Skip to main content

Full text of "Bulletin de la Commission royale d'histoire"

See other formats 


Google 



This is a digital copy of a bix>k thal was preserved lor gcncralions on library shelves bel ore il was carefully scanned by Google as part ofa project 

to makc the world's books discovcrable onlinc. 

Il has survived long enough Tor ihe copyright lo expire and the book to enter the public domain. A public dom ai n book is one that was never subject 

to copyright or whose legal copyright term has expired. Whether a book is in the public domain may vary country to country. Public domain books 

are our gateways to the past. representing a wealth ol'history. culture and knowledge that 's ol'len dillicult to discover. 

Marks. notations and othcr marginalia present in the original volume wil] appcar in this lile - a reminder of this book's long journey from the 

publisher to a library and linally to you. 

Usage guidelines 

Google is proud to partner with libraries lo digili/e public domain malerials and make ihem widely accessible. Public domain books belong to the 
public and we are merel y iheir cuslodians. Neverlheless. ihis work is expensive. so in order lo keep providing ihis resource, we have laken sleps lo 
prevent abuse by commercial parlics. iiicliiJmg placmg lechnical reslriclions on aulomated querying. 
We alsoask that you: 

+ Make non -commercial u.se of the files We designed Google Book Search for use by individuals. and we requesl ihat you usc these files for 
personal, non -commercial purposes. 

+ Refrain from tmtointiteil //nerying Do nol send aulomaled queries of any sorl lo Google's syslem: II' you are conducling research on machine 
translation. oplical characler recognilion or olher areas where access lo a large amounl of lexl is helpful. please conlacl us. We encourage the 
use of public domain malerials lor these puiposes and may bc able to help. 

+ Maintain attribution The Google "walermark" you see on each lile is essenlial for inlbrming people aboul ihis project and hclping them lind 
additional malerials ihrough Google Book Search. Please do nol remove it. 

+ Keep it legal Whatever your use. remember that you are responsible for ensuring ihat whai you are doing is legal. Do nol assume that just 
bccausc we believe a book is in ihc public domain for users in the Uniied Staics. thai the work is also in ihc public domain for users in other 

counlries. Whelher a book is slill in copyright varies from counlry lo counlry. and we can'l offer guidancc on whelher any specilic use of 
any specilic book is allowed. Please do nol assume ihal a b(K>k's appearance in Google Book Search means it can be used in any manncr 
anywhere in the world. Copyright infringemenl liability can bc quite severe. 

About Google Book Search 

Google 's mission is lo organize the world's information and to make it universally accessible and useful. Google Book Search helps readers 
discover Uie world's books while lielpmg aulliors and publishers ivacli new audiences. You eau search llirougli ihe lïill lexl of this book uu ihe web 
al |-\:.:.^: / / böökj . qooqle . com/| 



Google 



Dil is een digitale kopie van een boek dal al generaties lang op hihliollieekplanken heeft gcslaan. maar iili zorgvuldig is gescand dooi" Google. Dal 

doen we omdat we alle boeken ter wereld on line k-se hik baar willen maken. 

Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het bock nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke 

domein behoort, is een boek dal nooit onder het auteursrecht is gevallen, ol' waarvan de wettelijke auleursrechllemiijn is verlopen. Het kan per land 

verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stern uit het verleden. Ze vormen een bron van 

geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn. 

Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in hel origineel stonden, worden weergegeven in dil bestand, als herinnering aan de 

lange reis die hel boek heelt gemaakt van uilgever naar bibliotheek, en uileindelijk naar u. 

Richtlijnen voor gebruik 

Google werkt samen mei bibliotheken om materiaal uit hel publieke domein te digitaliseren, zodal het voor iedereen beschikbaar wordl. Boeken 
uit het publieke domein behoren toe aan hel publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst ie kunnen blijven 
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals hel plaatsen van technische beperkingen op 
automatisch zoeken. 
Verder vragen wc u het volgende: 

+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-conunerciêle doeleinden We hebben Zoeken naar boeken mei Cioogle ontworpen voor gebruik door 
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niel-coniniercië.le doeleinden. 

+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar hel systeem van Google. Als u onderzoek 
doet naar computervertalingen, optische lekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u loegang nodig heefl lol grole hoeveelhe- 
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uil hel publieke domein ie gebruiken, en kunnen u misschien 
hiermee van dienst zijn. 

+ Laat de eigendouisvurklaring staan liet "watermerk"' van Google dal u onder aan elk bestand ziet. dient om mensen informatie over het 

project Ie geven, en ze te helpen eslra materiaal Ie vinden met Zoeken naar boeken mei Google. Verwijder dit watermerk niet. 

+ Houd u aan de wet Wal u ook doel. houd er rekening mee dal u er zelf verantwoordelijk voor beni dat alles wat u doet legaal is. U kunt er 
niet van uilgaan dal wanneer een werk beschikbaar lijkt ie zijn voor het publieke domein in de Verenigde Slaten. hel ook publiek domein is 
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust. verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval 
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dal u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het 
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google slaat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng. 

Informatie over Zoeken naar boeken met Google 

Het doel van Google is om alle informatie wereld wijd toegankelijk en bruikbaar Ie maken. Zoeken naar boeken met Google helpl lezers boeken uit 
allerlei landen ie ontdekken, en helpt auteurs en ui tgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dil boek doorzoeken 
op het web via |http: //books .google .com| 






' ' 








f/êS' (/rtft*er.u/*f/*rf. yf/ffr/tsyrrtê 



// 



'*fAf' .ift'/A J/te- ett/vvt 




m rrABBR 



'■ t.. 



m 



■ i 




*w 



*. 



2.42- 

37 






COMPTE-RENDU 



| DES SÉANCES DE LA 

\ 
i 



COMMISSION ROYALE D'HISTOIRE, 



uu 



f RECÜEIL DE SES BULLETINS. 



t» 



COMPTE-RENDU 



DES SE ANC ES DE LA 



COMMISSION ROYALE D'HISTOIRE, 



ou 



RECUEIL DE SES BULLETINS. 



TOMÉ IX. 



(6 OCTOBRE 1844.) 




BRUXELLES, 



»_ 



X. HAYE2, 1MPB1XECB UB LA COHMI8810N BOYALE O HISTOIBE. 



1845. 



COMPTE-RENDU 



DES SÊAflCES DE LA 



COMMSSION ROYALE D'HISTOIRE , 



OU 



RECÜEIL DE SES BULLETINS. 



I" BULLETIN. 



Séance du 5 octobre 1844. 

Presents MM. Le baron De Gerlache, président; 

Le baron De Reiffenberg, secrétaire; 

Du mortier; 

De Ram , 

De Smet; 

Willems. 

AFFAIRES INTÉRIEURES. 



Suivant l'usage,on commence par regier quelques détails 
de comptabilité. 

La Gommission est informée qu'il a été pris sur son 
budget de 1844 une somme de 4000 francs, pour couyrir 
une partie des frais du voyage littéraire de H. Gacbard 
Tom. ix. 1 



232414 



(2) 

en Espagne, et que son budget de 1845 sera reduit de 
2000 francs, affeclés a 1'Observatoire. 

Lc premier volunie des Monument* pour servir a l'his- 
toire desprovinoes de Namur^ de Hainaut et de Luxem- 
bourg(éd\ieur M. De Reiffenberg) est déposé sur Ie bureau , 
ainsi que la seconde édition du premier volume des Bul- 
letins. II en sera fait hommage au Roi, aux chambres, au 
minislre de 1'intérieur, ainsi qu'aux établissemenls et aux 
personnes a qui ces sortes de publications sont régulière- 
menl envoyées. 

Le secrétaire fait son rapport sur 1'état du travail re- 
la li fa la tahle chronologique des diplómes beiges impri- 
més. En voici le résultat : 

Au 6 juillet 1844 , le nombre des bulletins relevés étail 
de 12,394 buil. 

üepuis, H. Lcfèvre a dépouillé les volumes 
suivanls : 

De Smei) Recueil des ehroniques de Flan- 
dres 355 — 

Kluit, Historia critica comitatus Hol- 
landia* et Zelandice 424 — 

Buzeliui Annales (a la suite de la Gallo- 
Flandria) 8 — 

Lindani Teneramunda 91 — 

Collielte, Mémoires pour servir d l'his- 
toire du Vermandois # 17 — 

Harduin, Mémoires sur VAriois ... 3 — 

J. Meveri Annales Flandrice .... 92 — 

Ordonnances des rois de France de la 
trots ieme race, t. I cr 44 — 

a hbportkr. . 13,428 buil. 



(3) 

Report. . 13,428 buil. 

A Thymo, Hiëtoria Brahantiw diploma- 
tie* , f. I« 21 — 

Van Heelu, édiiion de M. Willem* . . 230 — 

Philippe Mouskes (ou Mouskés); idition de 
M. De Bei/renberg 19 — 

Historisch onderzoek naer den oorsprong 
en den waren naem der openbare plaetéen 
en andere oudheden pan de stad Anwer- 
pen .•..•••••••.. l JLö — — 

Guéraróy Cartulaire de l'abbayede Saint" 
Bertin 133 — 

De Ram, AnaUcta Leodiensia. ... 147 — 

Total. . . 14,101 bulL 



COMMUNICATIONS. 
Lettre de M. Ie professeur G.-G. Vreedé. 

Utrecht, 19 aoüt 1844. 

<( Vous aurez lti probablement Ie nouvel ouvrage que 
vicnt de publier a Leipzick M. Frédéric Försler, dont les 
infaligables recherches ont fait voir plus clair dans 1'affaire 
si longlemps mystérieusede 1'inforluné Wallenstein (Wal- 
len* teins Proeesz vor den Schranken des W eltgerichts , 
1 844.) Je me suis toujours étonné que ni dans Ia biographie 
de lillustre général , ni dans la colleclion de documents re- 
latifs a son hisloire, que nous devons a M. Försler, Ie savant 
auteur n'ait fait aucune mention des négocialions enlarnées 
en 1629 et 1630, entre Ie duc de Friedland et la républi- 



(4) 

que des Provinces-Unies.Mon déplacement deGorcum et la 
nouvelle carrière qui m'a élé ouverle ici me laissant peu 
de loisir pour des travaux qui y sont étrangers , rii'onl era- 
pêché jusqu'a présent de donner suite au projet que j'avais 
concu de rédiger un article, corollaire de celui du docleur 
Coremans, inséré, il y a quelque temps, au Bulletin de la 
Commission royale d'Histoire ; Ie mi en auraitlrouvé place 
dans les Bydragen de M. Nyhoff, muni de pièces recueil- 
lies aux archives de 1'Etat a La Haye, donl MM. De Jonge et 
De Zwaan ont bien voulu in'envoyer une copie. Comme 
ces négocialions se raltachent a la politique générale de 
1'époque, et, en particulier, aux événements de la guerrede 
trente ans, je pourrai trailer ce sujet dans la troisième li- 
vraison de mon ouvragc : Nederland en Zweden in staat- 
kundige betrekking. Vous recevrez la seconde livraison , 
dont Timpression est presque achevée, versie l or septem- 
bre. J'y exposé les relations politiques de la Hollande et 
de Ia Suéde jusqu'a la chule d' Olden-Barneveld (1618). 

» Pour en revenir a M. Förster, vous pourrez remarquer 
dans sa nouvelle publication, comme dans celles qui Tont 
précédée, une singuliere conjecture, selon laquelle une 
lettre, écrile par un genlilhomme bohème, Slawata, Ie 
14 juin 1629, el datée d'Amsterdam, devrail étre réputée 
écrite non en Hollande, mais a Yienne. La distraction de 
Slawata semble par trop forte, et Ia conjecture, a mon avis, 
est totalemenl fausse. Il ne faut rien changer a la lettre, 
et Ie sens sera tout autre que ne 1'explique M. Förster 
{W 'all en s teins Proces z } pp. 43 et 44). « Die herren in dem 
Orte, aus dem ihr schreibt, » el que Ie ducde Friedland, 
répondant aux insinuations de Slawata, menace de sa pro- 
chaine vengeance, nesont autres que les Hollandais dont 
la conduite sur Ie lerriloire de 1'Empirc déplaisaila Wal- 
lenstein, non moins qu'a Tilly. 



(5) 

» D'autre part , il est vrai qoc Ie nouveau duc de Mec- 
klenbourg avait ses interets a tnénager, qu'il ne lui était 
nullemenl indifférent de s'assurer de la possession pacifi- 
que de ce pays et de la neutralité de la Hollande. De la Ie 
récit circonstancié et puisé aux sou rees authenliques que 
nous donne l'bistorien Aitzema (Sa ken van staet en oor- 
logh, liv. IX etX) des ouvertures failes par Wallenstein 
è la république, et de la mission remplie prés Ie co mie de 
Tilly, et ensuite a Gilschin, prés Wallenstein, par Ie resi- 
dent des étals-généraux prés les villes auséatiques, Foppe 
d'Aitzema, oncle de 1'auteur de celte relation curieuse. Ge 
qui manquaila la connaissancc de ces négocialions diplo- 
matiques (édit. d'Aitzema, in- 4°, années 1657 et 1658, l. II, 
pp. 700 et 701 ; t. III, pp. 25-38), j ai taché de Ie suppleer 
par les piëces que m'onl fournies les archives de La Hayc. 
Ellcs pourront servir a éclaircir un passage des Annahê 
Ferdinandei de Khevenhüller y t. XI (1631), folio 1950 et 
1951. « Eiu inahl sey klar, dass nach Abziekung des Her- 
zogs von Friedland er Posten von dera KönigausSchweden 
und denen Hollandern angehorl und angenomment. » Les 
amis de Wallenstein répliquaient : « Die Schwedische , 
Hollandiscbe und Arnheimische Posten habe er angehort, 
nicht ihrokayscrl. Maj. zu schaden, sondern nimmehr als 
ein desinleressisler, ein Millel eines Friedens zu fiuden. » 

» Le bulletin de la Commission élant lu cu Allemagnc 
comme en d'aulres parlies de I'Europe, j'ai cru devoir vous 
communiquer Ie resul lat de mes invesligalions sur ce point, 
el appeler ratlenlion de M. Förster sur les détails précieux 
que renferme la narralion imprimée d'Ailzema. Quant aux 
documents manuscrits qui sonl en ma possession, ils consis- 
tent : 1° dans un extrait du regislre des résolutions des étals- 
généraux, en date du 22 janvier 1629; 2° en un pareil ex- 



(■•) 

trainen date du 25 janvier 1629; 3° en uneletlredecréancc, 
dont Foppe d'Ailzema était muni, mutatis mutandis, 
pour Tilly et Ie duc de Friedland, en date du 2 janvier 
1630. Le titre de duc de Mecklenbonrg y était omis ( voyez 
a ce sujet ce que rapporte ('historiën Aitzema du mécon- 
tenteraent manifesté par Wallenstein, t. III, p. 34); enfin , 
4° les instructions données au resident par les états-gé- 
néraui et le prince d'Orange Frédéric-Henri pour cette 
doublé mission, même date (15 pages in-fol.). Je me borne 
aujourd'hui a vous en communiquer 1'articlesuivant, qui 
concerne les Pays-Bas Espagnols. 

» Ondersouckende curieuselick wat by den eenen ende den an- 
deren (Tilly-Wallenstein) omgaet ; wat Grave Jan van Nassau 
by den hertoch van Fritlant conjpt a enge ven ende molieren; waf; 
desseine aldaer mogen werden gemaeckt tegen s desen staet , 
ofte 't geene directelick ofte indirectelick deo, selvèn soude mo- 
gen prejudiciabel wesen,ende arbeyden tot afsweringe van dien. 

» Endesal met alle dexteritey t sonderen off deprince van Frid- 
landt yet wes soude mogen hebben voor te stellen, 't welck tot 
naerder bevestinge van vruntscbap ende correspondentie soude 
mogen strecken. 

» Voyez surl'habile émissaire qu'avaient choisi les élals- 
généraux, et qui, plus tard, fut leur représentant a la cour 
deVienne, Schelleraa, Staatk. Nederl. v. Foppe v. Ait- 
zema; de Wal, De claris Frisim J ureconsul tis , pp. 38, 
137, 145; les lettres de Grolius, passim, etc. 

G.-G. Vrbede. » 

M. le chanoine De Ram présente quelques observalions 
sur un MS. de la bibliothèquc royale, qui porie pour titre : 
Idatii episcopi chronicon , correctionibus , scholiis et 
notis il lus tra turn a Joanne Matthaeo Garzon, hispano, 



(7 ) 

e Societate Jesu the oio go , almae Gandensiê academiae 
olim öancellarfo. — Ge travail sur Ia chronique d'Idace, 
qui élait pret a être i ra prime en 1763, mérile la plus 
grande allention , surlout par rapport aux recherches que 
Ie pére Garzon a faites sur la chronologie du V siècle. 
Les anciens manuscrits de cette chronique sont très-rares, 
et Garzon lui-raême n'avail pu s'en procurer. II fut donc 
obligé , quant a la oritique du texte , de se bomer aux édi- 
Uons de dom Bouquet et de Florez, édilions très-incom- 
plètes. Il l&cha de suppleer celfe lacune par la critique 
conjeclurale appuyée sur les recherches chronologiques 
les plus approfondies. Pour rélablir Ie vérilable texte de 
son auteur, il fit une étude soigneusc de 1'histoire et sur- 
tout de la chronologie du V e siècle; il collationna entre eux 
les différents chronographes , et il èxpliqua la chronique 
d'Idatius dans un savant comraentaire. En o utre, il déposa 
les resul tats de ses laborieuses recherches dans des notes 
et des dissertations supplémentaires. 

La mort empêcha 1'auteur de publier son travail. II 
légua son Idatius a don Jean Santander, premier conserva- 
teur de la bibliothèque publique du roi a Madrid. Aprés 
ld mort de celui-ci, Ie MS. devint la propriété de M. de 
La Serna Santander , a la ven te des livres duquel M. Van 
Hulthem 1'acheta, Ie 19 mars 1816. (Test M. Van Hulthem 
qui a eu soin de 1'annoler sur Ie premier feuillet du MS. 
11 y ajoule que M. de La Serna, en vendan t sa grande bi- 
bliothèque , d'abord au marquis d f Arconati et ensuile au 
libraire Renouard de Paris, s'était réserve 1'Idatius et qu'il 
se proposait de Ie publier un jour, mais que les circonstan- 
ces de Tépoque rempêclièrent d'accomplir son dessein. 

La Commission engage M. Ie chanoine De Ram a faire 
cette publicalion. 



i 

L 



(8) 

Notice d'un manutcrit de la bibliothèque de Vuniversité 
de Liige , par M. Emile G achet. 

L'analyse des manuscrils élant un des plus sürs moyens 
do faciliter les études et les recherches historiques , je ne 
laisse passer aucune occasion de tirer de 1'obscurité ces re- 
cueils si interessants des siècles passés. Il serail i désirer que 
la bibliographie des manuscrils fut explditée avec autant 
d'ardeur que cel Ie des livres im primes ; nous saurions bien- 
tót a quoi nous en tenir sur toutes ces pertes dont 1'hisloire 
gémit depuis si longtemps ; nous apprendrions sans doute 
avec des sentiments de joie que les révolutions ou les siè- 
cles n'ont pas élé aussi impitoyables que nous l'avions cru; 
et Ton pourrait bientót joindrede nouveaux trésors a ceux 
que nous possédons déja. 

Au norabre de ces deeiderata célèbres, il faut compler 
surtoul les cartulaires des évêques de Liége, intitulés 
Libri cartarum, a la recherche desquels les savants belges 
se sont mis depuis nombre d'années et que Ton désespère de 
retrouver. Je ne viens pas vous annoncer que j'ai été plus 
heureux. Mais les raoindres compensations a d'aussi gran- 
des pertes sont quelquefois précieuses, et qui sait d'ailleurs 
si elles ne peuvent pas mellre sur Ia voie pour trouver 
inieux ? 

Cest a M. Polain que je dois la connaissance du man us- 
er it dont je vous soumets ici 1'analyse. Cest lui qui men 
signala 1'exislence dans la bibliothèque de 1'université de 
Liége, et M. Fiess en Ie mettant a ma disposilion pour la 
Commission royale d'hisloire, nous a ren du un service que 
peuvent aisément faire apprécier les nombreux exlrails 
dont sonl enrichies les Analecia Leodientia de M. De Ram. 

Je fus surtoul frappe, en parcourant ce volume, de la 



(9) 
quantilé de documenls que Ie cotapilateur avait copiés dans 
ces Libri cartarwn dont je viens de yous parier. Non-seu- 
lement il s'est plu k faire ces transcriptions , mais il y a 
joint la pagination de cliaque piéce et Ton y trouve méme 
une espèce de tablede 1'un des volumes de ce faraeux car- 
tulaire. En fallait-il plus pour m'éngager k prendre une 
coonaissance détaillée de ce manuscrit. Ha patience n'a pas 
étè perdue et aujourd'hui que je viens vóus apporter Ie ré* 
aultatde celong dépouillement, je n'hésite pasè dire que 
Ton en pourra tirer quelque fruit. 

Comme tout est mêlé et sans aucun ordre, dans Ie ma- 
nuscrit qui nous occupe, j'ai dü adopter dans mon analyse 
un systèine plus uniforme el plus facile pour les recher- 
ches. Ainsi dono au lieu d'analyser chaque piéce successi- 
vemenl, j'ai trouvé plus convenable de tirer tous les 
dip]6mes, chartes etactes publics et de les présenter chro- 
nologiquement, ayant soin toutefois de mentionner exacte- 
ment la place que chacun occupe dans Ie volume. 

Getle partie de mon travail vous paraitra sans doute assez 
interessante* et peut-ét re vous suggèrera-t-elle la pensee 
de faire exécuter sur les nombreux cartulaires des archives 
du pays un travail analogue k celui que Ton accomplit 
mainlenant sur les livres imprimés. Une telle enlreprise 
offrirait sans doute quelques difficultés, mais on pourrait 
parvenir a les surmonler, et les avantages qui en résultc- 
raient seraient immenses. 

Quant aux piéces qui sortent de cette première catego- 
rie, il n'y avait aucun inconvénient a les laisser dans 1'or- 
dre od elles se trouvent. Je me suis contenté de les diviscr * 

par articles. 

Le MS. n° 188 de la bibliothèque del'université de Liége 
est un in-folio en papier d'environ mille pages, écrit vers 
le milieu du XVII e siècle. 



L^ 



( 10) 

: Il est relié en parchGmin et portesur Ie dos ua tilre qui 
ne correspond qu'au premier arlicle du recueii, savoir; 
Copie des armee et hlaëons des ivèques de Tongre et de 
•Liége. L'écriture de tout Ie volume est de la maio da cha- 
noine H. Vanden Berch, qui a laissé un nombre prodigieux 
de copies et de compilalions pour rbisloire de Liége *. 

Je donnerai sommairement dans la première partie de 
mon travail 1'analyse des articles qui composent Ie manu- 
scrit, et je placerai dans la seconde la lable cbronologique 
desdiplómes et charles qui forment Ie fond de ce precieus 
recueii. 

PREMIÈRE PARTIE. 

I. Copie de$ armet el blazons de$ étesquêt de Tongre et de Liege, 
qu'il convient adviser et corriger en grande partie. 

On y irouve une liste des évêques commencant a saint Haterne et 
finissant a Ferdinand de Bavière, et chacun d'eux ades armoiries plus 
ou moins authentiques. Il n'y a pas jusqu'a saint Materne qui n'ait 
les siennes et qui portalt dargent a lacroix de gueules avec quatre 
croisettes cantonnées,etc, etc, s'il faut en croire Ie compilateur ! 
Navitus, Marcellus, Metropolus et leurs successeurs ont aussi leurs 
blasons. N'oublions pas cependant que tout cela derait étre advité et 
corrigé en grande partie, et n'accusons pas trop Ti te Ie chanoine 
Vanden Berch de crédulité. 

II. Nous trouvons après cetle liste, au f° 14, trois dessins de pier- 
res antiques. La première « qui avoit, dit Vanden Berch , un pied 
trois quarts , un demi poulx moins , de hauteur, et un pied 4 pou- 
ces de longueur, • offre Tinscription suivante : 



■▲RVI 

HALAHARE 

8ACRVM 

T. DOM1T. VltfDEX 

O. LEG. XX. V. T. 

T. S. L. M. 



1 11 s'intitule aussi roi d'armet de Liége au f°. 310 de ton manutcrit. 



(11) 

Celte inscriptkra a été publiée, a?ec de legères difierenees, par 
Heyleo et par M • Schayes. Voy . les Pays-Ba* mvantrt pendant la dm- 
mmation rommine, t. II , p. 285» 

La seconde » dont la longueur était « de deux pieds, trois quarts 
et un demi poulx, et la largeur de trois quarts de pieds el ung 
poulx » ne présente pas d'inscription , mais on y roit représenté 
un vase , au-dessus duquel est une espèce de chaine tendue. 

La troisième , dont Vanden Berch n'indique pas les dimensioos , 
porte pour inscription : 



MEBGWKI 

iifGirrs 
Train 



- Nous croyons faire plalsir aux tavants en traoscrirant ici la note 
que Vanden Berch a placée au-dessoue des deux premiers dessins : 
« J'ay tiré,» dit-il, «ces deux pierres antiques hors des pierre* ori- 
ginelles qui sont massonnées dans Ie muraille de 1'église parochiale 
de Home, capitale de la comté . appennaige de la comté de Looz, Ie 
9 d'apvril premier des festes de Pasques 1640, et me dict pour lors 
Ie pasteur du lieu, qu'il aroit plussieurs médailles des empereurs 
romains trouvées audit Home. » 

Vanden Berch fait ensuite la description de plusieurs antiquités 
et médailles romaines trouvées a Heel , village situé a une lieue de 
Horne. Il ajoute : « Le plus admirable est du mesme lieu , que Ie 
villaige de Heel s'appelle après Helena * ; ce qu*ils sont par tradition, 
et est d'autant plus croyable qu'on at trouvé en terre une statue 
de marbre blanc très-fin qu'on at tiré au jour , et est encor, ce 
15 avril 1640, gissante sur le réal chemin, mais fort desrompue, 
car on y voit les cuises d'en hault jusques aux chevilles d'une 
mesme pièce de la hautteur de six pieds ung poulx et demi , qui 
est d'une dame , pour estre par tout son corps voillée come les dames 
romaines, et tiennent pour certain que la rest de Ia statue est encor 

1 Le Ficus Helena ou ffedena n'ett point le village de Heel , comme 
pourrait le faire croire eette note de V. D. B. Le père Wastellain, d'aprós 
tous les anciens géographes, place ce vicus kUesdm, 



L 



( ia) 

en terre. • Dans un autre eodroit il dit que Ie pasteur lui avait 
prömis una pièce de monnaiesur laqüelleélaitécrit te mot hbbl. 

III. Au folio 13 se trouvent enfin des copies de diplómes aux- 
quels Vanden Berch a joint Ie plus souvent des dessins de sceaux. 
C'est la partie la plus interessante du manuscrit , celle qui nous a 
surtout engagé a faire cette analyse. Voici Ie titre que portent ces 
premiers extraits qui vont du fol. IS au fol. 122. 

Quae sequuntur habuiper copiam ex ipsis originalibus mihi con- 
eessis et per me copiaiis diversis vicibut de verbo ad verbum , litlera 
ad lilleram , anno 1634, mense aprilt et mayo, H. Vanden Berch 7 
Can. SS. Trinit, et omnium SS. Spiren. sacri palalii et aulae Late- 
raneat comit. , mi lil. et equil. auralum creatum. a° Domini 1636, 
mensis februariidie 20. 

IV. Les extraits compris entre les fol. 125442 soot prëcëdës de 
cette indication : Le suivant est tout tiré des archives origineles des 
preseheurs de Lie'ge, ausquelles ils m'ont favorablement admis en 
juillét 1633. Ge sont aussi des copies et des analyses de di- 
plómes. 

V. Plusieurs pièces comprises entre les feuillets 143-150, sont 
accompagnées de cette mention : Ex archivis fratrum minorum Leo- 
diensium. 

VI. Les diplómes copies aux folios 131-153, devaient servir a 
faire des preuves de noblesse comme le démontre la note sui- 
vante : 

Aliestations concernantes les saizes cartiers d'illustre nobleelgené- 

reuse dam elle madamoiselle Dorothea Anna de Schwarlzenbergh , 

future channoniese de Thorne , lant de coste' palernel que maternel, 

quej'aye copié des originelles ce25* d'aoust 1637, estant au chasteau 

de S toe hem. H. V. D. Berch. 

Fol. 161. 

VII. Tableau généalogique de la D Ue Dorothée Anne, comtesse 
de Schwarlzenbergh, baronne de Hohenlausbergh, produit pour 
enlrer au chapitre de Thorn. 

Avec 1'attestation du secrétaire du chapitre de Cologne. 

Fol. 166: 



f .13 ) 

VIII. Note de quelques-uns des enfants de Emond 2° et de dame 
Claudine de Barbanson. 

lol. 166. 

IX. Trois diplómes sont places sous Ie titre qui «uit : 

Ex eopiaper originalem apud Andream, tketaurarium D. Gudulce 

BruxeUensis , accept Stochemias a domina comitissa de Schwartten- 

bergh, a° Üomini 1638 maii die 15*. 

fol. 167-169. 

X. Note de tous les droits que Ton paye a la réception d'une 
chanoinesse a Thorn , et formule de la demande d*un canonicat. 
Celte formule est ainsi concue : 

lek bidde , my vrouwe, om Godts wille om die provent inder teren 

Godtsende Onzer Lieven Vrouwe. 

fol. 161. 

XI. Ex primo libro chartarum illustris ecclesia?. 

Premier exlrail de ces fameux car tulair es de Liége, qui paraissent 

définitivement perdus et que Ton ne saurait trop regretter. Si par 

un bonheur inespéré cèlte magnifique collection existait encore, 

peut-être quelques-unes de nos indications permettraient-elles d*en 

constater Taulhenticité. 

fol. 162-164 , 166-170. 

XII. Tous les document» compris sous Ie titre suivant offrent Ie 
plus grand in tér ét : 

Omnia qua sequuntur desumpia sunt ex MS. Huberti de Tolins , 

S '.Johannis evangelistce Leodiensis decano, quod dicebat se recuperasse 

ex manibus magistri Johannis Steelant, liquel at eslé* autrefois 

apartenant a maistre Jean de Platea , doyen et chanoine dudit S*- 

Jean qu'il ledit Platea dut avoir rassemblé après plussieurs guerres 

et perditions de ses autres escriptures et livres pour en servir Ie 

bien public. Estoit subsigné de Platea. Le tiltre est latin de diverses 

roains et ce que est en francoys est uti supra et signé comme 

dessus. 

Fol. 171-207. 



(14) 

Outre ces diplómes on y trouve les pièces et indicalions sui- 
vanles : 

a. Vers sur la mort de 1'évêque Louis de Bourbon. 
Imprimés dans les Jnalecla Leodicnsia de M, De Ram , p. 383. 

Fol. 178. 

b. Fragment de chronique relatif a 1'abandon que Richilde fit a 
1'abbaye de S'-Huberl de la terre de Caviniacum el de ses dépen- 
dances. 

(Isle fiscus continet tredecim villas et est pars maxima toüus 

terra? S. Huberti). 

Fol. 190. 

c. Advertissement somtnaire de plusieurs matières dont les dé- 
clarations principales sont contenues ès registres des charlres de 
Monseigneur de Liége. 

(Ëspèce de table, avec indication de la pagination, pour un des 

Volumes des fameux Libri Chartarum. ) 

Fol. 238-243. 

d. Les gabelle» de la cité , franchise et banlieuwe de Liége pour 
an enthier. 

(Celle liste des droits qui se payaient pour les divers objets de 

consommalion ne porte point de date). 

Fol. 248. 

e. Table analytique de documents du regislre de J. de Plalea 
avec la nole ci-dessous : 

Audit MS. se retrouvent encor beaucoup de pièces faisantes (sic) d 
Vhisloire de Liége , lesquelles , mancque de loisir , tuis esté constraint 
laisser en arriére, ayant seulement quotté les feuillets de pièces prin- 
tipales avec leurs tillres et années, telles que s'ensuivent, 

Fol. 279. 

XIII. Copie de pièces communiquées par différent es personnes. 

Fol. 299-330. 

XIV. Catalogus sanctorum et gestogum eorum ex diversis vo- 



( IS) 

luminibus collectus , editus a reverendissimo in Christo palre do- 
mino Petro de Na t al i bus de Veneliis, Dei Gratia episcopo Equilino. 
( Henricus Vandenberch hoc volumen conscribere ccepit a° Dni 

1621 «ept. S\ 

Fol. 331-403 bü. 

XV. Énuméralion des parlements de France et nombre des 

diocèses que chacun d'eux comprenait. 

Tol. 463-481 . 

XVI. Généalogie de la maison de Bréderode en hollandais, avec 
les écussons. 

(Ëlle s*arrête a Walram, XIX e s r de Bréderode , etVandenbergh 
dit 1'avoir extraite d'un manuscrit qui lui avait été communiqué par 
une demoiselle de Wittenhorst , chanoinesse de Rinsberg. 

fol. 486-491. 

XVII. Reen ei ï de plusieurs traites , cbrontques , anciens cartu- 

laires, marbres , et autres mémoires pour parvenir a quelque con- 

jonclure généalogique de la noble eitraclion des cbalelains de 

saint-Omer, comtes de Faucquembergbe. 

Tol 493-604. 

XVIII. Armes de plusieurs royaumes tant d'Asie, Europe comme 

d'Afrique. 

(Blasons coloriés). 

fol. 607-618. 

XIX. Blasons coloriés des officiers hereditaire* de Tempire d*Al- 
lemagne. 

Les sept électeurs. — Les quatre ducs d 'empire. — Les qua l re 
marquis du saint-Empire. — Les quatre burgraves du saint -Em- 
pire. — Les quatre lanlgraves. — Les quatre comtes. — Les qua- 
tre chevaliers. — Les quatre cités métropolitaines. — Les quatre* 

villages. — Les quatre paysans. 

Tol. 616-618, 

XX. Ei veteri MS. per ga me no S. Jacobi Leödiensis. 



( 16 ) 

Nol es sur l'empereur el «es droits. 

— sur les électeurs. 

— sur les couronnes de fer, d*argent et d'or. 

— sur 1'empereur de Constant in op Ie. 

— sur les rois chréliens qui sont sacrés et couronnes. 

— sur ceux qui ne Ie sont point. 

— sur ceux qui sont feudataires de 1'église. 

Tol 519. 

XXI. Blasons coloriés de différentes families des Pays -Bas et 

au tres. 

Fol. 531-570. 

XXII. Généalogie, a vee blasons coloriés, des comtes deHollande 

jusqu'a Philippe-le-Bon duc de Bourgogne. 

Fol. 680-612. 

XXIII. Généalogie, avec blasons coloriés, des comtes deLuxem- 
bourg jusqu*a Élisabelh de Gorlilz , épouse d'Antoine de Bour- 
gogne, duc de Brabant. 

Fol. 613 623. 

XXIV. Description des armoiries de quelques princes et de quel- 

ques villes. 

Fol 636. 

XXV. Description des armoiries de families nobles de différents 

pays. 

Fol. 636-668. 

XXVI. Autre description des armoiries de families nobles de dif- 
férents pays. 

Fol. 673-695. 

XXVII. Documents généalogiques pour servir a 1'histoire d'un 
grand nombre de families du pays de Liége et des Pays-Bas. ( Ex- 
trait d'un MS. ayant appartenu a M. Paul de Halmale.) 

Fol. 697-712. 

XXVIII. Généalogie du princedu Saint-Empire, Bernard, comte 



(17) 

de Lippe, qui se fit moine après la mort de son épouse Sophie, rille 

du comte Frédéric d'Arnsberg, et devint abbé de 1'ordre de Q- 

teaux. 

Fol. 714. 

XXIX. Quelques généalogies des évêques de Liége. 

(Ex opere genealogico catholico de pracipuis familiis imperatc- 

rum, regum, principum aliorumque procerum orbis christiani, auc- 

tore Elia Reusnero , Franco furti , ex officina typographica Nicolai 

Bassssi, MDXCII , in-fol.) 

Vol. 715-744. 

XXX. Copies de diplómes et documents extraits d'un registre 

ayant appartenu a illustre S r Mons r Henry , comte de Riviere-Ar- 

scbot et de Heers. 

fol. 746-700. 

XXXI. Description «Tarmoiries de quantité de families de Hol- 
lande et des Pays-Bas. 

(A la fin se trouvent dessinées plusieurs couronnes , telles que 

celles d'empereur , de roi , d'archiduc , de duc, de marquis et de 

comte.) 

fol. 753-776. 

XXXII. Fragments généalogiques et héraldiques relatifs a plu- 
sieurs lournoisqui ont été célébrésa Louvain, a Bruges, a Anvers, 
a Bruxelles , a Malines et a Utrecht. 

(Gehouden by Wilem heer Van Halmale , amman der stadt van 

Antwerpen.) 

fol. 785-788. 

XXXIII. Fragment généalogique de la familie de Halmale de- 
pui» 1566. 

(De mons r Willem Tan Halmale , amman de la ville d'Anyers.) 

fol. 789. 

XXXIV. Copies de diplómes et documents extraits d'un registre 
communiqué au chanoine Vanden Bergh , par Ie comte de Rivière- 
Arschot et de Heers. 

Aux feuillets 797-799 , on trouve des documents généalogiques 

Tom. ix. 2 



( 18) 

recueillis contre Jean et Gilles de Bocholt , qui demandaient a être 
recus chanoines de Liége et a prouver leur noblesse. 

Fol. 790-803. 

XXXV. Dessins de cimiers et d*armoiries de plusieurs families 
nobles des Pays-Bas. •— Blasons coloriés ou décrits. 

Fol. 801-810, 816-817. 

XXXVI. Extraits de livres imprimés sur des éyêques et des 

abbés du pays de Liége. 

Fol. 810-834. 

XXXVII. Dessins de quelques monnaies des abbayes de Thorn , 

deStavelotet de 1'évêché de Liége. 

Fol. 881. 

XXXVIII. Quelques notes sur 1'ancienne division administra- 
tive du comté de Looz et sur Ie ressort et la juridiction des com- 
munes. 

Fol. 880-844. 

XXXIX. Quelques mots généalogiques sur la familie de Sobaing 
et d'autres sur les families patriciennes de Bruxelles. 

Fol. 868460. 

XL. Généalogie des vicorates et hauts voués héréditaires de la 

maison d'Anthine, jusqu'a Florent d'Anthine marie en 1589. 

(Suivie de diplómes a 1'appui.) 

Fol. 860-880. 

XLI. Gourte notice ou petit inventaire des premières chartes et 
utres de la maison et haute vouerie hereditaire d'Anthines. 

Fol. 890-808. 

XLU. Catalogue des généraux de la maison primaire de 1'ordre 
des Groisiers a Huy, nómmée Glairlieu, suivie d'une liste des églises 
paroissiales de la ville de Huy; d'une autre des abbés de Neuf- 
moustiers et d'une indication des dignités ecclésiastiques du dio- 
cese de Liége. 

Fol. 806-899. 



( 19) 

XLUL Fragment de la chroniqued'Hariger, imprimée au lom. I er 
de Chapeaville. On lit a la fin la note suivante : Quue hoe earaetere 
eonecripta sunt fuerunt detumpta ex quadam hittoria Leed, in-folio 
pergameno scripta, quae aliquando pertinuit ad praedicatoret Leed., 
volumen quidem justae crassitudinit , sed partim deletum et multit 
locis maculatum a Johanne ChapeaviUo qui Mo usut est in hitt. tua 
leod. episc. Tol. 080-047. 

XLIV. Noms des families dont let blasons étaient dessinés dans 

tin manuscrit appartenant a M. Paul de Halmale. 

Tol. 063. 

XLV. Descente confuse et aasez embrouillée de la noble maison 
de Mailly. Tol. 074-088. 

SECONDE PART1E. 
746. Regnante Hilderico rege , juniui (sic) , die$ VI, 

Carloman, maire du palais et fils de feu Charles Martel 1 , donne 
a Anglinus , abbé de Stavelo et de Malmédy , plusieurs villas dont 
les noms suivent : Levione (in pago Condustrinse), Caldina, Mo- 
sa via, Morsipio, Barsina, Halma et Haist (in Guaido Manso),Solavia 
et Wadalino. S. illustris vir Karlomannus major domus filius. 
S. illustris vir Drogono filio ejus consentiente. Ego Hildradus can- 
cellarius rogatus hoc testamento scripsi 2 . 

( Fuit mihi missum Stabuleto per D. Lathour , canonicum Foa- 
sensem.) Tol 820 bU. 

841. Data idusjulii anno ChrUto propitio imperii Dni Lotharii in 
Italia 56 et in Franeia 15. Indict. Il a , Actum Mandersfelt, 
palatio regio, 

L'empereur Lothaire donne au monastère de Prume la terre 
d' Ha wans en Hesbaye avec la jouissance de tous ses droits. 

1 Vanden Bergh s'est trompé en disant Charles-le-Chauve. Voy. De 
"Wailly, qui cite cette donation, dans ses Elèmentt de Palèographie, t. 1, 
p. 267. DeToy a aussi analyse eet acte d'aprè* Bertholet. 

3 Hous avons donné la souscription de ce diplöme d'après Vanden 
Beroh. On remarquera qu'elle diffère beaucoup dans M. de Wailly. 



(20) 

Signum Hlotbarii Seren. Aug. + Ercabot (Ercamboldus) nota- 

rius et ad vicem Hilduini 1 . 

(Habui a dilecto Alardo de la Roche, ex vero originali codice qui 

aureus appellatur.) 

Fol. 118. 

898. Return octavo idus octobris , anno Incarnationis Domini 
DCCC XCVIII Indict. II a . Regni vero Zuenteboldi serenis- 
simi ac piissimi regis tiii. Actum villa Aquaductus , in Dei 
nomine feliciter amen. 

Le roi Zuentebold donne a 1'église de Notre-Dame et de S'-Lam- 
bert de Liége, sous 1'épiscopat de Franco , la villa de Teux, située 
dans le pagus de Tenga sur le fleuve Poledam 2 , avec toutes ses 
appartenances, telles que serfs des deux sexes, champs, bois, prés, 
eaux , moulins , chiens , pêcheries , meubles et immeubles , etc. 

Fac-similede la signature de Zuentebold. 

(Originale habetur in lib. chartarum Dni Leodiensis fol. 5.) 

Fol. 176. 

910. Quinto idus novembris. Actum in Geleneheim. 

Louis , roi de Lotharingie et frère de Zuentibolde, donne aux 

chanoines de Chèvremont le lieu appelé Mortier (Mortarium). 

(A dno. Claud. Montigni , 1656.) Cette pièce est aussi dans Mi- 

rseus , DipL Belg., t. I , p. 283. 

fol. 305. 

915. Datum viii hl. septembris indictione III* a° XXIII, regnante 

Kar oio rege gloriosissimo monasterio S* Amulpht\ in 

Dei nomine feliciter amen. 

Charles-le-Simple, roi des Francs, confirme la donation de la forêt 

1 Ce nom , qui est probablement celui d'un notaire ou d'unc hancelier 
de 1'empereur Lothaire , manque dans la list e dressée par M. De Wailly, 
op. cit., 1. 1 , p. 222. 

3 Ge fleuve ou plutót ce ruisseau, a saus doute donné son nom aux lo- 
calités voisines appelées Pollen r et Pollenheid. Quant au pagus de Tenga, 
Miraeus a écrit Lenga, Liége (Dipl. Belg., t. I, p. 263), et cela est plu» 
conforme aux autres détignationt ordinaire* du pays de Liége. 



(21) 

de Teux faite a 1'église de Liége , et en détermine les limites. Il 
déclare en outre que personne ne pourra y chasser sans Ie consen- 
temeot de 1'évêque. 

(Quam constat in pago Luviensi atque in comitatu Sichardi sitam , 
atque istis finibus circumquaque conclusam; terminatur a Wulfingi 
fago et awarica usque influviolum Amblevam, inde ad monasterium 
Stabulaus , sicque vadit ad Mergis , Fraplum et inde ad Selceias 
usque ad Nordrees fontem et ad Havernai usque ad Vetere, et inde 
ad rivum de Solmania usque ad Solergeias et Hukclebac , usque ad 
Veseren et Geislampiam , usque ad hospitale , et sic revertitur ad 
Wulfingi fagum.) 

(Lib. chart. Dni Leod. fol. xii signo xxyii.) Cette pièce est aussi 

dans Mirasus , t. 1 , p. 284. 

Fol. 176. 

958. Aclum II//° idus februarii, in villa quce dicitur Hacta. 

Gerberge , reine des Francs , donne en alleu a saint Remi une 
métairie du> nom de Marsua (in comitatu Masango) , avec loutes 
ses dépendances, savoir : Cluina et Lita , Hertra et Angleeura , le- 
dit alleu consistant en quatre-vingt-deux manses, avec terres,bois, 
prés, vignes, champs, paturages, moulins, eaux, etc. 

(Suiventde nombreuses signatures.) Butkens, t. I. Pr., p. 14, 

d'après Miraeus. 

Fol. 188; 

(965). Anno secundo post reditum B. Martini ab exilio, videlicet a 
civitate Autisiodoro providentia Dei et auxilio Ingelgitii 
Gasticonensis comitis , Hugonis incliti Burgundiae ducis 
consanguinei cura pervigili, mera sollicitudine et armato- 
rum copiosa multitudine , in quo prius venerabalur loco 
honorifice et decenter r e loc at i. 

Everaclius , évéque de Liége , en reconnaissance de sa guérison 
due a la puissance miraculeuse de saint Martin , dont il était allé 
visiter Ie tombeau, fonde a Liége (in monte Publico) une église qui 
por te Ie nom de ce saint , et il y établit 30 cbanoines. Les offices 
devaienl en outre y être les mémes que ceux de S l -Martin a Tours. 

(A Dom. Kessel. cantore S" Martini.) 



(22) 

Impr. dan* Cbapeav., 1. 1, p. 194. Analyse dans Bréquigny, 1. 1, 

p. 437. 

f ol. 100. 

968. Data quarto nonas junii. Indictione VIII. A° regni Ottonis 
augusti xxx, Ottonis regis v. Actum Coloniae. 

Everaclius, évêque de Liége, donne al'église de S*-Martin, qu'il 
avait fondée , plusieurs biens situés a Bertbeim , Buteheim , 
Cresheim , Wittereslucka , Benchoium , Flaredesheim , Brusti , 
Wolt, Canne, Hest, Althoust, Hahest, Frere, Utheri, Bereidingen, 
Weromia, Urlis , Rumaureis , Slurin , Liedes , Schores , Malgreis , 
Olfeium, Summa , Lument, Husmont, Marenisses , Assera. 

(4 dom. Kessel , cant. S. Martini.) Nombreuses signatures. 

f ol. 110. 

966. Indictione septima, nonis oetobris. 

Otton I, roi des Romains , accorde a Ausfrid plusieurs privilege» , 

entre autres Ie droit de battre monnaie dans un lieu appelé Cassal, 

situé au pagus Moselana dans Ie comté de Rudolphe. (Mercatum , 

usum monetae et theloneum in villa Elh.) 

Fol. 680. 

086. Sexto calendas julii. 

Otton III, roi des Romains, accorde au comte Ausfrid , une part 

du tonlieu, de la monnaie et du eens qu'il tenait en benefice dans Ie 

lieu appelé Medenelacha, dans Ie Maslandt. 

Fol. 580. 

1016. Indictione XIIII*. 

Baldric (indignus sacerdos ecclesiae Leodiensis), évêque de Liége, 

consent a 1'élection de Gilbert, comte de Looz, comme avoué de S'- 

Jacques , et règle son pouvoir. 

(Dimension du sceau.) 

Fol. 40. 

1020. Indictione XIII*. 
Baldric , évêque de Liége, donne a 1'abbaye de S'-Jacques 1'alleu 



(23) 

d'Havretk qu'il tenait de Leugarde, veuve du comte Arnoulf de Va- 
lencinet, et il règle la constitution de cette lerre. Lambert, comte 
de Louvain , y avait retenu Ie droit d'avouerie. 

(Deacription du sceau de Baldric.) Plusieurs témoins. 

Fol. 55. 

1040. Nono kal, februarii, indicU octava. Return ülmae. 

L'empereur Henri III donne a Ni t hard, évêque de Liége, en re- 
connaissance des services qu'il lui avait rendus et en mémoire de 
son père Gonrard , les droits qu'il possédait au comté du comte 
Arnould , dans Ie pays d'Haespingouw , lequel comté est appelé 
Haspinga (Hesbaye). Les droits dont il est question consistaient in 
moneta vel thelonio, 

(A dom. Alardo de la Rocbe.) Analyse dans Bréquigny , t. II , 

p. 20. 

fol. 11». 

1084. Indictione VI. 

Henri , évêque de Liége , confirme la vente du praedium domini 

Cyrici, au comté de Huy, dans Ie pagus de Hesbaye, adflumen Er- 

naw ', faite a Tabbaye de S'-Jacques par Raginerus de Briey, de la 

familie de la marquise Mathilde. 

(Description du sceau d'Henri.) 

fol. 30. 

1086. Indictione VIII. 

Henri , évêque de Liége , échange , au nom des moines de S*- 

Jacques, tin bois qu'ils possédaient prés de Flémale, contre une 

terre appartenant a la prévóté de S*-Pierre. Cette terre était, dit la 

charte, pleine de ce que Ie vulgaire appelle rmpalia, et paraissait 

propre a faire un vignoble. 

(Description du sceau d'Henri.) Plusieurs témoins. 

Fol. 33. 

1088. Indictione XI, Return Aquiigrani, 
Henri III , empereur , confirme la vente du praedium domini 

1 Ce ruUseau qui arrose quelque» prés de la commune de Jehay, porte 
encore Ie nom d'Ernawe. 



(24) 

Cyrici, faite en 1084 au couvent de S'-Jacques , par Raginerus de 
Briez , «erfde la marquise Mathilde. 

(Description d'un sceau el de deux signatures.) Plusieurs témoins. 

Tol. 88. 
Vers 1 100 (en latin). Sana date. 

Étienne, abbé de S'-Jacques, rappelle la donation faite a son église 

par Steppo, chanoine de S^Lambert, de plusieurs biens situés a 

Columbire , a Bilesten , a Struova , et confirme celle qu'iï avait 

faite d'une part d'alleu appelée Matnil, moyennant certaines con- 

ditions. 

(Description du sceau de 1'abbé Étienne.) 

Tol. 60. 

Vers 1100 (san* date). A tempore Stephani Magni, S. Jacobi 

abbutis quinti. 

Cbarte relatant les conditions auxquelles l'église de SWacques 

avait acheté des pêcheries a Féglise de S l -Paul , et la maniere dont 

1'investiture devait s'en faire. 

Ex folio pergameni MS. 

Fol. 118. 

1101. Indictione VII II. 

Étienne , V e abbé de S'-Jacques, déclare la donation faite a son 
église , par Rodnlphe , noble bomme de Dongleberge , de tout ce 
qu'il possédait a Rolluz 1 . 

(DescripLdu scean de 1'abbaye.) Plusieurs témoins. 

Fol. 68. 

1101. Indictione VI III. Actum Aquisgrani. 

Henri III, empereur , fait réprimer par jugement les violenees 
qu'exercaient dans les villages de Seve et d'Ernaui , appartenanl a 
S'-Jacques , un certain Guillaume de Namur , homme puissant et 
cruel , a qui Arnould , comte de Looz , en avait cédé 1'avouerie en 
benefice , quoiqu'il n'en eüt pas Ie droit. 

(Description d'un sceau et d'une signature.) Nombreux témoins. 

Tol. 87. 
1 Roloux, arrond. de Liége. 



(25) 

1105. Indictione XL 

Étienne , abbé de S*-Jacques , certifie que Rodulphe , fils de 

Lam bert ad Buccam de Linehi ] et Uda sa fille , étant tous deux 

d'extraction libre , se sonl donnés a Dieu et a SQacques, en pré- 

sence et du consentement de leur père. Il mentionne en outre la do- 

nation de plusieurs terres a Linehi , plus celle d'un serf et d'une 

serve. Parmi les témoins se trouve un certain Elbertus Sarracenus 

de Linehi. 

(Description du sceau de 1'abbaye.) 

Fol.71. 

1107. Indictione XV . 

Étienne , abbé de S*-Jacques , ayant recu des soeurs Adelaïde et 

Haduide, une somme de douze marcs d'argent pour 1'abbaye, a la 

condition d'acheter un alleu dont elles auraient 1'nsufruit, déclare 

que n'ayant rien trouvé a la convenance du couvent , l'argent a été 

employé d'autre maniere, et donne en échange aux deux soeurs la 

rente de la terre de Rollues. 

(Description du sceau d'Étienne.) 

Fol. 69. 

1107. Indictione XV. 

Étienne, chanoine de S^Lambert, donne a 1'abbaye de S*-Jacques 
en ile , un alleu de deux manses et de sept courtils (curtiliorum) 
apudvillam de Aleulhcurth. 

(Description du sceau de l'évêque Otbert. ) Plusieurs témoins. 

Fol. 17. 

1108. Indictione prima, octavo kal, martii. 

Eitrait du Liberchartarum Leodiensium, fol. xxiii, sig. lvii, relatif 

aux chanoines mourant ab intestat, et réglant de quelle maniere Ie 

chapitre doit ordonner de leurs biens. 

Fol. 174. 

1111. Indictione quarta. 
Étienne , abbé de SWacques , déclare la donation du riche al- 

1 Saus doute Ligney , canton de Waremme. 



i 

L 



( M) 

leu, deMalle avec ses appendances, faite a aon église par Oïla, veuve 
de Wal ter , qui avait acheté ce bien de Lietdulfe et de sa femme 
Ida. 11 mentionne en outre Ie don d'one maison siluée sur Ie 
marché è Liége. 

(Descriplion do sceau de l'abbé.) Plusieurs témoins. 

Fol. 64. 

1111. Indictione XV. 

Alberon , évêque de Liége , confirme la donation faite a 1'église 
de St-Simphorien-au-Bois (cella S. Petri Cluniacensis) , par Guil- 
laume de Ghiney, son épouse Mathilde el leur* enfants Thierri, 
Gnillaume, Gertrude et Aldegonde, tous libres, de* biens ou droits 
qu'ils possédaient a 1'église de Mosen et a celle de Herpinei. La 
donation a été faite entre les mains de Lam bert, comte de Montaigu, 
avoué dudit lieu. 

(Originale habui ab N. Garit, procuratore curiae officialis Leo- 

diensis babitantis juxta S. Severinum Leod. 21 decembris anni 

1655.) 

Fl. 05. 

1112. Indictione F. 

Otbert , évêque de Liége , confirme la donation qu'il avait faite 

au convent de S*-Jacques , de l'église de S*-Léonard dans Ie fau- 

bourg du même nom a Liége, el il la déclare libre de toule sujétion. 

(Description du sceau d'Otbert.) 

Tol. 18. 

1112. Indictione quinta . 

Otbert, évêque de Liége, règle les droits qu'avait 1'abbaye de 
S'-Jacques sur deux man ses que Ie bienheureux Pierre Laubacensis 
avait possédées a Uavrech , Tune a Herlaul et 1'autre a Vilerval. 

Fol. 04. 
1112. Indictione quin ta . 

Adelard déclare qu'ayant fait Ie partage de ses biens entre les 
eufanls qu'il avait d'un premier lit, et ayant eu de sa seconde 
femme Ode, un fils, qu'il avait voulu faire instruire dans les leltres, 
il avait acquis pour cela certains biens a Horpale et a Flemale, 



(27 ) 

ainsi qu'une maison a Liége, lesquels il donnait a 1'église de S*-Jac- 

ques, tant en son nom qu'en celui de son fils, ne se réservant sur 

oes biens qu'une rente viagère de deux deniers pour lui et pour 

1'enfant, rente qui devait cesser, si son fils prenait i'kabit monas- 

tique. 

(Description du sceau de S'-Jacques.) 

Fol. 69. 

1125. Acta sunt hac indictione III, e pact. XII II f regnante Lothario, 

Rom. imperator e. 

Godefroid , duc et marquis de Lotbier , confirme la donation 
faite a 1'abbaye d'Affligbem , par Arnould, comte d*Arschot, de tout 
ce qu'il possédait a Buchenholt. 

(Celte copie est suivie d'une attestalion de Varchevêque de Mar 

linea, Jacques Boonen du 21 aout 1628.) lm prime dans Mirseus, 

t.II,p. 817. 

Fol. 168. 

1125. Indictione III. 

Henri IV, empereur, confirme la donation faite par une veuve, 
nommée Guda , a 1'abbaye de S*- Jacques, de deux alleus situés 
a Lira et a Witham, et indique 1'usage que la testatrice veut que 
Ton fasse des rentes. 

(Description du sceau et de la signature de 1'empereur.) 

Fol. 68. 
1 1 26 . Indictione quarta . 

Albéron , évêque de Liége, voulant témoigner la dévotion qull a 
pour sainte Marie-Madeleine et a laquelle il s'efforce d'exciter les fi- 
dele» de son évêcbé, confirme la fondation de 1'église que Ie prétre 
Bovon a bat ie sous son invocation dans Ie lieu appelé aux Camp* , 
ou ledit évêque lui avait concédé deux bonniers a eet effet. 11 con- 
firme en outre les premières acquisitions faites par Bovon , d'une 
manse sur les bords de la Meuse , et d'un bonnier sur la terre de 
Notre-Dame a Maeslricht. 

(Description du sceau de l'évéque.) 

Fol. 74. 



L 



(28) 

1150. fndictione octa va. 

Aleiandre, évéque de Liége, fait connailre que Bovon, quiavait 
construit 1'église de Saint e-Marie-Madeleine dansuneilede laMeuse, 
a 1'endroit appelé aux Campt en face de Maestricht , ayant donné 
celte église avec tont es ses appendances au co u vent de Neufmous- 
tier de Huy , pour 1'autel de S^Jean-Baptiste , et s'étant lui-même 
mis sous 1'obédience des chanoines de S*-Jean , a cédé a ces der- 
uiers tous les revenu» de son église. 

( Description du sceau de 1'évêque. ) 

Fol. 00. 

1131. fndictione Ff f f f. 

Alexandre, évêque de Liége, déclareque Bovon, prêtre, premier 
fondateur (plantator) de 1'église de S te -Marie-Madeleine dans Ie lieu 
appelé aux Camps (Castris) , a acheté sept bonniers appartenant 
a la conrt d'Heimale pour ladite église, et que 1'investiture dudit 
bien apparlient au mayeur d'Heimale. 

(Description du sceau d' Alexandre. ) Nombreux témoins. 

Fol. 73. 
1131. fndictione Fff ff. 

Alexandre, évêque de Liége, déclare que Bovon, fondateur de 

Téglise de S te -Marie-Madeleine aux Campt, a acquis plusieurs biens, 

entre autres, la court de Leincult, faisant partie du fisc royal, pour 

laquelle il doit payer annuellement deux sous de eens a 1'officier 

du roi. 

(Description du sceau de 1'évêque.) 

. Fol. 70. 

1134. fndictione Xff. Actum Aquitgrani. 

Lothaire, empereur, confirme la donation que Witnikind de 
Sualemborg , en Saxe , avait faite a S*-Jacques de Liége , de tous 
les biens qu'il possédait a Bacenges sur la Gerre (Jechoram). 

(Description d*un sceau et d*une signature.) 

Fol. 92 et 60 , mais au fol. 60 la 
charte est incomplete. 



(29 ) 

1136. Indictione XJIIJ. 

Lothaire III, empereur, confirme Ie testament de Walter, sur- 
nommé T Allemand (Teutonicus), qui doonait a Téglise de S*-Jacques 
a Liége, lout ce qu*il avait a Hadegrin et a Urchit, taot en serfs, qu'en 
vignobles, champs, prairies, etc. , en outre une rente a Engram- 
rode , ainsi qu'un certain serf nommé Walter , sa femme , ses fils 
et ses filles. 

(Description de la signatureet du sceau de Lothaire.) 

Fol. 61. 
1141. Indictione quarta. Argentince, in octavo Pascha. 

Conrad III, a la demande de Libert, abbé de S'-Jacques a Liége, 
confirme la donation faite a S'-Jacques, par Arnould de Nittes , qui 
allait faire Ie pèlerinage de Jérusalem , de la moitié du domaine 
de Bacenghes sur la Gerre. Les droits de Tavoué Louis, comte de 
Looz , sont de plus régies dans cette charte. 

(Description du sceau de Conrad et de la signature du chancelier 

Arnould.) 

Fol. 88. 

1146. Indictione FIIII, Actum feliciter. 

Elbert, huitième abbé de S*-Jacques, déclare que Maurice, fils 

d'Hercelon de Glauns (Glons) , avant de partir pour la croisade, a 

disposé d'une manse qu'il tenait en fief de l'abbaye de S t -Jacques , 

laissant la moitié a Téglise et Tusufruit de Tautre moitié a sa mère. 

(Description d'un sceau.) 

Fol. 16. 

1152. (Ënlatin). 

Henri, évéque de Liége, déclare de quelle facon Ayelin, construc- 
teur de Téglise de S te -Marie-Madeleine en Ile , a Liége , a libéré 
cette église de la sujélion a laquelle elle était soumise a 1'égard de 
Téglise de S*-Jean Tévangéliste , la dime du fonds de Téglise de 
S te -Marie-Madeleine appartenant a S*-Jean. Il mentionne les biens 
que ledit A vel in a donnés en échange. 

(Pas de sceau.) 

Fol. 78. 



(30) 

1154 (Acta et peracta sunt hcec anno), 

Henri , évêque de Liége , fait la récapitulation de tous les biens 

qu'il avait acquis pour son église. On y trouve raentionnés Ie cha- 

teau de Rodhe et ses dépendances , celui de Belmont et les alleus 

de Hastenoit, les alleus deRepe, Thiedenbeike , Scans et Castel- 

lare; les chateaux de Duras , de Fontaines, de Borne , de Revogne, 

de Ehmeirvile, et la sécurité (securitatem) du chateau de Wal eenre. 

( Deux signatures. ) 

Fol. 190. 

1154. Indietione secunda. Imperamte Frederico. Henrico Leodiemem 

episcopatum administrante. 

Hugues, comte de Mouzon?(Musacensis),confirme unedonation 

faite par son aïeule la comtesse Hermensende, et relative a 1'église 

de S'-Jean de Huy. 

(Description d'un sceau.) 

Fol. 813. 

1 1 69 . Indietione secunda . 

Reynier, prévót de S'-Paul a Liége, concède aux frères de 1'église 

de Cha stres, située sur la limite de Ia dime de Lise, 1'exemption de 

la dime pour tous les animaux qui seront nourris dans 1'étendue 

d'un bonnier au tour de ladite église. lis ne devront payer que six 

deniers par an. 

(Description du sceau de 1'église de S'-Paul.) 

Fol 73. 

1173. (Enlatin.) 

Rodolphe , évéque de Liége , déclare de quelle maniere noble 

dame Giele et son fils Lambert , qui avaient engagé Ie quart de la 

dime de Flemale a Lambert de Mommale et a Godefroid son frère, 

puis qui avaient donné en engagère aux chevaliers de S'-Jean la 

moitié de leurs alleus pour Ie terme de quatre ans , ont cédé tous 

leurs droits aux frères hospitaliers de Jérusalem , avec la faculté 

de racbeter lesdits alleus. 

(A dom. scabino Masset, 21 oct. 1645.) 

Fol. 117. 



(31) 

Vers 1175 (en lalin). Sans date. 

Les frères de l'höpilal rachètent Ie quart de la dime de Flémale, 
pour la somme de vingt marcs , a Lamberl et a Godefroid de Mom- 
male, qui la tenaient en engagère de dame Giele et de son fiU. 

Tol. 3S8. 
1176. (Eolatin). 

Gérard , comte de Looz et de Rinecke , confirme Ie testament et 

la donation de Henri , fils de Menzo de Beltunyille v mayeur de 

Brille» , en faveur de S*-Jacques. 

(Description da sceau de Gérard.) 

Fol. 49. 

1177. (Imperante Fredertco, prcesulante Rodulpko.) 

Henri , prévót , Simon , doyen , et les archidiacres de Liége , dé- 
clarent que les frères hospitaliers de Jérusalem ont rachelé de Lam- 
bert de Mommale et de Godefroid son frère, leur alleu de Flemale, 
qu'ils tenaient en engagère desdits religieux pour une somme con- 
sidérable. Comme ees derniers leur redevaient encore 43 marcs 
d'argent et un firton , lesdits de Mommale retinrent 1'engagère de 
la moitié de 1'alleu avec certaines conditions stipulées. 

(A Dom. scabino Masset 21 oct. 1643 ex originali in pergameno.) 

Fol. 117. 
1178. Mediante martio in fetto S. Gertrudis. 

Henri , prévót , Simon , doyen , et les archidiacres de 1'église de 
Liége , déclarent que les hospitaliers de Jérusalem ont rachelé de 
Lambert de Mommale et de Godefroid son frère, 1'alleu de Flemale, 
qu'ils tenaient en engagère desdits religieux. Godefroid a été payé 
intégralement et a donné quittance absolue. Lambert a retenu en 
engagère Ie quart dudit alleud pour cinq ans avec certaines excep- 
tions , pour une somme de 26 1/2 marcs d'argent qui lui revenait. 

(Ex originali quod habui a Dom. Scabino Masset 21 oct. 1645.) 

Fol. 07. 



(32) 

1179. rectum prius Antverpiae et post consummatum Bruxellae. 

Contrat de mariage de Henri, fils duducde Louvain Godefroid, 
avec Malhilde , nièce de Philippe, comte de Flandre. Le duc donne 
a son fils Bruxelles et son chateau , Leuwe , Uccle et Rusbroech , 
et tout ce qu'il avait entre la Senoe et Ia Flandre, et Henri les 
donne en dot a sa femme. Il est aussi stipulé touchant la succession 
au duché laquelle revient a Henri , sauf toutefois le comté d'Or- 
then (Urtina) et le comté d'Arschot. 

(Nombreux témoins et description du sceau du duc.) Butkens , 

t. I. Pr. p. 45. 

Fol. 157. 
1181. Indictione XI F. 

Formede lasignature impériale. Actahaec dominicae incarnalio- 

nis M. C. LXXX primo, indictione IIII a decima, regnanle domino 

Friderico Romanorum imperatore glbriosissimo , anno regni ejus 

ix° , imperio vero ejus xxvij feliciter amen. 

fol. 14». 

(1181-1185). Datum Veron.viikal. Oetobris. 

Lucius III, pape, confirme 1'établissement des moines de S*-Jac- 

ques , fait par 1'évêque Henri , dans 1'église de S t0 -Marie-Madeleine 

de Liége, ainsi que les aulres concessions du même prélat. 

(Description de la bulle de Lucius.) 

Fol. 80 . 

1187. (En latin.) 

Rodolphe, évêque de Liége , confirme le reglement établi par 
Hermann, abbé de S l -Jacques, touchant 1'investiture de la chapelle 
de S'-Remi. Il mentionne dans oet acte 1'anniversaire de plusieurs 
membres de sa familie, tels que ceux de son père Conrad ( dux 
Zeringiae) de sa mère Clémence, de son frère le ducBerthold, etc. 
(Description d*un sceau presque entièrement brisé.) 

Fol 83. 
1195. (En latin.) 

Otger, maitre des hospitaliers de France , confirme un accord 
signé par Lambert de Momale avec les fils de son frère et les re- 
ligieux hospitaliers au sujet d'un don fait a Téglise de Flemale. 

Fol. 603. 



(33) 

1195. tndietume XIII. 

Gozuin, abbé de S'-Jacques, déclare que toutes les contestations 
élevées jadis a propos d'une terre a Hodege, par Lietbert, chevalier 
dudit lieu , daas un temps oü Tévêcbé lui-mêrae était sujet a toutes 
sortes de vexations, sont désormais mises a néant, depuis qu'Al- 
bert de Cuch occupe ie siége épiscopal, Ie chevalier Lietbert 
ayant renonce a ses prétentions. 

(Description de plusieurs sceaux brisés.) Fol. 65. 

1205. Indietione VIII. 

Hugues, évêque de Liége, accorde , a la demande des habitants de 

Lexhy , la permission de choisir un prétre pour Ie service quoti- 

<lien de leur église , a la condition qu'il sera soumis a la présenta- 

tioD de Pinvesti ou du curé d'Hozémont , et que les paroissiens de 

Lexhy en supporleront toutes les charges , sans que 1'investi de 

Hozémont puisse en souffrir aucun dommage. 

(Habui a pastore de Hozémont, 1636.) 

Fol. 148. 
1208* Decimo mensit februarii. 

Guillaume, chatelain de SMDmer, donne a 1'église de Blandecques 

quinze livres a prendre sur les revenu* de ses moulins audit lieu. 

Fol. 60*. 
1209. Februari* ment e. 

Baudouin jeune , chatelain d'Aire , déclare que Gilles de Nedon- 
chel et sa femme Adèle, ont donné en gage a 1'église de Blan- 
decques , la dime de Tilio , qu'ils tenaient de lui en fief. 

Fol. 608. 
1210. Mense apriUs. 

J., évêque de Térouanne, déclare que Gilles de Nedonchel, Aléis 

son épouse et M. leur fils ainé, ont donné en gage a 1'église de 

S te -Colombe de Blandecques , la dime de Tilio qu'ils tenaient en 

fief de Baudouin jeune de Comines. 

Fol. 608. 
1210. vit kal. aprilis. 

Mathilde, fille de Guillaume , chatelain de S'-Omer, donne une 
partie de terre labonrable a 1'église de S te -Colombe de Blandecques. 

Fol. 608. 

Tom. ix. 3 



(34) 

1213. Mense augutto. 

Hugues, évêque de Liége, confirme la paix et 1'arrangemenl fait 
par Ie comte Pierre et la comtesse Jolande de Namur, avec Ie sei- 
gneur Gobert de Bioul , relativement au bois de Marlaigne. 

( A cólé de cette pièce se trouve une traduction francaise du 

temps. L'original était aux chartes de Namur.) 

Fol. 749. 

1215. (En latin.) 

Thierri, doyen de la grande église de Liége , règle un dinerend 

qui existait entre Ie couvent de S*-Jacques et Renier de Gimeppe , 

chevalier, au sujet d'un legs fait par une certaine dame Ida. 

(Description du sceau de Thierri.) 

* Fol. 47. 

1215. (En latin.) 

Jean. grand prévótde Liége, et tout Ie chapilre approu vent 1'in- 

stijtution des chapelains de l'évêque faile par Hugues, et déter- 

minent la prébende qu'il leur a assignée sur la table episcopale 

(mensa episcopali). 

Fol. 168. 

(1216). Datum Rotnae apudS. Sabinam vit kal, decemb., pontif. 

anno 1°. 

Bulle d'Honoré (III) , qui accorde aux frères prêcheurs , dans Ie 
cas oü les évêques ou ordinaires , sous lesquels ils se trouvent , 
feraient difficulté de consacrer leurs églises ou d'en poser la pre- 
mière pierre , la permission de s'adresser a d'autres évêques. 

(Simple analyse.) 

Fol. 136. 

1223. Tertio halendas aprilis. 

Hugues, évêque de Liége, accorde a 1'abbé de SWacques, la 

permission de célébrer trois messes par semaine dans la chapelle 

de Ferme. 

Fol. 44. 

1224. Mense februario. 
Hugues, évêque de Liége, approu ve un accord conclu entre Tab- 



(35) 

baye de S*-Jacques et Antoine de Masnil , chevalier , au sujet de la 

mayerie de Havrece. 

(Description du scean de 1'évéque.) 

Fol. 68. 

122». (En latin.) 

Gaillanme de S^Omerjdonnea Péglisede Blandecques une raaière 

de blé a prendre sur ses moulins dudit lieu. 

Fol. 508. 

(1227.) Datum Laterani pridie idus maii, pontif. anno 1*. 

Bulle du pape Grégoire (IX), adressée a toules let églises, pour 

que les frèrea précheura fusaent admia en toua lieux aux fonctiooa 

ecclésiastiques. 

(Simple analyse.) 

Fol. 14S. 

1229. Apud Worem feria secunda ante fatum Btati Laurentii. 

Jean, élu de Liége , fait savoir a maitre J. de 1'ordre des frèrea 
précheura , a C. , prieur , provincial theutonique et a tout Ie cha- 
pilre du méme ordre , qu'il a aceordé rétablissement cTun eouvent 
de frèrea précheura dans la ville de Liége , avec permiaaion de 
faire des lecturea aur la théologie , de répandre la parole divine 
dans Ie diocese , d'écouter les confesaiona, etc. 

(Sceau de Jean élu de Liége.) 

Archives originalea dea frèrea précheura de Liége. 

Fol. 1M. 

1229. Feria secunda ante fettum S. Laurentii. 

Lettres de Jean , successeur de Huguea , évêque de Liége , qui 

confirme la fondaüon du convent dea frèrea précheura de cette 

ville. 

(Simple analyse.) 

Fol. 137. 

1229. Feria quarta post Palmarum. 

Hugues, évéque de Liége , autorise les frères précheura a s'éta- 
blir dans la ville de Liége , a y faire des lectures sur la théologie, 



k. 



(36) 

a écouter les confessions et a donner 1'absolulion. Il nomme comme 
executeurs de sa volontélevénérablefrère Jacques, évéque dePto- 
lémaïs (Accoo) et son neveu J. , grand prévót de Liége. 

(Description du sceau de 1'évêque Hugues.) 

Gette pièce est tirée des archives originales des prêcheurs de 
Liége, auxquelles ils m'ont favorablement admis enjuillet 165$. 

(Nole de Van D. B.) 

Fol. 128 et 141, analyse fol. 137. 

1229. (Enlatin.) 

Uugues, évéque de Liége , reconnait que 1'église de S'-Lambert 

a eu dans tous les temps Ie pouvoir d'excommunier les malfaiteurs 

et de prononcer sur les appels interposés par les églises conven- 

tuellesde Liége. 

Fol. *49. 

(1230). Datum Later an, viii id. decembrit, pontt'f. nottri anno 

quarlo. 

Grégoire IX , prend sous sa prolection Ie couvent et les biens de 

S'-Jacquea , et confirme la donation que lui a faite 1'évêque Henri , 

de Féglise de S*-Léonard au faubourg de Liége avec toutes ses ap- 

partenances. 

(Description de la bulle.) 

Fol. 81. 

1231. Men$e maijo , pontificatus nottri anno tecundo. 

Jean, évéque de Liége, confirme l'institution de deux yicaires ou 

chapelains épiscopaux faile par Hugues , évéque du même diocese , 

lequél leur a conféré une prébende sur la table episcopale et un 

revenu de vingt muids de spelte a Yiller et a Seraing. Il déclare 

en outre qu'ils ont acquis différentes au tres rentes avec les au- 

mónes que leur a faites 1'évêque Hugues. 

Fol. ïea. 

(1231). Datum Reatit non. febr. , pontif. anno quinto, 

Bulle de Grégoire ( IX ) au duc de Brabant , pour employer les 

frères prêcheurs contre les bérétiques. 

(Simple analyse.) 

Fol. 136. 



( 37 ) 

1252. (En latin.) 

Jean, évêque de Liége, mande a tous ceux de «on diocese que les 
frères prêcheurs doivent étre recus et admis partout , pour rem- 
plir les fonctions ecclesia stiques. 

(Simple analyse.) Fol. 142. 

1252. Mense junio , feria tertia post octavam Pentecostes. 

W. , abbé de Villers , et G. de Laon, chanoine de Reims , règlent 
les différends élevés entre Tévêque de Liége et Ie chapitre de 
St-Lambert , relativemenl a certains droits que ce dernier préten- 
dait avoir tant dans la ei té que dans Ie diocese. 

(Ex lib. cart. dni Leod. episc. fol. xxviii et xxix.) 

Fol. 049. 

1252. Mense ju Ui. 

Jean , évêque de Liége, fait savoir aux abbés, prieurs, doyens et 
prêtres de son diocese, qu'il a recu du pape Grégoire des lettres 
par lesquelles Ie souverain pontife donne aux frères prêcheurc Ie 
droit de prêcher , d'entendre les confessions et d'enlendre les pé- 
ni ten ces. Il recommande desuivre expressément a Tégard des frères 
prêcheurs Ie mandement du saint-père. 

(Sceau de 1'évêque Jean.) 

Arch. orig. des frères prêcheurs de Liége. Fol. 131. 

1255. (En latin.) 

Bertholdde Nedoncbel, chevalier, donne a 1'église de S* e -Colombe 

de Blandecques, la dime de Tilio, qu'il tenait de Mons r Baudouin 

de Gomines , chatelain d'Aire. 

Fol. 602. 
1255. Mense oc tob ris. 

Baudouin de Comines, chevalier, déclare qu'il a vendu a 1'église 

de Blandecques tous les droits que Ie S r de Nedonchel tenait de 

lui en lief sur la dime de Tilio. 

Fol. 602. 

1255. (En latin.) 
Jean, évêque de Liége , certifie la teneur et donne Ie vidimus 



(38) 

d'un privilege accordé aux frères prêcheurs par Ie pape Grégoire, 
date de Latran , 8 des kal. de juin, Van premier de son pontificat , 
privilege en rerlu duquel les frères prêcheurs n'étaient pas teous 
de se soumettre aux exécutions de senteoce faites par Ie S l -Siége 
ou ses délégués , si les lettres apostoliquet ne renfermaient pas 
une menlion spéciale relative a une telle concessie*. 

(Sceau de 1'évêque Jean.) 

Archive* originales des frères prêcheurs de Liége. 

Fol. 134. 
1235. (En latin.) 

Vidimus donné par Jean , évêque de Liége , d'une bulle du pape 
Grégoire , datée d'Anagnie Ie 8 des kal. de juillet, Tan premier de 
son pontificat , el en vertu de laquelle les frères prêcheurs peuvent 
donner Ie benefice de 1'absolution a ceux qui voulant entrer dans 
leur ordre, anraient encouru une sentence canonique : on nepourra 
s'opposer a leur projet , pouryu qu'ils donnent une salisfactron 
•uffisante a ceux qu'ils auraient lésês, et pourvu que Ie délit ne soit 
pas de nature a exiger leur enyoi au saint Siége. 

(Sceau de 1'évêque Jean.) 

Archiyes originales des frères prêcheurs de Liége. 

Fol. 124. 
1233. (Enlatin.) 

Vidimus donné par Jean , évêque de Liége , d'une bulle du pape 
Grégoire, datée d'Anagnie Ie 5 des ides de juin, Tan premier de son 
pontificat , et par laquelle il défend a quiconque a fait profession 
dans 1'ordre des frères prêcheurs , de s'en retirer sans la permissioa 
de son prieur. 

(Sceau de 1'évêque Jean.) 

Archives originales des frères prêcheurs de Liége. 

Fol. 137. 
1233. (En latin.) 

Vidimus donné par Jean, évêque de Liége, d'une bulle du pape 
Grégoire, datée de Latran Ie 4 des nones de décembre 1'an premier 
de son pontificat , et en vertu de laquelle il ordonne aux frères 



(39) 

prêcheur» de »e soumettre a leur» évêqnes diocésains, en Uot que 
les instituts de leur ordre soient respectés , surtout relati vemen t 
a la nomination et a la deslitulioa des prieurs. 

(Sceau de Févêque Jean.) 

Archives originales des frères prêcheurs de Liége. 

FoL 1M. 
1233. (En la tin.) 

Yidimus donné par Jean , évêque de Liége, d'une bulle du pape 
Grégoire, datée de Latran Ie 8 des kal. dedécembre, Tan premier de 
8<>n pontifical , et en vertu de laquelle il est permis aux frères prê- 
cheurs , dans Ie cas d'interdit général , de célébrer 1'office divin a 
voix basse , les portes élant fermées , et sans bruit de cloches , a 
1'exclusion des personnes excommuniées. 

(Sceau de Févêque Jean.) 

Archives originales des frères prêcheurs de Liége. 

Fol. 1M. 
1233. (En latin.) 

Vidimus donné par Jean, évêque de Liége , d'une bulle du pape 
Grégoire , datée de Latran, kal. de décembre, Tan premier de son 
pontificat , et en vertu de laquelle les frères prêcheurs pouvaient 
donner la sépulture dans leurs églises a ceux qui auraient mani- 
festé 1'intenlion d'y être places $ sans préjudice loutefois de la jus- 
tice des églises a la paroisse desquelles les morts appartiendraient. 

(Sceau de Févêque Jean.) 

Archives originales des frères prêcheurs de Liége. 

Fol. 126. 
1234. Mense martio. 

Jean, évêque de Liége, confirtne Ie don fait par son prédécesseur 
et oncle 1'évêque Hugues , a Fabbaye du Val S*-Lambert, 1° de ses 
vignobles situés apud Bruerias, in Chastrenel, Gula et Clauto, 2° de 
la moitié d*une maison et d'un pressoir audil Bruyêre, renoncant a 
tous les droits qu'il pouvail avoir sur lesdits biens. 

(Sceau de Févêque Jean.) 

Ex archivis Vallis Sancli Lamberti, 12 decembris 1635. 

Fol. 98. 



(40) 

1278. Menie maïo, 

Jean , prévót, Ie doyen , les archidiacres et toul Ie chapilre de 
Liége, pendant la vacance du siégeépiscopal, font connaitre a toutes 
les personnes ecclésiastiques ou non , aux chatelains , aux baillis , 
aux écoutètes , aux mayeurs et échevins de toutes les communes 
du diocese de Liége , qu'ils ont chargé les frères prêcheurs de faire 
1'inquisition des hérétiques qui pourraient exister dans Ie dioeèse 
susdit, et qu'ils devront donner a ces religieus I'aide et l'assistance 
dont ils auront besoin. 

(Sceau du chapitre de S k -Lambert.) 

Archives originales des frères prêcheurs de Liége. 

Fol. 129. 

1242. Feria tertia post dominicam Invocavit. 

» 

Otton, doyen de S*-Paul , proviseur des biens de S*-Jacques, 

règle certains differends entre Tabbé de S*-Jacques, Ie chevalier 

Humbert de Seve et la veuve d'Arnoud , sa mansionière (ejus man- 

sionaria) , a cause des droits que 1'église el 1'abbé de S*-Jacques pré- 

tendaient avoir sur la cour de Seve. 

(Description du sceau d*Otton.) 

Fol. 39. 

1243. Menie februario. 

Lambert, mayeur de Liége, et tous les échevins et bourgeois de 

la cité , déclarent que les frères mineurs ont légitimement acquis 

Tendroit qu'ils occupent depuis peu dans la rue Hors Chdteau, et 

que personne des héritiers de ceux qui leur ont fait la cession, 

veuves, orphelins, ou autres, n'ont la moindre réclamation a leur 

faire. 

(Sceau brisé.) 

Fol. 148. 

1243. (En latin.) 

Oston de Moriaumés, chevalier, s r de Lo vier val, et les hommes 
dudit lieu, d'une part, et les frères de Biterunsart de la maison des 
chevalier» du Temple, de l'autre, terminenl leurs differends au su- 



i ■ _ -*j 



(41) 

, jel de la forêt de Ruzomont, par Ie jugement arbitral de Jean Colin, 

bailli de Namur. 

(Dessin du sceau d'Oston.) 

Fol. 603. 

1243. In crasttno dedicationis ecclesiae Stabulensis. 

Frédéric , abbé de Stavelot , prononce sur nn différend existant 
entre Thomas, fils de Wéri de Streis, et Tabbesse de Solières, au 
sujet de la dime d'Anthines. 

(Ex copia mihi coocessa a N. Borsul, secret ar io nobilis collegii 

D. D. de Andenne. Anno 1643.) 

Fol. 310. 



1243. Le mercredi après la feste de S l -Luc étoangiliste. 

Jean, duc deLothier et de Brabant, déclare tenir de 1'évêque et 

del'église de Liége, le lief d*Hackendeur et ses appartenances, el il 

8*engage a rel e ver et a tenir de Ia méme maniere tous les biens qui 

par chartes ou autrement seront prouvés appartenir au pays de 

Liége. 

(Ex archivis dominorum S. Lamberti.) 

Fol. 96. 

1243. Dat. Later ani non. hal. apr., pontif. anno\°. 

Bulle d'Innocent IV, défendant a toute personne de porter 1'ha- 

bit des frères prêcheurs ou tout autre pareil , sous peine d'êlre 

réprimande par les diocésains. 

(Simple analyse.) 

Fol. 130. 

(1243). Datum Laterunen, x kal. apr. f pontificaius fnnocentii IV 

anno 1°. 

Bulle du pape Innocent IV, qui déclare qu'on ne peul forcer les 
frères prêcheurs aux offices , aux visitations , ou aux corrections 
dans les églises ou les monastères , non plus qu'aux exécutions de 
causes , aux dénonciations d'excommunications ou au soin des re- 
ligieuses. 

(Simple analyse.) % Fol. 136\ 



L 



(42) 

(1245). Datum Lateranen. 10 kal. apr., pontificat. anno 1°. 

Bulle dl d Docent IV, qui déclare que les évéques peuveot ab- 

soudre les frères précheurs el leur accorder des dispenses. 

(Simple analyse.) 

Fol. 135. 

(1243). Datum Lateranen. lït non. febr., pontificat. Innocentii IV 

anno\°. 

Bulle d'Innocent IV, qui exempte les frères précheurs de payer 
les dimes pour leurs jardins et leur» vergers, et qui leur permet 
d'administrer les sacrements a leurs serviteurs ( famulis suis ) et 
de les eoterrer dans leurs ei me tier es. 

(Simple analyse.) 

Fol 136. 

(1245.) Dat. Lateranen. 4 id. febr., pontif. anno 1°. 

Bulle d'Innocent IV, qui accorde aux frères précheurs Ie droit 

d'enlerrer librement toute personne dans leurs cimetières. 

(Simple analyse.) 

Fol. 135. 

1243 (?). Datum Lugduni xv kal. octob., pontif. Innocentii IV 



Bulle du pape Innocent IV, qui prescrit a tous prélats d'empé- 

cher qu'on ne moleste les frères précheurs. 

(Simple analyse.) 

Fol. 134. 

(1243). Datum Late ra ni 8 kal. apr. f pontif. anno 1°. 

Bulle d'Innocent IV, qui permei aux frères précheurs de séjour- 

ner dans les pays excommuniés, et d'y demander et d'y recevoir, 

quand ils passent, les choses qui leur sont nécessaires. 

(Simple analyse.) 

Fol. 186. 

(1243). Dat. Laterani. non. febr. f pontif. anno 1°. 
Bulle d'Innocent IV, décidant que Ie maitre et Ie provincial des 



(43) 

frères précheurs pen vent substiluer et remplacer ceui qui sonl 

députés pour précher la eroii et faire inquisition de Thérésie. 

(Simple analyse.) 

, Fol. 186. 

(1245). Datum Laleruni 8 kal, apr., pontif. anno 1°. 

Balie d'Innocent IV, permettant aux frère» précheurs d'enten- 

dre la confession de tous ceux qui viennent a leurs prédications, 

el déclarant que les prélats des églises peuvent appréhender qui- 

conque aura recueilli de 1'argent sous I'habil de frère précbeur. 

(Simple analyse.) 

Fol. 136. 

(1243). Datum Laterani vit kal, apr., pontif. anno 1°. 

Bolle d*Innocent IV, qui permet aux frères précheurs de célé- 

brer la messe sur un autel portatif. 

(Simple analyse.) 

Fol. 135. 

(1243). Datum Laterani Ui non. febr., pontif anno 1". 

Bulle d'Innocent IV, qui permet aux frères précheurs de célé- 

brer Ie service divin a voix basse , méme dans les lieux frappés 

d'interdit , a moins que les frères ne soient eux-mêmes excommu- 

niés. 

(Simple analyse.) 

Fol. 136. 

(1245). Datum Laterani viii kal. apr,, pontif, anno 1°. 

Bulle d'Innocent IV, qui donne Ie nom de convenluelles aux 

églises des frères précheurs et accorde la licence du ei me tier e aux 

besoins des frères et des conver». 

(Simple analyse.) 

Fol. 136. 

1245. Die Jacobi apostoli (25 juillet). 

Le prévót, Ie doyen, les archidiacres et tout Ie chapitre de Liége, 
demandent au pape Innocent, qu'il accorde a 1'abbé de S*-Jac- 



(44) 

ques, la mitre, 1'anneau , la lunique, la dalmatique et les san- 

dales, pour qu'il puisse remplacer 1'évêque de Liége au besoin. 

(Description du sceau de 1'évêque.) 

Fol. 15. 

(1248). Datum Lugduni xi kl. junii, pontif. nostri anno III, 

Innocent IV accorde aux moines de S'-Jacques la permission de 

retenir librement les biens , meubles et immeubles, qui pourraient 

échoir aux religieux de leur couvent par succession ou autrement, 

excepté toutefois les choses féodales. 

(Description de la buil e de plomb.) 

Fol. 80. 

(1245). Datum Lugduni v kal. apr.^ pontif. anno tertio. 

Rulle d'Innocent IV, qui permet aux frères précheurs de saisir 

leurs frères apostats, sous quelque habit qu'ils les trouvent. 

(Simple analyse.) 

Fol. 185. 

(1246). Datum Lugduni xi kal. octob., pontif. anno quarto. 

Bulle d'Innocent IV, qui déclare que ceux qui seront expulsés 
de 1'ordre des frères précheurs ne pourront plus précher ni en- 
tendre les confessions, et qu'ils peuvent même être excommuniés 
par les précheurs. 

(Simple analyse.) Fol. 185. 

(1246). Datum Lugduni v° idus januarii, pontif. nostri anno tertio. 

Innocent IV, pape, confirme I'institution des deux chapelains 
épiscopaux dans 1'église de S'-Lamberl a Liége , ainsi que les pré- 
bendes et revenus qui leur sont assignés sur la table episcopale. 

Fol. 102. 

1246 Datum Lugduni id. januarii, pontif. anno 4°. 

Bulle d'Innocent IV, qui déclare que dans Ie cas oü la contrée 

habitée par les frères précheurs serait frappée d'ezcommunication 

ou d'interdiction, leurs serviteurs n'en sont pas atteints. 

(Simple analyse). 

Fol. 135. 



(45) 

(1247) Datum Lugduni viii kl. aug., pontificatus nottri anno 

quinto. 

Innocent IV déclare que les religieux de S*~Jacques ne peuren t 

être injustemenl forcés a donnera personne des pensions ou béne- 

fices ecclésiastiques , au moyen de lettres apostoliques qui ne fe- 

raient pas une menlion expresse de la présente indulgence. 

(Description de la bulle). 

Fol.81. 

1248. Mense martio, in vigilia Annuntiationit Domino: (24 mars]. 

Vidimus donné parle chapitre de Liége des lettres de Henri élu 
de Liége [en date du mois de mars 1248 in erastino B, Benedicti 
abbatis; 22 mars] , parlesquelles ce dernier donne cent bonniers a 
perpétuité a Lambert de Solario, maintenant son maréchal, et a ses 
hoirs, au eens annuel d'un denier d'or, dans la forêt située sur Ie 
territoire Amanien$i$ } au lieu appelé Tourou. Ils devront de plus 
pour ladite concession cinquante muids d'avoine a la S*-André. Ils 
pourront défricher la forêt et nous devrons les protéger contre 
toute violence , en leur laissant la liberté du chemin pour aller a 
Huy et a Aman (Amay). 

(Sceau du chapitre.) 

Arch. orig. des frères prêcheursde Liége. 

Fol. 133. 

