Google
This is a digital copy of a book that was prcscrvod for gcncrations on library shclvcs bcforc it was carcfully scannod by Google as part of a project
to make the world's books discoverablc onlinc.
It has survived long enough for the copyright to cxpirc and the book to enter the public domain. A public domain book is one that was never subject
to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books
are our gateways to the past, representing a wealth of history, culture and knowledge that's often difficult to discover.
Marks, notations and other marginalia present in the original volume will appear in this file - a reminder of this book's long journey from the
publisher to a library and fmally to you.
Usage guidelines
Google is proud to partner with libraries to digitize public domain materials and make them widely accessible. Public domain books belong to the
public and we are merely their custodians. Nevertheless, this work is expensive, so in order to keep providing this resource, we have taken steps to
prevent abuse by commercial parties, including placing lechnical restrictions on automated querying.
We also ask that you:
+ Make non-commercial use of the files We designed Google Book Search for use by individuals, and we request that you use these files for
personal, non-commercial purposes.
+ Refrainfivm automated querying Do nol send aulomated queries of any sort to Google's system: If you are conducting research on machine
translation, optical character recognition or other areas where access to a laige amount of text is helpful, please contact us. We encourage the
use of public domain materials for these purposes and may be able to help.
+ Maintain attributionTht GoogXt "watermark" you see on each file is essential for informingpeopleabout this project and helping them find
additional materials through Google Book Search. Please do not remove it.
+ Keep it legal Whatever your use, remember that you are responsible for ensuring that what you are doing is legal. Do not assume that just
because we believe a book is in the public domain for users in the United States, that the work is also in the public domain for users in other
countiies. Whether a book is still in copyright varies from country to country, and we can'l offer guidance on whether any specific use of
any specific book is allowed. Please do not assume that a book's appearance in Google Book Search means it can be used in any manner
anywhere in the world. Copyright infringement liabili^ can be quite severe.
About Google Book Search
Google's mission is to organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers
discover the world's books while helping authors and publishers reach new audiences. You can search through the full icxi of this book on the web
at|http: //books. google .com/l
Google
Dit is ccn digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliothcckpl anken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is na oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrecht termijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.
Richtlijnen voor gebruik
Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automaüsch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:
+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet -commerciële doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendomsverklaring staan Het "watermerk" van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebniikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek mst, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.
Informatie over Zoeken naar boeken met Google
Het doel van Google is om alle informaüe wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web via|http: //books .google .coml
^^iiEiiiin
^H illlllllim»
^^1 B 3 863 ^''^^.^
■H^^^B^iQMl^H
^ " ■ ^ ■"
-•),
i
h'^i-V;
-> .1
*^€
*T.''
•la*'!
\ ■ ■ i
L-^icv' X
k 'Trvo
*..-*>«*Jfc,- .>^
K/:--t,
BIJDRAGEN
TOT DK
TAAL- LAND- EN VOLKENKUNDE
VAM
NEDERLANDSCH-INDIE.
K«> '.Jl. T. _
r
/
• « « * » J • •
t
< t
1 »
BIJDRAGEN
TOT DB
TAAL- LAND- EN VOLKENKUNDE
▼ 411
NËDEB&ANDSCH INDIK
UITGEGEVEN
DOO«
HET KONINKLUK INSTITUUT
▼OOK D«
TAAL- I-AND- EN VOLKENKUNDE VAN NEDERLANDSCH INDIK.
DKRDK yOL6R£EX8.
TWEEDE DEEL.
iwWUMMii
'gaSAYENHAes..
MARTINUS NIJHOFF.
1867.
OBDRUKT BU H. L. SMITS.
• • _• • •
• .«
• _•
\\
•.\"
^
<,
^
M X
i \
n ^
VERSLAG
VAN
DEN STAAT EN DE WERKZAAMHEDEN
GSDUKSKDS HST IN8TITUUT8JAAR 1866,
UITOEBRAOT Of DB ALOBMSENE ▼KROADKBma TAN 29 MAART 1867.
^WMOWM»»'"'
Ingeyolge het vooischiift onzer statuten kwijt het Bestuur des
Institnuts zich van zijne verpligting door U, Mijne Heeren,
bijeen te roepen en het jaarlijksch verslag te geven van den
staat en de werkzaamheden van deze instelling gedurende den
a^eloopen jaarkring.
Wij meenen geen beteren aanvang daarmede te kunnen maken
dan door terug te wijzen op de voornemens des Bestuurs , in een
vorig verslag aan den dag geleg^ en die met uwe goedkeuring
zijn vereerd. Wij wenschen rekenschap af te leggen, in hoever
het Bestuur daaraan getrouw geweest is en welk gevolg de
plannen, U voorgelegd, gehad hebben.
<
In de eerste plaats maken wij melding van hot verdienstelijk
werk van den heer van der Chijs /^^Neerlands streven tot open-
stelling van Japan voor den wereldhandel.^
Wij achten het overtollig op nieuw een betoog te leveren der
belangrijkheid van dat werk , zoowel voor Nederland als voor het
buitenland. Namens het Bestuur is in eene voorrede niet alleen
op het gewigt van den inhoud en de strekking daarvan ge-
wezen, maar zijn tevens de verschillende oorzaken uiteengezet,
welke eene aanmerkelijke vertraging met de uitgave hebben te
weeggebragt.
Wij mogen, Mijne Heeren, aan den eenen kant die vertra-
ging hebben betreurd , aan deu anderen kant is er welligt nim-
«••
» • • • • • •
VERSLAG.
mer gesdiikter tijdstip geweest de staatkundige yerhouding toi
het Japansche rijk onder de algemeene aandacht te brengen;
waarvan wij ook het bewijs onüeenen aan het bijna gelijktijdig
verschijnen in onxe taal van eene uitvoerige beschrijving der
aeden en instellingen van dat groote Rijk door den heer Pompe
van Meerdervoort in zijn werk «^Vijf jaren in Japan. (1857 —
186S). — Bijdragen tot de kennis van het Jiqpansche keixenijk
en zijne bevolking^. Beide geschriften maken in politisdi, eco-
nomisch* en ethnologisch opzigt een gdied uit, dat ongetwijfeld
op den regten prijs zal worden gestdd.
Het B^ur kan niet voznimen hier openlijk den warmen
dank des Institunts te brengen zoowd aan den geeerden sdirijver
van het door het Instinnt uitgegeven werk als aan den toenma-
ligm Minister van kokmioi, die zoo welwilkod toestemming
e& medewerking voleaid heeft om dioi arbeid het licht te
doen zien.
Heeft bet Bestuur in de vorige algemeene veigadom^ mei
groote ingenomenheid gewaagd van hel overi^g, waarin wij
w«en grtiedcn om het gereed liggmd wezk van den hooglenuar
H. C. Millies over de Munten van Nederhuid^di-Indie door bei
Insdmut te doen mtseren, het verfaeogt ons in geme geringe
mate, dat hedodd overkg lol dusver mei den gewenschten uit-
dij is bekroond en mei de uitroering dev platen, waarmede
dat wc^ aal wurdm opsiduisterd, reeds een aanvansr is semaakL
Wij belioeven hei njauweiijks te m!«en, dat de brzoodcxe
aard van denen arbnd, de aoigvuldige hemeikiag Tooral der
]^tcn, de jubie nabootso^ fun monien en penninsen. die toi
een veiieden tijdvak bebooren en wier duidelijkheid vaak door
eebraik i«l «ri^nkn beeft, geene orer!iaasti!Sff cedcosen. Of-
s^oon bet Besivnr bet aan geene aan5p<»ir^ al luen octbrekcn
om de kden des Lksdtuuls boe eerder boe beter is ^ bezit te
üeCen van een we?k, dal met w^ resü grwce Terwachting
ma^ epwckken. meec«n wij ttvfi ain ^poed de de^llj^fcd en
de neödd v«a ^eoe »» ka??ta:e mak ai^ ie mc«j^:% o<
Wg beèboi U. M- - -f Hri*?^fi. •>?k *•?« ^-tsii^ «ev>c^c?ii. dal
fan ocsea Arciirf ica bew?cifis-
V£ftS1iAO.
houdeo worden door het geiing oordeel de» onderscheidt! van
hen^ die de verspreiding van goede leesboeken kunnen bevor^
deroi en wien de keus daartoe is opgedragen; of zij gevoeleu
zich ontmoedigd door de naar hun inzien geringe mate van me*
dewerking of belangstelling van het Indisch Bestuur. Zij klagen,
misschien teregt, dat de stoffelijke belangen voorrang genieten
boven de hoogere doeleinden van het volksonderwijs.
Niettemin Mijne Heeren , zijn wij niet zonder hoop , dat die
edeler taak ook door de Begering zal worden opgevat. Zeker
is het, dat het Bestuur, zooveel dit in den werkkring des
Institnuts ligt, de bemiddeling van het Opperbestuur van In-
dië zal inroepen om wat deze Instelling tot het groote doel kan
bijdragen , krachtig te ondersteunen. Bedenken wij , dat de volks*
ontwikkeling door onderwijs eene plant is van langzamen groei ;
de grond is nog onvolkomen voorbereid, het besef harer waarde
slechts ten deele doorgedrongen. De lust tot goede lectuur
bij de inlandsche bevolking aan te wakkeren, kan als eene
poging gelden, die bij haar het sluimerend gevoel aan verstan-
delijke behoeften zal opwekken.
Yergissen wij ons niet, dan is onze hooggeachte medear-
beider, de heer dr. Neubronner van derTuuk, a«jivankeU)k in
zoodanige poging reeds geslaagd ; althans wij vernemen , dat het
door hem uitgegeven werk Pandja Tandaran bij E. J. Brill te
Leiden eene zeer goede ontvangst onder den inlander heeft ge-
noten. Wat reden zou er zijn , om minder te verwachten van de
verhalen voor het volk geschikt, door hem aan het Instituut
ter verspreiding onder de bevolking afgestaan en welke reeds
ter perse zijn?
Al is het dat wij ons onthouden van de polemiek die ont-
staan is en stof geleverd heeft voor meer dan een geschrift over
het inlandsch onderwijs , wij kunnen toch volgaarne het oordeel
van deskundigen onderschrijven , dat den inlanders eene heilrijke
dienst zal bewezen worden, door uit de bekwame handen van
mannen als Neubronner van der Tuuk , von de Wall en Cohen
Stuart de beste inlandsche geschriften of bloemlezingen daaruit
te ontvangen, en het Bestuur des Instituuts meent, Mijne
Heeren, de getrouwe tolk van Uwe zienswijze te zijn, wanneer
het herhaalt, dat deze Instelling steeds naar vermogen bereid
zal zijn zoodanige inlandsche litteratuur te bevorderen.
Het was daarom een aangenaam berigt, dat wij van den
Hooggeleerden heer dr. T. Koorda ontvingen , dat het Javaan-
8 VEIl8liAG«
8che werk, twee stokken bevattende nit de Wayang Poerwa^
waarvan^ reeds in 1864 gewag is gemaakt en dat voor de uit-
gaaf op kosten des Institants bestemd was, daarvoor gereed is
en dat de nieuwe Javaansche letter , waarmede het bij de heeren
Enschede & Zoon te Haarlem gedrukt zal worden, voltooid is.
Het Bestuur vleit zich de verwachting van den hoogleeraar
te mogen deelen, dat het voormelde geschrift de aandacht der
inlanders boeijen en hunne belangstelling gaande zal maken.
Gij kent, Mijne Heeren, het belangrijk onderscheid in voor-
komen, zeden en gewoonten, in taal en karakter van de be-
woners van Java, de eigenlijke Javanen en de Soendanezen,
de djahna Soenda en wong Djawa, twee takken eener naauw
verwante natie.
Dat aanzienlijk getal , dat eenen eigenen taaltak heeft , waar-
mede reeds eenige jaren geleden de hoogleeraar Roorda in
het Nederduitsch-Maleisch en Soendaasch woordenboek, ver-
zameld door A. de Wilde, de taaibeoefenaren bekend maakte
en waartoe ook Jonathan Bigg door zijn Sunda and English
dictionary eene hoezeer door de kritiek min gunstig beoor-
deelde poging deed, verdient eene nadere kennismaking dan tot
dusver dat maatschappelijk deel bij het algemeen te beurt viel ,
In de laatste jaren is de aandacht daarop meer gevestigd
door de berigten dienaangaande van den heer van der Tuuk
(Tijdschrift van Nederlandsch Indie, 1851), door het in druk
verschijnen van een aantal Soendasche gedichten, meest allen
geschreven door den Panghoeloe van Limbangan Raden Hadji
Mohammad Moesa, door de vertaling in het Soendaasch van
het Javaausch wetboek Kitab Toehpali, wijders door de ijverige
nasporingen en studiën van den heer Holle en enkele anderen.
Omtrent deze litteratuur mogen wij u verwijzen naar de mede-
deelingen van dr. Niemann in zijn Overzigt der taal- en letter-
kunde van N. I. (1* deel, 1* stuk, 8« volgr.)
Voorgelicht door een bevoegd beoordeelaar uit ons midden
zal het Bestuur in de Bijdragen opnemen een verhaal in de
Soendasche taal^ met eene transcriptie en opheldering van den
tekst, een en ander bewerkt door dr. Engelmann te Bandong.
Het is eene vertelling uit reeds lang vervlogen tijd, toen al de
dieren nog spreken konden. Het is getiteld: ^de otter en de
krab // en behoort onder die vele fabelen , welke in de volks-
overleveringen bestaan , en al is het , dat onze meerdere ontwik-
keling of betere smaak weinig met die legenden strookt, toch
V£KSLAO.
9
is het verhaal vooral door de ophelderingen, die de inzender
daaraan toegevoegd heeft, voor de kennis van de taal en den
geest des volks ver van onbelangrijk.
Gij zult n herinneren, Mijne Heeren, dat het bestuur des
Instituuts reeds gemimen tijd geleden een overzigt verlangde
van de rangen en titels der verschillende inlandsche hoofden
&ï grooten.
Ons geacht medelid , de heer H. von de Wall te iUouw deelt
ons mede dat hij onderscheiden Maleische zamenspraken heeft
verzameld, waarin de attributen van die hoofden opgegeven
worden.
Hoezeer zich thans bepalende tot het voormalig rijk van
Djohor, opent hij het vooruitzigt, om later op de kleine Ma-
leische staatjes van het schiereiland terug te komen.
Indien de beperkte omvang der Bijdragen , door het Instituut
uitgegeven, in aanmerking wordt genomen, dan is het, dunkt
ons, -niet tegen te spreken, dat geen gering gedeelte daarvan
aan de Indische taal- en letterkunde wordt ingeruimd.
Wij kunnen van dit onderwerp niet afstappen, zonder U,
Mijne Heeren, het voornemen des Bestuurs mede tedeelenom
zich tot den minister van koloniën te wenden, ten einde in we-
tenschap te worden gesteld met de vorderingen , die in Indië ge-
maakt zijn in de transcriptie van plaatsnamen , zoowel van Java
als andere deelen van den Indischen Archipel.
Uit een noot van de redactie der Bijdragen zal het zijn
gebleken , dat in Indië het gemis van een beginsel bij de spel-
ling dier plaatsnamen evenzeer gevoeld wordt, als het in onze
vergadering aanleiding heeft gegeven tot het denkbeeld om eene
poging aan te wenden, gelijkvormigheid daarin tot stand te brengen.
O&choon dat denkbeeld op bezwaren heeft gestuit, hoofdzake-
lijk voorfcvloeijende uit het verschil in schrijfwijze tusschen des-
kundigen en de nog gebrekkige kennis der inlandsche talen,
meeni het Bestuur toch, dat het in afwachting van die overeen-
stemming wenschelijk is, dat meer algemeen bekend worde, op
welken grondslag de lijsten rusten der plaatsnamen , op de kaarten
van Java gebragt ten gevolge der opdragt van het Gouvernement
aan de heeren A. B. Cohen Stuart en K. T. Holle en welk ge-
^ol? gehad heeft de verklaring der regering, dat zij bereid is
hare hulp te verleenen ten aanzien der transcriptie van plaatsnamen
van andere deelen van den Indischen Archipel.
Indien de regering aan het verlangen des Bestuurs gehoor geeft,
10 VX&SI.AO.
waaraan wij niet twijfelen, dan stellen wij ons voor, in onze
Bijdragen, na het oordeel vau deskundigen te hebben ingewonnen,
het resultaat daarvan op te nemen.
De heer Klinkert te Riouw bood ons ter plaatsing aan eene
pelgrimsreis naar Mekka van Abdullah Ben Abdulkadir Moensji
met eene vertaling van den inzender. B.eeds op zich zelf wekt
de naam der heilige stad Mekka belangstelling bij een ieder.
Al wat wij te weten kunnen komen betreffende den godsdion*
stigen togt van Mohameds aanhangers naar de geboorteplaats van
hunnen profeet, de bakermat van den Islam, is ook uit een
staatkundig oogpunt van waarde, vooral wanneer dit vloeit uit
de pen van eenen oosterling als Abdullah. Ons geacht medelid ,
de heer de Hollander, heeft vroeger reeds een verslag gegeven
van Abdullah's reis van Singapore en Kalentan , uitgegeven door
dr. Pijnappel te Leiden, ook in 1850 in het Fransch vertaald
door den heer Dulaurier. 's Mans uitgaven van Indische febelen
worden zeer geprezen en vinden bij de inlanders zoo gretigen
aftrek, dat geen exemplaar meer verkrijgbaar schijnt te zijn.
In het tijdschrift van Nederlaudsch Indië , jaargang 1854 1« deel,
wordt de beschrijving van eenige bijzonderheden van zijn leven
en werken aangetroffen. Men vindt daarin tevens allezins onder*
houdende beschouwingen van dien Maleijer, vervat in zijn
Hikajat AbduUah, te Singapore uitgegeven.
De heer Klinkert vult die levensschets aan, door in een
naschrift te vermelden, dat vermoedelijk door vergif, hem door
dweepzuchtige Arabieren toegediend, Abdullah weinige uren na
het opstellen der pelgrimsreis te Mekka, hetgeen vreemdelingen
is verboden, het leven liet.
Het laatste voortbrengsel van diwi verdienstelijken Maleijer, in
handen van zijnen ouden leermeester eu vriend, den heer Ke-
asberry te Singapore gekomen, van wien de heer Klinkert een
getrouw afschrift bekwam, zal voorzeker den lezers onzer Bij-
dragen allezins welkom zijn.
Op het gebied van de ethnographie van den Indischen Archi-
pel is het ons een levendig genoegen te kunnen wijzen op eenen thans
ter verzending gereed liggenden , door het Instituut afzonderlijk *
uitgegeven reistogt naar de Zuidoostereilanden, tot dat doel
door bemiddeling van den hoogleeraar A. Schlegel te Leiden
ontvangen.
De heer von Rosenberg , het verdienstelijk medelid dezer ver-
VËRS1.A6. ' 11
eeniging, is door zijne vro^re reisbeschrijvingen en natanr-
kondige onderzoekingen in het algemeen en aan den leden des
Institnats meer in het bijzonder door zijne van wege het Insti-
tuut in 1865 uitgegeven reistogten in de afdeeling Gorontalo,
zoo lofielijk bekend , dat het Bestuur volkomen overtuigd is , dat
gij. Mijne Heeren, instemmen zult met den dank en de hulde,
die wij hem bij deze gelegenheid weder voor zijn boeijend en
leerrijk geschrift toebrengen. Ook .zijn wij erkentelijkheid ver-
schuldigd aan het medelid des Bestuurs , den heer van der Gon
Netscher, voor de bereidwilligheid^ waarmede hij afgestaan heeft
eenige aan dat werk toegevoegde afbeeldingen van bewoners der
Aroe en Kei-Eilanden.
Ond» de ijverige medearbeiders aan de Bijdragen des Instituuts
tieffen wij, als immer, weder aan den heer Leupe, die voorde
pers in gereedheid heeft gebragt het reeds in onze algemeene
vergadering van den 26sten Maart 1866 vermeld Journaal van
den toenmaligen Gouverneur der Molukken, Bobertus Padtbrugge.
De beschrijving der zeden en gewoonten van de bewoners van
de Minahassa , in het 2e stuk van het eerste deel (derde volgreeks)
onzer Bijdragen geplaatst, is een belangrijk gedeelte van dat
Journaal. Een ander gedeelte, dat het Bestuur zich voorstelt,
weldra te doen opnemen in het tijdschrift des Instituuts draagt
het opschrift: Expeditie tegen Siaauw. Het bevat meer bijzon-
derheden omtrent die expeditie dan, naar wij meenen , tot dusver
zijn aangetroffen.
Siaauw, ook wel Siao gespeld, een der drie hoofdeüanden van
de groep , bekend onder den naam van Sangi-Eilanden , verdient
wel onze aandacht, zoowel om de pogingen die de zendelingen voor
het onderwijs der bewoners , allen tot het Christendom behoorende ,
steeds hebben aangewend , als ook omdat er nog herinneringen zijn
aan de vestiging der Oost- Indische Ck)mpagme, hoewel, naar
het schijnt, sedert tal van jaren de aandacht van het Gouver-
nement van de Sangi-Eilanden is afgetrokken , met uitzondering
van de zeer loffelijke poging tot het invoeren V^n de vaccine.
Bij het herleven welligt van meerdere belangstelling in die
gedeelten van den Archipel zullen de vele bijzonderheden van
ethnographischen , 'geographischen , zeevaartkundigen en politieken
aard, die in de bijdrage van den heer Leupe voorkomen, on-
getwijfeld van eenige w^rde kunnen zijn.
Wij hebben no^ een tamelijk rijken voorraad van ingezonden
stukken en op meerdere is het uitzigt geopend ; maar wij maken
12^ TKK8LA0.
daarvan thans, Mijne Heeren, geene afzonderlijke melding omdat
liet Bestuur de plaatsing in de Bijdragen of de a£&onderlijke
uitgave dier geschriften hetzij in nadere overweging wenscht te
nemen , hetzij te dien aanzien het oordeel en de voorlichting van
deskundigen nog afwacht.
Het Bestuur stelt hoogeren prijs, Mijne Heeren, op Uwe
goedkeuring van zijne verrigtingen dan op den indruk van vele
nieuwe toezeggingen.
Indien wij , Mijne Heeren , niet volkomen doordrongen waren
van het besef, dat de leden dezer Instelling met hunne geldelijke
bijdragen hoofdzakelijk beoogen de kennis van Indië en van zijne
volkeren te verspreiden, wetenschappelijke bijdragen, die aan
zich zelven overgelaten, binnen onze enge grenzen zoo moeijelijk
zich eenen wég banen, belangeloos te ondersteunen en tot het
algemeen {e brengen, dan, gelooven wij, zou kunnen beweerd
worden, dat zij in de werken, die hun worden aangeboden,
geene onbeduidende vergoeding, vinden voor hunne opofiering.
Maar wij erkennen een hooger doel bij onze medeleden en in
elk geval de vruchten van het Instituut schattende , vertrouwen
wij , dat daarvan met eenig regt kan worden gezegd : non mnlia^
sed muUum,
Het is met leedwezen, dat het Bestuur geene melding kan
maken van gelijke bijdragen over Nederlandsch West-Indië hande-
lende. Meer dan eens heeft het Bestuur des Instituuts de klagt
vernomen en, hoe ongaarne ook, moeten beamen, dat de belang-
stelling in die bezittingen geringer is, dan zij verdienen, en
toch vermeenen wij , dat het in zekere mate van onze londge-
nooten in West-Indië afhangt, die belangstelling weder op te
wekken door de aandacht te vestigen op de rijke bronnen van
welvaart, die daar zouden kunnen vloeijen, indien degewigtige
maatschappelijke hervorming, die vier jaren geleden beproefd is,
naar gehoopt mag worden, door krachtige en verstandige maat-
regelen ook tot stand kome.
Hoogst belangrijke politisch economische kwestien wachten daar
hare oplossing en wij zouden van meening zijn, dat zij, aan
wie de belangen der kolonie zijn vertrouwd , • of die hare hulp-
bronnen hebben leeren kennen, daartoe ruimschoots kunnen bij-
dragen op het voetspoor van onzen geachten medebestuurder,
den heer A. D. van der Gou Netscher, die steeds onvermoeid
en nog onlangs door zijn geschrift: >/ Werking van de wet tot
VEKSLAO. 1 ;3
^opheffing der slavemij in de Nederlandsche West-Jndische ko-
/"lonien en middelen dm Suriname van verder verval te redden//
ijvert voor de juiste middelen om de door allen gewenschte uit-
komsten te verkrijgen.
Het Bestuur is van oordeel, dat de gevoelens dienaangaande
zich bewegen op zuiver staathuishoudkundig terrein; dat velen
onvoldoende kennis bezitten van Suriname's hulpmiddelen en
anderen te kleinmoedige gedachten koesteren van de mogelijkheid
die kolonie tot grooteren bloei te doen herleven.
Het Bestuur doet nogmaals een beroep op de kennis en mede-
werking van allen , inzonderheid van de leden des Instituuts in
West-Indië gevestigd. Gbame zal het Bestuur zien dat zij voor
hunne bijdragen van ons Tijdschrift gebruik maken.
Het Bestuur heeft redenen om zich te vleijen met den besten
uitslag van dat beroep. Immers wij zijn door heeren commissa-
rissen van het Instituut te Paramaribo onderrigt, dat niet aUeen
de heeren Carstairs en Cateau van Roseveld de hun opgedragen ,
tot dusver onvervuld gebleven betrekking van commissaris wel
willen aanvaarden, maar ook dat zij met den heer v. Embden,
die sedert lang die ftinctien welwillend bekleed heeft, weidrade
leden in West-Indië zouden bijeenroepen om de belangen des
Instituuts , voor zoover die kolonie betrof , in overweging
te nemen.
Aanvankelijk mogen wij ons reeds verheugen in het blijk van
belangstelling, het Instituut gegeven door het lid, den heer dr.
Dumortier, die de welwillendheid heeft gehad ons toe te zenden
twee Indiaansche schedels : een van eene vrouw tot den stam
der Warrou of Warrau behoorende, en een ander van eenen
Caraïbischen man.
Onder de vraagpunten, door het Instituut uitgeschreven,
wordt ook de aanbeveling aangetroffen tot het verzamelen van
schedels, in het bijzonder omdat in de belangrijkste collectiën
van schedels van ons vaderland die van Surinaamsche Indianen
of geheel onbekend bf uiterst zeldzaam zijn.
Het Bestuur heeft besloten de gezonden , bij uitstek goed ge-
conserveerde exemplaren het Anatomisch kabinet te Leiden ter
bewaring aan te bieden.
De heer Dumortier mag de zelfvoldoening smaken, dat hij
niet alleen het Instituut eene zeer gewaardeerde dienst heeft be-
wezen , maar ook op degelijke wijze de craniologische wetenschap
eene belangrijke aanwinst heeft verschaft.
14 VE&SLAG.
Door bemiddeliiig Vfm heeren commissarissen te Batavia ont-
ving het Bestuur oen afischnft van een voorloopig register van
alle manuscripten, bij de afdeeling /e^ Inlandsche Zaken /r ter
algemeene secretarie te Batavia bewaard wordende.
Bij onderzoek is gebleken dat het register zeer belangrijk
is, om bij voorkomende gelegenheid te word^ geraadpleegd,
en het Bestuur meent alzoo thans de aandacht der leden daarop
te moeten vestigen, tot welk einde het ter inzage van be-
langstellenden in de bibliotheek des Instituuts besdiikbaar is
gesteld.
Hoezeer nog niet geheel voldoende, heeft het Bestuur , sedert
in het vorig verslag gewag werd gemaakt van de geldelijke vor-
deringen van het Instituut, daaromtrent van heemn commissa-
rissen eenig berigt ontvangen. Wij vertrouwen, dat de nadere
opgaven en inlichtingen, die aan hen verzocht zijn, de gelde-
lijke aangelegenheden . in Indië op vasten en ger^^elden voet
zullen brengen.
Inmiddels heeft de heer Levyssohn Normau zijn verlangen te
kennen gegeven, om met uit. December 1866 van de functien
van commissaris te worden ontheven, ter zijner vervanging aan-
bevelende den heer dr. L. W. G. de Boo, conrector aan het
gymnasium Willem III te Batavia.
Zood]^ het Bestuur in het bezit zal zijn gesteld eener vol-
ledige rekening en verantwoording van het door de heeren van
den Berg en Levyssohn Norman gehouden beheer tot uit. April
1866, zal hun daarvan dechaige worden verleend.
Inmiddels hebben wij het doelmatig geacht heeren commissa*
rissen voor het vervolg van de geldelijke zorg, aan dat beheer
verbonden, te ontheffen en het innen der contributien op te
dragen aan den heer der Kinderen, kassier te dezer stede, wiens
relatiën met Indië hem volkcmien daartoe in staat zullen stellen.
Ten opzigte van het aanvaarden der functien van commissaris
in Indië door den heer H. J. Boel , ter vervanging van den heer
van den Berg, schijnt eenig misverstand te zijn ontstaan, waaruit
vertraging voortgevloeid is. Het Bestuur heeft de noodige op-
heldering gegeven , zoodat alle twijfel weggenomen is , en indien
de heer Bool zich kan verenigen met de keus van den heer
de Boo tet zijnen medearbeider, vleijen wij ons spoedig te
vernemen dat beide heeren zich de belangen des Instituuts
krachtdadig zullen aantrekken.
VERSLAG. 15
De heer Levyssohn Nonnan heeft bij meer dan eene gelegeu-
heid die belangen bevoiderd door het opsporen en inzenden van
stokken , die het Institant hoogst welkom waren en het Bestnur
neemt volgaarne des9e gel^enheid te baat, hem daarvoor wel-
verdiendmi dank toe te brengen.
Van de wetenschappelijke instellii^n, waarmede het Insti-
tant in betrekking staat, ontvangt het Bestanr voortdurend aan-
gename blijken van medewerking door de geregelde toezending
harer werken. Steeds bedacht op de wenschelijkheid om die
betrekkingen nit te breiden, heeft het Bestuur, volgaarne ge-
bruik makende van het aanbod der Commission des monuments
et docoments historiques et des bfttiments civils, departement
de la Gironde, tot ruiling van werken, daardoor een nieuwen
band aangeknoopt.
Ook tot aanvulling der bibliotheek van het Instituut is door
het Bestuur menig belangrijk werk aangeschaft en herinnert het
Bestuur met erkentelijkheid de geschenken , die van ondersehei-
dene zijden het Instituut zijn aangeboden.
De titels dier werken zult gij , Mijne Heeren , terugvinden in
den catalogus, welke, daarmede aangevuld, binnen kort in de
Bijdragen zal worden opgenomen.
Eiene bepaling, onlangs in het huishoudelijk reglement opge-
nomen, stelt, zooals op het schutblad d^ Bijdn^n reeds is
aangekondigd , de bibliotheek eenmaal 's weeks voor de leden toe-
gankdijk.
Op de Hjst der leden zult gij, Mijne Heeren, tot ons leed-
wezen enkele namen missen , die het Instituut hetzij door over-
laden, hetssij door genomen ontslag zijn ontvallen, maar er
ook nieuwe aantreffen; op wier steun en arbeid wij mogen re-
kmen.
Het aantal leden is thans S04 , waaronder 25 buitenlandsche
leden en wetenschappelijke insteUsngen*
De Penningmeester zal U aanstonds den staat onzer geldmid-
delen blootleggen ; de ontvangst uit Indië eener som van
ƒ2421.82 Ned. Ct. heeft daaraan een zeer gewenschten steun
g^even.
Onbevredigend is de geldeKjke toestand des Instituuts in geenen
deele, maar wij mogen het niet ontveinzen, dat wij zware uit-
gaven te bestrijden zullen heibben door de kostbare werken, wier
verschijning wij U hebben te gemoet doen zien.
16 VF.R8I,AO.
Niettemin zal het Bestuur blijven waken voor het noodzake-
lijk evenwigt tusschen ontvangsten en uitgaven, en vleijen wij
ons, dat door aanzuivering van het niet onbeduidend bedrag,
dat nog steeds in Indië achterstallig is, het stoffelijk welzijn
gelijken tred zal houden met het intellectueel leven des In-
stituuts.
In deze algemeene vergadering wacht U de taak, diedeartt.
4 en 7 van onze Statuten opleven, tot het kiezen van nieuwe
Bestuursleden. De beurt van aftreding is gekomen aan de heer^i
Jlir. mr. W. T. Gevers Deijnoot, dr. J. Hoffinann en P. I.
B. C. Bobidé van der Aa, terwijl nog eene vacature is ontstaan
door de zeer door ons betreurde noodzakelijkheid, waarin de
heer £. Francis zich bevindt om uithoofde van ongesteldheid als
Bestuurslid af te treden. Zijne uitgebreide kennis van Indiërs
land en volk, zijne veeljarige, rijpe ondervinding doen ons het
gemis zijner voorlichting zeer gevoelen.
Weest overtuigd. Mijne Heeien, dat de bestuursleden, wier
taak voor het oogenbük is afgesponnen, zoowel als zij, die haar
blijven voortzetten, weten te waarderen de hulp, den arbeid,
de wenken en de raadgevingen, van allen, die hebben getoond,
dat hun de bloei des Instituuts ter harte gaat.
Er blijft ons nog over de toelichting van een voorstel, dat
beschreven is in den oproepingsbrief voor deze vergadering.
Het denkbeeld is in ons midden geopperd, gedurende den
winter op algemeene vergaderingen voordragten te houden van
wetenschappelijken aard. Het Bestuur meent geen beteren weg
te kunnen inslaan om dat denkbeeld met juistheid terug te
geven, dan daartoe kortelijk de beweegredenen van den voor-
steller te ontvouwen.
De hoofdwerkzaamheid dezer vereeniging heeft sedert hare op-
rigting bestaan in het bevorderen der uitgave van wetenschap-
pelijke werken betreffende Neerlands overzeesche bezittingen,
en geschriften, waarvan vele wegens de kosten aan de uitgaaf
verbonden en het gering debiet, dat aan Hollandsche streng we-
tenschappelijke boeken te beurt valt, zonder den steun van het
Instituut bezwaarlijk het licht zouden hebben gezien.
Het Instituut heeft daardoor, meenen wij, ook in het bui-
tenland zich een goeden naam gevestigd, waarvan de getui-
genis niet achterwege is gebleven ; maar het is niet alleen noodig
dien naam te behouden, dat wetenschappelijk karakter niet te
VERSLAG. ] 7
*
verliezen , ook krachtige pogirigeu aangewend moetim worden om
het werkzaam leven des Instituuts te verhoogen.
Gelukkig is de zucht naar kennis van en belangstelling in
onze overzeesche^ bezittingen grootelijks opgewekt.
Wij zien toch eene instelling, die hoofdzakelijk zich ten doel
stelt de maatschappelijke vraagstukken van Indië, de voorwaarden
van zijne welvaart, de eischen van staatkundige ontwikkdiug
te bespreken en naar hare inzigten en haar vermogen te be-
vorderen.
Eenmaal was er sprake van het zamensmelten van het Indisch
Genootschap met het Koninklijk Instituut voor de taal-, land-
en volkenkunde, maar sommigen, die de staatkunde van den
dag niet tot den werkkring des Instituuts verlangden en anderen,
die van beide vereenigingen lid waren en niettemin de afschei-
ding voorstonden j meenden dat beider doel door eene vereeniging
schade zoude lijden.
'Wij zijn niet geroepen, Mijne Heeren, daaromtrent thans
eene meening te verkondigen; maar wij beamen volgaarne de
zienswijze van onzen medebestuurder, die het voorstel, waarop
wij doelen, te berde bragt, dat al wordt ten onregte vaak de
politieke behandeling van koloniale aangelegenheden geschuwd
en al kan niet immer de wetenschap buiten aanraking daarvan
blijven, toch ook zonder die zamensmelting voor het Instituut
een ontzaggelijk wijd veld ter bearbeiding overblijft , dat misschien
verlaten zou worden door den geleerde, die wars is van den
nimmer rustenden strijd der staatkundige gevoelens, of door den
ambtenaar, wiens belangen in botsing zouden kunnen komen
met staatkundige vereenigingen.
Maar om dit zel&tandig bestaan te onderhouden , om de werk-
zaamheid des Instituuts te kunnen uitbreiden , is het ongetwijfeld
noodig de belangstelling in zijnen bloei niet te doen wijken
voor grootere sympathie voor instellingen, die zich meer wijden,
aan de belangen van het oogenblik. Wij moeten meerdere leden
tot ons brengen , die door «tand en fortuin in staat en geneigd
zijn geldelijk tot^het oogmerk des Instituuts bij te dragen, maar
die weerhouden worden door de a%etrokkenheid der resultaten van
dé studiën van het Maleisch « Javaansch , Bataksch , Chineesch of
Boegineesch enz. of die door oud-historische nasporingen zich slechts
in luttele mate aangetrokken gevoelen; in een woord dezulken
die, geenszins door geldelijke bedenkingen a%eschrikt, uogtaus
daarvoor eene meet tastbare of dadelijke vergoeding verlangen.
X (XIV). 'i
18 « VERSLAG.
Dat doel meent men te kunnen bereiken door in de winter-
maanden eenige wetenschappelijke voordragten te houden in po-
pulairen vorm en algemeene vergaderingen.
£r zijn er onder ons, Mijne Heeren, die, hoezeer het denk-
beeld op zich zelf toejuichende, echter meenen, dat het strookt
noch met de letter noch met de strekking onzer statuten en die
ongaarne inbreuk daarop gemaakt zouden zien ; andereu , die in
art. 1 § c van het reglement de bevoegdheid vinden om onder
de aanmoediging van verdienstelijke ondernemingen , als een der
doeleinden van het Instituut opgenomen, ook te rangschikken
het houden van voorlezingen of die art. 18, hetwelk ruimte laat
om algemeene vergaderingen te doen plaats hebben , zoo dikwijls
het Bestuur dat noodig oordeelt , in dien zin opvatten , dat daar-
aan bijeenkomst(m als de voorgestelde dienstbaar kunnen gemaakt
worden; terwijl bovendien onze wettelijke voorschriften geen
verbod daartegen bevatten. Er is voorzeker in het voorstel veel
. aanlokkelijks , zij het ook bij wijze van proef in de volgende
wintermaanden. Aan mannen , voof de taak volkomen berekend,
al ware het dat wij hen zelfs thans niet onder onze medeleden
tellen, kan het niet ontbreken.
Wij kunnen niet anders wenschen, indien het denkbeeld in-
gang vindt, dan dat hunne opgewektheid en lust tot medewer-
king even groot zij als hunne talenten; dat het aantal belang-
stellenden niet geringer zij dan noodig is om het welslagen der
eerste proeve te bekroonen.
Ziet daar. Mijne Heeren, de aanleiding en beweegredenen
van het beschreven voorstel en de meeningen daarover geuit.
Aan deze vergadering zij thans de beslissing daaromtrent
overgelaten.
Wij hebben thans, Mijne Heeren, ons gekweten van onze
taak. Wij komen evenwel bij u aandringen op een tweeledig
verzoek. "Vooreerst om u bij het bestuur te scharen in de wel
herhaalde, maar geenszins overtollige betuiging van dank aan
de verdienstelijke mannen , zonder wie wij in die taak gewis te
kort zouden zijn gesclioten. Bij het intreden van den zeven-
tienden jaarkring van het bestaan des Instituuts rekenen wij
op aller ondersteuing , ons beroepende op het voorbeeld van
zoovelen , die jaren lang het^ Instituut tot sieraad hebben ge-
strekt, van zoo menigeen , die steeds aan de verspreiding van de
kennis der taal-, land- en volkenkunde van Ned. Indie en daar-
VERSLAG. 19
door aan de beschaving der inlandsche bevolking voortarbeidt ,
vaak bewast der volle waarheid van het Indisch spreekwoord,
/rhij die den kokospalm plant , geniet dikwerf daarvan de vruchten
/» niet." ff En ten andere , Mijne Heeren , vragen wij voor ons
bescheiden deel datgene, waarnaar wij steeds hebben gestreefd,
waaraan wij de meeste waarde hechten : het verwerven uwer goed-
kearing van het door ons gevoerd bestuur.
'sGravenhage, 28 Maart 1807.
NAAMLIJST DER LEDEN
VAN HET
IKSTITÜÜT,
(1 MBi 1867.)
Het getal leden bedraagt 276, waarvan in Nederland 12 Donateurs en 118 ge-
wone leden; en in de Koloniën 146 gewone leden. Met 14 wetenschappelijke
instellingen staat het Instituut in betrekking en het telt 11 buitenlandsche leden.
BESCHERMHEER:
Z. M. DB KOKIKG.
BESTUüll:
Jur van aftreding.
Dr. P. BLEEKER, VoorsiUer, 1870.
Mr. L. A. J. w. Baron sloet van de beele, Onder- VoortUter. . . 1871.
J. MILLARD, SeerHarii 1869.
A. P. OODON, Fenninpmêeslêr 1869.
P. J. BACHIENE 1868.
Mr. J. E. BANOK 1871.
Mr. o. VAN HEUKELOM . 1870.
Dr. H. KERN 1871.
A. D. VAN DER OON NETSOHER 1869.
Dr. o. K. NIEMANN 1868.
i. M. OBREEN 1870.
J. BOUDEWIJNSE, Atfjunct-HecrHorit.
CONTRIBÜEERENDE INSTELLINGEN.
Het Nederlandsche Bijbelgenootschap.
Het Nederlandsche Zendelinggenootschap.
WETI.NSCHAPPELIJKE INSTELLINGEN, WAARMEPE HET INSTITUUT
IN BETREKKING STAAT
Koninklijke Academie vnn wetenschappen
te Amsterdam.
Koninklijk Instituut van ingenieurs te
's Gravenhage.
^
NAAMLIJST.
21
niging van Statistiek te Amsterdam.
ïh Genootschap te *s Gravenhage.
•chappij tot bevordering van Nij-
heid te Haarlem.
(chappij van Nijverheid in Ned. Indtë.
itisch en Historisch Bureau te fia-
ia.
»tschap van Kunsten en Weten-
appen te Batavia.
Tlie Asiatic Society of Bengal.
The Royal Asiatic Society. London.
La Société de Géographie a Paris.
Deutsche Morgenlandische Gesellschaft
in Leipzig.
Royal Géographical Society. Londen.
Commission des monuments et docu-
ments historiques et des batiments
civils k Bordeaux.
BUITËNLANDSGUE LEDEN.
kWFURO, Londen.
ULAURiER, Parijs.
« P. E. L. FAVRE, Parijs.
voN DER GAOELENTz, Altenburg.
LASSEN, Bonn. '
LLEB, Freiburg in Baden
J. T. REINAUD, Parijs.
L. P. A. E, SEDILLOT, Parijs.
Dr. REINHOLD ROST, Londen.
Dr. H. G. DALTON, Demerary.
j. w. PLOOS VAN AMSTEL, Melbourne.
IN NEDERLAND.
DONATEURS.
H. Prins hendrik der Nederlanden.
H. Prins frederik der Nederlanden,
'ederlandsche Handelmaatschappij.
tocHUSSEN, *s Gravenhage.
. j. DUTMAER VAN TWIST, Deventer.
f. CL RETNST , 's Gravenhage.
Mr. c vtsscHER, Arnhem
A. L. WEDDIK, Arnhem.
Prof. G. J. MULDER, Utrecht.
Mr. H. J. VAN BUREN, Rotterdam.
DUDOK VAN HEEL, Amsterdam,
p. VAN VLissiNGEN, Amsterdam.
GEWONE LEDEN.
B. c. ROBLDÉ VAN DER AA , 's Graven-
de.
N AALST, 's Gravenhage.
ARMOLD , *s Gravenhage.
▼AN ASSENDELFT DE CONINGH, Am-
rdam.
BACHIENE, *s Gravenhage.
. E. BANCX , *s Gravenhage.
BAUD , *s Gravenhage. '
ETS.
i. BETH HZ. , 's Gravenhage.
ENFAiT, Amsterdam.
K BLEEKER, 's Gravenhage.
k BRAKEL REIGER, *s Gravenhage.
BREYMAN, Amsterdam.
H LiHBURO BROUWER, Amsterdam.
». A. S. TAN LIMBURG BROUWER, 's Gra-
ihage.
i, A. BUDDiNGH, Axohem,
Mr. H. J. VAN BUREN, JDomoiêur, Rotterdam.
NED. BIJBELGENOOTSCHAP, Amsterdam.
Mr. c. J. E. Graaf van btlandt, 's Hage.
Mr. E. i A. Graaf van btlandt, Zwolle,
w. CANNEMAN, Amhem.
Jhr. TH. VAN CAPELLE, Delft
C. CASTENS.
F. D. cocHius, Breda.
Ifr. s. L. OOHEN, Amsterdam.
b. i. VAN ECK, Rotterdam.
A. w. EGTER VAN wisSEKERKE, 's Gravenhage.
Mr. J. A. VAN EYK, Amsterdam.
E. FRANCIS, Delft.
Z. K. H. PRINS FREDERIK, Donateur.
j. p. DE GAAY FORTMANS, Leiden.
Jhr. Mr, w. T. gevers deynoot, 's Gra-
venhage.
Jhr. Mr. d. t. gevers van endegëest,
V Gravenhage.
22
NAAMLIJST.
A. p. OODON, *s Gravenhage.
Jhr. H. A.. M. VAN DER QOES, 's Gravenhage.
o. a p. F. ooNaoRUP, Delft
Mr. o. GROEN VAN PRiNSTERER, 's Graven-
hage
Jhr. J. P. QORNETS DE GROOT VAN KRAAUEN-
BURO, *s Gravenhage.
NEP. HANDELMAATSCHAPPIJ, Donateur ^ km-
sterdam.
Jhr. c HARTSEN, Amsterdam,
j. j. HASSELMAN, Herwijneii.
M. G. VAN HEEL, 's Graven hage.
DUDOK VAN HEEL, Donofeur^ Amsterdam.
Jhr. Mr. D. a. junius VANHEM£RT,'sG;'a-
venhage.
c. A. VON HEMERT, Amsterdam.
Z. K. H. PRINS HENDRIK, Doma/tfttr.
j. D. VAN HERWERDEN, 's Gravenhage.
Mr. c. VAN HEUKELOM, *$ Gravenhage.
F VAN HEUKELOM, Amsterdam.
H HiEBiNK, Voorts by Zutphcn.
Prof. j. HOFFMANN, Leiden
Prof. J. J. DE HOLLANDER, Breda.
Mr. D. c. A. Graaf van hogendorp , *s Gra-
venhage.
j. c. hooykaas, *s Gravenhage.
G. L. J. VAN der hucht, Haarlenx.
Jhr. Mr. j. uuydecoper van maarsseveen,
Maarsseveen
Mr. E. H. 'SJACOB, 's Gravenhage.
Prof. H. KERN, Leiden.
Prof. s. i^EYZER, Delft.
Mr L. w. c. KEUCHENius, Leiden.
A. w KINDER DE c^ARECQ, Dresden.
Jhr. Mr. F. L. w. de kock , 's Gravenhage.
J. C. DE kock van LEEUV^TEN.
Ml'. D. KOORDERS.
H. T. KRABBE, 's Gravenhage.
Dr. j p N. LAND, Amsterdam,
j. R. LANGE, *s Gravenhage.
p. A. LEUPE, *s Gravenhage.
Mr.- J. LOUDON, *s Gravenhage.
TH. N R. LUCASSEN, *s Gravenhage.
E. W. A LUDEKING
Mr, BARNET LYON, Brussel.
Mr. D j. Baron mackay , *s Gravenhage.
A. MAGNIN, HoOgWOUd.
Mr. .w. c. MEES , Amsterdam.
J. J. MEINSMA, Delft.
j. MILLARD, 's Gravenhage.
E. p. DE monchy, Amsterdam-
Prof. o. J. MULDER, Do»aii*mr^ (Urecht
FRED. MULLER, Amsterdam.
j. MUNSSEN, Amsterdam.
c. J. M. NAGTGLAS , 's Gravenhage.
A. D. VAN DER GON NETSCHER, Delft
Dr. o. K. NiEMANN, Rotterdam.
M NiJHOFF, 's Gravenhage.
i, M. OBREEN, 's Gravenhage.
Mr. w A. P. VERKERK PiSTORiiJS, *s Gra-
venhage.
H. KLEYN VAN DE POLL, Wageningoii.
w. POOLMAN, 's Gravenhage.
7 FRANSEN VAN DE PUTTE, GOCS.
i. D. FRANSEN VAN DE PUTTE , 's Graveiihage.
Jhr. Mr. j. K. w. quarlks van ufford,
's Gravenhage.
L. F. REVius, 's Gravenhage.
Jhr: J. c. REYNST , Donateur ^ 's Gravenhage,
c. H. F. RiESz, Breda.
J J. ROCHUSSEN, Donateur^ 's Gravenhage
w, A ROEST, 's Gravenhage.
Prof. T. ROORDA, Leiden.
F. c. ROSE, 's Gravenhage.
C. B. U. VON ROSENBERG, Dai'mstuUt.
c. RUEB GZ., Rotterdam.
R. 9CHERIUS, Leiden*
c. p. SCHIMPF, Brussel.
Prof. H. SCHLEGEL, Leideiu
G. C. SCHONCK, Arnhem.
J W. VAN DER SCHOOREN, 'sGravenhagt'
w. j. M. VAN SCHMID , *s Gravenhage
Mr. L. A. j. w. baron sloet van de bkelk,
Leiden.
Mr. H J. SMIT, Zaandam.
Y. D, c SEURMONDT, Utrecht.
Dr. P. SWAKT, 's Gravenhage.
N. TRAKRANEN , 's Gravenhage.
Mr. A. J. DUYMAER VAN TWIST, Douu/rar ,
Deventer.
G. H. UHLENBECK , 's Gravenhage.
w. F. VERSTEEG, Arnhem.
Prof P J. VETH, Leiden,
w, A. VIRULY VERBRUGGE, Rotterdam.
Mr. c. VISSCHER, Doaaifur ^ Arnhem.
P. VAN vussiNGEN , 2)o»a/<f«i" , Amsterdam.
Prof. G. w. VREEDE, Utrecht.
Dr. A. VROLIK, 's Gravenhage
A. L. WEDDIK, Donateur^ Arnhem.
A. w. P. WEITZEL, 's Gravenhage.
G. F. WESTERHAN, Amsterdam.
Mr. w. wiNTGENS, 's Gravenhage.
r:
NAAMLIJST.
23
nruT, RoU(*rdam
•OLBERS, Utrecht
Mr. H. c VAN ü£R wiJCK, 'sGra ven-
tje.
Mr. J o. WIJNMALEN, Utrecht.
NEDERLANDSCH ZENÜEUNG-GENOOTSCHAP
Rotterdam.
IN NEDERLANDSen OOST-INDIE.
GEWONE LEDEN.
ALBRECHT, Soerabaya.
MENT, Batavia.
JSiE BOACHiE, Ponorogo.
. T. ARRiENS, Amboina
w. A. baron baud, Preanger-regent-
happen,
j. w. s. voN BAUMHAUER, Montrado.
VAN DEN BERG, Batavia.
w. B BERGSMA, Soerabaya.
1. BJK, Batavia.
s BLAAUW, Batavia.
H. A. BLUME, Malang
. BLOkZEYL, Bali,
BOOL, Batavia, Commmturu,
DE BORDES, Samarang
BOSCH, Buiten zorg.
R. S. VAN DEN BOSSCHE, PadaDg.
L. 6. BOURicius, Soerabaya.
VAN MEETEREN BROUWER, Pasoeroean.
E BRUTN, Batavia,
j. A. VAN DER CHYS, Batavia.
COBLYN, Batavia.
. COHEN STUART, Batavia
M p A. cosTER, Soerabaya.
lAMER, Paya-Kombo.
w. VAN DELDEN Batavia.
H. M DENiE, Ngawie.
kN DEVENTER.
j A. VAN DISSEL, Samarang.
LN DISSEL f Banjoemas.
. DORBEPAAL, Samarang.
kN DER EB, Samarang.
. VAN EYBERGEN, Ambojna.
ABER, Batavia.
FRAissiNET, Soerakarta.
p. s. QERLiNOS, Samarang.
F GERiCKE, Batavia
. VAN DE GRAAFF, Batavia.
ELAAFLANO, Tanawangko (Minahassa)
o. GRAMBERG, Palembang.
5 GROOT, Billiton.
B, DE GROOT, Padang.
Jhr. A. W. CORNETS DE GROOT VAN lUiAAUfcN-
BDRG, Batavia,
c. T. M. DE GRiiS, Samarang.
j. F. UAASE, Japara.
j. HAGEMAN JCz., Soerabaya.
Mr. P. J. J. C. VAN NIEUWENHOVEN UEL-
BACH, Soerabaya.
Jhr. Mr. F. junius van hemert, Batavia.
Mr. G. T. H. UENNY, Batavia.
Mr. R. V. HEYUGER, Batavia.
Mr. H A. DES AMORIE VAN DER HOEVEN,
Batavia.
N. HOFSTEDE, Madioen.
K. F. HOLLE, Garroet
Jhr. A. holmberg de beokfelt, Batavia.
H. c. humme, Toeban.
p. JANSZ, Japara
w. DE jong, Wonorobo.
Mr. T. h. DER KINDEREN, Batavia,
j. KEUCHEKius, Anjer,
j. KNiPUORST, Tjan^joer.
G. J. c. kolfp, Batavia,
w. E. KROESEN, Batavia
j. F. w. A. LANGE, Chefibon.
w. DE LANOY, Desima.
A. LiOTVOET, Makassar.
Mr. H. D. LEVYSSOHN NORMAN, Batavia.
Mr. A LOUDON, Batavia.
G. R. LUGARDiE, Bezoekie.
Mr. P. c MAAS GEESTERANUS, Palembang.
p. w. MENU, Meester Cornclis.
Mr. P. MiJER, Batavia.
A. MOHR, Soebang.
c. VAN DER MOORE, Bandong.
Mr. S. C i. W. , VAN MUSSCHENBROEK ,
Temangoeng.
A. L. H. A. NAGEL, Montrado.
Jhr. Mr. H. G. B. nauuys, Japara.
Mr. s. c. H. NEDERBURGH, Batavia.
E. NETSCHER, Riouw.
& VAN DER GON NETSCHER, Batavia.
F. N- NiEUWENUUYZEN, Batavia.
NAAMLIJST.
Dr. p. L ONNEN, Soerabaya.
p. c. VAN OOSTERZEE. Batavia.
i w. A. VAN OPHUYSEN, MageUng.
w. A VON OVEN, Pasoeroean
Mr. F. T. PAHUD, Buitenzorg.
Mr. D. L F. DE PAULT, Batavia
j. K. H. PHITZINGER, Madioeti
A. S. FRANSEN VAN DE PUTTE, Bezoekie.
RADEN XAS TOEMENGOOENO ARIO SOERIA
TJONDRO NEGORO, Koedoes.
RADEN ADIPATI SOERIA Dl REDJA , Cheribon.
RADEN ADIPATI TERTO NORTO , Bodjonegoro.
RADEN ADIPATI ARIO TJOKKRO NEOORO , Si-
dhoardjo.
RADEN ADIPATI SOERO ADINEOORO, Probo-
lingo.
RADEN SALEH, Batavia.
Mr. w. RAPPARD, Batavia.
O. VAN REES, Batavia
Jhr. O. RENDORP, Batavia,
j. G. F. RIEDEL, Menado.
ITr. L. w. 6. DE ROO , Batavia , Commüêarii.
Mr. j. c. J. VAN DER SCHALK, Batavia.
Mr. W. T. D IJSSEL DE SCHEPPER , Biitavia.
D. w. SCHIFK, Batavia
O. SCHLEOEL, Batavia
R. J. DE SETFF.
A. Baron sloet van oldruitenborg . Ma-
dioen.
n d. van sltpe, Salatiga
Ds. J w. C. VAN STEEDEN, Batavia
A. SWAVING, Mandheling.
Dr. c SWAVING, Batavia,
j. E. TETSMAN, Buitenzorg.
A. THYSSEN, Soerakarta
j H. TOBiAS, Pamakassan,
Mr. L J A. TOLLENS, Buitenzorg.
G.' TROMP, Tangerang.
j. c T. viGELiüS. Palembang.
j. H. 0. vosMAEA, Banka.
j. VTZELAAR, Rembang.
H. VON DE WALL, RioUW.
A.'J B. WATTENDORFF, Batavia.
C. F. W WIGGERS VAN KKRCHEX, Batavia
H M. ANDREE wiLTENS, Soerabaya.
/ p. ZOETELIEF, Banjoemas.
IN NEDERLANDSen WEST-INDIE.
GEWONE LEDEN.
S. ABENDANON SZ.
Mr. J H. BEAUJON, Gura^o, Commissaris.
F. CARSTAIRS, Paramaribo, Commissaris,
j. F. A. CATEAü VAN ROSEVELDT, Parama*
ribo, Commissaris,
»
-Mr. p. cocKBURN PRINCE, Gura^ao.
A. M. COSTER, Paramaribo,
j. D CROL, Guragao.
Ds. s. VAN DISSEL, Paramaribo.
Dr. F. A. .c. DUMONTiER, Paramaribo.
Mr. E. A. VAN EMDEN, Paramaribo, Com»
missaris.
T. J. EYKEN SLUYTERS, Paramaribo.
Mr. J. M GANDERHEYDEN, Paramaribo.
H. VAN OENDEREN, Paramaribo.
j. H. A. w. Baron van heerdt tot evers-
berg, Paramaribo,
j. DE JONG, Paramaribo.
Dr. J. j. JUDA, Paramaribo.
Dr. c. LANDRÉ, Paramaribo.
R. F. VAN LANSBERQE, Paramaribo.
M. s. VAN PRAAG, Paramaribo,
j. VAN PRAAG, Paramaribo.
Mr. G. J. A, BOSCH REiTZ, Paramaribo.
Dr. N. ROGER, Garaio.
Mr A M. DE ROUViLLE, Gura^ao, ('om-
H. G ROUX, Paramaribo.
Dr. T. DE VEER, Guragao.
REGLEMENT
VAN
HET KONINKLIJK INSTITUUT
VOOR DE
TAAI.-, LAND- £N VOLKENKUNDE VAN NEOERLANDSCH INDië.
(FaUgetteld in de Algemeene Vergadering van 27 Juli 1865J
■MMMMMW
Artikel 1. Het doel van het Instituat is de taal-, land en
volkenkunde van 's Rijks overzeesche bezittingen en koloniën te
bevorderen :
a. door het verzamelen van hetgpen daarover in druk bestaat
of in manuscript te bekomen is;
b. door het uitgeven van Bijdragen en door het ui%even , of
het ondersteunen der uitgave van afzonderlijke werken;
e. door het stellen van vragen ter beantwoording, en door het
aanmoedigen en beloonen van verdienstelijke ondernemingen;
d. door de werkzaamheid van uit zijn midden gevormde af-
deelingen ;
e. d.oor het onderliouden van betrekkingen met andere weten-
schappelijke instellingen en personen in Nederland en zijne
koloniën en in het buitenland.
Art. 2. üe kosten worden bestreden uit donatiën en contri-
butiën van de leden en uit de bijdragen der Regeering, wanneer
op haar verlangen verslagen of werken door het Instituut uit-
gegeven worden , en tegemoetkoming in de kosten daarvan wordt
ingewilligd.
Art. 3. De leden worden benoemd door het Bestuur. Zij zijn
onderscheiden in leden-donateurs, gewone leden en buitenlandsche
leden.
De Uden-donateurs betalen minstens/* 2 5 in het jaar.
De gewone leden betalen/ 12 in het jaar.
De buióenlandêcAe leden zijn vrij van contributie.
26 IIEOI.KMENT.
Deze bijdragen worden betaald op kwitantie, in Nederland
van den Penningmeester, in de koloniën van eenen Commissa-
ris of gedelegeerde.
De contributie loopt van 1 Januari tot ultimo December
van elk jaar. Leden, na den 1*° Juli benoemd, betalen. voor
het jaar der benoeming de hdft der contributie.
Art. 4. De leiding van het Instituut is opgedragen aan een
bestuur van twaalf leden , daartoe in de algemeene vergadering ge-
. kozen uit de leden-danateurs en de gewone leden. Elk jaar
treden, naar rang van benoeming, drie leden af, die eerst na
een jaar herkiesbaar zijn. Het Bestuur kiest zich uit zijn midden
een President, een VicerPresident, een Penningmeester en een
Secretaris.
Art. 5. Het Bestuur is bevoegd den Secretaris, buiten het
bestuur, uit de gewone leden te benoemen.
De buiten het Bestuur benoemde Secretaris heeft in de be*
stuursvergaderingen slechts eeiie raadgevende stem.
Art. 6. Voor elke vacature in het Bestuur, wordt aan de al-
gemeene vergadering een drietal door het Bestuur voorgesteld.
De vergadering is daardoor in hare keuze niet gebonden. De
benoeming geschiedt door volstrekte meerderheid van stemmen
met ongeteekende briefjes.
Art. 7. Wanneer tusschentijds plaatsen in het Bestuur open-
vallen , wórden zij aangevuld in de eerstvolgende algemeene verga-
dering. De leden, op deze wijze benoemd, treden af op den
tijd bepaald voor hen, in wier plaats zij gekozen zijn.
Art. 8. Het Bestuur vergadert ten minste eens in de twee
maanden. Leden van het Bestuur, buiten 'sGravenhage woon-
achtig, hebben recht op vergoeding van kosten voor het opkomen
ter vergadering. Tot het nemen van een besluit wordt de tegen-
woordigheid van een derde der leden vereischt. Het verhandelde
wordt in de Bijdragen medegedeeld. Het Bestuur is bevoegd
een huishoudelijk reglement vast te stellen.
Art. 9. De President leidt de orde der werkzaamheden in de
bestuurs- en algemeene vergaderingen en handhaaft het reglement.
Art 10. Bij afwezigheid van den President treedt de Vice-
President in al zijne jfiinctiën; bij afwezigheid van beiden, de
oudste in jaren der aanwezige leden van het Bestuur, met uit-
zondering van den Secretaris.
Art. 11. De briefwisseling wordt namens het Bestuur gevoerd
door den President en den Secretaris,
4
.4»
UKOLEUENT. ^7
Art'. 12. Aan deu Penningraeester is het belieör der geld-
middelen opgedragen. Hij doet geen betalingen , dan na daartoe
door het Bestuur of door den President te zijn gemachtigd.
Op zijn voorstel wordt telken jare eene begrooting van de ont-'
▼angsten en uitgaven door het Bestuur vastgesteld.
Art. 13. De Secretaris is belast met de uitgave van de wer-
ken en bijdragen en met de bewaring der boekverzameling. Hij
kan in zijne werkzaamheden worden bijgestaan door eenen op
zijn verzoek en zijne voordracht te benoemen Adjunct-Secretaris.
Art. 14. Onder toezicht van den Secretaris of van zijn Adjunct
is de bibliotheek voor de leden toegaukelijk ; zij kunnen op
bewijs van ontvangst voor veertien dagen boeken ter leen bekomen.
Alt. 15. De afdeelingen werken naar afzonderlijke bepalingen,
overeenstemmende met de grondslagen van dit reglement eu
door het Bestuur goedgekeurd.
Art. 16. In de koloniën worden de belangen van het Insti-
tuut behartigd door leden-Commissarissen of Gedelegeerden, te
benoemen door het Bestuur eu handelende volgens zijne voor-
schriften. Zij zijn bevoegd leden aan het Bestuur voor tè dragen.
Jaarlijks wordt door hen aan het Bestuur verslag van hunne
werkzaamheden en rekejiing en verantwoording gedaaii.
Art. 17. De Bijdragen eu de Werken worden bij de uitgave
kosteloos aan de leden verstrekt en verder door middel van den
boekhandel verkrijgbaar gesteld.
Art, 18. Algemeene vergaderingen hebben plaats zoo dikwijls
het Bestuur dat noodig oordeelt.
Op verzoek van twaalf leden is het Bestuur verplicht eene
algemeene vergadering te beleggen.
De leden in Nederland worden ten minste acht dagen te
voren tot het bijwonen dier vergaderirfgen opgeroepen, met op-
gaaf van de punten ter behandeling.
Het verhandelde wordt in de Bijdragen medegedeeld , voor zoover
dit voor het doel der instelling noodig wordt geacht.
Art. 19. Eenmaal ^sjaars, in de maand Maart, is eene alge-
meene vergadering verplichtend. Daarin doet het Bestuur verslag
van den staat en de werkzaamheden van het Instituut , gedurende
het afgeloopen jaar, en rekening en verantwoording van het
beheer der geldmiddelen.
In diezelfde vergadering heeft de gewone aftreding en benoe*
ming van leden des Bestuurs plaats.
Het jaarlijksch verslag wordt gedrukt in de Bijdragen.
28 KEOl.EMEyT.
Art. £0. Voorstellen van leden maken, na die vau het Be-
stuur, een onderwerp uit van dadelijke behandeling in de alge-
meene vergadering, voorzoover de tijd het toeltfat en het Be-
stuur daartegen geene bedenking heeft. In het tegenovergesteld
geval wordt de behandeling verdaagd, het voorstel bij het Be-
stuur overwogen en met zijn praeadvies in eene volgende aige-
meene vergadering gebracht.
Art. 21. De besluiten der algemeene vergadering worden op-
gemaakt bij meerderheid van stemmen. Bij het staken der
stemmen heeft de President eene beslissende stem.
Art. 22. Over veranderingen in dit reglement raag in geene
algemeene vergadering gestemd worden , indien zij niet ten minste
acht dagen te voren aan- de leden in Nederland zijn toegezon-
den. Voor de aanneming wordt de goedkeuring van twee derden
der stemmende leden vereischt.
Art. 28. Het Bestuur geeft van de veranderingen in het
reglement in het vorig artikel vermeld, kennis aan den Koning
Beschermheer.
HUISHOUDELTJK REGLEMENT.
(VaBtgetieid in de Beitmunvergaderiuffen van 17 Januari en
U JnU 1865.J
Art. 1. De tijd en de plaats van iedere vergadering des
Bestuurs worden ten minste drie dagen voornit aan de leden
bekend gemaakt.
De gewone vergaderingen zullen in den regel gehouden worden
op den derden Zaturdag der maanden Januari, Maart, Mei,
Juli, September en November.
Alle convocatie-biljetten aan de leden en bescheiden aan be-
noemde commissien worden hun vrachtvrij bezorgd.
Abt. 2. Op eene der laatste vergaderingen vóór de algemeene.
vergadering in Maart wordt door den Secretaris een concept
voor het op die vergadering te geven verslag ingediend en dit
door het Bestuur vastgesteld en doet de Pennin^eester reke-
ning en verantwoording aan het Bestuur met toetsing aan de
vastgestelde begrooting. Ook worden dan de drietallen voor de
aftredende leden opgemaakt en de voprstellen besproken , welke
op de algemeene vergadering mochten te doen zijn.
Aet. 3, Indien voor stukken in de Bijdragen en voor af-
zonderlijke werken een honorarium wordt toegekend, geschiedt
zulks op voorstel van den Secretaris, zoo noodig met een vast
te stellen getal gratis-exemplaren.
Akt. 4. Voor het drukken, uitgeven, bezorgen en verkrijg-
baar stellen der Bijdragen wordt met eenen te 's Qravenhage
gevestigden uitgever overeengekomen. Met dezen wordt , bij voor-
keur van anderen, telkens afzonderlijk gehandeld omtrent het
drukken , uitgeven , bezorgen en verkrijgbaar stellen van afzon-
derlijke werken. De Voorzitter en de Secretaris sluiten , namons
het Bestuur,' de overeenkomsten naar door het Bestuur goed-
ge k eu rd e gi ou d si agen .
30 HUISHOUDELIJK REOLEMENT.
Art. 5. De Bijdrageu beslaan iu deu regel jaarlijks tixsschen
de 30 en 40 vellen druks van 16 pagiuas. Daarvan verschijnt,
zooveel mogelijk, elke twee maanden een zesde gedeelte in het
licht.
Art. 6. De afzonderlijke werken worden, zooveel mogelijk,
in overeenstemming met de schrijvers en bewerkers uitgegeven.
Art. 7. De vragen, bedoeld in par. c van art. 1 van het Ke-
glement, worden door den Secretaris voorgesteld.
Art. 8. De Secretaris is, in overleg met den Voorzitter,
bevoegd boeken en handschriften voor de bibliotheek aan te
koopen, mits zich houdende aan de daarvoor jaarlijks op de
begrooting aangewezen som.
Art. 9. De bibliotheek is eenmaal per week voor de leden
toegankelijk, op den dag en het uur op het scliutblad van de
Bijdragen te vermelden. De Adjunct-secretaris moet op dien tijd
in de Bibliotheekzaal tegenwoordig zijn.
Art. 10. De Adjunct-secretaris verricht verder de werkzaam-
heden, waarmede hij door den Secretaris belast wordt; ook
staat liij den Penningmeester en de Secretarissen der afdeelingen
ten dienste, voor zoover de Secretaris daartegen geen bezwaar heeft.
Nevens de registers der boekerij houdt hij een register aan
van afgegeven boeken en geschriften.
Hij zorgt in liet bijzonder voor het voltallig houden der
werken en tijdschriften en het erkennen der ontvangst van toe-
zendingen.
Hij ondersteunt den Secretaris in het regelmatig onderhouden
van briefwisseling met de Commissarissen of gedelegeerden in de
koloniën en met de genootschappen , instellingen of i)ersonen ,
waarmede betrekking bestaat.
Hij onderteekent de' uitgaande stukken bij verhindering van
den Secretaris en treedt telkens voor hem op , wanneer daartoe
reden is.
ALGKMEENE VERGADERJNG
DER
LEDEN VAN HET INSTITUUT,
GEHOUDEN TE 's ORAVENHAOE , 26 MAART IRCfl.
De Voorzitter, Jhr. Cornets de Groot van Kraai jenburg,
opent op het beschreven uur de vergadering.
De notulen der vorige algemeene vergadering worden gelezen
en goedgekeurd.
ft
De Secretaris doet voorlezing van het verslag van den staat
en de werkzaamheden van het Instituut over 18f55 ".
De Voorzitter benoemt eene commissie tot het opnemen der
rekening en verantwoording van den penningmeester over primo
Mei tot ultimo December 1866. ^Op voorstel dier commissie,
die de rekening in goede orde heeft bevonden , wordt deze door
de vergadering goedgekeurd.
De vergadering betuigt haren dank aan den Secretaris en
den Penningmeester voor de door hen volbrachte taak.
Overgaande tot het verkiezen van Bestuursleden, ter vervan-
ging van de heeren Cornets de Groot van Kraaijenburg , Wint-
gens en van der Wijck, aan wie de beurt van aftreding is en
ter vervanging van den heer Boorda, die zijn ontslag heeft
genomen, worden met meerderheid van stemmen tot leden van
het bestuur gekozen : in de plaats der drie eerstgenoemden , de
heeren dr. P. Bleeker, J. M. Obreen en A. W. Elgter van
Wissekerke en in de plaats van den heer Koorda, aftredende
in 1868, de heer dr. G. K. Niemann.
De nieuw gekozen Bestuursleden verklaren de hun opgedragen
betrekking aan te nemen, waarop de vergadering, daar niets
verder aan de orde is en ook niemand iets in het midden heeft
te brengen, door den Voorzitter wordt gesloten.
• Dit ve4sh\g is opgenomen op Wadz. 365-378 der Bijdragen, 3e volg-
reeks, 1* deel.
ALGBMEENE VERGADBRING
OEIIOUBEN TE 'SORAVENHAOE , OP 29 MAART 1867.
Tegenwoordig de heereu Jhr. Mr. W. T. Gevers
Deynoot, (Voorzitter), J. Millard, A. P. Godon, P. A.
Leupe, Prof. J. P. N. Land, Willem Wijt, Dr. G. K.
Nieinaun, A. D. van der Gou Netsclier, Prof. Hoff-
mann, J. M. Obreen, A. W. Egter van Wissekerke,
Mr. C. van Heukeloni en Robidé van der Aa.
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
worden gelezen en goedgekeurd.
Op uióioodiging van den Voorzitter doet de Secretaris mede- *
deeling van het verslag van den staat en de werkzaamheden van
het Instituut in 1866 >.
j
De Voorzitter brengt ter tafel de rekening en verantwoording
van den penningmeester oVer 1866 en benoemt eene commissie ,
bestaande uit de heeren Mr. C. van Heukelom en W. Wijtom
die te willen nazien en van hun bevinden verslag te doen aan
de vergadering.
Na eenige oogenblikken pauze bericht de heer van Heukelom
dat de commissie voor het opnemen der rekening, die in de
beste orde heeft gevonden , zoodat zij aan de vergadering voor-
stelt de rekening goed t« keuren , onder dankbetuiging aan den
Penningmeester voor zijn gehouden beheer.
De vergadering vereenigt zich met dit voorstel.
Aan de orde is daarop het kiezen van Bestuursleden , ter ver-
vanging van de heeren Jhr. Mr. W. T. Gevers Deynoot, Robide
van der Aa en professor Hoftmann , aan wie He beurt vaii aftre-
' Zie dit verslag op hiadz. 5—19 hiervoren.
ALOEU££N£ V£tt6ADEtttNG DCft L£DEN. 33 '
ding is en van den heer E. Francis, die, ofechoon hij eerstin
1868 moest aftreden, uithoofde van zijn ge7X)ndheidstoestand
zich verplicht heeft gezien zijn ontslag te nemen. De door art..
6 gevorderde drietallen worden daarvoor door het Bestuur voor-
gesteld.
Met meerderheid van stemmen worden tot leden van het 6e-
stunr gekozen, de heeren: Jhr. J. P. Cornets de Groot van
Kraaijenburg , Mr. J. E. Banek, Professor H. Kern en J. J.
Meinsma, die, daar zij niet tegenwoordig zijn, van hunne be-
noeming zal worden kennis gegeven.
De Voorzitter stelt aan de orde de behandeling van het voor-
stel van het Bestuur tot het houden gedurende den winter van
wetenschappelijke voordrachten op algemeene vergaderingen. Ue
aanleiding tot het doen van dit voorstel, zegt de Voorzitter,
is in het verslag, door den Secretaris uitgebracht, medegedeeld.
Het Bestuur meende het denkbeeld tot het houden van zooda-
nige vergaderingen in. den vorm van een voorstel aan de goed-
keuring der algemeene vergadering te moeten onderwerpen, om-
dat men het houden van voordrachten als eene afwijking van
het reglement zou kunnen beschouwen, daar dit daarvan zwijgt.
Niemand verlangt het woord te voeren , waarop zonder hoof-
delijke stemming het voorstel van het Bestuur wordt goedge-
keurd. *
Op voorstel van den heer Leupe betuigt de vergadering haren
dank aan de afgetreden Bestuursleden voor hetgeen door hen in
die betrekking in het belang van het Instituut is verricht.
De heer Land zegt in de gelegenheid te zijn het Instituut
ter opname in de Bijdragen aan te bieden eene lijst, opgemaakt
door Dr. Engelmann, van de Javaansche manuscripten, toebe-
hooiende aan het Nederlandsche Bijbelgenootschap te Amsterdam.
Van die lijst, die evenwel niet geheel volledig bevonden zal
worden , omdat Dr. Engelmann niet in de gelegenheid was die
af te werken, zou een afschrift genomen moeten worden, indien
althans tot de uitgave besloten mocht worden. De heer Land
verklaart zich bereid dit afschrift onder zijn toezicht te doen
vervaardigen.
De Voorzitter zegt den heer Land dank voor zijn welwillend
aanbod en verzoekt deze de bedoeld lijst aan het Bestuur te
X (XIV). ' ^
34 102l>S BXSTUUESVEBOADEKtNO.
willen doen toekomen , ten einde de wenschelijkheid der mtgp
te doen onderzoeken.
Niemand verlangt verder het woord, waarop de vergader
door den Voorzitter wordt gesloten.
102'>( BESTUURSVBROADfiRING
GEHOUDEN 19 lANUARI 1867.
Tegenwoordig de heeren Jhr. Mr. Gevers fieyn
(Voorzitter) , Dr. Bleeker, fiobidé vtm der Aa, Bachie
Godon, van der Gon Netscher, Millard, Niem;
en Obreen en de Adjonci^ecret^ris. De heeren E(
van Wissekerke , Francis en Prof. Hoftïnaun met kem
geving afwezig.
De notulen van het verhandelde in de vorige bijeenkoi
worden gelezen en na e^nige wijziging goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1. dat voor de bibliotheek zijn ingezonden de volgende bo
werken :
Abhandlungen fiir die Kunde des Morgenlimdes , IV Bai
no. 5.
Zeitschrift der Deutschen morgenlc^ndischen Geeellschaft,
Band, IV heft.
Tijdschrift uitgegeven door de Ned. maatschapp^ ter be%
deripg van nijverheid, 3e reeks, deel VII, 11e en 12e stul
Handelingen der 89ste algemee^e vergadering en van
lO^e Jf ijverheidscongres. ,
Verslag der Algemeene Vergadering van het Indisch Gene
schap van 2^ .November 1866.
Van het Ministerie van koloniën. Togten naar den Men
Van den heer van der Gon Netscher. Werking van de
tot opheffing der slavernij in de Nederlaudsche , West-Jndii
koloniën.
102de BESTVüRSYEfiOABERlNO. 35
BoUdin de la Sociëté de Geographie, afl. Oct. enNov. 1866.
Tableanx de population, de culture, de commeTce et de na-
?ig«tioQ pour 1864.
Journal of the royal Asiatic society 1866, vol II, part. I.
Tijdschrift van Nederlandsch Indië, afl. December 1866 en
Januari 1867.
TI. dat naar aanleiding van een schrijven van het Bestuurs-
lid , professor Hoffmann, die (zie Notulen der vori^ vergadering)
pp zich genomen had den heer de Orijs mededeeling te doen
v&ti het door het Bestuur genomen besluit omtrent de uitgave
i^r vertaling van de chineesche wetboeken, thans dpor den Secre-
t&fis den heer de Grijs van het genomen besluit is kennis gd-
g^veu. Op verzoek van den heer Hoffmann, die het manuscript
^^axft den Adjunct-secretaris heeft toegezonden, is daaraan de
lEKiededeeling toegevoegd dat het Bestuur goedgevonden heeft het
ha^tadschrift nog te bewaren tot dat bericht zal zijn ontvangen
hoe de terugzending daarvan zou dienen te geschieden.
in. dat door den Voorzitter en den Secretaris in overleg
oa^ den hoogleeraar Dr. H. C. Millies eenige bepalingen zijn
V3iStgesteld omtrent de uitgave door het Instituut van het door
Benoemden Hoogleeraar geschreven werk over de inlandsche
nvonten van Nederlandsch-Indie. Die bepalingen zijn de volgende :
l^. dat zoowel het druk- als* het plaatwerk op kosten van het
^stituut door een lithograaf en drukker, die het Bestuur aan-
wijst, onder toezicht van den Secretaris, uitgevoerd zal worden,
doch dat de revisie van het manuscript, de correctie van het
druk- en plaatwerk onder leiding en verantwoording van den heer
Millies zullen geschieden;
^^. dat de kosten der revisie van den tekst zullen worden
voldaan door het Instituut, ten bedrage van ƒ80 i ƒ 100.
3o. dat als eene tegemoetkoming aan den heer Millies, na
fc voltooiing van het werk,' door het Instituut zal worden uit-
gekeerd ƒ 25 per vel druks in kwarto van 8 bladzijden.
4o. dat bovendien de heer Millies zal kunnen beschikken over
W exfflnplaren op gewoon en 10 exemplaren op best papier.
5o. dat overigens het bedoeld werk zal zijn het uitsluitend
en onbelemmerd eigendom van het Instituut en alzoo de grootte
der opkgé, het in den handel brengen, de prijsbepaling van
het werk en al wat het Instituut nuttig en noodig mocht oor-
deelen, geheel aan het Bestuur blijft overgelaten.
88 102d£ BESTUURSVEftGADfiRINO.
De Voorzitter stelt voor van het in de Maleische taal gesteld
schrijven van den regent van Piobolingo, het Institaut door
tusschenkomst van Commissarissen in Indië toegezonden, eene
vertaling te doen vervaardigen om dan bij voorkomende gedegen-
heid in de Bijdragen te worden opgenomen, met welk voorstel
de vergadering zich vereenigt.
De Voorziher herinnert dat door het Bestuur nog eene be-
slissing moet genomen worden omtrent eene door den heer J.
van Leeuwen , secretaris van het Nederlandsch Bijbelgenootschap
te Amsterdam, gedane vraag: of het Bestuur bereid is voor
door het Genootschap ingezonden bijdragen in het maleisch of in '
eenige andere polyneesische taal een deskundig corrector te
kiezen en, voor zooveel noodig, te bekostigen.
Naar aanleiding van het daaromtrent gedane voorstel door
den Secretaris besluit het Bestuur: den heer van Leeuwen mede
te deelen dat het Bestuur het wenschelijk acht tén opzichte der oor-
rectie van de toegezonden opstellen geene vaste bepaling te maken ,
maar telkens naar omstandigheden te handelen. Beeds vromer
had het Besrtunrslid, de heer Niemann, de goedheid zich met de
correctie van maleische opstellen te belasten en thans heeft deze
ook op zich genomen de correctie der reis van Abdullah, die
het Bestuur^ door tusschenkomst van den heer van Leeuwen,
van den heer Klinkert ontving.
De Voorzitter doet mededeeling van een schrijven van het
lid des Instituuis, de heer Dr. F. A. G. Dumontier te Paramaribo,
daarbij de afzending berichtende van twee indiaansche schedels. De
kleinste ia van eene vrouw van den stamder Warrouof Warrau-
Indianen, de andere van een Ganube (man). Daar bedoelde
schedels nog niet ontvangen zijn, wordt besloten de ontvai^t
af te wachten , alvorens diiaromtrent eene beschikking te nemen.
De Voorzitter, aan wien met den heer Bachiene werd opge-
dragen het Bestuur van advies te dienen omtrent de uitgave
van een door den heer E. W. A. Ludeking ingezonden opstel,
getiteld, //Schets der residentie Ambnina//, doet daaromtrent
verslag. Naar het oordeel van den Voorzitter, waarin door den
heer Bachiene wordt gedeeld, is het werk van den heer Lude-
king 'zeer verdienstelijk te noemen. Het bevat een aantal wetens-
waardige bijzonderheden, terwijl aan het werk eene menigte
102de bestuubsyero adering. 37
statistieke overzichten zijn toegevoegd , die vooral daarom waarde
kunnen hebben omdat zij loopen tot den jongsten tijd. De heer
Ladeking treedt in zijne mededeelingen en beschoawingen ook
veel op natnnrknndig gebied en op grond daarvan stelt de Voor-
zitter voor alvorens een besluit omtrent de uitgave te nemen,
daaromtrent ook het advies te hooren van den heer Bleeker,
die zich bereid verklaart het Bestnnr te rapporteeren.
De heer Bobidé van der A.a erlangt thans het woord tot toe-
lichting van zijn voorstel tot het honden van algemeene verga-
deringen, bestemd voor voordrachten eti discussie. Hij acht- zoo-
danige vergaderingen wenschelijk, ten einde voortdurend de be-
langstelling der leden levendig te houden, waartoe de afdeelingen
blijken ongeschikt te zijn. Hij zou daarom gaarne zien dat be-
sloten werd tot het houden van drie of vier algemeene verga-
deringen in den winter « waarop in het algemeen onderwerpen
zonden moeten behandeld worden, die behooren tot den kring
van het Instituut, ofschoon het niet belet zou behoeven te wor-
den,'dat ook zaken van actueel belang werden besproken. Voor
de vervulling der spreekbeurten zou men zich in het algemeen
moeten wenden tot de leden van het Instituut, maar in het
bijzonder tot de hoogleeraren aan de instellingen voor indische
taal-, land- en volkenkunde te Leiden en te Delft. De voor-
drachten, zoowel als de discussie, die daaruit volgen mocht,
zouden in de Bijdragen opgenomen moeten worden. Daar het
saizoen reeds te ver verstreken is om met die vergaderingen
thans reeds een aanvang te maken, zal men daarmede eerst in
het volgende saizoen kunnen beginnen. Inmiddels zou de ophe£Sng
der afdeelingen nog niet behoeven te worden voorgesteld, maar
zon men den uitslag der proe&ieming met het houden van alge-
meene vergaderingen kunnen afwachten. Blijkt die proef gunstig
te zijn , eerst dan zou een voorstel tot wijziging van het reglement
gedaan kunnen worden om daaruit de bepalingen omtrent de
afdeelingen te doen vervallen.
Het denkbeeld tot het houden van algemeene vergaderingen
wordt door vele leden toegejuicht. De heer Bachiene , die daarin
door den Voorzitter wordt ondersteund, meent echter dat het
honden van de^lijke vergaderingen niet overeen te brengen
is 'met de bepalingen van het reglement, omdat art. 1, waarin
het doel van het Instituut omschreven wordt, daarvan niet met
name spreekt. Anderen zijn niet van dit gevoelen en meenen
88 102OE BESTITÜRSVXEGJLDE&ING.
dat althans het reglement het niet verbiedt. Art. 18 zegt: dat
algemeene vergaderingen plaats hebben zoo dikwijls hetBestnor
het noodig oordeelt, terwijl ook eene mime uitlegging van de
bepaling in art. 1 : dat het doel van het Instituut is de taal- ,
land- en volkenkunde van Indië te bevorderen o. a. door het
stellen van vragen ter beantwoording, zou toelaten daaronder
ook de behandeling en bespreking van eenig wetenschappelijk
onderwerp te rangschikken.
Met meerderheid van stemmen wordt daarop besloten op de
aanstaande algemeene vergadering voor te stellen in het volgend
wintersaizoen eene proef te nemen met het houden van weten^
schappelijke voordrachten op algemeene vergaderingen.
Ter voldoening van het besluit, in de vorige vergadering ge-
nomen, worden door den Voorzitter en den Secretaris eenige
modellen voor diploma's ter tafel gebracht. Nadat ter voldoening
van den door sommigen geuiten wensch bepaald is dat diploma^s
zullen worden uitgereikt , wordt met meerderheid van stemmen
besloten die uitreiking niet enkel te beperken tot de in Indië
en in het btiitenland gevestigde leden, hetgeen door sommige
leden voldoende wordt geacht, maar aan alle leden een diploma
toe te zenden, waarna eene keuze uit de voorhanden modellen
wordt gedaan.
Ten slotte worden tot leden van het Instituut benoemd, de
heeren S. van Dissel, predikant te Paramaribo, en Dr. L. W.
G. de Roo, conrector aan het gymnasium Willem III te Ba-
tavia, terwijl besloten wordt het lidmaatschap op te dragen aan
de heeren: Mr. C. van Heukelom, Mr. E. H. 'sJacob, R. J.
de Seyff , allen te 's Gravenhage en W. F. Versteeg te Arnhem.
Niets verder te behandelen zijnde wordt de vergadering door
den Voorzitter gesloten. ♦
lOS''^ BB8TUURSVERGADERIN0
GEHOUDEN 16 MAART 1867.
Tegenwoordig de heercn: Jhr. Mr. Gevers Deynoot
(Voorzitter), Mülwd, Godon, Robidé van der Aa, Egter
van Wissekerke, van der Gon Netscher, Prof. Hoff-
mann, Niemann en Obreen en de Adjnnct-secretaris.
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
worim gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede dat is ingekomen:
I. De volgende boekwerken:
Journal of the Asiatic Societj of Bengal, part I n>*. II,
part II u<>. n. «
Prooeedings of the royal geographical society, vol X n®. VI.
Bibliotheca Indica no. 94, 95, 215.
Bulletin de la sociétë de géographie Dec. 1866, Jan. 1867.
Verslagen van het Indisch Gtenootschap, algemeene vergaderingen
van 18 December 1866 en 29 Januari 1867.
Notulen der vergadering van 18 November 1866 van het
Koninklijk Instituut van ingenieurs. •
Tijdschrift, uitgaven door de Nederlandsche maatschappij
ter bevordering van nijverheid, 3« reeks, deel VIII, 1« en
2« stuk.
Annales musei botanici Lugd. Bat. deel II, afl. 6 — 10.
N# Graafland. 8. £. Harthoorn's oordeel over het onderwijs
in de Minahassa. ^
L. van Woudrichem vto Vliet. Koloniale studiën 1. De
gouvemements-koflBjcultuur op Java.
II. Van dr. F. A. C. Dumontier te Paramaribo twee indiaan-
sche schedels , waaromtsent de brief van afzending in de vorige
bijeenkomst is medegedeeld. Op voorstel van den Voorzitter
wordt besloten later te bepalen , welke bestemming aan deze
schedels g^ven zal worden.
ni. Eene missive van het Bestuurslid den heer E. Francis,
berichtende dat hij door voortdurende ongesteldheid zich verplicht
40 lOSl^E B£STiIUR5VKll6A.DElllNG.
gevoelt zijn ontslag te verzoeken als lid van het Beataur. De
vergadering, met leedwezen dit bericht vernemende, besluit om
de redenen die tot het doen van het verzoek hebben geleid,
het gevraagde ontslag te verleenen.
IV. Missives van de heereu mr. C. van Henkelom, mr. E.
H. 'sJacob, R. J. de SeyfT en W. F. Vprsteeg, kennisgevende
de aanneming van het hun opgedragen lidmaatschap.
V. Een schrijven van den heer J. van Leeuwen te Amster-
dam, ter opneming in de Bijdragen aanbiedende:
lo. eene soendaneesche vertelling, bewerkt door dr. W. H.
Engelmann te Bandong;
£0. eene collectie maleische paiitons, bewerkt door den heer
H. C. Klinkert te Biouw.
Daar deze stukken onmiddellijk na ontvangst door den Se-
cretaris den heer Niemann zijn toegezonden om het Bestuur
omtrent de opname dier beide opstellen in de Bijdragen te ad-
viiSeeren , verklaart dit Bestuurslid thans reeds in de gelegenheid
te zijn omtrent het eerstgenoemde zijn gevoelen mede te deelen.
Uit een onderzoek is hem gebleken dat dit opstel uit een taal-
kundig oogpunt belangrijk is te noemen, zoodat hij adviseert
tot opneming in de Bijdragen.
De heer Bobidé van der Aa, aan wien met den heer Egter
van Wissekerke het onderzoek was opgedragen van het register
van alle manuscripten, bij de afdeeling Inlandsclie zaken op de
secretarie te Batavia bewaard wordende, bericht dat het een
lioogst belangrijk stuk is om bij voorkomende gelegenheden te
worden geraadpleegd. Daar dit register genoemde heeren in
handen is gesteld om het Bestuur voorstellen te doen omtrent
eene keuze van stukken, die voor openbaarmaking geschikt
zouden zijn, vestigt de heer van der Aa de aandacht op het
volgende manuscript, waarschijnlijk afkomstig van den beroem-
den Speelman, die Macassar veroverde:
Speelman. Gescliiedenis van de eerste vestiging der Neder-
landers op Celebes, 4 dln.
Dit stuk is van zeer veel belang te achten, omdat het zich
niet op het Rijks-archief bevindt. Daar het echter nog al om-
vangrijk is , zou het misschien moeilijk wezen dit , zonder vooraf
met den inhoud bekend te zijn, te laten overschrijven. De heer
van der Aa geeft daarom in overweging den titel in de Notulen
op te nemen, ten einde op die wijze daarop de aandacht te ves-
A
103de bestu übsveuoadering. 41
tigen van het Bataviaasch Genootschap vau kunsten eu weten-
schappen.
In het register komt ook nog voor de volgende titel van een
mannscript:
Beknopte geschiedenis van het koningrijk Sidenring of de
Adji Tamparang van de vroegste tijden tot 1840.
Dit stnk is, zooals de heer vau der Aa vermeldt, niet op-
genomen onder de historische bescheiden, die het Tijdschrift van
Nederlandsch Indie van 1848 en 1854, deel I, over de geschie-
denis van Celebes uit het archief te Batavia heeft gepubliceerd.
Daar dit stnk waarschijnlijk van geringen omvang is zou het
van belang kunnen geacht worden daarvan een afschrift uit Tndië
over te zenden.
De Secretaris deelt mede dat in de Bestuursvergadering van
28 December 1864 besloten is den hoogleeraar Roorda- in de
gelegenheid te stellen tot de uitgaaf van een Javaansch werk,
twee stukl^n bevattende uit de Wayang Poerwa. De heer Roorda
heeft kennis gegeven dat hij met de copie thans gereed is en
dat hij met de heeren Enschedé in onderhandeling is omtrent
den druk, zoodat het na verloop van eenige maanden het licht
zal kunnen zien.
De Penningmeester brengt ter tafel de rekening en verant-
woording van zijn gehouden finautieel beheer van 1» Januari
tot ultimo December 1866. Die rekening en verantwoording
met de daarbij behoorende justificatoire bescheiden worden in
handen gesteld van de heeren Obreen en Egter van Wissekerke,
met verzoek daaromtrent verslag te doen in eene bestuursverga-
dering, nog te houden vóór de algemeeue vergadering, die,
volgens de bepaling van het reglement in deze maand moet
plaats hebben. In die Bestuursvergadering zal dan tevens worden
vastgesteld het door den Secretaris op de algemeeue vergadering
uit te brengen verslag.
De Penningmeester dient verder in eene begrooting van ont-
vangsten en uitgaven over 1867, vermeldende eene som in
ontvangst van/ 7288.88 en in uitgaaf van / 6650. Onder de
ontvangst is begrepen eene som van f 2347 voor achterstallige
oontributien uit Oost- en West-Indië en het bedrag van den
wissel van commissarissen te Batavia dd. 27 Augustus 1866,
in mindering van hetgeen het Instituut aan contributie uit Indië
4fi 103DI BKSTÜÜEflVEEGADEEINÓ.
te vorderen geeft. Onder de uitgaven is onder anderen opge-
nomen eene som van /4400 voor drul^loonen voor Bijdragen
en afzonderlijke werken , waarbij is gerekend op de uitgave ge-
durende het loopeude jaar van het werk van den hoogleeraar
Millies over de inlandsche munten van Nederlandsch Indië,
het reisverhaal van den heer von fiosenberg naar de Zuidooster-
eilanden en het hierboven vermelde Javaansche werk Tan den
hoogleeraar Roorda.
Die begrooting wordt, op voorstel des Voorzitters, door de
vergadering goedgekeurd.
Overgaande tot het opmaken van drietallen, die volgens de
bepaling van art. 6 van het reglement der algemeene vergade-
ring moeten worden aangeboden, voor de vervulling der vaca-
tures in het Bestuur, wordt vastgesteld dat zal bestaan:
het drietal ter vervanging van den heer Jhr. Mr. W. T.
Gevers Deynoot, uit de heeren: Jhr. J. P. Cornets de Groot
van Kraaijenburg, Mr. J. E. Banck en Mr. H. Betk H%n.
het drietal ter vervanging van den heer Robidë van der Aa,
uit de heeren: Mr. J. E. Banck, Mr. H. Beth Hzn. en F,
C. Rosé;
het drietal ter vervanging van den heer Dr. J. Hoffmaun,
uit de heeren: J. D. van Herwerden, Mr. C. van Heukelom
en Dr. H. Kern;
en het drietal ter vervanging van den heer E. F^aucis , aftre-
dende in 1868, uit de heeren: J. J. Meinsma, Dr. H. Kern
en Mr. P. A. 8. van Limburg Brouwer.
Op voorstel des Voorzitters wordt bepaald dat de algemeene
vergadering zal worden gehouden op Vrijdag den 29sten Maart
des voormiddags ten half twaalf uur in het hotel: het Keizershof.
De Secretaris herinnert dat in vorige Bestuursvergaderingen
de vraag ter sprake is gebracht in hoe ver het mogelijk zou
zijn eenheid te brengen in de spelling der Indische plaatenamen,
hetgeen met het oqg op de weinige kennis van de verschillende
talen van den archipel niet wel mogelijk werd geacht. In de
Bijdragen, 3e reeks, Ie dl., 4e stuk, blz. 538 — 589, heefk
de redactie een besluit doen opnemen van de indische régeering
van 29 Juli 1863, waarin, ter bevordering van die eenheid in
spelling het militair departement werd verzocht aan de heeren A. B.
1041» »S8Tt?t!AdV£BOADEfttXO. 4ft
Coben Stuart en K. F. Holle , te doen toekomen de lijsten van
namen, die op de kaarten van eigenlijk Java en de Soenda-
land^ moeten geplaatst worden , zoo nauwkeurig mogelijk met
ji?aansehe en ^loendasche karakters geschreven, terwijl aan de
genoemde heeren werd verzocht de op die lijsten voorkomende
namen met romeinsche karakters over te schrijven. De Secre-
tana vindt daarin aanleiding voor te stellen de regeering te ver-
zoeken, zoo dergelijke lijsten reeds aanwezig zijn, een a£Bchrift
daarran aan het Instituut te willen afstaan en het de vrijheid
te willen geven om , wanneer het Bestuur dit wenschelijk acht,
die lijstoi in de Bijdragen op te nemen.
De ve^dering vereenigt zich met dit voorstel, zoodat het
Bestnor zich omtrent die zaak zal wenden tot den Minister van
koloniën.
Niets verder aan de orde zijnde wordt de vergadering door
den Voorzitter gesloten.
104de bestuursvergadering
GEHOUDEN 26 MAART 1867.
Tegenwoordig de heeren : Jhr. Mr, Gevers Deynoot
(Voorzitter), Dr. Bleeker, Millard, Robidé van der Aa,
Egter van Wissekerke, Godon, van der Gou Netscher,
Niemann en Obreen. De heer Bachiene met kennisgeving
afwezig.
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
vorden gelezen en na eenige wijziging goedgekeurd.
Be Voorzitter deelt mede dat voor de bibliotheek is inge-
zonden:
Platte grond der stad Soeiftbaya; en
Memorie van den heer Bachiene, ingediend op het te Bern
gdiouden internationaal congres.
\
44 104de RESTUURSVEIIOADEKINO.
De voorxitter herinnert dat nog eene besliasing moet genomen
worden omtrent de bestemming aan de door den heer Dnmontier
ingezonden schedels te geven. Na eenige overweging wordt be-
sloten die schedels ter bewaring af te staan aan het Anatomisch
kabinet te Leiden.
De heer Bleeker brengt rapport nit omtrent twee in zijne
handen gestelde stukken:
lo. het rapport van den heer van Sevenhoveu over Billiton.
De heer Bleeker acht het allezins wenschelijk dit stnk in de
Bijdragen op te nemen, waartoe vervolgens wordt besloten.
2o. de door den heer Ludeking ingezonden Schets van Am-
boina. De heer Bleeker acht de openbaarmaking ook van dit
werk wenschelijk. Evenwel zon het werk en meer bepaaldelijk
de daaraan toegevoegde tabellen eenige wijziging en vereenvon-
diging behoeven, zoowel omdat sommige tabellen minder te
beteekenen hebben, als omdat de uitgaaf van het manuscript,
gelijk het thaus is ingericht, te veel onkosten zou vorderen.
Mocht de heer Ijudeking tot die wijziging en vereenvoudiging
geneigd zijn, dan zou, naar het oordeel van den heer Bleeker,
het werk allezins geschikt zijn door het Instituut te worden
gepubliceerd.
De heereu Obreen en Egter van Wissekerke berichten dat zij
de rekening van den Penningmee^ster in volkomen orde. 'hebbeu
bevonden en stellen dus voor die ter goedkeuring aan de algemeene
vergadering aan te bieden.
De Secretaris doet voorlezing van het door hem opgesteld
verslag van den staat en de werkzaamheden van het Instituut
over 1866, dat op de aanstaande algemeene vergadering namens
het Bestuur zal worden ingediend.
De heer Robidé van der Aa vestigt de aandacht op den onlangs
versclienen jaargang van de ^Année géographique// van den heer
Vivien de Saint Martin, waarin bepaaldelijk eervol vermeld
worden de door liet Instituut uitgegeven /'/Reistogten in de af-
deeling Gorontalo'^ van den heer von Bosenberg en het Overzigt
der taal- en letterkunde van Nederlandsch Oost-Indie van het
Bestuurslid, de heer Niemann, opgenomen in de !« afl.- van het
Ie deel der 3^ serie. Uit dat werk blijkt dat er te Melboome
105D& BBSTUÜRSVEAGABEBINO. 45
een wetenschappelijk genootschap bestaat onder den titel van
#Flulosophical sodety of Victoria«r, dat in 1855 tot 1865 zes
deelen heeft in het licht gegeven, waarin verschillende geogra-
fische opstellen over Australië voorkomen. De heer van der Aa
geeft in bedenking om door tusschenkomst van het btdtenlandsch
lid des Institnuts, den heer J. W. Ploos van Amstel, te trachten
eene ruiling van werken tusschen die instelling en het Instituut
tot stand te brengen.
De vergadering wordt daarop door den Voorzitter gesloten.
105i>« BESTUURSVERGADERING,
OEHOUDEN 30 APRIL 1867.
Tegenwoordig de heeren Dr. Bleeker (Voorzitter),
MiUard, Bachiene, Grodon, Prof. Kern, van der Gon
Netscher, Niemann en Obreen en de Adjunct*secretaris.
De notalen van het verhandelde in de vorige vergadering
morden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede dat is ingekomen:
I. Ten behoeve der bibliotheek , van den heer A. B. Cohen
Staart een exemplaar van den Javaanschen almanak voor 1867.
II. Missives van de heeren Jhr. J. P. Cornets de Groot van
Knukijenburg en J. J. Meinsma, in de jongste algemeene ver-
g^eriil^ tot leden van het Bestuur gekozen^ houdende bericht
dat zij die betrekking niet knnnen «mvaarden.
III. Missive van den heer A. W. Egter van Wissekerke,
houdende kennisgeving dat hij door vertrek uit de stad zich
▼eiplicht ziet zijn ontslag te nemen als lid van het Bestuur.
IV. Missive van den heer J. A. Boogaard, directeur van het
Anatomisch kabinet te Leiden, berichtende de ontvangst der
twee aau dat kabinet ter plaatsing aangeboden Indiaausche schedels.
I
46 105l>£ BESTÜUESYBROADSRINO.
Op voorstel van den Yoorzitter wordt besloten tot het honden
eener algemeene vergadering tot aanvulling der thans inhetbe^
stnnr bestaande vacatures.
In verband daarmede worden de drietallen opgemaakt, di^
volgens de bepaling van art. 6 van het reglement der algemeens
vergadering moeten worden aangeboden, voor de vervulling der
vibcatures in het Bestuur. Die drietallen ssullen bestaan:
dat ter vervanging van den heer Jhr. J. P. Cornets de Groot
van Kraaijenburg, uit de heereu: Mr. L. A. J. W. baron
Sloet van de Beele, A. W. P. Weitzel en J. D. van Her-
werden ;
dat ter vervanging van den heer J. J. Meinsma, uit de
heeren: A. W. P. Weitzel, Mr. C. van Heukelom en Jhr. Mr.
H. C. van der Wijck;
dat ter vervanging van den heer A. W. Egter van Wisse-
kerke uit de heeren: Mr. H. Beth Hzn., J. D. van Herwerden
en Jhr. Mr. H, C. van der Wijck.
De tijdelijke Voorzitter brengt de vraag ter ^rake, daar
thans zou moeten worden overgegaan tot het kiezen van een
Voorzitter, of het niet wenschelijk te achten is die verkiezing
tot na afloop der aanstaande algemeene vergadering uit te stellen ,
wanneer het Bestuur zal zijn aangevuld. In dien zin wordt
door de vergadering beslist.
Op voorstel des Voorzitters wórdt besloten de algemeene ver-
gadering te houden Zaturdag 4 Mei des middags ten half twee
uur in het locaal van het Instituut.
De heer Niemann, die uitgenoodigd was het Besüiur te
willen adviseeren omtrent de opname van de door den heer
Klinkert ingezonden collectie maleische pantons , bericht dat die
cqpname is aan te bevelen, maar geeft in overweging met de
plaatsing nog eenigen tijd te wachten omdat de heer Klinkert
weldra uit Indië hier te lande terugkeert en daardoor in de ge-
legenheid zal zijn enkele onduidelijkheden in het handschrift op
te helderen.
De Secretaris deelt mede dat de heer Ludeking bericht heeft
gezonden van zijne aanstaande komst in het moederland, s&oodat
voor de mededeeling van de bestaande bezwaren tegen de uit-
106ÖE BESTÜUaSVEROADERING. 47
gave van zijne «'Schets vim Amboiua^f eijne koinst zal worden
a^iewacht.
Niets verder aan de orde zijnde wordt de vergadering door
den V(;K)ndtter gesloten.
m^^ BESTUURSVERGADERING
«
OEHOUOEN 4 HEI 1867.
■«wWfcWwv"
Tegenwoordig de heqren : Bachiene , Millard , Banok ,
(jodon, professor Kern, Niemann en Obreen en de
Adjunct-Secretaris.
De heer Bachiene opent de vergadering en zegt dat hij , als
oudste in jaren, door den Secretaris verzocht is zich met de
leiding der vergadering te belasten. Hij wijst er evenwel op dat
^•10 van het reglement enkel spreekt van ^^de oudste in
juen/^, zonder daarbij uit/ te drukken of daaronder oudste in
dienstjaren dan wel oudste in levensjaren moet verstaan worden.
Hij is van gevoelen dat levensjaren bedoeld worden en mocht dit
gevoelen ook door de vergadering gedeeld worden, dan zou de
neer Obreen moeten uitgenoodigd worden het voorzitterschap
iwer vergadering te bekleeden, zoodat het wenschelyk is
daaromtrent eeue beslissing te nemen. De meerderheid is van
oordeel dat de bedoeling van art. 10 is, ook met het oog op
li^en elders en met name in de kamers der staten-generaal
ï^ldt, de oudste in levensjaren, ofechoon zij niet ontveinst dat
^^'gelijke bepaling niet rationeel is, omdat daardoor de mogelijk-
heid kan bestaan dat hij, die eerst sedert korten tijd in het
o^ur zitting heeft en dus geacht kan worden minder op de
hoogte der zaken te zijn, geroepen kan worden de leiding der
werkzaamheden op zich te nemen.
De heer Obreen, als oudste in jaren der aanwezige leden,
trcedt daarop als tijdelijk Voorzitter op.
I)e notulen van het verhandelde in de vorige bijeenkomst
worden vervolgens gelezen en goedgekeurd.
4S 106t>£ BESTlUlltSVKEQADElttNG.
De tijdelijke Voorzitter doet mededeeling van de ontvangst
vau een schrijven van den heer dr. Bleeker, Onder-voorzitter
des Institunts, waarbij deze kennisgeeft het lidmaatschap van
het Bestuur neer te leggen en stelt verder voor eene nominatie
op te maken , opdat door de straks te houden algemeene verga-
dering ook in de thans ontstane vacature zou kunnen voorzien
worden.
Overgaande tot het opmaken der nominatie, worden daarop
geplaatst de namen der heeren: dr. P. Bleeker, mr. C. van
Heukelom en mr. H. Beth Hzn.
De tijdelijke Voorzitter doet mededeeling van een schrijven
van den Minister van koloniën, dd. 25 April 1867, waarin in
de eerste plaats wordt bericht dat het Indisch bestuur, op een
rapport van den inspecteur van het inlandsch onderwijs, den
heer J. A. van Chijs, de uitzending verzoekt eener a&onderlijke,
zoo goedkoop mogelijke uitgave, tot een getal van 500 ik 600
exemplaren, van eene door den heer dr. H. Neubronner v. d.
Tuuk het Instituut aangeboden bloenileeing uit maleische ge-
schriften ; en waarin de minister in de tweede plaats het oor-
deel van het Instituut vraagt over de wenschelijkheid der ver-
siering van den omslag van een Inaleisch leesboek, getiteld:
it Pandja tandaran n^ op de wijze als voor oostersche handschriften
gebruikelijk is.
De Secretaris maakt de opmerking dat het Bestuur reeds
vroeger het voornemen had opgevat, voor de inlanders een
leesboek uit te geven en dat met dit oogmerk met den beer
van der Tuuk onderhandelingen waren aangeknoopt.
De maleische verhalen, door dien heer het Instituut aange-
boden , zijn niet van dien omvang of zoo talrijk als in des Bestuurs
oorspronkelijke bedoeling met een eigenlijk leesboek heeft gelegen
en het schijnt dat verschillende omstandigheden den heer van
der Tuuk hebben teruggehouden, geheel aan den wensch des
Bestuurs gehoor te geven.
De door den Minister gedane vraag geeft den Secretaris aan-
leiding op het doel des Bestuurs terug te komen. Hij hééft zich
tiians gewend tot het bestuurslid, den heer Niemann , daar ook bij
dezen reeds vroeger het denkbeeld heeft bestaan, eene maleische
chrestomathie uit te geven, met uitnoodiging zich met zoodanig
werk te willen belasten. Mocht de heer Niemann zich daartoe
bereid willen verklaren dan zou de Secretaris het wenschelijk
lOÖÖE BESTU URSVEKGADElilNG. 49
;u^ten dat den Minister daarvan mededeeling werd gedaan met
venoek de toezegging te willen geven, zoo dit werk gereed is,
daarvau een zeker aantal exemplaren ten behoeve van het Indisch
bestaar te zullen aankoopen.
De heer Niemann zegt dat hij zich sedert eenigen tijd bezig
heeft gehouden met de ver7:ameling van bouwstofien voor eeue
nudeische chrestomathie, die hij meer bepaald met een liuguis-
tsdi doel in het licht wilde geven. Nam hij nu de vervaardiging
van een volksleesboek , meer uitsluitend voor het inlandsch on-
derwijs bestemd , op zich , dan zou hij daarvoor nog al de boiiw-
stofieu moeten bijeenbrengen. Om het belang der zaak is hij
(laartoe volkomen bereid , maar daar zoodanig werk zeer omvangrijk
is eo er zich onvoorziene omstandigheden kunnen voordoen die
de oitvoering kunnen vertragen of beletten, zoo kan hij zich
niet vast verbinden het tot stand te zullen brengen. Niettemin
wil hij de verzekering geven zijne beste pogingen in het werk
te zullen stellen het aan te vangen en te voltooien.
Van deze mededeeling zal den Minister kennis worden gege-
ven ea bereids zijne medewerking worden verzocht wanneer het
werk gereed mocht komen.
Wat verder de door den Minister gedane vraag betreft om-
trent de versiering van den omslag van een maleisch leesboek ,
zoo zal hem worden medegedeeld dat dergelijke versiering in den
smaak van den inlander valt , maar dat eene versiering van den
^td meer dan van den omslag gewoonte is.
Daar nog meer zaken te behandelen zijn , wordt de vergadering
geschorst, aangezien zich eenige leden aanmelden tot bijwoning
ecner algemeene vei^adering, waarvoor de leden zijn opgeroepen.
Na aüoop der algemeene vergadering wordt de Bestuursver-
gadering hervat.
De tijdelijke Voorzitter wenscht het bestuur geluk met de
toetreding van den heer van Heukelom, die zooeven tot lid
▼M het bestuur benoemd, die betrekking heeft aanvaard.
Daarna wordt mededeeling gedaan vaq^ een schrijven van de
heereu van den Berg en Levyssohn Norraan te Batavia, be-
richtende dat zij de functien van commissaris hebben neer-
fsAtgi en aau den heer Bool, onder afgifte van alle stukkeu;
overgedragen.
X (XIV). i
50 106PK BISTCURSV«BOAl>£RIN&.
Zij bieden verder aan:
lo. eeue rekening-courant afgesloten onder 12 Febmari IM7,
blijkens welke het saldo ad f 165,40 aan den heer Bool is ai^
gedragen; en
2o. een staat aantoon«ide de in Nederlandsch-Indië zich be-
vindende leden en de ledeu, die wegens vertrek , overlijden,
bedanken of wanbetaling van de ledenlijst zijn afgevoerd, met
aanwijzing van hetgeen door hen aan contributie betaald of nog
verschuldigd is.
Gelijktijdig is ontvangen een schrijven vim den beer Bool,
waarbij deze vermeldt dat hij op het reeds bovengenoemde tijd-
stip de administratie met vermeld saldo heeft overgenomen en
dat de heer dr. de Roo, zooals ook uit een van dezen ont-
vangen schrijven blijkt, zich bereid heeft verklaard de functien
van commissaris op ^ich te nemen.
Bij deze stukken was ook gevoegd eeue missive van bet lid
den heer de Grijs te Samarang, die o. a. verzoekt in^ keunis
te worden gesteld met de redenen, waarom indertijd het door
h^m aangeboden opstel: ^rHet tractaat van Tieutsin« niet ge-
schikt is geacht ter opname in de Bydragen. Daar uit de
Notulen die redenen niet blijkt en tot de niet*{daatsiug na
ingewonnen advies van den ho(^leeraar Uoffmanu is besbteii ,
zal dit voormalig Bestuurslid van den inhoud van het schrijv^i
das heeren de Grijs kennis worden gegeven., met verzoek het
Bestuur te willen onderrichten, wat den heer de Grijs ter in-^
lichting zou kunnen worden medegedeeld.
J)e heer Niemann deelt vervolgens mede, dat de heei- I:«eu|»e
h^:;m eenige maleische boekjes voor schoolgebmik heeft ter hand
gesteld, met het doel die in de bibliotheek van het Instituut
te plaatsen.
Daar niets vei-der aan de orde is wordt de vergadering
gesloten.
DE KOMMISSARIS VAN SEVENHOVEN
OVEt OENi
TOESTAND VAN BILLITON IN 1«23.
Billiton , thans algemeen bekend door de jaarlijks toenemende
opbiengst zijner tinmijnen, werd nog geen vijftig jaar geleden
voor het eerst aan het Nederlandsch gezag onderworpen. Ge-
durende de eerste eeuw van haar bestaan bekommerde de Oost-
Indische Compagnie zich weinig of niet om dit eiland; zelfs
met het ongeveer tweemaal grootere Banka, dat in de zeven-
tiende eenw nog afzonderlijke, hoezeer aan Palembang leen-
roerige vorsten had , onderhield dit handelsligchaam zeer geringe
betrekkingen. Vandaar het verschijnsel, dat Valentijn in zijne
Beêcktijving van Sumatray bl. 19 slechts met een paar woor-
den vermeldt, dat er nabij dit groote eiland nog een ander
ligt, Banka geheeten, waarover hij overigens, noch daar, noch
elders in zijn uitvoerig werk iets belangrijks mededeelt. Billiton
noemt hij daaretitegen hoegenaamd niet, noch» in het werk zelf,
noch op de daarbij behoorende kaarten, waar toch een eiland,
welks oppervlakte nagenoeg die onzer drie provinciën Noord-,
Zuid- Holland en Utrecht evenaart, wel mogt gevonden worden.
Eerst in 1710, weinige jaren voordat Valentijn zijn werk
aan de pers toevertrouwde, werden de rijke tinmijnen van
Banka ontdekt, eene gebeurtenis, waardoor dit eiland meer de
aandacht der Compagnie begon te trekken. Reeds sedert 1722
bedong iij in hare koutr^ten met de vorsten vau Palembang,
nit welk rijk zij tot dusver slechts peper verkregen had, dat
al de daar gevonden tin uitsluitend aan haar zou geleverd
worden. Deze bepaling doelde wel hoofdzakelijk op de tin van
Banka, maar daar in sommige dier kontrakten Billiton eveneens
ai»tinland genoemd wordt, blijkt het, dat de Compagnie reeds
I eeuig vermoeden koesterde omtrent de schatten, die de bodem
bi DE KOA1MLS8ARIS VA\ 8EVBNHOVEN
van dit eiland bevatte. In 1751 werd de Indische regering door
bewindhebbv^rs aangeschreven, een onderzoek in te stallen naar
de metalen, die op Billitou zouden voorkomen, zooals tin en
ijzer — eeji last in de beide volgende jaren met aandrang
herliaald. Dit onderzoek werd opgedragen aan zekeren van
Haak, die zich als eeu partikulier^ nit Malakka rooideied om
geen acliterdocht te wekken. Niettemin heeft deze Billiton
niet bezocht , het werd hem- ontraden door de hoofden van
Banka wegens het gevaar, om in de haüden van zeeroovers
te vallen, terwijl zij bovendien beweerden, dat Billiton niets
dan ijzer opleverde. Üooi een geloofwaardig Maleger, die een
jaar op BJlitou gewoond had , verkreeg meu echter de ver-
zekering, dut dit eiland wel degelijk ook tin bevatte, hetwelk
daar zelfs eerder gevonden was dan op Banka, maar dat de
sultan van Palembang na de ontdekking dier zooveel rijkere
en beter gelegen mijnen uit vrees van ontduiking zijner reg-
ten het delven op Billitou verboden had. ' Voor zoover ons
bekend is, beproefde de Compagnie sedert niet^.meer nader
met Billiton bekend te worden; zelfs met Banka, welks tin
door haar van den sultan werd aangekocht , onderhield zij geene
regtstreeksche betrekkingen , die zooveel te minder noodig waren
voor Billiton, waar destijds 6f geen tin werd opgegraven, óf
dit metaal slechts in geringe hoeveelheid ter sluiks door de
inwoners werd uitgevoerd.
Kort na den ondergang der Nederlandsche Oost-Indische Com-
pagnie was het tijdstip daar, waarop de^ tineilanden ouder £uro-
peesch beheer zoudgu komen. Naauwelijks had de £ngelsche Com-
pagnie Malakka bezet , of de talentvolle , maar vooi: de bereiking
van zijn doel geene middelen ontziende Rai'fles sloeg op beide be-
geerige blikken, door wier bezit luj zijnen mee.stei;8 den alleeuhandel
I J. G. Baud , de stichter van het Instituut , heeft het eerst van Haaks
onderzoekingen bekend gemaakt in de Rhdmy^a van dit genootschap , D. I
bl 41. Ons medelid P. A. Leupe vestigde met zijne bekende welwillend-
heid myne aandacht op de uitgaande brieven der vergadering van XVII
dd. *n Sept. 1751 , 6 Oct. 1752 en 8 Oct. 1753 en op het afschrift van
het n^eds door Baud gepubliceerde verhaal des Malegers in de Bataviasche
brieven van 1755 D. III op het Rijksarchief. Daaruit blijkt, dat deze verkla-
ring in Febr. 1754 te Palembang was opgemaakt, zoodat Baud zich öf
vergist heeft, door van Haaks zending in het jaar 1755 te stellen, öf diens
vruchtelooze togt ondernomen werd tot nadere bevestiging der van den
Male^er bekufiien berigten.
OVER DEN TOEST2Lyt) VA?ï BTIJ.ITON IN 182S. 58
in tin hoopte te verzekeren. Aanhoudend iette hij den sultan
van Pdlembang op, het juk der Hollanders van zich af te
schudden. Zoolang de Engelschen slechts eenige onzer buiten-
posten in den Archipel veroverd hadden , waagde de sultan het
niet, dien raad op te volgen, maar naauwelijks waren zij op
Java geland en hadden daar belangrijke voordeelen behaald, of
hij gaf daaraan gehoor; in September 1811 werd het Neder-
landsche fort te Palembang overweldigd, de versterking geslecht
en de bezetting op de laaghartigste en gruwelijkste wijze ver-
moord. De sultan, dus van de heerschappij der Hollanders ont-
slagen, was evenwel niet gezind, die met het oppergezag der
Engelschen te verruilen. Daarom vond Ilaffles thans in den hoofd-
zakelijk aan zijne inblazingen te wijten moord eene aanleiding,
den sultan den oorlog te verklaren, die met den afstand van
Banka en Billiton aan de Engelschen eindigde. Deze vestigden
een resident in het eerste eiland en poogden ook hun gezag
over Billiton uit te strekken , zonder dat dit wegens den korten
tijd van hun gezag op Banka gelukte.
Niettemin 'beweerde Raffles na de teruggave van Neerlandsch-
Indië, dat de souvereiniteit over Billiton aan de Engelschen
verbleven was, omdat dit eiland, uitdrukkelijk genoemd in het
tractaat met Palembang van 1812, niet vermeld werd in de
Londensche conventie van 1814, waarbij Banka in ruil voor
Cochin was afgestaan, terwijl van onze zijde betoogd werd, dat
Billiton, hetgeen steeds als eene onderhoorigheid van Banka
beschouwd was, deswegens van zelf in deii afstand van laatst-
genoemd eiland begrepen was. Kommissarissen-generaal waren
op dien ^rond reeds in 1817 voornemens, Billiton in bezit te
doen nemen , maar zagen wegens de protesten van Raffles voor-
loopig van dit plan af, om ten aanzien van dit geschil het ge-
voelen v«n het opperbestuur in te winnen. Zoo als bekend is,
werd die strijd eerst beslecht door het verdrag van 1824, waarbij
Ned*>,rland sh^g van verdere vertoogén tegen de vestiging der
Engelschen op Singapoer en deze daarentegen het inbezitnemen
van Billiton door de onzen erkenden.
Inmiddels had evenwel die inbezitneming plaats gehad. Reeds
sedert de vorige eeuw was Billiton een der voornaamste aanleg-
plaatsen van de zeeroovers, die uit het rijk van Djohor de wa-
teren tasschen het Mnleische schiereiland en Java, Sumatra en
Bomeo onveilig maakten. Op de regering van Xeerlandpch-Indië
rustte de dure pligt die plaag van dea Archipel zooveel mogelijk
5i D£ KOMMISSARIS VAX 0B¥«XHOV]|X
tegen te gaan, hetgeen het tractaat van 1824 zelCs tot een in-
ternationale verpligting maakte, evenzeer voor Groot-Brittanje
als voor Nederland. Ter volbrenging dier moeijalijke taak was
het in de eerste plaats noodig , dat op BiUitoo een geregeld be-
stuur gevestigd werd. De Indische regering b^reep dan ook
in 1821, de beslissing van het op{)erbe9tuur niet langer te
kunnen afwachten en besloot eene poging te wagen, haar
gezag op vreedzame wijze te doen erkennen door de bewoüers
van het eiland. De uitvoering van dit jdan werd opgedragen
aan den Palembangschen Paugeran Sarief Mohamed, die met
een aantal inlandsche pranwen naar Billiton overstak en daar
den 25sten October de Nederlandsche vlag heesoh, terwijl de
hoofden der bevolking in zijne handen den eed van trouw aan
het Nederlandsch gouvernement aflegden. Weinige maanden daarna
vertrok de kapitein der infanterie Tiamottie, met het buigeriijk
gezag over Billiton belast, derwaarts met de noodige bezetting
en hulpmiddelen, om er een fort aan te leggen. In 18^
' wilde de Indische regering zich vergewisseii , in hoever die eerste
vestiging van een fiuropeesch bestuur op een tot dusver genoeg-
zaam aan regeringloosheid overgegeven eiland geslaagd mogt heeten
en welke middelen verder tx)t ontwikkeling van dit land en zijne
bewoners konden aangewend worden en zi) droeg aan van Seven-
hoven de taak op den stand van zaken op Billiton op te nemen. ^
Geschikter keus kon moeijelijk gedaan worden. Jan Isafic
van Sevenhoven was toch een dier ambtenaren, wier kennis
van zaken en rustelooze ijver veel hebben bijgedragen in het
moeijelijke tijdvak, toen ons gezag io den Archipel hersteld
werd , tot het bedwingen der onlusten en oorlogen , die als
de vrucht der door de Engelscheu gezaaide drakentanden aller-
wege bij hun vertrek ontkiemden, lu 1817 werd hij terstond na
de overname van Java benoemd tot resident van Kadoe en kort
daarna in diezelfde betrekking overgeplaatst naar Gheribon , welk
laatste , steeds zoo onrustige gewest hij geheel bevredigde en tot een
boogen trap van ontwikkeling bragt. Daarop zond de hooge In-
dische regering hem in 1821 als haar kommissaris naar Palem-
bang, in welk naauwelijks door het geweld oui^^r wapenen be-
dwongen rijk, het geheele bestuur op een vasten en geregelden
voet moest gebragt worden. De voornaamste vrucht van van Seven-
« Zie (Mr. P. Myer) Knmiet 9tm Néderl. Tmdie, IHfdtekr. voor Ned. Indië
éde jaargang, O. I. bl. 39, 136 en 130.
OVER üfSJf TOfefTTABTD VA"^ «TYXTtnV m 182S. 55
faotcns bemoeijingm was het kootraktvan IH ktxig. 1828, waarbij
de JbR T^eerder geheel onbmikbare soltaii vati Palemtbaaiig tegeb
eea vast jaarltjkjBch inkomen het burgerlijk bestuur over zijn rijk
aan het Nederlancbch gezag afstond. Slechts noode berustte de
mkndsdie vorst in deze besnoeijing zijner magt , om zijne onder-
danen naat willekeur te knevelen: een kort daarna op van
Sevenhoven beproefde « maar gelukkig mislukte moordaanslag was
hoogst waarachijnlijk op zijn aanstoken ondernomen. Nadat van
Sevenhoven in het laatst van 1828 naar Java vertrokken was,
wiaar hij weldra tot resident van Soerakarta benoemd werd,
waagde de sultan in November 1824 zelfs eene poging, de
bazetting evemils in 1811 te vetjagen en vlugtte, toen ook
dit mifdukt was, naar de binnenlanden, om daar de bevolking
tegen het Nederiandsch gezag op te zetten. Daarop werd van Seven-
hoven in 1825 ten tweede male als kommissaris naar Palembang
gaeonden ter bevrediging van dit weder geheel in vuur en vlam
ataande rijk ; weldra slaagde hij er in , den voortvlugtigen sultan
te bewegen, zich op lijfegenade over te geven, die, naarBanda
verbannen, daar zijne gepleegde euvddaden boette, terwijl de
waardigheid van sultan «edert niet meer vervuld werd, maar in
diens plaats een rijksbestierder onder den titel van ferdana
mantii, als amblenaar geheel ondergeschikt aan den resident,
aan het hoofd der inlaadsche zaken in het voormalige rijk van
Paleibbang gesteld werd — eeue regeling, die meer dan een
kwart eeuw van kracht bleef en welks deugdelijkheid bleek , toen
in 1852 de betiekking van rijksbestierder is ingetrokken, het-
geen oumiddelijk de aanleiding werd tot herhaalde en langdurige
onlusten in de Palembangsche Bovenlanden. Reeds bij de aan-
vaarding dezer tweede zending naar Palembang had van Seven-
hoven Banka aangedaan , waar juist de resident de la Pontaine
aan eene hevige koortsepidemie bezweken was eU ook dé sekre-
taiis ten gevdge diereelfde ziekte niet diens plaats kon ver-
vollen; van Sevenhoven nam toen tijddtjk liet bestuur dier
residentie op zich en ontwierp als zoodanig eene nieuwe regeling
voor het beheer der tindistrikten , waar de Chineesche mijn-
arbeiders onder een zwaren schuldenlast gebukt gingen. Na den
gelukkigen afloop zijner verrigtingen in Palembang begaf hij
zich op nieuw naar Muntok en was juist voornemens, tot
voorbereiding der invoering van de inmiddels door den gouver-
neur-generaal goedgekeurde organisatie der tindistrikten eene
reis over het geheele eiland Biuika te ondernemen , toefei daar dè
56 DE R0MMIS9ARI8 VAN SBVENHOVBN
tijding aankwam, dat een gevaarlijke opstand in het gebied
van den sultan van Djokjokarta was uitgebarsten. Van Seven-
hoVen beschouwde het nu zijn pligt, Banka terstond te ver-
laten , om in deze omstandigheden weder zijne eigenlijke betrek-
king als resident bij het hof van Soerakarta te aanvaarden. Door
dit besluit voorkwam hij de wensohen der hooge Indische rege-
ring; deze toch belastte hem, in stede van hem in zijne oude.
betrekking te herstellen , tijdelijk met het destijds zooveel moeije-
lijker bestuur over het oproerige Djokjo. Hoezeer hij zich in
dit hachelijke tijdstip het in hem gestelde vertrouwen waardig
maakte , blijkt daaruit, dat de regering onmiddelijk na den oorlog
op JaVa hem, die intusschen ten tweeden male Cheribon be-
stuurd had en daarna tot president van den raad van justitie te
Batavia benoemd was, nevens den raad van Indië Merkus tot
kommissaris tc^r regeling der zoo zeer door den oorlog geteis-
terde Yorstenlanden benoemde en na de ontbinding dier kom-
missie hem nog eenigen tijd als kommissaris hare belangen bij
de hoven van Soerakarta en Djokjokarta deed behartigen. Bij
de instelling van de directie der kultures in 1831 werd deze zoo
belangrijke betrekking het eerst aan van Sevenhoven toevertrouwd ,
die een jaar later tot raad van Indië gekozen en ook bij de
invoering van het regeringsreglement van 1836 als zoodanig
herbenoemd werd. Echter bleef hij ook toen niet voortdurend
in de hoofdstad van Neérlaudsch-Indië , van 1833 — 1834 was?
hij toch werkzaam op SumatraV Westkust, werwaarts hij den
stichter van het kultuurstelsel vergezelde en waar hij na diens
vertrek als kommissaris achterbleef, om met den generaal Riesz
van den Bosch's plannen ten aanzien van dit gewigtig gouver-
nement uit te voeren. In 1839 ging van Sevenhoven met verlof
naar het moederland , dat hij zeven-eu-dertig jaren achtereen in
Indië had gediend; reeds het volgende jaar keerde hij terug,
om op nieuw in den raad van Indië zitting te nemen, maar
overleed in Straat Sunda den 13den Maart 1841, nog voor-
dat hij de^i vasten wal van Java bereikt had. Een leven van
zulk een onafgebroken werkzaamheid verdiende wel, dat het
hier kortelijk werd beschreven. '
Van Sevenhoven's onderzoek naar den toestand op Billiton
had plaats gedurende zijne eerste zending naar Palembang. In
« (Mr. P. Mijer) Kroniek, Tijdsekrift voor N. /. 4de jaarg. I. bl. 37, I SO-
US en 7de jaarg. II bl. 542; Hünd. ttm HM Inéi, OenooUehap, Illobl. 380,
OVER DEX TOÜSTAXP VAN Btl.MTOW TN 1828. 57
Mei 1828 deed hij van daar een niUtap naar Baüi via , om mon-
deling zijne gevoelens over de zaken van dit rijk aan de hooge
Indische r^ring nit een te zetten, alvorens deze hare goed-
keuring schonk aan het voorloopig door hein met den sultan
gesloten nieuwe kontrakt. Toen van Sevenhoven naar Palembang
terugkeerde, om dit verdrag namens den gouverneur-generaal
te bekrachtigen , gelastte déze hem eerst Billiton aan te doen ,
waarover men van den resident van Banka de la Fontaine min
gunstige rapporten ontvangen had , terwijl de gespannen houding
tusschen den Europeeschen gezagvoerder en den hem voor het
inlandsch bestuur toegevoegden pangeran dringend voorziening
scheen te eischen. Van Sevenhoven bevestigde geheel deze on-
gunstige verwachtingen in het rapport, dat hij over den stand
van zaken op Billiton aan den gouverneur-generaal uitbragt.
Dit belangrijke stuk werd benevens andere handschriften ver-
leden jaar door mij voor rekening van het Instituut aangekocht
op de publieke verkooping der door den hoogleeraar G. Lauts
nagelaten boekeu en pa])ieren. Behoudens enkele veranderingen
in stijl en spelling wordt dit rapport hier thans in zijn geheel
openbaar gemankt. Al is toch sedert 1823 de toestand vau
Billiton aanmerkelijk veranderd, vooral na de ontginning der
tinmij nen, voor de geschiedenis behoudt dit stuk steeds zijne
waarde. Bovendien bevat deze memorie van een hoofdambtenaar ,
zooals van Sevenhoven , meDigen praktischen wenk , die nu of
later van nut kan zijn , wanneer eenig gewest in den Archipel,
waar het Europeesch gezag tot dusver weinig of geen invloed
uitoefende, voor het eerst onder regtstreeksch beheer gebragt
wordt. Het oordeel, dat van Sevenhoven velt over de personen ,
die bij de inl)ezitneming van Billiton eene rol speelden , is streng
en scherp; daar zij echter alle sedert lang van het wereldtoo-
neel zijn afgetreden, bestaat er geen bezwaar , dit oordeel thans
belend te maken. Over gebeurtenissen, zoo lang geleden, dat
zij geheel en al tot het gebied der geschiedenis behooren , moet
het oordeel van tijdgenooten onveranderd gehoord worden. Te
dien aanzien geldt het schoone woord van Schiller: Die Welt-
qeêchiohie is f da^ Welig erichi.
Bij van Sevenhovens rapport belioorden drie bijlagen :
lo. eeüe zeilaanwijzing voor het aandoen van Billiton en
het ankeren op de reede voor den mond der rivier Tjoeroe-
tjoep, den 8sten Augustus 1823 opgemaakt door J. Stolze,
eersten luitenant der koloniale marine, destijds belast met de
58 DE KOMMtAAAfttS VAK SITEHHOITEN
opname vau Billiton en uaar wien nog heden de oostelijkste steikt
tnsfichen Banka en Billiton genoemd wordt. > Daar het vaiir-
water om dit eiland thans door latere opnamen naanwk^iriger
bekend is, was het overbodig, dit stuk na nog te doen drukken.
2o. eene kaart van Billiton , die zich niet bevond in het door
het Instituut aangekochte haudsdirift en waarschijnlijk door Stolze
of Lamotte vervaardigd was. Het ontbreken daarvan is minder
te bejammeren, dewijl Melvills AÜas van Nederlandsch-Indië
eene uitvoerige kaart van dit eiland bevat, waarbij gebruik
gemaakt is zoowel van de geologische onderzoekingen van Aai
mijn-ingenieur de Groot , als van de hydrographisehe opnamen Tan
Stolze en die, welke in de jaren 1851 — 1854 door de zeeofficieren
Modderman, Huyssen van Kattendijke en Moeth zijn verrigt
3o. een schrijven van van Sevenhoven aan den resident van
Banka, gedateerd Muntok, 6 Augustus 1823, waarin grooten-
deels dezelfde onderwer{)en behandeld worden als in het rapport.
Ook deze bijlage is hier niet opgenomen, terwijl omtrent enkele
bijzonderheden , waarover deze brief uitvoeriger uitweidt en waar-
naar van Sevenhoven in zijne memorie verwijst, het noodde
gezegd is in de door mij daarbij gevoegde noten. Overigene
strekken die aanteekeuingen, om den inhoud van dit stuk nader
toe te lichten, uit hetgeen ons van elders bekend was.
Tot besluit desoer inleiding moet nog vermeld worden, in
hoever de regering van Neerlandsch-Indië gevolg gaf, aan het-
geen van Sevenhoven aan het einde van zijn rapport voor de
verdere ontwikkeling van Billiton noodig keurde. Tn weerwil
van verschillende nasporingen is het mij niet mogelijk , die vraag
in elk opzigt bevredigend te beantwoorden. Wel blijkt het mij,
dat overeenkomstig van Seveuhovens voorstel BierschiU tót
assistent-resident over Billiton benoemd en het fort naar het
door hem aanbevolon oord aan den mond der rivier Tjoeroet-
} Onder de redenen, waarom men in de dagen dt*r Compagnie toe
weinig belang in Billiton stelde, behoort ook deze, dat de groote vaart
destyds op grooten afstand van dit eiland bleef. Van Batavia naar Straat
Malaklca voer men toch steeds tusschen Sumatra en Banka door, terwijl
de naar Pontianak en verder noordwaarts bestemde schepen Billiton ver
westelijk lieten liggen. Eerst in het laatst der vorige eeuw werden de
straten tusschen Banka en Billiton meer algemeen bekend door Engelsche
Ghinavaarders , wier namen steeds in die der Macclesfield- en Clement-
straten voortleven. Zie over deze opnamen der Engelschen A. Dalrymple .
Memoiri and charti of the EaaUrn Ptutageê^ van Welk werk de Koninklijke
Bibliotheek een exemplaar bezit.
OVBB DB\ TOESTAND VAN BILLITON IN 1828. 59
joep verplaatst is; ook verrees spoedig nabij het fort een kampong
van vreemde handelaars, Tandjong Pandang, nog steeds de
hoofdplaats van het eiland en de zetel van het bestuur, maar
van Sevenhovens echt vrijzinnige inzigten tot aanmoediging van
den handel werden daarentegen niet opgevolgd. Wel verre
toch dat die handel van ftUe r^en bleef vrijgesteld, werd
Billiton weldra geheel voor den algemeenen handel gesloten.
Dit was tmssehieü alleen het gevolg van de oprigting der
handelmaatschappij en vau de wijze, waarop in 1825 het
tarief voor Neerlandsch-Indië werd vastgesteld met dè duidelijke
bedoeling, zoo min mogelijk te beantwoorden aan de liberale
concessies, die men Engeland bij het tractaat van 1824 had
moeten verleenen. Maar ook al ware destijds op het gebied der
handelswetgeving niet zulk een bekrompen geest de heerscheude
geweest, had men de vaart op Bilb'tou aan andere dan inland-
sche vaartuigen moeten verbieden, zoodra de Indische regering
- geheel op hare vroegere plannen tot ontwikkeling van dit eiland
terugkwam, daar het Europeesch be^^tuur introk en het beheer
voortaan uitsluitend overliet aan den Dipati, die tot bescher-
ming der Nederlandsche vlag slechts kon rekenen op een gar-
nizoen van een Europeesch korporaal en twaalf Javaan sche sol-
daten. Het juiste tijdstip, waarop die gewigtige veinndering
plaats greep, kan ik niet opgeven, maar ik gis dat dit in het
tijdvak der groote bezuinigingen onder du Bus geschied is.
Deze intrekking van het Europeesch bestuur was ook waarschijn-
lijk de oorzaak, dat de in Februari 1827 door den resident
van Banka, Haase, aan den kapitein der Chineezen teMuntok
verleende concessie tot het ontginnen van tinmijnen op Billiton
nimmer ten uitvoer is gelegd; hoe toch zoude deze industrieel
de tot het oprigten van zulk eene onderneming vereischte kosten
durven wagen in een gewest, waar zoo goed als geen geregeld
beheer bestond.
Eerst in 1852, toen de mijnen van Billiton door de parti-
kaliere nijverheid geopend zijn en dit eiland tevens tot eene
op zich zelf staande assistent-residentie verheven is , was het oogen-
blik daar, waarop het spoedig tot ontwikkeling en bloei zou
gebragt worden. De sedert verkregen ondervinding heeft zonne-
klaar bewezen, dat van Se venhoven daarvan reeds in 1828
niet ten onregte zulke schoone verwachtingen koesterde.
ROBIDÉ VAN DfiK Aa. «^
RAPPORT OVKR HET EILAND BTLLITON
DOOR
J. I. VAN 6EVËNH0VBN.
Bij besluit van Z. Exc. deu Gouverneur-Generaal in rade van
24 Julij 1821, no. 1, was bepaald, dat het eiland Billiton in
bezit zoude worden genomen tot bevestiging der souvereini-
teitsregten, aan Z. M. den Koning bij de Loudensche con-
ventie van 18 Augustus 1814 afgestaan, en tot beteugeling der
zeeroovgrijen , die van daaruit werden gepleegd. Deze inbezitneming
geschiedde met goed gevolg, een etablissement werd opgerigt
en daarover een civiel en militair kommandant benoemd, onder-
geschikt aan den resident van Banka. Daar de rapporten van
Billiton geen licht genoeg over deu waren stand van zaken
gaven, behaagde het den (lOUvenieur-Generaal , mij tegelasten,
dat ik, alvorens naar Palembang terug te keeren^ het eiland
zoude bezoeken , nadat ik den toestand aldaar had leeren kennen,
den ei vielen en militairen kommandant de noodige inlichtingen
zoude geven en verder na overleg met den kolonel eii resident
van Banka » zoodanige bepalingen zoude maken, als dienstig
werden geacht, om de belangen van het gouvernement te be-
vorderen.
Ingevolge dezen last begaf ik mij op Donderdag den lO^cn Jnlij
1828 aan boord van het partikuliere schip Ennore Tratuit^
varende onder Nederlaudsche vlag en gevoerd door den schipper
W. Lindesay. In mijn gevolg bevonden zich de ambtenaren M.
I Alfred Désiré Grégoiie de la Fontaine, chef van den staf der expeditie
naar Palembang in 18^21 ^ werd in hetzelfde jaar tot resident vun Banka
benoemd, welke betrekking hij tot zijn overlijden in 18^5 bekleedde
KAPPORT ÜVKR HKT BII.AM) BII.I.ITON. 61
Fnncis en A. Spniit, beuevens de Palembangsche Pangeran
Adipati Njeira de Ningrat en vier radeens. Het schip was
bevracht met provisiën, geld eu geschut voor Billiton. Des avonds
te zes uur verlieten wij de reede vau Batavia, en zeilden inet
een matige koelte^ nu en dan afgewisseld door buijen , langzaam
voort. Maandag den 14den Julij verkenden wij in den namiddag
het Shoalwaterisle of Ondiepwatereilaud , dat wij met een feilen
stroom , die om de oost liep , passeerden ; het lood wees een
ongelijke diepte van 15 tot 7 vadem aan. Den volgenden dag
voeren wij door Straat Macclesfield. Men kan zich geen aange-
namer gezigt op zee voorstellen, dan deze straat oplevert,
vooral, als men zulk helder en goed weder treft, als wij ge-
noten ; men zeilt als het ware in eeue gioote kom , die omringd
i» vau kleine en groote eilanden, wier verschillende vormen
benevens hunne berg- of heuvelachtige oppervlakte de fraaiste
figaien vertooneu en, daar men zeer nabij de meeste vaart,
gedurig nieuwe gezigten opleveren. Deze verrassingen vergoedden
mij het onaangename en ongeruste vau het scheepsleven. In
den namiddag ontdekten wij behalve eenige kleine vaartuigen
een schip, dat ten anker lag; kort daarna kwam de luitenant
der koloniale marine Verveer bij ons aan boord, die ons berigtte,
dat het schip de korvet Kot*rier was. Ik zond derwaarts de
depêches voor den komraandant den 1" luitenant Stolze en wij
zeilden verder, van zins bij de korvet te ankeren. Intusschen
^ de heer Verveer den last gekregen, zijne commissie, het
opnemen der kust te vervolgen, waartoe hij een kauonneerboot
«n eenige kleine vaartuigen bezigde. Daar de wind hard opstak
CU de lucht betrok, was het niet mogelijk, in de nabijheid der
korvet te komen ; wij werden door wind en stroom geheel uit den
Jtoera gedreven , zoodat het schip voortzeilde , niet zonder gevaar
van op de klippen testooten. Den 16<l^" Julij zagen wij bij het
■inbreken van den dag, dat wij de korvet ver voorbij waren
^ aan alle kanten, tusschen klippen lagen. Door het gemis
fiener goede kaart van dit gevaarlijke vaarwater stootten wij op
^n klip; gelukkig waaide het niet hard, en kwamen wij door
liet goed beleid van onzen schipper weder vlot, hetgeen een
S^t geluk was, omdat kort. daarna een zware bui ons schip
teisterde. Nadat wij die ontkomen waren, vond de schipper
het raadzaam, te ankeren, dewijl dit vaarwater als met klippen
bezaaid is. Zoo waren wij den 17<Jen Julij, bijna vijf uur
uit den wal van Billiton, op de plaats onzer bestemming. Ik
6i RAPPORT OVJMl H«T JtlLAND BtLUTOK.
7<<md toen den ambtenaar Francis aan land, om den civieien en
militairen kommandant mijne aankomst te berigten.
Vrijdag den 18den Julij kwamen bij mij aan boord de
Panembahau Sarief Mohamed, de inlandsche majoor Tompel,
Pangeran Said Aki! en Pftngerau Soera di Laga. Te 9 uur
des voormiddag» vertrok ik met hen van boord en stapte te
twee uur aan land aan den mond der rivier Tjoeroetjoep. Hier
bezigtigde ik deze schoone situatie, een goede gelegenheid voor
eeo etablissement, waarvan ik hieronder eene opgave zal doen,
terwijl ik ook nog den bemchten zeeroover Radeen Alie, met
zijne familie en eenige onderhoorigen ontmoette. Na een ntir
toevens roeide ik de Tjoeroetjoep verder op en werd aangenaam
verrast door deze fraaije rivier. Het scheen mij , alsof ik aan alle
kanten in spiegels zag, en dat alles zich op het verrukkelijkst
terugkaatste en een helder groen vertoonde, waarin ik als be-
sloten scheen, terwijl evenwel liet schuitje voortging. Eindelijk
ontdekte ik dat het kristalhelder water deze misleiding te weeg
bragt; de gcheele rivier was een spiegel, waarin de boomen en
planten der beide oevers zoodanig teruggekaatst werden, dat zij
geheel groen geleek, terwijl eerst bij eene naanwkeurige
beschouwing de afzonderlijke voorwerpen zich afscheidden. Naar-
mate de zon daalde , werd de schaduw langer en bragt de
zeldzaamste beelden op het water te voorschijn. Eindelijk be-
reikte ik eerst des avonds te zes uur , nadat ik acht uur in een
klein scheepje had doorgebragt, Tandjoug Semba, het verblijf
van den kommandant, die mij met blijdschap ontving.
Hiermede breek ik dit dagverhaal af en zal, hetgeen ver-
der in dit rapport moet worden behandeld, in deze orde
bespreken :
lo. den staat, waarin ik de zaken op Billiton heb gevonden;
2o. de gesteldheid van het eiland, zijne voortbrengselen en
bewoners ;
80. mijne verrigtingen op Billiton en mijne voorstellen aan
den kolonel en resident van Banka, omtrent hetgeen naar mijn
inzien noodzakelijk moet worden gedaan;
40. de maatregelen , die volgens mijne geringe kennis ten aanzien
van Billiton moeten genomen worden om het op de minst
kostbare wijze dienstbaar te maken aan de belangen van het
N^erlandsche gouvernement
ÜAPPOttT OViR HRT BIUKn BfLMtOM. 6.1
AlTorens tot het eerste punt over te gaan, acht ik hetnoodig,
iete te zeggen over de karakters der personen, die iB de behan-
dding der zaken te Billiton eeu hoofdrol hebben ^speeld, op-
dat men te beter versta, hoe het mogelijk was, dat de zaken
daar in zulk een verwarden toestand zijn gekomen, als ik dien
gevonden heb.
De eerste persoon , die hier in aanmerking komt , is de civiele
e» militaire kommandant. Het is inderdaad moeijelijk eene
juiste beschrijving van zijn karakter te geven, omdat braafheid
met onverstand en laatdunkenheid met goeden wil zich bij
afwisseling in zijne handelingen vertoouen. Nimmer ontmoette
ik iemand, die zooveel verbeelding van zijne talenten had als
onze kommandant. Hij meent dat alles, wat in zijne gedachten
komt, en dat alles, wat hij gedaan heeft, het verstandigste en
het beste is, wat ooit een mensch zou kunnen denken of ver-
rigten; ook houdt hij zich voor een bekwaam officier der genie ,
en doorkneed in alle vakken van administratie, p<^cie, bestuur
enz. , enz. Vooral beweert hij , dat hij met inlanders kan om-
gaan , dat hij hunne taal , zeden en gewoonten kent , dat hij de
Nederdnitsehe taal volkomen magtig is, hoezeer het t^ndeel
uit alles blijkt. Aan dezen zotten eigenwaan wijt ik alleen al
de v^keerdheden , die hii gedaan heeft;. Dezen eigenwaan heeft
hij verkregen door zijne onbeperkte eerzucht, dewijl hij zich
onophoudelijk geoefend heeft in vakken van wetenschap, waar-
voor zijn natuurlijk verstand geen vatbaarheid bezat, daarvan
een en ander zeer oppervlakkig weet en nu meent, dat hij alles
kent en * van alle zaken boven anderen verstand heeft. Hij is
inderdaad te bekl^en ; men gevoelt innig medelijden met iemand ,
die aoo veel inspanning doet, om te leeren, en daarbij het
b^erkste verstand heeft, dat men zich kan voorstellen. Ik ben
meermalen op de gedachte gekomen, of zijne overgroote zucht,
om meer te zijn dan zijne intellectuele vermogens gedoogen , niet
zijn verstand gekrenkt heeft. Althans ik heb verschillmide zijner *
vetklaringen niet anders kunnen uitleggen. Maar nog meer be-
klagen wij dezen man , als wij zien , hoe hij met het ernstigste
verlangd om nuttig te zijn voor de taak , die hem is opgedragen ,
da grootste verkeerdheden begaat, terwijl deze verkeerdheden
alleeu geschied zijn , omdat zijn eigenzinnigheid niet toeliet , den
laad van anderen in te winnen of te volgra en omdat hij aUeen
da mau wil zijn, die alles doet en alles doen kan, en zich
verbeeldt dat hij minder eer /al iuoogsteu, wanneer anderen
64 • RAPPORT OVKR HKT EILAND BLLLITON.
iets doeu, zelfs zij, die hem tot hulp zijn toegevoegd. Hieraau
en aan zijn streven , om 's lauds beLiug te behartigen , moet men
het toeschrijven, /lat hij niet alleen in persoon de geldkas be-
handelt . en van gemeene inlanders den verkoopprijs voor een
halven pikol rijst of zout ontvangt, inaar zelfs uit de magazijnen
de kleinste verstrekkingen doet en evenals een winkelier met
de koopers over het gewigt twist , t^^rwijl hij , door al zijn tijd
aan zulke niets beduidende verrigtingen te verkwisten, zijn ad^
niinistratie in deerlijke verwarring bragt. Tn een woord, ik be-
schouw hem als een man ten ee.nemale ongeschikt voor zijn post,
niet omdat hij geen braafheid en ijver genoeg zoude bezit-
ten, maar omdat hij hoegenaamd niet in staat is, op zich
zelf te staan en te handelen. Aan alle kanten heeft men
hem misleid en zijn gering doorzigt, zijne verbeelding van zich
zelf, zijne zucht om te voldoen en eer te behalen, tiebben hem
telkens doen struikelen, fiij het niiiiste uitzigt, dat men hem
gaf, zag hij dadelijk de zaak reeds tot stand gebragt. Zoo meende
hij bij voorbeeld het gouvernement een schat aan te brengen
uit de tin- en goudmijnen van Billiton; hij beschouwde zich
als de eenige man, die deze bronnen had kunnen ontdekken,
en is reeds gelukkig in den roem , dien hij daardoor zal ver-
werven, terwijl de goede man met geen mogelijkheid de
middelen kan verkrijgen, om eene noemenswaardige hoeveelheid
dezer metalen te produceren, en het goud altlians nog lang in
den schoot der aarde zal blijven nisten, voordat men de enorme
kosten zal wagen, die tot het zoeken vereischt worden.
De tweede 2)ersoon te Billiton is de Pauembahan Satief Mo-
hamed. Hij is een Palembangsche prins, die vele belangrijke
commissiën voor de vorsten van Palembang heeft volbragt eu
die behalve zijn fijn natuurlijk oordeel veel kennis bezit. Even
ongeschikt als de civiele en militaire koramandant is, even ge-
schikt was hij, om Billiton onder het Nederlandsch gezag te
brengen, zonder eenig geweld te gebruiken, maar op eene ver-
standige inlandsche wijs. Zoo hij met een ander had te doen
gehad, zoude hij zeker de iuzigten van het gouvernement hebben
volbragt. Hoe volkomen ik hem ook beschouw ten opzigte vau
zijne ondervinding en vernuft, evenzeer vol gebreken is zijn hart.
Evenals de meeste Palembangsche grooten is hij Irotsch , verwaand,
hoogmoedig en zeer gesteld op eer en eerbewijzen. Te veel ge-
prezen en vertrouwd, heeft hij daarvan , /ooals alle Palembangsche
zullen doen, misbruik gemnakt en was dus alleronaangenaamst
BAPPOttX OVEE HET EILAND BILLITON. 65
Algemeen is mij opgegeven, dat hij, hoezeer hij veel geld
gewonnen heeft, dit weder heeft uitgegeven aan armen
van zijne familie en aan anderen, die zijn gevolg of aanhang
wilden uitmaken. Nu is het gemakkelijk te begrijpen ,
dat twee karakters, zooals die van den kommandant en deu
Panembahan , beiden even jaloersch op eer en aanzien , niet met
elkander konden harmonieeren, hetgeen de nadeeligste gevolgen
heeft gehad.
De derde persoon is zeker inlandsch kind Wetering Buis ' ,
die als klerk te Muntok tot niets anders kon worden gebruikt,
dan tot het invullen van passen voor reizigers. Deze heeft
ai de gebreken eigen aan inlaudsche kinderen. Hij is hoogst
nederig tegen den kommandant , vleit hem en heeft door allerlei
verzinselen tegen den Panembahan zijn vertrouwen gewonnen
en de oneenigheid, die tusschen deze twee bestaat, meer en
meer vergroot. Hij is trotsch tegen de inlanders en leeft als
* een groot heer ; hij is te dom , om de oogmerken van het gou-
vernement met Billiton te kunnen begrijpen en heeft aan hoofden
en ingezetenen gedachten omtrent deze oogmerken ingeprent,
die den nadeeligsten indruk hebben gemaakt. Hij kan den kom-
mandant in niets dienen, want hoewel hij zeer goed Maleisch
yerstaat , kent hij te weinig Hollandsch , om den kommandant ,
die dit ook maar half verstaat, over te brengen wat hem gezegd'
wordt. Bij het verdriet, dat ik te Billiton had, moest ik
meermalen lagchen, als ik onzen kommandant, die volstrekt
niet wil, dat Wetering Buis Maleisch tegen hem spreekt, met
dezen een Hollandsch gesprek hoorde voeren , waarin zij elkander
met verstonden en als ik hen dan soms teiegt hielp , was onze
kommandant in het geheel niet in zijn humeur, dat ik twijfelde
aan zijn volkomen kennis onzer taal. Hierbij kan ik nog mede-
deelen, als eene bijdrage, hoe moeilijk de kommandant zich de
zaken maakt , dat hij alles eerst in het Fransch en daarna
met behillp van een woordenboek in het Hollandsch schrijft. Ik
heb hem aangetoond, dat hij geheel iets anders had temeergesteld
dan hetgeen hij , zooals mij uit de zaak bleek , had willen
zeggen en heb hem geraden, dat hij zijn luitenant van Catten-
burj, een jong en fatsoenlijk oflBcier, die gaarne in dit
' Waarschijnlijk Willem van de Wetering Buys, die benevens eenige
iniandsche vrouwen in 1811 aan den moord der Nederlandsclie bezetting
te Palembang ontsnapte. Zie .1. C Baud, Pa/embanp in 1811 en 1812»
^i^<V»», D. I, bl 15.
66 BAPPOBT OVEE HET EILAND BII.IJTON.
a^l^egen verblijf iets te doen zoude hebben, op zoude diagen,
zijn brieven en rapporten in het Hollandsch te vertalen , maar
hij zeide , dat hij beter Hollandsch verstond dan deze. Hiertegen
viel dus niet te redeneren; vooral niet, daar ik hem altijd ver-
zocht , om met mij Fransch te spreken , omdat ik hem anders
volstrekt niet begrijpen kon. Men zal uit dit weinige ontwaren ,
dat Wetering Bnis meer nadeelig dan nuttig te Billiton is.
De vierde persoon is de inlandsche majoor Tompel, een oud
man , die indertijd verscheiden commissiën voor het gouver-
nement goed heeft uitgevoerd en ioeia van nut is geweest, maar
die oud is geworden en nu in den verwarden toestand van
Billiton op zijne wijze eene rol speelt. Onzeker, wat er van den
Panembahan zal worden, maakt hij zoowel dezen als den kom-
mandant komplimenten en tracht altijd bij beiden de goede man
te zijn, om in het eind niets te verliezen. Zelf wenscht hij
echter het meeste gezag.
De vijfde persoon is de Dipati van het eiland Billiton , *
die bijzonder de aandacht verdient. Hij is een man van 21 of
2b jaar, de zoon van den voormaligen Dipati, die volgens,
bekomen informatie gedurende het Engelsch bestuur te Banka
door Biadja Akil op eene verradelijke wijze zoude zijn ver-
moord. De Dipati wordt gehouden voor het hoofd van Billiton
(hieronder zal men zien, hoe men dit moet verstaan). Toen de
Panembahan het eiland in bezit nam, nam hij dit hoofd, die
zijn vader niet wettig was opgevolgd, als zoon aan, en gaf
hem den titel van zijn vader. Dezen Dipati mag men veilig een
der slimste inlanders noemen, maar daarbij behebt met alle
ondeugden; gemakkelijk, trotsch, ovei^geven aan het spel en .
de vrouwen, verkwist hij zijn tijd door van het eene inlandisch
vermaak tot het andere over te gaan, terwijl hem niets te
heilig is, om aan deze levenswijze voedsel te geven. Toen de
Panembahan hem tot Dipati verheven had en van hem onder*
geschiktheid en orde in zijne handelingen verlangde, was
hem dit lastig en onaangenaam. Spoedig zag zijn slimheid,
hoe het tusschen den kommandant en den Panembahan stond.
Nu vleide hij den eerste en onttrok zich aan den laatste;
hij misleidde onzen kommandant op de schandelijkste manier,
die, niet opgewassen tegen zijn listen, meende, als hij naet
het hoofd van Billiton wel was, den Panembahan te kunnen
ontberen. In zijn eigenwaan verbeeldde hij zich, door zijn
behandeling eu beleid de genegenheid van het hoofd gewonnen .
I
EAPPOBT OV£ft HET BILAND filLLlTON. 67
te hebben, en in de gedachte, daardoor zeer 'bevorderlijk te
zijn aan zijnen last, sloeg hij de waarschuwingen van den
Panembahan in den wind en heeft hij zich door dezen slimiiien
en slechten Dipati laten bedriegen.
Eindelijk bevinden zich nog te Billiton Pangeran Said
Aki], Badeen Tonko Tahat ' en andere grooten van Linga en
Trengano met huu gevolg, die bij den Panembahan behooren
en allen nut zouden hebben moeten bewijzen aan de oog-
merken van het gouvernement, maar die, zooals dit aan
inlanders eigen is, de verwarde huishouding van den komman-
dant ziende, elk op zijne wijze, daarvan voordeel trachten te
trekken. Sommigen van hen doen zich voor, alsof zij spionnen
zijn van den Panembahan, anderen van den Dipati en elk
brengt zulke berigten aan den kommandant, als hij meent, dat
aan zijn eigen zaak of aan die, welke hij dient, nuttig is.
Onze kommandant verkrijgt dus allerlei berigten, die hem
van de eeue gedachte tot de andere brengen; nu eens vreest
hij , dat men hem zal afloopen , dan weder ontvangt hii goede
beri^n over de Billitonneezen , zoodat de verwarring, waarin
hij dikwijls gebragt wordt, hem, die niemand raadpleegt, het
hoofd doet duizelen. Om zich van spionnen te bedienen tegen .
Kolke kerels, als den kommandant omringen, moet men eene
buitengewone schranderheid bezitten en het is slechts weinigen
gegeven, nut van spionnen te trekken en voor te komen, dat zij
on» zelve bespionneeren en bedriegen. Mij voorstellende, welke
angstige uren deze slinune kerels den kommandant veroorzaakt
hebben, heb ik alles gedaan, wat ik kon, om hem te be-
wegen, toch geen spionnen te gebruiken, doch toen hij mij
betuigde, dat men zonder spionnen niet kon regeren, heb
ik hem bijna gebeden, zich toch te ontdoen van deze ellen-
digen, die zijn toestand zoo zeer onaangenaam maakten, maar
vnichteloos.
Na deze gebrekkige opgaven over de I^arakters der personen , '
die te Billiton een hoofdrol spelen^ zal ik overgaan tot den
staat, waarin ik de zaken aldaar gevonden heb.
Hetgeen het eerst mijne aandacht trok, was de plaats, waar
* In de derde bij deze memorie behonrende bijlage zijn dit twee per^
souen Radeen Tahat en Tonko Soe.
68 RAPPORT OVER HET EILAVD Bll.lJTON.
de kommaodairt had goed gevonden eene sterkte van paalwerk
op te rigten. Dit werk, een vierkant van 160 voet met twee
halve cirkels voor de verdediging, stond in het bosch, dat
rondom gekapt was, eenige voeten van den oever der rivier
en drie nur varens van den mond. Men kan zich geen onaan-
genamer verblijf voorstellen. De rivier is niet breed en de
overkant evenzeer met digt bosch begroeid als de omtrek van
het fort. Men heeft dus geen uitzigt dan op wild bosch en kan
geen andere wandeling doen dan op het kleine vierkante plein
in deze sterkte. Een andere ongelegenheid is , dat de rivier
bij laag water zells niet met sloepen kan worden bevaren ;
als het noodig ware, de sterkte te ontruimen, zoude dit niet
eens ten allen tijde kunnen geschieden. Ook het ongemak,
leeftogt en goederen naar de sterkte te vervoeren, is zeer
groot, daar de kleine vaartuigen ten minste 24 uur noodig
hebben, om naar boven te varen, als het getij dit getoogt,
en anders in den mond der rivier moeten blijven wachten.
Indien deze sterkte ongelukkig overmeesterd mogt worden,
blijft er geen hoop op redding voor een enkel man der bezet-
ting, daar men dan noch te water noch over land zoude kun-
nen terugtrekken. •
Toen ik den kommandant naar de reden vroeg, waarom hij
eene plaats, die zoo ongelegen was en bij zoo vele nadeelen
geen enkel voordeel aanbood, had uitgekozen, antwoordde hij
mij : dat hij gemeend had , dieper landwaarts gemakkelijker met
de ingezetenen in aanraking te komen ; dat de Dipati hem deze
plaats had aangewezen en beloofd had, in de nabijheid daar-
van een dorp te zullen oprigten van twee honderd huizen ; dat
hij zoo ver van den mond der rivier veiliger was tegen de zee-
roovers; eindelijk dat de gelegenheid aan den mond der rivier
hem als zeer ongezond was opgegeven. Hij erkende echter, dat
hij de ongelegeulieid en al , hetgeen tegen de tegenwoordige
l^S^^S ^ Tandjong-Semba te zeggen was, reeds in ruime
mate had ondervonden , dat de Dipati hem had misleid door de
belofte, een groot dorp in de nabijheid aan te leggen, en
dat hij ook reeds voornemens was, het fort naar Tandjong-
Goenong aan den mond der rivier te verleggen. Volgens
des koramanda^its eigen erkentenis zijn dus de aan dit fort
besteede moeite en kosten vruchteloos aangewend, en zal
men te Tandjoug-Goenong weder op nieuw moeten beginnen.
Het is hier de geschikte plaats, mijne gedachten over de
RAPPORT OVER HET EILAND BILT.ITOX. 69
steUing te Tandjong-Goenong mede te deelen. » Dit ligt ter
linkerzijde aau deu mond der rivier Tjoeroetjoep , een kwar-
tier van het zeestrand; het is een heuvel, die wel honderd
voet hoog is. In den mond der rivier liggen duizende groote
en kleine rivier- of klipsteenen, doch voor dezen heuvel ia
een kom , waar de vaartuigen , zelfs kanonneerbooteu , veilig
kunnen liggen, die dus, indien er een fortje of sterkte op
den heuvel wordt aangelegd, beschermd kunnen worden en
wederzijds bescherming kunnen geven. Het zeestrand is vau
zuiver zand en de rivier zoo helder, dat er zelfs geen nipah
groeit. Ter zijde van den heuvel stort zich in den jnond der
rivier Tjoeroetjoep eeh klein riviertje, de Soengie Saboerie * , die
altijd zoet water geeft. De grond om den heuvel schijnt zeer
vruchtbaar te zijn; althans ik vond er mollige tuinaarde, met
allerlei zwaar en ligt hout begroeid, terwijl de geheele omtrek
w^ens het nitzigt op de zee , waaruit zich eenige. eilandjes
verheffen, op den breeden mond der rivier en op den over-
liggenden oever, die schilderachtige heuvelen heeft, als een fraai
en aangenaam oord kan beschouwd worden, waar men met
genoegen zijn verblijf zal vestigen. Waarom het uu, zooals^de
kommandant had opgegeven, hier ongezond zou zijn, heb ik
niet kuimen nagaan. Mij is integendeel verzekerd , en wel door
personen, die in den omtrek wonen, dat het er niet ongezond
is. Ook is mij niets voorgekomen, waarom het ongezond
zoude zijn. Behalve de geschiktheid voor eene goede verdedi*
ging en de aangename en, zoo ik geloof, gezonde ligging aau
den mond eener groote rivier biedt deze plaats nog andere
voordeelen aan. Zoo geven de koraalriiieu in zee stof om kalk
ie branden en de rivier klipsteenen, waarvan men kan bouwen,
zooals ik gezien heb , dat men te Buitenzorg , Tandjoer en
elders op Java doet. Bovendien is er in de nabijheid hout in
overvloed te vinden. De gronden aan den oever der rivier en
eenigzius daarvan verwijderd schijnen zeer geschikt, om in vrucht-
gevende velden herschapen te worden. Hierdoor zal het gemakke-
^^ vallen , in de nabijheid van het etablissement een of meer
«dorpen op te rigten, hetgeen ik als zeer noodig beschouw.
' Het fort nab\j de tegenwoordige hoofdkampong Pandang ligt op
'^' Goenoeng, maar volgens de kaart van den ingenieur de Groot aan
<^e regterzijde der rivier. NtUuurk. Tijdtehr. III. bl. 146
' In dit rivier^e werd in 1851 door de Billiton-compagnie het eerste
tinerU gevonden. TfjéUekr. woor Neerl. Jnd, 1858. I. bl. 23.
70 HAPPORT OTBB HIT SILANJD BILLITOK.
Te eer zal men daartoe overgaan, daar de zee veel smake-
kelijke en voedende visch oplevert, voorts tripang, agar-agar,
en andere voordeel gevende voortbrengselen, zoodat de genen,
die zich in de nabijheid van Tandjong-QoeDong nederzetten,
zich terstond voedsel en voordeel kunnen verschaffen, zonder-
dat zij, zooals te Tandjong-Seinba , moeten wachten totdat de
veldvTuchten rijp zijn, waarvoor het bosch eerst moet worden
omgekapt. Het is dan ook gebleken , dat niemand zich te
Tandjong-^emba wilde nederzetten , zelfs twee of drie Chineezen
van Bomeo zijn spoedig weer vertrokken. Alles pleit dns ten
voordeele .van deze gelegenheid. De Panembahan verhaalde mij ,
dat hij ook voornemens was geweest, hier het etablissement
aan te le^en, maar dat de kommandant zich door den Dipati
had laten bepraten , het fort te Tandjong-Semba op te rigten ,
hetwelk hij ten sterkste had afgeraden.
De tweede zaak , waarmede ik mij bij mijne komst te Billiton
moest onledig honden, was de oneenigheid tusschen den kom-
mandant en den Panembahan. Anderhalven dag had ik reeds
bij den kommandant doorgebragt en van niets anders door
hem hooren spreken dan van zijne moeilijkheden met den
Panembahan. Zijne voordragten waren echter zoo verward en
in deze zaak zoo veel lieden betrokken , die ik te voren ge-
noemd heb , en wier verhouding ik nog niet kende , dat het mij
niet mogelijk was , iets te begrijpen van al , wat hij mij met drift
verhaalde , zoodat ik telkens moest verzoeken , toch iedere
omstandigheid geheel uit te vertellen. Toen ik er eindelijk zeer
verdrietig onder werd, vroeg ik han, mij punten te noemen,
waarover ik den Panembahan zou hooren. Met veel moeite kwam
ik eindelijk te weten , dat de Panembahan van hem onafhankelijk
had willen zijn, dat hij aan het gouvernement meer vaartuigen
en volk in rekening bragt, dan hij in dienst had, en dat hij
handel had gedreven hetgeen hij volgens den kommandant niet
mogt doen.
De Panembahan hierover gehoord zijnde, antwoordde mij : ik
laat het aan uw eigen oordeel over, of ik met een man als de
kommandant heb kunnen werken; alles wil hij beter weten;
al ,^ wat ik hem zeide , dat goed was , deed hij geheel anders ,
omdat hij van mij geen raad wilde aannemen. Als ik hem mijn
gevoelen over het een of ander zeide , antwoordde hij mij : dat
heb ik reeds voorlang geweten; ik weet alles; gij behoeft mij
niet te leeren; ik ben de man, die moet weten, hoe alhier
lÜiPPO&T 0¥lft HST KXLATfD BILMTON. 71
griiandeld moet worden; gij moet mijne orders volgen, enz.
Aan dit onverstandig gedrag was het dan ook toe te schrijven ,
dat er niets goed verrigt kon worden en dat onze kommaudant ,
misleid, bedrogen en geheel op den verkeerden weg gebragt,
nu in de grootste verl^enheid is. Wat het beweren betrof, dat
hij meer vaartuigen en volk in rekening zoude brengen dan
hij in dienst had, was de kommandant niet bevoegd, dit
te beoordeelen, daar deze alleen gekwalificeerd was, hem voor-
schot te geven , maar niet , met hem te rekenen. Dit moest
hij met den kolonel en resident van Banka doen, en dit had
hij den kommandant gezegd , maar deze , die hem liaatte , zocht
hierin nu eene beschuldiging tegen hem. Wat de zaak zelf
betrof, was het onwaar, dat hij, Fanembahau, groote uitgaven
te Bilüton had gedaan. Naderhand heb ik gezien, dat de
kooimandant alleen was geautoriseerd, den Fanembahan voor-
sdiotten te geven. Ook in een verschil over eene som, ik
mee» van ƒ500 of/ 600, overtuigde deze den komuiandant , dat
hij dit geld moest ontvangen, welke hem eerst deze som had
teruggevorderd, nadat hij die reeds had uitbetaald en ze hem
nu wederom teruggaf, zoodat het mij voorkwam, dat de
kommandant wat al te zeer in drift had gehandeld. Op de
beschuldiging, dat hij handel zoude gedreven hebben , antwoordde
de Fanembahan, dat personen van zijne familie te Billitou
waren komen handelen , en dat hij , in plaats van te meenen
dat dit kwaad was, zulks als zeer goed had beschouwd en
aangemoedigd.
Het is geenszins te verwonderen, dat twee personen in deze
verhouding en van Imnne geaardheid en karakter zeer tegen
elkauder zijn geweest en elkander niet konden verdragen. Ik
beachouw hen beide schuldig en kan gemakkelijk nagaan, dat
zij elkander in de weg waren. Beide wilden op BUliton regeren ,
€Q beide trachtten elkander dit te beletten of fnoeijelijk te
^en. Was de kommandant verstandiger geweest, dan zoude
^i van de kennis, het vernuft en den invloed van den Fanem-
Wiaa gebruik hebben gemaakt ten voordeele van de taak,
*^oe hij gejpoepen was, maar hij kon niet dntdei), dat de
?«uembahan zou worden beschouwd als de man, door wien hij
^ gewerkt, en nu ben^n hij hem elk gezag en invloed,
^f steeds andere bevelen te geven. De Fanembahan , hierover
K^belgd, werkte nu den konmiandant tegen. Jammer maar, dat
^ belangen van het gouvernement hieronder zooveel geleden
72 RAPFORT OVJCR HET III.AVD BILl.ITON.
hebben , waardoor het nog lang zal duren , voordat er weder eene
goede orde te BiUiton is gevestigd.
Behalve deze oueenigheden , die zoo nadeelig zijn geweest,
vernam ik nu ook , op welke wijs de Dipati of het zoogenaamde
hoofd van BiUiton den koinmaudant had bedrogen. Deze had
hem , om hem te vriend te houden , omtrent twee duizend gulden
aan geld, rijst en zout op krediet gegeven, waarvoor de Dipati
alles beloofde, maar niets is nagekomen. Daarbij voert deze
nog een insoleuten toon en doet, wat hij goedvindt. Op ver-
zoek van den kommandant onderhield ik hem over de nako-
ming zijner belofte om een dorp van twee honderd huizen in
de nabijheid van het fort op te rigten. In tegenwoordigheid
van den kommandant zeide hij , dat hij dit ninuner had be-
loofd, dat hij gezegd had, over twee honderd menschen gezag
te voeren en dat het zijn schuld niet was, als de komman-
dant geen Maleisch genoeg kende , om hem te verstaan. Ik vroeg
hem verder, wat hij dan met het ontvangen geld, rijst en
zout had gedaan , en op welke wijze hij zijne schuld wilde
vereffenen. Hierop antwoordde hij, dat de kommandant hem had
gezegd, dat het gouvernement de inwoners van BiUiton zoude
helpen aan al, wat zij uoodig hadden; dat hij de voorge-
schoten gelden als een blijk daarvan beschouwd had; dat hij
aan elk der vier overige hoofden van BiUiton honderd gulden
had gegeven en van het overige geld vrolijk had geleefd en
gespeeld ; dat nu alles verteerd was , en dat hij , zoo hij het
terug moest geven, daaraan zoude denken, maar volstrekt
niet kon bepalen , wanneer of op welke wijze de aflossing zoude
geschieden. De onbeschofte toon , waarop hij dit aUes voordroeg ,
ergerde mij zeer, en als er een ander man kommaaidant was
ge^meest, zonde ik den Dipati geleerd hebben, dat wij zulke
impertinenties niet straffeloos gedoogen.
Nu vreesde ik, de verwarring slechts te zuUen vergrooten,
en bedroefde mij , dat het gedrag van den kommandant aanlei-
ding had gegeven, dat hij volstrekt niet geacht is. Hoe kon
dit ook anders , daar hij nu eens als winkelier met den gemeenen
man twist over het ruilen van rijst en zout voor geld en
tripang (welke laatste men hem zelfs in bedorven staat le-
verde), dan weder den kommandant en chef moet vertoonen;
daar hij zich van allerlei gemeene en slechte kerels aUes laat
wijsmaken, wat zij verkiezen, hem te vertellen, en door den
een hier en door den ander ginds geleid wordt; daar hij niet de
KAPPORT OVER HRT KILAVD BILUTON. 73
m
bdLwaamheid bezit, zijne gewaarwordiugeu te bedwingen, als
men hem iets verhaalt, terwijl eindelijk de domme en trotsche
Wetering Buis de zaken nog meer verergert , door de meening
van den kommaiidant te expliceren. Door dit alles is het dan
ook gebeurd , dat de Orang-Sekah of zoogenaamde Oi'ang-Laut,
die m de nabijheid van de rivier Tjoeroetjoep op het water
woonden, naar een ander gedeelte van het eiland zijn vertrokken;
dat de vier mindere hoofden van het eiland zich volstrekt niet
aan den kommandant laten gelegen liggen, omdat niemand
een goed begrip heeft van hetgeen hij wil of van het oogmerk
van het gouvernement; dat de voorgenomen ruilhandel, om de
inwoners voor spijkers, tripang, agar-agar en andere voort-
brengselen van het benoodigde te voorzien, volstrekt niet be-
staat ; dat de kommandant geen enkel man kan- krijgen , om te
werken , zoodat- hij , toen het schip , waarmede ik gekomen was ,
ontladen moest worden, eene ropij daags, benevens rijst en
zoot moest geven aan hen, die daaraan geholpen hebben, zijnde
dit volk van onderscheiden personen, die zich aan den mond
der rivier hebben nedergezet. Zoo zijn wij te Billiton eigenlijk
s^nder eenig gezag. Eu geen wonder , want de kommandant bezit
door zijn brouillerie met den Fanembahan en door zijne vestiging
in het bosch, waar hij zich onmogelijk veilig kan achten, noch
magt noch vertrouwen op zijn sterkte; hij moet zich alles laten
welgevallen, terwijl hij daarenboven door zijn gedrag geen
achting heeft weten in te boezemen voor zijn persoon. Voegt
men hier nu bij, dat zijne verantwoording van goederen en
gelden in zulk een verwarden staat is , dat het mij niet
mogelijk was , daaruit wijs te worden , dan zal niemand
betwijfelen, dat het hoogst noodzakelijk is, den kommandant
te vervangen. Ook voor hem is zijn toestand allerbekla-
geoswaardig, daar hij met zijn luitenant en dokter of chirur-
gijn, de eenige Europeanen, waarmede hij zoude kunnen omgaan,
op een verwijderden voet leeft. Meermalen heb ik dan ook
het innigste medelijden met hem gevoeld. Overdag is hij bezig
"ïet zijne pakhuizen en moet hij allerlei rapporten hooren,
zoodat hij zijn schrijfwerk des avonds of 's nachts verrigt.
I^rdoor is- hij dan ook zoo afgewerkt, dat hij er werkelijk
ziek van was en niet in staat , die opgaven te doen , welke ik
verlangde, om een eisch voor vivres en gelden op te maken,
^als mij door de hoofddirectie van financiën was opgedragen.
^^ weerwil van dit alles — en dit is voor hem nog een geluk —
74 RAPPORT OTBR HIT EILAND BILl^PTON.
verbeeldt hij zich , dat hij zich zeer verdienstelijk maakt , omdat
hij van den morgen tot den nacht bezig is. Ik weusch van
harte, dat hij geen berispiug krijgt over zijn gedrag en verrig-
tingen, maar dat alles verschoond wordt, dewijl het zijne schuld
niet is, dat hem eene betrekking is opgedragen, waarvoor hij
niet berekend was, terwijl hij nog steeds meent, zijn best gedaan
te hebben, en inderdaad de beste bedoelingen heeft. «Hartelijk
blijde was' ik dat ik, na vijf lange en verdrietige dagen bij
den kommandant te hebben doorgebragt, hem vaarwel kon
zeggen, zooals ik ook zeer verheugd ben, dit onaangename
gedeelte van mijn rapport te hebben afgehandeld, en nu zal
overgaan tot het mededeelen van eenige aanteekeningen betref-
fende de gesteldheid van Billiton de voortbrengselen en de
bewoners van dit eiland.
Billiton ligt ten oosten van het eiland Bauka op een afstand
van 20 a £5 mijlen. Het heeft eene vierhoekige gedaante en
wordt gerekend eene oppervlakte te beslaan van 120 vierkante
geografische mijlen. Op het eiland verheffen zich verschillende
bergen en heuvelen. Het is doorsneden door een aantal rivieren ,
waarvan de voornaamste zijn: de Blantoe, de Brang, de Ki-
mirie, de Lingan, *de Boeding, de Fandang, de Siedjoe, de
Koeboc , de Badauw , de Tjoeroetjoep eü de Spil , waarvoor een
baai ligt, waar nog drie kleine rivieren in uitwateren. Rondom
het geheele eiland li^en kleinere eilandjes en rotsen van koraal-
steen. De grond van het eiland is geheel bedekt met bosschen ,
waarin zeer, goede houtsoorten worden gevonden zooals het tim-
besso», ambello-, billian- , en garoe-hout. Het hart der aarde bevat
verscheiden kostbare metalen, als goud, tin en ijzer; vmi het
laatste wordt reeds veel bewerkt, meestal tot spijkers. De grond
is zeer vruchtbaar; rijst en alle andere voedingsmiddelen
groeijen welig ; koffij , suiker en katoen toonen , hoezeer de
kultnur daarvan nog in den staat der kindschheid is, dat ook
deze artikelen met voordeel zouden kunnen worden aange*
kweekt. In de bosschen wordt was en in sommige holen vogel-
nestjes gevonden. De zee levert de beste vischsoorten in over-
vloed , die ook gedroogd verkocht worden. Agar-agar , tripang
en schildpad zijn zeer gewilde artikelen voor den handel op China;
men heeft piij ook gezegd, dat er parelreven zouden zijn. Wat
dus den grond en de natuurlijke voortbrengselen van Billiton
f «
EAPFORT OYBH HCT SILAND BI1.1.IT0K. 75
belreffen/ biedt het niiine voordeelen aan , en bevat het middelen,
die niet overal in zoo ruime mate tot voeding van den
handel en tot bevordering van welvaart gevonden worden. Daaren-
tegen bestaan er groote hinderpalen , die nog lang het genot
daarvan in den weg zullen staan. Als een voornaam beletsel,
dat beschouwd kan worden tot de gesteldheid van het eiland te
behooren, geef ik op, dat het vaarwater om het geheele eiland
als bezaaid is met klippen en banken, en dat er in 'den west-
BMiesson hevige stormen loeijeu , waardoor de vaart voor rasehepen
altoos gevaarlijk zal wezen.
Om zich een denkbeeld daarvan te kunnen maken voeg ik
als bijlaag hierachter eene directie, om het eiland aan te doen
en op de ree voor de rivier Tjoeroetjoep te ankeren, onlangs
opgesteld door den eersten luitenant der koloniale marine Stolze,
die door het gouvernement belast is , de kusten van Billiton op
te nemen benevens eene kaart van het eiland.
Omtrent het planten- en dierenrijk was ik niet in staat, veel
bijzonders te vernemen. De grond is bezaaid met allerlei kruiden
en planten. Behalve wilde varkens en herten zijn er geen vier-
voetige dieren bekend. Noch wilde tijgers, noch andere ver-
scheoiende dieren veronti^usten de bewoners; daarentegen zijn
er slangen en vele insecten. Onder de laatsten heb ik een schor-
pioen gezien , die van den kop tot het einde der staart één voet
hmg was. Het varen op de ree over dè onder water staande
Uippen levert het fraaiste gezigt , dat men zich kan voorstdl^i.
^ met mos en planten begroeide koraalklippeu , de verschil-
Ififide kleuren dezer steenen en der schelpen , die er zich op ge-
zet hebben , vertoonen zich door de breking der lichtstralen in
h^ helder water als sierlijke pronkstukken onder water aan het
^* Nog schooner was een stuk harde steen, dat van den grond
^S^stooten was; de zijde, die naar den grond gekeerd lag, was
B^eel tezaamgesteld uit kleine schelpjes, die de lerendigste
^ schitterendste kleuren verspreidden. Deze toevallige ontdekking
leeide mij op nieuw, dat de natuur, zelfs in hare onbekendste
plaatsen, niet alleen doelmatig werkt, maar ook schoonheden
l)<Bvat, die den mensch verrukken.
De geschiedenis van Billiton is ongeveer dezelfde als die der
BMeste eilanden in dezen archipel. De ware oorsprong der eerste
bevolking is niet bekend ; waarschijnlijk is die toevallig. De in-
voneis weten alleen, dat de Javaansche vorsten uit Madjapahit
^delingen tot hen gezonden hebben eii dat zij door kracht van
76 RAPPORT OVER HET EILAND BIIJ.ITON.
overreding eu door hoop op voordeel zijn overgehaald, zich
als onderworpen aan deze vorsten te beschouwen of hen ten
minste te erkennen als hunne bondgenooten en beschermers, aan
wie zij dan ook wel eene weinig kostende hulde wilden bewijzen. '
Nadat de vorsten van Madjapahit hun geducht aanzien eu
gevreesd vermogen verloren hadden en de vorsten van Palem-
bang door de ontdekking der tinmijnen te Banka in vermogen
en in magt waren toegenomen , kostten het dezen laatsten weinig
moeite, Billiton. aan zich te onderwerpen, inzooverre als een
volk dat over eene groote uitgebreidheid vruchtbaren grond,
ontoegankelijke bosschen en eene ruime zee vol eilanden kau
beschikken, zich laat onderwerpen. Inderdaad ging de geheele
onderwerping niet verder, dan dat de vorsten van Palembang
het door de gezamenlijke inwoners gekozen hoofd bevestigden
aan wien zij den titel van Dipati verleenden, en dat zij nu en
dan eene kleine schatting vorderden , welke bestond uit producten
van het eiland, als staaQes ijzer, rotting, matten, was en honig.
Overigens hadden zij aldaar weinig of niets te zeggen.
Toen Banka in 1812 door den sultan van Palembang aan de
Engelschen werd afgestaan en Billiton als eene onderhoorigheid
van Banka in het contract van afstand genoemd was, trachtte
de Engelsche resident van Banka, de majoor Court, Billiton
onder zijn gezag te brengen. Hij zond zekeren Radja Akil met
gewapende vaartuigen derwaarts, en reeds had de Dipati aan-
genomen , de bevelen van den Engelschen resident te zullen ont-
vangen, toen Radja Akil, die Billiton zelf wilde besturen,
dezen Dipati op eene verradelijke wijze des nachts overviel
en vermoordde. Na zijne terugkomst op Banka werd de Engel-
sche resident waarschijnlijk van het gedrag van Radja Akil
onderrigt en heeft toen de zaken te Billiton gelaten , zoo als die
waren. Toen het Nederlandsche gouvernement het eiland Billiton
in bezit nam, is de zoon van den door Radja Akil vermoorden Dipati
in diens plaats aangesteld onder den naam van Tjakra di Ningrat.
Dit zijn in het kort de groote omtrekken der gesrchiedenis
van Billiton. Indien men ondergeschikte gebeurtenissen wenscht
te weten, deze bestaan eensdeels in de oneenigheden , die
nu en dan plaats vonden over de keuze tot hoofd van het
eiland en die meestal eindigden met toe te geven aan
1 Ook in de bekende lijst der onderhoorigheden van Madjapahit komt
Billiton als zoodanig voor. Tijdtehr. voor Nederl Indtë, 1867, I, bl. 90.
RAPPORT OVBR HEt-ElT.AND BILtlTON. 77
de magtigste partij, eu inet feestvieringen, en ten anderen in
invallen, die de bewoners van andere eilanden in sommige
districten deden , ten einde vergoeding te verkrijgen voor ver-
meende of geleden verongelijking. Deze invallen werden ht bloedig
en gevolgd door menschenroof , hf in der minne bijgelegd door
betaling van boete of door herstel van het geleden onregt.
Eindelijk zonden er lange verhalen te doen zijn van oorlogen
tegen vermetele zeeroovers, die zelfs niet gevreesd hebben, diep
landwaarts in te dringen Doch al deze verhalen zijn zeer om-
slagtig, en daar men er geen nut uit trekken kan, omdat de
Taarlieid der gebeurtenissen, die daarbij zouden plaats gehad
hebben, twijfelachtig is, eu men daaruit noch karakters, nocH
daden zoude leeren kennen , die belangrijk kunnen geaclit worden ,
heb ik vermeend, mij daarmede niet te moeten ophouden. In het
algemeen kan men van alle inlandsche oorlogen zeggen, dat de
bedreigers meestal de sterksten zijn, dat zij meer door schrik
en vrees te verspreiden, dan wel door een krachtigen en wei-
beraden aanval , trachten te overwinnen , dat de verdedigers zelden
een geduchten tegenstand bieden, maar al zeer spoedig, door
angst overmeesterd , vlugten of zich ovei^even , en dat de over-
wonnenen zich hun lot getroosten en zich gedwee onderwerpen ,
«aa hetgeen de overwinnaar vordert.
Nn zal ik overgaan tot dat, wat ik ontwaard heb omtrent de
bewoners van het eiland Billiton , hun maatschappelijke inrigtingeu
en bedrijf. Men kan de bewoners van dit eiland gevoegelijk in twee
soorten onderscheiden : het eene gedeelte bewoont en bebouwt den
pond, terwijl het andere zich uitsluitend langs de kusten tusschen
^djes en rotsen ophoudt, waar zij met vrouw en kinderen
op kleine vaartuigen leven. De eersten hebben het voorkomen
▼an gewone inlanders; zij zijn vernuftig en meer beschaafd, dan
n*en zou verwachten, van de inboorlingen van een eiland, waar
Qch nimmer Europeanen vestigden. Zij kleeden zich zindelijk,
hebben zeer goede huizen en spreken het Maleisch zeer zuiver;
hun voorkomen toekent gezondheid, sterkte en vergenoegdheid.
Het tweede gedeelte, dat onderscheiden wordt door den naam
^^^ Orang-Sekah en Orang-Laut, schijnt een geheel ander
uienschenras. Zij hebben een stout, gespierd en krachtig voor-
komen; hunne gelaatstrekken zijn somber, hun hoofdhaar is onge-
^d en verwilderd en hunne huid zwart. Zij dragen bijna geen
Üeederen. Het bijgeloof houdt hen aan hun verblijf op de zee
pbonden; zij z^gen, dat de bliksem hen verpletteren zou, wan-
78 RAPfORT OVSR HBT BILAND BltLtTOT^.
neer zij zich op het land vestigden. Zij eten ook nauwe
spijzen en verwerpen zelfs die niet, welke reeds aan bederf
onderhevig zijn. Zij kennen geen godsdienst en emeren zich van
de vischvangst en van het visschen van agar-agar en tripang,
dat voor andere behoeften wordt verruild. Overigens zijn zij
alleen door gemeenschappelijk belang aan enkele hoofden ver-
bonden. Velen van hen worden zeeroovers, maar het is eene
onwaarheid ^dat zij zich alleen door den zeeroof zouden onder-
houden.
Het eiland Billiton is verdeeld in vijf districten * , die elk
door rivieren van elkander gescheiden zijn. Zij heeten naar de
hoofdrivieren : Tjoeroetjoep , Blantoe , Boeding , Siedjoe en
Badauw. De tusscheu de uitwatering der grensrivieren van elk
district op zee verblijf houdende Orang-Sekah en Orang-Laut
behooren onder het district, in wier wateren zij zich ophouden.
Elk district heeft een hoofd, dat Ingebei heet; alleen die van
het district Tjoeroetjoep draagt den titel van Dipati en wordt
beschouwd als hoofd van het geheele eiland.
