eene residentie die wel wat gesecureerd dient te weesen, mi 
de omslag zo klijn valle als mogelijk. 

De regent van Balora, thans ook onder dese plaats gestelt, ig gee 


senteerd hebbende om zijn compliment af te legen, 20 recommandeorde we 
hem, dewijl nabij de houtbossen ten zuiden van dese plaats gesitueerd is, 
het afbrengen van deselve de Compagnie behulpsaam te zijn met zijn volk, 
dewijl gene andere diensten heeft als deese: hetwelk hij gewillig sannam 


Na de middag vertrok men na boord, onder gelijke ceremoniën als bij, 
| 


de komste, latende den Berwaarde srnonf, om ’sdaags daar aan 
pantjallang van den resident te volgen, nadat des « 
eramenten zoude hebben toegedient aan doening 


> a 





I 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 327 


® TANDAWIRA MANTRIB; Wierasaba onder Ingabei SOEMA IOEDA; Cartasana 


‘+ onder Rongo WIERAMIDJO; Tjaroeban onder Ingabey TJORROMENGALA en 


w Patjie onder Rongo MARTA LEKSONO; van welke alle voor als nog niets 


PJ 


i 


was bedongen, om haat bekend onvermogen. Wat dit district van Soura- 
baya op zig zelfs aanbelangt, daarin waren door Zijn Ed. aangesteld en op 
den 10% Maart passato ook voorgesteld, de Tommongongs SITJANAGARA 
En SASRANAGARA, zoo dat nog voornamentlijk resteerde de introductie van 
Radeen Tommongong SOERA DININGRAT in het district Sampang en de af- 
doening der zaken op Sumanap, waar den p!. regent TIRTANAGARA het 
gezag nog heeft, zijnde de gesuspendeerde of buiten gezag thans zig bevin- 
dende regent Radeen Tommongong TJACRANAGARA, hier op Sourabaya nog 
afwagtende de finale dispositie over hetzelve, item hetgeene van denselve, 
de regenten hier ter plaatse, en voorts die van Passourouang en daarom 
her te bedingen zal zijn voor de Compagnie, waarover men van tijd tot 
tijd sedert het vertrek van Rembang al eens geconfereert hadde met gem. 
VERYSSREL, en van sints was nader te deser plaatse te delibereeren. 
Woensdag den 13% April, ’s morgens, quam de secretaris TONGSMA met 
den resident van Cheribon, den koopman CORNELIS VAN DER HOOP, opdagen, 
nadat door buijen en stilte zo lange op zee en tot Japara en Rembang op- 
gehouden waren. Ook kwam desen morgen berigt van Banjer bij een sende- 
ling van Lubok, of den zoogenaamden Baviaan, die het hoofd der laatetgem. 
plaatse, uit ordre van den heer VERYSSEL, na de eerstgem. ter verspiedinge 
gesonden hadde, dat wanneer hij van daar weder meende te vertrekken, 
den radeen DJOERIT niet gevonden hebbende, gem. DJOERIT gearriveerd was 
en zig aan den sulthan van Bandjer onderworpen hadde, hetwelke, al- 
schoon was strijdig met het volgende briefje, door den sulthan van Banjer- 
massing aan het gem. hooft van Lubok, of de Baviaan, geschreven en gis- 
teren door den heer VERYSSEL, als hetzelve van laatstgem. regent ontrangen 
hebbende, den ondergeteekenden ter hand gesteld; luidende aldus: | 


320 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENRRAAL, BRS. 


men zo wel wassen als vallen kan. Van voor Grissee is de rheede wa 
de rivier van Sourabaya meest O. Z. O. en de distantie twee groots mj 
len, zijnde in dat vaarwater te mijden de droogte aan de kant wé 
Javaanse wal, die bij laag water bloot komt, aan het witte: water te be 
nen is, en tegens dewelke men niet nader komen moet, als op u 
dem, en aan de andere kant ook niet minder als 8 vadem, leggah 
aan deese ofte Madureesche zijde twee langstrekkige klippen -onder wis, 
do Buffels genaamt, die met halftij al droog lopen en een redelijke dsm 
tie van de wal leggen, circa halverweege tusschen Grissse em Sourp 
Men moet in dit vaarwater van de modderbank af in ’t geheel: nist-miskt 
nemen als 8 à 10 vadem, en voor Grissee zelfs niet minder. als-2933 
vadem, om voorsigtig te zeilen. sae oad 

Dog om weder te keeren tot onse reise, zo geraakten wij door dedap 
coelte niet voor den donkeren. voor de negorije Bedolo, aan de Javan ul 
leggende, zijnde de eerste groote negorij naar Oedjong Panka, desPed 
vaartuigen zijn en af en aan dewelke de modderbank begint, drogen ® 
van 6 en 7 vadem, waar mede men de hoek omsteekt en die men 4st dj 
bij deselve houd, tot op 4 a 4} vadem, die men meest houd als het-gf 
opengehouden werd op bovengem. distantie, en op welke diepte “ oe 
noordkant van de bank deesen nagt ankerden.. 

Saturdag den 9% April, met den dag, de merken f zien zijnde, Sijn 
anker en liepen met de contrarie-landwind dog voordeelige stroom hek van 
water over en weder van 4 vadem schaars tot 53 vader met korte gangm, 
het Valsche Gat toeseilende als het na de zeebank toelegt, ea “weder. opis 
als het naar de Javasche wal gaat, zijnde te wederzijde en doorgaans à 
dit vaarwater modder, uitgesqndert op de zeebank, daar hard samd ied 
men minder krijgt als 16 voet water. Teegens deselve waren wij gemoodsnkt 
te ankeren op drie vadem, het schip 16} voet diep gaande, omdat mm 
den loots, dat een zeer onnosel man wes, niet regt verstaan konde, en bt | 
schip door de stroom en het klijn sijl in de stilte neer geset wierd. Ma 
tragte wel een werp uit te brengen, om op dieper water te komen, mat 
de wind deed ons zelfs daar weder afseilen en dus lieten het werp sliggun, 
door de boot ligten, en stuurden weder over na de wal van Poeloe Menem 


tegen dewelke men ook hiet nader als 5 vadem komen moet. zen 


| 


| 
| 
| 


| 
| 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR=GENERAAL, ENZ. 329 


voor eerst zoude dienen te blijven, item op Sumanap, hetwelke men te 
noodsakelijker omtrent de laatstgem. plaats oordeelde, omdat, volgens de 
gerugten, de sluikerijen aldaar in vorige tijden ruim zo groot als ergens ge- 
weest waren, buiten de producten van dat land, die wel meriteren voor in- 
vasies en stroperijen en het gezag der regenten door oneenigheden en op- 
roerigheden gedekt te werden door het ontzag van ’s Comp”. posthouding ; 
zo wierd van dese detachementen, item van de twee onderhorige comp- 
toiren, die voortaan onder Sourabaya sorteeren zullen, laatstelijk ook van | 
dit guarnisoen zelfs, gemaakt een project verdeeling, dewelke aan de heeren 
MOSSEL, VAN DEN BOSCH eD VERYSSEL toegesonden en door haar Ed. ook 
goedgekeurd zijnde, besloten wierd alhier tot een p'. reglement voor den 
omslag na te laten, en wat de Europesche militie aanbelangt, daartoe al aan- 
stonds de nodige ordre te stellen, werdende geïnsereert ten vervolge van 
het verrigtte aan deze plaats. | 


Project verdeeling van de militie tot guarnisoenhouding in den 
Oosthoek, waarván het totaal bestaat in een compagnie dragon- 
ders en twee compagnién Infanterie, alle onder comando van een 


majoor. . 


De Compagnie dragonders moet op Passourouang leggen, waarvan dies 
ritmeester dan teffens commandant kan zijn. Een lieutenant en twee vaan- 
drigs van de infanterij met 6 gemeene daar bijgevoegt, maakt desselfs guar- 
nisoen uit, waarvan hij alle jaren eens laat detacheeren 20 man infante- 


risten met een officier enz. naar Sumanap. 


3 officiers met de cavallerie. 

3 vv ‘r infanterie. 

2 wagtmeesters. 

4 zergeants. 

2 corporaals van de dragonders. 
6 / vy v infanterie. 
3 tambours # w dragonders. 





23 koppen die transporteere 


























320 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ 
men zo wel wassen als vallen kan. Van voor Grissee is de rheede ve 
de rivier van Sourabaya meest O. Z. O. en de distantie twee groote =p 
len, zijnde in dat vaarwater te mijden de droogte aan de 1 
Javaanse wal, die bij lang water bloot komt, aan het witte water tebe 
nen is, en tegens dewelke men niet nader komen jet 
dem, en aan de andere kant ook niet minder als 8 vader 
aan ‘deese ofte Madurcesche zijde twee langstrekkige klipp 
do Buffels genaamt, die met halftij al droog lopen en een redeli 
tie van de wal leggen, circa halverweege tusschen Rm 
Men moet in dit vaarwater van de modderbank af in *t gi 
nemen als 8 à 10 vadem, en voor Grissee zelfs niet minder a 
vadem, om voorsigtig te zeilen. 5. 
Dog om weder te keeren tot onse reise, zo geraakten wij door: 
coelte niet voor den donkeren. voor de negorije Bedolo, aan de Ji 
leggende, zijnde de eerste groote negorij naar Oedjong Pank: 
vaartuigen zijn en af en aan dewelke de modderbanke begint, d 
van 6 en 7 vadem, waar mede men de hoek omsteekt en die 
bij deselve houd, tot op 4 a 4} vadem, die men meest houd al 
opengehouden werd op bovengem. distantie, en op welke 
noordkant van de bank deesen nagt ankerden. ’ 
Saturday den 9% April, met den dag, de merken € zien 
anker en licpen met de contrarie-landwind dog voordeelige t 
water over en weder van 4 vadem schaars tot 5} vadem met 
het Valsche Gat toeseilende als het na de zeebank toelegt, en 
als het naar de Javasche wal gaat, zijnde te wederzijde en doorgam 
dit vaarwater modder, uitgesondert op de zeebank, daar hatd zand 
men minder krijgt als. 16 voet water. ‘Teegens deselve waren wij genoodsiakt 
te ankeren op drie vadem, het schip 16} voet diep gaande, omdat mm 
den loots, dat een zeer onnosel man was, niet regt verstaan 
schip door de stroom en het klijn sijl in de stilte neer gesct wierd. Mes 
tragte wel cen werp. uit te brengen, om op dieper water te komen, mar 
de wind deed ons zelfs daar weder afseilen en dus lieten hets 
door de boot ligten, en stuurden weder over na de wal van 
tegen dewelke men ook friet nader als 5 vadem komen moet. me 
Ld 





REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, BNZ. 331 


25 koppen per transport. 
2 op Oedjong Panka. 
2 7 Patanta. 
5 tamboers. 
3 op Grissee. 
1 te Oedjong Panka. 
1 „ Madure. 
1 schrijver op .Grissee. 
3 chirurgijns, ieder plaats een. 
1 provoost op Grissee. 
112 gemeene. 
_ 45 op Grissee. 
35 wv Madure. 
20 # Oedjong Panka. 
12 / Patanta. 





147 koppen militairen primo plan voor Grissee 
met drie onderhorige posten. 


80 „  Passourouang. 





227 infanteristen, blijft nog voor 
‘Sourabaya 73 koppen primo plan van de twee compagnién in- 
fanterie, als sterk zijnl50 koppen p°. plan ieder, dat toereikend is. 
Dus op Sourabaya in guarnisoen : 
1 capitain of majoor. 
1 heutenant. 
3 vaandrigs. 
4 zergeants. 
6 corporaals. 
4 tamboers. | 
2 chirurgijns. 
1 schrijver. 
52 gemeene militairen. 





73 koppen te samen, ongerekent de chirurgijn-majoor en pro- 


_voost op Sourabaya, surnumerair. 


322 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENBRAAL,. BNS. 


wederom het anker en liepen om de Z. %. O., v endic om de Me 
dureesche wal het rìaaste te houden, waar door het : (5 adam tet 9 
en 8 vadem opdroogde, hetwelk den loots, ‘reesende te na aati ds Javaals 
wal to wesen, hoewel altoos de andere zijde gehouden: hadden; deed vat 
veeren om teegens het opsetten van* db wagt te ankeren, zmemende we 
Grissee te zijn, dog 

Sondag den 10% April, met den dag geheel anders bevonden ‘wigel, de 
men nog wel 1} mijl was van Griesee en dus ook nog gerustelijk wat kalb 
kunnen doorzeilen, zijnde het ondiepe water geweest aan de Matureep st 

Men ligte toen met sons opgang wederom het anker, onder emd 
windje dat contrarie was, laverende of drijvende met de strooen inwasrtan, 
en passeerden met de ses glasen in de voormiddag Grisess, dat dat 
rondom los schoot, zoo als ook onse posthoudinge op Oedjong. Pain & 
Sambilangang hadde gedaan, waar voor op het eerste maal en veseelgitt 
niet weder, met-eenige schooten bedankten, drijvende dus -op, al bevel 
met O. Z. O. wind, tot halfweegen tusschen Grissco en do «heide t= 
Sourabaya, en moesten het anker toen ten twee uuren laten dreigebat 
dat de stroom teegen kreegen; dog een paar uuren later de wind zit de 
noorden komende, zodanig dat voordeel konde doen, gingen onders, @ 
kwamen ten seven uuren op de rheede voor de rivier Sourabayay dese % 
schip ’t Hoff Niet Altijd Winter vonden leggen met het jagt Colomle ad 
chialoup Lang Gewenscht. Op ons ankeren wierd een seinschoot vant 
eerstgemelde schip gedaan en kort daarna zag men verstheide schonten ass 
op Sourabaya, die. vervolgt wierden door die van de rheede met $1.en 
schooten; dog bedankten daar voor, vermits de zon al meer dan sam ait | 
onder was, niet eerder dan OE: 

Maandag den 11, met den opgang der zonne, door 19 schoten van bet 
schip; waar na de dragonders na land gesonden wierden met eromans, -gijuie 
redelijke groote canos, met en zonder vlerken, dewelke maar een stokje vaer 
een mastje en spitstoeloopende strosijl hebben, dat aan de boovenkant agter 
braaf wijd is en haar zeer vaardig maakt in het zeilen, weetende sear be 
hendig dat zeiltje voor de mast om te brengen als over staag moeten, . B 
lag van scilen is alleen hier in den oosthock de mode, en wij: kevagen 
daar van gisteren bij Grissee wel 60 tot onse dispositie, die desen morgen 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 333 


als omtrent den landbouw, van meerder consideratie zal zijn dan bevorens; 
maar ook omdat een koopman en opperhoofd hier kwalijk het behoorlijke 
ontsag behouden kan onder zo veele met hem gelijkstandige, ja zelfs su- 
perieure officieren, als hier doorgaans leggen en ook voortaan. leggen 
zullen. Egter behoeft de stoet en statie daarom niet groter nog kostelijker 
te vallen voor de Compagnie, want één gecombineerde raad in den geheelen 
Oosthoek zoude, na gedagten, genoeg wesen, omdat de plaatsen zoo verre 
niet van den anderen leggen, of bij beschrijvinge der hoofden van Passou- 
rouang en Grissee, konde die vergadering haast bij den anderen komen tot 
Sourabaya, vooral wanneer de wegen van communicatie te lande, gelijk zeer 
nodig is, behoorlijk open werden gehouden. 

Dus zoude Grissee kunnen krijgen een koopman en resident, met een 
boekhouder en een pennist tot aanqueeking. Passourouang diend, buiten 
den capitein en commandant, te hebben een boekhouder voor het nego- 
tie- en consumptiewerk, onder den naam van consumptieboekhouder, en 
wierd het werk op Sumanap en de verdere landen van Madura, in der tijd, 
van meerder importantie, men soude zelfs een onderkoopman daar op Su- 
manap kunnen plaatsen, met een aankomend pennist, ter bevordering van den 
landbouw en besorging der producten. 

e_ Sourabaya. zelf moet een onderkoopman en administrateur en een onder- 
koopman en fiscaal van den Oosthoek hebben, met een boekhouder tot scriba, 
een ander tot translateur en drie pennisten, waarvan een tot aanqueeking 
teffens in de inlandsche taale bij den translateur. . 

Dus zoude voor de dagelijksche voorvallen een toerijkend getal leeden 
aan de hand zijn met den majoor en capitein, of, bij absentie van een van 
beide, den oudsten officier daar aanvolgende, en bij voorvallen van meerder 
belang, gelijk ook in het crimineele, kunnen de opperhoofden van Passou- 
rouang en Grissee, ook bij verder manquement, de capitain op Grissee 
militeerende, item de consumgfieboekhouder of onderkoopman op Passou- 
rouang en eindelijk nog de oudste officier op Sourabaya, ook in het 
geene niet crimineel is de fiscaal, de vergadering op een getal van seeven 
‘err meerder leeden brengen, om alles te kunnen afdoen wat voortaan g’oor- 
deeld zal werden van haar ressort te zijn, maar dat, in het politicque, niet 
diend te geschieden, dan op approbatie van het ministerie op Samarang, 

22 


“Se, 


324 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ERS. 


klein en bekrompen, dog in zo verre nog al toerijkende, m de hand de 
aan gehouden en hier en daar wat verbeterd wierd , a men dnt 
genieur MULLER gelaste het plan van Sourabaya optemaken, om: het mip 
daaromtrent te kunnen ordonneeren, onder eenige reproche over. zo gas 
inattentie, dat niet eens een kaart in gereedheid hadde van de plass,é 
waar nu circa 14 jaar dienst gedaan hadde. 

Des nademiddags reden de rivier langs te paard naar Capoetram, sijaiba 
uur gaans van hier, en keerden door een parthij nelijvelden en. welbonsak, 
ook redelijk beplante, thuinen en gehugten, tegen seven uuren, (erug, hè 
bende overal niet: anders gevonden dan een zeer aangenamen en, ano be 
scheint, tot alles bekwame lands-douwe en rijkelijk volk tot het bebum 
van hetzelve, zo maar eenmaal, door Gods genade, konde werden wi 
gen eene bestendige ruste voor dese Oosthoek, en de Compagnie het git 
hadde, gedient te werden van menschen, die, in steede van hare pak 
loomheid en onverschilligheid, voorkomende, of uit eene natuurlijke wiig 
heid die op afgelegen oorden, daar weinig te doen is, de menschen lige 
kruipt, of uit een verkeerd denkbeeld dat op Java al lange schijnt ge 
geert te hebben, als of de residenten op de comptoiren maar geplaatst vie 
den om haar fortuin te maken, haar eere daar in mogte stellen, on ke 
district haar toevertrout meer en meer te verbeteren, en in die weeuslijk 
verbetering van ’sComp*. zaken ook de hare, op een genereuse wijes, te de 
den, terwijl zij dog een zoo ruim veld daartoe hebben. De 

Met de militie was het hier ter plaatse ook maar tamelijk, sited d 
subordinatie sober, de inbeelding groot en de attentie van de meeste wi 
meer op het vergaderen van het eene of andere, waar toe de troukds 
goede gelegenheid geven, als om zig in zijn dienst te evertueeren, . 

Om egter het uitterlijke bij provisie in ordre te laten geschieden, hadi 
men rcets aan boord eenige poincten gereguleert om geobserveert te weeken 
geduurende ons aanweesen , die tot speculatie hier geinsereert werden. 





REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 335 


nog zal dienen te voegen, 12 à 18 personen van diverse ambagten, dewijl 
er dog altijd een bootsman en opsiender van de equipagie, een scheepstim- 
merman, een paar quartiermeesters, twee of drie matroosen aan land, een 
huistimmerman, een smit, een kuiper, een metselaar en nog al meer an- 
dere van die soort zullen moeten zijn, die dat getal zeer gemakkelijk zal- 
len uitmaken. | 

Waarbij, zo dra men kan, nog diende te leggen, een predikant op Sou- 
rabaya, en een krankbesoeker daar en op ieder der twee onderhorige resi- 
dentiën, met hare uitgesette posten, gelijk Oedjong Panka, Sambilangan 
en Sumanap, dog niet op Patanta, om dat maar een klijn detachement is; 
makende nog seven personen van kerkelijke functie. 

Alsoo beloopt het geprojecteerde getal Europeesen voor den Oosthoek 
637 koppen en met de Inlandse, 787 loontrekkende dienaren, te weten: 


17 diverse gequalificeerden. 
18  _ dienstdoende. 
1 kerkelijke. 
496 militairen. 
64 zeevarende, als: 
40 voor 3 chialoupen, barque of briguantijns, de eene wat grooter 
als de andere. 
24 voor 6 pantjallangs, ider 4 man. 
40 arthilleristen of een halve compagnie, dan meer dan minder. 





637 koppen europeesen voor de Oosthoek. 
150 „ _ inlanders. 





787 loontrekkende dienaren te samen. 


Des namiddags ging men het Javaansche tournoijen zien op de passe- 
baan, zijnde een klijn quartier uur gaans van hier, en keerden met den 
donker weder terug. 

Donderdag den 14° dprit was maa den gehelen dag besig met de wo 
dige ordres te arresteeren en te expedieeren, werdende des morgens over 
de nog resteerende poincten gebesoigneerd en daarop besloten het onder- 
volgende. , 

| 22 * 


326 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, SUS. 


4. De lijfwagt zal haar ordinaire wagt geven voor tent van in 
ondergetekenden, zoo als op Batavia geweest ín. rt 

6. Uw. Ed. zal zelfs het parool van ergotskande diemen ti 
en uitgeven aan de adjudanten en de : ‚van do liffwogt, die het w- 
volgens zullen brengen en laten brengen dear en s00 als naar hulijgs gek 
_ behoort, en bij absentie of indispositie zal de verstaanvalgende hoofdeliar 
in rang die functie moeten verrigten. 

6. De opperhoofden, zoo van Oheribon: ie subeliorne op Sem, its 
rang van koopman zijnde, zullen den rang] ‚ben tusschen de sne-en iat 


capiteins, dog de overige kooplieden na de landespitcina, en é sahelles 
hoofden van minder rang na hare qualiteit. : oe 








Voor het overige vond men de gaken in den Oosthoek overal valu 
bevredigt, en wat de veranderinge of aanstelling van de Jandshenfd 
belangt, door den Heer VERYssEL ten genoegen afgedaan, met de verdie 
der van de, bij contract van den 28% November 1740, van. den: Gast 
hoenang geconditioneerde 5000 coyangs rijst, voor de districtem: eseis 
Touban nog resteerende 800 coyangs, onder de regenten van Tum, 
Sidajoe, Grissee, en Laniongang, zodanig dat ARIA DIPOSONO, regent van Se 
ban, 200 coyangs rijst op Rembang, de regenten van Grisses, Tema 
gong DJAYA NAGARA en Ingaby SOERA WICRAMA, 300 op die plaats Sur 
mongong JOYO DIREDJA, hoofd van Sidajoe, 300, op Grissee, em Tags 
ANGABAY, hoofd van Lamongang, nog 100 coyangs rijst, meede op Gries 
leveren hadden, zoodat dan in ’t vervolg nog 200 coyangs rijst op ae 
bang en 600 op Grissee, voor de Comp*. zoude moeten inkomen, ward} 
gem. Heer VERYSSEL nog van de nu teffens aangestelde regent van Dijks, 
Ingabey Pronorto, thans Tommongong MANCOENAGARO, bij een apert ve 
bandschrift, zijnde de voor opgenoemde onder eene acte begreepen „bede 
gen hadde 400 coyangs rijst, en zoo veel meer als zijn land of regemtschep 
in der tijd zoude kunnen uitleveren, resteerende also nog de regemtschep- 
pen, ook reets van hoofden voorsien, dog meest door den oorlog gerui- 
neert, van Cadiry onder den Ingaby astra PATTY; Balora onder Redem 
JowITJ0; D’japan onder Ingaby TEPOSONO; Rawa onder Radeen somma oot 
SOEMA; Sarengat onder Ingebcy SOERA LENGGOWO; Kalangbret onder ais 













REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 837 


dert zoo wel als de 200 van Toeban, op Rembang des noods met scheepene 
afgehaald, en op Grissee maar gelevert zullen werden de resteerende 800, 
zijnde omtrent de leverplaats der overige 11 of 900 coijangs van Djipan 
en Sourabaya, niets nog vast bepaald.en ook onnodig geoordeeld daar over 
nader te spreeken, terwijl men van gedachten was dat de Compagnie die 
quantiteit, en misschien ook wel die-van Sidajoe, na aftrek der consumptie 
alhier, jaarlijks zoude kunnen verkopen; en dus geoordeeld dat omtrent de — 
regentschappen alhier niets meer te verrigten was, dan eene ernstige ver- 
maninge tot nakominge van het beloofde, en voorts nog omtrent de Pas- 
sourouangse hoofden en de regenten op Madura, te bedingen wat men kan 
en zij dragen kunnen. ; 

Waarna ook ten opsigte der uitvoeringe van het op gisteren gearresteerde 
reglement voor de huijs- en guarnisoen-houding alhier, gelet zijnde op de 
vermeerdering van het battaillon door den majoor VAN DE POLL gecom- 
mandeerd werdende op 110 koppen ider comp*. of 900 koppen te samen, 
en de instantie van denselve en den capitain RHENER, tot Passourouang mi- 
liteerende en reets den titul van capitain commandant op Madura gevoert 
hebbende, die eene compagnie onder het voorsz. battailjon heeft, om bij 
dese extra ordin. tijdsgelegentheid een stapje hooger te mogen klimmen, 
waarbij de heer VERYSSEL ook zoo wel zijne voorsprake als een goed ge- 
tuigenisse ten opsigte van voorsz. twee officiers voegde, zoo is gearresteerd 
den eerstgem. als pl. lieutenant-collonel en den capt". RHENER als p!. majoor 
te laten erkennen, om hare bevestiging en actens te erlangen, nadat dese 
schikkinge in Rade van India zal wesen geconfirmeerd. 

Voorts is verstaan de twee compagnien hier guarnisoen houdende, te laten 
accompleteeren door gem. provisioneel lieutenant-colonel VAN DE POLL uit 
de comp*. van den pl. majoor RHENER en die van HOGEWITS, welke laatste, 
als gekomen zijnde in de plaats van capitain STEPHAAN, ook teffens ver- 
staan wierd te geven eene acte van capitain bij voorsz. comp“. ; en wijders 
die van HAARSOLTE met de resteerende officier en gemeene van het onde 
volk die hier niet benodigt zijn, te laten overgaan na Samarang, dog de 
capt®: FLEURKE en VAN SPRANG na Batavia; ook bij provisie 600 inlanders, 
en de rest, ten getalle van ruim 900, nog tot het najaar te laten blijven, 
om dese districten op eenmaal niet te veel te ontblooten. 


828 nrs VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, = ; 


Origineel translaat Javaanse brief, 
TAMBIDULLA tot Bandjar, aan Pangerang ARta wane 
het ciland Baviaan, ontvangen en vertoont aan 
heid Gustaar WILLEM Baron VAN Imuorr, Gouvern 
van Nederlands India, tot Sourabaya, dom, 12te April 
























Uit UwEd. brief heb ik ontwaard dat de Ed. Comp*, naar den 
langsche prins laat soeken, als ook dat UE. mij komt versoeken, om 
te vatten, kan ik UEd, in waarheid versekeren, dat hij hier 
maar ingevalle hij mogte op Banjer komen, zal ik hem watten 
Compagnie overhandigen, want toen Banjer door de Boeg 
loogd wierd, heeft mij de Comp’. geholpen. 

(onderstond) getranslateerd . 
(was geteckend) PS. 2%, VLEESHOUWER, 


egter door veele redenen van wetenschap en omstandigheden die d 
daar bij opgaf, zoo verre aannemelijk. voorkwam, dat men moodig « 
dezen sendeling daar af te laten. verlenen een schriftelijke declaratie, 200 
als van hetgeene hem en andere bewust was van de konkelarijen- 
gelse met de Madureesen, item hare smokkelarijen op Bandjar, Pasir 
andere op Borneo leggende plaatsen; waarna de heer rrysser, z 
nog president-van de hier nog subsisteerende krijgsraad, gecom: 
door den fiscaal van gem, raad, nauwkeurig enqueste te nd tu 
men bij gerugten vernam dat die konkelarijen met de vijandige Madurese 
al vrij wat verre waren gegaan. ‘ oa 

Buiten hetgeene onder datum van gisteren aangetekend is, nopens & 
reets gemaakte en nog te-makene-schikkingen, omtrent de lands-regeerings, 
de producten die deselve kunnen geven en de inkomsten die de Comp’. der 
af hebben kan, ook ten uitersten. nodig zijnde , dewijl hier alles nog op der 
voet als in oorlog is, de reductie der guarnisoenen en het reguleren van 
den omslag der maatschappije, aan desen oirt, voor het vervolg , waaremtred 
men reets cen en andermaal met den heer vervssen gebesoigneerd hadde 
en met denselve eens geworden was, dat op Oedjong Panka en bij den 
nieuwen regent van Sampang noodzakelijk cen Europeesche posthouding 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 339 


meld bij resumtie goedgekeurd zijnde, ben ik ondergeschreven, secretaris van 
Haar Ed*., gelast hetzelve met mijne signature alleen te corrdboreeren. 


(onderstond) Sourabaya dato ut supra, 
(geteekent) Ne. JONGSMA, Secretaris. 


Voor den pl. lieutenant-collonel vaN DE POLL wiert eene instructie en 
schriftelij ke orde opgesteld, hebbende tot bijlage een extract uit het op 
gisteren gearresteerde reglement voor het guarnisoen, onder F*. A.; copia van 
het patent voor den ritmeester KEISER, om naar Passourouang te marchee- 
ren, onder F*. B., en een lijst der sterkte van ieder der twee compagnién 
infanterie die hier guarnisoen zullen blijven houden, onder 1*. C.; waar- 
van de eerste als voorwaarts reets te vinden geéxcuseerd, dog de twee laatste 
met voorsz. instructie alhier geinsereerd werden. 


Instructie en Ordre van den provisioneel luitenant-colonel GERRIT 
VAN DE POLL, tot het aflossen en reguleeren der guarnisoenen in 


desen Javasen Oosthoek. 


Den pl. lieutenant collonel vaN DE POLL werd bij desen gelast, zig ne- 
vens zijn gecommitteerdens, de onderkooplieden VAN DOORN en VAN SUGTE- 
LEN, te begeven naar Passourouang en aldaar de posthouding en het guar- 
nisoen. niet alleen, onder een liquide transport der effecten, te doen overgaan 
aan den ritmeester KEISER, die voortaan aldaar het Commando voeren, en 
teffens met zijne compagnie, sterk 44 koppen primo plan, nevens 80 kop- 
pen infanterie, guarnisoen houden zal; maar ook teffens te besorgen, dat uit 
het voorsz. guarnisoen infanterie, voortaan zullende bestaan uit een lieute- 
nant, 2 vaandrigs, vier zergeants, 6 corporaals, drie tamboers, 1 chi- 
rurgijn, 2 scbrijvers, 1 onderprovoost en 60 gemeene, of 80 koppen primo 
plan, het geordonneerde detachement van 20 gemene, 3 corporaals, 2-zer- 
geants, 1 schrijver, 1 chirurgijn en een tamboer, onder commando van een 
der vaandrigs, ofte 28 koppen primo plan, gesonden’ werden na Sumanap 
om aldaar voortaan post te houden, moetende dese 80 koppen primo plan 
voor het Passourouangsche guarnisoen alle werden genomen uit de comp. 
van den capt’. en thans provisioneel majoor RHENER, dewelke nevens de 






officier met 35 man, houd dan zelfs nog 45 
tenant en 1 vaanderig. 





REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 339 


meld bij resumtie goedgekeurd zijnde, ben ik ondergeschreven, secretaris van 
Haar Fas., gelast hetzelve met mijne signature alleen te corrdboreeren. 


(onderstond) Sourabaya dato ut supra, 
(geteekent) Ns. JONGSMA, Secretaris. 


Voor den pl. lieutenant-collonel vaN DE POLL wiert eene instructie en 
schriftelijke orde opgesteld, hebbende tot bijlage een extract uit het op 
gisteren gearresteerde reglement voor het guarnisoen, onder F*, A.; copia van 
het patent voor den ritmeester KEISER, om naar Passourouang te marchee- 
ren, onder }*. B., en een lijst der sterkte van ieder der twee compagnién 
infanterie die hier guarnisoen zullen blijven houden, onder I=. C.; waar- 
van de eerste als voorwaarts reets te vinden geëxcuseerd, dog de twee laatste 
met voorsz. instructie alhier geinsereerd werden. 


Instructie en Ordre van den provisioneel luitenant-colonel GERRIT 
VAN DE POLL, tot het aflossen en reguleeren der guarnisoenen in 
desen Javasen Oosthoek. 


Den p’. lieutenant collonel vaN DE POLL werd bij desen gelast, zig ne- 
vens zijn gecommitteerdens, de onderkooplieden VAN DOORN en VAN SUGTE- 
LEN, te begeven naar Passourouang en aldaar de posthouding en het guar- 
nisoen niet alleen, onder een liquide transport der effecten, te doen overgaan 
aan den ritmeester KEISER, die voortaan aldaar het Commando voeren, en 
teffens met zijne compagnie, sterk 44 koppen primo plan, nevens 80 kop- 
pen infanterie, guarnisoen houden zal; maar ook teffens te besorgen, dat uit 
bet voorsz. guarnisoen infanterie, voortaan zullende bestaan uit een lieute- 
nant, 3 vaandrigs, vier zergeants, 6 corporaals, drie tamboers, 1 chi- 
rurgijn, 2 schrijvers, 1 onderprovoost en 60 gemeene, of 80 koppen primo 
plan, het geordonneerde detachement van 20 gemene, 3 corporaals, 3 scr- 
geants, Ì schrijver, 1 chirurgijn en een tamboer, onder commando van cen 
der vaandrigs, ofte 28 koppen primo plan, gesonden werden na Samanap 
om aldaar voortaan post te houden, moetende dese 80 koppen primo plan 
voor het Passourouangsche guarnisoen alle werden genomen ait de comp". 
van den capt”. en thans provisioneel majoor RHENER, dewelke nevens de 


332 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 


Hierbij komen nog twee compagnién inlanders op Sonrabaya en een op 
Passourouang, ider van 50 koppen primo plan voor het ordinaire gunmi- 
soen, alle jaren een van Batavia af te lossen, dog nu voor de eerste vier 
maanden nog wel 1000 inlanders, voor de quade mousson, zoo alles wel 
blijft, te reduceeren op 500, en aanstaande jaar, met de goede mousson, op 
het voorschreven vaste guarnisoen in den Oosthoek, hetwelk voort aan zal 
kunnen bestaan en ook dienen te zijn 496 in ’t geheel, als: 


44 dragonders primo plan. 
800 infanteristen # 
2 surnumersir. 





346 Europesen in drie compagniën. 
160 inlanders. 





496 koppen in alles. 


Wat nu de zeevarende aanbelangt, so diende ieder van de onderhorige 
comptoirtjes, als Passourouang, Sumanap, Grissee, Ocdjong Panka en Sam- 
bilangang, ider een pantjallang te hebben, en Sourabaya een groot en een 
minder vaartuig, nevens een pantjallang, de cerste om beurt om beurt te 
kruissen daar het nodig is, en alle drie maanden afgelost te werden, en de 
laatste om tusschen Samarang en Sourabaya te varen, de benodigtheden 
van daar en opde onderhoorige comptoirtjes in deu Oosthoek aan te brengen, 
mitsgaders des noods ook de kruisvaartuigen te kunnen dekken. 

Van de artillerie diende wel een halve Comp*. alleen in den Oosthoek te 
leggen, waar aan alle deese plaatsen niet te veel zullen hebben; met eene 
anderhalve Compagnie sal Samarang en de onderhorige Comptoiren wel vol- 
staan kunnen, en dus uit het corps artilleristen op Batavia, jaarlijks of om 
de twee jaar, de aflossingen kunnen geschieden bij geheele of halve com- 
pagnicn. ’ 


Belangende de politicque beampten voor dit district, zo zoude Soura- 
baya voortaan wel mogen hebben, een opperkoopman tot hoofd, niet alleen 
omdat de omslag en de huishoudinge hier voortaan, zoo wel in de negotie, 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 341 ° 


marang terugkeeren, die van capitain HAARSOLTS compagnie daar onder ge- 
rekend; en zo is het met de onderofficiers na proportie, item de geene die 
voor ondermajoor en adjudanten te boek staan, welke ook naar Samarang 
zullen. moeten gesonden werden bij provisie en tot nader ordre, also die 
diensten van zo veel inportantie niet zullen zijn in het vervolg. of kunnen 
die wel door d’een of ander sergeant laten waarnemen. | 
UE. zal ook die ordre moeten stellen, dat zoowel op Sourabaya als op 
Passourouang en Grissee een officier altoos het piequet hebbe, dewelke de 
wagt ter aflossing opbrengt eenmaal ‘sdaags, de posten visiteerd en nu en 
dan ook onverwagt des nagts, op dat de guarnisoenhouding in behoorlijke 
ordre zij, en zo wel alle onnodige posten, die maar tot verswaring van 
den dienst strekken, ingetrokken, als de nodige wel bewaard en beset 
werden. | 
Dog de verdeeling der inlandsche militie, zoo wel die na Batavia te rug- 
keeren als tot nader ordre nog wat in desen Oosthoek verblijven sal, staat 
van hier direct te geschieden, en also behoeft UwE. zig daar mede niet op 
te houden. 
Ik verwagte een preciese nakoming en exacte uitvoering van dese ordre 
en blijve . 
(onderstond) UE. goeden vriend, (was geteekend) a. w. v. 
IMHOFF (in margine) Sourabaya den 16 April anno 1746. 


Patent van den Hoog-Edele Heere GUSTAAF WILLEM baron vAN 
IMHOFF, Gouverneur Generaal van Nederlands India, voor den rit- 
meester HENDRIK JAN KEISER. 


Den ritmeester KEISER werd bij desen g’ordonneerd, met zijne onderheb- 
bende compagnie dragonders, zig op overmorgen op marsch te begeven langs 
de bekwaamste landweg naar Passourouang, om aldaar het commando over 
te nemen, op de ordres die daartoe door den provisioneel lieutenant collonel 
VAN DB POLL en gecommitteerdens zullen werden gesteld, van den capitain 
commandant en thans pl. majoor BHENER, en vervolgens aldaar guarnisoen 
te houden onder het hoger gezag van het opperhoofd en den raad van den 
Oosthoek tot Sourabaya, wel sorge dragende dat buiten de leverantie van 


334 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 


en in het justitieele affect moet vallen aan den raad van justitie tot Sama- 
rang, zoowel in het civiele als in crimineele saken, die ordinair mede be- 
handeld werden; dog in extra crimineele proceduures zoude alleen het afge- 
dane proces ter resumptie naar Samarang moeten werden gesonden, ter ap- 
probatie naar Batavia, om die bij de hooge regeering van Indiën te obtineren, 
also de plaatsen nabij genoeg leggen, dat deese precautie gebruikt werden kan. 