1248. Mense martio in erastino beati Benedicti abbatis» 

Henri , élu de Liége , ayant donné a Lambert de Solario, son ma- 
réchal, et a ses héritiers , cent bonniers de forêt in territorio Ama- 
nienst dans Ie lieu appelé Conrou l , moyennant un eens annuel de 
50 muids d'avoine, déclare que lesdits héritiers, après Taccomplis- 
sement de toutes les clauses de la charte de donation , ne devront 
plus payer ledit eens pendant cinq ans, a parlir de Ia S l -Remi pro- 
chain venant. 

(Description du sceau de Henri). 

Archiyes originales des frères prêcheurs de Liége. 

Fol. 128. 

1 Plushaut Tourou. 



(46) 

1249. Feria tertio, post festum S^-Petri ad vineuia. 

Henri , élu de Liége , déclare que la coutume de 1'évêché étant 
que Pévêque ou 1'élu ait une prébende, il réservera pour lui la pre- 
mière qui deviendra vacante et ne la confèrera a personne. 

Fol. 169. 

1250. Datum V idus novembris. 

Pierre, évêque d'Albani , légat du Saint-Siége, déclare que dans 

1'église de S*-Lambert de Liége 1'évêque doit toujours posséder une 

certaine prébende dont les reyenus sont réserves a ses deux cha- 

pelains. 

Fol. 183. 

1250. In FigiliaB* Johannis Baptistae. 

Henri, élu de Liége, déclare qu'il s'est réserve la prébende deve- 

nue vacante par la mort de H. De Vaiana, élu de Maestricht, et 

qu'il veut en faire jouir ses deux cbapelains , Lambert de Troyes 

et maitre Albéric, 

Fol. 163. 

1251. Datum Lugduni idus tnartii, pontificatus nostri anno 

octavo» 

Innocent IV, pape, donne des lettres executoir es pour que 
1'institution de la table episcopale et 1'emploi de ses revenus en 
faveur des deux chapelains ait lieu dans 1'église de Liége. 

Fol. 104. 

1251. Datum Lugduni idibus martii, pontif. nostri anno octavo. 

Innocent IV, pape, confirme 1'institution faite par 1'évêque 

Hugues, de deux chapelains épiscopaux, auxquels il a assignéles 

revenus de la prébende que possede Févéque par un ancien usage. 

Il confirme en outre la reconstitution faite par Pierre d'Albani, son 

légat. 

Fol. 169. 
1251. Menie novembri. 

Le chapitre de 1'église de SVMartin de Tours adresse a celui de 



i 



(47 ) 

Liége du même nom , une lettre de fraternité et d'union , comme 
ce dernier 1'avait demaodé, et il 1'exhortea envoyer a Tours quel- 
qu'an des siens tous les sept ans , conformément a la teneur dadit 
acte de fraternité. 
(A dom. Kessel cantore B. Martini). Fol. 110. 

1 252. Leodii 6 hal. januarii, pontificatus dotnini Innocentii , 

papae IIII, anno decimo. 

Hugues, cardinal-prêtre du titre de S te -Sabine , légat du Saint- 
Siége , accorde aux frères prêcheurs de Liége la permission de cé- 
lébrer les offices divins dans les églises oü ils se trouveront , malgré 
1'interdit général, ayant soin toutefois de fermer les porles, de ne 
point sonner les cloches , de célébrer les offices a voix basse et d'en 
exclure les excommuniés. 

(Sceau du légat). 

Archives originales des frères précbeurs de Liége. 

Fol. 129. 

1255. Feria secunda in vigilia divisionis apottolorum. 

Les prélats et les chapitres de toutes les églises et couvents de 

Liége, déclarent qu'ils se prêteront dorénavant une assislance 

mutuelle en loute occasion , et qu'ils supporteront en commun les 

dommages qui seront causés a 1'un d'eux. 

Fol. 173. 

1253. Sabbato post festum Beati Martini hyemalis. 

Privilege accordé par Henri, élu de Liége, aux families des églises 
pourles exempler de la juridiction temporelle de la cité. 

Fol. 861. 

1254. Machliniae, idus februarii. Indict. XII. 

Confirmation et vidimus du privilege de Henri , élu de Liége , 
relativement a 1'exemplion des églises dans la juridiction temporelle 
de la cité , donnée par Guillaume , roi des Romains. 

Mention, a la même page, d'une confirmation du pape Alexandre 
pour ce même privilege, en date dn 12 hal. jan. 1254. 

Fol. 261. 



(48) 

(1254). Datum Later anen. 4. id. apr., pontificatus anno primo. 

Bolle d'Alexandre IV, qui accorde aux frères prêcheurs Ie droit 
d'enterrer librement loule personne dans leurs cimetières. 

(Simple analyse). 

Fol. 135. 

1259 (?) In festo Beati Andreae apo stolt» 

Frère Jean de Maestricht et Ie couvent des frères prêcheurs 

d'Aix-la-Chapelle, de Ia province Teutonique, voulant reconnaitre 

la faveur que lui a faite Ie couvent du même ordre , de la province 

Francaise , a Liége , en accordant a leurs frères quemdam locum 

S ei Viti nuncupatum , pour prêcher, recueillir des aumónes , etc, 

1'espacededouzeans, prometlent de payer chaque année, pendant 

Ie même ter me, trente-deux florins de Horne aux prêcheurs de Liége. 

Arch. orig. des frères prêcheurs de Liége. 

Fol. 133. 

1259. Apud Franchal, in octob. 

Accord fait entre Henr'i, élu de Liége, et Thomas, archevêque de 

Reims , touchant leurs droits respectifs dans les villages de Saint- 

Memins, Floins, Flaigneul, Ylli, Guionne, Villers-Sarnay , Daigny, 

Lamoncelle, Rubiercprt, Lamercort, Yassailles, Balans, Proons 

emprès lebois, Porons, Mont-S^Remy, Sedens, Terbie, Douze, 

Franchal , Ia rivière de Chiers et la forêt de Bouillon du cóté de la- 

dite rivière. 

Fol. 206. 

1265. VI kal, julii, indiet, F, pontificatus vero domini 

Urbani III 1 anno primo, 

Le pape Urbain IV confirme la fondation du monastère de So- 
lières, ainsi que toutes les libertés, privileges et immunités , ante- 
rieurement accordés aux religieuses de cetle maison. Parmi les 
biens dont il leur confirme la propriété se trouvent un moulin a 
Huy et pltisieurs parts a d'aulres moulins de la même ville ; des 
terres a Avins, Moseron, Marnaris, Abrimeis, Latines, Elmonsée, 
Fys, Elbrenais, Tearus, le patronat et les dimes de Bens et de 
Ramelo, celles de Tisange , d'Antines, de Perveis , de Jalim et de 



(49) 

Filées , des terres a Alonsart , des bois a Chefait , Biertainfontaiiie 
et Beau-pré , et Ie quart de la dime des bois de Beaufort. 
(Sceaux, bulles et signaturés.) 

Fol. 99. 

1264. Le jour del Astention , a Lovaingh devant Ie casteal* 

Alaiz, duchesse de Brabant et de Loherègne, déclare que devant 
Henri , évéque de Liége , la paix a été f ai te entre Wilhaume de Ber- 
gynes , Baudouin «on frère , Ywin de Flepe , Nychole Dudengyen , 
coupables de la mort de Godefroid et de Jakemen de Flepe , son 
frère, et toute leur parenté d'une part , et Jakemon de Clermont, 
oude ma ter nel des victimes, avec toul son lignage $ a telles condi- 
tions que les qualre meurtriers susdits ont pris la croix et doivent 
aller outre mer a la Terre Sainte, sans revenir, a moins que Jake- 
mon de Clermont et Arnul de Flepe ne les rappellent, selon les pou- 
voirs qu'ils en ont de leurs amis. Et après euz , le$ pouvoirs de Ja- 
kemon passent a Jean de Bealfort son oncle, puis a messire 
Rygaulx de Bealfort , sire de Falaix , et ensuite au plus prochain de 
son lignage. Les pouvoirs d'Arnul de Flepe passent a Arnuiz de 
Walehain , son frère , et ensuile a son plus prochain parent. 

Guillaume et Twains qui étaient hommes de Godefroid , ont de 
plus remis tous les fiefs qu'ils tenaient de lui entre les mains de 
1'évêque de Liége, lequel lesa rendus a quatre membres du lignage 
de Godefroid ; et Ie délai de leur départ est fixé a S*-Jean-Bapliste 
prochain «n un an , terme après lequel ils sont bannis du Brabant. 

(Description de plusieurs sceaux.) 

Fol. 145. 

1264. Sabbatoposi feslum B. Matthaei. 

Arnould, comte de Looz, confirme la donation d*un fief situé a 

Wentersoyen faite a 1'abbaye d'Herckenrode par Raes de Schoen*» 

winckele qui Ie tenail de Guillaume de Dessenere, et déclare que 

te dernier a renonce lui-même a tout benefice de son droit. 

(Ex lib. cartarum). 

Fol. 310. 

Tom. ix. 4 



(50) 

1264. Feria tertio post festum B. Petri ad vincula. 

Le chapitre de Liége règleles différends existant entre 1'abbé de 

S'-Jacques , le cbevalier Fastré de Ferme et son fils Robert , sur la 

prétentionqu'avaient ces derniers d'être hébergés, en tout temps au 

monastère de S*-Jacques , avec leur» chevaux et leur suite. 

(Descript. de deux sceaux.) 

Fol. 44. 

1265. Le semedick devant le feite sayns Andrieus. 

Mention d'un acte passé devant les hommes de la Chèze-Diew , 

1'official de Liége etM e Gérard du Temple. 

(Hors Tarchive des chevaliers de Villers-le-Temples en Condros, 

visis originalibui.) H. V. D. B. 

Fol. 121. 

(1265). Datum Perutii, xvii kal.julii., ponlif. anno primo (trans- 
tumptii officiis curiaede data 1267. Mensejanuario). 

Bulle du pape Clément IV, qui donne aux frères prêcheurs, pen- 
dant la vacance du siége épiscopal, le droit d'absoudre ceux qui se 
confessent a eux, et de changer les voeux en d'autres oeuvres de 
piete. 

(Sim pi e analyse.) Fol. 137. 

(1265-1268). Datum Perusii xvii kal.julii, pontif. anno 

Bulle du pape Clément IV, déclarant que les frères prêcheurs 

ne peuvent être excommuniés que par Ie souverain Pontife. 

(Simple analyse.) 

Fol. 134. 
1267. Mense junio. 

J., prieur du nouvel hópital de Liége, et les frères et soeurs de la- 
dite maison , déclarent avoir vendu quatre muids de spelte a Béa- 
trice, béguine, pour dix marcs de Liége, et avoir employé eet 
argent a 1'achat de trente-sit muids qu'ils étaient tenus de payer a 
Gilles Cramadar héréditairement , sur leur moulin de Yillers situé 
au lieu appelé Enbruek. 

(Sceau du nouvel hopital dessiné.) 



(51) 

Archives originales des frères précheurs de Liége. 



Fol. 130. 



(1267). Dat. Viterbii, fykaJ.julii, pontif. anno tertio. 

Balie de Clément IV , qui permet aux frères précheurs de s'ab- 

soudre et de recevoir les sacrements méme en temp» d'interdit. 

(Simple analyse.) 

Fol. 136. 

(1267). Datum Viterbii , 13 kal. janna. , pontif. anno tertio. 

Bulle du pape Clément (IV), qui permet aux frères précheurs 
d'user des sacrements ecclésiastiques au temps de 1'interdit , et de 
célébrer la messe a portes elauses, au temps de 1'interdit Ie plus 
strict (strictittimi). 

(Simple analyse.) Fol. 139. 

(1267). Datum Viterbii, X kal. febr., pontif. anno tertio. 

Bulle de Clément IV, qui défend d'élever aucune maison reli- 

gieuse auprès d'un couvent de frères précheurs, et qui détermine 

a quelle distance. 

(Simple analyse.) 

Fol. 187. 

1269. Datum et actum Leodii, sabbato poet oetavas 

S** Dionysii. 

Le prieur et les frères du Mont-Carmel reconnaissent cerlaines 

obligations envers le couvent de S*-Jacques , pour le lerrain qui 

leur a élé concédé sur la paroisse de la Madelei ne-en-Ile , et pour 

la permission qu'ils oot eue d'y construire une chapelle avec un 

clocher. 

Fol. 28. 

1269. Dominica ante festum beati Jffarci evangelisfce. 

Henri , évéque de Liége , déclare s'en remettre a 1* arbitrage du 

comle de Looz . pour savoir le nombre de personnes par lesquelles 

il doit faire hommage a Tarchevéque de Reims. 

Fol. 295. 



(52) 

1269. Mense februario. 

Guy , comte de Flandre et marquis de Namur , fait 1'abandon 

d'une redevance que les moines de S*-Jacques lui devaient, sous Ie 

nom deporsoing , pour la terre d'Havrech dans Ie comté de Namur , 

et reduit ses dro'its a une rente de 60 sols par an. 

(Description du sceau de Guy. ) 

Fol. 34. 

1 271 • Crastino beati Remi git. 

Radulphe, prieur général des frères de 1'ordre de Notre-Dame 
du Mont-Carmel, confirme la convention de 1269, passée avec l'ab- 
baye de S l -Jacques. (Voy. plus haut.) 

( Il y a un seel en cyre yerde , portant l'effigie Nostre-Dame nais~ 

sant , ou a demi , avec Ie petit Jésus a son bras gauche , assise sur 

une église entre deux thoures , et dessoub un carme a genoux , 

mains joinctes). Note de V. D. B. 

Fol.30. 

1275. La nuict de Vinvention sainte Crois. 

Testament de Humbert de Ferme , chevalier. Détail de biens qu'il 
laisse a la lable du S^Ësprit de Ferme et de Seve. 

( Description de deux sceaux. ) Fol. 42. 

1275. El mois de teptembre. 

Jean, avoué de Tbuin et sire de Marchines, fait échange de 
quelques biens avec messire Jean de Warnans, dit des Preis, en pré- 
sence de Renier de Vileir , commaistre des maisons du Temple en 
Hesbaye. 

(Une liste des hommes de fief des chevaliers du Temple pour 

les terres de Musal , Warnans et la entour.) 

Fol. 504. 

1275. Oppenheim, quarto idus septembris, indictione tertia. 

Rodolphe , roi des Romains , confirme Ie jugement qu'il avait 
rendu au tribunal de Tempire, et d'après lequel il n'est point pernis 
aux échevins de Liége de porter de sentences contre les suppó t) 
des églises. 

(Voyez une autre mention de eet acte, fol. 262.) Fol. 360. 



i 



(53) 

1277. Le diemenee c'un ehante Lcetare Jkerusalem, c'est en 

mi-quarême. 

Convention relative aux deseors et besten* qui s'étaient élevés a 
Liége, a l*occasion delle fermeteit , entre les églises et la commune. 
L'assemblée réunie a S'-Lambert , décide qu'on élira une commis- 
sion de douze , chargée de lever une assise sur la cervoise pour re- 
faire les chaussées, les ponts, les entrees, les murs et les fossés 
de la cité , ld ou besons en serat et mestier* évident. Les parties 
jurent en outre ke on ne léverat mais , dedens Lie'ge , fermeteit ne 
ehoese qui por fermetier soit contée. 

(Gnq sceaux brisés. ) 

, Fol. 137. 

1280. Mense augusto. 

Jean , duc de Lothier et de Brabant , ordonne a tous les baillis, 
mayeurs, officiers, receveurs de tonlieu , etc, de ses domaines, de 
laisser passer, librement et sans payer , tous les objets qui appar- 
tiendront aux frères prêcheurs de Liége , et de leur préter assis- 
tance au besoin. 
(Sceau du duc Jean décrit. ) 
Archives originales des frères prêcheurs de Liége. 

Fol. 131. 
1280. Mense augusto. 

Renier de Veilerus, chevalier , déclare les conditions auxquelles 

il a recu in perpetuam estithiosim de M e Gilles de Surelet , investi 

de Seraing, certains biens situés a Scopiton ', d /e Marehale, d Bri- 

con Marlière , d Reies , d Hollogne, d Mean f sur leJoncour de Cro- 

toie, sur les Serreies de Mons , subtus Tiliam de Mons. 

(Description de trois sceaux. ) 

Fol. 46. 

1281. Mense martio, 

Le doyen el le chapitre de 1'église S^Barthélemi de Liége , aban- 

1 Parmi let dépendances de la commune de Mons, arrondissement de 
Liége, on trouve Crotteux, Mean , Souxhon. Une erreur de locturc pent 
avoir fait de ce dernier mot Scopiton, 



(54 ) 

donnent les droits qu'ils avaient è la dime d'une partie de (erre 

comprise dans Ie terrain des frères mineurs. 

(Sceau brisé.) 

Fol. 143. 

1282. Le jour de la Pentecoste, en nosfre chasteau de Lembourg. 

Jean, dnc de Lotbier, de Brabant, etc. , dopne a Thomas d'An* 
tbines, cbevalier, la haute vouerie et vicomté, avec tous au tres droits 
et juridiction , que ceux de Hoiifalize tenaient de lui comme due 
de Limbourg , au lieu d'Anthines et d'Ouhare. 

Suivent les droits seigneuriaux appartenant a ladite avouerie. > 

(De son original, au chateau d'Anthines. ) 

Fol. 323 et 877-870. 

(1282). Datum apud Urbem veterem, kal. octob., pontif. anno 

tecundo. 

Bulle de Martin IV , qui permet aux frères prêcheurs de eon«* 

fesser et de prêcher autant qu'ils le voudront. 

(Sim pi e analyse. ) 

FoL 136. 

1283. Op Sint Odulfcus avent. (17 juillet.) 

Jean de Meurs confirme, de concert avec Godefroid de Boicholt, 

mari de sasceur Alis, la donation d'une cour a Holst (een houfstede 

zu Holst) faite par son père, le comle de Meurs, a 1'abbé et aux 

religieux de Campen. 

(Description de qualre sceaux. ) 

Fol. 102. 

1283. In nativiiate beuti Johannis Baptistce. 

Jean , duc de Lotbier et de Brabant , et Godefroid son frère , 
s r d'Arschot et de Virson, accordent a Jean, dit de Riviren, la di- 
yision et la distinction qu'il leur avaitdemandées de son droit, avec 
Je leur, sur tous les biens qu'il possédait dans 1'alieu d'Arschot. 
De plus , ils reconnaissent Jean de Riviren comme issu des comtes 
d'Arschot ac de fratre majore. 



(35) 

(Ex charta deposita ad sacellum de Rivieren , in ecclesia colle- 

giata S. Petri Lovaniensis.) 

Fol. 157. 

1284. In craitino dominicce qua cantatur Oculi. 

Jean , évêque de Liége , promet aux religieux de S'-Jacques de 
ne transporter ni en fief, ni en emphyléose, a Robert de Ferme 
ou a ses successeurs, ia seigneurie de Ferme, donl 1'abbé Guiltaume 
lui avait fait Ia cession. 

(Description du sceau. ) Fol. 43. 

(1288). Datum Reoti. V kaL aug. f pont. anno primo, 

Bulle de Nicolas IV, portant exemption pour les frères prêcheurs 
tant au spirituel qu'au temporei . 

( Simple analyse. ) Fol. 130. 

1289. Indietione II, 16 kal. no». 

Acte d'une donation faite a la maison militaire du Temple en 
Hesbaye , par Bauduin de Berseies , et Marie , veuve de son frère 
Guillaume, afin que Téglise de Berseies fut pourvue a Tavenir 
d'un recteur. 

(De M. 1'échevin Masset. ) Fol. 326. 

1292. Colonias, decimo septimo kal. octobris. Ind. V. 

Adolphe, roi des Romains, confirme dififérents privileges ac- 

cordés a Fabbaye de Thorn , par Henri , roi des Romains , super 

mercaiu , thelonio, et districtu ejusdem villa Thorentis et sur les 

églises de Beka , Hamerca et Avesaka. 

Fol. 621. 

1292. Feria secunda post Quasimodo. 

Waleran , comte de Juliers, sur la renonciation faite par Gode- 
froid de Dessener, qui en était Ie véritable héritier , donne en fief 
a son frère Amis de Dessener une arée (area) avec quatre bonniers 
de terres labourables audit Dessener. 

(Ex originali. Sceau brisé. ) Fol. 310. 



L 



(56) 

1292. IncrastinoB. B art kolomai apo stolt. 

Le chapitre de Liége reconnait que 1'église ayant acheté 1'usu- 
fruit et le droit de la dame de Mirwart et de soa mari Henri de 
Belleconste , sur le chateau de Mirwart et ses dépendances , les- 
quels droit et usufruit montaient a la somme de 200 livres tour- 
nois , il a été convenu que ladite dame recevrait sa vie durant, sur 
la bourse de 1'évêque , une rente annuelle de cent livres tournois 
noirs* 

Fol. 181. 

1295. Le vendredt pardevant la fesie St.-IVicholaï. 

Guy , comte de Flandre et marquis de Namur , termine les dé- 
bats qui existaient entre le convent de S*-Jacques , d'une part, et 
Robert de Ferme , cbevalier , arec Fastré son fils , pour la justice 
de Seve , de Ferme et de Tiermoing. 

(Description du sceau de Guy et dessin du sceau de Wathier de 
Merlemont.) Plusieurs témoins. 

Fol. 35. 

1297 (?). Le mardi après le feite de la nativiteit de sain Johan- 
Baptiste milh doi$ eens etdii et set. 

Les échevins de la cité de Liége rendent k la maison du Temple 
de Viset, 19 bonniers de terre que leur ont laissés Walier Carol et 
dame Sophie, sa femme, a charge de payer chaque année 50 muids 
de spelte a Téglise Notre-Dame de Viset. Ernus de Carnoir, mai- 
res de Liége , mit eet acte en la garde des échevins. Parmi les 
échevins , sont nommés Jakemes Calot , Jakemon de Lardier , 
Loweit Surelet *. 

(Dessin de plusieurs sceaux des échevins de Liége. ) 
(De M. Téchevin Masset. ) 

Fol. 327. 

1 Dans Foullon , il y a un extrait d'un acte de 1300 , oü se trouvent 
cités Louy Surlet, Jacquemin de Lardier, Jacquerain Chabot, C'est oe 
qui nous a engagé a mettre cette pièce sous la date de 1307. 



( 87) 

1300. Datum in Ezzelinghen , 14 hal. octobris , indict, Xlll f regni 

vero nostri a° VII. 

Acte par lequel Albert, roi des Romains, promet assistance 
contre les Liégeois a Hugues, évêque de Liége, et recott de lui 
Une promesse semblable contre Jean, comte de Hainaut ! . 

Fol. 298. 

1500. Le samedi aprês l' as eens ion de Nottre-Saingnor. 

Le conseil de la cité de Liége et le couvent des Cornillons, éta- 
blissent frère Lambert , maitre delle courte Douche , pour faire 
échange avec 1'abbaye de S*-Jacques, d'une cerlaine partie de 
hiens situés a Rokelenges et a Doincke. 

(Description du sceau de la cité. ) Fol. 40. 

1304. Die Mercurii festo beati Martini hyemalii. 

Thibaud, évéque de Liége, déclare qu'il a promis de s'en remeltre 
a l'arbitrage du comte de Looz, sur le nombre d'hommes par les- 
quels il doit faire hommage a 1'archevêque de Reims. 

Fol. 805. 

1304. Feria secunda ante fettum beati Servatii in menie maijo. 

Werric, abbé de S*-Laurent, déclare qu*ü a vendu a frère Ri- 

chard de Crispoye, représentant les hospitaliers de Jérusalem, 

dont la maison est a Flémale, lous les biens consistant en terres 

labourables , eens, alleus, fiefs , justices , droits, fruits, revenus 

des dimes, etc, que le couvent de S*-Laurent avait audit Flémale, 

moyennant 750 liv. de petils noirs tournois qu'il a recus, le tout 

avec le consentement de Thibaud , évêque de Liége. 

(Ad. scabino Masset, 21 oct. 1643.) 

Fol 118. 

1 Fisen mentionne eet acte «ons la date du 14 des kal. de janvier, t II, 
p. 40. Vanden Berch ajoute en note : u Indictio hujus instrumenti con- 
cordat cum anno Domini , sed annus regni Albert i regis non concordat 
cum aliis auctoribu» » Albert ne fut en effet roi des Romains qu'en 1208. 



(58) 

1304. Le lundi aprês les otaveles de Sacrament. 

Thibaud (de Bar) , évêque de Liége , confirme la vente faite par 
Werric , abbé de S*-Laurent , et conlraclée par Jean , commandeur 
des hospitaliers d'oulre-mer, séants a Flémale , de 60 bonniers de 
terre , situés audit lieu , du quart de la dime de Flémale , grosse 
et menue , du droit de patronage de 1'église , elc. , et déclare que 
ledit Jean tient désormais tous les biens en fief de Févêché de 
Liége. 

(Utsupra.) Fol. 120. 

1306. Le jour del c onversion sain Paul le apostole , el mois 

de janvier, 

Thibaud, évêque de Liége, fait connaitre aux échevins de la 

cour de Seraing et d'Avroit , qu'il a donné quittance a du meffait 

troveil et rapporteit par les voirs jureis de charbenage et les eske- 

vins de Seraing , a le haye del allou , sor ceas de 1'église de S'-Ja- 

keme, del warissal qui la fut prechiet. » Il y joint une commission de 

charbonnage sur le lieu appelé en Roufays et une autre sous 

S*-Jacques. 

(Description du sceau de Tbiebaus. ) 

Fol. 47. 

1309. In craxtino beati Dionysii. 

Acte constatant la mention faite sur un ancien titre en parche- 

min , de Jean, fils de Erwin, de Gossuin , fils de Winand, cheva- 

ïiersde Fouron-S'-Martin, de Henri de Antin dit Mortier, de Jean, 

s r deGronselt, chevalier de la cour de Fouron-S'-Martin, de Adam, 

clerc, fils de Winand , chevalier de Fouron-S^Martin. 

( Description du sceau de Jean de Gromsell.) 

Fol. 65. 

1311. Vigilia Nativitatis beati Johannis baptistat. 

Arnoud , comte de Looz, Marguerile sa femme, et Louis, comte 
de Chiny leur fils , restituent a Tabbaye de S l -Jacques de Liége les 
dimes de Asse. 

(Description des (rois sceaux. ) Fol. 15. 



(59) 

1512. Le ix e jour du mots de jenpier. 

Record renda par les écheyins de Liége , sur la questiou sui- 
vante : u Si de faict ou de dict que li maistres et ly jureis de Ia cité 
de temps passé aient fait ou dit . et de temps advenir facheot ou 
dyent ensemble , ung chascun par luy ou nom de nous et par le 
besogne de nous et de la cité , si les écheYins de la cité ou autres 
en ont a cognoistre et a juger enconlre les maistres et les jureis. » 

Fol. 328. 

1314. Feria sexla post octavos Trinitatis. 

Aelis, fille d'Ida, dite de Stopitou * , Jean Cilicus, dilCeles, 
Stassin , Colin et Berle , héritiers d'Aelis , reconnaissent avec Jean 
de Haneffe , cbevalier , en présence de Francois de Milan , chanoine 
et gardien de S'-Lambert de Liége, qu'ils sont serfs et appartiennent a 
la familie dudit Jean de Haneffe, lequel les a offert» a l'église de Liége 
et de serfs les a faits affranchis (libertos) , moyennant un eens ao- 
nuel d'un denier de Liége , payable par chacun d'eux et par leur» 
successeurs aux gardiens de ladite église. 

(Description du sceau de Francois de Milan.) 

Fol 85. 

1318. Die beati Matthwi apottoii et evangelista*. 

Arnould , comte de Looz , et Marguerite sa femme , déclarent 

renoncer a tous lesdroits auxquels ils avaient jusqu'alors prétendu 

en qualité d'avoués de S*-Jacques , excepté toutefois au payement 

annuel de trois mares six deniers de Liége, d'une pelisse d'agneau 

et de bottes (bottas) , a prendre sur la cour de Buelses (Buelhes) a 

Rokelenges et sur les biens du eouvent a Bacengbes. De son cólé, 

Guillaume, abbé de S'-Jacques, promel dix muids de spelle pour 

leur anniversaire. 

(Pas de sceaux.) 

Fol. 84. 

* Nou» avons préoédemmeot tu Scopiton dans un diplóme de 1280. 



(60) 

1315. Le jour delle êain Mathien Vapostle , el tnois de septembre. 

Autre original de la renonciation du comte Arnould qui précède, 

mais cette fois en langue romane. 

(Description de quatre sceaux.) 

Fol. 19. 

1317. Le samedy devant le tain Thumas , ou mots de 

décembre. 

Fastreis des Bareis de Bafroipont, demeurant a Havrech, trans- 

porte a 1'abbaye de S*-Jacques plusieurs biens gisans en divers lieux, 

qu'il relevait de Jean de Fiandres, comte de Namur, et ce dernier 

consent a ce que 1'abbaye les tienne de lui en franc-alleu. 

(Description de six sceaux, ) 

Fol. 62. 

1318. El mois (Toctembre. 

Frère Jean de Saumes, de 1'hópital de S*-Jean de Jérusalem, et les 
autres frèresdudit hópital, qui jadis furent du Temple, ont donné, 
livré el acensé leur maison de Viset , qui jadis fut du Temple, avec 
toutes les appendances, a mons r Wautier de le Sauch, chevalier et 
a sa femme. 

( Description des sceaux de Jean de Saumes et de Wautier del 

Sauch. ) 

Fol. 504. 

1 320. Le mercredi devant le saint Gielle après aoust. 

Sentence rendue par arbitres sur le dinerend mu entre Robert 

d'Orjo et 1'abbé de S*-Hubert , sur le treffon des héritages et la 

vouerie du ban d*Ausereie (Ansereme), Tabbé devant demeurer 

seigneur treffoncier, et Robert d'Orjo , avoué. 

( Du comte de Rivière-Arschot et de Heers. ) 

Fol 792. 

1321. Indictione Hl/. Mensis septembrit die septima. 

Jean , s r de Heers-le-Chaleau , déclare qu'il n'a nullement 1'in- 
tention de s'opposer a ce que mons r Henri , abbé de S*-Jacques et 



(61) 

Ie convent cultivent les terres qu'ils ont dans Ie domaine de Heers. 

( Description du sceau de Jean de Heers. ) 

Fol. 76. 

1322. Le jour delle fette S^-Remy elle chiefd'octobre. 

Pierre de Hubine, chevalier et voué de Marloye, déclare en quoi 

consisle 1'assise de la haute vouerie de Marloye, laquelle est un fief 

de 1'église de Liége. 

Fol. 748. 

1322. Le vendredi après le flest l'ascension JY.-S. 

Jean, s r de Heers-le-Chaleau, chevalier, reconnait qu'il n'a aucun 
droit sur les biens de 1'église de S*-Jacques, mais qu'ils sont quittes 
et liges et francs-alleus a ladite église de S^Jacques, sauve la haul- 
teur seulement. 

(Description de trois sceaux. ) Fol. 70. 

1325. In vigilia beatorum Philip pi et Jacobi apostolorum. 

Henri , abbé de S'-Jacques, déclare la donation faite a son cou- 
vent par Renier de Fier et son épouse Cécile, pour l'accroissement 
de la chapelle de S*-André , sise en 1'église S te -Marie-Madeleine ad 
transitum *. 

( Description du sceau de 1'abbé et de celui du couvent. ) 

Fol. 77. 
1328. Die decima mensis decembris. 

Les chanoines de Liége , résidant en cour de Rome , adbèrent a 
la translation du chapitre dans la ville de Huy, nécessitée par les 
troubles de la commune de Liége , et par les ou tra ges auxquels le 
clergé y était en butte de la part des maitres, gouverneurs, jurés 
et bourgeois. 

(Ex arch. S. Lamb. a dom. Ar : Ho :) Fol. 114. 

1325. Le mardi après le nativité Notre-Dame en mots de septembre. 
« Lettre extraite du papier c'on dist az ahailles, faisant mention 

1 S te -Madeleine-en-Ue , è Liége. 



(62) 

des aisemences de la cité de Liége et que les échevins n'oot autre 
loi que la loi Cbarlemagne. » 

(MS. du doet. Mean.) Fo). 823. 

1526. Ferta tertta post festum beati Nicolai. 

D Ile Adele de Tbys , beginne , demeurant sur la paroisse de 

S*-Martin-en-Ile a Liége, donne buit bonniers et une verge de 

terre labourable sur Ie territoire de Bergilez, mouvants de la cour 

dudit lieu, a 1'eftet d'établir uo second chapelain pour 1'aulel de 

S*-André et de tous les sa i nis apötres , situé au parvis du couvent 

de S*-Jacques. 

Fol. 78. 

1328. Le mardit aprês le fleste delle sainct Donis. 

Les mal tres, échevins , jurés , etc, de la cité de Liége , recon- 
naissent que Gérard de Dinant, qui tenait, pour seize sous liégeois 
de eens annuel , une maison située sur le Ponl-d'Ile , a racheté 
cette rente moyennant une certaine somme d'argent qui a été em- 
ployee a acquitter les dettes dont la cité était chargée envers piu- 
sieurs sodiers I que Ton avait tenus pour la guerre faite contre 1'é- 
vêque Adolpbe et ses aidanls. 

(Description du sceau de la cité , avecl'effigie de S^Lambert et 

les mots: Sancta. Leg ia. Dei. gratia. romane. ecc leste, fitia. Le 

contre-scel présente un doublé aigle avec ces mots : S. sec red. ei- 

vium. civit. Leodien.) 

Fol. 00. 

1328. Indict. XI. 21* die mensis decembris. 

Acte notarié renfermant une protestation de plusieurs chanoines 
de Liége, qui avaient été pris et détenus a la Violette de la part 
desmaitres et jurés de la cité, déclarant que s'ils s'abstenaient du 
service divin , ils n'entendaient point le faire comme étant frappés 
d'interdit , mais dans la crainte que les chanoines et le chapitre 
résidanl a Huy , ne procédassent contre eux et ne leur causassent 
du dommage. 

( Sceau du notaire. ) 

1 Sodiers, saudoyert, gent de guerre. 



(63) 

(Habui a receptore beneficiatorum S. Lamberti, 11 ju!. 1640.) 

H. V. D. B. 

f ol. 160. 

1332. Le vigile delle feste St-Lambert martyr. 

Lettre des Vinniers ou reglement d'Adolphe, évêque de Liége, 
pour ia ven te des vins étrangers. 

(Extraite d'un MS. du docteur Mean , qui 1'avait copiée chez les 
écbevins de Liége.) 

Fo). 321. 

1333. Le dimenche après le Sainct-Bernard, 12 jour enjung. 

Sentence prononcée au nom du roi de France a Cambrai , par 
Févêque de Térouane , 1'abbé de S^Nicaise de Reims, rarchidiacre 
de Tournay , etc., dans le dinerend élevé entre 1'évêque de Liége 
et le duc de Brabant. 

Fol. 226. 

1333. In monasterio S. Adriani de Geraldi monte , men sis oc tob ris 

die xvi. 

Louis, comte de Flandre , de Nevers et de Rethel, se reconoait 
vassal del'église de Liége et fait relief a 1'évêque Adolphe pour les 
fiefs de Malines , de Grammont et de Bernehem. Cette pièce est 
signée par plusieurs écheyins de Liége et quelques chanoines ou 
notaires publics. 

(Haec ex Johanne Ultramosano. Idem babetur in CornelioZant- 
fliet , fol. 208, 6.) 

Fol. 177. 

1334. A Cambray le xxfi jour de tnay. 

Paix de Cambrai prononcée au nom du roi de France , par l'évê- 

que d' Ar ras et différents commissaires , entre le duc de Brabant et 

révêque de Liége. 

(Cecy est extrait hors Jean d'Oultre-Meuse.) 

Fol. 228. 



IP 



(64) 

1354. A Amiens le pénultiême jour d'awoust. 

Ordonnance arbitrale de Philippe , roi de France , sur les diffé- 
rends entre Ie duc de Brabant et 1'évêque de Liége. 

(Imprimée dans la chronique de De Klerk, 1. 1, p. 798.) 

Fol. 191 et 232. 

1555. Le vitte jour de Fenailmoix (juillet). 

Accord fait entre Jean , roi de Bohème et comte de Luxembourg, 
et Adolphe , évêque de Liége , au sujet du chateau de Logne. Cha- 
cune des parlies s'engage a ne jamais aliéner ce chateau des égli- 
ses de Stavelot et de Malmédy , et a ne jamais chercher a s'en 
emparer pour s'en servir en cas de guerre. 

(Ex libro cartarum domini decani majoris ecclesiae Leodiensis , 
fol. vii° lvi.) 

Fol. 247. 

1535. Donne' d Paris lejour de VEptphanie, 

Philippe, roi de France, ajoute a sa sentence prononcée a 
Amiens, dans le dinerend de 1'évêque de Liége avec le duc de Bra- 
bant , certaines assignations payables par ce dernier. 

Fol. 238. 
1558. Mensis octobris die 25. 

Sentence rendue par Adolphe , évêque de Liége , dans un diffé- 

rend élevé entre le chapitre de 1'église de Celles (maintenant de 

Visé), etnoble homme Jacques de Celles, au sujet de la translation 

du college et aussi du corps de SVAdelin. 

Fol. 329. 

1559. 

Mention d*un acte par lequel Thiéry , comle de Looz et de Chiny 
sire de Hynsberghe, transporte a Jean, duc de Brabant, l*ayouerie 
de Liége. 

Fol. 262. 



J 



I 



:% 



(65) 

1343. Le l 6 * de febvrier. 

Jean de Lardier, chevalier et échevin de Liége , reconnaït que 
1'abbaye de S'-Jacques doit avoir ia pécherie en Meuse depuis le 
lieu qu'on dit le Beiehe « qui stat alle Bovrie ainsi que droite ligne 
se porte de cel Beiehe encontre Beaurepaire. » 

(Description du sceau de 1'abbé Jean et de Jean du Lardier.) 

Fol. 70. 

1344. Apud castrum Verte [Vershoven] xi* die maii. 

L'évêque de Liége reconnait qu'il doit son hommage a rarchevê- 
que de Reiins et promet de le lui préter au lieu habituel, aussitdt 
que les circonstances le lui permettront. 

Fol. 895. 

(1347). Datum Avinione, kal. maii, pontificatus* nottri anno sixlo. 

Le pape Clément VI autorise l'évêque et le chapitre de Liége è 

se transporter partout oü ils le jugeront convenable pour leur 

süreté , toutes les fbis que les habitants de Liége se soulèveronl 

contre eux et voudront leur porter dommage. 

(Ex arch. S. Lamberti adom. Ar. Ho.) 

Fol. 114. 

1330. (En francais). 

Analyse d'une charte de S*-Jacques oü il était fait mention d'une 
döiie Marie , femme de Gerlac de Mondersdorp , chatelain de Wa- 
remme , laquelle Marie était fille de Baudouin, jadis chatelain de 
Waremme et de dame Geile , qui avait épousé en secondes noces 
messire Henri de Pitersem, chevalier. Il y est aussi fait mention de 
plusieurs au tres noms. 

(Pas de sceau.) Fol. 80. 

1336. Mentit aprilis die xiii. 

Louis , comte de Flandre, de Nevers et de Bethel , fait relief a 
l'évêque Engelbert de Liége pour les fiefs de Malines , Grammont 
el Bornehem , et promel en oulre . avec serment , de maintenir les 
Tom. ix. 5 



( 66) 

conditions et arlicles du contrat de vente fait entre son père et 
1'évêque Adolphe de La Marck , pour la ville de Malines. 

Fol. 178. 

1356. Doux? jours en moix d'apvril. 

Pierrede Chinvilhe, chevalier, donne qüittance a 1'abbaye de 

S'-Jacques des biens de Malle et de Seluzes, qu'il a vendus a Gillon 

Bacheler, procureur et agent de ladite abbaye. 

(Descript. du sceau de P. de Chinvilhe.) 

Fol. 70. 

1557. Mensit januarii die decima quarta. 

Engelbert de La Marck , évèque de Liége , fonde Ie ïnonaslère 
des Ghartreux et y fait servir la donation qu'un eert ai n Jean, dit 
de Brabant, avait léguée a S'-Jacques. 

(Description dessceaux de levêque, du chapilre de S*-Lambert 

et de 1'abbé du couvent de S*-Jacques). 

Fol. 25. 

1358. Donné a Treit sur Moeuse quins e jours en décembre. 

AVenceslas de Bohème, duc de Luxembourg , de Lothier, de 

Brabant, etc, promet a 1'évèque Engelbert de Liége de venir, un 

mois après sa requêle , dans son chateau de Bouillon , faire relief 

du chateau de Mirwart, et, ajoute-t-il, de tout ce que Ton nous 

monirera que nous tenons dudit évêque. 

Fol. 181. 

1359. Le unzième jour del mois de jung. 

Le prévdtde Bouillon, Lambert D'Opey, et les hommes defief 
du chateau déclarent que le duc Wenceslas de Bohème a relevé et 
repris, en fief de pairie du chateau de Bouillon, du très-révérend 
père en Dieu Mons r Englebert , le chateau et la terre de Mirwart , 
avec tous leurs appendices et les hommages y apparlenants, sauf 
toutefois 1'avouerie de SVHubert qu'il tient de 1'abbé dudit lieu. 

(Plusieurs signatures de chevaliers.) 

Fol. 181. 






(67) 

1361. Le%\« jour <Vapv ril 

Jeanne, duchesse de Brabant, de Lembourg, etc, donne acte 
a messire Thomas d'Anlhines, du relief qu'il lui a fait pour les fiefs 
et 1'avouerie d'Anlhioes , dépendants du Limbourg. 

Fol. 883. 

1561. Seiz e jour en mots de jullel. 

Donation et relief faits par Mons r Thomas d'Anlhines dit du Fane, 
des biens et du fief a lui cédés par Damp Thomas Corbeal d'An- 
lhioes, abbé de Wausor. 

Fol. 880. 

t 

1363. La nuicte delle Sainct Mathteu apolsire. 

Eitrait d'un diplöme de Hugaes , abbé de Stavelot et de Mal- 
médy , duquel il appert que Thomas Corbeal d'Anlhines étail cha- 
telain du comté de Logne et podestat de Stavelot. 

Fol. 888. 

1562. Trez e jour en marche. 

Testament de Robert de Ferme , chevalier qui lègue une partie 

de ses biens en Ie vilhe de Termoin (Termogne) pour la fondation 

d'un autel. 

Fol. 44. 

Entre 1364 et 1378. (En latin). 

Positio pro justificatione judicii pacis pro parte episcopi Leo- 
diensis (res notatu digna), Avinione exhibita in consistorio publico 
contra ducem Brabantiae, ou réponse aM° Arnold qui avait plaidé 
lacause du duel pour Ie duc de Brabant, faite par 1'archidiacre de 
Liége , Henri de Tremogne. 

(V. D. Berch ajoute en note les motifs pour lesquels il attribue 

cette ptèce au règne de Jean de Arkel.) 

Fol. 198. 

Entre 1364 et 1378. (En latin). 

Sequuntursolutiones aliquae ad rationes allegatas pro parte ducis 
Brabantiae contra judicium pacis. (Autres raisons contre Ie duel 
suivies d'une ordonnance des champions en francais. ) 

Fol. 203. 



(68 ) 

1568. Del mots de genvier Ie xviejour. 

Mention d'un chirographe record « passé entre Ie maire et les 

échevins de la grande Flémale et frère Hou we. Pré vost, maitre de 

Chanterene l de S*-Jean de Jérusalem , et honorable écuyer Jean 

Boileawe de Mons , bailli de Flémale , alors déposé pour quelque 

folie par lui commise, eten sa place mis et institueit Ameles de 

Parfonriwe, et depuis, ledit Houwes aussi déposé par ses supérieurs 

et en sa place députeit et instabli vénérable et religieux hom me 

frère Johans de Duysons maislre de Chantraines. » 

Fol. 121. 

1569. Vingtt huit e jour en moix d'apvril. 

Jean de Ercle (Arkel) ratifie et agrée, en faveur de Thomas d'An- 
thines , cerlaines ceuvres a lui failes des fiefs et biens d'Anthines. 

Fol. 882. 
1370. Le premier dim ene he de may. 

Mention d'un record et jugement rendus sur les différends mus 
entre Jacques de Looz, s r de chateau Thiry, d'une part, etl'abbaye 
d'Hastiers , a cause des droits prétendus par ledit Jacques sur la 
vouerie de Blaimont. 

(Du comte de Rivière-Arschot el de Heers.). Fol. 704. 

1371. £e 21 e du mots de décembre. 
Frère Henri de Saintron, commandeur en la baillerie d'Avallerre 2 , 

1 La coramanderie de Chantereine était-elle dans le faubourg S'-Hédard 
de Jodoigne ou bien a Pié train, oü Pon trouve encore deux emplacements 
appelés la grande et la petite Chantereine ? Mireeus dit que cette com- 
manderie prés de Jodoigne était une succursale de celle de Vaillan- 
pont, dans la Commune de Thiene prés de ïlivelles. Au XIV« siècle, 
elles semblent avoir été bien distinctes et elles Pétaient encore a la fin 
du siècle dernier, lorsque H. le bailli de Cm 8 sol était commandeur 
de Chantereine et M. de Nieuport commandeur de Vaillanpont. V. Mi- 
raeus, Op. dipl., t. II, p. 1166, et St-Allais, Vordre de Malte, p. 237. 

9 Est ce le bailliage de Flémale , est-ce une autre dénomination de la 
commanderie de Chantereine ? Voy. les actes de 1441 et 1460. 



(69) 

de l'ordre de S'-Jean de Jérusalera , donne a eens a Gile de Ro- 
chefort, chanoine de Liége , leur maison de Haneffe. 

(De M. 1'échevin Masset.) Fol. 827. 

1375. Le 6 d'april. 

Relief de la terre et seigneurie de Bioul , fait par messire Gille 
de Jauche par-devant mons r de Daules , bailli de Bouvigne. En léte 
de cel acte est une description détaillée de la terre de monseigneur 
Gille de Jauche , autour de la ville de Bioul. 

(Extrait de Tanden registre de Bioul.) Fol. 750. 

1373. A Bruxelles , neuf* jour en novembre. 

Jeanne, duchesse de Luxembourg, de Lothier, de Brabant, etc, 
règle le dinerend qui exislait entre Jean de Wesemale, de Fallais , et 
dame Félicitas, fille de Lambertd'Oppey, al'occasion des chaleau, 
ville et biens de Fallais ; de telle maniere que Ia dame Félicitas 
devait garder Je douaire que lui avait assigné son mari Jean de 
Fallais , ainsi que les 10,000 moutons d'or qu'il lui avait laissés. 
Quant au chateau, il devait appartenir a Jean de Wesemale, sauf que 
la dame Félicitas aurait Tusufruil de tous les biens et la possession 
de tous lesmeubles. Ëlle devait toutefoisy laisser les « arbalestres 
el artilleries y appartenantes. » 

(Description de onze sceaux , celui de la duchesse , du S r de 

Bouchout, du S r d'Aa, du S r de Bourgueval, du S r de Spontin, du 

S r de Ruppemont, du S r de Borcbem, du S r de Ranst, du S r de 

Truwaut, du S r de Wesemale, du S r d'Oppey.) 

Fol. 91. 

1373. Le neufflème jour de novembre. 

Jean , sire de Wesemale, de Fallais, maréchal de Brabant, ac- 
ceptele jugement rendu par la duchesse Jeanne, au sujet de 10,000 
moutons d'or que son oncle Jean de Fallais avait laissés par testa- 
ment a dame Félicitas, fille de messire Lambert d'Oppey, et promet 
de n'en plus rien demander a Taveuir. 

(Description du sceau de Jean de Wesemale.) 

Fol. 91. 



(70) 

1375. Indict. XI, Men sis martii die xvii. 

Nicolas de Herstal , abbé de S'-Jacques , et son couvent , d'une 
part, etRobert de GéryraoDt, abbé de S*-Laurent, et son couvent, 
de 1'autre, règlent leurs dinerende sur des prétentions de préséance 
dans les processions ou les offices , d'après la sentence arbitrale de 
Jean d'Enghien , évêque de Liége. 

(Pas de sceau.) Fol.82. 

1377. Le 14 de febvrier. 

Sentence rendue par les échevins de Flémale-la-Grande, a cause 
d'un différend survenu entre les mambours de 1'aumóne des pau- 
vres dudit Flémale et frère Henri de Saint-Trond, mail re de Chan- 
traines, commandeur de la baillie d'Avalterre et seig r . temporei de 
la ville de Flémale, relativement a une aumóne de 25 muids. 

(De M. Técbevin Massel.) Fol. 324. 

1577. Le premier jour de moix de marche. 

Renard de Streez , écuyer, prononce en qualité d 'ar bit re singu- 
lier dans une contestation élevée entre la maison de la Grande Flé- 
male et les mambours de 1'aumóne des pauvres dudit lieu , a 1'oc- 
casion d'une aumónede pain que « jadit très-longtemps passeit et de 
grande antiquiteit, avoit lassieit un vaillans hons dudit linaige de 
Flémale, qui en sornon estoit Lahiere appelleis. » Il condamne les 
religieux a payer aux pauvres une rente de 22 muids de spelte et 
règle la maniere dont 1'aumóne dudit Lahiere doit se faire. 

(Ut supra.) Fol. 121. 

1378. Le v e décembre, 

Ëxtrait ou analyse d'un document relalif a 1'aumóne de 25 muids 
prélendue par les mambours de 1'aumóne des pauvres de la Grande 
Flémale, a charge des commandeurs de la baillie d'Avalterre de 
S'-Jean de Jérusalem. 

(De M. Téchevin Masset.) Fol. 325. 

1584. Au dixhuict e jour du moix de décembre. 
Frère Henri de Saint-Trond , commandeur en la bailli d'Aval- 



(71 ) 

terre, confirme la donation faite a Waltier del Saux et a sa femme, 
par frère Uue Ie Prévót, jadis commandeur de ladile baillie, de 
leur maison et cour de visite qui jadis fut du Tempte. 

(Description d'uu sceau de témoin.) Fol. 504. 

1584. Le siexième de septembre. 

Bauduins de Mostiers remontre par-devanl le bailli du comlé 
de Namur, que messire Jacques de Looz , sire de Chaleau-Thiry- 
sur-Aieuse était redevable a Maroie d'Artois d'une cerlaine som me 
de 40 sols sept deniers et un esterlin de vieux gros. En vertu de 
quoi le bailli fait assiguer madame de Stolzembergh, dame de Cha- 
teau-Thiry, pour montrer payement. 

(Du comle de Rivière-Arschot et de Heers.) Fol 794. 

1388, x ix* jour en mots de novembre. 

Ansely de Wartain, abbesse de Boneffe, accepte le testament de 

Watier de Hemmetines, jadis chanoine de Liége , par lequel il lé- 

guait a ce couvent plusieurs biens en Ia ville et ban de Waseiges, a 

la condition d'un anniversaire et d'une distribulion de renles. 

(Description du sceau de l'abbesse.) 

Fol. 61. 

1389. Selon le stiel de la duche' de Triveres, le sembdy devant le 

dimenche qu'on c kante Reminiscere. 

Huart d'Auteil, sénéchal du comlé de Luxembourg, établit Pirlo 
de Thines comme chatelain et garde de Cbateau-Thiry-sur-Meuse 
del e is Dinant, lequel avait élé transporté au roi des Romains par 
la dame Marie de Lone (Loz) , dame de Rovelcheit et Arnoul de 
Boullant, son fils ainé. 

(Du comte de Rivière Arschot et de Heers.) Fol. 791. 

1390. Le viii de'cembre, au chasteau de Huy. 

Ferry de Brandenberg fait relief a Jean de Bavière, élu de Liége, 
pour la seigneurie > h auteur et juslice, chateau , maison, ville et 
terre de Hubiues, avec toutes rentes, revenus, eens, etc. 

Fol 747. 



( 72) 

1592. Vingt siex e jours en juin. 

Acte de relief et ralification du contra t de mariage entre Adam 

Corbeal d*Anthines et Damchellin d*Audrimont. 

Fol. 887 

(1392) sansdate. 

Lettres de noble homme (Walerand de Luxembourg) , comte de 
S'-Pol, envoyées aux frères prêcheurs de Liége pour les informer 
des dommage8 que lui et son armee avaient causés auxdits frères 
dans Ie pays de Luxembourg, dans la guerre 1 que ledit comte de 
S*-Pol faisait au comte de Luxembourg (Wenceslas de Bohème). Le 
comte de S*-Pol paya en argent aux frère» prêcheurs les dommages 
qiTil leur avait causés. 

(Simple analyse.) Fol. 137. 

1595 ou environ, 

Mention d*un record rendu sur les droils qu'avait le damoisean 
Arnould de Rollant comme baut voué de Falmignoul. 

Fol. 800. 

1395. Le diex^nceuffième jour du moix de septembre. 

Record de la justice de Fontaine 1'Évesque, touchant la hauteur, 

ville , terre et seigneurie dudit lieu. 

Fol. 217. 

1395. Le 25 febvrier. 

Marie de Looz, dame de Stolzemberghe et de Chateau-Thiry-sur- 
Meuse, donne un répit et souffrance de tous les debat» et actions 
qui sont pour le moment entre elle el Pirlo de Thiennes , prévót 
d'Orzimont. 

(Du comte de Rivier e- Ar schot et de Heers.) 

Fol 705. 

1596. Le 6 e jour du moix d'aoust. 
Menlion d'un record rendu par les écbevins de la cour du Moni, 

1 Mist. Chron descomtes deSt-Pattl, par Ferry de Locres, fol. 62. 



(73) 

touchant lesdroits que Jean, S r de Walsin, a en son ban qu'on dit 

du Mont a Falmignoul. 

(Du comte de Rivière-Arschot et de Heers.) 

Fol 794. 

1402. Le xi d'octobre. 

Les seigneurs de Brandebergh donnent leur» lettres de foi et 

d'hommage au duc d'Orléans, comle de Valois, etc., comme 

mambour et gouverneur des duché de Luiembourg et comté de 

Cbiny. 

Fol. 795. 

1404. Le vinte-deusitne jour dou moit de décembre. 

Jean d'Orjolz, s r de Herbemmont, de Bareze et d'Orjolz, « donne 
a son boin el byn ameit servant el amit Jehan dil filz Gros Jehan 
de Bastaigne le jovene, son waignage gisant en la ville d'Orjoul , 
avec tous ses aisences et appendices, * 

(Habui A dno d'Orjol, can°° S. Crucis Leod. 7 a oct. 1636.) 

Fol. 305. 

1 406. Le 2* jour du moix de décembre» 

Analyse d'une charte par laquelle frère Jean de Bomale , partie 
faisant pour frères Jean de Parfonrieu , commandeur d'Avalterre 
de 1'ordrede S*-Jean de Jérusalem, rend la maison de Bitronsart, 
membre de ladile commanderie, a Giliam Macbi d'Ahérées. 

Fol. 604. 
1406. Mensis februarii die quinta. 

Jean de Bavière incorpore 1'église provinciale de Seraing-sur- 
Meuse a 1'abbaye de S*-Jacques , et fait certaines réserves pour le 
vicaire de ladite paroisse. 

(Description du sceau.) Fol. 48. 

1407. Le 9 janvier. 

Cunegonde de Boullant, dame de Stolzembergh el Chateau- 

Thiry-sur-Meuse , vend a Jean de Gueslines tous les fruit» et émo- 

1 urnen ts de sa terre des Omals deleis Mézières. 

Fol. 796. 



( 74) 

1409. Le douzième jour d'aoust. 

Sentence ren du e par le cluc Jean de Bourgogne et le comle 

Guillaume de Hainaut contre les Liégeois rebelles, avec les lettres 

de déclaration. 

Fol. 263-270. 

1412. Le 19 d'aoust. 

Robert , comte de Vrrnenbourg , certifie avoir recu des mains 
du secrétaire du duc de Brabant Jes lettres de foi et hommage 
adressées au duc d'Orléans par les seigneurs de Brandebergh. 

Fol. 705. 

1413 et années suivantes. 

Quelques reliëfs du winage de Chateau-Thiry-sur-Meuse , fails 

par les seigneurs de Brandenberg. 

Fol. 795. 

1421. Le quatrième jour de moix de fe'vrier. 

Les maitres de Liége donnent quiltance aux commissaires du 
comte de Namur de la somme de 3,000 couronnes , qui ont élé 
payées au change de Ia justice de Liége , aux termes d'une sen- 
tence de l'évéque relative aux différeuds mus entre la ville de Di- 
nant et ses surséans de Liége el de Looz, d'une part, etle comte de 
Namur et ses surséans, de l'autre. 

(Description du sceau de lacité.) Fol 57. 

1 421 . Le vïngle-siexième jour du moisdejuing. 

Jean de Heynsbergh, évêque de Liége , et les maitres de la cité de 
Liége et de Huy donnent quittance aux commissaires du comte de 
Namur de la somme de neuf mille couronnes de France, qu'il de- 
vait aux termes de la sentence rendue par ledit évêque, sur des 
différends mus entre la ville de Dinant et autres surséans du pays 
de Liége et de Looz d'une part , et le comle de Namur et ses sur- 
séans de l'autre. 

(Description du sceau de l'évéque et de celui de la ville de 

Liége.) 

Fol. 56 



(75) 

1422. En francais. 

Serments de ceux de la justice du ban d'Ansereme , de Ferry de 

Brandebourg, avoué, et de ses masniers. 

Fol. 796. 

1424. Le xv i e jour de mois de de'cembre. 

Bertrand de Leirs, écuyer , transporte a 1'abbaye de S*-Jacques, 
par-d e va nt la cour feodale, la court et maison qu'on dit Enchastre, 
consistant en terres , prés , bois , triexhes , etc, dont il fait 1'énu- 
mération. 

(Description d*un sceau aux armes de Jean de Heynsbergh.) 

Fol. 75. 
1428. Du moix de janvier le 25e jour. 

Piercheval, dit le Galloil , batard de Heste, lieutenant de Tbiry 

de Brandenbourg, s r de Chateau-Thiry-sur-Meuse , déclare avoir 

fait son ban et vesture du fief qui fut jadis a Gérard de Modave a 

Evrehaille, a Jean de Flandre, comte de Namur, el a dem e,,e Ca- 

therine, sa fille naturelle, assistée de Jean Burekin de Jupleu 

(Jupille), son mambour. 

Fol. 796. 

1428. Ou moix de jutte le 26* jour. 

Accord fait entre Thiry de Brandenberch,s T de Bollant, et Jacques 
de Brandenbergh, s r de Wilrezie, son frère par sentenee arbitrale, 
relativement a la succession de leurs père et mère. 

(D'un registre du comte de Rivière-Arschot et de Heers.) 

Fol. 790. 

1430. Mensis novembris die duodecimo. 

Jean de Heynsberg, évéque de Liége, approuve la fondation 
d'un couvent de religieuses du tiers ordre de S*-Francois , faile 
par Tde Pulsings dans la ville de Hasselt, au lieu dit op die Wolf- 
ken. 11 confirme la donation faite a ce couvent de la court située 
entre les deux portes de Campine , et lui donne le nom de Val S* e ~ 



(76) 

Catherine , en statuant qu'il sera visite par Ie prieur des Croisiers 
de Liége. 

Fol. 166. 

1435. Des fridagsnades Heiligen Sacrament dage. 

Preuve d*adniission au chapitre de Cologne pour Gérard , comte 

de Berg et de Ravensberg, donuée par Thierri , archevêque de 

Cologne, tant pour les quartiers paternels que maternels. 

(Deux pièces de la méme date.) 

v Fol. 165. 

1458. Ou moix de jnllet Ie xxviije jour. 

Extrait d'un record rendu par les échevins de Rendeur S'-Lam- 

bert, pour savoir quelle part avait a cette seigneurie la dame 

Agnez Danlin , chevaleresse , femme a messire Jehan de Hamale , 

chevalier. 

Fol. 748 

1439. Le quinziéme jour de jenvier. 

Jean d'Ive, seigneur de Baubegny et bailli de Florines, cerlifie 
les dépenses qu'il a du faire en plusieurs voyages , afin d'obtenir 
1'agréation de mons r Jean de Heynsbergh, pour la vente d'une terre 
située a Florines el achetée a mons r de Senzelles par Clarenbaut 
de Proisi. 11 menlionne qu'il avait du par deux fois se rendre prés 
de Cologne pour trouver 1'évêque , a cause de la mortalilé qui ré- 
gnait a Liége. 

(Description du sceau de Jean d'Ive.) 

Fol. 69. 

1441. Mensis septembris die vicesima prima. 

Jean de Heynsbergh , évêque de Liége , confirme la fondation 
du couvent du Val S te -Calberine de Hasselt, et lui accorde diffé- 
rente» demandes, enlre au Ir es d'élever une église avec cime- 

lière, etc, et d'y suspendre une cloche, etc. 

Fol. 167. 

1441. Le ix? jour de febvrier. 
Description du sceau de frère Emond d'Emechoven , comman- 



(77 ) 

deur de la baillie d'Avaherre de Pordre de S'-Jean de Jérusalem , 

au tremen t dit maitre de Chantraines. 

Fol. 827. 

1443. En mots de le 14 e a /otir. 

Record donné par les mayeur et échevins de Ia haute cour et 

justice de Tihange emprès de Huy, a la requête de Jean del Sarte , 

sur les aisemences et droitures qu'il a et doit avoir comme masnier 

de ladite hauteur de Tihange. Ledit Jean del Sarte se présentait 

comme opposant a mons r de liiége. 

Fol 684. 

1445. Le viiï e jour de may. 

Jean de Heynsbergh , évêque de Liége , donne acte a Thiry de 
Brandebergh, s r de Boullant, du relief qu'il a fait dans la grande 
église de Liége, de la tiercé part de la seigneurie de Boullant. 

Fol. 749. 

1448. Le 23 mars, veille de la grande Pasques. 

Acte de naissance d'un fils dedamoiselle Jehenne d'Aste, femme 

et épouse du damoiseau Gille de Jauche. 

Fol. 760. 

1450. LeGjuillet. 

Frère Emond de Michoven 1 , commandeur de la baillie d'Aval- 

terre , autrement dit maitre de Chantraines , donne sa maison de 

Flémale a frère Guillaume de Dalhem, curé de Flémale, sauf quel- 

ques exceptions. 

(De M. Técheyin Masset.) 

Fol. 336. 

1450. Le dixisme jour dejullet, 

Frère Emond d'Emechoven , commandeur de la baillie d'Avaul- 
terre de Pordre de S*-Jean de Jérusalem , autrement dit maitre de 
Chanteraines , donne a frère Guillaume de Dalhem , curé de Flé- 
male, sa maison avec toutes ses appartenances et dépendances, sauf 

1 Plus haut Emechoven. Voy. son épitaphe dans le baron Leroy. 



(78) 

les dimes , les vignes , Ie sloirdeur , les bdis , les mines et terrages 

de houilles el charbons dontil se réserve la moitié. 

(Ut supra.) Cetle donation est, sauf la date, en tont semblable 

a la précédente. 

Fol. 122 

1451. (Ën francais.) 

Acte constatant les armoiries de Antoine, s T de Croy, comte de 

Porcien et s r de Roncy , conseiller et premier chambellan du duc 

de Bourgogne. 

(Description du sceau d'Antoioe.) 

Fol. 54. 

1454. Le 27 janvier. 

Soumission faite a la salie du cbateau de Bolland entre les sei- 
gneurs deBrandenbourg, pardevant Ie bailli du comlé de Namur. 
(Cette année Ie winage de Hastiers , appartenant a Chateau-Thiry- 
sur-Meuse, fut relevé par Frédéric de Brandenbourg , seig r dudit 

Chateau-Thiry.) 

Fol. 800. 

1455. Le 12« jour de décembre. 

Henri de Jumeppe dit de Heyz , mari et mambour de d lle Mar- 

guerite, fille de Lambert de Streez, cède a Daniel de Hosdaing, en 

présence de Jean de Heynsberg , la moitié de certains biens dont il 

était advesli et qui étaienl mouvants en fief de Tévêque et del'église 

de Liége. 

(Description du sceau de 1'évêque.) 

Fol. 68. 

1455. En moix de feuvri le trausseme jour. 

Mention d*un record passé dans un plaid général , le jour de S f - 
Remi , devant le maire et les échevins de Flémale , a la requéle de 
frère Wilhaume de Dalhem , commandeur de la maison et hópital 
de la grande Flémale. 

(Hors 1'arcbive des cbevaliers de Viller-le-Temples en Gondros 9 
visis originalibus H. V. D. B., a D. Masset , scabino Leod.) 

Fol. 121. 



(79 ) 

1456. Le 2* jour du moix d'apvrtl. 

Frédéric de Brandenbourg assigne a Calherine de Crupey, sa 
femme, un douaire de 200 muids de spel te , garantis sur la sei- 
gneurie de Chateau-Thiry, les voueries de Hastier et de Wachoer. 

Fol. 800. 
1457, Le viii* jour de julle. 

Guillaume de Moumale , le jeune, seign 1 * de Kykenpoise, vend 
au couvent de S'-Lorent la terre , forteresse et seigneurie de Ky- 
kenpoix et la haute vouerie d'Angleur, pour la somme de 5,000 flo- 
rins d'or delle marche de sur le rins ou leur valleur. 

Fol 680. 

1457. Le viii e jour de julle. 

Contre-cédulle contenant la déclaration des biens de Kikenpoise 
vendus a 1'abbaye de SVLaurent, par Guillaume de Moumale. 

Fol. 681. 

1457. (Style de Liége) Ufebvrier. 

Acte constalant Texistence de messire Symon de Fumale , che- 
valier, lieutenant du souverain bailli du comléde Namur. 

Fol. 64. 
1458. En francais. 

Louis de Bourbon commet Thomas Lardinois De Ville pour ren* 
dre veslure de 28 muids d'avoine de rente, assis sur la ville et sei- 
gneurie de RendeurS'-LambertjaErnoulde Brandenbourg, fils de 
Thiry, qui les avoit ci-devant transportés a Gilechon de Ligniée j 
Arnould, dit le texte, les rapproche hors les mains dudit Gilechon. 

Fol. 749. 
1458. 

Extrait duquel il appert que M. Pirard d*Anthines était chite- 

lain de la forteresse et comté de Logne , et que la dignilé de po- 

destat de la principauté de Stavelot a été pendant cent ans et plus 

en la possession de 1'aïeul , du grand-père et de Tonele maternel 

des enfants du youé d'Anthines. 

Fol. 889. 



(80 ) 

1460. Le xvii e jour d'apvril, après Pasques. 

Lettres de neutralité et de protection émanées de Charles Sep- 
tième, roi de France, en faveur de la cité et pays de Liége et comté 
de Looz. 

(Ex. MS. domini Amandi Gelselii). 

Anal. Leod. y publiés par M. De Ram, p. 482. 

Fol. 299. 

1460. Le 26 juin. 

Madame Beatrix du Sart fait relief a Frédéric de Brandenbourg 
de la quarte partie du moulin de Pewillon , située a Dinant assez 
prés de 1'abbaye aLeff, comme fief a elle appartenant. 

Fol. 800. 

1461 et années suivantes. 

Différents reliëfs de la terre de Bioul faits par des seigueurs de 

Jauche. 

Fol. 750. 

1462. Op ten 15 dach in den maent van september. 

Reliefde fief fait par Guillaume Van Loen dans 1'hótel de mons r 

de Liége a Maeslricht, pour les terres et le chateau de Herly, Luy- 

den, Dorpen et Steyn. 

Fol. 308. 

1462. Le 20* jour de septembre. 

Olivier de la Marche, raaitre d*bótel et conseiller du duc de Bour- 
gogne , établit Jean d'Anthines, fils de Pirard , en qualité de capi- 
taine et préyót de la forteresse et du duché.de Bouillon. 

Fol. 886. 
1465. Du moix de juing le 25* jour. 

Mention d'un record donné par la Justice de Marloye a Ernoul 

de Brandenbourg , sur les assises dudit Marloye. 

Fol. 749. 



( 81 ) 

1466. Le douzième jour du mots de septembre. 

Acte par lequel les maitres et les métiers de la cité de Liége 

reconnaissent le duc de Bourgogne et ses successeurs en qualité de 

gardiens et avoués, conformément au traite de 1468. 

(Gachard, Document s, t. II, p. 406.) 

Fol. 223. 

1467. Le xxviii* jour de novembre. 

Traicté de ceulx de Franchimont fait avec monsieur le duc Cfaarle 

de Bourgongne. 

(Ibid., p. 480.) 

Fol. 262. 

1469. La Haye , le xxi e jour d'octobre. 

Charles , duc de Bourgogne , mande a Guy de Brimeu , qu'il ait 

a contraindre ceux de Peelt , de Lummen et de Graven broech , a 

contribuer aux rentes et gabelles mises et a mettre sur le pays 

de Liége et de Looz. 

(Anal, Leod.y p. 597.) 

Fol. 180. 

1469. Le xxii* jour d'aoust» 

Lettres par lesquelles mons T consent la demeurance de ceulx 

qu'il vouldrat demorer en l'isle de la cité. 

(Anal, Leod.. p. 595.) 

Fol. 278. « 

1469. Le vingt-deuxième jour d'aoust. 

Lettre de quitlance de quatre cent mille florins donnés aux Lié- 

geois par le duc Charles. 

(AnaU Leod., p. 590.) 

Fol. 277. 

1475. Post S. Michaelis archangeli dietn. 

L'empereur Frédéric confirme les titres et privileges d'Ar- 

nould de Mérode, chanoine de Liége, et de Jean , Ryckald et Guil- 

laume , ses frères. 

Fol. 972. 

Tom. ix. 6 



(82) 

1475. Le 20* jour de mars. 

Meotion de lettres de provision procédantes des bailli et gena du 

conseil de mons r de Liége , pour avoir record de certain jugement 

rendu a la court de Rendeur S'-Lambert , a eau se de certains bé- 

ritages , la justice de Rendeur refusant d'en donner copie a Er- 

noul de Brandebourg. 

Fol. 749. 

1474. Den 25 dach in novembri, 

Consen lemen t donné par 1'écoutèle, les écheyins, etc, de Mae- 

seyck, aux frères de S^-Croix, pour qu'ils fondent une chapelle 

dans Ia rue dite Boschslraete , a charge de certaine redevance. 

(Ex originali.) 

Fol. 150. 

1474. Mensi$ novembris die decima septima. 

Le doyen et le chapitre de Notre-Dame de Maeseyck (Eyckensis) , 

au diocese de Liége , accordent aux frères de 1'ordre de la sainte- 

Groix (les Croisiers) sous la règle de S^Augustin , la permission de 

fonder et d'établir un couyent et un monastère dans la chapelle de 

S'-Jacques et in ejus fundo. 

(Deux sceaux.) 

Fol. 149. 

1476. En mois de fe'verier le 10 e jour. 

Quittance donnée a Ernult de Berckt , abbé de S^Jacques, pour 
le payement de la taxe qui lui avait été imposée par le conseil du 
duc de Bourgogne , pour la yaleur de 97 muids , 7 setters de spelte 
et 15 awez , a la som me de 13 (lor. de Rhin et un aidant. 

Fol. 30. 

1477. Sabmedi xxix jour du moys d'apvril. 

Acte de prolestation concernant le rétablissement des mailres 

de la cité de Liége. 

(Anal. Leod., fol. 655.) 

Fol. 175. 



J 



( 83) 

1477. Du moix d'oetobre le troisième jour. 

Louis de Bourbon cètle el transporte la terre de Franchimont a 

Guillaume d'Aremberg. 

(Anal. Leod. f p. 6156.) 

Fol. 183. 

1477. Nono kal. januarii. 

Buil e du pape Sixte IV , relative a la collalion des prébendes 

dans 1'abbaye de Notre-Dame de Thorn , au diocese de Liége. 

(Ex originali.) 

Fol. 319. 

1480. De moy de may Ie IS 6 jour. 

Record passé devant Jeban Badin , seig r de Trouwengnée , et 

ses hommes de fief , par lequel Rigault de Thys renonce a tous 

les droits sur la moitié de la terre el sur 1'avouerie de Grausce ; que 

son père Louys lui avait légués par testament, reconnaissant 

qu'il s'en est dessaisi par traite et arrangement passé entre lui et 

Jean delle Courljoie. 

Fol. 170. 

1480. Le vi 6 jour dejuing, Ie lendemain de la dicace de S tav dot. 

Ex tra il d'un registre féodal duquel il conste que Adam Gorbeal 
d'Anthines, Jean et Thys d*Anthines étaient fils légitimes de mon- 
seigneur Pirard d'Anthines. 

Fol. 884. 

1480. Le it 6 septembre. 

Cry proclamé au Perron a Liége , pour que nulle asststance ne 

soit donnée a Guillaume d'Aremberg ou a ses complices. 

(Anal. Leod.. p. 684.) 

Fol. 262. 

1480. Le v* jour de septembre. 

Cry proclamé au Perron , a Liége , contre Guillaume d'Arem- 
berg, condamné au bannissement et a la confiscation de ses 
biens. 

(Anal. Leod., p. 685. ) Fol. 263. 



(84) 

1480. Le xiv 6 jour d'octobre. 

Evrard de La Marck , seig r d'Agimont , reconnait qu'il tient en 

fief de 1'évêque de Liége , les forteresse , terre , hauteur et sei- 

gneurie d'Agimont. 

(AnaL Leod., p. 687.) 

Fol. 179. 

1481 et années suivantes. 

Extraits de plusieurs lettres et documents relat ifs a des fief» ap- 

par tenant a la familie de Brandenbourg et gisans en Euwillies ou 

a Chiteau-Thiry sur Meuse. 

Fol. 800. 

1481* E script d Agymont, ce xi dejuing. 

Everard de La Marck refuse d'ouvrir le chateau d'Agimont et 

d'en remettre la garde aux hommes de 1'évêque, malgré les ordres 

que lui avaient adressés les États du pays. 

{Anal. Leod., p. 690.) 

Fol. 179. 

1482. Datum in castro Zuytstrom, mensis septembris die 23. 

Herman (le texte porte Henri), archevêque de Cologne, excom- 

munie Guillaume de La Marck et ses complices a cause de la mort 

de Louis de Bourbon. 

(AnaL Leod., p. 699.) 

Fol. 171. 

1482. (Sant date.) En francais. 

Supplicalion a monseigneur le duc d'Ostrice, pour le relieve- 

ment des églises de Liége conlre le bourgeoix d'icelle cité, en sui- 

vant leur obligation. 

(Anal. Leod., p. 705, note.) 

Fol. 244. 

1482. Bruxelles, le 24°/oi<r d'octobre. 

Lettres par lesquelles 1'archiduc Maximilien ordonne mainlevée 

de la saisie des biens du clergé de Liége , etc. 

(Anal. Leod., p. 705.) 

Fol. 243. 



(85) 

1482. Du moix d'apvril Ie seeond jour. 

L'abbé de Prume , Robert de Vernenborch , déclare de quelle 

facon M lle Marie, fille de feu Godefroid de Beaurieu, assistéede son 

mambour, Gérard de Fléron , a relevé Ie liers de la terre et sei- 

gneurie de Beaurieu de ladile église de Prume. — Le 26 du mème 

mois, Gérard de Fléron releva ledit tier» devant les commis et 

lieutenants établis. 

Fol. «86. 

1483. ( Vers le commencement du mots aVavril.) En francais, 

Appointement fait devant la ville de Huy entre Maximilien d'Au- 

triche el les La Marck. 

(Anal. Leod., p. 707.) 

Fol. 172. 

1483. Le onziême jour du mois d'apvril. 

Copie de certaine obligation faicte par le pays de Liége, de 

trente mille livres , en faveur de messeigneurs Jehan de Chalon et 

Philippe de Cltves. 

(Anal. Leod», p. 706.) 

Fol. 257. 

1484. Feria secunda post undecim millium virginum. (En alle- 

mand») 

Regalia Domini Leodiensis episcopi sive testimoniales. 

Fol. 256. 

1484. BruxelUs , le quinzième jour de teptembre. 

Lettres de Parchiduc Maximilien et de Philippe , son fils , pour 

conlraindre les États de Liége a payer a Philippe de Clèves la 

somme de trente mille livres. 

(Anal. Leod., p. 737.) 

Fol. 268. 

1484. 

Paix de Tongres entre Jean de Home et Guillaume de La 
Marck. 



(86) 

Extra it des Libri cartarum , fol. 30. Ge texte est incomplet, 
voyez-le plus au long dans les Anal. Leod., p. 74$. 

Fol. 279. 

1484. Die Mercurii decima tertio mensis octobris. 

Procuratorium ad regalia domini Leodiensis obtinenda apud 

FraDCofordium , videlicet domini Johannis de Home. 

(Anal, Leod., p. 759.) 

Tol. 264. 

1485. Le n?jour d'octobre. 

Copie de la gagière de Huy vers monseigneur 1'archidnc d*Au- 

triche , pour douze mille livres. 

(Anal. Leod., p. 808.) 

Fol. 186. 

148$. Le neuffième jour dudit moix d'octobre. 

Lettre de preste de douze mille livres toucbant Huy, fait a l'évé- 

que Jean de Horne par 1'archiduc d'Autriche. 

(Anal. Leod., p. 810.) 

Fol, 186. 

1486. Couloingne f au mots d'apvril. 

Abolition de tous crimes et exces perpétrés par cy-devant par les 

Liégeois et leurs adbérants , donnée par Maximilien et Philippe 

d'Autriche. 

(Anal. Leod., p. 811.) 

Fol. 268. 

1486. Coulongne , le xxvn* jour d'apvril. 

Sauvegarde accordée aux Liégeois par Maximilien et Philippe 

d'Autriche, en leur envoyanl Philippe de Clèves comme lieulenant 

général de 1'ayouerie de Liége et de Looz. 

Fol. 269. 

1487. Men&is augusti die secunda. 

Note historique constatant que frère Jacques Cailhot était com- 
mandeur de 1'ordre de Saint- Jean de Jérusalem ou maitre de la 



ji. 



(87) 

maison Je Chantraine , et des aulres commanderies du pays de 

Liége, comté de Bouillon el comté de Looz. 

Fol. 328. 

1487. Du moix de mars le douzième jour . Stilede Liége. 

Assignation faile aux églises de Liége par ceux de la cilé tou- 
chant les pensionnaires de Brabant. 

(AnuL Leod., p. 829.) Fol. 346. 

1488. Lejeudi après Ie dimanche cTExaudi. 

Traduction d'allemand en francais de la paix faite entre 1'empe- 

reur , les seigneurs de La Marck et la cilé de Liége. 

(Anal. Leod., p. 831.) 

Fol. 183, mention au fol. 2S2. 

1488. Le jeudi après Ie dimanche cTExaudi. 

Lettre des irèves conclues entre les seigneurs de La Marck et la 
ville de Liége, d'une part , et 1'évéque Jean de Horne el la ville de 
Maeslricht, de 1'autre. 

(Anal. Leod., p. 830.) Fol. 185. 

1489. Datum Romae, decimo octavo kal. januarii, pontif. nostri 

anno sexto. 

Le pape Innocent permet aux religieux de Sainte-Élisabeth a 
Liége , appelés les Bons-Enfants , de transférer leur couvent hors 
des portes de la ville , dans la maison de Saint-Léonard , que les 
moines de Saint-Jacques ont consenti a leur ceder. 

Fol. 169. 

1490. Le \& e jour de febvrier. 

Admission de Thiéry Poullon , en qualité de capitaine de guerre 
du chaleau de Dinant pour mons r de Liége. Suivent les serments 
de 1'évéque a la ville de Dinant et a Téglise de Dinant , et celui 
du capitaine et haut voué de Dinant. 

(Hors de quelques notes que tn'atcommuniquées M. le bourghe- 

maislre de Dinant en 1641. Note de V. D. B.) 

Fol. 300. 



(88) 

1 490. xxviii aprilis. 

Le prieur et Ie couvent des Bons Enfants , ou des chanoines ré- 
guliers de S*-Léonard, voulant reconnaitre la faveur que leur avait 
faite le couvent de S^Jacques, en leur cédant le bien sur lequel 
était située leur église, offrenl audit couvent de S*-Jacques, la pleine 
et entière participation et confraternité dans leur maison. 

(Pas de sceaux). 

Fol. 94. 

1492. En nostre ville de Malines ou moix de juing. 

Abolition donnée aux Liégeois par le roi des Romains et mon- 

seig* 1'archiduc son fils. 

(Anal. Leod. y p. 861.) 

Fol. 187. 

1492 (sans date). En Francais, 

Copie de ce que les ambassadeurs de mons r de Liége et les estals 
de ses pays ont requis a nionseig 1 * d*Orval , lieutenant-général du 
roy et gouverneur de Champaigne, leur estre ottroyé et accordé 
en traitant Ia neutralité par eulx requise. 

Fol. 251. 

1492. Paris kfrjuittet. 

Charles VIII déclare qu'il consent a faire respecter la neutralité 
du pays de Liége dans les guerres qui pourraient s'élever a Pa venu- 
entre ses voisins. 

(Parmi les signataires se trouve, comme dans la pièce citée plus 
haut , mons r d'Orval , gouverneur de Champagne). 

Fol. 300. 
1492. En francais. 

Transport de la terre et seigneurie de Boullant , fait par Ernoul 
de Brandenbourg a son cousin Thiry de Brandenbourg , s r de Cha- 
teau-Thiry sur Meuse, au-dessus de Dinant. 

Fol. 747. 

1495. Le 16 d'aoust. 
Jean de Horne déclare que de van t son lieutenant féodal et ses 



(89 ) 

hommes de fief, Er nou l de Brandenbourg a transporté a son neveu 

Thiry de Brandenbourg, les seigneuries de Hubines , Rendeur 

S l -Lambert et la vouerie de Marloye. 

Fol. 747. 

1495. Le Vdejuillet. 

Record de la justice de Landely , suivi de témoignages sur une 

terre de debat , prés de Fontaine , a laquelle prétendaient Tévéque 

de Liége et le comle de Hainaut. 

Fol. 220. 

1495. LeVQjuing. 

Record de la justice de Leernes et de Wespes. 

Fol. 219. 

1498 (?). 

Sententia regis francorum Ludovici XII, in causa nullitatis matri- 
monii cum illustrissima domina Johanna de Franc ia. 

Fol. 222. 

1 499. Mensis februarii die prima. 

Le prieur et les chanoines réguliers de S'-Léonard , s*engagent 

a payer tous les ans au couvent de S'-Jacques, qui a consenli a 

f 1'acquisition dudil lieu de S'-Léonard , un florin d'or pour une 

pitance. 

\ (Pas desceaux.) 

Fol. 95. 

1510. 23 e jour d'apvril. 

Mention de certain proces élevé entre D olle Catherine d'Eve et 

M r de S'-Hubert, a cause de la haute vouerie de Marloye , qui fut 

définitivement adjugée a ladite dame. 

Fol. 749. 

1513. Le 9° jour de may. 

Acte de relief fait devant Henri de Gielpenne , lieutenant du 
duché de Limbourg, par mons r Francois d'Anthines, fils d'Adam 
Corbeal et de dame Agnès de Brialmont, pour la vouerie et vicomté 
d'Anthines. 

Fol. 880. 



L 



( 90 ) 

1 51 5. Am samptagh nach Petri und Pauli des heiligen zwolff Gotten 

iagk den lesten tag der monatzjunii. 

Altestalioo de noblesse pour 1'admission a 1'église métropolilaine 
\ et electorale de Cologne , donnée par Ie chapitre , a Paul , s r de 

, Schwartzenbergh , pour les quartiers paternels et maternels. 



i 

* 



Fol. 160. 
1519. Mensis novembris die quarto. 

L'abbé de S*-Jacques délie de 1'obédience de son couvent , plu- 

sieurs religieux qui, a la demanded'Erarddela Marck , avaient été 

envoyés au couvent de S*-Hubert en Ardenne , pour y faire mieux 

observer la règle de S l -Benoit, etl'abbé de S l -Hubert leur accorde 

les mémes privileges el prérogatives qu'aux aulres religieux de 

son monaslère. 

(Description de deux sceaux.) 

Fol. 86. 

1529. Du moix de juing Ie pen ultieme jour, 

Thierri de Haneffe et Petlre de Theus dit Massin , commis éta- 
blis par noble el bonoré seigneur Antoine de Werres, commandeur 
de 1'ordre de S'-Jean de Jérusalem, donnent a Jean, s r de Hawesen, 
la maison appelée Montjoye, situéea Warnant, a tenirdudit com- 
mandeur pour Ie terme de neuf ans. 

Fol. 123. 

1532. Die decima quinta mensis januarii in oppido nostro 

Bruxellarum. 

Acte d'anoblissement donné par l'empereur Charles-Quint , a 
Jean Bardoul , a son père Henri el a son frère Léonard. 

Fol . 905. 
1534. Le diexième d'octobre, 

Erard de la Marck, cardinal, archevéque de Valence , évêquede 
Liége, ordonne rélablissement d'un marché franc pour les bestiaux 
dans la ville de Liége , le jour des S'-Simon et S*-Jude , pendant 



(91 ) 

quatre jours , a hors et prés ladite cité , ès faulxbourgs et lieux et 

place du pont d'Amercourt , et a 1'enthour de la. Il ordonne que 

1'on protégé les gens qui y vi en dr out , mais il en eiclut ceux qui 

sont atlaints et infectés de villaiu cas de er is me et d'hérésie. » 

(Sceau brisé. Lettres sur parchemin prêtées a Vanden Bergh 

par N. Plenevauh ). 9 

Fol. 143. 

1857. Du moix de décembre ie 6* jour. 

Ratification d*un contrat passé entre Adrien de la Haye , mayeur 

de Viller-le-Temple, Jean de Lonchin , chev r s r de Tahier, et frère 

Anloine de Verres, chev r de Pordre de S'-Jean de Jérusalem , 

commandeur de la commanderie de Liége l , a cause de biens, fruits 

etémolumenls de ladite commanderie. 

(De M. l'échevin Masset. ) 

Fol. &£4. 

1840. Le quattrième jour de juillet. 

Charles -Quint règle la juridiclion de plusieurs communes 

d'Ouire-Meuse et de Brabant , qui au lieu de prendre leur avis et 

conseil au pays et comté de Dolhain, allaient soit a Aix, soit a Liége. 

(A Dno. Claud. Montigni.) 

Fol. 306. 

lo41. Le \§ juillet. 

Tbiry , baron de Brandenbourg , fait relief devant les hommes 
de mons r de Liége , pour la seigneur ie haule , moyenne et basse , 
de Hubine en Gondroz, avec la haute vouerie de Marloye et la 
tiercé part de la seigneurie de Rendeur-S'-Lambert. 

Fol. 748. 
1542. Dat. sexta augusti. 

Quittance donnée aux frères précheurs de Liége, par Bertrand 

Rogeri , d*une somme de 2o fl. de Brabant, pour leur part dans les 

travaux des fossés de Ia ville. 

Fol. 142. 

1 Peut-être de la commanderie de Villers-au-Liége , car l'autre non» 
•emble inconnue. 



(92) 

1543. Le 16 de septembre. 

Record donné par la jnstice de Flémale-la-Grande , au sujet des 
aisemences de ladite ville. 

(De M. réchevin Masset). Fol. 325. 

1546. Binches, le sixième jour'de may. 

Gonvention faite entre la reine Marie de Hongrie et mons r de 

de Liége , pour la construclion d'une forteresse , prés du pont a 

Frasne ( Marien bourg), et la cession du terrain nécessaire, en 

échange d*une portion egale a prendre sur la seigneurie de Herstal. 

(Par Jean, s r de Roly.) 

Fol. 582. 

1548. Le 4° jour du mots d'aoust. 

A utres convenlions et accords relatifs a la construction de Ma- 
rienbourg el a la cession du terrain, faile a l'empereur par mons r 
de Liége. Il fut réglé alors , que Févêqne cèderait deux mille dix- 
neuf bonniers, trois grandes verges et une petite , en écbange 
d'autant a prendre sur Herstal. Cette dernière seigneurie mesurant 
2,713 bonniers, trois grandes verges et une petite, chaque verge 
de 16 pieds , mesure de S ( -Lambert. 

(DePoriginal.) Fol. 583. 

1550. Le 10° de may. 

Claude de Willenfange, lieutenant, et Claude de Wahan, prévót 

de la seigneurie de Poilvache, font connaitre un appointemenl 

établi entre Thiry , baron de Brandenbourg , d'une part, et Pierre 

de Brandenbourg , s r de Bioul , Jean , son frère , etc. , au sujet de 

quelques biens , eens et rentes. 

Fol. 746. 

1550. Le xxvii* jour de janvier. (Stiel de Liége). 

Reces « touchant un différend mü entre 1'abbé de S l -Hubert et 

Tévêque de Liége, a cause du terroir, hauteur et juridiction, ès 

rues et chemins de Falmignoule , entre et contigue» au banc de 

S'-Hubert et du banc.de Mons. » 

Fol. 746. 



(93) 

1552. Le 27 d'opvril. 

Relief de fief fait devant le bailli de Namur , Godefroy Gaiffier , 
par Pierre de Brand en bourg , pour le winaige de Chateau-Thiry 
sur Meuse. 

(Plus bas spécification de ce que chaque marcbandise doil en 
passant a ce winage. ) 

Fol. 746. 

1552. Dat. xiii julii. 

Quittance donnée aux frères prêcheurs de Lieg e , par Bertrand 

Rogeri, d'une somme de 25 £1. de Brabant pour leur part dans les 

travaux des fossés de la ville. 

Fol. 142. 

1552. Dal. xvi septembris. 

Quiltance donnée aux frères prêcbeurs de Liége, par Denis de 
Dolhain, d'une somme de vingt-cinq florins de Brabant, pour leur 
part dans les travaux des fossés de la ville de Liége. 

Fol. 142. 
1553. Die quarla mensis mait. 

Acte d'anoblissement donné par l'empereur Charles-Quint a 
Louis, a Bernardin et a Francois Porquin , frères. 

Fol. 061. 
1555. Am aitteen tag des monats januarii. 

Acte d'anoblissement donné par l'empereur Charles-Quint , a 

Hans Ott von Berckmuelen ou Bernimolin. 

Fol. 932. 

1557. Le 18 e décembre. 

Pierre, baron deBrandenbourg, S p de CMteau-Thiry-sur-Meuse, 
Bïoul, Hubine, par le trépas de son père Thiry, fait relief des sei- 
gneuries de Hubine, de la vouerie de Marloye et de Rendeur, par 
devant Robert de Berghes , évéque de Liége. 

Fol. 748. 



(94) 

m 

1559. Augu&ta Vindelicorum die %8 mens is julii. 

L'empereur Ferdinand confirme en faveur de 1'abbaye de Thorn 
au diocese de Liége, plusieurs diplómes accordés par les empereurs 
Othon 1 el III , au comte Ausfrid, et un autre d'Adolphe , roi des 
romains, au couvent méme de Tborn, en dale de 966, 986 et 1292, 
porlanl privilege pour Ie marché, Ie tonlieu et la monnaie dans di- 
verse» localilés. Voy. plus haut aux années citées. 

(Habui a Waltero Betoven procuratore.) Fol. 620. 

1566. Le 17" detnay. 

Exlrait de lettres de Gérard de Groesbeek , sur un appointement 

relatif a la seigneurie de Flémale conclu par frère Michel de Sevre, 

commandeur de Liége, et Jean de Lonchin, S r de Genlinnes, en qua- 

lité decommissaires de Jean de la Fontaine, grand prieur de France. 

(De M. 1'échevin Masset.) 

Fol. 336. 

1 566. Le pénultième juillet. 

Acte passé devant les échevins de Liége relativement a 1'ap- 

pointemenl ci-dessus touchant la seigneurie de Flémale. 

(De M. Téchevin Masset.) 

Fol. 326. 

1569. Le xxiij septembre, 

Philippe II accorde aux moines de S*-Jacques, le pouvoir de re- 
chercher les eens, rentes et au tres servitudes qui peuvent leur 
appartenir comme S" fonciers tant de Hayresche que de Haubrene. 