In den loop dezer beschrijving heb ik , van deze hoofden
sprekende, steeds gezegd, dat zij geacht, aangemerkt of be*
schouwd werden als hoofden, waarmede ik heb willen aanwijzen,
dat men zich zeer vergissen zoude, indien men meende dat
degenen , die hier als hoofden voorkomen, inderdaad eenig gezag
konden uitoefenen. Al wat zij door hun invloed kunnen bewer-
ken, geschiedt door raadgevingen en door ix)gingeu, de zaken
eenigzins te regelen, maar het is er verre van af, dat zij even
als de regenten of hoofden van Java werkelijk gezi^ zouden uit-
oefenen. De tegenwoordige Dipati of hoofd van het eiland
heeft er niets te bevelen; de overige Ingebei's beschouwen zich
in het geheel niet aan hem ondergeschikt en het zal veel
moeite kosten eu alleen door beleid en eene verstandige handel-
wijze kunnen geschieden , dat de hoofden , het zoo noodzakelijk
gezag verkrijgen. De eenige omstandigheid, waarin thans de
hoofden als zoodanig werkzaam zijn, is het beslechten van
geschillen tusschen de inlanders. Deze hooren zij en doen
uitspraak, nadat zij met eenige oudsten hebben geraadpleegd.
Indien hierbij steeds de regtvaardigheid en billijkheid werd in
acht genomen, zouden zij zeer nuttig wezen en een grooten
* Sedert 1856 is het eiland in zes districten verdeeld, waarb\j zeei
oneigenaardig de naam van het hoofddistrict in Tandjong Pandang ver*
aiiderd is. Zie het regerings verslag over dat jaar.
KAPPORT OVEE HET EILAND BILLITON. 79
iüfloed ktLQnen verkrijgen, maar helaas, meestal wordt het
legt verkocht, eu dit maakt dat ook 7.ij geen vertrouwen
hebben. Hij, die met het hoogste gezag op Billiton belast
wordt, zal zich dus bijzonder verdienstelijk kunnen maken
ea grooten invloed kunnen verkrijgen, als hij zich bezig
houdt met het hooren van de klagten en geschillen' der in-
hmd^rs en dan met inachtneming hunner gebruiken en be-
grippen, gewijzigd naar onze kennis, regt spreekt met die
onpartijdigheid en regtvaardigheid , die van een braaf en ver-
standig bestuurder kan worden verwacht. Bijna alleen op deze
Tijze kan mijns inziens het Nederlaudsch gezag zoodanig
gevestigd worden , dat het in al zijne uitgestrektheid op de bevol-
king zal kunnen werken. Dit is de grootste weldaad, die over het
algemeen aan Indië, maar in het bijzonder aan Billiton kan worden
geschonken, want de bewoners zuchten het meest onder het
gemis eener goede regtsbedeeliug. Zij hebben zich genoeg van
bet gezag hunner hoofden onafhankelijk gemaakt, dan dat die
ban veel leed zouden kunnen doen, maar liet is onmogelijk,
niet met anderen in aanraking te komen en daarmede geschillen
te krijgeji. Daar zij nu geen regt dan voor geld of groote
opofferingen kunnen bekomen , is dit het voornaamste , dat hen
<lnikt en beklagenswaardig maakt. Hem, die hierin voorziet,
en dit kan onder het bestuur van het gouvernement geschieden ,
dien zullen zij • gehoorzamen en eerbiedigen.
Overal in Indië, waar elk mensch zoo gemakkelijk aan zijn
geringe behoeften kan voldoen , zal men zien , dat de bewoners
daar, waar drukkende bepalingen , verkeerde inrigtingen of eene
slechte regering bestaan, zich verspreiden en verwijderen van
de personen en van de gelegenheid, waardoor zij kunnen
gedrukt en gekweld worden, als dit niet door bijzondere om-
standigheden al te moeilijk of onmogelijk wordt gemaakt. In
een land, waar vruchtbare grond genoeg voor handen is, waar
het volk n(^ niet door onderdrukking zoodanig verlaagd is,
Q4t het onverschillig voor zijn lot geworden is, waar men
bevindt, dat de inwoners de grootere veiligheid, en het genoe-
gen, dat aanzienlijke en wel aangelegde dorpen aanbieden en
verzekeren, vaarwel ze^en, om zich in kleine gehuchten of bij
enkele huisgezinnen in de eenzaamheid neder te zetten, daar
kan men ook verzekerd zijn , dat slechte en drukkende bepalin-
^n bestaan , waaraau de inwoners zich willen onttrekken , en
iat deze zoo hard en kwellend moeten zijn, .dat zij zich het
(
HO ïlAPPORt OVElt HBT RIIAND BILMTON.
ongezellige, het onveilige en al de aan eenzaamheid verbondea
ongemakken liever laten welgevallen, dan zich aan de khevela
rijen hunner hoofden bloot te stellen'. Uit bestaat op Billiton
De meeste inwoners hebben zich in kleine gehuchten of br
enkele huisgezinnen over het geheele eiland verspreid. Nu za^
men gemakkelijk kunnen nagaan , dat de regering vooreerst no§
weinig zal knnuen werken op zulk eene bevolking en da*
menscheu , gewoon op zich zelf te leven , een eigenzinnig karakte
hebben verkregen en zoozeer aan de eens door hen opgevatt*
begrippen vasthouden, dat daarin niets dan na lang aanhouden
en , nadat hun vertrouwen verkregen is , kan veranderd worden
Vooreerst valt er dus niets te doen, dan de inwoners t<
beschermen , door hun regt te laten wedervaren ; deze beschenning
zal hen aan ons verbinden, en daardoor eindelijk ter verbete-
ring op hen kunnen gewerkt worden.
Eene bevolking , die zoo verspreid en als het ware zoo geheel
op zich zelf leeft, houdt zich weinig aan maatschappelijke of
godsdienstige instellingen. Buiten het huwelijk en de besnijdenis,
hetgeen nog alleen onder de voomaamsten bestaat, hebben zij
niets, wat hen aan de maatschappij of de godsdienst verbindt. Op
Billitoa beschouwen de ouders zich, evenals te Palembang, in
dien graad als de eigenaars hunner kinderen, dat zij die ver-
koopen of althans hunne dochters niet ten huwelijk geven , dan
nadat daarvoor eene zekere som, Djoedjoer genaamd, betaald is.
Daar deze overeenkomst, om een soort van wettigheid of kracht
te verkrijgen, meestal voor de hoofden wordt aangegaan, zijn
zij buitendien verpligt, deze te betalen; hierdoor wordt het
trouwen zoo moeilijk en kostbaar, dat dit inderdaad een nadee-
ligen invloed op de 'uitbreiding der bevolking heeft. Van de
Mohammedaansche godsdienst kennen zij niets meer dan de be-
snijdenis en weinige andere uiterlijke plegtigheden. De godsdienst
der Orang-Sekah en Orang-Laut is niet bekend; zij laten zich
niet besnijden en eten varkensvleesch. Daardoor weet men, dal
zij geen Mohammedanen zijn ; waarschijnlijk vereeren zij een voor-
werp der natuur. Hunne lijlcen begraven zij aan land. Hunm
huwelijksplegtigheid bestaat hierin , dat zij bij stormachtig wedei
zoowel bruid als bruidegom in kleine versierde kano's plaatsen
en die in zee duwen; zoodra de ranke schuitjes bij elkandei
komen of tegen elkander stooten, stapt de bruidegom bij de
bruid over en roeit met haar naar den wal; dan zijn zij ge-
trouwd. Ik meen, dat deze ervaren /eebewoners ongemerkt we
RAPPOKT OVJER HET EILAND BILLIToV. 81
•
sruMelen zullen weteu aan te wenden , die de kano's tot elkan-
der doen komen, anders zoude het vrij lang kunnen duren,
voordat zij bij elkander kwamen.
De hoofden der districten oefenen ook gezag , voor zoo verre
dit gaan kan , over de Orang-Sekah en Orang-Laut. Indien uu
deze hoofden zeerooverij willen plegen , halen zij daartoe eenige
Orang-Sekali en Orang-Laut over. De moedigsten worden Pangli-
ma's genoemd, aan wie zij geven hetgeen tot de uitrusting
noodig is. Eveneens verschaifen zij volk en provisiën aan de
leeiooveravaartuigen, die van Liugga, Trengano en andere plaat-
sen, te Billiton komen. Van den geroofden buit ontvangen zij
een raim aandeel, zoodat de Orang-Sekah en Orang-Laut niet
iileen de zeeroovers van Billiton zijn, maar wel degelijk ook
de hoofden en andere aan land wonende inlanders , die eveneens
bijdragen tot de uitrusting der rooversvaartuigen, en evenzeer,
zoo niet nog meer, voor zeeroovers moeten gehouden worden.
Waarschijnlijk zouden de Orang-Sekah en Orang-Laut niet
vennogend genoeg zijn , om zeeroof te plegen zonder de onder-
steuning van de hoofden en bewoners van het eiland. Deze ver-
schuilen zich steeds achter de Orang-Sekah en Orang-Laut, die
zij den naam van zeeroovers geven, terwijl die onbeschaafde,
woeste en ruwe menschen meenen , dat zij een door de hoofden
van het eiland als het ware geautoriseerd en gepermitteerd
bedrijf uitoefenen. Men ziet hieruit, hoe deze slechtheden in
elkander geweven zijn en elk der bedrijvers zich op zulk een
voet wil stellen , dat hij niet gestraft kan worden of althans
eene soort van verontschuldiging kan voorwenden, als de een
of ander wraak wilde oefenen wegens hetgeen aan zijn laudge-
nooten was overkomen. Hiervan bestaan voorbeelden ; onder anderen
rosten de inwoners van Banka , wanneer een hunner vaartuigen ge-
nomen is , dadelijk eene expeditie uit , om het verlorene terug te
^gen of vergoeding daarvoor te vragen. In zulk een geval komt
het te pas , dat elk zich zoo goed mogelijk vrij kan pleiten. Maar
men zal er ook uit zien , dat het tegengaan van den zeeroof op
Billiton niet zoo moeilijk zal zijn als men wel gemeend heeft,
wanneer er een Nederlandsch etablissement gevestigd blijft,
waardoor men zelfs dien zal verminderen, welke van andere
plaatsen met behulp der bewoners van Billiton bedreven wordt.
Te meer zal men de mogelgkheid hiervan inzien, als men weet,
dat ten onregte wel eens gezegd wordt, dat de bevolking van '
Billiton zich niet zoude kunnen emeren, als zij geen zeeroof
X (XIV>. c,
I
82 &APPOBT OVEll HET Etl.AXD BILMTON.
bedreef. De Orang-Sekah en Orang-Laut , kunnen evenald de
overige bewoners van het eiland zeer goed bestaan, de eersten
van hetgeen de zee voortbrengt , en de laatsten vxn hetgeen zij
uit den grond kunnen trekken. Het zal alleen zeer noodig zijn ,
dat men, wanneer er geen zeerooversvaartuigen meer kannen
komen , zorgt , dat er handel op Rilliton wordt gedreven. Daartoe
kan zeer veel bijdragen de reeds bepaalde vrijstelling van regten
op den in- en uitvoer van goederen en het bestuur van een
verstandig man , die de middelen , welke wij hieronder daartoe
zullen voordragen, aanwendt.
Aangaande het aantal der bevolking, heb ik geen voldoende
onderrigtiug kunnen bekomen. Dit is zeker dat Billiton in ver-
houding tot de uitgestrektheid en vruchtbaarheid van den grond,
en tot de kostbare voortbrengselen , die er te vinden zijn , zeer
weinig bevolkt is. Men meent, dat er zes of zeven duizend
menschen op het land zouden woneii, en dat de Orang-Sekah
en Orang-Laut drie of vier duizend zielen zouden beloopen ,
zoodat de geheele bevolking negen h elf duizend zielen zoude
bedragen. ' De inwoners erneren zich door den landbouw , door
het verzamelen van voortbrengselen uit de bosschen en door het
graven en bewerken van ijzer, welk laatste van eene uitmuntende
kwaliteit is , en waarvan zij zeer goede spijkers weten te maken.
De landbouw verkeert nog in zeer ruwen staat. Jaarlijks
kajppen zij eene zekere uitgebreidheid in het bosch om en laten
het hout twee maanden liggen, om te droogen, waarna zij het
verbranden en rijst op dezen .grond zaaijen. Hiervoor dragen zij dan
wel eenige zorg, maar behandelen en bewerken den grond niet
genoegzaam , om er al de vruchten van te trekken , die bij meer
arbeid daarvan zoude kunnen worden verkregen. Nadat de rijst
van het veld is, en ook tusschen de rijst in, planten zij andere
gewassen, als djagong, groenten, vruchten, katoen, suikerriet,
ristjes of spaansche peper , enz. , maar zij laten den uitslag
meestal aan de goede natuur over. Zij leggen geen sawavelden
of geregelde tuinen aan, waarop behoorlijk wordt acht geslagen,
zooals de Javanen, maar vergenoegen zich met hetgeen hunne
bijna onbearbeide velden afwerpen.
' Volgens het regeringsverslag over 1863 - van dat over 1864 zijn
de Bijlagen nog niet in het licht verschenen ~ bedraagt de oorspronke-
lyke bevolking van Billiton, behalve de Chineesche in^nwerkers en andere
vreemde oosterlingen 12,000 zielen.
RAPPORT OVER HET EILAND BILI.ITON. 88
Üit de bosschen verzamelen de inwoners was / kappen daar
een soort van hout, dat voor hechten van krissen gebezigd
wordt, en maken van rotting en biezen matten, die zeer fijn
en fraai zijn. Ook halen zij het garoehout en al, wat zij voor
het bouwen hunner huizen noodig hebben, uit de bosschen. De
woningen worden niet van bamboesriet, maar van dunne boomeu
gebouwd , die zij als staken naast elkander plaatsen en van binnen
met drooge bladeren digt maken. Waarschijnlijk tot afwering
van slangen en insecten bouwen zij hunne huizen drie ^ vier
voet boven den grond.
Het ijzererts wordt gevonden , somtijds even beneden de opper-
vlakte van den grond, in steenachtige stukken van meer of
mindere grootte. Deze steenen , die vol poriën zijn , worden fijn
gekapt en vervolgens wordt het erts gesmolten in een oven door
een sterk vuur van houtskolen, dat gedurig met een blaasbalk
wordt aangehouden. Het gesmolten ijzer loopt in een daartoe
gemaakten bak en wordt daaruit geschept en in vormen ge-
goten, die één span lang en drie vingers breed zijn, somtijds
in kleinere vormen, als het tot spijkers wordt verwerkt. Daar-
van worden vier 'soorten te Billiton verkocht, als: 1® soort, 7
duim lang, k /2 de 100 stuks; 2« soort, 5 duim lang, Jt ƒ 2
de 200; 3e soort, 2J duim lang, Jl/2 de 800; 4e soort, IJ-
duim lang, ^ ƒ2 de 400. De staafjes worden verkocht bij het
katje tegen ƒ2. Dit ijzer is zeer hard.
Men beschuldigt de inwoners van Billiton, dat zij groote
minnaars zijn van het dobbelspel , van hanengevechten en van het
amfioen schuiven. Ik durf dit niet verdedigen , omdat dit verder-
felijk kwaad genoegzaam door den geheelen archipel verspreidis,
en daar het sterkst heerscht, waar goede maatschappelijke in rig-
tingen ontbreken , die andere en min verderfelijke vermaken in
plaats van deze schadelijke aanmoedigen.
De bewoners van Billiton zijn zeer sterk van ligchaamsge-
stel; zij kunnen, wanneer dit noodig is, dagelijks 12 tot 14
uur te voet gaan over ongemakkelijke voetpaden De Orang-
Sekah en Orang-Iiaut zijn bekwame duikers en kunnen ver-
scheiden minuten onder water blijven; zij vangen ook visch
met houten harpoenen en vervolgen die tot aan de kleine
openingen in de rotsen en klippen , waar zij ze dooden. Men
zegt , dat het wel gebeurd is , dat zij zich bij het övernaeesteren
van een klein vaartuig met een der opvarenden in zee gewor-
pen en hem onder water gesmoord hebben.
84 &APPOBT OVEB HET EILAND BILLITON.
De handel^ op Billiton wordt met kleine inlandsche vaartuigen
gedreven en zal nog lang op deze wijze moeten worden
gevoerd, omdat er geen geregelde markten of stapelplaat-
sen zijn, waar een inlandsch handelaar, zonder veel nadeel
te lijden , een gemimen tijd kan blijven vertoeven. De opva-
renden dezer vaartuigen hebben bf aandeel in de lading of
9djn gehuurd voor de reis, onverschillig of die lang of kort
duurt. Wanneer zij op een plaats komen, laten zij dit aan de
inwoners weten en wachten zoolang, totdat hunne lading
verkocht of verruild is; intusschen beschouwen zij zich, alsof zij
te huis zijn en trachten door vischvaugst of ander bedrijf nog
eenige voordeelen te verkrijgen.»
De artikelen, die door den handel met voordeel kunnen
worden aangebragt zijn: opium, tabak, Europeesche sitsen,
Javasche en Boegineesche lijnwaden , hjst , zout , Javasche
suiker, lamp- en klapper olie, fijn en grof aardewerk en staal.
De artikelen, welke daarentegen door den handel op Billiton
verkregen worden, zijn: tripang, agar-agar, schildpad, gedroogde
visch, vogelnestjes, garoehout, was, hars of ruwe dammer,
ijzer, spijkers en andere voorwerpen van mindere waarde, als
matjes , enz. enz.
Hiermede eindig ik mijne aanteekeningen over de gesteldheid ,
de voortbrengselen en de inwoners van Billiton en verzoek , dat
met dit onvolmaakte genoegen mag worden genomen, en dat
in gunstige verschooning zal komen de korte tijd van mijn
verblijf aldaar en de bezigheden, die ik er te doen vond.
Thans moet ik overgaan tot mijne verrigtingen te Billiton
en tot de voorstellen aan den kolonel en resident van Banka,
omtrent hetgeen noodzakelijk moet worden gedaan.
Daar de hoofddirectie van financiën geen eisch van benoodigd-
heden voor Billiton ontvangen had en alleen in acht nam het
dringend verzoek van den kommandant, hem uit Batavia van
alles te voorzien , berekende zij naar haar beste weten , wat hij
zoude kunnen noodig hebben , en zond verscheiden artikelen voor
vivres, eenige andere goederen tot gerief der inwoners, en vijf-en-
twintig-duizend gulden in geld met het schip, dat mij naar Billiton
bragt. Tevens magtigde de hoofddirecteur mij al, hetgeen te Billiton
niet noodig mogt zijn, naar Muntok op Iknka te zenden, werwaarts
dit schip verder bestemd was. Kort voor mijn aankomst had de resi-
(lent van Banka behalve eenige levensmiddelen nog twintig duizend
BAPPOBT OYZB HET EILAND BILLITOK. 85
golden naar Billiton gezonden. Ik ging dns met den kommandant
BB, wat hij nog meer noodig had tot aan het einde van den west-
moeson en liet het overige aan boord, om het te Muntok aan
den resident af te leveren. Van het geld liet ik twaalf dnizend
golden op Billiton en deed een kist met dertien duizend gulden
overschepen aan boord der koloniale korvet Koerier ^ omdat ik
meende, dat het daar veiliger was dan aan boord van een
partikolier schip; die som heb ik te Muntok aan den resident
van Banka doen afgeven.
Het militaire departement had twaalf stukken, achtponders,
200 ik mij niet vergis, naar Billiton gezonden, doch daar het
niet mogelijk was, meer dan zes stukken in de twee halve
cirkels van het fort te Tandjong-Simba te plaatsen, kwam ik met
den kommandant overeen, niet meer dan deze te lossen en de
overige naar Muntok te brengen. Naderhand heb ik van den
lesident van Banka berigt ontvangen, dat het schip Ennore
Tramt te Muntok aangekomen was en zijn lading gelost had,
als ook dat de kist met dertien duizend gulden door den
kommandant der korvet Koerier aan den resident afgeleverd was.
Den beruchten zeeroover Badeen Alie vond ik aan den mond
der rivier Tjoeroetjoep. Hij had zich vrijwillig onder het
Nederlandsche gouvernement begeven, doch de civiele en mili-
taire kommandant wist niet, hoe hij met hem zoude handelen,
en bad hem slechts voor eene waarde van , ik meen , tweehonderd
galden aan rijst en zout gegeven en dat wel voor een geheel
jaar. Yan dezen geringen bijstand -kon Badeen Alie, die met zijn
gföin en aanhang twee honderd menschen moet onderhouden,
onmogelijk bestaan. Toen ik den kommandant deze bedenking
maakte, moest ik tot mijn grootste verwondering vernemen, dat
hij hem verdacht, nog zeeroover te zijn. De gedachte, dat
iemand , in de magt en onder de bescherming van het gouver-
Dement, nog zeeroof zoude plegen, ergerde mij zeer; en ik be-
greep, dat zonder uitstel hierin moest voorzien worden. Der-
halve ontbood ik Radeen Alie met de hoofden zijner familie en met
zijn gevolg bij mi] en kwam na overleg met den kommandant , den
Panembahan en den inlandschen majoor Tompel met hem overeen,
dat hij zich met zijn gezin en aanhang zoude vestigen op
Poeloe Lepar , een eiland tusschen Toebalie op Banka en Billiton,
^^aar hij zoude waken tegen de zeeroovers, die van Lingga,
Trengano en andere plaatsen daar vergaderen, en zich emeren
zonde met de vangst van visch, tripang en agar-agar en met
86 BA^POKT Oy£B HET EILAND BIMJTON.
den landbouw en andere eerlijke middelen , terwijl ik tot te ge-
moetkoming in zijne behoeften eu tot belooning der dieojsten,
die hij tegen de zeeroovers zoude bewijzen, hem toelegde hon-
derd gulden , een koijang of 30 pikols rijst en eeue halve koijang
zout in de maand en liem een certificaat gaf, dat het hem
vergund werd, zich onder de voorschreven voorwaarden te Poeloe
Lepar neder te zetten. Tevens werd de kommandant door mij
geautoriseerd, Radeen Alie twee maanden voorschot te geven,
en hem voorts maandelijks te betalen en te verstrekken, wat
ik bepaald had, totdat hij hieromtrent nadere orders zoude
ontvangen. Meer details van deze onderhandeling met Radeen
Alie heb ik gegeven in iliijn brief van 6 Augustus jongst-
leden aan den kolonel en resident van Banka , waarnaar ik de
vrijheid neem te verwijzen, daar die als bijlage hierachter
is gevoegd. Omtrent dezen brief moet ik evenwel opmerken, dat
mij door het onverwacht opgekomen vertrek naar Palembang
maar weinige uren en dan nog onder gesprekken met heeren ,
die mij kwamen zien, waren gelaten om dien te schrijven en
dat mij daarvan een slecht afschrift is gezonden, ten einde ver-
Bchooning te erlangen voor de overhaasting, waarmede deze
brief geschreven is. *
De voet, waarop de Panembahan met den kommandant stond,
was zoo gespannen, en zelfs vijandig, dat zij onmogelijk langer
* Uit van Sevenhovens brief aan den resident van Banka blijkt nog
over deze onderhandelingen, dat Radeen AH zelf aan den kommissaris
een eerlijk middel van bestaan verzocht, daar hij met zijn groot gezin
en gevolg onmogelijk van den hem door den kommandant gegeven onder-
stand leven kon. Van Sevenhoven verwees hem naar den majoor Tompel, om
met dezen te overleggen , wat voor hem in het vervolg het wenschelykst
was. Daardoor kwam Radeen Ali tot het verzoek , zich op Poeloc-Lepar
te vestigen, waar zich destijds alleen eenige Orang-Laut ophielden en
dat voldoende hulpmiddelen voor zijn levensonderhoud aanbood. Van
Sevenhoven begreep zeer goed, dat hij op die wijze Radeen Ali in staat
kon stellen, zyn oud bedrijf te hervatten, maar er moest raad geschaft
worden. Eerst dacht hij er over, hem naar Muntok mede te nemen, maar
indien dit Radeen Ali niet aanstond , kon deze zich daaraan onttrekken, door
ziekte voor te wenden, terwijl het evenmin aanging, iemand gevangen
te nemen , die zich vry willig onder de bescherming van het gouvernement
had gesteld. Op grond dezer overwegingen besloot van Sevenhoven het
verzoek toe te staan. Zonder omwegen gaf hij echter aan Radoen Ali te
kennen, zeer goed in te zien, dat hij hem door het verblijf op Poeloe-
Lepar de gelegenheid verschafte, op nieuw zeeroof te plegen, maar dat
de edelmoedigheid der Nederlandsche regering zoo groot was, dat zij liever
^ ^erst de proef wilde wagen , of h\j van bet kwaad terug te brengen was ,
B^PFOBT OVCE HJ|CT «XI.AND BILLITQN. 87
bijeen konden blijven, daar het zelfe te vreezen was, dat zij
elkander eindelijk openlijk zouden beleedigeu. Tk oordeelde het
das raadzaam , den Panembahan naar Muntok te doen vertrekken,
waar hij een dag na mij is aangekomen; ik meende te meer
daartoe de vrijheid te liebbeu , daar ik bekend was met de reso-
lutie van zijne excellentie den Gouverneur-Generaal in rade van den
15 April jl. , no. 4 , waarbij dea resident van Banka was aan-
geschreven, den Panembahan uit Billiton op te roepen.
Voorts heb ik den kommandant gemagtigd , eenige koelies voor
ziju magazijn en voor de iniirmene in dienst te nemen , dewijl
ik dit hoogst noodig beschouwde en heb hem gezegd , dat hij
deswegeus eene voordragt zoude doen aan den resident van Banka ,
wien ik daarover zoude spreken.
De voorstellen die ik meende aan den resident van Banka te
moeten doen, om zoo spoedig mogelijk in de bestaande onge-
regeldheden te Billiton te voorzien en de zaken in eene goede
orde te brengen, ziju vervat in mijne zoo even vermelde missive,
waarnaar ik mede de vrijheid neem te verwijzen, om dit reeds
te gioot rapport niet nog meer te verlengen. Deze voorstellen zijn :
1^. den ei vielen en militairen kommandant van Billiton op
te roepen, zoo tot herstel van zijne gezondheid, als om zijne
administratie in orde te brengen;
2o. mede van Billiton te doen opkomen den assistent
Wetering Buis;
8". den heer Bierschill, reeds benoemd tot inspecteur der
tiiimijnen te Banka, naar Billiton te zenden, om aldaar het
civiel gezag te voeren ;
^ hem reeds nu te straffen. Hierbij merkte van Sevenhoven op, dat
^deen Ali thans geheel in zijne magt was en verzekerde hem eindelijk ,
ditt het gouvernement, wanneer hij ooit van het nu in hem gestelde ver-
trouwen misbruik maken mogt, niet rusten zou, voordat hy, Radeen Ali,
inet zijn geheele geslacht en aanhang tot den laatsten man was uitge-
•"o^id. In het bijzijn van zijne familie , den majoor Tompel en andere in-
ïandsche hoofden legde Radeen Ali den eed van trouw aan het Neder-
^Rdsch gezag af en beloofde, zich voortaan geheel van den zeeroof te
onthouden en niet te dulden, dat die op Lepar door anderen werd uit-
geoefend. Derwaarts verzelde hem de zoon van Tompel met den rang
^'•*n inlandsch kapitein, om op zijne handelingen toczigt te houden.
ïn hoever Radeen Ali beantwoord heeft aan de verwachtingen van van
Zevenhoven, is mij niet bekend. Zijn naam komt niet voor in hetgeen de
beer Cornets de Groot over de geschiedenis van den zeeroof heeft bg-
««nverzameld.
88 RAPPOUT OVEtt HÏT BH^AND Bn.l.ITOX.
40. een officier als militair kommandant op Billiton te plaatsen;
50. den Panenbahan Sarief Mohained met den heer Bierschill
terug te zenden. '
en 60. dadelijk op Billiton maatregelen te nemen door
het omkappen der boomen , enz. , dat het fort naar Tandjong
Goenong aan den mond der rivier Tjoeroetjoep verlegd worde.
Op deze verrigtingen hoop ik de goedkeuring van het gouver-
nement te zullen verkrijgen, die ik bij deze eerbiedig verzoek
onder verklaring, dat ik na rijp beraad heb gehandeld, en dat
ik het als mijn pligt beschouwde , zoodanig te handelen en niet
de zaken haar gang te laten gaan, toen mij gebleken was, dat
die zonder groot gevaar niet langer in den staat, waarin ik ze
^ ^ AUeen over deze herbenoeming van den Panembahan bevat van Seven-
hovens brief aan den resident van Banka nadere bijzonderheden. De la
Fontaine was toch door de klagten van den koromandant over den Panem-
baharo bewogen, den laatstgenoemde in het ongelijk te stellen en had
deswegens aan de Indische regering diens ontslag voorgedragen. Van
Sevenhoven trachtte nu in zijn schrijven den resident over te halen, op
dit gevoelen terug te komen. Want al erkende ook hij, dat de Panem-
bahan ^ich onbehoorlijk jegens den kommandant gedragen had, ten deele
uit overmoed wegens de groote protectTe, die hij te Batavia genoot,
iets dat op alle inlanders en vooral op Palembangsche grootin uadeelig
werkt, het onverstand van den kommandant was toe 1 de hoofdoorzaak
zijner oneenigheid met den Panembahan. Bovendien had van Sevenhoven
den laatste reeds verklaard, hoezeer hij de ontevredenheid van den
gouverneur-generaal had opgewekt, omdat hij in geenen deele had be-
antwoord aan het in hem gestelde vertrouwen, noch zijne beloften
gestand had gedaan. De Panembahan betuigde toen zgn leedwezen met
het voorgevallene en verzocht dringend, in weerwil van zijn hoogen leeftgd
tot behoud van zijn goeden naam op nieuw naar Billiton gezonden te
worden, om daar te herstellen, wat verzuimd en bedorven was. Van
Sevenhoven was nu van oordeel, dat er op Billiton zonder een inlander
van aanzien weinig goeds tot stand zoude kornen, dat er, daar alle in-
landers met hetzelfde zuurdeesem doortrokken zijn, van een ander niet
veel beters te wachten was , terwijl de Panembahan èn om de ontevreden-
heid van den gouvorneur-generaal, èn omdat zijn grootste protecteurniet
meer in Indië was, thans al zijn invloed, kennis en verstand, zelfs bij
inlanders van zijn rang niet algemeen, zoude aanwenden, om het ge-
beurde uit te wisschen. Indien de resident in deze beschouwingen treden
kon, moest hij aan den Panembahan de vijf vaartuigen laten, die deze
voor rekening van het gouvernement in dienst had, terwijl het overige
inlandsche bestuur te Billiton op den bestaanden voet blijven moest, tot-
dat Bierschill na een verblijf van eenige maanden kon hebben nagegaan,
in hoever daarop te bezuinigen viel.
De protecteur van den Panembahan, op wien van Sevenhoven telkens
doelt, was mijns inziens de raad van Indië Muntinghe, die in 1818
kommissaris in Palembang was en die in de laatste dagen van 1822 met
verlof naar Europa ging.
RAPPOUT OVFR HET EILAND BIl.lJTOK. 89
«
gevonden had, konden blijven , vertrouwende , dat zijne excellentie
de Oonverneur-Generaal , die mij gelast had, naar Billiton te
vertrekken , mijne goede oogmerken zoude in aanmerking nemen
en al ware het ook , Aai ik mij in mijne maatregelen mogt ver-
gist hebben , mij dit niet ten kwade zoude duiden.
Zoo ben ik genaderd tot het laatste gedeelte van dit rapport,
namelijk tot de mededeeling, wat volgens mijne geringe inzigten
in het vervolg ten aanzien van Billiton dient te worden bepaald,
om het op de minst kostbare wijze dienstbaar te maken aan
de belangen van het Nederlandsch gouvernement. Niet zonder
bedeesdheid waag ik het mijne denkbeelden over dit onderwerp
onder de geëerde aandacht van het verlichte gouvernement te
brengen en zeker zoude ik deze stoutheid niet nemen, als ik
öiet mogt vertrouwen op de toegevendlieid van zijne excellentie
"Cïi Gouverneur-Generaal en op de mogelijkheid , dat het mij ,
^e ter plaatse geweest is, misschien kan gelukken iets te zeg-
B^ dat, zoo al niet volkomen goed, althans anderen tot het
bedenken van betere bepalingen kan brengen, waardoor ik ten
"^Uste van mijnen kant iets zal bijdragen, om die te verkrijgen.
Alvorens tot de algemeene bepalingen te komen, meen ik
vooraf het gouvernement eerbiedig te mogen voorstellen de vol-
S^xide bijzondere maatregelen te nemen:
1®. dat de civiele en militaire kommandant eervol uit zijne be-
^ï^kking worde ontslagen, eervol, uit aanmerking dat de man
^^^1 werk , veel verdriet en moeijelijkheden heeft gehad en naar
^\3^ beste inzigt met een goeden wil, oin het oogmerk van
'''Vin taak te bereiken, heeft gehandeld , terwijl de verkeerdheden,
*i^ hij gedaan heeft, Alleen moeten worden toegeschreven aan
^\Jiie ongeschiktheid , om met den inlander om te gaan , en aan
^Vi^e onbekwaamheid voor den post, die hem was opgedragen;
2o. dat mogen worden gevalideerd al de uitgaven , die de
Commandant heeft gedaan, zoo voor transportkosten, koelie-
^oonen, als tot het oprigten van een fort , enz. enz. alsmede de
"^oorschotten aan dën Dipati en anderen op Billiton;
3°. dat eveneens worden gevalideerd de verstrekkingen die door
"cm zijn gedaan in rijst en zout voor arbeiders en de afgave
^ïui deze en andere artikelen , waarvoor men hem tripang, agar-
*gar, spijkers en andere voortbrengselen in ruiling beloofd had
^^ dat deze voorschotten en het bedrag der a%egeven artikelen
«8 eeü schuld aan het gouvernement mogen blijven voortloopen ,
90 1UPP0&T OVKB UCT 1ILA5D BULlTOIf.
om daardoor degenen, die nog geld of goederen schuldig zijn»
onder naauwer of sterker verpligtingen te kunnen houden, ea
in de hoop , dat daarvan later nog eenige afbetaling zal geschie-
den. Eindelijk dat vergunning worde verleend , om in de boeken
van Billiton als verloren af te schrijven al hetgeen bevonden
zal worden in de magazijnen te kort te komen, alzoo dat
verloren is geraakt door te min gewigt op de uitgeleverde lading,
door diefstallen bij het brengen van boord naar de magazijnen,
door diefstallen in de magazijnen , door verzuim van goede aan-
teekeningen en door bederf, van welke omstandigheden niet
behoorlijk proces- verbaal is gehouden.
Ik ben gedreven tot het doen dezer eerbiedige voorsteDen,
omdat de kommaudant zonder deze finale en gunstige afdoe-
ning groote moeite zoude hebben, zich te kunnen verantwoorden
en omdat , indien deze zaken voort bleven loopen , het voor een
volgend gezagvoerder onaangenaam en verdrietig zoude zijn daar-
omtrent informatiën te moeten geven, waardoor hij welligt detl
tijd, dien hij noodig heeft , om nuttiger zaken te doen, daaraan
zoude moeten opofieren , terwijl er toch geen mogelijkheid bestaat,
terug te krijgen hebeen besteed is en hetgeen verloren moet
worden 'geacht, en ik mij overtuigd houd van de eerlijkheid
van den kommandant, die ook dit een en ander met de beste
inzigten heeft uitgegeven en buiten zijn schuld is kwijt geraakt;
80. dat de inspecteur der tinmijnen te Banka Bierschill mag
worden benoemd tot assistent- resident van Billiton, en dat hem
provisioneel blijve toegevoegd de Panembahan Sarief Mohamed.
Nu overgaande tot de algemeene bepalingen voor Billiton
meen ik dat dient te worden vastgesteld:
I. dat het eiland Billiton zal blijven eene onderhoorigheid
van de residentie Banka en van daar voorzien zal worden van alle
behoeften , hetgeen veel beter kan gestJiieden dan regtstreeks van
Batavia of Java.
II. dat het Nederlandsche etablissement zal worden opgerigt
te Tandjong Goenong, gelegen aan den mond der rivier
Tjoeroetjoep en op de westkust van het eüand Billiton en dat daar
een fort zal worden aangelegd.
Indien de vraag mogt ontstaan, of deze gelegenheid de beste
van het eiland is en of er geene andere geschikte plaatsen zijn ,
die hetzij wegens éene goede reede of wegens andere locale om-
standigheden voordeeliger kunnen worden geacht , meen ik daar-
tegen in consideratie te mogen geven ; vooreerst al de voordeeleu,
BAFPOST OVCIt HET XILAVD BILMTON. 91
die hierboven zij^ opgegeven ; ten anderen dat deze plaats tegen-
o?er Toebalie op het eiland Banka ligt, dat hier sedei^ zeer
langen tijd het hoofddistrict is geweest, terwijl men veronder-
stellen mag, dat de bevolking de beste en geschiktste plaats daarvoor
zal gekozen hebben, en eindelijk dat allen, die ik gevraagd heb,
of er nog andere beter gelegen plaatsen op Billiton waren , mij
gezegd hebben, die niet te kennen, daar vooralle rivieren klippen
en banken liggen, terwijl de Tjoeroetjoep voor de grootste
rivier gehouden wordt.
III. dat het etablissement zal bestaan uit een assistent-resident,
die iu naam van het Nederlandsche gouvernement het gezag
over het eiland zal voeren en aan wien worden toegevoegd twee
klerken, eenige inlandsche mandoors en koelies en uit eene
militaire bezetting van vijftig man, benevens een kanonneerboot
of twee pinassen en twee of drie kleinere inlandsch gewapende
vaartuigen.
IV. dat in den omtrek van het etablissement zullen moeten wor-
den opgerigt een of meer kampougs of dorpen, waartoe vreemdelingen
dienen te worden aangemoedigd. Beeds hadden zich eenige huis-
gezinnen van Trengano, Lingga, en andere plaatsen aldaar ter
nedergezet ; ook zouden de residenten van buiten-etablissementen
kunnen worden aangeschreven, daartoe menschen aan te moedigen.
Vooreerst zoud^ elk , die zich daar nederzet , vrij van alle belas-
tingen kunnen worden gelaten, en hem het vrije gebruik ver-
gund moeten worden van alles, wat Billiton oplevert.
Het nut van deze dorpen beschouw ik als zeer groot, dewijl
het te verwachten is , dat daar de stapelplaats voor den handel
^f het geheele eiland zal komen , omdat ieder daar niet alleen
zijne waren veilig zal kunnen verkoopen en beheeren , maar ook
^e dadelijke bescherming tegen bedrog en geweld kan ver-
wachten. De inwoners van Billiton zullen evenals de Orang Sekah
^ Orang Laut, zoodra het bekend is dat de handelsvaar-
tuigen zich daar bevinden , met hunne goederen derwaarts trek-
ken, en zoo zal hun eene goede gelegenheid worden verschaft,
fe op de voordeeligste wijze van de hand te zetten.
Zoolang de handelaren van Java en elders zich nog niet veilig
heschouwen om op Billiton te varen , zal het noodig zijn , buiten-
gewone middelen in het werk te stellen, om vooreerst althans
aao de inwoners gelegenheid te geven , hunne waren van de hand
te zetten en in hunne behoeften te voorzien. Tot heden werd
die gelegenheid meestal verschaft door zeeroovers , of door
j
I
92 EAPPOET OVER HBT EILAND BILUTOX.
volk, dat met hen ia verband staat. Bij mij is een denkbeeld
opgekomen, waardoor ik meen, dat hierin zal kannen worden
voorzien, namelijk het verpachten van sommige artikelen, zoo
als de inzameling van tripang, agar-agar en vogelnestjes,
vooreerst niet met het oogmerk , om daarvan voordeel te trekken
maar om aan de Orang-Sekah en Orang-Laut gelegenheid te geven
de voorwerpen, die zij inzamelen, van de hand te zetten , en ook
om hen door pachters onder de verpligting te brengen , deze te
moeten verzamelen. Deze pachters zouden Chineezen of daarmede
gelijkgestelde inlanders moeten zijn. Dit soort van menschen
verstaat de kunst, alle hulpbronnen op te sporen en de inlanders
door voorschotten en allerlei middelen aan het werk te houden.
Hoe schadelijk de Chineezen in sommige gedeelten van Java ook
mogen zijn, houd ik hen voor het beste , zoo niet het eenige volk ,
dat in staat is , uit een land , waar de bevolking nog zeer ruw
is, de verborgen hulpbronnen voor den dag te brengen en het
als het ware voor te bereiden, om naderhand meer geregelde
en met de belatigen van de bevolking meer overeenkomende
bepalingen te kunnen invoeren. Men zal onder de tegenwoordige
omstandigheden geen vermogende Chineezen kunnen vinden , die
dit zullen ondernemen, en daarom zoude het noodig zijn, dat
het gouvernement in zijne magazijnen een ruimen voorraad voor-
handen had van artikelen geschikt voor den handel op Billiton,
en dat het den pachter of pachters vergund werd daaruit óp
krediet te ontvangen onder zoodanige bepalingen en zekerheid,
als in 's land« belang noodig werd geoordeeld. Men zal hiertegen
kunnen inbrengen, dat de bevolking dan bloot gesteld zoude
worden aan knevelarij en bedrog dezer pachters ; ik kan dit niet
ontkennen, maar mag daartegen in bedenking geven, dat men
den prijs zoo van de goederen, die worden verkocht , als van die
artikelen, die van de inwoners worden gekocht of in ruil aan-
genomen, zoude kunnen bepalen ; dat een volk als de Billitonneezen
zich niet zoo geheel gemakkelijk laat knevelen of bedriegen, dewijl
zij sedert lang gewoon zijn, met sleclit volk te handelen en
eindelijk dat men van den assistent resident moet verwachten, dat
hij zooveel doenlijk hiertegen zal waken.
Indien men deze middelen als ontoereikend , te gevaarlijk , of
ondoelmatig mogt beschouwen, zal het vooreerst althans noodig
zijn , dat van wege het gouvernement een soort van ruilhandel
wordt gedreven met de inwoners en dat de assistent-resident ge-
magtigd wordt, de ingeruilde artikelen te Billiton te verkoopen ,
• RAPPORT OVER HET EILAND BILMTON. 93
dewijl er, als deze artikelen naar Banka inoeten worden gezonden ,
geen handel te Billiton kan komen. Deze ruilhandel zal veel moei-
Igkheden geven en het zal noodig wezen, dat aan den assistent-resi-
dent iemand toegevoegd wordt, die kennis heeft van de artikelen ,
welke hem in ruil worden gegeven , omdat het te vreezen is , dat hij
anders met slecht en bedorven goed zal worden bedrogen. De
assistent-resident moet dan ook wel worden onderrigt , dat het doel
?an dezen ruilhandel niet is , voordeel aan het gouvernement te
bezorgen, maar alleen de inboorlingen te gerieven, en dat hij
alleen zorgen moet, dat het gouvernement zoo veel mogelijk
buiten schade blijft; dat hij ook geenszins den handel van
anderen moet tegengaan of beletten. Indien na een of twee jaren
de hulpbronnen van Billiton bekend zijn , zouden er belastingen
knnnen worden geheven , om de kosten van het. etablissement
goed te maken.
V. dat het besluit van het gouvernement van 7 December
1821 no. 10, waarbij de handel op Billiton is opengesteld en
^j verklaard wordt van regten zoo op den in- als uitvoer,
bhjft bestaan en dat tevens de invoer van zout uit Java , even-
als die op Bomeo en Palembang, wordt vrij gesteld onder genot van
^e premie van f 15 voor elke koyang, die van Java zal zijn
aangebragt.
Omtrent de tin, die op Billiton nog in de aarde is, zoude
ii van oordeel zijn, dat men het aan den tijd en de ontwik-
keling der nijverheid moet o verlate», wanneer er mijnen zullen
worden ontgonnen. ' Op Banka kunnen nog honderden Chineezen
nieer, dan er thans zijn, met het ontginnen van tinmijnen
worden bezig gehouden. Indien er nu meer Chineezeii te bekomen
2yö, om in de tinmijnen te arbeiden, dan vermeen ik, dat het
^eel raadzamer is, dat men die op Banka in het werk stelt
™ op Billiton, omdat op Banka reeds geregelde inrigtingen zijn,
die dus minder kosten vereischén dan te Billiton , waar alles van
nieuws af zoude moeten worden begonnen. Zoo lang er dus nog
gebiek aan handen te Banka is, dient men aldaar het delven
^^^ tinerts uit te breiden. Is er op Banka geen volk meer met
Zonderling is het, dat Dr. Croockewit in zijn bekend betoog tegen
*»«* bestaan van tin op Billiton (Naluurk. Tijdschr., III. bl. 306) alleen
*® eerste zinsnede aanhaalt en het overige weglaat, waaruit ten dui-
^^ijjkste blijkt, dat van Sevenhoven hoegenaamd niet betwijfelde, of Bil-
^^^ tin bevat, maar dat hg het alleen in den toenmaligen stand van
^•entiiet raadzaam oordeelde, dit van gouvcrnementswege te doen delven.
94 RAPPOtlï OVEU HET EIl-AND BILLTTOX. •
nut te gebruiken, dan* eerst kan het belangrijken voordeelig wot-
den de tinmijnen op BiUiton te openen. Daar de inboorlingen
het ijzererts smelten en bewerken, is het wel mogelijk, dat zij
op te wekken zijn, om ook de tiumijnen te bearbeiden, indien
deze arbeid, niet zoo als men zegt , te zwaar voor de inlanders is.
Over het goud, dat te BiUiton zou worden gevonden, zal
ik niets zeggen. Die weet, hoeveel arbeid het kost, dit te
zoeken, en welke inrigtiugen daarvoor op Bomeo zijn, zal
mij toegeven, dat er vooreerst nog niets kan worden onder-
nomen , om daarvan voordeel te trekken. Het zal dus het beste
zijn, dit nog maar in den schoot der aarde te laten rusten. >
De bewerking en smelting van het ijzer is nog zeer onvol-
komen. Mogelijk zouden kundige lieden de kwaliteit door eene
andere bewerking kunnen verbeteren, maar hiervoor moet ook
eene goede gelegenheid worden afgewacht. Evenwel zoude men
kunnen onderzoeken, of de spijkers , die te BiUiton worden ge-
maakt en voor zeer goed worden gehouden, door het gouverne-
ment te gebruiken zijn ; in welk geval men de spijkers voor het
gouvernement kon laten vervaardigen, om daardoor veel menschen
aan den arbeid te krijgen , die nu het maken van spijkers als
een bijwerk beschouwen en er zich alleen mede bezig houden,
wanneer die gevraagd worden.
Hiermede meen ik al , wat maar eenigzins van belang kan
worden geacht ten aanzien van Büliton en van mijne kommissie, te
hebben afgehandeld. Ik hoop, dat ik zoo gelukkig zal geweest
zijn, eenigzins althans het oogmerk, waartoe ik gezonden was,
te hebben mogen bereiken, en verzoek gunstige verschöoning
voor het gebrekkige van mijn arbeid.
1 De ingenieur de Groot maakt geen gewag van goud op BiUiton , maar
wel Tan koper, dat er echter slechts in geringe hoeveelheid gevonden
wordt. {NiUuurk, Tijdtehr. III. bl. 138.)
DE VERMEESTERING VAN SIAUW
DOOR
ÜE OOST-INDISCHE COMPAGNIE.
Toen in 1651 de vrede van Munster in de Molukken werd
afgekondigd, welk verdrag in de Spaansch^ en Nederlandsche
overzeesche bezittingen het bestaande statusquo handhaafde,
nFaren de Spanjaarden nog meester van het sterke Gammelamme ,
dat gedurende een halve eeuw al de aanvallen der Nederland-
sche Compagnie had getrotseerd. Behalve deze vesting, die,
ff van al het noodige wel voorzien , bij goede bouwkundigen en
«^ vemuftelingen voor onwinbaar gekeurd wierdt// ' bezaten de
Spanjaarden toen nog op Temate eenige andere sterkten van
minder 'belang; evenzoo op Tidor, welks sultans het meest
onder Spaanschen invloed stonden; ook in de Minahassa, ja
zelfe tot in den Golf 'van Tomini hadden zij destijds verschil-
lende posten bezet, terwijl zij door hunne vestiging op het
eiland Siauw voortdurend den invloed van de Compagnie en
de Temataansche sultans op de overige Noordereilanden — zoo
noemden de onzen toen de Sangi- en Talaur-Eilanden — tegen-
werkten. Naauwelijks dertig ja^r na den Munsterschen vrede
had Spanje dit alles verloren en strekten zijne bezittingen in
den Indiachen Archipel, evenals heden ten dage, niet zuide-
lijker dan de vijfde graad noorderbreedte. Hoe kon dit geschieden
tijdens den tuitschen Spanje en Nederland voortdurend gehand-
haafden vrede. De sultans van Tidore waren geene eigenlijke
vassallen van Spanje, zoodat de Compagnie met hen verdra-
gen sluiten mogt. Nu wist in 1657 de Nederlandsche landvoogd
te Temate Simon Cos den nieuwen koning van Tidor Saiflbd-
dien te bewegen tot het uitroeijen der nagelboomen in zijn
rijk. Reeds in 1644, dus gedurende den oorlog met Spanje,
had de bevolking der Minahassa met hulp van Temate de
* Beschr. der Molukken. Valentijn. D. I B, bl. 11.
X (XIV).
96 DE VBRMBESTERING VAN SIAUW
Spanjaarden uit het tegenwoordige Manado verdreven ; in hetzelfde
jaar 1657 bouwde Cos daar eene sterkte >, eene handeling,
waartegen de Spanjaarden herhaaldelijk, maar steeds vruchte-
loos protesteerden ; zij zagen zich zelfs genoodzaakt, ook hunne
overige posten in Noord-Celebes te verlaten. Beide maatregelen
van Cos bragten den nekslag aan het Spaausche gezag irf de
Molukken. Gammelamme, nu van de Tidoreesche nagelen ver-
stoken, leverde geen voordeel meer op, ja werd zelfs een zware
lastpost , dewijl de bezetting na het staken van den rijstaanvoer
uit de Minahassa , niet dan met groote kosten uit het afgelegen
Manilla van het noodige kon worden voorzien. Hierdoor laat
het zich verklaren, dat de Spanjaarden in 1663 vrijwillig hunne
vestingen op Temate en Tidor ontruimden, wier werken terstond
op last der Compagnie werden geslecht.
Zoo verkreeg de- Compagnie eindelijk de alleenheerschappij
over de Molukken, om wier bezit van het oogeublik hunner
ontdekking Portugeezen ,^ Castilianen en Nederlanders sooveel
stroomen bloeds vergoten, zoo onmeuschelijke gruweldaden ge-
pleegd hadden. Doch die alleenheerschappij was niet verkregen
dan door de vernieling van dat kostbare voortbrengsel, waar-
door deze rijke eilanden juist zoo zeer de begeerte der Euro-
peanen hadden opgewekt. Sedert de Vlaming deze gewesten met
ijzeren hand bestuurde, werden toch de nagelboomen alleen op
AmboB en de UUassers geteeld, en overal in de eigenlijke
Molukken uitgeroeid; voor het gedoogen van die berooving
hunner onderdanen ontvingen de drie Moluksche sultans van
Ternate, ïidor en Batsjan eenejaarlijksche schadeloosstelling in
geld, maar de eigenlijke bevolking moest het lijdelijk aanzien,
ja werd zelfs van de a%elegen eilanden verplaatst naar andere,
meer onder het bereik van de magthebbers der Compagnie.
Hoe hecht het specerij-monopolie verzekerd scheen, toch was
er aan den noordelijken horizont een zwarte stip, die voort-
> Valentyn zegt ten onregte (D. I B, bl. 62) dat dit reeds in 1655 door
den gouverneur Jacob Hustaert geschiedde. Dat die eer aan Cos toekomt ,
blykt uit hetgeen Mr. L. C. D. van'Dyk uit het archief der Compagnie
mededeelde {tieerhMdt vroegHt betrekkingen met Borneo, bl. 268) terwvil d«
memorie, waarbij Hustaert het gouvernement der Molukken aan Cos over-
droeg aantoont, dat deze wel gepoogd had, zich in de Minahassa te vesti-
gen, maar na de protesten der Spanjaarden vreesde, dat dit niet
zonder oorlog met deze natie zoude kunnen geschieden. Dit laatste onlangs
door mij aangekochte handschrift geeft tevens een overzigt van hetgeen
de Spanjaarden toen nog in de Molukken bezaten.
A
DOOK DS 008T-INDISCHB OOMPAGNIE. 97
durend met hevige onweersbuiien dreigde. De SpaDJaarden waren
Dog eteedfl op Siauw gerestigd ; van daar verwekten zij gestadig
cdost^ tnssclien de talrijke vorstjes van hei eiland Sangi; daar
rerkondigden Jesaietsche paters de leer van Rome en verbreid-
den die op Sangi en op de Talanr-Eilanden , ja zelfe in het rijkje
Boelang Itam op de noordkust van Celebes; en wat het ergste
fan aUes was, Siauw leverde nagelen; de hoeveelheid was wel
mei naaawkeurig bekend , maar moest jnist door die onbekend-
heid te grooter schijnen. Sedert jaren was dan ook Siauw
een doom in het oog der Nederiandsohe landvoogden van Ter*
Bate. Maximiliaan de Jong en Abraham Yerspreet (de laatste
vooral in ajn rapport van 24 Augustus 1669) zetten duidelijk
mteen, hoeveel nadeel Siauw aan het specerij-*monopolie moest
unbieogen. Hun aitodrang werd door de bewindhebbers niet in
^n wind geslagen ; de heeren Zeventienen gaven bij hun schrijven
Tan 16 Mei 1671 ' aan de hooge Indische regering den last,
Sianv ^op de gevo^Iijkste wijze onder onze bescherming/r te
biengen — een last, in ons oog te merkwaardiger om zijne
lakoüische kortheid, dewijl bewindhebbers daarin met geen enkel
tooid van Spanje reppm en dus den schijn aannemen, niet te
VBten, dat deze mogendheid, op dat oógenblik de trouwe bond*
g^oot der Nederlandsche ^ republiek tegen de heerschzuchtige
plannen van liodewrjk XIY , reeds sedert jaar en dag op Siauw
jeveatigd was.
Er verliepen evenwel eenige jaren, voordat de last derbewind-
«Abers uitgevoerd werd. Toen die in Indië aankwam, «was Ver-
spleet, die zoo krachtig het bezetten van Siauw had aangeraden ,
overleden. Ook zijne beide opvolgers in de landvoogdij, Comelis
ï^fiUKa en Willem Corput, hadden door hun spoedig afsterven
slechts koHjen tijd het bewind iu handen, terwijl de daarna
tot gouverneur der Molukken benoemde David Harthouwer reeds
op de reis naar Temate overleed. Toen nu de hooge Indische
'^ning in het laatst van 1676' over de keuze van een nieuwen
landvoogd beraadslaagde , begreep zij , dat het in de bestaande
Offlstaodigheden hoog noodig was, het gewigtig gouvernement
der Molukken , waarorer in de katote tien jaar zeven verschil-
leade personen het bestuur gevoerd hadden, toe te vertrouwen
asB een map van f<*goed oordeel en beleid.// Er waren toch hoog
Joopende oneenigheden ontstaan xtnsschen Saifoddien, sultan van
> Valentijn verwast (DIB, bl,, 60) naar dit schrgven, welks inhoud
wg op het Rijksarchief hebbe;i nagegaan.
98 BE TIRUEBSTBltINO VAN SIAUW
Tidor en diens zoon , Prins Ceram , even als tussohen den eerst
genoemden vorst en den sultan van Temate , Koning Amsterdam
die eerst sedert 1 Februari 1675 zijn vader Mandar Sjah i
het bewind was opgevolgd. Koning Amsterdam zelf leefde, /i^oi
'/niet erger van hem te zeggen, zoo los, ongebonden, wild e
woest,// dat hij weldra met zijne bloedverwanten en rijksgroote
overhoop lag; twee zijner zwagers waren benevens anderen nas
Tidor geweken, terwijl zijne zuster. Prinses Gammelamme, mf
eenige grooten op het Nederlandsche fort zijne woede ontvluj
was. Door dit gedrag des konings waren de rijksraden of Bobatoe'
/'zeer perplext en versuften lieten de hoofden hangen ''; zeli
meende de opperkoopman Jaoob de Gheyn, die bij ontstenteni
van den gouverneur tijdelijk het gezag voerde, dat men om erge
onheilen te voorkomen, Koning Amsterdam' onder eenig vooi
wendsel naar Batavia moest lokken en een anderen sultan i
zijne plaats benoemen. In dien stand van zaken beuoemdei
Gouverneur-Generaal en Baad van Indië met eenparige stemmei
den opperkoopman Bobertus Padtonigge tot gouverneur de
Molukken. *
Padtbrugge vertrok weldra naar Temate , maar deed onderwei
Ambon aan , om daar den gouverneur Antonie Hurdt , die koi
te voren als kommissaris dèr drie Oostersche landvoogdijen ooi
de Molukken bezocht had, over de belangen van dit gouveme
ment te raadplegeu. In het begin van April 1677 kwam hij i
Maleije en nam het bestuur van de Ghein over. Zijn eerst
werk was nu, koning Amsterdam- met zijne familie en rijks
grooten te verzoenen ; dit gelukte na veel moeite en inspanning
waarna ten overstaan van den gouverneur eene plq^ige vei
zoeningsacte werd opgemaakt en geteekeud, en de uitgeweke
prinsen en hoofden achtereenvolgens naar hunne woonplaats terug
keerden.
Om den onrustigen vorst van Temate , zoo het heette , eenig
afleiding te bezorgen, stelde Padtbrugge hem voor, eindelij
den reedd zoo dikwijls voorgenomen , maar telkens door allerli
verhinderingen beletten krijgstogt naar Siauw te onderueme
en den koning van dit eiland den oorlog te verklaren wegei
al het kwaad , sedert jaren den sultan en het rijk van Tem»
aangedaan, in welk geval de gouverneur zijne kuip en meel
1 Bovenstaande bijzonderheden zijn ontleend aan den algemeenen bc*
der hooge Indische regering aan bewindhebbers van 13 Febr. 1677. Z^
derling is het, dat daarin niet gesproken wordt over de plannen op SiaaJ
DOOK DE OOST-IN0I8CRE COUTAQ'SIE. 99
wtAmg beloofde. Koning Amsterdam nam dit voorstel aan en
doi 3<l<^n Mei werd in den v<dlen hjksraad van Temate door
den sultan en zijne giooten besloten , Sianw te beoorlogen , doch
«zoodanig, dat de vrede tosschen Nederland en Spanje bewaard
9 zoude blijven, tenzij de Castilianen anders zochten. /r '
Men ziet hieruit, hoe diplomatisch Padtbrugge den last zijner
meesters nitvoerde. De Compagnie begeerde het bezit van Siauw ,
TiD waar men inbreuk op het nagel-monopolie vreesde, maar
de Spanjaarden hadden daar e^ sterkte en konden wegens
den bestaanden vrede niet openlijk door de Compagnie worden
aangetast. Dos werd eenvoudig haar vassal , de sultan van Ter-
nate, vooropgezet. Of deze volgens Valentijn (D. I B, bl. 833)
zeer vadsige en slaperige vorst immer uit eigen beweging dien
oorlog zon hebben ondernomen, acht ik ten hoogste twijfelachtig;
^ durfde dii der magtige Compagnie niet weigeren , maar was
^waarschijnlijk zeer ongenegen tot de vermoeijenissen van een
^t, waarvan hij wel bevroeden kon, dat de Compagnie alleen
i^ voordeelen zoude plukken. Hoe dit zij , zoodra het was vast-
{Neld , dat Temate den oorlog zoude verklaren , waren daarvoor
'«denen in overvloed te vinden. In oude tijden was Siauw döör
^ernate veroverd; Valentijn weet daarvan (D. IB,bl. 60) niet
''^ juiste tijdstip , maar berigt volgens een oude Maleische kro-
^^^i. , dat dit^ onder Sultan Hair geschied was , die ruim twee
•^Uwen voor Koning Amsterdam den troon van Temate ver-
'^de. Was deze eisch verouderd , ja eigenlijk door de langdu-
'^S^ bezetting der Spanjaarden geheel en al verjaard, ook de
^^tste tijd verschafte vele bezwaren. Koning Amsterdam had de
*^^hter van den koning van Taboekan op het eiland Sangi ge-
^^wd ; ontbrand van liefde voor de vrouw van een zijner grooten,
^^<1 hij kort na de aanvaarding zijner regering zijne gemalin
^^01 haar vader temggezonden , die, diep beleedigd over die
^^üdeling van zijn leenheer, tot de Spanjaarden begon over te
*^^llen en inmiddels de verlaten vrouw aan den koning van Siauw
^tstond. Wel mogt een Oostersch vorst, als de sultan van Ter-
^5^te naar willekeur zijne gade verstooten , maar niet de belee-
^^ging dulden , dat die met een ander vorst, nog wel een Christen,
^atóienwoonde. Eindelijk hadden ontevredenen uit Temate en van
^aw weggeloopeu slaven een toevlugtsoord op Siauw gevonden.
» Digregister van Maleije 3 Mei 1677.
100 BB YKBMEKSTEBIXO TAN 8IA.UW
Aan den TematH&nschen rijksraad waren dus beswaren genoeg
aan ta voeren, om dien tot den oorlog over te halen.
Zoodra dit besloten was , 7<orgde de voortvarende Padtbrogge
wel, dat men daarop niet terug kwam. Reeds dea 12<leii Mei
werd bepaald , dat de expeditie tegen Siauw met de tweede helft
van Augustns van Teniate zoude uitzeilen. Intnsachen zoude
Koning Amsterdam zijne gouverneurs op de talrijke aan hem
onderhoorige eilanden aanschrijven, zonder vertraging gewapende
korre-korren uit te rusten. Hij zelf vertrok nog voor den be-
paalden termijn met dit doel naar de beoosten Celebes gelegen
Soela-Ëilanden. Manado was de bestemde verzamelplaats voar
al de uit het uitgestrekte Ternataansche rijk te verwachten
«
hulptroepen. Zooals bepaald was , scheepte Padtbnigge zich den
16den Augustus in en zette met de overige vaartuigen uit Ter-
nate koers naar Manado,
De vermeestering van Siauw was* het hoofddoiel dezer op
groote schaal uitgeruste onderneming , Padtbnigge maakte echter
tevens van deze gelegenheid gebruik , om het noordelijke schier-
eiland van Gelebes en de zich noordwaarts van daar uitstrek-
kende eilanden nader te leeren kennel en overal, waar dit
noodig was, de zakeu in het belang der Compagnie te r^len.
Zoo begaf hij zich weinige dagen na sijne kcnist te Manado
naar het rijkje Kaudipaa op de kust van Celebes , welks koning
zich onder de Compi^nie gesteld had en zeer begeerde, het
Christendom aan te nemen, txk) aelüs, dat hij reeds uit eigen
beweging varkensvleesch at. Tevens werd het naburige, steeds
met Kaudipan over hoop liggende Boelang-Itam onder de Com-
pagnie en tot de Gereformeerde Kerk gebragt en een Italiaan-
schen Jezuiet, die zich met enkele Siauwers daar gevestigd had,
ouder de beleefdste vormen genoodzaakt, zich voor altijd van
daar te verwijderen. Van de noordkust van Celebes ondenuun
Padtbrugge den moeijelijken togt over het gebergte naar Lim-
botto en Gorontalo , wier vorsten de bescherming der Compagnie
tegen de geweldenarijen der Teinatauen hadden ingeroepen;
hoewel te dezer gelegenheid nog geen schriftelijk verdrag met
beide naauw vereenigde rijkeh tot «tand kwam, was Padtbrugge,
zoo ik mij niet bedrij, de eerste Moluksche landvoogd, die ze
bezocht en dienaangaande eenige zekere kennis verkreeg.
Over zee naar Manado teruggekeerd, zorgde Padtbrugge met
de hem eigen bedrij vjigheid, dat de talrijke vloot, die naar
Siauw bestemd was, zoo goed mogelijk van krijgsvoorraad en
^ » «*
DOOK DE OOST-INDISCHE COMPAGNIE. 101
lecfe^ voomcn was. In eigen persoon verzelde hij de expe-
ditie, die zonder zijne leiding en raadgevingen waarschijnlijk
met schade en schande ware a%etrokken; zooals de bevelhebber
der Spaansche sterkte te regt opmerkte, was hij de ziel der ge-
heele onderneming. Toch wist Padtbrugge van het oogenblik
zijner komst voor het Siauwsche strand een schijn van onzij-
digheid te bewaren; van zijn schip werd geen schot op de
Spanjaarden gelost, in weerwil dat hun geschut de Tematanen
dnchtig. bestookte. Ja toen de kleine Spaansche bezetting
ebdelijk voor de overmagt moest bukken, onttrok de
Nederfandsche gouverneur haar en de beide paters genadig aan
de wraak der Tematanen ; zelfe toonde hij zich zoo bezorgd voor
zijne gakten , dat hij hen volstrekt niet in den kwaden moesson
naar de Philippinen wilde laten vertrekken, maar hen eerst
naar Temate deed brengen, om daar het gunstige saizoen af te
vachten. Had men toch in Manilla terstond berigt van het
gebeurde op Siauw gekregen, misschien ware daar dadelijk eene
tejgsmagt uitgerust, die met den van daar gunstigen moesson
te Siauw kon zijn, alvorens de magt der Compagnie daar ge-
Do^am verzekerd was. Want al had de sultan van Temate
öi geenszins de CJompagnie, de Spanjaarden uit hunne sterkte
▼^ijaagd, naaawelijks was dit geschied, of Koning Amsterdam
stond, zooals reeds vooraf bepaald was, het door hem veroverde
Siauw aan de Compagnie af, waar Padtbra^e terstond bezetting
J^e en eène nieuwe vesting oprigtte.
In weerwil van den kwaden moesson voer Padtbrugge
*og naar het eiland Sangi, waar verschillende vroeger zeer
Spaansch- en Roomschgezinde vorsten na de vermeestering van
Siauw eensklaps groote genegenheid voor de Compagnie en de
öerefonneerde kerk toonden. Zelfs vleide Padtbmgge zich, dat
ook de Mohammedaansche Sangireezen spoedig tot het Christen-
dom zouden overgaan , hetgeen blijkbaar door enkele Tematanen
D^et leede oogen werd aangezien en misschien heeft bijgedragen
tot het verwekken van den opstand van 1680, toen Padtbrugge
tor naauwemood aan den tegen hem door Kpning Amsterdam
beraamden moordaanslag ontsnapte. Op de terugreis werd Siauw
fiog even aangedaan, om te zien, of de Nederlandsche sterkte
goed vorderde en daama Tagoelandang , het zuidelijkste der
Sangi-Eilanden , bezocht , waar Padtbragge kerk en school inspec-
teerde, maar vooral niet minder naauwkeurig de wortels der uit-
gehaalde jonge nagelboompjes bekeek.
• • •• • • «
• • ♦ • p
• • • > * •
102 DE VEEMEESTE&INO VAN SIAUW
Den 23sten December was Padtbrugge na eene afwezigheid
van vier maanden wederom in den hoofdzetel 'van zijn gouver-
nement. Gredureude de geheele reis had hij dagelijks naauwkeurig
zijn wedervaren geboekt. Dit journaal, hetgeen de heer P. A.
Lenpe uit de archieven der Oost-Tndische Compagnie heeft op-
gedolven en aan het Instituut ter uitgave afgestaan, ziet hier
thans in zijn geheel het licht; slechts zijn van de talrijke daar
ingelaschte officieele bescheiden de min belangrijke weg gelaten
of alleen uittreksels daaruit opgenomen, terwijl de gewigtigste
dier stukken , bepaaldelijk de eigenaardige briefwisseling van Padt-
brugge met den Jesuiet Torcottti en den Spaanschen kapitein
Serranos, volledig in de hierachter gevoegde bijlagen zijn uit-
gegeven.
Tot dusver was over deze expeditie tegen Siauw niets bekend,
dan de weinige regelen, die Valentijn * daaraan wijdt. Deze
belangrijke episode onzer vestiging in den Indischen Archipel
verdient zeer de aandacht. Al kan de wijze, waarop de Com-
pagnie eene bevriende natie uit Siauw verdrong niet ge-
billijkt worden, wanneer men in Padtbrugge den dienaar ziet,
die een zeer dubbelzinnigen last moest ten nitvoer leggen,
dan mag men hem den lof niet onthouden, dat hij met grooten
ijver en veel beleid zijne moeijelijke taak ten einde bragt. Zoowel
in zijn omgang met de Spanjaarden, als ook in zijne verschil-
lende onderhandelingen met de inlandsche vorsten spreidde hij
groote snedigheid en gevatheid ten toon. Er is iets eigenaardigs
in, het hem zei ven te hooren verhalen met zijn snaakschen trant ,
hoe hij rondvoer , nagelen uitroeijende en de leer der Dortscha
vaderen predikende en me^er door magtsvertoon dan wel door
ruw geweld zijne tegenstanders noodzaakte, veelal tegen hun
bepaalden wil overeenkomstig zijne wenschen te handelen. Daarom
is zijn journaal hier onveranderd afgedrukt en wij hopen, dat
de ouderwetsche , ja nu en dan langdradige stijl benevens de
hier en daar voorkomende dorre bijzonderheden gedurende de
zeereis, die in het belang van zeevaart- en aardrijkskunde niet
mogten worden weggelaten , de lezers dezer Bijdragen niet zullen
1 D. I. B., bl. 59, waar eenvoudig gezegd wordt, dat Koning Amster-
dam in November 1677 Siauw op de Spar^jaarden veroverde en dit terstond
aan de Compagnie overdroeg. Eene chronologisch juiste , maar zeer diplo-
matieke voorstelling der zaak, die Valentijn zelf later vergeten is, want
op bl. 335 beschouwt hij Koning Amsterdam als zeer ondankbaar wegens
zgn afval van de Compagnie, door wier wapenen hij in 1680 eene nieuwe
parel aan zijne kroon verkreeg.
DOOK Dï OOST-INDISnHE COMPAGNIE. 108
afschrikken, aan dit dagboek hunne aandacht ie schenken. Uit
de iu den vorigen jaargang geplaatste besclirijving van de zeden
en gewoonten der Minahassers, hebben zij reeds kunnen op-
merken, hoe naauwkeurig Padtbrugge de door hem bezochte
landen en volken waarnam, waarover hij ook in dit journaal
veel belangrijks mededeelt. Het noordelijke schiereiland van Ce-
lebes is voor een groot deel nog genoegzaam onbekend land ;
al is dit minder het geval met de Sangi-Eilanden en vooral na
Reinwarts en von Rosenbergs onderzoekingen met Gorontalo
en Limbotto, om nu niet te gewagen van de door Padtbrugge
in dit journaal slechts ter loops besproken Minahassa , het heden
wordt eerst juist gekend uit het verleden, zoodat het ook voor
thans beter bekende gewesten van belang is, te kunnen nagaan ,
in welken toestand land en volk in vorige eeuwen verkeerden.
Vooral de zoo ingewikkelde ethnographie van Noord-Celebes kan
daaruit veel nut trekken. Daarom hebben wij ons gaarne de
inderdaad niet geringe moeite getroost, m een aantal bij dit
jonmaal gevoegde noten, zooveel het ons slechts mogelijk was,
de ligging der door Padtbrugge vermelde, soms door verschil
van schrijfwijze onkenbare, of sedert verplaatste, vernoemde of
gesloopte plaatsen aan te wijzen, zijne berigten met die van
Valentijn en anderen te vergelijken en de verouderde door hem
gebruikte woorden te verklaren.
Oin dezelfde reden achtten wij het niet ondienstig , in deze in-
leiding met korte trekken uiteen te zetten , waarom de in bezit-
neming van het betrekkelijk kleine Siauw, welks bevolking
Valentijn (D. I B , bl. 58) in het begin der vorige eeuw slechts
op iets meer dan drie duizend zielen schat, van zooveel belang
*as voor de Compagnie. Bewindhebbers hechtten dan ook in
"ttfl schrijven aan de Indische regering van 26 Juni 1680
nunne volledige goedkeuring aan dit internationaal wanbe-
<lrijf. Tevens vermeldden zij , dat daarover nog geene be-
zwaarschriften van Spanje waren ontvangen. Wanneer men
Dagaat, hoeveel voorzorgen Padtbrugge nam, om te beletten,
dat het gebeurde te spoedig in Manilla bekend werd en
tevens bedenkt, dat de Philippinen destijds alleen over
Mexico of, zoo als het toen heette, Nieuw-Spanje met het
moederland in betrekking stonden , dan kon het hof van Madrid
toen bezwaarlijk weten , hoe bondgenootschappelijk de Nederlan-
ders in het verre westen der Spaansche koloniën eene parel aan
de kroon zijner Allerkatholiekste majesteit hadden ontfutseld. Ik
TAN SIAUW DOOE DE O.- 1. COMP.
-• üiti a;w met. ièi bter een tal van protesten daartegen
.t:;x j|tfn«if«Di. Knr de gelegenheid ontbrak mij, dit nn
:c .« jttoensiiifiLeii. Bij de gioote behoefte, die Spanje in de
ja*»« ^til ier jevenliende eeuw had aan de ondersteuning
^r .«MQ AM ittii|;ttge Yereenigde Nederlanden, kon het be-
^i r.itootfcs iüe< moeijelijk vallen, de diplomatische onder-
>;AiK;raittpni li^ rekken, totdat het eindelijk niet meer mo-
^1 k vaf^. de Spiuijaarden in hun bezit te herstellen. Indien
it> <««Qine iM«t bes&t is, ssal ook de vermeestering van Siauw,
r4%«tt(ft4:«^ jokh^f^ londen der Compagnie tegen de regten harer
ïufvtw<^'h« cuncorrenten , wel eenvoudig door een somme gelds
ROBIOE VAN DER Aa.
HET JOURNAAL
VAN
PiüTBBüGGïTS EEI8 NAAR NOOED-CBLEBBS EN DE
NOORDBRBILANÜEN.
(16 AüG,— W Dec. 1677.)
Maandag 16 Anguêtuê. Des namiddags om vijf uren yoer
den Gouvemenr met het gansche gezelschap naar boord van
bet finitscheepje de Vliegende Swaen, wezende de chalonp
Terlucco * vooraf gelast onder zeil te gaan en deszelfis reis regt
>SB naar de Manado te vervolgen, zonder naar andere om te
2^en. Op dit chaloupje was den Kapitein-laut Rheti met nog
vijf man van zijn volk, daar benevens nog een sergeant, twee
coiporaals en zeven soldaten van de compe. van Djena, 's Ko-
DiDgs oudste broeder * en dertien van ons volk, nitmakende
2^ koppen. Honderd man hier en ' boven waren er verdeeld op
^^^^ Mindanaosche jonken. De Kapitein Djena en nog een jonger
fcïoeder des Konings ^ benevens eenig gevolg van Tematen
^ï«n bij den Gouverneur op de Vliegende Swaen , hebbende de
ïrinces Gammelarame, eerst met veel over en weder zendens
tï^chten te ontschnldigen en te beletten, dat de jonge Prins
Maleije ♦ , vermits zij zeide deii bloedloop had , mogt te huis
^jven én niet mede gaan, daar de jongeling nogtans met kracht
^ geweld trachte mede te wezen en zulks ook de meening van
^CQ Koning was geweest en daarna onder voorgeven, van zoo
^h toch 's Konings wil was , daar niet tegen te hebben , hem
•chterhands houdende, zoodat niet aan boord verscheen; het-
*clk den Gouverneur, niet wel anders kunnende, voor ditmaal
^r de vingers zag, doch noodig achtte aangeteekend te worden.
' Terlokko of Talucco, zooals Valentijn, D. I B, bl. 12 spelt, is eigenlijk de
n^m van een fort op Ternate, dat ook HoUandia heette.
* OeceUde, die later Prins Rotterdam gettoemd wordt. Zie Valentijn,
^- 1 B, bl. 3?3.
' Dit zal de prins Tolucco zgn, die, hoezeer een onechte zoon van Man-
^' Siah na Amsterdams dood strltan van Ternate werd.
* Broeder van Koning Amsterdam. Valentijn, D. I B, bl. 333 en 360.
106 HET JOURNAAL VAN PADTBBUOOE's REIS
De chaloiip Terlocco, Mindanaosche jonken en de vaartuigen
van de Sangirezen en Tagolanders , geraakten al een goed stok
vooruit; het luchtje hoewel niet van belang, was echter genoeg
om zee te kunnen kie^geu en van de wal te geraken, waarop
dan het anker werd geligt en onder zeil gegaan in het gezel-
schap van een sloep van den pachter Pieter Titesz. * , mede
gaande, staande nog een groote, die niet wel had kunnen klaar
raken, te volgen, gaande als zoetelaars mede, wezende van
's Comp«. wegen mede wat geholpen met 2 stuks karoerbassen ,
6 musketten, 100 kogels en eenige andere kleinigheden , als in
"'s Konings dienst mede gaande.
De Raadspersonen en verdere vrienden, die mede aan boord
gekomen waren, namen hun afscheid van den Gouverneur, die
den kapitein ter hand stelde een instructie , waarnaar gedurende
deszelüs afwezen zich hadden te rigten en vertrokken dus gesa-
mentlijk op den avond weder naat land.
Des nachts geraakten een goed stuk weegs voort, doch met
eene in stilte, waarop den stroom zeer hard tegen kregen, die ons
zoodanig mede en terug voerde, tot omtrent 1| mijl van Oranges
reede , onder den hoek van Tidor , de grond vast kregen en op
50 vademen stopten.
Dingsdag^ 17 Augustus. Des middags gingen onder zeil en
met een Zuidelijke wind Oost aan , peilende met zonsondergang
den Zuidhoek van Tabobak Z. O. ten O* Oost omtrent Z. en
Toppers Hoedje Z. W. ten W. 1 \- mijl van ons , drijvende den
ganschen nacht in stilte.
Woensdag 18 Augustus, Dreven nog al in stilte en bevonden
ons met den stroom nog al 'redelijk baatswaarts aangezet. De
wind was ÏM doch slappe koelte. Hadden Pottebakker in het W.
Z. W. en de rivier van Stacqiie lamma * in het Z. O. ten
Z., ieder 1^ mijl van ons; zagen de chaloup van Pieter Titesz
onder Pottebakker en de Mindanaosche , Sangische en Tangulan-
sche vaartuigen daarbuiten en in zee , die hun reis vervorderden,
kunnende de chaloup Terlucco niet zien, dewelke geloofden
vooruit en uit ons gezigt al te zijn ; 's avonds het N^ eiland
van Toseko ' Z. O. ten Z. omtrent l[ mijl en de Noordhoek
1 Bij Valentijn hoet h\j Pieter Titus; hij was diaken der gemeente te
Temate en werd den 9den Juni 1677 tot ouderling benoemd.
' Waarschijnlijk AquUama, plaats op de westkust van Gilolo, tegen-
over Makjan, waar de Spanjaarden vroeger een fort hadden. Val. I bl. 95.
3 Toseko op de westkust van Gilolo, Valentijn D. I B , 95.
KAA& KOOBD-CELEBSS BN BE XOOKDK&BILANDSN. 107
van Makian Z. W. ten Z. £ mijlen van ons , 's nachts de wind
feranderlijk en stil.
Donderdag 19 August m. 's Morgens de wind Zuidelijk en
iabberkoelte ; den Sergeant kommandant ' kwam aan boord , breu-
i^eode mede een brief van Paulus Harcksze den Ajssistent, waarin
vervat stond, hoe den Koning Amsterdam ziek op Batsjan lag
eu alle zijn Tobaresen hem waren ontloopen. Het scheen uit een
extract van het dagi^ister, of den koning van hartzeer ziek was
gefworden, doch de brief brengers zeiden, dat Z. H. aan de
mazelen lag.
Daar waren nog bij twee Maleische oopia brieven van den
beer Hurdt aan deu Koning Allawadin van Batsjan geschreven ,
v'aarin bleek hoe de afgezondene van Batsjan naar Gerams noord-
kcist, ^ al wederom aldaar niets hadden opgedaan, wordende
de schuld meest gelegd op eene Kay Soeka , die veel spoors had
gemaakt en de lieden met dreigementen afgeschrikt; de brief
y^^xi den Sergeant daamevensgaande was deze. ^
De burgerkoopman Titesz Idg hiermede met zijn chaloup en
v^^xscheen aan boord, om aan den Gouverneur rapport te doen,
Ue hem naar Tidor met een vaatje brandewijn en zoodanige
^xrief had gezonden als in het afgaande briefboek te Maleije te
l>^«ogen is; bragt een wedergeschenk aan den Gouverneur van
^^at vruchten en bescheid dat den Koning Sayfoedien, ^ zoo
^^&ast hunnen oogst zouden ingezameld hebben, zoodanigen lont
<^Aar het monster en begeerte van den Gouverneur zoude laten
apinnen, zal zijn volk daar aanzetten.
Den Gouverneur schreef dit onderstaande briefje ook naar
-^tsjan aan den Koning van Tempte eu zondt Fieter Titesz
ermede vooraf. *
Nadat wij alhier een beest aan land tot verversing hadden
S^lagt, een os nog voor de reis en twee koetjes of vaersen voor
^i^an om aldaar aan te bieden, (wezende een bulletje te dien
^de ook van Maleije medegenomen) hadden aan boord bekomen ,
ugtten wij ons anker en gingen met een voorvloed onder zeil.
* Van Makjan 7
' Zie over de aanspraak der koningen van Batsjan op een deel dier
kust Val. D. I B, bl. 119—128.
* Zie Bijlage No. 1.
* Zie over dezen koning van Tidor Val. D. I B, bl 106 — \i%.
' Dit brieQe laten w^j weg; het is hoofdzakelgk eene betuiging van
Mwezen wegens de ongesteldheid van den koning.
108 RKT lOTTBNAAL VAN PABTBEUOOS^fl RlIS
Vrijdag 20 Angnnfiuê, Des morgens bevondeu wij ous redelijk
wederom gevorderd , waar wij met zonsopgang den Zuidhoek van
Kaijo I in het Z. Z. W. i,\ mij] van ons peilden; wat later op
den dag kregen wij een kostelijk bramzeilkoeltje met een brave
doorgaande wind en betogen lucht , liepen al Zuid over en des
namiddags Z. Z. W. aan , peilende ^s avonds met Konsoudeigang de
mond van de Straat Batsjan in het Z. W. en half Westelijk van
ons omtrent 2 mijlen, 's Nachts was het stil ^ doch dreven echter
met de stroom de Straat in.
Zaturdag 21 Augustus, Des morgens omtrent 7 uren moesten
door tegenwind en stroom ten anker komen op 15 vadem koraal'
grond , zijnde omtrent een mijl binnen de Straat, 's Middi^
gingen wij met een voorvloed weder onder seil, zetten het des
avonds door de eer^e engte , hebbende des nachts veranderlijke
winden, de gang valt en was Z. O.
Zondag 22 Augusiuê, Des morgens bevonden wij ons voor
de tweede engte, doch dreven in stilte en moesten het schip
daardoor met schuit en boot boegseren; op den dag kregen
wij een Westelijke wind met regen, wordende met dezeUde
wind gebragt tot op de reede van Batsjan, daar des achter*
middags omtrent 4 uren op 25 vadem stekgrond ten anker kwa--
men , hebbende het fort Bameveld N. O. | O. ^ mijl van ons.
De gouverneur had vooraf naar land en den Koning van
Batsjan gezonden onze Lientenant en tolk , in welkers geselschap
was medegegaaa den Prins Rotterdam, om Z. H. deszelfs komst
en dat zoo nabij was , bekend te maken ; doch alzoo het regenachtig
en vuil weder was en den Gouverneur den Koning wilde voorkomen ,
opdat in zulk een ongel^nheid geen moeite van aan boord te komen
mogt doen , stapte zelve mede een wijl daaraan in de schuit , en
voer naar land , alwaar de Koning, op strand zijnde, (hem) kwam ont>
moeten en verwelkomen, gaande gezamenlijk naar het fort Bar*
neveld, daar alles nog wel en in goeden stand was. Eenlijklag
het woonhuis buiten voor een goed gedeelte onder den voet,
door ouderdom geheel vergaan wezende , dodi wierden hier nog
zes mangecommandeert, om met den Gouverneur mede te gaan,
gelijk er ook vier van Makian waren medegenomen. De Koning
met zijn Grooten begonnen van die bewuste volkeren op Cerams
Noordkust te spreken, maar verzocht den Gbuvemeur, terwj^l
1 Het eiland Kajou of Klauw.
KAAft KOORD-CELEBES EN BE NOORDS AEIt^ANOEN. 109
het Iaat was en het voornemen had aan boord te gaan ver-
nachten, dat Z. H. dit voor dien tijd en tot op morgen geliefde
uit te stellen, als vanneer daarin Z. H. vergenoegen konde en
met een goeden raadgeven , wat verder hieromtrent te doen of
te laten waar , daar den Koning zeer wel mede te vreden was.
Doch was den Gtouvernenr hem voorgekomen in het aanlanden,
hij wilde zulks na verschulden , met den GK)uvemeur naar boord
Tan dezen avond te vergezelschappen, hetwelk met geen beleefd-
heid af te zetten was en den Gouverneur gedoogen moest , die dan in
'sKooings vaartuig ging zitten , waarmede gezamenlijk aan boord
kwamen, onthal^ide Z. H. en deszelfs'Gh'ooten naar vermogen. De»
Koning wist van de weggeloopeue Tobarezen van den Koning Am*
sterdam niet , zoodat er vertrouwd werd , dat ze wel vermist mogten
geweest zijn, doch naderhand weder bij den hoop gekomen: ook
had den Koning Amsterdam hier maar drie dagen stil geweest
en was (het) waar, dat gemazeld had waar af zoo digt bezet
was, dat er geen huid te bekennen waar: echter was hij met
koorts, mazelen en al nu drie dagen verleSen vertrokken, om
lijne reis over Xula naar Manado nog voort te zetten. Het
vas al zeer laat en vrij donker, toen de Koning van Batsjan
Baar verscheide verwisselde redenen over en weer onder het
losBKi van ons kanon van boord stak en naar land voer.
Maamdoff 23 Augnstus. Des morgens kwamen den Gk)egoegoe ,
Kapitein- Jiaut en ^y Tchila, die als gezant naar Batavia
vas geweest, den morgengroet van den Koning brengen en
meteen een gesdienk van boomvruchten, zeggende , dat den Koning
met verlangen wachte. De Gouverneur stapte met die heeren
ifi de schuit, medenemende een vaandel , hetwelk (hij) voor den
Koning van Batsjan zeer cierlijk had lat^i schilderen, zijnde
^sComps. wapen op geel armozijn, hebbende in deszel& spiegel
«
m een zon en Arabische letteren Sui.than Aixawadin > , in
de vlag van achteren zon , halve maan en sterren on in de
vlag van boven ^s Gomp3. merk. Men moe9t dit vaandel oprollen ,
om het in de schuit te kunnen doen , doch nademaal nog niet
ten vollen droog was, kleefde het aan deu anderen en
snaette op sommige plaatsen, waardoor het den Koning, voordat
liet wat verholpen zoude zijn , niet te huis gebragt zoude worden.
De Konim; ontving den Gouverneur bovenmate minlijk en met
' De toenmalige vorst van Batsgan was AUawadin XI. Valent. D. I B , U9.
110 HKT JOUBKAAl. VAN PADTBRUGOe's REIS
een groote genegeuheid; had zijn voomaamgite Rijksgrooten bij
zich , en (het) leed niet lang , of haalde de zaak van het volk van
Cerams Noordkust op het tapijt, echter met een groote beza-
digtheid en bedaardheid ; daar werd veel over en weder gesproken
en door verscheiden, elk op zijn beurt, na het een dan het
ander te berde gebragt, hetwelk al wederlegd werd en meest
hierin bestond:
De opregtheid van Haar Edelen te Batavia en genegenheid,
om Z. H. aan volk te helpen, bleek genoegzaam en daaraan
was niet te twijfelen, doch derzelver meening was niet anders,
als die volkeren hunnen eigen vrijen wil en keus te laten, of zij
vertrekken wilden of ,niet ' , alzoo het een zeer harde zaak
zoude wezen zoo veele en wel gezeten lieden tegen wil en dank
te doen opstaan, hun bezit en ouders graven te verlaten. Dit
werd zeer wel begrepen , maar het waren hun eigen volkeren. Hierop
werd weder als meermalen geduid, dat het regt van oorlogen eu aller
volken dit medebragt, dat men een land met de wapenen win-
nende, het volk mSde won, anders was het voordeel weinig, noch
ook eenig land zeker van zijne inwoonders , zoo men oude tijden
te berde bragt en anders geen bewijs ; want die zij nu zeiden ,
de hunne geweest te zijn voor een eeuw, zouden de Chinezen weder
mogen zeggen voor twee eeuwen de hunne waren , en zoo wederom
anderen van onze tijden tot in het oneindige, dat maar een
doolhof zoude zijn; alzoo van ouds en nog «de toevloeijing van
verscheiden bijzondere geslachten en volkeren een gemeenebest
maken, daar zij zich komen te vesten eu stand kunnen hpuden ,
zoodat die volkeren nu tegenwoordig op Cerams Noordkust en
in die bewuste dorpen niet hunne, maar 'sComps. onderdanen
waren , en wanneer er eenige bekwamen, moesten zij zulks achten,
een bijzondere weldaad van de E. Comp. te wezen en niet eenig regt
van hunne kant, nademaal zij lieden zelve overwonnen volkeren
voor slaven rekenen. Van hunnen kaüt was hieromtrent al te
veel geweld, onvoorzigtigheid van sommige en baldadigheid van
anderen gehandeld ; het fluitje moest zoet gaan, zoo men de vogels
uit het slag gaarne wilde lokken; integendeel waren de afge-
zondene naar derwaarts dreigende gekomen, als volle magt
hebbende, willende dezelve gebieden als hunne slaven, en
tegen dank doen opstaan, die op vrije voeten stonden, nie-
1 De koning van Batsjan wilde de bewoners der Ceramsche negorijen,
waarop hg aanspraak maakte, naar Bat^an overplaatsen.
NAAB KOORD-CELEBES EN DB NOORDEREILANDBN. 111
mand dan God eu ouzea Staat onderworpen. De Ed. Heer Hurdt had
een zijn gezagrottan weder ontnomen , omdat hij zeide zijn
orerheer den Koning van Batsjan te zijn. Hij was er tegen-
woordig en bevestigde het , znlks was geen wonder , en had hem
daarenboven wel strengelijk mogen straften , dat in het land van
zijn geboorte, zijn overheer durfde loochenen, noch min noch
meer dan een slaaf, die of wettig in den oorlog gevangen of
anderzins door koop of behoorlijke middelen gekregen , zijn lijf-
heer verwijten wiWe dat hem verongelijkte , omdat vrij geboren
of weleer een ander had toegekomen. De Koning begeerde wel
zoo zeer het volk niet als wel de onderdanigheid, zij mogten
op het land van Ceram verblijven, maar wanneer hij dezelve
tot eenige (noemende Comps.) diensten van nooden had en dezelve
ontbood, dat zij dan maar 'bij beurten mogten overkomen. Dit
was ahnede misgetast, en uit het vorige betoog onmogelijk te
wezeu, alzoo ouder twee oppermagten niemand Heer van een
hind konde zijn en een ander van het volk; dat ook geen een
volk twee Heeren konden dienen ; zoo en zag den Koning dan geen
kans na zoo veel vergeefsche moeiten en kosten om eenige dier
volkeren te bekomen, alzoo wel vermerkte daartoe ongenegen waren.
Den besten raad die den Gteuverneur Z. H. konde geven was,
?^n vergeefsche moeiten meer, met zijn eigen volk over en
weder te zenden , te doen , maar het geheel en al te laten aan
^ bescheidenheid en goed beleid van den Heer Hurdt, die
iezelve beter konde bewegen dan iemand anders, zijnde ook
heter dat na zoo veel woelen en arbeiden de streng wat geslaakt
^^lA , alzoo de domme boeren even als het domme vee al achter-
waarts willen wanneer men ze gaarne voorwaarts had, gaande
Dcst'aan de hand ils men er het minste werk van schijnt te
waken. Evenwel dit werd Z. H. verzekerd, dat het werk vrij
vermakkelen zoude, bijaldien voornemens was dezelve op het
öland Ouby en niet op Batsjan te zullen plaatsen.
Hiennede liet zich den Koning ten volle vernoegen en zeide
zulks te willen doen en daarover ook naar den E. Heer Baad
van Indie en Gouverneur Anth. Hurdt te schrijven ; verzoekende
den Gouverneur zulks mede te willen, doen. Hierop zoo nam den
Gonvemeur zijn afscheid om te gaan .middagmalen. Na den
eeten kwam het Hoofd der Mardykers met nog eenige andere
veigifFenis verzoeken voor een hunner bloedvrienden , wezende
voorheen alhier getrouwd geweest, doch uit eenige geschepte
misnoeging, buitea 's lands vertrokken, zoo dat men in tien
X (XIV). ^
112 JOURNAAL VAN ^ADTBEUGOE^S R£IS
volle jaren van hem niet had vernomen; zijn verlatene vrouw
was met kennis en toestaan van Ds. Montanus > weder her-
iroawd ; en was hij uit de Papoesche eilanden nu weder en ook
met een andere vrouw tot de zijne gekeerd, doch hield zich
schuil. Deed belofte zoo wanneer zijn misdaad hem mogt ver-
geven worden van zeven stuks bergen ^ hier digt aan Bar*
neveld en achter 's Konings Hof landwaarts in te zullen aan-
wijzen, hetwelk ons, den sergeant, ja zelfs den doortrapten
Chinees Mesties en loozen uagelspieder Batta ' vreemd voor*
kwam, en waar door den Gouverneur te ligter op zulke
voorwaarden hem zijn vrijgeleide toezeide Hij verscheen dan,
viel den Gouverneur aan de voeten, bevestigde zijn zeggen
en erlangde vergifienis; te meer zijn vorige vrouw en haar
tegenwoordige man almede voor hem spraken , maar met beding
en vermaninge wederzijdsch , behalven de verpligting tot het aan-
wijzen der nagelbergen, nooit weder met elkander gemeensehi^
te hebben. Des namiddags kwam den Koning in 's Comps. hui-
zing onder het fort Bameveld om den Gouverneur uitgeleide
te doen, gelijk ook onder behoorlijke eerbewii zing van het kanon
geschiedde, varende weder gezamenlijk naar boord, wezende
den Koning gezind en voornemens een stijven ' dronk te doen.
Met behoorlijke eerbewijzing werd Z. H. cmtvangen, maar hield
den Gbuvemeur hem weinig gezelschap, alzoo bezig was met
het ontwerpen van een brief voor den E. Heer Hurdt naar Amboina;
evenwel werd den Koning en deszelfe Grooten redelijkjes stijF
gelaafd en onthaald , vertrekkende met een ongemeen verAoegen ,
onder het lossen van het kanon weder van boord en naar land ,
met zoodauigeu brief als hier ouder volgt; wezende door haastigheid
vergeten de ontvangene brief op Makian van den sergeanf van
Batsjan daar in te sluiten , die nogtans werd aangehaald origineel
daar benevens te gaan *.
Het laudluchtje was te schoon om te verleggen. Den Koning
was niet zoo haast van boord of aanstonds haalde men het anker
te huis en rukten er de zeilen bij, gaande W. ten Z. aan.
^ Het berigt van Ds. Montanus over de Christengemeente te Laboema
op Batsjan. Val. I, bl. 392.
' Nagelbergen, welke uitdrukking Valentijn ook bezigt by de besohry-
ving van Batsjan D. I bl. 117.
» Zie Bijlage II.
* In Byiage I, Bate.
NAAR NOO&IWrB1J:BES BH DE KOO&DKftKILANDEN, 11 S
Wordende den sergeant nogmaals op het ernstigst aanbevolen
naarstig naar de bewnste en de te wijzeii nagelperken të vernemen;
ten welken einde den loozen denrsnoftelaar Batta, de waardij
van omtrent 12 rijksd. werd vereerd, zoo om hem achtervcd-
gens voorgaande beloften van de E. Heer Hurdt en Qouvenieur
te belooneu als ook te meerder aan te moedigen.
Uingêdag 24 Augnatus. Met zonnenopgang den hoek van
Laboe < Z.Z.O. 3 mijlen van ons, de wind veranderlijk en
ODgestadig; 's avonds den hoek van Marigoran West omtrent
1 mijl van ons , des nachts stilte met regen.
Woeuêdag £5 Augustus. De wind Zuidelijk en bramzeilkoelte ,
gang West , 's middags de Westhoek van Marigorang N.0. 6
fflijlea omtrent van ons.
Donderf^ag 26 AuguHuê. De wind uit den Z.Z.O. doorgaande
koelteen betogen lucht, West ten Zniden aan, gegiste Zuider-
breedte P 22' ; vertiert dit etmaal 22 mijlen.
Vr^dag 27 /éuguêiuê. Koers N.W. ten N. met dezelfde
Z.Z.0. wind, bevonden verheffing der Zuidpool 14', voortgezet
20 mijlen. Des namiddags zagen het land van Celebes in het
N.W. van ons ^ waaijende de wind Z.Z.O. meest den ganschen
nacht met korte buijen of travaden met regen.
Zaiurdag 28 Auguêins. Kregen wij de wind uit het Z.W.
en W.Z.W. met bramzeilskoelte , hebbende des middags de Kaap
Evenaar West omtrent 8 mijlen van ons , vindende de strekking
^ het land alhier heel anders dan in de kaart wordt aangehaald ,
alaoo dezelve met Castricomsbaai niet O. en W. maar Z.0. en
N.W. zich opdeed en vertoonde.
Zondag 29 Augustus. Nog al Westelijke onveranderlijke wind
ïnet* veel stortregenbuijen en haken of travaden, waardoor ge-
weldig door de stroom ora de N.0. gevoerd werden, hetwelk
^ nachts aanhoudende en
Maandag 30 Augustus nog niet beterde, maar even stijf in
ket W.Z.W. doorkoelende met een aanhoudende wind , en geen
kans ziende om daar door te booren of Oorontalo en Limbotto
Jmi met veel tijdverlies te zullen bestevenen van dezen kant , liet
den Gouverneur het opduwen en de steven naar de Manado
wenden; zijnde op gisteren morgen de sloep van den burger
koopman Fieter Tidesz. al tijdig gekeerd , als die tegen dit weer
' Laboe of Laboeha is het Zuidelijke schiereiland van Batsjan , Martyoran
een andere naam voor het eiland Mandioli.
114 JOURNAAL VAN PADTBRÜOOE^S REIS
en hol water niet wel boegen konde. Wij hadden des middags
de gegiste Zuiderbreedte van 4', hadden 4 mijlen gezeild O.Z.0. |
Zuidelijker, stelden en hielden de gang nu vooreerst N.W.om
de wal van Celebes aan boord te krijgen.
Dingsdag 31 Augusluê woei de wind nog al even stijf door
uit den Z.Z. W. ; hadden met zousopgang de Kemas of Kimas >
N.W. ten W. omtrent 2| mijl van ons , gingen N.W. en daarna
W. aan de Straat Banka door, daar de sloep van den koopman
Pieter Tidesz. voor vonden leggen wel op 100 vademen ten
anker; hij volgde ons en wij geraakten des nachts nog buiten
de Straat.
Allezins vonden wij alle de kaarten zeer gebrekkelijk aan
dezen oord; want van de Kaap Evenaar ' tot Castrioomsbaai ,
staat de strekking N.0. ten N., daar het eigenlijk O.N.0. op-
schiet; zijnde naar ons berigt wordt het inkomen van Castri-
oomsbaai , omtrent twee mijlen wijd , en daar binnen wel 5 mijlen
in het ronde, alwaar men voor alle winden bevrijd is , hebbende
een versclie en twee zoute rivieren. Van Castricomsbaai tot het
Zuideinde van Lembe valt de koers N.0. ten N. die op N.O. is
gecarteert; in dezelfde Straat liggen vijf eilandjes, die in geen
kaarten , voor zooveel ons bekend te vinden zijn ; men laat de-
zelve in het doorloopen , om de Noord willende , aan stuurboord
leggen. Van de hoek Kemas tot de Noordwesthoek van Celebes ,
buiten de Straat Banka, staat W.N.W. 3 mijlen, daar het
uogtans bevonden W. 7 mijlen ; van daar tot de bogt van Ma-
uado strekte het Z.W. 6 mijlen, daar in de kaarten maar drie
mijlen voor aangehaald staat; om welke en meer andere grover
misstellingen, voornamelijk van de gansche Straat van Batsjan,
den Gouverneur zeer naarstige en gedurige peilingen heeft laten
doen , en daaruit een correcter kaart door den Schipper Jan van
der Wal, ' hier omtrent zeer ervaren, laten opmaken, daar
alles naar deze bevinding in verbeterd wordt.
* De Keuia*s of Oesterbergen in het Zuiden der Minahassa, wier uit-
barsting Valentijn vermeldt. D. I, bl. 64.
^ Waarschijnl^k de Tandjang Flesko der nieuwere kaarten, die wel
benoorden den Evenaar ligt, maar Padtbrugge gaf ook aan Castricoms-
baai eene te lage breedte. Zie de noot op bl. 308 van het vorige deel
der Bijdragen,
' Vijf jaar later belastte de heer Padtbrugge denzelfden Schipper de
bocht van Tomiiii in kaart te brengen , welke kaart door het Instituut
is uitgegeven bij von Rosenberg , Reitto^tfn m Goronia/o, De kaarten , waar-
van hier in het journaal gesproken wordt, zgn ongelukkig niet in de ver-
zuiaeling van het Rijksarchief.
NAAR NOORD-CELEBES EN DE NOOBDEREILANDEN. 115
Woensdag 1 September. Hadden wij den Noordhoek van Celebes
O. ten N. een mijl stijf van ons , dreven in stilte en met den
stnwm om de Z. W. ; 's nachts was de wind ^.O. met labber
koelte, gingen Z.W. langs de wal aan.
Donderdag 2 September . Des voormiddags omtrent 10 uren
Ivamen op de reede van Manado ten anker op 50 vademen
KMidgrond, leggende als toen omtrent een musketschoot van de
wal, hadden de reduit Z.O. van ons.
Alhier kwamen om den Gouverneur te verwelkomen den pro-
visionele vaandrig Harman Smith en Kapitein-Laut Jeronimo
dWrras * aan boord , die kort daaraan hnn afscheid bekwamen ,
en voor af weder naar land voeren ; een wijl daaraan stapte den
Gouverneur mede in de schuit met deszelfs gezin en liet zich
mede aan wal zetten. Doch alzoo het middag was , nuttigde
voor af het maal , gaande naar den eeten de reduit bezien , die
in goeden üiAud was; blijkende hieruit hoe voordeelig allezius
het metzelen boven het paalwerk is. Rondom was de vesting
omheind met een dubbeld ligt paalwerk; voorzien in deszelfs
diagonaal of dwars hoeklijn, met twee dwingertjes, bezet elk
met twee stukjes; de kruidkelder was wel en droog, doch de
deurkozijn geheef vei^aan en vermolmd, werden twee andereu
▼eder iu plaats belast te maken , waar af in de buitenste onder-
en binnendeur boven aan eenige luchtgaatjes zouden worden
geboord.
De borstweringen waren boven veel te hoog, daar men de
irielen en affuiten had moeten naar rigten, zoodat het kanon
zoodanig verheven stond, dat men het niet kon stellen zonder
op de affuiten te klimmen ; zijnde de Gouverneur hier om voor-
nemens, een voet hoogte daaraf van de binnenkant te laten
v^emen, hetwelk als dan vermaakt om het kanon te kunnen
dempen, van buiten wel twee voeten verliezen zal, zijnde zoo
al» het tegenwoordig staat wel mooi , maar tot gebruik te wan-
scWkkeüjk. Hier in het rond en digt onder de redout staan
veel kokos en sagueerboomeu ; een misslag op alle buitenposten
van dit gouvernement begaan , waardoor de vestingen eer speel-
huizen in het midden van eenige boomgaarden dan sterkten
gelijken. Vijf stuks jonge kokosboomen digt onder de redout
' Deze vroeger. Goegoegoe van Siaiiw, verliet, dit eiland wegens de komst
der Spanjaarden, huwde te Manado de dochter van Loloda, 'koning van
B*liing, maar keerde na de verovering van Siauw derwaarts terug. Val.
1,59,69, 346.
116 JOURNAAL VAN PADTBRUGOe's RBIS
staande werden gelast aanstonds onder de vtieten te kappen,
zullende zoo te met meerder worden uit den weg gedaan.
Hier zoude wel aangevoegd dienen de beschrijving van de
Manado, maar alzoo den Gouverneur daaraf uog zoodanige
onderrigting ais wel toe vereischt niet gedaan is, wx>rdt dit
uitgesteld ter tijd en wijlen weder van de Manado naarTemate
komen te vertrekken ^^
Nadat de gelegenheid van de plaats rondom wel afgezien
was en den Gouverneur voor zoo verre tamelijk vemoegiiig had,
keerde weder naar het buitenhuis, alwaar de dorpshoofden van
deze plaats de Gouverneur kwamen verwelkomen, waarmede en
met het geven van eenige orders de dag aan den avond kwam.
Vrijdag 3 September* Des morgens ging den Gouverneur de
loods bezigtigen die voor de smid», timmerliedenen houtzagers
was opgerigt; liet aanstonds de smitse vervaardigen, blaasbalk
stellen en de timmerlieden huune schaaf banken maken , en verders
naar het strand gegaan bezag de corps du guarde of loodsen
den soldaten; zijnde aan een zijde 6 stuks bij den anderen en
aan een ander kant nog 3 stuks opgeslagen, alle wel maar van
eene tamelijke lengte doch ruim en breed , zoo mede aan weder-
zijden de beddingen; daar was plaats voor omtrent 1500 man.
Ook bezag den Gouverneur het huis voor Z. H. den Koning
Amsterdam vervaardigd , zijnde dat van onzen tolk dat raim en
sierlijk was; zoo mede in het wederkeeren het huis van den
Predikant dat wel ruim was maar weinig gemak had; in het
voorhuis als veel te groot, werden twee kamertjes tot meerder
gerief geordonneert.
De Gouverneur weder te huis gekeerd, kre^ berigt als dat
alhier eenige Gt)rontaalders en Tambotters waren, dewelke ge-
roepen, wisten te zeggen hoe die van Paloe Golo hadden ge-
oorloogt tegen den Koning van Taqwilu Sala * , dien zij het
I Eerst op zijne volgende reis naar Noord-Celebes vervaardigde Padt-
brugge de bier beloofde beschrijving van Manado, welke wy reeds in het
vorige deel dezer Bijdragen plaatsten.
* Ook Valentijn maakt D. I bl. 74 gewag van Gola , Koning van Paloe ,
terwijl Ds. Montanus, aldaar bl. 395 berigt, dat lala, Koning van Cajeli
of Tabali in 1675 van leronimo d'Arras een prinsenvlag verkreeg. Beide
rijken lagen aan de groote , diep in de Westkust van Celebes indringende
baai, die op de nieuwere kaarten alleen Golf van Palos heet, maar die
oudtijds zoo door Valentijn en Padtbrugge en nog heden door van der
Hart {Rfiae romdom hH eUand Cehbn^ bl. 253) Golf van Kajeli genoemd
wordt). De negorij Paloe plaatst Valentijn even als de nieuweren in het
binnenste gedeelte der baai; Tabali en Cajeli waren volgens hem twee
NAAU KOOBD-CEIifiBES SN D£ NOOAOER-EIT.ANDEN. 117
ZOO bang hadden gemaakt, dat zijn land had moeten ruimen
en van Kajeli naar Bala Hissan ^ wijken; zijnde gelegen een
weinig bewesten Totoly * , hetwelk in de kaart mede staat aan-
gewezen te worden, doch met stippen als eenelijk op mondeling
▼ediaal jennende, kunnende den Gouverneur zich nu niet ver-
Migen om verder dan Bobada ' te gaan , van waar overland
voornemens is naar Gorontalo en Limbotto over te stappen. Deze
negorijen aan die baai. Melvills kaart in den Atlai van NetUri, /»ifi# heeft
een kampong Towalah even buiten den Westhoek der baai , terwijl Padt-
brogf^e het (zie bijlage XXXIV) nabij den Oosthoek plaatst, maar Kajeli
ligt volgens de kaarten van Melvill en von Derfelden aan eene rivier veel
Zuidelijker op de Westkust. Het is twijfelachtig, of dit juist is, want deze
geheele Noord westhoek van Celebes is nog steeds eene terra 'meoynüa ,
vurmede zoowel de Compagnie als de latere regering van Nederlandsch-
Indië weinig betrekkingen onderhield. Daar van der Hart, de eenige,die
over zijn bezoek dezer baai in 1850 iets heeft uitgegeven, van Tabali
volstrekt geen gewag maakt, zoude men alligt meenen, dat dit rijk niet
meer bestond, wanneer het regeringsverslag over 1854 ons niet berigtte ,
dat toen de verdragen ^vernieuwd z\jn met de vorsten van Palos, Toe-
^elie en Dongala, te zamen uitmakende het landschap Kajeli, zonder
d&t echter blijkt , op welke wijze die vernieuifving heeft plaats gehad. Oud-
tijds verstond men reeds onder Kajeli den geheelen omtrek der baai van
^n naam. Uit Padtbrugges journaal ziet men , dat die streek toen als
^nde onder de Sultans van Ternate tot het gouvernement der Molukken
gerekend werd; in 1710 werd Kajeli echter onder dat van Makassar ge-
^iragt (van der Hart bl. 262 en Blok, Getehüdenis van Cefeóet, T^daehr,
'oor Neeri. Indië 10de jaargang bl. 63). Dongala ligt volgens van der Hart
Q^by de Westhoek der baai van Kajeli, het wordt in de oude bronnen
lüet vermeld en schynt eerst omstreeks het begin dezer eeuw door Boegi-
i^ien of Mandaneezen gesticht te zijn.
' Balaissan, dat geheel van de nieuwere kaarten verdwenen is, lag
volgens Valentijn I, 73 tusschen Dondo en Kajeli nabij den Duivelshoek
^ een binnenwater of golf, waarschijnlijk die bij Kaap TemoelofSamsa
der kaart van Melvill en dus bezuiden Dampelas, hetgeen overeenkomt
met de opgave van Padtbrugge in z^n schrijven aan de Indische regering
(bijlage XXXIV hierachter) Padtbrugge, die dit deel van Celebes niet bezocht
^ zijne opgaven van de inlanders ontving , zooals zij langs de kust varende
^^ Verschillende plaatsen aandeden , scheen toen nog niet te weten , dat
m Kaap Dondo de Noordkust van Celebes eindigt en dat de verder opge-
geven plaatsen reeds op de Westkust lagen. Toen in 1822 het fregat Me-
^^pns onder den kapitein ter zee de Man de zeeroovers van Tontoli tuch-
^S<ie, vlugtten deze naar Balaissang, welke plaats kort daarna eveneens
Wbrand werd. (Mr. P. Mijer) Kronijk tan Ntd. Indië Tijdtehr. voor Neeri,
^"^i 4de jaarg. D. I bl. 184.
* Bg Valent. D I bl. 72 vindt men reeds de juistere spelling Tontoli.
' Elders in dit journaal noemt Padtbrugge deze plaats Bobading. Het
is zeker hét Bobane van Yalentyn I, 72 en moet zooals wij lat^raantOO*
nen, in de baai van Kwandang gezocht worden.
118 JOURNAAL VAN PADTBHUQOE's REIS
üorontaalder» bevestigden mede als dat hunne vaartuigen en
hoopen ' klaar waren om te gaan daar het Gouverneur geliefde.
Zij hadden twee nieuwe vaartuigen herwaarts aaugebragt om te
verkoopen, zijnde dit alhier hunne jaarlijksche nering en ge-
woonte; den Gouverneur om hun vooraf naar Gorontalo en Li m-
botto te kunnen verzenden, kocht hun dezelve voor de waarde
van 36 rijksd. in lijnwaden en voor rekening van den Koning
Amsterdam af, om op dezen togt te worden gebruikt; alzoo
het wel meest aan vaartuigen schijnt te zullen gebreken tot
overvoer der hulpbeuden, te meer de fluit Helena * nog niet
vernomen is en kwalijk te weten of de reis wel krijgen moge,
lietwelk echter verhoopt wordt of moest voorz. fluit eenig on-
geval zijn overgekomen, dat God verhoede.
Om te beletten dat de verwijdering en haat tusschen Taywila
en Paloe niet verder mogt loopen, en op dat zich Jala, Koning
Taywila of Kajeli mede met de bondgenooten vervoegden , als
zijnde eene merkelijke beleedigde partij, door de moord aan
zijn volk gepleegd ' , schreef de Gouverneur aan dien vorst als
ook aan de regering van Paloe de onderstaande brieven , en op
dat te zekerder besteld zouden worden aan den voortvlugtigen
Koning van Taywila werd er nog eenen aan den Koning van
Bwool gezonden; waarmede en de chaloup Terlucco benevens
vier soldaten ook vertrokken. Een schoolmeester alhier niet
meer dan twee rijksd. ter maand winnende en van wien de Eerw.
Ds. Caheyng goede getuigenis gaf, werd op zijn verzoek en bij
request drie rijksd. toegevoegd ; een ander zeer bekwaam persoon
mede door zijn Eerw. voorgesteld en die dus lange dienst zonder
belooning had gedaan in hoop van bevordering, werd mits
goede bekwaamheid mede schoolmeester, met een belooning van
twee rijksd. ter maand, gemaakt.
Zaiurdag 4 September. Des voormiddags kwamen eenige dorps-
hoofden, als van Aris, Klabat en Manado Bantik, dewelke
nadat ze ruimtjes met arak waren gelaefd , onder andere redenen
zich gratig betoonden, om die van Datan, Tonsahan en Poeloe-
1 Troepen, afdeelingen soldaten.
3 Dit schip kwam eerst in het begin van November te Manado, zie
bijlage XXVII.
^ Op een door den koning van Siauw uitgezonden strooptogt waren
zes man van Tarbak gesneuveld, zooals blijkt uit Pad tbrugges brief aan
den Koning van Tawali. Dezen en de anderen aan den Koning van Palos ,
' aan Dompy Goegoegoe van Boewal en aan den Koning van Tontala , die
tot den togt tegen Siauw worden opgeroepen laten wij hier weg.
NAAR NOORD-OBLEBES EN DE NOORDE HEILANDEN. 119
ï^accan > weder op het lijf te vallen, om reden dat ze hunne
Sala niet voldeden, hetwelk ook als onredelijk van ons niet kan
morden toegestaan , zijnde niet met vergoeding van eenige klei-
nigheden van geringe waarde af te doen, gelijk Haar Edelheden
voorheen vermeenden , maar met het afgrijsselijkste offer der aller-
WTcedste volkeren, met het slagten namelijk van een oude vrouw,
ifdke wijze van doen bij hun gebruikelijk, omstandig in de
beschrijving van de Manado zal worden aangehaald; te meer
omdat deze gruwel na zoo lange jaren bezits der Spanjaarden,
nog niet is geweerd geworden.
Na eenige voorslagen aan deze Hoofden waren gedaan , om een
party balken te mogen bekomen en of alhie# geen genoegzame
l^vantiteit rottan en tot een billijken prijs te bekomen zoude
zijn, namen zij zonder antwoord noch op het een noch op het
^der te geven , hun afscheid , met ontschuldiging dat zoo haast
die de andere Hoofden mede zouden zijn afgekomen, daarover
gczamelijk zouden beraadslagen , waannede hun afscheid dan ook
namen en vertrokken;
Des achtenniddags kwamen de nog ontbrekende Hoofden mede
af ^ uitgezonderd die van Datan , Tonsahan en Poeloesaccan ,
dewelke dan ook met een dronk onthaalden , terwijl alle de anderen
werden geroepen en bijeen kwamen. Hun werd hetzelfde voorstel
gedaan daarop zij zeiden zich te zullen beraden en op morgen den
Gonvemeur of ja of neen te antwoorden. Deze wijze van doen
schijnt wat vreeipd en barsch, en zoude men mogen oordeelen
^ het uit te weinig ontzag en genegenheid tot de Comp.
^foot; doch het tegendeel is niet alleen waarschijnlijker maar
zeker dat zij een ongemeene genegenheid tot de Comp. hebben,
™«ar is deze manier van hun een boersche opregtheid , daar in
'len Gouverneur hen niet begeerde te hinderen noch gehinderd
hebben, maar te voeden om dat er met zagtzinnigheid meer
vw hen te verwachten is als anders. Nadat deze vertrokken
' Deze dne distrikten, bij Valentijn I bl. 63, 346, 396. Datahan , Ton-
^>ban of Saban en Saccan en thans gewoonhjk Ratahan Tonsawang en
Ponosakan genoemd, vormen met het ook reeds bij Valenten, voor-
komende Passang, de afdeeling Belang. Opmerking verdient, dat de in
*^^ distrikten gesproken talen , even als die der Bantikkers geheel ver-
schiOen van de taal der overige bevolking van de Minahassa. De be-
volking van Ponosakan of Belang is verwant aan die van Bola&ng Mon-
Sondauw, terwijl die van Ratahan en Passaug vroeger het eiland Ben-
t«nuig bewoonde, T^êchr. A. L 1856 II bl. 34 en 80 en Graafland
W. 9, 198.
120 J0UBNAA1. VAN PADTBRUGOE's RS18
waren werd den Kapitein-Laut Jeronimo d'Arras om aangemoe-
digt te worden en met eene wat meerder aanzien te bekomen
begiftigd met:
2 paar fiethilles > blaauwe
1 Suratse deken
1 paar katoenen konsen
1 Coddebex hoed ^
1 roode Moeris '
4 Bllen roode sergie.
Zondag 5 September. Des morgens kreeg den Qoavemenr
berigt hoe de op gisteren verscheenen Alphoerezen dezen nacht
besloten hadden geen balken te zullen geven , zijnde daar tegen-
woordig gjeweest den gewonen tolk dezer bezetting, den welken
alzoo den Gouverneur vrij wat heerscheude en grootsch bevondt,
als die bij de Spanjaarden opgebragt den sleur van prestinge
vrij wel heeft ingezogen *, zondt den Gouvemeor derwaarts naar'
deze dorpshoofden onzen tolk Hendrik , om in den minne zulks
van hun te verzoeken, met bijzondere last hun te verzekeren
dat het niet zonder betaling begeerden; die ook nog voor het
aangaan van den Godsdienst met bescheid terug kwam, dat hij
hun nu daartoe niet ongenegen had gevonden en des namiddags
bescheid zouden brengen.
De voormiddag werd in aandacht en höt plegen van onzen
waardigen Godsdienst doorgebragt; des namiddags werd de parade
gedaan met twaalf gelederen , wordende de troep van den plaatse-
lijke Luitenant opgevoerd en in het sluiten van het rinket met
drie algèmeene lossinge der musketten geëindigd, dat in deze
Inlanders een groote verwondering en opmerking veroorzaakte,
als die zulks nooit voorheen gezien hadden. Onder dezen hoop
hadden wij alles gevoegt wat maar bij een schrapen konden,
zoodat den plaatselijken schoolmeester Joannes Cocq , daar onder
almede te pas kwam , die nu twee dagen na den anderen gelast
^ Een Indische stof die op de kust van Goromandel werd ingekocht en
waarvan de mannen hoofddoeken of talbanden, de vrouwen baatjes of
halve heni(^es droegen . Valent. Betekr. van Chorom , bl. 54. In Deel I bl.
18 vindt men de afbeelding eener mistice vrouw, met zulk baatje gekleed,
hetgeen onze schoonen thans Nouie noemen.
^ Een soort van vilten hoeden, dus geheeten naar de Normandysche
stad Gaudebei aan de Seine.
' Ook een stof uit Goromandel.
^ Ook Vailentijn klaagt D. I bl. 63 over den invloed der eerste tolken
in de Minahassa.
Ji k.
NAAR NÖ0RDCELEBB9 EN DE NOORDEREII.ANDEN. 121
geweest zijnde aan boord te gaan , te vroom bij den dronk aan
land was gebleven, hetwelk hem voor deze maal van den Gon-
vemeur vergeven werdt.
Be Gouverneur was voornemens de dorpshoofden in de kerk
te gaan spreken , maar vond er aeer af keerig , en na hun zeggen
Biet vermogens om in een Christen kerk te gaan , veel min dat
% Christenen zouden wezen, na het hoog opgeven van voor-
leen. Zij zaten dan allen voor de kerk op straat neder, alwaar
den Gouverneur het verzoek van 40 stuks balken vernieuwde,
Awr zij niets tegen hadden , te meer er vier stukken Guineesch
lijwaat brj hun neder gelegd werden , die zij aannamen en met
«enen hun afscheid van den Gouverneur ; die , na eenig g^vene
last A orders aan den sergeant kommandant, des avonds mede
naar boord van het fluitscheepje de Vliegende Swaan ging, om
daarmede naar Kaudipan te zeilen ; staande drie corra-corra's.van
Menado tot gezelschap te volgen , benevens den Kapitein-Laut
^ dè.Gocgoegoe. Omtrent 9 uren werd het anker geligt, heb-
fc^ide een Zuidoostelijk labberkoeltje , waarmede West-zuid-west
Iwgs de wal schoven.
Waandatf (5 September hadden met zonsopgang de Oosthoek
van Amoera Z. W. naar gissiiig 2J mijl van ons, wézeude
de wind Zuidelijk met een labberkoeltje , draaijende op den dag"
ttaar het Oosten , de gang was W. Z. W. en W. aan langs de
^rf ; peilden met zonsondergang een hoek af en aan van ons in
het Z. ten O. ongeveer 2 mijlen , dewelke (naar het fluitje) den
Mam Swaantjes-hoek * gaven; s'nachts een labberluchlje en
tainelijken voortgang:
J^kg»dag 7 September, Met den dageraad bevonden wij ons
vooï de rivier van Eoelang, ^ ongeveer 2 mijlen buiten den
^*1? hebbende een Zuidelijke wind waarmede al West aangingen,
«avonds peilden den vlakken hoek Z. ten W. 4 mijlen van
ons, dreven in stilte en zagen een chaloup in het Z. W. dat
™*k den steven naar ons toelag. Zoo als des nachts een klein
"* vowdeelig luchtje kregen, lieten het op den wal en dezen
cnaloup aanzetten, om het te verkennen, maar misten en kon-
den het niet meer in het gezigt krijgen; gisten dat het onder
' Missebien Tandjong Nonapar.
' De Panag, zie over de vroegere ligging der hoofdnegafij Bolaangde
^'^^Mgrijke reis der zendelinigen Wilken en Schwarz naar BolaAng-Mon-
gODdouw in 1866. Meded, Neii, Zm^gUwgs^. XI bl. 6.
122 JOURNAAT. VAN PADTBRUOOf's RfilS
de wal schuilden, zoo dat den Gouverneur den Schipper met
de gewapende schuit digt langs de wal liet roeijen om het te
mogen verspreken, en zoo bijaldien het Siauwers waren , de Hoofden
aan de ffuit te brengen en het vaartuig te verzekeren , doch kwam
onverrigter zake , naar ruim twee uren roeijens wederom , zonder
iets gevonden te hebben.
Woensdag 8 September een labberkoeltje uit de Zuidelijke
hand , peilden in het opgaan van de zon den hoek van Boelang
Zuiden omtrent \ mijl en den hoek van Kaudipan, genaamd
Bato Bory W. ten Z. 4J mijlen van ons. Gingen regt West
aan en over de diepte van 30 tot 14 vademen zandige stek;
des-, namiddags kwam ons uit den wal opzeilen en nascheppen
een vaartuigje, zijnde van den Koning van Kaudipan Binan
kal * die met bemande corra-corra's naar de vergaderplaats de
Manado schepten en ons al voorbij was. De gilalo * werd aan-
stonds weder afgevaardigt om den Koning te waarschuwen, dal
zoude gelieven weder te keren , te meer , zoo na nog aan Kaudi-
pan waren. Na deze pas vertrokken waren , kwam er weder een
ander boord, van den Pater Torcotti ' gezonden, om te ver-
nemen wat schip het was dat er kwam, en wat sloep het mogl
zijn geweest dat vooruit gezien werd, zijnde Terluoco, dat om
op gisteren verbijsterd had, mits het met de steven naar onj
toelag en een getaande fok had , die men niet wist bij de sloep ti
wezen ; na deze zoo . veel berigt waren als ze van nooden haddei
staken zij weder af en naar land.
Onder en tusschen kwamen wij ter reede , naar onze meenin^
voor Kaudipan , liggende voor Boelang- Itam's rivier. De Koning
Binankal was ons haastig bij en werd aan boord met behoorlijke
eerbewijzen ontvangen; weinig daaraan kwam zijn Hoekom en
Singhadje met de andere corra-corra's mede.
Hij was uitermate van vreugde opgetogen , ja ! verrukt , roepende
op ieder kanonschot, schiet, schiet, dat de Boelang-Itanders
sidderen en beven ; zelfs toen de gelaste schoten al gedaan waren.
Hij werd tot bedaren gebragt, met aanwijzing dat zulk een
schieten weinig schade deed en gansch geen hinder toebragt;
zijnde onze gewoonte niet, als die het buskruid voor betere ge-
1 Zie over dezen Koning Martinus Binankal en zijne geschillen met
Lingkakoa, Koningin van het naburige Bolang-Itam, Valent. I bl. 70.
3 Gilala*s zgn volgens Valent. I bl. 22 een soort van kleine galeijer
op Ternate in gebruik.
^ Zie over dezen geleerden lezuiet Garlo Torcotti, en zijne verrigtinger
in Siauw en Balang-Itam. Valent. I bl. 59, 70 en 396.
llAAll NOÖRD'CBIiSBES BK DB KOORD BRBlLANDBy. 123
legenheid en onze vijanden bewaarden. Hij voer voort: zijne
verlossera, zijn beschenn God was nu gekomen, daarvan den
Spaaiischen paap zoo veel gezwetst en gesnorkt had, dat hem
maar woorden werden verkocht, dat ze onmagtig waren, hem
DJet helpen konden noch zouden, maar na hunne gewoonlijke
manier van liegen en bedriegen, hem maar van zijn nutzen ver-
zekerdheid afhielden , hetwelk met de komst van den Siauwschén
Koning hem goed en bloed zoude kosten en alsdan met schade
en schande eerst wijs worden. , wat zotter keur hij gedaan had ,
enz. ; doch al deze schimp en smaad trof hem zoo zeer niet als
het schaken, wegvoeren en misbruiken van zijn dochter door
den Ko'iing van Siauw hetwelk hij nooit verzetten konde, te
meer na zooveel verzoeks en aangewende bemiddeling door de
£. Compe. zoo onteerd , als geschonden als zij dan wezen mogt ,
haar nooit heeft kunnen weder bekomen.
Na veele uitsporige redenen op dit voorwerp werd de ont-
«huldige gedaan van het lang achterblijven van 's Comp^. hulp,
in het bevorderen van een zoo heilig werk , als was zijn voor-
,nemen, om te gelijk met alle zijne onderdanen de Christelijke
ware Godsdieni^t te aanvaarden. De oorzaak was het afsterven van
zooveel gezaghebbers van de E. Compe. en derzelver leeraars aan
den anderen ; nu bragt er den Gouverneur een mede , > benevens
een weiervaren Europeesche meester , die vooreerst de taal zoude
leeren, en om hem. niet verlegen te laten hadden wij nog mede
gebragt, een tamelijk weiervaren inlandsche meester, hetwelk hun
zwr verblijdde, zeggende nu reeds met alle de zijnen genoeg-
2aain Christenen te zijn , alzoo zij nu al varkens aten ; ver-
meenende die goede lieden, dat zulks al genoeg was, doch
onderrigtte den Gouverneur en de Eerw. predikant Caheyng hun
Mders en nader. Het was onze wijze van doen, niet zoo ligt
over 7XX) een zware zaak te loopen , waaraan des menschen eeuwig
wel of kwalijkvaren en de zaligheid hing. De Castiliaansche
l>eelden en diensvolgens afgodendienst luisterde zoo naauw niet,
^^ daarom lie))en zij er te ligter over ; onze godsdienst bestond
in het kennen van den eenigen waren God en het onderscheiden
van de drie personen in een wezen , waar af den Zoon uitgaande
' Namelijk den predikant Zacharias Caheing, die Padtbrugge op dezen
togt verzelde. Reeds in 1676 had Binankal Ds. Gualtherus Peregrinus,
die toen Mauado en de Sangi-eilanden bezocht, zijn verlangen te kennen
gegeven,. Christen te worden. Valent. 1 bl. 405.
l£4 JOUftNiiAf. VAK PADTBliCreOB^S RBtfi
en het woord vau deu Vader, ' iü den vleesche was verschenen,
om te zijn middelaar tusschen (lod en mensch ; die moest gekend
worden en beleden, eer men tot den doop kwam. Makende de
Eerwaarde Ds. Caheyng hi^r in wat te veel zwarigheid, al wat
te stijf staande op het van buiten weten en na de woorden de
voornaamste hoofdstukken onzer godsdienst te leren; Ds Mou-
tanos ' zal: nagevende dat hierover wat te ligt geloopen had,
waardoor men op de Manado wel naam Christenen en inderdaad
geen Christenen vond.
Dit verschrikte den Koning Biuankal, en ver/ette hem zoo
zeer, als zijnde een oud man en niet bekwaam om iets van
buiten te leren , waardoor de Gouverneur vrezende dat uit deze
schroom en al te naauwgezet geweten van Ds. Caheijng , de lieden
geheel en al mogteu worden afgeschrikt en wanhoopig gemaakt,
genoodzaakt werd, voor zijn Eerw. zelve een weinig te prediken:
die den Apostel Petrus die eerlijke predikatien hadden hoeren
doen, waren verslagen in haar harten, vragende: ff wat zullen
wij doen mannen broeders ? » Hier was ook een groote menigte
en ver over de duizend zielen, die hetzelfde vroegen en naar^
bekeering verlangden en snakten. Mannen, vrouwen, kinderen,
oud en ' jong ; de jongen beloofden zij alle ter school te doen
gaan , en in de Christelijke godsdienst te laten onderrigten ; uit
deze spruiten moest men den aanwas verwachten en naderhand
de vruchten. In de eerste kerk had men die gewoonte te regt
waargenomen en naar dat voorbeeld diende men zich omtrent
deze lieden van geringe kennis , mede te schikken en te rigten.
Het voornaamste, rakende den waren Qod, het onderscheid der
personen, den middelaar en zegels des verbonds, konden de
oude lieden beknoptelijk door gemeenzame redenen te verstaan
worden gegeven , en daarop den doop met hunnen huisgezinnen ;
wordende onder de geloovige ouders getrokken derzelver kinderen
voor zes of zeven jaren ^ daar zoo groote zwarigheid, ja ligt
minder in te maken waar, dan van kinderen die uit enkel ge*
heugen en van buiten, eenige stukken des geloofs wisten te
1 Het is waarlijk niet te verwonderen, dat Binankal het ingewikkelde
leerstuk der proeeuie Spiritus Sameti niet begreep. Uit het vervolg ziet men ,
dat de Oouverneur Padtbrugge ruim zoo goed inzigt had over den zen-
delingsarbeid onder de heidenen als de predikant Caheyng.
s Jacobos Montanus bezocht in 1675 Manado en de Sangi-Eilanden ,
zijn uitvoerig berigt over deze kerkvisitatie heeft Valentijn, even als dat
van Peregrinus een jaar later geheel in z\jn werk opgenamea.
^A.AR NOOaO-Cl^LEBBS BN D8 NOORD SRKtLA.VD BK. 125
uiten; hetwelk toch in ouder en meeder jaren oieestal zonder
oordeel geschiedde , wanneer zij de zaken verstonden was er aan
de woorden weinig gelegen. Dit alles begreep zijn £erw. zeer wei en
zoade ook zoo veel toegeven als eeuigzins van zijn gemoed konde
krijgen , daartoe Gbd Almagtig zijnen z^n gelieve te verleenen.
Den ouden Koning Binankal werd dan ver/ekerd, dat men
zijn meoiorie niet zoude beslommeren met iets van buiten te
leeren, maar ddt de Eerw. Predikant zoude trachten met ge-
meenzame redenen zijn Hoogheid den voornaamste grond onzer
godsdienst in te scherpen, tot bekwamelijk Christus en zijne
Heilige gemeente, door het verbondzegel des H. doops zoude
mogen worden ingelijft. Op welke veraekering wederom goeden
moed schepte en vrij geruster als te voren verzocht om te mogen
naar Und v&ren , om naar het scheen eenige toestel tot het ont-
vangen van den Qouvemeur te bereiden ; daar werden weder d
kanonschoten ter zijner eere in het afsteken van boord gedaan.
Donderdag 9* September, Met den dag kwamen aan boord
onze voor heeuen van de Manado afgezondene Gorantaalders ,
zijnde dus lang onderweg geweest. Zij kregen last aanstonds maar
voort te scheppen en geen tifd te verzuimen , gelijk ook geschiedde.
De Koning van Kaudipan kwam weder aan boord, wordende
^ voorheen met het kanon verwelkomt. Z. H. verzocht dat
wij met de fluit wat nader en voor zijn stroom wilden komen,
'ZuUende den Gouverneur ook aan land verwachten, die des
namiddags beloofde te komen. De Koning Binankal verzocht dat
zelve (hij) den Gouverneur jnogt komen afhalen en naar land
vergezelschappen , hetwelk op het allerheuscht werd ontschuldigd.
De Gouverneur liet zich ook van den stand, gelegenheid en
gemoederen der JBoelangrItanders onderrigten, of er geen kans
zoude zijn om ze door zachte en bedekte middelen van daar af
te lokken en tot Kaudipan te doen overkomen; in de redenen
ï'iet voordacht mengende , hoop en vrees , dat zij nu toch Chris-
ten zijnde en meest alle vermaagschapt met de zijne, wel
iiiiogten en dienden gewaarschuwd te worden wat al jammers
co ellende hun boven het hoofd Jiing ; de Comp. had regtvaar-
^ oorzaken om )iun te straffen over de kleinachting en smaad
hunne vlag bewezen en aangedaan, in het moorden van zes
nian, door Intji Mannes *, van den Koning van Taijwila, on-
>angezien ^sComp». vlag voerden.
Echtgenoot der vorstin van Balang-ltam. Zie hiei*achter.
126 JOUftNAAt VAN PAOTBRUGGk's RBtS
Doch alzoo dezen Siauwscheu oorlog zicli geheel eu al den
Ternataanschen Koning had aangetrokken en voornemens was in
Bodang-Itan een begin te maken , kon ieder zijne vrienden waar-
schuwen in tijds hunne toevlugt tot de £. Comp^ te nemen,
hetwelk den Gbuvemeur uit een Christelijke mededoogendheid
hun gaarne toestond; zullende andc^zins en in korten allen
te vuur en te zwaard worden vervolgd, hetzij door de Tema-
tanen, die er reeds verlof toe hadden of die van Tajwila, die
het mede niet konde geweigerd worden , een wederwrake van zoo
schendig een moord aan de hunne gepleegd. Dit werd in het
algemeen gezegd, doch alzoo den Koning Binankal teeken gaf,
van allen die er tegenwoordig waren niet te kunnen vertrouwen ,
ging den Gouverneur met Z. H. alleen; hield hem voor, de
eer en het voordeel dat er voor hem te behalen wfts; hij zoude
bedektelijk de gemoederen laten ondertasten of niet liever ge-
negen zouden zijn , weder een dorp te maken van het gesplitste
Kaudipau, dat nu in drieën verdeeld was. Dit behaagde den
Koning zeer wel en nam het aan op de gevoeglijkste wijze te
bewerken, nemende met eenen zijn afscheid en voer onder be-
hoorlijke eereschoten weder naar land.
Hieraan zullen wij hechten hetgeen van des Konings Biuan-
kals zaken hebben verstaan en hoe van Kaudipan twee deelen
zijn afgescheurd en gescheiden geworden.
De vader van den tegenwoordigen Koning van Boelang , wezend»
toen mede Koning van Manado en Loloda genaamd, had het
dorp Boutori > in de lauden van Gorontalo gelegen, zich door
wapens onderdanig eu cijnsbaar gemaakt, toen hij aanspande met
den Koning van Siauw, om het rijk van Kaudipan, dat hun te
magtig was , tegelijk aan te tasten , gelijk ook geschiedde en
door hun verheerd werd, wordende den broeder en moeder van
dezen tegenwoordigen Koning Binankal gevankelijk weggevoerd.
Dit rijk bestond in Dauw en Boelang-Itan ; in het deelen der,
landen viel Dauw den Manadoschen en Boelang-Itan den Siauw-
scheu Koning te beurt. De meeste inwoonders ontvlugte heten
weken in Bwool alwaar Binankal en deszelfs geslacht hunne
meeste erfgoederen hadden, zijnde afkomstig van Bwool. In
Boelang-Itan, hetwelk den Siauwer was te beurt gevallen was
> Het dorp Boento aan de rivier van dien naam zes mijlen bewesten
Gorontale. Valent. I bl. 78, 396. Op de nieuwere kaarten komt het niet
voor , maar van der Hart bl. 225 vermeldt het nog onder den naam Boenta
als de plaats waar uit Gorontalo de noodige sago verkrygt.
NAAK KOORD-CELEBES EN DB NOORDKREILANDEN 127
geeD manlijk oor meer van Koninklijke afkomst, maar eene
?roQw, DU nog tegenwoordig Koningin van Boelang-Itau , Sin-
kakoa genaamd * . Manw Bejllingh , broeder van Binankal werd
zoo wel van den Koning Loloda als den Siauwer weder gesteld
over Kaudipan , wordende er een huwelijk bewerkt tusschen hem
en de Prinsen Sinkakoa , waardoor Dauw en Boelang-Itan weder
aan een gehegt werden , doch duurde niet lang of dit huwelijk
was gescheiden, alzoo Sinkakoa van een trotschen eu opgebla-
zeD aard , daarbij stout en in alles een mannin was ; daar Mauw
BejUiogh integendeel slap , zoetsappig en meer een wijf dan man
gdeek. Hij bleef Koning van Dauw en zij Koningin van Boelang-
Itan, zonder dat den een den anderen eenigen overlast deed of
dat zich den Manadosche of Siauwsche Koning daarmede bemoeide,
Omtient twintig huisgezinnen alleen zonderden zich af en gingen
tnsschen beide op hun zelven wonen * zijnde meest inwoonders
van Dauw , die almede in ruste ongemoeid werden gelaten.
Maow Bejlingh overleed, latende een zoontje na die nu op
de Menado is , ^ zoomede deszelfs moeder en trouwde Sinkakoa
toen met Intji Mannes. Binankal met het overlijden van zijn
broeder gel^enheid hebbende kwam met ettelijke vlugtelingen
in Dauw en werd voor hunnen Koning erkend. Den Manadosche
Koning had met zijn eigen volk zoo veel te doen dat dit of
niet kon of niet wilde beletten; den Siauwschen Koning dit
bemerkende leidde alle listen en lagen aan, zoo met zoetigheid
ais met hardigheid , met beloften en bedreigingen , om Binankal
aan zijn snoer te krijgen en dus Kaudipan weder aan een te
splitsen en alzoo het geheel aan zich te trekken , doch vergeeüsch
vant den Makassaarschen Koning verschijnende en
Biflankal zich niet bestendig ^ vindende, ging den Makassaar-
schen Koning met zijn Grooten vinden en onderwierp zich des-
2el& bescherming, doende volle teekenen van onderdanigheid
op hmme wijze.
Nadat uu de Makassaren door 's Comp». wapenen weder waren
ten onder gebragt, heeft den Koning van Siauw, met behulp
ier Castilianen meer als voorheenen beginnen te woelen , zijnde
met biagt gekomen en hebben een geschrift opgesteld in de
^ Valentijn no«int deze vorstin Lingka-koa. D. I bl. 70.
* Op den heuvel Laga tusschen Dauw en Bolang-Itam. Valentyn t. a. p.
' Naam niet ingevuld maar is ongetwijfeld de door van Dam en Speelman
overwonnen Hassan oddin.
^ Niet tegen diens magt bestand.
X (XIV). ^
128 JOURNAAL VAX PADTBRUOOC's RBI8
Spaauscke taal, hetwelk zij hem deden onderteekenen , wezeade
naar hun ze^en, eenehjk eene verklaring, dat met Siauw altijd
in vrede en vriendschap leven wilden, hetwelk ook begeerde
dat hij bezweren zonde, hetwelk hij weigerde, om redenen dat
die taal niet verstond , gelijk ook in hetzelfde origineel geschrift
staat aangehaald en de waarheid van dit zijn z^en bevestigt.
Den Gouvemenr voer des namiddags omtrent £ nren naar land ,
ontmoetende den Koning onderwegen met zijn twee corra-corra's
en een gilalo, die met schieten en gejnich hunne vreugde en
eerbewijzing betuigden. ()p strand stond veel volks, wezende
onder de boomen eenige zetels van bamboezen toegerigt, om
onder de schaduw wat te rusten. Onderwijl liet den Koning zijn
corrarcorra op de wal en in het bosch halen en zondt den Gron-
vemeur de schuit heenen , den Schipper te waarschuwen met de
fluit nader en voor de Zoute rivier te komen; dus wordt de
stroom van Dauw genoemd, omdat men al wat hoog opvaren
moet eer men versch water heeft; zijnde bij hoog water nog
verre boven het dorp, zout, doch met laag water bij hetsselve
heel versch. Dit dorp vonden wij omtrent een \ mijl te lande
waard en in een laag lari ' bosch, zoodat alle de voorgrond
met den vloed onderloopt; waarom alsmede om de kaymans of
krokodillen alk de huizen op staken staan. In het inkomen liet
de Koning den Gbuvemeur ontmoeten met een wapenoefening
van eenige wel afgerigte, die te gelijk al drillende met hanne
werpspiezen, even als zij gewoon zijn op hunne vijanden los
te gaan , tot rakende aan den Ooü vemeur naderden en aldus
met een schielijke heuschheid afbraken , voor welke beleefdheid
den Koning bedankt werd.
^8 Konings huis was niet aanzienlijker dan de anderen maar
wel wat ruimer, alzoo het met een voor de vergaderplaats ver-,
strekt. Wij zagen er weinig huisraad maar veel vischnetten en
verwonderde ons dat hier alom zeer veel varkens werden aan-
geteeld , die alle boven en in de kamers bij de menschen in- en
uitloopen, ook onder de mensclien slapen; zijnde alles zeer
reinelijk , zoodat hier alleen het spreekwoord , (van zoo vuil als een
varken) niet geld. Het gansche huis is met zwalpjes * bevloerd,
zoo dat alle de vuiligheid van boven en neder valt. Uit dit
« De 4joekoet lari-lari (Spi ifêx iqarronu) een veel langs de Indische
kusten groeijend struikgewas.
* Latten, dwarsribben. Het woord is eigeniyk een zeeterm.
XAAR NOOBD-CBLIBBSi KN DV NOORDERBn.ANDEN. 129
mim aanteelen en gemeenzame omgang met varkens kan men
gissen hoe goede Mohammedanen zij geweest zijn.
Hier yeigaderde de gansche menigte , immers de aanzienlijkste
dezer plaats, waaruit de Gopvemenr oorzaak nam, hun te ver-
atendigen de redenen zijner komst: hoe ons zeer leed was, dat
hnn ina lang ongetroost en in benauwdheid hadden moeten
kten; de wil en de genegenheid van Haar Ed. te Batavia en was
wel goed, maar het scheen de wil van God niet geweest te zijn ,
wezende meest alle die het gebied in de Molukken hadden,
orerleden. De Gouverneur was nu hier tegenwoordig en ver-
zocht te weten of het hun aller meening en begeerte was onze
godsdienst te aanvaarden? waarop de geheele menigte ja! zeide.
Hierop nam den Gouverneur een hoed met een zilver vergulde
hoedband en zette die den Koning Binankal op het hoofd,
wenschende in zoo een goed en heilig begin , zijn hoogheid den
zegen des allerhoogsten toe; dit werd hem tot nu een teeken
van de E. Comp. gegeven en het verdere mopst nu God Al-
«nagtig door zijne genade bewerken, in het welke de Eerw.
Preèkant niet missen zoude , zip pligt waar te nemen ; die ook
i»et een beknopte aanspraak zulks den Koning in het bijzonder
allen in het gemeen beloofde.
De Koning werd boven de hoed nog beschonken met:
Aan den Koning:
4 ellen roode sergie,
1 zwarten hoed,
1 Soratsen deken,
1 ps. roode Moeri,
Aan den Goegoegoe :
^ parkallen , *
Aan den Kapitein-Laut.
1 ps. parkal.
Na een weinig zittens en verwisseling van redenen over en
^eder, stond den Koning en den Gouverneur op en gingen de
■
Bi€uwe gemaakte kerk en het woonhuis bezien, dat wel maar
van hout en bamboes was , maar vrij netter en zindelijker dan
op de Manado; waar in de Gouverneur een groot genoegen
schepte en den Koning ook zeer aangenaam was. Pas in het
huis van den Koning wedergekeerd, kwamen er a%ezondenen
' Ook dit is een stof, die uit Goromandel werd aangevoerd, Val. V,
St. 1 bl. 14.
130 JOURHAAL VAN PADTBRUGGE's RBtS
van den vader Caroli Torcotti, die met een gilalo aan boord
van het Swaantje geweest hebbende, en den Gronverneur niet
vindende , adn den mond van deze rivier was gekomen om aldaar
den Gonvemenr in te wachten. N^ genomen afscheid van den
Koning voer den Gonvemenr de stroom af en vond aldaar den
Pater , die hem zeer beleefdelijk op het strand kwam begroeten.
Den Gonvemenr betoonde leedwezen van dat den vader zoo ver-
geefsch was aan boord geweest, verzoekende het te willen her-
vatten , hetwelk ook bereidwillig aanvaarde ; en alzoo onze schuit
nog een goed stuk van de wal was en des Paters gilalo vaardig,
stapten daarin gezamenlijk en voeren naar boord van de Swaan.
Den Gouverneur was verhaalt, hoe den Priester misno^d
was geweest, dat aan boord komende en de zijne klakkebussende,
aldaar niet weder geschoten was. Zoo haast dan overgekomen en
in het schip verwelkomt was, deed den (Jouveraeur dusdanige
ontschuldiging : dat zijn rijk van deze wereld niet zijnde daarom
ook nalieten n^et ijdele eer zijn Eerw. te begroeten, anderzins
zoude hem hebben verwelkomt met het lossen van het kanon;
hetwelk den goeden vader zeide niet noodig te zijn , maar echter
met zulk een gelaat, dat men wel zien konde, dat schoon het
geschied ware, hem niet onaangenaam zoude zijn geweest.
Hij leverde een braaf ' geschenk over, bestaande in twee stuks
vette varkens, partij vrachten en sagoeëer; was zeer beleeft!
en een zeer nette latinist, hebbende naar zijn zeggen ettelijke
jaren daaraf professie in Italië gedaan; zijnde niet van AHiaan-
deren * gelijk in het rapport van Dominé Montanus aangehaald
staat, maar van Milaan, oud naar zijn zeggen 40 jaren, braaf
van opzigt ^ , lustig van Wezen en schrander van oordeel en
in het drinken manierlijk, hupsch en stijf onder zeil, zoodat
het den halven nacht wel gaande hield onder verscheidene redenen ,
allen gerigt naar het belang hunner zaken, daar op ieder maal
weder afgeholpen werd. Hij had vijf of zes Siauwsche dienaars,
die zeer onhebbelijk, de Pater voort en van boord wilden,
(hebben) , latende genoegzaam blijken dat zij hem tot spions
waren mede gegeven, en zoude men hier uit kunnen oordeelen,
dat zij hem niet veel betrouwden. Den Gouverneur was genood-
* Mooi.
* MOOI.
3 Valentgn heeft deze onjuiste opgaaf van Montanus overgenomen. D.
bl. 59 en 398.
'Schoon van gezigt, met een goed uiterlijk.
I
NAAR NOORD CSL£BBS SN DB NOORDERBILA.NDBN. 131
zaakt faun hier over te berispen, dat zij met zoo weinig ont-
zag den Pater dus bejegende als of bij onder hnn stond; wilden
zij gaan, zij konden, niemand belette hen, daarop zij ook
van boord naar land voeren , latende den Pater alleen aan boord ;
schijnende zeer gebelgd dat ze den Pater gedurig een vreerade
taal • met den Gouverneur hoorden spreken. De Pater bleef
dan den gauschen nacht aan boord; verscliijnende mede een
corra-corra van de Manado, waarmede ook onze burgerkoopman
Pieter Tidesz. kwam.
Vrijdag 10 Sepiemher, 's Morgens lieten wij den Pater
Torcotti met onze schuit aan land zetten , zijnde zijn volk zoo
beleefd niet, dat zij hem kwamen afhalen; hij werd weder
beschonken met wat tek ^ hebbende geen Spaansche wijn na
zijn zeggen , en dat bij gebreke van dien , geen mis langer had
kunnen doen. Wij gaven hem ook wat zout , olij , een kustdeken
en eenige kleinigheden meer , zoodat zijn varkens ruim voldaan
werden. Een wijl na zijn vertrek kwam er een Kapitein van
Koning Binankal aan boord (om) het schip te bezien, en een
weinig daaraan Koning Binankal zelve, met Mien de Gouver-
neur overleidde, hoe men op het allervoeglijkst nog mogt die
Tan Boelang-Itan bewegen, zich van daar met der woon in
Dauw te vervoegen, schoon het ook maar voor een korten tijd
zoude zijn, en tot den Pater van zelve mogt komen te vertrek-
ken; hij geliefde hun dit wat ernstig voor te houden en het
gevaar daar zij bij overkomst van Tematanen in staken, die
verlof hebbende, nietfi zouden ontzien. Het was ook best voor
de gemeene rust, om dat hier alom alles of Comps. vrienden
en bondgenooten of onderdanen waren, en kou onmogelijk dat
weinige volk , daar de Siauwers op hoop van meerder voordeel ,
eenelijk de klauwen inhielden niet tusschenbeiden en als een
hinderpaal blijven, niemand kon er meer eer en voordeel van
hebben als hij Binankal zelve. Hij begreep het en beloofde
zijn ijver en bewerking op nieuw, schijnende nu ook goede
hoop daartoe, te hebben; immers die van Laga, het kleine ge-
huchtje tusschen beiden , waren genegen in Dauw met der woon
te komen. De Koning onder andere discoursen toonde nog al
1 Hieruit en uit het voorgaande blijkt, dat het onderhoud tusschen
Padtbrugge en den Pater in het Latijn gevoerd werd.
* Vimo seeeoy dat is wijn, die niet van versche maar van ligt gedroogde
druiven bereid wordt, zooals in Spanje, Madeira en andere Zuidelijke
landen veel geschiedt.
1S2 JOURNAAL VAN PADTBBUGGE's REIS
bekommernis vau dat veeiligt eeuige zaken den Grodsdienst
rakende, zoo heel makkelijk niet zoude kunnen begrijpen, zijnde
al te zeer bejaard. Waarom den Gouverneur den Predikant nog-
maals aanmaande hem wat te gemoet te willen komen , van vrees »
dat door de nabijheid vau den Roomschen Priester, zoo eea
gewenschte zaak aan het leuteren of ook wd aan het gijpen
raakte, dat de £. Comp^. alwederom nieuwe moeite zoude ver-
oorzaken. Gelijk zijn Eerw. den Koning dan wederom vertrooste
en goeden moed gaf, die daarop voortvoer en den Gouverneur
tot gevader verzocht , hetwelk den Gouverneur hoewel daaraf al
zijn leven zeer afkeerig was en nooit had willen wezen, echter
nu ten dienste der E. Comp^. dit aannam en beloofde , waarmede
den Koning wel vernoegt met de gewoonlijke betoonde beleefd-
heid van drie kanonschoten weder naar land vertrok. Na de
middag verscheen er al weder een oorra-corra van de Manado,
daar den Manadosche Goegoegoe in was, hij was den Koning
van Amoera ' onderwegen tegen gekomen, die. almede naar de
vergaderplaats Manado in het gezelschap van Jeronimo d^Arras
vertrok en had vijf stuks corra-oorra's bij zich. Deze Manado-
sche corra-corra, verzocht des Gouverneurs voorspraak omtrent
den Koning Binankal om alhier met deszelüs verlof sagoe te
poekelen of te kloppen ^ , waaraan alzoo er niet getwijfeld werd
of zoude het toestaan, liet hun zelfs dit uit des Gouverneurs
naam, den Koning Binankal eenelijk aankondigen.
Zaturdag 11 September, Verscheen den Kaudipauschen Koning
Binankal weder aan boord, zeide de Manadosche corra-corra
niet alleen de goemoet' ^ boomen, daar gemeenlijk de sagoe
uitgehaald werd, maar zelfs de sagoeëerboomen te poekelen,
toegestaan te hebben, dat veel smakelijker is. Hij bragt aan den
Gouverneur een wedergeschenk van twee vette varkens en de
1 Uit het vervolg van dit journaal blijkt, dat deze vorst Loloda heette.
Dit is dus dezelfde die Valentijn 1 bl. 70 Koning van Boelang of Manado
noemt. Vroeger woonde deze vorst te Amoerang, maar in 1660 door den
Gouverneur der Molukken Cos van daar verdreven,» had hij zich te Boe-
lang (Bolaang-Mongondouw) neergezet Val. I 62, 68. Van Dijk, Neerl,
vroegste betrekkingen mei Borneo ^ bl. 268.
' Verbastering van poekol^ kloppen of slaan.
' Padtbrugge moet hier zijn zegsman verkeerd begrepen hebben , -want
het goemoeti-touw en de sagoweer zijn beide producten van den areng-
palm, die Valentijn III bl. 181 dan ook Saguweer* of Goemoetoboom noemt,
en die tevens eene slechte soort van sago oplevert, terw^I de echte
sagopalm den inlander behaUve de beste sago vele nuttige zaken verschaft
maar geen touw of sterken drank.
XAAB KOORD-CSLEBE8 EN DE I^OORDERSILANDENr. ISS
Goegoegoe en Kapitein- Laut ieder een, benevens eenige vruchten;
en alzoo zij klaagden noch kruid noch lood te hebben en (dit)
ook genoegzaam bleek , werd den Koning 50 fg ontlaten kruid ,
500 kogels en twee musketten vereerd. De Gouverneur nam
dcü Koning al weder in het bijzonder voor, om het werk van
Boelang-Itan , en recommandeerde hem mede zijn gravamina op
te stellen, om daar af behoorlijken eisch van vergoeding te
mogen doen. Z. H. werd mede gewaarschuwd dat de Boelang-
Ituiders de voorledene nacht, voqr zijn stroom, eenige gewa-
pende op de wagt had gehad , hetwelk zeer kwalijk nam , doch
beloofde den Gouverneur daarin te vooAien. Gelijk ook geschiedde
zoo als even was vertrokken, aan eenige van dës Paters volk,
die aan boord kwamen met aantniginge * dat de Boelang-Itan-
ders, dit in het toekomende hadden na te latra of af te wachten
he^n er op mogte volgen.
Zondag 12 September, Vervo^de zich de Gouverneur, Pre-
dikant en verdere oiBcieren meer, van boord naar land en het
dorp Dauw, alwaar de inwoonders bij den anderen vei^derd
waren en de ruigte rondom de kerk en het kerkhuis wegbrandden ;
na alles een weinig opgeschikt was traden gezamelijk in de kerk
om in Godes naam een goed begin onder deze lieden van onze
waardige Godsdienst te maken.
Baar was een groote menigte en de kerk bijna vol , wezende
daaronder noch vrouwen noch meisjes, zoodat de kerk te klein
zal zijn voor zoo een groote gemeente; die den Koning ook
aannam te zullen vergrooten, ook zoo zouden de vrouwen en
dochters tem naasten mede in de kerk komen.
Het kwam zeer kwalijk dat den Predikant zoo heesch en schor
'^ stem was, zoo dat pas kon worden verstaan, en is te
vrezen dat het niet ligt zal overgaan, alzoo het nu al ettelijke
maanden aan den anderen heeft geduurd ; dat beklaaglijk zoude
zij^ en de kerk niet wel komen. De menigte zat met tamelijke
aandacht en leidden gedurende den godsdienst alle hunne hoofd-
banden neder; na den zegen werd hun gezegd, dat wij deze
intree met hun in onze godsdienst, ten meesten inzigt heden
zclfc, op den rustdag des Heeren te liever hadden willen doen,
opdat de wijze daaraf hun mo^ bekend worden ; doch om hun
<le vruchten daaraf te doen smaken , zoude de Eerw. Predikïyit
zdve en een meester aan land komen, om de oude aan te tee-
' Betuiging.
134 JOU&NAAL VAN PADTBKUOOe's RBIS
kenen, die te onderrigten, en kinderen die in de school waren
te onderwijzen , daar zij dan ook hunner ijver en aandacht wilden
toebrengen.
In 's Konings huis na het plegen van de godsdienst gegaan
zijnde , stelde Z. H. den Gouverneur , eer naar boord voer , ter
hand een brief van den Castiliaanschen Kapitein Andreas Serra-
nos ^ , aan hem Koning geschreven , wegens zijn dochter , waaruit
blijkt hoe den Kapitein-Generaal * dit gedoente van den Siauwschen
Koning niet goed keurt ; de brief vertolkt zijnde 'luid dusdanig. '
Maandag 13 September, Yiel er niet veel voor, eenelijk werd
er nog al stilletjes op de Boelang-Itanders gearbeid, opdat ze
den Pater van 'zelve mogten verlaten. Den bui^r koopman Pieter
Tidesz. maakt mede bekend hoe dat in Boelang-Itan zeker zijne
gevlugte slavin was , die den Pater had uitgetrouwd aan den Kapi-
tein-Laut ; ook was er een slaaf van hem bij den Koning Binankal.
Des achtermiddags kwam er een Goron taaider en een ge
vlugte van Tomini aan boord, zeide dat den Koning vanLim-
botto naar zeker zijn dorp Cattingale * met eenig magt was
vertrokken , de eene zeide omdat het dorp dat wederstrevig was
geworden, te dwingen, de andere weder om tegen den Koning
van Boelang te oorlogen.
Dingsdag 14 September, Niets van belang voorgevallen dan
een brief van den Pater ontvangen, daarin klaagt dat hem de
Boelang-Itanders wilden verlaten ; verzoekende den Gouverneur ge-
liefde dit te beletten en wachten • tot in Siauw kwam , alwaar den
Kapitein kon laten zien een brief van de Makassaarsche regering,
waarbij hij den Koning heel Kaudipan opdraagt. Het antwoord
* • Hij was de bevelhebber van het Spaansche fort op Siauw. Val. I bL
59 en Padtbrugge noemen dit fort St. Rossa zich door de harde uitspraak
der Spaansche s in rosa, eota , ten onregte latende verleiden dit woord
met twee i te spellen.
^ van Manilla.
' Zie dezen brief, die waarschvjnlijk in het Maleisch of Siauwsch ge-
schreven was, en nu bijna drie jaar oud was Bif/age III.
^ Hierachter onder de aan Gorontalo behoorende landen heet het Cat-
tingole. Het is waarschijnlijk Attingola, een rijkje in het gebergte tus-
schen Kaudipan en Gorontalo. Valentijn noemt het ook Dommogoe en
Boelangas, ook berigt hij dat de bevolking het Christendom beleed, (D.
I. bl. 72 en 422). In het laatst der vorige eeuw ging zij echter tot den
Islam over en verhuisde tevens naar de op de Noordkust bewesten Kau-
dipan gelegen rivier van Andagile. Zie 'van Doren, Hermn., D. l bl. 301
en II bl. 325. De Qtobe 1860 D. I bl. 87. In 1857 werd nog een acte van
bevestiging aan den vorst van Attingola uitgereikt.
NAAR N00BDCEIJ:BE8 ^ DE KOOBDEUEII.ANDEN. 185
was kort: dat het wel wezen kon dat de brieven verdagtoftot
nadeel van den overwinnaar geschreven waren, doch het waren
geen zaken die den godsdienst raakten, waar zich den Pater
eenelijk mede geliefde te bemoeijen enz.
Den Gouverneur liet de Manadosche corra-corra klaar maken ,
ascK) om weder naar derwaarts als met den Gk>uvemeur op en
Bobading te vertrekken , van waar voornemens was te land
Limbotto en Gorontalo te stappen; ook werd den Koning
Kandipan verzocht door zijn volk eenige palissaden te laten
kappen , om wat in voorraad te hebben , tegen dat wij op Siauw
k^v^men.
Woensdag 15 September, Kwamen weder eenige Gorontaalders
bi] den Grouvemeor aan boord, zeiden eenlijk afgezonden te
zijn om naar des Gouverneurs komst te vernemen, terwijl den
gestelden tijd in den brief van Maleije naar derwaarts gezonden
al Toorbij was; zij waren den tolk wel ontmoet, maar terwijl
zoo nabij waren,- hadden zij niet na kunnen laten den Gou-
vemeor zelve te komen zien en spreken. Zij berigtten den Gou-
verneur ook ietwat van den togt van Cattingale, maar wederom
heel anders als de voorgaande, zeggende dat den Goroutaalsche
jongen Koning van daar een huisvrouw voor hem was wezen
Ben Koning Binankal kwam aan boord en scheen in al zijn doen
^ zeggen door de Boelang-Itanders heel omgezet; want
▼eizocht zijn ^ravamina op te willen stellen, daar te voren
zoo veel en breed van gesproken had, zeide nu, dat zij dat
onder malkanderen wel verefienen zouden en dat daar niet veel
omgaf. Dit kwam den Gouverneur zoo vreemd voor dat ge-
noodzaakt werd hem in den minne te zeggen , dat dit geen stijl
van doen was, dat men niet laauw maar warm of koud moest
vezen, noch zich aan het zwetsen van den Pater Torcotti ver-
gapen; hij had te volvaardig begonnen, te geduldig uitgehouden
en te veel smaad en hoon geleden om het dus klakkeloos te
^ten varen nu hij van alle zorgen bevrijd was. De gissing was
«at hem de Pater met waarschijnlijke redenen had afgeschrikt ;
schoon genomen de Tematanen overwonnen of overwinnaars
verden, het was voor hem om het even, en diende Boelang-
Itan tot den uitslag toe zoodanig te blijven als het tegenwoor-
nig was; want de Temataander meester wordende, konden zij
geen kwaad maar als dan eerst goed doen aan hunne vrienden
en buren de Boelang-Itanders , met die te ontvangen ; liep het
136 JOURXAAL VAN PADTBBUOOE's B£IS
nu de Ternatanen tegen , zoo hielden zij weder een toevlacht tot
de Boelang-Itander en zouden omtrent de Siauwers te min
strafbaar zijn enz.
Den Gouverneur ziende den Koning Binankal even koel blij-
ven, zeide het werk dan ^zelve en alleen af te zuU^i haspelen^
gelastte aanstonds het anker te ligten en met de heldere zee-
wind die er woei, digt voor de rivier van Boelang-Itap het te
zetten. Den Koning dit ziende, verzocht zijn afscheid, dat hem
4en Gouverneur plat afsloeg, zeggende, zoo hi) zijn regt niet
zocht te vervolgen , dan ten minste toonen moest een vriend van
de E. Comp. te zijn en blijven. Wij liepen digt aan de rivier
tot op drie vademen alwaar het zetten en zagen den Pater aan
boord komen , als wanneer den Koning weder zijn afscheid ver-
zocht, maar minnelijk opgehouden werd tot den Pater overge-
komen was, zonder dat van denzelven veel werks scheen te
maken. Toen werd den Koning zijn keur gelaten , die dan ook
zocht te vertrekken, wordende met alle mog^jke eer door den
Gouverneur aan den valreep gebragt en met de gewoonlijke
schooten bevaarweld. Zoo dat den Pater die dit innerlijk smarten
en spijten moest, echter met een vrolijk aaugezigt het verber-
gende, zeide , dat onze wijze van doen zeer prees , die de Koningen
onze vrienden zoo minlijk en vriendelijk bejegende en behan-
delde, daar de gemoederen noodzakelijk medjB moesten innemen
en winnen. De Castilianen integendeel (hetgeen tot zijn leedwe-
zen bekennen moest) verbrodde alles met hun gix)otsch- en op-
geblazenheid en maakten zich hatelijk; — dit werd als een
ronde waarheid ook niet geloochend.
Onderwijl was deze Pater niet vergeefsch , maar op de tijding
dat wij weder naar Boelang-Itan kwamen aanzeilen, aan boord
gekomen, die de reden die wij van ons aannaderen gegeven
zouden hebben , zelfs gaf, dat namelijk zoo na aan deze Zoete
rivier kwamen, om des te gemakkelijker ons water te mogen
halen. Hij trachtte allezins in betwisting te komen over Boelang-
Ttan , ja geheel Kaudipan en liet regt van den Siauwschen Koning
daartoe, maar werd op ieder maal gestut en op gemeenzame
redenen gebragt; onder dewelke hij niet naliet zijn misnoegen
omtrent de Castiliaanen te toonen , verhalende wat al moeijelijk-
heid en verdriet in Europa had gehad, al eer hij naar Indie
kon geraken , zijnde met hun vieren vreemdelingen , (alle Jezuiten,)
te gelijk gekomen, als een Nederlander, een Hoogduitscher , hij,
en nog een Italiaan, zijn landsman, die nog in de Manilha
NAAK NOOED-CII.EBES BN DE ^OORDEXtEHANDEN 187
was; zijnde de Nederlander en Duitscher naar de eilanden Do8
Ladrones, daar liij hem <Kich) omtrent wat verpraatte en niet
dnister te vermoeden was, dat zij aldaar eenige plantagieh van
nagelen hebben '. Alle de aanzienlijke Geestelijke bedieningen
bleven onder de Castilianen , zonder op de verdiensten , op waar-
digheid van de personen te letten; daar waren in de Manilhas
twee Nederlandsche en een Hoogdoitache Padres, mannen van
nitstdcende geleerdheid, verwonderlijke gaven en onberispelijk
leven en de oudsten wel in de Manilha, die echter nooit iets
bijzoDders hadden knnnen erlangen, dat in het algemeen een
groote afkeer^ van de Castilianen gaf ene. Dat hier wat aan zij
ifi wel te gelooven , maar ook dat den Pater deze reden dusdanig
voerde en ophaalde, om te meer geloofs te vinden. Nadat den
Pater met ons wat gegeten had , vertrok weder naar land , wor-
dende met spek , wat Lissabonsche olij , nagelen en andere kleine
behoeftigheden meer voorzien; na zijn vertrek zagen wij een
vaartuig uit de West komen, zonder te weten, wat voor een
het wezen mogt.
Bonder dag 16 September, 's Morgens werd ons berigt, dat
het vaartuig van gisteren een visscher zoude geweest zijn; wij
zagen er heden weder twee uit zee komen, het eene uit de
N.W., het andere van het Noorden, naar welke laatste onze
gewapende schuit heen zonden , *doch bevonden het mede visschers
te wezen. Ziende geen kans om de Boelang-Itanders te kunnen
aflokken , die niet ongenegen , maar magtig onder dwang van den
Pater waren, zond den Gouverneur onzen Tolk Hendrik
Cois > heen , met een schriftelijke aankondiging aan de Koningin
^ Intji Mannes haar gemaal, met bijzondere last, om de Ko-
oingim en Intji Mannes afzonderlijk te spreken en niet in het
hijwezen van den Pater, en ware het mogelijk de Boelang-Itan-
' De zorg voor het kostbare specerijmonopolie der Compagnie deed
Padtbrugge hier een hersenschimmige vrees koesteren , daar de Ladronen
^^ Mariannen nooit kruidnagels hebben opgeleverd. Het was echter geen
wonder, dat de toenmalige Nederlanders weinig van dien archipel wisten.
Valent Dia, bl. 47, verwant dien telfs met de Philippinen — daar de Je-
suieten zich eerst in 1667 of 1668 op de Ladronen vestigden, die na
^«le bloedige krijgstogten , waardoor de eilanden genoegzaam ontvolkt
w^den, eerst tegen het einde der 17de eeuw geheel aan Spanje onder-
worpen waren.
' Blijkens het vervolg was deze Tolk, misschien wel «en inboorling
^ Sangi-Eilanden , reeds door de Spanjaarden tot het Christendom be-
Iteerd. Toen de Gouverneur der Molukken Simon Cors of Oos een twintig
jttr te voren een deel van dien archipel benovens de Minahassa over-
188 JOUBNAAL VAN PADTBBUOGE's &EI8
ders nog met minzame redenen te bewegen, van zelve hunne
toevingt tot de E. Comp. te nemen of naar Dauw op te kramen,
en d^ Pater alleen te laten, als wanneer van zelve wel zoude
trachten te vertrekken ; beloovende den Gouverneur aan voorschr.
onzen Tolk eene vereering van vijftig rijksd. zoo bijaldien het
op deze wijze bewerken konde.
Tegen den avond kwam den Tolk weder met bescheid, hoe
tot Boelang-Itan gekomen, regelregt den berg op en bij de
Koningin was geweest , doch dat hem ook straks den Pater To^
cotti op de hielen was gevolgd aan den welken hij verzocht ■ had
dat niet aan Zijn Eerw. maar aan de Koningin en In^i Mannes
was gezonden, om iets in het bijzonder hun stand en staat
rakende, te spreken; zijn Eerw. geliefde hem dan ook die vrij-
heid te gunnen en hun alleen toelaten. De Pater viel hierop
uit: zij waren niet bevoegd met hem noch niemand alleen te
spreken en niets van belang te doen of hooren, buiten zijn
kennis en tegenwoordigheid ; zulks was hun van den Koning van
Siauw wel duidelijk en op ongenade en straf gelast ; hetwelk hun
bij wederstrevigheid of ongehoorzaamheid ook zekerlijk stond te
genaken; zeer hevig en ontsteld voortvarende, zoodat noch de
Koningin noch Intji Mannes, noch iemand anders het hart had
te kikken noch mikken, zoodat den Tolk niet anders konde doen
dan den eisch over te leveren;* op de welke eenelijk geantwoord
werd, dat Intji Mannes, uit vrees niet aan boord maar op
strand beloofde te komen, om daar met den Gbuvemeur te
spreken. Van Binankals slaven waren er twee gestorven, een
meid van Pieter Tidesz. , met den Kapitein-Laut getrouwd , te
zoek; van de zes vermoorden van Taywili waren er maar twee
die hij vermoord had, zijnde door die van Bwool de anderen
om hals gebragt.
Vrijdag 17 September. Kwam er tegen den middag een prauwtje
van land en Boelang-Itan, aan den Gouverneur bekend makende ,
hoe Intji Mannes met eenige van zijn volk op strand was en den
haalde, de Spaansche heerschappij met de Nederlandsche te verwisselen,
schijnt deze tolk daariii reeds een rol gespeeld te hebben en heeft toen
Mraarsch\jnlgk bij zyn overgang tot de Gereformeerde kerk den familie-
naam van dien Gouvernear verkregen.
Zijn vorige naam was Henrico Parera, in het Journaal van Padtbrugge,
gehouden op zyne reis naar deze eilanden in 1678—1679, komen nadere
bijzonderheden over deze Tolk en zijn aandeel in het overgaan van
Manado aan de onze, voor. L.
^ Beleefdeiyk te kennen gaf»
SA.A13L NOOED-CELEBiea EN DE XOORDEEEn.ANDEN 139
Goö7emeiir verwachte. Den Tolk Werd derwaarts gezonden om hem
frijgeldde naar en van boord toetezeggen en te verzekeren, mits
alleen kwam en niet met den Pater verzeld ; gelijk hij ook aan
den Pater op het allerbelee&t had bekend te maken en te ver-
zoekm van eenlijk een wijl aan land te willen blijven , tot tijd
en wijle den Gonvemenr met Intji Mannes had gesproken enz.
Den Tolk kwam terug met zoete woorden van den Pater : hij
wist wel dat Intji Mannes schuldig was en zulks buiten hem te
zijn ' , was ook ongaarne met hun herwaarts en op strand ge-
komen, maar zij hadden hem er toegedwongen, ja, genoegzaam
met geweld medegesleept , en zag wel dat ze niet zonder hem
aan boord zoude komen , zulks geliefde hem den Gouverneur in
dezen te ontschuldigen enz.
Doch op gisteren den Tolk bij de Koningin zijnde en oude
kennis aan haar hebbende, had den Tolk een betel verzocht,
iietwelk zij hem toereikte, zijn hand met eenen drukkende; een
teeken onder hun gebruikelijk, wanneer de boodschap waarmede
men komt aangenaam is. Evenzoo had Intji Mannes nu twee
of drie malen omtrent den Tolk gedaan , waaruit bleek dat zulks
zijn huisvrouw al gezegt had en hij daarmede ook wel te vreden
was; doch door het groot ontzag van Pater Torcotti niet durfde
te laten blijken. Het zij hoe het wil, onzen tijd vast dus vruch-
teloos voorbijschietende, en wel ziende dat het door bedekte
wegen of zachte middelen zoo haast niet te doen zoude zijn,
zondt den Gouverneur den Tolk weder naar land , met aankon-
diging dat terwijl geen voldoening noch vergoeding konden
bekomen van den hoon, smaad, smart en schade, de £.
Comp^. en onze bondgenooten aangedaan, dat wij zulks d^u
genoodzaakt zouden (die) zijn te zoeken op zoo een wijze als wij
best konden , gevende hun heden nog tijd van beraad, protesterende
^t eenen t^n den Pater Torcotti van onschuldig te willen
zijn van alle onheilen en bloedstorting , die er uit mogten te zijner
tijd komen te ontstaan, mits belettende dat ons werd gedaan
billijke vergoeding en vergelding van het ongelijk en geweld
^ ons en de onze geschied.
Zalurdag 18 September, ^s Morgens omtrent twee uren stak
de Gouverneur met schuit en boot van boord met dertig man;
zijnde de oppassers en officieren alleen gewapend met schiet-
gweer, en de matrozen elk met een houwer, granaten en vuur-
potten; het was laag water en maneschijn.
* Hetgeen echter de Pater niet helpen kon.
140 J0IT117CAA1. TAK PADTBftlTOGE 9 RC»
Wij waren wat buiten de * wal naar de Zoute nTier claar
aan land gestapt; gidsen van de vaartuigen en nog twintig
Manaders, in alle stilte medegenomen, om boven Dbuw hnn
en ons den weg naar Roelang-Itan te wijzen, om het vooischr.
dorp met den dag te mogen verrassen ; zijnde deze weg wel bij
de drie uren om en van welke kant ons te minder verwachten
zouden. Het was omtrent vier uren toen aan Dauw kwamen^
van waar den Qouvemeur achter het dorp om, den ^hipper
van der Wal met al het volk zondt, blijvende zelve met de
Burgers Pieter Tidesz. en Jaoobus , nog een uur buit^i het dorp
zitten aleer daarin gingen , hetwelk ook zoo stil in zijn werk
ging dat al in ons woonhuis waren eer het iemand gewaar werd.
Om • echter niet al te grooten wantrouw omtrent Binankal
te laten blijken, en gissende dat ons volk al ter halver wege
Boelang-Itan zoude zijn, liet den Gouverneur zijne komst in
het dorp bekend maken, met' verzoek of bij hem geliefde te
komen, gelijk ook deed.
De Ëerw. Ds. Caheyng had den Gouremeur verhaald, hoe
den Koning Binankal van voornemens mede was geweest Intji
Mannes dezen nacht te verrassen en in handen van den Gou-
verneur te leveren; maar den Koning verhaalde het anders, en
dat om^ de gemeene rust van Kaudipan, in der s^lte naar
Boelang-Itan had gezonden om Intji Mannes in der minne aan
te manen zich wederom met de E. Comp®. te verzoenen, gelijk
hij > dan ook tot dien einde zijn broeder had gezonden, ver-
gezelschapt met den broeder van de Koningin, die mede na
erlangde vrijgeleide verscheen, doende verzekering van hunne
goede genegenheid en wil tot de £. Comp®. en dat zij daartoe
afzonderlijk waren afgezonden, maar dat hun den vader Torootti
in den weg was, die hun allen met den dood dreigde en dat
het koppen kosten zoude, zoo wanneer deze bui maar over was;
ook zoo waren zij bezorgd dat den Pater en de zijne hun dorp
zouden in den brand steken. Hun werd verzekerd dat de Hol-
landers en derzelver bondgenooten mede koppen konden afslaan,
en gevraagd of zij voor dezelve ook niet beducht en bevreesd
waren dat zij hun dorp ook mogten in den brand steken?
waarop zij zwegen; doch verzekerde hun den Gouverneur dat
hun geen het minste leed zoude geschieden.
Wij hadden er al een hoop Nederlanders heengeschikt , die
' Namelgk Intji Mannes.
XAAE NOOBD-OELEBSS EN Dfi KOOKOEEBtT.ANDEN. 141
eenelijk het huis van Intji Mannes zoude bezetten en den Pater
daar van daan honden , ter tijd en wijle nader last van den
Gouverneur bekwamen ; het zij dat zelve daar verschijnen wilde^
of Intji Mannes en de Koningin tot zich brengen laten. Zij
konden nu onderwijlen heengaan en in naam van den Gouver-
neur de Koningin en Intji Mannes verzekeren dat hun geen
leed stond te geschieden; ook om te beletten dat er geen mis-
verstand tusschen ons uitgezonden troep en de dorpelingen ont-
stond. 2Uj namen dan hierop hun a&cheid en stapten heenen;
een wijl daaraan verzocht den Koning Binankal ook te gaan^
om zijn volk in de wapenen te helpen, dat zoo haastig niet
geschieden konde of den dag brak door eer wij aan den gang
geraakten, zijnde deze weg niet zoo gemakkelijk , noch door hoog
gras of liesvelden, gelijk ons was aangeduid, maar doorgaans
met hooge en steile bergen en modderige glibberige dalen zeer
moeijelijk. Omtrent acht uren kwamen wij aan het dorp Laga,
welkers inwoonders opgekraamd en naar Dauw zich vertrokken
hadden; eenige vrouwen hielden alhier eenlijk over hun vee de
wacht. De oppasser die den Gouverneur bij zich gehouden had
werd naar de onze en Boelang-Itan gezonden , met last de Ko-
ningin en Intji Mannes naar herwaarts te brengen, gelijk na
niim twee uren wachtens Intji Mannes verscheen; zijnde ook
onderwijlen op de gerugten van dat den Gouverneur naar Boe-
lang-Itan vertrokken was, alle de Manadosche boeren op de
been geraakt , die hun corra-corra verlatende , herwaarts aan , den
Gouverneur met hunne wapenen volgde en alhier mede ver-
schenen.
Intji Mannes kwam zich voor den Gouverneur verootmoedigen
en verklaarde ronduit, geen andere dan 'sComps. bescherming
te begeren en dat hier in geweldelijk tot nu toe door den Pater Tor-
cotti was verhinderd. Bekende gaarne zijne misdaad , zoo omtrent
'sCorap. vlag fvis het vermoorden van de tweeTaywilezen; doch
was ter order en op het bevel van den Siauwschen Koning ge-
•chied, hetwelk hij vertrouwde de misdaad verschoonlijker te
waken; hij was bereid met volle getrouwheid zulks omtrent de
E. Comp. wederom te verschulden. Hij werd in genade aange-
Bomen , blijvende de Sala of vergoeding van de twee vermoorde
Taywilezen ter bescheidenheid van voorschr. Koning. Den Tolk
H^drick was gansch a%emat van dezen togt en trachte alhier
bet werk af te haspelen om niet genoodzaakt te zijn weder naar
Boekng-Itan te moeten keeren; maar Koning Binankal dreef
142 JOUAVAAI. Y^m PASTBBtlOOE'a KEIS
dat den eed en belofte van Intji Mannes niet gelden konde
omdat hij schoon met de Koningin gehnwd maar een gemeei
persoon was, maar dat zulks door de Koningin stelve of tei
minste in hare tegenwoordigheid door haar broeder moest ge-
schieden , ala zijnde zij wettige vrouw van Boelang-ltan , aai
wieu of hare erven alleen de magt van oorl<^, vrede en ver-
bonden aan te gaan , stond. Onze Luitenant kwam met viet
inan mede van Boelaiig-Itan terug, met bescheid van deo
Schipper van der Wal, dat zich de Koningin ontschuldigde
op haar ouderdom en zwakheid, van in eigen persoon niet
wel te kunnen komen ; hetwelk te gelooven zijnde sloeg den
Gïouvenieur weder op weg , om verders tot Boelang-Itan
toe en bij de Koningin te gaan. De Luitenant verhaalde
onder wege aan den Gonvemeur, hoe zij achter het dorp
omtrekkende een' verkeerden weg waren ingeslagen, zoodat zij
wel een mijl weegs verdwaald waren geweest, komende eernt oa
het opgaan der zon aan den be^ en het dorp, dat ia alano
geraakte, zijnde door een jongetje gewaar geworden. Kij waren
echter tegen de steilte opgeklonterd en kregen den top, als
wanneer Intji Mannes, den Schipper al bevende en uitermaten
verschrikt, zijn bloote houwer en kris overgaf, die genoeg te
doen had om den man weder tot bedaren te brengen , met ver-
zekering dat hem geen leed geschieden zonde; schijneode hij
Intji Mannes andeis een wakker en vlugge kerel te wezen.
Het huis werd onderwijlen bezet en wachten uitgesteld, die
den Pater met alle' beleefdheid terug hielden; die immers eoo
zeer ontsteld was als Intji Mannes, en zeer hevig en verstoord
in de Siauwsche taal de Koningin hare ontrouw eu valschheid
verweet; na hetwelke zoo was Intji Mannes met den Tolk naar
den Gouverneur gegaan, zoo als gezegd is.
In Boelang-Itan en ten huize van de Konin^iï gekomen,
maakte het den Glouvemenr kort. Vertoonende Jioe op de ver-
zekering van hare afge^ondenen naar T)auw (nemende dit tot
voordeel) dat ze geheel van zin en volkomen voornemens (was)
zich met hare landen en volkeren onder 's Comp*. bescherming
te b^ven , zoo om te beter verzekerd te zijn , als wel voor-
namelijk om zich met de E. Comp". weder te verzoenen, wegens
den misslag door haar gemaal Intji Mannes (echter door last tou
den Siauwschen Koning) begaan , niet had kunnen nalalcu , om liet
belet van den Pater eens voor te komen en haar ijil. k<-'
alleen te mogen spreken en hooren , zoodanige middel tt ^
KiAR NOORD-CRLSHES EN DK NOOBD£ESILANDKN. 143
ais er reeds in het werk gesteld was , zoo dat zij nu onbeschroooftd
iuMT grond en volle meening mogt openbaren. De Koningin aot-
woordde nogmaals haar meeniug dusdanig te zijn, gelijk hare a^e-
soodene den Grouverneur in haar naam hadden aangediend : wat
bereid den Siauwer af en de E. Compe. getrouwheid te zweren, gdijk
ze aan haar broeder gelaste te doen , dien zij zelve van woonl
tot woord den eed voorzeidde , die dan in handen van den GoV'
vemeur a^ei^ werd op hunne wijze, en over een musket «
piek, pook, d^en en kogel in een schotel waters, drinkende
tot besluit, haar broeder en onze Schipper Jan van der Wal,
van het zelfde water. >
Een weinig voor des Gouverneurs verschijning alhier, tufgb-
durende den tijd dat het huis bezet was, werd de klok diior
den Pater zijn volk gedurig geluid , die de zijnen in de wapenen
had gebragt en waarbij zich een gedeelte van het dorptvoik
vo^e. De Koningin werd door den Gouverneur gewaancbuvt^
aanstonds de te zamenrotting , aan de hare te verbieden , gelijk
ook geschiedde en gehoorzaamt werd. Blijvende den Pat» m^
de zijnen alleen , den welke den Gouverneur liet bekend makeft,
boe de Boelang-Itanders , om hunne begane misdaad omtient de
Cmp. en derzelver bondgenoten, goed te maken, zich grhod
en al over hadden gegeven aan de £• Comp. en reeds ook si
den eed van getrouwheid h^den gedaan ; verzoekende den Ouur
vemeur met eenen zijn Eerw. geliefde hem bij te komta m
zolks zelfs van de Koningin en Intji Mannes te verstaan : f^
de vader Torootti ook deed, in den beginne zeer Bchaphmi
overhalende en van ligtvaardigheid beschuldigende, «Mcètf.
vende den Grouverneur voor dezelve en zich hieraan ie 9^^,
verklaarde wel te weten, dat zij zulks al lang inhetaDAsUn
gehad en daarom ons herwaarts te komen verzoekt, hseMerhg
Rendeel ook hadden geveinsd. Doch alle waren se n^tMitt
omtrent den Koning van Siauw , eenlijk de Konti^ ^ j^
aanhang ; hij had het wel voorzien en gemerkt im ihii^ii
den tolk Hendrik den betel had gegeven, yentmtkif/mifi^^
inede wel. Den Gouverneur kende hij voor j/j^ki/kf^/
^ zekerlijk dat geen andere dan bilUjke mü^ 'Hhd^M^
bad gebruikt; keurde zelve yooxJoêê^^ ié/mi i^^^ .
* Zie over het verschil tussch
•ene eedsaaegging^.iii de Ittnal
144 JOTTHNAAT. VAV PABTSRUOOK's «fflS*
tweeëB gespleten blijveu, daar het om de rust nattw waa éi4
-het aan de een of de andere' kant in het geheel bleef. Maai
-gg , (irendende zioh tot den tolk Hendiieh) raocde en doo^
Impten beef, gij eeg ik die 4e ooraaak van alle deze Terwmnoii
ftyt en heit verlies deeer stielen, znH de eeairige 'verdDdmemi
iniet ontgaan, maar eeuwig in de hri daar voor branden.
'Den 'Gouvemewr verzoeht agn Eerw. , hg geHefide wat te ha-
(daven en te griooven ési wg medeohristenm waren, die onze
taaligb^d verhoopten, en ook niet missen aonden, goede zoig
voor deae nelen te laten dmgen. H^ndrick den tolk ontzei
zich weinig over het gestreken vonnis , spottende met den Patet
-een weinig te aardig; voorheen had hij een rooden letter in
4ten almanak verdient ■ en was door verscheiden Baters van zijn
oaligheid verzekerd, dewelke hij zoo veel Christenen had toe-
^jewoegd, en ook de goede vaders aan «den koat gdiolfiea, be-
.halven dat, had hrj uit een erlangde vohnagt, «zelve zoo Tod
Christenen gedooj^ daar Manado a^etizigde, en Hm volgens
maar ^ban eigen aeggon, zalig gemaakt, het was dan onredelijk
ihrt hij verloren MNide kunnen gaan of verdoemd worden ens.
'Den Pater 'bessadigde ondertussehen , en liet die haspdi&g op het
iveMoek van den Gouverneur varen, zoo dat na een mjl nog
gezeten (te hebben, den Gfouvemeur verzocht «sijn woning en
kerk teens ^ willen den , welke hij ^isaiiig maakte dat nu te
imur of te koqp stond , alroo nu alhier niet langer wilde of koa
verbllpittci, «dch niet zeker achtende onder zoo wispdturig en
efealUg geshdit. Hij onthaalde den Gouvemeor na aijn ver-
inogen redelijk, en deed zijn Serw. ook uitgeleide tot weder over
den !berg heen, alwaar vriendelijk TAJn afscheid nam en den
ftoaTemeur bijsonderliik i)edankte voor de aangebodene gelegen-
beid 'van 'ons schip, tot eijn vertrek. Den Gouverneur «namook
aijn afccheid van de 'Koningin en Intji Mannes, en onderwegen
0ok van den Koning Binankal, alzoo wij den regten weg naar
(bet strand namen zoodat allen en allezins vemoegt scheiden. Scan-
deren daags 'smiddags versoheen den Koning Binankidaan boord,
jom zijn nader a&cheid van den Gouverneur te nemen, ^s Avonds
kwamen drie afgezondene van de Koningin van Boelang-Itan met
aen geschenk van een varken, wat vruchten -en sagoeSer, die
ieder met twee vademen lijwaat werden beschonken , en liet den
1 Bier wordt gedoeld op het oude gebiruMc, dat de heilige •dagen ni
den kalender met een roode heginletter vun de andere onderscheidde.
VAAR NOORD-CELEBES EN DB NOORDERKtl.ANDEN. 145
Gouverneur zijn weder groei, zoo aan haar als aan haar Edel
gemaal doen.
De Pater zondt ook een briefje en verzocht om Boelang-
Itansche scheppers om hem naar Siauw over te voeren , hetwelk
beleefd ontachnldigt werd, met een weder briefje, beide vertolkt
dus luidende : ' Den Gouverneur vaardigde ook twee corra-corra'a
weder naar de Manado af, als hebbende die nu niet meer vaii
noode, dit briefje ging er nevens *.
Des avonds stapte den Schipper ' in het bootje eenlijk ver-
zieo met vijf man, doch genoegzaam geweer om eenige vaar-
tuigen van zich te weren , en van mondkost voor 14 dagen , o^
langs dezen Celebessche wal tot boven Totoly en waa het mo-
gelijk Kajeli toe, de gronden en reven te diepen en bogten en
koeken te peilen , tot het voltrekken * en opmaken van een ver-
zekerde kaart langs de Noord- en Westzijde van Celebes , wezende
voor heen van Makassar gezonden naar de bogt van Kajeli en
het dorp Paloe waaraf een nette kaart had.