Hiermede rekent men dan dat alle raadsvergaderingen in den Oosthoek 
gereduceert zijn tot die van Sourabaya alleen, en dat de twee onderhoorige 
comptoiren, met haar gedetacheerde posten, maar zijn enkelde residentien, 
daar gevolgelijk niets van eenig belang besloten kan werden sonder erlangde 
permissie van den gezaghebber in den Oosthoek tot Sourabaya, dewelke in 
saken van weinig belang dadelijk, en in die van meerder consideratie naar 
ingenomen advis van de hem toegevoegde vier leeden, daar op ordre stellen 
kan, zonder veel verlet om die nabijheid der plaatsen. 

En dus souden de politique bediendens in den Oosthoek voortaan be- 
staan in de volgende, te weten: | 


1 opperkoopman en gezaghebber. 
1 koopman en resident op Grissee. ° 
3 onderkooplieden in der tijd, dog nu voor eerst maar twee, als 
1 administrateur op Sourabaya. 
1 fiscaal op Sourabaya. 
1 resident op Sumanap, in der tijd. 
4 boekhouders, als 
2 op Sourabaya, scriba en translateur. 
1 w Passourouang, consumptieboekhouder. 
1 w Grissee. 
6 adsistenten en aankomende pennisten, als 
3 op Sourabaya. 
1 w Passourouang. ad 
l w Grissee. 
1 # Sumanap, in der tijd, waarbij nog souden kunnen gevoegd werden: 
2 leerlingeri in de Javaansche taal voor Batavia; en dan is het totaal 





17 persoonen van de penne voor den geheelen Oosthoek, waarbij men 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 843 


3 vaandrigs, een van de capitain-op Sourabaya met een van de majoor; 
de twee andere van de majoors comp*. op Passourouang, de 2 van 
de capitain op Grissee en Oedjong Panka. 

8 sergiants ieder bij zijn comp*. 

12 corporaals ad idem. 

6 Tamboers, een van de cap™ comp“. op Sourabaya, de rest verdeelt als 
de lijst der guarnisoenen aanwijst. | 

2 schrijvers, een van de-cap™ comp*., op Sourabaya. 

3 chirurgijns ieder bij zijn comp*. 

1 onderprovoost ad idem. 


38 koppen. 
112 gemeene waar, sijnde van de majoors comp°. 
60 op Passourouang en Sumanap en 52 op Sourabaya; 
van de capitainscomp". 
45 op Grissee. 
35 w Madura. 
20 » Oedjong Panka. ° 
12 „ Patanta. 


150 koppen primo plan voor ieder van deeze twee compagnien, waarbij 
nog komt een chirurgijnmajoor over het hospitaal op Sourabaya en 
« een provoost van het guarnisoen aldaar surnumerair. . 


Dit alles zoo verre vereffent en ook ordre gegeven zijnde om zoo wel de 
140 Amboineesen op Sambilangan, Oedjong Panka en hier nog geposteerd, 
als twee kleene comp’. Baliers onder de capitains TJACRA en SMAUN, ‘sterk 
te saamen 64 koppen, van hier, nevens nog twee detachementen Macassaren 
van hier, sterk 78, en andere inlandse troupes na Batavia te versenden, 
volgens de daarvan geformeerde notitie, dezen ingelijft. 


336 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 


Donderdag, den 14% April, des morgens ten tien uuren. 


De heer Gouverneur-Generaal versogt hebbende het advies van de heeren 
Raaden ordinaris en extra-ord” MOSSEL, VAN DEN BOSCH em VERFSSRL, hier 
nevens Zijn Ed. present, over de poincten die nog resteerden afgedaan te 
werden in desen Oosthoek, ten einde Zijn Ed., met haar advies gesterkt 
zijnde, des te spoediger de nodige ordres daaromtrent zoude kunnen stellen 
tot eene provisionccle finaale afdoening van saken alhier, nader, met het re- 
tour tot Batavia, in Rade van India te confirmecren, zo hebben haar Ed 
de bovengem. heeren Raden zig ten einde voorz. aan het logement van Zijn 
Edelheid begeven, alwaar gearresteerd zijn de navolgende poincten, waarvaa 
den ondergeteekende gelast is deese aanteekeninge te houden : 

Eerstelijk gesprooken zijnde over de regentschappen van Cadiri, Balora, 
Djapan, Rawa, Sarengat, Wirasaba, Tjaroeban, Kalangbret, Kartasana en 
Patje, dewelke wel besteld zijn ten opzigte van de lands regeeringe, dog 
waar af men niets bedongen vind, zo betuigde de heer VERYSSEL, dat zulks 
om het nog te zeer bekende onvermogen dier hoofden, door de verwoesting 
der voorsz. landen, nagelaten was, ook dat het boovenlandsche regentechap- 
pen zijnde, dies hoofden misschien ook wel, in der tijd, konden begrepen 
worden onder de verdeeling der producten door den Soesoehoenang sange- 
nomen jaarlijks aan de Compagnie te leveren; dog dat Zijn Ed. niettemin 
van de drie laatstgenoemde districten hadde bedongen, voor cerst 5 picols 
indigo jaarlijks aan de Compagnie voor de ordinaire betaling te Jeveren, en 
dat op Wirasaba ook wax in der tijd konde worden ingesameld; waarop 
best gedacht is dat poinct, tot eene gewenschte verbeteringe der tijden, voor 
het verdere daarbij te laten, te meer dewijl de Comp. al eenigermaten van 
hare oorlogs-lasten gededommageert zal werden door de 400 coijangs rijst, 
voor 10 Rd*. de coijang, van Djipan cn 700 coijangs, of, bij minder ge- 
was, 500 met 2000 Rd“. Sp*., van de Sourabaijasche regenten voor niet 
bedongen, boven de 800, voor betaling, over de regenten van Toeban, La- 
mongang, Sidajoe en Grissee verdeelt; waaromtrent best geoordeeld is, de 
300 coijangs van Sidajoe op Oedjong Panka te laten leveren, dewijl dat ’t 
den regent also gemakkelijk als op Grissee en de Comp*. niet swaar vallen 
zal, omdat dog een posthouding aldaar heeft, terwijl dan ook die drie hon- 


4 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 345 


den lopende die men passeeren moet, nog niet verbreet waren, schoon men 
de wedersijdse volkeren daaraan hadde doen gaan om deeze weg ‘bij sulk 
een gelegentheid eenmaal opgemaakt te krijgen en vervolgens bruikbaar te 
kunnen onderhouden, te meer een ieder deezé wat al te grote fatigue, als 
zijnde -wel 6 a 7 uuren te paartzittens , quam af te raden. 

Des avonds ten agt uuren quam de radeen Tommongong SOERA DINING- 
RAT van Sambilangan opdagen, hebbende op zijne herhaalde instantie om 
den Gouverneur-Generaale op Sourabaya te moogen gaan zien, daartoe eergis- 
teren permissie bekoomen, dog men liet hem in zijn vaartuig blijven en 
weeten, dat, indien geneegen was, morgen ogtent ten vijf uuren ons konde 
versellen naar Coupang. 

Vrijdag den 15* April. Met den dag reden uit om teffens wat stilte te 
maken aan het logement van den houder dezes, alwaar D*. STROHE deezen 
‘ morgen ten agt uuren, naar eene voorafgegane visitatie van de ledematen en 
aankomelingen in deese gemeente, daar wel altoos een predikant behoorde te 
leggen, de H. Sacramenten zoude administreeren. | 

Men reed dan circa een uur gaans van hier naar Coupang, zijnde eene 
hoogte, leggende bijna rondom in de padijvelden, dewelke alhier van zulke 
uitgestrektheid zijn, dat men zig daar over wonderen moet. Het rijsgewas wel 
hier en daar wat geleden hebbende door gebrek aan regen, dog nu weder 
op de meeste plaatsen van goede apparentie, gevolglijk ook niet onwaar- 
schijnlijk dat de Sourabayse Regenten alzoo wel zullen kunnen voldoen 
om seven hondert, of bij slechte gewassen, vijf hondert coijangs rijst, 
de ovrige met twee duisent Rd*. Spaans supleerende, jaarlijks aan de 
Comp®. sonder betaeling te zullen leveren, als die van Djipan vier hon- 
dert voor 10 Rd. courant de-coijang, buiten de, voorwaards almede ver- 
melde, 800 coijangs over de districten beoosten Toeban verdeelt; zoodat 
de Comp’. dan te Sourabaya op het meeste genomen vijftien hondert 
coijangs rijst in den Oosthoek gelevert. zoude kunnen krijgen, waarvan zij 
1300 zoude kunnen verkoopen op Batavia, om van hier afgehaalt te wor- 
den door de kopers met inlandsche vaartuigen, al was het ook maar voor. 
twintig Rds. het last, om te gemoet te komen de tolvragt en andere on- 
gelden, die de afhaalders onderworpen zouden zijn, terwijl de overige rijst 


leverantién op Java, wanneer maar inkomen, voor ’s Comp° consumptie aan 


338 REIS VAN DEN GOUVERNEUB-GENERAAL, WES, . 


Voorts door den heer VERISGEL verkleast zijnde, dat na ons vertrek uit 
het nauw, nog maar eenige weinige degen nodig hedde om van hierop te 
breken en ons te volgen na Samarang, soo is, ingevolge het besloten in 
Rade van India voor het vertrek van Zijn Bdelheid, verstaan, Zijn Bad. wit 
deeselfs thans afgelopen commissie te laten terugkeeren, soo spoedig eb 
met desselfs commoditeit overeenkomen zal, waartoe de heere Gouverneu- 
Generaal ook reets Zijn Ed. het schip D'Anna hadde aangeboden, en wijden 
ook goedgevonden, dat de krijgsraad, die tot nog toe alhier gesubaisteesd 
heeft, nogtans, zo wel door het ophouden van den krijg, als door de & 
lossinge der guarnisoenen, van zelfs vervalt, van nu af aan voor gedissolvessd 
zal werden gehouden, zijnde aan den heer VERYSSEL, als president, gedeb- 
reert gelaten, om de leden te bedanken en niet te min nodig geoordseld 
den trans-fiecaal VAN SUCHTELEN alhier als fiscaal vanden Oogkhoak fe 
laten continueeren, tot dat er van Batavia of elders een ander fienal re 
sonden zal zijn. 

Nog is verstaan, ter sake van voorschr. dissolutie van den krijgsraad, sl 
mede om de dubieusheid van de saak, het versogte excuus wegens onkundig 
begane fouten en meer andere redenen, te laten staken de proceduuren te 
gens den vaandrig MULLER, die nog niet eens regt begonnen zijn, te mew 
hij door het cesseeren zijner gagie, voor zo lange als in banden van den 
fiscaal is geweest, reets eenigermate gestraft is ten exempel van andere, en 
die,ook nog zal moeten blijven oesseeren, tot dat dit poinct in Rede van 
India geconfirmeerd zal zijn. | 

Laastelijk is verstaan den tegenwoordige scriba HARTINGH, in, de qualita 
van onderkoopman en met den rang boven de verdere onderkoopljeden ia 
den Oosthoek, te plaatsen als resident op Grissee, omdat daartop als de 
naaste en bekwaamste voorkomt, dog over de verdere noodige veranderingen 
onder de dienaren alhier, voor als nog niets nader te ordonmeren , saar 
daar mede te supercedeeren tot de nadere dispositie in Bade van India, te 
wijl niet te min de translateur VLEESHOUWER, als hiervan weinig wat of 
dienst, naar Batavia zal moeten gaan, eu VAN GEUGT als scriba. em transie- 
teur hier moeten continneeren, tot dat in eerstgem. qualiteit efgelnet en tet 
de laatstgem. een ander goed subject door hem bekwaam gemeskt werd. 

Alle het voorenstaande door Zijn Edelheid en de heeren Raaden boven ver 


nn nn 


ì 
a 
a 
b 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 347 


sijnde zoo veel, volgens de voorsz. repartitie, op het contingent van den 
Oosthoek moet gelevert werden wat het product van de rijst aanbelangt; waar- 
van het ondervolgende verbandschrift door den Edelen heer commissaris aan 
haar wierd gepresenteerd en door haar onderteekend, mitsgaders met hare 
zignature bekragtigt, zijnde even hetgeene dat in substantie voor hem door 
de Regenten om de west is gepasseert geworden, luijdende als volgt : 

Door den Edelen heer HUGO VERYSSEL, Raad extra-ordinaris van Neder- 
lands India en commissaris wegens de generaale geoctroijeerde Nederlandsche 
Oost-Indische Comp®. op Java’s Oostcust aan ons ondergesz. Regenten van 
Touban, Sidaijoe, Grissee en Lamongang, gecommuniceert weesende, dat de 
Soesoehoenang agtervolgens het contract van anno 1743, verbonden is om 
jaarlijks 5000 coijangs rijst tegen 10 Rd*. Hollands aan de Comp. te le- 
veren, waarvan, volgens de gemaakte verdeeling, door de landen bewesten 
Touban 4200 en door die om de Oost of door ondergeschreven, 800 eoijangs 
moeten gelevert worden op sodanige plaatsen als het door de Comp®. geor- 
donneert zal worden, zoo verklaren wij allen bij deesen, dat wij met die 
verdeeling op het contingent van den Oosthoek te vreeden zijn en bij deeze 
Aanneemen en ons verbinden ondervolgende quantiteit rijst jaarlijks op de 


- navolgende plaatsen te voldoen, te weeten, 


Touban, op Rembang...................se... 200 coijangs 
Sidaijoe wv Grissee.........:.............………. 300 a 
Lamongang wf wg cee cee ct ce ee eens 100 „ 
Griasee TEE 300 r 

te zamen............... 800 ooijangs. 


Nogtans indien omtrent de plaats, alwaar door dit tegenwoordig verband- 
schrift die producten staan gelevert te werden, geen verandering of nadere 
bepaling ín het vervolg mogte gemaakt werden, waaromtrent wij beloven 
dat wij ons aan de ordres van de Comp®. zullen gedragen, verbindende ons 
bij deese in de alderbeste form, dat wij aan den inhoude van deze acte 


| promptelijk zullen voldoen, verklaren ook dat wij door den Edelen heer 


commissaris ten genoegen geïnformeerd zijn, dat de Comp*., bij aldien wij in 
eenige opzigte van deze leverantie in gebreke mogte blijven, volgens het 
voorsz. contract geauthoriseerd en gequalificeerd is, het manquecrende bij 


340 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 


comp’. van capitain HoGEwrTs hier in den Oosthoek zal blijven guarnisoen 
houden, ider sterk p™. plan 150 koppen, buiten twee surnumeraire in het 
guarnisoen tot Sourabaya, alwaar het overige van RHENERS comp", sterk 
70 koppen met een officier, een tamboer en een schrijver uit de’ comp’. 
van HOGEWITS, of, buiten de surnumeraire, dus 73 koppen p™. plan, in guar- 
nisoen zullen leggen, gelijk daar en teegen de resteerende 147 koppen van 
HOGEWITS, en ook hij zelfs op Grissee zullen militeeren, detacheerende uit 
dat guarnisoen naar Patanta, een sergeant, twee corporaals en 13 gemene, 
of 15 militairen te samen, naar Oedjong Panka 1 officier, 2 sergeants, 
2 corporaals, 1 chirurgijn, 1 tamboer en 20 gemene, of 27 koppen te sa 
men, en naar Sambilangang, een lieuten. of vaandrig, 2 sergeants, drie 
corporaals, een chirurgijn, 1 tamboer en 35 gemene, of 43 koppen te ss 
men, houdende dan nog bij heur twee officiers, 3 zergeants, 5 corporaals, 
3 tamboers, 1 schrijver, 1 chirurgijn en een onderprovoost met 45 gemene, 
ofte 62 koppen te samen, alles nader te zien bij het nevens leggende extract 
uit de verdeeling der guarnisoenen in desen Javasen Oosthoek onder L®. A., 
de copie van het patent voor den ritmeester KEISER onder L”*. B. en de 
lijsten der sterkte van ieder deser twee compagnien infanterie onder L™. C.; 
want de voorschreeven compagnien van RHENER en HOGEWITS zullen door 
UwE., nadat de commissie op Passourouang verrigt zal zijn, moeten ge- 
bragt worden op het voorsz. getal, zo van officiers als onderofficieren en sol- 
daten etc., als bij voorschreeven bijlage L™. C. aangewcesen is, en dan sal 
de verdeeling der guarnisoenen, bij de bijlage L™. A. te vinden, zeer bgt 
vallen, dewijl de geheele comp*. van capitein HOGEWITS, op een officier, een 
schrijver en een tamboer na, op Grigsee en dies drie onderhorige posten 
komt te leggen, en de comp*. van den pl. majoor RHENER, versterkt met 
bovengem. drie, op Sourabaya en Passourouang, op welke eerstgem. plssts 
de voorm. RHENER ook voortaan zal militeren, terwijl de compagnie van 
HAARSOLTE al aanstonds na mijn vertrek zal moeten overgaan na Semarang, 
en, na het bestellen der voorm. guarnisoenen, UwE. zelfs met de resteerende 
officieren en gemenen, uitgesondert capitain FLEURKE en VAN SPRANG, dit 
direct na Batavia zullen keeren, want dewijl men bij de korte sterkte 8 
licutenants van d’infanterie en 18 vaandrigs vinden, er voor de twee comp". 
maar gercquireerd werden 4 lieutenants en 7 vaandrigs, bij provisie na Se- 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 849 


Ik ondergeschreven Tommongong MANKOE NAGARA, Regent van Djipan , 
door de singuliere gunst van de Nederlandsche Oostindische Comp®. tot 
voorsz. qualiteit, in de name als boven, door den Edelen heer Raad extra 
ordinair over Java’s Oostcust, HUGO VERYSSEL, aangesteld weezende, en wil- 
lende, als mijn geheele welvaart en bevordering aan de Nederlandsche Oost- 
indische Compagnie te danken hebbende, daar voor erkentelijk wezen, be- 
loove en verbinde mij bij deeze, om jaarlijks vier hondert coijangs rijst 
teegen 10 rds. Hollands de coijang, aan de compagnie op Grissee te leve- 


ren, en dat tot tijdt en wijle het aan mij toevertrouwde land van Djipan tot 


verhaal zal gekomen weezen, wanneer ik belove die quantiteit, na rato dat 
het gewas groot word en aangroeit, ter discretie van haar Hoog Edelens, 
dan wel tot die van den commandeur en raad van Samarang, te zullen ver- 
meerderen en de te gevene ordres over dat subject te zullen nakomen, mits- 
gaders dat ik den inhoude van dit verbandschrift exactelijk zal opvolgen 
en voldoen. 

En op dat dit ten allen tijden zoude blijken kunnen, heb ik den inhoude 
van dien met mijne gewone handtekening benevens die van mijne twee sonen 
Ingabeij PANDJIE SOERANAGARA en Ingabeij TJONDRADIRANA onderteekend 
en doen onderteekenen, en met onze signature bekragtigt. | 


(onderstond) actum Sourabaya den 19“ Februarij 1746. 
(lager) ons present (was geteckend) HUGO VERYSEL, G*, KEYSER, 
J. VAN SUCHTELEN, B. VAN DOORN, J*, C*. TEEKMAN, Secretaris , 
en NS, HARTING, (daaronder) accordeert (geteekend) 3°. c*. TEEK- 
MAN, Secretaris. 


23 


342 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 


de nodige etappes voor zijn corps, geduurende den marsch geene de minste 
desordres of overlast werde gedaan of gepleegt omtrent de inlanders of 
wie het zoude mogen zijn, en dat zo wel in zijn guarnisoen omtrent het 
voorsz. corps en de 80 koppen infanterie primo plan, die nevens voors. 
dragonders voortaan aldaar militeeren zullen, als op de onderhorige post 
tot Sumanap en voorts ook bij de inlandse militie, die aldaar soo wel ma 
als in ’t vervolg geposteerd zal zijn, behoorlijke discipline en geede ordre 
word onderhouden, en dat hij ter zijner tijdt de voorss. plaats weder in be 
hoorlijke staat kan overleveren aan de geene die gecommandeert zal werden 
hem af te lossen; voor al ook wel agt gevende dat geduurende zijn subal- 
tern gezag aldaar, alle ongebondentheeden off wat tot eenige onlusten of an- 
moedige verschillen met den inlander aanleiding geven kan, sorgvuldig ver- 
meijd en de goede verstandhouding met dezelve, tot continuatie van de 
verkregene vijligheid en welstand van de ingesetenen, bevordering van 
de landbouw, gevolgelijk tot eene onverhinderde voortgang van ‘’scomp’. 
dienst en verbetering van haren Staat aan dien ooirt, meer en meer beves- 
tigt mag werden, alles agtervolgens de ordres die hem daartoe, van tijdt 
tot tijdt, gegeven zullen werden en die hij, in gevalle van noodsakelijkheid, 
gehouden zal zijn daar over te vraegen van het opperhoofd en den Raad alhier. 


(onderstond) Sourabaya den 14% April 1746. (geteekend) 
G. W. V. IMHOFF. (ter zijde stond) ’scomp*. zegel gedrakt in 
rode lak. (en daaronder) ter ordonnantie van Zijn Edelheid 
den Heere Gouverneur-Generaal (was geteekend) n°, zoxe- 
SMA, Secretaris. 


Lijste der twee compagnien infanterie uit het battaillon van den 
pi. luitenant-Collonel vaN DE POLL, ieder comp*. van 150 kop- 
pen primo plan, dewelke voortaan in den Oosthoek mititeeren 
zullen. 


1 capitain, de majoor op Sourabaya, de cap*. op Grissee. 
2 luitenants, van de majoor op Sourabaya en Passourouang, van de 


capiteijn op Grissec cn Madura. 


e 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENS. 851 


invoer van amphioen, die niet van de Comp*. gekogt is, wallen, tegengaan, 
en alle degeene aangeven, die bij ons bekent zullen worden daaraan eenig 
deel te hebben. 

Art. 6. - 

Dat wij direct of indirect, buiten voorkennis van het opperhoofd, op geene 
der rivieren in ons onderhorig district, indifferent welke, eenige bandharijen 
zullen leggen of conniveeren dat door eenige van onse onderhoorige wor- 
den gelegd. 

Art. 7. 

Dat wij onze pepattys, die wij tegenswoordig hebben of namaals mogten 
krijgen, niet zullen afzetten, vexeeren of eenig ander ongelijk aandoen, 
maar dat wij, indien dezelve zig tegens ons regt te buitengaan, ons beklag 
daarover san het opperhoofd zullen doen, die alsdan in billijkheid, onder 
het hoger gezag van den” commandeur en Raad tot Samarang, daarover sal 
jugeeren, en dat wij derzelver plaatze, in cas van overlijden, ook niet dan 
met desselfs speciaele voorkennis en toestemming zullen vervullen. 

. | Art. 8. 

Dat wij onze tegenwoordige pepattijs of die wij nemaals mogten krijgen, 

na haar staat en caracter, behoorlijk onderhoud sullen beaorgen. 
Art. 9. 

Dat gelijk de comp*. souverain of opperheer over het ons aanbetrouwde 
district is, het poinct van judicature alzoo ook ‘in sijn geheel aam haar sa} 
verblijven, en dat wij dien volgende, sonder aanzien van peszoonen, van wat 
_ eonditie dezelve ook zouden mogen wezen, alle delinquenten , indien deselve 
in onze magt zijn, aan het opperhooft zullen overleveren, om na ‘sE, Comp”. 
wijze te worde teregtgesteld én gestraft. : 

Art. 10. . 

Eijndelijk en ten laatsten, dat wij in alle extraordinaire voorvallen, waar 
van in dezen niet speciaal is gesprooken, en die in der tijd eenige nadere 
bepaling mogten requireeren, volgens onzen bereeds gepresteerden eed, ons , 
aan het goedvinden van de comp* zullen gedragen, en de ordres die daar 
omtrent, ’t zij in cas van eenige verandering ofte andersints, mogten gegeven 
worden, met dezelfde iever en vleijt sullen nakomen, als bij deeze beloven 
em ons verbinden omtrent de geene die in deose beschresvon zijn. 

| 23 * 









dragen volgens ep feesdeibacte toeae saMLND 
Waar van afgetrocken de bovenstaande....... 608 
Zo zoude dan mog resteeren. ..++.+..++. Je 


dao wird ook ender on geren et ig 
gen nademiddag bij provisie wierd vastgesteld , blijvende de 
na Grissee g'excuseert, omdat tot heeden toe de paadjes ¢ 


. 


f 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, EN. 353 


700 coijangs, rijst. voor dit jaar, dewelke aanstaande maand October gesthie- 
den moet, waaraan zij beloofden dat niets ontbreken zoude; gelijk haar ook 
verder wierd aanbevolen, dat zij voortaan hare eenigste studie dienden te 
maken van de goede bebouwinge harer landen, zorgdragende dat alle Ja- 
vaanse nuttelose staathoudingen en lediggangerijen ten minsten voor het zoo 
nodige rijsplanten agterstonden, en dat sij hare onderdanen ten dien eijnde 
niet alleen vreedig, maar ook bescheijden dienden te behandelen, alle het 
welke zij, naar gewoonte der Javanen, zeer bereijdwillig aannamen ; dog de 


| nakoming zal grotelijks afhangen van de attentie der hoofden en mindere 


. bediendens, die hier door de comp*. geplaatst werden, waarover, zoo veel 


men sien konde, niet veel te roemen viel tot hiertoe, zijnde deeze plaats 
anders zo wel daartoe geleegen om er iets ten voordeele van de comp*‚, tot 
verbeetering van het land em tot meerder aangenaemheid voor het mensche- 
lijke leven, sonder iemands schade, ‘aan te legge en in ’t werk te stellen, als 
eenige andere; maar tot nog toe, zo ‘het schijnt, zeer. versloft door degeene 
die er geleegen hebben, waaromtrent: ook het opperhoofd KEvsER en verdere 
bediendens de nodige erinnering kregen. Daarna vroeg men de regenten of 
zij ook iets van haere zijde te seggen hadden, waarop zij betuigden alles 
met den heer commissaris VERYSSEL ten genoegen te hebben afgedaan , koo- 
mende egter ten laatsten nog voor den dag meteen versoek, dat haar de 
Sabandharijen mogte werden overgedaan voor hetgeene de pagter daar voor 
mogte geven; waarop men haar antwoorde, dat zij tegens den tijdt der 
tot ult’. Julij. geprolongeerde verpagtingen der Sabandhaaijen op Java, ie- 
mand konden afsenden om dezelve te pagten, en zoo een ander die kreeg, 
dewelke haar of de gemeente daar meede buiten den regel lastig viel, dat 
het opperhooft ’scomp. wegen gesteld was om daar omtrent een ieder regt 
te, doen; waar bij het bleeff, hebbende zij lieden op de vrage waarom eigent- 
lijk de pagt selfs wilden hebben, niet anders in te brengen, als dat de pag- 
ter de inkoomende vrugten die tot speijsinge der gemeente dienden vertolde, 
en dat zij dat niet zouden doen, zo zij pagters waren; dog hoe verre dat — 
aannemelijk is leert de ondervinding, die men heeft van der Javaanse Hoof- 
den discretie omtrent haere gemeente, nog dagelijks. Eijndelijk beschonk 
men. hun ’scomp°. weegen met een present van Batavia medegenomen, en 
daarop bleeven zij nevens radeen Tommongong SOERADININGRAT ten eeten, 


346 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 


ende verzending van de hoofdplaatse sufficiëeren; zoo det men, door Godes 
zegen, in den tijdt nog wel eens de gewenschte vruchten der bevreediging 
in dezen Oosthoek zoude kunnen beleeven, indien het den Hemel behaagt 
dezelve van duur te doen zijn. 

Om het voorenstaande nader te doen blijken, werden alhier geinsereert de 
drie contracten of poincten van verbintenisse, die de Regenten deser Oos- 
tersche districten zig omtrent den heer commissaris VERYSSEL en polit- 
quen Raad alhier verbonden hebben na te komen, zoo als deselve door 
den gem. heer VERYSSEL, bij zijn rapport in origineele tot Batavia zulles 
werden overgebragt, blijvende het tweede stel origineel hier op Sourabaya 


en een copia authenticq op Samarang. 


Donderdag den 10 Februarij 1746. Present, door den Edelen heer Read 
extra ordinair en commissaris expresselijk daartoe gecommitteerd, Zijn wel 
Edele het opperhoofd KEISER, de ondercoopman en fiscaal VAN SUCHTELES 
en de ondercoopman administrateur BENJAMIN VAN DOORN. 

De dag van heden door den Edele heer commissaris bepaalt weesende, 
om de alhier aanwesende p. Regenten van Grissee, Touban, Sidayoe en 
Lamongang, navolgens het formulier, als Comp*. en Sousouhounangs straad 
Regenten te bededigen, zoo wierd door Zijn Edele alvorens aan haar te ken- 
nen gegeven, dat zij, ingevolge van het jongst gesloten contract smet den 
Sousouhounang van den 38“ Nov. 1743, even als de Regenten bowestes 
Touban, haar contingent in de leverantie van 5000 coij*. souden moeten 
contribueeren, als tot welkers leverantie de vorst zig bij dat contract ver- 
bonden had, waarna de verdeeling volgens de bepaling van den jeare 1744 
door den Edele heer commissaris aan haar gecommuniceert en door her 
aangenomen wierd als volgt : 

Door den Regent van Touban ARIA DIEPOSONO dat door hem op Rem- 


bang zoude gelevert worden. ............ cecscececes „200 coijangs. 
Door den Regent van Sidaijoe, op Grissee...........- 800 , 
Door den Regent van Lamongang.........-. eee 100 
Door den Regent van Grissee, ,..,......e..seee..ve° 300 a 


Of te samen.......... 800 coyangs, 


7 
r 
| 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 855 


leggen. Dit eijland kreeg men al een uur voor zons ondergang in het ge- 
zigt, wanneer het anker lieten vallen. 

Dewijl nu vreesden dat onze reijze te veel agter uit zoude werden gezet, 
doordien anze zeelieden niet gaarne bij nagt wilde zeiijlen, omdat hier wei- 
nig of geen scheepen, en nooijt geen van deeze groote, gepasseert zijn, en de 
winden over dag slap en variabel waren, komende eerst laat in: den ns 


middag wat wird uit de Madureesche wal, dewelke ook nauwlijks een paar 


tur stand houden, zoodat wij hier tot morgen agtermiddag zoude dienen te 
blijven wagten, naar een zeewind om ons op Passourouang te brengen ; zoo 
resolveerden de reijze maar eerst voort te zetten naar Sumanap, om dan met 
de Ooste winden weder af te komen, hopende dat deze weg spoediger zoude 
af te leggen zijn. 

Sondag den 17% waren wat laat en naauwlijks met den dag onder zeijl, 
de wind al lange gewaaijd hebbende uit den Zuiden en Z, W., zoo dat door 
het verflauwen van dezelve naar zons opgang, tot den middag toe werk 
hadden om dat Boeken eijland, tusschen het welke en de Madureesche wal, 
digt langs het eijland, dear niets hetgeene men niet ziet, te meiden is, op 
de cours van oost, of na de strekking van het water met afdiepende modder 
van 7 tot 10, 12 en gaandeweg dieper tot 34 en 37 vadem toe, heenenloopt, 
op zijde zien te krijgen. Ten drie uuren quam de wind uit de Madureesche 
wal voor de bogt van Sampang, voor welkers W*. hoek dit eijland legt, 
werdende daarom ook bij den inlander Poelo Sampang geheeten , en bewes- 
ten deeze bogt de hoek van Bolega, daar een rif afsteekt, om welkers wille 
men het eijland aan boord behouden moet; stuurden langs de wal een paar 
mijl buiten dezelve, na de wind toeliet, en bleeven des nagts zeijlende, met 
zons ondergang het Bokkeneijland in het W. N. gehad hebbende, 3 à 8} 
mijl van ons. Hadden ook des morgens een vaartuig na Passourouang ge- 
zonden om kennisse te geven van de gemaakte verandering in het plan 
van onze rejjze. 'Snagts de wind N. O., ook variabel tot Z. W., en meer 
Z. Z. O. met variabel lugtje, ook buitjes. 

Maandag den 18%. De wind van ’t Z. 2. O. tot O. Z. O. Liepen van en 
na de wal om te sondeeren. Diep van 31 tot 12 vadem. Met sons opgang 
sagen de eijlandjes, bewesten Sumanap leggende, Poelo doea genaamd, als 
mede Poelo Radja, lang in de kaarten 't Lange cijland genaamd, welkers 


348 ‘REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENS. 


wege van militaire executie in de boven en beneden landen op te halen en os 
haar te nemen, en dat degeene die in het leveren van zijn aandeel, volgens 
deze bepaling, in gebreeken komt te blijven, gehouden sal weesen de schak 
daaruit volgende te vergoeden, en opdat dit ten allen tijden zoude blijken 
kunnen, hebben wij in teeken der waarheid deze met onze gewone handteo- 
kening en signature bekragtigt. 


(onderstond) Sourabaya, den 10 Februarij A*. 1746. (lager) ten 
overstaan van ons (was geteekend) HUGO VERYSSEL, G*. KEYSER, 
J. VAN SUCHTELEN, B. VAN DOORN, J*. C*. TEEKMAN en Ms, HAB 
TING. (in margine) in ’t Javaans gezegult en geteekend door de 
Regenten van Touban, Sidaijoe, Grissee en Lamongang. 


Waar benevens zij haar, op het te kennen geeven van den Edelen heer 
commissaris, dat een ieder voor den afscheep van de rijst aan boord van ’s Com 
pagnies schepen of vaartuigen, voor zoo veel derzclver contingent betreê, 
een bepaald getal draagvolkeren zouden moeten leveren, te weeten die van 
Touban op Rembang en die van Sidaijoe en Lamongang op Grisses, om 
in het vervolg alle klagten dat de een de producten van den anderen most 
op en afdragen, eenmaal voor altoos, of ten minsten zoo lange deese leve- 
rantie duurt, voor te komen en weg te nemen, bij desen ook quamen te 
verbinden om ten dien opzigte de ordres van de Comp*. en de bepaling, 
die daarop in ’t vervolg zal gemaakt worden, te zullen nakomem em vol- 
doen; waarna door den Edelen heer commissaris aan haar voorgehouden 
wierd, of zij, ingevolge van deeze verbindtenis, gereed warén den eed vaa 
trouwe aan de Comp*. en den Soesoehoenang te presteeren, volgens het 
gewone formulier dat Z. Ed. aan haar ter hand stelde en door dem trans 
lateur PIETER ZACHARIAS VLEESHOUWER wierd opgeleesen, zoo wierd, op haar 
betuiging van bereidwilligheid, volgens den inhoud van de actens door haar 
Hoog Edelens op haar geëxpedieerd, dezelve op de Mahoemettaanse wijse af- 
gelegt en vervolgens de voorsz. actens aan haar ter hand gesteld, waarvan 
op begeerte van den Edelen heer commissaris verstaan wierd deze aantee- 
kening te houden. 

(onderstond) Actum Sourabaya, den 10% Februarij A*. 1746. 
(was geteekend) J°. c*. TEEKMAN, Seorctaris. 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENEEBAAL, ENZ 857 


Woensdag den 20°, ’s nachts ten half een, gingen onder zeijl met Z. O. 
wind, cours bij de wind over, om de wal van Giliginting aan boord te loo- 
pen en langs deszelfs wal heen op 8 vadem en niet minder, meijdende 
twee droogtens tussen hetzelve en Tolange in leggende en aan bakboord 
twee kleine riviere van de Z. W. hoek; dan stuurd men op de hoek van 
Tolange aan dwars voor de baaij over, dewelke droog water heeft, dra- 
gende na mate men ingetrokken werd en afdiepende na mate men op- 
loeft, hebbende voor de opening tussen Tolange en Giliginting van 8 tot 
10 en 11 vadem, ook wel meer, daarna van 8 tot 4 vadem, en op 34 
tot 8 vadem kan men onder de lage wal van Tolange, op een halve mijl 
dear af, in goede sterke grond ankeren, gelijk wij teegens negen uuren 
deeden. Hetgeene men het eijland Tolange noemt, is eijgentlijk de 4. O. 
hoek van Sumanap, door een canaal, bij forme van een rivier, van ’t overige 
afgezondert, hetwelke men zoo wel van de west al oostkant inkoomen kan 
met kleene vaartuigen; zelfs kan een schip in de wester mond van deze 
passagie leggen, dog op vuijle grond, en moet dan touwen aan de wal bren- 
gen. De distantie van deze sleuf tot aan de mond der rivier van Sumanap, 
is een groote mijl over modder, verminderende die plaat van 15 tot 8 
voet, daar men een bank heeft, een groote snaphaanschoot buiten de rivier, 
op dewelke met laag water pas twee voet is. 

Hier was men onze landing verwagtende, dog na dat capitain VAN SPRANG, 
die hier nog over omtrent 50 Europeesen en hondert Inlandsche krijgers 
het gesag voerde, nevens de man van de regentesse radeen Ayoe RASMI, 
die zig radeen TIRTANAGARA laat noemen, dog maar een gemeene mantri 
is, aan boord gekoomen waeren en men berigt gekregen hadde nopens de 
situatie der plaatsen daar of tegen over Tolange, zoo koos men de laatst- 
gem. plaats om verder te paard te reijden, door de sogen. diergaarde, over 
Pamaringie, naar de hoofdnegorije Sumanap, dat een distantie van omtrend 
drie uren gaans is, leggende Pamaringie omtrent halver wegen aan de rivier , 
een half uurtje van de mond derzelve opwaarts aan, alwaar een redelijke 
groote negorije en ook de vertolplaats is voor den Chinees TAN, KIENKO, . 
die men hier als sabandhaar vond. Men lande dierhalven tegens drie 
uuren in die voor beschreven grep of opening tussen Tolange en de Suma- 
napee vaste wal, daar eenige paarden gereed stonden, met dewelke men na 


350 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, EW. 


Conditiën en voorwaarden waarop wij, 1 Pongs, SITs en 
SASRA NAGARA, door den Edelen Heer Raad ordinaris em commie- 
saris over Java’s Oostkust, HUGO VERYSSEL, op aprobatie van Sijn 
Edelheid den Hoog Edelen Heere GUSTAAF WILLEM baron vas 
IMHOFF, Gouverneur-Generaal, en de Edele Heeren Raden van 
Nederlands Indië, in het regentschap van ’s compagnies distri 
Sourabaya bevestigt zijn, welke conditiën en voorwaarden, zoo sh 
dezelve hier na zullen beschreeven worden, wij beloven en ons ve 
binden, getrouwelijk te zullen nakomen en doen nakoomen. 


| Art. 1. . 