Fol. 36. 

1570. Mensis novembris die quarta, et a tergo lilterarum die 

quinto. 

Gérard de Groesbeek, évêque de Liége, considérant que les cha- 
noines de 1'église collegiale de Notre-Dame a Aldeneyck, n'étaient 
pas en süreté dans cette ville , oü ils essuyaient journellement les 
outrages des malveillants , consent a leur Iranslation dans la ville 
deMaeseyck. 

(Pas de sceaux.) Fol. 103-108. 



( 95 ) 

1570. En lalin. 

Antithesis sive conlrapositio ar gum en lorum reformidalae incor- 

porationis abbatiae S. Laurentii cum episcopalu Leodiensi et 

modi eamdem devitandi. 

(A dom. priore divi Jacobi.) 

Fol. 505. 

1574. Le septième jour de novembre. 

Gérard de Fléron conslitue et établit la justice de Beaurieu. — 

Suit le serment de ladite justice. 

Fol. 626. 

1574. De moix de novembre le VI* jour. 

Record rendu par les échevinsde la cour et justice de Beaurieu , 
a la requête de leur seigneur Gérard de Fléron, touchant les droits 
seigneuriaux appar tenant a un comte et seigneur de Beaurieu. 

Fol. 626. 

1586. Kayserwerdt den 14 augusti (en bas allemand.) 

Ernest, archevêque confirmé de Cologne et évêque de Liége , 

donne a Godefroid Taxis (staelhelder tot Staveiot) la charge de re- 

chercher tous les biens du comte Adolphe de Newenaer et de plu- 

sieurs autres de ses ennemis, dans les comlés de Looz et de Home , 

et demande qu'on lui porte assislance en celte besogne. 

(Habui originales a dno comité hujus filio.) 

Fol. 808. 

1602. Den 18 dach aprilis. 

Relief de fief fait par Jean de Kettelere , chargé de procuration 

de Maximilien van Broucbhorst, pourles chateau, franchise et sei- 

gneurie de Steyn. 

Fol. 308 bit. 

1606. Decima oclava die men sis augusti. 

Acte d'anoblissement donné a Laurent Ramée et a ses succes- 

seurs par 1'empereur Rodolphe. 

Fol. 011. 



(96) 

1612. Le 22 e jour du moix de septembre. 

Preuves de noblesse faites par Arnould de Fléron, S r de Cawen- 
burch , el placet pour être mis aa nombre des fiéyés et vassaux de 
noble tenement dans le comté de Looz. 

Fol. 927. 

1624. Le 24 de septembre. 

Certificat d*admissioo a 1'état noble do comté de Looz , donné 
dans la salie de Gnrenge par le secrétaire de la noblesse a Jean van 
Blocquerien , S r Yanderlaemen. 

(Des mains de M. le chancelier Blocquerien, anno 1640.) 

Fol. 482. 

1625. Le troisiême d'aoust. 

Acte notarié servant d*attestation pour proever que Damp Tho- 
mas d'Anthines , fils de monsieur Ponsard , était abbé de Wausor 

et Hastiers en 1360. 

Fol. 879. 

1626. Le siexième de mars. 

Philippe 111, roi de Castille, donne et confère a D elle Ermelinde 
de Oyenbrugge de Doras, fille dn sieur de Meldert, les canonicat et 
prébende vacants au chapilre d'Andenne par le trépas de D eIIe Ma- 
rie de Sanzelle. 

(Extrait de Foriginal étant a Andenne, le 11 octobre 1641.) 

Fol. 116. 
1626. Decima quinta mensis septembris. 

Acte d'anoblissement donné par Fempereur Ferdinand a Herman 

Lerneux. 

Fol. 934. 

1626. Die decima mariii. 

Lettre de Ferdinand de Bavière, évêque de Liége , a Jean de 
Chockier, son vicaire général, au sujet d'une donation faite au cou- 



(97) 

vent des capucins de Maeseyck, par Nico! as Nestelins, pasteur a 

Malioes. 

(Ex originali a PP.) 

Fol. 311. 

1626. En lat in. 

Origine et accroissement du couvent des capucins de Maeseyck. 

(Ex originali concesso a Patribus.) 

Tol. 311-318. 

1627. Die vigesima texta mensis marlii. 

Acte d'anoblissement donné a Corneille-Henri Motmans par 1'em- 

pereur Ferdinand. 

Fol. 035. 

1627. Die vigesima nova mensis decembris. 

Acte d'anoblissement donné par 1'empereur Ferdinand a Jean 

Curtius. 

Fol. 997. 

1628. Die vigesima prima mensis novembris. 

Acte d'anoblissement donné a Mathieu Hustin et a son neveu 

par 1'empereur Ferdinand. ( 

Fol. 018. 

1629. Die vigesima tertia mensis januarii. 

Acte d'anoblissement donné par 1'empereur Ferdinand a Tilman 

Vanderborcbt. 

Fol. 921. 

1630. Viertzekeuden tag monats octobris. 

Acte d'anoblissement donné par 1'empereur Ferdinand a Charles 

de Billebe. 

Fol. 908. 

1631. Op den negenden dach januarii. 

Certificat et accord donnés par les écoutète et échevins des aei- 

goeuries de Breugel et d'Erpecom , aur la nature de la juridiction 

desditslieux. 

Fol. 884 Ki. 

Tom. ix. 7 



(98 ) 

1651. 8 ociobrts, 

Non videlur aliquis ablegandus ex parte trium ordioum hujus 
patriae Leodiensis ad conventum circuli Weslphalici Coloniae. 
(A dom. Amand. Gelselio qui cilat Pleneva burgimagistrum.) 

Fol. 301. 

1632 (environ). En francais. 

Remontrances adressées a Fin fan te par Ie prince-électeur-évé- 
que de Liége, avec les apostilles y ajoulées par ladite prin- 

cesse. 

(Habui a domino Materni.) 

Fol. 851-860. 

1635. Die decima tertia mensis martii. 

Diplóme d'anoblissement donné a Guillaume Gaiffier par 1'empe- 

reur Ferdinand It. 

Fol. 065. 

1636. Zu Lutzenbourgs , am 3 drits martiu 

Ernesl, comte et seig r d'Isenburg, certifie bien connaitre les 

quarliers de Schwartzenbergh , de la Marck, de Gors waremme , de 

Huy. 

(Cachet d'Ernest d'Isenburg.) 

Fol. 154. 

1636. A Marche, Ie 18° d'apvrii. 

Jean-Théodore , comle de Mérode, baron de Houffalize, certifie 
bien connaitre Ie quartier de Hamal. 

(Cachet de J.-Th. de Mérode.) Fol. 154. 

1636. Donné d Palésieux , ie 29* apvriL 

Francois de Lorraine , éyéque et comte de Verdun , prince du 
Saint-Empire , grand doyen de 1'église electorale de Cologne , cer- 
tifie que les quartiers de Barbanson el des Harmoises , proven ant 
de la mère du père de M lle Dorothea-Anna de Schwartzenbergh , 
sont vrays anciens comtes el barons et d 'extraction il lustre , etc. 

(Cachet de Francois de Lorraine.) 

Fol. 151. 



(99) 

1636. A Bruxelles , le troisième de juing. 

Le comte de Noyelle et de Fallez , maitre d'hótel du prince-car- 

dinal-infant , cerlifie que les quartiers de mère dé Pélersem de 

Bréderode, provenanl du père de la mère de D IIe Dorolhea-Anna 

de Sch wart zen bergh , sont vrays anciens comtes et barons et 

d'extraction illustre, comme aussi les quartiers de Bossu, Blois, 

Humière provenants de la grand'mère maternelle. 

(Cachet du comte de Noyelle.) 

Fol 168. 

1636. A Bruxelles, le sixième dejuing. 

Guillaume , baron Scheffart de Mérode , certifie bien connaitre 
les quartiers de Rivière , de Mérode , de Pélershem-Mérode , de 
Bornhem et Bréderode, provenaut du père de la mère de D lle Do- 
rolhea-Anna de Schwartzenbergh. 

(Cachet de G. de Mérode.) 

Fol. 164 et 166. 

1636. A Bruxelles , le 27 e dejuing. 

Claude d'Ongnyes, seig r de Coupigny , etc, certifie bien con- 

naitre les quartiers de Mérode, de Hounalize, de Hennin-Liétard , 

de Blois, de Humière. 

(Cachet de Claude d'Ongnyes.) 

Fol. 163. 

1636. Bruxelles, le troisième de juilietle. 

Philippe de Rubemprez, comte de Vertaing, etc, certifie bien 

connaitre les quartiers de Mérode , de Hounalize , Hennin-Liétart 

ditBoussu, Blois et Humière. 

(Cachet de Ph. de Rubemprez.) 

Fol. 163. 

1636. A Bruxelles , le 21 e dejnillet. 

Charles-Philippe de Croy, duc de Havré et Croy , etc, certifie 
bien connaitre les quartiers de Barbanson, Boussu, Mérode dit 
Pélersem , et Rivière dit de Heere , et que ce sont quartiers d'an- 
ciens comtes et barons. 

(Cachet de Charles Philippe.) Fol 162. 



( ioo) 

1636. Le troisiême jour de Meptembre f d Maettricht. 

Le duc de Bouillon , gouverneur de Maestricht, certifie que les 

quarliers de Mérode , de Pétersem-Bréderodes et Humière , pro- 

venant tant du grand père que de la grand*mère, du cóté malernel, 

de D ell ° Dorothea-Anna de Schwartzenbergh , sont vrays anciens 

comtes et barons d'extraclion illustre. 

(Cachet du duc de Bouillon.) 

Fol. 161. 

1636. Den acht und zwanzigesten dag monats novembris. 

Acte d*anobüssement donné a Godard de Boucholt par Tempe- 

reur Ferdinand. 

Fol. 914. 

1637. Au ckdteau d* Anvert 7 le chinquiesme janvier . 

Albert , prince-comte d'Aremberghe et du Saint-Empire , prince 

de Barbanson, comte d'Aygreraont et de La Roche en Ardenne, 

vicomle de Dave, gentilhomme de la chambre de 8a majeslé et 

chevalier de Tordre de la Thoison d*or , certifie que les quarliers 

de Hamal et de Boulant , provenant de la part de la grand'mère 

paternelle de D u « Dorothée-Anna de Schwartzenberg , sont re- 

connues de Tancienne chevalerie militaire. 

(Cachet d*Albert.) 

Fol. 152. 

1637. Die tertia mensis octobris. 

Le doyen et le chapitre de 1'église métropolitaine de Cologne 
déclarent que les preuves de D 1Ie Dorothée-Anne de Schwartzen- 
bergh, lui ayant élé soumises par le chanoine Henri Vanden Bergh, 
ils les ont fait examiner suivant Tusage , et que par décret capitu- 
laire spécial ils les accepten t et les admettent. 

(Sceau du chapitre de Cologne.) 

Fol. 155. 

1639. Tertio idus aprilis, 

Diplómede collation de titre donné par Tempereur Ferdinand III 

a Ernest de Suys. 

Fol. 067. 



(101) 

1645. xxvi e jour du mots de Jécembre. 

Lettres du roi de France qui nomme Jean , seig r de Marsin , k 
la charge de maréchal-des-camps et armées , en récompense des 
services qu'il a rendus comme colonel d'un regiment de cavalerie 
étrangère , surlout dans la guerre d'Italie. 

(Hors son originale a moi communiqué par Ie noble etgénéreux 

sieur Jean de Marchin , reprins au blanc de cestes.) 

Fol. 330. 



Charte* inedites communiquées par M. Ie baron 

De Reiffenberg. 

L— (1103.) 

Adelbert, comte de Saphenberg, donne Vallen de Herche d l'ab- 

baye de Miinster-Bihen. 

Quoniam in hoc seculo nichil slabile et mansurum probatur, 
nisi quod Deo pura devotione consecratur, nullumque felicius 
commercium quam transitoriis comparare coelestia, zqpAdeL 
bertus , comes de Saphenberge, tradidi sancto amori in villa 
Belisiae hereditatem meam Herche , cum omnibus appendiciis 
suis cultis et incultis , aquarum et silvarum compendiis , stabili 
etfldeli jure sine ulla contradictione , pro anima meaet omnium 
heredum meorum et uxorum tnearum. Ut au tem haec tradi- 
tio firmior permaneret suscepi de gazophylatio sanctuarii 
X libras a manu Mathildis abbatissae in necessitatis causa , sed 
ut probabilior esset emptionis cautela , censum ipsius allodü 
recensuimus VIII libras et dimidiam , quarum sex determina- 
vimus ad vestituram Dominarum , septimam ad comparandos 
pisces abbatissae) et sororum in quadragesima , X solidos ad lu- 
minaria sanctuarii. De peculiaribus et placitorum causis statu- 
endis et destituendis in manu saepedictae abbatissae , ipsa sup- 
provisori suo statuat quod velit. Acta sunt haec, rata etindi- 



( 102 ) 

'vulsa anno Incarnationis Dominicae MC° V 1111°, regnante domino 
Heinrico quarto, Otberto, fideli Leodiensium episcopo , coram 
idoneis testibus Adolfo , Otberto , Ludolfo et compluribus aliis, 
manu mea simul et Glü mei tradita et abrenuntiata , sigitlala et 
inbannita , ut si quis de his statutis quicquam irritare voluerit , 
infernali dampnationi et judicum punitioni subjaceat. Amen. 

IL — (1118.) 

Lettre du pape Gelase a Richard , prévót de Springeersbach , 
touchant la regie de saint Augmtin. 

Gelasiusepiscopus, servus servorum Dei , R. ecclesiae Sprin- 
berbacensi praeposito et ejus fratribus salutem, et apostolicam 
benediclionem.Quaestionem inter vos probeati Augustini re- 
gula emersisse audivimus, quoniam quaedam in ea scripta sunt, 
videlicet de officiis, de labore manuum , et de jejunïo, quae non 
possunt in nostris provinciis adimpleri , quibus in rebus com- 
petens moderatio adhibenda. Ea enim quae ad mores bonos 
pertinent, divina cooperante gratia, (ubique) observanda sunt. 
Ea vero , quae de officiis ab eodem doctore scripta sunt , quia 
et in (a) roraana (ae) , et in (a) ceterarum ecclesiarum consue- 
tudo (consuetudine) discrepant, observari non possunt. Sic 
ut in beati quoque Benedicti regula quaedam de hujus modi ob- 
servationibus (observantiis) scripta sunt, quae nostris (quoque) 
teraporibus per monasteria longealiter sunt (Gunt). Neque ta- 
rnen enim propter hoc monachorum professio crediturinfirmari. 
Praecipimus ergo ut officiorum celebrationibus(celeb rationes), 
apud vos juxta (secundum) communem catholicae ecclesiae con- 
suetudinem observentur. Sane opus manuum, et jejunium se- 
cundum loei qualitatem , et personarum facultatem exerceatur. 
Sed (et) intus quoque communis regularium fratrum consue- 
tudo custodiatur. Ab excommunicatarum participatione quali- 
ter abstinendum sit sanctorum patrum nos instruunt sanctio- 
nes. Si qui tarnen fragilitate aliqua , vel iniquorum violentia 
eorum communicatione maculaverintindictacompetentipoeni- 



(103) 

tentia prioris arbitrio absolvantur. Pro nostris et romanae eccle- 
siae tribulatione fraternitas vestra indesinenter apud omnipoten - 
tem Dominum intercedat. Datum Romae Hl. Idus Augusti ( 1 1 18) • 

Item Gelasius. 

Si quis post professionem secundum regulam beati Augustini 
exhibitam fratres in caoonico ordine Deo servire volentesin- 
quietaverit, et ütibus et assiduis contentionibus operam dando- 
Deo et regulae inobediens co n ven turn indesinenter conturba- 
verit , bic talis , taliterque conversando , si ad aliquem eorum , 
in quo sub praeposito secundum sui ordinis propositum salvari 
possit,ire consilio sui praepositi suorumque fratrum voluerit, 
ticentiadata discedat. Si autem contumaciae spiritu ductus, non 
causa salutis animae suae , sed amplioris viae voiutabra repli- 
candi , et cum corvo ex arca egresso carnibus ac sanguinibus 
crasssari , ac pasci magis, quam cum columba virtutibus refici 
delectaverit absque benedictionis licentia juxta prophetam se* 
cundum desideria cordis sui demittalur. Infidelis enim si disce- 
dit, discedat* Non enim hoc juxta beatura Augustinum fit cru- 
deliter, sed misericorditer, ne contagione pestifera plurimos 
perdat. Verum tarnen si extra positus fratres vel domum infes- 
taverit, secundo terciove admonitus, nisi resipuerit, a prae- 
posito et fratribus excommunicetur. 

III. — (1189.) 

Le pape Calixte II confirme la règle et l'institut de Vabbaye de 

Rolduc , le 25 mars. 

Calixtus episcopus, servus servorum Dei , dilectis filiis Richero 
abbati et canonicis in ecclesia sancti Gabrielis de Rode , regu- 
larem vitam professis , tam praesentibus quam futuris , in per- 
petuum. Praeceptum Domini habemus intrare per angustam 
portam , quia angusta via est quae ducit ad vitam. Quia igitur 



( 104 ) 

vos, o fili in Christo charissimi , per divinam gratiam aspirati 
mores vestros sub regularis vitae disciplina coërcere , et üt an- 
gustam valeatis ingredi portara , communiter secundum sanc- 
torum Patrum institutionem omnipotenti Domino deservire 
proposuistis : nos votis vestris paterno congratulamur affectu. 
Unde etiam petitioni vestrae benignitate debita impertientes 
assen su m , religionis propositum praesentis priyilegii auctori- 
tate firmanus. Statuimusenimut nulliomnino hominum licèat 
vitae canonicae ordinem quem professi estis , in vestra eccle- 
sia immulare. Nemini etiam professionis vestrae facnllas sit 
alicujus levilalis instinctu, vel arctioris religionis obtentu 
sine prioris vel congregationis licentia de claustro discedere ; 
quod si discederet, nullus eum episcoporum, nullus abbatum, 
nullus monachorum sine communium Ht ter ar um cautione 
suscipiat, quamdiu videlicet in ecclesia vestra canonici ordi- 
nis tenor Domino praestante viguerit. Vestra vero omnia 
protectione apostolicae sedis munientes, vobis vestrisque 
successoribus in eadem religione mansuris ea perpetuo possi- 
denda sanximus , quae in presentiarum pro communis victüs 
sustentatione , videmini possidere, et quaecumque in futu- 
rum largiente Domino juste atque canonice poteritis adipisci. 
Nulli ergo hominum liceat eamdem ecclesiam temere pertur- 
bare, aut ejus possessiones auferre, vel ablatas retinere* 
minuere, vel temerariis vexationibus fatigare, sed omnia 
integra conserventur eorum, pro quorum sustentatione et 
gubernatione concessa sunt , usibus omnimodis profutura. 
Obeunte te nunc ejus loei abbate vel tuorum quolibet succes- 
sorum nullus ibi quolibet surreptionis astutia seu violentia 
praeponatur nisi quem fratres communi consensu , vel fra- 
trum pars consilii sanioris secundum Dei timorem providerint 
eligendum. Electus autem a dioecesano benedicatur episcopo, 
a quo etiam chrisma, oleum sanctum consecrationes altarium 
sive basilicarum et ordinationes clericorum vestrorum accipie- 
tis , siquidem catholicus fuerit et gratiam atque communionem 
apostolicae sedis habuerit, etsi ea gratis ac sine pravitate 



( 105) 

voluerit exhibere. Alioquin pro eorundem sacrament orum 
susceptione , catholicum quem ffialuéritis antistitem adeatis , 
salvo tarnen in omnibus catholici Leodiensis episcopi jure ac 
reverentia. Sane fructuum vestrorum decimas quos proprii* 
sumptibus laboribus ve colligitis , vobis absque episcoporum 
vel episcopalium ministrorum contradictióne habendas sta- 
tuimus. Siqua igitur in futurum ecclesiastica saecularisve per- 
sona hanc nostrae constitutionis paginam sciens , contra eam 
temere ven ir e temptaverit, secundo tertiove commonita, si 
non praesumptionen suam digna satisfactione correxerit, po- 
testatis honorisve sui dignitate careat, reamque se divino 
judicio existere de perpetrata iniquitate cognoscat , ita sacra- 
tissimo corpore et sanguine Dei et Domini redemptoris nostri 
Jesu Gbristi aliena fiat , atque in extremo examine districto 
ultioni subjaceat. Cunctis autem ecclesiae justa servantibus fit 
pax Domini nostri Jesu Christi; qualenus et hic fructum 
bonae aetionis percipiant , et apud districtum judicem prae- 
mia aeternae pacis inveniant. Amen. Datum Laterani per ma- 
nu m Crisogoni, sanctae Romanae ecclesiae Dia conicardinalisac 
bibliothecarii. VIII kal. aprilis. Indict. 15. Incarnationis Do- 
minicae anno mill. CXX1I, pontificatus autem domini Calixti 
secundi papae anno quarto. 
Ego Kalixtus catholicae ecclesiae episcopus laudans. 

(D'aprèsl'original.) 

IV. — (1125.) 

L'empereur Henri V confirme, Ie %\tnar$ 1 125, la donation faite 
a Vabbaye de S'-Jacques a Liège , par Tiebauld de Foron et 
par Guda, sorièpouse, de certains bienssituès a Blistin (Bihten) 
et ailleurs K 

In nomine sanctae et individuae Trinitatis.Henricus,divina 
favente dementia quintus Romanorum imperator Augustus, 

1 Une autre donation des meines individu* a 1'abbaye de Saint-Jacques, 
confirmée aussi par 1'eiDpereur Henri V , e*t analysée précédemraent. 



( 106) 

dignum esse judicamus et ad vitam praesentem transigendam 
ei ad futuram feliciter obtinendam id profuturum non dubita- 
mus secundum fidelium nostrorum justas petitiones ecclesias- 
ticas facultates et a cujuslibet potestatis injusta pervasione 
liberare et liberatas augmentare , augmentatas quoque regalia 
edicti munimine tuendas confirmare. Quapropter omnibus 
divini nostrique nominis amatoribus tam futuris quam prae- 
sentibus , perspicuum esse volumus quia Tiebaldus de Foron , 
vir ingenuus , ad extrema veniens mandaverit conjugi suae 
fidelissimae, scilicet Gudae , et Arnolpbo nepoti suo, ut apud 
sanctum Jacobum, in insula Leodii, corpus suum sepelirent, 
duo praedia Colombier videlicet et BHisten ecclesiae beatiapos- 
toli pro redemptione animae suae traderent , post cujus obi- 
tum jam dicta uxor jeus atque nepos mandatis ipsius fideliter 
obtemperantes in die qua sepultus est, duo illa praedia eccle- 
siae Sti. Jacobi per manum advocati Arnulphi scilicet comitis 
de Los jure perpetuo tradiderunt cum omnibus appenditiis ad 
ipsa praedia respicientibus , videlicet familia , agris , pratis 
pascuis, sylvis, aquis, ea certa lege atque jure, quo ipsa 
vivens illa obtinuit , et ita scilicet ut ulrumque allodium a 
cujustibet extraneae potestatis placito vel districtione liberum 
penitus sit et immune , ad vocationem autem utriusque praedii 
nepos ejus Arnulphus consensu abbatis vel fratrum retinuit 
sibi , non tarnen ita ut placitum vel aliquod servicium ibi ali- 
quando habeat, non ingrediatur aut exeat non cerie se omnino 
intromittat , sed ea tantum ratione , ut pro anima avunculi 
sui Tiebaldi hoc bonum contra omnem invasorem si opus sit 
jure advocali defendat. Facta est autem haec praesente domino 
Otberto Leod. cpisc. multisque regni nostri summis primatt- 
bus , quorum nomina ad ipsam roborandam infra sunt scripta 
comes Cuno, Wilhelmus advocatus Leodii, Renerus advocatus 
Sti. Lamberti, Gillebertus de Granes, Wolbertus de Woldey- 
mont, Godefridus de Sineys, Bovo de Wahart, Engo filius 
ejus, Bovo de Braz, Walterus de Bullione, Balduinus filius 
Ebulonis de Forselis , Gilebertus de Haret et alii plures. Hac 



' ( 107 ) 

itaque traditione legitime peracta venerabilis Guda pie memor 
et sollicita de salute defuncti conjugis lertium quoque prae- 
dium quod Struone dicitur supra Mosellam situm pro anima 
ejus per maoum ejusdem comilis Arnulphi tradidil Sto Jacobo 
cum omnibus appendiliis suis, familia scilicet, agris, vineis, 
pratis, pascuis, aquis, sylvis; cujus advpcationem nee sibi, 
retinuit, nee praedieto Arnulpho vel cuique constituit, sed 
Jiberum ab omni jure alieno sive advocato tradidit , ut ecclesia 
cuicumque vel Iet illud committeret, qui lueri et defendere illis 
in partibus posset. Hujus secundae traditionis testes sunt Wil- 
helmus advocatus Leodii, Wilhelmus de Herculenes , Wilhel- 
mus de Davelis, Arnulphus de Lcntres , Cuno de Herdines, 
Arnulphus de Roden et duo filii ejus Arnulphus et Gilebertus , 
Franco de Castren et plures alii. Ego igitur Henricus , gratia 

Dei Romanorum imperator Augustus cum pascha Leodii 

celebrarem , honorifice postulalus a venerabili ipsius civitatis 
episcopo Adelberone et Otberto ejusdem ecclesiae SU. Jacobi 
abbati atque fideli meo Arnulpho de Los comité, ejusdem ad- 
vocato, praedictas traditiones ut scriptae sunt inspexi et appro- 
bavi , signo sigilloque meo contra omnem in perpetuum con- 
troversiam comraunivi, astantibus, video tibus et ipsum appro- 
bantibus multis summisque regni mei primoribus , quorum 
nomina ad ipsa corroboranda infra subscripta sunt : Adelbero, 
episcopus Leodiensis, Godeboldus episcopus Ultrajectensis , 
Henricus episcopus Virdunensis , Andreas praepositus Sti 
Lamberti, Philippus praepositus Trajectensis, Alexander et 
Steppo arebidiaconi , Reinzo , Arnulphus , Reinbaldus , Wido, 
canonici , Tiebaldus marchio , Berengerus comes de Sozbach , 
Arnulphus comes de Los, Gerardus comes de Wassemberg , 
Wi lel mus comes, Lambertus comes, Wigerus advocatus Sti. 
Lamberti , Arnulphus de Rode , Werricusde Galvo-Monte , Otto 
filius Gilebertide Duraco, Arnulphus deErschoch, Lambertus 
frater Verrici. De familia imperatoris Henricus Houvech, Fol- 
marus, Richardus, Ludovicus et alii mulli. Anno Dominicae 
incarnationis MCXXV. Indictione tertia. Anno autem imperii 



' ( 108 ) 

Dom in i Henrici , Romanorum imperatoris Augusti XV. Actum 
Leodii feliciter in nomine Domini pridie kalendas Aprilis. 

V.— (H40.) 

Arnold 1, archevêque de Cologne, confirme louies les possessions de 

l'abbaye de Rolduc, Ie 20 octobre. 

In nomine sanctae et individuaeTrinitatis, ego Arnoldussanc- 
tae Coloniensis ecclesiae arcbiepiscopus , in perpetuum notum 
facio omnibus Ghristi fidelibus praesentibus atque futuris , 
qualiter ecclesia Rodensis sub temporibus praedecessorum 
meorum, liberalitate principum, oblationibus Gdelium aucta 
vel promota est. Igitur comes Adelbertus de Saphenberg, 
post omnia beneficia praedictam boneste dotavit ecclesiam, 
postque datam omnimodam libertatem , sicut plenarie sub si- 
gillo episcopi Oberti continetur , mansum qui dicitur Germani 
specialiter pro anima matris suae Gcpe cum Glio suo Adolfo 
eidem dedit ecclesiae. In obitu vero ejusdem comitis Adel- 
berti, praediclus filiusejus comes Adolfus decimas quasin prae- 
dio suo Rimest et Gelliche et Herdene , et Breidelo et Geneche 
possedit , cum omnibus appendiciis suis , sex quoque bonnaria 
in Rimest , et tres curtes quae apud ipsos vocantur Hovestede, 
pro anima patris sui eidem tradidit ecclesiae. Praeterea in ipso 
allodio Rode loca quaedam quae nominantur Berrenbruch, 
Gerberstbruch , sex quoque mansos et dimidium , id est quid- 
quid ad beneGcium fratris Theoderici , qui cognominatus est 
Holgrim , pertinebat, eidem ecclesiae ipse Tbeoderico regnante 
donavit , scilicet unum mansum in Crumbacb , mansum et di- 
midium in Rode, tres mansos apud Herebach, et mansum 
unum in Wilandeshus. Dedit etiam ipsi ecclesiae mansum 
Walthelmi et dimidium mansum Adolphi, mansum quoque 
Ansfridi juxta vivarium , tres quoque mansos , beneficium vi- 
delicet Hugonis fratris praenominati Theoderici. Duos insuper 



( 109 ) 

mansos et AA jugera hemoris sui ia Menewede. Locum quoque 
viueae quae dicitur Hangendenvels super fluvium Ara eidem 
ecclesiae dedit. Praedecessor etiam meus archiepiscopus Fri- 
deiicus postea quam idem locus vineis est insitus, decimam 
quae sui juris erat , eidem ecclesiae concessit et sigilli sui at- 
testatioue confirmavit. Dux quoque Waleramus de Limburg 
sex mansos in allodio Rutelvel beneGcium videlicet Engrami 
et fratris Embriconis et decimam unius mansi in Kettensiphen 
praenominatae tradidit ecclesiae , et filius ejus dominus Hen- 
ricusXV jugera de beneficio fratris Hezelonis, ministerialis sui, 
apposuit, et quidquid tam pater quam socer ejus fecerant, 
confirmavit. Praedictus etiam comes Adolfus de Saphenberg 
dedit eidem ecclesiae partes quatuor ecclesiarum cum partibus 
pariter decimarum , quarum nomina haec et partes sunt : Sex» 
tam partem ecclesiae quae est in Gelleche dedit ecclesiae cum 
$exta decimarum parte, quintam partem ecclesiae quae est in 
Rimist. Dedit ecclesiae cum quinta decimarum parte , et locum 
curtis in cimetorio ecclesiae. Quintam partem ecclesiae quae 
est in Geniche dedit ecclesiae cum quinta decimarum parte ; 
quintam partem ecclesiae quae est in Asch dedit ecclesiae cum 
quinta decimarum parte , et ecclesiam proximae Rodensis 
villae liberam dimisit ecclesiae. Udo etiam vir nobilis de Mü- 
lesvort cujus propria erat quarta pars donationis ecclesiae apud 
Setterig contulit eam praefatae Rodensi ecclesiae cum quarta 
decimarum parte, Bilthene octavam partem ecclesiae cum 
octava decimarum parte. Praeterea Udo junior, praedicti 
Udonis filius, contulit eidem ecclesiae quindeeim diurnales 
terrae apud Setterig , et unam curtem , tres solidos Coloniensis 
monetae, ibidem solventes et quindeeim Urethen et curtem 
apud Hülinchoven. Item Ludolphus de Bethbure quod habuit 
vinearum in duabus villis Dune et Bingenhove a Theodorico 
comité de Ara. Dimidium molendinum in Wanle traditione 
legima praedicta suscepit ecclesia. Regenwidis quoque nobilis 
femina et vir ejus Adelbertus mansum unum et dimidium in 
villa Holtbeim et tres curtes. Soror etiam Wendelburgis man* 



( HO ) 

sum unum in Diburghove , et soror Adeleidis triginta jugera 
et curtem in Liehe eidem tradiderunt ecclesiae. Nizo quoquede 
Gerode eidem ecclesiae quoddam allodium in Gerode et in 
Melewilre tradidit quod XVII solidos colon. monetae solvit. 
Men gen zo ministerialis praedicti comilis Adolpbi cum uxore 
sua Gepa quamdam vineam apud montem sanctae Walburgis , 
quae dicitur Dalewingart , et tres partes vineae in Budendorp 
et octo jugera in Wilre; VIII quoque jugera juxta bospitale. 
Praeterea totam curiam in qua bospitale situra est , et nemus 
retro hospitale per manum domini sui praedictae donavit 
ecclesiae. Rudolphus de Wezenrode tria honnaria apud eum- 
dem locum et Godescalcus cum uxore sua Adeleida novem 
jugera apud Amble ad praefatam dederunt ecclesiam. Hae tam 
nostris quam praedecessorum nostrorum temporibus Iegitime 
data, Iegitime ab eadem possessa sunt ecclesia, Quia igitur 
justum est, nos pauperum Christi , cujus vicem gerimus in 
terris , patres et protectores existere , ne quis invasione vio- 
len ta vel machina tione fraudulenta , quae hu ie carthelae anno-* 
tata sunt, et legitima traditione praedictae concessa sunt 
ecclesiae, diripienda vel imminuenda putaverit, banni noslri 
autoritate ea confirmamus et sigilli nostri impressione signa- 
mus , testibus idoneis , quorum haec sunt nomina annotata : 
Arnoldus archidiaconus et praepositus majoris ecclesiae. Wal- 
terus ejusdem ecclesiae decanus. Obertus ejusdem ecclesiae 
scholasticus, Gerardus archidiaconus et praepositus Veronensis 
ecclesiae. Tiboldus sancti Severini praepositus. Bero praeposi- 
tus Cuneberti , Albero ejusdem ecclesiae scholasticus , Wal- 
therus praepositus de Wassenberg, Berengerus scholasticus 
ecclesiae sanctae Mariae adgradus; liberi homines comes Adol- 
phus de Saphenberg , dominus Heinricus de Limburg Lotha- 
rius comes de Are, Goswinusde Heinisberg et alii quamplures. 
Acta sunt hoc anno Dominicae incarnationis millesimo cente- 
simo quadragesimo. Indictione tertia duodecimo Kalendas 
octobris in ecclesia B. Petri Coloniae. Code diplomatique ma- 
t»ti«crtl, pag 84. 



( in ) 

VI. (H41) 

Arnold ƒ, archevêque de Cologne , après avoir fait recouvrer au 
Chapitre de Vèglise St* Martin a Lieg e , un bien envahi par 
quelques seigneurs, en affermit la possession par uneexcom- 
munication lancée contre ceux qui tenteraient encore de s'en 
emparer. 

Ego Arnoldus , Dei gratia Coloniensis eptscopus , salutem in 

perpetuum. Officii nostri est veritati testimonium perhibere, 

et ecclesiam Dei nobis commissam cura pervigili sic regere , 

ut auxiliante Deo floreat religione, et nulla rerum suarum 

amissione marcescat. Ea pro ter notum facimus omnibus tam 

futuris quam praesentibus, quemadmodum ecclesia B. Martini 

in Leodio possessionem suam quam in Diegada per violentiam 

Stephani de Oys et suorum non pauco tempore amiserat, 

divina gratia nobis cooperante tandem in pace possideat. Cum 

enim idem Stephanus propter eamdem violentiam legitime 

excommunicatus post obitum suum atrio caruisset , Gerardus 

gener ejus bonum illud a fratibus S. Martini in obedientiam 

legitimam petens et suscipiens omnem violentiam ejusdem in 

capitulo eorum abjuravit, et eidem facluro suo consilio et 

instinctu sororios suos cum sacramento promisit, in eodem 

autem juramento hujusmodi interposita fuit pactio quatenus 

secundum tenorem chartae , quam impressam sigillo ejusdem 

ecclesiae accepit , primis quidem, tribus annis XXV solidos, in 

quarto vero et deinceps ipse vel filti sui praedictis fratribus 

S. Martini annis singulis XXX solidos solverunt , sui autem 

obedientiam eorum absqueomnicontradictione eis reliquerunt. 

Hanc itaque pactionem praedicti Stephani uxor et filii ejus se- 

quentesColoniae in ecclesia B. Petri in praesentia nostra, et in 

facie totius ecclesie, cum et prioris nostri et ceteri quam* 

plures clerici , libri ac ministeriales ibidem testes adessent , 

praedictae possessionis B. Martini violentiam omnem, sicut et 

Gerardus Leodii fecerat abjuraverunt , nihil penitus in eq 



( »12 ) 

juris se habere , nee unquam habuisse , co ram omni recognos- 
centes. Nos igitur de pace ecclesiae gaudentes, beati Petri et 
nostrae auctoritatis bannum judicio ecclesiae nostrae ibidem io 
auditu omnium inter posuimus , ne quisquam ex eis vel eorum 
heredibus, quae praedicta modo sopita et extincta erant, susci- 
tare aut movere praesumeret ulterius. Hujus rei testes sunt 
Arnulphus majoris ecclesiae praepositus , Waltherus decanus , 
Berno praepositus S. Gereonis, Gerardus praepositus Bonnensis. 
Theobaldus prepositus, S. Severini, Tbeodoricus praepositus, 
S. apostolorum , Rodulphus abbas Tuitiensis cum reteris prio- 
ribus et fratribus nostris. Praeterea comes Jdolphus de Monte, 
Conrardus comes Bonnensis, Arnulphus comes Tuitiensis, 
Gosuimus de Facoumont , et alii quamplures liberi ministeria- 
Iibus ; Hermannus advocatus . Joannes Dapifer , cum caeteris 
quampluribus. Aclum est hoc solemniter Coloniae in ecclesia 
beati Petri. Anno incarnationis Dominicae MCXII. IndictionelV. 
Regnante glorioso Rege Conrado, anno regni ejus tertio, epis- 
copatus autem nostri anno quarlo feliciter. 

(Tiré d'un MS. du baron de Crassier, lequel appartint ensuite 
a F. David, chanoine de St.-Jean, a Liège; foU 16 recto.) 



Sur Philippe Mouskés , auteur du poe me roman des Rois 
de France; par H. fi. G. Du Hortier. 

Philippe Mouskés, connu sous Ie oom de Philippe 
Mouskés, est sans contredit 1'un des plus féconds et des 
plus fameux trouvères du XIII siècle; soit qu'on Ie con- 
sidére comme écrivain ou comme historiën, soit qu'on 
envisage 1'époque reculée du chanlre roman de Philippe 
Augusle, on devra reconnaltre que Philipe Mouskés est 
sans contredit Ie trouvére Ie plus important de 1'époque 
romane. Son poëme en 32,000 vers est une véritable épopée 



(113) 

de l'histoire de France, oü les fables et les romans des 
temps héroïques se mélent aux récits hisloriques, aux 
Ubleaux de moeurs de la vie domestique el aux scènes de 
la vie sociale. Ge ne sont point ces narrations galantes , 
ces tournures amoureuses des trouvéres lyriques, c'esl la 
conception épique romane dans sa sévère simplicité et 
sa naïye candeur. Vouloir juger 1'épopée de la période 
feodale par les condilions lyriques de cette époque, ce 
serait tomber dans une grave erreur , et cette faute a été 
pourtant commise par plusieurs écrivains qui,jugeant 
Philippe Mouskés au point de vue des poésies galantes du 
XIII siècle, ont raéconnu son mérite réel. Mais, quoi 
qu'en aient pu dire quelques critiques, on est forcé de re- 
connaitre avec 1'un de nos plus spirituels littérateurs, 
que son ouvrage n'en est pas moins Ie monument Ie plus 
entier, Ie plus vaste, de Ia langue romane en Belgique '. 

Gélébré par Du Cange, rillustre auteur du Glossaire du 
moyen dge, par Foppens, Paquot, Duchesne, Roquefort, 
Raynouard, et récemment encore par M. Arthur Dinaux, 
Philippe Mouskés a trouvé dans notre savant confrère M. Ie 
baron deReiffenberg, un éditeur érudit et spirituela la fois 
qui, enfin, Ta mis en lumière. Il n'a point perdu a attendre. 

Le nom de 1'auleur de la grande épopée de l'histoire de 
France ne saurait présenter de doute; le poëte roman se 
nornme lui-méme dés le premier yers, tout en indiquant 
le but qu'il se propose. 

Phexipres Vocse.es sentremet, 
Et ensi point de faus ni met ; 
Tont sans dounèr et sans prouraettre 
Des roia de Franche en rime ra et re 
Toute lestore et le lignie. 

1 De Reiffenberg , Introd. & Phil. Mouskes 9 I , p. ccxxxn. 

Tom» ix. 8 



Ainsi Ie nom de l'auteur est Philippe Mouskés, ou mieux 
Mouskés, comme nous le.verrons lout a 1'heure; l'bisloirc 
est celle des rois de France. Ma is 1'écrivain-poête esl-il, 
comme tous les auteurs Fout répété depuis Audré Du- 
chesne , Ie mérae que 1'évêque de Tournay , Philippe de 
Gand,surnommé Jlfwu*? Tel Ie est la question que je veui 
examineraujourd'hui, et je démontrerai: 1° que Philippe 
Mouskés et 1'évêque Philippe de Gand sont deux persou- 
oages enliéreraent différents; 2° que Ie trouvère était un 
bourgeois de Tournay , qui florissait sous Phlippe Auguste , 
un demi-siécle avant 1'évêque Philippe de Gand ; 3° que 
«on nom doit se prononeer Moutki* et non Mou*kes\ 
4° que la familie Mouskés est tournaisienne et non gan- 
toise; que, par conséquent, il y a eu erreur et confusion 
lorsque Ton a attribué a 1'évêque Philippe de Gand Ie 
poëqae du trouvère tournaisien. 

Bétons-nous de dire que celui qui, Ie premier ,a con- 
fondu Ie poëte tournaisien avec 1'évêque Philippe de 
Grand, paratt être André Duchesne. Foppens, en accueülant 
cette version, Ta rpndue populaire, et tous les autres n'ont 
fait que la suivre. L'errour ne peut donu aucuneraent étre 
imputée a notre savant ami M. Ie baron de Reiffenberg, 
commentateur de la chronique de Philippe Mouskés, et 
qui,n'ayant trouvé aucun molif pour rejeter 1'opinion 
commune, avaitbien dü l'admettne. Ajoutons que, dans Ie 
second volume de eet ouvrage, il semble avoir consu des 
doutes sur 1'identité du personnage, en émettant Ie soup$on 
que 1'évêque Philippe pourrait bien apparlenir a la maison 
de Gand *, ce qui nous paratt aujourd'hui trés-vraisem- 
blable. Un heureux basard pouvait seul faire connaitre la 

1 Reiff. , Mouskés , vol.il, p. lxxviii. 



( 115) 

vérité, et aprés qtialre années de recherches, Ie hasard ra'a 
servi au dela même de mes espérances. 

Pour démontrer Terreur que nous vcnonë de signaler, 
étabiissons d'abord les faits en co qui concernc l'évêque 
Philippéde Gand; 1'examen de ces faits prouvera que la 
cbrönique roroane des rois de Franco n'éstet ne peut étre 
sou ouvrage. 

L'évêque Philippe de Gand appartenait k Ia Flandre fla- 
mingante et était natif de la ville de Gand *, oA il résida, 
parait-il, durant de longues années. Ghancelier de l'é- 
yêché deTournay en 1272, il fut, en 1274, promu a 1'épis- 
copat , fit son entree a Tournay , Ie 25 jan? Ier 1275 (1274, 
v. st.), et mourut & la Noël de 1'année 1283, époque a la- 
quelle Michel de Warenghien lui succéda comme évêque. 
Aucune charte, aucun ouvrage antérieur a André Duchesne 
ne Ie désigne sous Ie nom de Philippe Mouskes , mais tous 
les documents contemporains et authentiques lui donnent 
celui de Philippe de Gand, dit Mus ou Muus. 

La Vieille chronique des évéques de Tournay , MSS. con- 
servéau chapilre de la catbédrale, s'exprime en ces termes: 
« Après ledict euesque mestre Jehan Buchiel succéda 
» Phelippe de Gant, chanonne et chancellier en ladicle 
» église, et fust 6acré lan mil deux eens soixante-quat- 
» torte. » 

La chronique des évêques de Tournay , conservée h l'ab- 
baje de Cysoing et qui paratl étre une copie du texte pri- 
milif de la chronique de la cathédrale *, reproduit la même 
Tersion : Johanni Buchiel successie dominus Philippus de 

1 Chronique de St.-Bavon. 

2 Cette cbrönique est publiée par M, Ie baron de Reiffenberg dau* les 
appendices a Philippe Mouskes, vol. I, p. 542. 



( 116) 

Gandavo, canonicus et cancellarius tornacensis in epiè* 
copum consecratus anno MCCLXXIV. 

Gilles li Huisis, abbé de S'-Martin a Tournay et contem- 
porain de 1'évéque Philippe de Gand , parle de lui, dans 
sa chronique, eu ses termes: Anno 127 4 fuit electus a 
decano et capitulo Magister Philippus de Gandavo oriun- 
dus canonicus et de gremio, vir litteratus, prudens et 
disoretus, et venit in Tornacum Ulo anno; pree fuit annis 
eir citer octo f . 

La chronique de S'-Bavon a Gand , oü 1'évéque Philippe 
était né, dit en parlant de ce prélat : Ordinatus est in 
episcopum Philippus, cognomine dictus Muus, circa an- 
num domini 1275, natus de Gandavo, magister in ar- 
tihus, dominus Ie gum, magister in decretis , homo mitis 
et suavis *. 

Dans loules les chartes données par ce prélat , il prend 
Ie nora de Philippus de Gandavo, ou trés-rarement celui 
de Philippus de Gandavo dictus Muus; jamais il ne prend 
celui de Moushes. Le nécrologe de la cathédrale de Tour- 
na; , en parlant de son oncle, porte : Eodem dié (18 kal. 
Decembr.), obiit Georgius penitentiarius , avunculus 
domini Philippi de Gandavo, episcopi tornacensis. 

Enfin, le registre aux entrees, dit de cuirnoir, manus- 
crit contemporain qui repose aux archives de la ville et 
cité de Tournay, raconte Ia joyeuse entree de 1'évéqüe Phi- 
lippe de Gand en ces iermes : 

DE LE UElfüK LE DESQÜB PHELIPOlf DE GAKT. 

« L'an del Incarnation M.CG.LXXIV el mois de jenuier 
y> le samedi apries le ior de le conuersion de saint Pol, 

1 Li HuUis in Corp. chron. Flandr. , I , p. 164. 
1 Chron. St.-Bavon. 



(117) 

» entra premiers en Tornai liuetke* Phelippe* de Ghant, 
» quant il reuint de sen sacre. Si ramena par lassens des 
» prouos, des iurés , des eswardeurs, des maïeurs et de tout 
* Ie consel de Ie uille lous banis et a ans et a denier, fors 
» cheauski esloient banit pour niourdre, pour rat de femme 
» efforchié u rauie u emmenée a forche , pour arcin , pour 
» reubeenbosu en kemin, u pour paisfaite par preudomes 
» brisie, u pour triues, u respit u suretet brisié , u pour 
» mort dome u de femme faite puis Ie daraine lettre Ie roi 
» en laquelle il est contenut que iamais ne puist rauoir 
» Tornai ki home u feme ochie, el partant se tiunrent les 
» parties a paiiet. > 

Ainsi, k Gand comme a Tournay , dans les actes de Vé- 
yéché comme dans ceux de la cité, 1'évêque Philippe est 
toujours nomraé Philippe de Gand ou Muu*, jamais il ne 
prend Ie nom de Mouskes; les textes des autorités con- 
temporaines que nous Yenons de citer établissent cette vé- 
rité a 1'évidence. Quant au MSS. n° 9435 nouv. , de la 
bibliothéque de Bourgogne, cité par M. Ie baron de Reif- 
fenberg * , et qui donne Ie nom de Mouskes a 1'évêque Phi- 
lippe, c'est un manuscrit moderne du XVIII siècle, sans 
importance pour Ie sujet qui nous occupe. 

Les citations qui precedent démontrent : 

1° Que 1'évêque Philippe de Gand était flamand et né 
k Gand ; 

2° Qu'il ne se nommait pas Mouskes, mais bien Philippe 
de Gand surnommé Mus ou Muu*; 

3° Qu'il florissait en 1280. 

1 Reiff., Chroniqtte de Ph. Mouskes, -vol. II, p. cccv. Il est k remarquer 
que ce HSS. y est coté n° 9485 , ancien ; mais c'est 0436 nouveau qu'il 
faut lire. Cette rectification m'a été indiquée par M. Gachet , quiavait 
fourni 1'extrait ; ainsi , il n'y a nul doute sur Pidentité du MS. 



( U8 ) 

Or, aucun de ces poinls n'eat applicable k 1'auteur du 
poëme. 

D'abord nous établirons que Ie trouvére était non pas 
un flamand , mais un wallon sujet de la France. En effet, 
ou ne trouve dans loul 1'ouvrage ni un seul flandricisme, 
ni une tournure flamande, mais toules les expressions et 
les tournures rappellent complétement Ie vieux langage 
tournaisien , comme il s'est presque entièreroent coriservé 
dans les communes rurales des environs de la vieille cilé 
des Franks, quenotre poëte célèbre si souvent dans ses 
vers. Qu'est d'ailleurs 1'ouvrage de Philippe Mouskés ? Un 
éloge des rois de France. Or, un tel éloge était naturel sous 
la plume d'un habilant de la ville de Tournay , ville sujet te 
aux rois de France et qui formait une regale au milieu 
des grands vassaux ; mais dans Ia bouche d'un flamand , 
et surtout d'un gautois, c'eüt été une trahison. Philippe 
Mouskés ne cacbe pas d'ailleurs qu'il apparlenait a la 
France; les Francais, pour lui ce sont no* Francais; les 
Flamands sont ses ennemis *. En racontant lhisloire de 
la bataillede Bouvines, dont il avait été témoin, Philippe 
Mouskés ne montre aucune sympathie pour les vaincus , 

Maintes fois oïssies Ie jour 
Crier mou joie sans séjour ; 
Cis mos esmaïa 2 Ie* Flamens 
Cis mos lor fu paine et tormens 
Cis mos le8 a tous abaubis 8 

(V. 21, 901.) 

1 Plusieurs des héros cités par Philippe Mouskés , dans sou récit de la 
bataille de Bouvines, Gérard-la-Truie , Hues des Wastines (et non de la 
Voestine), Guillaume des Barre»», appartenaient a des families tournai- 
«iennes. Il existe dans les archives de Tournay des actes d'intérét privé 
qui se rapportent a ces families lesquellet exislent encore de dos jour*. 

9 J>ëi-outa x déconcerta. 

1 Ebaubis, èbahis. 



(119) 



Et quant on eacrie monjóie 
Ni ot fiaraenc qui n'aaoploié. 

(V. 21, 875.) 

C'est bien la Ie langage de celui qui criait monjoie 
dans Ie corabat et non de ceux que ce mol mettait en dé- 
route. En parlant des Champenois , il dit : 

De» Campignois ni ot celui 
Qui ne fatso flament anui. 

(V. 21, 892.) 

On Toit que la sympathie de 1'auteur n'est pas pour les 
Flamands, et cela se'congoil chez celui qui avait assislé au 
sac de Tournay , sous Ie comte Ferrand. Mais quand il parle 
des Francais il n'a pas d'éloges trop grands a leur offrir, 
comme dans ces vers si délicats : 

Mais li Francoi», «'on dire 1'oae, 
Sont de tous cevalier» la roae. 

(V. 21,99-1.) 

Nous arons dit quePhilippe Mouskés ne laisse pas igno- 
rer qu'il appartenait k la France. Dans la narration de la 
bataille de Bouvines, dont il atait été iémoin , il s'exprime 
en ces tcrmes : 

Souvent oissies a grant joie 
NOS Francais escrier mon joie. 

(V. 21,633.) 

No» Frangais , c'estle langage d'un compatriote et non 
d'un ennemi; il n'y a qu'un sujet francais qui ait pu s'ex- 
primer de la sorle; encore une fois chez un flamand c'eöt 
été une trahison. En parlant du roi Jean d' Angleterre , dé- 



( 120 ) 

fait devant la Roche-aux-Moines , il ajoute : 

Et quant il tot Ia vérité 
Gomment Franc, oia «ont ar out é, 
Desconfi «'en alla fuiant 
Et ho Francois aprièa huant. 

(V. 22, 251.) 

Tous ces passages prouvent que la chronique na pas élé 
écrile par un Bamand ; un sujet des rois de France pouvait 
seul s'exprimer comme Ie fait notre poële. Mais 1'esprit de 
clocher perce d'une maniere singulièrement remarquable 
quand Philippe Mouskés raconle Ie supplice que Philippe 
Auguste fit subir au comte Ferrand, Ie même qui, a la tête 
d'une armee flamande, avait saccagé et ruiné Tourna y 
1'année qui précéda Ia bataille de Bouvines. 

Sot Ferrand mis en doublé fier . 
Auti come diable d'enfier j 
Por 90U kil voloit regibier 
On Ie fait pestre et aoujourner 
Si come ceval detsoulé , 
Por 90U quil ot Tornai foulé. 
(V. 22,289.) 

Dn (lamand n'eut certes pas comparé Ie comte Ferrand 
a un diable d'enfer. Et pourquoi Ie roi de France met- il 
Ie chef des Flamands en doublé fier ? écoutons Ie motif 
qu'en donne Philippe Mouskés; c'est, dil-il , por $ou quil 
ot Tornai foulé. Ainsi Ie comte Ferrand, fait prisonnier a 
Bouvines, n'est pas mis aux. fers pour avoir leve 1'étendard 
de la révolte et voulu détróner son suzerain ; non, Ie motif 
qui Ie fait condamner a ce supplice, c'est parce qu'il a foulé 
et saccagé Tournay ! L'esprit municipal du bourgeois de 
Tournay est ici trop évident pour avoir besoin de comraen- 
taires. Et eet esprit de localité se reproduit chez Philippe 
Mouskés chaque fois qu'il s'agit de la vilie de Tournay , 



( 121 ) 

ce qui fait que dés 1'époque oü Ie MS. fut découvert, tous 
les auteurs reconnurent qu'il devait avoir été écrit par un 
habitant de cette ville. 

Le lexte de la chronique repousse donc la supposition 
qu'elle aurait été écrite par un flamand; tout démontre au 
contraire qu'un tournaisien seul a pu en être 1'auleur. 
Le nom du poëte est d'ailleurs, comme nous 1'avons dit, 
tres-différent de celui de 1'évéque ; les chartes épiscopales, 
les chroniques contemporaines , la narration de la joyeuse 
entree de Tévêque Philippe sont unanimes a eet égard. Get 
évêque se nommait Philippe de Gand ; la chronique de 
S*-Bavon lui donne le surnorn de Muuê; mais nulle part 
on ne lui trouve le nom de Mouskéê , nom qui présente 
une signification entiérement différente. 

Que si nous rapprochons les dates du poëte roman et de 
l'évêque, nous reconnaitrons bientot que ce rapproche- 
ment établit uneaulre preuve nouvelle que 1'évèque Phi- 
lippe de Gand ne peut avoir été 1'auteur du poëme sur les 
rois de France, en démontrant que 1'évéque et le poëte flo- 
rissaienl a un demi-siécle Tun de 1'aulre. En effet , toutes 
les chroniques s'accordent en ce point, que Philippe de 
Gand fut élu en 1274, et les archives de 1'évéché de 
Tournay élablissent qu'il mourut vers la Noël de Tan 
1283 '. Or, Philippe Mouskés, en parlant de laprise de 

1 Le jeudi après la No el 1283, le chapitre annonce au roi Philippe-le- 
Hardi, le décès de 1'évêque Philippe de Gand et demande d'être autorisé 
aprocéder a 1'élection de son successeur. Le dimanche après 1'Epiphanie , 
le roi donne licence d'élire un successeur. Enfin, le mardi après la Pu- 
rification 1284 (1283, v. st.), Ie roi ordonne aux gardiens de la regale de 
délivrer aux executeurs testamentaire* de F évêque défunt, les biens mo- 
bilrers qu'il possédait et de délivrer au chapitre les biens épiscopaux qui, 
par coutume, étaient de la regale. Ges pièces m'ont été communiquées 
par M* lechanoine Voisin, ar ch Wiste gfeéral de la cathédrale de Tournay. 



( 122 ) 

Tournay par Je comteFerrand, s'appuiesur son propre té* 
moignage comme ayant été présent a ce désastreux événe- 
ment, auquel la trahison eut une grande part : 

Bien Ie savommes (dit- il), ki lè fumes. 

(V. 21. 229.) 

La prise de Tournay par Ie comle Ferrand , qui pré- 
céda la bataille de Bouvines, eul lieu en 1213; Pbilippe 
Mouskés était donc a Tournay a cette époque, et, d'aprés 
ses expressions, iln'esl pas douteux qu'il n'ait été présent 
a I'aclion , puisqu'il se porie garant des fait 8 qui s'y pas- 
sérent; par conséquent, Philippe Mouskés devait, en 
1213, être agé d au moins 20 ans. Or , comme 1'évêque 
Philippe fut élu en 1274, il aurait eu a cette époque au 
moins 81 ans,ce qui est entièrement invraisemblable , 
et il aurait eu k sa mort au moins 00 ans, loutes chose» 
en dehors des conditions habituelles des hommes , et par 
conséquent improbables. Gomment d'ailleurs supposer ua 
age aussi avance a 1'évêque que 1'abbé Li Huisis indi- 
que comme chevauchant par la ville en brillant equipage 
de 16 a 20 chevaux? Est-ce l&l'allured'un vieillard nona- 
génaire? évidemment cela est impossible. L'évêque Phi- 
lippe de Gand, qui, en 1280, se signalait par ces brillantes 
chevauchées, ne devait pas encore être né en 1213. En réa- 
lité Philippe Mouskés, Ie poëte roman de Philippe Au- 
guste appartient & la première moitié du XIII siècle , 
1'évêque Philippe de Gand a la seconde; Ie premier floris- 
sait de 1213 a 1240, Ie second de 1274 a 1283. 

Nous venons de prouver que l'évêque Philippe de Gand 
n'étaitpoint et nepouvait être 1'écrivain de la grande epo- 
pee romane des rois de Franco, et nous avons établi que Ie 
véritable auteur de ce poëme, Philippe Mcuskes, devait être 



( 123 ) 

wallon, sujet frangais et tournaisien. Or, il exislait au XIII 
siècle a Tournay, une familie puissante qui portait Ie mêrae 
nom que notre poëte : Mouskes. Ge nom toutefois ne s'écri- 
vait pas toujours de même, et il subissait les raodificalions 
orthographiques usilées pour tous les mots a celte époque. 
Gonformémcnt aux régies de la grammaire romane duXIIP 
siècle, ce nom s'écrivait Mouskés ou Mou*chéê y au cas no- 
minatif singulier, comme dans Ie premier vers du poëme; 
Moutket ou Mouohet, a 1'accusatif et au datif. * Les da- 
mes féminisaient leur nom toutes les fois qu'il était décli- 
nable, et celles de la familie qui nous occupe prenaient 
Ie nom de Mouskete. Get usage de féminiser les noms de 
femme existe encore dans plusieurs provinces de France; 
dans la Brie, par exemple, il est encore usité de nos jours. 
C'esi a la familie que nous venons d'indiquer et non & 
celle de 1'évêque Philippe de Gand qu'appartient Ie célé- 
bre chroniqueur. 

Le nom de Mouthes n'est nullement flamand,il est ro- 



1 Les régies de la grammaire romane qui prescrivaient la déclinaison 
des mots substantif* et la conjugaison des verbea sont rendues éyidenies 
par les pièces rapportie* a la fin de cette notice et qui ont été collation- 
nées avecsoin. On peut y voir la différence des cas ou Pon écrivait/t', 
le ou el , si ou se. Les mots substantifs et adjectifs prennent Va au cas 
nominatif singulier et jamais au nominatif pluriel. Les verbes prennent 
le t au parfait , etc. — L'extrait suivant du registre des guerres de 
familie de Tournay en 1875 , met en évidence 1'ortbograpbe romane , 
et si on le traduit mentalement en latin- roman on Terra que les régies 
de run étaient celles de 1'autre et constituent la véritable différence 
du roman au francais. 

» Jakeme* li piasenier* et Jakeme* de Gauraing on pais faite H un« al 
» autre ( sans s) dans et des leur (sans * ) ; si doit Jakemet li pissenier* 
» aler a S*. Jakeme ( sans s ) en Galisse damende del fourfait quil fist 
)> a Jakemon de Gaurain , et cis Jakeme* doit aler a S l . Gille (sans s) por 
» le fourfait qu'il fist a Jakemon le pissenier ( sans *), etc. » 



( 124 ) 

man et se retrouve encore aujourd'hui dans I 
Tournay. Ge mot signifie mouohe , quand Ye »« 
ferme, tandis que si IV se prononco aigu, il 
oiseau de proie , connu sous Ie nom de crdceir* 
tinnunculuê) , que nos campagnardsnomroent 
ment moukit ou émouchét ; dans Ie nord de I 
la Picardie , eet oiseau porte encore Ie même r 
que 1'orthographe du moyen age n'admettait \ 
dans 1'écriture ; la langue fran£aise a cette é\ 
Tant sans accenls et sans apostrophes , il sei 
ble de déterminer quelle doit être la pronon 
familie tournaisienne, si une circonstance 
terai plus tard, ne nous faisait connaitre que 
Mouêkiê était emblématique , qu'il désigne 
proie, et que, par conséquent , il doit se pronoi 

La familie Mouskés figure souvent dans la gL 

tion des chirograpfaes de Tournay, ainsi que dans les listes 
du magistrat de cette ville.EUe appartenait a la haute aris- 
tocratie tournaisienne du XIII siècle et habitait la rive 
droite de 1'Escaut, c'est-a-dire, 1'échevinage de S'-Briee. 
J'ai rencontre dans les arebives de Tournay plus de cent 
actes qui en font menlion. Le plus ancien est de Tan 1223 f ; 
c'est un accord entre dame Juliane Houskete , veuve de 
N. Mouskés , et ses enfants. Geux-ci n'y sont point nommés, 
excepté un seul, Tbiery, qui se trouvait au loin a Tétran- 
ger, peut-êlre en pèlerinage a la Terre-Sainte; mais comme, 
en cas de retour, il lui est accordé une quatrième part, on 
doit en conclure que les enfants étaient au nombre de 
quatre. La qualification de dame donnée a Juliane Hous- 
kete prouve la haute position dont elle jouissait , car au 

1 Voir aux preuvea , n" 1 .* 



m ( las ) 

moven Sge cette qualification n'était accordée qu'aux 
femmes et aux filles de chevaliers. 

Un acte de 1248 indique Ie nom d'un second fils de 
dame Juliane Mouskele; il s'appelait Jehan Mouskés. Ce 
Jean fut , en 1228 , pleige de Jean Wisse , vis-a-vis du cha- 
pitre de Tournay , avec Aubert et Godefroy de Morlagne, 
Jacques et Thomas Buciau , Jean de Rongies, Ferain Ga- 
lait, etc., qui étaient vraisemblablement ses alliés de fa- 
milie * , et qui étaient au nombre des lignages les plus 
puissants de 1'époque. Jean Mouskés habitait la rue de Pont 
a Tournay *; il fut échevin du banc de Saint-Brice en 
1238,mayeurdecetéchevinageen 1251 5 , et jure de Tour- 
nay en 1248. Il épousa dame Agnès N., et était mort avant 
Tan 1265 ; car en cette année , Golars et Gilles Mouskés, ses 
deux fils , firent un accord au sujet de sa succession 4 . Dans 
eet acte Jean Mouskés est désigné tantót sous Ie nom de 
seigneur Jehan Mouskés, tantót sous celui de sire Jehan 
Mouskés, qualifications qui ne s'accordaient qu'aux pro- 
priétaires d'une seigneurie ou bien aux personnages qui 
avaient exercé les plus hautes fonctions publiques. Gilles 
Mouskés, fils de Jean, Tivait encore en 1276 et 1280 5 , 
c'est-a-dire pendant 1'épiscopat de Pbilippe de Gand ; il dut 
avoir un fils de son nom, puisque dans lade de 1280 , il 
est désigné sous Ie nom de Ie père. Ge Gilles ne doit donc 
pas être confondu avec un autre Gilles Mouskés dont nous 
allons parier et qui était déja mort en 1261. 

Nous ne possédons aucun acte de filiation des autres en- 

1 Voir aux preuves , sub n° 2. 
9 Voir aux preuves, sub n<> 3. 
8 Voir aux preuves , sub n° 5 
* Voir aux preuves , sub n° 7. 
5 Voir aux preuves , sub n°* 8 et 9. 



( 126 ) 

fantsde dame Juliane Mouskete, mais nous relrouvons, a 
Tépoque de son partage, deuxaulres tournaisiens de ce 
nom, Gillet Mouskéê et Philippe Mouikét, Ie poe te , qui 
vraisemblablement sont ces deux autres enfants. 

Le premier, Gilles, surnoramé li Porchier*, acheta en 
1225, un boonier de ter re a Férain Galet ; il épousa Marie 
N , qui était veuve en 1261. Deux sont aés plusieurs en- 
fants, sa voir: Gossuin,Alard et Marie, et une fillelsabelle, 
qui épousa Jean Brabant ou de Brabant *. 

Enfin, Philippe Motjskés, le poëte, paralt avoir été Ie 
quatrième fils de dame Juliane Mouskete. Aprés quatre an- 
nées de recherches, j'ai enfin eu le bonheur de Irou ver dans 
un sac échappé a la dévastation des archives de Tournay 
en 1822, un titre qui constate son existence*,Gechirogra- 
pbe est de Tan 1236 ou peul-être 1237 3 el renferme trois 
actes différents* Par le premier, les échevins du banc de 
Saint-Brice arrentent a Philippe Mouskés et a ses hoirs,pour 
six deniers blans ou flamens de eens a la S'-Remi et & sols 
de rente a deux termes Tan , sa?oir, a la Chandeleur et a Ia 

1 Voir aux preuves tob n* 6. Cette familie Brabant , qui portait d'aittf 
è la fasce d'argent accompagnée en chef de deux étoiles et en pointe 
d'une croisette de même, était considérable et a fourni plusieurs cha- 
noines et magistrats de Tournay. On lui doit une précieuse fondation de 
bourses d'études dont les priucipaux ayants droit habitent aujourd'hui lei 
bord» de la Meuse. Un membre de cette familie se signala dans les arts a 
la fin du XIV e siècle et il devait être le premier sculpteur de Tournay, 
car lors de Ia restauration du beffroi, en 1306, Ie magistrat lui confia 
1'exécution des quatre gargouilles. Pai trouvé dans le compte de cette 
restauration ; Payè d Jehan Braibant tailluer d'imaiges, etc. 

3 Voir aux preuves, sub n° 4. 

3 II est difficile de préciser la date, car le second / du chiffie romain 
est si peu visible dans 1'origina), qu'il est présumable que 1'écrivain lui- 
même Taura fait disparaitre. Remarquez que 1'acte est du mois de mars , 
époque du rcnouvellement de 1'année ou une erreur de date est facile. 



( 127 ) 

fête deSaint-Pierre és-liens, la sixiéme partie d'une maison 
de pierre qui avait appartenu a Wibiert de Maude, bour- 
geois de Tournay, et que cel ui -ei avait donnée ponrDieu 
aux pauvres quand il mourut. Par Ie second acte, Frère 
Sobier de Marvis et les conseils de sa maison arrentent a 
Philippe Mouskés, et a ses hoirs, pour qualre deniers de 

eens blans ou flamens de rente a la Saint-Remi , et sols 

moins un denier, aux deux termes devantdis, lelie partie 
qui était échue a mattre Jean de Maude, chanoine de 
Tournay, en la maison de son pére et qu'il avait donnée 
a la maison de Marvis pour Ie repos de leurs dmes. Enfin , 
par Ie troisiéme acte, mattre Jean de Maude, chanoine de 
Tournay, arren te a Philippe Mouskés et a ses hoirs, pour 
6 deniers de blans ou de flamens de eens a la Sainl-Rèmi, 
et 14 sols par an aux deux termes susmentionnés, telle 
partie qui était échue en ladite maison de pierre, a 1'enfant 
que sa steur N. de Maude avait retenu de son mariage 
avec Jean Bilehet, et dont il était tuteur. Et comme eet 
enfant n'avait pas son age, ladite maison fut cerque- 
manée par deux échevins aitisi que li eor derriére. Dans 
ces troia actes Ie poële est nommé tour a tour Felipon 
Mousket, Fêlipon Moskêi, Phelipphon Mouschet et Feli- 
pon Mouêchet; au dos est écrit : Felipres Mosk.es comme, 
dans Ie premier vers du poëme. 

Philippe Mouskés habitait donc, comme sa familie, 1'éche- 
vinage de Saint-Brice a Tournay; la maison de pierre des 
de Maulde, qu'il acheta en 1236, était situé a Saint-Brice, 
puisque les actes sonl passés devanl 1'échevinage de ce 
quartier. Il est présumable qu'il restacélibalaire, car nous 
oe lui trouvons aucune postérité , et, dans 1'acte susmen- 
tionné, toutes les rentes sont faites a lui et a ses hoirs, 
tandis que s'il eut eu des enfants on n eüt pas manqué de 



( 128 ) 

dire, comme souvent au moyen age, que la vente se faisait 
a lui et a *es enfants. Lors de 1'achat de sa maison , Phi- 
Mouskés était occupé a écrire son poëme, dont la cbroni- 
quefinit en 1242, époque qui correspond sans doute avec 
celle de sa mort, car s'il eüt vécu davanlage il n'eüt pas 
manqué de parier des faits du concile de Lyon et des évé- 
nements si remarquables qui signalèrent ie régne de saint 
Louis. 

L'auteur de la grande épopée des rois de France devait 
être, de son vivant, considéré comme une il lust rat ion 
tournaisienne , et c'est a cette circonstance que nous 
devons de connattre avec certitude la signification du 
nom de Mouskds. Youlant célébrer son concitoyen, 1'é- 
crivain public chargé d'écrire 1'acle de 1236, prit soin de 
dessiner au dos de l'acle, remblème du nom et des armes 
de Philippe Mouskés, savoir : trois crécerelles ou moukets 
poses héraldiquement, deux en chef et une en pointe, qui 
sont les armes parlantes de la familie *. Gette particularité 
que je n'ai remarquée que sur ce seul acte dans toute l'im- 
mense collection des chirographes de Tournay, en mon- 
trant la considération dont jouissait notre poëte, ne laisse 
aucun doute sur la signification de son nom ni sur la ma- 
niere de 1'accentucr. 

La position qu'avait a Tournay la familie Mouskés, les 
qualifications qui lui sont données dans les actes, les fonc- 
tions élevées de maire et de jure exercées par Jean Mouskés 
pendant la première moitié du XIII siècle , prouvent Ie 
rang que cette maison occupait alors. Mais nous devons 
appeler 1'attention sur les indicalions qui découlent de la 
charte des pleiges de Jean Wisse, donnée par l'évêque 

1 Voyei Ie fac simile de eet acte curieux. 



( 129 ) 

Waker de Marvis en 1228 f . Au moyen &ge , tous les actes 
de la vie civile se faisaient par lignage, et cela est surtout 
remarquable a Tournay, oü, comme je Ie demon trerai un 
jour, Ie droit germanique était resté en vigueur dans ses 
dispositions relalives aux personnes et oü les guerres de 
familie, les fourjurements, actes coroplétement saliques, 
les paix, les tréves entre les lignages Franks avaient lieu 
en présence de la loi et sous son patronage. Les actes de 
pleigerie, nous Ie voyons par beaucoup d'exemples, étaicnt 
ainsi des actes de lignage, et ce qui Ie prouve dans Ie cas 
présent, c'est que, soixante ans plus tard, dans les guer- 
res de familie de 1276 , nous retrouvons encore les Wisse 
et les de Rongies, de 1'acle de 1228, réunis par les 
liens du lignage. On peut donc regarder comme alliés 
des Mouskés ceux qui figurent ayec eux dans lacte de 
pleigerie de 1228, les de Mortagne, de la familie des 
chalelains, les fiucau, qui fournirent au milieu du XIII 
siècle un grand prévót et un évéque de Tournay de triste 
célébrité, puisqu'il excommunia son père; les Wisse et 
les Gallait, families considérables, qualifiées du titre de 
monseigneur, toutes deux figurant au nombre des êswar- 
deurs en 1 198 , les Gallait qui fournirent en 1 197, 1'un des 
quatre souverains arbitres chargés de la part de la ville 
de regier les différends avec Ie comte Baudouin de Flan- 
dre *; les de Rongies, dont Ie nora se retrouve si souvent 
avec les Wisse dans Ie registre des paix et tréves a propos 
des guerres de familie qu'ils soutinrent, de 1270 a 4280, 
contre les Du Mortier et les A Ie take; les Tiebegos, les Sai- 
keboide, les Le Flaraenghe, les de Holai, toutes families 
parlriciennes dans le XIII siècle. 

1 Voir aux pièos justificatives n° 2. 

* Voir Poutrain, Hist.de Tournay, pièces justificative» , p. 20. 

Tom. ix. 9 



( 13 ° ) 

De ces relations et de ces alliances on peut conclure 
que les Houskés appartenaient a la haute aristocratie de 
Tournay. On con$oit maintenant Ie langage du poëte lors- 
que, signalantla corruptiou des raoeursde la noblesse de son 
époque, il regrette Ie teraps des galanteries oi Ton aimait 
par amour , langage qui n'est point d'un évéque, mais d'un 
trouvère. Que peut, dit -il, faire Ie peuple quand les 
grands sont tombes si bas ! Jadis les grands savaienl étaler 
leur magnificence et dépenser leur fortune dans les fêtes, 
au point qu'on en parlail au dela des mers ; alors on savait 
aimer par amour , faire joutes et tournois, fêtes et galan- 
teries. Aujourd'hui les hommes ne savent plus que t rom- 
per. Ils ne cherchent qu'a s'enrichir et sont devenus cu- 
pides et sensuels; on n'en voit plus doccupés au noble 
amusement des conteurs d'histoires ou des trouvères, ils 
ne savent que calculer; il n'en est aucun qui ne songe a 
faire sa bourse, par les moyens les plus vils, car 1'avarice 
les entraine et 1'amour s'est changé en haine. 

Que pucent faire li menut 
Quant li haut sont bas devenut ! 
On siout jadia lenir grant cours 
Et despendre lavoirë cours, 
Con en parloit ouire la mer, 
Et siout-on par amour amer 
Et faire joustes et tornois 
Et baleries et dosnois \ 
On ne siet mes fors que trécier 
Et tout engloutir et lecier, 
Ne de biel conté ne destore 
Ne set nus mais faire memore, 
Ni a celui ne face bourse 
Soit de cierf et de vace u d'ourse, 
Car avari88e les entraine 
Et amours ki devient haïne. 

(Vers 24-41). 



( 131 ) 

Ces vers, qui peignenl si bien 1'état de la société feodale 
a la suite des croisades, lorsque les débris de 1'ancienne no- 
blesse abandonoant les traditions de la galanterie, étaient 
occupés a refairc par 1'usurc leur fortune délabrée, n'indi- 
quent ni Ie prélat prêchant sur les moeurs dépravées, ni 
i'ennemi de la baute classc de la société, c'est la pensee 
aristocralique pure déploranl la chute des principes de 
noblesse et decbevalerie des anciens preux qui avaient fait 
place a 1'avarice et a la cupidité des grands. * 

La perte des listes du magistrat de Tournay, avant Tan 
1313, ne permet pas de suivre la familie Mouskés dans 
les fonclions publiques qu'elle occupa aa XIII siècle; 
toot ce que nous savons , c'est que plusieurs de ses mem- 
bres, vers la fin de ce siècle, se livrèrent a des actes de 
prél et commerec. On trouve dans les archives de Tournay 
une grande qitanlité d'acles de la familie Mouskés au sujet 
de préts d'argenls, de vente ou ach at de grains, de ga- 
rance 2 , de bois el au tres produits du sol. C'est ainsi d'ail- 
leurs que les cboses se passaient chez toutes les families 
aristocraliques. A 1'opposé des temps plus modernes, pen- 
dant les XIII et XIV siècles, les cadets des plus grandes 
maisons el des chevaliers , faisaieut Ie commerce pour 
relever leur branche, et c'est confondre les temps et mé- 
connattre tous les enseignements du moven age, que de 
vouloir juger les usages sociaux de cette époque par 1'exem- 
ple de 1'état nobiliaire depuis la maison de Bourgogne. Il y 

1 II est bien digne de remarque que la plupart des tcstaments des 
families féodales de cette époque, conservés aux archives de Tournay, 
ordonnent de nombreuses restitutions , ce qui prouve combien étaient 
fondées les plaiutes de Phiiippe Mouskds , lorsqu'il dit que les grands 
ne savaient plus que tromper ( trècier, tricher ) et faire leur bourse. 

9 Voir u'n échantillon de ces actes dans Ie n° 8. 



( 132 ) 

a dans les archives de Tournay des mi Uiers d'actes qui 
établissent celte vérité a Févidence, et les vers que nous 
venons de rappeler prouvent quelle était au XIII siècle 
la décadence des grands et des vieilles families arislocra- 
tiques. 

Au commencement du XIV siècle, la familie Mouskés 
occupait encore un grand rang a Tournay; Jakèmes Mous- 
kés fut échevin du banc de Saint-Brice en 1316, et jure de 
Tournay en 1318, 1319, 1321, etc. Les registres des reliëfs 
de bourgeoisie nous apprennent qu'il était fils de Jehans 
Mouskés, Ie procureur de Ie Roke, et qu'il releva sa bour- 
geoisie Ie 12 juillet 1313. Il racheta sa commune en 1317 
pour 75 sols. En 1320, trois membres de la familie Mouskés 
relevèrenl leur bourgeoisie, savoir : Jakémes Mouskés, dit 
li clers , qui racquit sa commune Ie 15 de raars pour 40 
sols ; Jakemart Mouskés , fils de dame Marie Mouskete, qui 
racheta sa commune Ie 24 avril pour 40 sols , et Théris 
Mouskés, qui la racquit Ie 13 de ghieskerec (juillet) pour 
35 sols. En 1339 , Jean Mouskés, fils de Gontier Mousket, 
jura sa bourgeoisie Ie 27 février et paya 50 sols; enfin , en 
1347, Jean Mouskés, boucher, jura la bourgeoisie pour 
trois florinsd'or a 1'écu. Nous touchons ici du doigt la dé- 
cadence de la familie qui nous occupe. Seigneurs et trou- 
vères au commencement du XIII siècle, les Mouskés 
étaient devenus d'intrépides bouchers au siècle suivant. 
Ainsi va la roue de fortune, un peu plus tót, un peu plus 
tard, toutesles families ont leurs jours dechute etdedé- 
plaisir; elles tombént comme les empires et les grandes 
cités, comme tout ce qui est humain sur la lerre. 

La filiation de la familie Mouskés, pendant Ie XIII* 
siècle el jusqu'a 1'époque de 1'évéque Philippe , paralt pou- 
Toir s'élablirde la maniere suiyante : 



(133) 







« 
o v 

3 8. 

'| 

M 5 

o o 
Pu, u» 

C* P-i 

fe. co 

•s 

o d 

S • 

•» «ja 







1 2 «o 






O n 




s- 


«JS gÖ «• 




1 «*• 


1 * « a ,« ^ 33 
? • o ö o W 
P ~p4 7 e 




1 u w 

1 *B H 


SI-S 2 5- 3 

•O M E** — 'S 




ia * 


Gi 

dit/i 
en 1 
de te 
lait. 
1261 
Mou 




s ~ 


-«© © « i « o 

cfï eo .2 *0 g/tf o 




3<a 

-< 


tod «■* - » *» _fi 






pesmous: 

Acheta en 
n de pierre 
ay, paroiss 

et qui avai 
a la famiU 

Il termina 


• 

8 

a 


P a» 
O ^ 

b~ 


m 9 Sols-a 


1 J- 



i3t5-«Q0 Pk* p« 

••3 4 



13 

M 

P 

O 

S 



S~ss 

S S -2 
VT'3 §2 

CO 00 O «r; 

I* • SPg 
Ï5 * § a 



& 



o 

I 

3 



s 

O 

s 



es 



Sta 



■2 ** 



M woó 



i 



« £ 



..il 



«IS « 

«Sa/** 

•J tf $ t) ü »S 



1 



( 134) 

Cette troisième génération élait contemporaine de I'é- 
vêque Philippe de Gand, surnommé Muus, comme Ie prou- 
▼ent les actes de 1276 et 1280 que nous donnons dans les 
preuves; or, remarquons-le bien, dans tous les documents 
authentiques, soit du magistrat, soit du cbapitre de Tour- 
nay , jamais on ne confond 1'évêque Philippe de Gand avec 
la familie Mouskés. Lorsqu'en 1274, 1'évêque Philippe de 
Gand est élevé a 1'épiscopat de Tournay, Ie magistrat de 
cette ville, dont tous les actes portent Ie nom de Mouskfo 
quand il s'agit de la familie du poëte, écrit dans son re- 
gistre des entrees la venue Ie uesque Phelippon de Gand. 
Lorsqu'au contraire, Ie chapitre de Tournay veüt parlcr de 
la familie du poëte, lui qui qualifie toujours son évêque 
du nom de Philippuê de Gandavo ou bien dictus Muut y 
nomme la familie tournaisienne sous Ie nom de Mouské*, 
comme dans les actes de la ville; 1'acte de 1'évêque Walter 
de 1228 et celui de 1294 que nous donnons plus loin , en 
fou missen t la preuve f . Ainsi, au moyeo-age , on ne Irouve 
nulle confusion entre 1'óvêque et la familie Mouskés. 

L'auleur de Terreur que nous venons de rectifier, 
parait étre André Duchesne. Dans ses Annales de Flan- 
el re ? p. 93 , Meyer avait dit : Philippuê cognotnento Mus, 
Gandavo oriundus fit eptscopus Tornacensi*. André 
Duchesne avant eu connaissance du manuscrit de la chro- 
nique des rois de France, écrivit Ie 7 mai 1622 a de 
Winghe, chanoine de Tournay, pour lui faire part de 
celle découverte : «Ges jours passés, dit-il, j f ai eu com- 
» munication d'une histoire de France escrite en vieille 
» rime, ou j'ai remarqué beaucoup de choses de la ville 
» et des évêques de Tournay, ce qui m'a faict estimer 

1 Voir aux preuve» sub iT9. 



( 135) 

» que 1'autheur nomraé Philippe Mousquc, en pouvoit 
» est re originaire 4 .» André Duchesne, on Ie voit, recon- 
naissait bien que 1'auteur de la chronique devait êlre tour- 
naisien, mais il n'avait point encore imaginé qu'il föt Ie 
même que 1'évêque Philippe de Gand; aussi, dans 1'bis- 
toire de la maison de Monlmorency, quil publia en 1624, 
les ext rails qu'il donnede notre écrivain ne portent au- 
cune qualification episcopale a , Mais en 1639, lorsqu'il 
fit paraftre 1'histoire de la maison de Béthune, confon- 
dant Mouêkéê arec lc Muu* dont parle Meyer, il repré- 
senta Ie poëte comme Ie même personnage que 1'éyéque 
qui vivait un demi-siècle après lui 5 . Bientót, sur la foi 
du célèbre généalogisle fran£ais, cette erreur passa pour 
vérité, et elle devint populaire sous la plu me des Foppens, 
des Paquot et des auteurs de 1'histoire littéraire. Le Phi- 
lippuêde Gandavo disparut, et le trouvére Philippe Mous- 
kés devint évéque de Tournay pour tous les écrivains. 
Gombien d'erreurs semblables 1'histoire n'a-t-elle pas 
accréditées ! 

En résumé,. le chantre roman de Philippe Auguste, 
Philippe Mouêhéê, était un trouvère tournaisien de la pre- 
mière moitié du XIII siècle, L'évêque Philippe de Gand, 
surnommé Muus, était un Gantoïs issu sans doute de ril- 
lustre maison de Gand et qui florissait un demi-siécle 
après le poëte. 

• 

1 Cette lettre conservée dans le MS. de Du Fit f, de la bibliothèque de 
Bourgogne , est rapportée par M. de Reiffenberg ( Mousk., II , p. cccvni). 

' Duchesne , Hist. Monlmorency , preuves , pag. 30 et 00. 

8 « Extraict d'une histoire de France, escripte en vieux vers franc,ois, 
» par Philippe Mousque, qui fut depuis évesque de Tournay. »> André Du- 
chesne, Mist. de Bethune, preuves, pag. 371. Les citations conteiupo- 
raines prouvent Pinexactitude de cette atsertion. 



( *36) 



PREUVES. 



N° I. 

Extrait des archive» de Tournay; èchevinage de Saint- Brice. 

1228. 

Ge sacent tot cil ki cjest escrit oront et veront que ti dame 
Juliane Mousketeetsi enfant se sont concordé entraus ensi que 
si enfant Ie doivent cascun an xxi lib. de flamens de rente 
a paier a qvatre termenes lan , a fieste Saint-Remi Ie premier r 
al Noelle secont , a Pasque Ie tierc , a fieste Saint-Jehan Ie 
quart, et por ces xxj. lib. quil doivent come rente paier si 
quil est deuisé devoir, a Dame Juliane clamet cuite et werpit 
en ceste iustice et en altre quanquele a en meule et en iretage , 
et sil ne Ii paioient ceste rente si qu'il est avant dit ele sen 
tient a co quele lor avoit doné et werpit et se nus de ses 
enfans moroit li leur enfant seroit oir de ceste warizon si que 
deuiset est. Et se Terts sesfius reuenoit , Ie qvarte part doit 
rauoir et paier Ie qvarte part des cousteges , et parmi tot ce 
puet li dame Juliane doner xl. lib. de flamens porsarme, ma is- 
lesdites. xl. lib. doit auoir Jfaflar* Ie flus Terts sen filxx. lib. 
apres son decies, par tel que si Waflars moroit sans oir 
ces xx. lib. reviennent as oirs li dame Juliane, et se Waflars 
moroit ains que li dame Jvliane tos les xl lib. puet ele douner 
a son plaizir , et sil avenoit cose qele par vbli et par force de 
mal nasenalt ces xl. lib. par Ie consel des eskieuins et de se» 
enfans, doit on douner ces. xl. lib. porsarme. Etce fu fait par- 
devant les eskieuins, Huon Ie Fort, Brission Mouton, Jehan 
Dalaing , Grigorie de Mavde , Bauduin de Ie Porte , Nicolon Ie 
Borgne , Wibiert al Piet , el mois de jun apres Ie mort Ie roi 
Phelipe en lan de lincarnation dev M. CC. et XXIII. 



(137) 

W 2. 

Extraitde» archives de Tournay, cartulairede cuir rouge, 

f oh V recto. 

1228. 

LI CAHTE DEfl PLAIGB8 JEHAN WI8SET DBS C« £. 

Ego W. (Walterus) episcopus 1 et magister N. scolasticus Torn. 
vniversis praesentes litteras inspecturis salutem in Domino. 
Noverituniversitas vestra quod nos mandatum domini Remen- 
cis archiepiscopi recepimus sub hac forma : Henricus Dei gracia 
Remensis archiepiscopus , venerabiü fratri W. Dei gracia epis- 
copo et dilecto filio magistro N. Buchel canonico Tornacensi , 
salutem in Domino. Mandamus vobis qualinus a Johanne Wis- 
set ex parte nostra recipiatis plegios conpetentes de centum 
libras sub hac forma, quod si forte , quod absit, ipsum con- 
tingent facere forefactum quod de jure banniret eundem de 
civitate Tornacensi nunquam de cetero civitatem intraret donec 
civitati de dictis centum libris satisfactum esset ad plenum. 
Quod dictus Johannes fecérit , uos ei auctoritate nostra civita- 
tem Tornacensem intrandi et manendi in ea concedatis Iiberam 
potestatem. Contra dictores si qui fuerint vel rebelles , per 
censuram ecclesiasticam conpescendo , et si vos ambos biis 
exequendis non contigerit interesse , alter utrum ea nichilomi- 
mis exequatur. Datum apud Wattenes feria. V. post Pentecostem 
anno Domini M°. CC , vicesimo octavo, mense Maio. Nos 
igitur auctoritate prescripti mandati prepositis, juratis com- 
munie Tornacensis in nostra presentia convocatis , plegios de 
dicto Johanne in presentia capituli Tornacensis recipimus 
secundum formam ipsius mandati , sicut nobis visum est et ipsi 
capitulo conpetentes usque ad summam centum et triginta li- 

1 Walter de MarvU. 



( 138) 

brorum quamvis de een turn tantum in plegios recipere tene- 
mur; hoc au tem fecimus ad cumulum securitatis et eo intuitu 
quo si aliquem plegiorum de p art i bus illis conligerit recedere 
vel et decedere ita quod non posset reperiri a preposilis et juratis 
unde posset solvi portio quam supra se assumpserat , ad sum- 
mam super excressentem posset recursus haberi. Nomina au- 
tem plegiorum quorum quilibel in certa summa plegiavit 
Johannem memoratum sunt hec. Aubertustfe Mauritania de 
decem lib. , Jacobus Buchius de x $ , Johannes H Bons de x £ , 
Balduinus de leMote de c. soudis, Jacobus de Ie Mote de c. so- 
udis, Thomas Buchiaus de c. soudis, Godefridus de Maurilha- 
nia de c. sol. , Nicholaus li Boulois de c. sol., Johannes Moske$ 
de c. sol. , Rodulphus de Sancto Piato de c. solidis, Saikeboide 
de c. sol., JoannesdeRongidec. sol., FeranusGalaisdec. sol., 
Johannes Tiebegos de c. sol. , Gauweliers de c. sol., Gossuinus 
Buchiaus de c. sol., Ghero Flamingus de c. sol., Walterus 
Fhanate de c. sol., Golardus Wisse de decem ®, Egidiusde Holai 
dex. <$, Gonterus de Ie Gromberie de x ft , Gonterus de Holay 
de x ft. Nos autem plegiis istis receptis auctoritate domini 
Remensis monuimus prepositos et juratos ut prenominato 
Johanni intrandicivitatemTornacensemplenamet liberamcon- 
cederent potestatem. Ipsi autem super hoc habito diligenti 
consilio , concesserunt nobis quod petebamus et de Iicentia 
eorum in civitatem Toruacensem sepedictus Johannes est 
reversus. Vt autem predicta firma permaneant et inconcussa 
Htteras presentes sigillorum nostrorum appentione fecimus 
roborari. Actum anno Domini. M°. CC . XXVI II. mense Maio 
(sic). 

N° 8. 

(Eatrait des archives de Tournay, échevinage de Saint- Brice.) 

1280 (v. st.) 

Sacent cil ki sunt et ki auenir sunt et eest escrit uerunt , 



( 139) 

que Symons Baras et Ernols Waflars ki sunt warde de Ie wa- 
rison des comuns po ure 3 de Tornaj par Ie commandement del 
doien et des canooies de nostre dame et des escheujo ont 
don et a eense. vj. boniers de tiere ki gist au saucoit deca 
chain a Brition Mouton ki maiot dedeos Ie porte Daubegnj et a 
Johan Moschet ki tnaint en Ie rue de Pont ; par xv rasieres de 
soile par an de tel biet que H tiere porte. Por ceste acensepaier 
cascun an si com il est deuiset done Brisses Moutons se maison 
en wages ki siet dedens Ie porte daubegnj et Johans Moschet 
Ie sive maison ki siet en Ie rue de Pont en coste Ie maison Soi- 
mont Ie feure a lequele con se prenge des maisons li autre Ie 
doit aquiter de Ie moitiet del acense. Ceste accnse doiuent il 
tenir xx ans et paier Ie doiuent a cascune Geste de Tos Sains. 
Et ce fti fait par Ie consel del doien et del capitle et des escbe- 
uins de Tornaj et des escheuins deS*-Brisse si cum Hues HFors , 
Wibiers de Moriau porte, Jackemes Warisons, Ade parle- 
mens, Grigories de Maude, Gillebers de Gelue, Johans li 
Borgnes , tot eist i furent cumme eskieuin. Lan del Incarnation 
nostre signor Jhesu Crist. M. et. GG. et. xxx. el moisde gen- 
uier. 