Zondag 19 September. Met den dag werden de geschikte twee
)laiuido9che oorra-corra's, om den Gouverneur naar Bobadin te
brengen, met een schot geseind om aan boord te komen; doch
na lang w^hten .en bemerkt wordende, het gegeven teeken niet
gezien , gehoord of verstaan was , werd er een tweede tot teeken
g^ven en met eenen gesiouwt ^ , waardoor eindelijk na lang
wenken en wuiven aan boord kwamen, in een van welke den
Gouverneur gestapt, daarmede van boord afstak en de reis ver-
voiderde, wezende naar gissing 8 uren. Omtrent den middag,
onderhaalden en schepten een des avonds van boord gestoken
boot voorbij , en liepen in een groote inbogt Tortanus genaamd ,
alwaar het volk der corra-corra hun eeten aan land gingen
kooken en wij gezamenlijk pleisterden. Onze boot kwam hier
Dtóde bij ons, na het welk en omtrent 2 uren weder voort-
' Bijlage IV bevat beide brieQes, die waarschijnlijk oorspronkelijk in
•^^ Lat^n geschreven waren.
' I>ezen brief aan Herman Smith, sergeant kommandant te Manado
^ten wij weg. Onder anderen wordt hem opgedragen den pater aller-
^^eDdelpst en minnelijkst te behandelen, opdat hij geen verdriet krijgt.
' De meergenoemde Jan van der Wal.
* Ook deze kaarten zoekt men te vergeefs in de verzameling op het
Wiksarchief.
' Sfouweu of een pfag in t^omw laifn w^iyn^ het hgschen eener opge-
, i^de vlag als noodsignaal.
146 HET JOURXAA1. VAV PADTBaUGOE's REIS
schepten eu. liepen tegen den avond de rivier Andagiele ' bin-
nen, daar een bank voor legt, daar op de zee al vrij hard
stort. In deze rivier raakte de Amoeresche Koning met negen
oorra corra^s voor vier jaren door de Gbrontaalders bezet, dien
zij te diep en hoog ingeloopen met omtrent de 1000 man de
pas afsneden, vier corra-corra^s afnamen en verscheiden dood
sloegen, ontvlugtende de verdere corra-corra's nog ter zee en
eeuig volk te land.
Maandag 20 September. Met dat de zon rees, haalden wij
het deze rivier en tegen de zware storting weder uit , doch niet
zonder ongeval, alzoo zekere Manadosche canoa, die wij alhier
hadden gevonden, eenelijk met een man en zijn toontje, en
die wij mede namen om ons de plaats te wijzen daar wij
in moesten om te l^de over naar Gorontalo te geraken (alzoo
het vaartuigje met vier man, daartoe van den Koning Binan-
kal geschikt, nog niet vernamen) in de branding omslo^, waar-
door genoodzaakt werden, de eene corra-corra tot deszelfs ^olp
alhier zoo lang te laten, terwijl wij onze reis vervorderden
voorbij de bogt van Mannan, * een hoek van Batoterre waar-
voor verscheiden eilandjes liggen, aan hetwelk de plaats eenig-
zins te verkennen is. Hier kookten ons volk weder, schoon
het vrij vroeg was, alzoo toch naar onze achtergebleven corra-
corra als gidsen moesten wachten. Omtrent den middag kwam
onze afidere corra-corra bij ons, met verhaal, hoe het omge-
slagen canootje hadden moeten achterlaten^ zijnde tegen den
wal gespoeld, hebbende de vader pas zijn zoon kunnen behou-
den en bergen, welke half verdronken nog ^indelijk mede op
strand had gekregen; doch hadden weder in tegendeel, het
vaartuigje van Kaudipan met onze vier gidsen en kwam onze
boot uit zee ook bij ons, die den ganschen nacht door stilte
hadden moeten roeijen. De Schipper verbleef hier niet lang,
maar ligte aanstonds weder zijn dreg, om terwijl het nog dag
was, deze groote inbogt naar vermogen te verkennen.
1 Hieruit zoude men opmaken, dat deze streek destijds nog onbewoond
was, hetgeen misschien eerst geschiedde, toen de vorst van Attingola
zich , zooals wij vroeger mededeelden , daar vestigde.
* Blijkens de uitvoerige beschrijving moet dit de baai van Kwandang
der tegenwoordige kaarten zyn. Ook ziet men hieruit , dat het dorp , ge-
woonlijk Kwandang, maar volgens vonRosenberg {RHt im QoromiülOy bl. 84)
Moloo geheeten , waar de Compagnie in de XVIIIde eeuw eene versterking
aanlegde , toen nog niet bestond. Ook Valenten kent Kwandang niet , maar
plaatst in deze bogt de eilandjes Middelburg en Vlissingen. D. I B, bl. 72.
NAAR NOORD CELEBF.8 EN DE NOORDEREIl.ANDEX. 147
Het was nacht eer die sainmelaars van gidsen ons bijkwamen ,
hebbende hun tijd aan het eiland doorgebragt met kokos klim-
men en eijeren in den grond te zoeken, die er met menigte
waren van zeker slag van vogels ' , die men alhier ten onregte
Teldhoeuders noemt, zijnde inderdaad strandhoenders, die gewpon
zijn diepe kuilen op het strand en in het mulle zand te graven,
daann zij hunne eijeren leggen, verhalende de inwoonders dat
ze door de hitte der zon worden uitgebroeid.
Dingsdag 21 September, Zette het met den dag dieper bog-
waarts in en nog door eenige eilanden, waarachter zich weder
een nieuwe bogt vertoonde, aan de Westzijde open naar zee, zoo
dat in den hoek zijnde en voor de opening daar wij in moesten
nitwaart in zee konden zien, alwaar twee eilandjes, naar hunne
gestalte den naam van Groot en Kleine Lessenaar gaven; pei-
lende het kleinste N. N. W. | N. en het grootste N. \ W.
van ons, waarbij den ingang tot den vasten wal te vinden is.
De kil was ruim en groot doch niet zeer diep, loopende tus-
acben laribosschen, en hoewel zeer slingerende, Qieest Z. Z. O.
heen, moetende gedurig de Oost houden, hetwelk de spruit tot
boven toe genoegzaam aanwijst, alwaar om niette dwalen, eenige
boomen dwars over de rivier gehakt leggen , Amx men een beekje
san de regterhand in moet, zijnde helder zoet water, waarmede
men aan de vasten wal is; de verheid van omlaag tot hiertoe,
i« ongeveer \\ mijlen. Hier moesten^ wij zoo lang verblijven,
tot dat al het goed van de vaartuigen genomen, deels geborgen,
deels gepakt was; vindende nog drie andere vaartuigen, van de
Goiontaalders alhier opgelegd.
Het was al over den middag eer wij aan den gang geraakten ,
stappende over eenige steiltens en door eenige morsige vlaktens
heenen die nu droog en tamelijk wel te voeteren waren ; doch
het verdrietigste was een rivier, die wij meermalen over moesten ,
>^ welker kant des achtermiddags omtrent drie uren ter halte
kwamen, vindende eenige legerhutten, die ons wel te pas
kwamen, alzoo een zwaar weder en regen ons dreigde en wij
^moet zagen. Gelijk ook omtrent een kwartier uurs daaraan,
zoo zwaren stortregen met zware donderslagen en feilen bliksem
vennengt, ontstond, dat het onder deze boschdaken nog kwaad
genoeg hadden en niet droog bleven; het duurde den ganschen
avond tot 'des nachts omtrent tien uren toe.
' De aan Noord-Gelebes eigenaardige maleo , wiens broeiw\jze uitvoerig
toeschreven is door von Rosenberg, Keutogten in OoronUUo^ bl, Wh*
148 HET JOURNAAL VAN PADTBRUOOe's RBIS
Woensdag 22 September. In den dageraad weder op weg ge-
slagen , beklouterden verscheiden raoeijelijke steile bergen , door
den regen van gisteren zeer glibberig, moetende al meer malen
door de rivier, die ons herwaarts en derwaarts naar deszelfs loop
slingerde, welke gezwollen door het overtollig gevallen water
ons al vrij moeijelijk viel. Te meer daar langs en door meer
dan een uur gaans nu en dan moesten waden, het welk ons
zeer afmattede als wezende den grond vol scherpe steenen , door-
mengt met gladde ronde keijen, zoo dat niet eenen stap zeker
konden doen , waardoor alle de voetzolen geschaaft en veel kloven
kregen. Omtrent tien nreu ontmoette wij onze afgezondene van
voorheen en die van Manado, om onze komst aan die van
Gorontalo en Limbotto bekend te maken; een wijl daaraan
volgden de afgezondene van voorsz. dorpen en Koningen om den
Gouverneur te gemoeten; wezende van Qorontalo des Konings
broeder en Prins Moeda, * nevens andere Grooten zoo van
Gorontalo als Limbotto, vergezelschapt met een goed getal wel
toegedoste krijgers, waaronder twaalf muskettiers redelijk fiks
op haar geweer waren , blijkende op de aankomst en ontmoeting
van den Gouverneur in het drie malen losbranden , dat zeer wel
en ordentelijk toeging. De a%ezondeue Heeren bragten een
ruim geschenk van hoenders mede, daar de Manadosche boeren
beter dan ons volk afvoeren alzoo hier geen gelegenheid was
om iets toe te rigten *. Na omtrent twee uren of wat meer
gerust te hebben, sloegen wij weder op weg en kwamen tegen
den avond aan den zoom van onze geleidende rivier weder te
legeren, alwaar genoegzame lijfsberging van loverhutten vonden,
door de afgezondene van Gorontalo en Limbotto tot ons gemak
opgeslagen. Hier rustten wij dezen nacht genoegzaam en be-
kwamen kokosolij om onzer vi\tx stramme verminkte beenen
en voeten een weinig te zalven.
Donderdag 23 September, Een uur na zonnen opgang zetten
wij weder voort langs een zeer goede weg, zijnde de moeijc-
lijkste wegen nu al over en voorbij. De Gorontaalsche en Lim-
botsche afgezondene trachtten om met alle mogelijke verwijling
óp te houden, maar aangezien buiten gissing bereids zooveel
tij ds te zoek gemaakt was, en geylt werd om 5500 hfcast
mogelijk, zoo tot Limbotto als Gorontalo, gedaan werk te
* De troonsopvolger.
> De Alfoeren schenen de kippen dus raauw verslonden te hebben.
NAAB TfOOBO-CJfiLHBJtS EN m NOO&DE&IEIT.ANDEX. 140
klagen, uit Trees den Koning van Temate onderwijlen mogt
komen te verschijnen, als wel vocnuamelijk dat het zoo na en
op bet kenteren viui het inoeason was, aietten wij het des m-
aangeadjea en hoewel alleo zeer afg^nat waren, voort, moetende
twee k drie malen onderwegen nistea, om de achterhoede telk^s<
in te wachten. Digt bij of een ]ial£ uurtje van Jjimbótto gdfiomei»
smokten zich de Gorontaalders èn Limbotters te gelijk derÜjk
op, latende aan den Gouverneuf vragen of zich met sujn gezel-
ackap niet mede op zijn. elf en dertigste geliefile toe te takelen,
daar niemaad door vermoeidheid eu verlangen vian den marseh
tta eea ^de te zien, veel lu»t toe had. Zoodat wij dan vev*
^n^as en in onze oude gedaante , het dorp instapten , wordende
Qtti stok weeg» van alle éo Gi?ooten. te gemoet gegaan , verwelkomt
m itt ons logement, dat het eersèe hais van het dorp wa&, g^
bngt. Worciende op het heueeht ontschiildigd van* dat de Ke^gin
idf e dea Gottvemeuc niet kwam; verwelkomen , ak daairtoe niet
vennogen^ noch bevoegd, door een onlangs gemaakt e&beawofen
Yerhond, tusschen hen en de GorontaaMei» , van met afaraidefiliik
QiMr te gelijk uiet den Gouvemewr te spreken. ■ Zoodat «r
verisr niete van belang voorviel , dm dat de Cioiiontaalsehe Heeren
luut a&eheid namen en vertrokken ,1 met aanbev)eling; van aan
liDime Koning^i te vertoonen de noodzakelijkheid viaa ons spoedig
vwtiek, 200 van kier als van Goiontalo, en dat mj geüefdea
^ emigo oorr»-Gorra's te vervaardigen om. den GK)ürViemeu«
biiga Gelebes ï^dkaat ^ weder naar de Maaado te brengen. Na
l^on vertrek namen de Limbotsche Heeren mede hun afiMJbeid,
VQaoigdeu da keoken overvloedig van kost en drank, bestaande'
iMist in hoenders, ri^si, kokos en smakelijke surie, ^ met het-
pQi verdeis in het huis magt benoodigd wesea; een oppasser
^ GS Bc^ vaa onzen hoop vermist.
Vrijdag %4i Sfpiêmier. Met doi dag kwam den op gistm^n
^<^Tgebleven ejqsasser, op een bufiel aangereden en weder bij
üjpie makkers, die vennits het der Mohamedanen Sabat was.,
iitrasten , gelijk wij allen made dbden. Des achtesmiddagS' na
^ ple^n vw> Inmuen Godsdienst, kwam den Kaptein-Laot
^ 2i» ook over de MUMtwe betrekking InMBohea db rifken van' GamMi*
^ «n Limbottè ven Bbeenbarg, WvengeiL werk bft. 71.
' KibmI^ de raidkust Vut hat aoenddijke aebiareUandi
' Dt ¥«nffal Of» Ceilon gebpaikelQke naawi van dea van ktopper 90*
*<^i^i«a palmw^a, die aaders* ia de Melakkea aieest hnttk ^eae^md
wordt. Vak D. XU A bl 179.
1192 HST JOURNAAL VAN PADTBEOOOe's REIS
Na veele en. verscheideii over en weder verwisselde redenea
Bamen de Oorontaalsche Heereu hua afscheid, om voocaf do»
Gouverneurs komst aldaar bebeod te maken; wiens voomemea
w«fl, van het Raadhuis legelregt naar de vaartuigen te gMUi,
die ons naar Gorontalo over het binnenmeer zouden brengen »
dewelke, alzoo nog niet vaardig waren en het al over den middag
was , namen de Koningen voor een wijl hun a&cheid om onderwijl
een middagslaapje te mogen nemen, latende tot gezelschap vaa
den Gouverneur den Goegoegoe ea Kapitein-Laut. Deze wel
wetende of ten minste giss^de wat er oneffens omtre&t Groron-
taio was, ontsthuldehde zich van niet medepligtig geweest te.
aijn, in het beoorlogen en gevaukelijk verviierenderTominiers,
wisteB ook niet dat er i^naiid in Limbotto was die ol aan den
Koning en Grooten van Teruaten , of eenige 's Comp^. onder-
danen iets schuldig was. Dit dus zelve ophalende werd als ïe
gemeenzame onderhouding » hun te gemoet gevoetd ; dat het be-
vegten en gevaukelijk herwaarts aanvoeren der Tomlnier» tegen
re^.en reden was, en wat de schulden belangde, was te ver-
wonderen , dat zich de Goroutaalders niet schaamden , met alk
die scharlaken rokken en zijde stoffen te pionkeu in tegenwoor-
digheid van hunnen schuldeisscher Pieter Tidesz. , die al zijn
goed nog zeer wel kende dat hun voor eenige jaren verkocht,
doeh daaraf tot nu toe nog gee&« betaling hftd, moetende hij
^leeu wel in de zestig slaven h«bben en ettelijke pikola sohild-
padshoom , en dat meest van de voornaamste. Pieter Tidesz. hier
tegenwoordig haalde een lij^ nit zijn zak die bij hun verUioade
en waarop ook onder anderen een of twee Limbotters stondem.
Zij loochende wel niet dat deze in Limbotto woonachtig, maar
beweerden dat het echter Gorontaaldevs waren ; schijnende in
alle httnne redenen zeer beschroomd te zijB iets tot nadeel van
de Goroutaalders te spreken » en bleek «it veele omstandigheden
niet duister , dat zij onder vollen dwang en het juk van Goron-
talo waren en dat onder schijn van een naauw vefbomd en
vriendschap^ De vaartuigen om ons naar Gorontalo te brengen
gereed geraakt, kwamen beide Koningen den Gouveraeur af-
halen, denwelken zij tot aan het binnenwater vergezelschapten ,
alwaar een vriendelijk afscheid namen, stappende den Gouver-
Beur m een groote cano daar een tecmingstoel in stond, waar
in zitten ging en dus overvoer, volgende het verdere gezelschap
met andere mindere cano's. Digt bij Gorontalo ontmoette ons
een opgesmokt corra-corra met Princevkg en wimpels, daar den
Gouvernexir, hoewel vrij makkelijker in zijn cauo zat , eewhalven
m OTerstapte, voor het Raadhuis door de Goegoegoes en Kapi-
tein-Lant ontvangen en zoo vervolgens in 's Comp. logie gebragt
werd; zijnde den avond ophanden namen zij hun afscheid en
weid de keuken na hun vertrek tamelijk verzorgd.
Zondag 26 September, 's Morgens vaardigde de Gouverneur
iu^ eenige verblevene Manadoschen met dezen brief ' , naar den
Schipper van de Vliegende Swaen af, zijnde alle de andere
Alphoerezen van Limbotto al weder terug gezonden.
Be Limbotsehe volmagtigde , die gezegd was ons op de hielen
te zullen volgen, verschenen niet eer dan dezen namiddag, als
wMmeer vergadering bel^ werd en den Gouverneur met de
GüTontaalsche pronkbenden, van de Gorontaalsche en Limbotschc
Grooten opgehaald werd en ter vergadering geleid , wordende van
*» Gorontaalschen Koning niet aan den trap als tot Limbotto,
Brtar een weinig meer inwaarts en met wat grootscher beleefdheid
tcrtelkomt, en geplaatst tusschen den jongen als de eerste en
ouden Koning. Zittende de derde en minste Koning een weinig
Mü een zijde alleen ; volgende aan den jongen Koning de Go-
rontaalsche en vervolgens de Limbotsche Bijksgrooten , ieder
naar zijne waardigheid. Den Gouverneur deed hierop de opening
roet een vertoog, hoe smartelijk leed het de E. Comp«* was
g'Bteest, hun dus lange in -zoo begeerig verlangen gelaten te
kebben, veroorzaakt eensdeels door dien Koning van Tematc
w zijn vermeend r^ op Gorontalo en Limbotto af te staan,
ïïooit had kunnen bewogen worden; anderdeels 'mits het afster-
^öi na den anderen van zooveel 's Comp. gezaghebbers in Mo-
1^0 ; hebbende het geluk, van dezen moeijelijken steen des
^ttwtoots aan een kant gekregen te hebben, blijkende bij de
bw^lde en geteekende acte daar af door den Koning van
Ternate én zijne Rijksgrooten verleend. Deze zoo gewenschteen
Wijde tijding had den Gouverneur door niemand anders maar
•
ïn eigen persoon hun willen deelachtig maken, gelijk men het
«50 bijzonder vemoeging en eer rekend, de voorvmchtcn en
<*ï8telingen van hetgeen men geplant heeft met eigen handen
t« plukken. In dezen zelfs konden ze nu vermerken en zien,
boe naauw gezet en stipt wij in onze beloften en toezeggingen
*wcö, in hetwelk schoon door eenige toevallen een wijl ver-
binderd, echter onveranderlijk bleven. Wij waren met ons schip
' Zie Bijlage V.
154 HET JOURNAAL VAN PADTBBUOOB's RBIS
al digi bij Qoroutalo geweest, maar door een aanhoudende
Westelijke doorgaande wind, verhinderd geworden, genoodzaakt
de steven naar Manado te wenden, van waar, om echter niet
nalatig in onze beloften en gegeven woord te zijn, van de Noord-
kant en over zoo een moeijelijke weg over land , hun bijkwamen.
Hierop werd van den ouden Goegoegoe in hun aller naam
een wijdluftig antwoord gevoegd, bedankende den Gouverneur
op het allerhoogst en krachtigst dat zij konden voor zoo een
weldaad , die zij zeiden nooit naar waarde te kunnen verschulden
en waardoor zij altijd ten hoogsten aan de £. Comp«* zouden
verpligt blijven. Na het afleggen van deze wederzijdsche heusch-
heden werd de acte weder overluid gelezen en vervolgens ook
weder vertolkt, en vielen er alhier zooveel woorden niet, als
reeds tot Limbotto geschied zijnde, maar werd het zegel van
den Koning van Tematen van allen naauw bezien, vallende
eenige woorden over de Bomeinsche letteren , waarmede 's Konings
naam in het zegel uitgedrukt staat. Daarna kreeg 's Comp^. zegel
ook een beurt, waartegen zij een Bataviasche pas bragten, om
te zien of de zegels overeen kwamen, waarin wel gerost schenen,
maar weder zwarigheid maakten op deu trouw der Tematanen
en of er op hun brief en zegel wel staat te maken waar ; waar
in ook vernoegd werden met verzekering, dat de E. Compe deze
als hun eigen zaak nu zouden en moeten handhaven en ver-
dedigen. Hierop gaven zij allen den Gouverneur mede de hand ,
met een hartelijke bedanking ten tweeden male, wordende gelast
Qod Almachtig daarvoor te danken , gelijk dan gelijkelijk deden ,
tot de vrouwen toe, die mede in den Raad waren.
De dankzegging voleindigd , werd onder gemeenzame redenen
deze en gene onordentelijkheden van ter zijden hun wat te ken-
nen gegeven, en vertoond wat een gezegende landsdouw zij
hadden, hoe eerlijk zij aan deugdelijke voordeelen door den
landbouw konden geraken , zonder op hunne magt te steunen , de
buren alom te ontrusten , oorlogen buiten regt en reden te beginnen,
eenlijk om slaven en dienvolgens een onregtvaardig gewin. Dat den
handel alhier voor de E. Comp^: van gausch geen belang als nog
was en niet eer iets zoude kunnen aanbrengen voor en aleer
den paditeelt voortging, daarin hun meeste welvaren zoude ge-
legen zijn, alzoo een land niet kou worden gezegd gelukkig
noch welvarende daar weinige maar daar ieder een welvoer;
vooral diende de aanzienlijkste van geslachten en waardigheid,
ook de voornaamste in opregtheid in handel en wandel te wezen , om
^TAAB N00RD-CT:LEBÏS BK DIE KOORDEHEILANDEN. /135
andere zoo wel in het een als in het ander tot voorbeeld te
verstrekken. Na moest men integendeel bekennen dat ereenige
waren en voornamelijk Qnitschil Moeda, die daarom hier niet
had durven tegenwoordig zijn , om niet te hooren hetgeen echter
waar was , die anders niet deed dan lossen , borgen en met een
anders goed te pronken zonder op betaling te denken, en zoo
waren er meer; anderen hadden met geweld eenige met vuil
bedrog omgegaan, met valscl\e maat en gewigt, nadat zij het
goed onzer burgeren vast in de klaauwen hadden. Hier waren
de yrijbnrgers Pieter Tidesz , Jacob Idesz. en de Secretaris van
den Koning van Tematen t^nwoordig, zoo om de betaling van
zoo lange* jarige schulden, als vergoeding wegens gepleegd be-
drog. Dit alles had Gorontato en Limbotto, (dat welstaanshalve
mede genoemd werd) zoo kwaden naam gegeven, waar door onze
burgers gansch niet begeerig maar geheel afkeerig van den
handel waren geworden. Dit wist den Gouverneur en het was
niet vreemd , moest hem smarten en bitter te verzwelgen vallen ,
maar was echter genoodzaakt om te meer onze opregtheid te
toonen, hun zulks voor te houden, naar het voorbeeld van
goede geneesmeesters die ook bittere pillen geven, om er ge-
zondheid mede te erlangen, gelijk ook vertrouwde het niet
kwalijk zouden nemen en zoo wel in het een als in het ander in
het toekomende beter order te stellen.
Met een nedergeslagen hoofd en beschaamd gezigt hadden ze
gedurig en aandachtelijk geluisterd , tot eindelijk den Gorontaalsche
Goegoegoe, {anderzins den grootsten bedrieger en geweldenaar
'an allen) wederom in hun aller naam, de antwoord deed met
betuiging van dat ze tot dus lang blind en dom geweest waren
CD over zulks ontschulding verzocht ; zijnde deze vermaning als
van een vader aan zijne kinderen die het verkorven hebben,
httn een oogzalf, waardoor nu verlicht, verhoopten betere wegen
■
^D te slaan en gaarne de landbouw bij den hand zouden vatten,
alzoo daarvan niet afkeerig , maar zoo veel jaren belet "waren ,
200 door de dwinglandij der Makassaren als Tematanen. Hier
tïisschen kwam den Gouvemenr denzelven wat te gemoet, zeg-
gende wel te kunnen begrijpen zulks waar te wezen , en dat zoo
▼el de Makassaren als Tematanen hun gedurig goud en slaven
ledden a^eperst, hetwelk niet hebbende en hun eigen kroost
öiet willende tot slaven geven , waren genoodzaakt geweest , goud
en slaven, het zij met regt of onregt elders te zoeken, om de
geweldige baatzugtige maar te vergenoegen, dien het ook niet
166 HÏT lOURXAAL VAN PADTBKr007/s RETS
«eheelde waar ze die van daan hadden of hóe zij er aan kwamen,
als zij het maar hadden , en dat dus deze geweldige wijze yaa
doen als tot een gewoonte is geworden. Zij waren niet alleen niot
dom noch blind, gelijk zij geliefden te zeggen, maar bekende
dim Gouvemeuf gaarne zonder vleijen , dat nog geen schranderder
noch vemuftiger verstanden hier omtrent ontmoet had, wessende
janmer en onvemntwoordelijk dat zij zoo goede gaven tot geen raeer-^
der nut en rost voor hun zei ven aanleiden. Den Gfo^o^oe veivolgde
dat zij miat missen zouden deze goede vermaning in achting te
nemen; verders werd er gesprdkem en gevraagd hoeveel vaartuigeii
eij tot den Sianwscben togt zouden geven ; daarover lang beraad-
slaagden en eeaige harde betwisting tussdien de Sorontaalders ea
Liittbotters vielen , en eindelijk een besluit kwam , van niet meer
dan drie vaartuigen te kunnen geven , twee van Gbrontalo en
eea van Limbotto. Den Gouverneur dacht dit veel te weinig
oa niet veel eers voor hun te zijn, ook vrij meer verwacht te
hebben, maar het bleef er bij, schijnende de Temataansohe
£oning niet te willen vernoegen en echter de Gomp^ ook geen
misnoegen te geven. Den Gouverneur nam hier uit gelegenheid
om zich te ontschuldigen van de acte yan vnjkenning des Konings
van Temate alhier niet te laten, maar dat zij dien uit handeB
van den Koning van Tematen zelfs moesten komen ontvangen ;
dat ook met hun, mits uu geen tijd had, geen verbond konde
aangaan, maar hun nog een vol jaar tijds gunde, om het een
en het ander eerst te vereffenen eu zich wel te bedenken. 'In
welken tijd blijken zoude wat van die valsche gerugten was,
als of de Maoassaren meesters van gansch Java waren, hetwelk
ons heel anders bleek , als zijnde den Gouverneur daar zelve tegen-
woordig ^weest, wordende de eerste voorvallen naar waarheid
hun verhaald. £n omdat er tot dien tijd toe nog niet van To-
mini gesproiken was , en den Gouverneur bij monde dit nu niet
laeBnjde aan te roeren, gaf hun over de onderstaande notulen,
pm hunne gedachten over te laten gaan en hetzelve onderwijl
te achtervolgen c
Den Gouverneur der Molukkes vindt noodig op zijn
vertrek aan U£d. Hooghedens te laten zoodanige punten
en voorstellen, ais hij acht voor het aangaan van het
ecxitract in billijkheid te bestaan en wel vooraf diende
ie gaan.
1.
Pat de sphulden zoo van den Koning van Tematen en andere
NAAK yOOUB-CEMTBes TN Dl NTOOttDFBlEn AKDEN. l6f
onze bondgenooten ais bnrgers, die hier nog te betaien staas,
voldaiai worden.
2.
Dat de Koningen gelieven zorg te ilragen en doen dragen (dat
•et opv^telijk gehandeld wordt, zoo wanneer de onae alhier
IcoHien om koopmanschap te drijven, en dat er weeën mogen
opregte mallen en gewigt, opdat naar de» Govontalo een goeden
«aam mag hebben.
3. •
• Bat ze niet geiievra iligtvaardig eenige vabobe gevugtea te
f^elooven, noch zich aan eenig ijdel gezwets te vei^peü, onaar
«Mt eeo gezond en goed oordeel, alles eei»t ter degen cmdcr-
uelsen, wel lettende op onaen handel on waadd.
4.
Dst ze geen ooric^n beginnen buiten 's Cemp^. kennis , maar
Innme geacbillen ^sn den Gomvemeor brengen, om in der minne
Mftgt te worden ; zoo zij editer door andere worden aangermdt
lafiestm z§ liéi verweeren.
5.
.Oiesa Koningen noch Orooten buiten kennis .van de Ë. Oomp^.
^ ea Benige anderen in de plaats te stellen (want de £. Comp«.
nst 4e Grorontaalders ^jn vrienden en moeten er in geikend weam)
NB. 'Dit heeft er den schri)ver >bniten last bljgeflanst.
6.
Dst ze getieiden door een eerlijke landbouw zich tetemeeren^
^ meevder en genister voordeelen van 'te verwachten zijn, dan
^ die middelen itot na toe door bun bij de hand genomen
^ dat ook Gode veel behaaglijker zoude zijn, daaronder konden
^ eoodanige smalle ^koopnuaisohapjies loopen als er vallen anogten.
7.
billende de £. Comp^. al de padi tot de Manadosche ptrija
ttfifismen.
8.
Bid eindelijk den Qomvemenr, dat de Koningen van Ooron-
^lo, de volkeiten van Tomini^ die gevankelijk alhier gnbiagt
^ tot slaven giranaakt zijm , weder ontslagen en maar hum land
!^iuicDi werden , «als zijnde bniten regt en rede geschied. Bit
^nde zal Jiij Ood Almagtig bidden , d«t hij (de regering van
Qoïontalo en Limbotto eeuwiglijk zegenen wil.
Meenende met een zijn afscheid te nemen, dat de Koiungeu
^hter met beleefdheid voorkwamen, met een ernstig verzoek van
158 HKT JOU&NAIL VAN PADTBRUOGE^S KEIë
dus lange nog te willen wachten, tot zij hetzelve over gelezen
hadden; het welke niet ontgaan kunnende, zoo stemde het den
Gouverneur te ligter toe, en verbleef nog zoo lang.
Het werd eenlijk in de Maleische taal gelezen , zonder te ver-
tolken en hadden nergens anders iets tegen, dan op het ge-
stelde voor die van Tomini; zeggende alles gaarne te willen
achtervolgen, maar men wilde hun toch de vrijheid laten van
over hunne ongehoorzame onderdanen zoodanige straf te doen
als zij oordeelden verdiend te hebben. De antwoord was, dat
deze voor hunne onderdanen nog niet kouden gerekend worden,
alzoo de Ternatanen, op de* tijding dat zij dezelve hadden be-
oorloogd en wel 2000 zielen met zich gevankelijk gevoerd , het
zelve zeer hoog en kwalijk hadden genomen. Ook zoo hadden
zij zulks wel behooren nagelaten te hebben , terwijl zij van des
Gouverneurs komst waren verwittigd, behalven dat die van
Pariga > mede onder de Tomienders begrepen , reeds al voorheen
afzonderlijk bij de E. Comp«. om een vlag, en om zich onder
derzelver bescherming te begeven, op dé Manado hadden ge-
weest. Ten minsten moest den Gouverneur partij hooren, en
vermaanden hun, zij wilden eenige Hoofden derzelver ons naar
de Manado beschikken om hun regt te mogen verdedigen, en
voornamelijk zekere ^ voorheen Goegoegoe en nu gevan-
gen Koning, als zijnde een persoon daar zich de E. Compe. wat
aan gelegen liet , hebbende zich in de Makassaarsche oorlog wel
en getrouwelijk voor de onzen gekweten enz. Hun regt op de
Tomienders of bogtlieden was van over ouds, en zouden zulks
omtrent de Ternatanen op de Manado gekomen , staande houden
en beweren ; aangaande den gevangen Koning die was zeer ziek
en ellendig aan de bloedloop, zoude die anders medegaan laten,
niet te min waren zij niet vreemd, om hun op vrije voeten te
stellen, met beding dat zij zich hier aan de rivier daar zij nu
waren zouden emeren en neerzetten, anders waren zij hunne
slaven. Dit werd geloochend en verklaarde den Gouverneur
dezelve voor vrije volken door enkeld geweld gedwongen, en
waaraf geen voor slaven zouden worden aangezien, en ook onder
de onze openbaarlijk verboden, zoodanige voof slaven aan te
nemen of te koopeu ; die zij voor heen op zulk eene wijze had-
den bekomen zoude men door de vingeren zien , maar geen van
' Parigi.
* Niet ingevuld.
NAAK NOORD-CEI.EBS8 EN DB NOORDE&EIUlKDEX. 159
deze laatste togt en oveirompeling. Verbiedende het aanstonds
en in hunne tegenwoordigheid aan de burger kooplieden voor-
heen gemeld. .Hierop vroegen zij met eenige bedeestheid of haar
hierom ook eenige moeijenis door de £. Comp*. zouden worden
aangedaan; daarop neen in antwoord bekwamen, zoo zij maar
omtrent deze arme lieden, die vast door honger en kommer
versmolten, zoodanig deden als zij wenschten dat omtrent hen
lelven geschiedden. Yerhóopende zij zouden in regt en billijkheid
met dezelve handelen , hef welke op het ernstigste aanbevolen
zijnde, nam den Gouvemear een vriendelijk afscheid en keerde
naar zijn logement.
Des avonds kwam den broeder van den jongen Koning den
Goavemeur bezoeken, schijnende een liefhebber van maatzang
en speeltuig. Den Gouverneur li^ een acooord op twee violen
spelen, die helder opstreken en den jongeling zeer bekoorde;
daarna stak de trompet dat hem wel aanstond en daartoe grooten
lust toonde. Hij verzocht den Gouverneur uit den naam van den
koning zijn broeder, of den trompetter mogt mede gaan, het-
welk gaarne to^estaan werd , wordende met eenen deze schen-
kingen gezonden, als:
Aan den jongen Koning:
Een ps. gouden AUegias. '
Een 'ps. gebleekte Farcal, grove.
Aan den ouden Koning:
Een ps. Salpicados, effen grcmd.
Een ps. Dromgam gic^iam.
Aan d^ Broeders:
Een ps. Bethilles Temataansch, aan de oudste broeder die
den heer Gouverneur op den weg te gemoet kwam.
Een half ps. Dromgam gingans, aan de jonge broeder die
den heer Gouverneur des avonds in zijn logement kwam
bezoeken.
Aan de Rijksgrooten :
Een ps. Bethillis Temataanssh, aan den Goegoegoe,
Een ps. ff ff aan den Kapitein-Laut.
' Valentijn vermeldt D. V. A. bl. 25 onder de Coromandelsche kleedjes
^/<nw geruite alhffiaa belhilU en op de volgende bladzijde spreekt hij van
^aieiieke Drongffongs en gebloemde emfpieado gingangt. De hier bedoelde allegias
XQJien met gouddraad doorweven stoffen geweest zijn. Sulf^eado beteekent
^ het Portugeesch getpUkeéd, gevhH,
X (XIV). 11
r
160 JOURNAAL VAN PADTBUUOOlü's REIS
gaande deu trompetter al blazende daarvoor en werden de ge-
schenken daar achteraan, onder een zonnedek gedragen.
Den Gouverneur had aan den jongen Koning meteen laten
seggen, dat zich de eer geven zonde, van op den avond Z. H.
te komen bezoeken , waarop in antwoord bekwam , dat het aan-
genaam zonder zijn , doch geliefde hem met een weinig arak als
dan meteen te bedenken , hetwelk verzocht , foedektelijk geschieden
mogt, dat het niemand toch gewaar werd. Hij moest aanstonds
weder naar de vergadering , maar zonde zoo haast die scheidde «
zulks den Gouverneur met zijn broeder weten laten. Doch daar
kwam den avond noch ook dezen nacht geen nader bescheid,
maar twee boffels, een voor den Gouverneur en den andere voor
die o^MSsers, zijnde hier vrij schraaltjes van lijftogt voorzien
geweest, zoo dat ons den Limbotschen overvloed die wij niet
hadden kunn^i verorberen, zeer wel te pas kwam; den eenea
buffisl liet den Gouverneur weder geven , m^ betuiging , dat hem
die kost niet aangenaam was.
Maaniag 97 Sepéemher, Met den dag liet den Gouverneur
verzoeken om de twee beloofde corra-corra's die nog op ver na
niet gereed waren; onderwijlen kwam weder een geschenk van
een ouden afgeleefden bok, die den Goegoegoe den Gouverneur
zondt, die ook groot gevaar liep, van wederom gezonden te
worden, doch werd nog in hunne tegenwoordigheid door de op-
passers den hals afgesneden om op de reis mede te nemen. De
oppassers lieten ook bij gebrek van tijd en g^egenh^id hunnen
buffel loopen. Den Gouverneur werd van d^ Goronti^ldeis met
een oude grijze man , die niet een tand m den mond had , zoo het
geoorlooli is een gegeven slaaf in den mond te ^en, en van
de Limbotters met een oude vrouw vereerd, dewelke als Tomi-
ners al mede stonden weder gezonden te worden, doch bewezen
en door de slaven ook beleden zijnde , dat zij eenige jaren hunnle
slaven waren geweest, werden ze aanvaard.
Een wijl daar aan kwamen de beide voornaamste Koningen,
ontschuldigende zich den jonge (die een jongen slaaf aan den
Gouverneur schonk) van niemand gezonden te hebhen, omdat
zij den meesten nacht waren vergaderd geweest , wezende van ons
ter zijde gezegd dat het over die van Tomini was, en besloten zouden
hebben , van dezelve niet weder naar hun land te laten vertrekken;
Qin w^e ?:edenen dan den Gouverneur daa^ af niet meer repte
om het liever op zijn beloop en hun nader beraad te laten heen-^
glijden. De corra-corra's raakten onderwijl en omtrent den middag
NAAR NOOED-CELEBJIS SN D£ NOOIU)SRBII.ANDEN. 161
klaar, wordende de Koningen van verscheiden zaken onderrigt
CD wel voornamelijk op den stand en staat onzer wapenen in
Europa, om te meer die zoo zeer opgegevene en verspreide lo^
der Makassaarsehe. overwinning, te verijdelen en uit hnnne ge-
dadtten , daar die al vrij diepe wortelen had geschoten , te doen
verdwijnen. Verder werd er louter opgeblazen en daar tusschen
op nolons gespeeld ^ ook een glaasje in der stilte en onder de
loos gedrcmken. De jonge Koning was zeer nieuwsgierig naar
alles ea hoorde niets liever dan onze manier van oorlogen; ver*
locht ook om een trompet en deed geen gemeene ^ vragen,
maar wei naar de gestalte , stof en eigenschap van petarden ,
mortiereQ , granaden en van loopgraven , en wel voornamelijk
ondermijning ; hoe wij ons kruid zoo bestendig boven het hunne
maakten en of er buiten salpeter, kool en zwavel ook brandewijn
toegebmikt werd, en meer dergelijke onderzoekingen en zulks
al met een goed oordeel ; hij werd onderrigt voor zooveel het
nodig was en een trompet voor hem toegezegt van Batavia te
nUeQ ontboden worden. Eindelijk werd er beleefdelijk afscheid
wedozijdsoh genomen en geraakten met de eene corra-corra aan
den gang, staande den andere te volgen, zoo mede die van
Limbotto , waarmede den * burger koopman Pieter Tidesz. en
Secreiaris Nouro van den Koning van Tomaten zoude nakomen
die onder en tusschen, zouden trachten hunne schulden in te
manen. Voor die van Limbotto werd het volgende geschenk in
l^den van Kitobil ^ gelaten , 'als :
Aan den jongen Koning.
Een ps. goude Allegie.
Een ps. Parcal, witte.
Aan den ouden Koning.
Een ps. Salpicados, effen grond.
Aan de Bijksgrooten.
Den Goegoegoe,
Een ps. Beihilles Temataansch.
Den Kapitein-Laut.
Een ps. Bethilles Temataansch.
Dese Prins was getrouwd geweest met des ouden Konings
van Limbotto's dochter, dien zij dezelven weder hadden willen
afhandig maken, om aan den jongen Koning van Gorontalo
^
' Gewone.
' Nafton niet üigevuid.
162 jouuNAAL VAN padtbruooe's eeis
weder uit te huwelijken; hebbende hem bevorens nog een huis-
vrouw afhandig gemaakt. Doch alzoo zich beide jongelieden boven
mate lief hadden , vlugtte ze naar Cattingolo , daar heenen dan
den Gorontaalsche Koning was geweest, die ^e met geweld daar
weder van daan gehaald had, en zoude gezegde Prins hebben
doodgeslagen ten ware hij (niet) een Compe zegel had getoond,
staande op een oude pas , wel eer door den heer Franx ^ verleend ;
uit welkers ontzag zij hem in het leven lieten. Hij vertoonde
den Gouverneur den pas , zelve niet beter wetende of daar stond
iets andeis in , waardoor hij het leven behouden had en verzocht
om een nader getuig ^ en zegel, doch alzoo dit huistwisten
waren en den Gouverneur het gemeen om zijnentwil niet begeerde
te ontrusten, ook geen^ volkomen kennis van de zaak had, ont-
schuldigde zich daarin beleefdelijk ; hij beloofde echter op Maleije
te willen komen en aldaar Christen te worden, daartoe aange-
moedigd werd. *
Wij voeren den stroom af, die aangenamelijk met in de
zeventig bogten zich omwente}d en kronkeld , verthoonende zeer
aangename landsdouw en watervallen , meest langs heenen en tot
aan den mond van de zee bewoond , wordende hier en daar nog
eenige kokosbogaarden gezien , overblijfselen van de Temataanshe
geweiden en dartelheden, alzoo ons de Gorontaalsche Hoofden
wisten te zeggen : dat van Gorontale af tot aan de zee toe , *
zijnde ruim drie mijlen, beide boorden der rivier met klapper-
boomen bezet waren , dié de Tematanen uit dartelheid en om de
palmiet alle onder den voet hadden gekapt; over niemand
meer zich beklagende dan den ouden Majuda, die zij kwalijk
mogten hooren noemen.
Aan den mond van de rivier omlaag gekomen zagen wij hoe
de corra-corra pas half klaar was , die dan voorts toegetakeld werd.
Gorontalo en Limbotto zijn gelegen op Celebes Noordkust * ,
* Landvoogd der Molukken van 1672-1674.
* Getuigschrift, document.
* Ziehier misschien de aanleiding, dat het Christendom werd ingevoerd
in het boven door ons besproken rijkje Attingola.
* Thans ligt de hoofdplaats Gorontalo meer benedenwaarts, slechts een
paal van den mond der rivier, von Rosenberg, bl. 3-, 4, 17.
" Beter het noordelijk schiereiland van Gelebes. Ook is hier stellig door
een schrijffout de opgave der breedte omgezet en zal men moeten lezen,
dat Limbotto op 36' Gorontalo op 30' ligt. Daar nu v. Rosenberg voor de
tegenwoordige meer zuidelijke ligging der laatste plaats 28^" opgeeft,
is deze breedte juister dan elders in het journaal van Padtbrugge.
NAAR N00KD-CE;.EB1;S en de NOORDEREILANDBN. 163
het eeiste 36 eu tweede uiet meer dan 30 miu. of een halve
graad van en bij noorden den Evenaar. Gorontalo heeft den naam *
van verscheiden te landwaarts verspreide volkeren, die zich te
gelijk en in een ligchaam , aan het binnenwater ter neder zetten ;
wat Limbotto belangd wisten geen naam reden te geven , schijnende
veel ouder dan Oorontalo. Limbotto legt aan het binnenmeer
en GorontiBlo aan den Noordzijde des strooms, waarlangs zich
dit meer en al het water dat het ontvangt Zuidwaarts of in zee
loosd; de plaatsen leggen van elkander Z.W. ten W. en N.0.
ten N. omtrent drie mijlen. De gansche landstreek bestaat uit
een verhevene vlakte bultig opklinmiende , maar het gebergte
rondsom meest eendrachtig tot het binnenmeer dalende , behalve
aan de Noordzijde, daar eenige kleijige en lage voorgrond is , waar-
aan de bergen kort en steil steigeren. Verscheiden spranken en
spruiten komen zich in dit meer ontlasten , waaraf wel de voor-
naamste is, die moeijelijke rivier die wij 'in onze landtogt meer
dan honderd maal doorwaden moesten , ^ die zich evenwel niet
in een maar verscheiden armen hier loosd, komende meest uit
den West N. W. en naar wij onderrigt werden al vrij wat
van verre. Het ontvangene water schiet uit dit meer zoo snel
^ dat men in min dan twee uren tot aan den mond van de zee
^jft en een ganschen dag werk heeft eer men boven kan komen.
De mond loopt tusschen twee steile gebergtens heen , daar tusschen
en het naauwst pas vijftien roeden water is , en mengt zich aldaar nog
een deigelijke stroom , ^ die alsmede zeer diep te lande waart uit
^ het gebergte van den Oostj Westwaarts afkomt zakken, som-
^jlen zoo overkropt van water, dat de naauwte naar zee het
niet kunnende verzwelgen, het water zijn keer neemt, de andere
^ffl in naar Gorontalo en het binnenmeer , dat zelfis het land
^ alom daardoor wordt onder water gezet. Op de vereeniging
en tezamenloop omlaag van deze twee stroomen is een voordeelige
I^oek, daar de Gorontaalders voornemens zijn hun dorp te stigten,
om den handel te vermakkelijken naar zij zeggen , maar inderdaad
zie
' Over den oorspi^ng van den naam Gorontalo , eigenlyk Holontalo , zi
^' Rosenberg bl. 17, die ook dien van Limbotto niet verklaart.
' Waarschijnlijk de Boliha, von Rosenberg, bl. 77.
' De rivier van Bone. Uit het volgende ziet men, dat Gorontalo waar-
Khijnlijk weinig na 1677 reeds verplaatst is naar zijne tegenwoordige
^^ging aan de zamenvloeijing der rivieren van Bone en Bolango of
Tipa.
r^
164 JOU&NA.AL VAN FADTBRUq^E's REIS
uit vreea omdat dien hoek door iemand anders van buiten mogt
bezet en bemagtigd worden.
De ' gronden zijn overal en allezins zeer bekwaam tot rijst-
velden en kunnen zoo er wat naarstigheid en ijver toebrengen,
altijd van water verzekerd zijn. Doch nu wordt hier alleen niet
geplant, gezaaid noch gemaaid , maar ook hetzelve dat van boomen
inwezen is , niet behoorlijk onderhouden ; al wat er gezien is zijn
pisang boomen , die zij met eenige zorg aankweken : aan de oude
kokosboomen , die er in tamelijken overvloed rondsom het meer
en langs de rivier nog zijn, blijkt dat hunne voorouders of
voorzaten naarstiger waren. Tegenwoordig is den ganschen toeleg
om met rooven , stelen , li^n en bedriegen aan de kost te ge^
raken, om hetwelk te beter uit te voeren en de aankomende
vreemdelingen en handelaars wat beter uit te mdken , niet alleen
een dubbeld stel maar ook een driedubbeld getal bestierders
hebben, als Gorontalo drie Koningen of een volle sortering Ga*
bessen, Bariga, Pee, ' en hoewel de jongste Koning wel gezegd
wordt het meeste gezag te hebben , zoo voert integendeel in hmne
vergaderingen den oudsten Gx)egoegoe meest alleen het woerd , en
waren er nog al andeien die ook scheenen vrij wat te zeggen te heb»
brai. Immeis niemand mag er met hoe smaUe koopmanschappen het
o<^ zij , alhier iets verhandelen of moeten alle deze Koningen , Ooe*
goegoes en Groeten eerst de handen vullen , die dan nog honderde
van streekjes hebben om de lieden uit te mergelen ; buiten de ge-
welden, overlast, bedrogen bewimpeling daar zij die dageUjks
mede plagen en ophouden en teleurstellen, dat de handdaarshet
alderverdrietigst valt, waardoor zij eer afkeerig dan begeerig
van en tot deze plaats en handd zijn Moetoide somwijlen wel
twee mauiden omlaag blijven liggen, eer hun wordt to^estaan
hunne aangebragte goederen te verhandelen, en worden op het
vertrek wd tienmaal meerder geplaagd, bedrogen, beknibbeld
en beknepen. Gelijk den ouden Goegoegoe gemeenliik doet, dat
Wanneer het op een betalen aankomt, de halve waarde van -de
schuld maar geeft, dreigende die geene die het niet aanvaarden
wil , als dan nog niet met al te geven en evenwel te zullen doen
vertrekken. Die van Limbotto heb1)en zoo kwaden naam niet,
ook zoo zouden zij het niet kunnen do€n, alzbo de Gotontatl-
1 Zie over de talrijke hoofden van Gorontalo, von Rosenbergbl. 90«-93,
die hua echter geheel andere inhuidsèhe namen geeft. Die van Padtbriiigge
schijnen meer elders in de Molukken te huis te behooren.
NAAR NOOKD-C£IiEBKtf £N DE NUOUDEREILAXDEX. 165
den meesters van de stroom en diensvolgeus deu duim hier op
den keel hebbende, het alles selfs inslokken.
Him gemeen gebruik dan om zich op het gemakkelijkst ver-
ders te emeien is eensdeels de Limbotters te schrapen eA te
TÜIeB, doch meest de Tominers of Bogtlieden > onderschatting
te honden, die hun de caret of ïchildpadshoom, slaven en sagoe
opbiengi^ moeten, daarop zij ledig gaan, zelve mer weinig
poekelende.
De caret bekomen die van Tomini van de O^ang Badjoés,
die jaarlijks in deze bogt komen visschen en alhier dè beste
achilpadden vangen; waaraf er drie soorten zijn, gevende dé
gnwtste noch kleinste niet zoo goede caret als de middelbare
slag, en welk catet bij zekef gewigt van ruim dertig pond wordt
verhandeld, dat de Gorontaalders onze onnoozele bui^rs voof
ee& pikol ^ hebbeu aaag^meerd , en hierdoor schijnt de sdiild"
I»dhoom alhier van eenig belang en goedkoop te zijn, die in«
deidaad, dus ontvangen wordende vrij duur valt ea ook niet in
zoo een overvloed , dat het de moeite voor de .£. Com]^. stonde
waardig zijn.
De veltte grond, zuivere lucht, tijdige i^gen bij belrten,
overvloed van killen , kreeken ta watervallen , gemak tan Water*
losing, vrachtbaatheid en aÉngenaarmheid der landsdouw, beldold
fi\ verzekerd Vrij wat anders, zoo er goed volk als land was.
Maar nu voed het en moet lijden en verdragen, Inije, trage,
hoovaardige , tiütsohe en opgeblazen menschen , die niet ligt tot
lelijk bestnur himnier laliden en volkeren en afstand van het
plegen van geweld en overlast omtrent hunne geburen té brengen
zoUen zijn , dan met strenger teugel en scherper kipperso^ ? op
^ neus. Willens verwarden zij ons de namen der dorpen , inen-
g^de die te lande waart en binnen waren met die van buiten,
opdat mj niet weten mogten wat geregtigheid onder Goiontalo
^ Limbotto gehoorde of niet. Wel merkende dat zij zoo veel dorpen
^g<e&hjke onder haar niet hebben als er wel voor heen opgegeven
^^1 en eenlijk door hun magt en ontzag over mindere vrije dorpen
geweldelijk heerschen. W\) konden niet bemerken dat er meer
^ zes of zeven dorpen onder Gotontalo en Limbotto stonden
«n omtrent SOfr man , zonder vrouwen en kindeiten te ïekeAeti ,
^^ de andere dorpen waren Tominische of Bogt dorpen ; wij
* Volgens Yal. I bl. 77, is Tommi gelijk Tonmini dat is poié wm
' 125 halve Nederl. ponden.
166 JOURNAA1. VAX PADTBRUOOE's REIS
zullen dezelve, schoon verward, naar dat zi] ons die opgaven, *
stellen, om in het toekomende verbeterd te worden.
Limbotto heeft naar hun zeggen niet meer onder zich dan de
' helff van het eiland Togia ', zoo mede van Wayo Woeye als
oqJl van Ta-onsoe , alles buiten en ligtelijk buiten aanwas van
de laatste overrompeling van die van Tomini.
Voorts zoude onder Gorontalo staan half Togia, Woeye en
Toehoeloe als boven- en in het geheel Triboeye, Lambeloeto,
beide om het meer; Cottingole Oostwaarts in het land, Banto
langs de rivier en Tamielatte even buiten aan de Westzijde. Ver-
ders : Toale , Bobombfe en Tirunde , vertrouwen wij mede binnen
te leggen; vervolgens noemden zij Posso, Toreaken, Toeroe-e,
Potaya,, Teriboeboe, NB. Parigi, Taboeli, Calakka, Tana-eygi,
Torole, Ambibaboe, Tolitabongo, Toli-bilo, Toli-lette-lengo ,
Lingoele, Toli-emboelo , Tolibagito, Patinga, Sada, Pottenang,
Taginti , Tipaye , Boenoeye , Tidoga , Ti-ave , Comonti , Tilombo
en Tji-mingo.
Alle deze dorpen en dien volgens de gansche bogt, die naar
het bewoond eiland Togia genaamd wordt , zoude naar hun zeggen
onder •Gorontalo behooren; en Jat zij die nu overrompeld en
gevankelijk weg hadd^ gevoerd, was, omdat zij zich aan de
kant van den Mandharees wilden begeven, die zij een teeken
(naar zij ze^en door vrees) van onderdanigheid bewezen had-
den, dat de Gkirontaalders niet te lijden stond.
Het land is vol wilde buffels, waaraf er veele zijn getemd,
ook is er zeker slag van boschosjes ^ met steil overeind staande
horens , dat onzes bedunkens een bijzonder geslagt van gedierte
is en in deze Noordelijke gewesten van Celebes overal gevonden
wordt. Weinig hartebeesten zijn er omtrent Gorontalo en Lim-
botto, daarentegen veel wilde varkens, en bijzonder mede van
dat slag dat men Babi-Rousa noemt. Van wild gevogelte ziet
men weinig, eenlijk zijn ér blaauwe doch meest buffelreigers ^,
stomme kwartels en bpschhoenders in tamelijke menigte ; verders
^ De spening der namen dezer plaatsen hebben wij onveranderd ge-
laten. Vele daarvan vindt men op de lijst der plaatsnamen langs de bogt
van Tomini, door ons gevoegd bij het werk van von Rosenberg bl. 150, maar
ze zijn hier, zooals Padtbrugge zelf erkent, zoo verward opgegeven,
dat het hoogst moeijelijk zijn zou, de ligging van allen aan te wijzen.
' De Anoa deprettieornis ^ zie de noot in het vorig deel der Bydragm bl. 324.
* De Ardea garzeita. Ook von Rosenberg beschrijft bl. 43 zijne gewoonte ,
zich op een buffel neer te zetten.
NAAR NOOaD-CELEBES EN DE NOORDEREn.ANDEN. 167
wat snippen , aardige waterhoentjes met sierlijke roode kammen ,
en anders geen klein gebeente met al, die ook mits er niet
gemii wordt niet zoude kunnen aan de kost komen. In het
binnenwater en de rivier zijn veel kaaimans en overvloedig cabos
die meest in de modder en tusschen de vermakelijke IndiscHI
plompen, anders genaamd Egyptische boomen ' zich houden;
de vangst van cabos, benevens den aanteelt van pisang, eend-
Togel, hoenders en ganzen is wel de meeste zoi^ van dezeluije
lieden.
Limbotto teelt ook veel schapen voort; Gorontalo niet zoo
reelf maar weder meer bokken. Wat aangaat zeker fort dat zij
weleer hadden begonnen , in het klimmen van het gebergte aan
de Noord Oostzijde van het meer, digt aan Limbotto, daar af
zijn twee gemetselde bolwerkjes in grafsteden verwisseld, in
welkers eene dezen Gorontaalsche jongen Konings vader heeft
willen begraven zijn.
Veel meer naar waarschijnlijkheid van dfeze gewesten hier aan
te voegen , heeft ons de kortheid des tijds niet willen toelaten ,
waarom dit overstappende, onze reize vervolgen.
De andere corra-corra die ons stond te volgen was mede gereed
geraakt en bij ons oiiilaag gekomen , als wanneer wij ook gereed
geworden waren, behalve dat ér nog veel scheppers ontbraken,
die te met aankwamen, onderwijlen dat den Gouverneur belaste
naar buiten te scheppen, daar de Gorontaalders omdat het een
weinig kabbelde niet gaarne aan wilden , doch wel meest omdat
2ij hnn behoorlijke mondkost nog niet hadden. Wij geraakten
echter nog buiten , blijvende de andere corra-corra nog binnen
'^n, doch vorderden zeer weinig, leuterende de scheppers
willens, gelijk zij ook buiten met jollen hunnen meesten voor-
raad aan boord kregen.
Dingêdoff 28 September arbeidde men van den morgen tot
^en middag en van den middag tot den avond, zonder meer
dan twee mijlen weegs te vorderen , door de tamelijk doorkoe-
lende Zuid-Oosten wind en flaauwhartigheid onzer zeelieden. De
andere corra-corra kwam ons bij, en strekte de wal hierN. W.
' Waarschijniyk de Nelumbium tpêeiotum, von Rosenberg bl. 64,diebl.
^ <ie visschen van het meer yén Limbotto opnoemt, onder wier inlandsche
lumen de Cabos niet weer te vinden is. Deze smakelijke visch, die
^ftlentijn I B. bl. 79 en 396 ook als bewoner van dit meer en dat van
Tondano vermeldt, is volgens Bleeker, R^fis Mmahasta Ibl. 59 de ophicepkafiu
168 JOURNAAL VAN PADTBHUOOE 8 KEIS
en Z. O. van den mond van de rivier tot hier, omtrent vijf
mijlen.
Woenêdoff 29 Sepiember met den dag moesten onze scheppers,
hoe traag en onwillig ook aan den gang, koelende het Zuid-
üoster luchtje al vrij haf der dan gisteren en kabbelde het water
ook vrij hardeir; daarenboven hadden wij den hoek die wij te
boven moesten en waarop de zee al vrij woelde, zoodat de corra-
corraV meenige zeetjes inkregen , dat onze onvoorzigtige scheppers
vrij verlegen maakte , hebbende om geen hoosvat gedacht. Daarbij
hadden de vaartuigen geen vier duim spelens boven het water;
daar waren wel planken tot zetboorden , maar niet een rottingje
of werktuigje om die te hegten, zoo dat zij van den nood een
deugd makende, met een wakkere arbeid en braaf uit te scheppen,
het gebrek hunner zorgeloosheid vergoedde, zoodat ^s middags
niet alleen den hoek te boven maar nog wel twee mijlen me»
gevorderd waren, waarover zij God openbaarlijk dankien,
zijnde zeer vreesacbtige menschen en geen zeelieden. Wij
waren aan land om een goede pleisterplaats te zoeken; na
het kooken en smooken en het middagmalen, schepten wij
alweder voort, met stiller weer en slegter water, zoodat des
avonds gissing maakten van dezen dag ruim acht mijlen voort-
geraakt te zijn ^ dat zoo al vrij sloereu koude. Het was al vrij
donker toen wij achter een rif land kóozen en des nachts vet-
bleven. Den Gouverneur belastte hun > mits het water op het
hoogst en spring was , zij zouden voor het vallen van het water
weder afkorten en buiten het rif ter dregge komen, doch volgden
zijliedem hun zin.
Donderdag 30 Sepéember bevonden wij ons met den di^
binnen het rif bezet, zoodat de vaartuigen met gjroote moeiten
daarover moesten arbeiden, dat al een wijl verlette, doch het
slegte water en het mooije weer verzoette alles, 's Middags weder
gepleistert en te 's avonds een goede rusttdaats gezocht, weder
acht uren gevorderd, en de strekking van de wal van gisteijBU
en van daag is regt Oost en West.
Vrijdag 1 Ociober, Des voormiddags nog omtrent twee mijlen
wanneer kaap Evenaar passeerden, vindende de strekking van
de wal zoodanig als in de kaart uitgebeeld staat, namelijk Z.W.
ü» W. en N.O. ten O., pleisterden *s middags aan het eilandje *
■ tui Üidf^MÉiJi^—
' De scheppers.
* Op Meivills kaArt der Minahassa heet dit eiland Banb^jaaon. Zie de
uitvoerige noot in het vorig deel der Bifdra^eH bl. 307.
NAAR NOOItO-CELSBtS K> Dm NOOUDBIUIILANOEy. 169
op de Zoidhoek van Gastricoms baai. 's Aohtermiddags de Noord'»
koek voorbijgezet met een goede voortgang tot 's avonds toe,
wanneer omtrent de Yogelnestjes eilanden de wal koozen en ver-
nachten.
Zalurdag 2 October tusscheu voorsz. eilanden en vasten i^I
door tot 's middags ter plaatse > kwamen daar de Castilianen weleer
een hoatenveldpoet hadden , alwaar het middagmaal klaar maakten
en nuttigden. Des achtermiddags omtrent Boerange vonden wij een
Amboineesch vaartuig en vrijman Marten Eriiards genaamd , wist
van den Koning Amsterdam niet, was van Amboina over Ter-
aaten gri[omen om naar Gotontalo te gaan. Pieter de Raedt
met zijn sloep en de sloep de Welkomst, stonden kort op ;^ijn
irertiek naar Tomaten hem te volgen , wist verder geen nienws. De
scheppers was heden hoopwerk gegeven, namelijk in de Straat
lembe eerst te zull^i slapen en nitrusten , daar weinig v«rmai^
in schepten en genoegzaam toonden geen behagen daarin te
hebben ; waarmede en hunne koppigheid zoo veel uitwomieD , dat
se den gansehen nacht tegen wil en dmk moesten scheppen zoo
^ed zij konden om eenKjk den wal te mogen houden, zouden
uiders door de feilen stroom te zeewaart in we^evoerd zijn
Zondag S OeMer, Omtrent acht uren des morgens kwamen
vij binnen de Straat Lembé, loopende met hetzelfde getij daar
door, alwaar wij pleisterden. Zoo als wij weder na den middag
^rferekken zouden, kwam onze makker, verleden naeht achter
grieve», ons weder bij en zette met ons weder te gelijk voort.
Onze snedige scheppers waren hier alwederom hun eigene mees*
tefS) want schoon wij stroom en wind mede hadden, zoo nogthans
lieten zij niet na al kngs deal wal en in de neer te scheppen,
dat o&s op den hoek van Banka zeer verlegen maakte, liggende
op een l^er van steile klippen en in een geweldigen maalstroom
en ^j zwaarder gevoel van de zee op de rudsen. Hier schepten
^ dat het kraakte bijnii een uur lang zonder een stap te winnen,
^n hadden genoeg te doen met hun heozen, tot eindelijk wat
^oder v«n de klippen de regte stroom ons vat kreeg en inéén
«nmeaen boven .de hoek voerde, om welkers hoek wij het in
een sl^te zee aan land bragten, alwaar wat aten en het volk
oek Keten rusten.
's Avonds omtrent acht uren hebbende een heldere maan , Heten
* Waarschijnlijk nabij het tegenwoordige Belang ; Boerange is misschien
^eo der eilandjes b\j Benteina.
170 JOUENAAL VAN PAOTB&UOOE's REIS
wij weder voortscheppen , dat al laiigs den wal ging. 's Nachts
sliepen wij allen , want onze scheppers gemerkt hebbende dat wij
sliepen , lieten het drijven en sliepen mede ; tot ons geluk waren
wij onder den wal en in de neer , anders waren wij heel buiten
de Straat weder gezet geweest.
Maandag 4 Octoher, Des namiddag op de Manado, daar den
Koning Amsterdam en den Koning van Amoera met hunne
Grooten, den Gouverneur op strand verwachtte , en verwelkomden
onder het losbranden van het geschut.
Den Koning Amsterdam was hier den Sste voorleden maand
aangekomen met de sloep de Roode Haan en een weinig te
vor^n zijn grootste corra-corra, hebbende nog in Xula gelaten
de sloep de Eendragt en eenige corra-corra's met den ouden
Sadaha en Majoeda, om van daar het volk zoo haast mogelijk
te pressen. Daar was nog niet een van de andere corra-corra's
verschenen, noch niemand van het volk op de jonken verdeeld,
eenlijk waren er omtrent twaalf Tematanen die op Tagnlanda
waren geland, en vier ditos met den zoon van den ouden Koning
van Candhaar, Antony van Voorst ^ van daar overgekomen.
Anthony een brief medebrengende van zijn vader aan den ser-
geant kommandant, die den assistent Harcxe heeft vertaald en
in zijn aanteekening van 'sKonings reis ingevoegd, waarbij
het gelaten werd. De Eerw. D". Caheyng was met klein vaar-
tuig, in gezelschap van den vader Torcotti van omtrent Boelang
van boord herwaarts aangekomen; doch was voornoemde Pater
des nachts van hem gescheiden en naar zijn meening regt naar
Siauw gestoken. De Boelang-Itanders hadden hem nergens in
willen behulpzaam zijn; zoodat den Schipper van der "Wal zijn
goed zelfe had moeten laten aan boord brengen, alzoo Ds. Ca-
heyng den Gouverneur er twee ^ ter hand stelde, zeggende,
hem alle zijn getrouwe Siauwsche knechten zelfs verlaten hadden,
behoudende niet meer bij zich dan drie zangers ' van de Ma-
nilha medegebragt, met dewelke en den Psalter zingen koude:
mijne vrienden en mijne naasten hebben mij verlaten.
Deze brief zullen wij vertolken en hier inlasschen. * In de
andere verzocht hij om vier stuks hunner slaven, waaraf eeue
* Hy ontleende waarsch\jnigk dien naam aan den landvoogd, die van
1662—1667 de Molukken bestierde.
' Hier is het woord brieven uitgelaten.
' Koorzangers.
« Zie Bijlage YI,
VAAK NOOKD-CKT.EBKS £N D£ NOORDEEEILAXDKN. 171
(bij) onzen Goegoegoe van de Manado was; een ander was ten
tijde van Loitenant Sipman verruild en had er een ander tegen
ontvangen , doch de andere twee waren geregtig de hunne , waar
af den eene in 's Comp. bewaring nog was , om tégen deszelfs
slaaf Domingo, dos lange onder Manuel Espagnol ' onrecht-
vaardig behouden en bezeten , weder overgegeven te worden , den
ander schuild ergens alhier in het dorp, dewelken den Gouverneur
zal trachten te bekomen om de Castelianen te toonen , hoe zij
behoorden te doen. Den gezegde Pater Torcotti was zoo haast
uit Boelang-Itan niet geweest, of den Temataanschen Pries-
ter 2 had het kruis getragt onder den voet te hakken,
waar aan geen der Boelang-Itanders een hand durfde slaan,
alzoo den Pater huB had verzekerd, ja, met eede gezworen,
dat wie aan het' kruis maar raakte om er eeuig leed aan te doen ,
zekerlijk den dood sterven zoude, dat evenwel niet missen zal,
en gebrak er maar een goede uitlegging, die echter de Boelang-
Itanders niet verder van nooden hadden. Want ziende , dat den
Temataan, die zoo stoutelijk en onbeschroomt er in kapte, geen
ongeval trof, maar even frisch bleef, peurden er de Boelang-
Itanders mede aan en hielpen het kruis voorts onder den voet.
Alle de paternosters gaven zij mede van zelve over, waaraf het
penningje en kruisje eenlijk werd afgenomen, en de koralen
ontsnoerd, om de vrouwtjes nog te kunnen tot armsieraad die-
nen, zoodat deze in een oogenblik van goed papist tamelijk
gens werden, alzoo zij zeiden en bekenden dat hetgeen overal
en t^nwoordigeii God was , dewelke de Paters dusdanig onder
hun geweld hadden en vervoerden waar zij wilden; alzoo zij
^ten dat hij hem in zijn kist gesloten en medegenomen had;
verstaande hierbij het afbeeldsel van een gekruiste.
De Gouverneur vertoonde aan de Koningen van Tematen en
Amoera,. hoe naar krijgsgebruik den Siauwer wel diende den
oorlog aangezegt, en terwijl men hier toch nog wachten moest
lisar de Tematanen en verdere hulpbenden , dat zulks hoe eer
hoe liever diende te geschieden, hetgeen ook vastgesteld werd
door den Koning van Tematen in aÜer beleedigde naam te laten
göchieden. Wordende ten dien einde de tegenwoordige alhier zijnde
Sianwers en Spaanschgezinden ontboden door den Koning Am-
^fdam, en hun voorgehouden alle de kwade gangen, moorde-
' Jesniel uit Arragon, die op Siaaw het Christendom verkondigde.
Valent. I 59,.70, 398.
' Niet ingevuld.
173 JOÜKNAAt VAK PADTBRUGGlV RBtS
rijen en rooverijen des Sianwschen Koning, waardoor Z. H. en
de bondgenooten genoodzaakt waren geworden, hun regt, het*
wdk in der minne en naar billijkheid niet hadden mogen noch
kunnen erlangen, door de wapenen te zoeken, ae^;ende den
Koning van Siauw den oorlog aan; dat ae gedachtig zouden
eijn, bijaldien zijn te zendene heraut, of niet te regt kwam,
of niet gehoord werd. GbVende verlof aan zooveel Siauwers, als
er duavenre onder des Gouverneurs besdierming waren geweest,
te mogen vertrekken, eenlijk alleen verblijvende Don Juan ds
Leon > , in ostagie , tegen zijne derwaarts te zendene Tematanen ;
waarmede de Spaanschgezinde vertrokken , om zich tegen morgen
en de te huis reis vaardig en klaar te maken. De Koningenen
Rijksgrooten namen mede hun afscheid, om den Qouvemeur wat
te laten rusten en middagmalen. Des achtetmiddags kwam den
Koning Amsterdam met dewelken den Gouverneur het werk ging
bezigtigen, vindende de tien affuiten, voor des Gouvemeuis
vertrek belast te maken, alle vaardig, behalven twee kleine dito's
tot de veldstukjes, daar het beslag eenlijk aan ontbrak, daar
waren al een goed gedeelte balken bij de werken, eenige tot
affuiten doorgezaagd. Onze kistenmakers waren ook redelijk met
de predikstoel gevorderd, doch de metselaars nog niet aan het
werk, bij gebrek van kalk. Zij werden echter aan de reduit
gezet, om de borstwering rondom vast af te kappen, en den
kommandant gelast een kalkoven te laten vervaardigen.
Na de ronde gedaan te hebben, verzocht den Gouverneur
den Koning Amsterdam of Zijn Hoogheid geliefde om gezamenlijk
den Koning van Amoera een bezoek te geven, hetwelk gaarne
toestond ; doch was dien vorst alstoen niet in zijn woning , zijnde
zich aan de rivier wezen waaschen; zoodat na het dorp wat door-
gewandeld te hebben y den Gouverneur den Koning Amsterdam
weder te huis geleidde en zijn aüsoheid nam.
Bingidag 5 Oeiober. 's Moi^ns bekwam den Gouverneur tijding
als dat de twintig prauwen der Orang Badjoes, die den Am-
boineschen vhjburger Erhardt Martensz. ^ ontmoet waren en van
Tomini kwamen, alhier verscheenen waren.
DwL Gouverneur ging naar strand, om te bezien hoedanig
de Tematanen in de krijgsloodsen gehuisvest waren, en vond
aldaar den Koning Amsterdam bij zijnen broeder Jena, en bij Z. H.
1 Oeie was bl^kens Bijlage VIII door Serranos met een brief aan
Padtbrugge gezonden. Hij was, zoo als later blijkt, schoolmeester op Siauw.
' Hiervoor Harten Erhardsz.
!7/LAR KOORD-0HL1BE6 IN DB KOORDBRKILAMDBN. 173
de Roofden der Orang 6adjoe8 , dewelke den Gouvernenr wel-
kom heette en minlijk aansprak. Bevindende in het onderzoek
meest alles wel van de Eerw. Ds. Montanns > aangeteekend te
wesen, doch eer oveigeloovig dan dat zonder godsdienst, ook
eeiüge omitanAgheden van politie en justitie te zijner tijd mede
m te halen. Zij belopfden den Gouverneur te zullen komen
besoeken. Nadat deze zeelieden ve^^kken waren , liet den Gou-
verneur door d^i Assistent Haroxe Z. H. voorlezen de onderstaande
briefes, in het Maleisch agn de IConingen van Taroeua en
Kindahaar, alsmede den Koning van Taboekan geschreven; de
«elke Z. H. zeer wel aanstonden en wel lijden mogt dat dus-
duig afgingen '.
Den Gouverneur schreefer ook dit Nederlandschbrie^e nevens,
londer eepige veitolkiug , om den Kapitein Andreas Seranos zijn
Spaausche grootheid betaald te zetten, en te beantwoorden het
Spaanseh briefje aan den Gouverneur naar Maleyo geschreven,
mede zonder eenige vertolking, even als of wij meer gehouden
«aren de Spaansche als de Nederlandsche taal te kennen *.
Deo Gouverneur onderhield den Koning van Tarnaten nog
een wijl met zoodanig verhaal , die de tegenwoordige Tematanen
tot onderrigting konden verstrekken ; hoe hij namelijk op zijne
reis van hier over Kaudipan en * naar Limbotto én
Gorontalo, niet alleen een afkeer en schrik, maar ook een walg
eo vervloeking der Tematanen tot zijn leedwezen had bespeurd «
hetwelk niet alleen op de gezeide plaatsen, maar allezins en
UeF alom te merken was, meest over de geweldige en onlijdelijke
lOftQier van a^rsing van goud en slaven vap voorheenen;
inoedwil aan vrouwen en dochters, dartelheid en grootsdiheid
asn giQoten en kleinen zonder onderscheid, en brooddronken-
Khap, verwoesting en vernieling aan gezaai, vruchten, boomen
^ vee gepleegd. Deze schuld ware ded Konings niet , maar van
^jn ongebondene schraap- en geldgierige afgezondene, echter had
^ de Koning de schande *en schade van, daar zijn dienaar9
oonaak van waren. Vrienden en onderdanen wepden niet anders
dan vijanden gehandeld ; deze amet moesten zij weder afWasschen
' De berigten van Montanus over de Orang Bac^oes vindt men bij
^ilentijn I. bl. 396, welke bl. 66 reeds de meer uitvoerige inlichtingen
^ui Padtbrugge over dit volk had medegedeeld.
* Zie Bijlage VU.
" Zie Bijlage VIII.
^ Dit woord niet ingevuld, maar moet blijkens het voorgaande Boba-
<Üogzyn.
174 JOURNAAL VAN PADTBRUGOk's EEIS
en trachten te overwinnen met een andere manier van leven,
zoo zij des Konings regtvaardigen haat niet wilden op deuhab
halen. Op Sianw waren hunne vijanden, maar op Sangi moest
hij weten dat er vrienden en vijanden waren, daar hij onder-
scheid had in te maken of men zou er met schetpe sporen tegen
gaan. Dit werd hun eenlijk tot onderrigting gezegd, opdat zij
zouden trachten in stede v^n zoo kwaden, een goeden naam
bij vrienden, bondgenoten en ^s Konings onderdanen te erlangen.
Allen lieten zij het hoofd hierop hangen , en niemand durfde
opzien; behagende dit eenlijk den Koniug Amsterdam uitter-
maten, die den Qouvemeur somwijlen toeknikte om al voort
te varen. Doch dit alles was genoeg voor dees tijd ; den Koning
en Qouvemeur namen weder voor den Koning van Amoera te bezoe-
ken , latende zulks tegen namiddag aan voorsz. HH. weten ; nemende
den Gouverneur van Z. H. Amsterdam verders zijn afscheid.
De Hoofden der Orang Badjoes kwamen den Gouverneur nog
voor den middag bezoeken , brengende een geschenk van visschen
en wel voornamelijk van zeekoeijen, zoo men die alhier noemd,
zoodanig op de kust van Sofalo en Mosambique zouden vallen. '
Nadat zij met arak wel onthaald waren , vertrokken ze , wor-
dende hun aangezegd om op den avond weder te komen , alzoo den
Gouvemeui: voornemens was hun eenige smaUe schenkagie te doen.
Des namiddags gingen den Koning Amsterdam en den Gouver-
neur den Koning Loloda bezoeken na welk bezoek (daar niets
van belang in voorviel, dan wederzijdsche heuschheid) wandelden
den Koning en Gouyemeur naar des kommandants tuin, zeer
vermakelijk op de rivier en aan een veer gelegen; te eer van
den Koning van Amoera hun a&cheid genomen hebbende, om-
dat denzelven met zeer kwade oogen gekweld, een lang onder-
houd niet wel kon velen. Des avonds vernamen de Hoofden der
Orang Badjoes niet meer, wezende, naar ons berigt werd , naar
de West te visschen vertrokken. '
Anthony van Voorst werd weder afgevaardigd met een ge-
schenk van een stuk Guineesch en een pinasse gingan ^ , voor
den Koning zijn vader; de Tagulanders vertrokken mede met
de Siauwers , Papangers ' , en den sergeant Hendrick Muschke met
* Of de in bijna al de zeëen van den Archipel voorkomende Doejong
ook op Afrika*s Oostkust verschijnt , waag ik niet te beslissen.
* Ook door Val. I. A. bl. 26 onder de Coromandelschê kleeciijes genoemd.
' Inboorlingen der Philippinen, dus geheeten naar het district Pam-
panga op Lu^n.
NAJLB NOORD-CEL£B£S EK DK NOOUDERGILANDBN. 175
een «oldaat tot zijn gezelschap, om den brief te brengen aan
denSpaanschen Kapitein ; kunnende beide noch Portugeesch V noch
Maleisch. Den sergeant was gelast de gelegenheid der plaats,
zoo der Spanjaarden , Siauwers , als van het dorp van Jeronimo
d'Arras, Oelo * wel af te zien en in prent te ontwerpen om
er de Ternataansche zaken naar te rigten.
Den schrijver Tominea ging nu ook mede om den Siauwschen
Koning den ooriog aan te kondigen, hebbende tot zijn gezel-
schap nog een k twee Ternatanen mede.
liaat op den avond verscheenen van het dorp Lauoede, *
drie honderd boeren om hon aandeel van balken aan te slepen.
Woensdag 6 October. De fluit de Swaan werd in het Westen
af en aan den hoek gezien, drijvende aldaar in stilte, welker
Schipper des namiddags met het bootje aan land kwam, mede-
brengende zoodanige brieven en papieren als er uit Maleije met
den sloep van den burger koopman Pieter Tidesz. waren her-
waarts en den Gouverneur nagezonden. * Den Schipper verhaal
doende van zijn verrigtingen in het onderzoeken van dezeCele-
besche kust was tot Bwool toe geweest , alwaar de chaloup ,
Terucco nog eerst had beloopen, hebbende voorsz. chaloup, 14
dagen in stilte gedreven zonder iets te vorderen, zoo dat daar
zeer over bedugt was en zorgde (zorg had) dat.zijn reis naar Paloe
bezwaarlijk zoude bekomen. Doch alzoo hem gelast was niet
langer dan drie weken of een maand ten uitersten daartoe te
besteden, of anders de brieven van Bwool of Totoly maar voort
te laten gaan, twijfelde niet of zoude haast wederkeeren.
Donderdag 7 October. Kwam het fluitje de Vliegende Swaan
tegen den middag alhier ter reede, strijkende de chaloup de
«oode Haan zijn vlag met een schoot ter eere van de Comp®.
^ hijschte die met drie schopten weder op , latende de wimpel
^r boven afwaaijen, en kwam de fluit met de vlag op de
i«ede doende vijf eereschoten, zoodanig als tusschen den Koning
en Gouverneur was overeengekomen ^,
' In de 17<l0 eeuw werd echter het Portugeesch nog veel in onze bezit-
^gen gesproken, terwijl de Spaansche kapitein die taal waarschijnlijk
^el verstond.
' Bij dit dorp lag de Spaansche sterkte op Siauw.
' Mij in de Minahassa niet bekend.
* fiy deze gelegenheid werden 9 Siauwers uit Ternate overgezonden;
ook hadden vijf correcorren, die koning Amsterdam zouden volgen, door
5tf»rni groot oponthoud en schade gehad.
* Volgt de benoeming van vijf inlandsche schoolmeesters.
X (XIV). V^
176 JOURNAAL VAN PADTBEUOGK^S REIS
Tegeu den avond bezocht den Gouverneur Z. H. Amsterdam
zouder dat er dezen dag iets verders van belang voorviel , daa
dat den Koning van Amoera was beschonken met het volgende :
£en ps. Guineesch linnen,
Een ps. Bethilles, bminblaauw,
Een ps. deken gekatoeneerd ,
Een ps. Bethilles rood en
Vier ps. roode sergie.
Vrijdag 8 October. Bekwam den Koning van Amoera tijding,
dat deszelfe zuster , na aan een kwijnende ziekte lang bedlegerig
geweest te zijn, eindelijk dezen wereld was komen te overlijden,
hetwelk (hij) den Gouverneur weten liet en met eeu verlof ver-
zoeken om een keer derwaarts te mogen doen om het doode lijk
te beweenen. Den Gouverneur liet in antwoord den rouw heu-
schelijk beklagen, maar het konde niet wel wezen om eeue
keer naar derwaarts te doen, alzoo wij tegenwoordig op sprong
stonden, om zoo haast de Kaudipanders en Tematanen geko-
men waren,' te vertrekken, hetwelk zonder Z. H. als een merkelijk
beleedigde partij niet wel geschieden kan. Op dit antwoord liet
den Koning nader verzoek - doen , om verders alhier op hunne
wijze onder trom en bekkenslag • de overledene te beschreijen ,
hetwelk toegestaan werd en onder een gerommel en droevig ge-
huil geschiedde. Tot een rouwgift waren wij weder genoodzaakt
in 's Konings van Tematen en • onzen naam het volgende te
/enden; zullende den Koning op zijn rekening voor de helft
belast worden.
Bouwgift voor den Koning van Araoera's zuster:
Een bruin blaauwe Bethilles.
Tegen den middag kwam hier ter reede de chaloup Terlucco ,
hebbende niet verder dan Bwool kunnen geraken, alwaar zijne
brieven aan land had gegeven, die dezelve aanstonds met zes
mau in een prauwtje hadden voortgezonden , gelijk zulks in een
kladdetje tot bewijs mede gegeven, aanhalen. Die van Bwool,
zeide de kwartiermeester , mede met eenige vaartuigen herwaarts
aan te komen, wezende den Koning van Totoly mede op weg
geweest, doch door het overlijden van zijn zoon weder terug
gekeerd.
Die den Koning van Amoera de tijding van zijn zusters over-
lijden liadden gebragt , wisten ook te zeggen , hoe zeker Siauwsch
vaartuig ouder het land van Magoude had geweest , alwaar eenige
inwQouders meenden aan te randen , maar ziende dat zij zich
NAAR NOOÈD-CELÈBÈS I^ DE NOOitDEIlEn.ANDKN. 177
tot tegenweer bereidden, waten ze na verscheiden bedreigingen
en lasterlijke scheldwoorden weder vertrokken. Den Gouverneur
ïOTgende dat met de overkomst van den Pater Torcotti op Siauw
— onder het gewoel en te meer zij welligt hunne vaartuigen niet
irel anders of voordeeliger zouden kunnen gebruiken , iets weder
op Boelang-Itan mogten ondernemen, alwaar het maar om het
ter vlugts af te loopen en te verrasschen — liet een korporaal en
zes man kommanderen, die nog dezen avond met de chaloup
Terlucco weder derwaarts zouden vertrekken , oni aldaar op strand
van Kaudipan, te midden tusschen Dauw en Boelaug-Itan of de
Zonte en Zoete rivier, de wacht daartegen^ houden.
De Koning van Amoera bezorgd mits het afeterven van zijn
wister, wegens de erfenis, deed verzoek om een gilalo met zijn
Kapitein-Laut naar derwaarts te zenden , om op alles de vereischte
orders te stellen, dat toegestaan werd, mits van hier weinigen
terog komende meerder volks zoude brengen , met welke belofte
zij vertrokken. Zoo mede de ehaloup Terlucco, met de geschikte
zeven man voor Kaudipan en dit briefje ' in het Maleisch voor
tóde dorpen.
latwrdag 9 Ociober is er niet^ • van belang voorgevallen, alzoo
^ Koning Amsterdam en zijne Orooten in het gezelschap van
den Gouverneur en deszelfe verdere vrienden zich aan Oud-Manado
püg vermaken, scheppende derwaarts met twee corra-corra's
en onze landschuit. Den vrijburger Pieter de Hoedt , was mede
^e vooraf aan land was gekomen , terwijl zijn chaloup nog in
*Öte dreef. Hij had brieven van Maleije voor den Gouverneur,
^h had ze aan boord gelaten , van waar Schipper Jan van der
Val die afhaalden, dewelke alhier niet in voegen, omdat den
^jd in het uitschrijven dezer ons te zeer ontschiet en copielijk
vin Maleije er nevens zullen gevoegd worden.
iondag 1 0 Ociober kwam de chaloup van S*". Pieter de Hoedt
diner bij de andere ter reede, zoomede verscheen den ouden
Sadaha Calamatta van Baugay met de chaloup de Eendracht;
'efende te verhalen dat Majoeda * met zijn onderhebbende IH
^nb eorra-oorra's van Xula in de Goronlaalsche zee had gelaten ;
^jders dat hij yan Bangay een anker medebragt, hetwelk geloofd
' Dit is niet geinsereerd.
' Het Ternatnaiisch hoofd wiens geweldenarijen de Gorontaalders zoo
•fiteerig van Temate ha<i gemaakt. Montanus bij Valentijn I. bl. 395 en
hiervoor bl. 162.
178 JOURNAAL VAN PADTBaUGOE's REIS
werd van het schip van den burger Hartman te zijn, hebbende
nog een zwaarder anker ginds gelaten.
Onze godsdienst werd des morgens in de Nederlandsche en
des namiddags naar gewoonte in de Maleische taal stichtelijk
waargenomen, na het welke met twaalf gelederen Nederlanders
en twee kompagaien Tematanen de parade gedaan werd, waar-
mede den dag eindigde.
Maandag 10 Octoher ging zich den Koning wat aan het *
fluitscheepje de Vliegende Swaan vermaken , terwijl er vast geen
werk met al door de Tematanen werd gedaan , latende alles op
de onze aankomen, schijnende allezins niet anders te zoeken,
dan dat het voornemen te niet mogt loopen, benijdende den
Koning naar het schijnt die eer; die onderwijlen ook wat te
veel vermaaks in plaats van werk zocht; aan boord geschiedde
er ook al eenige schooten meer , dan er vastgesteld en beloofd was.
Den Sadaha Calamatta op het lang uitblijven van Majoeda
ondeirvraagd ^ zorgde ^ dat voorsz. Majoeda weder eenige ver-
warring brouwen zoude, alzoo hij hem Calamatta getoetst had,
ouitrent Gape ^ aan zijn boord zijnde , om een kanswaging van
buit en slaven op het eiland Togia in de bogt van Gk)Tontalo
te doen, het welke hij vreesde alleen te zull6n ondernemen, on-
aangezien Togia deels onder Qorontalo deels onder Limbotto , naar
de meening en het opgeven derzelve gehoorde. Hetwelk strijdig
met hetgeen den Gouverneur voorsz. volkeren verzekerd had,
van datgeen overlast door de Tematanen hun zoude worden aan-
gedaan, die lieden een verkeerd gevoelen van den Gtouveraeur
zoude doen hebben, als die zulks wel wetende, met die ver-
zekering hun maar trachte in slaap te wiegen , hetwelk dan door
Majoeda geschiedende of geschied zijnde, zoude zich den Gou-
verneur daarover moeten gevoelig toonen, doch ,nam voor, dit
stilzwijgend dus lange voorbij te stappen ter tijd en wijle daar
beter blijk van had. Heden voelde men alhier eenige aard-
beving.
Dingsdag 12 Octoher. Met den dag liet den Gouvemeur den
Koning Amsterdam aandienen, dat het werk naar behooren niet
voortging en dat het de Temataansche Hoofden geen ernst scheen ;
* Was bezorgd.
' Oape, het grootste der Bangaay-EilandeiLf wordt thans gewooniyk
Peling genoemd , hetgeen eigenlyk (zie Val. I. bl. 80) de uaani is vau een
kampong in de groote bogt op de zuidkust van Gape.
XAAK NOOKD-CELEBES EN DE NOORDEREILAVDEN. 179
ook dat het mousson aan het leuteren ' en de Weste wind be-
pnnende toe te tasten , het voor de fluit en de chaloupen geen veilige
recde alhier was. Dat ook den Gouverneur naar de Mindanao *
nog willende , zijn tijd van nooden had ; ook waren er nog veel zaken
te overleggen en kon men romp slomps niet instappen en heen-
gaan. De Koning was het leed die ongemeene traagheid in de
zijnen te zien; had ze lonter over den hekel gehaald en zondt
ze den Gouverneur toe , om ovA» zoodanige zaken zich met den
Gouverneur te beraadslaan als er noodig mogt wezen. Doch den
Gouverneur zeide met hun afzonderlijk niets te doen te hebben ,
dan eenlijk tot meerder ijver aan te manen. Duizend stormpalen
of meer was vastgesteld dat met de chaloupen van Xula en
Gape zouden gebragt worden , benevens genoegzame zware swalpen
tot het maken van affuiten en daar was niets gebragt , ja zelfs
mt den broodkamer van Xula , geen sagoe voorraad van belang.
Zij waren nu zoo dikmaals en alle dagen aangepord geweest
om gezeide palissaden, daar zij telkens goede beloften deden
van te zullen verzorgen , zonder dat er iets van kwam ;
den Gouverneur kreeg er verdriet in en zoude zich op een
andermaal wel wat nader bedenken om iets tot hunne eer
aan te vangen, die zij zelve niet zochten. Hunne loome zorg-
loosheid ten naastenbij kennende, had hij niet willen wachten
naar hunne te brengene afluitplanken , maar had aanstonds en
op zijn komst , balken laten kappen , aanslepen , zagen en affuiten
in voorraad laten maken; ook reeds zeven honderd stormpalen
hijeen,' daar zij pas een honderd van de aangenomene duizend
hadden en daartoe den Gouverneur hun nog dagelijks had moeten
wnpressen en menigmalen tot zijn leedwezen had moeten *be-
rispen. Zij moesten niet denken, dat de E. Compe. het minste
kanon onder haar zoude vertrouwen om den vijand tot buit te
dienen ; waren zij in zoo ligte werken zoo traag , hoeveel te meer
zouden zij in het zwaarder zijn. Onze rijst en padi , die wij
^lijks moesten verstrekken , kwam ons zeer ongelegen en zoude
ons zelfs op Maleije in verlegenheid kunnen brengen, zijnde
«an HaarEd. naar Batavia geschreven,, dat zich om onzentwil
' Verflaauwen.
^ Padtbrugge heeft op deze reis dit plan niet ten uitvoer gelegd en het
^ter niet weer opgevat, daar de hooge Indische regering by haar schrijven
'*n 28 Dec. 1677 de reis naar Mindanao. veroordeelde voor den gouverneur.
M maakt D. I. A. bl. 35 van dit verbod gewag ^ hoewel hij dien brief niet
joist begreep.
180 JOURNAAL VAX PADTBBUGGe's BBIS
belaugende de rijst , niet te zeer behoefde te bekommeren , zoodat
wij van daar niets te verwachten hadden , veel min van de Ter-
natanen , die reeds al onzen voorraad van sagoe , van den Koning
zelve gekocht , on^ hadden afgeleend , zonder dat nog zien konde ,
hoe wij weder zouden voldaan worden; te meer zij hier te lui
waren om zelve haar sagoe te poekeleu , daar zij uogthans zagen
dat die van Boelaug , Kaudipan en Goroutalo elk om het zeerst
in de weer waren en wel ^nsteu sagoe te vinden, gelijk het
ook niemand die maar wat naarstig is, hier rondsom het ont-
breekt. Dit was het dat den Gouverneur hun had te ze^en
maar belangende een algemeeue raadspleging , daar moesten de
beleedigde Koningen tegenwoordig zijn; daar waren veel gemen-
gelde zaken, ook eenige die den Gouverneur met den Koning
bijzonderlijk en alleen had te overwegen; op Saugi had men
den Koning van Taboekan, die op het wippen stond; ' zijn
Manganitaansche afvalligen onder Piantay op Cajouris; * zijn
verschovene vrouw met den Siauwschen Koning al eens; veele
zijner onderzaten christenen, zoo nieuwdinJEC geworden, als nog
begeerig om gedoopt te worden eu onder 'sComps. beschenning
te zijn. Taroena, Kandahaar, Boelang, Kaudipan en Taywila
hadden hare bijzondere klagten en inzigten, ieder moest weten
wat vergoeding te verhoopen had ; elk bragt er het zijne toe , be-
halven Tajrwrila. Zoo moest ook ieder weten op wat voet men
naar derwaarts ging, men kon er zoo niet heen loopen als een
troep schapen en komen onverrigter zaak en met schande weder
terug, of werden aldaar twistig onder eikanderen; en tofbesluit
werden zij nogmaals aangemaand ten minste duizend stormpalen
te maken en zoo veel touwen van goemoeti te spinnen , dat men
in het landen aanstonds slagtvaardig raken en post konnen houden ,
hetwelk dan zij als in ernst scheenen te belooveu en daarop ver-
trokken ; zullende den tyd leeren wat er van vallen wil.
Pas waren zij vertrokken of den Koning van Kaudipan kwam
alhier aan te landen mot twee corra-corra's en ruim 100 koppen,
staande zijn Goegoegoe nog met een corra-corra te vo^g^n en
vijftig koppen. Met hem kwam ook een gil^lo van Boelang-Itan
met 15 man, eeulijk zeggende last te hebben van de Koningin,
wiens broeder mede gekomen was, om te vernemen wat den
Gjouverueur hun zpude willen belasten ojm daaraf rappont te
^ Op het punt om af te vaUen en de Spaansche zijde te kiezeo.
2 Zie oyer Cario Piantay koning van de door Spa^nsjch^n invloed vau
het rijkje Mangenitoe afgescheiden negory Cajoeris. Valent. I. bl. 46.
NAAR NOORD-CEJ.EBE8 EN DE NOORDEREII^ANDEN. 181
kunnen doeu , opdat zij zulks zoude mogen achtervolgen. Hoewel
den Gouverneur dit voor een vertragen en aarzeling aanzag , zoo
liet zulks nogthans niet blijken, maar gelastte hun aanstonds
vier man met een prauwtje terug te zenden , met aankondiging
aan de Koningin van Boelang-Itan , van een kloek vaartuig,
gehoon niet zeer gemand , ten eersten herwaarts te zenden , een-
lijk om te zien of zij het zullen doen.
Maocarompus ' de broeder van den Koning van Boelang, kwam
mede nog met een vaartuig en omtrent 50 man ; hij werd mede
meteenige eer ingehaald en beschonken met een roode Bethilles.
Den Koning van Boelang liet zich ook door tusschenspraak van
Z. H. Amsterdam, met zijn zuster en hare zoon alhier ver-
zoenen, daar hij geen andere haat op had, dan 0(ndat ze te
gering, buiten zijn kennis en wil een man had genomen en
zich zei ven uitgehuwd.
Koning Binankal koos onze twee houten loodsen voor hem
en zijn volk, om te nader bij den Gouverneur na zijn zeggen
te zijn ; Maccarompus voegde zich bij zijn broeder den Koning
van Boelang, wezende hun verschil wel nog niet bijgelegd, maar
wat gesust.
Koning Amsterdam verliet ook zijn huis zonder iets te zeggen
of bevorens den Gouverneur te waarschuwen , en ging op strand
bij zijn soldaten wonen, ontschuldigende het, dat het huis te
Wompt en warm, en dat daarin te druiloorig werd en ook al
■ te malankolisch was.
^)m den Koning een weinig bevorens in te nemen , of Majoeda
iets op Togia mogt hebben ondernomen , gaf den Gouverneur
^cn Sadaha Calamatta, de notulen opzijn vertrek van Goron tal o
aldaar gelaten , in handen , om den Koning het verrigte , in voor-
deel van die van Tomini , bekend te maken.
^oenidag 13 October werd den dag meest doorgebragt met
*8niten te schepen , kruid en lood te verdeelen , touw te spinnen
®n palissaden te kappen , zonder dat er iets van belang verder
voorviel.
Ihnderdoff 14 October. Des namiddags gaat den Grouvemeur
den Koning Amsterdam in zijn tent bezoeken, die nog al ziek
was van dat aan boord van het Swaantje zoo wel was onthaald
geweest. Het voornemen van den Gouverneur was Z. H. een
' Valent. noemt dezen prins Maccarompius en verhaalt dat hij met zijn
oroeder Laloda over een erfenis in onmin was en daarom meestal de
Spanjaarden aanhing. D. I. B. bl. 69,
182 JOURNAAL VAN VADTBRUOOe's REIS
I
weinig iu het bijzonder te spreken, om zijn regte meening te
mogen weten, hoedanig het met wegzenden van zijn huis-
vrouw, de dochter van den Koning van Taboekan, eigenlijk
lag, en hoedanig als nu zijn meening wezen mogt? Doch de
ongelegenheid der omstanders en waaronder verscheiden ver-
dachte waren, liet niet toe aldaar die snaar alstoen te roeren,
zoodat den Gouverneur Z. H. eenlijk als nog voorhield: de
verloopeue tijd , de noodzakelijkheid van ten minsten alles klaar
te maken , en zijn schepvaartuigen , die allen nog op den wal
stonden, te water te brengen en van alle noodzakelijkheid te
voorzien , opdat wanneer Majoeda met de Xuleesche en Gapische
hoopen en Baccarij " met de zijne verscheen, alles slagvaardig
mogt zyn om ten eerste af te steken en reis te vervorderen.
Ondertusschen konde men ten naasten met de Koningen onze
bondgenooten een algemeene vergadering houden, om op het
noodzakelijkste voor den tegenwoordigen tijd te letten en ieder
zijne grieven te verstaan , en wat voldoening een ieder mogt be-
geren; hetwelk den Koning zocht te ontwijken en met zijne
onpasselijkheid te ontschuldigen , willende zijn Rijksgrooten zenden.
Doch den Gouverneur vertoonde Z. H. hoe zulks buiten deszelfs
tegenwoordigheid niet kon geschieden, zullende het liever nog
een dag of twee aanzien en opschorten ^ in hoope Z. H. alsdan
beter mogt wezen, het welk dan den Koning zich mede liet
welgevallen. Z. II. Amsterdam deelde den Gouverneur het nieuws
mede , dat deze morgen den Koning van Amoera hem had laten
weten , namelijk hoe uit Datahan in zee nu twee dagen verleden
acht corra-corra's waren gezien, zijnde eenige lieden, naar Z. H.
meende , van daar bij den Koning van I3oelang verscheenen ; het
welk den Gouverneur vreemd voorkwam, doch niet blijken liet.
Dan als begeerig om die lieden zelve te hooren Ket den Gouverneur
hun roepen, dewelke ondervraagd het zelfde nieuws nogmaals
verhaalden; waarmede den Gouverneur hun gaan liet zonder
verder iets te zeggen.
Jeronimo d'Arras kreeg last om een binantang * met drie man
af te schikken naar de straat Lembe, om dezelve te gaan ont-
moeten en voort te pressen, die echter mits er een onstuimig
1 lilijkens het vervolg zoude dit Ternataansch hoofd de hulpbenden van
Tamboekoe en Lohia aanvoeren. Het eerste r^kop Oost-Celebes staat nog
steeds onder Ternate, Lohia ligt op het eiland Pantojano of Moena
nabij Boeton.
2 Jnlandsch vaartuig.
HAAR N00KD-CBLEBE9 EN DB KOORBEREILANDEN. 188
weer, wind en regen ontstond deze avond niet kon weggeraken.
Den Gouverneur na genomen afscheid van den Koning
Amsterdam , naar huis gaande , ontmoette onderwegen de Koning
Binankal, die den Gouverneur tot huis toe vergezelschapte ,
verlof verzoekende, om tegen morgen den Koning Amsterdam
te mogen gaan begroeten , zeggende dit omtrent de E. Gompe.
verpligt was om te doen, buiten welken keunis en wil hij niets
wilde beginnen of oudememen, als staande onder dezelve en
niemand anders. Hij werd bedankt, geprezen en aangemoedigd,
ook onderrigt hoe zich omtrent de Koning van Tematen had te
gedragen. Nadat een weinig onthaald was, vertrok weder, wor-
dende door den schipper van der Wall, luitenant, vaandrig en
assist. Harcxe weder te huis gebragt.
Vr^dag 1 5 October. De Mooren sabath wezende , bleven de Ter-
natanen ongemoeid", de Gouverneur liet de Dathanders roepen , die
op gisteren de nieuw^stijding hadden gebragt , de welken verschenen ,
voorgehouden werd, dat ze Compe. onderdanen zijndcf , niet vermo-
gens waren herwaarts te komen en zich elders dan omtrent 's Gompe.
gezaghebbers te vervoegen ; dat ons gansch niet behaagde dat zij bij
den Koning van Boelang gingen, zonder bevorens of ook naderhand
eerst bij de E. Comp. te komen. Zij konden geen twee Heeren te ge-
hjk dienen , of in ongelegenheid zouden ze geen van beiden tot haar
littlp gereed vinden. Ook wisten zij wat er nog oneffens was
negens hunne Sala en hoe onze Alfoerezen er op los wilde om
"ïct geweld en met de wapenen weder te halen , hetgeen zij met
goedwilligheid niet wilden of konden geven. Zelfe hadden wij
^m% met hun , hebbende het voornemen alleen niet belet, maar
ook gereeds de middelen aangewend om er hün uit te redden
en de zaak waar het mogelijk bij te doen leggen.
ttt dienden zij te bedenken en zulks met te meerder gene-
genheid omtrent de E. Comp. trachten te verSchulden. De arme
luidjes zagen onnozel bij zich neder , zonder dat ze iets tot hunne
^erschooning wisten in te brengen, zoodat men deernis moest
i^ebben en hunne onnozelheid te geraoet komen; zij werden dan
gewaarschuwd zulks in het toekomende niet meer tedoen,waar-
"ïede zij vertrokken.
Omtrent den middag verscheenen hier weder in de rivier de
^^evolkeren Orang Badjoes genaamd, mede brengende een groote
menigte schildpadden, waaronder er sommige waren daaraan drie
fnan zoo veel te doen hadden als zij die slepen konden. Dit
kwam zeer wel, niet alleen voor ons volk maar ook voor onze
lS4r JOURNAAL VAN PADTBKUGQb's RBIS
bondgeuooten ; huime twee voorname Hoofden kwamen den Gou-
verneur begroeten en werden beschonken met twee stukken blaanw
BafUs 1.
ZéUurda^ 16 October. 's Morgens verscheen den sergeant Hen-
drick Muschke weder van Siauw alhier , medebrengende een brief
en een protest van den Spaansche Kapitein Andreas Seranos ; de
brief luidde vertaald dusdanig. ^
Doch alzoo dit alles in de Spaansche taal geschreven was,
wilde het den Gouverneur niet verstaan; hij bragt ook twee
brieQes mede van den sergeant van der Linden van Tagulanda,
waarbij bleek hoe de Mooren haar rol omtrent den Koning van
Taboekan speelden; de briefes waren dezp. *
Den schrijver Tamiua die den Koning van Tematen met nog
een afgezonden had , om den Siauwers den oorlog te gaan aan-
zeggen , kwam mede weder terug , hebbende zijn last , door laf-
hartigheid en vrees van dood geslagen te worden, niet durven
achtervolgen; maar had zich ziek geveinsd en was dusdanig op
Tagulanda verbleven, tot dat den sergeant * weder keerde, als
wanneer ook weder gejond was, zoodanig dan hier verscheen.
Ook verschijnen alhier mede onzen burger koopman Pieter Tidesz.
on schrijver Noero , die op Gorontalo na ons vertrek nog waren
verbleven; zij hadden alleenlijk niet opgedaan, maar hadden
ook zelve een vaartuig moeten huren om herwaarts aan te komen ;
de Limbotsche corra-corra was klaar en stoudt te volgen; dit
was al het nieuws dat zij wisten. Z. H. Amsterdam verzocht
zijnde, kwam den Gouverneur bezoeken; het vooruaam9te
was , om bijzonderlijk te mogen weten hoedanig zijn huisvrouw ,
de dochter van den Koning Taboekan , weggezonden had , en of
Z. H. haar verstoten en volkomen verlaten had? Hierop ant-
woordde Z. H. van haar niet weder terug gezonden te hebben
eigenlijk om te verlaten, maar eensdeels had Z. H. het gedaan
op haar ernstige bede en verzoek, anderdeels om de gerngten
die reeds op Sangi liepen, dat hij haar om hals gebragt had —
hetwelk haar vader wel meest geloofde — logenachtig te maken ;
S»". de Gheyn en Hendrick Cors hadden er hem ook gedurig
om aan boord geweest in naam van de E. Cwnp®; en dus had
1 BaftmSy in het Portugeesch haf eik of kofeik ^ een katoenen stof, die
volgens Val. D. V. A. bl. 178 uit Bengalen werd aangevoerd.
^ Zie Bijlage IX.
s Zie Bijlage X.
* Henérik Ifoschke.
NAAR N'OOBD'CKl.EBES EN DG NOOHDKHRILANDEN. 189
bij Wr eindelijk late.u gaau; gelijk den Tolk Hendrick hier
mefle t^nwoordig zijnde getuigde.
2. Dat echter den Koning van Taboekan het dus opgenomen
had, als of zijn dochter verworpen of veretooten had, en waardoor
ook al meermalen daarover geklaagd en gezegd had, dat het hem
voortaan niet scheelde, hoe het met zijn land en volk ging;
hij zo!)4e daar blijven daar zijn dochter bleef. Dat hem ook hier
in het grootste ongelijk niet kon gegeven worden en daarom
zoo heel schuldig niet was , ook tot geen wanhoop gebragt diende ;
hij was reeds aan het waggelen en had laten blijken van genegen
tot den Christelijken Godsdienat te zijn en onder de Compe.
te willen staan, alzoo niet eigenlijk onder Tematen hoorde;
dit kende ,men wel beseffen wa« uit wereldsche inssigten en zijn
eigenbelang. Het ware niettemin te vreezen, dat zoo die deur
hem gesloten werd , hij alles bij en met den Siauwer zoude op-
zetten, vragende Z. H. verders wat xyn geliefte hierin waar en of wij
hem in 's Gompg. bescherming mogten aannemen. De Koning
stemde het aanstonds graag toe , te meer , zeide hij , terwijl
reeds toch al zich Christen rekende en wilde hem gaarne het
TOge vergeven.
3. Werd den Koning ook zijn meening afgevraagd , hoe het
Diet de Siauwsche Christenen zoude gaan bij overwinning van
4it eiland ; daarop den Koning zeide , zich bevorens en op Ter-
ïM»ten te hebben verklaard en daar nog bij te blijven , namelijk
*e alsmede de E. Compe. over te laten.
4». Eindelijk hoe het met de gezegde verlatene vrouw alsdan
g*an zoude, of den Koning die weder naar zich zoude nemen?
Zulks verwierp Z. H. in het geheel, omdat die (de Koning) van Siauw
®^r al huis bij gehoudeu had. Den Siauwschen Koning bij con-
tract nog te laten volgeju? Konde mede niet wezen, om '^ het
ongelijk bij hem geleden en zwarigheden die er uit te vrezen
varen ; — was wel hunne wijze dezulke te laten zoodanig als zij
waren haar leven te eindigen — echter wilde Z. H. uit bijzondere ge-
^egeulieid tol de E. Compe. en om haar bij het Christen geloof
^ laten, haar aan den Koning van Taroena ten huwelijk geven.
HetweUe als strijdig met de eerbaarheid niet goed konden keuren ,
noch te gelooyen da,t den Koning van Taroena aanstaan zal.
Hiermede vertrok Z. H. weder naar zijn tent, zijnde vaetge-
steld en de andere Koningen , onze bondgenooten verzocht , om
^en vier uren te achtermiddag bij den anderen te willen komen ,
om over eenige notulen, die den Gouverneiwr opstellen zoude.
186 JOURNAAL VAN PADTBBUOOE's REIS
te beraadslaan en vast besluit te nemen. Gelijk ook omtrent vier
uren gezamelijk kwamen, ieder met zijn Raadslieden en Rijks-
grooten; den Gouverneur met den Schipper van deSwaan, Jan
van der Wal, en luitenant Jodocus Cromhnysen onderschraagd
zijnde.
De notulen en het besluit daarop genomen , waren deze :
Zaturdag, den 16 October 1677.
Vergadering op de Manado gehouden. Pres. den Ed.
Heer Gouverneur Robb. Padtbrugge, Gouverneur der
Molukkeu en HH. den Koning van Tematen , Kaudipan ,
Boelang, nevens derzélver Grooten; den Gouverneur
geassisteert door den Schipper Jan van der Wal en den
luitenant Jodocus Cromhuysen.
1
Waar eerst op Siauw of Sangi te Siauw aaD de oostkant op de
landen? mits het achterbleven voor negory Oeloe genaamd. Het overleg
als nog van den Kapitein Bacary met van den tijd, plaats o/ plaatsen blijft
de hulpbenden van Tamboeco en den Koning van Teinate aanbevolen ,
Lohia. om naar zgn welgevallen te han-
delen.
2
Zoo op Siauw hoe en waar eerst
te landen.
3
Voet gekregen en post gegrepen, Op strand dadelijk een pagger op-
hoe staande gehouden om allezins geworpen, om te met verder uit te
voorzigtig te gaan én niet struikelen, zetten en bestendiger te maken om
aUezins een veilige toevliigt te
houden.
4
Bij tegenstand van den Siauwer Zoo bij aldien het zich de Gastil-
met de Castilianen gemengd , hoe zich lianen aantrekken en vyandig stellen , '
dan te gedragen? zullen ze driemaal worden geinsi-
nueerd zich af te zonderen; zulks
niet helpende, zal er van de kant
der bondgenooten geprotesteerd
worden onschuldig te willen zijn
van het ongeval dat er zoude mogen
overkomen, alzoo geweld tegen ge-
weld zoude moeten stellen..
5
Den Siauwschen Koning genegen Zullen den eisch doen in tegen •
zich met de beleedigde bondgenooten woordigheid van de Castilianen om
te verzoenen , en dezelve te voldoen , hun zelfs tot getuigenis te nemen
of dien Koning met of zonder de van de regtvaardigheid der zaken.
Castilianen zal worden gehoord en
tot het aannemen van billijke voor-
waarden aangennmen.
NAiLS NOORD -CELSBB8 EX DS NOORDERBILAVDKN.
187
6
Zoo met de Castilianen hoe verre
«o wat zaken er zullen getild worden 7
Alles wat de gezamenlijke bond-
genoQten sedert eenige jaren her-
waarts is wedervaren.
Wat voorwaarden in het algemeen
wegens de omleggende vrienden en
bondgenooten , de godsdienst, verblyf
}ƒ vertrek der Castilianen) uitroe\jing
Ier nagelen, oorlog en vrede onder
Ie gezamenlijke bondgenooten , ver-
chiUen die er tusschen dezelve rijzen
aogten ; dadelijkheden die er mogten
epleegd worden en wat iets meer
neffens mogt voorvallen.
8
Voorwaarden in het bijzonder welke
ie zullen zijn als: Ternaten.
Coelang.
Kaudipan.
Taywili.
Zoo bijaldien de Koning van Siauw
dit achtervolgd en ieder der bond-
genooten vergenoegd en voldoet, de
Roomsche in de Gereformeerde gods-
dienst veranderd , de Castilianen het
land ontzegt, de nagel boomen uit-
geroeid, geen oorlog zonder kennis
aanvangen, verschillen aan het oor-
deel van den Gouverneur van Maleyo
en Ternaten laat, vriend van der-
zelver vriend en vgand van derzelver
vijand blijft, aangaande zoodanig
verbond als er is tusschen den
Koning van Ternaten, Tidor, Bats-
jian, Boeton, enz. zoo zal hij in het
algemeene bondgenootschap worden
aangenomen.
Alle zijne slaven tot een toe, zoo
mede die geene die gestorven zyn
of gevlugt mogen wezen; zullende
de gebrekende moeten betaald wor-
den naar lands gebruik. De onder-
danen van Ternaten, die van zelve
niet weder in haar plaats komen,
zullen ze van Siauw naar hare negory
doen vertrekken.
Eischt vergoeding der slaven van
zijn zuster, die op Siauw overleden
is , nevens een Prince stukje, en ver-
ders vergoeding naar lands gebruik
van de omgebragte Hoekoms en
zijne twee zoonen, nevens drie Ban-
tikers.
Restitutie van zijn dochter, kun-
nende de oneer niet vergoed worden;
doch zal zich in alle billgkheid laten
vinden.
Van de oneer 'sComps vlag aan-
gedaan , is door Intji Mannes , de man
van de Koningin van Boelang-Itan ,
weder goed gemaakt; maar het
vermoorden van des Konings van
Tay wilis volkeren wordt gereserveert
tot zelfs vergoeding naar *s lands ge-
bruik komt te eischen.
i88 ^öüiinAaL i?an padtérügoe^s «üts
Taboekan. D'Arras. Al zijn volk, slaven en vrienden
die er bij hem waren ten tijde toen
hij Ooegoegoe was^ zullen hem weder
toegevoegd worden, en zoodanige
slaven als er gestorven zijn, naar
landsgebruik vergoed; ook hij in zijn
vorige bediening en waardigheid al-
le£ins hersteld te worden.
Taroena. Wedergeven van zijn weggevlugte
slaven en volkeren.
9
Da Siauwschen Christenen , Taboe- Ja, de gedoopte of die nog ge-
kanders, Manganiters of die niet doopt zouden willen worden, latende
onder *sGoinp* bescherming zullen de Koning van Ternaten zulks in
komen gelijk wel billijk is? haar keur.
iO
Waar de sloepen en corra-corra's Op den hoek van Pondangh, zijnde
elkander zullen zoek«n? de Zuidhoek (van Siauw) alwaar de
eerstkomende de laatste zullen in-
wachten.
Het was in dezer voege dusdanig gesteld en werd alzoo ge-
laten , om onder de verschillende en ieder in het bijzonder op
eigen belang eenlijk lettende Koningen iets ordentelijks te mogen
besloiten.
Nergens over viel meer hassebassens dan op het negende
voorstel , daar den Kapitein- Laut Rheti , alzins anders nu luipende
en toegevende, zich een grooten Mohammedaansche wetij veraar
in toonde, en gaarne het anders gedreven had. Ook zel& na
het scheiden der vergadering Was hij nog hard doende daarover
met den Koning van Boelang, doch bedektelijk, die hij daarin
aan zijn snoer had. De Qouvemeur die allezins en overal het
oog liet gaan, en wel voornamelijk op des Kapitein-Laut's ge-
baarden, doen eti laten, nauw acht sloeg, vermerkte zijn woelen
zonder iets te laten blijken, maar waarschuwde er den Koning
in stilte van, op dat zij Z. H. met eenig vooroordeel niet mogt in-
nemen, hetwelk de Koning in toorn deed uitbarsten, met het
zeggen dat noch deü Kapitein- tiaut Rheti noch iemand ter wereld
hem van dit besluit vermogens was te doen afwijken of hetzelve
te veranderen.
Nadat den Koning van Tomaten en andere Koningen onze
bondgenöbten en vrienden gescheiden waren, liet den Gouver-
neur een brief schrijven in naam van den Koning van Ternaten
aan den Koning van Taboekan , om hem niet alleen daarbij zijn
leven en vaste hoop van vefrgiffenis te verzekeren , maar ook van
S'AAtt NOORD-CELBBfiS EX DÉ NOORDEREII.ANDEN 189
de aanueming onder "'s Comps. beschermiug. 's Kouiiigs schrijver
dan stelde die zoodanig in als den Gouverneur begeerde, wor-
dende Z. H. Amsterdam dezelvf toegezonden om te zien of het
zijn geliefte waar, dat dusdanig zoude afgaan. De Koning ge-
bruikte hierin, gelijk meest in alles, zoodanige beleefdheid, dat
hij die zelfs niet wilde hooren lezen , maar zeide hem ten vollen te
behagen wat den Gouverneur maar goed vondt en noodig achtte ,
wetende dat alles tot zijn best en de algemeene rust geschiedde ;
zendende met een zijn zegel daarnevens om er dat op te druk-
ken, gelijk den Gouverneur ook goed vondt 'sComp. zegel en
zijn ouderteekening tot meePder verzekering van den Taboekander ,
almede daaronder te stellen.
Zondag 17 Oclober. Des morgens kwam de chaloup Terlucco
van Kaudipan hier weder aan te lauden, hebbende de korporaal
met 6 man aldaar gebragt; daar kwam van den schoolmeester
een brieQe in antwoord , vertolkt dus luidende. '
Des voormiddags werd er een stichtelijke predicatie voorge
lezen, alzoo de Eerw. Ds. Caheyng nog even zwak van stem
bleef, zoo dat bijna geen geluid meer kón slaan, het welk on»
ïfl deze gelegenheid met zooveel nieuwe Christenen vrij verlegen
maakt. Des namiddags werd weder in het Maleisch een predikatie
gelezen , waarmede den Zondag dus verre stichtelijk doorbragten.
^^a het eindigen van den godsdienst werd et weder een alge-
meene parade of wapenpronk gehouden, zoo van de onze als
Ternatanen , het welk even eindigde toen Majoeda met 9 corra-
coira's verscheen. De Gouverneur vergezelschapte den Koning
Daar zijne tent , om van Majoeda eenigs nieuw te vernemen ,
maar wist niet verders te verhalen , dan dat er 25 corra-corra's
^an Bangay al op weg waren om Z. H, Amsterdam te volgen,
met dewelke de Kapitein Baccary en de zijne benevens de Tam*
hoekers stonden te komen. Den Gouverneur weder te huis ge-
keerd, vaardigde de brief af naar den Koning van Taboekan,
daar nevens een sergeant en soldaat , als ook een schoolmeester
^ndende; de brief was van dezen inhoud. *
Maandag IS Oclober. 's Morgens kwam Z. H. Amsterdam
den Gouverneur om de. tijdkorting en op een theetje bezoeken,
zijnde voornemens in lang geen wijn te proeven, dat wel te
pas kwam, alzoo er niet heel veel was en bijna daar af lens
' Zie Bijlage XI.
' Zie Bijlage XII.
r
190 JOURNAAL VAN PADTBRUOaE's REIS
hadden; wordende hetgeen nog hadden gespaard, om den staat
eu de eer omtrent de Heeren Spanjaarden (op) te houden. Zoo
als Z. H. hier zat, kwam mede te voorschijn deszelfs schatbe-
waarder Onossa, zijnde op den 25 der verledene maand van
Maleyo vertrokken, en onderwegen aan het eiland Mauw * ge-
weest, van waar liij medebragt twee groote bamboezen vol
nieuwe nagelen, hebbende die van een boom op strand staande
geplukt en de boom zoo hij zeide omgehakt; waaruit allezins
blijkt, hoe vol specerijen het hier alom nog is, en waaraan al
vrij wat werks zal vallen eer men daaraf wederom eensdeels
meester wordt. Verder had hij geen nieuws , dan dat sterfte onder
de Tematanen hand over hand toenam ; God Almagtig zij gedankt,
die de onze in deze gelegenheid zoo merkelijk bewaard.
's Achtermiddags ging den Gouverneur Z. H. Amsterdam be-
zoeken , om te zien hoe klaar hij al was met de zijne , hetwelk
al eenigzins bijkwam, zoodat er besloten werd morgen nacht
onder zeil te gaan.
Heden was ook getuigenis belegt van den moord des Hoekoms
van Amoera, met zijn eigen en zijn zusters zoontje; doch was
niet dan een singuliere verklaring. ^
Dingêdag 19 October, Des morgens heel vroeg verscheen den
Boetonsche Kapitein-Laut van daar, hebbende in naam van zijn
Koning de rouwpligten afgelegd en goede zorg, naar ons van
bijzijden gezegd werd , voor de erfenis gedragen ; weinig daaraan
komt mede alhier aan te landen des Konings Binankal's Kapitein-
Laut van Dauw. Aan deze beide zeekapiteinen , zoo ook aan
Maccarompius , den broeder des Konings van Boelang, werd kruid
en lood gegeven, en aan den Kapitein-Laut Bheti en de twee
Gorontaalsche vaartuigen, ieder vier muskets; nog werden er
vier musketten gelaten, om nevens behoorlijk kruid en lood
daartoe, aan de Limbotters, die nog te volgen stonden te geven.
Het volk van Boelang-Itan alsnu maar vier man sterk, en een
kleine gilalo eenlijk hebbende, waarmede niet wel over weg
in zee zonde hebben kunnen komen , werd toegestaan om weder
terug te mogen keeren.
1 Het eiland Mejauw of Mt^oe tusschen Ternate en de Minahassa. Reeds
Toor ruim twintig jaar waren daar op last van de Vlaming de nagel-
boomen uitgeroeid en de inwoners naar Ternate verplaatst.
' Verklaring van een enkel getuige.
NAAR NOORD-CELEBES SN DB NOOtlDBRSILANDBN 191
Den Koniug Amsterdam voomemens zijnde geen ander af-
scheid te nemen, dan op strand, alwaar zijne officieren dezen
achtermiddag met sagoeeer wilde toeven, en zoo een algemeene
moDstering doen en naar boord gaan , zoo werd nog van den
middag dan Z. H. een bende Sagoeeer piekeniers toegezonden,
namelijk omtrent de twintig stuks bamboesche rieten van twaali
voeten, vol sagoeeer, allen met wiropeltjes en vaandeltjes sierlijk
toegemaakt. Deze sagoeeer veroorzaakte dat den Koning zich in
den gestelden tijd vergiste, alzoo hij op den middag, de sa-
goeeer zijn werking doende, zijn volk in de wapenen bragt en
monsterde zonder tellen of geld te geven. De Koning liet ook
om padi verzoeken , waaraf wij hem twee lasten lieten Tolgen.
Bes namiddags kwam den Gouverneur op strand , zoo als gis-
teren versproken was, en vondt den Koning verlegen, als die
(door) de sagoeeer zulks schoon vergeten had; evenwel liet Z. H.
nogmaals zijn volk in de wapenen komen , doch de meeste waren
om brandhout en water uit , zoo dat men het regte getal daaraf
Dog niet koude weten.
T^n den avond ging Z. H. met den Gbuvemeur naar
's Comps. woonhuis , om echter te zamen een maaltijd voor het
vertrek te nuttigen. Zoo als men aan zoude zitten, kwam
den Koning Binankal mede, hoewel den Gk>uverneur den
^en bij den anderen niet gaarne zag.' Hij werd dan ge-
plaatst aan de« lagerhand van den Koning Amsterdam, tegen
i^ Gouverneur over; doch zoowel den Koning Amsterdam als
Koning Binankal veinsden beide onbescheidelijk , want schoon er
^0^ naar 'sKonings Amsterdams mond was toebereid, hoenders
ï^elijk in arak gestoofd , zoo evenwel wilde er Z. H, niet van
proeven , onder voorgeven , dat die door zijne papen niet waren
8^ood, daar op een andere tijd omtrent den Gouverneur nooit
Narigheden maakt, ja, wel wat anders eeten zoude. Den andere
f^ half Christen of wel heel naar zijn meening, bootste den
Koning^ Amsterdam al na, immers zoo zeer veinzende qu niet
^ende eeten , voor en aleer den Koning hard door den Gouver-
neur aangeperst, een boterham met kaas nuttigde ; even hetzelfde
deed toen Koning Binankal mede , zonder iets anders te eeten.
^eijende nog daarenboven Koning Amsterdam krachtig met niet
^ eenig woord tegen Z. H. te spreken , als met te zamen ge-
^^4e en opgehevene handen , zoodanig Z. H. Mohammedaansche
onderdanen verpligt zijn te doen. Zoodat hieruit te zorgen is,
d*t niet heel ligt Christen zal worden , zoo de Eerw. Ds. Cahejoig
IE
1(92 JOUBNAAJ. VAN PADTBUüGGK^S BEIS
dezen ouden man niet wat toegeeft en daarin wat rekkelijker
wordt, hetwelk den Gouverneur zijn Eerw. voorhield en ver-
toonde, opdat niet weder, ja ligt meerder en kwamen te ver-
liezen als wij vermeenden gewonnen te hebben. Want ook de
Gorontaalders hieraan een voorbeeld namen , zijnde anderszins ,
m ligt uit een goed inzigt een hunner Priesters met den Gouver-
weur overgekomen , die zeer rekkelijk en vrij begeerig was , de
gronden onzes gelooüs te mogen weten. Koning Binankal aan
den Gouverneur wel bemerkende, dat deze wijze van doen en
veinzen hem misliaagde, verzocht zijn afscheid en vertrok; den
Kaning Amsterdam had ook geen tier, hetzij Z. H. zich zelve
geweld had aangedaan, om dus tegen zijn wil en dank te
veinzen of den Gouverneur mishaagt te hebben, rees mede op,
waardoor de maaltijd een einde nam; en alzoo er geen vrucht
dezen avond te verwachten was, verzocht den Gouverneur aan
Z. H. of het hem geliefde dat men wat tijdig naar boord en
onder zeil ging, daar den Koning niets tegen had.
De seinbrieven werden dan uitgereikt, alles aan boord ge-
bragt en klaar gemaakt , en vertrokken den Koning en Gouverneur
te gelijk met onze landsschuit, onder het losbranden van het
kanon; wordende Z. H. aan boord van de Rooden Haan ge-
bragt, waarvan daan den Gouverneur onder eenige eerschot<^n
afscheid nam en naar de Vliegende Swaan zich begaf, gaande
des nachts omtrent 11 uren onder zeil, hebbende een Zuidelijk
Jabberlaudluchtje , waarmede West ten Noorden aangingen.
Woensflag 20 October. 's Morgens het Westeind van Oud-
Manado N. ten O. omtrent 2 mijlen, gingen toen eerst N.W.
en daarna N. aan , maar dreven meest in stilte, 's Avonds de
Noordhoek van het eiland Neijeu ^ O. \ Noordelijker drie mijlen
naar gissing van ons; dreven voort den heelen nacht in stilte,
voerende de stroom ons N.O. aan.
Donderdag 21 October, Met den dag de N.W. hoek van Talissa
O. J .Noordelijker, acht mijlen van ons, de wind Z.W. 'bram-
mlskoelte en ging eerst N.N.W. en daarna N. 's Namiddags
de N. Br. van 2°26', zagen Siauw in het N.O. ten O. omtrent
16 mijlen van ons; stelden de koers N.N.O. aan; 's avonds in
het dalen van de zon, de Zuidhoek van Siauw O. ten N. J N.
omtrent 6 è 7 mijlen. Het eilandje Macquelere * O.N.O. 4 ii
^ Nain, bij Valentijn I. 61 May-iii, wat wel een drukfout zijn
2 Makalpbe of Makkalèbi.
zal.
NAAK NOOU) OKLESES EN DE NOOEDBREILAXDEN. lOS
5 mi^en. 's Nachts staken wij bij met de steven om de Z. om
onze makkers in te wachten.
Vrijdag 22 Odober, Bukken er met den dageraad weder
zeilen bij, gaan O.N.O. aan. In het doorbreken van de zon
Macquelere N.N.W. 2J en den Zuidhoek Pondang N.O. ten
O. 3 myjeu van ons; komende des middags gezamenlijk aan
de Oostzijde van den hoek Pondang ten anker op 1 5 koraalgrond.
Zaéurdag 23 October, Verzeilen van hier met' jseer zware en
harde valwindeu naar het dorp Oele en de Spaansche veldpost
Bossa, liggende aan de Oostzijde van dit eiland; met ons gingen
mede alle de sloepen te gelijk te zeil , Terlucco om nevens ons
ten anker te komen en met de Eerw. Ds. Caheyng naar Sangi
a%evaardigd te worden, de andere om geheel in de bogt aan
de Zuidzijde en omtrent 2 mijlen van ons ankergrond te kiezen
en aldaar te blijven leggem. Wij bragten bet met groote moeite
eou weinig beneden of beuoorden Rossa digt aan den wal, en
aukerd/en pas een musketschoot daar af op 70 vademen klippige
zandgrond ; Terlucco was ons wel naast , maar raakten de andere
sloepen geheel verstrooi^. De discipel ' van Pater Emanuel
Ëspanjol was op Terlucco , die a^haald en aan land gezet werd
om OQze komst aan den kapitein bekend te maken ; de geschenken
en ee^ brief van den Gouverneur zoude. hij dan weder kqmen
halen. Doch mits het vrij lang aanliep en hij niet weder
kwam, zoo werd de schuit derwaarts gezondea met een vaatje
wijn aan dan Kapitein en een dito aau den. Pater Espanjol,
nevens eenige andere vaderlandsche snuisterijen van ham, rook-
vleesch éhz. ben^v«ns deze brief aan den Kapitein , in het Neder-
duitsch overgezet. * -
Hiermede staken af d,e Schipper yain de Wal, Boekhouder
Bingrijk en Assistent J^a^cxe, en kwamen omtrent twee uren daar
aan weder terug met de sch/Rnkage, eu verhaal: hoe razende,
j^iereode eiu uitzinnig dm Kapitein na het lezen en vertolken
van den brief zich had aangesteld. Hoe, rakende ^ aan het
water, gehouden en oipsiugeld waren geweest en het weinig
gescheeld had of zouden bun om lials gebragt hebben. Den
Pater Espanjol was tegenwoordig eu sprak niet, maar zij ver-
merkten d^t hij den Kapitein op ieder maal het geheugen ver-
verscl&te met iets in liet oqr te blazen of te wenken, gaande
* De in Bylage VIII vermelde Don Juan de Leon.
i Me Byiage XIII.
' Aan liet strand gekomen.
194 JOURRAAT. YAN FABTBRUOGE^S RCtS
den Kapitein zoodanig aan als of eenige rol van een treuispel
voorhad , dat echter nog beter afliep zoo dat zij er nog heelhuids
afgeraakten. Uit des Kapiteins gestadig schreeuwen , dat hij met
zijn 17 Castilianen eerst hunnen kop daar bij zouden laten,
aleer dulden zouden dat den Temaiaan meester werd enz. Want
Harcxe had uit 's Konings Amsterdams naam , Juan de Leon
doen zeggen , dat den Koning , gemerkt de vrede diQ er tusschen
Spanje en Holland was , de Castilianen niet zocht , maar verzocht
dat zij zich stil geb'efden te houden , alzoo hij alhier zijn vijand
die hun zoö merkelijk gehoond en beleedigd had kwam zoeken,
willende anders onschuldig jsijn, zoo zij zich er onder mengden
en hun eenig ongeval overkwain. Hetwelk Harcxe op dien tijd
weder vernieuwde en den Kapitein zelve aan zeide , en met een
den Siauwers den oorlog; hebbende bijzonderlijk daarbij gevoegd,
dat Z. H. zijn vriendelijke gebiedenis aan den Kapitein had
laten doen , maar niet aan de Paters , als dien hij rekende oor-
zaken te zijn van alle deze misdrijven des Siauwschen Koning.
Den schoolmeester Don Juan de Leon kwam op den avond nog
Iveder , wel meest om zijn goed van de sloep Terlucco te halen ,
dat wij al in onze boot hadden laten zetten* om geen tijd te
verzuimen. Hij bragt het vorig protest in de Spaansche taal. weder
medp, het welk met aangenomen, maar in een andere en ge-
meene * taal verzocht werd.
Hij verzocht ook dat wij met de fluit wat nader wilde komen ,
om of den Kapitein wat bedaarde en aan boord bij den Gouver-
neur nog kwam, het welk hun toegezegd werd te zullen ge-
schieden. Dit scheen al weder een Spaansche hoogmoed om hunne
bekommering met onverzaagtheid te bedekken ; want dezen hoek
daar wij lagen was eigenlijk het voorwerp t-e landen , alwaar niet
wel gehinderd konden worden en een rug opwaarts liep, dat
beide zoowel de Castiliaansche als Siauwsche bergjes omslingerde ,
singelde en meester was, al verhevender, meer klimmende en
hoogerden berg opgelegen, gelijk dat afbeeldsel vertoonde *.
Na dat den schoolmeester weder vertrokken was, werd Ter-
lucco afgevaardigd met de Eerw. Ds. Caheyngen deze briefjes '.
* Gewoon.
' Hier is tusschen den tekst een gezigt op het fortje der Spapjaarden,
kerk, dorpen enz. Op den achtergrond een brand enden berg en op den
voorgrond de positie der schepen en corra-corra*s.
' In deze brieQes werden de vorsten van Taroena, Kandahar en
Taboekan aangespoord ten spoedigste met hunne troepen naar Siauw
te komen.
Naab noord-cei.ebis £k de noordsreilanden. 195
Zondag £4 Oclober, Ligtte wij des mocgens ons anker, en
kvamen op een pistoolschot na aan de wal, en r^ voorhnnne
kerk op 40 vademen zandgrond te leggen , daar in veel bohaai
werd gemaakt voor een crosifix daar den Pater eenige dienst deed ,
en de Siauwers geweldig onder schreeuwden en juichten. Wij
maken staat dat zij hier het ouweltje er op ingenomen hadden
om de chaloup van Pieter Tidesz. , die verre^ buiten de andere
alleen lag aan te tasten , te meer er na het plegen van
den dienst een groot vaartuig vol volks gepropt derwaarts
Toer. Den Gouverneur zond aanstonds mede daar naar toe onze
gewapende boot, om Pieter Tidesz. te gaan bekend maken en
te gelasten digt onder de anderen hoek ten anker te komen.
Omtrent den^ middag kwam de schoolmeester Juan de Leon met
een brief in de Latijnsche taal , behelzende een protest van den
Kapitein en dat wij aanstonds met alle onze vrienden hadden
te vertrekken, begeerende niet anders dan mondeling antwoordt,
doch werd hem gezegd dat wij die hem schriftelijk wilden toe-
voegen en op morgen vroeg wederom kon komen/ Wij vro^n
)iem mede of wij nu na genoeg lagen; hij zeide.ja; dit werdt
gcvraagt op dat verzekerd mogten wezen , dat wij niet schroomden
na geno^ te komen, maar wel voornamelijk om niet te laten
Uljken, dat eenige gedachten op de. vorige plaats, daar wij ge-
<^ higen , hadden. Des achtermiddags kwam deze moeijelijken
l>oodifohapper al weder, zeggende dat den Kapitein als nog be-
%heid verwachtte, en dat dralen van den Gouverneur niet anders
^^anzag, dan als een greep om eenlijk tijd te winnen, tot dat
^^ Tematanen meerder magt bekwamen, dewelke zij anderzins
iiQ voornemens waren aan te tasten eer zij sterker werden. (Hij)
kondigde den Gk>uvemeur nogmaals aan , met de zijnen opstonds
^ vertrekken en eindelijk hem Kapitein mondeling bescheid op
^ brief toe te laten komen. Ben Gouverneur zeide zulks niet
^ knnnen geschieden; morgen vroeg zouden zij bescheid op
'lonne brief hebben , doch nu te vertrekken was ons onmogelijk
^^200 in dit ruwe weder van eergisteren onze fokkemast een
™k had gekregen en gewaugd moest worden ; gevende hem tot
^Qi einde de lengte , breedte en dikte naar land mede , zoodanig
*ö hout op het vriendelijkst van den Kapitein verzochten , zon-
• oer welk geen zee dorsten kiezen. De boot was onderwijlen op
den avond terug gekomen en had de chaloup van Pieter Tidesz.
'^^j de andere gebragt, die ook gewaarschuwd waren van onze
gissing. Doch nu het verzekerd , vondt den Gouverneur geraden,
r^
196 JOVRNAA1. VAN PADTBAUOOe's RBI8
nogmaals den Schipper met de boot weder daar naar toe te
zenden, om den Koning het voornemen, en besluit derSianwers
bekend te maken, opdat zij toch goede wacht houden en wel
op hunnen tegenweer gereed mogteu zijn; de boot kwam t«gen
den dag weder aan boord. De brief van den Kapitein, die wij
ontvangen hadden en vertaald, was van dezen inhoud '.
Maandag 25 Octuber, Voor ons; doch der Castilianen Zon-
dag *, kwam den brief haalder Juan de lieon aan boord, eu
werd hem eenen in antwoord van die van gisteren ter hand ge-
stelt. Hij zeide onder andereu dat het den Kapitein vreemd
dacht, dat bijaldien er schuld omtrent den Siauwschen Koning
was, waarom dan geen eisch van vergelding in de vorige gedaan,
daar den Siauwschen Koning welligt toekomen en verstaan zoude:
hem werd geantwoord zulks in de vorige brief te staan , dsuir-
mede vertrok hij. De brief vertaald was dusdanig. »
De Spanjaarden ziende ons niet wel met geitel d weg te krij-
gen, bezochten het met list; stekende op den middag het dorji
van achteren in den brand, dat door een geweldige wind ge-
dreven tot op .strand kwam, hun kerk en kerkhuis mede in den
brand gerakende, waardoor wij ook de vonken en brand in ons
groot schoverzeil * kregen , hetwelk echter haast gebluscht werd.
Des namiddags verschenen de Teniataansche en Xulaschc
corra-corra's uit der zee , sterk 25 zeilen ; ecu wijl daaraan kwam
mede de Tagulandsche corra-oorra, op den 17w dezer met 'brie-
ven van de Manado aan den Koning van Taboekan, Taroens
en Kandhaar afgevaardigt, zijnde door het harde weder en Westelijke
wind, dus lange op Tagulanda opgehouden geweest; zij werdei
dezen nacht voortgezonden, om hunne reis naar derwaarts nog
te vervorderen.
Dingsdag 26 Oeóober. 's Morgens komt den schoolmeester Juai]
de Leon weder met een brief aan , vertaald v«n dezen inhoud * .
Wij ligtten onderwijlen ons anker en verueilden een goteling
schoot Zuidelijker, gevende het den naam om van den brand
wat meerder bevrijd te zijn ; doch inderdaad om ruimte voor de
t Zie bylage XIV.
2 Aangezien de Spanjaarden steeds uit Mexico naar de Philippynen
gingen, verschilde hutinc tijdrekening een dag met de uit het westen
komende Nederlanders.
» Zie Bijlage XV.
* Het xeil van den grooteo ma^t.
5 Zie Bijlage XVL
KAAR NOORD-CEI.EBXS EN D£ NOOADERElf.ANDEN. 197
chaloupen en corra-corra's van den Koning van Teiiiaten te
fiuken, opdat zij niet mogen zeggen, dat wij met den anderen
gevoegd waren. Wij gaven den schoolmeester een klein briefje
in antwoord en lieten hem daannede loopen; het* briefje was in
onze taal dusdanig. ^
Omtrent den middag komt den schoolmeester weder op strand ,
en roept de onze toe met de schuit aan land te komen , zeide ,
hij den Schipper te moeten spreken, die den Gouverneur dan
gaan liet, doch met last in de schuit te blijven; hadden ze iets
te zeggen, ze mogten aan boord komen. Aan den wal gekomen
moest den schoolmeester zich in het water begeven , om duidelijk
met den Schipper te kunnen spreken , die als toen niet anders
te z^gen .had, dan dat hem van den Kapitein verboden was,
weder aan boord te komen , en wij , zeide den Schipper van der
Wal, hebben last niet aan land te gaan, waarmede weder aan
boord kwam, schijnende de Spaansche naar geen voorslagen te
willen hooren noch eenige bemiddeling te begeeren.
Jks namiddags kwamen er weder zeven corra-corra's uit de
zee; varende den Gouver^jeur des avonds naar den Koning Am-
sterdam, daar eenige overslag gemaakt werd om eenige van
Jeronimo d'Arras zijn volk ergens aan land te zetten, om te
zien of niemand van de zijne zoude, kunnen komen te spreken.
üc Koning van Boelang was onder deze zeven stuks corra-corra's
ïnede verscheenen en waren de Ternatanen sterk 1180 koppen,
«^eronimo d'Arras vertrok des nachts met den GouVenieur naar
boord van de Vliegende Swaan en twee corra-corra's, en zoo voorts
den hoek om Noordwaarts op , om twee man aan land te zetten.
WoenJtdaff 27 Ociober. 's Morgens kwam Jeronimó d'Arras
weder terug , hebbende twee man aan land gezet ; hij kwam van
<lc Noordkant digt omscheppen en aldus rakende langs den wal,
^r hij het alles in alarm bragt. Hij riep hun toe dat hij
d Arras was , en opdat zij daaraf te meer verzekerd mogten wezen ,
ontblootte hij zijn hoofd en smeet zijn hoed neder , als wanneer
^r een goed gedeelte , die in stand van tegenweer waren , de
schilden nederzakken lieten en hem wat bleven staan aanzien.
"jj kwam aan boord, en berigtte dit alles en waar zijn volk
^an land gezet had aan den Gouverneur; zullende morgen na
^* middag omtrent drie uren weder derwaarts gaan , om de zijnen
*f te halen. Den berg , zoolang wij hier nog zijn geweest , heeft
Zie Bijlage XVII.
r
198 JOURNAAL VAN PADTBBUOOS's EEIS
nacht en dag gebrand S schijnende dus gedurig zijn gloed,
rook en damp uit te werpen en ruimte daartoe genoeg te heb-
ben, waardoor het ook al hier zoo ongezond niet is.
Donderdag 28 October, Met den dag keerden een hoopSiau-
wers weder naar hunne bezetting, schijnende de wacht om de
Zuid te hebben gehad; dezelve op strand af en aan het schip
zijnde, maakten een groot geraas en boha, met schreeuwen en
sagelillen zoodat wij hieruit oordeelden, dat ze eenige moes-
koppers ^ moesten beknipt en om hals gebragt hebben , evenwel
zij vertoonden geen hoofden. Omtrent den middag zonden zij
een groote menigte volks om de Zuid, daar de onzen in hunne
tuinen al vrij wat roesemoesden , zooals wij alom aan den rook
bekennen konden. Om of evenwel de onze te zeer verspreid
mogten wezen of geen goede wacht hielden, ook om die der-
waarts gezonden Siauwsche hoopen weder terug te lokken , zondt
den Gouverneur een joUetje met twee visschers naar den Koning
Amsterdam, om Z. H. te waarschuwen van den komst der 8ian-
wers en met eenen vier corra-corra's te verzoeken om alhier af
en aan van het schip, daar de binnenweg uitkwam, te laten
leggen.
Pas was het joUetje weg of wij vernamen Jeronimo d'Arras,
die den Zuidhoek om kwam steken, hetwelk de Siauwers ook
deed wederkeeren, vrezende van voren en van achteren bezet
te worden. D'Arras kwam aan ons boord en ging verder naar
de plaats daar hij zijn volk bescheiden had. Des nademiddag
bekwamen wij 6 corra-corra's , van den Koning Amsterdam op
ons verzoek afgezonden; wezende den Koning van Boelang en
den TemfCtaansche Kapitein-Laut Rheti. Zij kwamen mede aan
boord, alwaar niet lang verbleven, maar voort afstaken en digt
langs den wal schepten om de plaats daar men landen zoude
ter degen af te zien. Zoo als zij de Siauwsche en Castiliaansche
paggers voorbij waren, ontmoetten zij Jeronimo d'Arras, met
dewelke zij terug keerden, varende rakende den wal langs daar
een groote menigte in de wapenen stond , doch die niets deden
dan een wapenvertooning en met hunne werpspiessen te drillen.
Jeronimo d^Arras stond den ganschen tijd met de bloote sabel
1 De zendeling van de Velde van Capellen, de jongste berigtgever over
de Sangi-Eilanden, die hy in 1858 bezocht, vermeldt ook de voortdurende
werking van den vulkaan van Siauw. Mededeelingen van ket 'Sedert. Zend,
D. I bl. 45 vg., ook Valeni, D, I, B. 58.
t Jft^'audeurs,
^AAH NOORD-CE1.EBK8 EN DE NOORDEEEILANDEX. 199
op de tent van zijne eorra-corra en zwaaide die gedurig over
zijn hoofd , en vermerkten wij dat met iemand aan land een lang
gesprek hield; houdende zich wederzijdsch geheel stil.
Aan boord gekomen , verhaalde hij hoe in het algemeen de
Sianwers had tpegefoepen , hoe hij het was en dat ze zich onnut-
telijk niet behoefden af te sloven , met vergeefeche schreeuwen ,
loopen en waken , hij meende hun nog niet ; maar op overmorgen
mogten zij wel gewissen staat maken , konden zij dan wat doen
dat zoude men afwachten. Doch ziende zijn broeder St. Jago
mede in de wapenen op strand , sprak hij hem in het bijzonder
aan: Hoe broeder zijt gij daar tegen mij ? bezie mij wel, ik ben
Jeionimo d'Arras uw broeder, of heeft mijn lang afzijn en de
menigte verloopen jaren tusschenbeide , eenige verandering ver-
oonaakt, ik ben het, uw broeder en dezelve. En, alzóo zijn
broeder nog even zeer sagelilde en in gestalte van tegenweer
staan bleef, voer hij voort: Ben ik dan of dus verandert, ver-
basterd of van de onzen ontaart ? neen , ik weet het te wel , maar
Het schort daar — zwaaijende met zijn houwer en wijzende naar
den Papenberg, daar al zijn geslacht, door de Spanjaarden zeer
DMnw bewaart werd — als wanneer zijn broeder en eenige die bij
bem stonden de schilden zakken lieten en bedrukt voor zich neder-
lagen. Op strand waren ook een partij vrouwen gekomen , allen zijn
Aaastebloedvrienden om hem maarte mogen zien ; zijnde zijn zusters,
nichten en hunne kinderen , doch sprak die om redenen niet aan.
De twee mannen die hij aan land gezet had, bragt hij nu
v^r mede , doch hadden niemand van d' Arras volk afzonderlijk
hinneu komen te spreken, alzoo die altijd onder andere Siauwers
gemeogt waren en te naauw bewaard werden.
Vermits zij dus lange met den andere achterbleven^ kwam
2- H. Amsterdam met eenige corra-corra's de hoek omscheppen ,
^^igende welligt dat ergens in gevecht waren ingewikkeld , doch
bnu ontmoetende, zoo als zij een wijl van boord afgestoken
^'"«n, keerde Z. H. met hem gelijkelijk weder terug en ging
^P öjn ouden post leggen.
Des avonds komt er een corra-corra van Tagulandu, zijnde
oaden Ooegoegoe , medebrengende dit briefje van den sergeant;
^U Werden weder heen gezonden om hunnen jongen Koning te
halen, gelijk zulks uit dit brie^e in antwoord aan den sergeant
pschreven te zien is '.
Zie beide briefes Bijlage XYIII.
r*
200 JOURNAAli VAN FADTBRU66F/s EGI8
Frijffag 29 Ociober. Viel er niet. van belang voor, al7X)o het
den eersten dag van den Mooren Poassa of vasten was, die
zij al omstandelijk en naauw wilden vieren , om met eenen dag
in iexe gelegenheid vrij te mogen zijn.
, Den berg wierj) heden ongemeen ved stof en asch uit , zoodat
de fluit en sloepen heel wit bestoven raakten.
Des namiddags kwam den Koning Binankal en Groroutaalders,
sterk 180 mannen;. zij deden mede de ronde langs den wal om
de gelegenheid af te zien waar men best zoude kunnen landen,
zonder dat zij van de Siauwers gemoeit werden, 's Avonds in
het donker voor den Gouverneur naar den Roode Haan, daar
besloten werd niet voor de kerk maar wel in het baaitje even
bij. oosten der Castilianen pagger te landen, latende des nachts
omtrent een uren ankers ligteu en de chaloupen naar derwaarts
bop4];seren, die
Zaturdag 30 October des morgens heel verstrooid waren,
zijnde den Kooden Haan alleen bij de werken met eeuige porra-
corra's. Ter plaatse verscheenen Mas er niemand van den vijand
die er weer bood , zelfs ook niet op stiaud ; of zich inbeeldende
dat het aldaar niet was gemunt of dat dit een valsch alarm was,
mits sloepen en vaartuigen zoo van den anderen verstrooid waren ;
waardoor den Koning Amsterdam raadzaam oordeelde aanstonds
te landen en niet naar de andere sloepen of corra-corra'*8 te
wachten , latende de bloedvlag , het sein wezeude om te landen ,
waaijen. De Ternataneu dmaldeu al eenigen tijd al eer iemand er
op los wilde, doch Jeronimo d'Arras met 10 of 12 van de zijnen
sprong ten eersten aan land , «onder een schot van den Booden
Haan , en toen volgden de Ternatanen langzamerhand. De Boe-
landers, Kaudipanders en Goroutaalders , mede bij de werken
komende en ziende kogels waaijen , alzoo de Castilianen snedig
naar den sloep den Booden Haan schooteu, schepten meer rug-
• waarts dan voorwaarts, en zetten het ten laatste verre van de
Ternatanen aan land, omtrent den hoek. De chaloup den Rooden
Haan bleef de Castilianen niet veel schuldig, maar joeg ettelijke
kogels den berg op en dwars door hun pa^er heen ; nog al
verscheen er niemand om tegenweer te bieden, zoodat de Ter-
natanen meesters van den berg werden en aanstonds hunne pagger
begouden te maken. Hiermede en met het aanbrengen van palis-
saden waren zij een wijl bezig geweest, toen de Siauwers hun
kwamen bestoken en verrassen, dringende zoodanig op de Ter-
natanen aan, dat die uit hunnen post moesten wijken , loopende
NAAR NOORD CBlÉftBS 1&S DB NOORDBRBILANDEN. 201
«He de Kaïidipanders , Boelangers en üorontaalders den berg af
naar hunne vaartuigen en weg. Den ouden Sadaha kweet zich man-
nelijk , drijvende de Temataansche vlugtelingen weder den berg op ,
eunaar den vijand, terwijl d'Arras met 10 of twaalf van de zijnen
den indrok weerde en den vijand dapper staande hield. Den ouden
llajoeda deed ook louter zijn best, en haperde het eenlijk van
daag maar aan den Kapitein-Laut Rheti , hoewel eenige hem ver-
schooüen. Het zoude evenwel met den Temataan gedaan zijn
geweest, bijaldien den Koning Amsterdam, zijn broeder den
Kapitein Uotterdam met zijn lijfwacht, de zijne niet tot hulp
had ge;tonden, die 'een andere weg den berg op klonterende,
een vrees in de Siauwers baarden van omsingeld te worden,
waardoor zij eenigzins weken , en nadat Rotterdam boven was ,
die er met de zijne geweldig op inhakte , zich heel op de vlngt
begaven, zonder van de Ternatanen gevolgd te worden, alzoo
vas^teld was , voordl de veldschans eerst in stand van tegen-
^Wf te brengen. Doodèn en gekwetsten waren meest aan beide
zijden gelijk , hebbende de Ternatanen drie dooden en zes ge-
iweteteu; dcf barrikade was 's avonds klaar, hegt en sterk.
y^fHdaff 31 October of den laatsten, werd den ganschen voor-
middag doorgebragt met eenige stukken boven oj) den berg te
arbeiden en in de sclians te brengen ; twee princestukjes en een
metalen 6ponder van den Koning Amstt^rdam, raakte op zijn stel ,
waarmede tot achtermiddagsi over langzaam en wis schooten.
Onderwijl verscheen alhier vier corra-corta's van de Zuid ,
xijnde twee van ïagulauda tnet den jongen Koning- Monia over-
leden zijnde — een corra-corra vaii Limbotto en een gilalo van
"^'^ang. De Tagulandei^s waren zeer bezorgd voor Siauw , waar-
<loor den Gouverneur hun toeötond een hunner vaartuigen achter
om naar Pehe ^ te zenden , met eenige bloedvrienden van den-
5»Wden Koning, om te zien of door zachter middelen, dan er
^<^ nu toe in het werk gesteld waren, niet zoude te bewegen
^P» met verzekering in zulk een geval van des Gouverneurs
?^en wil , tot het beslegten in alle billijkheid van de zwevende
^nstcn. Zulks werd te meer gedaan omdat er in de Terna-
t^^en een algemeene vrees bespeurd werd , en den Gouverneur
'^^ niet gaarne in deze zaak te diep wilde inwikkelen, noch
Barrieada is in het Portugeesch eene. verschansing van paalwerk en
»'>int in dien zin dikwijls voor in de in ludië gestelde Hollandsche stukken.
' Ourp aan de westkust van Siauw., residentie van den koning. Valent.
I. bl 58.
r
202 JOÜKNAAL VAN P*0Tfi&ÜG6S^S R1SI8
ook wel ten halve kon laten steken; zijnde in de Tematanen
noch lust, noch ijver, noch orde. 's Nachts voerden Gouvemenr
aan boord van den Koning, om Z. JI de noodzakelijkheid te
vertoonen van zich meester te moeten maken van zekere pagger,
die een goteling schoot boven zijn hoofd en den berg op, door
de Siauwers gemaakt^ was; waaraf de Tematanen meester
wordende, konden zij beide de vastigheden, zoo der Cas-
tilianen als Siauwers met het kanon volkomenlijk dwingen;
niet te twijfelen zijnde, of daarmede zonde Z. H. ook alle
of altijd de meeste zwarigheid te boven zijn. Beramende
verders die order, dat Z. H. zelve zijne veldschansen met zijn
lijfwacht zoude bewaren, op alles goede order stellen en een
gedeelte der zijne vóór dag den berg om latende trekken om
zoo van achteren op den vijand in te vallen. De verdere zouden
van voren met dag er op aanzetten ; de achtersten zouden voor-
zien zijn van een prinsestukje onder opzigt van den Sadaha en
met een partij vunrpotten en handgranaten ; en moest den Kapitein-
Laut Bheti — hebbende zich doch hooren laten , dat hij eenlijk
doen zoude hetgeen den Koning belastte, schijnende van zich
zelve anders niet genegen — den last g^ven worden van deze
posten te verkragten. Dit alles was dus verre wel, en beloofde
den Koning dat het ook zoude worden achtervolgd , hangende
échter in twijfel en zoude wel zelve derwaarts hebben willen
gaan , hetwelk den Gouverneur volkomen a&loeg en niet toestaan
wilde. Jeronimo d'Arras, gevraagd wat moed hij er toe had,
gaf een duister antwoord, niet willende de Tematanen verdacht
maken, eenlijk zeide hij, voor zich zelve maar te kunnen
instaan, genoeg te kennen gevende dat hij geen moed had
op de Tematanen, en dat hij vreesde hem niet zouden vol-
gen. De Kapitein-Laut Rheti was aan boord gehaald en kwam
mede achter, aan wien den Koning het besluit bekend maakte
en dat hij op morgen die bovenposten der Siauwers moest
innemen, zonder meer; daarop antwoorden den Kapitein-
I/aut Bheti : dat 's Konings wil geschieden zoude. Doch de meeste
zorg was voor de Boelanders , Kaudipanders , Gorontaalders , en
Limbotters, die den Koning Amsterdam liever zag dat zij ver-
trokken , dan met hunne lafhartigheid en vlugt den schrik in de
zijne te veroorzaken , schijnende eer gekomen om vrede te houden
dan om te oorloogen; zulks bleek wel aan de witte vlaggetjes
die zij van hunne vaartuigen lieten waaijen, hetwelk waar was
en dat onder den schijn van witte broeken en wambuisjes te
!^AAB NOORD CBLRBK8 BN DB NOORDBRBILANDBN. 203
diDQgen, zoodat men uit dit en diergelijke wel zien kan, wat
staat men op die lieden kan maken, en hoe hoog noodig deze
steen van aanstoot — ik meen Siauw — aan een kant diende. Echter
oordeelde den Gouverneur best dezelve te laten verblijven , omdat
geen goed doende , ook niet veel kwaad deden , en hun vertrek
den Siauwer te moediger en de zijne te verslagender zoude
maken; en nam den Gouverneur aab hun wat beter tot hun
pügt aan te manen , wilden zij niet vechten zij mogten werken.
Hierop begaf zich den Gouverneur naar land, daar deze volkeren
lagen, en vondt ze alle in en buiten de corra-corra's zoo vast
in slaap, dat al een wijl werk had, eer iemand voor den dag
kieeg. Binankal, Gorontaalders en Limbotters kwamen, maar
Boelang wilde niet wakker worden. De Gouverneur haalde ze
dapper over den hekel , zoo over haar zorgeloosheid als ontrouw :
hier lagen ze allen in een diepen slaap, zonder wacht, zonder
zorg, steunende zoo het scheen op hunne witte vlaggetjes en
het verstand, > dat ze met den vijand hadden; men zoude
znlke teekenen dadelijk aan een kant doen — hetwelk ook aan-
stonds geschiedde — beter ware het hier van daan gebleven , dan
uidere mede lafh^tig te maken; zij hadden mogen doen als
Macarompus en liever weder naar hun land keeren dan anderen
in den weg te zijn ; was het een weerwil omtrent de Tematanen
den Gouverneur was (men het) schuldig, wiens eer nu hier
gold en door hun dusdanig te schendig gekrenkt werd , heb*
bende zulks omtrent haar niet verdiend, maar wel het tegen-
deel. De Castiljanen geven den Gouverneur toch na, dat aan
leider en uitvoerder van dezen ganschen handel was, dus was
ket dan dat ze voor ^s Comps. eer zouden strijden , waar tegen
zoo zij gezind waren, zich vijandig te toonen met den vijand
dus te heulen , moesten zij weten , dat men hen even als vijanden
^ niet als vrienden zouden moeten handelen. Alzoo dit en
^rgelijke met vrij zware hevigheid eai beweging gezegd werd,
^ den Koning Binankal sidderde en 'beefde zoo mede de
aderen , werd de hooggespannen snaar overlangzaam ^ geslaakt ,
^n eindigde hier op uit, dat nu hoopte hunne en onze eer
^r zouden betrachten , en op morgen de schande uitwisschen
^ ze door hunne vlugt, jongst bekomen hadden; de Koning
^nisterdam had iets t^en den dag voor, zij zouden zoo haast
* De verstandhouding.
' Allengs langzamerhand.
204 JOOKNAAL VAN PADTBMTGOE's HITS
gewaarschuwt werden, zich ter plaatse laten vinden; hetwelke
gezamenlijk beloofden en hiermede vertrok den Gouverneur weder
naar boord.
Maafidag 1 November, De zon wa« al boven de kimmen >
eer wij eeuig gewag ^er Temataneu bemerkten; zagen iu zee
onze chaloup Terlucco, herwaarts aanmillende, vertrouwende al
op Sangi had geweest. Het was omtnmt tien uren eer de Ter-
natauen en Siauwers aan elkaiuleren raakten, lossende lustig
met musketten op den anderen ; dit duurde een groot uur weder-
zijdsch even lustig, als wanneer het verelapte en ons toedacht,
dat de Tematanen te kort kwamen, zorgende dat ze weder aftrok-
ken ; waarom den Gouverneur de boot straks de chaloup Terlucco
zondt om met dit briefje op stond ' naar de Menado ie gaan ^.
Onderwijl ging het treffen weder even hard aan ; duurde wedei
omtrent een uur of anderhalf, als wanneer er weder stilte raakte
en zoo als wij zien konden, de Tematanen aan het deinzen
(waren). De Gouverneur zondt bode op bode, en kreeg nu deze
dan geene tijding, meest gansch strijdig tegen eikanderen. Ein-
delijk geraakten partijen weder aan den anderen en losten hunne
musketten dapper op elkander, schijnende tromp tegen tromp.
Hieronder hoorden wij vunrpotten slaan, en zagen het geele
vaandel van den Koning Amsterdam lustig zwaaijen , dat op den
pagger geplant raakte, en deden de Tematanen hier op drie
algemeene lossing der musketten, dat zeer ordentlijk toeging;
daar ouder het kanon van land en sloepen louter speelde. Hierop
staken de Castilianen t^^ee witte vlaggen op, en zonden wij
aanstonds onze schuit , mede met een vrede vlag voorzien , naar
land en hun toe, om dezelve te redden, latende met eeneu aan
den Koning verzoeken , dat geliefde met schieten naar de Span-
jaards te laten ophouden , ter tijd en wijle wij hun gehoord hadden.
Drie Spaansche soldaten kwamen dan aan ons boord en ver-
zochten onze bescherming die wij hun verzekerden, mite met
alle man aanstonds maar aan ons boord kwamen , kunnende hun
aan land niet verzekeren , noch de overwinning van den Koning
van Temateu stuiten, die hun genoegzaam verzodit, ja, ge-
beden, had, van zich er buiten te willen houden, daar zij in-
tegendeel hem eerst aangerand en de meeste afbreuk gedaan
hadden; zij konden bij den Koning aan land gaan en hooren
* Dadelijk, terstond.
Zie Bylage XIX.
XAAR NOORD-CEtCBSS BN DB NOOEDERBILANDBN. 205
zijn geliefde. Den Tolk Hendrik ging mede doch bragt ze Ihiast
weder aan boord , hebbende den Koning hun niet willen zien noch
hooren spreken, maar gelast zoo zij zeker wilden zijn, dat ze
die gel^enheid die den Gouverneur hun aanbood, zouden aan-
vaaideu en straks ' naar boord vertrekken.
De schuit bragt ze aan land , en kwam den Spaansclien Ka-
pitein daarmede weder aan boorti, en vertoonde den (jouvemeur de
onmogelijkheid van zonder de Paters te kunnen of mogen ver-
trekken, of hij was zijn hoofd kwijt, verzocht uitstel voor nog
eenige dagen, eindelijk hij zocht met list te blijven en niet te
vertrekken. l)en Gouverneur zeide zulks in zijn vermogen niet
te zijn maar wel in den overwinnaar , en die zoude niet willen
in zijn loop gestuit wortlen. Hij was genoeg gewaarschuwd ge-
worden, en had den Gouverneur het gaarne anders gezien en
alles in der minne bijgelegd gehad , doch hij had er zich inge-
wikkeld, en moest nu naar de pijpen van den Koning van Ter-
naten dansen. Niettemin om onze gemeene Christelijke Godsdienst,
om de vjrede en bijzondere eendracht die er tusschen onzen
Staat en den Koning van Spanje was, en om het goede hart dat
den Gouverneur den Kapitein in het bijzonder toedroeg , wilde
wel zoo veel doen en gaan naar den Koning, om te zien hoe-
danig het best konde schikken. De Kapitein drong ook hard
aan om een schriftelijk blijk , waarbij hij verzekerd mogt zijn ,
dat de Siauwers niet onder de Mooren , maar (onder) de Compe.
zonden staan. Deze groep der vaders Jezuiten gemerkt, werd
den Kapitein in antwoord gevoegd , dat wel den Koning Amster-
dam voorheen zulks had voorgeslagen , die het obk wel monde-
ling beloofd had , zoo bij aldien meester van Siauw werd ; doch
zulks moest nu bij behoorlijke opdragt geschieden , bevestigt met
het zegel van Z. H. als Heer en meester van het land. Wan-
neer nu zulks bekwamen , en den Koning van Siauw daarmede
t^^den was en bereidwillig onder de E. Compe. te staan, dan
zonde den Gouverneur hem dusdanig een schriftelijke verzekering
knnnen geven en anders niet. Hiermede brak den Gouverneur
af en ging met den Kapitein naar land , onderwijlen zullen hier
^^ in het kort splitsen ^ de bijzonderheden des gevechts in
het innemen van den vierdubbelden pa^er.
' Dadel^k.
' Daar men touwen door aansplitsing aan elkander hecht, gebruik ^
Patltbrugge hier tuuupMte» in de schijnbaar tegenovergestelde beteekenis
i06 loüRNAAt Van paütbruoge^s K^iÉ
De Ternatanen zoo langzaam bijgekomen en nog loomer vaü
de anderen gevolgt, waren voor de eerste beschausing gekomen
die nog zoodanig niet voltooid was als het wel -had behoord,
zoodat zij in de eerste aanval en woede daar meesters van
werden; daaruit zij zich zoolang verdedigden als zij konden,
hebbende noch granaten, noch vuurpotten, noch prinsestakjes
medegenomen. Oorontaalders , Limbotters, ï(oelanders, Kaudi-
panders, zoo veel schietgeweer , naar het schijnt, niet gewent of
wel van zoodanige genegenheid nog als voorheenen, stelden het in
den eersten aanval mede op een loopen en werden sedert niet weder
gezien. Na een weinig slakens op de tweede pagger stormende,
kregen denzelven 'mede in , zoo ook den derden , alwaar den oaden
Sadaha, die zich allezins zeer dapper droeg ^ gekwetst raakte.
Met de vierde post hadden zij vrij wat meerder werk en
(deze sterkte) dunde de Ternatanen zoodanig, dat zij het ge-
wonnene weder meenden te verlaten en af te trekken ; alzoo niet
een doode of gekwetste afgedragen werd of daar gingen 30 of
40 mede. Eindelijk kwamen er eenige vuurpotten bij de werken
en werden overgeworpen , dat zulk een schrik veroorzaakte, dat
de Siauwers er op den dubbelden hals ' daaruit moesten , en
sprong er den Kapitein-Laut Bheti , die niet van de pagger was
geweken en wanhopig vogt , het allereerste daarin ; welke tijding
den Koning bekomende, zondt hem zijn tulband met gouden
franje tot een eerteeken en burgkioon.
Aan land ging den Spaanschen Kapitein naar zijn sterkteen
den Gouvemenr naar den Koning, die op den berg nog in zijn
eerste veldschans was. Naar wederzijdsche beleefdheden van ge-
lukwensching en bedanking , werd er goedgevonden, dat Jeronimo
d'Axras en Kapitein Jena, ieder met een Comp^. naar de Spaansche
schans zoude gaan, om bezit te nemen en zoude den Kapitein
vergund worden tot morgen middag daarin te mogen verblijven ,
kunnende ondertusschen de Paters laten waarschuwen om mede
te vertrekken. Met dit volk aan den voet van den Fapenbcrg
gekomen — dus noemden de onze den berg, daar de Castilianen
hunnen post op hadden , omdat er den Kapitein niet veel te z^gen
had en papen meesters waren — ^ werd Hendrick den tolk met
1 Hals over kop?
* Jiiist omstreeks dezen t^d geeft de geschiedenis der Philippynen
merkwaardige voorbeelden , welk gezag (ie geestelykheid aldaar zich over
het burgeriyk bestuur aanmatigde. Zoo werd kort te voren de Gouverneur
te Manilla door de inquisitie gevangen genomen en naar Mexico vervoerd ,
terw\|l een z\)ner opvolger^ weinige jaren na Padtbrugges reis geëzcom-
MAAR NOOaD-CBLEBBS XN BB NOORD BRBIL AND BK. 207
drie of vier Tematanen. naar boven gezonden , om de ineening
van den Spaauscheu Kapitein te verstaan. Een Temataan bragt
bescheid weder om , dat den Gouverneur met de Ternatanen vrij
boven mogt komen. Den Gouverneur zeide hem zulks niet te
nken; d^Arras had bevel van den Koning wat hij doen en laten
zoade; hij kon den Kapitein aandienen, dat Jeronimo en ^s Konings
broeder Jena een Castiliaau en geen Temataan verwachtte, of
het hun eigenlijke meening was de post aan den Koning van
Ternaten over te geven of niet. Dit belaste d'Arras met een
broskheid den Kapitein aan te zeggen. Hierop kwam dan de
Spaanscke sergeant af, die alweder den Gouverneur wilde aan-
spreken; maar d'Arras nam het woord en vroeg hoe hunne
meeaing was , en of zij met het volk zouden boven komen ; daar
op den sei^eant antwoordde, wel ja dan, zonder v^n eenige
voorwaarden te reppen of te spreken. Hij moest voorgaan , daarop
volgde d'Arras en eenige Tematanen; hieraan den Gteuvemeur
iQet zijn oppassers en vervolgens de gansche meenigte, zijnde
▼el 500 sterk, alzo Grorohtaalders , Limbotters, Kaudipanders ,
Boelanders en meer sndere zich op hoop van buit hier vinden
lieten.
Maar boven gekomen, werden al die dappere, helden naar een
<lorp, wat boven dit dorp en te na aan hetzelve gelegen, ge-
zonden óm dat in den brand te steken. Binnen werden niet dan
Tematanen ingelaten, den goeden Kapitein meende dat deTer-
DAtanen zoo onnozel waren, dat ze op het plein zouden blijven
vernachten en de Castilianen op de bolwerkjes laten , onder voor-
geven dat des Paters goed daarin was, hetwelk den Gouverneur
in het laagste bolwerk , daar den Kapitein ingelaten werd , wilde
l&ten brengen; doch al te vergeefsch, houdende zich als of aan
^e heiligdommen niet durfden raken. Inderdaad was het om
^e bolwerkjes in te houden daar zijn volk nog in was. Nadat
*' de Tematanen in waren en den Gbuveraeur al vertrokken,
H^ de Castilianen de eerste geweest, die hun klaauwen in het
P*d der Paters sloegen, daar de Tematanen hun haast in
volgden; zoodat hierin met plunderen en steelen en moedwil te
Wrijven, al vrij op zijn sold^ts zich kweten, verbrandende
^le de beelden en steelende al de omamenten der mis, daar
^ vrij wat zilverwerks onderliep Doch het was d&a Kapitein zijn
™wiiceerd werd en veroordeeld barrevoets en met een touw om den hals
u de kerk boete te doen. Sir John Bowring , Een bmoek amm de PkUipp,
^'W^^ bl. 40 en 41.
X (XIV). U
r
208 JOÜENAAL VAX PADTBRUOOB^S KRIS
schold , want hem geschiedde geen -overlast , hebbende den Gouver-
neur twee zijner oppassers ten dien einde bij hem gelaten. Den
Gouverneur had in de Spaansche schans zijnde , afgezondeue van
den Koning van Siauw gehad, die den Gouverneur verzekerde
van zijne genegenheid tot den Compe. en zoude tot dien einde
ook dezen avond aan boord komen, zoo hij maar zekerlijk wist
van niet verraden en den Ternataansch koning ovei^leverd
worden. Dit waren de eigene woorden. Daar was hun geantwoord
dat vrijelijk komen mogt en dat zulke manier van spreken ons
wel wat vreemd voorkwam, maar dat ook wel wisten, dat het
van de Castilianen voorkwam , die zulks wel gewoon waren te doen.
Een zaak en misdaad niettemin die geen opregte Nederlander ooit
in gedachte kwam; ons woord was ods zegel, en die er niet op
vertrouw^ wilde , mogt het laten ; kwam den Koning van Siauw aan
boord, hij zoude op des Gouverneurs woord, vrijelijk en ver-
zekerd mogen gaan en keeren! Doch hij kwam niet, maar des
nachts in zijnen naam derzelver voornaamste Rijksgrooten, die
den Gouverneur niet te spraak stond, en antwoorden liet, had
den Siauwschen Koning iets aan den Gouverneur te zeggen, hij
geliefde zelve aan boord te komen.
Terlucco de sloep was binnengekomen.
Dingedag 2 November, 's Morgens zonden wij den schuit
naar den Koning (Amsterdam) , om zijn volk hunne victorie te
doen vervolgen en den berg om te trekken, en zicli te gelaten
als of in het dorp der Siauwers en met een naar Pehe wilden;
zoo om den Siauwschen Koning te eer te doen besluiten aan
»
boord te komen , als de Paters en Kapitein te doen vertrekken.
De* schuit bragt tijding weder terug, dat alle de Tematancn
verstrooid waren, gaande wijd en zijd moeskoppen. Doch den
Koning had aan den Kapitein Seranos nogmaals laten weten,
dat heden moest vertrekken of met allen die bij hem waren
zijne gevangenen blijven of de Papen kwamen of niet. De Ter-
natauen kwamen met e«nige koppen pronken, op gisteren be-
komen.
Den Siauwschen Koning zond den eene voor de andere na,
kon zeer bezwaarlijk besluit^ aan boord te komen; tot den
Gouverneur den tolk Hendrik naar land zondt, die hem ook
mede bragt. Hij werd met dri€ schooten verwelkomt en beleefd
onthaald, maar bleef een wijle tijds heel bedeesd , vol ontroering
en vrees*, zeggende zeer ziek en onpasselijk te zijn van het schip,
dat toen nogthans vrij stil lag. Doch kwamen hem daarin te
NAAR NOORD-CELXBE8 £N DS NOOKDERKII^NDXN. 209
gemoet en kregen er met een roemer wijn 3 a 4 betere moed
en levendiger kleur in. Hij is zeer blank, aan de korte kant,
vel poezelig doch tenger, levendig van weasen, helder en lieflijk
van gezigt; oud omtrent de twee en twintig jaren en verders
zoo een mooije man als men zoude kunnen schildere '. Des
<^*tiaangezien , scheen hij een mannenmoed te hebben; was be-
zadigd in wezen en reden , zeer mannelijk en wel opgebragt.
Al zijn verzoek was onder des Corap^. bescherming maar te
^ogen zijn en dat toch ouder geen Temataneu mogt staan.
J^n Assistent Harcxe was met een boodschap van den Koning
**ü boord gekomen; den Gk)uvemear zondt hem dan weder heen
om een opdragt van den Koning Amsterdam te verzoeken , zoo-
danig tds het hem gdiiefde, als het maaü met zijn zegd be-
krachtigd was. Het was al achtermiddag eer hij wedar kwam ,
brengende deze acte mede in Arabische letteren en Maleische
ta^ geschreven, luidende vertolkt als volgt *.
Harcxe bragt ons ook tijdjng hoe den ouden Sadaha aan zijn
wonden overleden was , zoo dat de Tematanen nu in alles negen
dooden en drie en twintig gekwetsten hadden. De Paters Tor-
cotti en Manuel Espanjol meenden met een jolletje aan boord
te komen en zich in het gezelschap van den Koning van Siauw
^ te dringen, doch werden door den Gouverneur beleefdelijk
&%ewezeu, met hun toe te roepen, dat hier noch plaats noch
^Ud voor hun was , en dienvolgens wat geliefden aan de chaloup
Terlucco te vertoeven, zullende den Gouverneur, wanneer er
o&t^f gel^enheid was , hun aan boord laten halen. Tercotti zocht
evenwel met vriendelijkheid over te raken, doch Pater Espanjol
^^ö er tegen en zeer kwaad naar het scheen, graauwenden den
"*ter Torcotti toe, zij zouden maar weder aan land varen en
d^ letters laten loopen.
legen den avond kwam den Koning Amsterdam aan boord,
"^^ zich zeer braaf, tusschen het geven, (en) nemen, minlijk
^^ straf, vriend en vijand wist te dragen; evenwel sloeg het
*^u de vriendelijkste kant over; hebbende in het eerst elkan-
^^ï ' maar den hand gegeven , maar toen er eenige glazen waren
^^i geweest, vloeide de genegenheden zoo tot elkander, dat ze
ftls in een smolten en in wederzij dsche omhelzingen stand grepen.
>
' Blijkens Bijlage XXV heette deze Koning van Siauw Don Francisco
^^er Batahe.
' Zie byiage XX.
' Nuneiyk de koningen van Ternate en Siaaw.
210 JOU&NAAL VAN PADTBKUOOe's EKIS
Daar werd onderwijl geeu kruid gespaard, wordende de nieuwe
vesting vooraf door den Koning Amsterdam ingewijd en Maet-
suyker " in plaats van S^ Rossa geheten. Vervolgens werdeiL
er nog eenige gezondliedeu in orde gedronken , zijnde der Cas-
tilianen Kapitein mede geuoodigd. Den Koning van Siauw nam
eerst zijn afscheid en ging weder naar land , zijnde door ons be-
schonken met:
Een ps. zilver Alegia,
Een ps. deken Souratsch,
Een ps. Bethilles br. bl. ,
Een ps. zwarten hoed,
Een ps. roode Bethilles.
Zijne Grooten als : aan de drie gebroeders van gemelden Koning r
Twee ps. Bethilles br. bl. te zamen.
Aan de Bijksgrooten:
Twee ps. Salpicados,
Een ps. roode Bethilles. Tot een wedergeschenk aan
den Hoekom voor een vet varken:
Een ps. Bethilles bl. aan de twee Hoekoms,
Een ps. Salpicados aan den Kapitein-Laut ,
Een ps. Hoed aan den tweede Kapitein-Laut.
Den Koning Amsterdam om zijne genegenheid mede te be-
toonen , verzocht van ons een witte Bethilles die (hij) aan den
Siauwschen Koning mede schonk, als uit een zuiver en rein.
hart en genegenheid. Weinig daaraan vertrok den Spaanscheu
Kapitein weder naar boord van Terlucco , en toen zijlieden allen
vertrokken waren , stak den Koning Amsterdam mede af en voer
naar land.
Heden verschijnt ook alhier den jongen Koning van Tagnlanda
met dit briefje. *
Woensdag 3 November kw^amen de Tagulanders des morgens
aan boord dewelke, alzoo derzelver jonge Koning en Grooten
nog niet beschonken waren , werden ze vereerd met het volgende :
Een ps. Beth. br. bl. ,
Een ps. Souratsche deken.,
Een ps. Salpicados effen grond.
Een ps. gebleekte Parcalla,
Een ps. Hoed Coddebeij.
1 Naar den toenmaligen Gouvemeur-Oeneraal.
* Dit is weggelaten; het bevat kennisgeving van den sergeant van der
Linden , dat de Koning van Tagnlanda met al zgn magt naar Siauw vertrok.
NIAU NOORD-CEl.EBES EN Dl NOOHDEKBIl.ANDEN. 211
Aan de Rijksgrooten : .
8 ellen roode Sergie, aan twee Qoegoegoes,
3 ellen aan den Kapitein-Laut ,
£ ps. gebleekte Cheavonys ' aan den Hoekom,
4 ps. dito dito aan den Kapitein en Singhhadjas
te zamen.
Den Gonvemenr liet eenige Siauwsche Grooten van land roepen ,
hnn aanbevelende de Papen hun land te ontzeggen en met eene
te waarschuwen , dat den Koning Amsterdam er volk op uitzenden
wilde om dezelve dood te slaan , zoq zij die konden bekomen ,
zijnde wel meest op de Papen verbitterd. De Kapitein Andreas
Seranos was met zijn goedje reeds al aan boord van Terlncco
denwelke wij van mondkost en wat drank voorzagen. Tegen den
middag zondt den Koning van Siauw een expresse, om den Gou-
verneur te waarschuwen, ' dat de vaders Jezuiten met een vaartuig
verzochten naar de Manilhas te mogen vertrekken , willende zulks
buiten weten en verlof van den Gouverneur niet toestaan. In
antwoord bekwam Z. H. , zeer welgedaan te hebben en dat hun
het verzoek zoude afslaan , alzoo den Koning van Tematen , om
^gtige redenen zulks niet wilde noch kon toestaan. Des namid-
dags kwam onzen sei^eant Hendrick'Muschke met de Tagulan-
^ers, Limauwers, Sabanwezen * en Kaudipanders van Sangi
terug, zijnde onder dezelve des Konings van Tabiiekans zoon
<lie den Gouverneur dezen brief van zijn vader bragt. ^
Met de andere vaartuigen van Taroena, waren deze onder-
^'taande briefjes gekomen; het eene van den Predik. Caheyng
^ het andere van den sergeant , als : *
Waaruit blijkt hoe door het ontzag van de E. Compe. het
Christendom van zelve genoegzaam toevloeit en ware wenschelijk
dat maar genoegzame herders tot zoo groote kudde hadden,
^^et te twijfelen zijnde . of in korte jaren zoude heel Celebes
Noordkant, en alle deze eilanden het Christendom aannemen,
' Deze stof behoort ook tot de Coromandelsche kleedjes. Valent. D. V.
A bl. 26.
' Baban en Limauw waren blijkens Padtbriigges beschrijving van Groot-
^^8^, toen twee zelfstandige rijkjes op de noordoostkust van dit eiland,
^^ kort daarna bij het rijk van Taroena gevoegd zijn. Val. 1. B. bl.
^en 48.
* Zie Bijlage XXI.
* De eerste brief hierachter Bijlage XXII; dien van den sergeant
^ewijcksen hebben wy weggelaten, bevattende alleen het berigt dat
^ de brieven aan de vorsten van Sangi bezorgd had en dat Don Martin
Tatandam, Koning van Taroena spoedig naar Siauw «oude komeQ.
112 HIT JOURNAAL VAX PADTBRUGGBS REIS
daar men nu door gebrek niet alleen van Predikanten, maar
ook van schoolmeesters al vrij verlegen valt.
De Taboekanders bij den Gouverneur gezeten , lagen alle hunnfe
tulbanden neder , waardoor den Gouverneur hun weder ieder met
een hoed beschonk * ; vertrekkende naar land om hun eten te
koken en hun nachtrust te nemen. Zoo als zij vertrokken waren,
kwam Pater Torcotti aan boord; hij werd beleefd onthaald en
het afwijzen van jongst ontschuldigt. De geestige en waardige
Pater, wierp het over alle boegen om te mogen of met hun
eigen volk en vaartuig naar de Manilla vertrekken of verblijven;
doch alles werd op den Koning van Temate geschoven en dus
moest hij onverrigter zaak weder temg. Hebbende onder deze
discoursen bekend , dat het hun allen zeer had verwonderd , dat,
toen uit de Spaansche vastigheid zoo hevig op des Konings
chaloup was geschoten^ wij ons in de fluit zoo stil hadden ge-
houden. HetwSlk wij zeiden onze meening immer geweest t^
zijn en hun hadden verzekerd, als ons niet willende in dit werk
inlaten. Nog zedde hij, dat bfjaldien de Kapitein en de andere
Paters hem hadden willen gelooven en zijn raad volgen, dat
ze wel gerust zouden hebben kunnen verblijven, hebbende hun
verzekerd de Nederlanders» te wel te kennen , enz.
De zorg nu was dat deze Paters zouden trachten te ontvlug-
ten en dat de Siauwers hun oogluikend zouden laten glippen;
om dit voor te komen, werden er twee Tagulandsche en Ta-
boekansche corra-corra^s gezonden, zoo om op hun te passen
als om hun goed te helpen herwaarts brengen. Met dezelve
ging onzen Luitenant en tolk Hendrik mede om den Siauwschen
Koning te verzoeken , de behulpzame hand de Paters in het af-
sehepen van goed te willen leenen en bieden.
Jeronimo d' Arras kwam zeer laat op den avond nog aan boord,
met tijding hoe dat een groot gedeelte van zijn volk al weder
bij hem gekomen waren; dat er ook wel 200 man van den
Koning van Siauw bij hem wezen wilde. Dit werd hem glad
afgeraden , omdat ieder zijn geregtigheid moest behouden , zul-
lende het den Siauwschen Koning genoeg smarten zoo wanneer
den Koning van Tematen en andere bondgenooten zal moeten
vernoegen en te vreden stellen, waarbij dit dan gebleven is.
Donderdag 4 November. Werd den dag vruchteloos doorgebragt
1 Eene zinnebeeldige ht^ndeliqg ten bewijze hunner gezindheid den
i^lam met h^t Christendom tQ verwisselen.
KAAK NOO£D«C£J.£B£8 ifixN DE NÓORDJSHBILANDEN. 213
met het zeudcD uaar de Paters , die zeer bezwaarlijk tot vertrek
konden besluiten ; hebbende tegen den Kapitein Andreas Seranos
geprotesteerd , van dat hij dusdanig haar verliet en naar boord was
gegaan. Den Kapitein weder tegen de Paters van dat zij wegge-
loopen waren en hem verlaten hadden , schuivende zoo den eenen den
schuld op den anderen, en den Koning van Siauw weder op
hun allen en Castiliauen op de Siauwers , en dat al vrij hevig
onder eikanderen.
^s Avonds werden onzen Luitenant en tolk Hendrik Cors naar
Pehe gezonden, om uit den naam van den Koning Amsterdam
de priesters voort te pressen. Zoo mede ging den Koning van
Siauw in eigen persoon derwaarts om hun van het land te helpen ,
alzoo dezelve niet langer in zijn rijk begeerde te dulden.
Dezen ganschen nacht heeft het meest geregend.
Vrijdag 5 November. Nog al kwamen de vaders niet, daar
werden wedet eenige corra-corra^s naar Pehe gezonden , om de
Paters haar goed te halen , en werd Terlucco met den Kapitein
Andreas Seranos en de zijnen naar.Maleije afgevaardigd, met
een korporaal, tien man en dit brieQe '•
Zijn Hoogheid den Koning Amsterdam deed verzoek om te
mogen vertrekken, dat den Gouverneur vrij vreemd voorkwam,
alzoo het werk maar ten halven gedaan was, zulks werd Z. H.
dan beleefdelijk voorgedragen en deszelCs vertrek uitgesteld, ter
tijd en wijle alles in goeden stand zoude zijn gebragt. Nog al
gedurige regen.
Zalurdag 6 November. Kwam Jeronimo d^Arra^ aan boord ,
dien de Gouverneur wat voomam ^ en onderrigte, hoe dat de
E- Compe. tot. een steun hebbende, zulks niet behoorde te mis-
bruiken, maar zich wat gezeggelijker en rekkelijker diende aan
te stellen, te meer Siauw onder de Compe. stond en dien Koning
tot contract was ingelaten. Dat hij dienvolgens geen regt op
de kroon had en vernoegen moest met zijn vroegere kwaliteit
van Goegoegoe , in het welke hij door die Comp^. gehandhaaft zoude
worden en anders niet. Alle de grootsche inbeelding , die eenige
Tematanen krachtig in hem gevoed hadden , moest hij varen lateu en
staat maken , dat hier al zijn wel of kwalijk varen aanhing, naar hij
zich wel of kwalijk droeg. Hij beloofde dit alles wel, maar
woelde er echter bedektelijk tegen, zoekende gelegenheid om weder
1 Zie Bijlage XXIH.
« Voor oogen hield.
214 JOURNAAL VAN PADTBBUGOE's BEIS
aan den man te raken ' en aldus het heilzaam werk van min-
nelijke bemiddeling te doen verijdelen , maar zulks werd hem belet.
Eindelijk kwamen de Paters met den tolk Hendrik te voor-
schijn, die daarmede regelregt aan den chaloup van den bui^r-
koopman Pieter de Hoedt voer ; daar hun aanstonds een geleide
brie^e , benevens een korporaal ^ en zes man gezonden werden
en dadelijk onder zeil gingen. Het briefje was van dezen inhoud . ^
De Koning van Taroena was onderwijlen hiermede verscheenen
met zes vaartuigen, zoo groot als klein en stijf 200 weerbare
mannen. Hij werd door den Gouverneur zeer vriendelijk en
minnelijk onthaald en zoude dezen namiddag met hem en
de zoon van Taboekan Z. H. Amsterdam bezoeken gaan; maar
liet zich deu Koning ontschuldigen , omdat het kajuitje van den
Booden Haan zoo klein was, en kw,am des namiddags zelve
aan boord van den Gouverneur, daar de Koningen van Taroena
en Kaudipan mede verscheenen, benevens de zoon van den
Koning van Taboekan, die allen deu Koning Martin Tatandam '
verwelkomden, en bleven den achtermidag onder een glaasje in
vrolijkheid bij den anderen , vertrekkende des avonds ieder zijns
weegs; zijnde vastgesteld op moi^^ het kanon boven op den
berg te arbeiden.
Zondag 7 November. Met den dag gaan den Gouverneur,
Schipper en Luitenant met schuit en boot naar land , daar geen
volk vonden, dan eenige Tagulanders, Taboekanders,'Taroenezcn
en Gorontaalders , zijnde niemand dan den Kapitein-Laut van
Tagulanda om opzigt op het werk te houden, dat evenzoo toe-
ging als de verwarring van Babel, door de verscheidenheid en
verdeeldheid van tongen. Immers hoe de onzen zich afsloofden,
hoe wilder het in zijn werk ging. Een ijzeren 6ponder kregen
wij met groote moeite eenlijk boven, wanneer den Gouverneur
de Koningen liet verzoeken, wat tegenwoordig te willen zijn
en beter order op hun volk te stellen. De Koning Amsterdam ,
Taroena, Kaudipan en Boelang kwamen gezamenlijk aan, maar
den gedurigen regen deed ze haast weder verstuiven, behalven
den Koning van Taroena, die bij den Gouverneur op den berg
^ Twist te stoken met den koning van Siauw?
* Zie Bijlage XXIV.
' Blijkens het verband moet dit de koning van Taroena zijn. Ook Val.
D. I. B. bl. 46 en 47 noemt dien vorst aldus en prijst zyn kennis van
het Nieuwe Testament, maar geeft bl. 44, naar het schgnt ten onregtei
deW($K<i?4 na^m aan den koning van Kandhar.
NAAR NOORD-CET.EBE9 EN DE NOORDBKEILANDEN. 215
hram, en kregen wy nog een ijzer en een metalen stuk boven ,
met groote moeite, alzoo het gedurig aan regende. Nog twee
ijzerea stukken en een metalen werden verdeeld, het zwaarste
voor Tematen het andere zoude Taroena, Taboekan en Tagu-
landa boven slepen , en het metalen — zijnde het ligste — zouden
de Gorontaalders , Kaudipanders , Limbotters en Boelanders op
den berg helj^en.