Dat wij eenmaal des jaars op Samarang dan wel, zoo zulx gerequisesd 
word, op Batavia in perzoon homage zullen komen doen. 

Art. 2. | 

Dat wij jaarlijks 850 coijangs rijst ieder, ofte te samen 700 coijangs, 
uiterlijk voor het uitgaan van de maand October, als revenuen van het land, 
de comp“. als opperheer van hetzelve competeerende, op Sourabaya sullen 
opbrengen, dog bijaldien wij door misgewas of eenige andere incomve- 
nienten buiten staat mogten weezen, die quantiteit in *t geheel te voldoen, 
dat wij dan egter 500 coijangs zullen leveren en voor het minder bedra- 
gen jaarlijks 1000 Spaanse roalen ieder, of 2000 te samen, aan de comp’. 
zullen opbrengen, alles op verbeurte van ons regentschap. - 

Art. 8. EE 

Dat wij ten dienst van ’sCompagnies ordinaire werken dagelijks 60 bat- 
toors zullen leveren zonder betaaling, en bij extraordinaire gevallen van 
ontlossing van ’sE. Comp*. scheepen, zoo veel als door het opperhoofd ge- 
requireerd zal werden, tegens een dubbeltje daags. 

Art. 4. 

Dat wij ten behoeve van ’t guarnisoen op Sourabaya zoo veel volwassen 
koebeesten teegens cen Spaanse reaal zullen leveren, als hetzelve tot omder- 
houd zal benodigt hebben. 

Art. 5. 
Dat wij in ’t bijzonder allen indirecten handel, en daaronder speciaal den 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ: 858 


vrouw, die de beste ontsag en reputatie niet heeft, en voor wiens conti- 
nuatie in dit gezag, de genegentheid zoo min als ’t intrest der gemeente, 
sohijnt te plijten. 

Donderdag den 21% April, met den dag reeden te paard naar de graf- 
plaatsen der vorige Regenten en hare familjes, waarvan JUDA NAGARA nog 
apart legt, even buiten de hooftnegorij, voor dat men de spruit passeerd , 

. ter regterhand af hebbende nog verscheide andere graven, Bij en omtrent 
zijn de tomben, tot welkers embellissement hier een zekere algemeene smaak 
en inclinatie schijnt te wesen, alzo men die van allerlije slag van mantris 
of lands grooten als gezaaijt vind langs en ook wel op de wegen, dog 
meest in aparte tuijnen, makende de landaart geen mysterie van daar op 
te gaan, en deselve indifferent, behoudens decentie, te tracteeran; ja zij re- 
kenen het voor eene eere, wanneer men hare graven gaat bezigtigen, onder 
dewelke de aanzienlijkste zijn die van radeen tommongong TJACRANAGARA, 

. op den berg, daar men een fraaij gezigt over de negorije, in de basij en 

op de rheede heeft, kunnende de sehepen duidelijk zien leggen. Die Re- 
gent bij zijn leven zeer veel achting gehad hebbende voor die pleats en 
twee groote wilde boomen, waar aan hem het bijgeloof meenigmsal deed 
offeren, wilde ook daar begraven zijn, en zijn suster, de voogdesse van zij 
nen neeff en opvolger, heeft dien last uitgevoert met een fraaije tombe , 
staande onder een groote overdekte pangong of speelhuis, van binnen met 
een ommegang rondsom de graven, schoon Javaans, nog al vrij aanzienlijk 
en magnifica opgeschildert en met velerlije andere ornamenten voorzien; al~ 
daar aan te leggen, waarvan zij het plijsterwerk van de tombe met eigen 
handen zoude hebben “gemaakt, en nog vele andere vercicrselen van een 
niet onaangename en van vrugten, blombomen nog al redelijk voorziene 
thuin, met een Javaanse portico tot een ingang voorzien, dewelke ronsom: 
dit graf is sangelegt, hebbende nog een voorhoof voor zig. De architect 
of aanlegster van dit werk legt zelfs naast hear broeder, als zijnde over 
weinig maanden tot Sourabaya overleden en herwaarts overgebragt, dog haar 
graff is nog niet ongeschikt, ’t welke deese regentesse hara suster nu meende 
te doen, zoo zij in de regeeringe continueerde. Van deze grafsteeden terug- 
keerende, reed men de groote weg naar Pamacassan end weeg op, die zeer 
roijal en goet is, dog, 200 men ons verzekerde, na eene distantie van twee 


¢ 


352 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, BNS. 


En op dat dit ten allen tijden zoude blijken kunnen, hebben wi den 
inhoude van dien met onze signatuure bekragtigt. 


Aldus geteekend en gezegult den 10° Maart a”. 1746. 
(onderstond) ons present (was geteekend) H. vaar, 
G*., KEYSER, J". VAN SUCHTELEN, B®. VS. DOORN, 53. & 
TEEKMAN en N°. HARTING. (in margine) de seguls van de 
Tommongongs SETJA en SASRA NAGARA nevens desselb 
gewoone handtekening. (daaronder) accordeert (geteekend) 
JB, CE. TEEKMAN, Secretaris. 


Ook wierd op een ingekoomen berigt nopens de onbequaamheid vaa de 
pantjallang ’t Opontbod in deeze rivier leggende, ordre gegeven om te pre 
beeren of dezelve publicq te verkopen zoude zijn, en anders deselve mew 
te slopen. 


Rapport van den lieutenant JAN SCHILDCAMP en den opper 
stuurman CORNELIS VERNOOY, weegens ’t visiteeren der Tanjong- 
pour ’t Opontbod. 


De ondergeteekendens volgens ordre van den Heer commandeur sACOBUS 
VERLENGH, op den 18" April 1746 gevisiteerd hebbende voorgem. Tan- 
jongpour, zoo hebbe bevonden voorm. Tanjongpour onbequaam te zijn omme 
te kunnen werden gerepareerd, als zijnde *t vlak ten eenemale los en de in- 
houten daarbij zoodanig vergaan, dat geen spijkers daar meer in soude kus- 
nen houwen, en door dien dezelve sodanig sit dat men er met hoogwater 
niet aan kan werken, zoo hebbe wij ondergeschreeven geoordeelt voorm. 
vaartuig incapabel te zijn, om ooijt meer te werden getimmert. 


(onderstond) Sourabaya den 13** April 1746. 
(was geteekend) J". SCHILDECAMP, C*. VERWOOY. 


Teegens de middag liet men de Sourabayse regenten binnen komen en 
haar het nodige te recommandeeren, vooral omtrent de leverantie van de 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 86L 


t dag eerst aan de wal geraakten, alwaar het overige van den dag bleven 


uitrusten, terwijl ’t goed en volk gedebarqueert wierd. 

Maandag den 25%, reden in den morgenstond wat te paard, buiten de 
barriere landwaart in, maar vonden alles nog zoodanig verwildert, ja zelfs 
de wegen, als of hier nooijt iemand gewoont hadde, en van alles, wat remar- 
queerden , dewijl het inderdaad te beklagen is een zoo vrugtbaar terreijn in 
dier: voegen woest te zien leggen, was de oorlog en de vreeze der vijan- 
den de oorzaak, na het voorgeven zoo wel van Europeesen als Inlanders, 
waarmede men zig bij provisie moest laten afzetten; recommandeerendo 
egter voor het vervolg wat meerder applicatie en iever omtrent de bebou- 
winge van ‘t land, terwijl de avantages van de natuur hier zoo groot 
zijn, dat men te allertijdt zaeijen en planten kan, doordien ’t land bevog- 
tigt wierd met bergwater, hier en daar opgestopt, en met kleine canalen, 
tot een algemeen gemack en gerieff van den landman. Des nademiddags 
deed men een ander tour over de rivier na de passebaan, daar voor de- 
zen de dalm van den tommongong deezes districts met de woningen van 
de verdere inlandsche grooten en mindere zijn geweest, dog alwaar men 
nu, schoon een groot half uur gaans in distantie, niet als verwilderde 
thuijnen en onbewoonde plaatzen rondomme sag. Remarqueerde hetzelfde 


‚gemack omtrent de waterleijding ook aan deze zijde van de rivier, en or- 


donneerde den commandant kerskr de inlandsche grooten te recomman- 
deeren ten spoedigsten weder derwaards te keeren, op dat alles weder in 
zijn vorige plooij mogte komen, daar men nu niets als ruines en restanten 
van den oorlog vond, hebbende de Malangers en ’t swervende geboefte met 
haar geconjungeerd, zelfs tussen de passebaan en logie eenige retranchemen- 


ten gehad, van de welke men nog twee overgeblevene stucken passeerde. 


Het guarnisoen vond men hier afgelost, na d'ordre op Sourabaya gegeven, 
zijnde de lieutenant collonel vAN.DE POLL voorleeden woensdag, of den 
30"* hujus, reeds met de brigantijn Susanna Catharina naar Sumanap over- 
gestoken, om die post al mede effen te stellen, en den majoor RHENER met 
eenige nog overige manschap, hier ter plaatze, alleen maar na gelegenheid 
wagtende om op Sourabayas te komen, waartoe men hem de chialoup de Tin- 
negieter acoordeerde. 

Dingedag den 26°. Na dat in deere nagt eerst de regent van Sumanap 


354 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, EIB. 


en wij. yertzokken tem drie uuren van Sonfabaya onder: denebilie-siatic: als 
gekomen waren, nadat men alvorees- nopens de -prôlongatin -der ben agjado 
lopende pagt, van ult’. April tot ult*. Jalij, na Betavin aam: heer Edt het 
nodige geschreeven em naar Samarang geordonneerd hädde, te alen in dm 
bondel der afgaande brieven, dewelke bijlagen zijn van dit dagregister: De 
inlandse regenten verselden ons gezamentlijk san boord, col sadpenten- 
mongong en: de Sumanapper, waarvan de leatete ons .soudé volgen;:gasbe 


gezamentlijk teegens den avond heenen, onze intentie zijnde om :smstbrâes 


dag 't zijl te gaan ha Passourouang en van dear na Sumamye. & -…-* 


Saterday dew 16° April, met sons opgang, waren cen neijl waterbeliss 


de rheede van Sourabaya, staaken gaande weg na de: Meduréceche wak. 


het schip de Anna hier blijvende, en liepen zoo, dat tot fegens .6: uid, 
deor tegenstroom, moesten ankeren, over: de diepte van 7, @ em: 0,4n-t 
der opdrogende, na mate men de sogen. Tregter of modderbank nadert, ist 
6 vadem toe. Waren een weinig bewesten Koanjer. Ten: drie wasn; ds 
stroom weder medelopende, gingen onder zijl met een lagtje cat van: hik 
Z. W. door het Wester maar het N. O. liep, of uit do: Meduressdhe wal 
het frisste weei, dog te schraal was om, volgens het sentiment van aap 
loots, het diepste water op de bank te hebben, over de gems. bank home. 
en waren gepasseerd langsaam opdrogende dieptens van 6 tot 8 sedan, js 
17 voet, zoo diep het schip ging, hebbende dus pas cet voet: waluibendas 
de kiel en moesten in de modder nog al twee of drie maal wendenjiom 
het droge water te mijden, het welke deze bodem onverbeterlijk : wel dede; 
luisterende bijua so lange na sijn roer als er water onder de kiek ié,:em 
der iets te roeren dan de ordinaire seijlen. Voor sons ondergang began bet 
water op te diepen van 17 voet tot 6 vadem, seer langsaam, dog” daneen 
schielijk tot 7} vadem, waarop tegens neegen uuren ankerden, omdat de wipl 
gaandeweg sckraalde, schoon op de cours van O. 4. O., waarmede de bak 
gepasseerd waren, na dat 4 vadem water kregen, tot Z. 5. O. afuhendes 
hadden ; strekkende de oostkant van de bank zig meest Z. Z. W. en W. M.O. 
gelijk de cours ook van daarna Passourousng. Want de bank gepasseerd sijnde, 
moet men dezalve op 5 of 6 vadem van boord houden, en om de Onét uieb 
veel verder lopen als 10 of 189, om de droogtene te mijd: die Gunsehenr 
het Bokken eiland, in de kaarten Peelo Bandingien genaamt, wa àb.banb'âk 


hed 
e 


We 


" 
5 
, 
} 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 368 


met de mondelinge belofte tot nakoming van ’t een en andere, om de ge- 
ringheid van de zaak, zonder schriftelijke verbintenisse. | 
Dog wat Sumanap en Pamaeassan aanbelangt, na dat men op de inge- 
kregen informatie van de personeele merites der regenten en de inclinatie 
der grooten en van de gemeente voor den dienst van de compagnie, ’t beste 
geoordeelt hadde radeen mart, kleinzoon van wijlen radeen ARIA ADICARA, 
die, voor dat Pamacassang weder onder Sumanap gesteld wierd, in eenen 
redelijken ouderdom overleeden en bij de papieren van anno 1726 af tot 
1783 toe, om de lastige instantie door den Sumanapper over Pamacassang 
gedaan, zeer bekend is, onder denzelfden titul van zijn grootvader, die als 
eijgen is aan dat regentschap, independent van Sumanap, te bevestigen in 
*t provisioneele gezagh over dat land, dat hem door den heer commissaris 
VERYSSEL reeds was opgedragen, na dat zijn vader ARIA ADICARA dat van 
1732 tot 1736, dat uit vreese voor den Sumanapper, waar onder gesteld 
wierd, naar Sourabaya vlugtede, alwaar ook gestorven is, bekleed en ver- 


5 volgens dit gesubordineerd district een mantrie tot zijn bestierder van den 


Sumanapper gekregen hadde, tot dezen tijd toe, dat de invasie der vijanden : 
alle regeringsforme den bodem hadde ingeslagen. 

En na dat men inselver voegen omtrent Sumanap zelfs het allerbeste ge- 
oordeeld hadde den jongen regent radeen Tommongong TJACRANAGARA te 
herstellen, als eensdeels de naaste volgens de afkomste, door de preferentie 
van een zoon uit een jonge suster boven de oudersuster of moeij, die bij 
den inlander zelfs niet tegensprooken werd, voorts ook de vermogendste om 
het land weder wat op te beuren, item de meest geaffectioneerde door de 
groote en-gemeene van dat land, en eijndelijk wel niet de schranderste, 
als zijnde ook nog jong, dog nu reeds door de geledene tegenspoeden wat 
geleerd en van ruijm zoo veel apparentie en verwagting als TIRTA NAGARA, 
den tegenwoordigen p*. regent, die alles door de authoriteit van zijn vrouw 
moet doen, en nog liefde van de gemeente, nog ontzag uit zijn eijgen chef, 


* nog ook eenige favorabele apparentie heeft; het welke dan niet alleen gem. 


herstelden regent, maar ook de hier aanwezende Sumanapsche mantries en 
radeen ayoe RASMANA, nevens haar man TIRTANAGARA, onder de nodige 
wederzeijdsche recommandatiën, wierd bekent gemaakt; soo oordeelde men 
best te zijn, deeze twee regentschappen, schoon thans weder independent 


356 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL,, ENE 


Oosthoek men met sons opgang peijiden in *t N. O. t. O. Hadden toon 
caab Sindana of de Noord-Oosthoek van Java’s vaste wal, dat hoog land is 
en tussen het welke en de berg van Balemboangang, nog hoger dea de 
andere, men over ’t lage land heen de berg op het eijland Balij ziet, m * 
Z. O. } O. Na de middag liep de wind wel wat benoorden het oost, deg 
zoo weinig dat niet veel vorderen konde, diepende van 12 tot 35 vaden, 
weder overleggende tot op 15, en weder van de wal naar sve tot 33 vaden; 
zoo ankerden om 6 uuren, sonden een praauw maiïjang met onsen Joots @ 
een luitenant van het schip, om de dieptens te peilen in *t vaarwater tas 
schen Poelo Radja en Giliginting of het Nagtegaals eiland, daar men sepde 
dat een rif was van het eerste naar het laatste strekkende, dat zeer ge 
meijd moest werden, dewijl niemand en ook nooijt een. schip hier gewent 
was grooter dan hondert voet of daaromtrent, voor dewelke het vaarwakr 
goed is binnen de eijlanden tussen Poelo Doea en de stompe hook van 
de wal. 

Dingsdag den 19% April, ten vier uuren, ligten anker met een % 0 
wind, die ook al schraalde en zelfs O. Z. O. wierd, waardoor van 33 we 
dem, waar op anker geligt hadden, bij de wind over, schielijk weder op- 
droogde tot 12 vadem, of en aan Poelo Radja; gooijden het daarns een on 
ander maal over, de wind tot nademiddag in die hoek blijvende em vor- 
derden ten negen uuren nog al vrij wat met een intrekkenden stroom, dog 
door dien *t voorsz. rif wegens een staart van ’t zelve, waarop desta ver- 
nam dat 4 vadem water het minste en ook dat het maar een smalle mg 
wit zand en men in 5 minuten daar over, mitsgaders het rif selfs mear 
een zandplaat van weinig aanmerking was, zeer apprehendeerden en za onse 
gedagten, zijnde de mede genomen loots ook niet wijzer, niet te boven kon, 
den, soo quamen des avonds ten 5 uren ten anker, wanneer ’t boven- 
staande berigt kregen van den opperstuurman en gezaghebber op de sja 
loup de Tinnegieter, die hier nog in bezetting lag en des middags afquam, 
mitsgaders ons vervolgens tot loots diende, hebbende met zonsondergaag 
de hoek, die in de kaart de Z. W. hoek genaamd werd, in ’t N, O. t. N., 
daar de bandharij van Sumanap begint, en de Oosthoek van Poelo Radja 
N. N. O., mitsgaders Poelo ginting of eijgentlijk Giliginting, zijnde bij 
ons ’t Nagtegaalseiland, de buitenste hoek O. N. O. 


365 


‘zayop wy "woos Wad 


‘VEVOVNVAZS OUZUUW Uop ta ousourw] ua Jou panornes 
wea InSop’****: v peu ‘g ‘oumg do Ázzeded zvwo ‘opjeanaus soampeyy op 32ur wap a} ‘OPZT ‘ot 
=NINICVEEKOA URA 1330p ‘svaziw@ ‘Vv y yam mad _ Ua ‘pola genere wea 9 xeuw uo 
‘OPL Proto “SFL NIA ‘ge LT Strefzoproom ‘ /e/1 “poous ap uooyos ‘*,pooms deueumg do goru aa ‘moo ufls 
‘gs JO SELL * VEVDVN VEOVEL ‘UIWOL, UoopeY Uta 9p20030q suaBoa “LET ‘ot op vavorav VIUV 

3 T 

oper od yoo, ve 
‘sr uoudBog Zzoq wp do -VoOVN Veovre ZuoSuow 
orp 948190 op*oo08aq uitz Wo Uoope Uaduof usp 
— peu IeeY zoos nja 8uaÎroa st Ud UHVaVU Jol erg ue pr 
agen RR alias ap ndgn mnd mad 
7 ‘ € : vpe! 1% u pam 
quspuadapay d __uopfiq wea wa0 hq pod 117 zaad vem ayes “wl 20) ISLT 'o® wes 


uea guadog pt ouomal ap =yuaaa0o jeazoduar ser  uoloof usp ‘uooz req fq oqsspodiaa adrefior ou  zepwa ‘py/T ‘ot fiz Mad 
o by 


u suey) TIVK woopey VEVOVN VIEIL yg UD Zou goor {17 * 


JOOA 989014 JM op ‘LVEO ‘VKEZ0208 Wea ou “LVUD uea offpJ00, zopuo Japsour VEKOS GILDEN UW OW 
1002 30} -NINIT Vdifd “Y yeu ‘Nad 0 -NINIGVETOS 'Y yaw ‘Ha ‚vp Uee zasopooons ‘vEvoOrN ‘4a3 ‘LVEDNINIG VEZOG Ju 
iep wa VNVNiadve ooÂB uPEY VEVOVN ‘A oofe PET VOWEL ‘UIWOY Uoopey Litvd za ooÂs uoopen 
5 8 . ” 1 


-28 uw fiq word ua zoe mn vious + joo urenuiad awed smof 
‘mruvsos uospey Jou © ‘VEVOVN "Uopojmaa0 
opspsop JIPU0O ULLBLIUJ VEIVrL JO XELVd aa 208 Uoopeg uoor way 


+ 2ooymb ZursaoBaropou 
—vUIeg UU UIP VEZOL op uvopfijzao zeeg do Zop ‘zrusouueg 
uoopey jou '3433 ‘uesserem wevu Ivey op ‘ vasVITICL ‘raddeuwums 
“Bq UBA oss UI “vavo gusours uaa your ‘mad ‘Japea op uve uasspury mpuos 4 
~Idv vixv oofv Uoopeg prsopoons ‘VAISUNVTZOd JAR TDOPTY vuvosia vofe wepey 





REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 


NITZEKXOX NEL FIE ‘WALOTSAO ISHOA NETIC LAM °GOL[ 'V ‘ACTA Td WALH AC LOOT LOVELNOD L, fIE “a VN 


CIAHNVVEMOOHAD,C ‘NXeTMIA AINDVINOD Ad NVY ZTINH AA TOOT 
‘oIs VEIVLA VNZOUL NVA OOTEOO Nad MI WC 


VEVDVNVCOAOL 


24 


858 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, RWE: 


een weinig rustens ‘op Pamaringie, tegens zons ondergang op de hookine- | 
gorije arriveerde. Logeerde in de dalm van de overledene regentease redecn 
Ayoe DE PATTY, de oudste der drie susters door radeen tommmomgung sja 
CRANAGARA, die in ’t jaar 1736 Pamacassan weder onder hemcdteeg, 1 
gelaten, zijnde het enigste huis dat de Maduroesen bij de verwoesting va 
Sumanap in ’t jaare 1745 hebben verschoont. Deeze tegenwoordige reyn 
tesse is met TIRTANAGARA getrouwt en de jongste der dries susters dew 
haar daar ingesteld, nadat de jonge radeen tommongong TJACRANAGARA, ds 
de voorn. zijn oom, noemt, als een zoon zijnde van de middelste suster 
radeen aijoe WIERA DININGRAT, in den jaare 1787, onder de voogdije van 
voorgem. zijne moeij radeen aijoe DE PATTY succedeerde, en in dem fame 
1743, in de veelvuldige disputen aldaar voorvallende, door de regewisg 
meerderjarig verklaart en alleen *t regentschap in handen gegeven wind, 
op het eerste aankomen der Madureese, met gem. zijne moeder, die zog hef, 
naar Sourabaya gevlugt was en met agterlating van eestien stukken can, 
die op twee platte forme aan de passeerbaan, voor de poorte vaat den dels 
leggende, geplaatst waren, zijne landen vrij wat ligtvaardig em lachîsux ten 
proije der vijandige Madureesen geabandonneerd hadde. 

Men vond wel de hoofdnegorje hier en daar wat weder sangelegt met 
nieuwe bamboese huisen, ten blijke dat de Sumanappers zig gaandeweg we- 
der herstellen van die fatale verwoesting, dog voor het overige was Aùr alles 
in een ongemeene disordre, zijnde nog geen hand geslagen aan het vervellene 
tot herstelling, schoon ’t sedert 8 a 9 maanden reeds alles in vreede is, js 
zelfs het verval nog groter als in den oorlog, omdat de provielonedie ve- 
gentesse en haar man, twijfelende of zij wel in het gezag ‘sullen blijven, 
alles in ’t wild laten lopen en misschien alleen maar bedagt zijn op haer 
intrest, zoo goed en quaad als dat geschieden kan in sulke slegte omstan 
digheden; zijnde zij regentesse daar en boven ook nog gesuspeeteerd van 
ontrouwe behandelinge omtrent een aan de noordzijde van Medora, onder 
*t Sumanaps destrict, gestrand vaartuig, van maas MONGODORO mantrie van 
Sampang, een aanhanger van Djoerit, waar van zij, schoon door ‚den heat 
VERYSSEL voor de E. Comp*. gereclameert, de beste buit geborgen em den- 
geenc, dic het hadde kunnen aanbrengen, het leven benomen soude heb- 
ben, waartoe zij misschien wel capabel is, als zijnde een scherpe en slimes 


= © 8 u B aem 


REIS VAN DEN GOUVEBNEUR-GENERAAL, ENZ. 867 


de oostelijkste of liever de zuidelijke pas loopt, leggende aan de schijding 
van voorsz. twee uitgangen de post Patanta, om teffens te bezorgen dat de 
doorgraving, wat verder Westwaarts op uit deze rivier Solo in de spruit Anie 
gemaakt, waardoor de gewezen Regent van Madura, als Sidaijoe ook onder 
zig hebbende, den handel op voorsz. rivier uit de landen gedreven werdende, 
naar die plaats meend te verteeren, in dier voegen gestopt blijven, als de 


‚ heer VERYSSEL met het leggen van twee dammen aan ieder end van die 


doorgraving geordonneerd ‘hadde, wanneer alles dat de twee groote monden 
dier rivier uitgaat, voorbij voorsz. post Patanta passeeren moet ‚ on dus de 
sluikerijen beter kunnen worden gade geslagen. | 

Men vond hier op Grisse eene vierkante bemuuring bij forme van for- 
tresse, aan de Noordwest hoek van den Dalm, digt aan de zeestrand, op- 
gemaakt, tot posthouding voor het guarnisoen, dog dewijl deze plaats in ’t 
vervolg wel van meer importantie konde werden, oordeelde men bij het 
rondwandelen van deze werken, dat ’t best zoude zijn een regulier fort te 
leggen op zekere hoogte, een snaphsansschoot verder van strand gelegen, mid- 
den in de negorije, die sig hier langs het strand wel een uur gaans nu reeds 
extendeerd, werdende nog dagelijks meer en meer bebouwt, wanneer men 
met het opruimen van 50 roeden distantie te weder zijde het zoutveld, aan 
de zuijder kant open en effen, en het zeestrand nog geen snaphaanschoot ten 
noorden zijnde, een genoegsaeme opening hebben, beter meester van de in 
twee verdeelde negorije en ook aportée weezen zal om dezelve te defendeeren 
en onder bedwang te houden, hebbende een vrij gezigt over de vlakte die 


_- langs de negorije aan de agterkant na den berg Gierle, ten Westen en te 


Oosten landwaarts inloopt. 

Men was gecharmeerd van de wel gelegentheid deser plaats, verwondert 
zijnde dat daarvan tot hiertoe bij de E. Comp’. genoegzaem geen werk 
was gemaakt, als in tijden van oorlog, om daer eens te campeeren of voor 
een tijd een bezetting te leggen, en dewijl men nu het plan der Javase 
zaken geheel en al verschikt en deze welgeleeegen inham tot een vrije 
haven geprojecteerd hadde voor overwalsche em andere negotianten, mits- 
gaders ten dien eijnde de onderkoopman HaRTDIG hier als resident: ge- 
plaatst was, neevens. een geheele compagnie Europeesen van 150 coppen 
voor dit guarnisoen, en de bezettingen op Sambilangen , Oedjong Panka en 

24 * 


360. REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ERE. 


mijlen door padijvelden liep, die thans niet te passceren waren, hetwelke 
ons alzoowel van de reijzo naar Pamacassan deed afzien, als het agter 
blijven van den jongen en gevlugten regent radeen Tommongong rsaCa- 
NAGARA, door een verkeert begrip van het opperhoofd krramm tot Sour 
baya, van ecn langer verblijf alhier; waarom des nademiddags de regentme 
en mantries neevens den provisioneele Regent van Pamacassan Mass Mil 
ordonneerden, ons naar Passourouang te volgen en, tot voortzetting dr 


reize derwaarts, ons ook, 


Vrijdag den 22° April, des morgens vroeg, op weg begaaven naar Pe» | 


maringie, stappende aldaar in roeij en zeijlvaartuigen, waarvan de cent 
met ons eerst op de middag aan boord quaemen, zoo dat genoodssakt we 
ren dien schoone oost zuid ooste wind over ’t hoofd te laten waijen. Egter 
ligteden des avonds anker en liepen onder Giliginting, om met een schrale 
Z. O. wind boven Poelo Radja te kunnen zeijlen, en kregen daar onse van- 
tuigen aan boord. 

Saturdag den 23% April, met den dag, waren onder zeijl, cours Z. 3 W. 
tot boven het riff van Poelo Radja, en daar na Z. W.. regt op het cosas 
eijland of Poelo Catapan aan, dat voor 4 uuren al verkend wierde, en even 
na zons ondergang, af en aan, in ’t Z. hadden, op circa # mijl van om 
Stuurden toen west op, om een rifje, dat zig aan de hoek van Panbay wat 
na zee strekt, te mijden, dog de loots zig hier inne wat vergist hebbende, 
alzoo de cours van west regt op de hoek afloopt, en men wel W. t. N. 
van ’t cijland of stuuren mag, tot dat men 't riff gepasseerd is, 200 waren 
genoodsaakt geheel tot N. W. toe naderhand op te boegen, om de ondiepts 
van het water te mijden, en het riff gepasseert zijde, dat hard sand en 
coraal is, op 8 vadem kan werden gesneden, zonder eenige swarigheid, 
-en te weder zeijden tot 13, 14 vadem toe afdiepende modder- of slekgvend 
heeft, niet breed en ook maar een halve mijl lang zijnde, stuurde men W. 
en W. t. Z. naar de ankerplaats voor de rivier van Passourouang, sijnde 
4 mijlen van ’t riff, gelijk dit rif van ’t eijland en alhier niets anders te 
mijden, waarom ook na ’t passecren van dat riff nog tot 10 uuren bleven 
doorzijlen, en toen ankerden, Bevonden ons, op 

Sondag den 34®en April, cgter nog 2} mijl van de rheede, daar met em 
doorkomende ooste wind niet voor 9 uuren ten anker, en teegens de mid- 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 369 


plaatsen als af te sluijten, waartoe dit canaal, als het eenigste dat vaarbaar 
is en niet breeder valt, als om met wederzijdse batterijen op Poelo Manara 
en Sambilangan, het geheel vaarwater te kunnen beschieten, hem zekerlijk 
“eene occasie heeft verschaft, die zelfs bij de Comp*. wel hadde mogen in 
opmerkinge koomen in den vorigen tijd, zoo men ooijt werk hadde ge- 
maakt om hare zaken in desen Oosthoek te brengen op eenen verzeekerden 
voet, ten meesten voordeele van dezelve; hoewel ook even dit canaal zoo 
diep is, dat men voor Sambilangan feggen kan op 5 vadem water, na ge- 
noeg aan land om iemand, door ’t rivier, van een welgemonteerd schip uit 
sijne retranchementen uit te branden, schoon de Inlanders veeltijds zig van 
boven zoo wel gedekt hadde door clappusboomen, bamboesen en andere 
dingen , die zij over hare werken weten te leggen, dat genoegzaam bomvrij zijn. 

Dog niettegenstaande alle deze avantages, deze werken, door de annade- 
rende manschap van de E. Comp'. te lande, eijndelijk door TJACRANINGRAT 
hebben moeten verlaten werden, en dezelve vervolgens geslegt zijnde, zoo. 

vind men egter den dalm op ’t hoff zoo verre weder opgemaakt en door 
| den tegenwoordigen Regent zoo wel geordonneerdt en cierlijk opgeschikt, 
dat daarin bequamelijk- logeeren konde. Vermits ’t nog vroeg was, zoo 
besteeden het overige van den dag om met den radeen Tommongong SOE- 
BADININGRAT te overleggen, wat hij in ’t vervolg aan de E. Comp“. jaar- 
lijks zoude opbrengen, ’t welk, naar gemaekt overslag van zijne inkomsten, 
die men rekent dat in goede tijden tussen de 13 en 14000 Spaans ‘met — 
wat rijs en zout belopen hebben, hem zelfs lieten bepalen op 400 Spaans, 
nevens 12000 kannen clappusolie en sestig coijangs cadjang, buiten de sa- 
bandharijen, die men op 3000 spaans ’s jaars rekent, zoo dat de E. Comp“. , 
die nog nimmer iets van dit landschap als wat klenigheeden van gedroogte 
hertevlees en zenuwen, een weinig cadjang en wat olij tot present heeft ge- 
had, thans circa twaalff duijsend Rd*. courant geld van dit regentschap 
staat in te krijgen, blijvende dan nog omtrent 6000 Rd“. courant over, 
als het land eens weder in fleur is, voor den Regent, waarvan hij genoeg- 
zaam leven kan, en ’t welke hem ook des te meer aansetten sal om dese 
zijne besnoeijde inkomsten te vergrooten door vermeerdering van producten 
van zijn land, waaruit men aan onze zeijde beloofde , alles wat bij de Comp. 
emploijabel was, steeds voor betaeling te zullen accepteeren, zijnde buiten 


362 REIS VAN DEN GOUVERNBUE-GENBRAAL., EM, 


en andere inlandsche grooten opgedaagt waaren, en men in de voormiddag 
bijgewoont hadde de godsdienst, in dewelke ook *t' dopen en treuren, 
dat hier ter plaatze geschieden moest, door den Kerw. anrmoun oferd 
verrigt, na de verhandeling van ’t. tweede deel van P*. 104, w°, 34; ae 
wierd met de heeren Raden, alhier tegenwoordig, den secretaris some, 
commandeur STERRENBERG en gewezene trannlateur SIMONS, present side, 
nader in overweginge genomen, wat men nu deeze regenten, naassniljk 
van Passourouang, jtem Banger ten oosten en Bangil ten suijdwesten, ge 
lijk ook van Sumanap en Pamacassan, zoude kunnen opleggen, om aan d 
EB. Comp“. te contribueeren,; buiten de Sabandharijen', dewelke voortgam 
omme aan haer te verblijven, en vervolgens kt, dat men die sin 
deese drie districten, en vooral die van Banger en Bangil niet veel vergun 
kan, als zijnde arme regentschappen, het laatste pas vijftig hnijsgestnem 
‚ groot, zoo de Regenten en andere affirmeerden, en de eerste niet veel mex, 
waarom men dan bij ’t terhand stellen van de acte van Ingabeij Dyasa Lalâla 
hooft van Banger, hem drie picols wax, en Ingabeij BRADJA JoRba, hoefd 
van Bangil, drie croijang rijs ’s jaars tot een tribuut. opleijde, sander bele: 


ling, en dezelve daarmede liet volstaan, remitteerende haar zelfs ’tsegulen 


expeditiegeld van de commissie, dewijl te arm waren om ‘t selve op & 
brengen, dog ordonneerde haar teffens het nodige volk tot ’s Compaguies 
dienst, volgens de oude gebruiken, nevens die op deeze plaatse, tajsvezen 
en haar land thans meer en meer te verbeteren, opdat zij meer proimckn 
voor betalinge aan de Compagnie leveren konden. — DO 

De Tommongong NITTI NAGARA, welke titul, beteckenende de Opréimer 
van de Negorije, men hem in steede van zijn vorige naam MARTA MaGaM 
thans hadde geconfereert, wierd na veele excusen, die hij quam te makm, 
dat een arm en door den oorlog geruineerd district hadde, dat pes wer 
hondert huisgezinnen aan inwoners hadde, voor *t loopendetjaar nog in *t 
geheel vrij gelaten, onder belofte dat anno 1747 dertig, 1948 weentig, of 
1749, mitsgaders vervolgens, altoos sestig coijangs rijst voor nist, en web 
het land in der tijd verder mogte voortbrengen, voor de ordinaize mestki- 
gangsprijs aan de comp*. leveren zoude, ’t welk hij met veele. veesekemmr 
gen betuigde alles te wezen wat hij beloven konde, en waarmede. men sg 
bij provisie te vreeden moest houden, latende deze drie regenten voldaan 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 871 


ese, daar hij circa 1782 of 1738 zijne residentie betrok, deg welke plaats 
niet wel genoeg gelegen zijnde, voor zijne toen nog bedekte desseijnen , 
» als hebbende het vaarwater daar te groote uitgestrektheid, en hij ook geen 
middel weetende om veel volks op de been te houden en werk te geven, 
ten eijnde de ordre en ’t meesterschap over haar lieden te bewaren, wan- 
neer de excusatie van de hòffreise, het nieuwe contract van den heer COYBT 
met den Soesochoenang , de gedurende: toegevenheeden van desen zijnen 
voor hem bevreesden souverain en van de Comp*., die hem zeer vierde, 
en de bestendige oversiening van deze laaste om weder nieuwe oorlagsbe- 
roertens op Java te zien verwekken, waartoe men in den Oosthoek, zoo 
wel aan zijne zijde, als die van de E. Comp“. bediendens, zoo avers niet 
scheen te weesen, hem alle hope benamen om voor eerst nog aan den 
_ dans te geraken, de aanleg van deese plaats Sambilangan door hem wierd 
uitgedacht tot een handgebaar voor zijne krijgers, als leggende niet alleen 
op een afgesondert eijlandje, dat aan het grote thans met een lange brug 
vastgeheid is, maar ook ter plaatse daar de dalm is gemaakt zeer steenig 
en klippig zijnde; dog welke obstaculen hem belet hebben, soo wel van 
~ Tanjong Anjer, als Bancallang, dat om de noord-oost legt, goede. bruik- 
bare wegen derwaarte te maken, en vervolgens Anno 1741 desen nieuw vol- 
tooijden dalm te betrokken, die bij na dato door den roof op Cartasoera, 
van een partij stukken canon, maar al te formidabel heeft weten te maken, 
zoo als de papieren A°. 1744 en 1745 uit den Oosthoek ontfangen, dictee- 
ren, dog waarvan men thans geen overblijfzelen meer vond, zoo min als 
van onze posthouding op Bancallang, dan een groote houte brug met een 
poort voor een zeer geéxtendeerde passeebaan, die nog al eenige overblijfsels 
van regulariteit hadde, nevens een partij ruïnes van gebouwen, daar het 
hoff bevoorens is geweest, en waaromtrend de teegenwoordige Regent van 
intentie was, met ’s Comp*. toestemminge, te maken eene nieuws residentie, 
*t welk men hem accordeerde, zijnde ook de schikking by 't reguleeren der 
guarnisoenen bereeds daarna gemaakt, dat van de 36 man gemeenen voor 
Madura geprojecteerd, 24 hier en 12 op Sambilangan zullen verdeeld leg- 
gen, dewijl de laatsgem. plaats zal hebben een batterije van vier stukjes 
canon, om het vaarwater te commandeeren, op een der hoofden, het tegen- 
woordige fort gedemeubleerd werdende, als zullende voortaan maar strekken 


364 REIS VAN DEN GOUVEENEUR-GENERAAL, ENS... 


van den anderen, zoo als ook in het vervolg altoos wel moogen blijven, 
onder eenerlije schriftelijke verbintenisse te stellen, volgens de onde pro- 
portie onder haar gerecipieert, als Sumanap fwee, teegens Pamacasean een, 
en zijn vervolgens van de aan haar voorschreeven conditiém een schrifte- 
lijk opstel gemaakt, ’t welk in het Javaens overgezet zijnde, aan hear, voor 
ons vertrek uit dezen Oosthoek, zoude werden terhandgesteld, en dus ook 
in het vervolg op dien datum een geslagtregister der regenten van Sumanp 
en Pamacassan, voor zoo verre men ’t zelve uit de rapporten hier ingekoo- 
men, heeft kunnen nagaan, sonder egter voor de correctheijd: te willen a 
veeren, om dat men uit de inlander zelfs zijne eijgene afkomst bijna miet ts 
weten kan krijgen, door dien zij alles wat ouder is vader en moeder, en 
alles wat collateraal is, suster en broeder noemen. 