N- 4. 

(Extrait des archives de Tournay, échevinage de Saint- Brice.) 

1236. 

Bien sacent tot cil ki sont et seront ki eest escrit veront 

et oront que li eskieuin de S*-Brisce ki Ie ois et les rentes 

des po ures ont a warde, arenterent a Felipon Mousket , et a 
son oir por vj deniers blans v flamens de eens a Ie saint Remj, 
et v sols a deus tiermines lan si com Ie Candeler et fieste 
saint Piere entrant aoust li siste part deuant et deriere de Ie 
maizon de piere ki fu Wibiert de Maude borjois de Tornaj 
qujl dona as poures por dev quant il morv. la fu a eest aren- 
temen t com eskievins Nicoles Cardeuake , Wibiers de Morel 
Porte , Nicole li Borgnes, Jakemes Warisons , Jehans Destates, 



(140 ) 

Jakemes Deuilers , Ades parlemens , tot eist i f u rent com eskie- 
uin -+- Apries cierte cose soit que frere Sohier de Marui et Ij 
consaus de se maison. arenterent a Felipon Mosket eta son 
oir par iiij deniers de eens blanc v flamens a Ie saint Remj 

et sols i denier mains a ces deus tiermines ki deuant sont 

dit, tele partie , com meslre Jehans de Maude estoit eskuwe en 
Ie maison sen pere deuant et deriere quil lor auoit dounee 
por les armes daus , et par deuant ces eskieuins ki sont (dis) 
fu fes cis otroi de frere Sohier et son consel a Phelipphon Mous- 
chet •+- Encor soit ciertainnement sev que mestre Jehans de 
Maude canonies de Tornaj si arenta a Felipon Mouschet et a 
son oir par vj deniers blans v flamens de eens a Ie saint Remj, 
et xijij. sols par aua ces deus tiermjnes , ki dit sont tele par- 
tie com a lenfant se sereur quele eut de Jehan Bilehet, 
estoit eskeuwe , dont il estoit bailles et warde de Ie maison de 
piere kinomée est. Por co que il nauoit son age et porlemiols 
de lenfant se fist et fu cierkemanec li maisons et li cors deriere 
par ces eskievins ki dit sont et demora li cors en pais a Ie 
maison de piere et cou reconeut mestre Jehans deuant deus 
eskieuins, Nicholon Golemers et Simon Deuaus, et eist Ie re- 
corderent deuant lor compaignons Wibiert de Morel Por te, 
Jekemon Deujlers, Rogier de Maude, Huon Ie Fort, Mahiu 
Biecdanette , tot eist i furent com eskieuin , et por co que ce 
soit ferme cose et estaule si en fu fes cis escrit et liures en Ie 
warde des eskieuins lan del Incarnation nostre seigneur Jesu 

Crist M. CC. XXXVI. el mois de Ma 

( Au dos est êcrit : Feuvres Ho8K.es. ) 

Voyez Ie fao-simile de eet acte a la suite de cette notice. 

N° 8. 

(Extrait des archives de Tournay, échevinage de Saint-Erice.) 

1251 (v. st.) 

Ce sacent cil ki sunt et ki auenir sunt et eest escrit verunt 



( 141) 

etorunt, ke Jehans barons Emmelot ki fu femme Willaume 
Lescapet et Jakemins fius Willaume Lescapet li ainsnes ont 
werpit et clamet cujte absoluement a Jehan Paret vne maison 
de piere ki siet entre Ie maison Juliane Mouton et Ie riuele 
tout ensi com ile siet devant et deriere parmi iij loenisiens 
de eens a Ie saint Remj, iij. loenisiens j. capon de rente 
al Noel con doit a Annies fille Foucon Davbegni lx. s. darti- 
siens de rente a v. ij. tiermines. xxx. s.dartisiens al Noel. xxx. 
dartisiens a Ie saint Jehans Baptiste. ij. loenisiens de eens a 
Ie saint Remj con doit a Jehan Ie Tiulier se fu eiste auant rente 
Nicolon Ie Grognut , et a tel eens et a tel rente ki ei deuant est 
nommee lont encouuent Jehans et Jakemins deuant dit a 
acuiter tot cuite a lassens des Eskieuins et sen ont assene a als 
et al leur et se la Jakemes de Fromont peres Emmelot deuant 
elite encouuent a acuiter tout cuite a lassens des Eskieuins et sen 
a assene a luj et al sien pour la cuitance, et Jehans Mouskes 
maires des Eskieuins la werpit pour tous les au tres en fans ki 
nont mie leur aage par lassens des eskieuins , et s'il auenoit 
ke Jehans li pares deuant dis volsist racater v ses oirs les lx. s. 
dartisiens de rente et les. ij. loenisiens de eens deuant dis a 
Jehan Ie Tiullier et a seu oir racater en puet Ie moitiet pour 
xxv. lib. dartisien, et lautre moitiet pour. xxv. lib. A eest 
werp et a ceste deuise furent li eskieuin de saint Brisse tel come 
Jakemes de Vilers , Monnars Trugos , Jehans Mouskes , Gilles li 
noiriers , Jakemes Costars , Colars Mi ace et Colars Colemers , 
tout. vij. comme eskieuins de Saint Brice, et pour chou ke 
eiste chose demeurt ferme et estaule si en auommes nous fait 
cirografe en. ij. pieces et lune piece deliuree et mise en Ie warde 
des eskieuins deuant dis pour souuenance de cesti chose et 
lautre detenu. Ce fu fait lan del Incarnation nostre Segneur 
m. cc. et Ij. el moisdejenuier. 

{Au dos est écrit : Jbhah le Paret. } 



( 142 ) 

N° 6, 

(Extrait des archivesde Tournay , échevinage des Caufours.) 

1268 (v. st.) 

Sacent iout cil ki eest escrit veront et oront ke Gossuins 
Mousket , Alars ses frères et Maroie leur sueur ont achatet bien 
et loiaument a Jehan Braibant et a Ysabiel se femme toute les* 
canse quileur poroit ne deveroit eskeir enle justicedesGaufors 
a tousiours de par dame Ma rij en Mousket e Ie mere Ysabiel Ie 
femme Jehan de Braibant deuant dit, et ce leur ont werpit 
vendut et clamet quite Jehan de Braibant et Ysabiel se femme 
bien et loiaument et enconvent a aquiter a Gossuin et Alart et 
Marijen leur sereur devant noumes a lassens des eskieuins. Et 
por cou que ce soit ferme cbose et estaule si en est fais cy- 
rografies et liures en Ie main des eschieuins des Caufours si 
come Thumas Daleng, Thumas Ie Torgeur, Watier Ie Blont, 
Watier de Tourp, Willaume Lauwier, Jakemons des Pres et 
Wicart Anete. Tout eist i furent com eskieuin. Ce fut fait lan 
del incarnation Jhesu Crist.M, CC. elLXIII. el mois defeurier. 

N* 7. 

(Extrait des archives de Tournay , échevinage de Saint- Ërice.) 

1265. 

Sacent tout cil ki eest escrit ueront et oront ki Colars Mous- 
hes a vendut werpit et elamet quite bien et loiaument et de 
boin i volentet a Gillions Mousket sen frère toutes les escances 
ki eskier li doivent ne eskeir li pueent de signeur Jehan Mous- 
ket sen pere ne de dame Annies Mouskette se mère et toutes 
autres escances ki eskeir li pueent ne eskeir li doiuent en quele 
maniere que ce soit et si est ausi a sauoir ke sire Jehans Mous- 
kes a graet et loet de boine volentet ke sil auenoit ensi que 



( 1«) 

Colars ses fius ki dis est morust Gilles Mouskes doit tout plain- 
nement partir dame Mariien Petelons Ie fenie celui Colars ausi 
auant que sire Jehans ki dis est deuoit ne pooit faire et toutes ces 
escanches ki ditessont a Gilles Mouskes reciutes par tel maniere 
kil i doit tot auant auoir et prendrc xv lib. de tornois et sil a 
remanant deseure ces xv lib. Gilles Mouskes Ie doit sauuer et 
warder a sen pooiraoes Colartsen frere sildemeure en vie et se 
cil Colars moroit ne estoit mors Gilles Mouskes doit cel rema- 
dant ki dis est doner la v il kerra et vera ke boin soit poor 
larme de celui Colart loiaument en boine foit. et a eest werp 
eta ces deuises faire f u rent comme eskievin deS*-Brisse Mahiu 
Biedanette, Jeurars a Ie Take , Jebans Gerris, Gilles Colemers, 
Gerart de Bari , Nicoles li Kokus et Gilles li Pares et si fut fet 
lan del Incarnation Jbu Crist MIL. et CC. et LXV. el mois de 

gieskeraic. 

(Au dos est ècrit : Cisiscbis est Giluons Mousket) 

N° 8. 

{Extrait des archives de Tournay , échevinage du Briulle.) 

1276. 

Sacent tout cil ki eest escrit veront et oront que Jehans Ie 
Beghins a vendut a Gillon Mousket xiij verghes de warance 
ki sieent deriere se maisson ki fut an tan plantee sour Ie tiere 
ki fu Gerart Ie Quatit , et si puet Gilles Mouskes laisier Ie wa- 
rance en Ie tiere dusques apries Ie planchon ; et encore est 
asauoir que Jehans li Beghins et Jehans de Halujn ont vendut 
a Gillon Mousket xxiiij verghes de warance ki gist viers 
Gostentaing en Ie tiere ki fu Gherart Ie Quati et ces xxiiij 
verghes de warance doit Gilles Mouskes desfouir del mi mare ki 
vient procainement en j an; et assenet en ont Jehans li 
Beghins et Jehans de Haluin celuj Gillon Mousket a aus et au 
leur a quanquil ont et aront partout del conduire et faire pai- 



( 144 ) 

sivle; et des xiij verghes de warance deuant dites, a cjué 
Jehaos li Beghins li deuant nommes asenet Gillon Mousket a 
luj et au sien a quanquil a et ara partout del conduire paisi- 
vlemeot. Etfurent com eskievin dou Bruille , Gilles de leCourt, 
Eslieueoes Chokaite, Jehans Loeijs , Sohiers li Candüiieres, 
Watiers de Monnes, Gherars Vingrelins , Mahieus li Frutiers, et 
si furent les parties presentes a eest escrit livrer. Ce fu fait Jan 
del Incarnation. M. CC. et LXXVI el mois de sietembre. 

(Au dos est ècrit : Gbst Gillion Hoxjskbt.) 

N° 9. 

(Estrait des archives de Tournay , échevinage de S l -Brice») 

1280. 

Sacent tout cil kil eest escrit veront et oront ke Eurars dou 
Mortier, a vendut werpit et clamet a tous iours qujte yretau- 
lement a Gillion Mousket Ie pere, x eens et vij verghes et Ie 
quart dune de tiereki gist sor Ie pire de saucoit tenant a Ie tiere 
Jehan Mouton dune part , et a Ie tiere Jehan Platoul dautre 
part , toute qujte a disme dieu. ceste tiere deuant ditte a cil 
Eurars dou Mortier enconvent a conduire et a aquiter toute 
quite a Gillion Mousket iuskes al assens des eskieuins de S. 
Brisse , et assenet en a a luj et au sien partout pour la qujtance 
etsetient Eurars dou Mortier bien apaijetdetous lesdeniersdou 
yendage de Ie tiere deuant noumee , et si en a qujtet Gillion 
Mousket de tout Ie paiement et seit atauoir que li tiere deuant 
ditte fu criée par trois diemences en plaines glises deca eskaut 
et de la et bien demence par loij , si ne viunt nus auant par 
deuant eskieuins ki nient demandast a Ie tiere deuant noumee 
par coi ele demeure toute qujte a Gillion Mousket iusques a 
lassens des eskieuins de S. Brisse. Or est asavoir que Jehans 
Moriaus dou Mortier ki auoit xvj sols dartisien ujes de rente 
par an sor Ie tiere deuant noumee a werpit et clamet qujte a 



i> crnr uiwotv •Ufu &cwr 4JKH uure «om 

_^lufe? af otwtav, 
f«V «JV^VJ^a»/ Ktmn^r 



.^f' 



/■ 




£l- -J'C 



( 1^5 ) 

Gillion deuant dit les xvj sols de rente deuant noumes et li a 
enconvent a conduire et a aqujter tous quites a tous iours yre- 
taulement sor Ie tiere deuant dite iusques a lassens des es- 
kieuins de S. Brisse et asenet en a cil Jehans a luj et au sien 
a quanquil a et ara pour la quitance et si se tiunt cil Jehans 
bien apaijet de tous les deniers dou vendage de Ie rente deuant 
noumee et si en a quitet Gillion Mousket de tout Ie paiement. 
A eest werp et a toutes ces couvenences furent cum eskieuin 
de S. Brisse, Jehans Miace, Gossuins dou Mortier, Nicholes li 
Kokus , Piere Dorke , Jakemes li Bloos , Hellins de Brujele , et 
Mahius li Naicres. Cist vij i furent cum eskieuin et pour cou ke 
ce soit ferme cose et estaule si en est fais cijrographies par Ie 
gretet lassentement des parties ki j furent presentes au deliurer 
en Ie ma in et en Ie warde des eskieuins. Ge fu fait el an del 
Incarnation, M. CC. et HU" el mois de genvier. 

[Au dos est écrit : Gest Gillion Mousket le peae.) 

N» 10. 

(Extrait des archives de la cathêdrale de Tournay; car tulair e Z>, 

folio 3 verso.) 

1294. 

Egidius Mouskes vendidit Egidio Quanette de Valencienis 
septem dolia vini de Rupella ; qui Egidius soluit in pecunia 
domino cantori foragium de dictis doliis ad voluntatem domini 
cantoris predicti in presentia domini Petri Dandrinnes capel- 
lani Tornacensis et domini Johannis de Guisia capellani Tor- 
nacensis et Jacobi Colemer civis Tornacensis et Baudardi de 
S^-Quintino civis Tornacensis et Johannis Lautel civis Torna- 
censis anno nonagesimo quarto. 

TV. B. Cette pièce est transcrite entre deux actes de 1294. 



Tom. ix. 10 



( H6) 



Nouvelle justification de Tilly, par rapport a l' in een die 
de Magdehourg , trad ui te de 1'allemand par M. Moelier 
fils, et communiquée par M. Ie chanoine de Ram. 

Dans Ie lome III de nos Bulletins, pp. 83-89, a élé im- 
primé un arlicle sur 1'incendie de Magdebourg en 1631. 
L'auleur de eet article, extrait des Feuilles historique* et 
politiques de Munich, s'est proposé pour but de Tenger 
1'honneur d'un héros d'origine beige auquel S. M. Ie roi de 
Bavière vient de rendre un hommage eclatant. Lors de 
1'inauguration des statues dugénéral Tilly et du maréchal 
de Wrede, ce prince, protecteur éclairé des lettres et des 
arts, pronon$a ces paroles : «Une preuve que nous n'ou- 
» blions pas les services de Tilly et de Wrede, ce sont ces 
» deux statues. Le premier a été grossièrement calomnié 
» pendant deux siècles; mais les rayons de la vérité ont 
» fini par dissiper les nuages accumulés par les préjugés 
» autour de cette grande figure. » 

L'auteur de 1'article , que uous avons attribué a M. le pro- 
fesseur Phillips, a été 1'un de ceux qui ont puissauunent 
contribué a dissiper ces nuages. Il prouva, d'aprés des 
rapports officiels, que le sac de Magdeboug n'a pas été 
ordonné par Tilly ; que eet evenement désastreux doit étre 
considéré comme 1'effet d'un hasard, jusqu'a ce que Ton 
eüt trouvé plus de preuves pour mettre hors de doute que* 
le crime a été commis par le colonel suédois Falkenberg. 

Les Feuilles historiques et politiques (torn. XIV, p. 296- 
308) viennent de fournir ces preuves. Nous aimons a en 
communiquer la traduction, faite par M. le professeur 
Moelier, fils. 



(147) 

« Il se trouve dans la bibliotbéque de 1'abbaye de Te pi, 
en Bohème, un manuscrit qui, a ce que je crois, n'a en* 
core jamais été consulté, et qui a pour titre : Diarium,in 
quo triplex rebellio e$ exeidium civitatu Magdehurgen- 
ëium eontinentur, ita quod re* eorum tragiee aliquando 
comoedicè narrantur. An. CA. 1631. 20 Maji. L'auleur 
de eet ouvrage est Ie père Zaccharie Bandbauer. Né dans 
la ville de Burg, en Saxe, il entra plus tard dans 1'ordre des 
Prémontrés a 1'abbaye de Te pi en Bohème. Depuis 1'an 1628, 
alors que Ie couvent de Notre-Dame a Magdebourg fut 
rendti a 1'ofdre, il vivait partie k Magdebourg, partie dans 
Ie couvent de Jerichau, dans Ie voisinage de cette ville, 
couvent dont il était prieur. Il n'est donc guère possible 
d'élever Ie moindre doute sur la connaissance que eet 
taomme devait avoir de ce qui s'est passé a cette époque a 
Magdebourg; aussi ne raconte-t-il que des événements 
dont il a été témoin oculaire, ou qui lui avaient été com- 
muniqués par des témoins oculaires, et ceux-ci étaient des 
hommes dont la véracité ne peut pas étre révoquée en 
doute; c'étaientTilly, Pappenheim, avec lequelleP. Zac- 
charie était fort lié, Ie père Sylvius, proviseurdu couvent, 
homme de beaucoup de prudence, et qui n'était pas moins 
esliraé des ennemis que des amis; enfin c'étaient les pri- 
öonniers de Magdebourg mémes, parmi lesquels se trou- 
vaient des condisciples et des paren ts du P. Zaccharie, et 
qui , par son entremise , f urent mis en liberté et recurent 
des secours de toute espèce *. Il dit lui-même, dans la 
préface de son ouvrage quel a été son but en Ie composant ; 

* Le P. Zaccharie, expulsé de Jerichau par les SuédoU, arrWa a Mag- 
debourg peu de tempft après le sac de cette ville , et y prêcha devant 
Parmée le l er juin. Dès lors il resta dans la ville jusqu'au moment oü 
1'armée impériale la quitta de nouveau. 



( H8) 

voici ses propres paroles : Cum igitur veritatem pro 
scopo susceperim, Magdeburgensium malefacta, qua 
possim modestia, explicaho, neque calumniis bonos, si 
boni sint, patriotas aut alios onerabo, *ed ma gis ne ani- 
mo* acerbitate quadam exulcerem, cavebo.... Proposui 
ex multis pauca, si non magno cum apparatu termonit, 
eer te multa cum veritate : non enim hic verba , sedvera 
placent, quae partim ipsemet oculis lustravi, partimque 
mihi fide dignissimorum virorum narratio tuggessit. 

Nous faisons suivre ici en abrégé quelques passages de 
1'ouvrage du P. Zaccharie, passages quijetteronl un nou-r 
veau jour sur Ie caractère de Tilly, si indignement calom- 
nié, et qui fourniront de nouveau* éclaircissements sur 
toute celte histoire. 

Depuis longtemps déja une révolte contre 1'empereur 
sepréparait a Magdebourg, et il paraissait que Ton n'atten- 
dait qu'une occasion favorable pour se déclarer o u verte- 
inent, lorsque Ie 30 mai 1629 , sans que 1'on s'y füt at- 
tendu, les pécheurs et les bateliers de la ville assaillirent 
et chassèrent du fort de Sudenbourg, de la Neustadt et 
de Rrakow la garnison impériale venue pour surveiller 
la rentree des contributions de guerre non payées. En niême 
temps les émeutiers prirent et pillérent les bateaux char- 
gés de denrées et d'argent, et destinés par Waldstein pour 
Ie Mecklenbourg et la Poméranie. Le sénat de la ville, tout 
en prétendant n'avoir pas eu connaissance de ces exces, 
dont il rejeta la faute sur ceux qui s'en étaient rendus 
coupables, ne fit cependanl rien pour les punir; il resta 
au contraire spectateur tranquille lorsque Ton se saisit de 
la personne des religieus Préraontrés, pour s'en servir 
comme olage en cas d'une guerre qui paraissait immi- 
nente. Gette négligence du sénat et sa connivence avec les 



( i-tó) 

coupables exaspéra Waldstein bien plus que les exces 
mémes; il parut aussitót avec son armee devant Magde- 
bonrg * et attaqua la ville de ious les cótés , de maniere 
que Ton menaca de pendre les religicux, mis en prison , si 
Waldstein continuait a agir contre la ville. 

Enfin, sur 1'intercession des villes Anséatiques, dont les 
députés 8'étaient réunis a Halberstadt, les différends entre 
l'empereur et la ville de Magdebourg furent aplanis, et 
leshabitants de cette dernière ville reeurent non-seulement 
ün pardon complet, mais on leur promit encore que Ton 
ne rcviendrait plus sur cette affaire, et qu'ils ne seraient 
frappés d'aucune amende. « L'empereur, déclarait Wald- 
stein , n'avait pas besoin de leur argent , il ne demandait a 
I'avenir qu'une plus grande fid élite et plus d'attacheraent a 
sa personne. » La tournure inattendue qu'avait prise cette 
affaire causa unejoie générale a Magdebourg. Leshabitants, 
les larmes aux yeux , élevaient aux nues la clémence de 
l'empereur et de son général, et promirent sous serment 
d'observer la fid élite; les villes Anséatiques déclarérent en 
méme temps que si Ia ville de Magdebourg entreprenait ja- 
mais a Tavenir quelque chose de pareil contre l'empereur, 
elles se chargeraient volontiers de cbatier les parjures. 

Peu de temps après ce compromis si favorable aux Mag- 
debourgeois, de nouveaux troubles éclatèrent dans la ville. 
On reprochait au sénat de favoriser trop Ie parti impé- 
rial, et les sénaleurs furent destitués en présence d'envoyés 
de plusieurs autres villes. On nomma a leur place des 
hommes sans expérience, légers et hardis, qui, peu soucieux 
de maintenir l'aulorité de rempereur,netravaillaient qu'a 



1 Ce fat donc Ik la véritable raison de Pattaque de Magdebourg par 
Waldstein. 



( iso) 

forlificr leur parti, et qui, s'appuyant sur Ie margrave 
de Brandenbourg, Chrétien Guillaume, recherchérent en 
même lemps Ie secours du roi de Snéde Gustave Adolpbe, 
auquel ils promirent de Ie servir de toutes leurs forces. 

Ge fut Ie 7 aoüt que Ie margrave , accompagné d'une dé- 
putation que la ville avaït envoyée au devant de lui, ar- 
riva a Magdebourg; maïs il se tint presque caché jusqu'au 
dimanche 11. Ce jour il fut installé avec une grande solen- 
nité et mis en possession de la principaulé archiépiscopale, 
démarche par laquelle la rupture entre 1'empereur et Ie 
margrave éclata o u ver lemen t '..L'éloignement de Wald- 
stein,qui venait d'être destitué, et 1'absence de son succes- 
seur Tilly, donnérent du courage aux Magdebourgeois, et 
les mi rent même en état de prendre possession de toule 
la prineipauté archiépiscopale. Cependant , lorsqu'a la fin 
de la campagne deMantoue, la cavalerie impériale fut ve- 
nue, en 18 jours, de Strasbourg jusqu'en Saie, les chances 
tournèrent subitement, et Ie margrave se trouva tellement 
menacé, qu'il envoyades expres au prés du roi de Suède pour 
luidemanderun prompt secours. Le roi luienvoya eneffetle 
colonelThierrydeFalkenberg,quesuivirenten secret quel- 
ques tronpes (furlim ac cuneatim) 2 ; mais la situalion du 
margrave et de la villedevint d'autant plus critique, que, 
sur 1'ordre de Tilly, Pappenheim était venu camper avec un 
corps d'armée devant Magdebourg, pour réduire la ville et 
pour gagner ainsi une posilion forte contrele roi de Suède. 

1 Le même jour Ie colonel de Boy fit arrêter les quatre reJigieux Pré- 
montrés, et a*ec eux un moine Bénédictin d'Amersleben , ensuite 
Jéróme Falk, le seul bourgeois catholique a Magdebourg , enfin plusieurs 
officiers et soldats impériaux , qui étaient yenus pour assister au service 
dans 1'église du couvent. 

2 La présence de troupes suédoises a Magdebourg est ainsi mise hors 
de doute. 



( 151 ) 

Cette derniére considération ainsi que la corapassion 
sincère qu'il avait des bourgeois de Magdebourg, égarés 
par quelques fanatiques , engageren t Tilly a employer tous 
les moyens de persuasion, pour décider les Magdebourgeois 
a sesoumettre.Mais ses instances bienveillantes écbouèrent 
aux cris fanatiques des douze prédicants dont se corapo- 
sait Ie consistoire protestant, et ceuxrci parvinrent k irriter 
Ie peuple tellement , que personne dans la vilie n'osa pen- 
ser et moins encore parier d'un accommodement pacifique. 
Le Prémontré, administrateur du couvent de Notre-Danie, 
Ie père Syhius, bonime prudent et adroit, qui connaissait 
bien le caractère et les sentiments du peuple,essayaseulde 
persuader le sénat de le raettre en liberté et de le laisser 
aller auprès del'empereur, promettant de terminera 1'amia- 
ble cette affaire si difficile. Aussitót que Falkenberg apprit 
cette proposition, il se rendit tout furieux dans lecouveut 
ou les prêtres catholiques étaient enfermés , pour tuer de 
ses propres mains le pére Syhius (5 janvier 1631). La fer- 
meté et le courage que celui-ci opposa a ce furibond, et la 
promesse formelle de ne plus faire de semblables propo- 
sitions 9 le préservèrent d'une mort certaine. 

Le lendemain au soir le margrave se rendit en personne 
auprès de Syhius dans le couvent, le prit a 1'écart et lui 
deroanda de quelle maniere il comptait le réconcilier avec 
l'empereur. Syhius exigea de lui qu'il résignat 1'arche- 
vêché, en lui faisant espérer que SaMajeslé 1'empereur le 
dédommageraitsuffisammentpard'autresbiensterritoriaux, 
dont il pourrait avoir la possession hereditaire, «car, 
ajouta-t-il, je sais que 1'empereur est très-bon et très-con- 
ciliant.» Ges propositions déplurent au margrave, et tout 
en quittant Syhius avec des protestations amicales, il lui 
interdit pourtant, sous peinedemort,toutecommunication 



( 152 ) 

par écrit avec la ville; lelendemain il lui enleva méme tout 
ce dont il avait besoin pour écrire, et Ie vendredi avant Ie 
dimanche du Laetare, il Ie fit met t re dans les fers avec 
les autres frères, au nombre de quatre. 

Lorsque Tilly eut acquis la certitude que la ville ne se 
soumettrait pas d'une maniere pacifique, mais que son op- 
pósition contre 1'empereur devenait plus grande encore, 
il donna enfin , Ie 5 avril 1631 , 1'ordre de la bloquer plus 
étroitement et de commencer un siége en régie. De 1'autre 
cÖté de 1'Elbe était stationné Pappenheim, feld-maréchal 
de 1'armée réunie de laLigue, et de Ce cóté Ie comte Wolf- 
gang de Mansfeld, feld-maréchal des troupesautrichiennes. 
Les opérations qü'ils dirigeren t contre la ville étaient en 
général couronnées de succes; ils prirent dans de courts 
intervalles les forts Trutzpappenheim , Secours dé Magde- 
bourg, Trutz-Tilly, Prester-Krakow, la Gorne rouge, la 
douane de Werd er, et Ie l er mai les assiégeants dominaient 
déja 1'Elbe. Tilly espérait que eet heureux succes dé ses 
armès rendrait les Magdebourgeois plus souples. Il écrivit 
donc au margravé, au sénat et a Pappenheim ( en date de 
Westerhus, 4 ét 12 mai), les exhorta palernellemenl, mais 
avec énergie, de se souvenir de leurs serments et de leurs 
devoirs, et leur promit de leur expédier les passé- por ts 
qu'ils avaient demandés. Il écrivit en méme au prince élec- 
teur de Saxe, et enfin pour queles habitants de la ville n'igno- 
rassent pas d'une part ces propositions pacifiques et de 1'au- 
tre la menace de sévir contre eux, en cas d'une résistance 
plus prolongée, il donna ordre a son envoyé de lire en pu- 
blic la lettre qu'il avait écrite au sénat, en date du 12 mai. 
Mais cette mesure n'eut pas d'effet, car les prédicants surent 
effacer Fimpression que les propositions de Tilly auraient 
pu faire sur Ie peuple ? et ils décidérent celui-ci a persister 



( 153 ) 

dans sa rebel 1 ion contre l'empereur. Le 15 mai , ils pré- 

chérent la révolte dans toutela ville, et on distingua surtout 

comme les plus fougueux parrai eux, le D'Gilbert, prédica- 

teur a S'-Udalric , et M. Krammer. « Les bourgeois , direnl- 

ils, ne devaient pas accepter la paix qu'on leur proposait, 

au contraire, ils devaient continuer a combattre vaillam- 

nient et a défendre leurs families et leurs biens. S'ils ac- 

ceptaient la paix, ils devaient abandonner leur religion , et 

avec la religion ils perdraient leur salut éternel; la religion 

papiste était une religion diabolique et idolalre; il vau- 

(Irait mieux perdre la vie que le salut éternel; ils devaient 

met t re leur espoir en Dieu , dont le bras n'était pas encore 

raccourci ; quiconque songeait a la paix serait éternelle- 

ment datnné, etc. » En attendant , Tarmée impériale ne resta 

pas inactive : toutes ses opérations contre la ville étaient 

couronnées de succes, et le 17, on craignait déja que la 

ville ne püt pas tenir plus longtemps. Falkenberg, qui 

commen^ait a craindre sérieusement que Ton ne ftt des 

proposilions de paix anx vainqueurs, cherchait de tout 

son pouvoir a empêcher une pareille démarche. 

Il exhortait les Magdebourgeois « a ne pas oublier le 
bonheur de leurs ancêtres et a avoir confiance dans les for- 
tifications que les ingénieurs saxons et hollandais avaient 
construites avec tant d'art, ainsi que dans ces murailles 
imprenables, et quand méme Tennemi se trouverait devant 
la ville, il n'était pas encore dedans. » Du reste, le danger 
n'était pas encore si grand qu'ils fussent obligés de met- 
tre bas les armes et de rendre une ville si peuplée. Il les 
priait de ne pas se déshonorer eux-mémes ou la patrie, ni 
d'assumer sur eux une bonte qui ne serait jamais effacée , 
en se rendant si facilement. On avait exarainé les provi- 
sions , et Ton avait trouvé assez de vin , de beurre et de den- 



( 1M) 

rees de toutes espéces pour plusieurs années: les munitions 
de guerre étaient plus que suffisantes. Il avait lui-méme 
des Iroupes braves et bien exercées qui ne désiraient rien 
de plus que de se mesurer avec 1'ennemi. Il espérait en ou- 
tre qu'un certain nombre de bourgeois, qui s'étaient mon- 
trésjusqu'a présent courageux et braves, continueraient a 
défendre leur ville, leurs femmes et leurs enfants, ainsi 
que 1'ancienne liberté religieuse et la justice civile. Il as- 
surait aussi sous serment, que Ie roi de Suède arriverait 
sous peu de jours au secours de la ville, etc., etc. » 

C'est ainsi, dit Ie père Zaccbarie, que Ie combat se ranima 
plus que jamais; 900 paysans, réfugiés dans la ville, y 
prirent une part active, et les femmes raémes armaient 
conlre 1'empereur et leurs bras et leurs langues. 

Pendant que cela se passail a Hagdebourg, les assié- 
geants continuaient a bombarder la ville. Leur point de 
mire était une tour trés-forte, placée prés des remparts 
vers la Neustadt, et appelée la haute por te, d'oü les assié- 
gés faisaient beaucoup de mal a 1'ennemi, qui ne put don- 
ner un assaut a la ville de ce cöté. Tilly fit diriger son ar- 
tillerie contre cette tour, qui s'écroula Ie 18, sans tomber, 
comme il l'avait espéré et désiré, dans les fossés, mais dans 
la ville. Avec la chute de cette tour, les assiégés perdirent 
toute confiance , el leur courage les abandonna. Tilly en 
profita, et envoya Ie 18, a midi, un trompette dans la ville 
avec des propositions de paix , espérant recevoir au moins 
une réponse semblable aux précédentes. A son grand 
élonnement Ie trompette n'était pas encore de retour Ie 
lendemain, et les habitants se préparérent au contraire a 
une résistance désespérée. Les tours et les pignons les plus 
élevés des maisons furent couverts de pannes , de boue et 
de chaux, pour les préserver contre les boulets des ennemis, 
et on pendit des sacs remplis de laine aux flancs des tours. 



( 18» ) 

En même temps on répandit Ie bruit que Ie roi de Suède 
s'approchait de la ville, el qu'ilavait déja fait occuper les 
forêts par sa cavalerie. Falkenberg avant assemblé les ha* 
bitants, leur lut une lettre qu'il prétendait avoir re^ue du 
roi de Suède , et les exborta a persévérer et a risquer tout 
pour défendre la ville. A partir du 18, les assiégés restaient 
jour et nuit sous les armes : tout Ie monde s'attendait a 
un evenement imprévu qui aurait lieu devant Magdebourg, 
et les yeux de tout 1'empire étaient tournés vers cette 
ville, Beaucoup de personnes se moquaient de 1'entreprise 
de Tilly comme étant trop gigantesque, et ajoutaient qu'il 
allait briser sa téte grise contre les rochers de Magdebourg; 
d'autres se moquaient des bastions places autour de la 
ville ; des commercanls firent des paris considérables, pré- 
disant la malheureuse issue de cette guerre; mais les étran- 
gers avaieul si peu de crainte pour la ville, et la tempori- 
sation de Tilly, qui remeltait toujours de porter un coup 
décisif, fit tant que 1'on ne voulut pas croire a la victoire 
lorsqu'elle était déja remportée. 

Ce qui se passait dans la ville décida enfin Tilly d'aban- 
donner les proposilions de paix, si souvent renouvelées. Il 
agit alors avec tant d'énergie que Falkenberg et Ie marc- 
grave s'effrayèrent de voir les succes de 1'armée impériale, 
qui s'avancait jusqu'aux derniéres muraillesde la ville. Le 
19 a midi la canonnade contre la ville cessa, et ce fut le 
jour fatal ou la ruine de la ville fut décidée. Ge jour la Fal- 
kenberg se rendit au sénat et ordonna : <( Que si contre 
toute attente Vennemi donnait un assaut d la ville, et 
que Von vit que le combat fut malheur eux et que 
Vespoir de remporter la victoire ê'évanouit tout a fait , 
Von arrachdt la ville aux ennemiê papiétes , en y met- 



C 156 ) 

tani Ie feu *. » Il ordonna a son porteur d'armes, qu'au 
cas oü il lomberait vivant dans les mains des ennemis, 
il Ie tuat d'un coup de fusil. Après cela, il prit les me- 
sures nécessaires pour repousser 1'assaut auquel il devait 
s'allendre, car aiosi que Ie margrave il reconnaissait clai- 
rement Ie danger dans lequel se trouvait la ville; mais 
ils ne laissérent pas paratlre leurs craintes, afin de ne pas 
jeter Ie découragement parmi les assiégés. Du reste , rien 
d'extraordinaire n'arriva ce jour-la. 

L'armée impériale campait prés des murailles de la ville, 
ettoutparaissait tranquille danslecarapdeTilly. Tilly lui- 
même passa la plus grande partie de la nuit du 19 au 20 
dans la prière, et ne prit qu'une heure de repos; alors il 
servit deux messes comme c'était sa coutume, visita Ie 
camp et encouragea les soldats, qui espéraient oblenir la 
victoire, puis il donna enfin ses ordres aux généraux. Fort 
heureusement pour lui , ses veterans , habitués aux fatigues, 
supportaient aisément les tempéles et les mauvais temps. 
Depuis longtemps il avait envoyé de la cavalerie pour oc- 
cuper toutes les routes et les abords, afin que les Suédois 
ne l'altaquassent pas inopinément. Comme cri de guerre,i) 
donna a ses soldats les noms AtJésus, Marie; leur ordonna 
de mettre une écharpe blancfae a leur bras, et de com- 
mencer 1'assaut aussitót qu'ils entendraient gronder la 
grosse artillerie. 

Falkenberg et les Magdebourgeois fatigues par les veil- 
les et Ie service ( car ils élaient sous les armes nuit et 

1 Decimo non o maji senatui Falkenbergius mandavit , ut si forte praeter 
opinionem ad cmtatem oppugnandam suum studium impenderent et 
spem Tictoriae sinistra belli fortuna decrescere ac in nihilum sensim 
abireYiderentyUrbemhostipontificiosuppositis ignibus eriperent -.jussit 
et armigero , ut se virum in hostium manus devenire non pateretur , sed 
seposita in eum casum glande plumbea \itam tolleret. 



(157) 

jour depuis Ie 18), el troinpés par 1'apparenle tranquit- 
lité qui régnait dans Ie camp ennerai , croyaient que 
Tilly, qui avait laissé tranquillement passer la nuit,ne com- 
mencerait pas 1'assaut au grand jour, d'autanl plus qu'il 
avait fait retirer quelques pièces des tranchées, pour s'en 
servir, a ce qu'il paraissait , contre les Suédois , qui s'ap- 
prochaient de la ville. Falkenberg prit cependant toutes 
les niesures nécessaires de précaulion, pourlecasoül'assaut 
aurait lieu ; il retira toutefois la plus grande partie des 
troupes des reraparts , oü il ne laissa que quelques postes, 
pour que Ie repos leur rendit leurs forces. «Et alors, dit Ie 
P. Zaccharie, les uns se mirent a dormir, les aulres a 
boire et d'autres encore se rendirent en toute sécurité la 
oü leurs passions les poussaient. Ils élaienlainsi dispersés 
sans armes et sans soucis, et beaucoup d'enlre eux s'a- 
bandonnaient aux désordres les plus grossiers : personne 
ne songeait a la prise de la ville. » 

Les régiments impériaux, destinés a ouvrir 1'assaut, s'é- 
taient déja avances jusque sous les murailles ; bien munis 
d'armes et d'échelles, ils attendaient Ie signal. Vers 1'autre 
cóté de la ville, Ie Sudenbourg, Mansfeld avait l'ordre d'a- 
gir. La se trouvait un bastion très-fort et très-élevé 
appelé Haidek, entouré dun fossé profond et rempli 
d'eau et bien rauni de pièces de gros calibre. Pappenheim 
avait 1'ordre dattaquer un autre quartier de la ville, la 
Neustadt , oü se trouvait aussi un bastion très-fort, Ie 
Neuwerk, que les Magdebourgeois avaient construit en 
quatre ans, maisles fossés étaient desséchés a cause des eaux 
basses de l'Elbe. Ce bastion avait aussi plusieurs pièces 
de gros calibre. On avait ordonné de commencer 1'assaut 
au signal parti des deux cótés a la fois , afin de jeter Ie 
trouble parmi les assiégés. A 6 heures du mat in ce signal 
fut donné et Tassaut commen$a. Les remparts furent pris 



( 158) 

facilement, mais un combat meurtrier s'engagea, parce 
que Falkenberg ne négligea rien peur repotisser 1'ennemi. 
La il fut atteint d'une balie qui l'enleva,et aveclui 1'espoir 
de la ville. Pappenheim combattait déja depuis une 
heure sans que Mansfeld eüt ouvert Ie combat a Haidek. 
II semblait ne Touloir pas contribuer a la victoire de 
Pappenheim , ear il exietait entre les deus giniraux 
des miêintelligence* qui nitaient pa* eneore apla- 
nie*. Pappenheim, forcé ainsi de soutenir seul Ie com- 
bat, perdit les plus braves de ses soldats, et lorsqu'il les 
▼it périr autour de lui, et que Mansfeld ne vonlait pas 
commencer 1'assaut a Haidek , il donna enfin 1'ordre de 
mettre Ie feu d quelquee petite* maüons (uücah altbbak- 
qüb domiculam) êituéee aux rempart*, pour effrayer 
1'ennemi» Il espérait que ses soldats, couvert» par la fumée, 
seraient moins exposés et pourraient mieux avancer sur 
les remparts en se soutenant mutuellement. Alors les 
soldats de Mansfeld ouvrirent Ie combat , sans qu'on Ie leur 
eüt ordonné. Ds passèrent les fossés, marcbant dans 1'eau 
jusqu'aux épaules , prirent la bastion, repoussèrent la gar- 
nison et entrèrent dans la ville par la porte de Sudenbourg. 
Lorsque Pappenheim rencontra plus tard les officiers de 
Mansfeld, il leur dit : « Aujourd'hui vous avez agi comme 
» des traitres et des poltrons. » 

Pendant ce combat victorieux, Pappenheim envoya un 
officier nommé Morian, a Westerhausen auprès de Tilly, 
avec la bonne nouvelle que la ville était prise. Tilly, qui 
ne youlait pas Ie croire ,se rendit de suite a Magdebourg, 
oü il rencontra sur Ie Vieux-Marché , Ie P. Sylvius. II lui 
donna la main, et se réjouit de sa bonne santé et de sa li- 
berté. Pappenheim Ie félicita aussi et lui baisa la main. 
Déja les troupes impériales étaient maitresses des remparts 
et des portes, et les Magdebourgeois ne voulaient pas se 



( 159 ) 

ren tl re : ils lancaient rnéme du haut de leurs maisons des 
pierres contre les vainqueurs, et les exaspéraient ainsi au 
dernier degré. Ceux-ci parcoururent Ia rille couquise en 
pillant et en tuant; its n'épargnaient aucun de ceuxqu'ils 
rencontraient les ar mes a la main. Le désespoir parvint 
a son comble, lorsque tout d'un coup , comme 1'avait or- 
donné Falkenberg, un incendie éclata au Vieux-Marché, 
.dans une maison a cóté d'une pharmacie ou se trouvait 
une grande raasse de poudre. Le feu se répandit rapide- 
roent a cause de Ia poudre qui était dispersée partout. 
A la même heure, le feu se déclara dans plusieurs en- 
droils de la ville. Tilly ne put supporter le triste aspect de 
cetle ville , que dévastaient a la fois et le glaive et le feu* 
// parcourut d cheval la ville en tous eens , et forga le* 
soldats par des promesses et des menaces d s'abstenir 
des meur tree et a aider d iteindre le» flammes. Il dit 
en francais au P. Sylvius, qui était fa ei 1 e a distinguer a 
cause de son costume blanc, et autour duquel se groupait 
le peuple, qui cherchait a se sauver : « Mon père,délivrez, 
arrachez au désastre au tan t de monde que vouspouvez.v 
Lui-méme descendit de cheval et recneillit un petit enfant 
qui était couché sur le sein de sa mère tuée , en disant : 
« Voila mon butin. » Des la r mes coulaientsur les joues du 
vieux guerrier. Mais tous ses efforts pour sauver la ville 
échouèrent devant la fureur des habitants. Le feu avait 
déja rompu toutes les digues et on ne put plus le maitriser. 
Partout on voyait des murailles que léchaient les flammes, et 
les maisons s'écroulérent les unes aprés les autres.Ce qu'il 
y avait de plus triste, c'est que les ruines n'ensevelissaient 
pas seulement ceux qui, de peurdetomber entre les mains 
des ennemis, n'avaient osé quilter leurs maisons* mais en- 
core ceux qui s'étaient réfugiés dans les caves et a utres 
réduits.La oü le feu ne put pénétrer, la chaleur et la fu- 



( 160 ) 

ttiée parvinrenl , car la chaleur était telle que même les 
canons se fondirent. En quelques heures prés de 25,000 
hommes périrent ainsi ; les cinq mille qui avaient échappé 
a ce désastre cherchèrent et trouvèrent la protection du 
vainqueur *. 

L'aprés-midi les flammes pénétrérent aussi dans Ie 
couvent des Prémontrés. Sept fois il fut attaque par Ie feu 
et autant de fois on 1'éteignit. Enfin tout secours humain 
fut inutile et Ie couvent parut perdu. Alors, comme Ie 
P. Sylvius ne voulut pas abandonner 1'espoir de Ie garantir, 
Tilly déclara « que quiconque aideraitale sauver, recevrait 
immédiatement la liberté. » La maison, préservée ainsi avec 
la plus grande peine, offrit Ie méme jour un asile a plus 
de six cents personnes. Le lendemaiu ce nombre augmenta 
considérablement ; toutes les salles étaient remplies et on 
ne savait oü mettre le pied. Tilly traila les malheureux qui 
avaient échappé a ce désastre général avec clémence et 
bonté , leur rendit généreusement la liberté sans rancon, 
et menara de mort ceux qui maltraiteraient les femmes 
(24 mai) 2 . Gette conduite forca non-seulement les habitants 
a avouer « qu'ils n'auraient jamais cru que les catholi- 
ques agiraient a leur égard avec autant de bonté (benevole), 
qu'ils désiraient ardemment, avec la grace de Dieu, pou- 
voir les récompenser de leurs bienfaits» ; mais ils osèrent 
adresser au vainqueur la demande de reslaurer une église 
pour eux et d'y nommer un prédicateur (8 juin ). Tilly 
ne put accéder a cette demande, car les sermons fanati- 
ques et rebelles des prédicants retentissaient encore a ses 

1 les niagistrats prisonniers certifiaient qu'il n'y avait pas eu plus de 
30,000 hommes en -ville. 

3 Gette circonstance peut avoir donné occasion au soupcon que 
la vie des habitants avait été mise a la merci des vainqueurs barbares 
pendant trois jours. 



( 161 ) 

oreilles, sermons par lesquels ils avaient poussé les babi- 
tants a une résistance désespérée et raêrae jusqu'a leur 
propre ruïne '. » 

Voila Ie récit du P. Zaccharie sur la prise et 1'inceodie 
deHagdebourg. Nous sommes loin de vouloir nier que des 
exces n'aient été commis par les troupes impériales , mais 
il ne faut pas oublier que les habitants ayaient exaspéfé 
les vainqueurs par leur résistance opini&tre; par Ie dé- 
dain avec lequel ils ayaient repoussé toute proposition de 
paix, par les injures qu'ils proférèrent contre 1'empereur; 
enfin par les railleries de toute espèce, qu'ils ne s'étaient 
pas épargnées contre les assiégeants. Ces exces, on ne peut 
pas les metlre sur Ie compte des généraux ni de Tilly , mais 
bien d'une soldatesque victorieuse, qui, dans 1'ivresse de 
la rictoire, ne tint pas toujours compte des défenses et des 
ordres émanés deses supérieurs. 

IV. B» On peut comparer au récit que nous donnons ici d'après une 
•ource jusqu'a présent inconnue, celui que la Revue de Bruxslles a 
donné en 1839, dans son cahier de novembre, pages 101 et tuWantes, 
prinoipalement d'aprèt PhUtorien allemand Charles Ad. Hemel. Quoique 
protestant , eet auteur a su rendre justice a Tilly. Un autre auteur alle- 
mand , protestant comme Henzel , ffl. Barthold, professeur a Greifswalde, 
qui vient de publier sur la guerre de trente ans un ouvrage des plus re- 
marquables, dit en parlant de Tilly : Ce vieux hiroa si indignement co- 
lomniè par les protestants. Ainsi la mérité se fait enfin jour de tout cóté 
sur notre illustre compatriote. 

1 Ce furent les prédicants qui irritèrent Ie peuple contre les Pré- 
montrés et qui empêchèrent tout rapprochement entre eux et Ie sénat j 
et lorsque malgré cela des relations amicales avaient été établies , ils 
rompirent tout en employant des censures ecclésiastiques. Ils parvin- 
rent aussi a pénétrer dans Ie sénat et a y obtenir des vote*. Depuis lors 
une forte opposition contre 1'empereur se forma dans Ie sénat et en- 
traina enfin tout ce corps a la révolte. 

Tom. ix. 11 



II""* BULLETIN. 



SUITB DE LA SÉAJCCE DU 5 OCTOBRE 1844. 



Diverse* lettres d' Hopperus au rot Philippe II, sur les 
affaires des Pays-Bas , coramuniquées par M. De Reif- 
fenberg. 

I. 

17 décembre 1670. 
Sm, 

Avec cestes vont les mémoriaulx que Yostre Majesté a com- 
mandé de faire, 1'ung des gentilsbommes la désirant servir, 
1'autre du gouvernement de Gharleinont , et Ie troisième des 
comdamnez aux galères , coucbés comme Yostre Majesté 1'a 
ordonné. 

Et comme j'ay dit au protkonotaire du Rcsulx que Yostre 
Majesté m'a dict qu'elle est contente de lui donner au plus 
tost acces , il s'en est fort réjoui et attend quand elle en sera 
servie, pour après se retirer a Alcala, aux études auxquelles il 
est fort incliné. Et si plaist a Yostre Majesté que d'ung chemin 
je lui die ung mot ou deux d'ung peu de négocesrestans, tout 
sera pour ce coup achepvé , me semblant ( a correction très- 
bumble de Yostre Majesté) que sera bien que, avec ce que 
Yostre Majesté a résolu , se dépescbe ung courrier et qu'il puisse 
partir devant les prochaines festes de Noêl. 

Atant, Sire, après avoir baisc les mains royalles de Yostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie Gréateur de 1'avoir en sa saincte garde et donner bonne 
vie et longue, avec l'accomplissement de ses très-saincts ettrès- 
haults désirs. 

Le xvij de décembre 1570. 

De Yostre Majesté très-humble et trèe- 
obêissant serviteur, 

Joach. HOPPERUS. 



( 163 ) 

Comme Vostre Majesté m'a aultrefbis commandé de mettre la 
réqui&ition de Ph. d'Auxy en espagnol et Ia lui envoyer, je 1'ay 
bien voulti joindre ft ceste. 

4 postille de Philippe II , roy d'Espagne. 

El memorial de los gentiles hombres y el de los condenados a 
galeras me quedan aca, para ir mirando en ello, en desocupandome 
mas que agora lo estay . El de Charlemon he quemado , porque ya 
no es menesler. 

A lo demas , no hay ya que decir pues esla echo. 

Traduction de 1'apostille. 

Le memorial des gentilshommes et celui des condamne's aux galères 
me restent iet, afin de les examiner quand j'aurai plus de loisir que 
je n'en ai d présent; celui de Charlemont, je Vat hrulé parce qu'on 
n'en a plus besoin. 

Au reste,je n' ai plus rien a en dire puisque la chose est faxte. 

il 



24 décembre 1670. 
Sire , 

Avec cestes vont les lettres que Vostre Majesté a ordonné 
d'escripre , que ne sont peu achevé plus tost, pour estre tant en 
norabre , et va la principalle touchant 1'Angleterre et Escosse 
par forme de minute, pour, après estre veue par Vostre Ma- 
jesté, la mettre incontinent en chiffre (1). 

Je y ay joint aussi les substances des lettres de la comtesse 
d'Egmont , du duc Auguste de Saxe et du landgrave de Hessc, 
en faveur de la princesse d'Oranges respectivement , comme 
el les sont faictes par le clerc de feu Pfintzing, la oü quant a 
la dernière au lieu de dot, j'ay mis au marge duaire, car par 
toute la lettre ne se trouve nulle mention de ce que laditte 
princesse a porté en mariage qu'est dot, sinon de ce que le 
prince lui a promis après sa mort , sa vie durante, qu'est du ai- 



( 164) 

re, si comme Ie comté de Viande , la seigneurie de Saint-Vyt el 
leGrave, que sont tous biens qui appartenoient alhors au prince, 
et n'ont riens de commun avec ledict dot; et me semble, k cor- 
rection très-humble de Vostre Majesté , que si monseigneur de 
Dietcrstain (Dietrichatein) en parle aultrefois a icelle , qu'elle 
lui pourra faire demander s'il a la copie de la lettre , ou tfcayt 
Ie contenu d'icelle , car , par son billet , il parle du dot et non 
du duaire, que sont deux choses entièrement différentes (2). 
Vont aussi avec cestes deux mémoires , 1'ung du capitaine 
Padilla et 1'autre de Benoit Gharreton, mareschal, lesquels 
m'ont faict fort grande instance de les vouloir envoyer a Yostre 
Majesté 9 afin que son bon plaisir soit de déterminer leur cas 
incontinent , sans en demander 1'avis au duc d'Alve , alléguant 
ledict Padilla ses grands services et que ce qu'il demande se- 
roit de petite importance , comme il dict. Et Ie dict Charreton 
aussi ses bons services, et recommandation de Sa Majesté ré- 
ginalle, ensemble de 1'Empereur, du duc d'Alve , et aussi qu'il 
est en termes de se marier ici en court. Yostre Majesté en faira 
et prendra tel regard comme elle trouvera convenir , considé- 
rant si ne sera pas Ie plus seur de demander ledict avis , veu 
mesmes que de tous aultres se faict ainsy. 

J'ay joinct avec cestes 1'ordonnance pour mettre au rolle 
aulcuns chantres que Yostre Majesté consentit d'y mettre par- 
tie Ie dix d'octobre dernier et partie Ie quatorze du présent (4J; 
ensemble de faire dépescher et sceller la commission de Char- 
lemont, et d'huissier extraordinaire supernumeraire d'ung 
mien serviteur , et 1'annoblissement du bourgmaitre de Dor- 
drecht , selon que Yostre Majesté a ordonné et sera servie de 
signer (5). 

Et comme j'ay communiqué au secrétaire Gastelluce des 
parchemins, lequel 1'a reserve et faict mettre en espagnol pour 
en faire relation a Yostre Majesté. Plaira a icelle de regarder 
si j'en doibs escripre aulcune chose au président Yigilius pour 
gaigner temps, lequel sans faulte nulle faira toute diligence 
possible (6). 



( 168) 

Atant, Sire, après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle, prieray 
Dieu Ie Créateur de l'avoir en saincte garde et donaer bonne 
vie et longue, avec 1'accomplissement de «es très-saincts et très- 
hauks désirs. 

De Madrid , ce xxiiij de décembre 1570. 

De Vostrê Majesté trè+humble ettris- 
obéUsant serviUur, 

Joach. HOPPERUS. 

Les deux lettres ci-joinctes m'a donné Ie comte d'Arember- 
gbe et requis de les adresser a Vostre Majesté (6). 

Apostilles du Roy. 

(1) Porque se gaüe tiempo en cerrar estas cartas tos las embio 
agora , y la minuta que esta bien , paraque se ponga en cifra con 
lo demas en que deveis de entender. 

(2) Yo creo que es lo que vos decis duario y no dote , pero de 
de qualquiera manera creo que es cosa dependiente de justicia. 
Todavia me quedan aca los papeles para mirar mas en ellos y ver 
lo que con vendra. 

($) Sobre la memoria de Padilla no se puede dexar de pedir 
parecer al duque , y* asi se volvera a bazer la carta para el , sin 
que lo que he bonado en la que estaba echa ; y la razon del duque 
es menester para saver si esta liquido aquello , y en que forma , y 
con que condiciones se ha de dar lo que se dieses, que en esto como 
sabeis no bay aun tratado in resuelto nada , pero conviene resol- 
verlo antes de comenzar nada. En lo de Charreton, esperar a esto 
seria largo para el que se quiere casar, y asi quando vengasi por 
aca me lo podreis acordar 9 paraque veamos un poco en lo demas 
lo que con vendra, y vos ireis pensando en ello para decirme vues- 
tro parecer. 

(4) Va firmado esto. 

(&) Aun no me han acabado de embiar relacion de l'Escurial 
desto de los pergaminos con la mudanza de prior que alli ba ha- 



( 166 ) 

vido ; se venieae antes que vaya el correo se vos avisara , y sin o 
escriviseis a Viglius que con otro Ie respondereis a esto. 

(6) La una era de un Espanol , y la o tra de su madre , como. 
vereis que va aqui y podreis ordenar una respuesta para ella en 
la forma que vos pareceva convenir que podré yo ver despues por 
gauar tiempo. 

III. 

20 décembre 1670. 

Si**, 

Le secrétaire Zayas m'a hier au soirenvoyé di versos requétes 
tant de la mèredu feu comité de Homes, se plaindant d'ieelluy 
comte de Hornes ès seigneuries de Weert et Wissem , et inter- 
cédant pour le sieur De Montigny son fils , ce que font aussi 
sa femme et mère d'elle , la princesse d'Espinoy ; comme de la 
veufve du feu comte d'Egmont, implorant la miséricorde de 
Votre Majesté pour elle et ses unze enfans orphelins , par la 
bonne intercession de Sa Magesté réginalle ; ensemble aultre 
requeste de damoiselle Dorothea de Sustetin , priant pour son 
mari Martin Serclaes ; et aultre de Ph e de Monte, pour avoir 
placet sur certain indult impérial de pièces primarias aux 
collations de 1'archevéque d'Utrecbt j et aultre de la duchesse 
douaigière de Gheldres, donnajnt k cognoistre que certain 
bois dont elie soulait user, est Caüly , et qu'U faut réparer certain, 
moulin et aussi certaines, choses du chasteau oü elledemeure , 
el, qu'elle n'a en, touj; que six, mille flori#s par au sur le tonjieu 
de Nimegen , qu'est peu pour une> princes&e , comme elle est , 
de la maiaon de. Brunswick ; suppliant partant qu'ayant regard 
a ce qui dict est et ason vieilage, de maniere qu'elle ne pourra 
vivre longuement, que Votre Majesté veulle accroistre soa 
douaire de deux mil florins par an aur le dict tonlieu. Me disant 
le dict Zayas par son billet que Votre Majesté avait commandé 
de regard er incontinent s'il semble convenir que Votre dicte 
Majesté demande Pad vis du duc d'Alve sur ce que dessus , et 



(167) 

cependant ce que 1'on doibt dire a Monseigneur de Dieter*» 
tain (1). 

Pour a quoy furnir, Sire, me semble, & correction tres- 
humble de Votre Majesté , premiers quant audict feu sieur de 
Moojtigny, qu'il n'i chiet point d'advis, veu que par après il est 
allé de vie a trespas. Ayant Votre Majesté, quant auditSerclaes, 
jk ordooné que 1'advis se demande , selon quoy est dressé la 
lettre qu'icelle a en main pour signer. 

Et au regard de la veufve doaaigière de Gheldres, ensemble 
du dict Ph e de Monte , me semble que Votre Majesté ne peult 
avoir nulle clarté sans avoir semblablement 1'advis du duc. 
Comme semblablement Votre Majesté ne scait aussi riens de ce 
qu'est passé allendroit dudict comte de Hornes et des seigneu- 
ries de Weert et de Wissera, de maniere que ne sera que bien 
que Votre Majesté soit de tout informé par Ie duc et de son 
adv is , ce que semble bien aussi allendroit de ladicte veufve de 
feu comte d'Egmond, ayant ja escript et présenté setrequestes 
par diverses fois, tant en francais qu'alleman et aslheur en es- 
pagno] j mais Ja cause pourquoy jusques a oires ne s'est riens 
faict la-dessus a esté que devent Ie pardon général publié et les 
mercèdes des bien méritansencommencées,il ne sembloit con- 
venir de faire aulcune cnosesur sa prétension; mais comme 
1'ung et Tautre est présentement en tels bons termes qu'il est , 
semble , a correction très-humble , que Votre Majesté pourra 
bien demander ledict advis , mémes principaUement en consi* 
dération de 1'intercession de Sa Majesté réginalle. 

Et quant a ceque pendant Ton doibt dire audict Dieterstaid, 
me semble , a correction très-humble, qu'on ne doit faire nul 
semblant des diets advis demandés, mais dire seulement en 
termes généraulx que Votre Majesté y veult penser, avec les au- 
tres choses concernant la mesme matière des biens confisqués 
de par dela. 

Semblant oultre , Sire , a correction très-humble, qu'il ne 
seroit, possible , hors de propos d'envoyer audict dne copie de 
la lettre éa duc de Saxe et laatgvave de Hesse , escripteen fa- 



(168) 

veur de la princesse d'Oranges, non point pour avoir son advis 
la-dessus, mais afin qu'ü scache ce que passé et regarde d'avoir 
secrètement Ie traite de mariage, et a quoi de droict Votre Ma- 
jesté puisse étre tenue tant au regard du dot que du douaire ; 
car quant au douaire, je tiens que Votre Majesté en riens n'est 
obligée , du moins a présent ; et quant au dot , s'il consiste en 
deniers non hypothéqués spécialement, Votre Majesté n'est 
obligée a elle si non a 1'advenant des biens confisqués , de ma- 
niere que les biens non confisqués, si comme Oranges et 
Nassau , aussi doibvent venir a contribution , comme plusam- 
plement se pourra estudier, et déduire si la chose vient suivant 
par voye de justice. 

Atant , Sire,après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie Créateur de 1'avoir en sasaincte garde, et donner bonne 
vie et longue avec 1'accomplissement de ses très-saints et tres- 
haults désirs. 

Ce XXVI de décembre 1570. 

De Vostre Majesté très-humble et trés- 
olèissant serviteur , 

Joach. HOPPERUS* 

ApoitilU du Roy. 

(1) Pareceme bien lo que aquidecis, que de las demas cosas des- 
las se pueda pedir parecer al duque con este correo : pero non en 
lo de Egmond en que yo ire pensando como digo en esotro papel. 
Y si entretando Dieterstain diere priesa por la respuesta , veremos 
entonces lo que con vendra r esponder Ie. 

IV. 

8 janvier 1571. 
Sire, 

Avec cestes vont certaines lettres et pièces y jointes quesont 
venues du duc d'Alve par Ie courrier, qui arrivoit hier au soir 



( 169 ) 

entre neuf et dix; et quant au surplus, qu'est en ciffre , 
est beanoop touchant principallement les affaires d'Angleterre 
et Ecosse , ne laisseront de les déciffrer au plus tost et faire 
tenir a Votre Majesté. 11 y a aussi des lettres de particuliers et 
ung escript de nouvelles de Moscoue ci-joinctes, que Ie secré- 
taire Scharemberghe ra'a envoyé avec deux lettres en alleman, 
dont avec les pièces susdictes envoyeray la relat ion. 

Comme Ie président Viglius m'envoye diverses pièces , 
mesmes des instructions que par ci-devant ont eu Ie duc de 
Savoye et madame la duchesse de Parme pour Ie bon gouver- 
nement des pays de par dela, et aultres choses duysans au ser- 
vice de Votre Majesté, quant ainsi viendra apropos. Il y a aussi 
joinct aulcuns mémoires touchant 1'innondation puis n'aguères 
advenue èsdicts pays, dont les deux estant en francois ay joint 
a cestes, et quant aux aultres en thyois disent qu'absolutement 
tout Ie pays de Groeninghe est inundé, selon que Ie magistrat 
d'icelle villel'escript a leurs députésenvoyés vers Ie duc d'Alve 
pour aultres choses. Et est semblablement inundée toute la 
Fiïse, de maniere qu'aulcuns grands batteaux de mer sontestés 
rejectés par-dessus les dicques dedens Ie pays. Et m'escript Ie 
président de Tisnacq que entre hommes et bestes en Frise seule 
seriont noyés 84 mil : mais les aultres disent moings, comme 
j'espère par la grace de Dieu que ce sera» 

Atant , Sire, après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté , et me recommandé très-humblement a icelle, prieray 
Dieu Ie Créateur de 1'avoir en sa sainte garde et donner bonne 
vie et longue avec l'accomplissement de ses très-saints et tres- 
hault désirs. 

De Madrid, ce viij de janvier 1571. 

De Vostre Majesté très-humble et tres- 
obéissant serviieur, 

Joach. HOPPERUS. 



( 170 ) 

A postilles du Rot. 

(1) Esto que me quedo el otro dia he acabado ya de ver digolos 
auctos por donde se entienden las prezas, sino me engaïio, y asi vos 
la embio aqui. 

(2) T a vos embié estas particulares y no he podido ver las mievas 
de Moscovia quando viniesedes aca, me prodreis hazer una breve 
relacion de lo que importase d'ello. 

(5) Esta muy bien las instruccione» y lo demas que vos ha em- 
biado el presidente , y no lo demas de la inundackm de que me ha 
pesado nuicho , y de tod© el dano que ha hecho que deve deser 
grandissimo , y no ménor el de los piratas por esta causa, segun me 
monslro Zayas la otra noche en uo billete que Ie embiaste* $ y 
quando ley lo de frances puse en el de Tioys lo que vereis no acor- 
dandome que a qui lo declarais como agora lo he vueltoa ver. Creo 
que lo mas desta inundacion no deve deser para siempre sino que 
se cobrara , aunque temo que alguna isla o islas se deven de haver 
perdido del todo; y aunque ere oque se de ben de haver hecho ora- 
ciones y procession es por aplacar a Nuestro Senor, no seria nialo 
escribir algo al duque sobre ello , y aun no se si seria bien que yo 
lo escribesse a los obispos y a las villas para que vlesen el cuydado 
que tengo dello , y lo que me pesa. 



Sibb, 



V. 

janvier 1671. 



Ayant hier envoyé les lettres et pièces que sont venues en 
claire du duc d'Alve, avec cestes vont celles en ciffre déciflrées, 
que sont une lettre dudict duc , et copie d'une lettre de Tam- 
bassadeur de Vostre Majesté en France , avec ung advertisse- 
ment de la comtesse de Northumberland ; et quant au surplus, 
ce sont tous duplieats des despesches précédens. Et comme 
cestes , Sire , ne sert d'aultre chose ( n'estant les relations des 
lettres en alleman encoires faictes), baisant lesmains royalles 



(171 ) 

de Vostre Majesté , et me recomrnandant très-humblement a 
icelle , prieray Dieu Ie créateur de 1'avoir en sa saincte garde , 
et donner bonae vie et longue avec l'accomplissement de ses 
très-saincts et très-haults désirs. 

De Madrid, ce ix de janvier 1571. 

De Vostre Majesté triê-humbje et très- 
obèissant ssrviteur, 

J o ac il. HOPPERUS. 

Apostille du Roy. 

(1) Por parecerme lo de mas priesa esto de Inglaterra lo he visto 
hoy , y si se puede ver manana ea consejo seria bien , y para este 
efecto vos lo embio agora , paraque lo tengais prevenido para en- 
tonces vos, lo embio agora, y si huviere deaver que sera con el car- 
dinal ; y Zayas vos lo a visa ra. Tam bien van aqui las cartas de par- 
tieulares que he visto y las demaa me quedan aoa para ver en 
pudiendo , y asi aüsmo el despacho para Flandes que a dias me 
embiastes que nunca he podido acabar de verle , y vistas las cartas 
y esto de Inglaterra, veremos si havra que ana dir a el. 

VI. 

11 janvier 1671. 
Sire, 

Comme suivant Ie commendement de Vostre Majesté ay 
eest après-disné faict rapport au conseil d'estat des affaires 
d'Angleterre et Escosse , n'ay voulu laisser d'en advertir incon- 
tinent icelle ,. afin que son bon plaisir soit de regarder quant 
elle sera servie d'en oyr ia relation qui sera bien briefve, ayant 
ceulx dudict conseil trestous esté d'ung mesme accord ei advis, 
sous Ie bon plaisir et correction très-humble de Vostre Majesté. 
Et vont avec cestes deux relations des lettres en alleman ,. as- 
teur venues pour Vostre Majesté ; Tune du duc de Bavièxe , et 
1'aultre du marquis Jehan de Brandembourg (1). 



( 172 ) 

Ataot , Sire , aprè* avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie créateur de Favoir en sa saincte garde, et donoer bonne 
vie et longue avec l'accomplissement de ses très-saincts et tres- 
haults désirs. 

Ce xi de janvier 1571* 

De Vostre Majesté très-humble et très- 
obéissant serviteur f 

Joach. HOPPERUS. 
Aposiille du Roy. 

(1) No he podido respondervos antes a esto ni tampoco buviera 
teoido tiempo para oyrvosj manaDa marlet podreit veoir a hazerme 
razon de esto , y si vos pareciere que haya alguna cosa mas a que 
responder destas cartas. 

Ta las he yisto y sera justo responderles graciosametite aunque 
a la del duque sera menester mirar como que no entiendo muy 
bien la intencion del la. 

Tambien me hareis relacion dela memoria de Gumpemberg que 
me ha embiado este capita o y deodo suyo que conoceis. 

Tambien me hareis relacion algun dia de la memoria de los ar- 
cheros. 

VII. 

IS janvier 1671. 
Siee, 

Vostre Majesté me pardonnera que ne pouvant pas bien veoir 
mon billet a cause de la nuit , que survint, j'ai oublié une chose 
dont principallement avois pensé parier , et est , Sire , ce que 
Vostre Majesté si très-sainctement dict par son billet , qu'a 
cause des inundations survenues aux Pays-Bas se facent illecq 
priores et processions publiques pour demander pardon a Nos- 
tre-Seigneur ; soit que Vostre Majesté soit servie qu'il s'escripve 
au duc seul , afin que de la part d'icelle il Ie face entendre aux 



( 173 ) 

évesques et villes, ensemble Ie grand regret que Vostre Majesté 
a eu a cause desdictes inundations et ce qui en dépend , ou qo'il 
s'escripve aussi aux évesques, ou bien oultre ce semblablement 
aux bonnes villes. Tout ce que Vostre Majesté commandera 
sera très-bon et très-sainct, et très-agréable a Nostre-Seigneur, 
et selon ce se feront les lettres (1). 

Ge que Vostre Majesté avait noté en thyois parlant des inun- 
dations, est que se dict qu'un petit fort faict contre Emden au 
quartier de Groeninghen , nommé Delfzil , a aussi esté couvert 
d'eau , mais que la plus grand part des souldats qui y estoient 
dedens se sont saulvés sur les maisons (2) . 

Atant, Sire, après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-bumblement a icelle , prieray 
Dieu Ie créateur de 1'avoir en sa saincte garde et donner bonne 
vie et longue avec 1'accomplissement de ses très-saincts et très- 
haults désirs. 

Ce xvi de janvier 1571. 

De Vostre Majesté très-humble et tres- 
obèissant serviteur, 

Joach. HOPPERUS. 
A postilles du Roy. 

(1) Parceme que es mejor que estas cartas para los obispos y las 
buenas villas es mejor que sean mias , porque para ser del duque 
serian ya muy viejas , y para de aca no lo pareceran , y podran ir 
remitidas al duque paraque pareciendole bien las erabie. 

(2) Creo que el f u er te de Delfzil volverian luego a cobrar y me- 
terse en el mis soldados , que no seria bueno que los de los ene- 
migos se meterien en el. 

VIII. 

17 janvier 1571. 
SlBE, 

Avec cestes vont les mémoriaulx que Vostre Majesté me cora- 



( 1*4 ) 

mandoit hier envoyer , asscavoir de 1'évesque de Leuvarden , 
du cömte Prospeiro , et des archiers detnandans ayuda da costa 
respectivement y joint deux aultres que Vostre Majesté aultre- 
fois a ordonné , d'ung gèntilhomme de Liége , noramé Briamotit 
et du conlrolleur de feu la royne Marie, Mesmay. Et quant au 
gèntilhomme dont Vostre Majesté receut hier une lettre de re- 
iner ei ment d'une encomiende qu'on lui a donné , c'est Ie sieur 
de Capres; et comme la traduction des pièces traictans des 
aluns est ja faicte , je regarderay de faire toute diligence vers 
Ie cardinal , afin que par Ie premier courrier il puisse partir 
s'il est possible , car ainsy convient pour Ie service de Vostre 
Majesté (1). 

Selon que ce matin ay oy dire , semble qu'il y court quelque 
bruit d'aulcuns mouvemens et practiques de 1'admiral de France, 
prince d'Oranges , et Ie comte palatin , et combien que faut a 
espérer qu'il n en est riens (veu mesmes que ordinairement en- 
virons ce temps ici se sèment semblables bruitz) , toutesfois en 
ay bien voulu advertir par ce mot Vostre Majesté , si possible 
elle trouvait a propos que s'en touche ung mot au duc d'Alve 
quasi en passant, pour ce qu'en telles choses on ne peultestre 
par trop diligent ou curieux (2). 

Et que hier au soir , a cause de la nuict survenant , fut ou- 
vlié de 1'advertissement de Moscovie , la substance d'icelluy est 
que de la part du roy de Pologne se sont faictes plaintes en 
empire du Moscovite , qui se faict de jour a aultre plus fort sur 
la mer de Levant , par connivence du roy de Dannemarque et 
de ceulx de Lubecque, de maniere qu'il faict a craindre que 
quelque jour se pourroit perdre toute la navigation illecq , 
mesmes s'estant Ie duc Magnus entièrement submis audict 
Moscovite , recepvant de luy la Livonie en fief , et faisant les 
apprestes d'aller sur Revel , par oü il serait entièrement mais- 
tre de ladicte navigation (3). 

Sire , a eest instant est venu ung courrier par la voye de Me- 
dina del Gampo , qui a apporté les lettres du duc d'Alve ei- 
joinctes, 1'une touchant Ie gouverneur de Lille pour son habita- 



( !75 ) 

tion, et 1'aultre des lettres que Vostre Majesté! avait escript aux 
Estats de dela a Toccasion de la bonne réception faicte a la 
royne, lesquelles ledict duc dict n'avoir envoyé (combien 
qu'elles lui semblent bien a propos) , a raisson qu'il seroit bon 
d'y adjouter quelque mot de remerciment pour avoir si volon- 
tairement accordé les aydes a eulx demmandés , et aussi que 
sera mieulx de changer lés superscriptions que avions ici faict, 
sans y faire men tion des évesques , que toutefois m'avait sera- 
blé convenir, non seulement pour tant plus les authoriser, 
mais aussi pour ce que tous les évesques sont des Estats , ce 
que Vostre Majesté a voulu studieusementprocureren leurdon- 
nant des abbayes pour dot , qui notoirement partout sont des- 
diets estats (4). 

Néantmoins, comme ledict remerciment pour 1'aecord des- 
diets aydes est fort a propos , et qu'il n'y va pas beaucoup si 
les noms desdicts évesques se mectent ès dictes suscriptions 
suivant 1'ancienne forme , Ie tout sera bientost faict si Vostre 
Majesté en est servie. 

Le commis Van Loo, m'escript que ayant Ie chateau de Lou- 
vestain esté prins par 19 ou 20 hommes, a bientost esté reprins, 
tuant et prenant prisionniers ceulx qui s'y estoient mis dedens, 
soubs lesquels a esté trouvé unc retenue cachetée et sigoée par 
le prince d'Oranges. Le sieur de Berlaymont (les lettres duquel 
vont avec cestes) m'escript que aussi seroient prins les villes 
et chateaux de Berch et Duif, lesquels ledict commis Van Loo, 
dict auroient autrefois apparlenu au comte Vanden Berch , y 
adjoutant qu'il y a bruit de levée et rassemblement d'aultres 
gens de guerre ; mais qu'on pense que tout ira en fumée et que 
le duc par sa prudenee singuliere y mectra bientost ordre , ce 
que j'espère et confie en Dieu entièrement. 

L'innundation de Hollande se dict avoir esté si grande que 
non plus que Ia sixième part du pays en a esté exempte. Néant- 
moins nulle part se dict que aulcunes terres demeureront per- 
du es, ce que j'espère entièrement que non, par la gr&ce de 
Dieu qu'il fault prier , comme Vostre Majesté dict si saincte- 
ment (5). 



( 176 ) 

Atant, Sire, après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie Créateur de 1'avoir ensa sa incte garde et donner bonne 
vie et longue avec l'accomplissement de ses très-saincts et tres- 
haults désirs. 

Ce xvij de janvier 1871. 

De Vostre Majesté très-humble et très- 
obéissant serviteur, 

Joach. HOPPERUS. 
ApostiUet du Roy. 

(1 ) Todos estos memoriales me quedan aca , que ire viendo y 
remitiendo paraque se responda a las partes, y muy bien sera que 
de manana adelante 10 h. esteis al cardenal paraque se vea esto de 
los alumbres que sera muy bien. 

(2) No havia entendido nada desto, maS deve de ser lo miamo 
que el duque me escrive en espanol con este correo , que es en 
conformidad de lo que me decis al fin deste papel de aquellos cas- 
tillejos que havian tornado y cobradose el de Louvestain, aunque 
mataron al cunado de Tizuais , y para esto dice que se havia hecho 
nn poco de movimiento de gente a la parte de Alemania , pero es- 
pero que se remediara. 

(5) He holgado de entender esta relacion que me haveis hecho. 

(4) De lo que el duque me scribe sobre la habilacion del gover- 
nador de Lille me acordareis adelante , pues no es de priesa para 
agora. Esotras cartas se podran embiar agora con este correo , y 
se podran hazer luego entretanto que yo veo las que aca tengo, y 
praodose hazer en la forma que dice el duque aunque yo no veo 
inconvenieote en lo de los obispos, pues es como decis ; pero como 
decis va poco en ello. 

(5) Asi es esto y asi lo escribe el duque , y embia copia de las 
escrituras que se hallaron , pero no fueron piratas estos que ve- 
nieron a la parte de Alemania. T los que tomaron estos castillejos 
dice que iban con intencion de ir a Deventer , sino Ia halleran bien 
proveyda. 



( 17 7 ) 



IX. 



Sire, 



21 janvier 1571. 



Avec cestes vont les lettres que Vostre Majesté a ordonné 
d'escripre aux estats de par dela allendroit de la réception de 
Sa Majesté Réginalle , et la promptitude qu'ils ont monstré aux 
aydes et aultrement, selon que Ie duc d'Alve a advisé a Vostre 
Majesté, y ajantjoinct aussi, a correction très-humble , ce des 
foundations , èsquelles s'escript semblablement aux archeves- 
queset évesques , comme Vostre Majesté pourra veoir (1). 

Et vont semblablement ci-joinctes diverses lettres au duc 
d'Alve , selon la résolution de Vostre Majesté et a correction 
d'icelle, en partie sur cboses particulières et en partiesurcboses 
publicques , si comme ce de Sainct-Pol , Ie pardon général , et 
d'Angletterre et d'Escosse, allendroit de quoy sera Vostre Ma- 
jesté servie de regarder si elle veult doiz maintenant se re- 
mettre audict duc pour donner secours a la royne d'Escosse , 
s'il trouve ainsy a propos , comme est couché au marge , ou Ie 
différer encoires, comme est couché au texte, aux mots subvir- 
gulés, laquelle lettre se debvra mectre en ciffre (2). 

Et sommes a présent besongnans pour mettre en ciffre ceque 
Vostre Majesté renvoya hier au soir avec tout Ie dépesché sur 
les précédentes lettres dudict duc , ce que s'envoyera au plus 
tost avec trois ou quatre lettres en allemant ordonnées par 
Vostre Majesté et aultres mentionnées par lesdicts billets de hier 
au soir. Et suis journellement faisant instance au regard des 
alluns afin que la chose puisse aussi aller avec ce courrier (8). 

J'ay recu hier par Sebastiant Santoyo la requeste que Ie 
sommelier de la Pauvetrie a présenté a Vostre Majesté, deman- 
dant la conciergerie de la Veure , vacante par la mort de Nico- 
las Boonart , comme j'entens. Je crois que la chose n'est point 
de si grande importance de soi-mesmes sinon pour la commo- 
dité. Et si Vostre Majesté est incliné de faire en ce mercède au- 
Tom. ix. 12 



\ 



( 178 ) 

dict sommelier , comme certes semble qu'il mérite davantaige, 
semble, a correction très-hurable , que Ie plus tost seroit Ie 
mieulx , afin que Ie duc d'Alve (si possible il Ie peult donner, 
ce que ne scay point ) ne prévienne , et prévenant Vost re Ma- 
jesté sortira effect la provision quant oires il ne fut point de 
choses réservées. Et est chose que par diverses fois a esté usi- 
tée; ayant Sa Majesté Impérialle, de très-glorieuse mémoire, 
prévenu en semblables cboses a la royne , mesmes au prouffit 
deses serviteurs domestiques, qui, pour n'estre sur la place, 
aultrement deraeurent fourcloz. Vostre Majesté en fera a son 
bon plaisir (4). 

Atant, Sire, après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu leCréateurde Tavoir en sa saincte garde, et donner bonne 
vie et longue, avec 1'accomplissement de ses très-saincts et tres- 
haults désirs. 

Ge xxi de janvier 1 57 J . 

De Vostre Majesté très-humblo et tres- 
obèissant serviteur^ 

Joach. HOPPERUS. 
A postilles du Roy. 

(1) Van firmadas eslas cartas que estan muy bien. 

(2) Y estas tambien , y pareceme que se puede poner bien como 
esta en la margen , pues tal ocasion podria aver que se perdiese 
tiempo en consultar aca , y asi se ponga en cifra. 

(3) Esta bien y a Zayasavisad paraque tambien ponga apunto sus 
despachos, y oi se avia de tratar lo de los alumbres, y creo que 
se havra echo. 

(4) En esto se podra pedir razon al duque de los que es y de lo 
que vale y ordenarle que no la provea, si no que si alla la piden 
me avise de quienes. 



( 179) 
X. 

23 janvier 1571. 

Sire , 

Comme hier au soir a esté traictc des alluns au conseil de la 
Hazienda au logis du cardinal , n'ay voulu laisser de ce adver- 
tir Vostre Majesté aün qu'elle puisse regarder quant elle sera 
servie d'oyr ma relation , que sera fort briefve attendu que la 
chose a esté fort bien entendue et traictée uniformément (I). 

Nous ne perdons temps de paracheverledespéchémectanten 
ciffre ce que Vostre Majesté a ordonné tant auparavanl comme 
hier au soir et est ja la plus part faict ; mais pour ne donner 
moleste a Vostre Majesté, se réserve tant et jusqu'a ce que Ie 
tout sera faict pour Fenvoyer a signer ensemble. 

Atant, Sire, après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle, prieray 
Dieu Ie Créateur de 1'avoir en sa saincte garde , et donner 
bonne vie et longue , avec 1'accomplissement de ses très-saincts 
et très-haults désirs. 

Ce xxiij de janvier 1571. 

De Vostre Majesté très-humble et tres- 
obkissant servitêur, 

Joach. HOPPERUS. 

A postille du Roy. 

(1) Me voy agora a ver a mi Herm a y volvere manana o esotro; 
entretanto podriades ponerlo en claro en la carta , que cosa es en 
que creo que yo me conformare con lo que a vos parece , y para 
la vuelta pueden estar a punto todo paraque lo acabemos de ver y 
despachar. 

XI. 

S0 janvier 1571. 
SiME, 

J'envoye avec cestes a Vostre Majesté tout Ie restant des lettres 
et aultres choses tant en alleman que aultrement en langue 



( 180) 

francoise que pour ceste fois icelle a ordonné , la oiï est aussi la 
lettre touchant les alluns , comme Vostre Majesté verra (1). 

Et pour donner relation a Vostre Majesté, suivant son com- 
mandement, de ce que en eest endroit est passé au conseil d'Es- 
tat , Ie tout consiste en trois points , en quoy tous se sont con- 
formés , soubs Ie bon plaisir et a correction très-humble de 
Vostre Majesté. 

Le premier est qu'en faisant Ie nouveau contrat des alluns 
1'on doit regarder bien diligemment les personnes avec qui 1'on 
contracte, mectant en considération que Ton ne scait si Ma- 
thias Palavecin , dénommé par la lettre du duc d'Alve , est suf- 
fisant pour conlracter avec lui ou non , attendu mesmes que 
Ton dict que son homme Pierre Spinola , dont aussi par ladicte 
lettre se faict mention , se dict avoir failli ou estre en termes 
de faillir. 

Le second , comme le duc meet en avant si le contract des- 
diets alluns se doibt faire par deca ou par dela , semble bien 
a tous , attendu que l'affaire concerne principallement les pays 
de par dela et la schal e d'iceulx, et que les causes par quoy 
on 1'avoit pensé faire ici sont asteur faillis , qu'il se peult faire 
par dela, saulf toutes fois qu'avant que de conclure s'il est aul- 
cunement faisable sans préjudice de Vostre Majesté qu'il s'en- 
voye a icelle pour en prendre la résolution. 

Le troisième , comme le dict duc meet aussi en avant si les 
placcarts se doibvent faire a la maniere accoustumée sans def- 
fendre absolutement la négociation des alluns a tous, exceptés 
les contractans , ou bien si on la doibt déffendre absolutement 
comme tousjours a esté promis auxdicts contractans , a semblé 
qu'il se doibt remettre au duc en la forme que dict est, en pre- 
nant regard aux inconvéniens par lui et ceulx dudict conseil 
privé mis en avant, et y remédiant tant qu'il soit possible (2). 

Ayant, oultre ce, regard a ce que ceulx de la Hazienda ont 
mis en considération que se joindra a la lettre de Vostre Majesté 
en langue espagnole , sur quoy le contador Garnica et moy 
avons hier après dinée communiqué, et se meet au net. 



( 181) 

Et quant auxdictsdepesches en alleman, il y a une lettre au 
ducde Barière, et aultre au ducde Clèves, et aultre au mar- 
quis Jehan de Baden , selon que Vostre Majesté a ordonné et 
verra par les substances y joinctes. Et oultre ce ung passeport 
d'ung hallebardier alleman nommé Thomas Klof dict Domitius, 
que Vostre Majesté , si luy plaist, signera; et me dict Ie clercq 
de feu Vfintzing, qu'en absence du secrétaire alleman feu Gon- 
zalo Perez, a par ci-devant bien signé semblables dépesches par 
oü s'en suivroit , a correction très-humble , que Zayas Ie pour- 
roit bien faire (3). 

Va aussi ci-joincte la traduction d'une relation que Ie secré- 
taire Scharembergh m'a envoyé en alleman touchant les affaires 
de Dannemarque et Zueden ; et comme Ie comte d'Olivarès va 
asteur (a ce quej'entends) en France, combien que jeprésup- 
pose bien que ce que je veulx dire sera ja faict, toutes fois 
pour mon acquis n'y peu délaisser de Ie dire en ung mot ,soubs 
très-humble correction de Vostre Majesté, asscavoir, qu'estant 
ledict comte par dela il prengne songneux regard a quoy les 
cceurs des Francois se semblent inclinés , et s'il y a aulcuns 
bannis et rebelles traffiquans par dela, etce que faict 1'admiral, 
et aultres choses semblables ; car , combien faict & espérer par 
la grace de Dieu , qu'il n'y aura point de dangier , toutefois , 
considérant 1'humeur de la nation francoise, et qu'ils sont pau- 
Tres d'un coustel et d'aultre, et gens aguerris, et que lesdicts 
bannis et rebelles ne cessent jamais, et que ledict admiral est 
tel comme il est, on ne peult estre trop sur sa garde en telles 
et semblables choses (4), 

Le secrétaire Anthoine Perez m'a aultrefois envoyé les re- 
questes et pièces de George Grtmaldo, prétendant, en vertu 
de quelque contrat faict avec Vostre Majesté , que tous les ans 
lui doibvent suivre dix forcayres de Bourgoigne , et comme il 
en fait a présent grande instance , je feray rapport a Vostre 
Majesté quant elle sera servie, mesmes si de qeux desdits 
alluns ou aultres choses Vostre Majesté veult avoir plus ample 
relation de bouche , il se pourra rapporter quant et quant (5). 



( 182 ) 

Atant , Sire , après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majeslé et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie créateur de 1'avoir en sa sainte garde et donner bonne 
vie et longue avec 1'accomplissement de ses très-saincts et tres- 
haults désirs. 

Ce xxvi de janvier 1571. 

De Vostre Majesté trèe*humble et três- 

obèissant serviteur 7 

Joacb. HOPPERUS. 

uépostilles du rot. 

(1) Todo esto va aqui firmado. 

(2) Todo esto de los alnmbres me parece que esta asi muy bien. 

(3) En la carta para el duque de Baviera se pondra lo que he 
puesto en la relacion d'ella ; las otras dos para el duque de Gleves 
y marques de Branden bourg be firmado y el pasaporte para el de 
la quarda que podra refrindar Zayas como decis , entretanto que 
yo noproveo o ordeno otra cosa. 

(4) Este relacion he visto , y el conde de Olivares no va mas , 
que a visitacion y congratulation del casamiento de aquellos reyes, 
y el embazador que esta alli se lo tiene bien a cargo, y creo que 
baze y hare en esto el oficio que deve. 

(6) Quando veogaisaca mepodreis hazer relacion desto de Jorge 

de Grimaldo , pero esto sera dispechado el correo y quando yo 

tenga mas tiempo que agora y todavia creo que seria menester, 

dosdias o tres para escribir yo y lo que huviere de embiar Zayas. 

XII. 

29 janvier 1671. 
Sibb, 

J'envoie avec cestes a Vostre Majesté la lettre au duc de 
Bavière avec la post-date , selon que Vostre Majesté Fa com- 
mandé (1). 



( 183 ) 

Et comme Ie coatador Garnica , qui certes en 1'affaire des 
alluns a usé de fort bonne et grande diligence , m'envoyant 
1'escript espagnol que se doibt envoyer au duc d'Alve ci-joinct, 
a envoyé quant et quant un pourject de lettre que se pourra 
escripre audiet duc , 1'ay bien voulu joindre en ceste, ensemble 
la traduction d'icelluy, en forme de lettre en francois, afin que 
Vostre Majesté puisse regarder si elle veult laisser la lettre ja 
signée (que aussi est ci-joincte) comme elle est , ou au lieu 
d'icelle signer 1'aultre , ou aultrement en faire comme elle sera 
servie, car la substance principalle semble consister en rescript 
susdict (2). 

Atant, Sire, après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Weu Ie Créateur de Favoir en sa saincte garde, et donner 
bonne vie et longue avec Faccomplissement de ses très-saincts 
et irèa-haults désirs. 

Ce xxix de janvier 1 571 . 

De Vostre Majesté très-humble et tres- 
obèissant serviteur , 

JoACfl. HOPPERUS. 

d postille du Roy. 

(1) Va firmada esta. 

(2) He visto este memorial que ha echo Garnica que me ha pa- 
recido bien ; y tambien la carta que el ordeno por que va mas 
particular que la otra , y asi la he firmado para que pueda ir digo 
la de Frances que sacastes della. 

XUI. 

löfévrierlÖ71. 
Sire, 

J'envoye avec cestes les trois lettres du duc d'Alve a Vostre 
Majesté, que viendrent hier au soir environ 1'unzeheures, dont 



(184) 

1'une n'est que duplicatum d'une précédente touchant les al- 
luns. Et joinctement cinq lettres particulières dont 1'une par 
inadvertance a esté ou verte saus toutesfois la lire (1). 

Le secrétaire Zayas m'a , selon Ie commandement de Vostre 
Majesté , envoyé une lettre du roy de France et ung escript de 
sou ambassadeur touchant la conté de S*-Pol , pour concevoir 
sur 1'ung et 1'aultre une réponse ce que ya j& commencé & 
faire , mesmes en conformité de ce que le duc d'Alve a der* 
nièrement escript dudit S*-Pol ; mais comme la chose est de si 
grande importance et conséquence comme Yostre Magesté 
scait , son bon plaisir sera de regarder si elle sera servie que 
ladite réponse se voit au conseil d'estat Uk oü quant et quant je 
pourroye faire sommière relation de toute la matière comment 
la chose est passée. Faisant journellement grande instance 
George Grimaldo pour avoir faict rapport de son négoce & 
Yostre Majesté , comme 1'ay escript par un billet passé huit 
jours , 1'ai & ceste occasion bien voulu ramentevoir aultre fois 
sans toutesfois importuner icelle (2). 

Combien Yostre Majesté est jk advertie du recouvrement de 
Berghe et Ulft, toutesfois ay bien voulu joindre & cestes les 
deux pièces en parlant que m'a envoyé le président Yiglius , 
de maniere que gr&ces k Dieu tout est arrière en repos ($)• 

Atant , Sire , après avoir baisé les mains royalles de Yostre 
Majesté et me recommandé très-humblement k icelle, prieray 
Dieu le Gréateur de 1'avoir en sa saincte garde , et donner 
bonne vie et longue , avec 1'accomplissement de ses très-saincts 
et très-haults désirs. 