De Koning van Siauw kwam van Pehe weder terug , waardoor
den Gouverneur vaststelde om morgen achtermiddag partijen
bijden anderen te doen komen, om de verschillen te vergelijken
en het werk tot een goed en gewenscht einde te brengen , latende
de Koningen daaraf de weet doen. Doch alzoo gevreesd werd ,
dat het stuiten mogt op het huwelijk tusschen den Koning van
Siauw en de dochter van Taboekan , zondt den Gouverneur naar
Z. H. Amsterdam , den tolk Hendrick , om Z. H. voor te houden
en te vertoonen , hoe bezwaarlijk het met de eerbaarheid overeen
zoude kojien, dat de huisvrouw van den Koning van Tematen
weder niet alleen verloofd , maar ook op zijn Sangisch getrouwd
met den Koning van Siauw en reeds zoo lang gemeenschap met
denzelven gehad hebbende , nu nog aan een derde zoude worden
ten huwelijk gegeven , en dat eene vrouw van zoo voornaam ge-
slacht en afkomst; zijnde den Koning Amsterdam voornemens
geweest deze vrouw aan den Koning van Taroena uit te huwelijken.
Bes avonds kwam den tolk weder vergezelschapt met den
^^ssistént Harcxe, met verzekering vim den Koning aan den
Gouverneur, dat alles wat den Gouverneur deed, hoodig en
IjiUijk achtte, gaarne en gewillig toestond; hij geliefde het werk
™**r te beleiden zoodanig ials het hem goed dacht, en zoude
zijn HH. zich op morgen ter gestelder tijd en plaats laten vinden.
baandag 8 November, Des morgens nog al gedurig regen; aan
l^d werd een tent opgerigt, aan den voet van den berg, daar
het huis gestaan had van den Spaanschen Kapitein Andreas
Serauos; wordende den grond met een zeil bespreid, daar de
Koning Arasterdam een gouden Alcatyf ' en een dei^elijke
^iiden liet brengen, met zoodanige kussens. Even naar demid^
^*g kwam den Koning Amsterdam om de fluit de Vliegende
S^aan scheppen , en voer zoo naar land ; den Gouverneur stapte
"lede in de schuit en volgde Z. H. na; zendende den Luitenant
' ASraitfa beteekent in het Portugeesch fijn tafdji^ gttbort^uurd overtrek,
"«t woord is van Arabischen oorsprong. Vg. Dr. Engelman n , O/ossairf det
"«d esptjfnois ei forfmjfüis, dirivéê de FAr^,
216 JOURNAAL VAK PADTBRUUOe's REIS
met twee oppassers naar den Koniug van Siauw toe , om Z. H.
op te halen en in de veldtent td brengen. Alwaar gezamenlijk
verscheenen de Koningen van Tematen v Sianw , Taroena , Kau-
dipan, Boelang, nevens hunne Grooten ook Jeronimo d'Arias,
den zoon van den Kooing van Taboeksm, Prinsen van Goron-
talo en Limbotta, Grooten van Tagulanda enz.
Het vertoog van den Gouverneur was naar de gelegenheid
der zaken en bijeenkomst gerigt, niets scherps inlioudende,
maar alles daar heenen leidende, dat de gemoederen mogten
bekwaam zijn om zonder vooroordeelen alles in billijkheid te be-
slegten. Hebbende zulks ook kracht gehad, behalve op Majoeda,
die zich gedurende de handeling zeer onbescheiden en onredelijk
gedroeg, en den Koning van Boelang, die in alles meest slecht
bevallende, blijken liet van vuilgierigen aard te zijn, zoodat
zijne pretentie wegens zijne overledene zusters slaven en zeker
prinsestukje, in het algemeen tegengesproken werd. Zijnde
alle slaven die aan het land gehoorden en het prinsestukje
wel eer in Mauilha aan en ten behoeve van het rijk van Siauw
geschonken; doende den Siauwschen Koning mede eisch van
een goed gedeelte goud, door zijn zusters vlugt van Siauw
medegenomen en met haar dood te zoek geraakt. Op dezen
eisch van den Siauwschen Koning ^bleef de zaak van den voor-
noemden Hoekom en zijnen twee zonen steken, ter tijden wijle
daar meerder bewijs uitbragt , alzoo den Siauwer met eede wilde
bevestigen dat dien deposant, die op Manado de getuigenis
daaraf verleende , daar ter plaatse toen niet tegenwoordig is geweest ,
Het verdere van de andere bondgenooten werd a^edaan , blijvende
dat van Boelang, Taboekan en Taywila in staat zoodanig bij
deze artikelen blijkt. '
Na het sluiten werden er drie algemeene charges gedaan,
tusschen zoo veel kanonschooten van de fluit de Swaan , en ver-
volgens van fluit, sloepen en corra-corra's rondsom losgebrand,
scheidende allen zeer vernoegt, en vertrok nog dezen nacht met
zijn sloep den burgerkoopman Pieter Tidesz.
ninsgdag 9 November, Met den dag was men bezig de af-
fuiten tot het kanon , en rond en lang scherp boven te brengen ;
gaande nog dezen morgen af met de Tagulandsche vaartuigen, zoo
naar Tagulanda als Manado deze briefjes ^.
> Zie Bijlage XXV.
**In het eerste wordt den sergeant van der Linden gelast met de nu
op Tagulanda onnoodige bezetting naar Siauw te komen.
NAAR MOORD-CELEBKd EN DIS »OOaDC&ElT.ANDEN. 217
Des namiddags werd dit contract tusschen den Gouverneur
in naaui yau der Comp^. en 'Koning van Siauw en zijne Bijks^
grooten gesloten en geteekend '.
Woentdag 10 November. Met den dag zag men hoe zich
tot het vertrek ieder klaar maakte, waaraf er eenige Temata-
nen, Boelanders, en Taboekanders vaat vooruit gingen; zijnde
den Gouverneur met den Schipper en fluitsvolk den berg opge-
gaan, om in de vesting Maetsuyker het kanon op de affuiten
t«. helpen, daar den Koning van Siauw zulk een vermaak in
diepte, dat den meesteu dag en tot alles gedaan watt, daar bleef.
Weder aan boord gekomen, ontving den Gouverneur van
Manado en den Schipper van de fluit H'elena, het jacht de
Sampson en Bouton, door een Orang Badjoe, tijding en deze
brieven *.
Met welk nieuws den Gouverneur naar boord van Z. H. Am-
sterdam ging , om den Koning te vertoonen , hoedanig zich zijne
gezanten naar Bouton , aldaar wederom hadden aangesteld , met
heteischen van 300 slaven en het stellen van Lohia onder Tibore ',
het welk immers het contract niet mede bragt , noch de meening
van voorheen was. Den Gezant zat bij den Koning en wist niet
hoe zich hieruit te redden, makende een lang verhaal van al
het voorgevallene van dag tot dag op Bouton, en hoe geen drie
honderd slaven, maar wel zooveel soldaten tot den Siauwschen
togt had geeischt. De brieven zoo van den Koning en regering
van Bouton als Koning van Woena * werden gelezen, en den
inan die met mooi praten zijn zaak niet goed konde maken,
i'ïet vrede gelaten. Na het lezen verzocht den Gouverneur een
nader blijk en bewijs van des Konings ware meening, om die
van Bouton gerust te mogen stellen; gelijk den Koning dan
*6D dien einde zijn schrijver last gaf en met den Gouverneur
^^^ boord liet vertrekken.
Ben Gouverneur schreef nog dezen nacht de onderstaande
briefes naar Manado, Banka en Maleije ^, waarmede de Go*
rontaalders en Limbotters vertrokken.
' Zie Bijlage XXVI.
' Zie Bijlage XXVU.
' Een ryk op het eiland Pant<ijano of Moena, Val. I.bl. 81; thans sch^nt
^«t onder Boeton te behooren.
^ Woena is eigenlek het oostelijk deel van Pantsjano ,' hetgeen van daar
vaarschijnlqk Moena genaamd wordt.
' De niets bijzonders behelzende brieven aan den sergeant Smith te Manado
^^ aan den nabij straat Banka liggenden schipper Livias laten wij weg.
218 JOURNAAL VAN PADTBRUOOS's REIS
Donderdag 1 1 November, 's Morgens regeuachtig weder , zagen
de chaloup de Roode Haan zeil maken, waarover den Gouver-
neur den Koning Amsterdam liet verzoeken; die aan boord
komende zeide, voornemens te zijn, om naar Maleye te ver-
trekken hebbende zijn groote corra-corra voor de. chaloup ge-
steld , om dezelve voort te boegseren.
Onze Boutonsche brief in antwoord was klaar geraakt en
luidde uit het Maleisch vertolkt, dusdanig. *
De Koning verzocht om in zijn naam en onze taal aan den
E. Heer Gouvemeur-Greneraal te mogen schrijven, kunnende de
zijnen niet wel vertrouwen; hetwelk geschiedde met dit brieQe *.
Onderwijl kwam ' ook aan boord , om hun afscheid van den
Koning Amsterdam te nemen, de Koningen van Taroena, Boe-
lang met hunne Grooten, Jeronimo d'Arras, en eindelijk ook
den Koning van Siauw ; helpende des Gouverneurs wijn uit den
zuren houden en voorts uit, eer der Koning Amsterdam konde
vertrekken; gaande den dag naar den avond en de Koning
Amsterdam naar zijn boord- Zijnde bevorens van den Koning
van Siauw met deszelfs buiksnijder beschonken , die den Koning
wederom met een gouden kris vereerde; zwerende elkander
broederlijke hulp en trouw, met hartelijke omhelzing, en wenschte
den Koning Amsterdam den Koning van Siauw veel heil en
zegen, in zijn aan te gaan huwelijk met' de dochter van Ta-
boekan , weleer zijn vrouw , die hij nu overliet.
Met den Koning gingen nog — buiten onze Schipper- en As-
sistent . Harcxe die met den Gouverneur nu voorts naar Sangi
ging — mede, de Taroensche Koning en zijn Grooten , benevens
In dien aan den raad van Ternate komt het volgende voor ons belang-
rijk voor:
Ik twijfel niet, of de sloep Terlucco met den Spaanschen kapitein en
de zijnen en die van Mons^ de Hoedt met de Eerw. Vaders Jesuiten be-
nevens die van onzen vrij- en burgerkoopman zijn alle behouden bij UEd.
overgekomen. Vei*trouwende den Spaanschen kapitein en de Paters niet
wel met den anderen zullen kunnen overeenkomen , in welk geval den
kapitein de hand bieden en staande houden zult, en bijaldien het mogt
gebeuren, dat de Jesuiten op hun zelve wilden wonen, zoo zal daar heel
nauwe acht op moeten worden geslagen, zijnde van een zeer woelenden
aard en die ons wel wat mogten brouwen. Vooral diende zorg gedragen,
dat zij geen gemeenschap houden met onze overburen, noch geen van
die lieden komen te spreken, enz. enz.
Met dit laatste doelt Padtbrugge op de bewoners der westkust van
Halmaheira, waar de Spanjaarden te voren forten bezet hadden.
> Zie Bijlage XX VUL
> Zie Bglage XXIX,
Sa.a.'bl noobd-celebes ex de noordereilanden. 219
de Siauwsche Grooten, die iu het ondergaan der zou wederkeerden
zijnde alle rijkelijk van Z. H. Amsterdam beschonken. Onderwijl
kwamen ons van Kandhaar mede bij , den Groegoegoe , Kapitein-
Laut, Hoekom en verdere Grooten, met vier stuks corra-corra's
eu twee bonietangs, hebbende hun naar haar zeggen zeer uit-
gesloofd om Jklaar te geraken. Na een wijl zittens verzochten
zij naar land te mogen gaan om wat uit te rusten, dat hun
gaarne toegestaan werd. Deze waren zoo haast niet weg of Ko-
ning Binankal kwam met eenige zijner Grooten weder aan,
verzoekende den Gouverneur geliefde te verzorgen dat hij zijn
•
dochter bekwam, bijaldien den Siauwschen Koning de moeite
uiet geliefde te doen, hij zoude zelfs volk zenden, om zijn
dochter van Pehe te laten halen. Den Siauwschen Kapitein-Laut
werd van land geroepen en naar zijne Koning gezonden met
het verzoek van Binankal en gelast weder bescheid te brengen.
Vrqdag 12 November kwam er bescheid van den Koning van
Sianw en verlof van den Koning binankal om zijn volk naar
Pehe te mogen zenden om zijn dochter te halen; het welk den
Gouverneur Z. H. aanstonds liet weten, .die er ook dadelijk
volk naar toe zondt. Den Goegoegoe van Tagulanda verschijnt
hier mede met den sergeant Joannes van der Linden en zijn
vier man, onder dewelke nog een getrouwde was, die vermits
l^jaren zijn tijd had uitgediend en gereeds 14 gl. per maand
von, mede korporaal werd gemaakt, benevens nog eenige andere
personen welke in gage zijn verhoogd.
Ook kwam heden mede alhier te verschijnen den Goegoegoe
van Bwool , zijnde den Koning dopr hoogen ouderdom en zwak-
heid op de Manado verbleven , bragt dit briefje mede. '
Als mede een brieQe van den schoolmeester van Kaudipan;
ïijnde den Bwoolschen Goegoegoe vrij lang onder weg geweest ;
tó briefje van den schoolmeester luidde vertolkt zoodanig. ^
De Sergeant van der Linden stelde den Gouverneur mede ter
™d zeker brie^e, zijnde de laatste wil van Monia, en een
veizoek om den jongen Koning te handhaven, hetwelk opdat
^^ niet te zoek mogt raken in deze voege. '
Zaturdag 13 November leverde den sergeant van Tagulanda
^e over zijne dagelijksche gehoudene aanteekeniugen aldaar ;
' Dit laten wij weg.
' Zie B\ilage XXX.
' Zie Bijlage XXXI.
220 JOURNAAL VAN PADtBEUGGfi's REÏS
liet welk omdat het kort en beknopt is mede hier aanhegten. ^
Deu Koninj^ van Sianw werd ter hand gesteld.
4 ps. witte Parcalleu
4 n brain blaauw Bethilles en
2 if Chiavonys,
om de lieden te vernoegen die de nagelboomen toekwamen.
Op hedeü den Schipper van der Wal en Sergeant Hendriclc
Mnschke gecommitteert met Z. H. te landwaart in te gaan , oixi
zoodanige nagelboomen als hun aaz^ewezen zouden worden te
laten onder den voet te hakken ; gelijk zij ook al tijdig wederono.
kwamen, brengende twee stammen mede van boomen, die vol
bloeisel waren en ongemeen schoon , dik, hoog en breed w&mi
kruin geweest.
Den Koning Binankal kwam van Pehe weder terug en
boord , hebbende zijn dochter en haar moeder bij zich ; zij W4
beschonken met een roode Bethilles. De l^agulanders verfcrotk.^Ti
met den Koning Binankal te gelijk.
Zondag 14 November, Werd een Godsdienst door den meesti^r
van Tagulanda * in het Maleisch stichtelijk gepleegd, met e^»
groote toeloop van volk doch meest vrouwen, zijnde alle pai^^
nosters en crucifixen aan een kant. Den Gouverneur ging
rondsom onze post gelegene bergen bezien, om te weten w:
Van daan de meeste schade zoude kunnen lijden, en vond d^^
stand zeer voordeelig en niet dan een digt aaneengelegen bergje
dat in den weg was, tot welks bergje men niet dan langs
steilte van onze bezetting konde komen ; immers zeer bezwaarlij
als van een andere kant en het hooge gebergte, door een Z4
diepe kloof, die ongemeen steil en moeijelijk is gescheidei
behalven dat het geheele bolwerkje B. opgevuld zijnde , daarov^^
heen strijken zal, zoo dat er niet wel voordeeliger nog bet^^^
gelegen plaats te vinden is. Aan boord des avonds weder
komen, vondt den Gouverneur den Bwoolschen Goegoegoe, di
zijn a&cheid verzocht om te mogen vertrekken. Met denzelv^- ^
vertrok ook weder den Inlandschen schoolmeester Andries Fo
tados, naar Tagulanda, hebbende last van den Gouverneur
komen, den Goegoegoe van Bwool te toetsen en ondertast^
* Ook dit laten wij weg.
* Andries Fortados, die biykens het door Padtbrugge dd. 9 NoTemt>^^'
aan den sergeant van der Linden gezonden brieQe met dezen van TaCT'-'^
landa. gekomen was.
NAAR NOOKD CELBBKS BN DB NOOEÜKREILANDEN. iil
of er wel hoop mogt zijn, dat die landstreek de Christelijke
Qtxisdienst aannemen zoude. ^
Maandag 15 November. Is er niets voorgevallen, dan dat
den Koning van Siauw naar zijn dorp Pehe vertrok , komende
Dingêdag 16 November weder terug met een partij volk,
waarmede zij aan den arbeid vielen, om de vesting in die ge-
stalte, als den Gouverneur afgereid ' had te brengen; gaande
den Gouverneur en den Koning naar boven om het werk aan
te presten ; weder aan boord gekeerd , verzocht Jeronimo d' Arras
v'oor 25 Rijksd aan lijwaten te borg , om ouder de zijne uit te
deelen, hetwelk hem gelangt werd.
Woensdag 17 November, Werd het volk van gisteren verwis-
seld en kregen weder anderen tot den arbeid ; de afgezondene
öcma-corra naar Manado, kwam heden weder terug met de
^^aisgezinnen van den constabel en een soldaat, met dit schrijvens
Manado. ^
Den Gouverneur was des achtermiddags weder boven, doch
ir was niets verrigt, zijnde allen om palissaden uitgeweest,
iüjk ook
Donderdag 18 November wanneer met^ hunne vaartuigen en
palen van de eilanden * kwamen, die zij nog dezen avond
iven bragten. Heden is er weder eep schoone dikke nagel-
gehakt, en zijn de Tagulanders naar huis vertrokken.
Koning vaiï Siauw was weder naar Pehe geweest en heden
rrug gekomen; ging met den Gouverneur naar boven het werk
l^^srien, dat redelijk wel gevorderd was , en den Koning ongemeen
LQgtond.
Zaturdag 20 November kwam den Koning van Siauw zich
k-B boord wat vermaken, doende verzoek , alzoo tot het aanwijzen
mtroeijen der nagelen aangemaand en geport werd, zoolang
^«armede te mogen wachten tot dat de vruchten mogten rijp
^yn, staande ongemeen veel bloeijsel, dit werd beleefdelijk ge-
"^^cigerd en Z. H. eenige ponden van onze nagelen aangeboden ,
**ctwelk echter niet aannam , maar beloofde de boomen te zullen
' Na 1680 nam de bevolking van Bwool ten deele het Christendom aan,
^elke gemeente in 1705 en 1712 door predikanten bexocht werd. Yalent.
^- ï. B. bl. 72, 421 en 426.
* Afgebakend.
^1 Dit schrijven laten wij weg, maar een daar nevensgaanden brief van
^<^^do5 hierachter Bylage XXXU.
^ Namelijk van de om Siauw liggende eilandjes.
If
iii JOÜRNAA^Ti VAX PADTBRUGGIS^S RBtS
doen aauwijzen, schijnende geen gebrek maar nagelen genoeg
in voorraad te hebben , doch konden daar niet wel achter komen.
Tegen den avond gingen wij weder den steilen berg op, het
werk bezien, dat al wel voortging.
Zondag 21 November werd met het werken opgehouden en
naar vermogen , onder de onzen gevierd ; ook vastgesteld en den
Koning aangezocht dezen en niet den dag van morgen voor
hunnen Zondag te honden. Wordende dan hunnen Zondag een
dag teruggezet en vervroegd, naar de rekening der geene die
van de West om de Oost het halfrond omkomen, hetwelk een
verschil van twaalf uren min of meer , naar het halve rond min-
der of meerder is, veroorzaakt. Die weder Westwaarts het halve
rond omzeilen , hebben weder twaalf uren als voren verschil , het-
welk te zamen een dag uitmaakt; hebbende wij door het inpal-
men van de zon 12 uren gewonnen, en de Castilianen , met het
afloopen der zon of het inwinnen tegen de dagelijksche beweging
des aardrijks, twaalf uren verlooren.
Een korporaal der bezetting werd heden, om nagelboomen te
laten omhakken, met het volk van den Koning te landwaart
ingezonden, en verscheen ook een vaartuig van Kandhaar om
te zien of den Gouverneur haast stond te komen. Hij bragt de
groetenis van zijnen Koning mede en aankondigen, hoe Z. H.
aan zijn zoon Anthony van Voorst had laten volgen, alle de
Christenen huisgezinnen ; doch zijn eigenlijke meening wilde den
Koning aan niemand dan den Gouverneur en tolk Hendrick
bekend maken, enz.
Maandag 22 November, Komt den op gisteren uitgezonden
korporaal met zeer schoone nagelbloesem weder terug, hebbende
twee boomen omgekapt , die rondsom al effen en schoon gemaakt
waren, om de nagelen in te zamelen.
Het Kandahaars vaartuig van gisteren keerde weder terug met
een bijzonder briefje aan den Eerw. Predikant Caheyng.
Dingêdag 28 en Woensdag 24 November, De papieren en
brieven naar Batavia, Maleije en Manado klaar gemaakt en
den sergeant v^n der Linden deze Instructie tot zijn narigting
gelaten. ^
Na het sluiten van dezelve wordt het fluitje de Vliegende
* De instructie voor den posthouder op Siauw vindt men Bijlage
XXXIII , Padtbrugges belangrijk verslag zgner verrigtingen aldaar aan de
hnoge Indische regering Byiage XXXIV; daarentegen hfibben wy de beide
brieven naar Manado en Ternate als van geen belang weggelaten.
NilAR NOORD-CBLEBES EN DB NOORDBRKILANDEK. 223
Swaan afgevaardigd en gaat den Gouverneur. op de clialoup de
Eendraght over, om op morgen vroeg daarmede naar Sangi onder
zeil te gaan.
Donderdag 25 November, 's Morgens een weinig na zonnen-
opgang komt den Koning van Siauw, beuevens alle zijne Bijks-
grooten, daaronder ook zijn Eerste Goegoegoe d'Arras, huu
afscheid van den Gouverneur nemen , medebrerïgende eenige pal-
miten, limoenen en pompdmoesen en 'verbleven tot omtrent 9
uren. Zijnde den ganschen morgea dood stil weder zoodat het
fluitje de Swaan, die omtrent middernacht al in het Zuide^t
was geweest, nu door den stroom weder heel diep terug werd
gezet, drijvende Noordwaarts in en weder omtreut tot | mijl na
bij ons.
Het was ruim 10 uren toen wij ons anker ligten, gaande met
een leuterende dwarlwind onder zeil. Het weer was zeer ver-
anderlijk, krijgende meermalen een klein Zuidelijk luchtje, dat
met de regen weder leggen ging; echter geraakten wij zoo met
horten en stootjes al ;&oetjes het eiland om, zoo dat des avonds
in hét ondergaan van de zon het te boven waren.
Hebbende het eiland Macquelene in het Z. W. ten W. twee
en den Westhoek van Sangi N. | Westelijker 7 mijlen van
ons. Des nachts kreeg ons een geweldige stroom vat, die
ous om de N. O. voerde , zoodat genoodzaakt werden , het weder
over te leggen en Z. W. het weder naar Siauw te laten doorstaan.
Vrijdag • 26 * November, Des morgens een weinig jia zonnen-
opgang leidden (wij) het weder over, om te zien of tusschen
eenige van de eilanden zoude kunnen doorgeraken, in de hoop
de stroomen ons aldaar zooveel schade niet doen zoude noch
zop zeer terug zetten , daarover den ganschen dag , mits het
stilletjes was, doorbragteii , en vonden ons
Zalurdag 27 November weder zoo veel terug gezet en meer
dan wij op gisteren gevorderd waren, en dat door de onbedre-
venheid van het volk en ziekte van den stuurman. Wij leidden
het Westelijk over om maar Siauw weder te mogen krijgen,
nademaal ons de stroom geweldig om de N. O. voerde en het
stilletjes was, het luchtje N. W. zijnde.
Ter naauwemood kregen wij des namiddags omtrent 4 uren
de wal en grond , een stuk boven de Noordhoek van Maetsuyker,
naar gissing 1| mijl; varende den Gouverneur nog eens naar
land en ging boven het werk nog eens bezien, dat zeer wel
gevorderd was. Zijnde het heele bolwerkje al meest opgevuld en
X (XIV). U
iii taCT iOüfeTTAAl. VAN ^ADTBltlTÖO's's ItfelS
in stand van tegenweer, en het halve dwingertje met palissaden
ld iifgèzet, dat ook zottde beginnen te Vullen en was ^e spijs
uit de gracht zeer bekwame stof, vet en kleiachtig , uiigebrande
sfèengmis , namelijk wel eer naar het dchtjnt üit dèn berg ge-
Worpen, dat brtiaf te 7amen pakt en een Vaste stof Verschaft;
komende de grove stéenèn die in het graven hinderlijk scheetfèin ,
sséer wel te pas om de kanten vat de dtóoge gracht te bè-
'schoeijen. Des avonds wédér aan boord van de chaloup dé
Sendra^ gekomen, liet omtrent middemtoht liet anker weder
Kgten en ntnn het den ganschen nacht zel& waar, hébbei^
het met 'korte gangen , digt onder den Val een goed stok iti
dèn wind opgehaald.
Zondag 28 November. Doch des morgens de bootsmansÉfnaat
te diep in zee 'en van dë wal stekende, geraakten Weder in
dwang vah de sl^room en daarmede weder heel om de N. O,
zoódat dezen gansdhèn dag weik hadden, om den verlaten wal
Wéde^ 'te bekomen , en 7bQden Van de reis versteken zijn geWeést,
hadden wij hiet èen felle Wind met gedurige Tegen vermeng,
gekregen, waardoor nög eindelijk des namiddaigs omtt^nt Ürie
uren 9en wal 'weèer 'bekwamen, Waarlangs al weder mét korte
jgahgeh ti!achtén op te komen , maar veigee£sch , alzdo ons een
"ètilte overviel, ds wahneer den Koning van Siauw gewaar ii^rdèn,
• flïe van Pehe kwam op de tijdinj^ dat 'déh 'Góuvtfmeur ^^reh
op den 'berg was geweest. Z. H. kwam 'aan böörd ^n zeideiiiét
tfe hébben kunneü nalaten zelVe Weder herwaarts 'aan teko^en,
'óm te 'zien of dén Oóuveniéur ergens In helpen kotade, zijnde
toch het Weer te rouw én hét Water 'te hol voor hem om naar
Sahgi n\i over te kunhen steken, 'wilde beter Weer afwachten.
Wij zetten ï. H. gilalo dan voor de sloep om dezelve te bd^-
seren, maar het water Was te krap en het vaartuig te ligt, ztx)-
dat zij ons ëeulijk aèh de wal en achter eén hoek bt'agténdaar
goede sAiidgrdtld was, 'waar op en 18 vademen het anker vallen
'Keten om 'met de eb wédèr onder zeil te gaan. Doch de stroom
kenterende, rukte ons anker 'uit dèn grbnd én dreven ^vat te
zéewaart, daar het wédér tér houw kwam op 40 Vademen, maar
tusschen klippen in, zoo dat het touw in het ligten brak én
Wij het anker mét die 40 vademen goemoeti-touW Verloren , en
ünderfeeil geraakt, werd den ganschen nacht dooi^bragt niet
over en weder leggen, ^aar Üiets gevorderd.
Maandag 29 Navèmler. Met dén dag krégén wij des Koidngs
gilalo bij ons, doch stond het water te hol om ons te kunnen
NAAS NOOmD^ILRBKS EN Dfe NOOUDXBXia.ANDKN. 225
ViMgseren, soodat het weder met laveren moesten fsoeken, dat
(nk Hiet horten en stocvleii., alzoo heden zeer venmderlijk weer
luudden « nog 200 wel lukte dat de Noordhoek van Siauw te bovem
gftiaakten en W.N.W. des avonds in zee staken; omtsent mid*
Aemacht -de wind mt den Z.Z.W. waaijeude , liepen N.W. heen.
Bingêdag 80 November, 's Morgens * nog al N.W. gang.
Siauw hadden wij in het Z;0. ten O. omtrent 8 en Maoquelese
ia hot Z.Z.W. 2 mijlen naar gissing van ons; bogende
koen liepen des voormiddags eerst N.N.W. en daarna Ü.
heen, en des namiddags N.N.O. komende een onr voor zonnen-
oodergang in de baai van Taroena genaamd Materace em achter
den Zandhoek Maleraoe ten anker op 4 vademen , omtvent twee
skwpeleiigten van <de wal.
Deu Koning verwelkomde den (ïoavemeur in het voorbijzeikm
no zijn sterkte op den berg, met 3 schoten, en werd met even
aooveel bedainjDt; komende Z. H. aan boord van de sloep, be-
newuB den Eerw. Predikant Cahejng, die den Grouvemenr zijn
v<errigtte bekend maakte en last bekwam daaraf een schriftelijk
npportop te stallen, om dat er al iets opmerkelijks onderliep.
In het donker scheidde den Koning van Taroena van boord en
8t(q)te aan land , wordende met 3 schoten vereerd. Dezen nacht wer*
dm ome boden ai^zonden naar Taboekan >, Manganitan , Kandhaar
a Cajonris om aldaar diss Oouvenieuxs komst bekend te maken.
Woenêdfig 1 December, Kwam Z. H. van Taroena weder aan
Wrd, en verzocht den Gonvemenr aan land te willen komen ,
pltjk ook griijkélijk ^gingen, beziende, de school en het school-
l^ois, ooo mede het bnis van den Predikant, dat alles omlaag
<¥*^ strand en digt aan zee was, zijnde zel£s met zeerzwaie
Uken tegen de ütorting ' gewapead ; alzoo het alhier . een zeer
^Wle wbI zijnde, de zee daar geweldig en meest altoos opwoelt;
de deze hoiz^ waren zeer zindelijk , net eii mim. Boven op een
l^igje, daar de Koning woont en wel eer der Castiliaansche
^^gbeid was , stoudt de kerk nog , zijnde van der Spanjaarden
^jd en maaksel, doch vng verkleind en diensvolgens ook te
^Iqa, zijnde het voornemen des Konings op dezelfde plaats een
^uve te bottw^, absoo deze, hoe wel nog sterk, al vr^ oud is
B^lyk ook 's Konings liuis, dat Z. H. ook voornemens is te
▼etnieuwen.
Op een vrij hoogen berg, nog boven dit beigje gelegen, is
' Branding.
226 JOUUNAAI. VAN PADTBBUOOB^S &CI9
des Konings vastigheid , dat te voordeeliger ligt om dat het vaa
alle kanten bijna even steil te beklimmen is en al vrij hoog , eu
daar en boven nog digt onder den top een watersprankje heeft,
zoo dat het water hnn niet wel kan a^^neden wo^en , gemerkt
de steilte en nabijheid van de vesting. De huizen staan hier
rondsom deze steilte hier en daar verstrooid en verspreid, dat
zich zeer aardig en als hangende huizen vertoond; zijnde ook
den berg vol tuinen en wel meest met kokosboomen beplant.
Dusdanig vertoond het zich uit het baaitje Materaoe. '
Onder het bezigtigen van het een en ander, zagen wij mede
in zee drie corra-corra's herwaarts aankomen, twee van de Noord
en een van de Zuid , gisten dezelve van Kandhaar en Manganitan *
te zijn, gelijk ook eene naden^iddag bevonden te wezen; daar-
mede herwaarts en bij den Gouverneur komende, den Koning
van Kandhaar en zijne Rijksgrooteu, benevens zijn dochters
zoontje, dien hij gaarne tot eeh navolgeï , (opvolger) had,
en niet zijn zoon Anthony van Voorst, dien hij öordeeld hem
in het rijk 'niet wel te kunnen volgen, omdat uit een bijzit
van geringe afkomst is geteeld , zijnde zijn doditers zoontje bij
den zoon van den Koning van Taboekau gewonnen, en dien<^
volgens zoo wel van vaders als moederskant van Koniiüdijke
bloede; waartegen den Gouverneur ook niets had en genoeigzaam
blijken liet dat zulks niet vreemd zoude zijn , bijaldien het kind
maar wel in onze Godsdienst en gewoonten^ werd opgebragt.
Doch nademaal er zooveel lieden omtrent waten, liet den Gou^
vemeur deze als andere redenen varen, rigtende het verdere naar
^s Comp^. belang en wel voornamelijk op de speoerijboomen ;
alzoo kennelijk was dat in Manganitoe al lange jaren een schoone
vrucht dragende boom had gestaan, die den Koning van Man-
ganitoe zeide, voor het vertrek der Manganitanders met Piantay,
door den eigenaar zelve onder den voet gehakt was, op dat er
een ander geen voordeel van trekken zoude; het welk den
Gouverneur echter bezwaarlijk gelooven konde, <loch nu dus-
danig en tot nader onderzoek op zijn beloop laten moest. Den
Koning van Manganitan verhaalde ook hoe hard en menigmaal
Pater Emanuel Espanjol hem aan boord was geweest om de
Roomsche Godsdienst aantenemen, zoo met zware bedmgingen
* In den tekst is een teekening ingevoegd.
* Hieronder Manganitoe: de zendeling van de Velde van Gappellen
spelt Mangenitoe.
XAAR KOOftD-CKI.EBES CK DE NOORDEBEILANDEN. 227
als beloften en smekiugen , dat altijd afgeslagen en geantwoord
had, met het ze^en wanneer Christen wilde worden dan wel
een beteren weg dan de hunne wist,, enz. Na vele en verscheidene
bestraffingen en vermaningen in het algemeen , die den Gouver-
neor hun allen deed , alzoo liot de minste en meeste toe , allen
naar de Castilianen hadden geheld, gelijk in het rapport van den
Eerw. Caheyng blijken zal, namen en bekwamen zij hun af-
scheid en vertrokken, voornemens zijnde den Gouverneur naar
Taboekan te vergezelschappen, zijnde de reize naar derwaarts
deien nacht vastgesteld.
Alzoo alles hier wel was, behalven omtrent eenige bijzondere
misdrijven in het stuk van huwelijk, daar de Eerw. Caheyng
hard op verbetering aandrong en ook wel herstelling vereischte,
■
doch alles metter tijd; wordende overal' gezien en door de er-
Tsrenbeid geleerd , dat de Christenen uit Heiden of Moorschdom
gekomen, bezwaarlijk daar omtrent en bestiptelijk in teugel te
houden zijn of daar loopt altijd wat van St. Anna onder.
Des nachts omtrent 4 uren kwam den Koning van Taroena
net zijn oorra corra bij de chaloup, in dewelke den Gouverneur
overstapte en stak met zijn Hoogheid af om de reize naar
Taboekan te ondernemen. De Eerw Predikant Caheyng of zich
▼ergist hebbende of niet tijdig genoeg gewekt wezende , was niet
mede gekomen , zoodat een oorra-corfa alhier moesten laten om
ep zijn Eerw. te passen , opdat het gezelschap naar Taboekan
ïoadc mogen volgen.
Donderdag 2 December, Weinig voor zonnen opgang vonden
^j ons voor Kandhaar , doch zetten het voor deze tijd voorbij ,
<"D in onze terugkomst het zelve aan te doen. Omtrent een uur
^ de middag kwamen wij gezamelijk voor Taboekan , doch
konden mits de grove en harde storting der zee niet aan strand
komen , wordende genoodzaakt voort en naar Limauw te scheppen ,
^f een zoute kil langs in zee schiet die tot in Taboekan op-
*®opt, doch was deszelfe mond te droog, zoodat het echter nog
op strand moesten aanzetten; doch was hier veel slegter water,
ïïoch ïoo felle branding niet als voor Taboekan ' Den Taboekan-
«cben Koning zondt een comp. half muskettiers half met piek
' Daar Padtbrogge van Taroena om den noordhoek van Sangi naar
Taboekao voer, moet men hieruit opmaken, dat Limauw ten zuiden van
**boekan lag. Uit Valentijn, die het toen reeds verwoeste Limauw niet
^ zjjne uitvoerige kaart van Sangi plaatst, zoude men volgens den tekat
^- !• B. bl. 48 ligt het tegenovergestelde aannemen.
228 JKïVmNAAL VAN PADTBBUOOb's HSl»
èQ zwaard gewapend, iü goede oide voornit en het straiid kfig^;
volgende Z. H. een weinig hier aan met alle zijne Ktjkagroóteii
met nog een dergelijke comp. en trokken tot aan Limauw , alwaar
den Gonvemenr met bijzondere beleefdheid en buitengemeene
genegenheid verwelkomden, gaande' dus gezamélijk naar Taboe-
kan, des Konings Hof. Wordende den Goavemeur tegen getreden
èn buiten het Hof verwelkomt door de Koningin en hare dochtehi,
daaronder was ook des Konings van Siauws bruid, tredende,
onder het donderen van het kanon uit de vastigheden op den
berg en het -lossen van musketten, gelijkelijk in het paleis
Paar, na wederzijdsche heuschheden, den Gouveineuif vriendelijk
den Koning voorhield, hoe daar in een misslag had b^aan,
met te willen een verkeerde weg inslaan en zich ouder der Gas-
tilianen bescherqiing te "hebben willen begeven , daar nochthans zeI6
wist , dat reeds al en van ouds , in naam en van wegé de £. Gomp.
en Tematen dit rijk bestierde. Hij was naar zijn eigen belij*
denis door de E, Gotnp. in zijn gezag gesteld en bevestigd « m
feilde ér omtrent Tematen wat, zulks konde bein geen ootöaak
geven de E. Gomp. te verlaten en èen toder besokennheel' te
zoeken , dan die hij reeds hild ; te meer zalo wanneer tooh de
toeening was Ghristen té willen woiïden met de eijnen^alzoódè
Temataan geen ander noch geen langer gebied over hun had
noch hebben konden, dan voor zoo veel en zoo lang zij Mo-
hammédaansch waren enz.
Het ongelijk , antwoordde de vorst daar weder op ^ door den
Koning van Temate zoo zeer sliet als wel zijn klrade raads-
lieden, hem in het wederzenden van zijn dochter aangedaan,
liad hem door spijt en moeijelijkheid zoodanig eeü besluit doen
nemen. Hij bekende gaarne zijn misslag en zoude niet ligteltjk
de E. Gomp«. hebben trachten te verkten^ walur het niet ge-
weest, eensdeels door de geladenheid van zyn dochters sdiande,
met een niét versmaadbaar huwelijk weder wat te verzoeten en
af te wisschen, anderdeels, dat nu eenige jbren aan den an-
deren toch te leur gesteld en verhinderd was geweest de ge-
welden en misdrijven des Siauwschen Konings te mogen t^en
^aan, niet w^«ide of ook de E. Gompe. wei voomemèns
mogt geweest zijn, deze eilanden te verlaten en hun, gelijk
de Gastilianen wel eertijds deden. Zoetjes te kteb glijden,
nademaal hém dadht , daar weiïrig naat om^rittii ras , daar de
Siauwschen Koning integendeel door de Ca«jtiHanen deftig gehand-
harfd, allezins hun ontzaggelijk werd, Jjijnde hierdoor bewogen
•
g^ie^ doof beJiaog vaa staat, ailzop vopr ^c^q w^l^tand. van ^jxi
lijk (m ondexzaten bezorgd, gpen zekerder toevlugt als toeui^^t,
doch was alles buiten zijn vermoeden beter na zijn mening gelukt,
alzoo hem vrij yerzekerdex en geiniater oiuder de £. Conipe. achtt^ als
onder de Castiliauen , welkers 'grootscliheid hem npoit had behaagd ,
en slaagde alles te beter nu zijn toekomende schoonzoon mede onder
de E. Comp^. was geraakt , niet twijfelende of zulks zoude hier
alom bijzondere rust en vrede baren. Dit konde niet missen
u^twQQidde er den Qouverueur op, zoolang zij ee;^ig ondef
dUumder^n en d,e E. Compe* getrou^f bleyen , goede zorg dri^g^de
dat er geen Rpomsche priester^ of Castiliau^ w^der indrongen.
Hetgeen er ge^hied was, kou niet herdaan wordep en zoude
zulk vergeten en vergeven blijven, niet twijfelend^ of zouden
voor )ie^ toekomende beter zoig dragen. Nvi ^jbl» de vraiig , hpe-
danig zijn regte meening en yoomemea ifa^, en of zij meteen
goed en qp^pgt gemoed de Christelijke en onze Godsdienst
zochten , ook of zij zich vol^Lomen aan de £. Comp®. voornemen^
waten over te geveji. Paa^ z^idep zij aUe^ j^I van ga^scher
ka^. Verder^ vroeg deii Gouverneur of er iepiand was, die
i^x i^^ tegen had ; daarop werd mede ja ! geanti^iroord , doc]i
4^ die lieden hipr niet tegenwoordig wafen , maar zich afgfi-
Wüderd ha^dw. We?ende ^ twee Qoegpegoea, die een g|»ot
tfül yojiks naar zicl^ hadden gesleept en daar den Koning en
k zijne yrij over bekommerd waren en verwonderd. Zijnde wel
iUf^ue die het i^eeste hadden aang^idrougeu oip 'sComps. be-
ackenni^ te zoeken, len ^adat zulk^ besloten was en aan d^n
QouTern^ar geschreven, zop waren zij weder omgezet geworden ,
^ een Qnisoess^ , die van 4en Koning Apsterdam naar Limauw
^ a%e^^dei:^, dewelke ?oo ?eer die lieden had wefien op te
n>j{(^eaen dat het welgemeende yfGv\ ter halyen scheen te zullen
^Teu steken, yfe^tcndi^ ipn een^n genaamd T&y^dato, die zich
i^ het dorp B^rao Bauw^ > digt bij Saba^ ontlxield , van af kopist
8^ Sangire^ maar een ]^ndaziau>rer zijnde en hier e^ijk ge-
duwd. l)e andere O^wata, broeder van den Kapitein-Lant Ga-
giboe, was hier d^gt bij en i^ het dorp Tangi Bauwa ^ gehe^n. Pez|?
.^ce Goqpqegoe^ wer/iep. beide ontboden en liet den naasten
^Qvasa weten, dat zeer ziek was en niet JLonde komen; doch
^zoo dit Moorsch en gemeen complii|ient te yrel bekend was,
^«ïd er nogfhaals een bode .gezonden, dat, zoo bijaldien niet
Dese. beide negorijen bestaan niet meer , even als Limauw,
r
280 JOURNAAL VAN PADTBBÜOOE's RülS
gaan kon, hij zich had te laten dragen en herwaarts aan te
komen eer den Gouverneur genoodzaakt ^erd andere middelen
in het werk te stellen.
Den Iman Mohammad gewezen Opperpriester van den Koning
van Taboekan , en nu zijn dienst opgezegd en gelast zich buiten
het Taboekans gebied te begeven , was er hardnekkig tegen ge-
weest en wilde zelfs niet uit het dorp gaan , maar zonderde zich
af op een hoogte, zonder te willen vertrekken; deze was de
vader van den Temataanschen schrijver Quisoessa, die hier zoo
veel spooks gemaakt had. Deze dan nu mede geroepen , verscheen
ten eersten, en gevraagd: hoe zoo stout durfde te wezen van het
bevel des Konings en zijnen Baad zoo openbaar en hardnekkig
tegen te streven; of hij niet wist dat onder derzelver opper-
magt staande, straf naar verdienste onderhevig was en diende
te erlangen; hij wist wel dat Taboekan zijn dienst niet meer
van nooden had , en door het verwisselen van Godsdienst ook
van leeraars veranderde, en hij* door zijn hardnekkig verblijf
aan te zien was als een stoorder van de algemeene rust en als
zoodanig ook diende gestraft ; hij was geen inboorling maar een
Tidorees en mogt weder derwaarts of elders daar zijn Godsdienst
gold, vertrekken. De Paap antwoordde: Zoo hij het deed, zoo
deed hij het niet en zoo hij het niet deed zop deed hij het.
Doch den Gouverneur beet hem toe, hier golden geen dubbel-
zinnigheden maar vaardige gehoorzaamheid; hij zoude zich ten
eersten naar Saban vervoegen en afwachten billijke en r^t-
vaardige straf, hetwelk dan zeide te zullen gehoorzamen. Den
Koning van Limauw en Quisoessa, den moeitemaker, waren hier
tegenwoordig, en zat Quisoessa nevens en bij zijn vader, die mede
over zijn stout spreken en berokkende verwarring overgehaald,
zich trachte te verontschuldigen , doch zeer bedeesd en flaauwe-
lijk; als hebbende zich vrij wat meerder gezags aangetrokken,
dan hem door den Koning Amsterdam gegeven of verleend was,
en in alles verre buiten zijn pligt en last ^gaan.
Des avonds scheidde de vergadering en vertrok elk zijns weegs,
en kwam als nog geen nader bescheid van de Goegoegoes ; wor-
dende onderwijlen den Koning van Taboekan en Rijksgrooten ,
met het volgende beschonken:
Aan den Koning,
1 Boode scharlakensche rok.
1 ps. Soeratse deken.
X f* Blaauwe Bethilles. .
NAAR NOOBD'CELEBKS EK DE NOOEDCHEU.ANDBN. £81
1 Ps. Zwarten hoed.
1 Pt. Katoene kouseo.
1 f Schoenen.
Aan den oudsten Zoon des Konings,
1 Ps. Salpicados.
Aan de dochter,
1 Ps. Boode Moeris, aan den nieuwe Gk>egoegoe genaamd
Onwala.
1 Ps. Roode, aan den Kapitein Ginga.
1 ff Blaanwe Bethilles, aan den Kapitein^Laut.
1 ff gebleekte Parcal, aan de Hoekom.
1 ff gebleekte, aan den Sabandhaar.
Vrijdag 8 December, Des morgens nam den Gfonvemeur de
gelegenheid waar , den Koning in het bijzonder af te vragen : hoe
dwiig ten tijde van den E. Heer Seroyen ' onder de E. Gompe.
waren geraakt en hoedanig het met Tematen als toen stond. Z.
H. verhaalde hoe onder de Spanjaarden, ten tijden van zijn
overledene vader, staande, meest alle Christenen waren en wist
zelfs niet beter of was mede gedoopt, en dat den tolk Hendrick
Cors als gevader over hem gestaan had; doch Hendrick hier
teg^woordig zeide van neen , en dat zijn vader was gedoopt en
Francisoo genaamd. Voortvarende dan zeide Z. H. vermits de
▼einig zorg die de Spanjaards over hun dro^n en alom onder
^ Mohammedanen wooneude, zij allengs alle weder tot het
Moorschdom vervielen en genoegzaam van de Castilianen verlaten ,
M bij de E. Comp^. hadden gezocht, en de Tamatanen, (om
de wil van den Mahomedaansche Godsdienst , als zijnde de oudste
^^ geachtste bondgenooten der E. Comp.) altijd zeer geëerd en
g'^ht hadden, om in hunne Godsdienst gehandhaaft te mogen
^Oïden. Doch het gezag had hij van wegen de *E. Compe,
'«tende ten dien einde een ebbenhouten stok met zwaar zilver
"^^ en een Comp«. vlag halen, hem door den Heer Wouter
^loyen in naam en tot teeken der E. Compe ter hand.gesteld.
^ de knop van den stok stond 's Comps. wapen , hebbende in
d* vlag van boven deszelfs merk, welk merk ook in de Prinse
^1^ stond ; doch wat voorwaarden er gemaakt waren , was hem
^genlijk vergeten , zijnde het verbondschrift weg en te zoek
g^niakt. Den Assistent Harcxe werd naar den belhamel Quisoessa
^ liimauw gezonden , om hem aan te zeggen van heden nog te
' Landvoogd der Molukken van 1642 1648.
r
2SS JOURNAAL VAM FADTBSMOB^t 1IBI5
moeten' naar Taroena vertrekken om voorta. nn^ dea Gonverueor
naar Maleije te gaan.
Omtrent den middag gaan de Koningen van Tahoekan , Taroena
en Gouverneur na^r l4ima«w , z^nde den OouyerDeiM* aangediend ,
dat zich de Limauwers op het bevel van. Qaisoea^a t^geji Taboe-
kan hadden versterkt, hetwelk ook wa^i bevonden werd, heb-
bende een linie t^n Tsiboekau afgeso^en en m^ijt heele klapper-
boomen bezet, zijnde nog daarenboven een bolwerkje onder-
handen, om lau^ de aankomst, die van Taboel^an n^ar dit dorp
leid, te kunnen str\^e». Op de vergaderplaats gekpmen , verscheen
den Koning van Limauw en Quisoessa mede , die den Gouverneur
vroeg: uit wat magt en door wiens last hij zich alhier veirsterkte,
dat geen bijsander persoon als hij wajs paste of geoorloofd was,
ware h^ daaj^toe van den Koning gemogtigd hij had zulks hier
te doen blijken of andensins te z^ner tijd moeten verantwoorden,
als die sieh tegen de K. Compe. aanstellende, gewisaelijk hier-
mede zijnen Koning geen dienst deed, maar daaroveir strafbaar
waa. Hij bragt een blaauwe ontechuldiging voort, vau zich niet
tegen Taboekan dat onder de E. Comp>. stond , maar tegen Mm-
ganitan had gesterkt, uit vrees overvallen te worden, zijnde
den toegang der Manganitanders naar herwaarts in het Zuiden ,
daar zij open waren , en Taboekan in het Noorden d^ar zij
bare werken opgerigt hadden. Hem werd belast aanstonds
alles weder (mder den voet te werpen en in zoodanig een stai^t
te brengen als het voor de komst van Quisoessa was. Deze roer-
vink zijn vader, den Iman Mohammad was hiermede, om i^
plaats van tot Saban, in dit dorp te mogen schuilen, hetwelk
als te na aan Taboekaii gelegen, hem ontzegt werd en hem
nogmaals gelast binnen vierentwintig uren naar Saban te ver-
trekken, hetwelk hij beloofde te zullen doen. Alhier verschenen
mede de twee ontbodene Taboekansdie Goegoegoes, friach ea
gezond zijnde, dewelke in hun keus gelaten werd te kiezen of
deden, als Christenen in het dorp en in huiine bediening te
willen blijven , of hunne ampton neder te le^en en zich alleen
m zonder volk elders, het zij tot Tematen, Manganitan oi
Saban te vertrekken, om dat tweederlei gezindheden iu geen
een rijk konde zijn.
Na laug gv^ m weder hia)delen« jbesil^ot Oywata in T^^*
kan te blijven en de Christelijke godsdienst te aanvaarden. Des^
Mindanauwsche Tayndato bezorgd naar het scheen sJs nog voor
Quisoessa, nam het in zijn beremd jon ^o\ide ix^^ Ifmg ,aU^ ^
NAAK NOORD-CKI.BBES tS D£ NOOIUMBILSIIANDEN. £83
Sabaii wijken, venaoginide ouderwijl de sijne de GhrietBlijke
Gedsobeiiat aan te nemen , daarin hun niet kinderlijk xonde zijn.
Bit dusverre hier verrigt zijnde , vertrokken de Koningen en
(lOttYemeur weder naar Taboekan, alwaar op denselver komst,
net een danB niar landswijze, door de Grooten haar dochter»,
Mnige tijd werden onderhouden en yennaakt^ en nuttigden met
ee&, hoewel het wat laat was , hei middagmaal. Tegen den avond
omtrent vijf uren, werd de gansche gemeente tot het gebed ver*
gaderd, alwaar de Ei^rw. Caheyng, hei 10<1^ kapittel der Han-
ddisgeA der Apostelen voomam ; behdzende de bekeering des
Hoofdroaas Comelius, hetwelk naderband toeëigende op de ge»
le^oheid van den tijd en de personen, die op hnnne belijdenis
den doop toen stotidèn te ontvangen. Zijnde den Koning en zijne
dtie zonen , d^ Koningin en hare twee doohters, beoevems haar
snaar > gehnwelijkt aan den tweeden zoon, de doohter zijnde
vttü den Koning van Kandhaar. Deze allen werden dezen avond
gBdedt)t, ded Koniltg naar. sijn vnder, Eranciscus, endezooneU
Mitthens, Maiens en Maitinus genal^md, en bekwam de Ko*
BiUgiB den naam van Maria en de dochters Gatbaritia en Anna
en de schoondochter die van (Snsaana) ^. Na het wdke en het
óodigen van den godsdienst , werd het kanon van de sterktens
op de bergen gelost en om laag eenige ehatges met mneketten
godasB, hebbende den Koning van Taroena en den Gomvemeur
^^ gevbders over den doop gestaan.
Na dit en het avondmaal, werden de Bijksgrooten wederom
^«^aderd en den Kening tb4 opdjcagt van zijn rijk aan de £.
(^ou^. aangemaatid,die zulks benevens zijne Orooten , meteen
l>^ZD»dere bereidwilligheid deden, latende zijn regimentstdk
Weu, en die in alle eerbiedigheid den Gouvemenr overgevende
^ met e^en zijn rijk en volk ; na het welk en ket lezen van
^ eerste artikel van het aan te gaan verbond, dezelve Rijks-
^ hem weder plegtiglijk werd overiiandigd, om het rijk van
Taboekan als een leen van ^sComp^. wegen te ontvangen, aan*
' Schoondochter.
' Deze naam was niet ingevuld, maar zij heette Susanna Lorolabo
^^^igens Valentijt), die ons omtrent de verhouding tusschen haar en haar
^^) die later koning van Taboekan was en bij hem Marcos Franciicus
Ulero hfi«t, nitToerige weinig sticbtel^e verhalen geeft, die tot herbaal<lo
Processen voor den kerkeraad te Batavia aanleiding gaven. Deie in weer-
^'^ van haar doop zeer Moorschgezinde princes, verloor het leven by de
^Jt^ming van den virikaan Aboe in 1711 Val, D. I. B. W. 44,
^6Ö, 54.
234 JOXJUV kJLls VAN PADTBBUGOE's BËI8
vaarden en naar hunne wetten, kenzen en gewoonten in alle
billijkheid te rigten. Vervolgens werden alle de voorwaaiden een
voor een gelezen, en in de Taboekansche taal overluid vertolkt,
xijnde in alle bijzonder wel te vreden en vernoegd, niets anders
verzoekende, dan dat het in dien staat dusdanig voor altoos
mogt blijven en geen verandering daarin geschieden, als wanneer
in alle onderdanigheid en gehoorzaamheid gewillig alles zouden
achtervolgen en nakomen.
Na het sluiten en onderteekenen van deze voorwaarden , werd
den weder tot de fijnen gekeerden Goegoegoe beschonken met
een ps. roode Moeris welke hieryoren onder meerder is opgebragt.
Ook op de goede getuigenis van den Eerw. Predikant Ca-
heyng, en het verzoek van den Koning van Taboekan, een Tagu-
landa Paulns g^aamd , tot onderschoolmeester met £ rijksd*.
^smaands en een maat rijst gevorderd.
Daar lag ook nog een oude wrok bij den Koning van Ta-
boekan op den Koning van Taroena, den Heer Martin Tatan-
dam , omdat den Taboekanschen Koning vermeende , dat door
zijn HH. Tatandam zijn voornemen eerst aan de Comp". en den
Gouverneur was rugtbaar en door schrijvens bekend geworden,
van dat de zijde der Castilianen vermeende te kiezen; hetwelk
den Koning van Taroena op den Oouvemeur verzocht , dat mogt
bijgelegd worden, gelijk ook geschiedde, eikanderen de hand
gevende en daarop omhelzende; latende den Taboekanschen Ko-
ning die opgenomene haat varen, en bekende zelve dat het over
dezelfde zaak, als voren aangehaald is, was, en oordeelde den
Koning Tatandam dat zoodanige overdragers behoorden gestraft
te worden ; doch alzoo het een voornaam persoon was , bleef dit
hierbij steken.
Omtrent de middernacht , zijnde het hoogste water , namen
den Koning van Taroena en den Oouvemeur hun afscheid van
den Koning van Taboekan , zijne zoonen , Koningin en dochters ,
benevens alle andere Bijksgrooten , een vriendelijk afscheid,
gaande vergezelschapt door ^s Konings zoonen en Orooten, te
land naar Limauw daar de corra-corra's lagen. Onderwegen
bevond den Gouverneur dat den ouden man, den Koning van
Taboekan volgde, waarover beschaamd, wilde het niet hebben
dat Z. H. verder ging en nam nogmaals zijn aJEscheid , waarmede
den Koning naar ziin dorp keerde.
Tot Limauw gekomen stapten gezamelijk in de corra-corra's
en schepten voort, verblijvende de Eerw. Predikant Caheyng
- XAAE NOORI>-CELXB£S ^fiN BK NOORDS ESUiAN DEN. 285
alhier , om kerk en school op zijn stel te krijgen , en den Ko-
niug van Siauw met den dochter van Taboekan , zelve te mogen
in den huwelijken staat te bevestigen.
Zaiurdag 4> December, Met den dag ][)evonden wij ons om-
trent Saban , maar de wind zoo rouw en uit den N.-Westelijken
liand , en het water zoo hol dat geen kans zagen dezen , en dien
volgens veel minder de kliphoek aan deze zijde van Kandhaar,
te boven te geraken; maar werden genoodzaakt wederom te
keeren , zoodat omtrent 9 uren des voormiddags weder voor
lómauw kwamen ; maar stortte de zee alhier mede zoo geweldig
dat' het voort moesten laten staan en een goed stuk bij Zuiden
Limauw het in een baaitjen achter een rif zetten daar slegt
water was en wij uitstapten, keereude door Limauw te land
weder naar Taboekan. In Limauw lag Qoisoessa mede nog ver-
waaid, vonden dien Koning met zijn Grooten bij den anderen
veigaderd, schijnende het zeer druk te hebben; een gedeelte
der palisaden lag al onder den voet en werd hun nogmaals aau*
bevolen, alles weder ter neder te werpen.
In Taboekan gekomen, vertoefden wij niet lang, maar ge^
raakten omtrent 10 uren aan de gang over laud, en een zeer
moeijelijken weg van hemelhooge glibberige steile bergen, naar
Taroena, hebbende meest den geheelen tijd over, zeer zwaren
regen, dat den weg niet vermakkelijkte. Omtrent den avond
kwamen wij op Taroena, blijvende den Gouverneur, zoo nat
als hij; was, bij den Koning te eeten, nemende na het avond*
maal ,zijjp afscheid en vertrok naar boord van de chaloup de
£endraght, blijvende de Taboekansche Bijksgrooten , waaronder
ook 's Konings oudste zoon en navolger in het rijk was , bij
den Koning Martin Tatandam vernachten.
Zondag 5 December, 's Morgens komt den zoon van Taboekan
en verdere Grooten hun afscheid van den Gouverneur nemen,
die weder een klein geschenk den zoon ter hand stelde , zoo voor
zijn vader, moeder als zuster, de bruid van Siauw; zijnde voor
den Koning op zijn verzoek 50 pond buskruid, een paar schoenen
en een paar katoenen kustkousen , > voor de Koningin en bruid ,
ieder vier fleschjes roozewater en /.oo werd ook den Koning
Tatandam met vier fleschjes voorzie. Hiennede scheide de
vrienden en keerden weder naar Taboekan; .onderwijl werd he^
tijd ter kerk te gaan, gaande den Gouverneur omtrent negen
1 Waarsch^niyk kous«u van de kust van Coromandel.
iM JOrAVAAl. VAK PABTBMT^ÖK's HKIS
xMn naar boven en den Koniüg, met dewelke te gelijk ter kerk
ging, blijvende dien middag voorts bij K. H. ten eetm. We-
zende onder andere redenen , door tien Koning vercoeik gedaan
otoi Piaiitaj te mogen beoorlogen, ak hebbende tot das lang
tijn slaven en volk , tegen regt en reden gehouden , hoewel ver-
scheiden malen en meest door alle de Heeren, als door de
Heeiren Vferspireet , Franox enz. * het wedergeven derzelve was
gelast geweest; hébbende ^p iedermaal belofte gedaan en sel6
ili het aanwezen van den Berw. Predikant Möntanns , als kacx '
zijn volk «r om heen gezonden had om dezelve af te halen, dat
eóhter tot beden toe niet was geschied. Weirrig achtende naar
Z. H. zeggen , 's Compe. bevelen , en genoegzaam daarmede den
spot drijvende , en waarlijk men kon bemerken dat er al wvit
waars aan is, béter zijlide niets te belasten dan lijden dat «en
welgegeven lairt niet zoude worden achtervolgd, waardoor den
bistgever in* veraehting komt; gelijk den Koning Martin Ta-
tandam, door billijke moeijelljkheid meer dan schimp, grim-
lachende hierop zeide. JEn mat iê er iaei gevoed M nu toe op
de zoo 'meniffmalen gegeven lastt zich zelven beantwoordende
met het zeggen van nieU,
Z. H. van Taroena ging in alles en hieromtrent meest «pen-
hartig, verklarende bij aldien den Gouverneur maar een aeht dagen
langer terug had gebleven of niet voor heen zoo tijdig den
seigeant met de vier soldaten had gezonden, ^soo ware hed
Saiïgi al aan de Castilianen kant geweest, en hij door allen te
gelijk almede daartoe gedwongen geweest, alzoo zij hem ^n sijn
haven aanzagen, als de poort en ingang waatdoor de Hollanders
in Sangi kwamen, en zulks zijn verderf al lang bij faun besloten
was. Doch nu het zoo wel gelukt en afgeloopen was, verzocht
hij óp hiet ernstigste aan den Qouvemeur dat hém geen meerder
eer dan andere in 'toekomende mogt geschieden, om van dien
nijd en haat, die zijn geburen hierover op hem geladen hadden ,
te 'mogen eens ontlast raken, willende gaarne de minste zijn.
Hetwelk den Gouverneur Z. H. toezeide en belodTde en ook
gevb^lijk nu geschieden kan. Onder andere redenen wist den
Taroenaschen Hoekom of Begter, den Gouverneur te berigten,
dat "sComps. lijfeigen Domingo, tegen alle regt en reden dus
laUge door den Pater Manuél Espanjol o{^houden, onder
I Landvoogden der Molukken van 1669—1674.
s Kwansuis, zie KUten, die het door gmm v«rtaalt.
VAAR NOOKIH^KI.BBSS MK DE l«OÓIlt>«lllI1JkNDEN. 1^87
vooij[eve!n van door hem gedoopt te zijn, voor tolk iïaar de Manilla
WB8 vertrokken , eti hierdoor scheen er Pater Torcotii te Siauir
b^ den Ckmvemefij aan boord zijnde , niét veel tegen te hebben *,
dat 7ijn slaaf te Manado ook zonde moeten gaan snoeken è4i vtit
èsiu htètn. Want door den Gonvemeur ^ijn Eerw. aangediéift
(kt tijti slaaf van de Manado herwaai^ had gebragt, om te
toooea, dat wij g^n ander lieden ha»^ goed üoehten, eenUjk
^^ërtoekettde onzen slaaf Mreder éetst té mogen heb^n , aüntwod^dte
dëD pater dat irij <!ie op Gajouris zouden vinden, daar wij beih
konden gaan halen.
Het weer blééf nog éï e Ven onstuimig en den wind uit den
N.W. waardoor den Gfonvemeur goed vondt den 'Koning van
* Ktodhftafr te véi7X)eken , terwijl over «zee niét komen kotide
dat geliefde de moeite te dóen van over land te komen , hoéfwel
ket bijna een onbmikbare weg is. Naar Kantay, die hier 'ge-
weest Was met zeven stnks vaartuigen , terwijl -den Oouvefmettr
op Tiiboekan Was , en den Koning van Manganitan dse Tan
''^boekan en den Goovemeur aldaar Was gescheiden , óm natfr
^jn dorp eerst een keer te doen en dan weder te k<imen , konden
?^ hoden gezonden worden , zijnde de Wegen , over de steiltefiis
^Q hier derwïuirts te knd ontoegankelijk, zoodat dit duB op 'z^jn
. fcfiioop moe«t* bKjven.
Maandag 6 December des namiddags komt Van Taboeki^
*ikier', deszélfe Konings jongste zoon, brengende een slaafje en
"^ stak was tot een geschenk voor den GkYUvemeur. mede , dat
**ïivaard werd, wordende door den Gouverneur hem weder Ier
''^d gesteld acht stuks nette lidgebootste steènen , als twee robij*
^^^ , vier saphieren en twee Amei'sfoortache bergsteèntjes , > z^fhde
^^>or de onlangs gedoopte Koning, Koningin en hunne kinderen ,
^^^T den Gouverneur als getuigen 0Ver had gestaan.
)fet welke snuisterijen den jongeling sieer vrolijk vertiok als
^ hij een ongemeene groote schat had, krijgende daar -en boveti
^^ )f<x)r Tich zdven een stuk Salpioados.
Aohtervölgens het schrijvÏBn van Haar Edelheden van den '27
^^braarij 1674, ien opdat de visite alhier door de Predikanten
^ anders, de inwodnders niet mogten tót een last zijn, ^
^^ door mede van de E. Compe. rfkeerig gemaakt Worden ^
^de den Gouverneur dit vlast om te versti^kken tot dagélijfks
onderhoud van den Predikant als zijn gevolg. *
* BergkWstaUéii.
' Zie Ryiage XXXV.
238 JOUUNAAL vak ^ADÏBAUGOifi^S üfitS
Hetwelk den Koning van Taroena vertoond wezende , was daar-
mede bijzonder in zijn schik, zeggende nu te kunnen weten
waarmede hij volstaan konde, alzoo hij niet alleen dit maar
ook driemaal meer genegen was te geven, zoo de lieden daar-
mede maar vernoegd waren, en uu meerder gevende zouden zij
hem gewisselijk dan dank weten, dat anders, zelden geschiedde.
Het woei heden en stormde en regende geweldig , des onaan-
gezien kwam over zee met een kleine binantan, eerst den
Kapitein-Laut des Konings van Manganitan, om te zien of den
Gouverneur hier al was , en daarna , laat op den avond over
land den Koning van Kandhaar. Den eersten werd weder afge-
vaardigd, alzoo het weder tamelijk bedaarde, met last aan Pi-
antay , des Gouverneurs wederkomst mede te laten weten en
aldus gezamelijk alhier te verschijnen.
Don Phüip < werd willens stil en in zijn rust gelaten , zonder
ontboden te worden, dan had den Gouverneur hem eenlijk uit
's Konings van Tematens naam laten aanzagen, de chaloup
die nog onder hanc(en was , hegt en sterk op te maken en geen
ijzerweirk daaraan te sparen, terwijl Z. H. hem genoeg daaraf
voorzien had ; ook zoo haast het mogelijk is de sloep van Saban
naar Limauw te brengen , om door den Noorden wind naderhand
niet verhinderd te worden, en dezelve tijdig tot den*Koning, naar
Tematen over te kunnen brengen.
Dingêdag 7 December. Des morgens liet den Gouverneur den
tolk Hendjiok Gors weten, hij zoude met den Koning van Kand-
haar en Bijksgrooten bij den Gouverneur aan boord van de
chaloup de Eendraght komen; gelijk ook omtrent acht uien ge-
schiedde , wordende met drie schooten verwelkomt. In het schuitje
gezeten, stelde den Gouverneur dien Koning voor oogen, zijn
verzoek wel eer gedaan van gaarne Christen met al zijn volk
te willen worden, doch dat naderhand zich daarin ontschuldigd
had , omdat alom in rust en ^vrede was geraakt nog geen zwa-
righeid, en dienvolgens ook naar zijn zeggen geen redenen had
om van godsdienst te veranderen. Dit was ons wel wat vreemd
voorgekomen, maar ook wetende wat er wel al gedaan werd,
bijzonderlijk in het stuk van Godsdienst om het bdiang van
staat, zoo konden wij dat nog al wat inschikken. Doch nade-
maal jongst met zijn afgezonden vaartuig tot Siauw had laten
1 Datonseka, vroeger Ooegoegoe van Taroena maar die zich aan het
gezag des konings onttrokken en te Saban onafhankeiyk gemaakt had.
Yalent. D. I. B. bl. 45.
NAAR NOOKD-C£LKBiSS &S Ü£ N00EDBREI1.AXD£N. 239
weten, dat wanneer den Gk)uyemeur en tolk Hendrik op Sangi
kwamen, zijn eigenlijke meening alsdan te willen daaraan open-
btreu. Zoo waren nu den Gouverneur en tolk alleen , hij konde
onbeschroomd zijn voornemen en meeuing bekend maken , en zioh
Kmdelijk verklaren of het hem ernst ware onze Christelijke Gods-
dienst te aanvaarden of nietP Hij zweeg een wijle, schijnende
in diepe gedachten; eindelijk kwam er dit uit : zijn }rooge ouder-
dom en weinige kennis lieten niet wel toe een andeie dan die
Godsdienst daarin hij opgebragt was en dus lange geweest had,
te kunnen aanvaarden, zijnde in deze geoefend en onderwezen
en tot een nieuwe te leeren te oud en onbekwaam; buiten dat
hij geen twijfel noch wroeging in zijn gewisse voelde en dus
wei genden waar in dezelve dan te mogen voortvaren, niet
wetende hoedanig hét God behagen mogt en wat te eeniger tijd
Qog in hem mogt werken. Dit zeide den ouden man met zulk
eene beweging, dat men wel zag hij het opregtelijk meende en
nüls uit den- grond zijns harten voortkwam. Den Gouverneur
vertroostte hem hierin, met te verzekeren dat wij niemand in
zijn gewisse dwingen , daar eèn ieder voor zich zelven alleen
uu God almagtig rekening van had te geven, en Z. H. wel
lüet beletten konde in deszelfe wijze' van Godsdienst voort te
v&ren; doch gaf in bedenking of in een rijk, zonder onlusten
^eederhande Godsdiensten en even groote achting en waarde
Mode kunnen gepleegd worden? Z. H. diende er weder in ant-
woord op , hij was niet als een ander , maar eigenlijk een Compe.
Ifoor, niet staande onder Tematen of iemand anders ; daartoe
MO had hij gereeds zijn zoon Anthony van Voorst, alle de
Christenhuisgezinnen overgelaten, bereid een kerk en school te
i^ stichten, op zoodanig een plaats als den Gouverneur be-
liefde, en niemand te verhinderen die Christen zouden willen
worden, gelijk nu zelfs zijn dochter nevens haar man ^ gedoopt
waren, weuschende zelfs en verzoekende dat zijn dochters^ zoontje
^j& neefje mede ten eersten mogt gedoopt worden , dien hij en
^JQe Rijksgrooten nogmaals verklaren zijn navolger in het rijk
^ zullen wezen , zoo bijaldien zulks de E. Comp®. behaagd.
Verzoekende den Gouverneur wilde hieraf aanteekening houden ,
^ te zijner tijd daartoe hunne toevlugt te kunnen nemen , en
^et eenen het kind voor aanbevolen te houden , opdat het wel
' De hiervoor genoemde Lorolabo, gehuwd met den tweeden zoon des
^oiürigs van Taboekan.
X (XIV). -v^
2éQ JOUENAAL VAN PADTBJIUOOS^S RSIS
in de gronden des Christelyken Godsdienst mogt onderweBOB
en tot de regering bekwaam worden. Begeerende Z. H. vooi
soQveel nog te leven mogt hebbeu, van de Chrisleiien gfumn
andere dan algemeene diensten, tot den welstand van liet rijk.
2icb dusdanig verklaard hebbende, voer den Gouverneur vqqüI
en vertoonde Z. H. dat het wel billijk waar, dat zijn zoon
Mthony van Voorst, nu Hoofd van de Christenen zijnde, ooi
wat aanziens iu het rijk had en bademaal de plaats van Kapiteisr
Laut open was , kon hij hem met die bediening wel voorzien? daiv
Z. H. in het mijiste niet tegen had , wordende zijn zoon Authonj
geroepen, die omtrent den middag mede aan boord verscbeeiL
Hy werd dan voorgesteld en met die bediening van Zeevoogd
begiftigd, gevende den Gouverneur een gezagrottan aan des
Koning zijn vader, die dezelve in naam van de E. Comp^. tot
een teekeu van ziju bediening, aan AnÜionj weder o vergat
Hierop werd hem geluk gewenscht onder een kanonschot, en
liet den Koning zijn volk op strand toeroepen hetgeen er voor-
gevallen , en hoe zijn zoon Anthony van Voorst tot Kapitein-Laul
gekozen was; waarmede zoo zij te vreden waren konden zy
zulks met een algemeene lossing hunner musketten te kenn^
geven , gelijk <Mider hei juichen kort daaraan ook een* chaise
van musketten geschiedde.
Na dit werden de Taboekansche voorwaanlen gelezen, ^d^
Koning en zijne Bijksgrooten afgevraagd, of zij onder dezelve ep
met even zoodanige verpUgüng mede daarin wilde begrepen zijui
daarop eeudragtelgk ja! antwoorden en ook aanstonds dezelve
teekende; eenlijk met een uitzondering op het- 5e artikel zoo-
danig als in het contract te vinden is , en na dezen en wanneei
allen daaronder begrepen zijn , mede staat ingeschreven te worden.
Den Koning ondervraagd naar den stand en gelegenheid dei
Spanjaarden op Mindanao, berigte den Gouverneur, dat dezelve
wel hun vorige post aan de Noord Oostkant van zijn land had-
den verlaten , maar integendeel nu weder nader en aan de Oost-
zijde, digt bij de bogt van Boutouwan waren komen nestelen
zonder dat hij het door onvermogen konde verhindert. Hij kreq
laet en beloofde ook zoo haast in Kandhaar gekeerd zoude zijn
een vaartuig derwaarts en naar de bogt te zenden, met last aai
de zijnen, dat zij de Spanjaarden niet nader zouden duldtei:
noch laten komen, maar aanzagen dat het land de E. Compe.
gehoorde en den Koning van Kandhaar in derzelver naam daai
Koning af was , eji dienvolgens daanan daan hadden te vertrek-
ken en op te kramen. Hun verris^ten leert den tijd, den Kan-
dhaanchen 'Koning werd voor ziJD vertrek weder beschonken
met een stak AUegia en. • . . ^ .
Woensdag 8 December. Nog bleef het al even onstuimig,
roQw en buijig weder , staande een zee op de wal hemelshoogte.
Omtrent negen uren des morgens vaart den Gbuvemeur aa|i
hnd en gaat naar Taroena, hebbende naar Taboekan afgevaar-
digd den sergeant Jan.Lodewijksz. met twee soldaten, zoo om
te gaan den pf die van «Limauw hunne werken geslegt hadden,
als (iuisoessa deu roervink herwaarts aan, en den belhamel zijn
vader den Paap Mohammad naar Saban te dwingen; ook niet
eer daarvan daan te vertrekken of alles waar geschied. Ter ver-
gadering van den Koning gekomen, die den Gouverneur had
lateu beiegg^i, werd door den Gouverneur dezdve voorgedragen ,
iioe de £erw. Predikant Caheyng klachtig gevallen was, over
wge zeer grove misbruiken en onordeutelijkheden, wel vooma-
lijk omtrent het stuk vau liet huwelijk; die allen ten hoogsteii
litnfbsar waren, te meeor ook de meest tegenwoordige Grooten
(ittr aan vast waren , die zel& ander^i met een goed voorbeeld
behoorden voor te gaan. Ook kwam het al veel hier vau daan,
dat zij naar der Mooren wijze de kinderen zoo jong aan elkan^
deren verloofden, dewelke tot haar rijpe jaren gekomen, hunne
ü^egenheid trachtten te volgen , en hierdoor meermalen die zwaie
^Hustwisteu kwamen te ontstaan. Het had omtient de Mohae»-
inedanen in Turkije, Arabiën, Persiën en Hindostan en eldeip
^ geheel ander inzigt en lukte daar te beter, te meer de
i&aiuien meerder vrouwen hadden, en de v^loofde docht^v in
iMt gezigt van geen ander manvolk kwamen dan die ze toegiv-
^oegd werden, zoodat ze wdnig keurs en* minder onderscheids
^sten. Integendeel werden hier de dochters, zelfs ook onder
^Mohammedanen, niet alleen niet opgesloten , maar zoo ruimen
^^Qgel als de jongmans gelaten en dan meermalen — gelijk hun
spreekwoord valt — gelijk de jongelieden plegen; zoodat de
dochters hunne genegenheid naar wil en wensch laten gaan , en
^r de gelegenheid en 'slands wijze het onderscheid al weteti
^^>Mck^ vrouw en man niet alleen , maar ook tussdien den een
^ den andere man, en hierdoor kwam het dat die twee hard-
^kkige al voor eenige jaren met«hanne mans getrouwd, geen
uuwdijkspligten hadden willen gedoogen en hunne inannen be-
Niet ingevuld.
242 JOUENAAL VAN PADTBEUOOB^S EBIS
spotten. Dit was een opene deur gesteld voor veelen en diende
wel eer andere ten voorbeeld, strengelijk gestraft, Üan dat men
zoo ligtvaardig tot huwelijksscheiding zoude treden, gelijk ei
verzocht werd. Alle die omstandigheden die wel kerkelijk schenen
doch eigenlijk burgerlijk waren, die men omtrent het huwelijli
pleegde, waren om, het huwelijk zoo veel te aanzienlijker ei
vaster te vesten, en de overtreders te zwaarlijker te straffen, ali
zijnde een vrijwillig verbond tusschen man en vrouw aangegaai
ten overstaan der gansche gemeente.. «De twee vrouwen werdei
geroepen, die beiden op de bedreiging van straf, zoo zij zondei
wettige redenen hunne mannen langer ongehoorzaam waren, ti
meer er aan dezelve niets schorte , beterschap beloofden , en kregei
de mans verlof haar mede naar huis te nemen.
Na eenige slordige verschillen vereffend waren, en op he
ernstigste hun de verbetering van dit en diergelijke was aanbe
volen , werden de Taboekansche voorwaarden den Koning en zijoi
Rijksgrooten voorgelezen , in de Maleische taal eerst en daanii
in de Sangische vertolkt , en deu Koning en zijne Grooten af
gevraagd, of zij op die voorwaarden mede intreden wilden
en dezelve aanvaarden. Daarop den Koning antwoord van zeer
gaarne, en dat toch geen* ander gezag had dan door de E.
Compe. van dewelke hij het rijk bekomen had en als een leen
ontvangen; hetwelk ten alle tijden tot teeken van dankbaarheid
gaarne bekennen wilde, en alles doen wat dat de E. Compe. hem
gelastte; even hetzelfde zeiden alle zijne Rijksgrooten , en tee-
kende dusdanig mede het verbondschrift, zonder eenige veran-
dering daarin te begeren. Eer alles gedaan was was het al vei
over den middag, en verbleef den Gouverneur bij den Koning
ten eeten, gaande tégen den avond weder naar Materace en naai
boord. Het bleef nog al even onstuimig weder.
Donderdag 9 December. Voor de middag komt den sergeani
Jan Lodewijksz. weder van Taboekan en Limauw, hebbende alle
de werken in Limauw doen slegten, daar de dorpelingen vrij
traag en onwillig in waren. Quisoessa trachtte mede aldaar te
blijven en niet te vertrekken, willende zich over zulks bij der
Gouverneur met een briefje verontschuldigen den ouden Paj^,
zijn vader Mohammad, was al na^r Sabau vertrokken. Den ser-
geant wilde uit Limauw nie<^ voor en aleer aUes onder den voet
lag en Quisoessa daar uit vertrokken was, zoodanig ook zijn
order lag , zoodat zij om den sergeant kwijt te raken , met alle
man te werk peurden eu iu kortea tijd alles slegte ; ook vertrok
NAAR NOOBD-CCLSBfiS EN DE NOOEDBRBILANDEN. 243
Qniraessa mede om over laud naar Taroena en den Gouverneur
te gaan, zijnde hij toen ook eerst van daar gegaan.
Een wijl na den sergeant komt nogmaals over een zoon van
den Koning van Taboekan , die een deftige scharlakensche rok met
pdang gevoerd en een zware zilvere kant bezet, benevens een
züver vergulde sierlijke hoedband wegende vier oneen , en nog
eea paar kustkoussen bekwam. Hij sloeg den Gouverneur in
nam van zijn vader voor, -of zij zouden mogen de inwoonders van
Limauw , die zich tot de Christelijke Godsdienst wilden begeven
of ook eenige slaven om dezelfde redenen , aanhouden ? Hem
verd geantwoord van neen , en dat bij aldieu eenige Limauwei-s
Cbiisteneu wilden worden, zulks zeer wel koude en mogt ge-
ttUeden, ook zelfs slaven. Doch mits Limauw zoo digt aan
Tiboekan en pas een kanonschot daaraf lag, konden zij wel in
ban dorp blijven wonen en in Taboekau ter kerk komen, zoo
ook de slaven, die schoon Christenen, lijfeigenen van hunne
wettige heeren bleven. Doch zoo dezelve ter zake der godsdienst
door hunne lijfheeien te hard en onredelijk gehandeld werden ,
konden zij zoodanige heeren daarover wel laten aanspreken en
vennanen tot hetgeen billijk waar , doch niets daar in doen ,
maar wachten tot de komst van den Gouverneur of van derzelver
geoommitteerdens , om daarin alsdan te kunnen gehandeld worden
uaar behooreu: Met welke onderrigting en verdere aanbeveling,
vsD zich wel te wachten die van Limauw, welkers werkeu nu
ge»l^ waren, en maar een handje vol volks bij hun te ve^-
lijken was, in het minste geen redenen van misnoegen of aan-
stoot te geven ; alzoo in een gedurige vrees daarvoor waren en
Uer om zeiden zich te hebben gesterkt., lettende altijd op de
Itt, een ander niet te doen hetgeen men niet wenschte aan
ons te geschieden , en zoo kan er alom rust en vrede gehouden
worden en anders niet; hij vertrok hier mede.
Na hem verscheen den Kandhaarschen Goegoegoe aan boord
van de chaloup, zijnde door zijnen Koning eeulijk afgezonden
om de voorwaarden te teekeneu, alzoo hij alstoen daar niet
tcg^woordig en plaats voor hem opengelaten was; nadat hij
dezelve dan geteekend en een glaasje brandewijn of twee ge-
<irattken had , vertrok hij almede. Qnisoessa kwam op den middag
an boord, brengende een partij was en olij voor den Koning
vin Tematen mede; ook zoo verscheen den Koning van Man-
^itan in Taroena , en liet den Gouverneur zijne komst bekend
maken, die aan den tolk Hendrik weten liet, dat voor alsnog
r
244 JOUBNAA1. VAN FADTBKUOOIs's U«I8
en tot dat de Prius Piantaj zoude gekomen zijn, gelif^le te
vertoeven, om dan gezamenlijk bij den Gonvemeor te komen
en de zaak waar het mogelijk tusschen hun beide te vereffenen.
Omtrent den avond komt den Koning van Limauw uit zee
met zijn corra-corra bij de chalonp en hij zelve aan boord,
wordende met drie schooten verwelkomt en beleefdelijk onthaald ;
zijnde het weer verleden nacht en heden gansch bedaard en dood
stil geweest. Hij waa meereudeelis herwaarts gekomen, om dal
voor die van Taboekan bezorgd was nu zijne werken ge-
slegt waren. Hem werd voorgehouden, dat hij niemand
had te vrezen noch te ontzien, zoo lang maar zelve bimi6D
de palen van redelijkheid verbleef; daar was eea grove mis-
slag begaan met zich tegen Taboekan te sterken, terwijl het
den Koning van Tematen aan de E. Comp«. had overgelaten,
zcKKlat zulks moest worden aangezien als zich niet alleen iegva
de E. Compe. maar ook tegen de bevden van haren Koniïi|
aanstellen, alzoo Z. H. meming was Tabodan geheel aan di
E. Compe. te l^ten en niet maar voor een gedeelte; gelijk zij
oorzaak waren dat zich de Goegoegoes met zoo een groot aantal
volks hadden durven afeonderen, hetwelk niet zoude geMshied
zijn, zoo hun zoo kwade voorbeeld niet gegeven waar en zij
lieden opgeruid. Doch dit alles was niet hun zoo zeer, ak
wel den schrijver Quisoessa te wijten, die toe te zien had h«
zich best verantwoorden koude. Den gezegde schrijver hier tegen*
woordig bekende zijn misdaad, doch zeide zulks uit een goed«
en opregte meening gedaan te hebben , als denkende zijneii
Koning hiermede een goeden dienst te doen. Doch den Gouver-
neur hem nu beter on^errigtende , verzocht vergiffenis vanzijiM
misdaad en dat zulks hem toch niet mogt tot zijn verderf strekken
Den Gouverneur bemerkende dit leedwezen, vergaf het hen
gaarne, met toezegging zulks omtrent den Koning te zullei
verkrijgen ; hij konde in toekomende voorzigter zijn en wel toe
ssien wat hij begon , voornamelijk zoo wanneer het de E. Comp«
raakte, die met den Koning van Tematen als- man en vrou'v
waren , waartusschen. geen zaad van oneenigb^d diende te zaaijei
of het zoude weder op zijn kop vallen. Den Limauwsohen Konini
en Grooten werden mede gewaarschuwd hoe zich hadden U
gedragen, zoo wanneer eenige hunner dorpelingen ChriateneK
werden, of wel oók eenige slav^ci; met welke ondenigting viu
den Gouverneur zij ongemeen in haar schik waren, en niet duis-
ter! ijk te keo^nen gaven, dal zij zoo een klein hoopje oude:
NAAK NOOftD-CBMBfiB EN D£ NOOEDCRKinANÜEX. 2i5
WO menigte van Chiieteueu, welligt Taboekan mede haast zouden
volgen ; dat wenschelijk ware en veele oorzaken van twisten weg-
nemen. Zij voeren van boord en stapten over in haar corra-cor-
ratje, om hunne nachtrust te nemen.
Vfijd^f 10 Dégcember. Eeh weinig na zonueuopgang werden
eenige viaartuigen gezien , komende den Zuidlioek omscheppen,
zijnde den Prins Piantaj met eenige Siauwers en Tammakers,
die de baai in en bij den Gouverneur aan boord kwamen.
Piantay werd zonder veel omstandigheden verwelkomt; verschij-
nende den Koning van Manganitan aanstonds mede zoo ook de
Limaawscke Grooten, zijnde het. Koninkje wat onpasselijk. Ieder
was hier even nieuwsgierig en drongen het kajuitje in, dat zoo
▼t)l ge^NTopt was , dat noch den Gouverneur , noch Piantaj of
Keidiig van Manganitan daar niet in konde.
Alle werden zij verzocht daar buiten te giuin , gelijk met al
ecmge moeite geschiedde , willende den Gouverneur partijen alleen
HoDren en spreken; wordende wagt gesteld dat niemand daar-
omtrent mogt komen. Evenwel drong er den moeitemaker Quisoessa
met geweld door en kwam onbeschaamd binnen; die even .ooK
op dezelftle wijze en met scherpe berisping daar weder uitge-
jaagd werd , zijnde den Gouverneur berigt hoe hij deze gansche
ncht omtrent den Manganitanders en Limauwer had gewoeld,
m het zaad der oneenigheid te zaaijen , alles overlioop te werpen
<D deze bemiddeling te doen verijdelen en te niet loopen. Meest
booigd naar het scheen , dat den Manganitander of ook wel
die van Limauw almede mogteu Christenen worden , alzoo deze
lieden zich met een handje vol volks en elks pas met 3 &400
aelea, niet zeker geno^ achten onder zoo veel Christenen. Zoo
l^aast partijen gezeten waren, ving den Gouverneur zijn reden
^; halende eerst beknoptelijk op wat voorheen geschied was
^ wat niet duisterlijk hem uit de papieren van al over ettelijke
jaien was gebleken , hoe namelijk het voornemen onder velen
uhier op Sangi al lang geweest was , zich onder der Castiliaan-
%he bescherming te begeven, hebbende nu deze dan geene
^erbloeming en bewimpeling gezocht. En dat hij Piantay jongst
flebbende gelieven voor te wenden, dat toen de Koning Amster-
^ hem in zijn onthalsdens broeders plaats tot Koning wilde
^ea, nit vrees van zoodanig te varen als zijn broeder, niet
^ durven voor den dag komen , konde wel waar zijn en mede
dat MKiwe) als zijn broeder schuldig was gewe&<<t, hetwelk hij
g^oegzaam had bevestigd , met aanstonds die gang te gaan , die
246 JOURNAAL VAN PADTBRUOOe's REIS
men zeide dat zijn broeder had willen inslaan, en waarover ook
om het leven geraakt was , hoewel buiten behoorlijke regtspleging,
niettemin met groote waarschijnlijkheid van znlks verdiend
te hebben, alzoo hij Piantay met zijn overloopen korts daar-
aan , als getuigen van zijn broeders voornemen en misdaad was.
Hij wist wel dat Sangi zoowel onder de E. Compe. als Tematen
stond , en dat Ternaten niet dan ter zake der Mohammedaansche
Godsdienst, de zorg en het gezag over die gezindheid had en
de Compe. over dé Christenen.
Zoo zulks nu uit geen kwaad gewisse maar billijke vrees
was voortgekomen, had hij billijke middelen bij den hand te
nemen en gebruiken *, wilde hij Christen worden , de E. Compe.
was verpligt hem onder hare bescherming te nemen, en dos be-
hoefde hij geen vreemden , tot schade der geene die er toe ge-
regtigd waren , te zoeken ; met welk voorbeeld hij er zoo veel
aan het wippen had geholpen en zich zelven zooveel schade ge-
daan, als wezende hier door vervallen van het regt tot de
Manganitaansche Kroon, dat hij voorheen had. Nu was den
tegen woordigen Koning van Manganitan geregtelijk door den
Koning van Tematen gesteld en bevestigd, en schoon Piantay
wel het meeste volk toe gevallen waar, zoo nogthans gaf zulks
hem zijn regt niet weder; te minder, nu in het veroveren van
Siauw door de Tematanen , onder de overwonnen mede b^repeu
was; niettemin zoo waren wij ter liefde der Christelijke Gods-
dienst met hem en zijn volk tot mededogenheid bewogen ge-
worden, het welk wel onze Chri^lijke pligt was, dt)ch ons
over het een en ander gevoelig te toonen nietminder, -alzoo het
kwaad anderen ten afschrik zoo weinig ongestraft, als het goed
tot navolging beloond diende.
Hij bekende ootmoedig zijn schuld, zeggende als toen niet
beter geweten ook vermeend te hebben wel en wijzelijk zijn zaken
te hebben aangeleid , daar hij nu integendeel zag zeer dwazebjk
gedaan te hebben , terwijl alles heel anders en buiten zijn mee-
ning uitgevallen was; verzocht vergiffenis en beloofde voor het
toekomende zooveel te meerder getrouwigheid. Al|es was voorbij
en geschied , werd hem geantwoord en konde niet lierdaan worden ;
nu diende er middelen uitgevonden, hoe de vrede in het ge-
scheurde ligchaam van Manganitan best zoude te bewerken en
het zekerste zoude te onderhouden zijn. Hij was met veel volk
tot Cajoeris en daar was weinig onderhouds, het overgebleven
hoopje tot Manganitan had daarentegen overvloedige sagoe en
VAAK NOOBD-CELEBE8 EN DK NOORDBBGlT.ANDBy. 247
uidere yruchtboomen. Hij en de zijue waren Christenen, den
gestelden Koning was Moharomedaansch ^ met het volk dat bij
hem verbleven was , zoo dat alles zijn opmerking en inzigt had ;
den Gonverneor zag gaarne dat zij het zoodanig onder malkan-
deren stelden dat het weder een volk en een rijk mogt zijn.
Maar hier over vielen al vrij wat woorden , willende den eenen
zijn volk niet overlaten en den andere ook niet de Koninklijke
waardigheid en het bekomen gezag over Mangauitan. Zoo dat
na lang overig en ieder wederzijdsch voor het zijne te dingen,
eindelijk hierin overeen kwamen en besloten werd, dat den
Hohammedaansehe Koning met die eemaam zoude blijven pronken
en met de zijnen in Mauganitau, en Piantaj onder den naam
van Prins en Hoofd der Christenen op Cajoeris blijven. Maar over
de landscheiding en deeling der vrachten viel weder een hard
geding, komende tnsschen het geven en 'nemen nog eindelijk
overeen, wordendede landstreek bepaald; zoo dat die van Cajoeris
zondeu bezitten en de vruchten genieten , van daar tot aan Tanah
Maiam toe, en die van Mangauitan het verdere. Hier op gaven
zij eikanderen de hand en voeren voort in wederzijdsche om-
lielzing ; wordende alle de Orooten mede binnen geroepen dewelke
bekend gemaakt, elk om het zeerst eikanderen om
hals vielen , alzoo hierdoor geen oorlog geslist waar , alleen
onder vijanden en vreemden , maar onder vrienden na, ja bloed-
enenden, omhelzende hier eikanderen broeders, ook vader en
^Q, die even te voren naar malkanders leven trachtten. Daar
verden drie schoten tot een vreugdeteeken . gedaan en een
i^^^ertje brandewijn rond gedronken, alzoo er niet anders was;
wordende de Prins Piautay^ Manganitaansche en Limauwschen
Koning ieder gelijkelijk beschonken met vier ellen roode Sargie
^ een blaauwe Salempoeris ' en vervolgens ondier derzelver
Qfooten .... stuks Chiavonis omgedeeld, vertrekkende allen zeer
vernoegd naar hunne corra-corra's om te gaan middagmalen.
Des namiddags kwam den Koning van Taroeua mede aan
«^rd, daarop den Koning van Mangauitan en Prins Piantay
volgde; onderwijlen waren er mede eenige voorwaarden in yoor-
'^^d vervaardigd voor den Prins Piantay en de zijne, die hem
^ zijne bijhebbende Grooten voorgelezen, vertolkt en ook door
nem en de zijne aangenomen en geteekend werden, ten overstaan
Stof van de ku8t van Coromandel, Yalent. V. A. bl. 26.
r
248 JOÜRNAAI. VAN PADTBEIJOOi's BISIS
v«n de Koningen van Taroena en Manganitan^ zijnde van denm
inbond. >
Het veraehiK dat er tussch^ den Koning van Taroma en
Prins Piantay nog waa en zooveel jaren no gesloeid had, wegran
volk en slaven die Prins Piantaj van den Taroenachen vorst nog
onder zich had , werd ook opgehaald en viel er geen twisten
tegen, maar scheen den Prins Piantay tot het wedei^ven wat
onwillig, zoodat den Gbuvemeur het hem moest gelasten, be-
geerende dat nog voor zijn vertrek van hier, die lieden den
Koning van Taroena werden ter hand gesteld. Hetwelk den Prins
Piantay beloofde te gehoorzamen, makende eenlijk zwarigheid,
dat zich wanhopig zonden aanstellen, en naar men zegt amok
spelen, in welk geval den Taroenschen Koning wel lijden mogt
dat onder den voet geschoten werden, met welke order den
' Prins Piantay dan ook aanstonds vertrok. Met denzelven werd
onzen sergeant Jan Lodewijksz. en twee man , nevens een gids
mede gezonden , voornamelijk om de vmchtdragende nagelboomen
die op Mauganitoe zouden staan, te laten omhakken, als ook
om 'sComps. slaaf Domingo, die gezegd werd nog in Tamako
te wezen, te halen, als ook om aan Pa6carilla, den broeder
des Konings Martin Tatandam een raadselgift ' te brengen,
hebbende hij Paccarilla op heden , zijn boeder de groetenis latnt
doen en verzoeken om een broek en een zwaard. Over welk ver-
zoek verscheiden gedachten vielen, duidende sommige zalks ten
goede andere ten kwade; en vertrouwde den Gouverneur dat
met het eischen van een broek wilde te kennen geven, in zoo-
danige elende en armoede vervallen te wezen , dat daardoor wasx-
hopig een zwaard wensehte te hebben, dat is: gelegenheid om
te doen' hetgeen hem zijn wanhoop raden mogt ; doch den nit-
leg hiervan blijft bij den vinder en zender van zoodanige bood-
schap. Den Gouverneur dan zond door den sergeant een el roode
Sergie en een witte Chiavonys, latende Paccarilla aanzeggen:
dat den Gouverneur de boodschap aan zijn broeder gedaan wat
vreemd voorgekomen was, doch om hem echter te antwoorden
en niet verlegen te laten , werd hem gezonden een stuk roode
* stof. daar wel niet genoeg tot een broek aan was, maar daar
was een stukje wit lijwaat nevens. Hij had het eene of h^
I Zie Byiage XXXVI,
' Het zenden van diergelyke raadselachtige boodschappen is overal in
de Molukken gebnfelkel\|k. Val^rlt. L B. bl. 17,
-^AAR VOOftD-CBLf«18 ÜV Dt TfOOBftERRTT.ANDEN. 240
aaden» te kiexen. ^ Wat het geëischte sswaard bel«ngde, behield
den Gonwmeur om het regt te handhaven en het kwaad te
straffen, hebbende den sergeant last hmn mede te laten komen
zoo hij het witte aanraardde, of anders ook wel met geweld hem
mede brengen, zoo daarin geen s^arigheid vondt, aizoo hij in
Tamako is , daar de Prins Piantay niet te zeggen heeft, en den
Koning van Sianw , mits het voorgaande hard weder, tot heden
nog niet verscheeneu is. Dm sergeant vertrok met een vaartuig
▼an Tamako, vermits de Prins Piantay een weinig voornit ge-
schept was; een weinig daaraan zoude den Koning van Manga-
nitan mede vertrekken , zoo ook den Koning van Taroena. Doch
alzon aan den valreep stonden, hield den Taroenschrai Koning
met een bijzondere beweging, een zeer heftig en ernstig gesprek
met den Manganitander , daar den tolk Hendrick zidi mede
cmder mengde, geschiedende zulks in de Sangische taal, waar-
door den Manganitander eerst wat ontsmette , doeh naderhand heel
verslagen en in zijn gemoed zeer ontroerd , den Goutemenr ver-
zocht weder binnen te willen gaan, en hem in tegenwtXMrdigheid
van den Koning van Taroena en tolk alle^ te spreken, die
zich dan daar rondelijk en met een groote genegenheid ver-
klaarde , namelijk, de Ghristelijke Godsdienst te willen aanvaarden ,
dat in zijn gemoed daarover al eenige tijd eenige wr0^ng had
gehad , doch door vrees van den Koning van Tematen en eenige
zijner Grooten was wederhouden. ^ Den Gouverneur beloofde
znlks omtrent Z. H. Amsterdam goed te zullen maken, eh moedigde
hem naar vermogen aan; doch opdat den bespieder Quisoessa
bieraf niet mogt komen te weten, werd de reden kort afge-
bpriren en vertrokken de Koningen onder behoorlijke eereschoten
te gelijk.
Zaturdag 11 becêmhêt. Des morgen komt den Limaüwschen
Koning aan boord, zijn afscheid van den Gouverneur nemende ,
voornemens zoo haast bet goed van den Eerw. Predikant Caheyng
heeft, weder naar zijn dorp te vertrekken; zoo als hij van boord
vertrok, werden hem ter eere almede drie schoten gedaan.
Des namiddags komt den Assistent Harcxe van dén Koning
* Nafyielijk vrèdé of oorlog, wat door de witte of roode lap werd aan-
geduid. *
* Uit Valent. D. 1. B. bl. 47 ziet men, dat de Koning van Taroena
dien van Ifanganitée in ket letien van het Nieuv^ Testament onderrigtte.
Daar de laatste bij Valeirtl^ Martin takinita heet, was btj tijn doop
Don Martin Tatandang waarschijnlijk zijn gevader.
250 iOOENAAL VAN PADTBEVGOB^S 11FI8
van Taroena met tijding, dat Authonj van Voorst dood krank
en op het sterven lag, hetwelk den Oonvemeur al wat onver-
wacht voorkwam , te meer voornoemde Assistent zeide , dat hem
de nagels der handen heel blaaaw waren ai^eslagen. Een wijl
daaraan en omtrent half vijf, bekwam den Qouvemeur tijding
dat hij was overleden , zendende derhalven derwaarts , twee stuks
Chiavonys tot een rouwgift roet den tolk. Over dit schielijk
overlijden vieleo veel redenea over en weder , zijnde den mensch
genegen het kwaadste altijd het ligtste te gelooven, en na iemands
dood daaraf veel te spreken, zonder dat bij zijn leven ietwat
daaraf gerept werd. Hij had al lang gekwijnd en daarbij den
bloedgang, die hem deze laatste dagen wel het sterkste had
aangetast , en konde men op den 7de toen Kapitein-Lant gemaakt
werd, in hem al een stervende of Hypocratisch wezen, zooals
men het na de kunst noemt , > bespeuren en bemerken , en was
het duister te raden of vergeven mogt zijn geweest of niet;
alzoo in een hevige koorts, ook wel in langzame ^ het bloed
in de nagels, daar het gereeds geen rassche beweging heeft of
loomer bewogen wordt of ook wel in stervenden stremt : onkun-
digen mogt dat vreemt dunken, aiaar zij slaan den spijker
eens mis en kloppen op hun nagel, zoo zal de smart en het
geronnen bloed hun zulks leren en verzekeren.
Zondag 12 December kwam den sergeant Jan Lodewijksz. van
Tamako met den vermaarden Paccarilla , die gewillig en uit zich
/^Iven was mede gekomen , hebbende geen van beide gezxindene
geschenken willen aanvaarden ; zeggende wel te weten en te ver-
staan het geen den Gouverneur daar met wilde verbeelden. Hij
ging met een onbedwongen wil en gaarne van zelve mede , moe-
tende hij sergeant niet denken, dat zulks uit ontzag voor hem
deedt, want schoon met tien nederlandsche soldaten gekomen
waar, zoo zoude hij hem toch tegen wil en dank niet medege-
kregen hqbben. Den sergeant oordeelende het geno^ te zijn dat
dezen vogel in het net had, liet voor dies tijd het geene tot
Manganitan en Cajoeris te beschikken had, varen, opdat deze
gast hem niet weder mogt komen te ontsnappen.
Aan boord van de sloep en op zijn overkomen was goede orde
gesteld , om op zijn minste beweging te letten , alzoo den Koning
1 Padtbrugge had in de medicynen gestudeerd , (Vaient. II. B. bl. 245)
en promoveerde te Leiden in 1653 op eene dissertatie /)« ttfÊopieria,
' Langzamerhand,
MAAK NOORD -0BLBBB8 ICN DB NOOBDBRBII4ANDBN. 25l
> zijn broeder en eeu ieder vast stelde , dat hij amok zoude spelen
of wanhopig zich aanstellen; maar hij was zoo mak als een lam,
en bewoog den Oouverneur hem met minzame doch emstigv
redenen, dat hij bn^eep en zich ook getroostte van naar elders
en van Sangi te verhuizen, alzoo zijn wispelturigheid aldaar
zuo veel onheilen en verwarring had veroorzaakt, en het geen er
toch nog mogt geschieden altoos op zijn kerfstok zoude komen.
Hij had hier wel niet tegen, maar verzocht zijii vrouw en kin-
deren mede te mogen hebben ; belangende zijn bijzit op Tamako ,
^^ kon hij niet medenemen , als zijnde een slavin van den
Sttuwschen Koning, en de zes kinderen die hij daarbij gewonnen
meende te hebben , moest hij genoegzaam verloren rekenen , alzoo
<üe (ie moeder volgden. Dit ontstelde hem geweldig , doch troostte
«ein dea Oouverneur hier mede weder , dat men zien zoude , hoe
^n het stelde en met den Siauwschen Koning het maken zoude;
^&t zijn getrouwde vrouw aanging, daaraan twijfelde den Oou-
vertieur en met reden of die al met hem zoude willen ver-
tiekken, zijnde zoo klakkeloos nu zoovedl jaren verlaten geweest,
'^^odat zij ook echtscheiding had verzocht ; doch zoude daarover
deu Koning zijn broeder spreken gaan , hij kon onderwijlen zi<ii
^ aan boord houden, eischenden den Gouverneur hem zijn
iria of pook af, die hij gewillig over gaf.
Den Gouverneur aan land en bij den Koning van Taroena
S^komen, vondt ZH. vrij ontsteld over den dood van Anthonj
^<t^ Voorst, zijnde zijn bloedverwant, en oordeelde vastelijk dat
"^ vergeven was door een bijzit van den Kandhaarschen Ko-
^li§;, willende het wijf bij den kop laten vatten, hetwelk ak
oui^elijk en buiten zijn gebied, daaruit noodzakelijk verwijde-
^^'^S tusschen hem en den Kandhaar moest ontstaan, zeide den
^^^verueur niet te kunnen noch te mogen wezen, maar men
^^^de daaraf zoo veel blijken en bewijs trachten te bekomen'
^P welk men, met goede grond het regt van den vader mogt
^^chen. En werd den tolk Hendrick Gors, die om zijn particu-
"^t^ zaken — welligt die daar af iu des Assfstents Harkszéüs
*^ïxteekening gewag van wordt gemaakt — toch hier verbleef,
■^i^last van 'sComps. wegen den Kandhaarschen Koning aan
^ zeggen , scherp onderzoek daarna te doen , en de zaak bewijs-
^^^^ zijnde, het wijf naar lands gebruik en hunne wetten te
*^ïaffen naar verdiensten; kunnende den Koning van Taroena^,
*^ wanneer het genoegzaam blijkt, streng regt daarover ver-
-^keii, doch /elven niets ondernemen, niet wel te gelooveu
252 jauRNAAi. vjls PAü'rSHuaos'H
zijnde dat de Koning van Kandhaar zoo daar iets mogt
geschied zijn, zijne toestemming daarin zoude hebbeu ge*
geven. ^
Den Koning van Taroena werd ook beke^ gemaakt, hoe zijn
broeder PaccariUa nu in onze handen was, zijnde van zelven
gekomen; den Gouverneur verzocht Z.H'. gevoelen daarover té
weten, die geen ander antwoord konde bekomen, dan dat den
Gouverneur zijn geliefte met den zelven had te doen , schijnende
geen werks daaraf te maken, het zij de schaamte hem weder-
hield van te laten blijken dat hij zijne dood begeerde, hetsij
integendeel dat er nog eenige zucht tot zijn broeder was. Hoe
het zij of niet , den Gouverneur kreeg weinig bescheids , die den
Koning harder aandrong om ten minsten in soodanige aijn eigeue
zaak eb daar aan hem asooveei gelegen was , ^ch te vet klaren. Zijnet
door Z. H. over denzelven zoo zeer geklaagd , en meermalen getrachl
geweest en ook last gegeven denzelven te mogen bekomen , het Mj
levend of dood, en &u mesa ham had was men er mede vearlegen;
het ware dan veel nutter hem maar te laten loopen. Den Koning
gaf hierop flaauwtjes in antwoord , den Grouvemeur geliefde maai
te beoorgen , dat van Sangi geraakte en daarop niet weder komeii
mogt. Hierop stelde den Gouverneur Z. H.. voor oogen , dst
zulks wel koude gesdueden , maar als das zijn vrouw , dien hij
verzocht , mede moest gaan benevens hare kinderen , daartoe be-
zwaarlgk besluiten konde , doch oordeelden alle zijne Brijks^groo-
ten, dat zulks hein niet wel kon warden geweigerd, daar den
Koning dan mede toestemde. Daarop werd de vrouw geroep^i,
die na lang spartelen en t^nstreven dan eindelijk daartoe mede
moest besluiten; als wordende haar door den B^ad mede voor-
gehouden van met al te pluis geweest te hebben, en tot twee
inSeu toe in haar jeugd tot den Kandhaarsclieu Koning ovev-
gdoopen te i^ijn en eenigen tijd bij denzelven te hebben huis-
gehouden. Na veel moeiten, dan gehuil en gekerm, nam zij
haar afscheid van den Koning, derzelver zuster? en alle de
vrouwen van *aki74eu, wordende tot op stnmd toe uitgeleid,
daar zij in een vaartuig gezet en naar boord gevoerd werd met
haar zoon, blijvende de dochter, mits met den schoolmeester
Simon getrouwd was, alhier.
Den Gouverneur nam mede zijn afscheid van den Koningen
Grooten, en voer mede naar boord van de chaloup, waarmede
en een zoete landlucht aanstonds ook onder zeil ging, latende
aan den sergeant dezeu brief om aan den Predikant te bestellen ,
^
NAA& NOORD-CBIJBBBS £N Dl NOOEDSEXn^ANDBN. 25S
en eea instractie voor hem zelvea, beiden waren van dexen
inhoud ' .
Dit eiland Sangi welkers midden meest op vier graden legt
bezuiden en benoorden, tieu minuten of vijf mijlen begrijpende ^,
heeft dan in de lengte tieij en naar gissing in deszelüs omtrek
dertig mijlen, zijnde het Znider gedeelte ongelijk breeder dan
het Noordelijke en dienvolgens zeer kwalijk gecarteert. Alzoo
vm VBn Taroena naar Taboekan scheppende , zulks in een dag
bn doen, daar men van daair over Tamako, Manganitan, Ca-
joeris en Saloeron Zuidwaarts omscheppende, in stil weder een
dig en een nacht of een etmaal toe van nooden heeft Yocn-
deien plagten alhier maar drie Koninkjes te zijn, als die van
ludongan, daar onder Taroena, Kandhaar en Saban gehooide,
Manganitau waar pok was Tamako enz. en Taboekan daar bet
verdere onderstond. Doch zijn in den oorlog tusscfaen ons en
Spanje, als wanneer deze Tematen en geene Tidore volgden,
zijnde toen wel de meeste Mohammedanen, alzoo weinig de
Boomsche godsdienst volgden , veel van een gescheurd als : Kand-
haar van Kalongan, Tamako van ifanganitan en Limauw van
Tahoekan . en mag hierbij wel gevoegd worden , Saban , dat door
den hinkenden Philip, en Gajoeris, dat door Prins Piantay mede
al a^essonderd schgnt , zoodat er nu zijn acht Koninkjes Noosd-
waarts omloopende, als: Taroena, Kandhaar, Saban, Tidboekan,
I«unanw, Gajoeris, Manganitan en Tamako '^.
Het land is rouw en bergachtig, of liever al bergen zonder
^nxngiond, behalven van Saban tot Limauw dat eenige voor-
gK>nd heeft en vlaktens* Niet een gehuchtje of dorp vindt men
alhier of heeft zijn bijzondere berg van toevlugt, waarop lij in
oi^S^legenheid en oorlog wijken. Alle deze bei^gen, zelfs ook de
Ds. Caheyng was te Taboekan athtergebleven. De brief aan hem
vindt men Bijlage XXXVII, de instructie aan den sergeant Bijlage
ÏUVIIÏ.
' Hier geeft Padtbrugge de breedte te hoog , daar geheel Sangi volgens
^^ nieuwere kaarten bezuiden den vierden graad N. Br. valt Ook op de
•aart ?an Sangi by Valenten is het znideinde ten onregte smal toeloopende
*%ebeeld.
' Valenten I. 44 noemt onder deze rekjes nog Kolongan, dat echter
'^ uitkomt met zyne opgave dat er op Sangi zeven en een halve koning
^^1*60. (H\j rekent toch dien van Tamakko, als leenvoerig aan Siauw,
a^acbts voor een halven.) In 1656 deed Simon Cos Kolongan, dat met
SitQw aan' de onderdanen van Ternate veel overlast aandeed, bezetten
(v. Dijk a. w. bl. 273), b\j welke gelegenheid dit r\jk naar het schynt
^»i onderging.
ibi JOUilNAAI. VAN PADTBÜUGGE^S RJitS
hoogste en zwaarste zijn met kokos of klapperboomen beplant,
en ontoegankelijke steiltens; meest hebben zij er water boven of
omtrent, weinige uitgezonderd en maakt deze zekere toevlogt
de lieden te blooder en vertzaagder. De dalen tnsschen de bergen
zijn alle modder en sagoe-gronden , daar af het geheele eiland
wel van is voorzien, behalven Kandhaar, dat wel meerder ge-
breks van dit ' boombrood heeft, doch daartegen weder meerder
klappers. In het geheel zijn er op het eiland naar ruigen over-
slag 7000 zielen ^ ; alle deze lieden leven meest van hunne
tuin-, boom- en aardvruchten, wordende zeer weinig rijst aan-
geplant. De Koningen van Taroena en Taboekan hebben wd
koebeesteu maar loopen in het wild , houden zich in de bosscheu ;
ook zijn er wilde varkens, zonder dat er eenige schadelijke of
zorgelijke dieren zijn, zelfis ook geen slangen van beduidenis,
immers geen die kwaad doen. Den hoogsteu berg ligt wel midden
in het land, doch den Noordhoek het naast, zijnde bij men-
schen geheugen tot twee malen gesprongen ^ doch , de
laatste reize deszelfs top dusdanig ingestort, dat boven een
geheele kolk behouden «heeft doch nu een meer is , en altijd
met water staat; welk water als het hooger wordt, zoo voelen
zij somwijlen weder aardbevingen, en laten de lieden van hier
omtrent daar somwijlen naar zien, omdat zij bezorgd ziju wan*
neer eens weder geheel opgekropt is, den berg wel weder eens
mOgt springen, en de dorpen daaromtrent gelegen niet alleen met
vuur en asch , maar ook met ziedend water te zullen overstroomeu ,
zijnde dit water reeds al en gedurig warm, geheet door de
onderaardsche gloed. Om hun kruid te maken halen zij van
boven hunne zwavel, en hebben die van Taboekan een dorp,
daar een tamelijk salpeter kolk is, schijnende het vlugge of
wel het vlug gemaakte zout van den berg te zijn , dat wanneer
het regent door het water naar beneden wordt gesleept; of ook
nu de zwavel deze verhef&ng teweeg brengt , en welligt het vaste
zout vlug en dusdanig tot salpeter maakt , was de moeite waardig
om te onderzoeken, en is het welligt op die wijze, als den chemicus of ^
stofscheider Olauber zegt , met een geringe moeite het zeezout tot sal-
* Valent\jn geeft I. 56 een veel hooger cyfei', daar hij de weerbare
mannen van Sangi alleen reeds op 7000 schat
* Het is wel jammer, dat Padtbrugge het tydstip dier twee uitbarstingen
van den Aboe niet nader aangeeft. Latere uitbarstingen van den vulkaan
van Sangi «ijn die van 1711, uitvoerig beschreven by Val. I. 53— 55, van
1bl2 eu van 1850.
NAAK NOORD-GELKBCS £V DK NOORDEEEILAMDEN. 255
peter te kunnen maken, doch deze werken passen die geene
best, die daartoe ledigen tijd hebben.
Iets wonderlijks moet ik alhier van den laatsten sprong dezes
beigs aanhalen en daarmede van Sangi scheiden. Het wordt van
ieder een voor de waarheid getuigt, ook zijn er nog in het
leyen die het zelve gezien hebben , dat toen den berg gesprongen
was, de beesten van den Koning van Taroena, in het hangen
van het gebergte grazende gevonden werden, meest over eind
staande, doch vertoonden zich van verre al even eens en als
schadawen , in zoodanige gestalten als zij te voren gestaan hadden ,
dewelke als men maar aanraakten in stof en asch vielen. Zoo
stonden er hondetden van zware stammen , die aangeraakt alniede
in een hoop asch nederstorten. Dit gaf den Koning van Taroena
ook Toor een reden , dat zijn getal koebeesten die toen ver over
de 1000 stuks waren, nu tot een getal van omtrent de 300
waren geraakt en geminderd ' . Daar werden geen verstikten of
versmoorden dpor den zwavelreuk gevonden, gelijk wel anders
en meermalen geschied , en dien grooten onderzoeker der natuur
PUnius, in het springen van den berg Yesuvius gebeurde, die
na drie dagen nog ongeschonden en in zijn volle wezen als
slapende, ter plaatse daar zijn nieuwsgierigheid hem gelokt had ,
gevonden werd. Zoo dat onze uitmuntende dichter van den Yondel
hier in misgetast heeft, in zeker gedicht op het springen van
het kroidhuis te Delft, ten zij zulks een voorregt der dichters
iSf ^ en ons dus ook voor een vergunning van uitspatting mag
aangerekend worden.
^ij zetten het Z.W. jn zee, doende drie eerschoten in het
' Uit de nieuwere berigten schijnt t^ blijken , dat er nu geen runderen
"»««r op Sangi zijn.
* Padtbrugge doelt hier op de volgende regelen , te vinden in h it tweede
^^ van Vondels Poeiy.
Den zwavelbergh, die, noit geblust,
Maar eeuwigh vlammen braekt en vonken,
En Plinius gebeent noch schonken
Ons gunde, noch het minste merk,
Om zijne dootbus met een zerk
Te dekken, voor den trouwen ijver •
En faem van dien Natuurbeschrijver.
'^^ regt gispt onze gouverneur de dichterlijke vr\jheid, die Vondel zich
*"«f veroorloofde, dewyi de jongere Plinius in zyn bekenden brief aan
Tacitus over het overladen zijns' ooms (E/rist. VI. 16) uitdrukkelyk boek-
^(^, dat diens lijk op den derden dag ongedeerd werd teruggevonden.
r
1518 JOUftNAAT. TAtr PAt)Tint'DQ6t's ««IS
voorbiJKeilen ?sb 's Konings huis , daar uit weder met eveft eoo
veel beantwoord werden , daarop met het bedanken over en weder
nog wel drie «ohoten wederzijdwh vlogen. In het ondefgaim van
«Ie zon, peilde den Gk)uverneur (zijnde den stunrnrum op «ijn
veirzoek van Taroena aan land verbleven) den Nooïdhoek of hoek
van Kimdhaar N. ten O. 5 en het eilamd Sianw Z. ten O. «a
K.Z.O. tnsschen beide , naar gissing 1£ mijlen , hoewel het volgena
ée 'kaart zoo ver niet legt. Des avonds en voorts den gaoiscdieii
nacht over, liepen wij Z. Z.W. heen, om bij etilte genoegnme
West te mogen hebben, gelijk wij ons
Maêndog 18 December des morgens ook bevonden , Maeqe"
lere het eilandje in het Z. ten O. twee en Sianw in het O. ten
Z. ongeveer 4 mijlen van ons hebbende.
Het hiohtje was de heele nacht Noordelijk en sl^^es, mi
Z. Westelijk en stilletjes, dreven zooveel als wij zeilden. Om-
^kent den middag kregen wat meerder koelte , dat ons toft binnen
en tUBschen de eilanden bri^.; doch het windje daar nit den
•Z.Z.W. nachtjes koejende, konden niet voor de vesting Maet^
sftyker ten anker komen , maar retten het een mijl^e lager op
\^ vademen.
Bingetti^g 14 Decef/tber, Voor dag ligtte. wij weder ons aroker
en kiramen voor MaetsnybBr, alwitar den Gouverneur aam land
fm naar boven ging , vindende het heele en halve botwetkje wel
in haer weren en epgevnld , 'dooh nog niet een zware stot va»
4]eele kokoeiboomen , gelijk het werk ontwoïpen is, daar buiten
omgezet eu in het geheel niet veel gevorderd. Zijnde veroorattakt
door het vertrek van den Koning maar Sangi, die voor vijf
dagen van hier was afgestoken ; de drooge gracht had ook zijn
J)ehoorlijke diepte niet bekomen , vermits de zware klippen in
den weg waren.
Nadat Jerooimo d'Arins en andere Qoegoegocs was «aanbe-
volen het werk naar behooren te behartigen, dat Hu op een
weinig na klaar was en eenige orders vastgesteld te hebben,
ging den Gouverneur weder den berg af om naar boord te gaan ;
maar omlaag gekomen vondt daar de vrouw v«n Faccarilla met
haar zoon die verzocht had aan land te gaan , mn zich wat te
wasschen en verfrisschen, zijnde uiterwate zeeziek geweest, als
hebbende harde deining uit de Noordelijken hand gehad. Deze
zeide dat haar man Faccarilla, langs strand was gegaan, hij werd
•gezocht en getoepen, doch kwam niet te voorschijn. Hierdoor
gerorgd wordende het geen waar was, dat zich eclmil zocht te
^AAR MOOIlD'0feLBAil& I^ Oè. KOOADBRSILANDAN. £57
iiouden en weder vooitTlugtig te worden, werd eerst al om
faiefointreHt bij zijn vrienden gezocht, daar na hoog den berg
op ten bnize van zijn moeder, die alhier woont, zoodat den
Oouvemenr zulks verdrietende naar boord ging, komende voor
kerkvalei ten anker, en kregen geen bescheid van denzelven.
hoedden des namiddags dat hij den weg op naar Pehe was
c»{«ge8kigen , werwaart» aanstonds den tweeden Goegoegoe, met
oi— itiCTit 20 man gezonden werd om hem na te zetten , en weder
h^MTwaarts esa aanboord te brengen waar het mogelijk. Zijn
>ow wist 'te verhalen, dat even zoo voorheen den Hieer d«
' nogmaals was ontsnapt, die hem mede met zoetig-
h<^id naar Maleije trachtte te brengen. Des avonds laat Jero-
d^Arras weten dat als nog geen bescheid van Pehe terug
bekomen.
Woensdag 15 December. Tegen den middag kwamen beide
CBroegoegoes aan boord, zijnde den tweeden Goegoegoe tot in
*<ehe geweest , doch had Paccarilla niet vernomen , zijnde eenlijk
hnise van zijn moeder geweest, alwaar een honwmes had
>men , waarmede wel den weg op naar Pehe , doch schijnt het
xasiderhand in het bosch is geslagen , om zich zoo lang de chaloup
^L hier legt schuil te houden , oordeelende Jeronimo d'Arras en
''^^^«eede Goegoegoe dat wanneer den Gouverneur met de chaloup
'Veitiokkai waar, wel weder voor den dag zoude komen. £n
^^mjl Paccarilla hiermede genoegzaam toont van wat aart hij
^K^og was, en niet wel te vertrouwen waar, noch eenige gunst
-^aardig, en deszelft huisvrouw die ongaarne en tegen haar dank
9^oegzaam had moeten mede gaan, bij zoodanig een persoon
^^et zeker was, noch ook met geene redenen tegen haren dank
^«nde gelaten worden, te meer er geen hoop van betering te
S^nnoet werd gezien, liet den Gouverneur haar nevens haar zoon
"^Akier verblijven, ter tijd er gelegenheid mogt zijn weder naar
"^angi en haar schoonbroeder den Koning van Taroena te mogen
~^<rtiekken^ tot onderhoud voor dien tijd haar gevende vier stuks
*^-ïluavoniJ8.
Se Goegoegoes werden nogmaals op het ernstigste aanbevolen,
^(st werk in de vesting Maetsuyker naar vermogen te bevorderen,
^Jsoo niet veel meer aan ontbrak en op gedaan werk goed rust^
^as. £n alzoo in het afwezen des Gouverneurs hier valsohe ge-
^^igten gestrooid waren, dat de Tidorezen waarbij zich de
> Fiscaal te Ternate in 1662 en landvoogd der Molukken 1667—1669.
258 JOUUNAAI. VAN PADTBRDGOe's RBIS
Ternatanen hadden gevoegd, het kasteel Oraugien hadden over-
roinpeld en alles doodgeslagen , welke grove en openbare leugeni
van Tagulanda met een binautaug was overgevlogen, en den uit
strooijer na niet te vinden was , werd voorschreven Qo^o^oes medt
aangplast, zoodanige uitstrooijers van valsche genigten aanstond
bij den kop te vatten en onzen sergeant over te leveren, on
anderen tot een voorbeeld gestraft te worden; als blijkelijki
teekens zijnde, dat de zoodanige stoorders en ontmsters van d
gemeene rust , vijanden van de £. Comp®. en Koning van Siau^
zijn. Alles werd beloofd nagekomen te zullen worden, nemend
beide Goegoegoes hun afscheid en staken van boord ; wij haaldei
ous anker te huis en gingen met een Z.Westelijk luchtje ei
voor stroom onder zeil , waarmede tegen den avond wel buiten ,
doch tot ous leedwezen een mijl daaraan in stilte en in een ge-
weldige stroom raakten , die ons dezen nacht meer dan vijf mijlen
om de N. O. voerde.
Donderdoff 16 December. Nog al stil en dreven nu om de
O. , omtrent acht uren des moi^ns kregen een luchtje uit de
Oostelijke hand, zette liet daarmede zoo eenigzin^ weder naar
de Siauwsche wal, hebbende de Noordhoek van het eiland W.
N. W. van ons, naar gissing 7 mijlen. Des namiddags hadden
een doorgaande Z.Oosten wind en marszeilskoelte , daarmede weinig
meer dan de stroom dood zeilden, tot eindelijk omtrent den
avond, achter het eiland Siauw en uit den stroom, en des
nachts van de Noordkant daar weder binnen geraakten. Deo
Assistent Harcxe werd aan land gezonden om te zien of Pac-
carilla gevat was, des niet, deze nacht daar weder op uit
te gaan.
Frijdag 17 December. Met den dag kwam Harcxe weder aan
boord, deed vethaal hoe Paccarilla halverwege Pehe en Oele
door een vrouw gezien was, doch scheen zich aldaar in het
bósch te onthouden, zoo dat al weder zonder dezelve vertrokken,
brengende den ganschen voormiddag door al eer te zee ge-
raakten, hebbende wel voor den wind, doch slappe kofi en in
de stroom. Buiten gekomen hielden wij de wal , West stevenende
zoo lang wij konden , en '^zouden in het oversteken met de slappe
koelte door de stroom alweder weg en om de N, O. zijn ge-
dreven, doch naar zonsondei^ng verhefte zich de wind hoe
langs hoe meer, zoodat het marszeiltje in (gehaald) moest. De
wind was uit den Oosten en gewenscht, gingep Z. Z. W. aan,
^och tegen den dag werd het stil, hebbende in zoo een harde
KAAR NOORD-CBLBBM SN DM NOOU>SRBILA.yDftN. 259
en gewenschte voorwind, maar twee mijlen gevorderd, zijnde
omtrent de bocht van Minanga ' vervallen.
Zatufdag 18 December, Met zonnenopgang kregen weder een
luchtje nit den N. O., die tegen den middag aanwakkerde,
waarmede ook tusschen de eilanden van Pangasare en de twee ^
die daar voor leggen , door , voor het dorp Tagulanda ten anker
kwamen. Wordende niet het eiland maar het dorp aan de West-
zijde Tagulanda genoemd , het eiland altijd Pangasare genoemd
zijnde, gelijk in het vertoog van den heer Hutzaert ' en andere
papieren blijkt, en ook door de Hoofden ons onderrigt werd.
Een weinig van de plaats en aan het Noordeinde van het
dorp was mede een vlugtbergje, daar men nog eenige over-
blij&elen van onze vastigheid van voorheen konde zien, daar
naar het zeggen der Hoofden nog twee ijzere stokken oplagen,
welke door de fluit Helena staan afgehaald te worden. De Hoofden
hadden berouw van zulks ontdekt te hebben, en verzochten in
plaats van dezelve twee ligte om op hunne corra-corra te mogen
gebmiken , hetwelk als buiten reden , hun beleefdelijk afgeslagen
werd. Hier nit ziet men hoe wild het onlangs daarmede heeft
toegegaan, dat men zelüs van deze twee stukken geen kennis
heeft, en zoo zoUen er welligt al meer op andere plaatsen leggen
gelijk op Tidor mede zijn; dus in het gros bij de boeken en
zonder aanwijzing waar die liggen , loopende , is het geen wonder
dat men er in verdwaald raakt, en aldus tot schade van de
E. Compe. genoodzaakt wordt het vermiste af te schrijven, gelijk
oog onlangs met het Prinsestukje geschied is, en waarna den
Gouverneur nog overal vemaamd * ; zijnde op Taroena nog een
I^nsestukje , dat den Koning zegt van den Heer Francx zalig',
te hebben bekomen, die ook aan den Koning van Taboekan
^^ zoude geschonken hebben, dat bij de boeken zal moeten
Uijken. Een metale klok bij de Maleische negotieboeken loo-
P^de, die op Taroena was, hebben wij weder medegenomen,
omdat ze geheel gescheurd en onbekwaam is , zullende den Koning
^n andere in plaats zenden, zoo wanneer er van Batavia zullen
hebben bekomen.
' Negory op de noordkust van Tagoelandang of Pangasari, zie de
««ams^fleiding b\j Val. I. 60.
' Passigi en Roewang , op MelvilU kaart ten onregte Doewang geheeten.
' Jacob Hostaerd, goaverneur der Molukken 1653—1656,
♦ Vernam?
r
260 JOVRMAAL VAN PADTBK0O«b's BII9
De Opperhoofden van Tagtüanda, die den Grouvemenr waren
komen begroeten en verwelkdmen , namen weder hnH afischeM
en voeren naar land; des namiddags ging den Gk)iivertkeaf nüede
naar land , en hoewel er een braaf huis tot deseelfs gemak ge^
maakt is, zoo ging den Gonvemear in dat van den Siapitein-
Tjaut, alzoo het alhier zoo kort meent te maken als het immen
mogelijk is, en eeulijk ten inzigte der nagelboomen, twee of
drie dagen te vertoeven. Den raad werd dan alhier belc^', ea
hun eerstelijk voorgehouden de noodzakelijkheid van hun sehool*
meester > te moeten ligten om op Siauw geplaatst te worden,
^ijïide mits den grooten toevloei van zoo Veel Christenen daartoe
genoodzaakt, alzoo Siauw, Taboekan, Cajoeris, Kandhaar en
Manganitan , diende verzorgd enz. Dit konden zij zeer wel
begrijpen^ maar misten echter hun meester niet gaarne, en de
meestet waar er gaarne van daan^ zoo dat eitidel^k hou moest
worden beloofd, dat zöo wanneer uit Amboina werd^i gerieft,
haar meester hun weder besteld zoude worden, die daarin wel
eenigzins te vredén was, maar echter verlof verzocht otn een*
maal naar Amboina weder te mogen ver^kken ,. om e^n vader
en vrienden nog eens te m<^n zien, zijnde daar nu 18 jarea
van daan geweest, hetwelk hem toegezegd en beloofd werd. Met
eenen de Opperhoofden van dit eiland Pangasare voorgehoudcm
. wordende, hoe beklagelijk en schandelijk het ware, dat men
zoo uit Amboina én van andere gewesten meesters moest ont-
bieden, daar hun eigen inwoonders anders dat voordeel kondeü
genieten, zoo bij al dien wat naarstiger en vlijtiger waren,
» hunne jeugd ter school te laten komen en te doen onder-
rigten, om te zijner tijd van eigene schoolmeesters te kunnen
bediend worden, alzoo het hun immers zoo weinig als andere
aan verstand en kennis ontbrak. Daar viel in het stuk van den
Gk)dsdienst en ter kerk te gaan niets te zeggen , alzöO alles wel
en te prijzen was, maar de jeugd was als een spruithof, waaruit
men de meeste aanplanting en beste vruchten te zijner tijd van
had te verwachten, zulks diende dan. niet verzuimd, maar naarstig
en met goede zorg waargenomen.
Voortgaande werd er in het algemeen gevraagd , of zij ietwat
op den meester van Minanga * te zeggen hadden en of er iets
' De hiervoor herhaaldel^k vermelde Andries Furtadoa.
> David Jacobus, tie de terslagen van Montanus en PeTegrinus bij
Valentijn D. T. B. bl 398 en 404,
NAAI NMaM>-0«l4ttil^ ÜN DB H/OQMSmaMkAifDES. %6l
wders ia dea wog wais, dw dit kij eea slaaf en geen vfij g»-
bovMO zoude asijn; ook of hij een landalaaf, dftt is onderdaui,
dan lijjfeigeae of koopslaaf waar. Zij zeiden dat hij een knd-
e^n of QDédeizaat waar, en scheen er nirt veel op te z^gea
tehebbett; maar da man schiJAt niet bemind en in een algemecae
haait, hetoij hö het er na geiaaakt heeft, of dat een propheet
in zijn vadedaiid niet geacht ia» «chtervolgens het sohnftaitfüjk
spreekwoord ' , zoodat hij bij beter gelegenheid zal dienen geügt
eon elders geplaatst.
Wegens hunnen jongen Koning werd hun voorgehouden , dat
4e £. Compe. aan deseeifii verkieamg zich gaarne gedroeg, te
meer leeds voorheen Monia ^ gednicnde zijn minderjarigheid voor
president was gehuld en gesteld. Doch alaoo nog veel te JMg
was, moest het wwk der bestiering tooh door andeien worden
vaargeuemen f daartoe den Gbuvemeur in naam der £. CSomp^.
noemde en stelde beide de Gioego^goss, met gelijke magt, de*
welhe alle de andaraataai daarvoe« souden hebben te erkennca,
achten en aaa te sneu. Onverminderd eehter het aanzien, aehf
ting en eer, die de andere Hooiden iedei in 'het a\jne toekwam;
aullende dezelve aoo wanneer er iete door de Qoegoegoet onre-
delijks gedaan wordt, daar maar kennis van dragen en naiur
Maleije mogen bekend makm, zonder iets anders bij der hand
Ie nemen ; even hetzelfde zuUen de Goegoegoes omtrent de andere
voomame Grooéeaa doen, helpende malkanderen getronwelijk in
alles, dat tot het welvaren van het eiland gehoord.
Hunnen jong»i Koning belangende, oordeelde den Gouvemeor
best te ssijn, dat ten eersten naar Maleije over kwam, om zoo
wel naar ziel als naar ligchaam geholpen te worden. De ellen-
dige ziekte van Lazemij, daaimede hij van zijn geboorte af
besmet was , en waartegen van haar kant niets gedaan werd ,
loopende met zoo zware etterige bieede wonden aan armen en
boenen, was nog zoo zofrgelijk niet als wel den kwaden aard,
die er door weinig toezigt en genoegzame zorgeloosheid in des*
zelft opvoeding inkwam; wordeBde boo een kind zoo lossen toom
gelaten, die naar den sergeant den Gouverneur had onderrigt,
kwaadaardig genoi^ vau zich zelven was, wotdende ondesr meiden.
1 Matth. Xin, 57.
> Oete heetta dus , even als lijn Tader , Monia en is dageen , die in de
veraUigen van Moataaas en Peregrinus als suèMuut-'ifonMf of j^mdeM
voorkomt. Val D, 1. B. bU 397, 398 en 403,
202 JOOJIKAAL ^AN PaOTBBÜGOC'b UII8
zonder ander opzigt dan van een lossen ouden man, opgebragt! Daar
door de bedorvenheid , guiterij en moedwil dagelijks meer en meer
toenamen , beginnende zelfs nu en dan sommige al met de dood
te dreigen, welken aard er uit moest of hij kon geen Koning
zijn. Hij diende getemd en gebogen terwijl nog jong was,
naderhand zoude het te laat zijn; immers hij diende zoo-
danig opgebragt, dat waardig mogt zijn over anderen te ge-
bieden.
Dit stond hun allen ongemeen wel aan, en bekenden dat het
hoog noodig waar, beloovende denzelven ook ten eersten, wan-
neer van Taboekan, daar hij nu naar toe was om den Koning
zijn oom te bezoeken , kwam , naar Maleije te zullen overbrengen.
Het wigtig punt der nagelen werd hun wat ernstiger voorge-
houden, aanbevolen, en hun lorredraaijerijen , wel voornamelijk
der Grooten hier tegenwoordig, naaktelijk en straf voor oogen
gesteld; zij en anders niemand waren oorzaak van aUe de on-
lusten die er voorgevallen waren , zijnde hetgeen den Siauwschen
Koning nagegeven werd, niet a| zijn schuld, maar hadden de
Paters op zijn kerfstok en naam , alles naar zich zoeken te slepen
en hun wel voornamelijk begoocheld. Het bleek ons dat er heele
pikols met nagels aan hun waren verkocht, zoo ook de sprui-
ten ^ en zulks konden zij niet loochenen, als zijnde de ver-
koopers hier tegenwoordig, hoewel den Oouvemeur niemand
noemen wilde en ook wel wist dat zij zulks niet begeerden. Zij
moesten toezien, dat zij ons geduld niet te zeer tergden, en
eenige bijzondere om hun genot geen oorzaak moesten zijn
dat het algemeen daarom zoude moeten lijden. Zij wisten wat
al bloeds het ons gekost had , eer wij van dezelve meester wer-
den, en niet moesten gelooven, of dit moest ons al vhj na
en ter harte gaan, en wel te eeniger tijd andere tot een voor-
beeld en afschrik gestrengelijk stonden te straffen. Op dit eiland
voornamelijk, daar wij de nagelen zelf voor hun gebragt ^ en
aangekweekt hadden en uit dien hoofde alleen , buiten alle andere
regt en bevoegd waren, daarmede naar ons welgevallen te han-
* Ook Ds. Peregrinus verzekert, dat de Spanjaarden op Siauw hunne
nagelboomen het eerst van Tagoelandang verkregen. Val. D. I. B. bl. 405.
^ De gouverneur Seroyen plaatste in 1646 garnizoen cp Tagoelandang,
en gelastte de inwoners nagelboomen te planten, die daar echter in 1653
even als elders in het gouvernement der Molukken z^n uitgeroeid. Zie
memorie van Hustaerd, gouverneur der Molukken, aan z^n opvolger Simon
Cos, Manuscript.
NAAR XOO&D- CELBBES EN DE NOOKDBftEIIiANDEN. 263
delen. Hetgeen voorbij en voorheen geschied was , werd vergeven
en zoude vergeten blijven, maar na en voor het toekomende
hadden zij betere zorg te dragen of zware straffen , zonder inzigt
vao iemand, af te wachten. En om een ieder te meerder daartoe
te bewegen, was den Gouverneur voornemens, dezelve met
lijwaat voor tegenwoordig te betalen en voldoen, zullende voor
ieder volwasschen boom een Chiavonijs gegeven worden en voor
mindere naar advenant.
Den Kapitein-Laut nam voor hun allen het woord op, en
zeide: te loochenen dat er geen nagelboomen meer dan die er
onlangs omgeveld zijn , zouden wezen , zoude onbeschaamd zijn ;
ja, daar zijn er, en wel meer dan ons lief is, en hoopen er
nog wel achter te komen , maar zoo evenwel de boeren in het
gebergte eenige schuil hielden en naderhand ontdekt werden , of
dat hier of daar in het hangen van ontoegankelijke steiltens of
woeste kloven er mede wieschen, zoude daarom de gansche
menigte moeten lijden ? Voor zooveel de boeren in het gebergte
aanging, zoo daar blijken genoeg waren, dat zij aÊsonderlijk
zonden gestraft worden, en de nagelboomen, die in ontoegan-
kelijke plaatsen voort mogteu gekomen zijn of nog voortkomen ,
daarin zoude men wel weten onderscheid te maken , en niemand
schuldig geoordeeld wordende ook niemand straffen.
Zondag 19 December. Des voormiddags gaat den Gouverneur
luiar laud en de Kerk, vooraf nogmaals op het ernstigste de
(^perhoofden, tot het aanwijzen en vernielen van alle nagelboomen
wmanende en met zware bedreiging aanbevelende, daar den
^den Go^o^oe Totuhu * een weinig in hun voordeel op
voortbragt, maar straks gestut werd; terwijl den Gouverneur
hem sterk aanziende, nogmaals zeide, niemand te willen noemen
^e weleer nagelen bij canaissers vol aan de Castilianen had ver-
kocht, en dat het genoeg was dat wij het wisten, en dit voor
^' tijd door de vingers zagen en ongestraft lieten heengaan.
^ andere Hoofden grimlachten allen en slo^n hunne oogen
op hem , als zijnde ook de man ; doch omdat hij anders de E.
(^mpe. zoo getrouw werd geoordeeld, werd dit overgeslagen
^ daaraf niel meer gerept. Na het plegen van den Godsdienst,
^Ide den Gouverneur de beide Goegoegoes als stedehouders
v^ den jongen Koning voor , met dewelke de gansche gemeente
' Montanus noemt hem Jacobos Tenthoehon. Val. D. I. B. bl. 397,
Syiage XXXIX onderteekent hij Jacobus Tontaco.
2êi JOOUCAAL TAN VAmBR^GÈ*H AS»
•
wel tetreden was, weidde op dezelre uiets te zeggen, maai
baloofdm hem houw, troiiw ea gehoorzaam te zijn. Den oadeB
Soqpoegoe Totaho , aehijnt het bedroeft wezende van voor de andere
opperhoolden beschaamd gemaakt te zijn , verzocht ontschuldiging
van da bestiermg der gein^ene zaak, schniveude het op zijn
onderdom en zwak ligehaam; doch om hem weder wat moed k
gev«u, werd hem zijn verzoek a^eslageu, ouder voorwending,
dat Pangasare in deze gelegenheid zijnen dienst niet ontberen
kcmde, te meer den jongen Koning ten minsten twee jaren op
Maleije zonde moeten verblijven. Den anderen Go^|oegoe en
Kapitein waren flukscke > mannen, die het werk daar wat tfl
loopen of te woelen viel , zeer wel zonden kunnen waarnemen ,
en hij konde dezelve door zijnen wijzen raad en bekomea
ervarenheid weder onderschragen ; waarmede hij zich gee^gen
bet en den Gouvemenr naar boord vnrtrok.
Des namiddags kwamen de Opperhoofden gezamelijk den Gou-
verneur aan boord beooeken , brengende twee jonge nagdbocHBtjes,
mede verfaoopende hun volk dat er op uit was, op morgen
meerdere zouden brengen. De Qoegoegoe en Kapitein^Laut werden
elk weder met vi» ellen rood Sergie vereerd, om dezelve meet
en meer aan te moedigen tot het uitroeijen dier boomen. Na
genomen afscheid berigtte den schoolmeester Andries Furtados
den Gouverneur , hoe den ouden Goegoegoe toenmaals op Mateije
was geweest, toen de nag^n aan de Castüiauen waren ver-
kocht, en hierdoor dacht het hem dat hij onschuldig waar,
alzoo zijn huisvrouw sulks in zijn afwezen gedaan had, verleid
door den tweeden Hoekom of Bigter, die haar zoude hebben
wijs gemaakt alsof haar man den Goego^oe zulks belast bad ,
en zoodanig met de Castilianen overeengekomen was ; e^ sohoonc
ontsohulding ^ waardig aangetoekend te worden. Nadat de Grooten
van Pangasare weder veitrokken wai-en, werden twee kleine
m^boompjes aan boord gebragt en de brengers met een
Cbiavonijs venserd.
Maamtd^f 20 Detember. Omtrent den middag kwamen ei
eenige inwoonders met een hoop takken van nagelboomen , aau
den Gouverneur willende wijs maken, zoo menige tak zoc
meenigen bootn omgehakt te hebben , maar alzoo den Gouvemeni
«ld duidetijk gelast had, den wortel met een palm minof meei
stams daaraan te moeten zien en hebben , zoo nenige ChiavoDije
Vlug, vaardig,
^
NAAB ^0OtlD-6iniVȃS Btf BB NOUSMIIBItANDEN. Mi
iÈKt f dto Kende gegeven worden , werdm deze taUten mét aan-*
fjBkomm tiidar aUen overboord geworpen, hun aftnaie^feBde :
fbtt g«o de stammen met iets van de wortel, al waa het maat
êieB Yteeltje, zonden br«eigen, als waimeer de beloofde Chiavonija
rodr ieder volwassen stam zooden bekomen. Hierop hechten tij
ireel uitvlngten : het was diep in het bosch , en meest omtrent
ontoegankel^k steiltens en zware kloven daav die stonden, en
Vüfoi allen meest doorgaans gewoHeld in de leten der klippen;
fliaar allès hielp heft niet, zg moesten zidi die mdeitens en
arbeid maar g^roost^ of wij ons Hjwaat behovden , met welke
irooét zQ wedet* naair land voeren. Een wijl daaraan kwamen
weder andere met- vijf stuks sehoone en jeugdige telgen met
wsrtel en ri, die betaald werden.
Dm namiddags voer den Oonvemenr naar land, om eens de
iKèooI te onderzoeken en wat de kinderen da^ al leerde , maar
^dt alles zeer riecht, dat het dé moeite niet wnardig seheeft
dènrom zelft een school te bonden, woonende het volk wijd en
^jd op de bergmi verspreid, die ook de kindeiS ongaaitie teir
(Mshool laten gaan, omdat zij die dan zoolang nit hnnne bij*
Bendere land- en hnisdienst moeten missen. 2Ujnde dit een alg^
^ee&e voc^rw^ding overal, deed den Oonvemenr niet anders
^ hnn te vértoonen, hoe het tot der kinderen eig^ nnt en
^ Varen was, die iets gisleerd hebbende, daatna in den dienst
^i* £. Oompe. hetzij als meesten , tolken , sohHjvers, enz. konden
9Bbraikt worden ; zij wilden dit zelve wel bedenken en naar ver^
"^^n vlijtig betrachten, de E. Compe. had er onderwijlen niet
^ moeiten en kosten v«n enk.
De Opperhoofden namen aan ilaafin betere order te stellen.
^ Oonvemenr weder aan boord gekomen , vondt aldaar die aelfde
^^4cn die op gisteren heele armen vol nageltakken hadden ge^
"^^^^t hebbende nn de stammen; dooh daarin was alweder be«
^^Og, alzoo die niet in hnn geheel, maar geklooM wamn, 900
^t voor diie stammen die zij bragten maar twee Chiavonijs
^^^^n, alzeo niet dnisteflijk bleek de eene stam in tweeën
S^lcloofd te zijn, schoon elk met een bijzondere wortel was
^'^Hirzieai. Hiermede bezig, kwiamen er wèder onderen met vijf
^^^Igen naar het scheen, doeh zeiden de wortel afzonderiijk te
^\>ben moet^ nitgraven , alzoo die anders niet hadden knnnéil
Women, hetwelk alzoo den Oonvemenr wederom toeacheen
Wrog te zijn, zoo nogthans wilde hij zich gaarne eens laten
Wriegen , met beding , dat zij dusdanige takktti ttet oHgebéXiden
SM JOUENAAL VAN PADTBftDOOf's RBIS
worteltjes niet weder behoefden te brengen, alzoo die dusdanig
in het toekomende niet weder zouden worden aangenomen. Uit
dit alles bleek genoegzaam, hoe gretig zij naar het lijwaat waren,
en zoude men mogen gelocAen dat er niet veel nagelboomen
meer te vinden waren , nademaal alles op bedrog werd aangel^,
ten zij dat zij nog eenige vruchtdragende boomen hebben, die
zij achterhands houden, hetwelk zoo het dus mogt zijn, zoo
is te gelooveu dat het op de kragtige aaurading en het hoog
opgeven der Paters zal zijn; die naar hun zeggen, liever heel
de Manilhas zullen verliezen dan dit ongewroken te laten, en
durfde den tweeden (loegoegoe wel tegen den Gouverneur in
ernst zeggen, dat de Castilianen mede mannen en soldaten waren,
zoo wel als de Hollanders , meenende den Gouverneur hier mede
te bewegen, om bij overkomst van Castilianen zicb te mogen
verweren, maar dit hielp weinig. Ook zoo had men op Sianw
wel gezien hoe noodig hun het kruid was, als hebbende won-
derlijke uitwerking gedaan omtrent alle de bondgenooten , uit-
gezonderd weinige Tematanen , en dat die menigte van uitgedeelde
kogels tot een heel anderen oorl(^ werden gebruikt, aan hunne
werpnetten namelijk , om daar de visschen mede te keer te gaan
en te verstrikken. Zij geliefden zich maar stil en gerust te
houden, alle deze eilanden waren nu 'sComps eigene en daar
wij genoegzaam voor zorgen zouden , en hun verzekerden van te
kunnen beschermen, ook tegen de Castilianen zoo die de £.
Compe. zochten. Aan boord werd door hun ook geteekend en
aangenomen , het contract tot Sangi met de Taboekanders , Kan-
dharezen en Taroenezen gemaakt en aangegaan hetwelk, dan dus
lange uitgesteld, alhier invo^n. *
Diugsdag 21 December kwamen des morgens vroeg de
Pangasaarsche Grooten hun a&cheid van den Gouverneur nemen ,
en bragten sommige weder eenige takken met aangebonden
worteltjes, doch werden verworpen en geoordeeld takken en
wortelen van de omgekapte groote boomen te zijn; een ander
bragt een klein spruitje van maar drie voeten omtrent hoog
met wortel en al, en werd echter om de deugdelijkheid met
een halve Chiavonij begiftigd. Doch alzoo den Gouverneur voor-
nemens was aanstonds onder zeil te gaan, zoo werden de Grooten
verzekerd, dat naar Maleije in April aanstaande, de overige
stammen met iets van de wortel daaraan vast brengende, hun
1 Zie fiyiage XXXIX.
NAAE NOORD-CR1.F.BE8 £N Dk NOORDCRCIT.ANDEN. 267
even als hier dit jaar daarvoor Chiavonijs zonden worden ge-
geven, doch in het toekomende niet meer; hun dit nogmaals
en ernstig aanbevelende ; zoo mede de zorg van kerk en scholen ,
vaannede zij hun a&cheid namen en vertrokken. Gelijk wij
mede deden , stekende met een mooije koelte naar den hoek van
£oaug of het Zuidelijkst eilandje, doch konden het mits de
liarde stroom en schrale W.N.W. wind niet bezeilen, zoodat wij
hei lieten doorstaan om bewesten Biaro ' de straat Banka maar te
Biogen bekomen. Doch een weinig van den wal ging zoo gewel-
digen stroom om de Oost die ons mede sleepte en weg voerde ,
dat pas de grond. van Pangasare weder konden krijgen, en wij
beneden het dorp Tagulanda ter houw raakten , doende een sein-
schot, alzoo te na aan het rif geloopen en een wijltje vast zaten,
doch wonden het met het uitbrengen van onze dreg daar weder
af; komende den Kapitein-Laut met een corra-corra aan , zijnde
het voornemen ons het gat uit te laten bóegseren, om dus
zelfs boven het eiland Passige heen te mogen loopen, maar de
gilalo was veel te ligt; ook zoo ruimde het luchtje een weinig
^ schoot in het N.W. met een heldere kou, waannede het
ïï^^inaals bezochten, * doch konden den hoek als voren niet
"Stevenen.
Onderwijl viel den avond, het werd stiller en de wind
draaide heel in het Westen , zoodat op de genade van den stroom
"öen mdèsten , dewelke alzoo het de geheele nacht stil was , ons
"öel om de Z.O. voerde, vindende ons
Woensdag 22 Decernber des morgens al heel beneden Biaro,
helitende hetzelve W. ten N. 5 en Pangasare N. W. ten N.
^ mijlen naar gissing van ons. Het luchtje wakkerde wel meer
®^ meer, doch de stroom was te geweldig en bleef de wind
S^^tadig in het W.N.W.; zoodat des middags zoo verre waren ver-
™^ven , dat Lembe het eiland , al in het Zuiden van ons hadden ,
^*^o dat genoodzaakt werden het naar Tematen op te duwen ; al
■
®^^ men verdreven en door stilte hetzelve almede mogten komen
•^ inissen.
* Op de kaart van Melvill fieyaren, even als Doeang. Volgens den ten-
^^ing van de Velde van Cappellen is echter fiyaro even als Roeang de
luiste spelling. Mffded, I. bl. 33 en 34. Daar Padtbrugge er niet van spreekt
^bijnt de vulkaan van Roeang toen niet gewerkt te hebben. Eene uit-
'^arsting van 1808 vermeldt van Doren, Hninnerinjfen D. I. bl, 97.
* Beproefden.
r*
Des «vondfl ngen Meauw in het Z.O. ten Z. van ons emtn
<6 mijlen , liep» O.Z.0* haai tot 's nachts in de tvaade wad
als wanneer het Z.0. door lieton staan, vindende <xis
Dandêfdap 28 D&eember segt voor Hiiy vcrvaUen, toascli
welk eilandje en Tematen dooraetten, komende onaitEeDt d
middag ter leede van Maleije.
^^t^m^mmmmmm
BIJLAOSN.
BSIEF VAN BEN SERGEANT VAN BaTSJAJ( AAN PADTBIbUOOE.
U£. hoogachtbaie miAsive van den 4« Augnstus is mij op
é&n 18®. door schipper Jan Meeuw wel ter band gesteld mdt
den soldaat Jan Herrouw die nu naar Onby ds, enz.
Mijnheer vermits dat ik verstaan heb van den Predikaiiit
Per^vinus, als dat U£. op den 16e. van Maleye zou vertrekkou,
zoo heb ik mijn schuldigen pligt niet kunnen nalaten om dit
pcauwtje af te vaardigen om dezen aan U£. te laten behaodi^u, en
zoo U£. al vertrokken was , te behandigen aan den £d. Achtb.
Raad op MaJeye , hoe dat des Koniugs twee pranwen van Ceiam
op 12e wederom gekomen zijn, en bragt hier twee brieven aan
Z. M.^ die ik van woord tot woord van den schoolmeester heb
laten oopieven en die copie hier in besloten ligt, omdat ^E.
H. A. Heer alles zoude bekend zijn.
Deze twee brieven heb ik den Koning doidemk voargdozen
en om dat die in de Maleische taal geschreven wacsn^ zoo heb
ik ze den schoolmeester den Koning laten voorlezen, 900 dat
Z. M. den inhoud heel wel verstaan heeft, even wel zoo was
hij heel kwal\jk tevreden, omdat Kaychilo en de andere zeiden
dat den Hoekom Manuel dTretes en den schoolmeester Joanues
de Wassenaer, hun verboden hadden dat ze met dat volk niet
pitsjaren mogten, en dat het volk van de chaloup hun heel kwa-
lijk bej^eud hadden, zoodat den Koning heel te onvrsdenwas,
en zeide dat den Heer Oouvemeur van Amboina wel goede
brieven schreef, maar degeen die van Amboina elke reis met
zijn volk naar Ceram varen, dat die het volk opmaakten, dat
270 BtjLAGÉN.
ze zouden zeggen, dat ze den Koning niet kenden en bij h
niet wilden komen, gelijk zij nu alreeds zeggen dat ze hij mi
niet komen willen, daarom zal ik er zelf naar toe varen. Hr
stelde Z. M. te vreden, en zeide ik geloof niet dat het volk die
de £. Comp^. stuurt meer durven doen dan hun belast is, maar
de Alphoerezen zijn schelmen, want bij den een zeggen zij zoo
en. bij den anderen zeggen zij Anders , en principaal Kay Soeka
die daar veel omstandigheden gemaakt heeft en dat hij ten
laatsten den Koning ook niet bedriegt; Kay Soeka was hierbij
wanneer ik dat zeide , en hij hoorde ook wat den Heer Qouver-
neur van hem schreef, en hoe hij van te voren veel praats gehad
had, zweeg uu bot stil, en den Koning gaf mij daarin gelijk,
en zeide morgen of overmorgen zal ik met UE. daarvan spreken,
daarop nam ik mijn afscheid van Z. M.
Nota. Kay Soeka is met zijn vieren met de twee praauwen
hier gekomen en hij vaart elke reis zoo over en weer.
Op den 15e 's morgens kwam den Koning met zijn fiobatos ^
bij mij in de £. Comp. logie, en zeide ik zoude de groetenis
aan zijn bapa den E. Heer Gouverneur doen, en schrijven dat hij
met het werk ^ van kalk en balken op Ouby wou wachten,
tot dat zijn vader den E. Heer Oouvémeur met gezondheid
wederom van de Manado kwam , en dat hij dan met den E. Heer
Gouverneur daarvan spreken zoude. Hoewel ik Z. M. aanraadde
om het werk op Ouby te laten voortgaan, zoo bleef hij even
wel aan bet voorgaande propoost, zoo heb ik op stonds dit
prauwtje afgevaardigd en deze met haast geschreven , dat ik verhoop
hetzelve UE. nog ter hand zal komen op Makian of onderwegen.
Z. H. Koning van Tematen is met de twee chaloupen en
vijf corra-corra^s op den 13«. hier ziekelijk aangekomen, en Z. H.
heeft deze medegaande brief aan UE. mede toegezonden. Op den
14«. nadat den Eerw. Predikant Peregrinus kerkelijke zaken ver-
rigt had, heeft voorts zijne reis vervorderd naar Amboina '.
• Mijnheer mits dat de Pagger op Ouby bijkans volmaakt is,
behalven de punten en het binden , en of ik den Koning daartoe
niet kon bewegen om wat volk, om het afgemeten werk ter
^ Bobatoe*9 zijn de leden van den aan de Molaksche vorsten toegevoegden
rijksraad.
* Padtbrugge veranderde het blokhiiis den Bril op Oroot-Oebi in een
steenen reduit, die tevens den Briel herdoopt werd. Valent. I. bl. 89.
* Vg. Valentyn I. bl. 406.
^en te verzien, of ik dan daartoe Laboers ^ en Mardijkers
gebroiken, der enthalven ben aan mijn H. A. heer ver-
doekende dat ik daarop antwoord mogt krijgen.
Mij is ook mede aangediend van eenige nieuwe nagelplekken ,
die ik nu met de eerste gelegenheid zal visiteren ; UE. Achtb.
Heer gelieft den Sipees Bate ook eens gedachtig te wezen , die
bervan den principaalsten aanwijzer ia.
Mijn gebiedende Heer ben mede verzoekende dat wij mogten
^xt goed en oomptauten bekomen , om wanneer de goede maanden
i^erschenen zijn , aan het guarnisoensvolk te verstrekken , en ook
loet nog wat kostpenningen en met wat boeken, een testa-
ment k twee voor den schoolmeester, daar de psalmen op noten
staan, twee k drie oefeningen der Godzaligheid, 8 i 4 Haver-
mantjes, 7^4 Allegondes * en wat a-b-c-boekjens, die vanden
Predikant Burenus zaliger aangeteekend zijn, en nu van den
Predikant Peregrinus gelast ben daarom te verzoeken, mits dat
2e hier van noden zijn.
Hiermede enz. en (was geteekend) Pieter Lijn. (In margine stond :)
B*t«jian in het fortres Barneveld, den 15 augustus 1677.
II.
Padtbkügge aan Hurdt, Gouvekneur van Ambon.
üen 16n dezer vertrok ik van voor het fort Orangie . . .
Tot Makian
tiij dezen brief ging gevoegd, een van den sergeant komman-
■
^ Bus heeten nog steeds de Batsjansche Christenen. Oorspronkel\jk de
°^^^oners van het zuidelijke schiereiland van Batsjan, werden zij door
"^ Portugezen tot het Christendom bekeerd; nade verovering van Batsjan
^ '1609 kwamen zy als Christenen onder het regtstreeksch gezag der
Cöinpagnie. Valent, I. 147-118.
De beroemde Marnix van St. Aldegonde schreef : Cort begrip t in/budendê
^ ^ooriMemüê hooflHueken der CkrüUlyeke Reiigie^ gêMtelt vrage-ende aniwoor"
^**^Aer wgiê tot nut endê voordeel dêt têerê aankomende jonekheyt en itiektmge
*j*^9' Christenen in U gemeen. Het zag kort na zijn overlijden in 1599 het
"^Ht te Delft, en werd reeds in 1611 door Albert Ruyl in het Maleisch
^^'^^ald en sedert meermalen herdrukt. Zie Bijdragen ^ Nieuwe reeks D.
^^* bl. 102 en Werndly, Maleitcke Boekzaal, bl. 309. De beide vroeger ge-
^^^^mde schoolboekjes ken ik niet.
iB\j resol. van O. G. en R. v. I. van 28 July 1719 werd aan den Mar-
^^iker Anthonisse toegestaan te mogen laten drukken zeker Portugeesch
^'^Qslaat van Jan Haverman's gebedenboekje met by voeging van 72 vragen
«n derzelver antwoorden. L.)
X (XIV; \%
r
4»nt .en twee afschj:;i|ten Maleiache brieyen iqoi de^ £. Heer
,Hu^d,t ^u don Koning AUajifa^in ^ gesctueven. 0^ dea ont-
vangst va]i deze brieven .en ^Q^vs(t vap zijp voIJl , was ^sijn Ho^
ip. eep jgeheele^a oploop en Z. H. heel buite^ plooi gebraakt,
tjer^nde e^ raspende he|el buii^ensporig : de Cpmp®. mogt he^^l
]^pver tep i^?rs1^ ^^ hutspot jc^ppeip , da;u dus ovier l^g;za$^
te martelen en uit te mergelen, daar reeds ellendig genoeg was ;
j^ebbende de sergeant w^rks genoeg eer Z. H. aan bet bedaren
kj^^eg. Dit verhaalde de;i;i s^^i^eaijLt mij , toen op den iti aan oua
\^T^i efx wij op Batsjians reede j^wamen; des sergeants briof
^^00 4ie al ing^ch^yen ^, gaat hier nevens origineel en tot
jSpepula^e ^pver.
W^j V^^^^ pp denzely^ ^r^t yan den 3ergeant , Z. 0. wed^
Qs^g^jsezef^ en betoogt, d^ niet alle menachen zoo Meimoedig
jfl^ Z. H. .w^uen, ej^ liaJt hier om, uiet ieder ;aen naar den maait
.y^ zyjne i^bpix;st en opi^^jtbeid moe^t oiotep, dat den vcohu^
meesttijds bedriegt, maar altijds gedenk^ dat der diesaren eigf^-
bfi^y .d^n ipe^^r gcbftad.
Dit ov^r ^ weder Ipope^ jm^ Ceram ^ag op bijzonder vooc-
deel van Kay Soeka en andere, die de E. Compe. hatelijk om-
trent Z. H. maakten om hun gewin, en aan te zien waren als
stoorders van de gemeene rust, was hij voornemens over te komen,
wie beJjftjt? te^ ee^9ten m^t 2^jn g»»spjk ge^m heeu tie g^n en
dus voorschreven, eindigende met dezelfde redenen van den £.
Heer Htti:dt: Hij geliefde er geen vergee&che moeten meer om te
doen met zoo veel over en weder zenden, maar zoude het gekeal
op den Heer Gouvemeur Hurdt laten staai^, die er bekwame-
Ujk^r ija yi^rzQf^en koi^de p}}. opk ;zou4i^9 ZQO het zijn £. maar
VjolkqmieJiLJk toevertroi^wde ; onderwijlen touda wij niet missen,
ons voorschrijven daar nevens te voegen, dat er op de wigtigheid
der zake zal worden gelet.
Hier alom is het vol noten- en i^agelbooipeu , ep kan nog
weinig helpen hoeveel er den sergeant gedurig aan opschommeld
en uitroeijen laat, al hetwelk genoegzaam tegen den wil van den
Koning geschied, hoewel zich anders gelaat *, en het ware geei?
wonder zoo armoede en wanhppp , bepi ^la^r eeujig kpopman d^ed
s^^iiËjif zoo die maar magtig genoeg ware hem te beachennen
en staande te houden; hetwelk hoewel ons voor tegenwoordig
welligt niet veel schaden zoude, echter in het aanstaande al
> ¥an Batsjan.
3 Aanstelt.
BtHACffilK.
S7i
moeijelijkheden koude veroorzak^ , daar men zulks nn met zijne
Taken een weinig te begunstigen en Z. H. wat te gemoet te
komen, ket> tieren en vooi^omen kan.
In des sergeants brief
Ter reede voor Batajian dezen 23 Aug. 1677.
Hiermede 'enz.
(Get.) S. Padtbkuoqs.
UI.
SSBANOS AAN KoNING BiNANKAL.
U Hoo^eids brief is mij wel ter hand gekomen , waarop voor
tc^woordig tot antwoord dient ; ik heb den Koning van Siauw
U HH. verzoek op mij bekend gemaakt , die mij daarop antwoord
g^: Qae la detiene por Begenes. Deze Spaansche woorden zal
^n tolk wd kunnen uitleggen ' , en dit zal ik dan ten prin-
cipalen op U HH. schrijven antwoorden. Belangende deze vet-
schillen heb ik al bereids van den H^er Kapitein Generaal tot
Batavia geschreven , hoedanig het iMid van Kaudipan den Koning
▼an Siauw toebehoord, maar ik heb daarop tot nog geefi
antwoord bekomen, opdat hetzelve den Kapitein-Generaal tot
^anilha zouden kunnen doen verstaan, maar echter heeft hij
n^ij bevolen op U HH. brief dit te antwoorden , namelijk van
**®*geeii U HH. aan mij schrijft en vraagt. Hoc kan een
Christen twee vrouwen hebben? Doch ik weet niet dat den
Koning van Siauw meer dan een vrouw heeft, ook kennen wij
S^u ander dan die eene daarmede hij wettelijk getrouwt is;
*^Htcr indien hij eenige bijzitten voor dezen gehad heeft , dit mag
ffl^t meer zijn , want ik en de Paters kunnen dit niet gedoogen.
^k is U HH. dochter tegenwoordig verre van des Konings
^^rij woonachtig, en omdat voortaan zulke praatjes niet meer
"Hïgen omloopen , heb ik aan den Koning verzocht , dat hij
^ HH. dochter van hier naaiv de negorij Tomako * zoude
^tzeuden, opdat die praatjes een einde mogen nemen, tot tijd
^ wijle den Kapitein*G«neraal tot Batavia op mijn schrijvens
«ïitwoord.
In het fortres St. Rossa, den 7® December 1674.
(Onder stond) U HH. Vriend ,
^ (Was geteekend) Andbbas Skranos.
' Dat by haar als koningin houdt.
' Negor\j op Oroot-Sangi, staande onder den koning van Siauw,
r
274 BUIJLGBK.
IV.
Patee Tokcottüs aan Padtbruooe kn axtwookd van dszen.
^ Doorluchtigste Heer, Yrede in Christus.
Ik zal zoo haast ik kan hier van daan moeten vertrekken
met een Sianwsche* pranw, terwijl mijn verblijf alhier langer
niet zeker is, daar UEd. achtbaarhedens gebied nu verder zich
uitstrekt , van dewelke ik nu eenige scheppers verzoek , benevens
een of twee voorname lieden om zeker te mogen zijn, alzoo ik
niet meer dan twaalf Sianwsche vrienden bij mij heb. UEd. ge-
lieve toe te staan, dat eenige Kaudipanders mij weder mogen
wegbrengen, gelijk ze mij hier gebragt hebben; doch ik vrees
dat zij zulks niet zullen willen doen , daarom was het beter dat
.UEd. mij eenig volk van de Manado geliefde bij de zetten,
dewelke wij dan zullen bezorgen dat weder van Siauw bij de
hare mogen geraken.
Vaarwel Achtb. Heer, God almagtig gelieve UEd. heen en'
wederreis te begenadigen, dewelke ik van God bidde gelukkig
mag zijn; mijn reis naar Siauw staat in UEd. vermogen om
voor- of tegenspoedig te zijn.
In het dorp Carolio 16 » 1677.
(Onder stond) UEd. Heerlijkheids dienaar,
(Was geteekend) Carolus Tobcottus, Societatis Jesu.
Eerwaardige Heer.
Ik ^wil mede gelooven dat die van Kaudipan UEd. geen
scheppers zullen geven, terwijl er onlangs dertig naar Siauw
met een vaartuig zijn verzonden en nog niet weder gekomen,
ook zouden ze aldaar niet te zeker zijn; tot Manado zal UEd.
Eerw. 14 of 15 Siauwers vinden, die ik dus lang onder mijn
bewaring , tot daartoe heb gehad , met voornemen hen tot Siauw
komende, zeker en ongemoeié bij de hunne te brengen. Doch
dewijl UEd. Eerw. die nu benoodigd is, kan ik zulks niet
weigeren maar sta het gaarne toe; zoodat van hier tot Manado
toe UEd. Eerw. zich zal moeten behelpen met zoodanige schep-
pers als het haar gelieft.
In mijn schrijven aan onzen kommandant op Manado, gelast
ik dat zij UEd. Eerw. de Siauwers zullen laten volgen; ander-
1 Karel tl was toen kouing van Spaige, naar wten Pater Toixottus
fioeluug-ltaii dus schijnt te uoeiueu.
BIXLAOXK. S7S
rins had ik wel gewenscht ÜEd. Eerw, tot een vriendelijk en
aangenaam metgezel te mogen hebben, en onderhouding van zoo
verre verschovene kunstgodin; hebben niet getwijfeld of zoude
mij die eer gedaan hebben; niettemin ik ben en blijf altoos
(Onder stond) UEd. Eerw. verpligfe,
(Was geteekend) E. P. B.
(ter zijde stond) In het fluitje de Vliegende Swaan deze 18e
September 1677.
V.
Padtbruqoe aan Schipper Jan van de Wal.
Wij hebben zoo een moeijeUjke en ongemakkelijke weg over
land naar Gorontalo en Limbotto gehad, en daardoor is al ons
volk zoo afgemat , dat wij denzelfden weg niet weder over kunnen
tornen , maar genoodzaakt worden van hier met corra-corra's langs
de Zuidzijde weder naar Manado te keeren. Zullende UE. aan-
^nds en zoo haast weder aan boord zijtof dezen ontvangt,
kennis daar af aan den Koning JBinankal doen , opdat te gelijk
met UE. naar de Manado met zijn geschikten hoop vertrekken
if^. Laat Intji Mannes mijnentwegen ook aanzeggen , dat ze een
<^rra-corra daar nevens zenden , eenelijk om de dertien Boelang-
^iaxiders van Siau weder te huis te halen; aan zijn huisvrouw,
ue vrouw van Boelang Itam zult uit het pak ^ in naam van
^ E. Ck)rap«. vereeren met een roode Bethilles en aan Intji
^^axines een Parcal , * dat ze voor deze tijd dus in dank gelieven
*^<^ te nemen, atzoo dit jaar niet weder aldaar kan komen,
^lUlende het aanstaande jaar zoo het God belieft en wij leven,
verbeteren. Wij hebben alhier sedert ons vertrek gehoord, dat
"ö Siauwers van den Pater Torcotti en boschwaarts ingevlugt
^J<^ , wat er van zij staat U£. te vernemen , en ondertusschen Intji
°^nnes gelasten , na ons vertrek noch ook nooit dezelve aldaar
^ laten verblijven, maar te doen vertrekken, opdat zij hierdoor
S^en bezit mogten betuigen. Den Pater zult als reeds gelast is,
^P het vriendelijkst en minnelijkst trakteeren en mede naar de
M.aiiado nemen zoo ook onze chaloup Terlucco.
Belangende den schoolmeester Kocq en Inlandsche leer-
lacester * zult ze beiden voor drie maanden rijst geven, ieder
' Lijnwaad.
' Die op Kaudipang geplaatst werden.
namdijk 126 poad, en aan Coccius voor of in plaats van kort-
geld voor drie maanden, IQO pond roetij zer, daar hij best mede
teregt zal kunnen komen , en zal de Eerw. Ds. Caheyng dezelve
een instructie of memorie mogen laten, waarna zij zich omtrent
dit tedere Christendom zullen hebben te rigten. Vaart onderwijle
alle wel en blijft Gode bevolen enz.
Gorontalo den 26» September 1677. (W.get.) E. P.
PS. De groetenis aan den Koning, D*. Caheyng en Pater
Torcotti, en denkt om den jongen en de meid van Pieter
Tidesz.
VI.
TOKCOTTI AAN PaDTBEDGOB.
Doorluchtige Heer, Vrede in Christo.
Dezen nacht zijn mij mijne dappere Siauwaehe makkei» door
ijdele vrees verschrikt, uitgezonderd dezen eenigen briefbroiger,
ontsnapt en naar de toppen der bergen gevloden , of zoo andere
zeggen met een vaartuig van Siauw gevlugt, zoodat ik alleen
gebleven* ben met drie Manilhasche maat^ingers en' mag nu
billijk met den Psalmist opzingen: /i^Ook mijne vrienden* en
mijne naasten hebben mij verlatene ^ dat mij waarlijk meer
smart, dan dat mijne geloofmieuwelingen van mij geweken zijn.
Dierhalven door nood gedrongen , zoo aanvaarde ik zeer gaarne
de aangeboden weldaad van U£. en de gel^nheid van het
achip, en waarlijk de noodzakelijkheid in zulk een gelegenheid
acht ik een geluk, te meer UE. heuschheid mij algeheel A&a
uwexL maakten , als dewelke mijne genegenheid in ÜE. geweld
en gevangen: hebt, zoodat ik mij dan als een gevangen —
bij* manier van spreken — aan= zoodanig een heer overgieef,
«K) kan< het niet anders zijn dan een veilige verzekering van
mij zelve. Zoo vensoeke ik dan dat U£d. naar deszelfs beschei-
denheid;, mij de boot van het jacht geliefd toe te schikken
met iemand van de uwe, die de Koningin mogt aanmanen dat
zij' mijn goed: daar en mogt laten dragen, door haar volk, die
zulks zeer ligt op UEd. bevel en h^re toestemming zullen achter-
volgen. Vaarwel, Doorluchtig Heer! ik ben verzekerd dat,
schoon ik onvermogend ben dergelijke weldaad te verschulden ,
J Psalm XXVII VS. iO.
Aalt Gt>d almaehtSg zoödsnigfe hensehheid én göectertieteiLheid ,
niet zal nalieten naai' ^jné öiieihdige goedheid daizèndvónd te
beloonen.
lö nüjn verblijf^laald , 18«' September 1677.
(Onder sfond) ÜEd. Doórl. gatisch genegen dien. in Christo,
(Was geteekend) CAltói.üs ïoïtcoTTüs, Sbc'. Jes.
Tft.
TRAN^LAiTBltï^F VVT HET MaLEISCH IN HET DüITSCH.
Aan de Koningen van Taroena en Kandhaar,
dü^ göedé Vrienden' en Böddgenbtcii.
1^ ^ndë UEd. dit briëQe , in n^élké ik bekend make , dat
ik in korte dagen op Sianw öm rédehshklvë sta te komen , en
van waar (dewijl het monsson zoo na verloopen is) naar de
IhËüd^ab met' mijh schip vëitnéën té' verzeilen, en daüwaïineer
vaïi ginds nt^edêir zal kérëh , zal ik bij U£d/ Heeren óoV óp .
Saügi kömeta.
De Koning Vaïn Tertiat^ onsien médëvrièud,als dié oih UEd.
hulp op SiatiVr (dk^r hebenen gaiat oili zijii schanden met het
zw^rd té Wïefekeii) könit té verzoeken, gelieve UEd. hem toch
niet' v^rl^ü té latéfn , maat met' al uwe magt van vblkereii eü
vttaitttig^n hem tbch bij te komen en te helpen; wijders séhrijf
ik niét, dali blijft' den hemel van mij bèVoleh en ook gegroet.
(Onder stoiid^ eriz^
(feeti) R. P. *
MlkHadö aiai het fort A'mstei'dknf; dëü
5® van de maand Octbtó, 1677L
TBANSLAATBkifep ütT HET MAIiEISCH IN HET DuiTSCH.
Aan den Koning van Taboekan , Kaitschil Garoeda. <
Sfekerlijk gi] hebt tegen nwen Koning Z. H. Amsterdam
miisdaan , £érhalven staat hij Haast op Siatiw (om zich met het
zwaard te wreeken) te kómen. Doch indien Kaitséhil Garoeda
voor Z. H; van Temateni toorn zich wil waèhten, zoo haast
* In B\ilage XXI onderteekent deze vorst zich 3oeroedao , in Bijlage
XXXyili beet h\j FranCis^us Maccarompus,
278 Bun^OEN.
u dan met al uw magt van volkeren, en komt den Koning vaQ
Tematen tegen, met een nedrig en berouwhebbend hart. Zulks
doende gelooft nüj dat u geen leed alsdan geschieden zal , zulks
ik u verzekere , dewijl den Koning van Ternate mij (dit) belooüi '
heeft, zeggende, indien Kaitschil Oaroeda hem met leedwezen
van zijn misdaad mij te gemoet komt , zal ik alles vergeten en
vergeVen. Dierhalven zoo haast u dan en volgt mijn raad , dewijl
ik deernis met u heb ; waarmede vaartwei en blijf gewaarschuwd
van mij den Gouverneur van de Molukken.
(Was get.) E. P.
Vin.
Padtbkuogb aan Andbeas Sbbanos.
Edelmoedige, manhafte, dappere, zeer be-
scheidene Heer en Vriend,
Met de opvoedeling in den geloove van den Pater Emanuel
Espanjol, Juan de licon, ontvingen wij UEd. overbeleefd briefje ,
als een betuiging van UEd. genegenheid , hetwelk voor zooverre
ons wel geviel en volkomen vernoegd zoude hebben, bijaldien
er niets oneffens nog te beslegten ware geweest', maar den over-
last, moorderijen, rooverijen en verdere geweiden van den
Siauwschen Koning, omtrent meest alle onze gezamelijke bond-
geuooten gepleegd en daarover zoo menigmalen vergeefsch is
geklaagd, had wel eenige verhandeling van zaken vereischt,
daar wij nu in dezen voor UEd. beleefde woorden eenlijk dank-
baar blijven. UEd. ouzentwege mede verzekerende van alle
goede en behoorlijke vriend- en nabuurschap, met aanbieding
van onzen dienst waar wij kunneii of mogen.
(Onder stond) enz.
(Get.) R. P.
IX.
Bbief en Pbotest van Seranos aan Padtbruggb.
Aan den Edelmoedigen Ridder, den Heer R, P.
waardigste Gouverneur tot Maleije, van wegen de
Uoorlugtige Vereenigde Staten van de Nederlanden.
Ik heb UE. brief van den 4 October wel ontvangen , waarop
Bin.AOSN 279
niet antwoorde, omdat in Siaaw niemaud heb die de taal ver-
staat, en dat ik wederom in de Spaansche taal schrijf, is omdat
verzekerd ben dat U£. genoegzame lieden bij zich heeft, die
grondig de taal kennen, en hierom zenden wij UE. een protest
in dezelfde spraak geschreven. Zoo bij aldien het U£. niet aan-
genaam mogt zijn, dat wij in die taal schrijven, zoo gelieft
maar na U£. keur te nemen in wat taal dan, hetzij in het
lAtijn, Portugeesch, Catalonisch, Italiaansch, Celebisch, Ta-
g^sch of Maleisch. Hiermede enz.
In het fort St. Eossa 8 October 1677.
(Onder stond) UE. bereidwillige vriend
(Gei) Andrbas Sk&anos.
Protest.
Pater Carolus .Torcottus berigtte mij wat UE. op Kaudipan
^^t^ als mede hoe den Koning van Tematen in het zin had
wrlog tegen den Koning van Sianw te voeren enz. Eerstelijk
zoo zeg ik E. Heer dat het geene UE. op Kandipan ondernomen
•^^ft , strijdig is tegen den vrede, niet achtende de blijkelijke
'^cuen en het regtvaardig gerust bezit van over de 80 jaren
^^ dat landschap; zelfs ook na het veroveren van Makassar ^
^^ UE. , hetwelk nogthans door UE. is bemagtigd ; den Pater
^^teettende en stuttende in zijn voortgang, daar hij was om den
^aristelijken Godsdienst in dat rijk voort te zetten.
'^at afgaat het tweede , verwonder ik mij ten hoogsten , dat
^^- den Koning van Tematen verlof hebt gegeven, om tegen
^^ Koning van Siauw te oorlogen, zonder mij eens bevorens
^ i'edenen daaraf bekend te maken , die al zeer zwaar moesten
•'^ f nademaal daarop den oorlog wordt aangevangen in dit rijk ,
^ Welkers bescherming ik van mijn Kapitein-Generaal ben ge-
. ld, zoo dat ik daar voor eer mijn leven zal laten, waartoe
^ ^erpligt ben, dan gedogen dat alhier eenige vijandschap ge-
P^««gd wordt.
Hierom zoo protesteer ik — behoudens de eer die ik aan
^^- doorlugte persoon schuldig ben — eens, andermaal, ten
^^ïden maal en nog eenmaal daarenboven; meer zijnde dan in
^ Serranos wil hiermede zeggen, dat de onderwerping van Makassar
^ Nederlanders geen regt gaf op Kaudipan , al had Binankal , zooals
^^ dit journaal en ook door Valent. D. I. A. bl. 70 is medegedeeld , zich
^^^tT den sultan yan Makasser gesteld.
r
Tuften vèreischt wordt, ovet hetgeene t&gen de vrede die ér
is , tös^ohen oüsen Heer en Doorlugtige monarch den Koning van
Spanje (die God beware) en de Doorlugtigste Staten van Holland
gepleegd hebt, zoo omtrent Kaudipan, aLs dat daarenboveti^^
ttc^, gedoogt dat den Koning van Tematen en andere UE. bond-
genooten , Sianw of eenige andere plaatsen onzen Catholischén
mt>Barch toebehoorende, den oorlog aandoen zullen; alzöo het
zeker is, dat ik en allen die onder mijn gebied zijn, daarvoor'
eer sterven zullen om het te verdedigen, alzoo zulks oïlze pHgt
is. Zoo protesteer ik ook op dezelfde wijze over de bloed'stoithig
en schade dat er uit sroodanigé een vijandschap te verwachten
staat, dSié er fegtsii^ onae bondgenooten begonnen wordt-, ver-
klarende UE. dat wij geen andere dan vredelievende voornemens
hebben, en zoo daar eenigé sehuld in onzen bondgenoot den
Koning van Sianw gevonden en betuigd wordt, zal hij naar
behooi^ö' gestraft worden.
Ook zoo protesteer ik in diérvoegen ais voren, zoo bijaldien
UiB. komt, met voornemen' om de zaak bij te leggen iii een
schip, ztdlen UE. naar gewoonte met alle bedenkelijke bdeeffl-
heid ontvangen,' maa¥ niet in geval UE. met een vloot komt,
dat geen gebruik' is, zoo wanneer nien komt om verschillen bij
té leggen. Want dusdanig komende, kan ik daar niets goeds uit
b^uiten , alö die te wel geleerd beü en bewtist wat in Kaudipan
hebt Vetrigt, zoodat- Wanneer UE. lüet' een vloot komt, zoo
zijt verzekerd, dat wij UE. zullen onthalen ds vijand die
omtog^ zödrt te verwekken in dit rijk zonder op ^e vrede
Ui passen.
Zeo protesteer ik ook al op dèzeMdé Wijzfe dat in dit rijii niet
botóen, noch Jöroniriie d'Arras nodh Hendrik Gors, blijkelijfc
zijnde dat' zij daarin veel' veitWarring en verraderijëll' hèbbèü
g^roui^eHï, zoodat wSj in gèenderhande nièmiér znlltii tóestaari',
dat' zïj een vbet aan land zetteii of eenig^Sismwèr spirekfen; dócK
wien dkt UE. atider^ gelieft te zeüden, zïd ontvangen Worden
als voorheen. En dit protest zende ik U toe opdat dakroip zdtidet
gdieven te antwoorden , opdat ik het tegelijk met UE. antwoord
naar de Manilha aan mijnen Ka'pitein-Generaal mag zeilden.
In Tiet fort St. Eossa, 8 October 1677.
(Onder stond) UE. bereidwillige vriend,
(Was giat.) Ani>&0as Sii^nob.
BUUhOUt. S^f
S£B0BANT TjkN DKB LiNDIN AAN PIdTBRÜOGB.
Mijnheer ik ben genoodzaakt U£. deze letteren toete voege»,
met vertrouwen dat den Koning van Taboekan zijn woord zal
bonden, indien , men daar haast bij iB^ alleen omdat Tak^Ua
li'OnmQ: 1 met een schrijver en 4 Mooren naar Taboekan zijn,
en vertrouwen' dat zij daar in dit werk niet veel goeds werkem.
Mede is meester tfercns van Tareena den lO^en hier gepasseert,
^^ers isi het hier sseer stil ; v^ die SianWers hoor ik hiei^ niet;
^f^ het Christendom is* hier weótor meest öp« zijn stel'-, mede
heb ik mntrent 30 nagelböcMen bedorVefi.
Hiermede ene.
T^olanda, IS (M. 1671,
Memorie voor den Ed. Heer GtonVémeuf".
^ het' vertrek van mijn prauw , zoo koiüt de zoon vto den
Kroning van Taboekan met nog drie opperhoofden, en brengen^
"'ij tijding als dat Takkelalon- op Taboekaü zegt, als dat den
K<uiing van Taboekan na geen kwartier zal hebben-; medever-
^^^bt hij de tweede maid het vorige Vfer^dek , dat is , zijn' Ittndf
^ volk aaa de E. Gomp« te geven', en mede om het Christè(ndoid
^ ontvangen , en zeggen medes als da/l van onds de Ed. Heer
*^outer Seroijen * haar ingesteld heeft, en den^ Koaitig van
-^^^ateti met meer ei» vriend^hap gemaakt heeft' met haar, en
^^gön ni^ over den Koning van Ternaten, maar over zijn
^opperhoofden en hierover 'verzoeken zij als da^ dfe E; Cómp®.
"^^ de hand gelieft te bieden. Hiermede enz.
XI.
^^jtmnmojii^ !Fmï)rNA4f]>u6, soüooi^Elsei^^ m Kirüt^it^Af^
AAN PaDTBRUGOE.
Translaat van een Mkleisch brie^e^
God met ons.
^ijn Heer ik UEd: dienaar' maak bekend vm wegeü de
^issehien ' dezelfde als de later voorkomende Takkelalon. Het zal een
aig^^^nt van koning Amsterdam geweest zijn. In Bijlage XII heet hij.
'ïacHAoenjg,
^ Landtoogd^ der Molukken van 1643-- 16^
282 BIILAOIN.
volkeren van Boelaug Itan, welk onder de bescherming van de
E. Compe. stonden 9 gelijk ook inzonderheid Intji ^Mannes met
de Prinses, wien mei de E. Compe. opiegt honden, heb ik en Cocq
naar de negory Boelarig-Itan geweest, om te vernemen of Intji
Mannes ook vertrokken was, maar wij vonden hem, dierhalven
wij hem vraagden, hoe het met zijn negory stoudt, kreeg tot
antwoord , dat hij zijn volk om de prauwen op te maken al gezon-
den had, om daarmede naar den £. Heer Gouvernear te doen
volgen. Deze lieden geven mij geen gehoor, dierhalven merk
ik haarlieden humenr, als zijnde nog niet wel genegen om de
Compe- te kennen. Ook zijn er drie van Boelang-Itan, met
name Groma, Bilanoa en Bilaso, deze drie zijn althans niet tot
de E. Compe* genegen; ook induceren zij meer andere met
hun, willende voor zich een nieuwe negorij opmaken, tot tijd
en wijle dat Siauw te onder gebragt zal worden , wanneer zulks
gezien hebbende, willen zij als dan de E. Compe. mede toe-
vallen en zich vernederen, des niet. Wijders wanneer den kor-
poraal hier op Dauw gekomen is, zijn wij zamen naar de negorij
Boelang-Itan geweest en hebben hen gerecommandeert om een
huis voor den korporaal op te maken.
Ook heb ik Intji Mannes gevraagd waar Gomo was , wien mij
antwoordde dat hij er niet van wist, gemerkt hij Gomo het
met hem niet houden wil. Wat aanbelangt het huis voor de
korporaal en de soldaten zal conform mijn Heer en schrijven
achtervolgt worden.
(Onderstond) U£. Dienaar en die van de Comp«.
(Was get.) Fkanciscüs Pjbrdinandus.
Dauw, 12 Octr. 1677.
XII.
Koning Amstsrdah aan den Koning van Taboekan.
Koning van Taboekan, weet dat de brief dien de Heer
Gouverneur aan U nu jongst gezonden heeft uit mijn naam ge-
schreven zij, dierhalve gelooft het en twijfelt niet aan mijn
Koninklijk woord, noch geloofd ook niet van al hetgeen dat
Tacaloema U£. gedreigd heeft, maar zijt verzekerd, zoo gij
weder bij mij komt, dat ik u waarlijk vergeven zal, of is het
dat gij onder ''sComps. bescherming wilt zijn, ik zag het gaarne,
wijl de E. Compe. en Tematen een ligchaam is. Om dit alles
BULAdSK. 288
UE. wel te mogen verzekeren, zend de E. Gomp®. den school-
meester van Menado ; laat ook van uw kant aan die van Man-
gauitan Piantaj weten, zoo zij mede verzekerd en onder deze
algemeeue vergifiTenis begrepen willen wezen, dat zij dan weder
naar hunne negorij keeren, en haar met UE. te zamen onder
'sComp*. zekere bescherming begeven; opdat gij en zij dit alles
wel gelooven mogt, bevestig ik dit met mijn eigen zegel, gelijk
de Heer Gouverneur ook met 'sGomp«. doet.
Manado aan de redout Amsterdam den 17® October 1677.
(Onderstond) nevens malkanderen ^sKonings van Ternaten
en ^sComps. zegelen, gedrukt in roode lak en ter zijde:
B. P. EN Kon. Amstekdam.
XIII.
Padtbbugoe aan Ssrranos.
Emtfeste manhafte Heer.
Ik had aan den Eerw. Pater Carolus Torcottus bekend ge-
maakt, dat het mij wonder dacht, hoe UE. of om te pronken
met derzelver taal of uit eenig voorregt, of ook wel uit den
aard het volk eigen , of aangeboren moedigheid , in de Spaansche
taal aan ons schrijft. Maar dat UB. wederom aan mij twee der-
gelijke brieven in dezelfde taal geschreven hebt, daarover ver-
wonder ik mij nog best, terwijl zoo heusch en zwijgende het
zelve U te kennen gaf, toen ik ook in onze moedertaal weder
terug schreef, eenlijk opdat gij weten mogt, dat wij niet verpligt
zijn uwe taal te leereu, terwijl dat de onze, gelijk een ieder
het zijne altijd het schoonst is, bijzonderlijk behaagt. Ik zoude
niet willen zeggen dat het een grootschheid of laatdunkenheid zij ,
te meer zoo het uit U£. koker komt en van deszelfs stellinge
is; veel liever zoude ik willen gelooven dat het eer door geval
uit de pen gevloeid, dan met voorbedachten raad geschied is.
Want wij kenuen UE. achtbaarheid anderzins te wel, ook zoo
is UE. onzen inborst en aard , die wel eenvoudig en onopgesmukt
maar échter zuiver en opregt is, mede genoegzaam bekend.