4 tik 
u ditt, 


Hen aan ij 
: a kel 
: a Hi i 7 i 





= 
an EA 
Ts 


at ae 
ii i eest | appar 
Ci lar LI i 
| : a ile iy [eal 


: i it ith iat ; 
4 Eion 
En i al 


we 
ERE | 


et 







zn 


366 REIS VAN DEN GOUVERNEUN-GENERAAL, MSR: 


Hiermede ons bestek ook alhier afgeloopen en aan de regenten opgelegt 
zijnde 30 battoors voor het guarnisoen dagelijks te fourneeren, dog voor 
het gras, dat zij aan de dragonders paarden en andere komes te leven, 
maandelijks twaalf stuijvers tot betaling te zullen erlangem, 290 vertrokken 
nademiddag weder na boord en gingen tegens half ses onder seijl met on 
West Zuijdtweste wind, die fris door quam, cours om ds Noord. Oost legs 
de strekkinge van ’t riff, dog afdiepende van 6 tot 10, 25 en 31 vaäm 
en daarop overlopende na de Madureesche wal, weder opdroogende tet § 
vadem, waarop tegens elf uuren ankerden. a 

Woensdag den 27%, met den dag gingen onder seji, cours omde Wat 
over de modderbank, dog onze presente loots had weder de fout van de ve 
rige, zijnde dit de gezaghebber van de Tinnegieter, van oms niet ms guess 
te brengen aan de Madureesche wal, waardoor over 16 voet schaam dex 
de modder moesten sleepen, en, de wind met een frisse coelte uit dem Ose 
ten, of meest vak agteren, en ’t schip altoos door de stroom Nilis 
over bakboord of de zuidkant zijnde, gevaar liepen van langs hoe meser-@p 
den drogen te geraaken en eenige uuren te blijven zitten, tot dat het het 
water ons weder daar of mogte helpen; dog met sijlen tegen em vol & 
halen schokte men nog daar over en quam ten twee uurest vose Griess 
ten anker. Stapten aan land en reden daarop te paard na de beng Gierie, 
komende met zons ondergang terug, op welke berg, buiten (arme tesupels 
der Mahometanen en eenige begraafplaatsen, onder anderen te sien tijm toes 
rivieren, in ’t klimmen van dezelve, die een aangenaam gesigt geves, en het 
graf van Soesoehoenang GIERI, waar voor de hier woonende papen, welles 
hoofd zig pangerang GIERI laat noemen en vrij van eenige opbrengst wal 
gerekend, excepto thien man ten dienste der bezetting op Griseo, die hij m 
dagelijks fourneerd, groote eerbiedigheid betuigen. Deze plaats, de beste voor 
den handel van den geheelen Oosthoek, werd nu eerst weder herbouwt, deg 
is van ouds altoos als een voorname koopstad gerekend, soo wel door heer 
favorabele situatie ter zee, aan een stil water dat van alle zijden door landen 
en eilanden gedekt is, diep genoeg echter om zelfs met een schip op vijf 
vadem water, een gotelingsschoot van de wal, ten anker te F-nen, on tusen 
Sourabaya, Madura en Sidaijoe in, als door de nabijheid « « rivier Sale, 
welkers twee monden beijden tussen de hoek van Oedjong ] ku em hie, en 





REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENEBAAL, ENZ. 875 


jaarlijksche geschenken, die men nog altoos recompenseerde, niets van die 
landen heeft gehad, ’t sedert meer als sestig jaar, dat dezelve onder haar 
zijn geweest, en sedert 40 jaar dat de souverainiteit over dezelve door de 
Soesoehoenang aan de Comp’. is afgestaan, zo dat de Comp’. van het eijland 
Madura voortaen staat te verwagten een inkoomen van circum twintig duijsend 
Rd*., als men de producten na haar regte waarde reekend, vide de con- 
ditiën met Sumanap en Pamacassan aangegaan , bij de ondervolgende insertiën. 


Ik ondergeschreven Radeen Tommongong TJACRA NAGARA, door 
de benevolentie van de doorlugtige Nederlands Compagnie thans 
weder herstelt in het regentschap der landen van Sumanap; ver- 

klare en verbinde mij bij desen, nevens alle’ mijne mantries, als 
of ik zulks met solemneele eede bevestigd hadde : 


Dat ik de voorez. doorlugtige Nederlantse Maatschappije in het voorsz. 
regentschap met alle desselfs onderhorige eijlanden gehouw en getrouw we- 
een en dien dienst ten beste van dezelve en hare onderdanen op Sumanap, 
met alle oplettendheid, gehoorsaemheid en ijver waarnemen zal, agtervolgens 
de beveelen die mij van tijd tot tijd zullen werden gegeven, ’t zij van den 
Gezaghebber en Raad in den Oosthoek en den commandant op Passourou- 
ang, of dengene die bij mij, van wegens de E. Comp“, geplaatst werden zal, 
dan wel van den commandeur en Raad tot Samsrang en de hooge regering 
van India tot Batavia. 

. Art. 2. 

Dat ik eenmaal des jaars mij persoonlijk zal komen vertoonen tot Sama- 
rang, ja zelf tot Batavia, zoo zulks begeert werd, om mijn eerbiedigheid 
te bewijsen aan de Comp’. 

| Art. 8. 

Dat ik tot logement van de posthouding, die de E. Comp‘. goedvinden 
zal in haar land Sumanap te leggen, soodanige vastigheid, ’t zij van 
steen, hout, of aarde, op mijne eijgene kosten, sal laten maken en op soda- 
nige piastse, als de Comp”. ordonneeren sal, en dat ik de voorsz. posthou- 
ding sal voorzien van water en de nodige levensmiddelen, voor zodanige 
betaling als de Comp’. goedvinden zal mij daar voor toe te leggen, ook 


























368 REIS VAN DEN GOUV: 
: A 
Paars wo GBA Be het no 


ERY Se I 5. is, en 
tweeden Regent Ingabeij SOERA « WicraMA, om de ni; 
titul vou Tommongoug geantwoord, dat zulks i 
dat zij met den anderen wel leefde, haere vi 
pagnie voldeeden en het land, 200 wel als d 
Dog tot het bezien van de voorgem. twee mònden 
de post Patanta geen gelegentheid zijnde sonder 
te spenderen, en de tijd zoo sterk inschietende dat 
zig het meeste spoeden zoude, zoo sagen daar van af: 
den ingeneur MULLER te gelasten om yan dé voorsz, u 
Solo een nette kaart te maaken, en daarin zo wel dea 
als Sidaijoe of Oedjong Panka en Grissee te leggen. — 
Donderdag den 28" April. Op Grissee niet meer 
gingen tegens negen uur na boord, voorts onder zeijl 
elf uur voor Sambilangan ten anker, om radeen Tomme 
NINGRAT, des doenlijk, morgen voor te stellen, zoo als m 
teren avond, hadde doen weten. De Regenten van 
mantries, en kort nadat geankêrd waren, quam radeen 
welke aan de tafel van den Gouverneur-Generaal het 
hebbende, vooraf na land voer en wij teegens drie uur 
een groot vierkant gepallissndeert met vier bastions, zijnd 
thans bezeiting legt, en ook omtrent dezelfde, daer de 
heeft gehad, leggende op de vleugel na zee of de W. xi 
kende hoofden, van steen gemaakt, die als een haven fo 
barquen, en waarop men zeijde dat de Madurees | 
gehad, om de vaart tussen Poclo Manurn en. deeze, 
Wat hier van zij, dit is seker, dat de aanleg van, eend 
hier aan zee, daar nog boom nog loof stat, de hitte vr 
aangenaamheid zeer gering is, door den toenmaligen tac 
anders kan geschiet zijn, dan met een gepromediteerd de 

de vaart op Grissec en Sourabaya in den tijd m 


i 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 377 


vijftig coijang cadjang, twee derde groene en een derde witte, sonder eenige 
betaling met mijne eijgene vaartuijgen op Samarang of Batavia te leveren, 
daar ’t de Comp*. goedvinden zal, en dat telkens voor dat de oostmousson 
ten eijnde loopt, waarenboven ik nog belove, alle meerdere produkten van 
het land Sumanap, dan die tot recognitie dienen, op Surabaya aan de 
Comp*., des begeerende, te leveren voor de marktgangs prijs, gelijk ook 
de tammerijn, gedroogde vis, catoene garen, zout of wat ’t zijn mag dat 
op Sumanap valt en bij de Comp*. gerequireerd mogte werden; en wat daar 
voor ’s Comp*. weegen betaald werd, belove ik behoorlijk te zullen laten 
toekomen aan de eijgenaar, leverantier of planter van voorsz. vrugten en 
bezorger van voorn. producten, opdat een ieder daar voor het zijne krijge. 
Art. 6. 

Wijders belove ik, nevens mijne pepattijs en Jaxa’s door de Comp. ge- 
geven, geene zaeken van eenige aangelegentheid, den onderdaan betreffende, 
af te doen, dan met communicatie en toestemminge van het Europeesche hoofd 
dat bij mij geplaatst werden sal, en bij aldien wij daar over niet eens konden 
werden, dat ik dan de zaak zal stellen ter decisie van ’t opperhoofd en Raad 
tot Sourabaya, waar en tegen de Comp*. mij permitteerd dagelijks de kleine 
geschillen af te doen als van ouds, mits dezelve van weinig belang zijn. 

| Art. 7. 

Gelijk ik ook in ’t gemeen belove, de onderdanen van de ’s Comp’. 
volkeren van Sumanap, zoo wel groote als kleine, als onder mijn regent- 
schappen gestelt, in alle regt en billijkheid te behandelen, geene nieuwe 
lasten op te leggen, geene van mijne mantries, veel min Jaxas of papatijs 
te verstoten, te verongelijken, ofte verwisselen, sonder voorkennisse en toe- 
stemminge van de Comp*., maar dat ik, wanneer iemand van dezelve zig 
ontrouw of onvromelijk tegens mij of, nog zoo veel meer, tegens de Comp. 
gedragen mogte, alvorens daar af kennisse geven en de assistentie van 
’s Comp*. posthouding imploreeren zal, tot eene provisioneele arresteering 
van deszelfs persoon en goederen, gevende de zaak dan over ter decisie van 
het opperhoofd en den Raad op Sourabaya. 

| Art. 8. 
Laatstelijk belove ik, dat mij met de regeering van het landschap Pa- 


macassan in het minste niet bemoeien, of over het gem. landschap eenig 


310 EIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, EWS. 


deese reeden, dewelko gemeen is aan alle regentschappen van onsen Oost- | 
hoek, ook nog noodsakelijk geoordeelt, deren Regent, 200 wel als alle aa- 
dere, een gedeelte zijner inkomsten aan de E. Comp*. te laatem eoutribe 
eeren, om geen jalousie te verwekken, en deselven daardoor ook wat minder 
in staat te doen blijven om quaad te doen, terwijl ‘men gezien heeft, dst 
alle de opgehoopte faveuren, waarmede de vorige Regent ale overladn 
is geworden, alleen maar gestrekt hebben om hem nog onbamdelbuarder & 
maken, en dat hij, zig magtig en rijk genoeg oordselende van voor os 
ieder ontaapgelijk te wezen, ten laatsten ook zolfs dengesnen die hem se 
overmatig hadde gevierd en groot gemaakt, namelijk de Comp”. selfs, heeft dur 
ven beoorlogen en noodzaken hem met groote kosten en moeite tegen és gun, 

Men accepteerde dan deze presentatie die vrijwillig geschiedde, en devi 
hij billijk eenige gravamina proponeerds voor de eerste jaaren, dourdien & 
land tijdt van noden hadde om weder te bekomen van de rofne. dis. à 
oorlog ook hier hadde veroorzackt, soo maekte men deems limifatio, det bij 
dit jaar 1746 zoude kunnen volstaan met de helfte van ’t geld on de cia, 
sonder cadjang, dewijl hij betuigde, dat hij ’t saadkoorm tot $ eats 
nog cerst beschikken moest; ook A°. 1747 met veertig lasten vam dem 
boontjes, nevens ’ valle contingent van geld en lie, dog dat A°. 1948 en 
vervolgens alles compleet zoude gelevert werden, waaraf vervolgens em sahrif- 
telijk opstel wierd gemaakt, dewelke op zijn plaats geïnscrreet esl war- 
den gevonden. 

Vrijdag den 29km April. Met den dag reeden to paard naar Baneelleng, 
zijnde drie uuren geans van hier, de plaats daar de verdrevens Madaus 
Regent heeft hof gehouden, nadat de op ’t schip Oest gewent sijnde 
om ’t leven geraakte oudere broeder plaats voor hem gemaakt hadde, em 
in dit bestier te sucoedeeren, waarin haar lieder vader PANAMBANAM, S008 
fan den bekenden TAROENA DJAJA Sampang, dat in de midden van bet 
land legt en waarof zij de naam droegen, en ook zekere plaats Tanjong, 
tussen Sampang en Bancallang leggende, tot zijn verblijf gehad hedde. Hier 
tot Bancallang, is toenmaals als de gewezene Regent zig bier quam te ee 
tablissceren, een posthouding van de Comp’. geweest, die na dete ing 
trokken is en hij verhuisd near Tanjong Anjar, con kloon war geame ten 
Zuid Ooste van Sambilangan, mede aan ‘de binnen zee of tegen over Gun 


tad 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 377 


- 


vijftig coijang „cadjang, twee derde groene en een derde witte, sonder eenige 
betaling met mijne eijgene vaartuijgen op Samarang of Batavia te leveren, 
daar ’t de Comp*. goedvinden zal, en dat telkens voor dat de oostmousson 
ten eijnde loopt, waarenboven: ik nog belove, alle meerdere produkten van 
het land Sumanap, dan die tot recognitte dienen, op Surabaya aan de 
Comp°., des begeerende, te leveren voor de marktgangs prijs, gelijk ook 
de tammerijn, gedroogde vis, catoene garen, zout of wat ’t zijn mag dat 
op Sumanap valt en bij de Comp*. gerequireerd mogte werden; en wat daar 
voor ’s Comp*. weegen betaald werd, belove ik behoorlijk te zullen laten 
toekomen aan de eijgenaar, leverantier of planter van voorsz. vrugten en 
bezorger van voorn. producten, opdat een ieder daar voor het zijne krijge. 
Art. 6. 

Wijders belove ik, nevens mijne pepattijs en Jaxa’s door de Comp®*. ge- 
geven, geene zaeken van eenige aangelegentheid, den onderdaan betreffende, 
af te doen, dan met communicatie en toestemminge van het Europeesche hoofd 
dat bij mij geplaatst werden sal, en bij aldien wij daar over niet eens konden 
werden, dat ik dan de zaak zal stellen ter decisie van ’t opperhoofd en Raad 
tot Sourabaya, waar en tegen de Comp*. mij permitteerd dagelijks de kleine 
geschillen af te doen als van ouds, mits dezelve van weinig belang zijn. 

| Art. 7. 

Gelijk ik ook in ’t gemeen belove, de onderdanen van de ’s Comp*. 
volkeren van Sumanap, zoo wel groote als kleine, als onder mijn regent- 
schappen gestelt, in alle regt en billijkheid te behandelen, geene nieuwe 
lasten op te leggen, geene van mijne mantries, veel min Jaxas of papatijs 
te verstoten, te verongelijken, ofte verwisselen, sonder voorkennisse en toc- 
stemminge van de Comp*., maar dat ik, wanneer iemand van dezelve zig 
ontrouw of onvromelijk tegens mij of, nog zoo veel meer, tegens de Comp’. 
gedragen mogte, alvorens daar af kennisse geven en de assistentie van 
’s Comp°. posthouding imploreeren zal, tot eene provisioneele artesteering 
van deszelfs persoon en goederen, gevende de zaak dan over ter decisie van 
het opperhoofd en den Raad op Sourabaya. 

| Art. 8. ‘ 
Laatstelijk belove ik, dat mij met de regeering van het landschap Pa- 


macassan in het minste niet bemoeien, of over het gem. landschap eenig 


372 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, EME. 


tot woningen en pekhuisen, die van de reeds daar zijnde wagten em gebon- 
wen zonder onkosten te vinden zijn, en dat ook overgenoeg is tot mein- 
tien van ’t gezag aan deesen oirt om de nabijheid van Grisess.em Sourabeys. 

Wat verder als Bancallang van hier legt, noord oostwaarts op, de bekende 
haven Arosbaya, van waar men zegt dat de verdrevene Regent - gevist 
is naar een der nabij geleegen eijlanden, dan wel, zoo anderen meenen, zer 
Borneo. Deeze plaats en Bancallang zijn de eenigste van dit district, die on 
de noord rivieren of ondiepe uitgangen naar zee hebben. Arosbaya, Bu- 
callang en Sampang waren voor deeze, neevens Sumanap en Pamacemm, 
de vijf districten waarin ’t eijland Madura verdeeld was; de twee caste 
vervolgens onder de derde en de vijfde onder de vierde geraakt zijnde, se 
hebben deeze twee malkander wat beter gebalanceert, tot dat sunamsasts 


zig tegens den Madurees voor de E. Comp*. declareerde. en dus eerst *_ 


ooste, gelijk nu ’t wester deel onder de Comp*. is gekomen, waarvan 3 
eerst in uitgestrektheid ‚ maar ’t laatste in bevolktheid, onversnagthesd de 
inwoonders en welgelegentheid , het grootste is. 

Van Bancallang terug gekeerd zijnde, het men den nieuwen Regest, 
thans voerende den toegevoegden titul van Radeen de Pattij aarsa powm- 
GRAT, of de getrouwe aan het Rijk, de conditiën nopens de inkoenste, gi- 
teren gearresteerd, teijkenen, als het eenigste dat nog resteerde, madat hij 
de poincten door den heer: vERYssEL, hem volgens het van Betevis her- 
wuards gezonden concept voorgeschreven, reeds plegtig hadde besworen, 
luijdende deeze weinige poincten nog aldus: 

Ik ondergeschreeven radeen Tommongong SOERA DIUWGRA?, 
althans door de sonderlinge goedheid van de doorlugtige Neder 
landsche Comp®. tot Regent van 't district van Bancallang, Se» 


pang, Arosbaya en ’t geen men gemeenlijk met onderscheiding 


van Pamacassan en Sumanap, Madura komt te noemen, onder 

den eernaam van Radeen de Pattij SETJA DININGRAT aangesteld, 

verklare en belove bij dezen, alsof ik zulks met cede bevestigt hadde: 

Dat ik voortaan buiten de Sabandharijen dewelke aan de E. Comp", wer- 
blijven, thans bestaande ii die van Arosbaja, Bancallang, Soetje, Kwanjer 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENEBAAL , ENZ. 879 


posthouding zal voorzien van water en de nodige levensmiddelen, voor so- 
danigen betaling als de E. Comp*. goedvinden zal mij daar voor toe te 
leggen, ook van een dagelijks getal van vijftien battoors, ten dienste der 
besetting, sonder betaling, en voorts van zo veele andere meer, voor twee 
stuivers ’s daags ieder man, als de E. Comp*. of gem. posthouding beno- 
digt zijn mogte. 

Art. 4. ; | 

Dat ik mij met de negotie die van buiten in ’ land Pamacassan gedre- 
ven word, niet verder zal bemoeijen als de comp*. mij komt te ordonneeren , 
dog dat ik met alle trouwe en oplettendheid zal waken en tegengaan alle 
sluijkerijen en alles wat tot nadeel van 'scomp*. negotie of inkomsten alhier 
mogte werden in ’t werk gesteld, ’t zij in amphioen, kleeden of andere 
articulen van handel van de overwal, van Java, Balij en de verdere eijlanden 
daar beoosten leggende, of ook van de Baviaan of het eijland Lubok, dan 
wel Borneo of elders van waer en waar na toe het zoude mogen wezen, en dat 
ik integendeel de Sabandharijen van de comp*. in ’t land van Pamacassan 
leggende, volgens de oude gebruiken sal mainteneeren, en zoo veel in mij 
is zoeken te verbeteren, ’scomps. Sabandhaar en die zij haren’t wegen op de 
plaatzen onder voorsz. Sabandharijen gehorende, als Tjetjereek, Warenta, 
Pandelleggen, Boender, Tjandie, Taalang, Kapoeng, Kapong, Papagaan en, 
met een woord, op alle plaatzen daar inkomende of uitgaande regten geheft 
kunnen werden, mogten leggen, alle behulpzaamheid en assistentie zal be- 
wijsen, en wanneer er eenig verschil over de tollen ontstaat, mij daarmede 
niet verder bemoeijen als de comp*. begeert, maar hetgeene daaromtrent 
’scomp*. wegen geordonneerd werd, helpen effectuceren en executeeren. 

Art. 5. 

Dat ik in erkentenisse deser mijner herstellinge en tot bewijs van mijne 
schuldige trouwe aan de comp*. item voor het genot der dessas van Poe- 
laagen, Teedja, Panagolan, Djalma, Djadjareen en Pademmawa, dewelke de 
comp’. mij gunstig tot mijn onderhout heeft toegewezen, jaarlijx aan de 
comp”. sal contribueeren, met het lopende jasr 1746 te beginnen, twee hon- 
dert vijftig takkers clappusolie, van vijf en twintig kannen ieder takker, en 
voorts nog in ’t jaar 1747, seven en een halve coijang cadjang, a°. 1748 
vijftien coijang en voorts a°. 1749 vijf en twintig coijangs cadjang, twee 


374 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GHNERAAL, ENE; 


indigo, of wat hier reeds bekend of bequeam gemeskt werden megis, ia 
’s Comp*. land Madura, onder mijn regentschap gehoorends,.-koomt te wl- 
len of in der tijd nog vallen mogte, voor de ordinaire markigangs prijs, 
en wat de peeper, indigo en cattoene gaeren aanbelangt, voor *¢ geome daer 
voor door de E. Comp®. aan den Soescehoenang werd betaald, maar uittents 
vermogen te zullen leveren, om de Comp“. als mijnen heer en weldoener is 
in desen en alle andere dingen genoegen te geven. 


Aldus gedaan ende aan handen van den heer Gouvsneur-Geus- 
raal GUSTAAF WILLEM Baron VAN IMHOZP, in plaatse van ode, 
belooft tot Sambilangan den 29° April 1746. (onderstond) zij 
present, (was geteekend) N, JoNaama, Seoreteris. (in zaargine) de 
gewone handteekening van Radeen Adi Patti satza puUeeBaf. 

Ongerekend nog veerthien duijsent agt en tagtig Spaanse realen, ses her 
dert vier en twintig realen goud, diverse goud en zilvere werken em etuigs, 
zoo bequaam als onbequaam, canon, snaphanen, pisken, kriteen en pishapl> 
sen, van den gevlugten -Regent verovert als agterhaalt, dewelke men ondat 
den heer VERYSSEL hadde gelaten, als dezelve opgedaan hebbende, om dis 
met zijne komst op Batavia, bij het doen van ’t rapport sijner esmesiale, 
zelfs te verantwoorden. Voorts wierden ook de stipulstiën, met-Samemep 
en Pamncassan gemaakt, deezen morgen geteekend, volgens dewelke de smets 
12500 kannen clappusolij en de laatste 6250 kannen, met A®. 1746 te be 
ginnen, item 40 coijang cadjang de eerste en 25 de laatste, met A®. 1748 
te beginnen, als zijnde haar voor de eerste twee jearen wat afslag toege- 
staan om haar land eerst weder wat te herstellen , zoodat Sumepap A®, 1341 
maar 15, A°. 1748 dertig, en Pamacassan A°. aanstaande 7} om A£ 1746 
15 coijangs cadjang, %/, groene en !/, witte, soude behoeven te leveren, 
alles huiten de aan de E. Comp". gereserveerde sabandharijen, dewelke san 
van Sumanap en Pamacassan te saemen, in goede tijden, op 3000 Spasms 
realen ’s jaars mag rekenen, zoo dat deze landen voortaan sullen ogbesngen 
aan olie, cadjang en de sabandhaaïjen, ruim 7000 Rd”. courent, eugene 
kend de verpligting om alle het overige dat haar land produceert, sql 
gangs prijs aan de Comp’. te leveren, die bevorens buiten: essign.welslige 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 881 


= Art. 8. 

Laatstelijk belove ik, dat ik mij met de regering van 't landschap Su- 
manap in ’t minste niet bemoeijen of over ’t gem. landschap eenig gezag 
aanmatigen, maar inkegendeel met den geenen die door de comp°. als regent 
aldaar zal werden aangesteld, en zijne onderhorige, in alle vreede, vriend- 
schap en goede nabuurschap leven sal, te meer daar dit ’scomp*. bevel ook 
is aan de inwoonders van dat land en zulks dus tot wederzijdse rust en 
welvaart komt te strekken. 

Aldus door mij in plaatse van eede aangenomen ende belooft, mitsga- 
ders door mijne handtekening bevestigt, tot Grissee den 28% April a°. 1746, 
(onderstond) mij present (was geteekend) N. JONGSMA , Secretaris (in margine) 


de gewoone handtekening van Radeen ARIA DICARA. 


De voorstelling van Radeen Depatty geschiede tegens de middag, waar- 
toe men een detachement dragonders aan de eene zijde, een detachement uit 
- *t guarnisoen van Sambilangan teegens over dezelve, en twee detachementen 
- Oostersche militairen op de vleugels, een circul hadde doen formeeren , bin- 
nen dewelke zig de mantries of groten van dit landschap lieten vinden, en 
nadat men haar de commissie op dezen Regent verleend ‚ zoo als die van 
Batavia al was mede gebragt, met bijvoeging van zijn nu verkreegenen ti- 
tul, zoo wel in ’t Nederduits als Javaans hadde doen voorlezen, zoo wier- 
den drie salvoos uit de militie, excepto de dragonders, die als lijfwagt haar 
vuur bewaren moeten, met zoo veel schooten ondermengt, en voorts nog 
negen schooten uit *t canon van Sambilangen gedaan, gevolgt van 9, 7, 
5 en 8 van de vaartuigen op de rheede, die men ook vlagge en wimpels 
hadde doen hijssen wanneer de voorstelling geschieden zoude, en daarop 
wierden alle aanwesende Javaanse en Madureesche Regenten getracteerd aan 
dé tafel van den Gouverneur-Generaal, en Radeen Depattij beschonken met 
een van de pakjes LA. A, die van Batavia waren mede gebragt, wanneer 
men deese Inlandse hoofden ter hand stelde een uittreksel van ’t onlangs 
gepubliceerde nadere interdiet tegens de amphioensluikers, dat men in ’t 
Javaans hadden laten overzetten en aldus luid: ~ 


25 


376 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL. ENZ. 


van cen dagelijks getal van vijftien battoors ten dienste der sbesetting, s- | 
der betaling, en voorts van zoo veel ander meer, twee stuijvers daag» ieder 
man, als de Comp*. opgem. posthouding benodigt zijn mogte. 

Art. 4. mo 

Dat ik mij met de negotie, die van buiten in het land Sumanep ge 
dreven wordt, niet verder zal bemoeijen, als de Comp”. mij komt te. a 
donneeren, dog dat ik met alle trouwe en oplettendheid zal waeken en te- 
gengaan alle sluikerijen en alles wat tot nadeel van ’s Comp”. negotie df 
inkomsten alhier mogte werden in ’t werk gesteld, *t zij in amphion, 
kleeden of andere articulen van handel van de overwal van Java, Balij «u 
de verdere eijlanden daar beoosten leggende, of ook van de Beviaan of 't 
eijland Lubok, dan wel Borneo of elders, vanwaar en waar na toe ’t soude 
mogen wezen, en dat ik in tegendeel de Sabandharijen van de Comp’. in 
land Sumanap leggende, volgens de oude gebruiken zal mainteneeren, en, 
zoo veel in mij is, zoeken te verbeteren, ’s Comp’. Sabandhaar en dis § 
haren ’t wegen op de plaatzen onder voorsz. Sabandharijen ‘ gehoorende, sh 
Serako, Telango, Romariengan, Loebok, Parien, Doean, Kadoemara en Ie 
gon, en, met een woord, op alle plaatsen daar inkomende of „uitgaande reg- 
ten geheft kunnen werden, mogten leggen, alle behulpzaamheid em assis- 
tentie zal bewijzen, en wanneer er eenig versehil over de tollen aststast, 
mij daarmede niet verder te bemoeien als de Comp". begeerd, maar het 
geene daaromtrent ’s Comp*. weegen geordonneerd werd, helpen. effiestuoeren 
en exccuteeren. ’ 
Art. 5. 

Dat ik in erkentenisse deser mijner herstellinge en tot bewijs van wijze 
schuldige trouw aan de Comp*., item voor ’t genot der dessas van Pin- 
ger Papas, de eijlanden Padij, Dalangoe, Gilie, Kangian en andere ‘ca- 
der ’s Comp®. land Sumanap gehoorende, met derselver verdere inkometm 
van passers, hanevegterijen enz., dewelke de Comp*. mij gunstig tot mia 
onderhoud heeft toegeweesen, jaarlijks aan de Comp’. zal contribueeren; 
met ’t loopende jaar 1746 te beginnen, vijf hondert takkers clappus ols, 
van vijf en twintig kannen ieder takker, en voorts nog in "t jaar : 1949 
vijftien coijangs cadjang, anno 1748 dertig coijangs cadjang, em. veests 
anno 1749 vijftien coijang, mitsgaders van dic tijd af jaarlijks relies 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 383 


landsche militairen, en ’t schip ’t Hoff Niet Altijd Winter, met de overige 
die de armee niet bergen konde, naar Japara geordonneert, om aldaar een 
lading houtwerken te soeken, heden in ’t gezigt quam en ons volgde, wan- 
meer om negen nuren anker ligteden van voor Sambilangan , de heer VERYsSRL 
op zijn vertrek van boord gevalediceerd zijnde met 15 schoten. Dog de loots 
ens te veel naar de zeebank brengende, alwaar ankeren moesten, zoo ver- 
liep de goede stroom en wind en wij moesten des nadeniiddags, met te- 
genstroom, de passagie over de modderbank gaan opzoeken, zoo dat eerst 
des avonds, met het opstellen van de wagt, daar over en op zeijden van 
de hoek van Panka geraekten, hebbende nogtans op de bank maar een 
gooij van 4 vadem en anders doorgaans niet minder als 44 vadem modder 
gebad. De wind in de morgen Z. t. W., daarna Z. O. en nademiddags 
O. en N. ©. zijnde, scheepten daarop de lootzen af en stelden de cours 
W. N. W. langs de wal. ’Snagts de wind O. Z. O. tot zuijden, met em 
frisse coelte uit de wal, dog 

Sondag, pre Mei, met den dag, met een slap lugtje uit de wal, be- 
westen ’t Zuijden, dat op of omtrent de middag in een slap noordelijk 
zeewindje geconverteerd wierd, meer bewesten als beoosten die hoofdstreek , 
zoodat des morgens reeds de bogt van Toebang gepasseerd zijnde en des 
middags de hoek van Auer op zijde hebbende, egter des avonds eerst, met 
het opzetten van de wagt, de hoek van Lassum bereikten en dezelve vers 
volgens passeerden met een landwindje, dat in de nagt weder geheel dood 
liep. Desen. morgen was de godsdienst door D°, srRonE verrigt, met een 
welgeschikte leerrede over 1 Cor. 15, vers 57, en tegens den avond ont- 
fingen met een vaartuig van Rembang brieven van Batavia, van den 
16%» April, zig refereerende ‘tot brieven van den 10, die nog niet ont- 
fangen en ons zekerlijk misgelopan waren, en buiten dezelve niets behelsende 
als dat tot op die tijdt nog geen scheepen uit Nederland gearriveerd waren. 

Maandag, den Zim Mei, ‘smorgens en voor de middag stil en veranderlijk 
met een buij uit den Noord-oosten. Met zonsopgang waren circa 3 mijl 
bewesten ’t hoge land van Lassum, ’t welke gisteren avond op niet minder 
dan 9 vadem gepasscert waren, dog het landlugtje overdag slapjes en go- 
volgt sijmde van een zeewind uit den N.N.O., die ook niet lang fris 
blesf, dog tegens den avonds wat ruijmde, zoo waren met zomsondergang 


25 


378 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENBRAAL, EB. 


gesag aanmatigen, maar in tegendeel, met den geenem dig. @gor de Cony’ 
als regent aldaar zal werden aangesteld en zijne onderhevigem:-in alle vaak, 
vriendschap en goed nabuurechap leven zal, te meer dat ook ’s Cony’ 
bevel is aan de inwooners van dat Mad en lke dan tot wederijek 
rust en welvaart komt te strekken. - 

Aldus door mij, in plaatse van eede, aangenoomen ende belooft, mi 
gaders door mijn handteekening bevestigt tot Grissee den 38°™ April 174 
(onderstond) mij present, (was geteakend) x*. Joncsa, Secretaris. (ln me 
gine) de gewoone handteekening van Radeon Tommongong Tyacma NAGAR 


Ik ondergeschrevenc Radeen ARIA DICARA, door de bemve 
lentie van de doorluchtige Nederlandsche Comp*., thans weeds 
hersteld in het Regentschap der landen van Pamacassan, verkin 
en verbinde mij bij ‘dezen; nevens alle mijne mantries, ale of à 
zulks met solemneele eede bevestigd hadde: 


Dat ik de voorsz. doorlngtige Nederlandse Maa ij in ’t vens 
regentschap en bestier van haar landschap van Pamacassan, met desl 
onderhoorige eijlanden, gehouw en getrouw weesen en dien dienst, tem best 
van dezelve en hare onderdanen op Pamakassan, met alle oplettentheid, 
gehoorzaamheid en ijver waarnemen zal, agtervolgens de beveelen die mi, 
van tijdt tot tijdt, zullen werden gegeven, ’t zij van den geeaghebber @ 
Road in den Oosthoek en den commandant op‘Passourouang, of demgsum 
die bij mij van wegens de Comp. geplaatst werden sal, dam wel van den Cam 
mandeur en Raad tot Samarang en de Hooge Regeering van India tet Betsvria 

Art. 3, 

Dat ik eenemaal des jaars mij persoonlijk zal komen vertomen tot Gamer 
rang, ja zelfs tot Batavia, zoo zulx begeerd word, om mime eerbiedig 
heid te bewijsen aan de E. Comp’. 

Art. 3. 

Dat ik tot logement van de posthouding, die de Comp’. in der tijd goed 
vinden zal in haar land Pamacassan te leggen, sodanigen vastigheid, % 
zij van steen, houd of aarde, op mijne cijgene kosten sel lasen maken @ 
op zodanigen plaatse, als de Comp’. ordonneeren zal, en dat ik de woens. 





REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 885 


binnenland, daar de Regenten woonen, wel drie mijlen van de mond der 
rivier is, dat ons meer dan een geheele dag ophouden soude. 

Nog werd heden in concept gebragt een missive aan haar Ed. tot Batavia, 
in ’t brievenboek te vinden, nadat van te vooren ‚ desen morgen, ontvangen 
waren verscheijde particuliere brieven, voornamentlijk behelsende de komste 
van. het Engels Comp®. schip Anslou, den 15% Januarij van de Caap - 
geseijlt, over Borneo na China gedestineerd, brengende voor nieuws het 
behouden arrivement van de 4 eerst vertrokken retourschepen, onder de 
vlagge van commandeur DE WIT, aan de Caap, en ’t vertrek van daar der 
drie uitkomende schepen, ’t Hoff, de Uno en Ida, met hem te samen, die 
egter nog niet op Batavia opgedaagd waren; voorts ook de komste van ’t 
Thuis te Spijk, van Padang, en het particuliere schip Susanna Christina, 
uit de Ganges, enz. 

Des avonds vertrok den commandeur STERRENBERG voor af na Samarang , 
om tot onze receptie het nodige in gereedheid te brengen. 

Donderdag, den bie Meij, tegens negen uuren, waren aan boord, en kort 
daar aan. onder zeijl, dog door de warrelwinden, die het land hier veroor- | 
zaakt, hadde wel tot de middag werk om op zee te komen en liepen be- 
zuijden het eijland de Nesse heen, daar niets te meijden is als de wal en 
het kleine eijland, buiten hetwelk men moet heen lopen eer men afhoud of 
opstuurt naar Samarang , omdat het vuijl is. . 