Ge xiij février 1571. 

De, Fostre Majesté très-humble et tres- 
obéissant serviteur, 

Joach. HOPPERUS. 

La figure ci-joincte a esté veue , selon qu'on m'escript , en 
ciel h. Maburg le 17 d'octobre, ung peu après la lune levée, 
durant depuis 7 heures jusques h 12 heures de nuit (4). 



r 



( 185 ) 

Apostille* du Roy. 

(1) Yo he visto estas cartas sino es la duplicada que no havia 
por que embiarmela , prees la havia visto ya. A los particulares 
se podra responder como se acostumbra. 

(2) Bien sera que un sumario del caso desto de San Pol y la 
respuesta que vais ordenando la pondreis en castellano para que 
lo pueda ver en consejo, por que en Flandes los mas no lo enten- 
deran ; y quando lo tengais a punto me avisareis paraque ordene 
que se junten y quando yo pueda vs. Uamare. 

(5) He holgado mucho'de lo de BergheyUlfty asi spero que suc- 
cedera siempre a tel gente. 

(4) He visto esta figura que es bien estrana. 

XIV. 

14févrierl67t. 
Sire, 

Avec cestes vont les passeports que , comme j'ay entendu 
par Ie secrétaire Zayas, Vostre Majesté a commandé faire pour 
les hallebardiers venus avec Sa Majesté Réginalle; et sont 
faicts pour tous jusques a cincquante , car combien aulcuns 
d'eux demeureront possible ici au service de Vostre Majesté , 
toutesfois ils demandent leur passeport pour aultant qu'ils ont 
servi a Sadicte Majesté Réginalle. Et estant la pluspart des 
passeports escripts en papier, aulcuns ont requis qu'ils soyent 
en parchemin pour ce qu'ils s'en pensent ayder en divers lieux 
oü ils suivront la guerre, soufftsant pour les aultres qui vont 
aleur maison qu'ils soyent en papier (1). 

Atant , Sire , après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie Gréateur de 1'avoir en sa saincte garde, et donner 
bonne vie et longue avec 1'accomplissement de ses très-saincts 
et très-haults désirs. 

Ge xiiij de février 1571. 

De Vostre Majesté très-humble et tres- 
obéissant serviteur, 

Jo ach. HOPPERUS. 



(186) 

Apostille du Roy. 

(1) Eata todo esto , y todos iran firmados , y tauibien creo que 
todos se quieren ir. 

Quando pueda vos llamare , hasta agora no he podido. 

XV. 

17févri«rl571. 
SlBB, 

M'ayant Vostre Majesté commandé de mectre en castillan Ie 
sommaire des affaires de S*-Pol , et quant il seroit faict de lui 
en faire 1'advertance pour faire joindre Ie conseil , cestes sera 
pouradvertir Yostre Majesté que ainsy s'est faict , meclantsembla- 
blement en la mesme langue les principalles pièces y servans. 

Et comme Ie clercq alleman a ces jours passés esté fortempes- 
ché avec les passeports , j'ay mis en francois Ie sommaire et 
substances de deux pièces en alleman que sont envoyés par Ie 
secrétaire Scharembergbe , qui vont ici joinctes. 

Et est 1'ung ung advertissement partie en alleman , partie 
en latin , sans scavoir de qui il vient , ou a qui il est adressé , 
comme communément se faict en telles choses* 

L'aultre est une lettre du duc Magnus (ne se dict a qui) dn 
succes de son voyage en Moscovie, dont ja Vostre Majesté a 
entendu quelque chose auparavant. Et la oü en ladicte lettre 
se dict que Ie duc de Moscovie et Magnus mengoient Ie pain 
ensemble devant disner , me semble qu'il se veult entendre de 
leur facon de communion , car Ie Moscovite se dit chrétien 
soubs 1'obéissance du patriarche de Gonstantinople. Et selon 
que je voy par ce que ledict Scharemberghe m'escript , me 
semble que ledict duc Magnus est frère du roy de Dannemar- 
que, par ci-devant esleu évesque ou constitué administrateur 
de Livonie. 

Comme 1'on m'avoit envoyé la nouvelle ordonnance sur les 
impots de par dela en thyois, j'en avois pensé faire quelque 



( 187 ) 

sommaire en francois ; mais depuis Ie secrétaire Zayas me Va 
par ordonnance de Vont re Majesté en francoU (sic) , et selon 
que j'entens par nies lettres particulieres, semble que la chose 
sera biea practicable, au co n ten te ment du peuple et sans foulle 
d'icelluy. 

Le secretaire Gourtewille m'escript que 1'évesque de Ueven- 
ter ayant escript au ducd'Alve, se loue fort de ceulx de ladicte 
ville , et que les aultres évesques ont donné advertance que le 
pardon de nostre sainct père le pape, joinct avec celui de 
Vostre Majesté, faict grand prouffit, s'estant réconcilié une 
grande multitude de gens a tous coustés, dont les aulcuns 
estoient auparavant réellement attaints de hérésie, et les 
aultres (qu'a eslé la plus grand part) avoient par curiosité leu 
livres deffendus ou esté en prêches deffendues des hérétiques. 

Atant, Sire, après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle, prieray 
Dieu le Créateur de I'avoir en sa saincte garde , et donner 
bonne vie et longue avec Faccomplisseraent de ses très-saincts 
et très-haults désirs* 

Ge xvij de febvrier 1571. 

De Vostre Majesté très-humble et tres- 
obèissant serviteur, 

Joach. HOPPERUS. 

XVI. 

18 février 1571. 
Sire, 

Avec cestes vont aulcuns passeport que n'ay peu excuser 
d'envoyer et importuner Vostre Majesté , de tant que aulcun 
de ceulx a qui ils touchent en font instance, parce qu'ils voul- 
droient bien partir avec leur compagnie demain. Etdemandent 
passeport non seulement hallebardiers, maisaussi aulcuns aul- 
tres ayant esté en aulcunes aultres conditions , entremis au 



( 188 > 

service de Sa Majesté Réginalle , qu'est chose accoustumée et 
honorable en Allemagne et n'emporte aulcuo préjudice (1). 

Atant , Sire , après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé tres humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie Créateur de 1'avoir en sa Saincte garde et donnerbonne 
vie et longue avec 1'accomplissement de ses très-saincts et tres- 
haulU désirs. 

Ce xviij de febvrier 1571. 

De Vostre Majeetè très-humble et tres- 
obèissant serviteur, 

Joach. HOPPERUS. 

Apostilles du Roy. 

(1) Estos van firmados y agoar no puedo responder a lo queaca 
tengo j a la manana me embiad a acordar vuestra audiencia , y 
veré si V8. la podré dar a la tarde y a que hora. 

Y de aqui adelante hazed poner en la relacion abaxo los nombres 
de los aqui en se dan estos passaportes en la tin, pues no yo entiendo 
el aleman. 

XVII. 

4 mars 1571. 
Sim, 

Comme ces jours passés a esté traicté au conseil d'Estat de la 
levée de six mil allemans et des nouvelles ordonnances qu'en 
la dernière diette de TEmpereur se disent avoir esté faictes 
allendroit desprinces estrangiers, voulant faire quelque levée 
illecq de gensde guerre ; et que sur ce unanimement a semblé 
audict conseil, soubs très-humble correction de Vostre Majesté, 
ce qu'icelle a ja entendu par Ie sieur Zayas , et qu'en confor- 
mité de ce j'ay faict dresser les lettres en alleman a 1'Em- 
pereur et Archiducs ses frères et duc de Bavière , ayant ledict 
Zayas et moy hier communicqué sur Ie tout , nous a semblé 



( 189 ) 

que la substancedesdictes lettres se debvroit envoyer a Vostre 
die t e Ma j es té pour lesvoir et corriger, comme elle trouvera con- 
venir. Et va avec cesteset y ay joint ( semblablement par com- 
mun advis) la substance del'instructionque semble se pouvoir 
envoyer a 1'ambassadeur de Yostredicte Majesté Ie comte de 
Montagut, laquelle après avoir esté veue et corrigée par Vostre 
Majesté, je mectray ès mainsdudict Zayas pour Ie mettreen 
bon stil et ordre (1). 

Et comme par ce que dessus Vostre Majesté verra qu'il a 
semblé que Ie duc d'Alve doibt aussi estre adverti desdictes af- 
faires, m'a semblé (a correclion très-bumble de Vostre Majesté) 
que quant et quant pourra aussi aller ce que puis n'aguères 
elle a ordonné sur les lettres en francois, que ledict duc derniè- 
rement a escript : car combien les choses en soy-mesmes ne 
sont point si importantes ni hastées que pour cela il falloit en- 
voyer un courrier expres ( ce que aussi a esté cause que je n'en 
ay voulu importuner Vostre Majesté pendant qu'elle a esté de- 
hors), toutesfois se présentant a présent ceste occasion, semble 
qu'il ne sera que bon de faire les debvoirs. Et suivant ce , re- 
garderay d'envoyer incontinent Ie toutdemainou après a Vostre 
Majesté , car ce qu'ira pour Allemagne sera bientost prest (2). 

Atant , Sire , après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie Gréateur de F avoir en sa saincte garde et donner bonne 
vie et longue avec raccomplissement de ses très-sainctset très- 
baults désirs. 

Ce hij de mars 1571. 

De Vostre Majesté très-humble et très- 
obéissatit serviteur , 

Joach. HOPPERUS. 

Afottiüe* du Roy. 

(1) He visto estos papeles y algunas cosas que se me han ofre- 
cido sobre ellos ; hedicho a Zayas que se hallaba aquiy dadole los 



( 190) 

papeles por no alargarmé aqui , y lambien voy mirando para aca- 
barme de resolver en los coroneles. 

(2) Y pareceme bien que de esto se avise al duque de Alva, como 
lo concertareis con Zayas, y despachado a Italia se podra despa- 
chara Flandes con esto , y lo demas que aqui decis que me parece 
muy bien , y asi quando sea tiempo , y esto a puoto me lo embia- 
reis a firmar. 

xvni. 

6 mars 1571. 
SlBE, 

Comme aulcuns archiers auxquels Vostre Majesté a accordé 
leur congé et pension vouldroient bien partir pour Ie Pays-Bas, 
et a tant font très-grande instance pour quelque ayuda de 
coêta , s el on que 1'aultre fois j'ai rapporté a Vostre Majesté , 
icelle me pardonnera que je lui envoiece mé moiré (qu'ellem'a- 
voit commandé de faire) a part ce que aultrement j'eusse diöeré 
tant et jusqu'a ce que je luy envoyeray toutes les aultreschoses 
concernant lesdicts Pays-Bas , selon que hier au soir elle m'a 
commandé. Et me dict souvent Mons r de Selles que lui semble 
que Vostre Majesté pourra estre décharge de ces sollicitations 
quotidiennes , en remectant sur Ie rolle ancien des archiers, et 
haulsantung peu leur traictement et gaiges, selon qu'aultrefois 
j'ay faict relation a Vostre Majesté , laquelle, quant au premier 
point, en a ja escript au duc d'Alve pour son advis, et quant 
au second mesembloit qu'elle me commandoit de communiquer 
avec Ie comte de Chincon ; mais comme ne 1'entendois pastrop 
bien, ne 1'ay osé faire sans Ie demander aultrefois. Vostre Ma- 
jesté sera servie de me commander son bon plaisir (1). 

Le secrétaire Zayas et moy avons ce matin (suivant l'ordre 
de Vostre Majesté) communiqué sur i'aöaire d'Allemagne, et le 
tout mis en ordre et ne se cessera tant et jusqu'a ce que tout 
soit faict , et puis après , ce des Pays-Bas selon que Vostre Ma- 
jesté commandé. 



( 191 ) 

Le fourrier Jeróme Heyl wagen auquel Vostre Majesté a donné 
congé pour deux ans , m'a fait instance de requérir de Vostre 
Majesté de sa part, attendu que son inteotion est de, aussibien 
durant lediet congé que aultremeut , faire toul humble debvoir 
et service , et que les officiers des prioces loy ont ten» propos 
de les vouloir assister en leur voyage , qu'il puisse scavoir si 
Vostre Majesté sera mie u lx servie qu'il voye avec Ses Altesses, 
ou bien avec le duc de Medina-Celi, quant il partira. Suppliant 
en oultre Vostre Majesté très-humblement pour quelqueay wcfa 
decosta, comme il est dict se souloir donner aux vieux servi- 
teurs en semblable cas , quant pour quelque temps on leur 
donne conjé pour entendre en Ieur3 affaires (2). 

Atant , Sire , après avoir baisé les raains royalles de Vostre 
Majesté et me recom mande très-humblement a icelle, prieray 
Dieu le Gréateur de F avoir en sa saincte garde, et donner bonne 
vie et longue avec l'accomptissement de ses très-saincts et tres- 
haults désirs. 

Ce sixième de mars 1571 . 

De Vostre Majesté tris-humble et très- 
obèistant serviteur , 

Joach. HOPPERUS. 
AfosUlhs du Ray, 

(1) Gomo ha muchos diaspor descuydo y por muchas y grande* 
ocupaciones no hay a podidoresponder aestepapel y podria ser que 
muchas cosas deste memorial se huvieseu mudado despues aca, y 
algunos se huvieseu ido , y atros muertos, me ha parecido volver- 
vole a embiar paraque vos le volvais a ver j y de lo que agora es- 
tuviere en pie para dar ayuda de costa, embiareis una memoria a 
Santoyo que me lo acuerde j y si huviese otras cosas que do sean 
de priesa , las podreis guardas para quando yo aea ay , y lo que 
fuera de mucha priesa me prodreis embiar aca. Y eu quant o toca a 
los archeros , en quanto a lo primero, esta muy bien que se haya 
pedido parecer al duque de Alva , y en quanto a lo segundo pues 



( 192 ) 

espero que vendra preiso, lo mejor sera dexarlo para su venida , 
que por el cargo que alla ha tenido, y par el que tiene con mi cosa 
sera bienque el entiendaen ello, para que yo vea despueslo que 
con veodra. 

(2) Geromino el furrier deve de ser ya ido , si ib a con mis so- 
brinos que no lo sé , y sino , podra ir con el duque , y si todavia 
pidicre para eso alguna ayuda , Ie podreis poner en la memoria 
que haveis de emhiar a Santoyo. 

Otras dos memorias van aqui , que ha muchos dias que em- 
biastes a Santoyo,y por las mismascausas que digo arriva no la he 
vislo hasta agora , y porqne tambien podra ser que se avra mu- 
dadomuchode aquello meha parecido volvervoslas, parade loque 
en ellas huyiese en ser , embieis memoria a Santoyo con lo demas 
que aqui he dicho , y con esto no creo que me quede aca ningun 
papel yuestro a que sea menester responder. 

XIX. 

10 mars 1571. 
Sire, 

Avec cestes vont deux patentes des coronels de deux régi- 
mens d' Al Iemands que Vostre Majesté fait lever, ensemble vingt 
patentes , asscavoir , dix pour chacun regiment des capitaines 
desdicts régiments, Ie tout avec les noms enblancq, selon que 
Vostre Majesté a ordonné , saulf que ( selon Ie secrétaire Zayas 
m'a adverti que 1'intention de Vostre Majesté est) 1'on fera in- 
continent après ce courrier parti , la patente du comte Vinci- 
guerra de Arcos ; et quant aux lettres a TE mpereur et les archi- 
ducs ses frères , ensemble aux électeurs et Ie duc de Bavière, 
et les copies d'icelles , comme Fofficial de Phintzingest seul, 
sans assistance quelconque, et que les pièces sont plusieursen 
nombre, asscavoir quatorce pour Ie moins, oultre les susdicts 
et aultres qui vont avec , et qu'il y a beaucoup d'escripture , 
nonobstant toute la diligence possible qu'on a faict et qu'il faict 
de jour et de nuit , lesdictes lettres ne pourront estre prestes 
sinon demain devant disner. Et selon ce je n'obmettray d'en- 



i 



( 193 ) 

voyer demain après midi ( si Dieu plaist ) Ie tout avec ce que 
( selon la résolution de Vostre Majesté ) poürra aller au duc 
d'Alve (sielle en est ainsy servie) sur son dépesché precedent, 
yjoindant aussi les lettres et pièces aujourd'huy venuesMudict 
duc , dont Ie déchiffré est si grand ( comme Yostre Majesté 
ver ra) qu'ii n'estpoint possiblede 1'achepver plus tost(l). 

Et m'escript Ie président Yiglius que enfin les bulles du 
nommé évesque de Harlem sont Tenues , m'envoyant oultre ce 
1'Evesque d'Anvers une ordonnance qu'il a faict pour son dio- 
cese, qui va avec ceste en latin, et il y a encoires une aultreen 
ihyois pourdonner instructionaux curéscomment ilsdoibvent 
administrer lessainctssacrementsquimesemblebien bonne (2). 

Estant 1'abbé de Vausselles allé de vie a trépas , ceulx du 
chapitre de Cambray (selon qu'on m'escript) se sont mis en 
debvoir de prendre la possession de ladicte abbaye pour l'ar- 
chevesque a venir, comme estant appliquée a son archeveschc; 
et combien que les Francois s'en semblent me si er allencontre , 
j'espère que avec ceste si bonne conjuncture la chose s'achep- 
vera (8). 

Atant , Sire , après avoir baisé les mains royallcs de Yostre 
Majesté, et me recommandé Lrès-humblement a icelle, prieray 
Dieu Ie Crcaleur de 1'avoir en sa saincte garde, eldonner bonne 
vie et longue avec l'accomplissement de ses très-saints et très- 
haults désirs. 

Ce x de mars 1 57 1 . 

De Vosire Majesté très-humlle ei tres- 
ohèissant serviteur , 

Joach, HOPPERUS. 

Apostilles du Roy. 

(l)Tambien va a qui firmado esto , que bieu veo que por ser 
tan largo no se puede hazer mas, y el uno de estos despachos se ha 

de ser alla con el conde Alberio de Lodron ; y el conde Vinci- 

guerra de Arcos podra llebar su despacho , que firraare quando me 

Tom» ix. 13 



( 1*4 ) 

embiaredes , y estoa iran coo el correo , y te pondran para ello a 
punto que creo que ira maüana. 

(2) He holgado de lo que eseribe el presidente Viglins y de ver 
lo que ordeoa el obUpo de Aoiberes que me parece muy bien * y 
quando vengais por aca me direis que es lo que mauda que digan 
despues del sermon 9 pues yo no lo entiendo \ y no sera malo que 
escribais alla por todos los concilios provinciales que alli se han 
echo , que non sera malo que los tengamos aca. 

(5) He holgado de eotender lo de la abadia de Vausselles y pues 
tienen la possession no seria justo se perdiese ; tambien quando ven- 
gais por aca me decis quantos hij os tiene Berlaymont estudiantes, 
y donde han estudiado, y qual de elloses el el eet o deCambray, si lo 
sabeis. 

XX. 

11 mars 1676. 
Sire, 

J'envoie avec cestes a Vostre Majesté sept lettres du duc 
d'Alve, survenues avec les pièces principalles y jointes, ceque 
ne s'estpeu faire plus tost acausedu ciffrequiest assez grand, 
comme Yostre Majesté verra. Et traictent les trois desdictes 
lettres des choses publiques, et principalement d'An gieterre et 
Escosse, et les aultres quatre des choses particulières (1). 

J'y ay aussi joinct la lettre que Vostre Majesté a ordonnéd'es» 
cripre audict duc d'Alve en réponse a la sienne dumois de jan- 
vier , ensemble les lettres crédentielles qu'il demande par icelle : 
car , combien possible a causedü présent dépesché se faira aul- 
cun changement , ce que ne me semble , il n'est toutesfois que 
bien que ledict duc voye ce que sur sesdictes lettres précédentes 
s'est faict. Et si Yostre Majesté est d'in tention que ceste lettre 
voyse par la voye d'Italie et Allemagne , avec aulcunes aul- 
tres choses que peult-ètre vont a luy , me semble , a correction 
très-humble , que par une postdatte se pourra joinodre , que, 
ceste lettre escripte , est survenu son dépesché du xiiij de fé- 
vrier (2). 



( 195 ) 

Atant, Sire, après avoir baisé les mains royalles de Voslre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie Créateur de 1'avoir en sa saincte garde, et donner bonne 
vie et longu, eavec Faccomplissement deses très-saincts et trèe- 
haults désirs. 

Ce xi de mars 1571. 

De Voëtre Majesté très-humble et très- 
obèissant serviteur , 

Joacb. HOPPERUS. 

iPour ce que Ie fa u Icon nier donne haste pour son passeport , 
j'ay ici joinct la lettre au duc d'Alve y servant, qu'il plaira a 
Vostre Majesté de signer. Et m'a, sous correction très-humble, 
semblé mieulx dele faire par voye deladite lettre, attendu que 
ledictduc est illecq présent et que nécessairement il doibt avoir 
notice des faulcons que passent par dela(S). 

Apostilletda ttoy. 

(1) Eslas particulares por ser umi breves he podido ver; las ge- 
neraled me quedan aca para ver; despaeio que hasta hagorano Ie be 
tenido, y vistas vos. los embiare porque despues se vean como suelen . 

(2) Y estas del duque he firmado , y las de creencia que van con 
ella , y vereis si sera bien que vayan con este correo , que no ereo 
que se perdera nada en ello. 

Van aqui tambien las let tra 8 particulares que anoche no pude 
embiar, paraque a su tiempo me hagais relacion de ellas,y se vea 
si havra que responderles. 

(3) Bien ine parece la respuesta para Forcanvaulx que va aqui , 
solo al fin della sera bien declarar que en caso que el duque no 
haya embiado la respuesta , Ie ordenare que la embie , porque , 
como alli se dice, parece que seofrice mas que este, y vosy Zayas 
podreis mirar como seria bien darle esta respuesta , que creo que 
en su memoria avia otras cosas aque es menester responderlè, y si 
I© dio todo ju o te havrasele de responder juntamenle a todo eito. 
En fin lo vereis , vos y el , como sera bien que se naga. 



( 196) 



XXL 



11 mars 1671. 



Sire, 



Comme j'avois hier dressé une partie du dépesché des deux 
régimens allemans pour envoyer a Vostre Majesté, et que de- 
puis suis esté appelé au conseil d'Estat au logis du cardinal sur 
1'affaire de Sainct-Pol , comme par aultre billet mien rendray 
comte plainière a Vostre Majesté , sembloit au secrétaire Zayas 
avec lequel depuis j'ay communiqué , que mieulx seroit de Ie 
réserver jusques aujourd'huy et envoyer Ie tout ensemble. Et 
suivant ce vont avec cestes Ie pacquet de hier et celluy d'au- 
jourd'huy contenant les lettres & 1'empereur et k ses frères les 
archiducs et duc de Bavière , ensemble aux électeurs ( comme 
Vostre Majesté ver ra), qu'asemblé audict Zayas et moy (soubs 
très-humble correction de Vostre Majesté ) qu'en tout evene- 
ment se pourront envoyer , regardant Ie comte de Montagu , et 
Ie consultant avec Sa Majesté Impérialle s'il doibt envoyer 
celles aux électeurs ou non (1). 

Comme je treu ve , Sire , qu'au temps de Sa Majesté impé- 
rialle Ie sieur de Granvelle et puis après 1'évesque d' Ar ras son 
fils, etaulcunes fois M. de Tisnacq en temps de Vostre Ma- 
jesté, souloient, en qualité de gardes des saulx, mectre aux 
lettres et aultres dépesches, mesmes en alleman, quelque petit 
signe ou paraphe ( comme on 1'appellc ) cTavoir veu ledict dé- 
pesché, comme encoires journellement se faict ès dépesches de 
VEmpereur, et est chose ancienne pour lc plus grand service 
du prince, j'en ay bien voulu faire souvenira Vostre Majesté 
afin qu'elle en ordonne son bon plaisir (2). 

Atant , Sire , après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie Créateurdel'avoir en sa saincte garde, et donnerbonne 



(197 ) 

vie et longue, avec 1'accomplissement de ses très-saincts et très- 
haults désirs. 

Ce xi de mars 1571. 

De Vostre Majestè très-humble et tres» 
obèissant serviteur , 

Joach. HOPPERUS. 

Afottilkt du Roy. 

(1) Esta muy bien todo y aqui va firmado. 

(2) Bien me parece que en lo de aleman pongasi alguna cosa, pues 
yo no lo entiendo, au n que a Tiznach no se meacuerda de haver 
vista poner nada. Y podreisme embiar primero una donde lopongais 
y no me parece que sea el nombre sino alguna cosa por donde oy 
entienda , que lo aveis visto y passado. 

XXII. 

13 mars 1571. 
Sire, 

Avec ceste va tous les dépesches pour Ie comte d'Arcos , as- 
scavoir sa patenteet estat et dix retenues de capitaines, comme 
Vostre Majesté verra (l). Et comme Ie secrétaire Zayas m'a dit 
qu'en cas que Ie comte Alberique de Lodron ne peult venir , 
Vostre Majesté seroit d'intention de prendre pour coronel Ie 
commandeur Remmer , et que sur ce s'escripvassent deux 
lettres , Tune a Farchiduc Charle son maistre, et i'aultre a luy, 
pour les envoyer par Ie ducd'Alburquerque en cas de besoing, 
icelles vont aussi ci-jointes. Et est la substance de celle a Far- 
chiduc , attendu que pour les *causes que par aultre lettre de 
Vostre Majesté il auraentendu, icelle a trouvé bon de faire aul- 
cunes gens d'Allemans, que sesouvenant des bonnes qualités 
dudict Remmer, qui estant avec luy ici présentoit son service, 
1'a bien voulu choisir avec Ie bon plaisir de luy archiduc pour 
ung des coronels, Ie requérant atant de Ie prendre de bonne 
part, et Ie vouloir déclarer particulièrement audict Remmer et 



(198) 

l'eocharger d'accepter ladicte charge , auquel aussi Vostre Ma-r 
jesté a escript entermes généraulx, se remettant quant au sur* 
plus audict archiduc. Et quant a celle audiot Remmer » la sub- 
stanee d'elle est, veu que Vostre Majesté, pour aulcunes causes 
a ce Ie mouvans, est délibérée de lever aulcuns allemans , que 
se souvenant deses bonnesqualités, s'ayantoultre ce offert quant 
il estoit ici avec 1'archiduc son maistre, elle 1'a bien voulu 
choisir pour 1'employer en oe que dessus ayant sur ce escript 
audict archiduc et Ie prié de lui vouloir déclarer toute la chose 
en particulier , comme elle espère que ledict archiduc faira et 
que ledict Remmer ne Ie reffusera d'accepter (2). 

En ce que Vostre Majesté me commande de faire relaUon a la 
première audience, je n'obinettray de ainsy Ie faire (3)* 

Et au regard du paraphe, je trouve que 1'évesque d' Ar ras Ie 
faisait de ceste sorte : V 1 , A. Perrenot, et Ie président Viglius ; 
V. V*., et président Tysnacq , mesmes aux nouvelles ordon- 
nances du grand conseil : T, V, et Ie servant, en temps de Ma- 
dame , au lieu dudict président Viglius alhors malade : ff. V. 
Et quant au lieu oü il s'est accoustumé de mectre lesdicts pa- 
raphes , ès lettres francoises se souloit user ( ce qu'a présent 
s'est point de hesoing ) de Ie mectre au boult de la date de la 
lettre, et en choses allemandes embas, et en la patente du comte 
d'Arcos ay mis ung petit point , sisemble a Vostre Majesté qu'au 
lieu de M. V. se raecte une marque si comme N ou aultre , 
tout vient en ung (4). 

Les réponses vont ci-joinctes que au conseil d'estat a semblé 
(soubs très-humble correction de Vostre Majesté) , que se peu- 
vent donner au sieur de Fourquevaulx sur deux billets siens 
aussi ci-joincts , et me semblent estre conformes a la résolution 
de Vostre Majesté ; et vont quant et quant aulcunes lettres par- 
ticulières a Vostre Majesté que j'avais oublié d*envoyer a 
icelle (8), 

Atant, Sire, après avoir baisé les mains royatles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie créateur de Favoir en sa saincte garde, et donner bonne 



( 189 ) 

yie et longue wee VaccomplUsewent de ses três-sainctft et tres- 
haults désira, 

Ce xt$ de mars 1K7K 

4>* Kfttir» Majêêtè *M*mM$ eê tres- 
•bèifant êêfpitour, 

Joach. HOPPERUS. 

ApêttiUe* du Ray. 

(1) Ira fermado esto. 

(2) Esta esto asi muj bien , y bayan las cartas a paxte y de ma- 
nera que na se puedan trocar ni se use de ellas , sino siendo me- 
nester , en el caso que se escribe al duque de Alburquerque. 

(5) Esta bien. 

(4) Bien me parece que pongais H, V. como lo poniades con 
Madama , y en el lugar que se suele poner en lo de aleman. 

(8) Todo esto me qnedara aca para verlo despues , por no de- 
ten er agora estas cartas , y vos. lo embiaré , ay en pudiendo con lo 
demas que aea tengo que basta agora no he podido. 

XXIII. 

33 mars 1571. 
$IRJZ, 

Comme Vostre Majecté m'a commandé de faire prest et ap- 
pareiller ce que concerne les affaires de monsieur de Dieters- 
tain et aultres , qu'elfe vouldroit bien dépeseber devant Ie par- 
tement des princes pour lui en faire relation , ceste servira 
pour advertir Vostre Majesté que quant elle sera servie, voye 
ladicte relation que Ie tout est ja mis en ordre (1). 

Et comme Ie grand escuyer du jeune duc de Bavière , Jorge 
Pruzing , donne grande haste pour partir, afin de, au phis tost, 
faire ses gens de guerre comme capitaine soubs Ie comte cPAr- 
cos , j'ai ici joint les lettres que Vostre Majesté a commandé de 
faire pour luy, dont Fune est al'empereur, ne contenant aultre 



( 200 ) 

chose qu'une recommandation en termes généraulx par plu- 
sieurs parolles et avec peu de substance a 1'usage d'Allemagne; 
1'aultreau duc de Bavière Ie père en la mesmeforme , et 1'aultre 
au duc de Bavière Ie fils en réponse de celle que par ledict 
Pruzing il avoit escript a Vostre Majesté , disant que ladicte 
lettre luy a esté très-agréable. Et quant audict Pruzing par 
icelle recommandé que Vostre Majesté ira regardant et s'infor- 
mant ce que jusques a maintenant n'a pu bonnement faire k 
cause d'aultres négoces, en quoy icelle Ie pourra favoriser selon 
sa qualité , et comme ceste occasion s'est offerte que Voslre 
Majesté lui a bien , par ledict Pruzing, voulu envoyer quatre 
chevaulx d'Espagne , Ie priant de les vouloir prendre de bonne 
part (2), 

En oultre, Sire, comme par-dessus ce que dict est, Pruzing 
fait aussi grande instance pour avoir réponse particuliere sur 
la requesle aullrefois par luy présentée , si 1'ay bien voulu ici 
joindre , si possible Vostre Majesté fut servie de la veoir , estant 
Ie sommaire d'icelle qu'il vouldroit bien avoir accroissement de 
sa pension de cent florins par an , dont en quatre ans il dict 
n'avoir été payé, et qu'on lui donnit quelque ultérieure charge 
de gens de guerre , attendu son idoinéité et la grande affection 
qu'il a au service de Vostre Majesté , sur quoy , a correction 
très-humble de Vostre Majesté , me sembleroit qu'elle lui pour- 
roit faire respondre , mesmes attendu qu'il a ja eu une chalne 
de deux eens escus , qu'elle faira escripre au duc d'Alve afin 
qu'il face payer au plus tost les arriérages de ladicte pension et 
qu'il s'informe bien et duement en quoy Vostre Majesté pour- 
rait davantaige employer ledict Pruzing, et , ce faict , envoyer 
son advis tant sur ledict cmploi que sur 1'accroissement de la- 
dicte pension (3) . 

Ayant Ie comte d'Aremberghe hier esté au palais pour pré- 
senter a Vostre Majesté la requette ci-joincte et 1'a trouvé oc- 
cupée , m'a très-instamment requis de , a la première occasion , 
la vouloir envoyer, ce que n'ose refuser, priant atant Vostre 
Majecté de Ie prendre de bonne part (4). 



( 201 ) 

Atant , Sire , après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majeslé et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie créateur de 1'avoir en sa saincte garde , et don n er bonne 
vie et longue, avec raccomplissement de ses très-saincts ettrès- 
haults désirs. 

Ce xxiij de mars 1571. 

De Vostre Majestó très-humlle et très- 
obèissan t servite u r , 

Joach. HOPPERUS. 

A 'postilles du Roy. 

(1) Manana , y el domingo no vos. podré ver, pero de alli ade- 
lante me lo acordad que lo procurase el lunes, o el marlet. 

(2) Eata muy bien lodo lo deataa cartaa , y asi irao aqui firmadas. 

(3) Muy bien me parece asi esta respuesta , y asi se la podreis 
dar. 

(4) Aca me queda esta memoria para verla a su tiemp y yo vos. 
embiaré otra del cardenal de Granvela, paraque me acordeis 
quando vengais por aca lo que alli dice que ha vacado por su her- 
man o , de cuya muerte me ha pesado. 

XXIV. 

27 mars 1671. 
Sire, 

Comme les gens des princes sont fort hastés , Vostre Majeslé' 
me pardonnera que luy donne eest facheoir en envoyant ces 
passeports qu'ay tous veu, et y mis les noms et qualités en bas, 
comme Vostre Majesté verra ; et ay faict Ie semblable quant a 
trois lettres de recommandation a Tempereur en termes géné- 
raulx, comme en semblable cas 1'on est accoustumé de faire (1). 

Et attendu que Ie sieur de Hille vouldroit bien partir avec 
ses aultres, j'ay aussi joinct Ie mémoire que Vostre Majesté m'a 
commando hier de faire en son endroit , ensemble ung aultre 



(Ml) 

MHet de cioq souldart* dont a la précédeute cooaulte Vostre 
Majesté m'avait commando luy envoyer un mémoire avec non 
ad vis, ce que pensois différer jusques après Ie partementde 
sesdicts altesses ; mais comme ik font si grande instant* , n'ay 
peu laisser de l'envoyer , comme semblablement aulcunes let- 
tres au duc d'AIve ci-jointes , que sur les requestes d'aulcuoes 
particulières Vostre Majesté a résolu d'escripre (2). 

De ce que se doibt escripre a Rome allendroit de Cambray 
pour assoupir les proces meus a Rome touchant rincorporation 
de Yausselles , j*envoyai hier au soir ung mémoire au sieur 
Zayas , et demain (si Dieu plaist) envoyeray les concepls des 
réponses a dooner au nunce apostolique et a monsieur Die- 
terstein allendroit de la vefve d'Egmont et la princesse d'0- 
ranges, et des frères de receveur ($). 

J'ai ici joinet la rédamation des estats vaeans au Pays-Bas 
et Bourgoigne par la mort de monsieur de Chantoney , selon 
que Vostre Majesté me commaadoit hier au soir par son 
billet (4). 

Atant , Sire , après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recomtnandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie créateur de Favoir en sa saincte garde et donner bonne 
vie et longue, avec l'accomplissement de ses très-saincts et tres - 
haults désirs. 

Ce xxvij de mars 1571. 

De Vostre Majesté très-humble et tres- 
ohèissant serviteur , 

Joach. HOPPERUS. 

J postilles du Roy. 

(1) Creo que sou todos de mi guarda y van firmados. 

(2) Yo veré e&ias memoriaa, lo mas presto que pudieré , que 
cavgan agora taatas eoaaa de ünportancaa que no se lo que e» ello 
pedró baaer digo ooa el tienpe-. 

(£) Yo be Armada estas carlas para Roma. 



( 303 ) 

(4) Kato voi m* )o acordarei* qu#&4o vengais por aca, y bien se 
ppdra deapacbar el.titulo de eonde de Cspteiro y en Ja forma que 
voa )p eawive el cardenal. 

XXV. 

88 man 1071. 
Sire, 

J'envoye avec cestes les concept des répousea a, donner au 
sjeur de Dieterstain alleqdroit de la princesse d'Qranges et de 
Ia vefve de feu comte d'Egmont et des trois villes impériaUes, 
ensemble au nu nee apostalique , et les ayant Yostre Meeste 
corrigé, se pourront mectre par Zayas en bon langaige et styl 
espagnol (1). 

J'ai ici joinct aussi une lettre a Varcbevesque de Tr$ve* en 
alleman , passé longtemps faicte , en réponse de celle que soo 
nepveu apportoit a Vostre Majesté , et est la subatance d'icelle 
que Yostre Majesté lui remercie de la qongratulatien du ma- 
riage avec Sa Majesté Réginalle , priant Dieu qu'il soit & a& 
gloire et honqeur et bien de la cbrétienneté ; et que cejlyy 2* 
qui il avait donné ladicte lettre npmmé Robert StQtzipgen, , 
mentionné par icelle a esté bien agréable a Vostrediete Majestéj, 
disant , en oultre , quant aux reliquaires dopt la lettre fait 
mentiop , que , aussi tost que Yostre Majesté les avoit recu, elle 
Ten remercia par une au Ure lettre sienne, laquellepense qu'aura 
ja recu (2). 

M'ayant informé du comté d'Oostervant , dont Ie fils du 
comte d'Hollande souloit porter Ie nom pendant la vie de son 
père 9 comme disois avant-hier a Yostre Majesté , trouve que 
la chef-ville dudict Oostervan t est Boucbain en Hainault, située 
sur FEscault, et s'extend jusques a une demie lieu prés de 
Douay , de maniere que Montigny y est aussi coxnpri? , aa,ns 
scavoir h présent aultre particularité , sinon que c'es$ Je, OKjil- 
leur quartfer 4e tout Haynault; et me dict Suron. qu$ Guiclwr- 
din en sa description des Pays-Bas en fait ment km (3). 



( 204 ) 

Je n'envoye point les mémoires que Vostre Majesté avoit 
commandé de faire allendroit de la vefve de feu Ie conseillier 
Bruxelles , Assonville, Castillo et aultres , demandans mercèdes 
sur les conGscations des Pays-Bas , pour ne facher Vostre Ma- 
jesté a présent occupée en aultres choses ; mais Ie feray a son 
temps, selon que Vostre Majesté a commandé. Et pour la mesme 
cause n'ay aussi envoyé Ie mémoire de 1'erection ( dont aussi 
ay parlé a Vostre Majesté) d'uneescolle de la doctrine chré- 
tienne au village et abbaye de Hemelin en Frize, oü j'ay ma 
petite maison , ne soit qu'estant la matière si très-favorable et 
digne d'accélération, Vostre Majesté veuille faire quelque chose 
extraordinnairement, assistant a ladicte escolle de cinquante 
ou soixante escus de rente par an des biens conGsqués audict 
pays; car, oultre ce que ladicte escolle sera ung exemplaire 
pour toute la Frize, si est-ceque d'icelle sera bénéGciée environ 
la cincquime partie dudict pays, la oü anciennement n'i a 
mille institution (4). 

Atant, Sire, après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie créateur de l'avoir en sa saincte garde , et donner 
bonne vie et longue, avec raccomplissement de ses très-saincts 
et très-haults désirs. 

Ce xxviij de mars 1571. 

De Vostre Majesté très-humble et très- 
obèissant serviteur , 

Joach. HOPPERUS. 

J postilles du Roy. 

(1) Dareis estas respuestas a Zayas , y pueslas en caslellano las 
podré yo volyer a ver, y mirare si convendra mudar algunas cosas 
dellas. 

(2) Esta muy bien y la be firmado. 
(5) Esta bien esto. 

(4) Y esto que ya veis que agora no puedo entender en estas 
cosas; asu tiempo veremos lo que en ellas convendra. 



( 205 ) 
XXVI. 

davril 1571. 
SiBB, 

Comme les hallebardiers et aultres désirans partir font si 
grande instance, ne puis délaisser de donner ceste fascherie a 
Vostre Majesté en lui en voyant deux paaseports et trois lettres 
de recommandation faictes soubs son bon plaisir , Tune pour 
Josse Coquet a 1'évesque de Liége et 1'aultre au roy de Pologne 
et duc de Clèves , respeclivement en latin et francois , en fa- 
veur de George de Valayant eslé de la garde de Vostre Majesté; 
et estbien gentilhomme natif de Livonie prés de Revel, homme 
de bien , comme il semble , et attendu qu'il doibt partir avec 
1'aultre compagnie, il m'a très-instamment requis de.vouloir 
envoyer sa requeste, par laquelle il demande quelque ayuda 
de costa, se trouvant mal dispost et mal pourveu d'argent. Et 
comme ces jours passes est ici venu Ie secrétaire du comte de 
Meghem qui m'a fort requis de voulloir addresser a Vostre Ma- 
jesté les lettres et papiers de son roaistre, n'ay peu laisser de 
les joindre a cestes (1). 

Ayant Ie secrétaire Zayas et moy cejourd'hui esté ensemble, 
nous a semblé , a correction très-humble de Vostre Majesté , 
qu'il ne seroit que bon pour Ie service d'icelle que de, après 
avoir veu au conseil les lettres et pièces du duc d'Alve touchant 
Angleterre (ce que demain se pourroit faire), depescher au 
plus tost ung courrier pour les Pays-Bas , veu mesmes qu'il y 
a assez longtemps qu'on n'a point depesché, et que pour plu- 
sieurs respects , il ne sera que bien d'envoyer la procure que 
ledict duc demande, combien par ses lettres il dict que la chose 
n'est point si hastée ; et par-dessus ce qu'il semble convenir 
que oultre Ie debvoir ja faict par ledict Zayas , Ie duc soit bien 
particulièrement informé de ce que passé avec 1'ambassadeur 
de France allen droit de Saint-Pol , selon que icelluy Zayas m'a 
compté (2). 



L 



(306) 

Ce soir a esté vers moy rabréviateur du nunce du pape, de- 
mandant, par charge de soa knaistre, après la réponse sur res- 
cript baillet oültre , allendroit de 1'archevesque de Besancon 9 
auquel ay répondu en termes généraulx que je tiendray très- 
volontiers la main afin qu'il ait au plus tost ladicte réponse, 
comme j'espère que se faira. Ne scaay si Zayas aura ja achepvé, 
auquel passés quelques jours ay donné toutes les réponses 
ponr Dieterstain et ledict nunce, tant en francais qu'en mau- 
vais espagnol , afin qu'il les entende tant plus facillement pour 
les méctre en bon styl ) selon que Vostre Majesté avait com- 
mandé (3). 

Atant , Sire , après avoir baisé les tnains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle, prieray 
Dieu Ie créateur de l'avoir en sa saincte garde , et donner 
bonne vie et longue, avec raccomplisseinent de ses très-sainls 
et très-bauts désirs. 

De Madrid, ce ij d'avril 1871. 

De Vosire Majesté très'humble et tres-' 
obèissant serviteur , 

Joach. HOPPERUS. 

Aussi sout ci-joinctes les lettres de trois arohiers auxquels 
au mois de janvier Vostre Majesté a accordé leur pension (4). 

Apostillei du Roy. 

(1) No he tenido tiempo de ver y embiar antes esto : agora van 
firmadas estas castas, y Santoyo vos. embiara algo que deis a esej y 
ay me acordereis cstas cartas de mons r de Meghem para ver lo que 
con vendra responderle. 

(2) Segun hoy me ha avisado Zayas , ha venido eorreo de Flandes, 
y se éstaban descifraitdo sus cartas, no se si vos tendreis algunas ; 
sera bien verlas y si fuese menester responderle , luego se podra 
hazer y jun tarnen te embiarle los despachos que aqui decis , que 
podreis ir poniendo en orden entretanto que se ve estotro. 



i 
/ 



( 207 ) 

(3) Hasta agora do me ha embiado Zayas nada desto j bien sera 
que Ie digais me 1o embie, y avisadme lo que resolvi que «e hhriese 
con Rugerio de Bnsbech que no se me acuerda muy bien. 

(4) Van firmadas. 

XXVII. 

6 avrü 1671. 
Sire, 

Avec cestes vont les lettres du duo d'Alve et pièces y servans, 
la oü il y a quelque peu de chiffre venues hier au soir environ 
dix heures, estant Ie surplus duplicalum. 11 y a encoires ung 
escript du secrétaire Scbaremberghe en alleman des nou vel les 
d'Allemagne et d'Oostlande qui se traduict , et est quasi Ie ré- 
sultat d'icelluy l'extrait des lettres que m f escript ledjct Scha- 
remberghe ci-joint, saulf qu'il y ait aulcunes particularités de 
la mort subite de 1'électeur de Brandembourg, et du mariage 
de Tévesque de Maechdenbourg , et qu'il n'y a nul mouvement 
de guerre en Allemagne , saulf 1'alliance entre Ie roy de Polo- 
gne et celluy de Suède contre Ie duc Magnus et Ie Mosoovite , 
ensemble que ung Vernst de Mandelsle auroit conspiré avec les 
geux bannis, comme Vostre Majesté verra (1). 

S'envoyent aussi aulcuns passeports dont les noms et quali- 
tés sont mis au bas, comme il apperra a Vostre Majesté. Et 
comme il y a ung de la part de la duchesse de Lorraine , qui 
entre aultres , faict grande instance d'estre payée , au nom de 
sa maistresse, de douze mil escus sur lettres de receveurs , se- 
lon que puis n'aguères ay faict rapport a Vostredicte Majesté, 
et que , selon la résolution d'icelle , luy ai déclaré que , ne sca- 
cfaant Vostre Majesté en quels termes est la chose desdictes let- 
tres des receveurs , elle s'en informera incontinent pour , ce 
faict , en ordonner comme il appartiendra , lui prenant la chose 
a coeur , a réplicqué que cela est bien la voye ordinaire , mais 
considère Ie prochain parentage entre Vostre Majesté et sadicte 
maistresse et que lui viendroit fort a propos de recepvoir au 



( 208 ) 

plus tost lesdits deniers, employés (comme il dict) au service 
de Vostre Majesté , et que suivant 1'autre voye la chose sera de 
longue durée; qu'il supplie très-humblement que Ie bon plaisir 
de Vostre Majesté soit d'escripre au duc d'Alve absolutement 
de payer ladicte somme , moyennant qu'il trouve la debte claire 
et liquide, me requérant très-instamment d'en vouloir faire 
1'advertence a Vostre Majesté, ce que ne luy ay peu reffuser , 
combien toutesfois me semble, a correction très-humble de 
Vostre Majesté, qu'il ne fait nullement a conseiller a icelle 
d'entrer au payement desdictes debtes , sans préalablement en 
estre informé dudict duc avec son advis ; et si elle se voulest 
incliner en faveur de ladicte duchesse , d'escripre en la ferme 
et maniere comme dict est , me sembleroit, a correction comme 
dessus qu'on y debvroit adjousler une clause bien expresse que 
ledict, payement se faict, en cas que ledict duc connist qu'il se 
pourroit faire sans aulcun préjudice et non aultrement (2). 

Atant, Sire, après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle, prieray 
Dieu Ie créateur de 1'avoir en sa saincte garde , et donner bonne 
vie et longue, avec 1'accomplissement de ses lrès-saincts et très- 
haults désirs. 

De Madrid, ce vi d'avril 1571. 

De Vostre Majesté très-humble et tres- 
ohèissant serviteur , 

Joach. HOPPERUS. 

Ceux qui demandent lesdicts passeports sont de fort basse 
condition ; maïs comme la coustume d'Allemagne est de les don- 
ner a tous , et qu'il ne semble que bien d'user de courtoisie 
avec eulx , iceulx se sont dresses soubz Ie bon plaisir de Vostre 
Majesté qui en usera a sa bonne volonté. 

A postilles du Iloy. 
(1) He visto estas cartas , y parte de las piezas, y de lo demas 



( 209 ) 

me hareis ay relacion para ver lo que se respondera ; y agora por 
ganar tiempo , decid a Zayas que se escriba a Roma el primero 
sobre lo del obispado de Luchemburg. No digais nada a Guillelmo 
de lo que el du que escribe de este oficio , hastaque ay me hagais 
relacion dello ; y he visto la carta de Scarembergh, y verre lo de- 
mas que decis que US. embia. 

(2) Los passaportes van firmados ; y do pide justo el de la du- 
quesa de Lorena mi prima en querer que yo determine lo que no 
se , ni lo que en ello convendra , y asi vos procurareis de ponerle 
en razon , y de una maniera o de otra se escrivira al duque para 
tener su informacion como estaba acordado. Domingo de Ramos 
(8 avril). 

XXVIII. 

7 avril 1671. 

Sire, 

Ayant a ceste heure recu ordonnance de Vostre Majesté , par 
laquelle elle me commande de Padvertir de ce qu'elle résoluit 
allendroit Augerede Bousbecque, n'ay voulu laisser d'y satis- 
foire incontinent ; et est , Sire , qu'ayant sommairement dict de 
la qualité de la personne dudict Bousbecque et merites bien 
cognus a Vostre Majesté, icelle augmentant la somme que je 
disois, print résolution de luy donner si* cent florins par an 
aux Pays-Bas , tant et jusques a ce qu'aultrement s'en ordonne- 
roit , ce que Vostre Majesté y adjouta a cause que je disois que 
possible viendroit bien a propos qu'elle luy donnast en son 
temps aucung des nouveaux Gefs qui a présent s f érigent par 
dela , soit de huit cent ou mille florins par an , veu mesmes 
qu'il est de gens bien principaulx dudict pays , et qu'il a fait 
les services que Vostre Majesté sait, non-seulement a l'Empe- 
reur a présent et a ses enfans , mais aussi a feu de très-heu- 
reuse mémoire 1'empereur Charles et a Vostre Majesté, en- 
semble a toute la nation espagnole, au temps qu'il résidoit 
pour ambassadeur a Constanlinople (1). 

Vostre Majesté aura possible ja veu Ie dépesché du duc d'AIve 
que j'envoyay hier au soir , et me semble fort bien a propos ce 
Tom. ix. 14 



( 210 ) 

que Vostre Majesté dict de regarder si Ie tout se pourra dépes- 
cher ensemble , et selon ce , me régleray en conformité de ce 
qu*el!e me commande , ayant aussi fait entendre au secrétaire 
Zayas 1'ordonnance de Vostre Majesté allendroit de la réponse 
que se doit donner au nunce appostolique (2). 

A tant, Sire, après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie créateur de 1'avoir en sa saincte garde, et donner bonne 
vie et longue, avec l'accomplissement de ses très-saincts et 
très-haults désirs. 

De Madrid, Ie vij de avril 1571. 

De Vostre Majesté très-humhle et très- 
obèissant servitevr, 

Joach. HOPPERUS. 

Le secrétaire Courtewille m'escript avoir en adveflence du 
sieur de Zuemghem de son arrivée en Angleterre, et qu'il au- 
roit audience le 18 de mars ; et qu'on lui avoit ja dict qu'il y 
avoit bon espoir de besongner , s'il venoit fourni de caution et 
s'il besongnoit par authorité de Vostre Majesté (8). 

yjjioslilles du Roy. 

(1) Aun me parece que es poco para Bousbecq los 600 florines, 
y asi me parece que se le podran dar 800 en la forma que aqut 
decis que asi sera muy bien , y bien se lo podreis decir ya , y ha- 
zerle el despacho delJo. 

(2) Visto el despacho del du que , no creo que hay de priesa sino 
lo de Inglaterra para Champane como vos dira Zayas, y la respuesta 
que podreis dar al nuncio. 

(3) Lo mas seguro es do creer nada sino lo que verremos. 

XXIX. 

14 avril 1571. 
Sire, 

J'envoye avec cestes divers dépeschés par Vostre Majesté en 



( 211 ) 

divers temps ordonnés efrésolus , lequel envoy avoit semblé au 
secrétaire Zayas et a moy se debvoir difierer jusques a main- 
tenant pour ce bon temps de Pasques , que je prie a Dieu Ie 
créateur soit a Vostre Majesté heureux et salutaire (1). 

Les choses que s'envoyent sont premièrement les duplicats 
sur les lettres du duc d'Alve du mois de janvier touchant An- 
gleterre, dont les premières lettres sont envoyées par Italië et 
Alemagne. Item les responses sur les lettres du duc d'Alve du 
mois de février et aultres sur celles de mars , comme Vostre 
Majesté trouvera par ordre (2). 

Oulre lesquelles, il y en a plusieurs autres audict duc tou- 
chant diverses choses particulières résolues par Vostre Majesté, 
entre lesquelles sont aussi celles que concernent la comtesse 
d'Egmont et princesse d'Oranges respectivement , desquelles 
Vostre Majesté pourra voir si elle veult encoires difierer Ten- 
voy ; et celles touchant 1'escript du nunce appostolique, auquel 
j'ai délivré la réponse de Vostre Majesté , dont il s'est monstré 
fort content. Et comme il disoit qu'il vouldroit bien avoir la 
copie de ce que Vostre Majesté escripra par dela , j'ai de telle 
sorte dressé la lettre que , si besoing est , Ie dernier point se 
pourra bien ubmettre en ladicte copie. Aussi, au regard de la 
ducbesse de Lorraine , ay dressé deux sortes de lettres , selon 
que Vostre Majesté a ordonné ; et celui qui est ici de sa part , 
m'ayant depuis ouy plus amplement, se monstre plus content 
qu'auparavant (3). Et ay , soubz Ie bon plaisir de Vostre Ma- 
jesté, aussi dressé les lettres co neer na ut Ia confirmation des 
privileges de la maison d'Austrice et les lettres des recepveurs, 
comme Vostre Majesté verra. Comme aussi a semblé convenir 
d'advertir ledict duc , par lettres en langue franco i se , de ce 
qu'est ici passé touchant S*-Pol , et la licence demandée puur 
vendre aulcuns biens des Francois par dela , combien qu'au re- 
gard dudict S*-Pol ay ja faict quelque debvoir par aultres let- 
tres en langue espagnole (4). 

Et comme Ie secrétaire Zayas m'a dict qu'il seroit bon de 
dresser la commission du sieur de Champaigny touchant Ie 



( 212 ) 

gouvernement cTAnvers , 1'ay faict, a correction très-humble 
de Votre Majesté, selon qu'elle verra, en termes généraulx, 
remettant les particularités des gaiges et auitres choses que je 
n'ay encoires veu , a 1'instruction et ultérieure déclaration , 
comme en semblables cas 1'on est communément accoustumé 
d'user (5). Et ay faict Ie mesme, soubz Ie bon plaisir de Vostre 
Majesté , allendroit de 1'érection de Cantecroix en comlé, ayant 
adjousté a l'ung et 1'aultre 1'ordonnance du sceau , si possible 
Vostre Majesté trouve ainsi convenir (6). 

Estant Ie surplus lettres aux ducs d'Archot, sieur de Berlay- 
mont , comte de Boussu et Noircarmes respectivement (7). 

Le billet ci-joinct est d'Adrien Sterck , gentilhomme de la 
maison de Vostre Majesté, qui m'a requis de le vouloirau plus 
tost envoyer, attendu qu'il vouldroit bien partir la semaine qui 
vient (8); et ayant puis après regarde la requeste d'ung jeune 
homme de Bourgoigne, dont 1'aultre fois feis rapport, me sem- 
ble, a correction très-humble de Vostre Majesté, qu'estant Ie 
delict assez petit , asscavoir d'avoir décharge ung pistolet en 
1'ayr sans vouloir ni avoir blessé personne , il se pourra bien 
pardonner, mesmes en contemplation du sainct temps a pré- 
sent (9). 

Il y a aulcunes lettres en alleman qui seront prestes a la ve- 
nue de Vostre Majesté , selon qu'elle a commandé, ensemble 
Tescript d'advertence d'illecq (10). 

A tant, Sire , après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté, et me recommandé très-humblement a icelle, prieray 
Dieu le Créateur de l'avoir en sa saincte garde et donner bonne 
vie et longue , avec 1'accomplissement de ses très-saints et très- 
faaults désirs. 

De Madrid, ce xiiij d'avril 1571. 

De Vostre Majesté très-humble et tres- 
obèissant serviteur, 

Joach. HOPPERUS. 



( 213 ) 

u4 postilles du Roy, 

(1) Aqui van firmados estos despachos y vos doy muchas gracias 
por lo que mas decis. 

(2) Todo esto va firmado y esta bien. 

(3) Y estas tambien , y las de Egmonl y Oranges pueden bien ir 
agora por que se entiende mejor la materia. Y si el nnncio hiziere 
iostancia por la copia de la carta, no hay paraque quiteis nada 
del la antes, es bien que vea que tambien quiero yo que se guarde 
mi jurisdiccion como el los la snya, y que a ninguna se haga per- 
juicio, y asi a este propostto aüadi algunas palabras en la respuesta 
que se Ie dio. Vereis la que he firmado de las de la duquesa de Lor- 
ren a, mi prima por darla mas contentamiento, aunque creo que no 
sera de mucho mas efecto la una que la otra. 

(4) Todo esto esla asi muy bien y va firmado. 

(5) Y esto tambien. 

(6) Y esto en que ha sido muy bien poner la data de antes. 

(7) Estan bien. 

(8) Mandaré ver en esto lo que se podra hazer. 

(9) Podrase hazer asi como vos parece. 

(10) Esta bien y algUn dia holgaré que me informeis de lo que 
contienen los privilegios de la casa de Austria ; y lo que sobre ello 
sepretende, y en que forma se ha de pedir la confirmacion dellos. 
Entre tanto que se cierran estos despachos , escribiré de mi mano 
y embiaré las cartas a Zayas con otras que el me ha de embiar a 
firmar, y con todo ello se podra despachar el correo. Del Escurial, 
lunes de Pascuas. 

XXX. 

18avrill671. 

Sire, 

Comme Ie secrétaire Zayas m'a ce soir envoyé la lettre que 
Vostre Majesté escript au sieur de Champagny pour la mettre 
en francois , ce qu'a esté faict et envoyé audict Zayas pour 1'en- 
voyer a Vostre dicte Majesté, j'ay a ceste occasion joinct a cestes 



( 2*4 ) 

Férection de Gantecroix en comté , laquelle plaira a Vostre 
Majesté signer, selon qu'en semblables dépeschés s'est accous- 
tumé de faire (l). 

Celluy de la duchesse de Lorraine ayant veu la lettre que 
Vostre Majesté escript au duc d'Alve aliendroit des lettres de 
receveurs que sa maistresse ha, ne se monstre pas bien content 
encoires, alléguant que a aultres a esté payé sur semblables let- 
tres , ce que ne scay point , et insistaot que Ie commandement 
de payer se face absolutement , ce qu'en ma conscience ne 
semble convenir : de maniere que luy ay dict que a mon ad vis 
il se debvroit bien contenter , et selon qu'il prent la chose a 
cceur, j'ay subzon qu'il y doibt avoir quelque intérest particulier 
pour luy ($). 

Atant , Sire , après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté , et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie Créateur de l'avoir en sa saincte garde et donner bonne 
vie et longue , avec 1'accomplissement de ses très-saincts et 
très-haults désirs. 

De Madrid, ce xviij d'avril 1871. 

De Vostre Majesté très-humble et très- 
olèissant serviteur, 

Joach. HOPPERUS. 

^é postilles du Roy. 

(1) Va firmada la carta y tambien esta ereccion. 

(2) Pocas veres se pueden contentar las partes en estos tiempoa, 
porque peiden muchos lo que no tienen razon, y asi es esto j pero, 
por esto no ha de dexar de hazerse lo que convenga y no lo que 
ellos quisieren , y asi no hay que mudar la carta sino que vaya de 
aquella manera, o novaya. 

XXXI. 

3 de mai 1571. 
SlKE , 

M'ayant Ie secrétaire Antoine Perez adverti que Vostre Ma- 



( 215 ) 

jesté a ordonné que les deux régiinens d' All erna ns qu'elle a fait 
lever pour son service en Italië, de trois mille Ie regiment, soyent 
augmentés chascun de mil , et que les dépeschés s'en feissent 
au plus tost, n'ay voulu laisser d'ainsy Ie faire, et vont avec 
cestes les retenues des coronels , et aultres deux lettres d'estat 
y servans, ayant seulement laissé en blanc Ie nombre des en- 
seignes : car, comme par les retenues précédentes Vostre Ma- 
jesté avoit ordonné que chasque regiment de trois mil fust de 
dix enseignes , asscavoir de trois cent 1'enseigne , la question 
est asteur seulement si pour avoir accreu chasque regiment de 
mil testes , elle veult que Ie nombre des enseignes s'augmentc , 
ou bien que , demeurant Ie nombre des enseignes tel qu'il est , 
chasque enseigne s'augmente de cent testes , ce que , a tres- 
humble correction de Vostre Majesté , semble plus convenable 
et prouffitable (combien Ton me dict que 1'aultre aussi a bien 
esté usité), laquelle en mandera son bon plaisir ; et selon ce. se 
remplira ledit blanc , ne soit qu'elle veut laisser a 1'arbitrage 
des coronels, .|)our lesquels sesont aussi faictes deux lettres 
qui vont avec cestes , par lesquelles Vostre Majesté leur fait 
entendre ce que dessus de laditte accreue , et qu'ils en repren- 
dront les dépeschés du duc d'Alburquerque, y adjouslantau 
surplus qu'ils facent leurs debvoirs, selon que Vostre dicte Ma- 
jesté confie en eulx qu'ils feront (1). 

Le conseiller du grand conseil Blasere et greffier Boullin , 
qui sont alles en Bourgogne pour la visite illecq avec le séna- 
teur de Milan Mezabarba, qui en a aussi escriptau régent Julio 
Claro, m'escripvent que le traictement que le duc d'Alve leura 
ordonné, asscavoir auxdits conseillers de huit florins chacun 
par jour, a charge de quatrechevaulx, et audict greffier dequa- 
tre florins et demi a charge de trois chevaulx, est si petit qu'ils 
ne peuvent furnir aux despens que leur convient faire jour- 
nellement, suppliant atant Vostre Majesté très-humblement, 
attendu que 1'ayaat donné a congnoistre audict duc il a ré- 
pondu que, au cas Vostre Majesté donne plus audict Meza- 
barba , qu'ils auront autant chascun selon sa qualité , qu'elle y 



( 216 ) 

▼euille pourvoir afin qu'ils puissent estre traictés honnèste- 
ment comme selon la chierté du temps et les qualités de leurs 
personnes et charges appartient, mesmes leur ayant esté dit 
par ledict Mezabarba que 1'accoustumé de Milaü est d'avoir 
davantage; sur quoy toutesfois ledict Julio Claro dkt que riens 
n'est encoires orjjonué par Vostre Majesté , requérant, au nom 
dudict Mezabarba qui lui en a escript, qu'elle Ie veuille faire; 
Vostre dicte Majesté sera servie de regarder si elle veuit en- 
coires les voir pour la première audience ou en faire quelque 
chose a présent , ce que, a très-humble correction de Vostre 
Majesté , pouvoit, est d'en escripre au duc d'Alve, afin qu'il y 
pourvoye , attendu que Vostre Majesté n'en a point d'informa- 
tion, on aultrement, comme elletrouvera convenir (2).. 

Selon que les nouvelles pui» n'aguères sont venues , Teffect 
de ladite visite est que lesdicts visitateurs ont faict tenir leurs 
maisons pour prison a trois conseillers de la cour de parlement 
a Dole , et croy que ce sera une fois bonne oeuvre que Vostre 
Majesté faict par ladicte visite pour mectre bon ordre et justice 
en sondict comté de Bourgoigne. Et possible ne seroit hors de 
propos d escripre au duc de regarder s'il ne conviendroit pas 
de, oultre ce qu'a esté faict, mectre quelque ordre en la 
saulnerie de Salines , attendu qu'elle appartient a présent en- 
tièrement a Vostre Majesté, tant par voye de confiscation que 
d'achat que j'entends estre faict (3). 

Atant , Sire , après avoir baisé les mains roy alles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie Créateur de 1'avoir en sa saincte garde et donner bonne 
vie et longue, avec raccomplissement de ses très-saincts et tres- 
haults désirs. 

De Madrid , Ie iij de may 1571 . 

De Vostre Majesté très-humble et tres- 
obèissant servitcur } 

Joach. HOPPERUS. 



( 217 ) 

si postilles du Roy. 

(1) Aqui van firmados estos despachos , y aunque seria mejor 
que cada compania se creciese de cien hombres como aqui decis , 
podria ser que hiziesen in ello dificultad los capilanes o los coro- 
neles, y por eslo me parece lo mejor que vaya ella en blanco, y que 
se remita no a el los sino al duque d'Alburquerque dira lo que mas 
convendra , y asi lo direis a Antonio Perez paraque se Ie escriba 
en esta conformidad. 

(2) Parece bien que por ganar tiempo se escriva al duque con- 
forme a lo que vos parece. 

(5) Muy bien sera que se escriba esto al duque con lo demas , 
y quando de otras cosas me avisareis de quien se ha desempe- 
nado la parte que decis de las salinas fuera de lo de la cocfiscacion 
que creo que devio de ser del principe d'Oranges. 

XXXII. 

16 mat 1671. 

Sire, 

J'envoye avec cestes la lettre que Vostre Majesté a ordonné 
d'escripre au duc d'AIve touchant les conseilliers Blasere et 
Mesabarbe et greffier Boulin qui sont en Bourgoigne pour la 
visite , y ayant adjousté ce de la saulnerie de Salines , selon 
que Yotre Majesté a ordonné et pour aultant que touche Ie 
surplus que Vostre Majesté me coramandoit de 1'advertir de qui 
s'est rachapté Ie restat de ladicte de saulnerie , oultre les con- 
fiscations du prince d'Oranges qui n'en avoit guères moins de 
la moitié. Avec cestes va ung extrait de la lettre qu'en escript 
Ie secrétaire Bave a propos que puisque Votre Majesté tient 
asteur Ie tout , tant moins doibt-elle donner a personne au de- 
hors de ladite saulnerie , et regarderay de m'en informer plus 
particulièrement par Ie premier pour en faire relation a Yotre 
Majesté (1). 

Vont avec cestes aulcuns passeports tant de ceulx qui sont 



( 218 ) 

esté serviteurs de Yotre Majasté et de Sa Majesté régtnalle, 
comme des princes ; il y en a quatre de ceulx qui sont esté ser- 
viteurs a don Francisco de Lasso pour Ie service de ladicte 
Majesté, que Yotre Majesté pourra voir si el Ie sera serviede les 
signer ou non (2). 

II y a aussi une lettre au coronel George de Furstembergh 
en recommandation de Conrad Gesing qui a esté de la garde 
allemande de Yostre Majesté selonqu'icelle aultrefois a ma rela- 
tion a ordonné (8) . 

L'évesque deNamur m'escript un grand chapitre des reliques 
de Sainct Eu gêne qu'il dict estre en son abbaye de Brongne 
passé sept eens ans , dont il dict apparoistre par lettres de 
papesetempereurs, que m'avoit semblé mieulx réserve pour en 
faire rapport verbal a Yotre Majesté, ne soit toutesfois que lui 
plaist que j'envoye 1'extraict dudict chapitre (4). 

Atant , Sire , après avoir baisé les mains royalles a Yotre 
Majesté et me recommandé très-humhlement a icelle , prieray 
Dieu Ie Créateur de l'avoir en sa saincte garde et donner bonne 
vie et longue , avec 1'accomplissement de ses très-saincts et 
très-haults désirs. 

De Madrid, cexij de may 1571. 

De yotre Majesté très-humble et tres* 
obéissant serviteur, 

Joach. HOPPERUS. 

4 postilles du Roy. 

(1) Ya firmacla esta carta que esta bien, y he vislo lo que vos 
escrive Bave que tambien lo esta , aunque algunas palabras della 
no ea tien do ; pero con la informacion que tendreis mas particular, 
como decis, se sabra mejor todo. 

(2) Yan firmados todos estos, y si no vos pareciese que hay al gun 
incouveniente en dar los de los criados de don Francisco Lasso , 
bien se los podreis dar. 

(3) Tambien va firmada esta. 



( 219 ) 

(4) Bien holgaré que me embieis quando otras cosas la copia 
deste capitulo , y si despues quisiere mas informackra vuestra , la 
podré tener de palabra. 

— Veed esla memoria de David de Clamberg y embiadme ra- 
zon de lo que en aquello ay , y de lo que sobre ello vos parezca 
que sea bien responderle, y juntamente me la embiad tambien con 
vuestro parecer de lo que pretende otro varon de Pucbain o no se 
como se nama que villo con mis sobrinos los pequenos, como creo 
que Vargas vos lo havra dicho de mi par te. Tambien ya aqui otra 
memoria de la muger del grefier, con que tambien me avisareis de 
delo que vos paresca con lo quepide en losEstadosBaxos, y de lo 
demasqué pide aca hareis bazer una memoria en castillanno, que 
se me imbiara juntamente con la de arrita, que va con esta me- 
moria en Frances. Tambien en esotra sobre lo del abadia en ella 
contenida, y atestacion que va con ella vereis lo que convendra. 
A16demayol571. 

XXXIII. 

16mail671. 

Sire , 

Comme je fushier adverti par Ie secrétaire Vargas de ceque 
Vostre Majesté a ordonné que je lui escripve allendroit du baron 
de Poucbem , ceste sera pour adviser Vostre Majesté en toute 
obéissance comme eslant ledict baron gentilhomme fort prin- 
cipal d'Austrice a icy esté ( selon que suis informé a la vérité 
sans que je Ie cognois ) avecq les princes aysnés a leur venue 
par deca, y ayant demeuré deux ans et demi ; et estant depuis 
retorné a la cour de 1'empereur, fut incontinent employé en la 
chambre des princes' maisnez , desquels les deux sont asteur 
ici, auxquels il a continuellementservi , saulf que par congé de 
1'empereur il s'est trouvé ès années de soixante-huit et soixante- 
neuf ès Pays-Bas , oü il a servi contre les rebelles de Vostre 
Majesté avec huitchevaux, a sespropres frais et despens, et de- 
puis est retorné ici en la suite de Sa Majesté réginalle , au ser- 
vice desdicts jeunes princes. Et quant a ce que Vostre Majesté 



( 220 ) 

commande de 1'adverlir si dans les Pays-Bas se soulioat donner 
pensions a alemans qui ne sont gens de guerre , ce que j'en 
scay, Sire , est que je ne souviens que aulcune pension ne se soit 
donnéesinon au feu vicechancellier de 1'empire SigismundSeld, 
pour les services qu'il avoit faict a feu de très-heureuse mé- 
moire 1'empereur Charles , père de Vostre Majesté , que Dieu 
pardoint, et a aulcuns aultres chancelliers et conscilliers dé 
certains princes de 1'Empire et signamment de feu duc de 
Brunswicq , comme Vostre Majesté se peult souvenir , pour la 
correspondance qu'on tenoit avec eulx en matière de guerre 
et aultrement , en advertence des choses qui s'y passiont. Et 
combien que letout deppend de Vostre Majesté qui peult don- 
ner oü bon luy semble , viendroit possible aussi bien a propos 
audict baron d'avoir ce que Vostre Majesté veult donner en 
Italië que autre part , de tant que sa maison est plus prochain 
de la, et que la pluspart des aultres serviteurs desdicts princes 
ont 1'assignation de leurs mercedes illecq, me semblant, a tres- 
humble correction de Vostre Majesté, qu'il ne sera que bien 
qu'il soit traicté a 1'advenant d'iceulx , attendu qu'il a servi en 
la sorte et maniere que dit est (1). 

Atant , Sire , après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle, prieray 
Dieu Ie Créateur de 1'avoir en sa saincte garde et donner bonne 
vie et longue, avecl'accomplissement de ses très-saincts et tres- 
haults désirs. 

De Madrid, ce xv may xv° lxxj. 

De Vostre Majesté tres -humble et tres- 
obèissant serviteur, 

Joach. HOPPERUS. 

A postille du Roy. 

(1) Yo creo que lo mas acertado sera pedir relacion al duque , 
asi de lo que este dice, y susserviciosoomo de lo que a el leparece 
que se haga con el, porque se a todos los que sirven sola una jor- 



( 221 ) 

nada se huviese de dar pension , tos veis si basiarian Ia rentas de 
todos mis estados, aunque estubiesen muy libres quanto mas es- 
tando como estan, y asi vos Ie podreis responder con buenas pala- 
bras que por agora yo no me be podido resolver, porque be havido 
menester esperar algunas razones de aquellos estados para poder 
me determinar mejor, y por aqui con las buenas palabras que vos 
paraceran al proposito. 

XXXIV. 

18 mat 1571. 
Sire, 

Suivant Ie commandement de Vostre Majesté, j'envoye avec 
avec cestes 1'extrait de la lettre que m'a escript 1'évesque de 
Namur touchant les reliques de Sainct Eugène ; et comme cel- 
les de Toledo seroieat venues de St.-Denis en France, dont se 
dict par Ie dict extrait que seroient aussi tirées celles de 
Brongne , fait a présumer que les unes et les a utres seront 
vrayes , car ordinnairement envoyant a quelcun aulcunes re- 
liques , se réservent une partie d'icelles (t). 

Touchant Ie baron de Pouchem , combien que j'espère que 
Vostre Majesté aura receu ce que je luy en escripvis Ie xv du 
présent, toutefois pour ne point faillir, j'en ay joinct ung 
doublé (2). 

Au regard de la veufve du feu greffier du bureau , ce que 
Vostre Majesté a commando de mectre enlangue espagnole, va 
joinct a cestes , et quant a ce qu'elle demande aux Pays-Bas , 
m'ayant informé comment aultres veufves de semblable qua- 
lité sont esté traictées , trouve qu'aulcunes d'icelles ont eu trois 
cents florins par an de pension et aultres peu plus ou moins, 
comme Vostre Majesté pourra voir par ung billet ci-joinct. 
Et comme oultre les services dudict deffunct a Vostre Majesté 
cogneus, ladicte veufve est femme fort honnesle et fille d'ung 
fort bien et povre servileur de feu Fempereur , de très-heu- 
reuse mem oir e, chargée ( comme elle dict par sa requeste ) de 



1 



( 222 ) 

quatre enfants et enceincte du cinquième , semble que la mer- 
cede que Vostre Majesté sera servie luy faire ( laquelle, a tres* 
humble correction pourra estre a 1'advenantde ce qui dict est), 
sera a inon ad vis très-bien employee (3). 

Concernant la requeste du prothonotaire Marnier demandant 
1'abbaye de Nostre-Dame de Rosières au comté de Bourgoigne 
est vray, Sire, que passés aulcuns mois s'est présenté requeste 
aj^ostre Majesté aGn de Ie vo ulo ir faire coadjuteur de 1'abbé alors 
vivant, acondition de prendre 1'habitetordre dudict monastère, 
laquelle Vostre Majesté feit envoyer au duc d'Alve pour , après 
deue information prinse , en avoir son advis , qui n'est encoires 
venu » Et comme estant a présent trespassé ledict abbéil demande 
ladicte abbaye absolutement, bien est vray qu'ayant ses frères 
les s' es de Castey et Ghemin si bien servi, comme Vostre Ma- 
jesté scait, et ledict ducq en rend tesmoignage , et ledict pro- 
thonotaire est jeune homme de bonne apparence , selon que 
1'attestation joinct a la requeste dict, il mérite faveur; mais, 
attendu que la charge d'une abbaye est chose de si grande im- 
portance, comme a Vostre Majesté est cogneu et mesmes en ce 
temps si dangereux , et que ledict prothonotaire n'est point re- 
ligieus et encoires fort jeune , me semble , a correction très- 
humble de Vostre Majesté, qu'il seroit bien dangereux de, sans 
plus grande information , faire ce qu'il requiert ; mais attendu 
que Vostre Majesté a ja prins Ie chemin d'avoir demandé infor- 
mation et advis dudict ducq , que Ie plus seur sera de luy 
envoyer aussi ceste requeste , afin que au plus tost que soit 
possible il face prendre ladicte information, si ja elle n'est 
prinse , et envoye Ie tout a Vostre Majesté avec sou advis sur 
ceste nouvelle requeste , ou si Vostre Majesté est incliné de 
faire plus grande grace audict prothonotaire , pourra dire que 
si, par information prinse , il trouve que ledict prothonotaire 
soit idoyne, qu'il Ie pourvoye de ce qu'il pretend (4). 

De David de Cambergh n'ay peu prendre si bonne informa- 
tion comme j'eusse bien voulu a cause de 1'absence de ceulx 
qui ont plus grande cognoissauce de luy que moy. Est vray 



( 223 ) 

qu'il est fort bon gentilhomme et principal de Bavière , ayant 
servi en la chambre des princes aisnés tant qu'ils ont esté ici , 
saulf que quelque peu de temps il a esté en son pays jusques a 
ce qu'il est retorné en la suite de Sa Majesté réginalle. En sa 
vie et conversation il est honneste et catholicque , et se mons- 
tre fort affectionné au service de Vostre Majesté , ayant servi les 
armes au temps qu'il dict par sa requeste aux Pays-Bas, la oü 
entre aul tres il a deux tan tes(sel on que me veult souvenir) cha- 
noinesses deMons , que, comme Vostre Majesté scait , doibvent 
toutesestre de noblesse bien principalle. Et au regard c dece qu'il 
demande que Vostre majesté lui veuille faire mercede , attendu 
qu'elle en a usé si principallement avec les aultres ministres 
de Leurs Altesses, me semble, a correction très-humble, que 
si el Ie veult avoir mémoire de luy il sera fort bien employé. Ne 
scachant toutesfois , quant au particulier de 1'encommende par 
delk qu'il demande, si jusques a oires semblable chose s'est 
donnée a ung estrangier n'estant vassal ni subjet de Vostre 
Majesté ni ayant servi es troubles passés et qui vraysembla- 
blement n'y vouldra résider. Néantmoins, comme tout dep- 
pend de Vostre Majesté, je n'y vois point d'inconvénient si elle 
est enclinée a Ie faire (5). 

Atant, Sire, après avoir baisé les mains roy alles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu Ie Créateur del'avoir en sa saincte garde et donner bonne 
vie et longue, avec 1'accomplissement de ses très-haults et tres- 
saincts désirs. 

De Madrid , ce xviii de raay xv c lxxi. 

De Vostre Majesté très-humble et tres» 
abéissant serviteur, 

Joach. HOPPERUS. 

Apostilles du Roy. 

(1) Bien sera que escribais al obispo que vos embie copias au- 
thenttcas de la escrituras que alli dice como el lo afrece , y poralli 



( 224 ) 

lendrcmos mas claridad, y creo que deve de ser como aqui decis. 

(2) Ya vos avisaria zayas como avia recivido esta carta , y en ella 
ira la respuesta. 

(5) Densele 200 florines de pension en los Payses-Baxos , y yo 
veré por aca lo que se podra hazer sobre la memoria en espanol 
que me queda aca. 

(4) Aunque cierto yo holgara de hazer esto por lo que toca a sus 
hermanos, pero por las causasque decis que considerais muy bien, 
me parece que no se puede dexar de pedir la informacion al duque, 
y asi sele pida con el primero. 

(3) Vos Ie podreis decir que esto no esta en estado que yo lo pueda 
resolver, que se puede ir igora y su tiempo segun la forma que 
se dice en lo deslas encomiendas o feudos , asi se vera lo que en 
ello se podra hazer. Y yo conozeo a las tias que son las mas antiguas 
y de las quatroque goviernan. 

XXXV. 

23 mai 1671. 
SlRK, 

J'envoye avec cestes quatre lettres duc d'Alve qui vindrent 
hier au soir, et quant au surplus qui est un ciffre, et beaucop, 
il s'achepvera en diligence. Et comme ce sont quasi toutes 
choses d'Angleterre, selon que semblepar les pièces y joinctes, 
par aventure qu'elles seront aulcunement a propos au regard 
de ce que se traicle a présent apporté par Goban , que Ie secré- 
taire Zayas m'a tout communiqué et n'obmettray d'achepver 
Ie tout incontinent (1). 

L'évesque de Sainct-Omer et ses consors m'ont envoyé la 
requeste ci-joincte , me requcrant très-instemment de la vou- 
loir faire tenir a Vostre Majesté, et est matière quasi semblable 
a celle de ceulx de Tuniversité de Cologne, requérant dispense 
du placart par oü est défendu aux vassaulx et subgects de 
Vostre Majesté d'étudier hors de ses universités (2). 

11 y est aussi venu une lettre du duc de Bavière Ie jeusne 
que fais traduire, et n'est la substance aultre chose sinon qu'il 



( 225 ) 

remercie très-grandement a Vostre Majesté des chevaulx dont 
il entend par son grand écuyer George Prenzing, qui a esté ici, 
qu'icelle Vostre Majesté lui a fait présent , et comme avec la- 
ditte lettre venoit une autre de Sa Majesté réginalle , ne scha- 
chant commeDt en debvoir aultrement user , j'ai prins la har- 
diesse de la joincdre a ceste , ensemble ung autre petit pacquet 
particulier a Vostre Majesté, et une lettre (3). 
Le sieur de Mombardin, qui est au service de la duchessede 

« 

Bavièrelamère, escript deFreyberch , du 2 avril. Sadicte inais- 
tresse a esté advertie que les huegenots font leur assemblee a 
Sainct-Omer et qu'il y a entreprinse sur Besancon ; mais selon 
que je puis entendre par les lettres de Courteville, tout est, 
Dieu merci , allé en France (-4). 

Le Secrétaire Pratz et plusieurs aultres m'escripvent que les 
pirates ont prins plusieurs batteaux de Hollande et Frize, et 
bruslé et saccaigé les isles de Texel et Wuringen et toute la 
coste de Hollande et entre aultres le village ( mais point le 
monastère) d'Egmont, estant aussi venus jusquesa Dordrecht, 
et illecq , a la vue de tous , prins deux batteaux ; de maniere 
que toutc ladicte coste de Hollande, pour quelque temps, a 
comme esté déserle, et qu'on n'ose aller a la pesche, a cause que ; 
lesdicts pirates prennent tout ce qu'ils rencontrent; mais comme 
le comte de Boussu fait asteur préparalion de batteaux pour 
résister par ordonnance du duc d'Alve, qu'ung chacun com- 
mence a retourner en sa maison , et qu'estant lesdicts batteaux 
en ordre , qu'on espère par la grace de Dieu qu'il n'y aura 
point de dangier , combien que lesdicts pirates se vantent de 
vouloir faire une envahie générale avec 1'assistance de leurs 
compaignons qui sont aux havres d'Angleterre , et de la 
Rochelle , et les huguenots de France , ce qui j'espère par la 
miséricorde de Nostre-Seigneur qui ne seront que parolies et 
que sera fort bien pourveu a tout. Et m'escripvent aultres que 
ce que dict est a esté tant d'impourveu et en telles places qu'il 
n'esloit point possibled'y pourveoir ne secourir si tost (5). 
Tom. ix. 15 



( 226 ) 

Le secrétaire Scharemberghe m'a envoyé des nouvelle* en 
alleman tant de Praga que d'Oostlande , dont la substance ya 
en ung billet ci-joinct ; et oultre ce , il y a trois pièces concer- 
nans ce que entre le duc de Glèves et le prince d'Oranges est 
intercédé , dont les deux sont en francois , et la troisième en 
allemand dont la substance est mise en francois (6). 

Atant , Sire , après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majestéet me recommandé très-humblement a icelle, prieray 
Dieu le Créateur de 1'avoir en sa saincte garde et donner bonne 
vie et longue, avec 1'accomplissement de ses très-saincts et 
très-haults désirs. 

De Vostre Majestè très-humble ei irès- 
obéissant serviteur, 

Joach. HOPPERUS. 

J'ay ici joinct la lettre que Vostre Majesté a ordonné d'es- 
cripre au duc d'Alve sur Faffaire du prothonotaire Marnier , 
et comme le yicomte Desclay youdroit bien enyoyer ung 
homme expres au Pays-Bas, il m'a requis de vouloir enyoyer 
ses deux requestes ci-joinctes , me semblaot , a correction très- 
humble de Vostre Majesté , qu'elle lui pourra bien accorder 
les lettres qu'il demande en termes généraulx , se remettant a 
ce que conyient en justice (7). 

si postilles du Roy. 

(1) Ya vos respoodi a lo que reciyi despues desto , y agora tos 
embio aqui lo que me quedo aca de aquello que se ha ya viato y 
todo lo que yino con esto, y de lo que toca a consul la me hareis 
relacion en au tiempo , y tambien desta memoria con lo que sobre 
ella yos parece. 

(2) Esta bien , y si fuere menester respond erle se podra hazer 
graciosamente. 

(5) A la reyna di su carta y venia con ella como yos escriyi otra 
para monsieur d*Aramberg. 

(4) Esta bien que sea como yos escrive Gourtewille. 



( 227 ) 

(5) De esla me pesa tnucbo , por que en aquellas parles vendra 
mal a proposito est e dano , tras el que han echo las inuodaciones 
des inbierno pasado : para lo de adelaute espero que se remediara 
con lo que el duque ha provehido que era bien menester. 

(6) Todo esto he visto que va aqui. 

En la cousulta ay una cosa que dice el duque que convendria 
lener alla la respuesta para san Juan ; aiendo aai , acordareismelo 
para con el primer correo. 

(7) Va firmada la carta j hagase esto asi como vos parece. 

XXXVI. 

&4mail571. 
Sire, 

Avec cestes vont les lettres du duc d'Alve déciffrëes , avec 
deux pièces, dont Tune me vient de Courtewille , comme a lui 
particulièrement envoyée par Ie sieur de Sweveghem qui est en 
Angleterre(l). Et comme Tune desdites lettres parle de ceque 
se pourra respondre a Cobbam, Vostre Majesté pourra regarder 
si elle sera servie de commander que aulcune chose se face au 
regard d'icelle et des aultres pièces , asscavoir que relation en 
soit faicte au cardinal , ou conseil, devant que dépescher ledict 
Cobbam , ou aultrement comme bon lui semblera (2). Il y reste 
encoiresune pièce des lettres du duc d'Alve audict Sweveghem 
et de lui audict duc , la oü il y a encoires aulcuns passages en 
ciffre que j'envoyeray au plus tost a Vostre Majesté , m'ayant 
semblé con ven ir d'envoyer ceci devant pour Ie plus grand 
service de Vostre Majesté , si possible elle pouvoit convenir de 
au plus tost dépescher ledict Cobbam. 

Du Tartre m'a fort requis de vouloir envoyer ceste requeste 
a Vostre Majesté qu'est de son frère dénommé a 1'estat de con- 
seillier en Bourgogne, afin que Vostre Majesté dès maintenant 
lui donne ledict estat, ce que, a correction très-humble de 
de Vostre Majesté, ne me scmble convenir, pour n'estre in- 
formé de ses quaütés ; ains pourra de grace espéciale (si bon 



( 228 ) 

lui semble) escripre ung mot audict duc d'Alve, que Ie trouvant 
idoyne H Ie veuille ten ir pour recommandé (3). 

M'ayant (après avoir veu les personnes et qualités de ceux 
quidemandent encoirespasseports)sembléqu , il ne convient de 
Ie leur donner, mesmes au regard de feu don Francisco Lasso, 
restentlestrois qui vont avec cestes, que semble, a correction 
très-humblede Vostre Majesté, que pourront encoires passer, 
attendu que avec aultres de semblable qualité Ton en a ainsi 
usé (4). 

Comme passé quelque temps Vostre Majesté a accordé a 
certains bons ministres quelque tour de rolle, et que pour 
mieulx addresser je me suis informé par dela oü ils se pour- 
ront mectre plus commodément , j*ay joinct a cestes la liste 
d'iceulx qu'il plaira a Vostre Majesté de signer (5). 

Atant , Sire , après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a i cel Ie , prieray 
Dieu Ie Gréateur del'avoir en sa saincte garde et donner bonne 
vie et longue , avec 1'accomplissement de ses très-saincts et 
très-haults désirs. 

De Madrid , ce xxiiij may 1571. 

Do Vostre Majesté Ie tres humble et très- 
obéissant serviteur , 

Joach. HOPPERUS. 

A postilles du Roy. 

(1) Ha sido muy bien embiarme estas cartas por loquedecis; 
despues de vistas vos las embiaré. 

(2) Aqui yos buelvo su memoria , y me parece muy bien lo que 
decis , y asi se haga. 

(3) Bien me parece esto y aun de mis sobrinos los mas pequenos 
estara en dudo si seria mejor que selo diese Augerio Busbecq o yo : 
tratadlo con el qne lambien creo que dixe a D. Juan de Ayala que 
se lo comunicasse. 

(4) Va firmado esto. 

(3) Un Dean de Utrecht me ha dado la carta y papeles que van 



( 229 ) 

aqui; a sa tiempo me hareis relacion dello para ver lo quecon- 
venga. 

£1 otro papel que seria antes creo me queda aun aca que veré 
en pudiendo , y con el ven ia esta carta para M. de Aramberg tan 
pegada , a la de la reyna que me embiasteis que ni alla ni aca se 
vio hastaque ella abrio la suya. 

XXXVII. 

29mai 1571. 
Sire, 

Ayant ce matin recu Ie dépesché de Yostre Majesté n'ay voulu 
laisser de satisfaire incontinent a ce qu'elle commande allen- 
droit de la provision de la prévosté de Sainct-Pierre a Douay , 
a laquelle est annexée la dignité du second chancellierdel'uni- 
versité illecq estant dénomé par Yostre Majesté a icelle prévosté 
(en cas que Ie docteur Breven ne la veult accepter comme il 
ne veult) Ie doyen et prébendé de Sainct-Amé, M e Jehan 
Rubus, professeur en théologie, moyennant qu'il laisse sa 
prébendé au prouffict de Adoenis Ludovicus Anglois , profes- 
seur au droit canon. Sur quoy Ie duc d'Alve advertit a pré- 
sent Yostre Majesté que ledict Rubus est content d'accepter la 
dicte prévosté de Sainct-André et laisser ses doyenné et pré- 
bendé de Sainct-Amé , saulf toustesfois qu'il puisse librement 
disposer de saditte prébendé par change ou réserve de pen- 
sion , attendu qu'aultrement il auroit domaige de plus de cent 
escus par an comme il remonstre par certain billet qui va ci- 
joinct; semblant audict duc que, ce considéré , Yostre Majesté 
lui pourra bien laisser la libre disposition de sa dicte pre- 
bende, saulf que Ie doyenné demeure a la disposition du cha- 
pitre, selon que par sa première résolution Yostre Majesté a 
ordonné; et si el Ie se résoult ainsy, que sera bien qu'il Ie 
scache devant la sainct Jehan, pour ne point perdre une année 
entière de fruits, lequel advis Ie ducmesemble aussi (acorrec- 



( 230 ) 

tion très-humble de Vostre Majesté) bon, considéré mesmes 
la qualité de la personne dudict Rubus que je cognois estre 
homme fort entier et dode, et qu'il ne seroit raisonoable que 
par ce que dict est il eust domaige (1), Néantmoins , *'il fust pos- 
sible , snns discommoder ledict Rubus d'accomoder ledict pro- 
fesseur de canon, soit par forme de charge ou pension, me 
semble qu'il ne seroit que bien, afin que les professeurs soyent 
accomodés devant ung aultre, ce que aussi a la première fois 
fut 1'intention de Vostre Majesté, et sepourra, si ainsy semble 
a icelle , toucher ung mot en la lettre que sera escripte audict 
duc (2). 

Avec cestes va Ie restat des pièces touchant Angleterre , et 
je mets Ie tout en ordre et par escript, pour en faire selon que 
Vostre Majesté sera servie en commander(S). 

Sur ce que Vostre Majesté me commandoit de communicquer 
avec Augerius de Bousbecque , allendroit des passeports des 
ministres des jeunes princes, nous a semble, a correction très- 
humble de Vostre Majesté, que quant a ceulx qui seront de 
quelque honeste qualité, Vostre Majesté Ven pourra faire donner 
passeport comme aux aultres a esté faict , et que les aultres 
j'envoyealuy après les avoir veu, et regarde queues gens qu'ils 
sont. 