Ik zoude dit niet aangeroerd hebben, had ik het niet ten
hoogsten noodig geoordeeld, om de eer en achtbaarheid onzer
Staats, die zoowel als de uwe niemand onderworpenis, staande
te houden; zijnde niet weder onder het juk van Spanje gelijk
tot ons nadeel weleer valschelijk uitgestrooid is, en zulke val-
-adie getragteft ibelsomen haar geloof en krac^ hoe langs hoe
meer, terwijl U£. (of wij willen of niet,) easttwe taal opdringt,
ala of de Maleische taal in deze gewesten niet versltaan werd.
UE. gelieve voortaan of in die of in de Latijnsche taal te
scshryven, zoo bijaldien wilt dat wij u verstaan , want zoodanige
brieven (behalven de oneer en het verkeerd gevoelen dat er anderen
van krijgen,) zijn mij in plaats van straf, als die nn zoo v^,
dagen en nachten aan den anderen vergeefsch doorgebragt hebben
om dezelve te mogen verstaan, en heb er niets ter wereld af
kunnen begrijpen, zoodat ik met Plauio zeggen mag, dat dit
Oriekacii is, dat noch gelezen noch verstaan kan worden.
De Paters mogen om onze onnozelheid eens lagchen, als die
al te zorgvtddig en te naauwgezet zijn, tot onze bijzondere
schade, in het onderhouden der vrede, terwijl hare ongetoomde
eerzucht gedurig een geestelijk gebied en het Spaansch nog
verder, eenlijk oogt, ssoekende dit, het zij met list het zij met
geweld, als het Koningrijk derheemelen, (zoo het God behaagt ,)
opdat alle andere dingen hun mogen toegeworpen worden > . Een
geheiin waarlijk niet te verachten in haar gef&eenebest, zoo bij
aldieo het maar geschiede; buiten schade en ongemak van een
floder, en dat het verbleef binnen hare kloosterpalen ; want
zelden gaat het wel, daar het heilige m«t het onheilige en den
hemel met de aaxde gemeagd wordt, getuigende onze Heer
Jesus Christus dat zijn rijk niet is van deze wereld ^. Maar nu
nu^t ik zeggen, doch niet van aUen, dat er een hoop vaders
l&ijn, ;el£si ook uit de gemeenschap, ^ die anderzins in veele
g^ffezen worden , en die het regt en de billijkheid zeer wel ver-
ftaan , zoo zij mpar willen , en nogthans onder het momaangezigt
vao, vroomheid en haar keuvel « grijns, mooiden, verwoestingen
geweiden en rooverljen verbergen. Hetzelve toestemden , toeatsom ,
bevorder^i en uitwerken ; die zelfs van menschen diefte niet vr^
zijn ; die omdat ze in groote en zware sdiulden steken en onv»^
mogend zijn te betalen, andere lieden hare slaven stelenen aldns
een andermans geld, door kwade listen aan zich trekken en ont-
kruipen. Die ook de onderdanen van haar schuldige gehoorzaam-
heid i omtrent haar Prins aftrekken en oprokkenen, alle die geeue
1 Toespeling op Matth. VI. 33. Zoetf êgrst het Koninfük Goi$ em ffplM
gere^ighêid ên aflê deu éUngtn 9uUên u toegeworpen worden,
« Joh. XVni. 36.
' De sociëteit van Jetus.
. ^ Kiuwti is hier de kap der monniken ^ maar $rifnt versta ik niet.
die zij maar met water gesprengt hebben, gedoopte Christenen,
en alle r^ten ontwassene achten, om er hun voordeel uit te
trekken ; zoodat geen li^heer yau ^ij» 9lt^« noch vader van zijn
dochter, noch man van zijn vrouw langer verzekerd is, terwijl
het hun al regt schijnt Waar maar voordeel aan vast is.
Deftige voorstanders der Godsdienst, die zoo wij de indul-
genti^i hebben als conscientien ; doch zij zien toe , of het God
admagtig ook al goed zal keuren ; en of zij deze beroerte fn
fitorm, die zij zich zelve verwekt hebben, zoo gemakkelrjk en
jnet een g^ust gemoed,, wederom zullen kunnen stillen en zii^
er weder uitredden.
Ik neem God en menschen tot getuigen, hoe ongaarne de
Koningen verlof gaf om hun regt door de wapenen te zoeken ,
terwijl noch van UE. noch van den Koning van Siauw , eetnge
vergoeding of vergelding heb kunnen erlangen zoodanig het billijk
was, opdat, ik niet geheel ontrouw zoude zijn om-trent onze
naaste vrienden. Zoodat het geeue do(»r het regt geweigerd is , zij
nu door de wapenen gaan zoeken, want zoo hier niet eenmaid
een schoot ^ voorgeschooten , en hun een breidel in den mond
g^legA woedt, zouden zij alle onze bondgenooten of door drei-
gementen, geweld, moorden of andere ongemakken naar zich rukken.
Wij hebben den Koning van Tematen zijn gewoonlijke lijf^
wacht van de onze gelaten, ondev opzigt uochthans van onze
Loitenant, opdat den Koning dezelve in deze zijne verschillen
niet mogt gebruiken , noch dat er UE. eenig ongemak van mogt
bekomen of iets geschiede dat onze vrede mogt stoieii, terwijl
dit niet ons, maar onze wederzijdsche bondgenoot^ aangaat,
dit zij in korte eene herhaling van al het g&eai er voor heen
geschreven is. Op UEd. twee brieven kan ik, gelijk voorheen
gezegd heb , niet antwoorden , alzoo dezelve niet versta ; zoo daar
echter iets van belang in is, gelief mij zulks te laten weten
mpAsi ik er op antwoorden mag , hoewel dat er van ona zoo v^
vergee&ch geschreven, herschreven en geprotesteert zij en het
aiet heel nodig schijnt.
Zoo ik onderwijlen in eenige andere zaken UE. dienst kan
doen, zult mij altijd en overal vinden.
(Onder stond enz.)
In het fluitscheepje de Vliegende (Was get.) E. P.
Swaan dezen 2,7^ Oct. 1677.
1 Sfikppi of (on^ van een tlot i thans zegt men ergtn* een Mehotyt poor
Bemeten,
r
286 Bm^mK.
XIV.
Sbeanos aan Padtbeuqos.
(Vertaald uit het Spaansch.)
Ik heb U£. brief ontvaogen , op dewelke om UE. niet lang
op te houden kortelijk antwoorden zal. Dat het waar is dat UE.
den Eerw. Pater Carolns Torcottos laten blijken had, UE. niet
aangenaam zoude zijn wij weder in de.Spaansche taal aan UE.
schreven; doch zoo wij van den Eerw. Vader gaarne wilden
weten, in wat taal dan onze brieven wildet outvangen, zeide
hij zulks niet te weten. Hiervan hebben wij wederom in onze
moedertaal aan UE. geschreven , opdat wij verzekerd waren , dat
er van UE. vrienden genoeg bij UE. zijn, die dezelve taal heel
wel verstaan; te meer aan al de Gouvemenrs van voorheen in
die taal geschreven hebben, zonder dat ons ooit te voren ge-
komen is dat hun zulks onaangenaam geweest is, te meer wij
geen andere talen kennen. Niettemin zullen wij gaarne doen
hetgeen UE. belieft, te weten, in het aanstaande of in het Latijn
of in het Maleisch schrijven; hoewel wij ons even weinig ver-
pligt achten om dezelve te leren. En UE. moet verders weten,
dat onzen aard en gewoonte heel anders is , als er van gezegd wordt,
zoodat die verwijtingen heel kwalijk zijn , en die hoogdravende
verdraaijde woorden niet gelden kunnen, terwijl wij met UE.
altijd, met een bereidwilligheid en bijzondere vriendelijkheid
hebben gehandeld , ook kan ik niet ^ien wat dat tot de zaak
doet, het ophalen der gerugten die wij zouden uitgestrooid
hebben, het welk buiten schreef gaat. Evenwel opdat UE.
verzekerd mogt zijn hoe zeer wij de waarheid beminnen, zoo
willen wij niet loochenen , dat voor twee jaren uit Hispagnen
tijding kregen, hoe de Zeelanders getracht hadden weder onder
het gebied van de Katholijke Spaausche majesteit te zijn, en
dat er goede hoope was dat zich alle de Nederlandsche pro-
vintiei} onder het gezag van de Katholijke majesteit weder
zouden voegen en onderwerpen *. Zoodanig als voorheen deze
tijding uit Spanje gekomen is, even zoo hebben wij die weder
1 De benarde toestand waarin de Nederlandsche republiek tydeiyk ge-
durende het jaar 1672 verkeerde, was ongetwijfeld de aanleiding, dat
deze geruchten in de Spaansche koloniën van het verre westen verapreid
werden.
verhaald, als bijzonderlijk tot de waarheid genegen. Doch zoo
er iets anders verteld is , is zulks ter kwader trouw geschied en
niet aannemelijk.
Op hetgeen U£. zegt van al te naauwgezet te zijn in het
oefenen der vrede , is verkeerd , en moet ik meer de werken dan
de woorden gelooven. Het is zeker duidelijk en in zich zelfe
openbaar, want wie zal iemand al te zeer tot den vrede genegen
oordeelen, die zoo een vaste en onkreukbare, als er nu is tus-
schen Spanje en Holland, zoo weinig acht, en met dusdanig
bedrijf zoo openbaarlijk breekt, die de landen onzer bondge-
üooten na zich trekt of liever ondermijnd, zoo met streelen,
gaven, als list, ontzag en vrees der wapenen, voornamelijk in
een twist nog niet voldongen, en die een man daar ui tbonsd, ge-
zonden van de Katholijke Maj*. , beroovende hem van zijn gedoopte
van de heilige Katholijke kerk. Die niet heeft kunnen bewogen
worden , met zoo veel betuiging en blijk van de gezeide vrede ?
^ie bid ik zal zeggen, dat zoo een man die zulks doet, zorg-
vuldig is in het onderhouden van de vrede, veel eer een hater
der Vrede , die zoo veel in zijn vermogen is , gereeds al de wa-
penen opgenomen, en een anders rijk overrompeld heeft. Zoo deed
den Aller Christelijkste Koning van Frankrijk, toen hij onder
^^'Mjn van. vrede , in de Nederlanden , onze Katholijke Maj^ zijn
Pïovintie ontftitselde en van de onderdanen den eed van ge-
trouwheid nam, beweerende dat het een huwelijksgave van zijn
"^svrouw was. Verders , wie zal zoo een man een liefhebber
uer vrede achten , die zonder reden te geven , te waarschuwen ,
^^ iets te zeggen, toelaat zoodanig hij zelve bekend, dat zijne
®^ onze bondgenooten , onder dewelke de vrede ook plaats heeft ,
®^ nu zoo veel jaren in acht genomen is , onder elkander zonden
^^riogen; zeggende, bij aldien de Spanjaards hare bondgenooten
^^ï^edigen, dat alsdan ook de Hollanders den oorlog tegen de
Spanjaarden zullen beginnen. Die den oorlog zoodanig aanvoerd
®*^ begunstigd, dat ook aan dien Koning, die den oorlog be-
K^^t, laat volgen en geeft, schepen, wapenen en haar toebe-
'^^K)ren; bezorgende en maken latende al het geene tot uitvoering
^^ zoo een oorlog behoort; ook zoodanige mannen bijzet, die
^^eu van hunne republiek zijn, omdat zij vrijheden zijn , gelijk
'Hi zelve getuigt, even als of de vrijlieden geen leden van
*^et gemeenebest waren, en een en hetzelfde ligchaam maakten
^et de republiek. Onder dezelve nog mengende, andere bond-
g^uooten van liuu staat , en hetwelk het voornaamste nog is , dat
hij zelve als medgezel nog komt , met zich eu iii ziJB eigen schip
eenige behoefte tot den oorlog medebrengt; die ook naar de g^
meene roep werkmeester en aanvoerder van den oorlog is.
Wie heeft ooit gedacht, dat dit alles onder den dekmantel
yan vrede konde verborgen worden P die dat geloofd, moet wel
blind of doof zijn. Dierhalven Ed. Heer, terwijl uit al het voor-
gaande blijkt , dat UE. buiten allen twijfel tegen den vrede hebt
gehandeld , zoo geef en lever ik UE. een protest over naar regten
een, twee maal en ten derden maal, en nog eenmaal meer dan
naar regten vereischt wordt, in den name van Mijn Heer den
Grootmagtigsten Catholijken Koning van Spanje, en steunende
altijds op de vrede die er is tusschen hem en UE. Republiek , en
vertrouwt vastelijk dat wij zonder ergens naar te zien, dit Kijk
en alle haar inwoonders tot der dood toe zullen beschermen,
terwijl het ons dusdanig aanbevolen is van onzen Heer Gouver-
neur der Philippinen. Hierom protesteer ik nogmaal naar regten
als boven , dat UE. aanstonds uit dit Rijk zult vertrekken met
alle UE. Bondgeuooten , hetwelk zoo het niet geschied , protesteer
ik nogmaals als voren onschuldig te willen zijn aan alle het
bloed, schade en onheilen die van dezen uur aan, uit den
aanstaanden oorlog volgen mogt. Zijnde niet van zins UE. te
bezoeken of bezoek af te wachten of in of buiten vreede , terwijl
wij UE. al te wel kennen als die met Ust dit eiland zoekt ten
onder te brengen , en een voortvlugtige tot Koning (aan) te stellen ,
door geweld en bedrog den wettigen Koning onzen bondgenoot
uit te stooten, en dat in een land daar een vastigheid is van
zijn Catholijke Majesteit. Wat hier af de doorluchtige Comp*.
zal oordeelen laat ik aan UE. eigen gedachten; dit getuige ik
er meermalen van , te weten , dat ik niet wenschte dat mijn hoofd
op uwe schouderen stond, want wat zullen hiervan oordeelen
die deftige Raadsheeren die gemeenlijk genoemd werden Demi-
Fartis P , als al dit bovenstaande voor haar ten tooii komt. Even
zoo protesteer ik mede, dat in dit eiland noch Hendrik Gors
noch Jeronimo d'Arras komen, omdat ons blijkt dat zij wel
eer aanstokers en uitvoerders van grove misdaden en hoog
verraad waren, zoodat niet toestaan ka^, dat ze hier voet aan
land zetten. Zoo wil ik ook UE. gewaarschuwt hebben, dat
bijaldien zij. door de inwoonders worden omhalfi gebragt, het
mijn schuld niet zal ziju; eindelijk zoo protesteer ik nogmaals
en meermalen naar regten, dat wij geen ander dan een vrede-
lievend gemoed hebben, en altijd trachten de vrede te beharti-
BULAGEN. 289
gen en vrienden te zijü en blijven ; ook te willen dat de blijke-
Jijke misdaden onzer bondgenooteu worden gestraft en hetgeen
er schuldig is, volkomen voldaan. Hierom weet ik niet waar
dit op steunt , dat noch van ons noch van den Siauwschen Ko-
ning voldoening heeft kunnen erlangt worden, terwijl er van
geen nieuwe misdaad noch omtrent ons noch ook aan hem ge-
ilaagt is. Ik zeg willens en met voordragt, nieuwe, nademaal
eenige oude dingen, deels valschelijk onze bondgenooteu ten
laste gelegd zijn, deels door de Uwe verdicht, ook een gedeelte
waar , maar door U£. daartoe eerst aanleiding gegeven , waarover
meermalen met krachtige reden is geschreven; en zonder dat
daarop behoorlijk geantwoord is, klaagt gij telkens als begeerig
om oude en lang vergetene en afgedane besliste twisten op te halen,
üoch hetgeen UEd. van de vaders Jezuiten ophaald , dunkt mij
waarlijk wat te ruim gegaan. UEd. moet weten dat haar wijze
van doen heel anders is, als men wel valschelijk en zonder bewijs
haar te laste legd, voornamelijk diegene die de nieuwe Gods-
dienst aanhangen. Doch dit bedrog is haast ontdekt, gelijk het-
S^u voor weinige jaren de vaders Manuel Espanjol en Jeronimo
^Ibreros in een UEd. brieven is te laste gelegd, namelijk dat .
^y autheuren zouden zijn van den moord op Talauw geschied,
daar het nogthans blijkelijk is , dat den eene die eilanden nooit
S^zien heeft, en de andere daar toeu nog niet gekomen was,
^^anueer de moord geschiedde. ' Zoo is al het bedrog dat de
^^ers Jezuiten nagaat , * voornamelijk onder de nieuwe ie veraars
^***^ onzen tijd, en bijaldien ons niet gelooven wilt, terwijl wij
JP^^j aarden zijn, zoo gelief dan te lezen de zevende reden van
^^ nevensgaande boekje, welke wij UEd. toezenden, met ver-
^^k van het wederom te mogen hebben , zijnde van een Neder-
J^^der geschreven; een man van bijzondere geleerdheid en
^-^glieid. God almagtig bewaard UEd. Gegeven in de vastigheid
*^- Bossa, den 24 October 1677.
(Was get.) A. S.
XV.
Padtbrügge aan Seeanos.
Ëmfeste Heer,
Op UEd. brief mij gisteren ter hand gesteld , zal ik kortelijk
^ ^2ie over de handelingen dezer Jezuïeten op de Talaut-Eilanden, Mon-
^ins bij Val. I. 398, die den tweeden pater Crebrenos noemt.
^ bat van de Jezuiten verteld wurdt.
\
290 Blil^AGEK.
antwoorden , namelijk dat zich UEd. toond een liefhei
waarheid en edelmoedig, wanneer ter liefde van dezeli
baarlijk getuigt, dat de valsche gerugten die over tw
uit Spanjen zijn overgevlogen, door UEd. uitgestroo:
geworden, dat ons genoeg is.
Doch dat ik een andennai;is land zoude overrompeld
komt met de waarheid gansch niet overeen , noch ten ht
in geding, hetgeen de onze door het regt des oorlogs
bezitten , want nadat Makassar overwonnen was , zijn den
van Tematen ingeruimd, alle de lauden die tusschen IM
en Manado leggen, welke volkeren, voornamelijk wel
Kaudipan, alzoo de Ternatanen (hun) niet naar beho<
schermde tegen den overlast en het geweld des Sia
Konings, zoo hebben zij onze hulp en bescherming ver
van overlaug die van Dauw , nog onlangs die van Boela
Dit getuigen allen die er tegenwoordig waren, eu zulks
den £erw. vader Torcotti niet loochenen, die hun z
heeft hooren bevestigen en bekennen, en hoe zij hem
waren getuigen deszelüs brieven aan mij geschreven, i
eene onder andere zegt, dat hij aldaar niet langer ze
eu vertrekken wilde. Dit is zeker dat hij niemand heeft g
behalven ons volk, die zijn goed wilden helpen drag
nu verders omtrent hem geschied zij en hoe wij den
man aldaar uitgestoten hebben, kan hij zelve getuigen.
Dat UEd. zegt dat ik den oorlog bereidde tegen d
jaarts, en hem mede op het lijf wil zoo wanneer zij den
verdedigden, heb ik aan UEd. nooit geschreven, n
niemand gezegd, ook niet in het zin, ten ware mij
noodzaakte of reden gaaft, waardoor wij mogten ge<
worden , zulks te moeten doen. Want ten ontbreekt den
van Tematen aan geen magt, dat hij zoude behoeven 1
alwaar het ook dat de Castilianen onder de Siauwers {
waren, hetwelk hij echter niet verhoopt , alzoo hij dezel
zijn vrienden rekend, eii nogmaal en andermaals op he
delijkst verzoekende, ja bid, dat zij zich toch in zijne
dere geschillen niet willen mengen, terwijl hij dezen o(
meerendeele aanvaTigt, om de oneer en schande, omti
huisvrouw geleden. Wat de schepen aanbelangt zijn des
eigen of gehuurden ; het is wel waar dat hij ons de twee
heeft verkocht, doch met beding van niet eer dan na
digen van dezen togt te leveren. Wat belangt de wapej
BIJLAGEN. 291
UEd. van spreekt, moeten UEd. weten dat wij kooplieden zijn
en alle deze dingen aan onze vrienden verkoopen; zoo daarom
benoodigd zijt, voor dezelfde prijs die zij betalen, znllen wij
UEd. leveren, kruid, lood, musketten, kanon, enz. alzoo wij
van die waren ruim genoeg voorzien zijn.
Dat UEd. zegt dat ik oorzaak van al het kwaad ben , zoo
gaat het gemeenlijk , dat diegeene die schuld hebben dezelve
op een ander werpen, en dat niet gaarne UEd. hoofd op mijn
hals zaagt, prijs ik ten hoogsten, opdat er geen nieuw gedrogt
uitspruit, want ik eet gaarne vleesch zelfs ook op een Vrijdag,
en UEd. zijt gewend veel visch te nuttigen.
De misdaden des Siauwschen Konings , die UE. over oud noemt
en al dood en begraven zoude zijn, blijkt genoeg dat jaarlijks
door ons van den dooden zijn opgewekt — ik wil z^gen —
vernieuwd , en 't blijkt ons genoegzaam , buiten al het geene dat
niet kan geloochend worden, alhoewel UE. Koningske het zelve
alleen loochent, ten ware UE. begeerde dat wij hem alleen,
buiten alle anderen zouden gelooven. Daarom en opdat ik diezelfde
sleur houde die UE. gebruikt heb , zoo lever ik UE. over , een
volkomene contra protestatie naar regten , eens , tweemaal en ten
derden maal , en nog eenmaal daarenboven meer als naar regten
vereischt wordt , en dat in naam en van wegen H. H. Mog. de
Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden , tegen zoo
onhebbelijk en onregtvaardig protest, omdat UE. niet hebt doen
wedergeven , noch vergoeden , noch gedaan , hetgeen moest weder-
gegeven , vergoed en gedaan worden. Zoo mede geef ik en lever
UE. over een contra protest op dezelfde wijze, naar regten als
voren, betuigende dat wij zijn onschuldig en gijlieden schuldig
aan al het bloed, schade en ongemakken die uit dezen oorlog
staan te volgen.
Het verdere stap ik over als van weinig belang, hebbende
geen regt over de Koningen , onze vrienden , «och weet ook niet
dat den Koning van Tematen, Hieronimo d'Arras medegenomen
heeft om hem tot Koning te verheffen , hoewel van Koninklijke
afkomst is , maar wel om hem in zijn vorige staat , daaruit met
geweld gedreven is , wederom te herstellen , zoó wanneer zijn oog-
merk bereikt, en dit' zoekt hij zoo zeer niet door den oorlog als
wel dat hem gegeven worde regtvaardige en biQijke voldoening
en vergoeding.
Wat mij aangaat ik weet niet hoedanig UEd. gelieft dat ik
vertrekken zal of ^ als vriend of als vijand ? Want vrienden plagt ,
29t BIJLAGEN.
men zoo niet weg te jagen, en ik weet niet dat ik ooiteenige
vijandschap aati UEd. getoond heb. Ook zoo zijn wij in dien
staat niet om te knnnen onder zeil gaan, alzoo onze fokke-
mast gebroken is en wij al eenige. dagen van noden hebben om
dezelve wederom te vermaken. Vaarwel Erntfeste Heer, en hoewel
UEd. geheel schijnt te twijfelen, zoo geloof mij nogthans tot
de vrede en UEd. genegen,
25 October 1677, (Was get.) R. P,
XVI.
Se&anos aan Padtbrugoe.
UE, brief vereischte geen antwoord , eensdeels omdat het een
antwoord op de mijne is, anderdeels dat ons UE. gemoed ge-
noegzaam bekend is: namelijk dat UE. anders niet zoekt dan
oorlog tegen de Spanjaard zonder inzigt der vrede, waardoor
dezelve ook aanbrengt in dit eiland daar den Koning van Spanje
een vesting heeft, zoodat UE. uitvlugt van een gebroken raast
en misdaad des Siauschen Koning, ons blijkelijk geno^ is en
bekend. Want zoo men den behoorlijken weg insloeg — die er
wel behoorde, achtervolgens den vrede onder ons — diende er
eerst gewaarschuwd, de misdaad dan onderzocht en na onder-
zoek betuigt naar regten , en naar geveld vonnis, moesten volgen ,
bedreigingen, invallen en dan den oorlog beginnen. Doch van
dit alles is er niets geschied , maar komt onder schijn van vrede
alhier, een voornaam dienaar van de doorlugte Nederlandsche
republiek , die met dreigementen , giften , ontzag en gerugt van
wapenen, landen inneemt onder onzen vermogendste Catholijken
Koning gehoorende, en daartoe nog noodigt de bondgenooten
zijner republiek ; die zich medevoegt als voorganger des oorlogs
en al het noodige verschaft tot den oorlog. Een ongehoorde zaak ,
doch nog ongehoorder zulks te loochenen , terwijl alles zoo blij-
kelijk en klaarder dan middagzon is, en niemand hier omtrent
daaraan twijfeld, zoodat hij wel een bord voor 't hoofd moet
hebben die dat durft loochenen, en blijkt mij ten volle — en
daarin zullen geen getuigen ontbreken, die dit ter zijner tijd
zoo het noodig is met eeden zullen bevestigen — dat zelfs
Heeren Nederlanders bekend hebben, hun ten hoekte te ver-
wonderen , hoe UE. in zoo een vaste verzekerde en openbare vrede
tegen dezelve aanwoeien durft en niet achten; eenlijk vernoegd
BIJLAGEN. 298
onder een dekmantel van vrede te zekerder en onbeschroomder
onze bondgenooten zoo door streelen, gaven en giften, als schrik
van oorlogen en van wapenen naar zich te trekken en onder
2ijtf geweld te brengen. Hierover zoo lever ik UE. over, nog-
maals en anderinaals dit laatste protest , protesterende in de ge-
woonlijke manier en regten gebruikelijk tegen ÜE. eenmaal,
andernaaal , ten derden maal en nog eenmaal meer, dan het voorz.
r^ vereischt, dat UE. de wapenen nederlegt , met dewelke tegen
alle Tegt dit rijk dreigt door den hand van den Temataanschen
Koning^ die ongaarne, zoo als men zegt, dezen oorlog wilde
beginnen, doch door UEd. daartoe opgemaakt is, en niet ten
oorzake van zijn gescjionden eer! Want zij was zijn vrouw niet,
gelijk den Doorlugtigen Koning zelve getuigd heeft daaf ver-
scheiden lieden bij wajpen, en onder anderen ook onzen meester
Jnan de Leon en Josephus de Kattfewedo , maar zij was eenlijk
zijn bijsrit, verlaten en verschovene, zoodat eer den Siauw-
schen Koning voornemens was haar te b^eeren, is zij al ver-
zocht geweest van den Koning van Taroena; maar hare ouders
en Vrienden stonden dezen Koning niet aan, maar wel den
Korrixig van Siatiw; dit weten wij alles waar te zijn.
Nogmaals en andermaals protesteer ik t^n UE. op dezelfde
^'J2^ naar regten als voren, dat UE. uit dit rijk ga of doet
6*^*^ de bondgenooten uwer republiek, gelijk gij die hebt doen
loiti^li en zoo een onregtvaardigen oorlog zonder reden beginnen,
en ^oo snilks niet en doet, zoo wil ik van dezen uur aan on-
schtiXdig zijn van al het bloed en schade, en werp hetzelve op
nwex^^ hals, gelijk ik gereeds geprotesteert heb en zal ook niet
Dieex' protesteren , noch ook met schrijvens vergeefsch met UE.
meö:t» twisten , nademaal de voornaamste zaken in mijn brief van
pstetjren vervat, of spottende aanvaard of niet beantwoord , eenelijk
^^^xi van weinig belang ophalende.
lïoe UE. Kaudipan aangetast heb, heeft den vader Carolus
Toï^tsottus bij geschrifte , met eede gesterkt , overgeleverd , en dit
net>V>en wij ook aan den Gouverneur van Manilha onder andere
^•^^n dezen oorlog rakende, die UE. voornemens waart te be-
^^^Sinnen, geschreven; behalve dat UE. als Hoofd daarmede
kvaamt, dewijl wij zulks niet dachten noch door ons konde
gelooft worden, hadden wij zulks niet gezien.
öe voornoemde vader zegt ook, dat die van Kaudipan zijn
1?^ niet hebben willen aan de boot brengen, omdat ïte niet
s^ijneri zouden hom te hebbeu weggejaa^, ook dat zij getuigen
294 BijLAOi^N.
onderdanen van den Siaawschen Koning (gelijk ook waar is)
en onze bondgenooten zijn en niet dan door vrees en dreige-
meuten hun toestemming afgepenit te wezen.
De Heer Jeronimo d'Arras is niet van dit eiland verjaagt,
zooals alle de inwoonders getuigen kunnen, maar is gevlngt,
nadat hij door. de wapenen gedwongen was, hebbende rich tegen
zijns wettelijken Koning opgesteld gehad. Dat hij van Konink-
lijke afkomst is, is waar, doch in eene zijlinie, in dewelke
geen Koningen meer geweest zijn dan Passoeman; maar hij is
uit geen regte linie waaruit de wettige Koningen gekozen
worden , en uit geen andere , terwijl er een manlijk oor is. Doch
ik versta niet hoe het niet tegen de vrede is, een wederspan-
nige de hand boven het hoofd te houden en te begunstigen,
en wat dit raakt de verloving aan den Koning van Siauw , van
de verlatene en verschovene bijzit van den Koning van Tematen,
terwijl dit op het ernstig begeeren en verzoek van hare ouders
geschied is.
Maar nog veel minder versta ik, hoe het UE. (schoon ook
kooplieden) geoorloofd zij, behoud ^ de vrede, kruid en lood en
dei^lijk oorlogsvaartuig tot nadeel van UE. vrienden te ver-
koopen, het in UE. schepen of schip, naar derzelver land te
voeren , gelijk wij in dit eiland gezien hebben , geschied te zijn.
God almagtig wil UE. bewaren. .
In de vesting van de Heilige Roos den 25«. October 1677.
(Was get.) A. S.
XVII.
Padtbbuoos aan Sebanos.
Enitfeste Heer.
Terwijl onzen brief geen antwoord behoefde was het nutter
geweest gezwegen, en zoo veel openljare leugens niet overhoop
gehaald te hebben ; dat onze mast gebroken is heeft UE. school-
meester Juan de rLeon gezien.
Wat en . hoedanige vergoeding de onze gedurig geëischt
hebben, en wat er jaarlijks geschreven en gedaan is, sedert den
stilstand van wapenen tusschen UE. en den President Franx *
getroffen, is UE. en ons genoegzaam bekend.
1 Behoudens of met behoud van
' Cor»elis Francx bestuurde het gouvernement der Molukkexi vaQ
BIJI^AGEN. S95
Dat den Koning van Tematen dezen oorlog niet aangevangen
heeft, dan op onze aanrading is valsch.
Hoe den Koning van Tematen nu al veel jaren verleden en
nog een jongeling zijnde, aan des Konings van Taboekans dochter
verloofd geweest en te zijner tijd daarmede ook wettelijk, naar
hnnne wijze getrouwd is, en haar nooit voor bijzit gehouden,
verlaten noch ook verstooten , maar den vader eerlijk toegezonden
heeft is blijkbaar genoeg. Of nu den Pater Carolus Torcotti
ter goeder trouw zijn overgegeven relaas bezworen heeft , moeten
wij te zijner tijd zien en of hij zoo vroom is als wij hem
gelooven.
Ik verzeil met het schip, doch niet anders dan om zeker te
zijn, hebbende gisteren wel gezien hoe vijandelijk zich tegens
ons steldet , met het dorp en den kerk in den brand te steken,
opdat met die vlam te gelijk het schip vernielen mogt ! Zoodanig
ook dat ons groot zeil in den brand raakte, hetwelk door Grodes
hnip (hoewel- niet zonder schade en nog grooter ongemak voor
ons) weder uitgebluscht is. God almachtig verlenge UE. dagen
en spare UE. gezondheid, terwijl ik ben en blijven enz. %
(Ter zijde stond:) (Was get.) R. P,
dezen 26 October 1677.
xvni.
De Seboeant van deb Linden aan Padtbrugoe en
antwoord van dezen.
Ik maak den E. Heere^ bekend als dat de Goegoegoe van
Tagolanda zich zelven inbeeld , en meent den Koning van Siauw
te bepraten om zijn land aan de Comp^. over te geven, want
hij zegd als dat den Koning van Siauw onder geen zwarten
staan wil. Mijnheer , gelieft den Goegoegoe daarvan te examineren.
Hiermede beveele ik zijn Ed. enz.
Tagulanda, 28 Oct. 1677. (waa. get.) J. v. d. L.
Het briefje van heden gewerd mij wel en geviel mij nog
beter, hebbende ook dergelijke verzekering van den Kapitein-
T^ant gehad, of het naar onze wensch en buiten bloedstorting
zal afloopen , verhopen wij door Gods genade en moeten zulks
afwachten. Dezen gaat nu om den jongen Koning herwaarts te
1672 — 1674; van den door hem gesloten wapenstilstand vind ik bij
Yalentijn niets,
%9ii BULAOEN.
doen komen , opdat hij van jongs op mag zieu en gewaar worden
wat er in de wereld omgaat, en met een hoedanig een ernst en
ijver de E. Compe. het regt hnnner bondgenooten bewaard en
handhaafd. Laat die jongen vorst maar zonder eenig tijdver-
znim aanstonds en op den ontvang dezer instappen, zoo hij
het landen wil bijwonen en zien, alzoo op overmorgen vroeg
zulks is vastgesteld. Vaarwel enz.
28 October 1677. (Was get.) R. P.
XIX.
Padïbrüggb aan den vaandkio Smitu.
ft
De Chaloup Terlncco blijft hier omtrent zoo lang zwerven,
dat ik best gedacht heb dezelven naar de Manado te zenden.
Morgen staan de chaloupen van Pieter de Hoedt en de Een-
dragt te volgen, zrjllende UE. zooveel van de stoutste Alfoe-
rezen daarin proppen, als er bekwamelijk mede overgevoerd
kunnen worden en ons aanstonds dezelve toeschikken. Wij hebben
alhier een berg in en aldaar een hegte pagger op, maar de
Boelanders, Kaudipanders , Gorontaaldets en Limbotters doen
niet dan ons hier te hinderen, schijnende het met den vijand
te houden ; en dezelve nu weder weg te zenden , zoude te groot«n
moed in den vijand en te veel verslagenheid in de onzen ver-
oorzaken , zoodat wij dit nog al oogluikende moeten door de vin-
gers zien. In het landen stelden zij het dadelijk aan hetloopen
en zouden de Tematanen haast in wanorde gebragt hebben ; rept
u snedig en vaart wel enz.
Voor St. Rossa p«. November 1677. (Was get.) R. P.
PS. Groet mijn huisvrouw, dochter en nichtjes, alzoo geen
tijd heb om te schrijven.
XX.
Acte waarbij de Koning van Ternate, Siauw aax
DB Compagnie apstaaï.
Dit bezegeld geschrift wordt ten verzoeke van den Spaanschen
Kapitein, tegenwoordig hier tot Sianw op zijn vertrek staande,
door mij Koning van Ternaten verleend, in manier als volgt:
Namelijk dat ik Koning van Ternaten, met mijn mede^bragte
BI11JL0«N. 297
magt vau volkeren, om den onlijdelijken hoon door den Sianw*
schen Koning mij aangedaan, te wreken, al zulks nagekomen
en 8iauw dan onder mij , door Godes hulpe met de wapenen
gebragt heb, welke ik aan de £. Ck)mpe. ten vollen overgeve,
om Siauw in alles tot welstand van dezelve te besturen en als
eigen ip gebieden. Doch mits dezen begeerende dat alle de Gas-
tilianen, die zich als publieke vijanden omtrent mij en mijn
volkeren getoond hebben, eer dezen dag ten einde is, nog uit
mijn overwonnen land zullen vertrekken , zonder ooit daar weder
in te komen.
Aldus gedaan en verleend tot Siauw voor de barricade der
Spanjaarden, door mij vemaamd Maetsuyker, te voren geheeten
St. Rossa, op den 6n. dag van Ramadlan, van Hedjira den
profeet in het jaar 108S, naar onze rekening den f> November 1677.
(Onder stond) Door mij ter order van den Koning van Ter-
naten gesteld , getranslateerd en geteekend.
(Was get.) P. Harcksz.
XXT.
De Koning van Taboekan aan Padtbièuggb.
Mijnheer Gouverneur, den 28ste dezer des ochtends is er een
prauw met een sergeant, meestér en Kapitein-Laut van mijn-
heer Gouverneur afgezonden, alhier gelukkig gearriveert; mede-
brengende een brief den 17e gedateerd, welke ons verzoek en
van ons lang gewenschte begeeren , met een ons zeer aangename
tijding van mijnheer Gouverneur, als de E. Gorape. presenteerende,
en den Grootmagtigen Sulthan Amsterdam, Koning van Ter-
naten en Molukkes , in zich houd , voor welke groote genade
wij met een opregt hart, ten allen tijde ons in onderdanigheid
dankbaar zullen betoonen, als waardige onderdanen van de E,
Compe. en gepardonneerde van den Sulthan Amsterdam.
Mijnheer den 28e is er nog een brief van Taroena aan ons
gekomen, den 22e gedateert op het schip de Swaan voor Siauw ,
inhoudende van onze magt derwaarts te zenden, welke onze
raagt, ter dier tijd van vele valsche rapporten, meest gevlugt
en gebroken is. Wij zeer onpasselijk , zullen evenwel ons devoir
doen, een prauw met een van onze zoons derwaarts te laten
gaan , en daarbij mondeling van alles rapport en excuus aan mijn-
heer de Grouvemeur te doen , en in ondenïanigheid aan mijnheer
298 buijlges.
Gouverneur en de Sulthan van Ternateu verzoek te doen, om
van deze kant naar Siauw geexcuseert te worden ; mijnheer Gou-
verneur wel bekend zijnde , wat vaders hart en liefde is tot het
vleesch en bloed ; in andere occasie zullen ons zooveel te meerder
benaarstigen om gehoorzaamheid te betoonen, verzoeken nog-
maals in consideratie te trekken. Het Christendom belangende
verhoope zulk devoir in te betoonen, dat mijn Heer Gouver-
neur groot genoegen (daar) in zal hebben ; als den laatsten dezer
maand, wezende Zondag, aireede het eerste gebed gehouden
(is) alwaar wij met onze zoons en eenige Bobatos daarbij
wezende , om andere met een goed exempel voor te gaan , opdat
zij geen excuus hebben kunnen om achter te blijven, zonder
ons volgende met zoo veel te meerder kracht daartoe getrokken
zullen worden, waarvan (aan) onze kant geen manquement zal
betoond worden. Hiermede enz.
Taboekan, (Get.) Bokrobdao,
Ultimo Oef. 1777. Koning van Taboekan.
XXII.
Ds. Caheyno aan Padtbrugok.
Sedert mijn vertrek van u hebben wij drie dagen gezworven
na de begeerte van den wind en stroom. Op den vierden dag
met een goeden wind alhier gearri veert i hebben meester Hendrick
gedestineert op Taboekan, hier nog niet vernomen, zullen na
hem vernemen of hij op Taboekan mogt beland zijn. De Koning
van Taboekan is alhier ontboden door order van den Koning
van Taroena en mijn toestemming, opdat hij hem mogt verze-
keren van het goede aan hem door UE. voorspraak verrigt, en
mede uit hpm te verstaan zijn regte genegenheid tot het Chris-
tendom , opdat wij ons daar naar in onze reizen derwaarts mogen
schikken.
De Koning van Taroena, die UE. hartelijk doet groeten, is
bezig met zijn praauw klaar te maken, om volgens UE. order
op aanstaande maandag van hier te vertrekken, om met den
eersten bij UE. te zijn. Hiermede vaart wel en zijt'Grode be-
volen enz.
(Get.) Z. C.
Datum Sangi op de negorij Taroena dezer 28,0*ctober 1677.
BIJtAOBM. 299
XXIU.
I
Padtbkugge aan den raad van Ternate.
(Berigt van het voorgevallene sedert de komst op Kaudipan
tot den 5 Nov. 1677.)
Verder kennisgave dat de Kapitein Seranos naar Maleije ver-
zonden was en de Paters stonden te volgen; hoedanig hij wenschtdat
men hem aldaar zal huisvesten, bezoldigen enz. met deze woorden.
Met het verlies van deze paggers staken de Castilianen de
vredevlag ten eersten op, zorgende (vrezende?) gelijk ook te ge-
loeven was door de Tematanen alle dood geslagen te zullen
worden , zoodat wij hun in onze hoede hebben genomen en den
Kapitein UE. overzenden , * denwelken in 't huis daar de Ta-
gulanders in onze tuin ingewoond hebbeu zult plaatsen , gevende
ieder naar zijn kwaliteit zoodanig rantsoen en kostgeld, als de
onze genieten ; met die voorzorg, vau een recepis van hun hand
te nemen, opdat zij 't naderhand niet weder mogten loochenen ,
alzoo in allen vermerken dat zij weinig op een leugentje passen ;
andere kleinigheden meer die den Kapitein benoodigt mogt wezen
kunt hem geven, en verders in alles behulpzaam zijn, hoe wel wij er
geen dank van hebben zullen. De Koning heeft ons acte van
opdragt verleend en de Siauwers overgelaten , hebbende zich ook
den Siauwer aan ons overgegeven, om in de Christelijke Gods-
dienst gehandhaaft te worden, zoodat wij naar het vertrek van
de Castilianen tot voorwaarde en in verband met dezelve zullen
treden. De fluit dè Yliegende Swaan zal ik U£. over acht k
tien dagen mede toezenden, om nog wat voorzien, de onkost-
rekening opgemaakt en met zoodanig nader schrijven van UE.
aan Haar Edel Hoog Achtb. naar Batavia over de Zuid zijn reize
derwaarts te vervorderen
Onder 't schrijven dezer komt ons afgezondene Tagulandsch
vaartuig van Sangi weder terug, komende met dezelve in eeu
corra-corra de zoon van den Koning van Taboecan, die den
Koning Amsterdam ons almede heeft overgelaten , en allen onzen
Godsdienst willen aanvaarden, gelijk UE. uit 't afschrift van den
brief, in des Konings naam aan ons gezonden, kunt zien ; in hun
1 Met de Chuloup Terlucco.
306 EULAOEH.
gezelschap , kwaineu mede twee corra-corra's, een vaa Limauw,
de ander van Saban , staande den Koning Don Martin pp morgen
naar hun z^gen, te volgen.
De Paters die er zeer kwalijk uit willen en ons hierdoor vrij
verletten, staan nu mede te volgen met de chaloup van Pieter
Tidesz. en de Hoedt, en een groot getal lieden ; doch UE. zullen
geen andere kostgeld of randzoen geven , dan die iii den dienst
der Castilianen zijn geweest, zijnde 13 st. ten uitersten, alzoo
vertrouwe nog eenige alhier zuUen verblijven; om dezelve evenwel
niet te laten vergaan, kund ze wel voor de gewoonlijke dag-
loonen aan 't werk zetten enz.
De Paters zullen onderkoopmans onderhoud en randzoen heb-
ben, zonder meer, en op dezelve wat nauwer acht als op de andere
geslagen worden. Wij zidleu deze hiermede afbreken en U£.
gezamenlijk Qode bevelen enz.
In de Swaan voor Siauw den 5 Nov'. 1677.
(Was get.) R. P.
XXIV.
*
Padtbrugge aan den Baad van Ternate.
Gisteren zonden wij UEd. den Kapitein Andreas Seranos toe,
met eenige van de zijne. Tegenwoordige gaan de Paters over,
die wij verstaan geen gebrek van geld hebben, alzoo zij alhier
ettelijke slaven hebben willen koopen. Het kostgeld dat wij hun
toegelegd hadden , mag nog wel ingehouden worden tot den tijd
toe dat men vermeend zij het van nooden hebben , alzoo dezelve
niet kunnen worden aangezien als onderzaten van Castilie maar
als onderdanen van Bome, daarmede wij weinig te schaflen
hebben. Ook zoo zal hun volk voor tropwerkers ingelaten wor-
dende, geen padi, v«el minder rijst worden gegeven, zijnde dit
een zaak, dat wij met- onze wederkomst meenen af te schaffen,
alzoo kwalijk genoeg voor ons garnizoen voorzien zijn, en onze
padi van de Manado zoo haast niet zullen kunnen afhalen , alzoo
de fluit Helena tot heden nog niet verschenen is. Hierop zal
dienen staat gemaakt en niet dan om de andere maand padi
tot randsoen gegeven worden. Vaart allen wel, enz
Siauw voor het Fort Maetsuycker den 6 Nov. 1677.
(Was get.) R. P.
XXV.
Artikelen en Conditien , waarop HH. den
Koning Amsterdam van Tematen, Koning van
BULA6EK. 301
Taroeua, Koniiig van Boelang en Koning van
Kaudipan den vreede vergunjien, aan den Hoog
geboren Vorst en Heer Frandsco Batahe, Koning
van Siaaw en zijne Kijksgrooten , zijnde niet
aangeroerd de pretentien van Taboekau en Taj^-
wila, alzoo die Koningen niet tegenwoordig waren.
I.
De Koning van Siauw en zijne Bijksgrooten belooven aan
deu Koning van Tematen, tot een boete eu breoke van zijne
misdrijven omtrent Tematen gepleegd:
500 stuks Porcelijnen,
50 if Houwers.
50 // Speelbekkens of Gommen.
50 f Muskets.
50 katis goud,
50 slaven en
1 corra-corra om dit over te voeren, voorzien
met eeu bas *.
Dit neemt Z. H. den Koning van Temate aan tot een ver-
zoening en verklaard daarmede vernoegd te zijn ; gunnende daar
en boven nog aan den Koning van Siauw tijd en uitstel, om
het bovenstaande op zijn gemak te voldoen.
2.
Belooven den Koning van Siauw en zijne Rijksgrooten , alle
de tot hem overgeloo{)en Teinatanen weder over te zuilen geven,
hetzij vrijen, hetzij slaven, zoo wel die van Manganitoe als
Saloeran ^ zijn weggeloopen, zijnde omtrent 1500 zielen.
3.
Jeronimo d' Arras , wordt door den Koning van Siauw eu zijne
Bijksgrooten, hersteld en weder aangenomen in zijn vorige be-
diening en gezag van voorheen, zullende dezelve in eer en aan-
zien als Qoegoegoe des Rijks erkennen en doen erkennen zoo
het behoord, zonder dat den een den ander iets zal hebben te
verwijten, van hetgeen voor heen mogt geschied wezen.
1 Draaibas.
' Saloeran op de zuidoostkust van Sangi , volgens Val. I. B. bl. 47 en 52
een der grootste negor^en van dit eiland, behoort onder den koning van
Taboekan. Veel der inwoners waren echter naar Tamakko verhuisd en
hadden zich even als de onder Piantay uitgeweken Manganiters onder
Siauw gesteld.
302 BtJIAOHK.
4.
Belooveu den Koning van Siauw en zijne Kijksgrooten , aan
den Koning van Kaudipan weder ter hand te stellen, zijne
dochter en deszelüs moeder, zoo haast deze (dit verdrag) zal
geteekend zijn.
5.
Zoo mede aan Z. H. Martin Tatandam , Koning van Taroeua,
zoodanig overgeloopen volk en slaven, als bij de lijst daar af
overgeleverd blijkt; behoudens dat den Koning van Taroena
mede weder zal geven zoodanig volk en slaven, als bij deugde-
lijk bewijs in zijne landen te zijn, zal komen te blijken.
6.
Den Koning Loloda van Boelang, belangende, blijft de zaak
van zijn vermoorde lieden in staat * tot meerder bewijs daar
af erlangt, zijnde maar een singuliere getuigenis; zullende zoo
wanneer het deugdelijk komt te blijken, vergoeding naar 's lands
wijs geschieden.
7.
Wat aangaat deszelfs overleden zusters, slaven en het Prinse-
stukje , gehoord ' zoowel het eene als het ander aan het land
behalven dat er een goed gedeelte gouds, door haar dood vei
mist is , zoodat het eene tegen het andere zal gaan en vereffen
worden, zonder dat ooit hier na over het een als het and<
eenig verschil zal mogen ontstaan.
Aldus overeen gekomen en vastgesteld op het eiland 'Siaui
in een veldtent, dezen S^te November 1677. Onderstond het
van den Koning van Tematen in roode lak gedrukt, eu ver-
volgens geteekend bij :
Don Martin Tatandam, Loloda Koning van Manado en Bi-
nankal Koning van Kaudipan enz.
Don Erancisco Xavier, ^ Don Thomas, Ooegoegoe.
Juan Nauchas^ Kapitein-Laut
Don St. Jago, n
Don Pedro, Hoekom en
Don Vincent, Senghadja.
* /• statu qtto ante,
* Behoort.
' Dit moet de koning van Siauw zijn, die in ^het opschrift van dit stuk'
met z\jn inlandschen naam Don Francisco Batahe genoemd wordt. Verg.
ook voor de andere namen de onderteekening der volgende bijlage.
BIJLAGEN. 303
XXVL
Verbond en voorwaarden, aangegaan, vastge-
steld en besloten, tnsschen den Góuvem. der
Molukkes den Heer R. P. in naam en van wegen
den E. Heer G. G. J. M. en de E. HH. Raden
van Indie, representerend de G. N. G. O. I. C.
en den staat der V. N. in Indie ter eenre en,
den Hooggeboren Heer Frandsco Batahe , Koning
van Siauw en zijn Rijksgrooten ter andere zijde.
1.
Vooreerst en vooral zoo keuren den Koning van Siauw en
zJLJne Rijksgrooten , voor goed , vtist , van kracht en van waarde ,
voor hun en hunne nakomelingen, nu en in het toekomende
zoodanig een opdragt en overlating van hun land en volk,' als
den Koning Amsterdam , aan de E. Compe. bij schrift en zegel
heeft bevestigd op den 2 dezer , in het overgeven op genade en
ongenade aan Z. H. Amsterdam, van de Spaansche veldpost
Rossa, door den Castiliaanschen Kapitein.
2.
Verklarende den Koning en zijne Rijksgrooten, zijn land te
houden als een leen van de E. Comp^., zullende hetzelve bij
zijne navolgers in de bestiering als Koningen successivelijk , en
op hel aannemen van het rijk moeten worden geheft, of op
Maleije , of zoodanige plaats als dan des Comp^. oppergezaghebber
der Molukkes zijn verblijf mogt hebben. Alwaar eerst de toe-
stemming en teekens van Koninklijk gebied zullen erlangen,
zonder dat eenige Koning van Siauw of aldaar of elders zal
mogen bevestigd worden; in welk geval zulks aangezien moet
worden als nul van geen waarde , krachteloos en als niet geschied.
3.
En hierop zoo verklaard hij Koning en zijne Rijksgrooten,
met de Comp^, aan te gaan een vast, verzekerd, bestendig,
bondig en eeuwigdurend verbond, vrede en vriendschap, voor
hem en zijn nakomelingen altoos.
4.
Geen andere dan de Gereformeerde Christelijke Godsdienst,
zoodanig als in de Nederl. kerk, achtervolgens de algemeene
Kerkvergadering gehouden tot Dordrecht , en vastgesteld in den
jare 1619, wordt geleerd, beloofd den Koning en zijne Rij ksgr.
X (XIV) 'i.^
304 BUlJkOE^.
in zijn rijk van Siauw te zullen dulden. Maar dat aanstonds
alle paternosters, crucifixen, beelden en andere teekens van af*
godendienst, afgelegd, verbrand en aan een kant geholpen zullen
worden. Beloovende verders alk Predikanten, school- en leer-
meesters, die er nu of hier namaals geplaatst zullen worden,
of alhier verschijnen , hetzij tot onderwijzen , onderzoeking in de
leer en over school en kerken te doen of anders, hun minlijk
te zullen bejegenen , dezelve alle hulp en bijstand in hun heilig
werk tot bevordering der ware Christelijke Godsdienst te doen,
en ieder naar zijn staat en waardigheid in eer en aanzien te
houden en te doen houden.
Om het welk te beter te kunnen nakomen en achtervolgen,
zoo zal hij Koning noch zijne Rijksgr. fiiet toelaten , dat alhier
op Siauw of elders onder zijn gebied, eenige papen, priesters,
schoolmeesters of leken der Roomsche kerk, ergens indringen,
zich ter nederstellen of onthouden, maar zal die afwijzen, het
land ontzeggen, of by wederstrevigheid met geweld daar uit-
jagen en dpen jagen, of wel zoodanig als on troerders der gemeene
rust openbaarlij k straffen.
6.
Ook beloofd gem. Koning en zijne Rijksgr. geen Europeanen
hetzij Spanj aards , Portugezen , Franschen , Engelschen , Denen ,
Zweden * of hoedanig en van waar die zouden mogen zijn,
noch ook geen vlugtelingen en uitgewekene Makassaren , of eenige
andere vijanden van de E. Corape. hoedanig die ook wezen
mogten, in zijn land te ontvangen of aan land te velen, maar
af en naar Maleije, aan die geene, die indertijd het gezag des
E. Comp®. heeft, te wijzen; ook geweldelijk, zoo het den nood
vereischt en iemand tegen dank stand grijpen wilde, uit zijn
gebied te drijven.
7.
Zullende zich allezins en overal toonen vrienden van 's Compe.
vrienden en vijanden van 's Comp«. vijanden te zijn. Ook tot
zoodanige togten of oorlogen nevens Aüdere bondgenooten de
* Hier worden niet alleen die Europeesche natiën opgenoemd, welke
zooals de vijf eerste werkel\jk op Oost-Indië gevaren hadden, maar ook
de Zweden, die, voor zoover mij bekend is, destijds nimmer een schip
derwaarts hadden gezonden Zij hadden echter in de eerste helfl der
zeventiende eeuw in Noord-Aroerika eene kolonie nabij Nieuw Nederland
en poogden ook een tiental jaren voor Padtbrugges reis onder de leiding
van een voormalig Nederlandsch ambtenaar zich tusschen onze kantoren
op do kust vau Guinea te vestigen.
BIJLAOBX. SOS
Ti. Comif^ ten dienste te zijn , als buiten gevaar van hunne landen
en naar billijkheid zal kunnen geschieden , waardoor E. Comp^»
in alle voorvallende ongelegenheden en ongemakken, dezelve
g<etiottwelijk en naar vermogen zal helpen en zoeken te redden ,
voor zooveel als dan de nood en tijd zullen vereischen.
8.
£n omdat de Castiliaaiisehe Kapitein en Roomsche papen,
i^aar hun eigenbelang en zinnelijkheid , welligt verscheiden dingen
alhier op hun vertrek voorgevallen, listig verdraaijen en niet
liaar de ware geschapenheid der zaken in Europa verbreiden
zullen, gelijk zij bereids begonnen hebben, zoo verstaan den
Koning van Siauw en alle zijne Bijksgr. en hebben gewild, dat
ais een artikel in deze T^ude zijn, hetgeen de waarheid is : dat den
Gouverneur meermalen getragt heeft , de Castilianen te bewegen
tot een minnelijk verdrag, daar den Spaansche Kapitein in tegendeel
aan hun last gegeven had , de a%ezondene van den Gouverneur
te vermoorden; hebbende de Siauwers niet dan op het teeken
gewacht, dat den Kapitein hun geven zoude. Ook bekend den
Koning en zijne Rijksgrooten , dat den Oouverneur met zijn schip
gedurig aan een kant gelegen heeft, zich niets ter wereld aan-
trekkende , zijnde geen andere dan Ternatanen en bondgenooten
in het treffen geweest. Dat ook den Koning en zijne Rijksgr.
de E. Ckunp^. bescherming hebben gezocht, en de Castilianen en
Paters het land ontzegd en weggejaagt (hebben) om dat hun
zoo trouwelooslijk en zouder nood hadden overgegeven , hun ver-
latende en verradende.
9.
Beloofd en neemt den Koning en zijne Rijksgrooten , aanstonds
en na het sluiten dezer (aan) alle de nagelboomen, zoo die alhier op
Siauw als aanleggende eilanden staan , aan te wijzen en te doen
aanwijzen, zoo mede die op Kaboeroeang en Talauw ' mogten
zijn, om alle uitgeroeid en onder den voet gehakt te worden,
zonder dat er ooit of ooit weder andere zullen mogen aange-
kweekt, maar alle die er nog nader mogten gevonden worden
verdelgt en vernield worden.
10.
Geen oorlog noch geen vrede, het zij met wien het ook wezen
mogt, zullen den Koning van Siauw noch zijne Rijksgrooten
1 Het eiland Kaboeroeang staat nog heden grootendeels onder den vorst
vaii Siauw. Over de nagelboomen aldaar zie men Val. D. 1. B. bl. 40,
306 BULAOSN.
vennogeu aan te gaan noch te beginnen, zonder alvorens van
de E. Comp« daartoe te hebben verlof en toestemming; doch door
andere aangetast hun zelve verweren moeten, zonder verder iets
te ondernemen, ter tijd en wijle den Gouverneur in Maleije
daar kennis af heeft.
11.
Bij aldien 'er eenige verschillen onder de bondgenooten of
wel onder den Koning en zijn eigen Bijksgrooten ontstonden,
daarin zal wederzijds niets gedaan worden , dan goede aanteeke-
ning gehouden, om naar billijkheid door den Gouverneur of
zijne gecommitteerden, benevens gecommitteerden van partijen
gehoord, onderzocht en beslist te worden in der minne of naar
regt en billijkheid.
12.
Zoo het echter mindere en geringer zaken waren , die door de
bondgenooten onder elkander konden bijgelegd en verefiend wor-
den, kan zulks gevoegelijk geschieden, door keur wederzijdsch
van scheidsheeren die partijen niet verdacht zijn , en naam hebbeu
van eer- , trouw- en vredelievende mannen te zijn , door welken
weg veel kleine beginselen, tot grooter onheilen anders een weg
banende , kumien geweert en in hunne geboorte gesmoord worden.
13.
En blijven den Koning van Siauw en zijne Bijksgrooten ver-
pligt, iemand der bondgenooten in ongelegenheid zijnde of aan-
gerand wordende door iemand van buiten, bij te staan en alle
mogelijke hulp toe te voegen ; gelijk de bondgenooten ook verpligt
zijn den Koning van Siauw en zijne Bijksgrooten land en lieden ,
in dergelijk geval te helpen en bij te staan, zooveel als hun
mogelijk zal zijn.
14.
Niemand hetzij Koning of Bijksgrooten , zal vermogen uit zijne
bediening afgezet en een ander aangesteld te worden, dan met
kennis en goedkeuring der E. Gomp. ; zullende of onbekwame
of verdachte in des rijksbestieriuge , gehoord , onderzocht en na
blijken van bewijzen, of afgesteld of ook gehandhaafd worden,
opdat niemand eenig ongelijk geschiede en alles in rust en vrede
toegaan mag.
15.
Alzoo Boelang-Itam gehoord onder Kaudipan, en Kaudipan
achtervolgeus het 17e art. der Makassaarsche vrede van den
jare 1667, den 18 November aau Teriiaten eo de E. Compe.
BIJLAGEN, 307
omen is, zoo staan mits deze den Koning en zijne Rijks-
g*rooten, voor hun en hunne erven af, hun vermeend regtover
dezelve, latende die in het geheel aan de E. Compe.
16.
Eindelijk alzoo bevonden is dat den broeder van den Koning
ystm Taroena, Don Martin Tatanda, Pacarilla ' tot veel on-
heilen, verwarring en moeijelijkheden oorzaak gegeven heeft,
zoo beloven den Koning en zijne Rijksgrooten , denzelven in
Comps. handen te zullen leveren, of hun ontsnappende, nooit
^ Jijden, dat ergens in hun gebied zich onthoude, noch ver-
Wijve , opdat de eendragt en liefde onder de bondgenooten meer
®ö meer aangroeije , rust en vrede zooveel mogelijk bewerkt , en
*lle beroerte, ontstigting, verwarring en kwade achterdocht mag
ffö'weerd worden , om dusdanig een goede eeuigheid en vast ver-
trauwen, goede vaste en verzekerde vrede alom te hebben, het
^^Ik Grod almachtig geve.
Aldus gedaan en vastgesteld in het fluitscheepje de Vliegende
^^aan , aan het eiland Siauw, ter reede voor de Nederlandsche
^^Idpost Maetsuycker, den 9e. November; en was geteekend :
Don Pranciseo Xavier;
d"*Arras, Goegoegoe; Don Thomas, Goegoe;
öon Juan Nauochos, Kapitein-Laut; St. Jaga, mede Kapitein-
Laut;
öon Pedro Laomba , Hoekom ;
incent Gamoelala, Hoekom;
in margine geteekend R. P. waaronder stond :
ierbij waren wij , en was geteekend :
on Martin Tatandam,
ïieta Lalero,
"^^Ti van der Wal , Jodocus Cromhnijzen en Paulus Harcksz.
XXVII.
Den Vaandrig Smith te Manado aan den
Gouverneur Padtbrugge.
Edele Emtfeste enz.
reezen Orang Badjoes hebben noodzakelijk geacht met deze
^^l^ggende brieven UE. Hoog Achtbh. toe te zenden, doordien
* Deze PaccariUa bevond zich te taupiakko op Satigi, dat onder den
^**iag van Siauw stond,
808 BIJLAGEN.
•
de fluit Helena den eerstieii November met zijn scheepslading
in Banka zijn (is) gekomen , en aldaar UE. Achtb. order blijft
verwachten, alzoo hij tot zoo verre zijn vorige order gevolgt
heeft en hiermede eindigt.
Yoor eenige dagen zijn (is) hier aangeland een prauw van
QorontalOy berigtende hoe dat Majoeda met de Temataansche
magt daar voorbij was gepasseert , en een Gk)rontaalsche pranw
gerescoutreert , dezelve aangetast en overweldigd (had) waarvan
een of twee van dezelfde prauw waren doodgebleven en een
Prins zeer hard gekwetst.
Zoo haast was UE. Hoog Achtb. niet vertrokken, of den
tweeden dag heb ik mijn reis vervorderd en landwaarts in ge-
marcheerd , met de Comp^. kleeden om padi te ruilen , en heb
goede kwantiteit ingekocht. Verders is 't God lof alles wel ,
deze hiermede eindigende, enz.
P. S. Met deze prauw komt over den Hoekom Sing-
hadji met vier Ternatanen, die met het schip Helena in
Banka zijn gekomen en blijven nog 20 Ternatanen met de
twee Mootiers * die wij door gebrek van prauwen niet
konden verzenden.
A'. Dè gezaghebber van de fluit Helena Jacob Livius, meld
zijn wedervaren sedert dat hij op den 22» Junij 1677, van
Maleije was vertrokken, hetgeen in substantie hier op neer
komt: Hij kwam met de Helena van Lohia ter reede, op het
oogenblik dat de Sampson van daar vertrok en die aldaar drie
of vier dagen voor hem was gekomen. Het hout laden was niet
voorspoedig gegaan, zoo door de traagheid als het niet geregeld
door werken van het volk , die nu eens drie ^ vier dagen werkten
en daarna vertrokken , voor da:t er anderen in hunne plaats waren
gekomen, zoodat ze genoodzaakt werden de meeste lading romp-
slomps in te nemen en meestal onbehouwen. Den 7" Augustus
waren ze van het Djatibosch gezeild, naar de negory Terlucco
ter reede van Lohia , om daar verder het schip vol te laden met
drooge djatiehouten balkjes, kromhouten en knieën enz. Vol
zijnde vertrokken zij van de reede van Lohia den 15 Augustus,
en zettende koers bezuiden den straat naar Boeton , omdat men
vernomen had dat daar brieven van den Gouverneur en den
Koning van Temate gereed lagen ; deze aan boord gekregen en
1 Inwoners van Motir, een eiland niet ver van Temate gelegen. L.
BU1.A6EN. 309
daarenbovea nog elf stuks slaven , als : vijf van den Koning van
Boeten en zes van die van Woena , werd de koers om de Zuid
gesteld 9 om volgens order tusschen de hoek van de Dwaalbaai
en de Toekan Bessie eilanden door te steken , maar na hiermede
wel drie weken bezig geweest te zijn zonder er door te kunnen
komen , door de gestadige O. en Z.0. winden en tegen stroom ,
w^erden zij genoodzaakt naar Boeton terug te keeren, te meer
dastr de provisie en water begon te ontbreken.
Den 18«. September vertrokken ze weder van daar, en stelden
de koers om de Noord , doch van het Noordeinde van de Straat,
hadden ze weder zoodanigen tegenspoed door de O. en Z. O.
w^-Euleu en tegenstroomen , dat daarmede weder 15 of 16 etmalen
verliepen voor dat ze eindelijk buiten de Straat kwamen. Het
w^erd nu onder de Boetonsche wal opgehaald met een Zuidelijk
^^iudje, tot dat ze overstekende, den 15de October voor de negorij
^&ttamatta in Xoela Bessie ten anker kwamen. Het verblijf
^Uiier werd door verschillende omstandigheden ook al gerekt,
^oo dat ze niet voor den 28e. October van daar vertrokken
om bunne reis te vervorderen «aar Straat LimlA, waaf ze 's avonds
vaii den SOe. October aan het Noordeinde , omtrent 3 mijl bui-
^^n de Portugeesche baai , ten anker kwamen ; dewijl ze door
stilte en stroom het Zuideinde van de Straat waren voorbijge-
^ooj>ea. Geen orders daar omstreeks vindende, werd het anker
^^^der geligt en waren nog niet onder zeil , toen ze ^en vaartuigje
if werden, dat bij hun aan boord komende, vernamen dat
Manado kwam en naar Siauw bestemd was , de koer;? werd
^^ gesteld naar Stcaat Bauca, waar ze des avonds van den
^^* Nov. ten anker kwamen; de gezaghebber yertrok den vol-
®^*3bden morgen met de boot naar Manado om provisie , en tevens
^^^ hunne komst aldaar bekend te maken zoo mede om nadere
^'^^''i^n van den Glouvemeur af te waditen.
£. De brief van den Schipper Jan Verschuur van de Samson
lelst zijn wedervaren van den 6 Junij, dat ze van Batsj,aa
^^^der zeil waren gegaan, tot de 29e derzelfde maand, , toen
'^^^K^T Boeton ten anker liggende. Ze liepen bewesten Oebij heen ,
'^'^dat ze door de stroom in drie dagen niet gevorderd waren;
^^n 14e kwamen ze bij de Westhoek yan fioeiroe — het naaste
l'^nd O. ten Z. \ Z. omtrent 2 mijl uit de wal — te laad;
^ koers werd nu Z. W. ten W. genomen. Den 16e. zagen
^ W'awony en kwamen tegen den avond tusschen den Noord-
310 BIJLAGEN.
oosthoek van Boeton en de Waterplaats , op 41 vadem water ten
anker. Den I8e. kwamen ze voor Lohia op 19 vadem bij het
Kajati bosch ten anker; kapten aan wal een fokkera en ander
Tondhout, om daarmede die op de reis derwaarts gebroken
waren te vervangen.
De brief vervolgt aldus:
Den Hoekom Singhadji verzocht toen 20 soldaten, om mede
te nemen tot zijn staathoaders , dat hem toegestaan werd , die
ook dadelijk aan zijn boord werd gezonden. Den 2£e gingen
onder zeil , zagen de Helena en Schipper Livius kwam aan boord ,
en na eenige discoursen aangaande zijnentw^ gehouden te
hebben , ia weder naar de Helena (die ondertusschen voor Lohia
ten anker was gekomen) vertrokken.
Den 26ö zijn wij naar den Koning gegaan, vorderde de
slaven voor UE. Achtb. als mede die voor den E. Heer Admiraal
Speelman, daar dan geen raad toe was om die te bekomen,
alzoo den Goegoegoe uit was om dezelve op te halen ; wist niet
wanneer dezelve weder zoude komen, maar dat er een corra-
corra hem zoude ^Un opzoeken. Verzochten een briefje aan den
E. Heer Admiraal dat wij ons devoii hadden gedaan, hetwelk
den Koning ons toestond naar ons eigen goeddunken te stellen
hij zoude het onderteekenen , wilde ook een op H Maleisch van
denzelveu inhoud schrijven. Zoude ook den Singhadj en den Ko-
ning van Woena van boord gehaald worden, waartoe drie Compe.
naar strand gecommandeerd werden , om den Singhadji te halen; gin-
gen ook drie papen mede , die den eed van den Koning van Woena
namen op haren alkoran , dat dezelve nooit iets tegen de Compe.
of den Koning van Boeton en Temate zoude ondernemen , waarvan
ik en Meester Anthony,' op zijn Maj*. verzoek als getuigen
van wegen de E. Comp. hebben gestaan; zonder dezen eed af-
gelegt te hebben mogt Radja Woena niet in de stad komen ,
noch ook geen wapendrager achter hem hebben, noch ook met
geen kris gewapend zijn. Dit dan verrigt zijnde gingen weder
naar boven , daar wij zijn Maj^ met de Bijksraden in de baleij
vonden, alwaar toen de brieven overgeleverd en met genoegen
gelezen werden. Verzochten aan Z. Maj. dat nog geliefde order
te stellen op het hakken van balken voor de Heleua, alzoo de
zelve niet langer als 1^ maand mogt wagten, dat het schip dan moest
vertrekken , hout hebbende of geen ; gaf ten antwoord, dat zoodra
hiermede gedaan hadden daar zorg voor zoude dragen, dat het
den Kapitein-Laut zoude aanbevolen worden enz. — Verzochten
BIJLAGEN. 811
verder, dat zoo bij aldien Z. M. aan Haar Edelen wilde schrijven,
dat doch daarmede geliefde voort te gaan, opdat wij daardoor
in onze reize niet raogten verachterd worden, en van onze ge-
bieders kwalijk bejegend ; gingen hiermede des avonds naar boord
op belofte dat morgen de brieven zouden gereed zijn. Den 27*^
is Radja Woena met zijn goed , almede het goed van den Seng-
hadji van boord gehaald ; tegen den avond maakten het voor-
marszeil los en deden een schoot> * doch kwam niemand te
voorschijn. Den 28«te stuurden — door dien mijne en de boek-
houders beenen, niet vrij van de lammigheid waren, en geen moed
hadden weder om boven te komen — den op|)erstuurman en mr.
Anthonij naar den Koning , en maakten de marszeils los ; tegen
den middag deden een schoot. Na den middag kwamen de afge-
zanten weder aan boord, bragten drie goede slaven voor UE.
Achtb. mede; zeiden dat Z. M. verzocht dat wij doch zouden
wachten tot morgen zeven uur, dat de brieven dan aan Haar
Edele zouden klaar zijn , dat wij dan goed vonden. Den 29sten des
morgens omtrent 7 uren, zagen vijf corra-corra's van de Noord
komen en kwamen ons aan boord , was Kapitein Baccary en den
Radja van Tibore, waarmede ook Schipper Livius kwam om aan
te pressen dat met de houthakkerij spoedig mogt voortgegaan wor-
den , kwamen voor ons nog geen brieven ; tegen den middag de wind
Westelijk , tamelijk koeltje , gingen onder zeil , vertrouwden dat
zij wat meer haast zouden maken , dit is dan Edele Emtfeste enz.
(Was gei) Jan Verschuur.
(In margine .stond :)
Het jacht Samson, liggende voor Boeton onder zeil,
29 Junij 1677.
C. Brief van den Sulthan van Boeton aan den
Gouverneur Padtbrugge.
Deze brief van P. S. Sulthan van Boeton, komt aan onzen
vriend den heer Gouverneur, wien Gods zegen en alle geluk
op aarde verleenen wil , opdat alle 't geene bij hem bij der hand
genomen wordt mag gelukken en hij lang leven.
Naar dat zoo weet Heer Gouverneur dat UE. brief door den
Bontos , Rakea en bij de Pangalasas den Padoeka zeer wel be-
1 Nog niet geheel in onbruik als een teeken of sein dat men gereed
is te zeilen. L.
812 BULAOEN.
steld zijn, welke geopend en gelezen hebbende, was den Koning
en den Goegoegoe nevens den Kapitein-Laut , mitsgaders alle
de Bobatoes zeer aangenaam van harten te hooreu , gemerkt wij
in de brief de zuivere en opregtigheid van des Gouverneurs
hart hebben bespeurt, want hebbende 't£ijk van Temate ea
Boeton weder teregt gebragt, is ons zulks zekerlijk tot bij-
zondere vreugde en blijdschap» waarvoor den Heer Gouverneur
in het binnenste van onsoe harten zullen bewaren en altijd aan-
gedenken.
Doch naar deze blijven wij alle beklemt en bedroefd, dewijl
den HoekojA Singhadji van ons eischte 300 stuks slaven , welk
nogmaal zeggen den Fadoeka, Koning van Boeton en den Pa-
doeka Goegoegoe te bedroeven, vermits wij van dezen eisch in
des Gouverneurs aangename brief niet hebben kunnen lezen
noch vinden , te meer en heeft UE. Heer Gouverneur aan de Bontos
nooit mondeling hiervan iets gezegt. Den Fadoeka en den Goe-
goegoe nevens alle de Bobatos zeggen eerbiediglijk dat immers
geen gebruik zij, zoowel in Boeton als in Temate, dat men
300 stuks slaven zal eischen. Was dat den Heer Gouverneur
slaven wilde van hier hebben, willen tot vier, vijf, ja was 't
ook tot 10 stuks, de E. Heer Gouverneur gaarne w^ens de
gróote weldaden omtrent ons gedaan, toe zenden, welk wel be-
hoorlijk is, want het voor een teeken van onderlinge en ware
vriendsdiap - strekken zal. Zenden dan weshalven den Fadoeka
Konittg en den Goegoegoe negens alle Bobatos, vijf stuks jonge
mansslaven; bidde smekelijk deze geringe toezending niet te
versmaden , maar tot een teekeii van onzer aller opregt hart dan
aan te nemen.
Nopende de Heer Gouverneurs recommandatie van kiaten
balken, om die voor de Gompe. te helpen kappen, hebben die
van Lohia 30 lange stukken gekapt, welke schrijvens dan wij
met den Hoekom Seughadji besloten hebben naar Tibore te
zenden. Den Fadoeka Sirie Sulithau van Boeton verzocht aan
den Gouverneur om wat roode geugber. Den tolk Harcks en
drie slaven heb ik hem willen toezenden , maar H schip koude
geen twee dagen (om de slaven zamen ie brengen) wachten.
Wij verzoeken en wenschen te weten waarom dat Lohia , dat
inimers onder Woeua staat, nu Tibore zich toeeigeud, 't welk
den Koning van Boeton mede doet bedroeven,
(Onder stond) 's Konings van Boetons zegel met zwartsel
gedrukt.
BU1.AOSN. 81 S
D. De Kaitschit. van Woena aan den Qouvbrnextr
Padtbüuggk.
INaar veele groetenissen en een lang leven den Gouverneur
mrenscht hebbede, zoo komt dezen brief uit een zuiver en
op:X-<egt hart , van den Kaitschil van Woena aan den Gouverneur
dl^ 's Comps, magt en de Molukkes wijs en manliik regeert.
^N^aardat zoo maakt Kaitschil van Woena aan den Qouver-
YiemiT bekend, dat de schuld van hem, hij aan den Hoekom
Siïighadji met 6 mausslaven, volgens voorwaarden, betaald heeft,
V»i<lciende echter Kaitschil van Woena, dewijl niet buiten dien
'V'oortegenwoordig te zenden heeft om vergiffenis.
Den Kaitschil van Woena maakt mede aan den Heer Gou-
^ernear bekend, wegens de z&ak van Kaitschil Woena, diege-
i^^ajoad is Lomba Daloe, dat hij met alle zijne dienaren en
®l»^ven weder , gelijkerwijs den Koning van Temate en den Heer
GroQverneur gewild hebben, is losgelaten en weder bij ons ge-
ien, enz.
XX Vin,
Padtbbügge aan den Koning van Boeton.
X)eze brief komt uit een zuiver rein en opregt hart , van den
^^^>Tivemeur der Molukkes, Robbertus Padtbrugge, aan den
-^Zko^eboren Vorst den Koning van Boetoa, mitegaders aan
e Heeren de Rijksgrooten , wien God de Heere gezamenlijk
een lang leven zegenen en bewaren ^il. Amen.
^aar dat zoo maakt den Heer Gouverneur aan don Padoeka
^**ie Sttlthan Koning van Boeton bekend, dat de Heer de brief
Schipper Jacob Livius gezonden, wel ontvangen, geopend
verstaan heeft, hoe dat den Hoekom Senghadji 800 stuks
^^^ven van ÜE. HH. geëischt had. Overzulks herffc den Heer
^^'^^xivemeur aanstonds den Koning van Temate, onzen vriend
®^>^ raagt of ook met zijn kennisse den Hoekom zulks onder-
i^en heeft , die hier van ten minste niet wist , zeggende daar
- ook aan dezen Hoekom Senghadji^ geen orders gegeven te
^V^ben; insgelijks zegt zijn HH. ook van Lohia niet te weten.
^^^shalve zijn HH. van Temate, nogmaals (nevens deze) heeft
^^^^«hreven aan den Tiboresohe Koning, dat hij van Lohia zal
^^^^^*«iten afstaan, en aan Woena, waaronder hetzelve staat, volgens
^S^^^aakt contract weder overgeven, op dat zulks den Padoeka
314 BULAOEX.
S. S. vast gelooven mag, en niet meer zich behoeft te bedroeven .«:
zoo heeft zijn HH. dén Koning van Temate hier boven , nevens^s
'sComps. zegel, de zijne medegedrukt.
De gezondene vijf stnks slaven van UE. HH. daarvan zijnaza
er drie wel overgekomen en twee onderwegen gestorven , voo^ ^
welke groóte gift den Gouverneur duizendmaal dank zegt — me#^^
verzoek van vergiffenis, dewijl de Heer Gouverneur voor t^n- m
woordig op de reede van 't eiland Siauw, welk eiland dei
Koning van Temate overwonnen en aan de Edele Compagnie
overgegeven heeft — niets heeft, om UE. HH. groot geschen]
weder te vergelden, doch zullen wanneer weder op Maleiji
komen en gelegenheid vindende , dat zelve weder met wat raar»*
erkennen.
UE. HH. heeft den Gouverneur van roode gember geschre-
ven , zoo zenden wij dan hetzelve met eenige jonge plantjes oir"
voort te kweeken, in handen van den brenger dezes Schipper
Jan der Wal, waarmede deze sluileu.
Geschreven voor Siauw op 't fluitje de Vliegende Swaan , in
de maand Rammelan 19® nacht, wezende een nacht van Annis
Hedjira der Propheet 1088, naar onze jaarrekening, den II
November A«. 1677,
XXIX.
Dbn Koning van Tbrnate aan den GouvERNEUR-GENenAAL.
Edele Emtfeste, enz.
Mijnheer.
Mijn jongste aan UE. H.A. ging af met de Sampson en een
Gering geschenk van twee stuks slaven. (Zoo mijn gezant naar
Boeton mij berigt, als die in handen van den Schipper vijf
stuks overgeleverd zoude hebben) twee voor UE. , twee voor
den Heer Admiraal Speelman en een voor Juff. de Weduwe
Harthouwer; zullende gaarne in antwoord verwagten of het ook
waar zij , dewijl allezins door de mijne bedrogen wordt. Tegen-
woordig kan ik niet nalaten UE. H.A. te bédeelen hoe onze
wapenen het ongelijk door de Siauwers mij en verdere bondge-
nooten aangedaan, hebben vereffend. Hebbende de Castilianen
noch door verzoek, noch door bede, noch door smeeking be-
wogen kunnen worden , zich gerust en daar buiten te hou-
den, die integendeel, nergens anders dan op mijn persoon
BULAOEN. 815
toeleiden en zeer hevig met kanon op de chaloup daar ik
in was, schoot, hetwelk dan met gelijke munt betaald zette,
jagende eeuige kogels door hun vesting heen, waar door bui-
ten nood de vrede vlag opstaken , en op genade en ongenade
hunne vastigheid en zich zei ven aan mij overgaven, waarmede
ook meester van Siauw werd, hetwelk op der Castilianen eigen
verzoek, doch voornamelijk volgens besprek, aan de £. Gomp^.
gelijk Goroutalo en. Limbotta, heb overgelaten, zoo mede die
van Taboecan, voornemens zijnde met alle die nog Christe-
nen zullen worden even zoo te doen, latende de erkentenis hier
af aan UE. HA. bescheidenheid, terwijl ik onveranderlijk voor
altoos blijve
(Onderstond) UE. H.A.H., UE, H.A. getrouwe en gansch
verpligte vriend,
(Was get.) KiTscHii. Amsterdam , Koning van Teruate.
(In margine stond) Siauw voor de vesting Maetsuiker ten anker.
11 November 1677.
XXX.
D£N ScHOOLMBBST£K FbaNCISCUS FbBDINANDUS T£ DaUW
AAN DEN GoUVfiBNKiia FaDTBBUGGE.
Translaat.
God met ons.
Mijn Heer, ik UE. dienaar maak bekend van wegen de vol-
keren van Boelang-Itam , welke onder de bescherming van de
£. Compe. staan, gelijk ook inzonderheid Intje Mannes met de
Princes wie 't met de E. Compe. opregt houden , hebbende ik en
Cocq naar de negofy Boelang-Itam geweest, om te vernemen of
Intji Mannes ook vertrokken was , maar wij vonden hem ; dier-
halven wij hem vraagden hoe het met zijn negorij stond, kreeg
tot antwoord, dat hij zijn volk om de praauwen op te maken
al gezonden had, om daarmede naar de Heer Gouverneur te doen
volgen, deze lieden geven mij ge«n gehoor, dierhalven merk ik
haar lieden humeur, als zijnde nog niet wel genegen om de
Ck)mp«. te kennen. Ook zijn er drie van Boelang-Itam, met
name Goma, Bolanoa en Bilaso, deze drie zijn althans niet aan
de Compe. genegen, ook induceren zij meer andere met hun,
willende voor zich een nieuwe negorij opmaken , tot tijd en wijle
dat Siauw te uuder zal gebragt worden , wanneer zij zulks zullen
Sl6 BIJLAGEN.
gezien hebben willeu zij alsdan de E. Comp®. mede toevallen
en vernederen, des niet.
Wijders wanneer de corpoi*aal hier op daar gekomen is , bennen
wij zamen naar de negorij Boelang-Itam geweest, en hebben de
Boelang-Itanders gerecommaudeert , om een hnis voor den corporaal
en zes man op te maken, ook heb ik Intji Mannes gevraagd
waar Qoma was, wien mij antwoorde dat hij er niet van wist,
gemerkt hij Goma met Intje Manes niet honden wil.
Wat aanbelangt 't huis van den corporaal en soldaten zal
conform mijns Heeren schrijvens achtervolgt werden.
^Onderstond) Mijn Heer UE. dienaar en die van de E. C3omp«.
(Was get) Franciscus Fjsrdinandüs.
(Ter zijde stond) Dauw 12 Nov. 1677.
XXXI.
Dit is hkt uiterstb verzoek van den President Monia.
Nademaal dat zij hem verkooren hebben na de dood van den
Koning , als President op 't eiland Tagulanda te regeren , in den
naam van de E. Comp®. Verders verzoekt hij als dat de E.
Comp®. het land zal laten regeren, tot den tijd dat den jongen
Koning mondig is, hiermet (mede) is den geheelen Raad van
Tagulanda mede vemo^d.
(Onder stond en was get.) Monia.
(Ter zijde stond) Adij Tagulanda, den 16n, Sept. Ao. 1677.
xxxu.
And&ies Furtados aan Padtbrdogr.
Ik UE. dienaar maak bekend , dat ik den Goegoegoe van Bwool
voorgehouden heb wegens het Christengeloof, om hetzelve aan te
nemen en het Mohammedaansch geloof af te staan ; die mij dan
tot antwoord gaf, dat hij het gaarne wilde aannemen , te weten ,
om Christen te worden , dewijl zeide hij geen twee Heeren dienen
konde, maar met de Comp^. een God aanroepen en die ook
houden wilde.
Doch verzoekt hij vooreerst naar zijne negorij te keeren , als
wanneer ' toekomende jaar zich weder op de Manado zal laten
vinden , wanneer hij als dan veriioopte de Heer Gouverneur op de
BIJLAGEN. 3 1 7
Manado te zullen viuden , willeude alsdan persoonlijk zelve mijn-
heer over deze zaak spreken. Wijders enz.
Tagulanda 15 Nov. 1677.
XXXIII.
Instructie voor den sergeant op Siaüw.
Wij nemen daaruit slechts liet volgende over: Na herinnerd
te hehbeu hoe de Koning vatt Ternaten door de wapenen
meester is geworden van Sianw , dat deze het uit eigen vrijen
wil aan de Comp®. heeft overgedragen en dit met opene en be-
zielde brieven heeft bevestigd , waardoor de Comp''. ten vollen
regt heeft op dat eiland, draagt de Gouverneur den sergeant
op hier wel op te letten , en deze hem aanbevolen plaats naar
krijgsgebruik te bewaren en niet dan op het bevel der Comp«.
of met den tlood te ruimen.
/rDeze volckeren Christenen doch naar de Roomsche wijze zijnde,
en bij contract verbonden onze Gereformeerde Godsdienst te aan-
Yaarden , zult UE. evenwel geen overlast daarin doen , noch te ge-
dogen dat door iemand geschied , alzoo de gewissens eeulijk onder
den almagtigen Gt)d staan. Wat het uiterlijk belangt zult niet
gedogen dat zij eenige openbare beelden honden of crüisifïxen ,
noch met paternosters om den hals of in handen gaan , als zijnde
dit bijzonderlijk bedongen , en wederom zult niemand hinderen
die in onze kerken genegen zijn te komen, gelijk voorleden
Zondag aan een Spanjaard geschied is, zijnde u kwaUjk te
weten, hoedanig God almagtig in het gemoed der zijnen werkt,
als maar goede toezigt houdt en zorg draagt dat zij met onze
Godsdienst openbaarlijk niet spotten of eenige moedwil bedrijven,
in welk geval strafbaar zijn.
UE. is voorheen en wordt nu weder als op nieuw aanbevolen
en gelast, naarstig de gebeden, nu vooreei-st onder ons volk, mor-
gen en avond en op alle Zondagen waar te nemen , en wanneer
de Tagulandsche meester hier zal zijn, goede acht op kerk en
scholen te slaan, en zelfs (zelve) voorganger te zijn, opdat
aUes stigtelijk . mag toegaan , en deze lieden weten mogen en över-
tnigd worden dat onze leer beter zij de Roomsche, en God loven
mogen wanneer zij onzen deugdelijken wandel zien. Tot dien
einde laat ik u zoo veel getrouwde lieden, zijnde gereeds zes
huisgezinnen sterk.//
S18 BIJLAGEN.
Hem werd tot bezetting gelaten 1 konstapel , 2 korporaals
en 8 schildergasten ^.
Wat ter verdediging aan de post nog. ontbrak , zoude hij zoo
spoedig mogelijk in order maken, zooals het voor hem uitge-
bakend was. De zorg voor het geschut en kruid werd hem ten
hoogste aanbevolen; ook moest hij zorg dragen dat er altijd
een goede partij stormpalen voorhanden was, en honderd stuks
bamboezen met water gevuld in voorraad, om in geval van
brand of belegering niet verlegen te zijn.
Padtbrugge hoopt dat de Goegoegoe Jeronimo d'Arras met
den Koning in goede overeenstemming mogt leven ; mogt evenwel
onverhoopt daarin iets onefiens ontstaan, dan moest hij dat
zooveel mogelijk trachten in der minne bij te leggen , en vooral
zorg dragen dat het tusschen hen tot geen dadelijkheden kwam ;
verder moest hij daar van goede aanteekening houden, zoo wel
van reden als oorzaak van wederzijden, om door den Gouverneur
in billijkheid daarin beslist te kunnen worden. Daar er naar
gewoonte in Januarij of Februarij eenigecorra-corra's of sampans
uit Manilla zouden komen , — in het vertrouwen van daar nog
hunne landgenooten 'te zullen vinden — zoo moest de sergeant
hen bij hunne komst op het strand te woord staan, eu niet
toestaan dat iemand van hen naar boven kwam. Overigens moest
hij hen vriendelijk bejegenen, en //mannelijk bescheid geven, hen
verhalende hoé zich de zaak had toegedragen, en hoe wij den
Kapitein en zijn volk uit der Tematanen handen gered en onder
onze bescherming te Maleijen genomen hebben, alwaar zij deze
sampans en vaartuigen verwagten om daarmede weder naar de
Manilha te keeren.//
Daar het uitroeijen der nagelboomen alom in de Molukkes
het voornaamste werk eu de hoofdzorg is, zoo zal hij trachten
te weten te komen waar deze staan, opdat bij de wederkomst
van den Gouverneur, hij ze tegen eenige kleine geschenken mag
doen opschommelen en uitroeijen, //want wanneer er maar eenige
doen omhakken van gemeene lieden, zal den eeue des anderen
boomen, uit een aangeboren nijdigheid, den menschen eigen,
wel aanwijzen en dus doende kunnen wij er meester van worden
en U£. bijzondere eer daarbij behalen.//
Wanneer iemand van zijn volk zich in den huwelijken staat
wilde begeven, zoude dit niet vermogen te doen, zouder een
' Schildwachten, gemeene soldaten.
BIJLAGEN. 819
bewijs van den Koning te hebben, dat de vrouw vrij en nie-
mands slavin was , en ten gevolge daarvan het land mogt verlaten ;
om wanneer mén er toe mogt overgaan deze post in te trekken
als dan de moeijelijkheid voortekomen, die men gezien heeft
dat de Spanjaarden ondervonden bij hun vertrek, waarvan er
eenige moesten blijven en anderen zonder vrouwen en kinderen
vertrokken.
XXXIV.
Padtbruoge aan Gouverneur Generaal en Raad van Indik.
Deze brief bevat veel wat reeds in den tekst is gemeld; de
volgende bijzonderheden nemen wij er uit over:
//Dit is in het kort wat op deze Siauwsche togt en hierom-
trent tot dusverre voorgevallen is , waaruit blijkt wat een schoone
oogst en ruim aantal Christenen er te verwachten , en hoe weinig
arbeiders dat er tot den wijngaard des Heeren zijn. Behalve
dat er aanstaande jaar naar onze gissing al vrij meer toe vallen
zullen, en welligtdie van Tomini, Goroutalo, Limbotto, Bwool,
Totoly , ook wel Kajeli en Paloe ; zoodat er onzes oordeels niet
minder dan vier vaste predikanten in de Molukkes zullen mo-
gen zijn , een op Maleije , een op Manado , een op de eilanden '
en een op Gorontalo; daarover wij UE. H.Achtb.hed. goedvin-
den zullen verwachten, terwijl wij nog eenige schoolmeesters
van Amboina zullen verzoeken.
Waar nu Taywila legt, blijkt genoegzaam uit onze aantee-
kening * even om de Oosthoek, namelijk van de bogt van
Kajeli ; de andere nog begeerde plaatsen komt mede genoegzaam
te blijken , waar die gelegen zijn. Die dus lange onbekend zijn
gebleven omdat niemand zich de zorg daarover aantrok, gelijk
onzes oordeels wel behoorde, en niet vreemd zoude zijn, dat
de landstreek van Makasser af tot de Westhoek van Kajeli,
onder die presidie werd gesteld, en van Paloe verder onder de
zorg van ons Gouvernement, waardoor alles met meerder lust
en ijver zoude behartigd worden, zullende in alle eerbiedigheid
afwachten wat besluit UE. H.A.H, hier omtrent zullen gelieven
te nemen. Om UE. H.A.H, van de plaatsen boven ' Bwool en
* Sangi, Siauw en Tagulanda.
* Op de kaart , zie hiervoor bl. 267.
3 Achter voor hem, die van Manado komt.
X (XIV) ^\
320 BIJLAGEN.
Totoly gelegen, naar vermogen echter te onderrigten , zoo vol-
gen daar aan Rondo > Dampelas , Bayla- Issan , daar den Koning
van Taywila nu gevlugt was. Silensak, Kajeli of Tay^ïla, Paloe,
eli is van de Menado tot Bwool toe de verheid ongelijk meer-
der bevonden dan in de kaart aangehaald staat, welke kaart
allezins zeer gebrekkelijk in deze Celebesche Noordhoek vonden.
Bijwesten de bogt van Kajeli heeft men Manjoeijoe * Tampalan ,
Tsiandana * , Parampouau * Mayena en Balanipa , zijnde meest
het rijk van Mandhaar. Al de verwarringen, oorlogen en on-
lusten die in deze Celebesche Noordhoek ontstaan, is, om
dat e^ hiemalid meester dan d^ sterkste en niemand kn^ dan
de zwakste is, zonder op eenig regt of billijkheid te passen;
spottende met de Temataansche regering, als wel ziende dat
daar of niet dan schade, en geen hulp noch voordeel hebben.
Zoodat het wenschelijk ware , dat de Tematanen dezen ganschen
hoek de E. Comp«. eenmaal volkomen overliet , als wanneer er
betere zorg voor gedragen zoude worden, zoodat dit overgeven
der Christenen nu en dan een groot gemor omtrent die van
*s Koöings partij veroorzaakt en zoude alsdan met een slag
gedaan zijn ^.
De Eerw. Predikant Caheyng vrezen wij bezwaarlijk weder
aan zijn spraak zal geraken, kunnende geen geluid meer slaan ,
dat n\x dl eenige maanden aan den anderen geduurt heeft, be-
halven dat zijn Eerw. aan handen lam en zeer zwakkclijk is,
ssoodat het naar oogenschijn welligt niet lang zal maken ; immers
bezwaarlijk tot zijn vorige gezondheid geraken, hetwelk ons
tegenwoordig heel veriegen maakt «.
Onder de vernielde boeken van den Pater Manuel Espanjol,
heb ik nog heel en onbeschend bekomen en als uit den brand
gered, een woordenboek in het opschrift van de Tagulandsche
taal , maar is van de taal dezer eilanden alom ' , naar dat ons
I Dondo Val. I. 63 en 73.
^ Mainoe4jo.
• Tjinrana.
^ Pamboang , vormende deze rijkjes met het hier niet genoemde Binoang
nog lieden de zev«n vorstendommen van Mandhar.
^ Zulks is geschied, nadat Padtbrugge koning Amsterdam tot straf
van rijn moordaanslag in f680 op nieuw geheel had onderworpen.
« Oaheyng werd in Jan^j 1686 van Tenrmte naar Ambon verplaatst en
overleed aldaar in December van dat jaar. Valent. D, III, A, bl. 78.
^ De zendeling van de Velde van Cappellen verzekert eveneens, dat
op deze groep en de Talaur-eilanden overal met geringe afwijkingen
dezelfde taal gesproken wordt. AfeJrtJ. Zmde*. I, bl. 54.
BUIAOEN. 821
den tolk Hendrick Cors berigt, dat noodig geacht heb hier
nevens te zenden, opdat het uit de Spaanache in onze Neder-
duii;sche taal overgezet , zoodanige Predikanten mogten ten nutte
len, die hun kerk en bediening in deze eilanden mogten
>men , alzoo hetzelve met groote moeite en omzigtigheid ge-
nia&kt schijnt te wezen *.
fiij deze gelegenheid van onze eerste aankomst en bezoeking
va ia deze gewesten onder zoo verscheiden zaken, zoo is er al
vrij meer verschonken als wel gegist hadden, eensdeels om de
»lu.i merende genegenheid tot de Comp». te doen ontwaken en in
deace lieden een goeden dunk te laten, als wel voornamelijk de
gemoederen met deze kleinigheden in te nemen en meester te
borden , om in het toekomende van dezelve te mogen verzekerd
zijn, Behalven dat onzes oordeels die scherpe Siauwsche doom
^it ''sCompe. voet gehaald, dit wel ruimtjes verzoet , gelijk ook
vast vertrouwen wil UE. H. Achtb. dit ons verrigten voor wel
S'^Aan en aangenaam zullen keuren en opnemen , als zijnde ten
beesten dienst van de Comp®. en rust der Molukken geschied ;
**^bbende ook niet wel anders kunnen wezen of zoude meer
^^hade dan baat hebben gedaan. Ook zoo kan de Koning van
^^rnaten onzes oordeels in deze togt geen lasten dragen, als
^i« alles de E. Comp®. heeft overgelaten, buiten dat het zoo
*^^«1 hoog niet loopt; zijnde wel het meest 4000 pond buskruid,
^OOO musketkogels of ruim drie zeugen loods; twee lasten padi,
* JDoor Gouverneur Generaal en Raden van Indien , werd bij hunne mis-
^ïv^ van 13 Februarij 1679, onder de generale papieren der Secretarie,
^^ €je kas voor ^ de kamer Amsterdam, gezonden «een zeer curieus
^^^k. in de Spaansche taal , vervattende alle Tagulandsche woorden , niet
'^•^«ler groote moeite te zamen gezet, en door den E. Padtbrugge her-
^^^rts geschikt, om was *t mogelijk getranslateerd te worden, waartoe
*^** niemand te vinlTèn is, en twijfelen wij mede of het ginder al zal
^'^nen geschieden, immers niet zonder groote kosten, want daai-aan vry
^t> te doen zal vallen, mits welke wij het aan UEd. discretie gedefereerd
^■^ti.» De heeren bewindhebbers vonden geen reden om het te laten
''^Vken. Z\i schreven onder dagteekening van 23 Jan. 1681 aan G. G.
^*^ ït V. I. «Het boek dat UEd. voor deze ons in geschrifte hebben toe-
Seatonden , zynde een dictionarium uit de Manilhasche taal in het Neder-
^**itsch, en dat om hier onder de pers gebragt en gedrukt te worden,
^^^ben wg niet kunnen óordeelen van zoodanige merite te wezen om die
^^^ten daar aan te doen , gelijk wij meenen dat UE. mede zullen weldoen
*^^t drukken van de Spaansche dictionarium in het Nederduitsch , in UE.
^^i^cfareven eerste missive vermeld, na te laten, ab.oo w\j niet kunnen
doorzien dat zulks van eenige nuttigheid of de minste aftrek daarin
^'^^•«le te verwachten wezen. " L.
322 BtjLAaEX.
duizend takken ^ sagoe , honderd bijlen , die Z. H. tot zijn
eigen gebruik behouden heeft, partij rond en lang scherp tot
de kleine stukjes en andere kleinigheden meer.
Voorscli reven Schipper van der Wal , nu over de Zuid van (naar)
Java wederkeerende met het fluitje de Vliegende Swaen, heeft
ons bijzonder vemoeging gegeven en getoond allezins en alom
in dit vaarwater buitengemeen ervaren te zijn ; daaraan het hier
veeltijds haperd door de krachtige verleidende stroomeu en
menigte van rudsen en reven, en nademaal hij wel genegen is
met zijn huisgezin in Tematen met ter woon te komen , en wel
iemand bcuoodigd zijn om goede toezigt op de equipaadje te
houden , verzoeken wij eerbiediglijk , UE. H. Achtb. gelieven den-
zelfde Schipper van der Wal ons ten eersten weder toe te laten
komen, zoomede deszelfs zwager den Opper-chirargijn Francois
Roodenburg , alzoo den bekomene Opperchiruigijn van Amboina
niet zeer genegen is te blijven.
Wij hebben den Schipper tot deze reis, en het nieuwe vaar-
water, geen zeilaas order gegeven , om denzel ven niet hinderlijker
dan voordeelig te zijn, wezende omtrent de Oostereilanden van
Java genoegzaam ervaren, zoo dat wij hem hierin de vrijheid
hebbeu gelaten om allezins naar zeemanschap te werk te gaan.
De Spaansche Kapitein en zijn volk zoo wel als de Paters,
zijn naar Maleije gezonden , om van daar , wanneer hun volk uit
de Manilhas verschijnd , met derzelver vaartuigen of wel die van
Mindanauw , in het laatst van Mei weder te vertrekken ; ten
ware UE. HAchtb. ons andere last geliefde te geven. Hebben4e
de Paters met alle vermogen gewoeld om van hier met eigen
vaartuigen naar de Manilha te vertrekken onaangezien het in
de wind was; hetwelk verhinderd liebben, opdat zij ons met
dat mouson geen ontijdige magt van Manilha alhier weder op
den hals mogten werpen, dat nog wat ongelegen komen zoude;
tegen het geene dat ons aanstaande Januarij over een jaar
mogt overkomen, daarin hoopen wij zoodanig te voorzien
dat hunne pogingen zuUeu kunnen weren en hun niet veel be-
hoeven te vragen.
* Is hier sprake van een zekere hoeveelheid sagomeel of wordt de
tot veelvuldige doeleinden gebruikte gaba-gaba, bladsteel van den sago-
boom, bedoeld?
BULAGKN. 823
Ie Koning van Siauw is een zeer redelijk man, en die wij
twijfelen of zal de E. Compe. getrouw zijn , ook in> alle
ijkheid zich laten vinden ; zorgende veel eer dat Jeronimo
d'A.rras, dewelke de Teraatanen veel winds in het hoofd geb ragt
lie-tlen , eenige redenen en oorzaak tot twist en oneenigheid zal
lieven dan den Koning, die gezeggelijk genoeg is, Z. H. heeft vaste
belofte gedaan van de E. Gompe. niet te zullen bedriegen ; maar
alle de nagelboomen die er zijn te laten onder den voet hakken ,
helMrelk hij z^ zijn tijd van nooden heeft , mits zoo zeer ver-
spreid zijn. Wij hebben Z. H. weder belofte gedaan van dat
ook^ jaarlijks 3 h 4 pond nagelen tot zijn huishouding zullen
schenken.
^Sfhi UE. H, Achtb. nu verders gelieven te doen , laten wij aan
derzelver wijze oordeel ; dit heeft ons gebleken dat jaarlijks uit
de [Manillia twee of drie rolletjes Chineescli satijn , en nog twee
of drie Haarlemmer stofjes van de Paters Jesuiten tot een ver-
eering heeft gehad/'
Na te hebben opgegeven wat hij noodig had geacht ter ver-
siering van de post te moeten in het werk stellen, vervolgt
^ij - vDoch zoo men alhier post zoude houden ware het nutter
^loaede een beknopte steeuen reduit, dat eeuvrig werk is, te
''^afeen , * aleoo het palissaatwerk in deze gewesten jaarlijks bijna
^©fïnaakt dient, tot welk reduit den Koning van Siauw, volk,
®teen, kalk en hout wil verschaften, en zoude de E. Compe.
S^^ti andere lasten hebben , dan van ijzerwerk en arbeidsloon
^^n onze timmerlieden , smits en metselaars. Doch hierop zoude
**^ bedenking komen of het niet nutter was een post voor-
^^a.ider en op de Mindanao te houden, daar de Spanjaarden
**^^t verhuisd zijn , kunnende met goed regt zulks doen , en het-
^^Ive of op de hoek van Sarangani of liever in de bogt van
^^^>^toean begrijpen , * als wanneer meesters van het meeste
^^s en van dat goed zouden zijn , behalven weinig dat bewesten
^iitioij valt, en weinig was dat aldaar uit het gebergte komt;
^^oo den Koning van Kandhaar dat land toekomt en door on-
^^rmogen het niet beheereu kan. Zijnde ten tijde van den Heer
Gouverneur Cors en de Nijs, toen vrijman en naderhand pro-
' Overeenkomstig dit voorstel werd in i682 de vesting Doornenburg
**P Siauw gebouwd , welks bezetting echter in i696 weder is ingetrokken,
^»1- I, bl. 59.
Zie over het regt van den koning van Kandhar op het eiland Saran^
g*ui en een deel der Zuidkust van Mindanao Val. I, 36.
r
324 BIJLAOEN.
cureur te Batavia * derwaarts met den tolk Hendrick geweest,
die om zijn bijzonder genot, bniten last, de lieden aldaar had
gaande gemaakt, met beloften dat er een vastigheid gemaakt
zoude worden ; hetwelk tot schande van de E. Comp. en schaamte
van den Kandhaarschen Koning niet is geschied; gelijk zulks
welligt in de papieren van dien tijd nader en duidelijker zal
blijken.
•Niet over geheel Kaudipau , gelijk voor hem de Spanjaards
dreven , maar over Boelang-Itam klaagd den Koning van Siauw
als nog, hoe wel volgens contract hetzelve afstaat, en hebben
wij moeten belooveu aan UE. Achtb. daarover te zullen schrijven,
blijkende daartoe geregtigd te zijn geweest; maar zijnde voor
het aangaan van het gezegde contract aan onze kant gekomen,
en om het gevolg van zoo weinig als mogelijk is van Celebes
Noordkant te laten afscheuren, dat in zijn geheel wel onder
's Compe. vollen gebied te zijner tijd diende te raken , als ook
om der Castilianen voorwending en meening niet te bekrachtigen,
dient het niet weder aan Siauw, immers vooralsnog niet, het-
welk echter in alle nederigheid UE. wijzer en rijper oordeel
onderwerp.
Saban, daarover Don Philip ^ tot Koning van Mandarsaha
was gesteld, en naderhand door den Koning Amsterdam be-
vestigt, hebben wij bij deze gelegenheid Z. J^. Amsterdam mede
vertoond, hoe hetzelve onder Taroeua behoorde, en den Koning
Amsterdam de schelmstukken van Bon Philip aangewezen, als
die wel den meesteu ijveraar is geweest Taboekan Z. H. Am-
sterdam te doen af- en den Siauwer of liever Castilianen, toe-
vallen. Hebbende wel meest het huwelijk tusschen de dochter
van Taboekan en Koning van Siauw gekoppeld, te gelooven
zijnde dat zoo wij niet gekomen waren , almede de Spanjaarden
tot schutsheeren zouden genomen en het rokje gelijk men zegt ,
weder omgekeerd hebben en met alle de zijnen weder Roomsch
geworden.
Hierop zoo heeft den Koning Amsterdam besloten denzelven
* Zie over de door 'Cos naar Mindanao gezonden schepen, van Dyk,
Neer/, vroegtie betrekkingen met Borneo, bl. 270—274, waar echter juist van
de Nys geen gewag gemaakt wordt, maar waaruit blijkt, hoe de Span-
jaarden in 1658 Nederlanders, die reeds eene sterkte op Magindanao
hadden opgeworpen, met geweld van daar verdreven.
* Zie over dezen Philippo Datonseka en z^n heulen met den Spanjaard.
Val. I, 45 en 398,
BIJ1.A0BX. 325
met een zoet lijntje oaar Ternate te lokken, hebbende op
mij verzocht, als dan de verdere Mooren mede te zijner
tijd over te willen heljien voeren, ^oo ook die van Limauw,
onidat de sterfte Ternaten zoo zeer ontbloot heeft. Waarmede
heel Sangi van Mopreu met ter tijd gezuiverd zal worden , alzoo
vaste staat maak , Kandhaar nu mede de Christelijke Qodsdienst
zal aanvaarden; hebbende den Koning mij met een vaartuig op
den Zie alhier verscheenen , laten zeggen , dat Anthony van Voorst
alle de Christen huisgezinnen had toegevoegd, en zyn uiterste
meening niet dan aan mij , wanneer op Sangi verscheen , wilde
te kennen geven. God almagtig wil er zijn zegen toe verleenen.
Alles zoude alom in het Gouvernement wel en gewenscht
staan, bij aldien het vertrouwen tusschen den Koning/ Amster-
dam en zijne Bijksgrooten wat meerder en opregter wa«, maar
hebben tot ons leedwezen in deze togt te veel slinksche streken
^D grepen van den ouden Majoeda gezien, die wij vrezen, ja
vaststellen, dat weder eenige verwarring brouwen zal, gelijk
gereed» al omtrent die van Gorontalo begonnen heeft, met het
aanranden en vermoorden van eenige lieden , en het zwaar kwet-
^^ van een voornaam persoon , dat nu onze zaak zal zijn , na-
demaal die volkeren volkomen aan ons zijn overgedragen.
J^ Koning Amsterdam wenschte wel met eere hem aan een
kant te hebben, zijnde Z.H. nu al te toegevende aan zijne
^^t>oten, omtrent dewelke ik gestadig de kwaadste man moet
^y**- Zoo heb ik dan Z.H. geraden, ouder een eerlijken schiJB
^*Joeda naar Batavia te zenden, om UE. het overgaan van
^ï«iiw, en overlaten van hetzelve aan de E. Compe. benevens
l^boekan, en alle die nog Christenen zouden willen worden,
•^kencl te maken , om te zien wat erkentenis UE.H. Achtb. Z.H.
Merover zoude willen toevoegen. Zoo den ouden vos nu te loos
^^ * de listen en strikken vermerkt en met het Svaantje nu niet
^^^t te vertrekken , zullen wij ons van hem , op de klachten, blijken
®^ ^wijzen der Gorontaalders , verzekeren, met kennis en toe-
B^>cmiiung van den Koning en Bijksgrooten zoo het lukken wil ,
^^ hem XJEdele met het fluitje de Helena toezenden , om als
^^ met denzelven te doen en handelen njwj behooren."
24 Nov. 1677.
XXXV.
Lijst van hetgeene den Eerw. Predikant, gecom-
326 BIJLAGEN.
mitteerdens en schoolmeesters als hun gevolg , in kerk
en school visite gaamde , ''s daags door de dorpelingen
(van Sangi) zal worden toegevoegd.
Voor den Predikant des daags:
Een volwassen of twee halfwassen hoenders, of in plaats
van dezelve een bokje of braadvarken voor twee dagen ;
twee oude klappemooten ;
vier dito jonge;
zes eijeren ;
een riet sagoeëer;
een katti rijst;
lampolie om 's nachts te branden;
brandhout en water zooveel er dagelijks van noode is, twee
of drie kookpotten op deszelfs aankomst eens.
Voor twee oppassers "'s daags:
twee halfwassen kuikens of een volwassen haan, of ook een
bokje of speen varken voor twee dagen en hun beide;
een katti rijst of sagoe naar gelegenheid destijds en plaats; ieder
een oude klapper.
Voor twee slaven van den Predikant:
genoegzame sagoe en ieder een oude klapper daags.
Dit wordt verstaan zoo wanneer kerk en school visite doen ;
doch alwaar vast geplaatst zijn , zal hun niets worden gegeven ,
dan uit eigen vrije wil , en zal ook geen schoolmeester gehouden
wezen iets te verstrekken , alzoo het van 's Compe. wegen niet
zal worden vergoed.
In de gemeene bezoeking der kerken en schooien , zullen de
Predikanten ook zorg dragen, dat alhier op het eiland Sangi,
gedurende hun verblijf op de eene plaats niet langer blijven
dan op de andere , eensdeels , omdat ons alle even na zijn , en
ook opdat den last van volk en corra-corra's , en het onderhoud
te verschaffen op een alleen niet aailkomen mogt, hetwelk ver-
deeld ligter om te dragen zal zijn.
Hetgeene van de Predikanten gezegd wordt , dient mede ver-
staan van de commissarissen, die ieder zoo veel als een Predi-
kant zullen genieten, zoo ook hun gevolg.
(Onder stond :) In de chaloup de Eendraght ,
Taroena, dezen 6 December 1677. (Was get.) R. P.
r
BIJI.AOEN. e 8*7
XXXVI.
Verbond en voorwaarden aangegaan, vastgesteld
en besloten, tusschen den Gouverneur 'der Mo-
lukkes fiobertos Padtbrugge , in naam en van wegen
den E. Heer Gonv.-Gener. Joan Maatznyker en de
E. H.H. Baden van India, representerende degen.
Nederl. Greoctr. O. I. Compe. en staat der Vereen.
Nederl. in India ter eenre en
Prins Fiantay , hoofd der Manganitaansche Chris-
tenen tot Cajoeris ter andere zijde.
Z. H. den Koning van Teruaten, in den j are 1675 totMan-
ganitoe zijnde, en den Koning St. Jago, op aanklachte van te
hebben getracht zich de Temataansche regering te onttrekken
en der Castilianen bescherming te verzoeken , ter dood gebragt ,
werd deszelfs broeder ingeroepen om in des omgebragtens plaats
gesteld te worden , doch is de voorz. Piantay niet te voorschijn
gekomen , door vrees — zoo hij zegt — van denzelfden gang
van zijn broeder te zullen gaan; hebl>ende zich niet alleen de
Temataansche regering onttrokken, maar ook met het meeste
volk afgezonderd en onder de Siauwsche regering begeven,
zijnde door den Koning Amsterdam over Manganito^ als Koning
gesteld den Prins Takineta. Doch alzoo den Koning van Tematen,
hem en het afgewekene volk naar Cajoeris met hem , genadiglijk
znlks heeft gelieven te vergeven en aan de E. Compe. opgedra-
gen en overgelaten , in zekere brief aan den Koning van Taboe-
kan, in dato 17 October 1677 geschreven, en Sianw naderhand
door den Koning van Tematen door de wapenen, nog daaren-
boven is overwonnen, en almede aan de E. Compe. overgelaten,
zoo legt hij Fiantay in alle eerbiedigheid de opgenomen eemaam
van Koning ter neder, ter tijd en wijle de E. Compe noodig
mogt achten hem die weder op te dragen, hiermede den Gou-
vemenr met denzelven tot beding en voorwaarden tredende.
1.
Verklaart den Gouverneur eerstelijk en bevorens in naam als
in het hoofd dezes , den voorz. Piantay te noemen en te stellen,
tot Prins en Oppergebieder over die volkeren die met hem zijn
afgeweken geweest, bevestigende daaronder zoodanige bevelheb-
bers en bewindslieden als er bij hem tegenwoordig mogten zijn.
2.
Zullende hij Pianty door zijn bevelhebbers daarvoor moeten
328 BULAOËN.
erkend en gehoorzaamd worden zoo zulks behoord , gelijk ook alle
zoodanige hooge en mindere bevelhebbers ieder in het zijne , ter
tt jd eu wijle d6or de £. Comp^, daarin anders mogt worden voorzien.
3.
En zal den Prins Fiantay zoodanig als nu door de E. Compe.
aangesteld is , hetzij onder wat schijn eu gliinp het ook wezen mogt ,
vermogen afgezet en iemand anders in zijn plaats gesteld te worden,
dan met bewilliging, vooi-kennis en toestemming der E. Ck)mp.
4.
Zoo zullen mede niet vermogen uit hunne ainpten en be-
dieningen gestoten of verschoven te worden noch door den Prins
Piautaj of zijne Grooteu hetzij Goegoegoe, Kapitein- J^aut ,
Itoekom, Singhadji of eenige andere bediening, zonder voor-
gaande keunis als boven.
(De volgende artikels 5 — 8 zijn geheel gelijkluidend met art.
4 — 7 van het contract met Siauw, bijlage XXVI.)
(Art. 9 — 13 gelijk aan dezelfde artikels Van het contract van
Stauw; alleen is hier bij art. 13 nog gevoegd de bepaling):
Achtervolgens het algemeene besluit in den jare 1670 genomen
ten overstaan van den Commandant der Manado, Jochum Sipman
en den Temataansche Hoekom Senghadji.
14.
Eu opdat er geen nieuw verschil zoude ontstaan over den
voorraad van sagoe en andere land- en boschvruchten , zoo is
goed gevonden en tusschen de Prins Piantaj en Koning van
Manganitoe over een gekomen , een landscheiding te doen, zullende
de Christenen onder den Prins Piantay vermogen sagoe te>
kloppen en de land- en bosclivruchten genieten van Cajoeris tot
Tauah Marama toe, blijvende het verdere voor die geeue die
onder den Koning van Manganitoe zijn.
(Onder stond). Aldus gedaan en vastgesteld in de sloep de
E^idraght, in de baai Makarassa ten anker, den 10 December
1677 en was geteekend:
Piantay.
Matheos Papoea, Hoekom.
Matheo Adiel, Senghadji.
(Ter zijde stond 's Compe. z^l in rood lak gedrukt, waar-
onder getedcend had de Gouverneur B. P.
(Lager stond). In tegenwoordigheid van Don Martin Tutandam
en den Koning van Manganitoe, en was geteekend: Paulus
Harkz. , Cleroq.
BWLAOBX 329
XXXVIT.
Faotbrügob aan Ds. Caheyno.
Eerwaarde; Godzalige, Vroome, Welgeleerde,
Zeer bescheidene.
Voor mijn vertrek achte ik nog noodig U Eerw. de kerkelijke
zaken belangende ietwat te schrijven, eerstelijk hoe die een kraak
schijnt te zullen bekomen ' op Kandhaar; wezende Anthony
van Voorst, nadat eenigeu tijd zoo als U Eerw. weet, heeft
ga«n kwijnen, op gisteren des namiddags omtrent vier uren
overleden. Niet zonder waarschijnlijk nadenken door vc^rgift zulks
g'^schied is, door een zijns vaders bijzitten; het zij den jongman
zich Voor heen zelfs iets mogt hebben laten ontvallen, van het y
g®®^ de meening gansch niet was, dat hij tot navolger in het
ï'ijt herwaarts overkwam, of wel iemand van de zijne; gelijk
UEerw. weet, hoe bezorgd den Koning van Kandhaar en zijne
Grooten daarover zijn geweest, of om iets anders, doch God
abna^ig i» alles bekend , en of die gedachten ook al eens waar ,
^^J^ > nadien zoo lang aan de bloedloop gegaan heeft. De hoogste
®^ nxeeste zorg zal nu zijn , dat echter de kerk en school op de
"^'■^ttide plaats worden gemaakt, op dat de Christenen huis-
ëf^zinngu van Anthony behoorlijk hunne Godsdienst mogen plegen,
oenevens nog zoodanige als er onderwijlen Christenen zouden
'illeu worden , kunnende het opzigt daar voor eerst over hebben
^** tweeden zoon van Taboekau, dewijl zijn zoontje het rijk
^^^ Kandhaar, na den dood van den tegenwoordigen Koning
^ toegezegd en verzekerd.
^iantay de Prins is ook alhier en bij mij geweest, zijnde
"*^t ^eu Koning van Manganitan verdragen , zullende hij Pianty
®P Cajoeris het gezag over de Christenen behoudt, en den Ko-
ning van Manganitan over de Mooren; doch alles zal inChris-
^^^ schaapskooi komen, hebbende zich den Koning van Man-
S^^tan aan mij, den Koning van Taroena, zijn Hoekom en
®^ den tolk Hendrick verklaard en belofte gedaan. Christen te
7'^Uen worden ; zijnde eenlijk wederhouden en bevreesd voor den
^^fklikker Quisoesa, en heb ik aangenomen bij Z.H. Amster-
^i& dit zijn voornemen goed te doen keuren. Paccarilla heb
' Nog heden zijn de bewoners van het rijkje Kandhar dé eenige Mo-
hammedanen op Sangi. Meded, Zend, |« bl 56.
S30 BIJLAGEN'.
ik mede alhier en zal naar Maleije hem medenemen, om elders
in dienst der E. Compe. gebruikt te worden, waar mede vast
een der ontnisters van Sangi aan een kant raakt, staande de
andere ' (mogen wij hopen) alsmede haast te volgen, en waar-
mede een genisten stand hier alom zullen bekomen, en na ik
voorzien kan, zoo zoete overeenkoming als men (in eenige be-
stiering van zoo veel verscheidene Koningen hier op een eiland)
zoude kunnen weuschen en verhoopeu , waartoe wij uit den grond
onzes harten bidden, dat God almagtig zijn zegen gelieve ie
verleenen.
(Onder stond) UEerw. genegen vriend,
(Was get.) R. P.
XXXVllI.
Instructie voor den sergeant Jan Jjodewijksz.
op Sangi.
Zijnde met mijne verschijning alhier , als het verrigte op Siauw
de zaken in een geheel andere gestalte en gedaante als voorheen,
zoo was ook noodig dat ik UE. weder andei-e last gaf, en eenige
bevelpunten opstelde, die na de tegenwoordige gelegenheid des
tijds gerigt waren, om dezelve gedurende mijn afwezen en UE.
verblijf alhier, stiptelijk te achtervolgen en gehoorzamen.
Taroena is tot nu toe wel u vast verblijfplaats geweest , doch
mits Taboekan, dat ongelijk meerder van vermogen is, nu het
Christen geloof mede aangenomen heeft, Kandhaar staat aan
te nemen, en de Manganitanders Christenen onder de Prins
Piautay nu mede aan de Comp^. gekomen zijn; ook den Man-
ganitaansche Koning Christen staat te woiden, en geen Moham-
medanen alsdan meer overschieten zullen, dan die onder den
ketterschén of afvalligen Don Philip in Saban zijn, en die in
het dorpje Limauw wooneu , zal UE. zich de gezamenlijke Chris-
tenen als die Christenen staat te worden , nu te gelijk en even
na aantrekken, om te toonen dat zij ons even lief en waard
zijn; bezorgende verders dat de onze, mits nu de overhand
hebben en de andere bij hun in geen vergelijking van getal
kunnen komen, aan de Mohammedanen gansch geen overlap
doen, hun stadig voorhoudende , dat de regtvaardigheid , billijk-
1 Naar ik gis Quisoesei.
Bui.AO£?r. 33]
lieid en opregtheid, de ware en eigenlijke kenteekeuen van een
opregt Christen zijn.
Zoo bijaldien er onderwijlen eenige onvermijdelijke twist of
tweespalt tusschen de Christenen en Mohammedanen ontstond ,
xuUeu daarin na vermogen voorzien, partijen hooren, trachten
in der minne te doen verdragen, of des niet kunnende, weder-
zijds gelasten zich stil te houden lot ik zelve weder overkom
of eenige gecommitteerden in mijn naam zende.
De meeste verschillen zullen wel bij zonderlijk ontstaan met
het toevallen van Christenen en voornamelijk van slaven, die
ChristeTien zullen trachten te worden , omdat zij gelooven alsdan
van het juk van slaveniij ontslagen te wezen , gelijk zij door de
Roomsche Priesters gedoopt zijnde, aanstonds geacht en aange-
zien worden, hetwelk als strijdig tegen alle regt en reden niet
zijn kan noch mag. Zoodat wanneer eenige lieden Christenen
zouden mogen worden , zulks de Mohammedanen gedoogen moe-
ten als zijnde dit ons door den Koning Amsterdam toegestaan;
maar met die voorzorg, dat ieder in zijn dorp en onder zijn
volk verblijve, en de slaven bij haar meester, die daarom wel
Christenen kunnen zijn en hare Heeren, achtervolgens de les
des Apostels > , met schuldige gehoorzaamheid gehouden zijn
te dienen.
Doch zoo het gebeurde , dat zij om de wil van den Godsdienst
te harder daarom werden gehandeld, en zulks volkomen bleek,
om ook op hun zeggen niet aan te gaan, alzoo een slaaf altijd
geacht wordt een natuurlijke vijand van zijn lijf heer, die zijn
vrijheid bezit, kunt in zoo een blijkelijk geval, de slaven wel
elders en onder de Christenen zoo lang laten verblijven , ter tijd
daarin door ons of door gecommitteerden mogt worden voor>sien.
De geschillen ouder de Christenen zullen of door hun zelve,
of door UE. bemiddeling bijgelegd worden , dit niet kunnende ,
eeulijk goede aauteekeuing gehouden , om te zijuer tijd naar be-
vinding van zaken te kunnen beslist worden.
Vooral zal UE. goede zorg dragen , dat de Christelijke Gods-
dienst in haar eer en waarde worde gehouden, waarop ik vrij
gerust ben , te meer ik in u niet andera heb kunnen bespeuren
dan hetgeen verhoopt had, namelijk dat een goed voorbeeld
alhier wel de meeste stigting baart, daarin dan meer en meer
inoet volharden.
» 1 Timoth. VI, 1.
332 BIJT.A6EN.
Half Jaouarij zult UE. zich naar Cajoeris vervoegeu, om aldaar
op de aankomst der vaartuigen uit Mauilha bij de werken ' te
zijn, wijzende dezelve hier af en naar Siauw, daar zij haar
bescheid mede bekomen zullen , haar verder 't geen aanzeggende
dat UE. wijdloopig bij monde heb gelast , en terwijl mijn vertrek
op handen is , en ik niets meer acht voor deez' tijd noodig te
zijn tot UE. onderrigting, mij gedragende aan de vorige verleende
Instructie, zoo zal ik besluiten^ verblijvende enz.
(Onder stond). UE. Goeden vriend,
(Was gei) R. P.
XXXTX,
Verbond en voorwaarden, aangegaan, vastgesteld en besloten
tusschen den Gouverneur der Molukken R. P. enz. ten eenre.
En Z. H. Francisco Macarompo, Koning van Taboekan en
zijne Rijksgrooten ten andere zijde, benevens nog andere
Koningen en Rijksgrooten, die op des^lfde conditien mede zullen
ingelaten worden, deze mede zullen onderteekenen.
Alzoo den Koning van Taboékan en Zijne Rijksgrooten oor-
deelen , dat ten tijde van den Heer Gouverneur Wouter Seroyen
onder de E. Comp^. zijn aangenomen en geraakt, en niet
dan goede en naauwe vriendschap met de Temataansche Koningen
hebben onderhouden, ook niet geregtelijk daaronder behoorden,
hetwelk nogthans van tijd tot tijd zoo verre gekomen was, dat
als onderdanen, daar af zijn aangezien en gerekend, en zich
zei ven naar de gelegenheid des tij ds hebben moeten voegen en
schikken, van den nood een deugd makende als niet wel
anders kunnende. Doch naderhand, (niet door den Koning
Amsterdam, den welken in alles onschuldig kennen) maar door
deszelÈ kwade dienaren raad, den Taboekanschen Koning ziek
naar zijne meeniug gevoelig in het bijzonder en omtrent zijne
dochter beledigd achtte, en hierdoor als andere redenen, het
Temataansche juk van zijn hals trachtten te werpen , zoo is hij
goedertierenlijk en edelmoedig door den Koning van Tematei
zelve vrij gekend, ontslagen en ten vollen met zijn land
volk aan de E. Compe. bij brief en zegel van den 1 7® Octobe^^
verleden, overgelaten, zoo dat bevorens met den Gouveniei
der Molukkes, in naam als in het hoofd dezes, aan te
Bij de haud.
eenige voorwaarde of beding, den Koniug aflegt, zoo mede alle
zijne Kijksgrooten al het regt en eigendom, dat zij voorheenen
hadden of mogten gehad hebbeu, op de lauden en volkereu van
Taboekan en onder hun gebied staande, voor hun en hunne
nakomelingen eeuwig en erfelijk , latende het in zijn geheel aan
de E. Compe. over.
Onaangezien den staatsre^el van de nakomelingen en erfge-
nauien van het rijk, en het regt daarover niet nadeelig te kunnen
zij n , niet willende noch verstaande , dat deze regel voor het
toe- tomende of hun of hunne erfgenamen zal gelden, alzoo
niemand , dan God alraagtig onderworpen, oordeelden geregtigd
te ^yn, hunne magt naar welgevallen te mogen en kunnen ge-
öniiken en over te laten aan die zij willen, en zulks tot den
welstand des rijks fe behooren. Hierop tot voorwaarde tre-
dende :
1.
ïlerstelijk zoo verklaard den Gouverneur in naam als voren
®^ mita dezen, den Koning en zijne Rijksgrooten, het rijk van
^ ^lK>ekan als een leen van de E. Compe. weder te geven , over
te laten en te gunnen , om hetzelve zoodanig als voren te besturen
®^ rigten , achtervolgens hunne wetten en gewoontens , onvermin-
^*"d ieders regt in het bijzonder. Zullende eenlijk bij versterf of
P^^^tsruimiug der Koningen het leen geheft wordeu van die
^^^He, die alsdan op het goed vinden van de E. Compe. in des
^^^rledene of anderzins ontslagene plaats tot Koning zal wezen
^^^^gesteld , en dat ter plaatse daar alsdan den oppergezaghebber
^^•* E. Compe. in de Molukkes zal zijn.
2.
^O zal geen Koning bevestigd noch wettig gekeurd worden,
die zoodanig en op het goedvinden van de E. Comp®. de
*ioorlijke telkenen, kracht en aanzien zal hebben erlangd en
^ leen geheft.
3.
-N'och zal ook geen Koning zoodanig aangesteld door iemand
*" wereld, hetzij onder wat voorgevens het ook wezen mogt,
•'ïtiogen af- en een ander in deszelfs plaats gezet worden , dan
ï^ het goedvinden en ter order van de E. Compe,
4.
Oelijk ook noch door den Koning noch door iemand anders ,
* Cioegoegoe, of Kapitein - Laut , of Hoekom zal vermogen af-
o^Xet , en met een ander of andere in deszelfs of derzelver plaatsen
<l^n
384 BXJT.AOEN.
gesteld te worden > dan met voorgaande kennis, bewilliging en
toestemming der E. CJompe.
(De volgende artikels 5— IS zijn gelijkluidend met dezelfde
artikels van het contract met Prins Piantay Bijlage XXX VT.)
(Onder stond :) Aldus gedaan en vastgesteld in het rijk van
Taboekan, in des Koniugs Hof, den 3 November 1677, eu was
geteekend:
Franciscus Maccarampo;
Ouwala, Goegoegoe;
Kapitein-Laut Gagibo;
Jan de Almassa , Hoekom ;
Kapitein Oengam, eu
Senghadji Falaccaoe.
Ter zijde stond 'sComp». zegel in rood lak gedruKt.
(Waaronder geteekend) R. P.
(Lager stond) ons present en was geteekend:
Zacharias Caheyng, V. D. M. ;
Enrique Cors en
Paulus Harxe, Clerq.
Welke vorenstaande artikelen ook aangenomen zijn bij den
Koning en Rijksgrooten van Taroena , tot teeken van dien dezelve
met eigen handteekening hebbende bekrachtigd. (Onder stond en
was get.)
Don Martin Tatandam;
Francisco, Goegoegoe en *
Mateo, Hoekom.
In margine stond 'sComps. zegel enz. en was get. R. P.
Lager stond : ons present en was get. Enr. Cors eu P. Harxe.
Gelijk ook in mauier en als voren dezelfde punten aanvaarden-,
den Koning en Rijksgr. van Kandhaar en dierhalven ook geteekend :
Data Boysa ' Koning;
Wanka, Goegoegoe;
Tanapia, Hoekom;
Anthony van Voorst, Kapitein-Iiaut en
Papia, Kapitein.
Ter zijde stond enz., en get. R. P.
Lager stond ons present en was get. E. C. en P. H. Clerq.
^ Volgens Val. I, B, bl. 44 noemde de koning van Kandhar zich wegens
zijne aanspraken op het rijk Boewissang in Magindanao, nieest Datoe
(voi^t) Boewissang,
BIJI^OKN. 335
Zoo mede deden des Ko^ings voogden en Grooten van Tagu-
landa, en was geteekend:
Jaoobns Tontaeo, Goegoegoe;
Johan Hofinan Batansoekoe , Idem.
Comelis Fianx, * Kapitein-Lant;
Petras Cafaheyn, Hoekom;
Claes Fapene, ld. Singhadji van Meuanga eu
Pedro Macasa, ld.
Ter zijde stond enz. , en was get. R. P.
Lager stond : ons present en was get. :
CorneUs Bingerijk, Hendrik Mnche en P. Harxe Clerq.
* Ook deze naam is ontleend aan dien van den landvoogd der Bfolukken
van 1672-1674.
X (XIV), 22
f
AANHANGSEL. »
Bij den algeineenen brief van Gouverneur-Generaal en Baden
van ludië, van den 1 December 1668 werd aan de Bewind-
hebbers in het vaderland het volgende over het eiland Siauw
berigt:
ffO^ het eilandje Siauw staande onder den Spanjaard , waren
door de Spanjaarden nagelen geplant en al gewassen tot een
manslengte en begonden viucht te geven. Deszelfe Koning had
zijn Goegoegoe of eersten regter beschuldigt van rebellie , daarom
ook vervolgd met al zijnen aanhang, zoodat eindelijk genood-
zaakt is geweest , alleen met negen scheppers van daar te vlugten
en zich bij de onzen op Manado , na bekomen licentie , die hem
ook gaarne verleend is, neder te slaan. Hierover en tegen had
den Siauwschen Koning geprotesteert, dezelve of immers een der
twee papen aldaar residerende, werd beschuldigd zijn personage
gespeeld te hebben met den Koning van Menado , ten tijde zijns
afvals of immers gedurende zijn afval van 'sComp». vriend of
bondgenootschap. Het is altoos zeker dat een derzelve te dier tijd
daar geweest is, ook bij de onze die hem ook toen al voor
een spion aanzagen, echter niet wel konden kwalijk bejegenen,
gelijk ook niet gedaan hadden.
De vader van gemelden Goegoegoe was door de Spanjaarden
1 Onder het afdrukken kwamen ons nog de hier volgende byson-
derheden voor, betrekkelijk' het eiland Siauw en de voorgenomen expe-
ditien; zij mogen tot aanvulling strekken van hetgeen de lieer Hobidé
V. (1. Aa aan het Journaal van Padtbrugge wel beeft willen doen voorafgaan.
AANHANGSEL.' 387
in Mauilba voor eenige jaren , omdat beschnldigd werd te goed
Hollandsch te wezen, oingebragt, en daarom viel er suspicien op
deze of wel die dood mogt zoeken te wreken, dat wel de eigen-
lijke oorzaak dezer vervolging scheen. Onzen President aldaar
(Tematen) scheen niet vreemd gemelden Goegoégoe door hulp
van zijn schoonvader, een Koniukje van Taruena, een van de
vier die er op Sangi zijn te doen helpen en misschien ook wel
door onze andere bondgenooten daarom hier; meer onzes be-
dunkens uit inzigten op de nagelen aldaar groeijende, als uit
eenige andere beooging, dat ook om die reden al van belang
Bchijnt te wezen. /^^
In antwoord op het schrijven van Bewindhebberen aan den
G. G. en R. v. Indië van den 15e Mei 1671, waarbij zij
onder anderen gelast werden ^op de gevoegelijkste wijze Siauw
onder de bescherming van de Comp«. te brengen//, schreven
deze Jaatsten den 31ste Jannarij 1673 :
«'Wij hebben al getracht op geoorloofde en onaanstootelijke
wijze het Koninkje van Siauw tot ons te trekken , en te bewegen
zich tot onze vriendschap en verbindtenis te begeven, maar
hetzelve heeft tot nog toe geen^ gew^nschte uitslag genomen.
Dat hetzelve onder de Spanjaarden staat, hebben voordezen in
den onzen van den l»*® Dec. 1668 al geschreven; hoedanig nu
die onderhoorigheid te verstaan zij, of wel dat het maar wil
zeggen dat zij derzelver bescherming hebben aangenomen, kan
men zoo ten naauwsten niet verklaren; altoos het blijkt uit
hetgeen in het voorste dezes brief hebben aangehaald , , dat ze
al haar heul en troost op de Castilianen zetten, en vermits de
tijden tegenswoordig geheel niet zijn, om daar van onze kant
eenige dingen te beginnen, die in Europa aan de Castilianen
onzes bedunkens aanstoot zoude kunnen geven , zoo meenen dat
het voor dezen tijd genoeg zal wezen, op de Siauwers en Span-
jaarden nauwe opmerking te nemen, of ze niet aan onze bond-
genooten daarom gelegen aanstoot geven en redenen van mis-
noegen, om in bekwamer tijd refactie en voldoening van dezelve
dienaangaande te verzoeken, gelijk in onze brieven derwaart»
* Dat de bezetting op Siauw was versterkt met: l sergeant, 1 kor-
poraal, 11 of 12 Europ. en 6 of 9 Inlandsche soldaten. De Koning van
Staaw was in persoon naai* de Maiiilha geweest en had daar deze
versterking verzocht.
888 AANUAN08SL.
afgegaan dezen vooijaaie, al aanteekening van hebben
te doen.
Dat de Spanjaarden daaromtrent zonden zoeken eenige oi
noegen te toouen, veel min iu onze ontwijffelijk regtvaan
besdttingen met feitelijkheden aan te tasten, komt bij ons in {
bedenken. "
De Bewindhebbers namen met dit schrijven genoegen, v
zij antwoordden 12» Mei 1674:
v\JE, consideratien iu het regaarde van ^t eiland Sianw,
hoe wij ons in 't regoarde van de Spanjaarden, en om
dezelve daarover in geen twist of verwijdering te geraken , zn
gouvemeren, zoo als dezelve in UE. voorschreven missive
den 31ste Jannarij 1673 staan geextendeert , gevallen ons wel zoi
dat wij iets verder daar weten bij te doen.^
Eindelijk scheen de tijd gekomen om den togt t^en Si
te doen plaats hebben. Wij lezen in het dagregister van '
nate op den 18^® Mei 1677 het volgende:
^/Zaturdag Primo Mei is den Koning Amsterdam wede
binnen het kasteel verscheenen ; alleenlijk zoo het scheen
zijn melankolie wat te verzetten. ' Onder andere redenei
discours, heeft den Heer Gonvemenr zijn HH. indachtig
maakt van des Siauwschen Konings bedrijven, zoo omtrent s
onderdanen als Comp«. bondgenooten in eenige jaren herwj
gepleegd, en met een iu bedenking gegeven , in het particu
of om zulks te revengeren den regten tijd nog niet geko
was, zoo ja, of zijn HH. daartoe niet zonde willen resolv^
Waarop van zijn HH. geantwoord zij : dat zijne gedachten
op al lang had gespeeld, maar mits de onderlinge alliai
tusschen den Koning van Spanje en den Nederlandschen Si
had hij voor als nog tot geen vast besluit kunnen treden.
Heer Gouverneur daarop weder gedient hebbende , dat Haar
Hoog Achtb. van Batavia goed gedacht hadden, dat mei
bondgenooten, als niet anders kunnende, zoude toestaai
licentieeren om hun regt van den Siauwer met de wapene
halen , nogthans met zoodanige intentie dat de vrede tusschen
en de Spanjaarden zoude blijven geconserveert , ten
1 Den vorigen dag had de begravenis van de moeder des Ko
Amsterdam plaats gehad.
t
maaTT^ «aden, ^01,^^
'^^ «n,t J^° '«8«»o»4 TL "" ^ ^
«^»iea Iri : '^''^"^^ *^^ ^'^ ---
^':^Oa ^;t '''^ -- '
«o laagte van ^ "^ ^ .
•"J «Jen Kon,« ^** tt «»
«eer Gouremenr A '^•'
i" "oriog van o^ ^ ^
Ne, en de J. "^
oen in opL '^"'^ '
.««"ge natalen «
"^««° te deiilJj
''eert//
^^ ^
73d2
'^ / 1994
-"" ƒ 2294
'"'' / 728i
■f 3a ƒ 098»
^^'Ö / WI3
f ƒ «<io
'^<« ƒ 2137
'«^^ ƒ i7ie
^•^^< ƒ 4434 ƒ ^
''^^ ƒ 437. / ^''
/ '''« / 3788
500
517
«37
iif-
" '//<•
V 1 uiY
' •'^"'•'•oean 47fin ,^
Ï3
i;'-.-i
340 AANHANGSEL.
Den 1* Anguitiis vertrok Koning Am«terdam met de cha-
loupen de Boodeu Haan en de Eendracht, benevens twee oorra-
Gorra's over de eilanden Soeloe, Gape en Bangaai naar Manado,
waar hij zich bij den Gouvemeor Padtbrogge zoude vo^^i.
Lsups.
DK BKVOLKINGSDICHTHEII) VAN JAVA KN MADUKA
OP HET EINDE VAN 1864.
&ESIDENTIEN.
■5
S ü
JS bfl
•* r— 7 ""-
Ml
Jjf .. w
•» — *
iï o »
BEVOLKING PER Q GEOGRAFISCHE MIJL IN;
1811.
1830.
1845.
1861. 1802.
1863.
1864
BantAOi . .
BaUvia . .
BuiU^nzorg
Krmwang .
Preaii|;er .
Clkenhon .
TAgal . . .
Pekalongan
SuurMig.
Kadoe. . .
Buyoemaa
Bafelen .
Bjokjokuta
Soentkarta
Pa^iUo
Madjoen .
Kediri . .
«
Japan . .
Bembaog .
Soenbaya
Madora . .
Fasoeroean
Probolingo
Bcxoeki . .
Banjoewaogi
Tot. Java en Madura
Af Toor Madura .
Totaal Jara. . . .
150,9
41,5
66,5
96,1
S79,«»
127,7
58,t
39,1
88,9
39,4
99.3
57,7
57,9
112,7
48,3
99,8
128,4
42,0
134,0
108,5
115.6
Ul.ö
173,9
84.—
2444,6
115.6
2339,0
607886
517762
361283
191619
871434
929790
■533491
887545
1020375
496382
692039
86S470
871318
720833
103315
416030
431178
599576
788468
1278000
578646
494582
840371
818478
45097
13917368
578746
18338732
1448
3780
339
510
1882
8860
3967
3883
5007
4843
469
989
3459
1673
3488
1891
975
439
1887
1892
2108
2467
8441
3476
8655
5913
6774
11310
11645.
11970
3621
3914
5147
5365
5460
827
1808
1784
1635
1705
1273
1916
2189
2307
3820
33G3
4827
7083
7165
7333
33 T3
6590
8554
8850
9370
8587
8094
11154
113<8
11401
4334
4487
10913
11163
11516
7800
9063
11941
13131
13359
4345
4085
5112
6191
0739
6575
10087
13546
12700
13987
5861
0002
JB093
6170
6316
4478
6169
6363
6489
1833
1847
3242
3386
3228
3180
4148
4278
4462
1302
1834
2777
2936
8186
8816
10033
12960
13481
18058
8333
3861
5576
5719
5813
3503
8903
10940
11333
11894
3558
4401
4143
4304
3188
8015
4165
4208
4388
1196
1949
2540
3605
491
53tt6
8693
500
3890
3910
5302
5478
-
8977
6243
5384
6581
8756
13333
5588
1784
3254
7369
9606
11491
11708
13470
6738
13839
6370
6335
2148
4644
8375
14138
5900
11666
4484
4874
7393
12476
5433
1994
2294
7281
9869
11600
11465
liCOO
6969
15000
6413
0450
3137
4776
8358
14276
5055
11784
5006
4480
8778 I 3788
017
5588
5683
537
5693
5781
Volgens de statistieken van Java van het jaar ]861 bedroeg
de uitgestrektheid van Buitenzorg slechts 64,75 D g- Df^-i ^^
van Patjitan slechts 37,5, die van Kediri slechts 117,71 en die
van Pasoeroean slechts 103,9 □ geogr. mijlen. Indien deze op-
gaven juist zijn , verandert daardoor de diclitheidsverhouding der
bevolking in die gewesten en moet zij gesteld worden , wal het
jaar 1864 betreft : voor Buitenzorg op 5588 , voor Patjitan op
2752, voor Kediri op 3663 en voor Pasoeroean 4760 zielen
per □ geogr. mijl. Het totaal der mindere uitgestrektheid van
X (XIV). 23
'34.2 BEVOLKlNGSniCITTllETD VAX JAVA KX MADU&A.
(Ie vier genoemde gewest4»n zou 30,04 Q mijlen bedragen, en
indien deze mijlen van het geheel der uitgestrektheid van Java
en Madura behooren afgetrokken te worden zou voor beide
eilanden eene uitgestrektheid overblijven van 2403,6 6 , of voor
Java alleen van slechts 2298,06 Q geogr. mijlen. Voor het jaar
1864? zou dan het cijfer der bevolkingsdichtheid van Java en Madura
te zamen worden = 5790 en dat voor Java alleen = 5804.
Hetzij men nu voor Java aanneme het cijfer, in den staat
vermeld, -=• 5731*, of het laatstgenoemde •= 5804, beiden
verschillen slechts weinig van het cijfer der bevolkingsdichtheid
van Nederland op hetzelfde tijdstip. Op het einde van 1864
toch was dat cijfer op 5871 ^ te stelleti.
Bij deu sterken aanwas der bevolking van Java is het aan-
nemelijk dat zij thans reeds het cijfer van 15 miljoen heeft
bereikt, dat bij gevolg elke □ geogr. mijl gemiddeld geacht
kan worden bevolkt te zijn met ruim 6100 zielen en dat de
bevolkingsdichtheid er thans reeds die van Nederland overtreft.
Uit den staat ontwaart men, dat niet minder dan 7 residen-
tiën van Java bevolkt zijn met meer dan 10000 zielen per
□ geogr. mijl en dat Bagelen op het einde van 1864 zelfs
reeds 15000 zielen per Q geogr. mijl telde. Die cijfers zijn
voor Japara 14276, voor Kadoe 12600, voor Batavia 12476,
voor Soerabaya 11784, voor Fekalongan 11600 en voor Sa-
marang 11465.
In 8 andere residentiën was de bevolkingsdichtheid onderde
10000 maar boven de 5000 zielen per Q geogr. mijl, nl. in
Tegal = 9859, in Cheribon = 7281 , in Baujoemas = 6969,
in Soerakarta = 6450, in Djokdjokarta = 6413, in Rem-
bang = 5955 , in Buitenzorg = 5433 , en in Madura = 5006.
Met een cijfer van tusschen de 4000 en 5000 zielen per Q
ra. komen slechts voor 2 residentiën t. w. Pasoeroeau met 4374
en Madioen met 4776.
Tusschen de 3000 en 4000 zielen per □ mijl bezaten slechts
Bantam, Kediri en Probolingo en Bezoeki (te zamen), t. w.
beide laatste residentiën 8778, Bantam 3792 en Kediri 3358.
In slechts 2 residentiën voorts bleef genoemd cijfer tusschen
2000 en 3000, bedragende het voor de Preanger-regentschappen
slechts 2294 en voor Patjitan 2137. Kra wang naderde het cijfer
van 200O (1994.)
In een enkel gewest, Banjoewangi, kwamen slechts 537 zielen
per G geogr. mijl.
BEVOLKING SDIOHTHKtD VAN JAVA EX MADIIRA.
843
Vergelijkt men de bevolkiiigsdichlheid der gewesten van Java
p het einde van 1864 met die op hetzelfde tijdstip in de ver-
chiUende provinciën van Nederland , dan bekomt men het volgend
verzicht.
Java.
Zielen per Q geogr. mijl.
Nederland.
hagelen
Japara
IKadoe
IBatavia
Soerabaya
I'ekalongan
Samarang.
Tegal
Cheribon
Saujoemas
Soerakarta
Djokdjokarta
!Rembang
Suitenzorg
^adura
Madioen
Paaoeroean
^Bantam
Bezoeki en Probolingo
Kediri
Preanger
Patjitan
Krawang
Sanjoewangi
15000
14276
12600
12476
11784
11600
11465.
9859
7281
6969
6450
6413
5955
5433
5006
4776
4374
3792
3778
3358
2294
2137
1994
537
12286
11955
6809
5797
5510
5199
4800
4576
4509
4025
2134
Noordholland.
Zuidholland.
Utrecht.
Zeeland.
Limburg.
Groningen.
Friesland.
Gelderland.
Noordbrabant.
Overijssel.
Drenthe.
De meest bevolkte provinciën van Nederland, Noordholland
en Zuidholland , staan alzoo in bevolkingsdichtheid nog beneden
iatavia en Kadoe en ver beneden Japara en Bagelen, terwijl
slechts Krawang en Banjoewangi minder diclit bevolkt zijn dan
öe minst dicht bevolkte provincie van Nederland.
Wanneer men Java in drie deelen splitst , en tot West- Java
bekent de gewesten gelegen bewesten Tegal en Banjoemas , en tot
Clost-Java de residentiën beoosten Japara, Samarang en Soera-
Icarta, dan blijft er voor Midden- Java over eene uitgestrektheid van
080,1 Q geogr. mijlen, dus slechts weinig kleiner dan die vau
Nederland, en omvattende de residentiën Tegal, Banjoemas,
f
'
t . ; ie 'Jl «iil iT-
,•. '^T-aitivr te mcor-
*-v..}n^::i2' op Java vc
BEVOLKINOSDICHTHKID VAX JAVA EN MADURA.
345
gjian ecliter niet verder dan het jaar 1860, en het is zeker
Tiiet overbodig na te gaan in lioever de verkregen kennis over
c3e sedert verloopen jaren met de vroeger gemaakte berekeningen
in overeenstemming is.
In den volgenden staat zijn de vroeger reeds gedane opgaven
tot en met 1864 aangevuld.
Ja Rf'M
BeTolklng.
•
1*AAmimA
Vermindering.
ProecntifewtJn toenamt.
^nxxcn»
lOCIullIlV.
IR
*8 JAA18.
1795
3500000
1802
3647167
147165
7jaai
• 4,20
0,60
1807
3770000
122835
•
5 „
3,63
0,72
1815
4615270
899573
8 „
23,86
2,98
1S24
6368020
1753820
9 „
38,00
4,22
1S26
5295542
1072448
1827
5839266
543724
1 „
10,45
10,45
1828
6168089
328823
1 „
5,63
5,63
1829
6691114
523025
1 „
8,48
8,48
1830
7064936
373822
1 „
5,58
5,58
1832
7323982
259046
2 „
3,66
1,83
1834
7511106
187124
2 „
2,55
1,27
1837
7981284
470178
3 „
6,25
2,08
1838
8103080
121796
-«■ »
1,52
1,52
1845
9551385
1448305
• »>
17,87
2,55
1846
9499944
51441
1847
9657002
157058
-*• »
1,65
1,65
1848
9666582
9580
-«■ »
0,09
0,09
1849
9584130
82452
1850
9570023
14107
1851
9687346
117323
-*• >»
1,22
1,22
1852
9943075
255729
-*• »
2,63
2,63
1853
10290045
346970
^ n
3,58
3,58
1854
10581890
291845
■*• »
2,83
2,83
1855
10911241
329351
■*■ n
3,11
3;11
1856
11290450
379209
1 «
3,47
3,47
1857
11594158
303708
■'■ »
2,68
2,68
1858
11943019
348861
1 »
3,00
3,00
1859
12324095
381076
■■■ »
3,19
3,19
1860
12718717
394622
•
■*• n
3,20
3,20
1861
13019106
300389
^ n
2,44
2,44
1862
13380268
36JL162
■*• j>
2,77
2,77
1863
13649680
269412
■■■ n
2,01
2,01
1864
13917368
261688
^ V
1,91
1,91
r
346 BEVOLKINGSDICHTHEID VAN JAVA EX MADURA.
In het aitikel over ile Bevolk ingstoeuaine op Java, hier-
voren aangehaald, is reeds gehandeld over de waarde, welke
aan bevolkingscijfers, op verschillende tijdstippen omtrent Java
bekend gemaakt, is te hechten en aangetoond, niet alleen
dat zij met zekerheid aangenomen kunnen worden als voorstel-
lende minstens het minimum der bevolking, maar ook dat zrj
meer vertrouwen verdienen dan aan ze pleegt te wordeu toe-
gekend.
Wanneer men uu de cijfers der 20 laatste jaren raadpleegt,
vindt men eene vermeerdering , in dat tijdvak , van niet minder
dan 4365983 zielen, hetgeen wijst op eene toename van ge-
middeld 2.28* pCt. 's jaars. Trekt men echter af de cijfers der
jaren 1845 tot 1850, in drie van welke (1846, 1849, 1850)
de bevolking door hongersnood en epidemieën zoodanig werd ge-
teisterd dat zij in plaats van , zoo als gewoofilijk , toe te ueoieu ,
sterk verminderde, dan blijft voor de 14 jaren van 1851 tot
1864 eene vermeerdering over van 4330022 zielen, wat neer-
komt op eene gemiddelde jaarlijksche toename van 3,19 pCt.
Men weet echter dat de meerdere zorg, in de laatste 10 jaren
aan de telling der bevolking besteed, de teeüame hooger doet
schijnen dan zij inderdaad was, maar er is grond om aan te
nemen, ook na de bekendwording der cijfers over de latere jaren,
dat, zooals in een vroeger artikel reeds werd aangegeven, de
bevolkingstoename op Java gemiddeld op ongeveer 2J pCt.
's jaars te stellen is.
Ten opzichte van het cijfer van 1864, onder aan den staat
voorkomende, en waaruit blijkt een aanwas van slechts 1,91 pCt.
zij herinnerd aan de hevige cholera-epidemie , waardoor de be-
volking in dit jaar werd geteisterd, en die in Samarang zelfs
teweegbracht dat de bevolking daar in 1864 met meer dan
20000 zielen verminderde.
Neemt men overigens de bevolkingstoename der laatste 5
jaren (1860 t/m 1864) alleen dan bekomt men eene vermeer-
dering van 1593273 zielen, overeenkomende met een gemid-
delden jaarlijkschen aanwas van 2,58 of ruim 2[ pCt.
Indien inderdaad 2J- pCt. de normale jaarlijksche bevolkings-
toename op Java voorstelt en geene belangrijke stoornissen in
die vermeerdering plaats hebben, zal de populatie op het einde
dezes jaars een cijfer van nagenoeg 15 miljoen zielen (14991482)
kunnen bereikt hebben. Denzelfden maatstaf aannemende kan
die bevolking over 10 jaren tot ruim 19 miljoen en over 20
/ BEVOLKINGSDICHTHEID VAN JAVA KN MADUKA. 347
jaren tot nagenoeg 'Zo miljoen zielen zijn geklommen, en, zoo
voortgaande, zou zij nog vóór het einde dezer eeuw, in het jaar
1806, tot een cijfer van ruim 30 miljoen kunnen zijn gestegen.
Van 1795 tot 1864, en dus in een tijdvak van 70 jaren , is
de bevolking van Java van 3 J miljoen tot 14 miljoen geklommen
en alzoo verviervoudigd, en het is opmerkelijk dat de verdub-
beling telkens juist in 35 jaren plaats had. De voorgaande staat
wijst zulks aan, komende er het jaar 1880 voor met een cijfer
van ruim 7 miljoen zielen, terwijl 1864 een cijfer van nagenoeg
14 miljoen aantoont. De oorlogen en onlusten in de eerste helft
van het 70jarig tijdvak en de hongersnooden en epidemieën in
de tweede helft, hebben alzoo teweeggebracht dat de normale
tijd van verdubbeling slechts eenige jaren werd verlengd. Neemt
men dergelijke faktoren van stremming in de toename der po-
pulatie ook voor de eerste tientallen jaren aan, ook dan nog
laat zich vermoeden dat de bevolking vóór het einde dezer eeuw
op nieiiw verdubbeld en tot een cijfer van 28 miljoen zielen
zal zijn geklommen.
Bl.
r
DE OTTER KN DE KRAB.
{Eene Soendaneescke dong eng.)
00 o R
Dr. W. H. Engelmann.
Dongeng is bij de Soendaiiezen de algemeene naam voor aUe
mogelijke verhalen , vertelsels , dierfabeleu enz. Onder 't volk
zijn eene menigte zulke dongeng^ a in omloop, doch alleen bij
mondelinge overlevering, terwijl slechts zeer weinige opge-
schreven zijn. Enkele zijn berijmd in t^mbang. Daar 't echter
voor beoefenaren der taal van belang is jorora-stukken te hebben ,
die zooveel mogelijk de volkstaal teruggeven, heb ik allengs
verscheidene dongeng's laten opschrijven. Tn meer dan é^n op-
zicht zijn dergelijke stukken zeer gebrekkig. "Vooreerst doet de
inlander bij 't schrijven van proza volstrekt geen moeite voor
een goeden stijl, en ten tweede sluipen er deels uit zorgeloos-
heid, deels uit pedanterie, al liclit eenige onnoodige vreemde
(Jav. Maleische en zelfs Hollandsche) woorden in. Van een en
ander zal men ook in de hier uitgegeven dongeng blijken vinden, 't
Was echter mijn plan eene proeve te geven, hoe de inlander
schrijft en niet hoe hij wel zou kumien of moeien schrijven :
daarom heb ik mij, beJialve blijkbare schrijffbuticn , geen ver-
anderingen of verbeteringen veroorloofd. Zoo heb ik ook de
spelling onveranderd gelaten met al hare onregelmatiglieden (b. v.
in 't al of niet verdubbelen van medeklinkers, 't al of niet in-
schuiven van w en j tusschen sommige klinkers enz.) ik heb
dit met opzet gedaan, ten einde anderen in de gelegenheid t^
stellen later mijn systeem van spelling en transscriptie te con-
troleeren.
KKNE SOENDAXEESCHE DONGEXG. 349
AANTEEKBNIlfUEN.
Éadoeng sangsang. Oorsprong eu beteekeuis van dezen bijnaam
vaa de otter zijn mij geheel en al onbekend. De meeste bij-
namen van andere dieren b. v. de aap Mand ah zijn mij even-
eens tot nocli toe onverklaarbaar. Boedoeg , dat» ik als naam van
de pad door Dikbuik vertaald heb, is eigenlijk de naam eener
huidziekte en doelt dus op de gezwollene, oneffene, puistige
huid van dit dier. De moderne naam van de otter sera is etymo-
logisch verwant met 't Bataksche silo silo (cf. Soend. era , Bat.
ila). Tn 'tJav. heet hij lingsang.
Alam. Hoogst moeilijk is 't ons woord éijd in zijne verschil-
lende beteekenissen in 't Soend. uit te drukken. Op raad van
den panghoeloe van Garoet heb ik op deze plaats het Europeesche
tempo vervangen door 'f Arabische alam^ dat ook in 'tJav.
naast djamari gebruikt wordt om een lang ii^Aperk aan te duiden.
Tempo is evenwel niet meer geheel te verdringen , daar men er
reeds een werkwoord van gemaakt heeft nempo[w)an in den zin
van //iemand tijd d. i. uitstel geven.// — Tijd in den zin van
" geschikt tijdstip '/ kan men door meudjeuhna vertalen b. v.
meiidjeuAna ioeWang // 't is tijd om te eten. // Tijdens heet basa ,
d.it etymologisch verwant is met 't Jav. masa (mangsa). — Tijd
in Urne is money is in 't Soend. te eenenmale onvertaalbaar ,
daar de inlander van de waarde des tij ds geen begrip heeft en
"t ook vooreerst niet krijgen zal , zoolang er nog dagelijks met
de grootste willekeur over zijn tijd beschikt wordt. In een zijner
boekjes heeft de panghoeloe van Garoet getracht 't idee van //tijd
verknoeien // te vertolken door mitjeun waktoe , doch dit wordt
niet algemeen verstaan; en een inlander, wien ik vroeg wat 't
beteekende ten einde hem op de proef te stellen, antwoordde
mij : // 't uur om te bidden laten voorbijgaan //, want in dezen
bepaalden zin hebben de Soendanezen 't Arabische toaktoe (uur)
overgenomen.
Baranghakan. 't praetix barang voor werkwoorden , die alsdan
de neusletter verliezen , dient om de door 't werken uitgedrukte
handeling geheel algemeen voor te stellen b. v. geus tiloe tahoen
lamina khUeu pisan barangbere ka kaoela //drie jaren lang
hebben zij tni j volstrekt niets gegeven •f' ; geus meunang tiloe pöe
MjilijinJ tiloe pent ing hïnteu barangdahar //hij had in drie
dagen en drie nachten volstrekt niets gegeten ; // iamba teu
350 DB OTTER EV DE KttAB
barangijandak » als middel tegen 't in 't geheel niets mee-
nemen '/ d. i. ^ om u toch iet^ meo te geven , om u niet met
ledige handen te laten heengaan : '/ Baranghakan kan ook*be-
teekenen ^/zich bezighouden met 't eten, 't zij om 'tHaar^te
maken , 't zij , zoo als hier op deze plaats , om 't te zoeken. '/
Zoo zegt men van sijar (zoeken) balang sijar '/ zich bezig houden
met den kost te zoeken. ^
Sakadang , dat men volgeus 't Jav. met broeder zou kunneu
vertalen, komt in 't Soend, alleen voor bij de namen van dieren ,
die in de dongeng optreden.
Hos bae paeh, Hos behoort tot eene klasse van woorden,
waardoor zich 't Soend. bijzonder van de verwante talen onder-
scheidt , en die ik , bij gebrek aan beter naam , in navolging
van sommige inlanders , voorloopig maar oempak basa zal noemen.
Men kan ze eenigzius vergelijken met onze klanknabootseude
interjecties in zinnen als: //plof viel hij op den grond," in
zooverre zij even als deze dienen om de handeling sterker te
kleuren en daardoor levendiger voor te stellen , met dit onder-
scheid echter dat zij in 't Soend. gebruikt worden van allerlei
handelingen , waarbij van klanknaboot;$ing geen spraak kau zijn :
b. V. gek dijoek // hij ging zitten ; '/ kop njatoe '/ hij at /< bral
angkat y hij vertrok ; // tret (ook kolrei) noeliskeun ff hij schreef
't op * enz. Zoo vindt men in 't vervolg dezer vertelling vijf
werkwoorden achter elkander elk met eene oempak basa (p )
djol dongko , gek sila , ijedok nfémbah , roj mando beloek toeng-
koel. — In 't dagelij ksch leven worden ze ook wel allen op zich
zelf als werkwoorden gebruikt b. v. geus bral '/hij is vertrok-
ken'/ ; teu dek r^p //ik kan niet in slaap komen,// vooral ook
als Imperativen , b. v. kop ff eet , // doeg // ga liggen // enz. —
Sommige werkwoorden schijnen van zulke woordjes gevormd te
zijn b. V. ngareret // naar iemand zien // en roeroeireret van ret ,
dat gebruikt wordt als oempak basa bij de verba , die zien be-
teekenen.
Kidang is Javaansch en brabbelmaleisch. De Soend. naam is
méntjïk. Zoo komt later uagara voor in plaats van t Soend.
dajeuA. Van Maleische woorden gebruikt de schrijver o. a. her-
haalde malen taikalay manjaoet enz.
Birigidig of ngabirigjdig beteekent beven y niet alleen van
angst, maar ook van kwaadheid of verontwaardiging.
Tampa rarapan » onaangediend // is geheel uit 't Jav. over-
genomen {tanpa larapan).
EENE SOEXDANEESCHE DO GENG. 351
Kaêima ** van sclirik bevaugeii v stamt af vau 't Jav. nima
f tijger ff en beteekeut dus eigenlijk de schrik , die men ge-
voelt als men besprongen wordt door een tijger.
Bija als voornaamwoord van den tweeden persoon heb ik hier
voor 't eerst aangetroffen ; Rigg geeft H echter ook op en daarom
vond ik geen vrijheid H in H meer gewone aija te veranderen.
Ba is de echt Soendaneesche redegevende partikel, die in
geschriften meer en meer verdrongen wordt door 'tArab. Jav.
sabab of sawaA.
Oerang latooengkeun landraU De zoogenaamde propositief van
Roorda, en wel in 't meervoud, is 'teenige geval waarin in 't
Soend. 't zoogenaamde subjectieve passief voorkomt , b. v. oerang
paehan v laten wij hem dooden ; '/ oerang podaran '/ laten wij hem
kapot {modar) maken, 't Schijnt evenwel niet noodig te zijn
dezen vorm te gebruiken, daar men ook oerang maehan vindt,
Dina powejan la^idrat , 't aanhechtsel an achter powe is mij
hier onverklaarbaar. Van potoe^ dikwijls plat uitgesproken jwj; ,
krijgt men pojan //zonneschijn hebbende/ en van daar mojan
ft zich in den zonneschijn koesteren. // — Misschien schuilt hier
een schrijflbut.
Tadjir ganii koe oewang kisas. De assessor, die dit advies
uitbrengt, is blijkbaar de panghoeloe^ die als representant van
't Mohainmedaansch recht in den landraad zitting heeft, en wiens
advies geregeld gevraagd en, altans in strafzaken, nooit opge-
volgd wordt.
r
353 Dë otter en DB KKAB
!Kïi(Miniisii«|ia(i5i)f|(MTiaf|ii5iiroi a nnn (un .lé: (kh
(KUKIdZlOllSlilQailUlSI) \ (in *¥! HT) int (KI ül OaH IISll (KI (UI (M (M OsS
mn \ (Cl Tl ini im (KI IK) II O) iin) in im iKii (Kiji \ .^J O) a as^^
(ci)(m/Kif|(n(isii(ifi}qKii(Kii(iJiamfi^ 0901
a o c?»- » o * / o 00 o o
M Asinii Cl) as«)«i o (isiniKiinfi f inna5vi.^(bYi (UI (U(^ (vinasvi>Hi>
(ui)aikjif|(auf|42i9f|(a(isY):at4iKii(|^T)2(r (LiHin «kii
o o . ~ 00 Q • * «
XilJIClOf (KiniU^!l5V1IKl¥14(LfLP\ lUïl «1 dOfl ïl )| O ÜSTR CU Wl Hl \ (O
aa A o AaOQQ o
'm(U)ii«5in(K>j(iniiq(Kmnnnf»Ji^t|'nf \ otiojkcdiïui ten ki/icti
I ^ der M . " , -jI
(bii(Kiinf(2jii(bV)|| \ iuinaaj|cvi(K]iKiiU*HiiiTiiKi|| asvuKTnoim asm oo
HosïiKin Ti^ajiKKHji \ amfkinsïjdojj o kHjI arm «lo ikïij iü oj»
♦ Q . .00 Q Q *
M Ji 3 «D (KI «1)1 IIUÏ \ «1 ICn ?fM «in OaH Kin llUI O J (IJl «1 «IA ILIU \
Q . .00 Q Q
A o A. *00 _ A Q Q ^ CL
9411 (ivi a/ui(MiKvi dJi Km ajui (un \ (kui (ci nu on n m ksi silil kii (m
c|>inycii(r5Yi«mi)üi(KJi'KP<uiHii)ajuiMj| f|(n9Svi(iJiHiiiaji(Uj)\ tio)
uj \ (Kïi (Cl nu (iri o Hl Kin KI ji
o Q ' evc> •oo
'U t| UI ain (KI a \ TfYi fM (cin iKi ji ftn ^ kh «ki ] (m Mm hji (kïi ann dJi (».i (kh
(lJlf|rMT)9\ (Mlf|TI«11^:A.<KY)(lJllKPQilft(U1|| \ f| OZl f CD aSIl .^ HU
QOO cJ A Q QQ
(lJ1f|.lJITl3(KII>iail«K1l1(Uia/Li.fJi:M|| 4il)i(K1 jn2IKl|| 901 inJl nifl|| dul dJl
n-
Cl OOI Kin ^ 'KI f| ^^irUN 012iO(M!|K11«inilC|{|SYl?(
(M ^(Kij) \ iKin(Q oaj) (KI (KI (tn ki iKmii nni (uui (ui OaH (kvi asvi (hu (m ïeji
Hl ^n(iiin!Ki|i Kiii(a«niï<K)|j'i:iioiTfj|fkiï(iiin \ cÏTri(Ui«sïi(nKiiKii(rq
o * / o o Qv
oancfKKin^fflariFisjiiKïiTnfijiiisin!! cii«ii«i\ (uaTfiwifUtJi
\ \ \ . a a J ^
Q Q
17) KI «1001 Km ^ 'KI f| ^^irUN oi2iO(M!|Kii«inii AasYifiKmasvKisino
SBXE SO£NDANRESCHB DONGENG. 353
Q Q Cl *
(kiJi 9 aj) oji flii in ftii II tiii o ru o/vi ojui ft<) Il f oiii a ^
fiim »o «<ii| ii¥i a n aiu) Kiji on aiu) m iq «Km ^'FJ <| ^ (tiiii(Ki(iui ik) j| \ on
tQ^riiiLU)Ano(njiO(i5)n||(iJi9\ (isv)iLJiKijiKiio<nAiain(iSD(K)a(M
tui t] in Vim (KI .m asm o aai osii kh oaji o 9 ojvi (hi ooi oji onii n n oiiB
noasTianina2iasinaji^»ji(KnaJiiKinaJiari«uoosïi ^osmaoJi»!^
asii ji o (Kil '''¥) iKia \ ofi Hl ofi aq ikd .ji. kd oJï n !M tti a oj) «| ari.9(U osn
xiajiiisviasiiao(kii£Ji^i<^f Km osvi oiiiaii) Km (ki oim uy tiii o^ o
il Cl osm osm u ooin fl|(k» f| OO) >i ? ojii n osp 9 xji !Ki irn obm iKi %
A • O O aO A
naji(Km«|.JiTia \ f|(nr(Kii(Kmao)iHmaAjiaj)|| a:niuj)KiKiiiazjanji(LJm
• OO *Q» O' _*
AitsKio^yiKmiKij (ia)(kJiKm(iJ)>Hma~iKm£j)(um oji asm aq\ oimo::!
<n4a;maju)(bAaqanna<)\
A •OO • o
tnosm f(ioif|Ti(Km-diaim(iJi*im(U0U|| cinn ih ^ iKm ooi oji n ozi tsm
• A A
i fjif\ ao) o sni c| ori Km (KI (Vin iri a:n iKi Km aii II Km M Tl asm a:nn ojm oju)
o A Q o *
(ijit«ajmTn\ »a)afi<ifui(KJi»tm-A«q\ •kaoJiaooKiani iri ^ojm ao
iio»im£narijiasmasmajif|ariaim||\ oiioriaiKiji iK)j|(Mnni oji^jkKm
(Ljif|/kjiTia^
Hma^njia^jiimQj|||noc|Ti(Maniaaij|(Mi«| ofi o ojmaoQ^
f *0 . o Q Q O
7fi viiitFJi JiKmKi TViTiN inri(kiiasm9(>miiriA(iAft(| ajiojianiaiiismji jnn
OO o Q Q O
(iüi^(KmancinnTi\ (umK)Kmooi viasma^iaé;<iruK]\KmaoiTi(i5m(iivi
i • A OO
[ asjiaKmuiaj|<|(McmKi|| ormnomariaJiiümaoiji aim(MTiasm\ oo
oaoR ^JnHTfininnna^iasiijKmnniiN ouTnicm-Jkicm (m kh (ui
354 DE OTTER ES DK KRAB
O /^ / Q
Hiiuj)(iéCKi)^(mimri«|iniiSTiciaifjiaKiajiMii(M osikm onJi «sn
lEA JioiKiiKiiiruKKYtiiKitx cvi innnnaj|cvin|| ofttoasnimoo
ioj|\ t5iiiTi)(tf:innn|| t5ii(»i^Tinn<Ln^}<i|| doi eii kh «on lu \
i|iuiiKii| Kinnaria«o|| M)f|aji9a)(LAM^(»n0iOf n (nf^niifiKin
oo Q , Q o
iKiooKn«|iuianri| «|CJiinn|| t;n 9i) en (m en o oj| iokm (eü cji
cm momn ^KijTi «I AJ) (Ki|| (ii;kd^\ (anfifKiij «nn^niiKViKii
Tiini(M(aM0>i4nA||\ cninu)Kin\ ^^'4>^^^|| ^^
Kn^nanoJiN ifiTicnnniKiii (u;(M£ji7n(M nai «Ji nrki *ïi i\ é\
n cm uji (KI «ünac^ (M (KD (UI (KI) ajui M 9 N en ti imn mji im «sin m ni
(unanjiKDO«ui(Kiio|| (iriTi(MoocnM^xjn9Ji(iiiftJU|Ki mi| crn
Q QQCWOQ*. aQ QQCX
fliq(KiKij| ii^(M(FJ7n(M(uia^aj)(n kkkhii \ on o asn «ec (m (bJi m
onnofOfoKii^uinii^ IK11 IK11 nnocEn (nmioi
QQ (X. O QQQ aQCX O
(tf;;(M(eiB fainnflJiasiiiKioajKMaJicnnN oTixniitiJioEJiJi
o <^c> Q a o
i|9{i(iiuian(m|(un(KiiKiiO|| \ iJfiiK)«iji(nji(Ki|Ticnn amiftivi|| c|
ajLhafi(Kitai|| iKi(iJ)iEnKic|iisin(uiJi\ sfi in iJi «sn (cA en j trï
annajuif|in^(n'iqiKi)|Ki|Ti«|85Vi9> ajicdviikvkkijtiujkkiiqoi
0Ti7inniisiin(iJiKiiri!^(m\ irin(M kiitictio
KB) (UU isvi \asv) ui ^ojd fi)T)ajiiiisiioiisinajuiKii(isii(KDiiAqiniuüi iq acx
/ * a Q o
cMiLCi.Jiisin(Uif|'cif\ xn 1(1 «I (EV1 rYU o<kd|| aaiiu) kdd im arm
(KI JtifliiJi(isfi(K)||''oftii||N iriTiiniiJio Ji)(Kin»qcuuV\ ciciiy.
fM IKK) (iJk (KD (UU) (U II U) K) (If; m J (OJ) AA/) \ (UI (M üRJI (KD KI I Kil Kil IH
0)4ëTUi.^ia)(üiKi)(uu)aj)||i5)nKii)ai)(iJU)> q (ui kh ti (Ki ki ii kh
I 1511 KI OOI) (UU) > f) (UI Kil Tl (KI KI n
uiii ikjmn'K'iifinfimiKij (ansnooKKKiaariiKi
» c> o * Q
3j) «n IJl «KD (un (UI j Juim'K)ifinfimiKij| (ausnooKKKiKaiKid
EENK SOENDANEFSCHE DONOENG. 355
(Èi«lN IM tai OJ! (Kïl
tq in 1JU1 KT) an in 00) in q Tl f ojTi (IJl M n osii (cnn (O iq
AAJ1IL(l|IZ10lUtnJ|^fl(U)f(M(U^TI\ (Kf) O dlJI (EJI 9
f|.iiJi»0|aniiuiari(m.Kii ^on^!ijiji(Kiim||\ (kA^oa«m(KimiK)
(Kiin(nA(Uisii?iisfi(ui(MiKi)(ijiHniLn(M(i5vi4ru(&i^asiinn khon
^ o è Q . Q . ' Ö J
c:>«iJiO(is)niKUinifiui(Kij|\ arixKaiKi kd^ikii dji niki n i mi
C|in9(M(lSV1T1flUT1IISln(IST)(m!MO'' (Kl(L}i(l^ flOOI
Kii.^iaiaJiaaiiiuiU|| MosviiKKKiYji \ iki] (M iKn oji ton (ui \ o^AiKih
(KIN tsn 9 (M (Kil asi] (KI (»i asvi ion n fl^ tM (&
(Mnriri(M(KA(H(ié:K)||(iiiniKi(Ki jiiKTiiFiiiKiji «ti fnm «oi «sn
o *
(U (KTI KI JKD en OOJI (KI (KT H X
cni (M IISIl n ( (Kin tISTI OSI) <KU (M KI (I (M Tl I5Y) ta K] KV (M
o * o
Kn{MKp(uiKii(iJiD(i^Kin.^N 9sii>fijiaJUin(iji(cnKiKiniKij| kikmti
o * A . o /
ciid|(iJ¥i&JLii\ (ui(n(a3(unKi|(MTiici]nnnfkiiiii) ssvi )(}J9\ irui
e^ o / ^ o
(iË;»0(Uinji(Ki(tf:iKii^f|aAji(Ki|| Ki|(L:A(n un «sn TitqiKin ooi «iJi
KYI JLTI £n (U o \ «|(U)KYIC|(iai(KlKll.JI.KIllJlf|(M(C1l (Kin (3 o
o o /O o o . C>(3v
T1IMft/n(IË;(&lC<KJ(KIC1ia^i|(inJ|(EJ|^(K1l lUI Tl (Efl||\ Ü&K1(C1K1^41
» o o ,Q o o o Q^
AjiiKiiJiiia(ui.^iai.4A.(KiN 1511 9 (M Kil asii (KI (»i (isvi Kil II (i^ tM (»iin m
OO o o ' o.. Q
dj) (un (M onri (M (KJi iH (u:
,Kl(KlC1ia.1(ni|(EJ|^(Kïl lUl Tl «ST1||\ (IKKl
kh iijicii KI) 3 0211(0 om j|\ (BO(Mti(Isii|i (cnibiiTi ki (kiji (M (nii
V . <t^ o o
Kn.j4.Tiisii\ flniKii3oi(0|(inn||(VT)(iJi||flsi|«u(iii)j|\ osn (kh doi ti
Q o o o o
icT)<U'tf;iriJi.iqKiiajiTi(isiiim!M(Ui^KinfMTi(isi^ osii orun siin ^
Q • C> o o . / o '
& A
Tiisfi(MannKii(Ki|| (iJi(isii(EJi^Kii(KJ!Tiasn(M(i5Tii5iiinJiuiiia(cii
o / o / ^ o
(Mjl \ rin(M(tm(bYi3(ki|| f) axn KI (Uil ibil Tl (KI (KI inji Kin n Kil (M TTi
IE11 cii cun mui %
W(M«1]^JiTl(IS1JlFJI(ü(l5[|C](lKK11^A(BI3t|(Kl[| (BH KI > aJI (KI (KH
356 DE OTT£R EN 1>B KRA.B
o<}qm(MiKi)iiJkoaoi(Ln(KJiiru)\ (f^ ii o oji O) isn dbJi orii ami asii V^
ninflz)ao(i:Ji(<H){kiiiiaruajiiüi(u«uiji(iJ)(M (ki (UirJ| (tn «qb
(M in osn en !i;n luut KI) o (Uil in \
c> ao oooa &
osn loi OOI 7n osn nji (!£; vui iq \ «ai90iinasfi:imfti}aji^cnnc|(iniKiii^
c?»^ Q Q a I
Ajuinv <f IJl ne; loi o ^ (TIJ (K) (u iKi iKi (Kvi C11 asn o isv) (Ml UI (KI |i o
(fcil^x <ül «Uïl IblJ (Oj Kil O !M Jl O O KI ÏM «11 (W Hi ^^
Q - a O
ibino()oiKiia>jiii¥iiijiKi|aiui(ii^(Kii^^(Li¥i Tl O (U UJ^^ Of;
a ♦ o
lill.^(hJiaC|K)||IIS11(K}?ll511(LJI7nasVlD \ IK11(M(^aQiK)[|«Sin (KI f m
(KiiJiiibfi\ oi (LJUi i o Kil TH oi a asvi OOI (UI \ AJ ikh dJi üti «Ji aai (UI
(UI sjt n ari 9 (un (ki ji (n (m ton ^um iJi n (kA ti a %
o a
rvi(i(M(i5iiTiq(iJi(Ki|)(EJianiqia<nniKi9n7nnTi(isiiUKii^ uiKia
(iji(Kii(LJi(ui(Kii\ nizi?aji(ioii|(iJinciKii(kJi(nji(L]iaiU!(U(}oi iKin a tu
nO\ (najlJI(KY(bAniK19K1]0«UI0^(Kl||(Ó{MiK11(U
ao Q CLO
(KiiOKiiiniTKKiiiKii) \ anA£ji(Kia/ii(ism(ruiaaji(Ki]\ amxiKiKKi
(MftiDiKKcioajifiiajiqajix (LnnTi(U8sm(aaaji9fta)iK)ann||\ iKririto
(M'KII(lJi(K1l(lJi(K1)(kJiK1]JlSY1||(jU{K11TI\ Kil YJ (Km dJI ij 3J XI 3 iKII
*. * - . " Q ,
(iJii3liMtjicifaJïiim||iarq,iwii.iJi asn ? kïi (Bm (ki ïj
QwO
Jin Kil (U KH dl Tl KH KKEJl n KI 9
• O ^ a (3 il Q civoo I _ Q,..
(MHii(ioi(ui(K]iiKii(Ki(LJiKi(iJin (K}iQnjiaoi(Kii(M3oinnna dl Tl (bR 3 onji 2
O Q Q O OO Q
osm 3 85113% asviiKii(UiTi asii (UI 11^ iHJi aoKiiooi 7(1 (isii (irri (M oji C11
cj| P^ ca ,
niciKYKkJitKindJiKviiiJïN (k]|{ié3(iê3{nKjoi(kiiici3(EJi3 \ (ciatijia
(Ln(i3'Kii7n(iji3iiaji3asii3(i?iii)\ nirKKJiiiaJKKJiKii lUi kh (U) cun a on 3
CC) JI J^U
o- A O •. *. • o
Kll(Kl|llCl(LAJ)(l^injl(UiaSll(EJ|3nj|3(E113(l511|| 9511 aU) OTI 3 (fj 3 KI \ Oiil
Q »0* » 00/ A ..QcQ
:MaSll.'kJ)141IIU)aj)a0)O3i7J13inn lll(KilK13\ C)(in{(KJ|K1l(UliKV](lJl:'M
l511KligK11(U|KllC1ITlK11Kl(EJinK19(kJKll(U1IKll(LJlN
RKNE SOËNDANEKSCHE DONOENG. 357
•nicnn9SYi90^Ji(LiKi|(iig:TiftfinKiiiai,^o
%
xi(i9j|(M<njiin)MfM(Kij|oooiKi|tMHYi(ij)n(ia'vi)\ ojkh.^
cKi^9q§a).^iiaiaJit|(MTia > aJiajit|iaf(Ki(U)isii(Ki loiii kiiim
• Q * Q Q . Q */ O- C2> Q
«O) ftJKKn lU) \ (MHl)&l)fMani01(Kl(&l llSin IKn(M O Kfl (Hl KI) Ol
(Ki''\ «ui£.i|»0|| O) oiii tM 4ni 01 ini IK1) (OJi tsv) iru oju) KI ^ cii O)
a ^ a a ^ CJ a
asi|(Mjruanionnnii](iJi£AiLnnin%
jnn (M asn (M Kil (iJi (KY) o u nm II «n (uin « 1 Ji (^
QO Q *
(kJi .^cn a nm (IJ) 3 (M \ asinisiiaji(MomncL;ïic|rMKi(Ei^(Kilc|ci
«)n(aj(KDTi(EJi«KDaNj|(Kin.^''KmiisnN nrii (m iisn (M kii (ui k) ik) n
K1| (EA dm flül OSYl KI ik]
Q
«Q in t| TKiJUi \ aoi£j|{M||Kij(Eiiajnin(Maju)9i
ooinmKP^Ki^iMiflnLiiN cnfC|(a(iSDiEJifnnn(Ea Jikdüoku) \ en
<irT)Cj(afajinKiJYi(K)aji(MiKi|| '^(a'vi<nji£ji^85)nf(isviTiiEJiiM85)n
Q ^ a Q
ru: oriKKi (UI K) II \ m Ti(Ki (^ QSYi iKY) n arusjui85)n|| osdtikd^O)
en J¥i dju «O) fkJi aiA (KI II (nc|(iJic|(arM(Kn(iJ)iH')n (Kn c^tk] ti Kn
Q * 2l Q 0/0
(Kifl > Knfl5iioic|(i:i\ (Uil UJI om TTi 01 KI (isT) II \ onn fM (un osn Kn
iMKnaj)Kn(iJï\ (rsiiiiaj)(Ui)airnKi(i5nn(U)Oi7riKi>Ki||Ki|(EA(M^
a o
3\ (KD OOI Tl osn onn tki isn 01 n
^^ CJ I
* 00
«i(OKii(EA(UinTi\ 0511 ïun tuui g cntjmoiuKLnnikJiajiKi
tmojieiiN aé;aamiaiKiian(inniKi).^inj|i|(»oi(uiaKii] (K){)(e f Tl 3
} CJ I I cJ|^|ai\
II A (I KI a im «IA HU Kil «1 Ji ^^Ji (KI ici ( (tf; f (Kh (M dJ) %
ocj }a) )) ^\
X (XIV). 24
aci) M ooktTji Os) fui ooi \ kii (EA (un oui osn k] im o (un (m (rui iM osn
Cl q
YltlTIAAJlN aO|£A{Mf|K11(EAaJnT1(MaAJ)fKl^
ojioaAN dsn (KI) (KA Tl 0511 (IJl (lé: (Tu (KI \ Aoi OOI Tl osn onn tki én 01
CJ
cn t) m O (UI (unikA oji AO KI isn cn
35 S DK OTTKZl EN DK KtlAB
a * Q
(M Asn n m f| Tl tsn A n n (Ui «ki hd ^^o s n (hj i] (Kvi fKi f j
M\ f|0 9iMlKll(lJi(lJ)(&jiKD ^Kljlkj Tl <IS11 \(K11 0 O <K1 «KVI Hl jl (KI
(!Kïl(^Ji^ (nïii!>o*iïn(L]«i»mfi(Ki|p«Tij| (tSiiajifOii^ijii ï if^Ji
(M(i!ii(M(aK)||iKi(iJi(kJi^<4.(Kii|\ f| atj) KI jvi MJ) (m ^^ <| Hl t^ ^
o Hij (klKD (IJl f| (M Tl 3 > aNJ|H1l<lJIHf|UIJ)U^iai.^lKl\ (MKTKLJ)
* Q * Q Q O C2>
1ixiTiaotqia)fij)aJif)ciq(uiiHi(i'j|f)iKifMasfiiKi toi] en «svi ki
(iJiasYiKiioqintciiasin(niii^jinKif(rtn(FJi ^ i^nn ti kd ^)(ioi''ti
»ii|\ (MKi)||taii&iaiint|085)n(Eif]iKir(Km(U\ (bin(KiiiBi<|K|y
QO ♦O
0511 0511 O OSYl O IKl) IKl n \
(KI (KI -^'öj (im «1 II (iriTi(fJHj(aMnnMi|| kij ti osïï ((btq (ffl\ «ri ti
'n*(öi^(isï)Ti«infiisiiTi(öN (tnTi(Ki(ai(KinMiin i(uj(Fj»^ «} Tl
MV) ^CD im ^1 aAJKKD 101 (UÜ) IK) Q O » dJI 0 (H (kl KlldJ) ijl Tl (KVI ^
(KJT1IKH(K1J\
O Q Q O */ ^ O
t¥in(kJi(isviTif](iJi(Kiiin^(mi0 4ni(KiiniiqA£n(MiKii(iJi (tn m (kuii
(n ajifl iKi o (M iinji (B n KI f 01 (KI (isYi (irn \ (M (Kil (IJ) ifcA 7^^
(K) KP OSYl II Kn(y(KYITlttJII|(a9lJin(Kl^l liq(K11D lU KVI (Ü) <| (KA
Tia\ cm (UI (CTl (U (Kïl W (CÏ1 Tl o (OT (Cl inJI ( HT (KI (iHfl 1 ^
Q O Q • a/ . * CV
(njiQAJKKiii \ ann(M(isi](LiiQv]|(nji(isiii[iJi(LAJ)|| (ki n ta (m hii (ui (hu ti
o Q Q Q 00 Q
iKii||\ (is)niKii(MTi(isn((Ji(i^(iaiiiq\ (Kn(MTiasininnfMO^ 1»^
(UIT1K1I||\ n(a>(UiK11(lJi(HTl(Kin^(inJ|ini(Ul(MO K^
o a o
(KI <Kn ^(»i a fj (m II osin (KI 9 N flsii(B(inji(KiisiiKi](m(KDOiTiaiii iki
c|(iri\ in (Uil (oj (Kil Tl cii (in (Kin ()Ji (UI N ikh (M hii isn \^ ikh n i&i
t| dri 9 (un (m ^ KI (Kil (M Kil (U) «I (M Tl a \ (u ikh ^ (Ki (m aoi oJi «f n
(uuiajitlN (Lii(ui«i(iri?(KiiKiiiKiiiisii(KiKii|i Kii(M(KD(iJi(isii(i5iiaaj|0>ji
Oj|\ (Li1(U|«|(n?(KllK1|iK1IIIS11(KlK1l|| tOlfklKK
Hl,
OOI ¥18 M o(M <nji Kin HUfkfl Tiisn \
EENK SOË.SDAN'RESCHE DONGENG. 359
Kil (U) «UI i»i ^ 9sin iri iKin ji \ ofiTriiMKYioiiaidiiüiinjiio^asin
Q ' * *o
7nKfi(MOini||innMno(MKii(ui(MTi»ai^(kfl7rifaiKi| \
.o A o
n aa kh ^ikh (IJ) fH Tl KYt n izn 3 o «sii f kii (bx lun oji «sn tq (eji (m ^
o
(Kj| ciJi KI n HU (KJi Tl IS1I
n iri f (Vïi o J) Kil 00) (IJl \ (mouv]a<)<^<ki (H eii Kii^tkA ti(ki)
Q af
KI .JLoi O) |i o t| M n (a(M KI) (iJio (u osi) asii \
o / Q .O Q ü ao
niYl(M<lJ1ieD\ (MK1)(lJ)(l:ITIKY)(iriJ|ilA/)||iCnnK1151101'VlK1)Kl||K11
iui(uici«% isnmian)iiiRiiiniit5nKnLfln(McnKl|(cr)iuiftin(MAJim
/ CJ 14 *^\ éiè,
O Q /
mi flSD CD HSn U) en \ C|Tlt|Tll51l||T1t|(lJ|KlA (tf;(K1l^(&l a tl IK)||
A -O aO Q
asDKifv c|(ar(MKH(iJii»iTiKiiA onajiii KI CJi n KI f (IJ) (UI o o
(ir)KlKD(MKD(lJ*)f)(M Tl 3N OJI KD oJl KI) aiUI OJI ^ML
ncifaiiKKiji (aiqKD(MKii(iJ)f|
«1I.JkKI\ (U(UaQlCnfKlC)eil9K1)(iS1)KlK1)() KI) (MK1I (UI (IS11 CKI)
^ J ^ 1 o Q ^ "^' -^ O *^
oru (TUI iBi ^ QSi) 11 kh j \ (C)TitMKi)(i^(iJtinjitEJi^ flsnn osii ii kiir
Cnf|iU)«0{MaTlfM(K1)(UiifcilTlK1l^(kATlK1IKlj|> m O (kl «U ||
.o/ a '
(UI iM T) KD Ij (kS(&l(UllKl|| K1|lll!MlklTIK1IK|.JlO)CI|Q O 11 (UI
Q Q/ . •. CL Q CJ
9\X:^{|^(Ui^3k^9SV\\^flJitUi(X\%.^^ (knOOJIlKl-llllSDISD
rMBZniniD K11Tlt|imKl3(MK1]9q(EJIO''(n3(CI)3Kl£illlS1)<^
C> Q •" o • aO
cifi^osno^Kii ^4i.(nT)f)Ti(KiiinnKDO00)<)nji\ mojLnfKiiaifiKif
.K1l(lJ|<IU(EJI^(U)0) ^ (M(L1(MK11 im^tU Kil Kil (U) Cl) Tl Kil KI jl
K1)(Elt)KlfKDKl(eDifcJ)Kl<nj)ISD||N
>> \ö\ Ok d 4,
*0» » QO «*/-. r^^ Q Q
rM(U(K)i(ij)(KniiriJici)(Kiasiici)Kina::](kjiKiiiKi'^\ osd kt oo) t) en (ui
itf;(nj|Kl\ iK1IIMTlK1inri|(kllj|0£1)(lJIC1)C|(aK1)(MK11im <|^t
(MKi)(U)HT)!m^\ (MinAci)(ui(M(i:nKii(i£:Tiann(KiKii^i»i3fiK)||
«BDKif isnomiiKiiisï) \ Ki)riri'^Jiiisii||((Li)Ki)T)(^jininf(i/iiKi||ci
OCJ^ ^^ "^O ca 4^ 1 \ ei
360 tK OTTER EN DE KRAB
o . Q • Q ,
<| ISV1 ^ KI) OSIKKI «KD 9 H1| (M 'K¥) (UI O) OSYI ilfU m (bfl ^ flSI} II ) Ml) |1 \ (M
KD dJi oa (FJi 45f) KY) TJi ^ «SU n int|(ij)n(nfMtuTi<KDj (Ki(kJ| m kd
• O . • . . ü o/ .