Nademiddag de zeewind eerst bewesten, daarna beoosten het noorden, 

met gemeene coelte, passeerden Quala Damak een uur voor zons ondergang 
en quamen ten tien uuren ter rheede van Samarang ten anker, alwaar ook 
deeze nagt arriveerde de Heer VERYSSEL van Sourabaya met het fregat Anna, 
dat men bij ons vertrek van Japara de hoek zag omsteken. 
_ Vrijdag, den 6% Meij, met zons opgang, salueerde de fortresse met 31 
schoten, en immediaat daarop schoot ook het schip, waarop den heer VER- 
YSSEL zig bevond, 21 schoten, waarvoor dan te gelijk bedankt werd met 19 
schoten. Hadde deeze ordre omtrent het salut: de hoofdplaatse van Java met 
twee en de onderhorige met 4 schoten minder; een lid van de regeering 
op een ander schip salueerende met 2, andere voorname gequalificeerdens 
met. 4, en de capitains en andere commandanten der schepen met ses scho- 
ten minder bedankt wierden, 


380 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENBRAAL, MME; 


derde groene en een derde witte, sonder eenige ob. mijne ejgenc 
vaartuigen op Samarang of Batavia te leveren, daar °t | oaamp”. goede 
den sal en dat telkens voor dat de oostmousson ten eijnde loopt, waareabem 
ik nog belove, alle andere producten van het land Pamasnssan, dep die tt 
recognitie dienen, op Sourabaya aan de comp*., des begeerends, te lerum 
voor de marktgangsprijs, gelijk ook de tammereijn, gedroogde vis, coljem 
garen, zout of wat ’t zijn mag dat op Pamacassan valt en bij de cemy. 
gerequireerd mogte werden; en wat daar voor ’s Comp”. wegen. betel 
werd, belove ik behoorlijk to zullen laten toekomen aan den eigne, hb 
verantier of planter van voorm. vrugten en bezorger van voorsz. prodmeim, 
op dat een ieder daar voor het zijne krijge. ek 
Art. 6. wot 
Wijders belove ik, nevens mijne Pepattijs en Jaxas door de comp’. an 
mij gegeven, geene zaken van eenige aangelegentheid, den onderdene:h 
treffende, af te doen, dan met communicatie en toestemming van het Bey 
peesche hoofd dat bij mij geplaatst werden sal, en bij aldien wij dassen. 
niet eens konden werden, dat ik dan de zaak sal stellen ter decisie van hé 
opperhooft en raad tot Sourabaya, waar en teegens de comp*. . mij pent 
teerd dagelijkse kleine geschillen af te doen als van ouds, mits deseive a 
wijnig belang zijn. 
Art. 7. 
Gelijk ik ook in ’t gemeen belove de onderdanen van de compe. velie 
ren van Pamacassan, zoowel grote als kleine, als onder mijn regentschap gr 
stelt, in alle regt en billijkheid te behandelen, geene nieuwe lasten ep_8 
leggen, geene van mijne mantries, veel min Jaxas, of pepattijs te warpstelen, 
te verongelijken of te verwijssen, sonder voorkennis en toestemming van & 
comp°., maar dat ik, wanneer iemand van dezelve zig ontrouw of epe 
melijk tegens mij of, nog zoo veel meer, tegen de comp*. gedragen «neg, 
alvorens daar af kennisse geven en de assistentie van ’acomps. posthoudiag 
imploreeren zal, tot eene provisioneele arresteering van desselfs persogm en 
goederen, geevende de zaak dan over tér decisie van 't opperhoofd em des 
raad op Sourabaya. 


ek ke bj 


et) ‘ 





REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, BENZ. 387 


meele wal te maken is, mitsgaders het opruijmen van buiten, het aanzien , 
van een klein steedje bekomen heeft, voor eerst groot genoeg voor de Eu- 
ropeesche inwoonders en ligt te vergroten met de zijde van de wal, dat 
maar een lange gordijn is, te slegten, en de oostzijde te extendeeren tot 
tegen over de Maleijdse campong, om daar aan de rivier aan te sluijten, 
mitsgaders 't bastion hier, dat thans aan de rivier sluijt, aan deze nieuwe 
uijtlez te hegten, met een ringmuur langs de rivier, aan dewelke wat hoo- 
ger op, thans bezuijden Samarang, geplaatst is de nieuwe Chineese campong, 
zijnde een klein voorsteedje op zig zelfs, met hekken afgeschoten en aan 
de eene zijde bepaalt door de rivier, aan de andere door de weg die langs 
de passeebaan loopt, aan de derde, door ’t pleijn voor de zuijder poort, 
dog aan de vierde zijde nog wat vrij, langs de rivier, naar Pattijsberg , om 
des noods verder te kunne werden uijtgezet, het welke misschien binnen 
weinig jaaren wel nodig wezen zal, alzoo de voorz. campong sterk be- : 
bouwt werd en als bij den dag eangroeiijjt, bestaande uijt drie paraltel lo- 
pende grote en nog eenige kleine straatjes, wel twee derde reeds betimmerd of 
onderhanden, dewelke de mine hebben niet te zullen toerijken door den tijdt. 
Sondag, den 8% Mei. Des morgens wierd de Godsdiehst door D*. srroue 
werrigt in de pangong of loots, dewelke agter het huis van den gewesenen 
commandeur VISSCHER geplaatst is, wel wat ongeproportioneerd, naar de 
groote van dat terrein, dog zeer bequeam voor een kerk, en ook het pro- 
fijtelijkste om er hier een te krijgen, vermits de wooningen tot dat erf ge- 
horende, dan teffens toerijkende zouden zijn voor een predikant, koster, voor- 
leeser en wat kerkelijke bediendens hier verder geplaatst mogten werden. 
D*. sTROHE deed des voormiddags en namiddags dienst, en kondigde tef- 
fens aan de bediening der H. Sacramenten na de voorberijding op Vrijdag en 
Sondag aanstaande. Zijne texten waeren uit 1 Thessal. 5, vers 23 en Psalm 34, 
vers 10. Voor het overige zijn ten dienst der kerke alhier zeer nodig twee 
deeraren, beijden der portugeesche en malijdse talen kundig, waar van de 
eene het geheele jaar door zijn werk vinden kan met alle drie maanden 
eens op Soeracarta, Tagal en Cheribon, Japara en Rembang de sacramen- 
ten te gaan bedienen, en de andere daar, beurt om beurt, op Samarang den 
dienst zoude moeten verrigten, 't welke, zoo ’t in diervoegen konde werden 
geschikt, dat hier twee brave Leeraars wierden gepleatet, apparent onder 


382 REIS VAN DEN GOUVEENSUR-GENBRAQI:, Milk 


Uijt last en bevel van den Gouverneur-£ al em de Deda 
van India, werd bij deceen san alle h inchs en skmd 
Regenten, ook aan de Regentes. van ’t eijland Maduss tet Baul 
lang, Sumauap en Pamacassan, en voorts aan alle de Mentina 
onderhoorige bekend gemaakt. - gee 

Dat alle amphioen die van buiten, 4 zij aan do Baviean,; van Male 
Johoor, de Sumatrase binnencust, Palembang, Banca, Blitem, Benjemeny 
of eenige andere plaatze op Borneo of elders, van Belij, Balenshoengmd 
eenige andere plaatsen buiten de Comp*., op Java of Madura, of eng 
eilanden daar onder gehoorende, ook selfs im dete seefm, 't sij. deer Dae 
peesen of Inlanders werd aangebragt, volkomen prijs en verbant. isd. 
profijte van den geenen die dezelve heeft aangehaalt, mits hij de eum 
aangehaalde amphioen brenge aan het naaste comptoir van de Comsp’., d 
° waar hem, naar aftrek van de onkosten, goede betaling voor geschiede, 
volgens de bepaling door de Comp”. daarop gesteld, dewelke een isk d 
werden bekend gemaakt. Sambilangan op Madura, den 39st Ape) UR 
(onderstond) ter ordonnantie van den heer Gouverneur-Genexeal,. (uus gf 
teekend) N°. JONGSMA, Secretaris, (ter zijde) ’ Comp". zegul in reeds bk 


En voorts wierd tot ons vertrek weder ordre gegeven, zijnde rin died 
den Oosthoek afgeloopen , excepto ’t bezigtigen van Oedjong Panks, dog dit 
aangiering nader overwogen en geconsidereerd zijnde, dat enix: one hep 
soude kunnen ophouden, zonder. veel vrucht van het besigtignn. vans 
pagger, mede vierkantig met vier bastions, welker situatie, soo wel ele 
van de hoek zelfs, men gemoegzaem in 't pisscerèn van destlve op dade 
waards rhijse hadde kunnen ontdecken, zo excuseerden het aanlaaput’ 
die plaats om onzen weg te vervolgen naar Japare. | ewe 

Saturdag, den 30%" April. Tegens agt uuren voeren na boon ande 
ordinaire ceremoniëel, dat is ’t lossen van ’t canon aan de wal-endl 
schooten van 't schip, tot salut en contra salut, teffens de heer vaars 
toen van ons afscheid nemende om zijne zaken op Sourabeya te beschüls 
en ons ten spoedigsten te volgen met het fregat de Anna, “at daartoe) 


Sourabaya was blijven leggen, gelijk daar tegens het jagt Columbe mob 
naer Batavia vertrokken was met den E. swour en een partij overtollignds 





REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 889 


komen die voorhanden en thans 13 à 14 jaren oud is, van den commandeur 
STERRENBERG en majoor HOHENDORFF verseld, teegens elf uuren binnen 
quam, werdende overal gesalueerd met piek en vaendel, onder het slaan van 
de marsch, een ongemeene toeloop. van volk en een groote statie van 
Javanen gehoorende tot den Samarangsen hoofdregent Depatty SOERA DI- 
MANGALA, dog maar weinige van de strandregenten, alzoo die niet dan 
als ‘gedwongen en afkeerig voor den dag quamen, hoewel gisteren en eer- 
gisteren, bij het doen van een tour buiten de stad, alle present waren. Zijn 
Hoogheid wierd binnen de deur van het logement, na dat door den com- 
mandeur van HOHENDORF, uit de koets geholpen was, door de heeren Raden 
ordinair en extraordinair, die present waeren, nevens den secretaris van de 
regeering , gerecipieerd en door de heeren MOSSEL en VAN DEN BOSCH, gélijk 
zijn zoon door de heer VERYSSEL en secretaris JONGSMA, tot in de groote 
galderije geconduiseerd, staande alle gequalificeerde perzoonen van ons ge- 
selschap te weerzijden in het voorhuijs gerangeerd. 

Aan de boog, die de ingang van de galderije maakt, dewelke geheel en 
al met wit linnen en het noorder end of de sitplaats met tappijten be- 
legt was, wierd de Soesoehoenang, vrij wat ontdaan over deeze extraordi- 
naire ontmoetinge, door den Gouverneur-Generaal zelfs gerecipieerd, g’em- 
brasseerd en, na weinig woorden ter verwelkominge gewisselt, aan de lin- 
ker hand genomen en gelijd naar de sitplaats, zijnde twee gedistingueerde 
stoelen met rood fluwel bekleed, de een als de andere staande op twee 
hoeken van een tafel mét roodfluwel bekleed, om geen hogtr of lager hand 
te betekenen, staande aan de zijde daar de Gouverneur ging sitten nog . 
drie stoelen, met rood laken bekleed, voor de drie heeren Raden, vervol- — 
gens nog een gedistingueerde dogh onbekleede stoel voor den secretaris 
JONGSMA en de gehele reije heen ordinaire stoelen voor alle de gequalifi- 
ceerdens van het gezelschap, en, aan Zijn Hoog Edelheids zijde, een ge- 
distingueerde onbekleede stoel voor Pangerang Depattij zijn zoon, en ver- 
scheijde andere. Dog Zijn Hoogheid aanstonds versogt hebbende dat zijne 
moeder, kinders en naastbestganden ook mogten binnen koomen en voor de 
eerst gem. zelfs op staande, wanneer zij binnen quam, zo wierden nog 
eenige stoelen op die rije gezet, waar op zig, naast den vorst, de koning- 
inne moeder en voorts de suster met haar dogter plaatsten, nevens de 


@ 


384. REIS VAN DEN GOUVERNEUB-GENERAAL, Bi: 


nog maar even ter zijden van de klip Mandelijke. Hielden ‘vervolgem af 
van N. W. t. W. tot W. N. W, en de klip in ’t Z. W. hebbende; W. 


t. N. In ’t zuijden zijnde, stuurden W., W. t. Z. en voorts tot Z. W. tos, 
namate de wind, die aan het Z. O. liep, ons permitteerde, om quan is 
de tweede wagt binnen de hoek van Japara, op 10 vadem fen amker. 
Dingsdag, den 8, met zons opgang, sagen ’t eijland de Neuss, met de 
selfs vlagge, leggende voor Japara, in *t Z. W. àZ. Z. W. vier mijlen van an 
binnen ’t welke, nadat van. 10 tot 6 vadem opgedroogd was, met de = 
wind die uit den N. O. quam, op 6 vadem, tegen drie uuren, fem sols 
quamen, en voeren aanstonds naar land, rijdende des avonds nog, met cam cah 


_Portugeesche of andere zoort van mismaakte voituré, een tour langs dom 


zijde zuidwaart op naar de kalkbranderije, zijnde een Kein uur gaans van bin 

Woensdag, den 4°" Mei, des morgens, voeren na het eijland, om de sist 
aangelegde werf te bezigtigen. De situatie gaf groot gemoegen, sijnde @ 
zeer bequame plaats tot den scheepsbouw, daar men digt aan land 5e 
dem water en rondom schoone grond heeft, niet in vergelijking -lmah 
bij het vlak afloopende strand op Rembang. Dog het werk zelfs, se «a 
het maken der woningen, door de Baas voor 13000 Rd". van de Gong 
aangenomen, als van het heijen der hoofden en andere dingen meer, wens 
niet verder gevorderd en dewijl alles wat over dit comptoir te rezngnqen 
ren is, om de nabijheid veel beeter op Samarang konde werden geks 
deert, zoo vergenoegde men zig zo wel den resident FALK, als den bessen 
het eijland en den depattij TsrrgA sOEWA, regent over 't land, te gelasten 
na Samarang ons te volgen, de eerste, sodra door de E. sraonm „op ee 
morgen, zoude verrigt wezen ’t werk zijner bedieninge alhier. Des mede 
middags de half voltooijde water-zaagmolen, nevens de thuijnen en We 
paggertje op de berg bezigtigt hebbende, waarvan de eerste alleen me ò 
van Batavia gevorderde ijzerwerken wagt, en het laatste een. nest &, 
niet waardig om er eenige manschap in te leggen, beset met 94 -atuslijm 
canon, die sig niet roeren kunnen door de belemmering, 200 gaf men cele 
tot de belading van ‘t heden uit den Oosthoek hier terug gekomnens:.abip 
't Hoff Niet Altijd Winter met ligte houtwerken voor Batavia, om -euk dt 


onze verdere reize van hier direct na Samarang, | |, Daamake- op 
te doen, omdat aldaar niets dan een vervallen pakhuis m wan, wid 





REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 391 


weinige zijn die zoodanige voortreffelijke begaaftheden bezitten als bij uw 
Hoog Edelheid gevonden werden. En ook is het zeer seldsaam bij de 
grooten, die zware saken dirigeeren, dat teffens ook begaafd zijn met op- 
‘regtigheijt, minsaamheid en medogentheid, zoo als zulx bij uw Hoog Edel. 
heid werd gevonden. 

God Almagtig verzeld uw Hoog Edelheid en verleene uw Hoog E Edelheid 
lange jaren levens, tot welwezen. van de Comp*. en geheel Java. 


De Comp®. heeft altoos de vorsten hare bondgenooten met alle trouwe en 
oprechtigheid behandelt. Is er ooijt iets tegenstrijdigs gebeurt, het is alleen 
aan de quade uitvoeringe harer beveelen te wijten; hare sentimenten zijn 
en blijven altoos dezelve, en schoon zij, tot hare merkelijke schade, op veele 
plaatzen gezeten is door de groote kosten die zij van tijd tot tijd moet 
aanwenden om de wettige regeering staande te houden, zoo laat zij egter 
niet af van hare eens beloofde vriendschap. Java heeft hier van een bijzon- 
dere ondervinding, maar niemand kan beter getuijgen van ’sComp®. be- 
stendige en onverbrekelijke trouwe dan de Soesoehounang PACOEBOEANA, 
die dat in perzoon zo uijtmuntent ondervonden heeft. De Gouverneur- 
Generaal verblijt zig dat hij thans gelegentheid heeft, sonder tusschen- 
komst van andere, daarover met den Soesoehoenang te spreeken. Zulk eene 
nog nooit gebeurde ontmoeting mag deze, nog nimmer beleefde, staats- 
wisseling wel tot haar voorwerp hebben. De nakomelingen zullen daaruit 
leeren, dat het geene aan den tweeden PACOEBOEANA overgekomen is, dat 
van den eersten verre overtreft; de volkeren deses lands zullen daaraan 
gedenken en tot op de laatste tijden getuijgenisse dragen, dat niemand 
grootmoediger in ‘t vergeven, bestendiger in het aankleven, vaardiger in 
bet nakomen, en zagtzinniger in de behandelinge is, dan de Nederlandse 
Oostindische Maatschappij, de oude bondgenoot van het Mattarmse rijk, 
de steun van des Soesochoenangs huis, de beschermer van Java, en de 
zekerste toevlugt van alle desselfs grooten en inwoonders. . 

Dat dan een iegelijk, met die selfde iever en welgezintheid aangedaan, zig 
bevlijtigen mogte om dat groote voorbeeld te volgen. De edele Compagnie 
begeerd niets meer als de verbetering van het land; wat kunnen dan groote 
en kleijne meer begeeren als haar eijgen welwesen, en het billijk is hetzelve 


886 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GBNERAAT., SURE. 


Het salut gedaan zijnde quam de heer vam ard, dog hub 
hem ditmaal geen receptie geven als na gewoonte voor ser van de Heep 
regeering geschied was op deze reize, 1 ven ordinaire wagt van 16. 
gonders met een officier voor 't front, onder 't slaan vam twee sefhh a 
15 schoten van het schip, dewijl de dragonders reeds desert zacegen veal 
vertrokken waren na Samarang en het schip rondom met voertaigns: bie 
mert was. 

Ook quam de Oommandeur en Raad van Politie aan boord en tag 
uuren vertrokken na land, alwaar de rivier gebordeert vonden met Chiam 
speeltuigen, vaendels en cen ongelooflijk getal menschen. Stapten ter sijde 
de logie aan de wal in reijtuigen, het eene met seu, “t tweede met vir; ® 
nog vier andre met twee paarden, reden de tour almoo roudom de legis td 
aan het nieuwe huis van den commandeur STERRENBERG, op de hak @ 
de Heerestraat, bij de brug over de rivier, alwaar ons logement gaye 
reert was, nadat het fort ten tweeden male 31 schoten hadde gulas@ 
onze landing en voor de derde maal, na de drie dechargies van de dje 
ders en infanterie, gevolgt van eene generaele decharge van beijde. … - 

Nademiddags reden een tour met de rijtuigen door de Chineschs zie 
campong, naar de Pattijsberg en weder, over de nieuwe weg van daar, mf 
toe regt aan, ter lengte van ruim 700 roeden, naar Ce nieuwe beng oe 
de rivier gemaakt, tegens den avond na huis. 

Saturdag, den 17% Meij, des morgens, kwam tijding iat de Somedee 
nang op weg was, en dezen avond op Oenarang zoude zijn. Ook eal 
men heden de missive der regeering van Batavia, sub dato 26 Apail, sid 
speciaals behelsende van zodanige remarque, om in dezen te wanden: aug 
haalt, dan het opdagen van het lang verwagte schip Gooidechalksnest es 
de Caap. 

Voorts wierd: de dog besteed met depeches em de admianio van slinip 
slag van versoeken, ook van de Inlandsche regenten en de hoofden cin yr 
naamste der Chineesen, de twee laatste partijen alleen dienende ter ag 
ging van een compliment van verwelkominge, waar benevens ook eenige: 
van uitspanning wierd genomen, ter bezigtiging van de en=*=——s deser plasin 
dewelke door verscheijde notable nieuwe aantimmoringen van bämmen,-és 
door het omtrekken van dezelve met een ringmuur, die ligt.tet eam fe 


« 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 393 


decharges en ’t lossen van ’t canon van de wallen. Vooraf marcheerden de 
Javanen, ’s Comp*. onderdanen, met haar hoofden en vaandel; daarop volg- 
den vijf handpaarden ‚ wel nitgedost, twee voor den Gouverneur-Generaal en 
een voor de drie heeren Raden; hierop kwam een detachement dragonders 
door een officier opgevoert, daarna twee lijfftrompetters van den Gouver- 
neur-Generaal , voorts de koets met ses paarden, waarin zijn Edelheid met de 
drie heeren Raden zig geplaatst hadden, rijdende ter regterhand van de- 
zelve de majoor OSSENBERG, en ter linkerhand de capitain VAN MAR- 
SCHAL, en agter dezelve in een file, ter wederzijde, de helbardiers, domesti- 
quen, clerquen enz., waarna de overige rijtuigen, een met vier en vier met 
twee paarden, nevens een goed getal Europeese burgers en andere aanwe- 
gende perzonen, alle te paard, volgden en de marsch voorts besloten wierd 
door een tweede detachement dragonders te paard. 

In dier voegen geavanceert zijnde «tot nabij des Soesoehoenangs logement, 
voor het welke zo wel de Europeese lijfwagt van Zijn Hoog Edelheid als de 
inlanders of Javanen in ordre gerangeert waren, wierd men, op een goede 
distantie van daar, ontvangen door de Rijksbestierders, de pangerangs en 
mantries, gaande zo wel als alle onze Javaanse hoofden te voet voor de 
eerste koets uit, en voor het logement recipieerde ons de Soesoehoenang in 
perzoon aan het portie?, geleijdende den Gouverneur-Generaal aan zijn reg- 
terhand na binnen, daar de stoelen even als gisteren gerangieerd waren, 
doende vervolgens Zijn Hoogheids magt drie decharges, gevolgt van ze- 
ven en.twintig canonschooten uit de veldstukken, en naar een uur zittens 
vertrok men met dezelfde statie weder naar Samarang, daar ten elf uuren 
arriveerden. Voorts wierden de nodige ordres gegeven ter depeche van het 
schip de Herstelder na Batavia (wide de briev aan haar Ed. van dezen da- 
tum), zijnde de Anna reets gezonden na Japara om rijst te laden, mitsga- 
ders de preparatiën gemaakt voor onze opreize na het hoff van den Soe- 
soehoenang, die den Gouverneur-Generaal daartoe al in de eerste visite 
hadde verzogt. 

Woensdag, den 11% Meij, ’s morgens, vertrokken met het schip de Her- 
stelder na Batavia, de commandeur en equipagiemeester VERLENG, capi- 
tain PAULUSZ, de opperkoopman en sabandhaar D'ESPAB en de onderkoop- 


man en secretaris van commissarissen CRANENDONK. 


388 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, MI 


Gods zeegen van veel nut wezen, en zo wel de kerk goancente alhier, 
thans ten deele vrij ruw en ongebonden, een geheel : og geven suk. 
Nademiddag vertrok de commandeur STERRENBERG met den geheelen Read a 
corps, g'escorteerd door 16 Samarangse dragonders door een officier opgevat, 
ter receptie van den Soesoehoenang op Jatinalling, zijnde ciren half wegn 
tussen Oenarang en Patjerongan, om hem van daar na de Jaatsigun. d 
zijne verblijfplaats te geleijden, werwaarts men ook twaalf. veldstukken hedk 
geordonneerd om Zijn Hoogheijt te salueeren, gelijk op zijn arrivement as 
19 schoten geschiede, latende hij, die, volgens ’t rapport dat men des avaab 
bij terugkomste van den commandeur en raad ontfing, aldaar wel verganenf 
gearriveert was, op het vertrek van dezelve uit zijn campement 17 achete 
uit gem. stukken doen, en vervolgens door zijne beijde rijksbestiendexs an 
visite vragen tegens morgen, die men vooepleerds en teegens thiem wen 
voor de middag bepaalde. | 

Maandag, den 9% Meij, wierd den Soesoehoenang des morgens vroeg en 
detachement van de lijfwagt, door een luijtenant opgevoert, uit onde Ww 
den Gouverneur-Generaal toegezonden, om hem binnen te brengen en sé 
corteeren. Kort daar aan vertrok de commandeur en Raad en corps mt 
een koets van ses, een van vier en vier van twee paarden, g’eacorteerd des 
cen detachement dragonders uit het guarnisoen, dat daarna onder de & 
penen quam, staande de inlandse militie van de oostpoort, daar hans en 
Europeeze officier met eenige manschap geplaatst was, tot aan de hoofidesg. 
de Europecse van daar tot aan het logement, en langs hetaelve de dragonke 
lijfwagt, thans te voet, terwijl de escorte aansloot asa de regter vleugel san 
het huis, en op de stoep van hetzelve geposteerd waren de trompetters, ge 
lijk aan ’t ende van de groote galderije de bende musicanten, terwijl & 
Soesoehoenang, na een voorafgetrokkene sleep van piekemiers, .fuasliass, 
allerlije ornamentdragers, draagstoelen en tandoes,of slaphangende Java 
kleeden aan een stok vast vastgemaakt en met een mat of ander deksel eu 
dekt, in dewelke zijne kinders, suster, dogter en eindelijk ook de Rete 
agong AMANCOERAT, zijne moeder, waren, item twee olifanten, twee lijf 
dels, cen partije te voet lopende Tommongongs en andere groten , waar oudst 
ook zelfs seven Pangerangs, zijne broeders en neven, waren,’ zijn soon Far 
gerang Depattij ANUM, den eenigste mannelijke erfgenaam + hemm, enosige 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 395 


tjerongan, sittende de Soesoehoenang op de linkerhand van den Gouver- 
neur-Generaal in het eerste rijtuig en de Pangerang bij de Ed. heer moe 
SEL, in het tweede, mitsgaders de verdere heeren en vrienden van het ge- 
gelschap in de overige. Het guarnisoen was in de wapenen, en men schoot 
rondom los na het doen van drie decharges uit de musquetterie. Arriveerden 
ten seven uuren op Patjerongan, werwaarts alle de gequalificeerdens van 
Samarang ons conduiseerden en vervolgens terugkeerden. | 

Vrijdag, den 13%, met den dag, vertrokken naar Oenarang, de Soesoe- 
hoenang ons volgende, zoo als geconsenteert was, dat Zijn Hoogheid, die 
gisteren morgen zijne moeder en de verdere vrienden van zijn gezelschap 
reets vooruit gezonden hadde, altoos na ons op de reize zoude gaan, om 
malkander niet te belemmeren. 

Oenarang is 5400 roeden van Samarang, de wegh derwaarts ie bergagtig, - 
dog thans opgekapt zijnde vrij passabel, schoon door de gevallene regen 
wat modderig, omdat meest door het bosch loopt, bosschen van groote uit- 
gestrektheid en van schoone kiate en andere bomen voorzien. De medege- 
nomene drie rijtuijgen passeerden met weinig moeijte, schoon hier en daar. 
wat steijltens waren, en men vond bij Oenarang de nieuwe schans begon- 
nen, aan dewelke de naam gegeven wierd, de Ontmoetinge, ter gedagte- 
nisse van des Soesoehangs ontmoetinge op Samarang. 

Nademiddag wiert de reize voortgezet naar Patjarongan aan de 32 paal, 
zijnde de palen 300 roeden van den ander, alwaar vernagteden. - 

Saturdag, den 14°*, met de dag op weg. Paaseerden een uur na ons ver- 
trek de Toentangse brug, en quamen tegens agt‘uuren op Salatiga, daar 
het nicuwe fort reeds voitoijt en betrokken vonden door een officier met 
twintig man; noemde hetzelve de Herstelling en reisden voort naar den 
Ampel, daar het middagmaal hielden. | 

Van de Toentangse brug af vind men een zeer aangename opene con- 
treije, met weinige hoogtens doorsnaden, en een schoon terreijn, dat bij 
forma van terrassen, het een hoger als het andere, malkander het afko- 
mende water uit de gebergtens communiceert, en dus op de meeste plaat- 
sen bezaaijt is en een zeer riant gezigt heeft, zijnde. inzonderheijd een ca- 
nonschoot aan deege of de Samarangse zijde van den Ampel, een heuveltje, 
. dat rondom gebout is met zoodanige terrassen van nelij, hetwelke, gevoegt 


390 REIS VAN DEN GOUVERNSUR-GBNBRAAL, Wk 


dogters van den Soesoehoenang, gaande de. b- dle twee: rifke- 
zeide, dat te veel ontsteld was om zijn o opliment na beloven: te melies, 
dat dierhalven verzogt ’t zelve uijt | hriftelijk opstellëtje 4 mepa 
voorlesen, dat door den translateur sImoNs van periode tet perieds wiel 
vertolkt. Men hadde zeer gevallig gisteren avond laat:eerst ‘wehbord dd 
zulks hem in den sin gekomen was, en oversulks maar nawwlifk desex me 
gen de tijdt gehad eene gelijke aansprake in 't nederdnijtsche te comeigiieens, 
die men hem ter hand stelde nadat met de zijne gedaen. hadde, cuâer as 
compliment ter materie dienende. De eene en andere luijden abs. velpt: - 


bestierders, tussen de twee rijen in, op de 


Heer Gouverneur-Generaal, de eere en occasie die ik heden. heb ui 
uw Hoog Edelheid hier te ontmoeten, verblijd mij ten hpogetest en 4 
is mij een bijsondere vergenoeging uw Hoog Edelheid in eem goeds wt 
stand te zien. Grootvader, ik ben zeer verblijd over deese eere en ben dab 
daarna verlangende geweest. Het is daarom dat ik mij heedem wersehd:us 
mijn moeder en gantsche familie hier laat vinden. Ik kom hier on sf 
Hoog Edelheid te decser plaatse te verwelkomen, van mijrie opregte vist 
schap te verzekeren en mijne hoogagting en ware cerbied te betuijgen. Gut 
vader, heer Gouverneur-Generaal, mijne 1 "nwoordige oosernenings wf ai 


presente voornemen difereerd zeer veel van de voorige. 


Dese mijne onderneeminge heeft, onder veelen, groote verwondering p 
baard gehad. Des niet te min heb ik daar en tegen geconsiderwest, dà 
er geen beter occasie voor mij kan weesen om mijne opregtigheid ¢s bea} 
gen dan deese. Dierhalven heb ik zulx uit eene ware genegentheid cube 
nomen en lioude mij verzekert, dat ik verpligt was bij deesa gelegenthl 
mijne eerbied en hoogachting aan grootvader, den heer Gouvemneemn@es 
raal, aan te bieden. Te meer, om dat hiervan geen voorbeeld is, em ot 
omdat zulks onder alle menschen zeer aangenaam was soodanigen as 
zaak als dese 1s, van mijn hier te mogen senschouwen. . 

Tk en alle de wereldlingen zijn waarlijk verwondert over aw Hoog Bid 
heids perzoon en hoedanigheden; geen een mensch is er die nict mel zij 
uw Hoog Edelheijd bemint. En geene is er die mi aarme dezam 
zoude willen hebben om uw Hoog Edelheid te ontmoeten, nadat. or Am 


= SF. SS nr OD 


- 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 397 


van de 82 tot de 91** paal, zijnde 3700 roeden, daar ten vijf uuren 
arriveerden, werdende 600 roeden aan deze zijde door den Soesoehoenang ; 
met zijn geheele hoff, ingehaalt. De Vorst zat te paard, en wij in rijtui- 
gen, en wanneer Zijn Hoogheid afstapte, zoo traden ook te gelijk uit de 
chaise ‘en: embrasseerden malkanderen, stijgende toen ieder op zijn paard, 
en de Gouverneur-Generaal behield de regterhand bij de intrede, dewelke 
door eene lange reije, ter, wederzijden van den weg geschaard , eerst van Ja- 
vanen , daaraan van inlandse en voorts van Europeesche militairen, geschiede , - 
voorbij de nieuwe onderhanden zijnde fortresse, ook de Grootmoedigheid 
genaamt, naar het huijs van den majoor HOHENDORFF, daar onze logemen- 
ten geprepareerd waren, volgende toen drie dechargies en zo veel canon- 
schooten als gedaan konden worden. 
- De Soesoehoenang bragt ons in ons logement en wij conduiseerden hem in 
zijn nieuwe dalm, daar een half uur vertoefden en tegens den donker weder 
vertrokken, declineerende Zijn Hoogheids beleefde intentie om ons weder 
thuis te brengen en namen van denzelven afscheijt voor de eerste poort. 
Maandag, den 16°" Mey, was men den geheelen dach bezig met wat uit- 
terusten, het werk effen te stellen, dese plaats en rendezvous te bezigtigen en 
voorts des avonds den Soesoehoenang te recipieeren, met denwelken men 
vervolgens een uurtje tête à tête aboucheerden, gevende Zijn Hoogheid te 
kennen, dat de strandregenten tot hiertoe nog niets voldaan hadden van de 
jaarlijkse verpligtingen in geld en geschenken, die zij van.ouds gewent wa- 
ren, bij haar verschijninge ten hove, op te brengen, en dat, ofschoon die 
districten bij het contract gelaten waren onder Zijn Hoogheid, voor zoo verre 
niet aan de E. Comp®. finaal zijn afgestaan, hij egtêr bijna niets over dezelve 
te seggen hadde. Waaruit men gelegentheid nam den vorst te vertonen dat, 
hoewel men dese schikkinge indiervoegen hadde gemaakt met, namelijck, het 
grootste gedeelte der strandregentschappen onder hemte laten en alleen voor 
de Comp°. te nemen die landen, gelijk Japara, Rembang en Sourabaya, die 
de Comp°., om de wille van hare daar in gesitueerde establissementen, 
niet ontbeeren konde, Zijn Hoogheijd egter wel konde begrijpen dat deze 
verdeeling gebrekkelijk was en altijd aan veele verdrietelijkheden en incon- 
venienten onderworpen zoude wesen, en dat het bijna geheel ondoenlijk 
zoude vallen de overige strandregenten, die thans bijna niets als de voorsz. 
26 

























392 REIS VAN DEN GOU 


te helpen bevorderen. De Gouverneur-G 

an Sonya dtesle 
kan werden aangelegt, als dat het strekke om: 
beste te dwingen; heeft niet het schiften der 
pieken, het gedruijs der schietgeweeren en het geb 
arm land lange genoeg ontroert en over hoop te 
Dat dan de lieflijke vreede en ruste van God geschonl 
wel zangelegt en bij con iegelijk ‘bevordert. werde, op à 
het gewas van hetvaardrijk, de vrugten des lands, de 
vorst, de bezittinge van de onderdanen en de | 
en een iegelijk in het genot van zoo veel zegeningen — 
vergeten. _ 4 
Hiertoe zal de Soesoehoenang steeds ondervinden 
Gouverneur-Generaals bereijdwilligheid, en de geneg 
regeering van Indiën. 


Dit gedaan en nog een half uure met indifferente dis 
zijnde, vertrok de Soesochoenang even als gekomen 
door den Gouverneur-Generaal tot buiten de voordeur 
* door de heeren Randen tot aan de koets gebragt, en voor 
bij zijne binnekomste, gesalueerd met drie decharges van. 
en een en twintig schooten uit het canon van de wallen, 
19, 17 en 15 van de scheepen ter rheede, die ook” 
pels lieten waaijen, sendende- Zijn Hoogheid na de 
commandeur en Raad, die hem weder naar Patjerongan_ 
Rijksbestierders binnen, tot blijk van zijn contentement over 
en om te bedanken voor de cere hem bij deeze eerste 

Tegen den avond sond de Gouverneur-Generaal-den majoo 
van zijn lijfwagt, osseNBErG, nevens den koopman en eerste 
pr Krerca, bij den Soesoehoenang, om een contra visite 
des anderen daags morgens ten negen uuren, die geacce 

Dingsdag, den 10° Majj, ten seven uuren, vertrok men nai 
door het onder de wapenen staande guarnisoen, onder 


_ = 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 899 


en zijne ministers moet laten begaan, dewelke tot haar partfeulier voördeel 
gijn authoriteijt misbruiken en dus geduurig tmisnoegden en rebellen ver 
wekken, die het land ondermijnen, zoodat het niet voortbrengen kan het- 
geene de Vorst en de Comp®. daarvan hebben moet, daar integendeel de 
bovenlanden onder hem en de benedelanden onder de Comp’. staande, on- 
der Godes zegen alles in ordre konde blijven en een ieder sorgen voor het 
zijne; zoo wierd men het eindelijk eens, en de Soesoehoenang beloofde tè 
vullen laten opgeven wat hij tot hiertoe van de nog geblevene strandregent- 
schappen hadde gehad, en mits het betalen van die inkomsten en de Comp. 
tig met de Sabandharijen voldaán houdende voor de drie overige articdlen , 
de stranden geheel en al aan de maatschappije te zullen overgeven, alles 
onder dit beding, dat zulks geen kleijnagting aan Zijn Hoogtieijd mogte 
toebrengen, waarvoor men beloofde zoo veel fnogelijke zorge te zillen dden 
dragen. 

Men hadde ook gedurende deve rijze de nog manquerende nadere orider- 
rigtinge gekreegen omtrent het articul der tollen birhen ‘alands, zo veel- 
vuldig en zo qualijk gereguleert, dat de inwoners bij het afbretigen hater 
producten, zoowel langs de weegen als op de rivieren, bijna zo veel daar- 
van niet konnen maken aan de stranden, als zij reets aan tol betaalt 
hadden in het afkomen, moetende op ider district een nieuwe tol bétaalt 
werden, ja zelf van dingen. die tot de eijge consumptie der inwoortders die- 
nen uit het eene district in het andere, waardoor op de bazaars, die hier 
veelvuldig zijn, alles zeer dier, ja ten hoogsten prijze, werd verkogt, de com. 
municatie tusschen de boven- en benedenlanden: inerkelijk is gestremt en het 
land niet na behooren gecultiveert kan werden: Dit alles wierd den Soesoe- 
hoenang vertoond, en ook bij hem in dier voegen begrepen, mitsgaders 
uit dien hoofden goedgevonden, dat de vorst van de Comp*. voortaan zonde 
hebben het geene zijn inkomen van alle deze tolpoorten en hekken derzelve, 
zoowel te lande als op de rivieren, zijn geweest, mits dat Zijn Hoogheid 
voor hem en zijne successeurs zoude rehuntieeren an alle regten en belas- 
tigen op eenige goederen, en de Comp’. de vrijheid zoude hebben die te 
schikken zoo als het haar beliefde. ' 

Dingsdag, den 17° Meij, was men den geheelen morgen bezig met de 
poincten van gisteren in ordre, te brengen, bij fornra van een ampliatie op 

26 * 


394 REIS VAN DEN GOUVEENBUR-GENBRAML; 


_ Nademiddags ontmoetede de Gouvernear-Gendraal - \egbehoenmg; de 
bij geval, op de wech van Patjerongan; gingen toen hij a emdéren stm 
in des Gouverneurs rijtuig, alwaar den Secsochoenang de hoghrhend gp 
ven wierd, rijdende dus door Semarang en verder buiten de sled, wm 
over de Soesoehoenang zeer verwondert was, als hebbende eit. ss ai 
huisen, na de Europeesche wijze gebouwt, bij den anderen gesien; vest 
wierd Zijn Hoogheid des avonds met twee gecommitteerdens weder near de 
logement geconduiseert, na dat aan het onze cen weinig vertoeft ai wi 
rust hadde, en tegens morgen middag verzogt op een maaltijt, die tells 
tot ons afscheijd diende, om naer het eijndigen van dezelve tessa: 
vertrecken naar Patjerongan en aldaar te vernagten ter voomone ane 
reize naar boven, des anderen daags morgens. Ee 

Donderdag, den 12% Meij. Na dat desen morgen het nodige benmgt-en 
voor onze opreize, wierd de Soesoehoenang wederom met denelfile. ssh 
als voor de eerste maal tegens de middagh ingehaald. Men speïsde vanb 
gens te samen, zittende Zijn Hoogheid in ’t midden van de oersterk 
recht over den Gouverneur-Generaal, tussen de heeren MOSEEE, em. vans as 
BOSCH en de Europeesche juffrouwen, die nevens alle gequalificeesds pw 
zoonen aan drie tafels getracteert wierden, ter zijde van dem Gousense 
Generaal, nevens den heer VERYSSEL en secretaris; voorts, ter zijdaverd 
heer MOSSEL, pangerang depattij ANUM, en op de overige plaatsen de.catlt 
gequalificeerdens van het gezelschap; aan de tweede tafel de mejenr-er 
SENBERG , met eenige Europeese gequalificeerdens, de twee rijksteutissdn 
en de pangerangs van des Soesoehoenangs huis, en aan de derde tefal de 
koopman en Cheribons resident VAN DER HOOP, met do verders vriendn 
van het gezelschap, ieder tafel van ruim 30 borden zijnde. Men duit 
gesontheden van den Soesoehoenang met die van den Gouvernetr.Gensgsl 
te zamen, die van Pangerang Depattij met die van de presente hemm | 
van de regeering, die van de Ratoe of keijserinne moeder en Zijn Hesp 
heids suster met de juffrouwen, die van de pangerangs met de-venden 
heeren van 't gezelschap, en voorts het welvaren van de Hooge -egiisg 
tot Batavia, van Java, van de Comp*. en de bestendige vriendschap cai 
’t doen van canonschooten, en de Soesoehoenang en zijne. grocien knapt 
haar deel; waarop men des avonds, tegen zons ondergang, vertrok. sess 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ: 899 


en zijne ministers moet laten begaan, dewelke tot haar partieulier vodrdeel 
gijn authoriteijt misbruiken en dus gedaurig thisnoegden en rebellen ver 
wekken, die het land ondermijnen, zoodat het niet voortbrengen kan het- 
geene de Vorst en de Comp®. daarvan hebben moet, daar integendeel de 
bovenlanden onder hem en de benedelanden ónder de Comp*. staande, on- 
der Godes zegen alles ín ordre konde blijven en een ieder sorgen voor hét 
zijne; zoo wierd men het eindelijk eens, en de Soesoehoenang beloofde te 
zullen laten opgeven wat hij tot hiertoe van de nog geblevene strandregent- 
schappen hadde gehad, en’ mits het betalen van die inkomsten en de Oemp*. 
tig met de Sabandharijen voldaan hoúdehde voor de drie overige articdlen , 
de stranden geheel en al aan de maatschappije te zullen overgeven; alles 
onder dit beding, dat zulke geen kleijnapting aan Zijn Hooglieljd mogte 
toebrengen, waarvoor men beloofde too veel fnbgelijke zorge te zillen doen 
dragen. 