J'envoye avec cestes les lettres que Vostre Majesté a ordonné, 
laquelle sera servie de les signer, et aultres deux soubs son 
bon plaisir, Tune en faveur de M. Jéróme D'Esnetières , et 1'aul- 
tre de son cuisenier M. Anthoin, pour Ie payement de sa pen- 
sion (4). Et ayantMouflin, chappellain de Vostre Majesté, com- 
pété de gaigner temps en son affaire de la doyenné de Lille , dont 
Vostre Majesté Ta pourveu , il m'a très-instamment requis de 
vouloir envoyer sa requeste ci-joincte sur laquelle me semble, 
a correction très-humble de Vostre Majesté, quant au premier 
point qu'il est raisonnable qu'ayant esté faicte la grace ici, Ie 
dépesché se face selon la datte de la grace. Et quant au second 
point, ce sont lettres ordinaires de justice, soit que Vostre 



( 231 ) 

Majesté mesme les veuille escripre, ou commander au duc d'Alve 
de Ie faire (5), 

Le sommaire de la lettre du comte de Severstain , est qu'il 
supplie estre recommandé a Vostre Majesté, comme par Sa Ma- 
jesté réginalle, ensemble par lettre de 1'Empereur, a esté faict, 
requérant que au plus tost les gaiges et pension de son frère 
puissent estre payez, soit ici en Espagne ou ès Pays-Bas, selon 
qu'en son temps ferai plus ample relation a Vostre Majesté (6). 

Atant, Sire, après avoir baisé les mains royalles de Vostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle , prieray 
Dieu le Créateur de 1'avoir en sa saincte garde et donner bonne 
▼ie et longue , avec 1'accomplissement de ses très-saincts et 
très-haults désirs 

De Madrid , ce xxix de may 1571. 

De Vostre Majesté très-humlle et très- 
obéissant serviteur, 

Joach. HOPPERUS. 

Apoitilles du Roy. 

(1) Muy bien me parece esto conforme al parecer del duque y 
vueslro , aunque creo que no lo aceptara, porque no podra ya ele- 
gar antes de San Juan ; lodavia se podra escrivir al duque para 
con el primer correo que sera este que ira agora. 

(2) Bien sera tocar una palabra desto al duque , como decis, 
(5) He visto par te dello que lo demas he dexado por parecerme 

que es ya viejo. Embiadme quando otras cosas una copia de aquel 
papel donde Tienen los que hay en Inglaterra prppicios , y contra- 
rios , y neutrales , y do es menester con ella la cifra, sino solo lo 
claro, y tambien del capitulo donde dice se embian , y porque esse 
no le he topado ni le he visto aqui no se si venia en la cartas que 
▼enian antes que no se me acuerda. 

(4) Van firmadas todas que estan bien, 

(5) Pareceme bien lo que decis de Moflin , y asi se haga ; y las 
letras de justicia podra escribir el duque. 



( 232 ) 

(6) Hoy se vera lo que en esto co n vendra. Y en estas memorias 
que me ha dado Guillaume de parte del que esta ay revereis, cuyas 
o tras memorias vos embie desde Aranjuez que todo se podra ver ay. 

XXXVIII. 

10 juin 1571. 
Sire, 

Ayant , Ie premier du mois , fait rapport au cardinal , pré- 
sent Ie docteur Velasco et Zayas, des affaires d'Angleterre , 
tant allendroit de Ia royne d'Ecosse que de la restitution des 
biens arrestés d'ung costé et de 1'aultre, et aussi de Cobban , 
selon que Yostre Majesté avoit commandé , avoit serablé que 
premier et avant tout oeuvre , ce debvoit achepver ce dudict 
Cobban, afin que au plus tost il s'en alla, sanscependantempes- 
cher Vostre Majesté du surplus , sinon que , ce dudict Cobban 
faict, sembloit, a correction d'icelle Yostre Majesté, qu'il se- 
roit bon de dépescher incontinent ung courrier vers Ie duc 
d' Alve , 1'advisant tant de ce qu'avec ledict Cobban est passé , 
que des aultres choses susdictes. Et comme Ie secrétaire Zayas 
m'a dict hier que ledict affaire de Cobban est ja achepvé et 
qu'il ne sera que bon que Ie surplus au plus tost se face , je 
n'ay voulu laisser de mectrele tout incontinent en ordre, que 
par forme de minute de quatre tiers au duc d'Alve, va joincte a 
cestes , en conformité de cequ'asemblé, a très-humble correc- 
l ion de Yostre Majesté, laquelle pourra voir si aussy luy plaist ; 
dont Tune lettre parle dudict Cobban (1), 1'aultre de lanégocia- 
tion de la restitution des biens arrestés d'ung costé et d'aultre ; 
la troisiesme , de ce de Rudolphy , et la quatriesme en général 
de la reception des autres lettres et pièces dudict duc, sur les- 
quelles n'a esté possible de respondre a présent, ne soit que 
Yostre Majesté soit servie de se résouldre sur ce de Douay , dont 
selon son commandement lui ay escript Ie 29 du mois passé, en- 
voyant quant et quant Ie restal des pièces touchant Angleterre 
déchiffrées , et aulcunes aultres choses (2). 

Des pièces de Rome que Ie secrétaire Zayas m'a donné j'en 
feray relation quant Yostre Majesté sera servie ; et sa subslance 



( 233 ) 

de la lettre du duc de Bavière , du 24 d'avril que Vost re Majesté 
nVenvoyoit , est qu'ayant entendu 1'intention de Yostre Majesté 
par ses lettres et aultrement , de vouloir lever deux régimens 
d'allemands pour son service et défense de la chrétienté, il fera 
volontiers tout office possible , et mesmes sonner Ie tabourin 
en son pays, si besoing est, et oultre seroit fort bien content 
que la place de monstre se print au mesme pays , si ce ne fust 
pour la grande chierté qu'il y a. Néantmoins fera en tout et 
partout tel service que lui sera possible (8). 

Et comme il y a plusieurs choses tant publiques que parti- 
culières fort irnporlantes que journellement sont très-instem- 
ment sollicitées , Yostre Majesté pourraregarder quandellesera 
servie d'en oyr la relation (4). 

Atant , Sire , après avoir baisé les mains royalles de Yostre 
Majesté et me recommandé très-humblement a icelle, prieray 
Dieu Ie Créateur de 1'avoir en sa saincte garde et donner bonne 
vie et longue, avec 1'accomplissement de sestrès-sainctsettrès- 
haults désirs. 

De Madrid , ce x de juin 1571. 

De Vostre Majesté très-humble et tres- 
olèissant serviteur, 

Joach. HOPPERUS. 

A postilles du Roy. 

(1) Cobban es ya parlido, como havreis entendido, y asi sera 
muy hien despacbar al duque , y he visto las minutas de las quatro 
cartas que me parece que estan bien con lo poco que be puesto en 
la una , y asi se podran poner en limpio y embiarmelas a fermar 
quando Zayas embie por despacbo. 

(2) Desta va aqui la respuesta como vereis que con otras ocu pa- 
tiones no be podido anles. 

(3) Esta bien todo esto. 

(4) Yo pienso ser ay presto, donde me podreis bazer relacion 
destas cosas. De san Lorenzo, a 17 dejunio 1571. 



( 234 ) 



RAPPORT DE M. GACBARD SUR SES RECHERCHES EN 

ESPAGNE. 



A M.le baron De Gerlache, président de la Commission royale 
d'histoire. 

Simanca», Ie 28 maïs 1844. 
Monsieur le Président, 

Après six mois d'un travail assidu, j'ai terminé, dans 
les bibliotbèques de Madrid et de I'Escurial, 1'examen des 
manuscrits concernant Phistoire de Belgique. 

Dans les lettres que j'ai eu 1'honneur de vous écrire, 
Monsieur le Président, ainsi qu'i plusieurs de nos bono- 
rables collègues, depuis que je suis en Espagne, je tous ai 
donné quelques indications sur les documents relatifs a 
notre pays, que renferment ces dépAts littéraires. J'ai 
pensé que la commission me saurait gré de lui offrir 
quelque chose de plus complet. Je ne vais cependant 
mellre sous ses yeux qu'un sommaire des investigations 
auxquelles je me suis livré : la description matérielle des 
manuscrits, leur analyse, les extraits que j'en ai lires, je 
dois les réserver pour Ie rapport que je présenterai, a mon 
retour a M. le Ministre de l'Intérieur. 

I. Bibliotheque de VEscuriaL 

Pour observer Pordre d'anciennelé des établissemcnts , 
je commence par la bibliotheque de I'Escurial. 

Ce dépAt, Pun des plus riches de PEurope en manus- 



( 235 ) 

crits arabes et grecs, malgré les perles coosidérables qu'il 
fit lors du fata! incendic de 1671, ne lest pas en docu- 
mentshistoriques, aulant que jemeTétaisfiguré. Peut-étre 
cela doit-il élre attribué aux goüts particuliers de celui 
auquel Pbilippe II en coufia 1'organisation : ce fut Ie célébre 
Arias Montano, 1'éditeur de la bible polyglotte de Plantin, 
qu'il ehargea de ce soin; or, ce grand théologien, qui 
possédait, dit-on, toutes les langues mortes et vivanles, 
pouvait air oir moins d'inclination pour 1'histoire moderne 
que pour la philologie el la liltérature sacrée. 

One cinquantaine de manuscrits ont attiré mon atlen- 
tion a 1'Escurial. Je citerai, dans ce nombre : 

Une traduction francais e de la chronique latine de Hol- 
lande, de Zélande et de Frise, par Jean de Beke : 1'auteur 
de cette traduction, dédiée a Philippe-le-Bou, ne se nomme 
pas, pour cause, dit-il, de la petitesse de san (Buvre ; 

Une traduction espagnole des Mémoires de Commines, 
dédiée a Philippe IV par un cerlain Philibert, qui la lui 
adressait de Palerme,le 6 janvier 1622, « quoique V. M., 
» lui écrivait-il, n'en ail pas besoin pour lire 1'ouvrage 
» original, puisqu'elle entend Ie fran9ais; » 

Un recueil de traites conclus par les souverains des Pays- 
Bas, depuis Ie milieu du XV° jusqu'au milieu du XVI 9 
siècle; 

Une chronique de Philippe-le-Beau, écrite en espagnol 
par un contemporain, Lorencio de Padilla, et dédiée è 
Charles-Quint. Getle chronique est divisée en deux livres : 
Ie premier, qui commence a la prise de Grenade par les 
rois catholiques, et finit a la mort d'Isabelle, a trente et 
un chapilres; Ie deuxiéme en a trente-quatre : il com- 
mence a la résolution de Philippe-le-Beau de prendre Ie 
titre de roi, et ne finit qu'a la mort du roi Ferdinand. 



( 236 ) 

L'auteur ne s'occupe guère que des affaires d'Espagne. 
M. Miguel Salva , merabre de 1'académie royale d'bistoire 
de Madrid, qui, conjointement avec deux autres membres 
de celte compagnie, MM. de Navarrele et de Baranda, 
publie une colleclion de documeuts inédils, se propose 
d'y insérer la partie la plus interessante du livre de 
Lorencio de Padilla. On remarque, dans la dédicace de 
1'archidiacre de Ronda a lempereur, cette prière, qu'il 
lui adresse, d'ordonner que la chronique ne sorle pas de 
sa chambre, « parce que souvent Ie personnel dont il est 
» parlé dans les livres semblables, y effacent ce qui ne 
» leur convient pas : d'ou il résulte que les chroniques 
» perdent beaucoup de leur autorité, pour contenir des 
» choses inexactes, et qu'on en impute la faule a leurs 
» auteurs quoiqu'a tort. » On ne counalt pas de copie de 
ce manuscrit; 

Un traite de 1'origine et de la succession des princes de 
la maison d'Autriche, par Ie même, dédié également a 
Gharles-Quint. Ge fut pour rectifier un arbre généalogi- 
que de la composilion de Jean Stabius , chroniste de l'em- 
pereur Maximilien, que Padilla entreprit ce Iravail ; et , 
dans 1'intention de Ie rendre plus complet , il fit remonter 
la généalogie des princes de la maison de Habsbourg 
jusqu'a Noé ; 

Une chronique de Gharles-Quint * par Pedro Mexia, au- 
teur d'une histoire des Gés ars, depuis Jules et Auguste , 
jusqu'a Maximilien I er , et chroniste de lempereur. Il ré- 
sulte du prologue, que ce fut parordre de Gharles-Quint 

1 Je f era i observer, une fois pour toutes , que les documents que je 
n'indique pas comme étani écrits dans une autre langue , ou dont Ie 
titre même , reproduit textuellement , ne fait pas connaitre la langue , 
sont en espagnol.C'est la très*grande majorité. 



( 237 ) 

tui-méme, queMexia entrepritcet ouvrage.il convientqu'il 
n'a pas été lémoin dela plupart des choses qu'il raconte; 
mais cela ne doit pas, dit-il, erapécher d'ajouter créance 
a sesrécits , parce qu'il a eu soin de prendre ses renseigne- 
ments au prés de personnes dignes de foi, et qiri étaient 
en position de bien connaitre les faits. Mexia commenca 
d'écrire sa chronique en 1549; il mourut en 1551, la 
laissant inachevée (elle s'arréte a 1'année 1529). Dans cette 
chronique, du reste, comme dans toutes celles que compo- 
sèrent des Espagnols , les affaires des Pays-Bas tiennent 
peu de place, el elles ne sont pas toujours rapportées avec 
une parfaite exactilude ; 

Un « commenlaire ou diurnal de 1'expédition de Tuu- 
rt nes, faite par Ie trés-auguste et très-victorieux empereur 
*> Charles Cinquiesme; » 

La méme relation , sous ce tilre : « L'expédition et vic- 
» toire affricane de Thunes, faite par 1'empereur Charles 
* Cinquiesme; » 

(Nous avons,<lans nos archives el dans notre biblio- 
thèque royale , d'assez nombreux documenls sur celte 
glorieuse expédition deCharles-Quinl, dont il existe d'ail- 
leurs , depuis long-temps , une relation imprimée. ) 

Une narration hislorique en latin de 1'invasion des Clé- 
vois dans Ie Brabant , et du siége de Louvain , en 1542, ré- 
digée par Jaques Veroulx, et dédiée a Jean Hanrique de 
Lara, 1'un des conseillers de Charles-Quint; 

Une histoire des batailles et autres événements auxquels 
prit part 1'armée de 1'empereur, en Italië , en France, en 
Afrique et ailleurs, depuis Ie jour de SVPierre et S*-Paul 
1521 jusqu'au 17 novembre 1545, écrite par Garcia Ze- 
rezeda , et dédiée a Gon$alo Hernandez de Cordoba , duc 
de Terra-Nova, prince d'Esquilache ; 



( 238 ) 

Les manuscrits originaui de 1'histoire de 1'expédilion de 
Charles-Quintconlre les protestants d'Allemagne, en 1543, 
par Pedro de Salazar, et des comrnenlaires de la guerre que 
leur fit eneore 1'empereur en 1546 et 1547, par Louis de 
Zunigaet Avila, grand commandeur d'Alcantara. Ges deux 
ourrages furent livrés au public a 1'époque ou ils furent 
co m poses, et il existe méme du dernier une traduction la- 
tine de Malin&us, imprimée a Anvers en 1550; 

Une traduction espagnole, incomplete, de 1'histoire des 
troubles des Pays-Bas , de Renom de Franco , que doit pu- 
blier notre honorable collègue M. Dumortier; 

Une histoire italienne des mêmes troubles , jusqu'a Tan- 
née 1578, par un anonyme; 

Un recueil de lettres de Margaerite de Parme et duduc 
d'Albe, aux gouverneurs et aux villes des Pays-Bas, écrites 
dans les années 1565 a 1570, et entremélées du récit des 
faits qui se passeren t a cette époque. J'en ai extrait, entre 
au tres, une relalion de la mort du comte d'Egmont, qui 
contient des détails touchants et pleios d'intérêt; 

Une histoire ecclésiastique des Pays-Bas, composée en 
latin par Boëce Epon. Get ouvrage est précédé d'une dédi- 
cace au roi Phitippe II,datée de Douai,le 11 des calendes 
d'avrill572; 

Plusieurs mémoires présentés aux archidacs Albert el 
Isabelle sur des matières de gouvernement, et qui n'offrent 
rien de bien remarquable; 

Une relation italienne de la Flandre, par Ie cardinal 
Bentivoglio, noncc de Paul V auprès des arcbiducs, en- 
voyée au cardinal Borghese, neveu de S. S., Ie 6 avril 1613. 
La u ten r y traite de la nature et coutume des archiducs, 
de leurs états, de. leur cour, deleurs ministres, de leurs 



( 239 ) 

rapports avec leurs voisins, de 1'élat de la religion dans 
leurs domaines et dansles Provinces-Unies; 

Uu jouraal , tenu par uu des moincs de l'Escurial , des 
éfénements dont il fut Ie lémoin, depuis la fondation du 
mooastère jusqu'a la fio du XYI me siècle, et de quelques 
autres éfénements publics. Oa y trouve des partioularilés 
curieuses. Ainsi Ton y voit que, Ie 3 aofit 1679,1e roi étant 
a l'Escurial, Ie cardinal deGranvelle y vint pour lui bai- 
ser les mains; que Philippe II Ie re$ut fort bien , et Ie 
chargea aussitót de beaucoup d'affaires concernant 1'Italie f 
et les Pays-Bas. On y lit, un peu plus haut, que Ie 11 jan- 
Tier precedent ,1e roi avait exilé de Madrid Ie duc d'Albe, 
sans que Ton y apprenne toutefois quelle fut la cause de 
la disgrace de ce deruier. 

Je ferai mention encore de trois manuscrits dont la con- 
naissance peut étre utilea ceux qui s'occuperonl de notre 
histoire littéraire. Le premier est une bistoire du Brésil, 
écrile en portugais par Pierre de Magalhanes, de Gand, 
dans la deuxiéme moitié du XVI mc siècle, el dédié a don 
Lionia Pereira. Le deuxiéme est un Collectariu* sur le 
livre des psaumes de David, formé en 1374, par f rere Pierre 
de Héren tbals, chanoine et prieur de Floreffe, pour Jean 
de Erckel, évêque de Liége. Le dernier est un traite d'Hop- 
perus, de Offlcio regis optimi, traduit en castillan. 

Les manuscrits , aussi bien que les livres imprimés de 
l'Escurial, qui furent recueillisdu temps de Philippe II, 
se font remarquer par 1'élégance de la reliure et la dorure 
des tranches. Ils portent, sur les deux plats de la couver- 
ture, ungril, forme que Philippe voulut donner, comme 



1 II le nomina , comme je le dirai plu* loin , président da conteil su- 
prème d'IUlie. 



( 240 ) 

on lesait, a ce royal monaslére, en mémoirede la victoire 
de S k -Quentin, remportée Ie jour du roartyre de saint 
Laurent. Par opposition a ce qui se pratique partout ail- 
leurs, ils sont ranges dans les arraoires qui les contiennent, 
de maniere que ce n'est pas Ie dos du volume, raais la tran- 
che qui se voit. Sur celle-ci est écrit Ie litre de 1'ouvrage. 
Du reste, ni dans les notices qui ont été publiées sur Ie 
monastèrede l'Escurial , ni dansles catalogues qui existent 
de sa bibliothèque, ni dans les divers raanuscrits que j'ai 
examinés, je n'ai rien remarqué qui soit de nature a justifier 
ropinioD ? assezrépanduecheznous,quePhilippeII,lor8qu , il 
s'embarqua pour l'Espagne en 1559, s'appropria quelques- 
uns des trésors littéraires de la Belgique, et j'oserais roême 
affirmer que celte opinion est sans aucun fondement, aprés 
Ie dépouillement attentif que j'ai fait, ici, des papiers d'é- 
tat de cette époque. Le savant Haenel dit avoir vu , a l'Es- 
curial , des raanuscrits qui provenaient de 1'abbaye de S*- 
Pierre deGandj j*aï demandé ces raanuscrits au bibliothé- 
caire, qui m'a répondu qu'il n'en avait pas connaissance.il 
faut admettre toutefois qu'ils existent, puisqueM. Haenel 
les ei te; mais on ne peut tirer aucune conclusion de ce fait 
en fayeur de 1'opinion que je viens de combattre , car il est 
constant que, quand Philippe II fit conslruire l'Escurial, 
bien des corporations religieuses , comme des seigneurs et 
des princes même , lui envoyèrent en cadeau des manus- 
crils, des reliques et d'autres objets précieux, pour en en- 

richir la librairie oule trésor du raonastère. 

* 

La bibliothèque de l'Escurial est placée, depuis 1837 , 
soos 1'inspection et la direction de 1'académie royale d'his- 
toire, qui a délégué, pour la surveiller en son nom, H. Mi- 
guel Salva , 1'un de ses membres. D'après les réglements 
qui la régissent, les voyageurs sont admis a la visiter; mais 



( 241 ) 

la leclure des livres et des manuscrits n'y est accordée qu'a 
ceux qui sont porteurs d'une autorisation spéciale du gou- 
vernement, ou de 1'académie, autorisation qu'on obtient, 
du reste, avec facililé. 

Les manuscrits latins , espagnols , italiens, francais, con* 
serges dans ce dépót , sont au nombre d'un peu plus de dix- 
huit cents. En 1762, un savant bibliographe , don Fran- 
cisco Perez Bayer, en forma une descriplion détaillée en 
cinq volumes in-folio; malheureusement, la bibliothèque 
ne possède que la copie des deux premiers volumes , et la 
liste provisoire qu'ont rédigée les bibliolhécaires aclnels, 
pour completer ceux-ci , est extrêmement sommaire. Le 
catalogue original de Bayer , légué par lui a la bibliothèque 
de 1'universilé de Valence, sa patrie, périt lors de la des- 
truction de eet établissement par les borabesdu maréchal 
Suchet, le 7 janvier 1812 '. 

Les collections de manuscrits arabes, grecs et hébreux, 
qui existent a 1'Escurial , comprennenl : la première, 1824 
volumes; la deuxiéme, environ 550 ; la derniére, 67 nu- 
méros. 

Le catalogue des manuscrits arabes, rédigé par Gasiri, 
a été publié en 1760, ei\deux volumes in-folio. 

Il y a un catalogue raisonné des manuscrits grecs, en 
vingt volumes in-folio, qui a été dressé par fray Juan de 
Cuenca, en 1777 , et qui est resté inédit. 

II. Bibliothèque nationale. 
La bibliothèque nationale de Madrid, ainsi que plusieurs 

1 Discurso leido a la academici de la historia, por su director, el Ex** . 
Senor D. Martin Fernandez de Navarretc, en junta de 24 de noviembre 
1837. Madrid, 1838. In-8», p. 53. 

Tom. ix. 16 



( 242 ) 

autres établissement* scientifiques et Irttéraires, doit son 
existeuce a Philippe V; c'est en 1711 qudle fut fondée. 
Accrue successivement par d'importantes aoqnisitions faites 
dans Tinlérieardela Péninsuleel a Fétraoger, ellecorapte 
aujourd'hui 116,000 volumes imprimés, en?iron 8,Q00 
manuscrits, et un cabinet de médailles et de monnaies 
composé de. plus de 06,000 pièces, parmi lesquelles il en 
estuo grand nombre qui sont d'uae extreme rareté et d'une 
Taleur inappréciable 4 . 

Dans la collection des manuscrits, les ouvrages de litur- 
gie et de théologie, les sermonnaires, les psauliers, qui , en 
Franceet enBelgique,encombrent tantde dépöts du même 
genre, occupent peu de place; ce sont les documents bis* 
toriques qui y abondent. On y trouve beau coup de papiers 
d'Élat en minute, en original et en copie;ils servenla com- 
bler une partie des lacunes que présentent les archives de 
Simancas, principalement dans Ie X VIP siècle. 

Il n'existe pas de cette collection de calalogue propre- 
ment dit , mais un index alphabélique, en trois tomes in- 
folio, des noms des personnes quiont écril les documents, 
oude celles a qui ils sont adressés, ou des pays, Êtats , 
villes, etc, qu'ils concernent. Get index, fait avec soin, 
est 1'ouvraged'undes derniersbibliolhécaires en chef, don 
Francisco Antonio Gonzalez, mort en 1833. 

J'avais extrait de eet index prés de cinq cent cinquante 
arlicles a vérifier, comme devant avoir , suivant les indi- 
cations données , une relation plus ou moins directe avec 
Thistoire de Belgique. Plusieurs articles se trouvant par- 
fois comprisdans Ie méme volume, il en est résullé que 
j'ai eu a examiner un peu moins de trois cents manuscrits. 

1 Les médailles et monnaies en or sont au nombre de 2672. 



f 243 ) 

Sur leB terops antérieurs a Charles -Quint, la bibfio-> 
théque nationale de Madrid m'a offert peu de oboges a 
noter : 

Une <r Pronosftieation sur la vie, selonc lesconstellations 
» et planettes , du trés-illustreJan,duc de Bourgogne, etc., 
» etjsurses hoirs jusques au qualriesme hoirmasle ioclu- 
» sivement, faictepar notable astronomiens maistre AIo- 
» fresin, jadis turcque, depuis baptisé en Rode, » etc. ; 

Diverses traducliuns espagnoles de 1'état de la maison de 
Charles-le-Hardi , déorit par 01 i vier de la Marcbe ; 

Une traduction , dans la même langue, du Gfaevalier dé- 
terminé, poëme dü aussi a la pi urne de M° Olivier: Ie sa- 
vaut jésuite espagnol Audres Marcos Burriel faisait Ie plus 
grand cas de ce poëme ; 

Les vers dorés que donna Olivier de la Marcbe a sou 
maitre, a 1'age de dix-huit ans * j 

Une traduction espagnole des mémoires de Philippe de 
Commines, faite a Madrid, en 1652, par Juan Yitrian; 

Une vie de Philippe-le-Beau , écrite, en 1649, par Ie 
docteur Joseph-Michel Marquez , baron de San Dimitrio , 



1 Je n'ai pas Ie moyen ici de ^érifier si ces vers aont connus. Voici 
Ie début de la pièce : 

Amour m'assault ; devoir me fait escripre ; 
Foy , loyauté , me fait vérité dire : 
Franchise fiert parmi mon coeur , et pince 
Pour m'acquitter vers monseigneur mon prince. 



Le poëte termine ainsi : 



Contre péchè* prenons Dieu en ayde , 
Et le bon ange qui nous conduit et guide 
En paradis par une bonne marche. 
Ce seur chemin nous enseigne La. Marche. 



( 244 ) 

chevalier et vice-chancelier de 1'ordre militaire Constan- 
tinien de S*-George. Get on?rage est dédié au roi Phi- 
lippe IV , par 1'ordre duquel il fut composé. L'auteur 
puisa a un grand nombre de sou rees ; il consulta les hislo- 
riens flamands, allemands, italiens, espagnols : mais on 
ne voit pas qu'il ait fait usage de malériaux inédits. Son 
livre d'ailleurs ne man que pas d'inlérét : il renferme des 
détails curienx sur Ie mariage de Philippe-le-Beau a?ec la 
princesse Jeanne de Gastille , sur ses discussions avec sa 
femme , sur ses favoris, les seigneurs de Yille el de la Vère, 
sur ses deux voyages en Espagne , sur ses démélés avec Ie 
roi calholique , son beau-père , etc., etc. 

Les documenls qui concernent Ie régnede Gharles-Quint 
sont nombreux, variés, et quelques-uns ont une grande 
valeur historique. 

Je placerai, en première ligne, les relations f ai les au 
sénat de Venise , en 1546 , par Bernard Navagero, et, en 
1551, par Marino Cavallo ou Cavalli, qui 1'un et 1'autre 
avaient rempli la charge d'ambassadeur de la république 
prés de 1'empereur, et un récit du séjour et de la mort de 
Gharles-Quint au monastère de Yuste. 

Gétait un usage élabli a Venise, que les ambassadeurs 
de la seigneurie fissent , au retour de leur mission, un rap- 
port sur Ie prince prés duquel ils avaient élé accrédités, 
sur v sa familie, sa cour, ses minislres, sur Ie fort el Ie 
faible de ses états, sur ses relations avec les puissances 
étrangères, etc, etc Vous connaissez, Monsieur Ie Prési- 
dent, les rapports de ce genre qui ont élé publiés dans la 
Collection de document* inédits sur Vhistoire de France* 
La bibliothéque de Madrid en posséde plusieurs qui n'ont 
pas encore vu Ie jour. J'ai analyse et extrait ceux qui re- 
gardent nos anciens souverains. Gertes, personne n'ose- 



( 245 ) 

rait soutenir que les jugements portés par les ambassa- 
deurs vénitiens sur les hommes et sur les choses fussent 
exempts d'erreur ; mais on ne peut nier que ces diplomates 
étaient bien places pour connatlre el apprécier les uns et 
les autres ; et , par ce raolif , leurs relations sont des docu- 
raents qui méritent, a un haut degré, de fixer 1'altention 
des historiens. 

Bernard Navagero dit, au début de la sienne, qu'il avait 
résidé pendant trente-quatre mois a la cour de Charles- 
Quint. Il tracé Ie portrait de ce prince, de la reine Marie, 
sa soeur, gouvernante des Pays-Bas, de ses généraux, de 
ses deux principaux ministres, Francisco deCovos, grand 
commandeur de Léon, et Nicolas Perrenot de Gran veile, 
etc. La plupart des historiens fran£ais, voulant exalter 
Fran^ois I"aux dépens de son rival, ont refusé a Charles- 
Quint les vertus guerrières. Selon Navagero, ou plutot 
suivant 1'opinion générale de son temps, sur laquelle il 
s'appuie, 1'empereur n'avait pas de meilleur général que 
lui-méme: a 1'armée, il était infatigable, et remplissait 
1'office du moindre de ses capitaines. Son ardeur, son in- 
trépidité , Ie faisaienl chérir des soldats. 

Marino Cavallo s'étend , plus encore que son devancier , 
sur les qualités, Ie caractère, les goüts, les habitudes de 
Gharles-Quint ; il s'occupe aussi du prince Pbilippe, son 
fils, qu'il avait vu pendant hix-huit mois a sa cour, et fait 
une prédiction que 1'événement vérifia, endisant que, selon 
les inclinations que ce prince manifestait, il était a pré v oir 
que, lorsqiril monterait sur Ie tróne , il n'emploierait plus 
que des ministres espagnols. Cavallo conslate , comme 
Navagero, Ie grand crédit dont jouissait H. de Granvelle 
auprès de 1'empereur. Sa relation contient, au surplus, 
d'intéressants détails sur Ie commerce que les Pays-Bas 



( 246 ) 

faisaient, a cetle époque, aveo 1'Espagne, Ie Portugal, Ia 
France, 1'Angleterre, 1'Allemagne et Ie nord de l'Ëurope. 

Aprés la mort deCharles-Quint, la princesse de Portugal, 
safille, régente des royaumes d'Espagne, désirant savoir 
quelle avait été sa maniere de vivre.au monastére de Yuste , 
chargea Ie prieur du lieu, fray Martin de Angulo, de lui 
en faire parvenir un récit circonstancié : c'est de ce docu- 
ment que j'ai voulu parier plus haut. Il n'est pas besoin 
d'entrer dans des détails pour en montrer 1'importance : 
j'observerai seulement que Ie récit de fray Martin de An- 
gulo est semé d'anecdotes et de partioularités piquantes. 
J'ai pris une copie tout enliére de ce manuscrit. 

Le Journal des voyages de Charles-Quint, par Vande- 
nesse , que notre bibliotbèque royale possède, et qui existe 
également a Paris, a Besancon et ailleurs, fait aussi partie 
des manuscrils de la bibliothèque nationale de Madrid; il 
provient de 1'abbaye de S l -Vaast, d'Arras. 

II s'y trouve un autre journal du méme genre, intitulé: 
« Despriptioii des voyages, faictz et victoires de 1'emperetir 
» Charles V de ce nom, et ce qui est advenu jusqües a son 
» retour d'Argel, escript de la propre main de M. de Her- 
» bays, de la chambre do Sadiclè Majesté, et chevalier de 
» 1'ordre de S'-Jacques, a s9avoir de Tan 1542 : c$ quil a 
» . tout veu.,'pour y avoir esté présent, et fat cl les mémes 
» voyages avecque Sudiote Majesté. » Je n'avais pas ouï 
parier jusquioi de ce journal du sieur de Herbays. Ge qui 
e*t digne deretnarque, c'est quil contient, pour 1'époque 
indiquée dans le litre, lés mémes choses que le journal de 
Vandenesse. Lequel des deux a été le. plagiaire? 

.11 y a une chrouique de Charles-Quint qui est tépétée 
une dizaine de £ois a la bibliothèque nationale ; elle a pour 
auteur don.Francès de.£uniga,l'un de ses officiers.* Elle 



( 247 ) 

est écrite dans un slyle semi-sérieux , semi-badio , et ne 
s'étend que jusqu'a 1'année 1527. 

La chronique de Pedro Mexia est reproduite aussi dans 
plusieurs manuscrits, de même qu'une relation de la 
guerre d'Italie, eü 1525, par quelqu'un qui y avait assisté, 
mais qui ne se nomme pas. J'ai comparé Ie récit qui y est 
feit de la balaille de Pavie, avec celui qu'a donné Sando- 
val, et j'ai reconnu que ce dernier avait copié, mot pour 
mot, l'éemain anonyme, sans qu'il ait cru devoir seule- 
ment Ie citer. 

L'expédition de Tunis est racontée dans deux manuscrits 
différents. L'auleur de lun de ces manuscrits, qui parle 
en témoin oculaire, n'est pas connu. L'aulre est dédiépar 
don Alonso de Sanabria au grand commandeur Covos, qui 
avait suivi Charles-Quint en Afrique. Les deux manuscrits, 
mais Ie dernier surtout, sont d'une grande étendue. 

II y a une relation très-intéressante de la captivité de 
Fran^ois I' r en Espagne, par Ie capitaine Gonzalo Hernan- 
dez de Oviedo y Valdez, qui, a cette époque, était a la 
cour de 1'empereur. Les détails que Ton y lit prouvent 
combien est mal fondé Ie reproche que plusieurs histo- 
ricus ont adressé a Charles-Quint, de n'avoir pas traite son 
royal prisonnier avec les egards dus a son rang et a son 
malheur. Je rapporterai un seul trait. Charles, qui se trou- 
vait a Tolède, était allé faire une excursion a Ségovie : 
lorsqu'il était en route, pour revenir dans la première de 
ces villes, il regut un courrier qui 1'informait que Ie roi 
étaitmalade, au point de donner des inquiétudes. Il prit 
aussitót Ie chemin de Madrid, ou il arriva,sans s'être ar- 
rêté un seul instant, et il s'empressa d'aller voir Ie roi et 
de lui por te r des consolations. Dans toutes les autres occa- 
sions, il lui rendit el lui fit rendre les plus grands hon- 
neurs. 



( 248 ) 

Les voyages el guerres de 1'empereur en 1542, 1543 et 
1544, sont Ie sujet (Tune relation en soixante-sept chapitres, 
saus oom d'auteur. Elle est suivie d'une relation , égale- 
ment anonyme, de son expédition en France, après qu'il 
eut fait la conquête du duché de Gueldre. - 

Jeciterai encore un abrégé de la vie de Gharles-Quint, 
par André Doria , qui m'a paru exact. Ge livre est écrit en 
italien, et la bibliolhèque en posséde, de plus, une tra- 
duction espagnole, ouvrage de Louis de Toro, médecin de 
la ville de Placencia. 

Plusieurs manuscrils contiennent des documents rela- 
tifs au défi que Fran$ois I er adressa a Gharles-Quint ea 
1528, pour sedispenser d'accomplir Ie traite qu'il avaitsi 
solennellement signé et jure a Madrid. Les mêmes docu- 
ments exislent, avec d'autres qui les complètent, a la bi- 
bliothèque de 1'académie d'histoire ; j'en parlerai plusloin. 

Un manuscrit assez volumineux est composé de pièces 
originales sur la détenlion du dauphin et du duc d'Or- 
léans en Espagne, ou ils vinrent comme otages, après la mise 
en liberté de Frangois I er , et sur les négociations a la suite 
desquelles ils furent restitués au roi leur père. Ces pièces 
sont des lettres de Gharles-Quint au connétable de Castille, 
don Pedro Hernandez de Velasco,des lettres de cederuier 
a 1'empereur et a l'impératrice, des convenlions entre les 
commissaires d'Espagne et de France, etc. ; la pluparl sont 
desannées 1528, 1529, 1530; quelques-unes sont de 1526. 
Quoique l'événement qu'elles concernent puisse êlre con- 
sidéré comme étranger a nolre histoire, j ai cru devoir 
prendre copie des instructions données par Charles V au 
connétable de Castille sur l'accomplissement des points 
qui devaient précéder la délivrance des princes francais, 
et sur Ie mode de celte délivrance : car tous les acles qui 



( 249 ) 

portent 1'empreinte du caractére el de Ia politique du grand 
empereur , sonl interessants pour Ie pays qui se glorifie de 
lui avoir donné Ie jour. J'ai noté quelques autres piéces, 
parmi les plus imporlantes. II est singulier que MM. de 
Navarrete, Salva et de Baranda, qui , dans leur colleclion 
déja citée *, ont publiéseizedocuments sur la détcntiondcs 
fils de Fran^ois I er en Espagne , tirés des archives de M. Ie 
duc de Frias, n'aient pas songé a recueilliraussi ceux qui 
se conservent a la bibliothèque nationale, d'autant plus 
que ces derniers sont les plus interessants. 

J'ai trouvé une relation , infiniment curieuse , de 1'en- 
trée et du séjour de Charles-Quint a Paris, lorsqu'il tra- 
versa la France, en 1539 , pour aller réprimer 1'insurrcc- 
tion des Gantois. Jen ai pris copie, ainsi que de plusieurs 
lettres relatives au mérae voyage. Ges pièces grossiront la 
collection de documents sur les troubles de Gand el de la 
Flandre , que la commission m'a confié Ie soin de mettre 
au jour. 

Il y a différentes copies d'un élat de la maison de Cbarles- 
Quint, sans date , et d'une relation de la maniere de servir 
qui s'y observait en 1545. Le rédacteur de celle dernière, 
JeanSigoney,enl'adressantaPhilippeII,qui laluiavaitde- 
raandée, lui faisaitobserver que 1'organisation de la maison 
del'empereurétait bien différente de celle des ducs de Bour- 
gogne , et il expliquail cela par différentes raisons : « Je 
» me rappelle, disait-il entre autres, que, quand on re- 
» présentait a 1'empereur qu'il n'observait pas les cou- 
» tumes praliquées sous les ducs de Bourgogne, il répon- 
» dait que, comme ils avaient eu la liberté de ?ivre a leur 
» guise, il voulail jouir de la méme liberté. » 

1 Tomé II, p. 209-258. 



( 250 ) 

J'ai récherche, d'après les iodications ducatalogue, une 
relation de ce qui se passa , a Worms, entre Charles-Quint 
et Luther : celte piéce a été arrachée du volume qui la 
contenait, Ce n'est pas la seule qui manque ainsi. Dans 
beaucoup de manuscrits , j'ai constaté de pareilles lacunes ; 
et, ce qu'il y a de particulier ,c'est que les documents ar- 
rachés étaient pour la plupart relalifsaux troubles desPays- 
Bas. On ignore, ala bibliothéque,a quelle époque ces actes 
debrigandage out été commis,et qui a pu en étrel'auteur. 

Les lettres écrites a et par Charles-Quint sont extreme- 
ment nombreuses dans ce dépöt. J'ai été étonné de n'en 
trouver aucune qui fit partie de sa correspondance avec Ie 
gouvernement de Bruxelles. Aux archives.deSimancas, Ia 
méme chosem'a {rappé. Gette remarque,et la cireonstance 
que , a 1'exoeption des deux Gran veile, les ministres em- 
ployés par 1'empereur pour les affaires des Pays-Bas, furent 
ordinairement des naturels de ces provinces, ne laissent 
guère de doute que les papiers de son règne , en ce qui 
concernait notre pays , furent déposés dans les archives de 
Bruxelles. Malheureusement nous n'en avons plus au- 
jourd'hui que des débris; c'est a Yienne qu'il faut en 
aller chercher. la collection. 

Je me suis contenté de recueillir , parmi les lettres de 
Charles-Quint , celles qui se rapportaient a des événements 
notables de sa vie , ou pouvaient servir a Ie caractériser 
comme homme et comme souverain. Telles sont les lettres 
qu'il écrivit au connétable de Gaslille : de Bologne , Ie 7 
mars 1530, sur les raisons qui 1'avaient engagé a se faire 
couronner en cette ville, et sur celles qui 1'obligeaient a se 
rendre en Allemagne; de Ratisbonne, Ie 11 juület 1532, 
sur les dispositions militaires qu'il faisait, pour résister 
aux Turcs; de Barcelone, Ie 15 avril 1538, sur son déparl 



( 251 ) 

pour Nice, oiï il devait avoir une entrevue avec Ie pape ei 
leroi de France. Telle est , surtout , la lettre qu'il adtessa 
au prince , son fils, de Palamos, Ie 6 raai 1343 , au mo- 
ment de s'embarquer pour passer en Allemagne, et de la 
aux Pays-Bas , oü Fran^is I er avait de nouveau allumé 
Je feu de la guerre. Youlant prévoir toutes les éventuali- 
tés possibles , il y donne des conseils a sqü fils , auquel 
il venait de confier Ie gouvernement de l'Espagne, sur 
la conduite qu'il aurait a tenir , dans Ie cas oü lui-même 
viendraila mourir, ou tomberait au pouvoir de ses en- 
nemis. Il lui fait Ie portrait de chacun de ses ministres, 
lui dé taille leurs qualilés et leurs défauls, lui dit Ie 
degré de confiance qu'il doit leur accorder, la maniere 
dont il doit s'y prendre avec eux , etc. Cetle lettre , monu- 
ment remarquable de la prévoyance et de la sagesse de 
Charles~Quint ,ainsi que de sa profonde connaissance des 
hommes et des affaires , était destinée a demeurer seorèle 
a tout jamais : 1'empereur ne voulait pas que Ie prince la 
cemmuniquat même a sa femme, et il lui recomman- 
dait , si quelque evenement yenait a menacer sa vie , d'y 
metlre une. enveloppe qui en prévtnt l'ouverlure *. 

Parmi les manuscrits qui contiennent des lettres de 
Charles-Quiat, il y en a un qui fut 1'ouvrage d'.un de ses 
secrétaires, qu'une nole placée en lête du volume appelle 
Gaépar Arqhin* Les lettres dont il est formé, appartien- 

i Après ayoir pris copie de la lettre da 6 mai 1543, je Pai trouyée 
imprimée , ayec quelques yariantes, dans el Semanario erudito , collec- 
tion de documents , en trente et quelques volumes , qui parut a Ma- 
drid sur la fin du siècle dernier, Quoique cette collection ne soit pas 
connue a Tétranger , et qu'elle Ie soit même peu en Espagne , la pu- 
blicité qu'y a recue la lettre en question , me dispensera d'en repro- 
duire , dans mon rapport , Ie texte original ; mais j'en donnerai une 
traduction francaiae. 



( 252 ) 

nentaux années 1518 a 1523; elles sont adressées au pape, 
è des cardinaux, a des princes et a d'aulres personnages 
marquant8 dllalie ; elles sont toutes en latin. Quoiqu'elles 
m'aient paru authentiques pour Ie fond, je ne les regarde 
pas comme une copie littérale des orig'tnaux, car, dans les 
chancelleriesd'Espagne,c'était Ie castillan donl on se ser- 
vait pour la correspondance avec 1'Italie : je crois plutót 
que l'auleur du recueil, suivant un usage qui élait encore 
assez répandu de son temps, aura voulu en donner une tra- 
duction substan tielle, dans la langue des érudits. Ges let- 
tres ne sont pas, du reste, d'une grande imporlance hislo- 
rique. Je n'en ai copié que deux, écrites par Charles-Quint 
au pape : 1'une, du 6 février 1519, sur la mort de 1'empe- 
reur Maximilien, son aïeul ; 1'autre, du 22 aoüt 1523, sur 
les mesures prises par lui contre Luther. 

Les manuscrits qui sont relatifs au règne de Philippe II 
comprennent , de méme que ceux qui concernenl 1'époque 
de son pére, deux relations d'ambassadeurs vénitiens : 
l'une, de FrédéricBadoaro 1 ;l'aulre,deMichel Suriano. La 
première a été rédigée en 1557 ou 1558, quoique, dans Ie 
titre,elle porie la datede 1561; la seconde, alaquelle trois 
manuscrits ou elle se trouve assignent trois dates diffé- 
rentes, celles de 1559, 1560 et 1573, doit étre de 1558, 
ou de 1559. 

Les deux ambassadeurs tracent, chacun a sa maniere, 
Ie portrait de Philippe II, de don Garlos, son fils, et de ses 
ministres. Badoaro parle longuemenl aussi de Charles- 
Quinl, prés duquel il avait élé accrédité pendant quelque 
temps. Quoique je me sois proposé , Monsieur Ie Président, 
de n'entrer pas ici dans des détails , par Ie molif que j'ai 

1 Ce nom e»t eatropié dans Ie titre du manuacrit, lequel porte 
Baldovero, 



( 253 ) 

énoncé au début de cetle lettre , je ne puis résister au 
ptaisir de satisfaire ?otre juste curiosité, eo vous donnant 
de cours extraits au moins des passages dans lequels Ie» 
envoyés de Venise apprécient Philippe II, Ie cardinal de 
Granvelle et Ie duc d'Albe , trois personnages qui ont élé de 
Totre part Ie sujet d'éludes si savantes et si consciencieuses. 
« L'éducation donnée a Philippe II, dit Micfael Suriano , 
» eut pour résultat que, lorsqu'il quilta Ia premiere fois 
» 1'Espagne pour aller en Flandre, en passant par l'Italie 
» et 1'AUemagne, il fit partout 1'effet d'être sévère et intrai- 
» table, de sorle qu'il fut peu agréable aux Italiens, qu'il 
» déplut tout a fait aux Flamands , et se rendit odieux aux 
» Allemands *. Hais, ayant été averti, d'abord par Ie car- 
» dinal de Trenle, ensuite par la reine Marie, et plus effica- 
» cement encore par son père, que cette sévérité n'élait 
» point convenable chez un prince desliné a régner sur 
)> plusieurs nations, de moeurs el d'esprit divers, il changea 
» sa maniere d'être, au point que, a son second voyage, 
» pour passer en Angleterre, il fit toujours preuve d'une 
» douceur et d'une humanité si grandes, qu'il n'y a pas 

» de prince qui 1'eüt surpassé sous ce rapport Sa 

» complexion est très-délicate ; aussi vit-il avec beaucoup 
» de régularité, et fait-il son régime presque exclusif 
» d'alimenls très-nourrissants, nemangeant ni poisson ni 
» fruits, ni rien de pareil, qui engendre de mauvaises 
» bumeurs. Il dort beaucoup, fait peu d'exercice, et ses 
» passe-temps domestiques sont tout a fail placides. Il est 
» vrai que, a Tarmée, il a montré un peu plus de vivacilé ; 
» mais, en cela, il a forcé sa nature, qui est plus portee 



1 Per questo,fu poco grato d Italiani, ingratissimo o Fiamengki, 
ei odioso d Tedeschi. 



( 254 ) 

» pour la tranquillité, que pour Ie mouvement, et plu» 
» pour Ie repos, que pour Ie travail. Il s'en est suivi que, 
)> quoiqu'étant dans 1'dge oó se manifestent ordinairetnent 
» des goüts belliqueur et un désir insatiable de gloire , ses 
» actions n'ont pas eu pour but jusqu'ici d'augmenter ses 
» états par la guerre, mais plutót de les conserver par la 
» paix. Aussi , dés Ie commencement de son régne, a-t-il 
» fait une tréve avec Ie roi de France, contr&irement a 
» 1'avisde l'empereur, et malgré Ie bléme public de Mon- 

» sieur d'Arras Toul en ressemblant a son pére par 

» Ie visage, les paroles, l'accomplissement des devoirs 
)> religieus et les habitudes de bonté et de boone foi , il 
» différe pourtant de lui sous plusieurs rapports, qui cons- 
» tituent la principale grandeur des princes. L'empereur 
» se complaisait dans les choses de la guerre, ët y était 
» fort entendu; Ie roi s'y entend médiocrement , et il ne 
» les aime pas. Gelui-lè s'engageait avec ardeur dans les 
» grandes entreprises ; celui-ci les évite : il a rnoins en vue 
» de travaillera sa grandeur, que d'empécher celle d'au- 
» trui. L'empereur ne se laissait jamais influencer par la 
» menace ou la peur ; Ie roi, pour de f ai bles apprébensions, 
» a laissé sortir de ses mains plusieurs de ses domaines. 
)> Le premier se guidait en toutes choses d'aprés sa propre 
» opinion; le second suit celle des antres. Pour lui, nulle 
» nation n'est au-dessus des Espagnols : o'est au milieu 
» d'eux qu'il Vit; ce sont eux qu'il écoute; c'est par eux 
» qu'il se dirige en tout. En opposition a l'empereur, il 
» fait peu de cas des Italiens et des Flamands, et moins 

» encore des Allemands » 

Frédéric Badoaro confirme ce que dit Suriano de la 
complexion de Philippe II, de la timidité de son caractére, 
de sa tempérance ; il est aussi d'accord avec lui sur 1'effet 



( 255 ) 

que produisit ce priuce a son premier voyage en Italië, en 
Allemagne et en Flandre. Il loue sa piéié, sa libéralité i sa 
charité, qui se manifesta a Bruxelles pendant l'hiver de 
1557 , oü les indigents mouraient dans les rues de froid et 
de faim; mais il lui reproche 1'incontinence et Ie gout 
qu'il avait de sortir déguisé la nuit , même au milieu des 
affaires les plus graves. « Le roi, continue Badoaro, se 
» platt a 1'étude, et.s'occupe particuliérement de 1'histoire. 
» Il sait hien la géographie. Il sentend un peu dans la 
» statuaire et la peinture; quelquefois même, il trou?e du 
» plaisir a s'y exercer. Il parle avec correction sa langue , 
» et comprend parfaitement le latin. Il parle aussi l'italien, 

» et un peu le francais Avec les ambassadeurs, il fait 

» profession de se montrer content des dignités et des 
» états qu'il possède, pour autant qu'il puisse en jouir en 
» paix. Il est pour 1'ordinaire plulöt doux qu'irascible, et 
» quiconque a été dans le cas de négocier avec lui, a pu 

» se convainere de son extreme bonté Il dit parfois 

» des bons mots , et entend volonliers des facéties ; mais , a 
» ses repas, et lorsqu'il admet des bouffons en sa présence, 
» il ne se livre pas a 1'hilarité avec autant d'abandon que 

» dans sa chambre, oü sa gaielé est sans bornes 11 lit 

» les mémoires et discours qu'on lui remet , ainsi que les 
» suppliques, qu'il refoit lui-même de ioul le monde. 11 
» est très-attentif a tout ce qu'on lui dit ; mais il ne re- 
» garde pas ordinairement son interlocuteur, tenant les 
» yeux fixés a terre, ou dirigés a droite ou a gauche. Il 
» répond brièvement, et avec promptitude, point par 
» point : il ne prend toulefois pas de résolulion par lui— 

» méme » 

Michel Suriano s'occupe peu du duc d'Albe. La maniere 
dont parle de lui Badoaro, ne correspond pas, de tout 



C 256 ) 

point , a 1'idée qu'on se fail communément de ce person- 
nage: «Le duc d' Albe, di til , est agé decinquaale aas; il 
» est grand et fort de taille , avec une petite tête. Il est de 
» complexion sèche et colérique. Il n'a fait preuve , a la 
» guerre, que de timidité et de peil d'intelligence; aussi 
» 1'empereur ne lui confia-t-il jamais de charge loin de sa 
)> personne , quoiqu'il lui donnat le titre de capitaine gé- 
» néral. Ge n'est pas un homme vénal; mais il est tres- 
» avare, et sa dépense est plutót celle d'un comte que 
» d'un duc. Gonflé d'orgueil et d'ambition, il est enclin a 
» la flatterie et trés-envieux. Il ne vaut pas grand'chose 
» pour les affaires , et n'est en somme nullement aimé a 
)> la cour, oüil passé pour un bomme de très-peu de coeur. 
» On lui envoya un jour une lettre anonyme ainsi con9ue : 
*> Au tres-illuütre seigneur le duc d y Alhe } capitaine ge- 
in néral de Milanpour Vune et Vautre majesti en temp* 
» de paix , et grand major dome en temps de guerre. l » 
Les deux ambassadeurs de Ven is e font le portrait le 
plus flatteur du cardinalde Gran veile, qui n'était encore 
qu'évéque d'Arras. Après avoir remarqué que Tempereur , 
dans les dernières années de son règnc, lui laissait le 
soin de trailer loutes les affaires, Badoaro ajoute : « Il est 
» yrai que ce ministre , dans ses relations avec les ambas- 
» sadeurs et les autres personnages poliliques, s'est ac- 
» quitte de sa charge avec des manières si gracieuses , avec 
» tant de patience, de bienveillance et de courtoisie, et 
» en leur faisant des répbnses si réfléchies a la fois et si 
» promptes,qu'il eül été difBcile d'en désirer davantage. » 
Suriano, parlant des conseillers de Philippe II, qui, indé- 
pendamment de Granvelle, étaient Ruy Gomez de Silva, 
comte de Melito, le ducd'Albe, don Juan Manrique, don 

1 Celte anecdotc est reproduite dans Ia Biographie universelle. 



( 257 ) 

Anlonio de Toledo, Ie comtede Feria el Ie duc de Franca- 
villa , dit a son tour : « Telle est la base , tels sont les piliers 
» sur lesqaels repose cetle grande machine , tels sont les 
» hommes de qui dépend Ie gouvernement de la moitié du 
» monde. Mais aucun d'eux, tous réunis méme, ne valent 
» antant que H. d'Arras, qui, par son rare discernement, 
» par sa pratique des affaires, est Ie plus habile, Ie plus 
» résolu dans la conduite des grandes entreprises , Ie plus 
» adroit, Ie plus sftr de lui-même dans leur maniement, 
» et Ie plus persévéranl pour les mener a fin. » 

En lisant ces esquisses, Monsieur Ie Président, vous 
n'oublierez pas que, a l'époque oü elles furent tracées, 
Philippe II ne faisait que de coramencer son régne; que 
Ie duc d'Albe et Ie cardinal de GranTellc, quoiqu'ils 
eussent élé employés depuis longtemps dans des choses 
importantes, n'avaient pas encore subi 1'épreuve la plus 
difficile de leur vie politique. Vous ne les considérerez 
donc pas, quelque confiance que leurs auteurs puissent 
vous inspirer, comme des éléments suffisanls pour servir 
a un jugement définitif sur les hommes célèbres qu'elles 
eoncernent. Dans peu de lemps, jespère, je pourrai en 
offrir de plus certains, de plus complets, aux amis de notre 
histoire nationale : ce sont les matériaux que j'ai recueillis 
déja, et que je continue de recueillir dans Ie riche dépót 
qui m'a été ouvert ici. J'ose d'avance tous donner 1'assu- 
rance, Monsieur Ie Président, qu'ils ne laisseront rien a 
désirer pour la solution de la grave question qui partage 
encore aujourd'hui les esprils, en Belgique et ailleurs. 
Philippe, Gran veile, Ferdinand de Toléde, pourront en 
fin être ju gés d'aprés Ie lémoignage Ie plus irrécusable, 
celui de leurs actes mémes. Je serai un rapporteur fidele; 
je dirai tout, Ie bien comme Ie mal : car je ne suis guidé, 
Tom. ix. 17 



( 258 ) 

dansles recherche* auxquelles je me livre,par d'aulres 
passions que celles de la vérité ei de la justioe* 

J'ai paroouru un manuscrit de 1408 pages d'écrilure 
aerrée, contenaut les guerres de Flandje e* de Frauce sous 
Ie gouvernement d'Alexandre Farn&e, prinqe de Parme. 
I/auteur, Ie oapitaine Alooso Vasqüei, qui avait servi 
dans ces guerres, les éermt assez longtewps après, ea 
1610. Il dédia son livre k Philippe UI. C'èst Ie maauscrit 
original que possède la bibliothèqüe. 

Les guerres de Flandre , depuis lorigine des Iroubles, eo 
1567 > jusqu a la trève de douze aus, oni été racontéea par 
pikeurs Espagoolsi qui y avaient pris part II y a, pour 
1'époque dont Alonso Vasquez s'est occupé, Tbistoire du 
CQntador Anlonio Carncro , dédiée a l'iafaute Isabelle, et 
qui fut irapriroée a Druxelles en 162 5, Jai cru pouyoir 
me dispeoser, par oe motif, d'aualyser rénormecompila^ 
Mon du capitaine Vasquez. J'ea ai e*trait seulemeiU te 
prologue, Ie portrait qu'il {ait,;alafta de sa rclatiou, 
d'Alexaudre Farnése, et la description, qui la précède, des 
niceurs, usages et cout unies des jR&itants des Pays~Ba$. 
Celle-ci conlienl des parlioularitës tre£*ourieuse4,, $t qu'ou 
ue tfouve pas dans Guicbardiju 

Une vie de Philippe II, dont il y a plusieurg qopies, est 
attribuée, daos un manuscrit , au fanieu* Anlonio Perez, 
san secrétaire; dans uu autre, a don Juan de Idiaquex, 
grand commandeur de Léon et conseiller d'état. Elle u'e&t 
certainement l'ouvrage d'aucuo decesdeux minislres, car 
elle fpurnaille d'ine*actilude$. Ce qui y est rapporté parti- 
culièremcnt sur la fin prématurée de don Garloa, est *»& 
tissu d'absurdités et de faussetés. 

Que de fables, Monsieur Ie Président, n'a-VQB pa$ dé- 
bitées dans Ie nord comme dans Ie midi de l'ïtarape, & 



( 259 ) 

propos de 1'arrestation et de la mort de don Curlos! Get 
evenement nc pouvait rester étranger a mes investigalions, 
car il se rattaehail aussi a notre histoire, ne füt-ce que 
par lesintelligences qu'on supposait que 1'infortuné prince 
avait entretenues avec les Flamands : jai en ie bonbeur 
(il y en a quelquefois dans les recherches hisloriqUes) 
de trouver, dans diverd raanuscrits, des piéctis qui, si je 
ne m'abusc, Iè?eront bien des doutes sur Ie véritable ca- 
ractére que l'histoire doit tui assigner. Et je neparle pas 
seuleraenl des Communications que Ie roiadressa ou qu'il 
fit faire, par ses ambassadeurs, aux sou?erains étrangers, 
notamment au pape, a 1'emperetir et a la reine de Portu- 
gal, et des lettres qu'il écrivit aux principaux seigneurs, 
aux villes, aux éfêques et aux supérieurs des ordres reli- 
gieux d'Espagne : les déclarations de ce genre conliennenl 
toujours des réticences, et quelquefois des mensonges. Jat 
en nja possession des docüments morris suspfeets : ils sont 
écrits par tin personnage qui, a raison de la posilion qu'il 
occopaita fa ctfur de Madrid, dut savoir, mieux qu'aucuir 
autre, ctfmmenl les choses se passèrent. 

Plusieurs historiens ont avance que Philippe II fit faire 
Ie proces a son fils par Tinquisition; Gette assertiön, désti- 
ïuée rieprenves,ne peut plus sèsouteiHraujóunPhu» , en 
présence du témoignage de Llorente, qui arail tdmpülsé 
les archives de ce redoutable tribunal, et qu'on nVccusera 
certes pas d'engouement pour Philippe II *. 

Gabrera s'exprimed'uneautre maniere ril dit que Ie roi 
forma nne junte, composée du cardinal Espinosa , de Ruy 
Gomez et du licencié Briviesca, pour instruire Ie proces 



1 Histoire critique de Vinquisition d'Espagne , p« D. Jean-Antoine 
Llorente. Parit , 1817-1818. T. III, p.138. 



( 260 ) 

justificatif de la prison du prince ; que , dans ce desseio,, 
il fit apporter des archives de Barcelone Ie proces intenté 
par Jean II, roi d'Aragon et de Navarre, contre Charles, 
son fils ainé , prince de Biana et de Girone, et il ajoule : 
« lis sont tous les deux aux archives de Simancas, oü, en 
» 1592, don Ghristoval de Mo ra les mit en un coffre vert , 
» dans lequel ils se conserven t *. » 

Llorenle répète Ie récit de Gabrera ; il regarde comme 
constant Ie dépót fait, aux archives de Simancas, des piéces 
dn proces de don Garlos : « Ge proces, dit-il , doit y étre 
» encore, si on ne Ta transporté a Paris par ordre de Tem» 
» pereur Napoléon, comme Ie bruit en a couru en Espa- 
» gne 2 . » 

L'autorité deCabrera est imposante, s'il est vrai, comme 
il 1'assure, que ce qu'il écrivit sur ce sujet, « il 1'avait tu 
» et enlendu alors et depuis, au moyen de rentree que, 
» dès sa jeunesse, il eutdansla chambre de ces princes 3 .» 
Gependant j'oserais presque affirmer, d'après les documents 
que j'ai cités cidessus, que eet historiën a été mal informé 
sur Ie fait du proces. Qu'il ait élé question , dans les pre- 
miers moments de 1'arrestation du prince , d'instruire une 
procédure contre lui, cela n'est guère douteux, et Ie roi, 
s'il eüt voulu Ie déshériter , comme il y a lieu de croire 
qu'il en eut 1'intention, n'aurait pu se dispenser d'em- 
ployer ce moyen , d'autant plus que don Garlos avait été 
reconnu et jure, par les cortès de Castille, comme héritier 
présomptif de la couronne : mais Ie peu d'intervalle qui 
s'écoula entre son arrestation et sa mort, vint soustraire 
Philippe II a la nécessité de recourir aux voies judiciaires. 

1 Historia de Phelipe II, liv. VII , p. 477. 

* Ristoire de Vinquisition d'Espagne , t. III, p. 173. 

* Historia de Phelipe II, 1W. VIII, p. 497. 



( 261 ) 

Il est a remarquer qu'Antonio de Herrera, qui écrivit 
1'histoire de Philippe II, du vivant de ce monarque l , mais 
ne la publia que sous Ie règne de son successeur , et qui, 
en sa qualité de chroniste de Gaslille, dut être bien ren- 
seigné , se tait sur Ie fait énoncé par Gabrera j il rapporto 
seulement Ie bruit qui courut, dans Ie principe, touchant 
les intentions du roi : << On disait a la cour(c'estainsi qu'il 
» parle) que Ie roi voulait faire un proces, et aveclecon- 
» seil déclarer Ie prince inhabile a succéder a la cou- 
» ronne. a » 

LI o i-en Ie nous fait connaitre une relalion très-curieuse 
de 1'arrestation de don Carlos, écrite par un huissier desa 
chambre. On y lit que Philippe II fit faire une enquête 
sur la conduite du prince, et qu'il Youlut mëme assister 
aux déclarations des témoins. Bien qu'il n'existe aucune 
prenve de cette enquête, Ie fait a pour lui tous les ca- 
ractéres de la vraisemblance : il était naturel que Ie roi 
cherchat a s'entourer de toutes les lumiéres possibles sur 
les actions antérieures du prince et sur les desseins qu'il 
avait con$us. Mais il y a loin d'une enquête de ce genre a 
un proces. 

Quant au dépót des actes du prélendu proces dans les 
archives de Simancas, voici, Monsieur lePrésident, un fait 
dontjepuisgarantirl'authenticilé 3 . Lorsque, danslaguerre 

1 Historia general del mundo, del tiempo de Phèlipe II , cscrita por 
Antonio de Herrera , coronista mayor deS. M. de las Indias , y su coro- 
nista de Castilla. II y en a plusieurs éditions. 

* Deziose en la corte que el rey queria hazerpivcesso, y con el consejo de- 
el ararat principe por inhabil para la succession de la corona, Liv.X, chap.2. 

8 II est consigne dans un rapport du commissaire francais Guiter, que 
Ie gouvernement impérial chargea , en 1810 , d'enlever les archives de 
Simancas 7 pour les faire transporter a Paria, J'ai lu ce rapport aux archi- 
ves du royaume de France. 



( 2l>2 ) 

de 1'indépcndance, Ie général Kellermann ent oecupé Val- 
ladolid *, les savants du lieu n'eurent rien de plus prcssé 
que de provoquer pres de lui i'ouverture du coffre qui, 
selon la tradkion géuéralement re^ue (et qui Test encore 
aujourd'hui en Espagne), devait renfermer les pièces du 
faraeux proces. Le général Kellermann envoyaaSimanca*, 
pour cette opération , Ie cbanoine Mogrorejo, qui fut de- 
puis aüacbéaux archi?esde 1'Erapire.Lecoffre mysterieus 
fut ouvert ', et, au lieu du proces de don Carlos, oh y trouva 
celui de don Rodrigue Calderon, marquis de Sepl-Églises, 
qui, ayant joui, pendant quelques années, d'une haute 
faveur auprèsdePhiHppelII, tomba endisgrice enmême 
tempsqueison protetilëur Ie duc de Lerma, f ut emprisonné 
et peu après condamné a mort et exécuté. Ceci prouve qu'il 
«e faut pas sien rdpporter ayeugléraent aux traditions. 

Parriai les pièces défcachées que j'ai ex traites de divers 
maaüserils; ^ont enooro t* : ,; - . / I ,.. >■>■■.; . 

La réponee que donna Philippe II, en 1560, aux potnts 
qui lui fureni pcoposés par üarchiduc Charles , au nom de 
rempereur, sur la néoessité de changer de système dans Ie 
gouvernement des Pays-Bas, et de traiter avec Ie prince 
d'Orange ^réppnse quiforme un cahier du trenle pages; 

Una lettre du'.'ca'rdinal de' Gcan*elle a doft Juan.d'Au- 
triche, datée de Naples, Ie 28 aout 1573, dans laquelle il 
blame les massacres ordonnés par Ie duc d'Albe aprés la 
prise dé Hdrlem,et lès moyens de rigueur qoeceliui-ci avait 
mis en pratique depuïs soh arrivéè aux Pays-Bas ; 

Une lqtlre extrêmement interessante écrite a Phi- 
lippe II, de Naraur , Ie 3 octobre 1 578 , par Ie P. Dorante, 



1 Siraancas est a deux lieuea de Valladolid, et appartient a Ia province 
dont Valladolid est la capitale. 



( 263 ) 

confesseur de don Juan d'Autriche, sur la maladie iet les 
derniers mom en Is de ce prince ; 

Des lettres données a 1'Escürial Ie l er septembre 1579, 
par lesquelles Ie roi, « se ressouvenant de la grande pru- 
» dence, intelligence, praliqueet expérience deloulesorte 
» d 'affaires et alltres bonnes qualités et mérites qui cori- 
» co u rent en la personne du cardinal de GranVelle, sön 
» très-clier et très-aimé ami ( muy óarö y tnuy ümado 
» amigo) », Ie norome président du coriseil suprème 
d'ltalie pour les affaires de Naples, de Sicile et de Milan; 

Une lettre du prince de Parme, écriie de Beveren Ie 25 
aoüt 1585 , oü il donne Ie détail des négociations qui ont 
précédé la reddition d'Anvers. 

J'ai noté, en outre, uu grand nombre de piéceé que je 
n'ai pas trou vees assez importante* pour les copier oules 
extraire , ou dont j'ai cru qu'il pouvait exisler des co pi es 
dans nospropres archives, 

11 y a, a la hibliolhèque, uno traduction cspagnole du 
jnémoire d' Hopperus sur les troubles des Pays-Bas, qui a 
élé publié par Hoynck van Papendrecht* 

Il y existe de pareilles Iraductions : 

Du discours de 1'amiral de Coligny $uv Ie siégö de SS 
Queritin ; 

Du mémoire que Ie secrétaire Cöurteyrille présenta au 
duc d'Albe ., a Maestricht, en 1568, et dont j'ai donné Ie 
précis dans mön rapport sur les arebives de Lille *. 

De la description des Pays-Bas > par Guichardin. 

J ai analyse un mémoire sur Ie gouvernement des Pays- 
Bas, qui paralt avoir éló adressé a 1'archiduc Ernest, ou a 
1'archiduc Albert. L'auteur v traite successivemeut : de 
1'ólat ecclésiastique, du conseild'état, du conseil privé, du 

1 Pag. 224 



( 264 ) 

grand conseil de Malines , de la chancellerie de Brabant , 
du conseil des finances, des receveurs particuliers despro- 
vinces et des villes, des magistrats, des commissaires char- 
gés de les renouveler en Flandre et en Brabant , des quatr? 
membres de Flandre, des gens de guerre et de leurs offi- 
ciers, de la charge d'auditeur général de 1'armée, du géné- 
ral des vivres, du véédor général, des contadores , du 
pa ga dor général, des commissaires des montres, et des 
munitionsetchoses nécessaires pour les chateaux et maisons 
fortes, des impositions, tailles et subsides qui se lèvent 
sur Ie peuple , des wateringhes 011 réparations des digues , 
des exces des seigneurs en domestiques et autres super* 
fluilés, de ce qu'il y avait a négocier avec 1'électeur el 
prince de Cologne et de Liége , des offices de vicaire général 
et d'administrateur de 1'hópital royal de 1'armée , de 1'ar- 
mée navale; et il conclut, en proposant différents mojens 
nécessaires , selon lui , pour la bonne police de ces États. 

J'ai extrait une « Relation de quelques choses particu- 
» liéres et notables arrivées pendant la maladie dont Ie roi 
» Philippe II mourut, » relation qui paraft avoir été écrile 
par une personne attachée a son service, et qui était a 
1'Escurial, lorsqu'ily rendit Ie dernier soupir. 

J'ai pris note encore de deux états des officiers de sa 
maison : 1'un portant la date de 1562, 1'autre appartenant 
a 1'année 1588, et dun volume contenant les instructions 
que Ie roi donna, en 1585, au roi d'armes Jean de Spaen, 
alias Etpana, chargé par lui de porter Ie collier de la 
Toison d'Or a plusieurs princes et seigneurs d'Italie, ainsi 
que les rapports de eet officier sur 1'exécution de sa com- 
mission. 

Pour clore la série des documents qui ont rapport au 
règne de Philippe II, il me reste a vous parier, Monsieur 



( 265 ) 

Ie Président, d'un raanuscrit contenant la correspondance 
de l'archevêqtie de Rossano, qui occupa depuis Ie siége 
poolifical sous Ie nom d'Urbain VII, pendant sa nonciature 
en Espagne. Cette correspondance, qui remplit un peu 
plus de mille pages, commence au mois doctobre 1565, 
et va jusqu'au 2 janvier 1569. Elle éclaircit et complete, 
en plusieurs points,la correspondance officielle de Phi- 
lippe II ayec ses ministres, qui se conserve a Simancas; 
elle montre 1'intérét que la cour de Rome prenait a ce qui 
se passait dans les Pays-Bas; elle révéle les démarches réi- 
térées que fit Pie V, afin d'engager Philippe II a se rendre 
dans ces provinces, oAsa présence lui paraissait indispen- 
sable pour Ie rétablissement de la religion ; les irrésolutions 
continuelles du roi; les promesses qu'il fit, et qu'il ne 
tint pas, et enfin 1'assentiment que Ie Saint-Siége donna, 
au moins dans Ie principe, a la politique qui fut mise en 
pratique a Bruxelles. 

Lorsque Ie dnc d'Alhepartit pour la Flandre,il déclara, 
par ordre dePhilippo II, aux ambassadeurs des souverains 
étrangers, que ce n'était point les oulrages faits a la reli- 
gion qu'il allait punir, mais les off en ses qu'avait recues 
1'autorité royale : il tint Ie mêmelangage, aprés son arrivée 
aux Pays-Bas , danstoutes les occasions oü des représenta- 
tions lui furent faites, soit de la part de 1'empereur, soit 
au nom des princes d'Allemagne, contre les mesures qu'il 
prenait; et Philippe II, de son cölé, y conformait ses pro- 
pres discours officiels, ainsi que ses réponses aux remon- 
trances qui lui étaienl adressées. J'avais lu cela, a Paris, 
dans la correspondance inédite de 1'ambassadeur de Char- 
les IX a la cour d'Espagne; je 1'avais vu confirmé depuis, 
par de nombreux documents, aux archives de Simancas : 
si bien que je m'étais pris a doutcr de cezèle ex ces si f pour 



( 266 ) 

la religion que la ptapart des historiën* ont présenté 
comme ayant étéle mobile de la politique dePhilippe IL 
La correspondance de 1'archevêque de Rossano ma donné 
Ie mot de rénigme. L'intention du roi , en envoyant Ie duc 
d'Aibe aüx Pays-B&s;, était que les insolences failes contre 
la religiqn f usseöt cbatié^s ayec la fnême rigueur que les 
atteintes portee* a. Pa ulorilé souveraine :Je ne veuxpat, 
dit-il a pluaieurs. reprises au nonce>*Jr* seigneur dhJrj- 
tiqim* *; mais, sentant combien il lui importait de ne pas 
armer contre lui les protestants d'AUemagne, d'Aogleterre 
et de France, il usa de dissimülatioo > dans Ie buide faire 
prendre Ie cbange sur.ses véfitables sentiments. 

Les lelires dfe l'archevê^ue de Rossano forcftent un re- 
cueil de prés de d&u* cents piéces* J'eö ai fait copier seize; 
parmi les aütres, jf ai; analyse qu e*trait totit ce qui se rap- 
portait, dirèctement ou jmjirectement, aux affaires des 
Pays-Bas , ou concernait des choses d'un inlérêt général. 

Je ne pouvais meflatter de trouyer, dans la bibliothéque 
de Madrid, beaucoup de manuscrits. concernant Ie régne 
des archiducs Albert et Isa belle, et en effet, ils y sont pen 
nombreux, Le plus important de ceux qui appartiennent a 
celte époque, consiste dans un recueil de lettres tntürfr- 
ment autographe* de 1'ar chiduc. et de 1'infanlc ' 9 écrijes au 
duc de Lcrma* fayori et premier. ministrede PhilippelII, 
.dans les années 1598 a 1610. 

.. Les lettres de 1'archidnc Albert sont au nombre de deux 
cent soixante et onze ; el les font le plus grand honneur a 

té * 

1 Mi ptoorre f ar iniénderê d Sua S antifa che dapoiche le cose di Fian- 
dra ai scoprimo cosi male, io ho malte volte parlato con S. Af., con laquale 
se ten mi haveva piu volle detto che non vuole in modo nissuno esser 
signore d'keretici, etc, (Lettre de 1'aroheTéque de Rossano au rardtnal 
AJeasandrino , du 86 octobre 1566.) 



( 267 ) 

ce prince, en ee qu'elles mettent en relief sa droiture , sa 
loyauté et la sollicitude qu'il eonsacrait au bonheur de la 
Belgique; mais elles montrent aussi, par da trop frappants 
exentples, que 1'infante et lui étaient piutót des vassaux 
de 1'Espagne, que des souverains indépendants. 

La plupart des lettres de 1'archiduc ont pour objet des 
demandes desecours d'hommes et d'argent, afin qu'il puisse 
soutenir la guerre eontre les Hollandais. C'était dans 1'in- 
térêt dg 1'Espagne, et contra les vceux hautement manifestés 
des Beiges, que cetle lutte se continuatt : il était donc 
juate que Ie gouvernement espagnol support&t la plus 
grande parlte des frais auxquels elle donnait lieu. Mais se* 
subsides n'arrivaient pas toujours a temps : ce qui mettait 
les archiducs dans de cruels embarras. L'archiduc Albert 
ne se lasse point de placer sous les yeux du premier mi- 
nistre de Philippe III, les nécessités dans lesquelles il se 
trouve : pour mieux exciter son zèle, il lui prodigue les té- 
moignages d'une entiére confiance ; il Je comble de mar- 
ques de bienveillance et d'amitié. > 

D'autres lettres concernent les événèments qui se pas*- 
saient dans Ie pays, tels que la bataille deNieuport, Ie Siége 
et la prise d'Ostende, etc; d'autres eocore trailent des 
négociaiions.qui furent üuvertes poufr le> r.étkblissemeQt de 
Ia paix entre rAngleterre, VEspagpe et leg Pays-Bas ; 
dautres enfin, £t ce ne sont pas. les iqoin3. interessante*, 
ont rapport aux tenlatites que firent les archiducs pour 
ara en er uue cessation des hostilités avec les Hollandais, 
fit qui aboulirent a la trève de douze ans. 

J'emporterai copie de yingt-sept des lettres de ee re- 
fcueil.J'aichoisi, d'une part, celles qui m'ont parü Ie* plus 
propres a faire connaitre Ie caraclére de Tarchiduc et la 
nature de ses relations avec la cour de Madrid} de 1'aulre,. 



( 268 ) 

celles qui contenaient les détails les plus notables sur les 
affaires du temps. 

Il y a trente-huit lettres de 1'infanle Isabelle; j'en aicopié 
trois. Une de celles-ci est particulièrement curieuse *; elle 
roule sur la guerre qu'Henri IV voulait faire auxPays-Bas, 
a cause du refus des archiducs de lui rendre la princesse 
de Gondé, dont il était passionnément amoureux. L'infante 
raconte les moyens qu'employait Ie roi de France , pour 
faire parvenir a Ia princesse de Gondé, a Bruxelles, des 
lettres et des presents. Elle tracé Ie portrait de cette prin- 
cesse, « dont la conduite lui cause, dil-elle , une peine 
» extreme, parce qu'elle est la plus jolie et la plus douce 
» personne du monde, » et elle ajoute que, lorsqu'elle se 
rappelle la figure du galant (Henri IV), elle ne peut s'em- 
pêcher de rire, malgré la guerre dont elle est menacée par 
lui*. 

Un volume oi Ton a rassemblé toulesortededocuments 
des années 1600 a 1610, contient une lettre très-inléres- 
sante, et que j'ai analysée, sur la bataille de Nieuporl; 
elle est de fray Inigo de Brizuela, confesseur de 1'ar- 
chiduc. 

Dans un autre recueil de Varia, j'ai trouvé un diplöme 
de Pbilippe III, date de Valladolid, Ie 1" février 1601 , 
par lequel il déclare que, si l'infante Isabelle survivait a 
1'archiduc, son époux, sans qü'ils eussent des enfants de 
leur mariage, savolonté est qu'elle conserve, satie durant, 

1 Cette lettre n'est pas adressée au duc de Lerma, maiê a Pbilippe UI 
lui-même* 

3 T , cuando yo me acuerdo la figura del galan , no es posible dexar 
de reyrme , por mas guera que nos quiera hacer. 

Nous avons, dans nos archives, plusieurs lettres échangées entre les 
archiducs et Henri IV, touchant 1' affaire de la princesse de Condé. 



( 269 ) 

Ie gouvernement des Pays-Bas. L'acte de cession du 8 maf 
1598 contenail cette clause en faveur de 1'archiduc, mais 
ii ne parlait pas de 1'infanle. Il parut juste et conrenable 
a Philippe III de faire pour sa soeur ce qui avait été fait 
pour son beau- f rere, et tel fut Ie motif de son diplórae du 
1" février 1601. Get acte n'a pas été connu de nos histo- 
riens, et je ne 1'ai pas rencontre jusqu'ici dans nos archives, 
'quoiqu'il soit possible qu'il y exisle : eest ce qui m'a dé- 
terminé a en prendre copie. 

Plusieurs mémoires adressés a 1'archiduc Albert, au 
mois d'avril 1600, par une personne qui n'y est pas nom- 
mée, m'ont paru dignes d'altention. Il y en a un oü 1'on 
engage 1'archiduc a ne rien négliger pour captiver l'amour 
et la confiance du peuple. On lui rappel Ie Ie bonheur dont 
les Pays-Bas ont joui sous les ducs de Bourgogne et sous 
Charles-Quint, qui avaient établi sur ces bases leur sys- 
tème de gouvernement, et les conséquences désastreuses 
qui sont résullées d'un systéme opposé : « La force par la- 
» quelle on a voulu gouverner ces provinces , dit 1'auleur , 
» est 1'origine de toutes nos misères, la source de toutes 
» nos calamités. Du moment oü Ton commen^a d'user de 
» rigueur en ces pays, date leur ruinc, et, avec 1'inlro- 
» duction du pouvoir absolu, les affaires ont été en dé- 
». clinant de jour en jour. » 

Dans un autre mémoire, qui est Ie troisiéme, on repré- 
sente a 1'archiduc la nécessilé de convoquer les états gé- 
néraux. 

Le cinquième traite du rélablissement de 1'infanlerie 
wallonne, laquelle, selon Tauteur, coüterait moins que les 
gens de guerre étrangers, et assurerait mieux la défense 
en même temps que la tranquillité du pays. Il rappelle la 
bravoure connue des Belges, Testime que faisaient d'eux 



( 270 ) 

Charles-Quint , les services qu'ils lui rcndirent , et il dit , a 
cette occasion , que, l'empereur s'étanl trouvé au centre de 
1'Allemagne, entouréd'ennemis et exposé aux plus grands 
dangers, ce f u rent les Belges qui volèrent a son secoars, 
et Ie délivrèrent. 

A 1'époque dont je m'occupe en ce moment , correspond 
une relation faite au sénat de Veoise, a Ia fin de 1605, 
par Simon Contarini, qui avait rempli la charge d 'ambas- 
sadeur de la république en Espagne f . Quoique Philippe 
III n'ail pas été au nombre de nos souverains , l'influence 
que la cour de Madrid conserva sur les destinées de nos 
provinces pendant son régne, m'a engagé a ex t ra i re, dé Ia 
relation de Contarini , leportrait qu'il fait de ce monarque 
et de son favori leduc de Lerma; yoici Ie résumé du pre- 
mier qui, a coup sür, neparatlra pas suspect de flatterie: 
a La religion de Philippe III, écrit 1' ambassadeur vénitien, 
» est grande, sa capacité médiocre, sa valeur ei son cou- 
» rage nuls. En considérant son goftt pour la chasse, et ld 
» domination qu'exerce sur lui son favori, on peut dirë 
» que Ie duc et les bois sont Ie roi *. » 

Gontarin-i, parlant des rapports de 1'Espagne avec les 
Pays-Bas, confirme l'observation que m'a suggérée ci-dessus 
la lecture de la correspondance de Tarchidub Albert avec 
Ie duc de Lerma : « Dans les affaires des Pays-Bas , dit-il, 
» on ne prend aucune résolution, et Ton n'envoic les de- 
» niers nécessaires, que quand 1'occasion est forcée; et Ie 
» secours vient alors si tard, que les dommages soufferts 

1 C'eat une traduction espagnole du texte original 

1 Su chriêtiandad es mucha, sucepaoidad moderada, su vator y corag* 
ninguno; eon loqual ,y con haterse entre gado a su pribado, que en ests, 
y en andar a los bssques , se Ie conoce voluntad , se puede dezir que el du- 
que y los bosques son el rey. 



( 271 ) 

» 1'eroportent sur la réparatioo qui en est faite: de maniere 
» quils (les Espagnols) n'osent renoncer a ia guerre a eau se 
» des Indes , et ne savent se gouverner en celle-ci. » 

Les manusorits sur Ie règne de Philippe IVsont notables 
par leur importance, autant que par leur norobre. 

Je parlerai dabord d'uné classe de documents qui offre 
un intérêt tout particulier. 

Vous Ie savez, Monsieur Ie Président : 1'histoire de la 
Belgique, depuis 1'expiration de la trève de douze ans jus- 
qu'a la pah d'Utrecht, se compose surtout d'événcments 
militairen. Durant cette longue période, notre pays eut ie 
malheur d etre presque continuellement Ie champ de ba- 
taille oü les principales puissances de 1'Europe vinrent 
vider leurs querelles, et Ie malheur plus grand encore 
de payer chaque fois Ie prii de leur réconcilialion. La 
Belgique ne compte pas dans ses annales d'époque plus 
désaslreuse. Faut~il pour cela 1'cnsevelir dans 1'oubli? Je 
ne Ie pense pas. Je crois, au contraire, qu'il imporle de la 
connaitre , de la méditer, car elle est féconde en enseigne- 
xnenls; elle apprendra a nos compatriotes a apprécier leur 
indépendance, en leur montrant ce que devient un pays 
assem a la domination et a la politique étrangéres. Re- 
raarquons d'aiileurs que ces guerres , qui eurent de si tris- 
4 es résullats, ne fureut pas lou jours sans gloire; que les 
revers méme des armées dans les rangs desquelles les Belges 
comballaient alors, furent marqués par plus d'une action 
digne de passer a la postérité ; que, enfin, dans mainte et 
mainte rencontre, nos régitnents wallons soutinrent cette 
brillanle réputation de valeur qui leur a mérité les louan- 
ges des deux plus grands capitaines de 1'antiquilé et des 
temps modernes y de César et de Napoléon. 

Jusqu'ici cepeadant, noussavons peu de cbose sur cette 



( 272 ) 

époque , qui embrasse prés d'un siècle. Nos historiens , 
manquant, pour la raconler, de documerits ariginaux, lui 
consacrenta peine quelques pages; ctce qu'ils en rappor- 
tent, ils 1'empruntent presque toujours aüx écrivains fran- 
9ais , souvent mal informés, plus souvent encore parliaux, 
et par conséquentinexacts. Il est en resul té que, sansle vou- 
loir, ils ont quelquefois magnifié les actions des étrangers , 
aux dépens de Ia vérité, et au détriment de la gloire na- 
tionale. 

Des relations inédites des guerres de Flandre, dans Ie 
XVII e siècle, principalement si leurs auteurs appartenaient 
a la Belgique ou a 1'Espagne , et s'ils avaient été en pbsi- 
tion de bien connatlre les faits, devaient donc exciter a uq 
baut degré mon attention. Or, la bibliothèque nationale en 
contient plusieurs, pour Ie régne de Philippe IV, qui se 
recommandent a ce doublé titre. 

Telles sont les relations des campagnes de 1636, de 1642, 
de 1645 el de 1650, écritesprolixement * par Jean-Anloine 
Vincart , secrétaire des avis secrels de guerre, el adressées 
au roi. 

Telle est encore la relation des campagnes de 1648 a 
1653, écriteparle comte de Fuensaldagna , qui, pendant 
ces six années, commanda 1'armée hispano-belge, sous les 
ordres de 1'archiduc Léopold, gouverneur général des Pays- 
Bas. 

Viennent ensuite: 

Une relation du siége de Berg-op-Zoom entrepris par Ie 
marquis deSpinola en 1622 ; 

Une relation de la victoirc reraportée , la même année , 

1 La relation de 1636 forme 188 pages ; celle de 1642, 164 p.; celle 
de 1645, 263 p.; celle de 1660, 104 p. Toutes sont en espagnol, 



( 273 ) 

par 1'armée bispano-belge , ayant a sa té te don Gonzalo de 
Cordova, sur les Allemands luthériens commandés par Ie 
b&tard de M ansfeld ; 

Une relation de la défense de Bois-le-Duc par Ie baron 
deGrrobbendoncq, en 1629 5 

Une relation du secoursde Bruges,exéculé par don Garlos 
Coloma, en 1631 , contre les Hollandais, sous les ordres de 
Frédéric-Henri , prince d'Orange; 

Deux relations dela campagne de 1635, rédigées, Tune 
par don Geronimo Mascaregnas, 1'autre par Ie capilaine 
D. Diégo de Luna y Hora; 

Une relation de la campagne de 1656. 

Ges diverses relations présenten! bien des fois les faits 
sous un autre aspect que celui sous lequel nous avons été 
habitués a les envisager; on pourra s'en convaincre, par 1'a- 
nalyse étendue que je donnerai de la plupart d'entre elles, 
dans mon rapport a M. Ie ministre de 1'intérieur. Voici, en 
attendant , une anecdote qu'aucun historiën , que je sache, 
n'a rapporlée, sur Ie fameux Jean de Weert, qui était beige, 
comme Jean Beek , comme Ie comte de Buquoy , et comme 
plusieurs a utres ca pit aines quis'illustrérent dans lesguerres 
de ce temps. 

Le cardinal-infant, Ferdinand d'Autriche, frérede Phi- 
lippeIV,qui commandait en chef, dans la campagne de 
1636, 1'armée hispano-belge , désirant forcer les Francais 
a en venir aux mains avec lui, donna ordre au comte Jean 
de Weert * d'entrer de nuit dans les quarliers qu'occupait 
leur cavalerie. 

G'élait le 4 octobre. Jean de Weert prit 2000 chevaüx 
des siens et un autre regiment de cavalerie; il sortit sans 

1 II commandait Parmée de la ligue calholique. 

Tom. ix. li 



( 274 ) 

brult de spn quartier, cl envoya un lieutenanl-colopel 
ïavec quaranle hommes prendre langue , pour savoir oü 
ètait logee la cavalerie ennemie. Cel officier reviotavec neuf 
prisonniers, par Ie rapport desquels on apprit qu'une divi- 
sion de cavalerie, composée de trois régiments du duo dé 
Saxe-Weimar, sous les ordres des colonels Echevelt, Gas- 
sion et Celier, de deux régiments francais commandés par 
les colonels Baugy et Miche, el d'un regiment de dragoos, 
occupaienl Ie village de Monligny, entre Corbie el Alöiens. 
Jean de Weert se dirigea aussilót de ce cóté. 

Le duc de Wurlemberg y avait été amené ce jour-la 
d'Amiens par le colonel Echevelt, qui lui donnait a sou- 
per. En aitendant, ils élaient alles a la chasse. Un cava- 
lier qu'ils rencontrèrent , leur dil quil avait vu, a deux 
lieues du quartier, sept troupes de cavalerie, wais qu'il 
ne savait si elles élaient ennemies. Echevelt répondü que 
c'élait de ses gens , que 1'ennemi étail a plus de viogt 
lieues, et il conlinua de chasser. 

La nuit venue, le duc de Wurlemberg se raü a lable 
avec Echevelt et les autres colonels. Pendant le repas , on 
vint a parier de ce que le soldat avait dit : un des convi- 
ves observa que les troupes que ceiui-ci avait apergues ne 
pouvaient être ennemies , a moins que ce ne föl Jean de 
Weert, lequel élait bien capable de s'étre approché jus- 
que la. Echevelt alors voulut ordonner aux trompettes de 
sonner le boute-selle, mais le colonel Gassion le rassura, 
disant : « Que parle-t-on de Jean de Weert? qu'a-t-il fait 
» en sa vie? » et un aulre proposa de boire a sa santé. Après 
qu'ils eurent copieusement mangé, et bu a rallemande, 
ils allèrent se coiicher. 

Ils n'étaient pas encore endormis, lorsque Jean de 
Weert arrive au quartier, et dispose son attaque de la ma- 



( 275 ) 

nière suivante : il cboisit dans chaque compagnie de cava- 
lerie huil soldals et un regiment de dragons tout enlier, 
ce qui pouvail faire huil cenls hommes ; il leur ordonne 
d'enlrer avec furie dans Ie village, tuant, saccageant et 
brüiant tout. Lui , avec Ie reste de ses forces , il reste a 
1'enlréedu village, pour soulenir les assailtanls. 