K)| N (uiïJinHDiiaxiaJiinKDiKia int|aj)«o(kiiooiisvi(isii\ im
o)a(^£jiKi)4n!ii^iO(Ciao)3\ kii (Uiun m o (m om) min isn \
A _ _ -_ A
o)finni&i^«|mKii(ejif \ oj|(EJ|iuiiii{ioinatnr))(U) q §<i ki 3 OsJI
Mi)iuaj)M<isi)aininiiairi)OiqBfiiiJ)iao''\oiin(M(uin(^ imkyi
1 "^ J
ai|'^an)(K)ii5Yi!| NdsnHmooiTDiisYiMiK^viJitqx iia)ikii-viisv)(viniKji(ui
rj ^ cj -'I a ca
«n)noiionaj)iioiKiiisf)OOinn^jinquim(ia)^Ji(Haf)!Ki{ii^
I Ok ^i. \ <^ lal O
(Kl(>
i|7n«|Tiiis)n|| \ t|(af(Mini9u^on()q^MUO (bil t| o f im
(in9qiK)nfMiia)a^c|(MT)3N (M(Ki)(uiKi)ajiJ)Oi)(M»^ «niri
K) (ion IM IKV) U n (M T) 3 N fM(KD(U)HDaJIJ)aJID
t|infiKiiKDasiliKi«a)i| iKii]ajiKi)iiJi«5V)(iSD(niaaji
(üiaj)t)infiKiiKDasiliKi«a)i| iKiiiajiKi)iiJi«5V)(is|)(niaaj|o^t5i)^
(KDAN lin')r){>>ji«1)(lJiiiaA(M^(ISpT1(Kf)^0)0)||^ ld (M
.o .o ^
iKD dJ) .H miKD ^U TlKY)(K19\(MiHT)KDj|m»)n (kjlvl Tl JiH 9^1 D
innofiiatMOoiqpiisY) \ fMOoaspii5iiiriiKij)fKjiO)iiri)|| mu\
(K13(M1Kll)tq^(EJI 0030)3%
"^ ^4 . /
(KAO(uiii(mTiiBO(n30)3a>ioo)|| n m «o 3 (M «kd (Ükui oji osv) 3
o(nj)(iihtnnt|noino^(Ki(Hiisv)iano(a3i^
H)fl\
a/o
l| in <| TH «51) II T) l| M IK) iKI) ^iKin U(M xrn \M(K}| VÜtM
•11) O (KI) on) T) Kil (KI fkJI HD 9il O iflR 9 »ill) »i1 om A
ji Kn Qsv) n (o
(KI) (U) (UI M fISV) 3 vul) (O (KI) Ori) Tl Kil (KI fkJI HD 9il Of) inR { »ill) »i1 Om j| \
(KI) (M Kï) Kï) n (l Jl IKD Tl ^
XfiNE SOENDANEESCHE DON6ENG. 361
Q . Q Q ^> Q Q
tnito«sYi^aoi<nA«iniO(iJiiKiftji|| \ isv) (Kh fM m cïi ui ltf^ on
«iiiooiiiftiiicyTiikjoLiiciino \ t| in ^(m hd oJi (ui OJI (kvi 3 iki «u cii
*o o J
m <uLii(Ki u) (KI o tin KI rni Tl o inn iri kt q^tti cmn noji (ië; Kfi ^>il
(M1tjiK)|1(l?nK^9\ (MVlJIOIIK11fMK1]ISYI|| (OJKI) Tl (EJI n of) 9 (L^
KI Jiiiqiiin(MiiiicJ)f|(Kji7n)\ tMKYi(iJiKiiiUüiaji^Kii.diHi\ oJi
tm JICV)in'KY|i\ (MKIldiKltEJIISIlKIICJ^ISVI.^OCIIJI Cl O U
«lCi(M£blinK1l^lkinK1IK1||\ (M (EÜ Tl KH B IKl £JI dSYI KH ^Ikl n
O CV
KiiKi.^oinijonuf]i:n(Mooisii|| dsvmsnx (Mookyiii iki
Kip OSIKM Ol Ol o C|K1Kl)(MK11i»4^(^Om a Ol a\ OJKII
3~ ''KiiuasiiKiiotriaciDMCiiciiii o
o 1(111 (uui O) o ei (UI o o ^\
* Q * .
V o *. • . Q
iriiacïK)||Kiio^nji(nfMaA^iU)irio''\Ki}(&jiiL^
(Ki| »(M^(ioirrj|\ nrmiU Jit|afiKii(EJi9\ afiK)||Ki)ininjioami
ojüi UI ori o ''OvA oi «ni II i|KiKia(M.iai(uiKiiaju(Uij| KviunanjKvi
fVTiTi(&)io''(»oiimKfi| \Qnn(U(uii(isn>(uiiflJU|oinoiKias)n||N^
¥UiaiiJi|| KiiKiannTi\ kii ooi ti «sii otikm u kh o ki ki osyi en en
/ / oo
&ji85)n(Uiui(KJi||(n((ji^\ «SI] mfl (Uil n azi UI CL/vi tM Tl n UI KI kh .^
(fjiat|(KijjasYiKif \
fl|Tll|TIIIS11l|UIKlK1I^N f|Bri9(MKV|(lJiUUllSV1 a \ (EJItjKIf
Kil (M KI] «VI 3 (oj Kil Tl (EJi o (iri ^luii Kin (a im
.<00^ Q . A o
fMK1)aO|KliaAJ)(IJI.jAKYl.^K1 \ (Üi OJICl m ? KI 11 0511 9K1I «SU kikhii
Hl) (M Kil (IJi QS1I «S11 anj 'M Kil (IJÏ «in ^ ^ «51) Tl Kil A \ (M «ill OJI (KI (U
fin (M Kil (UI Qsn «SU anji 'M kh dJi «UI ^ ^ «51) Tl kh n \ (MtoiojKKi
o
«sïiKn'fji^nnn^^oimji innomnnfMtiiTiKn^'kiTi Kn ikij|\
362 DE OTT£H EN DE KR\B
Osj iBi in to) I (KI (^11 asin Hii ^iM iri Kvi (KI ^o Cl) 1 cn«|<Jit|ciiMO
Q CU ^ Q q/
o dsn II flsn flsvi \ (MOoa5V)|iia(UiisiiiKiiiis¥i(MoioiRi|ti)M
Kiiiq''(Ejoin30)a\(MHi|^''(KioiisY)tii)oia2oia(^ imi
aKiiKi)(MHiiaJ)oajiisii3ininjitAliciinafio(n(iJ''\
2Ml^^ a/m (Kiji 9Z\ «m clm xji ari o ''(M en 0:1^111 i n hi <k) km mii o
o ^ Q o/ o • Q O
(Kii(UUiuo^(k]|£inniHiiji«i)n(üiiami(Ki) vniri \ smuiimji oji flsi) ftiin
o CSV o a Qc>o o
oiasfiarii(iJiMiinaiviQsvir(Ki(iJ)(kii(Maji^Ki|| \ (VTYiisjinxifMQ (ki
«u^ j \ (^ (Sla
o o * Q o O Q
(KUN (vn(MaAj)tEjim9(M<inji(bJi^(U(Kiajiirii)ifi(Ki X enen 7fi tui
o M ujt n «O) ei (M onj^ lU) en \
enTit5n<uo\ naju)(Ki||(iiïi(ij|| (MO(UJien7ri(M.JLKn.di. 5. {^
oruN entMOinKiraao-vYio ViariiiO(HntH)|| aciJi (ik) osn .1 oiti om
(UiMUJiiKiMi Ji(ajcnN iriasn^ojKBiKiii^i^iinji^T) oji in an a
nnn 0(M o ojui «sn OJU) (KI tin (HJ) o asn .^ojn (ie; ^0 (UI K) II \
o / Q
tHnaojiojii en(kiiKn(U]iaq(uiai|0(UA«ii|| jruL<Ki kd mi irin in £ji
I o Q Q O O /
(LnnTi(iJ)iii(ui(KiiKi(tqn\ (Ki(K3i>nii<KnK|iisn((Ji ^ osnii ^iji((ki qsyii
dJl
1. (M m asn en (UU (u/i 2. «n](hflnrJ|(KAfKn85n{| 3. incmnvi^afn 4.
iUHnuKi 5. ojiKn (ui Kn dJUKun a oj) iKn .Ji N (M(Kinenflq(Ki(kjiKn
(iji«|{Mina\ (ki Hn .^9<i (M «in oA (Km iJin (u g \
o / ü a o Q (X
ar¥ia(Mtjin(Mi(ocno(iJ)(U)r¥vi(KJiininit«)i \ (ki(u^n
asn o Tl dsn II 1. (Min(En(bji(a 2. (isn tu cïï] oojq isii 3. '«Vmn o a
o 4. cjit^ijfkiinanfl 5. (UiiHinn im 6. (mhiku) dJi a « fKin asm
jMfkMT\(i[\n o. (luiiHinn iiJi o. (mhikij) dJi a « (kijj flsin|i
a^Hn^^ 7. 'MHn(iJiM(uiurM<iriiPN anji(r-ji(M aon tsn (K)|| l.fui
EëN£ &0CNDAN££SCH£ donobng. 363
(ini(iA»{D(üï 2. (M HOI dji o TT) Kin g 3. (M»iiioo o ieii| 4. (M
(Kvi dJi «iii iq i* 5. (M (KI) (IJl oji oasYi 3 \ (MCOiajuicvntMi f] O) t| m
Q . Q o / Q
(M I (kiin «14 iKYi ji % 7fiisii(UiiiiJiKin(iJ|}q«i)n3(MOUJ iq «i £Jl
1iri(MKi(M(b«Mi)|)\ (MMiflsiiiKiasvicuiaNJi^iKi (KI 0sn\ (Knaooi
^Jln(KlIU7(1iK¥).^(MU1n(i5Y1(K1||l^l|(lJIK1•a1.Jk(M(Kn fUï U11 OJUI (UI
OJI (U^KIJI ''Of; iri f| (UI (Kijl (!£; KI) ^O 3 n (K)|| (1511 A<1 r s
•uA(ciK)n(MKii(Uf|(kiiiria\ c|in(i5in(MKi)(üïc|(ki)T)3(tic|»qf(B
nrinfKi)(KU(Lnn\ (U(isi),j).iKi)(iJit|(Miria(a(Y¥if irii|(UKi(Kii.jJU(^
*nKin,JL\ i|(a^(MKm(iJi«|(Min2((ji4n(mf(kncinnTi (Kin Tl isii^
CEJiajiiir:oj|(ni|>
aO0|(UiaKDj|K1||(I:Jlf(K|1«|(UTia\ (K1(K1||(»J|(&|(LJ)I1(H1^ in(KH.Jk
Q X Q Q Q jtO 4. OO
cmM\ a:noosii(u:(U(EJ)|(ncninnn(ijn^(n »qKi) ^
*/Qoa QQ aa o q/q
-xi o ó (I5V) (Tijn oJi (Km \ Kii(ié;(M(Bi||Kiiin(Uiasii(Ki (ui «q onri (uiikii
OJKMCDN (n Tl (if; (M (ai Tl osn (nji (ijui il (Tu (BI Ji (C11 «u (ki ajui \ qjh
M) (Tu oru Kin Tl en «u Kil n n(Ki(LJU)afiKiiuuTj| \ ozi ti dJi ij ism (uiii
nrv)(M^noruQ5ii(Kn(K)i(iJi|| Tif(uii8siiKioi (isii«ci \ omtMosii
KIlTICnOKIKMldJIX «|(UIKDK)||aS11(UJ) asm (K]l| ofi K1||\ oriKM
a o o o . Q •
asiiKiiTijnjnoKmajij)Km||(n(iJi(ua(KmKi<nji(UJ)\ n om » (m (Km (Ui
«im(iiii)(UKiirijiaAji\ (ijiooi.ïij|KmKij|KmKiiTi\ (Monnnoia^arun
K]||<H^Km(Ki||(KmKmTi\ (Kj|t|TiKm||KmTi\ o dn f (M Km (UI (Km
Ajui oji dn oru Km asm dsm (UI (M .^K) II \ osmoKminjKKiiKiorKKiiKmdJi
aAü dJi Km «sm oni (M (M CEJI Q ^ dJin (KI n \ oTKUiosmQKiajuicnKi
o * / o o^crv
(Kmii innrM^norfMosmTi^(üm(ism|i initsm(Ki\ ojonKKin Km(M
364 . DR OTTfi^K EN DE KKAB
O aju) «ri fci Kucfi ^1 \
« n ^ iiü) Ml M) II ^J¥i a o (Kin iKi o «qo ao c:i fqKii (Cl
an (UI f Ml «11 cj f cm K) II 9 1111) m uu) cii (ui kvi .JLftiJi n ^ ajui (kia
(uio(mn\ !Ki(FJioaKiiKioim(n<ui(isiiKfi(Ui(inn9> (IS1101MK11
'nq(iiKiKi3(Kl<i^anf »0iiJiK)||(Mi5iiiriJ(fj|^Kini asm nri (Kin ju ooi *^
TfiiKiii (ka (Km cji (Hm dJi \ (MCK ''•ii(H)||QQ(na&iir(Ki(Kisii aai ki «i azi
asmaniflhiann(uiaim||tBiaofiJi.^(umo(triiKin ^ifi asmao azi <m o
asmoN aim asm an o asm «im oS anj iKi iKi II N
.(UI arm aim (M aim dJi ftim (Uil o a \ acm
a^aim.Ji(EiiTiKm.j|.(Uiazmaim(Maim(iJi aim (Uil QJiii \ acn (EKUïi kd
o o CL
(K)||9&jm3CJia(|aq9N
(KiaE)i^a<i||(K)||aim!ismiij|(Ma<i||\ iri(na(M||^aë(ka'Hi7fiHi|| c| ari
ü Q A, Q /CL
^i(iJi(Miiil|(Kianaoaniaj)anasm9^asmi»iana»ii|^.a<i\(ioi(^A(is^
. Q » / ^ * Q . / ü
aai (UI «im (UI \ ojiaiMaaKuiHmmajmiuasN as aim .Jio m iHm .^^ >
f|anf(Maim(iAaim(uiKmi^ajiiaaif|(ui<|9ni|anasm{K)i Kiasm ^ ^
t^OO CL Q X a
io(MKii(iAaimaiui(UB ^ iKia<i^A£ji(umaciiui(ui\ asm asm m an nri (fji
* o o - o
nanftümao9asm(ui(kjiKi||^ar)iKi|i aruièJi^asminaim^i&i (um (ki|\
CL Q ^ .
aqoasm KmTiaajidrJi^asmKiHm^uianil an ti o q anru ain (ui
o
o iri aai ^aruN o aaifl \
/ o .cv/ Q .o
(Kaa(UianifMaai(Ui(hiiTiaai(i£: \ asm (O <nji aii a aai lU (um (ka itdi "n a^m
n (UI cj a:n aoi (EJI tj aq 9 (»! iri asT (ki a(m (Ui \
ancLJKMoaJi-dkifcjnriaimij (Ki(Ki^tJi(uma<iKm'uiij|{ka-*'K)(tf:(MfH
in\ (ka oji (Km (&i(ki oj Tl aai aii .^arm am n a:nnruif|an{kaaim(uio
Q cJ
(tnasmasmx
Ja
/o . Q a
ikiia(Uirnn(kaaai(ui(L^(uiasm|| \ asm'tJinaaonaoiKmiH urn fka (ua o
asm «I aJi n a:i OOI Tl asmtka o in aai ii \
BENE SOfiNi)AN£E6Cn£ DONOBNO. • 365
(X Q q/
KI
.;}j| 2 {}■ tnn An r v urn «ck iin ■ im ^ n-^ix h amv lin r^
KIJKl'^N «5ï)lfJI'nJIIK1||(K!l(klkH1|l»q'^ail)«|M<|flnK1^
90iin«nn}q(Moo(isvi||\ (kiiky^^Q(ui]hiki|M(U(M(IOj| \ fMoJi
(ein(&iiKij7n<fdio*'iif)3cnn3(MOioii| « k) (ki a (ukkh cji (tn o kvi s
fM3UiLnasvia\ (i5Yio*niiKi||(KiioM9sv)3i|oa5f)(Ki)t|iuit|ini^
ifci «Q «q f OOI iri 85)n tq (M ten tq ''
cnojitijcu Ji.(uiiut85na\ iKiMi^tj]Aiin(iOKi|(Ln(Lii(Miii||% %ji(Üi
((^1 i^ii o nji ojut (IJ) o o ''(M 01 (on ji iiMiiKiafM hv dJi uv a&ii ajiji
§maiiitnj|(K)nnnR7ncjio'^aoiann<iai|| (m asii ci) ti im n oji osip mi n en
]iS^(CI1llJ|(KY)||.in(ISf)9IK1M(M(MaJ)^9{l|| KI] (M KD O Kil OAA O O \
iKi <o osn Kii|| O oi; 8511 1 m (O ^ eiYi] Kil ofi O ^(^
o Q 00 ♦OO *
(in(Masi)(K;Kii.^oamiKi)7nKi)-iii.KiiikiiKii((jiKii!UJiM|| \ ncn»
oJiKYiujiOjj aoiH«|iqf(&i(kt-^(i^aaj|fariiaf
iriaJwqiBii|»q?tïinTiiBKi[|oasii|| x
9J^4ru j oji u in Kil osi) KI R (Uil KI o nnn 9 \
rïïi IJl Tl M a ofin o «sii (wnn «SU ^Tn kh ji \ MTnintjOsJiiwaonnn
aj|||£j|(LnKi)«5D.^(uiaJuic|aAjiKi|| (MKiKUiKniAJioJkji f|iat|ia)if
aJIOKl(IS11ilS1lM.^(nj|fKl% (MTRflSIliUOCn KI K11\ fjOfO
* / * o o 00
iricnn{kJi9jiai|(Cia5iiKii(EJ)(LnnMiJii|Kii »i ki ki <iqKi kii iisii o
CSV j^ \ ' " / CV
45T)Kl£JIUK11(IFfl(tf;(KJ|(UiaAn\ O KI Kil KI ^HTI «1 fkJI IM a «| Kil (EJI
366 DK OTTRK £N DE KRAB
om «IN
ev », .00 a o/
(Ki3^ji O. i/nHiioioiq(MiiiiiOiH«tJiJiaj||| (Kii(KJiMiisn«;nnn
!KiHncc:]OiKn(M(kii|| \
rmtMO jsiia>ji||Kn(M7riisi]0)a;iiUiu)(Maji(M7ii^ M^
Q */ Q o o
(Un KI (M Kil (UI iUI) lAi\ U .dkO IKl iKMI ^ (b1| (Klilf: (UHÜ 11 Cll .Jk<H11 (UI
Q
1
{MTTiaiMaruoosi ^ asnttüiasiiifiiisii^
Mfi
EENE SOENDANEESCHE DONGENG. 367
TUANSSCRIPTTE.
Ijeu tjarita kadoeiig sangsang baheula alam sagala sato hewan
bisa keneh ngoetjap : ari kadoeng saugsaiig teja ajeuiia ngaranna
sero.
Katjarita eta sero teh boga anak hidji kakara oemoer tiloe
peuting, ari koe iudoeugua di toenda di sisi tjai. Ari indoengna
BJaba baraiighakan. Sabot euweuh indoengna eta anakna kapanggih
koe sakadang keujeup: di tjapit beuteungna datang ka raheut,
s&rta. di senseup gëtihna hos bae paeh eta anak sero teh, poen
keujeup teh njoempoet kana lijang. Hënteu lila datang indoengna,
ari di tendjo anakna geus paeh ; ari di ilikan beuteungna raheut.
Hoelëng indoengna mikiran , ten kaharti noe inatak raheut. Geus
kitoe loewak Ifjeuk ngadëpong kana lijang — beh sakadang
keujeup dina lijang: //Eh! bët aja sakadang keujeup eta dina
lijang! Tjing kadijeu, sakadang keujeup! kaoela arek nanja ka
sampejan. "*" Geus kitoe njampeurkeun sakadang keujeup kasa-
kadang sero. Tjarek sakadang keujeup: «^Eh bët sakadang
seio, tjalik kadijeu mas! Keur naon tjalik di dinja?" Ari
tjek poen sero: '/Bo Mas! koela teh katitiwasan; kaoela
noen, da anak ijeu di deukeut boemi sam})ejan, kaoela njaba
balangsijar; ari datang, anak kaoela bët paeh, ^/s&rta ra-
^heut beuteungna, soegan koe sampejan katingali noe nganiaja
vka anak kaoela , poma oelah dipindingan ,' kaoela hajang njaho.
'/Tjarek sakadang keujeup: adeuh! bët sarapoera! kaoela
'/hënteu njaho jen aja anak sampejan di dinja, ngan aja noe
//Dgaliwat mah, tadi koe kaoela katendjo sakadang kidang s&rta
/i'loempat tarik atjir-atjiran , tatapi ari maehan atawa kitoe kijeu
^mah hënteu kadeuleu, ngan eta bae tadi** sakadang kidang
'/ngaliwat s&rta loempat atjir-atjiran. Ari anak sakadang sero
'/paeh sarta raheut beuteungna, sëmoena mah katintjak koe sa-
'/kadang kidang da eta tapak tjeker raheut teh dina beuteungna.'^
Tjek sero: //Eh sakadang keujeup, ajeuna kaoela hajang
//nëmpoelikeun kassikadang kidang, koemaha jpëtana? Kaoela
hajang meunang ganti. // Atoeh , tjarek sakadang keujeup , //gam-
//pang katjida eta mah: dawa bae ka n^ara, oendjoekan ka
^saug ratoe boehaja di Moehara; kaoela saksina, soepaja meu-
•
368 DE OTTEK EV DE KBAB
//nang boeroelian bae kaoela tangtoe daek : uaon nja sanggoep? —
/i^Kaoela san^oep mere saboek tjiiide woeloeng: hajoe oerang
//leumpaiig ka nagara.'/ Geus kitoe 'toeloej pada iudit leumpang
ka nagara. Hënteu katjarita di djalanna, katjarita geus doug-
kap ka paseban bae ngadeuheus ka sang ratoe, doewaan sarila
bariria toengkoel. Dipariksa koe sakadang koeja, dj aksa nagara:
eta iigomougna sëiitor serta sila toempaug bari noelak tjaug-
keug — birigidig ah efa noe doewaiin — '/ Maneh teh oerang
^mana? Kitoe deui saha nja ngaran? // Toro djog tampa rarapan
datang ka kami, dek naraon nja pikarëpeuu maneh? — Ah
ah eta noe doewa ngadegdeg, hënteu bisa ngawangsoel kasima
di pariksa koe raden dj aksa; ënggeus lila kakara bisa ngawang-
soel. Ari pokna : // Noen soemoehoeir pariksa goesti , ari ngaran
//djisim koering sakadang sero, ari ijea noe hidji sakadang keu-
jeup , ari nja lömboer ti paroeng halang — kaoela noen. Ari sa-
poerwa ngadeuhens ka pajoeueun goesti noen djisim koering
soemëdja pioendjoek : awitna djisim koering gadoeh anak sahidji
kakara oemoer tiloe peuting, ari koe djisim koering di toenda
di sisi tjai , ari koering leumpang uejangan hakaneuu. Hëntea
lila koering balik nejang anak noe ditpeuda teja. Ari datang,
bet ënggeus paeh anak koering teh : diilikan aja tjatjadna raheut
dina beuteungna. Geus kitoe djisim koering bingoengteu kaharti,
tadi '' hënteu raheut .taja kitoe kijeu-ajeuna tjatjad sarta paeh.
Koering teh loewak lijeuk soegau aja tanja-tanja-eun; ari nga-
dëpong kana lijang, beh sakadang keujeup dina djëro Hjang;
di tjëloekan koe koering bidjil sakadang keujeup tina lijang, pek
koering nanja ka sakadang keujeup soegan manggihan atawa
nendjo anoe nganiaja ka aruik koering rehing deukeut ka boe-
mina. Sakadang keujeup ngawangsoel: Adeuh sampoera , kaoela
mah hënteu njaho jen aja anak .^«ampejan diuja , soemawona noe
nganiaja kaoela hënteu manggihan, tatajn kaoela manggih noe
ngaliwat mah tadi — sakadang kidang sarta loempat tarik ngaliwat
ka lëbah diuja: ari anak sakadang sero paeh sarta raheut beu-
teungna, sëmoe '' na pangpaehna teh, tjek sakadang keujeup, di
tintjak koe sakadang kidang sakadang keujeup saksina. Tah sa-
kitoe noe matak djisim koering ngadeuheus ka Goesti soemëdja
njoehoenkeuu hoekoeman, rehing kitoe pëtana kaoela noen.
Geus kitoe tret di toeliskëun tjaritaauana sakadang sero koe
sakadang koeja djaksa. Toeloej di oeudjoekkeun* ka sang ratoe
boehaja: di aos koe sang ratoe, geus kahartos. Ladjëng nim-
balan ka djaksa, jeu koedoe ngahatoerauan tjalik sang ratoe
EEN^Ê SÜENDANRESCHE DüKOENG. 369
maoeng. Pek raden djaksa ka pasebaii miwaraug sahidji mantri
uoe bisa leuinpang kadarat, djëuëugau sakadang baiigkong
boedoeg, mawa soera t ngatoeranan tjalik sang ratoe. Baugkong
boedoeg geus toeloej. Teu katjarita di djalanua, katjarita geus
tëpi ka sang ratoe. Toeloej soerat disanggakeuu , ditainpi koe
sang ratoe sarta toeloej di aos , geus kahartos jeu di hatoerauau
tjalik koe sang ratoe boehaja.
Geus kitoe sang ratoe maoeng njaoer djaksa monjet mandah ,
pandakawannana sakadang peutjang patjalang; njaoer deui toe-
mënggoeug loetoeng , rangga owa , mantri soerili ^ dëmang h'eu-
lang: di tjandak nëpoengan sang ratoe boehaja ka Moehara.
Teu katjarita di djalanna, katjarita geus tëpi bae ka Moehara.
Ladjëng koeinix)elan di pantjaniti batoe datar tjadas ngampar,
niihatoer prëkawis pangdawana sakadang sero; soerat diwatja
koe sakadang koeja djaksa Moehara di pajoenën djaksa monjet
mandah ti darat. Koe sang monjet mandah geus kaharti // Ijeu
prëkara bangët katjida, sakadang kidang kadawa maehan anak
sakadang sero. // Geus kitoe raden monjet mandah reret kapauda-
kawan sakadang peutjang: //£h peutjang I denge koe tjeuli dija
0 masing kadenge, ajeuna maneh koedoe leumpang njaoer sakadang
/r kidang sarta koedoe kairingkeun, lamoen baha talijan; iriug-
//keun masing këntjëng, oelah lila, beurang peuting oelah
// kandëg , karana sakadang kidang kasangkoet prakara — koe sa-
// kadang sero kadawa maehan anakua sakadang sero. Tah ! kitoe
ff noe matak koedoe ka-iringkeun koe maneh sakadang kidang."'
Sakadang peutjang kantjad kintjid tjoelang tjileung sësëgor bari
molotot. Teu katjarita di djalanna, katjarita geus tëpi bae ka
sakadang kidang. Sa djongdjongan teu bisa ngomong olohok bari
molotot. Geus lila sakadang kidang ho-okeun: /«^Aja dj alma
ff datang molotot taja omongna. // Geus kitoe* sakadang peutjang
ngomong bari sëntor : // Eh sakadang kidang silaing teh di
ff saoer koe djoeragan djaksa monjet mandah srawoeh koe sang
// ratoe tapi lain ka nagara oerang , ka nagara Moehara — di sang-
// koet prakara koe ratoe boehaja. Ari noe djadi prakara nja
// silaing pisan didawa koe sakadang sero — saksina sakadang
//keujeup, jen sakadang kidang teh maehan anak sakadang sero :
// pangpaelina ditintjak koe sakadang kidang. Sakitoe silaing noe
/f matak disaoer këntjëng kabinabina, lamoen baha silaing bakal
ff ditalijan , sabab tangtoe silaing digantoeng di Moehara. ff Geus
kitoe sakadang kidang rëg ngahoelëng krana teu pisan roemasa
boga dosa , tatapi sëmoeiia hese iiampikna , eta prakara make
370 DB oTTKii KN nr. krab.
saksi kitoe. Geus kitoe sang kidaiig nanja ka patjalaug saiig
peutjaug koeinaha pétana soepaja salainët sarereja: tjing^ inas-a
koemaha rasijahiia? Tjarek poen patjalang. ''Ih! eta mahgaica
tt paug katjida : bab maehan hëiiteu pisan ^ , ari loempat m£3
^'tarima, sïirta djalan kadinja; ari noe raatak loempat tar~:
n sabab aja kasijeuu ngadeiige sakadang mërak soesoerakaii — kit<
// bae , hajoe geara iudit. tt Geus kaharti koe sakadang kidan^
toeloej iudit di-iriugkeuu koe mas patjalang. Teu katjarita <
djalauna, katjarita geus datang bae ka Moehara. Toeloej l>^
ngadeulieus ka pautjaniti batoe datar djol dougko, gek sil^
tjedok njëmbah , roj maudo , hëloek toengkoel sëmoe noe adjr^
katjida. Geus kitoe reret Raden Ujaksa monjet maudah B
sang kidang. £h sang kidaug ! di priksa koe sang ratoe koed^
oeudjoekan noe troes trang, oelah moengkir oelali linjok oel^
bohong, masiug trang sa ënjana pisan, jen ajeuna maneh *
dawa koe sakadang sero , sakadang keujeup saksina — sakadang setf
anakna di paehan koe maneh ditintjak beuteungna datang 1=^
paeh , tatkala maneh loempat tarik atjir-atjiran. Tjik, koemah
eta maneh triraa — mangke maneh tangtoe ditepoengkeun. Noei*
s&emoelioen : ari maehan koering teu trima , ari loempat tarS
roah trima; ari noe matak loempat tarik sabab aja kasijeiM
ngadenge sakadang mërak soesoerakan. Geus kitoe raden djak&==:
nimbalau deui njaoer sakadang mërak : // Ajeuna patjalang mané
indit deui, sakadang mërak disaoer kasangkoet prakara maehan
anak sakadang sero geuwat masing këntjëng beurang peutiiis
oelah kandëg; baha talijan. // Geus kitoe patjalang toeloej njaoe
sakadang mërak. /^Eh! sakadang mërak! Silaing disaoer kc:
djoeragan djaksa monjet maudah timbalan ratoe koedoe kairinë
keun bae, aja prakara bangët katjida, kasangkoet prakara maeha-
anakna sakadang »ero — saksina sakadang keujeup — paugpaehi-
katintjak koe sakadang kidang t&tkala loempat tarik, ari sakadai*
kidang pangloempatua tarik koe sawab ngadenge sakadang mër^
soesoerakan. // Tjek sakadang mërak : /'Bo atoeh koemaha petau^^
mas patjalang! piwangsoelën ka ratoe?'/ //Eh! gampangkatjid^
soemoehoen, kitoe noe matak soesoerakan sabab ngadenge ^
kadang doedoet titir. Geus kaharti, sakadang mërak toel(7
indit di-iringkeun koe patjalang. Teu bla djol datang ka pasebl^
ngadeuheus ka pautjaniti batoe datar. Beret raden djaksa mouj *
maudah : // Eh sakadang mërak ! ajeuna maneh di dawa maehfi
anakna sakadang sero — sakadang keujeup saksina — pau
paehua teh katintjak koe sang kidang tatkala loempat tarils
F.ENK SOEXDAXKEStïHE ÜONOKNO. 371
ari sang kidang pangloerapatTi«i tarik ngadeiige sora sakadaiig
mërak soesoerakan.'/ Ngawaugsoel sang mërak: soemoelioeu koeriug
soe^soerakaii sabab ugadeuge saug doedoet titir. Ngawaugsoel
saiag doedoet soeraoehoeu koering titir, sabab koeriug uendjo
saxig koenang '' mawa. '' obor noe matak titir.'/ Geus kitoe
dj5»^isa reret deui ka patjalaug: //Ajeuna maneh koedoe leum-
n ï>ang deui , saoer sang koeiiang^ , sarta koedoe iriugkeun koe
/i'nnaiieh këntjëng teu meuuang lat. ^/ Saug peutjang patjalaug
indit deui njaoer sang koenaug. '' Teu katjarita di djalauua,
kjirtjarita geus tepi bae ka sang koenang**. Eh! sang koenang''^
silaing disaoer koe djoeragan djaksa monjet mandah timbalan
ratoe : kaambat prakara maelian auakna saug sero — saug keu-
jevip saksina — ari paugpaehua teh katiutjak koe sang kidang
tatkala löempat tarik ; sang kidang noe matak loempat ngadenge
^ïig mërak soesoerakan : sang mërak soesoerakan ngadenge sang
uoculoet titir: sang doedoet titir sabab nendjo sang koenang'*
ro^wa obor: ^/Bo tarima koela mawa obor koemaha nja piwaug-
^^^^lëu ka ratoe?//
Ih ! gampang eta mah : soeuioelioen mawa obor da nendjo sa-
kaclaug papatong ngalajang bae di awang**. Geus kaharti, sang
^^-•^iiang'' indit. Teu katjarita di djalanna, katjarita geus tëpi
oa^ ka pantjaniti ngadeuheus ka raden djaksa monjet mandah.
^^■^t — //Ehl sang koenang**, maneh di dawa maehan anakua
^^^^^^ciang sero — sakadang keujeup saksina — ari paugpaehua
^^tixitjak koe sang kidang tatkala loempat tarik ; ari sang kidang
^*^*ïipat tarik sabab ngadenge sakadang mërak soesoerakan; sang
^^^1 ëuja soesoerakan ngadenge sang doedoet titir; sang doe-
^^^ ënja titir sabab nendjo sang koenang** mawa obor. //Soemoe-
. *^*^ti koering mawa obor sawab nendjo sakadang papatong ngala-
^^ ^S' bae di awang** , noe matak mawa obor kaoela noen. // Reret
'^11 djaksa ka patjalaug: //saoer deui sakadang papatong,
oe ka-iringkeun masing këntjëng oelah kandëg : kasangkoet
I ^^^IcLara. // Indit patjalaug kantjad kintjid. Teu katjarita di dja-
.^^^s katjarita geus nëpi bae.// Eh! sakadang papatong silaing
^^"Tia disaoer ka nagara Moehara koe djoeragan djaksa monjet
^"^X<lah; silaing ka sangkoet prakara maehan auakna sakadang
, ^^ — sakadang keujeup saksina — paugpaehua teh katiutjak
, ^^^ sang kidaiig tatkala loempat tarik : sang kidang noe matak
•^^"ipat sawab ngadenge saug mërak soesoerakan; sang mërak
^ matak soesoerakan sawab ngadenge sang doedoet titir ; sang
372 . DtJ OlTEll ES' DE kHab
doedoet noe inatak titir sabab nendjo saug koeuaug '' mawa obo^ r*
saug koeuaug^ uoe matak uiawa obor sabab ueudjo sakadang jt j
paioug ngalajaug bae di awaug''. Uo etija kaoela ngalajau^ dj
awaug^, koemaha piwaugsoeleun , mas patjalaugp — /^Grampa^r i^
eta mah ; ënja kaoela ngalajang di awang'' sabab neudjo sakacLa^r~]^
keujeup kahilir kagirang raawa^ tjagak. /i^ (leus kaharti, ^/haj «ae
oeraug indit. // Toeioej kanagara. Katjarita geus uëpi ka pcs.»-
tjaniti batoe datar tjadas ngampar. Toeioej ngadeuheus ka racLc^u
djaksa monjet mandah. Reret raden djaksa: ^^ Eh sakadang p»»-
patong maneh kasangkoet prakara maehan auakna sakadang
sero — sakadang keujeup saksina — pangpaehna teli katintjak
koe sang kidaug tatkala loempat tarik ; sang kidang noe mat£ik
loempat tank sawab ngadenge sang mërak soesoerakan, saxig
mërak noe matak soesoerakan sawab ngadenge sang doedoet titi :r :
sang doedoet noe matak titir sabab nendjo saug koenang»* ma^i^a
obor, sang koenang'' noe matak mawa obor sabab nendjo sa
papatong ngalajang bae di awang''. Noen soemoehoen ngalaja*:
di awangï* , sabab koering nendjo sakadang keujeup mawa'' tjag'J
kahilir kagirang bari njapitan beuteung boedak, gëtihna di sö**"
seupan. ^/ Geus beres noe lima ponggawa sSrta geus kapriW^^
koe raden djaksa monjet mandah. Geus taja manah salëmpa-*^!
dina salirana ; babari di papaj ka asalna deni. Geus kitoe ra<
djaksa monjet mandah oeudjoekan ka sang praboe ratoe maoei*
jen geus sadija baris saksi lima djëlma. Tsoekan mah soemaul
oerang lawoengkeun landrat gëde di pajoeneun sang pral
rr»
ratoe^ sami koempoel sarëng para ponggawa sadaja taja noe kali^^^**"
sahidji atjan. Kotjap isoekna dina powejan landrat dinag^^*"
Moehara di pantjaniti. Noe tjalik dina tëmpat landrat. 1. S^
ratoe boehaja, 2. toemëuggoeng tjoetjoet 3. rangga loebang,
dëmang kantjra, 5. sakadang koeja hop-djaksa; — sakitau^
sakadang sero , saksina sakadang keujeup. Geus beres , pribo^
pada geus tjaralik. Soemping semah ti darat 1. sang ratoe mao^
2, toemëuggoeng loetoeug, 3. rangga owa 4. mantri soerili,
dëmang heulang, 6. sakadang monjet mandah djaksa, 7. Sal^
dang peutjang patjalang; — Lima sakitan 1. Sakadang kidau
2. sakadang niërak, 3. sakadang doedoet , 4. sakadang koenaugf
5. sakadaiig papatong. Sadaja geus beres tjaralik: ratoe tjalikx'
dina korsi majoeuan raedja: djaksa djeung para ponggawa ij^^
ralik majak** beres dina samak, sakitan di tëpas pantjaniti. Kotj:*
)ioe mariksa sakitan raden djaksa sakadang koeja pa-pajoeu** djeun
raden djaksa monjet inandah.
\
EBNE SOENOANBESCHB DONOENG. 373
^jaoer ka sakadang sero. // Eta sakadang sero maneh oenggah
kaloehoer'' Tjat sakadang sero oenggah Raden djaksa mariksa:
ffC^Yi sakadang sero! maneh tjing geura njarita'koemaha asalna. /)^
Tjeclok njëmbah ki sero:// Noen soemoehoen pariksa goesti
awitua djisim abdi gadoeh anak sahidji kakara oemoer tiloe
peixting, koe djisim koering di toenda dina gawir sisi tjai,
ari djisim koeriug toeloej leumpang balang sijar. Hënteu lila
koeriug balik nejang anak, ari ditejang geus paeh sarta tja-
tjad, raheut dina beuteungna. Geus kitoe koering bingoeng
^tjida dek nanja, taja tanja-eun. Geus kitoe koering loewak
lijeuk ngadëpong kana lijang: beh sakadang keujeup dina
lyang. Di tjeloekan koe koering, seg bidjil njanipeurkeun ka
töering. Tjarek koering: Eh sakadang keujeup! Kaoela katiti-
^asaii tadi koela noenda anak di dijeu deukeut ka boemi sampe-
J^^ ; ari datang nejang anak geus paeh sarta raheut beuteungna,
^^^^gan koe sampejan kanjahowan noe nganiaja anak kaoela.
-^^leuh koela mah teu njaho aja boedak sampejan di dinja , soema-
woua noe nganiaja teu kapauggih ; tatapi koela nendjo noe djalan
^^cliivja sarta loempat tarik atjiratjiran sakadang kidang , sëmoe''
^^ ^ja eta noe nintjak kana eta beu teung boedak , mowal sahada
"8*^11 eta noe ngaliwat. Kitoe a^titna kaoela noen. // — Djaksa
''^^lilcsa deui ka sakadang keujeup: //Koemaha kanjaho maneh? a
^^^emoehoen nja kitoe pisan raos djisim koering uja eta pisan
^^ :nganiaja teh.'/ Timbalan moendoer. ^i' Tjing madjoe sakadang
*^^ia,ng. ff Sor sang kidang kaloehoer madjoe. Ujaksa mariksa :
^^n sakadang kidang , koemaha kadenge eta tjaritaanuana sakadang
Mj^up.'* — //Noen soemoehoen kakoeping, tatapi ari maehan mah
^ pisan, ngan loempat tarik soemoehoen: noe matak koering
^^•*^pat tarik sa wab ngadenge sakadang mërak sosowak.// Sor deui
^^dang mërak madjoe. Timbalan : // Koemaha sang mërak
^^^nge koe maneh tjarita sang kidang? — Ngawangsoel
^^ mërak : //noen soemoehoen kakoeping pisan koe djisim koeriug,
. *^^g trima soesoerakan sabab ngadenge sakadang doedoet
^_ ^^^. Sor deui sakadang doedoet. Timbalan; // Tjing koemaha eta
doedoet kadenge tjarita sang mërak? Wangsoel sang doe-
//Soemoehoeu koering titir sabab nendjo sakadang koenang"*
, ^^v-a obor//. Sor sang koenang"". Timbalan: //tjing sang koenang''
, ^^nge koe maneh tjaritana sang doedoet? //Noen soemoehoen
^epiug pisan sarëng trima koering mawa obor sabab nendjo
^dang papatong ngalajangdi awang**.// Sor papatang timbalan :
X (XIV). 25
374 BC OTTER RN D£ KRAB.
^Tjiug papatoug eta kadengc koe inaneh tjaritana sang koenang'' !
Ngawaugsoel saug papatong : ^/Noen soemoehoen kakoeping pisan
sarëng trima ngiilajang diawang^ sabab nendjo sakadang keujeu]
kahilir kagirang mawa** tjagak sarta bari njapitan beutennj
boedak getihna diseoseupan koe sakadang keujeup noe mata]
ngedjat loempat ka awangi* djisim koering kaoela noen. Geus kiUx
djaksa malik mariksa ka sakadang keujeup: £h sang keujeu]
tjing maneh masing trang, oelah bohong linjok, ajeuna manel
geura manjaoet. Sëg bae sakadang keujeup ngaboedah soengoetni
hënteu bisa ngawangsoel, paparoengkoetan hënteu poejoeh
Gër paraponggawa ti darat soerak para asesor ënggeus moepakai
sadaja jen sakadang keujeup eleh adoena tëtep salahna. San^
ratoe maoeng ngandika eh para asesor eta koemaha pihoe-
koemaneunana noe kitoe pëtana moepakatna djeung sadaja. Oen-
djoekan asesor nomër
No. I. hoekoemanana sakadang keujeup kisas moedoe di gantoeng;
No. 2. id. id. id. id. id.
No. 3. (tadjir ganti koe oewang kisas).
No. 4, 6, 6, 7, 8, 9, 10 id. id.
Geus di poetoes koe sang ratoe boehaja sarëng sang ratci
maoeng: poetoesanana hoetang pati taoer pati. Ijeu sabab m
hakan djadiua sakadang keujeup sa-anakna poetoena djadi pars»
sakadang sero palawasna.
Tamat tjarita.
££N£ SOENDAXEESCHE DONOBNG. 375
VERTALING.
Dit is eene vertelling van de otter, uit den ouden tijd toen
al de dieren nog spreken konden. (De otter, die vro^r ka-
(heng êangtang heette, wordt tegenwoordig aero genoemd). Er
wordt verhaald , dat die otter een jong had pas drie dagen oud.
De moeder zette 't neer aan den kant van H water en ging
zelf uit om eten te zoeken. In hare afwezigheid werd dat jong
daar gevonden door de krab; deze prikte 't in zijn buik, zoo-
dat H bloed er uit kwam, en zoog dit op, zoodat de jonge
otter stierf. De krab verschool zich daarop in een kuil. H Duurde
niet lang of de moeder kwam terug; zij zag reeds van verre
dat haar jong dood was: nader bezien bleek 't dat zijn buik
opengereten was. Zij peinsde en begreep er niets van, hoe dat
kwam. Rondkijkende viel haar blik op die kuil, en zie! daar
zat de krab in. ^^He, daar zit de krab in die kuil: kom hier,
krab ! ik heb u iets te vragen.// Daarop kwam de krab , zeggende :
//He, otter I kom hier zitten; waartoe daar gindschP// De otter
sprak: /i'Och vriend! ik heb daar een ongeluk gekregen: terwijl
ik ging eten zoeken , heb ik mijn kind daar neergezet digt bij
uwe woning; terugkomende vond ik hem dood en zijn buik
opengescheurd. Misschien hebt gij gezien wie mijn kind mis-
handeld heeft. • Wind er geen doekjes om , want ik verlang 't
te weten.»^ Daarop antwoordde de krab: /s^ Pardon! ik wist niet
eens, dat uw kind daar was; alleen weet ik, dat er zoo even
iemand voorbijgegaan is namelijk 't reebokje, en ik zag, dat
hij heel hard liep, maar van uw kind dooden of zoo iets heb
ik niets gezien, alleen dit dat hij liep zoo hard als hij kon;
zoo nu uw kind dood en zijn buik opengescheurd is, is hij
mogelijk door 't reebokje getrapt, daar die wond in de buik
de sporen draagt van zijne pooten.// //Dan wil ik 't op 't ree-
bokje verhalen ,/)r zeide de otter: //hoe moet ik dat aanlagen,
want ik wil schadevergoeding hebben./^ //Wel, dat is immers
zeer gemakkelijk, zeide de krab; ga maar klagen naar de hoofd-
stad, geef 't aan bij den Koning Krokodil te Möehara, ik beu
uw getuige; als ik er mijn loon voor krijg, wil ik bepaald;
wat belooft gij?// //Ik beloof u een zwarten gebatikten gordel;
370 DE OTTtR E\ DE KHAB
kom laat ons gaan naar de stad." Daarop vertrokken beide naar
de hoofdplaats. Wat er onderweg gebeurde wordt niet verteld;
alleen wordt er verhaald dat zij op de pateban aankwamen om
te verschijnen voor den Koning. Beiden zaten ze met gekruiste
beenen en neergebogen hoofd. De Schildpad, de djaksa ter
hoofdplaats, ondervroeg hen op snaauwenden toon, terwijl hij
gezeten was met een voet op zijn dij en de handen aan zijne
heupen geslagen. Beiden beefden, toen hij hen vroeg: /^Waar
zijt gij van daan , hoe is uw naam ? Wat wilt gij , dat gij zoo
maar onaangediend bij mij komt?// Ze sidderden van vrees op
deze vragen van den Raden Djaksa, en konden geen woord
uitbrengen. Eindelijk na lang wachten antwoordde de Otter:
r/ Wanneer ik op de vraag van mijnheer mag antwoorden , mijn
naam is Otter, en deze ééne hier is de Krab, beide uit de
kampoeng paroeng halang. Ik waag 't voor mijnheer te ver-
schijnen , omdat ik eene aangifte te doen heb ; ik had namelijk
een jong, pas drie dagen oud. Ik zette het neer aan den kant
van 't water en ging uit om eten te zoeken, 't Duurde niet
lang of ik kwam terug om naar mijn kind te kijken, en zie!
't was dood. Toen ik 't nader bekeek, was hij mishandeld en
zijn buik opengescheurd. Ik was verbijsterd en begreep volstrekt
niet , hoe hij zoo even nog gezond en wel was , en nu verminkt
en dood. Daarop keek ik rond naar alle kanten, of er iemand
was, dien ik er 'naar vragen kon. Zoo kijkende, viel mijn oog
op een kuil, en zie! daar zat de Krab in Op mijn geroep
kwam hij uit zijn kuil te voorschijn. Ik vroeg hem of hij soms
den moordenaar van mijn kind tegengekomen was of gezien had,
daar 't digt bij zijn huis was. De Krab antwoordde mij daarop:
Pardon 1 ik wist niet eens dat uw kind daar was, en dengeue
die hem misliandeld heeft ben ik niet tegen gekomen; alleen
is hier pas even iemand voorbijgegaan , 't reebokje , en hij liep
heel hard gindschen we^ op. Zoo nu de jonge otter gedood en
zijn buik opengescheurd is , zeide de Krab , is zijn dood waar-
schijnlijk veroorzaakt door dat 't reebokje hem getrapt heeft,
zooals de Krab getuigen kan. Dit is de reden dat ik mij tot
mijnheer wend ten einde om recht te smeeken, daar dit de
weg daar toe is."
Dit geheele verhaal van de (^tter werd door den Djaksa
Schildpad opgeschreven , en ter keunis gebracht van den Koning
Krokodil. Toen deze 't gelezen en begrepen had, gaf hy on-
middelijk bevel aan den Djaksa om den Koning Tijger uit te
EKN£ S0EN0ANE?.8CH)fi ÜON6KNO. 377
noodigen tot eeu bezoek. De Radeu Djaksa spoedde zich naar
de paseban en gelastte een mantri , die over land kon gaan , met
name de pad Dikbuik, om den uitnoodigingsbrief naar den
Koning te brengen. De pad Dikbnik ging dadelijk op marsch.
Van zijn tocht wordt niets verhaald , alleen wordt verhaald dat
hij bij den Koning kwam en den brief indiende , die door den
Koning aangenomen werd. Hij las hem en begreep er uit, dat
hij door Zijne Majesteit de Krokodil tot een bezoek werd uit-
geDoodigd.
Daarop riep Z. M. de Tijger zijn Djaksa, de Aap Mandah
met diens pandaiawan, 't Dwerghert, die als gerechtsdienaar
fungeerde; verder riep hij nog de Toemènggoeng ïx)etoeug
(zwarte aap), den Rangga Owa (slingeraap), den Mantri Soerili
(grijze aap) en den Démang Valk: deze wedden allen meege-
nomen op zijn bezoek bij Z M. den Krokodil te Moehara.
Daarop was er vergadering in de pantjanüi op eene vloer
van rotsblokken, ten einde de aanklacht van de Otter mede te
deelen. 't Stuk werd voorgelezen door de Schildpad, djaksa van
Moehara, ten overstaan van den djaksa v^n H vasteland, de
Aap Mandah. Deze begreep 't: '/dat is een zeer gewigtige zaak,//
zei hij ; «^H Reebokje aangeklaagd van moord gepleegd op 't jong
van de Otter.'/ Daarop wendde hij zich tot zijn pandakawan
het Dwerghert. nGx] Dwerghert! hoor met uwe ooren en luister
//goed: gij moet 't Reebokje gaan roepen en hem hierheen be-
'/ geleiden; als hij weerspannig is, bind hem dan maar: gij
'/moet hem heel spoedig brengen en niet lang uitblijven, en u
'/nergens ophouden, noch bij dag noch bij nacht, want 't Ree-
'/bokje is in een regtszaak betrokken en door de Otter aange-
/rklaagd wegens 't vermoorden van zijn kind. Dat is de reden
'/waarom gij 't Reebokje moet hierheen brengen. v 't Dwerghert
spoedde zich voort, met groote oogen overal rondkijkende en
grommende. Wat er onderw^ met hem gebeurde wordt niet
verhaald : alleen wordt verteld dat hij bij 't Reebokje aankwam.
In 't eerste oogenblik kou hij niet spreken : hij stond met zijn
mond vol tanden en staarde hem aan. Dit duurde een heele poos,
tot dat 't Reebokje zijne verbazing lucht gaf door te z^gen : //Kijk
daar is me een vent, die met open oogen staat te kijken zonder
een woord te spreken." Toen sprak eindelijk 't Dwerghert op
groramenden toon: "Hoor eens. Reebokje, gij wordt geroepen
door den djaksa, de Aap Mandah en door den Koning, doch niet
naar onze stad maar naar Moehara, daar gij door Z. M. den
878 DE OTTER Ex'V DK UlAB
n Krokodil betrokken zijt in eene rechtszaak. Die zaak is <3^ ^
/ygij zelf aangeklaagd zijt door de Otter, op getuigenis van <^cde
//Krab, dat gij Hjong van de Otter gedood hebt door henca. -te
//trappen. Dit is de reden, dat gij heel haastig geroepen wor^Li:
//als gij weerstand biedt, wordt gij geboeid, daar gij toch l^«-
tt paald te Moehara wordt opgehangen, n H Reebokje verschrilicLte
en peinsde, daar hij zich volstrekt van geen schuld bewast
doch , naar 't zich liet aanzien , was 't moeilijk te ontkenne
daar er zoo'n getuige in de zaak was. Hij vroeg den patjala^Kig
't Dwerghert om raad : n Hoe moet ik 't toch aanleggen om vrij te
komen? Is daar ook een middel op?»^ ^Wel, dat is heel ^S^
makkelijk, antwoordde de patjalang: den moord moet gij bepui^ 1^
ontkennen, doch dat gij iiard geloopen hebt en gindschen k^B— ^t
zijé opgegaan moet gij bekennen, en als reden van uw hai ^e
loopen opgeven, dat gij bevreesd waart, omdat gij de Paau:*^
hadt hooren schreeuwen: dit is voldoende, komi laat ons v^^^'
trekken. // 't Roebokje begreep 't en vertrok begeleid door d ^^^
patjalang. Zonder verdere ontmoetingen kwamen zij teMoebi^^
en begaven zich naar de pantjaniti op de vloer van rotsblokk^^^-
In neergebogen houding trad de beschuldigde op , ging met }^^
kruiste beenen zitten, maakte een BÏmhah^ en bleef toen ^^
deemoedige houding met neerhangend hoofd zitten, als iemavi'd
die zeer beangst was. De raden Djaksa ondervroeg hem: z^^-B
eens. Reebokje, gij wordt in naam des konings in 'tverho^^^
genomen, en moet nu ronduit spreken, zonder ontkennen
zonder leugens of uitvluchten, niets anders dan de waarhei
gij zijt namelijk door de Otter aangeklaagd — haar getuige
de Krab — dat gij haar kind gedood hebt, door 't op den b
te trappen toen gij zoo hard geloopen hebt Hoe is 't daar m
Bekent gij dat? want men zal n bepaald daarover ter veran
woording roepen.^ 't Antwoord was: ^Dat ik dat jong
zou hebben erken ik volstrekt niet, maar wel beken ik ha
geloopen te hebben : de reden van dat harde loopen was v
daar ik de paauw hoorde schreeuwen, n De raden Djaksa bev
daarop de paauw te roepen. /)r Patjalang , ga weer op marsdi
roep de paauw; hij is betrokken in de zaak van 'tdooden v
de jonge otter: haast u en houd u nergens op bij dag n
bij nacht ; als hij weerbarstig is moet gij hem binden. // De
tjalang vertrok en riep de paauw : //Hoor eens paauw ! gij wo
geroepen door den heer Djaksa, den Aap Mandali : op last d
koning moet gij mée, want er is een gewi£[tige zaak aanhang
EENB SOENDAN15£SCHiS DUN0BN6. 379
zijt betrokken in den moord vau de jonge Otter; volgens
ugenis van de Krab, is die dood getrapt door 't Reebokje
dit heel hard liep: 'tBeebokje heeft zoo hard geloopen
at hii u hoorde schreeuwen, n De Paanw zeide : //Hoe moet
dat toch aanlegen, vriend Patjalang, om een antwoord te
sn aan den koning?// Wel dat is gemakkelijk, gij moet
»en: «rja ik heb geschreeuwd omdat ik de rfaedi?^^' vogel alarm
rde slaan, if De paanw b^reep 't, en vertrok b^eleid door
Patjalang. H Duurde niet lang of zij kwamen aan de paseban
kwamen op naar de pantjaniti.
)e Raden Djaksa keek hem aan en vroeg: tf Hoor eens Paauw !
wordt beschuldigd van moord gepleegd op 't jong van de
er — de Krab is zijn getuige — deze is dood getrapt door
leebokje terwijl hij heel hard liep; 't Reebokje heeft zoo hard
x)pen omdat hij de Paauw hoorde schreeuwen. //
3e Paauw antwoordde : // Ja dat is zoo , ik heb geschreeuwd
lat ik de doedoei alarm hoorde slaan.//
De doedoei antwoordde daarop: //Ik heb alarm geslagen',
lat ik de koenang-koenang met een fakkel zag loopen. //
3e Raden Djaksa keek wéér zijn Patjalang aan, zegende:
j moet nog eens gaan om de koenang-koenang te roepen, en
moet hem meebrengen en wel heel spoedig en niet lang uit-
en. // 't Dwei^hert vertrok weer om de koenang-koenang te
en. Van 't gebeurde onder weg wordt niets verteld , alleen
lat hij er kwam. ^Hoor eens ^(^MaM^-it^^flaft^/ gij wordt ge-
en door den heer Djaksa, op last des konings, fds zijnde
:>kken in de zaak van 't dooden van de jonge Otter — met
iCrab als getuige ; de dood van die Otter is veroorzaakt door
't Reebokje hem getrapt heeft, terwijl hij heel hard liep;
eebokje heeft zoo hard geloopen omdat hij de Paauw boorde
eeuwen. De Paauw heeft geschreeuwd omdat hij de doedoei
tn hoorde slaan ; de doedoei heeft alarm geslagen omdat hij
net een fakkel heeft zien loopen.^ //Dat ik met een fakkel
*open heb erken ik, wat moet ik dan antwoorden aan den
ing ?ff — //Wel , dat is gemakkelijk , gij moet ze^en : ja ik
met een fakkel geloopen, omdat ik den glazemaker door
lucht zag vliegen. » De koenang-koenang begreep 't en ver-
^. Er wordt verhaald, dat hij al op de pantjaniti aankwam
verscheen voor den Raden Djaksa. Deze ondervroeg hem:
oenang-koenang , gij zijt aangeklaagd wegens moord gepleegd
't jong van de Otter , op getuigenis vw de Krftb ; die jonge
f
S80 DE OTTER EN DE KRAB
Otter is gedood, door dat 't Reebokje hem onder 't loopen ver-
trapt heeft, 't Beebokje heeft hard geloopen omdat hij de paaaw
hoorde sehreeiiweu. De Paauw heeft werkelijk geschreeuwd , omdat
hij de doedoeC alarm hoorde slaau: de doedoei heeft alarm ge-
slagen , omdat hij de vuurvlieg [koenang-koenang) met een &kkel
zag loopen. «^
'/Dat is xoo, ik heb met een fakkel geloopen, omdat ik den
glazemaker door de Incht zag vlie^n, dit is de reden ^ dat ik
met een fakkel liep. Wederom sprak de Djaksa tot zijn Patja-
lang: //Roep den glazemaker, en breng hem hier heel spoedig
zonder talmen. // De Patjalang vertrok in aller ijl. Wat hem
onderweg wedervoer wordt niet verhaald , alleen dat hij er kwam.
//Hoor eens glazemaker, gij wordt opgeroepen naar Moehara door
den Raden Djaksa : gij zijt betrokken in de zaak van 't dooden
van 't jong van de Otter, met de Krab als getuige. Dit jong
is doodgetrapt door 't Reebokje , terwijl deze heel hard liep,
't Reebokje heeft hard geloopen omdat hij de Paauw hoorde
schreeuwen. De Paauw heeft geschreeuwd omdat hij de doedoei
alarm hoorde slaan; de doedoei heeft alarm geslagen omdat hij
de vuurvlieg met een fakkel zag loopen: de vuurvli^ heeft
met een fakkel geloopen, omdat zij den glazemaker door de
lucht zag vliegen. // f Inderdaad , ik heb door de lucht ge-
vlogen , sprak de gla/^emaker, wat moet ik antwoorden, patjalang?
'/Wel dat is gemakkelijk , zeg : ik heb door de lucht gevlogen
omdat ik de krab met zijne scharen de rivier op en neer zag
gaan. // Hij begreep 't en verklaarde zich bereid te vertrekken.
Daarop gingen ze naar de stad. Men verhaalt dat zij reeds aan-
gekomen waren op de pantjaniti en versclienen voor den Raden
Djaksa de Aap Mandah. De Djaksa sprak: //Glazemaker! gij
zyt betrokken in de zaak van 't dooden van 't jong van de Ott^r,
waarin de Krab getuige is ; dat jong is gedood geworden , door
dat 'treebokje hem getrapt heeft, terwijl hij heel hard liep;
't reebokje nu heeft zoo hard geloopen omdat hij de paauw hoorde
schreeuwen : de paauw heeft geschreeuwd omdat hij de doedoei
alarm hoorde slaan : de doedoei heeft -alarm geslagen omdat hij
de vuurvlieg een fakkel zag dragen : de vuurvlieg heeft een
fakkel gedragen, omdat hij u, glazemaker! door de lucht zag
vliegen. //
//Ja ik heb door de lucht gevlogen, omdat ik de krab met
scharen gewapend op en neer zag gaan , en hij kneep een kind
in zijn buik en zoog zijn bloed uit. v
E£NB SOfiNöAN£B8CiI£ DONOBNG. . 365
CX Q o/
KI ia.«iKii (ü) Kil (hV<^> o ici 9 aniJ \
aji3(MKii«q^% eii(H>ruiKi<|(K!)(kikKiji»q''iKi)nMi|inK^
(asin(MKi]iri(HO^(n3ini3(Miri)onj| «|im(Ki3(kiKiiitJ)aJi(ui(isii3
oiiaj|iuLh(ij|iri(üi^\
Q
o tq 9 OOI m osn ftq(M Ki| iq ''
cioojvu Jiaj|(uiKYi3\ (KiKi^'ⅈnKiKi|(uajiiMMi||% %Ji(üi
(^if:Jio>vi«(ULh(iJ)(a(Lj)''{Micitoij| nioiKisrkJi hu iiJkiKn au/i ojiji
Mi)(üiiari«iKiinnRTiibiioi'aoirinntcn|i (M«siicDiniK)||Misi)iKi|| oi
i6iiiirnrui«ii||.inisin9iKiO(kJi(MO^Mi|| Hii(MtcntiJ)xiiiLAJiO|| \
KI £Ji eii (Kiin o a^ osiij tijn o ^ KYiii IKV af) o
TT
o Q Q Q •O O *
(iin(M(isii(i^iKii.Jki&iciJiaaiiniKV)-:AKi)avJi(Kii(ij)Ki)iiuiU|| \ qcn;
rUIKDlJUIIUlJ (M UQ3qf(EN(kry^ll^(nj|^Oia9lU¥l3(nj|^
iriiujiimiEjimim»nnnTn(EJi(Ki[|(ó«sii|j \
o * • o o ^ o o Q
(M nm <| (cn (ki iKii(Ui(Kii diui M II o (cnn lui ; (m en iisyi a in ki en (m en o
ca I ^Jl^ J \)j d Ö
(Kx oruji o u in K1J osï} Kifl (Lm iKi o onn
o/ • Q * / Ct>0
rinnuTiu3(ifirio(BïïiijnnKïi^TniKii||\ uTnin«j»jifkji3owi
(Mfl(E]|aj|iK¥)IISlY.JI.(UIQJU1«|aJlülKl|| (M ffO) (UI (KVKUUI OJI || «| Hn «| «IM
(UO(Kia5ii(isviu.ji.inji9iKi% (M m asn njio en KI ikh \ nofo
* / * Q O O O
n(iiLnn(M^ai|oasYiKii(tJi(Lnn(Liiij)i(KiiiFj|iq
llSVI10l&IMKYI(Kin(l^fM(U|ilJI'l\ OKIKYIKI JTiarMtM 3 f| KI 3»!
882 ■■ D« OTTICE EN Difi KRAB
oog op een kuil ea ziet daar zat de Krab in. Op mijn geroep
kwam hij er uit en naar mij toe. Toen sprak ik tot hem : Hoor
eens Krab, ik heb daar een ongeluk gehad, zoo even heb ik
mijn kind hier neergezet diclit • bij uw huis , en toen ik naar
hem kwam kijken, was hij dood en zijn buik opengescheurd;
misschien weet gij 't, wie hem zoo mishandeld heeft. Neem
mij niet kwalijk, zeide de Krab, maar ik wist niet eens dat
uw kind hier was , en ik heb niemand ontmoet , die hem kwaad
gedaan heeft; maar ik heb iemand gindschen kant zien uitgaan
en hij liep zoo hard als hij kon, namelijk 't Reebokje: waar-
schijnlijk is hij H die uw kind op zijn buik getrapt heeft,
't kan onmogelijk iemand anders geweest zijn , daar niemand
anders dan hij da^r voorbij is gekomen. Aldus is 't begin van
de zaak geweest, heer regter.^
Daarop ondervroeg de djaksa de Krab: ffWst is u van de
zaak bekend ?iy
//Wat mij betreft, 't is juist zoo als de Otter gezegd heeft;
volgens mijn gevoelen is 't het Reebokje, dat de mishandeling
gepleegd heeft.'/ Daarop kreeg de Krab bevel om terug te treden
en werd 't Reebokje opgeroepen. De djaksa ondervroeg hem:
//Zeg eens Reebokje, hoe is 't, hebt gij dat verhaal van de
Krab gehoord? //Ja wel, sprak 't Reebokje, ik heb 't gehoord ,
doch ik beken volstrekt niet, dat ik aan den moord schuld heb,
alleen is 't waar dat ik hard geloopen heb; de reden daarvan
is, dat ik de Paauw hoorde schreeuwen, v Daarop moest de Paauw
voorkomen. //Hoe is 't, Paauw, hebt gij de woorden van 't
Reebokje gehoord.// //Ja wel,// antwoordde de Paauw, //ik heb
ze gehoord en ik erken, dat ik geschreeuwd heb,. omdat ik de
IJoedoet-Yogel alarm hoorde slaan.// Toen kwam de Z^o^^^t voor,
en werd ondervraagd: ^Zeg, Doedoet, hebt gij dat gezegde van
de Paauw gehoord.// //Ja wel, ik heb alarm geslagen omdat ik
de Vuurvlieg met een fakkel zag loopen.// Daarop trad de Vuur-
vlieg op. //Vuurvlieg! hebt gij dat verhaal van de Doedoet ge-
hoord?// //Ja wel, mijnheer, ik heb 't gehoord, en ik erken
met een fakkel geloopen te hebben, omdat ik den Glazenmaker
door de lucht heb zien vliegen.// Toen kwam de Glazenmaker
voor. //Hebt gij gehoord, wat de Vuurvlieg daar vertelde?//
//Ja wel, mijnheer, ik heb 't gehoord, en ik beken door de
lucht gevlogen te hebben , omdat ik de Krab in 't water op en
neer zag gaan met scharen gewapend, en hij prikte een kind
in den buik en.sjoog zijn bloed op: dat is de reden, waarom
B«N£ SORNDANfiRSCHK DONOBNG. 383
ik plotseling wegvloog in de lucht. '^ Daarop ondervroeg de
Djaksa andermaal de Krab: ^Krab, spreek nu eens de ronde
waarheid zonder leugens of uitvluchten. Geef spoedig antwoord. ^
De Krab schuimbekte enkongeen woord uitbrengen, doch kromp
van vrees ineen. Al de Hoofden van 't vaste land juichten;
al de assessoren waren H eens, dat de Krab zijn proces ver-
loren had en dat zijne schuld uitgemaakt was. Z. M. de Tijger
sprak: ^Assessoren, wat moet de straf zijn van hem , over wiens
schild allen 't zoo eens zijnp/i' De eerste Assessor adviseerde:
»de Krab moet door ophanging ter dood gebragt worden. ^ Zoo
was ook 't advies van de ovepge negen assessoren. Alleen de
derde voegde er bij, dat de straf kon vervangen worden door
betaling van 't bloedgeld. Z. M. de Krokodil en Z. M. de Tijger
sloegen daarop 't vonnis, dat de. Krab schuldig was aan moord
en met den dood moest gestraft worden. Tengevolge daarvan
werd hij opgegeten, en dit is de reden waarom ten eeuwige
dage de Krab met zijne kinderen en verdere nakomelingen tot
voedsel dient voor de Otter. ?
> In den Soendaneschen text heeft men overal de Jav. woeloe, taroeng ,
k pasangan en b ^moeten bezigen , omdat er geen typen waren voor de
daarmede overeenkomende Soendanesche karakters. Om dezelfde reden
staat ook|de tjëtjak in de pepët in plaats van daarnaast, zoo als in de
copij van den heer Engelmajin. Enkele onregelmatigheden in de trans-
scriptie, zooals dat hij nu eens sarta en tatkala, dan weer sarta en
tatkala schrijft, heb ik gemeend niet te mogen veranderen. C!oiuiECTOi^
VERHAAL
££NER
PELGRIMSREIS VAN SINGAPOERA NAAR MEKAH,
DOOK
ABDOELLAH BIN ABDIL KADIE MOENSJI,
GEDAAN IN HET JAAR 1854.
VERTAALD DOOR
H. A. KLINKERT,
Jfffevaardigde van het Nederlandsche BiJbefyenooUcAap te Biouw, <
««wüWVW»'*
Dit zijn de herinneringen mijner reis van Singapoera met het
schip van Sjech Abdoel Karim, genaamd Soebld Salém, in
het jaar 1270 der Hegira, op den 29sten dag der maand
* Het Bestuur van het Instituut ontving nevens deze vertaling van het
reisverhaal ook den nialeischen tekst, dien het evenwel geineend heeft
te kunnen weglaten op grond dat hij te Singapore gelithographeerd en
ook opgenomen is in een in 1866 te Batavia verschenen werkje, getiteld:
Tjerrnin mata bagi segala orang jang menoentoet pengetahoewan , Baha-
gian jang kadoewa. De redactie meent daarom toch na de vertaling de
aanteckeningen te moeten laten volgen, die ook op den malcischen tekst
betrekking hebben.
4an de inleiding, die de heer Klhikert er bijvoegde maar die thans,
omdat w\j enkel de vertaling afdrukken, niet in haar geheel meer kau
worden opgenomen, ontleenen wij het volgende:
«Dit reisverhaal is het laatste werk van den ij verigen schrijver en kou
door hem niet worden voltooid, daar hij plotseling te Mekah overleed.
Voor de kennis van een paar landen en volken en vooral van het Mo-
hamcdanisme, zooah het zich in het werkelijke leven openbaart, is het
niet onbelangrijk. Wel werd de schrijver verhinderd ons iets over Mekah
te geven, doch wat hij overigens gegeven heeft is van te veel belang
om het onbekend te laten blijven.
Zijn stijl is minder zamenhangend en vloeiend dan in zijne andere
werken en daardoor hier en daar duister. Dit is een gevolg van de otn-
standighQden, waaronder hij schreef. Daardoor was ook de vertaling,
hoewel niet moeijeiyk van het geheel, van sommige plaatsen verre van
gemakkelijk. Dit kan men het beste gewaar worden als iiibn , vóór mijne
vertaling te lezen . zelf de overzetting eens beproeft.
Dat ik in mijne vertaling geen fraai nederduitsch heb geleverd volgt
nit den aard der zaak. Wilde ik zooveel mogelijk getrouw zijn , — en
ik heb getracht dit te wezen — dan moest ik daarvan afzien. Waar
echter die vertaling door woordelijke getrouwheid al te onduitsch zou
geworden zijn, heb ik mij kleine vrijheden veroorloofd.»
PELGKIMSREIS VAX SlN'OAPOKIlA XAAE MEKAH. 3cS5
ï>^<i>^3:madilawal, dat is het jaar 1854 der Christelijke tijdreke-
xxi'M^m.^^ en komt overeen met den eersten dag der maand van het
Cl^ :i 3::^«8che nieuwjaar.
et Gods hulp dan kwamen wij na twee ^ drie dagen in de
van Malaka, doch gierden daar niet aan, maar zeilden
in^^'fc een noordenwind door. Zoo gaf God dat wij na drie
Tl zeilens, dus op den vierden bij Poelaoe Pinang ' waren,
ook dit deden wij niet aan, maar zeilden door.
y Zondag, den zevenden dag der maand, ^s avonds ten
ii^^^5^sn ure, stak er een zeer stevige noordewind op, zoodat de
g«^^i^?^«n en de deining zeer aangroeiden en dit zoo groote schip
*1^ «en kokosnoteuscliil door de deining op en neder gesmeten
. Al de kisten en goederen in het schip , die aan bakboord
den kwamen naar stuurboord en die aan stuurboord kwamen
^^^-^^M- bakboord. Dit duurde tot 's morgens , toen om elf ure de
ging liggen ^. Nogthans zeilden wij door en kwamen
veer tegen vier ure in den namiddag tegenover Poelaoe
k. Op dit eiland is geen spruitje gnis of eenige boom ,
slechts opeengelioopte steen , die* van verre gezien wit is
ïiet voorkomen van zilver heeft. Hierom is het dat men het
^aoe Perak (zilver^iland) heeft genoemd. Daar is de plaats ,
:» allerhande soorten van zeevogels bijeenkomen om te slapen.
het uur van het avond-gebed (van 6 — 7 ure) kwamen er
vogels rondom het schip vliegen , en daar het reeds te duister
om nog naar dat eiland te gaan slapen , zoo streken zij
Br op de ra's van het scliip. Daarop klommen matrozen
etje^ aiaar boven om ze te pakken en kregen ze. Wat deze
els betreft zoo waren huane vederen blaauw, liun bek geel
hunne pooten gelijk aan eeudeupooten. Er werden dan vier
augen, vervolgens geslagt, gekookt en gebraden.
)p den negenden dag der maand kwamen de streken van
^h * in 't gezigt , waarvan de lengte gedurende ongeveer twee
en zeilens onafgebroken was. Daarna zeilden wij in den
eten Oceaan , zonder iets anders te zien dan lucht en water,
o
a.
Poe/aoe Pinang is een eiland in de zee van Malaka, dat den EUigel-
en toebehoort,
^ Het woord S^J. redoeh, door den S. hier gebruikt, komt in de
^^ «ordenboeken niet voor. De beteeken is daarvan is dezelfde als die van
'^^o tedttfk. Dit laatste alleen is hier te Riouw in gebruik, het eerste
^eer te Malaka.
^ Een Maleisch rijk in het noorden van Sumatra.
386 VERHAAL EENGR PELORIllREtS
toen het eiland Ceilon pas in H zigt kwam , eveu als de dnjf-
kiirken van 'een treknet > , en op den elfden dag kwamen wij
pas te Gali. Toen naderde eene menigte hengelaars-schniten,
die van buiten op verschillende wijze beschilderd waren. Deze
bragten allerlei slag van visch , die er ongeveer als bambangan ^
uitzag, doch een weinig meer spits, en inktvisch bijna een
ganiang *. Dit werd gekocht voor twaalf centen ^. Tegen den
avond kwamen er weder twee of drie schuiten , die wat sinaas-
appelen, djamboe-meloenen en ananas bragten. Ook bragten zij
een koker mede , van banden voorzien , vol van allerlei Ceilon-
sche steenen, ringen en juweelen, waarvan ik alle soorten en
variëteiten niet beschrijven kan. Dit was alles om te verkoopen.
Daarna kwam het schip op de hoogte tegenover den berg van Cei-
lon *. Op dat oc^nblik schreeuwden al de matrozen en slopen op
bekkens en trommels en op hetzelfde oogenblik kleedden zij een
Abyssiniër aan als een oud man met een stok in de hand en een langen
baard. Deze werd door de meeste anderen al dansende gevolgd tot
voor hunnen gezagvoerder , bij wien ik gezeten was , en bewezen hem
hulde. Ook gaf ieder heth zooveel geld als betamelijk was *. Toen
vroeg ik aan het hoofd der matrozen, namelijk den bootsman
Mahmoed genaamd, (wat dit te beduiden hadP) ^. Hij zeide:
ft Zoo is de gewoonte op elk schip , zoodra het tot hier gekomen
/ris, is men vrolijk en vraagt geld om eenige spijzen te koopen
ff ten einde het eerste hoofdstuk van den Koren te lezen in den
//naam van onzen vader Adam *, over wien vrede zij!//
1 D. i. Het doemde uit zee op en zag er van verre uit als de dnjf-
kurken van een treknet aan de oppervlakte van het water,
* De bambmtgan is een welsmakende zeevisch ter grootte van een ka-
beljaauw, geschubd en gevind.
' Een ganUmig is een maat voor drooge waren , inhoudende vijf kati
rijst. De hui is 1| Oud Amst. pond. Twintig pwiamgt gaan er in een
pikoêl.
* Dat wil zeggen : Engelsche of liever Amerikaansche centen , die eene
geheel andere waarde hebben dan de onze, daar er honderd van op een
mexicaanschen dollar gaan.
* De zoogenoemde Aiümspiei, waar men zegt, dat Adam nedergedaald
is uit den hemel.
* Eigenlijk staat er: zooveel als in zyn vermogen was.
^ Deze woorden worden in den tekst niet gevonden , maar heb ik voor
de duideiykheid in de vertaling moeten gebruiken. Hetzelfde geldt voor
alle woorden, die tusschen twee haakjes voorkomen.
^ Zoowel Adam als Noach, Mozes, Moehamad enz. wordt door de
MoehameJauen als middelaar tusschen God en mensch beschouwd.
Van StNGAPOERA XAAB MEKAH.^ ^^ 387
Daarna woei er een harde wind, waarop wij zeilden om kaap
Comorin. 't Is ondoenlijk ^ om te verhalen welke de moeijelijk-
heden en hoe groot de golven * waren. God alleen weet het
't beste. Men zou wenschen niet geboren te zijn *. De golven
rolden van stuurboord naar bakboord en van bakboord naar
stuurboord. Al de goederen, kisten, matten en kussens lagen
hier en daar neérgesmakt en tot zelüs in de hutten spoot het
water, zoodat allen door en door nat werden. In deze omstan-
digheden dacht ieder aan niets anders dan aan sterven. Dat zoo
gioote schip verdween telkens door de golven daarheen gesme-
ten, en die golven waren naar gissing hooger dan de top van
den scheepsmast. Zoo men zittende zijn gebed deed moest men
zich nog vasthouden , en in de hutten was het geluid van braken
en waterlozen onbeschrijfelijk. De matrozen daarentegen stonden
voortdurend aan de pomp, doch het water kwam ook onophou-
delijk in het schip. Op dat oogenblik werd er niets anders
gehoord dan het gonzen der touwen. De wind kwam aan alsof
men hem uitstortte, al heviger en heviger. Des daags, bij
helder weder, werd dikwerf zonneschijli gezien, doch de wind
was onbeschrijfelijk, zoo ook de golven. De zee zag er zoo wit
uit als ze kon ^. Ieder moest zich aan touwen vasthouden. Her-
haalde malen scheurden de- zeilen en braken de touwen. Om te
weenen waren er geen tranen , daarentegen waren de lippen van
ieder droog. Op allerlei wijze riep men den naam van God en
den profeet aan: //want, ^ zeide de stuurman, /i^kaap Comorin
//is er voor bekend, dat men hem vreest. Bidt gij allen tot God;
Awant ieder jaar vergaan hier vele schepen, waarvan men den
/rnaam niet meer te weten komt en geen man in het leven
//blijft.// Och, och! in dezen toestand waren wij drie nachten
> De tekst heeft hier r^). Wij mogen den S. niet volgen in dat drie-
malen herhaald onnoodig gebruik van Gods naam , en laten dien dus weg.
* De tekst heeft A^^aIS galoembang. De beteekenis daarvan is zoo wel
deining als onafgebroken voortrollende golven, zooals men die in den
oceaan ziet, terwijl ^«) ombak korte, afgebroken golven beteekent.
» Eigenlvjk staat er ^V^* ^} i^ji f^^^ O^ 0^^ J^ ^' >•
het gevoel er van was" om te begeeren in den buik van zyne moeder
weder te keeren.
♦ Het MSS. heeft hier ^f^^^ poetih ta'poetihnia, dat ik volgens
mijn schrijver aldus vertalen moet. Volgens hem wordt dezelfde vorm
ook voor andere benamingen van kleuren gebezigd, b.v.Ai7«»iM'A»/ai»»;a,
koening id'korHtn^ja^ hidjaoe ttC hidjaotnja enz.
388 9 VfiBHAAI. EKNEA PEtORtlCSttEtS
eii twee dagen toen door Gods mcdelijdeu en hulp de wind c' ^eü
weinig ging liggen en wij kaap Comorin voorbij kwamen. CJ^Bök
de golven werden stil.
Wij waren nu reeds digt bij de stad Alfiah ' , doch
schip was te ver in zeo afgedreven. Op dien tijd kwam er
verre een groot schip in 't zigt , dat tegen den middag di^t
was. Toen het nabij was gekomen heesch het de roode vi
en wij beantwoordden dit met het hijschen van de roode vj
Daarop naderde het ons met volle bram- , schei- en leizeiMl^ ^^
tot op een afstand van ongeveer twintig vademen, toen desz^-^^^
manschappen ons hunne groete toeriepen. Wij beantwoordde^"
dit en de geheele bemanning van het schip groette wederkeert M'
Vervolgens werd er naar eenig narigt gevraagd, waarop i^^i
zeiden: //De naam van dit schip is Faiakoe-l- Moebarak tui ^^^
/'des eigenaars kapitein Hadji Ali biu Ahmad bin Isa. W^ ^
^ komen van Benggalen en brengen acht duizend vijf honde^^
//balen naar Maskat *./' Ook de gezagvoerder praaide kapite^^**
Abdoel Karim en wenschte hem eene goede reis, en op dat zelf^^-^
oogenblik ging dat schip ons voor , waarop beide schepen elkand^^^
achterna zeilden, koers stellende naar de haven van Alfiah.
Na twee dagen wierpen wij het anker voor Alfiah en deC '^
volgenden dag ging ik met den kapitein naar den wal. Ik w
delde in de stad rond en lette op de gewoonten daar in zwan,
Wat mij vooral verwondering baarde, bij het zien van de ge-^
bruiken der inwoners was , dat het bij hen geen schande is al
de vrouwen bij honderden en duizenden naakt gaan, dat wi
zeggen: volstrekt zonder een bovenkleed te gebruiken. Huun
borsten bengeleji ' maar heen en weder, zoowel bij de jonge
als bij de ouden. Dit zijn namelijk alle Hindoesche vrouwen;
de Moehamedaansche doen zoo niet, maar dekken hun hoofd
en gebruiken een bovenkleed. Verder bestaat de dakbedekking
van alle huizen in die stad uit kokospalmbladereu. Slechts
weinige huizen zijn van een pannendak voorzien. Ook zijn
hunne dakpannen anders dan de onze ^.
* Eene stad op de westkust van Voor-Indie, ten zuiden van Ooa.
' Eene stad op de oostkust van Arabie.
' Het woord \J>i^'^ J*i^ kontal-kantif ^ wordt in het maleisch zoowel
als in het Javaansch van het heen en wederbengelen der borsten eener
vrouw gebruikt.
* Dit is welhgt niet ten nadeele der Alfiasche dakpannen geschreven;
want ondoelmatiger pannen dan die van Malaka en Singapoera heb ik
nog nooit gezien. De op Java gobakkene, volgens HoUandsch model, ver-
dienen in doelmatigheid verre de voorkeur.
VAN SINGAPOEUA NAAR MEKAH. 889
Wat den eigenaar van dit landgoed en dit rijk betreft, zoo
behoort alles aan een Hindoesch vorst, Darina Radja geheeten,
wiens residentie van Alfiah drie dagreizen over land is verwij-
derd. Daar^onen zeer veel menschen. De naam van die plaats
is Triwoe Ananda Poerara. De vorst betaalt schatting * aan de
Ëngelscheu acht litjioem 'sjaars. Elke litjioem is gelijk aan
honderd duizend gulden. Het geheele bestuur van het land is
in handen van den vorst. De Engelschen doen zijne wetten slechts
eerbiedigen.
De verboden goederen , die in deze plaats niet mogen worden
binnengevoerd, zijn: zout, tabak, zwarte peper, kardamom,
was en ivoor. De grootte van het land , bedraagt tien dagreizen
te land en ter zee. De koopwaren, die van daar uitgevoerd
worden , zijn : drooge gember ^ , kurkuma , drooge kokosnoten ,
kardamom, kokosolie, touw van de vezels der kokosnotenfichil ,
ivoor, zwarte peper, gedroogde spaansche peper ^ djatiehout en
arrowroot.
Hare afgodstempels zijn zeer vele. Er zijn er met afgoden
van goud, zilver, enz. Moskeeën zijn er slechts tien in Alfiah,
waarvan er maar drie eene gemeente ^ hebben. Ook is er eene
rivier met zoet water, die vijftien dagen ver kan worden opge-
varen, In deze rivier zijn zeer vele visschen en zoetwater-
garnalen ^ . De dieren , die in de bosschen gevonden worden ,
zijn: olifanten, tijgers, rhinocerossen , wilde zwijnen, herten,
gazellen, dwergherten, wilde honden en wolven. Slangen zijn
er zeer veel en daaronder zeer groote. Onder de vogels zijn zeer
vele soorten, als paauwen en allerlei andere vogels, doch die
er het meeste gevonden worden zijn de kraaijen. Deze zijn er
als de vliegen in huis.
Het geld , dat men op die plaats gebruikt , bestaat uit bëragan ^ .
Een beragan is gelijk in waarde aan 33 kalin, een kaiin gelijk
^ Eigenlijk beteekent dJS ^^^ v^rj^'^^ traktement geven aan.
^ Het woord y^>^ tjoêkoe^ door den S. hier gebruikt, is de naam» dien
de Klinganezen aan den gedroogden gemberwortel geven.
3 Zoo meen 'ik acLo^.^ berdjemddk te moeten vertalen.
* In de Indische rivieren vindt men eene soort van groote garnalen,
ter lengte van een span, die in gedaante en smaak iets van de zee-
garnalen verschillen.
* De beragan is een gouden muntstuk, bij de Hindoes nog in gebruik.
Al de verder genoemde munten, behalve de doiiar en de ro/iy, schijnen
voor de Engelsche te hebben plaats gemaakt.
X (XIV). <).o
390 VKUKAAt rr.XF.R PKIORIMSIIKIS
4 tjakram, eeu tjakram gelijk 15 kai. Een dollar ' is gelijk
aan 60 tjakram, am tjakram gelijk 16 kai *. Een gouden
Bombay ropij geldt 15 ropijen '. Elke sabrana doet tien en
een halve ropij.
Wat de gewoonte van den huwelijksuitzet betreft , die bedraagt
te Alfiah twaalf honderd tjakram *. Men heeft er geestelijke
regters, predikers en oproepers tot het gebed. In die stad ziet
men geen andere natiën dan inboorlingen van Malabaar, die
nog niet tot de Moehammedaansche godsdienst zijn overg^:Ban ,
Moehammedaansche Klinganexen en Mamaan , dat zijn handelaren.
Een van deze Mamaans is zeer rijk, daar hij een stnk of vier
vijf driemastschepen bezit en acht of negen patamari, dat zijn
vaartuigen met één naar het voorschip overhellenden mast. Zijn
naam is Hadji Jakoeb en hij is het die eene gemeente-moskee
heeft laten bouwen. Dat werk, door zijn vader, Joesoef Sëbar
genaamd, begonnen, is vervolgens door diens zoon voleindigd.
Naar de gissing der menschen bedroegen de kosten voor die
moskee ongeveer twee duizend dollars.
Maar in Alfiah bestaat nog een zeer slechte en schandelijke
gewoonte, namelijk dat bijna de helft harer inwoners aalmoezen
bedelt, zoowel mannen als vrouwen. Waar wij ook gingen daar
volgden zij ons en bedelden met grofheid. Gaf men weinig , dat
was niet voldoende; zij moesten veel hebben. Nog erger was
het met hunne kinderen gesteld. Er waren er honderden , allen
uitgeleerd in het bedelen. Aten wij iets, dat vroegen ze: hielden
wij iets in de hand, dat bedelden ze.
Wat den engelschman betreft, die resident te Alfiah is, deze
heet Master Kraiat (Crawfurd?) en de plaats staat onder de
engelsche vlag. Ook is het daar gewoonlijk zes maanden lang
heet en zes raiaanden r^entijd. De wegen worden er niet in
orde gebragt. De geheele stad is een en al zimd, waarin het
zeer moeijelijk is te gaan, daar de voeten er onophoudelijk in-
zakken. Op de markt vindt men meer rivier- dan zeevisch,
zooals ouder anderen: taboek, terboel , poetah , zoetwatergamalen
1 De waarde van den Mexicaanschen dollar varieert van/ 2.50 tot/ 2.70.
* Hier moet eene fout bij den S. zijn ; want zoo even stelde hij de waarde
van een tjairttm op 15 ktd,
3 De ropijen, in Eng. Indie in gebruik, hebben eene mindere waarde
dan onze guldens. Hierom worden deze nog voortdurend uit onze bezit-
tingen naar Bengalen verzonden , waar ze tot rop^en worden omgesmolten.
^ Dat is ƒ54.— de Mexicaansche dollar van 60 tjakram tegen /2.70
berekend.
VAN SINOAPOERA NAAR MKKAH. 891
eu de lieinel weet nog hoeveel honderde soorten van zoetwater-
visch en diergelijke.
Op deyje wijze dan vertoefde ik zes dagen in Alfiah om op
een passagiersschip te wachten. Met Gods hulp kwam er een
van Calcutta, genaamd I^a Rackman. Deszelfs kapitein heette
Moehammad Tawim en de eigenaar Moehammad Qahtan , die in
stad Hoedeidah ' < woonde. Hij bragt Benggalezen mede , die
ter bedevaart naar Mëkah wilden gaan , in 't geheel , mannen
en vrouwen, honderd en vijftig koppen. Zoo gingen wij allen
dan om plaats te nemen op het schip tot Djoedah ^. Daar al
de schepen reeds gezeild waren, zoo was de vracht hoog. Voor
één persoon vroeg hij acht dollars , waarmede wij allen genoegen
namen. Ook zocht ik een bediende (en kreeg) den zoon van een
Malabaar, Mahidin geheeten.
Op den derden dag van de maand Djoemadi-1-achir , des
Vrijdags , ging ik aan boord en onder zeil. Wat mijne omstan-
digheden aan boord betreft, slechts God alleen weet, welk eene
pijniging het was om te eten, te zitten en te slapen, doordat
er veel te veel menschen waren.
Na twee dagen kwamen wij tot Kotji ' , den derden dag tot
Soewakadoe, vervolgens tot Foenakei, Tanoer en Bëlatoeroe en
in zes dagen tot Kalikoet ^ . Die anderen zijn maar namen van
dorpen ^. In de haven van Kalikoet is van verre een hooge
toren zigtbaar, vervaardigd van steen, beneden vierkant ter
hoogte van acht elleboogsellen en daar boven honderd elleboogs-
ellen hoog rond opgetrokken. Dezen maakt men tot eene plaats
om lampen op te steken, dat is, opdat ze een tedcen zouden
zijn voor alle 8chq)en, die uitzeilen of binnenkomen.
Daarop ankerde het schip des Donderdags, tegen twaalf ure
des middags en de gezagvoerder ging naar den wal. Den vol-
I Hoedeidah is een plaatsje op de westkust van Arabie, even benoorden
de stad Mocha.
' Hetzelfde wat op onze kaarten nu eens Djedda dan wéér Dschidda
en Djidda wordt genoemd. Dit is de groote landingsplaats voor de bede-
vaartgangers.
' Kotji) Qip de kaajTten Cochin, is eene »tad aan de westzyde van
Voor-ludiens zuidpunt met 40.000 inwoners.
* Kalikoet ligt ten noorden van Kotji en heeft 24.000 inwoners. Het
is bekend door de landing van Vasco da Gama en door deszelfs calicot-
fabrieken.
^ De S. bedoelt , dat de namen der plaatsen , die hij tusschen Kotji en
Kalikoet genoemd heeft, slechts die van inlandsche buurten of dorpen
xijn, in tegenoverstelling van die beide steden.
392 VüUnAAi ry.sT.n pEi.GtiiMstiEis
genden dag ging ik met Wan Joesoef en toen wij digt bij H
strand waren , was er een hevig gedruisch , het geluid der
brekende golven. Ook was er eene groote menigte meoBcben
bijeengestroomd. Tien of vijftien man kwamen door het water
de schuit vasthouden , waarover ik , dit ziende , zeer verwonderd
was. De schuitenvoerders le^eu, zoodra zij tot daar gekomen
is, de schuit dwars. O, hemel! ik dacht, 't kan niet missen
of ze gaat 't onderste boven ; want zeer groote golven kwamen aan-
rollen. Deze stuwden haar voort, terwijl die lieden in het water
haar trokken , waarop zij den wal bereikte. De lieden , die op de
schuit waren, sprongen er af naar het land. Sommigen werden
door en door nat , vielen en stonden wéér op. Dit gaat zoo dag
aan dag met alle schuiten, die naar den wal komen; want de
golven nabij 't strand zijn met stil weder zeer groot, hoeveel
te meer met storm, dat weet Gk)d alleen het best.
Ik ging dan aan den wal wandelen om de stad te bezigtigen.
Er waren zeer veel huizen te zien en rijen van winkels, schoen-
makers- en kruidenierswinkels bij honderden , zeer vele steengoed-
en katoenwinkels en allerlei soorten van etenswaren, vruchten,
jonge en oude kokosnoten, rijst enz. Ook zijn er zeer veel
straten. Deze zijn echter niet zoo als die te Alfiah; er was geen
zand in den grond , maar < ze hadden (daarin) steenen gestampt.
De stad Kalikoet is grooter dan Alfiah en heeft zeer vele
huizen en winkels, doch hunne groote gebouwen hebben ook
al daken van kokosbladeren en op straat gaan alle hindoesche
vrouwen, zoowel jonge als oude, mede naakt, dat is, zonder
bovenkleed met bengelende borsten. Wat humie buurten * betreft,
die zijn vol kokos- pinang- nangka- en mangga-boomen. Dit is
al wat men ziet. Ook zijn er veel pisang-struiken.
Vervolgens stapte ik voort om de gemeente-moskee te gaan
zien. Vele straten ging ik inwandelen èn allerwegen waren veel
kelor-booraen ' vol vruchten. De steenen, waarvan de inwo-
1 De S. gebruikt hier ^)J en niet iuuJU waardoor de zin onduV
delijk is. Hij bedoelt dat de wegen te Kalikoet geniac-adamiseerd ware
3 Het woord A&^ kampoeny^ is hier moeijelijk zonder omschrijvi
juist te bepalen. In groote steden noemt men die wijken zoo , waar gec
groote gebouwen of woningen van Europeanen, maar slechts huizen v
inlanders of Chinezen worden gevonden.
' De kelor is een middelmatig hooge boom, welks bladeren en pe
vruchten tot eene welsmakende groente worden bereid en wefks wort
als een waardig plaatsvervanger van onzen mierikswortel, zoowel
spijzen als in de geneeskunde wordt gebruikt.
VAN S1N6AP0£&A NAAK >i£KAH. 393
ners hoirne huizen bouwen, zijn allen ijzersteenen en van afkomst
geen door bakkers vervaardigde, maar allen door hen uit de
bergen anngebragt. Hunne grootte is twee elleboogsellen lang en
één breed, glad afbouwen, dik een span, en wonderlijk! de
prijs daarvan is inderdaad (slechts) anderhalve gulden de hon-
derd, vrij 't huis en van zeer verre door hen aangevoerd. Het
voorkomen der door hen gebouwde huizen is zeer laag; de
hoogen zijn schaarsch en alle deuren en ramen zijn louter kleine.
Allerlei soorten van huizen (bouwt men), klinganesche en hin-
doesche, ieder naar zijn smaak, zonder regeling, aan kleine
wegen en aan groote. Er zijn er, die met het front, anderen,
die met het achterste gedeelte naar den weg staan; er zijn er
op hoogten en tusschen andere is een gangetje, waar net een
man door kan, doch de gedaante van den bouw der stad en
van al de huizen en muren is het werk der lieden van vroegeren
tijd , alles sterk met heel dikke muren. Ook zijn er veel huizen
ei} werken onafgemaakt en ledig gebleven, die door de men-
schen van tegenwoordig niet kunnen worden voltooid. Vele
groote buurten zijn er^ rondom door muren omgeven^ en al
die muren zijn van ijzersteen, zoo ook de huizen.
2iOo kwam ik dan aan de Moskee. Hare gedaante is anders dan
die in ons land. Deze is zeer groot , doch de deuren en ramen zijn
heel klein. Rondom is een muur, waar binnen kamertjes zijn. U^r
is ook een vijver. De moskee heeft drie verdiepingen en tot de
bovenste verdieping klom ik op. Het maaksel er van is zeer sterk ,
zoodat men zelfs boven zijn gebed kan doen. De preekstoel is mede
geheel van steen. •Vóór de moskee is een zeer groote en lange
vijver, honderd vademen lang en tachtig breed, rondom voor-
zien van een ijzersteenen rand, waarvan de trap dertig treden
heeft. Gedurende den regentijd is de diepte van het water daarin
tot vijf vademen en gedurende den droogen tijd één vadem,
met zeer veel visch en garnalen. Dit is de plaats, waar men
zich baadt, wascht en wat dies meer zij. Toen ik het maaksel
van die Moskee en dien vijver zag, was ik zeer wonderlijk te
moede bij de gedachte: als iemand later dit boek leest, zal hij
stellig willen weten wie dit werk tot stand heeft gebragt. Daarom
beijverde ik mij om achter dit geheim te komen, doch hoeveel
personen ik ook daarnaar vroeg, niemand wist er iets van.
Onder allen was echter een oud man , ongeveer van tachtigjarigen
leeftijd, die de Moskee bewaakte. Tot hem ging ik en vroeg
naar deze onbekende zaak. Hij zeide: '/Het verwondert mij.
394 VERHAAL £EN£R PELGRIMSREIS
''Zoo lang reeds (ben ik hier) eu niemand heeft de moeite
/^willen doen van naar dit werk te vragen. Vanwaar zijt gij en ^
'> waarom wilt ge dit weten ?^
Ik antwoordde: »lk ben een vreemdeling, die ter bedevaart-
//wil gaan en deze plaats aandoet. Zeer verwonderd was ik toei^B
^ik dit werk bezag. Hoeveel mogen toch wel de kosten zij^H
//geweest, gemaakt om dit werk tot stand te brengen?//
Daarop hernam hij: //Van de ouden van dagen heb ik gehooi
//dat deze Moskee reeds voor meer dan vijf eeuwen is gebouw
«"door een bedelmonnik, die de chemie verstond en eiken d
//een beetje goud maakte. Dit was het geld waarmede hij
^kosten voor het bouwen van deze moskee en dezen vijver
/^streed. Hij was een man, die overvloedige goede werken ve
«rigtte en ook zijn naam er niet op wilde schrijven. Alleen
ff er boven de hoofddeur geschreven: // Moskee Gods.^ Verd
^zeide hij : ^Verwonder u niet over dezen vijver. Er is hier n
//een grootere, daargesteld door Thaijib Soelthan. Ga di
^zien. //
Daarop ging ik verder landwaarts in, ongeveer ecne m» '
ver ' van de moskee. Dtór was een vijver met een vierkant^^
rand van ijzersteen, tweemaal grooter dan die vijver bij
moskee. Het water daarin was zeer helder, en ook zeer koud
door de wachthebbende sopayers ^ wordt niet toegelaten dat ro
zich daar wascht of baadt. Alleen drinkwater mag men
halen; daarvoor moeten die sopayers waken. Omtrent dien vijv
zegt de overlevering, dat, toen Thaijib Soelthan, deze stad ha
gekregen en de tenten op die plek opsloeg , wjn volk geen
vond. Daarom beval hij dien vijver, welks bouw zeer fraai is-^
te maken , doch de Hemel alleen weet hoeveel kosten daarvoo -^
zijn gemaakt.
Daarop ging ik weer wandelen • om de stad te bezigtigen -^
Daar waren ongeveer veertig of vijftig kleine vijvers en hetr -
aantal moskeeën bedroeg vijftig, waarvan echter slechts twe^^
eene gemeente hebben. Tegenwoordig hebben de lieden in die^
stad een verschil, daarom wordt in beide moskeeën gepreekt,,^-
waarna de namiddagdienst in eene gedaan wordt, nu pas twee^^
' De mijlen ) waarvan S. spreekt, z\jn engelsche, waarvan er drie één
uur gaans uitmaken.
' Zoo worden de inlandsche soldaten in Engelsch Indie genoemd. Vgl.
de Aan toeken ingen hierachter.
VAN SIXGAfOEilA >AAll >l£KAH. 393
maaDdeii laug. Voor dieu tijd geschiedde zulks deu eenen Yiij-
dag hier en dea andereu daar ; want die moskeeën zijn zeer digt
bij elkander.
De jaargetijden daar ter plaatse zijn zes maanden hitte en zes maan-
den regen. In den droogen tijd is het verschrikkelijk heet en droog.
De levensmiddelen zijn er zeer goedkoop. £en dozijn kippen
kost een galden en een groot schaap van één tot anderhalve
golden. De honderd eijeren kosten een halve gulden , rijst ander-
halve galden de man > en de honderd kokosnoten een gulden.
Verder bestaat er eene zeer schandelijke gewoonte daar ter
plaatse, namelijk dat er geen privé^s zijn en alle menschen hun
gevoeg gaan doen aan het strand, zittende op rijen , zonder zich
voor elkander te schamen, ëu dan is het daar ook eene ge-
woonte dat zoowel mannen als vrouwen aalmoezen bedelen. Waar
wij ook gingen, daar volgden zij ons en waar wij zaten, daar
stroomden zij bijeen. Ook zijn daar honderde lieden die de
Alfiascbe kalotjes naaijen.
Acht dagen lang was ik in Kalikoet en op den zestienden
dag van de maand Djoemadi-1-achir ging ik aan boord en ver-
volgens des nachts, dat is in den nacht vóór Donderdag , onder
zeil. Zoo zeilden wij dan veertien dagen nacht en dag door en
staken den grooten Oceaan over, toen het eiland Socotora dwars
voor in H zigt kwam.
Op den vijftienden dag, dat is des Donderdags, waren wij
tusschen twee eilanden, die digt bij elkander liggen. De afstand
van het eene tot het andere was ongeveer twee mijlen en hunne
gedaante is een wonder door God gewrocht. Op beide deze
eilanden is zelfs geen sprietje gras , laat staan boomen of andere
zaken. Van deze beide eerste eilanden kan niets gezegd worden ;
alleen van het eiland Abdoelkoeri, dat er een weinig kleine
boomen zijn. Daar is het dat de bewoners van Socotora hunne
honderde schapen voor eenige maanden komen loslaten. Zoodra
deze hebben geworpen en vruchtbaar zijn geweest, komen zij
ze halen en makeu smeer ^. Die smeer van het eiland Soco-
' De mam is een rijstmaat in BengnUn en mogelyk ook in Arabie in
gebruik, inhoudende 120 iaii of 150 oude Amsterdamsche ponden.
' Wat in de werken van Abdoellah doorgaans y^^ L^i^ wordt ge-
noemd is geen boter maar een soort van vet of smeer, door de Klinga-
nezen, Armeniers en Arabieren gebruikt als boter bij de spysbereiding.
Doorgaans bestaat het uit drie 90orten van diervet en wordt door do
Klingane^en yi> genoemd,
396 VERHAAL EENER PELGRIMSREIS
tora is de beste en riekt zeer aaugeuaam * Ook heeft men daar
zwarte këmbili en roode kopyah këmbili *. Verder wonen er
vele bedouinen, mer levenswijze gelijk is aan die der Djakoen's *
in de Maleische landen.
Den volgenden dag zeilden wij ook die eilanden voorbij.
Daarna kwatn ons een schip achterop en toen het nabij was
sprak de stuurman van ons schip met al de bedevaartgangers,
die aan boord waren , en beval hun op het achterschip te gaan
zitten. Op hetzelfde oogenblik raakte het schip, dat nabij was
gekomen, hoe langer hoe verder achteruit. Onder deze omstan-
digheden werd er ook bevolen om ongeveer twee en dertig balen
rijst te verstouwen, die naar achter werden gebragt benevens
twee kanonnen en vaten water. Den volgenden dag was het schip
reeds verdwenen en achtergebleven. Daarna ontmoetten wij weder
een Engelsche schoener * en zoo kwamen wij op den vijftienden
van de maand Radjab , des maandagsavonds tot tegenover Aden.
Het Engelsche schip deed deze plaats aan , doch wij lieten haar
regts liggen en zeilden verder om spoedig de straat Iskandar ^
te halen. Wij zeilden dan ook dien ganscheu nacht door en
den volgenden dag, dat is Dingsdags, zagen wij de eilanden
in de straat Iskandar, regts waren er zes op eene lijn, lange
en korte en van bergen voorzien, doch op al die eilanden is
noch boom noch houtgewas of gras, allen zijn enkel steen. Wie
weet welke wijze bedoeling God heeft gehad met ze zoo te
maken. Aan den linkerkant was het even zoo, al de eilanden
bestonden uit steen en dat ongeveer eene mijl ver , iets meer of
minder. Daar nu is de plaats waar alle schepen (de straat) uit-
gaan en binnen komen. De diepte van het vaarwater is er van
tien tot twaalf vademen. Wegens de vele gevaren vreest men
' Altijd voor de liefhebbers. De reuk- en smaakorganen der Kuro-
peanen worden er door aangedaan als door russische talk of ranzige boter.
' De kembi/i is een zeer melige aardvrucht. De kofn/ah icembUi wordt
zoo genoemd omdat zij de vorm van een kalotje heeft.
^ Dit zijn wilden, die in de bosschen van het Maleische schiereiland
omzwerven Eenige bijzonderheden omtrent hen kan men vinden in de
ütkajat JbdoêUak^ Singapoersche uitgave, pag. 347 — 356, waar de S. ver-
slag doet van een bezoek, dat hij hen met den heer Newbold heeft ge-
bragt. De Roomsch Catholieken hebben sedert eenige jaren in de boven
landen van Malaka eene zending onder de Djakoen's, die, naar men op-
geeft, nog al bloeijend moet zijn. Vgl. de Aanteekeningen.
* De tekst heeft f^^^^ Afti d. i. anderhalve mast, de gewone bena-
ming voor schoener. (Vgl. Aanteekeningen.)
^ D. i. Bab-el-Mandeb.
VAN SIXGAPOERA XAAIl MBKAH. 307
deze plaats zeer. Er bevitideu zich klippen en ondiepten , zoodat
er vele schepen verslaan. Gemelde plaats nu wordt hah genoemd ,
hetwelk poort beteekent, welke poort moet gemaakt zijn door
soelthan Iskandar Dzoel Kaniein '. Op de eilanden ter regter
wonen veel bedouinen en op die ter linker is de plaats, waar
men drinkwater kan krijgen.
Vervolgens zeilden wij met een zacht koeltje tot voor de
straat en door het beleid en overleg van kapitein en stuurlieden
kwam het scliip behouden in de straat. Nog was er op de
eilanden ter regter het graf van een vriend Gods, Sjech Said
genaamd* Ongeveer om drie ure des namiddags begreep de ka-
pitein , dat wij dien avond niet meer tot Mocha zouden kunnen
komen ; want op die plaats binnen te komen is zeer nioeijelijk ,
wegehs de vele klippen en de krommingen van het vaarwater,
daarom ankerden wij op ongeveer twee mijlen afstands van de
straat. Naar hunne meeniug zouden wij den volgenden dag te
Mocha kunnen binnenloo})en. Dien nacht was het water in de
zee zoo stil als in een houten bak. Alle matrozen gingen hen-
gelen en kregen verscheidene visschen als spiegel- en graatviscli.
Ook sliepen wij dien nacht heel rustig. Ongeveer ten twaalf
ure 's nachts stond de stuurman op en beval den matrozen het
anker te Hgten. Dat was een rumoer in het donker! Zij staken
twee kleine bollantaarns op en hieven daarop het anker met veel
moeite tot het aanbreken van den dag , toen er onverwachts een
motregen viel , waardoor allen , die aan H dek sliepen , nat werden,
leder vlugtte toen in 't donker als de muizen uit een brandend
huis. Men kroop overal onder en liep hier en daar binnen. Ook
de kussens en matten werden allen nat. Ondertusschen stak er
een zeer hevige westewind op, zoodat men de oogen niet kon
open doen. Toen het anker was geligt, was het reeds dag ge-
worden. Op dat oogenblik wiessen de golven en hadden wij den
wind van voren. Daar golven en wind te zamen ons tegen
waren , was het al te moeijelijk om het schip te doen vorderen.
Ondertusschen zeilden wij toch dien ganschen dag, doch in
plaats van voorwaarts veeleer achteruit. Ook kreeg het schip
water in. Toen het avond geworden was lensde men , omdat het
niet uit t« houden was (tegen den wind op te werken). Dien
ganschen nacht werd het schip door den wind voortgezweept ,
zocWat het de straat weer uitging en zeer ver achteruit raakte.
* Hiermede wordt Alexandcr de Groote bedoeld.
398 VEEHAAL ££N£H P£LGilIMSEF.IS
Op dien tijd was ieder bezorgd , omdat het drinkwater aan boord
bijna op was, zoodat, als wij in één of twee dagen de plaats
niet bereikten , er geen water meer zou zijn om te drinken. Het
water werd nu bij beetjes uitgedeeld. Door Gods hulp was de
^ind den volgeuden dag wat zachter, ook zeilde men op de
zee ' aan , doch onder deze omstandigheden kon men de straat
van vroeger niet meer binnenkomen, omdat het schip te ver
beneden dezelve was vervallen. Wij liepen dan ecne grootere
straat binnen. Ongeveer ten een ure ankerden wij op de reede
vaTi Mocha en daar gekomen werden tot het geven van een
saluut drie stukken afgevuurd. Op dat oogenblik stak er weder
een zeer sterke wind uit het westen op en verhieven zich de
golven. Ook waren er meer dan twintig man aan boord , die de
pokken kregen , waarvan er twee of drie stierven. Ik zal hét u ,
mijne heeren! die dit mijn verhaal aanhoort, wel niet behoeven
te zeggen , dat de gezonden reeds veel uit te staan hadden van
de moeijelijkheden der reis, hoe veel te meer dan de zieken.
Toch waren er onder wien God het gaf gaauw en voorspoedig
te genezen. Sommigen hadden zeer zwaar te lijden, daar zij in
benaauwdheid en hitte ter neder zaten. Daarbij kwam nog dat
het schip rijst tot lading had, waarvan de hitte nacht en dag
was als die boven een vuur.
Den volgenden dag ging ik aan land om de inrigtingen der
stad Mocha te zien. Aan wal gekomen trad ik de poort aan de
zeezijde binnen en wandelde daarop in de stad rond. Zeer ver-
wonderd was ik toen ik den bouw hunner huizen zag. Zij waren
groot en zeer schoon gebouwd , allen voorzien van ramen , waaraan
snijwerk en zeer fraaije figuren met bloemen waren, doch van
de honderd huizen waren er geen tien, waarin een bank was.
Allen waren ledig, sommigen half ingestort, anderen gesloten.
Elk hunner huizen kan door ongeveer honderd menschen be-
woond worden , andere door vijftig of zestig. Kleine huizen worden
er in die stad niet gezien, alleen daarbuiten. Ook hebben de
huizen geen pannendak, maar alle zijn met platte daken. Verder
zijn de muren zoo dik als de halve borst eens mans en sterk.
Het voorkomen van de stad was als dat van eene, waar elke
winkel of markt met militairen bezet is. Op weinige plaatsen
slechts komen de menschen des avonds ie zamen om waren te
verkoopen en wat dies meer zij. In de buurt van de winkels
' Hier wordt de Roede «ec bedoeld.
VAN 81NGAP0EKA NAAR MEKAH. 399
huiiuer groothandelaren was het evenzoo gesteld ; vier of vijf
waren geopend , vijf of zes gesloten. Zeer verbaasd was ik toen
ik dit zag.
Zoo bleef ik d^u twee of drie nachten in de stad, daar ik
de verborgenheden dier plaats wilde weten. Ik wandelde haar
buiten om. Daar zijn vier groote poorten, allen door met ge-
weren gewapende Turken bewaakt. Des avonds om zeven ure
sluiten zij de poorten en "s morgens om zeven ure openen zij
dezelve. Tk vroeg dan naar de aangelegenheden der plaats , waarop
mij lieden , daar geboren , zeiden : // Vroeger was Mocha beroemd
//in alle landen, dezen kant uit ; daarbij zeer levendig en volkrijk
ffmei veel kooplieden en rijken. Daarom bouwden zij al deze
>yfraaije huizen met veel kosten. In de haven lagen de schepen
//bij tientallen en hier waren honderde muildieren. Wilde men
//wandelen dan verdrongen de menschen elkander op straat, zóó
//levendig was de stad. Intusschen was het in Gods raad besloten
//deze plaats te vernielen. De bedouinen kwamen uit het ge-
//bergte, ongeveer 14 ^ 15.000 man, om te plunderen en te
//rooven. De Torken boden hun gewapenden tegenstand en schoten
//eenige duizenden neder, doch de bedouinen namen de lijken
//hunner gesneuvelde makkers, stapelden die op elkander en
//maakten ze tot ladders om de vesting te beklimmen. Y?^el
//schoten de Turken dat de koppen er afvlogen, doch hunne
//handen bleven vastgeklemd. Op deze wijze geraakten zij in de
//vesting en begonnen woedend te moorden. Alle Turken werden
//door hen gedood , (slechts) enkelen reddeden zich door de vlucht,
/i' Daarop namen zij de stad Mocha in, plunderden alles, vcr-
//nielden de huizen en kwamen daar binnen het geld en goed
//rooven. De inwoners werden bedelaars. Sommigen vlugtten naar
// Adan , anderen naar Hoedeidah , Zabid , Beit Fakih , Darimi
//enz. Zoo bleef Mocha eenzaam en ledig en deze overgeblevene
vhnizen, daar ze sedert lang niet zijn bewoond, zijn allen in-
// gestort en gebroken. Zoo is de staat van zaken en de geschie-
//denis van de vernieling dezer stad. //
Tn Mocha heeft men ook de heilige graven ' van Sjech AH
bin Omar 'sSjadali, Said Hatim en Said Sandali. Daarheen ging
ik een bedevaart doen en mijne gebeden lezen. Op alle drie deze
plaatsen waren naalden, doch de naald van Sjech 'sSjadali was
de grootste en hoogste.
^ Het woord ét^suc, dat in het H.S. voorkomt, beteekent zoowel heilig
graf of verbiyiplaats van een doode, die vereerd wordt, als residentie.
400 VEBUAAL ££N£R PELGRIMSREIS
De prijs der levensmiddelen is daar goedkoop. Een schaap
van de gewone grootte (kost) tot één dollar, meeriiiet , twintig
kippen kosten iets meer dan een dollar en honderd eijeren een
galden. Van de vruchten zijn er niet veel soorten. Men heeft
er dadels, mangga en twee of drie andere. Wat de handelsar-
tikelen betreft, die van deze plaats worden uit^voerd, die zijn:
heel veel kofi&j, rozijnen, indigo en dergelijke. Aangaande
de bevolking dezer stad (kan gezegd worden) dat men niet
anders ziet dan Arabieren en Bedouinen benevens een of
twee Hindoes. Ook zeide men dat drie dagreizen ver in het
gebei^ zeer vele Bedouinen wonen. Alle levensmiddelen en
vrachten komen van daar. Verder is al het water in Mocha
brak. Goed water heb ik er niet gevonden. Er is (verder)
slechts ééne gemeente moskee en kleinere moskeeën zijn er on-
geveer veertig.
Het schip nu bleef daar veertien dagen lang ankeren , omdat
de gezagvoerder Moehammad Tamim van daar geboortig was,
alsmede de stuurman Abdoel Chalik genaamd. Hier ter plaatse
werden de handelswaren gelost en andere ingenomen. Des don-
derdagsavonds ging de kapitein aan boord en vervolgens onder
zeil. God gaf een goeden wind en wij zeilden den ganschen
nacht door. Den volgenden dag, dat was Vrijdags, ankerden
wij ongeveer om twaalf ure des middags te Hoedeidah. De
reden , waarom het zoo lang duurde eer men ankerde , was dat
het land van Hoedeidah noch bergen, noch eenig ander teeken
heeft en de zee vol gevaren is, zooals klippen, ondiepten en
diepten. De kapitein en de stuurman hadden veel moeite om
de kenteekenen van deze plaats te zoeken; waut dit land is
geheel en al vlak. Menigmalen klom de stuurman zelf in de
mast om ze op te sporen.
Ik ging daar aan wal om de stad te zien. Ons schip lég
zeer ver op zee, omdat het water ondiep was, ongeveer vijf
mijlen ver van den wal. Digt bij 't land gekomen, op eene
distantie van tien of twaalf vademen , sprongen sjouwers van
den wal in het water en kwamen naar de sloep. Door en door
nat maakte elk zich meester van zijn man , zeggende de een :
dat is de mijne, en de ander: dat de mijne, onder een ver-
schrikkelijk getier als of de sloep 't onderste boven moest. Toen
dit tumult bedaard was bragt ieder een man op zijne schou-
ders naar den wal. Sommigen werden geheel en al nat , anderen
vielen met hun beidcu. Aan wal gekomen stroomden de sjouwer-
VAN SINÖAPOEIIA XAAtt MKKAH. 401
lieden bijeen * , kletsnat , met ruwe gedragingen , alsof ze
wilden vechten en een onbegrijpelijk leven en vroegen geld,
van ieder een goeroesj. Voor den geheelen afstand van het
schip , vijf of zes mijlen , had ieder een goeroesj betaald en nu
vroegen ze voor de tien vademen van de sloep af voor ieder
een goeroesj, doch wegens hunne verschrikkelijke grofheid en
hun geschreeuw werd het maar betaald. Nadat ze dit ontvan-
gen hadden volgden ze nog al schreeuwende onder het gaan,
zeggende : Ik heb nog niets ontvangen ; hij heeft nog niets ont-
vangen ! Dit gaf op nieuw rumoer. Van hunne meer fatsoenlijke
lieden stonden er velen naar dit tooneel , waarbij vreemdelingen
door de pakkendragers werden verdrukt, te kijken, doch zij
lachten maar en hielden zich stil; want dit was voor hen een
pretje.
Hierna wandelde ik de stad binnen en daar wi] den weg
niet wisten zoo vroegen wij naar dien tot de moskee, waarop
er jongens kwamen die de moskee aanwezen , doch ook zij ver-
langden hun loon. De moskee is zeer groot. Ook is het bij
hen eene gewoonte dat ieder naakt nederspringt en baadt in
den vijver, de plaats vanwaar men het bidwater neemt. Indien
men zich slechts wascht ^ wordt men beknord.
De stad staat onder het beheer der Turken. Meer dan vier
duizend Turken zijn er in en buiten Hoedeidah, met een
turkschen pacha. Ook zijn de levensmiddelen daar bijna even
goedkoop als te Mocha, doch al het water in de stad is brak.
Dit is het water, dat zoowel door grooten als kleinen gedronken
wordt. Kooplieden, handel en katoenwinkels zijn er meer in
Hoedeidah dan in Mocha. De handelsartikelen, die van daar
uitgevoerd worden, zijn: koiiij en rozijnen. Schapen en kippen
zijn er mede goedkoop. Ook is er een nieuw gebruik, hetwelk
ik in die stad gezien heb , namelijk , dat de menschen bladeren
eten even als de schapen. Daar is eene soort van bladeren,
twee vingers breed, met stelen er aan, die een belangrijk
handelsartikel uitmaken , daar de mensclien deze bladeren voort-
1 Het woord ^^^fj{ hfrkaroemoen beteekent: met zwermen of in groote
menigte op iets of iemand zamenstroomen , zooals b. v. eene menigte
mieren op de suiker of een zwerm bijen op iemand, die ze stoort. In
het Jav. heeft men daarvoor ^infllil roeboêng.
1 De Maleijers en Javanen hebben de gewoonte vóór het gebed zich
slechts even de handen, de voeten en het hoofd nat te maken. Vgl. de
Aanteekeningen.
40^ VEEHAAL Kr.\'ER PELGRIMSREtS
dareud eten. Niet zooals de SiriA, waarbij andere toekruideK'^
komen ' , maar deze bladeren worden alleen door hen gemom^siH
meld bij geheele monden vol. Wanneer zij bij elkander zitter^
dan is het Y<!iór hen vol van het vuil dezer bladeren. Ooi. ^
spuwen zij groen speeksel uit *. Ik ondervroeg hen naar he^^
nut van het eten daarvan, waarop zij antwoordden: ^In he=^^
/'geheel niets;' 't is alleen eene vermeerdering van uitgaven ,
/^daar wij er aan gewoon zijn en als men deze bladeren eet,
/'dan moet men veel smeer en honig g^ruiken, anders wordt
/i'men ziek.'' De naam dezer bladeren is Kad of KaL
Het aantal moskeeën groot en klein , is ongeveer veertig. De
straten der stad zijn zeer naauw, ter breedte van een vadem.
£r zijn er van iets meer. De grond der gansche stad bestaat
uit zwart zand met stof. Aarde is er in het geheel niet. Ook
zijn er geen boomen en gras , maar is de bodem slechts kaal.
Alleen zijn er dadelboomen en een boom, doem geheeten. Het
is van de bladeren van dezen boom dat door hen matten , man-
den, touw, doosjes * enz. worden gemaakt. Het voedsel van
alle paarden , ezels en koeijen as daar drooge koomstengels * .
£r zijn plaatsen met een weinig spichtig gras. De huizen der
armen worden allen door hen van gras gemaakt, zoo ook al
de omheiningen en wanden.
Wij waren zes dagen lang in Hoedcidah. Des donderdags,
bij 't aanbreken van den dag , ligtten wij het anker en gingen
onder zeil. God gaf een gunstigen wind , die van ter zijde aan-
kwam ^. Ongeveer t^en het namiddaggebedsuur * kwamen de
* Zou het noodig zijn hier aan te stippen, dat b\j en tegelijk met de
«irtA-bladeren door de Maleijers en Javanen een weinig kalk , gambir en
een stukje van een areka-noot wordt gekaauwd? Dit zijn de toekruiden,
hier l>iedoeld.
^ Inderdaad iets vreemds voor een Malcischen sirihkaauwer, die niet
anders gewoon is dan dagelijks het roode sirihspog en de daardoor rood-
gekleurde lippen te zien.
3 De S. gebruikt hier ULmJ {botta?)^ dat hoogst waarschijnlijk niet
anders is dan het in Indie gebruikelijke s,!!.-^ -r* boieta^ een doosje van
vlechtwerk.
^ Het MS. heeft ^;^M daoen^ d. i. bladeren.
^ Het HS. heeft hier i^j <i«^.i^>vX« meuimha rofuuut^, dat van den wind
gezegd wordt als hij van ter zijde aankomt. De letterlijke beteeken is daar-
van is: het scheepshol uitscheppen. Hoe dit van toepassing is op den
wind durf ik niet beslist zeggen. Maleijers, die ik daaromtrent geraad-
pleegd heb, konden mij dit niet aphelderen. Ik gis dat als de wind van
ter zijde aankomt en daardoor het vaartuig zeer naar de andere zij<ie
VAX SINOAPOKUA XAAU MEKAK. 40'S
^ilauden Djibal Soewabih gelieeteu in 't zigt. Dit zijn zeven
elanden , die achter elkander liggen , allen louter steen , zonder
ook maar een enkel boomblad. Van deze eilanden zeilden wij
met een goeden wind ongeve^er anderhalf uur lang , toen er weder
een groot eiland zigtbaar werd. Ook daarop was weder geen enkel
boomblad of grasscheutje AUeep zijn er veel zeevogels , die daar
hun verblijf houden , en ook is er zwavel. Ondertusscheu ging de
wind liggen , zoodat God gaf dat wij tot Lamlam kwamen , dat is de
plaats , waar de bedevaartgangers de witte pelgrimskleeding
aandoen. Het schip dreef voort tot 's avonds. Den volgenden
dag werd de stad Djoedak gezien, doch het schip durfde er
niet op aanhouden. Op dat oogenblik kwamen voor H eerst de
beide loodsen buiten, die van HoedeUah waren medegenomen.
Een klom in den achtersten mast, een zat op den voorsteven
en de stuurman van het schip zat in het midden. Die loodsen
hadden verzekerd het schip veilig binnen Djoedah te zullen
brengen en daar\'Oor werden veertig dollars betaald. Yervolgeus
zag ik hoe het vaarwater, waarin men het schip wilde brengen ,
vol koraalrifien was, zoodat het voorkomen der zee was als in
stukken gebroken door het zigtbaar zijn der riffen. Slechts waren
er een weinig geulen, waarin men het schip stuurde, terwijl
de loods in den mast riep tot dien op den voorsteven ' en
deze antwoordde, waarop dit pas door den stuurman van het
schip werd beantwoord met den roerganger op het achterschip
toe te roepen. Ook de kapitein stond er bij vol bezorgdheid.
Niemand was het veroorloofd te spreken , zoodat ieder zich stil
overhelt, het onophoudelijk uitscheppen van het water, vooral bij kleine
vaartuigen, eene noodzakelijkheid en tevens gemakkelijk is. Noodzakelijk
omdat het water naar eene z^jde verplaatst , in vereeniging met de druk-
king van den wind, het schip daar te veel bezwaart. Gemakkelijk, omdat
1o. bij kleine vaartuigen de verschansing dan nader bij de oppervlakte
der zee en het water binnen boord digtar bij die verschansing is, waar-
door men niet zoo diep behoeft te scheppen en zoo hoog op te werpen;
2o. het water binnen boord dan aan dien kant stil ligt, terwijl, als de
wind van achteren komt, het onophoudelijk in eene schommelende be-
weging is. Ik heb opgemerkt dat de Maleijers bij zulk eene rigting van
den wind zich altijd onder het zeilen aan het nithoozen zetten.
^ Dat is van i tot 2 ure.
^ In het MS. wordt te dezer plaatse noch van loods in den mast noch van
loods op den voorsteven gerept, maar alleen gesproken van Ajü /jmj)J qj
en ^;'4ft v^V^*^, doch hier bestaan ongetwijfeld uitlatingen , want zóó kort
is de Mal. taal niet. De zin zal dus moeten z\jn: <«^^^^ ^ Jo k^l^j^
I
404 VEattAAL ËxsINJfiR PM.GTlMSttBtS
hield en intusschen bad om het gevaar der klippen te ontkomen.
£en oogenblik later werden klippen gezien , die als eene stad
rondom boven het water uitstaken. Toen werden alle zeilen
gestreken, zoodat er maar vier overbleven. De snelheid, waar-
mede het water naar binnen stroomde was alsof het werd
gesmeten. Zoo zullen er ongeveer drie uren verloopen zijn,
toen God gaf dat het schip behouden binnenkwam, zonder
eenig ongeluk te hebben gekregen. Op dit oogenblik pas lachten
de kapitein en allen die aan boord waren en nu eerst zeide
men drie malen het geloofsformulier op en bad om voorspoed.
De kanonnen waren reeds geladen, waarop er drie achtereen
werden afgevuurd en het schip ankerde. Het water in de haven
is zeer stil, als dat in een houten bak. De stad Djoedah ziet
er van verre zeer fraai uit. Op dat oogenblik had ik een fraai
potlood in mijne hand, waarom de kapitein zeide: //Abdoellahl
//dit is eene gunstige gelegenheid voor u om eene teekening
//van Djoedah te maken; want met wind of storm is het niet
//duidelijk zigtbaar.// Ik klom dan op de barkas* en begon te
teekenen. Daarop kwam er een sloep van den wal met een der
Turksche grooten, die op zee bevel voeren, en bragt een
krijgsknecht mede in volle wapenrusting. Hij kwam aan boord
en zette zich naast den kapitein neder. Onder het vertellen zag
hij mij op de barkas zitten teekenen. Daarop kwam hij kijken
terwijl hij vroeg : // Van waar is deze mensch ? // De kapitein
deelde hem vervolgens mijne omstandigheden mede. Hij zeide
toen : // zoo de Pacha wist dat deze kan teekenen , dan zou hij
hem zeker //tot zich nemen. // Daarop hernam de kapitein : /'Hij
wil ter bedevaart naar Mëkah //
Hij bleef lang zitten, groette daarna den kapitein en mij
en liet een soldaat achter om het schip te bewaken ; want het
is daar zoo de gewoonte elk schip door een soldaat te laten
bewaken uit vrees dat men welligt zou smokkelen. ^
Den volgenden dag kwamen er eeuige schuiten van den wal
om al de bedevaartgangers en goederen af te halen , waarop
ieder met zijn gezelschap naar den wal ging. Te Djoedah bé-
* De S. gebruikt hier CL;^> ^J^ d^l^ boof ^ waarvan het eerste y<f/^'
en het laatste ons boot is en verstaat daardoor zeker de barkas , die mid-
scheeps staat, wegens hare grootte en vele roeijers. Hij zat daar rustig
afgezonderd en hoog genoeg om over de verschansing te kunnen zien.
' Het woord {J*iji^^ tfimboeroewan ^ beteekent eigenlijk : jaloerschheid,
ijverzucht, minnenyd.
Van SlNGAPüERA NAAR MEKAH. 405
siiasi.^ eene gewoonte, dat er vau ieder een vierde dollar
hoofdgeld genomen wordt. Ook worden de goederen, die van
zee aan land komen, niet geteld maar allen opgestapeld op
de plaats waar de belasting ontvangen wordt. Daar zijn zeer
veel spionnen en wakers, bovendien twee Turken met hunne
schirijvers en soldaten, die met hunne geweren in de hand op
de ^wacht staan. Op dat oogenblik ging het daar toe zooals men
doet; in een grooten oorlog; want de goederen lagen berghoog
op^<estapeld en ieder zocht het zijne. Zij hielden die niet van
elkander afgescheiden, maar alles lag verward door een als
gïx^ente met haar. Het eene brak, het andere ging verloren of
wei-«l verwisseld. God weet de moeijelijkheden van dat oogeu-
Wilc. De menschen waren als mieren. Werden de oogen een
reinig afgewend dan was het goed verdwenen. Ook stroomden
^^' Ixonderde pakkendragers bijeen. Deze namen het een of ander
K^^^d op en bragten het voor degenen, die de belasting ontvin-
Sen, Zoo het wat lang duurde met het openen van eene kist
^^^x werd zij door hen stuk geslagen en wat gebonden was
^^*i: gesneden en gescheurd op eene zeer ruwe wijze. Zij konden
nieti weerhouden worden en deden slechts wat zij begeerden.
^^ï-cJen zij: //dit betaalt zooveel en dat zooveel, /^ wat zij zeiden
**a"t gebeurde. Zelfs gebruikte kleedereu werden door hen be-
^^t; ; weer andere belastten zij niet. Slechts wat zij zeiden gold,
^^ïxtder dat er verder gevraagd of verzocht of geweten kon wor-
**da hoeveel men gewoon was te betalen. Hunne gewoonten zijn
^*^ eenenmale onzeker * Al de schrijf kistjes keerden zij 't onderste
^^'^'"«n en haalden er alles uit, zoodat de inktkokers omvielen
^^ al het papier vol inkt werd; want zij onderzochten te veel
^^^*=ischen op eenmaal. Nadat we van dit onheil verlost waren,
^^■<2hten wij): wat weg is, zij weg en wat stuk is, zij stuk.
'^"^^olgens nam ieder zijn goed op en bragt het naar elders.
)en dag na de aankomst te Djoedah zond ik een brief naar
om kennis te geven , dat ik te Djoedah was aangekomen
Ik zie mij genoodzaakt ^^^ ^^J^ji "^^ ^l^^^^^ *a*ka/i kali
^^^^«Q oerkatahoéfèn adainja aldus te vertalen, YioevteX tiada berkaiakoean vaeev
^^Sekent dan onzeker. Men verstaat er ook onder: slecht, los, ongere-
^^ enz, b. V. kalakoetoan jong tiada berkatakoean ^ een ongeregelde of losse
^ns wandel. Het komt volkomen overeen met het Jav. i| OJYI % Ifl IKII
X (XIV). 2l7
406 VFitlUAAL ËENEH P£L6iilU8REIS
en om deu Sjech daarheen te ontbieden. Daar ik op hem moesri
wachten , zoo wandelde ik in Djoedah en ging Sjech Abdoe_
Oafar opzoeken, om hem den brief van vriend Aboe Bak .
Masjhoer van Singapoera ter hand te stellen. Bij hemgekomeui
gaf ik den brief over aan zijn schrijver. Hij nu zeide: /rGij
/^zijt Abdoellah; wij hebben reeds een brief van vriend Aboc
^/B&kr Masjhoer ontvangen en al uwe omstandigheden weten wij
/i^reeds. Gij hebt hier een geopend crediet ' en wanneer ge ook
^/maar wilt kan ik u uitkeereu. Hij meldt dat gij naar Oon-
//stantinopel wilt// *. Ik antwoordde: vJa, zoo heb ik mij
//vooi^nomen , indien God geeft dat ik de bedevaart volbreng./^
Hij nu zeide: //Morgen, na het aanbreken van den dag, kom
^dan hier! dan kunt ge den heer Sjech ontmoeten.^ Hierop
antwoordde ik: //dat is goed.// Daania keerde ik huiswaarts en
den volgenden dag kwam ik terug. Hij bragt mij toen boven
op zijn huis, waar ik (den Sjech) ontmoette. Ik groette hem,
hetwelk hij beantwoordde. Terwijl hij mij beval digt bij hem
te gaan zitten vroeg hij naar Aboe Bakr of het wel met hem
was. Ik antwoordde : // het gaat hem goed , hij is thans genezen
y/van zijne vroegere borstkwaal, ft Hij zeide : // Ik heb van hem
//een brief ontvangen over u. Er is hier voor u een geopend
//crediet; wanneer ge wilt kunt ge opnemen. // Ik antwoordde:
//^k Dank u, en God zegene Said Aboe Bakr Masjhoer,
//omdat hij mij wil helpen. Ik wist hiervan waarlijk niets , doch
//daar ik een weinig geld mee gebragt heb, wil ik er geen
/r (gebruik van maken). Zoo God geeft, als ik later te Mëkah
/i^ben en ik kom te kort, dan kan ik u schrijven.// Hij ant-
woordde : /^Dat is goed. ff Daarop nam ik afsclieid en ging
naar huis.
Den volgenden dag, des Vrijdags, gingen allen in Djoedah,
mannen en vrouwen, ter bedevaart naar het graf van Eva, de
vrouw van den profeet Gods Adam. Dit is eene gewoonte in
Arabie, dat eiken Vrijdag allen mannen en vrouwen ter bede-
1 Zoo meen ik het Arab. woord f^^ te moeten vertalen. Bij gebrek
van een Arabisch woordenboek moet ik de beteekenis er van slechts uit
den zin opmaken.
• AHe Moehamraedanen in den Tndischen Archipel beschouwen deze plaats
als he^ centrum van aHe Islamitische magt en grootheid en den sulttian
van Turkye als den voi*st, die over alie Moeharamedanen, zonder oinlerscheid ,
het gebied voert. Zoo vindt men by vele inlandsche hoofden op Java het
portret van den Sulthan van Turkije én daarnaast dat van den Soesoe-
hoenan van Solo, maar zelden dat van onzen koning.
VAK StNGAPOERA NAAR MEKAH.
407
vaart gaan. Zoo wandelde ik dan te zamen met een vriend. Den
ganschen weg over ontmoette ik eene golvende menigte van
menachen. Eindelijk werd het graf gezien. Na het doen van de
bedevaart naar dit graf keerde ik terug, terwijl ik de stad en
omliggende buurten bekeek. Ik zag dan dat Djoedah zeer levendig
is doordat het de aanlegplaats is van alle schepen en allerlei
slag van menschen van alle plaatsen. Ook zijn er zeer.veet
kooplieden en de handelsartikelen worden daar (als) uitgestort.
Ook kan men daar lieden van allerlei natiën zien en er zijn
veel winkels met allerlei soort van goederen van alle landen;
want deze stad is het havenhoofd van vele steden.
Ik bleef dan eenige dagen te Djoedah , omdat ik moest wachten
op de komst van den Sjech uit Mêkah. Daarop kwam Hadji Adam.
Toen ik hem ontmoette groette ik hem. Hij bleef twee dagen
te Djoedah, waarna hij kameelen huurde en er goederen op
laadde. Vervolgens gingen wij tegen het namiddaggebed op reis
naar Mëkah. Dien ganschen nacht reisden wij door en den vol-
genden dag ^s morgens vroeg kwamen wij Mëkah binnen door
de poort van Mahmoed , te zamen wandelende met Sjech Hadji
Adam en gekleed in de witte pelgrimskleeding en den witten
sluijer.
GEDICHT.
Toen ik de heerlijke stad binnentrad,
Vei^t ik de lekkernijen en vreugde 'der aarde,
't Was mij alsof ik den hemel met zijn inhoud gereed vond ,
En duizendmaal dankte ik den grootheerlijken Heer.
Vergeten waren die vele moeijelijkheden en plagen op de reis,
Door het verlangen en smachten naar het huis Gods gedurende
[zoovele maanden.
NASCHRIFT.
En de schrijver was tevens aan het einde zijner levensreize
gekomen. Mogelijk weinige uren nadat hij dit laatste ter neder
schreef had hij reeds den geest gegeven, naar men vermoedt,
gedood door het gif, hem heimelijk door de fanatieke Arabieren
to^ediend.
Zoo men zegt, is het in Mëkah den vreemdelingen verboden
te schrijven. De S. , welligt daarmede onbekend, schijnt zijne
40S VEEHAAl. rKXTlll PFt.OlltMSRElS
aanteekenïngen juist daar te hebben gemaakt. Volgens het ge-
tuigenis van iemand, die met hem de reis heeft gedaan, werd
hij plotseling ongesteld en stierf een paar uren daarna. Deze
persoon heeft het handschrift naar Singapoera weten over te
brengen, waar het in handen is gekomen van den heer Keas-
berry. den ouden leermeester, leerling en vriend van Abdoellah.
Het- is te betreuren dat zulk een braaf en ontwikkeld Maleijer,
ondanks zijn omgang met tientallen van Engelsche zendelingen ,
nooit tot het Christendom is gekomen en welligt door het Isla-
misme is vermoord. Tk zal mij hier onthouden van het geven eener
levensschets van dezen merkwaardigen man, daar ik hoop nog
eens de levensbeschrijving, door hem zelven geleverd, meteene
vertaling in het licht te kunnen geven.
Hopende dat er meer zulke mannen als Abdoellah onder de
Maleijers mogen opstaan , leg ik voor ditmaal de pen ter zijde.
Kiorw, 10 Julij 1865.
AANTEEKENINGEN.
Bij pag. 384 regel 4. In den titei staat Abdoelkadir , maar dit
zal Abdilkadir moeten zijn, volgens de regelen der Arabische
grammatica.
Pag. 886 r. 3. Met Gali is wel Qalle op Ceylon bedoeld.
Pag. 388 reg. 4 Waarschijnlijk is hier de stad Alapé bedoeld ;
men vindt dien naam ook wel Aleppi en .^/ajOö/a geschreven.
Pag. 389 reg. 1. K. heeft ianah ajér door landgoed ver-
taald. A. bedoelt dat de grond en het vorstelijk gezag daarover
aan een Hindoesch vorst behoorden enz.
Pag. 389 r. 5. De Malei sche text heeft fSj^ "S^^ ^ Waar-
schijnlijk is hier Trivanderam in Travancore bedoeld.
Pag. 389 r. 6. Het hier vermelde litjioem wordt gewoonlijk een
lakh genoemd, van het Sanskritsche laksha = 100,000.
Pag. 389 r. 20 v. o. Iets verder in dit stnk leest men
j:U»- jjypMx* De schrijver bedoelt de djdme's' (^l»!) of
ö.«WJ) Sf^t**^ bij Lane Lex. Arab. vertaald : congregational mos-
qnes) waarin de gemeente tot het Vrijdaggebed bijeenkomt.
Pag. 389 r. 25. Het woord JICj^^ is hier wegens den zamen-
hang waarin het voorkomt een weinig vrijer vertaald door voolf.
Het beteekent anders een jakhal»,
Pag. 389 r. 3 v. o. is b^ragan welligt eene verbastering van
het Malajalimwoord vardhan , in het sanskrit vardha == ever,
aldns genoemd naar de daarop voorkomende figuur van Wisnoe
in de everincamatie ? Het weldra volgende sabrana \i)y^ is
misschien eene verbastering van soewarna^ swamaj een oude
naam van een gouden munt.
Pag. 394 r. 15. Er staat pintoe mihrdb, deur Ai&Tmihrdh. De mik-
rdh in moskeen is eene nis , die de rigting naar Mekka aanduidt,
410 AANTBE KENINGEN.
Pag. 394 r. 22 Het woord wordt gewoonlijk eipay ge-
schreven en is het Perzische êipahi = krijgsman, soldaat.
Pag. 396 r. 3 v. o. Men zie over hen ook, behalve New-
bold's British settlements in Malaka, het geschrift van Favre
Account of the wild tribes, inhabitiug the Malayan peninsula
etc. Paris 1865 en dit tiidschrift N. V. IV p. 127 vgg.
Pag. 396 r. 3 v. o. In den text staat '^ ^— ^J^ ^ d. i. twee
en een halve mast.
Pag. 398 r. 4v. o. De text he^ft: ^^J!^ s^/^ ^^"^^ uJU ^
^jj^\i y;b ^^ói ^"-^ \J:r ^^^ S^y^ iJL^^JL/^ci^J d. i. het
voorkomen van de stad was als dat van eene , waar elke winkel
en markt onbezocht (of: verlaten, ledig) blijft.
Pag. 401 r. 20 De text heeft ^L-j^, dat hier moet
beteekenen: een badkleed aanhebbeu. Ik zon dus liever ver-
talen : //indien men een badkleed aan heeft enz. // Deze vertaling
verdient de voorkeur, zoowel wegens den zamenhang als om
hetgeen bekend is aangaande de voorschriften en gebruiken be-
treffende het bad J^ en de wassching s^-yc^ in den islam.
Pag. 402 r. 9 v. o. Het is het Portugesche boceia = het
Fransche boite.
Pag. 403 r. 19. Deze vertaling : //zoodat 't voorkomen der zee
was als in stukken gebroken door het zigtbaar zijn der rifien^ ,
berust, naar K. mij schrijft, op eene fout in zijn HS. Er staat :
de zee zag er groen uit (zoodat) de riffen zigtbaar waren.
Pag. 404 r. 6 v. o. Zal men niet liever ^•^^^^ \^^ moeten
beschouwen als verbastering van liet Engelsche joUy-boat , gelijk
de Heer van der ïuuk meent in zijne uitgave der Pandja Tan-
d&ran pag. XX? {CorrecCor.)
ALPHABETISCH OVERZICHT
VAN HET WERK
VAM DBH BBIB
S. TAN Dbvbntbr JSzn.
Bedragen tot de kennis van het landelijk stelsel op Java.*'
DOOI
J. BOUDEWUNSE.
Moge men al niet zonder grond klagen , dat de belangstelling
in onze indische bezittingen niet algemeen geno^ is doorge-
drongen, zeker is het toch, dat vooral in de laatste jaren de
bronnen, waaruit de kennis van haren maatschappelijken toe-
stand, hare hulpmiddelen en behoeften ruimschoots kan worden
geput, zeer zijn toegenomen, en dat de indische litteratuur met
talrijke geschriften, waaronder van zeer degelijk gehalte, is
verrijkt.
Maar toch bleef er veel verborgen ; veel ontbrak er nog , dat
noodig is voor de intieme kennismaking met de staathuishoud-
kundige geschiedenis van Indië, met de roerselen en beweeg-
redenen van afwisselende bestuurshandelingen.
Het gordijn was wel is waar meer opgetrokken^ het ware
karakter der dramatis personae werd wel beter onderscheiden en
de feiten kwamen wel helderder op den voorgrond , maar meestal
bleven de draden, die alles in beweging hadden gebracht, aan
het oog onttrokken, soms misschien om den algemeenen toe-
schouwer de illusien der begoocheling niet te benemen.
In 'slands archieven vooral waren de bouwstoffen zorgvuldig
weggeborgen , zonder welke een grondig en vrij oordeel niet kon
worden gevormd. Tot die geheime werkplaats, of liever tot die
groote necropolis moest ook alles terugkeeren wat in het bezit
van de dienaren der regeering was, al wat aan hunnen geest
en hunne werkzaamheid het leven had te danken.
Hoe vaak ontstonden daaruit schete voorstellingen van regee-
ringsmaatregelen , maar ook hoe dikwijls werd het licht onder*
412 A1.PHABETISCH ÜVEKZICHT
schept , dat heldere hoofden over gewichtige ecouomische vraag-
stukken hadden kunnen verspreiden , gezwegen nog van het recht
of de aanspraak op de kennis daarvan, die het volk kon doen
gelden.
Slechts eene enkele maal mocht het eene krachtige poging
gelukken, onder het oog van het publiek te brengen wat den
werkelijken toestand en de geschiedenis van diens ontstaan beter
kon doen kennen. Wij rekenen daaronder met voldoening de
memorie van den gouverneur-generaal van den Bosch bij zijn
vertrek vao Java, in den aanvang van 1884, aan zijn tijdelijken
opvolger, den gouverneur-generaal ad-interim J. C. Baud over-
gegeven, bevattende een verslag zijner verrichtingen in Indië,
gedurende 1830—1833, zonder daarom in het minst te kort te
doen aan de verdienstelijke werken van anderen, waarbij hun
in meerdere of mindere mate de inzage van officieele bescheiden
vergund is.
Het verdient daarom onzes inziens alle toejuiching, dat de
minister Fransen van de Putte een kundigen indischen hoofd-
ambtenaar, den heer S. van Deventer, in de gelegenheid stelde,
de stukken , die de hoofdtrekken van het laatste vijftigjarig in-
disch bestuur behelsden, uit het stof der archieven over te
brengen in het daglicht der openbaarheid , en welke , uit hoofde
van de vermengde attributen der regeering als bestuurder , han-
delaar en planter eene menigte daardoor wel met elkander in
nauw verband staande , doch zeer heterogene bestanddeelen om-
vatten , als daar zijn : rechtsbedeeling , kofSe- , suiker- en andere
kultures, grondeigendom, belasting en heerediensten, woeste
gronden en handelsberekeningen en publieke veilingen : alles
van zoo bonten aard als maar zelden in staatsstukken wordt
aangetroflen.
Geen wonder, dat de verzameling aan het gevaar van gebrek
aan orde en regelmaat was blootgesteld, te meer omdat de ge-
kozen indeelingswijze geeue scheiding en schifting toeliet of
het doel van het werk, de mededeeling van stukken in hun
geheel uit het koloniaal archief, zou van aard veranderen en de
persoonlijke inzichten van den verzamelaar zouden meer op den
voorgrond worden gebracht en hem minder getrouw doen worden
aan zi]n verklaard, hoewel niet altijd stipt gevolgd voornemen,
spaarzaam te zijn met eigen opmerkingen en beschouwingen,
alleen de feiten , officieele bescheiden , bekende auteurs en ge-
tuigenissen van bevoegde autoriteiten te laten spreken.
BIJDRAGEN TOT DE KENNIB VAN HET T,AND. STELSEL. 413
Immers iu den tegenwoordigen vorm van het werk is mis-
hien niet zonder recht den verzamelaar het verwijt gedaan,
at hij te dikwijls zijne eigene denkwijze blootlegt, zekere
artijklenr aan het werk bijzet en als het ware de vrees schijnt
koesteren, dat zonder zijne vingerwijzing de lezer, wien het
m waarheid is te doen, die moeilijk zal ontdekken.
Deze afwijking van het onzijdig standpunt, hoezeer min
rdeelkandig, achten wij evenwel voor den zelfstandigen lezer
an geen bijzonder gewicht. Grooter grief zou tegen den verza-
^■Tielaar aan te voeren zijn , indien met eenigen grond den twijfel
"%?oed8el kon worden gegeven , dat belangrijke stukken , om welke
*^enen en hoe te goeder trouw ook, waren teruggehouden,
"^iraardoor het oordeel van den onderzoeker der geschiedenis op
^n dwaalspoor kon worden geleid.
Wij hebben daarvoor geen enkel bewijs hooren aanvoeren , veel
^minder kunnen opsporen. Immers wij mogen daarvoor niet doen
^Iden een enkel ongestaafd vermoeden. Evenmin kunnen wij
als gerond aannemen de aanmerking , dat , ware de verzameling
3net onpartijdigheid vervaardigd , het rapport van den gouvemeur-
^neraal van den Bosch van 25 Januari 1834 in deze Bijdragen
«venzeer eene plaats had behooren te vinden als het verslag
~van de commissie tot de oost-indische zaken van het staats-
l)estuur der Bataafsche republiek van 1803. '
Hun , die eenige studie maken van iudische aangelegenheden ,
kon het niet onbekend zijn, dat het merkwaardig verslag dier
commissie te vinden is in de verzameling van instnictiën,
ordonnantiën en reglementen, door Mr. P. Mijer in 1848
uitgegeven, en dat het koninklijk Instituut het rapport van den
(X)mmissaris-generaal van den Bosch niet alleen in zijne Bij-
dragen ^ heeft opgenomen, maar het bovendien afisonderlijk
voor het algemeen verkrijgbaar heeft gesteld. '
Wanneer wij den grooten omvang dezer Bijdragen overzien,
moet de lezer, dunkt ons, eerder reden tot tevredenheid dan tot
verwijt hebben, dat die omvang niet noodeloos is vermeerderd door
bescheiden, die reeds in druk verschenen en onder ieders bereik zijn.
1 Conservatieve koloniale politiek. — Redevoeringen over koloniale
onderwerpen in de tweede kamer der staten-generaal door mr. W.
Wintgens; bh. 260, noot»
^ Bijdragen van het Koninklijk Instituut tot de Taal-, Land-, en
Volkenkunde van Nederlandsch Indie , Nieuwe volgreeks , 7e deel 5e stuk.
3 Bij den boekhandelaar F. Muller, te Amsterdam,
4fl4j AI.PHABETISCU OVERZICHT
Bovendieü eischt de billijkheid de aandacht er op te vestigt
dat m de Bijcbagen eeue getrouwe analyse der hoofdpunten i
het vermeld verslag voorkomt ' en wij meenen wijders de vn
te mogen opperen, of, lioe belangrijk ook het aaugeha
verslag van den commissaris-generaal van den Bosch 2
dit niet meer is te beschouwen als eene samentrekking 1
de denkbeelden , die in alle bijzonderheden zijn te ond
kennen in de stukken daartoe betrekkelijk, in de verzameli
opgenomen. ^
Wat daarvan ook zij, de gelegenheid zal niet ontbrel
wat over het hoofd gezien of verzuimd mocht zijn, aan
licht te brengen. Hun, die daartoe kunnen en willen met
werken, zal men daarvoor voorzeker erkentelijk zijn. De wa
heid kan er niet dan bij winnen.
Wij hebben het beaamd, dat de heer van lleventer
verzamelaar der stukken over het landelijk stelsel op Java m
dan eens buiten zijn rol is getreden; maar wij mogen s
voorbijzien, dat daarmede is gepaard gegaan menige noot
mededeeling, die den weg wijst naar geschriften van vroegei
en lateren tijd, waarin de verschillende gevoelens zijn uiie<
gezet over de belangrijkste onderwerpen der indische stat
huishouding. Meer in het bijzonder vestigen wij de aanda
op de mededeeling der hoogst belangrijke Substance of a mün
en daartoe betrekkelijke stukken van Sir Th. Stamford Rafflc
die of in het oorspronkelijke zeer zeldzaam is of slechts gebr
kig, onvolledig en verminkt door vertalingen bekend is. *
Maar al is het , dat wij zeer ingenomen zijn met den ri
dom, dien deze bijdragen bevatten, hebben wij groot bezw
tegen de bruikbaarheid van het werk voor het algemeen in (
vorm, waarin het is uitgegeven.
Niet een ieder heeft den tijd of den lust het anderl
duizendtal bladzijden van dat werk te doorworstelen en c
draad te volgen van zoodanig onderwerp, waarin hij meer c
^ Deel i , bladz. 6 en vv.
' Vooral in het IX^e hoofdstuk en in de volgende van het twe(
deel.
' Deel I, blz. 64 en vv.
^ Behalve in de buitengewone nommers van den Nederlandscl
Hermes, door den heer van Deventer bedoeld, is ook eene afzonderli
extract^ vertaling van dezelfde hand in 1828 voor het algemeen verkr
baar gesteld.
BIJDRAGEN ÏOT DB KRNNIS VAN HET LAND. STELSEL. 415
anderen belang stelt. Moeilijk toch valt het zijnen weg af
bakenen van een dooreengemengden , ongeordenden voor-
van de meest verscliillende stoffen van zeer niteenloopende
Ie; waarover dan ook onzes inziens^ te recht wordt ge-
* en wat de beweegreden geweest is om althans een
ov^jTzicht te geven der uilkomsten, waartoe de stukken in de
Bij cl ragen leiden. ^
X>aarmede is echter het gemis van bakens in den doolhof of
K^nclwijzers naar den weg, dien ieder lezer voor zich zelven
«^^exischt te kiezen, niet weggenomen.
Het scheen daarom wenschelijk , daarin te voorzien door eene
^^^^^werkte, naar tijdorde geregelde aanwijzing van elk onder-
, waarbij zooveel mogelijk de hoofdtrekken zouden worden
^gegeven , wat soms den tijd zou kunnen besparen , noodig
den geheelen inhoud der bescheiden te doorloopen, en in
®^^ geval de raadpleging van het W6rk zelf gemakkelijk maken
bevorderen zou.
leze lastige taak heeft de adjunct-secretaris van het Konink-
^.1^^ Instituut voor de Taal-, Ijand- en Volkenkunde van
-^^^s^ierlandsch Indië, de heer J. Boudewijnse, met den stalen
Ü^^^a* hem eigen op zich genomen en, naar wij vertrouwen , met
besten uitslag volbracht; het oordeel daarover blijve echter
Jiet algemeen overgelaten.
tewijl sommigen de verzameling van den heer van Deventer
iien uit het Tijdschrift van Nederlandsch Indie (Jaargangen
^^^4, 1865 en 1866) en anderen in het bezit zijn van het
^*^'^^nderlijk werk, uitgegeven te Zalt Bommel door de boek-
•'^^^^lelaren Joh. Noman en Zoon, wordt in dezen Index zoowel
het een als het ander verwezen.
^Oravenhage, De Secretaris van kei KomnkUjk InMnmt.
^^ ^November 1867. J. MILLARD.
Onze kennis van Indië door Mr. H. van Alphen in « de Gids »
j*^-**gang 4867, afl. Mei.
Java*s hervormers door Mr. P. A. S. van Limburg Brouwer, Oids 1866,
*^- Maart.
416 ALPHABBTISCH OVERZICHT
Academie te Delft. Zie Ambtenaren.
Adaras (Kolonel).
Zijn rapport over de residentie Soerabaya, waarin hei
stelsel voor dit gedeelte van het land het geschiktste wordt ;
daar bezitrexjht in H algemeen onder de lagere klasse va;
bouwers niet zal worden gevonden. T 197, 204 — 206; 1
J. 1864 II 268, 275—277.
Adat.
J. C. Baad verklaarde dat voor den Javaan nu adat is
staat, terwijl hetgeen vroeger bestond opgehouden heeft
zijn. II 190; T. v. N. I. 1865 I 437. — v. d. Bosch b<
dat de Javaan zich zijn adat niet laat ontnemen en
wat de strekking heeft 's volks lasten te verminderen
arbeid te verlichten met den adat strookt en alles wat da
niet overeenkomt , met den adat strijdig is (van den Boi
vroeger den adat vergeleken met een klomp was, dien mi
verkiezing kneden en van vorm veranderen kan). II 199
T. V. N. I. 1865 II 25, 81.
Administratief kapitaal.
Bij geheim besluit van 12 Sept. 1835 werd het adm
tief kapitaal op 12| millioen gebracht. II 775; T. v.
1866 I 26L — Dit adm. kapitaal was uit. Dec. 18J
ongeveer 2 ton gouds verminderd , ten einde de gevorderde
te kunnen overmaken. III 37 — 38; T, v. N. I. 1
446 — 447.
Alphen. (J. van)
In de zitting der tweede kamer van 23 Dec. 1834
hij zijn zegel aan het kultuurstelsel en keurde het lan
stelsel van Raifles af, waarvan hij de last«n voor den I:
reëel en de voordeden denkbeeldig noemde. III. 4; T. ^
1866 I 418.
Ambtenaren.
Europeeêche amhte^iaren. Maatregelen genomen in Ne^
filJÜHAOEN TOT DK KRNNtd VAN HET LAND. STELSEL. 417
voor de opleiding van Indische ambtenaren. IT 49 — 51 ; T. v.
N. I. 1865 I 109 — 111. — üienstbaarmaken van de academie
te Delft , bestemd ter opleiding van burgerlijke ingenieurs , ook ter
opleiding tot iudisch ambtenaar. II 51 ; T. v. N. I. 1865 1 111 —
112. — Ongunstig oordeel van mr. P. Mijer en J. C.
Baud, in 1857 en 1858 uitgebracht, over de opleiding aan
die academie. Beide meenden dat niet alleen het getal maar ook
het gehalte der aldaar gevormdeu veel te wenschen overliet. II
52—54; T. v. N. I. 1865 I 112—113.
Commissarissen-generaal waren, volgens hun rapport van 16
Maart 1818 , bedacht op eene vermeerdering van het getal ambte-
naren. I 390; T. V. N. I. 1863 II 288.
Tijdens het bestuur van commissarissen-generaal was het ge-
halte der ambtenaren in 't algemeen zeer gering, terwijl Raffles,
volgens het oorde>el van Baud, in de gelegenheid was ge-
weest bekwame medehelpers te vinden. I 261 — 262 ; T. v. N. I.
1864 II 348 — 349. — Keunis der inlandsche talen , gebruiken
en instellingen werd door den raad van finantien voor de
europeesche ambtenaren noodzakelijk geacht. I 273 , 338 , 341,
Il 40—41; T. V. N. I. 1864 II 360, 18651101—102.—
Bepalingen in 1819, 1826 en 1827 vastgesteld tot uitbrei-
ding van de kennis der inlandsche talen onder die ambtenaren.
11 42—43; T. v. N. I. 1865 I 103—104. — In 1837
werd bepaald dat de ambtenaren niet alleen kennis der inlandsche
talen, maar een zedelijk gedrag en de geschiktheid om met
hoofden en minderen om te gaan , moeten bezitten. Il 45 — 47 ;
T. v. N. I. 1865 1 105—107. — Bij resolutie van Maart 1833
werd bepaald dat bij het etablissement van landbouw te Krawang
jonge ambtenaren zouden worden geplaatst om onderricht in de
verschillende takken van landbouw te ontvangen. 11415; T. v.
N. I. 1865 II 275.
Inlandêcke ambtenaren. Zie Hoofden.
Zie verder omtrent Ambtenaren op de woorden: Instituut,
Kultuurproceuten , Landbouwondememingen , Samarang.
Arbeiders.
In het gebrek aan arbeiders voor den landbouw werd in 1830
en 1831 voorzien door het gebruiken van boegineesche soldaten ,
later door aanvoer van chineesche arbeiders. II 338 — 340; T.
V. N. I. 1865 II 187 — 189. — Contract voor de levering in
1834 van inlandsche mandoors en koelies bij de onderscheidene
418 AtPHABETTSCH OVKRZICHT
civiele administraties te Batavia. TT 594; T. v. N. I. 1865
476. — Voorzien in de behoefte aan arbeidere voor de vestin^
werken in de residentie Samarang; zie Arbeidsloonen.
Arbeidslooneu.
Tarief van dagloouen voor de werklieden bij de munt
Soerabaja en bij den pletraolen te Tawaugsari, vastgesteld
Febr. 1834. II 677; T. v. N. I. 1866 154. - Het loon v
den opbouw van gouvernemeuts-suikerfabrieken in Madioen
paald op 8 cent per man daags, vastgesteld 2 Dec. 1884.
764; T. V. N. I. 1866 I 250. — Verhooging van het loo
aan 's lands timmerwerf te Soerabaya , in verhouding met hetr
geen door de werklieden bij particulieren kan worden verdiend --s
met bepaling dat zij ook vrij zouden zijn van alle heerediensteu.
II 764-765; T. v. N, I. 1866 I 250—251. — Loon van
de werklieden op het eiland Onrust en op de reede te Batavia.
II 765; T. v. N. I. 1866 I 251. — Het loon aan de arbei-
ders voor de vestingwerken in de residentie Samarang toegekend,
was veel geringer dan aan de landswerken te Soerabaya en Batavia.
In de behoeften aan arbeiders werd voorzien door het opzenden
van kettinggangers uit Soerakarta en Djokdjokarta , terwijl be-
paald werd dat de condemnatien bij de inlandsche rechtbanken
zooveel mogelijk in verwijdering tot kettingarbeid zouden moeten
bestaan. II 766—767; T. v. N. I. 1866 I 252—253.
Bagelen.
Het civiel gezag in deze residentie werd in 1828 opgedragen
aan een civiel ambtenaar. II 103; T. v. N. I. 18651220: —
Onlusten in deze residentie in 1831 en 1832. II 469—472;
T. V. N. I. 1865 II 324—327.
Mededeelingen door 'Baud, na zijne inspectiereis in 1834,
omtrent de indigo-, koffie- en rijstkultuur in die residentie en
omtrent het graven van ,een kanaal door die residentie van faet
oosten naar het westen. II 649—652; ï. v. N. I. 1866 I
28 — 31. — Invoering en uitbreiding der indigokultuur in Bagelen
in 1832. II 437; T. v. N. I. 1865 II 295. — Van iJanuari
1836 af zouden de planters bij de groote indigofabriekeu in
deze residentie bij de voordeden der kuituur ook die der fabri-
catie genieten. TT 714; T. v. N. I. 1866 I 152. — In 1838
werd bepaald dat op daarvoor geschikte plaatsen in die residentie
aanplantingen van djattiboomen zouden plaats hebben, terwijl
de bevolking, met die aanplantiugeu belast, bevrijd zou zijn
BIJBRAOKN TOT DE KRNN19 YA^f HST LAND. STELSEt. 410
// van alle andere werkzaamheden , zoomede van het verrichten
van heerediensten >^. Til 88; T. v. N. I. 1866 II 41. — Uit-
slag van de hermeting der velden in die residentie in 1842, die
eene meerdere uitge^rektheid dan in 1840 aanwees. III 169;
T. V. N. 1. 1866 II 147. — Invoering in 1881 van het lan-
delijk stelsel in deze residentie. II 481 ; T. v. N. I. 1865 II
290. — Bepaling in 1884 vastgesteld dat de theekultuur in
Bagelen door vrijwillige arbeiders tegen het loon gewoonlijk
plaatselijk voor particuliere diensten bedongen, moest worden
verricht. II 737—738; T. v. N. I. 1866 I 225— 226. — In
1885 werd verlof gegeven in Bagelen zich voor het planten van
suikerriet te verstaan met de bevolking, mits zidks geschiede
vrijwillig en zonder dwang. II 708; T. v. N. I. 1866 1 146. —
In 1885 bleek het dat in Bagelen /3. — 'smaands aan den
wedono werd betaald om van de heerediensten bevrijd te wezen.
Il 768; T. V. 'N. I. 1866 I 249.
Zie ook Ledok.
Bahar.
Opgave omtrent deze maat. De bahar is in Indië gelijk aam
8 pikols. Zij was in Bantam en een gedeelte der Lampongsche
districten verdeeld in 200 goelaks, terwijl zij in een ander ge-
deelte der Lampoiigsche districten verdeeld was in 250 goelaks.
I. 210—211; T. V. N. L 1864 II 281.
Banjoemas.
Mcdedeelingen door Baud, na zijne inspectiereis in 1884,
omtrent den stand der indigo-, koffie- en rijstknltuur in die resi-
dentie , het graven van het kanaal van Tjilatjap en den gunstig
gestemden geest der bevolking na de onttrekking dezer provincie
aan het bestuur der inlandsche vorsten. II 645—649; T. v.
N. I. 1866 1 24— 28. — In 1888 werd besloten eene proef te
nemen in desse residentie tot het doen kultiveeren en fabriceeren
van indigo door den Javaan. II 559 — 560; T. v. N. I. 1865
II 444. — Blijkens de mededeelingen van Baud werden er in 1884
in deze residentie 28 kkine of dorpslfabrieken opgericht. II 645;
T. V. N. 1. 1866 I 24. — Het getal kleine indigofabrieken in
deze residentie in 1835 en 1836 uitgebreid. II 714— 715: T.
V. N. I. 1866 I 152.
Invoering van het landrentestelsel in Banjoemas in 1881. II
481; T. V. N. 1. 1865 II 290. — In het regentschap Dayoeloe-
hoer werd echter in 1881 de bevolking tegen vrijstelMng van
420 AtPHABRTlSCU OVGRZtCHt
landrente tot het planten en onderhouden van koffieboomen en
peperranken verplicht. II 482—433 ; T. v. N. l. 1865 II 291. —
Een voorstel van den resident in 1835 a^ewezen om het in
Dayoeloehoer ingevoerde stelsel van kuituur tegen vrijstelliDg
van landrente in te trekken. II 749 ; T. v. N. I. 1866 I 236. —
Op het in 1835 genomen besluit werd in Januari 1838 terug-
gekomen en het stelsel van landrente in Dayoeloehoer weer in-
gevoerd. III 86^87 ; T. v. N. 1. 1866 II 40. — In 1856 werd
de kofliekultuur om den druk voor de bevolking ingetrokken
en vervangen door djatikultuur. Il 433; T. v. N. I. 1865 II
291. — Proef genomen met de theekultuur in deze residentie.
II 646; T. V. N. I. 1866 I 26. — Bepaling, in 1834 vastge-
steld, dat de theekultuur in Banjoemas door vrijwillige arbei-
ders, tegen het loon gewoonlijk plaatselijk voor particuliere
diensten bedongen, moest worden verricht. II 737 — 738;T. v,
N. I. 1866 I 225—226. — In 1835 werd bepaald dat drie
midjin-dessa's in Banjoemas zouden worden begrepen in de ver-
plichting tot het verrichten van gouvemements-transporten en
andere diensten van dien aard. II 761 — 762; T.v.N. 1.1866
I 247—248.
Zie ook Tjilatjap.
Bantam.
Den 15<len Nov. 1808 werd de kommandeur te Bantam P.
P. du Puy met nog andere ambtenaren en militairen op last
van den rijksbestuurder vermoord, waarop deze werd gefu-
silleerd, de sultan verbannen naar Amboina, Bantam ver-
klaard tot domein van den koning van Holland en een nieuwe
sultan onder bepaalde voorwaarden benoemd. I 51 — 52; T. v.
N, I. 1864 I 61 — 62. — Daar de wanorde en regeeringloos-
heid bleef voortduren, werd 22 Aug. 1810 Bantam nader geor-
ganiseerd, waarbij de Benedenlanden geheel aan het gouverne-
ment getrokken werden en het bestuur over de Bovenlanden
werd opgedragen aan een anderen sultan , die zijn verblijf te
Pandeglang hield, I 52; T. v. N. I. 1864 162. -—Met dezen
sultan sloot RafHes in 1813 eene overeenkomst, waarbij hij
afstand deed van zijn bestuur der Bovenlanden, t^en behoud
van zijn sultanstitel en een jaargeld, onder verplichting zich te
vestigen in den dalm te Bantam. I 61; T. v. N. I. 1864 1
107. — Uitkomsten der genomen maatregelen. I 154 , II 26 — 30;
T. V. N. I. 1864 II 144, 1865 I 87—91,
BIJDRAOAN TOT DE ICCNNIS VAN MKT LAND. ST£LSEL. 121
Onguustige resultaten der invoering van liet stelsel van Aaffles
omtrent de landelijke inkomsten in die residentie. Er bestond
toch in 1816 een aanmerkelijke achterstand, die moet worden
"toegeschreven aan den buitensporigen prijs, waarvoor de lande-
Tijen in Bantam zijn verpacht. I 363—366; T. v. N. I. 1868
II 26Si — 265. — Aanslag voor de lalidrente in die residentie
in 1816—1821. II 32; T. v. N. I. 1865 I 93. — Achter-
stand aan landrente in 1818—1820. II 32; T. v. N. I. 1866
I 94. — Opbrengst der landrente, het zoutmonopolie en de pachten
in die residentie in 1861 en 1862, in vergelijking met vroeger.
II 37; T. V. N. I. 1865 I 98. — Verbetering van den aan-
slag der landrente door weging van het product in Bantam in
184j4« en volgende jaren verkregen. III 243 — 244; T. v. N. I.
1866 II 348—349. — Deze wijze van aanslag werd in 1863
afgekeurd, op grond dat die in dadeUjken strijd is met de orga-
nieke bepalingen van 1818 en 1819, volgens welke de
aanslag dessasgewijze gedaan en, omtrent de bepaling van
het bedrag van den aanslag, met de hoofden en oudsten van
elke dessa eene overeenkomst getrofien moet worden, met in-*
achtneming van de vermoedelijke gesteldheid van het gewas.
III 256; T. V. N. I. 1866 II 360.
Gunstige uitkomsten in 1831 verkregen van de suikerkultuur
in die residentie met gewone javasche suikermolentjes en for-
nuizen. II 374; T. V. N. I. 1865 U 236— 237. — Intrekking
der suikerkultuur in die residentie in 1834, op grond dat door
een onderzoek van den heer Ament gebleken was , dat die kuituur
zich daar in een zeer ongunstigen toestand bevond. II 697 — 698 ;
T. V. N. I. 1866 I 135—136. — De suikerkultuur werd
later op nieuw in die residentie ingevoerd om weinige jaren
daarna weer te worden ingetrokken. III 140; T. v. N. 1.1866
II 119. — Als gevolg van de intrekking der suikerkultuur' in
1834, werd in 1835 de indigokultuur in de afdeeling Pan-
deglang ingevoerd. II 712—713; T: v. N. I. 1866 1 149—150.—
In 1843 werd bepaald dat schadeloosstelling zou worden ver-
leend voor gronden voor de indigokultuur in Bantam ingenomen.
III 138; T. V. N. I. 1866 II 117.
Het eigendomsrecht op koffieboomen en hunne vruchten in
die residentie. II 722; T. v. N. I. 1866 I 159.
Mededoelingen omtrent het grondbezit in Bantam : Blijken^
het rapport van majoor Yule was door de gewoonte om stukken
grond aan de Verschillende takken der vorstelijke familie en
422 ALPUABATISCH OVlRZlCHT.
aan aadere hoofdea en gunstelingen van het hof af te staan,
een sseer klein gedeelte overgebleven, waarop niet de een of
ander aanspraak heeft; de poesakka's aan de betrekkingen van
den sultan a%estaan , werden als werkelijken eigendom beschouwd,
die aan de hoofden gegeven , keerden bij overlijden van het hoofd
aan de kroon terug. De bezitters der poesakkagronden waren
zelden de gebruikers. De gronden werden verhuurd, doch niet
voor vasten tijd en de huur kon naar willekeur worden opge-
zegd. I 208—211; T. V. N. I. 1864 II 280—282. — In
deze residentie bestaat de gewoonte dat wanneer aldaar een
grondbezitter uit armoede zijn veld verlaat en een ander het
wil laten bewerken door middel van huurlingen , die ander ver-
plicht is den oorspronkelijken ontginner of zijn erfgenaam en
geen derde in dienst te nemen en liem tegen het overe^ige-
komen loon dat veld te laten bebouwen. III 31 7 ; T. v. N. I.
1866 II 436. — Van Noord Borski beschouwt het individueel
bezit in Bantam als eeue afwijking door tijd en adat veroor-
zaakt. III 235—236; T. v. N. I. 1866 II 341.
Barissans.
Oprichting van barissans in de verschillende residentien; zie
Militie.
Baud. (G. L.)
Zijne memorie als directeur van kultures in 1844 (?) waarin
hij vermeldt dat de aanslag der landrente in de onderscheidene
residentien op zeer verschillende en uiteenloopende wijze ge-
schiedt, waarvan hij eenige voorbeelden opgeeft. Hij achtte het
overweging waardig het landreutestelsel , na nauwkeurige meting
der velden en constateering der vruchtbaarheid, te vervangen
door een grondlast, te heffen van | der opbrengsten in geld.
III 191—199; T. V. N. I. 1866 II 274—282.
Baud (J. C.)
Bij kon. besluit van 28 JiÜi 1832 werd hem eene tijdelijke
zending naar Java opgedragen, ten einde voorloopig en in
afwachting van nadere beschikkingen het bestuur in Ned. Indië
over te nemen. 11 483—484; T. v. N. I. 1865 II 337—
338. — Baud kwam 11 Januari 1833 te Batavia aan en werd
den 23sten daaraanvolgende als vice- president der indische
regeering beëedigd en geïnstalleerd. II 488 ; T. v. N. I. 1865
II 341. — Nadat v. d. Bosch de waardigheid van commis-
saris-generaal V. N. I. had aanvaard, legde Baud den 2 Juli
BIJDRAGEN TOT UJS KENNIS VAN HET tAND STELSEL. 423
1833 den eed af aU gouvemeur-geBeraal ad interim. Il 490;
T, V. N, 1. 1865 U 343. — Baud droeg 29 Febr. 1836 het
bestuur over N. L ovex a^ den goav.-gen. D. J. de £a^n9
69 vertrok 11 April, daaraanvolgende naar Nederland. II 773 —
774; T. V. j!*. I.^ 18«6 I 259. — Na ?iiiie komst in het vader-
land werd hij benoemd tot staatsraad in buitengewone dienst
en in betrekking gesteld met den min. v. kol. III 18;' T. v.
N. I. 1866 I 429. — Met lo Januari 1840 trad hij op aan
het hoofd van het departement van koloniën. III 44 ; T. V. N. I.
1866 I 453.
Zijne denkbeelden omtrent de opleidiiig van ambtenaren voor
de indische dienst. II 50—51; T. v. N. I. 1865 I 109—
110, 111. — Zijn oordeel over de opleiding van personen voor
de indische dienst aan de academie te Delft. Hij meende dat
niet alleen het getal maar ook het gehalte der aldaar gevormdeu
veel te wenschen overliet. II 58—54; T. v. N. 1. 1865 I
113. — Zijne pno-meraorie als directeur voor de zaken der
koloniën, van 1 Juni 1829 omtrent de primitieve plannen
van van den Bosch, waarin hij verklaart eene vermeerdering
van productie van Java te verwachten van het sluiten van con-
tracten tusschen Europeanen en Inlanders, maar het bedenkelijk
te achten dwang bij de kuituur vergezeld te doen gaan van ver-
plichte levering van het gouvernement. II 184 — 185,188 — 193;
T. V. N. I. 1865 I 482, 435—440. — Baud kleefdp ten pp-
zichte van het kultuurstelsel , dat hij //percenten- en contracten-
stelsel // noemde , andere en meer vrijgevige denkbeelden ^u dap
van den Bosch. In 1844 m^en4e hij d|tt veranderingen in het
stelsel noodig zouden worden en g^f de afschaffing derkultuur-
proceuten in overwe^ng, terwijl hij in 1847 eene ophefüi^g
der gouvemements indigoteelt wenschelijk achtte. 11615 — 617,
T. V. N. I. 1865 II 496— 497. — In 1840 wenschte Ba^ud
dat de ambtenaren zouden worden gels^st //zich zorgvuldig te
onthouden van alle onnoodige bemoeiuis met de huishoi^delijl^e
instellingen qn gebruiken de; inlandsche bevolking//, ill 9»3 —
94; T. V. N. I. 1866 II 46—47. — In 1844 beweerde Baud
dat alleen dan over rijstvelden der bevolking voor kuliu^r-on-
dememi^tïgen mag worden beschikt wanneer het gemeentegronden
zijn , die a^n niemaiud uitsluitend toehehooren ; dat er in geheel
Westelijk Java eeu erkend eigendomsrecht der sa was bestaat,
waarvan geen andere last dan de kwijting der belasting ver-
sehuldigd is , zoodat de verplichting om een gedeelte daarvan
424 ALPHABBTISCH 07RIIZICHT
met suikerriet of indigo te beplanten ten behoeve van parti-
culiere ondernemers of van het gouvernement ontevredenheid moet
verwekken. Hij gaf daarom in overwe^ng, althans voor de
residenten, de knltuurprocenten in eene vaste toelage te ver-
anderen. III 139—142; T. V. N. I. 1866 JI 118—121.
Bawean.
Invoering van het landelijk stelsel op dit eiland, met bepa-
ling dat de hoofden in geld zouden worden bezoldigd , ofischoon
de niet in dienst van het gouvernement tredende radens en
verdere bloedverwanten van den regent, in 't bezit zouden blij-
ven van de hun tot '(lusver toebehoord hebbende landen, uit-
hoofde de hoofden slechts eene matige uitgestrektheid lands be-
zitten. U 93—95; T. v. N. I. 1865 I 213—215. — Aan
inlandsche hoofden op dit eiland werden in Oct. 1833 en Aug.
1834 maandelijksche toelagen verstrekt als schadeloosstelling
voor het gemis van inkomsten door de invoering vi|n het lan-
delijk stelsel aldaar. II 581—582 ; T, v. N. I. 1865 II 464—465.
Bazarpacht.
Afkeurend oordeel van Rafiies over die pacht. I 168; T. v.
N. I. 1864 II 1858,
Begro'otingen.
In 1825 werd bepaald dat voortaan, met afschaffing der be-
grootingen van inkomsten , eene gewone vij^arige en eene buiten-
gewone jaarlijksche begrooting van uitgaven zouden worden vast-
gesteld. II 96—97; T. v. N. I. 1865 I 215. — Yoor-
schriften omtrent de jaarlijksche vaststelling dér begrooting door
van den Bosch gegeven vóör zijn vertrek naar Nederland. II
608—610; T. v. N. I. 1865 II 489—491. — In 1825
werden aanwijzingen gedaan töt vertnindering dér uitgaven en
vermeerdering der inkomsten. II 97 ; T. v'. N. I. 1865 I 215. ~
DooT de maatregelen tot bezuiniging geraakten vele ambtenaren
buiten betrekking. H 99; T. v. N. I. 1865 1217.
Belastingen.
Daendels voerde bij de organisatie van 1 Sept. 1808 eene
belasting van 2 Sp. matten in van hen, die niet waren in^-
deeld bij de kapasteelt of bij de kofSekultuur , terwijl bij besluit
van 10 Mei 1809 dit enkel voor de koffiekultuur behouden
bleef. I 34; T. v. N. L 1864 I 43—44. — In de instructie
BUDRAGKN TOT DJS KENNIS VAN HJfiT LAND. STRL8EL. 425
de padikultuar schreef hij eene geregelde, iudividueele
fceJ«stiiig op de padi uit. I 4»; T. v. N. I. 1864 I 52.
Het stelsel vau belastiugen door Baffles op Java iugevoerd.
X -77—81, 147—240; T. v. N. I. 1864,1 212—216, II
'L&'J — 165, 249 — 309. — Beschoawiugea van Mimtiughe over
dit stelsel. 1 281—335; T. v. N.L 1850 11 308—337, 1851
I 1 — 13, 100 — 10:6, Zie hieromtrent ineer iu het bijzonder
op het woord Landrente.
Volgens van den Bosch strookt eene belasting in natura meer
daxi die in geld ,met de inlichten, van den Inlander. 11 257 ; T.
V. H. I. 1865 II 79.
Commissarissen-generaal betoogden in liuiine missive van 16
ïfaart 1818 de wenschelijkheid der wijziging van de belasting
op de huizen (huistaks). - 1 388; T. v. N. I. 1863,11 287.
(Zie ook I 402—403 ; T. v. N, I. 1864 II 403—404). —
la AJiadioen en Kediri werd in 1831 een huistaks iugevoerd. II
^^6 ; T. V. N. I. 1865 II 285. — De bepalingen omtrent de
huistaks voor zooveel de Chineezeu betrof in Mei 1832 ook van ^
toepassing op de residentien Banjoemas, Bagelen , Madioen en
Kediri. II 435—436; T. v. N. I. 1865 II 294. — In 1833
^erd^n nieuwe bepalingen ingevoerd voor de huistaks in Ban-
joenn^g^ Bagelen, Madioen en Kediri en die huistaks toegepast
^P ^Ue Javanen, die buiten den landbouw hun voornaamste
"*id^ri van 'bestaan vinden. II 445 ; T. v. N. I. II 302. —
^ Viuistaks in Madioen werd in Juni 1836 eenigzins gewijzigd
^iaarbij de naam veranderd in belasting op het bedrijf * . III
^^ ^ T. V. N. I. 1866 ÏI 36. — In Juni 1836 werd de be-
^^^g op het bedrijf in Kediri en Madioen ook toegepast op
^ ^ eenig bedrijf uitoefenende , geene landbouwers noch ambte-
, ^^""^ü zijnde ingezetenen, terwijl tevens bepaald werd den aanslag
^^^^^^^Vielijk te doen en de verdeeling niet over te laten aan de
^^5^51- en kamponghoofden. III 82—83; T. v. N. I. 1866 II
— In Dec. 1851 is ter vervanging van de huistaks inge-
^ ^^d eene belasting op het bedrijf op Java, verschuldigd door
^^^nders en daarmede gelijkgestelden , die van den landbouw
^^^t hun hoofdbedrijf maken. I 402; T. v. N. I. 1864 II
"i^^ 3—404.
^ Huistaks of belasting op het bedrijf is de belasting op de gebouwde
^^gendommen , in tegenstelling van de landrepte, die belasting op de on-
^^bouwde eigendommen genoemd wordt*
ad ALPHABETISGH OVVRZTCHÏ
Belasting op de verponding, vastgesteld bij publicatie v
Januari 1828. UT 108—109; T. v. N. I. 1866 II 9€—
Afschaffing der belasting , strekkende tot bekostiging der a
teHarem , belast toet de bevordering der koepok-inenting. I 89
T. v. N. I. 1868 II 298.
Vrijstelling van perdikan-dessas van dé betaling van belasti
I 407, II 437—438; T. v. N. I. 186411407, 1865 II 2ï
In 1836 werd bepaald dat de afschaffing der bela^ng v
eiken reispas, in Pekalongan afgegeven, nader zon wotden
handéld. n 772; t. v. N. I. 1866 I 257. .
Belasting in elke residentie per ziel verschuldigd. II 7
t. V. N. I. 1866 I 165.
Ifet stelsel van belastingen in Britflch-Indië gehuldigd-
306—318; T. v. N. I. 1850 II 831—387.
Benkoelen.
Opstand te Benkoelen in 1833 ten gevolge, der handelin
van den assistent-resident Knoerle. TI 598 — 600; T. v. N-
1865 11 480— 482. — Bij besluit van 14 Oct. 1833 w
Benkoelen verklaard te zijn eeue op zi^h ^elf staande assist^
residentie. II 600; T. v. N. I. 1865 II 482.
Beusechem. (J. M. van)
In 1882 werd hem opgedragen het maken van eene statistiefc^
beschrijving Van N. 1. II 477; IT. v. N. I. 1865 II 331.
Bevolking.
'De bevolking van Java, met uitsK)ndering , van het eiland
Bawean, de landschappen Oeloedjami, Ifezoeki en PanaroekaD,
wees in 1796 een cijfer aan van 1,495,908.
De bevolking van Java's Noord-Oostkust bedroeg in 1803 een
cijfer van ruim 1,800,000 zielen. I 3; T. v. N. T. 1863 TI
895, — De bevolking van Java, die in 1803 geschat werd tus-
schen de 3 en 4 millioen zielen te bedragen, had onder Daendels
geen hooger cijfer bereikt. I 52—53; T. v. N. T. 1864, T
62 — In 1815 werd de bevolking van Java opgegeven te.
bedragen ruim 4,600,000 zielen. I 64 ;T. v. N. I. 18641 110.
Bezoeki.
Instructie voor Hopkins, commissaris voor de invoering van
het landelijk stelsel in Bezoeki, Panaroekan en Probolingo (van
de Chineezen overgenomen districten). 1 156; T. v. N. 1.1864
II 146. — In deze districten komt, blijkens het rapport van
BIJDRAGEN TOT DB KBNNIS VAN HRT LAND. 8TBLSEL. 427
Hopkins, aan den tegen woordigen bezitter een zeker recht op
den grond toe. Hij blijft daarvan in liet bezit, zoolang h>j de
gronden met zorg bebouwt en de door het gouvernement ge-
vorderde billijke schattingen betaalt. I 193 — 195; T. v. N. I.
1864 II 265—268. Zie verder op het woord Grondbezit.
Mededeelingen van Baud na zijne inspectiereis in 1834 omtrent
den srtand der suiker-, koffie- en rijstkultuur in dè remdentie
Bezoeki. II 669—673; T. v. N. I. 1866 I 47—50.
In deze residentie moest volgens resolutie van Maart 1834
bij het doen van aanplantingen , bijzondere aandacht worden ge-
schonken aan bosch- en paggerkoffie. II 715 — 716; T. v. N. I.
1866 I 153.
Intrekking in 1835 der suikerkultuur in de afdeeling Pana-
rockan. II 699—700; T. v. N. I. 1866 I 137—138.
Bezuiniging; zie Begrootingen.
Bijgeloof.
Van het bijgeloof der bevolking wordt door sluwe bedriegers
partij getrokken. II 26, 87—89; T. v. N. L 1865 I 88,
207—209.
Blik.
'<Blik op het bestuur van N. I. onder v. d. Bosch , voor
zoover het door denzelveu ingevoerde stelsel van kultures op
Java betreft.^ Onder 3ezen titel werd in 1835 door de redactie
van het Tijdschrift //De Oosterling" eene brochure uitgegeven
(van de hand van Merkus). III 5—6; T. v. N. I. 1866 I
417 — 418. — Onderzoek in Indie naar den schrijver dezer
brochure. III 12—14; T. v. N. I. 1866 I 428—425.
Deze brochure werd wederlegd in een door van Elten uitge-
geven geschrift. III 6—9; T. v. N. I. 1866 I 418—421.
Yan Elten's geschrift werd beoordeeld in eene nadere brochure
door de redactie van //De Oosterling^' uitgegeven. III 10 — 11:
T. V. N. I. 1866 I 421—422.
BI o ra.
De regent van Blora in 1823 ter zake van verkeerde han-
delingen uit zijn ambt ontzet. II 76 ; T. v. N. I. 1865 1 197.
Boro-Boedoer. (Oudheden van)
De bewaring dier oudheden in Oct. 1819 opgedragen aan
twee dessas in Kadoe tegen genot van vrijstelling van betaling
der landrente. I 407,
428 ALPHABBTISCH OVCftZlCUT
Bosch. (J. van den)
Neemt 16 Januari 1830 het bestuur over Ned. Indie v
du Bus over. H 185; T. v. N. T. 1865 I 386. — Bij o
brief des konings vau 17 Januari 1832 wordt v. d.
benoemd tot commissaris^generaal over Ned. Indie en
met eene uitgebreide macht. Il 360—361, 485,487; T. v.
I. 1865 II 207—208, 338, 341, — Bij Kon. besluit
22 Juli 1832 wordt hem vergund, ora redenen van gezondheid V
functien van gouverneur-generaal neer te le^en. II 483;
V. N. I. 1865 II 387. — V. d. Bosch verklaart bij publi
van 27 Juni 1833 de waardigheid van commissaris-gene
te aanvaarden. II 489; T. v. N. I. 1865 II 342. —
ll<*«n Augustus 1833 gaat hij naar Suraatra, II 598; T. v.
I. 1885 II 480. — Op 1 Februari 1834 vertrekt hij naar
derland. II 607; T. v. N. I. 1865 II 488. —Bij besluit
30 Mei 1834 wordt hij benoemd tot minister van koloniën.
612; T. V. N. I. 1865 II 492. — Met ulto. Dec. 1839
hij als zoodanig af, ten gevolge der verwerping van een v
stel tot het aangaan eeuer nieuwe schuld ten laste der overz^
sche bezittingen. Hij wordt opgevolgd door J. C. Baud. ï^
43—44; T. v. N. I. 1866 I 453.