Men hadde ook gedurende deve fijze de nog manquerende nadére oùdet- 
rigtinge gekreegen omtrent het articùl der tollen birhen ‘alands, 20 veel- 
vuldig en zo qualijk geregtileert, dat de inwoners bij het afbretigen Hater 
producten, zoowel langs de weegen als op de rivieren, bijna zo veel daar- 
van niet konnen maken aah de stranden, als zij reets aan tl betaalt 
hadden in het afkomen, moetendé op ider district een nieuwe tol betaalt 
werden, ja zelf van dingen, die tot de eijge consumptie der inwoontders die- 
nen uit het eene district in het andere, waardoor op de bazaars, die hier 
veelvuldig zijn, alles zeer dier, ja ten hoogsten prijze, werd verkogt, de com. 
municatie tusschen de boven- en benedenlanden: inetkelijk is gestremt en het 
land niet na behooren gecultiveert kan werden. Dit alles wierd den Soesoe- 
hoenang vertoond, en ook bij hem in dier voegen begrepen, mitsgaders 
uit dien hoofden goedgevonden, dat de vorst van de Comp*. voortaan zoude 
hebben het geene gijn inkomen van alle deze tolpoorten en hekken derzelve, 
zoowel te lande als op de rivieren, zijn geweest, mits dat Zijn Hoogheid 
voor hem en zijne successeurs zoude renuntieeren an alle regten en belas- 
tigen op eenige goederen, en de Comp*. de vrijheid zoude hebber die te 
schikken zoo als het haar beliefde. ‘ 

Dingsdag, den 17° Meij, was men den geheelen morgen bezig met de 
poincten van gisteren in ordre, te brengen, bij forma van ten ampliatie op 

26 * 


396 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERASL, Silt 






























bij het vrije gezigt over de opene » oan" hetuiss ge 
legen, deeze plaats preferabel maakt: « _ on wenn St 
aldaar iets werde aangelegt. ‘ 

Deeze wech is ook geheel rijbaar met chaise en paarden, wike 
rijtuijgen dezelve passeerden ; alleenlijk moeten van Patjerongen af, hve 
daar, nog wat verbeteringen in de bosschen gedaan werden, ano ter acht 
van beter waterlossingen, als door het wegkappen van wortels en seus 

Nademiddag vertrokken van den Ampel naar Bogjolalie, daar dede 
schans werd aangelegt, dien men nu voortaan de Veldwagter sal. sem 
en alwaar onze derde nagtplaatse hadden. De weg is van den Ampblin 
heen eenerleij als aan de Salatigase zijde, hier en daar wat afgebucslndig 
sleuven van afwateringen, die uit de gebergtens koomen: en -hoegimter 
laagtens formeeren, doch voor het overige zeer. gebaant en gonial, 
mitsgaders vlak land met aangename gezigten. ed nl 

Sondag, den 15% Meij. Desen morgen, voor ons vertrek. va mijdt 
de Soesochoenang, als na gewoonte, aan het logement van dem af 
Generael komende, zoo verzogt Zijn Hoogheid, dat dezen middag gese 
seert mogte zijn van bij ons te eeten, zoo als gedurende de worige:dgs 
hadde gedaan, maar dat doortrekken mogte naar zijn nieuws side 
op Soeracarta, om ons des namiddags aldaar te kunnen ‘inhalen , -heifeds 
gaarne bewilligden, te meer Zijn Hoogheid eenmaal van het oude-Jilip- 
delogeerd zijnde, daar onze middagshaltepleats geprepareert was, ‘appa 
ook niet gaarne weder op die plaats zoude willen vertoeven, wont 
tot eene wildernisse heeft geabandonneert. weed 

Van Boeijolalie na Wono Carta is de wech effen, dot ki ma 
was, en het land zoo vlak en open, dat men nog hoogte of onefienhejdjke 
in zict, beginnende met de 67 paal tot aan de 82, die even woord 
passeeban van het oude hof staat, en bij de 79 paal is de Dassardst 
het tolhek, daar Wono. Carta begint, lopende van dear tot aan de Sas 
zoodat de bebouwing van deze voormalige residentie sig circa 1300 win 
extendeert. Ten half negen uuren op Wono Carta gekomen zijnde „huig 
tigde men het geruïneerde oude hoff, en na het midd-— mad cookie 
de papieren met veel onnodige ophef bekende Lemmadoehoer, . Venkeiksn 
ten drie vuren naar Soeracarta, twee uuren gaants van hièr; eN 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 401 


rivieren, zoo tot negotie als consumptie kurmen werden afgevoert; latende 
geheel en al aan de Comp*. over om te reguleeren en te ordonneeren.soda- 
nige uijt- en inkomende regten op de voorsz. goederen, ’t zij van diegene 
die in de bovenlanden vallen en aangekweekt of aangemaakt werden, of van | 
andere die van buiten inkomen, als de Comp. daar denken sal het beste 
te zijn, met belofte van de ordres, die de Comp°. daaromtrent laat stellen, 
door zijne onderdanen presies te doen uitvoeren; waar tegens de Comp*. 
beloofd jaarlijks aan den Soesoehoenang te betalen de somma van negen 
duisend realen Spaans, voor het inkomen dat Zijn Hoogheid tot hiertoe van 
voorsz. tol heeft gehad, daaronder begreepen de pagt der vogelnesjes, de 
rivier Solo, de tabakspagt in de Kadoe, de bazaars en alles wat tot de 
voorsz. tolpoorten heeft behoort, waar benevens de Comp. ook nog jaar- 
lijks zal laten betalen een duisent spaans aan de Ratoe AMANCOERAT,; de 
Pangerangs en eerste bediendens van Zijn Hoogheids hoff, en twee duijsend 
realen Spaans aan den oudsten wettigen zoon van den Soesoehoenang en 
zijnen opvolger in het rijk, zodra 0 een behoorlijken ouderdom van veer- 
tien jaren zal hebben bereijkt en door de Comp“. tot kroonprins verklaart 
zal zijn. | 
Aldus gedaan op Soeracarta den 18 Meij 1746 (onder het Javaans stond) 
het zegul van Zijn Hoogheid in rode lacke, (en daar nevens geschreeven) dit 
is het zegel van den Soesoehoenang PACOEBOEANA (onder het nederduits) 
(getekend) a. W. VAN IMHOFF, JACOB MOSSEL, JACOB VAN DEN BOSCH en 
HUGO VERYSSEL (ter zijde) *sComp*. zegul in rode lacke (en daaronder) ter 
ordonnantie van Zijn Edelheid den Heer Gouverneur-Generaal (getekend) 
N. JONGsMA Secretaris. 

Des namiddags quam de Soesoehoenang bij ons eeten en verzogt ons 
reciproque tegens morgen middag. ‘Savonds bezigtigden wij het nieuwe en. 
nog niet half voltooide fort de Grootmoedigheid. 

Woensdag, den 18% Meij, des voormiddags wiert de Soesoehoenang , zijne 
moeder, zijne duster met haar dogter, zijn zoon, de rijksbestierders, nevens de 
verdere Pangerangs, of Prinsen van zijn huijs, ’s Comp* wegen beschonken ,. 
en daar tegens sond Zijn Hoogheid eenige goud werken tot present, die men 
aan den commandeur STERRENBERG overgaf om na Batavia gesonden te wer- 
den. Ook liet Zijn Hoogheid van zijne sijde nog twee poincten voordragen, 


898 REIS VAN DEN. GQUVERNBUB-RENERAAL, BAR 


jaarlijxe contributie aan Zijn Hoogheid te doen, em, voor hat overg, alle 
de leverantien van rijst en houtwerken voor hear hadden, ts drin 
gen tot hetgeene zij nu bijng geheel afgewend waren, en op plleriej pe 
texten, in het vervolg, ook gekerlijk eoudan zoeken te eludeeren, hen zi 
dien hoofde voorstellende, dat het beter voor Zijn Hoogheid en de Cony. 
zoude zijn die landen maar te laten varen en aan de Ed. Comp’. geheel ad 
over te geven, mits dat Zijn Hoogheid niets van zijne revenuen daarbij w 
loor, maar voortaan aannam dat ‘as Comp". weegen sorge daarvoor worde p 
dragen, te meer de inkpmsten der Sabandharijen, die aan den vomt wan 
gelaten en waarvan hem voortaan jaarlijks rekening zoude werden gaia, 
nog niet eens toereikende waren, om het jaarlijkse onderhout van ’t gur 
nisoen, de agterstallen op het vorige contract en het onderhout der pam 
van zijn huis, die voor reekening en ten lasten van de Ed. Comp’. zin, 
met de agterstallen op dezelve te vereffenen, en dus Zijn Hoogheid ia ‘tw: 
volg nog al meer ten agteren konde geraken, indien men door een gesyagh 
heerschappij over de strandregenten, deze niet, konde houden tot hase vande 
digde leverantie van 5000 coijangs rijst voor 10 rd*. de coijang, terwijd 
inkomsten der Sabandharijen ook eenig nadeel en verminderinge leeden den 
de tegenwoordige onvolmaakte schikking, daar Zijn Hoogheid integended 
door dien afstant van alles ontalagen konde werden, behoudens zijne inks 
sten, wanneer de Comp*. van hare kant zig met de voorsz. Sabandhaijn 
voor de bovenstaande drie onderhoudsposten voor ’t guarnisoen, de pien 
en agterstallen van ’t vorige contract, to vreden hielt en noch meer moch Bit 
der daar voor te pretendeeren hadde. 

Waarover Zijn Hoogheid veel difficulteijten formeerde, zeggende det hij sl 
wel de compleste leverantie van alles aan de Comp*. volgens het jongste or 
tract zoude willen leveren, zo men die landen geheel en al, gelijk zij te vem 
waren geweest, onder zijne alleenheerschappij liet; doch de ondoeneligkbal 
van deze zaak den Soesoehoenang gedemonstreert zijnde, uit het jongut voor 
gevallen op Java niet alleen, maar ook uit de retroacta van den vorign 
tijd, waarbij duidelijk genoeg tot ’sComp'. en zijne merkelijke schade i 
gebleeken, dat Java onder zijne alleenheerschappije nog bijna noit een der 
zijn jaren in vrede is gebleven, grotelijks veroorzaakt doordiem de wa 
van uit de bovenlanden onmogelijk alles behoeren en in ordre houden ku, 





REIS VAN DEN GOUVEHNEUR-GENERAAL, ENZ, 403 | 
kij niet veel schoen fe geven om hetgene hetii datrottitreht door de voorst. 
minister ew de Vorst zelf wierd vertourid, dat het hetn eëhs met erhet 
mogte gezegt warden doet dert Gouvertiént-Generad? selfs, dewelke dan de- 
zen middag vertoonde, dat het eene tér itérste onbillijke oppositie wet 
tegens de aloude gebruïken van des Soesobhoendngs hits éh eetié onredé- 
lijke praetentie, in dier voege, bij wepe vai: ongehoorzéamheid en geweld, 
ne zig te nemten hetgene hem niét toequam, en dat hetgene her’ naat zijn 
rang eompetéerde, hert, zo wel als alle prinsen, tot dewelke’ men al verderf 
dette aansprake rigte, moeste contenteeren, zoo als de Vorst opentlijk 
wierd gerecoommandeert, zulks de prinsen zijne bloed verwanteri miet fe ont- 
houden en dezélve ook im ’t gemeen te protegeeren en gunstig éé. zijn, hét- 
welk wederzijts wierd aangenomen. Pangerang wANCOEBOEMI léegde , nevens 
de andere prinsen en rijksbestierders, op het welvaaren van de Corip*., van’ 
Java er op de successie van Pangerang Depattij Anum in het Rijk, eén 
glaasje, na- hetwelk zij vriendelijk em wel vergenoegt: scheijdet, sonder iets 
vat Kare: seijde te zeggen’ te hebben op: de: vrage, die: ierk opentlijk voor 
den: eeten daeromtrent liet doen: 

Des ávonds: wierd orde’ gegeven tot onze verdere reijze van' Socrackrta 
door de Mattarm, Bayyaleen eti Banjdernads' natr Tagal’, zijnde het voor- 
nemen van den Soesoehoenang, om oris tot in de Mauttaril uitgeleijde te 
doen, om dé wille van de groote belemmering gedeclineerd en Zijn Hoog: 
heid verzogt, alleenlijk tot halfwegen Wono Carta of het oude hoff, te re- 
conduiseeren, wanrinne deselve ook bewilligde. ° 
Donderdag, den 19% Meij, quam de Soesoehoenang met zijne moeder en 
suster, haar en zijne dogters, en verdere aanverwanten van: beijde sexen, aan 
ons logement, om ons te valediceeren, en Zijn Hoogheid zeijde teffens aan 
den Gouverneur-Generaal, dat Pangerang MANCOEBOEMI, die gisteren eene 
reobmimandatie: gekregen: hadde, dese nigt zijne’ ordiriaire woning verlaten en 
allës niede genomen kad',’t zij ddt-het' was uit vreest of uit weerbastigheid, 
oni niet te voldoen aan: de ordfes die hem gisteren opentlijk waren vodrgesteld. 
- Bese mianier van doen' is onder de prinsen: van ‘dit hoff thans so finniliair 
geworden, dat er buiten. Radeen-Mas'sar , den: jonger-zóòhi van: den op Ceiloh 
overledeneri Pangerang Mas sar’ MANOOENAGARA, rióg wet vijff swetven;, 
ta: weten, BOEMINATA, SENGASARTS;,- Mat AMBEA', SABAR en GOENTOER, dit 


400 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, BANZ 


’t contract, het welke door de heeren Raden van *t hap gocdghert 


zijnde, vervolgens door den Vorst getek t di „gelijk ok en 
onze zijde, luijdende aldus: - 


Tot nadere explicatie van het genoteerde bij het jongste contract u 
den 11°" en 13%" November 1743, nopens de Sabandharijen en stoel 
regentschappen, is op heden tusschen den Hoog Edele heers Gouves 
Generaal GUSTAAF WILLEM baron VAN IMHOFP en den Soesochoensag & 
vastgestelt en ter wederzijde belooft en aangenomen, dat alle de Subs 
hanjen zullen zijn en blijven ten behoeve van de Comp*. sonder daw 
verder reekening aan den Soesoehoenang te doen, mits dat,de Soenskes- 
nang daarmede zal kunnen volstaan tot voldoeninge, zo wan het jauljs 
onderhoud van ’t guarnisoen alhier en van de prinsen van zijn huis, die Gus 
op Batavia en elders door de Comp®. werden onderhouden, als voor do agar 
stallen op het eene en andere, item van de rijst op het vorige contyastum 
den jare 1733, die Zijn Hoogheid, volgens het jongste, gehouden is 4e se 
effenen, zoo dat Zijn Hoogheid niet verpligt zal zijn iets te suppleens, hij 
aldien de gemelde Sabandharijen zo veel niet bedragen mogten, als ven. 
verschuldigde jaarlijkse betaling, nog de Comp’. om iets uit te. kearen, 2 
dezelve meer beliepen, zoodat het eene met het andere finaal em comass 
voor altoos vereffent zal zijn. . 

Voorts geeft de Soesoehoenang geheel en al aan de Comp®. over, de ag 
overige districten langs de stranden, die niet begreepen sijn onder de ke 
den bij het jongste contract afgestaan, waar tegens de Comp. aanmeet 
te bezorgen, en jaarlijks aan Zijn Hoogheid, in contanten Npelde, tole 
voldoen, de inkomsten die Zijn Hoogheid bevorens uit gemelde digs 
heeft gehad, thans gesteld op eene somma van vijf duijsend realen Signe; 
gelijk ook de Comp*. belooft de volkeren dier landen, soowel als de hast 
den derzelve daartoe steeds te houden, dat zij den Soescchoenang, alle be- 
hoorlijke eere en respect bewijzen, op dat Zijn Hoogheids aanzien hierdaer 
niet vermindert werd. ; a 

Laastelijk verklaart de Soesoehoenang bij dezen, afstand te dees War 
alle tolpoorten, hekken en afschuttingen der wegen in de bovenlasdes, «a 
van alle belastingen op de goederen, die zo wel langs de wegen, .as-#s 


CY 
LL 


elen 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 405 


andere broeder niet en komt. Wat mij betreft, grootvader Gouverneur-Ge- 
neraal, zoo mijn broeder niet bij mij en komt, zoo verzoek ik met ge- 
rustheid beoosten de rivier te mogen blijven, doordien ik mij gevoel nie; 
ih staat te zijn om op Soeracarta dienst te doen; dog daar ik na wagt 
is, somwijle mogte UWEd. genegentheid betonen aan de nalatenschap van 
vader Pangerang ARIA. Grootvader Gouverneur, wat mij betreft, indien 
UWEd. mij wil doden, zo sterf ik, en zoo UWEd. mij wilt in ’t leven 
behouden, zo blijf ik levendig. En wat betreft de slegte stijl van dezen 
brief, wilt het mijne onnoselheid toegeven, en het bestaan aan „UWEd. te 
schrijven, gelieft het mij te vergeven, want om bij UWEd. te komen 
ben ik bang, en nu niet bij UWEd. te verschijnen ben ik insgelijks be- 
vreest. Edogh ik ben niet gesint eenige vijandelijkheeden teegens de Comp”. 
te plegen, tenzij dat ik ten uiterste daartoe gepersuadeert werd, dogh des 
doenelijk zijnde, wense in vrijheid te mogen zijn, zoo aldien UWEd. geen 
genegentheid hebt tot het verzoek van Pangerang ARIA. 


Hebbende hij mondeling daarbij gevoegt, dat absolut niet komen zoude, 
en geen de minste vreese, maar in tegendeel een ongemeene assurantie be- 
toond, volgens het zeggen van den boodschapper, waarbij de Soesoehoe- 
nang nogmaals voegde zijn verzoek, dat hij en alle diergelijke knapen maar 
mogten werden uitgeroeid, om dat het land anderzints nimmer in ruste zoude | 
komen, waeromtrent men dan met Zijn Hoogheid over een quam, dat zulks 
maar moest geschieden op de beste en doenlijkste wijze, met beloften van 
daaromtrent nog nader ordres to zullen stellen voor ons vertrek naar Tagal. 

Hiermede onze verrichtinge te deser plaatse afgelopen, de moeder en ver- 
dere vrouwen van ’s Vorsten huis afschijt gegeven en na het hoff geretour- 
neerd, mitsgaders alles tot onze reize in gereedheid gebragt zijnde, hoe 
wel ten opzigte van het benodigde volk en paarden vrij wat gebrekkig, zo 
vertrok men tegen negen uuren van Soeracarta, zittende de Soesoehoenang 
aan de linkerhand van den Gouverneur-Generaal in het rijtuig met ses 
paarden, de heer mossEL met de heer VAN DEN BOSCH in het tweede en de 
heer VERYSSEL met den kroonprins in het derde, die de Vorst versogt, on- 
der weg zijnde, niet te willen vergeeten. Ook betuigde Zijn Hoogheid in- 
clinatie tot een rijtuijg, dewijl de wegen thans hadde laten maken, dat zig 


402 REIS VAN DEN, GOUVERNEURGENSSAAL s WK 


waarin hij vereogt, dat 's Comp”. 1 gie. werden, Bt: 
mentlijk de verklaringe van zijn conigee : krosnpem, @ 
_ het huwelijk van zijne oudste wettige dogter Beko rat, met Redes im 
WIERADDUNGRAT, 2000 van den versondene.rijksbestierden marta comsum, 
en dewijl hier, op het eerste woijnig speculatie. viek, doou diem er ta 
successie, in de descendente linie, hier, te. lande als van self volgende, gen 
ander subject voorhanden, en op de perzoneele hoedanighseden, oale 
dom of andere. omstandigheden, tot desen prins betrekkelijk, niels bm 
marqueeren. is dat het zonde. kunnen tegenhouden, sijnde. do prins mb 
15 jaren ond, redelijk: fier en van geen quaden opslag , ‘mitugadess, ut 
het huwelijk. van, de dogter- betreft, ’sComp’. woegen. alleenlijk  spemialia 
gevallen was, wanneer hetselve bij: Samarangse missive. van. dem. … ,: te 
en. die. van den, Vorst, wierd: voorgestelt , nopens de. nieuwe botuekhing 4 
gemelde NATRA COESSORMA. dewelke hetselve aanstonds. heeft doem. stuijks; 
sonder, dat de regeering. van Indiën sulks absolut heeft gecontsadisenkd 
gespprobeerk; daar men, nu bij. nadere-bevindinge, en. ook volgens helgesp . 
de commandeur. STERRENBER& en. ’sComp™. resident aan. dit: hoff, «de we 
joor HOHENDORF, quamen te betuijgen en toenmaals al, tot geruststelling 
van de regeeringe, hadden moeten ten antwoord geven, sig. gemeegan 
verzekert. konde houden, dat deze aliantio van. weinig. consequentie. basis 
wezen voor de Comp". of-voor. het land in den. volgenden tijd, ap.mmlèn 
de heeren Raden. nevens. den Gouverneur-Generaal geen de: minste: ssulp 
heid om deh Soesoehoenang, in het: eene zo wel als in het andere, Gam-& 
willen te wesen, en. dienvolgende wierd in Zijn. Hoogheids daltn.denein-auiâing 
daarvan opentlijk verklaring gedaan, op het nadere versoek. dat Sijn: Map 
heid, ook in het: publicque, daartoe deed: voor het begin van. die. mesiifll 
Ook hadde, Zijn Hoogheid: niet alleen, maar. ook de. beijdp- riginieate 
ders en de majoor HOHENDORF, geklaagd. over.de stoudksid vam. Panguug 
MANCQEBOEMI, broeder. van den. Soesochoenang, dewelke bevoree,: neta 
de ses, die nog in ’t: land omzwerven, zig onder het: getal: digs melee 
tenten gerangeert hebbende, doch ten laatsten weder. aan. lat bao pelea 
en door den Soesochoenang ook genereuselijk behandelt. zijnde, egtanang 
bleef continueesen. mek. het op en aanhouden van:eens.zoo veel heise 
nen, als hera volgens zijne. geboorte competeeren, met dis: dua asl 





REIS VAN DEN GOUVERNEUB-GENERAAL, ENB 407 


quam en het rapport van die Chinees inkwam, dat de Pangsrang reeds 
naar. het Zuidergebergte was gevlugt. 

De nademiddags maaltijd was ondertussen met ale praccantie gedaan, om 
onze bagagie te dekken voor eenige onbeschaamde roovers; dogh men vernam 
niets. Kwamen langs een zeer moeijelijke en langwijlige weg, die in het begin 
redelijk was, door de negorij Prabanam, daar veele steenen nog leggen. uit de 
overblijfselen apparent van een palais of tempel van den heljdansen. tijd, ter 
wijl men nog eenige afgodenbeeldsels vind een kleijne canonschoot. van de ba- 
zaar om de noord, daar een bosje is op een hoogte, door menschenhanden 
daartoe geapproprieert, dewelke door eenige uit ons gezelschap, die: het be- 
zigtigden, geoordeelt wiert van metaal te zijn, en aan het postuur, de ooren 
en de koe, welkers staart het groote afbeeldsel: in de hand hout, in genere 
schijnt te verbonen., dat de Javanen voor: dezen van de secte der Bramminee- 
sen onder de Heidenen zijn geweest, zooals men ogk uit meer-andere anti- 
quiteiten van dien aard, hier in de Mattarm en: elders rests voordesen ontdekt „ 
heeft af te nemen, dog uit hare vertellingen, veel eer dan kronijoken, zo. zer 
ker niet af te nemen is, omdat die ondermengt zijn met. zo veel fabulen, 
dat men daarop weinig staat maken en betrouwen: kan. Volgende aan dit 
dorp Prabanan, een groot half uur van Taadja, nog een uurtje verder, na dat 
men een spruit van de rivier Ampar, die in de Zuijt zee loopt, gepas- 
seerd. is, de negerij Arandoelan , daar Maas. GRENDIE, ten tijde zijner amswer- 
vingen, heeft geresideert en daar onze middaghplaats hadde moeten wezen 
om. wel geplaatst te zijn, terwijl ons rusthuijs.op Djokdjo ook beter hadde 
kuunen gemaakt werden, binnen deze zeer. geéxtendeerde muuren van: des 
Soesoehoenangs dalm, die. voor het overige ledig is, dan een canonschoot ver- 
der, daar-die thans opgeslagen. was en men zig wat behelpen moest, omdat 
de environs dier plaatse, dewelke zommige vogn het centrum van. de Mat- 
tarm houden, nog vertoonden de overblijfselen der baldadigheid van Maas 
SAID, die hier onlangs contributie hadde opgehaalt, en die landstreeke 
nogh. half verwoest. was. De distantie van. Taadja. tot: hiertoe is vier en een 
half: uur gaans, zo:dat gisteren: 9: en. heden. maar 64 uur gemarcheert; hadden, 
hoewel. men bij het opmaken der route ider daghreize voor agt uuren gaans 
hadde. opgegeven. 

Suterdag, den 21%: Meij, met zons: opgang waren op marsch,gelijk: thans 


404 REIS VAN DEN GOUVEBNEUR-GENBRAAL., EMS. 


geen andere reden weten te geven van hare retraite, « hel voorwende:l 
van vreese, en nog naar goede vermaningen, nog Gegementen hj 
teren, sich ondertusschen ophoudende met de eene twee, em de mim 
meer duijsent menschen naar zig te trekken, door de brandschattingen, dt sj 
uitschrijven, een ongebonden en teffens bpulent leven te lijdem en alm ht 
land in rep en roer te houden, dan eens het eene, dan weder het ain. 
district invadeerende en door Kare verregaande petulantio zig eem cat 
schroomt air van independentie, ook omtrent de Comp*. geven, dat nist 
verdragen is en haar alomme gedugt maakt onder de gemeente, aan devdle 
zij daar eh boven door hare baldadigheden, die zij hier en dear kama’ 
bedrijven, een opene deure verschaffen, om alles wat ‘s Comp”. wegen gue 
donneert werd aan te planten, op zulke practexten te elndeeren, gelijk ® 
peper culture en andere dingen, dewelke zij thans zeggen dat op vernchaijk 
plaatsen door Maas sar, uit enkele boossardigheid, bedurven soude sijn: 

De Soesoehoenang hadde hier over zelfs ook al een en andermaal gekiing, 
en alschoon men van de waarheid deser zaak, zo verre de voorn. baloorighad 
en quadaardigheid van die knapen betreft, wel overtuijgd was, so viel 
men tog ook desen morgen nog nader overtuigd van Maas sarps harduk 
kigheid , alzoo een boodschapper, uitgezonden met een ‘briefje van den tm 
lateur sIMON, aan hem geschreven om hem nogmaals te vermanen cui ies 
af te komen, met het volgende excuis tot antwoord terug quam. 


“Translaat javaansche brief van den Pangerang amie maw 
NAGARA en desselfs famille, aan Zijn Hoogedelheid den Hoag Bb 
len heer Gouverneur-Generaal. Ontfangen den 19" Meij: 2946. 


DE 4 


Na gewone voorrede. 


Het heeft UWEdele behaagt mij een brief te zenden, dewelke deer 
mij behoorlijk ontfangen en de inhout zeer grondig verstaan ie, waaneer 
ik mij ten hoogsten verpligt bevind, dog aangaande dat UBd. mij gash 
te ontbieden, verzoek ootmoedig om excuis, door dat ik bewvzeest bm 
Wat mij betreft, zoo heb ik geen vader, nogts moeder, dan UEdela. mis 
grootvader, den Gouverneur-Generaal, om wiens hulp stand kas 
verzoekende. Want de reden, dat ik bevreest ben, is conelijk , omde 


« 





REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 409 


landkant, van'ons afleggende negorij, Koetjolban genaamt, misgelopen en 
dus een fatigante dagh gehad. 

Met deze rivier bij Adielango eindigt het Mattarmse district, ’t welke: wij 
twintig uuren gaants, schoon niet in regten linie, getraverseert hadden, dog 
wel op elf of twaalf uuren diameter mach gerekent werden, stotende ten 
Noorden aan het gebergte van de Kaddoe, ten Oosten aan het Soeracartase, | 
ten Westen aan het Baggaleensche district, en ten Zuijden aan de zee, 
werdende gerekent op twintig duisent tjatjas, of familles, waarvoor men 
viermaal zoo veel inwoonders, oud en jong, mag rekenen, en door drie hoof- 
den onder des Soehoenangs opper- en der beijden Rijksbestierders onderbe- 
stier geregeert, bestaande uit vlak land, alles bruijkbaar en voor groot ge- 
deelte al bebouwt, dog veel bedurven nelij of padij hebbende, door de 
stroperijen der rebellige prinsen, die de inwoonders doen vlugten en het 
gezaaij negligeeren, zoo dat het door gebrek aan water verdort, daer an- 
ders, van eenen aart genoegzaam met de Soeracartase, het water, bij opstop- 
pinge der spruijten uit het gebergte, abondantelijk hebben en dus altoos be- 
bouwt konnen worden, zo als men er ook vele zag, waarop de padij ge- 
sneden wierd, andere daar dezelve in airen ‚en weder anderen, daar de- 
~ zelve nog in ’t geheel groen stond. Het Soeracartase, voor dezen Cartasoe- 
rase, district, bestaat ook uit een vlak land, kleij en sandigen grond, alles 
bruijkbaar, werd gerekent op 36000 huisgezinnen en bestiert door verscheijde 
wedonos, of inlandsche Ministers, onder dewelke, de prinsen en Rijksbe- 
. stierders, deze landen verdeelt zijn. Van de eerste soort zijn er 12, vijf ten 
hoof en zeven voor het land. Men kon geen fraijer landsdouwe begeeren, 
dan deeze twee aanzienlijke provintiën, ja zegt men dat Pranaraga en Ma- 
dion, het eerste grooter als het laaste, ten Oosten en Noord-oosten , gelijk 
de Kaddoe ten Zuijd-westen van hetzelve almede zijn, lopende dit vlakke 
land Noord-oostwaards op, te wederzijden de rivier Solo, tusschen het’ Oos- 
ter en Wester binnengebergte van Java, als een breede effene strook tot 
Passourouang toe, zo dat zekerlijk dit bovenland voor een der schoonste 
van de bekende wareld te houden is, brengende alles voort wat tot ’s men- 
schen onderhout gehoort, kost-en kleederen, want het geweef is hier alzoo 
wel van importantie als het gezaaij. 

Maandag, den 23*ten, trokken des morgens over de rivier, waar door het 


406 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GREIRA AL, SOE, 


daarmede diverteeren konde, i Beg an andes 
fraije vogelroers, om op de jagt te koune® | Mobius mat 
beloofde, bij retour op Batavia, de nóodige ordte te stillen stuiken. anid 
vierde paal, zijnde eirea half weegen het « de hoff, vorvagt dit Nije Heof- 
heid zig niet verder te ineommiodecren, wewiende cumwoy afsheljë van dt 
anderen, de Vorst te paart terugkeerende na sijn heff en wi, sist dst 
tuigen, onzen weg verrolgende voorbij Word Oarta, tot aat deat dijk day 
de vijver, daar de limite veer den ouden Duim is em de rol}tuigm: wig 
moesten keeren, wij te peard en miet @ _ Koeken: ons fas doektuctionls 
door een vrij ongelijke, modderige en 1 | veel wheter guintertumnpegireg 
near Dilango, daar des middegs helte Kielden, zijnde vier: wurdt vn bas 
earta, en des nedemiddags weder voortmarcheeniew. Onsmeh des dia deit, 
niet sonder veel moeite ten opzigte- var den wogh en groote nana 
lijkheid: omtrent onze begagie, op Gondang, zijzde-vijff wired giants WARE 
Men had ’sdaags voor ons vertrek dei Soctucartanert trameaivey-00 
VRIES met eenige Inlandschen hoofden voornit gesonden, om de logan 
ten te praepareeren, en, dewijl men niet wist hoe verrs: de: ou Kesvlnmelinid 
van de swervers boven vermeld: dis zig ep onsen weg ophieliien: Bef 
gaan, zo liet men dezelve dekken door een officier met twaalf drapoudss, 
twee onderofficfers en: een tamboer, of te samen sestien. Europesset witt 
guarnisoen alhier, nevens- eenige inlanders: van Wot Carta, stunten: Di 
restant van de comp’. dragonders, die hier legt, tot mean anes eae oek 
om: de nablijvende bagagie te dekken. - 
Vrijdag, den: 20° Meij, met den dagh sloegen: weder oy- — 
men tussehen agt en: negen: turen op Taadje aan, het end var Wet Gite 
cartase district en begin van den Mattarm, daar eert Chinees, soer sppesttt 
een spion van Mass saTD, verhaalde, dat: over weinig dagen’ Gia kuaaptef 
hier geweest was, en hem gelaten: hadde om te’ verneenten of beg: webottl 
was dat de Gouverneur-Generaal door die nden heen soud trekken „et 
allerleij vrugten tot verversing en battoers voor de: bagegi®,- sanar "Sale 
wijze, zoude bezorgen, voegende hij daarbij, dat dese swerver idurem 
twee a drie uuren van daan. was, waarop shen hem. ter-~ =—mal: co: th ag 
gen dat hij maar. komen soude. Dog: alles verviel, : Gaas: ols ee 
opgebrooken zijnde, des avonds ten ses uren in | je op mjn 
































RBIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ 411 


dezelva, in da Zuijder zee vallen, tegen den voet van het gebergte Can- 
deng, det het suijder gebergte van dese landstreek ie, en zoo het scheen 
van het Keddoesche tot aan het Cheribonse gebergten loopt, zodat men 
het, langs dezen wegh gaande, noodzakelijk passeeren moet. En dewijl men 
uu ses dagen naar den anderen gemarcheert hadde, een distantie van 464 
uuren gaants, waerdoor paarden en menschen vrij wat gefatigeert waren , zo 
hielden | 

Woensdag, den 25% rustdag, vertrekkende de koopman en Cheribons 
resident VAN DER HOOP voor uit, om ons daar te recipiëeren. Hadden de- 
gen nagt en bijna den geheelen dagh regen gehad en op de middagh een 
expresse van Tanjong poera, met een brief van den luijtenant en comman- 
dant KNOEST, verzoekende permissië om ons op Cheybon te mogen zeg- | 
gen, hoe het met de landweg van daar na Batavia gesteld was, hetwelk 
men hem accordeerde en de expresse terugkeerde. 

Tegens den avond quam een matroos van Samarang met een partij brie- 
ven, uit Nederland aangebragt met de schepen Westhoven, van Zeeland, 
Lekkerland, van Amsterdam, Ida, van Delft en Lis, van Hoorn, allen in 
Sundaa engte gearriveert, en, excepto de tweede, die in November gezeijlt 
was, nog van de vorige equipagie, teffens berigtende dat men van de 
Kaap nog te wagten hadde het reeds gezeijlde schip 't Hof, de Uno.en de 
Hercules, van Zeeland, van de oude, twee scheepen van de Maas van de 
nieuwe, en twee schepen van Amsterdam, oude en nieuwe equipagién. 

Donderdag, den 25"=, waren tegens seven uuren op marsch naar Pamar- 
deen, alwaar eerst des avonds ten half ses arriveerde, om dat de weg 
meest altijt op en neer gaat over het gebergte, zijnde op veele, ja de 
meeste, plaatsen zeer glibberig door den regen, steijl en ongemakkelijk, door 
dien niet genoeg opengekapt en de draagstoel wat breed was; egter mag 
men ook de verheijt op agt en een half uur gaans rekenen, langs een zeer 
onvermakelijke weg, doordien het gebergte meest onbewoont en men ge- 
noodzaakt is circa vijftig raal spruijtjes, uit dezelve na de Zuijd zee aflo- 
pende, te passeeren. Niet te min is dit nogh al kleijn regentschap op 
zigh zelfs, werdende. gerekent op vijff hondert huijsgezinnen en bestierd 
door den Ingabeij BIPA JUDA, en vermits van de drie Remose Regenten 
de eerste, of BIXA PRADJA, zig alleen beijvert hadde om ons _levens- 


% 


408 REIS VAN DEN GOUVERNEUB-GENERARE, Ut. 


dagelijx, omdat, alschoon de beijde rijksbestierders de-troep slootes, egter 
alle morgen op nieuws naar het dagligt moesten wagten. om de solige 
battoors of draag-Javanen uit de negoriën te krijgen , alsoo. voor. onse bagegie 
circa duijsend dagelijx van noden hadden, buiten het.geeme de voors. rijks 
bestierders, de strand Regenten en die van Samarang met. zig sleepten, » 
dat onze geheele train wel uit twee duizent en meer bestond, waarnir 
circa veertig dragonders, zo van de lijfwagt als van Soeracarta. 