Ceux-ci,ayant été découverts par Ia première sentinelle, 
lui font accroire qu'ils revienncnt d'une reconnaissance. 
Ils tomben t sur la compagnie qui élait de garde, et ne 
laissent en vio aucun des hommes qui la composaient. Ils 
avancent et frappenl de même tous ceui qu'ils rencon- 
trent, passant et repassant au milieu des régimenis; se- 
mant la mort sur leurs pas, sans donnei* Ie temps aux 
ennemis de monter a cheval, et mettanl enfin Ie feu aux 
quatre coins du quartier. Le duc de Wurlemberg et les 
colonels se sauvérenl a grand'peine; le duc s'enfuit en 
chemise. Tous ceux qui ne purent prendre la fuite furent 
tués ou fails prisonniers. Les soldats s'emparèrent de tout 
le bagage et de plus de mille chevaux. Jean de Weert re<- 
vint auprès du cardinaMnfanl avec cinq élendards enlevés 
aox ennemis; douze aulres avaient été brülés. 

C'est le secrétaire Vincarl qui rapporle ce brillanl fait 
d 'ar mes. 

C'esl encore lui qui nous appreud que, dans 1'hiver de 
1645, le maréchal Ranlzau, voulant profiter du froid 
rigoureux qui se faisait sentir, marcha d'Armenliéres sur 
Deynze, qu'occupait le comte de Bruay, avec son regi- 
ment de Wallons. Le maréchal Ranlzau avait avec lui 
4.000 hommes; le comte de Bruay n'en avait que 300. 
Celui-ci se relira dans le cimeliére, et il s'y défendit, pen- 
dant sept heutes consécutives, avec tant de valeur, qu'il 
contraignit les Francais a battre en retraite. 



( 276 ) 

Dans cette même année, deux divisions fran9aises, 
commandées : Tune, par Ie marquis de Gémines, et 1'autre 
par ie marquis de la Feuillade, s'étaient présentées aux 
porles de Courtrai; elles avaieot sommé les bourgeois el 
les soldats de les leur ouvrir, avec menace de leur couper 
la tète, s'ils résistaient, cetle ville n'élant point une place 
de guerre. Les bourgeois , que conduisait leur bourgmes- 
treTayaert, avaicnt répond u k cette sommation par une 
décharge de mousqueterie et d'artillerie : les Francais 
s'étaient retirés. Les bourgeois d'Ypres, animés par la 
présence du princede Ligne, avaient annoncé aussi 1'inten- 
tion de défendre leur ville, qui était menacée d'un siége; 
on avait yu, en cette occasion, jusqu'aux péres récollefts 
de Saint-Fran$ois courir aux remparts, armés de mous- 
quets et de piques, pour repousser les ennemis. 

Les documents dont j'ai déja donné 1'énumération, con- 
tiennent bien d'autres traits , qui ne méritent pas moins 
que ceux que je viens de citer, d'être inscrits dans nos 
annales. 

Quatre volumes de pièces diplomatiques font partie des 
manuscrits qui concernent Ie règne de Philippe IV. 

Le premier contient les actes d'une négociation secrète 
dont fut chargé, en Flandre, en 1643 , Francisco de 6a- 
larretta Ocariz, chevalier de 1'ordre de Saint -Jacques, 
secrétaire du roi, et véédor général de 1'arlillerie aux 
Pays-Bas. 

Le deuxième se compose des minutes de la correspon- 
dance de don Gaspar de Bracamonte y Guzman, comte de 
Pegnaranda , premier ministre plénipotenliaire au congres 
de Munster, avec le roi et ses ministres, depuis le 10 mai 
1645, époque de son arrivée a Bruxelles , jusqu'a la fin de 
la même année. 



j 



( 277 ) 

Le troisième contient une copie de la correspondance du 
comie de Pegoaranda avec le raarquis de Gastel-Rodrigo , 
premier ministre aux Pays-Bas, depuis le l or juin 1647 
jusqu'au moisde novembre decette année, époque oè ce 
dernier retourna en Espagne. 

Le quatrièrae est formé des minules de la correspon- 
dance du mérae ministre avec la cour de Madrid, depuis 
le 2 janvier jusqu'au 26 juin 1648. 

La négociation qui fut confiée au secrétaire Galartella 
en 1643, et qui est restée ignorée de nos historiens, était 
d*une haute importance. 

Pbilippe IV, voyant que tous ses eflbrts pour reconqué- 
rir les provinces de 1'union d'Ulrecht étaient inutiles*, que, 
chaque jour, au contraire, la puissance de celles-ci allait 
en augmenlant; que ses trésors et le sang de ses sujels 
s'épuisaient dans une lutle stérile, venait a peine de s'af- 
franchir de la tutelle danslaquelle 1'avail tenu si longlempa 
le comte-duc d'Olivarés, qu'il résolut, de sen propre mou- 
vement, de tenter des démarches direcles auprès du prince 
d'Orange. Ge fut dans celte vue qu'il envoya Galarretta a 
Bruxelles, afin de se concerter avec le gouverneur général 
des Pays-Bas, don Francisco de Melo. Le négociateur qui 
devait être employé dans celte affaire, était 1'évêque de 
Boisle-Duc, Joseph Bergoigne, dontle dévouementau roi, 
le zèle et la dexlérilé s'étaient montrés dans plusieurs mis- 
sions dont il avait élé chargé précédemment. Le plus grand 
secret était prescrit par le roi. Aux Pays-Bas , don Francisco 
de Melo, Galarretta et 1'évéque; a la cour de Madrid, un 
ministre, le comte d'Ognate, el le secrétaire d'état Andres 
de Rozas, étaient les seules personnes qui dussent avoir 
connaissance de la négociation. 

La proposition a faire au prince d'Orange consislait en 



( 278 ) 

ceci : que Ie roi lui cèderait , par voie d'inféodation , qtiel- 
ques-unes des provinces révollées, a condition qu'il fit 
rentrer les autres sous son obéissance. 

Les circonstances paraissaienl favorables pour une lelie 
ouverture. On savait que Ie prince étaitcn dissidence avec 
les élats-généraux, par suite de plusieurs disgraces qu'il 
en avait essuyées : il était déja dans un ége avance, el rien 
ne Ie préoccupait autanft que Ie désir d'assurer a sa fa- 
milie, avant sa mort, une position stable et indépen- 
dante. 

Des obstacles du dehors ne semblaient pas a craindre. 
La France était gouvernéc au nom d'un roi mineur. Lc 
souverain de la Grande-Bretagne ne pouvait que se réjouir 
de voir accroilre la grandeur de son gendre et de sa mai- 
son, et les Anglais, qu'offtisquait te développement des 
forces maritimes des Provinces-Unies , devaient désirer la 
chutedecelle république. Les princes d'Allemagne étaient 
irop occupés de ieurs propres différends , pour se meierde 
cette affaire; Pbilippe pouvait compler d'ailleurs sur Ie 
concours du chef de 1'empire. Quant aux Hollandais, on 
supposait que, Ie prince d'Orange ayanl 1'armée el la plu- 
part des places a sa dé volion, ils seraient forcés de se sou- 
mellre a ceque Ie roi et lui auraient concerlé. 

Dans Ie manuscrit que jai indiqué, et qui, se Ion toute 
probabilité, aura élé formé par Galarrelta lui-même pour 
son usage, sont transcrits tous les actes de cette négocia* 
tion, depuis Ie 9 mars 1643 jusqu'au 15décembre 1644, 
sa?oir : les instructicns el dépêches du roi, les rapports de 
don Francisco de Melo, la correspondance de Galarrelta 
avec Ie secrétaire Andres de Roxas, les lettres de 1'évêquc 
de Bois-le-Duc, etc. 

Une affaire au succes de laquelle Philippe IV altacbait 



( 279 ) 

a jus te litre tant de prix> aurait du être conduite avec célé- 
rite; elle Ie fut, au contraire, avec une lenteur extreme. 
D'abord , don Francisco de lttelo entra avec assez de froi- 
deur da-na les vues du roi; il jugcait préférable, oudumoins 
plus praticable, la conclusion d'une trève avec les états- 
généraux : ensuite, telle élait la pénurie du trésor aui 
Pays-Bas, que Ton eut beau coup de peine a rassembler les 
fonds nécessaires pour les f ra is du voyage de 1'évêque de 
Bois-le*Duc k Cologne, d'oü il espérait, par la protection 
de 1'électeur et du duc de Neubourg, obienir du prince 
d'Orange un sauf-conduii au moyen duquel il entrerait en 
Hollande, sous Ie prétexte de s'y occuper des affaires de 
son évêché. Ces préliminaires firent perdre beaucoup de 
tenips. Après, survinrenldes difficultés sérieuses. Le prince 
répondit qu'il ne pouvail aceorder de passe-porl a un évê- 
que beige, et surlout a 1'évéquc de Bois-leDoc, quiétait 
connu pour s'étre éntremis de différenles négocialions di- 
plomatiques. L'évéque lui cnvoya un reltgieux de confiance, 
chargé de lui exprimer le vif désir qu'il épronvait d'être 
ad mis prés de lui , sans toutefois s'expltquer davantage. Le 
prince, qui vraisemblabiement se doutaitdes Communica- 
tions qu'on avait a tui faire, recot bien le religtettx, lui 
paria de 1'évéque en des termes pleios d'estime, tui dit 
qu'il serail charme de s'abmicher avec le prélat , mais qu'il 
ne pouvait le faire; que ce4a donnerait trop d'ombrage 
aux états-généraux. Tout cea quoi il condescendit , fut de 
délivrer a l'évéque un passe-pert, pour se r end re dans un 
lieu neut re, sous i'espoir qu'ilg auraient une occasion de 
se renconlrerquelquepart. 

La conduite du prince n'élait pas seulcment dictee par 
la circonspection que lui inspirait la crainte d'exciter la 
méfiance des états-généraux; elle avait enoore un autre mo- 



( 280 ) 

tif: il négociait en ce moment avec Ia France,pour obtenir 
Ie Utre d' al tetse et une souverainelé indépendante. Les 
ouvertures del'Espagne auraientélé plus en harmonie avec 
•es desseins , si , par la défaite de Rocroy et par la perte 
qu'elle venait de faire de Thionville et de Gravel ines, cette 
puissance ne s'était pas Irouvée aflaiblie aui Pays-Bas , au 
point de ne pouvoir inspirer plus ni crainte a ses ennemis, 
ni confiance a ses amis. Dans cel état de cboses , Ie raarquis 
de Castel-Rodrigo, qui a?ait succédé a Bruxelles a don 
Francisco de Melo, se détermina a charger 1'évêque de Bois- 
le-Duc de négocier a la fois avec Ie prince d'Orange, sur les 
bases précédemment fixées, el avec les états-généraux, potft 
la conclusion de la paix ou d'une trève : de maniere que, 
si la négocialion secrète échouait, celle qui pouvait être 
avouée füt continuée publiquement. 

Le man user it de Galarretta finitau moment oü 1'évêque 
sollicitait un passe-port pour entrer en Hollande. Faut-il 
en conclure qu'il lui fut refusé, et que la négociation en 
resla la ? C'est un point dont les archives d'ici , et peut-être 
les nólres,pourrontdonner la solulion. 

J'ai pris copie d'une partie des piéces de ce manuscrit , 
et j'ai analyse les autres. 

Des trois recueils de dépêches du comte de Pegnaranda, 
le dernier , qui se compose d'un peu moins d'une centaine 
de lettres, est le plus curieus. A 1'époque oü il commence 
(2 janvier 1648), le traite avec les Provinces- Unies , fruit de 
longues et difficiles négocialions, venait d'élre ajusté: mais 
la France employait lous les moyens qui étaient en son pou- 
voir , pour empêcher les Hollandais d'y apposer leurs signa- 
turen Lc comte de Pegnaranda agit en cette occasion avec 
une grande fermeté. Le 15 janvier, il fit dire aux plénipo- 
tentiaires de Hollande, par le conseiller Brun, son collégue, 



( 281 ) 

qu'il voulail en finir, et qu'il fallait, ou qu'ils signasscnt, 
ou que les négociations fussent rompues , et que lous les 
actes échangés enlre les deux parties 8e restituassent réci- 
proquement. Toutefois, il leur accorda un délai de quinze 
jours, sur leurs pressantes inslances, et moyennant la pro- 
messe écrite, qu'ils lui donnérent, que, si a 1'expiration de 
ce terme , la France n'avait pas conclu ellc-même la paix 
a?ec 1'Espagne, ils signeraient. Lorsque Ie 30 janvier fut 
armé, ils tenteren t de recourir encore a des moyens dila- 
toires ; mais Ie comle de Pegnaranda, par 1'énergie de sa 
volonté, triompha de tous les obstacles. Get épisode est si 
interessant, que je ne puis tn'empêcher de traduire ici une 
parlie de la lettre que Pegnaranda écrivit au roi Ie 31 , 
pour lui en rendre compte : « Hier au soir, disait-il, je 
» regardai la cbose comme perdue; et, si je n'étais sorti 
» de chez moi avec Ia ferme résolution de conclure , je 
» crois qu'elle 1'aurait été. Mais, considérant que, si je 
» consentais a un nouveau délai, les Francais chanle- 
» raient yictoire, en faisant \oir au monde que leur pou- 
» Toir suffisait pour rompre tout ce qui était concerlé, 
» et qu'ils se ri raient de moi , ainsi que les Hollandais eux- 
» mémes, je me délerminai, après m'être recom mande a 
» la protection de Dieu, a me munir de tous les papiers, 
» publics et particuliers , signés et non signés, de Ia négo- 
» ciation, a me rendre cbez les ministres des Provinces- 
» Unies, et a leur déclarer que si, dans la soiree, ils 
j> n'accomplissaient ce qu'ils m'avaient offert verbalement 
» et par écrit, je laisserais tous lesdits papiers en leur 
» demeure, et je délierais V. M. de toute obligation en- 
» vers eux , et laisserais V. M. en son entier, pour prendre 
» Ie parti qui lui paraltrait convenable, parce que , s'il 
» n'y avait de foi publique dans ce qui était convenu, 



( 282 ) 

» écrit, signé et scellé, il n'y aurait pas non plus de sürelé 

» pour oe qu'il reslaü a faire. Dans celte inlenlion, sans 

» altendre qu'ils envoyassent cbez moi , j'envoyai chez eux 

» dés neuf heures du matin , afio de demander heure pour 

» Pnprès-dinée. lts fixèrent qualre heures. Un peu avant 

» celte heure, leur secrétaire vint me dire qu'ils étaient 

» dans Tindispensable nécessité d'aller conférer avec Ie 

» duo de Longue? ille * , et que, a leur retour de celte 

» conférence, ils m'en donneraient avis. Je lui répondis, 

» en riant, que sans doute Ie motif qui les faisait aller 

» chez Ie duc a I'heure qu'ils m'avaient fixée, était 

» impérieux, maïs que, entre amis, les cérémonies se 

» mellaicnl de cóté : j'ajoutai que, si les Fran$ais les re- 

» lenaient longtemps, je n'en devais pas moins avoir une 

» enlrevue avec eux, a quelque heure de la nuit que ce 

» füt, parce que la négociation devait nécessairement et 

» indispensablement se terminer celte nuit raéme. Sur 

» cette réponse, et avant que quatre heures eussenl sonné, 

» ils me firent dire qu'ils m'altcndaient. Je me rendis 

» immédiatement chez eux. La conférence dura jusqu'è 

» onze heures. Ils commencérent par un grand discours 

» sur ce que Ie monde dirait d'eux, en les voyant se séparer 

» d'amis aussi anciens que les Francais : ils se plaignirent 

» que j'arrétasse la paix de V. M. avec la couronne de 

» Francc, pour un allié tel que Ie duc de Lorraine, tan- 

» dis que , dans Ie méme temps , ils abandonnaient un allié 

» de qui ils avaient re$u tant de bénéfices, et depuis un 

» si grand nombre d'années. Je leur répondis que j'allai* 

» signer un traite conclu, conformément a cc dont nous 

» étions convenus quinze jours auparavant; que ce n'élait 

1 1/un des ambassadeurs de Franee. 



( 283 ) 

» pas rooi qui arrétais Ie Iraité conclu atec Ia France f 
» mais l'injustice de cette puissance, et Ie caprice et les 
» maximes de son gouvernement; que je leur laissais a 
» eonsidérer si c'était la méme chose : que V. M. consen- 
» til a ce que Ie duc de Lerrainc föt entièrement dépouiilé 
» et désbérilé dans Ie monde, ou qu'ils fissent, eux, Ia 
» paix atecY. ML, parce qu'il plaisait aux Francais de ne 
» se contenter pas des avanlages qu'ils avaicnt obtenus par 
» l'interposition des états-généraux. Ils me demandèrent 
)> un délai de deux jours, dans lequel ils se promcttaient 
» que la France s'ajustcrait avec V. M. : ensuite, ih me 
» dirent qu'il était déja fort tard; que ma santé pourrait 
» en souffrir; que, Ie lendemain, a neuf heures, ils vien- 
» draicnt chei moi conclu re et signer Ie traite. Je leur 
» répondis qu'il devait ét re conclu el signé cette nuit 
» méme, ou rompu pour toujours. Les députés de Zélande, 
» d'Overjssei, de Frise, d'Utrecht et de Groningue sorti- 
» rent alors de la piéce ou nous étions : les deux députés 
» de Hollande et celui de Gueldre demeurèrent fermes 
» dans leurs promesses anlérieures; ils m'assurérent qu'ils 
» raméneraient leurs compagnons a leur avis, ou qu'ils 

» maintiendraient Ie traite contre ceux-ci raémes En- 

» fin, des huit plénipotentiaires hollandais, sept signérent 
» ie traite. Gelui d'ütrechl ne Ie signa point; mais les au- 
)> tres me promirenl qu'il signerait aujourd'hui , quoique 
» cela ne füt pas nécessaire selon eux. » 

Le traite conclu et signé , il fallait en obtenir la ralifi- 
cation. De tifs débals eurent lieu a ce sujet dans plusieurs 
des Pro?inces-Unics. Utrecht refusa deratifier; la Zélande 
prolesta avec la plus grande insolence ' , el les élats-géné* 

1 Con yrandisima insolencia, dit Pegnaranda dans sa lettre au roi du 
18 avril 1648. 



( 284 ) 

raux no parvinrenl point sans peine a vaincre 1'opposilioü 
de ces deux provinces; encore la ville de Middelbourg per- 
sista-t-elle dans son refus de concourir a 1'acceptation du 
traite. Dans tout Ie cours de la négociation, la Hollande 
fut la province qui montra les dispositions les plus favo- 
rables, jusqu'au point qu'un des plénipoteniiaires, Ie S r 
Quenuyt , disait au comle de Pegnaranda quelle élait au- 
tant au rot, que Tolède. La ville d' Amsterdam se chargea 
d'expédier une frégate en Espagne , pour y porter un doublé 
du traite, tandis qu'un autre original y était envoyé par 
terre. 

Du cóté de la cour de Madrid, il n'y eut aucune diffi- 
culté. La forme des ratificalions avaitélé réglée, mot pour 
mot, a Munster, et Pegnaranda avait supplié Ie roi de n'y 
changer pas une seule lettre , afin que les Hollandais n'eus- 
sent aucun prétexle de revenir sur cequi avait été convenu. 
Enfin les ratifications furenléchangées a Munster Ie 15 mai, 
et la paix publiée dans cetle ville Ie 17, avec une grande 
solennité. Le traite était rédigé a la fois en francais et en 
flamand. Le nonce du pape, en vertu des instructions qu'il 
avait de sa cour , protesta , par une lettre adressée au plé- 
nipotentiaire espagnol, contre les stipulalions du traite qui 
transféraient aux états-généraux la propriélé de choses ap- 
partenantcs aux catholiques; mais cetle protestalion nefut 
que pour Ia forme. Le nonce était convenu , dans un en- 
tretien avec le comle de Pegnaranda, que le trailé était fa- 
vorablea la sürelé des catholiques, ainsiqu'a la conservation 
et a 1'exlension de leur religion dans les Provinces-Unies. 
Les clauses en question n'avaient été consenlies d'ailleurs 
par le comte de Pegnaranda, que de Tavis conforme des 
universités de Louvain et deDouai, et d'une conférence de 
prélats que 1'archiduc Léopold, gouverneur général des 
PaysBas, avait réunis pour eet objet. 



( 285 ) 

Tel est Ie précis de la dernière correspondance du comle 
dePegnaranda , relativement au trailé de Munster. Elle con- 
ti ent, de plus, des détails dignes de 1'altenlion de 1'histo- 
rien, sur 1'état oü en élaient, a cetle époque, les négo- 
ciations entamées entre 1'Espagne et la France; sur celles 
qui se suivaient, a Osnabruck /entre la France, la Suéde, 
Tempereur et 1' era pi re, etc. On y trouve encore des parli- 
cularités assez piquanles sur Ie gouvernement intérieur des 
Pays-Bas, sur les presents que Philippe IV devait faire au 
prince et aux princesses d'0 range, ainsi qu'aux mi nistres 
des Provinces-Unies qui avaienl Ie plus conlribué a la con- 
clusion de la paii, etc. EUe se termine au moment oü Ie 
comte dePegnaranda allait quitler Munster, pour se rendre 
a Bruielles et a La Haye, afin d'y regier différents points 
relatifs a 1'exéculion du traite. 

J'ai priscopiedes cinq principales lettres dePegnaranda 
au roi, savoir : celle du 16 janvier, ou il rend compte do 
la conférence dans laquelle les ministres hollandais ont de- 
raandé un délai de quinze jours pour lasignature du traite; 
celle du 31 janvier, dont j'ai donné un extrail; celle du 3 
février, par laquelle il envoie les instructions du traite, 
avec les projets de ratification; celle du 18 avril , concer- 
nant les discussions qui avaient eu lieu dans Ie sein des 
états-généraux et dans les assemblees des états de quelques- 
unes des provinces; celle enfin du 18 mai, oü il fait Ie 
récit de ce qui s'est passé lors de la ratification et de Ia pu- 
blication du traite. Des autres Ie lires, j'ai rédigé unc ana- 
lyse proportionnée , pour chacune d'elles, a son impor- 
tance. 

J'aurais désiré, Monsieur Ie Président, rencontrer a la 
bibliothéque nationale la collection complete des négo- 
ciations du traite de Munster : car ce grand fait politique et 



( 266 ) 

diplomalique, qui, pendant uu siècle et demi, exerca sur 
les desttnées de la Belgique une influence si fatale , est loin 
d'avoir été éclairci par nas bistoriens. Peut-être, si toutes 
les circonslances en étaient connues, absoudraieat-elles 
1'Espagoe d'une parlie des grief s qui ont été a eet te occa- 
sion articulés cqntreeUe, Je nexprime pas ici une apin ion; 
eest une simple conjecture que je forme. Il est certain que, 
depuis 1'origine de l'insurrectian des provinees du Nord, la 
Belgique n'avait cessé de désirer un accouimodement avec 
elles.C'était conformément a ce vceu, que, en 1575, un con- 
gres avait élé ouvert a Breda; que la paciBcation de Gand 
avait été signée en 1576; que, plus tard, l'archiduo Er- 
nest avait cherché, par des moyens indirects, a négocier a 
La Haye; que les archiducs Albert el Isabelle avaienl con- 
clu la trève de douze ans; que, après 1'expiralion decelle-ci, 
Tinfante avait fait toulesorte de tentatives pour en obtenir 
Ie renouvellement; que d'autres démarches > soit auprés 
des états-généraux, soit auprès du prince d'Oraoge, avaient 
eu lieu sous Ie gouvernement de ses successeurs. Les états- 
généraux belges eux-mêmes, lorsqu'ils furent réunis a 
Bruxelles en 1598, en 1600 et en 1632, avaient tenté de 
négocier directement avec les étals des Provinces-Unies. Ge 
voeu si souvent exprimé, ce besoin si généralement senli , 
peut-être fut- il impossible a la cour de Madrid d'y saüa- 
faire aulrement que par les sacrifices auxquels elle se ré- 
signa. Vous avez pu voir, dans Ie précis que j'ai donné de 
la correspondance du comte de Pegnaranda , que les pléni- 
potentiaireshollandais nemontrèrent pas un empressemeat 
extreme a conclure Ie traite, et Ton apprend, par la méme 
correspondance, que les étals de Brabant Totèrenl 150,000 
florins pour les dépenses qui devaient rés ulier de son exé- 
cution : ce qui implique un acquiesceinenl de leur part a 



( 287 ) 

1'actequi venail d'êlre conaommé. Or, quelle provincc y 
était plus intéressée que cello de Brabant? 

Une relaliou dun ambassadeur vénitien, qoi n*esl pas 
notnmé , roais qui avait résidé en Espagne pendant trois 
anaées (1656-1659), contient , stirPbilippe IV, sa familie, 
sa cour et ses ministres, des détails analogues a ccux que 
j'ai recueillis dans des documents du méme genre, sur 
lesprédécesseurs de ce monarque *. L'auteur raconte, entre 
autres, que, Philippe III ayant consulté Ie fameux astro- 
logue Arbolesin . a Pavie , sur les destinées futures de son 
filsjCelui-ci répondit que les astresle menacaient de grands 
malheurs : prédiction qui ne fut que trop justifiéc par 1'é- 
?énement. II dit que Philippe IV eut trente-deux enfants 
naturels : ce qui ne I'empéche pas de louer , dans un autro 
passage de sa relation , Yinnocence de sa vie et de ses mceurs. 
De lous ces batards, dontaucun, sclon 1'opinion commune, 
u'avait eu une mére d'une naissance distinguée, don Juan 
d'Autriche fut Ie seul que Ie roi , pour ne s'écarler pas 
trop en cela de 1'exemple de ses ancêtres , déclara publi- 
quement, el auquel il destina une position eminente. 

Ce prince, tou jours selon Ie diplomate Ténitien, était 
si jaloux du respect qui lui était dü, que, pour ne pas 
donner lieu a une familiarilé qui y portal atteinte ; il était 
des semaines entières sans prononcer nne parole. La chasse, 
la peinturc, la musique, étaient ses amusernenls favoris: 
lecomte-duc d'Olivarès avail, autaut qu'il 1'avait pu, dé- 
veloppé en lui ces penchants, afiu d'avoir ainsi la direc- 
tion exclusive des affaires de 1'élat. Philippe IV cultivait 
lui-même la peinture, et, dans la grande quantité de la- 

i Cette relatiou est en espagnol, comme cellc sur Philippe III ; c'csl 
done égaleuient unetraduction. 



( 288 ) 

bleaux qu'il possédait 1 , il y en avait plusieors de sa main. 

J'ai extrait de divers manoscrits : 

Une lettre du marquis d'Ay tona au roi , écrite de Bruxel- 
les, Ie 24 novembre 1629, dans laquelle il tra$ait Ie plus 
triste tableau de la situation des Pays-Bas catholiques ; 

Une autre lettre de ce seigneur, du 28 décembre 1630, 
sur les dangers que couraient ees provinces, par les grands 
appréts de guerre que faisaient les Hollandais, lesquels 
s'étaient refusés a loute espéce d'arrangement, malgré les 
e ff o ris du roi d'Angleterre; 

Une instruction de la raéme date, donnée par 1'infante 
Isabelle au baron d'Auchy , gentilhomme de la bouche du 
roi, conseiller du conseil de guerre aux Pays-Bas, et gou- 
verneur de Bapauine, qu'elle enyoyait a Madrid, afin de 
solliciter de prompts secours; 

Une lettre qu'écrivait de Bruxelles, Ie 22 aoüt 1654, 
1'abbé deBalerne 2 a Jules Ghifflet,chancelier de la Toison 
d'Or, son neveu , sur 1'arrivée et Ie séjour en cetle ville de 
la reine Ghrisline de Suède. On y lit, entre autres partt- 
eularilés, que la reine parlait trés-bien Ie frai^ais; qu'elle 
jouait au billard et au mail avec une adresse merveilleuse; 
qu'elle était d'unc vivacité telle, qu'elle ne pouvait rester 
longteraps dans Ie même endroit, et que, dans la conversa- 
tion, on avait de la peine a la suivre. Une des choses qui 
frappèrent aussi 1'abbé, fut que, quoiqu'étant d'une pe- 
tite taille, Gbristine portdt Ie* soulier* tres-ba*. 

J'ai analyse : 

Une relalion de la réception que 1'infante Isabelle fit a 

1 C'est a Philippe IV qu'eat due Pacquisition de la plupart des chefa- 
d'ceuvre desécoles italienne, flaraande et espagnole qui ornent aujour- 
d'hui Ie musée de Madrid. 

* Philippe Chifflet. 



( 2B9 ) 

la reinc-mère de France, Marie de Médicis, quand ccltc 
princcssc vinl cbercher ün refuge aux Pays-Bas; 

Une relation du voyage du cardinal -infant, lorsqu'it 
vint prendre possession du gouvernement de ces provin- 
ces, en 1634; 

Un mémoire présenté a Philippe IV, en 1642, par Ie 
baron d'Auchy, dans lequel il énumérait les missions di- 
plomatiques qu'il avait rem pi i es par ordre du roi et de 
1'infante Isabelie; 

Plusieurs piéces relalives a la charge que 1'empcreur, 
«Vaccord avec Ie roi d'Espagne, donna, au commencement 
de 1'année 1641 , a Jean Wycarl, comte d'Aversperg, son 
conseiller impérial aulique, de se rendre en Hollande, a 
1'effet d'y négocier une paix ou une Irève entre les élats-gé- 
néraux et Ie roi ; 

D'aulres concernanl Ie projet d'une ligue rhéno-belgi- 
que contre la France, qui fut con£U dans des réunions 
tenues a Francforl, en 1658, lors de 1'élcction de Tempe- 
reur Léopold; 

Une relation du voyage de don Juan d'Autriche, de 
Catalogne aux Pays-Bas, pour y prendre les renes du gou- 
Ternemenl, en 1656, etc., etc. 

Sur les événements du règnc de Charles II, la biblio- 
thèque nationale contient deux manuscrils notables. 

L'un consiste dans une relation des campagnes de 1675, 
1676 , 1677 et 1678, écrile sous Ia dictee du duc de Villa- 
Hermosa, qui gomerna les Pays-Bas pendant ces quatre 
années. 

I/autre est une colleclion, en huil volumes, de lettres 
originales du méme seigneur. 

Lors de 1'invasion des Provinces-Unics par Louis XIV, 
Ie comte de Montcrey, prédécesseur du duc de Villa-Hcr- 
Tom. ix. 19 



J J w •>■*' 



■J 






( 290 ) 

Tttosa, avait porté sccotirs aux Holl^ndais. Cette ceivdiwle, 
plus généreuse que prudente, allira sur la Belgique les 
malheurs d'une nouvelle guerre, qui eut des résültals pires 
encore que celles qui 1'avaient précédée. Les qualre cam- 
pagnes dont Ie duc de Villa-Hermosa tracé la relation, 
f u rent une suite non interrompue de perles et de revers. 
Les Francais, déja raattres d'une parlie de 1'Arlois, de la 
Flaadre et du Hainaut, s'emparèrent encore d'Aire, de 
SMJmer, de Condé, de Bouchain, de SMïhislain, de Va- 
lenciennes, de Cambrai, de Gand, dTpres, de Limbourg, 
de Léaujet il était fort a craindre qu'ils soumissent ainsi 
tous les Pays-Bas, si Ie gouvernement anglais , sortant enfin 
de sa lethargie,. ne se füt interposé entre lei» puissances 
belligérantes, en envoyant des troupes qui occu peren t 
Bruges, Da mme, Ostende et Nieuport. 

Les Hollandais, pour lesquels la Belgique avait élé sa- 
crifiée, ne reconnurent pas, comme on était en droit de 
1'attendre d'eux , l'éminent service qui leur avait été rondo , 
leur sollicitude principale eut pour objet d'éloigtier Iep 
Francais de leurs frontières. Plusieurs de nos bjsloriens 
(etceci est encore unexemple derinconvénicnl quii yade 
puiser aux sources exotiques ) exaltent beaucoup les fait$ et 
gestes du princcd'Orange,Guillaume III, dans cette guerre : 
Ie duc de Vil la-Her ra osa , lout en rendant justice a la va r 
leur et a la science militaire de ce prince * , attribue a sa 
conduite cauteleuseetases fins particuliere» les mauvaissuc- 

1 II dit , en parlant de Ia bataille de Mont-Casael , que Ie prhioe cVQ- 
range perdit a la mérité , a cause de la grande supériorité numérique 
des ¥ranc.ais, mat» a Ia suite de laquelleil» n'osèrent Ie poursuiyre : Conto 
las p artes de valor y ciencia militar Ie kan hecho sietnpre habil para 
consegutr grandes ventajas , si o tros fiues no lo hubieran embarasado , 
las acredito ey, esta occurrencia con tanto vigor, etc. 



f 291 ) 

cès des ar mes des ai 1 lés. II lui reproche, entre au tres, de 
s'êtrerefnsé alivrerbataille anx Francais, lorsquelcs troupes 
alliées marcheren t au secours deBouchain, en 1676;d'avoir, 
sans y être conlraint, et malgré les réclamations des gé- 
néraui du roi , leve, la raême année, Ie siége de Maeslricht, 
et celui de Charleroi , 1'anoée suivante : il n'hésite pas a 
qualifier d'odisuss et d'ignominiêu*ë la résolution que 
Guillaume III prit dans ces deux derniéres occasions. Il 
raconte, au sujet de la levée du siégo do Maeslricht, des 
circonstances qui semblent justifier ces graves inculpa- 
tions, C'élait contre son avis, que Ie prince avait entrepris 
ce siége : en vain lui en avait-il représenté les difficultés, 
la place avant une garnison de 8,000 fantassins et 2,000 
chevaux; en vain lui avait-il fait observer que, pendant 
qu'il y emploierait la plus grande partie de ses forces, les 
Fran£ais pourraient faire quelque blessure mor lelie au 
cceur du pays : aucune raison n 'avait pu Ie convaincre. 
Dans Ie principe, les opérations do siége f uren t poiissées 
«vee vigueur. Charles II crui devoir alors faire rappe Ier 
aux états-généraux que, suivant Ie traite de 1673, si 
la place était prise , elle devrait être remise entre ses 
-mains. Les états-généraux firent en effet parvenir des 
instructions en ce sens au prince. Dés ce moment, il ra* 
lentit ses attaques ; il dit ensuite que les forces qu'il avait 
ne suffisaient point poor acbever 1'entreprise , et peu de 
lemps aprés, il retira ses troupes. 

Le duc de Villa-Hermosaconfirme ce que des historiens 
ont rapporté : que, lorsque Guillaume III livra au maré- 
cbal de Luxembourg la sanglante bataille de Saint Denis, 
il connaissait Ia conclusion du traite entre les états-géné- 
raux ejt la France, et il ajoute: «En cette conjoncture, 
» le prince d'Orange acheva de persuader au monde entier 



( 292 ) 

» que, s'il avait voulu se comporlcr de mêmc précédcm-» 
» ment , la France n'aurait pas obtenu de si grands 



» succes *. » 



On peut juger de la silualion oü se trouvait la Belgi* 
que, lors de Ia conclusion de la paix deNimègue , par cel 
autre passage de larelation dn duc : «Personne,dit-il,ne 
» doulait plus de la perte des Pays-Bas: on la lenait pour 
» si infaillible , que déja les peuples discouraient sur l'a- 
» van lage qu'il y aurait pour euxa étreréunisa la France, 
» a Ia Hollande, ou a 1'Angleterre. Ils inclinaient uni- 
» versellement pour la première , plutót par la baine 
» qu'excitait en eux la perfidie de leurs défenseurs , et par 
)> des motifs de religion , que par aucune affection pour 
» la doraination du roi très-chétien 2 . » 
J'ai traduit presque en entier celte interessante relalion. 
Les buit volumes de correspondance du duc de Villa- 
Hermosa s'élendenl de 1'année 1673 a 1'anné 1679. Avant 
son élévation au poste de gouverneur général des Pays- 
Bas, qui eut lieu au mois de janvier 1675 , Ie duc rem- 
plissait Ia charge de capitaine général de la cavalerie dans 
ces provinoes : la pluparl des lettres écrites par lui en 
-celte qualité sont adressées au comlede Monterey, et con- 
cernent Ie service militaire. Dans les années 1675 et sui- 
vantes , ceux avec lesquels il correspond Ie plus reguliere- 
ment sont ; don Francisco de Borja, son onclc, qui 1'ins- 
truisait de ce qui se passait a la cour; Ie connélable de 



1 En esta coyuntura , acabo de pers nadir Oranje al mundo eniero que , 
si huhiera querido ohrar, como lo hizo en esta , no tuliera la Francia 
tan grandes asuntos de trofeos. 

2 Antes por el odio que tenian a la pcrfdia de sus dcfensores y ypor 
la religion , que por ningun afecto parU'cular al dominio del Christia- 
nisimo. 



( 293 ) 

Castille , don Ioigo Meiehor de Vclasco y Tuvar , 1'un des 
membres les plus influents du ministère, el qui, a la fin de 
1675, succéda au marquis de Castel-Rodrigo dans la prési- 
dencedu conseil de Flandre; Ie comle de Monlerey, qui, 
a son retour en Espagne , se Tit disgracié , exilé , et ne ren- 
tra en faveur qu'en 1677; don Juan d'Autriche , depuis 
que Charles II lui eut confié la direction supérieure des 
affaires de la monarchie, et Ie baron de Bergeyck, envoyé 
par Ie duc en Espagne, pour représenter au roi et a ses 
ministres Ie misérable état des Pays-Bas. 
' Dans quelques-unes des lettres qui composent ce re-* 
cueil, Ie duc de Villa-Hermosa s'expliquc sur Ie compto 
de Guillaume III d'une maniere plus catégorique qu'il 
ne Ie fait dans sa relation ci-dessus cilée : « Tout Ie monde 
» croit, écrit-il Ie 30 octobre 1675 a don Francisco de 
» Borja,et il est plus que probable, que Ie prince d'Qrange 
» aspire a la souveraineté des provinces hollandaises ; 
» mais les moyens qu'il cmploie sont tenus si cachés au 
» public, qu'il n'est pas facile a un pauvre officier espa- 
» gnol de les pénétrer '. » Le l er septembre 1677, ren- 
dant comple au roi de la proposilion que le prince, après 
1'infème retraite du siége de Charleroi {despues de la in- 
fame retirada del sitio de Charleroy) , lui a faite d'assiéger 
Gourtrai, et des raisons qu'il aalléguées contre cedessein, 
il lui dit que, chaquejour, ila des avis plus cerlains que 
Tintention du prince est de se rendre mailre de la plupart 
des villes de Flandre. 

Les lettres adressées au duc par le baron de Bergeyck, 

1 Muyadmitido es de todos , y mas que probable , que Oranje aspira a 
ia soberania de las provtncias holandesas ; pero son tan remotos del 
conocimiento publico los medios de que se vale , que no es facil llegtte a 
penetrarlos un pobre official c spanol. 



( 294 ) 

ffepuis son arrivée en Espagnc, au raoisd'avril 1670, jus- 
qu'è la fin de cette année, qu'il en partit pour aller reniplir 
unè mission en Anglelerre, contiennenT dé curieux détails 
sur les intrigues qui agttatent la cour de Madrid , et sur Ie» 
personnages que les caprices du raonarque éleyaieut succes- 
si veraentjusqu'aux premiers degrésdu pouvoir, et en pféci- 
pitaient de roême. Commenl, au milieu de ce conflit d'am- 
bitionsetde passions cupides qui sedisputaienU'influence, 
les affaires dé 1'État auraient-elies pu prospérer? Le roi , la 
reine-mère, les ministres, chaque fois que le baron de 
Bergeyck leur exposait les besoins des Pays-Bas, protes- 
taient de 1'intérét qu'ils prenaient au sort de des provinees,» 
et protneltafcnt d'y envoyer de prompts et d'efficaces se- 
Cours; maïs 1'effet ne suivait pas les prornesses. Bergeyck 
se lamente souvent a ce sujet : « Je défie, écrit-il le !♦* juil- 
» let 1676, je défie les plus habiles gens et politiquesdu 
» monde de pouvoir prendre mesure* non plus avec Leur» 
* Majestés (Charles II cl la reine-mère) qu'avec les minis~ 
» tres; et, la cönveniance prédominant enliérenttrit, uil 
>* chacan concurrant pour avoir part aux grftces et mercè- 
» des, el personne au travail et labeur, le véisseau va au 
» fond, faute de pilote, pour les grandissimes orages aux- 
» quels il est exposé et le sera de plus en plus, comme j^e 
» prévois avec les larmes au coeur, si le bon Dieu, par sa 
» divine miséricorde, et par miracle évident, n'en prévient 
» la chute. » Il disait une autre fois (12 aout 1676) : « Les 
» résolutions et les choses présentes changént du jour au 
» lendemain en sorte en cette cour, qu'il est impossiblede 
» se pouvoir assurer des événements futurs, ou d'en faire 
» un jugement solide. » 

Tandis que, a Madrid, des intrigues de palais absor- 
baient tout Ie temps des hommes d'élat, que la reine-mère 



( 295 ) 

faisait éttrircf au duc de Villa-Hermosa de lui envoyer de» 
oueaux canarien* sifflant et chantant mutique ', les 
Fran9»is s'avan^aient jusqu au coeur de la F land re > et pour- 
suivaiént leurs eonquêtes devenues faciles par 1' abandon 
dans lequel étaii laissé ce pajs. 

Je ne saia si Ie baron dé Bergeyck élait un profónd 
diplomate, mais il élait a coup sür un fin oourti»an. Nq 

s'arise-t-il pas d'exalter la vivacitd <T esprit du rpi ,, dp 

Gbarles U !!! Voici ses propres expressioiw; elles sont een* 
signées dans une lettre du 22 octobrt 1676 au duc de 
Yilia^Herxnasa : « Leurs Majcstés jouissent de par fa ito 
» santé , et Ie roi (que Dieu conserte!) est deu6 d'une 
x> vivaciiè d' esprit irurveilleute. Il commence a prendre 
» de 1'embaapomU Ses divertissement jounialiers sent la 
» chasse, la comédie. et les eombals de taureaux. » 

L'instructicrn particuliere et Tinstruetion 8 eer è te données 
au duc de Villa-Hermosa, par Ie canaldu oonseil suprème 
des Pays-Bas, lorsqu'il fut appelé au gourernement de ces 
provinces (2 janvier J675 ), existent en eviginal dans Ie 
recueil don t je m'eccupe. Elles ne m'onl paru eontenir que 
les di sposit ion s ordinaire», si ce n'est peut&tre la suivante : 
« Ndus tous enchargeens bien sërieusèment 1'ouv^rture 
» et rétablissement du commerce dans nosdiis pays, lant 
» par mer que par terre ; aussi l'introduction et 1'entrete- 
>* nemen* des manufactures en la roeilleure forme qü'il 
» sera pessibie, afin que par ce moyen Ton pnisse ex- 
» cusdr Fentrée des denrées f marchandises et manufac* 
» tures élrangères, qui épuisenl la substance de nes 
» sujeis, signamment èsquelles la dépense est volon- 
» taire et superflue, ne servant qu'a Tosten tation, et a 

* Lettre dtf toon de Bef geyck , dn 15 jojllet 1676. 



( 296 ) 

9» i mi ter les mceurs, usages et facons des peuples et nalion* 
* étrangéres. » 

Dans un manuscrit qui se compose de Mélanges, sont 
diverses relations de la célébre bataille de Seneffe (11 aoüt 
1674), écrites par des officiers qui servaient dans les 
troupes espagnoles et belges. D'accord avec les récils qu'ont 
publiés les bisloriens francais sur 1'babileté et la valeur 
que déploya Ie prince de Gondé dans cette sanglante jour- 
née, elles en différent en un point capilal, car elles disent 
posilivement que les Francais laissèrent Ie champ de ba- 
taille aux alliés. Gcux-ci durent leur succes a 1'infanterie 
allemande, qui, selon 1'un desnarrateurs,s'élan£a sur les 
Francais comme un torrcnt de feu et de fer (como un 
raudal de fuego y yerro), et rompit leurs meilleurs régi- 
ments. 

J'ai fait des èxtraits étendus de ces relations, qui don- 
neut des détails circonstanciés sur les mouvements des 
deux armées pendant la bataille. 

Les autres documents qui se rapportent au règne de 
Charles II, sont ; 

Une relation italienne des négociations de la paix de 
Nimègue, présenlée a Innocent XI par monsignor Bevi- 
lacqua, patriarcbe d'Alexandrie, nonce et plénipolenliaire 
apostolique ; 

Une lettre que Ie roi écrivit, de sa main, Ie 4 juillet 1685, 
au duc de Villa-Hermosa, pour qu'il se cbargeat de nou- 
veau du gouvernement des Pays-Bas , devenu vacant par la 
mort du marquis de Grana; 

Un recueil des marches et campements de 1'armée des 
alliés aux Pays-Bas pendant 1'année 1691, formé par Yalfere 
et ingénieur George Verboom ; 

Et deux volumes de piéces relatives aux discussions qui 



( 297 ) 

s'élevèrent en 1692 , 1693 et 1694, au sujet du formulaire 
d'Alexandre VII. Ils ne contiennent, sur ces querelles, qui 
répandirent tant de troubles dans l'église belgique, rien 
que ne fassent connailre, avec plus de détails, la collection 
des eeuvres de Van Espen et les Mémoires pour servir a 
l'hiêtoire de la bulle Unigenitus aux Payt-Bas. 

Dans la revue que je viens de faire des documents de la 
bibliothéque nationale de Madrid qui concernent l'bisloire 
de la Belgique, jusqu'a la fin du règne de Charles II (il n'y 
en a point pour les teraps plus rapprocbés de nous) , je 
n'ai pas compris quelques manuscrits auxquels il était 
irapossible d'y assigner une place, d'aprés Ie plan que je 
m'élais tracé. Tels sonl : 

Une histoire des comtes de Flandre jusqu'au régne de 
Philippe-le-Beau inclusivement, dédiée, en 1566, a don 
Carlos, fils de Philippe II, par Pedro Barrantes Maldonado, 
histoire dont 1'auteur ne consulta que des sources connues, 
et particuliérement les écrivains fran9ais; 

Une description des dix-sepl provinces des Pays-Bas, 
écrite, selon qu'il est permis de Ie conjecturer, sous Ie 
règne de Philippe IV, et qui n'offre rien de remarquable; 

Un recueil des plans des forlifications des villes des 
Pays-Bas, en 1666, dédié au connétable de Caslille, gou- 
verneur général des Pays-Bas, par Salomon Van Es (ma- 
nuscrit original) ; 

Un catalogue ou notice historique des gouverneurs ge- 
nera ux des Pays-Bas, orné de leurs blasons, depuis 1404 
jusqu'en 1672, dédié au comte de Monterey par Pierre-Al- 
be rt de Launay; 

Le mêrae catalogue, continue jusqu'en 1685 , et dédié 
par de Launay au marquis de Bed mar, grand mailre et ca- 
pitaine général de l'artillerie aux Pays-Bas; 



( 298 ) 

Uü catalogue des uoms , surnoms el tilres des grands 
mallres et capitaines généraux de l'artillerié de l'armée 
desPays-Bas, avec letirs blasons, depuis 1412 jusqu'en 
1082, ayant aussi pour aaleur Pierrè-Albert de Launay, 
et dédié également par lui au marquis de Bedmar ; 

(Ges trois derniera manuscril» sonl originaux *. Daas Ie 
premier , de Launay prend les qualifications et tilres de 
« cbevalier, gentilhorome de la chambre du roi , de sou 
» conseil , grand et général cfawnisle, généalogiste et ar- 
» maris ia de ses royaumes et provinces , son premier el 
» plu* ancien roi d'armes provincial , et controleur général 
» de 1'artillerie des états de Flandre. » Dans les deux au~ 
tres, Ie titre de controleur général de 1'arlUlerie est rem- 
place par céux dé « lieu tenant général de 1'artillerie des 
» arméesdes Pays-Bas,eft gouverneur de celle de Bruxelles, 
» de ses forts et de ses dépendances ». 

Je donnerai, dans mon rapport a M.le mini si re de 1'in- 
térieur, une analyse de ces manuscrits, et redresserai quei* 
ques erreurs qu'ils contiennenl.) 

Uu recueil des titres d'bonneur accordés par les souvo- 
rains des Pays~Ba« a des families belges , depuis 1486 
jusqu'en 1638 : j'en ai fait Ie précis, qui sera également 
inséré dans ce rapport. 

Vous aurez remarqué , Monsieur Ie Président , que j'ai 
pris copie, a la bibliolhèque nationale , d'un assez grand 
nombre de documents. Ce n'est que par une faveur spé- 
ciale du gouvernement espagnol , que j ai pu Ie faire, car 
les constilntionsdecet établissement, qui dalenl du regne 
de Charles III a , 1'interdisent. 



1 IU sont én espagnol, 

* Elles portent Ia <*aie du 11 décembre 1761. 



( 299 ) 

Je n 'ai eu qu'a me louer , au surplus , des chefs de ce 
dépót littéraire. 

Lorsque j'arrivai a Madrid, au mois de juin dernier, la 
bibliótbéque avait pour directeur [biblwtecario mayor ) 
M. Martin de los Heros , qui était revétu en méme temps 
de la charge d'intendant général de la maison de la reine. 
M. de los Heros voulut bien se ressouvenirde 1'accueilqu'il 
avait reen en Belgique, quand il y vint chercher un re- 
fuge contre les tempéles politiques qui agitaientson pays: 
il me recut avec une extreme bienyeillance, et me procura 
toules les facilités qui dépendaient de lui '. 

La révoiulion qui s'opéra peu de temps après dans Ie 
gouvernement de 1'Espagne , fit perdre a M. de los Heros 
ses deux emplois. M. Eugène de Tapia, membre de 1'aca- 
démie a , lui fut donné pour successeur comme bibliotbé- 
caire eu chef. Je n'cus pas a m'apercevoir de ce change- 
ment. Les facilités dont j'étais en possession me furent 
eontinuées. Le nouveau directeur me donna, commecelui 
qu'il remplacait, des marques desa sympathie. 

Je me fais un devoir de consigner ici 1'expression de ma 
gratitude envers ces deux hommes distingués , et les re- 
mercf menls que je dois a don Juan Lopez Inglés , chargé 
parliculièrtnient de la garde des manuscrits, qui a été 
pour raoi d'une complaisance inépuisable. 

1 M. de los Heros est auteur d'un petit livre dans lequel il a fait 
preuve d'une connaissance rare de 1'bistoire de la Belgique , pari ie u- 
lièrement én ce qui concerne les événements militaire» de la révolu- 
tion du 16 e siècle. Ce livre est intituló : Bosquejo de un frietje historie» e 
instrvctivo de un E spanol en Flandes (Eiquisse d'un toyagc historiqae 
et instructif d'un Espagnol en Flandre) , Madrid , 1835, 

8 H. de Tapia est connu dans la république des lettres par une His- 
toire de la civilisation espagnole, depuis les Arabes, Madrid , 1840, 
4 vol. in-8' : ouvrage qui a obtenu un succes mérité. 



( 300 ) 



III. Bibliothhyue de V Académie royale d'hüloire. 

Fondée, en 1735 , par quelques amis des lettres, dans Ie 
but de nicttre en commun leurs efforts et leurs travaux, 
reconnuc et confirrnée par décret du roi Philippe V, du 18 
avril 1738, 1'académie royale d'histoire de Madrid comple 
donc aujourd'hui un peu plus d'un siècle d'exislence. 

Dés les premiers temps de son inslitution, cetle compa- 
gnie a vu les écrivains les plus éminents, les érudits les 
plus en renom, briguer l'honneur d'être refus dans son 
sein; aujourd'hui encore, elle est fiere d'avoir a sa tête un 
homme qui jouit a juste titre d'une réputation européenne, 
don Martin Fernandez de Navarretc. Aussi a-t-elle ren du 
d'importants services aux lettres historiques, et ces servi- 
ces auraient été plus nombreux encore, si la dotation qui 
lui est assignée avait été payée réguliérement par Ie trésor 
public; niais, comme les autres établissements scientifi- 
ques et littéraires, elle s'est resscnlie des malheurs des 
temps et des révolutions qui ont affligé ce pays f . 

La formation de la bibliolhèque de 1'académie royale 
d'histoire date de 1'année 1751. Déja, plusieurs années au- 



1 Jusqu'en 1828, la dotation annuelle de 1'académie fut de 116,000 
réaux ( environ 31,000 francs). Cetteannée, Ie gouvernement la réduisit 
de 24,000 réaux. En 1835, les cortès ayant Toté, pour toutes les académies 
du rovaume , 863,010 réaux , 1'académie d'histoire vit sa dotation dimi- 
nuée encore, et de plus des deux tiersj on la fixa a 30,000 réaux (8,100 
francs). Cette dernière somme n'a pas même été acquittée exacte- 
ment. (Voy. 1c discours de M. de Navarrete du 24 novembre 1837, cité 
p: 241.) 



(301) 

para van t, 1'acadéroie avait reconnu la nécessité, pour 
vérifier rexactilude des écrits qui se lisaient dans ses as- 
semblees, de posséder un certain nombre d'ouvrages peu 
accessibles aux particuliers, soit a cause de leur rareté, 
soit pour leur élendue, soit pour leur prix : celte nécessilé 
se fit senlir plus encore, après que Philippe V, en 1744, 
eut annexé a 1'académie les charges de chronisles généraux 
et parliculiers qui étaient a la nomiualion de la couronne, 
y compris celle de grand chroniste des Indes. Le plan 
con£u et adopté en 1751,consista a former une collection, 
aussi complete que possible , d'ouvrages imprimés et nia- 
nuscrits sur 1'hisioire d'Espagne. 

L'exécution de ce plan, poursuivie avec persévérauce, 
dans Ia mesure des ressources financières de la compagnie, 
a eu ce résultal , que 1'académie possèdc aujourd'hui une 
collection d'environ 16,000 volumes imprimés et 1,500 
manuscrits. 

Parmi ces derniers, les documenls originaux anciens 
sont en minorité. La plupart se composent de notes, ex- 
traits ou copies, recueillis par des membres de 1'acadé- 
raie. Il s'y trouve notamment une collection de plus de 
cent volumes de documents sur 1'bistoire du Nouveau- 
Monde , formée par J.-B. Mugnoz , qui , en qualité de grand 
cosmographe des Indes, re^ul de Charles III 1'ordre d'é- 
crire cette histoire; une collection de trenle-deux volumes 
sur la Nou veile- Espagne, faile en 1792; une collection 
de cinquante-huit volumes de picces diverses , léguée a 
1'académie parD. José de Vargas Ponce, qui avait été 1'uu 
de ses directeurs; treize volumes de copies recueillie3 par 
D. Manuel Abella; trenle-lrois volumes de documenls tirés 
des archivcs des églises; vingt-six volumes de pièces ex- 
iraites des archives du royaume d'Aragon, etc. 



( 302 ) 

Je n'y ai remarqué que soixante-tróis docurtients coptés 
aux archives de Sittianoas; ils furent offerts a 1'académie, 
en 1805, par Ie lieutepant de vaisseau D. Juan Sant y de 
Barutell. 

La bibliotbéque de 1'académie d'hisloire n'est pas publt~ 
que ; raais 1'bonneur que j'ai d'app&rlenir depuis plnsieurs 
années a cette compagnie, et 1'extrême obligeance de ton 
bibliolbécaire, M. deBaranda, m'ont valu 1'avantage d'y 
avoir acces en tout lemps el a toute heure, avantage qui 
.roe fut précieui, surtoul au mois de juillel de 1'année der- 
riére, alors que ia bibliothèque nationale était fermée, a 
cause des circonstances critiques dans lesquellcs se trou- 
vait Madrid. 

D'aprés les détails que je vous ai donnés plus haut, vous 
pressen lez déja , Monsieur Ie Président , que je n'ai pas fait 
dans ce dépót une moisson bien corisidérable. 

J'y ai vu et copié une relation originale de laderniére 
maladie et de la mort de 1'archiduc Philippe-le-Beau , 
éorite par un des médecins espagnols qui lui donnèrent 
leurs soins. Le docteur de la Parra , auteur de cette rela- 
4ion, destinée k Ferdinand-le-Catholique , raconte ce qui 
Vest passé, jour par jour, depuis le 17 septembre 1506, 
ou éelala la maladie, jusqu'au 24 du méme mois, oü le 
prince expira. Son récit renferme sur Jeanne-la-Folle cette 
particularité : qu'elle donna a son mari, durant sa raaladie, 
des soins tels, qu'il (le docteur) ne vit jamais femme 
d'aucun état en faire autant. 

Un volume de 316 feuillets contient les minules des 
lettres écrites par Charles-Quint au duc de Sessa, son am- 
bassadeur a Rome, et au commandeur Lope Hurtado de 
Mendoza f qu'il employait aussi dans la capitale du monde 
chrélien, depuis le mois de septembre 1522 juqn'au mois 



( ao3 ) 

de septembrc 1526. Cette correspondance c$l d'un haut 
intérêt; ede traite de tout es les grandes affaires politiques 
de 1'époque. Elle est parliculièrement curieuse a consuller, 
sur les négociations de 1'empcreur avec Adrien VI. Tandis 
qu'on s'imaginait, généralement, que Charles obtenait 
tout ce qu'il désirait de son ancien précepleur , leurs rap- 
.ports n'étaient pas toujours marqués au coin d'une élreiie 
intelligence. Adrien venait a peine de prendre possession 
du siége pontifical, que 1'empereur se plaignait de la tié- 
deur avec laquelle il avait refu ses ouvertures pour la con- 
clusion d'unc ligue des prinees dltalie contre Francois !•* : 
u Certainement, éerivait-il Ie 10 janvier 1523 au duc de 
» Sessa, nous en sommes très-étonné, et surtout que S. 
» S. veuille egaler Ie roi de France a nous, lui montrant 
» méme plus de faveur, tandis que nous lui sommes si bon 
» fils et élève formé de sa raain , que tout Ke monde croyait 
» que, arrivé a Rome, il devait aussitót trailer nos affaires 
» comme les siennes propres 1 . » Une autre fors (10 juin 
1523), 1'empereur disait a son ambassadeur, a propos de 
la provision qu' Adrien voulait faire de leglisede Gatane : 
« Nous n'entendons reconnattre que nous tenions du saint 
» siége Ie royaume de Sicile, car il est plus exempt de lui 
» que tous les au tres. S. S. doit donc réparer prompte- 
» ment ce tort, et non donner occasion a ce que, forcé 
» de défendre notre prééminence, nous ne lui montrions 
» une en lier e dévotion et un respect filial. S. S., en agissanl 
» autrement, serait notóe aussi de ne nous faire 1'office do 

1 Cierto estamos muy maravillado delto , y mayormenie que Su Beati- 
tud quiera igualar al rey de Francia con nos, y ahvn mostrandose mas 
por el % sten do Ie nes tan Lu en hijo y discipulo criado de su mano, que iodo 
el r* u n do pensava que, llegado en su sitla, havia luego de abrapar y tratar 
nuestras cosas como propias suyas. 



( 304 ) 

» bon pèrc, que nous sommes en droil iTaüendre d'elle. 
» Vous tiendrez strictement Ia main a eet objet, en desa- 
» busanl S. S. et Ie cardinal Colonna de 1'idéc oü ils pour- 
» raient être que nous pourrions ceder a eet égard. » 
Adrien désirait vivcment que les serviteurs attachés a sa 
personne et a sa maison fussent pourvus de bénéfices en 
Espagne; mais, pour cela, il fallail qu'ils fussent natura- 
lisés, et l'empereur, quoiquela plupart fussent flamands, 
ne voulul jamais y consenlir, se fondant sur ce que les 
naturalisations accordées a des étrangers avaienl éié Tune 
des causes des troubles de Castille. Charles-Quint ne négli- 
geait pourtanl pas les moyens de s'attacher ceux qui avaienl 
Ie plus de part a la confiance du pape. Il chargeait, lc 21 
avril 1523 , Ie duc de Sessa de faire lout son possible, pour 
meltrc dans ses interets un certain Thiéri, qui était en 
grande faveur auprès d' Adrien : « Rappelez-lui, mandait 
» Gharles-Quint a son ambassadeur, qu'il est nolre sujet; 
» que Ie pape régnant ne vivra pas toujours, et que les 
» princes ont beaucqup de moyens de chatier ceux qui les 
» desservent, comme ils sont accoutumés aussi a recon- 
» naiire les services qu'on leur rend *. v Adrien, de son 
cóté, se plaignail des ministres de 1'Empereur, et en par- 
ticulier de don Juan Manuel, prédécesseur du duc de Sessa ; 
il se plaignait que Prosper Colonna. qui commandait Tar- 
mée impériale en Lombardie, se füt emparé d'un lieu du 
Placenlin apparienant, selon lui, a 1'église, el il menacait 
d'employer les censures et les foudres ecclésiastiques; il 

* A Theodorico nosparcee que deves hablar conto de vuestro^ acordan- 
dole que es nuestra subdito , y que el papa que ahora es, no ha de durar 
para siempre, y que los principes tienen muchas formas de dar castigo 
a los que les dessirven, y tambien acostumbran gratificar a los que bien les 
sirvcn 1 por manera que se reconosca. 



( 305 ) 

s'élait montré très-mécontent des lettres que 1'empereur 
lui avaitécrites sur diverses affaires, et stirtout au sujet de 
1'église de Galane. Il articulait d'autres griefs encore f . 

Une lettre de Charles-Quint au duc de Sessa, du 15 avril 
1523, sur la prise de Rhodes par les Turcs, et une autre 
du 13 juillel suivant sur la inaladie d'Adrïen VI, sont re- 
ma rqua bles. Dans la première, il déclare que, si Ie pape et 
les princes chrétiens veulent 1'aider, il est pret a employer 
les force8 de tous ses royaumes, seigneuries et sujets , et a 
sacrifier jusqu'a sa propre personne, pour Ie soutien de la 
religion chrélienne, comme vrai avoué et protecleur du 
saint siége, el chef temporei de toute la chrétienlé *. Par 
la seconde, il charge son ambassadeur , dans 1'hypothése 
qu'Adrien vienne a mourir, de Iravailler a faire élire Ie 
cardinal de Médicis ; mais il ajoute : <\ en ayant égard k ce 
» que Télection se fasse en toute liberté, a moins que, du 
» cólé des Fran9ais, on ne voulöt user de force : auquel 
» cas, vous agiriez énergiquement pour nous, vous aidant 
» des vice-rois de Naples et de Sicile , et de nolre armee, 
» cl de tous les subsides et autres moycns qui seraient 
» en volre pouvoir 5 . » 

L'empereur avait obtenu d'Adrien VI une bulle pour la 
perception, a son profil, de la quatrième partie des fruils 
ecclésiasliques dans ses États : il recommande au duc de 

1 Lettres de 1'emperenr au doe de Sessa , des 10 janvier, 10 mars, 15 
et 21 avril 1523. 

9 Como verdadero advogado y protector dessa sancta silla , y cdbeca 
temporal de toda la christianidad. 

5 Teniendo siempre respecto a que la eleccion se haga con toda libertad; 
si yapor la parte francesa no se zntentasse hazer algvna fuerza, que en 
este caso haveys os de mostrar reziamente pornuestra parte, ayudando os 
para ello de los visorreyes de Napoles y Sicüia, y de nvestro exercito, y de 
todos los subsidios y otros medios que pudierdes . 

Tom. ix. 20 



( 306 ) 

Sessa,le 10 juin 1523, de faire en sorte que, par les paro- 
les extra tarnen superiorem et inferiorem Germanim, les 
seigneuries de Brabant , de Flandre et au Ir es qu'il possèdc 
aux Pays-Bas, ne soient point exclues de 1'application de 
ladite bulle , « puisque la vérilé est qu'elles ne sont point 
» de 1'AUemagne, mais de la Gaule belgique *. » Dans 
une Ie Ure qu'il lui écrit Ie 18 juillet de 1'année suivante, 
il lui donne 1'ordre de demander a Clément VII 1'érection 
de trois nouveaux évêchés en Flandre : il Ie lui renouvelle 
Ie 1 8 aoüt de la méme année , en lui disant de suivre les 
instructions qu'il reGevra a cel égard de sa tante, madame 
Marguerite. Le 9 septembre 1524, il lui prescrit de s'op- 
poser a Ka confirmation , que 1'université de Louvain faisait 
solliciter a Rome , de certains privileges qui lui avaient 
été accordés par Léon X, et qu'il regardait comme préju- 
diciables a ses prééminences et même a lout le pays. 

J'ai déja relevé 1'injustice des historiens francais en vers 
Charles-Quint, a propos de la caplivilé de Francois I 0T ; la 
correspondance de 1'empereur avec le duc de Sessa m'offrc 
1'occasion d'en fournir de nouvelles preuves. Que fait 
Charles , en apprenant la vicloire de Pavie ? Il écrit a son 
ambassadeur qu'il a résolu de suspendre les hostilités, et 
de travailler a la paix générale de lachrétienté; qu'il veut 
traiter avec le roi de France , comme si celui-ci itait 
libre\ Plus tard, il facilite la venu e de la duchesse 
d'Alencon en Espagne , et , si elle en part , sans que les 
deux souverains se soient entendus , ce n'est pas a lui que 
1'on peut s'en prendre. Les ambassadeurs francais deman- 
daient que la décision de la question relative au duché de 

1 Pues la verdad es que no son de Gertnania , siiw de Gallia belgica. 

2 Lettre datée de Madrid le .. mars 1625. 



( 307 ) 

Bourgogne fut remise aux pairs de Franceet au parlement 
de Paris, tandis que 1'empereur voulait qu'elle fflt confiée 
a des arbitres : ce qui garantissail un jugeraent plus impar- 
tial. La duchesse d'Alen$on avait d'abord donné son con- 
sen temen t a cette proposition ; mais ses ministres lui dirent 
qu'elle ne Ie pouvait pas, et elle Ie révoqua '. 

Je me borne, Monsieur Ie Président , è indiquer ici qucl- 
ques-uns des points traites dans les lettres de Charles- 
Quint au duc de Sessa : il en est d'aulres, comme les 
rapports de 1'empereur avec Clément VII et les princes 
d'Italie, ses négociations avec les Anglais, ses pensees sur 
les luthériens d'AUemagne, ses expéditions en France , son 
mariage avec la princesse de Portugal , etc. , sur lesquels 
elles répandent aussi des lumiéres. J'ai fait de presque tout 
Ie volume une analyse étendue; j'ai même tirédes extraits 
tëxluels des passages les plus saillants. I/analyse et les ex- 
traits seront insérés dans mon rapport a M. Ie minislre de 
1'intérieur. 

La chronique de Charles-Quint par Pedro Mexia, la rela- 
tion de la bataille de Pavie , la vie de Philippe II atlribuée 
a Antonio Perez, les lettres de ce monarque au pape et a 
la reine de Portugal sur l'arrestation de don Garlos , des- 
qtielles j'ai parlé en faisant Ténuméralion des manuscrits 
de la bibliothèque nationale, existent également a la biblio- 
théque de Tacadémie d'histoire. 

Lors du célèbre défi de Fran^ois I er a Charles-Quinl en 
1528, 1'empereur, qui se trouvait alors en Espagne, crut 
devoir consulter Ie conseil d'Êtal, Ie conseilde Gaslille, les 
grands et même quelques-uns des évéques el quelques-unes 
des villes de ses royaumes sur Ie parti qu'il devait prendre. 

1 Lettre de 1'emperenr au duc de Sessa, écrite de Tolède Ie 31 octobre 
1626 



( 308 ) 

La pluparl des réponses qui lui f uren t faites se conser- 
vaient, on ne sait comment, en la tour de Goycocrrola, 
dans la ville d'Elgoybar , province de Guipuzcoa. En 1804, 
Ie ministre d'état, don Pedro Cevallos, en ayant été in- 
formé, ordonna qu'elleslui fussent envoyées, après qu'on 
en aurait tiré des copies fidéles et certifiées , lesquelles res- 
teraient déposées en ladite tour. Ge fut D. José de Vargas 
Ponce qui fut chargé de 1'exécution de eet ordre , et celui- 
ci , avant de délivrer les originaux au ministre, en pril des 
copies, qui sont passées avec ses manuscrits dans la biblio- 
thèquc de 1'académie. 

Ges pièces intéressantes ont été récemment ra i ses au jour 
par MM. de Navarrete, Salva et de Baranda, dans leur Colec- 
cion de Documentos inédito* *. Dé ja , il y a plus de deux 
siècles, Sandoval avait publié 2 les actes écbangés entre 
Charles-Quint et Fran^is l 6r , savoir : les premiers défis 
des rois de France et d'Angleterre, les réponses de 1'erape- 
reur a leurs hérauts d'armes Guyenne et Clarence, sa cor- 
respondance avec 1'ambassadeur de Fran$ois I cr , Ie cartel 
de cc monarque et sa déclaration a 1'ambassadeur de 
1'empereur, enfin la relalion du roi d'armes Bourgogne, 
envoyé par Charles-Quint en France, pour y por ter sa 
réponse. Ges derniers documents ont été reproduits en 
fran9ais, qui est leur texte original, dans Ie premier vo- 
lume des Papier* d'état de Granvelle, donl la publica- 
tion se fait a Paris sous les auspices du ministère de 1'in- 
struclion publique : de sorle qu'on peut regarder comme 
suffisamment éclairci maintenant cel épisode nolable de 
Thisloire des rivalités des deuxsouverains. 



1 Tomé I, p. 47-94. 

* Historia de Carlos V 7 t. II, p. 627-668. 



( 309 ) 

Dans un « Li? re de choses curieuses du temps de 1'cm- 
» pereur Charles-Quinl et du roi Philippe II, écrit par 
» Antonio de Cereceda , » j'ai remarqué une lettre de la 
reine Marie de Hongrie a 1'empereur, du 11 aoüt 1558, 
et une lettre de 1'empereur a la princesse de Portugal, sa 
fille, régente des royaumes d'Espagne, datée du monastère 
de Yuste, Ie 27 du inême mois, Tune et 1'autre relativ es au 
désir qu'avail Philippe II de voir la reiue Marie secharger 
de nouveau du gouvernement des Pays-Bas, désir auquel 
elle se montrait peu disposée a sa tis faire. 

Un volume de mélanges contient un premier livre d'an- 
nales de Philippe II, par Juan de Bersoza ; c'est un abrégé 
très-sec, écrit en lalin. Il commence au voynge de Phi- 
lippe II en Angleterre, en 1554, et va jusqu'en 1565. Il 
est procédé d'un décret du roi , du 17 juillet 1562, por- 
tant création d'un dépót d'archives a Rome pour ses am- 
bassadeurs, sous la garde du méme Bersoza. 

Le motif qui détermina Philippe II a prendre cette me- 
sure, sur Ia proposition de Fran£ois de Vargas, son ambas- 
sadeur prés du saint siége, fut que chacun des prédéces- 
seurs de celui ei avail emporté les papiers de sa charge. 
L'instructiou qu'il donna a Bersoza eut pour objet non- 
seulement d'assurer pour Tavenir la conservation de ces 
piéces diplomatiques, mais d'obtenir des copies de tous 
les documents qui pourraient inléresser sa couronne ou ses 
états, et dont il parviendrait a se procurer la communica- 
tion. Bersoza forma en effet des recueils fort précieux. Yingt 
et un de ces recueils existent aux archives de Simancas. 

Il y a un manuscrit qui renferme les actes du proces 
inlenté a Antonio Perez f , secrétaire d'état de Philippe II, 

1 Don Salvador Bermudei de Castro, secrétaire dn c on ie il des ministres, 



(310 ) 

sous la prévention d'avoir fait assassiner Escovedo, secré- 
taire de don Juaa d'Autriche. Il résulte d'un méraorial qui 
en fait parlie, que 1'assassinat fut perpélré Ie dernier 
mars 1578, deuxiéme jour de Paques. La sentence rendue 
contre Perez, a Madrid , Ie 10 juin 1590, est au nombre des 
pièces de ce recueil. 

Enfin, dans un volunie de Mitcellanea, j'ai rencontre 
les piéces suivantes, toutes en copie : 

L'instruction donnée par Pbilippc IV a 1'infante Isabetle, 
Ie 23 octobre 1621, sur Ie gouvernement des Pays-Bas: 
el Ie détermine les pouvoirs que Ie roi laisse'a 1'infante, et 
ceux qu'il se réserve; 

Les patentes de gouverneur et capitaine général des 
Pays-Bas pour don Garlos de Gurrea, Aragon y Borja, duc 
de Villa Hermosa, en date du 1 CT janvier 1675 ; 

Celles d'Alexandre Farnèse, prince de Parme , du 8 aofll 
1680; 

Celles du duc de Baviére, du 13 décembre 1691 ; 

L'instruction générale et l'instruction réservée du même 
duc, expédiées, ledit jour, en espagnol , par Ie minis- 
tère du secrétaire de la dépêche universelle; 
- Son instruction particuliere et son inslruction secrète, 
expédiées, Ie 26 décembre 1691 , enfranpais, par la voie 
du conseil suprème des Pays-Bas. 

a publié, sur Antonio Perez, des Esquisses historiques , qui placent leur 
auteur, quoique bien jeune encore , au rang des meilleurs écrivains de 
la littérature espagnole* Les premières années de Per ei, ses travaux 
dans Ie oabinet de Philippe II, ses amours avec la princesse d'Eboli, sa 
diagrace, les poursuites que Ie roi , ürrité de la préférence que la prin- 
cesse accordait a son audacieux mal, fit intenter contre lui, les cir- 
constances romanesques de son évasion de Madrid et de Saragosse , Ie» 
cbances diverses de sa destinée , après qu'il se fut réfugié en France , 
sont racontés, dans ces Esquisses, avec un charme de diction qui en 
fait un des livres les plus attachants qu'on puisse lire. 



(311 ) 

La seule remarque a faire sur ces deux dernières ins- 
truclions, c'esl que Ia seconde contient des clauses nota- 
bles sur les moyens a employer pour empêcher Ia propa- 
gation du jansenisme dans les provinces belges. 

Dans I'instruction générale en espagnol , Charles II dit 
au duc de Baviére qu'il est résolu a employer toutes ses 
forces pour la consenration des Pays-Bas , attendu quUls 
sont V af f ui et la sécuriti du reste de sa monarchie *. 

Il lui recommande , dans I'instruction réservée , de gou- 
verner avec discrétion et prudence , et d'éviter de donner 
aux proTinces des motifs de plaintes sur I'infraction de 
leurs privileges, don telles sont tris-jalouses *. II Ie charge 
aussi de témoigner de la confiance a la noblesse, dont il a 
connu par expérience ia fidélité et 1'amour, quoique, en 
d'autres tempe, et en celui-ei méme , quelques-uns de ses 
membres , mal conseillis , aient pritendu chereher leur 
avantage dans un changement de gouvernement 8 . 

J'ai cilé , dans la partie de cette lettre qui s'applique a 
la bibliothéque de 1'Escurial, les écrits de quelques belges, 
quoique Ie sujet en fut étranger a notre histoire. Le méme 
molif m'engage a mentionner ici une lettre adressée, de 
Nicaragua, en 1541 , a Gharles-Quint , par frère Jean de 
Gand (Johannes de Gandavo), de 1'ordre des frères mi- 
neurs, sur les abus qui s'étaient introduits parmi les prêtres 
et les inoines de cette province. L'auteur y dit qu'il était a 



1 Por ser ellos il apoyo y seguridad de mi monarquia. 

3 No dando tnotivo de rjuexa d la* provincias sobre el quebrantamiento 
de susfueros y privilegies, de ouya observanoia suelen ser muy zelosas. 

5 En la noblesa de aquellas provincias se ha experimentado mucha 
fidelidad y atnor a mi servicio, aunque no ha faltado , en otros tiempos f y en 
este , algunos mal aconsejados que han pretendido buscar sus mejoras en 
la mudanea de govierno. 



( 312 ) 

Nicaragua depuis si* aas, et qu'il y éiait venu a la de- 
mande de ses supérieurs. 

Peut-êlre la relation de la province du Darien, et des 
nioeurs et coulumes de ses habilants, par Jaeques Wal- 
burger, est-elle aussi 1'ouvrage d'un beige. Gette relation, 
écrite en espagnol, est datée de Yavisa Ie 20 janvier 1748. 

Ici finit, Monsieur Ie Président, Ie compte, que je me 
suis proposé de rendre a la couimission, de mes travaux 
dans trois des dépóts liltéraires que j'avais re$u la mission 
d'explorer. 

Il y a, a Madrid, plusieurs autres bibliothéques qui ren- 
fermenldes manuscrits historiques ; telles sont : cclle de la 
reine, celle des corlès et celle de M. Ie duc d'Ossuna. 

La bibliothéque de la reine, qui se conserve au palais, 
et dépend de l'intendance de la maison de Sa Hajesté , n'est 
point accessible au public. Elle a élé longtemps négligée, 
et il n'existe de catalogue ni des manuscrits , ni des livres 
dont elle se compose. M. Miguel Salva, qui en a élé nommé 
depuis peu Ie conservateur , s'occupe en ce moment de la 
mettre en ordre. Jusqu'a ce que Ie classement en soit 
achevé, il n'est guères a espérer qu'on puisse obtenir la fa- 
veur d'y être admis. 

La bibliothéque des corlès a élé, il y a quelques années, 
divisée entre Ie congres des députés et Ie sénat; les livres et 
les manuscrits qui en faisaient partie, n'ont pas été classes 
depuis lors, et ils se trouvent relégués dans des locaux ou 
ils sont peu abordables. J'ai fait de vaines démarches pour 
pouvoir les visiter. 

Quant a la bibliothéque de M. Ie duc d'Ossuna, dont 
M. Salva est aussi Ie conservateur, ce savanl a eu la com- 
plaisance de me l'ouvrir : mais, dans la revue que j'ai faite 
avec lui des documents manuscrits qui y sont rassemblés, 
je n'en ai remarqué aucun qui ftüt d'un inlérét transcen- 



(313) 

dant, au moins en ce qui concerne notrc histoire. L'un 
des plus remarquables m'a paru êlre un volume de corres- 
pondance de 1'empereur Ferdinand I" avec Philippell, 
dans les années 1556 a 1563; M. Salva vient d'en insérer 
les piéces princflpales dans la Coleccion de Documento* 
inéditoê * qu'il publie en société avec MM. de Navarrete 
et de Baranda. 

Comme la date de ma lettre vous 1'aura indiqué, Mon- 
sieur Ie Président , j'ai repris mes investigations dans les 
archives de Simancas. 

Vous savez déja que ce dépftt des papiers d'ótat de la 
monarchie espagnole, qui justifie si bien, par son impor- 
tance , Ie renom dont il jouit en Europe, contient au dela 
de huit cents liasses de documents sur la Belgique. 

Il est superflu de vous faire observer que je ne pouvais 
songer k parcourir dans toutes ses parlies cette volumi- 
neuse collection a : ce serait une entreprise qui exigerait 
plusieurs années, et, indépendamment d'autresmotifs, Ie 
service dont la direction m'est confiée, ne me permettrait 
pas une si longue absence. 

Je me suis d'abord occupé de rechercher, dans les diver- 
ses liasses oè je pouvais espérer qu'il s'en rencontr&t, les 
piéces relatives aux anciennes assemblees nationales de la 
Belgique : c'était 1'un des objets principaux de ma mission. 
Le résultat de ces recherches formera la matiére d'un rap- 
port que j'adresserai a MM. les questeurs de la chambre 
des représentants. 

Tous ceux qui jusqu'ici ont écrit 1'histoire ou la biogra- 
phiede Rubens, n'avaient pu fournir que des indications 
vagues sur les négociations diplomatiques auxquelies ce 

* Tom. II , p. 410-592. 

3 En ne comptant que 200 piéces par liasse, ce serait 160,000 piéces j 
mais il y a des liasses qui renferment 300 piéces et plus. 



(314) 

célèbre artiste prit part : moi~même , dans 1'espoir d'éclair- 
cir cetle époque de sa ?ie, je m'étais livré , sans beaucoup 
de succes, a des investigations étendues, a Bruxelles, a 
Lille, a Paris, a Aix '. Du moment que les arcbives de Si* 
mancas m'élaient ouvertes, j'aurais juslement encouru les 
reproches des amis des arts et de 1'histoire, si je n'avais 
profité de 1'occasion qui m'était offerte, deconnattre enfin 
Ia nature de la mission dont Ie grand peintre fut chargé 
en Ao gieterre, et la maniere dont il s'en acqailta : car il 
était probable que sa correspondance avec les ministres 
espagnols se conservait dans ce dépót \ J'ai été en effet 
assez heureux pour 1'y découvrir. El ie coosisle en vingt 
lettres, écrites de Londres, dans les mois de juillet, aoól 
et septembre 1629, au comte-duc d'OUvarès, premier mi- 
nistre de Philippe IV. J'ai trouvé, de plus, différentes let- 
tres de lui, de 1'aqnée 1628, par suite desquelles il fut 
appelé a Madrid, et d'aulres documents dont lea moins 
curieux ne sont pas les rapports que Ie conseil suprème 
de Flandre fit a Philippe IV, sur les requétes que Rubens 
adressa a ce monarque : en 1624, pour étre anobli, et en 
1631, pour étre décoré du titre de chevalier. 

Touten donnant mes soins a ces recherches spóciales, 
je ne perdais point de vue les événements capitauxde notre 
histoire. Aprés avoir visite les liasses du régne de Gharles- 

1 Voyei mes Particularitós et d«cutnents inèdiU sur Rubens , dans Ie 
Trêsor national , tom. I, p. 157-183. 

2 Je disais, il y a deux ans, dans les Particularités et document* inè- 
düs, après avoir rapporté tout ce que j'avais pu recueillir dans les divers 
dépóts littéraire* que j'avais fouillés : « Va jour, je 1'etpère , nous en «aa- 
it roos davantage sur ce sujet, car la correspondance originale de Rubens 
» doit étre aux archives royales de Siraancas, et Pon ne refusera certai- 
» nement pas a notre gouvernement la faculté d'en faire prendre des 
» copies. n Je ne pensais pas , en écrivant ces lignes, que mes espérances 
se seraient si tót et si complétemeut réalisées. 



( 315 ) 

Quint, el en avoir e* Lr at t un petil nombre de piéces ( j'ai 
eu 1'honneur de vous faire observer ci-dessus, Monsieur 
te Président, que les correspondances de ce monarque avec 
Ie gouvernement des Pays-Bas n'existent point a Siman- 
eas) ; après avoir tiré d'une autre section des archives de* 
docaments de beaucoup d'intérêt sur les derniers moment» 
du grand empereur au monastére de Yuste, j'entrepris Ie 
dépouillement des liasses du régne de Philippe IL J'avais 
béte, vous Ie comprendrez, de parcourir les lettres du 
eardinal de Granvelle, de Marguerite de Par me ? du duc 
d'Albe et celles du roi lui-même; je m'élais fait, par anli- 
eipation, une haute idéé de leur importanee : mais mon 
attente, je puis Ie dire, a encore été 6urpassée. Et ce ne 
sent pas la les seuls documents notables que m'ait of- 
férls la série des papiers de cette époque : j'y ai rencontre 
encore des lettres du comte d'Egmont , du prince d'Orange, 
du comte de Hornes, du président Yiglius, du secrétaire 
Armenteros et d'autres personnages belges et espagnols , 
qui répandentde vives lumiéres sur les affaires du temps* 

J'étais parvenu , dans ce dépouillement, a 1'année 1568, 
lorsque, au mois de novembre dernier, je quittai Simancas. 
En y revenant , il y a quinze jours, j'ai continue ce travail , 
a partir du point oü je 1'avais laissé. Mon dessein est de 
m'arrélera la prise d'Anvers , en 1585, sauf a vérifier, 
dans les liasses subséquentes, quelques faits d'un inlérét 
majeur. Ren f er mees méme dans ces ümiles , les recher- 
ches que j'aurai failes ici seront déja bien considérables , 
et leurs résullaLs bien importants pour la science. Tous les 
problèmes que présentait 1'bisloire de notre mémorable 
révolution du XVP siècle, pourront enfin être résoius. 

Ce chateau de Simancas . Monsieur Ie Président , qui 
aujourd'hui sert uniquement de dépót aux archives de 



(316) 

1'Espagne, fut aussi, sousCharles-Quintet sous Philippe II, 
une prison d'élat , et ses raurs furent les témoins de plus 
d'un evenement tragique dont Ie souvenir vient parfois 
assiéger mon esprit, au milieu des travaux dont j'y suis 
occupé. Dans la tour ou 1'archiviste a élabli son cabinet , et 
ou il m'admet a prendre place prés de lui , fut exéculé se- 
crè temen t, Ie 16 oclobre 1570, en vertu d'une sentence 
rendue par Ie duc d'Albe, Floris de Montmorency, seigneur 
de Montigny et de Leuze , chevalier de la Toison d'or , 
gouverneur et grand bailli de Tournai et Tournaisis , 1'un 
des chefs les plus influents de la noblesse beige : un quart 
de siècle auparavant, dans Ie même lieu, avait péri aussi 
de mort violente Ie fameux don Antonio de Acuna , évêque 
de Zamora. 

Mon rapport a M. Ie ministre de Tintérieur contiendra, 
sur la mort du seigneur de Montigny, des révélations qui 
exciteront un vif intérét. Je vous ferai, en quelques mots, 
Ie récit des singulières circonslances qui amenèrent 1'exé- 
culion de 1'évéque de Zamora * , et ce sera par la que je 
terminerai cette lettre. 

Don Antonio de Acuna , évêque de Zamora , était fils 
lui-mémed'un évêque, nommé don Louis de Acuna. Dans 
sa jeunesse, il passa en Italië, et fut admis au service 
d'Alexandre VI ; il se lia étroilement avec Ie fils de ce 
pape, Gesar de Borgia. Le roi Ferdinand-le-Catholique Ie fit 
évêque de Garlhagène; depuis, il fut pro in u par Gharles- 



1 J'emprunte ce récit h une relation contemporaine inédite (celle da 
capitaine Gonfalo Hernandei de Oviedo y Val dei , doot j'ai parlé en 
rendant compte des manuscrita de la bibliothèque nationale ) et a la cöf- 
respondance de Charles-Qaint avec le duc de Setsa, que possêde 1'aca- 
démie d'histoire. Sandoval , Historici de Carlos V } liv. IX , fournit det 
détails moins complete. 



( 317 ) 

Quint a 1'évêché de Zamora. Don Antonio élait ambitieux; 
il convoitait Tarchevêché de Tolède, ou celui de Séville: 
il crut qu'il parviendrait a son but, en entrant dans la 
ligue des communes de Gastille contre 1'empereur *. Comme 
il avait du génie et de l'audace , il devint bientót 1'un 
des prineipaux chefs des révoltes. II revêtit la cuirasse , 
il s'arma, et marcha a leur téle; il commil, dit la relalion 
qui me sert de guide, toule sorte de rapines et de sacri- 
léges*. Aprés la balaille de Villalar, ou les communeros 
furent mis en déroutc, il s'enfuit. Reconnu et arrêlédans 
une ville de Navarre appartenanl au duc de Na ja ra, il fut 
conduil prisonnier au chaleau de Siraancas. Charles-Quint, 
en verlu de cominissions qu'il oblint successiyemcnt de 
Léon X , d'Adrien VI et de Clément VII, lui fit faire son 
proces. Pendant que les juges aposloliques délégués étaient 
occupésa instruire la cause, 1'évêque, redoutant Ie sort qui 
1'atlendait, concut Ie dessein de s'é vader, et voici Ie moyen 
infernal auquel il eut recours. L'alcaïde( conciërge) de la 
forteresse avait 1'babitude de venir Ie voir dans la chambre 
ou il était renferme , et de causer aveclui; 1'évéque avait 
dans cette chambre unetable surlaquelle était ordinaire- 
inent son brëviaire, recouvert d'un fourreau. Le jour qu'il 
choisit pour exéculer son projet , il placa, au lieu du bré- 
viaire , une pierre de la même dimension. L'alcaïde venu, 
il 1'cntretint, comme'de coutume, lui contant des choses 
qu'il savait propresa exciter vivemenl son intérêt. Au mo- 
ment ou celui-ci était le plus atlentif , 1'évêque prit un petit 
brasier qu'il avait prés de lui, en jeta les cendres au visage 
de l'alcaïde, et, aprés avoir ainsi aveuglé ce malheurcux , il 

1 Brantóme rapporte qu'il leur avait pertnadé de smeriger en républi- 
que, comme VenUc, Lucquea, Gêne» et d'autres filles d'ïtalie. 
s - 11 élait craint comme Ie feu, le temian como al fuego t dit Sandoval. 



(318) 

Ie ren versa, et lui fracassa la tête, au moyen de la pierre 
qu'il avait cachée. La victime avait cependant pu jeter des 
cris qui furent entendus. Son fils et quelques autres per- 
sonnes accoururent, et, lorsque 1'évêque voulut se sa u ver, 
il trouva les portes soigneusemenl ferme es. La nouvelle de 
ce crime ayant été apporlée a Charles-Quint, il en ressenlit 
une lelie indignation , qu'il envoya immédiatement a Si- 
maneas Ie licencié Rouquillo, avec ordre de faire mourir 
1'évêque : il ne fut donné a celui-ci que Ie temps de se 
confesser; après quoi, on 1'élrangla 4 . L'empereur se vit, 
pour ce fait , excommunié par Ie légat de Clément VII qui 
était a sa cour , et il fut obligé de s'adresser au pape , afin 
d'obtcnir 1'absolution pour lui et pour tous ceux qui 
avaient pris part a 1'exécution de 1'évêque. Ge qu'il y a de 
curieux, c'est que, dans la lettre qu'il écrivit a ce sujet a 
son ambassadeur a Rome, Charles-Quint s'excusait sur 
ce qu'il n'avait pas pensé, en ordonnant Ie chatiment de 
Tévêque , que eet acte fü\t de si grande importance : y en 
la verdad , fue provehido por nos , no pensando que 
fuesse de tanto moment o. 

Veuillez agréer, Monsieur Ie Président , et faire agréer 
a mes bonorables collègues 1'expression de mes sentiments 
les plus distingués et les plus dévoués. 

Gachajid. 

1 Cest ainsi que Ie porte la relation du capitaine Goncalo Hernandei 
de Of iedo , d'accord en cela avec Sandotal : mais Charles-Quint , dans 
sa lettre au duc de Sessa , du 30 mars 1626 , dit que Ie licencié Ronquillo 
fit étouffer Ie prélat: ahogandole, cotno Ie hizo ahogar. 

Sandoval setrompe du reste, lorsqu'il avance que cette exécution se 
fit a Pinsu de l'empereur, sin saberio el emperador. 



(319) 



Suite de la notice de* manuscrits conservés soit dans 
des dépót* public*, soit dan* des bibliotheque* particu- 
liere* , et qui ont rapport aux travaux de la commi*- 
sion. — Publioation* récente* envisagies *ou* Ie tnéme 
point de vue; par Ie baron de Reiffenberg. 

I. — MANÜSCRITS. 
BMJXELLES. 

Bibliotheque royale . 
( Voye* tome VII! , page 300 et suivantes.) 

I. 

Les annales de nos grande» institutions religieuses con- 
tiennent les documents les plus précieux sur notre ancienne 
hisloire, et, pour quelques époques, ce n'est tnême que dans 
les archives de nos monastères que Ton peut en trouverles 
itiatériaux. Aussi s'est-on appliqué a Ia bibliotheque royale, 
k completer aulant que possible, la série des manuscrits 
historiques qui concernent nos couvents et nos abbayes. 

Une rencontre heureuse yient de nous permettre d'ac- 
quérir un manuscrit intitulé : 

Abrègé chronologique et hi*torique de Vabbaye de 
Notre-Dame de Los, avec quelque* autre* remarques 
d' kist oir e, tirée* tant de* compte* ,regi*tre* et mémoires 
de ladite abbaye, que d'aucunes hts t oir es de ce pay* , 
depui* lafondation de ce monastere jusqud tan 1696; 
par F. Mighbl Gouselaike , religieus prestre et autrefoi* 
procureur et receveur de la mesme abbaye , syndic gé' 



r 



( 320 ) 

néralde Vordre deCisteaux dans les Pays-Bas frangaié, 
directeur de Vabbaye deMarquette. 2 vol. in-fol., ensem- 
ble de 1085 pages sans compter des tables forl amples. 