In Aug. en Sept. 1830 doet hij eene reis over Java, ^
hem gelegenheid geeft gunstige mededeelingen te doen omtre^
het personeel der ambtenaren en den siaat van den landbou
II 156; T. V. N. I. 1865 I 405—406.
Zijne memorie van Juli 1830 , waarbij de uoodzakelijkhe
wordt betoogd de kultures uit te breiden en als middel daart
voorgesteld het beschikken over een vijfde van de gronden d
bevolking ten behoeve der suikerkultuur en het contracteer^^
met de dessabevolking voor het teelen en bearbeiden van suike
Il 157—162; T. v. N. I. 1865 I 406—411. — In OcC--
1830 legt Jiij bij kabiuets-missive zijne handelingen ten
aan den minister van koloniën bloot. II 180; T. v.N. I. 186Ö
I 428.
Bij nota van Januari 1831 geeft hij in overweging ter be-
vordering en uitbreiding der indigokultuur schikkingen aan te
gaan met de hoofden en oudsten der dessas voor het teelen van
zaad-indigo en overeenkomsten te treffen met europeesche of
chinee^e ondernemers tot het leveren van indigo. Il 215 — 217;
T. V. N. I. 1865 U 40—42. — Nadat mr. P. Merkus het
f?telspl, dat aan liet voorstel tot uitbreiding der indigokultuur
BTJDRA6RX TOT D£ KKNNIS VAN HET LAND. STELSEL. 429
evenals aan het vroegere omtrent de suikerkultuur ten grondslag
lag en dat het stelsel van bestuur zou zijn ten einde het moeder-
land remises te bezorgen, had bestreden en liet stelsel van
Bafiles en cpmmissarissen-geueraal voorgestaan , zendt v. d. Bosch
onder dagteekening van 8 Maart 1831 eene nieuwe nota aan
den rasid van ludië, om het nieuwe stelsel van bestuur te ver-
dedigea, de beginselen daarvan nader uit een te zetten, de
gepastheid en noodzakelijkheid zijner maatregelen met het' oog
op den toestand van Java en zijne bewoners te doen uitkomen
en de overeenstemming van die maatregelen met de bevelen des
konings in 't licht te stellen. Il %%1—%1%\ T. v. N. 1.1865
II 51 — 98. — Van den Bosch ontwikkelt en handhaaft in eene
derde nota van % April 1831 op nieuw zijne denkbeelden,
nadat Merkus in eene nota v. d, Bosch had beantwoord. II
297—307; T. v. N. I^ 1865 II 116—125.
In zijne nota van 31 Aug. 1831 stelt v. d. Bosch voor onder het
stelsel van kultures ook te begrijpen de thee, zijde, havana-
en manillatabak , kaneel , cocheuielje en katoen. Hij geeft daarin
op de hoeveelheid der onderscheidene producten, die gevorderd
zullen^ worden en onderzoekt of de teelt van die hoeveelheid
mogelijk is en welke pecuuieele middelen daartoe worden gevor-
derd. Hij ontwikkelt verder zijne denkbeelden over uitbreiding
der kultures in verband met de landrente en stelt de oprichting
voor van eene directie voor de kultures. II 324— 350; T. v.
N. I. 1865 n 172—198.
Zijne nota van Januari 1831 waarin hij in overweging geeft
de hoofden voor de helft in geld en voor de helft in land te
betalen en in ieder regentschap eene militie op te richten, ten
einde het aanzien en de macht der hoofden te vermeerderen. II
198—207; T. v. N. I. 1865 II 24—33.
In 1861 deed v. d. Bosch eenereis naar de Preanger-regent-
schappen, Cheribon, Tagal en Bantam; in 1882 reisde hij over
Java en in 1833 bezocht hij andermaal de Preanger -regent-
schappen, Cheribon, Tagal, Pekalongan en Samarang. II 481 —
482; T. V. N. I. 1865 II 335—336.
Hij bestrijdt in eene nota van 25 Mei 1832 de denkbeelden
van Merkus omtrent de kof&ekultuur. Hij wenscht dat al de
aan het gouvernement geleverde koffie, waarover ter kwijting
der aan het moederland verschuldigde betalingen , niet zal worden
beschikt, aan de meestbiedeuden zal wonlen verkocht en dat
voor de betaling aan den Inlander voor het koflSeprodutt een
480 ALPHABETISCH OVERZrClIT
vaste prijs per katti zal worden aangenomen. II 523 — 525; T.
V. N. I. 1865 II 400—403. — Nadat Merkus onder dag-
ieekening van 9 Juni 1832 deze nota van v. d. Bosch had
beantwoord, verdedigt deze laatste in geheime uota^s van 24
Juni en 8 Aug. 1832 nader zijne nieening omtrent de koffic-
kultuur en omtrent de uitbreiding aan het stelsel van knltures
in het algemeen te geven. II 535 — 546 , 547 ; T. v. N. 1. 1865
II 412—422.
Vóór zijn vertrek van Java arresteerde hij eenige bepalingen
ten aanzien van het geldelijk beheer en gaf een omstandig ver-
slag van den staat van zaken toen v. d. Bosch in Indie kwam,
de maatregelen door hem genomen en de resultaten daarvan
verkregen. ÏI 607—612; T. v. N. I. 1865 II 488—492.
Vah den Bosch (toen minister van koloniën) meende uit de
missives van Baud te besfi)eu^n dat deze twijfelde aan de mo-
gelijkheid door het kultuurstelsel de verlangde remises te kunnen
overmaken, waarop van den Bosch, 16 Febr. 1835, te kennen gaf
dat 'reene volledige en ongeveinsde aankleving van het ingevoerde
stelsel van bestuur , een ijverig srtreven om van jaar tot jaar de remises
te doen stijgen, benevens een stipt achtervolgen der nagelaten
instructien en verordeningen van den gouverneur-generaal wordt
gevorderd.'/ Hl 22—24; T. v. N. L 1866 I 482—434.
Boschwezen.
Regeling der blandongdiensten door Raffles in zijne memorie
van 14 Juni 1813. I 84—85; T, v. N. I. 1864 I 218. —
Maatregelen door Rafiles omtrent het beheer der bosschen in
zijne memorie van 11 februari 1814 aangegeven. I 171 — 172;
T. V. N. I. 1864 I 161—162. — Bij resolutie van 5 Decem-
ber 1820 werd opneming en meting der boschgronden bevolen.
XX 106 — 107. — De functien van directeur der bosschen op-
gedragen aan den resident van Kembang. II 75 — 77; T. v.
N. I. 1865 I 196 — 198. — Nadere voorziening door Baud
in 1834 omtrent de djattibosschen wenschelijk geacht. II 679;
T. V. N. I. 1866 I 56. -—De bevolking van Rembangwensch te
den aaukap in de bosschen voor den kleinen scheepsbouw. Il
6b0; T. V. N. I. 1866 I 56.
Bousquet. (Mr. J.)
Zijne nota's betrekkelijk de voorstellen van van den Bosch
tot uitbreiding der indigokultuur , waarbij hij in het algemeen
de denkbeelden van v. d. Bosch ondersteunde, doch verder al?
BIJDRAGEN TOT DK KENNIS VAN HBT LAND. STELSEL. 481
gevoelen te kenuen gaf: aau de ambtenaren geen pereents-
jze belooning van 10 pCt. toe te staan; alvorens deindigo-
:er8 van heerecüensteu vrij te stellen de residenten te hooren
nj de prijsbepaliug in kopergeld steeds daarbij te voegen:
100 dmten op den gulden. TI 218— Sil9, 281-^284; T,
L 1. '1865 II 43—44, 101—104.
Britscb-Indië.
ervormingen in het bestuur door Comwallis aangebracht. I
-310; T. V. N. L 1850 II 331-333. — Als bronnen
inkomsten bestonden daar: landelijke belastingen enmarkt-
^htigheden, op de munt, de posterijen en het zegel;
10—313. T. V. N. I. 1850 II 333—336. — Voordeelen
het daar ingevoerde stelsel van belastingen verkregen. I
-314; T. V. N. I. 1850 H 336—337. — Ovei^emaakte
en naar Engeland in 1731 — 1793. I 354. — Inkomsten
Britsch-Indie in 1814. I 325, 354.
Buitenbezittingen.
aar de finantieele hulpbronnen moesten aangewend worden
iet belang der productie van Java, werd in 1834 het toe-
van gelden voor de bevordering van kultures pp de Bui-
5»ttingen afgeweaea. II 709; T. v. N.1. 1866 1146— 147,
Tius de Gisignies. (Burggraaf du)
►mmissaris-generaal in Indie van 1825—1830. II 98; T.
. I. 1865 I ai6.— Zijn rapport van 1 Mei 1827 omtrent
olonisatie. II 101— 102; T. v. N. 1. 1865 I 218— 219. —
éel van den minister van koloniën en marine , van den raad
state, van den gouv.-gen. van den Bosch en van den direc-
voor de zaken der koloniën J. C. Baud over het kolo-
ieplan. II '183—185; T. v. N. I. 1865 I 431—432. —
jzende 'beschikking op het rapport van du Bus genomen.
86—187; T. v. N. I. 1865 I 433—434.
Capellen. (Gouv.-gen. v. d.)
jne missive van 9 Mei 1820 ter aanbieding aan den mi<-
r en tevens toeliokting van hef 'reglement op de verplich-
n, titdls en rangen der reigenten op Java. II 55^ — 60; T.
r. I. 1865 'I 114 — 119. — Treedt af als gouv. gen. en
t vervangen door den luit. gowv. H. Merkus de Kook. II
98; T. V. N. I. 1865*1 216,
4S2 ALPHABKTISCH OVK&ZICUT.
Cheribon.
Opstaud iu die resideutie ia 1804 teu gevolge der uitsluitxi^iiag
van den radja Kauoman van den troon. I 213, II 229 — 23 <^;
T. V. N. I. 1864 II 283—284, 1865 U 53—54.
Organisatie der üheribondche landen van 2 Febr. en 81 Mtit^ rt
1809. I 34—36; T. v. N. 1. 186i 144—46. — BafflesgiM=ig
in 1813 eeue schikking aan met de overgebleven sultans v^sui
Cheribon. I 61; T. v. N. I. 1864 I 107. — Van 1 Janua^ri
1820 werd de toelage aan de sultfins van Cheribon in geld umi-
betaald, terwijl de landen, aah hen afgestaan, gebracht werd^^n
onder het onmiddellijk beheer van het gouvernement. II 96
96. — In December 1830 hadden in deze residentie onlusti^n
plaats, die vermoedelijk aati de indigf)kultuur moeten worden
toegeschreven. Il 195— 196; T. v. N. L 1865 I 441 — 443.
Merkus meende ook Hat die onlusten gedeeltelijk aan de indig^o-
knltüur riioeten worden toegeschreven. 11224,227,294 — 21^3;
T. V. N. I. 1865 II 48, 51, 113- 114. — Van den Bosch
ontkende dit. II 268—272; T. v. N. I. 1865 II 89—92.—
Resolutie van 26 Juli 1831 omtrent die onlusten , waarin wordt
aangenomen dat de oorzaak daarvan niet aan de indigokultu^i'
is te wijten. II 310— 316; T. v. N. I. 1865 II 127—133.
Bijzonderheden aangaande de dorpsinstellingen in Cheribon-
II 270, III 242; T. v. N. I. 1865 II 90—91, 1866 II 84.7.
Zie ook op het woord Hoofden. — Volgens Crawfurd word^^
in deze residentie de dessahoofden ook door de gemeente g*"
kozen of aangesteld met hare toestemming. I 200; T. v. N- ^*
1864 II 272. — Eegeling en rangschikking van het bestt^'^
en de bevolking eener dessa in Cheribon. III 242; T. v. N- ^'
1866 11347.
Instructie van Crawfurd als speciaal commissaris voor de
voering van het landelijk stelsel in de residentie Cheriboo-
155; T. V. N. I. 1864 II 145—146. — Ten opzichte ^
de resultaten der invoering van het landelijke stelsel in
residentie wordt vermeld dat het de eerste maal vast^_
stelde bedrag der landelijke inkomsten behoorlijk werd beta^*
Dit bedrag werd later aanzienlijk verhoogd , maar overtrof \iO^
verre hetgeen met biDijkheid kon worden geheven. Daa^^"^^^^^^*
volgde eenc vermindèriag tot bijna de helft. Die veranderin^'^^l
waren oorzaak dat het stelsel niet zeer gewaardeerd werd ^
866 — ^370. — In die residentie heeft devoorioopige taxatie ^
het gewas voor den aanslag der landrente alleen plaats wana
njDRAOBM TOT DB KBNNI9 VAX HKT LAND. f^TELSEL. 48S
;ewas nog te velde staat, waarna het gewös niet meer
nag^aau. Hl 57 ; T. v. N. I. 1868 lï 1».
mlingen voor de Cheribonsche landen ten aanzien van het
en gebruik der rijstvelden en de beschikking over het
ct.I 36—49; T. v. N. I. 1864 I 46— 59. Zie verder
nt het landbezit op het woord: Grondbezit.
Hes liet de koffiekultuur in dat gewest aan den vrijen wil
andbouwers over. t 170; T. v. N. I. 1864 II 160. —
msten volgens het verslag van Baud van zijne inspectiereis
134, van de suiker-, indigo-, koffie- en rijstkultuur in
ïsidentie. Il 627—631; T. v. N. I. 1866 I 8—12.
oering der indigokultuur in Cheribon in 1830. Il 152 —
T. V. N. I. 1865 I 402—403. — In 1832 werd be-
in deze residentie eene proef te nemen met het doen
eeren en fabriceeren van indigo door den Javaan. II
-386, 388; T. v. N. I. 1865 II 247, 250. — In 1834
rde de maatregel om de bevolking te belasten niet alleen
iet kultiveeren maar ook het bereiden van indigo , een ge-
hten uitslag. II 629—630; T. v. N. I. 1866 I lÖ.
palingen in 1834 vastgesteld dat de theekultuur in Che-
door vrijwillige arbeiders, tegen het loon gewoonlijk
elijk voor particuliere diensten bedongen, moest worden
ht n 737—738; T. v. N. I. 1866 I 225—226.
jze van afschaiiiiig der heerediensten door Raflles ii^ Cheribon.
; T. V. N. I. 1864 n 145. — In deze residentie werd in 1833
igezeten der hoofdplaats tegen betaling e^neipjaarljijksche som
3 vrijgesteld van alle heerediensten buiten de grenzen zijner
of kampfMig. II 479— 480; T. v. N.. 1.1865 II 334.
ingezetenen der dessa Pedangjan. ontheven van de bqwa;
der gevangenis te Indramayoe. H 103; T, v. N;I. 1865
0. — Aan de levering van boedjangs; uit Cheribon ten
!ve van andere residentiën, die sedert jaren plaats had,
in 1834 een éindé gemaakt. Il Ï16— 320, 633—634;
. N. 1.1865 II 133—136, 1866 I 13—14. —
)evolking der dessa Djatti-pring , die in 1839 weigerde
rriet aan te planten, werd bedreigd met verdeeling harer
elden onder andere dessas; de regeering verklaarde even-
lat der bevolking niet dan bij dringende noodzakelijkheid
sawas mochten worden ontnomen. III 131 — 132; T. v.
. 1866 II 111-.112.
I regent van Bengawkn-Wettan en andere inlafadsche hoofden
#
434 AtPHABBtlSCH otTBEZtOHt
ter zake vaii willekeurige haudeliuge» ontslageu en óp andere
wijze gestraft. IJL 85—86; T. v. N. I. 1805 I £06— 207.
Cliguett. (P. F.)
Aan hem werd bij besluit van 16 April 1886 opgedragen
uit elk regentschap in Cheribon , Tagal en Pekalongan de sawa-
velden van een of twee dessas op te meten. II 758; T. v. N. I.
1866 I ?44— 245. — Zijne in^truct^e. II 759—761; T. v.
N. I. 1866 I 246—247. — Onder dagteekeniug van 13Nov.
1836 bracht hij verslag uit van zijne verrichtingen en bevin-
dingen, waaruit o. a. blijkt da,t de werking van het landelijk,
stelsel zeer ongelijk is, vooral in het oog springende door d
verhouding welke bestaat tusschen den aauslag der laiidren
en het vermoedelijk product , in geldswaarde berekend. In Peka-
longan wordt 28, in Tagal 33 en in Cheribon 12 pCt. van
het product aan landreute opgebracht. Clignett diende een ontwe
van wijziging in het landelijk stelsel in, waarbij hij aanna
eene percentsgewijze betaling voor landreute, die niet zou moge
verhoogd worden zoolang de sawas niet uitgebreid worden e
alleen verminderd in jaren van werkelijk misgewas. 111 45
46; T. V. N. I. 1866 II 1—19.
Cochenieljeteelt. Zie Nopalkultuur.
Commissarissen-generaal.
Geschiedenis der overgave van de O. I. koloniën aan com-
missarissen-generaal door dé Eugelschen. T 252 — 257; T. v.
N. I. 1864 II 340—345. — Rapport van commissarissen-
generaal van 16. Maart 1818 over de resultaten van het lan-
delijk stelsel. I 360—894; T. v. N. I. 1863 U 259— 293. —
Redevoering van den commissaris Elout bij bet nederleggen
van het' bestuur van cotiitnissarissen-géneraal. I 424 — 425; T.
V. N. I. 1864 II 422—423.
Compagnie. (Nec^erlandsche Oost-Indische).
Het stelsel ^r compagnie in vergelijking m^t dat van vrije
kuituur en handel. I 283, 285-^288; T. v. N. I. 1850 II
309—310, 311—314. :— Beantwoording der vi^aag: of de
compagnie gezorgd heeft voor het behoud en de verdediging
onzer iudische bezittingen. I 292—293; T. v. N. I. 1850 II
317 — 318. — Fin^ntiecle toestand der compagnie: Tekort in
1779. I 294; T. v. N. I. 1850 II 319; ooi«akett vai> d^t
tekort I 295-- 296; T. v. N. I. 1850 II 320—321; toe-
BIJDRAGEN TOT DB KEVNXS VAN HET T.AND. STEt.SEL. 435
stand vau 1780—17»!. I 298; T. v. N. I. 1830 II 322—
323. — Katning vao/ ontyangsten an uitgaven door de oom-r
pagoie voor het varen alleen met gehuurde schepen. I 3ö0— 352.
Compagnie (Engelsche O, I.)
Hare geschiedenis I 804—306; T. v. N. l. 1850 II 328—
831. — Regeling van 'slauds inkomsten en territoriale belas-
tingen door Comwallis. I 306-310; T. v. N. I. 1850 II
381—333.
Contracten.
Commissarissen-generaal bepaalden, bij ■ publicatie van 5 Jan.
1819, dat contracten of overeenkomsten individueel met de
Inlanders aangegaan en door den resident geregisteerd moesten
worden. I 408—409; T. v. N. I. 1864 II 408—409. —
Het sluiten van contracten met de inlandsche bevolking
door tusschenkomst der hoofden en oudsten der dessas
voor de teelt en levering van producten werd door van den
Bosch in 1830 voorgesteld. Il 157-162, 165; T. v. N. I.
1865 I 406—411, 413—414; (zie ook II 251; T. v. N. 1.
1865 II 73—74).— J. C. Baud was ook van oordeel dat kei
aangaan van contraoten met Inlanders bet middel was om de
productie van Java te vermeerderen J II 185; T. v. N^l. 1865
I 432. — Merkus meende dat de contracten met de dessa-»
bevolking slechts in naam bestaan, vioodat de arbeid niet bedon-
gen maar gevorderd wordt, terwijl bij het aangaan van con-
tracten individueel met de Inlanders meer jsekerheid is voor vrij-
willige toestemming. 11 221— 222; T. v. N. I. 1865 II 45—
47. — Van den Bosch komt hiertegen op en verdedigt vooral
het sluiten van contracten met hoofden en oudsten der dessas,
in plaats individueel met de Inlanders. II 255 — 268 ; T. v.
N. 1. 1865 II 77-— 8ft. — In eene nieuwe nota komt Merkus
op deze zaak terug en geeft in overweging de voorgenomen uit*
breiding der indigokultuur niet te doen plaats hebben door
middel van contracten : maar ddor invoering van eene wijziging
in de betaling der landrente. II 293—296 ; T. v. N. I. 1865
II 112—114. — In de \orstenlaiideu, werd het sluiten van con-
tracten met de lioofden en oudsten der dessas niet ingevoerd.
II 336 ; T. V. N. I. 1865 II 185. — Bij publicatie van 25 Dec.
1888' werd die van 5 Januari 1819 (waarbij het cóntracteeren indi-
vidueel met elk ingezeten was vborgeschreVen) zoodanig gewijzigd
dat de contracten met de bevolking door tusschenkomst van de
436 Al.PHABETISCH OVEH/tCllT
oudsten eu voornaamsteu der dessas moesten plaats hebbeu.
I 409—410; T. v. N. I. 1864 II 409. — Volgens besluiten
van 1840 en 1841 moesten echter geene overeenkomsten worden
aangegaan, die ten nadeele strekken van 'sgouvemements kul-
tures en moest in twijfelachtige gevallen de directeur der kul-
tures worden geraadpleegd. I 410; T. v. N. I. 1864 II 409 —
410. — Bij besluit van 7 Nov. 1863 werd het sluiten van
oveieenkomsteu iudividueel met bezitters of gebruikers van
gronden weer voorgeschreven. I 410 — 412; T. v. N. I. 1864
II 410-411.
Crawfurd.
Uit zijn rapport omtrent het grondbezit in de Yorstenlandeu
blijkt dat het eigendomsrecht van den grond ontwijfelbaar is
gevestigd in den souverein en dat geen der onder het europeesch
gezag staande klassen van ambtenaren , noch volgens de begin-
selen van het inlandsch bestuur , noch op grond van sedert lang
bestaande voorschriften, is bekleed met eenigerlei erfelijk redit
of privilegie op gronden of ambten en dat integendeel het vor-
deren van die rechten geheel in strijd is met de erkende;grond«-
beginselen van het javaansche bestuur. I 177 — 193; T. v. N. I.
1864 II 251 — 265. — ' In zijn rapport over de residentie
Cheribou komt Crawfiurd tot het besluit jat het recht van pri-
vaateigendom van den grond algemeen erkend is; dat in het
grootste gedeelte van het land de aanspraak van den souverein
op het eigendomsrecht van den grond in de landsinstellingen
niet bekend is^ dat de dorps- en districtshoofden, die in het
algemeen beambten zijn van de inkomsten en de policie, ge-
kozen door de gemeente of met hare toestemming en goedkeu-
ring aangesteld « noch ambteUjk noch erfelijk recht hebben op
den eigendom van den grond ; dat de bebouwers lover het alge-
meen de eigenaren zijn van den grond; dat het recht van den
souverein op een gedeelte van het product van den grond, ten
volle bevestigd en erkend is. II 200; T. v. N. L 1864 II 272.
Daendels. (Maarschalk).
Zijn optreden als gouv. gen. I; 14 T. v. N. I. 1863 II
405. — Zijne instructien. I 14—36; T. v. N. I. 1863 II
406 — 407. — Zijne bijeenkomsten ^ Samarang met 38 regen-
ten. I 17; T. V. N. L 1863 II 408-409.
Dayoeloehoer; zie Banjoemas.
BUDRAOK TOT DE KEXNIS VAV HT!T lAXD. SïtJl.SEL. 437
Dessahoofdeu; zie Hoofden.
üessas aan particulieren (Afschaffing van het mis-
bruik van het verhuren van) Zie Negorijen.
Djabarangka en Karangkobar. (Landen van)
Het landelijk stelsel in die landen werd in Maart 1825 inge-
voerd. 11 91—92; T. V. N. I. 1865 I 211—213.
Djagongkultuur. — Turksche tarwe of maïs.
Opbrengst, kosten en belasting der djagongkultuur in Kadoe,
blijkena de opname der velden in die residentie in 1819. II
18—19; T. V. N. I. 1865 I 80-81.
Dj a kat. — Paditienden.
Opgave omtrent de djakat. I 179—180; T. v. N. L 1864
11 253 (zie ook I 159 III 241; T. v. N. I. 1864 II 149,
1866 II 346). — In 1835 werd besloten geene vergoeding
te geven aan hoofden en priesters in Banjoemas voor het gemis
der djakat van eene uitgestrektheid sawaveldeu , voor de indigo-
kultuur afgezonderd. II 768—769; T. v. N. I. 18661254.—
In 1843 werd bepaald dat de djakat zou blijven eene vrijwillige
betaling of opbrengst en niet meer plaats hebben bij wijze van
directe hefSng door 'slands dienaren, terwijl men zou moeten
zorgen dat het gebruik daarvan gemaakt niet zou afwijken vau
het doel, waarmede zij werd opgebracht. III 132 — 183; T.
V. N. I. 1866 II 158—159.
Djay ang-sekars.
Üaendels richtte, in plaats van de afgeschafte pradjoerits, iu
elke prefecture een corps van 50 tot 100 strikruiters of mare-
chaussee (djayang-sekars) op. I 22; T. v. N, I. 1863 II
413. — In Cheribon werd een corps djayang-sekars van 50
man opgericht om onlusten te voorkomen. II 196, 272; T. v.
N. I. 1865 I 443, II 92. — Plaatsing van djayang-sekars
in de afdeeling Ledok. II 435; T. v. N. I. 1865 U 293.
Djoyo-Kessoemo op Noesa Kembangan.
Bij het optreden van een nieuwen soesoehoenan van Soera-
karta worden vertrouwde hoofden uitgezonden om bloemen vau
dezen boom te plokken. Het verkrijgen van de bloem strekt
tot teeken dat het bestuur van den opgetreden vorst gelukkig
zal zijn. II 438—439; T. v. N. I. 1-865 II 297.
438 Al.^HABtTlsriï OVEKZICHT
D O ra 1 s.
Blijkens zijne nota van 1831 over het grondbezit in Passa-
roean had de grootvader van den toenmaligen regent de beboawde
velden doen meten en verdeelen, waarbij dorpshooWen en ge-
wezen dorpshoofden de meeste velden kregen. Wie velden bezat
kon het recht om ze te bearbeiden niet verliezen dan door ze
niet te bebouwen, de dessa te verlaten, eene misdaad te plegen,
niet aan zijne verplichtingen te voldoen en door willekeur. Ten
opzichte van het bezitrecht deelt hij mede dat vroeger de be-
schikking over de velden zeer willekeurig was, doch dat later
de landbouwers een ander denkbeeld hebben verkregen van hun
recht op de sawavdden, die zij beschouwen als een soort vau
eigendom, wel niet verkoopbaar maar dat kan worden ovei^e-
dragen aan de kinderen. II 288—289; T. v. N. l. 1865 II
107—108.
Dorpsbestuur. (Inrichting van het) Zie Hoofden.
Ëales. (Kolonel.)
Zijn rapport over het recht op den grond in de residentie
Samacang , waaruit blijkt dat individuen uit hun zelven geen uitsliii-
tend recht hebben op den grond, welk recht geacht wordt alleen
in den souverein te zijn gevestigd; dat aan de bevolking woesten
grond ter ontginning gegeven werd, waarvoor zij gedurende
zekeren t^d (niet langer dan drie jaren) vrij van belasting was;
dat de ontgonmeu grond onder geen voorwendsel aan de ont-
ginners kon worden ontnomen dan alleen uit hoofde van wanr
gedrag of vertrek naar elders; dat het récht op den grond bij
erfopvolging overging van vader op zoon. I 199 — 200; ï. v.
N. I. 1864 II 271.
Eerens. (D. ü, de).
Bij kon. besluit van 5 Sept. 1834 benoemd tot luit.-gouv.-
gen. V. N. I. II 773; T. v. N. I. 1866 I 258. — Uen
24sten Febr. 1835 kwam de Eerens te Batavia aan en aan-
vaardde zijne waardigheid 5 Maart 1835.11 773; T. v. N. I.
1866 I 258. — Den 29steu Febr. 1836 aanvaardde hij de
waardigheid van gouv.-gen. II 773 — 774; T. v. N. I. 1866
I 259. — Hij overleed te Buitenzorg 30 Mei 1840. III 99;
T. V. N. I. 1866 II 81.
Eli as. (B. J.)
Benoemd tot directeur der kultures. Il 408; T. v. N. I.
1865 II 269.
BIJDRAGEN TOT DE KKNNiS VkS HKT l.AXO. STE1.SKL. 439
Eltea DJzn, (N. van)
Gaf in 1835 eene wederlegging in het liclit van twee door
de redactie van het Tijdschrift /' De Oosterling // uitgegeven
brochures van Merkus. III 6—9; T. v. N. I. 1866 I 418—
421. — van Elten's geschrift werd beoordeeld in eene nadere
brochure , door de redactie van // De Oosterling // uitgegeven. III
10—11; T. V. N. I. 1866 I 4ai— 422.
Fabrieken.
Bij resolutie van 3 Febr. 1836 werden bepalingen vastgesteld
omtrent de oprichting van fabrieken en neringen in N. I. ,
waarbij o. a. gelast werd dat de nijverheid der ingezetenen zoo
min mogelijk mocht worden belemmerd. II 772; T. v. N. I.
1866 I 257.
Gantang.
Eene inhoudsmaat, waarvan er, voor de rij^t, tien gaan op
een pikol. II 159; T. v. N. I. 1865 I 409.
Geldgebrek.
Geldgebrek op Java tijdens het eerste tijdperk van het bestuui:
van commissarissen-generaal. Zij besloten daarom eerst tot onder-
handschen verkoop, later tot publieke veiling van eenige pro-
ducten, bepaaldelijk koffie. I 267—269; T. v. N. 1. 1864 II
354—356. — Ook later (1818) bestond nog dat geldgebrek,
waarin men toen voorzag door den aanslag der landrente te be-
spoedigen. 1 395—396.
Goelak.
De goelak was de maat, waarbij de koning van Bantam de
peper van zijne onderdanen ontving. Bij dien ontvang gebruikte
men echter willekeurig een veel te groote goelak. I 210 — 211 ;
T. V. N. I. 1864 II 281.
Goeni-zakken.
Doen aanmaken van goeni-zakken door de bevolking der dis-
tricten Sleman en Indramayoe. II 421 — 422; T. v. N. I.
1865 n 281.
Goldman (J. C.)
2ijne nota betrekkelijk de voorstellen van van den Bosch
tot uitbreiding der indigokultuur. II 217 — 218; T. v. N. I.
1865 II 42. — In eene tweede nota over hetzelfde onderwerp
bestrijdt hij het stelsel van vrije kuituur en onbelemmerde be-
440 At.?HABETÏSCH OVERZICHT
schikking over eigendommen en bezittingen. II 278 — £81 ; T.
V. N. I. 1865 II 98—101.
Gomboomen.
Aan het denkbeeld in 1830 bestaande om arabische gom-
boomen naar Java over te voeren, werd, met het oog op de
daaraan verbonden kosten geen gevolg gegeven. Il 402 — 408;
T. V. N. I. 1865 n 268—264.
Goud en zilver.
Raffles was gestemd voor vrijen uitvoer van edel metaal van
Java. I 169; T. v. N. I. 1864 II 159.
Gouverneur-Generaal.
Omschrijving van zijne macht door het opperbestuur in 1829.
Hij zou zijn de vertegenwoordiger des konings in Indie, daar
het hoogste gezag uitoefenen en niet gebonden zijn aan de be-
sluiten van den raad van Indie, daar hij voor alle besluiten
verantwoordelijk zou zijn. Il 809; T. v. N. I. 1865 II 126—
127. — Denkbeelden van van den Bosch omtrent de macht,
die de gouv.-gen. moet bezitten. Hij behoorde geheel onaf-
hankelijk te zijn van den raad van Indie. Aan den raad zou
het dagelijksch beloop der zaken kunnen worden overgelaten,
maar al zijne besluiten zouden aan de bekrachtiging van den
gouv.-gen. moeten worden onderworpen, die bevoegd zou zijn
die te wijzigen. II 855; T. v. N. I. 1865 II 202—208. —
Het maken van aanmerkingen in openbare stukken op de be-
sluiten van den gouverneur-generaal door het ministerie vau
koloniën werd door den gouv. gen. de Eerens minder wensche-
lijk geacht, zoowel omdat men bij het ministerie door het ont-
breken van vele stukken niet geheel op de hoogte is als met het
oog op de waardigheid en positie vau dèn gouv.-gen. III
74—77; T. v. N. I. 1866 II 29—81.
Graaff. (Van de)
Zijn advies in 1823 tot het benoemen van een afzonderlijk
regent voor Probolingo. 11 73—74; T. v. N. I. 1865 I
194—196.
Grondbezit, Grondeigendom.
Volgens het rapport der commissie van 11 November 1802
komt de beschikking over den groud toe aan den vorst of regent
en zou het verleenen van grondeigendom nadeelig kunnen zijn
voor het lot van Java. I 6—8; T. v. N. I. 1868 II 398—899.
BIJDRAGEN TOT DE KENNIS VAN HET LAND. STELSEL. 441
Daendels zegt dat landeigendom onder de Javanen nimmer
bekend is geweest. I 16; T. v. N. 1. 1863 II 408. — De
instructie omtrent de padikultuur in de cheribonsche landen
wijst den individueelen landbouwer aan als eigenaar of bezitter
van den grond. I 42; T. v. N. I. 1864 I 52.
N. Engelhard verklaart in zijn geschrift tegen het werk van
Daendels dat in de Preanger de sawavelden het eigendom zijn
van den Javaan, maar dat de toestand op Java's Noord-Oost-
kust geheel anders is, waar de beplante velden, met uitzonde-
ring van vruchtboomen, aan den heer van de landen behooren.
I 49—50; T. v. N. I. 1864 T 59.
Raflles is in zijne memorie van 14 Juni 1813 en van 11
Tebr. 1814 van oordeel dat het recht van eigendom van den
grond in den vorst gevestigd is. I 69 — 73, 148; T. v. N. I.
1864 I 204—208, II 138—139. — Wanneer in de oostelijke
residentien gronden werden toegekend aan den adel of de amb-
tenaren , dan — aldus verklaarde Bailles — volgde daaruit nog
niet dat de begiftigden op die gronden woonden óf op de kul-
tivatie toezicht hielden. Zij beschouwden zich enkel als recht-
hebbenden op dat gedeelte van den oogst, dat de landbouwer
gewoon was aan zijn superieiir te geven. I 175 — 177; T. v.
N. I. 1864 II 249—251. — Raffles zet het verschil tusschen
het grondbezit in oostelijk en westelijk Java uiteen. De be-
trekkelijke bestendigheid van bezit in het westen moet voorna-
melijk worflen toegesclireveu aan den toestand van de bevol-
king en van den landbouw. I 201; T. v. N. I. 1864 II
272 — 273. — Naar aanleiding van de gedane onderzoekin-
gen en ingeleverde rapporten acht RaiHes het duidelijk dat de
jaarlijksche veranderingen onder de bebouwers van de sawa-
velden eerder moeten worden toegeschreven aan de vorderingen
van het europeesch gouvernement en aan de op diens last voort-
durend gedane toewijzingen van gronden, ter betaling van alle
soorten van dienst, dan aan eeuig oud landsgebruik. Als alge-
meen beginsel kan, naar zijn oordeel, worden aangenomen dat
de oorspronkelijke bebouwers geacht worden in H bezit der gron-
den te zijn gebleven. I 215—216; T. v. N. I. 1864 II
286—287.
De schrijver der brochure: //Blik op het bestuur van van
den Bosch // zegt : dat liet eigendomsrecht van den vorst in Indië
op den grond bestaat in de macht om van de voortbrengselen
van den bebouwden grond een zeker aandeel te heffen doch
442 A1.?HAB£T1SC1[ OYEKZICHX
nimmer om over dien grond te besdiikkeii. Het recht van (K ^n
landbouwer op het ontgonnen en bebouwde land is van reëel ^^
aard en wordt nimmer zonder wettige redenen geschonden ^f
aangerand. 1 187—188; T. v. N. T. 1864 II £60.
De commissie voor de opneming der suikerfabrieken op Jif^^
zegt in haar rapport van September 1857: dat hoezeer, nt ^
uitzondering van de resideutieu Probolingo en Bezoeki en ocr^'^
de Soendasche landstreken geen individueel landbezit, ten aa
zien der rijstvelden, ouder de opgezetenen bekend is, toch
sawas zooveel mogelijk in het bezit van dezelfde personen blijv^^^
en men overal het gebruik vindt dat de zoon treedt in c— ^^
rechten zijns vaders. ï 494; T. v. N. I. 1864 II 404— 40^&-
Du Bus verklaarde in zijn kolonisatieplan dat het iudiv ^^
dueel landbezit het eenige is dat in staat is eene krachtige i
spanning van den arbeid op te wekken. II 102; T. v. N.
1865 I 219.
De meening van Raiiles dat de grond den vorst toebehoo
verklaart van den Bosch eene onwaarheid. Deze zegt dat
de grond duurzaam werd aanvaard en bebouwd , die het bijzond
eigendom werd 5f van een markgeuootschap, bfvan een bijzohd
persoon , veelal met het volle recht om bf het bezit , bf h
vruchtgebruik daarvan te verkoopeu of te verhuren , te verlate
zelf te bearbeiden of te doen bearbeiden. Ni^nand kon van zij
wettig techt , anders dan bij de adat was voorgeschreven , word
ontzet. II 287— 2S8, 304; T. v. N. 1.18651160—61,12
Baud verklaarde in 1844 dat er in West-Java een erke
eigendomsrecht der sawas bestaat. III 139; T. v. N. I. 1865^-
TI 119.
Potter meende in 1845 dat volgens de begrippen van d
Inlander uit eene eerste ontginning geen recht van eigendom
den alzoo ontgonnen grond voortvloeide. III 148; T. v. N.
1866 II 127.
Schiff bericht in zijne nota van 1852 dat door verloop va -^^
tijd het recht, dat hij, die een stuk woest land ontgint, h
zoolang mag behouden als hij de verschuldigde bdasting betaalt -
in de streken beoosten de Soendadistricten meerendeels verdwen
is. Alleen in Bafntam bestaat het. III 317; T. v. N. T. 1866 Tt
485—436.
Van Noord Borski beweert in zijne n>emorie van 1847 da
het recht van individueelen eigendom op den grond in princi
bij den Javaan niet bekend is en dat de grond moet beschonwcE^
t
I
BIJDRAGEN TOT l)£ KENNIS VAN HET LAND. STELSEL. 443
worden als de eigeudom vau deu vorst. lil 235; T. v. N. I.
1866 II 341.
Grondbezit in Bantam. Blijkens liet rapport van majoor Yüle
was door de gewoonte om stukken grond aan de verschillende
takken der vorstelijke familie en aan andere hoofden en gun-
stelingen van het hof af te staan , een zeer klein gedeelte over-
gebleven, waarop niet de een of ander aanspraak heeft; de
poesakka's aan de betrekkingen van deu sultan afgestaan,
werden als werkelijken eigendom beschouwd , die aan de hoofden
gegeven, keerden bij overlijden van het Iioofd aan de kroon
terug. De bezitters der poesakkagronden waren zelden de ge-
bruikers. De gronden werden verhuurd, doch niet voor vasten
tijd en de huur kon naar willekeur worden opgezegd, l 208 —
21 1 ; T. V. N. I. 1864 11 280—282. — In deze residentie bestaat
de gewoonte dat wanneer aldaar een grondbezitter uit armoede
zijn veld verlaat en een ander het wil laten bewerken door middel
van huurlingen, die ander verplicht is den oorspronkelijken
ontginner of zijn erfgenaam en geen derde in dienst te nemen
en hem tegen het overeengekomen loon dat veld te laten be-
bouwen. III 817; T. V. N. 1. 1866 II 436. — Van Noord
Borski beschouwt het individueel bezit in Bantam eene af-
wijking, door tijd en adat veroorzaakt. III 235 — 286; T. v.
N. I. 1866 II 341.
Landbezit op Bawean, De regent en verdere hoofden zijn
slechts in 't bezit van [ der bebouwde gronden. De geringe
man op Bawean heeft een landbezit zooals wellicht nergens op
Java. De velden op Bawean vervallen, bij overlijden, van den
vader aan de kinderen , die ze onder elkander verdeden , koopen
en verkoopen. II 93; T. v. N. I. 1865 I 213.
In Bezoeki^ Pauaroekan en Probolingo komt, blijkens het
rapport van Hopkins, aan den tegen woordigen bezitter een zeker
recht op den grond toe. Hij blijft daarvan in het bezit zoolang
hij de gronden met zorg bebouwt en de door het gouvernement
gevorderde billijke schattingen betaalt. I 193 — 195; T. v. N. I.
1864 II 265—268. — Nadat door den assistent-resident
van Probolingo, v. Herwerden, in 1842 het denkbeeld
daartoe reeds was geopperd, werd in 1845 het voorstel gedaan
in de regentschappen van Bezoeki en Probolingo, met ver-
nietiging van het daar bestaande individueel grondbezit, voortaan
de gronden onder de bevolking te verdeelen en dus alle gronden
als gemeente-gronden aan te merken. De inspecteur van kuiture?
444 Al.PHABETISCU OVERZICHT
de Muunick had daartegen bezwaar o. a. omdat het iudividueel
bezit een erkend recht was, daar ten tijde van den resident de
Bruin Prince eigendomsbewijzen zijn afgegeven. Het veranderen
van het individueel 'in gemeenschappelijk bezit zou dan ook
moeten geschieden met erkenning der rechten van de tegen-
woordige bezitters , dus met schadeloosstelling. De heer van Hér-
werden, toen resident van Madioen , omtrent deze aangelegenheid
gehoord, verklaarde in Nov. 1845 ofschoon in het algemeen voor
eene verdeeling der velden gestemd, dat een onpartijdig onderzoek
naar den oorsprong van de gronden , waarop het landbezit rust , noo-
dig is. Den resident van Bezoeki werd daarop het doen van een volle-
dig onderzoek omtrent deze aangelegenheid opgedragen , die ver-
klaarde dat het individueel grondbezit strijdig is met beginselen
van recht en billijkheid, zoodat het eene weldaad zou zijn wanneer
daaraan een einde werd gemaakt. Daar dit oordeel oppervlak-
kig werd beschouwd, werd een nieuw onderzoek bevolen, waarbij
de wenschelijkheid werd betoogd den bestaanden toestand te
handhaven. IH 144—162; T. v. N. 1. 1866 II 123—140.
Crawfurd kwam in zijn rapport over de residentie CAeribon
tot het besluit dat het recht van privaateigendom van den grond
algemeen erkend is; dat in het grootste gedeelte van het land
de aanspraak van den souverein op het eigendomsrecht van den
grond in de landsinstellingen niet bekend is; dat de dorps- en
districtshoofden noch ambtelijk noch erfelijk recht hebbeu op
den eigendom van den grond; dat de bebouwers over het alge-
meen de eigenaren zijn van den grond. II 200; T. v. N. I.
186Jj II 272. — Volgens het rapport van Lawick van Pabst
en Rothenbuler heeft elk regentschap en dessa in Cheribon zijn
eigen gronden; de dorpen en gronden te zamen zijn evenwel
den beweerden eigendom van de hoofden of van de betrekkingen
of gunstelingen van de sultans , die daarover kunnen beschikken,
behoudens eene uitzondering , ten aanzien van dat deel , hetwelk
aan de lagere volksklasse is toegekend. II 212 — 214; T. v.
N. I. 1864 II 282—285. — In 1833 werd het individueel
grondbezit in het district Gregesik-Lor vernietigd door den toen-
maligen regent, die alle registers en eigendomsbewijzen van
dessahoofden en landbouwers in dat district invorderde en liet»
verbranden. III 94; T. v. N. I. 1866 II 47. — Mededee-
lingen omtrent het bezit en het gebruik der rijstvelden en de
beschikking over het daarvan verkregen product. I 36 — 49 ; T.
V. N. I. 1864 I 46—59.
BIJDRAGEN Tüï DB KENNIS VAN HET LAND. STEI.SEIi. 446
Toen j men in de residentie Kadve de indigokultuur op de
sanravelden wilde invoeren, kwamen de sawahouders daarover
klagen als over eene inbreuk op hunne rechten. 111 141; T.
V. J>J^. I. 1866 II 120. — De directeur der kultures verklaarde
in -1845 dat het hem niet bekend was dat in Kadoe grondbe-
zit bestond; de hoofden werden in zeker opzicht als huurders
der dessas beschouwd. III 142; T. v. N. I. 1866 II 121.
Volgens het rapport van Jourdan over Poêsaroean bestaat er
tussohen den souverein en den landbouwer geen intermediair
eigeixdomsrecbt. Eene gemotiveerde verklaring van de rechten
van den landbouwer zal leiden tot bevordering van het geluk
en de industrie van het volk. I 223. T. v. N. I. 1864 II
^^^. — Blijkens de nota van Domis van 1831 had de groot-
vader van den toenmaligen regent in Passaroean de bebouwde
^^*^en doen meten en verdeelen, waarbij dorpshoofden en ge-
^©55^:11 dorpshoofden de meeste velden kregen. Wie velden bezat kon
"^^ recht om ze te bearbeiden niet verliezen dan door ze niet
^^ V)ebouwen, de dessa te verlaten, eene misdaad te plegen,
^i^t aan zijne verplichtingen te voldoen en door willekeur. Vroe-
8^** was de beschikking over de velden zeer willekeurig, doch
^^^^ir kregen de landbouwers een ander denkbeeld van hun recht
^t^ de sawavelden, die zij beschouwen als een soort van eigen-
^^**i , wel niet verkoopbaar, maar vatbaar om te worden over-
S^^iiragen aan de kinderen. IT 288—289; T. v. N. [. 1865 II
lor ^108.
ï ïi de . Preanger-regenUchappen worden de gronden beschouwd
o^hooren aan dorpen of individuen. Alle onbebouwde gronden
en toegekend aan dessas of dorpen , zekere aandeelen in de
<iuwde gnmden of sawavelden aan de individuen. Deze meenen
^^*:^wel een onbetwistbaar recht te hebben op alle vruchtbooraen
^iri-planten , in of nabij hunne kampongs of dessas. I 212,
^X<^. rp ^ j^ ^ jg^4 11.283, 284.
^^geling van het apanage-grondbezit der hoofden in Probolingo
^^ Januari en Mei 1857. III 162—164; T. v. N. 1.186611
^^0_142.
^ ^Qlijkens het rapport van kolonel £ales hebben in de resi-
ie Samanifig de individuen uit hen zelven geen uitsluitend
t op den grond, dat geacht wordt alleen in den souverein
yjjn gevestigd. Aan de bevolking wordt woeste grond ter
- ^^^müng gegeven, waarvoor zij gedurende niet langer dan drie
^*"^u vrij van belasting is. De ontgonnen grond kan onder geen
446 A1.PHABETIS0H O VEEZICHT
voorwendsel aan de ontginners worden ontnomen dan alleen uit
hoofde van wangedrag of vertrek naar elders. Het recht op den
grond gaat bij erfopvolging over van vader op zoon. l 199 —
200; T. V. N. I. 1864. II 271. — In zijn rapport over het
landbezit in Samarang verklaart Knop dat de Javaan van mee-
ning is dat de grond den souvereiu toebehoort. De rijstvelden
in die residentie beliooren Ivet eeiie jaar aan dezen , het volgende
aan een ander ingezeten. De Javaan, die de gagas (gronden waarop
de berg- of drooge rijst verbouwd wordt) zuivert van de boom-
wortels, struikgewassen enz. en eeue wildernis geschikt maakt
voor kuituur , beschouwt zichzelven als eigenaar van die grosden.
Niettemin heeft de Javaan geen werkelijk begrip van eigendom:
de adat gaat voor wet door en daarom worden alle genomen
beschikkingen y niet met de adat in strijd, als wettig beschouwd.
T 214—215; T. v. N. I. 1864 IF 285—286.
Kolonel Adams verklaart in zijn rap{)ort over de residentie
Soerabaya dat hij nooit eeuige reden heeft gehad om er aan t«
twijfelen dat hef stelsel der Muzelmannen, om alle gronden al.
den eigendom van den vorst te beschouwen, bij de inboorlingec
is aangenomen , ofschoon men omtrent het landbezit zeer m hei
onzekere vericeert door onvolkomen kennis der taal en het onU
breken van goede boeken en oorkonden die over die zaak liclc
kunnen verspreiden. Er zijn echter in die residentie individuen
die een recht van preferentie bezitten in het kiezen van bijzonder-
stukken grond, ontleend aan het langdurig bezit of aan d^
omstandigheid dat zij de oorspronkelijke ontginners en -bewoner:
van den grond of de afstammelingen van dezen zijn. I 204
T. V. N. I. 1864 II 275—276.
Bij de verdeeling der velden in l'a^al worden, indien d-
bevolking te groot is voor de uitgestrektheid der velden, di
van andere dessas, welke te veel velden en te weinig man-
schappen bevatten, gebezigd om onder de bewoners van de ui^
te weinig landerijen bestaande dessas te worden verdeeld. Aan
vankelijk hebben commissarissen-generaal deze wijze van ver
deeling niet goedgekeurd , maar die toch later (zie art. 1 5 Staats-
blad 1819, n«. 5) aangenomen. I 370—371; T v. N. 1. 186?
II 269—270.
In zijne memorie van 14 Juni 1813 over het landelijk stelsc^
verklaart Raffles dat in de ForHenlanden de pangerans en tom-
mengongs van den vorst eeue gift in land ontvangen, waarbij
te gelijk de beschikking over de bevolking van dat land word'
BIJDRAGEN TOT Dfi KEXNÏS VAX HET LAND. STELSEL. 447
geschonken . Het geschoukeu laud kaa echter naar welgevallen
worden teniggenoineu en is in geen geval erfelijk. Daaruit blijkt
ze^t KaiHes , dat het recht van eigendom van den grond in den
voj«t gevestigd is. I 70; T. v. N. I. 1864 I 204—205. —
Uit het rapport van Crawfnrd omtrent bet grondbezit in de
ATorstealanden blijkt dat het eigendomsrecht van den grond on-
t^<^ijfe]b8ar is gevestigd in den souverein en dat geen der onder
h^ti europeesch gezag staande klassen van ambtenaren, noch
volgens de beginselen van het inlandsch bestuur , noch op grond
y^kxx sedert lang bestaande voorschriften , is bekleed met eenigerlei
«f^Blijk recht of privilegie op gronden of ambten en dat inte-
gendeel het vorderen van die rechten geheel in strijd is met de
^ï'fc^mde grondbeginselen van het javaausche bestuur. I 177 —
1 »3 ; T. V. N. I. 1864 II 251—265.
ff €t ontnemen van gronden aan de bevolking werd in 1840
"^sciliouwd als een zeer strenge maatregel , waartoe niet dan bij
^^^Ist^rekte en dringende noodzakelijkheid moet en kan worden
^^^^«egaan. III 131—1^2; T. v. N. I. 186611111—112.—
^^•xi. Sevenhoven stelde in zijne memorie van 1840 voor aan
^^ Javanen op aanvraag en tegen betaling in eigendom af te
^^^-^^ de erven, waarop hunne woningen in de dessas gelegen
^Vï^x^ Hij verwachtte daarvan eene groote verbetering van
^^ lot van den Javaan in zijn bijzonder leven, maar ver-
^^^litte daarvan ook groot nut voor de algemeene aangelegen-
, inzonderheid voor de policie. Uit een finantieel oogpunt
die raak ook zeer aan te bevelen. III 100 — 107; T. v. N. I.
^_ ^^6 II 88 — 89. — Baud had, volgens zijn advies aan den
'^Xing omtrent deze memorie, geen bezwaar tegen de zaak,
. ^-^r wees er op dat reeds vroeger vergunning was gegeven tot
*^^ verkoopen van kleine stukken grond , waarvan door Javanen
c weinig gebruik was gemaakt. Hij gaf daarom in overweging
meer algemeen bekend maken der bestaande gel^nheid,
'•xder den maatregel aan de Javanen op te dringen of de onaf-
'^^Xkelijkheid der Javaausche dorpsbesturen aan te randen. III
^^7—108, 110—112; T. v. N. I. 1866 II 89, 91—93.
^geling van den grondeigendom en de daarvoor verschul-
digde belasting iu Britseh-Indië , daarin bestaande dat een recht
'^'^ti eigendom op den grond aan de zemindars werd toegekend,
^ie een onveranderlijk bedrag van lasten verschuldigd waren.
1 307; T. V. N. I. 1850 II 381.
448 ALPHABEÏISCH ÜVBEZICHT
Gronden.
In 1831 werd door W. Scheffer te Enkhuizen voorgesteld
de aan het gouvernement behoorende gronden op Java aan Hol-
landers te verkoopen, welk voorstel werd afgewezen. II 198 —
195; T. V. N. I. 1865 I 440— 441. — In datzelfde jaar werf,
naar aanleiding van een verzoek van een Chinees om aan hem
in eigendom af te staan aangespoelden , grond in Soerabaya, be-
paald dat aangespoelde grond en gedeeltelijk bebouwde gronden
zooveel mogelijk aan de belastingen moesteil worden onder-
worpen. II 418; T. V. N. I. 1865 II 278. — In December
1846 werd bepaald dat verhuur en afstand van gronden niet
behoort plaats te hebben zonder vooraf verkregen vei^unning
van het gouvernement. III 165—167; T. v. N. I. 1866 II
143_145.
Onderzoek in 1835 opgedragen aan den heer Diard naar de
gesteldheid der gronden in de verschillende residenties van Java.
II 746; T. V. N. I. 1866 I 233— i34.
Zie hierbij ook op het woord Landerijen.
Haan Pzn. (P. de)
Overzicht van zijn in 1829 uitgegeven werk: '/Schetsen aan-
gaande de landelijke administratie van Java// II 104 — 106;
T. V. N. 1. 1865 I 221—223.
Handel.
Verslag der commissie van 11 Nov. 1802 omtrent de wijze
van handeldrijven op de O. I bezittingen. I 5 — 13;T. v. N. 1.
1863 II 397 — 404. — Beschouwingen van Muntinghe over de
eigenschappen I en verdiensten van den handel. I 315 — 318; T.
V. N. I. 1851 I 2 — 5. — Toestand van den particulieren handel
in Indië in 1795. I 317; T. v. N. I. 1851 I 3.
Handel ra aatschapp ij. (Nederlandsche).
In 1830 werd met de factorij overeengekomen dat het gou-
vernement aan de maatschappij jaarlijks een zeker getal ponden
indigo en pikols suiker tegen bepaalden prijs zou leveren. II
154;* T. V. N. I. 1865 I 403—404.
Naar het oordeel van v. d. Bosch moest door middel van
de handelmaatschappij Nederland voorzien op Java in de be-
hoefte aan fabrikaten, waartegenover dit lichaam zoodanige pro-
ducten moet ontvangen als op J^va door het gouvernement
worden voortgebracht, IT 537; T, v. N. I. 1S65 II 414. —
BIJBRAGEX TOt DE KEXNtS VAV TtBT t.A?^D. STEl.SEL. 449
NeLjjL den Bosch was van oordeel dat het zenden van lijnwaden
door de handelmaatschappij naar Indie, volgens de met haar
aaTxgegane overeenkomsten, nadeel voor het gonvemement ople-
verde, daar het de maatschappij tegen verliezen heeft gewaar-
borgd, eerst tot 12[, later tot 6 pCt. iri 39—4»; T. v. N.
T. 1866 T 448—451.
Tn Nov. 1835 werd met dit haudelslichaam een contract ge-
sloten wegens de jaarlijksche consignatie van producten tot een
f?eldawaaWig bedrag van 18 millioen. ITI 24:T.v. N.T. 1866
I 434 — 435. — Van den Bosch had in Dec. 1837 bezwaar
tegen de opofferingen die het gouvernement zich voor het over-
n^akeii der producten, door middel van de handelmaatschappij,
Dioest getroosten. III 29—30; T. v. N. I. 1866 I 439—440.
— Hooge provisie aan dit handelslichaam voor den verkoop
vau Preanger-koffie. II 777; T. v. N. I. 1866 I 262. —
"öantieele moeilijkheden tusschen Ae regeering en de handel-
n^3Atschappij , daar deze laatste beweerde meer geld te vorde-
^^ te hebben dan uit Indie was opgegeven. III 38 — 39; T. v.
^- I. 1866 I 448.
H as s el man. (J. J.)
^otas in 1846 ingediend omtrent de kwijting der landrente
^^ «.ïbeid en in geld. Uit zijne eerste nota blijkt dat in 1832
"^ l^evolking werd verplicht de landrente in stede in geld in
*^^>^id op te brengen, met welke verandering de bevolking zeer
'^'^ï'^den was en die ook zeer gunstige resultaten opleverde. De
P^'^diictie breidde zich uit , het rendement der amfioen-verpachtin-
^^'^ steeg trapsgewijze , terwijl ook bevolking en vee aanmerkelijk
^^^^ï^amen. De meening van sommigen dat het stelsel om de
^'^^xente in arbeid te kwijten, gebrekkig of onbillijk werkt,
^'^t; hij daarom niet aannemelijk. In zijne tweede nota deelt
*^ zijn bezwaar mede tegen het opdragen der bij besluit van
^uni 1844 bevolen opneming en meting van Java aan con-
^-^l^urs. Ofschoon ouder de controleurs eenige ijverige en ervaren
'^«neu worden aangetroffen , zijn er toch ook zeer onbedrevene
>^r, die voor die taak niet berekend zijn. Hij verlangde
^'om de benoeming van eene commissie, die het werk der
^^^ ^ming zou nagaan en daarin eenheid brengen. III 225 — 232.
Heerediensten,
^^ffles wijst in zijne nvemorie van 14 Juni 1813 op het
^ «el der heerediensten. I 69; T. v. N, 1. 1864 1205— 204.—
450 AT.PHABKTtSCH OVKBZICHT
Hij verlangde afschafTmg vaii alle gedwongen levering van pro-
ducten en van alle heerediensten. I 74 — 75; T. v. N. 1.1864
I 209^ — 210. — Muntinghe vereenigde zich hiermede. I 9S;
T. V N. I. 1864 I 273, — Hij geloofde echter datdeheere.
diensten aan de hoofikn niet aijn te beletten. I 96; T. v. N. I.
1864 I 276. — In de proclamatie van Hafles van 15 Octobei
1813 werd verklaard dat het stelsel van dien^tplichtigheid en
gedwongen leveringen over het geheele eiland is afgeschaft , met
mtzondering in de Bataviasche en Preanger-regéutschappeu > waar
wijzigingen in de bestaande verordeningen zijn gebracht. 1 100;
T. V. N. I. 1864 I 279. — In zijne memorie van 11 Februari
1814 betoogde hij nader de nadeelen der heeredieusten. 1149 —
150; T. V. N, I. 1864 H 139—140.
Yan den Bosch wenschte blijkens zijne memorie van Juli
1830, dat een koelie-etablissement in iedere residentie zou
worden opgericht , waarbij aangenomen zou worden het noodige
aantal menschen voor de transporten, het maken der wegen
benevens den fabriekarbeid , onder voorwaarde vau het ver-
schaften aan ieder hunner van een halve jonk rijstveld , vrij van
landrente, waardoor alle andere dorpsbewoners vrij zouden zijn
van die soort van arbeid. II 159; T. v. N. I. 18651408.—
In Fekalongan werd in 1834 het koelie-etablissement inge-
trokken en de heerediensten ten laste djer bevolking in het al-
gemeen gebracht. II 643—644; T. v. N. I. 1866 I 23.
Van den Bosch wilde de bevolking, die zich yoor de teelt
van indigo verbond, vrijstellen van heerediensten. II 216;
T. V. N. I. 1865 n 41. — Zoowel Goldman en Bousquet
als mr. P. Merkus vonden dit onrechtvaardig tegenover het
overige deel der bevolking, zoodat dit zou behooren te worden
te gemoet gekomen. II 217, 218, 227; T. v. N. I. 1865 If
42, 43, 51. — Van den Bosch kon niet treden in het denk-
beeld van Ooldman, Bousquet en Merkus en kondigde een
voorstel aan om bij uitbreiding der kultures de diensten aan
wegen en bruggen te doen verrichten tegen genot van rentvrije
rijstvelden. U 277—278; T. v. N. I. 1865 U 98.
De directeur der kultures stelde in 1832 voor de heere-
diensten door vaste daarvoor schadeloos te stellen koelies te
doen verrichten. II 478—479 ; T. v. N. 1. 1865 U 333—334.
Verbod in 1834 uitgevaardigd tegen het onwettig vorderen
van leverantien en diensten van ócm Inlander. II 7oO — 752;
T. V. N. I. 186e I 338—239. — In 1838 werd aan de in-
BIJDRAGEN TOT DE KKNNlS VAV MRT l.AND. STELSEL. 451
specteurs der kultures aanbevolen te onderzoeken in hoever de
•^1 bepalingen i^f^n het onwettig vorderen vaa diensten of lev«ns-
^ I behoeften van den Inlander worden gehandhaafd. III 87 — 88 ;
T. ?. N. I. 1866 n 40—41. — In 1836 werd een onderzoek
»^" bevolen naar aïle verplichte diensten welke , behalve de kultuiu-
diensten, door de bevolking moeten worden verricht. II 763;
T. V. N. I.. 1866 I 249. — Door Baud werd bij resolatie
vaa 23 Februari 1836 eene algeineene regeling der heerediensten
beproefd. U 763-764; T. v. N. I. 1866 I 249—250. —Ter
^*^'| uitvoering dezer resolutie werd in October 1838 bepaald, daar
de directeur van kuitures op de moeilijkheden had gewezen om
^ue algemeene regeling tot stand te brengen, dat die rege-
ling op zoodanige wijsae zou plaats hebben als ter bereiking
^^ raa het vooi^estelde doel, naar gelang der omstandigheden
CQ plaatselijke gesteldheden, het meest doelmatig zal voor-
af iomen.m 88—89, T. v. N. I. 1866 II 41—42. — Zonder
^n of meer residentien tot veld van onderzoeking en rege-
ling te kieaen, bood de directeur van kultures in Maart 1840
san eene ontwerp-regeling der heerediensten met modelstaat,
''^aarin opgegeven werd: 1° wie tot heerediensten verplicht zijn ;
2* wat door heerediensten verstaan wbrdt; 3*^. benaming en
^erdeeling der onderscheidene bij het gouvernement erkende
ieerediensten. lU 113—118; T. v. N. I. 1866 1194—99.—
1^ gouv.- generaal had bezwaar tegen die ontwerp-regeling en ver-
langde bepaaldelijk vooraf een nauwkeurig en met oordeel ingesteld
^ïiderzoek in een of twee residentien. III 119 — 120; T. v. N.
ï- 1866 II 100. — Van Sevenhoven stelde, ten einde dö
l^eeredieosteu te verminderen, in Mei 1840 in eene memorie
"® oprichting voor van tr^sport-etablissementen in alle resi-
^^itien, waarvan de uigaven zouden bestreden worden döor
®^**e opbrengst in geld van de heeredienstplichtigen. III 112;
' V. N. I. 1866 U 93. — De heeredienstplichtigheid bepaalde
5*^** , zooals o. a. blijkt uit eene missive van den resident van
^^ï'abaya van 1863, niet enkel tot de grondbezitters, maar
.^'^ite zich ook tot de geheele bevolking uit. II 243; T. v.
^^- 1. 1865 U 65—66.
V^an der Poel gaf bij zijne memorie van 1849 over de her-
ring van het landelijk stelsel, een ontwerj) tot regeling der
^ediensten , waarbij als beginsel werd aangenomen : afschafi&ng
alle diensten, onder d& benaming van heerediensten, welke
dusver aan de inlandsche bevolking opgelegd zijn zonder
452 AT.'PHABTÏTlSCrt OVEKZtCHT
betaling , waartegen alle ingezetenen van Java , geen Europeai
of hunne a&tammelingeu en niet uitdrukkelijk vrijgesteld zijnde
de vrijgestelden worden aangewezen — onderworpen zou<
worden aan het verrichten van verplichte diensten, somm
zonder ander met betaling. Onder de verplichte diensten zon
betaling zouden behooren: het aanleggen en onderhouden ^
den grooten postweg , het doen van wachten . het bewaken '
gevangenissen, gouvernementsgebouwen in de districten en ]
sangrahans , nachtwachten bij de ambtenaren in de binnenland
het onderhouden van reeds bestaande waterleidingen en damii
en het overbrengen der landrente uit de dorpen tot op
hoofdplaats van het district. Onder de verplichte diensten Ie
betaling zouden behooren: het kappen en vervoeren van h
tot bouw of reparatie van bruggen en gouvemements-gebouw
het verstrekken van werkvolk daartoe benoodigd , het verstrekl
Van volk tot het graven van kanalen en aanleggen van damm
het overbrengen der landrente van de hoofdplaatsen der <
tricten tot in 's lands kas , het begeleiden van gevangenen ,
overbrengen van 's lands goederen en gelden en van de goede
en des noodig ook , der personen van alle ambtenaren en m
taire reizigers, het bewaken van den gladak. III 302 — 31
T. V. N. I. 1866 II 422—430.
Onderscheidene bepalingen in 1837 — 1839 genomen omtr
de heerediensten aan de vestingwerken op Java. III 89 — i
T. V. N. I. 1866 II 43—45.
Bij besluit van 6 Juni 1835 werd bepaald dat drie midj
dessas in Banjoemas zouden worden begrepen in de verplicht
tot het verrichten van gouvemements-transporten en and
diensten van dien aard. II 761-r762; T. v. N. I. 186(
247—248. — Bij besluit van 24 Mei 1836 werd bepaald
omtrent de perdikau- en midjin-dessas , die men voorgest
had met de overige dessas gelijk te stellen , geene verandering
zullen worden gemaakt , maar dat die instelling ten stipste m
worden geëerbiedigd. U 762—763 ; T. v. N. 1. 1 866 1 248—2-
In 1835 bleek het dat in Bagelen/3. — 'smaands aan(
wedono werd betaald om van de heerediensten bevrijd te wez
II 763; T. V. N. I. 1866 I 249. — De bevolking in Bageh
met den aanplant van djattiboomen belast, in 1838 bevrijde
heerediensteu III 88; T. v, N. I. 1866 II 41.
Wijze van afschaffing der heerediensten door Raffles in Cl
i-ibon. I 155; T. V N. I. 1864 II 145. — InCheribon we
\
BIJDRAGEN TOT DE KKNNIS VAN* HLl t.AXD. STELSEL. 453
iii 1833 elk ingezèteu der hoofdplaats tegen betaling eenerj aar-
lijksche som van /3. — vrijgesteld van alle heeredieusten buiten
de grenzen zijner dessa of kampong. II 479 — 480; T. v. N.
1. 18ö5 n 334.
In Jan. 1831 werd de bevolking van eenige dessas in Japara
en Joanna, welke gecontracteerd hadden voor de levering van
koelies ten behoeve der snikerkultnur , vrijstelling van gewone
heerediensten verleend , ofschoon deze bepaling in Aug. 1831
I weer grootendeels werd ingetrokken. II 368; T. v. N. 1. 1865
l II 231 ; — Druk der heerediensten in Japara. III 126, 127—
i 128; T. V. N. I. 1866 II 106, 107—108.
Druk der diensten in Passaroean. I 221 — 222; T. v. N. I.
1864 II 291—292.
In Samarang bestond, van Demak naar Kradenan, eene bin-
ïi^nlandsche paardenpost ten laste der bevolking, waarvoor de
P^^ï^cien door haar werden geleverd, onderhouden en gevoed.
m 120; T. V. N. I. 1866 II 101. — De gouv.-gen. meende
"*t deze en dergelijke misbruiken bij de voorgeschreven spaar-
^^^ixTkheid moesten blijven bestaan. De minister keurde het be-
®*^*^ii van die posterij af en verzocht den gouv.-gen haar in
^ tiïekken, zoomede alle posterijen in dezelfde cathegorie val-
lenae, die elders mochten bestaan. UI 121—122; T. v. N. I.
I86f3 U 101—103.
^Vrijstelling in 1833 der bevolking op Sumatra van heere-
^^xxsten om niet, terwijl door vrijwillige arbeiders de werkzaam-
^<i^n voor het gouvernement zouden moeten worden verricht
^^ door een koeli-etablissement voorzien in het dagelijksch
^^^xxsport van goederen. II 601—605; T. v. N. I. 1865 II
86.
Heinecken. (J. C.)
^eze wilde in 1843 duitsche landverhuizers naar Banjoe-
gi overbrengen, teii einde daar een établissement van
^^cibouw op te richten. UI 190; T. v. N. I. 1866 U 166.
Hoofden. (lulandsche).
-*-^e Oost-Indische compagnie beschouwde de inlandsche regenten
J^^ hare stedehouders. I 2; T. v. N. I. 1863 II 394. — In
^ Verslag der slaatscommissie van 1803 is nergens sprake van
instelling der dorpsbesturen op Java. I 11; T. v. N. I.
^a U 403.
"^aendels kende den regenten rangen toe. I 21 ; T. v. N. I.
X (XIV). W
454 ALPHABETISCH OVERZICHT
1863 II 41 2 — 41 3. — Hij verminderde deu huisstoet voor regexk^^a
en mindere hoofden. I 29—30; T. v. N. 1. 1864 1 39— 40. —
Hij stelde, onder dagteekening van 27 Sept. 1808, eene iu-
structie voor de regenten vast. I 31; T. v. N. 1. 18641 40 —
41. — Hij wilde dat ook de dessahoofden door het gouverne-
ment zouden worden aangesteld. I 20; T. v. N. 1. 1863 U 411.
De regenten staan, volgens Raffles in zijne memorie van 14
Juni 1813, gelijk met den pangerang of anderen hoogen iii^
iandschen ambtenaar; zij worden benoemd door het gouverne-
ment en kunnen naar welgevallen ontslagen worden. I 7^
74; T. V. N. I. 1864 I 208. — Voordeelen die hij aan
de hoofden in 't algemeen wilde toekennen voor de verminde-
ring van hunne persoonlijke waardigheid en invloed. 181—82;
T. V. N. I 1864 I 216—217. — Muntinghe raadt voorzich-
tigheid aan bij de toepassing van deze denkbeelden van Raffles.
I 95—96; T. v. N. I. 1864 II 275—276 (zie ook I 337—
338; T. V. N. I. 1851 I 108-109). — Tn de proclamatie Tan
Railles van 15 October 1813, wordt als een der grondslagen
der nieuwe bepalingen opgegeven // dat de onbehoorlijke invloed
en het gezag der inlandsche hoofden zijn beperkt , maar dat het
gouvernement hunne diensten benuttigt voor de inlandsche
policie.// I 99; T. v. N. I. 1864 I 279 (zie ook I 245; T.
V. N. I. 1864 II 333). — Bepaling der positie en bezoldiging
van de regenten in de oostelijke residentien, volgens de me-
morie van Raflles van 11 Februari 1814. I 158; T. v. N. L
1864 II 148. — Door het nieuwe stelsel van Raffles ver-
minderde het getal volgelingen voor de hoofden en de slaaf-
sche eerbetooning door het volk bewezen. I 222; T. v. N. I.
1864 II 292 — 293. — Omschrijving van den werkkring der
bopatties (hoofden van regentschappen) in het reglement voor
de provinciale gerechtshoven op Java van 11 Februari 1814.
I 131—184; T. v. N. 1. 1864 I 414—416. — De derde
klasse van regenten, die van raden of mas ingebey in 1824
ingetrokken en vervangen door den rang van rongo of onder-
regent. II 64, 72; T. v. N. I. 1865 I 122, 194.
Omschrijving van den werkkring der districtshoofden door
Raffles in de instructie voor de landelijke inkomsten op Java
en in het reglement voor de provinciale gerechtshoven op Java,
beide van 11 Febr. 1814. I 104—106, 127—131; 1\ v. N.
I. 1864 I 344, 409-414. - In 1833 werd het weuschelijk
gekeurd tot districtshoofden geene personen te kiezen, die in
BUDRAGBX TOT DB KEXNIS VAN UET LAKO. STELSEL. 455
(Ie betrokkeu districten vreemdeliugeu zijn. II 598; ï. v. N.
1. 1865 II 475.
Jn 1883 was er sprake van afschaiting der peHatoes, ook wel
wedouo's genaamd (eeue klasse vau inlaudsche hoofden tusschen
het dorps- en districtshoofd) , waartegen Baud waanschuwde ,
loodat de gouverneur- generaal ook verzocht werd, zonder zeer
^ringende redden, geene verandering in het inlandsch bestuur
te brengen. III 79—81 ; T. v. N. L 1866 II 88—35.
Volgens de instructie voor de landelijke inkomsten op Java
vau Haffles van 11 Febr. 1814 wordt het ambt van dessahoofd,
*
als uitoefenende het algemeene oppertoezicht over de tot het dorp
betrekking hebbende aangelegenheden , door verkiezing vervuld en
de macht die hij uitoefent door de keuze der medeingezetenen aan
hem toevertrouwd. Het dessahoofd wordt in zijne werkzaamheden
ondersteund door een schrijver , een priester en andere onderge-
schikte beambten en bedienden. 1 104; T. v. N. I. 1864 1 848—
344. — Het beginsel van verkiezing van het dorpshoofd door
zijne medeingezetenen ook opgenomen in het reglement van 11
Febr. 1814 voor de provinciale gerechtshoven op Java, waarbij
verder de werkkring der dorpshoofden wordt omschreven. I
124—127; ï. V. N. I. 1864 I 407—409. — Raffles ver-
klaart in zijne memorie van 11 Febr. 1814 dat hij, na de hem
gedane rapporten en na zijn persoonlijk onder/oek, de overtui-
ging had dat het recht van verkiezing der dorpshoofden nog
altijd onder de Javanen wordt erkend. De benoeming van
den bekel door den superieur naar welgevallen is een misbruik
van lateren tijd. Baffles geeft daarbij de inrichting van het
dorpsbestuur op. I 201—203; T. v, N. 1. 1864 II 273—
274. — Muntinghe, in zijn rapport van 14 Juli 1817, doet
hulde aan hetgeen door fiaffles gedaan is voor de ontdekking
van de aloude instellingen der javasche bevolking en daaronder
ook de dorpsinrichting. Het aloude dorpsbestuur, zegt hij verder,
is de eerste en ware schakel, waardoor het europeesch gezag
zich in aanraking st^lt met de indische bevolking. Hij, die aan
de aziatische bevolking haar dorpsbestuur verzekert, is haar
vrie4ttden gunsteling, die het veckracht, is haar vijand» I 380 —
332; T. V. N. I. 1851 I 108. — Commissarissen-generaal
stelden onder dagteekeuing van 8 Januari 1819 eenige bepa-
lingen vast omtrent de dorpshoofden, waarbij de oude gewoonte,
dat de dessavolkeren hunne hoofden kiezen, wordt in stand ge-
houden. Die verkiezing, onderworpen aan de goedkeuring van
456 AT.PHABETI9CH OVÜRZICHT
den resident, zou moeten plaats hebben vóór de r^eling van
den aanslag der landrente. 1 414; T. v. N. I. 1864 II 413.
Hopkins in zijn rapport omtrent het grondbezit in Be-
zoeki, Panaroekan en Probolingo vermeldt dat ook daar het
dorpshoofd door de ingezetenen werd gekozen en omschrijft
verder zijn werkkring. I 194—195; T. v. N. I. 1864 II
266 — 267. — In Soerabaya wordt het dessahoofd, volgens het
rapport van kolonel Adams, geregeld elke drie jaren gekozen;
de aftredende is herkiesbaar. 1 197, 205; T. v. N. I, 1864
II 268 — 269, 276. — In Japara en Joanna geschiedt , blijkens
het rapport van Mac Quoid , de benoeming gewoonlijk voor één
jaar en is de aftredende ook daar herkiesbaar. De keuze der
bevolking vordert de bekrachtiging van den regent, die op de
verkiezing zelve geen invloed uitoefent. I 197 — 198; T. v.
N. I. 1864 II 269. — In Cheribon worden volgens Crawfurd de
dessahoofden ook door de gemeente gekozen of aangesteld met hare
toestemming en goedkeuring. I 200 ; T. v. N. 1.1864 II 272. —
In 1833 werd bepaald dat in de residentie Kediri de dessa-
hoofden ouder nadere bevestiging van den resident zouden wor-
den gekozen; deze zou ook acten of bewijzen van aanstelling
uitreiken. II 593; T. v. N. 1. 1865 II 475. — In 1838
werden de maatregelen goedgekeurd door den assistent-resident van
Fatjitan genomen, ten einde misbruiken bij de verkiezing van
dessahoofden te keeren. III 94; T. v. N. I. 1866 II 47. —
In de tweede kamer der staten-geueraal was de wensch uit-
gedrukt bij het bevestigen van de keuze van doqjshoofden,
voorkeur te schenken aan personen, die lezen en schrijven
kunnen. Het gouvernement bepaalde evenwel in Februari 1860
dat de keuze der bevolking geheel vrij moet blijven en dat
die keuze alleen dan niet bevestigd moet worden wanneer de
kandidaat zich aan slechte handelingen heeft schuldig gemaakt
I 422; T. V. N. I. 1864 II 420-421. — Ook de minister
Fransen van de Putte verklaarde zich voor eeue vrije en
onbelemmerde verkiezing der dessahoofden. I 428 ; T. v. N. I.
1864 II 421.
Bijzonderheden omtrent de dorpsiust«llingen in Cheribon,
medegedeeld door den resident van Cheribon van Oct. 1830
en V. Noord Borski in zijne memorie van 1847. II 270, III
242 ; T. V. N. I. 1865 II 90—91 , 1866 U 347. — De
resident van Cheribon wilde in 1838 de dorpsbesturen ver-
kleinen en zoo mogelijk geheel afschaffen , waarop hij werd aan-
BUDRAOEK TOT DE KENNIS VAN HET LAND. STELSEL. 457
geschreven daarin niet verder te gaan dan geschieden kan zonder
vrees voor ontevredenheid op te wekken. Baud drukte bij die
gelegenheid den weiisch uit dat men zich zorgvuldig zou ont-
houden van alle onnoodige beinoeinis met de huishoudelijke
instellingenen gebruiken der inlandsche bevolking. III 92 — 94;
T. V. N. I. 1866 II 45—47. — S. C. Schiif deelt in zijne
nota van Sept, 1852 eeuige bijzonderheden mede omtrent den
oorsprong van het dorpshoofd, den aard van zijn gezag enz*
lil 314—316; T. v. N. I. 1866 II 433—435. — Mede-
deelingen van van Sevenhoven in zijne memorie van Maart 1840
omtrent de dorpsinrichting. III 105; T. v. N. 1. 1866 II 86—
87. — Bijzonderheden omtrent de inrichting van het dorpsbe-
stuur en de benoeming van het dessahoofd, medegedeeld door
den schrijver van den // Blik op het bestuur van van den Bosch , n
door Winter in zijne '/lustellingen, gewoonten en gebruiken
der Javanen te Soerakarta// en door dr. Mounier in zijn ^Nawolo
Pradhoto.// I 182—184; T. v. N. I. 1864 II 255—257.
Reglement van 9 Mei 1820 op de verplichtingen, titels en
rangen der regenten op Java, met uitzondering der Vorsten-
landen. II 61—65; T. v. N. I. 1865 I 120—123. — Toe-
lichting van dit reglement door v. d. Capellen, waaruit blijkt
dat hij meende dat, zoo er geen regenten waren geweest, het
overweging had kunnen verdienen de bevolking rechtstreeks
door het europeesch gezag te besturen, maar dat, nu die er
waren, het uit een politiek en finantieel belang wenschelijk was
hen te behouden. II 55—60; T. v. N. I. 1865 I 114—
119. — Van de Graaff geloofde in 1823 dat het schier onover-
komelijke moeilijkheden zou opleveren zonder intermediair van
een inlandsch gezag te regeeren en dat in stede eener vermin-
dering eene vermeerdering van dat gezag moet worden aanbe-
volen. II 73—74; T. v. N. I. 1865 I 195. — Reglement
van 24 Februari 1824 op de titels, rangen, de staatsie en het
gevolg der inlandsche ambtenaren op Java , aan regenten onder-
geschikt. Il 65—67; T. v. N. I. 1865 1 123—125. — In
1827 en 1859 werden de europeesche ambtenaren, ten opzichte
der behandeling van regenten, herinnerd aan de bepaling van
het reglement van 1824. II 67—69; T. v. N. I. 1865 I
125 — 127. — Bij geheime missive van 23 Mei 1835, herin-
nerd in 1857, 1859 en 1860, werd aan de residenten opge-
dragen de ijdellieid der inlandsche hoofden tot het erlangen
van rangsverhooging niet aan te moedigen en die verhooging
458 ALPHABETTSCn OVRRZICHT
niet aan te vragen. TT 70—71; T. v. N. T. 1S65 T 128—
129. — Bij besluit van 17 September 1838 werd aan inlandsche
hoofden en groeten verboden het dragen van borduursels, be-
hoorende tot het costuum van N. I. ambtenaren. II 69 — 70;
T. V. N. I. 1865 I 127.
Raffles wilde de inlandsche hoofden, boven een vasigesteld
salaris, pcreeelen gronds in huur geven tegen matige huur en
de voornaamste hoofden vrij van huur. T 82; T. v. N. I. 1864
I 216 — 217. — Commissarissen-generaal waren gestemd tegen het
betalen der regenten , inlandsche hoofden en andere beambten in
land , daar afstand van land , in de denkbeelden van den Javaan ,
afstand van volk in zich bevat. En daar de vruchtgebruiker in
den regel ruim gebruik maakt van de gehechtheid van den
Inlander aan de gewoonte om zijne diensten aan zijn meerdere
te leenen , hebben de bewoners van lauden , afgestaan a«n in-
landsche grooten , een ander lot dan de bevolking der gonverne-
mentslanden. I 383— 384; T. v. N. I. 1863 TI 282—283. —
Ten einde een anderen toestand voor te bereiden schreven com-
missarissen-generaal in hun besluit van 9 Maart 1818 de
bepaling dat aan regenten en hoofden, die verkiezen mochten
de hun toegelegde bezoldiging in geld , instede in land , te ont-
vangen , zulks zal worden toegestaan. TI 359 , 389 ; T. v. N. I.
1863 II 289, 1864 TI 396. — Bij besluit van 1819 werden
nadere bepalingen vastgesteld omtrent het betalen der regenten
en hoofden in geld. I 413—414; T. v. N. 1. 1864 II 412—
413. — Vaststelling van de tractementen der regenten in 1820
TI 60. — Bij de invoering van het landelijk stelsel op Bawean
werd bepaald dat de hoofden in geld zouden worden bezoldigd.
TT 93—95; T. v. N. I. 1865 I 213—215 (zie ook II 581 —
582; T. V. N. I. 1865 II 464—465).
Van den Bosch gaf in zijne nota aan de leden der indische
regeering van Januari 1831 in overwe^ng de inlandsche hoofden
voor de helft te betalen in geld en voor de andere helft in rent-
vrije padivelden , met beschikbaarstelling van zekere uitgestrekt-
heid woesten grond. II 201, 205; T. v. N. I. 1865 TT 27,31
(zie ook II 249; T v. N. I. 1865 II 71). — Merkus meende
ook dat het raadzaam was de hoofden met velden te bezoldigen ,
maar o]) andere gronden dan van den Bosch en gaf daarom
nader onderzoek in overweging. TI 207 — 212; T. v. N. I. 1865
TI 33 — 38. — Doorhet opperbestuuT werd bij kon. besluit van
12 iJanuari 18.32 goedgr^keurd de javnsche regenten en hoofden
BI/DRAOC^f TOT UE KENNIS VAN HET LANÜ. STELSKL. 459
te bezoldigen in land. Il 358—359; T. v. N. 1. 1865 II 260. -
Bij resolutie van 23 Augustus 1832 werd aan het kou.
besluit van 12 Januari 1832 uitvoering gegeven, maar alleen
voor zooveel de regenten betrof. Il 448 — 451 ; T, v. N. I.
1865 II 305 — 308. — Dientengevolge werd aan de regenten
van Japara, Joanna, Rembang, Toeban, Bodjonegoro, Blora
en Demak , gedeeltelijk bezoldiging in land toegekend. II 451 —
453; T. V. N. I. 1865 II 308—310. — In Deraak was de
bevolking zeer tegen den maatregel gestemd. II 458, 459,
460—461; T. v. N. I. 1865 Tl 314, 315—317. — Het
laudbezit van den regent van Demak nam eeu einde bij de
benoeming van den regent van Koedoes tot regent van Demak.
II 461—462; T. V. N. I. 1865 II 317—318. — Deregenten
van Patti, Koedoes, Kendal, Samaraug en Grobogan, die in
de residentien Madioen, Bezoeki en Banjoewangi en Passaroean
maakten van de aanbieding der regeering geen gebruik en
bleven dus hunne bezoldiging in geld outvangen. II 452 —
453; T. V. N. I. 1865 II 308—310. — In 1833 werden
aan regenten in Tagal en Banjoemas woeste gronden afgestaan.
II 453-454; T. v. N. I. 1865 n 310. — Ofschoon
bijna alle residenten en ook de directeur der kultures in 1838
(deze laatste herhaalde het in 1847) adviseerden om het be-
ginsel van bezoldiging der regenten in land te laten varen,
werd het door de regeering gehandhaafd. II 458 — 459; T. v.
N. I. 1865 II 315. — Van der Poel wilde, blijkens zijne
nota van 1849, dat de toewijzing van land en de perceptie
van 's lands inkomsten aan de dorpshoofden zou worden ont-
nomen. Daarentegen achtte hij het billijk hun een zeker ge-
deelte van de sawavelden toe te kennen, waarvoor zij ge^ne
belasting zouden behoeven te betalen, met behoud van het
recht uit de beste gronden hunne velden te kiezen en boven
de van belasting vrijgestelde uitgestrektheid, nog meergronden
te bewerken of te laten bewerken. III 284—286 ; T. v N. I.
1866 II 406 — 407. — De gouverneur-generaal Pahud stelde
in 1856 voor bij overlijden of aftreding van regenten de reso-
lutie van 1832 niet verder toe te passen, maar de regenten
geheel in geld te bezoldigen, waaromtrent echter door het
opperbestuur een opzettelijk onderzoek werd verlangd. II 462 —
463; T. V. N. I. 1865 II 318—319. — Nota in 1861 op-
gemaakt omtrent het aan de regenten toegekende landbezit. II
454—457; T. v. N. I 1S65 II 311— 813. — In 1864 en 1865
460 ALPHABfiTlSCH OVERZICHT.
werd tot geheele bezoldiging in geld der regeiiteu van Karan-
ganjer, Ledok en Koetoardjo besloten. II 463; T. v. N I.
1865 II 319. — Stand van het landbezit der regenten in
1866. n 4,68—466; T. v. N I. 1865 II 319—321.
Ter vermeerdering der inkomsten van den pangerang Widjil
van Kadilangoe werd hem in 1848 een of meer dessas, met
de daarbij behoorende rijstvelden afgestaan. III 188; T. v.
N. I. 1866 II 159—160.
De tractemeuten der iulandsche ambtenaren voor gelijke
rangen en ambten verschilden naar gelang van plaatselijke om-
standigheden of persoonlijke inzichten. II 72; T. v. N. I. 1865
I 193. — Band erkende in 1834 de onvoldoende bezoldiging
der districtshoofden, die zich nit dien hoofde aan ongeoorloofde
handelingen schuldig maken om hunne inkomsten aan te vullen.
II 631—632; T. v. N. I. 1866 1 12.
Niettegenstaande afschrijving van landrente moest aan de
dessahoofden de 8 percent collecteloon worden uitbet^aald. II
579; T. V. N. I. 1865 II 462. Zie verdere bijzonderheden
omtrent dit loon op het woord: Ijandelijk stelsel. — Het in-
houden van f 0.50 per pikol koffie van de planters ten behoeve
der dessahoofden werd in 1886 en 1837 afgeschaft. II 721 —
722; T. V. N. I. 1866 I 158—159.
Regenten en andere ambtenaren door commissarissen-generaal
ontslagen. I 391; T. v. N. I. 1863. II 290. — In 1823
werd de regent van Blora en in 1825 de regent van Benga wan
en andere inlandsche hoofden ter zake van verkeerde en wille-
keurige handelingen ontslagen of op andere wijze gestraft. II
76,85— 86 ; T.V.N. I. 1865 I 197 , 206— 207. — Residenten
bevoegd dessahoofden te ontslaan. I 421; T. v. N. I. 1864 II
419 — 420. — Door den minister Fransen van de Putte werd
in 1864 de willekeurige wijze waarop dikwijls dessahoofden
werden ontslagen, afgekeurd. I 423; T, v. N. I. 1864 II
421. — Het opleggen der straf van rottiugslagen aan dessa- '
hoofden verboden. I 416—420, III 130— 131 ; T. v. N. 1.
1864 II 414—419, 1866 II 110. — Maatregelen van be-
straffing door hoofden van gewestelijk bestuur , ten opzichte van
inlandsche hoofden en ambtenaren te nemen. I 421 ; T. v. N. 1.
1864 II 419. — Verbod, in 1833 aan europeesche ambtenaren
gegeven, om zonder autorisatie van het gouvernement over te
gaan tot het nemen van offensieve maatregelen tegen inlandsche
vorsten en volken. IT 593-594: T. v. N. I. 1S65 II 476. ■—
BIJDRAGEN TOT DE KENNIS VAN HET LAND. STELSEL. 461
In Pekalongan werden recht«treeksclie bevelen gegeven door
den resident aan de disirictshoofden met voorbijgaan der regenten ,
waaraan echter een eind werd gemaakt. II 648 ; T. v. N. I. 1866 I
23. — fiechterlijke vervolging van inlandsche hoofden wegens kne-
velarij. II 770 T. v. N. I. 1866 I 255. — Maatregelen in 1839—
1 842 om trent dessa- en districtshoofden genomen ten gevolge van
door hen gepleegde handelingen. III 184— lfe6 ; T. v. N. I. 1866
IT 161—162. — In 1838 werd bepaald dat alle districts-
hoofden in Passaroeau den titel zouden voeren van wedono,
instede van dien van demang. II 588; T. v. N. 1. 1865 II 471.
Hopkins.
Zijn rapport omtrent het grondbezit in fiezoeki, Pauaroekan
en Probolingo, waaruit blijkt dat den tegenwoordigen bezitter
een zeker recht op den grond toekomt. Hij blijft daarvan in
het bezit zoolang hij de gronden met zorg bebouwt en de door
het gouvernement gevorderde billijke schattingen betaalt. I 193 —
195; T. V. N. I. 1864 II 265—268. — Zijn rapport over
de inning van achterstallige landrente, waarbij hij in overwe-
ging geeft de achterstallen op winst of verlies af te schrijven en
den landbouwer aan te moedigen door hem een nieuw krediet
te openen. Achterstallen zouden verder worden voorkomen dbor
een bepaald gewicht in padi of rijst voor eene zekere uitge-
strektheid grond te heffen of een zeker gedeelte van den oogst.
I 223—226; T. v. N. I. 1864 II 294—296. — Uittreksel
uit een brief van Hopkins over het onderwerpen der inboorlingen
aan de wetten, voortvloeiende uit hunnen regeeringsvorm en
godsdienst. De koran, met de commentarien daarop, vormt de
algemeene wet op Java. £lk vonnis tegen een gevangene moet
versterkt worden door eenigen tekst uit dat boek. I 231—232;
T. V. N. L. 1864 II 301—302.
In- en uitvoerrechten.
Raffles verlangde dat de rechten op den in- en uitvoer van
koloniale voortbrengselen op Java zouden worden afgeschaft.
I 75; T. V. N. I. 1864 I 209.
Indigokultuur.
Daar de aanvankelijke kuituur en aanmaak van indigo in de
Preanger aanmerkelijk uitgebreid konden worden, werd, bij reso-
lutie van 8 April 1830, de heer G. E. Teisseire , als provisioneel
iusijecteur der indigokultuur, belast met een plaatselijk onder-
zoek. II 148; T. V. N. I. 1865 I 398. — Zijn verslag als
4*63 ALPHABETISCH OVERZICHT
zoodanig ten gunste van eene uitbreiding dier kuituur in de
Preanger. IT 150—152; T. v. N. I. 18«5 I 400—402. —
Hierop werd door de regeeriug besloten de werkzaamheden ten
opzichte van ^e indigokultuur voort te zetten. Il 149, 154;
T. V. N. I. 1865 I 399, 404.
Tn 1830 werd de indigokultuur in Cheribon ingevoerd. Il
152—153; T. v. N. I. 1865 I 402—403.
Door V. d. Bosch werd in Januari 1831 in overweging ge-
geven ter bevordering en uitbreiding der indigokultuur schikkingen
aan te gaan met de hoofden en oudsten der dessas voor het
telen van zaad-indigo en overeenkomsten te treffen niet euro-
peesche en chineesche ondernemers tot het leveren van indigo.
11 215—217; T. v. N. I. 1865 II 40—42. — Oordeel van
de raden van Indië Goldman , Bousquet en Merkus hieromtrent.
11 217—119, 226—227; T. v. N. 1. 1865 II 42—44,
50 — 51. — Wederlegging van dit oordeel door van den Bosch
in eene tweede nota. II 277—278; T. v. N. I. 1865 11
97—98.
Uitbreiding dier kuituur iu 1831 , met bepaling dat door het
betelen van J- zijner rijstvelden met dat product de Javaan zijne
landrente zou voldoen. 11 336; T. v. N. I. 1865 II 185.
Bij het ontbreken van particulieren voor de bereiding van
indigo , zou dit voor rekening van het gouvernement geschieden.
II 340-341; T. v. N. I. 1865 II 189—190.
Merkus meende dat de indigo geen voordeelig product voor
remises zou zijn, terwijl hij geloofde dat de Java-indigo niet
zou kunnen concurreeren met die van Bengalen. II 845; T.
V. N. I. 1865 II 198. — V. d. Bosch betwijfelde de juistheid
van dit gevoelen. II 346; T. v. N. I. 1865 II 194.
In 1832 werd besloten eene proef te nemen in Cheribon
en later ook in Japara en Joanna tot het doen kul ti veeren
en fabriceeren van indigo door den Javaan. II -385 — 886,
388; T. V. N. I. 1865 II 247, 250. — Deze maat-
regel in 1833 ook op de residentie Banjoemas toegepast. Il
559—560; T. v. N. I. 1865. II 444.
De indigo-kul tuur in de Preanger- regentschappen was voor
de bevolking drukkend en bezwarend, zoodat in Juli 1882
besloten werd tot eene vermindering dier kuituur aldaar. II
886—387; T. v. N. T. 1865 11 248—249. — In Sept. van
hetzelfde jaar werd bepaald dat de te Bodjanegara voor die
kuituur bestemde bevolking voor de tlieekultuur zou worden
BIJDRAGKN TOT DR KKNN'IS VAV HET LAXD. STELSEL. 463
gebezigd. 11 387: T. v. N. I. 1865 II 249. — Bij resolutie
van 31 Mei 1838 werd bepaald de iudigo-fabriekcTi in de
Preanger-regentschappen , evenals in Cheribon had plaats gehad,
aan de bevolking af te staan, die tegen een» vastgestelden
prijs indigo aan het gouvernement zou leveren. II 888;
T. V. N. I. 1865 Tl 250.
Invoering en uitbreiding der indigokultuur in de residentie
Bagelen in 1832. II 437; T. v. N. 1. 1865 II 295.
Intrekking in 1834 der indigokultuur in de regentschappu
Bandong en Tjanjor (Preanger). II 560; T. v. N. I. 1865 II
444 — 445.
Bepalingen in 1833 vastgesteld voor Tagal omtrent den prijs
aan de bevolking te betulen en de percenten voor de europeesche
en inlandsche ambtenaren en bepalingen voor Pekalongan en
IViadioen omtrent den afstand, die mag bestaan tusschen de
velden en de fabriek. II 558—559: T. v. N. I. 1865 II
443—444.
Verslag van Baud, wat de indigokultuur betreft, omtrent
zijne in 1834 gedane inspectiereis: Ongunstige uitkomsten dier
knltuur in de Preanger-regentschappen. II 624; T. v. N. I.
1866 I 4 — 5. — In de Preanger werden in 1834 de fabrieken,
die eenig voordeel afwierjjen , ingericht naar het beginsel dat de
bevolking niet slechts de indigo zou kul ti veeren maar ook be-
reiden. II 624—625; T. v. N. I. 1866 I 5. — Ongunstige
uitkomsten van de indigokultuur in Cheribon in 1834 voor
de groote fabrieken , ten gevolge van de s})oedige uitputting der
gronden , de onmogelijkheid om ze door besproeiing met water
weder vruchtbaar te maken en het drukkende bezwaar der
groote afstanden, zoodat, naarmate de groote fabrieken werden
verlaten , het systeem der kleine of dorpsfabrieken werd beproefd,
waarbij de planter tevens fabrikant is , dat een gewenschten uitslag
beloofde. II 629—631 ; T. v. N. I. 1866 1 10— 11. — Ook in
Tagal werden de gouvernemeuts-fabrieken door kleine of dorpsfa-
brieken vervangen. II 636; T. v. N. I. 1866 I 16. —
In Pekalongan waren al de fabrieken particulier eigendom.
De grondstof werd, door tusschenkomst van het gouvernement,
door de inlandsche bevolking geteeld, tegen een vast loon. Dit
loon werd evenwel, daar het laag was, verhoogd, terwijl om te
geracet te komen aan andere bezwaren der bevolking, besloten
werd tot het concentreeren van den aanplant, het daarstellen
van hulpinrichtingen enz. II 640—642; T. v. N. I. 1866 I
464 AT.PHABETISCH OVEHZIOHT
19—21. (Zie oölc II 713—714; T. v. N. I. 1866 I 1
151). — Ook in Banjoemas werden kleine of dorpsfabriekèn c^^ op-
gericht en de bevolking beloond naar mate van de hoeveelh' ^eid
verfstof, die zij fabriceert. II 645—646; T. v. N. I. 186(^_; I
24—26. — Dit getal kleine indigofabrieken werd later i =iog
vermeerderd. II 714—715; T. v. N. I 1866 1 152. — ( )p-
richting van kleine of dorpsfabriekeu ook in Bagelen, in
welke residentie de grondstof werd geleverd tegen vrijstell ing
van landrente. II 649—650; T. v. N. I. 1866 I 28—29. -
In Madioen leverde de indigokoltuur geene gunstige resnlta^Xten.
II 656; T. v. N. I. 1866 I 34—35. — Hetzelfde was het
geval in Kediri. U 659—660; T. v. N. I. 1866 I 37—38. -
In de afdeeling Panaroekan werden in 1834 kleine indi— — 3go-
fabrieken opgericht. II 672 ; T. v. N. I. 1 866 I 49. — G' mi-
stige uitkomsten eener proef met de oprichting van kleine indi ^Sgo-
fabrieken in Japara genomen. II 684; T. v. N. I. 18661 60.
In 1835 werden de in de Preauger-regentschappen oestaasz-— nde
indigofabrieken, met uitzondering van die te Radja-binan^BJ^i^
ingetrokken. U 709—712; T. v. N. I. 1866 I 147—149 ^'
Invoering in 1835 der indigokultuur in de afdeeling P^^an-
deglang (Bantam). U 712—713; T. v. N. I, 18661 149—1 ÓO.
De indigoplanters in Tagal ontvingen in 1835 een voorsc^=h<>*
tengevolge van het niet slagen der djagong-aanplantingen. ^
713; T. v. N. I. 1866 I 150.
Bedrag, 12 Sept. 1835 vastgesteld, voor het kloppen ^ö
wegwerpen van den ampas in de residentie Kediri aan de ^'
volking te voldoen. U 715; T. v. N. I. 1866 I 152—153.
Van 1 Jan. 1836 af zouden de planters bij de groote indigo-
fabrieken in de residentie Bagelen , bij de voordeden der kulta'^i'
ook genieten die der fabricatie. II 714; T. v. N. I. 1866 I 162.
Bedrag te rekenen van 1 Januari 1836 vastgesteld voor het
transport der indigobladeren in de residentie Madioen. II 715; ■ ^
T, v. N. I. 1866 I 152.
Het getal kleine indigo-fabrieken in Banjoemas in 1835 en
1836 uitgebreid. U 714—715; T. v. N. I. 1866 I 152.
Bij besluit van 28 Febr. 1837 werd bepaald dat de door de
bevolking geleverde indigo , in stede van dessasgewijze met de
verschuldigde landrente te worden verrekend , lioofdelijk aan de be-
langhebbenden zou worden voldaan. III 73 ; T. v. N. I. 1866 II 28.
De betaling aan de indigoplanters werd in December 1839
verhoogd, ni 83—84; T. v. N. I. 1866 U 37—38.
BIJDRAGEN TOT BK KRNKtS VA.V HET LAND. SI'ELSBL, 465
Ouguustige uitkomsteu in Nov. 1841 medegedeeld omtreut
de indigokultuur in Japara. III 124; T. v. N. 1.1866 II 104.
In 1843 werd bepaald dat schadeloosstelling zou worden ver-
leend voor gronden voor de iudigpkidtuur in Bantam ingenomen,
III 138: T. V. N. I. 1866 II 117.
In 1845 bleek het dat de bevolking van eenige dessas in
X'ekalongan de helft harer sawas voor de indigokultuur had
moeten missen, ffl 141; T. v. N. I. 1866 II 121.
In 1847 achtte Baud de intrekking der indigokultuur wen-
s<5helijk. II 616 ;.T. v. N. I. 1865 II 496.
Industrie (Particuliere). ^
Volgens mr. P. Merkus zouden de denkbeelden van v. d.
IKosch (van 1830) leiden tot vernietiging der particuliere in-
dustrie. II 225; T. V. N. l. 1865 II 49. — Van den Bosch
verdedigt zich daaromtrent. Il 273; T. v. N. I. 1865 II 93—94.
Zie ook Landbouwondememingen.
Instituut.
Instituut te Soerakarta bestemd om jonge ambtenaren in de
gelegenheid te stellen eene wetenschappelijke kennis der javaau-
sche taal te verkrijgen. II 44—45; T. v. N. I. 1865 I 104—
305. — Ongunstig oordeel over het onderwijs op dit instituut
gegeven. II 47—48; T. v. N. 1. 1865 I 107—108.
Jacobson (J. J. L. L.)
Zijne bemoeiingen voor de theekultuur. TI 398 — 400; T. v.
N. I. 1865 II 259—261. — Men achtte hem minder geschikt
voor de kuituur en bereiding der thee. II 626; T. v. N. I.
1866 I 6—7.
Japara.
Verslag der invoering van het landelijk stelsel in de resi-
dentie Japara en Joanna. 1 162; T. v. N. I. 1864 II 152—
153. — Mededeelingen van Mac Quoid omtrent de wijze waarop
de dorpsbeambten in Jai)ara en Joanna hunne betrekking ver-
krijgen en omtrent het landbezit aldaar. I 197 — 199; T. v.
N. I. 1864 II 269—271. — Maatregelen in 1823 in Japara
en Joanna genomen tegen verhoogiug van landrente, afpersing
van geld en knevelarijen door dorpshoofden en tegen het na-
laten der billijke verdeeling der bouwlanden onder de gezamen-
lijke dessabewoners. II 81—84; T. v. N. 1. 1865 I 202—205. —
In Januari 1831 werd de bevolking van eenige dessas, welke
r
466 Al.PHABETISCll OVEUZIOHT
gecontracteerd hadden voor de levering van koelies ten behoeve
der suikerkultuur , vrijstelling van heeredienst^n verleend, of-
schoon deze bepaling in Aug. 1831 weer grootendeels werd
ingetrokken. II 368; ï. v. N. I. 18G5 II 231. — Druk der
heeredieusten in Japara. UI 12G, 127—128; T. v. N. I. 1866
II 106, 107—108.
Overdrijving bij de invoering van het kultuurstelsel in die
residentie. II 680—681 ; T. v. N.' I. 1866 I 56— Ö7. —
Mededeeling van Baud na zijne inspectiereis in 1 834 omtrent de
suiker- , iudigo- , koffie- , en rijstkultuur in Japanu II 680 — 684 ;
T. V. N. I. 1866 I 56—60. — In 1832 werd eeue proef
genomoji in die residentie tot het doen kulti veeren en fabri-
ceeren van indigo door den Javaan. II 386; T. v. N. I. 1865
II 247. — Ongunstige uitkomsten in 1841 van de indigo-
kuituur in Japara. Hl 124; T. v. N. I. 1866 U 104. —
Bezwaren voor de bevolking aan de koffiekultuur in die residentie
verbonden. lU 125, 128—129; T. v. N. I. 1866 U 105,
109. — Slechte resultaten van de theekultuur in deze residentie ,
züodat die werd ingetrokken. III 124, 129; T. v. N. I. 1866
II 104 — 105, 109. — In het district Olongong moest in
lb33 eeue proef genomen worden met de zijdeteelt. II 554;
T. V. N. I. 1865 II 439. — Intrekking in 1835 der suiker-
kuituur op alle daarvoor ongeschikte gronden. II 698 — 699;
ï. V. N. I. 1866 I 137. (Zie ook III 123—124, 127; T.
V. N. I. 1866 n 103—104, 107). — Bezwaren voor de be-
volking aan de nopalkultuur in die residentie verbonden. III
124—125, 128; T. v. N. I. 1866 II 105, 108. — Volks-
verhuizing uit Japara naar Grobogan ten gevolge van de vele
werkzaamheden van de bevolking gevorderd , waardoor haar geen
tijd overbleef voor het bewerken harer eigene velden. III 122 —
123; T. V. N. I. 1866 U 103.
Javaan.
Onderzoek door Muntinghe van de vraag of de Javaan al of
niet voor vrijen handel en kuituur geschikt is. I 288 — ^92;
T. V. N. I. 1850 II 312—317. — De welvaart en gezeten heid
van den Javaan naar het oordeel van Muntinghe niet minder
dan die van den Bengalees. I 324—325; T. v. N. I. 1851
I 10—11.
Java SC h e oorlog.
De iinantieu des lands lieten niet toe de noodige maatregelen
BIJDHAOEN TOT DE KKNXiS VAN HET t.AND. STELSEL. 467
tot beteugeling vau dien oorlog te nemen. II 99; T. v. N. I.
1865 I 217. — De oorlog veroorzaakte veel ellende onder de
bevolking en deed velen, uit gebrek aan voedsel, uit de
Vorstenlanden naar Malang verhuizen. II 99 — 100; T. v. N. I.
1865 I 218. — De oorlog eindigde met de onderwerping van
Dipo Negoro. II 135; T. v. N. I. 1865 I 386; — Maatregelen
tot handhaving der rust na het eindigen van den oorlog. Il
422—424; T. v. N. I. 1865 U 282—284.
Jonk.
Deze landmaat verschilde in uitgestrektheid. Gewoonlijk bevat
zij 2000 vierkante rijnlaudsche roeden. Sommige oude javaansche
jonken bevatten 5600 vierkante roeden. I 195 — 196, 380, Il
15; T. V. N. I. 1863 H 279, 1864 II 267, 1865 I 78.
Jourdan.
Zijn rapport over de residentie Passaroean, waaruit blijkt dat
de invordering der belasting weinig moeite veroorzaakt. Voor de
tabakskultuur is de grond zeer geschikt. Slechts een klein gedeelte
der gronden is bebouwd, zoodat de bevolking de beste gronden
kon uitkiezen. Met voldoening der verschuldigde belasting is de
bevolking vrij van alle andere opbrengsten aan den staat; de
winsten der ti^eede gewassen zijn geheel ten haren voordeele.
Zij , die geen sawas of tegals bezitten , zijn een matige grond-
hiiur verschuldigd om te voorkomen dat de luiaard* de velden
verlaten. De persoonlijke diensten , waartoe de bevolking verplicht
was, waren zeer uitgebreid, maar daarin werd gaandeweg ver-
betering gebracht. I 219—223; T. v. N. 1. 1864 II 289—293.
K a d o e.
Instructie aan den resident Lawrence voor de invoering van
het landelijk stelsel in Kadoe. I 165—166; T. v. N. I. 1864
II 155—^156. — Verslag omtrent die invoering, waarbij wordt
bericht dat voor den aanslag van 1813/14 de landerijen niet
behoorlijk werden opgenomen of gemeten, noch de waarde van
het product onderzocht. Daar de Javaan op eenmaal geheel aan
zich zei ven werd overgelaten, sproot daaruit niet-bebouw ing der
landerijen voort. I 371—372; T. v. N. I. 1863 U 270— 271.
Opneming en meting der velden in Kadoe. I 397 — 398, II
5_6; ï. V. N. I. 1864 n 399, 1865 I 69—70. — Me-
morie van den collecteur der landelijke inkomsten in Kadoe
over die opneming , waarin worden medegedeeld : de soorten waarin
de gronden worden onderscheiden , de verhouding van het zaad
f
468 ALPHABKTtSCU OVKUZtÖ
tot het product, de kosten eii geldswaara nrodu ^rr^,
alsmede het bedrag der verschuldigde belastiii^ %; *T.
Y. N. I. 1865 I 70—86. — Klachten tegen \g ^u
meting in die residentie. Il 107 — 109
Hoog bedrag der laudrente in Kadoe blijkens de ~^er
velden. II 9; T. v. N. I. 1865 I 72.
In deze residentie bleef de individueele aanslag dei
tot 1820 voortduren, to'^n die ook dessasgewijze werd ^^
n 11—12; T. V. N. I. 1865 I 75. — In 1833 wt
paald dat de aanslag der landrente^^iu Kadoe niet dessasgi
maar glandongsgewijze (dat is over zulk een getal dessas ^
over een demang of penatoe het gezag voert) moet ph
hebben. II 581; T. v. N. I. 1865 II 464. — In l
werd hierop teruggekomen en bepaald dat de aanslag i«
die residentie dessasgewijze zou plaats hebben. III 79; ^^•
V. N. L 1866 II 33. — Ue dessasgewijze aanslag werd to^^D
geleidelijk hersteld en bleef voortdurend gehandhaafd. III 81
82; T." V. N. I. 1866 II 35. — Bepaling in 1840 vas^^-
gesteld dat liet aan landreule in zilvergeld verschuldigd^
ook met kopergeld kon worden voldaan. III 184; T. v. N- ^•
1866 n 160-161.
Mededeeling van Baud na zijne inspectiereis in 1834 omtreiat
de uitkomsten van de koffie- , suiker- , indigo- , rijst- en tabal^^'
kuituur in Kadoe. TL 652—655; T. v. N. I. 1866 I 31—
Staat van het grondbezit in Kadoe. UI 141, 142; T. v.
I. 1866 n 120, 121.
Kwade practijken en knevelarijeu van den regent van H^*
district Probolingo in deze residentie. Il 594 — 597; T. v. ^*
I. 1865 n 476—479. — Intrekking van het regentschap P*^'
bolingo en inlijving bij het regentschap Magelang. Il 597; "'
V. N. I. 1865. n 479.
Kaneelkultuur.
Geschiedenis der invoering van de kaneelkultuur op
U 403—404; T. V. N. I. 1865 U 264—265. — In iB^^
wordt de kaneelkultuur gouvemementsteelt. Il 324; T. v. JT-
1865 n 174. — Bepaling in 1834 en 1835 van den »^»'"
plant der hoeveelheid kaneelboomeu in de residentieu Krawa^x^g»
Cheribon, Kediri, Madioen, Bagelen en Banjoemas. Aan ^^^
assistent-resident van Patjitan werden kaneelpitten verstrekt-
Bantam werden proeven genomen met de kaneelkultuur. De "**
BtJDRAGB!^ TOT 1>E KENNIS VAN HKT t.AXD. STELSEl.. 469
vülkiug van Krawang oiitviag voor den arbeid aan die kuituur
vrijsteUing van laudrente en eene verstrekking van 5 cents per
hoofd daags. H 740— 743; T. v. N. I. 1866 I 228—231.
«
Kapasteelt.
Daendels schafte in Mei 1808 af de leverantie aan den lande
van indigo en katoenen garens uit overweging van het druk-
kende voor de bevolking en gelastte daarent^n Java-kapas te
leveren en den aanplant daarvan uit te breiden tot over een
vijfde gedeelte der rijstvelden. I 33; T. v. N. I. 1864 I 43. —
De kapasteelt maakte echter weinig opgang. I 34; ï. v. N. I.
1864 I 44.
Katjangkultuur.
Laudrente van die kuituur in Kadoe gevorderd, blijkens de
opneming der velden in die residentie in 1819. Il 18; T. v. N.
I. 1865 I 80.
Katoenkultuu r.
In 1831 wordt de katoenkultuur gou vernemen tsteelt. II 324;
T. V. N. I. 1865 II 174. — In het volgende jaar werd be-
sloten dat de teelt van Femambucco en andere vreemde katoen-
soorten over geheel Java en in de Molukken in 't klein zou
worden ondernomen. II 398—394; T. v. N. T. 1865 II 255. —
In 1884 werd besloten de proeven met de teelt van vreemde katoen-
soorten voort te zetten. Il 744; T. v. N. I. 1866 I 231—232. —
In 1839 werd besloten die proeven te staken. III 96; T. v.
N. I. 1866 II 48. — In 1834 werd beproefd in hoever het
palembaugsche katoen een artikel kon zijn voor de europeesche
markt. II 744; T. v. N. I. 1866 I 232.
Kediri.
Invoering van het landrentestelsel in Kediri in 1831 , met
vergunning tot gedeeltelijke betaling in rijst. II 425 — 428 ; T.
v. N. I. 1865 II 284— 287. —De bevolking werd in 1833 ver-
plicht om instede van laudrente op te brengen , producten , ge-
schikt voor de europeesche markt , aan te planten en te leveren aan
het gouvernement. II 442—444; T. v. N. 1. 1865 II 300- 301.
— De heer J. J. Hasselman toonde in 1846 in eene memorie
aan den minister van koloniën de voordeden aan van dit stelsel van
opbrengst van belasting in arbeid. Daaraan had Kediri in korten tijd
zijne opkomst en bloei te danken. III 225 — 230. — De
X (XIV), u
170 Al-PffABT!TlsrH OVERZICHT
maatregel vond echter bezwaar bij het gouvernement, II 445
447; T. V. N. I. 1865 II 303—804. — In 1859, waa
reeds in 1842 machtiging was verleend, werd in deze residen
met intrekking van het besluit van 1833, de kwijting ^.^
landrenle in geld weer ingevoerd. III 84 — 85, 186 — 188-^
V. N. I. 1866 II 37—39, 162—164. — Onlusten in Ke.^3/
in 1832 ten gevolge van belastingen aan de ingezetenen ^a;
het regentschap Brebek , die onder bijzondere instellingen leefden,
opgelegd. TI 472-474; T. v. N. I. 1865 II 327—828. J
Uitbreiding in 1833 van het getal huisgezinnen voor de be-
werking van het suikerriet in Kediri. IT 552; T. v. N. I. 18Ö5
II 437. — In 1833 werd bepaald dat de dessahoofden in die
residentie door de bevolking zouden worden gekozen, onder
nadere bevestiging van den resident. II 593; T, v. N. 1. 1865
II 475. — Mededeeling van Baud na zijne inspectiereis in 1 834
omtrent den staat der suiker-, indigo-, koffie- en rijstkultuur
in Kediri , alsmede omtrent de finantieele resultaten van het
ingevoerde stelsel aldaar. Aankoop van hoomvee in die residentie
ten behoeve van den gemeenen man. II 658— 663 ; T. v. Bf. I.
1866 I 87 — 41. — Bedrag in Kediri voor het kloppen en
wegwerpen van den ampas aan de bevolking te voldoen. II 715;
T. V, N. I. 1866 I 152—153. — De bevolkiïig van perdikJMi-
dessas ia Kediri, bij resolutie van Sep|. 1885, ontheven van
het leveren van koffie in de pakhuizen ; zij zou over dit product
naar welgevallen, voor de consumtie in die residentie, kunnen
beschikken. II 720; T. v. N. I. 1866 I 157. — Reudemeiit
der amfioen-verpachtiugen in Kediri in 1881 — 1844. III 227.
— Regeling der grensscheiding tusschen Soerabaya en Kedin.
III 135-186; T. v. N. I. 1866 II 115.
Kinakultuur.
Van het denkbeeld in 1830 bestaande om kinaplanten naar
Java over te voeren, werd met het oog op de daaraan ver-
bonden moeilijkheden afgezien, It 403; T. v. N. I. 1866 II
263—264.
Knops.
Deze verklaart in zi)u rapport over het landbezit in "^^
regentschap Samarang dat de Javaan van meening is dat "6
grond den souverein toebehoort. De rijstvelden in die residentie
behooren het eene jaar aan dezen, het volgende aan een aDö^r
ingezeten. De Javaan die de gagas (gronden waarop de b^rg-
BIJDKAGEN TOT DË KENXIS VAN HtT KANO. STEl.SEL. 47l
drooge rijst verbouwd wordt) zuivert van de boomwortels ,
uikgewasseu enz. jen eeue wildernis geschikt maakt voor kuituur,
ichouwt zich zei ven als eigenaar van die gronden. De boomjen ,
de Javaan plant, beschouwt hij zijn eigendom. Niettemin
jft de Javaan geen werkelijk begrip van eigendom ; de adat
it voor wet door en daarom worden alle genomen beschik-
igeu, niet met de adat in strijd, als wettig beschouwcj. I
4—215; T. V. N. L 1864 II 285—286.
Koelie-etablissementen. (Oprichting van) Zie Heere-
^nsten, Sumatra.
Koffieboomen.
Kofiieboomeu geplant op gouvemements grond en de daarvan
tvangen vruchten zijn het eigendom van het gouvernement.
722; T. V, N. I. 1866 I 159.
Koffiekultuur.
Voorstellen van KaiHes, in zijne memorie van 14 Juni 1818 ,
itrent de koffiekultuur. I 82—84, 170; T. v. N. I. 1864
217—219, II 160.
Denkbeelden en voorstellen van den raad van finantien (vol-
ins het rapport van Muutinghe van Juli 1817) omtrent de
ffiekultuur. I 280—281, 339—343.
Bepalingen door commissarissen-generaal bij besluit van 7
ovember 1817 vastgesteld omtrent den verhuur der koffie-
inen volgens bepaalde voorwaarden. I 274 — 276 ; T. v. N. I.
164 II 360—362. — Uit kracht van deze en in verband tot
in 1823 (zie Staatsblad 1823 n^ 51) vastgestelde bepalingen
3est de bevolking voor huur of belasting opbrengen | van
't berekende gewas, hetzij in koffie hetzij in geld. U 493;
v. N. I. 1865 II 373.
In 1829 werd door den directeur der middelen en domeinen
orgesteld al de koffie te doen leveren aan het gouvernement
gen betaling van den marktprijs , na aftrek van | der waarde
5 huur voor het gonvernement en van de som die als laud-
nte aan het gouvernement verschuldigd is. Il 494 — 495; T.
N. I. 1865 II 374—375. — Afkeurend oordeel van den
iaister van koloniën omtrent dit voorstel op grond dat daardoor
mietigd werd de vrije beschikking over de vruchten van den
ond. II 495-499; T. v. N. I. 1865 II 375—379.
Bij resolutie van 30 Maart 1832 werd bepaald delandreute
u het koffieproduct in natura te heflen en de betaling der
n
472 At.PHABTlTISCH OYEKZTCHT
belastiDg van de rijstvelden iu koffie in plaats in geld aan te
nemen. II 500—501; T. v. N. I. 1865 II 880—381.
In het voorstel van mr. P. Merkns van 16 Mei 1832 oE^cjom-
trent de koffieknltuur onderzocht deze de redenen van den t^^^-^en-
zin der bevolking tegen die kultunr , die voornamelijk gele^^^^gen
zijn in het niet naleven der bepalingen van coram.-gen. \^ van
1817, in de knevelarijen waaraan de bevolking van de zi~ ^feijde
van opkoopers bloot staat en in het gemis van redelijke beW ^■loo-
ning. * Het gebrek aan redelijke belooning is volgens MerKT -kus
toe te schrijven aan 1® de wijze van beschikking over het ]r :yro-
duet en 2** de zware belasting van gouvememeutswege gehe\ i— en.
Hij doet daarop de voordeden uitkomen, die ook voor den In-
lander gelegen zijn in eene levering van het geheele kofSeproc^Hoct
aan het gouvernement en geeft, in plaats van ontheffing der
paggerkoffie van alle belasting, in overweging van alle door ^^en
Inlander voortgebrachte koffie te heffen i, in stede J, van het
wezenlijk product. II 502—522 ; T. v. N. 1. 1865 II 882-400 _ —
Van den Bosch kon zich in het algemeen met de denkbeelden '^an
Merkus vereenigen , doch wenschte dat al de aan het gouvemen"^ ftnf
geleverde koffie, waarover ter kwijting der aan het moederland
verschuldigde betalingen niet zou worden beschikt, jaarlijks ^an
de meestbiedenden zou worden verkocht; hij had bezwa&r te^^en
de wijze van betaling van den Inlander en wenschte daa:*"om
dat een vaste prijs per katti zou worden aangenomen. Il 52^3—
525; T. V. N. I. 1865 II 400—403. — Naar aanleiding ^^
deze nota van van den Bosch werden tusschen Merkus en ^*^
den Bosch eenige geheime notas gewisseld, waarin van ^^^
Bosch de overzending der koffie voor rekening van het gou ^^^''
nement tegenover verkoop op Java, alsmede het aannemen ^*^
•
een vasten prijs aan den Javaan te voldoen voor de lever^^^^S
van koffie , verdedigde , terwijl hij verder uiteenzette de uitbreic::^^^?
die aan de kultures, op gezag van het gouvernement gedrew-i*^®^ »
kon worden gegeven en de voordeelen die dit voor het moe5==d^''
land beloofde. II 532—547; T. v. N. T. 1865 II 409— ^^•^'^•
Resolutie van 8 Augustus 1832, waarbij het leveren van *"®
koffie aan het gouvernement tegen marktprijs werd aangenois^^^^^^®^*
II 526; T. V. N. I. 1865 II 403. — Bekrachtiging Van ^^*
resolutie bij koninklijk besluit van 10 febr. 1833 II 5—^^'^
T. V. N. i. 1865 II 404. — Missive van den min. v. J^^'-
houdende toezending van dit besluit. II 527 — 531 ; T. v. ^*
I. 1865 II 405—408. — Maatregelen tot uitvoering ^^^
BIJDRAGEN TOT DE KENX18 VAX HET LAND. STELSEL. 473
zresolutie van 8 Augustus 1832. II 549—550; T. v. N. L
3865 II 424—425.
Volgeus het oordeel van Baud, in zijne pro-memorie van 1
4^uni 1829 uitgedrukt, deden dwangkultuur en verplichte leverantie
sau het gouveruenienf de koffieproductie verminderen , die eerst
'ixïeuam toen men vrije beschikking nevens verpliclite teelt aan-
:Bani. II 192; T. v. N. I. 1865 I 439.
Bepaling van den prijs voor de koffie aan de inlandsche be-
"volking uit te keeren: voor de jaren 1818—1826. I 276, II
^93; T. v. N. I. 1864 II 276 , 1865 II 373—374. — voor
Je jaren 1827—1831. II 103, 494; T. v. N. I. 1865 1220,
JII 374. _ voor het jaar 1832. II 502; T. v. N. I. 1865
ai 381. — voor het jaar 1844. III 188—189; T. v. N. I.
3866 II 165. — voor de jaren 1858—1865. II 551 ; T. v.
J!^. I. 1865 II 427.
In 1834 kwam in behandeling een voorstel tot prijsverhooging
^'oor de in de Preanger-regentschappen aan het gouvernement
geleverde koffie. Van Sevenhoven ondersteunde dit voorstel , niet
alleen op grond van toezeggingen door van den Bosch maar
ook op grond van billijkheid. Baud erkende de billijkheid
der verhooging, doch meende dat daarvoor de autorisatie des
lonings gevorderd werd. In 1836 werd de verhooging toege-
staan , terwijl ook later het bedrag nog vermeerderde. II 722 —
730; T. v. N. I. 1866 I 159—166.
Het inhouden van ƒ0,50 per pikol koffie van de planters
ten behoeve van de dessahoofden werd in 1836 en 1837 afge-
schaft. II 721-722; T, v. N. I. 1866 I 158— 159. — Daar
de individueele belangen der planters benadeeld werden door
verrekening van hetgeen de bevolking voor de koffie toekwam
met hetgeen zij aan landrente verschuldigd was, werd in 1836
bepaald dat de koffie dadelijk na de aflevering en in dezelfde
dessa, tegen den vastgestelden prijs hoofdelijk zou worden vol-
daan, m 72—73; T. v. N. I. 1866 II 27. — Van den
Bosch wa« van oordeel dat dergelijke verandering niet anders
moest plaats vinden dan met toestemming van belanghebbenden.
III 77; T. V. N. I. 1866 II 31. — De gouv. generaal de
Eerens deed daarop uitkomen dat die maatregel in het belang
was der arbeidende klasse. III 77—78; T. v. N. I. 1866
Il 31—32.
Aan de plaatselijke autoriteiten werd, bij resolutie van Oct.
J835, overgelaten autorisatie te verleenen tot het afschrijven
474 Al.PHABr.TISCll OVKRZICHT
van oude, uitgeslorveu of kwijnende koffieboornen. Tl 719
720; T. V. N. I. 1866 I 157. — In September 1836 w^erd
bevolen de gronden van afgeschreven koflBetninen, die bewe^=zen
zijn van goede hoedanigheid te wezen, gedurende tien ja^ ren
braak te laten liggen. In 1854 werd aan deze bepaling l^^er-
innerd en gelast slechts in dringende noodzakelijkheid ge-
schikte gronden van afgesch lieven koflSetuinen aan de bevolk —ing
voor eigen landbouw terug te geven. III 96 — 98 ; T. v. N - I.
1866 II 49—51.
Tn 183E werd eene proef genomen met eene bereiding ^^an
koffie op west-indische wijze, dat is: dadelijk na den j^Iiuk
ontbolsteren , door wassching zuiveren en buiten de zon droo^^en.
Il 393; T. V. N. I. 1865 II 254—255 (zie ook H 406 ; T* -v.
N. 1. 1865 II 266), — Op grond van goede uitkomsten werc3i in
1834 uitbreiding der bereiding op west-indische wijze bevbH-cn.
II 720; T. V. N. 1. 1866 I 157—158.
De vrijwillige aanplanting van paggerkoffie door den lular»^ d^f
was voor Muntinghe een bewijs dat de Javaan tot vrijwilU ^^^
arbeid niet ongeschikt is en bij de geringste aanmoediging ^i^ï^ch
toeleggen zal op de aankweekiug van producten voor de indijk *"^
en europeesche markt. I 289; T. v. N. 1. 1850 II 315. ï«
1833 werd de uitbreiding van den aan])lant van bosch- en pag[
koffie bevolen. II 560—562; T. v, N. I. 1865 II 441
447. — Den resident van Bezoeki werd in 1834 bevolen zr^^J^^
bijzondere aandacht te schenken aati de aanplantingen van boff*-^^"*
en paggerkoffie. II 715—716; T. v. N. I. 1886 I 153.
Aanplanting van koffietoonlen in de verschillende reridenti ^'*^"
in 1833 op 1834. II 561; T. v. N. I. 1865 II 446. — '"^^
1834 op 1835 en 1835 op 1836, II 716—718; T. v. N. - ^
1866 I 154—155. — Bij besluit van Mei 1885 werd bepa-^s*»**^
dat de aanplantingen nog met 70 1 millioen koffiebdomen moes =^^^
worden vermeerderd. II 718—719; T. v. N. I. 1866 I IB- ^^•
Het plukken van onrijpe koffie moest worden tegengega^- ^^^^
II 389; T. V. N. I. 1866 II 251. — In 1832 werden J" ^'
palingfen vastgesteld omtrent het öpkooi)en van koffie van Inlands ^^flets
II 891—898; T. v. N. I. 1865 H 253— 254. — De iudisc::^^^^
\t\
regeering vond in 1833 geen termen om te verklaren dat »-
aati de Javanen geoorloofd zou zijn onderling en akn aüdcr^^^ ,
koffie te verkoopen voor de inwendige consumtie, zondfer c^
echter naar ëene andere resiidentie te mogen verVöèrén; v
meende dat het aan de residenten moest worden overgelaten ^
BIJDRAGEN ïüï DE KENNIS VAN HET LAND. STELSEL. 475
ze bepalen. II 564—565; T. v. N. I. 1865 II 449. — Be-
paliugen iu 1 834 vastgesteld omtreut de levering van koiSe van
inferieure qualiteit aan het gouvernement. II 565 — 566 ; T. v.
N. I. 1865 II 449—450. — By resolutie van December 1833
werd het bedrag vastgesteld dat voor transportkosten voor de
koffie door het gouvernement zou worden voldaan. Il 571; T.
V. N. 1. 1865 II 455.
Invoering der koiliekultuur in het regentschap Bayoeloe-
hoer (Banjoemas) in 1831. II 432—433; T. v. N. I. 1865
II 291. — Intrekking van die kuituur in 1856. II 432—
438; T. V. N. I. 1865 II 291. — Invoering der koffiekultuur
in de afdeeling Ledok (Bagelen) in 1833, die echter in het-
zelfde jaar weer werd ingetrokken. II 485, 563; T. v. N. I.
1865 II 294, 447. — In 1833 werd bepaald dat deaanplan-
tiug van koffieboomen in Bagelen en Banjoemas buiten bezwaar
van den lande zou geschieden. Il 563 — 564; T. v. N. 1.1865
II 448. — Raffles liet bij de invoering van zijn landelijk stelsel
de koffiekultuur in Cheribon en in de meer oostwaarts gelegen
residentien aan den vrijen wil der landbouwers over. I 170;
T. V. N. I. 1864 II 160. — Bezwaren voor de bevolking
aan de koffiekultuur in Japara verbonden. III 125, 128 — 129;
T. V. N. 1.1866 II 105, 109. - De bevolking van de perdikan-
dessas in Kediri werd, bij resolutie van Sept. 1835, ontheven
van het leveren van koffie in de pakhuizen ; zij kon over dit product
naar welgevallen , voor de consumtie in die residentie , beschikken.
II 720; T. V. N. I. 1866 I 157. — Mededeelingen omtrent
den stand der koffiekultuur in de Preanger in 1835. II 730 —
732; T. V. N. I. 1866 I 166—168. — De bevolking der
afdeelingen Samarang, Demak en Grobogan werden in 1835
ontslagen van het doen van koffieaanplantingen , met bepaling
dat zij vrij was de koffiekultuur op hare wijze en naar eigen
v^erkiezing al of niet te continueeren. II 720; T. v. N. I. 1866
t 157.
Verslag van Baud, wat de koffiekultuur betreft, omtrent
eijne in 1834 gedane inspectiereis: Gunstige uitkomaSten der
koffiekultuur in de Preanger, maar lage prijs daar aan de be-
volking betaald. II 625; T. v. N. I. 1866 I 5—6. — Gun-
stige uitkomsten dier kuituur in onderscheidene residentien : in
Cheribon. II 631; T. v. N. I. 1866 I 11. — in Tagal. II
«37; T. V. N. I. 1866 I 17. — in Pekalongan. II 642; T.
y. TI. I. 1866 I 21—2?. — in Kadoe. II 653; T. v. N, L
r^
476 ALVHABETISCU OVERZICHT
1866 I 31. — in Passaroean. II 667—668; T. v. N. I. 8^»e
I 45. _ in Bezoeki. II 673; T. v. N. I. 1866 I 50. — ^xi
Samarang. II 687; T. v. N. I. 1866 I 63. — In Bagel-^n
was slechts de afdeeling Ijedok voor de koffiekultuur geschild t;.
De betaling aan de bevolking van 3 cents voor eiken kof&.^-
boom door haar geplant , werd ingetrokken , hetgeen de plante-s^rs
geruststelde omtrent hun recht van eigendom op de kofSL^-
tuinen. II 650—651; T. v. N. I. 1866 I 29. — Het terreï^3[i
in Soerabaya voor de koffiekultuur ongeschikt. II 676; T. ^^r.
N. I. 1866 I 52—58. — De koffiekultuur in Japara slechts v
eene beperkte uitbreiding vatbaar. Il 684; T. v. N. I. 1866 I
Ter aanmoediging van de kofBeteelt op Sumatra werd in 1 ^
bepaald dat voor de levering f 9. — per pikol zou worden
taald. Die levering bleef facultatief. Het transjwrt zou geschiecl^^n
door het koelie-etablissement of door vrijwillige dragers. Van ^^t
koffie zou bij uitvoer geheven worden \ der waarde. II 60 ^^ ;
T. V. N. I. 1865 II. 483—484.
Kolonie.
Muntinghe verklaarde in zijne memorie van 28 Juli 1?5 1- S
dat de lot^verbetering van de inboorlingen van Java uit e^^
staatkundig gezichtspunt slechts van ondergeschikt belang i^ ^
elke kolonie , verklaarde hij , bestaat of moet bestaan ten voo^*"'
deele van het moederland. I 87; T. v. N. I. 1864 I 268.
Antwoord van Baffles hierop, waarbij hij o. a, te kennen ge^^
dat het moederland een werkelijk en rechtstreeksch belang \&^^
bij den finantieelen voorspoed van Java; zijne hulpmiddel ^^'^
moeten dienstbaar worden gemaakt om het gouvernement vo^^^
de kosten van bewaring van het eiland schadeloos te stellen- **
151; T. V. N. I. 1864 II 141.
Kolonisatie.
Rapport van du Bus van 1 Mei 1827 omtrent de kolonisat:^^"
II 101—102; T. V. N. I. 1S65 I 218—219. — Oord ^^^^
over dit kolonisatieplan. II 183—185; T. v. N. I. 186
431—432. — Afwijzende beschikking op het rapport van
Bus genomen. II 186—187; T. v. N. I. 1865 I 433—4
Kopergeld door Inlanders. (Begraven van)
Muntwezen.
Kort overzicht.
// Kort overzigt der fin, resultaten van het stelsel van k
1
Tl
BUDRAGEX TOT DE KENNIS VAN HET LAND. STELSEL. 477
tures. z' Onder dezen titel werd in 1835 door de redactie van
het tijdschrift ^i'De Oosterling'/ eene brochure uitgegeven (van
de hand van Merkus). III 5—6; T. v. N. I. 1866 I 417—
418. — Onderzoek in Indie naar den schrijver dezer brochure.
III 12—14; T. v. N. I. 1866 I 423— 425. — Deze brochure
werd wederlegd in een door v. Elten uitgegeven geschrift. III
6—9; T. V. N. I. 1866 I 418—421. — v. Eltcm^s geschrift'
werd beoordeeld in eene nadere brochure door de redactie van
//De Oosterling// uitgegeven. III 10—11; T. v. N. I. 1866
I 421—422.
Krawaug.
Bij resolutie van 25 Januari 1825 werd het landelijk stelsel
in die residentie ingevoerd , zonder verandering ie brengen in
het daar bestaande stelsel van monopolie omtrent de koffie , ter-
wijl gelijktijdig eenige heerediensten werden afgeschaft of ver-
minderd. II 90—91; T. V. N. I. 1865 I. 210—211.
Opstand in 1832 onder de Chineezen van het «etablissement
van landbouw te Tjilangkap , die het vermoorden van Chineezen
te Wanayassa ten gevolge had. IT 474^476; T. v. N. T. 1865
II 328—330. — Bij resolutie van Maart 1833 werd bepaald
dat bij het etablissement van landbouw te Krawaug jonge
ambtenaren zouden worden geplaatst om onderricht in de ver-
schillende takken van landbouw te ontvangen. II 415; T. v.
N. I. 1865 IT 275. — In Januari 1835 werden eenige per-
sonen , die deel hadden genomen aan onlusten in Passaroean ,
ontstaan ten gevolge van de uitgostrektheid der aanplantingen
voor de suikerkultuur , naar Krawang verplaatst om daar in eene
kampong vereenigd te worden. Il 586 — 591; T. v. N. 1.1865
IT 469 — 473. — In 1843 werden personen uit Pekalongan
naar het etablissement van landbouw te Krawang verbannen,
die klachten hadden ingebracht over de hun aangewezen velden
en het hun toegewezen loon. TIT 177—179; T. v. N. T. 1866
TI 154 — 156. — Intrekking van het etablissement van land-
bouw te Krawang, bij resolutie van 14 Maart 1835. De gronden
dier inrichting werden verhuurd , terwijl het gouvernement zich
de vrije beschikking voorbehield over den nopaltuin en over
zoodanig gedeelte grond als tot uitbreiding van dien tuin
noodig mocht zijn. TT 745—746; T. v. N. I. 1866 I 233.
K u 1 1 u r e s.
De commissie van 11 November 1802 meende dat het ver-
478 At,PHABET18CH OVEKZICHT
kieslijk zou zijn de veqJichte leverantien in geld te heffim,
omdat vrije handel meer geschikt is tot bevordering der wel-
vaart van een staat , maar toch had zij tegen dit stelsel beden-
kingen, gegrond op de moeilijkheid om de producten in het
binnenland te gelde te maken, op de vrees dat de kuituur te
nkt zou gaan enz. I 11; T. v. N, I. 1863 II 40^—408.—
Daendels wenschte de handhaving der verplichte l^verantieu en
contingenten. I 17, 18--^19;T. v. N. I. 1863 TI 408, 410
— 411. — Ook het opperbestuur rekende, blijkens zijue mis-
sive aan Daendels , de voortduring der contingenten en verpliclite
leverautien ten hoogste nuttig. I 24; T. v. N. I. 1863 II
415. — Muntinghe onderzocht, in zijn rapport van 14 Juli
1817, of vrije kuituur en handel op Java, met het oog op den
toestand van den Inlander, al of niet mogelijk is. I 289 — 292 ; T.
v, N. I. 1850 n 314—317. — Nadeelen, volgens Muntinghe
in hetzelfde rapport, aan het stelsel van dwang en verplichten
arbeid, door de Oost-Indische Compagnie gehuldigd , verbonden.
1 298— 300: 319—323; T. v. N. 1. 1850 II 323— 324, 1851
I 5 — 9. — Het stelsel van gedwongen kultures en leverantien,
volgens rapport van den minister van koloniën van 17 Maart
1831, noodzakelijk bij den eisch van het moederland tot het
zenden van remises uit Indië. II 181 ; T. v. N. 1. 1865 I 428 —
429. — Van den Bosch meende dat het onmogelijk is voor uit-
breiding der kultures werkvolk in genoegzaam getal en tot een
matig loon te bekomen anders dan door overeenkomst met de ge-
erfden. II 185; T. V. N. 1. 1865 I 433. — In strijd met het
gevoelen van van den Bosch was J. C. Baud van oordeel dat
dwang bij de kuituur niet moest vergezeld gaan met verplichte
levering aan het gouvernement. II 191 — 192;T. v. N. I. 1865
I 438 — 439. — Later zegt van den Bosch echter dat het niet
in zijne bedoeling lag nevens gedwongen arbeid ook verplichte
levering te vorderen. II 266, 614; T. v. N. I. 1865 II 87»
495. — Goldman beweerde in 1831 dat een stelsel van vrije
kuituur, met het oog op den toestand van den Javaan, op Java
onbestaanbaar is. Il 279; T. v. N. I. 1865 II 99.
Instelling in 1831 eener directie voor de kultures. II 341 —
842; T. V. N. I. 1865 II 190— 191. — Ten gevolge der instel-
ling van deze directie, werd in 1833 de hoofdcommissie van
landbouw opgeheven. II 415; T. v.' N. 1. 186 j II 275. —
J. I. van Sevenhoven benoemd tot directeur voor de kultures
bij resolutie van 80 Nov. 1881. II 3i9:-350; T. v. N. L
BIJDBAGEN TOT DE KGN!71S VAX HET LAND. STELSEL. 479
1865 II 198. — Van Sevenhoven, benoemd tot lid van den
raad van Indie, werd in Maart 1883 als directeur der kultares
opgevt)lgd door B. J. Elias. Il 408; T. v. N. 1.186511^69,
In 1838 werd de betrekking van in8|)ectear der kuHures
in het leven geroepen , waartoe de heer L. Vitalis werd benoemd.
II 671 ; T. V. N. I. 1865 II 455.
Begrooting van uitgaven voor de onderscheidene kultures van
producten: voor 1834.. II 569, 570; T. v. N. L 1865 II 458,
454. — voor 1835 en 1836. II 745; T. v. N. I. 1866 I
232— 233. — voor 1839' (bedragende het dubbele van de be-
grooting voor 1835). III 95—96; T. v. N. I. 1866 II 48.—
Voor 1840—1844. III 188; T. v. N. I. 1866 II 164.
Kultüur procenten.'
Bij de nitbreiding van de indigokultuur in 1830 werden aan
europeesche en inlandsche ambtenaren Koogenaamde pikolgelden
(kültuurprocenteu) verzekerd. Il 162, 153; T. v. N. I. 1865
I 401 , 403. — Ook ter verzekering van de piknnen van v.
d. Bosch omtrent de suikerkultuur werd aan de residenten één
percent van het inkoopsbedrag der producten toegelegd. II 163 —
164; T. V. N. I. 1865 1412— 413. — Dit bedrag werd in Oct.
1880 veranderd in 10 cents voor eiken pikol suiker. II 179 ; T. v.
N. I. 1865 I 427. — Aan de hoofden werd insgelijks een voordéd
van de suikerkultuur verzekerd. II 166; T. v. N. I. 1866 I 414. —
Van den Bosch wilde om de indigokultuur te bevorderen onder de
gouvernements-ambtenaren en inlandsche hoofden 1 0 procent van
de hoeveelheid verdeelen. II 217; T. v. N. I. 1866 II 42.—
Zoowel de heeren Goldman en Bousquel als mr. P. Merkus waren
hier tegen. H 217, 218, 2?7; ï. v. N. I. 1866 II 42, 43,
51. — Van den Bosch bleef evenwel desniettegenstaande bij
zijn voorstel persisteeren , omdat de ambtenaren voor meerdere
inspalining en arbeid buitengewone belooning lioodig hebben.
lï. 277 ; T. v. N. I. 1865 TL 97—98. — Van den Bosch
beoogde met de percentsgewijze belooning der ambtenaren eene
groote uitbreiding van productie, nijverheid en welvaart. lï
320—321; T. v. N. I. 1865 II 136— 137. — Door v. Seven-
hoven werden bij zijne inspectiereis in 1832 de percentsgewijze
belooningen der europeesche én inlandsche ambtenaren nader
geregeld, zonder dat daarin gelijkheid in de onderecheidéiiè
residentien bestond. II 408; T. v. N. I. 1865 II '268. —In
1844 gaf Baud, althans voor de residenten, de vervanging der
480 Al.PHABETISCH OVEEZICHT
kaltuurprocenten door eene vaste toelage in overweging,
einde hen op een geheel onzijdig standpunt te plaatsen.
616, III 142; T.. v. N. I. 1865 II 496, 1866 U 121. -
De goQV.-gen. stelde daarop de vervanging der kultuurprocen^t
voor, maar daarop werd geene beschikking genomen. III 14&-
144; T. V. N. I. 1866 II 122—123. — Voor de kultu
van vreemde tabaksoorten werd aan de europeesche ambtenain^Ji
geene perc€ntsgewij/e belooning toegekend. II 740 ; T. v. N . X.
1866 I 228.
Kultuurstelsel.
Invoering van het kultuurstelsel in 1830, door het nein^"n
van maatregelen ten opzichte der uitbreiding van de indigo- ^^
suikerkultuur. II 148—180; T. ▼. N. 1. 1865 I 398— 428.
Goedkeuring door liet opperbestuur in 1831 der plannen v^n
V. d. Bosch en gevoelen van J. C. Baud omtrent die planne^^^^i
waarbij deze verklaarde dat wat door v. d. Bosch was aang^^*
voerd hem genegen maakte het uitgeven van landen ter ontgi^*^'
ning nu als minder doelmatig te beschouwen dau het bevor-
deren van contracten tusschen Europeanen en dessavolkerö"*^*
II 180—193; T. v. N. I. 1865 I 428—440. — Voorstell^^
van V. d. Bosch, in 1831, tot uitbreiding der indigo-kultui^^-
II 215—217; T. v. N, I. 1865 II 40—42. — Naar s^n*
leiding der daartoe betrekkelijke nota van v. d. Bosch ontstoO«
eene uitvoerige schriftelijke gedachtewisseling , voornamelijk txx^
schen v. d. Bosch en Merkus, over de beginselen die aan h«*
stelsel van v. d. Bosch ten grondslag lagen. II 219 — 30' '
T. V. N. I. 1865 II 44-125. — In 1881 werd het stelsel
uitgebreid tot de thee, zijde, havana- en manilla-tabak , kan^*^*'
cochenielje en katoen. II 324—325; T. v. N. I. 1865 I^
174 — 175. — Invoering van het stelsel in de Vorstenlancl^^'
II 335—336; T. v. N. I. 1865 II 185. — Nadere goedkeu-
ring (12 Januari 1832) der plannen van van den Bos^^*^'
waarbij hem tevens eene uitgebreide macht werd geschonlc:^^'
II 358—360; T. v. N. I. 1865 H 206—207. — In e^^^^
geheime nota van v. d. Bosch van 24 Juni 1832 zette deze mt^^^
welke uitbreiding aan de kultures op gezag van het gouve^^ ^
ment gedreven , kon worden gegeven en welke voordeden ^
voor het moederland beloofde. Il 541—546; T. v. N. 1. 1^^^
II 417—422.
Baud had meer vrijgevige denkbeelden omtrent het kult»*^'
BIJDRAQEX TOT DT2 KlïXXIS Va\ HËT i.KSD, STEt.SEL. 481
stelsel dan van den Bosch. II ij zocht bij de toepassing de ruwe
kanten van het stelsel te verzachten. In 1844 was hij van oor-
deel dat van lieverlede groote veranderingen in liet stelsel zou-
den noodig worden. Het gouvernement had weinig kans tegen
kultuumitbreidingen , die krenkend waren voor de verkregen
rechten der Javanen , te worden gewaarschuwd , omdat europeesche
zoowel als inlandsche ambtenaren door persoonlijk belang konden
worden genoopt bedenkingen van dien aard voorbij te zien
of licht te achten. II 616; T. v. N. I. 1865 II 496. —
Sterke afkeuring van het kultuurstelsel door mr. J. H. Tobias.
m 1—4; T. V. N. I. 1866 I 413—416, — J. van Alphen
hechtte in de zitting der tweede kamer van 23 Dec. 1834 zijn
zegel aan het stelsel. III 4; T. v. N. L 1866 I 416. —
De heer Schimmelpenninck van der Oije verklaarde zich in
diezelfde zitting tegen een terugkeer tot gedwongen kuituur en
monopolie. III 4—5; T. v. N. I, 1866 I 416-417. — In
1835 werden door de redactie van het tijdschrift /'De Ooster-
ling ^i» twee brochures uitgegeven (van de hand van Merkus)
getiteld: /'Kort overzigt der fin. resultaten van het stelsel van
kultures , onder den gouv.-gen. v. d. Bosch //, en '/Blik op het
bestuur v. N. I. onder v. d. Bosch , voor zoover het door den-
zelven ingevoerde stelsel van kultures op Java betreft. » III
5—6; T. V. N. I. 1866 I 417—418. — Onderzoek in Tndie
naar den schrijver dezer brochures. III 12 — 14; T. v. N. I.
1866 I 423 — 425. — Die brochures werden wederlegd in
een door v. Elten uitgegeven geschrift. III 6 — 9; T. v.
N. I. 1866 I 418—421. — Van Elten s geschrift werd be-
oordeeld in eene nadere brochure door de redactie van // De
Oosterling// uitgegeven. III 10— 13 ; T. v. N. I. 1866 I
421 — 422 ; — V. d. Bosch meende uit de missives van Baud
te be8])euren , dat deze twijfelde aan de mogelijkheid om door het
kultuurstelsel de verlangde remises te kunnen overmaken , waarop
V. d. Bosch, 16 Febr. 1835, te kennen gaf dat '/eene volledige
en ongeveinsde aankleving van het ingevoerde stelsel van bestuur,
een ijverig streven om van jaar tot jaar de remises te doen
stijgen , benevens een stipt achtervolgen der nagelaten instructien
en verordeningen van den gouv.-gen. wordt gevorderd.// III
22—24; T. v. N. I. 1866 I 482— 434. —In 1844 beweerde
Merkus dat al de voordeden van het stelsel van kultures en
consignatie indirect door Java en door den handel en scheep-
vaart worden geabsorbeerd , en dat daaraan ook eene niet onaan-
484 Ai.PrtABETISCH OVERZlCïtt*
zienlijke fioautieele opoifering is verbonden. Het stelsel van
kultures vorderde geheel de aandacht en den voortdurendeu
arbeid van de residenten en hunne ondergeschikte ambtenaren.
Tijd en middelen ontbraken hun om zich aan andere moeilijke
onderzoekingen te wijden; van daar ook verwaarlooziug der
aangelegenheden van de landelijke inkomsten. ITI 202 — iQi]
T. V. N. I. 1866 II 284—285.
Landbouw (Hoofdcommissie van)
Opheffing dier commissie in 1833 na de instelling der directie
van kultures. II 415; T. y. N. L 1865 II 275,
Landbouw (Etablissementen van)
Opleiding van ambtenaren bij het etablissement te Krawan
II 415; T. V. N. L 1865 U 275. — Oprichting in 18
van een etablissemlent van landbouw te Blitar, Lodoyo
Karangtaloug. ü 428 ; T. v. N. L 1865 H 287. — J. C^
Heinecken wilde in 1843 duitsche landverhuizers naar Bai^^
joewangi overbrengen, om daar een etablissement van I&d
bouw op te richten. UI 190; T. v. N. L 1866 11 166.
Bij besluit van 28 Juli 1838 werd bepaald dat //personen o^^
Java, die door rondzwerving, lediggang en slecht gedrag, zie!
als schadelijke voorwerpen doen kennen, doch aan welke gee
bepaald misdrijf gerechtelijk kon worden bewezen , zouden wordecr^
. vereenigd in etablissementen van landbouw. » Deze bepaling wer^^
ook toegepast op hen die nalatig waren in het prestoeren vai^^
heenediensten of in den arbeid voor de kultures. Il 586 — 587^
T. V. ]Si. I. 1865 II 469. — In Januari 1835 werden eenige!^
personen , die deel hadden genomen aan onlusten in Fa88aroean,tfr
ontstaan ten gevolge van de uitgestrektheid der aanplantingeu^
voor de suikerkultuur, naar Krawang verplaatst om daar in eene^
kampong vereenigd te worden. U 586 — 591 ; T. v. N. 1 1865^
II 469 — 473. — In 1841 kregen die personen verlof naar^
Passaroean terug te keeren. III 180 ; T. v. N. 1. 1866 II 157. — -
In 1643 werden personen uit Fekalongan naar het etablisse- -
ment van landbouw te Krawang verbannen , die klachten hadden
ingebracht over de hun aangewezen velden en het hun toege-
wezen loon. m 177—179; T. v. N. L 1866 0154—156. —
Intrekking van het etablissement van landbouw te Krawang , bij
resolutie van 14 Maart 1835. De gronden dier inrichting werden
verhuurd, terwijl het gouvernement zich de vrije beschikking
voorbehield over den nopaltuiu eu over zoodauig gedeelte grond
BIJDHAGEN* TOT OK KÏNNIS VAN HltT I.AKB. STKl.StïL. 483
als tot uitbreiding van dien tuin noodig inocht zijn. U 745—
746; T. V. N. I. 1866 I 283.
Landbonwonderu e mingen. (Particuliere)
Contracten in 1833 door het gouvernement voor de oprich-
ting van particuliere landbouwondernemingen gesloten met A. A.
Gelpke en den Javaan Astro di Poero. II 413 — 414; T. v.
N. I. 1865 II 273—274. — In 1833 werd bepaald dat ook
met ambtenaren kon worden gecontracteerd voor particuliere
ondernemingen. II 414—415; T. v. N. I. 1865 II 274— 275.
Landelijk stelsel, Landrente.
Baffles stelde in zijne memorie van 14 Juni 1813 als grond-
slag voor het door hem beoogde verbeterd stelsel o. a. voor :
de aanvaarding , door het gouvernement , van het rechtstreeksch
oppertoezicht over de landen, met de inzameling van hunne
inkomsten en huren , zonder tusschenkomst der regenten en het
verhuren der onder beheer genomen landen in gioote of kleine
perceelen op contracten van beperkten duur. I 75 — 82; T. v.
N. I. 1864 I 210—217. — Oordeel van Muntinghe over het
hervormingsplan van Raffles, waarbij hij zijne bezwaren ont-
vouwt — hetgeen hij nog nader doet in zijn rapport als presi-
dent van den raad van finautien — tegen het verhuren van
land aan de laagste klasse der inboorlingen. De kleine hoofden,
daar de lage klasse van landbouwers uit armoede buiten staat
zal zijn land voor haar zelve te huren, zullen toch voor die
personen hurende, evenals onder bet dwangstelael daardoor be-
schikken over hunnen arbeid en de vruchten daarvan. I 96 — 98 ;
T. V. N. I 1864 I 276—277. (Zie ook 1 336—337; T. y.
N. I. 1851 I 107—108).
In de proclamatie van Raffles van 15 Oct. 1813 werd als
grondslag voor het stelsel van landelijke inkomsten bepaald :
dat de gouvemements gronden over het algemeen zullen worden
verhuurd aan de hoofden der dorpen, die de landen verhuren
aan de landbouwers tegen zoodanige betaling als niet drukkend
zal worden bevonden. 1 100 ;T. v. N. I. 1864 1 278—279.—
Instructie van Raffles van 11 Februari 1814 voor de landelijke
inkomsten. I 102—122; T. v. N. I. 1864 I 341—362. —
Blijkens de toelichting was het hoofdb^nsel dezer verordening
om het inzamelen der inkomsten af te scheiden van de rechter-
liJKC en algemeene plichten der residenten. In de toelichting
wordt gezegd dat het voornaamste doel der instructie is //om
484 AtPHABRtlSCH OVBRZICHT.
van elk regentschap eene nauwkeurige statistieke opneming te
verkrijgen.'/ Als reden waarom den landbouwer vergund wor-ci^
zijne huur gedeeltelijk in natura te betalen, wordt in de
lichting vermeld: dat er in den aanvang eene volstrekte n
zakelijkheid was voor die vergunning, omdat de bestaan cf e
buitengewone schaarschte aan specie eene geheele betaling in
geld zoo niet ondoenlijk, zeker drukkend zou maken, terwijl
die betaling in natura ook overeenstemt met de oudste volks-
gebruiken. Betaling in geld is echter in het me,este voordeel
van den landbouwer. I 5126—228; T. v. N. I. 1864 II
296 — 298. — V. Noord Borski treedt in zijne memorie van
1847 aan den minister van koloniën in eenige besehouwingen
over de instructie van RaiHes. Hij verklaart daarin dat invoering
eener individueele belasting onuitvoerbaar en onnut was. Doot
de groote verscheidenheid van gronden waren aan eene goedig
en doelmatige meting vele bezwaren verbonden, terwijl ook de
klassificatie in de toepassing niet minder moeilijk was. De tnaai^-
staf voor de belasting kon den toets niet doorstaan. UI
286—241; ï. V. N. I. 1866 II 342—346.
Resultaten der invoering van het stelsel van Rafiles in d«
onderscheidene gewesten van Java: In Bantam slaagde volgeü*
het rapport van den fungeerenden resident de Bruyn het stel»^^
gebrekkig; in Augustus 1816 beliep de achterstand reeds \
millioen ropijen. Die achterstand was toe te schrijven aan deH
buitensporigen prijs , waarvoor de landerijen waren verpacht , di^ i
niettegenstaande dien achterstand, werd gecontinueerd. Ondauk^
die ongunstige omstandigheden verwachtte hij dat de zaak zi^^
welhaast van eene gunstiger zijde zou vertoonen. In Ckerib^*
werd het de eerste maal vastgestelde bedrag der landelijke ï^'
komsten behoorlijk betaald. Dit bedrag werd. later aanzienlO^
verhoogd , maar overtrof toen verre hetgeen met billijkheid
worden geheven en opgebracht. Daarop volgde toen eene V
mindering tot bijna de helft. Die veranderingen, waardoor *^
belangen van den Inlander in gevaar werden gebracht , w»^^
oorzaak dat het nieuwe stelsel niet zeer gewaardeerd werd. >^^
leen een geregeld en goed bestuur zou verbetering kunnen breng"^^
Met het oog op de ongelijkmatigheden in de huur, de ongercg^^
heden bij de inning enz. werd in Tagal de verhuring der landerig
schadelijk geacht; vermindering der huur zou wenschelijk zijn.
de verdeeling der velden werden , indien de bevolking te groot
voor de uitgestrektheid der velden , die van andere dessas , wel
BtJD&AOfiN TOT DK KlBNNlS VAN, HBT tAKD. ST£LS£L. 48Ö
sl veldeu en te weinig manschappen bevatten , gebezigd om
de bewoners van de uit te weinig landerijen bestaande dessas
"den verdeeld. Aanvankelijk keurden commissarissen-generaal
wijze van verdeeling niet goed , maar hebben die toch later
art. 15 Indisch Staatsblad 1819 n^. 5) aangenomen. In
langan en Kadoe werden de landerijen, voor den aanslag
.813/14, niet behoorlijk opgenomen of gemeten, noch de
ie van het product onderzocht, terwijl, omdat de Javaan
snmaal geheel aan zichzelven werd overgelaten, daaruit
ebouwing der landerijen voortsproot. Aan een dorpsge-
1 aanslag werd de voorkeur gegeven. In Soerabaj/a was
ld dat de helft van het bedrag der huurpenning vooruit
d zou worden , de andere helft na afloop van een halfjaar,
oe was de gemeene Javaan niet in staat, waardoor hij viel
nden van Chineezen of voorname Inlanders, die hem het
voorschoten en dus den Javaan aan hen onderwierpen. Voor
lanslag van 1814 — 15 werd de huur met 80 pCt. ver-
[, terwijl de Inlander bovendien genoodzaakt werd de
a te huren. Daar dit veel bezwaren opleverde, werd een
van 20 pCt. toegestaan , waarvan eigenlijk de geldschieters
voordeel genoten. De wijze van invoering van het stelsel
us veel te wenschen over. I 363—377; T. v. N. T. 1863
U— 276.
atstaf voor de heffing der landrente door RafHes aangegeven ,
late der soort: voor sawagronden {, J of ^, voor tegal-
en I, ^ of f II 1—2; T. v. N. 1. 1865 I 66—67. —
Ikomene en gebrekkige maatstaf door RaiHes voor de hef-
langenomen, omdat hij in het onzekere liet wat men ver-
moest onder sawas en tegals 1», 2« en 3» soort; welk
ar uit den weg zou zijn geruimd door aan te nemen een
een werkend beginsel. II 3—5 ; T. v. N. I. 1865 I 67—69.
nmissarissen-generaal namen onder dagteekening van 9
1818 een besluit, waarbij bepaald werd dat de aanslag
mdrente over 1818 alom dessasgewij ze gedaan , dat omtrent
ipaling van het bedrag van den aanslag met hoofden en
m van elke dessa eene overeenkomst getroffen zou worden
\i de landrente naar keus in geld of producten kon
n voldaan. I 356—360; T. v. N. 1. 1864 11 393—397
)ok I 371, 381—382, 387—389; T. v. N. T. 1863
''O, 286 — 288). — Provisioneele instructie, gearresteerd
4^6. AL^HAB«tiëCH OTKRZtOHt
öildër d^gteekënmg vsiii 13 Juli 1818, vóor dè ambteüaMi ens.
brj dé administratie , collecte én coütröle dér Ittüdreüte. I 396 —
999; T. V. N. I 1864 II 898— 400. — Besluit Van 4 JtóiAri
1819, hoüdènae bepédingéti ómtï^tit den aanisldg en de ihiót-
derirife der landifente i. I 400—407; T. v. N. I. 1864 11
4Ö2_408.
Cbtnihissi^si^en-generaal bèv&leïi éëne regelmatige meting èn
opneming dér landen. I 397; T. v. N. I. 1864 O 899. (rie
hierbij ook óp hét wóórd ICttdoe). — Die méjting werd gestaakt
tofen dé t^geeriii^ meer en nièer dé overtuiging verkreeg dat de
vóotlöopig ingéVoetdè dés^^wijKé aansl^ JEich als blijvenden
maatregel köübeval. Il 24— É5; T. v. N. I. 1805 I 86. —
Bij beéltiit vin 14 Juni 1825 Werd de voortzetting van het
werk der dpnémitig éü meting der velden bevolen én bepalingen
dadroiritrént vto^stéld. Il 1Ö9— 113; T. v. N. T. 1865 I
223— i2t. — Volgens besluit vin il Jahüari 1827 werd
echter dit Werk , ten gevolge van ingevoerde besiüinigingen , ge-
staakt en vei^angen door eene topografische meting om éene
^dé kaart ^^an Jkva samen te stellen. Il 118 — 114; T. v.
N. I. 1865 I 227-228. — Vaïi Lawick van Pabst gaf in
lSi7 in oveni^egifig : èèné ojJmetitié ^^ klassifikatie det velden
door de districtshoofden onder leiding van inlandscbe regènién
ëii enropeesché bjtóiéiiei^ (contixïlenrs) , eene vierde klasse van
skwévélden aan te nemen én daarvan | vaii hét geWastè heflfen,
den kanislig dèt landifente vóór 5 jareh in déhs te rqgelen •,
dé vóoVüifbétalihg vatl landrente in te trékkeh en de bevoe^-
héid ohfi de laüdrénté iilstede in geld in J)rodücten té betalen
in te ttékkefa of te beperken. II 117—118; T. v. N. I. 1865
I 2SÖ— 231. — JTaair aanleiding van déze voorstellen Werd 4 Oet
1827 dé bépaliiig omtrent de toöt^uitbètaliug dér landretite ih-
getrokken. H 119; T. v. N. I. 1865 I 232—233. — De
condiii.-gen. Dü Bns stelde ook op grond van die voorstellen den
16ri Oct. 1^27 eene comtnissie in tot het doen vèia voorstellen
omtrent eene herziening van het landelijk dtelsel. II 120: T. 1
V. N. I. 18iS6 I 233—234. — Daar deze commissie door
1 Dit besluit is thans nog van kracht. De heer van Deventer heeft
in aanteekeningen de wijzigingen opgegeven, die net ondergaan heeft
* In September 4835 werd aanslag van landrente vo^r itieer dan één
jaar tegelijk afgekeurd. TT 749; T. v. N. I. 1866 I 236.
BUDRAOBN TOT BV tMNlS VA!f RfiT tAND. STBL3KL. 487
verschillende omstandigheden verhinderd werd huren aangevangen
arbeid voort te zetten werd doof den comm.-gen. Du Bns den
3Qa Nov. 1829 èene nieuwe comniissiè vobr hetfselfde doel
benoemd. II 121-182; T. v. N. I. 1865 I 284—236. —
Opmeting der velden in de overgenomen Yorstenlanden in 1831
door den commissatis van Lawick van Pabst, met behulp van
kundige inlandaehe hoofden. II 425 ; T. v. N. 1. 1865 II 284 — Bij
beslikt van 27 Febr: 1836 werd bevolen in elke residentie,
uit elk regentschap de sawavelden van een of twee dedsas
naa^vrkeurig op të ineten «fn vervolgens eene vergelijkihg te
nmlKLen ttisschen den wezenlijken oogst en de ware uitgestvekt-
heicl der velden en den maatstaf Waarnaar tot duiver de landrente
werd geheven. Uit dit dndetstóek, opgedragen aan één persoon, zou
moieten blijken ili hoever de heffing over het algemeen te hoog
öf t^ laag is. II 7Ö4— 758 ; T. v. N. I. 1866 I 241—244. — Bij
hesliiit Van l6 April 1836 werd den heer Clignett opgedragen
▼ooireerst uit elk regentschap in Gheribon , Tagal en Pekalongan
de sawavelden van een of twee dessas op te meten. II 758;
T. y. N. I. 1866 I 244— 245. — Zijne instructie. TI 759—
T61. ; T. V. N. I. 18661*46— 247. — Onder dagteekening van
1 3 !Nov. 1 836 bracht hij verslag uit van zijne verrichtingen en bèvin-
to^n in Gheribon, Tagal en Pekalongan, waaruit blijkt vah de
gioote ongelijkheid in opbrengst &dn landrente in de drie resi-
dentien. Til 45—60, 64; T. v. N. I. 1866 TI 1—15, 19. —
(>Hgnett voegde bij zijn rapport een ontwerp van wijziging
ii^ het landelijk stelsel ten einde het meer regelmatig te doen
werken. III 60—63; T. v. N, I. 1866 II 15—18. — In 1836
was er sprake van veriiooging der landi^nte, ten einde in de
gelegenheid te zijn de territoriale uitgaven door territoriale
ontvangsten te bestrijden. III 25; T. v. N. I. 1866 I 435. —
Naar aanleiding hiervan werd overwogen of de landrente voor
verhooging vatbaar was , waarop de directeur der kultures onder *
dagteekèning van 31 Maart 1838 meldde dat een plan tot
herziening, hoe wenschelijk ook, een arbeid was van behng-
rijken en uitgebreiden omvang, zoodat niet alleen bekwame en
ondervindingrijke personen maar ook speciale ambtenaren, van
an Jkre werkzaamheden geheel vrij , daarmede moesten worden
belast. III 65; T. v. N. I. 1866 II 20. — De raad van N. 1.
wenschte in Juli 1839 een opzettelijk onderzoek omtrent de
Én(^elijkheid van terhooGring van den aanslag der landrente^
waarop in Sept. 1839 den dil-ecteur dei kultures werd opgedragen
488 A1-PHABETI8Crt OVERZICHT
//met de residenten in overleg te treden om de landrenten .... ,.
tot het cijfer op te voeren, waarvoor dat. middel in billijldi&xi/
vatbaar is.// IIT 66—69; T. v. N. I. 1866 II 21—24.
De directeur van kultures richtte daarop in Januari 1840 e^x
schrijven aan de plaatselijke autoriteiten, waarop na gedaxi<
aanvraag gelden werden toegestaan voor hermeting der veldeii
in Cheribon , Bagelen , Tagal en Passaroean. Merkus wa^ tegen
die opneming , omdat daardoor de landrente tot eene hoogte zou
kunnen worden opgevoerd, dat zij te drukkend werd. Bij besluit
van Februari 1841 werd dus de hermeting, voor die residenties
waar zij nog niet aangevangen was, gestaakt. III 167 — 170 ;
T. V. N. I. 1866 II 145—147.
In de memorie van den directeur van kultures , G. L. Bauii »
van 1844 (?), vermeldt deze dat de aanslag der landrente i^^
de onderscheidene residentien op zeer verschillende en uitee»:^-
loopende wijzen, geschiedt, waarvan hij eenige voorbeelden opgee
Hij achtte het overweging waardig om het landrentestelsel ,
nauwkeurige meting der velden en constateeriug der vruchtbaa-^*"""
heid , te vervangen door een grondlast te heffen van bijv. l i^^^
opbrengsten in geld. III 191—199; T. v. N. I. 1866 E"- 1
274—282.
In eene missive van den gouv.-gen. Merkus aan den ra»--^
van Indie van 22 April 1844 wordt verklaard dat de slech*>^
werking van het landrentestelsel is te wijten aan gebrekki^p^
kennis van het stelsel. Onderzoekingen hebben daaromtrent tc"^^
geen uitkomst geleid, het gevolg van: lo, de moeilijkheid v»^ ***
het werk der opmeting en waardering der velden ; 2°. de o!
genoegzaamheid der instructien; 3o. de gradueele vermeerden
in de opbrengst en 4«. de invoering van het stelsel van kulture=^^-
Vermeerdering der inkomsten voor den staat kan verwacht word^^**
niet van verhoogde maar van verbeterde opbrengst, heffen
niet I maar slechts |. Voor die verbeterde opbrengst is even^
onderzoek noodig. lil 199—210; T. v. N. I. 1866 II 282
291. — Hierop werd bij besluit van 20 Juni 1844 bepa»^
dat over geheel Java eene opneming en meting zou geschied'
III 210—211; T. V. N. I. 1866 TI 291—292. — Circulai
van den gouv.-gen. Merkus aan de gewestelijke besturen op J»^^^
omtrent de uitvoering van dit besluit. III 212 — 215 ; T. v. N- *^'
1866 II 293—295. — In verband met het besluit van 20 J^^^
1844 werd den controleurs en surnumerairs aanbevolen zich ^^
kennis der landmeetkunde eigen te maken. III 215; T. v. N^- '''
BIJDRAGEN TOT DK K.KNNIS VAN UKT LAND. STELSEL. 489
1866 II 296. — De uederlaudsche regeeriug was tegen de
opneming en opmeting gestemd op grond vooral dat door den
verhoogden aanslag , die daaruit zou volgen , ontevredenheid zou
ontstaan. Aan de voorschriften van Mcrkus werd dus geen verder
gevolg gegeven. III 215—222; T. v. N. 1. 1866 II 296—302. —
De ass. res. J. J. Hasselman vond het een bezwaar dat die opneming
zou worden toevertrouwd aan kontroleurs, waaronder sommigen
die voor die taak niet berekend zijn. Hij verlangde daarom de
benoeming eener commissie, die het werk der opneming zou
nagaan en daarin ook eenheid brengen. III 231 — 232. — Van
Noord Borski meende blijkens zijne memorie van 1847 dat de
bij besluit van 20 Juni 1844 bevolene opneming niet in staat
zou zijn om het landelijk stelsel te herscheppen en het te ont-
doen van de bezwaren aan het stelsel van den aanvang af ver-
bonden. III 243; T. V. N. I. 1866 II 348. — Hij gaf in
overweging eene vaststelling der belasting over geheel Java op
den basis der door weging geconstateerde productie. Daarbij
meende hij dat het bedrag der belasting, in stede op ^, op |
van het wezenlijk proiduct moest worden bepaald, terwijl hij
het wenschelijk achtte dat de marktprijzen een onderdeel der
rechtstreeksche zorgen en voorzieningen van het hoofdbestuur
werden. ITI 244—251; T. v. N. I. 1866 II 349—355. —
Yan der Poel diende in 1849 eene nota in betrekkelijk de
herziening van het landelijk stelsel. In de eerste afdeeling zette
hij de nadeelen uit een, waartoe het landelijk stelsel , nietzooals
het door de Engelscheu ontworpen, maar door ons in practijk
gebracht is , aanleiding geeft. Eene herziening van het landeUjk
stelsel zou er, naar zijne meening, toe leiden den Javaan te
onttrekken aan de knevelarij , de verdrukking en het despotisme
zijner mindere inlandsche (dorps) hoofden. In de tweede afdeeling
gaf hij een overzicht van de wijze waarop de landrente door
de ambtenaren berekend, door de hoofden geheven en door de
belastingschuldigen afgedragen wordt, waaruit blijkt dat de
toepassing der vastgestelde bepalingen overal verschillend is.
Ëene heffing van | van het gewas achtte hij te hoog en
hij onderzocht daarom de uitkomsten , die verkregen zouden worden
bij vermindering van taks , bijv. tot } , daarbij aannemende
een vasten marktprijs van /l^ recepis per pikol padi en van
belasting vrijstellende alle velden, welke minder dan 6 pikols
padi opbrengen. Van de velden, met kultures voor de europeesche
markt beplant, zou geene belasting behooren gevorderd t«
490 ALPHABfiTlSCH OVBaZICHT
worden. In de derde afdeeling gaf mj op de regeling van den
aanslag der sawas en t^ale, die zon behooren te worden
aangenomen. Hij wilde dat de verdeeling der gronden en de
perceptie der inkoinaten aan de dorpshoofden geheel en al zonden
worden ontnomen, waardoor de belooning van 8 pGt. overtollig
zon worden. Daarentegen achtte hij het billijk die hoeden
een aeker gedeelte van de sawavelden toe te kennen, waarvoor
zij geene belasting zouden behoeven te betalen. Een billijke en
gelijkmatig drukkende regeling van den grondlast zou op geene
aadere wijze bereikbaar zijn dan door een hoofdelijkeu aanslag,
in dier voege dat de individuen in persoonlijke aanraking komoD
met de ambtenaren. Hij meende evenwel, ter vermijding der
moeilijkheden aan een hoofdelijkeu aanslag der belastingschul-
digen verbond^!, dat de aanslag niet op de perêon^n maar op
de gronden zou moeten geschieden , dus perceelsgewijze. Daarvoor
zpmden inlandsche onder-coUecteurs moeten worden aangesteld,
die geane bevelen van regenten ontvangen, maar onmiddellijk
ondevgeschikt zijn aau de residenten. Hunne verplichtingeo
zouden bestaan in : a het verdeelen vaU de velflen onder de
ingezetenen der dorpen; b het schatten van den oogst en e het
pcodpieeren der belasting en verantwoorden van de ontvangen
gelden. III 257— 80^; T. v. N. I. 1866 II 881—422. —
De resident van Samarang van Hogendorp, de resident van
Bembang Bekking en de oud*resideut van Tagal Vriesman,
over de voorstellen van v. d. Poel geboord, konden daaraan
hunne goedkeuring niet schenken. (De gronden voor hun ge-
voelen worden niet opgegeven.) De directeur der knltures
adviseerde geen gevolg te geven aau de geopperde plannen.
De raad van Indie meende dat aani&eming van de voorstellen
van v. d. Poel geheele vernietiging van het dessabestunr tot
gevolg zou hebben. Hl 811—812; T. v. N. 1. 1866 II 480—
481. **r- De voorstellen van v. d. Poel werden semi-officieel in
handen gesteld van den heer van Nes, om daaromtrent conie-
lentien te houden met den ontwerper en met den directeur
der knltures SchiiT, welke laaiste verslag deed van de gehouden
oonfsrentien in eene nota van September 1852. In die nota
werd de oorsprong der dorpshoofden en de aard van hun gezfg
nagegaan. Verder werd de geschiedenis der invoering van hei
kndeUjk stelsel geschetst, de nadeelige uitkomsten vermeld,
die het stelsel in de toepassing opleverde, waarin door het
kultuurstelsel verandering werd gebracht. Ook aan dit stelsel
BIJDRAGEN TOT DK i^KN^ïIS VAN HjET LfND. STELSKL. 491
waren nadeeleu verbonden , maar het kon op betere grond-
slagen worden gevestigd dpor ppup |[iauvkeurige h^fziening
en oordeelkundige regeling yau het landelijk stelsel, waarjbij
op den vooigrond staat: de verzekering aan eiken landbouwer
vim het blijvend bezit van pen voor h^m en 4^ zijpen tojt
ond^rboud toereikend stuk l^d , w^ryan de verschuldigde laud-
reute h^m bekend zal zijn en w^arva)^ )i|Bt cijfer nipt nfuip
williekeur door de hoofden kan wotiden overschredep. IfX 313—
338; T. Y. N, L 1866 TT *3?— 456.
«
Ongunstig oordeel van van den Bosch over het laudrente-
stelsel. II 239—241, 256, «75, 305; T. v. N. I. 1865 II
62 — 64, 78, 96, 123. — Het was het denkbeeld van van
den Bosch dat de kul tuurdien sten in mindering der landrente
zouden strekken. II 249; T. v. N. I. 1865 Ü 71. — In 1831
bepaalde van den Bosch dat door het betelen van ^ zijner rijst-
velden , de Javaan zijne landrente zou kunnen voldoen. Il 336;
T. V. N. I. 1865 n 185. — Volgens de instructie door van
den Bosch bij zijn vertrek van Java achtergelaten, zouden de
vruchten van den arbeid der bevolking worden verrekend met
het bedrag der landrente, terwijl hetgeen haar meer toekwam
dan het bedrag der landrente dessas^wijze zou worden voldaan.
III 70—72; T. v. N. I 1866 II 25—26. — Merkus beweerde
dat het landrentestelsel geene nieuwigheid was, maar overgenomen
uit de aloude instellingen. Il 289—294; T. v. N. I. 1866 II
108 — 113. — J. van Alphen keurde in de zitting der tweede
kamer van 23 Dec. 1834 het landrentestelsel van Baffles af.
III 4; T. V. N. I 1866 I 416.
Invoering van het landelijk stelsel in 1831 in de residentie
BageUn. II 431 ; T. v. N. I. 1865 n 200.
Invoering van het landrentesteUel in Banjoemoê in 1831.11
431; T. V. N. I. 18fi5 II 290. — In het regentschap Dayo<B-
loehoer werd echter in hetzelfde jaar de bevolking tegen vrij-
stelling van landrente tot het planten en onderhouden van
koffieboomen en pqierraoken verplicht. II 43jè^ — 483 ; T. v.
H. I. 1865 n 291. — Een yopratei yan den jnsident in 1835
ai^wezen om het daar ingevoerde stel^l van kuituur teg^n
vrijstelling yan landjrente in te ti^kken. II 749; T. v. N. I.
1«66 I 236. — Op het in 1835 g^snpraen besliut werd in
492 ALPaABETISClI OVBRZICHT
Januari 1838 teruggekomeu en het stelsel van landrente in
Dayoeloehoer weer ingevoerd. III 86—87 ; T. v. N. I. 1866 II -40.
Verbetering van den aanslag dër landrente in Bantam (S^^)or
weging van het product in 1844 en volgende jaren verkre^gen.
III 248—244; t. v. N. I. 1866 II 348—349. — E>e7^
wijze van aanslag werd in 1863 afgekeurd, op grond dat die
in dadelijken strijd is met de organieke bepalingen van 181^ en
1819, volgens welke de aanslag dessasgewijze moet wosrtien
gedaan en, omtrent de bepaling van het bedrag van den aanslag,
met de hoofden en de oudsten van elke dessa eene overeen-
komst moet worden getroffen, met inachtneming van de 'ver-
moedelijke gesteldheid van het gewas. III 256; T. v. N'. I.
1866. II 360.
In Cheribon heeft de voorloopige taxatie van het gewas voor
den aanslag der landrente alleen plaats wanneer het gewas nog
te velde staat, waarna het gewas niet meer wordt nageg^un.
UI 57; T. V. N. I. 1866 II 12.
Het landrentestelsel werd in 1825 ingevoerd in de residentie
Krawangy in de landen Djabaratigha en Karangkohar en op
het eiland Bawean. II 89; T. v. N. I. 1865 I 209—^10.
In de residentie Kadoe bleef de individueele aanslag der
landrente tot 1820 voortduren, toen die ook dessasgev^ijzc
werd gemaakt. II 11—12; T. v. N. I. 1865.1 75. — In
1833 werd bepaald dat de aanslag der landrente in Kadoe si^^
dessasgewijze maar glandongsgewijze (dat is over zulk ^n
getal dessas waarover een demang of penatoe het gezag voert)
moet plaat« hebben. II 581; T. v. N. I. 1865 II 464. -
In 1837 werd hierop weer teruggekomen en bepaald dat de
aanslag in die residentie dessasgewijze zou plaats hebben. III 7^'^
T. V. N. I. 1866 II 33. - Die dessasgewijze aanslag werd
toen geleidelijk hersteld en bleef voortdurend gehandhaafd. Dl
81—82; T. V. N. I. 1866 II 35. — Bepaling in 18^^
vastgesteld dat het aan landrente in zilvergeld verschuldigde ^^
die residentie ook met kopergeld kon worden voldaan. IQ iB^*^
T. V. N. I. 1866 II 160- 161.
In hetzelfde jaar werd het stelsel ingevoerd in Jfadioe» ^^^
Kedirij met vergunning tot gedeeltelijke betaling in rijst. •^
425— 428; T. v. N. I. 1865 II 284— 287. — In 1832 en 18^^
werd in Madioen en Kediri de bevolking instede van het opbreng'^^^
van landrente verplicht tot het aanplanten en leveren aan b^
gouvernement van producten voor de europeesche markt, f^
BIXDRAGEX TOT DE KENNIS VAN HET LAND. STELSEL. 493
439—444; T. v. N. 1. 1S65 TI 1865 II 297-301. — Deze
maatregel veroorzaakte eeiie iniudere opbrengst voor het gouver-
nement. II 444; T. v. N. I. 1865 II 302. — De maatregel
vond dan ook bezwaar bij liet gouvernement en had het ontslag
van den commissaris-inspecteur ten gevolge. II 445 — 447;
T. v. N. I. 1865 n 303—304. — In 1859, waartoe reeds in
1842 machtiging was verleend, werd in Madioeu en Kediri,
met intrekking der besluiten van 1832 en 1383, de kwijting
der landreute in geld weer ingevoerd, lil 81? — 85, 186 — 188;
T. v. N. I. 1866 II 87—39, 162—164.
Blijkens het rapport van den heer Clignett van November
1836 wordt in Pekahngan de laudrente door de dessahoofden
en oudsten vastgesteld en door de hoofden geind. Tot maatstaf
voor de berekening van het bedrag der landreute neemt men
den staat van het gewas, hetgeen tot onnauwkeurigheden aan-
leiding geeft. III 46—53; T. v. N. I. 1866 II 2—9.
Afwijking in 1828 in de residentie Soerabaya van de ge-
stelde bepalingen bij den aanslag der landreute. II 123 — 129;
T. V. N. I. 1865 I 236—242. — flapport daaromtrent. TT
416—417; T. v. N. I. 1865 II 276—277.
Door de regeering werd bij resolutie van 9 Maart 1824 het
sluiten van contracten voor de levering van benoodigdheden tegen
betaling der landreute afgekeurd. II 84 — 85; T. v. N. 1. 1865
I 205 — 206. — In vele streken van Java werd door Chineezen,
Arabieren en gegoede Javanen de landreute voorgeschoten aan
den gemeenen Javaan tegen een gedeelte van den oogst, aan
welke gewoonte evenwel bij publicatie van 6 November 1834
een einde is gemaakt. II 386—337; T. v. N. I. 1865 II
185—186 (zie ook II 644, 751; T. v. N. I. 1866 I 23— 24,
238).
RafHes wilde, volgens zijne instructie van 11 Febr. 1814,
in de verschillende districten coUecteurs aanstellen, belast met
een algeheel en uitsluitend toezicht over de landelijke inkomsten.
I 102 ; T. V. N. I. 1864 1 342. — De raad van finantien (rapport
Muntinghe) had daartegen, althans in den aanvang, bedenking.
I 272, 273, 336—337, T. v. N. I. 1851 1107—108,1864
II 359. — Bij resolutie van 28 Januari 1823 werd eeue afzonder-
lijke directie voor de landelijke inkomsten en directe belastingen
ingesteld. II 115. — Aan het denkbeeld om de controleurs der
494 ALPHABBTISCH OVERZICHT
landelijke inkomsten op de hoofdplaateeii der residentien te ves-
tigen, werd geen gevolg gegeven, terwijl bepaald werd dat die
ambtenaren zouden staan ter beschikking van de residenten. II
418—420; T. v. N. L 1866 II 278— 280. — Deeuiopeesche
collecteurs der landelijke inkomsten , nog slechts te Samarang en
Soerabaya bestaande, werden in Maart 1835 ingetrokken. Daarom
werden aan de residenten aldaar assisteut*residenten voor de comp-
tabiliteit toegevoegd, die zich met het administratief gedeelte
belastten , terwijl de perceptie aain algemeene ontvangers werd opge-
dragen. II 747 ; T. V. N. 1. 1866 I 284. — Aanstelling in 1880 in
de residentie Samarang van iulaudsehe ixiutroleurs der landrente -^
ouder den titel van demang-coutroleur. II 417 — 418: T. v,
N. I. 1865 II 277. — In 1881 werden voor Madioen en
Kediri inlandsclie oudercolleeteurs der landelijke inkomsten
benoemd. II 428; T. v. N. I. 1865 II 287. — E^ding in
1835 der bezoldiging van deze ambtenaren. II 747 — 748;
T. V. N. I. 1866 I 284—285. — Hunne bezoldiging in 1889
verhoogd. III 95; T. v. N. I. 1866 II 48. — In 1884 werden
de in 1882 in de riesidentie Pekalongan aangestelde adjqnct-
ondercoUecteurs voor de inning der landrente afgeschaft, op
grond dat die ambtenaren hoogst schadelijk waren. II 746 — 747 ;
T. V. N. I. 1866 I 284. — Bepalingen omtrent de verant-
woording der landrente door dorpshoofden. I 406, II 420 —
421; T. V. N. I. 1864 II 407, 1865 II 280.
Ondanks de afschrijving van landrente moest , volgens missive
van den directeur der kultures van Augustus 1888 a^ de
drasahoofden de 8 percent collecteloon over het volle bedrag
worden uitgekeerd. Il 579 ; T. v. N. I. 1866 II 462. — Vol-
gens bepaling van 1 Februari 1836 zou het collect^oon van 8
percent ook worden toegekend wanneer de gronden , te^n kwijt-
schelding der landrente , gebezigd worden voor de kultures van
producten voor de europeesche markt. II 750; T. v. N. I. 1866
I 237. — Dat collecteloon moest, volgens besluit van November
1 888 , worden voldaan over de som , welke door de dessahpolden
wordt opgebracht en niet over het bedrag van den aanslag dpr
landrente. III 94—95; T. v. N. I. 1866 H 47. — Bij reso-
Ifitie van Deqen^ber 18$3 werd bepaald dat de 8 percent col-
lecteloon in de afdeeling Ledok niet aan de dessahoofden , maar
aAu de demangs of penatoes zou worden uitgekeerd. II 580 —
581; T. V N, I. 1865 II 463—464.
BIJDRAGKN TOT DJt KENNIS VAN HKT LAND. STRLSEL. 495
Opbrengst der laudrente: in 1814. I 167, 240; T. v.
ZS. I. 1864 II 157, 809. —in 1818—18*9. II 129; T. v.
H. I. 1865 I 242. —ia 1820, 1830 en 1841. UI 201 ; T. v.
H, I. 1866 II 284. — in 1838—1841 , met raming voor 1842—
1844. ni 191; T. v. N. I. 1866 II 274. — Opbrengst der
landrente in Bantam in 1861 en 1862, in vergelijking met
vroeger. II 37; T. v. N. I. 1865 I 98.
Het bedrag der landrente in de regentschapjien Tjiriiigien en
Lebak werd in 1836 als speciale Hypotheek verbonden voor eene
geldleening ter aflossing van het restant van het voorschot door
de nederlandsche handelmaatschappij verstrekt. II 752 — 754;
T. V. N. I. 1866 I 239—241.
Afechrijvin& van landrente. II 578—580, 750, III 85—
86; T. V. N. I. 1865 II 462—463, 1866 I 237, II 39—
40. — Achterstand in 1822 — 1825, met opgave der oorzaken
daarvan. II 130-131 ; T. v. N. I. 1865 I 243—244. —
Aapport van Hopkins over de inning van achterstallige landrente.
I 223—226; T. v. N. I. 1864 II 294—296. — Denkbeeld van
Mnntinghe omtrent het verleenen van remissie van landhuur. I
338—339; T. v. N. I. 1851 I 109. — Commissarissen-generaal
hadden bedenking tegen eene algemeene en gezamenlijke kwijtschel-
ding van achterstallige landrente op uit". Dec. 1816. I 378 ; T. v.
N. L 1863 II 277. — Bij geheim besluit van 11 Maart 1818
bepaalden zij dat met de hoofden en oudsten van elke dessa
eene overeenkomst zou worden getroffen omtrent de aanzuivering
van den achterstand van 1815 — 1817 en dat de achterstand
van vroegere jaren werd kwijtgescholden. I 360 , 392 ; T. v. N.
I. 1883 II 259, 291. — Zij meenden, volgens besluiten van
Maart 1818 en Januari 1819, dat alleen remissie van land-
rente moest verleend worden in zeer buitengewone gevallen van
misgewas. I 857, 387, 402; T. v. N. I. 186311286,1864
II 395, 408. — Volgens bepaling van 1856 zou ook vrij-^
st^llii^ kunnen worden verleend bij het bestaan van alle andere
buitengewone en gewichtige redenen, ter beoordeeling van den
gouverneur-generaal. 1 402; T. v. N. I. 1864 II 403.
In 1836 werd ten opzichte der koffie , in 1837 ten opzichte van
ulle producten bepaald dat het loon daarvoor aan de bevolking
hoofdelijk moest worden uitbetaald bij de aflevering zonder
verrekening met landrente. III 72—74; T, v. N. I. 1866 II
406 ALPHABKTISCH OVJSRZICHT
27 — 28. — Van den Bosch wai» van oordeel dat dergeli^ ke
verandering niet anders moest plaats vinden dan met toest:^:Kn-
ming der belanghebbenden. 111 77; T. v. N. I. 1866 II 31 . — .
De gouvemeur-geueraal de Ëerens deed daarop uitkomen dat
die maatregel in het belang was der arbeidende klaase. III 77 — ■
78; T. v. N. I. 1866 II 31—32.
Project-tarief, in 1819 opgemaakt, voor de bepaling der
landrente voor onbebouwde eigendommen. Il 20—23; T- y.
N. I. 1865 I 82 — 85. — Model voor den legger van den
aanslag der landrente en de piagems, in 1819 vastgesteld. TI
38—39; T. v. J^. I. 1865 I 99—100. — Legger thans in
gebruik. II 39— 40i T. v. N, 1. 1865 I 100—101. — Tn
Maart 1837 werd bepaald dat voortaan driemaandelijksche in
plaats van maandelijksche staten moesten worden ingezond^x^»
aantoonende hetgeen op de landelijke inkomsten is aangezuiv^'^
Til 82; T. V. N. I. 1866 II 35—36. — Opgave van ^e
wijze, waarop de aanslag vrij algemeen plaats heeft. III 205-
206; T. V. N. I. 1866 II 287-288.