Een uur van Djokdjo hielden een weinig halte op de pemer. Is 
half uur verder legt een voorname marktplaats, bij den inlander. Puur 
gedee of de Groote markt genoemt, die sommige voor. het middelsts van à 
Mattarm houden. Op Meddellam, dat 1} uur verder en de grootete bile - 
van onze weg, en voor onze middaghalte plaats geprojecteert wae, hisdin 
maar even stil, en trokken door na onze avondplaats tot Gading, daer inde 
Soesoehoenangs dalm Iggeerden, in dewelke hij resideerd als na de: Zait.m 
gaat, om zig te diverteeren, zijnde, deze plaats aan de mond van de ree - 
Dempan, op desselfs wester boord, aan ‘het eijnde van het zuijder. gebugh. 
en pas cen uur van de zee gelegen, daar de Vorst, voor de troubelen un 
t jaar 1741, gewent was te jagen en te visschen, zijnde hier ook een kip 
van dewelke veele vertelselen gefabuleert werden uit de Heijdense tjd, a 
die selfs nog bij de tegenwoordige Mahometaanse Javanen in eenige ab 
ting is, mitsgaders ook, aan het eijnde van 't bovengemelte gebergte, as 
wel of bronwater, waar aan men egter niet dan een sterk sout konde pu 
ven, misschien veroorzaakt door de communicatie met het zoewster, as 
menigmaal daar over heen slaat. Hadden heden 6} uur gemarcheert.. 

Sondag, den 22%0 Mey, vertrokken ’smorgens, als naar gewoonte, va 
Gading, quamen een half uur daar van daan aan de duijnen , vercolgun 
aan strand van de Zuijt zee en marcheerden alzo westwaards op, mer dst 
de marse van vooreergisteren Zuit west, die van eergisteren Z. E W. a 
die van gisteren westelijker als Zuijden gevallen was, tot op Adislengm, 
aan de oostzijde van de rivier Panara, daar niet voor vier uaren arrivaanten 
en de bagagie met den donkeren, 'na een zeer difficile, heete en onvermake- 
lijke marsch door het zant, van negen uuren, hebbende ook door gebrekie 
lijkheid der wegwijzers, die men dagelijks bevind zeer groot te zijn, sn 
rustplaats voor de middag, op een pas een canonschoot ter : ter of, 


el il 





RIB VAN DEN GOUVERNEDR-GENERAAL, ENZ 411 


dezelva, in de Zuijder zee vallen, tegen den voet van het gebergte Can- 
dang, det het guijder gebergte van dege landstreek ie, en zoo het scheen 
van het Keddoesche tot aan het Cheribonse gebergten loopt, zodat men 
het, langs dezen wegh gaande, noodzakelijk passeeren moet. En dewijl men 
uu ses dagen uaar den anderen gemarcheert hadde, een distantie van 464 
uuren gaants, waerdaor paarden en menschen vrij wat gefatigeert waren , zo 
hielden . 

Woensdag, den 25% rustdag, vertrekkende de koopman en Cheribons 
resident VAN DER HOOP voor uit, om ons daar te recipiëeren. Hadden de- 
gen nagt en bijna den geheelen dagh regen gehad en op de middagh een 
expresse van Tanjong poera, met een brieff van den luijtenant en comman- 
dant KNOEST, verzoekende permissië om ons op Cherjbon te mogen zeg- 
gen, hoe het met de landweg van daar na Batavia gesteld was, hetwelk 
men hem accordeerde en de expresse terugkeerde. 

Tegens den avond quam een matroos van Samarang met een partij brie- 
ven, uit Nederland aangebragt met de schepen Westhoven, van Zeeland, 
Lekkerland, van Amsterdam, Ida, van Delft en Lis, van Hoorn, allen in 
Sundaa engte gearriveert, en, excepto de tweede, die in November gezeijlt 
was, nog van de vorige equipagie, teffens berigtende dat men van de 
Kaap nog te wagten hadde het reeds gezeijlde schip ‘t Hof, de Uno.en de 
Hercules, van Zeeland, van de oude, twee scheepen van de Maas van de 
nieuwe, en twee schepen van Amsterdam, oude en nieuwe equipagién. 

Donderdag, den 35e, waren tegens seven uuren op marsch naar Pamar- 
deen, alwaar eerst des avonds ten half ses arriveerde, om dat de weg 
meest altijt op en neer gaat over het gebergte, zijnde op veele, ja de 
meeste, plaatsen zeer glibberig door den regen, steijl en ongemakkelijk, door 
dien niet genoeg: opengekapt en de draagstoel wat breed was; egter mag 
men ook de verheijt op agt en een half uur gaans rekenen, langs een zeer 
onvermakelijke weg, doordien het gebergte meest onbewaont en men ge- 
noodzaakt is circa vijftig raaal spruijtjes, uit dezelve na de Zuijd zee aflo- 
pende, te passceren. Niet te min is dit nogh al kleijn regentschap op 
zigh zelfs, werdende gerekent op vijf hondert huijegezinnen en bestierd 
door den Ingabeij bIPA JUDA, en vermits van de drie Remose Regenten 
de cerste, of BIXA PRADJA, zig alleen beijvert, hadde om ons _levens- 


410 REIS VAN DEN GOUVERNHCR-GERBRAAL; BIN 


wel half agt was eer de laaste bagagic van A uk, mmastdasbhn 
eerst west en naderhand west noordwest op, _ geulen, die am 
de binnenkant der duijnen leggen, trokken gi ande wegs wat meer an hime 
tot op Wololo, daar een wel voorziene n laats was, van dprwesst 4) on 
marcheerens, en bereikteh ns nog 3} uur, langs con vorssakelijke weg, an 
avondplaas op Ambal. Hebbende dus na gissing , op de voers van west meet 
weet, heden seven uuren in het Baggaleensche gemarcheert, doer em kai 
dat niet zoo veel nelijvelden als de twee vo ge districten heeft, em dat wet 
zandiger van aart is, dogh daar en tegens Cadjangbomen , alleriel aasdung 
ten, tabak, indigo, capas en een menigte van vrugtdrayende boomen voet. 
brengt, het welke de inwoonders, die men op 14000 huijsgesianen tld, 
bestaan van hetgepe zij tot haar eijgen behoefte zaijen em plnaten, mig 
ders ter verruijling voor de haar ontbrekende reijst, naar het Cadeau 
en verdere naastgelegene districten te markt te brengen, want valet htt 
nen zij hare landbouw niet extendeeren, om de producten van healt 
naar do stranden af te brengen, door de veelvuldige tolhekken, so:asé 
informatiën verklaaren en ook wel te geloven is, zig verheugende det ue 
haar bekend maakte, dat de Comp*. die tollen thans overgenomen hed @ 
men daar inne verandering maaken zoude, haar teffens vermaanends die 
aan te planten en naar de stranden ter leverantie aan de Oomp’. df ® 
brengen, wat haar land produceeren konde, dat zij beloofden. 

Dingsdag , den 24° Meij, vertrokken op het ordinaire uur, wat voer ef ms 
seven, van Ambal. Quamen omtrent negen nuren op Rante, hebbende mest 
noord- noordwestwaards opgemarcheert. Langs dees rustplaas, loupt & 
rivier Tjiolang, die wij even boven dezelve doorwaadden en de suhafdhg 
maakt tusschen Baggaleen en Rema of Koma, een kleijn district van 900 
huijsgezinnen, dat tusschen Baggaleen en aan de Kadoe en Banfeums 
legt, wat meer naar proportie dan Baggaleen van rijstvelden. voorshm, @ 
thans door RIXA PRATJA, zijnen broeder CABTA WILDJAJA em GARWA E> 
GABA bestiert is, door het welke wij nu eens regt noordwaart op, ém 
weder beoosten of bewesten hetzelve, nog 6} uuren heen temen, asaie> 
rende cerst ten half vijf op de plaats, die men Re~~~“4=9 soeust an sur 
de hoofdnegerij houd, leggende aan de rivieren Sepon Nmeaponyy; de, 
benedenwaarts, volgens het seggen, in de voorn. rivier | slang’ ,- ara | 


\ 
REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 413 


de Passeebaan, daar onze logementen opgeslagen waren, gehorende deze 
landen | nog aan Banjoemaas. 

Sondag, den 29%, vroeg van Passir opgebroken, dogh niet voor twee 
uuren op Windoradje, dat onder Brebes gehoort, zijnde wederom een slegte , 
bergachtige weg, het begintsel van het noorder gebergte, op, hetwelke de 
voorsz. zeer elendige negorije gesitueert is. Onze rustplaats was na pro- 
portie, en geen eeten voor het volk hier te krijgen, doordien de gesa- 
mentlijke strandregenten, die men van Samarang af altijd agter aan hadde 
gesleept, in steede van voor uit te gaan en het nodige, in haar nu nabij 
zijnde districten, te bezorgen, haar werk daar van gemaakt hadden, om al- 
tijd een dagh reize agteruit te wezen en nergens op de rustplaatsen te com- 
pareeren, waaronder ook de eene van Brebes, zijnde het volk overal uit de 
_ negorién gevlugt, niet op onze aannaderinge zoo zeer, gelijk men hoorde, 
maer wel meest door de schrik ‚ die zij gekregen hadden voor de weinige 
Baliers, die met de twaalff Soeracartase dragonders de quartieren bestelden, 
en dus altijd zoo verre vooruit bleeven, dat men dezelve, schoon thans 
zeer onnodig, niet terug konde roepen, en welkers gedrag omtrent de in- 
landers doorgaans zo buitenspoorig is met steelen en roven op de mar- 
schen, hetwelke inen haar nauwlijk zelfs in de guarnisoen beletten kan, 
dat ieder cen op hare aannadering zijn goed bergt en de vlugt neemt. Dit 

Windoradja of Judocassie legt-op de staart van den brandenden berg, om- 
trent in het W. 4, W. van dezelve, en rondom in veelvuldig gebergte, dat 
weinig vermaak geeft in het passeeren. 

Maandag, den 30%, met zons opgang vertrokken van Judocasie, nadat 
gisteren avond en meest de nagt over regen gehad hadden, door een zeer 
slegte modderige wegh naer Carang assan, rustende een weinig op Singa- 
pocra, hetwelke circa op de helfte, of 4} uur gaans van de rustplaats, en 
nevens de tusschen bijden, ook bijna op de helft, leggende negorij voorn. , het 
eenigste genoegsaam was, dat men van bebouwt of bewoont land op dezen 
gants onvermakelijken wegh bemerken konde, zijnde gants bestoven, gelijk 
ook het geboomte, de ruijgte of allangallang, ‘en zelfs de padij, ja de twee 
laaste op vele plaatsen neder geslagen, door de assche of de swavelachtige 
globules verbrande stoffe, als bijna gecalcineerde steen, die de brandende 
berg, dewelke men heden omtrok ‚ volgens het rapport der inlanders, deze 

27 


412 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENBRALE 5 ey 
middelen en het noodige volk te bezorgen en door desen smoofjelijkae wegh 
te helpen, daar de andere in tegendeel zich *t soek’  geaissiakt én ‘slate be- 
zorgt hadde, schoon alzo wel gewaarschuwt als dese, so: veraegt de ms 
joor HOHENDORF, dat ‘eens een exempel daaromtrent- gesteld ef de nagi- 
gente Regent geremoveert, mitsgaders het regentschap sam dum jenge 
vigilanten RIXA PRADJA alleen gelaten mogto werden, hetwelke : ma d 
mede bevond overeen te komen met het sentiment van Radeon Depa] 
PRINGALAIJA, en Kiaij Depattij SINDOEREDJA, des Soesochoenangs Sijke- 
stierders, die gisteren weder bij ons gekomen waren, hebbemde ons qtré 
geheele wegh over verzelt, dogh eenige dagen wat agter ef gelogent; ss 
ordonneerde men het in dier voegen, schoon onder den Soesceheunig 
gehoorende, in onderstelling dat Zijn Hoogheid niets daar. tegen belie 
zoude. i i 2d oe 
Vrijdag, den 27%, met zons opgang op marsch van Pamardeen eu tagitt. 
drie uuren op Banjoemaas, zijnde volgens de naaste observatie sevens 
gaans. De weg beter als gisteren, dogh weinig bewoond land, messt eit 
hoog en laag, het vervolg van het gebergte, tot een uur gaans van Busje: 
maas, daar het land vlakker en wat eguaalder, ook wat beter. beplentef 
bevolkt is. De negorij Pamardeen is passabel en het logement op de pass: 
baan goed, dogh Banjoemaas overtreft het verre, zijnde een groote. vagdiai 
negerij als Crawang, aan of bij de rivier Serajoe, een van de grove 
dezer districten, die ook nog in de Zuijder zee valt. Waren hedesi weder subs 
rivieren gepasseert, dogh minder als gisteren, en onder anderen ook ds 
van Cali Lapie, dewelke de limite tusschen Pamardeen en Banjoemaes wi 
maakt, Dit landschap wert bestiert door Tommongong JUDA Naaams, uien - 
vader, ook hooft van dit district, in de attacque der vesting op Curtsssen, 
a°. 1741, om het leven geraakt is, en werd gereekent op 4000 leniageds 
nen, moetende volgens de verdeling 450 picols ronde en 300 nicole stay 
peper opbrengen. + 
Saturdag, den 28% Meij, des morgens van met den dagh tetmagn 
uuren bezig cer men over de rivier Serajo quamen, die met poston ge 
passcerd moet werden. De distantie van hier tot Passie ig dris wui | 
gaans; langs een goede wegh en door een beter bew district, - ab 


eenige fraaije gezigten. tot aan de rivier Serajoe, zijnde e que . 


‚er 





REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 415 


Woensdag den 1* Junij 1746. Present de Heere Gouverneur- 
Generaal, nevens de Heeren Raden MOSSEL, VAN DEN BOSCH en 


VERYSSEL. 


De landtogt van Soeracarta door de landen van dat district, de Mattarm, 
Baggaleen, Remo, Pamardeen, Banjoemaas, Brebes en een deel van dit 
district, zoo verre dat gisteren te deser plaatze gearriveert waren, en dus 
ook teffens de visitatie der Javaanse comptoiren afgelopen zijnde, zo quamen 
de boven vermelde heeren Raden, op het versoek.van den heere Gouverneur- 
Generaal bij Zijn Edelheid, om met denzelven te delibeereren over de nogh 
resteerende poincten, dewelke ter afdoening over blijven en waaromtrent 
dan goedgevonden en besloten wiert : 

I. Belangende de inlandsche zaken, de Compagnie en den Soesoehoenahg 
thans beijde rakende. 

1. Dat nademaal de balorige uitgewekene prinsen, BOBMINATA, des Soe- 
soehoenangs broeder, onder den titul van Sulthan Panembahan, .om- 
swervende, SINGASARI, al meede ’s Vorsten broeder, die zig Pange- 
rang PASBOJOKO noemt, Maas sAID, die den titul van Pangerang MAN- 
COENAGARA heeft aangenomen; zijnde een jonge zoon van wijlen MAN- 
COENAGARA, ’s Vorsten broeder, Maas sABAR en Maas AMBIO, broeders 
van den laastgemelde, en GOENTOER, zoon van den overleedenen Pange- 
Tang LORRING PASSABE, nogh met goede woorden, nogh met bedreij- 
gingen te persuadeeren zijn geweest om weder tot haar plicht en 
aan het hoff terug te keeren, zo als dat genoegsaam gedurende deze 
togt gebleeken is, maar integendeel een onverzettelijk voornemen 
schijnen te hebben, zig met omzwervingen, stroperijen en allerleij 
rebellige attentaten tegens de regeeringe van .den Soesoehoenang en de 

. Comp"., als independente hoofden, dan hier, dan elders, staande te 
houden, waer van de gevolge niet anders dan ten uiterste ruineus 
voor het land en deszelfs culture kunnen wesen; thans omtrent de- 
zelve noodzakelijk middelen van meerder klem bij de hand moeten ge- 
nomen werden, met dezelve: 

A. Vogelvrij te verklaren, indien niet binnen een: alleruiterste termijn 
van een. maand, aan het hoff, op Samarang, dan wel op Soerabaya, 

27 * 


414 BEIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 


nagt hadde uitgeworpen, en waar van men de stank en stof bijns de ge- 
heele wegh over, tot vermeerdering der onaangenaamheid van de pasngie, 
onderworpen was, zijnde de assche nogh niet geheel en al nedergezakt, maar 
op vele plaatzen nog al meest op ‘'t gebergte hangende , en een deel vaa de | 
nedergevallene door de wind weder opgenomen, waar van wij rijkelijk gir 
comodeert wierden. Naa ses uuren gaans en wat meer van desen wijk 
afgelegt te hebben, of een paar uuren van de rustplaats, gingen eijndeik 
berg af en quamen in een groot bosch, op ‘effen land, vol kiats a = 
dere bomen, daar de wegh redelijk was en hetwelke anderhalf uar gue 
van Carangassan duurt, daar men wat padij of nelijvelden tusschen begin 
vind; doch Carangassan is een vermakelijke negerij., aam de vost wa 4 
gebergte leggende, na gissing in ’t W. N. W. van den brandende bag d 
Goenong Gedee, die wij heden gevolgelijk aan de westkant gepasseut ve 
ren, op eene distantie na gissing van twee mijl, gehorende dese plat 
nogh al onder Brebes. 

Dingsdag, den 31%" Meij, ten half seven opgebroken wan Camngaun, 
quamen ten half elf op Tagal, nadat } uur op Banjarang hadden gerust, @ 
op den wegh de rivier Caligangsa, of de limiet tusschen Brebes en Tugs 
overgevaaren waren. Dese weg is goed, eerst wat bosch, daarns schot 
nelijvelden, en verder na Tagal seer vermakelijk. De distantie is van Cont 
gassan tot Banjarang vijf en van daar na Tagal 13, of in ’t geheel ewe 
kleijne uuren, waar over te paard 24, en van Banjarang tot.Tagal, met 
rijtuigen, cen uur bezig waren, doch hadden het eerste deel veel werk en 
op te komen. Wij vertoefden hier het overige van den dagh, zijnde wi 
gefatigeert van cen marsch van twaalf dagen, waarin ses en tagtig usa 
gaans hadden afgelegt, zijnde heden de dertiende, en dus in al die tj 
maar een rustdagh op Rema of circa half wegen gehouden. 

Woensdag, den 1°" Junij, was men den geheelen dagh bezig met & 
overige poincten omtrent de zaken en het belang der Compagnie op Jen 
te reguleeren, even als, onder den 14% April passato, omtrent den Oost 
hoek, tot Soerabaya was geschied, nader te zien hij de daarvan gehonkmt 
notulen. 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 417. 


vermeenen dezelve genoegzaam te kunnen verstaan, tot drie classen 
gereduceerd werden, twee, drie en vijf dubbelde stuijvers ‚ en voorts 
gesjapt zijnde, vrij wezen, al wierden dezelve tienmaal naderhand 
weder ter bazar gebragt, met interdictie aan den pagter om zig met 
eenige andere lijwaten, die de menschen dragen of bij zich hebben, 
te bemoeijen, dan met die geene die de tolpoort passeeren ; en voor 
zo verre afgevoerd werden kunnen, sonder zodanig tolpoort te pas- 
seeren, dat zij dan aan de laaste of strandpoort ket selfde zullen be- 
talen op een briefje van den pagter voor het uitgaande regt, als 
of hij het ter bazaar gebragt hadden. 

4. Dat eindelijk nogh dient bekent gemaakt te werden, dat de Comp. 
ultimo Julij aanstaande, tot Batavia, ook zal verpachten de plaatsen 
waar de vogelnesjes werden versamelt, voor de tijd van ses jaren , on- 
der dezelfde conditiën omtrent ’t versamelen van dien, als voor desen 
zijn gebruikelijk geweest, item de tabakspagt van de Kadoe, op die 
voet als thans door den Soesoehoenang geschiet, voor ‘drie jaren. 

II. En, voor zoo verre betreft de stranden, thans geheel en al aan de 

Comp*. alleen gehoorende, 

1. Daar van behoorlijke notificatie behoorde te werden gedaan aan de - 
Regenten, hier mondeling en vervolgens schriftelijk bij een biljet, 
doch het laatste niet presseerende, zoodat daar over eerst nader gede- 
libereert werden kan tot Batavia, omdat zulks ook op de verpagting 

der Sabandharijen, onder ultimo Julij aanstaande, kan geschieden. 

2. Dat de Strandregenten ook zullen moeten werden gehouden tot be- 
taling van hetgene zij bevorens aan den Soesoehoenang hebben opge- 
bragt, na proportie der huiijsgezinnen, en dat haar zulks ook sal 
dienen aangekondigt te werden, zo wel als dat zij, ~ 

3. in stede van harij moeloet ten hove, in de maand October jaarlijks, 
met dit jaar te beginnen, tot Batavia sullen moeten komen, in per- 
soon, om: haar onderwerping aan de Comp’. te betoonen, en dan 
teffens de verzoeken die zij hebben, moeten voorstellen. 

4. En eijndelijk dat haare verpligtingen zullen blijven op de.voet als 
van’ oúdts geschikt zijn, alleen met deeze verandering, ‘dat hetgeene 
bevorens voor het- hoff hebben gedaan, of voor den Vorst en. zijne 


416 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GERERAAL, ERZ. 


zig komen te onderwerpen, met interdictie aan groote en kleine, om 
dezelve in het minste of meeste te assisteeren. 


B. Eene premie op ieder hoofd te stellen van vijff hondert Rijxdaalders 


Spaans. 


C. En zo dit voor ultimo Augustus niet genoegsmam werd bevonden, ds 


dan de Samarangse en Cartasoerase dragonders agter deselve te sends, 
om haer op de eene of andere wijze te vatten en aan een katt 
helpen. 

Te meer men, volgens de gedagten der ministers alhier, groots ap 
parentie heeft dezelve op die wijze meester te worden, en er gea 
rust in de bovenlanden zal wesen, voor dat dit quaat, zoo wel thus 
als tot cen exempel voor het vervolg, sal wesen weggenomen, vur 
van dan verstaan is, wat de twec eerste deelen aanbelangt, ten ce 
sten eene opentlijke bekendmakinge te laten uitgaan im de Neds 
duitsche en Javaansche talc. 


. Dat wijders bij de Comp*. thans overgenomen zijnde al de tolpoats 


in de bovenlanden, ten uiterste nodig is, hoe eer hoe liever daar va 
een bekentmaakinge te doen en af te schaften de tollen die thu 
nog alomme geheven werden van ’s lands vrugten en allerley =- 
dere dingen, uit het cene district in het andere gebragt werdende, 
alschoon de nieuwe tollen zoo wel op de lijwaten, die geajapt dime 
te worden, als op hetgeene op en af werd gebragt aan de beneks 
hecken, die alleen zullen overblijven, eerst gevoegelijk ingaan kemea 
als de voorsz. bazaars en tolhekken, naar het nieuwe reglement, ve 
pagt zullen zijn, om dat zulks, aan de eene kant, een groot genoegen 
zal geven aan de bovenlanders, en, ten anderen, ook des te meer van 
nu of aan sal doen aanplanten producten, die men tot nogh tet 
door de menigte der tolhekken, naar de stranden niet heeft kuna 
afbrengen; waaromme dan verstaan is, hiervan almede eene bekent 


makinge als boven te doen formeren. 


3. Dat de eenigste tol die in de bovenlanden zal moeten overblijven, 


die van de lijwaten, inlands geweeft, moet zijn, dewelke, ter bum 
komende om verkogt te werden, zullen moeten betalen eenmaal, nest 
haar differente soorten, dewelke teffens op het advijs der geme dit 





REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 417: 


vermeenen dezelve genoegzaam te kunnen verstaan, tot drie classen 
gereduceerd werden, twee, drie en vijf dubbelde stuijvers , en voorts 
gesjapt zijnde, vrij wezen, al wierden dezelve tienmaal naderhand 
weder ter bazar gebragt, met interdictie aan den pagter om zig met 
eenige andere lijwaten, die de menschen dragen of bij zich hebben, 
te bemoeijen, dan met die geene die de tolpoort passeeren; en voor 
zo verre afgevoerd werden kunnen, sonder zodanig tolpoort te pas- 
seeren, dat zij dan aan de laaste of strandpoort het selfde zullen be- 
talen op een briefje van den pagter voor het nigednde regt, als 
of hij het ter bazaar gebragt hadden. 

4: Dat eindelijk nogh dient bekent gemaakt te werden, dat de Comp. 
ultimo Julij aanstaande, tot Batavia, ook zal verpachten ‘de plaatsen 
waar de vogelnesjes werden versamelt, voor de tijd van ses jaren , on- 
der dezelfde conditiën omtrent ’t versamelen van dien, als voor desen 
zijn gebruikelijk geweest, item de tabakspagt van de Kadoe, op die 
voet als thans door den Soesoehoenang geschiet, voor ‘drie jaren. 

II. En, voor zoo verre betreft de stranden, thans geheel en al aan de 

Comp*. alleen gehoorende, 

1. Daar van behoorlijke notificatie behoorde te werden gedaan aan de - 
Regenten, hier mondeling en vervolgens schriftelijk bij een biljet, 
doch het laatste niet presseerende, zoodat daar over eerst nader gede- 
libereert werden kan tot Batavia, omdat zulks ook op de verpagting 
der Sabandharijen, onder ultimo Julij aanstaande, kan geschieden. 

2. Dat de Strandregenten ook zullen moeten werden gehouden tot be- 
taling van hetgene zij bevorens aan den Soesoehoenang hebben opge- 
bragt, na proportie der huisgezinnen, en dat haar zulks ook sal 
dienen aangekondigt te werden, zo wel als dat zij, “ 

3. in stede van harij moeloet ten hove, in de maand October jaarlijks, 
met dit jaar te beginnen, tot Batavia zullen moeten komen, in per- 
soon, om-haar onderwerping aan de Comp“. te betoonen, en dan 
teffens de verzoeken die zij hebben, moeten voorstellen. 

4. En eijndelijk dat haare verpligtingen zullen blijven op de .voet als 
van oúdts geschikt zijn, alleen met deeze verandering, ‘dat hetgeene 


bevorens -voor het- hoff hebben gedaan, of voor den Vorst en. zijne 


418 


Il. 


REIS VAN DEN GOUVEENEUR-GENBRAAL, ENZ. 


ministers, thans voor de Comp’. en hasre ministers sai moeke ge 

schieden, na hetgeene daaromtrent in ’t vervolg geordomneerd morte 

werden. | 

Wat de negotie aanbelangt, nevens de inkomsten en producten, dt 

a. ten opzigte van het eerste ten uitersten nodig is en ook thans 5% 
diend besorgt-te werden, 


. Een nette tollijet voor de hekken, die aan de stranden werde & 


plaatst, begrijpende den opgaande en afkomende tol, de eerste vaa 
alle goederen die na boven werden gebragt, de laaste alleen van & 
ongesjapte inlandse lijwaten, vogelnesjes, rijst, cadjang, staartpeper 
en ronde peper, cardamon, curcuma en andere aard- of landvreebia, 
die niet aan de Comp*. gelevert moeten werden, ook de oliën in 
soort, en wat men verder nodig oordeelt. 


. Dat, belangende de Borneose vaart, ook in de inlandse talen mot 


werden bekend gemaakt, hetgeene tot Batavia reets gepubliceert is 
omtrent de peper, op Banjermassing enz. 


. Dat ook in het terug keeren van Borneo, eenige mitigatie werkt 


gemaakt omtrent de plaatsen, dezelve extendeerende tot alle reside 
tiën van de Comp*., omdat zulks gemak geeft aan de naviganta, 
omtrent de mousson, en van zoo veel consequentie niet is als in bet 


herwaarts komen. 


. Voorts dat. door ordres alle monopolie geweert en de negotie cen 


vrije loop gelaten, mitagaders door *s Comp*. ministers getragt werk 
dat Samarang en Grissee altoos voorzien zijn van alle hetgeene ma 
gewent is naar de overwal te voeren, om hetzelve, des begeuresie, 
bij de Comp*. te kunnen krijgen, ten prijze als op Batavia werd 
verkogt, met- 10 pCt. augmentatie, om de wille der vaart tussche 
die hoofdplaats en Java. 
b. Voorts, wat de inkomsten van de Comp". aangaat, dewelks thas 
vermeerdert zijn door het gehele genot der Sabandharijen en & 


tollen der op en afgaande goederen buiten de bazaars, volgelnes 
en de tabak uit de Cadoe : 


‚ Dat belangende de voorn. Sabandharijen in consideretie lost, ef 


dezelve niet het best dienden verpagt te werden ultimo Jutij, om i 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 419 


te gaan primo September, ten eijnde de pagters tijds mogen hebben 
van Batavia -daar te komen, het geld te soeken en zig in staat te 
stellen tot het aanvaerden van de pagt; 

of dezelve niet behoorde verpagt te werden met de dessas die 
thans daar bij zijn, en met de voorregten die zij dit jaar daarbij 
genoten hebben, excepto dat geen pagter der Sabandharijen zich zal 
mogen bemoeijen met op en afgaande goederen, passen, of andere 
dingen, die de uitgaande en inkomende regten niet aangaan ; 

of de voorsz. pagters, om de quade betalinge voor te komen, niet 
in vier partijen behoorden te betalen, telkens een termijn vooruit, 
als het eerste voor 't aanvaarden, het tweede met de expiratie van 
de eerste of uiterlijk voor de helfte van de tweede maand, en zoo 
vervolgens, op poene van parate executie, opdat men bij quade be- 
_ taalders ten minsten een half termijn nog te goed hebbe voor de 
schade die, bij wederveijling, doorgaans valt en waar van selden iets 
te pretendeeren is. 

En dewijl de pagters van het geprolongeerde, jongst voorgaande en 
dus nog lopende jaar, nog veel ten agteren zijn, schoon haar reeds 
over een maand en langer is aangekondigt, dat binnen veertien da- 
gen hare agterstallen zouden zuijveren; zoo is verstaan, daar mede 
thans door parate execntie te laten voortgaan, doch voor den aan- 
staande deze distinctie te. maken, dat al wat beoosten Toeban legt, 
op Sourabaya, en al wat bewesten is en Toeban zelfs, op Samarang 
gal moeten betaald werden, tot meerder gemak voor de pagters, de- 
wijl het de Comp* toch om het even is. 

. Omtrent de tolpoorten aan de stranden vervolgens in aanmerking ge- 
nomen zijnde, dat, terwijl men niet regt bepalen kon het getal der 
wegen én paden die na de bovenlanden gaan, en dit ook zo nodig 
miet is, wanneer men deme, buiten dien nodige, ordre steld, dat het 
gene eenmaal aan het eene hek vertolt is, ten tweeden male niet be- 
hoeft te betalen, maar vrij is met het briefje van den. pagter, die 
het vertolt heeft, te vertonen, waar op de andere pagter alleen voor 
het passeeren zijn sjap kan wtellen, sonder iets daar voor. te. genieten ; 
zo is verstaan, dat, nadien er geen disputen zijn over de limiten der 


420 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR~GENERAAL, ENZ. 


districten, de tolpoorten van district tot district verpegt bua 
werden, nadat de tollijsten en conditiën geémaneerd zallen op; ale 
deze restrictie, dat de hekken aan de stranden zullen mogen war 
gesteld, om beter te kunnen weten wat er omgaat, en dat de pez 
zich alleen bemoeijen sal met de op en afgaande goederen, nek 
te doen te hebben met de perzoonen, voor het overige hem de tt 
heid latende om, met voorkennisse en toestemminge der mists. 
op Java een of meer tolpoorten op bijwegen of paden te stella, & 
wijl zijn intrest, zoo wel als dat van de Comp". vereischt, dat bet 
op en afbrengen der goederen gefaciliteerd werde; dogh, om te we 
ten of de pagter ook meer ontfangt, als hem toekomt, dat hij, ne 
vens zijn sjap, ook in ’t Maleijs of Javaans zal moeten stelln, wit 
goed gepasscert en voor hoc veel vertolt is, en, sonder zulk een briefje 
te verleenen, geen tol zal mogen ontvangen. 

c. De producten van het land. Omtrent de rijst, als het voormsamst 
articul van eenige verdere speculatie zijnde, ten opzigte van het past 
der generale insamelingen van dezelve, door en ten bebogre van & 
Comp*., waarbij men berekent, dat het land boven zijne eijge ca 


- sumptie, zoo als men komt te gissen of na overslag en calculatie dr 


zaaijlanden waarschijnlijk te stellen, jaarlijks 18000 coijangs uik 
veren kan, waar van steeds, op de onderhorige plaatsen, te ama 
vijf à ses duizent coijangs voor een misgewas in reserve konden rij. 
en 12000 met een avans van 10 a 124 R. voor de Comp*., en 18} 
Rs. per coijang voor den Regent, de coijang van 8000 B op 28} 
tot 25 Rs. courant gerekent, verkogt konnen worden, gevende an 
de Regenten te samen een voordeel van dertig, waarmede te vreda 
konden zijn, en aan de Comp“. een nieuw inkomen van hondert twit 
tot hondert vijftig duizend Rijxdaalders, de landman dan mog mer 
als thans krijgende, en aan de dienaren van de Comp®. teffens doo 
dit middel een eerlijk bestaan bezorgt werdende; doch dit poimet ook 
bereeds aan de tafel der regeering tot Batavia, tot nader gelegest- 
heijd gereserveert zijnde, zoo is verstaan hetzelve ter finale dispe 
sitie van de regeering over te laten en daarinne dit jaar nog gem 
veranderingen te maken, tot dat de overige zaken eerst regt in sust 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 421 


vijn gebragt, doch ‘niet te min omtrent de thans in gebruik zijnde 
leverantie van rijst aan de Comp*., die voor het lopende jaar al 
vroeg weder beginnen sal, al aanstonds die ordre te stellen, dat de 
betalinge van dezelve, zoo veel mogelijk, zal moeten geschieden direct 
aan de leverantiers of planters, ten bijwezen der hoofden, dewijl er 
groote klagten vernomen werden over de beknibbelingen der landlie- 
den en dat die schadelijk zouden kunnen zijn aan den landbonw, ten 
minste tot zoo verre, dat de planter van het geld dat de Regenten 
van de Comp’. ontfangen , wat ‚meer krijgt als thans, waar van de 
noodsakelijkheid en-nuttigheit bij de consideratién van. °. passato, 
over de insaam van de rijst ten behoeve van de Comp*., genoegzaam 
is eangetoond, ten-eijnde dezelve aan eene kant te soulageeren en aan 

_ de andere: kant ook niet te verwennen,:maar de zaak dragende te 
houden, gelijk ‘hét is, voor als nogh onder de hoofden, sonder dete- 
rioratie van den landbouw, tot dat men nader daarin voorziet; en 
dewijl . omtrent de overige producten, bij de Soesoehoenang aangeno- 
men aan de Gomp*. te leveren, wel nogh niet veel gevordert, dogh 
ook om dat alle nadeeligheeden in dat stuk aan de petulante omswer- 
vingen der uitgewekene prinsen werden toegeschreeven, vooreerst ook 
hier omtrent niet veel te verhelpen is, dan met reeds gedane generale 
en speciale vermaningen aan Europeesche en inlandse ministers, ook 
aan den Soesoehoenang zelf; zo is geoordeelt, dat men het voor als 
nogh daar bij ook moet laten, tot dat die brug tot uitvlugten een- 
maal afgebroken is. 

IV.-De huishouding van de Comp*. op Java reets, zo veel den Oosthoek 
betreft, vastgestelt en bepaalt zijnde, en nogh resteerende het ove- 

‚rige, zo is: 

A. Belangende den godsdienst, nodig geoordeelt des doenelijk twee leer- 
aren op Samarang te houden, om een van beijde Soeracarta, Japara, 
Bembang en Tagal, ook Cheribon te kunnen visiteeren, om de drie 
maanden, -bij beurten. 

B. De politie betreffende , is nodigh geagt op Samarang een koopman 
als fiscaal te leggen, op. de residentie van Joana en Qualla Damak 
een onderkoopman en aan het hof een opperkoopman, als opperhoofd , 


422 


REIS VAN DEN GOUVERNEUBR-GENERAAL, ERE. 


secunde van *t commandement en resident bij den Vorst, met een koop- 


man, zo wel om het werk van negotie, met aparte boeken, ter vermijding 
van de groote confusie, die dus lange in negotie en soldijwerk op Java 
heeft geregeert, als nogh voornamentlijk om een subject, in plaatse van 
den eerstgemelde, aan te houden, als zijnde van bijsondere sangelegex- 
heid voor de Comp; waarom ook verstaan is, in oonsideratie van & 
reets bewesene en nog verder te wagten zijnde goede diensten, te cor- 
senteeren in het verzoek van den majoor HOHENDORP, om in die quali- 
teit daar te leggen en een bequaam subject tot Batavia te soeken tot 
tweede, als op Java, zo veel men kan nagaan, niet te vinden sijnde; 
voorts nog een onderkoopman, als soldijboekhouder, omi de wille va 
het groote guarnisoen, en een onderkoopman als fiscaal, tefiens onder 
hem hebbende een translateur, als zijn geswoore clereg en adjunct, ea 
2 pennisten, gelijk de tweede voor het negotiewerk twee, en de gur- 
nisoen of zoldijboekhouder, een pennist, en dus Soeracarta vijf pe 
nisten zal moeten hebben, buiten een paar aankweekelingen ia de 
taal des lants, en dat met deze veranderingen aan de politijke r- 
geling van Java bij provisie genoeg gedaan en ook niet nodig is, 
dat op Soeracarta een Raad zij, kunnende het voorvallende alia 
op Samarang werden afgedaan, en toerijken als het opperhoofd met 
zijn tweede en den zoldijboekhouder te deliberen heeft over politigu 


inlandse voorvallen en de secretaris zulx aanteekent. 


. Het militair betreffende, 


1. Dat op de voet als in den Oosthoek begonnen is, zullen werden gr 


completeert de vier overige comp™. van het bataillon van dem Laie 
nant-collonel vAN DE POLL tot 150 koppen, primo plan, van ieder. 


. Dat twee daarvan zullen moeten leggen op Samarang en twee op 


Soeracarta. 


. Dat de eerste cen officier met een sergeant en twee corporaak, at 


vens 20 gemeenc militairen moet uitkoeren naar Rembang, een of 
cier, twee sergeants, drie corporaals en dertig gemeenen naar Japa, 
een officier, met zo veel volk als op Rembang, voor Tagal, itm 
voor Joana en Qualla Damak cen zergeant, cen corporaal em agt 
militairen, makende in alles drie officiers, ses zergeanten, negen oF 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ, 423 


poraals en 86 gemeene militairen, of 104 koppen primo plan, en 
het laatste of Soeracarta, de drie forten op Boejolalie, Salatiga en 
Oenarang, ieder met een officier, twee sergeants, twee corporaals en 
vier en twintig gemeene laten bezetten, en, dewijl de geheele guarni- 
soenhouding voor den Soesoehoenang is, die dagelijx een vaandel op 
de wagt hebben wil, dat die wagt ook teffens zal kunnen wesen de 
hoofdwagt, uit een capitain, luitenant en vaandrig bestaande, met 
twee sergeants, zoo veel corporaals en ses en veertig gemeenen, en dat 
de dragonders daar onder een dagh tegens twee van de infanterie 
kunnen hebben, schoon zoo sterk niet, en dat voor den Soesoehoe- 
nang kunnen werden gemaakt twee aparte vaandels, waarmede de 
militie, ’t zij infanterie of dragonders ‚ die de hoofdwagt hebben, 
zullen moeten optrekken. 