La destinée de eet ouvrage est assez singuliere. Un reli- 

gieux D. L. V qui 1'avait recueilli , a 1'époque de la 

suppression des couvents, Kern por la dans son exil en Alle- 
magne. Obligéde se défaire successivement de tout ce qu'il 
possédail, pour subvenir a ses besoins, il ne garda que les 
deux précieux volumes qui ne Ie quitlaient jamais. Il se 
ranimail en quelque sorte sous ce fardeau. Revenu enfin 
dans sa patrie, et devenu curé de Trith-Saint-Léger prés 
Valencienne, son trésor passa entre les mains d'une per- 
sonne qui Ie céda a M. Ducas de Lille. C'est celui-ci qui 
Fa vendu k la bibliothèque royale *. 

M. Lueien de Rosny , auteur d'une histoire de 1'abbaye 
de Los, ne porie pas un jugement trés-favorable de 1'oeuvre 
de dom Gouselaire, a laquelle il n'accorde qu'un intérét 
administratif qui adisparu aujourd'hui. 

Dom Gouselaire a laissé en manuscril un aulre travail ; 
eest un volume qu'il rédiga en 1699, a la priére de 1'ab- 
besse de Marquette, Élisabetb de Grevant de Huraières : il 
est inlitulé : Sommaire et répertoire des Utres de 1'abbaye 
de Notre-Dame de Repos , a Marquette \ 

L'histoire de 1'abbaye de Los, prés de Lille {De Laude) 
est précédée d'une longue dédicace en latin a 1'abbé Al- 
béric Boulit, et a loule la communauté. Elle est dalée du 
l er janvier 1698, et Gouselaire y appelle son travail : Chro- 
nicam titulorum ejusdem coenobii historiam ; ajoutant 



1 Voy . VJnnuaire de cette bibliothèque pour 1845. 

2 A. Le GUy, Hist. ctdescriptiondes archiv. générales du dép. du Nord, 
a Lille. Document» inédits, rapport* et nottces, II, 87. 



( 321 ) 

qu'il avait été plus de vingt ans procureur et receveur de 
cetlc maison. 11 commen$a la rédaclion de son ouvrage au 
mois de juillet 1696, et Ie lermina dans la cinquantième 
année depuis sa profession. Il s'élait servi avec succes des 
notes et mémoires de dom Adrien du Roy , sou prédéces- 
seur dans la charge de receveur de 1'abbaye. 

Le lilre primilif de 1'abbaye de Los, en Tan 1 146 , ne se 
retrouvait pas. Le plus ancien qu'elle possédat étail de 
1'an 1147. On sait que ce monastère fut fondé par Thierri 
d'Alsace , quinziéme comte de Flandre, et par Sibylle d'An- 
jou, sa femme. 

Gouselaire, ainsi que Buzelin, place l'instilution de 
1'échevinage de Lille sous Tan 1195. 

Arri vé a la mort de 1'empereur Baudouin , il dit , en invo- 
quant Buzelin et Oudegherst, qu'il fut fait prisonnier par le 
roi de Bulgarie, et qu'après avoir été tenu dans les fers 
i'espace de seize mois , on lui coupa les pieds et les mains 
et on jeta son corps dans un trou , oü il mourutau bout de 
trois jours. 

Vers Tan 1280, on éleva divers batimenls pour étendre 
et sécher les draps, ce qui marque , dit Gouselaire, quon 
en fabriquait chez nou»; on construisit aussi un moulin 
d l'huile el un aulre aux écorces. Pag. 421, sous Tan 1684, 
est nommé maitre Robert Robespierre f , procureur par 
office de Ia principauté d'Espinoy. 

En général, ainsi que Ta fait observer M. de Rosny, 
dom Gouselaire s'attache principalement a la partie con- 
tentieuse de son sujet. Lorsqu'il parle pour la première 
fois d'une concession, il rapporle immédiatement tous les 

1 II existait encore il y a peu d'année» un aubergiste de ce nona au 
village de Carvin-Espinoy , prés d'Arras. 

Tom. ix. 21 



( 322 ) 

faits subséquenlsqui y sont relatifs. Quaot aux événements 
de 1'hisloire civile ou polilique, c'est prdinairement d'a- 
près des témoignages déja connus qu-il en faitmention. 



PIERRE STOCKMANS. 

L'événement Ie plus considérable du dix-septième siècle 
est certainement la succession d'Espagne. Ce grand débal 
a embrassé environ soixante-dix-neuf années , si Ton tient 
compte du temps oü s'en sont fait sentir les résullats.U a 
exercé la politique la plus forte, mis en jeu les interets 
les plus hauts et les hommes les plushabiles. Au milieu de 
ces querelles , dont M. Mignet a exposé Ie cöté diplomatique 
avec une finesse mervcilleuse et une rare étendue de coup 
d'oeil, apparaft un jurisconsulte beige qui, les lois et les 
vieilles constitutions a la main , vient faire tête a Louis XIV 
et aux jurisconsultes francais a la suite de la cour. Le nom 
de Stockmans est inséparablement uni au droit de dévolu- 
tion, a cetle coutumedu Brabant, suivie dans quelques pro- 
vinces des Pays-Bas et d'après laquelle les biens patrimo- 
niaux étaient dévolus aux enfants du premier lit, sans 
égard pour les enfants du second , coutume que Louis XIV 
voulut faire passer dans 1'ordre politique, attendu quil 
ayait épousé Marie-Thérèse d'Antriche, issue du mariage 
de Philippe IV, roi d'Espagne, avec Élisabeth de France, 
et fille unique du premier lit. 

Stockmans était un esprit cal me et prudent, auquel 
convenait parfaüement la devise Tranquillè qu'il avait 
ajoutée a ses armes et qui se peint sur sa grave physiono- 
mie, dans son porlrait gravé par Harrewyn. Professeur 
distingué a Tuniversité de Louvain , il remplit successive*- 



( 323 ) 

ment des fonctions élevées dans la magistrature et emporta 
la réputation d'un jurisconsulte instruit, d'un roagistrat 
intégre , d'un hora me d etat plein de fermeté et de sagesse. 

La cour d 'appel de Bruxelles a entendu dernièrement 
I eloge de ce beige si distingué dans la boucbe de son pro- 
cureur général, et nous applaudissons de tout notre pou- 
voir k 1'innovation introduite par M. De Bavay dans les 
discours de rentree. L'histoire des hommes qui ont honoré 
la robe vaut infiniment mieux que les lieux communs les 
plus ingénieux. 

Legrand-père de Stockmans, nommé Sébastien, maitre 
depolice de la ville d'Anvers, épousa Jeanne Van Goinlle; 
son père, Henri Stockmans, surintendant des forti fica- 
tions de la même ville , mort en 1628 , avait eu pour 
femme Cornélie Knyf, décédée en 1630. 

Quant a Pierre Stockmans , il épousa Anne-Marie Scho- 
rebrott, morte en 1654. Son frère, Jean Stockmans, sei- 
gneur de Herve, deS^Laurent et de Bouchout , conseiller de 
1'amirauté a Ostende, cessa de vivre en 1659. Pétronille 
Stockmans, petite-ülle de ce dernier, fit une alliance illustre 
et bien au-dessus de sa condition, puisqu'elle contracta 
mariage avec Frédéric, landgrave de Hesse- Darm stad t, 
lieutenant-général au service du Czar Pierre I tf . 

Aujourd'hui Ie nom de Stockmans se trouve généalogi- 
quement éteint. Le dernier qui 1'ait por té , messire Jéróme- 
Benoit de Stockmans, marie a dame Josèphe-Gharlotte- 
Hyacinthed'HaunossetdeBruxelles, est décédé dans cetteca- 
pitale, sansposlérité, dans le courant dumois de mars 1853. 

Dame Éléonore-Victoire de Stockmans avait épousé mes- 
sire Jean-Fran^ois Van Meldert de Devaal. Le petit-lils de 
celui-ci, M. Eugène Van Meldert, conseiller provincial de 
la Flandre oriëntale, résidant au cbateau de Zele, vient de 



( 324 ) 

déposer h la bibliothèque royale, avec une noble générosiié 
qui mérite des imitateurs, 55 pièces provenant de la fa- 
milie de Stockmans et dont la plupart concernent Ie célè- 
bre conseiller. En voici Tanalyse par ordre chronologique. 

N° 1. 
1601 , 10 septembre, d Magdebourg, en latin. 

Lettres par lesquelles Frédéric Neukirchen de Hall , est élu cba- 

noine du chapitrede Magdebourg. 

(Authentique.) 

N° 2. 
1616, 51 aoüt, d Bruxelles, en flamand. 

Lettres patenles d'Albert et d'Isabelle, accordant aux magistrat» 

de Vil v orde une augmentation de salaire , pour chaque affaire dont 

ils auront a s'occuper. 

(Original , sceau perdu. ) 

N° 5. 
1650, 11 février, d Anvers, en latin. 

Lettre par laquelle Jean Meiderus , évêque d'Anvers , déclare 
que Pierre Stockmans, fils de Henri , et de Cornétie Knyf , du dio- 
cese d'Anvers, étudiant , a recu la tonsure cléricale. 

(Orig. , cachet sur papier, Signé : P. Co ene.) 

N° 4. 
1650 , 9 mars , en latin , a Louvain. 

Serment, conlenant toute la profession de foi catholique, prêlé 
par Pierre Stockmans 7 dans Ie choeur de 1'église collegiale de Sainl- 
Pierre , a Louvain , en qualilé de docteur en droit. 

(Orig., imprimé, Signé : Zangrius , sceau de la fa- 
culté de droit, enfermé dans une boite de fer-blanc. 



( 325 ) . 

N° 5. 
1633 , 7 novembre, d Bruxelles, en francais. 

Lettres par lesquelles Philippe, roi d'Espagne, mande au conseiller 
etreceveur de Brabant, au quartier deLouvain, qu'ayant nommé 
Pierre Slockmans , docteur ès-lois , a la place de maïtre Théodore 
Tuldenus , a la chaire de professeur de paralitles, a Funiversité de 
Lou vain , iU auronl a lui payer , en deux semestres, les mémes gages 
donl jouissait ce professeur, a savoir, 50 livres d'ordinaire, el 30 li- 
vres de crue el d'augmentalion, en tout 80 livres (a 40 gros mon. de Fl.) 

(Orig. , sceau perdu , Signé: Verrei ck en.) 

N° 6. 
1636, %9juillet, a Louvain, en latin. 

Reconnaissance par laquelle Balthazar Hildebrand déclare de- 
voir la somme de fl. 101 10 s. a Pierre Stockman* , docteur en 
droit, etc. , recteur de Tuniversité de Lou vain. 

(Orig. , signé et cachet. ) 

N° 7. 
1640, 28 novembre, en flamand, a Bruxelles. 

Lettres par lesquelles Philippe , roi d'Espagne , mande que, sur 
la proposition du marquis de Castel Rodrigo , gouverneur général 
des Pays-Bas , il a nommé a la place Je Philippe Steenhuyse , che- 
valier, baron dePoederlé, etc, etc, Pierre Slockmans, conseiller 
ordinaire du conseil privé, aux fonctions de garde des charlres de 
Brabant , conservées dans la trésorerie de Brabant, Limbourg, etc 

(Orig. , sceau enlevé, Signé .• Verre ycken.) 

N° 8. 
1643, 27 mars, a Bruxelles, en flamand. 

Lettres par lesquelles Ie méme déclare que, sur Ie bon rapport 



( 326 ) 

qui lui a élé fail de Pierre Stockman* , docteur en droit , professeur 
a Funiversité de Louvain, .et sur la proposition de don Fr. de 
Mello , gouverneur général des Pays-Bas , il 1'a nommé aux fonc- 
tions de conseiller ordinaire du conseil de Brabant. 

(Orig. , sceau perdu , signé sur Ie pli au dos , Verheycker.) 

K° 9. 
1644, 16 mai, a Bruxelles, en frangais. 

Lettres patentes par lesquelles don Francisco de Mello , gouver- 
neur général des Pays-Bas , nomme Jean Stockman* , Hcencié eu 
droit , aux fonctions d*avoeat fiscal , au siége de l'amiraulé , a 
Dunkerke, en remplacement de Godefroid Mortel. 

(Original, Signé : De Mello; plus bas: Verrbyckkn. Sceau perdu.) 

N° 10. 
1651 , 15 septembre, a Bruxelles , en flamand. 

Lettres par lesquelles Philippe , roi de Castille , etc. , accorde a 
Jean Stockman* , conseiller d*amirauté , seigneur de Bouchaul , de 
disposer de tous ses biens , ainsi qu'il Tentendra dans un testa- 
ment olographe ou public. 

(Original, sceau perdu , Signé sur Ie pli : Ra pp art.) 

N° 11. 
1652 , 21 juin, d Bruxelles, en francais. 

Lettres par lesquelles Philippe, roi d'Espagne, déclare nommer, 
sur la proposition de Léopold Guillaume , gouverneur général des 
Pays-Bas , aux fonctions de membre de la chambre mi-partie , in- 
slituée en exécution de Tart. 21 de la paix de Munster du 21 jan- 
vier 1648, messire Pierre Stockman*, conseiller ordinaire du 
conseil de Brabant. 

(Orig. , sceau perdu , *igné sur Ie pli, au dos : Verretgxen.) 



( 327 ) 

N° 12. 
1652, 5 décembre, d Bruxelles, en frangais. 

Lettres par lesquelles Ie même mande que , par la mort de Jean- 
Baptiste Maes , conseiller ordinaire de son conseil , Ie tour de Ia 
livraison de bois et charbons , appartenant a un conseiller ordi- 
naire de la première et de la vieille retenue dudit conseil, est de- 
venu vacant. Sur 1'avis de Léopold Guillaume , gouverneur général 
des Pays-Bas, il accorde, qu'a parlir du 24 juin 1655, Pierre 
Stockman* jouira de 200 esalios de bois , et de 48 sacs de char- 
bon. 

(Orig. , sceau perdu, Signé : Verre ycken.) 

N° 13. 
1653, 14 novembre, a Bruxelles, en frangais. 

Lettres par lesquelles Ie même nomme messire Pierre Stock- 
mans, seig r . de Lathuy et de Pietrebays, conseiller ordinaire du 
conseil de Brabant, aux ionctions dejuge délégué a la chambre 
mi-part ie, dont il est parlé dans Ie n° 11. 

(Orig., sceau perdu, signé au dos, sur Ie pli : Ybhbetcuit.) 

N° 14. 
1653, 24 novembre , en flamand. 

Lettres par lesquelles les états-généraux des Pays-Bas déclarent 
nommer Pierre Stockmans, seig r . de Lathuy, etc. , conseiller or- 
dinaire du roi d'Espagne en Brabant, aux fonctions dejuge délé- 
gué de Ia chambre mi-partie. 

( Orig. , sceau perdu, signé de la part des états : Mutsb.) 

N° 15. 
1653 , 24 novembre , a Bruxelles , en frangais. 

Lettres par lesquelles Ie roi mande que sur Favis de Léopold 
Guillaume, gouverneur général des Pays-Bas, il a nomméaux fonc- 



( 328 ) 

lions de ju ge délégué de la chambre mi-partie , dont s*agit plus haut r 

messire Jean Stockman $ , frère de Pierre , conseiller ordinaire dn 

conseil de Brabant, qui prélera en cette qualité sermenta Maline» 

aux deui parlies. 

(Original, sceau perdu, Signé : Verre ycken.) 

N° 16. 
1658, 12 novembre , a Bruxelles, en frangais. 

Ordonnance de payement de 1000 livrea, délivrée a Aurèle-Au- 
gustin Malinez, pour les dépenses et frais de route qu'il a supportés 
en allant aux diètes de Francforl et de Ratisbonne. 

( Copie authentique . ) 

N° 17. 
1660, 15 décembre , en flamand. 

Lettres par lesquelles Guillaume De Haen et Guillaume Vanden 
Dyck , échevins du haut-banc de Deurne , font connaitre que Ma- 
thieu Janssens a dédaré en leur présence avoir vendu a Lenart 
Van Uffels , brasseur a Anvers , tuteur , et au profil des enfants de 
feu Jean Stockmans^ avocat a Anvers, et a sa femme, Madeleine 
Pauwels , quelques bonniers de prairies. 

N° 18. 
1663 , 30 avril , a Bruxelles, en flamand. 

Octroi de Charles , roi d'Espagne , contre L. Van Uffels. 

(Sans intérêt, orig. , sceau perdu.) 

N» 19. 
1 663 , 1 2 mai , d Madrid , en francais* 

Lellres palentes par lesquelles Philippe , roi d'Espagne , nomme 
Pierre Slockmans, conseiller du conseil de Brabant, aux fonction* 
de conseiller et maitre de requêtes du conseil privé du roi aux 



( 329 ) 

Pays-Bas , pour Ie récompenser des services qu*il a rendus dans ses 
divers emplois , et eu égard a ses connaissances dans les lettres , a 
son expérience et a sa prudence. 

(Signé : Philippe , sceau perdu.) 

N° 20. 

1664, 5 mai, a Ratisbonne, en latin. 

Lettres par lesquelles Pempereur Léopold écrit a Walderode , 
relativement au subside fourni par Ie cercle de Bourgogne , pour 
la défense de la foi chrélienne et la guerre qui avait lieu en Hon- 
grie ; il lui mande que Pierre Stockman* lui a fait rapport de sa 
bonne conduite en cette occasion. 

( Copie authentique et certifiée, IFalderode , 7 mai 1604, sur papier.) 

N° 21. 
1664, 11 septembre, d Bruxelles, en espagnol. 

Certificat donné par Ie gouverneur général des Pays-Bas, don 
Louis Benavides, comte de Pinto, etc, constatant que Pierre 
Stockman* , envoyé a la dïète de Ratisbonne, a rendu de grands ser- 
vices au cercle de Bourgogne qu'il représente. 

(Original , Signé : de Pinto. ) 

N° 22. 
1670, 10 aout, d Bruxelles, en espagnol. 

Pierre Stockman* félicite Ie gouverneur général , récemment 

nomraé, sur son arrivée aux Pays-Bas; il en prend occasion pour 

lui rappeler les services qu'il a rendus a S. M. et pour lui deman- 

der pour son gendre Ignace Heymans, la place vacante de con- 

seillerde Brabant. 

( Orig. , Signé : P . Stockmaks. ) 

N° 23. 
1670, 24 septembre 9 d Bruxelles, en espagnol. 

Sur 1'apostille du gouverneur général , écrile en marge de la 



( 330 ) 

pièce précédente , Pierre Stockman* prend la liberté de prier le- 
dit gouverneur de Dommer son gendre susdit , a la place de prévót 
de Ia cour (alcade de Corte) , s'il y avait impossibilité de lui con- 
férer les fonctions de conseiller , ci-dessus demandées. 

(Origioal, Signé .* Stocrmans.) 

N ° 24 ' 
Même pièce, copie. 

N° 25. 
1672, 5 décembre, d Dóle, en la tin. 

Lettres patente» par lesquelles Herman fred de Marenches , cha- 
noine de Sainte-Marie a Dóle, remplacant A. De Grammont, ar- 
chevéque tn/?ar/t6u* de Constantinople , conservateur des privileges 
de 1'univesité de Dóle, déclare conférer a Sébastien Slockmans , 
d'Anvers, Ie titre de licencié en droit. 

(Signé: G. Laurent et Cl. Talbert, doyens de 1'uuiversité.} 
Encadrementde fleursen couleur. Parcherain original. 

N° 26. 
1680 , 2 mai, a Bruxelles , en flamand. 

Lettres patentes par lesquelles Charles, roi deCastille, etc. r 
déclare que, sur Ie rapport favorable qui lui a été fait óe Sébastien 
Stochmans , licencié en droit , et sur Ia présentation du duo de 
Villa-Hermosa, gouverneur général des Pays-Bas , il a nommé le- 
dit Stockmant aux fonctions de chef-mayeur de Rode, en rempla- 
cement de Francois Brisart , auquel il a payé , pour 1'indemniser 
de cetterésignation, la somme de 2400 florins. 

(Signé sur \ep\\ Verre yckeiï , au dos , comte de Saiict- 
Pierre et Vander Bokdt. Sceau détruit.) 

1680, 26 septembre , d Bruxelles , en flamand. 

Mêmes lettres qu'au n° 26 , a 1'exception que Ie démissionnaire 

est Claudio Gerardo. 

(Original.) 



(331 ) 

N° 28. 
1686, Sfévrier, en frangais. 

Quittance deè conseillers el receveurs des fin a nee» d'une «omme 
de 237 liv. 12 8. recue de (Pierre) Sioekmant, grand mayeur de 
Vilvorde , pour prix de chevaux malades , etc. 

(Original signé des conseillers et receveurs ; cachet.) 

N° 29. 
1691, 9juillet,en flamand. 

Lettres palentes par lesquelles Charles , roi d'Espagne , sur la 
deraande de Marie Florence Nicolartz, V° de Pierre Stockman*, en 
son vivant grand mayeur de Vilvorde , accorde la permission de 
créer une rente perpétuelle au profil des deux fils de ladite dame, 
du chef du legs fait a ces derniers, par Sébattien Sioekmant, 
grand mayeur de Rode. 

(Orig. , sceau perdu , signé au dos : Verretcke». ) 

N° 30. 
1700, 21 octobre, d Bruxelles , en flamand* 

Lettres du même accordant la permission de vendre des hiens 
au profil de Cécile Stockman» , fille de feu Pierre Sioekmant, et de 
Marie-Florentine Nicolaerts , religieuse carméiite , a Vilvorde. 

(Orig. , signé sar Ie pli : Schryrmaker. ) 

N° 31. 

Deux crayons généalogiques , constatant les belles alliances de la 
familie Stockman*, 

N° 32. 

Une lettre et deux noles adressées a messire Philippe Paul 
Stockman*, etc. , par lesquelles on lui fait parvenir : 1° l'inscrip- 
tion sépulcrale de Pierre Stockman*, enterré aux dominicains , a 
Bruxelles, décédé dans cette ville, Ie 7 mai 1671,* 2° Ie dessin de 
ses armoiries. 



( 332 ) 



II. PÜBLICATIONS RECENTES. 

I. PBÉLIMIKAIBBS HISTORIQTJES. 

1 . Die deutschen Stamtne und ihre Fürsten von D r Ferdikaw» 
Hekri Muller, IV ler Theil. Historich-geographische Darstellung 
von Deutschland in M titel A lier. Erster Theil. Berlin , Lüderitz, 
1844 , in-8°, de x, vin et 893 pages. 

Toutes ces questions d'ancienne géographie dont la solution import© 
si fort a notre histoire, sont d'une grande difficulté. M. Muller y répand 
une critique ingénieuse, mais quelquefois peut-être trop conjecturale \ 
car , ne nous y trompons pas , la docte et solide Allemagne a toujours eu 
une vive sympathie pour les hypotheses les plus hardies j quelquefoia 
méme elle substitue Ie roman a 1'histoire , et c'est ce que vient de faire 
encore M. Ie baron de Leutsch, dont nous avons annoncé 1'écrit sur lea 
Belges du temps de Gesar (tom. VIII, p. 338, p. 4). Les Celtica de H. Ie 
dooteur Lor. Diefenbach , dont nous avons parlé plusieurs fois , accor- 
dent aussi trop a ces suppositions historiques , aux autorités incertaines , 
aux traditions fabuleuses. 

2. Dictionnaire gêographique , topographique , historique , 
statistique, ecclésiastique , administratif, judiciaire et postal 
des communes, sections de communes et hameaux de Belgique y 
publié au mogen de documents officiële. Deuxième édition , tnise 
au courant jusqu'au 15 juin 18-44; par M. J.-M. Havard. 
Bruxelles, Charles Hen, 1844, in-8° de xxxv et 384 pp. k 
2 col. , avec une gr. tabl. et une carte. 

Ce dictionnaire, susceptible d'améliorations successives, est un livre 
indispensable. L'auteur Pa rédigé avec un soin minutieux et qui lui fait 
beaucoup d'honneur. En dressant la table onomastique du premier vo- 
lume des Monument* pour servir d 1'histoire des provinces de Natnur , de 
Hainaut et de Luxembourg , nous avons éprouvé quelles difficultés nais- 
sent de la confusion et de la transformation des noms de lieux dans notre 
pays. Ce traveil pénible et dont on ne peut se faire une idéé, nous a con- 
firmé dans Ie désir de voir composer enfin une bonne géographie de la, 



( 333 ) 

Belgiqueau moyen age.Ce sujet sollicite les jeunes érudtts, et, si j'osait, 
je Ie désignerais a H. f erdinand Hénaux, qui ré unit au savoir Ie iele et la 
patience. 

3. Die peinliche Gericht sordnung Kaiser KarFs V 9 nebst der 
Bamberger und der Brandeburger Halsgerichtsordnung... He- 
rausgegebett von D r Heinrich Zoepfl. Heidelberg, Winter, in-8°, 
xvi u et 264 pp. 

H. Zoepfl a sunri les plus anciennes éditions et a joint a 1'ordonnance 
pénale de Charles-Quint , un projet de code criminel, concu sous Ie même 
prince en 1521 et 1629, et publié pour la première fois d'après des ma- 
nuscrits. En parcourant ces codes , on est effrayé de la barbarie que 
1'homme qui se croit civilisé, s'obstine a conserver dans les choses qui 
touchent Ie plus a son bien-ètre. Et ne croyons pas qu'ü ne s'agisse ici 
qne du passé : il reste encore assei de traces aujourd'hui de notre vieille 
sauvagerie, et d'ailleurs , laissei faire certaines gens , et les abus revien- 
dront, et Ie travail des siècles sera sacrifié a d'antiques et absurdes res- 
taurations. 

4. Observations on popular antiquities : chiefly illustrating 
the origin ofour vulgar cu stoms , ceremonies, and superstitions , 
by John Brand, arranged, revised, and greatly enlarged for this 
edition by sir Henry Ellis, principal librarian of the british 
museum. London, Ch. Knight, 184 1 , 3 vol. in- 12 a 2 colonnes, 
vignet tes en bois.Tomeï, xx et £96 pp. j t. Il, iv et 209 pp.; 
t. 111, iv et 288 pp. 

Ce tableau des usages populaires et de leurs origines nous présente 
plusieurs coutunies , plusieurs croyances communes a la Belgique. Il est 
curieux, en général, de suivre dans les différents pays, les transforma- 
tions des idees et des usages. Cette généalogie , si elle était clairement 
établie , serait féconde en enseignements. 

5. Histoire des fêtes civiles et religieuses , usages ancien» et 
modernes de la Flandre et de diffèrentes villes de France^ par 
M me Clement, née Hemery, 2 e edition, Avesnes, Viroux, 1844, 
l re et 2°livr., 72 pp. el 2 pi. 

Pp. 1-52. Histoire de la confrérie du forestier de Bruges. 
Pp. 63-60. Tournoi a Valenciennes en 1466. 
Pp. 01-72. Fétes des Innocentsa Tournai. 



( 334 ) 

6. Sagen der NeckarthaU, der Bergsirasèe und des Oden* 
waldes. Aus dem munde des Volken und der Dichter gesammelt 
voqFriederich Baader , Man nh ei ra , F. Bassermann. 1843 , in- 12 
de xvi et 432 pp. avec unepl. grav. 

Pp. 356-376. Eginhard und Emma , von O.-F. Gruppe. 

7. Altehoch.undniederdeutsche V 'olhslieder mit Abhandlung 
und Anmerkungen , herausgegen von Lijdwig Uhland. Erster 
Band. Liedersammlung in fünf Buchern. Erste Abtheilung. 
Stuttgart und Tübingen , Cotta , 1844, tui et 561 pp. 

Uhland , Ie poëte aliemand par excellence , Ie poëte populaire , 
rhomme de vive imagination et de gracieus* fantaisie , est venu cette 
annee raême en Belgiqne chercber des matériaux pour son livre. La 
Beigiqae , tonte fiere d'un pareil hóte , lui a ehanté avec cequettorie 
phisieurs de ses beaux airs d'autrefois , de sas gothiques ballade*, de 
ses lais historiques. Mais deja dans Ie premier volume rédigé et iin- 
prime avant cette visite si flatteuse, nous trouvons quelque* cbaateas 
qui semblent nous appartenir, telle est, p. 153, celle de Heer Halewyn; 
a la p. 465 est la chanson du roi de Gastille, qui date de 1506 et qui cé- 
lèbre notre Philippe-le-Beau. 

Wie wil boren singhen 
Een druckelyc nieu liet 
Van die coninc van Caslilien 
Hoe dat ki aten lande schiet? etc. 

8. Romancero Ca steil ano o 9 colleccion de antiguos romances 
populares de los Espanoles , publicada con una introduccion y 
notas; por G.-B. Depping. Nueca edicion, con las notas de don 
Aïitqkio Aixala-Gauano , Leipsique, F.-A» Brockhaus, 1844, 
2 vol.in-12, l cr , lxxxiu el418pp.; 2°, ix et 482 pp. 

Le premier volume (pp. 412-418 ) contient trois romances surCharles- 
Quint; la première célèbre rexpédition de Tunis; la seconde a rapporti 
la prisje de Rome ; la troisième enfin raconte 1'abdication de l'eropereur 
d'Allemagne, roi des Espagnes , souverain des Pays-Bas, etc. 

Garlos Quinto de este nombre 
Emperador , residia 
En la vHla de Brusel s , 
Que pocas vices salia. 



( 335 ) 1 

1 
i 

k veinte y ciaco de octubre, \ 

Con certado lo lenian . 

Aiio de mil y quiuiento* 

Cincuenta y cinco corrian, etc. J 

9. Essai sur Vhistoire monetaire du pays de Lieg e, par Fer- 
dinand Henaux. Liége , Desoer, 1844, in-8° de 56 pp. (Extrait 
du Messager des sciences historiques. ) 

Halgré la publication du feu comte de Renesse, Ie sujet que traite iet 
M. Henaux était encoreneuf. Il a parfaitement préparé Ie terrain , et per- 
sonne mieux que lui n'élèvera Pédifice. La ou il laisse Pempreinte de set 
pas, il y a toujours bonne moisson a faire , et ce que Pon s'applaudit sui> 
tout de trouTer chet lui , c'est Paccord du gout et de Pérudition. 

M. Henaux remarque, p. 30 , que ce fut Gérard de Groesbeck qui, en 
1578 , basarda Ie premier , sur ses monnaies , Ie titre de prince de Liége, 

10. Oud- Nederland in de uit vroegere dagen, overgeblevene 
burgen en kastelen geschetst en afgebeeld door M. C.-P.-E. Rob i dé 
Vander Aa. 22 ,te affleveriog. Nyraegeo, C.-A. Vieweg, petit in-4°, 
3 pi. et 16 pp. detexte. 

Cet ouTrage ne peut manquer d'intéresser la Belgique que tant de 
souvenirs unissent a la Hollande. M. Robidé Vander Aa, qui éprouve pour 
let restes du passé un respect religieux, a imité Pexemple des Le Roy, 
des Sanderus , des Castillion , qui ont aussi voulu perpétuer des raonu- 
ments périssables. Son ouvrage est publié avec soin et a un prix modéré, 
ce qu'on ne peut pas toujours dire des publications bollandaises. H est 
tout plein de renseignements pour Phistoire civile et domestique des 
families. 

1 1 . Oudheidkundige mededeelingen , van L .-J .-F . J anssen. lil, 
met 2 gekleurde platen, Leyden, Luchtmans, 1844, in-8° de 
211-822 pp. 

M. Janssen est conservateur du muséc d'antiquités de Leyde, dont il 
a décrit «avamment les curiosités égyptiennes et orientales. Il s'occupe 
ici d'objets découverts en Hollande, et recherebe dans ce pays les ves- 

tiges effacés des Romains et des peuples barbares qui les ont précédés ou - 

suivia 

12. Nederland en Zweden, door M. G.-W. Vreede, 2 de afle- 



( 336) 

vering. Utrecht, N. Vander Monde, 1844 , in-8° deviu et 103- 
343 pp. 

Notre bulletin se félicite d'avoir eu la primeur de ces curieuses re- 
cherches diplomatiques qui rattachent les Pays-Bas a tout Ie nord de 
l'Europe et embrassent 1'époque écoulée entre l'avénement de Gustave- 
Adolphe et la chute d'Olden-Barneveld, c'est-a-dire de 1611 a 1618. 

18. Verhandelingen in geleerde genootschappen , van Jok as- 
Dam el Meyer, l ato bundel. Letter-oudheiden taalkundige. Ams- 
terdam, Ipenbuer en van Seldam, 1844, in-8° de xxvm et 
838 pp. sans Y errata. 

L'il lustre auteur de V esprit, origine et progrès des institutions judi- 
ciaires , était comme de raison, membre de plusieurs sociétés savantes, 
et il n'en était pas seulement membre honoraire. On a eu 1'heureuse idéé 
de rassembler ses travaux académiques et ses mélanges , qui forment un 
recueil a la fois agréable et instructif. Ce volume conticnt des mémoires 
en hollandais sur les mots b&tards dans la langue hollandaise, sur Pin- 
fluence réciproque des mots et de la pensee , sur la désignation des mois 
en langue des Pays-Bas , sur les noms Germains altérés par les Grecs et 
les Komains, sur 1'origine des mots alode et terre salique , sur les moyens 
de généraliser 1'idiome teutonique dans Ie royaume des Pays-Bas. 

On v retrouve , en francais , un memo ir e rédigé pour 1'académie de 
Bruxclles , sur l' origine de la diffèrence relative d V usage de la langue 
fiamande ou wallonne dans les Pays-Bas , et une Lettre d L'obseiyathje 
beige sur Ie mot nèerlandais et la langue hollandaise. 

1 4. Hütoire monetaire de la province d'Artois et des seigneu- 
ries qui en dèpèndaient , Béthune, Fauquembergues , Boulogne, 
Saint-Pol et Calais > essai par Alex. Hermand. Saint-Omer , 
Chauvin , 1843, gr. in-8°de 548 pp. et 8 pi. 

M. A. Hermand s'est fait depuis plusieurs années , avantageusement 
connaftre dans Ie numismatiquc. Le livre qu'il intitule modestement 
essai est presqu'un coup de maltre, 

15. La langue fla mande , son passé etson avenir. Projet d'une 
orthographe commune aux peuples des Pays-Bas et de la Basse- 
Allemagne , avec une carte de divers territoires oü Von parle le 
n ederdüitsch , par Hubert Vanden Hove (Delecourt, vice-prési- 
dent du tribunal de première in sta nee a Bruxelles. ) Bruxelles , 
JVluquardt, 1844, in-8° de 102 pages. 



( 337 ) 

Cet éorit prouve une grande connaissance de lalittérature flandro-ger- 
manique et des conditions véritables du problème. Par malheur, ni Ie* 
langues ni leur orthographe ne s'établissent logiqueraent , philosophi- 
quement ; 1'usage , les sympathies, mille causes déterminent Ie déve- 
loppement ou la décadence d'ua idiome , et si Ie flaraand peut étre 
considéré comme un excellent instrument philologique , comme un 
moyen de recherche érudite, s'il Ie faut respecter comme interpréte 
d'une partie de la nation, nous craignons bien qu'il ne puisse plus servir 
d'éléinent civilisateur. 

16. Notice chronologique et analytique sur les épidémie* et les 
èpizooties qui ont régnè en Hainaut , a diverse* époques , de 1006 
a 1882, par August™ Lacroix, archiviste de la province de 
Hainaut et de la ville de Mons, etc. , etc. (Variétés historiques 
incdites, n° 4). Bruxelles , Wouters et Comp. 1844, gr. in-8° 
de 38 pages ; quelques exeaiplaires sur papier nanquin. 

M. Lacroix en gardant les archives du Hainaut , ne rappel Ie en aucune 
fa^on Tépigramme célèbre dirigée contre ces autres geóliers de POrient 
qui ne font Hen et nuisent a qui veut faire. Plein de zèle et d'activité, 
il fait au contraire beaucoup , et tous ceux qui éprouvent lebesoin de 
son concours, sont sürs d'une obligeante collaboration. — Son tableau 
offreune donnée interessante pour Ia statistique comparée, et contri- 
buera a éclaircir la question de savoir si Ie progrès des sciences et de la 
cWilisation a été favorable a la santé de 1'homme et a son organisation 
physique. 

1 7. Carmina lalina a poètis recentioris aetaiis composita elegit 
et edidit Carolus F. Siedhof, Gymnasii regii , quod Auricae est , 
rector. Stutlgardiae , J.-F. Cast, 1845 , in-8° de xvi et 240 pp. 

La Belgique et les Pays-Bas en général oü plusieurs langues étaient aux 
prises , et dont la langue dominante avait peu de retentissement en 
Euro p e , abondent en poëtes latins, entre lesquels plusieurs avaient un 
féritable talent, indépendamment de la facilité et de 1'élégance du 
pastiche , ainsi que Ie démontreraient au besoin HM. Hoeufft et Hofman 
Peerlkamp. Les Pays-Bas, quelle que füt l'exiguité du recueil de 
M. Siedhof, ne pouvaient donc manquer d'y briller aux premiers rangs. 
Nousy trouvons sans surprise Daniel Heinsius de Gand et son fila Nicolas, 
mais nous y cherchons en yain Sidronius Hosschius et , a quelque distance 
de lui , "Walliu8, Becanus et Heyerus, l'auteur du joli poëme de Luna 
ardens . 

Tom. ix. 22 



( 338 ) 

A propos de Sidronius Hosschius, nous dirons, en passant, que 
H. H. Cornelissen nV pas touIu qu'on élev&t tin monument a eet homme 
distingué , sans joindre son hommage a celui da pays. Non-senlement 
les inscriptions scellées dans la pierre sont de lui, comme celles d'un 
grand nombre de construct ions et de médailles, mais, poëte latin, il 
a célébré en vers lemeilleur des poëtes latins de la Belgique. Le Sidronio 
Hosschio carmen epinicium a été inséré avec une planche dans le Mes- 
sager des sciences historiques, et tiré a part ; il forme une brochure in-8° 
«le 10 pp. 

18. Histoire des Belges a la fin du XV 111* siècle, avec une 
introduction contenant la portie diplomatique de cette histoire, 
pendant le règne de Charles VI et de Marie- Thérèse, par 
Ad. Borgnet , professeur a Vuniversitè de Liège. Bruxelles , 
A. Vandale, in-8°, t. I, de xu et 816 pp.; t. II, 1844, in-8° 
de 430 pp. 

91. Borgnet étudie depuis nombre d'années la révolution braban^onne 
de 1780 et les événemeuts qui Pont précédée. Doué d'un esprit droit, 
animé d'un vif amour de la vérité, il s'c»t dégagé de tout esprit de sys- 
töme et de parti : s'il a trop de gravité pour ne voir , avec beaucnup 
d'écrivains , qu'une parade ridicule dans le mouvement auquel Vander 
Noot a malheureusement attaché son nom , il est trop impartial pour le 
considérer comme irréprochable. On peut ne pas partager toutes sea 
idees, mais il n'est personne qui ne rende hommage a sa haute probité 
littéraire. Quant a 1'exécuüon, elle sedistinguepar un gout de simplicité 
et de naturel d'autant plus louable qu'il est extrêmement rare. 

M. Borgnet parle de la protestation de M. Raoux contre la réunion de 
la Belgique a la Franec. 

A cóté de ce courageux mémoire, il en parut un autre a Liége, peut- 
être plus vigoureux encore, et dont un francais était 1'auteur. En voici 
le titre : Faut-il réunirla Belgique d la France y ou faut-il en faire un 
itat indépendant? par Fbrbéol Cotkntii*. A Liége, chez la citoyenne 
Bollen, impr. libr. , quaiduPont-des-Arches, Tan troisième de la répu- 
blique, in-8» de 20 pp. 

Cette pièce bien écrite , bien raisonnée et dont 1'auteur rompt ou- 
vertement en visière avec les préjugés a la mode, mérite d'étre tirée 
de Toubli. 

Ferréol Cotentin débute ainsi : 

u Quelques personnes ont avance qu'il fallait que le Rh in servit dé- 



( 339 ) 

>» sormais de rempart et de barrière a la république francaise; et Boissy 
» d'Anglas, dans son éloquent discours, a laissé entrévoir que cette me- 
i« aure devait être Partiele préliminaire de toute pacification. 

» Quand on réfléchit que de cette question peut dépendre la paix ou la 
» guerre , c'est-a-dire , la tranquillité de PEurope entiére , on sent la né- 
» cessité de suivre les conseils d'une sage politique , plutót que Pimpul- 
» sion de Popinion , ou que Penthousiasme de la conquête. 

» Tout Ie monde sait que cette idéé est déjè vieilJe et qu'elle était un 
» des mobiles secrets de la politique de Richelieu, lorsqu'en 1631 il 
» intriguait, dans les cabinets de PEurope, pour soulever toutes les 
» puissances contre la maison d'Autriche. Quand 1'A.llemagne fut bien 
» ravagée et que Gustave-Adolphe Peut parcourue en vainqueur , Riche- 
» • lieu se bftta de faire un traite de partage avec les états~généraux , et 
» fit ensuite déclarer la guerre a PRspagne , qui possédait alors les Pays- 
>» Bas. » 

La limite du Rhin, qui est encore aujourd'hui en France Ie mot de 
ralliement de presque tous les partis , n'était pas du gout de Pauteur. 
Il ne veut point d'agrandissement de territoir e, et, s'arrêtant a Ia Belgi- 
que, en particulier, il se pose ce dilemuie; 

tt En supposant que nous gardions ces pays a titre de conquête , ou 
» nous laisserons a ces peuples leurforme de gouvernement, ou nous les 
» forcerons d'adopter Ie nótre. Dans Ie premier cas, leur gouvernement 
»> deviendrait sujet et tributaire par rapport au nótre, dont Ie caractère 
» essentiel doit être de ne point do min er. Ce serait d'ailleurs composer 
» avec leurs préjugés, briser Pensemble et Punité politique, et s'expo- 
» ser a des troubles et a une scission prochaine , parce qu'on n'a jamais 
» vu un gouvernement aristocratique vivre longtemps en bonne intelli- 
» gence sous la domination d'une democratie qui lui donne des lois. Dans 
» Ie second cas nous deviendrions tyrans, et ils se révolteraient imman- 
v quablement, comme ils Ponttoujours fait, contre ceux qui ontvouln 
» toucher a leurs lois et a leurs privileges. » 

Le citoyen Ferréol insiste sur Pattachement des Beiges a leurs consti- 
tutions, a leurs coutumes, a leurs croyances religieuses. Il déclare, sans 
détour, que la masse de la nation n'aime pas les Francais, et que ce qui 
a contribué a cette antipathie , ce sont les lois révolutionnaires et les 
mesures tyranniques et vexatoires de la foule inepte des agents de toute 
espöee qui, a la suite deDumouries, dévorèrent ce malheureux pays. 

« Les Belges ne se rénniront donc jamais volontairement a la France, et 
m il n'y a qu'une réunion volontaire que des républicains puissent légt- 
» timement accepter. » 



( 340 ) 

« Ma is en admettant que cette réunion ait lieu , dans une telle condi- 
n tion, 1'intérêt bien entendu de la France s'y oppose. i» Cette pariie de 
1'argumentation est développée avec soin. 

La conclu8ion est que la Belgique dolt conserver son indépendance 
et jouir d'un gouvernement libre , d'accord avec ses raceurs et ses opi- 
nions politiques et religieuses. 

L'auteur terraine en ces termes : a Je n'ai plus qu'un mot è dire : J'ai 
» combattu 1'opinion du jour, parce que je 1'ai crue dangereuse. J'ai 
» énoncé la mienne , parce que je 1'ai crue digne de nos destinées : je 
» laisse a la sagesse a juger. Heureusement les législateurs qui se trouvent 
» aujourd'hui au timon du gouvernement, sont au niveau de leur» subli- 
m mes fonctions. Fasse Ie ciel que les hommes de bien concourent ensem- 
u ble , par la réunion de leurs lumières, a arrêter les ravages de la guerre , 
» en nous procurant les bases d'une pacification glorieuse et durable. » 

(Voy. Ie Buil. du Bibl. beige, 1. 1«, rev. bibl. n° 147.) 

II. HISTOIRE GÉNÉRALE ET PARTICULIERE. 

19. Hisloire des peuples du Nord ou des Danois et des Nor- 
mands > depuis les temps les plus reculés jusqua la conquêie de 
VAngleterre par Guillaume de Normandie , et du royaume des 
Deux-Siciles par les pis de Tancrède de Hauteville; par Hesm 
Wheaton, ancien ministre des États-Unis pres la cour de Dane- 
marck, trad. de Tang la is, par Pacl Guillot, avocat, elc. Paris, 
Marc-Aurel, 1844 , lxi et 591 pp. avec deux pi. et une carle. 

La traduction de M. Guillot n'est pas toujours d'un style tres- franc et 
très-pur, mais elle a Ie grand avantage d'avoir été faite sous lesyeux de 
l'auteur qui Ta, de plus, enrichie du résultat de ses recherches et de ses 
études depuis 1'apparition de son ouvrage en 1831. M. Wheaton a écrit 
sur Ie Nord, dans Ie Nord mem e, au milieu même des monument» de 
1'antiquité septentrionale, dans la patrie des Rafn et des Finn-Magnusen. 
Son livre nous fera certainement mieux connaitre les races audacieuses 
qui portèrent jusque dans nos contrées la désolation et 1'épouvante, et 
dontlestracesrestèrentsilongtemps empreintes sur Ie sol de Ia Belgique. 

20. Histoire de V empire d\4utriche depuis les temps les plus 
reculés jusqu 3 au règne de Ferdinand /, empereur d'Autriche, 
en six époques , avec portraits et gravures, tables généalogiques , 
chronologiques et cartes gèographiques ; par Ie chevalier Charles 



( 341) 

de Coerelbergbe de Ddtzele , cotiseiller de S. M., torn. l er . 
Vienne, Gerald. 1844, gr. in-8° de 417 pp. , avec un portrait 
lithographié. 

Ge volume contientla première époque, qui embrasse les temp» primi- 
tifs et s'arrête a Pan 083 , au temp» de 1'empereur Othon II. L'auteur finit *■ 
par un tableau général de 1'Europe a cette époque. On ne sera pas faché 
de savoir que eet écrivain est né beige. 

21. Geschichte des Hauses Habsburg , von dem Fursten 
C.-M. Licbwowsky, VHI ten Theil. Wien, Schaumburg, 1844, 
in-8° de 200 et dv-dcclxi pp. , avec deux portraits gravés. 

Ce volume embrasse les années 1477-1403. Le troisième livre est inti- 
tulé : Pays-Bas et Bretagne. Maxim Uien vient en Belgique, il épouse 
Marie de Bourgogne et cette princesse meurt. On s'aperc.oit en lisant 
ces pages que M. Ie prince Licbnowsky, qui aimait a puiser aux sources 
originales et inédites, a consulté avec fruit les arebives de la Belgique, 
et nous qui avons été témoin de ses travaux assidus, pendant sa visite 
dans notre pays, nous pouvons lui rendre témoignage sur ce point. Il 
n'est personne qui n'apprenne avec regret que la mort vient de frapper 
eet auteur.— Parmi les pièces a Pap pui se trouve Ie testament de Marie 
de Bourgogne. Il est en latin , et la duchesse en mourant prie son époux , 
afin de décbarger sa conscience, de rendre aux enfants du duc de Guel- 
dre les états de leur père ou de les indemniser d'une maniere conve- 
nable. Le portrait de Marie, d'après le tableau d'un ancien maitre alle- 
mand de 1' Jmbraser-Sammlung de Vienne s'y trouve. Elle n'a pas ce 
qu'on a appelé la lèvre autrichienne. 

22. Correspondenz des Kaisers Karl F, aus dem kwniglichen 
Archiv und der Bibliotheque de Bourgogne zu Brussel metge- 
theilt, von D r . Karl. Lanz. Erster Band, 1513-1532. Leipzig, 
Brockhaus. 1844 , in-8° de xxvm et 706 pp. 

Voila donc encore un document authentique qui nous aidera a mieux 
connaitre ce grand empereur, dont le terops ne fait qu'accroitre la re- 
nommée. M. Lanz, dans l'impossibilité de tout impruner , a duchoisir, et 
son cboix a été dicté par un esprit judicieux. — En lisant tous ces vieux 
textes francais, on est étonné qu'un allemand qui parle a peine notre 
langue, ait pu apporter, en les publiant, une si minutieuse correction. 
— La correspondance de Charles-Quint aura trois volumes. 

2£. L'Espagne depuis le règne de Philippe II ,jusqu'd l'a- 
vènement des Bourbons, par M. Ch. Weiss, professeur d'his- 



( 342 ) 

/o/re, etc. Paris, Hachelte, 18'<4,2vol. iü-8°, t. l er , 442 pag. ; 
t. II, 408 pag. 

C'ouvrage de M. Weiss se reduit a peu prés aux conclusions suivantes. 
L'Espagne, a 1'avénement dePhilippe II, jouissait d'une immense prospé- 
rité ; ce prince ambitieux , qui aspirait réellement a la monarchie univer- 
selle , prépara sa décadence , par son système d'oppression et d'empiè- 
tements. Après lui la monarchie ne fit que déchoir et perdit toute sa 
prépondérance, jusqu'a ce que la ma is on de Bourbon Tint lui rendre des 
forces et réparer des fautes presque irréparables. M. Weiss se fait fort 
de prouver que, grace aux réformes que les Bourbons ont réalisées jus- 
qu'a ce jour, VEspagne est en voie de pro gres. 

Ce livre ne repose point, par malheur, sur des bases asses solides, sur 
des études asses approfondies. L'auteur exagère Ie tableau de la prospé- 
rité de 1'Espagne , au moment oü Pbiüppe II monta sur Ie tróne, et quand 
il vient a parier de notre révolution du XVI» siècle, il n'offre que des 
choses communes , superficielles et inexactes Ce qu'il dit de l'étabiis- 
sement de 1'inquisition en Belgique a été rectifié il y a longtemp*. Hais 
M. Weiss s'est peu inquiété de savoir ce que les Belges ont écrit sur leurs 
propres affaires. On se serait attendu aussi a ce qu'ü aurait peint d'une 
touche plus fiere et plus originale les portraits d'Egmont et du comte de 
Hornes, qu'il appelle un allié des Montmorency, et qui, pour Ie remar- 
queren courant, étaitun Montmorency même. ToulefoisM. Weiss ne sera- 
pas inutile a nos historiën», en élargissant leur horizon et en leur appre- 
ïiant a chercher jusqu'en Espagne ou dans les faits européens , Ie mot de- 
bien de nos phénomènes locaux et individuels. 

24. Hisloriiches Tasschenbuch , herausgegeben von Friedmcb 
Vos R au «ER. NeueFolge, sechster Jahrgang. Leipzig, Brockhaus > 
1848,in-12. 

Pp 491-030. Ueber Verfassung und Geschichie derStaedte in België». 

Sur 1'organisation et 1'histoire des yilles en Belgique, depuis Ie com- 
mencement du XV U e sièole jusqu'a la réunion du pays ala république 
francaise, par H. W. A. Arendt, professeura l'Université catholique de 
LouTain. 

25. Storia del/a Badia di Monte-Cassino divisa in lihri nove , 
cd illustrata dinote e documenti, di D. Lüigi Tosti, Cassinese. 
Tomo2 do , Napoli, Filippo Cirelli, 1842, in-8°de822pp. avec 
6 pi. lith. Des empreintes de sceaux sont gravces en bois dans 
Ie textc. 



( 343 ) 

Pp. 86-93. Notice sur une histoire inédite de la prise de Jérusalem, par 
Grégoire , évêque de Terracine. 

Pp. 121-130. Petri Diaconi casinensis ad Guibaldum Casinensem et 
Stabulensem abbatem liber de locis sanctis, 

Guibold on Wibald , abbé de Stavelot , avait été institué abbé du moni 
Cassin par l'empereur Lothaire, comme Ie dit Ie prologue. La descrip- 
iion de Pierre Ie Diacre est fort curieuse. 

Pp. 312—322. De quelques manuscrits du Xl« et du X1I° siècle con- 
servés au mont Cassin. 

26. Album biographique des Belges célèbres , dédiè aS. A. R. 
Mgr. Ie duc de Brabant. 2 vol. gr. in-4° , omes de 90 grav. et 
de 20 port r. gravés au burin. Bruxelles, J.-A. Ghabannes, 
éditeur, 1844, 2« livr., pp. 161-247. 

Fin de Partiele de Gerberge, par M.-P.-A. F. Gérard. 
Tbierri Martins d'Alost, par M. Laurent Wolffera. 
Harguerite d'Autriche, par M. Aleiandre Wauquier. 
Godefroid-le-Barbu, Ier duc de Brabant (inacheyé). 
Le comte de Gages, par M. Ie baron de Stassart. 

27. Biographie des hommes remarquables de la Flandre occi- 
dentale. Tomé II, Bruges, Van de Casteele-Werbrouck. 1844, 
in-8°de 318 pp. 

Cet ouvragea été rédigé par MM G. Carton, J. De Mersseman et F. Van 
de Putte. Il est peu de nonw de meilleur augure. Les notices qu'il con- 
tient sont écrites d'un stylesimple et rapide. Nous y avons remarqué ce- 
pendant quelques fautes (et qui n'en commet pas ?) ; mais on pourrait , a 
la rigueur, mettre la plupart sur le compte du typographe. Ainsi, p. 146, on 
lit : un long épitaphe dans lequel; p. 147, se distingua... pour se distingudt. 

28. L' in vestig at eur, journal de l'institut historique. Onzième 
année,t. IV ,2* série, 122 e livr.,octobre 1844. Paris, gr.in-8°. 

Pp. 344-345. Pièces fort curieuses comrauniquées avec desremarques 
par M. Achille Jubinal, et qu'il a extraites d'un des manuscrits de Gérard, 
conservés a La Haye. C'est le postscriptum d'une lettre écrite de 
Bruxelles, le 11 octobre 1520, par Marguerite d'Autricbe , a son neveu 
Charles-Quint,pourl'engager a traiter avec douceur le dauphin et le duc 
d'Orléans, lWrés comme otage , par Frangois l er , et un rapport de 
Bodin , huissier du roi , qui alla en Espagne pour \isiter les enfants de ce 
monarque, rapport qui motiva la lettre de Tarchiduchesse. Il résulte du 
récit de Bodin que la captivité des fils de Franc e fut très-dure. 11 dit que 
tous leurs domestiques francais leur ayaient été enlevés , et que le dau- 



( 344 ) 

phin, par suite de cette séparation, avait presque oublii sa languena~ 
turelle. Les deux captifs étaient dans une chambre assez obscure , 
n'ayant que des siêges de pierre ; leur Ut ne oonsistait qu'en une pail- 
lasse. La fenétre était si haute, si étroite et tellement garnie de bar- 
reaux de fer, bien que la muraille eüt plus de buit pieds d'épaisseur, 
qu'a peine donnait-elle de Vair et du jour. Les princes étaient très-pau- 
vrement habillés , et Ton refusa a 1'envoyé de leur père , qui les trouvait 
grand ia, la pennission deprendre leur mesure et de les toucher , dans la 
persuasion que , s'il emportait quetque chose qui eüt touche a leurs per- 
sonnes , il y avait gens en France qui ,par art magique et de nigromance , 
les rendraient saulvement par deed/ — Les archive» de Bruxelles possè- 
dent, comme celles de La Haye, des copies de ces documents dont les ori- 
ginaux sont a Yieone. M. A. Le Glay qui les a fait transcrire, se propose 
de les insérer dans un recueil intitulé : Nègociations diplomatiques 
entre la France et VAtitriche 1 pendant les trente premières années du 
XVI* siècle. 2 vol. in-4\ 

29. Oud en nieuw uit de vaderlandsche Geschiedenis en Letter- 
kunde, verzameld door P, Scheltema. Amsterd., G. Portie! je , 
1844, in-8° de vin et 288 pp. sans la table. 

Le nom de Scheltema est un des plus honorables dans la littérature 
hollandai.se : il annonce ala f o is lascience et une haute moralité. L'au- 
teur du présent recueil, tequel appartient par le sang a M. Jacques 
Scheltema | y a réuni la variété a la solidité. On y trouve des morceaux 
de M. Jacques Scheltema lui-même, de J. Wagenaar et J. W. de Crane,. 
et despièces autographes de Ru j ter et de Grotius. L'éditeur y a ajouté 
des biographies de Ferdinand de Beaufort et d'Hadrien Junius. 

80. Hendrick, graaf van Brederode, mede-g rondlegge der 

Nederlandsche vryheid verdedigd, door M. M.-C. Van Hall, 

staatsraad, kommandeur der orde van den N.-L. en lid van 

het K. N. I. Met platen. Amst., Joannes Muller, 1844, in-8° de 

\\i et 241 pp. 

Henri de Brederode était un esprit fougueux , d'une fier té extreme , 
ayant plus d'audace que de portee , plus d'ambition que de patriotisme j 
ma is il sedévoua a Iacause de la résistance, et lui rendit des services es- 
sentieU par sa résolution et même par ses emportements passionnés , 
car aux époques révolutionnaires la passion remue les matses et fraie la- 
route a la prudence. M. Van Hall , écrivain d'un grand talent, vient d'é» 
crire son apologie et de présenter son caractère sous le jour le plus fa- 



( 3-15 ) 

Torable. Cette défense, écrite avecbeaucoup d'adresse et de savoir, est 
peut-étre trop bienveillante , mais elle éclaircit plus d'un point de cri- 
tique et offre des point* de tuc nouveaux . 

3 1 . Hi slotre des expédiiions maritimes des Normands et de 
leur établissement en France, au X* siècle, par M. Depping, ou~ 
vrage couronné par l 1 académie des inscriptions et belles- lettres* 
Nouvelle édilion enlièrement refondue. Paris, Didier, 1844, 
ia- 12 de xv et 450 pp. 

Les Normands laissèrent en Belgique des traces terribles de leur pas- 
sage , et dans un mémoire auquel 1'académie de Bruxelles a accordé une 
médaille d'or, M. Paillard de Saint-Aiglan a dernièrement montré 
quelle avait été sur notre civilisation 1'influence des invasions de oes 
formidables corsaires. M. Yan Bolhuis avait précédemment traite ce 
sujet en hollandais. M. Depping roste toujours Ie maitre en ces ma- 
tières. Dans cette seconde édition , il a encore perfectionné son travail 
qui Qurait du Ie conduire tout droit a Vinstiiut , si dans les corps les plus 
il lustres ne se glissaient parfois de petites faiblesses indignes de la 
science et du talent. 

32. Der cardinal Ximenes und die hirchlichen Zustande 
Spaniens, am Ende des 15 and Anfang , der 16 Jahrhunderts , 
Insbe f endere ein Beitrag zur Geschichte und IV ar di ging der In- 
quisition, von G.-J. Hefele, door und o. p. der Th. su Tue- 
bingen. Tubingen , Laupp ( 1844), in-8° de vin, iv et 601 pp. 

P. 433. La ligue de Carobrai. 

33. Die Kriege Karls des Kuhnen Herzogs von Burg und und 
seiner Erben , met besonderen Bezug au f die Theilnalme der 
Schweizer an den se/ ben , von Emapïüel von Root , 1 1 ter Band , 
mitKarten ufid Platen. Schaff hausen , Hurler, 1844,in-8° de 
vi et 632 pp . 

Le second tome de ce curieux ouvrage commence en 1476 et conduit 
la guerre conlre les Suisses jusque sous Haxiniilien. La bataille de 
Granson et se» suites y sont racontées avec détail. 

34. Taschenbuch für Geschichte und Alterthum in Süddeuts- 
chland, herausgegeben von D r Heinrich Schreiber, vierten 
Jahrgang, met 3 Tafelsafbildungen. Freiburg im Breisgau , 
Ad. Emmerling, 1844 , in-18 de vin et 344 pp. 



( 3S6 ) 

M Schreiber estunsavant professeur de Puniversité de Fribourg, auquel 
Phistoire locale de »on pays a de très-impor tantes obügations. Parmi Ie» 
morceaux qui se rattachent de prés ou de loin a notre hisioire ancienne 
ou moderne, nous citerons celui sur les connaissances militaires des 
Celtes, sur Ie forgeron Weiland, auquel MM. Depping et Francisque 
Michel ont consacré un interessant mémoire , sur Pierre Hagenbach , 
<se favori malheureux de Charles-le-Téméraire , et sur les légendes rela- 
tives aux fées , sujet aimable sur lequel M Schreiber s'était déjè exercé, 
et après lui M. Alfred Maury. 

35. Geschiedenis der invoering en vestiging tan het chris- 
tendom in Nederland, van H.-J. Royaards. Derde, vermeerde 
en verbeterde uitgave. Utrecht, Vander Post, 1844, in-8° de 
xiv et 413 pages. 

Get ouvrage, couronné par Pinstitut des Pays-Bas et composé par ui» 
savant professeur de Puniversité d'Utrecht , quoique écrit au point de 
vuede laréforme, estempreint d'un sentiment religieux très~profond, et 
respire toute Pimpartialité qu'on pouvait attendre de la position parti- 
culiere de Pautcur. Sous Ie rapport littéraire c'esl aussi un lWre plein de 
mérite. 

36. Précis de V hisioire moderne considérée particulièretnent 
dans ses rapports avec la Belgique , par Théodobe Jüste. Bruxelles, 
Hen. 1845 (1844), in-12 de vin et 395 pages. 

Abrégé écrit aTec methode , clarté et sagesse , et bon a être mis entre 
les mains des jeunes gens. Les masses en sont bien disposées et la Bel- 
gique est naturellement amenée sur la scène au milieu des grands événe- 
ments qui ont agité Ie monde depuis Ie milieu du XV 8 siècle jusqu'au- 
jourd'hui( 1453-1831). 

87. Recueil des lettres missives de Henri IF , publié par 

M. Beroer de Xivrey , membre de 1'inslitut de Fr a nee. Paris, 

imprimerie royale, 1843 (Collection de documents inédits sur 

l'histoire de France, publice par ordre du Roi). ln-4° de xli et 

711 pp. avec deux fac-simile. 

Les lettres de Henri IV sont un monument vraiment francais, vraiment 
national et populaire. Mais elles seront lues avec intérêt partout, princi- 
palement aux Pays-Bas, dont la destinée dépendit si intimement de ceile 
de la France, comme elle en dépendra toujours. PTeat-ce pas, entre 
autres faits, Henri IV qui fixa Ie pavillon des Provinces-Unies , en leur 



(347) 

donnanl, sur leur demande, les couleur» de la ville de Pari»? — Le vo- 
lume dont uous avons enregistré le titre, contient, p. 330, et sous la 
date du 21 décembre 1680 , une lettre du bon Henri a Guillaume-le-Taoi~ 
turne. EIlc a été tirée de nos Bulletins , t. IV , p. 220, qui 1'avaient em- 
pruntée a un manuscrit déposé depuis a la bibliothèque royale (et non 
aux archives de Gand ). 

M. Berger de Xivrey remarque que le premier éditeur (M. J.-F. W.) 
s'est trompé sur la ville oü résidait alors le roi de Navarre ; c'était a 
Coutras et non a Tours. 

88. Coleccion de document os ineditos para la historia de Es* 
pana, por lus Senores Navarrete, Salva y Bararda. Madrid, 
libreria da Sojo. Tomo 4°, quaderoo, 2°. 

Cette livraison contient la fin de la relation envoyée par Feruand 
Cortes a 1'empereur Charles-Quint, avec d'autres pièces relatives aux 
navigations dans les Indes occidentale». 

III. DIPLOMATIQUE. 

89. Essai sur les archices histortques du chapitre de Vèglise 
cathèdrale de Notre-Dame a Saint-Omer ( Pas-de- Calais), par 
M. Vallet de Viriville. Saint-Omer, Chauvio, 1844, in-8°, de 
lxxxvjii pp. 

Cet inventaire, imprimé dans les mémoires de lasociété des antiquai- 
res de la Hor in ie, offre quantité de pièces relatives a la Belgique. Il a été 
rédigé avec beaucoup de soin et de methode par un ancien élève de Vé- 
eole des chartes, paléographe dtstingué, auquel on doit déja l'analyse 
des archiyes du département de 1'Aube. 

40. Begesta Jmperii. Die Begesten des Kaiserreiches von 
1246-1813. Neu bearbeitet von Joh. Fr. Boehxer. Stuttgart 
und Tübingen , Cotta, 1844 , in- 4° de x et 380 pp. 

On connaSt les nombreut travaux diplomatiques du savant bibliolhé- 
eaire de Francfort. Le nouveau volume intéresse aussi notrehistoire, qui 
ne saurait rompre avec celle des empereurs d'Allemagne. Ici apparais- 
sent Henri VI, Guillaume, Richard, Rodolphe, Adolphe, Albert et 
Henri VII. C'est dans cette longue période que s'élevèrent, entre autres> 
les difficultés sur 1'béritage de la f land re. M. Boehmer cite qoelquefois- 
des pièces originales et des cartulaires qui se conservent a Bruxell«s- r 



( 348 ) 

mait aucune publication beige moderne II s'estpmé aussi d'une source 
abondante a laquelle , nous osons Ie dire , il aurait pu puiser avec avan- 
tage. 

IV. HISTOIRE DES SCIENCES DES LETTRES ET DES ARTS. 

4 1 . Précis de Vhistoire des chamhres de rhètorlque et des so- 
ciétés dramatiques belges , dèdiè a S. A. /?. Mgr. Ie duc de Bra- 
bant, par T.-L.-H. Popeliers. Bruxelles, Wouters, 1844, 
in-18 , de 111 pp. 

L'auteur reviendra, illeproraet, sur cettematière, qu'il n'afait qu'ef- 
fleurer. Alors, sans doute , il donnera a son style plus de correction , a 
quelques-unes de ses idees plus de rectitude et de porlée. Il a réelle- 
ment trop négligé la grammaire. 

Il divise son sujet en trois périodes : les moralités , les mythes (?), les 
imitations. On lit sous ces rubriques quelques détails dont on peut 
profiter. 

42. Les romans en prose des cycles de la table ronde et de 
Charlemagne, par J.-W. Schmidt, inséré dans Y Annuaire de 
Vienne (Wiener Jahrbucher der Litteratur, 1825), traduit de 
railemand et annoté par Ie baron Ferdin and de Roisin. (Extrait 
des mémoires de la société des antiquaires de la Morinie), 
1844,in-8°del88pp. 

Les légendes sur lesquelles M. de Roisin fait connaftre Ie jugement 
d'un des meilleurs critiques de 1'AUemagne , se rattachent en partie k 
la Belgique; telles sont celle des quatre fils Aymon sur laquelle M. Fer- 
dinand Henaux a dernièrement écrit une dissertation interessante , et 
celle d'Oger Ie Danois. M. de Roisin, dans ses remarques , Teut bien dire 
que l'introduction a la cbronique de Philippe Mouskes (ou fflouskés) est 
un des vade mecum de la critique romane. Nous ne pouvons prendre ce 
compliment que pour une marque de sa bienveillance et de son amitié. 
Pour lui, qu'il continue a serTir d'interprète a 1'AUemagne auprès de la 
Franc e. Ce róle est beau et utile; il s'en acquit tera a merveille, surtout 
quand il trouvera des imprimeurs qui ne Ie mutileront pas comme ceux 
des antiquaires de la Morinie. Cette qualité d'antiquaire n'exige pas 
qu'on se fasse imprimer avec des caractères usès ou d'une facon parfois 
inintelligible. M. de RoUin a déja initié les littérateurs qui ont Ie mal- 



( 349 ) 

heur d'ignorer la langu e allemande, aux idéé* on peu conjecturales de 
M. Ie professeur Huiler sur la géographie ancienné, et a celles do M. Dieti 
sur les cours d'amour. Il va publier incessamment Ia traduction de Pon- 
Trage de celui-ci sur les troubadours. 

43. Mémoires et document* inèdits pour servir d Vhistoire de 
la Franche-Comtè , publiés par 1'académie de Besancon. Tomé 
Iroisième. Besancon, de Sainte-Agathe , 1844, xu et 343 pp. 

Pp. 390-484. Relation d'un voyage littéraire dans lesPays-Bas francais 
et antrichiens , lue a la séance publique de racadémie de Besancon, Ie 
21 décembre 1776, par Dom Anselme Berthod. 

M. A. Yoisin a publié en 1838, dans Ie Messager des sciences histori- 
queSf cette relation , qui a été tirée a part en une brochure de 48 pages ; 
mais ici Ie texte plus complet est accompagné de quantités d'annexes 

r 

que M. Yoisin n'a pas données. Parmi ces additions on remarque VEtat de 
la mais on de Marguerite d? Autriche, dont nous avons inséré, dèsl836,un 
extrait a la suite de notre édition de la Chronique mètrique de Chastel- 
lainet de Molinet, pp. 153-157. Le texte de PAcadémie de Besancon nous 
montre que sommelier de natoire doit étre remplacé par sommelier d'ora* 
toire. Quant au muteau qu'on réservait />owr le bouillon de madame , ce 
mot ne signifie pas morceau, ainsi qu'ou Pexplique , mais une partie du 
cou du boeuf ou Pos qui forme le gros de Pépaule. C'est un mot wallon 
dont le sens peut être très-naturellement inconnu a Besancon. Si Pon 
n 1 y est pas mieuxinformé de la marche de notre littérature historique, 
nous ne devons pas non plus en étre surpris. Du moins les honorables 
académiciens semblent animés envers nous de la plus aimable bienveil- 
lance. 

Les notes de Dom Berthod, omises par ffl. Yoisin, ou qui ue se trou- 
Taientpas dans sa copie, seront lues avec autant de plaisir que de profit. 

44. Annalen der Dliederlaendischen Malerei, Formschneide- 
und Kupferstecherkunst , von D r Georg Rethgeber. (suite) 
Gotha, J.-G. Muller, 1844, in-M., 282-443 pp. 

Cette partie commence a la mort de Franck Floris et va jusqu'au dé- 
part de P.-P. Rubens pour PItalie. 

45. La Belgique musical e. Cinquième année, 24 e livraison, 
17 oct. 1844, in-4°. 

Pp. 03-04. Apercu historique sur les développements de la musique 
beige, par Aug. Gaussoin. 17 e article. 



( 350 ) 

•58. Die Bauhütte der Mittelalters in Deutschland , vonRitter 
Carl Heideloff. Nurnberg, J.-A. Stein , 1844, in-4° de 10 et 
130 pages, 2 pi. et des fig. intercalées dans letexte. 

Le «avant etjudicieux auteur de V Ornementique dumoyen ége touche 
ici a un sujet curieux, et sur lequel on s'est lifré a des oonjectures quel- 
quefois romanesques. Il tracé 1'histoire des loges de ma f ons construc- 
teurs que nous avous séparés des francs-tnacons proprement dits (Sou- 
venirs d'un pèlerinage d Munich , I, 164). Quoiqu'il se renferme dans 
1'AUemague , laBelgique peut s'approprier le sujet qu'il traite, elle que 
1'AUemagne regarde avec raison comme une fille ou une SGBur. 

La partie historique est comprise dans les trente-trois premières pages. 
Il y est question des quatre loges-mères de Strasbourg , de Vienne , de 
Zurich et de Cologne. Le reste du livre est rempli par un mémoire sur 
Pogive ou 1'arc pointu dans 1'architecture des anciens; mémoire qni le 
termineet qui estprécédédeplusieurs documents importants, treizepiè- 
ces originales sur 1'organisation du corps des tailleurs de pierre ; un traite 
de geometrie architecturale attribué aJBansHoeschdeGmünden 1472 : 
enfin le petit livre de route ou memento contenant des régies architec- 
toniques de lïathias , maltre architecte de Ratisbonne en 1486. — Les 
planches représentent des sceaux et des costumes. Les gravures sur bois 
intercalées , des figures géométriques. 



V. PUBLIGATIONS PERIODIQUES. 

47. Message r des sciences historiques de Belgique, année 
1844, 8° livr. Gand, Hebbelynck, in-8°, fig. 

P. 340. Notice historique sur le village d'Heusden (Flandre oriëntale ), 
par Ph. Blomhabrt. 

P. 365 Essai historique sur les journaux beige* (suite), par A. Waaz£e« 

P. 381. Coup d'ceil sur Thistoire monetaire du pays de Lieg e, par F. Hé- 
haux (voy. n° 0) 

P. 431. Un chapitre sur Vhistoire de la sorcellerie en Belgique , sous 
les règnes d'Albert et Isabelle , par L. Vandx Walle. 

P. 470. Découverte a Saint-Omer du tombeau d'Adéle, fille de Rau- 
douin , comte de Flandre. 

4 8 . Messager des sciences h istoriques de Belgique. A n nee 1 844, 
4" livr. Gand, Hebbelynck, in-8°, fig. 



( 351 ) 

P. 473. Liber floribus Lamberti canonici, MS. da XII' siècle. Analyse 
et extrait par M. Jules de Saint-Genois. 

P. 507. Essai historique et statistique sur les journaux belges, par 
A. Warzèe (suite). 

P. 524. Antiquités celto-germaniques et gallo-romaines , trouvées sur 
Ie territoir e de Renaix et daas les communes environnantes , par Ed, 
Joly (premier article, sépultures gallo-romaines). 

P. 539. Un pape des fous a Soignies , etc, , etc. 



>. La revue de Lieg e , paraissant Ie 15 de chaque mois 
(sous la direction de M. Félix Van Hulst ) , 9 e livraison , 15 sep- 
tembre 1844. Liége, Félix Ou dart , in -8°. 

Pp. 217-233. Suite de la notice de Charles de Langhe , par M. F. Van 
Hulst , qui sait donner un intérêt particulier auxbiographies littéraires. — 
Nou» regrettons de ne pouvoir mentionner avec les éloges qu'ils méritent 
les articlesdeMH.Lesbroussart, Alphunse LeRoy, Léon Wooquier, etc, 
articlesquimalheureusement sortcnt de ootre sujet. 

50. Revue nationale de Belgique. Sixième armee, tome XI, 
1 844 , in-8». 

Pp. 61-08. La balance commerciële de la Belgique. 

51. Revue nationale de Belgique, t. XII, 4° livr. Bruxeiles, 
A. Decq, 1844, in-8°. 

Pp. 232-242. La cour et lavie intérieure deCharles-Quint, d'après les 
lettres de Guillaume Van Ha Ie ou Mali neus. 

Le rédacteur reproche a 1'éditeur de ces lettres de pousser Ie panégy- 
rique jusqu'a proclamer Gharles-Quint Ie créateur de la politique d'é- 
quilibre. C'est dpeuprès, ce lui semble, faire honneur d lafièvre de ia 
dieouverte du quinquina. D'abord il n'y a pas eu panégyrique. L'éditeur 
admire Charles-Quint , il est persuadé que la postérité ne lui a pas en- 
eore ren du pleine et entière justice; mais il ne dissimnle pas ses défauts, 
loin de lè. Quant a la politique d'équilibre , peut-étre n'a-t-il pas eu Tart 
de se fairebien comprendre. Cependant si par la il faut entendre le système 
qni , contrairement a la politique d'isolement , laquelle régna presque 
seule avant le grand empereur, cherchait a contenir les puissances les 
unes par les autres , a profiter de la valeur relative des moindres états et 
a faire entrer dans le jeu de ses combinaisons des nations et des princes 
a peine connus de nous a cette époque, on pourra non-seulement passer 
sur cette opinion , mais encore 1'approuver hautement. 



( 352 ) 

52. Archief voor kerkelyk geschiedenis , inzonderheid tan 
Nederland, verzameld door N.-C. KrsT en H.-J. Royaards, 
hoogleeraren te Leiden en Utrecht. XV de deel. Leiden, Lucht- 
man, 1844 , in-8° de vi et 480 pp. avec 6 pi. 

Pp. 360-480. Sur Ie caractère huraoristique do christianisnie a 1'épo- 
que qui a précédé la réforme du XVI* siècle, envisagé principalement 
dans rarchitecture sacrée et Ia danse des morts par M. N.-C. Kist. 

Pp. 113-175. De la situation d 'Au vers après Pintroduction de la ré- 
forme , en 1567 , par J.-C. Schvltz Jacobi , prédicant a Zutphen. 

Pp. 183-348. Vie, caractère et mérite littéraire d'Herman Fankei, de 
Bruges, considéré principalement comme théologien de la réforme. Par 
J. Borsius, prédicant a Middelbourg. 

53. Archief voor kerkelyke en wereldsche geschiedenissen in- 
zonderheid van Utrecht..,, door J.-J. Dodt van Fleksburg. IV" 
deel. Utrecht, N. Vandcr Monde, 1844 , in-4°devnet 404 pp. 

54. Journal des savants, aout 1844. 

Pp. 440-471. Bel article de M. Mignet sur Antonio Perex et Philippe II, 
dans lequel il est question de la conduite et des projets de don Juan 
d'Autriche, pendant qu'il était aux Pays-Bas. 

55. Le Correspondant , recue il périodique , paraissaut Ie 10 
et le 25 de chaque mois. Tomé VII, 2° année, 10 e livraison , 
25aoüt. Paris, Waille, 1844, in-8°. 

Pp. 402-510. Des changements dans le climat de la France, par le 
docteur Fostrr (pour être continue). 

La Gaule au temp» de Gesar avait un climat très-rigoureux. Les hivers 
étaient longs et d'un froid excessif. Des vents impétueux la boulever- 
saient continuellement. Le Boulonnois, laFlandre, 1'Artois, le Hainaut, 
dit M.Fuster, n'existaient pas réellement ; ils étaient envahis par dea 
bois et des foréts. Ges forêts se confondaient a Pest avec les vastes forèta 
des Ardennes , a 1'ouest avec celles du rivage de la mer du Iford et de la 
Manche , au snd avec les bois et les épaisses foréts du pays des Bellova- 
ques. La forét des Ardennes, ajoute-t-il , la plus grande de la Gaule, tra- 
versa it le pays des Trévires , et s'étendait des bords du Rh in aux fron- 
tières des Nerviens et des Rémois. Elle avait en longueur, selon la 
supputation de César, rectifiée par d'Anville , environ 53 lieues. Com- 
piégne et Senlis se trouvaient comprises dans ses embranchements. — 
Des lacs , des marais et des raarécages inondaient les bois et croupissaient 



( 353 ) 

dans les plaines; ils submergeaient la Flandre et Ie Hainaut.... Mais 
d'Auguste a Vespasien, des changement» sensibles se font reroarquer. 
Le climat de la Gaule s'adoucit encore au 111° siècle, eto. 

56. Revue de Paris. Nouv. série , année 1844, t. Vil , juilkt. 
Édit. de Bruxelles. 

Pp. 20-47. Petit roman de H. ArsèneHoussaye, sur la célèbre danseuse 
Marie-Anne Cupis de Camargo, née a Bruxelles le lÖavril 1710, d'une 
familie noble, mais non pas d'un grand d'Espayne, comme Ie dit 
M. Houssaye. 

57. Jnnales archêologiquea , dirigées par M. Didron, de la 
bibliothèque royale , secrétaire du comité historique des arts et 
monuments. Recueil mensuel , in -4° , 6g. II en paralt 6 livr. 

M. Didrona fondé un journal sérieux, oü la science est considérée a la 
fois de baut et dans ses détails. Il n'a pas reduit ridiculement et pour 
son propre compte 1'archéologie au blason ; il ne s'adresse pas Yaniteuse- 
ment aux potentats, qui n'ont rien a Toiren cette affaire : il laisse d'autre» 
nous donner ce burlesque spectacle , qui est bien peu digne de quelques 
hommes de capacité associés, sans savoir pourquoi, a ces saturnales lit- 
téraire». Chei lui 1'archéologie est ce qu'elle doit être, rien n'yborne 
sa vaste étendue , rien n'en dégrade le caractère. La Belgique obtiendra 
de H. Didron 1'attention qu'elle mérite. 

58. Belgische museum... uitgegeven door J.-F. Willehs. 
1844 , 8 d0 afflevering. Gent , Gyselinck , in-8°. 

Pp. 230-263. Dissertation de M. le D* J. Vander Meersch, d'Aude- 
narde, tendant a établir que les Anglais ne firent pas usage du canott n 
la bataille de Crécy , en 1346, ce que Voltaire , qui n'est pas toujours 
aussi inexact qu'on veutbien le dire, avait déja nié formellement. 

Pp. 253-260. Relation en vers flamands de la bataille de Crécy, par 
un témoin oculaire; fragment publié avec des notes de M. Willems. 

Pp. 261-263. Écbantillou du dialecte flamand de Saint-Trond, par 
M.G.-J.-J. Van West, 6ls. 

Pp. 264-283. Notice sur Jean de Weert , poëte flamand du XI V e siècle, 
avec des fragments de ses poësiestirés des manuscritsde la bibliothèque 
royale, par M. Willems. 

Pp. 284-287. Lettre de M. Dodt Van Flensburg d'Utrecht, sur don 
Carlos, fils de Philippe II. 

Pp. 288-378. Cbronique, par H. Willems, de la chambre de rhétori- 
que de Lierre , dont la bibliothèque royale vient d'acquérir presque tous 

Tom. ix. 23 



( 354 ) 

les papier8(avec deux planches ). Cette bibliothèque possède , par ra i Ie» 
imprimé*s, des pièces de Corneüle De Bie qui ne sont pas toules énumé- 
réesici. — Pasquin, docteur et astrologue , comédie en Ter* flaraaods r 
jouée par lachambre des ignorante de Lierre, en 1784. 

59. Zeitschrift für deutscher Alterthum, herausgegeben voo 
Moriz Haupt. Vierten Bandes, driltes Heft. Leipzig, Weidmann, 
1 844 , in-8°. 

Pp. 479-495. Geographie des Mittelalters ; sous ce titre Ie sa van t philo- 
logue Wilh. Wackernagel donne un extrait d'uu manuscrit de Berne 
(n° 260) : De orbe et e jus divisione ac universis regionibus tocius mundi , 
manuscrit qui semble remonter a 1'an 1350. Le 25 e cbapitre roole sur 
Ie Brabant, et le 58* sur la Flandre. Ils sont ainsi concus (pp. 482, 
484): 

De Brabancia XXV capitulum. 

Brabancia Germanie finalis est insula, que Gallie Bellice (Belgicae) 
est contingua, babens Renum ab oriente etFrigiam (Frisiam). Britanni- 
cum oceanum et Flandricum sinum sive ab aquilone inferiorem Galliam 
ab occidente superiorem vero Franciam a meridie. Quam Acupius famosa 
preterfluit multa habens opida et famosa. Terra fertilis in frugibus po- 
pulosa. Gens elegantis stature et venuste forme bellicosa animosa contra 
hoste 8. Inter se autem placita et quieta 

De Flandria capitulum LVI1I, 

Flandria est provincia Gallie Belgice iuxta litus Oceani. Constituta 
apud Germaniam ab occidente (sic), insulam Britaniam a septentrione, 
ab occidente mare Gallicum, a meridie Galliam Senonensem et Burgun- 
diam.Hec provincia quamTis situ terre sit panmla, multis tarnen bonis 
singularibus est referta. Est enim terra pascuis uberrima , et ar ra ent is 
et pecudibus plena. Nobilissimis opidis et partibus moris inclyta. Amp- 
nibus faro os is. Scilicet Scaudaleia undique irrigua, et perfusa. Gens eius 
elegans corpore et robusta. Multiplex in sobole et in substancia. In om- 
nium ra er ei urn diviciis locuplex. Yenusta facie generaliter et decora. 
Affectu pia. Affatu blanda. Gestu matura. Habitu honusta (honesta). 
Erga domestioos pacifica. Erga extraneos valde fida. Arte et ingenio. In 
opere lanifico preclara. Per cuius industriam magne parti orbis in lam- 
ficis (lanificiis) subvenitur. §. Nam preciosam lanam quam sibi Anglia 
communicat in pannos nobiles subtili artificio transmutans. Per mare , 
per terras multis regionibus amministrat. §. Est autem terra plana et 



( 353 ) 

frugifera in multis locis multos quidem arbores. Non tarnen muit as 
siluas. Gaudet quibusdam locis palustribus in quibus effodiuntur glebe 
que silvarum supplent defectura quoad igniura incrementum. Nam ex 
hii» calidus et forti» ignis solet fieri mag is efficax quam ex 1 ignis. Sed 
inatilior et TÜior quo ad cinerem gravior qno ad redolenciara et 
odorem. 

Pp. 567-572. Fragments celtico-belges qui existent encore ailleurs 
que dans les gloses malbergiques , par M. Ie professeur Leo. 

Ges fragments sont tirés du liber canonum de 1'évêque de Cambrai Al- 
béric. — On sait que les gloses malbergiques font 1'objet d'un mémoire 
récent de M. Edélestand Duméril. Paris, Brockhaus et Avenarius, 1843, 
in«8° de 48 pp. 

60. HeidelbergerJahrbücherderLiteratur, 37" Jahrg.,Sept. 
undOclob. 1844. Heidelberg, J.-C.-B. Mohr, 1844, in-8°. 

Pp. 654-670. Articlede M. Scblosser, sur 1'ouvrage de M. Gérard, in- 
titulé : Ferdinand Rapedius de Berg. 

Pp. 670-671. Note du mêrae sur Ie Résumé des négociations qui accom- 
pagnèrent la réoolution des Pays-Bas Autrichiens, par L.-P.-J. Van De 
Spiegel. 

6 1 . Neues Jahrbuch der berlinischer Geselt scha ft fiir deutsche 
Sprache und Alterthumskunde. Herausgegeben durch F.-H. 
Vander Hagen, Berlin, 1844, H. Schullze, in-8° de ti et 822 
pages. 

Pp. 52-72. Extraits d'un manuscrit en bas allemand (niederdeutschen) 
d'un voyage a la Terre-Sainte par Ludolf von Sachen (Partz). 

Pp. 157-180. Sur unpoëme en vieux francais du cjcle de Charlemagne 
(Zinnaro). 

Pp. 251-272. Le comte Guillaume de Hollande , d'après un poëmeen 
480 vers, MS. berlinois de Godefroid Tristan ( V.-D. Hagen). 

Le journal de la Belgique du 24 décembre 1844 conté- 
nait Ia lettre suivante : 

Alost , 22 décembre 1844. 
Monsieur , 

J'ai remarqué récemment dans votre journal que l*on de- 
mande quelle a été 1'origine de la familie Berthout, qui a jouc 
dans nos annales un róie important; de mème que des progrès 



( 356 ) 

de sa puissance , et 1'iüfluence qu'elle a exercée sur les affaires 
dupays? 

Je crois étre a méme , Monsieur , de fournir tous les rensei - 
gnements désirables sur cette familie, a laquelle j'appartiens , 
j'en possède la généalogie de Tan 690 (?), jusqu'a nos jours. Je 
la communiquerai avec plaisir a la personne qui se rendra chez 
moi a cette fin , munie d'une lettre d'un personnage connu. 

En cette attente je suis 

La veüve de J. Tack, née Thierpont. 

Dans 1'analyse du manuscrit de la bibliothèque de 1'univer- 
sité de Liége qui se trouve dans ce volume , M. Emile Gachet 
avait cru pouvoir risquer une ou deuxconjectures relativement 
au siége de 1'ancienne commanderie de Chanteraine , de 1'ordre 
de S'-Jean de Jérusalem. Des recherches postérieures lui ont 
prouvé qu'il s'était trompé. La ferme de Chanteraine était et 
est méme encore située a Pextrémité de la commune d'Huppaye, 
prés de Jodoigne. Elle fut longtemps Ie siége de la comman- 
derie, mais plus tard celle-ci fut en quelque sorte réunie a Ia 
commanderie de Yaillenpont , pres de Nivelles , et a la fin du 
XV III siècle , lorsqu'on les sépara de nouveau , il paratt que Ie 
siége de Chanteraine fut porté a Louvain au chateau César. 
M. Gachet se propose au reste d'adresser a la commission Ie 
résultat de ses recherches sur les différentes maisons de 1'or- 
dre de Malte en Belgique. 



FIN DU NEUVIEME VOLUME. 



TABLE DES MATIÈRES 

BV IflOTlftHB VOLUME. 



Séance du ff ootobre 1844. — Finances , 1 . — Présent atio o du premier 
volume des Monument* pour servird l'hisloire des provinoes de Namur, 
de Hainautei de Lusembourg , par M. De Reiffenberg, 2. — Rapport sur 
les trutaux relatifs a la Table chronologique des diplómes belges imprt- 
mès, 2 — 3. — Lettre de H. Ie prof. G.-G. Vreede , contenant des obser- 
▼ations sur un passage de Pouvrage que H. Frédéric Fdrster a consacré a 
Wallenstein , 3—6. — Communies* ion de M. De Ram relathremënt a un 
manuscrit de Pévêque Idacc, 6 — 7. — llorice d'un manuscrit de la bi- 
bliothèque de Puniversité de Liége, par H. Émile Gachet, 8 — 101. — Six 
chartes inédites des années 1103, 1118, 1122, 1186, 1140 et 1141, 
donnéespar Adalbert, comte de Saffenberg, Ie pape Gelase, Ie pape Ga- 
lixte II , 1'empereur Uenri V , Arnold I er , archevéque de Cologne , et com- 
muniquées par M. De Reiffenberg, 101—112. — Sur Philippe fflouskes, 
auteur du poëme roman des rois de Franc* ; par M. B.-C. Du Mortier, 
112—145. — Nouvelle justificaüon de Tülv f par rapport a Pincendie de 
Hagdebourg, traduite de Pallemand par M.Jfoetterfils, et présentée par 
M. De Ram, 146-161. 

Suite de la séance, — Trente-buit lettres de Joachim Hopperus a Phi- 
lippe II, éorites de 1670 a 1671 , avec les apostilles de ce roij publiées 
par M. De Reiffenberg , 162—233. — Rapport de M. Gachard sur ses re- 
cherches en Espagne , I. Bibliothèque de PEscurial , II. Bibliothèque na- 
tionale, III Bibliothèque de Pacadéraie royale d'histoire, IV. Archives 
de Simancas, etc, 234 — 318. 



II TABLE DES HATIÈBES. 

Suite de la notice des manuscrits conservès soit dans des dèpóts public s , 
soit dans des bibliothèques particulières , et qui ont rapport aux tra- 
vaux de la commission, par Ie baron De Reififenberg. 

Bruxelles, bibliotbèque royale, 319-331. 

Histoire de Vabbaye de Los , par dom Gouselaire , 319-322. 

Pièces concemant Pierre Stockman*, 322— 330. 

Püblicatiors RÉCKNTB&, par Ie baron De Reififenberg. 

Annonce de 61 ouvrages , 331 — 356. 

lettre sur les Bertbout , 365—366. 

Remarque de M. Gacbet sur la commanderie de Chanteraine , 356. 

FIN DE LA TABLE DES MATIERES. 



ERRATA. 



Tomé II, pag. 263, lig. 30, au lieu de Phtlibert, naturel grand prèyót^ lise* 

Philibert Naturel , grand prèvót. 

— — 277 , lig. 28 , au lieu de 1403 , lises 1043. 

ToME IX, — 23, diplóme de 1088. D'après la supputation de Vandenberch , 

on a lu Henri III ; c'est Henri IV qu'il faut lire. 

— — 24 , dipl. de 1101 1 lises encore Henri IV. 

— — 27, — de 1125, — Henri V. 

— _ 28, — de 1134, — Lothatre II. 

— — 29, — de 1136, — également Lothatre II. 

— ■ — 164, lig. 32, au lieu de Vostre Ma/esté plaira , lises Vostre Ma- 

jesté, plaira. 

— — 325, ligne 4, Théodore , lises Diodore. 

— Ibid. La pièce placée sous Ie n° 7 doit être date*e de 1'année 1664 

et non 1640. 






V 



UNIV. OF MICHIQAMi 

JAN 25 1912 



^ 



,*