De dessa Pegandjan (Cheribon) wier ingezetenen belast war^^'^
met de bewaking der gevangenis te Indramayoe, werd met i
trekking van die bepaling in den aanslag der landrente
grepen. II 103; T. v. N. I. 1865 I 220 — De dessa Panass».*^
in het district Bowemo (Rembang), waar zich de graven bevond^^^
der familie van den regent , werd , volgens resolutie van Deceml»'^
1832, niet vrijgesteld van landrente. II 421; T. v. N. I. 18^^
II 280—281. — In Oct. 1832 werden de dessas, belast n»^^
de bewaking en het onderhoud der geheiligde inlandsche
graafplaatsen in Banjoemas en Kediri vrijgesteld van de
taling van huistaks, landrente enz. II 437 — 438; T. v. N-
1865 n 296. — De bewaring der oudheden van Boro-Boedc^^^
in Oct. 1819 opgedragen aan twee dessas in Kadoe tegen geï^^
van vrijstelling van betaling der landrente. 1 407.
In de residentien TaGral en Pekalongan werden in 1833 ^^
sawaveldeu, waarop gedurende het geheele jaar suikerriet
indigo werd geplant en waarvan mitsdien geen oogst van
is verkregen, vrijgesteld van landrente. II 578; T. v. N.
1865 II 462.
«f
Ai
T.
L a n d e r ij e n.
Verkoop van uitgestrekie laudeTv^^ii doox ü^^wdeU: de lau^
BIJDEAOKN TOT ÜB KE?lMS VAN HRT LAND. STKLSEL. 497
van het toenmalig Buitenzorg, die in de regentschappen Tan-
gerang en Krawang, die van Bezoeki, Panaroekan en Probo-
lingo , een gedeelte der overwonnen Bantamsche landen en eenige
landerijen rond de steden Samarang en Soerabaya. I 50; T. v.
N. I. 1864 I 60. — Prijs voor de landen Bezoeki , Panaroekan
en Probolingo betaald. I 156; T. v. N. L 1864 II 146—
147. -:- De verkochte landstreken Bezoeki, Panaroekan en
Probolingo werden onder Baflies weer ingekocht of teruggeno-
men. 1 63; T. V. N. T. 1864 I 109. — Andere landen (in
de Preanger, Krawang en in de Ommelanden van Batavia,
Samarang en Soerabaya) werden in 1813 aan particulieren ver-
kocht. I 68; T. V. N. I. 1S64 I 109.
Het reglement omtrent de particuliere landerijen gelegen ten
westen der rivier Tjimanok sloot niet uit het individueel bezit
van den Inlander. II 772; T. v. N. I. 1866 I 257—258.
Ledok.
De afdeeling Ledok (Bagelen) werd in 1832 ingelijfd bij de
residentie Bagelen. Il 434; T. v. N. I. 1865 II 292. —Op-
richting van een corps pradjoerits en plaatsing van djayang-
sèkars in die afdeeling II 435; T. v. N. I. 1865 11293. —
In Januari 1833 werd besloten de bevolking koffieboomeu te
doen aanplanten , maar in de volgende maand werd hierop reeds
teruggekomen. U 435, 568; T. v. N. I. 1865 II 294,
447. — Bij resolutie van Dec. 1833 werd bepaald dat in die
afdeeling de 8 percent collecteloon voor de landrent« niet aan
de dessahoofden maar aan de penatoes zou worden uitgekeerd.
11 580—581; T. v. N. I. 1865 II 463—464.
Lawick van Pabst. (Van)
Zijne voorstellen, in 1827 gedaan, tot herziening van het
s^telsel der landelijke inkomsten. Die voorstellen waren : de
velden door de districtshoofden, onder leiding van inlandsche
regenten en europeesche opzieners (controleurs) , op te meten en te
klassificeeren, eene vierde klasse van sawavelden aan te nemen,
en daarvan | van het gewas te heffen, den aanslag der land-
rente voor 5 jaren in eens te regelen, de vooruitbetaling van
laudrente in te trekken en de bevoegdheid om de landrente in-
stede in geld in producten te betalen, in te trekken of te be-
perken. II 115— 118; T. V. N. I. 1865 I 229—281.
Lawick van Pabst en Bothenbuler.
Hun rapport omtrent de denkbeelden der Javanen over grond-
498 AhPHABTlTtSOH OYlRZfCHf
bezit, waaruit blijkt dat die denkbeelden drieeërlei zijn: In
de, bataviaache regentschappen zijn aan de dessas alle onbe-
bouwde , aan de indilridnen ssekere aandeeleh in de bebouwde
grdüden toegekend ; in Gheribon maken de sultans en hoofden ,
als ook de geringe Yolksklasse, dezelfde aaitspraketi ; in Java's
Noordoostkust maakt nienland aanspraak op het grondbezit,
iedereen is te irreden met de bestaande Terordeningen . tnaar
ingeval aan iemand zijn aandeel ontnomen wordt , is hij geneigd
tot verhuizen , terwijl niemand zich tot dienstbiiarheid verplicht
acht. De Javanen meeneu een onbetwistbaar recht te hébben
op alle vruehtboomen en siri- planten in of nabij hunne kaïkx-
pongs. I 211—214; T. t. N. I. 1864 11282—285.
M«iat.
In 1843 werd bepaald bij herleiding van den grooten bouw
van 1400 vierk. ehgelsche h)edeu, aan te nemeh dat die
gelijk staat met 1320 vierk. rijnlandsche roeden. In 1845 werd
vastgesteld dat in plaatsen, waar andere maten in gebruik zijn
dan de gewdue bouwlnaat, de opmetingen moeten geschieden
met de rijnlandsche maat , in bouws van 500 vierkante roeden.
III 183—184; T. v. N. I. 1866 II 160.
Mac Qnoid.
Zijn rapport over de verkiezing der dorpshoofden in de
residehtié Japara en Joanna, waAhlit blijkt dht de petitigi , welke
per^nen men in eetiige gröote dë^isas meer dan een vindt, door
de dorpsbewoner^ , gewoonlijk voor één jaar, wordt verkozen.
De regent of andere inlandsche autoriteit oefent zeldeh invlóèd uit
op die verkiezing, waarvoor zijne bekrachtiging^ wdrdt gevohietd.
De kemitoewa en kabayan werden be^houwd als assistenten
v^n den petingi. Zij worden door het vc^ gekozen of door
den petingi benoemd. Deze benoemt ook den moedin (geestdtjke)
en djoèroetoelis (schrijver). I 197—199; T. v. N. I. 1864 II
269—271.
Madioen.
Invoering van het landrentestelsel in Madioen in 1831 , mët
vergunning tot gedeeltelijke betaling in rijst. II 425—428;
T. V. N. 1. 1865 TI 284—287. — De bevolking in die resi-
dentie Werd in 1882 verplicht om instede van landrente op te
brengen , producten , geschikt voor dfe europeesche markt , aan
te planten en te levei^ aan het gonveruement. II 489 — 442;
T. Y. N. l 1865 TT 197— iWi. — D\^ m^titce^l vond be-
BUDEAOGN TOt BK KfiNNIS VAN HUT LAND. STELSEL. 499
swaar bij het gouvernemeut. II 446 — 447; T. v. N. I. 18Ö5
Il 303—804. — Met 1859, waartoe reeds in 1842 machti-
^ug ^^ verleemd, werd, mei intrekking van het besluit vku
1 832 , de kwijting der landrente in gdd weer ingevoerd. III
84—85, 186—188; T. v. N. I. 1866 1187—39,162—164.
Médedeeling van Band, na ^ijne inspectiereis in 1834, om-
it^nt de uitkomsten der suiker-, indigo- en koiBëkultuur in
Madioen en de geldelijke resultaten van het ingevoerde stelsel
van administratie. II feö5— 657; T. v. N. 1. 1866 I 38—36. —
Atfn den resident van Madioen werd in 1838 ^last ftan de
fianplantingeü van suikerriet geene grootere uitbreiding te geven
dan van 400 bouws voor elk etablissement en voor de suiker-
knltuür af te zonderen vier instede van drie huisgezinnen pér
boti#. n 555; T. v. N. I. 1866 II 440. — Het suiker-
établissement te Bangit werd , nog voor het geheel Voltooid Was ,
ingetrokken , daar hét gebleken was dat geene genoegzame j voor
de suikerkultuur geschikte gronden in de nabijheid gevonden
werden , terwijl de aldaar aanwezige suikertuinen gelaten werdèfn
ter beschikking van de planters. II 700; T. v. N. I. 1866
I 139.
Bepalingen in 1833 vastgesteld omtrent den afstand tusschèn
de indigovelden en dfe fabriek. II 559 ; T. v. N. I. 1865 II 444. —
Bédt^ iii 1835 voor het transport der indigobladeren naar de
fabriek in die residentie vastgesteld. II 715; T. t. N. 1.
1866 I 152.
Medhurst.
De engelsche zendeling Medhurst verspreidde in 1829 onder
de chineesche bevolking èeu door hem geschreven boekje om haar
minachting voor hare godsdienst in te boezemen , welke daad door
de regeering werd a%ekeurd. Il 88—89 ; t. v. N. 1. 1866 I 209.
Merkus (Mr. P.)
Hij verzocht ontslagen te worden als lid van den raad
van Indië en hersteld in zijne vorige betrekking van presi-
dent van het hoog gerechtshof op grond hij zich met de
denkbeelden van den graaf van den Bosch niet kon vereeuigen,
maar een vrijgevig stelsel voorstond. II 136 — 139; T. v, N.
I. 1865 I 386 — 390. — Dit verzoek werd voor vervallen ge-
houden daar de heer Hageman reeds tot president van het hoog
gerechtshof was benoemd, ofschoon die benoeming geschiedde
na aankomst van het adres van Merkus m ^eAw\w\öi. W \^^ %
■A
500 ALPrtABETlSCll OVEHZiCHT
T. V. N. I. I 390. — Na ziju terugkeer uit de Vorstenlancl ^msn
waarheen hij als lid der commissie tot regeling der zaken ^^^^ag
gezonden, nam hij zitting in den raad van Indië. Il 147 - 7!
Y. N. I. 1865 I 897.
Zijne bedenkingen tegen het denkbeeld van van den Bo^c^
(Januari 1831) om de hoofden voor de helft in geld en ^oor
de helft in land te betalen, ofschoon ook hij den maatreg^i^
maar op andere gronden dan van v. d. Bosch , raadzaam achtte,
zoodat hij nader onderzoek aanbeval. II 207 — &12; T. v. W.
I. 1865 II 33—38. — Zijne bedenkingen (Februari 1831)
tegen het sluiten van contracten met de bevolking, doormiddel
van hoofden en oudsten der dessa, omdat die slechts in naam
bestaan, zoodat de arbeid niet bedongen maar gevorderd wordt
en zijne bedenkingen in het algemeen tegen dè denkbeelden
van V. d. Bosch omtrent de uitbreiding der suiker- en indig«"
kuituur. II 221—227; T. v. N. I. 1S65 TI 45—51. — f'i
Daar v. d. Bosch naar aanleiding der bedenkingen van Merkiis
het door hem ingevoerde stelsel nader uiteengezet had, verde-
digt Merkus in eene nieuwe nota het laudrentestelsel , keurt ^ I
het sluiten van contracten met de hoofden en oudsten en steM
voor de indigokultuur niet uit te breiden door middel v»i»
contracten maar door de invoering van eene wijziging in ^^
betaling der landrente. II 285—297; T. v. N. I. 1865 ^^
104_115.
Zijne nota omtrent de koffiekultuur, waarbij hij voorstel^®
levering van het geheele koffieproduct aan het gouvernement ^^
vennindering der belasting van J op | van het wezenlijk p^^'
duet. II 502—522 ; T. v. N. I. 1 865 II 382—400.' — ^^
eene geheime nota van 9 Juni 1832 wederlegde Merkus
bedenkingen die door v. d. Bosch tegen zijn voorstel w»
geopperd. II 532—535; T. v. N. I. 1865 II 409—411.
Nadat v. d. Bosch die nota had beantwoord, teekent Merk^
^m tC
protest aan tegen de meening van v. d. Bosch, dat de geU
denkbeelden geen punt van discussie kunnen uitmaken. II 54
T. V. N. I. 1865 n 422. ^^
Den 11 Febr. 1836 vertrok Merkus met een tw^eejarig verl
naar Nederland. II 773; T. v. N. I. 1866 I 258—259.
In April 1836 werd hij als lid van den raad van Indie ot^
slagen uithoofde van zijne oppositie tegen het kiütnurstelsel
omdat hij had geweigerd te verklare,n dat hij niet de schrijver
van de in 1836 door de redactie van het tijdschrift /'De Oost-^
t-
JDRAGKN TOT DE KHIX.VIS VAN HKT l.AVÜ. STKl.SEL. 50l
uitgegeven brochures. III 14 — 15; T. v. N. I. 1866 I
— Bij adres aan den koning van 15 Juli 1836 verant-
le hij zich. Het blijkt daaruit dat Merkus de stukken
eschreven had om door den druk openbaar gemaakt maar
om onder de oogen van den koning gebracht te worden.
►— 16; T. V. N. I. 1866 I 426—427. — Ofschoon v. d.
adviseerde het ontslag van Merkus niet te veranderen in
trlof met daaraan verbonden tractement, omdat //wanneer
l5 slaagde eene sterke factie daarin het bewijs zou zien
s koning wankelde in zijne overtuiging ten aanzien van
3lsel van bestuur in Indie//, werd Merkus vrijgelaten zich
t erlangen van pensioen of wachtgeld nader aan te melden.
I--17; T. V. N. I. 1866 I 427—428. — Zijn verzoek
I. om wachtgeld te ontvangen werd bij besluit van 2£
1837 toegestaan , maar gelijktijdig afgewezen het verzoek om
esident van het hooggerechtshof in Indie te worden be-
L III 17—18; T. V. N. L 1866 I 428. — Merkus
bij besluit van 6 Dec. 1838 hersteld in zijne vorige be-
ug en rang bij den raad van N. I. om vervolgens te
El benoemd tot commissaris van het gouvernement op Sumatra.
I— 21; T. V. N. I. 1866 I 431. — In Aug. 1839 vertrok
buitengewone zending naar Sumatra ; vervolgens werd hij
duit van 3 Oclober 1840 benoemd tot vice-president vaü
lad van N. T. en waarnemend gouv. gen. en bij besluit
1 Oct. 1842 tot gouv.-gen. v. N. I. III 99—100; T.
I. 1866 II 81—82.
1844 beweerde hij, dat al de voordeden van het stelsel
:ultures en consignatie indirect door Java en door den
1 en scheepvaart worden geabsorbeerd en dat daaraan
me niet onaanzienlijke finantieele opoffering is verbonden.
;02— 203; T. v. N. I. 1866 II 284—285. — Bij be-
^an 20 Juni 1844 beval hij eene opneming en meting der
om te geraken tot eene herziening van het landelijk
. III 210—211; T. V. N. I. 1866 II 291—292,
overleed ta Soerabaya 2 Aug. 1844. III 100 ; T. v. N. I.
n 82.
«lij er. (Mr. P.)
L ongunstig oordeel over de opleiding van personen voor
üsche dienst aan de academie te Delft, zoodat hij niet
beweren dat sedert het bestaan der delftsche academie
. (XIV). 8a
502 AtPHABETTSCH OVERZTCHT
het gehalte der ambtenaren in Indie is verbeterd. II 52 — 53;
T. V. N. I. 1865 I 112.
Militaire school te Samarang. Zie Samarang.
Militie.
Van den Bosch wilde, blijkens zijne nota van Januari 1831,
ten einde de macht der hoofden te vermeerderen, in ieder
regentschap eene militie oprichten (barissans), bestaande uit
infanterie en kavallerie met bepaling die in tijd van nood ook
voor het leger te gebruiken. II 201—207 ; ï. v. N. I. 1865
II 27 — 33. — Merkus vereeuigde zich hiermede. II 212—
213; T. V. N. I. 1865 II 38—39; — Bij resolutie van 12
Febr. 1831 werd tot oprichting van deze corpsen inlandsche
troepen besloten. II 214; T. v. N. I. 1865 II 39. — Succes-
si velijk werden deze corpsen in alle residentien opgericht, ook
in de overgenomen Vorsteulanden. II 466; T. v. N. I. 1865
II 322. — De bepaling om de manschappen in tijd van nood
ook bij het leger in te lijven leverde veel bezwaar op. II 468;
ï. V. N. I. 1865 II 323. — Op het beginsel om de piad-
joerits in land te betalen, moest men spoedig terugkomen eo
hun eene bezoldiging in geld toekennen. lï 467 — 468; T. v.
N. I. 1865 II 322—323.
Zie ook Djayang-sekars.
Minto (Lord).
Zijne denkbeelden omtrent het beheer van Indie waren geheel
overgesteld aan het stelsel der compagnie. T 244 ; T. v. N. I.
1864 II 332.
Mohammedaansche wetten.
Bij besluit van 3 Aug. 1828 werden de op 25 Mei 1760
vastgestelde civiele mohammedaansche wetten gerenoveerd. II
103; T. V. N. I. 1865 I 220.
Muntinghe (Mr. H. W.)
Zijn rapport van 28 Juli 1813 over de memorie van RaiHes
betrekkelijk de invoering van een verbeterd stelsel van lande-
lijke inkomsten op Java. I 87—98; T. v. N. I. 1864 I 267—
278. — Zijn rapport van 14 Juli 1817 betrekkelijk het onderzoek
naar de bijzonderheden van het landelijk stelsel. I 281 — 349:
T. V. N. I. 1850 II 305—337, 1851 I 1—13, IQO— 109.
Muntwezen.
Depreciatie van de koperen munt , door het in omloop brengen
BtJDBAOEN TOT DR KRNNIS VAN HKT t.AND. STRLSKL. 503
vau te veel kopergeld en door het stellen van den gulden op
100 duiten. Il 354; T. v. N. I. 1865 II 201—202. — In
1883 werd door de koiiieplantende bevolking in Malang eene
aanzienlijke hoeveelheid kopergeld aan de circulatie onttrokken
door dit onder hare huizen te begraven. II 667 — 668; T. v.
N. I. 1866 I 45. — Naar aanleiding hiervan werd een onder-
zoek bevolen naar het gebruik van het kopergeld door den
Inlander gemaakt, waaruit bleek dat het begraven van koper-
geld niet algemeen plaats heeft. II 769; T. v. N. I. 1866 .1
254 — 255. — Van Sevenhoven zegt in zijne memorie van
Maart 1840 dat de Javanen de gewoonte hebben hun geld ter
bewaring in den grond te begraven. III 107; T. v. N. I.
1866 II 88. — Berichten van Baud, na zijne inspectiereis in
1834, omtrent de duitenmunt te Soerabaya. Il 676; T. v. N.
I. 1866 I 53.
Negorijen.
Daendels schafte af het misbruik van het verhuren van nego-
rijen en dessas aan particulieren, met uitzondering van die
negorijen en dessas welke voorloopig, echter onder billijke be-
palingen, zouden verbonden blijven aan de suikermolens, de
zoutpannen en vogel nestklippen. I 27 — 28; T. v. N. I. 1864
I 38.
Noord Borski (E. van).
Nota, in 1847 ingediend, waarin het stelsel der landelijke
inkomsten wordt be^schouwd in zijne werking en toepassing. Hij
verklaart daarin dat het individueel eigendom op den grond in
principe bij den Javaan niet bekend is en dat de grond eerder
beschouwd moet worden als de eigendom van den vorst, die
hem dien ter beplanting afstaat. Het individueel bezit in Bantam
beschouwt hij meer als eene afwijking, door den tijd en adat
veroorzaakt , dan als een gevolg van het grondbeginsel zelf. Hij
treedt vervolgens in eenige beschouwingen over de instructie van
Baffles en verklaart dat invoering eener individueele belasting
onuitvoerbaar en onnut is. Door de groote verscheidenheid van
gronden zijn aan eene goede en doelmatige meting vele be-
zwaren verbonden, terwijl ook de klassifikatie in de toepassing
niet minder moeilijk is. De maatstaf voor de belasting kan
den toets niet doorstaan. Hij meende dat de bij besluit van 20
Juni 1844 bevolene opneming niet in staat zou zijn het lande-
lijk stelsel te herscheppen en het te ontdoen van de bezwaren
504 At.PHABRTISCH OVERZICHT
aan het stelsel van den aanvang af verbonden. Hij gaf in over-
weging eene vaststelling der belasting over geheel Java opdeu
basis der door weging geconstateerde productie. Daarbij meende
hij dat het bedrag der belasting , in st^de op | , op | van hei
wezenlijk product moest worden bepaald, terwijl hij het wen-
schel ijk achtte dat de marktprijzen een onderdeel der recht-
streeksche zorgen en voorzieningen van het hoofdbestuur werden.
Yoor de belasting van de tweede gewassen achtte hij afzonderlijke
bepalingen noodig , waarbij tot basis moest worden genomen dtt
uitgestrektheid der beplante gronden , gepaard met eene klassfi
fikatie der producten en der slaging. Het stelsel der.kultur^
heeft aan den rijstbouw eene nooit te voren gekende ontwikke
ling gegeven. Hl 233—255; T. v. N. I. 1866 II 889— 36«
Nopalkultuur en cochenieljeteelt.
In 1831 werd de cochenieljeteelt gou vemementsteelt. II 32^
T. V. N. I. 1865 II 174. — Geschiedenis der invoering v^
de nopalkultuur en cochenieljeteelt op Java. n400;T.v. N.
1865 II 260. — Uitbreiding in 1832, 1833 en 1834, ae
die kuituur en teelt gegeven. II 400—402, 569, 743; T.
N. I. 1866 II 261—263, 453, 1866 I 231. — Bezwar^
voor de bevolking aan de nopalkultuur in Japara verbonder
m 124—125, 128; T. v. N. I. 1866 H 105, 108.
Notariaat.
Notarissen onbevoegd publieke autoriteiten wegens zake^=
hunne dienst betreffende, te insinueeren. II 771; T. v. N.
1866 I 256.
Onderwijs.
In de instructie voor de regenten van 1808 werd hï^
opgedragen te zorgen voor het onderwijs der jeugd in M
zeden, gewoonten, wetten en godsdienstige begrippen va
den Javaan, voor het oprichten van de daartoe noodig^
scholen en voor het daarin plaatsen van goede en geschikt»*
onderwijzers. I 31 ; T. v. N. I. 1864 I 41. — Bij het re-
glement van 9 Mei 1820 op de verplichtingen enz. den
regenten werd aan dezen opgelegd het inlandsch onderwijs ie
bevorderen. II 62; T. v. N. I. 1866 I 120. — In 1836
werd ''om redenen van algemeene toepassing// eene aanvraag
afgewezen van den resident van Banjoemas voor ƒ30 kopergeld
BIJDRAOBN TOT D£ KKNNIS VAX HET LAND. STELSEL. 506
per maand ter bevordering van het inland;sch onderwijs. II 776;
T. V. N. I. 1866 I 261.
Zie ook op de woorden: Ambtenaren, Instituut, Samarang.
Opium.
Kendement der amtioeu-verpachtingen in Kediri in 1831 —
1844. 111 227.
Overeenkomsten. Zie Contracten.
Overstraten. (P. G. van).
In 1791 — 1796 onderzocht hij den toestand der javaansche
maatschappij. Hij ondervond de moeilijkheid van zoodanig onder-
zoek, daar ieder regentschap, ja ieder district en dessa, ver-
schilde in zijne adats en gewoonten. I 2; T. v. N. I. 1863
n 394.
Paditienden. Zie Djakat.
Plikhuizen.
In 1821 werd verboden het oprichten van pakhnizen of han-
dels-etablissementen op e^nigen afstand der gewone verblijf-
plaatsen van de residenten of het doen voortduren van bestaande
zonder vergunning. II 132—133; T. v. N. L 1865 I 245.
Passaroean.
Verslag der invoering van het landelijk stelsel in die resi-
dentie. I 163, 219—223; T. v. N. I. 1864 U 154, 289—
293. — In 1834 werd gelast dat aan de suikerkultuur in
deze residentie geene verdere uitbreiding zou worden gegeven.
II 558; T. V. N. I. 1865 II 443.— Onlusten in deze resi-
dentie in Aug. 1833 ten gevolge der uitgestrektheid der aan-
plantingen voor de suikerkultuur. Als straf werden eenige per-
sonen naar Krawang verplaatst II 582 — 591 ; T. v. N. I.
1865 II 465 — 474. — In 1841 kregen die personen verlof
naar Passaroean terug te keereu. III 180; T. v. N. I. 1866
II 157. — In 1833 werd bepaald dat. alle districtshoofden in
deze residentie den titel zouden voeren van wedono, in stede
dien van demang. Il 588; T. v. N. I. 1865 II 471. — Me-
dedeeliug van Baud na zijne inspectiereis in 1834 omtrent den
staat der suiker-, koffie- en rijstkultuur in deze residentie. II
664—669; T. v. N. I. 1866 I 42—47. — Met betrekking
tot het grondbezit in deze residentie deelt Jourdan mede dat
er tusschen den souverein en den landbouwer geen intermediair
eigendomsrecht bestaat. Eene gemotiveerde verklaring van de
506 ALPHABETISCH OVBRZICUT
rechten van den landbouwer zal leiden tot bevordering van het
geluk en de industrie van het volk. 1223; T. v. N. I. 1864
II 293. — Blijkens de nota van Domis had de grootvader van
den toenmaligen regent in Passaroean de bebouwde velden doen
meten en verdeelen, waarbij dorpshoofden en gewezen dorps-
hoofden de meeste velden kregen. Wie velden bezat kon het
recht om ze te bearbeiden niet verliezen dan door ze niet te
bebouwen, de dessa te verlaten, eene misdaad te plegen, niet
aan zijne verplichtingen te voldoen en door willekeur. Vroeger
was de beschikking over de velden zeer willekeurig , doch later
kregen de landbouwers een ander denkbeeld van hun recht op
de sawavelden , die zij beschouwen als eene soort van eigendom ,
wel niet verkoopbaar, maar vatbaar om te worden over^dragen
aan de kinderen II 288—289; T v. N. 1. 1865 II 107—108.
— Druk der heerediensten in Passaroean. I 221 — 222; T. v.
N. L 1864 II 291—292.
Patjitan.
In 1832 werd verklaard dat het regentschap Patjitan eenea
afzonderlijke assistent-residentie zou uitmaken. Il 430 ; T. v - ,
N. I. 1865 II 288—289. — In 1833 werd het niet nood
zakelijk geacht een postrid tusschen Patjitan en Soerakarta op^^p
te richten. Il 593; ï. v. N. 1. 1865 II 475. — Grensschei
ding tusschen de afdeelingen Patjitan en Ponorogo. II 771
772; T. V. N 1. 1866 I 256—257. — In 1839 werd be =.-
sloten gronden in Patjitan aan de bevolking over te laten. II ƒ
96; T. V. N. I. 1866 U 48—49.
Pekalongan.
Ten opzichte der invoering van het landelijk stelsel in deï-!=^e
residentie wordt bericht dat voor den aanslag van 1813—1 ^ i
de landerijen niet behoorlijk werden opgenomen of gemeten-»,
noch de waarde van het product onderzocht. Daar de Javae^-n
op eenmaal geheel aan zich zelven werd overgelaten, spro*^^
daaruit niet-bebouwing der landerijen voort. I 371— 372; T- ^•
N. I. 1863 n 270—271. — Personen in deze residentie , A^^
klachten hadden ingebracht over de hun aangewezen veldea ^"
het hun toegewezen loon, werden naar Krawang verbannen, i-^
177—179; T. v. N. I. 1866 II 154—156 —In 1836 \r^^^
bepaald dat de afschaffing der belasting voor eiken reispas, ^^^
Pekalongan afgegeven, nader zou worden behandeld II 7'
T. y. N, l 1866 1 257. — U l%a4 vi^xd iudeze residen-^' ^^
BIJDEAGEN TOT D£ K£XMS VAN HBT LAND. STELSlüL. 507
het koeii-etablissemeiit ingetrokken eu de heeredieu9teu ten
laste der bevolking in het algemeen gi^bracht. Il 643 — 644;
T. V. N. I. 1866 I 23.
Invoering van het landelijk stelsel in deze residentie. I
159—162; ï. V. N. I. 1864 II 149—152. — Verslag om-
trent die invoering. I 371—372; T. v. N. I. 1863 II 270—
271. — Ongunstige toestand der kultores in deze residentie
in 1833, op grond waarvan de resident ontslagen werd. II 574;
T. V. N. I. 1865 II 457—458. — Verslag van Baud na zijne
inspectiereis in 1834 omtrent den staat der suiker-, indigo-,
koffie- en rijstkultuur in deze residentie. II 638 — 642; T. v.
N. I. 1866 1 18—22. — In 1836 werd bepaald dat de
suikerkultuur in deze residentie niet meer in geregelde tuinen
bij de fabriek maar dessasgewijze bij elke dessa in de nabijheid
zou worden aangeplant. II 695—696; T. v. N. I. 1866 I
134 — 135. — Bepalingen in 1833 vastgesteld voor Pekalongan
omtrent den afstand tusschen de indigovelden en de fabriek.
n 559; T. V. N I. 1865 II 443—444. — Voor deze resi-
dentie werden in 1834 bepalingen gemaakt omtrent het ver-
krijgen van indigozaad en omtrent het concentreeren der indigo-
aanplantingen in de nabijheid der üabrieken. Il 713 — 714; T.
v. N. I. 1866 I 150—151. — In 1845 bleek het dat de
bevolking van eenige dessas in Pekalongan de helft harer sawas
voor de iudigokultunr had moeten missen. UI 141 ; T. v. N. I.
1866 II 121. — Bepaling, in 1834 vastgesteld, dat de thee-
kuituur in Pekalongan door vrijwillige arbeiders , tegen het
loon gewoonlijk plaatselijk voor particuliere diensten bedongen,
moest worden verricht. Il 737—738; T. v. N. I. 1866 1
225 — 226. — Blijkens het rapport van Clignett van No-
vember 1836 wordt in deze residentie de landronte door
de dessahoofden eu oudsten vastgesteld en door de hoofden
geïnd. Tot maatstaf voor de berekening van het bedrag der
landrente neemt men den staat van het gewas, hetgeen tot
onnauwkeurigheden aanleiding geeft. UI 46 — 53; T. v. N. 1.
1866 II 2—9.
Perdikan-dessas. Zie Belastingen, Heerediensten,
Landelijk stelsel.
Poel. (H. A. van der)
Als inspecteur der kultures schreef hij in 1849 — 1851 eenc
Xiota over de herziening van het landelijk stelsel en de duur-
- i
— -I
i
508 AtPHABBTISCH OVBRZICHT
zame regeling van de belasting op de ongebouwde eigendon^men.
In de eerste afdeeling dier nota zette hij de nadeelen uit een,
waartoe het landelijk stelsel, niet zooals het door de Engel- ^j
schen ontworpen, maar door ons in practijk gebracht is, aan-
leiding geeft. Eene herziening van het landelijk stelsel zou
er, naar zijne meeuing, toe leiden den Javaan te onttrek-
ken aan de knevelarij , de verdrukking en het despotisme
zijner mindere inlandsclie (dorps) hoofden. In de tweede afdeeling
gaf hij een overzicht van de wijze waarop de laudrente door for
de ambtenaren berekend, door de hoofden geheven en door de ^ie
belastingschuldigen afdragen wordt, waaruit blijkt dat de ^ie
toepassing der vastgestelde bepalingen overal verschillend is. _ s.
Eene hef&ng van | vau het gewas achtte hij te hoog en
hij onderzocht daarom de uitkomsten , die verkr^n zouden worden
bij vermindering van taks, bijv. tot |, daarbij aannemende
een vasten marktprijs van fl\ recepis per pikol padi en van
belasting vrijstellende alle velden, welke minder dan 6 pikols ^Js
padi opbrengen. Van de velden, met kultures voor de europeesche
markt beplant, zou geene belasting behooren gevordenl te
worden. In de derde afdeeling gaf hij op de regeling van den
aanslag der sawas en tegals, die zou behooren te worden
aangenomen. Hij wilde dat de verdeeling der gronden en de
perceptie der inkomsten aan de dorpshoofden geheel en al /ouden
worden ontnomen, waardoor de belooning van 8 pCt. overtollig
zou worden. Daarentegen achtte hij het billijk die hoofden ^^
een zeker gedeelte van de sawavelden toe te kennen, waarvoor '^^^
zij geene belasting zouden behoeven te betalen. Een billijke en
gelijkmatig drukkende regeling van den grondlast zou op geene
andere wijze bereikbaar zijn dan door een hoofdelijken aanslag, « »
in dier voege dat de individuen in 2)ersoonlijke aanraking komen ■-^
met de ambtenaren. Hij meende evenwel, ter vermijding der "^
moeilijkheden aan een hoofdelijken aanslag der belastingschul-
digen verbonden, dat de aanslag niet op de personen maar op ^^
de gronden zou moeten geschieden , dus perceelsgewijze. Daarvoor "^
zouden inlandsche onder-collecteurs moeten worden aangesteld, -•
die geene bevelen van regenten ontvangen, maar onmiddellijk -
ondergeschikt zijn aan de residenten. Hunne verplichtingen
zouden bestaan in: a het verdeelen van de velden ouder de
ingezetenen der dorpen; ö het schatten van den oogst en e het
i)ercipieeren der belasting en verantwoorden van de ontvangen
gelden. Hij gaf verder eeu ontweT^ \q\> x^^lvoi^ der heere- j
MTH
BI/BRAGEN TOT DE KKNNIS VAN HKT LAXD. STELSEL. 509
^ i«usten , waarbij als beginsel werd aaugeuomen : afschaffing
"^^^n alle diensten, onder de benaming van heeredieusten ,
'^ke tot dusver aan de inlandsche bevolking opgelegd
|u zonder betaling, waartegen alle ingezetenen van Java,
ijx Europeanen of hunne afstammelingen en niet uitdrukkelijk
"v-i-ijgesteld zijnde — de vrijgestelden worden aangewezen —
onderworpen zouden worden aan het verrichten van verplichte
diensten, sommige zonder andere met betaling. Onder de ver-
plichte diensten zonder betaling zouden behooren: het aanleggen
«1 onderhouden van den grooten postweg , het doen van wachten ,
het bewaken van gevangenissen, gouvemementsgebouwen in de
clistricten en passangrahans , nachtwachten bij de ambtenaren
in de binnenlanden, het onderhouden van reeds bestaande water-
leidingen en dammen en het overbrengen der landrente uit de
dorpen tot op de hoofdplaats van het district. Onder de ver-
plichte diensten tegen betaling zouden behooren : het kappen
eïi vervoeren van hout tot bouw of reparatie van bruggen en
goavemements-gebouwen , het verstrekken van werkvolk daartoe
1>eiioodigd, het verstrekken van volk tot het graven van ka-
nalen en aanleggen van dammen , het overbrengen der landrente
van de hoofdplaatsen der districten tot in 's lands kas , het be-
geleiden van gevangenen , het overbrengen van 's lands goederen
en gelden en van de goederen en des noodig ook der personen
v-an alle ambtenaren en militaire reizigers , het bewaken van den
gladak. III 257—311; T. v. N. L 1866 II 381—430.
Beoordeeling der in deze nota vervatte denkbeelden. Zie daar-
voor pp het woord: Landelijk stelsel.
Ponorogo. (Grensscheiding tusschen de afdeelingen Patji-
tan en) II 771—772; T. v. N. I. 1866 1256—257.
Postwezen.
Afwijzing in 1831 van een voorstel der directie van finantien
Cim het onderhoud van woningen , loodsen en stallen behoorende
t;ot de posterijen zonder betaling ten laste der bevolking te
>>rengen. Il 478; T. v. N. I. 1865 II 332— 833. — In 1833
'Mrerd het noodzakelijk geacht een postrid tusschen Patjitan en
Soerakarta op te richten. II 593; T. v. N. L 1865 II 475. —
Xu Sam^rang bestond van Demak naar Kradenan , eene binnen-
landsche paardenpost ten laste der bevolking, waarvoor de
paarden door haar geleverd , , onderhouden en gevoed werden. ,
III 120; T, V, N. l 1866 II 101. — \^e gö\iN.-?!eïi,\ft»eïAR
610 AL?HABETI8CH OVERZICHT
dat deze en dergelijke misbruiken bij de voorge^chreveue spaai-
zaamheid moesten blijven bei«taan. De minister keurde het bestaan
van die posterij af en verzocht den gouv.-gen. haar in te trek-
ken, zoomede alle posterijen in dezelfde categorie vallende,
die elders mochten bestaan, III 1^1—122; T. v. N. I. 1866
II 101—108.
Preanger-regentschappen.
Handhaving door commissarissen-generaal van het bestaand
beheer in die residentie. I 393 ; T. v. N. I. 1863 II 292.
Ten opzichte van het grondbezit in de Preanger-re^ent^appe
valt op te merken dat de gronden beschouwd wowlen t* be-
liooren aan dorpen of individuen. Alle onbebouwde gronde
worden toegekend aan de dessus , zekere aaudeelen in de be — ^^-
bouwde gronden of sawavelden aan de individuen. Deze meeneu^^^~^i
evenwel een onbetwistbaar recht te hebben op alle vruclitboomei»::^^^^
en siri-planten , in of nabij hunne kampongs of dessas. I 212^- ^i
214; T. V. N. I. 1864 II 283, 284.
Gunstige uitkomsten, blijkens het verslag van Baud in 1834^- ^-s^^»
van de koffiekultuur in deze residentie, doch ongunstige resul — i -ui-
taten van de indigo- en tlieekultuur en zijdeteelt. II 623 — 627 ? "* '
T. V. N. I. 1866 I 4—7*.
Maatregelen door Kafiles omtrent de kofliekultuur in dit^ ■^^
gewest genomen. I 170; ï. v. N. I. 1864 II 160. — In^:*-»
1834 kwam in behandeling een voorstel tot prijsverhooging^J. '^
voor de in de Preanger aan het gouvernement geleverde koffie. - ^^*
Van Sevenhoven ondersteunde dit voorstel niet alleen op^^ï^P
grond van toezeggingen door van den Bosch gedaan , maar ook op ^^i P
grond van billijkheid. Baud, ofschoon de billijkheid der ver- - — ''''
hoogiug erkennende, meende dat daarvoor de autorisatie des ^a^^-^^^
konings gevorderd werd. In 1836 werd de verhooging toege-
staan, die ook later nog vermeerderde. II 722 — 730; T. v.
N. I. 1866 I 159—166. — Mededeelingen omtrent deu
stand der koffiekultuur in deze residentie in 1835. II 730 — 732; ^ ^''
T. V. N. I. 1866 I 166—168.
In IS 34 werden in deze residentie woeste gronden voor de -^^ ƒ
suikejrkultuur afgestaan. II 707—708; T. v. N. I. 1866 1
145—146.
De heer Teisseire, belast met een plaatselijk onderzoek de
indigokultuur, adviseerde tot eene uitbreiding dier kuituur in
dit gewest II 160— 15^Z-, T. v, ^, 1, \%^^ I 400—402.
u
I
^ST
BIJDRAGEN TOT DE KEXNI8 VAX HET T,AND. STELSEL. 611
Hierop werd in Juli en October 1880 door de regeering
besloten de werkzaamheden ten opzichte vau die kuituur in
deze residentie voort te zetten. II 149, 154; T. v. N. I.
1865 I 399, 404. — In Juli 1832 werd, uit hoofde
van den druk der iudigokultuur voor de bevolking , besloten tot
eene vermindering dier kuituur. II 386 — 887; ï. v. N. I.
1865 II 248— £49. — In Sept. 1832 werd bepaald dat de
te Bodjanegara voor de iudigokultuur bestemde bevolking voor
de theekultuur zou worden gebezigd. II 387; T. v. N. 1. 1865
II 249. — Bij resolutie van 31 Mei 1833 werd besloten de
indigofabrieken in de Preanger aan de bevolking af te staan ,
die tegen vastgestelden prijs indigo aan het gouvernement zou
leveren. II 888; ï. v. N. I. 1865 II 250. — In 1834 werden
de tjoetaks lielles, Madjalaya, Maleber en Tjiketoek van de
iudigokultuur ontheven. II 560; T. v. N. I. 1866 II 444—
445. — Bij resolutie van October 1835 werden al de in de
Preanger bestaande iudigofabriekeu , met uitzondering van die
te Radja-binangou , ingetrokken. II 709—712; ï. v. N. 1. 1866
I 147—149.
Bepaling vau het getal aan te planten theeheesters in 1834
in de Preanger. Il 568; T. v. N. I. 1865 II 452. — In
deze residentie waren de aanvankelijke uitkomsten der theekul-
tuur niet zeer gunstig. II 626; T. v. N. I. 1866 I 6—7.
Ongunstige uitkomsten in 1S34 en 1835 van de zijdeteelt in
de Preanger. U 627, 739; ï. v. JM. I. 1866 I 7, 227.
Priesters.
»
Raffles wilde, blijkens zijne memorie van 14 Juni 1813,
ten einde het gouvernement van hunne gehechtheid te ver-
zekeren, hun eene zekere wedde toezeggen, die zij zouden
behouden, zoolang zij zich goed gedroegen. I 77; T. v. N. I.
1864 I 212.
Probolingo.
Over het benoemen, in 1823, van een afzonderlijken regent
voor dit gewest. Il 72—74; T. v. N. I. 1865 I 194—196. —
Regeling van het apanage-grondbezit in Probolingo. III 162 —
164; T. V. N. I. 1866 U 140—142. — District Probolingo
in Kadoe. Zie Kadoe.
Producten.
Hoofdelijke betaling bij de afievering der producten. Zie
Landrente.
518 ALVHABETISCH ÜVEEZICHT
Raad vau Indie. (Zameustelling van den)
In 1829 werden als leden vau den raad geïnstalleerd
Jhr. J. C. Goldman, mr. J. Bousquet en mr. P. Merkns.
II 135; T. V. N. I. 1865 I 386. — Merku» nam eerst
later (Dec. 1830) zitting, daar hij in commissie was ge-
zonden naar de Vorsteulanden. II 147; T. v. N. I. 1865
I 397. — Na het overlijden van Bousquet werd J. I. van
Sevenhoven in 1832 benoemd tot lid van den raad. II 408,
480; T. V. N. I. 1865 II 269, 334. — Merkus ver-
trok 11 Febr. 1836 met een tweejarig verlof naar Nederland.
II 773; T. v. N. I. 1866 I 258—259. — lu April 1886
werd Merkus als lid van den raad ontslagen en een nieuwe
raad benoemd, die ten gevolge van het nieuwe regeerings- regle-
ment een bloot adviseerend coUegie zou zijn. Tot vice-presi-
dent werd benoemd Jhr. J. C. Goldman en tot leden J. I. van
Sevenhoven, Jhr. J. C. Reynst en H. C. Nahuys. III 14; T.
V. N. I. 1866 I 425.' — Bij besluit van 4 April 1837 werd
C. S. W. graaf van Hogendorp en bij besluit van 19 Nov.
1838 J. van Schoor tot Jid van den raad van Indie benoemd;
de laatste ter vervanging van Jhr J. C. Goldman, die ontslagen
was. III 18—19; T. v. N. I. 1866 I 429. — Merkus
werd 6 Dec. 1838 in zijne betrekking en rang bij den raad
van N. I. hersteld , terwijl Jhr. J. C. Reynst met verlof ging.
III 20; T. V. N. I. 1866 I 481. — In April 1839 ging
vau Sevenhoven met verlof, in Sept. 1839 werd pensioen
verleend aan Jhr. J. C. Goldman , terwijl tot lid van den raad
benoemd werd J. du Puy. III 99; T. v. N. I. 1866 II 81—82.
Raffles. (ï. S.)
Oordeel over Raffles. I 56—60; T. v. N. 1. 1864 I
102—106. — Zijne memorie over het landelijk stelsel van 14?
Juni 1813 en 11 Febr. 1814. I 68—86, 147—240; T. v. N.
I. 1864 I 202—221, II 137—165, 249—309. — Zijne
proclamatie van 15 Oct. 1813, aanwijzende de grondslagen vau
de verandering van stelsel. I 99—101; T. v. N. I. 1864 I
278 — 280. — Instructie, doorhem uitgevaardigd voor de lande-
lijke inkomsten. I 102—122; T. v. N. I. 1864 I 341—357.
— Het door hem vastgesteld reglement voor het beleid der
justitie voor de provinciale gerechtshoven op Java. T 123 — 146;
T. V. N. I. 1864 I 405—429. — Directeuren der Britsche
O. L Co/npagnie oordeelden /.eet g^u^li^ w^x \v^t bestuur vaii
BIJDRAGEN TOT DE KENNIS VAN HKT I.AVD. STELSEL. 518
Raffles iu Iiidië. Zij meenden dat door het landelijk stelsel van
Raffles de kolonie spoedig in staat zou zijn geweest ten minste
hare eigene uitgaven te dekken. De rechterlijke verordeningen
werden door directeuren in hooge mate geprezen. I 247 ; T.
V. N. I. 1864 n 335. — Een exemplaar van Raffles' HiHory
of Java met begeleidende missive naar Java gezonden. I 269 —
270; T. V. N. L 1864 H 356.
Rechtswezen en politie.
Verbeteringen daaromtrent door Daendels ingevoerd. I 22 — 23;
T. V. N. I. 1863 II 413—414. — Hij schafte de vermin-
kende straflen af, ofi»choon de koran de toepassing daarvan
voorschreef, en hij zoi^de voor eene betere rechtsbedeeling. I
25—26; T. v. N. I. 1864 I 36—37.
R^lement voor de provinciale gerechtshoven op Java van 1 1
Febr. 1814. I 123—146; T. v. N. I. 1864 I 405—429.—
Toelichting van dit reglement. I 228—234; T. v. N. 1. 1864
U 298—304. — Oordeel over dit reglement I 66—67. —
Raffles achtte het onstaatkundig , ongepast en onbillijk de inboor-
lingen van Java te onderwerpen aan eenige andere wetten dan
die van hun ouden regeeringsvorm en hunne gevestigde godsdienst I
231—232; T. v. N. I. 1864 II 301—302. —In 1835 werd
het niet noodzakelijk geacht geestelijke rechtbanken op de drie
hoofdplaatsen van Java op te richten , waarbij van de uitspraken
der priesterraden , in zaken boedelscheiding onder Javanen , zou
kunnen worden geappelleerd. Alle civiele actiën, tot uitkeering
of betaling , uit die uitspraken voortspruitende , zouden gebracht
worden voor de gewone rechtbanken. II 770 ; T. v. N. 1. 1866
I 255—256.
Regenten. Zie Hoofden.
Reglementen. (Regeerings-)
Het reglement van 3 Januari 1815 werd in ludie niet iu
werking gebracht. I 263—264; T. v. N. I. 1864 II 350—351.
(Commissarissen -generaal stelden bij publicatie van 22 Dec. 1818
een r^lement vast. Ofschoon de koninklijke goedkeuring op
dit reglement niet gevraagd en niet verleend is, werd het
nogtans door alle leden der indische regeering beëedigd en
bleef het tot de uitvaardiging van het reglement van 30 Aug. 1827
de richtsnoer voor de regeerings-handelingen in Indie. I 399 —
400; T. V. N. I. 1864 II 400—401.
Het reglement van Aug. 1827 werd in Indie ontworpen en
514 AT.PHABr.TlSOTT OVERZICHT
gearresteerd door deu commissaris-generaal du Bus. II 102;
T. V. N. I. 1865 I 219.
Door den gouverneur-generaal v. d. Bosch werd een nieuw
reglement, gearresteerd bij kon. besluit van 16 Mei 1829 , bij zijne
optreding in werking gebracht. Il 102; T. v. N. I. 1865 I 219.
Bij kon. besluit van 20 Februari 1836 werd een nieuw
regeerings-reglement gearresteerd. IIT 14 ; T. v. N. I. 1866 1 425.
Reispassen.
In 1836 werd bepaald dat de afschaffing der belasting voor
eiken reispas, in Pekalongan afgegeven, nader zou wordeo
behandeld. II 772; T. v. N. I. 1866 I 257.
Rembang.
Verslag der invoering van het landelijk stelsel in die resi-
dentie. I 163; T. V. N. I. 1864 II 153. — De administratie
dier residentie verkeerde in 1823 in verwaarloosden staat,
waarin door zuivering van het personeel der inlandsche en
verbetering en versterking van het personeel der europeesche
ambtenaren moest worden voorzien. II 75 — 81 ; T. v. N. I.
1865 1 196 — 201. — Mededeeling door Baud na zijne inspectiereis
in 1834 omtrent de suiker- en rijstkultuur en boschadministratie
in die residentie. II 677—680; T. v. N. I. 1866 I 54—56. —
Ten gevolge van slechte resultaten werd in 1834 bepaald dat
de suikerkultuur in deze residentie niet verder zou worden
beproefd. U 557—558; T. v. N. 1. 1865 II 442. — Intrekking
dier kultuur in deze residentie in 1835. II 698; T. v. N. 1.
1866 I 137.
Remises. (Koloniale)
Van den Bosch bepaalde in Januari 1834 dat jaarlijks
aan het moederland 10 millioen zou worden geremitteerd.
11 608; T. V. N. I. 1865 II 489—490. — Baud schreef
10 Sept. 1884 dat alle //aanstrenging'/ zou worden gevorderd om
de bepaalde 10 millioen over te maken. II 774; T. v. N. 1.
1866 I 259. — De verplichte remise werd voor 1835 op
12 miUioen vastgesteld. III 22; T. v. N. I. 1866 I 482. —
Bij besluit van Sept. 1835 werd bepaald dat uit den oogst van
1836 aan het dep. van kol. in consignatie zou worden overge-
maakt eene waarde van 18 millioen. II 776; T. v. N. I. 1866
I 261. (zie ook III 24; T. v. N. I. 1866 I 434). — De
verplichte remise voor 1837 werd bepaald op 22 millioen. III 25;
T, V. N. I. 1866 I 435. — Voor 1 838 werd die bepaald op 25 mil-
BtJDRAOEK TOT DE KEXNIS VAX HET KAXD. STELSEL. 515
Vn| lioeii. III 26; T. V. N. I. IS 66 I 4^6. — Aan deze verplichting
is niet kunnen worden voldaan ^'dan ten prejudice van de
Bwl overige op de kolonie rustende lasten//. III 87 ; T. v. N. I.
nzsj 1866 I 446. — De gouv.-gen. de Eerens had (missive van
t i;| 9 Sept. 1838) bezwaar tegen de opvoering der remises en gaf
ia overweging voortaan de verplichtingen der kolonie op het mini-
41^1 fflULmte stellen, te meeromdat toch alle producten naar Nederland
rerden geconsigneerd. III 83, 35; T. v. N. I. 1866, 1448,
44» Ö. — Van den Bosch M'ilde evenwel dat de remise zóó hoog
Vdd bepaald als men slechts met zekerheid kon aannemen dat kon
rom'den opgebracht, // dewijl er een bestendige tendance bestaat
tot rijkelijkheid, die niet te veel kan worden tegengegaan.//
35—36; T. v. N. T. 1866 I 445—446.
Bij stkultuur.
Bij de instructie der regenten van 27 Sept. 1808 werd hun
d^ zorg opgedragen voor het bezaaien en beplanten der rijst-
velden. I 31; T. V. N. I. 1864 I 41. — Bi.j diezelfde in-
st^K-nctie werden rijstvelden afgestaan aan verschillende inlandsche
'>»smbten. I 32; T. v. N. I. 1864 I 42. — Bepalingen in
1 ^^ Os en 1 809 voor de cheribonsche lauden vastgesteld ten
^^xzizien van het bezit en gebruik der rijstvelden en de beschik-
ti:rig over het product. I 36—49; T. v. N. I. 1864 I 46—
^ S^ . — Opbrengst , kosten , belasting enz. der padikultuur in
Iw^^oe , blijkens de opneming der velden in die residentie in 181 9.
H^ 7—13; T. V. N. I. 1865 I 71—75. — Gunstige uitkom-
^^^^^n van in 1832 genomen proeven met karolina-rijst. Il 414;
''^ - V. N. I. 1865 II 274.
Verslag van Baad , wat de rijstkultuur betreft , omtrent zijne
^*^ 1834 gedaue inspectiereis: Gunstige staat der rijstkultuur
^*^ Cheriboit, die nog verbeterd zou worden door de rijstvelden
^^.n de districten Sindang Kassi en Lossari met levend water
^^ besproeien. II 631 ; T. v. N. I. 1866 I 12. — In Tagal
^'ilde men ten behoeve der rijstkultuur door doelmatige afdam-
^^ngen en leidingen, eene groote uitgestrektheid van levend
^ater voorzien. IT 638; T. v. N. I. 1866 I 17—18. —
Ook in Pekalongan, Banjoemas, Kediri en Passaroean wilde
men door het brengen van levend water de rijstkultuur bevor-
deren. II 642, 646—647, 661—662, 668; T. v. N. I. 1866
I 22 , 26 , 39—40 , 45—46. — Tn Bezoeki was de rijstkultuur
uitgebreid door den aanleg van werken in de afdeeling Pana-
y
516 AL^HABKTISCH üVERZIÖHT
roekan. Il 673; T. v. N. I. 1866 I 50. — Verbetering der
rijstkultuur in Soerabaja te verwachten door het verhoeden van
overstroomiug van rijstlanden. II 676; T. v. N. I. 1866 I
63. — Ue rijstkultuur in Rembang afhankelijk van regen,
terwijl het twijfelachtig is of veel tot verbetering kan worden
gedaan. Il 678—679; T. v. N. I. 1866 I 55—56. — De
rijstkultuur in Japara schraal en wisselvallig. De besproeiing
der velden is echter verbeterd door het leggen van gemetselde
en houten dammen. II 685; T. v. N. I. 1866 I 60—61.—
De rijstkultuur in Saraarang verbeterd door het aanleggen eener
groote waterleiding. Il 687—688; T. v. N. I. 1866 I
63—64.
In 1834—1836 werden in onderscheidene residentien maat-
regelen genomen tot bevordering der rijstkultuur, o. a. door
het aanleggen van waterleidingen, het aankoopen van buffels,
het verleenen van voorschotten enz. Il 783 — 787 ; T. v. N. I.
1866 I 222 — 225. — Door het gouvernement werd ook zaai-
padi aan de bevolking verstrekt. Il 572—573, 679; T. v.
N. L 1865 II 456—457, 1866 I 55. — In 1841 werf
een onderzoek bevolen naar de duurte van de rijst in Djokdjo-
karta en Bagelen, omtrent welk onderzoek niets naders is
vernomen. III 180—181; T. v. N. I. 1866 II 157—158.
— In 1843 werd bepaald dat geen gevolg zou worden g^e-
ven aan het denkbeeld om in navolging van hetgeen in Che-
ribon en Grissee bestaat, de op de bazaars gebracht wordende
padi en rijst in het algemeen van de belasting der marktge-
rechtigheid vrij te stellen. III 181—182; T. v. N. I. 1866
II 3 68. — Mislukking van den rijstoogst in 1844 en
voorschotten daarom aan de bevolking verleend. III 170 —
176 ;T. V. N. I. 1866 II 148-163. — Bij onverhoopt gebrek
aan rijst moest de bevolking worden aangespoord tot het planten
van spoedig rijp wordende aardvruchten, djagong enz. III 95;
T. V. N. I. 1866 II 48. — Vete werkzaamheden voor de
gouvemements-kultures verhinderden de bevolking de noodige
waterleidingen voor de rijstkultuur te maken en te onderhouden,
van daar vele misgewassen. III 125 — 126; T. v. N. I. 1866
II 106.
*
Bochussen. (J. J.)
Beuoemd tot gouv.-gen. v. N. I. bij kon. besluit van 5
Febr. 1845. III 100: T. v. N. I, 1866 n 82.
BUDRAOEM TOT 0£ KKNNIS VAN HlST t^KD. STKLSBL. 517
Saffraan teelt.
In 1835 werden proeven genomen met die teelt. II745;T.
V. N. I. 1866 I 28a.
Samarang.
Verslag omtrent de invoering van het landelijk stelsel in deze
residentie. I 162; T. v. N. I. 1864 II 152. — Mededecling
van Baud, nfi zijne inspectiereis in 1834, omtrent den stand
der suiker-, kofiie- en rijstkultunr in deze residentie. II 685 — 688 ;
T. v. N. I. 1866 I 62—64. — Blijkens het rapport van
kolonel Eales hebben in Samarang de individuen uit zich zelven
geen uitsluitend recht op den grond, dat geacht wordt alleen
in den souverein te zijn gevestigd. Aan de bevolking wordt
woeste grond ter ontginning gegeven , waarvoor zij gedai*ende
niet langer dan drie jaren vrij van belasting is. De ontgonnen
grond kan onder geen voorwendsel aan de ontginners worden
ontnomen dan alleen uit hoofde van wangedrag of vertrek naar
elders. I 199—200; T. v. N. I. 1864 II 271.— Knops ver-
klaart dat de Javaan van meening is dat de grond den souve-
rein toebehoort. In Samarang behooren de rijstvelden het eene
jaar aan dezen, het volgende aan een ander ingezeten. De
Javaan, die de gagas zuivert van de boomwortels, struikge-
wassen enz. en eene wildernis geschikt maakt voor kuituur,
beschouwt zich zelven als eigenaar van die gronden. I 214— 215 ;
T. V. N. I. 1864 II 285—286. — Waarde van den grond in
Samarang in 1834. II 746; T. v. N. I. 1866 I 233.
De bevolking der afdeelingen Samarang , Demak en Qrobogan
werden in 1835 ontslagen van het doen van koffieaanplantingen.
II 720; T. V. N. I. 1866 I 157. — Ongunstige staat der
suikerkultuur in de afdeeling Kendal in 1832. TI 410 — 412;
T. V. N. I. 1865 II 271—272. — Aan den regent van Kendal
werd in 1834 eene toelage gegeven om de kultures in zijne
afdeeling met den meesten ijver te blijven behartigen. Il 572 ;
T. V. N. I. 1865 II 455—456.
In 1852 hadden in het district Oenarang vele volksverhuizin-
gen plaats, ten gevolge van de buitengewone diensten aan de
bevolking opgelegd. II 410; T. v. N. I. 1865 II 270.
Oprichting in 1818 eener militaire school te Samarang voor
de opleiding van jongelieden tot oiScier , voor de dienst bij den
waterstaat en voor landmeter. Il 41 — 42; T. v. N. I. 1865
I 102. — Opheffing dier school in 1826. Tengevolge van noodig
X (XIV), U
518 AI.PHABKTISOH OVER7.I0HY
geoordeelde bezuinigingen werd reeds het jaar te ?oi«n door l^Het
opperbefl4;Uur last gegeven geone nieuwe ëlèves meet aan te netc=Heii
en na plaatsing der aanwezige kweekelingeo tot intrekking iKz^er
school over te gaan. U 42; T. v. N. I. 1865 I 102.
Scheffers. (W.)
In 1881 stelde hij voor verkoop aan Hollanders van de f i^p
het gouvernement behoorende gronden op Java, II 193 — 195; ^*
V. N. I. 1865 X 440—441.
Sehiff. (S. D.)
Zijn ^pport omtrent de co^iferéntien van den vice-pres. Vatt i^^^^
raad van Indië van Nes , den dir. van kultures Sehiff en den in^^P
vafn kultures v. d. P6el over de nota vam laatstgenoemde betrekk:^ ^
lijk het landelijk stel^l. In dit rüpport werd de oorsprong
dorpêboofdert en de aard van huA gezag nagegaan. Verder werd
gsisiéhiedenis Aet fnvóiefing tün het lattddijk stelsel geschetst
èt rtadèelige uitkomsten vertnrfd, die het strfset in de tdépsi^^
sifBg opleverde, waatfn do6^ h^t kultUui^téiyel veiifiPideMnjg #ei
gebracht. Ook aati dit stel^l waren nadeleten verbonden, fm
het ko* 6p betere gróndslsjgen Wètden gevestigd door dettë uéttut^^^^
keurige hentientng en ooréeelknndigie regeling van hetlandelij]
stelsel , waarbij op defi voorgrond nroeft sta^n : de vets^kering at
elketi hindbouWer van het blijvend bëxJI van een Vooi' hem en* i^
zijlkin tol onderhoud toerfeitéüd stok lünd, daarvan de ver—'"
échuldigèe landrente hfem bekeiid za4 jüjii eri ^^nbrvfen het cij^i^
niet naar willökculr der hoofdeÉ kitik wéMcü 6Vertehi<edeii. IIH^
813-888; T. v. N. I. 18^6 11 483— 45é.
Schimmelpenninck v&n der Oye van de PoU.
(W. A. baron)
In de zitting der tweede kamer van 23 Dec. 18M verklaarde
hij zich tegen terugkeer tot kuituur en monopolie. III 4 — 5;
T. V- N. I. 1866 I 416—417.
Schuld.
(>p uit" Dec. 1838 bedroeg de wettige schuld tën liaste der
ovérzeesche bezittingien , ingeschreven met het vereischte verband
in hypotheek, gévestÜgd öp al dé tèrritJorale eü andere bezit-
tingen en inkomsten van den stait in O. I. 286 millioeii. ÜI
42; T. V. N. I. 1^66 I 45l — lü 1839 werd cfoór de
tweede kamer der stateli-geieraal een voorstel verworpen fot
het aangaan van eénfe nieuwe schuld ten laste der ovefzeescHe
BIJDRAGEN TOT DE KENNIS VAN rfET tJLND. SïEt.SEL. 519
bezittiügeu, groot 56 millioeii. In die verwerping vond v. d.
B4>23{;ii aaïileidiug als miu. vau kolouiën af ie trëdeu. III
43 — 44; T. V. N. I. 1866 I 452—453. — Nota in iS-fl
oixxtréiit het aflossen der op de O. I. koloniën gevesti^e schold
döcar Vetkoop van landerfjen. UI 111; T. v. ]5. t iS66Jm.
Serière. (G. de)
Zijn ongunstig oordeel over het onderwas op het instituut
vc>«3r de javaansche tad te Soerakarta. II 47 — 48; T. v. N.
I- 1865 I 107—108. — Hrj werd in 1S27 bela.^ met de
vervaardiging van eene statistieke geschiedenis van Java en
on^erhoorigheden. II 101; T. v. N. T. 1865 I 218. — In
IS 32 werd hij; hiervan ontheven. II 477; T. v. N. L 1865
H 831. — Zrjne bemoeiingen voor de theekultunr. TI 398;
r. V. N. I. 1885 II 259.
Sevenhóven. (J. I van)
3enoemd, bij resolutie van 3!0 Nov. 1831, tot dirécfcur d'ér
t^lfurês. II 349—350; T. v. N. I. 1865 II 198. — In 1832
^^rd hem eene inspectiereis over Java opgedragen , mei vaststelling
v^n voorschriften bij die reis in acht te nemen. II 405 — 4Ó7 ;
P- V. N. I. 1865 n 26S— 268. — Eappört zijner reis. Ü
4.0 7— 4Ó8; T. v. N. I. 186i II 268—269. — In Juli 1832
^^^rd tij benoemd tot lid van den raad van Indié eii als' di-
'^^^:iteur van kultures opgevolgd door B. J. Elias. Ü 4Ö8; T.
^-^ N. t. 1865 II 269. — In 1834 en 1835 verdedigde
^^^^ Sevenhóven eene verhooging voor de in de Prëauger aan
"^^^ gouvernement geleverde koffie. II 723 — 726; T. v. N. I.
^ ^^66 I 160—163. — Tn Maart 1840 diende lüj aan den
'^^^niug eene memorie in betreffende den' verkoop van erven aan
*^ Javanen. III 100—107; T. v. N. I 1866 II 83—89.—
^ij overleed in straat Sunda 18 Maart 1841. III 110; T. v.
. I. 1866 n 92.
Soerabaya.
Verslag der ilivöering van het landelijk stelsel in deze resi-
deniSe , wairuit blijldt iéi bèp^bld'wa^ dat dë helft v^n het bedrag
dar hdütpennnitigen voorait zou betaald wbrdeti , de andere helft
na afloop van een half jaar. Dailitoe waë de geiheene Javadn
niet in staat, waardoor hij viel in handen van Chineezen of
voorname Inlanders , die hem het geld voorschoten eü dus den
Javaan' dan heh ondergeschikt maakten. Voor d^n aaiislag van
&iO AtPHABETtSCH OVERZtCHT
1814 — 15 werd de huur met 80 pet. verhoogd, terwijl de In-
lander bovendien genoodzaakt werd de lauden te huren. Daai
dit te veel bezwaren opleverde, werd een afslag van 20 pet.
toegestaan, waarvan eigenlijk de geldschieters alleen voordeel
genoten. I 168, 872—877 ; T. v. N. I. 1863 II 271—276
1864 II 153. — De resident van dit gewest verminderde
eigendunkelijk den aanslag in de landrente voorliet jaar 1828.
II 128—129; T. v. N. I. 1865 I 286—242. — Rapport
der commissie belast met een onderzoek dezer zaak. II 416—
417; T. V. N. I. 1865 II 276—277. — Mededeelingen
van fiaud na zijne inspectiereis in 1884 omtrent den stand
der suiker-, koffie- en rijstkultuur en de duitenmunt in deze
residentie. U 674- 677; T. v. N. I. 1866 I 51—53. -
Ongunstige uitkomsten der suikerkultunr in deze residentie in
1832. U 552—554; T. v. N. I 1865 E 437—439.-
Qeschillen in 1883 en 1884 omtrent de suikerkultuur in Soera-
baja voornamelijk betreffende de taxatie van het gewas ; nadere
regeling dier kuituur in deze residentie. Il 690 — 694; T. ^•
N. I. 1866 I 129—183. — In de afdeeling Grissee moest ^^
1838 uitbreiding aan de zijdeteelt worden gegeven, maar in. ^^
afdeeling Djapan moest die teelt worden gestaakt en ook g^^
gevolg worden gegeven aan het voorstel tot oprichting ee:^-^^^
zijdefabriek te Patti. II 567—568; T. v. N. 1. 186511451 --'
452. — Bijzonderheden omtrent het grondbezit in Soeraba^^*
kolonel Adams verklaart dat hij nooit eenige reden heeft ge^'^^
om er aan te twijfelen dat het stelsel der Muzelmannen,
alle gronden als den eigendom van den vorst te beschouwi
bij de inboorlingen is aangenomen, ofechoon men omtrent
landbezit zeer in het onzekere verkeert door onvolkomen ken
der taal en het ontbreken van goede boeken en oorkonden,
over die zaak licht kunnen verspreiden. Er zijn echter in Sc^
rabaya individuen, die een recht van preferentie bezitten in h^^
kiezen van bijzondere stukken grond, ontleend aan het lan^
durig bezit of aan de omstandigheid dat zij de oorspronkelijl^
ontginners en bewoners van den grond of afstammelingen va^
dezen zijn. I 204; T. v. N. I. 1864 H 275—276. — B^ts^
ling der grensscheiding tusschen Soerabaya en Kediri. Hl 135
136; T. V. N. I. 1866 II 115.
Soerakarta.
In 1833 werd het noodzakelijk geacht een postrid tusscher'^
BIJDRAGEN TOT DE K.E:iXi8 VAN HBT LAND. STELSEL. 521
Patjitan en SoerakartA op te richten. Il 598 ; T. v. N. I. 1865
II 475. — Zie verder op het woord: Vorstenlanden.
Statistiek.
De gouv.-geu. v. d. Capellen bepaalde in 1820 dat de resi-
denten zouden opmaken eene statistiek hunner residentien. Il
100 — 101. — De comm.-gen. du Bus besloot in 1827 uit
alle vroeger ingezonden en nog verder in te zenden statistieke
oj^ven te doen samenstellen eene statistieke geschiedenis van
Java en onderhoorigheden , welk werk aan den heer G. de
Serière werd opgedragen. Il 103; T. v. N. 1. 18651218.—
In 1832 werd de heer de Serière van deze taak ontheven en
aan den heer J . M. van fieusechem opgedragen het maken van
eene statistieke beschrijving van N, I. II 477 ; T. v. N. I, 1865
II 831.
Suikerkultuur.
Memorie van van den Bosch van Juli 1880, waarbij werd
Voorgesteld het contracteeren met de dessabevolking voor den
afstand van gronden , het kultiveeren en leveren van de grond-
stof en het leveren van brandhout en het contracteeren met den
iabrikant voor de bewerking der grondstof. Il 157 — 162;T. v.
N. I. 1865 I 406 — 411. — De residenten dachten gunstig
over dit plan en beschouwden het hoogst voordeelig voor den
Javaan. Il 162; T. v. N. I. 1865 T 411. — Nadere ont-
^wikkeling van het plan in de resolutie van 13 Aug. 1830. II
165—167; T. v. N. I. 1865 I 413—416. (Zie ook II 185—
186 ; T. V. N. 1. 1865 I 433). — In Cheribon werden dien ten
^volge (28 Juli 1830) contracten gesloten met de hoofden en
oudsten der dessas voor het telen van suikerriet en met den
heer W. Dennisson voor het verwerken van het riet en het
leveren van suiker , terwijl chineesche werklieden in dienst wer-
den genomen om de bevolking te onderrichten. II 168 — 170;
T. V. N. L 1865 I 416—418. — Contracten in Pekalongan
(Juli 1830) aangegaan met den kapitein-cliinees van Samarang
en met hoofden en landbouwers. II 170 — 173; T. v. N. I,
1865 I 418—421. — Contract in Aug. 1830 met den heer
T. B. Hoffand te Passaroean voor de oprichting eener suiker-
fabriek gesloten. II 173—177; ï. v. N. I. 1865 I 421—
425. — Contracten, mede in 1830, in Samarang, Cheribon,
Passaroean, Japara en Joanna, Pekalongan, Tagal en Soera-
baya aangegaan. IJ 177—180; T. v, 1^, V \ftft^ \Vi^— \%A ,
5251 AtPHA.BETl^CU OVKUZICHT
Mede^deeling door v. d. Bosch onder dagteekening van 10 Oct.
1830 aan den minister van koloniën van zijne handelingen ten
opzichte der suikerkultuur. Il 180; T. v. N. I. 1 865 I 428. —
Die mededeeling gaf den minister van koloniën aanleiding tot
het inzenden van een rapport aan den koning onder dagteekening
van 17 Maart 1831 houdende* adhaesie aan de plannen van v.
d. Bosch. II 181—186; T. v. N. I. 18*65 I 428—434. —
Bij kon. besluit van 20 Maart 1831 werden daarop de maat-
regelen van den gou v. -generaal goedgekeurd en bekrachtigd. II
188; T. V. N. I. 1865 I 485. — Volgens van den Bosch
was de bevolking met de suiker- en indigokultuur volkomen
bekend, ll 255; T. v. N. I. 1865 II 77. — Hij oord^lde
dat de suikerkultuur voor de bevolking veel gemakkelijker , aan-
genamer en winstgevender is dan de rijstkultuur. II 258 — 259;
T. V. N. I. 1865 II 80. — Verdere uitbreiding dier kultunr
in 1831 met bepaling dat met het betelen van ^ zijner rijst-
veld/en de Javaan ^ij,ne la^^nt^ zpu vol(^9en. U 386; T. v.
N. I. 1865 II laS. — .Contracten in 1831—1838 door de
regeeniig omtrent de suikerkultjuur aangegaan en meded^eling
van v€rschilleu,de bijzonderheden omtrent die kultiiur in depn-
dprspheidene resi^epti^n. II 368—381 ; T. v. N. I. 1865 II
281—248.
Bij het ontbreken van particulieren voor de bereiding van
suikerriet, zou dit yolgens bepaling van 1831 voor rekening
van het gouvcnxeflien^ geschieden. JI 340—841 ; T. v. N. I.
1865 II 189 — 190. — Moeilijkheid in de eerste jaren yan het
kultuur3telsel in het vindjen van g^schikie personen voor het
aangiaan van contracten voor de bereiding van suikerriet. II
867—868; T. v. N. I. 1865 II 280—231. — In 1884 ver-
bonden die meeste suikerfabrikanten zich tegen gpjioi yan de
d^^rvQor toegestane vergoeding het transport yan het riet voor
JiuMe rekcniög te wemen. II 700— 7j()l ; T. y. N. I. 1866 I
189. — In 1884 werd strenge^euriug bevpipn dersqikeraan
het gpuver^ement te leveren , terwijl yoor de levering van betere
hoeidimigheijd aa9 de fabrij^anten de h^ der ^eerdieice opbrengst
werd verzekerd. Il 701—702 ; T. v. N. 1. 1$66 1 189—140. —
Volgens bepaling yan 1885 werd aa^ de fabrikfmten vrije be-
schikking gelaten pver suiker, die ?ij v^ijtrjjgein boven hjelgeea
zij aan het gouyemenaent Ipvefen. II 702; T. v. N. I. 186P
I 140.
In 1893 wer(]eu 4e residenten aangeschoven pogingen in
BUDRAGEN TOT pE KEN51S VAN HET LAND. STELSEL. 52S
het werk te stellen tot het doeu a^uwenden bij de suikerkuHuur
yao het gebniik der chineesche ploegen eii garoets (eggen). II
555; T. V. N. I. 1865 U 440. — Ontworpen plan in 1838
oni de QQeia teboe tot poedersuiker te doen ?erwerken in eene
a&pnderlijke fabriek. II 379; T. v. N. I. 1865 II 241. —
Ongunstige uitkomsten hiervan. II 557 ; T. v. N. J. 1895 II
441 — 448. — Invoering in 1834 van stoomketels voor het
suikerfabrikaat .op de fabriek yan den heer Ettj in Bezoeki,
waarvoor het gouvernement een voorschot verstrekta. JI 7Ü2-—
703; T. v. N. I. 1866 I 140—141. r- Aanplant van kat-
jang-tjina voor de bemesting der suikerrietvelden. II 703 ; T. v.
N. T. 1866 I l^. — In 1834 werd bevolen ee^e proef te
nemen met de afpakking der suiker in zakken en kisten. II
783—704; T. v. N. L 1866 J 141—142. — Maa,tregelen in
verband met de vervaardiging van arengsuiker. II 705 — 707;
T. V. N. I. 1866 I 143—145. — In 1845 werd bepaald dat
het planten van suikerriet door den Inlander voor consumtie
niet mocht worden tegengegaan en dat het verleent van ver-
gunning tot oprichting van suikennolens door eig^fiars y^u
gronden wel kon wpfd^n geweigerd a^m Cbiuee:!;en m^r niet
aan K^rppej^nen en Inlanders. |II 133—184; T. v. N. I. 1866
II 112—113.
Verslag van Baud, wat Af. $uik)erk^ltui)r betreft, omtrent
zijve in 1834 gedane inspectiereis: In Cheribon had di^ kuituur
veel door de droogte te lijden en kon men daarom slechts
rekenen op eene opbrengst van 10 pikols per bouw. Da^ het
transport vau het riet naar den molep voor de beyplki^g ^eer
bezwarend was , wedden de f9.brik&nten , die hierin echter ongaarne
toestemden, daarmede tegen vpj^eüiHg bclastf IJ 61^7 — 629;
T. v. N. I. 1866 I 8—10. — Oq£ in Tagal leverde die kultunr
ongniistige resultaten pp door gebrek aan kennis, slechte ver-,
deeli^g der werks^^mheden en eene o^ppjrde^ll^^ndige keuze voor
de pla^ta^ng van het ypornaamste suikerétablissement, terwijl,
ook (^r'de fabrikanten mqeiljjk waren te bewjBgen in het trfins-
port y^ het riet te voorzien. Il 634 — 636; T. v. N. L 1866
I 14^ — 16. — In ^ekalongan verkeerde de suikerkultnnr in
verwaarloosden topstand , hetgeen insgelyks eene boetere regeling
der werkzaamheden en het invopren y^n dpelmatige werktuigen
yordprde. II 638—639; T. v. N. I. 1866 ï 18—19. -Gun-
stige uitkomsten v^n dej^e kuituur in K^dpe , Madioen en Kediri. .
IJ 653— «54, 6i§5— 656, 658^-669; T. v. N.1. 1866182,
524 ALPHABfiTISCH OVERZICHT
33 — 84, 37. — Gunstige uitkomsten werden mede verkregen
in Passaroean, vaar de bevolking verhooging van betaling ont-
ving en ontheven was van het transport van het riet naar den
molen. IT 664—667; T. v. N. I. 1866 1 4»— 45. — In
Bezoeki werd voor de bevolking verhoogiug van betaling en
ontheffing van het trau^rt van het riet wenschelijk geacht,
terwijl ook daar de uitkomsten niet ongunstig waren. IT 670 —
672 ; T. V. N. I. 1866 I 47—49. — Gunstige uitkomsten der
suikerkultttur in Soerabaya, ook wat de voordeelen aan de be-
volking betreft. Il 674—675; T. v. N. I. 1866 I 51—52. —
De gronden in Rembaug werden voor die kultuur ongeschikt
bevonden. II 677—678; T. v. N. I. 1866 I 54— 55. —On-
gunstige toestand der suikerkultuur in Japara, Samarang en
Bantam. Il 681—684, 686—687, 688—689: T. v. N. 1.
1866 1 57—60, 62—63, 64—65.
In 1835 werd in Bagelen verlof gegeven zich voor het
planten van suikerriet te verstaan met de bevolking, mits
zulks geschiedt vrijwillig en zouder dwang. II 708; T. v. N. I.
1866 I 146. — Gunstige uitkomsten der suikerkultuur in 1831
in Bantam. U 374; T. v. N. I. 1865 U 236— 237. —
Intrekking der suikerkultuur in deze residentie in 1834. Il
697—698; T. v. N. I. 1866 I 135—136. — Deze kultuur
werd later op nieuw in Bantam ingevoerd om weinige jaren
later weer te worden ingetrokken. III 140; T. v. N. I. 1866
II 119. — Intrekking der suikerkultuur in de afdeeling
Panaroekan (Bezoeki) in 1835. Il 699—700; T. v. N. I.
1866 I 137—138. — Intrekking der suikerkultuur in 1835
in Japara op alle voor die kultuur ongeschikte gronden. Il
698—699; T. V N. I. 1^866 I 137. — Bezwaren aan de
suikerkultuur in Japara verbonden, zoodat besloten werd daaraan
geene verdere uitbreiding te geven. III 123 — 124, 127;
T. V. N. I. 1866 II 103—104, 107. — Opbrengst, kosten .
en belasting der suikerkultuur in Kadoe blijkens de opneming
der velden in 1819. II 16—18 ; T. v. N. I. 1865 I 78—80. —
Vermeerdering in 1833 van het getal huisgezinnen voor de
bewerking van het suikerriet in Kediri. Il 552; T. v. N. I.
1865 II 437. — Aan den resident van Madioen werd o. a.
in 1833 gelast aan de aanplautingen geene grootere uitbreiding
te geven dan van 400 bouws voor elk etablissement en voor de
suikerkultuur af te zonderen vier, in stede van drie huisgezinnen
per bouw, H 555; T. v, N. I. 1865 II 440. — Intrekking
BIJDHA6EN TOT DE KENNIS VAK HET LAND. STELSEL. 525
der suikcrkultuur m deze residentie in 1835. TI 700; T. v.
N. I. 1866 I 139. — Tn 1834 werd gelast dat aan de
ffnilcerkultunr in Passaroeau geene verdere uitbreiding zou
worden gegeven. II 558; T v. N. I. 1865 II 443. — Onlusten
in die residentie ten gevolge der uitgestrektheid van de aan-
plantiugen voor de suikerkultuur. Benige personen werden dien
ten gevolge naar Krawang verplaatst. II 582 —591 ; T, v. N. I.
1865; II. 465— 474. - In 1836 werd bepaald dat de suiker-
kultuur in Pekalongan niet meer in geregelde tuinen bij de
fabriek maar dessasgewijze bij elke dessa in de nabijheid zou
worden aangeplant. II 695—696; T. v. N. I. 1866 I 1?4—
135. — In 1834 werden in de Preanger-regentschappen woeste
gronden voor de suikerkultuur beschikbaar gesteld. Il 707 —
708; T. V. N. I. 1866 I 145—146: — Ten gevolge van
slechte resultaten werd in 1834 bepaald dat de suikerkul-
tuur in Rembang niet verder zou worden beproefd. II 557
—558; T. V. N. I. 1865 II 442. — In 1835 werd die
kuituur in deze residentie ingetrokken. II 698; T. v. N.
T. 1866 I 137. — Ongunstige staat der suikerkultuur in
de afdeeling Kendal (Samarang) in 1832.11 410—411, 572;
T. V. N. I. 1865 II 271 , 455—456. — Ongunstige uit-
komsten der suikerkultuur in Soerabaja in 1832. II 552 — 554 ;
T. V. N. I. 1865 IT 437—439. — Geschillen in 1833 en
1834 omtrent de suikerkultuur in Soerabaja, voornamelijk
lietreffende de taxatie van het gewas; nadere regeling dier
:kultuur in die residentie. II 690—694; T. v. N. I. 1866
1 129 — 133. — In Tagal werd in 1835 aan de suikerplanters
van Paugka en Tjomal remissie verleend van |^ der schulden
wegens genoten voorschotten , in stede van eene hoogere betaling
ie geven voor het te leveren brandhout. In 1836 werd aan
diezelfde suikerplanters een voorschot uitbetaald tot inkoop van
buffels. De suikerkultuur verkeerde daar echter in ongunstigen
toestand , die werd toegeschreven aan de onvoordeelige contracten
met de suikerfabrikanten en de wijze van betaling der suiker-
planters met rentvrije sawavelden of wel aan de slechte keuze
van gronden en bibiet en gebrek aan kennis der ambtenaren.
n 694—695; T. v. N. I. 1866 I 138—139. — Prijs door
suikerfabrikanten in Tagal en Japara betaald voor den afstand
van gronden in eigendom ; de belasting der verponding geheven
van die gronden zoolang deze ten behoeve van het gouvernement
YAJn gehypothekeerd y zou, volgens besluit van ï\x\\ \%\^^ ^<^^^^sö.
526 A1.PQABETZSCH OVEEZICAT
geheven over de sonj, waarvoor de gronden in eigendom zij
afgestaan en nipt over de waarde van de gefapuvr^ en d
grond. III 13$— 137; T. v. N. I. 1866 H 115—117.
Sumatra.
Stelsel van bestuur voor Sumatra's westkust in 1838 door
d. Bosch vastgesteld. De grondslagen van het nieuwe stelscr^^sl
waren: ontheffing der inlandsche bevolking van alle drukkende .e
en directe belastingen en vrijstelling van alle heerediensten oi
niet, terwijl die ook zoo min mogelijk tegen betaling ssoudei
worden gevorderd. Door een koelie-etablissement zou wordei
voorzien in het dagelijksch transport van goederen. Aandevooi
naamste inlandsche hoofden zou een maandelijksch tractemei
worden toegelegd van ƒ25 tot ƒ200. De bevolking zou in
bezit worden gelaten harer politieke en huishoudelijke rechtei
Voor de levering van koffie, welke levering niet verplichten^
was, zou ƒ 9 per pikol worden betaald. Het transport zou ge
schieden door het koelie-etablissement of door vrijwillige dragers^^^^^-
Bij uitvoer zou | der waarde worden geheven. De militaire post--^^^
houders en civiele en militaire kommandanten zouden van liever-"""^^ '^'
lede worden vervangen door civiele ambtenaren. Te Padang zouci^ ^^^
een raad van justitie worden gevestigd. II 601 — 605; T. y^'^^^'
N. I 1865 II 482—487. — Bepalingen en contracten in 1834fe^^4
en 1835 vastgesteld, aangegaan tot het verkrijgen van koclie^^^^^^
van de Batoe-eilanden , van de kust van Coromandel en van^:^^-*^
Nias en van Coringische koelies voor de te Padang opgerichteü^^^*^^
transport-etablissementen. II 768; T. v. N. I. 1866 I 253
254. — Daar het voor den gouv.-gen. moeilijk was , door den
afstand , de plaatselijke omstandigheden op Sumatra te beoor-
deelen, werd besloten een specialen commissaris te benoemen,
waartoe Merkus werd aangewezen. III 19 — 20; T. v. N. I.
1866 I 429—431.
Ta^akskulti;ur.
Volgens Muntingihe wordt door den Javaan t^Mi met graagt»
getpeld. I 289; T. v N. I. 1850 II 314r-815. — In
1831 wordt de tab^kskultuor gouv^rnemeptsteelt. U 324;
ï. V. N. 1. 18^5 U 174. — Na4at het gpkkt wa^ i^
het geheim manilla-tabakzaad te beko^ien en de ^^armed^
op Java geuomep proeven gdukkig slaagden, werd in 1833
besloten tot het voortgaan met het doen aanplanten van ver-
scbillend^ sqjorten tabak voor de europeesphe markt. II 394 —
BIJDRAGEN TpT ^B KJSNNI3 YAM H^T LAND. STELSEL. 527
396; T. V. N. l. 1865 II 256—257. — Itepaliiigen in 1833
y^tgesteld omtrent de kultuar van vreemde tabak. II' 5)66 ;
T. V. N. I. 1865 II 450—451. — In 1834 en 1835 werden
gelden to^^est^an voor het nemen van proeven met de koltuur
van vreemde jtabaksoorteai. II 739—740; T. v. N. 1. 1866 I
227 — 228. — Voor de kultunr va^ vreemde tabakjsoorten wej-d
aan de e^iropee^che ambtenaren geene i)erceutsgewij/ie belooningtoe-
gfjkend. II 740; T. v. N. I. 1866 I 228.— Opb^ngst, kosten
ep belasting de^ tabakskultuur in Kadoe, in vergelijking ook
wat de belaating betreft met Malang , blijkene de opneming der
velden ^n die residentie in 18^9. II 13— 16;T. v.N. 1.1865
I 75—78. — GunstigjB uitkoipsjte^ dey tabakskultuur in Kado^
ifl 1834. If .654—655; T. y. N. J. 1866 I 33. — lu 183^
y^eiifoi in die residentie 50,000 ponden tf^^va-tabajc in gereed-
heid gebjpcfct voor de eurppeesche markj'. II 740 ; T. v. N. I,
1866 ï 228.
T^gal.
Verslag van de invoering van het landelijk stelsel in deze
r^dentie, waarpit bliikt dat daar, met het oog op die ongelijk-
matigheden in de huur , de ongeregeldheden bij de innipg epz.
de verhuring der landerijen schadelijk was. Vermindering van
huur zou wenschelijk zijn. Bij de verdeeling der velden werden ,
indien de bevolking te groot was voor de uitgestrektheid der
velden , die van andere dessas , welke te veel velden en te weinig
manschappen bevatten , gebezigd om onder de bewoners van uit
te weinig landerijen bestaande dessas te worden verdeeld. Aan-
vankelijk hebben commissarissen-generaal deze wijze van ver-
deeling niet goedgekeurd, maar toch later (zie art. 15 Staats-
blad 1819 no 5) aangenomen. I 370—371; T. v, N. 1.1863
II 269 — 270. — Blijkeite de opneming van Clignett wordt in
deze residentie de landrente bepaald na het snijden van het
riet. III 53—54; T. v. N. I. 1866 II 9. — Uitkomsten vol-
g^ns lijOjt verslag van Baud van zijne iusp^ctiefei^ in l$34,yau
de suiker-, indigo-, kpffie- en njstkultuur in de?e rej^identie. II
j634_P38; T. v. N. I. 1866 I 14—18. — ^ji 1835 yrerd
aan de suikerplanteBs y^n Pang)ca en Tj^n^al remissie verleend
vfm I jpr schulden w^gea^ genoten voorsphottep , in sted^ va^i
eene hoogere betaling te geven voor het te leveren brandhout.
In 1836 werd ^ap (Jiezelf4e ^uikerplanters epn voorschot ui^-
bet^^4 *P* >nk,PQP v^n buffels. De i«uikerkultuur verkeerde d^r
528 ALPHA BBTISCH OVEBZICHT
echter in ongunstigen toestand, die werd toegeschreven aan de
onvoordeelige contracten met de suikerfabrikanten en de wijze
van betaling der suikerplanters met rentvrije sawavelden ofwel
aan de slechte keuze van gronden en bibiet en gebrek aan
kennis der ambtenaren. TI 694- 695 ; T. v. N. 1. 1866 1 188—
139. — Bepalingen in 1833 vastgesteld voor Tagal omtrent
den prijs aan de bevolking en de percenten aan de enropeesche
ambtenaren voor de indigokuHuur. II 558- 559; T. v. N. I,
1865 IT 443 — 444. — De iudigoplanters in deze residentie
ontvingen in 1835 een voorschot ten gevolge van het niet slagen
der djagong-aanplantingen. II 713; T. v. N.1. 1866 l 150.—
Ten einde de ontginning van gronden in Tagal te bevorderen,
werd besloten een voorschot te geven aan de bevolking voor
den aankoop van buffels en gedurende drie jaren vrijstelling ft
van landrente. III 134—135; T. v. N. I. 1866 U 113—
] 14. — Proef genomen met de theekultuur in deze residentie.
II 638; T. V. N. I. 1866 I 17. — Bepaling, m 1834 vast-
gesteld , dat de theeKultuur in Tagal door vrijwillige arbeiders,
tegen het loon gewoonlijk plaatselijk voor particuliere diensten
bedongen moest worden verricht. Il 737 — 788; T. v. N. I.
1866 I 225—226.
Teisseire. (G. E.)
Den 8sten April 1880 werd hij benoemd tot provisioneel
inspecteur der indigokultuur. II 149; T. v. N. I. 1865 I
398. — « Zijn verslag als zoodanig, waaruit blijkt dat in de
regentschappen Tjandjor en Bandong de bevolking, zonder be-
zwaar, met de indigokultuur kon worden belast. In de regent-
schappen Sumedang en Limbangan zou dit evenzeer het geval
kunnen zijn, mits de bevolking met geene nieuwe ko£Seaan-
plantingen werd belast. U 150—152; T. v. N. I. 1865 I
400—402.
Theekultuur.
In 1831 wordt de theekultuur gouvernementsteelt. II 324;
T. V. N. I. 1865 II 174. — Geschiedenis der invoering van
de theekultuur en de maatregelen voor die kuituur door de
heeren de Serière en Jacobson genomen. II 398 — 400; T. v.
N. I. 1865 n 259—261. — Bepaling van het getal aan te
planten theeheesters in 1834 te Tjiseroepan, Bodjanegara eu
Wanayassa. II 568; T. v. N. I. 1865 II 452. — Niassersin
1834 ontboden om tot theebereider? te worden opgeleid. Il 569;
BlJDttAGEK TOT DR KlNKlS VAH HBT LAND. STRtSEt. &i9
T. V. N. I. 1865 II 453. — lu de Preanger-regeatschappen
waren de aanyankelJjke nitkomsteu der theekultuur uiet zeer
gunstig. II 626; T. v. N. I 1866 I 6—7. -Proef genoinea
met de theekultuur in Tagal. Il 638; T. v. N. I. 1866 1 17.
— Idem in Banjoemas. II 646; T. v. N. I. 1866 I 26. —
^Bepaling, in 1834 vastgesteld, dat de theekultuur in Cheribon,
Tagal, Pekalongau, Bageleu en Banjoemas door vrijwillige
arbeiders, tegen het loon gewoonlijk plaatselijk voor particuliere
diensten bedongen, moest worden verricht. II 787 — 738; T. v.
N. I. 1866 I 225—226. — Slechte resultaten van de thee-
kultuur in Japara, zoodat die werd ingetrokken. IIl 124, 129;
T. V. N. I. 1866 n 104—105, 109.
Tjatjas. — Belastingschuldige huisgezinnen.
Verklaring van dit woord. I 189; T. v. N. L 1864 II
261—262.
»
Tjilatjap.
Koeilijkheden bij het graven van een kanaal ter verbinding
der rivier Serayoe met Tjilatjap. II 647 — 648; T. v. N. I.
1866 I 26 — 27. — Overplaatsing der pakhuisinrichting van
Tjilatjap naar Bautjar op het eiland Noessa Kembangan. II
648; T. V. N. I. 1866 I 27.
Tobias (Mr. J. H.)
Zijn verslag omtrent den toestand van Bantam in 1819-
1821. n 25—37; T. v. N. I. 1865 I 87—98. — In April
1834 diende hij, tijdens hij met verlof iu Nederland was, eene
nota aan den koning iu , waarin hij de werking van het kultuur-
stelsel met de donkerste kleuren afschilderde en het stelsel zelf
ten sterkste afkeurde ; eene daad die door den koning ongunstig
werd beoordeeld, m 1—4; T. v. N. I. 1866 1413— 416.—
Hij deelde iu 1835 aan den koning eenige aanmerkingen mede
op hei door van £lten uitgegeven geschrift, die echter door
V. d. Bosch voor onm werden verklaard. III 11 — 12; T, v.
N. L 1866 I 422—423.
Tolpoorten.
Oordeel van Baffles over de pacht der tolpoorten. I 168;
T. V. N. I. 1864 II 158. — Sederi; 1 Jan. 1831 zijn de
tolpoorten in geheel N. Indië ai^chaft. II 143; T. v. N. I.
1865 I 393.
I
630 AtPHABÉttóCtt Ö?«RZt<;rfT
Tweede gewassen.
Dt voordeeleii daarvan verblijten totgens Ditetidels alléén aa^
den ptanter. I 32; T. v. N. I. 1804 I 40— 41. — Óoi Ifcafliès
Kèt d*e vrij vaö hiïffin^en en giehéel ten vooffdeete de^plflufers.
I 21^; T. V. N. I. 1864 ït 288. — Het herstetó ÉtedetUandsch
gezag li'et de belasting der tweede gewassen ii het onzekere.
111 48; T. y. N. I. 1866 II 4.'
Uitgaven.
Strenge spaarzaamheid bij het doen; van ui%aveu in Indië
werd in 1886 door het opperbestuur bevolen. III 26 ; T. v. N.
I. 1866 I 435. — In* Juli 1887 werd fioor y. d. Bosoh in
overweging gegeven te bepalen dat de territoriale uitgaven zonder
autorisatie des konitigs niet eigenmachtig mógen n^oi'deii over-
^liiredeb én <ïat de iitgivéh tIeruggebTaeht w'óWlen op' hef «iijfer
van 1833 en 1834, namelijk 22 J millioen. III 26^29 ;T.v.
N. I. 1866 I 436—439. — Bij aansêhrijvin^ van 13 Maart
1838 werd de gouv.-gen. opmerkzaam gemaakt op het overschrijden
der begrootiug van 1835 en hem gelast die te houden binnen de
grenzen van 1833 en 1834. IIl 30—31; T. v. N. I. 1866
I. 440—441.
Vee em paardenmarkten.
Die markten, sedert 1828 op Java en Madura gehouden,
werden in 1833 a%eschaft. Il 571; T. v. N. I. 1865 II 455.
Vestingwerken.
Levering van koelies voor den arbeid aan vestingwerken. Il
592— 593 ; T. v. N. L 1865 II 475. — Onteigening Van gronden
voor vestingwerken. UI 188; T. v. N I. 1866 11117—118.
Vischvij vers.
Volgens besluit van 12 Janustri 1841 zofu de aa^ffkg én
verhuring der vischvijvers in Passatoean bij termijnen van dkie
jaren plaats hebben. IIÏ 189— 19f); T. v. N. I. 1866 II
165—166.
Vitalis (L.)
Beéoemd in 1838' tot inspècteui^ der kultttres- II 571 ; T. v.
N. I. 18ff& IT 45l — Als zoodanig werd' tój in 6ec. 18^3
tijdelijk llekleerf rbfet de macht viaü resident in Pekalougtfn én
Tagal en belast met de regeling der werkzaamheden' v^ti' de
BUDEAGISK TOT ÜB RE?rNtS VAV R£t LAND. STELSEL. 53l
suiker- en iudigo-kulturés in die residentien , met raststeiling
zijnet instmctie. II 574—578; T. v. N. 1. 186511457—461.
Volksverhuizingen.
In 185S! hadden in het district Oenaraug (res. Samarang)
vele volksverhuizingen plaats ten gevotge van de buitengewone
diensten aan de bevolking opgelegd. II 410; T. v. N. 1. 1865
lï 27(ï. — In 1843 werd éen verzoek van J. C. Heinekeu
ê
afgewezen om duiische landverhuizers naar Banjoewangi over
te krengen, tën einde daar een établissement van landbouw op
te richten. IIT ÏÖ'Ó; T. v. N. I. 1866 II 1Ó6.
Yotstenlandeu.
VeiBudeHAïg door Dheudels 28 JuHlSOB iu hiet cefemoi^ieel
gebracht door de réslidëilten aan de jaivasche vorsten te Soe^A-
karta en Djokdjokarta verschuldigd. I 28—29; T. v. N. I.
1864 l 38 — 39. — Afstanfd tan gronden in Januari 1811
door deo keizer van Soerakarta en den sultan van Djokdjo-
karta. I 50-^51 ; T. V. N. I. 1864 I 60—61. — De keizer
van Soerakarta ontving die gronden oiüder Rafiles weer terug.
Weerspanaigheid van den sultan van Djokdjo daar hij dé af-
gestane gronden niet terugontving. I 62; T. v. N. I. 1864
I 108.
Nieuwe tractaten werden in 1812 door ftaffles gesloten en
de oude instelling van de zoogenaamde onafhainlÊeKjke priusen
weer in 't leven geroepen. I 62—63 ; T. v. N. 1. 1864 1 108—
10^. — Door uitvluchten en moeilijkheden van het hof va/n
Djokd)okm^ kwanien de bij deze tracüaten voorgenomen schik-
kitfge» niet tofl staad. Il 140; T. v. N. I 1865 I 891. —-
Bij purblikatie van 6 Mei 1828 weiden bestaande küurèèntratót^n
van Eui^peanen met inlaüdsdhe vorsten en grooten vernietigd,
welke bepaling eehter in 1827 weer werd ingetrokken. 11138;
T, V..N. I. 1865 I 245.
Commissarissen voor de regeling der zaken in* de Vorstèii-
kildéii mn het eindigen van den javaschen oorlog. Q 135;
T- V.. N. L 1865 I 386. — Zij sloten óvereeöko*ist6n met de
vorstes, aan wie het bestuur over de provinciën Fadjati^,
Soekowati, MëtaHnn en Góeneng-Kidbel werd veraékerd; terwijl
alle overigig pH)vincien en landen y tegésL sbhadeloosstelliug aan
den soesoehoenan van Soerakarta en den sultan van Djokdjokarta
onder het rechtstreeksch bestuur van het riëdetiiaudsch gouvernement
werden gesteld. II 140; T. v. N. I. 186fe I 3ÖÏ. — Ver-
582 ALVHABETtS(3H OYEkZtCift
deeliug der aan de vorsten gelaten provinciën tosschen ^^den
soesoehoeuau van Soerakarta en den sultan van DjokdjoLai^^uts.
II 141 ; T. V. N. I. 1865 I 391. — Regeling van het bestuui^v;^
de aan het nederlandsch gouvernement afgestane landstreken. //
141—145; T. V. N. I. 1865 I 391—395. — Na deze
gelegenheden tot stand waren gebracht werden de vi
benoemde commissarissen ontslagen en nieuwe benoemd. II 1
T. V. N. I. 1865 I 396. — Instructie voor die nieca^we
commissarissen. II 146—147 ; T. v. N. I. 1865 I 396-397. —
lutrekking der betrekking van commissaris over de overgenoaraeD
Vorstenlanden en benoeming van een commissaris-iuspect^^ur 1 ^
over die landen zonder uitvoerende macht, met vaststelling zij :k3^' l^l
instructie. Il 436-437; T. v. N. I. 1865 II 294—295. —
De commissaris-inspecteur ontslagen. II 445 — 447; T. v. N^ 1-
1866 II 303—304.
Omtrent het landbezit in de Vorstenlanden verklaart Ra^^^
dat de pangeraugs en tommengongs van den vorst eene gift ^^
land ontvangen. Het geschonken land kan echter worden teim-^^^S'
genomen en is in geen geval erfelijk. I 70; 1\ v. N. I. 186-^^*^
204 — 205. — In zijn rapport verklaart Crawfurd dat het eigis-**^'
domsrecht van den grond ontwijfelbaar is gevestigd in den scr:::^^^'
verein en dat geen der onder het europeesch gezag staan^^^*^
klassen van ambtenaren, noeh volgens de beginselen van h^'^^
inlandsch bestuur, noch op grond van sedert lang bestaan^*^
voorschriften , is bekleed met eenigerlei erfelijk recht of pri^^ ^
legie op gronden of ambten en dat integendeel het vorderr -^^
van die rechten geheel in strijd is met de erkende grondb^^^
ginselen van het javaansche bestuur. I 177 — 193; T. v. N. ^ '
1864 II 251 — 265. — De rangverhouding van eenige voo^^^^^ '
name ambtenaren in de Vorstenlanden was volgens Winter &^
Monnier aldus, adhipatti, tommengong, kliwon, panëwo^»"^^^'
mantri, paneket en pauglawe. I 189 — 190; T. v. N. I. 186
II 261—262.
Invoering van het kultuurstelsel in de Vorstenlanden. U 38L ^
T. V. N. I. 1865 II 186. — Naar het oordeel van van det^-*
Bosch was het regeerings-reglement niet van toepassing op di*f^^
Vorstenlanden. II 387; T. v. N. I. 1865 II 186. — Merku. -^^^'^'
gaf dit niet toe. II 845; T. v. N. I. 1865 II 198— 194.
Werken. (Openbare)
In 1833 werd eene gelijkstelling der dagloonen en prijzet*
n
BIJDRAGES TOT DK KBNHtS VAV HRT LAND. STELSEL. 63.^
voor leverautieii eii arbeid aan publieke werken [ierdja negert)
met die welke door particulieren worden betaald, bedenkelijk
geacht. II 586—587; T. v. N. I. 1865 H 469—470.
Zie ook op het woord: Vestingwerken.
Woeste gronden.
De Indische regeering werd bij kon. besluit van 20 Maart
1831 gemachtigd woeste gronden in eigendom , huur of erfpacht
af te staan aan Javanen en andere Oosterlingen, aan Neder-
landers en vreemde Europeanen , die reeds ingezetenen van Ned.
Indië zijn. II 187 ; T. v. N. I. 1865 I 435. — J*. C. Baud
wilde een proef nemen met uitgifte van landen ter ontginning.
Il 189; T. V. N. I. 1865 I 436.
Yule. (Majoor)
Zijn rapi)ort omtrent het grondbezit in de residentie Bantam,
waaruit blijkt dat door de gewoonte om stukken grond aan de
verschillende takken der koninklijke familie af te staan, een
zeer klein gedeelte overgebleven was, waarop niet de een of
ander aanspraak heeft. 13e poesakkas, aan de betrekkingen van
den sultan afgestaan , werden als werkelijken eigendom beschouwd;
die aan de hoofden gegeven, keerden bij overlijden van het
hoofd aan de kroon terug. De bezitters der poesakkagronden
waren zelden de gebruikers. De gronden werden verhuurd , doch
niet voor vasten tijd en de huur kon naar willekeur worden
opgezegd. I 208—211; T. v. N. I. 1864 II 280—282.
Zijdeteelt.
In 1831 wordt de zijdeteelt gouvemementsteelt. II 324; T.
V. N. T. 1865 I[ 174. — Bepalingen in 1833 voor die teelt
vastgesteld. II 396—397, 567—568; T v. N. I. 1865 II
257—259, 451—452. — In het district (llougong (Japara
en Joanna) moest in 1833 eene proef genomen worden met de
zijdeteelt. II 554; T. v. N. I. 1865 IT 439. — In deafdee-
lingen Grissee (Soerabaya) moest in 1833 uitbreiding aan de
zijdeteelt worden gegeven , maar in de afdeeliiig Djapan (Soe-
rabaya) moest die teelt worden gestaakt en ook geen gevolg
worden gegeven aan het voorstel tot oprichting eener zijdefabriek
te Patti. n 567—568; T. v. N. I. 1865 II 451-452. —
Ongunstige uitkomsten in 1834 van de zijdeteelt in de Preanger-
regentschappen. IT 627; T. v. N. I. 1866 I 7. - In 1835
was het in die residentie niet veel gunstiger. II 739; T. v.
N. I. 18ö6 I 227. — In 1834 werden, met uitzondering van
X (XIV;. ^^
ü<i4 Al.VHAUKTlBCïi OVERZICHT
(Ie Preanger en van de etablissenienteu van landbouw te Kra-
waug en Baujoewaugi , de van gouveruemeutswege aangel^de
uioerbeziëntuiueu a^estaan aan de deseas , die ouder toezicht van
assistent-resident of controleur de plnntagiën zoudeu onderhou-
den , zijdewonnen opkweeken en zijde spinnen , waartegen de
bevolking dier dessas vrijgesteld zou zijn van alle heerediensteu
en publieke werkzaamheden. II 738 — 739; T. v. N. I. 1866
I 226 — 227. — In 1835 werden zijdewormen-eieren uit Ben-
galen, China en Europa en eenige bengaalsche werklieden ont-
boden, n; 739; T. V. N. I. 1866 I 237.
Zout.
RafHes deed het zoutniouopolie overgaan in handen vau het
gouvernement. 1 169; T. v. N. I. 1864 11 159. — Zout, aan
het zuiderstrand in de residentie Banjoemas aangemaakt y mocht
niet worden vervoerd naar plaateen waar geen zout werd aan-
gemaakt. 11 436; T. V. N. I. 1865 II 294.
lO?»» BESTUURSVERGADERING
GEHOUDEN 18 MEI 1867.
■<m<WMM«»>
Tegenwoordig: de heereii van der Gon Netscher,
Bachiene , Banck , Godon , van Heukeloin , Niemajiu en
Sloet van de Beele en de adjunct-secretaris. De heexen
Bleeker, Kern, Millard en Obreen met kennisgeyiug
afwezig.
De heer van der Gon Netscher bekleedt als oudste in jaren
het voorzitterschap, daar de heer Sloet van de Beele verzoekt
van die functie verschoond te blijven omdat hij voor de eerste
maal de bestuursvergaderingen van het Instituut bijwoont.
De notulen van het verhandelde in 4^ voi^ige vergadering
worden gelezen en na eenige wijziging, t^n gevolge van g^
maakte opmerkingen, goedgekeurd.
De tijdelijke voorzitter deelt mede dat de heer Sloet van de
l\eele schriftelijk bericht heeft het lidn(iaatschap des bestu ^rs
aan te nemen. Hij heet hem welkom in de vergadering f n weuscht
het bestuur geluk dat de he^r Sloet zich de keuze wel heeit
willeu laten welgevalleu,.
Verder deelt hy niede dat de heer Bleeker mg^j^deling vej*-
klaard heeft op nieuw in he^ biestuur te wilden zitting n^meji,
wat, naar hij vertrouwt, met genoegen zal worden vernomen.
De heer vau Herwerden, mede in de jongste algemeene ver-
gadering tot üd van het bestuur gekozen, heeft schriftelijk
bericht dat hij door verschillende omstarndigheden ditpaaal wordt
verhinderd de op hem gevallen keuze aan te nemen.
Op voorstel van den tijdelijken voorzitter wordt besloten de
536 107l*E BESTliUilSVERÓAÜERtNO.
thaus ontstane vacature iu het bestuur aau te vullen in de
eerstvolgeude algemeeue vergadering.
Verder wordt mededeeling gedaan van de volgeude missives :
I. van deu hoogleeraar Hoffmann bevattende de gevraagde
inlichtingen omtrent de redenen, die indertijd het bestuur
hebben doen besluiten het opstel des heeren de Grijs : /' Het
tractaat van Tientsin » niet in de Bijdragen op te nemen. Tan
den inhoud van dit schrijven zdl den heer de Grijs kennis
worden gegeven.
II. van den heer C. B. H. von Rosenberg, mededeelende
dat hij tijdens zijn verblijf te Leiden ontdekt heeft dat hij aan
eenige in het verhaal zijner reis naar de Zuidoostereilanden
vermelde dieren verkeerde namen heeft gegeven. De adjunct-
secretaris bericht dat hij namens den secretaris den heer von
Rosenberg bericht heeft dat de druk van zijn reisverhaal ge-
heel voltooid is, zoodat aan zijn wensch om eenige wijziging
in de copie te brengen niet kan worden voldaan, dat echter
de exemplaren voor de leden nog niet verzonden zijn, zoodat
wanneer de veranderingen zich tot weinige mochten bepalen,
er nog gelegenheid zou zijn die in eene opgave van verbete-
ringen en aanvullingen achter het Werk te voegen. (Xschoon
het antwoord nog niet ontvangen is , wordt echter besloten voor
het geval de bijvoeging van zoodanige opgave de goedkeuring
van den heer von Rosenberg mocht wegdragen, die alsnog aan
het werk toe te voegen.
Aan de orde is thaus het kiezen van een voorzitter en onder-
voorzitter. Bi] meerderheid van stemmen wordt benoemd tot
voorzitter de heer dr. P. Bleeker en tot onder- voorzitter de
heer mr. L. A. J. W. baron Sloet van de Beele. Aan eerstgenoemde
zal, daar hij niet tegenwoordig is, van deze keuze worden
kennis gegeven, terwijl de heer Sloet verklaart, onder dankbe-
tuiging voor het in hem gestelde vertrouwen, de betrekking
van onder- voorzitter aan te nemen.
De heer Niemann acht het wenschelijk dat in de bibliotheek
van het Instituut voorhanden is het Zeitschrift ftir Erdkunde
en doet daarom het voorstel, dat door de vergadering wordt
goedgekeurd dit tijdschrift aan te schaflen.
lOSSTE BESTÜIJRSVERGADERIN'G. 537
De heer van Heukelotn geeft in overweging de lijst van hand-
schriften ter secretarie te Batavia voorhanden , welke lijst het
bestunr onlangy van commissarissen te Batavia ontving, in de
Bijdragen op te nemen. Op voorstel van den tijdelijken voor-
yitter wordt besloten dit punt tot eene volgende vergadering
aan te houden.
Daar niemand verder het woord verlangt, wordt de vergade-
ring gesloten.
108s« BESTUURSVERGADERING
GEHOUDEN 21 SEPTEMBER 1867.
Tegenwoordig de heeren: dr. Bleeker (voorzitter),
Bauck, Godon, prof. Kern, v. d. Gon Netscher en
dr. Niemann en de adjunct-secretaris. De heeren Ba-
chiene, Millard en Obreen met kennisgeving afwezig.
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
worden gelezen en goedgekeurd.
De voorzitter deelt mede dat voor de bibliotheek ontvangen
zijn de volgende boekwerken :
van het ministerie van koloniën: Koloniaal verslagover 1864.
van den hoogleeraar Miquel : Annales musei botanici Lugdnno
Batavi, deel ITI, all. 1 — 5;
van den schrijver, den heer C. L. Drognat Landré, een
ex. van zijn academisch proefschrift: De besmettelijkheid der
Lepra arabum bewezen door de geschiedenis dezer ziekte in
Suriname ;
van The Sniithsonian institution:
Report of the board of regents;
Report of the secretary of war;
Geological researches in China , Mongolia and Japan , during
1862—1865 by RaphaeJ Pumpelly;
538 108«TE BES'lTUESVERGADEllIN'Ö.
van The asiatic society of Great-Brittain and Irelaud: Gbro-
nique de Abon-Djafer-Mo'hammed Beu Djarir-Ben-Yezid-Tabari:
van The royal geographical society : het 36ste deel van The
Journal ;
Van de universiteit te «Lund: Acta universitatis Lundeusis:
Van de nederlandsche maatschappij ter bevordering' van nij-
verheid: Tijdschrift, J3« reeks, deel VUT, 7e en 8e stuk.
Naar aanleiding van de ontvangen boekwerken van Tbe
Smithsouian iustitution stelt de voorzitter voor die inrichting
een exemplaar toe te zenden der Bijdragen en afzonderlijke
werken , die door het Instituut worden uitgegeven en daarbij het
verzoek te doen wederkeerig in het bezit te worden gesteld van al
hetgeeA dooV 'thte Sfnithéoülaii iustitütioh in het licht wordt
gegeven. De vergadering vereenigt zich raet dit voorstel.
De voorzitter bericht dat ter opneming in de Bijdragen ge-
heel of gedeeltelijk gereed is:
eene soendaneesche vertelling, bewerkt door dr. Engelmann;
eene collectie maleische pantons, en
eene pelgrimreis van Abdullah ben Abdulkadir Moensji,
beide bewerkt door den heer Klinkert;
eene ^/Schets van Amboina/^ bewerkt door den heer Ludeking;
een beredeneerd overzicht van het werk van den heer van
Deventer over het landelijk stelsel op Java, bewerkt door den
heer Boudewijnse ;
en het rapport van den heer Cambier over Bitjoli,
De voorzitter doet verder mededeeling van de volgende
raKsires : ,
I. Van den heer Kobidé van der Aa, daarbij in de eerste
plaats mededeelende dat sedert hij in de bestunrsvergaderiug
van 16 Maart jl., naar aanleiding van het van commissarissen
in Oost Indie ontvangen register van manuscripten, ter secre-
tarie te Batavia bewaard wordende, de aandacht viestigdc op
het in dat register voorkomende handschrift van den beroemden
Speelman: Geschiedenis van de eerste vestiging der Ntfderlan-
tlers op Celebes ^ bij hem het vermoeden is outstaan dat dit
handschrift zich ook bevindt op het departement van koloniën. In
den catalogus der bibliotheek van dit departement komt toch
onder n'^. 6 voor: C SpeeltHau^ Notitie wegens Mnkassar,
lOSSTE BKBÏlirUSVERGADEÏlïNG. 539
In de tweede plaat» biedt de heer vau der Aa daarbij een
"Handschrift aan, bevattende vijf uitvoerige stukken uit de laatste
télft der 17e en het begin der 18© eeuw, namelijk:
1°. Memorie van Hendrik van Hheede tot Drakesteijn , kom-
mandeur der kust vau Malabar aan zijn opvolger, Jacob Tjofos,
g^dagteekeud Coohin 17 Maart 1677;
2». Instructie van Hendrik Zwaardecroon , commissaris over
de kust van Malabar, voor de kommandeurs dier kust, opge-
maakt te Cochin 9 October 1697;
3o. Memorie van Adam van der Duvn, kommandeur der
stad en Undeu vaTi Qale op Ceylon aan zijn opvolger, Johan
van Velsen, gedatoerd Gale 26 October 1708;
40. Memorie van Arnold de Vlaming van Outshooru, gou-
verneur vau Ambou, aan xiju opvolger Jacob Hustaert, 24
Mei 1656;
5o. Memorie van Jacob Hustaert, gouverneur der Molukken ,
aan zijn opvolger Simou Cos, Temate 23 April 1656.
De drie eerste stukkeu beschrijven den toestand van gewesten ,
die thans niet meer tol Neerlandsch-lndie behooren; het derde
handelt uitsluitend over eene onder-afdoeling vaii het gouver-
nement van Ceilon. De beide laatste zijn zeer belangrijk te
Doemen. Het is toch merkwaardig de Vlaming met zijne eigene
vroorden den staat van gewesten te hooren beschrijven, die
vooral hij , de krachtige uitvoerder van het uitroeien der specerij-
boopien , in zulk eene zee van rampen had gedompeld. Ook de
memorie van Hustaert bevat veel belangrijks, o. a. over de
vederzijdsche verhouding tussohen de Nederlanders en de Span-
jaarden in de Molukken gedurende de eerste jaren na den vrede
>an Munster. De heer van der Aa meent daarom dat de stukken
^an Hustaert en de Vlaming verdienen in de Bijdragen te
'worden opgenomen.
Ten opzichte van het eerste punt , het handschrift van Speel-
man , acht de vergadering het wcnschelijk dat worde onderzocht
of het exemplaar , in de boekenlijst der bibliotheek van het depar-
tement van koloniën vermeld, gelijkluidend is met dat op de
secretarie te Batavia aanwezig. Zij besluit daarom van het hand-
schrift op het departement van koloniën het begin en het einde
te doen afschrijven en dit op te zenden aan commissarissen van
het Instituut te Batavia, met verzoek dit met het aldaar voor-
handen manuscript te vei^lijken.
De vergadering aclit het verder wenschelijk niet all^eu
i
540 1088TE BE8ÏUUK8VKEGADEKIXG.
de memories van Hustaert en de Vlaming , door den heer ?aii
der Aa bepaaldelijk ter publiceeriug aanbevolen , maar ook de
drie overigen achtereenvolgens in de Bijdragen op te nemen,
omdat het voor de geschiedenis van hoogste belang is dat de
inhoud van dergelijke officieele stukken worde openbaar ge-
maakt. Niettemin zal bij de opneming in de Bijdragen aan de
memories van Hustaert en de Vlaming de prioriteit worden
gegeven.
TI. Van den heer E. Vf. A. Ludeking, berichtende dat hij
zijne //Schets der residentie Amboina^/ , na daaromtrent monde-
ling van den voorzitter ontvangen wenken en inlichtingen, be-
langrijk heeft gewijzigd. Thans ontbreekt daaraan nog alleen de
zoölogie « waartoe hij de medewerking en ondersteuning van
cenige wetenschappelijke personen heeft ingeroepen , o. a. sm
den voorzitter voor de visschen , van prof. Schlegel voor de
vogels, van dr. Snellen van Vollenhoven voor de insecten, van
prof. Dunkler te Marburg voor de conchylien en van den heer
Eduard von Martens te Berlijn voor de lagere zeedierklassea.
De heer Ludeking verzocht verder te* vernemen of men he^
manuscript, zoover het thans gereed is, reeds ter inzage ^^'^
verlangen, ten einde op die wijze de uitgave te bespoedigen^
terwijl het zoölogisch gedeelte dan later zou volgen.
In antwoord op dit schrijven heeft de voorzitter den h^^
Ludeking te kennen gegeven dat eene hernieuwde aanbiedi^
van zijne /'Schets '^ eerst na geheele voltooiing wenschelijlf.
te achten, omdat voor dien tijd het bestuur van het IiistitO
niet in de gelegenheid is een oordeel over het geheel uit
spreken , wat noodig is alvorens het voor den druk te bestemm^^
De vergadering hecht hare goedkeuring aan hetgeen door ^^
voorzitter is verricht.
III. Van commissarissen in Oost-lndië , daarbij onder ander""^
toezendende een wissel op de Ned. indische handelsbank
Amsterdam groot y400 Ind. cour. of ƒ 396 Ned. cour., wa
van de goede ontvangst zal worden bericht.
Commissarissen bieden verder hunne medewerking aan v
de samenstelling der ledenlijst, waarin thans, wat de in IncC^
gevestigde leden betreft, eenige misstellingen zijn ingeslope:^
Het bestuur acht het wenschelijk van dit welwillend aanbel
gebruik te maken en dien ten gevolge commissarissen dr-"^
maanden voor de uitgave eener nieuwe naamlijst van het voo
nemen tot uitgave daarvan kennis te geven,
lOS^TE BKSTUIIRSVKBOADERING. 541
IV. Vau coniinis»arij4$en ie Paramaribo. Uit deze missive
blijkt iu de eerste plaats dat door het initiatief vau commissa-
rissen den 5<ï«n April eene vergadering heeft plaats gelmd van de
aldaar gevestigde leden, onder leiding van den president-com-
missaris, mr. E, A. van Emden. Op die vergadering is in
liet breede het i)unt vnu de contributie bespraken. Verscheidene
leden waren van oordeel dat zij geene andere contributie ver*
schuldigd zijn dan over het laatste jaar , op grond dat zij nim-
mer tot betaling werden aangesproken. De meerderheid was
echter van eene tegenovergestelde opinie , ofschoon zij de hard-
heid erkende om thans eene vrij belangrijke som als contributie
te betalen. Door den commissaris Carstairs , die zich met de
functien van penningmeester lieeft belast , werd dien ten gevolge
na afloop der gehouden vergadering eene som van ƒ 570 aan
contributie over lo Mei 1868 — lo Mei 1867 geïnd, waarvan
eene som van / 450 per wissel naar Nederland is overgemaakt,
die door den penningmeester is ontvangen. Bij de bespreking
van dit onderwerp werden ten dien aanzien nog eenige andere
punten aangevoerd. Men meende o. a. dat de surinaamsche leden
net buitenlandsche leden zouden moeten worden gelijkgesteld
n dus geene contributie verschuldigd zouden zijn. Anderen
>uden het wenschelijk achten die contributie op de helft van
5^ bedrag te stellen.
Xlet bestuur, de verschillende punten in aandachtige over-
s^ng nemende, acht het denkbeeld om de leden in Suri-
met buitenlandsche leden gelijk te stellen, niet aan-
leUjk, op grond vooral dat het reglement onder buiten-
laidsche leden andere personen begrijpt dan zij , die in de
>l^nien en bezittingen van den staat gevestigd zijn. Daaren-
^v-en ging het denkbeeld voor Suriname op, het zou ooktoe-
^ssiQg moeten vinden niet alleen voor Cura^ao , maar ook voor
ost-Indië en op die wijze zou het getal der contribueerende
^^U zeer worden ingekrompen en zou het bestuur geheel en
Van de middelen verstoken zijn de uitgaaf van werken
^ geschriften te ondernemen, die juist in de eerste plaats in
•^ belang der koloniën plaats vindt.
^ok tot eene vermindering der contributie meent het bestuur
^t te mogen besluiten, op grand dat daardoor eene nieuwe
^'■legorie van leden zou worden gecreëerd , die bij het reg^-
^ïit niet voorzien is en op grond vooral van de kosten, die
^ eene toezending der werken en Bijdragen naar Oost- en
542 1088TE BESTlMnUSVF.RGADKRiNQ.
We^t-Tiidic verbonden zijn. Juist oin die kosten te dekken
in 185i liet denkbeeld geopperd de contributie v(X)r de Ie?
in Oost- en West-Tudiü y*ij.— hooger ie stellen dan van die
in Nederland. Üit voorstel werd toen verworpen. Ook th^HMans
zou het bestuur tot aanneming daarvan niet willen medewer— — ken
omdat het onbillijk zou te achten zijn, indien zij die door — den
verwijderden afstand verhinderd zijn de algemeene vergaderin _gen
bij te wonen en gebruik te maken van de bibliotheek, nr »eer
werden bezwaard dtm de in het moederland woonachtige ler^3len.
De jienningraeester doet daarop het voorstel, met het ^^<wg
op het voornemen dat bij de surinaamsche leden bestaat om
geregeld vergaderingen t-e houden , commissarissen te PararoaKr — ibo
te veqJichten sledita de helft der contributie (dus ƒ6, — F^
lid) geregeld jaarlijks aan het bestuur over te maken en ^^
overige ƒ6. — te bestemmen — waarvan jaarlijks rekening ^^
verantwoording zal behooren gedaan te worden — in de ce^^*^^
plaats tot dekking der noodzakelijke uitgaven, die aan "^
houden van vergaderingen verbonden zijn en in de tweede pla — -^***
om daarmede verschillende andere kosten te bestrijden , tot w^^ ^
einde thans reeds de som van ƒ 120 door commissarissen ^
kan is gehouden.
Dit voorstel vindt algemeene goedkeuring zoodat in dien ^^ ^
aan commissarissen zal worden geschreven.
In hunne missive berichten commissarissen dat zij de zo^^-^ ,
even vermelde som van ƒ l&O. — van de geinde contributiiP^-^-^
hebben teruggehouden , ook tot aankoop van verschillende voo^^-^
werpen, o. a. schedels en portretten van Indianen, eenige
Suriname vervaardigde kunstwerken, zooals afbeeldingen yf^
vruchten in was en jiapier niaché en dei^lijken.
Uit eene aandachtige overweging van dit punt blijkt dat h^*^^
bestuur het niet wensdielijk acht schedels, kunstvoorwerpen c^
iets dei^elijks aan te koopen , om de eenvoudige reden dat h^^^ .
Instituut geen museum bezit, zoodat de bewaring eigenaardig^^
moeilijkheden zou veroorzaken. Onlangs ontving het Instituu^^
van het lid , den heer dr. Dumoutier , twee indiaansche schedels ^ '
maar juist omdat het geene geschikte plaats tot bewaring daarvai^
bezit, heeft het bestuur die aan het Anatomisch kabinet i(p^
Leiden ter plaatsing afgestaan. Het denkbeeld echter om por—'^
ti^ptten . van Indianen te doen vervaardigen — welk denkbeelr> ^
ook op de te Paramaribo gehouden vergadering besproken is
vindt bij het bestuur algemeene ondersteuning vooral na i^^
108ste BESTrUESVKROADEUIXG. 543
mededeelingeu die daarointi'Oiit door Aoix lieor van der Gon Net-
9cher aan de vergaderiug worden gedaan. Dit bestuurslid geeft
lü overweging commissarisseu uit te noodigen fotografische af-
beeldingen te doen vervaardigen der verschillende bewoners van
Pfederlandsch duyaiia. Daartoe zou liet noodig zijn eene af-
beelding te maten van het hoofd van man en vrouw, geheel
jf half in front en in profiel , op min«teu8 een vierde der ware
grootte en van de geheele figuur ten voete uit op omtrent twee
palm lengte. ' Daarvoor zouden vooniamelijk in aanmerking
moeten komen :
1». de verschillende stammen van Indianen, die nog in de
kolonie aanwezig zijn , voorzoover die een belangrijk uiterlijk
verschil aanbieden;
2*^. de van Afrika aangevoerde negers en als tegenstelling
iiunne afstammelingen de kreool-negers ;
3o. de mulatten, mestiezen, kaboegers en andere door ver*
schillende kruissingen voortgebrachte kleurlingen voorzoover
die een eenigzins onderscheiden karakter vertoonen , met nauw*
leurige opgave van de lijn van generatie en daaraan gegeven
benamingen ;
4o.-de uit blanke ouders in de kolonie geboren personen
(zoogenaamde bianke kreoolen) , meer bijzonder die van den
vefkenden stand , zooals bijv. de kinderen die van de kolonisten
aan de Saramacca nog zijn overgebleven;
50. de chineesche immigranten en hunne in de kolonie ge-
boren kinderen;
60. de immigranten van Madera en de West-Indische eilanden
sn die van Barbados en hunne in de kolonie geboren kinderen.
Geheel instemmende met deze denkbeelden zal in dezen zin
door het bestuur aan commissarissen worden geschreven, met
irerzoek in den aangeduiden geest te handelen. Is het bestuur
3p die wijze in het bezit van eenige portretten gesteld, dan
ïou het later er wellicht toe komen de fotografische afbeeldingen
3p steen te doen overbrengen en ze, met de daarbij gevoegde
todichtitig en beschrijving in de Bijdragen van het Instituut
ap te nemen of die als afisonderlijk werk uit te geven.
Commissarisseu doen verder de hoogst verblijdende mededee-
ling dat aanvankelijk onder de surinaamsche leden de zucht be-
staat — waarvan zij ook door het beantwoorden aan de uit-
iioodigiug vau commissarissen tot het houden eenei- vergadering
»eeds openlijk blijk gaven — om krachtig mede te werken tot
544 108ste bestu nu9 vergadering.
bereikiug van het doel des» Instituuts. Coniinis8ari8seii vle^^ ieiei
zich dat die belaugstelliug er toe leideu zal dat nu en dan W bij.
dragen over koloniale onderwerpen zullen kunnen worden (^ op-
gezonden. S|)oedig ho|)en zij reeds van hunne zijde het bestci^^^^^nr
de bouwstoffen te doen gewonleu voor een Surinaamschen almans- ^nak.
Het bestuur verheugt zich in hooge mate over de beland -Dg-
stelling en den ijver door de surinaamsche leden en in Hlcr^bij-
zonder door commissarissen te Paramaribo betoond, hetgup* Tcen
het bestuur ten s])oorslag moet strekken zooveel het vemKr-^fiag
ook in het belang van West-Tndie eu van de aldaar gevesti^^^?"^
bevolking werkzaam te zijn.
Aan de orde is thans de behandeling van het voorstel vt^^^*^
den heer van Heukelom (zie de notulen der vorige vergaderin^ -^^g)
om de lijst van handsclmften , ter secretarie te Batavia voccr:^®^'
handen , welke lijst onlangs door commissarissen te Batavia a^- .^an
het bestuur is toegezonden , in de Bijdragen op te nemen. Da-^^^**'
niemand hiertegen eeuige bedenking heeft, wordt het voorsfc::*^*^
eenparig goedgekeurd eu zal zoodra daartoe gelegenheid is , de::
lijst in de Bijdragen worden afgedrukt.
De voorzitter zegt dat bij hem de vraag is gerezen of h^-*"*^
wenschelijk zou te achten zijn de verslagen der algemeene ve«:^^^^
gaderingen van het Indisch genootschap, die vroeger, tot ult»-^^^ *
December 1866 , in het Tijdschrift van Nederlandsch Indië werde^^^^^
opgenomen , in de Bijdragen van het Instituut over te drukkeic^^^^
Nevens vraagstukken van meer direct politiek belang wordei^^^ ,
toch op die vergaderingen zeer dikwijls onderwerpen behandelen ^^^ .
die met de land- en volkenkunde van Nederlandsch Indië ' ^
ze
betrekking stian , zoodat die discussien uit een weteuschappelijbf C^ «^
11'
oogpunt ook van belang zijn te achten. Op grond dat vroege*^-
het denkbeeld eener vereeniging van het Instituut met het In— -
discli Genootschap niet de goedkeuring der algemeene vergadering^5. ^^^^
heeft mogen verwerven, acht men het wenschelijk dat omtrent '^^ ^^^*^
de kw^estie van het overdrukken der verslagen van het Genoot-
schap in de Bijdragen ook het gevoelen der algemeene verga-
dering worde gehoord, zoodat het voorstal van den voorzitter
tot latere bespreking en beslissing wordt aangehouden.
De voorzitter geeft in overweging thans de noodige maat-
regelen te nemen tot uitvoering van het vroeger genomen besluit
108ste BKSTUÜRSVERGAORRIXG. 545
tot het houden vau eenige algemeeue vergaderingeu gedureude
deu wiuter, bestemd voor voordrachteu eu zoo noodig ook dis-
cui^sie over een of ander wetenschappelijk ondem^erp met de
belangen onzer uverzeesche bezittingen in verband staande. In
de eerste plaats is het noodig de personen te vinden, die ge-
neigd zouden zijn eene voordracht te houden. Van de bestuurs-
leden verklaart professor Kern zich reeds dadelijk daartoe bereid ,
terwijl anderen het nog in bedenking wenschen te houden. Verder
wordt besloten eene uitnoodiging tot medewerking te richten
aan de heeren:
dr. T. Roorda, dr. P. J. Veth, dr. J. Pijnappel en dr. R.
P. A. Dozy te Leiden, dr, S. Keyzer te Delft, dr. J. P. N.
Land te Amsterdam, ds. C. P. Tiele te Rotterdam, Robidé
van der Aa en mr. P. A. S. van Limburg Brouwer te 's Hage.
Na de toezegging door prof. Keni gedaan , wordt besloten
de eerste algemeene vergadering te houden in de tweede helft
van November, waarvoor de noodige maatregelen in de in die
maand te houden bestuursvergadering zullen worden vastgesteld.
Door het bestuur worden tot leden van het Instituut be-
noemd de heeren J. S. vau Coevorden te Batavia, ds. J. Sander,
predikant bij de £vang. Luthersche gemeente en A. H. de
Granada, procureur bij het gerechtsliof, beide te Paramaribo,
voorgedragen door commissarissen in Oost- en West-Indië.
Verder wordt besloten het lidmaatscha]) van het Instituut aan
te bieden aan de heeren:
mr. J. A. Philipse, dr. W. J. A. Jonckbloet, mr. ü. C.
J. van Reenen, mr. A. baron Mackay en Jhr. mr. P. J.
£lout vau Soeterwoude te 's Gravenhage , C. T. Stork te 01-
denzaal, T. P. Viruly te Gouda, J. Andreae te Leeuwarden,
D. Hartevelt te Leiden en N. G. Pierson te Amsterdam.
Verder niets te behandelen zijnde wordt de vergadering door
den voorzitter gesloten.
546 lOaUK BRS'nHiasVERGADfiRtN'G.
1091"' BESTUURSVERGADERING
OEHÜUOEN 16 NOVEMBER 1867.
Tegenwoordig de heeren : Bleeker (voorzitter) , MiUard ,
Bachiene, Godon, vaii Heukelom. van der Gon Netscher,
Niemann en Obreen en de adjunct-secretaris. De beeresi
Sloet en Kern met kennisgeving afwezig.
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
worden gelezen en na eenige wijziging goedgiekeurd.
' De voorzitter, deelt mede dat zijn ingezonden:
I. Voor de bibliotheek de volgende boekwerken :
Van het Bataviaasch Genootschap van kunsten eu weten-
scliappen: Verhandelingen deel XXXII; Tijdschrift van Iii-
dische taal-, land- en volkenkunde deel XIV, afl. 5 — 6, XV
art. 1—6, XVI, afl. 1; Notulen deel II, III en IV, afl. 1;
Catalogus der bibliotheek.
Van het departement van Koloniën : Verslag van den handel
en de scheepvaart op Java eu Madura over 1865.
Van de Gesellscliaft fiir Erdkunde te Berlijn : W. Kouer,
Der Suluh-archipel.
• Van Docteur Pavrot, een ex. van zijn geschrift: Tja nomen-
clature m^dicale des Arabes. Lettres h M. Ie ptofesseur A.
Sédillot.
II. Missives van de heeren mr. G. C. J. van Reenen te
^s Gravenhage , J. Andreae te Leeuwarden en N. G. Pieraon te
Amsterdam , berichtende het hun aangeboden lidmaatschap aan te
nemen.
III. Missive van den heer Ploos van Amstel te Melboume:
1". houdende bericht dat hij de benoeming tot buitenlandsch
lid van het Instituut aanneemt.
20. mededeelende dat hij op verzoek van het bestuur zich in
betrekking he^ft gesteld met den secretaris van de Royal society
of Victoria , ten einde eene ruiling van werken tusschen die in-
richting en het Instituut tot stand te brengen.
De heer Ploos van Amstel vermeldt verder in zijn sclirijven
dat de Public library te Melboume, eeiie gouveruemeuts-instel-
109ï>K BE8Ti:ilESVERGADEHING. 547
liüg, onlangs een aantal werken, in Victoria uit-gegeven en
sommigen handelende over de australische koloniën, aan het
departement van buiteulandsche zaken te Londen heeft gezonden ,
zoo hij meent, tot verspreiding onder letterkundige genoot-
schappen. Ten opzichte van dit punt wordt besloten het
engelsche ministerie van buitenlandsche zaken te verzoeken,
indien het eenige werken tot vermeld doel uit Australië mocht
ontvangen hebben, daarvan een exemplaar aan het Instituut te
willen toezenden.
In verband hiermede doet de voorzitter mededeeling van een
schrijven van den heer ï". Muller te Amsterdam, houdende
keniusgeving dat hij door de Public library te Melboume tot
letterkundigen agent voor Nederland is benoemd. Curatoren
dier inrichting verklaren zich bereid in ruil voor de werken van
het Instituut de officieele stukken te zenden welke in de
australische koloniën gedrukt worden of de werken van officieele
fleerde genootschappen, die daax bestaan. Het bestuur wen-
schande het getsd van genootschappen of instellingen , waarmede
het in betrekking staat , zoo veel mogelijk uit te breiden , ver-
klaart het gedane aanbod gaarne aan te nemen.
De heer Ploos van Amstel roept vervolgens de tnsschenkomst
in van het bestuur tot het verkrijgen van een portret van
Abel Tasraan, de ontdekker van Tasmanië (Van IMemens-land)
op het bezit waarvan de kolonisten lioogen prijs stellen. De
heereu Millard en Obreen verklaren zicli bereid daaromtrent
eenige nasporingen te doen.
IV. Missive van Die Gesellschaft für allgemeine Erdkunde te
Berlijn, hare goedkeuring schenkende aan het door het Instituut>s-
bestuur gedane voorstel tot ruüiug van werken.
De voorzitter geeft in overweging verzoeken tot ruiling van
i¥erkeu nog tot andere genootschappen of instellingen te richten ,
o. a. : tot de Kaiserliche Akademie der Wissenschaften te Weenen
eii de Königliche Akademie der Wissenschaften te Berlijn,
terwijl de heer Niemanu in overweging geeft te trachten ook
betrekkingen aau te knoopen met:
Madras litterary society,
Ceylon branch of the royal Asiatic society ,
Bombay branch of the royal Asiatic society,
Noith China branch of the royal Asiatic society , te Shanghay.
De vergadering vereenigt zich met die voorstellen en mach-
tigt den secietaris de noodige stappen te doen.
548 109Ö1? BlÜSTlJITRSVKRGAÜKRtXQ.
V. Missive van het lid, deu heer Graaflaud te Tauawangko,
waarbij hij verklaart de benoeming tot lid des Instituuts vol-
gaarne aaü te nemen.
Bij dat schrijven zijn gevoegd twee opstellen ter plaatsing
in de Bijdragen :
» Het criterinm voor geschriften in de Maleische taal. f* Dit
stuk is eene kritiek van het opstel des heeren Klinkert over de ma-
leische school- en volksleesboekjes , in de Bijdragen opgenomen ; en
// De Manadoreezen /' uitgelokt door een naschrift van den
heer Leupe bij eene bijdrage over de zeden en gewoonten van
de bewoners der Minahassa.
Beide stukken zijn gesteld in handen van den heer Niemann
om het bestuur omtrent de wenschelijkheid der opneming in
de Bijdragen te adviseeren De heer Niemann verklaart die
stukkeu eerst weinige dagen geleden ontvangen en nog geene
gelegenheid gehad te hebben die met aandacht na te gaan. Hij
gelooft echter wel dat hij het Bestuur zal kunnen aanraden
beide opstellen in de Bijdragen op te nemen, al is het ook
wat het eerste betreft, eenigzins gewijzigd. De vergadering be-
sluit daarop, indien het advies van den heer Niemann in 't
algemeen gunstig mocht zijn, dat deze met den secretaris in
overleg trede omtrent de wijzigingen die voornamelijk het
polemisch opstel tegen den heer Klinkert zou behoeven.
VI. Missive van den minister van koloniën omtrent de on-
dersteuning van het departement van koloniën bij de uitgave
van een maleisch volksleesboek. Ofschoon de minister, met het
oog op de belangrijke kosten aan de uitgifte verbonden, wel
geneigd is zoodanigen arbeid te ondersteunen, acht hij zich
echter bezwaard nu reeds, ter voldoening aan den wensch van
het bestuur, de toezegging te doen dat na voltooiing 500 ^
600 ex. voor rekening van het departement van koloniën zullen
worden genomen. Het is evenwel te verwachten dat, voor het
geval het bewuste werkje in ludië bevonden wordt ter ver-
spreiding door verkoop onder de Inlanders aanbeveling te ver-
dienen en de prijs zoodanig is gesteld dat daardoor het werk
binnen het bereik van den Inlander wordt gebracht, een zoo-
danig aantal ex. door het departement zal worden aangekocht.
Daarom verzoekt de minister zoodra het werk gereed is, daar-
van terstond een tiental ex. aan het departement van koloniën
af te leveren , om onverwijld aan het indisch bestuur te worden
toegezonden.
1Ö9I>E BESTllUttSVEttOADEUlNÖ. 549
De heer Niemann, door den voorzitter uitgenoodigd eenige
mededeeling te doen omtrent den stand van het werk , deelt in
de eerste plaats mede dat in de gedrukte notulen der vergade*
ring van 4 Mei jL , in welke vergadering de vervaardiging
eener maleische chrestomathie is besproken, vermeld is dat het
werk meer uit««luitend voor het inlandsch onderwijs bestemd /ou
zijn , terwijl zijn doel hoofdzakelijk is een boek samen te stellen
ten gebruike van Inlanders en ook voor hen, die zich op de
beoefening der maleische taal , o. a. aan de instellingen te Leiden
en Delft, toeleggen.
Verder deelt de heer Niemann mede dat een groot gedeelte
der copie gereed is, zoodat half December met het drukken
een aanvang zou kunnen worden gemaakt. Het werk zal beslaan
300 ii 400 bladzijden klein octavo druks en zal misscliien
op eene geschikte wij/e in twee stukken kunnen worden
verdeeld.
De voorzitter zegt den heer Niemann dank voor zijne mede-
deelingen.
VII. Eene nota van den drukker des Instituuts, den heer
11. L. Smits, wegens in 1866 verkochte exemplaren van de
Bijdragen tot de taal- , land- en volkenkunde van N. 1 . , aan-
wijzende een netto provenu ten bate van het Instituut van
ƒ108.50.
De voorzitter geeft thans gelegenheid tot het bespreken der
maatregelen, die genomen moeten worden ter uitvoering van
liet besluit tot het houden van algemeene vergaderingen. Hij
deelt in de eerste plaats mede dat deheeren Veth, Dozy, Land,
Tijnappel, Tiele, van Limburg Broufer en Keyzer schriftelijk
hebben te kennen gegeven dat zij aan de uitnoodiging van het
Isestuur tot het houden eener redevoering niet kunnen vol-
doen. De heer Millard bericht dat de heer Bobidé van de Aa
geneigd is zich tot het houden eener voordracht te verbinden.
Deze heeft alleen bezwaar tegen het denkbeeld om vergaderingen
te houden met dames , omdat daardoor de keuze van het onder-
werp moeilijk wordt. De vergadering is evenwel van oordeel
dat de beslissing der vraag of ook dames zullen worden toege-
laten geheel afhangt van den spreker.
De bepaling van den dag der algemeene vergadering wordt
aan voorzitter en secretaris overgelaten, daar de keuze zich
36
530 109ÖK BESTUURSVERGADERING.
moet richten naar de dagen waarop de zaal van Diligentia be-
schikbaar is. De vraag of na de voordracht van den hoogleeraar
Kern op de aanstaande v&rgadering gelegenheid zal worden ge-
geven voor discussie of tot het vragen van inlichtingen over
het behandelde onderwerp, dient aan de beslissing van den
spreker te Worden overgelaten. Mocht die vraag toestemmend
worden lieantwoord, dan zal de heer Kern tevens worden uit-
genoodigd het onderwerp zijner rede op te geven, dat dan op
het convocatiebriefje zal worden vermeld.
Naar aanleiding van reeds vroeger gehouden voorloopige be-
sprekingen , wordt thans besiloten , dat ook zij , die geen lid van
het instituut zijn, gelegenheid zullen hebbeu de aanstaande
vergadering bij te wonen, tot welk einde bij den secretaris
toegangkaarten zullen te bekomen zijn.
De voorzitter deelt mede dat de adjunct-secretaris het denk-
beeld heeft o|)gevat tot het samenstellen vau eene koloniale
bibliografie , waarin alle afzonderlijk verschenen werken , over
onze bezittingen handelende, zullen worden opgenomen. Voor-
loopig zou hij zich willen bepalen tot de werken in de tegen-
woordige eeuw verschenen, om dan later ook die van vroegere
tijdvakken te beschrijven. De voorzitter doet alsnu de vraag
of naar het oordeel van het btestunr zoodanig werk, wanneer
het gereed mocht zijn, door het Instituut behoort uitgegeven
te worden. Daar eenige leden het wenschelijk achten vooraf
eenige meerdere bijzonderheden omtrent het plan vau het
werk te vernemen , wordt de behandeling van die vraag tot eene
volgende bijeenkomst uitgesteld.
De secretaris bericht dat de heer Robidé van der Aa hem
heeft uitgenoodigd inzage te nemen van eene verzameling hand-
schriften, betreflende de geschiedenis van Neerlandsch Indie,
thans het eigendom van den heer Martinus Nijhofl*. Op verzoek
van den secretaris heeft de heer van der Aa omtrent die ver-
zameling eene nota aan het bestuur ingezonden, waaraan het
volgende wordt ontleend:
Deze verzameling vormt een geheel en moet afkomstig zijn
uit den boedel van den gouverneur-generaal Joan Pietersz. van
Hoorn. Ter aantooning van het gewicht der verzameling voor
de geschiedenis is het niet ondienstig het volgende te herinneren.
Fieter van Hoorn, de vader van den gouverneur-generaal,
109ÖB ftESTUlTftSVBRGADEtltXO. 55l
was van 1663 — 1675 buitetigewoon raad van Indië; in 1664
^n^ hij, als gez^ant der compagtiie, naar Peking; in 1675 tot
gewoon raad van Indië bevorderd , werd hij drie jaren later op
het aanzoek van Maatsaiker of van Goens afgezet. Hij troostte
zich als wijsgeer. Reeds in 1675 had hij te Batavia een gedicht
uitgegeven over de ware deugd volgens de leer van Confacius ;
dit door geen mij bekenden schrijver vermelde werkje behoort
evenals alle bataviasche drukwerken uit de dseventiende eeuw
tot de groote bibliografische curiositeiten. Het is in de ver-
zameling, maar ook een handschrift: //Maximes over de kunst
om wel te leven met moeijelijke menschen //, ten jare 168i uit
het fransch vertaald en wel door Pieter van Hoorn.
Joan van Hoorn verzelde als knaap zijn vader in 1663 naar
Indië; tijdens diens ontslag was hij reeds werkzaam op de al-
gemeene secretarie en werd weldra secretaris der hooge regeeriiig
en verder achtereenvolgens buitengewoon en gewoon raad van
Indië, directeur-generaal van den handel en eindelijk gouver-
neur-generaal. In 1709 keerde hij naar het vaderland terug,
waar hij twee jaar later overleed, en, zooals Yalentijn zegt,
een vennogen van tien millioen naliet. Zijne weduwe was de
dochter van Abraham van Riebeek, die hem in het bestuur over
Indië opvolgde, en was voor haar huwelijk met van Hoorn getrouwd
met Gerard de Heere, gouverneur van Ceilon. Vandaar dat
sdeh in de verziuneling nog enkele stukken bevinden uit den
tijd, toen van Riebedc gouverneur-generaal was (1709 — 1718),
als ook verschiUende over Ceilon, onderanderen het journaal
eener inspectiereis van de Heere in 1698 over het geheele eiland
— een handschrift van grooten omvang, voorzien van een aan-
tal kaarten, keurig uitgevoerd en gewaarmerkt door den ver-
vaardiger, den ingenieur Toorzee.
Het meerendeel der verzameling staat echter in meerder of
minder betrekking tot den langdurigen ambtelij ken loopbaan van
Joan van Hoorn. Zoo vindt men er, om sleehts het belang-
rijkste te noemen: veertien deelen met notulen van de resolutiën
der hooge regeering, een tal van adviezen door verschillende
gouverneurs-generaal en leden van den raad in den raad van
Indië uitgebracht, tijdens van Hoorn daarin zitting had; een
boekdeel vol statistieke tabellen over den handel , de wissel-
koersen, de waarde van goud en zilver en de finantiëele uit-
komsten der buitenkantoren , verzameld door van Hoorn als
directeur-generaal; het journaal der telmisreis van van Hoorn
352 109^^ BfiSTlTimsVEtlGADEtLlNG.
als kommandeur der retourvloot in 1709 met audere daarbij
behooreude stukkeu ; (in de verzameling is ook een diergelijk
zeer uitvoerig journaal over de terugreis van den bekenden koni-
mandeur Mattheus van den Broek in 1670) het rapport over
den toestand van Neerlandsch-Indië , door van Hoorn na ziju
terugkeer in het vaderland aan bewindhebbers en de stateo-
generaal ingediend. Dit rapport is vooral zeer uitvoerig over
de Kaap, over welke volkplanting de verzameling ook andere
stukken bevat, evenals drie dergelijke rapporten over deu
toestand van Indië door de kommandeurs der retourvloten Cor-
nelis Valckénier, Constantijn Ranst en Rijklof van Goens de
Jonge.
Gedurende zijn verblijf in Indie had van Hoorn vooral een
gewichtig aandeel in twee belangrijke oorlogen , dien tegen suliau
Agong van Bantam en dien in Oost-Java tegen den Balinees
Soerapatti. De eerste oorlog werd grootendeels gevoerd door van
Hoorns zwager Eran9ois Tack, wiens rapport over die krijgs-
verrichtingen men in de verzameling vindt. Yan Hoorn was des-
tijds tweemaal gezant in Bantam; ook later had hij als gouver-
neur-generaal in 1708 een mondgesprek met den sultan van
Bantam, waarover een handschrift der collectie al de tot deze
zaak behooreude, deels zeer geheime stukken bevat Bovenge-
noemde Tack werd als afgezant van den soesoehoenan te Kar-
tasoera vermoord. Men beschuldigde van Hoorn , dat hij , om
dien moord te wreken, zich als gouverneur generaal in deu
oorlog tusschen den soesoehoenan en Soerapatti zoude gemengd
hebben. Zeker is het, dat bewindhebbers zeer tegen dien
bloedigen en kostbaren oorlog waren en men beweert zelfe, dat
zij deswegens van Hoorn zouden hebben teruggeroepen. Nu vindt
men in de verzameling een merkwaardig handschrift getiteld:
//Corte beschrijvinge van het noordoostelijkste gedeelte van Java's
opkomst en voortgang,/^ bevattende hoofdzakelijk een verhaal der
oorlogen in Oost-Java gedurende het laatst der zeventiende eeuw.
Aan het slot verklaart de schrijver, dat hij later ook den oor-
log tegen Soerapatti behandelen zal. Dit beloofde vervolg is niet
in de verzameling. De vooronderstelling ligt voor de hand , dat
van Hoorn de steller van dit stuk is, dat hij tot zijne recht-
vaardiging eene geschiedenis van al de oorlogen der compagnie
op Java wilde schrijven, maar door zijn spoedig overlijden na
zijne terugkomst verhinderd werd , het geheel te voltooien. Eene
nauwkeurige doorlezing en bestudeering van het handschrift
109de bestüüksvergadertng. 558
^zal moeten beslissen, of deze gissing juist is; daar het stuk
zeer net geschreven is, is het geen autograaf van v. Hoorn.
In ieder geval. is dit handschrifl; zeer belangrijk; van Kampen
heeft reeds opgemerkt, dat Valentijns berichten over de javaansche
oorlogen zeer verward en onduidelijk zijn , terwijl het ontbrekende
over den oorlog gedurende het gouvemeur-generaalschap van
V. Hoorn ten deele kan worden aangevuld uit de generale mis-
sives door hem aan bewindhebbers geschreven , waarvan de ver-
zameling juist alles over Java bevat, dat blijkbaar met een
bepaald doel in zes bundels is afgeschreven.
Over het geheel bestaat deze verzameling grootendeels uit
nette , uitstekend geconserveerde afschriften van officieele stukken ,
gemakkelijk te lezen voor een ieder, slechte eenigrins vertrouwd
met de duitsche letter van dien tijd. Buitendien vindt men er
autografen van Joan van Hoorn ; een javaanschen brief van den
soesoehoenan aan hem , een origineel gezegeld stuk , evenals een hol-
landschen brief van den gouverneur-generaal Camphuis aan den
sjach van Perzië en eene curieuse collectie particuliere briefes
aan van Hoorn , opgeplakt in een boek met wit papier , naar
het schijnt zeer belangrijk voor den historieschrijver , die nevens
de oflScieele waarheid ook het gebeurde achter de coulisses wil
kennen.
De heer van der Aa merkt verder op, dat niet alle regeerings-
bescheiden van deze verzameling op het rijksarchief zijn. Daar
ontbreken ook al de particuliere stukken, bepaaldelijk de ge-
schiedenis der javaansche oorlogen. De heer van der Aa acht
het niet wenschelijk, dat deze verzameling, die men het parti-
culier archief van den gouverneur-generaal van Hoorn zou kun-
nen noemen, verspreid worde, zooals bij eene publieke auctie
stellig zal geschieden. Volgens de verklaring van den heer van
der Aa is de heer Nijhoff, doordrongen van het belang, dat
deze verzameling voor het vaderland behouden blijve, bereid
die aan .het Instituut af te staan. Mocht het bestuur tot over-
neming dezer verzameling besluiten , dan wil de heer van der Aa
zich met de taak belasten , daarvan eene behoorlijke beschrijving
te geven, die, in de Bijdragen opgenomen , den geschied vorscher
zal aanwijzen, welke bescheiden het Instituut voor zijn onder-
zoek bezit.
De vergadering is eenparig van oordeel, dat na het zoo om-
standig en wetenswaardig advies er geen twijfel kan bestaan
omtrent de wenschelijkheid , deze verzameling handschriften
r
554 IOQDE B£STUITKSVBBGADERIN'6.
voor het Instituut aaii te koopeu , xoodat de secretaris gefluach"^
tigd wordt die voor deu bedoiigeu prijs vau deu heer Nijhoff
over te nemeu.
üe heer vau Heukelom zegt dat het onlangs, bij doorblade-
ring van deu catalogus , zijue aandacht heeft getrokken dat het
Instituut eenige handschriften bezit, die naar den titel te oor-
deeleu wel geschikt ^souden zijn gepubliceerd te wordefn. Hij
wijst o. a. op een tweetal handschriften:
Memorie omtrent de inrichting van het dessabestuur en liet
grondbezit in Madioen;
Memorie omtrent de kofiijkultuur enz.
De vergadering besluit die beide stukkeu in handen te stellen
van den heer van Heukelom, met verzoek het bestuur omtrent
de wenschelijkheid der opneming in de Bijdragen te adviseer^ï.
De heer Niemann die vroeger een gunstig advies uitbraeht
omtrent de plaatsing van eeue door den heer Kliiikert to^e-
zonden bijdrage, getiteld : Reis van Abdoellah Imu Abdilkadir
Moensji naar Mekka, zegt dat hij thans in overweging moet
geven deu maleischeu teLst weg te laten, omdat het hem geble-
ken is dat die te Singapore is gelithografeerd en later, in 1866,
te Batavia opgeuomen in een werkje dat toen aldaar verschenen
is onder den titel : Tjerrain mata bagi segala orang jang mteooen-
toet pengetahoewan , Bahagyan jang Kadoewa. De vergadering
besluit daarop , overeenkomstig het advies vau den heer Niemann,
alleen de door dan heer Klinkert geleverde Vertaling der reis en
de daaraan doör den heer Niemann toegevoegde aanteekeningen
in de Bijdragen op te nemen.
Door deB heer Niemann wordt tot lid van het Instituut voor-
gesteld de heer W. Hoezoo, zendeling te Samarang, met welk
voorstel de vergadering zidi vereenigt.
Niets verder te behandelen zijnde, wordt de vergadering
gesloten.
ALGEMEENE VERGADERING der
leden van het Instituut te Paramaribo woon-
achtig, gehouden aldaar 5 April 1867.
Tegenwoordig de heeren: mr. E. A. van Emden, F.
Castairs en J. ï. A. Cateau van Roseveldt, commissa-
rissen , en verder de hebren : S. Abendanou Sz. , A. M.
Ck)8ter, dr. F. A. C. Dumontier, T. J. Eykeu Sluyters,
J. H. A. W. baron van Heerdt tot Eversberg, M. 8.
van Praag, J. van Praag, mr. 6. J. A. Bosch Reitz
en S. van Dissel.
De voorzitter, de heer van Emden, verzoekt, na opening
der vergadering, den heer Cateau van Roseveldt zich met het
houden der notulen te belasten, waartoe deze zich bereid ver-
klaart en zet verder het doel der bijeenkomst uiteen , die hoofd-
zakelijk strekken moet om de belangen van het Instituut , vooral
in betrekking tot Suriname, te bespreken.
Het punt, dat in de eerste plaats tot uitvoerige gedachte-
wisseling aanleiding geeft, is de contributie. (De daaromtrent
geuite denkbeelden en gevoelens zijn uitvoerig medegedeeld en
besproken in het verslag der bestuursvergadering van 21 Sep-
tember, waarnaar dus verwezen wordt.)
De voorzitter treedt daarna in een betoog omtrent het nut ,
dat het Instituut ook voor deze volkplanting kan hebben en
toont aan dat behalve hetgeen deze instelling uit een weten-
schappelijk oogpunt zal vermogen , zij door middel van de Bij-
dragen en afzonderlijke werken de belangstelling in de kolonie
vermeerderen en zoodoende hare welvaart bevorderen zal. Het
Instituut wil niet alleen in algemeenen zin kennis en weten-
schap bevorderen , maar beoogt ook het oplossen van practisclie
vraagstukken , die in onmiddelijke betrekking met deze kolonie
staan. Als zoodanig noemt hij de immigratie , eene levenskwestie
voor de kolonie.
De heer Bosch Reitz meent dat de immigratie, zooals die
056 ALGEMEENS VEaOADERlNG DKR
zich iu de frausche eu engelsclie kolonieu heeft voorgedaan , van
genoegzame bekendheid is eu dat liij het practisch nut nietten
volle belieft van eene bespreking der iinmigratiekwestie. Tuiiners
het aanvoeren van arbeiders voor de plantaadjes is daarvan het
hoofddoel; hoe of in welken vorm deze daarvan worden voor-
zien , is geheel hetzelfde. De kolonisatie is een ander punt en
van de bespreking daarvan is zeer veel nut te trekken.
De voorzitter meent dat hoe meer keunis in het buitenland
over Suriname verspreid wordt , hoe meer de belangstelling , die het
zoo zeer behoeft, zal toenemen. Het bespreken van koloniale
vraagstukken , zooals kolonisatie eu immigratie , acht hij daatoin
vau dadelijk uut.
De heer Dumontier zegt dat van immigratie met Europeanen
voor Suriname nimmer sprake kan zijn. Hij ontvouwt eenige
redenen van natuurkundigen aard, die het koloniseeren met
Europeanen ontraden en haalt feiten aan uit de kolouiale ge-
schiedeuis om te staven, dat die kolonisatie steeds is mislukt.
Het beweren van den heer Dumontier vindt bij andere leden
tegenspraak : sommigen erkennen dat de dure en slechte voeding
iu het nadeel is van eeue kolonisatie met Europeanen, maar
dat deze door uitbreiding van den veestapel te verbeteren zou
zijn; andere leden erkennen de ongeschiktheid van Europeanen
voor de suikerkultuur , maar zijn van oordeel dat sommige
tsikken van landbouw , zooals veeteelt , tuinbouw en voornamelijk
de cacaokultuur en ook fabriekarbeid met voordeel door Euro-
peanen zouden kunnen gedreven worden.
De heer Dumontier ontwikkelt nader de oorzaken die
europeesche kolonisatie in de keerkringlanden moeten doen
mislukken. Hij zegt dat, alhoewel het slechte en dure voedsel
dat hier verkregen kan worden, wel een voorname reden
is, dit echter niet alles is; de groote vochtigheid van het kli-
maat, de hooge gemiddelde jaarlijksche temperatuur, de miasmen
die daardoor steeds ontwikkelen en oorzaken van langdurige
ziekten zijn, zijn aanwezig en kunuen nooit veranderd worden.
Zelfs de cacaokultuur waarbij de arbeider in het lommer onder
de booraen werkt, acht hij voor den Europeaan ongeschikt.
Wordt de europeesche landbouwer in een tropisch klimaat ziek ,
waartoe veel meer oorzaken voorhanden zijn dan in zijn vader-
land , dan komt hij niet licht weer op zijn verhaal ; zijne krachten
zijn ondermijnd, hij kan voor zich en de zijnen niet meer wer-
ken eu ziedaar hem tot het pauperisme gebracht. Hij wijst op
LEDEX VAN HET INSTITUUT TE PARAMARIBO. 557
net overschot der zoo treurig afgeloopeue kolonisatie met Euro-
peaneu te Groningeu aan de Saramacca; wijst niet alleen op
den ongunstigen gezondheidtoestand der geboi'en Earo]^>eanen ,
maar vooral op de kinderen der kolonisten die hier geboren zijn,
wier toestand indedaad betreurenswaardig is. Het zijn slechte
feiten die hij laat spreken; hij wenschte dat het anders ware.
De voorzitter meent dat er groote bezwaren aanwezig zijn
tegen het koloniseeren met Europeanen en vindt het gesprokene
door den heer Dumontier allezins gewichtig ; maar hij gelooft
tevens dat , wanneer alle mogelijke voorzorgen genomen worden
in het belang der voeding, huisvesting, kleeding en van de ge-
zondheid in het algemeen, het dan nog niet zoo bepaaldelijk
uitgemaakt is, dat europeesche kolonisatie in Suriname nooit
zou gelukken.
De heer Abendanou oppert vervolgens het denkbeeld op be-
paalde tijden vergaderingen te houden, waarop de voorzitter
voorstelt die vergadering om de drie maanden te doen plaats
hebben , met welk voorstel de vergadering zich vereenigt. In eene
der eerstvolgende bijeenkomsten zal de kwestie der kolonisatie
meer opzettelijk worden besproken.
NALEZINGEN EN VERBETERINGEN
OP
FADTBRUOGES RBISJOURNAAL.
Door eene büitenlandsche reis kon ik niet de drukproeven
van dit journaal en van de door mij daarbij gevoegde inleiding
en noten nalezen. Dientengevolge zijn vooral in deze toe-
voegsels van mijne hand zeer zinstorende drukfouten blijven
staan, die ter voorkoming van misverstand hier moeten worrleu
aangewezen. Van deze gelegenheid maak ik tevens gebruik ter
nadere verklaring van enkele verouderde namen of woorden,
waarover een voortgezet onderzoek mij beter licht verschaft heeft,
alsook tot verbetering van grove drukfeilen in het joumaal,
waarvoor ik het origineel op het rijksarchief nogmaals met den
heer Leupe heb vergeleken.
Vooraf eeue opmerking over de spelling der eigennamen.
Voor die in het journaal is de spelling van het origineel be-
houden, ook waar dezelfde naam soms verschillend geschreven
is ; daarentegen volgden wij in onze toevoegsels de spelling der
op dit gebied meest bevoegde deskundigen, bepaaldelijk, wat
de Minahassa en de nabij gelegen landstreken betreft, die der
zendelingen. In de nu en dan door ons bij het journaal ge-
voegde en niet onder ons oog afgedrukte noten is die regel
niet altijd in het oog gehouden, zoodat men, waar zulks het
geval niet zijn mogt,
voor Boelang-Itam moet lezen Bolang-Itamy
ff Kaudipan ff ff Kaidipan,
ff Kandhar oi Kandahar ff ff Katidahr^
ff Manganitoe ff ff Mangenitoe^
en ff Tagulanda ff ff Tagoelandang .
In de verwijzingen naar Valentijns werk is meestal niet
alleen deel en bladzijde, maar ook de door verschillende pagi-
neering onderscheiden afdeeling van ieder deel opgegeven: uit
den aard der zaak zijn echter de meeste dier aanhalingen uit
NALEZ. EN VEEBBT. OP PADTBRUGGBS REISJOUBNAAI.. 559
de beschrijving en geaehiedenis der Molukkeii, waaibij uu en
dan verzuimd is op te teekenen, dat die uit het tweede stuk
van het eerste deel genomen zijn. Overal waar dus alleen naar
Valentiju D. I verwezen wordt , zoeke men dit citaat in deel I B.
Bij de hier volgende veibeteringen is steeds aangewezen, welke
bij de noten behooren en geldt de telling der regels, zoo van
het hoofd als van den voet 3er bladzijde, alleen den tekst.
B. A.
hï, 100 reget 13 v. o. litdiaantchen tees UaliaamscMê.
» 102 noot regel 6 eene nicuiM pmel lees dêite nieume parel,
» 105 noot 1 TahiecQ lees Toluoto*
» 106 reg. 1 Terhceo lees TeriMccOn
» 166 noot 2 AguUama lees Jfnilatim^
» 106 Hoot 3 Jbseka lees VeseAo.
f> 107 reg. 9 en 100 reg. IS ToóarHon z^u bewoners van het distrikt
Toebaroe op ^ernataansch-UaimahAra.
bl. 108 reg. 8 met een goedem rasd geven lees meteen, yfieden Mod gêven,
> 109 reg. 15 v. o. JEoy TekUa- lees KayteMlUy een in do Molukken veel
gebruikte titel, die bl^kens de belagen van dit journattl (bl. 277, ^3
en 315) ook gevoerd werd door den koning van Taboekan, den vorst
van Woena en door saltan Amsterdam.
hL 109 reg. 8 v. o. armeaij», in het Fraiisch armaunne, eeue soort van
dunne a\ide.
bl. 112 noot 1 iaèeeput lees ZaSaeka,
» 112 > 3 moet z^JA noot 4 en omgekeerd.
» 113 » Martyoran lees Marigoran,
» 114 9 2 Tmiéfan^ leea Tan^üfong.
» 115 » Qoegoegoe lees pjoegoegoe,
» » % JBahut» lees JBolaèn,
» 116 reg. 2 v. o. Golo lees Oola.
9 » » 1 V. o. TaqwÜM Snla lees TagwUa Jmia,
» 117 eerste noot, laatste regel Mandameeaen lees Manééareezen,
9 118 noot 3 Tarbak lees Tawali of TaMi,
» » 9 BoewU lees Boewool of Bwoal,
9 9» Tontala lees Tonioli,
1 119 reg. 2 Sala is blijkens bl. 141 de boete of vergoeding voor een
bloedschuld.
bl. 119 noot Fmeetmg lees Fauan,
9 120 noot 2 Camdehei lees Caudebee.
9 122 noot 1 Martimie lees Mauriie.
ft 123 reg. 17 ongeduldige lees antechuUkging,
9 124 noot 1 proceseie lees proeeeeio,
9 125 reg. 1 meeder lees meerder,
9 125 reg. 18 Ooraniaalders lees Goronkudderê,
9 126 noot 1. Hier moeten de woorden eee miflen wegvallen en dit worden
bijgevoegd: Valentijn vermeldt (D. I. B. bl. 82), dat het eiland Boeton
zijn naam ontleent aan de hoofdnegorij, die eigenlijk Bolio heet, maar
bij de Ternatanen Boenton, welk woord in hunne taal M«r/N beteekent.
560 NAT.EZINGKN RX VERBETKRINGEX OP
Uit ditzelfde woord leiden wij den naam van het Gorontaalsche Boento
af, door Padtbrugge in zijn journaal even eens tot Bocton verbasterd.
De spelling Boerto-Rivier op de kaart van schipper van der Wal achter
Rosenbergs Reistogten in Goronialo berust echter stellig op een schrijflbut.
bl. 127 reg. 18. De bij dezen regel behoorende noot: dii zoontje onlving
volgetu Ved. 1 B. bl. 70 bij den doop den naam van Willem is onder
het afdrukken weggevallen, terwijl noot 3 dezer bladzijde bij regel 9
van onderen behoort,
bl. 128 noot 1 iqarroÈUt lees squarrosus.
B 129 reg. 16 tot nu lees nu tot.
» B B 12 en 8 v. o. l p*. Onder deze, bij de geschenken aan de
vorsten telkens voorkomende, ook door Valent^jn veel gebruikte afkorting
moet men verstaan het Portugeesche pe^a , dat is stuk doek of lijnwaad.
bl. 131 reg. 15 htttdeken^ dat is deken van de kust van Coromandel,
even als Padtbrugge later (bl. 235) van kustkousen spreekt,
bl. 132 noot 1 moet aldus worden aangevuld. Uit het tweede gedeelte
der reisbeschrijving van de zendelingen Wilken en Schwarz naar Bo-
laang— Mongondou, dat eerst na het afdrukken van Padtbrugges jour-
naal het licht zag, blykt, hoezeer de vorst Loloda— Mokoago, ook wel
Binangkang geheeten, nog steeds voortleeft in de volksverhalen der
Bolaangers. In de door deze zendelingen gegeven geslachtslijst der
koningen van Bolaang (Mededeel. Ned. Zend. D. XI bl. 299-302) komt
echter slechts één Loloda voor, terwyl Padtbrugge uitdrukkelijk ver-
zekert (bl. 126), dat de veroveraar van Kaidipan, de vader van den
hier bedoelden Loloda, denzelfdcn naam droeg. Deze verwarring van
vader en zoon heerscht reeds bij Valentijn. De geschiedenis van de
verdrijving der Spanjaarden uit de Minahassa en omstreken en die van
de vestiging der Nederlanders aldaar vereischt alleszins een nader
onderzoek,
bl. 136 reg. 20, 19 en 17 v. o. bejegende, behandelde en verbrodde lees be-
jegenden, enz.
bl. 137 noot 1 reg. 4 unsten. lees teiHen — en reg. 5 vertoanl le(^s venoari.
B 139 reg. 12. v. o. {die) moet wegvallen.
B 144 B 8 medeekrittdÊten lees mede cAriêtenen.
B 147 B 9 Zette lees zetten {urij).
B 149 noot 3 klapper lees klappers,
B 150 reg. 6 koningin lees koningen,
B 156 B 3 V. o. diende lees dienden.
B 158 B 10 V. o. zoude lees zouden.
B 160 B 6 V. o. van ons lees ons van.
B 165 B 1 1 V. o. scherper kippersoen (7) op den neus. Dit vraagteeken
moet wegvallen. In de zeventiende eeuw* werd die uitdrukking, thands
iemand een pin op den neus zetten , dikwijs gebezigd ; zij is aan de rij-
school ontleend, waar nu nog een neusknijper voor lastige paarden,
in het Fransch cavesson, kippersoen heet. Dit woord schijnt eene ver-
bastering van caparafon^ dat evenwel in het tegenwoordige Fransch
alleen dekkleed of schabrak beduidt,
bl. 167 reg. 8 eendvogel lees eend/vogels.
B 171 reg. 1 {bij). Dit moet wegvallen; Padtbrugge bedoelt toch, dat
Pater Torcotti Jeronimo d*Arras als een zijner slaven 'opeischte.
bl. 171 regel 14 v, o. hetgeen lees het geen.
PADTBUUflQES EEISJOIIRNAAL. 561
bl. 171 noot 1 Jeêniel lees Je$wet,
• 174 reg. 19 Sof aio ]ees Sofala,
B 177 reg. 6 alwaar lees al icare,
» 179 noot 2 veroordeelde lees te ver oordeelde.
» 180 noot 2 Cajoeris, Valentijn spelt dien naam steeils CMJoehu. Daar Ueze
negorij niet meer bestaat, weten wij niet, welke schrijfwijze de
voorkeur verdient,
bl. 181 reg. 14 v. o. malankolitch lees melaukolifck.
•» 182 noot 1 Paniojano lees Fantijano, Valentijn noemt dit eiland ook
Pangasane; de thans het meest gebruikte naam Moena schijnt een
verbastering van het ook door Padthrugge (bl. 217) genoemde lund Woena.
bl. 183 regel 7 welken lees welker.
» 187 tweede kolom , reg. 2 v. o. Zelftvergoeding lees zelf vergoeding,
> 188 eerste kolom, reg. 1 Taboekan. Dit woord moest op een afzonder-
lijken regel staan. Het schijnt, dat de koning van Taboekan zijne
bezwaren tegen dien van Siauw nog niet had ingediend, ten minste. in
het origineel is de tweede kolom achter dit woord open gelaten,
bl. 190 reg. 14 Boetontehe. Dit woord staat in het origineel, maar blijkens
bl. 177 en 178 moet hier bepaald Èoelangtche gelezen worden,
bl. 193 reg. 7 achter 15 is het woord vademen uitgevallen.
194 » 14 V. o. het welk met lees hetwelk niet.
196 > 13 toekomen lees toe komen.
199 » 7 B » hem lees hun.
B » 5b» Tagulandu lees Tagulanda,
200 rejg. 11 voor lees voer.
205 reg. 13 v. o. groep lees greep.
210 B 1 B B Coddeheg lees Coddebeq.
2i1 B 11 B B Sabanwezen lees Sabannezen.
B noot 2 Saban beter Sawan.
216 reg. 6 Umbotta lees lAmbotto.
216 B 11 V. o. in staat beteekent hier in statu guo, onbeslist.
222 B 16 B B aankondigen lees aankondinge.
225 reg. 7, 8 lees 4.
B B 8 bogende lees bogen den.
229 B 3 V. o. Suwasa. Dus heeft het origineel, maar blijkens het
zinverband wordt hier de persoon bedoeld, die drie regels vroeger
Ouwaia heet. Ook de Ouwala van hl. 231 is blijkens bl. 232. 234 en
334 dezelfde,
bl. 233 noot 1 1712 lees 1711.
B 237 reg. 4 v. o. mogten lees mogte,
B 239 B 16 B B ^» even groote lees in even groote.
BB B 15 B B souden lees zoude.
B 240 B 8 B B Dtf bogt van Boviouwan. Op de nieuwere kaarten van
Mindanao vindt men alleen Boetoewan aan eene groote rivier, die op
de noordkust uitwatert. De hier bedoelde golf moet echter blgkens
bl. 323 en de berigten bij Valentijn (D. I. B. bl. 30 en 36) in het
zuidelijk gedeelte van Mindanao nab\i de eilanden Sarangani gezocht
worden. Daar nu de prins van Kandahr in 1694 aan de gecommitteerden
Haak en Alstein, van wier reis naar Mindanao Valentijn een verslag
geeft, verklaarde, dat zijn grootvader Dato Boewissang (de in Padt-
brugges journaal voorkomende koning van Kandahr) resideerde te Daboe
562 VAI/EZINOEN BN VERBETEmNORK OP
in de Bogt, zal dit het Davao der nieawere kaarten zijn en de Bogt
van Boetoewan de diep insnijdende golf tusschen de zuidpunt van
Mindanao en Kaap St. Augustijn, die in Stielers Atlas Golf van 'Davao
genoemd wordt. Deze ligging stemt overeen met de berigten, die
Daniel Ottens op Sarangani inwon, over wiens reis naar Mindanao in 16^
men vergeiyice van Dyk. NeeH. betrekkingen mei BormeOy bl. 253 — ^960.
bl. 242 reg. l v. o. slegte lees tlegtten.
» 248 reg. 16 boeder lees broeder.
» 249 noot 2 TakinUa lees Takmeia.
» 253 • 3 lêênvoérig lees leenroerig.
» 254 » 2 Achter 1812 is uitgevallen (van Doren, Herinneringen. I. 96 .
Verder moet ik thans hier het volgende bijvoegen. In de Hisioire Oénérsle
det Vogetffet (la Haye T. XV, p. 89) leest men: >Les Volcans leur (aux
habitants de Mindanao) donnent beaucoup de souiTre, surtout celui de
Sanxil, qui est dans Ie voisinage de Mindanao. Il s*y éleva en 1640 une
haute montagne, qui vomit tant de eendres, que cette éruption Ht
craindre la ruine entière de Tisle." De zin is niet zeer duidelijk;
maar du Bois, de bewerker der zoo veel vermeerderde Haagsohe uitgave
dezer bekende reisverzameling teekent hierbij reeds aan, dat dit de
vulkaan van het eiland Sangi moe.t zyn. Wel vindt men op de nieuwere
kaarten van Berghaus en Stieler een vulkaan Sanguil nabij den zuidhoek
van Mindanao, maar uit de uitvoerige toelichting van eerstgenoemd en
geograaf {Atia^ Die PhiUppinen^ s. 62) ziet men, dat het bestaan van
dien vulkaan op Mindanao eigenlijk alleen berust op de weinig bekende
kaart van den Jesuiet Murillo de Velarde (Manilla 1734), terw\jl de
berigten van latere reizigers, die zoo als Forrest en Carterat dit deel
van Mindanao ^bezochten, volstrekt niet bewyten, dat hier een nog
werkende vulkaan van dien naam zijn zou. In ieder geval noemt
Landgrebe in zyne Naiurgeiehiehte der ymkmne^ Th. I s. 342 zeer tea
onregte den Sanguil een der meest bekende vulkanen van Mindanao,
en ik zoude eer vermoeden, dat een nader onderzoek dien voor -goed
naar Sangi zal doen verhuizen. De beschrijving der Philippijnen in de
ffiti. Oénérale det Vogages is een compilatie uit een aantal weinig
bekende Spaansche werken, die men zoude moeten kunnen raad-
plegen, om te beslissen, of de boven aangehaalde uitbarsting v»n
1640 den vulkaan yan Sangi , dan wel een anderen vuurberg op Min-
danao geldt.
bl. 259 noot 1 Fangasari lees Fangasare,
, » 260 noot 1 Furtadoê lees Fortadoê,
» 261 noot 2. Hier heb ik mg door den niet zeer iluideiijken stijl van
Padtbrugge op een dwaalspoor laten brengen. Uit eene naauwkeurige
vergelijking, van hetgeen hij bl. 199, 201, 219 en hier zegt, met de
berigten der predikanten Montanus en Peregrinus (Val. D. I B397,
398, 403 en 404) maak ik nu het volgende op. Na het overlijden van
Anthonte Bapeas, koning van Tagoelandang en gedurende de minder-
jarigheid van zijn opvolger was Monia president of substituut-koning,
welke Monia nu insgelijks overleden was. Padtbrugge noemt den naam
niet van den jongen koning, van wien hij te dezer plaatse zulk een
ongunstige schiMering geeft; misschien was dit Philip Anthoniszoon,
die vcHgens Val. I B bl. 60 nog in 1690 koning was, hoewel hij daar
ten onregte zegt, dat Bapeas in 1676 regeerde ; deze laatste was toen
PADBRIIGGES KEISJOrUNAAl.. 563
reeds overleden, daar Montanus op zijn inspectiereis in 1675 a) van
den substituut-koning Monia spreekt.
h\. 262 reg. 1 v. o. regi en lees re^.
» 263 noot Tontaeo lees Tontoeo.
» 264 reg. 18 v. o. Furtados lees Forlados.
» 267 reg. 2 v. o. men lees meer.
» 273 Bijl. III reg. % Uegenes. Hierachter moet de verwijzing naar noot 1
staan. Het origineel heeft het zonderlinge woord regenes^ waarmede
echter stellig reyna bedoeld wordt,
lil. Ta Bijl. 111 reg. 6 van lees aan.
» 273 Bijl. lil reg. 10 zouden lees zottde.
» 274 reg. 17 v. o. f'aroiio 16 ' lees Carolio * 16**» {Sepi.) Padlhrugge
ontvinc^ dit briefje op den 18en na de bezetting van Bolang-ltam en
Pater Torcotti kan dit eerst na die gebeurtenis geschreven hebben.
Door den schrik zal hij zich dus een dag in den datum vergist hebben ,
want de kalender der Spanjaarden iu de Pliilippijnen (vg. bl. 222)
verschilde slechts één dag met de tijdrekening der Hollanders,
bl. 276 reg. 11 v. o. maakten lees maakte,
» 276 reg. 4 v. o. dtuir en lees daarin.
h 277 nooiBiJl. XXXrnilees Bijl. XXXIX en Maccarotnpus\ee9iMaccarttmpo.
» 281 noot i Tdkkelalon lees Takkelalou.
» 283 reg. 2 Menado lees Manado,
» ?84 reg. 7 v. o. verbergen. Hetzelve lees verbergen, hetzelve.
» 285 reg. 6 wy de lees wijde.
» 286 Bijl. XIV. Deze brief was blijkens bl. 195 in het Latijn geschreven.
» 286 reg. 7 Hiervan lees Hierom.
» 289 reg. 24 Zoo is al het bedrog lees Zoo it het al bedrog.
» 289 noot 1 Talaut'Eilanden \eefi Talanr-Eilanden en Crebrenoi]ee<i'rreberös
» 290 reg. 17 v. o. bereidde lees bereide.
1» 290 reg. 16 v. o. hem lees hitn,
» 291 reg. 12 over oud lees overoud,
» 291 reg. 13 zoude lees zouden.
» 298 reg. 17 1777 lees 1677.
» 302 reg. 17 v. o. zutters, slaven. Dit moet blijkens bl. 216 zusters
slaven zijn.
bl. 304 Hier is tnsschen regel 11 en 12 het cijfer 5 uitgevallen.
» 305 noot 1 Kaboeroeang lees Kabroeang,
» 307 reg. 50 Don Thomas Ooegoe lees Don Thomas €oegoegoe, aan wien
Val. D. I B bl. 59 nog den inlandschen naam Mahonus geeft, terwijl
hij daarentegen den kapitein-laut Don Juan Nauochos eenvoudig
Noas noemt,
bl. 307 reg. 21 St. Jaga lees Sif. Jago Manieape, waarschijnlijk dezelfde,
dien Valentijn ter aangehaalde plaats St.' .Tago Manompil noemt,
bl. 307 noot Taumakko lees Tumakko.
» 308 reg. 18 v. o. meld lees meldt.
9 n » 15 » » van Lohia lees voor Lokia,
» » » 11 » » door werken lees doorwerken,
» » » 1 ^ ^ het Dfatiboseh. Ook Valentijn vermeldt (D. T B bl. 87)
dat de omstreek van Lohia rijk aan djati-boomen was.
bl. 308 reg. 7 v. o. de negorij Terlueco ter reede van Lohia. Dus staat in
het origineel. De nieuwere kaarten plaatsen Toeloki op de westkust
\
5G4 MAI.KKINOEN £N VEKBETERlNnCN OV
van Boeton en dus tegenover Lohia, dat op de oostkust van Pantsjano
ligt en onder het rijk Woena behoorde; op kaarten der 17'« eeuw in
het Rijksarchief vindt men Tirloki eveneens aan de oostzijde van
Straat-Boeton.
bl. 309 reg. 10 v o. ordem lees ordert,
» 310 reg. 3 Kajaiiboiek is het Djatibotek van bl. 308. Tn de oude stukken,
ja nog heden onder de zeevaarders, heet dftUihoui dikwijls kmjaienkout ^
misschien eene zamentrekking van kajoe^djtUi^ dL^Xï^duursaam k(ntt:Xeïi
minste Valentgn beweert (D 111 A bl. 219) dat djati in het Javaansch
duurzaam beteekcnt.
bl. 310 reg. 16 v. o. Speetvtan, Deze admiraal sloot den 25 Juni 10)07
een verdrag met Kaitsjili Pasumbatta , sultan van Boeton , waarbij deze
de opperheerschappij van Ternate en de Compagnie erkende en be-
loofde , de nagelen uit te roeijen op de Toekanbesi- , Wangi-wangi- en
andere eilanden onder zyn gebied; dit contract deelt Valentijn D. I.
B. bl. 83—86 in z^n geheel mede.
bl. 310 reg. 9 v. o. gingen weder naar boven ^ namelyk naar de hoofdnegorij
Bolio of Boeton , die volgens Val. D. I. B. bl. 82 op een moeijelijk te
beklimmen berg lag.
bl. 311 Byi. C. Padoeka Siri^ een titel, die blykens het bovengenoemde
contract tusschen Speelman en den sultan van Boeton zoowel door dien
vorst als door dien van Ternate gevoerd werd.
bl. 315 reg. 2 sekooi lees ickoten.
» 315 Bijlage XXX is geheel gelijkluidend met Bijl. XI, hetgeen bij
het afdrukken aan onze aandacht ontsnapt is, even als aan die van l'adt-
brugge, welke tweemaal door verschillende brengers hetzelfde briefje
ontving, maar het niettemin beide keeren in zijn journaal opnam,
bl. 316 reg. 13, 12 Nov. lees 12 Od.
f 317 reg. 22 v. o. noek te lees noekte.
B 317 regel 4 v. o. Hier is voor de Roomteke het woonl dan uitgevallen.
» 318 reg. 4 order lees orde,
B 319 noot 2 U. 267 lees bl. 117.
» 320 reg. 14 daar of lees daaraf,
» 320 noot 4 Binoang lees JBinoeang.
» 321 reg. 3 mogien lees mogte,
B 322 reg. 4 Sekipper van der Wal nu over de Zuid van {naar) Java weder-
keerende met ket /luUje de Vliegende Swaen, In dezen zin moet {naar) weg-
vallen. Tot toelichting strekke verder, dat van der Wal op deze terug-
reis een deel der Noordkust van Nieuw-Holland opnam, over welke
reis en andere onbekende ontdekkingstogten onzer Nederlandsche zee-
vaarders naar Australië men vergelijke, hetgeen de heer Leupe daar-
over onlangs in de Verkandelingen en berigten betredende ket zeewezen heeft
medegedeeld. De kaart, die van der Wal na deze opname van het
Zuidland ontwierp, vindt men in de verzameling van het Ryksarchief.
bl. 322 reg. 17 v. o. Ooetereilanden van Java^ hiermede worden stellig de
kleine Soenda-Eilanden bedoeld,
bl. 323 reg. 18 v. o. van de poH lees van den post.
BB B 9 y. o. op de Misulanao, daar de Spanjaarden uit verkuisd eyn.
Padtbrugge geeft hier in zyne onwetendheid eene oryuiste inlichting
aan de Hooge Indische regeering. Kerst later vernam hy op den
7» Oecember van den koning van Kundahr (vg. bl. 240), dat de Span-
i
PADTBRÜGGES REISJOITRNAAI.. 565
j aaiden wel hunnen vorigen post in diens land hadden opgebroken,
maar tevens, dat zij zich op nieuw digter bij de Bogt van Boetoewan
gevestigd hadden.
bl. 323 reg. 7 v. o. koek van Sarangani lees Hoek van Sarangane^ waaronder
men blijkbaar de tegenover de eilanden Sarangani liggende Zuidpunt
van Mindanao moet verstaan.
bl. 323 reg. 5 v. o. &moij lees Smog, Deze rivier, ook wel iSbno^ genaamd,
valt benoorden de rivier van Mindanao in de straat tusschen Min-
danao en het eiland Bongo.
bl. 323 noot 2 het eiland Sarangani beter de eilanden Sarangani, daar die
naam, dikwijls ook Serengani gespeld, gewoonlijk wordt toegekend aan
al de eilandjes tegenover de zuidpunt van Mindanao , twee grootere
met een kleintje daartusschen. Daniel Ottens noemt de beide groote
Serengany en Candigar of Madourongy (van Dyk, aang. werk bl. 253).
Uit Candigar is misschien de naam Kandahr ontstaan, welks vorst
vroeger over deze eilandjes in de Bocht van Boetoewan heerschte en,
door den sultan van Mindanao verdreven, zich op Sangi vestigde.
bl. 324 reg. 7 v. o. Hebbende lees , hebbende.
» 324 9 4 V. o. zouden lees zoude.
> 326 » 2 gaamde lees gaande.
» 328 9 10 V. o. Makaraêsa lees Matarassa of Malarassa.
» 328 » 3 V. o. Tuiandam lees Taiandam.
» 333 9 1 V. o. met lees niet.
^ » 334 » 12 Kapitein Oengam is waarschijnlijk dezelfde , die onder den
volgenden koning van Taboekan kapitein-laut was, bij Val. D. I B.
bl. 48 en 50 Gingang heet en eigenlijk in de Bogt van Boetoewang
te huis behoorde,
bl. 334 reg. 7 v. o. Data lees Jkitoe.
» 335 » 3 Tontaeo lees Tontoeo.
> 340 > 3 Soeloe lees Soela,
J^rs^^^'
INHOUD.
Blz.
g van den staat en de werkzaamheden gedurende
Instituutsjaar 1866 , uitgebracht in de algemeene ?er-
dering van 29 Maart 1867 5
kommissaris van Sevenhoven over den toestand van
■iilliton* in 1823 , door Bobidé van der Aa 51
apport over het eiland Billiton door J. I. van Sevenhoven. 60
De vermeestering van Siauw door de Oost-Indische Com-
pagnie, door Eobidé van der Aa 95
Heb journaal van Padtbrugges reis naar Noord-Celebes
en de Noordereilanden (16 Aug.— 23 Dec. 1677) . . 106 ix^
Belagen behoorende bij dit journaal 269 ^
Aanhangsel tot het journaal door P. A. Leupe .... 336
Nalezingen en verbeteringen op Padtbrugges reisjournaal. 558 ^^'
De bevolkingsdichtheid van Java en Madura op het einde
van 1864. Door Dr. Bleeker 841
De Otter en de Krab. (Eene soendaneesche dongeng).
Door Dr. W. H. Engelmann 348
Transcriptie van dit stuk 367
Vertaling „ „ „ 375
Verhaal eener pelgrimsreis van Singapoera naar Mekah,
door Abdóellah Bin Abdil Kadir Moensji, gedaan in
het jaar 1854. Vertaald door H. C. Klinkert .... 384
Alphabetisch overzicht van het werk van den heer S. van
Deventer JSzn. „Bedragen tot de kennis van het lan-
del^'k stelsel op Java." Door J. Boudew^nse .... 410
Naamlijst der leden van het Instituut (1 Mei 1867) . . 20
Eeglement van het Instituut 25
Huishoudelyk reglement 29
Algemeene vergadering van 26 Maart 1866 31
Algemeene vergadering van 29 Maart 1867 32
5f>S
IXHOUO
102* Bestuursvergadering van 19 Januari 1867
1()3« Bestuursvergadering van 16 Maart 1867
lOi»-' Bestuursvergadering van 26 Maart 1867
105e Bestuursvergadering van 29 April 1867
106«- Bestuursvergadering van 4 Mei 1867 .
107e Bestuursvergadering van 18 Mei 1867
108'* Bestuursvergadering van 21 September 1867
109'* Bestuursvergadering van 16 November 1867
Algeineene vergadering der leden van het Instituut te
Paramaribo woonachtig, gehouden aldaar den 5 April 1S67
Biz.
34
39
4:i
4*5
47
535
537
546
555
'1
I'
PERICDICAL
'1
1 ' ){} Kf ^^.^
UNIVERSITY OF CAUFORNU UBRARY
6ENERAL UBMRY • UX. BERKELEY
8000575333
">