4. Dat de dragonders ook moeten werden effen gestald op het volle getal 
bij de opregting van het corps vastgesteld, met een van de wagt- 
meesters, rang hebbende als cornet, een van de corparaels als wagt- 
meester, en een van de gemeene als corporaal, zonder vermeerdering 
van gagie of emolumenten, om in te vallen. 

5. Dat de aflossinge der dragonders tot nader ordre nog kan werden 
uitgesteld, om hetgene noch in til is omtrent de uitgewekene Pan- 
gerangs, doch aanstaande jaar in September voortgang diende te 
nemen. 

6. Dat de staf op Samarang blijvende, de comp*. van den commandant 
om deze reden sal mogen hebben een capitain, luitenant, of luitenants 
emolumenten, dogh de gagie als bij de comp*. gebruikelijk is, omdat 
dezelve, wanneer het om de vier jaren haar beurt is, door een lui- 
tenant niet kan wesen gecommandeert, die als hoofd teffens op Pas- 
sourouang soude leggen, en de commandant van ’t corps ook zelf 
niet derwaards gaan kan met zijne comp*., sonder vele inconveniëntie 
te verweoken omtrent den rang in den Oosthoek, die nu daar na 
geschikt is, dat er voor eerst nogh, gelijk van oudts, een capitein 
zal “ijn, die daar commandeert. 

Wat eijndelijk de dienaren aanbelangt, onder dewelke ter dezer custe 
eenige verplastaing zeer nodig is, ten eijndo aan de gemaakte nieuwe 


424 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 


schikking zoo veel mogelijk te voldoen, zoo is verstaan, in de qus- 
liteijt van opperkoopman en opperhoofd over de Oosthoek naar Sour 
baya te verplaatzen , den eersten Samarangse administrateur DE KLEIN, 
in steede van den koopman KEYSER, die behoudens qualiteijt en ga 
na Batavia zal moeten gaan, om daar employ af te wagten; voort, 
in plaatse van gemelde DE KLERCQ, tot eersten administrateur tel 
ten optreden den onderkoopman en tweeden administrateur van vot- 
BERGEN, en in zijn plaats den onderkoopman en gewesene treins sold 
boekhouder JAN RENNE; voorts na Sourabaya als fiscaal te laten over- 
gaan den presenten Samarangsen fiscaal THEOHEEZREN, item den Sem 
rangsen Secretaris VAN GOENS als resident op Joana te plaatsen, a 
dus te changeren tegens den presenten resident TOUTLEMONDE, die @ 
dien dienst van secretaris, zoo wel als den boekhouder en resident 
van Qualla Damak, BLACQUERNE op zijn dienst werd toegevoegt de qur 
litcijt van onderkoopman, met de gagie, en onderverband daarke 
staande; blijvende dus vacant, om van Batavia te werden verval, 
door dien hier geen verdere subjecten voor handen zijn, de volgends 
functiën, als: Koopman en tweede aan het hoff, fiscaal op Semarang, 
onderkoopman en zoldij boekhouder op Soeracarta, secretaris asn het 
hoff. | 

Laastelijk is verstaan den baas van ’t eijland de Nesse, HENDRIK BAAK 
te ontslaan van de contractatie, die hij ter opbouwing van de scheeps- 
timmerwerff aldaar met het Samarangse ministerium heeft gemaatt, 
onder een billijke restitutie van hetgene hij deugdelijk eal konnen 
aantonen op zijn bestek reets in verschot te wezen, te meer hij alm 
seer te repatrieeren genegen is, als daar ter plaatze te continueerea, 
en hem dus toe te staan, behoudens qualiteit en gagie, na Betara 
te komen, mitsgaders den ontslagen ’t opzigt ten voorm. eijland , onder 
het gezag en de ordres van den Japaras resident, te laten transpor- 
teeren aan den tegenwoordigen baas tot Rembang, CLAAS DAMWTK, 
ten eijnde het aangevangen werk te acheveeren, op den voet als het 
begonnen is, egter met de meeste menagie, omdat men bij Het besig- 


tigen van die opstallen meent geremarqueert te hebben, dat niet allst 
even noodig was wat ’t plan dicteert, en ook, dat onder andere a 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 425 


*t optimmeren noch wel wat besnoeijt en bespaart sal kunnen wer- 
den, zullende de resident VAN DER BRUGGEN alle vlijt ook aan zijne 
zijde moeten aanwenden, om met gem. nieuwen baas, van Rembang 
na Japara, te laten overgaan zoo veel timmerlieden als men krijgen 
kan, te meer de omslagh daar in ’t vervolg veel vermindert en dus 
ook de werff, wel door den timmerman, thans daar aan de hand, 
waargenomen sal kunnen werden. 

Van alle welke bovenstaande poincten in de voorsz. besogne beslo- 
ten en vastgesteld, tot slot van saken noch verstaan is, den secretaris 
JONGSMA te laten houden deze notulen bij forme van aanteekeninge , 
(onderstond) Tagal den 1° Junij 1746; (was geteekend) N. JONGSMA, 
Secretaris. 


Dit was te meer nodig, omdat hieruit moesten volgen verscheijde notifi- 
catién tot narigt van de gemeente, waarvan de eerste al aanstonds geéxpc- 
dieert wierd, rakende de uitgewekene prinsen van des Soesoehoenangs huis, 


en aldus luijdende : 


Van wegens de Comp*. en den Soesoehoenang wert bij dezen bekent 
gemaakt, dat aan de omswervende Pangerangs en Radeens BOEMI 
NATA, SINGASARIE, Maas sAID, Maas SABAR, Maas AMBIA en GOEN- 
TOER, nogmaals een maand, of tot ult®. Junij, tijd gegeven is, om zig 
aan den Soesoehoenang en de Comp*., ’t zij tot Soeracarta adiningrat, 
of tot Samarang te submitteeren. Bij foute van dien werden deze 
rebellige personen, bij dezen uit ordre van de Comp*. en den Soesoe- 
hoenang, verklaart te wezen vervallen van haare geboorte en waardig- 
heijt, mitgaders als het wild gedierte des velds, of de vogels des he- 
mels, voor een ieder vatbaar gestelt, om vrij en zonder eenige 
schroom te werden gedoodt door een ieder, ’t zij Europees of Javaan, 
groot of kleijn, en op alle plaatze daar dezelve gevonden werden, met 
belofte van 500 Rd*. Spaans voor een ieder van dezelve, die dood 
of levendig in ’sComp*. of Soesoehopnangs handen zal werden gebragt, 
en met uitdrukkelijk verbod aan alle Javaanse Regenten en hare on- 
derhorigen, om de voorsz. ses verbannelingen, ’t zij met spijs of drank, 


426 REIS VAN DEN GOUVERNEUB-GENERAAL, ERE. 


dan wel met iets anders, te assisteeren, maar in tegendeel, daar uj ge- 
vonden werden dood te slaan of te vatten, hetwelke ook zullen keb- 
ben te doen alle volkeren op Java, zelfs de geene die thans bij kar 
zijn, op verbeurte van lijf en leven. (onderstond) gegeven tot Tal 
den 1*** Junij 1746. (lager) Ter ordonnantie van den heer Goes | 
neur-Generaal, (was geteekend) N. JONGsMA, (ter zijde stomd) ’s Cony. 
zegul in rood lak. 


Voorts ook eene andere, omtrent de aanstaande verpagting der vogeluest- 
hollen en klippen, waar mede haast moest werden gemaakt, omdat de 
pagt bij de bovenstaande notulen best geoordeelt zijnde voor ses jaren, al 
van wat importantie staat te vallen en misschien veele lief hebbers ml via 
den, gelijk ook de tabakspagt van de Kadoe, dewelke voor drie jaa 
staat opgeveijlt te werden, luijdende de biljetten van deselve aldas: 


Nademaal de Comp*. van meening is op aanstaande 81% Jel 
tot Batavia, publicq te verpagten aan de hoogstmijnende, alle & | 
“_vogelnest plaatsen, ’t zij klippen, of holen, aan de zee, of landwast 
in, zoo veel op Java, of van beoosten de rivier Loasarie tot san Be 
lemboangang, tot aan de noord- of zuijdzijde in de landen van & 
Comp*., aan de noorder stranden, in de bovenlanden en aan de a 
derstranden te vinden zijn, onder bijvoeging -van zoodanige dees 
of dorpjes, als daartoe gehooren, om op deselve wijze te werden rr 
samelt, als bevorens door des Soesoehoenangs pagter is- geschiet a 
ten meesten voordeele van de Comp*. en den pester " Seechioden ha, 
onder deeze conditién : 

1. Dat de voorsz. pagt zal duren een tijd van ses jaren , ingaande prim 
September 1746 en eiijndigendo met Augustus A°. 1763. 

2. Dat voor de expiratie van het laaste jaar de pagter gehouden sal zjn 
aan gecomm. van de Comp*. te toonen, dat de voors. vogeines- 
plaatzen niet gedeterioreert, maar nog goed en onuitgeput, js » 
veel mogelijk, verbeterd zijn. 

3. Dat de pagter niet zal misbruiken de autboriteijt van de Comp’. d 
zijn gezach, met nieuwigheden in te voeren of de gemeente die at 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 427 


hem niets te doem heeft, eenige overlast aan te doen, op poene van 
500 Rd“. boete en arbitrale correctie, wanneer zulks bevonden wert, 
de eerst gemelde half voor den armen.en-de kerk op Samarang en 
de wederhelft pro fisco. 
. Dat de pagter voor het aanvaarden van de pagt, die voor de maand en 
voor Spaans Realen staat te werden afgeslagen, tot Samarang sal moe- 
ten betalen ses maanden vooruit, en voor dat. de derde maand van 
zijn pagt verlopen is de overige ses maanden, mitsgaders met of 
voor de expiratie van de sesde maand, 't derde termijn van ses 
maanden, en van die tijd af, voor.de uitgang van de derde maand, 
altoos drie maanden, op poene van parate executie, verval van de 
papt, verbeurte van het te veel betaalde en restitutie van de schade 
die de Comp’. leijden mogte bij de weder opveijlinge van de past, 
aan zijn persoon en goederen te verhalen. 
. Dat ook de pagter gehouden zal zijn, alle de vogelnesten, die hij 
insamelt, naar de noorderstranden af te brengen, en geene van de- 
zelve te water, langs de zuijder stranden, *t zij na Balemboangang 
of elders, zal mogen vervoeren, op poene van daar over aan den lijffe 
te worden gestraft, ook „met confiscatie van goederen en andere cor- 
rectie, ten arbiter van den regter.- 
. Dat nagtans ook onder deese pagt gehooren Noessa.Baron en alle 
andere eijlanden aan den zuijdkant van Java leggende, en de pagter 
de vrijheijd hebben zal daar almede vogelnesten te versamelen, zoo 
veel hij kan, mits dezelve, even als de andere, naar de noarderstran- 
den afbrengende. 
. Dat laastelijk de pagter ook gehouden aal zijn, jaarlijks eenmaal, vijff 
picols vogelnesten aan den commandant, of het opperhoofd op Soeracarta 
adiningrat te leveren, ten dienste van den Soesoehoenang en zijn hoff. 

Zoo werden alle die genegen zijn de insamelinge van vogelnesten 
op Java te pagten, daarvan geadverteerd, ten eijnde een ieder zig in 
tijds tot Batavia late vinden, borge stellende, als na gewoonte, wan- 
neer hij komt te mijnen. | 

En werd bij deze aan ieder, wie het ook zij, wel expresselijk en 
‚ten scherpsten verboden, eenige vogelnesjes uit de voorsz. holen, 


| 


a 


val 


df 
Lj ‚ 
dt 
1 | ' 
: 
| 

1 


~ 
— 
- 
—_ 


LA 


\ 


— =e 


4 eo 


a 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 429 


met het uiteyjnde van de eerste drie maanden, wederom ses maanden, 
en vervolgens alle drie maanden eens een termijn van drie maanden , 
‚opdat hij in de eerste drie maanden van het laaste jaar zijn laaste 
jtermijn kome te voldoen, en de Comp*. niet minder dan negen maan- 

‘den steeds te voren zij. | 
k, Dat laastelijk de pagter gehouden zal zijn, jaarlijks aan den geenen dic 
:-"g Comp’. weegen bij het hoff van den Soesoehoenang resideert, of den 
commandant op Soeracarta, te leveren 12 picols tabak, ten dienste van 

> het hoff. 

Zo wert een ider, die lust heeft en genegen is voors. Kadoese tabaks 
‘pagt, met alles dat daar bij gehoort, van de Comp*. te mijnen, hiervan 
kennisse gegeven , ten eijnde zig ten voorz. dage tot Batavia te laten vin- 
‘den, en te doen zijn profijt. (onderstond) Tagal den eersten Junij 1746. 
(lager) ter ordonnantie van den heere Gouverneur-Generaal (was ge- 
teekend) N. JONGSMA , Secretaris. (ter zijde) ’s Comp’. zegul in roode lak. 


Vaarbij nog quam, dat van de afschaffing der tolhekken en ’t alleen 
blijven van den impost op ’t inlands geweef, de gemeente al mede tij- 
gewaarschouwt moest werden, op hope dat zulks bekend geworden 
le, nogh veele animeeren sonde, om zelfs al aanstonds aan het beter 
buwen harer landen te gaan, wetende watter voortaan te betalen is bij 
afbreng naar de stranden, dat tot hiertoe voor haar impracticabel is ge- 
st, blijkens het voorwaarts genoteerde op Wolvolo, onder den 23% der 
seerde maand, zo dat ook hiervan een billet wierd geformeert, dat tot 
mercie van zaken al mede werd geinsereert, luijdende als volgt: 


Van wegens de Comp®. en den Soesoehoenang wert bij dezen alle 
bovenlandsche mantries en andere inwoonders bekend gemaakt, dat 
nademaal de Comp*. van den Soesoehoenang heeft overgenomen alle 
de tolpoorten, hekken of bazaars, die eertijds door Zijn Hoogheijd 
verpagt wierden, en aan ieder van dewelke men gewend was tol 
te nemen van alles, wat daar door passeerden, al met eenen goed- 

„gevonden is, de voorz. tolpoorten, die tot groote beswaarnis der 
inwoonders strekken, geheel en al in te trekken, en den voorz. tol 
28 


430 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GEKERAAL, EME. 


geheel en al af to schaffen, soo dat eon ieder, :vaxt:an ef ass, va 
het eene land na het andere zal‘ moogen 'te keop buengen,.alle & 
vruchten en producten van zijn land on wat hij. verder verkoopn 
wil, sonder daarvoor op de eeme ats of.op de. ancien: iets te be 
talen, aan wie het ook zij; en wert bij desen wel expresssigk = 
de Regenten der districten en « amentijk aan. haar onduwbeig 
mantries en de pagters die er tot hiertoe zijn geweest „ vanwegen & 
Comp“. en den Soesoehoenang verbooden, iets het alieaminsh w 
imand na de publicatie en affectie deser te nemen, onder de zun 
van tol- of bazaarsgeld, of onder wat titul of voorgeven het met 
zijn, op poene van uit hare diensten verstoten em, tum oxanmpel ua 
een ieder, daar over gecorrigeert te werden; weshalven alls. volkse 
van de bovenlanden bij desen daarvan werden goweesschesst, im 
eijnde een ider zig bevlijtige om zo veel prodactem op zijn lend om 
te kweeken, als hetzelve opbrengen kan, ’t zij rijst, endjeng „ boum, 
capas, cardemon, cubebe, tabak, peper en wat verder aan de Comp’. 
gelevert, of aan de stranden verkogt werden kan, mademsden cen 
ieder zulks voortaan, al was het ook van de suijt zee, wij a Wer 
naar de noorder stranden sal mogen afbrengen, sonder iets meet dear 
voor te betalen, dan ean de strandtol, namelijk, van allee, wat hij & 
gantang gemeeten kan werden, een duit de gantang, of hij de cogang, 
een Spaans reaal de coijang, en van de overige artieuben van de hee 
dert vijff, waar van de pagter van voors. strand. tolnekdkem: telkes 
een briefje met zijn sjap geven sal, ten blijke wan: de gasket 
zoort die vertolt is en hoe veel hij daarvan gematenuheefs;; onal 
deeze tol maar eens betaalt werden aan de tol, die men het cab 
passeert, on daarns ml het goed, st vertoning van dat: bufefje, wij 
wezen, al wilde men het afgebragte goed weder us bomai: voeren, @ 
vervolgens als eenig afgebragt goed verkegt. werd, sal maan guhondm 
wesen het tolbriefje over te geven aan ’s Comp’: sesidiguiam, of om 
die daar niet zijn, aan de strandregenten dex phates, die, gehoudn 
zal wezen, hetzelve dadelijk te zenden aan 's. Comey. zeskdent van dt 
district, zallende in de bovenlandan voortaan g mdm tel ge 
ven worden, dan eenelijk vaa de inlandse. | Mea Jews zalk 





REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 431 


werden gemaakt, en dewelke ter bazaar gebragt werdende, of daar 
passerende, sonder nog vertold te zijn, na proportie, na haare zoort 
zuilen betalen, vijff, drie of twee dubbelde stuijvers, eens zonder 
meer, waar voor door de pagter, op de hoek, of waar het minste schade 
doet, het sjap van de Comp*. gegeven werden aal, zullende zodanige 
gesjapte kleeden daarna vrij wezen, al wilden zij tien andere bazaars 
passeeren, of dezelve daar te markt brengen, en sal van voorz. tol 
op het inlandse geweef een aparte ordonnantie werden gemaakt voor 
den pagter, die op alle bazaars sal werden aangeplakt, om voor een 
ieder te lesen te sijn, ten eijnde geen pachter nogte bediende van den 
pagter of van de Regenten zig verstoute, onder voorwendsel van het 
sjappen der kleederen, inlands geweeft, iets ter werelt van landvruch- 
ten of andere dingen te nemen, alzo, buiten de voorz. kleederen, 
alles in de bovenlanden vrij en liber sal mogen gebragt werden, van 
. de eene plaats na de andere, en verkogt na welgevallen, sonder iets 
te betalen. (onderstond) Tagal den eersten Junij 1746. (lager) ter or- 
donnantie van den heere Gouverneur-Generaal (was geteekend) N. 
JONGSMA , Secretaris. (ter zijde stond) 's Comp*. zegul in roode lack. 


‚ De strandregenten, aan dewelke men in conformité met de hovenstaande 
besluiten het nodige nogh bekend te maken en te recommandeeren hadde, vol- 
gens de gewoonte wederom zeer traag aankomende en bij verre na nogh niet 
compleet hier zijnde, om zulks effect te doen sorteeren, mitsgaders de tijd zoo 
sterk inschietende, dat men niet langer konde vertoeven, om over Cheribon 
en de landweg na Batavia terug te keeren, zoo wierd hier ordre gelaten, dat 
dezelve ons na Cheribon volgen moesten, en vervolgens het nodige belast 
tot voorzetting van onze landtogt, gaande de groffe hagagie te water met 
de barcq de Jonge Princesse, nevens de Vliegende Vis, de Peperthuijn ex 
Zeerover, die van Samarang al over eenige dagen hier gearriveert waren, 
en met denzelven de eerwaarde sTROHE, dewelke de funetien van zijnen 
dienst hier reets voor onze komete verrigt hebbende, dezen morgen vooruit 
ging na Cheribon, om ook aldaar de Heijlige Sacramenten te kunnen be- 
dienen. | | Oe 

Donderdag, den 2° Junij, met zons opgang vertrokken van Tagal. Ont- 

28 * 


432 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, EQ. 


beten op Brebes, drie wuren gaans van daar en na ‚cen derde vas 
de wech na Lossari. In het Tagalse district : nà wel heboent 
en den inwoonder nog bezig met nelijvelden ‘aan te leggen, dat volgens hei 
zeggen van den Resident paankror, hier wit voortquam, omdst ma & 
bebouwers van een. nieuw stuk toestond, dat zij vrij souden wezen ne 
het eerste jaar van de pakalantang of opbreng aan de regenten, en dena 
ook maintineerde door ordres, en die hoofden zoo veel pretexten hebben, « 
den landman, onder de neam van geschenken, zijne landvruchten af te ke 
velen, dat er voor haar zelfs niet veel overblijft, hetwelke noodmbig 
eenige ordres vereijscht in ’t vervolg, nu de stranden onder de Cony. 
staan. Maar in het Brebese district was het in verre na 20 wel miet g+ 
steld met den landbouw, hetwelke de Resident aan de inhaligheid van lb 
deen Aijoe, de moeder, en de luijheid ger voogden van Redeem mszati, 
of den jongen Regent, attribueerde en waar over men destive, op Beds 
komende, reprocheerde. Een uur verders als Brebes, komt men door de pt 
gorij Lawodjaja, daar zig veel slegt volk ophout, aan het seestraad, a kay 
dezelve loopt de wegh. vrij sandig en swaar om te passeeren, tet om de 
rivier Carakakan, zijnde nogh een kleijn uurtje van Luossaris, daer voer 
twee uuren aanquam, hebbende dus gereden ses uuren, em deer cals 
eenige op galop, zo det deze wegh wel magh gerekend warden ssp nega 
goede uuren gaans. 

Vrijdag, den 8*= Juny, voor den dag vertrokken van Loassrie. Kwann 
na anderhalf uur stappens, of klene twee uuren gaans, op Gabang, doer ut 
vertoefden; nogh anderhalf uur gaans verder, op Jatipoera, werwearts & 
Cheribonse prinsen, die ons gisteren , nevens den Resident van nam moer, 
op Lossarie hadden verwelkomt, zig vooruit begeeven hadden, en vende 
aldaar de rijtuijgen, waarmede de overige twee groote unren gaans. fot af 
de fortresse quamen af te leggen, en aldaar circa half tien ‘arriveenden, # 
dat de wech van Lossarie naar Cheribon op 15 uur geans komt. Be 
zichtigden tegen den avond de thuijn van den Resident, en het zoogr 
naamde Heijlige Graf, 't welk egter geslooten was, so men voorguf, am 
dat men onze intentic niet geweeten hadde om derwaarte te gaan, -deeh, 
zoo men vernam, ’t zij uit superstitie of omdat zij die inte mist gee 
ontdekt zien, zijnde, de uiterlijke aanschouw na, eon 8 rastere ola. 





Paal 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 433 


van de overige Javaansche Mahometaanse graven, die men op den berg 
Girie, op Sumanap en elders op deze reijze hadde gezien, met een weijnig 
veranderinge naar de smaak van deze landaard, dewelke zeer helt naar het 
oude Gottische, gelijk de Javaanse architecture, in de ordonnantie en struc- 
ture, veel helt naar de Chineese, hetwelk hier particulier het geval is met 
het water- en grotwerk en de Europeesche tichelsteentjes, of estrikken, 
ook porceleijne stucken ‚ tot beelden van zulke en andere gebakkene aard 
incluis. | | | 
Saturdag, den 4° Junij, bezigtigden de woning van Sulthans sEPPO en 


CHERIBON, digt aan den anderen, mitsgaders Sulthan anum, wat verder, 


doch alle drie op de passebaan uitkomende, dewelke bezienswaardig waren. 


De princen vervolgens ter maaltijd in ’t fort komende, zoo nam men van 


_ haar over de Sabandharije, voor de 1800 Rd*., die de Chinees daar voor 


thans geeft; met weinig moeite verkreeg men dit, om dus ‘alle de Saband- 


 harijen langs de stranden onder ultimo Julij, te kunnen verpagten, en het 


is nogtans apparent, dat de Comp*. daarop almede noch wel een paar duij- 
sent Rd“. profiteeren sal en misschien nog al meer. Ook hadde men gis- 
teren een briefje laten afgaan aan de Hooge Regeering tot Batavia, alleen 


tot notificatie van ons arrivement alhier dienende, nader in ’t brievenboek 


. te zien. 


~ 


Sondag, den 5™ Junij. In den vroegen morgenstond ging men de buiten- 
plaats van Sulthan CHERIBON bezien, die fraaij is van grot en waterwerken, 
hebbende op wel circa vijfftien voeten boven het benedenland een groot stuk 
water uit het gebergte afkomende, dat aan verscheijde oorden opgestopt 
zijnde, in uitgebroken land bestaande, een aangenaam gezigt geeft van 
eijlanden in een tank of vijver, als in een binnenmeer, leggende, en teffens 
fourneerd een menigte van waterwallen en fontijntjes, die men zelfs in 
Europa soude seggen dat fraaij waeren, en gemenagieert zijnde, nogh vrij 
fraaijer hadden kunnen wezen. 

Van daar terug gekeert zijnde, woonde men de godsdienst bij, die door 
Ds. srRoHE wierdt verrigt, met een welgepaste leerrede uit Ps. 65: vs. 5, 
op de bedieninge der Heijlige Sacramenten, dewelke ook hier vervolgens 
quam te geschieden. Even voor de. middagh quamen de strandregenten bin- 
nen, aan dewelke de nodige bekendmakingen omtrent haren nieuwen Sou- 


434 REIS VAN DEN GOUVERREUB-GENERAAL, BME. 


verain en teffens ook de daartoe gehourende recommendatize, tot cee be 
tere behandelinge van het volk, meerder boscwging, vent de lamdbeus, 
opbreng van de gewone schatting, jaarlijkse opkomste naar Batevis en ti 
eene spoedige en compleete voldoening der reijs leverantie van dit jar, B 
met. de agterstal der twee vorige, wierd gedsan, hetwelke zij ssunens, 
schijnende wel te vreden te zijn over alle deze schikkingen, om hadden w 
hare zijde niets te verzoeken, als de Pacesdongunger em die van Tagal, & 
zij mogten volstaan met de diensten van dat comptoir, sonder gemeodmalt 
te zijn ook die van het hoofdoomptoir te moeten doen, waarop men be 
loofde ordre te zullen stellen, oo als dio wah Qualla Demak vergt, dd 
zijne buuren, die van Grobogan, Pattij, Coedoes, euz., dewelke sig slat 
eenige jaren dat werk ontrokken hadden, hem weder, gelijk van euls, in bt 
afbrengen der houtwerken voor de Comp”, de behuïpaame hand geegin 
bieden, dat haar voorgehonden en door die regenten mict gecenteniioat 
maar aangenomen, en met de billijkheid. overeenkomstig zijnde in diate 
gen ook geordonneert wierd. 

Daarna ontbood men den capitain der Chinsesen ......, ham Ome 
gende, dat, dewijl"de Comp*. voortaan deze gelijk alle amdere Suhendharijs 
langs de custe publicq verpagten zonde, hij in tijds zijne rekening mout 
verevenen met de prinsen, en verdagt zijn om deselve met primo Septanker 
aanstaande in te raijmen ean dengenen, die dezelve mijnen sal onder u 
timo Julij eansteande, doch dat hij hoofd over de Chimerne natie seb 
blijven, en voor dit jaar nogh, of van p™. September 1748 tet alie 
Augustus 1747, behouden de tolbanen voor eene somma van SO mes 
Spaans ter maand, of 240 Spaanse realen in het jaar, als een douceur Wj 
zijne voorz. functie, terwijl het hoofdgeld apart sonde verpegt wenden, hand 
hij verklaarde geen hoofdgeld van zijns landgenooten te nemen , an det aulz ia 
geen gebruik geweest was, waarvan men egter de reden miet kam penale 
ren, zoo min als hij in staat was die te geven, dam "¢ voors. gebruik st 
leen, dat egter niet voldoenent is, overmits Cheribon in desen gean puk 
rentie vinden kan, aa op Jave allomme als een gemeenlands middel gnintsed> 
oeert is, dat publiek verpagt werden zal, dewijl de C!*----- an alle vreemd 
nation ven ouds, ten dezen ejjlande, several onder t' deuslep hes, 
namentlijk de Cemp*., gehoort hebben, en dus op fijns oval die 
























REIS VAN DEN GOUVEBNEUR-GENERAAL, ENZ. 435 


nen behandelt te werdem omtrent de schattingen en perzooneele lasten die 
zij opbrengen moeten. 

Men hadde hem ook niet kunnen accordeeren zijn verzoek, om, bij zijn 
ambt als capitain, te mogen behouden ’t slaan van dode pitjes, dewijl men, 
na overweging van *t merkelijk meerder voordeel, dat men zig beloven kan 
uit *t verpagten van deze munterij op Samarang, Sourabaija en Cheribon, 
am promiscue op alle plaatsen langs geheel Java gangbaar te zijn, met de let- 
ters, die rondom de opening in de midden moeten staan, ter betekening van 
de naam der plaatse daar gemaakt zijn, met het merk van de Comp*., in 
tegenstelling van de eijgen munterij der pitjes tot Batavia, ‘die van thim en 
lood, en nog te goed gemaakt zijnde, om in de wandelinge te dienen, 
door baatsugtige menschen werden nagemaakt, hetwelke bij de verpagting 
van dit privilegie zoo ligt niet gebeuren kan sonder ontdekt te werden, 
dewijl het nu de Comp*. en den pagter raakt; doch dat deze pagt al mede 
geschiede voor ses jaren, schijnt wel het best te wezen, en meriteert ne- 
dere bedenking. , 

Daarna werden de Javaansche etrandregenten geadmitteert, ook de com- 
mandeurs STERRENBERG en HOHENDORFF, om dezen avond terug te keeren, na 
dat de serstgem. *s Comp*, wegen beschonken waren eu men op het ver- 
soek van den ouden valetudinairen regent RACSA NAGARA, zijn gwon...... 
die reete eenige tijdt herwaarte den vader geholpen hadde, en van goede 
apparentie scheen te wezen, hadde gesubstitneert in ’t mede regentschap van 
Tagal, waarvan hem beloofd wierd, de noodige acte te zullen volgen van 
Batavia. | 

Voorts, tegens den avond, bij ’t afscheijt der Preangerregenten , eene behoor- 
lijke recommandatie, zoo aan haar, als aan de indigo makers gedaan zijnde 
nopens de leverantie van dezelve en het catoene garen aan de Comp*., daar 
niemand iets tegen hadde, als dat die van Sucapoera zeer klaagde over de 
verarminge van zijn land door het altijd gedurige gebrek ean reijst, waarop 
men den landbouw aanprees en eene billijke reflexie den Resident recom- 
mandeert te nemen, mitegaders de gezamentlijke prinsen, Sulthan szrror , 
Sulthan CHERIBON, Sulthan ANUM en Pargerang Maas CHERIBON, zoon van 
den overledenen Panembahan, ook binnengkomen zijnde, om ons te valedi- 
cecren, dewelke men almeede ieder een geschenk ter hand stelde, zoo waren 


436 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 


hier mede alle zaken, rakende de visite van Java, tot op Cheribon afgeloopes. 
en dus maakte men alles gereet om ten spoedigsten weder na Batavia te- 
rug te keeren, waar men heden, bij een missive van den Commandeur 
cquipagiemecster VERLENG, tot veel leetwezen berigt kreeg, dat ’t schip Hd 
wegen, rects van de reede vertrokken na Bengalen, met ses ton silver a 
nogh een halve ton aan goederen, door een onweder in den brand geraak 
was, even buiten de schepen, daar ten anker was gekomen, en vervolgs 
na dat vele uuren gebrand hadde, gesprongen; welke sensible slag ons zis 
weinig affligeerde, schoon hetzelve van Gods hand toegekomen zijnde, ot 
in dier voegen’ moet werden opgenomen, Hem biddende, dat Hij Betara, 
de Maatschappije en alle die daar toe gehooren, genadig zij en den welver- 
dienden toorn afwende. 

Maandag den 6% Junij. Met den dach vertrokken met rijtuijgen na Is 
darmaijoe. De wech was redelijk goed, hadden twee relais, en quamen tea 
half twaalf daar, zijnde 11 uuren gaans langs de weg. Het veel land dat 
onder Sulthan ANUM gehoort, is woest en onbebouwt. De Chineese, ssby 
Indarmaijoe wonende, zijn wel bezigh, daar wat te verbeeteren, maar dat 
kan niet veel beschieten op zoo een grooten pleck, en hoewel de Re 
sident betuijgde, dat hij van gedagten was, een gedeelte daarvan met 
moerbesiestekken te beplanten, zoo blijft er egter veel over, dat uitgege 
ven werden kan ter bebouwinge, hadde men maar subjecten daartoe aan 
de hand. 

Op Indarmaijo bleef men maar eeten en den Sabandhaar in selver vor 
gen de huur opgezegt zijnde, om die plaats almede te verpagten met alk 
andere, zoo als men ook naderhand deed op Tjasscm en Pamanoekan, gt 
hoorende onder Batavias ressort, zoo vertrokken ten vier uuren naar Car 
dangauer, zijnde ses uuren gaans, als van Indarmaijoe na de rivier Tjman, 
de limiet tusschen de twee landschappen, vier kleijne en van daer tot Can- 
dangauer twee groote uuren gaants, zijnde de rivier Loesarang de grootste 
helft van de eerste distantie. 

Dingsdag, den 7°" Junij met sons opgang, van Candangauer, alwaar mea 
den resident VAN DER HOOP demitteerde en ten tien uren ruijm op Pame 
noekan, daar onze rustplaats was. De distantie is seven uuren gaants, 


waar van vier tot aan de rivier Sewoe, daar het Cheribons district, met de 


REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENZ. 431. 


limieten van Candangauer, een eijnde neemt, en het Pamanoe kanse de oûster + 
limiet van het Bataviase maakt. De wech loopt tot aan Sewoe langs het 
strand, sandig en onvermakelijk, omdat alles onbewoont is, en dus ook 
ongemakkelijk op het: heete van den dach; maar van Sewoe buijgt dezelve 
wat om de zuijd, en loopt wat meer in ’t land, egter ook daar een ons 
bewoont district, daar niets als wildernisse te zien is. Niettemin remar- 
querde men dat dit kreupel en ander bosch, dat deze landen als in eigeh- 
dom schijnt te hebben, de Comp*. wel te nutte zoude komen, zoo. men 
wat kleender machines van vlottén konde practieseeren als degeene die te- 
genwoordig op Indarmaijoe in gebruik zijn om daarin, zoo wel op Pama- 
noekan als Tjassem, het hout te laten stapelen , dat men hier langs strand 
* maar voor het kappen heeft, hetwelke misschien door den tijd van. dub- 
belde nuttigheid zoude zijn; en daarom recommandeerde men de hoofden 
der voorz. districten, daartoe noch dit jaar het hout te laten kappen, haat 
belovende de voorz. machines van Batavia te senden, en haar teffens aan- 
seggende, dat ook aan de monden der voorz. rivieren door de Comp“. 
zullen werden gelegt Sabandhaars of ontfangers van de inkomende en uit, 
gaande regten, leggende deze onze rustplaats, zoo men ons versekerde, 
noch een uur gaans van de rivier, dewijl men hier aan een hoek is in de 
kaart ook met die naam bekent. Dewijl de volgende march van hier na 
Delmabang wat verre was, als zijnde negen uuren gaans, en zeer geappre- 
hendeert wierd, zoo vertrok ’snagts ten elf uuren van hier onze grootste 
troep en wij volgden een half uur later te paard, quamen omtrent twee 
uuren op Tjassem, ten vier uuren aan en over het spruijtje Tjilmaijoe, 
daar Tjassem cijndigt en ’t Cravangse begint, en ten seven uuren, nadat 
hier wat ontbeten hadden, aan de rustplaats op Delmabang, zijnde een 
gehugt dat niet verre ligt van het spruijtje Tjepraga, aan welkers oost- 
kant, tot Tjilmaijoe toe, de wildbaan is daar voorleden jaar gejaagt hadden, 
en dwars door dewelke thans de wech west zuijdwestwaards opgemaakt 
was, dewelke men passabel vond, excepto in de oostelijkste: helfte van de 
wildbane, daar men een half uur toebiegt over 6 à 700 roeden aan sas- 
sakken, die op het platte land gelegt waren, apparent omdat deze groote 
vlakte, waar van misschien noch wel iets beter als een wiltbane te maken 
was, geen behoorlijke afwatering heeft om het regen en opperwater quijt te 


438 REIS VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL, ENE. 


werden, dat veelligt wel te remedieeren zoude zijn, was het land nit mo 
ontbloot van volk, als wij ook hier ondervonden, hebbende door deze dre 
distantiën en van nabij drie uuren gaants ieder, buiten de voorgem. tre 
negorijen aan de rivier Tjassem en de spruijt Tjilemaijoe, geen huis d 
mensch gevonden, maar een enkele wildernisse. 

Woensdag, den 8*ten Jurij, ten seven uuren op Delmabeng gearrweet, 
zijnde een kleijn geltugt, dat circa een uur gaane verder van Crawang lat 
als het gehugt aan het spruijtje Zaldimara, daar anno passsto, heen en we 
der gaande, het middagmaal gehouden hadden. Bloven hier desen dg 
uitrusten, omdat onze bagagie tot de middag, en dus twaalf uuren, wet 
hadde eer dezelve alle compleet in het campement was. 

Donderdag, den 9% Junij, ten drie uren van Delmsbang opgebrockm 
zijnde, passeerden het groote en verdrietigste bosch van bamboesen en ge 
boomte, dat tot op een half uur na aan Babakan loopt, daar eok cent 
ten half seven arriveerden, kunnende dus dese distantie gerekent werden 
tot Crawangs hoofdnegorij op vijff, en tot de vesting Tanjong Poes tot 
op ses uuren gaans, daar wij naar een weinig vertoevens bij den Depattij 
ten half negen arriveerden en de van Batavia ontbodene rijtuijgen pes gear 
riveert vonden, omdat de ingelanden, op dezen weg leggende , desipient ge 
noeg geweest waren om dezelve, onaangezien de daartoe gestelde ordres, ziet 
behoorlijk op te maken, tot zo verre, dat men genoodzaakt wierd een ex- 
presse naar Bacassie af te zenden en ook van hier nog volk derwaards & 
detacheeren, om het noch manquerende daar aan te maken, tot een bik 
dat er met dat volk, sonder ernstige middelen, geene ordre te houden is 
Ook wierd een briefje aan de Hooge regeering van Indiën afgesonden tst 
notificatie onzer aannadcring. 

Des avonds depecheerde men een expresse over Cheribon en Taga) nar 
Samarang, met een briefje aan het ministerium, dienende ter verselling vaa 
cen uittreksel der ordres gedurende deze visite gesteld, met last om de- 
zelve stiptelijk na te komen en uit te voeren, tot dat daar omtrent andes 
soude gedisponeert werden, welk geschrift, om dat *t buiten eenige parte 
culiere reflexiën en gevorderde consideratiën niets anders behelst dan het 
geene hier en daar sparsim bij dit dachregister reeds bekend staadt, al- 
hier niet geïnsereert, maar onder de bijlagen gevoegt werd , terwijl daar a